Der naturen bloeme

Over Der naturen bloeme

Jacob van Maerlant schrijft uit de Liber de nature rerum rond 1350 over alles van de natuur als van mensen, viervoetige dieren, vogels, slangen, insecten en fabeldieren wat we nu een bestiaria noemen.

Geschreven en omgezet door Nico Koomen.

Inleiding staat onderaan.

Jacob van merlant die dit dichte

Omme te sendene tere ghifte

wil datmen dit boec nome

jn ulaems der naturen bloeme

5want noch noint in dietscen boeken

ne gheen dichtre wilde soeken

hiet te dichtene van naturen

van so messeliken creaturen

alse in desen boeken staen

10niemene nebbe dies waen

dat ic die materie vensede

els dan ic die rime pensede

want de materie vergaderde recht

van colne meester albrecht

15hute desen meesters die hir comen

die ic iv sal bi namen nomen

die erste es aristotiles

die met rechte wel deerste es

want hi van alre phisosophyen

20van alre naturliker clergien

bouen allen eidinen die hoit waren

crone draghet inder scaren

waer somen dit teikin siet AR

dats dat hi segghens pliet

25plinius die comet hier naer

wis boeke men oudet ouer waer

solinus dar na die van naturen

spreket scone in sire scrifturen

jn enen boeke diemen weet

30die vander werelt wondre heet

Sente ambrosius van melane

die van naturen doet te verstane

jn sinen boeke Exameron

dien nopmen dicken in dit doen

35sente bazelis sekerlike

dien got sende van emelrike

enen boec van beesten nature

staet dicken oec in dese scrifture

Sente isidorus oec mede

40die dicken groote nuttelikede

ghescreuen heuet in sinen boeken

dicken moetmen sijns hier roeken

echt meester iacob van vitri

bisscop van hakers so was hi

45sident cardinael van rome

sijns eist recht dat ic hier gome

een boec oec mar menne weet

wiene makede ghereet

die es geheeten onder hem somen

50experimentator hormenne nomen

sijn wort setti hier mede

alst noot es ter menegher stede

Galienus palladius

platearius fisogolus

55lucillus piso teofrastus

entie keiser claudius

dorothenus van athenen

ende dyogenus ghemeene

dymocritus apollodijn

60die vanden beesten die draghen venijn

jn sinen boeken latet besien

dionisius die fisisien

katon verro ende marcus

eraclides ende orpheus

65pitagoras ende menander

omerus ende nicander

mucianus dyagoras

virgilius ende andreas

coninc iuba patroneus

70coninc philometor metellus

coninc tholomeus vmbricus

coninc antigonus alfeus

coninc archelaus flaminus

philiomon ende nigidius

75ceneca ende cicero

entie wise ipocras also

nigidius ende matulidus

dit sijn die meesters dar wi dus

dit werc af ebben ghemaket

80dar toe die bouen allen smaket

dats die wise sente agustijn

seghet hier mede toe dat sijn

dar toe vander biblen de glose

saiet hier meneghe soete rose

85wien so fauelen dan vernoien

ende onnutte loghenen moien

lesier nutscap ende waer

ende uersta dat noit een haer

om niet ne mekede nature

90het nes so onwerde creature

sones teregher sake goet

want got die bouen al es vroet

dans te gheloeuene meer no min

dat hi hiet makede sonder min

95noch gheene dinc ne makede har seluen

noch die duuel noch die heluen

ne makeden creaturen nie

dies willic dat elc besie

ende loue gode van allen saken

100die wonderlic es in sijn maken

jc ebbe belouet ende wilt ghelden

ghewilleghelike ende sonder scelden

te dichtene .i. bestiaris

nochtan wetic wel dat waer is

105dat dar willem huten houe

een priester van goeden loue

van erdenborch: enen heuet ghemaket

mar hi waser in ontraket

want hine huten walsche dichte

110dies wart hi ontledet lichte

ende heuet dat ware begheuen

mar daric dit hute ebbe bescreuen

ebbic van broeder albrechte

van colne diemen wel met rechte

115hetet bloeme van der clergien

vp hem dar ix conlike lien

deerste boec sal iv bedieden

dat wonder datmen vindet van lieden

dander van .iiii. uoeten beesten

120darmen uele af spreket in geesten

die derde die sal sonder lieghen

sijn uan uoghelen die ulieghen

die vierde dats noch mee

es vanden wondre vander ze

125die uichte van uisschen meneghertiere

die die zee uoedet entie riuiere

den sesten belouic te sine

van serpenten met venine

die seuende sal sijn van wormen

130die sijn van messeliken uormen

die achtende van bomen die int wout

wassen arde menech fout

de neghende sal ghewaghen

van bomen die specie draghen

135die tiende sal bedieden dat cruud

dat menegherande heuet vertuud

die .xi. spreket van fonteinen

beeda van soeten ende van onreinen

die twelefste van dieren steenen

140beede van groten ende van cleenen

de dertienste van .vij. metalen

diemen moet huter erden halen

ende in allen desen boeken

mach hi vinden dies wilroeken

145medicina dachcurtinghe

scone redene ende leringhe

ende dit dichtic dor sinen wille

dien ix ian lude ende stille

dats mine here niclaus van cats

150ende omme dat mi ghebreket scats

biddic dat hem ghename si

dit iuweelkin van mi

Gode biddic al te voeren

ende sine moeder hute vercoren

155ende si minen sin verlichte

also dat ic moete dichte

dat vromelic si ende bequame

jc beghinne in marien name

Proloog.

Jacob van Maerlant die dit dicht

om te zenden een tere gift

wil dat men dit boek noemt

in Vlaams ‘Der naturen bloeme’

want nog nooit in Dietse boeken

en geen dichter zal het zoeken

om hier te dichten van de natuur

van zulke verschillende creaturen

zoals in deze boeken staan.

10 Niemand heeft de waan

dat ik deze materie veinsde

anders dat ik de rijmen peinsde

want de materie verzamelde echt

van Keulen meester Albrecht (1)

uit de meesters die hierna komen

en die ik bij namen zal noemen.

De eerste is Aristoteles

die met recht wel de eerste is

omdat hij van alle filosofen

20 en van andere klerken over de natuur

boven alle heidenen die er ooit waren

de kroon draagt van de scharen

waar je soms dit teken ziet, AR (2)

dat is dat hij het hier te zeggen pleegt.

25 Plinius die komt hierna

wiens boeken men houdt voor waar

Solinus daarna die van natuur

mooi spreekt in zijn geschriften

in een boek die men kent

30 en die ‘van de wereld wonderen’ heet.

Sint Ambrosius van Milaan

die van de natuur laat verstaan

in zijn boek ‘Exameron ‘

die noopt men veel hier te gebruiken.

35 Sint Basilius zeker

die God zond vanuit het hemelrijk

een boek over beesten natuur

staat ook vaak in dit schrift.

Sint Isidorus ook mede

40 die vele grote nuttigheden

geschreven heeft in zijn boeken

vaak moet men hem hier waarnemen.

Echt meester Jacob van Vitri

bisschop van Akko, dat was hij

45 en nu zittend kardinaal van Rome.

Ze hebben er echt op dat ik ze hier noem.

Een boek ook waarvan men weet

wie het maakte gereed

die is genoemd onder hen sommige.

50 Experimentator horen we wij het noemen.

Zijn woord zetten we hier mede

als het nodig is, op menige plaats.

Galenus en Palladius,

Platearius en Physologus,

55 Lucillus, Piso, Theophrastus

en de keizer Claudius,

Dorotheus van Athene,

en Dyogenus algemeen,

Dymocritus Apollodus,

60 die van de beesten die dragen venijn

in hun boeken laten zien,

Dionysus de geneesheer

Cato, Varro en Marcus,

Eraclides en Orpheus,

65 Pythagoras en Menander,

Homerus en Nicander,

Musianus en Dyagoras,

Vergilius en Andreas,

Koning Juba, Patronius,

70 koning Philometor, Metellus,

koning Ptolomeus, Umbricus,

koning Antigonus, Alpheus,

koning Archelaus, Flamicius,

Philemon en Nigidius,

75 Seneca en Cicero

en die wijze Hippocrates alzo

Hygienus en Matilius,

dit zijn die meesters waarvan wij dus

dit werk van hebben gemaakt.

80 Daarbij die boven allen staat

dat is de wijze Sint Augustinus

zeg het hier mede bij dat je van zijn

glossaria van de bijbel

hier ziet menige zoete strofen.

85 Wie zo fabels dan verdrieten

en onnutte leugens vermoeien

lees hier de nuttigheid en waarheid

en begrijp dat nooit voor niets

om niet nee maakte de natuur,

90 zelfs al is het zo’n onwaardig creatuur

het is voor enige zaken goed

want God die boven alles verstandig

dat te geloven is meer of min

dat Hij het niet maakte zonder bedoeling

95 nog geen ding maakt zichzelf

nog de duivel, nog de elven

nee, maakten die creaturen niet.

Zo wil ik dat elk beziet

en God looft in alle zaken

100 die wonderlijk zijn in hun maaksel.

Ik heb beloofd en laat het gelden

gewillig en zonder schelden

te dichten een bestiarium.

Nochtans weet ik wel dat het waar is

105 dat heer Willem uit de Hof,

een priester van goede lof

van Aardeburg, er een heeft gemaakt

maar hij was er in verdwaald

want hij uit het Frans dichtte

110 dus werd hij gemakkelijk ontwricht

en heeft het ware opgegeven.

Maar waar ik dit uit heb beschreven

heb ik van broeder Albrecht

van Keulen die men wel met recht

115 noemt ‘bloem van de geestelijkheid.

Op hem durf ik koen te vertrouwen.

Het eerste boek zal u verklaren

van het wonder dat men vindt van lieden.

De volgende van viervoetige beesten

120 waarvan men veel spreekt in verhalen.

De derde, die zal zonder liegen,

zijn van vogels die vliegen.

De vierde, dat is nog meer,

is van de wonderen van de zee.

125 De vijfde is van vele soorten vissen

die de zee voedt en de rivieren

De zesde beloof ik te zijn

van serpenten met venijn.

De zevende zal zijn van wormen

130 die zijn van misselijke vormen

De achtste van bomen die in het woud

groeien zeer menigvuldig.

De negende zal gewagen

van bomen die specerijen dragen.

135 De tiende zal verklaren het kruid

dat menigvuldige kracht heeft.

De elfde spreekt van fonteinen

beide, van zoete en van onreine.

De twaalfde van dure stenen

140 beide, van grote en van kleine.

De dertiende van zeven metalen

die men uit de aarde moet halen.

En in al deze boeken

mag hij vinden, die zich er toe zet,

145 medicijnen en tijdverdrijf,

mooie redenen en lering.

En dit dicht ik door zijn wil

die 9 luid en stil,

dat is mijn heer Niclaus van Cats

150 omdat hij mijn gebreken schat

bid ik dat het hem aangenaam zij

dit juweeltje van mij.

God bid ik van tevoren

en zijn Moeder uitverkoren

155 dat zij mijn geest verlicht

alzo dat ik moet dichten

dat goed is en bekwaam

Ik begin in Maria ‘s naam.

Menselijke levensstadia

Omme dat de mensce nader scrifturen

160coninc es der creaturen

es dus van hem mijn beghin

alst kint comet ter werelt in

so eist bouen allen dieren cranc

want het neuet crupen no ganc

165ende aristotiles die seghet

dat hem te wassene pleghet

ter seuender maent hare tande

ende meest es hare soch sulkerande

dat der vrouwen melc si heet

170dat kindekin ne doet noch weet

altoes negheen quaet

voer dat sprekens bestaet

dits deerste etaet vanden kinde

also als icket bescreuen vinde

175dandre etaet die gaet in

alst kint doet sprekens beghin

ende men seghet die spade gaen

dat si erst sprekens bestaen

lettel vindemerre die wel sproken

180her hem die moude werdet beloken

jn .v. iaren als aristotiles telt

heuet kint sire langhen delt

dese kintsce etaet strecket te waren

alsemen seghet te .xv. iaren

ende heuet ene name van suuerheden

jn latijn maer al nu heden

es die quateit so verheuen

datter lettel suuer leuen

tote dat si tharen daghen comen

hier bi heuet menscheit af ghenomen

ioghet hetet de derde etaet

die te .xv. iaren bestaet

ende strecket tote xxv iaren

dan wint die mensche uort te waren

mar lase de menscelichede

vloiet so nu in die onsuuerhede

dat de mensce hem seluen vertert

met te doene dat hi beghert

dat hi cume mach heten man

200gans ende salech raet wart dan

datmen huwelic wilde sparen

tote .xxii. iaren

dan sijn die senewen entie been

beede wlcomen ouer een

205ende die waesdoem es al wlcomen

plaghemens het soude nu vromen

manneit es die vierde etaet

die te xxxv. jaren ane gaet

dan es die mensce wlcomen

210ende nature heuet ghenomen

hare groue ende hare linghe

entie luxurie ende hare dinghe

beghinnen inden man te gaen

dan willi starke dinc bestaen

215dese etaet van deser tijd

maket orloghe ende strijd

ende nijd ende ouerde riset

die dicke te stride wiset

dese etaet loept te waren

220vpward tote .L. jaren

ten .L. iaren comt die oude

die noit niemen ebben woude

nochtan wilt al lange leuen

aristotilus heuet bescreuen

225dat die houde comen moet

alse den mensce ontgaet sijn bloet

al houden saen man ende wijf

die lettel bloets ebben int lijf

dese etaet vallet in een strec

230want so ghierech wert ende vrec

ende dit es de redene twi

die mensce merket wel dat hi

te dale gaet. ende wille sparen

hem die na hem comen te waren

235te ebne hare lijfnere

ende oec om sijn selues there

alse die curtelike dernaer

niet ne wint ende es swaer

jnde oude mindert inden man

240alle smette die hem ghinc an

maer vrechede ende gierechede

beghinnen eerst dan wassen mede

ja al plachire niet te voren

nv heeftise vaste vercoren

245dese etaet strecket te waren

nv bi tide tote lxx. jaren

vort meer alse die mensce lijd

van lxx. jaren die tijd

so gaet hi tsuffen ende rasen

250hem dinket al die werelt duasen

al dat hi siet dinket hem quaet

hi lachtert al dat wale staet

mar hi priset al datter was

datter nv es dinket hem gheduas

255sine crachte die te breken

jn allen dinghen sonder in spreken

dat andre liede bringhen vort

dinken hem [wesen] dulle word

ende tsine dinket hem wesen groot

260dese etaet die loept ter doot

want al dat lijf heuet ontfaen

moet ter doet ten hende gaen

maer dar na comt dat langhe lijf

dies nemmermeer ne wert gheblijf

265iof du sies dat enech man

ter gadoet spoet so nem dan

een mes ende mac int hore .i. gat

ende jof tu heues tijd ende stat

doe hem laten die mediane

270want bloet doet hem na minen wane

1. Menselijke levensstadia.

Omdat de mensen naar de schriften

160 koning is van de creaturen

is dus van hem mijn begin.

Als kind komt het ter wereld in

Zo is het boven alle dieren zwak

want het niet kruipt of gaat.

165 En Aristoteles die zegt

dat bij hem te groeien pleegt

in de zevende maand zijn tanden.

En meestal is hun zog zodanig

dat de vrouwenmelk is heet.

170 Dat kindje dat niets doet of weet

in ieder geval nog geen kwaad

voordat het spreken gaat.

Dat is de eerste staat van het kind

zoals ik het beschreven vindt.

175 De andere staat die gaat in

als het kind met spreken begint.

En men zegt het, die laat gaan lopen

dat die het eerste spreken gaan.

Weinig vindt men er die goed spraken

180 eer hem de schedel werd gesloten.

In vijf jaren, zoals Aristoteles telt

heeft het kind zijn langste gedeelte.

Deze kindse staat strekt ze te bewaren,

zoals men zegt, tot vijftien jaren

en heeft een naam van zuiverheden (1)

in Latijn. Maar nu tegenwoordig

is die kwaadheid al zo verheven

dat er weinig zuiver leven

totdat ze tot hun dagen komen.

Hierom heeft de mensheid achteruitgegaan.

Jeugd heet de derde staat

die vanaf vijftien jaar bestaat

en strekt tot vijf en twintig jaren.

Dan wint de mens voort te waren

maar helaas, de menselijkheden

vliedt zo in onzuiverheden

dat de mens zichzelf verteert

met te doen wat hij begeert

dat hij nauwelijks mens mag heten.

200 Goede en zalige raad is het dan

dat men het huwelijk moet sparen

tot de twee en twintigste jaren

dan komen de zenuwen en de benen

beide volkomen met elkaar overeen

205 en is de volwassenheid zo volkomen

doet men dit, het zou verbeteren.

Manlijkheid is de vierde staat

die met vijf en dertig jaren aangaat

dan is de mens volkomen

210 en de natuur heeft genomen

zijn dikte en zijn lengte

en wulpsheid en haar dingen

beginnen in de man te gaan,

dan wil hij sterke dingen doen.

215 Deze staat van deze tijd

maakt oorlog en strijd

en afgunst en hoogmoed die rijst

die vaak tot strijd wijst.

Deze staat loopt te waren

220 opwaarts tot vijftig jaren.

Met vijftig jaren komt de ouderdom

die nooit iemand hebben wou

nochtans willen allen lang leven.

Aristoteles heeft geschreven

225 dat de ouderdom komen moet

als de mens ontgaat zijn bloed

al ouderdom gelijk, man en wijf

die weinig bloed hebben in het lijf.

Deze staat vervalt in een streek

230 dan wordt hij gierig en een vrek.

Dit is om reden twee,

De mens merkt wel dat hij

te dal gaat en wil sparen

voor hen die na hem komen te waren

235 en te hebben hun leeftocht

en ook om zichzelf te daar

als ze dit kort daarna

niet verdienen kunnen en het zwaar wordt.

Met de ouderdom vermindert in de man

240 alle smetten die hem gingen aan,

maar vrekkigheid en gierigheid

beginnen dan eerst te groeien mede.

Ja, al was hij dat niet tevoren

nu heeft hij het helemaal uitverkoren.

245 Deze staat strekt te waren

opwaarts soms tot zeventig jaren

verder meer als de mens gaat.

Vanaf zeventig jaren die tijd

dan gaat hij suffen en razen

250 en denkt dat iedereen in de wereld daast.

Van alles wat hij ziet denkt hij kwaad

hij lacht alles uit dat goed staat

maar hij prijst alles dat er was

dat er nu is dat is voor hem dwaas.

255 Zijn krachten die breken

in alle dingen, uitgezonderd in het spreken.

Wat andere lieden brengen voort

denkt hij te zijn gekke woorden

en het zijne dat denkt hij wijsheid groot.

260 Deze ouderdom loopt ter dood

want alles wat het lijf heeft ontvangen

moet met de dood ten einde gaan.

Maar daarna komt dat lange leven

dus nimmermeer is er een blijven.

265 Als je ziet dat enig man

naar snelle dood of pest spoedt neem dan

een mes en maak in het oor een gat

en als je hebt tijd en plaats

laat hem een ader in het midden van de arm.

270 want het bloed doodt hem naar mijn waan. (3)

(1) Burger: De kindertijd ontleent haar naam (pueritia) aan het woord dat ’zuiverheid’ betekent (puritas) - de afleiding is onjuist, maar typerend voor de middeleeuwse etymologie, die vrijwel uitsluitend gericht was op het achterhalen van de vermeende grondbetekenis van een woord.

(3) zijn bloed is dodelijk, vandaar het bloed laten.

nv hord van wonderliken lieden

dar ons die wise of bedieden

maer eer wi spreken van elken allene

horter of teersten int ghemeene

275om dat dese eerste boec bedied

dat wonder dat men ter werelt siet

so vraghemen of dat volc te samen

van adame onsen vader quamen

ende wi segghen neensi niet

280het ne sij also ghesciet

als ons scriuet adelijn

die seghet dat centauroene sijn

ghewassen ter werelt an

van den beesten ende van den man

285die wise segghen ieghen dat

al eist ghesciet te menegher stat

dat sulke dier onlanghe leuen

sente Jeronimus heuet bescreuen

jn sente pauwels vite

290die was die eerste heremite

datten sente anthonis sochte

jn die woude dar hi mochte

hem quam een wonder te ghemoete

een man staende up gheets uoete

295ende vor sijn vorhoft horne twe

alse buxhorne min no me

ende seide aldus spreke die scripture

jc bem eene steruelike creature

ende van minen ghesellen bode

300ende wi bidden v dat ghi bid gode

ouer mi ende ouer de mine

die hier wonen in de wostine

want wi bekennen dat hi es comen

den mensce te salicheden ende te vromen

305an scijnt na die vraie word

die men van Jeronimuse hord

als of dese creature adde jn

menscelike redene ende sin

maer wine segghen altoes niet

310dat dus beestelic een ghediet

van adame moghen sijn comen

ende al vindemen an hem somen

menscelike lede .i. deel

onse geloue es dat geheel

315dat si die siele niet hebben ontfaen

die nemmermeer machte gaen

ende het nes te wonderne niet

dat dus beestelic een ghediet

een deel van meeren sinne si

320want bi auonturen bedj

dat si in vterliken leden

gheliken der menscelicheden

si sijn een deel van binnen

machlichte van subtilen sinne

325dan andre bestelike diere

dit machmen dit merken schiere

nu es hier ghesproken int ghemene

vort hort van elken wondre allene

2. Nu hoort van wonderlijke lieden

daar ons de wijzen van aanwijzen,

maar voor wij spreken van elk alleen

hoor er eerst van in het algemeen.

275 Omdat dit eerste boek aanwijst

van het wonder dat men in de wereld ziet,

dan vraagt men of dat volk tezamen

van Adam onze vader kwam.

En wij zeggen, neen, dat is het niet

280 het is niet zo geschied.

Zoals ons schrijft Adelinus

die zegt dat er Centaurs (1) zijn

gewonnen in de wereld van

de beesten en van de man.

285 De wijzen zeggen ertegen dat

al is het gebeurd op vele plaatsen

en dat zulke dieren niet zeer lang leven.

Sint Hiëronymus heeft ze beschreven

in Sint Paulus leven.

290 Die was de eerste heremiet

die naar Sint Antonius zocht

en in het woud waar hij mocht

kwam hem een wonder tegemoet

een man staande op geitenvoeten

295 en voor zijn voorhoofd horens twee

als bokkenhorens min of meer

en zei, aldus zegt de schrift,

ԩk ben een sterfelijk creatuur

en van mijn gezellen een bode

300 en wij vragen u opdat u bidt tot God

voor mij en de mijnen

die hier wonen in de woestijn

want wij bekennen dat Hij is gekomen

om de mensen zalig te maken en te bate.

305 Nu schijnt het na die fraaie woorden

die men van Hiëronymus hoorde

alsof dit schepsel had in

menselijke rede en geest.

Maar wij zeggen altijd niet

310 dat dusdanige beesten die dit doen

van Adam mogen zijn gekomen.

En al vindt men aan hen soms

menselijke leden, een deel

ons geloof is geheel

315 dat ze niet de ziel hebben ontvangen

die nimmermeer mag uit gaan.

Het is te dan niet te verwonderen

dat dusdanig beestachtig volk

een deel van meerdere geesten is.

320 Want uit verhalen blijkt

dat ze in uiterlijke leden

gelijken op de mensen.

Ze zijn een deel van binnen

mogelijk van subtielere geest

325 dan andere beestachtige dieren.

Dit mag men opmerken snel.

Nu is hier gesproken in het algemeen

voort hoort van elk wonder alleen.

(1) paring van mens en dier, een onocentaur. Dit fabuleuze dier begon zijn literaire bestaan in de Septuagint. De Griekse versie van Jesaja 13: 21 en 34: 14 geeft onocentaurs weer voor het Hebreeuwse woord wat in de geautoriseerde versie ‘veldgeesten’ geworden is. ...’En veldgeesten daar rondhuppelen, wilde honden zullen huilen in de burchten en jakhalzen in de paleizen van wellust’, , 34; 14 ‘veldgeesten ontmoeten elkander, ja, daar zal het nachtspook verwijlen en een rustplaats voor zich vinden.’ Dat deze vertalers van Jesaja het woord niet uitgevonden hebben zien we in een passage van Aelianus waar hij, na de beschrijving van de onocentaur, zegt: ‘Pythagoras stelt dat dit ding, naar de getuigenis van Crates, uit Pergamum komt.’ Naar alle waarschijnlijkheid waren de vertalers bekend met Crates. Toen ze dan ook dit vreemde woord tegenkwamen hadden ze een probleem om het Hebreeuwse woord voor een verschrikkelijk dier’ te vertalen en maakten er een onocentaur van.

De onocentaur is een van de dieren die voorkomt in de Physiologus. Het dier heeft een menselijk gezicht en is omgeven door dik haar, heeft handen en het bovenste deel van het lichaam is menselijk in vorm, maar het lagere gedeelte met de achterpoten lijkt op die van de ezel. Er wordt geen melding gemaakt van een staart. De kleur van het lichaam is asgrijs met wat wit aan de lendenen. De handen hebben een dubbele functie, als snelheid nodig is worden ze gebruikt als voeten en gaat het dier net zo snel als andere viervoeters. Als het nodig is om iets te plukken of te grijpen worden ze weer handen, dan wandelt het niet maar zet zich neer. Naar deze opmerkingen zou je zeggen dat het een staartloze aap was. Zonder deze beschrijving zou de naam suggereren dat het een monster was die van de klassieke centaur verschilt doordat het lichaam een ezelsgedeelte heeft in plaats van een paard. Het is de satyr, zie onder. Er zijn schrijvers als Adelinus die zeggen dat deze monsters ontstaan uit de paring van ezels met mensen.

Burger: Volgens Lucretius (De rerum natura, boek v) kunnen centauren niet bestaan, aangezien het paarddeel zou sterven voordat de menselijke helft de volwassenheid zou kunnen bereiken.

Mulder: De onocentaurus verenigt in zijn naam onager (ezel) en centaur. Ook dit wonderwezen kwam in de bijbel voor: in Job 13:21, zoals geciteerd door de Physiologus, verschenen ‘s irenen en onocentauren.’ In de Bijbelvertaling van Hieronymus, de Vulgaat, zijn beide verdwenen. Plinius verhaalt hoe hij ten tijde van keizer Claudius een hippocentaur gezien heeft die met honing gebalsemd van Egypte naar Rome werd gebracht (Naturalis Historia, VII, 35).

Jacob van vitri die seghet

330dat in orienten leghet

lande van wonderliken lieden

jn sinen boeken ormen bedieden

ende in andren boeken mede

dat daer es in ere stede

335volc van vremder manieren

een lant belopen met riuieren

dat amasonia es ghenant

el niet dan vrouwen wonen int lant

sonder gheselscap van manne

340entar sijnre meer nochtanne

danne .cc. dusent vrouwen

weltijt datse manne scouwen

dat si van .i. wighe keeren

dar si zeghe ebben met eren

345so nighen si hem alle daer

nemmeer dan ene warf int iaer

e willen si te manne gaen

ende alsi kint ebben ontfaen

eist cnapelin si oudent .vii. iaer

350ende sendent den vader dar naer

eist maghedekin si oudent dan

dus ouden si har lant sonder man

de manne wonen van hem verscheden

dar nes gheen geselscap van em beeden

355ghelijc recht datmen mach merken

dat die uoghelen met crommen becken

die femelen starker sijn

dan die merlen alst es anschijn

also machmen dar bescouwen

360starker bouen mannen vrouwen

oec neist ieghen redene niet

diemen bi naturen siet

want somen sere wederstaet

der onsuueren luxurien raet

365darmen bi uele machts verdriuet

somen met rechte starker bliuet

hoe dat beghin van desen vrouwen

erst quam machmen bescreuen scouwen

si quamen huten lande van sweden

370ende waren hem met moghenteden

hare manne af ghesleghen

van volke was dar bi gheleghen

dar quamen si met ghemenen rade

vp hem die hem daden die scade

375ende sloghent alte male doot

ende wraken hare scade groot

ende voeren wonen in dat lant

dat amasonia es ghenant

ende nemmermer vort sine wouden

380dat manne hare heren wesen souden

dese wijf sijn den kerstinen houd

ende ebben gheuochten met ghewoud

met ons up die sarrasine

dus es hare gheloue an scine

3, Jacob van Vitry die zegt

330 dat in de Oriënt ligt

een land van wonderlijke lieden.

In zijn boeken hoort men aanduiden

en in andere boeken mede

dat daar is in een plaats

335 een volk van vreemde manieren

in een land doorlopen met rivieren

dat Amazonia (1) is genoemd

en er alleen maar vrouwen wonen in dat land

zonder gezelschap van mannen

340 en daar zijn er meer nochtans

dan twee honderdduizend vrouwen.

Soms dat ze mannen aanschouwen

als ze van een strijd keren

waar ze zegen hebben met eren

345 dan buigen ze voor hen alle daar.

Nooit meer dan eenmaal in het jaar

dan willen ze naar de mannen gaan.

En als ze een kind hebben ontvangen

en is het een jongen dan houden ze het zeven jaar

350 en zenden het de vader daarna.

Is het een meisje dan houden ze het.

Dus houden ze hun land zonder man

en de mannen wonen van hen gescheiden.

Daar is geen gezelschap van hen beiden

355 gelijk dat men terecht mag opmerken

dat er vogels zijn met kromme bekken

de vrouwtjes sterker zijn

dan de mannetjes, als het lijkt,

alzo mag men het daar beschouwen.

360 Sterker boven mannen zijn die vrouwen. Ook is het tegen de reden niet

die men bij natuur ziet,

want zo men zeer weerstaat

de onzuivere wulpse raad

365 waar men veel kracht bij verdrijft

zodat men met recht sterk blijft.

Hoe dat het begin was van deze vrouwen

eerst kwam mag men beschreven beschouwen

dat ze kwamen uit het land van Zweden

370 en waren hen met mogendheden.

Hun mannen afgeslagen

door volk dat daarbij was gelegen.

Toen kwamen ze met algemene raad

op hen die hun deden de schande

375 en sloegen hen allen dood

en wraken hun grote schade

en gingen wonen in dat land

dat Amazonia is genoemd.

En nimmermeer wilden ze

380 dat mannen hun heer wezen zouden.

Deze wijven zijn de christenen goedgunstig

en hebben gevochten met geweld

met ons tegen de Sarasijnen

dus is hun geloof aanzienlijk.

(1) Deze, tot de verbeelding sprekende amazones, zouden hun woonplaats te Themistyra aan de vloed Thermodon in Pontus hebben. Toen de Grieken daar later met Alexander de Grote aankwamen en er geen amazones aantroffen vertelden ze dat ze allemaal door Hercules overwonnen waren. Men heeft ze nooit gevonden. Toch bleven ze tot de verbeelding spreken. In de Griekse mythologie is het zo een strijdlustig vrouwvolk geworden die onder een koningin leeft en maar een maal in een jaar met mannen tezamen komt. Bij de geboorte hielden ze alleen de meisjes waarvan later een borst weggebrand werd zodat ze de boog beter konden hanteren. De jongens werden naar de vaders gezonden of gedood of aan handen en voeten verminkt zodat ze alleen tot ondergeschikt huiselijk werk in staat waren. Soms worden ze dochters van Ares genoemd, ze zouden hun mannen deels gedood en deels verjaagd hebben. Of ze worden beschouwd als de overgebleven vrouwen van een Scythisch volk waarvan de mannen alle in de oorlog omgekomen zijn.

De krijgszuchtige vrouwen waren een geliefd onderwerp voor de Griekse artiesten. Maar in de Griekse kunst worden ze meestal met beide borsten, in Scythische of in Griekse kleding met opgetrokken chiton en een schouder en borst bloot en te paard of te voet afgebeeld. Nergens vind je het verhaal bevestigd dat ze de pasgeboren meisjes de rechterborst afgebrand zouden hebben. Dit verhaal is waarschijnlijk een mislukte poging om de naam te verklaren. Het Griekse amazon, (in meervoud amazones) werd door de Grieken opgevat als a-mazos: zonder (rechter)borst.

Hun strijd tegen de Griekse helden en de nederlaag die ze telkens lijden, is waarschijnlijk niet anders dan een mythologische voorstelling van een poging om een eredienst uit te breiden die op de hogere Griekse beschaving afstuitte. Waarschijnlijk gaat de sage op Scythische volkeren terug waarin de voortijd het moederrecht bestond en de vrouwen met de mannen mee vochten.

Het geloof bleef bestaan. Toen de Europese ontdekkers aan de oever van de Marannon gewapende vrouwen ontdekten, gaven ze die stroom dan ook de naam van Amazonenrivier.

Een Boheemse overlevering verhaalt van een merkwaardige geschiedenis van vrouwen in de geest van de mythische Amazones. Onder aanvoering van een zekere Wlasta scheidde zich een menigte jonge vrouwen af tot een organisatie die op militaire wijze werd ingericht. Ze versterkten de streek die ze tot woonplaats hadden gekozen met forten en handhaafden zich acht jaren lang tegen de hertog van Bohemen, Przemyslas. De manspersonen die in hun macht vielen werden omgebracht of voor slavendiensten gebruikt.

Burger: Geloof in de kracht die seksuele onthouding en maagdelijkheid schonken, was wijdverbreid in de middeleeuwen. Jacobus van Vitry vertelt in een van zijn voorbeelden over een jongen die opgevoed is in een klooster en nog nooit van zijn leven een vrouw gezien heeft. Op een dag neemt de abt hem mee op reis. Ze houden stil bij een smidse om de paarden van nieuwe hoefijzers te laten voorzien. De jongen neemt een roodgloeiend hoefijzer van het aambeeld en geeft dat aan de smid - zonder kreet van pijn, zonder zich te branden. De twee brengen de nacht door in een herberg, waar de jongen wordt verleid door de vrouw van de waard. Als hij de volgende dag bij een smid nogmaals een heet hoefijzer oppakt, moet hij het met een gil van pijn laten vallen.

385andre lieden heten nakede vroede

wonen daer in hare hoede

homoedech naket ende arem mede

die onwert ebben die hoechede

van arderike alte male

390jn holen wonen si sonder zale

hare wijf ende hare kinder

wonen metten beesten ghinder

sine vechten none striden

wilen quam in ouden tiden

395alexander in hare lant

ende alsise wijs ende arem vant

heuet hi homoedelike gheseit

bidt dats ghi wilt ets iv ghereit

doe seiden si doe onse bede

400wi bidden di dan ontsteruelicede

alexander antworde hem

jc die selue steruelic bem

welker wijs mochtic v gheuen

dat ghi soudet ewelike leuen

405doe seiden si seghet dat dijn raet

datti emmer te steruene staet

twi iaghestu achterlande dan

te scendene so meneghen man

daer sijn lieden van andre maniere

410ouer ganges die riuiere

dien de lettre hetet bracmanne

van sonderlanghen liue nochtanne

want dats wonderlike dinc

her de gots sone lijf ontfinc

415screuen wiselike de gone

vanden vader ende vanden sone

ende van hare euengheweldechede

an alexandre dor sine bede

ende scinen hare wort openbare

420joft kerstinlic gheloue ware

andre lieden wonen dar neuen

die om te comene in dat leuen

dat na dat steruen comet hier

hem verbernen in .i. vier

4. 385 Andere lieden heten naakte wijzen

en wonen daar in hun hoede.

Ootmoedig, naakt en arm mede

die niets ophebben met hoogheden

van het aardrijk allemaal.

390 In holen wonen ze zonder zaal

hun wijf en hun kinderen

wonen met de beesten ginder

zij vechten niet of strijden.

Wijlen kwam in oude tijden

395 Alexander in hun land

en toen hij ze wijs en arm vond

heeft hij barmhartig gezegd,

‘bidt wat gij wilt en het wordt gedaan’

Toen zeiden ze,’Doe ons deze bede

400 wij bidden u dan om onsterfelijkheid ‘

Alexander antwoordde hen,

ԩk die zelf sterfelijk ben,

Op welke manier mag ik je geven

dat gij eeuwig zou leven?’

405 Toen zeiden zij, zeg dan uw raad

omdat u immer te sterven staat,

waarom jaagt u in achter landen dan

om te schenden zoveel mannen?’

Daar zijn lieden van een andere soort,

410 over de Ganges, de rivier,

die de boeken noemt Brahmanen.

Van apart leven leven nochtans

want dat is een wonderlijk ding,

eer God de Zoon een lijf ontving

415 schrijven al wijs diegene

van de Vader en van de Zoon

en van haar eeuwigheid

aan Alexander, door zijn bede

en schijnt hun woord openbaar

420 alsof het Christelijk geloof ware.

Andere lieden wonen daar naast

die om te komen in dat lange leven

dat na het sterven komt hier

zich verbranden in een vuur.

385andre lieden heten nakede vroede

wonen daer in hare hoede

homoedech naket ende arem mede

die onwert ebben die hoechede

van arderike alte male

390jn holen wonen si sonder zale

hare wijf ende hare kinder

wonen metten beesten ghinder

sine vechten none striden

wilen quam in ouden tiden

395alexander in hare lant

ende alsise wijs ende arem vant

heuet hi homoedelike gheseit

bidt dats ghi wilt ets iv ghereit

doe seiden si doe onse bede

400wi bidden di dan ontsteruelicede

alexander antworde hem

jc die selue steruelic bem

welker wijs mochtic v gheuen

dat ghi soudet ewelike leuen

405doe seiden si seghet dat dijn raet

datti emmer te steruene staet

twi iaghestu achterlande dan

te scendene so meneghen man

daer sijn lieden van andre maniere

410ouer ganges die riuiere

dien de lettre hetet bracmanne

van sonderlanghen liue nochtanne

want dats wonderlike dinc

her de gots sone lijf ontfinc

415screuen wiselike de gone

vanden vader ende vanden sone

ende van hare euengheweldechede

an alexandre dor sine bede

ende scinen hare wort openbare

420joft kerstinlic gheloue ware

andre lieden wonen dar neuen

die om te comene in dat leuen

dat na dat steruen comet hier

hem verbernen in .i. vier

4. 385 Andere lieden heten naakte wijzen

en wonen daar in hun hoede.

Ootmoedig, naakt en arm mede

die niets ophebben met hoogheden

van het aardrijk allemaal.

390 In holen wonen ze zonder zaal

hun wijf en hun kinderen

wonen met de beesten ginder

zij vechten niet of strijden.

Wijlen kwam in oude tijden

395 Alexander in hun land

en toen hij ze wijs en arm vond

heeft hij barmhartig gezegd,

‘bidt wat gij wilt en het wordt gedaan’

Toen zeiden ze,’Doe ons deze bede

400 wij bidden u dan om onsterfelijkheid ‘

Alexander antwoordde hen,

ԩk die zelf sterfelijk ben,

Op welke manier mag ik je geven

dat gij eeuwig zou leven?’

405 Toen zeiden zij, Ժeg dan uw raad

omdat u immer te sterven staat,

waarom jaagt u in achter landen dan

om te schenden zoveel mannen?’

Daar zijn lieden van een andere soort,

410 over de Ganges, de rivier,

die de boeken noemt Brahmanen.

Van apart leven nochtans

want dat is een wonderlijk ding,

eer God de Zoon een lijf ontving

415 schrijven al wijs diegene

van de Vader en van de Zoon

en van haar eeuwigheid

aan Alexander, door zijn bede

en schijnt hun woord openbaar

420 alsof het Christelijk geloof ware.

Andere lieden wonen daarnaast

die om te komen in dat lange leven

dat na het sterven komt hier

zich verbranden in een vuur.



425ander uolc es daer onuroeder

die haren uaer ende hare moeder

alsi van ouden sijn uersleten

te doot slaen ente samen heten

ende dit ouden si ouer weldaet

430dies niet ne dade hi hiete quaet

oec vindemen dar in somech lant

menghen grooten gygant

[die .xii. cubitus sijn lanc]

ende uolxkin so clene so cranc

435cume so groot wi lesent dus

alse .iii. uoeten iofte .ii. cubitus

ar sijn urouwen horic iwagen

die als enewarf kinder draghen

entie werden grau geboren

440ende alsi out sijn als wijt horen

so werdet hem al swart dat aer

ander wijf wonen dar naer

diere viue bringhen tere drachte

mar sine leuen der iare mar achte

445oec es dar .i. uolc geseten

die die rowe visscen heten

ende drinken die soute zee

ander uolc so wont dar me

die de hande ebben verkert

450ende andie voete als men ons lert

ebben si theen twewarf viere

volc esserre van vremder manire

dien de uoeten stan verkert

ende als ons sente ieronimus leert

455so esser erande volc vonden

die sijn gehoeft ghelijc den onden

met crummen clawen ende met langhen

ende met beesten uellen behanghen

ende ouer hare spreken bassen

460ander uolc es dar ghewassen

so cleenen mont ebben die liede

dat si met enen cleenen riede

n sughen moeten dar si bi leuen

ander uolc es dar beneuen

465die menschen heten als ict ore

dese uolghen lieden bi spore

bider roke dats hare maniere

tote dat si comen tere riuiere

ende dar nemen si den lieden dat lijf

470weder het si man of wijf

425 Ander volk is daar dwaas

die hun vader en hun moeder

als ze van ouderdom zijn versleten

dood slaan en samen eten.

En dit houden ze voor weldaad

430 die het niet doet, hij heet daar slecht.

Ook vindt men daar in sommige land

menige grote gigant.

[die 5,5 m zijn lang]

435 En een volkje zo klein en zo zwak nauwelijks zo groot, wij lezen aldus,

als drie voeten of negentig cm.

Daar zijn vrouwen, hoor ik gewagen,

die eenmaal een kind dragen en die worden grauw geboren.

440 En als ze oud zijn, zoals wij het horen,

dan wordt hen helemaal zwart dat haar.

Een ander wijf woont daarnaast

die er vijf brengt in een dracht

maar zij leven daar maar acht jaar.

445 Ook is daar een volk gezeten

die rouwe vissen eten

en drinken van de zoute zee.

Ander volk zo woont daar meer

die de handen hebben verkeerd

450 en aan die voeten, als men ons leert,

hebben ze tenen, twee maal vier.

Volk is er van een vreemde soort

van wie de voeten staan verkeert.

En zoals onze Sint Hiëronymus leert

455 is er een soort volk gevonden

die voeten heeft gelijk de honden

met kromme klauwen en met lange

en met beestenvellen behangen

en in plaats van spreken bassen.

460 Ander volk is daar gegroeid

zo’n kleine mond hebben die lieden

dat ze met een klein rietje

zuigen moeten willen ze blijven leven.

Ander volk is daarnaast

465 die mensen eten, zoals ik het hoor,

en volgen lieden bij een spoor

via de geur, dat is hun manier,

totdat ze komen bij een rivier

en daar nemen ze van die lieden het lijf

470 of het een man of wijf is.

(1) Aristeas, 900 v. Chr., had een reis gemaakt naar het land der Issodoniers (ongeveer bij Irkoetsk) die de buren waren van de Arismaspen en mensen waren met een oog (arima: een, spou: oog) Dat de griffioenen in het hoge noorden op de Rhipaise bergen de goudmijnen tegen de Arimaspen bewaakten. De griffioenen leefden met de rijdende Scythisch Arimaspen en zo ook met hun paarden in vaste vijandschap. Vandaar het spreekwoord: ‘augentur grypes equis, dat is ,’het onmogelijke zal mogelijk worden’ De verhalen over hen, over eenogige demonen en over wezens die de gouden hemelberg bewaakten bleven eeuwenlang een gezocht onderwerp.

Burger: Ook bekend als ԧymnosofisten de middeleeuwse versie van de Indiase yogi’s. Misschien danken ook de parasolvoeten hun ontstaan aan ontmoetingen met yogi’s.

Mulder: Mede-eeuwigheid - van ‘medeeuwig’’met iemand of iets eeuwig bestaande, ( theol.).

De meeste middeleeuwse geleerden zagen de aarde als een bol, verdeeld in vijf klimaatgordels - het is een lasterlijke misvatting dat middeleeuwers dachten dat de aarde plat was. De gordels rond de polen waren onbewoonbaar door de grote koude; het gebied rond de evenaar liet geen mensen toe door overmatige hitte. De enige twee bewoonde gebieden waren dus de gematigde zones ten noorden en ten zuiden van de evenaar. In de loop der tijd werden de mensen die aan de ommezijde van de wereld leefden, onze tegenvoeters, verward met het door de Griekse reizigers beschreven mensenras waarvan de voeten naar achteren wezen, zodat ze in de dubbele betekenis van het woord ‘tegenvoeters’ of ‘antipoden’ werden. Dit volk veroorzaakte doctrinair ongemak: als het evangelie gepredikt was ‘Tot de einden der wereld ’dan was het niet mogelijk dat er op het zuidelijke deel van de aarde, door hitte en oceanen gescheiden van de rest van de mensheid en verstoken van de heilsboodschap, ook bezielde wezens leefden. Bovendien stammen volgens de Schrift alle mensen af van Adam - hoe konden er dan aan de andere kant van de wereld, aan gene zijde van de ondoordringbare hittegordel rond de evenaar, k mensen leven? Tot ver in de dertiende eeuw werd de antipodenleer dan ook fel bestreden van kerkelijke zijde.

Toch bood het bestaan van dergelijke volkeren, op veilige afstand van de mogelijkheid tot verificatie, ook theologische voordelen. Augustinus bezwoer de ketterse gedachte aan uitzonderingen op de natuurlijke orde met het argument dat het bestaan van monstervolkeren ons toont dat Gods wijsheid niet faalt als er bij ons een mismaakt kind geboren wordt. Kinderen met een staart, met twee hoofden, bedekt met haar of schubben, zonder mond, of met aaneengegroeide benen (’sirenenvorming,’ werd met deze redenering de status van ‘speling der natuur’ ՠontnomen. Strikt genomen bestonden spelingen der natuur dan ook niet: de uitdrukking was bekend, maar het was alleen onwetendheid die de mens een spelende natuur deed zien.

Mensen met hondenkoppen - in het Latijn de cynocephali. Vaak afgebeeld op kathedralen en kerken in voorstellingen van de apostelen die het Evangelie over de gehele aarde verspreiden - de cynocephali vertegenwoordigen daarin he Pygmeeën - de vroegste verwijzing naar de strijd tussen kraanvogels en pygmeeën is te vinden in Homerus' Ilias, in de eerste regels van het derde boek.

oec so wonen dar int lant

wijfs van sere scoonre maniere

500die ouden hem in ene riuiere

ende want sine ebben iser neghen

wapen si hem al in een

met wapinen van selure al

hoec wonen dar in somech dal

505van india wijf gebart

toten mammen nederwart

entie cleder van uden draghen

entie hem al gheneren int iaghen

entie cleder van huden draghen

si ebben luparde ende lioene

510ende tigren tharen doene

ghetammet dar si iaghen mede

noch es dar te somegher stede

volc beede man ende wijf

die gheen cleet draghen ant lijf

515ende ru gehart anden lachame

wart dat hem enech man to quame

so doken si int water dan

want die wijf entie man

leuen wel na hare lieder maniere

520bede upt lant ende in de riuiere

oec vindemen dar wilde liede

groot starc ende onghiere

die ru als .i. suijn sijn van hare

ende brieschen alse oft een stier ware

525jn ene riuiere wonen dar wijf

die hutscone ebben dat lijf

sonder dat si inden mont

sijn ghetant ioft ware .i. ont

Ook zo wonen daar in het land

wijven van zeer schone manieren,

500 die houden zich op in een rivier

want zij hebben ijzer, nee geen,

ze wapenen zich geheel

met wapens van zilver al.

Ook wonen daar in sommige dalen

505 van India wijven met een baard

al tot de mammen nederwaarts

en die klederen van huiden dragen

en die zich voeden met jagen

en die klederen van huiden dragen,

ze hebben luipaarden en leeuwen

510 en tijgers tot hun doen

getemd waar ze jagen mee.

Nog is daar in sommige plaatsen

Volk die beide, man en wijf,

geen kleed dragen aan het lijf

515 en ruw gehaard zijn op het lichaam

zo er een man op hen toekomt

dan duiken ze in het water dan

want dit wijf en deze man

leven wel naar hun lieden manier,

520 beide, op het land en in de rivier.

Ook vindt men daar wilde lieden

groot, sterk en onguur,

ruw als ze zijn van haar

en briesen alsof ze een stier ware.

525 In een rivier wonen daar wijven (1)

die zeer schoon hebben dat lijf,

bijzonder dat ze in de mond

getand zijn als een hond.

(1) Pygmae; zo groot als een vuist. Een volk van dwergen wier land zou bestaan aan de kust van de Oceaan, de bronnen van de Nijl, in Indië of in het hoge Noorden. Hun bestaan werd al door de ouden geloochend. Later geloofde men hen terug te vinden in een Afrikaans volk van kleine mensen bij de evenaar.

Bij zijn tocht kwam Marco Polo in Klein Java en ziet daar de kleine mensjes wat apen zijn.

‘En ik zeg u dat ze liegen degene, die bij ons kleine uitgedroogde mensjes komen vertonen, zogezegd uit Indië, want het zijn aapjes, die op dit eiland wonen en ik zal u zeggen hoe men ze opzet. Op dit eiland leeft een kleine apensoort die het aangezicht heeft van een mens. Men vangt ze, scheert ze over het hele lichaam, behalve dat men ze een beetje haar laat op de kin en rond de penis. Daarna laat men ze drogen en bewerkt ze met saffraan en andere dingen, tot ze inderdaad op een mens gelijken. Maar dit is niet waar, want noch Indië noch in nog wilder streken heeft men ooit zulke mensjes gezien’.

oec hebbemen in ouden stonden

540erande uolc met starten vonden

men vindet in orienten mede

wilde lieden in wilder stede

alsemense int wout vangen mochte

ende mense onder lieden brochte

545mochten si dan niet ontgaen

gheen eten ne wilden si ontfaen

ende dooden hem met ongre dan

9, Ook heeft men in oude stonden

540 een soort volk met staarten gevonden. (1)

Men vindt in de Oriënt mede,

wilde lieden in wilde plaatsen.

Als men ze in het woud vangen mocht

en men ze onder het volk bracht

545 mochten ze dan niet ontgaan

geen eten wilden ze ontvangen

en doden zich met honger dan.

(1) Semnopithecus, zijn de slankapen uit Indië. Een soort ervan is de Hamman die door de Indiërs bijzonder wordt vereerd. Die heet ook wel hoedaap of Chinese aap, omdat het haar op de kruin van het hoofd zich uitspreidt in de gedaante van een Chinese muts.

Dit is een grote, slanke, langstaartachtige aap. Deze aap is het symbool van kracht, trouw en opoffering.

Er zijn soorten die tot de boomgrens komen, men heeft ze ook in de sneeuw zien rondstappen, (sneeuwmannen)

men uindet in india oec man

die doghen nachts ebben so claer

550als ioft ene kerse ware dats waer

oec wonen daer scone lieden mede

vp de ze in ere stede

die niet neten dan vlesch al ro

ende sughen honech oec also

555jn ene riuiere heit brixant

lopet tote endi int lant

sijn lieden hutermaten lanc

die de hut ebben sere blanc

ende tanschin ghedelet in tween

560dit wonder ende menech een

dat hier bouen staet bescreuen

alse ons die vraie boeke gheuen

vintment int lantscap van endi

doch hort wonder meer van mi

10, Men vindt in India ook een man

die ‘s nachts de ogen heeft zo helder

550 alsof het een kaars was, dat is waar.

Ook wonen daar schone lieden mede

op de zee in plaats

die niet eten dan vlees geheel rauw

en zuigen honing ook alzo.

555 In een rivier die heet Brizantis

en loopt tot Indië in het land

zijn lieden uitermate lang

die de huid hebben zeer blank

en het aanschijn is gedeeld in tweeën.

560 Dit wonder en menigeen

die hierboven staan beschreven

zoals ons die fraaie boeken geven

vindt men in het landschap van Indië.

Nog hoort wonder meer van mij.

565jacob van vitri die zeghet

dat in europa en lant leghet

dar als de kinder werden gheboren

alreerst comet ene padde voren

ware oec geboren teregher stede

570een kint ende ghene padde mede

men soude der moeder tien an

dat soet an enen andren man

ghewonnen hadde entese onwarde

segmen wesen onder die lumbarde

11, 565 Jacob van Vitry die zegt het

dat in Europa een land ligt

waar als de kinderen worden geboren

allereerst een pad komt tevoren. (1)

Wordt er ook geboren op enige plaats

570 een kind en geen pad mede,

men zou de moeder zien aan

dat ze het van een andere man

gewonnen had. En deze onwaardigheid

zegt men te wezen onder in Lombardije

Geboortemiddel.

Heget is een Egyptische godin met een kikkerhoofd. De godin van geboorte en wederopstanding.

Dat het paddenvlees zelfs als geboorte verlichtend middel officieel was bewijst weer hoe hardnekkig het volksgeloof is. De levende pad is een zielendier.

Ieder die een pad doodt zal zijn eigen moeder doden, daarom durven alleen diegene een pad te doden wiens moeder al gestorven is. Als ze uit haar dierlijke vel, waarin de ziel geband is, verlost is dan ontvouwt zich een prachtige vrouw (sprookjes) of twee witte duiven

Als in de volkssages de ziel van een zieke vrouw als pad uit haar mond wandelt dan is dat een teken. De levende pad is een van de vele vormen waaronder de menselijke ziel, naar het volksgeloof, verschijnt. Als zielendier houdt de pad als een geest de gestorvene in zich en geeft hun voeding, ze zit zowat op het zielenbroedsel en werd, net als de natter die ook een zielendier is, tot huisschutgeest. In Zweden heet het bolvoetter, in Sicilië donna di casa. Ze woont onder het kruidvat, in de kelder, de grond en bewaart onderaardse schatten, ze is een onderaardse, een schatpad. Zoals elk huis zijn huispad heeft, zo heeft ook elk huis een schatje. De pad voorspelt als huispad geboortes maar ook sterfgevallen. Graaf je een pad uit de grond dan komen er gauw kinderen, dat wil zeggen er komt al gauw een nieuwe ziel, een nieuwgeboren kind. De onsterfelijke ziel wordt met het zielendier uitgegraven en komt in het nieuwe kind.

Is dit nieuwe kind misvormd, ‘verpaddert,’ (cretino) is dit naar het volksgeloof een duidelijk ‘dmonstratio ad oculos ‘ een teken dat de pad, als paddendemon, de vrouwelijke vrucht van de mens benvloed heeft. Alles wat in de baarmoeder mis kan gaan is beïnvloed door de pad.

580jnt vrankerike eist worden mare

datmen lieden heuet ghesien

die hadden tusschen hare dien

vorme van wiue ende van manne

13, 580 In Frankrijk is het bekend

dat men lieden heeft gezien

die hadden tussen hun dijen

vormen van wijven en van mannen

jn cicilien nochtanne

585es .i. wout den berghe na

die bernet ende etet etna

dar sijn lieden met .i. oghe

bouen allen bomen hoge

thoghe alse groot als .i. scilt

590die sijn ureselic ende wilt

ende leuen bi uleesche ende bi bloede

14, In Sicilië nochtans

585 is een woud bij de berg bijna

die brandt en heet Etna.

Daar zijn lieden met een oog

en boven alle bomen hoog,

met een tong zo groot als een schild,

590 die zijn vreselijk en wild

en leven van vlees en bij bloed.

Meer dan 2000 jaar geleden rustten de mensen van Carthago (Feniciërs) een vloot uit met het doel om volksplantingen te stichten op de westkust van Afrika. Duizenden mannen en vrouwen, voorzien van leeftocht en benodigde hulpmiddelen, vertrokken met zestig schepen. De bevelhebber was Hanno die zijn reis in zijn ‘Periplus Hannonis’ beschreef. Gedurende de reis stichtten ze zeven koloniën, door gebrek aan levensmiddelen moesten ze eerder terug dan aanvankelijk de bedoeling was. Ze waren de kust van Sierra Leone al voorbij toen dit gebeurde. Hanno meldt: ‘Ee derde dag, nadat wij van daar weg gezeild waren en de vuurstromen hadden doorkruist, kwamen wij aan een zeeboezem die de zuiderhoorn genoemd wordt. Op de achtergrond was een eiland met een meer en hierin weer een eiland waarop zich wilde mensen bevonden. De meeste van hen waren vrouwen met een behaard lichaam, de tolken noemen ze gorilla’s . De mannetjes konden wij niet inhalen, die konden gemakkelijk ontsnappen doordat ze over afgronden klommen en zich met rotsklompen verdedigden. Wij maakten ons meester van drie wijfjes, maar konden ze niet meenemen omdat zij beten en krabden. Wij moesten ze daarom doden, trokken hun echter het vel af en zonden het naar Carthago’ De huiden werden, naar Plinius bericht, in de tempel van Juno bewaard.

Hanno heeft een mensaap gezien. Mogelijk was dat de chimpansee, maar naar zijn verhaal is de reusachtigste van alle apen gorilla genoemd. Een tekening van een chimpansee is gevonden op het beroemde mozaïek werk dat eertijds de bodem van de Fortuna tempel te Praeneste sierde. Naast vele andere dieren die in ‘T stroomgebied van de Nijl leven was er ook een staartloze aap afgebeeld die voor de chimpansee wordt gehouden. Een chimpansee is mogelijk ook de eenogige cycloop van Homerus geweest.

Of zie 5, de Arimaspi of eenogige, de bewoners heten Arimi. Dat heeft aanleiding gegeven tot de mening dat het eiland Inarime of Aenaria in de golf van Napels was bedoeld.

jnt westhende als ict beurode

van europen so was vonden

een wijf uersleghen tere stonden

595met ere wonden als wijt horen

die stont hare int uorouet uoeren

ende quam ghedreghen metten ze baren

menne wiste wanen te waren

met purpre was soe ghecledet

600hare langhe was alsemen weet

die istorie bescriuet ons dus

ghemeten .l. cubitus

15, In het westelijk eind, als ik bevroed,

van Europa was gevonden

een wijf verslagen te ene tijd

595 met een wond, zoals wij het horen,

die stonden haar in het voorhoofd van voren

en kwam gedragen met de zeebaren.

Men wist niet waarvan te waren

met purper was ze gekleed,

600 haar lengte was, als men weet,

de historie beschrijft ons dus

gemeten een een cubitus. (1)

60 cm?

Op vele kustplaatsen komen verhalen voor van zeemeerminnen. Mogelijk doelt van Maerlant op het verhaal van Westerschouwen.

Jaren geleden vingen de vissers van Westerschouwen een meermin in hun netten. Ze beloofde zegen, als men haar liet gaan; de vissers bleven onbewogen. De meerman riep om zijn vrouw, men liet hem roepen. De meermin stierf weldra in haar gevangenschap. Toen zong de meerman het lied van de straf:

‘Westenschouwen

Het zal u berouwen,

Dat ge genomen hebt mijn vrouwe,

Westenschouwe zal vergaan,

Alleen de toren zal blijven bestaan’ En zo is het uitgekomen

die groote nochtan van ercules

dar ons niet af bleuen es

605wondert der wonder ghemeinlike

sine wapine sonder ghelike

die so groot sijn dar mense siet

wondert al der werelt diet

die na dien dat hi uerwan

610menech lant ende meneghen man

sette tekine ende pale

van sinen zeghe scone ende wale

jnt westende van spaenien lant

colummen vpter ze cant

615ten lijctekine dat hi uerwonnen

hadde vanden risene vander sonnen

al de lande tote daer

dar naer quam hem .i. euel swaer

dat hem swaer was ende onghier

620ende warp hem seluen in .i. vier

dar hi te puluere es uersleten

dus es langhe sijns vergheten

16, De grootte nochtans van Hercules (1)

waar niets van gebleven is.

605 Verwonder je over het gewone wonder, zijn wapens zijn zonder gelijke

die zo groot zijn waar men ze ziet.

Verwondert de hele wereld volk

die nadat hij overwon

610 in menig land en menig man

zette teken en gedenktekens

van zijn zegen, schoon en wel,

in het westen van Spanje land

zuilen op de zeekant,

615 ten teken dat hij overwonnen

had van de reuzen van de zon

het hele land tot daar.

Daarna overkwam hem een euvel zwaar

dat hem zwaar was en guur

620 en wierp zichzelf in een vuur

waar hij tot poeder is versleten

dus is zijn lengte al lang vergeten.

(1) Hercules, bekende mythische held die geducht was vanwege zijn knots. Hij trok naar de Hesperiden: avondland, om de gouden appels te halen. Hij versloeg de draak en zette als teken van overwinning de zuilen op bij Gibraltar. Hercules werd vergiftigd door een pijl en wierp zich in het vuur van berg Etna.

Mulder: De Zuilen van Hercules - in de klassieke oudheid en de middeleeuwen benaming voor de straat van Gibraltar, meer in het bijzonder de rots van Gibraltar en de tegenoverliggende Djebel Musa. Hercules besteeg de brandstapel om een einde te maken aan de ondraaglijke pijnen die hij leed nadat hij een in gif gedrenkt hemd had aangetrokken, dat hem als straf voor zijn ontrouw was geschonken door zijn vrouw.

also alsmen lijtteken vint

sone twifelmens twijnt

625henne was menech starc gigant

wilen eer in duutscer lant

so datter een was hiet teuca

dar dutscelant of heuet ontfaet

sine name ende out noch eden

630sijn graf es noch tere steden

bider dunauwen sekerlike

bider weinden in ostrike

twe milen al dar beneuene

jn .i. dorp het sente steuene

635dat .xc. cubitus es lanc

die dar toe doet sinen ganc

hi vint dar beenre vp desen dach

meere danne men gheloeuen mach

tersinbeckin leghet daer

640broeder albrecht seit vorwar

name .i. man diet prouen begerde

tusschen appel ende hilte .ij. swerde

dat .i. vp entander neder

hi mochtse keren uort ende weder

645namelike int ersinbeckin binnen

sine tande segghen diet kinnen

die sijn meer dan twe palmen breet

17, Alzo als men tekens vindt

zodat men niets twijfelt.

625 Er was menige sterke gigant (1)

wijlen eerder in Duitsland

zo dat er een was die heet Teuta (Teutonia)

waar Duitsland van heeft ontvangen,

zijn naam en houdt het nog heden.

630 Zijn graf is nog ter plaatse

bij de Donau zeker,

bij de Weemen in Oostenrijk

twee mijl daar benevens

in een dorp dat heet Sankt Stephan

635 dat meer dan veertig meter is lang.

Die daar doet zijn gang

vindt daar beenderen tot op deze dag

groter dan men geloven mag,

het hersenbekken ligt daar.

640 Broeder Albrecht zegt voor waar,

nam een man die het proberen begeerde

tussen appel en hilt twee zwaarden

de een op en de ander neer

hij mocht ze keren heen en weer

645 namelijk in het hersenbekken van binnen.

Zijn tanden, zeggen diegene het kennen,

die zijn meer dan twee handpalmen breed.

(1 ) In vroegere tijd hield men het voor de beenderen van St. Christophorus, hij was tenslotte een reus of van een andere heilige wie men om de een of andere reden een bijzondere grootte meende te moeten toeschrijven. Vele van zulke overblijfsels worden daarom in de kerken als relikwieën bewaard.

Het veld van Lyon heet sedert oude tijden ‘Reuzenveld’ omdat in de leemgroeven aldaar talloze beenderen waren opgegraven die men voor overblijfselen van reuzen hield. Toen in 1577 de storm een eik ontwortelde bij het klooster Reyden, Luzern, kwamen grote beenderen tevoorschijn. Dit verklaarde een dokter de Bazel voor het geraamte van een zes meter lange reus. Het zou een van de gevallen engelen geweest zijn geweest die tegen God in opstand was gekomen. Anderen hielden ze voor de beenderen van de reuzen Gog en Magog die in de bijbel worden genoemd of van ander minder beroemde reuzen. Door hen die met de klassieke oudheid meer bekend waren werden zij aan de Germaanse koning Teutobod toegeschreven. Dat was in de 16de eeuw toen men zulke beenderen in Aix ontdekt.

Het zijn de beenderen van de mammoet. Mammoet heet in Duits Mammut, in Engels mammoth en in Frans mammouth, dit komt van Russisch mammut of mamant. De Jakuten noemden het mamont, mamma is land, het betekent aardvreter. Ze geloofden dat deze dieren, net als de mol, onder de aarde leefden.

Van beesten of dieren.

Ghemeinlike salic salic te uoeren

660ghemeenlike nature iv laten horen

die beesten ebben int ghemanghe

dar na van elker sonderlanghe

aristotiles die seghet

wat dat uoete tebbene pleghet

665jofte .ij. iofte .iiii. iof negheene

die diere ebben alle ghemeene

adren ende bloet der in

diere meer ebben seit sijn sin

dan uiere,nebben gheen bloet

670ende merket datmen verstaen moet

dat hi bloet in adren seghet

want de worem bloet tebbne pleghet

mar hare neghen neuet adre

de vissche ebben allegadre

675benine oghen ende starc dat vel

omme dat si dat water wel

weren sullen ende ghedoghen

dit machmen wel met redenen toghen

biden watre si iv bekent

680dese werlike torment

biden visschen suldi bekinnen

lieden die de werelt minnen

nu merket van wereldliken lieden

al horsi hiet van gode bedieden

685si ebben so arde verstannesse

negheene ghestelike lesse

ne moghen si verstaen wel

so art ebben si oghe ende vel

diere die ebben horen gemeene

690roerense sonder de mensce alleene

dat meent dat hi ontoude ende lere

wat dat hi hort van onsen here

ende someghe creaturen oren

met gaten al sonder horen

695alse alle uoghelen ghemene

alle dieren groot ende clene

die roeren die onderste caken

twe diere gaen ieghen dese saken

dats cocodrillus entar na

700een dier heetet gentilia

die de vpperste cake roeren

ende dats maniere van vremder uoeren

Ambrosius spreket dat got heuet

sulke diere dat leuet

705ghemaket den als lanc dats bedi

dat sine spise vp darde si

alse den kemel enten parde

maer dien wolue enten liebarde

heuet hi den als curt ghegheuen

710want si bider proihen leuen

de langhe als menet de langhe ope

elc man die merke wien ic nope

de ghene die met proien leuen

hoe mach hare ope sijn verheuen

715enechsijns te gode wart

dieden aremen niet ne spart

ende met hem oudet sine ghile

hoe mach hi ter lester wile

an onsen here vinden ghenaden

720die emmer darme sal beraden

almeest alrande diere

die pleghen edekens maniere

dats die vermaken hare spise

ebben alse van langher wise

725dat meenet die langhe wort

die hi leset ofte hort

verandelt dicken sonder ontloepen

die behort ter langher open

men vindet onder alrande diere

730tande van drieranden maniere

some effene ende some alse zaghen

ende some tande die huteraghen

effene tande heuet die man

ende wat dat horne draghet nochtan

735hetne ware gehornet serpent

wat so hem met proien bekent

es ghetant ghelijc zaghen

sulke meenic als onde draghen

die euer entie olifant

740si draghen den raghenden tant

al dat bloet heuet int houet

dat heuet hersinen des gelouet

sonder worme seggic iv

ende wat diere den start heuet ru

745heuet grote kinbacken gemene

ende dat ersinbeckin cleene

o wi wacharmen hoe waer est eden

jnder eren der moghendelicheden

hare starte hare meisenieden

750die verteren dat arme lieden

souden ebben thare noot

si ebben de kinbacken groot

dat si verteren in houerdaden

hare goet te haren scaden

755dus so werdet hem clene thouet

want si werden so verdoeuet

dat si laten varen al

wat datter hem af comen sal

haer ende wlle van allen dieren

760verwandelt na des lants manieren

jn heten lande karsp ende swart

ende in tastene endeel hart

jn couden lande slecht ende wit

aldus machmen marken dit

765vieruoete georende diere

bouen dats hare maniere

sonebbensi ghene tande

also alst aristotiles cande

alle creaturen van hare ru

770noeten uele seggic iv

jn die maghe der sugender diere

vindemen lib van goeder maniere

so ouder so van betren doene

ets sloten vanden menisone

775des erts lib entes hasen mede

es vander meester mogentede

mar de diere die niet vermalen

hare spise die si in halen

nebben lib groot no clene

780sonder dase allene

al dat heuet oghe lede

luketer sine oghen mede

alst slapet sonder de liebart

entie blode hase cuward

785al dat voete heuet sonder ghile

mach wel swemmen ene wile

die mensche minst van em allen

men seit dat hem doet geuallen

[dat hi heuet bouen hem allen

790na sire grote alreminst gallen]

want die galle es heet ende droghe

ende effet upwart int hoghe

mar de swinbalch die den wint out

doet vissche swemmen met gewout

795men vraget des in menghen lande

twi de heuer heuet sine tande

die liebart clawen entie bere

die stier sine horne ter were

die ree de hase hare snellede

800die mensce van mester wardechede

nature ne wapinde niet so wel

none makede ter vlucht so snel

dus machmen antworden hier inne

mensche die redene heeft van sinne

805heuet tweirande ghewerke an

dats raet ende daet nochtan

dies heuet hi met sinne vonden

jn orloghen tallen stonden

dat hi hem dartoe wapinen can

810ende alsi pais heeft latise dan

wari gheboren dan der mede

so sceni altoes buten vrede

wari oec snel als die re

hine wachtets hem nemmerme

815hine soude verliesen der mede

sine edele ghestadechede

nu alst tijt es ende stede

raet hem die behendechede

sijt vp waghene of up parde

820snellike te varne sire varde

ende in scepen met corten stonden

houer liden des waters gronden

dus machmen antworden dan

hem die vraghet twi die man

825trach ende onghewapint mede

gheboren es ter menscelichede

ghetande diere zaghewise

ebben uercoren vlesch ter spise

si lapen metter tonghen in

830dat water dus leert hem ar sin

mar diere met effenen tanden

sughen in twater thande

dt vele tande ende ganse heuet

men seghet dat het langhe leuet

835eist dier of man dit verstaet

dat houer de meere menege gaet

wat diere ghere longre heuet

es sonder luud als langhe alst leuet

niet dat leuet werpet sijn saet

840buter femelen dart toe gaet

wakende slapende sonder de man

dits grote onsalicheit nochtan

dat hi so swarlike hem besmet

die redene verstaet ende wet

845alrande creaturen

nemen voetsel bi naturen

jn spisen die hem best ghenoeghet

ende in dranke die hem geuoeghet

bi naturen die diere alle

850die leuen ende sijn sonder galle

alse herte ende olifante sijn

die kemel ende dat delfijn

die moghen alle lange leuen

et es recht want ets bescreuen

855die goedertiere sullen ter heruen

dar niemen nemmermer mach steruen

diere die groot sijn van lachamen

winnen lettel alle te samen

ende so dierkine oec sijn minder

860so si winnen te meer kinder

o wi hoe waer es dit noch heden

grote heren van moghenteden

hoe lettel baten doen si den lieden

si gapen also seere ter mieden

865dat si thare langher ulucht

moghen winnen ghene vrucht

vijfterande creaturen

die verwinnen bi naturen

ons menscen in onse .v. sinne

870linx siet clare als ict kinne

die ghier rieket vorder ene sake

tsiminkel es van scarper smake

die coppe gaet int gheuoelen voeren

die heuer es subtilre int horen

875de creaturen horic gewaghen

die de moeder langhe draghet

plinius die heuet bescreuen

dat si langhest leuen

nu hort vort van elken diere

880sine sonderlinghe maniere

jn latijn salic hare namen

ordineren al te samen

omme datter menech dier in steet

dar ic dat dietsch niet af ne weet

885vander ordinen int a.b.c.

terst in .a. dar na in .b

sullen haren namen sijn gheset

atmense vinden mach te bet

Proloog.

Gewoonlijk zal ik van tevoren

660 de gewone natuur laten horen

die de beesten in het algemeen hebben en

daarna van elk apart.

Aristoteles die zegt het

wat dat voeten te hebben pleegt

665 of twee of vier of geen een

die dieren hebben algemeen

aderen en bloed daar in.

Dieren die er meer hebben, zegt zijn geest,

dan vier die hebben geen bloed.

670 En merk op dat men verstaan moet

dat hij ‘bloed in aderen zegt’

want de worm pleegt bloed te hebben

maar dat die geen aderen heeft.

De vissen hebben allen

675 benen ogen en een sterk vel

omdat ze het water wel

weren zullen en gedogen,

dit mag men wel met redenen staven.

Bij het water is u bekend

680 deze wereldse kwelling

bij de vissen zal je bekennen

lieden die de vaste wereld beminnen,

merkt nu van wereldlijke lieden

al horen ze iets van God aanduiden

685 ze hebben zo’n hard verstand,

nee, geen geestelijke lessen

nee, mogen ze verstaan goed

zo hard hebben ze de ogen en het vel.

Dieren die hebben oren algemeen

690 roeren ze, uitgezonderd de mens alleen,

dat betekent dat hij onthoudt en leert

wat dat hij hoort van Onze Heer.

En sommige creaturen horen

met gaten zonder oren

695 zoals alle vogels algemeen.

Alle dieren, groot en klein

die bewegen de onderste kaken,

twee dieren gaan in tegen deze zaken

dat is de krokodil en daarna

700 een dier dat heet Gentilia

die de bovenste kaken bewegen

en dat is een manier van vreemd beroeren.

Ambrosius spreekt dat God heeft

van sommige dier dat leeft

705 de hals lang gemaakt, dat is bij daarom

dat hun eten op de aarde is

zoals kameel en het paard,

maar de wolf en luipaard

heeft hij de hals kort gegeven

710 omdat ze van prooi leven.

De lange hals bedoelt de lange hoop

elke man merkt op wie ik bedoel

diegene die van prooien leven

hoe kan hun hoop zijn verheven

715 enigszins zijn ze te God waart

die de armen niet spaart

en met hem houdt zijn grappen

hoe denkt hij te laatste tijd

bij Onze Heer te vinden genade

720 die immer de armen zal beraden?

Andere en meestal allerhande dieren

die doen het op geiten manieren,

dat is ze vermalen hun spijs

en hebben een hals van lange wijze.

725 Dat bedoelt het Heilig woord

die men leest of hoort

verandert veel zonder ontlopen

die behoort langer te hopen.

Men vindt onder alle dieren

730 tanden van drie soorten

soms effen en soms als zagen

en soms tanden die uitsteken.

Effen tanden heeft de man

en dat wat horens draagt nochtans.

735 Het waren geen gehoornde serpenten

wat zich met prooien bekend

en is getand gelijk een zaag.

Zulke, bedoel ik, als honden dragen

en de ever en de olifant

740 dragen een ragende tand.

Al dat bloed heeft in het hoofd

dat heeft hersenen, dat geloof

uitgezonderd wormen, zeg ik u.

En de dieren die de staart hebben ruw

745 hebben grote kinnebakken algemeen

en het hersenbekken is klein.

O wie! och arme! hoe waar is het op heden

in heren der mogendheden

hun staarten, hun huisgenoten

750 die verteren dat de arme lieden

zouden moeten hebben in hun nood.

Zij hebben de kinnebakken groot

dat ze verteren in overdaad

hun goed tot hun schaden,

755 dus zo werd hem te klein het hoofd

want ze werden zo verdoofd

dat ze laten varen al

wat hen hiervan komen zal.

Haar en wol van alle dieren

760 worden veranderd naar lands manieren.

In hete landen krullig en zwart

en in het voelen een deel hard.

In koude landen recht en wit

aldus mag men opmerken dit.

765 Viervoetige, gehoornde dieren

hebben boven, dat is hun manier,

zo hebben ze geen tanden

alzo als Aristoteles kende.

Alle creaturen van haar ruw

770 nuttigen veel, zeg ik u.

In de maag van zuigende dieren

vindt men leb van goede soorten

hoe ouder, hoe van betere doen,

het is de sleutel van de buikloop.

775 Het herten leb en van de haas mede

is van de grootste krachtheden,

maar de dieren die niet vermalen

hun spijs die ze inhalen

hebben geen leb, groot of klein,

780 uitgezonderd de haas alleen.

Al dat heeft oogleden

dat sluit er zijn ogen mede

als het slaapt, uitgezonderd de luipaard

en  de bange haas kuwaard.

785 Al dat voeten heeft zonder grap

kan wel zwemmen een tijdje

de mens het minst van hen allen.

Men zegt dat hem bevalt

dat hij heeft boven hen allen

790 naar zijn grootte de allerminste gal.

Want de gal is heet en droog

en heft hem opwaarts in de hoogte,

maar de zwembalg die de wind vast houdt

laat vissen zwemmen met geweld.

795 Men vraagt dus in menige landen

waarom de ever heeft zijn tanden

de luipaard klauwen en de beer

de stier horens om te verweren

de ree en de haas hun snelheid

800 en de mens van grootste waardigheden

de natuur niet bewapend zo goed

niet maakte ter vlucht zo snel

Dus mag men antwoorden hiernaar,

de mens die reden heeft van geest

805 heeft twee soorten werken aan zich

dat is raad en daad nochtans.

Zo heeft hij met zijn geest gevonden

in oorlogen te alle tijden

dat hij zich daartoe wapenen kan

810 en met vrede laat hij ze dan.

Was hij geboren dan daarmee

dan schijnt hij altijd zonder vrede.

Was hij ook zo snel als de ree

hij wachtte zich nimmermeer

815 en zou verliezen daarmee

zijn edele gestadigheid.

Nu als het de tijd is en plaats

raadt hem die handigheid

zij het op een wagen of op een paard

820 snel te gaan in zijn vaart

en in schepen met korte stonden

glijden over de watergronden.

Dus mag men hem antwoorden dan

die vraagt waarom de man

825 traag en ongewapend mede

geboren is in menselijk’.

Getande dieren, zaagvormig

hebben gekozen vlees tot spijs.

Ze slurpen met de tong in

830 het water, dat leert hun geest.

Maar dieren met effen tanden

zuigen het water op gelijk.

Die vele tanden en heel heeft

men zegt dat het lang leeft

835 is het dier of man, dit verstaat.

Dat over de meren veel gaat

welk dier geen longen heeft

is zonder geluid zolang als het leeft.

Niets dat leeft werpt zijn zaad

840 buiten het femelen daar het toe gaat

wakende of slapende, uitgezonderd de man

en dit is een grote onzaligheid nochtans

dat hij zo zwaar zich besmet

die reden verstaat en weet.

845 Allerhande creaturen

nemen hun voedsel bij naturen

in spijzen die hem het beste genoegen

en in drank die hem voegt.

Van naturen die dieren allen

850 die zijn zonder gal

zoals hert en olifant zijn

de kameel en de dolfijn

die mogen alle lang leven,

het is echt, want het is beschreven

855 ‘die goedertieren zijn zullen erven

daar niemand nimmer mag sterven’

Dieren die groot zijn van lichamen

winnen weinig al tezamen

en zo dieren die zijn kleiner

860 zo winnen ze meer kinderen.

O, wie! hoe waar is dit nog op heden!

grote heren van mogendheden

hoe weinig baat doen ze de lieden!

ze gapen alzo zeer tot winst

865 dat ze voor hun lange vlucht

niet mogen winnen geen vrucht.

Vijf soorten creaturen

die overwinnen door natuur

onze mensen in onze vijf zintuigen.

870 De lynx ziet helder, zoals ik het ken,

de gier ruikt verder een zaak,

de aap is van scherpe smaak,

de spin gaat in het voelen voor,

de ever is subtiel in het horen.

875 Die creaturen, hoor ik gewagen,

die de moeder lang draagt,

Plinius die heeft het beschreven

dat ze het langste leven.

Nu hoort voorts van elk dier

880 zijn zonderlinge manieren.

In Latijn zal ik hun namen

ordenen alle tezamen

omdat er menig dier in staat

waar ik het Diets niet van weet,

885 naar de ordening in het a.b.c. het eerst in a en daarna in b zullen hun namen zijn gezet

zodat men ze vinden mag beter.

Asinus dats des esels name

890.i. lelic dier ende ombequame

met .i. groten houede met oren lanc

ende sere traghe an sinen ganc

ende dat niet can werden vet

vp sine scoudere es gheset

895dat teken vander passien ons heren

om dat hi ons wilde leeren:omoedecheit

eet hi sulc part

al dar hi uoer ter passien wart

die esel hi ne can niet vechten

900ende hi ghedoghet oec van knechten

sware steken ende slaghe

ende wilmen oec hem doen draghen

meer dan hi gheleesten can

hine striter niet ieghen nochtan

905dit es sine doghedachtechede

nu hort uort sine quatede

hijs luxurieus hute vercoren

starker bachten danne voeren

ombedecter van manieren

910dan enech vanden andren dieren

dar hi sinen wech sal striken

dar ne can hi niemens wiken

dar toe es sijn luud so swaer

dat hi quets al dat em es nar

915alse clene sijn hare ionghe

sijn si scoenst ten ersten spronghe

mar si leliken emmer vort

so ouder so argher es har wort

ten .xxx. maenden noten si te waren

920mar si winnen ten .iij. iaren

esels melc es sere wit

plinius bescriuet ons dit

datso witte hud mach gheuen

plinius die euet bescreuen

925dat pompea skoninx noroens wijf

dede dwaen der mede har lijf

om dat soe wilde wesen wit

de roemsce iesten ouden dit

esels ulesch dat maket quat bloet

930om dat quaet te verduwene doet

die esel heuet in spisen vercoren

scarpe destelen ende doren

esels melc warem als bloet

es ieghen de tantswere goet

935wilmer de tande mede dwaen

ende soe doetse vaste staen

wilmense der vp striken

oec es soe goet ieghen versiken

die esel es van groter coutheden

940hine winnet niet in couden steden

bedi ne draghen si no winnen

jn lande die cout sijn van binnen

noch si noten in ghere stede

jn herefste no in lentin mede

945mar in des hetes somers cracht

een iar draghen si hare dracht

als deselinne es upten spronc

dat soe werpen sal hare dracht

wilse in demstereden vlien

950darse gheen man mach ghesien

hare leuen es .xxx. iaer

also langhe winnen sij dats waer

sine sparen gheen vier dat si uinden

sine gaenre dore tharen kinde

955merct alle liede an dese brieue

scamenesse ende kinder lieue

1. Asinus dat is de ezel naam.

890 Een lelijk dier en onbekwaam

met een groot hoofd, met oren lang

en zeer traag in zijn gang

en dat niet kan worden vet.

(a) Op zijn schouder is gezet

895 het teken van het lijden van Onze Heer

omdat Hij ons wilde leren ootmoed

reed hij op zo’n paard

waar hij mee reed te lijden waart.

(b) De ezel kan niet vechten

900 en hij verdraagt ook van knechten

zware steken en slagen.

En wil men ook hem laten dragen

meer dan hij hebben kan

hij strijdt er niet tegen nochtans.

905 Dit zijn de deugden

nu hoort voorts van zijn kwaadheden.

Hij is wulps uitverkoren

sterker van achter dan van voren

onberekenbaar van manieren

910 dan enig ander dier.

Waar hij zijn weg zal gaan

daar kan niemand hem van afwijken

daarbij is zijn geluid zo zwaar

dat hij kwets alles dat dicht bij hem is.

915 Als ze klein zijn hun jongen

het mooist zijn ze bij de eerste sprongen,

maar ze worden lelijker immer voort

hoe ouder, hoe erger is hun woord.

Met dertig maanden genieten ze te waren,

920 maar ze winnen dan het derde jaar.

(d) Ezelsmelk is zeer wit,

Plinius schrijft ons dit

dat het zo’n witte huid mag geven

Plinius die heeft het beschreven

925 dat Pompea, koning Nero’s wijf

waste daarmee haar lijf

omdat ze wilde wezen wit.

De Romeinse verhalen schreven ons dit

ezelsvlees dat maakt kwaad bloed

930 omdat slecht verteren doet.

De ezel heeft als spijs gekozen

scherpe distels en dorens.

Ezelsmelk warm als bloed

is tegen de tandpijn goed,

935 wil men er de tanden mee wassen

laat ze die vaster staan

wil men het daar op strijken.

Ook is ze goed tegen zuchten.

(e) De ezel is van grote koudheid

940 hij wint niet in koude plaatsen

daarom dragen ze niet of winnen

in landen die koud zijn van binnen

nog ze genieten ze in gure plaatsen

in herfst niet en in lente mede,

945 maar in de hete zomerkracht.

Een jaar dragen ze hun dracht.

Als de ezelin is op springen

dat ze werpen zal een jongen

wil ze in het duister vlieden

950 waar ze geen man mag zien.

Ze leven dertig jaar en

zolang winnen ze, dat is waar.

(f) Ze sparen geen vuur dat ze vinden

ze gaan door tot hun kinderen.

955 Merk op alle lieden aan deze brieven

schaamte en kinderliefde.

Equis asinus: uit Azië

Ezel, midden-Nederlands esel, oud-Saksisch Esil, oud-Hoogduits Esil (nu Esel) oud-Engels esol (nu ass, in Frans asil) Gotisch asilus, uit Latijnse asinus, dit uit Grieks dat door Thrakisch/Illyrisch bemiddeling uit een Klein Aziatisch gebied in het zuiden van de Zwarte Zee ontleend is, in Armeens heet het es, wat ezel betekent.

(a) Op de oudste voorstellingen verschijnt de ezel al met het zwarte rugkruis wat een erfenis is van de Nubische wilde ezel.

In vredestijd was het in Palestina en omliggende landen gewoon dat heersers op een ezel reden, mogelijk omdat het paard met de oorlog verbonden was, zie Zach. 9: 9: ‘Zie uw koning komt tot u, rijdende op een ezel, op een ezelhengst, op een ezelinnenjong’. Dan zal hij de paarden uit Jeruzalem te niet doen, ook de strijdboog wordt teniet gedaan, hij zal den volken vrede verkondigen’ Dit verhaaltprecies waarom onze Heer op een ezel Jeruzalem binnen reed. 

(b) De verachtelijke ezel is goedhartig, lijdzaam, nederig, stil, matig en nuttig. Het is een beest dat met standvastigheid, misschien met grootmoedigheid de kastijdingen en slagen verdraagt, dat zich met de slechtste kruiden, die andere dieren vermijden, vergenoegt.

Maar zijn lasten zijn dat het zeer onkuis is. Uit religieus standpunt werd ze als onrein en wellustig gezien, net als de rest van de paardenfamilie, Exodus. 13: 13, Leviticus. 11: 3, Numumeri18: 15, Jeremia. 2: 24. Als wellustig dier komt ze in vele landen voor, bij de Romeinen was hij het symbool van de vruchtbaarheidsgod Priapus. Echtbrekers waren dan ook wel eens verplicht om in het openbaar een ezel te berijden.

(d) Plinius zegt dat de melk van de ezelin zeer wit is en ook de mensen helpt wit te worden, daarvan leest men dat de vrouw van keizer Nero, Pompaea, zich in ezelsmelk baadde. Die nam dan ook altijd vijfhonderd ezels met zich mee zodat ze er altijd in kon baden zodat haar ԧheheele lichaam om het selve sonder rimpelen, mals ende wit te houden’ Ook Cleopatra baadde in ezelinnenmelk.

(e) De ezel is van een zeer koude natuur. Aristoteles zegt ook dat de ezel de koude meer vreest dan andere dieren. Daarom paren ze niet in de tijd als paarden, maar paren in de zomer zodat de jongen in het warme jaartijd geboren worden.

(f) Het wijfje houdt zeer veel van haar jong en men wil dat ze zelfs door vuur en water gaat om het te beschermen of terug te vinden.

precies waarom onze Heer op een ezel Jeruzalem binnen reed.

Aper siluester in latijn

wil .i. wilt euer sijn

ende es .i. beeste starc ende wreed

960doemen hem lieue ofte leed

men maghene in ghere manieren

te enegher doghet bestieren

maer emmer blijfti wreed ende fel

van swarten hare es sijn vel

965merct so men den scalc me bid

so hem die als crommer sid

sijn sin es ongheleerd ende ard

dus es sijn uel dan sward

raghende tande crom ende lanc

970heueti die scarp sijn ende stranc

ende met scarpen snidende ecghen

maer men horter wonder of segghen

die scarpe egghe die tant heuet

die wile dat die beeste leuet

975verlieset die tant also es doot

dit heuet bekennesse groot

al dert ons in dit lijf die felle

hi uoerd methem in die elle

sine quateit altemale

980men mach den euer lichte ende wale

moede maken met cleenre pine

bestaet mene eer hi maect orine

tilike in die morghenstond

anders ontgaeti lichte den hont

985ende nochtan al es hi moede

hi werpt hem ter were enter woede

ende bijt den iaghere enten man

bede camp ende were nochtan

ende wacht hem wie sone bestaet

990het ne sij dat die euer ontfaet

j. doodwonde ter ersten steke

hi es in ureesen sekerleke

so uliet hi in die dorne dan

dat hi den honden enten man

995also de bet mach ontulien

bouen allen beesten die sien

horti best vor alle die leuen

experimentator heuet bescreuen

dat siin drec uersch es goet

1000want het stelpt ter nose bloet

alle zwine souken har eten

jn die erde dar sijd weten

ende wintelen gerne in die gore

verdoemt woukerare nu hore

1005twi setstu al dinen moet

jn dit neder artsce goet

jn artsch goed legt al din sin

dar of naect di .i. swar ywin

jn jndia wi lesen dus

1010siin alse lanc al .i. cubitus

euerstande ende yhorent mede

vindmense te somegher stede

jn arabia es bescreuen

dat altoes ghen zwijn mach leuen

2 Aper silvester in Latijn

wil een wilde ever zijn.

(a) En is een beest sterk en wreed

960 doet men die liefde of leed

men kan het op geen manier

in enige deugd sturen,

maar altijd blijf het wreed en fel.

Zwart van haar is zijn vel.

965 Merk op, hoe meer men het hard bindt

hoe meer zijn hals krom zit.

Zijn geest is ongeleerd en hard

dus is zijn vel dan zwart.

(b) Ragende tanden, krom en lang

970 heeft het die scherp zijn en sterk

en met scherpe snijdende hoeken.

Maar men hoort er wonder van zeggen

die scherpe eg, die de tand heeft,

die tijd dat het beest leeft

975 en verliest de tand het gaat dood.

Dit heeft een betekenis groot.

Al deert ons in dit lijf dat felle

het voert het hem ter helle

zijn kwaadheid helemaal.

980 Men kan de ever gemakkelijk wel

moe maken met kleine pijn.

Doet men dit voor hij maakt urine

tijdig in de morgenstond

anders ontgaat het gemakkelijk de hond.

985 En nochtans al is hij moe

hij werpt zich te weren en te woede

en bijt de jager en de man

beide strijd en te weren nochtans.

En past op als wie hem zo bestaat

990 tenzij dat de ever ontvangt

een doodwonde met de eerste steek

hij is in vrees zeker

en vliegt in de dorens dan

dat hij de honden en de man

995 alzo beter mag ontvliegen.

Boven alle beesten die zien

hoort hij het beste van allen die leven.

Experimentator heeft beschreven

dat zijn verse drek is goed

1000 want het stelpt de neusbloeding.

Alle zwijnen zoeken hun eten

in de aarde waar zij het weten

en wentelen zich graag in het gore.

Verdoemde woekeraars nu hoor

1005 waarom zet u al uw moed

in dit lage aardse goed?

In aards goed ligt al uw geest

daarvan maakt u een zwaar gewin.

In India, wij lezen dus,

1010 zijn ze lang als een halve meter

evertanden en horens mede

vindt men daar in sommige plaatsen.

In Arabië is beschreven

dat daar geen zwijn mag leven.

Sus scrofa, in Latijn aper.

Ever, oud-Hoogduits Ebar en Ebur (nu Eber) oud-Saksisch Evur, in Angelsaksisch eofur.

(a) De wilde beer is nauwelijks een attractief beest, honderd twintig tot honderd tachtig cm lang en negentig cm hoog aan de schouder met een gewicht van tegen de tweehonderd kilogram. Het dier is spaarzaam bedekt met lange, stijve en borstelige haren, meestal met opstaande manen aan de nek en vaak langs het centrum van de rug. De kleur is donkergrijs tot bruin, soms vrijwel zwart. De ever is gewoonlijk eenzaam, vooral als hij getergd wordt is het een zeer gevaarlijk dier.

(b) De hoektanden, geweren ’in beide kaken worden lang en groeien omhoog, en steken ver buiten de mond uit. Ze zijn spits en driekantig, het dier kan er vreselijke wonden mee slaan, ze groeien steeds aan en worden formidabele wapens. Het is een van de jachttrofeeën.

Zwijnen hebben behoefte aan baden, waar geen water is wentelen ze zich in het moeras. Vandaar ook de neiging van het tamme varken om zich in vocht te wentelen.


1015 Aper domesticus in latijn

es in dietsch .i. tam euerswijn

en beer heet in onse tale

wreet es hi ende die hem te male

jndie meudre gerne besmid

1020ende al war hi ghewasschen wit

hi ghinghe weder in die gore

metten beere alsict hore

hoe uel res tere partien

een heuet al die uoghedie

1025comt onder hem .i. starker dan

so gaet hi den uoghet an

ende so wie dar wint den seghe

hi blijft uoghet alle weghe

so welken tijd dat .i. zwijn ghellet

1030al die rote hare uersellet

om dat sie horen baren

als of si alle verwoet waren

ende dan eist vreselic tallen tiden

hare uerwoetheit ombiden

1035so wilken tijd si zueghen riden

verwoedsi in dien tiden

dat si gherne scoren den man

die .i. wit cleet euet an

dit seghet plinius te waren

1040.j. beer ne wint niet na iij. iaren

die den sueghen of snijd de manen

men wille segghen ende wanen

dat hare luxurie coelt te bet

dar mede werdsi uet

1045aristotilus heuet bescreuen

dat si xv. jaer moghen leuen

bouen uele viruoeten beesten

mach die beer meest ridens ylesten

es dat sake dat hi es uet

1050zwinin uleech es in saisone bet

jn den somer dan int lentjn

want toten oeste slaept dat zwijn

so uele dat vleesch dar mede

ontfanghen moet onreinechede

3 1015 Aper domesticus in het Latijn

is in Diets een tam everzwijn.

Een beer heet het in onze taal.

Wreed is het en die zich te ene male

in de modder graag besmet

1020 en al was hij gewassen wit

hij ging wederom in het gore.

Met de beer, als ik het hoor,

hoeveel er ook zijn in die partij

een heeft al de voogdij.

1025 Komt er bij hem een sterkere dan

dan gaat hij het gevecht aan

en wie daar wint de zege

hij blijft voogd allerwege.

In welke tijd dat een zwijn gilt

1030 en al die groep zich vergezelt

omdat ze zich tonen

alsof ze alle dol waren

en dan is het vreselijk te allen tijden.

Hun dolheid somtijds

1035 in de tijd dat de zeugen rijden

worden ze dol in die tijden.

Dat ze verscheuren graag de man

die een wit kleed heeft aan.

Dit zeg Plinius te waren

1040 een beer wint niet dan na drie jaren.

Die van de zeug afsnijdt de manen

men wil zeggen en wanen

dat hun wulpsheid dan verkoelt beter

en daarmee worden ze vet.

1045 Aristoteles heeft beschreven

dat ze vijftien jaar mogen leven.

Boven vele viervoetige beesten

mag de beer het meeste van rijden genieten

als hij tenminste is vet.

1050 Zwijnenvlees is in het seizoen beter

in de zomer dan in de lente

want tot het augustus slaapt het zwijn

zoveel dat zijn vlees daarmee

ontvangen moet onreinheid.

Sus scrofa, tam varken. Onder de dieren is het varken de beestachtigste van de viervoeters. Maar na hun dood wordt dit alles vergoed. Hun vlees is zeer goed, doch alleen voor gezonde lieden en voor hen die veel werken. De borstels dienen tot vele gebruiken en de reuzel komt van pas in zalven. Het zwijn wordt pas nuttig na zijn dood, niet ten onrechte heeft men een rijke vrek dan ook vaak met een zwijn vergeleken.

Toch is het vreemd dat het verboden was om te eten als onrein dier. Het feit dat ook lange tijd Brits varkensvlees alleen eetbaar was als de R in de maand zat zal dan mogelijk betekenen dat varkensvlees wat anders is dan gewoon vlees. Ontdekkingen over menselijke ziekten hebben nieuwe feiten aan het licht gebracht waardoor de oude ban opeens helder wordt. We weten dat varkensvlees heel goed en gezond is als het maar goed gekookt wordt. Een varken heeft verschillende parasieten, de spoelworm en andere enge ziektes. Het is altijd een wroeter en rond de nederzettingen graaft het ziek materiaal op, mogelijk zelfs nadat dit begraven was, infecteert zich er mee en loopt er mee rond. In tegenwoordige tijd zijn die ziektes vrijwel verbannen en wordt het vlees goed gekookt of gebraden. Vroeger was dat wel eens anders, het koken ging niet zoals bij ons, zo dat verbieden het beste voorbehoedsmiddel was. Het heeft wel meer dan twintig eeuwen geduurd voordat men dit besefte.

1055Alay dats sonder waen

een dier naden kemel ydaen

maer sonder knien ende been

alst hem sal rusten al in een

moet an enen boem staen

1060alst die jaghere wille vaen

onderhouwen si den boem

die beeste nemest ghenen goem

ende uallet metten boeme ter neder

so nes gheen up comen weder

1065anders es dat dier so snel

dat ment yuanghen niet ne can el

4. 1055 Alay dat is zonder waan

een dier naar de kameel gedaan.

Maar zonder knien zijn benen

als het zal rusten al ineen

moet het tegen een boom aan staan.

1060 Als de jagers het willen vangen

houwen ze om de boom

die beesten nemen daar geen notitie van

en valt met de boom om

dan kan het niet opkomen weer.

1065 Anders is dat dier zo snel

dat men het niet goed vangen kan.

Alces alces. Eland, midden-Nederlands elen en elant, Duitse Elen en Elch, midden-Hoogduits Elen, oud-Hoogduits Elho of Elaho, oud-Noors elgr, Angelsaksisch eohl of elh, Engelse elk en Frans elan, Zweeds elg. Litouws elnis betekent hert, Letlands alnis betekent eland, vergelijk ook het Griekse woord ellos: jong hert. Caesar in Bell. Gall. 6,27 noemt het dier alces, dit is meervoud en geeft daarmee een Germaans woord elch weer dat van Indo-Germaans elk stamt.

Caesar kreeg vreemde informatie. ‘De eland heeft heel lange en stijve poten zonder gewrichten. Daarom kan het dier niet op de grond gaan liggen om te slapen maar doet dit staande en leunt tegen een boom. Als je nu ‘s avonds voorzichtig naar die boom gaat hoef je alleen maar die boom om te zagen zodat de eland met de boom en al omvalt. Omdat hij door zijn lange stijve poten niet meer kan opstaan kan je hem zonder moeite vangen’.

Anabula es in etyopen

j. dier datmen dar siet lopen

plinius segt dens men gheloeft

1070dat heuet .i. kemels hoeft

ende yalst als .i. pard

mar hets so edelike yhard

ouer al gader sine lede

dat te siene es wonderlichede

1075om sine sconeit weet wel

so es te diere uele sijn vel

om die ynoechte uan den oghen

die hem niet ne connen ydoghen

no die men sat ne can ymaken

1080om te siene niewe saken

dit sijn die uenstren dat uerstaet

daer die dood bi der zielen gaet

5. Anabula is in Ethiopië

een dier dat men daar ziet lopen.

Plinius zegt dat men gelooft

1070 dat het heeft een kamelenhoofd

en een hals als het paard

maar het is zo ijselijk behaard

over al zijn leden

dat te zien is een wonderlijkheid.

1075 Om zijn schoonheid weet het wel

dat is te duur veel zijn vel.

Om de geneugten van de ogen

die hem niet kunnen gedogen

nog die men bijna niet kan maken

1080 om te zien nieuwe zaken.

Dit zijn de vensters, dat verstaat,

daar de dood uit de ziel gaat.

Ana: gelijk, bula? bulla is wat ronds.

Mogelijk Antilope dorcas, de antiloop. Antilope, deze naam stamt uit een Grieks woord voor bloemenoog. Uit het Grieks komt midden-Latijn antalopus en vandaar Engels antelope, Franse antilope en onze antilope.

Ze worden afgebeeld als sneeuwwit met zilveren voeten, en ze eten lelies. Het is het beeld van vrouwelijke sierlijkheid en schoonheid. De sierlijkheid van de nek maakt de godinnen jaloers, de lichte stap is de wanhoop van de nimfen, hun zachte zwarte ogen, groot en sprekend, donker en verlegen, het is het oog van Venus. De bijzondere charme van hun bewegingen, hun geduld, zo lichtvoetig en zacht. Naar die ogen is dit dier hier misschien gebruikt.

Alches als ons solinus seghet

dar wonder oec groot in leghet

1085es .i. dier dat bi garse leuet

dat dupperste lep so lanc euet

eist dat eten begard

so moet gaen achterward

dat doen sine lippe lanc

1090sondare doe weder dinen ganc

te leuene ter onnoselleden

ende beghef ter uullicheden

ende mac reine dinen moet

oftu wils wesen yuoed

1095metter spise dar god of sprect

die altoes nemmermeer ybreect

dine langhe lippe din quade bec

heuet di brocht in sulc .i. strec

gaestu uord du bliues doet

1100jn die ewelike nood

6. Alches, als ons Solinus zegt,

daar ook een groot wonder in ligt

1085 is een dier dat van gerst leeft.

De bovenste lip zo lang heeft

Is het dat het eten begeert

moet het gaan achteruit

dat doen zijn lippen lang.

1090 Zondaren doe weer je gang

te leven in onnozelheden

en begeef je in vuiligheden

en maak rein je gemoed

of wil je wezen gevoed

1095 met de spijzen waar God van spreekt

die altijd nimmermeer ontbreekt

je lange lippen, je kwade bek

heeft je gebracht in zo’n streek

ga je voort, je blijft dood

1100 in de eeuwige nood.

Zie voorgaande Alces, 4. Opvallend is de slurpvormige verlengde en zeer beweeglijke bovenlip. Daarmee pakt hij de planten. Het achteruitgaan is te verklaren doordat de elk op vochtige gronden waar de bodem hem niet dragen kan de achterpoten uitstrekt en wel zo dat de hele achterpoot recht uitgestrekt op de grond ligt, schuift zo het lichaam naar voren en achter door met de voorhoeven te trekken en over de glibberige vlakte te glijden.

Alches als ons solinus seghet

dar wonder oec groot in leghet

1085es .i. dier dat bi garse leuet

dat dupperste lep so lanc euet

eist dat eten begard

so moet gaen achterward

dat doen sine lippe lanc

1090sondare doe weder dinen ganc

te leuene ter onnoselleden

ende beghef ter uullicheden

ende mac reine dinen moet

oftu wils wesen yuoed

1095metter spise dar god of sprect

die altoes nemmermeer ybreect

dine langhe lippe din quade bec

heuet di brocht in sulc .i. strec

gaestu uord du bliues doet

1100jn die ewelike nood

6. Alches, als ons Solinus zegt,

daar ook een groot wonder in ligt

1085 is een dier dat van gerst leeft.

De bovenste lip zo lang heeft

Is het dat het eten begeert

moet het gaan achteruit

dat doen zijn lippen lang.

1090 Zondaren doe weer je gang

te leven in onnozelheden

en begeef je in vuiligheden

en maak rein je gemoed

of wil je wezen gevoed

1095 met de spijzen waar God van spreekt

die altijd nimmermeer ontbreekt

je lange lippen, je kwade bek

heeft je gebracht in zo’n streek

ga je voort, je blijft dood

1100 in de eeuwige nood.

Zie voorgaande Alces, 4. Opvallend is de slurpvormige verlengde en zeer beweeglijke bovenlip. Daarmee pakt hij de planten. Het achteruitgaan is te verklaren doordat de elk op vochtige gronden waar de bodem hem niet dragen kan de achterpoten uitstrekt en wel zo dat de hele achterpoot recht uitgestrekt op de grond ligt, schuift zo het lichaam naar voren en achter door met de voorhoeven te trekken en over de glibberige vlakte te glijden.

Achune es .i. dier

als aristotilus spreect hier

dar nature in verkert heuet

trecht dat so allen beesten gheuet

1105want uieruoete beesten alle

ebben binnen hare galle

maer dit heuetse int .i. hore

die dit maket nes gheen dore

wie heuet anders int hore die galle

1110dan de ghene diese hort alle

die orscalke ende hem ylouet

dicke ward hi so uerdouet

ende so ontweghet bi haren rade

dat up hem moet uallen de scade

7. Achune is een dier

als Aristoteles spreekt hier

daar natuur veranderd in heeft

terecht dat ze alle beesten geeft

1105 want viervoetige beesten allen

hebben van binnen hun gal

maar deze heeft het in een oor

die dit maakte is geen dwaas.

Wie heeft anders in het oor de gal

1110 dan degene die hoort alles

dat (oor) ogendienaar en hem vloeit

Vaak werd hij zo verdoofd

en zo ontspoord hij bij hun raad

dat op hem moet vallen de schade.

1115Ana spreect aristotiles

dat in orienten .i. dier es

ende es utermaten wreed

mar hare negheen heeft andren leed

so ghelieue sijnsi onderlanghe

1120comt enich dier in hare ganghe

dat es uan andren manieren

alle de scaren van dien dieren

comen vp hem ghescoten

ende wondent so met haren roten

1125dat vliet iofte steruet thant

want die hana es wel becant

dit exemple seggic den leeken

wat so de clerke segghen iof smeken

si draghen ouer een also wel

1130nopen si enen ant vel

si ebben up hem thanden

die clergie met haren tanden

die dorbiten wijf ende man

diemen uerwinnen niet ne can

1135hier henden vanden dieren in a.

nu hort vort van .b. hier na

8, 1115 Ana, spreekt Aristoteles,

dat in de Oriënt een dier is

en is uitermate wreed.

Maar van haar nee geen heeft de ander leed

Zo lief zijn ze onderling

1120 komt er enig dier in haar gang

dat is van andere soort

De hele groep van die dieren

komen op dat dier toegeschoten

en verwonden het zo met hun groep

1125 dat het vliedt weg of sterft gelijk

want de ana is goed bekend.

Dit voorbeeld zeg ik de leken

hoe zo de klerken zeggen of smeken

ze komen overeen alzo goed

1130 knijpen ze iemand aan het vel

ze hebben hem op gelijk

de klerken met hun tanden

die doorbijten wijf en man

die men niet overwinnen kan.

1135 Hier eindigt van de dieren in a

nu hoort voorts van b hier na.

Tana of klimegels? Ana: gelijk?

Bubalus dat es .i. dier

ende als mi dinket te merkene hier

het menet in buffel in leke wort

1140ende dats mere alse men hort

dan sijn onse ossen sum

dorne heuet lanc ende crum

den als lanc ende swart van haren

thouet groot ende niet van vare

1145want sijn upsien es goedertiere

magher sijn dusdane diere

ende si ebben cleinen start

alse dit dier uerbolghen wart

so eist vtermaten fel

1150nuteliker vintmen cume iet el

tote des menscen nuttelicede

want et heuet dorstarke lede

experimentator seghet

dat de melc van bubalus pleghet

1155dat so den lachame gheuet vart

ende varsce wonden soe bewart

ende soe den gonen staet te staden

die met venine sin verladen

bubalus es dinne van hare

1160ende hi mach pine doghen sware

sijn lud es torne pine

sine galle es medicine

ten lijxmen van swaren wonden

met melke gheminget tallen stonden

1165gheneset de galle als wijt horen

die mesquame vanden oren

sijne hud es art utermaten

men pleget in sine nasegaten

datmenre enen rinc in doet

1170datmenne dar bi leeden moet

dat hi met sulken bedwanghe

jndes menscen ghenaden ganghe

verleedemenne oec te seere

so uerwoet hi ilanc so mere

175ende werpet van hem den last saen

ende niet gherne willi weder up staen

her sijn last ghemindert es

bubalus draghet des sijt ghewes

ondert water grooten last

1180nochtan sijn adem es so vast

dat sijn adem gaet al dure

oec vintmen somege scrifture

die van deser beesten weet

entiese bisontes heet

9. Bubalus dat is een dier,

als ik denk op te merken hier,

het bedoelt een buffel in leken woorden

1140 en dat is groter, zoals men hoort,

dan onze ossen zijn soms.

De horen heeft het lang en krom

de hals lang en zwart van haren

het hoofd groot en niet van gevaar

1145 want zijn opzien is goedertieren.

Mager zijn dusdanige dieren

en ze hebben een kleine staart.

Als dit dier verbolgen wordt

dan is het uitermate fel.

1150 Nuttiger vind men nauwelijks iets

voor de mensen nuttigheden

want het heeft zeer sterke leden.

Experimentator zegt het

dat de melk van bubalus pleegt

1155 te geven het lichaam vaart

en verse wonden beschermt

en ze voor diegenen goed is

die met venijn zijn verladen.

Bubalus is dun van haar

1160 en hij mag pijn gedogen zwaar.

Zijn geluid is om te horen pijnlijk.

Zijn gal is medicijn

voor het lijmen van zware wonden

met melk gemengd te alle stonden,

1165 de gal geneest, zoals wij het horen,

het ongeval van de oren.

Zijn huid is hard uitermate.

(a) Men pleegt in zijn neusgaten

dat men er een ring in doet

1170 waarbij men hem leiden moet

dat hij met zo’n bedwang

en de mensen genade gaat.

Belaadt men hem ook te zeer

dan wordt dol hoe langer hoe meer

175 en werpt gelijk de last van hem af

en wil niet graag meer op staan

tot zijn last verminderd is.

(b) Bubalus draagt, dat is het gewis

onder het water een grote last

1180 nochtans is zijn adem zo vast

dat zijn adem gaat al door.

Ook vindt men in sommige schriften

die van deze beesten weet

dat ze bizon heet.

Buffel, in Latijn heet het Bubalus, in Grieks bubulcus. Het de klassieke naam van de gazelle, die werd vanwege dezelfde klank als het Griekse bous: rund, op de buffel overgedragen die omstreeks 600 als geschenk van Avarenchans aan de Langobardenkoning Agilulf naar Italië kwam en voor arbeid tam gemaakt werd. Franse buffle, Duitse Buffel. De hard werkende dieren (Buffelerbeit bij Luther) gaven aanleiding tot het buffelen, het lievelingswoord van studenten.

De buffel werd gebruikt voor ploegen en wagens trekken. De buffels overtreffen ons rund in grootte en hebben ook dikkere horens en beminnen vooral waterrijke streken.

(b) Bubalus bubalis, de wilde buffel. Hieruit is al reeds in prehistorische tijd in Indië, misschien ook in Mesopotamië, de waterbuffel gefokt die tegenwoordig in veel landen als huisdier wordt gehouden.

B. vulgaris, (gewoon) de Indische buffel houdt men als huisdier in Azië, N. Afrika en Z. Europa. Hier zijn verschillende rassen van. Het dier wordt ook wel waterbuffel en karbouw genoemd, Engelse Indian buffalo, Duitse Wasserbuffel, Franse buffle des Indes. Dit dier is kleiner dan zijn wilde voorvader.

(a) De ring in de neus wordt nog steeds gebruikt, vooral bij stieren

Verwant aan de buffel is de bizon, Frans bison, dit van Latijn bison dat bij Seneca, 65 na Chr., voor komt. Aristoteles noemt hem bonassus, Plinius bison, dit stamt uit Germaans, vergelijk oud-Hoogduits Wisunt, onze wisent, oud-Engels wesend en oud-Noors visundr. Het dier is zo genoemd naar de scherpe muskusreuk van bronstige mannetjes. Een soort was vroeger in midden Europa verspreid. (Bonassus bison)

‘Het woudrund heeft die eigenaardigheid dat het, wanneer men tegen zijn wil een zeer zware last oplaadt, zo kwaad wordt dat die zich op aarde neer strekt en men hem niet meer omhoog kan krijgen, hoe je hem ook slaat. Je maakt dan de last lichter waarmee hij bezwaard was’.

1185Bonacus es .i. dier

dat heuet thouet naden stier

dat lijf entie manen mede

recht nader parde zede

horne met so menghen keere

1190sine moghen wenden nemmermere

alsment wil iaghen int strec

werptet na hem sinen drec

dart henen loepet verre seere

ende wien soet gheraket mere

1195dien maketet dat lijf verbolghen

dus ureken hem die em uolghen

dit dier bediedet den ipocrite

die uoeren scinen ofsi quite

waren van hare mesdaet

1200maer wie so na hem gaet

ende ondersoeket hare meninghe

hi salre in vinden sulke dinghe

dar hi mede werdet bescout

eist dat hi hem met hem hout

1205hier enden de namen in .b

nu hort vort vander .c

10. 1185 Bonasus is een dier

dat het hoofd heeft naar de stier

dat lijf en de manen mede

recht naar de paarden zede.

Horens met zo veel draaiingen

1190 dat ze mogen verwonden nooit meer.

(a) Als men het wil jagen in de strik

dan werpt het achter zich zijn drek

wat heen schiet verre zeer

en wie zo geraakt wordt ermee

1195 die maakt het lijf verbolgen

aldus wreekt hij zich die hem volgen.

Dit dier betekent de hypocriet of huichelaar

die van voren lijken of ze onschuldig

zijn van hun misdaad.

1200 Maar wie zo naar hem gaat

en onderzoekt hun bedoeling

hij zal er in vinden zulke dingen

daar hij mede werd beschuldigd

als hij zich daaraan houdt.

1205 Hier eindigt de namen in b,

nu hoort voort van de c.

Bonassus, is de wisent, zie voorgaande. Die leefde als bosrund ten tijde van de oude Kelten en Germanen in de woeste wouden. Is uitgestorven in de dertig jarige oorlog.

(a) zie 106.

Camelus es des kemels name

ende es .i. dier ombequame

de kemele ebben bulken twee

1210vpten ruc ende noch ene mee

neffens rux vp hare barste

ar si vp nemen hare arste

langhe been enten als lanc

ende traghe seere an haren ganc

1215solinus seghet datmen achter lande

vindet kemele drierande

deene sijn last te draghene goet

ende dandre es te ridene spoet

mar de derde ne wil altoes niet draghen

1220mer dan hem mach behaghen

ende dander ne loepet wat soes ghesciet

houer sinen pas niet

jacob seit alsemenne sal laden

nopemen sine knien met staden

1225ende knielende ontfaet hi dan

den last dien hi ghedraghen can

aldus soutu ontfaen sondare

du best onscone ende ommare

ghebulet ende onreine van sonden

1230omoedelike ontfa tallen stonden

de penitentie die du mots draghen

dits de last van dinen daghen

plinius seit alst comt ten tiden

dat si willen noten of riden

1235sin si verwoedet ende wreet

ende ebben alle parde leet

vier daghe sijn si wel sonder dranc

ende alsi doen ten watre ganc

drinken si so uele ebben sijs stade

1240dat si verhalen hare scade

om dat hem es ontouden al

ende dat hem ghebreken sal

si scuwen dat water claer

mar dat dicke es ende swaer

1245dat ouden si gherne ouer goet

want si wanen dat wel voet

baselius spreket dat de kemel lange

ghedinket der slaghe in sinen bedwange

ende vart iof hijs niet nachte mede

1250ende alsi vint stade ende stede

so wreket hi dat hi was gesleghen

men seget dat die kemele pleghen

stater enech inden stal

siec onder dandre al

1255ende niet netet dat dandre mede

vasten dor ontfarmichede

ay mensce du nachtes niet

al heuet dijn euenkerstin verdriet

plinius scriuet ouer waer

1260dat .i. kemel leuet .c. iaer

eist dat hi in sinen arde bliuet

ende eist soe datmenne verdriuet

dat si ne noeten none riden

si sijn te starker tallen tiden

1265erande kemel cursaris

es diemen heetet dromadaris

die vtermaten seere sijn snel

die kemel draghet weet men wel

xij. maende ende si noeten

1270ende alsi riden dan gaen si stoeten

ende dan si in eimeliceiden

scamedi mensce dire seden

als du salt soeken dijn genoet

dattu di dan laets sien al bloet

1275rechte kemele die ne draghen

maer enen bult horic ghewaghen

die dromadarise ebbenre .ij

hare uoete doen em so wee

alsi swaren wech sullen doen

1280datmen hem moet maken scoen

plinius de meester toghet

die eens kemels ersinen droghet

ende dan drinket met aisine

dat soe sochtet de grote pine

1285vanden euele darmen af walt

nu es vanden kemele gecalt

11, Camelus is de kameel naam

en is een dier onbekwaam.

De kamelen hebben bulten twee

1210 op de rug en nog een meer

(a) naast de rug op hun borst

waar ze opnemen hun dorst.

Lange benen en de hals lang

een zeer traag in hun gang.

1215 Solinus zegt dat men in achter landen

vindt kamelen in drie soorten.

De ene is om de last te dragen goed

en de andere om te rijden snel,

(b) maar de derde wil altijd niet meer dragen

1220 dan hem mag behagen

en anders niet loopt, wat zo er geschied

over zijn kunnen niet.

Jacob zegt als men ze zal laden

klopt men aan zijn knieën met pozen

1225 en knielende ontvangt hij dan

de last die hij dragen kan.

Aldus zal jij ontvangen zondaar

je bent smerig en onwaardig

gebult en onrein van zonden

1230 ootmoedig te ontvangen in alle stonden

de penitentie die je moet dragen

dat is de last van jouw dagen.

Plinius zegt als het komt ten tijden

dat ze willen genieten of paren

1235 zijn ze verwoed en wreed

en hebben alle paarden leed.

Vier dagen kunnen ze wel zonder drank

en als ze dan naar het water gaan

dan drinken ze zo veel, hebben ze de tijd

1240 dat ze inhalen hun schade

omdat het hen onthouden is al

en dat hem ontbreken zal.

Ze schuwen dat water helder

maar dat dik is en zwaar

1245 dat houden ze graag voor goed

want ze menen dat het wel voedt.

Baselius spreekt dat de kameel lang

denkt aan de slagen die hem in bedwang houden en gaat alsof hij het niet heeft gevoeld

1250 en als hij vindt tijd en plaats

dan wreekt hij dat hij was geslagen.

Men zegt dat de kamelen plegen

als er een staat in de stal

ziek tussen de anderen al

1255 en niet eet dat de anderen mede

vasten door barmhartigheid

Aai! Mensen, jullie achten het niet

al heeft jullie mede christen verdriet!

Plinius schrijft voor waar

1260 dat een kameel leeft honderd jaar

als het op zijn plaats blijft.

Is het zo dat men ze verdrijft

dat ze moeten toch rijden

ze zijn sterker te alle tijden.

1265 Een soort kameel, Cursaris,

die men heet dromedaris

die uitermate zeer zijn snel.

De kameel draagt weet men wel

twaalf maanden en ze genieten

1270 als ze paren dan gaan ze stoten

en dan zijn ze in heimelijkheid.

Schaam je, mens, van uw zeden

als je zal zoeken jouw geneugte

dat je laat zien al dat bloot!

1275 Echte kamelen die dragen

maar een bult, hoor ik gewagen,

de dromedarissen hebben er twee.

(d) Hun voeten doen hen zo wee

als ze een zware weg zullen doen

1280 dat men hen moet maken schoenen.

Plinius de meester getuigt

die een kameelhersen gedroogd

en dan gedronken met azijn

dat het verzacht grote pijn

1285 van het euvel waar men van af valt.

Nu is van de kameel gepraat.

Camelus

Kameel, midden-Nederlands cameel of kemel, Duitse Kamel of Trampeltier, Engelse camel en Franse chameau, van Latijnse camelus, dit uit het Griekse kamelos, en dit van Hebreeuws gamal, vergelijk het Arabische jamala wat dragen betekent. De vorm kemel uit de 13de eeuw kwam tijdens de kruistochten waarschijnlijk rechtstreeks van het Arabische gemel. Sommigen zeggen dat hij geleden kwaad lang kan verbergen, maar omdat hij zeer wraakzuchtig is en zijn slag slaat als zijn tijd daar is, vandaar zou de naam betekenen, ‘de kwaadheugendeՠVandaar een spreekwoord bij de Perzen: ‘de toorn des kameels’

Dromedaris, zo was het ook in midden-Nederlands of dromedarijs, midden-Hoogduits Dromedar, Engelse dromedary, (one humped camel) Franse dromadaire, van laat-Latijn dromedarius, van Grieks dromados, wat lopend betekent, een dromos is een renner, wat we terugzien in het Engelse hippodrome, een plaats voor paardenrennen. Camelus bactrianus heeft twee bulten, het is de kameel. Camelus dromedaris heeft er maar een, het is de dromedaris.

(a) Wanneer het dier dorst heeft of het droge voedsel wil bevochtigen, weet het, door een eenvoudige samentrekking van de spieren, dit water in de maag en zelfs tot in de strot te laten opstijgen. Anderen beweerden dat er een extra bult is die de dienst van waterzak vervult. Plinius schreef al over hun voorraad water in de bult. Dat werd nog in de 19de eeuw geloofd en getekend. Dat men kamelen in nood slacht en de in hun bulten opgeslagen water drinkt, is een fabel. Ook dat de maag een waterzak bevat is een fabel.

(b) ‘Een kameel’ is een gezegde voor iemand die in alles obstinaat is. Een kameel is de ergste bruut die er is, alleen honger kan hem omhoog krijgen. Bewegingsloos blijven is alles wat de kameel wil. Begin je hem te laden dan gromt en knort hij alsof al zijn vitale delen worden afgesneden. Zo gewoon is hij hieraan dat hij al protesteert als een steen ter grootte van een walnoot op zijn rug wordt gelegd, het begint te grommen en tegen te spartelen alsof hij door die lading gekruisigd wordt. Het is niet graag overbelast en komt dan niet omhoog. De kameel is het zinnebeeld van het onderscheidingsvermogen. Omdat niet iedereen deze gewoonte kende, zagen sommigen het als een symbool van luiheid.

(d) Het is het enige dier dat herkauwt en geen gespleten hoeven heeft. De brede kussens van de voetzolen stellen het dier in staat over het hete woestijnzand te lopen, over graniet of rotsen, maar in vochtige streken is het onbruikbaar.

Canis dats in dietsch .i. hont

iacob van vitri maket ons cont

dat beesten sijn dien men mach wel

1290leren mengerade spel

ende al slapen si gherne mede

nochtan esset hare zede

dat si thus wachten voer den dief

hare eren ebben si lief

1295dat si dicken doot sijn bleuen

om te beoudene hars eren leuen

ende dies toghen si noch uele

nachtes met haren ghebele

oec es dicken dat gesproken

1300dat onde hare heren wroken

ende sente ambrosius scriuet mede

selue ouer ene warede

plinius ende solinus leeren

doe alexander soude keeren

1305tlant van endi te bestane

dat hem de coninc van albane

enen hont sende so groot

datmen noit vant sijn ghenoot

alexandre wonderets seere

1310ende dede heuere ende beere

voer ghenen hont ghinder toghen

cume kerdi omme sine oghen

ende bleef ligghende stille

alse die sulker proien niet ne wilde

1315doe gheboet hine te verslane

dit orde de coninc van albane

ende sende noch enen van dien doene

ende omboet hem dat hine an lione

proeuede wes hi ware wert

1320alexander liet gaen enen liebart

entien scordi alte hant

entar na enen olifant

jacob spreket van vitri

dat somege maniere van onden si

1325die morders rieken ende dieue

mar als ons seggen some brieue

si sijn met vrouwen melke geuoedet

ende getemmet in mans bloet

drie manieren sijn van onden

1330alse ons vraie boeke orconden

dedelste sijn oghe ende lanc

ende snel in lopene ende in ganc

te bassene nebsi ghene macht

dese die sijn goet ter iacht

1335o wi die onde die niet ne bassen

hoe si alle daghe wassen

dese edele honde vander iacht

edelinghe ebben nu de macht

ouer dat kerkelike goet

1340dar ihesus omme sturte sijn bloet

dit souden ebben ons here lede

nu heuet al die edelede

dese honde ne bassen niet

bassen: predeken bediet

1345want edelinghe niet ne leren

dar sijt folc mede bekeren

mar si gheneren hem metter proie

ende .i. die euets ioie

alsi vrouwen bedrieghen mach

1350dits sine proie ende sijn beiach

ndre manieren heten bracken

met langhen oren entie backen

na de diere ende rieken wel

ende al ne sijn si niet so snel

1355si maken de beesten moede

oec vintmen riekende so vroede

dat al dore inden woude

emmer hare erste proie ouden

husonde es de derde maniere

1360ende alne rekenmense niet so diere

nochtan sin si inder wachte

nuttelic bi daghe ende bi nachte

plinius bescriuet ons dit

als .i. man ter erden sit

1365dattene dan die onde sparen

ets recht die hem omoedeghet te waren

voer die hem fellike vermeten

dat hi ontgaet hare beten

die ont wert iboren blent

1370ende xl. daghe ets bekent

so draghet de teue alsment waent

de hont ridet ter achtender maent

ende de teue alsoere euet seuene

xv. iar pleghen si te leuene

1375sulc mach oec .xx. iaer leuen

dat si bachten te samen cleuen

comet van hare luxurien

dat welp etemen best bi naturen

datter spaets sien beghint

1380oftat de moeder mest mint

xii. daghe sijn si blent

ende sulc ene maent omtrent

men sal gheuen verwoeden onden

jn hare eten tallen stonden

1385capoens drec dats hem goet

ende bitet di een hont verwoet

de wortel vander wilder roesen

saldi ghenesen vander nosen

als .i. ont beghinnet gellen

1390lopen vp hem sine gesellen

ende bitene alleghemeene

pissende effen si up die beene

weltijt so si iarech sijn

want si ebben de roke fijn

1395ende in riekene gnoechte grot

rieket elc andren bachten bloot

die iachont ne leuet mar .x. iaer

ende die teue .ij. iar der naer

jn al dat leuet sonder in desen

1400leuen langher als wi lesen

de hie dan de zoen ghemeene

sonder in lachonde allene

aristotiles seghet

alse den ont sieceit an leghet

1405hetet hi gras ende ander cruut

ende spuwet dan dat euel huut

sulke segghen oec hier an

gheen ont mach leuen sonder man

des onts tonge es goet ten wonden

1410es hi gewont oec tereger stonde

ende hijt gelecken niet mach bloot

so lecket hi sines selues pot

ende salfter sine wonden mede

nature leret hem die zede

1415der ouder filosofen boec

seit enen vremden ondersoec

nem .i. welpkin als men seghet

ende enen sieken die ghedoghet

oronica dat euel groot

1420leghet hem upte barst bloot

dat des des siecmans elpe

entie doot vanden welpe

onde biten niet de teuen

sine sire toe verdreuen

1425dus eist wel naer in allen dieren

scamedi man van felre maniere

hines des mans name niet wart

de man de vrouwen niet ne spart

ets mets alronden seden

1430dat si ontsuueren reine steden

ondine scoen sijn sekerlike

goet iegen dartitike

maer riketse .i. hont dar gaet .i. man

hi licht sijn been ende pister an

12. Canis, dat is in Dietse een hond.

Jacob van Vitry maakt ons kond

dat het beesten zijn die men mag wel

1290 leren menig spel.

En al slapen ze graag mede

nochtans is zo hun zede

dat ze het huis bewaken voor de dief.

(a) Hun heren hebben ze lief

1295 zodat ze veel dood zijn gebleven

om te behouden hun heer het leven

en dit getuigen ze nog veel

‘s nachts met hun geblaf.

Ook is er veel over gesproken

1300 dat honden hun heren wraken

en Sint Ambrosius schrijft mede

hetzelfde voor een waarheid.

(b) Plinius en Solinus leren

toen Alexander zou keren

1305 om het land van Indië te veroveren

dat hem de koning van Albanië (L)

een hond zond zo groot

dat men nooit vond er een even zo groot.

Alexander verwonderde zich zeer

1310 en liet een ever en beer

voor die hond ginder brengen

nauwelijks draaide hij zijn ogen om

en bleef liggen stil.

ԁls hij zulke prooien niet wil

1315 toen gebood hij hem dan te doden.

Dit hoorde de koning van Albani

en zond nog een van die vorm

en zei hem dat hij een leeuw

moest proberen om te zien wat hij waard was.

1320 Alexander liet gaan een leeuw

en die verscheurde hij gelijk

en daar na een olifant.

Jacob van Vitry spreekt dat er sommige soorten van honden zijn

1325 die moordenaars ruiken en dieven

maar, zoals ons zeggen sommige brieven,

zijn ze met vrouwenmelk gevoed

en getemd in mannen bloed.

Drie soorten zijn er van honden

1330 zoals ons fraaie boeken verkondigen.

(e) De edelste zijn hoog en lang

en snel in het lopen en in gang

om te bassen hebben ze geen macht

deze zijn goed voor de jacht.

1335 Ach! Die honden die niet kunnen bassen

hoe dat ze alle dagen groeien

deze edele honden van de jacht!

Edelen hebben nu de macht

over het kerkelijke goed

1340 waar Jezus om stortte zijn bloed

dit zou geven onze Heer leed

nu hebben het al die edelen.

Deze honden bassen niet

en bassen prediken betekent.

1345 Want edelen niet leren

waar ze het volk mee bekeren

maar ze generen zich met de prooi

en een edele die heeft vreugd

als ze vrouwen bedriegen mogen,

1350 dit is hun prooi en hun jacht.

(f) Een andere soort heet brak

met lange oren tot op de rug

nu die dieren ruiken goed

en al zijn ze niet zo snel

1355 ze maken de beesten moe.

Ook vindt men ze ruikende al zo goed

dat ze al dwalende door het woud

immer hun eerste spoor houden.

(g) Huishond is de derde soort

1360 en al rekent men ze niet zo duur

nochtans zijn ze in de waakzaamheid

nuttig bij dag en bij nacht.

Plinius schrijft ons dit

als een man ter aarde zit

1365 dat de honden hem dan sparen,

het is terecht voor hen die ootmoedig waren

voor diegene die zich fel vermeten

dat ze ontgaan aan hun beten.

De hond wordt geboren blind.

1370 En veertig dagen, het is bekend,

draagt de teef zoals men waant.

De hond rijdt de achtste maand

en de teef alzo bij zeven

Vijftien jaar plegen ze te leven

1375 sommige mogen ook twintig jaar leven.

Dat ze van achter tezamen kleven

komt van hun wulpsheid.

Die welp is het beste van naturen

dat het laatst met zien begint

1380 of degene die de moeder het meest bemint. Twaalf dagen zijn ze blind

en sommige een maand omtrent.

Men zal geven dolle honden

in hun eten direct

1385 kapoendrek, dat is voor hen goed.

(h) En word je gebeten door een dolle hond

de wortel van de wilde roos

zal je genezen van dit nadeel.

Als een (gekwetste) hond begint te janken

1390 lopen naar hem toe zijn gezellen

en bijten hem algemeen.

Pissende heft ze op het been

op de tijd dat ze een jaar zijn

want ze hebben de reuk fijn

1395 en in het ruiken geneugte groot

en ruiken elk bij van achter bloot.

De jachthond leeft maar tien jaar

en de teef twee jaar daarna.

In al dat leeft en vooral in deze

1400 leven langer, als wij het lezen,

hij dan zij in het algemeen,

uitgezonderd in jachthonden alleen.

(i) Aristoteles zegt

als de hond ziek wordt

1405 eet hij gras en een ander kruid

en spuwt dan dat euvel uit.

Sommige zeggen ook hierbij

geen hond mag leven zonder een mens.

De hondentong is goed tegen wonden

1410 en is hij gewond op een keer

en het niet belikken kan met zijn tong

dan likt hij zijn eigen poot

en zalft daar zijn wonden mee

natuur leert hem dit gebruik.

1415 Het oude filosofen boek

zegt van een vreemd onderzoek;

(j) Neem een welp, zoals men zegt,

en een zieke die lijdt aan

vallende ziekte, dat euvel groot,

1420 leg het hem op de borst bloot

dat het deze zieke man helpt

met de dood van de welp.

Honden bijten niet de teven

tenzij ze er toe gedwongen worden

1425 zo is het vrijwel bij alle dieren.

Schaam je man van felle manieren!

hij is de naam man niet waardig

de man die de vrouwen niet spaart.

(k) Het is meestal bij alle honden het gebruik

1430 dat ze vervuilen reine steden.

Schoenen van hondenleer zijn zeker

goed tegen de jicht,

maar ruikt een hond daar gaat een man

hij licht zijn been en pist er aan.

Canis

Canis, hond, in Duits Hund en in Engels hound, van Germaanse hunda,
dit van Indo-Germaans kuon, vergelijk het Griekse kyon en Latijn canis
wat allemaal hond betekent. Het Griekse woord betekent zoveel als
‘bijzonder liefhebben ’wat de honden bij hun meesters veel doen, of
van ԩk bemin ’omdat ze sterk tot vermenging overhellen.(a) Als zinnebeeld van trouw vind je de hond op veel op grafstenen staan onder de voeten van de daar afgebeelde figuur. Bij vele volkeren uit de oudheid en nog later, begroef men de hond naast zijn meester. Vaak werd de hond daartoe eerst gedood. Lang niet iedere hond treurde boven het graf van zijn meester.

(b) Toen Alexander de Grote hij naar Indië trok had de koning van Albanië (een landstreek in Azië, ongeveer gelijk aan het huidige Azerbeidzjan) hem een grote hond geschonken waarmee hij zeer ingenomen was. Hij liet daarom beren, evers en dergelijke dieren bij de hond brengen, maar die bleef stilliggen en wilde niet opstaan. Alexander meende dat de hond lui was en liet hem ter dood brengen. Toen de koning van Albanië dit vernam zond hij nog een hond van dezelfde soort met de boodschap dat Alexander geen zwakke dieren tegenover de dog moest plaatsen maar leeuwen en olifanten. Hij, de koning, had slechts twee van zulke honden gehad, als Alexander deze liet doden had hij er geen meer. Alexander liet het dier dus eerst met een leeuw, later met een olifant vechten. De hond doodde ze allebei.

Er is een zekere klasse van honden die dieven herkennen aan hun geur die ze met onverzoenlijke haat onderscheiden van andere mensen, dat is de speurhond.

(e) De windhonden zijn herkenbaar aan hun uiterst slanke, sierlijke romp, de spits toelopende fijn gebouwde kop, de dunne, hoge ledematen en in de regel ook aan de kortharigheid en gladheid van hun vel.

(f) Bij de parforce-jacht wordt het wild door honden, vaak in koppels van zes a veertig stuks, zo lang nagejaagd dat het wild door vermoeienis uitgeput blijft staan en vaak door de honden gegrepen of door de jager, die te paard volgt, afgemaakt. Het wild wordt dus par-force (door krachtsinspanning) verkregen en niet van af de verte geschoten. Voor dit doel dienen verschillende hondenrassen die daarom parforce honden of brakken (in Frans chien courants) heten. Brak of brach is een kleine hond, het Italiaanse equivalent is bracca, Duitse Bracke, Franse brachet of braque, het bestemmingswoord is ruiken.

Taming of the Shrew , Induction 1, 17-8;

‘Ik zeg u, jager, zorg voor deze honden’

Zie, vlugvoet schuimt, voer deze aan de lijn’

En koppel Nero met de diepe blaffer’

(g) Deze omvat een groep honden die de mens zeer trouw dienen, vaak voor slavenarbeid gebruikt worden, het zijn de huishonden in engere zin als bijvoorbeeld de herdershond

(h) Genees die ziekte door de wortel van de hondsroos te eten. Die heet ook Rosa canina: hondsroos.

(i) Kweek, het bekende onkruid, werd wel hondsgras genoemd, in Frans heet die dan ook chiendent rampant, in Duits Hundsgras en in Engels dogs-grass. Culpeper verhaalt ervan als je het kruid niet kent wacht dan tot je hond ziek is, het zal naar dit gras toegaan en je er snel naar toe leiden, er zijn maag mee vol eten om zo tot braken te komen.

(j) Het likken van een hond zuivert en verzacht de oude verzweringen van de benen en geneest de wonden waar andere middelen geen uitwerking hadden. Misschien berust deze werking wel op Lucas 14: 21-22: en er was ook zekere bedelaar, welke lag voor de poort, vol zweren. Maar ook de honden kwamen en lekten zijn wonden.’ Lang werd het likken gebruikt om eczeem te laten genezen. Ongetwijfeld is dit likken een bron van infecties, maar de vochtige werking kan zeker een gunstige invloed hebben. De pijn kan bedaren en de wond enigermate beschermd worden doordat het speeksel een beschuttend vlies vormt. Daardoor wordt toetreding van lucht verhinderd en jeuk vermindert. Vaak wordt daarom bij Aesculapius een hond afgebeeld. Reuma werd genezen door een hond naast de pijnlijke gewrichten te leggen. De dierlijke warmte gaf wat verlichting, door het contact zou de kwaal verder op de hond overgaan. De natuurlijke warmte vooral van ‘Vette jonge honden’ was niet alleen goed voor reuma, maar ook voor ‘oude luiden’.

(k) hondenstront was toen ook al een probleem.

L. (Mulder) Albania - landstreek in Azië, ongeveer gelijk aan het huidige Azerbeidzjan.

1435Castor dit wort in latijn

mach in dietsch .i. beuer sijn

castorium heten sine hoeden

die sijn nutte te vele nooden

ende dits dar mense omme iaghet

1440ende als den beuer dan wanhaghet

so bijt hise af selue te waren

ende dan latene de iagre varen

ende alsmenne anderwarf iaghet

dan toghet hi dat hi niet draghet

1445ende valt voer de iagers neder

die pollane segghen hier weder

hare bouers ebben die oeden binnen

recht als wi nieren segghen kinnen

oec mochten si dan hem seluen wuren

1450die beuers pleghen bi naturen

alse ene gans te smeltene daer

plinius seget ouerwaer

dat hi sine galle hute spuwet

die messelic euel verduwet

1455want hi waent datmenne bedi iaghet

sijn lib es nuttelic dat hi draget

want et geneset als men ons calt

dat euel darmen aue valt

dit dier ne mach niet lange leuen

1460sijn start ne si den watre beneuen

ende dies gescepen als .i. vis start

experimentator seit ets sijn art

dat sijn start smaket na vissce

bedi hetene sonder wissce

1465die kerstine alsmen vasten sal

mar some eten sine ende niet al

sijn lijf es vlesch dats waer

sijn start .iii. uoete lanc ets war

entie vtermaten vet

1470subtiliter mochte niet bet

macht ghene beeste onder darde

husekine na sire warde

some vp ende some weder

wasset water of dalet neder

1475dat hi dale ofte cliue

so dat die start int water bliue

scorsen van bomen ente blade

heti dar hijs heuet stade

bouen allen dinghen diemen weet

1480jnt biten es de beuer wreet

wat dat hi mach metten tanden slaen

datne lati niet ontgaen

heri beseft den tant al dure

experimentator scriuet sine nature

1485ende seghet dat si met scaren

te samene te woude varen

ende alsi boeme ebben geuelt

met haren tanden met gewelt

ende of ghebeten dat hem genoeget

1490nemen si enen die hem uoeghet

ende werpene dan vpwart onsoete

ende laden tusscen sine voete

ende slepene also te hole

dit ne doen si niemene ut are scole

1495mar vremden hute vremden lande

dien doen si dusdane scande

want sise in eigindome ouden

andre segghen si doent den ouden

dien hare tande so sijn versleten

1500dat si niet doghen ter beten

dese beuers kennen iagers wel

want hem es vpten rug dat vel

vanden slepene bloot

ende latense lopen uter noot

1505hout minnen si dor .ij. saken

omme dat sire hare hus af maken

ende om die scortse die si eten

vp dachterste voete es hi gheseten

ende out uoeren in de voete

1510sine spise met goeder moete

alle die scortse eti dan

die sijn poet beluken can

dachterste voete sijn min no me

alse ganse voete twee

1515mar meere entie clawen ront

die vortste recht als .i. ont

dies prisemen die nature groot

omme dat dier uoren es gheuoet

alse .i. ont vpt lant te gane

1520ende bachten mede te bestane

te swemmene alst euet noot

sines tants cracht es so groot

weltijt hi slaet .i. boem

vliethi ende nemet goem

1525joftie boem iet vallet noch

so dicken doet hijt doch

dat die boem dan uallen moet

viere tande heuet hi starc ende goet

twe beneden ende bouen

1530ende salmen ouden boeken geloeuen

so es die tant ent cakebeen

bede massijs ouer een

sijn smere [e]s edel ende goet

so swarter so meer te prisene doet

1535solinus seit dat dier aer euet

bouen allen haren wel goud

ende es .i. dinc die seere es diere

onder deidine maniere

dien de crampe wee doet

1540dien es beuers smere goet

ende hem dien de lede beuen

mach dit grote bate gheuen

vanden balge es goet sijn smoud

darmen sine oeden in houd

1545wijn met beuers cul gesoden

entie roke vanden hoeden

es hem goede medicine

die vander iucht euet pinesijn

13. 1435 Castor, dit woord in Latijn

mag in Diets een bever zijn.

(a) Castorium heten zijn ballen

die zijn nuttig in vele noden

en dit is waar men ze om jaagt

1440 en als de bever dan wanhoopt

dan bijt hij ze zelf te om te beschermen

dat de jager hem dan laat gaan.

En als men hem andermaal jaagt

dan laat hij zien dat hij ze niet draagt

1445 en valt voor de jagers neer.

De Polen zeggen hier weer

hun bevers hebben de ballen van binnen

net zoals wij van de nieren zeggen kunnen

hoe mogen ze dan zichzelf afbijten?

1450 De bevers plegen van naturen

als een gans dun uit te laten daar.

Plinius zegt voor waar

dat hij zijn gal uitspuwt

dat misselijke euvel verteert (vallende ziekte)

1455 want hij waant dat men hem daarom jaagt. Zijn leb is nuttig dat hij draagt

want het geneest, als men ons vertelt

dat euvel waar men van valt.

Dit dier mag niet lang leven

1460 (b) als zijn staart niet is in het water benevens en die is geschapen als een vissenstaart. Experimentator zegt, dit is zijn aard, dat zijn staart smaakt naar de vissen,

daarom eten zonder wroeging

1465 de christenen als men vasten zal,

maar sommige eten ze niet geheel want zijn lijf is vlees, dat is waar.

Zijn staart is negentig cm lang, het is waar

en die is uitermate vet.

1470 Subtieler mag het niet beter

maakt geen beest onder de aarde

huisjes maken naar zijn waarde

sommige zijn hoog op en sommige laag nadat het water stijgt of daalt

1475 dat hij daalt of klimt

zodat de staart in het water blijft.

Schors van bomen en de bladeren

eet hij, daarvan hij heeft het liefst

boven alle dingen die men weet.

1480 In het bijten is de bever wreed

want wat hij met de tanden mag slaan

dat laat hij niet ontgaan

voor hij beseft dat de tand is duur.

(d) Experimentator beschrijft zijn natuur

1485 en zegt dat ze met groepen

tezamen in de wouden gaan

en als ze bomen hebben geveld

met hun tanden met geweld

afgebeten zoveel als genoeg is

1490 nemen ze er een die hen voegt

en werpen hem dan hard op de rug en laden het tussen zijn voeten

en slepen het alzo naar het hol.

Dit doen ze niet met iemand uit hun groep

1495 maar vreemde uit andere groepen

die doen ze dusdanige schande

omdat ze die in eigendom houden.

Anderen zeggen, ze doen het de ouden

waarvan hun tanden zo zijn versleten

1500 dat ze niet deugen voor bijten.

(e) Deze bevers kennen jagers goed

want bij hen is op de rug dat vel

van het slepen bloot

en die laten ze lopen uit nood.

1505 Hout beminnen ze door twee zaken

omdat ze er hun huis van maken

en om de schors die ze eten

Op de achterste voeten is hij gezeten

en houdt voor in de voeten

1510 zijn spijs met goede moed

alleen de schors eten ze dan

die zijn poot omsluiten kan.

De achterste voeten zijn min of meer

als ganzenvoeten twee

1515 maar groter en de klauwen rond

de voorste is recht als een hond.

Dit prijst men in de natuur groot

omdat het dier voor is gebouwd

als een hond om op het land te gaan

1520 en van achter mede te bestaan

te zwemmen als het heeft nood.

Zijn tanden kracht is zo groot

soms slaat hij een boom

vliegt weg en neemt een kijkje

1525 of die boom niet valt nog

en zoveel doet hij dan toch

dat die boom vallen moet.

Vier tanden heeft hij sterk en goed

twee beneden en twee boven

1530 en zal men oude boeken geloven

dan zijn die tanden en het kaakbeen

beide massief en al een.

Zijn vet is edel en goed

hoe zwarter hoe meer het kosten doet.

1535 (e) Solinus zegt dat dier haar heeft

dat boven alle haren wel goed blijft

en is een zaak die zeer is duur.

Onder de heidense manier

die de kramp pijn doet

1540 voor die is bevervet goed

en hem die de leden beven

mag dit grote baat geven.

Van de balzak is goed zijn vet

waar het zijn ballen in houdt.

1545 Wijn met beverskullen gekookt

en de rook van de ballen

is voor hem een goede medicijn

die van de jicht heeft pijn.

Castor fiber, van Grieks kastor: bever. Bever, midden-Nederlands bever, oud-Hoogduits Bibar (nu Biber) oud-Saksisch Bibar, oud-Engels beofor (nu beaver) oud-Noors bifa en oud-Frans bievre: gal, dit van Gallisch bebros en dit van Latijn fiber dat met Litouws bebrus en Russisch bobr vergeleken wordt dat men vergelijkt met oud-Indisch babhru: roodbruin.

(a) Dioscorides hield het bevergeil valselijk voor de testikels van de bever. Het heet castor a castrado, (gecastreerd) dat betekent lubben, wat zijn kullen zijn in de medicijnen bekwaam Als hij gejaagd wordt weet hij de oorzaak, dan bijt hij zelf zijn ballen af en ontkomt zo’n Hij bijt zelf zijn testikels af om aan de jagers te ontkomen. Bij beide geslachten komen aan de onderbuik, in de liesstreek die onder de huid verborgen is, twee eigenaardige klierzakken voor die een vreemdsoortige stof bevatten, het bevergeil. Dit is een donkerroodachtig, geelachtig of een zwartachtige bruine stof. Eerst is dit zacht maar droogt weldra op tot een hars gelijkende massa. Het heeft een eigenaardige doordringende reuk, die maar weinig mensen aangenaam vinden. Het is nuttig voor diegenen die door nerveuze ziekte de handen sidderen. Het werd in de oudheid veel gebruikt vooral als rustgevend en krampstillend middel.

(b) Het was de monniken opgevallen dat de staart van de bever min of meer geschubd is, wat dus op een vis slaat. Vis mag je op vrijdag eten. Vroeger mochten de gelovigen op de vastenvrijdagen alleen vis eten en geen vlees. Doordat een bever zo een vis werd mocht die ook op tafel komen.

(c) Bevers maken bouwwerken waar vooral de Amerikaanse bevers om bekend zijn geworden. De Europese maakt meer ‘huizen’ die met het water meegaan.

(d) Zijn voornaamste voedsel bestaat uit zetmeel houdende wortelstokken van waterlelies en de schors van jonge boomtakken. Zijn snijtanden zijn buitengewoon scherp, hij kan met een beet een tak van drie cm doorsnede zo glad afsnijden als was het met een stalen werktuig gedaan. Hij velt bomen van een halve meter doorsnede waartoe hij een diepe ringvormige gleuf in knaagt tot ze neerstorten. Met die tanden kan hij zich ook goed verdedigen.

(e) Uit de beverharen maakte men hoeden, de castoren’ hoeden, die tegen ziekten behoedden. Zijn vacht wordt tot voering in onderrokken gebruikt.

Chama es ene beeste

1550dar plinius af spreket inder ieste

dat hi den wlf geliket wel

mar dat spekelde es sijn vel

hute ethiopen sin si comen

dese beesten die wi nomen

1555al vintmense in ander lant

pompeus iulius viant

was derste diede dor wonderlichede

brochte te rome inde stede

14. Chama is een beest

1550 waar Plinius van spreekt in zijn jeeste

dat hij de wolf gelijkt wel

maar dat gespikkeld is zijn vel.

Uit Ethiopië zijn ze gekomen

deze beesten die wij noemen

1555 al vindt men ze in een ander land.

Pompeus Julius vijand

was de eerste die ze door wonderlijkheden

bracht te Rome in de stad.

Chama: klein, dit is wel een hyena of jakhals die kleiner is dan de wolf, zie onder.

Calepus es .i. dier

1560stout sere ende onghier

so vreselic in allen saken

negheen iagre dar hem ghenaken

want langhe orne si draghen

ende sijn getant gelijc der zaghen

1565so dathet der mede velt

langhe bome met sire gewelt

want het can wel zaghen der mede

vp die eufrate es sine stede

nu wassen dar erande aghen

1570die clene langhe roeden draghen

ende alset dan gedronken heuet

ende hem dinket dat met festen leuet

gatet spelen in die roeden

ende met sinen ornen verwoeden

1575ende spelet so vele inden wedouwe

dat sine orne getacket nouwe

hem verwerren in die telghen

dan alreest so moetet belghen

ende gheuet enen vreseliken luud

1580dan so comet de iagre vt

ende slaet sonder pine doot

nu merket hier exemple groot

hi starke die niet nontsiet

dieden cranken niet ne vliet

1585ende niet nacht dien iof desen

altoes mach hi niet seker wesen

15. Calepus is een dier

1560 dapper zeer en onguur

zo vreselijk in alle zaken

en geen jager kan hem daar genaken.

Want lange horens ze dragen

en zijn getand gelijk de zaag

1565 zodat het daarmee velt

lange bomen met zijn geweld

want het kan wel zagen daarmee.

Op de Eufraat is zijn stede

nu groeien daar allerhande hagen

1570 die kleine, lange twijgen dragen.

En als het dan gedronken heeft

en denkt dat het van feesten leeft

gaat het spelen in de twijgen

en het met zijn horen te verwonden

1575 en speelt zoveel in het bosje

dat zijn horens, vertakt nauw

zich verwarren in die twijgen

dan aller eerst moet het verbolgen

en geeft een vreselijk geluid.

1580 Dan komt de jager uit

en slaat het zonder moeite dood.

Nu merk op hier een voorbeeld groot

hij de sterke die niemand ontziet

die de zwakken niet uit de weg gaat

1585 en die niet acht voor die of deze

altijd kan hij niet zeker wezen.

Ovis ornata sive orientalis, het wilde schaap is een zeer imposant dier dat veel op de mouflon lijkt. Het heeft zeer lange haren aan de voorpoten en aan de onderkant van de hals. Een dergelijk wild schaap zal Abraham gevonden hebben in het land Moriah, vastgeraakt in het struikgewas, Gen. 22: 13.’Toen sloeg Abraham zijn ogen op en daar zag hij een ram achter zich, met zijn horens verward in het struikgewas. En Abraham ging en nam den ram en offerde hem ten brandoffer in plaats van zijn zoon’ Dit woord wordt meestal in figuurlijke zin gebruikt of voor afbeeldingen maar verwijst ook naar horens die voor bijzondere zaken gebruikt werden. Van hem heet het in de wijsheid van Jeremia: ze zijn gebonden aan het water van de Eufraat en zijn gevallen’.

Cameleopardalis

lesemen dat ene beste is

jn ethyopen entus gedaen

1590alsons de glose doet verstaen

houet naden kemel als naden parde

voete been na des herts arde

dat gespekelt es harentare

met enen sconen clenen hare

1595dit dier was oec te rome mede

wilen brocht dor wonderlicede

16. Cameleopardalis

leest men dat een beest is

in Ethiopië. En is zo gedaan

1590 als ons de glossaria laat verstaan

hoofd naar de kameel, hals naar het paard

voet en been naar het hert geaard

dat gespikkeld is hier en daar

met een mooie kleine haar.

1595 Dit dier was ook te Rome mede

wel gebracht door wonderlijkheden.

Giraffa camelopardalis, is de zorafeh, zurafa, seraphe of serafe: de lieflijke, van de Arabieren. Dit werd bij ons tot giraf, in Duits en Engels Giraffe en in Frans girafe.

De cameleopardalis heeft een eigenaardige bouw. Ze geeft de indruk dat het uit lichaamsdelen van verschillende dieren samengesteld is. Het is alsof ze de kop en de romp van het paard, de hals en schouders van een kameel, de oren van een rund, de staart van een ezel en de poten aan de antiloop heeft ontleend, terwijl de kleur en de tekening van het gladde vel aan een panter, pardalis, doet denken.

Mulder: ‘Tegen deze achtergrond verdienen de schrijvers en kopiisten van de middeleeuwse natuurboeken eerder bewondering dan honend gelach. ‘Het kan nauwelijks te vaak herhaald worden dat een bestiarium een serieus wetenschappelijk werk is; ‘is dat een Cameleopard ,’ een echt dier is, en helemaal geen slechte poging om een ongezien wezen te beschrijven dat zo groot was als een kameel, maar gevlekt als een luipaard, dat wil zeggen een giraffe; en dat het identificeren van het bestaande wezen het ware genoegen schenkt, niet het lachen om een wezen dat men voor denkbeeldig houdt. (T.H. White)

Capra dats in dietsch de gheet

die orne heuet scarp ende wreet

ende onder den kin enen bart

1600hare weide es te dale wart

ende in berghen ende in haghen

al daer soese can beiaghen

hare melc es sere goet

mar als merre lib toe doet

1605so corrumpert want dat case

segmen niet wert ere blase

v maent so draghet die gheet

also alsment uan scapen weet

jnden uorwinter es best hare riden

1610so dat si in lentins tiden

moghe bringhen hare dracht

dit sijn die beste scape yacht

ysodorus spreect oec hier

dat de buc es luxurieus dier

1615dat altoes bi na wil riden

sine oghen lopen ende gliden

vele na der luxurien cracht

euen wele sieti dach ende nacht

die nauons niet ne siet yreet

1620ete de leuere van der gheet

hi siet nauonts uele te bet

aristotiles heuet yset

dat nochtan dicke up dien dach

die buc lettel ysien mach

1625maer nauonts sieti claer

experimentator seghet ouer waer

dat uan dien bucke die galle

de winbrawen doet uallen alle

kamidarium bouc seegt

1630dar doude filosofie in leecht

dat uanden bucke dat bloed

al hare uallen doet

oec seiti buxbloet ybrant

doet waken tehant

1635die ligghen in letargien

ofte in swaren epelenchien

oec maket donker oghen clar

bux galle out ouer waer

es soe in enegher stede yleghen

1640datter pude oec uersamene pleghen

bux haer te puluer uerbrant

stopt bloet althehant

ende jegen slachamen uloet

ende jegen venijn drinc sijn bloet

1645besefstud ydronken ofte gheten

smare sijn es goet ieghen beten

ende ieghen quetsinghe dere

sijn drec es goet jegen tantsuere

maket dar of .i. plaester upt seer

1650gheets horen dats wonder meer

ghebernet ende ybonden dan

vor die nasegate uan den man

die warlike heuet theuel swaer

stappans moeti uallen daer

1655serpente die ulien oec mede

die roke het es hare sede

die buc es es arde fier

ende starc ende i. moilic dier

jn orne in hoeft leit sine cracht

1660sijn bloet es oec uan sulker macht

dattet scort den adamant

die noit anders meester ne uant

gheets bete es bomen quaet

want si uerliesen urucht ende saet

17. Capra dat is in Dietse de geit.

De horens heeft het scherp en wreed

en onder de kin een baard.

1600 Hun weide is te dalwaarts

en in bergen en in hagen

al waar het zich kan bejagen.

Hun melk is zeer goed

maar als men er leb bij doet

1605 dan verbastert het want de kaas,

zegt men, is niets waard.

Vijf maanden draagt de geit

net zoals men het van schapen weet.

In de voorwinter is het best hun paren

1610 zodat ze in de lente tijden

mogen brengen hun dracht

dit zijn de beste schapen echt.

(a)Isidorus spreekt ook hier

dat de bok is een wulps dier

1615 dat altijd bijna wil paren.

Zijn ogen staan en glijden

veel naar de wulpse kracht

(b) evenwel ziet hij dag en nacht.

Diegene die ‘s avonds niet goed ziet

1620 eet de lever van de geit

hij ziet ‘s avonds veel beter.

Aristoteles heeft gezegd

dat nochtans vaak op de dag

de bok weinig zien mag,

1625 maar ‘s avonds ziet het helder.

Experimentator zegt voor waar

dat van de bok de gal

de wenkbrauwen laat vallen alle.

Kamidarium boek zegt

1630 waar oude filosofie in ligt

dat van de bok het bloed

alle haar uitvallen doet.

Ook zegt het bokkenbloed gebrand

laat gelijk ontwaken

1635 die liggen in slaapzucht

of in zware epilepsie

ook maakt het blinde ogen helder.

Bokkengal zegt hij voor waar

is het in enige plaats gelegen

1640 dat er padden zich ook verzamelen plegen. Bokkenbloed tot poeder verbrand

stopt het bloeden gelijk

en van ontlasting de vloed.

En tegen venijn drink zijn bloed

1645 dat je gedronken hebt of gegeten.

Zijn vet is goed tegen beten

en tegen kwetsingen daar.

Zijn drek is goed tegen tandpijn

maak daarvan een pleister op het zeer.

1650 Geitenhorens, dat is een wonder meer.

gebrand en gebonden dan

voor de neusgaten van de man

die werkelijk heeft epilepsie zwaar

gelijk moet hij vallen daar.

1655 Serpenten die vlieden ook mede

van de rook, het is hun zede.

De bok is hard en fier

en sterk en een moeilijk dier

in horens, in het hoofd ligt zijn kracht.

1660 Zijn bloed is ook van zulke macht

dat het scheurt de diamant

die nooit een andere meester vond.

Geitenbeten is voor de bomen kwaad

want ze verliezen vrucht en zaad.

Capra hircus, Latijn hircus: bok, Grieks chimaira werd in Latijn capra: geit. Varro zegt dat ze capra of carpa heten omdat ze alles afeten. Isidorius zegt dat ze caprae en capri zijn genoemd omdat ze hoge en ruwe plaatsen beminnen en er zich naar toe wenden.

Geit, midden-Nederlands gheet of gheit, oud-Saksisch Gett, oud-Engels gat, (nu goat) oud-Hoogduits Geiz (nu Geiss en Ziege) Mogelijk van de Indo-Germaanse basis ghai(d): springen. Griekse tragos is de bok. Midden-Nederlands buc of boc, oud-Hoogduits Bock (nu Bock) oud-Noors bukkr en bokkr, midden-Iers bocc, oud-Engels bucca (nu buck). Mogelijk stamt dit van Indo-Germaans bhugno: gebogen, dus een dier met gekromde horens.

(a) De bok wordt meestal als een viriel dier afgeschilderd, een oude bok. Bij de heksen zie je dan ook veel de bok in de gedaante van een duivel optreden. Vandaar dat de bok in mengwezens optreedt, saters en faunen, die zich onderscheiden door hun wellust.

Er zijn vele verwijzingen in het O.T. naar geiten. Het basiswoord is ‘iz’ met meervoud ‘izzim’ լwat een zestigmaal voorkomt. Van de geit, ez, die in het Syrisch izza genoemd wordt, zegt men dat het woord komt van de bron ‘sterk, krachtig’ zijn, omdat ze sterker zijn dan schapen. Dit woord wordt meestal gebruikt in niet religieuze passages. Soms echter wordt het gegeven aan geofferde dieren, vooral bij zondeoffers. Hier kan het niet onderscheiden worden van een ander gewoon woord, de harige.’. Dit woord wordt meestal vertaald als een jong en met zijn vrouwelijke vorm ‘s ‘eթrah’ is dit vrijwel even gewoon als ‘ez’ Met een enkele uitzondering als in Genesis 37: 31 waar het geitenbloed op Jozefs kleed kwam wordt het alleen gebruikt voor zondeoffers. Het woord ‘s eթr’ meestal in meervoudsvorm seթrim’ wordt ook gebruikt in een andere zin en vertaald als satyr. Dit wordt gevonden in vier verzen en kan niet als geit vertaald worden. Het wordt een satyr in Jesaja 13: 21, 34: 14 en de duivel in Lev. 17: 7, 2 Kronieken. 11: 5. Gewoonlijk denkt men dat ze de vertegenwoordigers zijn van de heidense geesten die de mens afbeelden als half mens, half geit. (zie aap)

(b) ‘Geiten zien ‘s nachts net zo goed als overdag. Geiten zien niet best in daglicht maar beter in de nacht. Geitenogen lichten ‘s nachts op en geven licht. Geiten knipperen nooit in hun slaap’ Zijn ogen zijn als die van de Heer die ook alles ziet en van verre herkent’

(c )’ Zijn bloed heeft bijzondere krachten, dat komt omdat hij bijzondere kruiden eet. Als het bloed op een diamant gesprenkeld wordt barst die uit elkaar, het is het hardste materiaal dat niet kan barsten, het kan tegen vuur en ijzer, maar niet tegen het warme bokkenbloed’

Vele horens hielpen tegen epilepsie, vooral die van de eland.

1665Capreola dats die ree

den aren pijnlic emmermee

nochtan ieghen andre diere

sere sochte ende goedertiere

als die ree int lant

1670scoten wert soecsoe te hant

polion om dat si uerdriuen

dat yserscote in hare liue

ree bucke uechten om die reen

arde sere wel nar in een

1675ende dats alsi riden dan

ende als men hem gaet met honden an

ontuliensi want si sijn snel

maer aldus uaenghemense wel

want si altehant dan ulien

1680dar si dogheste berghe sien

dar uolghet die jaghere naer

ende alsi wert yware daer

datse die jaghere wacht dar nedre

ende soe ne mach no uort no wedre

1685soe siet den iaghere ende den spiet

soe screie soe ets omme niet

want hine soeket elniet dan hare

hi doese neder uallen sware

ja somwile clemt die jagere nar

1690dat hi mede moet uallen dar

die up montaingen oghe

ende laet uerre gaen hare oghe

ende siet soe liede uan verren gaen

altehant heuet soet uerstaen

1695oft jaghers sien dat soe siet an

dit doet nature diet al can

18. 1665 Capreola, dat is een ree

de arend pijnlijk immermeer

nochtans is ze tegen andere dieren

zeer zacht en goedertieren.

Als de ree in het land

1670 geschoten wordt zoekt het gelijk

polei om te verdrijven

de pijlscheuten in hun lijven.

De bok vecht wel om de ree

zeer hard bijna ineen

1675 en dat is als ze paren gaan.

En als men hem gaat met honden aan

ontvlieden ze want ze zijn snel.

Maar zo vangt men ze wel

want als ze gelijk vandaan vlieden

1680 waar ze de hoogste bergen zien

daar volgt de jager ze na

en als ze wordt gewaar daar

dat de jager wacht daar beneden

en ze niet kan verder of terug

1685 en ziet de jager en de speer

dan schreit ze, het is om niet

want hij zoekt niets anders dan haar

hij laat zich neervallen zwaar.

Ja, soms klimt de jager na

1690 zodat hij mede moet vallen daar.

Die ree op de bergen hoog

ziet ver met haar ogen

en ziet ze lieden in de verte gaan

gelijk heeft zo het verstaan

1695 of het jagers zijn die ze zo ziet dan

dit doet de natuur die het al kan.

Capreolus capreolus, is de ree, midden-Nederlands ree, oud-Saksisch en oud-Hoogduits Reho (nu Reh) oud-Engels ra(ha) (nu roe, roebuck en roedeer) oud-Noors ra, dit van Germaans raixa, mogelijk hangt dit samen met oud-Iers riabach: gespikkeld, Let’s raibs betekent bont gevlekt. Het is de kleinste van onze herten.

Zie voor pulegium nr. 21, gelijksoortig verhaal. Ook steenbok voor het vallen van hoogtes.

Shakespeare, Taming of the Shrew, Induction 2, 50 ;

ԓay, thou wilt course; thy grey-hounds are as swift’ ‘Verkiest gij lange jacht? Uw hazewinden’

As breathed stags, ay, fleeter than the roe’ Zijn sneller dan het hijgend hert of ree.’

Cacus es i dier .i. wonder

jn die moreie besonder

dat es yburstelt als .i. zwiin

1700ende als ons scriuet adeliin

alst gram es ende onghier

so werpet ute sinen buke uier

dit houten uerstolen

jn aghedochten ende in olen

1705ende es wreet ende fel

.j. osse ynoucht hem niet wel

maer het neemter .iii. of .iiii

vaste bi den starte sciere

met crachte trecthise achterwart

1710jn sinen ole metter uaert

ende dat mense uinde niet wel

ende al eist den beesten fel

nochtan dit den mensce ontsiet

nochtan latet sijn laghen niet

1715het ne wacht uroe ende spade

altoes om des menschen scade

19. Cacus is een dier, een wonder

in de Moreyne vooral

en is geborsteld als een zwijn.

1700 En zoals ons schrijft Adelinus

al het kwaad wordt en nijdig

dan werpt het uit zijn buik vuur.

Dit houdt zich verscholen

in spelonken en in holen

1705 en is wreed en fel.

Een os genoegt hem niet goed

maar het neemt er drie of vier

vast bij de staart snel

met kracht trekt het ze achterwaart

1710 en in zijn hol met vaart

zodat de mensen ze niet vinden snel.

En al is het de beesten fel

nochtans dat het de mensen ontziet

nochtans laat het zijn listen niet

1715 en wacht vroeg en laat

altijd om de mensen te schaden.

Cacus is de zoon van Vulcanus, een vuurspuwende reus die in een hol van de Aventijnse berg woonde en de omstreken door moord en roof teisterde. Toen Hercules met de runderen van Geryon daar aangekomen en door vermoeidheid is slaap gevallen was stal Cacus van hem enige runderen die hij om de eigenaar het spoor bijster te maken achterwaarts in zijn hol dreef. Hercules ontdekte toch zijn hol of door het loeien of door zijn zuster Caca die liefde voor hem had opgevat. Na een verschrikkelijk gevecht werd hij verslagen. Het was wel een listig mythisch figuur, geen dier.

Cefusa es .i. wonderlike beeste

dar of seghet solinus ieeste

dat mense wilen te rome brochte

1720om dat mense te wonder sien mochte

hare achterste uoete ende been

ende des menscen scinen een

nde hare uortste uoete tuee

als menschen ande min no me

20, Cefusa is een wonderlijk beest

daarvan zegt Solinus verhaal

dat men ze vroeger te Rome bracht

1720 omdat mensen het wonder zien mocht.

Hun achterste voeten en benen

en die van de mensen schijnen een

en hun voorste voeten twee

als mensen handen min of meer.

De baviaan, mogelijk de mantelbaviaan, werd naar Rome gebracht. Het is de hamadrys van de Egyptenaren, bij Strabo heet die Cebus.

Papio hamadryas, mantelbaviaan, Engelse hamadryas baboon of Arabian baboon, Duits Mantel pavian, Franse hamadryas en tartarin.

Baviaan, in midden-Nederlands was het baubijn of bobijn, in Engels baboon wat uit het Franse babouin stamt en verwant is met het Franse babine: lip.

1725Seruus es hert weetmen wel

.i. beeste arde snel

gheornet met telghen langhe

alsi ii jaer euet omganghe

beghinnen die orne ute gaen

1730ende elx jaers uort sonder waen

achter een tote vi iaren

wast hem .i. telg uort te waren

nemmer telghe wassen hem dan

newaer si meeren uort ward an

1735aristolus die seghet

dat gheen els te wassene pleget

sine horne uan jare te jare

alsi siecheit beseffen sware

of als hem doude gaet an

1740soeken si serpente dan

ende gaen te fonteinen drinken

dus doensi hare euel sinken

ende sinsi suaer

sente augustijn scriuet ouer waer

1745alsi ter betre weiden tiden

ende alsi twater sullen liden

die starcste suemmet uoren dan

ende alle dandre uolghen hem an

elc houet ligghende up anders stiet

1750dus elpt elc andren inden uliet

hier bi si elc mensche beraden

dat elc andren staen in staden

als die erte willen riden

verwoedensi wel na tien tiden

1755alsoe sere sinsi uerhit

ende na oest ysciet hem dit

solinus seit dat sire ii draghen

die siin in rise ende in aghen

ende deckense arde nerenstelike

1760ende leerense ligghen eimeleike

ende alsi starc sijn leerensise mede

lopen springhen dapperede

erts calf die in de modre sterft

siin uleesch uerduet ende uerderft

1765venijn ende ets tallen stonden

goet ieghen serpents wonden

blasen pipen bassen uan honden

horen si node tallen stonden

ende men seit dat si best oren

1770alsi staen met ystrecten horen

ambrosius doet te uerstane

dat sijd dat heet diptane

erst den mensche makede cont

want als die hert was ywont

1775met enen yuenijnden strale

athi dat cruud ende ynas wale

herts uliesch dicke gheten

verdriuet den curts wille men weten

der persen ystorie seghet

1780dat die ert te leuene pleghet

.c. jaer ende dar toe mere

venijn scuweti altoes sere

alsi sine orne heuet niet

gaet hi dar menne niet ne siet

1785ende hetet in donker nacht

dan scuweti der wulue cracht

alse die selue weet te uoren

dat sine wapinen sijn uerloren

ende alse hare orne niewe sin

1790soukensi dat sonnescijn

om dat sire droghen sullen ende stiden

ende dat sire up moghen tiden

dan gaensi ieghen de bome slaen

ende proeuen of si uaste staen

1795haren rechtren horen deckensi werde

sijd in watre sijd in derde

ende dat sciint van nide wesen

hi es sere goet als wi lesen

want sine roke die uerdriuet

1800die serpente alsmen ons scriuet

als hi int uier es yleghet

platearius die seghet

vte sire herten machmen halen

.j. been dat machmen te sticken malen

1805dat puluer gheuet ueruanc

jeghen dien starken ertuanc

esculapius die seghet

datmen den horen te berne pleghet

ende puluert dat thanden

1810dat es goet onuasten tanden

vp datmense der mede wriuet

met wine ghedronken dit alsi scriuet

es ieghen tgroot euel goet

ende het stoppet der urouwen bloet

1815ende stoppet des lachamen onurede

platluse doedemerre mede

die hem bewint in eens erts vel

serpente ne sijn hem niet fel

jnde matrise vanden inden

1820machmen enen steen vinden

die vrouwen kint draghen doet

march vanden erte es goet

dathet driuet huten leden

de noot van menegher siecheden

1825ende iagers segghen onder hem somen

mach die ert te watre comen

dat hi sire moeteit wert los

die hert ontsiet tluud vanden vos

die herte uechten onder hem seere

1830ende wie datdaer boudet de ere

dandre alle ouden hem vrede

met arde grooter wardichede

herts ulesch es te uerduwene swar

de caluer dar af weet uoer waer

1835sijn ghesonder ende warder dan

ende sijn alrebest den man

21. 1725 Cervus is een hert, weet men wel,

een beest aardig snel.

(a) Gehoornd met takken lang

als het tweede jaar is aangegaan

beginnen de horens uit te gaan

1730 en elk jaar voort, zonder waan,

achtereen door tot zes jaren

groeit hem een tak meer te waren

nimmermeer takken groeien er dan

maar ze groeien meer vooraan.

1735 Aristoteles die zegt het

dat er geen andere te groeien plegen

zijn horens van jaar tot jaar.

(b) Als het ziekte beseft zwaar

of als hem de ouderdom gaat aan

1740 zoeken ze serpenten dan

en gaan naar een fontein te drinken

aldus zo laten ze hun euvel zinken

en zijn ze zuiver.

Sint Augustinus schrijft voor waar

1745 als ze naar betere weiden gaan

en als het in het water zullen glijden

de sterkste zwemt van voren dan

en alle anderen volgen hem dan

elk hoofd ligt op de ander zijn staart

1750 dus helpt elk de ander in de vliet.

Hierbij zou elk mens zich beraden

om elkander bij te staan in tijden.

Als het herten wil paren

verwoeden ze wel in die tijden

1755 alzo zeer zijn ze verhit

en na augustus gebeurt hem dit.

Solinus zegt dat ze er twee dragen

die ze in twijgen en in hagen

en bedekken en erg vlijtig

1760 en leren ze leggen heimelijk.

En als ze sterk zijn leren ze hen mede

lopen, springen en dapperheden.

Hertenkalf, die in de moeder sterft,

zijn vlees verdrijft en verteert

1765 venijn en het is te alle tijden

goed tegen serpenten wonden.

Blazen, fluiten en bassen van honden

horen ze node te allen stonden

en men zegt dat ze het beste horen (k)

1770 als ze staan met gestrekte oren.

Ambrosius laat verstaan

dat ze het kruid, dat heet diptamus

eerst de mensen maakten bekend

want toen het hert was gewond

1775 met een venijnige pijl

at het dit kruid en genas wel.

Hertenvlees veel gegeten

verdrijft de koorts, wil men weten.

(f) De Perzische historie zegt

1780 dat het hert te leven pleegt

honderd jaar en daartoe meer.

Venijn schuwt altijd zeer.

Als het zijn horens niet heeft

gaat het daar waar men hem niet ziet

1785 en het heet in die donkere nachten

dan het schuwt de wolven kracht

als die het zelf weet van tevoren

dat hij zijn wapens heeft verloren.

En als zijn horens nieuw zijn

1790 zoeken ze de zonneschijn

omdat ze drogen zullen en verstijven

en dat ze daarop mogen vertrouwen

dan gaan ze tegen bomen slaan

en proberen of ze vast staan.

1795 (g) Hun rechterhoren bedekken ze waardig, hetzij op het water, hetzij op de aarde en dat schijnt van nijd te wezen.

Die is zeer goed, als wij lezen,

want zijn rook die verdrijft

1800 de serpenten zoals men ons schrijft

als het in het vuur is gelegd.

(h) Platearius die zegt het

uit zijn hart mag men halen

een been en dat mag men stuk malen

1805 en dat poeder geeft steun

tegen de sterke hartaanval.

Aesculapius die zegt het

dat men de horens te verbranden pleegt

en verpoederd dat gelijk

1810 dat is goed voor losse tanden

als men ze er mee inwrijft

Met wijn gedronken dit, zoals hij schrijft,

is tegen epilepsie goed

en het stopt de vrouwen bloed

1815 en stopt het lichaam onvrede. (menstruatie) Platluizen doodt men er mede

die zich windt in een hertenvel.

Serpenten zijn hem niet fel.

(I) In de baarmoeder van de hinde

1820 mag men een steen vinden

die vrouwen een kind dragen doet.

Merg van het hert is goed

dat het verdrijft uit de leden

de nood van menige ziekte.

1825 En jagers zeggen onder hen soms

mag het hert te water komen

dat hij van zijn moeheid wordt kwijt.

Het hert ontziet het geluid van de vos.

De herten vechten onder hen zeer

1830 en wie daar behaalt de eer

alle anderen houden met hem vrede

met erg grote waardigheid.

Hertenvlees is te verteren zwaar

de kalven daarvan, weet voor waar,

1835 zijn gezonder en meer waard dan

en zijn het allerbeste voor de man.

Cervus elaphus. Hert, midden-Nederlands hert of hart, oud-Frans hirot, oud-Hoogduits Hiruz (nu Hirsch) oud-Engels heorot en heort (nu hart) oud-Noors hjotr. Het is een woord dat uit het Germaanse heruta stamt wat een gehoornd dier betekent. Dezelfde betekenis heeft het Latijnse Cervus dat afgeleid is van het Griekse keraos wat ook gehoornd betekent. De Griekse naam voor het hert is elaphos, wat veel op die van de olifant lijkt, elephas. Het mannetje heet in het Latijn cervus, vandaar de Franse naam cerf, de Engels cervine.

(a) Het hertenkalf wordt, als het een jaar oud is, speishert, spitser of spiesbok genoemd. In grootte neemt een gewei elk jaar toe van het tweede tot het achtste jaar, elk jaar schiet er een tak meer uit die ze polijsten door tegen bomen te schuren. Het gewei wordt alle jaren gewisseld. In het tweede jaar komen aan die spits aan weerszijden ook twee takken. Dan heet het gaffelhert of gaffeler. In het derde jaar wordt het een zes-ender, naar het aantal spitsen van beide stangen tezamen. Dit gaat zo door tot het hert bij ouder worden minder vertakkingen gaat krijgen.

(b) ԁls ze zich niet goed voelen dan eten ze om de ziekte te overwinnen slangen. Het hert, als hij een serpent vindt, vult zijn mond met water en gooit dit in het hol van het serpent, dan jaagt hij met de adem van zijn mond het serpent eruit en trapt erop met zijn voeten en doodt en eet het als een stuk selderij. Verslindt het hert een slang dan verkrijgt die nieuwe jeugd en kracht’ In middeleeuwse literatuur is dit zo overgenomen die het toepast op Christus, de bestrijder en overwinnaar van de helse slang. (duivel) Daarom is hertenvlees goed tegen venijn. Het idee dat harten slangen opzoeken en uit hun holen verdrijven door middel van hun adem verschijnt bij Oppianus en Nicander. Plinius zegt: ҄e herten vechten met slangen, ze zoeken hun holen op en met de adem uit hun neusgaten drijven die weg tegen hun wil’ Er is geen vermelding van het verbranden door hun adem. Maar Plinius zegt in een andere passage: ‘de adem van olifanten verdrijft serpenten, die van herten verbrandt hen’ Physiologus voegt eraan toe dat de hart het hol binnenkomt met zijn mond en het serpent verzwelgt. Dit wordt herhaald door Isidorus.

Herten horen graag fluiten. Als ze naar lawaai luisteren lichten ze de kop omhoog en steken de grote oorlappen omhoog, ze staan van tijd tot tijd stil om het geluid en de richting te vernemen. Ze verwonderen zich bij het geluid van pijpen en luisteren graag naar muziek. Ze horen goed als ze hun oren omhoogsteken en dragen die oren naar beneden als ze de rivieren en waters overzwemmen. En als ze zwemmen, zwemt de sterkste vooraan en de zwakkere legt zijn hoofd op de lende van de sterkere.

(e) Ze leerden ons het eerst de krachten van het kruid dictamnus want ze aten hiervan zodat pijlen en pijlkoppen uit hun lichamen geworpen werden toen ze opgejaagd werden door jagers. Origanum dictamnus had de kwaliteit om splinters uit te trekken. Het werd in 13-16de eeuw springkruid genoemd, het kruid laat de pijl uit de wond van het hert springen. Het originele verhaal werd verteld door Aristoteles van wilde geiten van Kreta. Hij zegt dat als ze gewond zijn door pijlen ze dictamnus zoeken zodat de pijlen eruit vallen. Plinius zegt hetzelfde van herten, de legende werd uitgebreid door andere schrijvers.

(f) Herten leven zeer lang, twee tot honderd twaalf jaren Om dat te ontdekken liet Alexander de Grote verscheidene een gouden halsband omdoen die na honderd jaar gevangen zijnde nog geen teken van ouderdom hadden, hoewel de halsbanden hen in de nek gegroeid waren. We lezen ook hoe een hinde van keizer Augustus die lange jaren na zijn overlijden gevangen werd en niet gekeeld kon worden doordat de huid overgroeid was over een zilveren halsband. Daarin stond geschreven ‘Nolime tangere, quia Caesaris sum’ .‘Raak me niet aan, ik behoor tot de keizer.’.

(g)Vroeger waren in de fabels alle delen van het dier belangrijk, nu is er meer de nadruk komen te liggen op zijn gewei. De rechterkant van de hoorn werkt beter dan de linkerkant Vondel, Bespiegelingen van Godts wercken; ‘Hartshoren wekt het lijk, dat dood lag en vergeven ‘ Vroeger was het als ‘cornu cervi raspatum ustum’ een medicijn. ‘Een gewei is een wonderlijk schoon geneesmiddel om onze vervallen geesten op te wekken en onze hersens te versterken. Daarom werpen de herten hun gewei in het water zodat de mens het niet kan vinden, ze weten van naturen dat het voor de mensen zeer dienstig is. Vooral het echte gewei is goed tegen slangen.’

(h) Platearius zegt dat in het hart van het hart een knekel zit, os de corde cervi, die zoveel als de grondstof van het hart is. Het heeft de lengte van een halve vinger, de breedte van een nagel en is plat, dun, blank en soms driehoekig. Als je dit eruit haalt en hard laat worden en er een poeder van maakt en dat een zieke geeft is dat goed tegen pijnen in het hart en duizelingen. Het weerstaat venijn en belet het bloed spuwen.

(I) Als het vrouwelijke hart zwaarte voelt, verzwelgt ze een steen en wordt geholpen door de kracht van die steen. Geef het been van een hertenhart aan een onvruchtbare vrouw, maal het eerst, drink het en je zal de glorie van God zien’

(k) Burger; Herten horen het beste als ze op hun rechterhoorn staan, lezen we in een van de handschriften: ‘allsi staen opt rechter horen’ Uit andere afschriften blijkt wat de bedoeling was: herten horen het beste met gespitste oren, ‘opgerichte oren’.

Chimera es .i. vanden dieren

diemen van meneger manieren

want mense int woeste babilonien vint

1840selsienre es cume hiet en twint

voeren hoghe ende neder bachten

jacob seit dat deidine wachten

nauwe te vane dese beeste

ende maker omme grote feeste

1845weltijt dat sise ebben gheuaen

met dieren cleeden ane ghedaen

prosentersise haren here

om hem te doene sonderlange ere

chymera mach de ziele bedieden

1850de nerenst vanden eidinen lieden

dats der viande endyen

die vtermaten nauwe spien

hoe sise bringen tenen prosente

haren here ten tormente

1855dar si hem mede dienen lieue

elc wachtem van desen diede

22. Chimera is een van die dieren

die men in vele soorten

in het woeste Babylon vindt.

1840 Zelden zie je er van een schimp

voor hoog en laag achter.

Jacob zegt dat de heidenen zich wachten

om goed te vangen deze beesten

en maken daarom grote feesten.

1845 Als ze er een hebben gevangen

en met dure kleden aan gedaan

presenteren ze het aan hun heer

om hem te doen bijzondere eer.

Chimaera mag de zielen betekenen.

1850 De naarste van de heidense lieden

dat is de vijand van Indië

die uitermate nauw spioneren

hoe ze brengen een presentje

aan hun heren ten kwelling

1855 waar ze hem mee dienen liever.

Iedereen kijkt uit voor deze dieven.

De chimara, chimaira of chimaera was in de Griekse mythologie een vuurspuwend beest op de gelijknamige, nog steeds brandend gas uitstromende berg (nu Yanar) in Lycië. Van die naam is het Franse woord chimere afkomstig dat de betekenis heeft van hersenschim. Het is de Engelse chimney: schoorsteen.

Naar Homerus was hij van voren een leeuw, in het midden een geit en van achter een slang dat het land verwoestte tot Bellerophon het doodde. Bij Hesiodus is het een dochter van Typhon, het monster van de onderwereld, en Echidna die half vrouw half slang was, een monster met drie koppen, een geiten-, leeuwen- en slangenhoofd. Haar broer was de hellehond Cerburus.

De chimaera verzinnebeeld waarschijnlijk de vulkanische eigenschappen van een berg. Ook wordt verhaald dat het een indeling van het jaar in drieën is, de leeuw is dan de lente, de geit de zomer en de slang de winter.

Cyrogrillus es .i. dier borgroot

dat moyses in de wet verboot

ende al eist cranc ende cleene

1860nochtan eist quaet al ghemene

ende vreeselic allen dieren

so fel esset van manieren

23. Cyrogrillus is een dier berg rood (?)

dat Mozes in de wet verbood

en al is het zwak en klein,

1860 nochtans is het kwaad algemeen

en vreselijk voor alle dieren

zo fel is het van manieren.

De Cyrogrillus is een klein dier dat de Heilige Schrift verboden heeft om te eten en heet egel. Maar Papias zegt dat het groter is dan een egel. Het diertje is van kleine en zwakke vorm. Het heeft een merkwaardige eigenschap, hoewel het zwak is, is het toch aanvallend en nijdig tegenover andere levende wezens op de aarde en doodt ze. Toch geloven enigen dat de cyrogrillus een egel is, maar dat klopt niet, het is groter. Zie egel.

Cuniculus es dat cunijn

dier uele in menegen lande sijn

1865jn derde wonen si in olen

nachts comen si ut uerstolen

ende doen scade ende toren

beide in wijngarde ende in coren

dan keeren si ter morgenstont

1870ende stoppen weder des gaets mont

datmense sdages niet vinde daer

waer dat conijn woent .i. iaer

dar dien si seere in corten tiden

want si uele dragen ende riden

1875mescomet hem hiet in ere stede

si loepen wech ende dandre mede

die van hare kennessen sijn

lange ridet dat cunijn

24. Cuniculus is dat konijn

waar van er vele in vele landen zijn.

1865 In de aarde wonen ze in holen

‘s nachts komen ze uit heimelijk

en doen schade en vernieling

beide, in wijngaard en in het koren

dan keren ze met de morgenstond

1870 en stoppen weer dicht het gat mond

zodat men ze op de dag niet kan vinden daar.

Waar dat konijn woont een jaar

omdat ze zeer en in korte tijden

veel dragen en paren.

1875 overkomt hen iets in een plaats

ze lopen weg en de andere mede

die van hun kennissen zijn.

Lang paart dat konijn.

Oryctolagus cuniculus (Lepus cuniculus) Konijn, midden-Nederlands conijn, midden-Engels cining en conig (Engels con(e)y) midden-Hoogduits Konine, soms tot Kuniglin en Konighase of Ken. Via de Lutherbijbel 3 Mozes 11, 5 kwam het via Cunykel tot Caninichen (nu Kaninchen). In oud-Frans was het conin, een bijvorm van het Latijnse cuniculus, dit komt van een Iberische taal, in Baskisch heet het unchi. Bekend vanwege de vele jongen.

Crisetus es .i. clene dierkin

1880dier uele int lant van poelien sijn

alse groot als .i. encoren es dit

sijn houet es swart ende wit

sijn aer segmen dat so uaste sit

vpten ric root anden buuc wit

1885men moetem her scoren die huut

hermense mach bringen vt

dit bediedet wel den vrecken

bedi menne can getrecken

altoes niet hoe dat vare

1890hem ne dinket dat sijn uel ware

so uaste outi datti heuet

dese beeste alsoe leuet

wonet in darde alst conijn

niet lichte machmense verdreuen sijn

1895huten holen dar soe in gheet

menne ghieter in water scout heet

aldus heuet de vrecke rike

gheset hier in arderike

also uaste sine sine

1900dat hi doot bliuet derinne

25. Cricetus is een klein diertje

1880 die er veel in het land van Polen zijn.

Alzo groot als een eekhoren is dit.

Zijn hoofd is zwart en wit.

Zijn haar, zegt men, dat het zo vast zit

Is op de rug rood en aan de buik wit

1885 men moet afscheuren de huid

eer men het er af kan halen.

Dit betekent wel de vrekken

Want men kan van hem niet trekken

altijd niets, hoe dat het gaat

1890 hij denkt niet dat het zijn vel was

zo vast houdt hij het hij heeft.

Dit beest alzo leeft

woont in de aarde zoals het konijn

niet gemakkelijk mag ze verdreven zijn

1895 uit hun holen, waar ze ingaat

men giet er in water al kokend heet.

Aldus heeft de vrek rijk

gezet hier in het aardrijk

alzo vast zijn geest

1900 zodat hij dood blijft daarin.

Cricetus cricetus, L. De hamster heet in Duits Hamster of Kornferkel, Engels hamster of German marmot, Frans hamster. Zijn verspreidingsgebied is van de Rijn tot de Ob. Komt nu voor in verschillende kleuren. Maakt op geschikte grond gangen.

Hij is zeer boosaardig en heeft een onaangenaam, prikkelbaar en ontevreden karakter. Als hij toornig is maakt hij haastiger bewegingen dan gewoonlijk en kan dan tamelijk ver en hoogspringen. Bij de geringste aanleiding stelt hij zich vermetel te weer en laat een dof gebrom horen, knarst met de tanden en slaat ze ontzettend snel en hevig tegen elkaar. Niet zelden gebeurt het, dat als iemand een hamsterwoning voorbijgaat, plotseling dit woedende dier aan zich (aan de kleren meestal) voelt hangen. Als hij zich ergens aan vastgebeten heeft laat hij niet los tenzij men hem doodslaat. Daarom leeft hij eenzaam in zijn hol en verenigt zich alleen in de paartijd. Hamstergravers trekken het veld in, hun hoofdwinst zijn de opgegraven granen uit de voorraadkamer. De pels wordt in het voorjaar gewonnen, het is een licht duurzame pels, het vlees is te eten. Zie 37.

‘De cyrogrates is een dier dat de menselijke stem leert, net zoals een ander dier doet, dat hyena heet. Dat dier heeft zijn ogen altijd open, dat zeggen Solinus en Jacobus. Het dier heeft geen tandvlees en maar een tand. Dat werd van natuur uit niet stomp en is zo krachtig dat het alles versnijdt wat het aangrijpt. Het dier stamt van een vrouwelijke hond, een teef, en een wolf.

Crocuta crocuta, (saffraanachtig) gevlekte hyena wordt wel tijgerwolf of lachende hyena genoemd . Hij komt van Z. Afrika tot Abessinië voor. Zijn gehuil lijkt op een afgrijselijk gelach en is huiveringwekkend. Dit dier is wel gevaarlijk voor de mens. Men verhaalt dat het vaak ‘s nachts in de hutten van de Kaffers komt en de kinderen van hun ouders weg rooft. Zijn huilen is hypocriet: als de hyena treurt moet je oppassen.

Cathapleba es .i. dier

vreeselic seere ende onghier

1915ende es vp nilus de riuiere

vander vreseliker maniere

traghe eist ne bore groot

den last heuet swar ter noot

van sinen houede dat hem verweget

1920vandeser beesten es datmen seget

comet hiemen up hem onuersien

ende tusscen den oghen siet metdien

hi es dan quite vanden liue

dit dier slachtet een deel den wiue

1925die thouet draghet geornet so seere

dathet stinket uoer onsen here

ende scinet offet hare uerwoeghe

so comet .i. ries die tongeuoeghe

vp hare siet ende werdet gheuaen

1930ende van herten so ondaen

dat hi siele ende lijf verlieset

entie doot der omme kieset

vander c. dat nemet hier hende

nu hort wat ic vander .d. vende

27. Cathaplebas is een dier

zeer vreselijk en onguur

1915 en is op de Nijl, de rivier,

van de vreselijkste manieren.

Traag is het en niet bar groot.

De last heeft het zwaar ter nood

van zijn hoofd dat hem zwaar weegt.

1920 Van deze beesten is het dat men zegt

komt het op je aan onvoorzien

en tussen de ogen ziet het je

dan ben je weg van het lijf.

Dit dier lijkt op een deel der wijven

1925 die het hoofd dragen gehoornd zo zeer

dat het stinkt voor Onze Heer

en schijnt of het hen verwurgde

dan komt er een dwaas die ongepast op haar ziet en wordt zo gevangen

1930 en van hart alzo ontdaan

dat hij ziel en lijf verliest

en de dood daarom kiest.

Van de c dat neemt hier een einde,

nu hoort wat ik van de d vindt.

Catoblepas gnu, (of Connochaetes gnou) gnoe, Engels gnu, Duits Gnu, Frans gnou. Van de Hottentotten is de naam 'gnoe' afkomstig. Het woord is ontleend aan het bulkende geluid dat dit dier laat horen. Grieks catoblepas betekent hij die naar beneden kijkt.

Mulder: Mogelijk gaf het uiterlijk van de gnoe (Gorgon taurinus, een Afrikaanse antilope) aanleiding tot het ontstaan van dit fabeldier. Dertiende-eeuwse zedenpredikers die uiterlijk vertoon van rijke dames hekelden, wezen bij voorkeur op hun buitenissige kapsels en op de buitensporig lange slepen van hun jurken.

Het schijnt een wonderbaarlijke combinatie van verschillende diervormen te zijn, de romp, de manen en de staart zijn die van een paard van gemiddelde grootte, de poten zijn die van een antilope, de kop, met de naar voren als een haak gekromde horens, lijkt op die van een stier. Zoals ze er uit ziet doen ze, ook tegen elkaar.

Aelianus zegt dat het een soort stier is. Daardoor veronderstelde men dat het een soort dier van het buffelsoort was of meer waarschijnlijk een gnoe. Anderen dachten dat de catoblepas van Plinius een soort basilisk was. Dit komt door het er onmiddellijk op volgende statement ҈et serpent basilisk heeft dezelfde krachten’ (vermoorden door zijn blik)

Dit Ethiopische wilde beest was van gewone afmetingen, behalve het hoofd dat zo zwaar was dat het naar de grond hing. Die eigenschap is gelukkig voor het menselijk ras want allen die het ziet sterven bij de eerste aanblik. Dit dier lijkt op de vrouwen die hun haar in grote horens opgestoken dragen, dat is een doorn in het oog des Heren. Als een goed gelovige een blik op hen werpt wordt hij gegrepen door liefde en verliest hij zijn verstand waardoor hij lichaam en ziel verspeelt en uiteindelijk de dood vindt.

1935Damma dats .i. dier dat also heetet

ende es ghescepen nadie gheet

ende starc na sire grote voren

het heuet sere starc den horen

nauwe rieket ende es snel

1940ende can sijn leuen hoeden wel

sine horne sijn .ij. uoete lanc

vpwart heuet sinen ganc

ende ghescepen dar si staen

alse ens menschen ande ondaen

28. 1935 Damma dat is een dier dat alzo heet

en is geschapen naar de geit

en sterk naar zijn grootte voren.

Het heeft zeer sterk de horens

goed ruikt het en is snel

1940 en kan zijn leven behouden wel.

Zijn horens zijn zestig cm lang

opwaarts heeft het zijn gang

en geschapen zoals ze daar staan

als een mensenhand geopend.

Dama dama, (Cervus dama) Latijn dama: hert, van Libische (a) damu: gazelle.

Het damhert, Frans daim, Duits Dambock of –hirsch, oud-Hoogduits Tam, midden-Hoogduits Tame, in midden-Nederlands dame en Angelsaksisch da, vandaar ontleend is het Deense daa, vergelijk hierbij ook het oud-Ierse dam: os, en dam allaid: hert (eigenlijk een wild hoorndier) Engelse fallow deer. Plathoorn is de letterlijke vertaling van zijn oude naam platyceros.

Het is het hert van de hertenkampen. De bok draagt een gewei, een soort plaat met puntige einde, de schoffels. Met zijn dertiende heeft het gewei zijn hoogste ontwikkeling gehad.

Voor de laatste ijstijd kwamen ze in geheel Europa en Azië voor. In het wild zijn ze reeds lang uitgestorven. De Romeinen namen ze mee naar het noorden. In de Middeleeuwen zag je ze al veel in wildparken waaruit ze wel ontsnapten en verwilderden. Het damhert is veel gekruist waardoor er verschillende kleurtinten zijn.

1945Dammula ouer dat ict hiet

es in dietsch .i. damwilt

ende es bloede ende cranc

dar .i. poete dus af sanc

die heuer wert hem metten tanden

1950die hert met ornen sine viande

mare dat damwilt nes niet el

danne proie den beesten fel

dese beesten wel bedieden

de ghemente vanden lieden

1955die proie sijn der ogher heren

warwart datsi hem bekeeren

alle die heren uphem gapen

beede rudders ende cnapen

29. 1945 Dammula, voor dat ik het hield,

is in Diets een damwild.

En is bang en zwak

waar een poëet dus van zong.

De ever weert zich met de tanden

1950 het hert met zijn horens de vijanden

maar dat damwild is niets anders

dan een prooi voor de beesten fel.

Deze beesten die betekenen

de gemeenschap van de leden

1955 die de prooi zijn van de hoge heren

waar ze zich heen keren

alle de heren op hen gapen,

beide, ridders en papen.

Is wel dezelfde als voorgaande.

Duran spreket aristotiles

1960dat .i. uresam dier es

vtermaten starc ende snel

alsen de iagers sijn te fel

ende sijt moede ebben ghemaket

so dat hem sijns liues wanaget

1965penset dus tontgane dat strec

ende werpet dan ute sinen drec

jeghen donde die hem uolghen

ende het makese so uerbolghen

met sire onreinre lucht

1970dat het ontgaet metter ulucht

30. Duran spreekt Aristoteles

1960 dat een wreed dier is

uitermate sterk en snel.

Als de jagers zijn te fel

en zij het moe hebben gemaakt

zodat het zijn lijf wanhoopt

1965 denkt het dus te ontgaan die streek

en werpt dan uit zijn drek

tegen de honden die hem vervolgen

en het maakt ze zo verbolgen

met zijn onreine lucht

1970 dat het ontgaat met de vlucht.

’De duran is een grimmig, onvriendelijke en zeer sterk dier. Het heeft de eigenaardigheid dat het als de jager komt en meent dat het niet ontkomen kan zijn uitwerpselen in zijn lijf verzamelt en dan uitdrukt en de uit het lijf uitgedrukte uitwerpselen tegen de jachthonden werpt die ze door de vuile stank verdrijft’

De duran is mogelijk de das. Worden ze door vijanden aangetast dan werpen ze zich aanstonds op hun rug en verweren ze zich met hun zwarte, lange en uitstekende scherpe nagels waarmee ze honden vaak zware wonden weten toe te brengen.

Daxus wanic dats die das

die selden meere ysien was

dan die uos ende curte been

ende alle uiere niet ouer een

1975want curtst sijnsi ter luchter side

ende dar omme soeketi ulucht ter lide

emmer in die waghenslaghen

welkentijt dat hi hem hort jaghen

hi set die rechtre been int dal

1980ende die luchtre bouen al

dat uel eueti dicke yard

ende yuarwet ten grauuen ward

sijn smer wast ende waent

metter mane in elke maent

1985ja slamene alse die mane es niet

dat mere gheen smere inne siet

men maect salue uan sinen smare

jeghen quetsinghe die goet es ende mare

ende dit es dat te wonderne scijnt

1990want sine bete es yuenijnt

ende sijn smare so gans mede

jeghen misselike siechede

maer die redene dier men toe segt

dats dat hi bi wormen leeft

1995die gheuenint sijn ende bi slanghen

dar of moeti sine spise ontuanghen

esculapius die uroet was

hi scriuet dus uanden das

bestrijc den ghenen hare leden

metten smare die ebben den rede

em wert te bet in hare node

sine ersenen in olie ysoden

die doet al euel ghenesen

dat ans menscen scamenesse mach wesen

2005sijn bloet ende sout der mede

ghestreken an des menscen lede

bescermet iii daghe den man

dat hem ghene plaghe comt an

dar toe mede sine oden

2010jn oneghe wel ysoden

ende nuchterne gheten dan

gheuen macht den uercouden man

dat hi iij daghe der na wel

pleghen mach der vrouwen spel

2015van der .d. segic nemmee

nu hord uort uan der .e

31. Daxus, waan ik, dat is de das

die zelden meer gezien was

dan de vos. (a) En heeft korte benen

die alle vier komen niet overeen,

1975 want de kortste zijn aan de linkerzijde

en daarom zoekt het zijn vlucht te gaan

immer in het wagenspoor

in de tijd dat hij hoort jagen

hij zet het rechter been in het spoor

1980 en de linker erbovenop.

Het vel heeft het dik behaard

en naar het grauwe geverfd.

Zijn vet groeit en waant

met de maan in elke maand,

1985 ja, slaat men hem als de maan er niet is

dat men er dan geen vet in ziet.

(b) Men maakt zalf van zijn vet

die tegen kwetsingen goed zijn en meer

en dit is dat te verwonderen schijnt,

1990 want zijn beet is venijnig

en zijn vet geeft geheel mede

tegen menigerlei ziektes.

Maar de reden die men er bij zegt

is dat het van wormen leeft

1995 die giftig zijn en van slangen

daarvan moet ze hun spijs ontvangen.

Aesculapius, die wijs was,

die schrijft dus van de das

bestrijk diegenen hun leden

met het vet die hebben de koorts

het wordt ze beter in hun nood.

Zijn hersens in olie gekookt

die laat alle euvel genezen

dat aan mensen schaamte mag wezen.

2005 Zijn bloed en zout daar mede

gestreken aan mensen leden

beschermt drie dagen de man

dat hem geen plaag komt aan.

Daar toe mede zijn ballen

2010 in honing goed gekookt

en nuchter gegeten dan

gegeven aan de verkouden man

dat hij drie dagen daarna wel

plegen mag het vrouwenspel.

2015 Van de d zeg ik nimmer,

nu hoort voorts van de e.

Meles meles. Das, midden-Nederlands das, oud-Hoogduits Dahs (nu Dachs) dit uit Germaans baxsa: eigenlijk bouwer. Hieruit stamt het midden-Latijn taxus of taxo, (texere: bouwen) Italiaanse tasso en Franse taisson.

De das komt in de verhalen vrijwel gelijk met de vos voor, is ongeveer even groot

(a) ‘Ee das heeft korte poten die niet gelijk zijn aan beide kanten maar korter aan de linkerkant zodat hij zijn poten in de rechterkant van wielsporen kan plaatsen en zo snel kan lopen en aan zijn achtervolgers kan ontsnappen’

(b)’Het is vreemd, ondanks dat het vet van het beest als medicijn kan worden gebruikt, dat zijn beet vaak gevaarlijk en fataal is. De reden hiervoor is dat de das van wespen en dieren leeft die over de grond kruipen en vaak giftig zijn. Daarom infecteren ze zijn tanden’ Dassenvet is goed tegen jicht, zijde- en rugpijnen.

Eleuas es die olifant

jn dutsch est elpen ghenant

een dier groot ende stranc

2020ter mule anct hem .i. snauel lanc

die groot es ende dar hi mede

doet al sine beeshede

entie snauels heueti noet

want die beeste es hoech ende groet

2025ende mach hem niet ter erden boghen

anders ne mochti niet ydoghen

em gheuoeden in ghere wise

hi neemter mede dranc ende spise

ende doeter mede in sinen mont

2030jacob uan uitri maect ons cont

dat sire mede in wighe slaen

hare uiande ende uaen

want si goet sijn in wighe ende stout

ende si sijn hare partien hout

2035toghemen hem roed wiin of bloet

dar mede wast hare moet

die persine ende die uan inden

siin die hem uechtens onderwinden

met beesten ende doenre up dan

2040jn enen casteel wel .l. man

ende dorbreker mede die scaren

dar mach niet wederstaen te waren

hare luud es so swaer

dat hi elken man gheeft uar

2045langhe tande heuet delpen dier

vte raghende lesewi hier

crom bouen alle ij cubitus

van desen tanden makemen dus

medicine goet ende diere

2050te puluere bernemense in viere

dat puluer stopt der nasen bloet

menison stopet metter spoet

menstrua ende emoroide

ne stoppen niewer mede me

2055dat moetmen drinken ende yreeden

met sape uan weghebreeden

dese tant es yuor fijn

dat dandre alle niet sijn

no so grot no so diere

2060der hien tande dats hare maniere

siin crom bouen ende der soe recht

die cromme siin die wertste echt

ende men leest in houden bouken

dat mense dus can uanghen ende soeken

2065twe maghede gaen in die wostine

naket dat si pleghen te sine

deene draghet .i. vat ande uart

ende dandre i scarp suard

soete singhende gaensi uort

2070als dit die olifant uerhord

comti toe ghelopen dan

ende alsi siet die maghede an

naturlike minti suuerhede

so lecti die reine lede

2075hare burste ende hare liif bloet

so heeftire in gnoechte so groet

dat hi dar slaept metter uart

dene joncurouwe neemt dat swart

ende wonten dar metter spoet

2080dandre joncurouwe ontuaet tbloet

ende dus bliuet dat edel dier doet

men uarwet mettien bloede roet

purpere die coninghe draghen

dus horic inden boeke ywaghen

2085dit bloet bediet dat soete bloet

dat ute jhesus side woet

die .ij. ioncurouwen bedieden

.ij. wette ii manieren uan lieden

dats doude ente niewe wet

2090dar jueden ende kerstine in sijn yset

synagoga der iueden ioncurouwe

die bose was ende onghetroue

dat es die ihesus side ondoet

ecclesia ontfaet dat bloet

2095jnden keelct up den outare

dat soete uleesch dat purper clare

want ihesus waser yuerwet mede

met ute nemender sierede

dies singt die brud in haren sanc

2100mijn lief es wit ende roet ymanc

van .m. vte uercoren

vort suldi die materie horen

hoe men tempt dat elpen dier

dat uindewi bescreuen hier

2105also alst die glose seghet

die up die fraie bible leghet

alse dolifant es yuaen

met angiene dier toe staen

so blumen enen hont ende slaet

2110die in wies beduanghe staet

ende dan comter toe .i. ander saen

ende dan wil dat dier sijn onderdaen

ende men uersteectene uan den diere

soes die beeste so goedertiere

2115dat soe den ghenen doet grote here

diese quiten uan den sere

dat soe hem bliuet onderdaen

dit soude elc mensce uerstaen

ende gode danken diene ontbant

2120van den eweliken uiant

tuschen telpen dien enten drake

soes uan nide ene sake

die nemmermee staet in ureden

die drake es starc ende groet van leden

2125ende jagt de diere te waren

dar si te gadre gaen in scaren

ende cnoept hem om die uoete den start

ende het ontknopet ter uart

met sinen snauele die olifant

2130so uart hem die drake te hant

jn oghen ende in nese gate

want dar ne macht ghene bate

hem seluen metten snauele doen

so sughet ute die dragoen

2135van dien elpen diere dat bloet

plinius seit als die was uroet

dat die drake es so groot .i. dier

dat dat bloet uan den elpen dier

lettel gnouch es teere thueghe

2140die drake wert des bloets in hueghe

ende wert dronken an die dranc

ende die olifant wert cranc

ende moet uallen dor die noet

somwile ualti den drake doet

2145nv hort met welkerande sake

dolifant belacht den drake

si merken arde nouwe de stede

dar die drake slapen mede

eist onder roetse of onder boem

2150ende dan nemsi nauwen goem

dat si up hem uellen den last

de strijt es ewelike uast

darsi de serpente begaen

si uerterense ende uerslaen

2155aristotiles scriuet te waren

alse die soen sijn uan .x. jaren

ende van .v. jaren die hien

dat sij dan notens plien

ii jar notensi achter een

2160ende elkes jars in daghe tween

ende oec nemmeer int iaer

scamenesse ebbensi daer

ende noten eimelike te waren

noc ne keren niet tharen scaren

2165heer si ghedueghen na hare maniere

siin in lopende riuieren

sine striden niet om hare soen

want si gheen ouerspel ne doen

mensche nu merc houesce maniere

2170na desen stommen dullen dieren

alsi noten deen rijd den andren

ende die moeder die moet wandren

ij. jaer omme metter dracht

eer hare der of wert ysacht

2175ende dan gaet soe in brouken

hare urucht te werpene souken

want uiel soe up die erde sonder waen

nemmermeer ne mocht soe up staen

ende some doensi altehanden

2180hare caluer up heilanden

ende dat es om die sake

dat si ontsien dien drake

ende emmer alsoe caluen sal

so es die hie bi hare dan al

2185solinus die meester ywaghet

dad dolifant mar eens ne draghet

mar ets war vonden dat ic scriue

hi draghet iii.warf ofte .v

siet hi de muus hi es uersaghet

2190hi uliet of hi ware ueriaghet

ende dit es te wonderne sere

wonderlic bestu god here

jn alle dinen werke ghemene

weder si sijn groot of clene

2195den olifant onsiet dat pard

ende hi es uan der muus ueruard

si leuen .ccc. iaer

coude dat es em te swar

tam olifant nighet den coninc

2200ende dat es wonderlike dinc

alse delpen dier rusten sal

sittet up sinen ende al

die uortste uoete staende recht

ende an enen boem lenende echt

2205ende alsi breket si uallen neder

ende dan esser gheen upstaen weder

ende somwile nemen iaghers goem

die ontwe saghen den boem

dan brieschet sere ende mesbard

2210dan comen dandre darwart

ende mesbaren ende onthueghen

alsi hem niet ghelpen mueghen

somwile elpen hem die clene

met snauele ende met liue ghemeene

2215so dat up comt ende uliet

ende alsem dat niet ne ghesciet

so bliueti van den man gheuaen

sine .iiii. uoete staen

alse poste sonder cnien

2220bedi maghetem niet gescien

valti dati niet up comen mach

die wint es em .i. swar slach

ende alle elpen diere die sijn

drinken alle gerne wijn

2225si wassen tote xl jaren

riuieren minnen si te waren

32. Elephas is de olifant

in Diets is het elpendier genoemd.

Een dier groot en sterk.

2020 Aan de muil hangt bij hem een lange snavel die groot is en waar hij mede

doet al zijn bezigheden

en die snavel heeft het nodig

want het beest is hoog en groot

2025 (a) en kan zich niet naar de aarde buigen

anders kan het niet doen vanwege de hoogte

zich voeden op geen wijze,

hij neemt er mee drank en spijzen

en doet het er mee in zijn mond.

2030 (b) Jacobus van Vitry maakt ons bekend

dat zij er mee een weg slaan

tussen hun vijanden en vangen

omdat ze goed zijn in strijd en dapper

en ze hun partij goed gezind.

2035 Laat men hun zien wijn of bloed

daarmee groeit hun moed.

De Perzen en die van Indië

zijn het die hun vechten ondervinden

met die beesten en daar op dan

2040 in een kasteel wel vijftig man

en doorbreken er mee de scharen

daar mag niets zijn dat dit kan weerstaan.

Hun geluid is zo zwaar

dat het elke man geeft gevaar.

2045 Lange tanden heeft het elpendier

uitstekende, lezen we hier,

krom van boven en lang een meter.

Van deze tanden maakt men dus

medicijnen goed en duur

2050 tot poeder brandt men het in het vuur

dat poeder stopt de neusbloeding

buikloop stopt het met spoed,

menstruatie en hemorroïden

nee, stopt het nergens meer mee

2055 dat moet men drinken en bereiden

met sap van weegbree.

Deze tand is ivoor fijn

wat alle anderen niet zijn

niet zo groot en niet zo duur.

2060 Hij heeft tanden, dat is hun manier,

hij zijn krom van boven en van haar zo recht

de kromste zijn de duurste echt.

En men leest in oude boeken

dat men ze dus zo kan vangen en zoeken,

2065 twee maagden gaan in de woestijn,

naakt dat plegen ze te zijn,

de ene draag een vat en gaat

en de andere een scherp zwaard

zoet zingende gaan ze voort

2070 als dit de olifant hoort

komt hij toegelopen dan

en als het ziet die maagden aan

natuurlijk bemint hij zuiverheden

zo likt hij die reine leden

2075 hun borsten en hun lijf bloot

daar heeft hij genoegen in zo groot

dat hij daar gaat snel slapen

de ene jonkvrouw neemt dat zwaard

en verwondt daar mee met spoed,

2080 de andere jonkvrouw ontvangt het bloed en dus blijft dat edele dier dood.

Men verft met dat bloedrood

purper die koningen dragen,

zo hoor ik in de boeken gewagen.

2085 Dit bloed betekent het zoete bloed

dat uit Jezus zijde woedt,

de twee jonkvrouwen betekenen

twee wetten, twee soorten van lieden

dat is de oude en de nieuwe wet

2090 waar Joden en christenen in zijn gezet,

synagoge, (K) de Joden jonkvrouw

die boos was en ontrouw

dat is die Jezus zijde opent,

Ecclesia ontvangt dat bloed

2095 in de kelk op het altaar

dat zoete vlees, dat purper helder

want Jezus was geverfd ermee

met uitnemende sieraden,

dus zingt de bruid in het Hooglied

2100 ‘Mijn lief is wit en rood gemengd

van tienduizend uitverkoren’

Voorts zal je de materie horen

hoe men temt dat elpendier

dat vinden we beschreven hier

2105 alzo als de glossaria zegt

die op die fraaie bijbel ligt.

Als de olifant is gevangen

met listen die er toe staan

ze bloeden het al slaande

2110 dat doet diegene in wiens bedwang het staat, dan komt er een andere bij

en dan wil dat dier zijn onderdanig

en men verstopt diegene van het slaan

dan is het beest zo goedertieren

2115 dat ze diegene doet grote eer

die haar weg hield van het zeer

zodat hij blijft hem onderdanig.

Dit zou elke mens verstaan

en God danken die hem bevrijdt

2120 van de eeuwige vijand.

(d) Tussen het elpendier en de draak

is van nijd een zaak

die nimmermeer staat in vrede

de draak is sterk en groot van leden

2125 en jaagt het dier op plaatsen

daar ze tezamen gaan in groepen

en knoopt hem om de voeten staart

en opent dan met dezelfde vaart

met zijn snavel de olifant,

2130 dan vangt de draak hem gelijk

in ogen en in neusgaten

want daartegen is geen baat

om hetzelfde met de slurf te doen

dan zuigt uit die draak

2135 van dit elpendier het bloed.

Plinius zegt het, die was goed,

dat de draak is zo’n groot dier

dat al het bloed van het elpendier

net genoeg is voor een teug.

2140 De draak wordt van het bloed verhoogd en wordt dronken van die drank

en die olifant wordt zwak

en moet vallen door die nood

soms valt het op draak dood.

2145 Nu hoort met welke soort zaken

de olifant uitlacht de draak.

Ze merken aardig goed de plaatsen

waar de draken slapen mede

is het onder rotsen of onder bomen

2150 en dan nemen ze goede gok

dat ze die op hem laten vallen ten laatste.

De strijd is eeuwig vast

waar ze de serpenten zien

ze verteren ze en verslaan.

2155 Aristoteles schrijft te waren

als de zij zijn van tien jaar

en van vijf jaren de hij

dat ze dan geneugten plegen.

Twee jaar genieten ze achtereen

2160 en in elk jaar dagen twee

en ook nimmer meer in het jaar.

Schaamte hebben ze daar

en genieten heimelijk te waren

nog keren ze niet naar hun scharen

2165 voor ze gewassen naar hun manieren

zijn in lopende rivieren.

Ze strijden niet om haar zo

omdat ze geen overspel doen.

Mensen, nu merk hoofse manieren

2170 naar deze stomme en dolle dieren

als ze paren de een paart de ander

en de moeder die moet wandelen

twee jaar om met de dracht

voor ze daarvan wordt verzacht

2175 en dan gaat ze in moeras

haar vrucht te werpen te zoeken

want viel het zo op de aarde, zonder waan,

nimmermeer mocht het opstaan.

En soms doen ze gelijk

2180 haar kalf op een eiland

en dat is om die zaak

dat ze ontzien de draak

en immer als ze kalven zal

dan is hij bij haar al.

2185 Solinus die meester gewaagt

dat de olifant maar eens draagt,

maar het is waar gevonden wat ik schrijf

het draagt drie maal of vijf.

Ziet hij de muis, hij is verslagen

2190 en vliedt alsof hij was verjaagd.

En dit is te verwonderen zeer

wonderlijk bent u, God de Heer

in al uw werk algemeen

of ze nu groot zijn of klein.

2195 De olifant ontziet het paard

en hij is van de muis bang.

Ze leven driehonderd jaar.

Koude is voor hem te zwaar.

(a) Tamme olifant buigt voor de koning

2200 en dat is een wonderlijk ding.

Als het elpendier rusten zal

zit het op zijn einde al

de voorste voeten staan recht

en tegen een boom leunt het echt

2205 en als die breekt dan valt hij neer

en dan is er geen opstaan weer

en soms nemen jagers daar notie van

die omzagen de boom

dan briest hij zeer en maakt misbaar

2210 dan komen de andere daarheen

en misbaren en ongenoegen

als ze hem niet helpen mogen

soms helpen hem de kleine

met slurven en met lijf algemeen

2215 zodat hij op komt en vliedt

en als hem dat niet geschiedt

dan blijft hij door de man gevangen.

Zijn vier voeten staan

als steunbalken zonder knien

2220 bij hem mag het niet geschieden

valt hij dat hij niet opkomen mag.

Wind is voor hem een zware slag .

En alle elpendieren die er zijn

drinken allen graag wijn.

2225 Ze groeien tot veertig jaren

Rivieren minnen ze zeer.

Elephas.

Olifant, Duitse Elefant, Engelse elephant en Franse elephant, van Latijn elephantus, dat van Grieks elephas. Het tweede deel, -ephas, is geleend van de Egyptenaren, ab(u) (bw) in Koptisch is het eb(o)u.

Als Elephas was het ivoor een belangrijk handelsartikel al bij de oude Ethiopiërs, Homerus vermeldt het onder die naam. In midden-Nederlands heette het ivoor elpenbeen, in noord-Hoogduits was dat Elfenbein en in oud-Engels elpenban, letterlijk betekent het olifantsbeen. Dat komt van een woord dat in midden-Nederlands elpendier heet, dit stamt uit Latijn ebur, en dit van Grieks elephas dat oorspronkelijk ivoor betekende en later het dier.

Ktesias, de lijfarts van Artaxerxes Menmon, was de eerste die een olifant volgens eigen waarnemingen beschreef. (a) Hij was de eerste die het sprookje beschreef dat de olifant geen gewrichten in de poten had, niet kan gaan liggen en daarom staande slapen moet. Het onbuigzame ivoor, de Elfenbein, was het enige wat men van de olifant te zien kreeg. Dat ivoren been was zeer lang en onbuigzaam, conclusie een olifant heeft geen gewrichten.

Shakespeare, Troilus and Cressida, ii, 3, 113 ‘The elephant hath joints’ ‘Een olifant heeft gewrichten’ but none for courtesy’. Maar niet om beleefd te kunnen zijn’ Zijn benen zijn benen omdat hij ze nodig heeft, maar niet om buigingen mee te maken. Om te rusten gaat een olifant op zijn achterste zitten, de voorpoten steekt hij recht vooruit en leunt met zijn rug tegen een boom. Als de boom breekt, valt hij op de grond en kan hij niet meer opstaan. Soms zagen jagers de boom half door. Dan briest de olifant geweldig, dat is een signaal voor de andere olifanten die hem moeten helpen. Maar dat lukt vaak niet. Soms helpen kleine olifanten hem met overeind met hun slurp, zodat hij kan ontkomen.

(b) De olifant komt voor in de twee boeken van de Makkabeeër’ s als een deel van de strijdkrachten tegen de Joden. Dat was onder leiding van Antiochus Epiphanes en zijn zoon Antiochus Eupater, vroeg in de tweede eeuw v. Chr. In de eerste campagne waren er tweeëndertig olifanten die speerhoofden vormden voor twintigduizend ruiters en honderdduizend man voetvolk, 1 Mac. 6: 30. Elke olifant zou de weg moeten vrij maken voor duizend lopende soldaten en vijfhonderd ruiters, vers 5. Het lijkt erop dat de olifanten niet wilden en dat ze in paniek gedreven moesten worden door iets dat op bloed leek, druivenbloed en moerbei, vers 34. De in ‘t oog lopende ‘howdah’ is beschreven in vers 37,’sterke houten torens, hen listig omgord.’

(c ) Er is nog iets zeer bijzonders. Als de Ethiopiërs in sommige landen op olifanten gaan jagen kunnen ze op het op deze manier doen. In de wildernis gaan twee naakte maagden met los haar, een van hen draagt een mand en de ander een zwaard. Deze maagden beginnen te zingen, de beesten vinden dit mooi en luisteren met plezier, ze houden van alles wat kuis is en komen naar hen toe en likken aan hun borsten en vallen in slaap door het zingen, dan steekt een maagd het zwaard door de keel en de ander vangt het bloed in de emmer op. Met dat bloed verven de mensen in dat land de kleren van de koningen, dit wordt purper genoemd. Het bloed van de olifant is het zinnebeeld van het dierbare bloed dat uit Jezus zijde stroomde. De maagden zijn de twee wetten, het Oude en het Nieuwe Verbond, waar Joden en Christenen onder zijn gesteld. Synagoge, de verraderlijke joodse maagd, is degene die Jezus’ zijde doorboort; Ecclesia, de Kerk, vangt in de miskelk het bloed op waarmee zijn prachtige purperen koningsmantel zo wondermooi werd geverfd. Daarom zingt de bruid in het Hooglied: ‘Mijn geliefde is blank en rood, uitblinkend boven tienduizend.’

(d) ‘In de Ganges zijn er grote wormen die twee armen bezitten die (een wurgslang, Python) als de olifanten in de rivier komen te drinken, hun lichaam in hun handen nemen en ze naar beneden trekken. Of de draak ligt op de loer bij plaatsen waar de olifanten komen te drinken. Eerst slaat de draak zijn staart om de poten van de olifant maar die weet door middel van zijn slurp er zich van te bevrijden. Dan gaat de draak naar de ogen en neusgaten van de olifant want daar kan zijn slurp hem niet van dienst zijn en zuigt de draak het bloed uit de olifant. Plinius zegt dat de draken zo groot zijn dat al het bloed van een olifant nauwelijks genoeg is voor n teug. Maar het olifantenbloed maakt de draak duizelig, de olifant is verzwakt en stort ter aarde en verplettert in zijn val gelijk zijn vijand. Maar ook de olifant vecht tegen de draak. Hij zoekt de draak in zijn schuilplkaats op, een rots of boom, en bedelft hem onder een zware massa stenen. Als ze onverwachts een draak tegen komen trappen ze hem dood’.

(e) Volgens Aristoteles paren de olifantenvrouwtjes als ze tien jaar oud zijn, bij de mannetjes is dat vijf jaar. De paartijd duurt twee jaar, maar ze benutten slechts twee dagen van ieder jaar om te paren, meer niet. Bij Plinius staat de olifant hoog aangeschreven. Hij is rechtvaardig en heeft een groot schaamtegevoel en is zedig wat blijkt uit het feit dat olifanten in het geheim paren. Als ze paren beklimt het mannetje het vrouwtje en ze keren niet eerder terug naar de kudde voordat ze zich gewassen hebben in het stromende water van een rivier. Ze vechten niet om hun wijfje want ze plegen geen overspel of echtbreuk.

(K). Mulder Synagoge en Ecclesia - een populair motief in de beeldende kunst van de middeleeuwen. De illustratie beeldt links de geblinddoekte Synagoge af, symbool van het jodendom dat blind is voor de komst van de Verlosser, met in haar linkerhand een gebroken piek en in haar rechterhand de Tafelen der Wet. De kroon die haar van het hoofd valt is overgenomen door Ecclesia, de Kerk, die als attributen de altaarkelk met de hostie en de kruisstaf draagt.

De prachtige purperen koningsmantel van Christus - beeldspraak voortvloeiend uit de opvattingen over de goddelijke en menselijke natuur van Christus, Wiens goddelijkheid bekleed was met een menselijk omhulsel, zoals een lichaam met een kledingstuk.

Mijn geliefde is blank en rood - Hooglied 5:10.

De paartijd duurt twee jaar - een van de kopiisten van Maerlant’ s natuurboek voegde hier door een leesfout of uit persoonlijke verontwaardiging aan toe: ‘Mens, schaam je toch voor je schandelijke gedrag! Zelf weet je van geen ophouden! ‘Hiermee zijn de gegevens over de legendarische kuisheid van olifanten niet uitgeput. Volgens Plinius paarden de dikhuiden terwijl ze elkaar uit preutsheid de rug toekeerden. Veel bestiaria vermelden bovendien dat olifanten de alruin of liefdesappel (zie Gen. 30:14-17) nodig hebben om de vereiste geslachtsdrift op te wekken.

Equus es in latijn dat pard

ende es ene beeste wart

dat men in menich lantscep kint

2230mar die beste diemen vint

die sijn in capidotia

ende int lant van sitia

die thouet dieps in water steken

sijn de beste oric spreken

2235die wilde parde wilde tamen

men snidem of die manen

om dat hem die luxurie ontuart

dat hem thar uerhouart

dit selue vintmen an die wijf

2240die em uerheffen an dat lijf

om hare har groot ende lanc

jnt lant van siten ende oec ghemanc

jn capadotia sonder waen

segmen dat die merien ontfaen

2245vanden winde mar ouer war

so ne leuensi mar iij. Iar

alst part es out iij. jar of .ij

dan notet maer nemmerme

ne diet dat si tinlike winnen

2250tote xx iaren wilmen kinnen

es hare noten wel inden tijd

dat pard notet ende rijd

altote sinen xxx. Jaren

ende die merie tote xl. te waren

2255xxxv. jaer es parts lijf

ende xl iar so leuet hare wijf

mar men segt dat in cecile

.j. pard leuede lxx. jaer wile

noch segmen dat die parde dar

2260leuen noch also menech jar

vp dat tpard uan danen si

dat selue segmen van persi

die spainsche parde ende van gallen

leuen onlanghe met allen

2265jn parde meest bouen alle diere

machmen merken hare maniere

oegedane wijs dat si sijn ysinet

ande horen eist dat mense kinnet

hoet hem uan moede mach staen

2270sijnsi uermoiet si latense gaen

sijnsi gram si legense ant houet

sijnsi ueruart des gelouet

so recsise uortward weder

ende sijnsi siec si legghense neder

2275ysodorus seget dat dat pard

.iiij. pointe moet ebben sael siin wart

sceppenesse doghet ende sconede

ende varewe van den are mede

dits sine sceppenesse nu marct

2280dat sijn lijf sij ard ende starc

wel ysonke sine side

oech yricht rechte int riden

ront ende gheclouet ouer dien stiet

ende euet an die uoete niet

2285hol ende uast ende droghe die houen

ouer al sijn lijf sal hi bouen

dat ront sal scinen sijn uel

sine doghet ort also wel

dat stout si ende snel ende niet ne sneue

2290ende het metten leden beue

dits i tiekin van crachte

ende alst stille staet ende sachte

dattet sij te porne goet

ende alsem uerhit sijn moet

2295dat et goet te oudene sij

ende saen gesit sijn moet derbj

die sconeit prisemen int ghemene

dat het thouet heuet clene

droghe dat fel an die bene

2300doren curt scarp ende clene

grote ogen nase gate wijt

den als upward talre tijt

dicke manen ende start

die uoete ten rontsten ward

2305sine varewe vanden hare

suart segmen dat best ware

roet appelgrau ende wit

andre varwe dan dit

en es niet uander bester warde

2310men vint drierande parde

j. dat es torloghen goet

j. ander dat men riden moet

elkes daghes na geuouch

j. darde dat nutte es der plouch

2315men vant parde in ouden tiden

die hem niet lieten riden

dan hem die terst hare here wart

also dede julius cesaris pard

ende des coninx pard van citen

2320men vint in alexanders viten

dat was busifal sijn pard

doet starf addit so ward

dat hijt herelike grauen dede

ende makede in sine here .i. stede

2325oec ware sulke parde hir uoren

alsi haren here uerloren

dat si nemmermeer ne aten

ende oec weenden utermaten

heuemen geweten dat pard

2330dar sijn here uerslaghen wart

ysodorus segt ende meent

dat sonder die mensce niet ne weent

oec sin parde dar liede an sien

wat in wighe sal yscien

2335sijnsi droeue ofte vroe

dat derna die dinc comt soe

dit uintmen an someghe parde

merien ebben sulke warde

deene up dandre sterueter ene

2340jn hare scare ghemeene

dar dandre up houden hare uole

so ghelieue es hare scole.

33. Equus is in Latijn het paard.

(a) En is een beest waardig

dat men in menig landschap kent

2230 maar de beste die men vindt

die zijn in Cappadocie

en in het land van Scythia.

Die het hoofd het diepst in het water steken

zijn de beste, hoor ik spreken.

2235 Die wilde paarden wil temmen

men snijdt af de manen

zodat bij hem de wulpsheid verdwijnt

omdat het hen verhovaardigt,

ditzelfde vindt men aan het wijf

2240 die zich verheft in dat lijf

vanwege hun haar groot en lang.

(b) In het land van Scythia en ook gemengd

in Cappadocie zonder waan

zegt men dat de merries ontvangen

2245 van de wind, maar voor waar,

zulke leven maar drie jaar.

Als het paard oud is, drie jaar of twee

dan paart het maar nimmermeer

dient het dat ze tijdig winnen

2250 tot twintig jaren, wil men kennen

is hun paren wel in die tijd

dat paard paart en rijdt

al tot zijn dertigste jaren

en de merrie tot veertig te waren.

2255 Vijfendertig is het paardenlijf

en veertig jaar zo leeft zijn wijf

maar men zegt dat in Sicili

een paard soms leeft zeventig jaar,

nog zegt men dat die paarden daar

2260 leven alzo menig jaar

omdat het paard daar vandaan is,

datzelfde zegt men van Perzen.

De Spaanse paarden en die van Galli

leven niet zo lang met allen.

2265 In paarden meer dan alle dieren

mag men merken hun manieren

en hoedanig wijs dat ze zijn gezind.

Aan de oren is het dat men ze kent

hoe het hem van moed mag staan,

2270 zijn ze vermoeid ze laten ze hangen

zijn ze kwaad ze leggen ze tegen het hoofd,

zijn ze bang, dat geloof het,

zo rechten ze zich voorwaarts weer

en zijn ze ziek ze leggen ze neer.

2275 Isidorus zegt dat het paard

vier punten moet hebben, zal het waard zijn, vorm, deugd en schoonheid

en de verf van het haar mede

dat is zijn vorm. Nu merkt

2280 dat zijn lijf hard zal zijn en sterk

goed gezonken langs de zijden

hoge rug, recht in het rijden

rond en klauwende voor je staat

en heeft aan de voeten niet

2285 hol en vast en droog de hoeven

over zijn hele lijf zal hij boven

dat rond zal schijnen zijn vel

zijn deugd hoor je alzo wel

dat dapper is en snel en niet sneeft

2290 en het met leden beeft,

dat is een teken van kracht

en als het stil staat en zacht

dat het te gaan is goed

en als het verhit zijn moet

2295 dat het goed te houden is

en gelijk gezeten zijn moet daarbij.

De schoonheid prijst men in het algemeen

dat het hoofd heeft klein

droog het vel aan de benen,

2300 de oren kort, scherp en klein

grote ogen, neusgaten wijd

de hals opwaarts te alle tijd

dikke manen en staart

de voeten te ronde waart

2305 zijn verf van de haren

zwart zegt men dat de beste waren

rood, appelgrauw en wit,

andere kleuren dan dit

zijn niet van de beste waarde.

2310 Men vindt drie soorten paarden,

een dat is voor oorlogen goed,

een ander daar men op rijden moet

elke dag naar gebruik,

een derde dat nuttig is voor de ploeg.

2315 Men vond paarden in oude tijden

die zich niet lieten berijden

dan door hem die het eerste hun heer werd,

alzo deed Julius Caesars paard

en des konings paard van Scythen.

2320 Men vindt in Alexanders leven

dat Busifal was zijn paard,

toen hij stierf had hield hij het zo waardig

dat hij het heerlijk begraven deed

en maakte te zijner eer een stad.

2325 (d) Ook waren zulke paarden hier te voor als ze hun heer hadden verloren

dat ze nimmermeer aten

en ook weenden uitermate

heeft men geweten van een paard

2330 waarvan zijn heer verslagen werd.

Isidorus zegt en meent

dat uitgezonderd de mensen niets anders weent. Ook zijn er paarden waar lieden aan zien wat op de weg zal geschieden,

2335 zijn ze droevig of blij

dat daarna die dingen komen alzo,

dit vindt men bij sommige paarden.

Merries hebben zulke waarde

de ene bij de ander, sterft er een

2340 in hun kudde algemeen

dat de andere ophouden hun veulen

zo geliefd is hun kudde.

Equis caballus Paard, midden-Nederlands paert of peert, oud-Hoogduits Parafrid of Pferfrit (nu Pferd en in Engels palfrey. In Frans is het palefroi) uit midden-Latijn en Keltisch paraveredus: handpaard. Het Griekse para betekent ԥrbijՠen Keltisch veredus: postpaard. Het werd veredus genoemd omdat het de rheda: wagen, trok. Verudus veranderde geleidelijk aan in verd, ferd, pherd, paerd, paard.

(a) De vlakten van Turkestan worden als startpunt gezien voor de domesticatie, de Scythische volken.

(b) Het paard versmelt zich bij de komst van de storm, is sneller dan de havik en sneller dan vogels. Het paard van Rhesus leek op de wind. Achilles was de zoon van Zephyr (wind) en de Harpye Podarge, dat betekent de snelvoetige. Nog geloven sommigen dat paarden door de wind drachtig worden, zo bij Varro.

(c ) Het paard varieert naar de man of ding die er achter staat. Staat er een ploeg, dan is het opeens zwaar en onnozel, zet er een soldaat op dan is het vurig en trots, een ridder, dan is het edel.

(d) Het was een gewoonte van de Germanen om bij het verbranden van de lijken hun wapens en soms ook hun paarden in het vuur te werpen. (Tacitius) Hendrik de Vogelaar verbood in 931 een Deens feest dat alle jaren omstreeks Driekoningen gevierd werd waar negenennegentig mannen en negen en negentig paarden met honden en kippen geofferd werden. Dit hield op toen bij de invoering van het Christendom het lijken verbranden door Karel de Grote verboden werd. Het paard ontbrak echter bij de begrafenissen niet. Paarden werden nog in 1318 bij begrafenissen geofferd.

Equiceruus es .i. dier

uan orienten solinus sprect hier

2345dat maket es als dat part

onder den kin enen bart

die hie euet orne die soe neghene

spletuoetech sijnsi ymeene

ende siin na den hert ghemaect

2350ende ebben uleesch dat sere wel smaect

34. Equicervus is een dier

van de Oriënt. Solinus spreekt hier

2345 dat het manen heeft als het paard

onder de kin heeft het een baard.

die hier heeft horens, die zijn smal,

spleethoevig zijn ze algemeen

en zijn naar het hert gemaakt

2350 en hebben vlees dat zeer goed smaakt.

Equis: paard, cervus: hert. Door de tocht van Alexander de Grote kwam de nijlgau bij de Grieken die bekend werd als hippelaphus: paardhert. Het is een naam die later aan het Java hert werd gegeven. Het heet nu Boselaphus tragocamelus: dat betekent dus rund en hert, het tweede deel betekent bok en kameel. Het dier is verwant met de runderen en buffels.

Nilgau of nijlgau is een algemene naam. Het wordt ook wel blauwbok, in het Engels blue bull, genoemd vanwege de donkergrijze vachtkleur.

Ze hebben een zwaar voorlichaam dat naar achteren enigszins afloopt. Bij het grazen laten ze zich dan vaak op de knieën zakken, hun nek is te kort.


Cale dats ene beeste

ghelijc den parde segt de jeeste

als dolifant eist ghestart

ende hets pecsuart yhart

2355ghekinbacht als .i. euerswijn

ende euet orne die langher sijn

dan ij uoete dart mede doet

menech vreselic ymoet

dit spreket solinus ende jacob segt

2360alst wille dattet achter legt

deen enen horen ende orebard

den andren te stride ward

ende als die plonc es moede

rechtet den andren up met spoede

2365ende laet dit ligghen na sire maniere

dit dier es gherne bi riuiere

35. Eale dat is een beest

gelijk het paard zegt het verhaal

als de olifant is het gestaard

en het is pikzwart behaard

2355 een kinnebak als een everzwijn

en heeft horens die langer zijn

dan zestig cm daar het mee doet

menig vreselijk ontmoeting.

Dit spreekt Solinus en Jacob zegt

2360 als het wil dat het achterligt

de ene horen en gebruikt

de andere te strijden waart

en als dit stomp is en moe

richt het de andere op met spoed

2365 en laat die liggen naar zijn manieren.

Dit dier is graag bij de rivier.

Waterbuffel.

Mulder: Door onderzoekers van bestiaria geïdentificeerd als de waterbuffel en, met even grote stelligheid, als de Afrikaanse tweehoornige neushoorn. De herkomst van het dier blijft onzeker maar naar de afbeelding wel de waterbuffel.

Intures es .i. dier bekent

in dat lant uan orient

dat den stiere ghelijc es

2370als ons seghet aristotiles

mar den manen als dat part

curter ende sachter nederward

anghende bi den scouderen dar

bruun roet heuet dat har

2375sijn ander aer na wulle maniere

ende sijn luud es ghelijc den stiere

sine orne crom alomme gheanghen

enten stride wel ganghe

sijn uorhoft ru sin har ysceden

2380bouen sinen oghen beede

gheuoet ende ghestard der toe

recht ghetant als die coe

maer curter es hi ende sijn uel

mach uele slaghe ydoghen wel

2385so dore sba uleesch et draecht

dat ment der omme slaet ende jaecht

ende alsement jacht ouer sinen wille

bliuet somwile staende stille

ende rust em ende uecht

2390ende werpt ute sinen drec echt

j. roede verre ofte mee

ende als hem van calue werdet wee

so comen die diere elkerlijc

ende maken uan drecken .i. dic

2395omtrent dat dier om die saken

dat men hem niet mach ynaken

36. Intures is een dier bekend

in dat land van de Oriënt

dat de stier gelijk is

2370 zoals ons zegt Aristoteles,

maar de manen als van het paard

korter en zachter, nederwaarts

het hangt bij de schouders daar

bruin/rood heeft het dat haar.

2375 zijn andere haar is naar wol soorten

en zijn geluid is gelijk de stier.

Zijn horens zijn krom, alom gaande

en te strijden goed staande

zijn voorhoofd is ruw, zijn haar gescheiden

2380 boven zijn ogen beide

voeten en een staart daar toe

recht getand als een koe

maar korter is hij en zijn vel

mag vele slagen gedogen wel.

2385 Zulk door zoet vlees het draagt

dat men het daarom slaat en jaagt

en als men het jaagt tegen zijn wil

blijft het soms staan stil

en rust en vecht

2390 en werpt uit zijn drek recht

een roede ver of meer.

En als het van kalven wordt wee

dan komen die dieren elk

en maken van drek een dijk

2395 omtrent dat dier om die zaken

dat men het niet kan genaken.

een soort rund of schaap.

Entira es i dierkin

diere uele in almaingen sijn

hi ende soe doen als die wise

2400ende vergadren hare spise

mar die hie es uan vrecker wise

ende die soe ghierech om hare spise

onder derde om die somer tijt

om tetene als die somer lijd

2405so dat hi cume hem seluen gheuet

dar hi nouwelike bi leuet

alsi uernempt dat sine soe

gulselike gaet der spisen toe

soe uerstopti are dat gat

2410ende alse die soe merket dat

dat besloten es die spise

so doet soe na des scalkes wise

so maecse i ander eimelic gat

ter spisen wart ende gaet in dat

2415ende hetet der spise al hare gheuouch

ende laet den vrecken wachten ynoech

alse somer comt geuallet wel

dat die soe euet i. scone uel

ende so ront ende so uet

2420die hie die hem ter vreckeit set

heuet i veronghert lijf

de man die wille wachte sijn wijf

37. Entira is een diertje

die er veel in Duitsland zijn.

Hij doet zoals de wijze

2400 en verzamelt zijn spijs.

Maar de hij is van vrekkige wijze

en die zo gierig om zijn spijs

onder de aarde rond de zomertijd

om te eten als de zomer gaat

2405 zodat hij nauwelijks zichzelf wat geeft

waar hij nauwelijks van leeft

als hij verneemt dat de zijne zo

gulzig gaat naar de spijzen toe

dan stopt hij het gat dicht

2410 en als de zij zo merkt dat

opgesloten is de spijs

dan doet ze het op de schalkse wijze

dan maakt ze een andere, heimelijk gat

ter spijzen waart en gaat in dat

2415 en eet de spijs tot ze heeft genoeg

en laat de vrek wachten genoeg.

Als de zomer komt gevallen goed

dat de zij heeft een mooi vel

en zo rond en zo vet

2420 en de hij die zich te vrekken zet

heeft een verhongerd lijf.

De man kijkt uit voor zijn wijf.

Emtira is een soort hamster (of das) dat met het vrouwtje vlees verzamelt tegen de winter en dit in zijn hol legt. Als de koude winter komt ziet het mannetje dat er een tekort zal ontstaan en weigert om het vrouwtje vlees te geven, ze krijgt haar deel niet. Zo aan het zien heeft ze er vrede mee dat ze haar mans wil opvolgt. Maar als ze aan de andere kant van het hol komt opent ze haar kaken, dan eet ze het deel dat daar is verzameld zonder dat aan het mannetje te vertellen. De hamster is dan ook het volmaaktste type van een zelfzuchtig, wantrouwig en slecht gehumeurd persoon, die als het ware met zichzelf in strijd verkeert. Zie 25.

Crinatius dats i dier

ende men waent de wareit hier

2425dat cytogrillus dermede heet

dat genoemt hier uoren steet

j. egel etet in dutsce tale

jn vlaenderen .i. herts wetic wale

na .i. swijnkin eist gedaen

2430ende es al van dornen beuaen

sonder anden buuc allene

beseffet anden vrese grot of clene

windet hem te gader als .i. bal

ende dect em in sine wapine al

2435hets te siene ende te tastene quaet

doch doemer toe desen raet

alsment in waremen watre doet

eist te siene ende te tastene goet

ambrosius ons te verstane doet

2440dat es bi naturen vroet

het maket te sinen ole ii. vte ghanghe

ende uorsiet te uoren langhe

welkes sints de wint sal gaen

gaetj nort hi stoppet saen

2445dat gat dat int norden staet

ende weltijt dat die wint suut gaet

stoppet suden ende ontdoet norden

dit sijn sente ambrosius worde

sijn vleesch droghe ende binnen tlijf

2450dat es der maghe confortatijf

het doet wel orine maken

nuttelic eist tharen saken

die yset sijn lasers te sine

die inden point gheeten sijn elefantine

2455die gans es ende moet vet sijn

gheuleghen eist ydaen alse i. swijn

dit dier ende anders nemmee

heuet beneden gate twee

dar der uogle eyer ligghen dats waer

2460ligghen hare hoeden dat ligghen dar

ysodorus segt dat clemt ter vart

in erfste up den wijngard

ende velt de druue neder

ende leese up weder

2465ende wonter up ende draghetse soe

sinen jonghen des sijnsi vroe

herts vleesch te puluere gebrant

met pecke yminghet te hant

doet in lijxemen wassen aer

2470dit segt plinius vor waer

aristotiles seit al bloet

alse deen jeghen dander noet

dat si staende em geuoughen

nature mach elken genoughen

2475die elken creature geuet

dar het sine gnouchte bj euet

38. Erinaceus dat is een dier

en men waant de waarheid hier

2425 (a) dat het Cyrogillus mede heet

dat genoemd is en hiervoor staat.

Een egel heet het in Dietse taal

in Vlaanderen een heerts, dat weet ik wel.

(b) Naar een zwijntje is het gedaan

2430 en is geheel met dorens bevangen

uitgezonderd aan de buik alleen.

(d) Beseft het vrees, groot of klein

het windt zich op als een bal

en dekt zich in met zijn wapens al

2435 het is te zien en te pakken kwaad

doch doet men er toe deze raad

als men het in warm water doet

is het te zien en te pakken goed.

(e) Ambrosius ons verstaan doet

2440 dat het is van natuur intelligent.

Het maak zich een hol met twee uitgangen

en voorziet tevoren al lang

welke kant de wind zal gaan

gaat het noord, hij stopt dicht

2445 dat gat dat in het noorden staat

en als de wind uit zuiden gaat

stopt het zuiden en opent het noorden,

dit zijn Sint Ambrosius woorden.

Zijn vlees is droog en binnen het lijf

2450 dat is voor de maag comfortabel

het doet goed urine maken.

Nuttig is het haar zaak

die gezegd zijn melaats te zijn

die in de Punt genoemd zijn Elefantaisis.

2455 Dat geheel is en moet vet zijn.

Gevild is het en gedaan als een zwijn.

Dit dier en anders nimmer

heeft beneden gaten twee,

waar bij de vogels eieren leggen, dat is waar,

2460 liggen zijn ballen die liggen daar.

(f) Isidorus zegt, dat klimt snel

in de herfst op de wijngaard

en velt de druiven neder

en verzamelt ze weer

2465 en wentelt erop en draagt het zo

zijn jongen zijn dan blij.

Egelsvlees tot poeder gebrand

met pek gemengd gelijk

laat in littekens groeien haar,

2470 dit zegt Plinius voor waar.

(g) Aristoteles zegt al blode

als de een tegen de ander ontmoet

dat ze staande zich voegen.

Natuur mag elk genoegen

2475 die elke creatuur geeft

waar het zijn genoegen bij heeft.

Erinaceus europaeus: Europees

Egel, midden-Nederlands eg(h)el, oud-Saksisch, oud-Engels en oud-Hoogduits Igil (nu Igel) dat met het Griekse ekhinos van Indo-Germaans egh afstamt wat steken betekent. Engelse urchin van Frans en dat van Latijn voor de egel, ericius. In het Vlaams Ԩeerts’ Zijn lichaam lijkt van onder op een speenvarken. (b) Ook komt de naam stekelvarken voor, Engelse hedge-hog, hedge is een soort boom die als haag gebruikt werd, hog: varken. Franse herisson.

(a) Cyrogillus, zie 24.

(c ) Midsummer ‘s Nights Dream’ ii, 2, 9,

‘You spotted snakes with double tongue’ ‘boze slangen, schuifelt niet’ Thorny hedge-hogs be not seen’ Weg, gij egels, scherp van pin!’

(d) Vervolgd zijnde haalt het de kop en de poten in die met de buik en de staart alleen met een witharig bekleedsel bedekt zijn en maakt zich door het inhalen van die delen bolrond. Het zet zijn stekels op waarmee de rug bezet is zodat men hem niet kan aanraken zonder zich te bezeren.

(e) Aristoteles zegt dat als de wind draait van noord naar zuid en van zuid naar noord de egels de ingang van hun holen veranderen. Plinius meldt dat ze het weer kunnen voorspellen, van noord naar zuid, door het verschuilen in hun holen. Anderen dat ze hun holen voorzien van twee ventilatiegaten en als de noordenwind blaast ze het gat aan de noordkant dicht maken, bij de andere wind de zuidkant.

(f) Een nuttig gebruik maakt de egels van zijn pinnen. ‘Het is een beest die zichzelf levensmiddelen verschaft. Want hij klimt in een appel- of druivenboom en schudt appels en druiven naar beneden. Als ze gevallen zijn draait hij zich erin rond en steekt en prikt erin zodat hij op die manier voedsel naar zijn kroost brengt. Buiten dat hij appels op zijn rug draagt, steekt hij er een in zijn mond. Als hij volgeladen is met druiven of appels en er een verliest, gooit hij de rest van zijn rug en gaat opnieuw terug om weer een volle vracht op te halen’ Dit naar Plinius. De Physiologus spreekt alleen over druiven en zegt dat ze die ze die naar beneden halen en zich er overheen rollen. Isidorus volgt deze versie.

(g) Aristoteles zegt dat de egel zijn wijfje staande beslaapt zodat de stekels op de rug van het wijfje hem niet zullen steken. Toch zegt iedereen dat het wijfje op haar rug gaat liggen wat ik eerder geloof, dit is handiger.

Mulder: De soort melaatsheid die ‘elefantiasis wordt genoemd - een vroeg-veertiende-eeuws medisch handboek (de Chirurgie van Jan Yperman) onderscheidt vier soorten lepra of melaatsheid, alle genoemd naar een dier (slang, vos, leeuw en olifant) en veroorzaakt door een teveel van een van de vier lichaamssappen. Elefantia zou volgens hem een aandoening zijn van mensen met een melancholisch temperament. (Zie ook nawoord, p. 137.)

Volgens Aristoteles paren egels staande - ‘Het hardnekkige misverstand spruit waarschijnlijk voort uit het door natuurvorsers waargenomen voorspel. Daarbij staat het vrouwtje op haar achterpoten. Het mannetje nadert haar, ook rechtop, met uitdagend opgerichte penis, en als ze vlak bij elkaar zijn bepist hij het wijfje.’ (G. Brands, Een bever als knecht. Amsterdam 1973, p. 16.)

Erminius es .i. ermelijn

.j. vte scone dierkin

ende es van wesels yslachte

2480oec segghen meer dan si viij

dat alleens es dat ende dit

te wintertide eist snee wit

sonder anden start ant ende

als des somers hitte em comt ghehende

2485[so eist upten ric bruun root

muse bitet gherne doot

want bi haren vleesche leuet

alse men sijn vel snee wit heuet]

so eist wart ende diere

2490 anders ne doghet in ghere maniere

van der .e. ebdi ghehord

nv uerstaet van der .f. uord

39. Erminius is een hermelijn.

Een uitermate mooi diertje

en is van wezels geslacht,

2480 ook zeggen er meer dan 8

dat het allemaal gelijk is en dat dit

in de wintertijd is het sneeuwwit

alleen niet aan de staart op het eind

als de zomerhitte komt gaan

2485 dan is het op de rug bruin/rood.

Muizen bijt het graag dood

want van hun vlees leeft het.

Als men zijn vel sneeuwwit heeft

dan is het waard en duur,

2490 anders deugt het op geen manier.

Van de e heb je gehoord,

nu verstaat van de f voorts.

Mustela erminea. Wezel, midden-Nederlands ermelijn, oud-Saksisch en oud-Hoogduits Harmo of Harmili, oud-Engels hearma (nu ermine) oud-Frans ermine (nu hermine) uit midden-Latijn hermelinus, in laat Latijn betekent armelinus hermelijn bont.

De wezel wordt vaak verwisseld met het hermelijntje. In zijn zomerkleed wordt het hermelijntje vaak Էezelՠgenoemd terwijl hij in het witte winterkleed hermelijntje en witte wezel heet. De hermelijn is aanmerkelijk groter dan zijn soortgenoot, de wezel, maar kleiner dan de bunzing. Vondel, Geboorteclock;

‘En wereldlijk en geestelijk

Met hermelijn praalde’ Zo worden de mantels van koninklijke en edelen afgezet met dit bont als een teken van innerlijke zuiverheid dat hun gedrag regelt. ‘To wear, assume, the ermine.’ De functie van de rechter in de High Court werd zo genoemd omdat zijn kleren afgezet waren met hermelijnbont.


Soflenena es i dier

vreselic ende onghier

2495verre in arden woesten lande

ende es ghemaect tes menscen scande

om te mattene sine ouerde

want met so groter onwerde

bestaet den fieren man

2500ende uerwintene mede dan

ende scortene in uele sticken

ende oec eist geuallen dicken

dattet ghemoete van der vlucht

enen man met groter urucht

2505ende alstene omoedich uerstoet

sone det hem no quaet no goet

40. Felena is een dier

vreselijk en onguur,

2495 ver in erg woeste landen.

En is gemaakt te mensen schande

om te meten zijn hovaardigheid,

want met zo’n grote onwaardigheid

bestaat het de trotse man

2500 en overwint hem mede dan

en scheurt ze in vele stukken

en ook is het gebeurd vaak

dat het ontmoet in de lucht

een man met grote vrees

2505 en als het ootmoedigheid verstond

dan deed het hem geen kwaad of goed.

‘Falena is een dier dat in verre landen geboren wordt. Dat heeft God als straf voor hovaardige mensen geschapen want het dier haat en verafschuwt van nature de hovaardigheid van mensen. Als het met hovaardige mensen vecht, dan vecht het zonder ophouden en als het gewonnen heeft dan wrijft hij de hovaardige en onbarmhartige stuk. Ziet het echter mensen op zich toekomen die deemoedig zijn en herkent het hun deemoed omdat ze vluchten of angstig zijn, dan blijft het stil liggen en laat die mensen voorbijgaan.’

Felis jubata, L. (gemaand), heeft wat langere haren op de nek, het is de jachttijger.

Die wordt even tam als onze huiskat, maar is veel leerzamer. Goede?

Furunculus es dat furet

ende sijn na oeghelen wel na yset

meere dan de wesel .i. deel

2510ghemaket naer fissou gheel

stouter ende wreet nochtan

dan sine macht wlleesten can

si sijn also gheset ter scole

dat sij gaen inder conine ole

2515ende bitense alle doet

of si moeten steruen dor noet

allene ne adtsi niet dese beeste

mar alle die leuen mintst ende meeste

bestaen si moghensise uerwinnen

2520niet dat si dat uleesch so minnen

want si nutten elniet dan bloet

ter quateden so staet hem hare moet

vele jonghe heuet furet

seuene ofte viij. es yset

2525ligghende segmen dat si riden

ende als die soe wille notens tiden

heuet soe niet dan hare genoet

soe te drent ende bliuet doet

xl daghe draghesi omtrent

2530ende xl daghe sin si blent

ende dar ouer xl daghe

beghinnen sj biten ende jaghen

41. Furunculus is de fret

(a) en zijn naar het bekijken bijna gezet

meer dan de wezel een deel

2510 en gemaakt naar de bunzing geheel

dapperder en wreder nochtans

dan zijn macht voldoen kan.

(b)Ze zijn alzo gezet ter school

zodat ze gaan in het konijnenhol

2515 en bijten ze allen dood

of ze moeten sterven door nood,

alleen nee aten ze deze beesten niet

maar alle die leven, klein en groot

bestaan ze en mogen ze overwinnen,

2520 niet dat ze dat vlees zo beminnen

want ze nuttigen niets anders dan bloed

ter kwaadheden staat hem zijn moed.

Vele jongen heeft de fret

zeven of acht is gezegd.

2525 Liggende, zegt men, dat ze paren

en als de zij wil ze paren gaan

heeft ze dan niet haar genot

ze verderft en blijft dood.

Veertig dagen draagt ze ongeveer

2530 en veertig dagen zijn ze blind

en daarna binnen veertig dagen

beginnen ze te bijten en te jagen.

Mustela putorius furo (Putorius furo, Martes furio) Fret, midden-Nederlands foret, Duits Frett of Frettchen, Engelse ferret, Deense fritte, van oud-Frans furet, dat uit vulgair Latijn furittus: kleine dief, (Latijn fur: dief) Het woord verspreidde zich met de Romeinse kunst om het dier voor ratten jacht, konijnen en vogels in te zetten.

(a) De fret lijkt qua grootte en vorm wat op een bunzing. Is iets kleiner en schraler. De fret is sinds overoude tijden bekend, hoewel alleen in getemde toestand.

(b) Op de Balearische eilanden hadden de konijnen zich eens zo sterk vermenigvuldigd, aldus Strabo, dat de bewoners keizer Augustus om hulp smeekten. Hij zond enige ‘Viveraeՠdie zich zeer verdienstelijk maakten. Ze werden in de gangen van de konijnen gelaten en dreven de verderfelijke knaagdieren eruit in het net van hun vijanden. Isidorus schreef over een dier dat gebruikt werd bij de konijnenjacht en noemde die furo.

De fret is een teugelloos dier, zoals Aristoteles zegt, het overvoert zich met voedsel en waagt vaak zijn leven vanwege het voedsel. Op grond van zijn onbeheerstheid kan het niet lang leven. Het dier is onmatiger in de geslachtsdaad dan andere dieren, dat komt omdat het grager is dan anderen. Bij de daad richt het zich op het wijfje en beweegt zich in als een in telgang gaand paard. Als hij het werk niet volledig volbrengen kan waar hij zo uitzinnig naar verlangt dan huilt hij en is rusteloos. De natuur kan die sterke uitoefening van het geslachtsverkeer niet verdragen en de natuur is bij alle dieren zo ingericht dat ze de bevrediging van het geslachtsverkeer zo zeer begeren. De geslachtelijke zaden zijn namelijk een eigenschap van het bloed die tegelijk met de levensgeest uitgestoten worden. Vandaar dat het leven door overmatig geslachtsverkeer verkort wordt en moet de mens of het dier voor zijn tijd sterven en wordt zeer zwak. Je hoort dan ook vaak dat een man bij geslachtsverkeer plotseling gestorven is. Daarom paart het dier zich op de manier van de mens zodat het wijfje onder ligt en het mannetje boven. Deze houding keert het dier niet om. Maar de mens stoot het meest tegen de gevestigde orde bij geslachtelijk verkeer, die keert de menselijke geslachtsdaad om en houdt zich als de egel of de gans of neemt de plaats van de vrouw in. Dat is zeer schadelijk en zeer zondig, dat doet geen ander dier, behalve de mens. Zie volgende.


Furionus segt aristotiles

dat .i. luxurieus dier es

2535ende guls van etene nochtan

ende dicke moetet vanghen an

sware auonture om sijn eten

niet langhe leuet wilmen weten

warbj dat dit es mede

2540dats bj sire onsuuerhede

want als hem die wille wee doet

ghebartet alset ware uerwoet

sijn wille es mere dan die macht

ende om dat der naturen cracht

2545allen creaturen onseghet

luxurie die es ongheweghet

bouen der naturen ganc

so ne mach hare lijf niet wesen lanc

die so node rustet stille

2550die so node vleesch anders wille

furionet notet mede

recht na des menschen sede

want soe leegt onder ende hi bouen

ende in desen machmen louen

2555dit dier dat sere es ongheleerd

dat sine nature niet ne verkeert

dies quade menschen plien ende plaghen

dies jc lase niet ne dar gewaghen

42. Furionus, zegt Aristoteles,

dat een wulps dier is.

2535 En gulzig van eten nochtans

en veel moet het vangen aan

zware avonturen om zijn eten.

Niet lang leeft het wil men weten

waardoor dat is mede?

2540 Dat is door zijn onzuiverheid

want als bij hem de lust pijn doet

gebaart het alsof het dol wordt

zijn lust is meer dan zijn macht

en vanwege de naturen kracht.

2545 Alle creaturen ontzeggen

wulpsheid die is losbandig

boven de natuur zijn gang,

dan mag zijn lijf er niet wezen lang

die zo nodig rust heeft stil,

2550 maar als het vlees anders wil.

Furionet geniet mede

recht naar de mensen zede,

want zij ligt onder en hij boven.

En in deze mag men het loven

2555 dit dier dat zeer is dom

dat zijn natuur niet verandert

wat kwade mensen plegen en plagen

aan dit laat ik me niet wagen.

Zie voorgaande.

Fenes es i dier dar aldus

2560of scriuet ons plinius

van quateit groot van liue clene

dese diere wonen in derde ymene

si decken haren decken aren drec in derde

of enech dier ghinghe sire verde

2565dat sijn drec niet openbarde

dat feles dar ware

alst dan die diere siet

want et ne mach oec lopen niet

gatet suarlike ende stille

2570ende alster i siet te sinen wille

mordadelic varter up thanden

bede met clauwen ende met tanden

so gaet scoren ende biten

dit dier yslacht den ypocriten

2575die maken eimeliken dec

ouer hare sonden dats hare drec

met biechten die sij spreken

ende al om hare lose treken

om dat mense sal eten goet

2580mar comt hem eneghe int ghemoet

die scoren si ende menen thare

hoe soet emmer vort gheuare

43. Feles is een dier daar aldus

2560 van schrijft ons Plinius.

Van kwaadheden groot, van lijf klein.

Deze dieren wonen in de aarde algemeen

ze bedekken hun dek van drek in de aarde

zodat als er enig dier in ging zijn gang

2565 dat zijn drek niet openbaarde

dat het Feles dier daar was.

Als het dan die dieren ziet

want het mag ook lopen niet

gaat zwaar en stil

2570 en als het er een ziet naar zijn wil

moorddadig springt hij gelijk erop

beide met klauwen en met tanden

dan gaat het scheuren en bijten.

Dit dier slacht de hypocrieten,

2575 die maken een heimelijk dek

over hun zonden, dat is hun drek,

met biechten die zij spreken

en al om hun loze streken

omdat men ze zal noemen goed,

2580 maar komen ze er een tegen naar hun zin die verscheuren ze en nemen het hunne

hoe zo het immer voort gaat.

Felis catus ‘Ferus’ de wilde kat, is een kwaadaardig en sterk roofdier. Die vervolgt hazen, zelfs jonge reen en loert ineengedoken op een dikke boomtak op allerlei vogels. Hij woont in holle bomen, in spleten van rotsen en holten van afgronden waar hij gewoonlijk ‘s nachts al sluipend uit tevoorschijn komt. Zijn gehuil in het woud bij nacht heeft een bijzondere verschrikkende en huiveringwekkende uitwerking. Het diepe droefgeestige janken van de wilde kat schijnt de jagers in de wildernis met een gevoel van eenzaamheid en verlatenheid te vervullen dat hij die dit eenmaal heeft gehoord nooit meer vergeet.

Men heeft tevergeefs getracht de wilde kat tam te maken. Hij lijkt op onze gestreepte huiskat maar is groter. Jongen, uit het nest genomen, bleven woest en wild, stierven uiteindelijk van de honger. Ze bedekken hun uitwerpselen net als de kat.

Finges dat siet men lopen

jnt lantscep van etyopen

2585ende .i. deel bruun van are

plinius segt openbare

dat die soe ande burst uoren

.ij. spenen draghet als wijd horen

ende pleghens lettel diere dan dit

2590jnt lant dart in wont ende sit

so eist sochte ende niet wreet

mar doetem hiemene enich leet

dat ne cant niet lichte uerdraghen

die sinen pais wille beiaghen

2595met desen diere in hare stede

si dat si hem houden vrede

hier compt die lettre inde .g

van der .f. wetics nemmee

44. Finges die ziet men lopen

in het landschap van Ethiopië

2585 en is een deel bruin van haren.

Plinius zegt openbaar

dat die zo aan de borst van voren

twee spenen draagt, zoals wij het horen,

en plegen weinig dieren te zijn dan dit.

2590 In het land waar het in woont en zit

is het zacht en niet wreed

maar doet men hem enig leed

dat kan het niet licht verdragen

die zijn vrede wil belagen,

2595 met deze dieren in hun steden

zorg dat je er mee houdt vrede.

Her komt de letter in de g,

van der f weet ik nimmer meer.

Een soort aap, magot.

Burger: ‘De viervoeter finges heeft twee borsten met ‘ spenen’ Een van de kopiisten las of hoorde ‘serpenten,’ schreef dat op en de tekenaar beeldde trouw een dier af met slangen aan de borsten.

Glis es .i. dier no bore groet

2600some wit some swart ende roet

jn vlaendren etent slaepmuse bj namen

want den winter althe samen

slapen sonder spise ende dranc

ende als die sonne haren ganc

2605verheft ende somer ynaect

bi naturen dat dier uerwaect

minder dan die ratte est

van desen diere est dat men leest

jn plinis bouke dat sijn smare

2610gesoden ieghen sere nuttelic ware

hem die hem onsaghe der scaden

dat hijt water soude laden

bestrakire mede sine lede

vp derde ende up bome mede

2615lopet euen wel als wijd oren

appele euet vercoren

ende doeter in alset vint stade

dicke uernoi ende scad

45. Glis is een dier niet bar groot

2600 soms wit, soms zwart en rood.

In Vlaanderen heet het slaapmuis bij naam

want in de winter al tezamen

slapen ze zonder spijs en drank

en als de zon haar gang

2605 verheft en de zomer naakt

bij naturen dat dit dier dan ontwaakt.

Kleiner dan de rat is het.

Van deze dieren is het dat men leest

in Plinius boeken dat zijn vet

2610 gekookt zeer nuttig ware

hem die ontzag de schade

dat hij het water zou laden,

bestrijk er mee zijn leden.

Op de aarde en op bomen mede

2615 loopt het even goed zoals wij het horen,

appels heeft het uitverkoren

en gaat er in als het vindt tijd

veel verdriet en schade.

Glis glis. Relmuis, zevenslaper of slaapmuis heet in Duits Glis en Siebenschlafer, in Engels dormouse en in Frans loir. Het Latijnse dormire betekent slapen, dormouse is zo de slapende muis. Als de herfst komt begint hij winterproviand in te zamelen om die in zijn hol op te bergen. In die tijd is hij Ժo vet als modder’ In koude bergstreken valt hij al in augustus, in warmere streken in oktober in slaap. Je kan ze gerust uit het nest weghalen en vervoeren, ze merken er niets van. Soms worden ze wakker en eten van hun wintervoorraad. Meestal worden ze wakker tegen het voorjaar, zelden voor eind april. Zijn winterslaap duurt dus zeven maanden. Zie de eeuwig slapende en suffende slaapmuis in het verhaal van Alice in Wonderland van L. Carroll, onbewogen temidden van zijn slapende omgeving. Hij wordt alleen wakker als hij het woord aan’ tՠhoort. Shakespeare, Twelfth Night, iii, 2,20;

‘she did show favour to the youth in your sight only to exasperate you, to awake your dormouse valour, to put fire in your heart, and brimstone in your liver’ ‘Zij gaf die jonge mens voor uwe ogen die bewijzen van haar gunst, alleen om u te prikkelen, om uw mormeldier, (slaapdier) dapperheid op te wekken, om vuur te brengen in uw hart en zwavel in uw lever’.

Bij de Romeinen golden ze als lekkernij en werden in een gliriari vet gemest. De gemeste dieren prijkten, na gebraden te zijn, als een grote lekkernij op de dis van de rijke fijnproevers. Ze lieten ze zelfs wegen voor de ogen van hun gasten.

Plinius zegt dat hun vet als je het kookt zeer goed is tegen pijnlijke leden die door verlammingen aangetast zijn als je ze daarmee inwrijft.

Galis segt aristotiles

2620dat .i. sere stout dier es

want het out ter menegher tijt

jegen die serpente strijt

ende alsetse euet uerbeten

so gaetse tehant eten

2625ende stappants etet rute

also jaghet tfeniin vte

dartoe es .i. redene groot

twi dat bijt de serpente doot

want gali bi musen leuet

2630ende omme dattet verstaen heuet

dat si de muse verteren

dar omme willet hem deren

om dat si minderen hare beiach

hier bj eist datmen segghen mach

2635onder stompers was oit nijt

want elc man om sijn winnen tijt

46. Galis, zegt Aristoteles,

2620 dat een zeer dapper dier is

want het houdt te menige tijd

tegen de serpenten strijd

en als het die heeft gebeten

dan gaat ze die gelijk eten

2625 en gelijk eet het ruit

en zo jaagt ze het venijn uit.

Daartoe is een reden groot

het waarom dat het bijt de serpenten dood

want de wezel van muizen leeft

2630 en omdat ze begrepen heeft

dat die de muizen verteren

daarom wil ze hen deren

zodat ze verminderen haar bejag.

Hierbij is het dat men zeggen mag

2635 onder stumpers was nooit nijd

want elke man om zijn winnen gaat.

Mustela nivalis, het laatste woord betekent wit en het eerst zoveel als een lange muis. Grieks gale: wezel. Wezel, midden-Nederlands wesel, oud-Hoogduits Wisula, (nu Wiesel) oud-Engels weosule (nu weasel) oud-Zweeds heeft visla. Dit woord komt van een Germaans wisulo. Het dier heeft zijn naam naar zijn stank gekregen, men verbindt het met Indo-Germaanse uiso: stank.

‘Wezels beschikken van nature over kennis van medicijnen. Als de wezel zijn jongen dood vindt, haalt hij ruit dat ze weer tot leven wekt. Hij vecht met de slangen omdat slangen muizen eten zoals ook de galy muizen eet. Daarom vangt hij slangen omdat die zijn voedsel wegpakken. Ze vecht zoals de Grieken en Romeinen al wisten, met slangen Plinius beschrijft zo’n gevecht.

De wezel weet al gauw dat er een basilisk is en gaat naar zijn hol, eet ruit en vet zich met het sap ervan in en valt dan de basilisk aan en doodt die zonder zelf pijn op te lopen. Ruit is een krachtig middel. De serpenten worden door de geur van ruit verdreven, als het verbrand wordt, zelf zo erg dat als een wezel met een serpent vecht ze zichzelf bewapent met ruit tegen de kracht van het serpent.

Geneta es i beeste

mere dan die uos die meeste

valu roet alse bont

2640swarte sciuekine ront

.j. beeste goedertire gnouch

men dadare ongeuouch

so nes fier no clemt oghe

mar gemate ende gedoghe

2645ende bi riuieren es hare ganc

ende souken spise na hare belanc

47. Geneta is een beest

groter dan de vos; de meeste

vaal rood en alzo bonte

2640 zwarte schijven rond.

Een beest goedertieren genoeg

men deed haar ongevoeg

dan is het niet fier of klimt hoog

maar gematigd en gedegen

2645 en bij rivieren is haar gang

en zoekt spijs naar haar belang.

Guesseles es i dier

no wreet no fel no onghier

bj watre eist alle stont

2650mere eist dan die muushont

ende minder eist dan theencoren

roet valu als wijt oren

maer die wamme es wit

onder derde wonet dit

2655sijn drec rieket als muscheliaet

ende menech die hem diet uerstaet

heuet ouer muscheliaet yacht

mar et ne euet niet die cracht

ende dits wonder des et pleget

2660dattet int openbare leghet

sinen drec als offet woude

dat men al dar vinden soude

allen lieden te baten

nochtan vliet vtermaten

2665war soet mach wijf ende man

dar ment niet ysien can

jn desen doene leert ons hier

dit ongheleerde wilde dier

dat elc wel doe in elker wijs

2670ende nemmermeer ne soeke prijs

ter werelt hoe soet gaet der of

der werelt prijs en es maer stof

hier nemet of vander .g.

vander .j. ort uort mee

48. Gresselus is een dier

niet wreed of fel of onguur

bij water is het te alle stonde,

2650 groter is het dan de wezel

en kleiner dan de eekhoorn,

rood vaal is het, als wij het horen,

maar de buik is wit,

onder de aarde woont dit.

2655 Zijn drek ruikt als muskus

en menigeen die hem niet verstaat

heeft het over de muskusjacht,

maar het heeft niet die kracht.

En dit is het wonder dat het pleegt

2660 dat het in het openbaar legt

zijn drek alsof het wou

dat men het daar vinden zou

voor alle lieden te baten.

Nochtans vliedt het uitermate

2665 waar het zo mag, wijf en man

dat men het niet zien kan.

In deze doen leert het ons hier

dit ongeleerde, wilde dier

dat ieder wel doet in ieders wijs

2670 en nimmer meer zoekt prijs

ter wereld, hoe zo het gaat daarvan

de wereld prijs is maar stof.

Hier neemt af van de g,

van de j hoort voorts meer.

Zijn mest is zeer welriekend en ruikt als bisam (muskus) maar het heeft niet dezelfde eigenschap. En dat is het verbazende aan het dier, het hoopt zijn mest op een plaats op zodat de mensen het zien en ze het voor hun gebruik nemen. Daar wordt hij niet kwaad over, maar gunt het de mensen zeer. Maar het laat zich niet graag aan de mensen zien en vlucht weg’. Dat lijkt op de civetkat Civettictis civetta, de Afrikaanse civet, of Viverra zibetha, L., de Aziatische civetkat. (V. civetta, Schreb)

Civetkat, Duits Zibet, Engels civet, Frans civette, van Arabisch zabad: schuim, omdat ze een sterk riekende schuimachtige stof afzondert. Muscuskat, moschuskat. De civetkat geeft een sterk riekende, muskusachtig geurende afscheiding uit de klieren in de buurt van de geslachtsorganen van manlijke en vrouwelijke dieren gelegen zijn, in de natuur ontleegt het dier die door op bomen te drukken en te wrijven.

Shakespeare, As You Like It, iii, 2, 69, ‘De handen van de hovelingen geuren naar civet.’

Civet is van een minder komaf dan teer; het is de onzindelijkheid van een kat’.

Guessides heet op zijn Duits Bizamrussel.

2675Ibex es i. dierkin clene

vp roetsen wandelende ende stene

als ons sente gregorijs seget

dat dar sine joghet pleghet

dar no serpent no man

2680no ander dier ynaken can

plinius seit dat es so snel

ende gheornet sere wel

vernemensi yet vresen met allen

si laten hem van der roetsen uallen

2685ende behouden hem iegen den ual

vp hare orne onghequets al

sulke bouke wanen des

dat dit van herte comen es

49. 2675 Ibex is een diertje klein

op rotsen wandelt het en stenen,

zoals ons Sint Gregorius zegt,

dat het daar zijn jongen pleegt

waar geen serpent of man

2680 of een ander dier geraken kan.

Plinius zegt, dat is zo snel

en gehorend zeer goed.

Vernemen ze iets vrees met zijn allen

ze laten zich van de rotsen vallen

2685 en beschermen zich tegen de val

op hun horens zonder kwetsing al.

Sommige boeken wanen dit

dat het van het hert gekomen is.

Capra ibex, is de steenbok, Duitse Steinbok, Engels capricorn. Die leeft in troepen van meestal niet meer dan vijftien stuks. Op de dag koesteren ze zich in de warmste gebieden van de bergen. Als de zon begint onder te gaan dalen ze al grazende af naar de hoogstgelegen bossen waar ze gedurende de nacht blijven grazen. Zodra de zon opkomt beklauteren ze de bergen weer. Vaak gebeurt het ook dat de steenbok als hij van dichtbij achtervolgd wordt zich van de steile hellingen afwerpt en dan zodanig op zijn horens weet neer te komen dat hij ongedeerd blijft.

Ibida es i. dier

2690ghemanc ende sere onghier

van enen euere dies wilt

ende van der sueghe die men thuus hilt

al eist dat si selsame sijn

nochtan sin beter die huus swijn

2695[oft die wilt swijn in den woude

want sine vetten niet also houde]

no hare uleesch es niet gesont

dits naturlike cont

50. Ibida is een dier

2690 gemengd en is zeer onguur

van een ever die is wild

en van de zeug die men thuis houdt.

Al is het dat ze zeldzaam zijn

nochtans zijn ze beter dan het huiszwijn

2695 of het wilde zwijn in het woud

wat zijn vetten niet zo houdt.

Maar hun vlees is niet gezond

dit is natuurlijke kond.

Ibrida of hybride, is een viervoetig dier en is een bastaard dat stamt van het wilde zwijn en van een tam varken, zoals een muilezel van een paard en ezel komt. Men kan het bastaardzwijn noemen.

Istrix als seit solijn

2700es i. dier dat heet porkespijn

dit dier wandelt bi der zee

ende jn ole van berghe mee

alst nieweren eentuint

bj der zee te luscene vint

2705te somere comtet selden vort

mar alset den winter hort

van couden maken groot ydinghe

dan es hare wandelinghe

vpt lant ende jnt water mede

2710houtet sine legherstede

met burstelen swart ende wit

so eist beanghen dit

die scarp sijn grof ende stide

dart hem mede wert ten stride

2715ghenaket hem man of hont

het scuddet hem ende in curter stont

so scietet dure .ij. of eene

die jn vlieghen in toten beene

ende hier mede eist altoes bewart

2720sowar et enen gaet ofte vart

van desen burstelen es ysciet

dat mere echte van messen of siet

51. Istrix, als zegt Solijn,

2700 is een dier dat heet porkespijn.

Dit dier wandelt bij de zee

en in holen van bergen meer

als het nergens iets vindt

bij de zee te weg te kruipen vindt.

2705 In de zomer komt het zelden voort

maar als het de winter hoort

van koude maken ze groot geding

dan is haar wandeling.

Op het land en in het water mede

2710 houdt het zijn legerstede.

Met borstels zwart en wit

is het bevangen dit

die scherp zijn, grof en stevig

waar het zich mee weert ten strijde

2715 genaakt hem man of hond

het schudt zich en in korte stond

dan schiet het af twee of een

die invliegen tot het been

en hiermee is het altijd beschermd

2720 zo waar een gaat of vaart.

Van deze borstels is geschied

dat men er hechten van messen van ziet.

Hystrix cristata (hanekamvormig, van een kam voorzien) Stekelvarken, Duitse Stachelschwein of Dornswin. Het woord stamt uit midden-Latijn porcus spinosus: doornig varken, vergelijk Italiaans porco spino en oud-Frans porc espin (nu porc epic) en midden-Engels porcepyn of porkepin wat porcupine werd. Mogelijk werd het varken genoemd naar zijn knorrend geluid.

Het stekelvarken had lang de reputatie dat die in staat was zijn pijlen op zijn aanvallers af te schieten. Dit geloof is zo oud als Aristoteles die spreekt van een alles of niets daad, de creaturen schieten dan uit hun haren zoals bijvoorbeeld het stekelvarken.

Plinius beschrijft ze aldus: ‘De porkpens komt uit India of Afrika, het is een soort van egel en met stekels zijn ze beide gewapend, maar de porkpens heeft langere en scherpgepunte naalden die als hij zijn huid uitstrekt van daaruit afvuurt’ Aelianus voegt toe dat ze zo goed afschieten dat ze hun aanvallers bezeren. (Als een stekelvarken in het nauw gedreven wordt dan zet hij zijn stekels op en valt door vlugge zij- of achterwaartse bewegingen aan zodat de uitdager voor hij er erg in heeft een aantal pennen in zijn huid heeft.)

Iena es i beeste

jn doede graue es hare feeste

2725dar dode gedoluen sijn

plinius scriuet ende solijn

dat hem twe dinghe behoren toe

want ets bede hie ende soe

bede als ende alsbeen

2730sijn hem euen stijt ouer een

so dat niet omme ysien can

en kerem altemale dan

dar erden sijn in die wostinen

gatet nachtes stillekine

2735ende verstaet nouwe ende hort

hoe van hare name es dat wort

ende lert haren name nomen

dan eist dicken bj nachte comen

roepen ter erden keten

2740nomende hoe si heten

ende alsetse vte brochte

doedese of et mochte

dicken dat dier ybaren leert

als een die wee heuet ende hem keerd

2745dat hi euet in sine maghe

ende als hi vant in sine claghe

weder dat man was ofte ont

dien verbeet al dar ter stont

jachonde comensi dar et gaet

2750ende het sine scade beslaet

so ebsi are bassen verloren

alle die dolen in are sporen

eist datetse mach begaen

danne verbitetse saen

2755ende dits wandel in sine maniere

dits wonder van desen diere

dese beeste draghet .j. steen

sijns gelike es negheen

voren int houet ofte int oghe

2760hier na alsic van stenen toghe

salic v gewaghen des

van des wulues grote so es

ende es ymanc na parde ghelike

vele vintmere in afrike

2765van der .j. gaet vte dat spel

nv hort vort van der .l

52. Hyena is een beest

in begraafplaatsen is haar feest

2725 waar doden begraven zijn.

(a) Plinius schrijft het en Solinus

dat hem twee dingen behoren toe,

want het is beide, hij en zij.

(b) Beide hals en halsbeen

2730 zijn hem even stijf overeen

zodat het niet omzien kan

en keert zich telkens om dan.

Waar kudden zijn in de woestijn

gaat het ‘s nacht stilletjes

2735 en verstaat goed en hoort

hoe van hun naam is het woord

en leert die namen noemen

dan is het vaak ‘s nachts gekomen

roepende bij hun hutten

2740 en noemde hoe ze heten

en als ze er dan uitkwamen

doodde hij ze als hij kon.

Veel dat dier gebaren leert

als een die wee heeft en zich uitgeeft

2745 wat hij heeft in zijn maag

en als hij dan vindt in zijn klagen

of dat een man was of een hond

die verbeet het al ter plaatse.

Jachthonden komen waar ze gaat

2750 en het zijn schaduw beslaat

dan hebben ze het bassen verloren.

(d)Alle dieren verdwalen in hun sporen

is het dat het ze kan pakken

dan verbijt het ze samen.

2755 En dit verandert zijn kleuren

dit is een wonder van deze dieren.

(e) Dit beest draagt een steen,

zijn gelijke is er geen

voorin het hoofd of in het oog,

2760 hierna als ik van stenen getuig

zal ik gewagen van dit.

Van de wolf grootte is het

en is gemaakt naar luipaard gelijk.

Veel vindt men er in Afrika.

2765 Van de j gaat uit het spel,

nu hoort voort van de l.

Hyaena, Latijn, van Grieks huaina, wat zwijn betekent vanwege de borstelige rug. Hyena, oud-Hoogduits IJena en Hienna, nu Hyane, Engelse hyena en Franse hyene.

De hyena kan men gerust grafdier noemen, want zowel Plinius als Solinus zeggen dat dit dier in de graven van gestorven mensen woont. De hyena voedt zich met menselijk vlees zoals andere dieren van gras leven.

(a) Het is in zijn soort dat die van sekse verandert want hij is nu en dan manlijk, dan weer vrouwelijk en daarom een onzuiver beest. Ze gaan niet alleen samen met hun eigen soort, maar ook met leeuwen, honden tijgers en wolven. Al bij Aristoteles wordt gezegd dat ze elk jaar van sekse veranderen. Het was een algemeen geloof dat ze om de zeven jaar van sekse veranderen of dat elk dier vrouwelijk en mannelijk was. Aristoteles ontkent dit, anderen bevestigen dit. Plinius accepteerde Aristoteles ongeloof, maar het geloof bleef zo in tot de middeleeuwen bestaan.

(b) Ԛijn zeer stijve nek kan niet gebogen worden behalve als het hele lichaam draait. Zijn nek bestaat uit een enkel been, zonder gewricht waarin een bijzondere toverkracht zat’ Wat het gewrichtloze nekbeen betreft, dit denkbeeld is waarschijnlijk ontstaan uit de stijfheid van zijn nek die zodanig is dat als het dier achter zich wil zien of iets zijwaarts wil grijpen genoodzaakt is om zijn ganse lijf om te draaien.

‘Komt hij ‘s nachts bij de huizen doet hij de stem van de mens na. Als hij spreekt als een mens dan moet je voor hem oppassen’ Plinius zegt dat als dit dier naar de stemmen van mensen luistert en de naam van een van hen leert dat hij hem dan roept met een geveinsde menselijke stem die hem naar de dood lokt. Hij bootst de mensenstem na en weet daardoor de schaapherders te betoveren zodat ze vastgenageld blijven staan op de plek waar ze zich bevinden. En schaapherders vertellen dat hij bij stallen als een man spreekt en sommige mannen bij hun naam noemt en met hen buiten afspreekt. Hij doet vaak voor alsof hij de man is die honden uitlaat zodat hij ze kan pakken en eten. Aristoteles heeft vermeld dat de hyena de honden aantrekt door het geluid van overgevende mensen na te doen. Zijn schaduw maakt dat honden stoppen met blaffen en stil zijn als hij in de buurt komt. Een aanleiding tot dit geloof is dat de hyena zich volkomen dood kan houden als er een troep honden in de buurt is, de honden snuffelen eraan en gaan tenslotte weg. Dan springt de hyena op en sprint weg. Zijn schaduwvacht van avondkleur, zijn lachen dat onderbroken wordt door gesteun en gegrom zijn allemaal geestenwerk.

(d)In de hyena is een zekere magische kracht die de geest van man en vrouw bezet of hun gevoel steelt. Als de hyena voor de jager uitvliegt en niet gevangen genomen kan worden draait ze met een bocht naar zijn rechterkant en draait door totdat de man voor hem is. Dit doet hij omdat hij zijn sporen en voeten wil ruiken, dan zal je zien dat de jager zo verdwaasd wordt dat hij niet in staat is om zijn hoofd te dragen of om op zijn paard te zitten maar ervan af valt. In het geval dat hij naar de linkerkant draait is het een teken dat de hyena moe is en dan wordt hij gauw gepakt. Een vertaling van Plinius meldt dat het beest hyena wegvliegt voor de jager in een bocht draait via de rechterkant om het spoor van de man op te nemen, komt hij die niet achternagaat de man door met zijn bezigheid anders valt de man van zijn paard. Wat Plinius werkelijk zegt dat, als de hyena rondgaat en de man zijn spoor oppikt, de ander dronken wordt en van zijn paard valt.

(e) Het midden van zijn rug is wat krom, geel van kleur en bespikkeld aan de andere kant met blauwe vlekken wat hem meer angstaanjagend maakt waarbij het lijkt alsof hij vele ogen heeft. ‘Ee ogen veranderen van kleur naar de stemming van het beest, een duizend keer per dag. Dit beest heeft eindeloze vele manieren en verschillende kleuren in zijn ogen, zeer beweeglijke ogen’ Het heeft een edelsteen in zijn ogen of beter in zijn hoofd, de hyena of hyaenius, maar de ouden zeggen dat de oogappel in zo’n steen verandert en dat als iemand het onder zijn tong legt hij in staat is om te voorspellen en profeteren van dingen die komen.

Mulder: Aristoteles bestreed al dat hyena’s hermafrodiet zouden zijn. De misvatting ontstond doordat mannelijke en vrouwelijke exemplaren uitwendig slechts met grote moeite van elkaar onderscheiden kunnen worden: ook de vrouwtjes hebben een (pseudo-) penis.

Leo segt solinus jeeste

es coninc van iiij. voeten beeste

leo es hi oec ghenant

2770ende liebard es hi in dietsch becant

men vindet oric visiren

van liebarden iij. Manieren

curte vintmen als ende als

ru gheard kersp inden als

2775mar die ne sijn no starc no snel

andre vintmen also wel

dat perdus winnete dat wreede dier

die ne sijn no wreet no fier

noch oec inden als oec gemaent

2780mar edele lione als men waent

sijn lanc ende smal ende slecht yard

snel ende starc ende onueruard

sine weten ghene scalchede

no negheen bedrieghen mede

2785simpel es die sien van desen

ende also wilsi besien wesen

hare uoroft ende start doet

verstaen hoe hi es ghemoet

jn barste ende in uoete uoren

2790ligghen are crachte als wijt oren

so et si si alsi riden

hare ghenoete willen tallen tiden

die liewinne brinct eerst .v. jonghe

dan iiij. ten andren spronghe

2795dan iii. dan .ii. dan .j

dar na nemmermee negheen

twe spenen euet ende die clene

middel an haren buuc allene

augustinus die seget

2800alse die lewinne hare jonc leget

dat sj in .iij. draghen ne waken

dan comt die vader claghe maken

ende grongieren ende mesbaren

dan onwaecsoe te waren

2805ende dese slaep ghelijct der doet

dits van beesten wonder groet

solinus seit in sijn gedichte

men quetsene hine belcht niet lichte

mar maecmenne erre so es uerloren

2810al dat hem qomt te uoren

nochtan sparti dats heren doen

twi draghen si in den scilt .i. lioen

ende sine int herte niet draghen

vindsi were si laten em jaghen

2815mar den armen ende den verwonnen

dies dien sparen niet connen

vint dat lion oec sonder waen

enen man die was gheuaen

dien ne comti altoes niet an

2820no uerbitet oec den man

het ne dadem ongher alte groet

onder oec hi den man doet

dan twijf dats grote edelhede

ende ouder doeti urouwen mede

2825dan magheden onbesmet

alsi slaept sine oghe let

ne wert yloken nemmermee

gati in sande of in snee

hi dect met sinen starte dan

2830sijn spor om dattene die man

nie ne vinde also ghereet

jn hare yselscap sijnsi niet wreet

mar elc andren vrede draget

solinus seit alsmen jaget

2835ende hem die jagre volget an

onwerdelike ulieti dan

ende stapt stille .i. stic dar nar

als een die ne heuet ghenen vaer

dit doeti dor dat uelt es bloet

2840alse die euet scamenesse groet

dat hi iemen wiken soude

mar alsi comt inden wouden

ende hi merct dat niemen siet

dat hi uor die onde uliet

2845dan vlietj met sire macht

vorden iaghere ende uor die jacht

hi sprinct alsi sine proie vaet

ende alsi uor die onde ontgaet

so ne can hi springhen niet

2850ende als hi gaet dart art es iet

so trectj sine clauwen jn

om dat si plonken sullen te min

ende des selues pliet die cat

ende alsi lopt teregher stat

2855so lopti vorder dan hi acht

dat doet sine grote cracht

alsem onghert den liebard

so trecti vp derde sinen bart

ende maect .i. wijt parc dermede

2860so dati in grote vreselichede

met grongierne onghier

ende dan es gheen so stout dier

dat dar liden ouer den trec

dus sijn die diere in sijn strec

2865dit scriuet ambrosius ouer wonder

want dat menech dier besonder

ontgaen mochte met snelheden

dat dar bliuen moet ter stede

ende dar als oft ware ybonden

2870die leewe ne wille te ghenen stonden

met andren dieren wille ghemingen

mar als .i. coninc van allen dinghen

sone wilhi hem ysellen niet

met ghemenen die hi siet

2875alsem bliuet oude spise

dier willi niet in ghere wise

al viruoete onsien den lioen

nochtan ontsieti dat scorpion

ende war hijt siet hi uliet tehant

2880sinen venijnden uiant

als de lewe em yuanghen siet

es hi ueruart om den spiet

vier ontsietj alre meest

van waghen lude es hi beureest

2885ende hi onsiet .j. witten ane

ende alsmen hem met beduanghen ane

so blumen vor hem .i. hont

so waenti te derre stont

dattene de man also sal duinghen

2890alse den hont dien hi ort singhen

die lewe wert nemmermeer vet

te uastene heueti hem yset

atj dan oec hiet te uele

hi troct hem weder vter kele

2895ende alsem siechede gaet an

heti de simme hi geneset dan

ofti drinct des onts bloet

hi es selden goet gemoet

ende dan leit hem de stert stille

2900ende dan alsi belghen wille

slatj hem metten starte dan

nouwe ende wel kenti den man

die hem gaue .i. wonde

ende sietine dan thergher stonden

2905onder i. grote scare

bestaen soudine te waren

ende adde .i. vte i. roten

te mintsten na hem gescoten

dien soudi ter neder lopen

2910anders dadijs hem niet copen

sijn vleesch es vte uercoren

sine erte als wijd horen

bedj gheuemense jn spise

die sijn van sere couder wise

2915sijn been es art dat merre ymene

vier vte slaet als ute .j. stene

lettel ofte march neghene

sonder in die rebbe bene

sijn smout es goet jeghen venijn

2920die sijn smout neemt ende wijn

ende hem dermede besmard

alle beesten hi ueruard

sijn smout es van eterre manieren

dan van eneghen vieruoten besten dieren

2925sijn smout met olien van rosen

dat gheneset alle nosen

des menscen anscijn ende maket clar

ende ghesont weet vor waer

sijn als es van enen bene

2930dar omme kerti hem groot no clene

ghetant es hi na des onts maniere

also alse betaemt den diere

53. Leo, zegt Solinus verhaal,

is koning van de viervoetige beesten.

Leo is hij ook genoemd.

2770 (a) en als liebard is het in Dietse bekend. Men vindt er, hoor ik vertellen,

van leeuwen drie soorten(b).

Kort vindt men ze als

ruw gehaard, krullen in de hals,

2775 maar die zijn niet sterk of snel.

Andere vindt men alzo wel

die pardus wint, dat wrede dier,

die zijn niet wreed of fier,

ook in de hals geen manen.

2780 Maar edele leeuwen, zoals men waant,

zijn lang en smal en recht behaard,

snel en sterk en onvervaard,

zij kennen geen schalksheid

en geen bedriegen mede.

2785 Eenvoudig is het zien van deze

en alzo willen ze gezien wezen.

Hun voorhoofd en staart doet

verstaan hoe is zijn gemoed.

In borst en in voeten van voren

2790 ligt zijn kracht, zoals wij het horen.

Zo heet zijn ze als ze paren,

hun echtgenoot wel te alle tijden.

De leeuwin brengt eerst vijf jongen,

dan vier in de andere sprong,

2795 dan drie, dan twee, dan een,

daarna nimmermeer een.

Twee spenen heeft het en die zijn klein

midden aan haar buik alleen.

(e) Augustinus die zegt

2800 als de leeuwin haar jong baart

dat ze drie dagen niet wakker worden,

dan komt de vader klagen maken

en gromt en maakt misbaar,

dan ontwaken ze

2805 en deze slaap gelijkt de dood,

dit is van die beesten een wonder groot.

Solinus zegt in zijn gedicht,

met kwetsen verstoort men hem niet gemakkelijk, maar maakt men kwaad dan is hij verloren.

2810 Alles dat hem aankomt van voren

nochtans spaart hij ze, dat is heren doen.

Daarom dragen ze in het schild een leeuw,

maar dat ze hem in het hart niet dragen want

vinden ze tegenstand ze laten zich verjagen,

2815 maar de armen en de overwonnen

die sparen ze niet en kennen geen pardon.

Vindt de leeuw ook, zonder waan,

een man die was gevangen,

die komt hij altijd niet aan,

2820 node verbijt het ook de man

is het bij hem de honger al te groot

houwde hij ook de man dood

dan een wijf, dat is grote edelheid

en ouder doodt het de vrouwen mede,

2825 dan maagden onbesmet.

(g) Als hij slaapt, zijn oogleden

worden niet gesloten nimmermeer.

Gaat hij in zand of in sneeuw,

hij bedekt met zijn staart dan

2830 zijn spoor zodat de man

hem niet vinden kan zo snel.

In hun gezelschap zijn ze niet wreed

maar dragen elkander vrede toe.

(h) Solinus zegt als men jaagt

2835 en hem de jagers volgen na

onwaardig vliedt hij weg dan

en staat stil een stuk daarna

alsof er geen gevaar was.

Dit doet hij omdat het veld is open,

2840 maar hij heeft de schaamte groot

dat hij voor iemand wijken zou,

maar als hij komt in de wouden

en hij merkt dat niemand hem ziet

dat hij voor de honden vliedt,

2845dan vliedt hij met zijn macht

voor de jager en voor de jacht.

Hij springt als hij zijn prooi vangt

en als hij voor de honden ontgaat,

dan kan hij springen hij niet.

2850 En als hij gaat waar de aarde is hard

dan trekt hij zijn klauwen in

omdat ze minder stomp zullen worden

en ditzelfde doet de kat.

En als hij loopt te enige plaats

2855 dan loopt hij verder dan hij dacht,

dat doet zijn grote kracht.

(i) Als hij honger heeft, de leeuw,

dan trekt hij op de aarde zijn staart

en maakt een wijde kring daarmede

2860 dan met grote vreselijkheden

met grommen onguur

en dan is er geen zo’n dapper dier

die daar gaat over de streep,

dus zijn die dieren in zijn macht.

2865 Dit schrijft Ambrosius voor wonder

want dat menig dier bijzonder

ontgaan mocht met snelheid

dat daar blijven moet ter plaatse

en daar alsof het was vastgebonden.

2870 De leeuw wil te gene stonden

met andere dieren zich mengen,

maar als een koning van alle dingen

zo wil hij hen vergezellen niet

onder de menigte die hij ziet,

2875 als hem dan overblijft oude spijs

die wil hij niet in geen wijze.

(j) Alle viervoetige ontzien de leeuw

nochtans ontziet hij de schorpioen

en waar hij die ziet hij vliedt gelijk

2880 zijn venijnige vijand.

Als de leeuw zich gevangen ziet

is hij bang voor de spies.

Vuur ontziet het allermeest.

Van klokken luiden is hij bevreesd

2885 en hij ontziet een witte haan.

En als men hem wil temmen

laat bloeden voor hem een hond,

dan waant het daar terstond

dat de man hem alzo zal dwingen

2890 als de hond die hij hoort zingen.

(k) De leeuw wordt nimmermeer vet

te vasten heeft het zich gezet,

eet dan ook niet teveel.

hij trekt het zich weer uit de keel.

2895 En als hem ziekte aan gaat

eet het een aap, hij geneest dan

of drinkt van de hond zijn bloed.

(l) Hij is zelden goed gemoed

en dan ligt bij hem de staart stil,

2900 en dan als hij kwaad wil

slaat het zich met de staart dan.

(m) Goed en wel kent hij de man

die hem gaf een wond

en ziet hij hem op enige tijd

2905 onder een grote groep,

hij zou het bestaan te wagen

en had hem uiteen gereten.

Of iemand had op hem geschoten

die zou hij neer lopen

2910 anders zou hij het niet bekopen.

(n) Zijn vlees is uitverkoren,

zijn hart, zoals wij het horen,

beide geeft men ze in spijzen

die zijn van zeer koude wijze.

2915 (o) Zijn been is hard, dat men meent

er vuur uit slaan kan als uit een steen.

Weinig of merg geen,

alleen in de ribben benen.

Zijn vet is goed tegen venijn,

2920 die zijn vet neemt en wijn

en zich daarmee besmeert

hij alle beesten bang maakt.

Zijn vet is van hetere manieren

dan van enige viervoetige beesten of dieren.

2925 Zijn vet, met olie van rozen

dat geneest alle gelaat van

de mensen aanschijn en maakt helder

en gezond, weet voor waar.

Zijn hals is van een been,

2930 daarom keert hij zich niet om groot of klein.

Getand is hij naar de honds manieren

alzo als betaamt de dieren.

Panthera leo (Felis leo) Leeuw, midden-Nederlands leeu en leeuwe, oud-Hoogduits Lewo of Louwe, (nu Lowe) oud-Engels leo (nu lion) van Latijn leo en dat van Grieks leon. Mogelijk is het een Semitisch woord, vergelijk het Hebreeuwse labi: leeuw, Egyptisch lawai: leewin. Leon betekent op zijn Grieks ook koning, vandaar heet het dier leo want het is de koning der dieren.

(a) Zie luipaard. De leeuwin zou samengaan met de luipaard, vandaar:

(b) Er zijn drie soorten leeuwen. De eerste soort is klein, heeft een ruwe vacht en krullende manen. Die leeuwen zijn zeer zachtmoedig en nobel als zijn nek en schouders met haar en manen bedekt zijn. Dan zijn er leeuwen die bij de leeuwin verwekt worden door de wilde pardus, zijn noch edel noch zachtmoedig en hebben geen manen. De derde groep zijn de edele leeuwen. Die zijn groot en gladharig, sterk, snel en onverschrokken. Ze hebben een nobele inborst en kennen geen valsheid. Ze zien ieder recht in de ogen en verlangen van anderen dezelfde oprechtheid. Hun gemoedsgesteldheid kan worden afgelezen aan hun voorhoofd en hun staart.

(c ) ‘Leeuwen zijn zo heet dat ze op ieder moment tot paren bereid zijn. Als de leeuwin werpt is haar baarmoeder verwond door de klauwen van de welpen, daarom werpt ze niet vaak. Eerst werpt ze vijf welpen, daarna vier en zo elk jaar een minder en wordt onvruchtbaar bij de laatste’

(e) ‘Het is bekend dat leeuwenwelpen als ze net geworpen zijn drie dagen en nachten dood zijn (slapen), de plaats waar ze liggen trilt en schudt door het brullen van hun vader die de welpen wakker maakt. Na drie dagen worden ze levend’

(f) ‘Hun goedheid is door vele voorbeelden bekend want ze sparen hen die zich voor hem op de grond geworpen hebben (slapen of dood zijn) en laten die naar huis gaan die gevangenen geweest zijn of uit slavernij komen en eten geen mens of pakken hem alleen met grote honger en dan nog eerst mannen en dan pas vrouwen en zelden maagden, daarin toont hij zich een heer. Waarom hebben lieden die de leeuw niet in hun hart dragen hem wel op hun schild staan? Als zulke helden op tegenstand stuiten laten ze zich snel verjagen, maar voor de armen en de overwonnenen kennen ze geen pardon’

(g) Adelinus zegt, dat als de leeuw slaapt, hij zijn ogen openhoudt. Aleen de haas en de leeuw slapen met de ogen open. Als hij gaat dan wist hij zijn stappen uit met zijn staart zodat de jager hem niet vindt. De leeuw wist zijn sporen uit met zijn staart. Bij het aannemen van de menselijke natuur wist God de sporen van zijn God-zijn uit. De leeuw slaapt met zijn ogen open. Zo schijnt Christus te slapen (= gestorven aan het kruis) zijn godheid waakt echter. De leeuwin brengt haar jongen dood ter wereld, op de derde dag komt de leeuw en blaast de welpen nieuw leven in. Zo heeft God zijn zoon op de derde dag na de kruisdood opgewekt. Volgens Honorius van Autun is Christus het jong der leeuwin. Immers de leeuwin brengt haar jong dood ter wereld die echter na drie dagen door het gebrul van de leeuw tot het leven gewekt wordt. Zo verbleef ook Christus drie dagen in het graf, maar in de vierde dag stond hij op, gewekt door de stem van de Vader.

(h) De leeuw is moedig, pas wanneer hij bij een achtervolging het bos heeft bereikt zet hij het op een lopen wetende dat zijn schande nu niet opvalt.

(i) ‘Hij verbergt zichzelf in hoge bergen en bespiedt vandaar zijn prooi. Als hij honger heeft maakt hij een cirkel rondom andere beesten met zijn staart, alle beesten zijn bang om die cirkel over te gaan, ze staan stokstijf en verdwaasd en wachten op het commando van hun koning. Veel dieren die door hun snelheid zouden kunnen ontkomen blijven als vastgenageld staan. Hij is te schande als hij alleen van zijn prooi eet, vanwege zijn hoogheid laat hij een gedeelte van zijn maaltijd over aan andere beesten die hem in de verte volgen’ (jakhals en gieren).

(j) Hij vreest het kraaien en de kam van een witte haan. Deze vogel draagt dan ook een kroon en sporen, is dan ook van koninklijken bloede. Daarom zal een leeuw ook nooit geen persoon van vorstelijke bloede verwonden want de koning der dieren betuigt zijn eerbied aan zijn gelijken in deze wereld. De leeuw is ook bang voor de schorpioen en bij het zien van deze vijand slaat hij ogenblikkelijk op de vlucht.

(k) Als een leeuw genoeg gegeten heeft hoeft hij een paar dagen niets meer te eten. Als hij erop uitgaat braakt hij zijn voedsel uit met behulp van zijn klauw zodat hij lichter is om te rennen.

(l) Plinius zegt, dat, als de leeuw zijn staart stil houdt hij tevreden is en zachtmoedig, maar dat gebeurt zelden. Als hij kwaad begint te worden dan slaat hij met de staart op de grond en als de kwaadheid toeneemt geselt hij zichzelf met de staart op zijn rug. Door de staart, stoerheid en het hart is de leeuw bekend, zo het paard bekend is vanwege zijn oren.

(m) ‘Ee leeuw is wraakzuchtig en onthoudt zijn aanvaller, ook is hij jaloers bij echtbreuk. Daarmee is de leeuw tot een ridderlijk persoon geworden, een koning met grillen en grote deugden.

(n) Plinius zegt dat leeuwenvlees en vooral het leeuwenhart voor die mensen goed zijn die aan te grote koude lijden, zo gauw ze dat vlees eten worden ze heet.

(o) Hij heeft weinig of geen merg in zijn botten, daardoor zijn zijn beenderen zo hard dat als je ze tegelijk gooit er vuur uitspringt. Het zijn de hardste beenderen die bestaan, met uitzondering van die van de dolfijn. Dit idee verschijnt al in de derde eeuw v. Chr. waar Antigonus schrijft ‘De beenderen van een leeuw zijn zo stevig dat als je ze op elkaar slaat de vlammen er uit slaan’. Word je geslagen met een been van een leeuw dan slaan de vlammen om je uit.

Leopardus dinke mj

dat in dutsch .j. lupard sj

2935die leewen ende parduse mede

winnen met hare ghemancheden

die soen sijn starker dan die hien

plinius segt van dien

die dit dier wil bestaen

2940wriue tusschen sinen anden saen

loec te sticken hi wiket dan

want hi die lucht ghedraghen ne can

swart spotte eist valu ende roet

mar niet alse die liebard groot

2945so fel eist tallen stonden

nochtan euemense tam vonden

so dat mere beesten mede vinc

mar fel eist bouen alle dinc

ende alsment ombint metter jacht

2950machet niet met sire cracht

ten .v. spronghe begaen sijn dier

dan sittet erre ende fier

ende gheuet hem die iaghere niet

j. dier alsoet erre siet

2955dart an mach coelen sinen tant

het wert up sinen meester theant

want hem ne sochte anders sijn moet

etne sij allene int bloet

des so moeten si hem versien

2960diere jaghens mede plien

54. Leopardus, denk ik,

dat in Diets een luipaard is.

2935 De leeuwen en de pardus mede

winnen het met hun menging

de zij zijn sterker dan de hij.

Plinius zegt van die

die dit dier wil weerstaan,

2940 wrijf tussen zijn handen samen

look stuk, hij wijkt dan

omdat hij de lucht niet verdragen kan.

Zwart gevlekt is het en vaal en rood

maar niet als de liebard groot.

2945 Zo fel is het te alle stonden

nochtans heeft men ze tam gevonden

zodat men er beesten mee ving.

Maar fel is het boven alle dingen

en als men het ombindt met de jacht

2950 mag het niet met zijn kracht

in vijf sprongen vangen zijn dier,

dan zit het kwaad en fier

en geeft hem de jager dan niet

een dier als hij het zo kwaad ziet

2955 waar het aan mag koelen zijn tanden,

het werpt het zich op zijn meester gelijk

want het zocht anders zijn moed

en nu zijn ze allen in het bloed

dus zo moeten ze zich voorzien

2960 die er jagen mee plegen.

Panthera pardus, (Felis pardus) Luipaard, midden-Nederlands libart of lupart, meestal echter ’leeuw’ Het woord voor leeuw komt in Saksisch voor als Luy of Lunze, via Italiaans lonza werd het over Frans lկnce en ons lui-paard. Oud-Hoogduits Lebarto (nu Leopard en Engels leopard) midden Engels leoparde, leparde of libbard, van oud-Frans leubart, leupart en liepart (nu leopard) van Latijn leopardus, leo waar leo de leeuw is en pardus de pardel. Dit laatste woord stamt van een Indogermaanse wortel perd: gevlekt of besprenkeld, dit komt voor in het gevlekte roofdier die in Perzisch pars heet. (Mogelijk was dit de oorspronkelijke naam voor de cheeta)

Luipaard hield men voor een bastaard van een leeuw en panter. De lichtere vormen worden meestal luipaard genoemd. De grote en donkere vormen leven meestal in dichte bedekking van het bos, die van de steppen zijn lichter en kleiner. De zwarte is een vorm die meestal gevonden wordt in de vochtiger streken van hun gebied, dat is de panter. (panter en luipaard zijn twee namen voor een en hetzelfde roofdier, de Afrikaanse vertegenwoordiger zou je luipaard kunnen noemen, de Aziatische panter)

Het doodt door snelheid. De camouflage van zijn huid zorgt ervoor dat het zelfs in het open veld slecht gezien wordt. Dit zie je bij Hosea13: 7, dus werd ik als een felle leeuw, als een luipaard op den weg. En Jeremia 5: 6: ‘een panter ligt op de loer bij de steden’ Een luipaard doodt meestal alleen als hij honger heeft en kiest dan ook een dier uit.

Met de jachtluipaard wordt wel op de cheeta gedoeld. Die wordt soms getemd en voor de jacht gebruikt. ‘Het is de natuur van dit beest dat als het zijn prooi in de vierde of vijfde sprong nog niet heeft het alles vernietigt wat hij tegenkomt, ja zelfs wel eens de jager. Daarom dragen die altijd een lam mee waarmee ze hem bevredigen na een mislukte jacht’.

Lamia es j. groet dier

vreselic ende onghier

vte bossche comet bj nachte

jn der liede oue met crachte

3965met armen diere heuet twe

ende breect der liede bome ontwe

comt hiemen dar toe van den lieden

die hem dat wille verbieden

ende bijtse metten tanden dan

2970ende groet wonder leiter an

want aristotiles doet ons weten

die van lamia es ghebeten

hine gheneest in ghere manieren

hine ore dat dier grongieren

55. Lamia is een groot dier

vreselijk en onguur

uit bossen komt het bij nacht

in de lieden hoeve met kracht.

3965 Met armen die het heeft twee.

breekt het de lieden bomen stuk.

Komt iemand daartoe van de lieden

die hem dat willen verbieden

bijt ze met de tanden dan.

2970 Een groot wonder ligt hieraan

want Aristoteles laat ons weten

die van Lamia is gebeten,

hij geneest op geen manier

dan dat hij hoort dat dier grommen.

Lamia is een vampier, vergelijk het Griekse lamos: muil, dat verbonden is met Latijn lemures wat fantomen of nachtgeesten betekent. Het is een verterend monster met hoofd en borst van een vrouw en lichaam en staart van een serpent. Het is een vampier, een heks.

Waarschijnlijk is het woord verbonden met Lamia: de koningin van Libië, wiens naam door de Grieken werd gebruikt om kinderen af te schrikken die ze zou verslinden. Lamia was de mooie Libische koningin die door Zeus bemind werd. Uit jaloersheid roofde Hera al haar kinderen, sinds die tijd rooft Lamia de kinderen van anderen om ze te doden. Daarom werd haar naam gebruikt om kinderen bang te maken.

Ԍami is een groot en wild dier. Dat komt ‘s nachts uit de bossen en gaat naar de tuinen en gooit de bomen om en werpt de stammen weg. Dat doet hij met zijn zeer sterke armen die hem voor alle verrichtingen dienstig zijn’ Aristoteles zegt dat als de mensen door de tanden van de Lami verwond worden dan wordt hij van die beet niet eerder gezond tot hij de luid schreiende stem van hetzelfde dier hoort.

2975Lausanj als solinus weet

es i dier so dore wreet

dat alle beesten sijn van hare

versaghet ende in groten vare

ja die leeu moeten vlien

2980dien nochtan alle diere ontsien

allen dieren eist onsachte

sonder van sinen yslachte

het euet sinen nijd uereuen

vp beesten die met proien leuen

2985doch leuet in sijn gheloue

ende leuet bj proien ende roue

noch pleghets menech oge baroen

die de rouers wille verdoen

om tlant te suuerne van vresen

2990selue wilsj rouers wesen

lausanj die aten nochtan

bouen alle dinghe den man

ende dats recht want bj naturen

soudi bouen andren creaturen

2995die sochtst sijn bj naturen

nv es hi felst bouen allen dieren

56. 2975 Lausani, zoals Solinus weet,

is een dier zo door wreed

dat alle beesten zijn van haar

bang en in groot gevaar

ja, de leeuw moet van hem vlieden

2980 die nochtans alle dieren ontziet.

Voor alle dieren is het hard

uitgezonderd van zijn geslacht,

het heeft zijn nijd verheven

op beesten die van prooi leven,

2985 doch het leeft in zijn geloof

en leeft van prooien en van roof.

Noch pleegt menige hoge baron

die de rovers willen verdoen

om het land te zuiveren van vrees

2990 zelf wil hij rover wezen.

Lausani dat haat nochtans

boven alle dingen de man

en dat is recht, want bij naturen

zou hij zijn boven andere creaturen

2995 die zacht zijn van naturen

nu is hij het felst boven alle dieren.

Linx seit plinius es .i. dier

jacob van vitri volghets hier

ende lapidarius ouer waer

3000dat dit dier siet so clar

dattet dorsiet i. maisire

dit dier draghet in ghere manieren

mar .j. dracht alsment bekent

dat es ghetonghet als .j. serpent

3005diet ute strect also lanc

sijn als doet meneghen ommeganc

van clawen eist scarp ende fel

die dit dier bekennen wel

segghen dat van sire orine

3010wert .j. ghimme diere ende fine

lugurius hetj dats war

dar ic of spreken hir nar

jn india uintmen dese diere

ende andre van menegher maniere

57. Lynx, zegt Plinius, is een dier,

Jacobus van Vitry volgt het hier

en Lapidarius voor waar,

3000 dat dit dier ziet zo helder

(a) dat het door een muur kan kijken.

Dit dier draagt in haar manieren

maar een dracht, zoals men het kent.

Het heeft een tong als een serpent

3005 die het uitstrekt alzo lang,

zijn hals maakt menige draai,

van klauwen is het scherp en fel.

(b) Die dit dier kennen wel

zeggen dat van zijn urine

3010 komt een gemme duur en fijn,

Lugurius heet het, dat is waar,

waarvan ik spreek hier na.

In India vindt men deze dieren

en andere van vele soorten.

Lynx lynx (Felis lynx) Los of lynx, midden-Hoogduits Luhs (nu Luchs) Angelsaksisch lox (nu lynx) in midden-Nederlands los en vandaar uit in Noorwegen los, terwijl Deens luks: vals, listige persoon, op het Duits berust. Dit woord stamt van het Germaanse luhs dat op het mannelijke dier slaat, dat van een Indo-Germaanse wortel leuk komt dat ‘lichten’ betekent en op de fonkelende ogen en naar zijn grauwwitte vel zal slaan. In Sanskriet heet het lokayati: kijken naar.

Zijn levenswijze en gewoonte komen veel met die van de katten overeen. Net als andere katten zijn ze zeer waakzaam, hun geduld is zeer groot. Ze jagen bij nacht en alleen. Ze klimmen goed en overvallen hun prooi vanuit een tak. Ze zwemmen ook goed en met hun brede voeten kunnen ze gemakkelijk over zachte gronden lopen.

(a) Hij kan zeer goed zien, dit zou de oorsprong zijn van de sage dat de lynx door muren en andere ondoorzichtige voorwerpen heen kan zien. Scherpzichtig als een lynx is een gezegde. Het is de tegenhanger van de mol en vleermuis. Met lynxogen kan je de toekomst zien, zo scherp kunnen ze kijken. Met lynxogen kan je alles zien en ontdekken, net zoals de Inquisitie. Zo scherp kon Lynceus kijken dat hij drie weken van tevoren alles kon zien, Apollo’s lynx keek dwars door de aarde en zag de handelingen van de duivels in de hel. Daarom wordt Zeus ook afgebeeld met lynxogen. De lynx academie van Rome kreeg zijn naam vanwege de kennis en inzicht in de natuur die ieder in hun studie hoopte te bereiken. Mogelijk doelden de ouden met de scherpziende los op de Caracal of siva gush, Lynx caracal.

(b) Zijn urine wordt een edelsteen die ligurius of lynxsteen heet met de kleur van hyacint. ‘Ee lynx verstopt toch zijn urine als hij dit uitblaast, dit doet hij uit echte boosheid zodat de mensen de steen niet vinden. De steen geneest verschillende ziektes en het is vooral goed voor mensen die lijden aan verstopping’ Het is de oude fabel van de ‘Lyncurium’ of ‘Ligurius’een verkeerde benaming van de steensnijders uit de tijd van de Ligurische steen, de jacint of hyacint.

Burger; Zowel de slangentong als de draainek van de lynx vindt zijn oorsprong in een fout van Thomas van Cantimpré, die Plinius viervoeter lynx combineerde met de vogel iynx. De laatste, de draaihals of mierenjager (Jynx torquilla), heeft inderdaad een lange, dunne tong en een kop die hij bijna 360 graden rond kan draaien.

3015Licaon es bekent

j. dier comen vte orient

van wulfs gheslachte alswijd wanen

ets beanghen met langhen manen

ende so messelic yard alsmen sprect

3020dat hem ghene varewen ghebrect

langher dan die wulf ghemeene

mar curter an die beene

van spronghe eist sere snel

bj proien leuet ende bj niet el

3025den mensce eist so goedertiere

ende dese beeste euet .j. maniere

lelic est ende sere ru

jn den winter segic jv

ende jn den somer scone ende slecht

3030dit es sire naturen recht

58. 015 Licaon is bekend,

een dier dat komt uit de Oriënt.

Van het wolvengeslacht, als wij het wanen,

het is behangen met lange manen

en zo misselijk gedaan, als men spreekt,

3020 dat hem geen verf ontbreekt,

langer dan de wolf in het algemeen

maar korter van de benen.

Van sprongen is het zeer snel.

Van prooien leeft het en anders niet.

3025 De mens is het zo goedertieren.

En deze beesten hebben een manier

lelijk is het en zeer ruw,

in de winter, zeg ik u,

en in de zomer schoon en recht

3030 dat is zijn naturen recht.

Toen Zeus eens bij Lycaon te gast was wilde die weten of Zeus werkelijk alwetend was. Hij slachtte daarom Arcas en zette zijn vlees aan Zeus voor. Maar die veranderde Lycaon in een wolf, doodde al zijn zonen en riep Arcas in het leven terug. Lycaon, veranderd in een wolf, schrok van zichzelf en rende huilend het bos in.

Lycos is de Griekse naam voor de wolf. Lycaon is dan ongeveer een weerwolf.

Lupus es in dietscher tale

j wulf men weet de wareit wale

es .i. dier scalc ende wreet

guls ende te rouene ghereet

3035sulke bouke maken ons cont

dat es .i. verwilt hont

si dulen mar sinen belen niet

dies die hont bj naturen pliet

alse menne met j. scape jaghet

3040so sochtijt metter wullen draghet

om dat het stille ligghen sal

anders verlorj die ulucht al

ambrosius seit die den wulf siet

dat hi te verliesene pliet

3045sinen luud sietine int anscijn

dat doet sine quade venijn

mar sietene de man eerst voren

so euet de wulf den moet verloren

wort die wulf gheware das

3050dat die mensce so heesch es

dat hi gheropen niet ne can

so willine bestaen dan

sente ambrosius raet ende heet

dat die man werpe of sijn cleet

3055neme .i. steen in elke ant

den wulf sal twifelen tehant

want hi ter were siet den man

siestu dat hi di uolghet an

so mac .i. tekin tusscen .v. tueen

3060of legghet neder .j. steen

want hi met wruchte sal och gaen

ende sal werden ueruard saen

experimentator sprect die wise

dat die wulf neemt wulgherise

3065ghelouert in sinen mont

ende decter em mede ter somegher stont

dat hi die ghete wil verraden

want sj gherne eten die blade

ende als die wulf vp loure tart

3070ende sj .i. deel sijn art

vruchtj dat sj sullen craken

so can hi sinen poet nat maken

met sire tonghen dits groot sin

om dat sj sullen craken te min

3075want hi vrucht der onde laghe

bet sietj bj nachte dan bi daghe

xij daghe rijdsj in den jare

dan gater uele there scare

dan duelt .i. uoren ende andre nar

3080dan eist bj hem wesen swaer

van ongre eti de erde wel

ende oec es dan sine nature fel

alsj .i. osse of .i. pard

bestaen wille dat hi begard

3085so eti teersten erde dar

om dat hi sal wesen swaer

ende bitet dar dart heuet die cracht

ende werpet neder met sire macht

dan doetijd ende werpt vte die erde

3090ende etet vleesch dat hi begherde

plinius seit ets sijn gheloue

dat dat elc deel andren van sinen roue

jn des wulues blase leghet

cicites .i. steen die men seghet

3095dar men somen lieden mede

mach doen grote pijnlichede

altoes es hi van magre wise

want hine maelt niet sine spise

man atech wordsi te someghen stonden

3100dar sj .i. doden man vonden

ende sijn vleesch dan ane beten

die ne mochtsi niet vergheten

die soeteit van den vlesche groet

dar omme ontsieti niet die doet

3105verdriuemense van eneger stede

si draghen hare jonc mede

dar si maken hare niewe ganghe

die wulf mach leuen arde langhe

sijd met clawen sijd me anden

3110sijn bete es yuenijnt te handen

die wulf doet eneghen dieren

dan doet merre toe dese manieren

dar men mede yneest de wonden

die comen van verwoeden onden

3115die wulue die curtst sijn van leden

sijn van meester stouteden

men machne temmen alden hont

mar emmer salhi talre stont

bj naturen iaghers vlien

3120mar machi clene beesten sien

lammere oekine dats omme niet

hi uerbijdse dat wats ysciet

sulke segghen dat die wulf gaet

scape stelen alsi verstaet

3125dat sijn voet i. rijs doet craken

hi bitene om sulke saken

dat hi sal leren terden stille

hi deluet proien die hi niet wille

ende dar hi onde oec begaet

3130gheuallet dat hise vaet

hi bijdse doet ende deluet die proie

comt die wulf in des scaeps coye

hi bitet al die scap te doet

eer hire et clene of groot

3135wulfs herte te puluer ybrant

ende ghedronken altehant

doet genesen men waent des

die in epelenchien es

vp dat hi hem wacht .j. sake

3140dati nemmermee vrouwen ynake

oec segt ons .i. quenicum

lichte et mach wesen som

snijd .j. rieme vte wulfs fel

ende dar mede gurt di wel

3145het sal di quite wesen doen

van lanceuele ende torsion

niet ne segic dat sj war

mar dat pro es niet swar

die wlfs herte droghe hout

3150gheuen roke menichfout

59. Lupus, is in Dietse taal

een wolf, men weet de waarheid wel.

(a) Het is een dier schalks en wreed,

gulzig en te roven gereed.

3035 Sommige boeken maken ons kond

dat het is een verwilderde hond,

ze huilen, maar ze bassen niet,

wat de hond van naturen pleegt.

Als men het achter een schaap jaagt

3040 dan bijt het in de wol dat ze draagt

omdat het stil liggen zal,

anders verloor hij het in de vlucht al.

(b) Ambrosius zegt diegene die de wolf ziet

dat hij te verliezen pleegt

3045 zijn geluid, ziet hij in het aanschijn

dat doet zijn kwade venijn,

maar ziet de man hem het eerst

dan heeft de wolf de moed verloren.

Wordt de wolf gewaar dat

3050 dat de mens zo hees is

dat hij niet roepen kan

dan wil hij hem verslaan dan.

Sint Ambrosius raadt aan en zegt

dat die man werpt af zijn kleed

3055 en neemt een steen in elke hand,

de wolf zal twijfelen gelijk

omdat hij weerbaar ziet de man.

Zie je dat hij je volgt dan

dan maak een teken tussen vijf stenen

3060 of leg neer een steen

want hij met vrees zal ook gaan

en zal worden bang samen.

Experimentator spreekt, die wijze,

dat de wolf neemt wilgentwijgen

3065 goed bebladerd in zijn mond

en bedekt zich er mee op sommige tijden

omdat hij de geiten wil verraden

die graag eten van de bladeren.

En als de wolf op loof trapt

3070 en dat is een deel van zijn aard,

bang is dat ze zullen kraken,

dan kan hij zijn poot nat maken

met zijn tong, dit is groot gedacht,

zodat ze zullen kraken minder

3075 want hij is bang voor de honden streken. Het ziet bij nacht beter dan bij dag,

Twaalf dagen paren ze in een jaar

dan gaan ze veel in een groep,

dan huilt de een voor en de anderen daarna

3080 dan is het bij hen te wezen zwaar.

(e) Van honger eet hij de aarde wel

en ook is dan zijn natuur fel,

als het een os of een paard

bestaan wil dat hij begeert

3085 dan eet het eerst aarde daar

omdat hij wil wezen zwaar.

en bijt het daar, dan heeft het die kracht

en werpt het neer met zijn macht

dan dood hij het en werpt uit de aarde

3090 en eet het vlees dat hij begeerde.

Plinius zegt, het is zijn geloof,

dat elk deelt de anderen van zijn roof.

In de wolvenblaas ligt

Syrites, een steen, (f) die men zegt,

3095 waar men sommige lieden mee

mag doen grote pijnlijkheden.

Altijd is hij van magere wijze

want hij vermaalt niet zijn spijs.

Menseneters worden ze in sommige tijden

3100 waar ze een dode man vonden

en zijn vlees dan aangebeten

dat kunnen ze niet vergeten.

de zoetheid van het vlees groot

daarom ontziet het niet de dood.

3105 Verdrijft men ze van enige stede

ze dragen hun jongen mede

naar waar ze maken hun nieuwe gangen.

De wolf mag leven erg lang.

Zij het met klauwen, zij het met tanden,

3110 zijn beten zijn venijnig gelijk.

De wolf doodt enige dieren,

dan doet men er toe deze manieren

waar men mee geneest de wonden

die komen van dolle honden.

3115 De wolven die het kortst zijn van leden

zijn van de grootste dapperheid.

Men kan ze temmen gelijk de hond

maar immer zal hij te alle stonden

bij natuur de jagers vlieden,

3120 maar mag het kleine beesten zien

als lammeren en schapen, dat is om niet

hij verbijt ze, dat is wat geschiedt.

(c ) Sommige zeggen waar de wolf gaat

schapen stelen en als hij verstaat

3125 dat zijn voet een twijg laat kraken

hij bijt het om zulke zaken

dat het zal leren daar stil te zijn.

Hij begraaft prooien die hij niet wil.

En waar hij honden ook begaat

3130 is het dat hij ze vangt

hij bijt ze dood en begraaft die prooi.

Komt de wolf in de schaapskooi

hij bijt al de schapen dood

eer hij er een opeet klein of groot.

3135 Wolfshart tot poeder gebrand

en gedronken gelijk

doet genezen, men waant dit,

die in epilepsie is,

opdat hij zich wacht een zaak

3140 dat hij nimmermeer vrouwen genaakt.

Ook zegt ons oudewijvenpraat

en gemakkelijk mag het waar wezen soms,

snij je een riem uit een wolfsvel

en daarmee omgord je je wel,

3145 het zal je kwijt wezen doen

van zijdepijn en krampen,

niet zeg ik dat is waar,

maar dat te proberen is niet zwaar.

Die wolfshart drooghoudt

3150 geven geur uit veel.

Canis lupus. Wolf, midden-Nederlands wolf en wulf, oud-Saksisch en oud-Engels wulf, (nu wolf) oud-Hoogduits Wolf, (nu Wolf) oud-Noors ulfr. Dit stamt van het Gotische wulfs, wat beantwoordt aan Latijn lupus en Grieks lukos, mogelijk stamt het van de wortel welq; sluipen. In Frans heet het dier loup, van lupus.

(a) De wolf misleidt schapen meer door list en trucs dan door kracht en macht. Het is de wolf in schaapskleren.

(b) ‘Een man verliest zijn stem en wordt stom als de wolf hem het eerst ziet, maar het is zeker dat als de man de wolf het eerst ziet dat hij dan zijn kwaadheid, ruigheid en trots verliest. Een wolf ziet een man het eerst en verheft zijn stem en als een overwinnaar bespot hij hem maar als hij bemerkt dat de man hem het eerst heeft gezien legt hij zijn trots weg en kan niet lopen of wegrennen. Als je stom geworden bent doordat de wolf je het eerst heeft gezien zal de wolf aanvallen omdat je niet om hulp kan roepen. Open dan je kleding zodat je stem weer vrijkomt’ Plinius geeft dit aan als een Italiaans volksgeloof, maar dit was al eeuwen daarvoor vermeld door Plato. ‘Als ik deze speech hoor ben ik verbaasd en kijk de spreker in woede aan en ik denk dat als ik mijn ogen niet op hem gezet had voor hij naar mij keek dat ik dan stom gebleven zou zijn’. Daarom wordt van een man gezegd die plotseling stil is en niets spreekt Ҍupus est in fabula’ Dit is simpel door Isidorus overgenomen die de Latijnse spreuk verkeerd overzet. Het betekent zoveel als het gezegde: ‘spreek over de duivel en het is zeker dat die in de buurt is’ De wolf vreest grote stenen zodat als iemand twee stenen neemt en die tegelijk weggooit de wolf zijn ruwheid en stoerheid verliest en weg vliedt, zo gauw als het geluid van de stenen hem ter ore komen. Als hij je achtervolgt dan ga je achteruit zodat hij je ziet en leg je een teken tussen hem en jou, dit zijn een paar stenen of een stuk hout of iets dergelijk. Dan gelooft hij dat je een val voor hem hebt opgezet en komt niet dichterbij. Een wolf vreest stenige plaatsen, daarom zal hij als hij op stenige plaatsen gaat zeer zacht en voorzichtig lopen. Als hij bezeerd wordt door een kleine steen dan komen er wormen die hem tenslotte opeten zodat dit zijn dood wordt.

Mulder: De raad van Ambrosius om als bescherming tegen wolven alle kleren uit te trekken, berust op het geloof dat de aanblik van een naakt mensenlichaam de kracht bezat om boze machten te verjagen. In de inleiding bij het hoofdstuk over de slangen vermeldt Maerlant dat deze dieren vluchten als ze een naakt mens zien.

(c ) Als ze geiten willen vangen komen ze naar hen toe met groene bladen en kleine wilgentakken in hun mond, ze weten dat de geiten hiervan houden zodat ze gemakkelijk te vangen zijn. De wolf neemt zeer sterke wilgentwijgen in zijn muil en verbergt zich daar zo lang onder dat de geiten daarover lopen. Dan vangt hij ze.

Als hij over loof gaat dan maakt hij zijn poten met de tong nat zodat hij geen lawaai maakt zodat de honden hem niet horen. Als hij ‘s nachts op pad gaat om zijn prooi te vangen gebeurt het wel eens dat zijn voet lawaai maakt omdat die ergens op trapt dan bestraft hij die voet door er hard op te bijten.

(e) ‘wolven eten ook een soort aarde die Argilla genoemd wordt, die nemen ze niet tegen de honger maar dat maakt dat hun magen zwaarder worden met de bedoeling dat als ze op een paard, os, hert of ander sterk dier springen vast aan hun keel zullen hangen totdat ze die neergelegd hebben want door de kracht van die bijzondere aarde zijn hun tanden gescherpt en het gewicht van hun lichamen is toegenomen. Maar als ze het beest hebben neergelegd en voordat ze enig vlees geproefd hebben legen ze hun magen. Als ze met velen zijn verdelen ze hun prooi gelijk onder hen’

(f) In de blaas van de wolf bevindt zich een steen, de syrites, waarmee je bepaalde mensen veel pijn kan doen.

Lincisicus es i dier

sere fel ende onghier

van den hont ende vander wulfinnen

nochtan ne was noint pais no minne

3155tusschen har gheslachte in ghere stede

ne maer luxurie maket den vrede

dit dier heuet beide gader

vander moeder ende vanden vader

beede maniere ende haer

3160ende mach bedieden ouer war

naden hont den prochhipape

die emmer wacht vanden wlf de scape

want die pape moet met crachte

sijn volc uoerden duuel wachten

3165ende naden wlf die leuet bi rome

so proiet hi alsicket gheloue

datmen sulken pape kinnet

die sijns uolkes siele niet ne minnet

den lieder goet ende hare wijf

3170roeuet die onsaleghe keitijf

dat ghesciede wetet uoer waer

des nes niet leden menech iaer

dat sente pieter hem uerbarde

enen priester goliarde

3175ende seide du heues uersleghen

de zielen die niet steruens pleghen

weltijt saltuse weder bringhen

die bi di ter ellen ghinghen

van scanden sprac hi niet .i. wort

3180want hi kende wel die mort

ende heuet ghebetert sijn leuen

entie werelt oec begheuen

ende so ghebetert dat hem mesquam

dat hi goeden hende nam

3185ende te hemele der bi clam

60 Lincisicus is een dier

zeer fel en onguur,

van de hond en van de wolvin.

Nochtans was er nooit vrede of minne

3155 tussen hun geslachten in geen plaats,

maar wulpsheid maakt vrede.

Dit dier heeft beide tezamen,

van de moeder en van de vader,

beide manieren en haar.

3160 En mag betekenen voor waar

naar de hond de pochende paap

die immer waakt voor de wolf de schapen,

want de paap moet met krachten

zijn volk voor de duivel wachten,

3165 en naar de wolf die leeft in Rome

zo prooit hij zoals ik het geloof.

Dat men zulke papen kent

die zijn volksziel niet bemint

de lieden goed en hun wijf

3170 rooft, die onzalige ellendige,

dat geschiedde, weet voor waar

dat nee is niet geleden menig jaar

dat Sint Pieter zich openbaarde

een priester zwelger

3175 en zei, ‘u hebt verslagen

de zielen die niet sterven plegen

welke tijd zal u ze weer brengen

die bij u ter helle gingen?’

van schande sprak hij geen woord

3180 want hij kende wel de moord

en heeft verbeterd zijn leven

en zich in de wereld ook begeven

en zo verbetert wat hem miskwam

dat hij een goed einde nam

3185 en ten hemel daarbij klom.

Lentroca es .i beeste

dar plinius of spreect in sine ieeste

die met snelleden verwinnet

alle beesten die men kinnet

3190na den ert eist ystiet

ghebuket yrugt als men esele siet

gheburst alst lioen

gheouet na des kemels doen

ghemant van hore te ore

3195spletuoetech eist alsict ore

sonder tande mar i. been

scarp ende vast mar elnegheen

gate dar tande souden staen

naden man roepet sonder waen

61. Lentocrota is een beest

waar Plinius van spreekt in zijn verhaal

die met snelheden overwint

alle beesten die men kent.

3190 Naar het hert is het gestaard,

gebult en gerugd net zoals men de ezel ziet,

geborsteld als de leeuw,

gehoofd naar de kamelen doen

met manen van oor tot oor,

3195 spleethoevig is het, als ik hoor,

zonder tanden, maar een been

scherp en vast en anders geen,

gaten waar tanden zouden staan

met een mannengeluid roept het zonder waan.

Hyena?

3200 Leotofona segt solijn

es .i. clene beestkin

dat men tusschen te berne pleghet

ende die asschen men leghet

jn de pade die dar liebarde

3205sullen maken are varde

want die lewe bliuen doet

comsire an clene of groet

dar die lewe dat dier oec vint

hine sparets niet eentwint

3210want hijd doet dan moetj mede

selue steruen dar ter stede

oc dodet met sire orine

den liebard sonder ander pine

ontsiet die clene gi grote heren

3215hets misselic war die saken keren

62. 3200 Leocophena, zegt Solinus

is een klein beestje

dat zich tussen as te verbergen pleegt

en die as men legt

in de paden, waar de leeuwen

3205 zullen maken hun vaart,

want de leeuw blijft dood

komt ze er aan, weinig of veel.

Waar de leeuw dat dier ook vindt

hij spaart ze niet iets

3210 want hij doodt het, dan moet hij mede

zelf sterven daar ter plaatse.

Ook doodt het met zijn urine

De leeuw zonder andere pijn.

Ontziet de kleine, gij grote heren

3215 het is misselijk hoe die zaken keren.

Er is een klein beest dat de leeuw en de leeuwin wonderbaarlijk bedreigt en dat beest heet Leontophonus, Grieks voor leeuwendoder. Want dat beest draagt een zeker venijn die de leeuw en leeuwin slaat. Daarom wordt dit vermelde beest genomen en daarna verbrandt men zijn vlees, dat vermengd wordt met as, en gelegd en gezet op ontmoetingsplaatsen, dat zal de leeuw en leeuwin slaan en vernietigen die daarvan eten. Wanneer de leeuw de Leontophonos in zijn klauwen krijgt kent hij geen genade en verscheurt hij hem, hoewel hij daardoor ook zijn eigen dood bezegelt’

Oryx leucoryx,

sabelantiloop? Is onverdraagzaam, als hij slecht geluimd is mishandelt hij andere dieren op afschuwelijke wijze. Getergde antilopen vallen hun tegenstanders woedend aan en trachten hen te kwetsen. Er zijn voorbeelden dat ze naast een luipaard lag, alle twee dood, de bok had de gevaarlijke vijand met een kopstoot gedood maar was zelf bezweken aan de verwondingen.

Lacta als die glose seghet

die up moyses bouke leghet

es i dier bore groet

ende dat wilen de wet verboet

3220dar doede ligghen gaet ten graue

ende vor alrande haue

es sine gnouchte oric bedieden

dat vleesch van den doden lieden

63. Lacta, zoals de glossaria zegt

die op Mozes boeken ligt,

is een dier bar groot

en dat wijlen de wet verbood.

3220 Waar doden liggen gaat het in de graven

en voor allerhande have

is zijn geneugte, hoor ik bedienen,

het vlees van de dode lieden.

Lacta betekent melk of wit. Naar zijn eetgewoonte, hyeana?

Lepus es des asen name

3225sijn vleesch es uele lieden bequame

sere bloet est enter vlucht

daghes etj selden dor die vrucht

die wesele gaen met hem spelen

mar alsi em comen ter kele

3230biten sise mordadelike doot

elkes jars dits wonder groot

verwandeltj segt die scripture

sine beestelike nature

snee etensj dor die noet

3235ambrosius segt die heren groot

dat sulc lant es nu merct dit

dar si sijn te wintre wit

ende als dat coude valt dan neder

comt hem ander aer dan weder

3240des asen longre alsmen segt

es vp doghen goet ghelecht

jeghen menegherande sake

die anden voet es tonghemake

wriue die longre ontue

3245so ghenest al sijn wee

libbe dat men vint in sine maghe

stelpt den lachame van sire plaghe

et mach oec langhe yduren

hem die sijn van nature

3250es sijn vleesch goet ende ysont

snelre es hi uor den hont

clemmende dan nederward

want hem benemen sine vard

oren sien curte been

3255hi entie libard ghemene

slapen met oghen wide ondaen

sente baselis doet ons verstaen

dar si dien ende hem ynere

niet lichte machmense danen weren

3260want sj dien ende winnen

mer dan mensce machmen bekinnen

dit doet hem nature gheleesten

want hi es proie meest dan andre beesten

,j. par jonghe werptj nv

3265so euetj jn .i. ander ru

ende ander al sonder aer

ende in sade .i. ander par

esculapius die seget

dat des asen herte leghet

3270versch an des menschen als yanghen

doet den virden rede verganghen

ende plecht den gonen die uallen

noch sprecmen van sire gallen

[dat soe maket donker oghen claer]

3275sijn herte droghe dats war

ende puluert ouer een

sijn goet jeghen der blasen steen

so es oec met warmen borne sijn bloet

sine matrice gedroghet dats goet

3280het want so knapeline ontfanghen doet

ghepuluert ende yminct te hant

dus eist yscreuen dar ict vant

64. Lepus is de hazen naam.

3225 Zijn vlees is vele lieden bekwaam.

Zeer laf is het in de vlucht.

Op de dag eet hij zelden door die angst.

De wezel gaat met hem spelen,

maar als die komt bij zijn keel

3230 bijten ze hen moorddadig dood.

(b) Elk jaar, dit is een wondergroot

verandert hij, zegt de schrift,

zijn beesten natuur. (geslacht)

Sneeuw eten ze door de nood.

3235 (a) Ambrosius zegt, die heer groot,

dat er zulk land is, nu merkt dit,

daar ze zijn in de winter wit

en als de koude valt dan weg

komt hem ander haar aan weer.

3240 De hazenlong, zoals men zegt,

is goed om op de ogen te leggen.

Tegen menige zaken

die aan de voet is te ongemak

wrijf die longen stuk,

3245 dan geneest al zijn wee.

Leb dat men vindt in zijn maag

stelpt het lichaam van zijn plaag,

het mag ook lang goed zijn

hem die zijn van vochtige nature.

3250 Zijn vlees is goed en gezond.

Snel is hij voor de hond

klimmend dan nederwaarts

want hem beneemt zijn vaart

van voren door de korte benen.

3255 (d) Hij en de leeuw algemeen

slapen met ogen wijd open.

Sint Basilius doet ons verstaan,

waar ze gedijen en zich voeden,

niet snel mag men ze dan weren,

3260 want ze gedijen en winnen

meer dan men ze kan bekennen,

dit doet zijn natuur gunst,

want hij is een prooi meer dan andere beesten. (e) Een paar jongen werpt ze nu,

3265 zo heeft het een andere reeds

en een ander al zonder haar

en in eierstokken een ander paar.

Aesculapius die zegt

dat het hazenhart legt

3270 vers aan de mensenhals gehangen

doet de vierde daagse malariakoorts vergaan

en verpleegt diegenen die vallen. (vallende ziekte) (f) Noch spreekt men van zijn gal

dat het maakt blinde ogen helder.

3275 Zijn hart droog, dat is waar,

en verpoedert geheel

zijn goed tegen de blaassteen,

zo is ook met warm water zijn bloed.

Zijn baarmoeder gedroogd is goed,

3280 want het zo knaapjes ontvangen doet.

gepoederd en gelijk gemengd,

zo is het beschreven waar ik het vond.

Lepus europaeus (uit Europa) Het Latijnse woord lepus komt van een Grieks woord dat snelvoet betekent. Of het is afgeleid van een ander woord dat scherp en aanhoudend zien en toekijken betekent. Haas, midden-Nederlands hase, oud-Hoogduits Haso (nu Hase). Dit woord komt voor naast een vorm met een r in, in oud-Engels was het zo hara. (nu hare)

(a) L. timidus, (angstig) is de sneeuwhaas of Alpenhaas. Deze haas bewoont de hogere delen van de Alpen en de noordelijke koude gewesten. ‘s Zomers heeft hij de gewone kleur van de haas, ‘s winters wordt zijn vacht sneeuwwit, behalve aan de punten van de oren die zwart zijn.

(b)Hazen zijn zeer vruchtbaar. Omdat de geslachten moeilijk te onderscheiden zijn meende men dat ze tweeslachtig waren. Plinius vermeldt dit al. Aelianus voegt een verhaal toe van een man aan wiens woord hij niet kon twijfelen die een dode haas gevonden had met in zijn lichaam drie jongen. Maar ze spreken niet over een jaarlijks veranderen van sekse. De meeste mensen denken dat hazen een jaar manlijk en het andere jaar vrouwelijk zijn en naar believen van geslacht kunnen veranderen. Hebben we nu een haas of hazin, of een mannetje dit jaar en een vrouwtje het volgende jaar? Jagers spreken van ‘het haas.

(c ) Brede lendenspieren met korte voor- en lange achterpoten om geweldiger te zijn in het lopen. Waarom ze afgemat de heuvels opzoekt en weten dat de honden die de poten even lang hebben die heuvel niet zo gemakkelijk kunnen beklimmen of afdalen en dus veld moeten verliezen.

(d) De haas is vreesachtig en vecht niet, het is de angsthaas. ‘Ee oogleden die van de wenkbrauwen komen zijn te kort om de ogen te bedekken daarom is dat gevoel erg zwak in hen, ze slapen daardoor met open ogen’ De haas slaapt een hazenslaapje, is ondertussen op zijn hoede en slaat alles gade om niet verrast of overvallen te worden. Om die reden hebben de Egyptenaren, volgens Plinius, de haas ingevoerd als zinnebeeld van een man die wakker en op zijn hoede is. Hazenvlees veroorzaakt dan ook slapeloosheid.

(e) Een moerhaas kan in een zomer viermaal jongen voortbrengen en iedere keer twee tot vijf stuks. Ze werpt haar jongen niet in een keer maar krijgt die enig tijd na elkaar zodat ze ze niet allen tegelijk verliest. Als het vrouwtje haar eerste paar jongen werpt bevindt zich in de baarmoeder al een ander paar. Hazenvlees zou onvruchtbare vrouwen vruchtbaar maken.

(f) De gal heeft voor oogziekten steeds een rol gespeeld waarbij de genezing van Tobias wel de oorsprong zal zijn geweest.

Luter also ict weet

es .j. dier datmen otter heet

3285.j. dier van valscer manieren

bj brouke wonet ende bj riuieren

sijn vel es bruun scone ende diere

ol makensj dats hare maniere

dar sj in broeden hare jonghe

3290vp vissce sijn si yreet ten spronghen

ende dar doensj grote scade

langhe ende met goeder stade

so machi onder twater gaen

doch moetj die lucht ontfaen

3295of hi ne mach anders leuen niet

dar bj es somwile ysciet

alsi vissche vindet yuaen

jn corue dat hise etet saen

ne can hire niet vte gheraken

3300die doet moetire om smaken

alsj die lucht niet euet

ets tghierechste dier dat leuet

want het leit in sinen olen

vele vissce tere scolen

3305so dat alle lucht wert quaet

van den stanke dier vte gaet

diese vanghen worden suare

dicke deser lucht gheware

visscers pleghen .j. sake

3310dat sj den otter tem maken

ende leren om dat sj te bet

vissche jaghen in hare net

65. Luter, alzo als ik het weet,

is een die men otter heet.

3285 Een dier van valse manieren.

Bij moerasland woont het en bij rivieren.

Zijn vel is bruin, mooi en duur.

Holen maken ze, dat is hun manier,

waar ze in broeden hun jongen.

3290 Op vissen zijn ze gereed om te springen

en daar doen ze grote schade.

Lang en met goede stade

zo mag hij onder water gaan,

doch moet de lucht ontvangen

3295 anders kan hij leven niet,

daarbij is het soms geschied

dat hij vissen vindt gevangen

in korven die hij ze eet gelijk

en kan hier niet uit raken

3300 de dood moet hij erom smaken

omdat het de lucht niet heeft.

Het is het gierigste dier dat leeft

want het legt in zijn hol

vele vissen van een school

3305 zodat alle lucht wordt kwaad

van de stank die er vanuit gaat,

die ze vangen worden vaak

veel deze lucht gewaar.

Vissers plegen een zaak

3310 dat ze de otter tam maken

en leren omdat ze beter

vissen jagen in hun net.

Lutra lutra Otter, midden-Nederlands otter, oud-Hoogduits Ottar (nu Fisch-Otter) oud-Engels ottor (nu otter) oud-Noors otr. Dit woord stamt van Germaans utra en dit van Indo-Germaans udro, vergelijk Grieks hudra: waterslang, (hudor: water, zie hydra) oud-Indisch udra: waterdier.

Het dier is zo dol op voedsel dat het zoveel vissen in zijn hol en woonplaats heeft dat die dan bovenmatig vervuild wordt zodat niet alleen het hol stinkt, maar ook de lucht in de hele omgeving vol van stank is. Dat hebben vele mensen tot hun eigen schade moeten vaststellen.

Ze zijn tam te maken zodat je ze leert vissen te vangen en aan te brengen, als een jachthond het wild. Ze zijn veel vervolgd onder andere vanwege hun huid.

Locusta segt Jacob van vitrj

dat .i. vieruoetech dier sj

3315ende euet thouet vet ende groet

ende es goet tetene ter noet

also alst agustinus wiste

so haet dit dier Jan baptiste

andre segghen dat hine dede

3320ende seghen dat .i. cruud es mede

etet locusta dat hi ad

mar lieuer uolghic deser stat

der glosen ende sente agustine

vieruoetech sijn dese dirkine

3325als groot alst conijn te waren

ende wandren te samen bj scaren

aristotiles die telt

dat .i. wijf .i. locusta elt

om dat jonc was ende clene

3330dar na om lanc allene

wordet draghende sonder ynoet

ende dit was i wonder groot

van der .l. ebdj gheord

nv hort van der m. vord

66. Locusta, zegt Jacob van Vitry

dat een viervoetig dier is

3315 en heeft het hoofd vet en groot

en is goed te eten in nood,

alzo als Augustinus wist,

zo at dit dier Johannis de Doper.

Andere zeggen dat hij dat niet deed

3320 en zeggen dat een kruid mede

heet locusta dat hij at,

maar liever volg ik op deze plaats

de glossaria en Sint Augustinus.

Viervoetig zijn deze diertjes

3325 alzo groot als het konijn te waren

en wandelen tezamen bij scharen.

Aristoteles die vertelt

dat een wijf een locusta hield

omdat het jong was en klein

3330 daarna omdat ze was lang alleen

het werd dragende zonder echtgenoot

en dit was een wonder groot.

Van de l heb je gehoord,

nu hoort van de m voort.

Sprinkhaan, midden-Hoogduits Spranke of Sprinke. ook Heuschrecke, schrecken: springen, en zo werd het ook Heuhupher en Heupferde. In Angelsaksisch gaers-hoppa, tot grasshopper en Locusta, Latijn voor sprinkhaan.

Ԍocusta is een viervoetig dier, wat Jacobus zegt. Het leeft in de landen tegen zonsopgang aan de Jordaan. Ze zijn klein en hebben een grote kop, ze zijn vlezig en eetbaar’ Daarom leest men van St. Johannis in het evangelie dat die van de locust leefde.

De sprinkhanenboom of St. Johannesbroodboom wordt nergens in de Bijbel vermeld. In de wildernis van Johannis zouden nog steeds enige sprinkhanenbomen, de Engelse locust, groeien waarvan de monniken de mensen verzekeren dat dit dezelfde zijn als die waarvan Johannes de Doper gegeten zou hebben. Het zou de vrucht van Johannes geweest zijn en de wilde honig zou de pulp ervan zijn. Calvijn meende ook dat dit het voedsel was van de verloren zoon dat hij deelde met de varkens. In het Hebreeuws betekent hagavim: sprinkhanen en haroevim is de Johannesbroodboom, Ceratonia siliqua. Waarschijnlijk is er verwarring opgetreden doordat in de uitspraak de woorden sterk op elkaar hebben geleken.

3335Mulus es .i. dier wilmen kinnen

dat desel ende de merie winnen

ende es te pinen alrde goed

als desel es hi yuoet

als desel hi in sine stem ruust

3340gheoret ende dar toe ghecrust

magher es na den vader

anders als i. pard algader

nemmerme in haren daghen

moghen sj winnen no draghen

3345jn romscen bouken vintmen gnouch

dat mulinne wilen drouch

ende dat was wonder groot ende stranc

ende niet der naturen ganc

si draghen sochte ende wel

3350ende haren pas ende niet el

dat pard ende die eselinne

alsi versamen in hare minne

dar erande mul of comt

dit latijn burdus nomt

3355mar van den mule es die vader

die esel dit segt die scripture algader

67. 3335 Mulus is een dier, wil men kennen

dat de ezel van de merrie wint

en is te werken aardig goed,

als de ezel heeft hij voeten,

als de ezel is hij in zijn stemgeluid,

3340 oren en daartoe kruisvormig,

mager is het naar de vader

anders dan een paard helemaal.

Nimmermeer in hun dagen

mogen ze winnen of dragen.

3345 In Romeinse boeken vindt men genoeg

dat de muilin wijlen droeg

en dat was een wonder groot en sterk

en niet de naturen gang.

Ze dragen zacht en wel

3350 hun pas en anders niet.

Het paard en de ezelin

als ze samen komen in hun minne

daarvan een soort muil komt

die het Latijn burdus noemt,

3355 maar van de muil is die vader

de ezel, dit zegt de schrift al tezamen.

Equis hinnus. De ezel stamt af van het paard.

Als de vader een ezelhengst is en de moeder een paardenmerrie, dan heet de bastaard ԭuildier’ Die lijkt qua grootte op een paard, heeft lange oren, een kort behaarde staart, kleine hoeven en balkt. Het heeft een kleur als een ezel.

Is de vader een paard en de moeder een ezelin, dan heet de bastaard muilezel. Die lijkt vrijwel geheel op een ezel, heeft wel een dunnere en langere kop en ook een hinnikende stem. Het zijn dus twee dieren, muildier en muilezel, in Duits Maultier en Maulesel, in Engels mule en hinny. Mulus is in het Latijn de muilezel, Hinnus het muildier. De verbinding met de Muhle (of molen), Engelse mule en Franse mule komt omdat die net als de ezel de molensteen draait.

Het is een voortbrengsel uit een paard en ezel, dus onvruchtbaar, een hybride, hoewel er berichten zijn dat ze ook samengaan met paarden die in Italië bardotto genoemd werden. Meestal worden muildieren gefokt omdat die beter zijn voor het gebruik. Het kruisingsproduct heeft alle goeds van het ezelkarakter dat op goede paardenvormen over werd gebracht. Alleen zijn lange oren en zijn gebalk herinneren aan de ezel. Net als de ezel neemt hij met weinig voedsel genoegen. Krachtig en moedig is hij als een paard, terwijl hij de voorzichtige en zekere gang van de ezel heeft.

Monocheros verstaet mi wale

ludet enoren in dutsche tale

plinius segt ende solijn

3360dat cume vreseliker dier mach sijn

sijn luud elken man veruart

ghescepen est als i pard

gheuoet na thelpen diere

gheouet na des erts maniere

3365na swijn ghestart als wijd oren

midden in den ouede voren

raghet hem .i. horen so clar

iiij voete lanc es hi dats war

so scarp dar mach niet jeghen staen

3370men macht bi ghenen angiene vaen

maer niet ghetemmen hoe soet sj

ons seghet jacop van vitri

dat gheen leuende man vaet

want eist so datment belacht

3375ende hoet hem siet in smans hoede

het bliuet doet van ouermoede

dit nes deenoren niet dat verstaet

dat die reine maget vaet

68. Monocheros versta me goed

luidt eenhoren in Dietse taal.

Plinius zegt en Solinus

3360 dat er nauwelijks een vreselijker dier mag zijn, zijn geluid elke man verwart.

Geschapen is het als een paard

voeten als de olifant,

een hoofd naar de herten manier,

3365 naar het zwijn gestaard, als wij het horen, midden in het voorhoofd van voren

draagt het een horen zo helder.

Honderd twintig cm lang is het, dat is waar,

zo scherp, daar kan niets tegen staan.

3370 Men kan het met geen machine vangen

en niet temmen, hoe het ook zij.

Ons zegt dit Jacob van Vitri

dat geen levende man het vangt

want het is zo dat het ze uitlacht.

3375 En als men het ziet in mans hoede

het blijft dood van overmoed,

dit is de eenhoren niet, dat verstaat,

dat die reine maagd het vangt.

Monoceros

De naam is gebaseerd op het Hebreeuwse woord rer’m, in Assyrisch is het rimu wat vertaald wordt in het Grieks als ‘monokeros,’ wat 1 hoorn betekent, mono: een, en keros: hoorn. Dat werd in Latijn unicornis in Angelsaksisch anhorn, unicorn in Engels, in ouder Frans unicorne, Duitse Einhorn en onze eenhoorn. Bij de Fransen heet het licorne, bij de Italianen alicorno en bij de Spanjaarden bara, wat een naam is waarmee ze ook de Rhinoceros aanduiden.

In het westen werd het algemeen gezien als een wild en ontembaar dier terwijl het in de Oriënt voor vredelievend en zacht en als brenger van geluk gold.

Bij Aelianus, hist. Anim. 16,20, wordt het beschreven als een dier van de grootte en gestalte van een paard, met poten zonder geledingen als een olifant, een bruin vel, een varkensstaart, een hoorn op het voorhoofd en met een onaangenaam stemgeluid. Die beschrijving was gebaseerd op verhalen van reizigers. Het is een mengeling van de Indische rinoceros, de antiloop van de Himalaya en de wilde ezel Bij Ctesias was het dus een soort wilde ezel met een hoorn van vijfenveertig cm. Bij Plinius is het al een soort paard met een hertenkop, olifantsvoeten en de staart van een manlijk varken. De hoorn werd al bijna een meter wat doorgroeide tot drie meter bij A. Magnus. De verschillende afbeeldingen laten vrij spel over aan de fantasie van de schilders waarbij steeds meer naar het ideale beeld gekeken werd, het paard. Naar die verschillende verhalen begreep men dat er meerdere soorten moesten zijn. Zo kwam men tot de Rinoceros, sommige heten Monoceron’s en andere Aegloceron.

Mulder; Niemand ter wereld [ɝ aangrijpen - deze passage verwijst naar de profetieën van Jesaja. De profeet verzoekt op zeker moment God, Die vertoornd is, ‘neder te dalen’ ‘Er was niemand die uw naam aanriep, die zich beijverde om aan u vast te houden’ Statenvertaling: ԛɝ die zich opmaakt dat hij u aangrijpt’ (Jes. 64:7)

Voor het bestaan van de eenhoorn konden de geleerden zich beroepen op de bijbel: in de Septuaginta wordt het Hebreeuwse rer’m (oeros) weergegeven met het Griekse monoceros, in de Vulgaat met unicornis en Rhinoceros. (Zie Ps. 22:21, 29:6 en 92:10, Job 39:9-11, Num. 23:22, 24:8 en Deut. 33:17.)

De lange, gedraaide hoorns die in de middeleeuwen als hoorn van de eenhoorn werden verkocht, waren afkomstig van narwals (familie van de dolfijn), maar het was hoogstwaarschijnlijk de rinoceros die de kern van waarheid vormt in de berichten over eenhoorns. Marco Polo, een tijdgenoot van Maerlant, was bijzonder teleurgesteld toen hij op Java een zogenaamde eenhoorn te zien kreeg. Hij beschreef het fabeldier als iets kleiner dan een olifant, met olifantspoten, de kop van een wild zwijn en een zwarte hoorn op zijn voorhoofd. Bij voorkeur wentelde het zich in de modder. ‘Het zijn aartslelijke beesten om te zien. Ze zijn volstrekt niet zoals ze door ons beschreven worden als we vertellen dat ze zich laten vangen door maagden, maar juist het tegendeel van de voorstelling die wij ervan hadden’

De verwarring tussen eenhoorn en neushoorn en de vijandschap die volgens tal van dierkundigen tussen eenhoorn en olifant zou bestaan, leidde rond 1500 tot een zonderling tweegevecht, toen koning Emanuel van Portugal in Lissabon een rinoceros in het strijdperk bracht tegen een olifant om die traditioneel veronderstelde vijandschap te verifiëren. De olifant stelde echter alle aanwezigen teleur door op de vlucht te slaan.’

Molocius scriuet adelinus hier

3380es .i. vreselic onsienlic dier

men vintse in menech wilt lant

its alre viande viant

ende scinet wesen .i. sake

ghescepen ter werelt wrake

3385sine tande sijn scarp ende lanc

sine bete groet ende stranc

wat soet gemoet stridet an

ende sere uechtet vp den man

ende doet hem grote vrese mede

3390mar der kindre onnoselede

onsieti dans gheene saghe

ende scuwet sere hare slaghe

dus merkement in derre maniere

dat die wreteit van dien diere

3395god maket dor sulke sake

dat et doen soude ghene wrake

niet om scade no om lette

der ghere die sijn sonder smette

69. Molocius schrijft Adelinus hier

3380 is een vreselijk afschuwelijk dier.

Men vindt ze in menig wild land.

Het is al der wereld vijand.

En schijnt te wezen een zaak

geschapen ter wereld wraak.

3385 Zijn tanden zijn scherp en lang

zijn beten groot en sterk,

wat het zo ontmoet strijdt het aan

en vecht zeer tegen de man

en laat hem zeer vrezen mede,

3390 maar de kinderen onnozelheid

ontziet het, dat is geen sage,

en schuwt zeer hun slagen.

Dus merkt men het in deze manier

dat de wreedheid van die dieren

3395 God maakte voor zulke zaken

dat het doen zou geen wraak,

niet om schade of om letsel

diegene die zijn zonder smetten.

Molog of Molech. De kunstmatige uitspraak van de god van Fenicië Melech, Malk of Milk: koning, die ook in Israël werd vereerd. Die kunstmatige uitspraak die in het O. T. geregeld voorkomt ter aanduiding van dingen die men verafschuwt bestaat daarin dat men de naam uitspreekt met de klinkers van het woord ‘bosjet’ gruwel. Zo werd het tot Molech. De Griekse vertaling van het O. T. heeft Moloch. De god werd vereerd met mensenoffers welk gebruik in de Statenvertaling werd aangeduid met de term; door het vuur laten gaan, vergelijk Lev. 21: 21, 2 Kon. 23; 10, Jer. 32; 35 en anderen.

De moloch is een soort hagedis in Australië, Moloch horrida. Het heeft zijn naam van de sombere godenleer van de Kanaänieten.

Maricomorion es bekent

3400ene beeste van orient

nades lewen grote sijd ghewes

als scriuet aristotiles

sere wreet van hare rote

drie par tande scarp ende grote

3405oren oghen ende anscijn

recht oft .i. mensce mochte sijn

mar doghen sijn van donkeren doene

de start alse van den scorpione

gheclawet na den liebard nochtan

3410sijn luud es als oft sprake .i. man

sijn briescen als .i. bosine

des herts snelleit ende de sine

die es arde euel snel

ende es allen menschen fel

3415ende war soetene mach vaen

verbitetse ende etse saen

70. Maricomorion is bekend

3400 is een beest van de Oriënt.

Naar de leeuwen grootte, zij het gewis,

als schrijft Aristoteles.

Zeer wreed, van haar komt

drie paar tanden, scherp en groot,

3405 oren, ogen en het aanschijn,

net alsof het een mens mocht zijn,

maar de ogen zijn van donkere doen,

de staart als van de schorpioen,

geklauwd naar de luipaard nochtans.

3410 Zijn geluid is alsof er sprak een man,

zijn briezen als een bizon.

De herten snelheid en de zijne

die is vrijwel even snel.

En is tegen alle mensen fel

3415 en waar het zo een mag vangen

verbijt het en eet het op.

Onder de fabuleuze dieren wordt ook een paar maal in de literatuur een mantichoras, mantichora of manticore genoemd. De autoriteit die dit vermeldde was Ctesias, een Griekse geneesheer uit de 5de eeuw v. Chr., wiens beschrijving gegeven is door Aristoteles. ҈ij verzekert ons dat het Indiaanse wilde beest, martichoras genoemd, een driedubbele rij tanden in de boven- en onderkaak heeft. Dat het zo groot is als een leeuw en net zo harig, dat zijn voeten op die van een leeuw lijken. Dat het op een man in gezicht en oren lijkt en dat zijn ogen blauw zijn. Dat zijn kleur vermiljoen is. Dat zijn staart is als die van een landschorpioen. Dat het een angel in zijn staart heeft en dat het de mogelijkheid heeft om de punten die pijlvormige aan de staart bevestigd zijn af te schieten. Dat het geluid van de stem iets is tussen het geluid van een panfluit en dat van een trompet. Dat het even snel kan lopen als een hert. Dat het gevaarlijk is en een menseneter’ Plinius herhaalt dit en noemt het beest mantichora, hij citeert koning Juba die vertelt dat het de mensentaal kan imiteren. Aelianus geeft de naam martichoras. Hij vertelt dat het een Indisch woord is en menseneter betekent. Dit zal wel juist zijn, de afleiding is van oud-Perzisch martijaqara, literair betekent dat man-doder. Het Perzische ‘mard’ betekent ‘mens’ en ‘thaur’ is eter, zo is het een menseneter. Ctesias zou dit dier in Perzië gezien hebben, waar het gebracht zou zijn als een cadeau voor de koning, maar hij twijfelt over de echtheid van de getuige. Dit dier was zonder twijfel de Bengaalse tijger is is beschreven door in paniek geraakte getuige na een snelle vlucht.

De tijger was bij de oude Grieken onbekend. Toen Ctesias het bericht bracht van een wonderlijk dier die ze ‘Martichoras’ noemden vertegenwoordigde hij het idee van de Perzen over de Bengaalse tijger. Later kwamen de verhalen dat in de staart zich scherpe pijlen bevinden waarmee ze naar de jagers schieten, worden die getroffen dan sterven ze daaraan. Als de pijlen verschoten waren groeiden er weer anderen aan. Als de Indiërs hun jongen vangen verpletteren ze met een steen dan ook het achtereind zodat ze dan geen pijlen kunnen schieten. Is dit naar het stekelvarken? Blijft over de driedubbele rij tanden. Naar het voorbeeld van een haai? Zie volgende.

Mantichora mach wel .i. wonder sijn

als plinius scriuet ende solijn

gheansict als die man

3420mar oghen ghelu euet nochtan

roet van hare ghelijc den lioen

esi ghemaect bj na in al sijn doen

so starc dat wonder es

soeten luud heuet des sijd ghewes

3425datte scijnt die wareit das

al oftet conste al pipe gheblas

vor des menscen vleesch allene

sone minnet groot no clene

so snel eist in sire vlucht

3430alse de voghel in der lucht

drie rekede staen hem int houet

sine tande des ylouet

71. Mantichora mag wel een wonder zijn,

als Plinius schrijft en Solinus.

Een aanzicht als de man,

3420 maar ogen geel heeft het nochtans,

rood van haar, gelijk de leeuw.

is het gemaakt bijna in al zijn doen,

zo sterk dat het een wonder is.

Zacht geluid heeft het, dus is het zeker

3425 het schijnt de waarheid te zijn

alsof het kon als fluiten blazen.

Voor het mensenvlees alleen

bemint het groot of klein,

zo snel is het in zijn vlucht

3430 als de vogels in de lucht.

Drie rijen staan hem in het hoofd

het zijn tanden, wat men gelooft.

Zie vorige. Een tijger.

Musquelibet es bekent

j. beeste van orient

3435als platearius seghet

es also groot als dier te sine pleghet

j. suere wast hem an sinen scacht

also rijp es dat dier wacht

dat etse an .i. boem breket

3440ende alse platearius spreket

dat etter art al dar et staet

ende dit es fijn mussceliaet

sijn vleesch sin drec dat van hem gaet

es alte gader mussceliaet

3445mar best es dat die suere vte gheuet

alst muscheliaet verloren euet

sine cracht men hout in groten stanc

et wert starc al waset cranc

hets goet jeghen cranke erte

3450ende jeghen sincopine smerte

cranke ersenen leuere ende maghe

eist goet ende menegher plaghe

72. Musquelibet is bekend

een beest van de Oriënt,

3435 zoals Platearius zegt.

Is alzo groot als dier te zijn pleegt.

Een zweer groeit bij hem aan zijn schacht

als het rijp is, dat dier wacht

dat het ze aan een boom breekt,

3440 en zoals Platearius spreekt

dat etter verandert al daar het staat

en dit is fijn muskus.

Zijn vlees, zijn drek dat van hem gaat

is al tezamen muskus,

3445 maar de beste is dat die zweer uit geeft.

Als het muskus verloren heeft

zijn kracht, men houdt het van grote stank,

het wordt sterk, al was het zwak.

Het is goed tegen zwakke harten

3450 en tegen bezwijmende smarten

zwakke hersens, lever en maag

is het goed en menige plaag.

Muskus, in Engels is dit musk, in Frans musc, dit komt van Latijn muscus, dat, evenals Grieks moshkhos van Perzisch musk, van oud-Indisch muska stamt dat teelbal betekent, wegens de overeenstemming daarvan met de klier onder de staart van het muskusdier. In Duits heet het Bisam.

Moschus moschiferus, L. een reeachtig dier. In de bronstijd van november tot december vechten de mannetjes met elkaar en verspreiden dan de zeer sterke muskusgeur. De muskuszak komt alleen bij het mannetje voor, die ligt aan de achterbuik en vertoont zich bij uitwendig onderzoek als een afgeronde verhevenheid van ongeveer zes cm lengte en vier a vijf cm hoogte. Kleine klieren in de zak scheiden de muskus af als die te vol is. Gemiddeld bevat die zak een dertig gram van die kostbare stof. In verse toestand is dit als een zalf, gedroogd wordt het een korrelige of poedervormige massa die eerst roodbruin is en later koolzwart wordt. Zo lang het nog vloeibaar is stinkt het, opgedroogd is de geur aangenaam.

Linschoten verhaalt in zijn Oost-Indische reizen dat de Chinezen deze beesten doden en enkele dagen begraven, dat het dan verrot en vervolgens het met slagen murw maken, het bloed en vlees met elkaar vermengen en daarvan rode balletjes maken die de Portugezen papo noemen en overal vervoeren.

Mamonetus es .i. beeste

sprect liber rerum in sine geeste

3455na die simme wel na ydaen

mar minder .i. deel sonder waen

ru ende lanc es em sijn start

sijn als so grof ten ouede ward

datment qualic als ende als

3460binden mach om sinen als

het ne slupet ouer thouet lichte

dit dier euet sijn ansichte

sere ghelijc naden man

al esser mer suarteden an

3465nese mont en versamen niet

alsment an tsiminkel siet

mar dar es .j. lippe tusschen

jn wostinen ende in bussche

dar si wonen talre tijd

3470es altoes .i. staende strijd

tusscen siminkel ende mamonet

al mach dat siminkel van crachte bet

met stouthede ende met scalchede

verwint dit dier ter menegher stede

3475dese beeste hout in den moet

langhe dat men dor hare doet

73. Mamonetus is een beest,

spreekt Liber Rerum in zijn verhaal,

3455 naar de aap bijna gedaan

maar kleiner een deel, zonder waan,

ruw en lang is bij hem de staart,

zijn hals zo grof naar het hoofd toe

dat men het moeilijk

3460 mag binden om de hals,

het sluipt over het hoofd gemakkelijk.

Dit dier heeft zijn aanzicht

zeer gelijk naar de man

al is er meer zwart aan.

3465 Neus en mond komen samen niet

zoals men aan de aap ziet,

maar daar is een lip tussen.

In woestijnen en in bossen

waar ze wonen te alle tijd

3470 is altijd een staande strijd

tussen de aap en mamonet,

al mag de aap van krachten beter

met dapperheden en met schalksheden

overwinnen dit dier op menige plaatsen.

3475 Deze beesten houden in het gemoed

lang dat men door hen doet.

De slankapen, Semnopithecus, zijn fijn gebouwd met een lange staart, als de hoelman.

Migale als die glose seghet

die up moises bouke leghet

es .i. quaet dier al eist jonc

3480.j. deel starc an sinen spronc

ende emmer toe nacht ende dach

nemtet af van sinen cracht

so houder so verscubder mede

altoes wast sine onsalichede

3485jn dende om sine bedoruenede

wert beduonghen dat hi vrede

buten toghet int ghelaet

nochtan es sine nature so quat

comt yemen an sinen cant

3490het venijntene theant

mule parde euet leed

ende alst .i. merie weed

om hare scade eist dat et wacht

nochtan euet clene cracht

3495van buten maket scone ylaet

ende eist dattet wert ystaet

so toghet met groter smerte

dat venijn van sire erte

dit dier slacht den nighen best

3500wat dat die nideghe int herte vest

die eselt van daghe te daghe

ende alsi sine valsce laghe

ongheord es talre stede

so venstj sine goedertierede

3505sietj nochtan sinen slach

die sins euet te doene hem wach

74. Migale, zoals de glossaria zegt

die op Mozes boeken legt,

is een kwaad dier; al is het jong.

3480 Een deel sterk van sprongen

en immer nacht en dag

neem af zijn kracht,

zo het ouder zo wordt het onzaliger mede

altijd groeit zijn onzaligheid,

3485 in het einde om zijn verdorvenheden

wordt het bedwongen, dat hij vrede

van buiten laat zien in het gelaat.

Nochtans is zijn natuur zo kwaad

komt iemand aan zijn kant

3490 het vergiftigt gelijk,

muilezels en paarden hebben leed

en als het een merrie weet

om het te beschadigen is het dat het wacht

nochtans heeft het weinig kracht.

3495 Van buiten laat het een schoon gelaat zien en is het dat het dat het wordt geslagen

dan toont het met grote smart

dat venijn van zijn hart.

Dit dier slacht de nijdigaard het best

3500 die de nijd in het hart heeft gevestigd

hij ezelt van dag tot dag

en als zijn valse listen

ongehoord zijn op alle plaatsen

dan veinst hij zijn goedertierenheid,

3505 ziet hij nochtans zijn kans

die met hem heeft te doen die waakt.

Er zijn verschillende vogelspinnen. Alleen de beet van de Mygale cancerides zou bij de mens vierentwintig uren lang een koortsachtige toestand en hevige pijn veroorzaken. Meestal is de steek niet erger dan een bijen- of wespensteek. De haren van het dier kunnen wel allergie oproepen.

Musio es i cat

jacob van vitri seit dat

dat so bj nachte in olen

vint muse die hare sijn uerstolen

nachts sietmen hare oghen clare

als oft .j. carbonkel ware

onreine muse ende ratten

dat sijn alle proien der catten

3515alsise vaen spelsire mede

ende na meneghe onsalichede

die sj hem ebben ydaen

moetsj int ende ter cokenen gaen

oec uechtensj oric ghewaghen

3520met padden die venijn draghen

mar drinken sj niet thant der nar

hi steruet van durste daer

den serpente doensj pine

onghescaet van sinen venine

3525als die catten willen riden

werden si wilt ende willen tiden

verre danen om hare ghenoet

hare vechten onderlinghe es groet

dats bedj dat wane men wale

3530dat elc wil houden sinen pale

dar hi in musen sal

als mense strict vereffensj al

jn waremen steden musi wel

ende dicke verbernet hem hare vel

3535curtmen hare ghernen an haren bard

si werden bloede ende veruard

den ghenen die te verre gaen

men curtem die oren sal saen

si sullen hem te bet temmen laten

3540want si ontsien vtermaten

dat hem in doren reinen sal

dats dat si ontsien vor al

75. Mysio is een kat,

Jacobus van Vitry zegt dat,

dat ze bij nacht in holen

vindt muizen die daar zijn verborgen.

‘s Nachts ziet men hun ogen helder

alsof het een karbonkel was.

(a) Onreine muizen en ratten

dat zijn alle prooien van de katten,

3515 als ze hen vangen spelen ze er mee

en na menige onzaligheden

die ze hen hebben gedaan

moeten ze tenslotte eten gaan.

Ook vechten ze, hoor ik gewagen,

3520 met padden die venijn dragen,

maar drinken ze niet gelijk daarna

dan sterven ze van de dorst daarna.

De serpenten doen ze pijn

onbeschadigd van hun venijn.

3525 (b) Als de katten willen paren

worden ze wild en willen gaan

ver daar vandaan om hun genoot,

hun vechten onderling is groot

dat is daarom, dat waant men wel,

3530 dat elk wil houden zijn plek

waar hij in muizen vangen zal.

Als men ze strijkt komen ze omhoog,

warme plaatsen minnen ze wel

zodat vaak verbrandt hun vel.

3535 Kort men hun snorharen van hun baard

ze werden bang en angstig.

Diegene die te ver gaan

men kort hem die oren gelijk

ze zullen zich beter temmen laten,

3540 want ze zijn bang uitermate

dat hem in de oren regenen zal

dat is dat ze ontzien dat voor alles.

Felis catus, (F. domesticus) In Latijn is het felis, naar het woord phelos: bedrieger, omdat het zeer loos is, of het is afgeleid van ailis wat pannenlikker betekent. (Mysio, mogelijk van Mus; muis) Kat, midden-Nederlands catte, oud-Engels catte naast catt (nu cat) oud-Hoogduits Chazza (nu Katze) oud-Noors kottr dat vermoedelijk, eveneens als Frans chat, Spaans gato, Italiaans gatto, Iers cat en Russisch kot, uit het Latijnse catta van de 1ste eeuw na Chr. stamt. Zo zou het woord afgeleid kunnen zijn van capere: stelen, of van cautos: loos, voorzichtig. Isidorius wil dat het woord afkomt van catat, dat is: Ԩij ziet’of Ժoeken te vangen’ Het is een woord dat met het invoeren van de huiskat uit Egypte, Felis, de wilde kat vervangt. Oorspronkelijk is het waarschijnlijk een Afrikaans woord, vergelijk het Nubische kadis, mogelijk heeft de Egyptische godin Bast of Pasht nog in de naam bemiddelt.

(a) Onrein omdat ze venijnige dieren eten. Ze spelen met hun prooi en verslinden hem pas als ze hem op allerlei manieren gekweld hebben. Er wordt gezegd dat ze tegen padden vechten, worden ze getroffen door de giftige pijlen van de pad worden ze niet gedood, maar moeten dan wel onmiddellijk water drinken anders sterven ze van dorst. Ze vallen slangen aan zonder door hun gif gedeerd te worden.

(b) Tegen de aanvang van de lente hoort men een oubollig geluid van deze dieren, gedreven door teelzucht. Dan komt al het gespuis bijeen en gebeurt het herhaaldelijk dat de een of ander wat haar laat. Wij hebben daar een spreekwoord van voor een onstuimig en driftig mens, Ԩij grolt als een maartse kater’

Zijn vel is buitengewoon zacht wat haar zeer gevoelig voor kou en bang van slagen maakt. Daarom zoekt het dier ook steeds een warme plaats op. De poten van een kat en zijn oren, zullen altijd koud aanvoelen als het dier aan een lage temperatuur is blootgesteld. Dan zie je haar onaangenaam rondlopen tot ze een warm hoekje heeft gevonden. Dat verlangen naar warmte schijnt de oorzaak te zijn dat het onze tamme katten verhindert ooit weer wild te worden, hoewel ze hier overal in de bossen overvloedig wild kan vinden

(d) ‘’Diegene die hun kat binnenshuis houden en weghouden van het jagen achter vogels aan moeten hun de oren afsnijden omdat zij er niet tegen kunnen als er regendruppels omlaag op het dak druppelen. Als een tamme kat wild wordt, snij haar de oren af, daardoor dringen regendruppels in de kop en kan ze niet meer in het woud blijven, dan wordt ze weer tam.’

Mustela es die mushont

.j. dier dat es ons wel cont

3545het leuet bj proien van diere

ende es van scalker manieren

want het draghet van steden te steden

sine jonc om dat hem onvreden

onsiet dat mense vinden sal

3550jn olen es har wonen al

serpente muse pleghet te vane

ende alst serpente pijnt te bestane

so draghet voren wilde rute

dar mede driuet venijn vte

3555oec est vroets van naturen anscine

vroet bouen alle medicine

vindet sijn jonc doet men segt

dat crud te vindene plegt

dard 281246

sine jonc mede verwect

3560die musont plegt ende mect

om serpente ende muse te vane

jn prosen lande doetmen te verstane

es .i. eilant dar gheen in leuet

solinus die bescreuen euet

3565dattet baselicus verbijd

ende sterueter na in curter tijd

dat met siene doet den man

ende elc dier metten andren nochtan

mar dernar steruen sj gerne alle

3570men segt van den musont die galle

ws goet jeghen aspis venine

echt esser an dese medicine

kiramidarium bouc seghet

dar doude filosophie in leghet

3575dat men den musont sal ontliuen

ende siedene in olie van oliuen

so dati vertert si al

de olie men duen sal

dor .i. cleet dits salue rike

3580jeghen die suare artitike

ende es den senewen goet

ende gheneset den seren uoet

76. Mustela is de muishond,

een dier dat bij is ons wel bekend.

3545 Het leeft van prooien van dieren.

(a) En is van schalkse manieren,

want het draagt van plaats tot plaats

zijn jongen omdat het niet graag ziet

dat men ze vinden zullen,

3550 in holen is hun wonen al.

Serpenten en muizen plag het te vangen

en als het serpent het pijn wil doen

dan eet het van tevoren wilde ruit

waarmee het drijft venijn uit.

3555 Ook heeft het kennis van naturen aard kennis van alle medicijnen.

Vindt het zijn jong dood, men zegt

dat het een kruid te vinden pleegt

daar het zijn jongen mee opwekt.

3560 De muishond pleegt en merkt

om serpenten en muizen te vangen.

In Pruisen (Pordoselene) laat men verstaan

is een eiland waar er geen in leeft.

Solinus die het beschreven heeft

3565 dat het de basilisk verbijt

en sterft erna in korte tijd,

die met zien doodt de man

en elk dier met de adem nochtans

maar daarna sterven ze graag alle.

3570 Men zegt van de muishond de gal

is goed tegen aspis venijn

echt is er aan deze medicijn.

Kiramidarium (Koiranides) boek zegt het

waar oude filosofie in ligt

3575 dat men de muishond zal ontlijven

en koken in olie van olijven

zodat hij verteert geheel,

die olie men duwen zal

door een kleed, dit is een zalf rijk

3580 tegen de zware jicht

en is voor de zenuwen goed

en geneest de zere voet.

Martes (Mustela) Marter, Duits Marder, oud-Hoogduits Mard, oud-Fries merth, Angelsaksisch mearb, dat met het uit het Germaans stammende midden Latijnse martus en het Franse mart: bruid, namen zijn die voor de wezel gebruikt werden omdat men er bang van was en door dit te gebruiken zijn echte naam niet wilde aanroepen.

Martes martes, L. is de edel- of boommarter.

Voor gebruik, zie wezel.

(a) Dit is waarschijnlijk wel omdat de moeder de jongen van de ene naar de andere plaats draagt.


Mus dats de muus .i. dier niet grot

dat arde gherne etet broet

3585hare roke scuwet telpen dier

om hare spise sinsj onghier

drincsj water si bleuen doet

segt aristotiles die meester groet

ja die muse van libia

3590als solinus selue volghet hir na

niet alre muse maniere

basilius segt die meester diere

te teben dat in alexandrien rein staet

als .i. warem somer gaet

3595alte hant werdet lant wl muse

waren .c. case in .i. huse

den besten nemen merket dit

jn somech lant sijn muse wit

some roet mar de ghemene

3600sijn swart valu groet ende clene

van musen es .j. andre maniere

si eten ratten mar die diere

sijn so quaet alsj onsteken

met luxurien ore wi spreken

3605valt hare orine vp iemens hud

al dat vleesch moet roten vd

som wile segmen dat sj dien

arte saen in groten partien

ende saen verderuensi ghemene

3610nochtan ne vintmen grot no clene

war die doede enen varen

jn west uorne te waren

ne mach ghene ratte leuen

dat seitj diet euet bescreuen

3615de muse sijn in orient

also groot alse de vos bekent

die de beesten biten te doet

ende den lieden doen pine groet

jn arabien als wijd oren

3620sijn grote muse hare uoete voren

sijn wel .j. palmen breet

dachterste smal alsmen weet

.m. gaet vte ende .n. gaet in

des nes war een no me no min

77. Mus, dat is de muis, een dier niet groot

dat aardig graag eet brood.

3585 Hun reuk schuwt de olifant.

Om hun spijs zijn ze onguur

(a) Drinken ze water, ze blijven dood

zegt Aristoteles, die meester groot.

Ja, de muizen van Libië

3590 zoals Solinus zegt, volgt hierna

niet allerhande muizenmanieren.

(b) Basilius zegt de meeste dieren

te Thebe, dat in Alexandrië staat,

als een warme zomer komt

3595 gelijk werd het land vol muizen,

waren honderd kazen in een huis

die beesten nemen ze, merken dit.

In sommige landen zijn muizen wit

sommige rood, maar de algemene

3600 zijn zwartvaal, groot en klein.

Van muizen is een andere soort

en heten ratten, maar die dieren

zijn zo kwaad, als ze ontsteken

met wulpsheid, horen wij spreken.

3605 Valt hun urine op iemands huid

al dat vlees moet rotten uit.

Sommige tijd, zegt men, dat ze die

zeer samen gaan in grote partijen

en samen sterven ze algemeen.

3610 (d) Nochtans vindt men groot of klein

waar de doden heen gaan

in Westvoorne te waren,

daar mag geen rat leven

dat zei diegene die het heeft beschreven.

3615 De muizen zijn in de Oriënt

alzo groot als de vos bekend,

die de beesten bijten dood

en de lieden doen pijn groot.

In Arabië, zoals wij het horen,

3620 zijn grote muizen, hun voeten van voren

zijn wel een handpalm breed,

het achterste smal, zoals men weet.

M gaat uit en n gaat in,

dat is er maar een meer of minder.

Mus musculus Muis, midden-Nederlands muus en mus, oud-Saksisch en oud-Engels muus (nu mouse en mice) oud-Hoogduits mus (nu Maus) wat uit Latijn mus en dat uit Grieks mus stamt, vergelijk het oud-Indische musnati wat stelen of roven betekent. Of het stamt van mus omdat het uit de vochtige aarde, ‘ex humore, ex humus ‘was geboren.

(a) In Engeland verhaalt men dat een muis niet drinkt, doet hij dat wel zal hij sterven. Aristoteles zegt dat als een muis water drinkt hij sterft, ze zijn van een zeer vochtige natuur (b) Een muis werpt drie, vier, soms wel eens vijf maal vier tot acht jongen per keer. De vroeg in het voorjaar geboren jongen werpen nog hetzelfde jaar. De vermenigvuldiging is dus zeer groot zodat de landerijen ervan kunnen krioelen. Muizen vermenigvuldigen zich in droge seizoenen tot enorme aantallen. Men kan het aantal op een ha soms op tienduizenden schatten. In het district Zabern a/d Rijn, in Duitsland, werden er in 1822 in veertien dagen een miljoen zeven honderd vijftig duizend gedood. Wanneer de muizenplaag haar toppunt bereikt heeft ziet men ze soms plotseling verdwijnen, meestal ten gevolge van een besmettelijke ziekte die de door voedsel verzwakte dieren in korte tijd allen ten gronde richt, soms ook zonder dat men hun lijken vindt, op geheel raadselachtige wijze.

Rattus rattus (Mus rattus) Rat, midden-Nederlands ratte of rot, oud-Hoogduits Rato (nu Ratte) oud-Engels raet (nu rat). Oorspronkelijk was het de naam voor de zwarte rat of pestrat. In Germaans betekent het woord een knaagdier en is verwant met Latijnse rodo: ik knaag, dit van oud-Indisch radati: hij krabt of knaagt.

Soms vindt men een grote ratten, soms wel dertig, die met hun staarten in elkaar gevlochten zijn zodat ze zich niet meer bevrijden kunnen, dat is de rattenkoning, hoewel dit ook door sommigen niet geloofd wordt.

De grotere en sterkere bruine rat kwam pas later uit het Oosten, was bij hem nog niet bekend, mogelijk wel hier beschreven als een grote vorm

(d ) Een oude en wijdverbreide opvatting, ook bij de Germanen, stelde de dood aldus voor: Het lichamelijke leven is een wezen dat bij de dood vrij wordt. Daarnaast hebben we nog een ander Ik dat in het hoofd woont en bij het sterven als een adem, nevel of licht, ook wel als diertje, als een muis, uit de mond gaat. De doden gaan over zee naar het westelijk gelegen eiland, van de haven als van West Voren (nu Goeree) het appeleiland of eiland der gelukzaligen met de rat of muis als ziele dier.

Ichneumon heeft zijn naam van ‘doorsnuffelen’ ik speur na, ik volg het spoor’ omdat het een opspeurder is van een krokodil en zijn eieren vermits hij met zijn langwerpige snuit alles doorsnuffelt en doorwroet en weet het goede van het kwade en het gezonde van het vergiftige te scheiden. Het wordt wel farao-rat, Egyptische muis, -rat of otter genoemd. In het Engels ook wel mongoose, bij ons ook mungo en mangoest en in Frans mangouste.

Dit dier vormt de overgang tussen de marters en katten, zowel wat de lichaamsbouw als wat hun aard betreft. Het is ongeveer zo groot als een kat, maar slanker en vlugger. Het is een halve meter lang met korte poten en wordt een twintig cm bij een gewicht van een zeven tot acht kg. Het meest bekende van deze groep is de Egyptische Ichneumon (synoniem Herpestes ichneumon) die door de oude Egyptenaren als heilig vereerd werd. Hij werd wel ingebalsemd en komt afgebeeld voor. Het eet slangen, is er niet bestand tegen maar weet behendig de slang te ontwijken. Ook is het een prima muizen- en rattenverdelger.

Onager es i dier

ende es .i. wilt esel fier

groet vintmense in afrike

3650ende onghetemmet sekerlike

jnt wout lidende are enthare

van sinen soen elc are scare

ende alsi danne jonc vort bringhen

poeghet die vader in allen dinghen

3655dat hi die hien wille wren

mar die moeder na hare naturen

dect die jonc jeghen den vader

want die soen sijn allegader

luxurieus sere vtermaten

3660ende dats darsj die hien omme aten

onager es wijs van naturen

alsene niewer laten gheduren

die honde werpti sinen drec vt

die soeter riect dan menech crud

3665dar gaen die honde rieken an

ende al die wile ongati dan

bouen allen dieren die wi bedieden

atj de wandelinghe van lieden

clar water minnen si sere

3670men machne temmen nemmermere

vitalis scriuet dat in polanen

wilde esele sijn van fire gedanen

sijn si groet ende sere wreet

ende ebben orne groot ende breet

3675ende langhe barde onder den kin

jaghense honde sulc es hare sin

so scepsi water in nese gate

ende makent sere eet vtermaten

ende bescouder mede die honde

3680als oft ouer tfier wallende stonde

jn Jndia es die esel wreet

diemen onager dar eet

die euet int voroft voren

enen sonderlanghen oren

3685scarp ende starc ende sere stranc

dese sijn groot ende lanc

ende scrauen van den steenroetsen stene

meneghen no bore clene

79. Onager is een dier

en is een wilde ezel fier.

Groot vindt men ze in Afrika

3650 en niet getemd, zeker.

In het woud gaan hier en daar

van zijn zoon elk een andere groep

en als ze dan jongen voort brengen

poogt de vader in alle dingen

3655 dat hij het jong wil castreren

maar de moeder, naar haar naturen,

beschermt de jongen tegen de vader

want die zonen zijn alle tezamen

wulps zeer uitermate

3660 en dat is waar ze die hier om haten.

Onager is wijs van naturen

als ze zich nergens laten verduren

voor de honden werpt het zijn drek uit

die zoeter ruikt dan menig kruid

3665 daar gaan de honden ruiken aan

en ondertussen ontgaat hij dan.

Boven alle dieren die wij beschrijven

haat hij de wandeling van lieden.

Helder water beminnen ze zeer.

3670 Men mag ze temmen nimmermeer.

Vitalis schrijft dat in Polen

wilde ezels zijn van fiere gedaante,

ze zijn groot en zeer wreed

en hebben horens groot en breed

3675 en lange baarden onder de kin.

Jagen ze honden, zulks is hun zin,

dan scheppen ze water in de neusgaten

en maken het zeer heet uitermate

en besproeien ermee de honden

3680 alsof het boven het vuur kookte een poosje.

In India is de ezel wreed

die men onager daar heet.

Die heeft in het voorhoofd van voren

een aparte horen,

3685 scherp en sterk en zeer stevig

deze zijn groot en lang

en schaven van de steenrotsen stenen

menige niet zo groot.

Equus hemionus, (Equus onager), komt in Perzië, Mesopotamië, Syrië en N. Arabië voor. Dit is de meest bekende wilde ezel die bij de Griekse en Latijnse schrijvers geregeld vermeld wordt. Zijn naam onager is dan ook samengesteld uit Grieks onos agrios: wilde ezel. Woudezel, in Duits Waldesel.

‘In Afrika zijn er ook wilde ezels waarbij een mannelijke ezel verscheidene vrouwtjes heeft. Het is een jaloers beest die de ballen van de jonge mannen afbijt als het vrouwtje hem niet gewillig is’ Dat zagen de Perzen die zo leerden te castreren, dit naar de Physiologus. ‘Ee moeders weten dat wel en werpen de jongen op verborgen plaatsen en verstoppen de nieuwgeborenen. De wilde vrouwtjes ezels schamen zich voor geslachtsverkeer ofschoon ze er begerig naar zijn, daarom haten ze de ezel. Als hij bronstig wordt en geen vrouwtje heeft dan klimt hij op een hoge berg en ademt lucht in en huilt zo luid dat andere dieren daar over verschrikt worden’ In de bijbel is herhaalde malen sprake van wilde ezels. Gewoonlijk komt het woord pere voor, maar in Job 39:8 wordt ook arod gebruikt, ; ‘ ie heeft de woudezel (pere) vrij heengezonden en wie heeft de banden des wilden ezels (arod) gelost?’ Natuurlijk wordt gewezen op hun meest karakteristieke eigenschappen, hun ontembaarheid. Van Ismael wordt gezegd dat hij een wilde ezel van een mens zal zijn, zijn hand tegen elke man, Gen. 16:12.

De wilde ezel is wel de elk, zie daar. De onager van India is wel de neushoorn.

Enocentaurus scriuet adelin

3690ende ysidorus die meester fijn

es bet .i. wonder dan ene beeste

eens esels hoeft gheuet hem de jeeste

ende aldander na menscen lede

adelin spreket wonderlichede

3695hi seit dat comen es nochtan

van den esel ende van den man

ander redenen die gaenre jeghen

die andre meesters te segghene pleghen

dat dat dier pard es beneden

3700ende bouen na des menscen lede

hoeft ende ansichte van hare

ghelijc als oft burstelen ware

ende arme ende ande na den man

alst wil spreken dan

3705roeren si leppe als die sprect

mar der tale hem ghebrect

sinte Jeronimus scriuet dat

dat sinte anthonis in .j. stat

dar hi dat dier sach in .i. foreest

3710mar hem tuifelt alre meest

weder dat nature vant

soet selue makede de viant

mar men sprect in orient

dus daen dier es wel bekent

3715ende menech andre besonder

dat nature makede dor wonder

als hier te toghene mede

ons heren almachtichede

80. Onocentaurus, schrijft Adelinus

3690 en Isidorus die meester fijn,

is beter een wonder dan een beest.

Een ezelshoofd geeft hem het verhaal

en al het ander naar de mensen leden.

Adelinus spreekt van wonderlijkheden

3695 hij zegt dat het gekomen is nochtans

van de ezel en van de man.

Andere redenen die gaan ertegen

de andere meesters te zeggen plegen

dat het dier een paard is beneden

3700 en boven naar de mensen leden,

hoofd en aanzicht van haren

gelijk alsof het borstels waren,

en armen en handen naar de man,

als het wil spreken dan

3705 roeren zijn lippen alsof die spreekt,

maar de taal hen ontbreekt.

Sint Hiëronymus schrijft dat

dat Sint Antonius in een plaats

waar hij dat dier zag in een bos.

3710 Maar hij twijfelt het allermeest

of dat de natuur het vond

of zelf maakte de vijand.

Maar men spreekt in de Oriënt

dusdanig dier is wel bekend

3715 en menig anderen bijzonder

dat natuur maakt door wonderen

als hier getuigd wordt mede

onze Heren almacht.

Onocentaur, zei voorgaande bij menselijke levensstadia. Hier wordt gesproken van een centaur. In de centaur of paardmens ziet men de eerste letterlijke schok die de mens te paard bij de Grieken veroorzaakte. De Lapithen werden als voortreffelijke ruiters beschouwd die het eerst de paarden dresseerden waarbij de dichters de verschillende gangen ‘insult solo et gressus glom’ die later tot het paard behoorden, op een vrije manier de ruiter toedeelt. Het gevolg daarvan is dat de ruiter een lichamelijke kracht krijgt wat eigenlijk zijn werk is zodat de ouden paard en ruiter samensmolten, hierop wijzen ook de sagen van de Centauren, de quadrupes eques. Zoals de indianen de eerste blanken zagen zo wordt de centaur in de mythologie afgebeeld, half mens half paard. De centaurs leefden in de bergen van Thessalië. Daar leidden ze een uiterst losbandig leven. Hier streden ze vele malen met de Grieken Mogelijk is de verbinding man paard terug te voeren op het forse geslachtsdeel van het paard wat door de mannen begeerd werd, een dekhengst.

Crix es .i. dier min no mee

3720recht ghemaket na de ree

den bucke gheliket vele

het euet .i. bart onder de kele

jn wostinen wandelet alsic mecke

ende darso vaetment met strecke

3725sijn har staetem jegen maniere

van al meest alrande diere

hets vorward ytekint vremdelike

dit dier vintmen in afrike

int lant dat gentulia heet

3730dats lant darmen gheen water weet

ende om datter water es in burste

steruet van eweliken durste

die dieue die om rouen pinen

ende ligghen in die wostinen

3735die vonden bi deser beesten

eene remedie alre meeste

om dat dar es waters berste

jeghen die pine van den derste

want twater es van derre maniere

3740dat es in de blase van desen diere

so wies nut .i. clene traen

dat hem de durst niet mach verslaen

niet lichtelike bj naturen

necan dit dier jeghen cout yduren

3745wat bediet ons te verstane

bi desen finen edelen trane

het diet die rike armoede

die die edele Jhesus die goede

ons in dese werelt toghede

3750ende die van hitten noit verdroghede

water etic arme bjdi

om datter arme dranc sj

rike etict want al dat leuet

waters emmer gnouch heuet

3755dus eist arem rike ende vrj

wies die ter werelt so here sj

of hi ihesus armoede

altoes hout in sinen moede

sine onwarde ende sine smarte

3760hem ne sijn in sijn harte

al die ghiereghe durst vergaen

die ten ertschen gode mach staen

81. Orix is een dier min of meer

3720 recht gemaakt naar de ree,

de bok gelijkt het veel,

het heeft een baard onder de keel.

In woestijnen wandelt het, zoals ik mik,

en daar zo vangt men het met een strik.

3725 Zijn haar staat hem tegen in manieren

van al meest allerhande dieren,

het is voorwaarts gedraaid, vreemdachtig.

Dit dier vindt men in Afrika

in het land dat Getulia heet.

3730 Dat is het land waar men geen water weet en omdat het water ontbreekt

sterft het van eeuwige dorst.

De dieven die van roven houden

en liggen in de woestijn

3735 die vonden bij deze beesten

een remedie aller meest

omdat daar is water te kort

tegen de pijn van de dorst,

want het water is van die manier

3740 dat is in de blaas van deze dieren

wie er zo uit neemt een kleine traan

dat hij de dorst mag verslaan.

Niet gemakkelijk door natuur

kan dit dier koude verduren.

3745 Wat betekent dat wij verstaan

bij deze fijne, edele traan,

het bedoelt de rijke armoede

die de edele Jezus, die goede

ons in deze wereld toonde

3750 en die van hitte nooit verdroogde

Water heet ik arm daarom

omdat het een arme drank is

rijk noem ik het want al dat leeft

water immers genoeg heeft,

3755 dus is het arm, rijk en vrij

wie er ter wereld zo heren zij

als hij Jezus armoede

altijd houdt in zijn gemoed

zijn onwaardigheid en zijn smart

3760 bij hem zijn niet in zijn hart

als de gierige dorst vergaan

die voor het aardse goed mag staan.

Oryx leucoryx, (witte oryx) de desert oryx is een soort antiloop of spiesbok. Het is de Arabische of witte oryx. Jesaja 51: 20 spreekt over het vangen in een net als een antiloop in een vangkuil.’ Deze methode wordt verscheidene malen vermeld, nog een eeuw geleden werd het zo door de Arabieren gedaan. Het dier is in staat om lange tijd zonder water te kunnen.

Het eet meestal ‘s nachts, bij dag licht het onder een bosje of andere schaduw. Men zegt dat ze een gat graaft voor zichzelf als ze geen schaduw kan vinden.

Orabus es i. dier

dat van varewen es so fier

3765dat ghene beeste sekerlik

van sinen are es so rike

vp die vortste voete voren

eist so oghe alswijd oren

dat xl. voete vp wart slaet

3770metten houede dar et staet

achter so neist ogher niet

dan die ert ouer den stiet

naden erte voete ende start

ende gheouet na dat part

3775lanc vpward den als yrecht

sijn vel so misselic oec echt

ende so meneghe varwe der an

dat hem om niet elc man

pijnt te scriuene des ghelike

3780dit dier verheft em sekerlike

[alsene die liede sien ane

het toghet hem al sine ghedane]

ende kert em om desen ende om dien

om dattet wil sijn besien

3785de soutaen van babilone

sende dese beeste scone

wilen stoise vrederike

jnt lant ne cam noit die ghelike

82. Oralfus is een dier

dat van kleur is zo fier

3765 dat geen beest zeker

van zijn aard is zo rijk.

Op de voorste voeten van voren

is het zo hoog, als wij het horen,

dat het twaalf meter opwaarts slaat

3770 met het hoofd waar het staat.

Achter is het hoger niet

dan het hert dat voorover staat.

Naar de hert voeten en staart

en een hoofd naar het paard,

3775 lang opwaarts de hals recht.

Zijn vel zo verschillend ook echt

en zo veel kleuren daar aan

dat hem om niet elke man

er over denkt te schrijven zijn gelijke.

3780 Dit dier verheft zich zeker

[als het de lieden ziet aan

het laat hem zien al zijn gedaante]

en keert zich om deze en om die

omdat het wil zijn bezien.

3785 De sultan van Babylon

zond deze beesten schone

wijlen te Stoyse Frederik,

in het land kwam nooit een gelijke.

Ouis dats i. scaep bj namen

3790onder ander dier te samen

so eist dat sochtste dat men vint

ende es an hem niet entuint

dat onutte es of quaet

selfs die drec die van hem gaet

3795ja dat slim dart in leghet

van den lamme men oec seghet

dat terst dat compt ter werelt vt

kennet der moeder luud

ende so kennet bj hare roke

3800ambrosius seit in sire sproke

die erde verlieset sine conde

an die scaep ter menegher stonde

mar die moeder ne wisselt niet

hare lam riekesoet ofte siet

3805ysidorus segt dat die ram

.j. worem euet diene maect gram

ende die leit hem int voroft voren

alsine port wast hem sijn toren

ende dan hortj sijn ghenoet

3810sijn vleesch euet artheit groet

ende smelt noch also sware

als oft van .i. scape ware

vp ene side leiti alf tiaer

vp dandre dander elt der nar

3815lamsulesch ebic uerstaen

versmelt in die maghe saen

nochtan gatet node dore

dus comter of quade vmore

best sijnsj van haren jare

3820siet lam den wulf et wert in vare

ende vliet als hem nature ghebiet

siet stier of pard en scut niet

lammere die bj wintre comen

sin best ypriist vor hem somen

3825den wreden ram salmen dor boeren

sine orne bi sinen oren

so salhi werden goedertiere

jn italien es die maniere

ende sopotania segmen ware

3830dat scaep lammet ii warf te jare

et es van swarten scapen die melc

ende meest oec so ghefter elc

jn droghen weiden leuensj lanxt

gasi in naten dats .i. anxt

3835eten si nameie in douwe

so staet hem van den liue nouwe

verbitensi bome ofte rise

sine dien niet in ghere wise

van der .o. sprekic nemme

3840nu hort vort namen in .p

83. Ovis, dat is een schaap bij namen.

3790 (a) Onder andere dieren tezamen

is het de zachtste dat men vindt.

Er is aan hem niets

dat onnuttig is of kwaad,

zelfs de drek die van hem gaat

3795 ja, dat slijm daar het in ligt.

(b) Van de lammeren men ook zegt

dat het eerste komt ter wereld uit

kent het moeders geluid

en ze kent het bij haar reuk.

3800 Ambrosius zegt in zijn spreuk

de aarde verliest zijn kennis

aan het schaap te menige stonde,

maar de moeder verwisselt niet

haar lam, ruikt ze het of ziet.

3805 Isidorus zegt dat de ram

een worm heeft die hem maakt gram

en die ligt bij hem in het voorhoofd voor

als je hem duwt groeit hem zijn toorn

en dan hoor je zijn gemoed.

3810 Zijn vlees heeft hardheid groot

en versmelt noch alzo zwaar

alsof het van een schaap was.

Op de ene zijde ligt hij een half jaar

op de andere de andere helft daarna.

3815 Lamsvlees, heb ik verstaan,

smelt in de maag samen

nochtans gaat het node door

dus komen daarvan kwade humeuren,

het best zijn ze van een jaar.

3820 Ziet het lam de wolf, het wordt in gevaar

en vliedt zoals zijn natuur gebiedt,

ziet het een stier of paard die schuwt het niet.

Lammeren die in de winter komen

zijn het best geprijsd bij sommigen.

3825 De wrede ram zal men doorboren

zijn horen bij zijn oren,

dan zal hij worden goedertieren.

In Italië is de manier

en in Mesopotamië, zegt men waar

3830 dat een schaap lammert twee maal in een jaar. Het is van zwarte schapen de melk

en meestal ook zo geeft elk.

(d) Op droge weiden leven ze het langst

gaan ze in natte, dat is een angst,

3835 eten ze na mei in dauw

dan staat hen het lijf nauw.

Bijten ze bomen of twijgen

Ze gedijen in geen wijze.

Van der o spreek ik nimmer,

3840 nu hoort voort namen in p.

Ovis aries Schaap, midden-Nederlands scaep, oud-Saksisch Skap, oud-Hoogduits Scaf (nu Schaf) oud-Engels sceap (nu sheep). Dit woord stamt van West Germaans skepo-m. Ram, midden-Nederlands ram, oud-Hoogduits ram, (nu Ramm) oud-Engels en nu ram. Als grondbetekenis van ram stelt men zich het woord rammeln voor, het midden-Hoogduits rammeln betekent zich paren, vergelijk een rammelaar, een mannelijk konijn.

(a) Een dier dat zo onnozel is, zo goed, zo lijdzaam, nauwelijks geluid geeft en eindelijk zo nuttig dat bijna geen dichter, zelfs niet de heiligen hebben kunnen nalaten zinnebeelden daarvan te maken.

(b) Die lammeren herkennen altijd hun moeders onder een groot getal der schapen, tasten ze mis dan weigert het schaap hen te laten zuigen. Moet niet het lam onder de duizend schapen zijn moeder, moet niet de moeder het lam herkennen? Dit verschil ontdekt het lam, dat kent ook de moeder. Onder duizend lammeren laat een ooi haar geluid aan haar jong horen, aanstonds weet het zijn moeders stem uit die van de andere schapen te herkennen en loopt aanstonds naar haar toe. Isidorus zegt dat een lam in Latijn een eenkenner betekent, het herkent zijn moeder beter als andere dieren doen. Of het heet agnus van het Griekse woord agnon dat zacht betekent omdat het een zachtmoedig dier is.

(c ) ‘Ee ram heeft een worm in zijn hoofd, door de jeuk en het steken van die worm botst de ram vaak zeer sterk en rent volop tegen alles wat hij ontmoet. Hij is wreder dan zijn volgelingen, zijn wreedheid neemt af als zijn horens bij de oren wordt doorboord’

(d) Schapen die op natte gronden leven krijgen vaak last van ziektes, voetrot, wormen en dergelijke. Het is een dier van de bergen en droge weiden.

Pardus sprect Jacob van vitrj

dat misselic gheuarwet sj

dese noten metter lewinnen

dar si onedele lewe an winnen

3845sprect solinus dats waters breke

jn afrike es sekerleke

dus comt somwile tere riuieren

messelike maniere van diren

dat lewinnen vrucht ontfaen

3850van dieren die hem niet bestaen

dar si pardus ende luparde

winnen ende lione bastarde

pardus sprinct ende loept niet

dar et sine proie siet

3855so dat van moede groet

somwile hem seluen springhet doet

ende hets vtermaten fel

jn afrike so sijn so wel

pardus die hem in aghen decken

3860ende siensi iet vor hem trecken

eist dier of voghel of oec man

dien springhensi met crachte an

84. Pardus, spreekt Jacob van Vitry,

dat verschillend geverfd is.

Deze paren met de leeuwinnen

waar ze onedele leeuwen van winnen,

3845 spreekt Solinus, waar water ontbreekt

in Afrika is zeker

dus komen soms bij rivieren

verschillende soorten van dieren

waar leeuwinnen vrucht van ontvangen

3850 van dieren die hen niet bestaan

daar ze pardus en luipaarden

winnen en leeuwen bastaarden.

Pardus springt en loopt niet

waar het zijn prooi ziet

3855 zodat van moed groot

soms zichzelf springen doet.

En het is uitermate fel,

in Afrika zo zijn ze wel

pardus die zich in hagen bedekken

3860 en zien ze er iets voorbij zal trekken

is het dier of vogel of ook man

die springen ze met kracht aan.

Luipaard. In midden-Nederlands was het libart of lupart, meestal echter Ԭeeuw’ Het woord voor leeuw komt in Saksisch voor als luy of lunze, via Italiaans lonza werd het over Frans lկnce, en ons lui-paard. Zie voorgaand.

Uit Xenophon en Aristoteles kan men opmaken dat de Grieken slechts een naam hadden voor dit dier, Pardalis. Plinius noemt de luipaarden pardus en gebruikt ook voor deze dieren het Griekse woord panthera (waarmee de Grieken een heel ander dier, waarschijnlijk de civetkat, bedoelden) Omdat hij beweert dat de panthera bijkans door niets dan de witachtige kleur van de pardus te onderscheiden is wordt het wederom waarschijnlijk dat met de panthera van de Romeinen de luipaard genoemd is wiens grondkleur inderdaad naar wit trekt.

De naam Leopardus is van nog latere oorsprong en komt het eerst voor bij Julius Capitolinus, een schrijver uit het laatst van de derde eeuw die hem voor een bastaard hield van een leeuw en panter. Deze naam is uit leo (leeuw) en pardus samengesteld en moet de vermeende bastaard van luipaard en leeuw voorstellen. Zo is ons luipaard samengesteld uit Leopardus

Zie leeuw en luipaard, ook hieronder.

Pantera als scriuet solijn

es tsconste dier dat mach sijn

3865[s]pekelde als ronde appelkine

ende van varwen so fine

blau roet swart ghelu ende wit

dat hem so vterscone sit

dit dier nes niet wreet

3870allene die drake heue leet

fisiogosus die seghet

dat het sat te hetene pleghet

van spisen arde meneghertiere

jn sijn ol gaet dats sine maniere

3875ende slaept iij daghe dan werpet vt

.j. sonderlanghen luud

alle beesten uolghen hem nar

die sinen luud oren vor war

dor sine soete lucht

3880maer sinen houede ebsj vrucht

om dat so eiselic sj

van achter uolghensj hem bj

die drake allene es veruard

ende vliet te ole ward

3885alse pantera dat uersiet

dat men sinen houede uliet

steket sijn hoeft in der aghen

ende latet ander vte raghen

om dat so scone si

3890ende dandre diere die hem sijn bj

worden bi der lucht bedroghen

ende bi den up siene van den oghen

want het scietet inden oep

ende nempt sine proie sonder loep

3895vp sine scoudren draghet mede

.j. spotte tere stede

die nade mane in elke maent

altoes wasset ende waent

dit dier ne draghen mar ene waruen

3900want sine jonc die verdaruen

ende scoren hare moeder binnen

so dat soe nemmerme mach winnen

85. Panthera, als schrijft Solinus,

is het schoonste dier dat er mag zijn.

3865 (a) Gespikkeld als ronde appeltjes

en van verf zo fijn,

blauw, rood, zwart, geel en wit

dat hem zo uitermate schoon zit.

Dit dier is niet wreed

3870 alleen de draak heeft leed.

Physiologus die zegt

dat het zat te eten pleegt

van specerijen der aarde in menigvoud(b)

en in zijn hol gaat, dat is zijn manier

3875 en slaapt drie dagen dan werpt het uit

een apart geluid

en alle beesten volgen hem na

die zijn geluid horen voor waar

door zijn zoete lucht,

3880 maar van zijn hoofd zijn ze bang

omdat het zo ijselijk is,

van achter volgen ze hem bij.

De draak alleen is verward

en vliedt te hol waart.

3885 Als de panter dat ziet

dat men zijn hoofd vliedt

steekt het zijn hoofd in de hagen

en laat het ander uitsteken

omdat het zo schoon is

3890 en de andere dieren die hem zijn bij

worden door de lucht bedrogen

en bij het opzien van de ogen

want het schiet daar in de hoop

en neemt zijn prooi zonder loop.

3895 (a) Op zijn schouders draagt het mede

een vlek daar ter stede

die naar de maan is in elke maand

altijd groeit en vermindert.

Dit dier draagt maar een worp

3900 want zijn jongen die bederven

en verscheuren hun moeder van binnen

zodat ze nimmermeer mag winnen.

Panthera pardus (Felis panthera, Pardina panther) Panter, noord-Hoogduits Panther (nu Panther) Angelsaksisch pandher (nu panther) van Latijn panthera, en dit uit Grieks panther wat komt van oud-Indisch pundarikas.

De panter wordt gewoonlijk pardal genoemd, dan is er een leopard en een libbard, er zijn zoveel verschillende namen voor een beest. De panter is de vrouwelijke vorm, de pard (luipaard) is de manlijke vorm. Als de leeuw de pardal bedekt dan wordt de welp luipaard genoemd, maar als de pardal de leeuwin bedekt dan wordt het een panter. Het enige verschil tussen een luipaard, pardal en leeuw is dat die andere twee geen manen hebben. De grootste noemen ze panters, de tweede pardals, de derde luipaard. (panter en luipaard zijn twee namen voor een en hetzelfde roofdier, de Afrikaanse vertegenwoordiger zou je luipaard kunnen noemen, de Aziatische panter)

(a) De panter is bevriend met alle beesten, behalve de draak want die haat hij zeer en de draak mijdt hem. Het is een beest die geverfd is met kleine rode vlekken zodat zijn huid vol met ogen lijkt te zitten. Ze hebben een merk op hun schouder die op de maan lijkt en die groeit en verdwijnt net als de maan, soms laat dit een vol kompas zien, soms hol en gepunt met tippen als horens. De panter is schitterend gekleurd, blauw, geel, rood, zwart en wit, het is een lust voor het oog Alle viervoetige beesten hebben aardigheid in de verschillende kleuren van panters en tijgers, maar zijn bang voor hun afzichtelijke hoofden, daarom verbergen de panters hun hoofden en draaien die beesten de andere kant van hun lichaam toe zodat ze gepakt worden als ze zo gedraaid zijn en dan opgegeten Zijn vlekken zijn voor hem karakteristiek, zwarte vlekken op een ondergrond die varieert van licht grijs tot zandig. De onderste delen zijn licht en nauwelijks gevlekt. Zie de spreuk van Jer: 13:23 ‘kan een Ethiopiër zijn huid veranderen, of een panter zijn vlekken?’

(b) Als hij specerijen heeft gegeten, genoeg en vol, verbergt hij zich in een hol en slaapt drie dagen lang en komt er daarna uit en huilt. Uit zijn mond komt een zeer goede en aromatische geur die zoet is en vanwege die zoetheid volgen alle beesten hem, alleen de draak is er bang voor. Als die zijn geluid hoort vlucht hij in een grot want hij kan niet tegen de geur, vloekt in zichzelf en wordt er niet goed van en huilt dat zijn geur zo venijnig is. Christus is de ware panter om ons uit de klauwen van de draak te bevrijden. Hij daalt na zijn dood in de grot af om ons uit de macht van de duivelse draak te redden. Aristoteles meldt dat de dieren dol zijn op de geur die hij afgeeft zodat als hij op jacht gaat zichzelf verbergt en dat andere dieren naderbij komen en naderbij komen en met deze strategie kan hij alle dieren pakken, zelfs snelle dieren als herten. De panter zijn adem was beroemd om zijn zoetheid.

Het is het symbool van Christus, vooral omdat hij ook drie dagen slaapt. Een deel van deze traditie komt waarschijnlijk voort uit een mythisch dier die Panthera genoemd werd waarvan de beenderen van grote glans waren met een exquisiete geur. Een van de drie ‘rariteiten die Reintje de Vos van de koningin had gekregen was een kam. ‘Deze kam was gemaakt van de beenderen van een edel dier die Panthera werd genoemd. Die leefde tussen het grote India en het aardse paradijs. Het is zo mooi dat het de lieflijkste kleuren onder de hemel heeft, zijn geur is zo zoet en gezond dat het alle ongezondheid geneest. Het is de geneesmeester van alle dieren die hem volgen en heeft een stevig been, breed en dun, waarin als het gebroken is alle krachten van het dier opgesloten liggen. Het kan nooit gebroken of verteerd worden door een van de elementen, toch is het zo licht dat een veer het omlaag zal drukken en kan een goede polis geven’

Dit beest werpt maar een keer, de reden daarvan is algemeen bekend want als de welp groter wordt in de baarmoeder haat ze de moeder en verwondt haar huid met zijn klauwen, daarom laat de moeder ze gaan en werpt het jong.

Mulder: De panter is een van de dieren die met Christus vereenzelvigd werden: Christus overwon de duivel (‘de oude slang, tussen draak en reuzeslang bestond geen duidelijk onderscheid) en rustte drie dagen in het graf, voordat Hij opstond uit de doden. Alle mensen volgden Hem zodra ze Zijn stem hoorden.

De heerlijke geur die hij verspreidt - het woord panter heeft in het Grieks, en misschien ook in het Latijn, behalve de panter ook de civetkat aangeduid, een klein roofdier met een gevlekte vacht. Civet, een grondstof voor parfums en zeep, wordt afgescheiden door de aarsklieren van deze katachtige. Misschien moet hierin de herkomst van de berichten over de verlokkelijke adem worden gezocht.

Pirander sprect solijn

es gheuoet als .i. zwijn

3905gheouet ende gheornet mede

vele na des erts sede

ru gheard alst ware .i. bare

van hem scriueti openbare

dat sijn aer varwe ontfaet

3910sulc als die stede dart staet

eist cruud boem arde of gras

het ontfaet des ylouet das

hierbj est goet te verstane

dat quaet es te vane

3915dit dier slacht den smekers wel

siensj aren here fel

si stokene ter felleit mede

siensj hem doen onsuuerhede

si bughen oec te sulken dinghen

3920es hi vroe si willen singhen

wat soe hi doet si uolghen mede

ende dits der heren onsalichede

dat sj dat niet verstaen

dese machmen qualike vaen

3925met eneghen angiene met enegher aert

ende dese sijn te oue waert

die hare har aldus verkeren

om te bedrieghene hare heren

86. Pirander, spreekt Solinus

heeft voeten als een zwijn,

3905 gehoofd en gehoornd mede

veel naar de herten zede,

ruw behaard als was het een beer.

Van hem schrijft hij openbaar

dat zijn haar die verf ontvangt

3910 zulke als de plaats waar het daar staat,

is het kruid, boom, aarde of gras

het ontvangt die gelijk als dat.

Hierbij is het goed te verstaan

dat het moeilijk is te vangen.

3915 Dit dier slacht de smekers wel

zien ze hun heren fel

ze stoken ter felheid mede

zien ze hem doen onzuiverheden

ze buigen ook tot zulke dingen,

3920 is hij vrolijk, ze willen zingen

wat zo hij doet ze volgen mede

en dit is de heren onzaligheden

dat ze dit niet verstaan.

Deze mag men moeilijk vangen

3925 met enige machines, van enige aard

en deze zijn te hoven waart

die zich hier aldus veranderen

om te bedriegen hun heren.

Chamaeleo chamaeleo: chamae is klein, en leo, leeuw, het is de kleine leeuw. De zonderlinge gestalte en het ernstige voorkomen van de kameleon, die langzaam en op hoge poten komt aanstappen en plotseling met zijn vreemdsoortig werptuig een prooi overmeestert, zijn wel geschikt om de aandacht te trekken. Ze hebben waarschijnlijk aanleiding tot de naam gegeven. Kameleon, midden-Nederlands cameleon, Duits Chamaleon, Engels chameleon, Franse cameleon dat uit Latijns c(h)amaeleon stamt en dit uit Grieks khamai-leon, letterlijk leeuw op aarde, dat is een dwergleeuw, dat is al een stuk dat op sage vorming duidt. De naamvormen wijzen op een Afrikaans gamalion.

Het is een zeer traag en goedmoedig diertje van ongeveer dertig cm lengte dat voornamelijk daardoor vermaard is geworden dat het zijn kleur plotseling kan veranderen. In rustige en kalme toestand is het donker olijfgroen met gele strepen en blauwe vlekken. Wordt het diertje opgewonden dan wordt zijn kleur eerst geel en vervolgens bruin, bij plotselinge schrik zelfs zwart. Soms krijgen hierbij beide lichaamshelften verschillende kleuren. De kameleon bezit verder zoals vele andere hagedissen het vermogen zich zo sterk op te blazen dat hij wel tweemaal zo dik wordt. Met elk oog kan hij naar willekeur in een andere richting zien.

Vroeger nam men aan dat het dier elke kleur kon aannemen die het verkoos, dat het de kleur van de omgeving aannam om zich voor zijn vijanden te verbergen. Men wil iemand een kameleon noemen die verraderlijk is op wiens woorden men niet te veel kan vertrouwen. Zo werd van Alcibiades gezegd dat hij ‘Veranderlijk was als een kameleon’ Zo mag men dit dier vergelijken met hovelingen, geveinsden en alle die de wind van eer, roem en belang trachten na te jagen, die allerlei gedaanten in woorden gebaren en anders aannemen en zich voegen naar personen, zaken en omstandigheden die hun het beste in de kraam dient om het gevaar te ontwijken. Om met hun slijmerige en vleiende tong te strelen en bedrieglijke woorden te spreken. Mensen van weinig edel bloed, groot van long of grote windbuilen, opgezwollen zakken en blazen, gekronkeld van staart vol draaien zonder eenvoudigheid. Die men niet alleen in Afrika en Indië, maar schier alom vindt, maar vooral in de vorstelijke hoven. De kameleon is het symbool geworden van ogendienst, van de slaafse onderworpenheid van vleiers en hovelingen. Door het verkleuren symbool van veranderlijkheid.

Pagasus sprect solinus jeeste

3930es .i. eiselike beeste

jn dat lant van ethyopen

groot als parde die hier lopen

ende gheuloghelt als i aren

mar arde uele mere te waren

3935dan sarens vlogle des ghelouet

grote orne draghet hi int houet

ende so eiselic dat es veruard

wat so comt them ward

vedren ende bene mede

3940es hi so snel dats wonderlichede

dar si lopen sj ghebaren

als oft wintvlaghen waren

vele spisen bedarf hem wel

allen dieren sijnsi fel

3945enten mensce te voren

vor alle diere die ut vercoren

87. Pegasus, spreekt Solinus verhaal,

3930 is een ijselijk beest

in dat land van Ethiopië

en groot als paarden die hier lopen

en gevleugeld als een arend

maar er veel groter te waren

3935 dan arendvleugels wat men gelooft.

Grote horens draagt het in het hoofd

en zo ijselijk dat alles bang is

wat hem komt tegen.

Met veren en met benen mede

3940 is hij zo snel, dat is een wonderlijkheid,

waar ze lopen ze gebaren

alsof het windvlagen waren.

Vele spijzen heeft hij nodig.

Op alle dieren zijn ze fel

3945 en de mensen tevoren

zijn voor alle dieren uitverkoren.

Pegasus was het witte, gevleugelde paard in de Griekse mythologie. Poseidon had dit vreemde wezen lief gehad, terwijl ieder ander bij haar aanblik versteende. Pegasus kwam ter wereld toen Perseus het hoofd van Medusa, een hoofd omwonden met slangen, had afgehouwen. Het is het onsterfelijke paard dat gevormd was uit het bloed van Medusa en het schuim van de zee. De hemel was zijn woonplaats, hij vloog door de lucht zo snel als de adem van de wind. Hij was getemd met de gouden teugels van Minerva. Hij hielp de goden bij het vervoer van de bliksem. Later gaf Zeus het ten geschenke aan Eos of Aurora, de godin van de dageraad die op haar wagen dagelijks uit Okeanos of grote wereldstroom opstijgt om het licht aan de dag te brengen.

Hij geldt ook als het paard van de muzen omdat hij de Helicon een berg die door het gezang van de muzen verrukt was en zich tot de hemel wilde verheffen door een hoefslag bedwong en liet zo de bron Hippokrene (hengstenbron) uit de rots ontstaan waaruit de muzen en dichters bezieling dronken. Men stelde zich voor dat de dichters zich op Pegasus in het luchtruim verhieven. Vandaar de uitdrukking ‘de Pegasus bestijgen, aan ‘t dichten gaan’.

Pilosus es .i. wilt man

ende om dat niemene tuifel der an

so sprect die heleghe ysaie

3950dar of in sine prophesie

die glose sprect vp twordekin dan

dattet bouen si .i. man

ende beneden .i. ander dier

broeder aelbrecht sprect hier

3955dat in sinen tiden sekerlike

den coninc van vrankerike

.j. dier quam in ene stont

van der groter dat es i hont

sijn houet was arde nar

3960ghelijc des honts ouede dats war

alte male sine andre lede

gheleken der menschelichede

bloet ande arme ende been

ende den als oec ouereen

3965vp den rig adt aer

gherne dranket wijn dats

metter and naemt sine spise

sedelic gnouch na menscen wise

vp wart stont na mensce maniere

3970joncvrouen waset goedertiere

oec onderkinnet sonder blijf

elken man uor elc wijf

sijn scacht van ongheuoeger manieren

na de grote van dien diere

3975alsmen makede dat dier gram

langhe waest ert bequam

mar alset was goedertiere

so waest van gheuougher manieren

88. Pilosus is een wilde man

en omdat niemand twijfelt daaraan

zo spreekt de heilige Jesaja

3950 daarvan in zijn profetie.

De glossaria spreekt op het woord dan

dat het van boven is een man

en beneden een ander dier.

Broeder Albertus spreekt hier

3955 dat in zijn tijden zeker

bij de koning van Frankrijk

een dier kwam op een tijd

van de grootte als een hond

zijn hoofd was aardig naar

3960 gelijk een hondenhoofd, dat is waar.

Al zijn andere leden

leken op de menselijkheden,

blote handen, armen en been

en de hals ook overeen,

3965 op de rug had het haar,

graag dronk het wijn, dat is waar,

met de hand nam het zijn spijzen

zedig genoeg naar mensen wijze

rechtop stond het naar mensen manieren.

3970 Jonkvrouwen was het goedertieren,

ook herkende het zonder twijfel

welke man was of welke wijf.

zijn schacht was van ongevoegde manier

naar de grootte van die dieren.

3975 Als men maakte dat dier gram

lang was het voor het bijkwam,

maar als het was goedertieren

dan was het van goede manieren.

Pilosus betekent sterk behaard. Saters waren bos- en veldgeesten in het gevolg van Dionysus (Bacchus) Ze worden afgebeeld als kwaadwillende, geile en dronken gezellen van ongeslachtelijke vorm. Ze hebben borstelig haar, lange spitse oren en een geiten- of paardenstaart. Ze jagen en musicerend met de nimfen, dansen of achtervolgen ze. In de oudste Griekse tijden waren ze baardig en werd vaak het dierlijke grotesk uitgedrukt. Het zijn waarschijnlijk Indische apen geweest die in verhalen overgebleven zijn toen de god Bacchus de druiven en de wijn naar de Grieken bracht. Mogelijk ook een hondsaap.

Het woord ‘s aթr’ meestal in meervoudsvorm seթrim’ is ook gebruikt in een andere zin en vertaald als satyr. Dit wordt gevonden in vier verzen en kan niet als geit vertaald worden. Het wordt een satyr in Jesaja 13: 21 en 34: 14 en een duivel in Leviticus 17: 7 en 2 Kronieken 11: 5. Gewoonlijk denkt men dat ze de vertegenwoordigers zijn van de heidense geesten die de mens afbeelden als half mens, half geit. De aap is bekend om zijn seksuele wellust, zo ook de geit, vandaar dat die twee dieren vaak gecombineerd werden. Zie 94.

De kerkvader Hiëronymus vertelde ook dat men dit dier in Latijn incubus, satyrus of faunus noemde. Hiëronymus vertelde dat er op een gegeven moment een klein mannetje bij de kluizenaar St. Antonius kwam. Het mannetje had een kromme neus en een spits voorhoofd, van het middel tot de voeten had het een geitenlichaam. Op zijn vraag waar hij vandaan kwam antwoordde de sater: ‘Ik ben ook maar een sterfelijke bewoner van deze ruige wildernis. De zotte, afgoden vererende heidenen hebben zich tot nu toe wijs laten maken dat wij goden zouden zijn, wat echter niet het geval is en waarvoor wij ook niet aangezien willen worden. Ik ben er nu door mijn volk op uitgestuurd om met u te praten en u te vragen of u de universele God voor ons wilt aanroepen’ Nadat de sater was uitgesproken verdween hij snel en is niet meer teruggezien. De saters bleven echter bestaan. Tot in de middeleeuwen bleef het een afschrikwekkend voorbeeld van wat er terechtkomt van mensen die zich te veel aan vleselijke lusten overgeven.

Papilio seghet die jeeste

3980jn capadotia die meeste

vindmen sulkerande diere

si dulen na des wulfs maniere

mere es i. dan die vos es

en dulet voren si pleghen des

3985dandre volghen alle naer

ru es al hare uel ghear

dar si iemen weten versleghen

versamen sj alle alsi pleghen

met dulne ende eten der aue

3990si gaen inde doede graue

onghert hem ende etense mede

alsemen sijn bi der stede

dar si roepen so sisi danen

werre buten des menscen wane

89. Papilio, zegt het verhaal,

3980 in groot Cappadocië

vindt men zulke soort dieren.

Ze huilen naar de wolfs manieren

meer zijn ze als een vos is.

De een huilt eerst, ze plegen dit,

3985 de anderen volgen alle na.

Ruw is al hun vel gehaard.

Waar ze iemand weten verslagen

verzamelen ze zich, zoals ze plegen

met dolheid en eten daarvan

3990 ze gaan in de doodsgraven

openen hem en eten ze mede

als men meent zijn ze bij de plaatsen

waar ze roepen, zo zijn ze dan

ver buiten de mensen waan.

Canis aureus, (goudkleurig) is de goudjakhals, het is het dier dat door de ouden thos en gulden wolf werd genoemd.

Het is groter dan de vos en komt in vorm en voorkomen veel met die overeen. Elke dag komen ze samen om op krijg uit te gaan, ze leven van kleine dieren en maken zich door hun aantal geducht. Zonder vrees of aarzelen komen ze in schaapskooien, koeien- en paardenstallen, als er niets te eten is pakken ze leer, laarzen en schoenen en slepen het riemwerk mee. Zelfs graven ze lijken op, volgen de legers en vallen de karavanen aan, ook eten ze vruchten.

Zie hyena en 107, Papilio is een vlinder.

3995Pathio es i. creature

het scint als ofse makede nature

te siene om wonder groet

sijn uel es al bloet roet

ende scinet vor die so clar

4000men caent gheprisen niet vor waer

ende hier es wonder of ghescreuen

al es dit scone in sijn leuen

talreest dat es doet

verlieset sine sconeit groet

4005mar emmer bliuets hem .i. deel

mar niewer na die el gheel

arde starc sijn sine bene

starker senewen vint men ghene

sulke eidine vaen dese diere

4010ende houdense in goeder maniren

ende anebedense ende etense mede

ende oudense in groter werdichede

ende wachten arde nouwe te waren

dat si vten lande niet varen

4015diese ontuord ofte rouet

hi wert ontliuet oft ontouet

alse groet makemen ons cont

dat si sijn als .i. hont

90. 3995 Pathio is een creatuur

het schijnt alsof maakt de natuur

te zien een wonder groot,

zijn vel is geheel bloedrood

en schijnt voor je zo helder,

4000 men kan het volprijzen niet voorwaar

en hiervan is wonder van geschreven

al is dit mooi in zijn leven.

Het allereerste dat het doet (in zijn leven)

verliest zijn schoonheid groot

4005 maar immer blijft hem een deel

maar nergens naar de ander geheel.

Aardig sterk heeft het z’ benen

sterkere zenuwen vindt men geen.

Sommige heidenen vangen deze dieren

4010 en houden ze in goede manieren

en aanbidden ze en eten ze mede

en houden ze in grote waardigheid

en passen zeer goed op

dat ze uit het land niet gaan.

4015 Die ze ontvoert of rooft,

hij werd ontlijfd of onthoofd.

Als het groeit, maakt men ons kond,

dan zijn ze als een hond.

Zijderups? Zie volgende hoofdstukken.

Putorius euet .i. name

4020van stanke so eist onbequame

dat es alset es gram

dit es die vissau alsict vernam

j. bousinc etet in someghe stat

jn die huse maket .i. gat

4025dart in gaet ende onre steelt

ende maghet het gheteelt

dat se biden houede grijpt

dat crijscht no pijpt

men priset an dit dier niet el

4030dan namelike sijn vel

91. Putorius heeft een naam

4020 van stank, zo is het onbekwaam

dat is als het is gram.

Dit is de vissau, als ik het vernam,

een bunzing heet het in sommige plaatsen.

In het huis maakt het een gat

4025 daar het in gaat en hoenders steelt

en mag ze het doen

dat ze hen bij het hoofd grijpt

dat krijst of blaast.

Men prijst van dit dier niet anders

4030 dan alleen zijn vel.

Mustela putorius, (Putorius foetidus: stinkend) bunzing, bontsem of bonzing, midden-Nederlands fitsau, oud-Frans fissel of ficheux, Engelse fitchew. Het bestemmingswoord behoort tot midden-Hoogduits el, elwer: geel of lichtbruin, het dier is naar zijn kleur genoemd.

Het verdedigt zich op een zeldzame en zekere wijze, namelijk met zijn geweldige stank die mensen, nog honden kunnen verdragen Hij stinkt zeer erg vooral als hij kwaad is. De huid is stug en stevig in behandeling. Daarom blijft het lang goed in kleding, maar de geur ervan is echter zo hoog dat het niet veel gevraagd wordt. Het stijgt naar het hoofd en geeft daar hoofdpijn, daarom is het goedkoper dan vossenhuid. Merry Wives of Windsor iv, 1, 29;Polecats! There are fairer things than pole-cats, sure’, er zijn mooiere dingen dan bunzings, zeker.’ Hij stinkt als een bunzing.

Pirolus es i dier

dat wi teencoren eeten hier

roet vp den rig wit onder de buke

jn bussche wandelt vp die struke

4035ende broed in olen bomen

tes somers caent hem so begomen

dat heuet te winter spise

alle boem urucht van soeter wise

dar staet hem die wille toe

4040altoes eist ongheroe

alst wille in .i. ander wout

varen om sijn onthout

ende et comt tere riuiere

nemet .i. spaen dats sine maniere

4045ende sitter up alst .i. scip ware

metten starte ende seilt ouer dare

hier gaet vte van der p

hort van der r. een ende nemme

92’ Pirolus is een dier

dat we eekhoorn heten hier.

Rood op de rug, wit onder de buik.

In bossen wandelt het op de struiken

4035 en broedt in holle bomen .

Te zomers kan het zich zo begaan

dat heeft te winter spijs

alle boomvruchten van zoete wijze

dat staat hem de wil toe.

4040 Altijd is het ongerust

alsof het naar een ander woud

wil varen om zijn behoud

en het komt aan de rivier

neemt een spaan, dat is zijn manier,

4045 en zit er op alsof het een schip ware

met de staart en zeilt over daar.

Hier gaat uit van de p,

hoort hoe de r een einde neemt.

Sciurus: Grieks voor ‘die zich met de staart overschaduwt.’.

Sciurus vulgaris, (gewoon) eekhoorn, midden-Nederlands ee(n)coren, midden-Hoogduits Eichhorn (nu Eichhorn) in midden-Noordduits Ekhorn, oud-Engels acweorna, oud-Noors ikorni en in Zweeds ekorre. Gaat men uit van een Germaans aikwerna dan mag het 1ste lid wel met de eik vergeleken worden. De 'horen' komt pas in de 11de eeuw voor. Naar die naam heeft het hele geslacht de naam van Sciuridae: gehoornden. Engelse squirrel, midden-Engels squirel, oud-Frans escurel (Frans sciurus) van Latijn scurellus, dat van Grieks skiouros, skia: schaduw, en ourd: staart.

Het is een voorzichtig dier, het legt tegen het begin van de winter een voorraad aan in een leeg nest of in een holle boom. Ook de eekhoorn is een van de beste kwekers der aarde geweest en heeft vele planten geplant, net zoals de mieren. Hij begraaft zijn wintervoedsel, de zaden en vergeet ze later op te halen zodat er overal groepjes bomen uit de grond opkomen.

Rangium es i dier niet cleine

4050van erte comende of van deine

dat men in nordweghen vint

starc ende snel als die wint

dit euet .iij. par orne of .vi

van wonderliker ghescepenessen

4055.ij. orne dar si den ert staen

mar langher vele sonder vaen

x. voete lanc sijn die ij

dar an xx telghe of me

twe andre orne als wijd oren

4060die staen hem int voroft voren

niet so lanc breet ende vlac

ende dar an menech clene tac

noch met ij ornen gheladen

die gheliken den scouderbladen

4065aldus es ghewapint dit dier

jeghen sine viande fier

ende elken mensche diet siet an

te groten wondre nochtan

dat dit nature maken dar

4070hier uolghet ene s. na .r

93. Rangium is een dier niet klein

4050 van herten komende of van het damhert

dat men in Noorwegen vindt

sterk en snel als de wind .

Dit heeft drie paar horens of zes

van wonderlijke vorm,

4055 twee horens zoals ze bij het hert staan

maar veel langer zonder vaan,

90 cm lang zijn die twee

daaraan twintig takken of meer.

Twee andere horens, zoals wij het horen,

4060 die staan hem in het voorhoofd voor,

niet zo lang, breed en vlak

en daaraan menige kleine tak

ook met twee horens geladen

die gelijken op de schouderbladen.

4065 Aldus is gewapend dit dier

tegen zijn vijanden fier

en elke mens, die dit ziet aan

het grote wonder nochtans

dat de natuur maakt daar.

4070 Hier volgt een s na.

Rangifer tarandus Rendier, het woord Բennՠis duidelijk Scandinavisch, het stamt mogelijk van oud-Noors hrein: hert. Engelse reindeer, Duitse Rentier en Franse renne.

Julius Caesar heeft er een tamelijk juiste beschrijving van gegeven. ‘in het Hercynisch woud treft men een rund aan met de gestalte van een hert. Midden op het voorhoofd heeft het horen die veel groter is dan die welke bij anderen voorkomen en wiens kroon zich in handvormige, vele takken splitst. Het wijfje heeft net zulke horens’. Het zijn de herten van de poolstreken.

Symia mach in latijn

jn onse vlaemsch .i. siminkel sijn

ru van hare ende van leden

vele na de menschelichede

4075ande barst drachso dat kint

dat soe bouen dandre mint

dander sit vp aren als

hier om gheuallet als ende als

als men dat jacht latso dat lieue

4080neder vallen onder die dieue

ende moet tletste bouden dan

want soes ghelosen niet ne can

ende dan moet dander sijn vercoren

om dat liefste es verloren

4085ij jonghe drachsoe tere vard

deen aetsoe dander heuetsoe ward

j. deel sijnsi van sinne vroet

dat si sien dat men vor hem doet

dat wilsi also bestaen

4090ende hier omme werdensi gheuaen

want jaghers pleghen ende gomen

dar tsiminkel sit vp bome

of up berghe dat si scoen

ghemaket ebben diesi an doen

4095ende bindense an hare been

dar die simme al in een

mach besien wat doet die man

dan latensi die scoen dar dan

ende gaet dar mense niet mach sien

4100so comt die beeste ende wille des plien

ende bind die scoen so vaste an

dat soere ylosen niet can

plinius toghet andre maniere

hoe dat men oec vaet die diere

4105hi seghet dat si dies plien

lijm te nemene ende gaen mettien

dart siminkele sien moghen

so ghebarensi of si hare oghen

recht met ghenen lime bestreken

4110ende dit doensi in losen treken

vor die beesten alopenbare

si gaen wech ende laten tlijm dare

so comt dat dier ende wil mede

ende verlimet al dar ter stede

4115sijn oghen ende wert gheuaen

siminkel mach niet stille staen

bet smaken si dan dier dat leuet

mar ghenen stard het ne heuet

alsijnsj van beten fel

4120nochtan sijnsi getimmet

si spelen gherne met kinden

appele noten dar sise vinden

etensi gherne en ware bjdi

dat die scurtsen bitter sj

4125ende dats dulleit want scument sure

ende de bittre auonture

so eist onrecht salmen moeten

veroghet wesen van den soeten

langhe leit hem inden moet

4130dat men hem eneghe scalcheit doet

den siminkele volgti an

niet den mensce die felle man

die vergheuen niet ne mach

als hem sijn vrient gheuet .i. slach

4135die bit sonder bate

dat men hem sine sonden verlaten

siminkele vintmen some ghestart

somo scone die sijn ghebard

met breden starte ghelikende clene

4140na die andre ghemene

siminkel als sijn anschin toghet

sijn ghetant ghemont gheoghet

ende ghewinbrawet na den man

ghearmet ende gheand nochtan

4145ende ghemammet na den wiue

mar binnen est van sinen liue

den mensce eist niet ghelijc entuint

ja min dan enich dier datmen vint

jn india vintmense wit

4150ende elc mensce merke dit

siminkele en euet nauele neghene

naden mensce alle ghemene

hier nes van der .s. nemme

mar ord hier compt van der .T

94. Simia mag in Latijn

in ons Vlaams een aap zijn.

Ruw van haren en van leden

veel naar de menselijkheden.

4075 Aan de borst draagt ze het kind (a)

dat ze boven de andere bemint

en de ander zit op haar hals,

hierom gebeurt het als

als men ze jaagt dat ze die liefste

4080 neer laat vallen onder de dieven

en moet de minste behouden dan

omdat ze het niet loslaten kan

en dan moet de ander zijn uitverkoren

omdat ze de liefste heeft verloren.

4085 Twee jongen draagt ze zo ter vaart

de een haat ze en de ander heeft ze lief.

Een deel zijn ze van geest verstandig

dat ze zien wat men hen voor doet

dat willen ze alzo doen

4090 en hierom worden ze gevangen,

want jagers plegen en doen

waar de aap zit op bomen

of op bergen dat ze schoenen

gemaakt hebben die ze aan doen

4095 en binden ze aan hun been

waar de aap al ineen

mag zien wat doet die man

dan laten ze die schoen daar dan

en gaat daar waar men ze niet mag zien

4100 dan komt dat beest en wil dit doen

en bindt de schoen zo vast aan

dat ze het niet meer losmaken kan.

Plinius toont een andere manier

hoe dat men ook vangt dit dier,

4105 hij zegt dat ze plegen

lijm te nemen en gaan meteen

waar de apen het zien mogen

dan doen ze alsof ze hun ogen

echt met die lijm bestrijken

4110 en dit doen ze in loze streken

voor die beesten al openbaar,

ze gaan weg en laten de lijm daar

dan komt dat dier en wil mede

en verlijmt al daar ter plaatse

4115 zijn ogen en wordt gevangen.

De aap kan niet stil staan.

Betere smaak heeft het dan enig dier dat leeft

maar geen staart het heeft.

Al zijn ze van bijten fel

4120 nochtans al zijn ze getemd.

Ze spelen graag met kinderen.

Appelen en noten die ze die vinden

eten ze graag en tenzij dat

waarvan de schors bitter zij.

4125 Dit is dwaasheid, wie schuwt het zure en het bittere in het leven

heeft het recht niet om

zich te verheugen over het zoete.

Lang ligt het hem in het gemoed

4130 dat men hem enige schalksheid aan doet,

de aap volgt die na

niet de mens, die felle man

die vergeven niet nee mag

als zijn vriend geeft hem een slag

4135 die bijt het zonder bate,

dat men hem zijn zonden vergeeft.

Apen vindt men soms gestaard

soms schoon, die zijn gebaard

met brede staart gelijkende weinig

4140 naar de andere algemeen .

Apen zoals hun aanzicht toont ,

hebben tanden, mond en ogen

en wenkbrauwen naar de man,

armen en handen nochtans

4145 en borsten naar de wijven,

maar binnen is het van zijn lijf

de mens niet iets gelijk,

ja, minder dan enig dier dat men vindt.

In India vindt men ze wit

4150 en elk mens merkt dit

de aap heeft navel geen, (b)

naar de mens algemeen.

Hierna is van de s nimmer,

maar hoort, hier komt van der t .

Pongo pygmaeus, (klein) (synoniem Pithecus satyrus: satyr, Simia satyrus, Simia betekent gelijkend of mensachtig, en satyrus is de satyr) Orang oetan, Engelse orang utan, Duitse Orang Utan en Franse orang outan. Mogelijk is hier op een Afrikaanse aap gedoeld, gorilla

Het is een staartloze aap die op Borneo en Sumatra woont. Het is een mens die met lang bruin haar bekleed is, een bosmens. Orang: mens, oetan: bos.

(a) Zowel in lichamelijke als in zedelijk opzicht verenigen ze de slechte eigenschappen van de mens in zich. Zo afschuwelijk als de apen zich overigens tegenover anderen gedragen zo lief zijn ze voor hun jongen of voor kinderen. Als ze tam geworden is en in huis jongen ter wereld brengt laat ze die aan iedereen zien en is zeer blij als iemand ze streelt. De grootste liefde betonen ze natuurlijk aan hun eigen jongen, daarom is ‘apenliefde’ spreekwoordelijk geworden. De moeder vertroetelt en verzorgt ze op roerende of -belachelijke- wijze, al naar men ‘T noemen wil; ‘mes extremes se touchent’de uiterste grenzen aan elkaar’ moederliefde is verheven of -belachelijk. De aap wordt soms geciteerd als een voorbeeld van de gekke liefde van moeders. Zo ouders vaak dwalen, zoals zoveel moeders die gek op hun kinderen zijn, soms zijn ze zo verzot op hun kinderen dat ze die op het eind doodknuffelen. Plinius bericht in volle ernst dat apinnen hun jongen uit louter liefde dikwijls dood drukken. Dit wordt herhaald door Aesopus.

Mulder: Apen krijgen twee jongen - het ene haten ze en het andere hebben ze lief - geliefde’ de blinde en schadelijke liefde van ouders voor hun kinderen, stamt ook uit de bestiaria. Plinius en anderen vertellen dat het geliefde jong letterlijk wordt doodgeknuffeld. Apemoeders kunnen inderdaad hun jongen dooddrukken, zij het uit angst, niet uit genegenheid.

(b) De aap heeft geen navel, die heeft alleen de mens ontvangen van Adam.

4155Tygrus als solinus seghet

es tsnelste dier dat lopens pleghet

blont van hare ghespekelt ront

wreet eist talre stont

ghene dinc nes so verre

4160enne veruolghet werdet erre

dit wetensj wel sonder vraghen

die hem hare jonc ontdraghen

sine ebben water ofte zee

sine ontfaren nemmermee

4165mar ons seghet plinius

dat ment bedrieghet aldus

alse die jonghe euet de man

ende de moeder vint den dan

jdel volgheso den roure nar

4170alsise bi ort eueti vaer

dan werpti .i. der jonc int gras

die moeder wert gheware das

ende draghet weder in den dan

ende volghet weder na den man

4175hortise hem dan volghen weder

werpti noch .i. ionc neder

dat leg soe weder inden nest

ende volghe weder so soe mach best

dit doet die roure so dicke dan

4180dat hi scip ghewinnen can

ende pijnt also tontfarmen ghinder

want die tigre heuet uele kinder

Ambrosius telt ene andre maniere

hoemen vaet dese diere

4185rouers hebben glasine balle

die binnen sijn bescreuen alle

alse offer tigris ionc in waren

die draghen si alsi int wout varen

ende roeuen der tigren dan

4190alsene die beesten uolghen an

werpen si inden weghe ghint

die moeder soe waent sien hare kint

so bliuen si dar beede staende

vpt glas terdende ende slaende

4195ende vinden niet alst es ontwee

ende uolghen na verwoet noch mee

so vinden noch een in den pat

ende alse te broken es dat

volghen si al dat si moghen

4200so dicken werden si bedroghen

dat si kinder ende wrake

verliesen al om dese sake

entie rouere die ontfart

weder te sinen beoude wart

4205nade snelleit van desen diere

es geheten ene riuiere

die comet uten paradise

want soe es van snelre wise

die snel es na minen wane

4210derre beesten sijn vele in ircane

95. 4155 Tigris, zoals Solinus zegt,

is het snelste dier dat loopt,

blond van haren, gespikkeld rond.

Wreed is het te alle stonde.

Geen ding is zo kwaad

4160 en vervolgt wordt het kwaad

dit weten ze wel zonder vragen

die hem hun jongen ontnemen

als ze niet hebben water of zee

ze ontkomen nimmermeer.

4165 Maar ons zegt Plinius (a)

dat men het bedriegt aldus,

als de jongen heeft de man

en de moeder vindt het nest dan

leeg volgt het zo de rover na

4170 als die haar hoort heeft hij gevaar

dan werpt het een van de jongen in het gras

de moeder werd gewaar dat

en draagt het weer in het hol

en volgt weer na de man,

4175 hoort hij haar dan volgen weer

werpt hij nog een jong neer

dat legt ze weer in het nest

en volgt weer zo het mag best,

dit doet die rover zo veel dan

4180 totdat hij bij het schip komen kan

en denkt hij aan het wegvoeren ginder

want de tijger heeft vele kinderen.

Ambrosius vertelt een andere manier

hoe men vangt deze dieren;

4185 rovers hebben glazen ballen

die van binnen zijn beschreven alle

alsof er tijger jongen in waren

die dragen ze als ze in het woud gaan

en roven de tijgers dan

4190 als die beesten hen volgen na

werpen ze die in de weg ginds

die moeder denkt te zien haar kind

dan blijft ze daarbij staan

op het glas starende en slaan

4195 en vinden het niet als het is stuk

en volgen verwoed na nog meer

dan vinden ze er nog een in het pad

en als het gebroken is dat

volgen ze hem na al dat ze mogen

4200 zoveel worden ze bedrogen

dat ze kinderen en wraak

verliezen al om deze zaak

en die rover die vaart weg

weer zijn behouden vaart.

4205 (b) Naar de snelheid van deze dieren

is geheten een rivier

die komt uit het paradijs

want die is van snelle wijze

die snel is naar mijn waan.

4210 Dergelijke beesten zijn veel in Hircanië.

Panthera tigris (Felis tigris) Tijger, midden-Nederlands tigre, Duits Tiger, Engels tiger en Franse tigre. Dit woord stamt uit Latijn en dat uit Grieks tigris, dat uit Iraans, vergelijk Avestisch tiyri: pijl, Iraans thigra: scherp.

(a) ‘Eie dieren zijn zeer kwaadaardig en als een jager hun jongen geroofd heeft dan kan de jager vaak niet ver komen. Daarom gooit de jager spiegels achter zich zoals Ambrosius zegt. Als die dieren daar overheen lopen en in de spiegel kijken, dan menen ze dat hun jongen daar zitten en staan boven de spiegel en kussen en omvatten die, ze is lang bezig om haar kinderen uit het glas te halen, zo heeft de jager de tijd om te ontsnappen. De jager neemt de welpen weg en verdwijnt snel op het snelste paard dat hij kan vinden. Als het wilde dier komt en ziet dat de welpen weg zijn dan komt ze omhoog en volgt de geur. Als de jager het gegrom achter zich hoort gooit hij een van de welpen op de grond, de moeder neemt de welp in haar mond en draagt hem naar het hol en legt hem erin en komt dan de jager weer na maar in die tijd zit hij op een schip en neemt zo de andere welpen mee en ontsnapt op die manier en zo is haar trots gebroken. Soms gebeurt het dat hij zo in zijn aftocht twee of drie jonge tijgers moet prijsgeven om zichzelf te redden. Als ze ziet dat haar jongen op een schip weggevoerd worden maakt ze zoveel kabaal aan de zeekust dat ze vaak ter plaatse sterft maar als ze al haar jongen weer bij elkaar krijgt heeft ze onuitsprekelijke vreugde zonder wrok tegen hen die haar beledigd hebben’

(b) Solinus zegt dat de tigris het snelste dier is. De tijger is het snelste beest, als die rent is het alsof het een pijl is, de rivier de Tigris heeft zijn naam van dit beest want het is de snelste van alle stromen.

(c ) Landstreek tussen het Elboers Gebergte en de Kaspische Zee, aan weerszijden van de grens van het huidige Iran en de Sovjetrepubliek Toerkmenistan, in oude geschriften de verblijfplaats van de tijger.

Taurus dats in vlaems .i. stier

ende es voeren .i. starc dier

een uerrinc heetet ende .i. uerre

een wreet dier esset alset es erre

4215allen dieren willi deeren

die hem met proien gheneren

al hare meeste macht es voeren

jnt uorouet ende inden horen

met bitene ne doen si niemen quaet

4220mar in die orne es hare daet

ende si sijn goet des menschen gheuoech

beede in waghene ende in ploech

vp dat si ghewent waren

ende alsi out sijn van iaren

4225wilmense dan vet maken

so sijnsi morwer inder smaken

twe ossen die in .i. ploech

te samene trecken dar si gnoech

alse deen den andren niet ne siet

4230dat hire omme te loiene pliet

so lief ebben si hare ghebure

ende dits houescher beesten nature

om dat si alre starkests sijn uoren

draghen si dat ioc upten horen

4235jn menech lant in menegher stede

trecken si metten alse mede

ossen ulesch pleghet droger te sine

dan vanden buc ofte vanden swine

ende dar comet af swaer bloet

4240doch gheuet cracht ende wel uoet

mar ets te verduwene pine

het ne si met loeke iof met aisine

basilius spreket al bloet

stiers bloet gedronken dats de doot

4245sijn bloet warem ouer een

es goet dar te broken es .i. been

jn india so vintmen stiere

spreket plinius van bruunre manire

dien eiselic die burstelen staen

4250van orne te orne de mont ondaen

al wederkert so staet hem thaer

ende seere dapper dats waer

wilsi si legghen orne neder

ende alsi willen rechten sise up weder

4255si langense si curtense in alre tijt

alsi willen in haren strijt

alsmense iaghet werpen si har smelt

verre van hem met ghewelt

dar si iagers ende honde

4260letten mede langhe stonde

so hart sin sin dat men der dure

comen mach met ghere auenture

sijn moet es so starc ende so groot

werdet hi gheuaen hi bliuet doot

4265oec sijn dar sulke die enen horen

alleene ebben in thouet voren

ende sulke diere ebben drie

alst part gheuoet ront so sin sie

96. Taurus, dat is in Vlaams een stier,

en is voor een sterk dier,

een stier heet het en een vaars.

Een wreed dier is het als het is kwaad,

4215 alle dieren wil het deren

die zich met prooien genereren.

Hun grootste kracht is van voren

in het voorhoofd en in de horens,

met bijten doen ze niemand kwaad

4220 maar in de horens is hun daad.

En ze zijn goed des mensen gevoeg

beide, voor wagens en in ploegen

omdat ze het gewend waren.

En als ze oud zijn van jaren

4225 wil men ze dan vet maken,

dan zijn ze murwer in de smaak.

Twee ossen die in een ploeg

tezamen trekken is genoeg,

als de een de ander niet ziet

4230 dat hij erom te loeien pleegt,

zo lief hebben ze hun buren

en dit is hoofse beesten natuur.

Omdat ze aller sterkst zijn voor

dragen ze het juk op de horen,

4235 in menig land en in menige plaats

trekken ze met te hals mede.

Ossenvlees pleegt droger te zijn

dan dat van de bok of van het zwijn

en daar komt af zwaar bloed

4240 doch geeft kracht en goed voedt

maar het is te verteren moeilijk,

eet het met look of met azijn.

Basilius spreekt alle bloot

stierenbloed gedronken dat is de dood

4245 zijn bloed warm overeen

is goed waar gebroken is een been.

In India vindt men stieren,

spreekt Plinius, van bruine manieren

die ijselijk de borstels staan

4250 van oor tot oor, de mond geopend

al tegenstaande zo staat hem het haar.

En zeer dapper, dat is waar,

willen ze liggen de horens neer

en als ze die willen oprichten weer

4255 ze verlengen ze en korten ze in alle tijd

als ze willen in hun strijd.

(a) Als men ze jaagt werpen ze hun stront

ver van zich met geweld

waar ze jagers en honden

4260 mee beletten lange stonden,

zo hard zijn zin dat men daar door

ontkomen mag met geen avontuur.

Zijn moed is zo sterk en zo groot

word hij gevangen, hij blijft dood.

4265 Ook zijn daar zulke die een horen

alleen hebben in het hoofd voor

en sommige dieren hebben drie

als paarden voeten, zo rond zijn die.

Het belangrijkste geslacht van de runderen is zonder twijfel dat van de eigenlijke runderen, Bos, omdat hier ons huisrund, Bos primigenius ‘Taurus’ hier toe behoort.

Een os is een gesneden stier, het symbool van vreedzaam dienen en kracht. Os, midden-Nederlands osse, oud-Saksisch en oud-Hoogduits Ohso (nu Ochse) oud-Engels oxa (nu ox) oud-Noors en Gotisch auhsus is te vergelijken met oud-Indisch uksan: stier.

Stier, midden-Nederlands stir, oud-Engels steor (nu steer) oud-Hoogduits Stior, noord-Hoogduits Stier, Gotisch stiur, verwant met Latijn taurus en Grieks tauros: stier, in Assyrisch is het suru, in Hebreeuws sor en Aramees tor. Het is een oeroud woord, mogelijk heeft het woord met sterk, statig, grimmig, wild te maken, vergelijk stuurs.

Koe, midden-Nederlands coe, oud-Saksisch Ko, oud-Hoogduits Chuo (nu Kuh) oud-Engels cu, (nu cow) oud-Fries ku en oud-Noors kyr. Een koe is het nadat ze haar eerste kalf heeft gehad. Een vaars, Vlaams verring of verre, is een jonge koe die nog niet heeft gekalfd, (Engelse heifer) Kalf is het jonge dier van eerste jaar die ook wel hokkeling genoemd wordt. Een pink is een eenjarig kalf dat alle melktanden nog heeft.

Die met een horen is wel de neushoorn, de andere dieren van het geslacht Bos. ‘Er zijn stieren in Phrygia die van een vlammende rode kleur zijn met een zeer hoge en draaiende nek. Hun horens lijken niet op de anderen in de wereld want ze worden met hun oren bewogen en op een flexibele manier, soms naar de ene, dan weer naar de andere kant. Sommige stieren hebben beweegbare horens en bewegen die na elkaar tijdens een gevecht’

(a) zie 10 en 106.

Tranet es .i. dierkin

4270vander grooter dat es tconijn

als plinius doet te verstane

ende al eist cleene in sire gedane

ets nochtan van moede groot

starc ende stout in alre noot

4275hoec heuet gegeuen nature

enen elm deser creature

die hem thouet bescermen mach

jeghen bete ende ieghen slach

dies machmen merken wel in dien

4280dat die sceppre heuet vorsien

elker creaturen thare

alst herlic ende nuttelic ware

dit dier es van varewen root

ende scone onder sijn ghenoot

4285jn dat lant van orient

seghet plinius eist bekent

97. Tramet is een diertje

4270 van de grootte van dat konijn

als Plinius laat verstaan.

En al is het klein in zijn gedaante

het is nochtans van moed groot

sterk en dapper in alle nood.

4275 Ook heeft hem gegeven de natuur

een helm dit creatuur

die hem het hoofd beschermen mag

tegen beten en tegen slag.

Dit mag men merken wel in die

4280 dat de schepper heeft voorzien

elke creatuur het zijne

als het goed en nuttig was.

Dit dier is van kleur rood

en mooi onder zijn genoot

4285 in dat land van de Oriënt,

zegt Plinius, is het bekend.

Procavia syriaca, (uit Syrië) (Heterophyrax syriacus) klipdas, Engelse hyrace, rock rabbit of coney, Duitse Klischliefer, Franse daman. Het is de kleinste en een van de sierlijkste hoefdieren. Ze zijn zelfs verwant aan zeekoeien en olifanten! De Feniciërs zagen ca 1000 v. Chr. in het westelijk deel van de M. Zeegebied dieren die ze niet kenden. Dat waren konijnen. Ze leken op de hun bekende klipdassen. Ze noemden het gebied waar ze de op klipdassen gelijkende dieren gezien hadden, i-Sjafan-im: de kust van de klipdassen. Daar zouden de Romeinen later Hispania van gemaakt hebben, Spanje. Luther vertaalde het later omgekeerd, hij vertaalde het woord saphan als konijn. Goede?

Traielafus es gheset

.i. dier in die oude wet

ende was verboden tetene

4290ysidorus doet ons te wetene

dat naden ert es ghedaen

mar alse .i. buc ru sonder waen

ende met ornen ghetelget lanc

starc ende snel in sinen ganc

4295ende stout in sire were

jeghen der viande deere

men vintse omtrent faisidia

ende elnieweren uerre no na

98. Tragelaphus is gezet

een dier in de oude wet

en was verboden te eten.

4290 Isidorus laat ons weten

dat het naar het hert is gedaan

maar als een bok ruw, zonder waan,

en met horens vertakt lang

sterk en snel in zijn gang

4295 en dapper in zijn verweer

tegen de vijanden daar.

Men vind ze omtrent Falsidia.

En anders niet ver of dichtbij.

Tragelaphus zouden we een geithert kunnen noemen. Het heet op Latijn hircocervus. Grieks tragos: bok.

Het is een fantastisch afgeschilderd mythisch fabeldier dat de Grieken alleen zagen op tapijten en andere kunstuitingen van de Oriënt (Perzen en Babyloniërs) en op hun oude vazen namaakten.

Het is een dier die aan de kin een baard heeft als een geit maar horens heeft met vertakkingen als een hert. Dat dier is sterk en verdedigt zich tegen alles wat hem niet vriendelijk gezind is.

Het is een latere benaming voor een antilopengeslacht en manenschaap, Ovis tragelaphus.

Tragodice dat sijn diere

4300van sere uremder maniere

van .iiii. uoeten so nes niet

dat also hetet als dit pliet

want ouer rugghe hals ende als

werpen si haren langhen als

4305ende heten also dat gras

warbi dat comet merket das

si hebben horne seere langhe

die hem neuen der lier wanghe

toter herden neder slaen

4310dus ne connen si niet ontfaen

hare spise alse dandre beesten eten

nature die niet wil uergheten

gaf hem den langhen als der bi

om hem te ghenerne also enter bi

99. Tragodrice dat zijn dieren

4300 van zeer vreemde manieren.

Van vier voeten zo nee is het niet

dat alzo eet als die plegen

want over rug, halseinde

werpen ze hun lange hals

4305 en eten alzo dat gras

waarbij het komt, merk op dat.

Ze hebben horens zeer lang

die hen neven de wangen

tot de aarde neder slaan,

4310 dus kunnen ze niet ontvangen

hun spijs zoals de andere beesten eten.

Natuur, die niet wil vergeten

gaf hem de lange hals daarbij

om zich te voeden alzo daarbij.

Tragos, bok. Ovis tragelaphus is het manenschaap. Dat dier valt op door zijn lange afhangende manen.

4315Talpa dats in ulamsch de mol

die onder darde maket sijn ol

ende es ene blende beeste

vander herden comende nader geeste

bedi eist dat hi derde mint

4320ende leuet bi wormen die hire in vint

lant lieden doet hi dicken toren

ende hetet den wortel onder dat coren

sumwile comet hi hute wel

dicke es sijn haer pecswart sijn vel

4325een mol te puluere verbrant

ende met witten van eien ghemanc

ende tanschin der mede ghewreuen

heuet laserscap dicken verdreuen

sijn bloet seit hi doet wassen aer

4330vp .i. caleu houet dats waer

aristotiles die seghet

wat diere dat te notene pleghet

sonder de mol heuet hoghen

mar hi wille dar toe toghen

4335die wel kennen segghen sonder waen

dar sine oghen souden staen

dat hire ghescepene oghen vint

al es hi van naturen blint

ende hier in machmen merken mede

4340van onsen sceppere sine houeschede

die elker creaturen gheuet

dat soe metten rechte heuet

die mol neuet gheen sijns noot

plinius die seit al blood

4345dat niet so nauwe ne hort als de mol

alshi es in sijn demster ol

ende dats wonder geopenbard

want alluud die slaet vp wart

nemme ne vandic in .t.

4350vander .v. so hort uort mee

100. 4315 Talpa, dat is in Vlaams de mol

die onder de aarde maakt zijn hol

en is een blind beest.

Van de aarde groeit het, naar de verhalen

daarom is het dat hij de aarde bemint

4320 en leeft van wormen die het hierin vindt.

Landlieden doet hij veel vertoornen

en eet de wortels onder het koren.

Soms komt hij uit wel.

Dik is zijn haar, pikzwart zijn vel.

4325 Een mol tot poeder verbrand

en met het wit van een ei gemengd

en het aanschijn daarmee gewreven

heeft melaatsheid vaak verdreven.

Zijn bloed, zegt hij, laat groeien haar

4330 op een kaal hoofd, dat is waar.

Aristoteles die zegt het,

alle dieren die paren ogen hebben.

uitgezonderd de mol heeft ogen,

maar hij wil daarbij tonen

4335 die het wel kennen zeggen zonder waan

waar zijn ogen zouden staan

dat hij er geschapen ogen vindt,

al is hij van naturen blind.

En hierin mag men opmerken mede

4340 van onze schepper zijn edelmoedigheid

die elke creatuur geeft

dat zo met recht heeft,

de mol heeft ze niet nodig.

Plinius die zei het al bloot

4345 dat niets zo goed hoort als een mol

als hij is in zijn duister hol

en dat is een wonder geopenbaard

want alle geluid die slaat opwaarts.

Nimmer vond ik in t,

4350 van de v hoort voorts meer.

Mol, midden-Nederlands mol, Engelse mole, midden-Engels molle of mulle, midden-Latijn mulus, vergelijk hierbij het Angelsaksische muha: heuvel of hoop. Daarnaast werd het oud-Hoogduitse Multwurf tot Maulwurf, het laatste deel betekent werpen, zodat dit woord eigenlijk aardwerper betekent. In streken van Engeland komt mouldwarp voor, literair de stofwerper. Shakespeare, Pericles I,1,102: ‘’De blinde mol werkt grond’

Hoog op en meldt, hoe de aarde van de mensen’

Verdrukking vol is’ t beestje sterft er voor’.

Caliban in Tempest 4,1,170:

‘Ik bid u, sta stil, opdat de blinde mol’

Geen voetstap hoor.’ De mol hoort elke trilling van de grond en is dan verdwenen.

De mol heeft geen ogen omdat men de in zijn pels verstopte ogen voor blind hield, vandaar heet hij Captus oculis. Diegene die de huid er voorzichtig af haalt en goed toekijkt zal daarbinnen de ogen verborgen vinden. (De blinde mol, Talpa caeca, die voorkomt in Z. Europa en Azië is werkelijk blind, de ogen liggen onderhuids)

Vnicornus ludet .i. horen

espentijn heetement als wijt horen

rinocheros heetet in dietscher wort

om dat het heuet als men hort

4355den horen staende te sire baten

tusschen sine twee nasegaten

na sire cracht so esset cleene

na sire groten heuet curte beene

dus scriuet isidorus die here

4360snel ende wreet eist arde sere

nemmermeer oec sonder waen

ne caent iagre gheuaen

heleu so esset gehaer

viere uoete dat wetet ouer waer

4365es hem die horen starc alse been

dien wettet an enen steen

sone mach hem die olifant

niet gheweren uoer dien viant

gheen spiet sone maghet ueruaren

4370vp hoghe berghen wandelet te waren

ende in der wostinen nochtan

die onghewandelt sijn den man

ons scriuet iacob van vitri

ende sente isidorus de meester vri

4375hoement vaet ende niet ne iaghet

men nemet ene ombesmette maghet

ende setse alleene in gheen woud

daer hem dunicornus houd

dar comet dat dier ende siet hane

4380dat reine ulesch de soete ghedane

ende werpet dar wech ende af doet

allen fellen houermoet

ende anebedet die suuerede

sijn houet met groter goedertierede

4385ende leghet in der ioncurouwen scoet

ende slapet daer met gnoechten groot

so coment die jaghers mettien

ende vanghent al onuersien

si slaent doot na hare gheuoech

4390ofte si bindent vaste ghenoech

ende bringhent in palaisen dan

hoghen heren te scouwene an

dit wreede dier dit espentijn

dinket mi .i. bedieden sijn

4395vanden godes sone die sonder beghin

es ende was indes vader sin

ende dar onse ulesch an nam

want heri andie maget quam

was hi in emelrike wreet

4400ende uerstac die inglen leet

huten emele onder derde

om hare dorpere houarde

[in arderike balch hi mede

om sine ouerhorechede]

4405vp onsen hersten vader adame

ende hi toghedem sine grame

den quaden sodomiten mede

om hare groote onsuuerhede

ende om hare gulseit also wel

4410den kindren van israel

dit vnicoren dese eneghe sone

ne leuede inde werelt de gone

diene enechsijns adde belaghet

sonder maria de soete maghet

4415die alleene alst es an scine

sat inder werelt wostine

alleene was soe want hare ghelike

ghebreket in dat arderike

hare hoemoede hare suuerhede

4420daden den sone der ewelicheden

vergheeten sine wreeteit groot

ende beete neder in haren scoet

dats in haren lachame reine

dar hi sonder mans ghemeine

4425den menschelic roc ane dede

tonser alre salichede

jn desen roc sonder waen

hebbene de iagers gheuaen

alse inder reinre maghet scoet

4430dat sijn de ioden diene doot

sloeghen al sine daer vonden

die dar naer in curten stonden

van doode te liue up was ghewect

ende inden hoghen palaise ghetrect

4435met sinen eweliken vader

dar die heleghen sijn algader

101. Unicornus luidt eenhoren.

Espentijn heet het, als wij het horen,

(a) Rinocheros heet het in Griekse woord

omdat het heeft, zoals men hoort,

4355 de horen staan tot zijn baten

tussen zijn twee neusgaten.

Naar zijn kracht is het klein,

naar zijn grootte heeft het korte benen,

aldus schrijft Isidorus, die heer.

4360 Snel en wreed is het erg zeer.

Nimmermeer ook, zonder waan,

Nee, kunnen jagers het vangen.

Geel zo is het behaard.

Vier voeten, dat weet voor waar,

4365 is hem de horen sterk als een been

die het wet aan een steen

zo mag die olifant

zich niet verweren voor die vijand,

geen speer mag het bang maken.

4370 Op hoge bergen wandelt het te waren

en in de woestijnen nochtans

die niet bewandelt zijn door de man.

(b) Ons schrijft Jacobus van Vitry

en Sint Isidorus, de meester vrij,

4375 hoe men het vangt en niet jaagt;

Men neemt een onbesmette maagd

en zet haar alleen in een woud

waar zich de eenhoorn ophoudt

daar komt het dier en ziet haar

4380 dat reine vlees, de zoete gedaante

en werpt daar weg en af doet

alle felle overmoed

en aanbidt die zuiverheid,

zijn hoofd met grote goedertierenheid

4385 legt het in de jonkvrouwenschoot

en slaapt daar met genoegen groot,

dan komen de jagers meteen

en vangen het al onvoorzien

ze slaan het dood naar hun gebruik

4390 of ze binden het vast genoeg

en brengen het in paleis dan

hoge heren te schouwen aan.

Dit wrede dier, dit espentijn,

denk ik een zinnebeeld te zijn

4395 van de Gods Zoon, die zonder begin

en einde was in de vaders zin

en daar ons vlees aannam,

want voor hij bij de maagd kwam

was hij in het hemelrijk wreed

4400 en verstiet de engelen kwaad

uit de hemel onder de aarde

om hun dorpse hoogmoed

[het aardrijk verbolg hij mede

om zijn hoogheid]

4405 op onze eerste vader Adam

en hij toonde zijn gramschap

op de kwade Sodomiten mede

om hun grote onzuiverheden

en om hun gulzigheid alzo wel

4410 de kinderen van Isral.

Die eenhoorn, deze enige zoon,

Leefde niet in de wereld van diegene

die het enigszins had belaagd

uitgezonderd Maria, de lieve maagd,

4415 die alleen,zo als het schijnt,

zat in de wereld woestijn.

Alleen was ze, want haar gelijke

ontbreekt in het aardrijk,

haar ootmoed, haar zuiverheid

4420 deed de zoon de euveldaden

vergeten, zijn wreedheid groot

en daalde neer in haar schoot

dat is in haar lichaam rein

waar hij, zonder man algemeen

4425 de menselijke rok aan deed

tot onze alle zaligheden,

in deze rok, zonder waan

hebben de jagers het gevangen

als in de reine maagdenschoot

4430 dat zijn de Joden die hem dood

sloegen hem waar ze hem vonden

die daarna in korte tijd

van dood tot leven op was gewekt

en in het hoge paleis getrokken

4435 met zijn eeuwige vader

waar de heiligen zijn al tezamen.

Zie Monocheros. Rhinoceros, Latijn, uit Grieks rhinokeros, rhinos is een gezicht of neus, cer: hoorn, neushoorn, Duitse Nashorn, Engelse rhinoceros en Franse rhinoceros.

Rhinoceros unicornis, L. (1 hoorn) (a) de Indische neushoorn is een wild dier die op geen enkele manier tam gemaakt kan worden Een symbool van iemand die getergd is en niet zonder overwinning en weerwraak van zijn zaak terugkeert. Ԓhinoceros nunquam victus ab hoste redit’Ԩet dier rhinoceros wordt nimmer overwonnen’ De ouden berichten dat dit monster niet licht tot woede zal geraken, maar als het tot hollende driften aangespoord wordt niet rust voor het zich volkomen gewroken zal hebben. Ofschoon de neushoorn mogelijk wel bekend was bij de ouden is ze niet eerder onder deze naam genoemd bij Strabo. Die schreef vlak voor en na het begin van de Christelijke era. Het dier werd niet gezien voor 61 v. Chr., toen Pompeus de Grote zijn triomftocht voerde, door vele oosterse dieren mee te nemen. De eerste Latijnse schrijver die de rinoceros beschreef was Plinius die zijn gevecht met de olifant beschreef. De rinoceros werd al gauw beschouwd als het origineel van de eenhoorn en de legenden van deze laatste werden erbij geschreven.

(b) Er was eens een filosoof en zoloog die de eenhoorn op geen enkele manier gevangen kon nemen. Eens ging hij op jacht met begeleiding van mannen, vrouwen en jonge maagden, de laatste bleven achter en speelden met bloemen. Toen de eenhoorn hen zag hield hij zijn sprongen in zette zich op zijn achterste en staarde hen onophoudelijk aan. De filosoof overpeinsde die zaak en zag in dat het dier met behulp van jonge maagden te vangen zou zijn. De eenhoorn verwonderde zich over de aanblik van de jonge maagden, dat ze geen baard droegen en toch menselijk gevormd waren. Als hij er twee of drie vindt is zijn verbazing nog groter en zo gemakkelijker te vangen. Het moeten wel echt voorname vrouwen zijn en geen boerendochters. De maagd werd zo alleen en eenzaam onder een boom in een bos gezet. Aangetrokken door de geur van zuiverheid legt de eenhoorn zijn hoofd op de schoot van een maagd zodat ze hem in slaap kan wiegen. Dan kan ze zijn hoofd afsnijden en laat de rest achter voor de jagers en de honden. Er is geprobeerd om die verhalen een Christelijk tintje te geven. In een eerste verhaal symboliseert de horen het kruis en de poelen der zonden van de wereld. In een tweede verhaal was het de maagd Maria die de eenhoorn Jezus in de schoot neemt.

Dat er twijfels waren zien we bij de uitroep van Sebastiaan in The Tempest III, iii, 22, als hij de ‘Vreemde vormenՠziet die door Prospero’s magie worden opgeroepen:

‘a living drollery)! Een levend poppenspel!’

Now I will believe’’ik geloof nu ook’

That there are unicorns’ dar er zijn eenhoorns’.

Ursus dats .i. ureselic dier

eiselic ende onghier

een beere hetet in dietscher tale

4440trecket sijn uel af alte male

so es hi naden mensche ghedaen

sine cracht leit sonder waen

jn armen ende in lendinen ghemanc

jn thouet wreet ende cranc

4445men seghet ons alse de berinne

de ionghe werpet die so heuet inne

dat si danne sijn dore cleene

lettel mere danne muse ghemeene

ende alse .i. sticke ulesch oec mede

4450sijnsi ghescepen sonder lede

sonder clawe so nesser an

let datmen bekennen can

mar die moeder sceppet de ionghe

leckende met hare tonghe

4455si nooten alse plinius seghet

recht alse die mensce pleghet

solinus seit dat die hien

hare soen te herene plien

alsoe draghet merket des

4460ende niet so selsiene en es

alse hiemene comet ten spronghe

daer die berinne werpet har ionghe

merket vp dese beeste danne

onsalech wijf ende manne

4465hebsi gheen of si maken danne

neste verdecket in haren danne

jn steden dar si ebben uernomen

darmen qualike toe mach comen

die soen sijn starker dan die hien

4470also alse die luparde plien

die bere hetet horic ghewaghen

vrucht die bome ende herde draghen

ende ulesch ende dar so pleghen

segmen ons in noreweghen

4475darmen de witte baren kint

ende inden lande dar om trint

datsi thijs breken ontwe

ende gaen onder die ze

ende uaen die uissce ende eten die

4480oec segghen someghe boeke mie

alsi siec sijn van manieren

heten si caruetsen ende raisieren

lettel bloets ebben si ghemeene

sonder omtrent die herte alleene

4485sijn adem es quaet alset scijnt

ongans ende gheuenijnt

herte heuere wilde stiere

vaet hi dat es sine maniere

die stiere can hi wel bescriden

4490ende gaet hem upten rugghe riden

ende werptene metten ornen neder

ende bitene doot her hi rust weder

wilhi hiemene gaen te gemoete

so gaet hi dan up dachterste voete

4495ende uechtet metten armen voren

met seghet dat si niet ne scoren

ne gheenen man no bestaen

sine hebben smerte van hem ontfaen

alle slaghe sonder dort fel

4500sughen huten poten wel

alse de bere den buffel bestaet

so besiet hi emmer den raet

dat hi ghewinne te sire bate

den horen oftie nesegate

4505om dat hine dar best verwinnen mach

lettel beesten onder den dach

sterket aluoert in hare leuen

sonder de bare dits bescreuen

ende bedi vindemense groot ende lanc

4510swart vindemense in de werelt gemanc

so groot dat wonder te segghene ware

nochtan est meneghen wel mare

en bouc van ouder wijseden

scriuet van den bere nuttelichede

4515hi sprect dat elke lede sine

es des menschen medicine

die clawen van sire rechter ant

verdriuet den rede alsic vant

van hem diese met hem draghet

4520die luchtre clawe veriaghet

quade gheeste ende also wel

entie vloen die vlien sijn vel

102. Ursus dat is een vreselijk dier

ijselijk en onguur.

Een beer heet het in Dietse taal.

4440 Trekt men af zijn vel af helemaal

dan is hij naar de mensen gedaante.

Zijn kracht ligt, zonder waan,

in armen en in lenden gemengd,

in het hoofd is het kwetsbaar en zwak.

(a) 4445 Men zegt ons als de berin

de jongen werpt die ze heeft in

dat ze dan zijn zeer klein

weinig meer dan muizen algemeen

en als een stukje vlees ook mede

4450 zijn ze geschapen, zonder leden,

alleen klauwen, zo nee is er aan

of anders iets dat men herkennen kan

maar de moeder schept de jongen

al likkende met haar tong.

4455 (b) Ze genieten, als Plinius zegt,

net als de mensen plegen.

Solinus zegt dat hij hier

haar zo te eren pleegt

als ze draagt, merkt dit

4460 dat niet zelden gezien is,

dat hij komt te springen

waar de berin werpt haar jongen.

Merk op deze beesten dan

onzalig wijf en man!

4465 Hebben ze geen hol, ze maken dan

het nest verdekt in hun leger

in plaatsen waar ze hebben vernomen

waar men er moeilijk bij kan komen.

Devrouwtjes zijn sterker dan de mannetjes

4470 alzo als de luipaarden plegen.

De beer eet, hoor ik gewagen,

vruchten die bomen en aarde dragen

en vlees en daartoe ze plegen,

zegt men ons, in Noorwegen

4475 waar men de witte beren kent

en in de landen daarom gelegen

dat ze het ijs breken in stukken

en gaan onder de zee

en vangen de vissen en eten die.

4480 Ook zeggen sommige boeken mij

als ze ziek zijn van manieren

eten ze kreeften en mieren.

Weinig bloed hebben ze algemeen

behalve in het hart alleen.

4485 Zijn adem is kwaad, als het schijnt,

schadelijk en giftig.

Hert, ever, wilde stieren

vangt hij, dat is zijn manier.

De stier kan hij wel bestrijden

4490 en gaat hem op de rug rijden

en werpt hem met horens neder

en bijt hem dood eer hij opstaat weer.

Wil hij iemand gaan tegemoet

dan gaat hij op de achterste voeten

4495 en vecht met de armen naar voren.

(e) Men zegt het dat ze niet verscheuren

en geen man aanvallen

waarvan ze geen pijn van hebben ontvangen. Alle slagen uitgezonderd door het vel

4500 (f) genezen ze door aan hun poten te zuigen. Als de beer de buffel bestaat

beziet hij immer de raad

dat hij winnen kan tot zijn bate

de horens of de neusgaten

4505 omdat hij daar het best overwinnen mag.

Weinig beesten onder het dak

worden steeds sterker al voort in hun leven,

alleen de beer, dit is beschreven

en hierdoor vindt men ze groot en lang.

4510 Zwart vindt men ze in de wereld en gemengd, zo groot dat wonder te zeggen was, nochtans is het menigeen wel bekend.

Een boek van oude wijsheden

schrijft van de beren nuttigheden,

4515 hij spreekt dat elk lid van hem

is voor de mensen medicijn,

de klauwen van zijn rechterhand

verdrijft de koorts, zoals ik het vond,

van hem die ze met zich draagt.

4520 De linkerklauw verjaagt

kwade geesten en alzo wel

en de vlooien die vlieden zijn vel.

Thalarctos maritimus, (zee)(T. polaris (uit de poolstreken) is de reusachtige witte ijsbeer, Engelse polar bear, Duitse Eisbar en Franse ours blanc.

Ursus arctos, Latijn ursus en Grieks arktos. Beer, midden-Nederlands bere, oud-Hoogduits Bero, (nu Bar) oud-Engels bera, (nu bear) uit Germaans beran of bernu, in oud-Noors was het bjorn. Men vergelijkt Litouws beras: bruin en Lets bers: bruin. Dan zou het Germaanse woord het bruine dier betekent hebben, bruintje, Duitse Braun, Franse ours brun en Engelse brown. Dit om het eigenlijke woord, dat in Latijn ursus, (vergelijk Ursula) en Griekse arktos en midden-Iers art (vergelijk Arthur) voortleeft, te vermijden als gevolg van een jachttaboe, een angstig bijgeloof of godsdienstig taboe.

(b) Solinus zegt dat de beren de berinnen heimelijk vereren. Er is geen mooier gezicht onder dragende dieren als een berin die baren wil, wat heet dat ze in geboorteween is. Hun geslachtsdaad is in het begin van de winter, ze komen niet samen zoals andere beesten doen, maar ze doen het liggend en daarna gaan ze uit elkaar. Er zijn mannen en vrouwen zonder enig schaamtegevoel die wel een voorbeeld mogen nemen aan deze dieren! Ze rolt zich op en werpt dan op de dertigste dag na haar ontvangenis.

(a) ‘Er zijn niet meer dan vijf welpen, ze zijn wit en duivelachtig van vorm. Want de welp is een stuk vlees, weinig meer dan een muis, heeft geen ogen of haar, met klauwen die wat uitkomen. De moederbeer likt deze klomp en vormt zo welp door te likken. Ze likt zo lang dat ze de ledematen te voorschijn haalt. Ze likt de koude welpen en houdt ze die tegen haar borst, verwarmt en vertroetelt ze’ Een ongelikte beer, dit betekent onbeschoft, niet gevormd, in Duits is het ԥin ungeleckter Bar’in Frans Եn ours mal lecheՠen in het Engels ԡn unlicked cub’Het al bij de Romeinen bestaande volksgeloof dat de jonge beertjes hun fatsoen krijgen doordat de moeder ze steeds likt. (het natuurlijke schoon likken na de geboorte wat bij veel dieren voorkomt)

Burger: De overtuiging dat berejongen in de vorm moesten worden gelikt door de moeder is onjuist, maar niet volkomen ongegrond. Berewelpen worden blind en naakt geboren, verborgen voor het oog van de buitenwereld. De moeder likt ze voortdurend schoon. Na de geboorte zijn de welpen nog gehuld in het chorion of vaatvlies, het stevige buitenste vlies om het embryo, dat door de moeder kapotgebeten wordt.

In andere boeken lees ik dat beren kreeften en mieren eten als ze ziek zijn - na de winterslaap eten beren wel mieren als laxeermiddel.

‘Ee eerste veertig dagen slapen ze zo vast dat ze zelfs niet wakker worden als ze verwond worden, in die tijd vasten ze enorm. En het is een wonder om te vertellen dat Theophrastus gezegd heeft dat als berenvlees gekookt wordt het in die tijd verdwijnt, er wordt in de pan geen vlees meer gevonden maar een kleine hoeveelheid stof. De beer heeft in die tijd maar een paar druppels bloed rondom het hart en geen bloed in welk deel van het lichaam ook. (Als voedsel dient in de winter de vetvoorraad, die onder andere in de schouderbult is opgeslagen die tegen het einde geheel is opgebruikt)

(d) Bij ouder worden houdt hij meer van krachtige vleeskost, heeft hij gebrek aan wild dan valt hij de huisdieren van de boer aan. Hij nadert al sluipend en zo behoedzaam mogelijk het weidende vee, stort er zich eindelijk brullend op en velt het neer. Zelfs uit de stal haalt de beer soms een stuk vee door de deur open te breken of door het dak binnen te dringen. Hij is in staat een koe door de opening in het dak naar buiten te trekken en met een gedood paard over een smal paadje te lopen.

(e) De beer bespeurt de mens op meer dan honderd pas afstand en maakt zich dan uit de voeten. Is hem de terugtocht afgesneden of heeft hij jongen te verdedigen of is hij gewond, dan richt hij zich op zijn achterpoten omhoog en schrijdt op de jager toe. Brengt deze hem niet direct een dodelijke wonde toe in de hersenen of hart dan heeft hij een harde strijd om het leven te voeren.

(f) 'Na die dagen zitten ze op en leven door op hun voeten te zuigen. Ze likken en zuigen op hun eigen voeten en hebben plezier in het opzuigen van het sap ervan’ .Tijdens de rustperiode vindt de vervelling van de voetzolen plaats. Men heeft waargenomen dat het dier dan aan de voetzolen herhaaldelijk likt en er aan zuigt. Dat zuigt hij uit zijn duim. =Dat verzint hij maar, er is niets van waar. Ontleend aan beren die aan hun poten zuigen.

Uesun also scriuet solijn

es .i. dier dat dinket sijn

4525na den wilden stier ghedaen

els dan hem in den als staen

burstelen ende manen mede

recht na des pards sede

snel eist sere te sire vlucht

4530van groter were van groter vrucht

men maghet vaen met someghen dinghen

mar nemmermer machment bedwinghen

jn foreeste groot vintmense wele

vesone hetemense in dutscher tale

103. Vesun, alzo schrijft Solijn

is een dier dat denkt te zijn

4525 naar de wilde stier gedaan,

anders dan hem in de hals staan

borstels en manen mede

recht naar de paarden zede.

Snel is het zeer in zijn vlucht

4530 van grote waarde, van grote vrucht,

men mag het vangen met sommige dingen

maar nimmermeer kan met het temmen,

in bossen groot vindt men ze wel.

Wisent heet het in Dietse taal.

De niet tembare oeros, Bos primigenius, en de wisent, Bison europaeus. In Litouwen noemt men het dier thur, in Pools is het tur. Het is de Ur van het Nibelungenlied, terwijl de Duitsers het Urox of Urus en ook Auer noemen. Dat dier heeft een eenvoudig en zachtmoedig aanzien, maar is zeer snel en grimmig als die kwaad wordt.

De oeros is groter dan een gewoon rund. Er waren geografisch verspreide vormen die varieerden in kleur, grootte en hoornvorm. De meeste beschrijvingen zijn van Europees materiaal, inclusief de prachtige tekeningen in de grot van Lascaux. In de 17de eeuw begint men te twijfelen, dan weer wordt het wisent, dan oeros, soms bison genoemd. De oeros was een bosdier en de vernietiging van bos in W. Europa was de hoofdoorzaak van zijn verdwijning hier, mogelijk ook elders. Waar de civilisatie vroeg begon was de oeros of wisent dan ook gauw verdwenen.

4535Vrin spreket ende solijn

mach bi na sulke beeste sijn

alse .i. ueson ende men vindet dese

jn ghermania alsicket lese

dats lantscap van houer rijn

4540jn beihem segmen datter oec sijn

so groot heuet sulc den horen

datmenne bringhet heren te voeren

ende men vp tafelen der hute drinket

om dat den lieden wonder dinket

4545so starc vindemense horic ghewaghen

dat si vp hare horne draghen

enen ghewapijnden ruddre wel

dit wilde dier dat es so snel

104. 4535 Urin, spreekt Solinus,

mag bijna zo’n beest zijn

als een wisent en men vindt deze

in Germanië, zoals ik het lees,

dat is het landschap van over de Rijn.

4540 In Bohemen zegt men dat er ook zijn.

Zo groot hebben sommige de horens

dat men ze brengt de heren tevoren

en men op tafels daar uit drinkt

omdat de lieden het wonder denkt.

4545 Zo sterk vindt men ze, hoor ik gewagen,

dat ze op hun horen dragen

een gewapend ridder wel.

Dit wilde dier dat is zo snel.

Zie voorgaande. De oeros leeft, volgens Gessner, in het Hercynische woud.

Julius Caesar schreef in zijn ‘Bello Gallica,’‘Het behoort tot het derde geslacht en wordt oeros genoemd. Deze zijn in grootte weinig minder dan olifanten; wat aard, kleur en gedaante betreft zijn het runderen. Zij hebben grote kracht en zijn zeer snel en sparen mens noch dier wanneer zij die in het oog krijgen. Deze dieren maken zij (de Germanen) ijverig af na hen in kuilen te hebben gevangen. Met dit werk harden de jongelingen zich en dit soort jacht oefenen ze uit. Wie de meeste van deze dieren gedood heeft, waarvan ze de horens als bewijsstukken in het openbaar vertonen, oogst zeer veel eer. Maar om de dieren te wennen aan mensen lukt niet zelfs het temmen van hun jongen lukt niet. De spreiding van hun horens, de gedaante en de aard verschillen zeer veel van de horens van onze tamme runderen. Na deze horens ijverig verzameld te hebben bekleden zij (de Germanen) de rand daarvan met zilver en gebruiken ze dan als bekers bij de overvloedige maaltijden’.

Wlpes hetet de uos in latijn

4550scalker beeste mach niet sijn

alse die vos uliet uor die honde

slati danne dor hare monde

sinen ruen bepisten start

ende ontuliet te woude wart

4555ambrosius spreket alse die uos siet

dat hem naket der doot verdriet

siet hi dat hi den pijmbom gewinnet

ende dat sap datter hute rinnet

dat nut hi ende gheneset al daer

4560ende leuet dar na menech iaer

experimentator seghet

dat die das te makene pleghet

hole dar hi rusten sal

dan comet die uos ende ontsuueret al

4565aldus bepijnt menech goet

dat .i. ander al uerdoet

want de vos hi smelter in

ende dan ne wils meer no min

die das ende uliet sire varde

4570aldus so bliuet dat ol reinarde

met vos smare bestrijc dine hoghen

men maghet sonder smerte toghen

dats ene sake darmen mede

betert der hoghen demsterede

4575men seghet oec de vos es wijs

want sal hi gaen ouer .i. hijs

dat hi thore den ise leit bi

om te horne oft dicke si

ende eist dat hijs hem ontsiet

4580hine comet vpt hijs niet

alsem gaet de onger an

can hi hem doot maken dan

ende steket sine tonghe uten monde

so wanen uogle dar ter stonde

4585dattet ene croenge si

ende vallen hem so bi

war bi dat hire .i. begaet

dar hi den onger bi uerslaet

alse uosse noten ofte riden

4590vallen si houer hare siden

ende uersamenen also

elc anderen elsendo also vro

des uos galle gheuet raet

hem die dat horen heuet quaet

4595ende ets den horen goet

sijn smare mede wel horen doet

jeghen podagre elptet wel

ten seluen euele es goet sijn vel

vp datmer mede bewinde den voet

4600ende men de ulesch side in wart doet

braet sine leure ende drinxe in wine

dats goet ieghen des cankers pine

leuere ende herte beede es goet

mede te stelpene der nesen bloet

4605men gheue sine hersinen dicken eten

kinderen men wil dat weten

dat si ewelike sullen wesen

van epelenchien ghenesen

beede sijn smere ende sijn roet

4610es allen sieken leden goet

sine longre ghedronken ombint

lede diemen vercrompen vint

105. Vulpes heet de vos in het Latijn.

4550 (a) Schalkser beest mag er niet zijn,

als de vos vliedt voor de honden

slaat het dan door hun monden

zijn ruwe bepiste staart

en ontvliedt te woud waart.

4555 Ambrosius spreekt, als de vos ziet

dat hem de dood tegemoet komt

ziet hij dat hij bij een pijnboom komt

en het sap dat er uit rent

dat nuttigt hij en geneest al daar

4560 en leeft daarna menig jaar.

(b) Experimentator zegt

dat de das te maken pleegt

hol waar hij in rusten zal,

dan komt de vos en maakt alles vies.

4565 Aldus denk aan menig goed

dat een ander al verdoet,

want de vos hij smelt er in

en dan nee wil je het min of meer

de das vliedt daar vandaan

4570 aldus zo blijft dat hol van reintje.

Met vossenvet bestrijk je jouw ogen

men mag het zonder smart gebruiken

dat is een zaak waar men mede

verbetert de ogen donkerheid.

4575 Men zegt ook, de vos is wijs

want zal hij gaan over ijs

dat hij het oor op het ijs ligt

om te horen of het dik is

en is het dat hij het ontziet

4580 hij komt op het ijs niet.

Als hem gaat de honger aan

kan hij zich dood maken dan

en steekt zijn tong uit de mond

zo menen vogels daar terstond

4585 dat het een kreng is

en vallen hem zo aan

waarbij dat hij er een begaat

waar hij de honger mee verslaat.

Als vossen paren of rijden

4590 liggen ze op hun zijde

en verzamelen alzo

elk de andere omhelst alzo vrolijk.

De vossengal geeft raad

hem die dat horen heeft kwaad

4595 en het is voor het horen goed.

Zijn vet mede goed horen doet

tegen jicht helpt het wel.

Tegen hetzelfde euvel is goed zijn vel

opdat men er mede omwindt de voet

4600 en men de vleeskant van binnen doet.

Braadt zijn lever en drenk het in wijn

dat is goed tegen de kanker pijn.

Lever en hart, beide is goed

om mee te stelpen de neusbloeding.

4605 Men geeft zijn hersens veel te eten

aan kinderen, men wil dat weten

dat ze eeuwig zullen wezen

van epilepsie genezen.

Beide, zijn smeer en zijn vet

4610 is alle zieke lieden goed.

Zijn longen gedronken maakt los

leden die men verkrompen vindt.

Vulpes vulgaris: gewoon (Vulpes vulpes) Vos. Midden-Nederlands vos, oud-Engels en nu fox, oud-Hoogduits Fuhs (nu Fuchs) in oud-Noors betekent fox, bedrog. Het woord schijnt het dier met een staart te betekenen, vergelijk oud-Indisch puccha: staart. Renart heet het dier in Frans. Vossen, oorspronkelijk ‘beslapen’ naar het copuleren van de vos, vandaar ook ‘beetnemen’ en ook hard werken of studeren.

(a) Er is geen dier waarvan zoveel spreekwoorden en fabels bekend zijn dan van de vos. De vos is overal bekend om zijn loze streken. Het is een vals beest en misleidend want als hij geen voedsel krijgt doet hij voor alsof hij dood is, de vogels komen bij hem als bij een kadaver en houdt de adem in en beweegt zich niet tot de vogels zich op hem als aas zetten. Dan vangt hij er een en vreet die want hij had de muil open en de tong stak eruit.

Zijn huid is harig, ruig en heet, zijn staart is ruig en groot, als een hond hem bij de staart probeert te pakken krijgt hij zijn mond vol met haar en stopt. Als de honden hem na zitten draait hij zijn staart tussen de poten en als hij ziet dat hij niet meer ontsnappen kan draait hij zijn urine en vuiligheid in zijn ruige staart en slaat die in het gezicht van de honden. De stank van urine is erg voor de honden en daarom sparen de honden hem bijna.

(b) ‘Ee vos is een stinkend beest en smerig en besmeert de plaatsen waar hij gewoonlijk verblijft en maakt die onbewoonbaar. De vos vecht met de das om zijn hol en vervuilt het dassenhol met urine en vuil en heeft zo het meesterschap over hem met fraude en bedrog, niet door kracht’

Mulder: Ongeloofwaardig is bovendien niet altijd onjuist. Niet zo heel lang geleden werd de vos die zich dood houdt om vogels te vangen met een filmcamera vastgelegd.

Uarius es .i. dier

seere scone ende niet fier

4615ander wammen esset wit

ende anden rig esset grau dit

van encornen eist ene maniere

jn bome wandelen dese diere

jnden woude met haren ghesellen

4620van desen dieren de vellen

pleghen manne ende vrouwen mede

te driuene hare houardechede

ende willen hem uerheffen der in

alne bestaets hem meer no min

4625nochtan nachtes dat dier niet

dat hem seluen so scone siet

scamet iv arme nakede worme

ghi decket ive scamelike vorme

met vremden huden met vremder wllen

4630die hem uerheffen dat sijn de dulle

.v. gaet hute ende vort mee

horet vanden namen in .z.

106. Varius is een dier

zeer schoon en niet fier.

4615 Aan de buik is het wit

en aan de rug is het grauw dit.

Van eekhoren is het een vorm.

In bomen wandelen deze dieren

in de wouden met hun gezellen.

4620 Van deze dieren, de vellen

plegen mannen en vrouwen mede

te drijven hun hovaardigheden

en willen zich verheffen daar in

al nee het staat hen min of meer

4625 nochtans achten ze dat dier niet

dat zichzelf zo schoon ziet.

Schaam u, arme naakte worm!

gij bedekt uw schamelijke vormen

met vreemde huiden, met vreemde wol

4630 die zich verheffen dat zijn de dollen.

v gaat uit en voorts meer,

hoort van de namen in z.

Mustela zibelina. (Martes zibellina) varius; gevarieerd.

Sabeldier, dat woord komt van het Russische sobol, wat sabeldier betekent..

Een van de naaste verwanten van de inheemse marter is het wijd vermaarde sabeldier.

Die geldt vooral voor des te fraaier naarmate de beharing dichter, zachter en gelijkmatiger van kleur is. Vooral echter hangt de kwaliteit af van de duidelijkheid waarmee de naar blauwachtig/grijs zwemende, roodbruine kleur van het wolhaar op de voorgrond treedt. Hoe lichter de kleur van het bovenhaar is, des te lager, hoe gelijkmatiger van kleur en hoe donkerder het is, des te hoger schat men de waarde van het vel. De fraaiste vellen zijn aan de bovendelen zwartachtig, aan de snuit zwart en grijs gemengd, op de wangen grijs, aan de hals en aan de zijden roodachtig kastanjebruin, aan de onderhals fraai dooiergeel van kleur.

Shakespeare, Hamlet iv, 7, 81, ԁ very riband in the cap of youth’ԏ, slechts een strikje op de muts der jeugd’

Yet needful too; for youth no less becomes’ En toch zo nodig; want niet minder goed’

The light and careless livery that it wears’ Staat aan de jeugd haar luchte, losse dracht’

Than settled age his sables and his weeds’ Dan aan de rijpen de sabelbont’

Importing health and graveness’ Dat welvaart toont en aanzienռ/span> .

Volgens een statuut van Hendrik VIII mag niemand beneden de rang van earl sabel dragen.

Het sabeldier is zeer bijzonder want prinsen en grote edelen zijn daarmee gekleed en elke huid is veel waard. Een duizend dukaten worden soms gegeven voor een kledingstuk van sabeldieren.

Zubro dats .i. selsane dier

ende es erande vreeselic stier

4635ende es wel .xxx. uoete lanc

sijn ar es bruun nat swarte gemanc

vi. uoete lanc sijn sine horne

ende seere snel in sinen torne

alse menne iaget ten seluen stonden

4640werpet hi sinen drec na die onde

ende maxe blent ter seluer stont

mach hi ghecrighen man ofte hont

vp sine horne werpet hine vpwart

ende uatene weder metter vart

4645so dicken ende oec so uele

dat hine doot met sulker spele

met ere dinc vatene de vroede

men iaghene met onden moede

so gaet dan die iagre staen

4650onder enen boem saen

met sinen spiete so willijt dier

dorlopen dart es so fier

dan vaet tusschen sine horne beede

ghenen boem al omme ghereede

4655alse die upten iagre mecket

die hem metten bome decket

dan uellet hi metten spiete tier

sijn ende wiseit doet hier

dat cracht niet ne doet bi hem

4660de meeste vindemen in behem

ende oec vindemense in westuale

minder ende snelre ic wane

107. Zubro dat is een zeldzaam dier

en is een soort vreselijke stier

4635 en is wel negen meter lang.

Zijn haar is bruin, naar het zwarte gemengd.

(a) Bijna een paar meter lang zijn z’ horens

en is zeer snel in zijn kwaadheid.

Als men het jaagt, te zelfde stonden

4640 werpt het zijn drek naar de honden

en maakt ze blind ter zelfde stonde.

Mag hij krijgen man of hond

op zijn horens, het werpt hen opwaarts

en vat ze weer met vaart

4645 zo vaak en ook zo veel

dat hij ze doodt met zulk spel.

(b) Met een ding vangt die vroede

men jaagt hen met honden moede

dan gaat de jager staan

4650 achter een boom gelijk

met zijn speer, zo wil hij het dier

doorlopen want het is zo fier

dan vangt het tussen zijn horens beide

die boom alom dadelijk

4655 als die op de jager mikt

die zich met de boom bedekt

dan velt hij met de speer het dier

zijn wijsheid doet het hier

omdat kracht het niet doen kan bij hem.

4660 De meeste vindt men in Bohemen

en ook vindt men ze in Westfalen

kleiner en sneller, zoals ik meen.

De Indische zeboe of zebu, Bos indicus, (uit Indi) met een vetbult voor op de rug, is een rundsoort met zeer zachte geaardheid.

Hier zal wel op de oeros gedoeld zijn, Bos urus, omdat die nog niet zo lang geleden in het wild voorkwam. In Schotland leven nog afstammelingen van de oeros, tenminste het melkwitte wilde parkrund die daar algemeen voor wordt gehouden. Die noemt Gessner Bison albus scoticus (wit en uit Schotland). Dit dier leidt geheel de levenswijze van de wilde runderen en komt in kudden voor die door een sterke stier worden aangevoerd. De koeien zonderen zich af als ze jongen hebben en komen weer terug als de kalveren de kudden kunnen volgen. Deze dieren zijn zeer schuw en waakzaam en weten zich tegen roofdieren zeer goed te verdedigen.

Het dier was zeer snel, wild en woedend, zijn jacht gold als de roemrijkste. Volgens het Nibelungenlied zou de held Siegfried in het Wasgenwoud niet alleen een eland en vier oerrunderen hebben verslagen, maar ook een wisent. Ten tijde van Karel de Grote trof men ze in de Hartz aan en in het land van de Saksers. In de 15de eeuw nog in Litouwen en in de 18de kwamen ze nog voor tussen Tilsit en Labian, in Oost Pruisen, waar de laatste van deze soort door een wilddief in 1755 gedood werd. Daarvoor had een besmettelijke ziekte de kudden in het begin van de 18de eeuw al sterk verminderd. Gelukkig bleven er in het woud van Bialowitsch enige dieren gespaard.

(a) zie 10.

(b) ԍen jaagt ze door achter een boom te gaan staan en er honden op af te sturen, dan doorsteek je ze met een speer’ Zie 10.

Zubo es van felre maniere

beede den mensce enten diere

4665vander grooter dat die wlf es

ghemaket als .i. part sijt ghewes

na menschen lude hort hi ghebaren

dar mede honet hi liede te waren

die wanen dat hi si .i. man

4670dat ende menech quaet hi can

hoec gati inder dooder graue

ende wriuet sijn uel dar aue

want hi minnet ulesch vanden man

honde bedrieget hi nochtan

4675met sinen lude ende scortse mede

van jena heuet hi uele de sede

ende scinet vanden geslachte wesen

nader manieren als wijt lesen

hier gaen hute de wort vanden beesten

4680also alse bescriuen de ieesten

vondix meer in sendets meere

theren minen lieuen here

ghedicht ebicker .C. ende .viij

vieruoeter diere in hare geslachte

4685nu comet hier vanden uoglen vort

menech sonderlange wort

dar bispel an es ende dachcurtinghe

medicine ende leringhe

ghebiedijt here ghi sullet lesen

4690die wile dat ghi ledech sout wesen

mar eric spreke van elken alleene

hort voren spreken int ghemeene

108. Zubo is van felle manieren

beide, de mensen en de dieren.

4665 Van de grootte dat de wolf is

met manen als een paard, zij het gewis

naar mensen geluid leert hij gebaren

daarmee hoont het lieden te waren

die wanen dat hij is een man

4670 dat en menig kwaad hij kan.

Ook gaat hij in de doden graven

en wrijft zijn vel daar aan,

want hij bemint vlees van de man.

Honden bedriegt het nochtans

4675 met zijn geluid en verscheurt ze mede

van hyena heeft het veel de zeden

en schijnt van dat geslacht te wezen

naar de manieren, zoals wij het lezen.

Zie Hyaena en Canis aureus

Hier gaan uit de woorden van de beesten.

4680 Alzo zoals ze beschreven zijn in de verhalen

vond ik meer, ik zou zenden meer

te eren naar mijn lieve heer.

Gedicht heb ik er honderd en acht

viervoetige dieren in hun geslacht.

4685 Nu komt hier van de vogels voort

menig bijzonder lang woord,

daar voorbeeld aan is en tijdverdrijf

medicijnen en lering.

Gebenedijde heer, gij zult dit lezen

4690 dat ge ledig zou wezen.

Maar eer ik spreek van elk alleen

hoort van tevoren spreken in het algemene.

dat ic van wondre vant ende weet

alse van menscheliker figuren

650jn gheloueliker scrifturen

ebbic gheseit in desen boec

gheloeue die wille minne roec

mar seker bem ic sonder waen

dat ic dat ware doe verstaen

655na dien dat icket bescreuen kende

die herste boec nemet hier hende

nu hort na dat ict can gheleesten

den boec vanden gaenden beesten

Dat ik van wonderen vond en weet

als van menselijke figuren

650 in geloofwaardige schriften

heb ik gezet in dit boek.

Geloof het die willen, mij een zorg,

maar zeker ben ik zonder waan

dat ik dat ware laat verstaan

655 naar dat ik het beschreven kende.

Het eerste boek komt hier ten einde.

Nu hoort, naar dat ik het tot stand kan brengen,

het boek van de gaande beesten.

Vogels

Proloog

Elc uoghel in vlieghene snel

die ne mach te uoet niet wel

4695alsemen mach andie swalewe sien

cleine uogelkine plien

meer te singhene dan die grote

bitende uogle ende hare ghenote

sijn starc van barsten ende van dien

4700alrande uogle plien

clauwen te ebne alse wijd weten

some ebsi die uoete ghespleten

ende some versament in een uel

negheen uoghel nes snel

4705die sporen draghet als .i. hane

hinnen ende ganse alsic wane

bringhen eiere alse wi sien

dat sij gheens noetens plien

mar si sijn van haregheren smake

4710dat es ene ware sake

crombect uoghel heuet meest cracht

hi leuet oec al bi der jacht

andre uogle leuen bi wormen

vissche slanghen van menegher vormen

4715water uogle uerstaet mi wel

die ouer die clawen ebben dat fel

die ulieghen te samen bj scaren

ende die bj uleesche leuen te waren

ne vanghen hare ghenoete niet

4720also alse die uisch oec pliet

maer die sporeware die wet

hi uaet gherne sijn muschet

het sijn uele uogle cranc

die vruchten den winter stranc

4725die in waremen steden varen

vele uogle sijn te waren

die wintertijt in ole slupen

ende in die wareme herde crupen

dar elc andren uerwaremt ter noet

4730ende ligghen dar wel alf doet

ende sonder eten langhe gheduren

met gods crachte meer dan bj naturen

bitende uogle alle ghemene

pleghen te ulieghene alleene

4735dat doet hare urecke maniere

vogle minnen clare riuiere

alsi laten die ulogle hanghen

sijnsi met euele beuanghen

vogle van proien ghemene

4740sitten node up die steene

ende dat wiset hem nature

dat elc sire clauwen dure

het heuet hem nature vor war

die sie ghegheuen clar

4745om dat sij verre sullen sien

proie die si te vane plien

bosch uogle die sijn ghesont

want men verduetse in corter stont

bitende uogle versamen niet

4750sonder alsmen notens pliet

duuen ganse zuanen spreewen

rouke couwen vinken meewen

ende hare ghelike vlieghen bi scolen

van lande te lande dolen

4755ende gheneren hem ghemeene

want sochte vogle sijn node allene

some ebsi leeders tharen weghen

als wilde ganse ende cranen pleghen

some ulieghen si tropmale ghemene

4760als sprewen ende andre uogle cleene

some als menschen bliuen int lant

some vliensi dor tswinters pand

[als swalewen ende odeuaren

some wilsi in bussche uaren]

4765ende dar hare feesten driuen

some wilsi in husen bliuen

dat sij onder andre uogle luud leren

sulke sijn die hem bekeren

ende weder maket des menschen tale

4770alse ment an daecstre siet wale

an papegaie ende andre mede

als menech es der uogle sede

al sinsij misselic in ghedane

nature heuet in ontfane

4775ende jn winne ghegheuen

vordeel den clenen ende ets hem bleuen

nv hord van elken sonderlinghe

sine nature ende sine dinghe

ende elc na dandren min no mee

4780na dordine van .a.b.c.

Vogels.

1.Proloog.

Elke vogel die is in vliegen snel

die mag te voet gaan niet goed

4695 zoals men mag aan de zwaluw zien.

Kleine vogels plegen

meer te zingen dan de grote.

Bijtende vogels en hun gelijken

zijn sterk van borst en van die

4700 allerhande vogels plegen

klauwen te hebben zoals wij het weten.

Soms hebben ze de voeten gespleten

en soms verzamelt in een vel.

En geen vogel is nee zo snel

4705 die sporen draagt als een haan.

Hennen en ganzen, als ik meen,

brengen eieren zoals we zien

dat ze geen paren plegen

maar ze zijn van hun eigen smaak

4710 dat is een ware zaak.

Krom gebekte vogels hebben de grootste kracht en leeft ook al van de jacht.

Andere vogels leven van wormen

van vissen en slangen in menige vormen.

4715 Watervogels, verstaat mij wel,

die over de klauwen hebben het vel

die vliegen tezamen in groepen.

En die van vlees leven te waren

vangen hun echtgenoot niet

4720 alzo als de vis ook pleegt,

maar de sperwer die weet

hij vangt graag zijn musje.

Het zijn vele vogels zwak

die bang zijn voor de winter sterk

4725 die naar warme steden varen.

Vele vogels zijn te waren

die in de wintertijd in holen sluipen

en in de warme aarde kruipen

daar elk de ander verwarmt in de nood

4730 en liggen daar wel half dood (koekoek)

en zonder eten langdurig

met Gods krachten meer dan van natuur.

Bijtende vogels algemeen

plegen te vliegen alleen

4735 dat doet hun vrekkige manier.

Vogels beminnen heldere rivieren.

Als ze laten de vleugels hangen

zijn ze met euvel bevangen.

Vogels van prooi algemeen

4740 zitten node op de steen

en dat wijst hun nature

dat elk zijn klauwen zijn duur.

Het heeft hen natuur voor waar

het zien gegeven helder

4745 omdat ze ver zullen zien

prooien die ze te vangen plegen.

Bosvogels die zijn gezond

want men verteert ze in korte stond.

Bijtende vogels verzamelen niet

4750 alleen als ze paren plegen.

Duiven, ganzen, zwanen, spreeuwen

roeken, kauwen, vinken, meeuwen

en hun gelijke vliegen bij scholen

van land tot land te dolen

4755 en voeden zich algemeen

want zulke vogel zijn node alleen.

Soms hebben ze leiders op hun wegen

zoals wilde ganzen en kranen plegen.

Soms vliegen ze in troepen algemeen

4760 als spreeuwen en andere vogels klein

soms zoals mussen blijven in het land

soms vliegen ze door ‘s winters band

[als zwaluwen en ooievaar

soms willen ze in bossen varen]

4765 en daar hun feesten bedrijven

soms willen ze in huis blijven.

Dat ze onder andere vogels geluid leren

sommige zijn er die zich bekeren

en namaken de mensen taal

4770 zoals men het aan de ekster ziet wel,

aan papegaai en andere mede.

Azo veel is de vogels zede

al zijn ze verschillend in gedaante

natuur heeft in het ontvangen

4775 en in winnen gegeven

voordeel de kleine en het is hem gebleven.

Nu hoort van elk apart

zijn natuur en zijn dingen

en elk na de andere min of meer

4780 naar de ordening van a b c.

Aquila es die haren

sente augustijn seit te waren

dat hi coninc es teuoren

bouen alle vogle utevercoren

4785dies uintmene ghecront ghescreuen

an proie leit al sijn leuen

so scarp siet hi dat hi ghedoghen

mach metter sie uan sinen oghen

dat int sonnescijn gheuesten mach

4790des sietmen up meneghen dach

dat hi gherne omme dit

metten oghen in de sonne sit

de haren plecht seit augustijn

alse sine jonc .i. deel groot sijn

4795dat hise metten clawen up heft

ende wie so dan die sonne beseft

die dan ebben so starke oghen

dat si die sonne conen ghedoghen

naturliker te scouwene ghinder

4800die houti ouer sine edele kinder

ende die hem van der sonnen ueruard

houti ouer eenen bastard

ambrosius segt dat sulc spreect

dat hi sinen bastard uersteect

4805om dat hem uernoit ghinder

te uoedene so uele kinder

ende dat nes niet altoes sine sede

maer het doet sine ghierechede

ende om dat hi niet wille onturien

4810de edeleit uan sire partien

maer ambrosius segt ouer waer

dat .i. uoghel es ende hetet fulsica

nempt met hem die jonc uerdreuen

ende uoet den sinen beneuen

4815adelinus die meester sprect

alse die haren van houden breect

soeket hi ene fonteine cout

ende uliechter up met ghewout

bouen allen swerken segt hi

4820dar der sonnen vier comt bj

ende hem die donkereit van den ogen

der sonnen hitte doet uerdroghen

dan ualt hi neder met ghewout

jn die diepe fonteine cout

4825driewaruen ter seluer vard

dan vlieghet hi te sinen neste ward

te sinen ionghen die sijn so houd

dat si te proien ebben ghewoud

versieket es hi inder ghebare

4830als of hi in enen rede ware

hi wert ontplumet dan moeten voeden

sine jonc ende broeden

ontier ende hi uerionghet ghinder

vp dit so merct gi quade kinder

4835[wat u stomme beesten leeren

die vader ende moeder gheneeren]

noch seghet ons sente augustijn

alse die harene sere houd sijn

ende hem die bec werdet lang

4840so doensi tenen stene ganc

ende makene weder ende slipen

haren bec so dat si gripen

hare spise also der mede

dat si heten na hare sede

4845gherne maket hi oghe sinen nest

jn sinen nest vintmene best

den steen die echites heet

om dat hi bi naturen weet

dat hi te sinen ionghen es goet

4850die haren es so wel ghemoet

al heueti sere langhe gheuast

dat hi node ontseghet ghenen gast

maer heten mede al hare begheren

ende ghebrect hem an sin uerteren

4855sijn naeste gast moet betalen

dat hem al dandre ontalen

aristotilus die seghet

dat hi .ij. ionghe te ebne pleghet

nochtan dat hi iij eyere heuet

4860maer dat .i. ey hi begheuet

ende werpet och vte sinen neste

doch segghen ons die beste

datmen heuet te someghen stonden

jn sinen nest iii jonghe vonden

4865mar aristotilus die seghet

dat hi bi naturen pleghet

vte enen ionghe twee

te bringhene dat es wonder mee

jn plinius boeke staet

4870dat hem no blexeme no donre ne scaet

ende hem die rechter uoet es meest

alsi sine jonc starc uerureescht

so wil hi se van hem weren

om dat si hem leren yneren

4875ende sine proie niet ne nemen

dus soude elke moeder hare kinder wenen

[hare kinder van hem te jaghene

ende hem leren te bedraghene

met hars selues pine te waren]

4880tusscen den hert ende den haren

so es .i. strijd tallen tiden

daren can metten uloghele striden

ende verdrinket den hert metten slane

dat hi achterward moet gane

4885tote dat hine van der roetsen uerdriuet

ende hine also somwile ontliuet

dar die hert werpt weder mul

ende doet den aren sine oghen uul

ende tusschen den aren enten drake

4890sones van vreden ghene sake

die haren slatene ende uliet

ende mach die drake uerknopen yet

met sinen starte sine ulerken dan

so wreket hi hem wel der an

4895dar hi in rotsen maket sin nest

of te up bome dart hem dinket best

comter drake toe of man

ofte ander diere so uechti dan

ende auonturt sijn leuen ghinder

4900om te bescermene sine kinder

ende goemse nacht ende dach

tote dat hem elc gheneren mach

vp sine scouderen hise oec set

ende leerse ulieghen na sine wet

4905alle edele uogle te waren

ontsien ghemeenlike den aren

ende des daghes dat sine sien

wilsi qualike der proien plien

van dien gherualke seit die glose

4910doet den haren dicke nose

ende hine uaet merket die gherualke

bedieden wel die dorpar scalke

[die hem niet ne wille keren

onderdaen te sine haren heren

4915ende haer heerscap quetsen ende jaghen

des salse god der omme plaghen]

plinius bescriuet ende bekende

dat inder werelt noit hende

eenrande aren ende groot sere

4920bringhet ij eier ende nemmeere

ende leecse in sinen nest

so vaet hi dar hi toe comt best

eist den ase ofte den vos

die maecti van den liue los

4925ende windt die eier in dat har

ende laetse uor die sonne dar

anders so ne broet hise niet

ende alsi sine jonghe siet

helpet hem tote dien daghen

4930dat si hem seluen moghen beiaghen

kiramidarium boec die seghet

dat die aren ebne pleghet

jn sine winbrauwen stene ii

van den steen breken ontwe

4935dat men in die blase draghet

des arens bec alsi gewaghet

diene onder sijn houet leghet stille

nachts soudem dromen dat hi wille

2. Aquila is de arend.

(a) Sint Augustinus zegt te waren

dat hij de koning is tevoren

boven alle vogels uitverkoren.

4785 Die vindt men gekroond beschreven.

Van prooien leidt het al zijn leven.

(b) Zo scherp ziet hij dat hij gedogen

mag met zien van zijn ogen

dat zich in de zonneschijn vast maakt

4790 zo ziet men op menige dag

dat hij graag vanwege dit

met de ogen in de zon zit.

De arend pleegt, zegt Augustinus,

als hun jongen een deel groot zijn

4795 dat hij ze met de klauwen op heft

en wie zo dan de zon beseft

die dan hebben zulke sterke ogen

dat ze de zon kunnen gedogen

natuurlijk te kunnen aanschouwen ginder

4800 die houdt hij voor zijn edele kinderen

en die zich van de zon afwendt

houdt hij voor een bastaard.

Ambrosius zegt dat sommige zeggen

dat hij zijn bastaard verstoot

4805 omdat het hem vermoeit ginder

te voeden zoveel kinderen

en dat is niet altijd zijn zede

maar dat doet zijn gierigheid

en omdat hij niet wil onteren

4810 de edelheid van zijn partij,

maar Ambrosius zegt voor waar

dat er een vogel is en die heet Fullica (waterhoentje)

neemt bij zich die jongen die zijn verdreven

en voedt ze met de zijnen benevens.

4815 (d) Adelinus, die meester spreekt

als de arend van oudheid gebrekkig is

zoekt hij een fontein koud

en vliegt er op met geweld

boven allen zwerken, zegt hij,

4820 daar het zonnevuur komt bij

en hem de donkerheid van de ogen

door zonnehitte wordt verdroogd

dan valt hij neder met geweld

in die diepe fontein koud,

4825 drie maal met dezelfde vaart

dan vliegt het naar zijn nest waart

naar zijn jongen, die zijn zo oud

dat ze prooien hebben kracht,

verziekt is hij door die gebaren

4830 alsof hij in een koorts was

hij wordt ontpluimd en dan moeten voeden

zijn jongen en broeden

tot hier en hij verjongt ginder.

Op dat gij dit merkt, gij kwade kinderen,

4835 wat u stomme beesten leren

die vader en moeder voeden.

Nog zegt ons Sint Augustinus

als de arenden zeer oud zijn

en hen de bek wordt lang

4840 dat ze dan naar een steen gaan

en maken ze weer en slijpen

hun bek zo dat ze grijpen

hun spijs alzo daar mede

dat ze eten naar hun zede.

4845 Graag maakt hij hoog zijn nest.

(e) In zijn nest vindt men best

de steen die echites heet

omdat hij van naturen weet

dat dit voor zijn jongen is goed.

4850 (a) Die arend is zo wel gemoed

al heeft hij zeer lang gevast

dat hij node ontzegt een gast

maar ze eten mede al wat ze begeren

en ontbreekt het hem aan zijn verteren

4855 zijn naaste gast moet betalen

dat hem al de andere onthaalden.

Aristoteles die zegt

dat hij twee jongen te hebben pleegt

nochtans dat hij drie eieren heeft

4860 maar dat hij een ei begeeft

en werpt het ook uit zijn nest.

Toch zeggen ons de beste

dat men heeft in sommige plaatsen

in zijn nest drie jongen gevonden,

4865 maar Aristoteles die zegt

dat hij bij naturen pleegt

uit een ei jongen twee

te brengen, dat is een wonder meer.

In Plinius boek staat

4870 dat hem geen bliksem of donder schaadt

en bij hem de rechtervoet is het grootst.

Als hij zijn jong sterk vreest

dan wil hij ze van hem weren

opdat ze zich leren voeden

4875 en zijn prooi niet nemen.

Dus zou elke moeder haar kinderen wennen

Door haar kinderen van zich te jagen

en hen leren zich te behelpen

hun eigen pijn te doen.

4880 Tussen het hert en de arend

is er een strijd te alle tijden.

De arend kan met de vogels strijden

en verdrijft het hert met slaan

zodat hij achteruit moet gaan

4885 totdat hij hem van de rotsen verdrijft

en het alzo soms ontlijfd

maar het hert werpt weer modder

en maakt de arend zijn ogen vuil.

(f) En tussen de arend en de draak

4890 is er van vrede geen zaak.

De arend slaat en vliedt

en mag de draak verkopen iets

met zijn staart om zijn vlerken dan

dan wreekt hij hem wel daar aan.

4895 Waar hij in rotsen maakt zijn nest

of op bomen daar het hem denkt best

komt er draak toe of man

of ander dier zo vecht hij dan

en avonturiert zijn leven ginder

4900 om te beschermen zijn kinderen

en omgeeft ze nacht en dag

totdat elk zich voeden mag.

(g) Op zijn schouders hij ze ook zet

en leert ze vliegen naar zijn wet.

4905 Alle edele vogels te waren

ontzien algemeen de arend

en op de dag dat ze hem zien

willen ze nauwelijks te prooien plegen.

(h) Die giervalk, zegt de glossaria,

4910 doet de arend veel leed

en hij hem vangt. Merk deze giervalk

betekent wel de dorpsgek

die zich niet wil keren

om onderdanig te zijn aan zijn heer

4915 en hun heerschappij kwetsen en jagen

deze zal God daarom plagen.

(i) Plinius beschrijft en bekent

dat in de werelds noordeind

een soort arend is en groot zeer

4920 brengt twee eieren en nimmer meer

en legt ze in zijn nest

zo vangt hij wat hem denkt het beste

is het de haas of de vos

die maakt het van het lijf los

4925 en windt de eieren in dat haar

en laat ze voor de zon daar,

anders zo nee broedt hij ze niet

en als het zijn jongen ziet

helpt hen tot die dagen

4930 dat ze zichzelf mogen bejagen.

Kiramidarium boek die zegt

dat de arend te hebben pleegt

in zijn wenkbrauwen stenen twee

die de steen breekt in stukken

4935 die men in de blaas draagt.

De arends bek, zoals hij gewaagt

die het onder zijn hoofd ligt stil

‘s nachts zou dromen wat hij wil.

Aquila.

Adelaar of adeler, midden-Hoogduits Adelar wat edele aar betekent. Arend, noord-Duits Arend, in deftige taal Aar, oud Hoogduits Arn, oud-Saksisch, oud-Engels earn en oud-Noors orn. Dit woordt komt van een Germaans arnu en behoort bij Grieks ornis: vogel, vergelijk. Litouws erelis: arend. Duitse Adler, Engels eagle, midden-Engels egle, van oud-Frans aigle, dit van Latijn aquila: adelaar. Het woord verwijst naar de donkere kleur. In Grieks is het aetos.

Aquila chrysaetos, L. (goudkleurig) goudarend of steenarend, Duitse Steinadler, Engelse golden eagle, Franse aigle royal of aigle fauve. Hij heeft een goudgele tint op de kop en nek. Het is de arend bij uitnemendheid. Hij wordt een negentig cm lang en zijn vlucht is ruim twee meter, het vrouwtje is groter. Met zijn gedrongen en stoere lichaam voelt hij zich tegen allen en iedereen opgewassen. Hij is onder alle vogels diegene die zich het hoogst in de lucht verheft. Hij stijgt tot buitengewone hoogte op en beschrijft daar wijde kringen. Hij schijnt in de lucht te zweven en beweegt de vleugels slechts weinig. Zijn scherpe oog, met goudgele iris, ontdekt diep beneden hem de haas in het kreupelhout. Als een pijl uit de boog stort hij zich met samengetrokken vleugels en uitgestrekte klauwen op zijn prooi neer. Geen vogel is voor hem veilig of het moet een snelle zwaluw of valk zijn. Hij durft zelfs de vos aan, duikende watervogels moeten het afleggen tegen zijn geduld dat langer duurt dan dat zij onder kunnen blijven. Gieren, kraanvogels, hazen, lammeren en jonge geiten voert hij mee, reen en kalveren pakt hij ter plaatse en neemt de overblijfsels mee door zijn klauwen diep in het slachtoffer te slaan. Kleinere dieren voert hij mee in de lucht en grotere werpt hij neer om ze met zijn snavel te doden. Gemzen en steenbokken overvalt hij, als ze zich op gevaarlijke plaatsen bevinden, en stort ze met een vleugelslag in de afgrond. Zelfs kleine kinderen worden wel eens gepakt.

(a) 'Onder alle soorten vogels is de adelaar het meest liberaal en vrij van hart. Want de prooi die ze slaat eet ze niet alleen of met zeer grote honger, maar geeft die gewoonlijk door aan de vogels die haar volgen hoewel ze eerst haar eigen deel neemt. Daarom wordt de adelaar vaak gevolgd door andere vogels in de hoop en het vertrouwen dat ze wat van haar prooi krijgen Maar als de prooi niet groot is en niet eens genoeg voor haarzelf dan als koning van de heerschappij pakt ze de vogel naast haar en geeft die aan de anderen en bedient ze daarmee. Daarmee doet ze haar naam adelaar eer aan’.

(b) 'Onder alle vogels is in de adelaar het zicht het krachtigst en sterkst ontwikkeld. Want in de adelaar is de geest van het zien het meest gevoelig, het meest scherp in actie. Ze houdt de zon vast in de volle rondte van haar eigen cirkel zonder enige schade aan de ogen te krijgen. De scherpte van haar gezicht wordt niet weerkaatst in de helderheid van de zon, nog verspreid. Er is een soort adelaar die zeer scherp van gezicht is en die neemt haar jongen in haar klauwen en laat ze even naar de zon kijken, voordat hun vleugels volgroeid zijn. Als de jongen niet stijf en strak naar de zon kijken slaat ze hen of verjaagt ze uit het nest en verzorgt ze niet verder’ Dit zie je in 3 Henry VI II, i, 91 waar Prins Edward toegevoegd wordt:

Ҏay, if thou be that princely eagle’s bird’’ zo toon uw bloed’

Show thy descent by gazing against the sun’ En zie de zon in ‘t aanzicht’.

De mogelijke oorsprong is misschien een Egyptische mythe. Horapollo zegt: ‘Het schijnt een afbeelding van de zon te zijn om goed te zien boven alle vliegende schepselen tegen de lichtbundel in.....vandaar dat sommigen de zon afbeelden als een havikvorm als zijnde de Heer van het Zien’ De Egyptische zonnegod Phre wordt afgebeeld met een havikshoofd.

Het verhaal als zou de arend zijn jongen mee omhoog nemen naar de zon om hen in het helle licht te laten staren is in de middeleeuwen zeer verspreid en werd ontleend aan de Physiologus. Slechts die de aanblik van het grote licht verdragen konden achtte hij te zijner waardig. De anderen liet hij uit zijn klauwen te pletter vallen. Dit motief dat onder andere voorkomt in de 13de eeuwse beeldhouwwerken van de kathedraal van Straatsburg moeten we vermoedelijk opvatten als een symbool van het Laatste Oordeel’.

'Waar een vogel die Ossifraga (of Fullica) genoemd wordt voedt het jong die de adelaar weggegooid heeft’ Er wordt dan ook gedacht dat de zeearend geen soort van zichzelf is, maar mongrool die uit diverse soorten ontstaan is. Want als adelaars hun jongen eruit gooien neemt de zeearend ze op en brengt die groot bij haar eigen jongen. Of de bastaardarend die het met de naam aangeeft.

(d) 'Met ouder worden krijgt de adelaar minder zicht en zwaarheid in zijn vleugels. Door dit nadeel wordt het jagen moeilijk, maar nu gaat ze een soort bron of waterstroom zoeken. Nog vliegt ze in de lucht zo vrij als maar mogelijk is, tot ze verhit wordt door de lucht en de vliegtocht, dan opent ze haar porin, maar haar veren zijn beschadigd, ze valt plotseling naar beneden, in de bron. Ze dompelt zich er driemaal in. Daar veranderen de veren, het slechte zicht van de ogen verbeterd en geneest, ze krijgt opnieuw haar kracht en sterkte terug’ Dit geloven wordt waarschijnlijk verklaard doordat de adelaar bij ouderdom van kleur wisselt.

Herten die hun gewei verliezen, slangen hun huid en adelaars hun snavels worden jonger dan met enig ander werk. Zie om naar Psalm 103, 5: 'Uw jeugd zal vernieuwd worden als die van de adelaar.’ Dit is mogelijk ook ingesloten in Jesaja 40: 31 'jongelingen worde moede en mat, zelfs jonge mannen struikelen, maar wie de Here verwachten putten nieuwe kracht; zij varen op met vleugelen als arenden’. Aristoteles zegt dat bij ouderdom de bovenste bek geleidelijk aan groter groeit en meer krom wordt en de vogel eventueel sterft door honger. Plinius zegt het op zijn manier: 'ze sterven niet door ouderdom of ziekte, maar van honger omdat de bovenste bek zo veel groeit zodat de bek niet geopend kan worden. Dit idee, gecombineerd met de bijbelse tekst dat de arend zijn jeugd vernieuwt gaf gelegenheid tot een nieuwe legende. Die wordt bij Augustinus uitgedrukt in zijn commentaar op de 103de Psalm: 'op een manier, die door de natuur gesuggereerd wordt, slaat hij zijn bek tegen een rots en smijt de last van zich af en komt zo weer terug naar zijn voedsel, in alles is hij vernieuwd zodat hij weer jong wordt’ Vandaar: 'Ze zal vernieuwd worden als een adelaar’.

Mulder: De spectaculaire verjongingskuur, die misschien berust op waarnemingen van roofvogels in de rui, vond steun in de bijbel: Ԍoof de Heer’zingt de psalmist' die uw ziel verzadigt met het goede, zodat uw jeugd zich vernieuwt als die van een arend.' (Psalm 103:5) Het floers voor de ogen van de oude arend zou het ‘derde ooglid kunnen zijn; ook dat roofvogels omhoog kijken naar de zon stemt overeen met de werkelijkheid (al kijken ze waarschijnlijk naar andere vogels). Valkeniers moeten inderdaad de snavels van haviken inkorten.

(e) In haar nest zet ze twee kostbare stenen die agaat genoemd worden, in Duits is dit de Adlerstein, de ene is de manlijke en de ander de vrouwelijke vorm. De mannelijke hiervan is hard en is wat gloeiend. En de vrouwelijke is zacht. En er wordt verteld dat ze geen jongen kunnen krijgen zonder die stenen. De mannelijke adelaar legt in haar nest die kostbare steen, die heldere agaat, om haar zo te vrijwaren van de pijnen die met het eieren leggen komen. Ook om de jongen te vrijwaren van venijnige beten van kruipende wormen. De Perzen noemen de adelaarsteen de geboortesteen. Bij Plinius horen we over de arendssteen, de aetites die van het bekende aetos (arend) is afgeleid en die lithos eutokios heet ofwel: ԯm de leg te bevorderen’ In ons ijzeroer, aetiten of geoden die wel de adelaarsteen of klappersteen genoemd wordt en bij de Duitsers 'Rasen-eisenstein vind je soms bolvormige, holle stukken waarin zich een beweegbare kern bevindt. Als je het stuk beweegt dan klappert dit tegen de randen. Daardoor ontstond de naam klappersteen. Dit is de mythische adelaarssteen die zich bevindt in de nesten van de adelaars, die het erin dragen.

(f) De draak is een slang, er zijn ook slangetende arenden;

'Ze maken hun nest hoog als een adelaar, Jer. 49: 16, Obadja 1: 4.

(g) De ouders broeden om beurten en als er gevaar dreigt draagt de moeder haar kroost naar een veiliger plaats wat aan Deut. 32: 11 herinnert, ‘als een arend die zijn broedsel opwekt, over zijn jongen zweeft, zijn wieken uitspreidt, er een opneemt en draagt op zijn vlerken’ Een opmerkelijk feit, dit opnemen op de vleugels komt met grote vogels nooit voor, wel bij zwanen en futen.

(h) Giervalk, Engelse gyr falcon, heeft iets met de gier van doen. Mogelijk ook omdat die sneller is dan de arend.

(i)’Er is in het noorden een grote adelaar die altijd twee eieren legt. Eerst vangt die een haas of vos en pelt daarvan voorzichtig de huid af waarna ze daar de eieren in legt. Die legt ze in de warmte van de zon en laat ze de eieren daar, ze zit er niet op maar wacht tot ze door natuurlijke kracht gebroken worden. Ze komt pas terug als de jonge vogels gevoerd moeten worden wat doorgaat tot ze een perfecte grootte bereikt hebben’ Dit naar Plinius.

Erpia als adelinus cande

4940es i uoghel van verren lande

te strapidos inde wostine

pleghen arpien te sine

met ongre altoes uerladen

cume machmense uersaden

4945si ebben clawen crom ende wreet

ente gripene ghereet

tanscijn heueti na den man

maer lettel dogheden der an

[wien bediedet bet die arpie

4950dan dien god vermaledie

den woekerare die nacht ende dach

gapet ende niet versaden mach

al es hi ghelijc den man

dar nes ghene menscheit an]

4955arpia pleghet ne twifelets niet

den eersten mensche die so siet

wanderen inde wostine groot

vermach soene so slatene doot

alsoe te watre comt na dien

4960dar soe hare seluen mach gesien

ende soe siet dat soe heuet dot

van anscijn hare ghenoet

werd so droue ye lanc so meere

om dat so doot heuet haren here

4965ende so der omme selue doot bliuet

ende emmer uort soe rouwe driuet

somwile gheuallet horic lien

dat men ghetempmet heuet arpien

ende die oec spraken na den man

4970mar gheen bescheet so nesser an

3. Harpij, als Adelinus kende,

4940 is een vogel van verre landen

te Strapidos in woestijn

plegen harpijen te zijn.

Met honger altijd verladen

nauwelijks mag men ze verzadigen.

4945 Ze hebben klauwen krom en wreed

en te grijpen gereed.

Het aanschijn hebben ze naar de man

maar weinig deugden zijn er aan.

[wie betekent beter de harpij

4950 dan de God vermalijde!

woekeraar die nacht en dag

jaagt en niet te verzadigen is

al is hij gelijk de man

daar is geen mensheid aan]

4955 De harpij pleegt en twijfelt niet

de eerste mens die het zo ziet

wandelen in de woestijn groot

vermag het en zo slaat het die dood

als ze te water komen nadien

4960 waar ze zichzelf mag zien

en ze ziet dat ze heeft gedood

van aanschijn haar gelijke

wordt ze droevig hoe langer hoe meer

omdat ze gedood heeft haar heer

4965 en zo daarom zelf wel dood blijft

en immer voorts ze rouw drijft.

Soms gebeurt het, hoor ik luiden,

dat men tam gemaakt heeft harpijen

en die ook spraken naar de man

4970 maar geen bescheid is er aan.

Harpijen, Engelse harpy, Franse harpie, van Latijns harpyia en dit van Grieks harpuiai wat verbonden is met harpazein: snappen of pakken.

Bij Homerus zijn het snel voortijlende storm- en doodsgodinnen. De dichter Vergilius noemt een der harpijen Celaeno en plaatst haar woning op de Strophadische eilanden, aan de ingang van de onderwereld zodat Nederlandse dichters wel eens van hel-harpije spreken.

Naar Hesiodus zijn het de gevleugelde dochters van Thaumas en de Electra en zusters van Iris. Ze zijn van vleugels voorzien en sneller dan de wind. De namen geven aan dat het personificaties zijn van dwarrelwinden en stormen, Ocypete: snel, Geleno: duisternis, en Aello: storm. Van hen stammen de edelste paarden als de Podarge van Homerus en Zephyros van Achilles.

Als plaaggeesten verschijnen ze in de geschiedenis van de blinde ziener Phineus wiens voedsel ze opeten of verontreinigen.

Aan de westkust lag het rijk van de Thrakische koning Phineus. Apollo had hem als teken van zijn gunst de zienersgave geschonken. Aan velen kon hij de toekomst openbaren en goede raad geven. Maar hij werd overmoedig en maakte aan de mensen meer van Zeus wil bekend dan hem toegestaan was. Daarvoor moest hij vreselijk boeten. Zeus ontnam hem het licht van de ogen. Bovendien zond hij hem twee harpijen, afschuwelijke wezens, half vrouw, half roofvogel en met klauwen aan de hand en voeten. Kreeg de blinde koning voedsel voorgezet en begon hij te eten, dan schoten onmiddellijk de harpijen neer uit de lucht. Ze rukten hem met hun kromme snavels en scherpe klauwen het eten uit de mond en hand en bevuilden het overige met hun ondraaglijk stinkende uitwerpselen zodat het oneetbaar werd. Uitgehongerd sleepte Phineus zich voort, een geraamte met holle ogen en kaken. Maar hij bleef in leven want onverbiddelijk liet Zeus zijn kwelling voortduren en vergunde hem niet te sterven.

Door zijn profetische gave wist hij dat er eens een eind aan zou komen. Zo gauw op zijn kust een schip landde met Griekse helden zouden de gevleugelde zonen van de noordenwind, Boreas, zijn kwelgeesten verjagen en zou hij in vrede mogen sterven. van de noordenwind, Boreas, zijn kwelgeesten verjagen en zou hij in vrede mogen sterven. En zie, de Argonauten landden bij zijn stad. Ontroerd en in gespannen verwachting hoorde hij hen komen, want zijn geestesoog wist dat dat zijn redders waren. Wankelend strompelde hij naar buiten en viel voor hun voeten neer. Vol verwondering en medelijden keken de jonge mannen naar die uitgeteerde gestalte in bevuilde, kostbare kleren. Ze luisterden aandachtig naar zijn droevig relaas en op het horen van hun namen sprongen de zonen van de noordenwind, Zetes en Kalais, dadelijk naar voren en boden hun diensten en bescherming aan.

Er werd een maaltijd voor hun allen opgediend en nauwelijks had Phineus zijn eten aangeraakt of daar schoten de harpijen op hem af. Maar op hetzelfde ogenblik schoten Zetes en Kalais op hen toe met het zwaard in de hand en joegen de ondieren de lucht in. Ze joegen hen na net zo snel als hun vader Boreas na een wilde jacht door het luchtruim en haalden hen in. Bijna raakten ze hen met de punten van hun zwaarden toen Iris, als bode van Zeus, tussenbeide kwam en riep: ‘Zonen van Boreas, doodt de harpijen niet, het zijn de jachthonden van Zeus. Maar wees gerust, ze zullen nu weer terugkeren naar zijn grot in de bergen van Kreta en Phineus niet meer kwellen.’

Neophron percnopteros, is maar een kleine, bescheiden aasgier. Hij staat op een afstand geduldig te wachten totdat de andere dieren verzadigd zijn. Haast gedwee ziet hij eruit. Het bescheiden dier wordt wel ‘de kip van de Farao’ genoemd. Maar het mengt zich in alle vuil en takelt zich zo walgelijk toe dat het stinkgier genoemd wordt. Hij staat als een bedelaar te wachten bij de openbare slachthuizen. Hij is nog verdraagzamer dan andere gieren. Daarom zie je vaak wel een vijftig bij elkaar, daar waar wat te halen valt. Ze naderen de mens zeer dicht, vooral waar mestvaalten zijn en eten zelfs menselijk drek.

Bij de weerzinwekkende aas- of stankgier komt de herinnering te boven aan de door de klassieken als walging wekkende mythische vogels, de harpijen, op. Ze behoorden tot de vogels, waren half mens, half dier, storm- en doodsgodinnen met vogellichamen en maagdelijk hoofd.

Agotile dats bekent

j. uoghel van orient

of in arabien alsmen seghet

die .ij. eyer of iij. pleghet

4975te bringhene ende es grot oec mede

dese pleghet ene vremde sede

hi sughet die gheete inder gebare

als oft .j. oekin ware

ende hets wonder dat mer of toghet

4980want die gheet te hant uerdroget

alse sughet agotile

plinius die seghet noch mee

dattet gheproeuet es ende bekent

datter die ghete of werden blent

4. Agotile, dat is bekend.

is een vogel van de Oriënt

of in Arabië, zoals men zegt,

die twee eieren of drie pleegt

4975 te brengen en is groot ook mede.

Deze pleegt een vreemde zede

hij zuigt de geiten in die gebaren

alsof het een geitje (tepel?) was

en het is wonder dat men er van getuigt

4980 dat de geit er van gelijk verdroogt

alzo zuigt de Agotile.

Plinius die zegt nog meer

dat het beproefd is en bekend

dat de geiten ervan worden blind.

Caprimulgus europaeus, L. (Capra: geit, mulgere: melken, uit Europa) De nachtzwaluw, geitenmelker, nachtratel, ratelaar of vliegende pad, Engelse nightjar, Duitse Nachtschwalbe en Franse engoulevent d’Europe.

Het is een trekvogel en komt bij ons in mei en vertrekt weer in september. De nachtzwaluw komt voor op open plekken in naaldhoutbossen. Door de mens wordt de vogel dan ook zelden gezien. Met de behendigheid van een valk of zwaluw zwerven ze nu eens op geringe en dan weer op grote hoogte boven struiken en bomen en omzweven de bomen dikwijls met zeer bevallige zwenkingen en vangen in de lucht de daar voorkomende insecten. Door de wijde bek kunnen ze zeer grote kevers verslinden en juist die soorten die door andere vogels gemeden worden. De jacht begint in de regel met het aanbreken van de nacht en wordt na enige uren afgebroken en wordt voor de morgenschemering hervat, maar houdt op voor de zon geheel aan de hemel is verschenen. Dan rusten ze en zitten laag of liggen languit uitgestrekt op een of ander voorwerp en drukken ze zich zo dicht tegen hun rustplaats aan dat ze eerder breder lijken dan hoog.

Het zijn nuttige vogels, maar vele volkeren beschouwen ze echter als geheimzinnige wezens wiens dood noodlottige gevolgen kan hebben. Onze boeren beschouwden deze onschadelijke dieren met wantrouwen omdat ze van oordeel zijn dat de nachtzwaluwen met geen ander doel zo’n wijde bek heeft dan om de geiten te melken.

‘Er zijn zekere vogels die geitenzuigers genoemd worden vanwege hun zuigen aan geiten en dan is de melk verspild en verloren en als ze zo’n geit hebben gevonden en gezogen dan wordt die direct blind. De speen verdroogt en sterft’ De geitenmelker, die in Duits Ziegenmelker heet, is zo genoemd omdat ze het liggende melkvee lijkt te melken als ze de vliegen van de uier wegpikt.

4985Ardia in onse latijn

mach in dutsch .i. eygher sijn

ardia heetj alsmen ons seghet

om dat hi oghe te ulieghene pleghet

om dat dicke bouen swerken

4990dar negheen tempeest mach werken

jnt water es sine lijfnere

enen scarpen bec heueti ter were

sine jonc broet hi in bomen

die hi nerenstelike can begomen

4995experimentator die seghet

dat hi den aren te hone pleghet

want hine besmelt alsi can

so roten sine uederen dan

sulke sin wit ende sulke van scire wise

5000mar die sciere sijn best uan prise

van smaken best ende ghesont

men vindet oec dat es ons cont

jn onse lant in meneghe marsch

vogle die hete lepelars

5005die hare lijfnere souket mee

dart sout smaket uan der zee

die becke lanc ebben ende breed

darmense lepelars om heet

ende dits uan eighers ene maniere

5010sijsijn den uisscen onghiere

hare uleesch es argher dan der sciere

smout van den eigher es specie diere

alsmen seghet ieghen tvledersijn

dart ander goet es ende fijn

5. 4985 Ardea in ons Latijn

mag in Diets een reiger zijn.

(a) Ardia heet het, zoals men ons zegt,

omdat het hoog te vliegen pleegt

en veel boven de wolken

4990 waar geen tempeest mag werken.

In het water is zijn lijfnering

een scherpe bek heeft het om zich te weren.

(b) Zijn jongen broedt het in bomen

die hij naarstig kan begaan.

4995 Experimentator die zegt

dat hij de arend te honen pleegt

want hij vervuilt hem als hij kan

zo rotten zijn veren dan.

(d) Sommige zijn wit en sommige van grauwe wijze, 5000 maar de grauwe zijn best van spijs, van smaken best en gezond.

(e)Men vindt ook, dat hebben wij gehoord,

in ons land in menig moeras

vogels die heten lepelaars

5005 die hun voedsel zoeken mede

waar het zout smaakt van de zee

die de bek lang hebben en breed

daarom men ze lepelaars heet

en dit is van reigers een soort

5010 zij zijn de vissen onguur.

Hun vlees is erger dan de grijze.

Vet van de reiger is een specerij duur

als men zeg tegen jicht

daar het andere goed in is en fijn.

Ardea, Latijn, dit woord komt of van ardere: branden, omdat zijn drek heet is of van ardua: krachtig omdat zijn vlucht krachtig is en hij hoog vliegt. Griekse herodios, Engelse heron en Frans heron cendre.

Ardea cinerea, L. (grijs), blauwe reiger, midden-Nederlands reigher, oud-Hoogduits Reigaro en Heigaro (nu Reiger) midden-Hoogduits Heiger, Angelsaksisch hrahgha. Dit woord stamt van Germaans hraigran dat zo genoemd is naar zijn hese geschreeuw wat de vogel ook de voor-Germaanse naam kraikr gaf.

(a) Ze vliegen met de benen achterwaarts uitgestrekt en met een ingetrokken hals tot boven de wolken, voornamelijk als het regenen zal. Aristoteles via Vondel:

‘wanneer het reigersnest de poelen op het land

Verlaat, en naar de lucht en wolken komt gevaren.

Dat is een teken van storm en onweer’

(b) Ze nestelen in eiken en in grote troepen, het is een sociaal dier. Kijk uit onder die bomen voor hun uitwerpselen, het zijn bommen. Een reigerkolonie heeft een verwoestend effect op die broedbomen.

Als de reigers door de valken gedrukt worden dan ontvangen ze die met de bek tussen de vleugels omhooggestoken zodat ze beiden vaak dwars doorstoken ter aarde vallen. ‘Ee haviken weten de reigers te verdrijven met hun drek waardoor hun voeten en veren besmet worden en verbranden. Kan de reiger boven de valk komen dan besmet hij hem met zijn drek.’ De reigerjacht door de valken behoorde vroeger tot de voornaamste vorstelijke jachtvermaken.

(d) Er is een purperreiger en een paar soorten van zilverreigers zijn er.

(e )Platalea leucorida, L. (witte). De lepelaar of lepelgans, Duitse Loffler, Engelse spoonbill, Frans spatule, valt op door zijn lepelvormige bek.

5015Anser dats die gans in latijn

die some tam ende wilt sijn

van wilden dat meeste deel

sin schier wel na gheheel

some suart ende some bont

5020ende die ulieghen meest alle stont

ende maken ulieghende hare scaren

als oft yscreuen lettren waren

ende ulieghen hem no oest no west

also als hem die wint es best

5025dat si ulieghens niet uergheten

sonder allene alsi heten

so pleghet hem des ulieghen luste

so dat si selden ebben ruste

mar huusganse die sijn swar

5030si ulieghen selden hier of dar

heten slapen dats hare leuen

dats dat si node begheuen

ysodorus seghet dat gheen dier can

so nouwe yrieken den man

5035hier bi segmen jn uele brieue

datsi bi nachte rieken dieue

jn roemschen geesten es bescreuen

dat wilen die van sans bedreuen

die romeine in sulker laghen

5040dat sise in capitolien belaghen

ende als die wachters sliepen bi nachte

adsijd ywonnen almet crachte

ne war dat die ganse uerhorden

ende sise met roepene uerstorden

5045[die der uiande worden gheware]

dies hilt die stede vele jare

hare ghedinkene der nare

ende beleiden den tor met uare

want roemsch uolc up ghenen dach

5050elx iars te anebedene plach

ene seluerine gans

ende dar uoren te makene dans

hier mede spotte ambrosius

entie grote basilius

5055ende segghen rome des es verdient

dattu best der gans vrient

alle dine gode sliepen

die ganse wieken ende riepen

des offerstu der gans up dien tiden

5060ende du lates jupiterre bliuen

want en adden si ghedaen

ystolen waren sij ende yuaen

die gode van dinen vianden

dus sijn die gode wel wert scanden

5065als men der ganse kint ynaket

so wispelt soe ende gapet

ende maket yblas onder die jonc clene

van dier scare so wachter ene

altoes om des arens vlucht

5070want si ebben uor dien aren urucht

ende si kennen in hare maniere

des arens vlucht ende sine ghiere

bet dan enech mensce mach

de gans mach leuen meneghen dach

5075witte ganse winnen meest

andre minst ebic uerureest

so node es die gans allene

slute men de gans dat si clene

noch dor dranke no dor ate

5080lichtelic hare keert ter bate

hare uleech es te uerduene quaet

ende alse rein te comene staet

so badet hare de gans der ieghen

des so sietmen hare dicken pleghen

5085men vindet ganse also groot

dat si bi na sijn ghenoet

des uoghels struus dat seggic iv

dats inden berch van moniou

ende inde nort side van europen

5090cume mach si van swareit lopen

6. 5015Anser, dat is de gans in Latijn,

(a) die soms tam en soms wild zijn.

Van wilde is het grootste deel

ze zijn grijs bijna geheel

soms zwart en soms bont

5020 (b) en die vliegen meest in alle tijden

en maken vliegende hun scharen

alsof het geschreven letters waren

en vliegen nu oost, nu west

alzo als hen de wind is het beste

5025 dat ze het vliegen niet vergeten

uitgezonderd alleen als ze eten

het vliegen pleegt voor hen te zijn een lust

zodat ze zelden rusten.

Maar huisganzen die zijn zwaar

5030 ze vliegen zelden hier of daar

eten en slapen, dat is hun leven

dat is dat ze node opgeven.

Isidorus zegt dat geen dier kan

zo goed ruiken de man,

5035 hierbij zegt men in vele brieven

dat ze ‘s nacht ruiken de dieven.

In Romeinse verhalen is beschreven

dat wijlen die van Sans bedreven

de Romeinen in zulke lagen

5040 dat ze het Capitool belaagden

en omdat de wachters sliepen bij nacht

hadden zij het overwonnen al met kracht

was het niet dat de ganzen ze hoorden

en ze met roepen verstoorden

5045 die de vijand werden gewaar

dus hield de stad vele jaren

hun gedachtenis dan daarna

en belegerden de toren met gevaar

want Romeins volk op die dag

5050 elk jaar te aanbidden plag

een zilveren gans

en daarvoor te maken een dans.

Hiermee spotte Ambrosius

en de grote Basilius

5055 en zeggen Ԓome dit is verdiend

dat u bent een ganzenvriend

al uw goden sliepen

de ganzen waakten en riepen

daarom offert u de gans op die tijden

5060 en u laat Jupiter blijven

want hadden ze het niet gedaan

gestolen waren ze en gevangen

uw goden, van uw vijanden

dus zijn uw goden wel waard schande’

5065 Als men de gans kan genaken

dan fluit ze en gaapt

en maakt geblaas onder de jongen klein.

Van die groep waakt er een

altijd om de arend vlucht

5070 want ze zijn voor die arend bang

en ze kennen in hun manieren

de arend vlucht en zijn verlangen

beter dan enig mens mag.

De gans mag leven menige dag.

5075 Witte ganzen winnen het meest

andere minder, als ik vrees.

Node is de gans alleen.

Sluit men de gans op als ze is klein

noch door drank of door eten

5080 gemakkelijk zich keert ten goede.

Hun vlees is te verteren kwaad.

En als regen te komen staat

dan waakt zich de gans daar tegen,

dus ziet men ze zich vaal doen.

5085 (d) Men vindt ganzen alzo groot

dat ze bijna zijn gelijk

van de vogels struis, dat zeg ik u,

dat is in den bergen van Bernhard

en in de Noordzijde van Europa

5090 nauwelijks kunnen die van zwaarheid lopen.

Anser anser, L. Gans, midden-Nederlands gans, oud-Hoogduits Gans (nu Grau Gans) oud-Engels gos (nu grey lag goose) oud-Noors gas. Het woord wordt vergeleken met het Latijnse anser (voor hanser) Grieks khen, Sanskriet hasas: watervogel, oud-Iers geiss: zwaan. In Frans heet het oie cendree.

(a) De wilde is de stamsoort van de witte, tamme gans.

(b) De wilde ganzen en eenden die van landstreek willen veranderen maken in de vlucht de gedaante van een omgekeerde v waardoor ze gemakkelijker door de lucht kunnen klieven. Dus vliegt de leidsman vooraan. Na verloop van tijd is hij vermoeid, verlaat zijn post en wordt door de volgende afgelost en voegt zich bij het einde van de troep waar die uitrust etc. waardoor ieder zijn beurt krijgt en de grote tocht sneller en gemakkelijker wordt volbracht.

(c ) Er is geen dier die zo snel de geur van de mens waarneemt als de gans. Ze schreeuwen als ze een vreemdeling zien en dienen als huiswachters. Bij de Romeinen was de gans aan Juno gewijd en werd in haar tempel op het Capitool gehouden. Bij de inval van de Galliërs onder Brennus, 390 v Chr., waarschuwden ze door hun geschreeuw de bevolking en hebben zo de burcht gered. Dit zouden witte ganzen zijn die ze zo als de beste achten.

(d) De grote ganzen zijn wel gefokte ganzen.

Anas alsement ware waent

ludet in onse dudes .i. hant

die hie heuet ulogle ende als

sconre dan die zoe es als

5095ende omme den als den witten rinc

riuieren mint hi voer andre dinc

ende oec ne mach hi niet leuen

hine si den watre beneuen

wilde anden ebwi uerstaen

5100teerst dat si uten doppe gaen

si sijn so leuende ende so snel

dat sij hem yneren wel

al eist dathem die moeder ontuart

ghesonder eist ten liue ward

5105tvlesch van der wilder haent

dan van der tammer ende men waent

dat inden winter es beter ditte

dant es in des somers hitte

doch eist te uerduene swaer

5110mar lichter dan die gans dats waer

7. Anas, zoals men de waarheid waant,

luidt in ons Diets een eend.

De hij heeft vleugels en hals

mooier dan de zij is

5095 en om de hals de witte ring.

Rivieren bemint hij voor andere dingen

en ook kan hij niet leven

is er geen water in de buurt.

Wilde eenden, hebben wij verstaan,

5100 het eerste dat ze uit de dop gaan

ze zijn zo levend en zo snel

dat zij zich voeden wel

al is het dat hem de moeder zich ontfermt.

Gezonder is het te lijve waard

5105 het vlees van de wilde eend

dan van de tamme, en men waant

dat in de winter is beter dit

dan het is in de zomerse hitte

doch is het te verteren zwaar

5110 maar lichter dan de gans, dat is waar.

Anas platyrhyncha, L (met een brede snavel) Eend, midden-Nederlands ent of eent, oud-Hoogduits enita (nu Ente) Angelsaksisch ened. Het woord komt van Germaans anio en dat van Indogermaans anes. Het Sanskriet ato betekent een watervogel.

De smalle witte ring is een kenmerk van het mannetje.

Accipiter hetet int latijn

dat in dietsch .i. auec mach sijn

een edel uoghel te uederspele

tragher dan die ualke es uele

5115mar scalker in sijn uanghen

laeti sine uedren anghen

so wert hi siec hout hise recht

dan werti weder ysont echt

als hi sine jonc siet

5120dat si hem pinen te ulieghene hiet

steect hise uten neste te waren

ende wille dat si em neren uaren

rodene wil dat mens gheloue

wie so hem ghenerd met roeue

5125dat hi sette sine sede

buten alre ynadichede

dies moeti horen ten ionxten daghe

ons heren claghe sonder ynade

plinius spreect die in leden

5130euel dracht uan swareden

dat hi hem te siedene raet

van auec in olie rosaet

ende hete hi sal hem elpen

sine siecheit ystelpen

8. Accipiter heet in het Latijn

dat in Diets een havik mag zijn.

(a) Een edele vogel te jachtspel

trager dan de valk is het veel,

5115 maar schalkser in zijn vangen.

Laat hij zijn veren hangen

dan wordt hij ziek, houdt hij ze recht

dan wordt hij weer gezond echt.

(b) Als hij zijn jongen ziet

5120 dat ze hem denken te vliegen iets

steekt hij ze uit het nest te waren

en wil dat ze zich voeden gaan.

Reden wil dat men gelooft

wie zo zich voedt met roven

5125 dat hij zet zijn geest

buiten alle genadigheden

dus moet hij horen te jongste dagen

onze Heren klagen zonder genade.

Plinius spreekt die in de leden

5130 euvel draagt van zwaarheden

dat hij hem koken aanraadt

een havik in olie van rozen

en eet dit, het zal hem helpen

zijn ziekte te stelpen.

Accipiter: grijper. Accipiter gentilis, L. (sierlijk) (Astur palumbarius) Havik, midden-Nederlands havec of havic, oud-Saksisch habuc, oud-Hoogduits Habuh en Hapuh (nu Habicht) oud-Engels heafochawk, midden-Engels hauk (nu hawk en goshawk) oud-Noors hakr en haukr. Mogelijk stamt het woord van Indogermaans qap: pakken.

Havik, duivenvalk, grote sperwervalk of patrijzenvalk, Duitse geflugelter Teufel of Stoter, Franse autour des palombes. Een goed voorziene duivenhok weet hij binnen een paar maanden te ontvolken.

(a) Jong uit het nest genomen jongen werden vroeger voor het vluchtbedrijf afgericht. Voornamelijk werden ze gebruikt voor de vlucht op patrijzen, fazanten en konijnen. Dit jachtbedrijf kon gemakkelijker uitgeoefend worden dan de jacht met valken omdat de havik steeds in de laagte vliegt zodat men ook goed in de bossen kan jagen en niet te paard hoeft te zijn. Haviken werden gebruikt door landeigenaars. Valken waren voor vorstelijke personen.

(b) Hiermee beelden de Egyptenaren de daad van de ouders uit die vanwege armoede enige kinderen van zich doen.

5135Amraham es bekent

.i. uoghel in orient

dar aristotiles of secht

dat hi up berghe broedens plegt

so oghe dat altoes gheen man

5140sine neste uinden can

[sine jonc sijn selden uonden

want hi uerjaghetse te ghenen stonden

uan hoghen nederwart te dale

eer si moghen ulieghen wale]

5145gherne uolghen sj enen here

om dat sii hare lijfnere

an croingen nemen eist beeste of man

die up die uelde bliuen dan

9. 5135 Amraham is bekend

een vogel in de Oriënt

waar Aristoteles van zegt

dat hij op bergen te broeden pleegt

zo hoog dat altijd geen man

5140 zijn nest vinden kan.

[Hun jongen zijn zelden gevonden

want hij verjaagt ze op zekere tijden

van de hoogte naar het dal

voor ze mogen vliegen wel]

5145 Graag volgen ze een leger

omdat ze hun voedsel

aan krengen, is het beest of man

die op de velden blijven dan.

Soort gier.

ACantis als plinius seghet

5150es .i. uoghel die des pleghet

dat hi sine spise neemt int gras

des ati die parde omme das

ende alsi siet dat them wart

al etende comt i pard

5155so ulieti ende wrect hem dan

met sulken dinghen als hi can

dats dat hi ylijc niet den parde

ende bespottet te sire onwarde

hi ne mach hem doen ghene ander scade

5160dus es bedied die felle quade

die altoes quaet ende scande

ende spot maect up sine uiande

ende els niemen moghen scaden

enen houeschen hordic raden

5165sprec emmer dinen viant wel

ende wes hem in doene fel

behouden trouwe ende warede

dit es edelre liede sede

10. Acautis, zoals Plinius zegt,

5150 is een vogel die dit pleegt

dat hij zijn spijs neemt in het gras

dus haat het de paarden om dat

en als het ziet dat hem tegen

al etende komt een paard

5155 dan vliegt het weg en wreekt zich dan

met zulke dingen als hij kan

dat is dat hij niet gelijkt de paarden

en bespot als zijnde onwaardig

hij mag hen doen geen andere schade.

5160 Dus het betekent de felle kwade

die altijd kwaad en schande

en spot maakt op zijn vijanden

en anders niemand mogen schaden

een hovaardige, hoor ik aanraden

5165 spreek immer van je vijand goed

en ben in doen fel

behoud trouw en waarheden

dit is edele lieden zede’

Een weidevogel.

Absalon sprect plinius mede

5170es i. uogel uander sede

dat hi des roux eyer breect

de uos pint hem dat hijd wrect

den roec ende iaegt absalons jonghe

ende absalon weder talre stonde

5175plot ende bijd suos kinder

so comen hem tulpen ghinder

die rouc uecht up hem mede

dits orloghe sonder urede

jn dorne ynerd hem absalon

5180des ati sesels doen

want hi destele ende dorne uertert

dar em die uoghel mede ynert

11. Absalon, spreekt Plinius mede.

5170 is een vogel van de zede

dat hij de roeks eieren breekt

de vos pijnigt hem dat hij wreekt

de roek en jaagt op Absalons jongen

en Absalon weer te alle stonden

5175 plaagt en bijt zijn kinderen

dan komen hem te hulp ginder

de roek en vecht tegen hem mede

dit is oorlog zonder vrede.

In dorens voedt zich Absalon

5180 dus haten ze ezels doen

omdat hij distels en dorens verteert

waar de vogel zich mee voedt.

Mogelijk de distelvink, Carduelis carduelis, L. (distel) Het lijkt meer op het verhaal van de uil die de eieren van een raafachtige breekt ‘s nachts en overdag worden zijn eieren gebroken door die raafachtige, maar die eet weer geen distels.

Alauda es die leewerke

die soete sinct alsic merke

5185ende groet den dach alsi ontsprinct

jndien tiden dat soe sinct

selden eist int iaer

sone sinct scijnt de sonne claer

sonder allene alsoe uermut

5190hare sanc es grot deduut

ne waer so nes soe milde niet

so sere soe bitende uogle ontsiet

dat so hare eer den man laet uaen

heer soe hem wert onderdaen

5195want bi auonturen tewaren

die machse laten uaren

die sporeware ne lieter niet

hoe seere soe claghede hare uerdriet

12. Alauda is de leeuwerik

die zoet zingt, zoals ik merk,

5185 en begroet de dag als die ontspringt

in die tijden dat het zo zingt

zelden is het in het jaar

soms zingt ze als de zon schijnt helder

alleen niet als ze is vermoeid

5190 hun zang is groot genot.

Maar was ze zo mild niet

zo zeer dat ze bijtende vogels ontziet

dat ze zich eerder door de man laat vangen

en zo hem werd onderdaan

5195 want bij avonturen te waren

die man mocht ze laten gaan

de sperwer liet het niet

hoe zeer ze zich beklaagde om haar verdriet.

Alauda arvensis, L. (van de akkers) Veldleeuwerik of hemelleeuwerik, Duitse Feldlerche, Engelse sky lark. Franse alauette van Latijn alauda stamt.

De leeuwerik die zo vroeg en vrolijk zingt, die zo mooi omhoog vliegt en de aankomst van de lente voorspelt. Dit wordt gehoord zolang het broeden duurt. Van het krieken der morgen tot aan de avondschemering zingt hij waarbij hij zich telkens boven de bodem verheft en stijgt met bijna sidderend gefladder langzamerhand al hoger en hoger en verdwijnt soms bijna aan het oog. Shakespeare, Midsummer’s Night’s Dream 3, 1, 140;’The finch, the sparrow, and the lark’. ‘Een vink, mus en leeuwerik’

In II,3,21 ‘Hark, hark. De leeuwerik juicht in ‘s hemelsblauw’ Op dat gezang aan de hemels poort verrijst de zonnegod.

Altion es i uoghelkin

5200meere dan die mussce siin

jn die zee es uele sijn ganc

den als heuet .i. deel lanc

ende es gheuedert scier ende wit

alse purperin dat hem wel sit

5205an uissce es al sijn beiach

selden eist dat ment sien mach

sonder int lanxte uan den jare

jnden uorwinter es openbare

broeden si hare jonc al

5210hare neste sin ront als .i. bal

iemen met genen ysere nochtan

nemmermeer ybreken can

negheen uogel sonder dit

lesemen dat die winter besit

5215sine eiere alsict bescreuen vant

hare nest maect up der zee cant

alse die zee meest risen begonnet

dat mercmen om dat god jonnet

desen uoghelkine allene

5220vordeel sonderlanghe ghemene

want ware dese gram also pleglet

als altion sine eier leghet

die zee werdet wel ymoet

tote dat sine eier sijn uulbroet

5225ende dats binnen vij. Daghen

ende vij. der na horic ghewaghen

rust die see dar binnen

sine ionc so beghinnen

dat si hem yneren vor dan

5230merct wat god desen uogle jan

ja die scipliede in dat lant

merken die daghe te hant

ende stoken coenlike de zee

alsoffet ware min no mee

5235sente ambrosius bescrijft ons dit

die van loghenen es onbesmit

13. Alcioen is een vogeltje

5200 groter dan de mussen zijn.

In de zee is veel zijn gang.

De hals heeft een deel lang

en heeft veren grijs en wit

alzo purper, dat hem wel zit.

5205 Op vissen is al zijn bejaag

Zelden is het dat men het zien mag

alleen in het langste van het jaar

in de voor winter, dat is openbaar

broeden ze hun jongen al.

5210 Hun nesten zijn zo rond als een bal

die men met geen ijzer nochtans

nimmermeer breken kan

en geen vogel alleen deze

leest men dat die in de winter zit

5215 op zijn eieren, zoals ik het beschreven vond. Hun nest maken ze op de zeekant

als de zee meest te rijzen begint

Dat merkt men op dat God gunt

deze vogeltjes alleen

5220 voordeel apart algemeen

want was deze gram, alzo pleegt

als Alcion zijn eieren legt

dan wordt de zee goed gemoed

totdat zijn eieren zijn uit gebroed

5225 en dat is binnen zeven dagen

en zeven daarna, hoor ik gewagen,

rust de zee en daar binnen

zijn jongen dan beginnen

dat ze zich voeden voort dan

5230 Merk wat God deze vogel gunt

ja, de scheepslui in dat land

merken die dagen op gelijk

en gaan koen ter zee

als of het was min of meer.

5235 Sint Ambrosius beschrijft ons dit

die van leugen is onbesmet.

Alcedo atthis, L. Alcyone, dochter van Aeolus (de wind) en Enarete, was getrouwd met Ceyx. Volgens een verhaal kwam hij in een schipbreuk om en stortte zij zich uit wanhoop in zee waarna beiden in ijsvogels veranderd werden. Wanneer ze dan broeden, omstreeks een week voor en een week na de kortste dag, laat Aeolus alle winden rusten, vandaar heten die dagen Alcyonii dies, de dagen van de ijsvogels wat overdrachtelijk gegeven werd aan een rustige en gelukkige tijd. De vogel verschijnt in het Grieks onder de naam alcyon, wat voor het eind van de eerste eeuw v. Chr. halcyon werd zoals Varro verhaalt. Aristophanes, 414 v. Chr., sprak over halcyon dagen. Deze zinsnede is sindsdien in gebruik gebleven voor een periode van heerlijke stilte. De associatie van de ijsvogel met kalm weer kwam in zijn tijd, populaire etymologie was waarschijnlijk wel de oorzaak.

De Griekse naam had geen aspiraties, maar omdat het laatste gedeelte van de naam hetzelfde is als het werkwoord voor ontvangen, werd het eerste deel al gauw veranderd in halys: de zee. Het woord betekent zo wat broedt of bevrucht wordt bij de zee. Hiernaar kwam het verhaal dat de vogel zijn eieren broedt op de oppervlakte van de zee en dat daarom de zee tijdens dit proces kalm was.

De gehele legende is alzo. De halcyon is een zeevogel, want het broedt langs de kusten en legt zijn eieren op het zand. En het bouwt het nest omstreeks het midden van de winter, als de zee op het land slaat door vele krachtige winden. Maar niettegenstaande zwijgen alle winden en de oceaangolven zijn kalm als de halcyon broedt gedurende zeven en zeven dagen, want in zoveel dagen broedt en voedt het zijn jongen op. En omdat die rust nodig hebben voorziet de voorzienigheid erin, die gunstig is voor allen en zelfs het kleinste levende ding, dat er twee maal zeven mooie dagen zijn. Daarom wachten de zeelui op die veertien dagen, ze verwachten rust.

Hij bouwt zijn nest op het water (of land) dat op een miraculeuze manier waterbestendig is en drijft van oceaan tot oceaan en zorgt ervoor dat op behoorlijke afstand van het nest er rust heerst zodat het gezin in vrede leeft. Zijn nest kan niet door ijzer gesneden worden maar wordt gebroken door een sterke klop. Hun nesten zijn wonderlijk gemaakt in vorm als een ronde bal en de opening staat wat naar buiten en is zeer smal, het is zoiets als een grote spons. Niemand kon ooit uitvinden waarvan ze gemaakt waren, zie 64.

Ariofelon dat es

i. edel uoghel sijd ghewes

dar men mede die reen uaet

5240want soese teerst inde oghen slaet

ende bijtse dan int houet doot

hare uedren sin brun root

lanc es sijn start bec ende beene

meere dan andre uogle ghene

5245een deel meere dan die aren

starc ende snel es hi te waren

bouen oghe in clare lucht

dar es meest sine vlucht

so oghe hi ulieghens pliet

5250dat men arde selden siet

lettel rusti up die erde

bouen swerke uliechti sire uerde

ende dan beeti hier neder

ende proiet ende uliecht upward weder

5255comt hem dar uoghel te ymoete

dien groeti met felre groete

dat werpti neder doet

men can gesien clene no groet

wie die dinc euet ydaen

5260so saen so ontfart hi sonder waen

selden sietmen dat es ware

sonder die sien arde clare

als mense uten neste nempt

so werdsi metten man ytemt

5265ende gheleerd proie te vane

anders niet na minen wane

sone ydursi onder den man

ende so ytrouwe werden si dan

dat sij sitten ongebonden

5270vp .i. rec te menegher stonden

14. Ariofilon dat is

een edele vogel zij het gewis

waar men mee de reen vangt

5240 want ze hen ten eerste in de ogen slaat en bijt ze dan in het hoofd dood.

Hun veren zijn bruin/ rood

lang is zijn staart, bek en benen.

Groter dan andere vogels algemeen

5245 een deel groter dan de arend

sterk en snel is hij te waren

boven hoog in heldere lucht

daar is meestal zijn vlucht

zo hoog hij te vliegen pleegt

5250 dat men hem op aarde zelden ziet,

weinig rust het op de aarde

boven de wolken vliegt het zijn vaart

en dan daalt hier neer

en slaat een prooi en vliegt opwaarts weer.

5255 Komt hem daar een vogel tegemoet

die begroet hij met felle groeten

dat werpt hij neder dood.

Men kan ze niet zien klein of groot

wat dat ding heeft gevangen

5260 zo gelijk ontgaat hij zonder waan

zelden ziet men hem, dat is waar

uitgezonderd die erg goed kunnen zien

Als men ze uit het nest neemt

dan werden ze door de man getemd

5265 en geleerd prooien te vangen

anders niet, naar mijn waan.

Soms durven ze onder de man

zo trouw werden ze dan

dat ze zitten niet gebonden

5270 op een rek in vele stonden.

In Grieks is het aetos, er zal dus een adelaar bedoeld zijn. Aquila heliaca, Savigny. is de keizerarend, Duitse Kaiseradler, Engelse Imperial eagle en Franse aigle imperial. Zal zijn naam wel te danken hebben aan het voorkomen op wapenschilden van Duitsland en Oostenrijk. Om zijn majestueuze voorkomen, zijn hoge vlucht, zijn kracht en zijn moed werd hij veelvuldig als zinnebeeld in wapens opgenomen.

Hij hoort thuis in Zuid-Europa en Afrika. Hij vangt kleine herten en gemzen.

De keizerarend komt overeen met de levenswijze en grootte van de steenarend.


Aues paradisi sin uogle

met sconen plumen ende uloglen

ende so scone alsmen spreect

dat hem ghene uarwen ybrect

5275om dese scone wise

heet mense van den paradise

hare luud es so soete

diene horen moet met goeder moete

dat die mensce dar bi mach keren

5280herte ende sin te loue ons heren

worder oec enech yuaen

het soude screien sonder waen

ontier het mochte ulien

tote in egipten sin si ysien

5285vp linus die grote flume

ende els te ghere stede cume

oec sijn daer uogle ander wise

die men heet uanden paradise

omme dat men niet can uerstaen

5290wanen si comen ende war si gaen

als die tijd comt te waren

lidensi dor tlant met scaren

brun sinsi ende bleckende clar

ende minder dan couwen dats war

5295also groot alse ganse siin

dandre ende van varwen fijn

hier gaen ute uogle in a

nu comt van der b. hir na

15. Aves paradisi zijn vogels

met mooie pluimen en vleugels

en zo mooi, zoals men spreekt,

dat hen geen kleur ontbreekt,

5275 om deze mooie vorm

heet men ze van het paradijs.

Hun geluid is zo zoet

die het horen mag met goed gemoed

dat de mens daarbij mag keren

5280 zijn hart en zijn lof tot onze Heer.

Wordt er ook enige gevangen

het zou schreien zonder waan

totdat het mocht ontvliegen.

In Egypte zijn ze gezien

5285 op de Nijl, die grote rivier,

en anders in geen plaats.

Ook zijn daar vogels van andere wijze

die men heet van het paradijs

omdat men niet kan verstaan

5290 waarvan ze komen en waarheen ze gaan

als hun de tijd komt te waren

vliegen ze door het land met groepen

bruin zijn ze en blinkend helder

en kleiner dan een kauw, dat is waar,

5295 alzo groot als ganzen zijn .

De andere is van kleur fijn

hier gaan uit vogels in a,

nu komt van de b hierna.

V. de Beauvois geeft een interessante beschrijving. ’Paradijsvogels, ‘aves paradisi,’ worden gewoonlijk zo genoemd, niet omdat ze van het paradijs stammen, maar vanwege hun opmerkelijke schoonheid want ze hebben zulke schitterende kleuren dat er vrijwel geen kleur ontbreekt. Hun grootte is die van een gans. Hun zang is zo een zoet en puur, ‘tia’ dat een mens in stille devotie en vreugde het kan aanhoren. Maar als ze gevangen worden dan jammeren ze het uit en houden niet op met hun geklaag tot ze weer vrij zijn. Ze worden levend gevonden bij de stromen van de Nijl en zelden ergens anders. Er zijn ook vogels in dezelfde buurt die ook zo genoemd worden en van een roodachtige kleur zijn, maar kleiner dan de vorige. Ze worden paradijsvogels genoemd omdat niemand weet wanneer ze komen of wanneer ze gaan’.

Het is onmogelijk om deze vogels te identificeren, er is geen bewijs dat deze vogels bekend waren in Europa voor de 16de eeuw’ Maar vogels van exquisiete schoonheid werden gevonden door reizigers in het Oosten en de naam werd op hen overgebracht. Deze Oosterse vogels werden zo genoemd door Hollandse reizigers vanwege hun briljante pluimage en het algemeen verspreide geloof dat omdat ze geen vleugels of poten hebben ze in de lucht leefden en zweefden op hun brede pluimen. Ze rusten met lange tussenpozen tussen de takken van weelderige bomen aan de draadachtige veren van de staart en trekken hun voedsel van de ‘dauw van de hemel en nectar van bloemen’ De eieren, zo beweerde men, werden door het wijfje al vliegend op de rug van het mannetje gelegd waar ze ook werden uitgebroed. Zodra de eenvoudig bevederde jongen tot vliegen in staat waren, gingen ze de lucht in, hoger en hoger en rechtstreeks naar de zon, waar ze hun fantastische kleuren kregen.

Men beschouwde de bedoelde vogels als ‘s sylphen’ als wezens die alleen in de eindeloze luchtzee verblijf houden en alle voor hun levensonderhoud vereiste werkzaamheden al vliegend verrichtten en slechts gedurende enige vluchten rusten door de met de lange draadvormige staartveren aan boomtakken te gaan hangen. In zekere zin zijn ze vergelijkbaar met wezens van hogere rang en zouden ze van de noodzakelijkheid om met de aarde in aanraking te komen ontheven zijn en zich alleen met etherisch voedsel voeden. De Paradijsvogels komen uit N. Guinea.

De wijze waarop de inboorlingen de vogels toebereiden wordt op de volgende wijze beschreven. Nadat de vleugels en poten afgesneden zijn wordt de huid tot aan de snavel afgetrokken en zelfs de schedel weggenomen. Tot steun van de huid dient een stevige stok die aan de staart begint en voor de bek uitkomt. Om die stok heen worden enige bladen in de huid gestopt, het geheel wordt gewikkeld in de bloemschede van een palm en gedroogd in de rokerige hut van de inboorling. Op deze wijze verschrompelt de kop, die inderdaad groot is, tot bijna niets en wordt het lichaam klein en kort zodat het wapperende gedeelte van de verendos des te sterker uitkomt’ De paradijsvogels worden voornamelijk door handelaars opgekocht en onder de naam van boeron-matie: dode vogels, naar Europa en China uitgevoerd. Deze huiden worden ter versiering van hoofdbedekking gebruikt. De Indische groten gebruiken ze als sinds eeuwen als optooisel voor hun tulbanden.

De naam Manucodiata is een verlatijnste vorm van het Molukse manuq-dewata: ‘Vogel der goden’, in Latijn ‘Aves Dei,’en dit bleef de naam voor de vogel een honderd jaar lang

Het is de sinds Gessner, 1557, gebruikelijke vogelnaam, Paradijsvogels of Manucodiatae. Hij begint de mening te bestrijden dat deze dieren in een voortdurende beweging door het luchtruim glijden. Hij zegt verder dat al Aristoteles zegt dat er geen vogels zonder poten waren en bestrijdt die mening omdat die blijkbaar in zijn tijd nog wel voorkwam. Hij werpt nog wel de hypothese op dat als ze werkelijk de poten ontberen de dunne draden hen wellicht in staat stellen hiermee te rusten.

Mogelijk kwam dit door valse etymologie. De Latijnse naam Manucodiata zou dan mogelijk afgeleid zijn van manus: hand, cauda: staart, een verwijzing die mogelijk betekent dat de vogel een grijpende staart had. Linnaeus noemde ze ook nog pootloos, Paradisae apoda, L (zonder poten) In 1957 ontdekten onderzoekers dat al sinds onheuglijke tijden de bevolking van Nieuw-Guinea paradijsvogels doodden en de huiden meegaven aan handelaren die ze meenamen naar het westen, mogelijk al de Feniciërs. Ze ontdekten dat de inboorlingen die huiden verpakten in een laagje mirre!!, het geheel eivormig kneedden en vervolgens bedekten met geschroeide bananenbladen. Dit doen ze om de huiden tijdens het vervoer te beschermen tegen motten en dergelijke dieren. In de tempel ruïnes langs de routes van Zuidoost-Azië naar de Middellandse Zee zijn door archeologen op verschillende tijden stukjes mirre gevonden die soms nog de indruk vertonen van een geschroeid bananenblad. Zie Phoenix, 42.


Bubo dats hule of scuwt

5300 die dages rust ende nachts uliecht vut

men uaet ander uogle mettien

want sine steken dar sine sien

experimentator wille weten

dat si der duuen eier eten

5305ratten hetensi ende muse

si wonen in kerken ende in stenin huse

dolie uten lampten si drinken

ende smelter in ende doense stinken

alse andre uogle up hare uechten

5310can so hare uoete upwart rechten

ende werpt de ghene diese mesgroten

vpwart metten uoeten

sere es hi van plumen uerladen

traghe ende cranc es hi uan daden

5315jn dat lichte comti node

ende wandelt gerne onder doode

16. Bubo dat is de uil of schavuit,

5300 die op de dag rust en ‘s nachts vliegt uit.

(a) Men vangt andere vogel met die

want ze steken hem waar ze hem zien.

Experimentator wil weten

dat ze de duiveneieren eten,

5305 ratten eten ze en muizen.

(b) Ze wonen in kerken en in stenen huizen

de olie uit de lampen ze drinken

en smelten erin en laten ze stinken.

Als andere vogels op hen gevechten

5310 kunnen ze hun voeten opwaarts richten

en werpt diegene die ze aanvalt

opwaarts met de voeten.

Zeer is hij van pluimen beladen

traag en zwak is hij van daden.

5315 In het licht komt het node

en wandelt graag onder de doden.

Bubo bubo, L. Uil, midden-Nederlands ule, oud-Engels ule (nu owl) oud-Saksisch en oud-Hoogduits Uwila (nu Eule) oud-Noors ugla. Mogelijk stamt dit van een oud-Engels klanknabootsend woord, dat in Latijn ulula werd van oud-Indisch uluka: uil.

(a) Geen inheemse uil wordt zo algemeen gehaat als de oehoe. Bijna alle vogels en zelfs enige uilen plagen hun vijand overdag als ze hem in de gaten krijgen. Daar maakt men gebruik van om andere vogels te vangen. De oehoe zit vastgebonden aan een paal waar de vogels op af komen die dan afgeschoten worden.

(b) Volgens de waarzeggers beduidt hij kwaad, terwijl hij een droeve en dodenvogel is, hij dringt ‘s nachts de kerken binnen en zuipt de olie uit de lampen.’ Vondel, Toneelschilt of pleitrede voor het toneelrecht ‘Ee kerkuil zuigt de olijfolie uit de gewijde koorlampen’.

(c ) ‘Het is een mooi gezicht om de geestigheid en handigheid van deze vogels te zien. Want als ze door te veel vogels worden aangevallen gaan ze op hun rug vliegen en met hun voeten als hulpmiddel weerstaan ze die vogels’.

(e) ‘Ee uil is een wild beest vol met veren maar altijd traag en vliegt moeilijk en dwaalt bij de graven dag en nacht’ De grote ogen stralen als lichten door het bos. Zijn huiveringwekkende stem verkrijgt door de weergalm in het woud nog een akeliger klank. Een levende uil die in de nacht onverwachts aankomt kan zeer schrikbarend zijn, de grote gele vlammende ogen in de meter hoge vogel met zijn enorme vleugels die de maan verduisteren, zodat de kamelen schrikken en dit met zijn luid ‘boo-hoo, boo-hoo’.


Buteus lesemen van hem somen

es van auex yslachte comen

van plumen sward sonder lieghen

5320traghe ende swar es hi int uliegen

met proien onthouti sijn lijf

die vati als .i. caytijf

[slupende ende selden teregher stont

uati uoghelkine ghesont]

5325ende men segt in waren saken

gheen uoghel es uan soeter smake

17. Buteus leest men van hen soms

is van haviks geslacht gekomen.

Van pluimen zwart, zonder liegen

5320 traag en zwaar is hij in het vliegen

met prooien onderhoudt het zijn lijf

die vangt het als een ellendige.

[sluipende, en zelden te enige stonde

vangt het vogeltjes gezond]

5325 En men zegt in ware zaken

geen vogel is van zoeter smaak.

Buteo buteo, L. Buizerd of muizenvalk, Duitse Bussard en Mausebussard, oud-Hoogduits Musari, Angelsaksisch musere, oud-Frans busan (nu buse) Engelse buzzard, van Latijnse buteo. De naam is een samenstelling van de woorden ‘buse (spreek uit: boese): kat, en aar: arend, wat dus katarend betekent. Zijn geluid i-ee! lijkt op het miauwen van een kat.

Sombere kleuren hebben bij hen de overhand, de verdeling wisselt sterk af, vergelijk de Franse naam buse variabele

Het leeft van prooi die hij listig verovert of pakt de prooi van kleinere roofvogels of als het dier ziek of langzaam is. Als slechte vlieger kan hij geen vliegende prooi vangen.


Butorius alsic can lessen

mach butor in dietsch wesen

als ende been heueti lanc

5330scarp bec ende stranc

na derde sinsi plumen ydaen

jn marassce willi gaen

dar stati stille in der ghebare

als of hi doet of steen ware

5335ende heuet in ytrect sinen als

als i. dief fel ende uals

ende om uissce te gane

dieri vele pleghet te uane

al hi hem beuoelt int strec

5340staet hi stille ende houd sinen bec

die scarp es ter steke dan

ende alsene waent ygripen die man

steectine dar hine mach ynaken

die auec die moet oec smaken

5345somwile sine suare steke

dar hine uaet onwiseleke

pude geuenijnde diere

heten si wel na hare manieren

jn lentine maketi euen luud

5350jn brouken dar hi staet int cruud

met sinen becke int water clare

als oft die donre ware

sere wel riekensi te uiere

heren spise eist want soes diere

5355medicinael es sijn smoud

bedi eist dat de menege houd

18. Butorius, zoals ik kan lezen,

mag butor in Diets wezen

(a) Hals en been heeft het lang

5330 scherpe bek en sterk

naar de aarde zijn pluimen gedaan.

In moerassen wil het gaan

daar staat het stil in die gebaren

alsof hij dood of van steen was

5335 en heeft ingetrokken zijn hals

als een dief, fel en vals

en om vissen te gaan

die het veel pleegt te vangen.

(b) Als hij zich voelt in de strik

5340 staat hij stil en houdt zijn bek

die scherp is te steken dan

en als het waant de grijpen de man

steekt het hem waar het die kan raken.

De havik die moet ook smaken

5345 soms zijn zware steken

waar hij mee vangt onverstandig

padden, giftige dieren

eten ze wel naar hun manieren.

In de lente maken ze een geluid

5350 in broekland waar het staat in het kruid

met zijn bek in het water helder

alsof het de donder was.

Zeer goed ruiken ze te uur.

Heren spijs is het, want het is het duur.

5355 Medicinaal is zijn vet

daarom is het dat menigeen het houdt.

Botaurus betekent ossenstier, of het woord komt van botauros: ‘de roepende stier’ vanwege zijn bulken. B. stellaris, L. (sterren kijker, omdat hij naar de sterren kijkt) roerdomp of roerdommel, Duitse Grosse Rohrdommel, dus van het riet, het domp of dom is naar de paringsroep, Engels bittern en Franse butor etoile en grand butor.

(a) Hij is kleiner en meer gedrongen dan een reiger, heeft een korte staart maar een lange hals met dikke veren die geel en zwart en zeer fraai gevlekt zijn. Nadert er onraad gaat hij stokstijf staan zodat je hem niet ziet, een soort paaltje. Hij steekt dan zijn snavel omhoog en kijkt naar de sterren.

(b) De dieren die hij verslinden kan doodt hij en die groter dan hem zijn hebben last van zijn woedende aanvallen. Zo lang mogelijk ontwijkt hij grotere dieren en als hij in het nauw gebracht is gebruikt hij zijn snavel als een dolk en richt die zo kwaadaardig, behendig en snel op de ogen van de tegenpartij dat zelfs mensen op moeten passen om niet gevaarlijk verwond te worden.

(c )De roerdomp zou zijn lange snavel in het water steken en zo een brullend geluid voortbrengen. Hij maakt een geluid dat zeer zwaar is en verder dan een half uur gehoord kan worden, een twee tot drie km ver. Dat doet hij in de paartijd en het is een geluid dat op een rund gelijkt, het klinkt als ‘buproem’. Tevens zal, als je in de buurt bent, nog een geluid horen, alsof er met een rietstengel in het water wordt geslagen. Het geplas wordt veroorzaakt doordat het mannetje een paar maal met de snavel op het water slaat, voordat hij die in het water steekt en zijn lied begint.


Bjstarda es .i. uogel te waren

bi na so groot als die haren

driewarf springhet hi sire wise

5360heri mach vander herden risen

crumbeckede es hi te waren

ende gheclawet als die haren

vlesch heten si mar hine pliet

vliegende te proiene niet

5365mar dari comet ende sine isellen

dat si uermoghen dat willen si uellen

ende etent thant ter stede

cronien eten si oec mede

hens gheen uoghe die bi ulesce leeft

5370sonder hi die gras lief euet

want si eten gras gemene

ende hereweten alsi sijn cleene

hetet gherne dese uoghel

wit es hi up sinen ulogel

5375ende vpten start mar anders te waren

es hi gheplumet als die haren

alst coren staet upt uelt groene

broetire in na sinen doene

sine swarede die doet

5380dat hi up bome niet ne broet

19 Bistarda is een vogel te waren

bijna zo groot als de arend.

Drie maal springt het op zijn wijze

5360 eer het mag van de aarde rijzen.

Kromme bek heeft het te waren

en klauwen als de arend.

Vlees eten ze maar het pleegt

vliegende te prooien niet

5365 maar waar hij komt en zijn gezellen

dat ze kunnen dat willen ze vellen

en eten het gelijk ter plaatse.

Krengen eten ze ook mede

Het is anders geen vogel die van vlees leeft

5370 alleen hij die gras lief heeft,

want ze eten gras algemeen

en erwten, als ze zijn klein

eet graag deze vogel.

Wit is hij op zijn vleugels

5375 en op de staart, maar anders te waren

is hij gepluimd als de arend.

Als het koren staat op het veld groen

broedt hij erin naar zijn doen.

Zijn zwaarheid die maakt

5380 dat hij op bomen niet broedt.

Naar zijn opvliegen en arend vorm, krengen eten, hoewel gras en erwten eten, moet het wel een gier zijn, zie 9 en 115.

Botosia es enes uogels name

de ghene die in alemanien quame

jn beieren ofte in elsaten

hi vondre gnoech utermaten

5385alsi sullen noeten dese

so loepet die hie alsict lese

gapende ene lange stont

ontier endem scumet de mont

so comet de soe diet ontfaet

5390dits hare naturen saet

den leggen si eier sesse of .viii

ende aldus winnen si har geslachte

vander grooter dat sijn fassane

sijn si alsict vinde ende wane

5395dus wonderlic es hare nature

die es gegeuen desen creaturen

buten brun ende binnen wit

es hare ulesch ende smaket dit

arde nar in der gebare

5400als offet van partricen ware

20. Bociosa is een vogelnaam.

Diegene die in Allemagne kwam

in Beieren of in de Elzas

hij vond er genoeg uitermate.

5385 Als ze zullen paren deze

dan lopen de hij, zoals ik het lees,

gapende een lange tijd

tot bij hem schuimt de mond

dan komt de zij die het ontvangt

5390 dit is hun naturen zaad.

Dan leggen ze eieren, zes of acht

en aldus winnen ze hun geslacht.

Van de grootte van de fazant

zijn ze zoals ik het vind en waan.

5395 Dus wonderlijk is hun natuur

die is gegeven deze creaturen.

Van buiten bruin en van binnen wit

is hun vlees, en smaakt dit

aardig naar de vorm

5400 alsof het van patrijzen was.

Tetrao urogallus, L. (ouro; auer, gallus: haan) of een ander hoen als Tetrao bonasia, hazelhoen. Auerhaan, Duitse Auerhuhn, Engels capercaillie of heath cock, Franse grand tetras of coq de bruyere. Auer komt van Ur: stotige stier. Het lijkt onder de vogels de rol te vervullen die de oeros bij de viervoeters doet.

In april lokt hij en zit op een daarvoor gekozen boom zijn hennen tot zich waarbij hij eigenaardige loktonen voortbrengt die op het geluid van het slijpen der zeis gelijken. De hen roept terug, ‘back, back’ Moedig strijdt hij tegen elke vreemde haan die zich op zijn terrein vertoont. Zijn gewone schuwheid is dan helemaal verdwenen, hij let zelfs niet op de naderende jager die van de gelegenheid gebruik maakt om hem te doden.


Barliades als ons seghet

aristotiles dart ware an leghet

sijn uogle die van oute comen

entie wie bomganse nomen

5405men seghet dat neuen der ze strome

wassen erande bome

die die ze velt an haren danc

ende dan rotten si ouer lanc

van diere vetheit bi naturen

5410comen dese leuende creaturen

ende hanghen metten becke ant out

ontier dat si met ghewout

hem seluen vanden oute breken

dus horen wi somen boeken spreken

5415oec vintmen lieden oric gewaghen

gnoech die segghen dat si saghen

dese uoghele ant out anghen

hare plumekine manghen

grau ende swart gemene

5420ghemaket sijn si alse ganse cleene

swart gheuoet als arde sijn si

ons seget iacob van vitri

dat bome neuer der ze staen

dar si ane wassen sonder waen

5425ende nanghen ande telghen niet

alsmen an andre bomen siet

mar metten becke anden tronc

ende alsi neder uallen ionc

sine comen ten watre saen

5430hare leuen es gedaen

de dau ent sap vanden bome

dar af wassen si als ict gome

water ende gras es hare leuen

terst dat si den boem begheuen

5435men plachse tetene hier te voeren

jnde vastinen als wijt horen

mar de derde innocent

verboet der werelt ommetrent

jnde concilie van latrane

5440dus esmens sculdech af te stane

nemmer ne vindixs vander .b.

nu hort vort namen vander .c.

21. Barliathes, zoals ons zegt

Aristoteles, daar het ware in ligt

(a) zijn vogels die van hout komen

en die wij boomganzen noemen.

5405 Men zegt dat naast de zeestromen

groeien aan een soort bomen

die de zee velt tegen zijn wil

en dan verrotten ze na een tijdje.

Van die vetheid door naturen

5410 komen deze levende creaturen

en hangen met de bek aan het hout

totdat ze met geweld

zichzelf van het hout afbreken

zo horen wij sommige boeken spreken.

5415 Ook vindt men lieden, hoor ik gewagen

genoeg, die zeggen dat ze zagen

deze vogels aan het hout hangen.

Hun pluimen gemengd

grauw en zwart algemeen.

5420 Gemaakt zijn ze als ganzen klein

Zwarte voeten als aarde zijn ze.

(b) Ons zegt Jacob van Vitry

dat er bomen naast de zee staan

waar ze aan groeien, zonder waan,

5425 en hangen aan de twijgen niet

zoals men aan andere bomen ziet

maar met de bek aan de stam

en als ze neder vallen jong

ze niet komen te water gelijk

5430 hun leven is gedaan.

De dauw en het sap van de bomen

daarvan groeien ze, als ik gok.

Water en gras is hun leven

ten eerste als ze zich van de boom begeven.

5435 Men plag ze te eten hier tevoren

in de vasten, zoals wij het horen,

maar Innocentius III

verbood dat de wereld omtrent

in het concilie van Laterane

5440 dus moet men dat laten.

Nimmer vond ik van de b,

nu hoort voorts namen van de c.

Branta bernicla, L. (van brant of brent goose, de Engelse naam, bernicla is ook een Engelse naam)

Rotgans of boom- en bernakelgans, Engelse brent goose, Franse barnache cravant, Duitse Baum-, Bernakel-, of Rottgans, het laatste naar zijn geluid ‘rot, rot’ .

(a) ‘Ze groeien aan dennenhout dat op zee drijft en lijken eerst op ganzen. Na een tijdje hangen ze met hun bek naar beneden en worden door zeewier geraakt en vervolgens ingesloten door schelpen maar groeien rustig verder. Zijn ze na een tijdje bedekt met een goed verenpak dan vallen ze in het water of zoeken hun vrijheid in de lucht’ .

De embryogans ontleent zijn groei en voedsel van het vocht van het hout of van de zee, op een geheime en meest bijzondere manier.’ ik heb met mijn eigen ogen gezien hoe duizenden kleine lichamen aan een stuk hout hangen, ingesloten in schelpen tot geheel gevormde en volgroeide dieren’ Dit werd beschreven door Giraldus Cambrensis, 1187, (Hij vermeldt niets over bomen. Hij vindt dit zaken om er zich zorgen over te maken. Hij vermeldt dat bisschoppen en geestelijken in Ierland deze beesten op vastendagen zonder scrupules eten. Als dit waar is begaan ze een zonde. (In Katholieke streken zijn vastendagen vleesloze dagen waarop wel vis maar geen vlees gegeten mag worden). Inderdaad, een verwarrende zaak. Eerst na een geregeld herhaald kerkelijk verbod verdween ze uit de vastenspijzen. De boomganzen en de barnacles zijn twee verschillende vormen van de legende. (b) De Engelsman Gerard, 1597, beschrijft dit nog volledig. Қe worden gevonden in de noordelijke delen van Schotland en omliggende eilanden, de Orkaden, Orkneys. Aan deze bomen groeien schelpen van een witachtige kleur dat naar roodbruin toeloopt waarin zich kleine levende schepsels bevinden. De schelpen gaan op hun tijd open en hieruit komen kleine levende dingen, diegene die in het water vallen worden vogels die wij barnacles noemen, in het Noorden van Engeland brandganzen en in Lancashire tree geese. De anderen die op het land vallen vergaan en worden tot niets. Dit zijn beschrijvingen van anderen, die ook van mond tot mond gaan en die wel met de waarheid overeenkomen’

De eendenmossel, die in Duits Entenmuschel heet, Lepas anatifera, (waar anas eend betekent, en fera, dragen) leeft in de zee en ontleent zijn naam aan voorgaand sprookje dat daaruit een soort van eenden ontstaan. Een geopende eendemossel zou met enige goede wil voor een vogelembryo aangezien kunnen worden. De kop van dit beest is stevig vastgehecht aan een rots of houtwerk door middel van kleefstoffen. Het lichaam is omgeven door vijf kalkachtige schaalstukken, en binnen in de holte liggen de zes paar draadvormige pootjes die met stijve haren bezet zijn waarmee de eendenmossel het water filtert. Die pootjes maken snelle ritmische bewegingen (de vleugels) Uit de schelp steekt een hechtsteel die op de nek en snavel van een gansje lijkt. Deze zeediertjes heten in het Engels barnacles. Het woord barnacle is getransformeerd van de schelp naar het dier en niet omgekeerd.

Omdat deze vogels een wat scherpe bijsmaak hebben, vanwege hun eten van schelpdieren, is de legende mogelijk versterkt.

Alauda calandra. Kalanderleeuwerik, die met de lieflijke klanken van zijn lied bijna alle andere vogels overtreft en daarom in vogelkooien gevangen wordt gehouden. Toch lijkt hij zijn droevig lot volkomen te vergeten en zingt hij de hele dag het hoogste lied, alsof zijn gevangenis de hemel op aarde is. De calander is een soort leeuwerik die in het M. Zeegebied voorkomt. Hij zou in de kooi mooier zingen dan in vrijheid en kan goed vogels nabootsen.

(a) De charadrius is een witte vogel, schrijft Isidorus. Met het vlees van deze vogel kunnen blinde ogen genezen worden.

(b) ‘De vogel Caladrius zet zich neer op het bed van een ernstig zieke. Wendt hij de kop af dan is dat een teken dat er geen genezing mogelijk is, ziet hij hem echter aan dan neemt hij de ziekte in zich op en vliegt er mee naar de zon. Daarna wordt de zieke weer gezond. Met zijn blik verlost hij de mens van zijn kwalen, waarna hij ermee omhoogvliegt en de ziekte in het zonlicht laat verbranden’ Het is het symbool van de Hemelvaart van Christus, zie het glasvenster in de kathedraal van Lyon. De charadius staat alleen maar in kathedraalvensters van de 13de en 14de eeuw. Is het oorspronkelijk een uit India afkomstige fabelvogel?

In vroeger tijden werden deze vogels door koningen gehouden. Alexander de Grote vond er een in Perzië. Zie 28.

Charadius alexandrius, L. (uit Alexandrië waar de vogel het eerste als levend beschreven werd) is de strandpluvier. Grieks charadrius is de vogel van de chadara: of rotskloof. Het zijn de wadi’s die in de regentijd door bruisende bergstromen gevuld worden en in ieder jaargetijde water houden. Onwaarschijnlijk.

Cinamelgus seget solijn

es .i. uogel die wil sijn

5465jn arabia alre best

jn oghen bomen maket hi sijn nest

ront oghe ende vast

van telghen dar canele an wast

den nest mach niemen ilanghen

5470mar lieden vanden lande ganghen

ende scieter in gloiende scichte

ende doense dan af vallen lichte

dats om de specie daer dat nest

of gemaket es ende gheuest

5475lettel mere danne musscen

es dese uogel ende broedet in busscen

maer sine ardinghe ende sijn leuen

es hem an uisscen gegheuen

23. Cinamelgus, zegt Solinus.

is een vogel die wil zijn

5465 in Arabië aller best.

In hoge bomen maakt hij zijn nest

Rond, hoog en vast

van twijgen waar kaneel aan groeit

dat nest kan niemand bereiken.

5470 Maar lieden van het land gaan

en schieten met gloeiende schichten

en laten ze dan afvallen gemakkelijk

dat is om de specerij in dat nest

van gemaakt is en gevestigd.

5475 Weinig groter dan mussen

is deze vogel en broedt in bosjes.

Maar zijn aard en zijn leven

is hem van vissen gegeven.

Circania. Kaneelvogel, een mythische vogel

‘Nicely as bridegroom’s was her chamber drest’

Her bed as bride’s and richer than a throne’

And sweeter seemed than a circania’s nest’

Though built in eastern groves of cinnamon’ Dit wordt verteld door D’Avenant.

Hij verwijst naar de kaneelvogel.

Eeuwenlang werd de groeiplaats van kaneel door de Arabieren geheim gehouden. Herodotus vertelt dat deze vogel groot is en van een onbekend land naar Arabië vliegt en kaneel meedraagt waarmee het zijn nest in de modder bouwt. De Arabieren, voor wie het hoog gebouwde nest onbereikbaar is, zouden de volgende list toepassen om de kaneel te verkrijgen: De ledematen van gestorven runderen en ezels en andere lastdieren snijden ze in zo groot mogelijke aantal stukken en brengen die naar die streken en leggen ze dicht bij de nesten en gaan vervolgens weg, een flink eind daarvandaan; de vogels vliegen op de stukken van de lastdieren af en brengen ze omhoog naar hun nesten, maar omdat de nesten die vracht niet kunnen dragen laten ze los en vallen op de grond, de mannen gaan erop af en verzamelen de kaneel en die komt vervolgens naar andere landen’.

Cignus dats in dietsch de swane

5480al wit want na minen wane

sone was man nie onder den dach

die noint swarten swane sach

sijn ulesch swart sine plumen wit

naturlike pleghet hi dit

5485dat hi uoer sine doot onlanghe

merghet hem met soeten sanghe

si ebben lieuelike ghebare

alse de tijt comet vanden iare

dat si noeten sullen na recht

5490want elc omme den andren den als ulecht

ende naden noetene als men mach micken

urgeren si hem int water dicken

jn sine ulogele es sine cracht

ende gherne breti up die gracht

24. Cignus, dat is in Diets de zwaan.

5480 (a) Geheel wit, want naar mijn waan

zo was er nooit iemand onder het dak

die ooit zwarte zwanen zag.

Zijn vlees is zwart, zijn pluimen wit.

(b) Natuurlijk pleegt hij dit

5485 dat hij vlak voor zijn dood

zich vervrolijkt met zoet gezang.

Ze hebben lieflijke gebaren

als de tijd komt van de jaren

dat ze paren zullen naar recht,

5490 want elk om de ander de hals vlecht

en na het paren, als men mag mikken,

purgeren ze zich veel in het water.

In zijn vleugels is zijn kracht

en graag broedt het op de gracht.

Cygnus cygnus, L. buccinator (trompetspelend (synoniem C. musicus, (zingend)
zangzwaan of hoelzwaan, Duitse Singschwan, Engelse whooper swan en Franse cygne sauvage. Zwaan, midden-Nederlands swane, midden-Hoogduits Swan (nu Schwan) Angelsaksisch swon (nu swan) oud-Noors svanr. Dit woord stamt van Germaans swana: de zingende vogel, Indo-Germaanse suen of suon betekent ruisen of klinken, vergelijk het Latijnse sonus: geluid en sonare: geluid maken, Franse sonnet en Engelse sound, oud-Indisch svanati: hij maakt geluid. Zwaan betekent dus de zingende vogel.

(a) De eerste zwarte zwanen, Cygnus atratus, (zwartachtig) (Plutonius) kwamen pas in 1726 uit Australi naar Batavie en verder in Europa. Tot de ontdekking van Australi werd de term zwarte zwaan gebruikt als een contradictie. Je ziet net zo zelden een zwarte zwaan als een witte kraai. Juvenalis zegt dat een volmaakte vrouw even zeldzaam is als een zwarte zwaan Tara avis in terris nigroque simillima cygno.’

(b) Zijn luide, gevarieerde en zuivere stem, die bij iedere aanleiding tot loktoon en waarschuwend sein weerklinkt, maakt een aangename indruk. De tot troepen verzamelde wilde zwanen laten zich voortdurend horen, het is alsof zij een zangwedstrijd houden om zich de tijd te verdrijven. Als hun waterplaats tussen het ijs kleiner wordt en ze vast komen te zitten bejammeren ze als het ware met droefgeestig geschreeuw hun ongelukkig lot. In de mythische Hesperiden zouden de zwanen hun dood door mooi klagend gezang aangekondigd hebben, vandaar de uitdrukking van zwanenzang voor het laatste lied der dichters. Het is de Engelse swansong en Duitse Schwanegesang.

(c )De zwaan is bij de meeste schrijvers, ook bij Vondel, het dier van de liefde die Venus en Amor vergezelt. Shakespeare, Troilus and Cressida iii, II 178;

‘True swains in love shall in the world to come’

Vondel, De Leeuwendalers;

‘gij ziet vol hartewee de duiven trekkebekken

En elke wederga genegen tot heur ga

De beekzwaan bruist vol vuur het witte wijfke na

En strengelt hals om hals, zij weet van wederkussen

Daar ‘t kille water zelfs haar gloed niet weet te blussen’.

5495Cariste seget ons solijn

dat erande uoglen sij

die uliegen moghen dor .i. uier

dat hem de vlamme onghier

noch an uederen noch an plume

5500ghescaden mach ene scume

25. 5495 Cariste, zegt ons Solinus,

dat een voort vogels zijn

die vliegen mogen door een vuur

dat hem de vlammen afgrijselijk

nog aan veren, nog aan pluimen

5500 beschadigen mogen iets.

Aristoteles sprak over een gevleugeld schepsel die hupt of kruipt door het vuur en sterft als die van het vuur weggenomen wordt. Hier geeft hij geen naam. Plinius herhaalt dit maa r noemt het schepsel pyrallis (een woord dat Aristoteles voor een vogel gebruikte) ‘vliegend temidden van de vlammen zien we kleine, gevleugelde schepsels. Dit zijn de Pyrallis of Pyrotocon die ook gevonden wordt in de kopermijnen van Kreta: Ұyrallis appellantur, a quibusdam pyrotoca, quae et in Creta’ Ze lijken wat op draken, maar hebben vleugels als insecten’ .

De Pyrallis komt op dezelfde manier voort als de meeste insecten. Het trekt zijn voeding van de vlammen en kan alleen blijven bestaan in het vuur’ Hij vliegt gelijk een mug om de kaars. Dan sterven ze. Waar vandaan, ‘Hij zal nog eens in de kaars vliegen, hij vliegt gelijk een mug om de kaars.’’ ’Die vliegt met kracht naar het minnevuur. Die volgt de vlieg in haar zwier.’ Dat wordt ook gezegd van het beestje Pyrauste, Aeschylus: ԍagnopere metuo stultum pyrauste exitium’ԩk vrees het dwaze lot van de vuurvlieg te ondergaan’ Men heeft een spreuk wegens de korte vreugde van voorbijgaande wellust, ‘gaudium pyrauste gaudes; ‘uw vreugde duurt zo lang als die van een vuurvlieg’ Men brengt het over tot te driftige lusten en liefde, in welke strikken iemand verstrikt is en door de hitte en vlam wordt verteerd zodat de wellust in het algemeen die te driftig is een overmatig iemand verteert.

Het insect waar naar verwezen wordt is onbekend. De pyraustes is een insect die op een mot lijkt en over een verlichte kaars vliegt.

Ciconia dats die odeuare

die metten becke maket nimare

ende anders neuet hi luud no sanc

dan dat hi maket metten becke geclanc

5505men seghet dat si ionghe winnen

na dien dat sijt int lant gescapen vinden

dat beiach es groot of clene

weder wijs sijn si alle ghemene

ende alsi quaet weder voersiet

5510hine begheuet de jonghe niet

hi keret thouet inden wint

ende bescermetse als diese mint

alsi ouer die ze uaren

so leeden de cranen de scaren

5515ende si uechten te samene beede

jeghen wat dat hem doet lede

dit es iproeuet bi hem somen

die ghewont ten neste comen

ambrosius ende basilius mede

5520segghen dit ouer warede

so lief sijn si in tassalen

hi moet metten liue betalen

wi so dodet den odeuare

want si serpente vertaren dare

5525plinius die wil bekinnen

dat si hare ionc sere minnen

oec sijn de ionc der moeder goet

want also langhe alsoese voet

also langhe voetsise weder

5530tharen nesten beiten si neder

van iare te iare alst wel scijnt

al heten si wormen gheuenijnt

sine bliuer niet af dood

padden heten si node dorde noot

5535die crop vanden odeuare

jofdie mage dats openbare

seit plinius dats medicine

jeghen de cracht van uenine

jn wat lande dar si varen

5540es menscen ombekent te waren

alsi wech varen seit solijn

jn wat ieghenoeden dat si sijn

versamen si up .i. uelt ghemeene

ende sine later achter negheene

5545her si hare uart bestaen

het ne ware ioffer enech ware gheuaen

en uelt es in asia

dart al versamet verre ende na

die achter comen dat sietmen dicken

5550dien so scoren si te sticken

26. Ciconia dat is de ooievaar

die met de bek maakt geluid

en anders heeft hij geen geluid of zang

dan dat hij maakt met de bek geklank.

5505 Men zegt het dat ze jongen winnen

naar die ze in het land geschapen vinden

dat het bejaagt, is het groot of klein

weer wijs zijn ze algemeen.

(a) En als hij slecht weer voorziet

5510 hij begeeft de jongen niet

hij keert het hoofd in de wind

en beschermt ze omdat hij ze bemint.

(b) Als ze over de zee varen

dan leiden de kranen de scharen

5515 en ze vechten tezamen beide

tegen wat dat hun doet leed,

dit is bewezen door hen soms

die gewond naar het nest komen.

Ambrosius en Basilius mede

5520 zeggen dit voor waarheid

zo lief zijn ze in Thessalië

hij moet het met het lijf betalen

wie doodt de ooievaar

want ze serpenten verteren daar.

5525 (a) Plinius die wil bekennen

dat ze hun jongen zeer beminnen

ook zijn de jongen voor de moeder goed

want alzo lang als ze hen voedt

zolang voeden ze haar weer.

5530 (d) Op hun nest dalen ze neer

van jaar tot jaar, zoals het wel schijnt

al eten ze wormen giftig

ze blijven er niet van dood,

padden eten ze node en alleen in nood.

5535 De krop van de ooievaar

of de maag, dat is openbaar

zegt Plinius, dat is medicijn

tegen de kracht van venijn.

Naar welke landen waar ze gaan

5540 is voor de mensen onbekend te waren

(e) Als ze weg willen, zegt Solinus,

in wat voor gemoed dat ze zijn

verzamelen ze zich op een veld algemeen

en ze laten achter nee geen

5545 eer ze weg zullen gaan

tenzij dat als er enige waren gevangen.

Een veld is er in Azië

waar ze zich allen verzamelen ver en dichtbij, die te laat komen, dat ziet men veel

5550 die scheuren ze in stukken.

Ciconia ciconia, L.

Ooievaar, stork, eabarre, adebar, Duitse Weiser Stork en Engelse white stork.

Storch, oud-Hoogduits Storah, midden-Nederlands en Angelsaksisch storc, Engels, Deens en Zweeds stork. Dit woord komt van Germaans storka, dat van Indo-Germaans strgo komt dat stijf zijn betekent, het dier is naar zijn trotse gang genoemd. Naar zijn klepperen ook wel Klapperstorch. Franse cicogne blanche.

(a) Men roemt de wederzijdse liefde tussen de ouden en de jongen. Ooievaars voeden hun ouders als ze oud worden. Het is al bij Sophocles een voorbeeld van kinderlijke toewijding. Aristoteles zegt dat het gewone verhaal gaat dat de oude vogels gevoed worden door hun dankbare jongen. Als de ouder kaal geworden is door de leeftijd wordt hij door hen omgeven en ze warmen hem op met hun eigen veren. Ze geven hem voedsel in overvloed. Ze steunen hem in de vlucht en begeleiden hem met aan elke zijde met hun vleugels.

(c )Want Plinius schrijft dat de ooievaar de ondergang van de slangen zijn en dat men hem uit deze oorzaak zo veel weldaden heeft bewezen dat het in Thessalië een schanddaad was een ooievaar om het leven te brengen.

(b) ‘Ooievaars vliegen over zee in troepen en terwijl ze passeren komen er kranen bij die met hen vliegen en zelfs vooruit vliegen alsof ze de troep aanvoeren, met alle macht vechten ze tegen de vogels die de ooievaars haten’.

(d) Als je zo gelukkig bent om de aankomst van de geliefde dakgast waar te nemen zal je het paar dat hier vorig jaar ook nestelde plotseling van een onafzienbare hoogte langs een spiraalvormige weg op de nok van het dak zien neerdalen. Van het eerste moment af aan lijken ze zich op deze plek zo goed thuis te voelen alsof ze in het geheel niet op reis zijn geweest. Onmiddellijk na zijn terugkomst hervat de ooievaar zijn gewone werkzaamheden. ‘Zelf een ooievaar aan de hemel weet zijn gezette tijden, en een tortelduif, en de kraan en de zwaluw nemen de tijd haar aankomst waar’ Jer. 8:7 .

(e) Als ze samenkomen wordt de laatste doodgebeten, dan gaan ze. Aanleiding tot deze opvatting kan zijn dat ze gemeenschappelijk vertrekken en in bossen overnachten en, zoals beweerd wordt, diegene dood bijten die niet in staat zijn de reis mee te maken. Waarschijnlijk wachten ze op warm weer, een goede thermiek. Vooraf houden ze een algemene vergadering om de dag van reizen te bepalen en maken een kenbaar geluid om de menigte er kennis van te geven zodat iedereen tot de tocht bereid is. Daarom blijft er ook nooit een achter. ‘Als ze zich later in het jaar verzamelen om te vertrekken kijkt men uit naar diegene die niet willen paren of ontrouw zijn geweest, een mannetje of vrouwtje, die worden doodgeslagen'. Het is het beroemde ‘ooievaarsgericht’.

Coretes als plinius seghet

dats .i. uogel die pleghet

vpten rauen altoes te uechtene

de rauen pijnt hem te uerrechtene

5555jeghen hem nacht ende dach

waer so elc vp andren mach

rouet elc andren eiher iof ionghe

hier toe es elc ghereet ten spronghe

tusschen dese .ij. nes gheen vrede

5560ende het dinke mi recht wesen de zede

tusschen den leken enten papen

noint ne saghet man so ghescapen

dat si wel droeghen ouer een

jc sach dat de pape green

5565daer de .iiij. droegen den uichten

ter kerken wart tere ghiften

oec sagic lachen den leien

dar de pape moeste screien

27. Corotes, zoals Plinius zegt.

dat is een vogel die pleegt

op de raven altijd te vechten.

De raven pijnzen zich te wreken

5555 tegen hen nacht en dag

waar zo elk op de andere mag

rooft elk de ander zijn eieren of jongen

hiertoe is elk gereed ten sprongen.

Tussen deze twee is geen vrede.

5560 En het lijkt mij recht te wezen de zede, tussen de leken en de papen,

nooit zag een man ze zo geschapen

dat ze zich goed gedroegen overeen.

Ik zag dat de papen grijnsden

5565 waar vier droegen de vijfde

te kerk waart te begraafplaats.

Ook zag ik lachen de leken

waar de papen moesten schreien.

Corotes is wel een uil, zie bij raaf, de schavuit is de Uhu.

Calandrius dats de calandre

5570soete singet cume enege andre

ende dits de redene twi si staen

jn gaiolen vaste gheuaen

nochtan dinket so uergheten al

haren carkere ende hare mesual

5575ende singet altoes inder ghebare

joftare vancnesse al weelde ware

ende conterfait der uoghelen sanc

altoes met hare kele clanc

bi desen uoglen machmen uerstaen

5580hem die met minnen es beuaen

dat .i. swaer carkre es ende soete

cume heuet hi enege moete

om hiet te pensene dan omme sanc

altoes met hare kele clanc

5585der minnen karkre gheuet hi prijs

ende dinket hem .i. paradijs

28. Calendris dat is de kalander.

5570 Zoet zingt het als nauwelijks enig ander en dit is de reden waarom ze staan

in kooien vast gevangen.

Nochtans denkt het en vergeet het al

zijn kerker en hun misval

5575 en zingt altijd in die gebaren

alsof hun gevangenis al weelde was

en zingt na de vogels hun zang

altijd met hun keelklank.

Bij deze vogels mag men verstaan

5580 hem die met minne is bevangen

dat een zware kerker is en zoet

nauwelijks heeft hij nog enige moeite

om dit te bedenken dan om zang

altijd met haar keelklank

5585 de minne kerker geeft hij prijs

en denkt, hij is in het paradijs.

Deze vogel is het zinnebeeld van de mens die in de ban is van de liefde, een kerker, tegelijk vreselijk en heerlijk. Zijn gedachten worden beheerst door de genoegens van feestvreugde en gezang en hij zingt een loflied op de kerker van de liefde, waarin hij zich in het paradijs waant.

Zie Alouda calandra, kalanderleeuwerik, 22.

Coruus dats de rauen ic wane

al swart es dat hi heuet ane

die zoe broedet dan bringet hare eten

5590die hie altoes sonder vergheten

ons scriuet sente agustijn

alse sine ionc ute comen sijn

dat hise niet ne wille kinnen

ontier ende si swarten beghinnen

5595seuen daghe segghen de wise

leuen si al sonder spise

tote dat die swarte plumen ut gaen

dan wilhise ouer sijn ontfaen

ende gheuet hem dat hem bedarf

5600dits gheproeuet menech warf

ene auenture segghen liede

dat in tiberius tiden gesciede

die romes keiser was tien tiden

dat got wilde de doot ouerliden

5605eens rauens ionc quam iuallen

hute enen torre orwi callen

jn sijn of datment vp elt

ende leeret spreken met iwelt

so dat het telker morghenstonde

5610tiberiuse groten begonde

keiserlike ende bi namen

darna dandre heren te samen

germanicuse ende drususe mede

dit was altoes des rauens sede

5615ende dar toe uolc datter leet

hier omme wart .i. van nide heet

die den rauen tleuen nam

als dit dus uoer die liede quam

daden si dien man ontliuen

5620entie manne metten wiuen

daden des rauens hut vart

alst hadde gesijn .i. prince wart

die rauen bringet hut

arde menegerande luut

5625scuuuts eier heti bi daghe

bi nachte doethem dander laghe

ende nemet hem sine eier dan

dits strijt die nie versceden can

den uos mint hi bi naturen

5630alswijt vinden in scripturen

29. Corvus dat is de raaf zoals ik meen.

Alles zwart is dat hij heeft aan.

De zij broedt dan brengt hij haar eten

5590 die hij altijd niet vergeet.

(a) Ons schrijft Sint Augustinus

als zijn jongen uit gekomen zijn

dat hij ze niet wil kennen

totdat het zwarte zal beginnen,

5595 zeven dagen, zeggen de wijzen,

leven ze al zonder spijs

totdat de zwarte pluimen uitkomen

dan wil hij zich over hen ontfermen

en geeft hen dat ze behoeven,

5600 dit is beproefd menige keer.

(b) Een avontuur zeggen lieden

dat in Tiberius tijden geschiedde

die Romeinse keizer was in die tijden

dat God wilde de dood ondergaan.

5605 Een raven jong kwam gevallen

uit een toren, horen we roepen,

op zijn hoofd dat men op hield

en leerde het spreken met geweld

zodat het elke morgenstond

5610 Tiberius te begroeten begon

keizerlijk en bij namen

daarna de andere heren tezamen

Germanicus en Drusus mede.

Dit was altijd de raven zede

5615 en daarna het volk dat er ging

hierom werd er een van nijd heet

die de raaf het leven benam

toen dit dus voor die lieden kwam

deden ze die man ontlijven

5620 en die mannen met hun wijven

deden de raaf uitvaart

alsof het was geweest een prins waard.

De raven brengen uit

aardig veel soorten geluid.

5625 De uhu eieren eet het op de dag

bij nacht doet hem de ander dan lagen

en neemt hem zijn eieren dan

dit is een strijd die niet scheiden kan.

De vos bemint hij van naturen

5630 zoals wij het vinden in schriften.

Corvus corax, L. Raaf, midden-Nederlands raven, oud-Hoogduits Hraban (nu (Rabe) oud-Engels hraefn (nu raven) oud-Noors hrafn. Dit woord stamt uit Germaans hrabnaz dat in de runensteen van Jarsberg uit de zesde eeuw als eigennaam HarabanaR laat zien en verwant is met het Latijnse corvus en Griekse korax : kraai. Het dier zal wel naar zijn hese geluid genoemd zijn, vergelijk knarren en kraken. Franse grand corbeau.

(a) Ԛe geeft ze niet eerder voedsel dan dat ze ziet dat ze zwartheid hebben in hun veren. Ravenjongen worden met de dauw des hemels gevoed in de tijd dat ze nog geen zwarte veren hebben. De jonge worden de zevende dag zwart. Die zwart worden voedt ze met al haar kracht en sterkte’ Mogelijk wordt dit veroorzaakt doordat de ouderen na het uitkomen niet meer bij het nest slapen. Dit zie je ook in de Bijbel: Psalm 147:9, ‘die het vee zijn voeder geeft, de jonge raven als ze roepen’ Bij Job lees je: ‘Wie bereidt de raaf haren kost, als haar jongen tot God schreeuwen, als ze dwalen, omdat er geen voedsel is?’ In het Duits heet een slechte moeder Rabenmutter, -vater. Dit ook wel naar Gezang 7:2: ‘hij hoort de jonge raven’

(b) Plinius spreekt ook van een raaf die door een schoenmaker getemd was. Op de markt van Rome maakte die complimenten aan gevierde staatslieden en het volk.

De raaf is overdag sterker en de uil ‘s nachts, ze eten elkaars eieren op hun beurt.

De zwarte raaf is een vriend van de vos en daarom vecht hij tegen de das en andere kleine beesten om de vos te helpen. De vos is echter slimmer dan de raaf, zie de fabels van Aesopius.

Cornix alsons toe es comen

horen wi de craie nomen

die sijn van srauens geslachte

edele voghele aten si bi dage bi nachte

5635si biten te sticken ende trecken

alle voglen met crummen becken

want si sijn hare viande

ende somwile comter hem af scande

want alsi hem te vele uolghen

5640werter omme sulc verbolghen

si uolghen haren iongen naer

ende ebber omme groten vaer

ende winnen hem dat hem bedarf

lange stont ende menech warf

5645ende alse de zoe de eier wacht

voetse de hie dach ende nacht

leert ghi liede van manieren

jue kinder hier bi bestieren

leert ghi manne hue vrouwen

5650telpene met goeder trouwen

30. Cornix, zoals ons toe is gekomen,

horen wij de kraai noemen

die zijn van het raven geslacht.

Edele vogels haten ze bij dag en bij nacht

5635 ze bijten ze stuk en trekken

alle vogels met kromme bekken

want ze zijn hun vijanden

en soms komt er hen af schande

want als ze hen te veel vervolgen

5640 worden om sommige verbolgen

ze volgen hun jongen na

en hebben daarom groot gevaar

en winnen van hen dat ze behoeven

lange tijden en vele malen.

5645 En als de zij de eieren bewaakt

voedt de hij haar dag en nacht.

Leert, gij lieden van manieren

jullie kinderen hierbij bestieren

leert, gij mannen, uw vrouwen

5650 te helpen met goede trouw!

Corvus cornix, L. de bijnaam cornix duidt op een slimme kraai in het Latijn. Van een handige oplichter zegt men dat hij zelfs de ogen van deze kraai te vlug af is. Bonte kraai. De eigenlijke kraai wisselt af met zijn naaste familielid, de bonte kraai. Waar de een is, ontbreekt de ander.

Corvus is Latijn voor raaf, corone doet denken aan het Griekse korone dat niets met het Latijn voor kroon te maken heeft. Het betekent al bij Homerus het kraaien en slaat op hun geluid. Naar haar is Corneille genoemd. Franse corneille noire. Kraai, midden-Nederlands craie, oud-Hoogduits Chraja of Kra (nu Krahe en Rabenkrahe) oud-Saksisch Kraja, oud-Engels crawe (nu crow en carrion crow) Dit woord stamt uit Indo-Germaanse gra omdat het aanhoudende treurende gekras naar nabootsing leidde. Het is een klankwoord

Om te weten te komen of er een roofvogel vliegt, hoef je maar op de kraaien te letten, vallen ze die andere vogel aan dan is dat een roofvogel.

Cornica scriuet plinius

es .i. groot uogel diemen dus

nomet int lant van orient

ghenen grooten uogel menne kent

5655lso alsmen de wareit weet

met plumen so qualike ghecleet

sine longre die es groot

vet ende van bloede root

groot alse de longre vander coe

5660ende medicinael der toe

31. Cornica, schrijft Plinius,

is een grote vogel, die men aldus

noemt in het land van de Oriënt.

Geen grotere vogel men kent

5655 alzo als men de waarheid weet.

Met pluimen zo slecht gekleed

zijn longen die zijn groot

vet en bloedrood

groot als de longen van de koe

5660 en medicinaal daarbij.

Een struisvogel, zie 61 en 106.

De vleugels zijn met twee sporen voorzien en tamelijk groot, maar volkomen ongeschikt voor het vliegen. In plaats van slagpennen dragen zij slappe en zachte hangende veren. Uit soortgelijke veren bestaat de lange staart. Het overige gedeelte van het lichaam is bedekt met tamelijk dichte en uit slappe gekroesde veren samengesteld kleed.

De hoogte van ‘t mannetje is twee en een halve meter. Zijn lengte van snavelspits tot het uiteinde van de staart is minstens twee meter en zijn gewicht ongeveer vijfenzeventig tot honderd veertig kg.

Cuculus dats de cucuet

ende hetet also om sinen luud

want cuccuc es altoes sijn sanc

ende daran nes gheen uerganc

5665en traghe uogel ende ongestade

den cleenen uogelkinen doet hi scade

want sine lesse es hem gheuest

hi leghet sine eier in haren nest

dus broedet die bedrogne uogel

5670dat ei onder sinen vloghel

ende waent dat hem toe behort

so dat die cuccuc comet uort

die den uolgelkine es ombekent

mar die dinc dar hine omme mint

5675dats om dat hi wasset so sere

ende so hetet die cuccuc meere

dan eneghe drie vanden cleenen

dit moet de moeder sumwille beweenen

want so lange uolget so hem achter

5680dattie scade entie lachter

vp die moeder moet becraken

dits de loen van sulker saken

wach hem die den scalc verdraget

want de scalc merket ende iaghet

5685talre stont omme sijn vordeel

mochtire an gewinnen geheel

en appelkin het ware uerloren

wat datmen hem dede te voeren

men seghet dat die cuccuc pleget

5690dat hi alden winter leghet

jn sine plumen in olen bomen

jofte in darde ende hi begomen

so inden somer can

dat hem gheen onger gaet an

5695jnden winter mach ane gaen

van sire spuwen als wijt verstaen

wassen crekele die wi sien

die int gras springens plien

32. Cuculus dat is de koekoek

en heet alzo om zijn geluid

want koekoek is altijd zijn zang

en dat wordt niet anders.

5665 (a) Een trage vogel en ongedurig

de kleine vogeltjes doet hij schade

want zijn les is hem zo gezet

hij legt zijn eieren in hun nest

dus broedt die bedrogen vogel

5670 dat ei onder zijn vleugel

en waant dat het hem toebehoort

zodat de koekoek komt voort

die het vogeltje is onbekend,

maar dat ding daar hij het om bemint

5675 dat is omdat hij groeit zo zeer

en zo eet de koekoek meer

dan enige drie van de kleinen

dit moet de moeder soms bewenen

want zo lang volgt ze hem na

5680 dat het al de schade en lachen

op de moeder moet verhalen.

Dit is het loon van zulke zaken

wacht hem die de schalksheid verdraagt

want de schalk merkt en jaagt

5685 te alle stonde om zijn voordeel

mocht hij er aan gewinnen geheel

een appeltje, het was verloren

al wat men hem deed tevoren.

(b) Men zegt dat de koekoek pleegt

5690 dat hij de hele winter ligt

in zijn veren in holle bomen

of in de aarde, eer hij ziet

zo in de zomer dan

dat hem geen honger gaat aan.

5695 In de winter, mag aangaan

van zijn spuwen, zoals wij het verstaan,

groeien krekels die wij zien

die in het gras te springen plegen.

Cuculus canorus, L. Latijn cuculus komt van Grieks kokkux en dit van oud-Indisch kokila. Koekoek, midden-Nederlands kukuck of cockoec, midden-Hoogduits Kukuk (nu Kuckuck, in Engels cuckoo en in Frans coucou) het is het geluid van de vogel. Of betekent het Latijnse woord, ‘bedrogen echtgenoot?’ Het is wel een klanknabootsing.

(a) Ofschoon het dier zo groot is als een tortelduif legt ze haar ei altijd in het nest van een klein vogeltje, roodborstje, kwikstaartje of nachtegaal. Er zijn vermeldingen dat ze eieren legt bij meer dan honderd zeventien soorten vogels. De jonge koekoek is gemakkelijk te herkennen aan zijn wanstaltige dikke kop en grote pupillen. Het is een zeer hulpbehoevend wezen. Aanvankelijk groeit hij snel en weldra ontspruiten uit zijn huid stoppelachtige zwarte veren die hem een zeer lelijk uiterlijk verschaffen. Zijn eetlust is verbazend. Hij heeft meer voedsel nodig dan zijn pleegouders hem kunnen geven en een gevolg hiervan is dat de jongen, die met hem het voer zouden moeten delen, verhongeren, hij werpt ze ook wel uit het nest. Met grote ijver voorzien zij het vraatzuchtige monster van een overvloed aan voedsel. Ze sloven zich van de morgen tot de avond af om hun pleegkind te bevredigen en zijn als ‘Tsies tsiesieՠklinkend hongergeluid te laten ophouden. Zelfs na het uitvliegen volgen zij het nog dagenlang. Dan zie je soms in de tuinen een jonge hongerige koekoek achter een klein kwikstaartje aanlopen om daarvan eten te krijgen.

(b) Er wordt van verteld dat de koekoek in de winter zijn veren verliest en een hol in de aarde binnengaat of een holle boom. In de winter kwijnen ze weg, zijn ongeveerd en lijken op uilen. Men gelooft dat hij daar op de manier van zwaluwen en beren leeft (winterslaap) Men vertelt dat ze in een boom lagen die men heeft horen roepen toen die als blok in de oven gestoken werd om die heet te maken. Of hij verandert in een sperwer. Als hij omstreeks augustus, september weer naar Afrika vertrekt beginnen de sperwers rond te vliegen. Beide vogels lijken op elkaar.

(c )Uit hun speeksel worden sprinkhanen geboren. Dat zal wel hetzelfde zijn als het koekoekspuug dat bij sommige bloemen zit. Dat wordt gevormd door een cicade.

Coredulus alse isidorus seghet

5700es .i. uogel die des pleghet

dat hi bider proien leuet

ende uoer alle dinc vercoren heuet

therte van den proien seere

coredulus meent got onse here

5705die biden wisen eleghen man

aldus den mensce spreket an

lieue kint ghef mi dine here

want der omme dogedic smerte

hi gaf sine herte bloet alse de milde

5710want hi onse herte ebben wilde

ons allen radic ghemeene

dat hem elc gheue sine herte gheele

33. Coredulus, als Isidorus zegt.

5700 is een vogel die dit pleegt

dat hij van de prooien leeft

en voor alle dingen uitgekozen heeft

het hart van de prooien zeer.

Coredulus bedoeld God, onze Heer

5705 die bij de wijze man

aldus de mens spreekt aan’

‘Lieve kind geef mij je hart

want daarom gedoogde ik smart’

hij gaf zijn hartenbloed als de milde

5710 want hij ons hart hebben wilde

ons allen raad aan ik algemeen

dat hem elk geeft zijn hart geheel.

Coredulus zal wel een vorm zijn van Corvus, raaf.

Zoals de duivel op mensenzielen aast, als raven op lijken, zo is er verwantschap tussen beiden. De duivel heeft dan ook dikwijls een ravengestalte aangenomen om vrome mannen te verzoeken en werd in die gedaante eens uit het lichaam van een bezetene gedreven. Raven komen zeker na het sterven op een dode af. Bij gerechtsplaatsen maakte dit de mensen angstig. Het is dan ook vreselijk als in een huis, waar een dode staat, raven op het dak gaan zitten. De vogel van de boze komt dan de dode naar de duisternis halen. Vandaar dat een ontmoeting met deze vogel gevreesd wordt. Galgenvogel is de naam van de raaf die zich met aas en lijken voedt. ‘t Is een ravenaas. =Een gemene doortrapte vent. Het lijk van een gehangene was aas voor de raven.

Columba es der duuen name

een sachte uoghel ende bequame

5715bedinens segmen soes sonder galle

aristotilus weder seitse alle

die segghen dat soere sonder leuet

ende seghet dat soe galle heuet

jn .i. daremkin ende niet ter stede

5720dart es andre vogelen sede

dus ontsculdeghemen hare wort

die segghen dat gheene galle behort

der duuen toe ia tiere stat

darse andre uoghele ebben gehadt

5725met cussene toeghen si hare minne

gheene croenge als ict kinne

so neten si dor gheene noot

si ulieghen gherne met scaren groot

bi puren sade leeden si hare leuen

5730houer sanc hormen hem gheuen

erande versuchten sonder claghen

men siethem dicken tetene draghen

[kiekinen die hem niet bestaen]

neghen warf ebwi verstaen

5735dat si muwen hare sien

sijn si ulugghe maghet hem gheschien

maken si so oghen haren nest

dat allen wormen es ontfest

die hem scade willen doen

5740vp elc point vintmen sermoen

die hier uoeren staen bescreuen

die duue nemet hare leuen

arde gherne den watre naer

ende dats bedi segmen uoer waer

5745omme dat si naturlike in dien

des harens scade willen sien

van van manieren sijn aueke twe

deen ne proiet nemmerme

dan dat hi sittende siet

5750dander vaet dat uliegens pliet

die duue die ditwel verstaet

siet soene int water. die sitters vaet

soe efsoe hare dan upwart

ende eist .i. die vliegers vaet

5755sone porret soe vander stede niet

dits dar soet water omme siet

Palumme eten erande duuen

die vintmen in meneghen lande

eist dat soe hare ghenoet verliest

5760dat soe ander gheenne kiest

alleene ulieghen si wat soes gesciet

ende waer si varen weetmen niet

men vindet duuen clene ende groot

die nemmermeer kiesen ghenoet

5765die wonen nouwe in oghen gaten

omdat si die duuers laten

ende daer si in ghenoete sijn

es hare minne goet ende fijn

ende sijn nerenst in haren dinghen

5770hoe si groot geslachte bringhen

hen doe mesual si bringher .ij.

ende selden min ende nemmerme

siensi vremde duuen varen

si gheleedense met haren scaren

5775kesele heten si na hare maniere

om dat sirem mede purgiren

want hare maghen die sijn heet

bloet van duuen als ict weet

van tortelduuen van swalewen mede

5780hute gelaten tere stede

onder den rechtren ulogel alleene

maket donker oghen reene

die duuen drinken tere toghe

aldat si ghedrinken moghen

5785ghelijc dathet ware .i. coe

dat wanic dat gheen uogel doe

xv. iaer es hare leuen

duuen ionc dus es bescreuen

sijn best in herefste ende in letin

5790want si met grane gheuodet sijn

an die duue men beseft

dat soe hare sumwile verheft

om hare plumen te makede scone

ende dar af comet hare die hoene

5795want als dauec versiet

dat so hare min wacht dan soe pliet

ghecripethise onuersien

dat die duuele noch uele plien

dat si houerden belaghen

5800ende meneghen met hem draghen

34. Columba is de duiven naam

een zachte vogel en bekwaam,

5715 (a) van hem zegt men, ze zijn zonder gal.

Aristoteles in tegenstelling tot alle

die zegt dat ze er zonder leeft

en hij zegt dat ze gal heeft

in een darmpje en niet op de plaats

5720 waar het is bij andere vogels is de zede

dus verontschuldigt men hun woord

die zeggen dat het geen gal behoort

de duif toe, ja in de die plaats

waar het andere vogels hebben gehad.

5725 (b) Met kussen getuigen ze hun minne.

Geen krengen, zoals ik het ken

eten ze door geen nood.

Ze vliegen graag met scharen groot.

Van pure zaden leiden ze hun leven.

5730 Voor zang hoort men hem geven

een soort verzuchten zonder klagen.

Men ziet hem veel te eten dragen.

[kiekens die hem niet bestaan]

Negenmaal, hebben we verstaan,

5735 dat ze vernieuwen hun zien.

Zijn ze vlug, mag het hen geschieden,

maken ze zo hoog hun nest

dat het alle wormen verzwakt

die hen schade willen doen.

5740 Op elk punt vindt men wel een iets wat iemand zegt die hiervoor staan beschreven.

De duif neemt haar leven

erg graag het water na

en dat is daarom, zegt men voor waar,

5745 omdat ze natuurlijk in die

de arend zijn schaduw willen zien

van soorten zijn er haviken twee

de ene prooit nimmermeer

dan dat hij zittende ziet,

5750 de andere vangt dat vliegen pleegt

de duif, die dit wel verstaat,

ziet zo in het water die zittende vangt

dan verheft ze zich opwaarts

en is het er een die vliegend vangt

5755 dan komt ze van de plaats niet

dat is waarom ze zo in het water ziet.

(b) Columbo heten een soort duiven

die vindt men in menige landen

is het dat ze haar echtgenoot verliest

5760 dat ze een andere niet kiest

alleen vliegen ze, wat zo er geschiedt,

en waar ze gaan weet men niet.

Men vindt duiven klein en groot

die nimmermeer kiezen echtgenoot

5765 die wonen nauw in hoge gaten

omdat ze de doffers laten

en daar ze in paren zijn

is hun minne goed en fijn.

En zijn het vlijtig in hun dingen

5770 hoe ze een groot geslacht brengen

tenzij ze doen misval, ze brengen er twee

en zelden minder en nimmermeer

Zien ze vreemde duiven gaan

ze begeleiden ze met hun scharen.

5775 Kiezels eten ze naar hun manieren

omdat ze zich ermee purgeren

want hun magen die zijn heet.

Bloed van duiven, zoals ik het weet

van tortelduiven en van zwaluwen mede

5780 uitgelaten daar ter plaatse

onder de rechtervleugel alleen

maakt blinde ogen rein.

De duiven drinken te ene teug

Alles dat ze drinken mogen

5785 gelijk alsof het ware een koe

dat waan ik dat geen vogel doet.

Vijftien jaar is haar leven.

Duiven jongen, aldus is beschreven,

zijn het best in de herfst en in de lente

5790 omdat ze met granen gevoed zijn.

Aan de duif men beseft

dat ze zich soms verheft

om zijn pluimen te maken schoon

en daarvan komt haar de hoon

5795 want als de havik dat ziet

dat ze minder oplet zoals ze pleegt

grijpt ze haar onvoorzien.

Dat is wat de duivel noch veel pleegt

dat ze hovaardige belaagt

5800 en menigeen met zich wegdraagt.

Columba palumbus, L. (Latijn voor duif) Engels columbine en Frans colombine zijn afgeleid van Latijns columbia. Mogelijk is het zo genoemd naar zijn kleur, vergelijk het Griekse kelainos: zwart of donker en Sanskriet kalankas: vlek. Grote hout- of ringduif, bosduif of woudduif, Engelse wood pigeon of ring dove, Duitse Ringeltaube en Franse pigeon ramier. Duif, midden-Nederlands duve, oud-Saksisch Duva, midden-Engels douve (nu dove) oud-Hoogduits Tuba (nu Taube) oud-Noors dufa, Gotisch Dubo, dat van Germaans oubon stamt. Gewoonlijk verklaart men het woord van duiken, to dive, naar de vlucht van de vogel.

(a) Ze zijn oprecht van hart en munten uit dat ze geen kwaadaardigheid, weerzin of ongenoegen kennen. Het is symbool van zachtmoedigheid omdat van dit dier er het algemeen geloof was dat een duif geen gal had, dus niet zwartgallig werd, geen heet bloed had, dus niet zwaarmoedig werd. Vondel in Joseph in Dothan:

Ruben: ‘’Dit kind is zonder gal, gelijk simpele duiven.’

(b) Aristoteles zegt dat ze trouw zijn tot de dood hen scheidt. Plinius vermeldt dat er bij hen geen echtbreuk voor komt, hij vermeldt ook hun liefde tot de jongen en voor elkaar. Ze zijn scherp van gehoor en leven in kuisheid, in onverdeelde liefde tussen beiden.

(c ) Krop en spiermaag zijn bijzonder goed ontwikkeld. Zij pikken graag steentjes op om daarmee in de spiermaag het voornamelijk uit zaadkorrels bestaande voedsel fijn te wrijven.

Carcates als aristolus seghet

es .i. uogel die te wesene pleget

bider ze want hi hem ghenert

bi uisschen die hi dar vertert

5805minder dan die hauec es hi

jnt water es hi also vri

dat hire in ghedoghen can

also langhe als .i. man

wandelen mach ene mile

5810doch moeti weder na die wile

ter lucht sinen adem ontfaen

jofte sijn leuen ware ghedaen

ay mi merket na dese wort

ghi die in sonden sijt versmort

5815al es verdronken lange iv moet

jn dertsce weelde int dertsce goet

ghi bliuet verloren der in

ghine settet an gode iven sin

ende ghi van hen die lucht ontfaet

5820ay uergaue got dient also staet

dien die ertsce sonden bedecken

dat hi uorsine doot moeste vertrecken

vpwart sine herte ende gode uolghen

herne die zebaren verswolghen

35. Carchates, zoals Aristoteles zegt,

is een vogel die te wezen pleegt

bij de zee want hij zich voedt

met vissen die hij daar verteert.

5805 Kleiner dan de havik is hij

in het water is hij alzo vrij

dat hij er in blijven kan

alzo lang als een man.

Wandelen mag een mijl

5810 doch moet hij weer na die tijd

in de lucht zijn adem ontvangen

of zijn leven was gedaan.

Aai mij!, merk naar dit woord

gij, die in zonden bent versmoord

5815 al is verdronken lang uw moed

in de aardse weelde, in het aardse goed

gij blijft verloren daar in

ga en zet aan God uw zin

en gij van die van Hem de lucht ontvangt.

5820 Aai, vergaf God hun die het alzo staat

die de aardse zonden bedekken

dat hij voor zijn dood moest trekken

opwaarts zijn hart en God volgen

voor de zeebaren hem verzwolgen.

Stercorarius catarrhactes (synoniem Stercorarius skua, Brunnich) Latijn stercoreus; drekkig of vuil, skua, geluidnabootsend woord. Grote jager of grote roofmeeuw, Duitse Grose Raubmowe, Engelse great skua of bonxie skua en Franse skua of grand labbe.

De lengte is vijfenvijftig tot zestig cm, dus groter dan de zilvermeeuw en zwaarder gebouwd.

Broedt op IJsland en Faeröer en leeft van roof. Door voortdurend te achtervolgen weet hij grote vogels er toe te brengen hun prooi prijs te geven die hij dan pakt voor het in water valt. Kleinere vogels verbrijzelt hij de kop. Voor een jachtvalk of arend heeft hij geen vrees.

5825Coturnix dese name in latijn

mach in dietsch die quackele sijn

jn onse lant varen si ende comen

so dat selden es uernomen

weltijt si comen iofte varen

5830maer in andren lande te waren

hebben si haren tijt openbare

ghelijc der swalewen ioften oudevare

beede te varne ente kerne

die oude pleghen die ionc te leerne

5835alsi enen lande sullen ghenaken

dat si hem te broedene maken

dat si voeroeden hare scare

jeghen dien wreeden sparware

die hars nauwe wacht upt lant

5840die spareware dats die uiant

dat lant es tende vanden leuene

jnt hende pleget hem te gheuene

die viant narenstelike der toe

hoe si sulke scalkeit doe

5845dat hi daer zielen mede va

nu pinem elc dathi ontga

men seghet dat dier gheen leuet

sonder soe diet grooteuel heuet

entie mensce ende bedi

5850segmen dat hare ulesch quaet si

36. 5825 Coturnix, deze naam in Latijn

mag in Diets de kwakkel zijn.

(a) In ons land gaan ze en komen

zodat zelden is vernomen

welke tijd dat ze komen of gaan,

5830 maar in andere landen te waren

hebben ze hun tijd openbaar

gelijk de zwaluwen of de ooievaar

beide te varen en te keren.

De oude plegen de jongen te leren

5835 als ze in een land zullen komen

dat ze zich te broeden maken

dat ze behoeden hun schaar

tegen die wrede sperwer

die hun nauw wacht op het land.

5840 De sperwer, dat is de vijand

dat land is het einde van het leven

in het einde pleeg je hem te geven

de vijand naarstig daar toe

hoe hij zulke schalksheid doet

5845 dat hij daar de zielen mee vangt

nu denkt elk dat hij ontgaat!

(b) Men zegt dat er geen dier leeft

uitgezonderd die de toeval heeft

en de mensen en daarom

5850 zegt men dat hun vlees kwaad is.

Coturnix coturnix, L. Kwartel of kwakkel, midden-Nederlands quackele, midden-Noordduits Kwartele en Quackele (nu Wachtel of Kwartels en in Engels quail) oud-Frans quaille (nu caille) In midden-Latijn was het quaccula, wat voorkomt naast oud-Hoogduits Quahtila in Trier, dit is een kruising van midden-Latijn quacculla en Germaans wahtila, vergelijk de midden-Nederlands naam wachtele en oud-Engels wiehtel. Het is de wachtel, de wak, het geluid van de vogel.

(a) Ze begint pas laat, dat wil zeggen vrijwel niet voor de aanvang van de zomer, haar nest in te richten. Onmiddellijk na het verlaten van het ei lopen de jongen met de moeder mee en worden door haar zorgvuldig gehoed en tot eten aangespoord. In de tweede week fladderen ze al en in de vijfde week zijn ze voldoende groot en hebben voldoende bekwaamheid om in de herfst de reis naar het zuiden te ondernemen. Enkele kwartels schijnen bijna gedurende de hele jaar op reis te zijn. Ook die ergens in de zomer komen om te broeden verlaten het gebied weer onregelmatig. Enkele verschijnen reeds tegen het einde van augustus in Egypte en in grotere getale komen ze in september, maar in die maand vind je hier nog broedende wijfjes. Een bijeenkomst schijnt niet plaats te hebben. Waarschijnlijk gaat iedere kwartel op eigen gelegenheid en voegt onderweg de een zich bij de ander en voordat ze in Zuid-Europa aankomen zijn er talrijke vluchten gevormd.

(b) Hun beste voedsel is venijnig zaad van nieskruid scheerling en daar worden ze vet van. Aristoteles had dit idee al, de scheerling en nieskruid zijn giftig voor mensen maar voedsel voor kwartels. Omdat ze veel zaad van nieskruid eten krijg je er de vallende ziekte van en trekkingen van zenuwen schrijven Plinius en Galenus waarom ze niet op de tafel van de Romeinen kwamen.

Carduelis es .i. clene dinc

ende hetet met ons .i. desteluinc

omme dat in destelen sine spise

gherne soeket na sire wise

5855dits van plumen menegertiere

ende van uarewen oec so diere

datment te wondre an mach sien

doch nes sijn prijs niet in dien

sijn sanc es noch te prisene bet

5860hier omme vintmense gheset

jn gaiolen ter menegher stede

om den mensce te veruroiene mede

al heuetse nature clene ghemaket

hare sanc die so soete maket

5865ende hare plumen scone ende fijn

doetse lijef ende wert sijn

danden dorperen scuwt

hi es lelic in sinen luud

37. Carduelis is een klein ding

en heet bij ons een distelvink

omdat in distels zijn hun spijzen

graag zoekt het naar zijn wijze.

5855 Dit is van pluimen veelvormig

en van kleuren ook zo duur

dat men het met verwondering aan mag zien

doch is zijn prijs niet in die.

Zijn zang is noch te prijzen beter

5860 hierom vindt men ze gezet

in kooien op menige plaats

om de mensen te vermaken mede

al heeft de natuur ze klein gemaakt

haar gezang die zo zoet maakt

5865 en haar pluimen mooi en fijn

doet ze lief en waard zijn

die dan de dorper (iemand zonder opvoeding) schuwt

hij is lelijk in zijn geluid.

Carduelis carduelis, L. (distel) Distelvink, Duitse Stieglitz, een klanknabootsing, Distelfink, Distelzeisig, Goldfink en Jupitersfink, Engelse goldfinch en Franse chardonneret, chardon is een distel.

Hij is de bontste onder de inheemse vinken. Is bruin op de rug met een lichtere onderkant. De kop is opvallend getekend met rood, wit en zwart. De vleugels zijn zwart met een felgele vleugelstreep.

Hij werd wel als kamervogel gehouden. Vinken hebben een brutale slag met een fors slot, het is de vinkeslag. Het is een uitdaging als een kraaiende haan en ook mannetjesvinken zijn nogal vechtlustig. Daarom noemt men dames die ook die eigenaardigheid vertonen met deze naam. Een mannetjesputter komt op hetzelfde neer, een putter is van dezelfde familie.

Corciles alst plinius ombint

5870es dat mintste uogelkin dat men vint

ende es dat uogelkin datmen weet

dat alder uoghele coninc heet

so groot ghemoedt eist alsmen seget

dat upten haren stridens pleghet

5875ende alsten haren dan gram doet

ende hijt waent nemen inden uoet

ontslupet hem tusscen de clawen nochtan

ende ulieget hem om die oghen dan

so dat daren uerscaemt

5880want hi hem om niet vergramet

ende ulieget henen sire straten

al es dit clene utermaten

nochtan heuet van naturen

meer ionc dan andre creaturen

5885worme hetet inder haghen

ets quaet te vane met laghen

jn .c. enden hier der uoglen wort

nu hort hier na in .d. vort

38. Corchiles, zoals Plinius ontbindt,

5870 is het kleinste vogeltje dan men vindt

en is dat vogeltje dat men weet

dat aller vogel koning heet.

Zo’n groot gemoed heeft het, zoals men zegt

dat het op de arend te strijden pleegt

5875 en als de arend dan gram doet

en hij het waant het te nemen in de voet

ontkomt het tussen de klauwen nochtans

en vliegt hem om de ogen dan

zodat de arend zich schaamt

5880 want hij zich om niets vergramt

en vliegt heen zijn straten.

Al is dit klein uitermate

nochtans heeft het van naturen

meer jongen dan andere creaturen.

5885 Wormen eet het in de hagen

het is kwaad te vangen met listen.

In c eindigt hier van de vogels woord,

nu hoort hierna in d voort.

Troglodytes troglodytes, L. De jongen worden gevoed in het donker en niet een wordt er vergeten. Het nest is zo diep dat er maar weinig licht bij kan komen. Dat is waarschijnlijk de reden dat de ouden de winterkoning troglodytes noemden: dwalers in grotten. Winterkoninkje, Duitse Zaunkonig. Engels wren, oud-Engels wraenna, waarschijnlijk van wraene: wellustig. In Frans troglodyte, ook roitelet.

Hij neemt een houding aan die hem een driest voorkomen verschaft, de borst enigszins voorovergebogen en het korte staartje loodrecht omhoog gewipt Het is een geschikt vogeltje voor sprookjes. Als Plinius de strijd om het bestaan tussen de dieren aanroert dan zegt hij dat er tweedracht is tussen de arend en de winterkoning omdat de eerste de koning van de vogels genoemd wordt. ‘Dissident....aquulae et Trochilus (si credimus) quoniam rex appellatur avium’. Toen de vogels besloten hadden om net als bij de mensen een koning te hebben kwamen ze overeen dat dit diegene zou zijn die in het vliegen het hoogste punt zou bereiken. De adelaar en de ooievaar overwonnen alle mededingers. Toen de arend wilde dalen kwam er uit zijn veren of onder zijn vleugels een klein en nog naamloos vogeltje dat naar boven vloog en zo hard riep als maar mogelijk was:

҅k ben Koeniek!

Ek ben Koeniek’.

Djomedice in ware dinc

5890sijn uogle die naden coninc

diomedesse sijn geheten

die meneghen ruddre dede beeten

wilen te troien uoer die stede

dor sine grote vromelicede

5895fauelen die ebben inne

dat uenus makedie die godinne

desen uoghel ende sine gesellen

dus horment poeten tellen

solinus die seghet dit

5900dat si sijn als de swane wit

ende vander grooter dat es de swane

oec doethi ons te verstane

hare oghen sijn root als vier

ghetande becke scarp ende fier

5905dar si de rotsen ol met maken

ende maken neste tharen saken

men seghet alsi seere mesbaren

dat meent dat .i. lant sal veruaren

jofte dat .i. coninc steruen sal

5910die grieken minnen si uor al

ende andre lieden wilsi scoren

dus so vinde wijt in scrifturen

39. Diomedice, een waar ding,

5890 zijn vogels die naar de koning

Diomedes zijn geheten

die menige ridder deed bijten

wel te Troje voor die stad

door zijn grote dapperheid.

5895 Fabelen die hebben in

dat Venus maakte, die godin,

deze vogel en zijn gezellen,

aldus hoort men de poten vertellen.

Solinus die zegt dit

5900 dat ze zijn als de zwanen wit

en van de grootte van de zwaan

ook doet hij ons verstaan

haar ogen zijn rood als vuur

getande bek, scherp en fier

5905 waar ze de rotsen hol mee maken

en maken nesten tot hun zaken.

Men zegt het, als ze zeer misbaren

dat bedoelt dat een land zal veroverd worden

of dat een koning sterven zal.

5910 De Grieken minnen ze voor alles

en andere lieden willen ze scheuren

zo vinden wij het in schriften.

Diomeda exulans. Albatros, Duits Albatros, Frans albatros, door Engelse zeelieden Cape sheep genoemd; Kaapse schaap.

Is met uitzondering van de zwarte slagpennen geheel wit. Een lengte van 116cm, de vluchtwijdte van 3-4,25cm. Ze vliegen statig en sierlijk als door onzichtbare kracht gedreven. Men merkt vrijwel geen beweging van de vleugels op nadat de reus zich de eerste stoot heeft gegeven en zich in de lucht verheven heeft. Hij drijft als een kurk op het water. Op het land waggelt hij. Het is de gier van de zee en ruimt alles op.

Dariata alst aristotiles kent

es een uogel in orient

5915die met uloglen ende met becken

clemmen can ende hem uort trecken

want hi uoete heuet gheene

oec so vintmen somghe ene

diemen siet meer no min

5920sonder in des heruests beghin

ende dat es alset rimen moet

dese uogel out ende broet

sine ionc tote dat si doghen

ende si hem ghenaren moghen

5925ende dan steruet hi selue ghinder

ende laet leuende sine kinder

die moeten pleghen tselue mede

dat te uoeren de vader dede

hier gaet hute vander .d

5930ende uolget als ene in .e.

40. Dariata, zoals Aristoteles het kent,

is een vogel in de Oriënt

5915 die met vleugels en met bekken

klimmen kan en zich voort trekken,

want hij voeten heeft geen.

Ook zo vindt men soms een

die men ziet meer of minder

5920 vooral in de herfst begin

en dat is als het regenen moet.

Deze vogel houdt en broedt

zijn jongen totdat ze kunnen

en zichzelf voeden mogen

5925 en dan sterft hij zelf ginder

en laat leven zijn kinderen

die moeten plegen hetzelfde mede

dat tevoren de vader deed.

Hier gaat uit van de d,

5930 en volgt als een in e.

?Zie Avis paradisia.

Erodius als de glose seget

die vp die uraie bible leget

es de uogel alsict weet

die met ons gherualke heet

5935ende es onder dedele uogle

die edelste die ulieget met ulogle

so starc es hi ende so groot

dat hi den haren slaet doot

siet hi oec in ere scaren

5940dar uele cranen enen uaren

ofte andre uogle also uele

ende menne werpet in uederspele

hi ueltse alle met sire cracht

deen naden andren inder iacht

5945her hi ombert sire uloghe

so esser .i. hont diere toe doghe

die den uoglen alsi vallen

hem den als af bitet met allen

sijn aes moet sijn uersch ende leuende

5950ende alsi hem scuddet al beuende

so meent hi proie die hem behaghet

entar hem sijn moet toe draghet

mist hi;hi werdet so erre

dat hi ulieget oge ende uerre

5955ende cume willi keren nedre

tote sinen loedre wedre

meesters seggen int commune

dat uele beste sijn de brune

van .e. so gaen hute de wort

5960nu hort vander .f. vort

41. Erodius, zoals de glossaria zegt

die op de fraaie bijbel ligt,

is de vogel, zoals ik het weet,

die bij ons giervalk heet.

5935 En is onder de edele vogels

de edelste die vliegt met vleugels.

Zo sterk is hij en zo groot

dat hij de arend slaat dood.

Ziet hij ook in een schaar

5940 waar veel kranen heen varen

of andere vogels alzo vele

en men het werpt in jachtspel

hij velt ze alle met zijn kracht

de een na de ander in de jacht

5945 eer hij omkeert van zijn vlucht

dan is er een hond die er toe deugt

die de vogels als ze vallen

hen de hals afbijt met allen.

Zijn aas moet zijn vers en levend

5950 en als hij het schudt al bevende

dan meent hij prooi die hem behaagt

en waar hem zijn moed toe draagt

mist hij, hij wordt zo kwaad

dat hij opvliegt hoog en ver

5955 en nauwelijks wil keren neer

tot zijn plaats weer.

Meesters zeggen in het algemeen

dat wel de beste zijn de bruine.

Van e zo gaan uit de woorden,

5960 nu hoort van de f voort.

Falco rusticolus, L. (landelijk) Giervalk, Duitse Gerfalke, Engelse gyr falke en Franse faucon gerfaut, midden-Nederlands ghervalke en ghiervalke, oud-Noors geirfalki, waar geer een punt of speer betekent, de vogel is genoemd naar de op donkere schachtstrepen lijkende pijlpunten op de helwitte veren. (zie gier). Valk, midden-Nederlands valke, oud-Hoogduits Falc(h)o (nu Falke) oud-Frans fauc en faulcon (Engels falcon) dat uit Latijn falco komt wat een zeis betekent naar de kromme klauwen of snavel, het is de sikkeldrager. De stam k van het woord is er een met vaal, de valk heet zo naar zijn grauwbruine veren.

(a) Erodius, naar de reiger die hij slaat, de Griekse herodios.

De slechtvalk die met de IJslandse witte giervalk vooral getemd werd om voor de jacht of reigers te worden afgericht. Spierkracht en behendigheid, moed en jachtlust en een edel voorkomen zijn eigenschappen die men hun niet ontzeggen kan.

(b) ‘Hij heeft een groot hart en als hij op zijn eerst vlucht jaagt en mist dat hij in de tweede vlucht wraak op zichzelf neemt. Als hij wild is zoekt hij die dag geen prooi meer en als hij tam is lijkt hij hetzelfde te doen en vliegt weer in de lucht en komt dan zonder iets op de handen van zijn baas terug. Want hij vindt zichzelf te groot als hij die vogel niet gepakt heeft die hij zou moeten pakken’ .

Fenix als ons seit isidorus

jacob solijn ambrosius

es .i. uoghel sekerlike

tote arabia int rike

5965dese neuet gheen ghenoot

ende naden aren es hi groot

ccc. ende viertech iaer

pleghet hi te leuene ouerwaer

ghehouet geasselt es hi mede

5970sere scone na des paus sede

sijn als iofti guldijn ware

met purperen plumen arentare

sijn start gheleu blau mede

met rooden vederen van groter sconede

5975alse fenixe doude gaet an

so kieset hi enen sconen boem dan

hoghe staende up ene fonteine

die scone staet ende dore reine

enen nest maket hi inder gebare

5980alse inder vormen van enen outare

van wieroec bomen ende van merren

ende van caneelen diemen van verren

van desen telghen maket hi sijn nest

entie rieken alre best

5985alse die sonne heete scijnt

so waiet hi danne ende pijnt

dat hi also ontsteket dat out

dat soete roke gheuet menechfout

dant ualt hi selue int soete vier

5990ende wert te asschen dus lesemen hier

jn arde corter tijt dar naer

werdet .i. worem in dasschen daer

die cortelike te woreme diet

dus werdet fenix uerniet

5995Fenix dese enege vogel bediet

jhesum xpristum diet wel siet

fenix neuet vader no moeder

ende ihesus onse soete broeder

es nader menscheliceit sonder vader

6000nader golliceit es hi algader

sonder moeder in emelrike

dese fenix sekerlike

merkede ende nam wel goem

omme dien sconen edelen boem

6005die up tie fonteine staet,

die boem est cruce ons toeuerlaet

bider fontainen so uerstaet

dat doepsel dat onse sonden af dwaet

dat hout van specien merket wel hier

6010dar fenix af maket sijn vier

menet dat ihesus hinc ant hout

dat hi benedide menechfout

ende metten viere van karitaten

ten vader sende om sijn verlaten

6015die soeter roec vor sinen vader

dander werelt specie algader

dus bernede inder minnen viere

onse fenix in derre maniere

ontier endi tasschen bequam

6020dats dat hi hende nam

ten derden daghe es hi uerresen

ende uoer themele na desen

endit volghet ter erster vormen

want fenix asschen comen te vormen

6025ende dar na comen plumen ende ulogle

[ende ulieghet ghelijc andren uogle]

dat fenix heuet .ccc. iaer

ende .xl. eri werdet so swaer

meent dat ihesus in arderike

6030.xxxiiij. iaer leuede sekerlike

van dat hi ghebodescapt was

tote dat hi starf sijt seker das

ouer een iaer slaet elke .x

so vintment waer inden besiene

6035van enen fenixe telt ons dus

een wonder sente ysidorus

ene port in egipten is

diemen heetet cliopolis

dats in dietsch der sonnen stat

6040jn doude wet es ghemake dat

een temple in ons heren ere

na salemons temple min no mere

een fenix quam gheuloghen daer

jnden viere upten outaer

6045met sinen ulogelen geladen oec

met dieren houte dat soete roec

ende uerbernedem upten outaer

des nastes dages quam de pape dar

ende vant in dasschen .i. woremkin oec

6050dat utermaten soete roec

des anders dages addet ulogle

jnder ghelike van .i. uoghele

des nastes daghes waset wlcomen

ende heuet anden pape ghenomen

6055orlof ende es danen gheulogen

dit scriuet isidorus onbeloghen

Aymo spreket .i. wijsclerc mede

dat onse vrouwe in dese stede

doe herodes de kinder sloech

6060ontulo ende wonder dicken gnoech

ende fenix bi auenturen

tote daer bi sire naturen

dat die warechtege fenix mede

wandelen soude in die stede

42. Feniks, als ons zegt Isidorus

Jacobus, Solinus en Ambrosius,

is een vogel zeker

te Arabië in het rijk.

5965 (a) Deze heeft geen gelijke

en naar de arend is hij groot.

Driehonderd en veertig jaar

plag hij te leven, voor waar.

Een hoofd en hals heeft hij mede

5970 zeer schoon naar de pauw zede

zijn hals alsof het verguld was

met purperen pluimen hier en daar

zijn staart geel en blauw mede

met rode veren van grote schoonheid.

5975 Als feniks de ouderdom gaat aan

dan kiest hij een mooie boom dan

hoog staande op een fontein

die mooi staat en geheel rein

een nest maakt hij in de gebaren

5980 als in de vorm van een altaar

van wierookbomen en van mirre

en van kaneel die het haalt van verre

van deze twijgen maakt hij zijn nest

en die ruiken aller best

5985 als de zon heet schijnt

dan waait hij dan en denkt

dat hij alzo ontsteekt dat hout

dat zoete rook geeft in menigvoud

dan valt hij zelf in het zoete vuur

5990 en wordt tot as, aldus leest men hier

in de aardig korte tijd daarna

groeit er een worm in de as daar

die gauw tot worm groeit

dus wordt de feniks vernieuwd.

5995 Fenix, deze enige vogel betekent

Jezus Christus, die het wel ziet,

feniks nee, heeft geen vader of moeder

en Jezus onze lieve broeder

is naar de menselijkheid zonder vader

6000 naar de goddelijkheid is hij geheel

zonder moeder in hemelrijk.

Deze feniks zeker

Merkte goed en nam wel notitie

van die mooie, edele boom

6005 die op die fontein staat,

die boom is het kruis, onze toeverlaat

bij de fontein, zo verstaat,

het doopsel dat onze zonden afwast

dat hout van specerijen, merk wel hier

6010 waar feniks van maakte zijn vuur,

bedoelt dat Jezus hing aan het hout

dat hij zegende menigvuldig

en met het vuur van liefdagheid

te vader zond om zijn verlaten

6015 die zoete rook voor zijn vader

dat is de andere wereld specerijen alle tezamen, dus brandde in het liefdes vuur.

Onze Fenix in die manier

tot hij tot as kwam

6020 dat is dat hij een einde nam

de derde dag is hij verrezen

en voer ten hemel na deze

en dit volgt het naar de eerste vormen

want uit feniks as komt de worm

6025 en daarna komen pluimen en vleugels.

[en vliegt gelijk andere vogels]

De feniks leeft driehonderd jaar

en veertig eer het wordt zo zwaar,

bedoelt dat Jezus in het aardrijk

6030 vierhonderd veertig jaar leefde zeker

van dat hij geboodschapt was

tot dat hij stierf, is zeker is dat,

voor een jaar staat elke tien

zo vindt men het waar in het bezien.

6035 Van een feniks vertelt ons dus

een wonder Sint Isidorus

dat er een plaats in Egypte is

die men heet Heliopolis

dat is in Diets de zonnen stad

6040 in de oude wet is gemaakt in dat

een tempel te onze Heren eren

naar Salomons tempel min of meer.

Een Fenix kwam gevlogen daar

in het vuur op het altaar

6045 op zijn vleugels geladen ook

met duur hout dat zoet rook

en verbrandde op het altaar

De volgende dag kwam de priester daar

en vond in de as een wormpje ook

6050 dat uitermate zoet rook.

De volgende dag had het vleugels

in de gelijkenis van een vogel.

De volgende dag was het volkomen

en heeft van de paap genomen

6055 verlof en is dan gevlogen.

Dit schrijft Isidorus ongelogen.

Haymo spreekt, een wijze klerk, mede

dat onze Vrouwe in deze stad

toen Herodes de kinderen sloeg

6060 ontkwam en wonder vaak genoeg

een feniks bij avonturen

getuigde daar bij zijn naturen

dat de ware Fenix mede

wandelen zou in die stad.

De vogel Phoenix of feniks komt alle vijfhonderd of veertienhonderd en een en zestig jaren uit Indië naar Arabië naar een koele bron. Elke morgen baadt het in dit water en zingt een prachtig lied zodat de zonnegod zijn wagen stopt om te luisteren. Het is een vogel zonder maatje waarvan er maar een is op deze wereld. Als de hem toegemeten jaren gepasseerd zijn voelt het haar eigen zwakheid en maakt een nest van zoet ruikende twijgen, die vol en droog zijn. En in de zomer, als de westenwind blaast, worden de twijgen en het nest in brand geblazen door de brandende warmte van de zon en dan brandt die sterk. Dan komt die vogel Phoenix vrijwillig in het brandende nest en wordt tot as verbrand. Binnen drie dagen vormt zich een kleine worm in de as en groeit beetje bij beetje, krijgt veren en vormt zich tot een vogel. Uit de as ontstaat hij dan verjongd weer op om weer vijfhonderd of veertienhonderd en eenenzestig jaar te leven. En het eerste dat de jonge nieuwe Phoenix doet is eerbied te tonen aan de vroegere Phoenix. Hij balsemt de as van zijn voorganger in een ei van mirre en vliegt er mee naar Heliopolis bij Panchaea. (zonnestad) Daar legt hij het ei eerbiedig op het altaar.

De origine van de Phoenix was waarschijnlijk een Egyptische mythe die verbonden werd met de altaarafgoderij van Heliopolis. Het verwonderde de ouden ook niet dat de Phoenix zich vermenigvuldigde via een enkel mannetje. Elke klassieke verwijzing van de Phoenixmythe geeft zijn Egyptische origine aan. Het was ook in Egypte dat de legende meer details kreeg. Op oude Egyptische gedenktekens vindt men de Phoenix dikwijls afgebeeld als vogel, zoals Herodotus beschrijft, maar ook als gevleugelde genius met half menselijke gedaante. In de oude Griekse en Egyptische mythologie is de Phoenix een mythische vogel die geassocieerd wordt met de Egyptische zonnegod Re en de Griekse Phoibos Volgens sommigen stelde de vogel bij de Egyptenaren de zon voor die elke morgen herrijst. Anderen denken aan een periode van vijfhonderd jaren die gevierd zou zijn door het ontsteken van vuur en het verbranden van een nagemaakte vogel die de vluchtigheid van de tijd verbeelden moest.

Volgens Dr. G. Seyffarth staat de feniks in nauw verband met een astrologisch verschijnsel, de periodieke doorgang van Mercurius door de zon, die regelmatig na zeshonderd en twee en vijftig jaren en kort na de lentenachtevening plaats vindt waardoor de feniks periode grote betekenis voor de chronologie zou krijgen.

De originele legende zou geassocieerd zijn met zonnemythen en de heldere kleuren die aan de vogel toegeschreven worden, vertegenwoordigen de pracht van de zonsopgang. De veranderingen van de originele mythe is toe te schrijven aan de Christelijke vertalers van de Septuagint, waarin zekere passages gedacht werden te verwijzen naar de Phoenix. Volgens Joodse traditie gold bij Israëlieten de Phoenix als symbool van onsterfelijkheid. Zo lezen we in Job 29:18’Dan, zeg ik, ik zal sterven in mijn nest, en ik zal mijn dagen vermenigvuldigen als de Phoenix,’/i> (of zand) Het woord ‘shool’ wordt door zand vertaald, wat de gewone betekenis is, maar volgens de Joodse geleerden wordt er ook de wondervogel onder verstaan. De Engelse Revised Version behoudt het woord zand, maar in de marges lezen we, ‘ Phoenix’ wat betekent dat die vertaling nog door sommigen aangehouden wordt.

Ook het Griekse Phoenix betekent palmboom als wel de vogel. Tertullian, 202 na Chr., vertaalt Psalm 92: 13: ‘De rechtvaardige zal groeien als de Phoenix.’(nu een palm). Zo maakt hij in ‘The Resurrection of the Flesh, 13 de vogel tot symbool van opstanding. Nadat hij de zelfverbranding van de vogel beschrijft zegt hij dat de Phoenix zich vernieuwt, nieuw leven uit zijn eigen as. Hij concludeert bij het aanhangsel.’ Zal men sterven voor niets als vogels geen twijfels hebben over hun opstanding?’

De vraag luidt steeds welke vogel zou men bedoeld hebben?

In Egypte wordt de vogel meestal afgebeeld als een reiger, maar in de klassieke literatuur meestal als een pauw of een adelaar. Zie Avis paradisi, 15.

Zoals de feniks een wondervogel was, is in figuurlijke zin een feniks een groot man wiens naam en daden telkens met ontzag genoemd worden. Vondel is de feniks van onze dichters.

Uit zijn as herrijzen. = Weer worden opgebouwd na de brand en mooier dan te voren.

Mulder: Haymo - Haymo van Auxerre, negende-eeuws bijbelcommentator.

De Christus-allegorie vindt een opmerkelijke bevestiging bij Tacitus, die in zijn Annalen (VI, 28) vermeldt dat de feniks zich zou hebben vertoond tijdens de regering van Tiberius, in 34 na Christus. De vogel kwam ook voor in de bijbel, in Psalm 92 en Job 29. In de eerste tekst is de wondervogel gewijzigd in een palm, de tweede luidt in een moderne vertaling: ‘Ik dacht: tegelijk met mijn nest zal ik de geest geven, en mijn dagen vermeerderen als de feniks’

Dat Onze Lieve Vrouwe naar de stad ontkwam - aangespoord door een engel die hem in een droom verschijnt vlucht Jozef met zijn gezin naar Egypte, waar hij blijft tot na de dood van Herodes, ‘opdat vervuld zou worden hetgeen de Heer door de profeet gesproken heeft, toen hij zei: Uit Egypte heb Ik mijn Zoon geroepen’ (Mattheüs 2:15. Zie voor de profetie Hosea 11:1.)

6065Fulcica spreket isidorus

es .i. uogel hetet aldus

sijn ulesch smaket alst ware .i. hase

vp marassche nemetet sine ase

ende emmer maket hi sijn nest

6070dart met watre es gheuest

dit hetet der uroetster vogel een

hute sinen lande vliegeter gheen

mar int lantscap dar hi broet

lesemen dat hi hem seluen voet

6075ende ne ulieghet hare no dare

cronien heuet hi ommare

ambrosius spreketer af te waren

datmen vint erande haren

die sine ionc vernoiet te voedene

6080ende werptse hute sinen broedene

so comet fulcica ghinder

ende uoedet des harens kinder

met sinen ionghen in sinen nest

dese exemple war goet geuest

6085elken mensce die wel doen woude

ende merken dat hem ontfarmen soude

der armer ende hem goets ionnen

die hem ielpen niet ne connen

43. 6065 Fulica, spreekt Isidorus,

is een vogel die heet aldus.

Zijn vlees smaakt als was het een haas

Op moerassen neemt het zijn aas

en immer maakt het zijn nest

6070 waar het met water is bevestigd.

Dit heet de verstandigste vogel een

uit zijn land vliegt er geen

maar in het landschap daar hij broedt

leest men dat het zichzelf voedt

6075 en vliegt niet hier en daar.

Krengen heeft hij onmin.

Ambrosius spreekt er van te waren

dat men vindt een soort arend

die zijn jongen vermoeit te voeden

6080 en werpt ze uit zijn broedsel

dan komt fulica daar

en voedt de arend kinderen

met zijn jongen in zijn nest.

Dit voorbeeld was goed geweest

6085 voor elke mens die goed doen wou

en merkt dat zich te ontfermen zou

de armen en hun het goede gunnen

die zich niet helpen kunnen.

Fulica atra, L. (donker zwart) Meerkoet, naar het keffende geluidje dat het maakt. Het Latijnse Fulica bleef in Frans foulque. Duitse Moorhuhn, Engelse moorhen, moor: moeras.

Ze maken hun nesten met bladeren van gras en riet die ze in de rivieren, waar de stroom door gaat, tussen het riet vastmaken zodat die niet door het water weg gevoerd worden. In de broedtijd bewoont ieder paar een apart gebied waar het geen anderen duldt. Onmiddellijk na het broeden verenigen ze zich weer tot gezelschappen die langzamerhand aangroeien tot ontelbare zwermen.

Het is meer een arend en voor de bastaardarend, zie Aquilegia, 2.

Fatator dats bekent

6090es .i. uogel van orient

die hastech seere es om sijn broeden

ende ne can hem seluen niet uoerhoeden

hine leit sine heier so int iaer

datsem dachterwinter swaer

6095alle dicken ueruriesen doet

exemple gheuet hi arde goet

hem die hertijt willen clemen

dat si neder weder moeten rennen

ontier ende si werden so wart

6100datmense ter eren begart

het warem beter dat si ombeden

her si omme dere streden

dansi met scanden moeten beeten

ende alse die tijt beginnet heeten

6105so broedet fatator anderwarf

houer dat hem erst verdarf

so comet hem danne niewe broet

des lettel ander vogel doet

die sinen nest maket inder wostinen

6110want alle wel naer maer eens ne pinen

jnt iar omme hare ionc ghemene

sonder fatator allene

44. Fatator, dat is bekend,

6090 is een vogel van de Oriënt

die haastig zeer is om zijn broeden

en kan zichzelf niet verhoeden

hij legt zijn eieren zo in het jaar

dat hem de nawinter zwaar

6095 allen vaak bevriezen doet.

Voorbeeld geeft hij aardig goed

hem die hoog willen klimmen

dat ze weer neer moeten rennen

totdat ze worden zo gewaardeerd

6100 dat men ze te eren begeert

het was hem beter dat ze baden

eer ze om die eer streden

dan ze met schande moeten boeten.

En als de tijd begint met hitte

6105 dan broedt fatator ander maal

omdat hem ‘t eerste bedierf

dan komt hem dan nieuwe broed

als weinig andere vogels doen

die zijn nest maakt in de woestijnen

6110 want waar we allen bijna om denken

in het jaar komen hun jongen algemeen

uitgezonderd de fatator alleen.

?

Fetix es .i. uogel mede

die oec na fatators zede

6115tweewarf in den iare broet

lse aristotiles te wetene doet

ende al vintmen lettel vogele minder

nochtan wint hi uele kinder

sine eier ne ueruriesen niet

6120want ert dien somer siet

sone wilt noten nochte broeden

dus werdet hem gheloent met goeden

dattet wint datter begart

die wille sijn uroet ende wart

6125lere te tijt doen sine saken

so mach hem groote ere naken

45. Fetix is een vogel mede

die ook naar fatators zede

6115 twee maal in het jaar broedt,

als Aristoteles te weten doet,

en al vindt men weinig vogels kleiner

nochtans wint hij vele kinderen.

Zijn eieren bevriezen niet

6120 want eer het de zomer ziet

dan wil het paren nog broeden.

Dus wordt het hem geloond met goede

dat het wint wat het begeert

die wel zijn verstandig en waard

6125 leert op tijd te doen zijn zaken

dan mag hij grote eer maken.

?

Ficedula seit isidorus

es .i. uogel heetet dus

omme dattet gherne etet fighen

6130waer datese mach gecrighen

soete boem urucht es sine spise

merket hier up ghi grote wise

wat dat diet bedieden can

die boem bediedet wel elc man

6135men vindet misselike bome

jn arderike als icket goeme

die urucht bringhen na sire nature

some soete some sure

dit vrucht dat sijn onse gewerke

6140dit willic dat elc wise merke

ende hi den goeden mensce minne

om de doghet die hi heuet inne

ende late den quaden henen uaren

want alse de wale seit te waren

6145hi mach goede dachuart tellen

die hem maket quite vanden fellen

mint die urucht soete ende goet

ghelijc dat ficedula doet

46. Ficedula, zegt Isidorus,

is een vogel die heet aldus

omdat het graag eet vijgen

6130 waar dat ze het mag krijgen,

zoete boomvrucht is zijn spijs.

Merkt hier op, gij grote wijze

wat dat dier betekenen kan.

De boom betekent wel elke man

6135 men vindt verschillende bomen

in het aardrijk, zoals ik het gok,

die vrucht brengen naar hun natuur

soms zoet, soms zuur,

deze vruchten dat zijn onze werken

6140 dit wil ik dat elke wijze opmerkt

en hij die de goede mensen bemint

om de deugd die hij heeft in

laat de kwade heen varen

want als hij die wel zegt te waren

6145 hij mag goede (God) dagreis vertellen die zich ontdoet van de felle

bemint de vrucht zoet en goed

gelijk dat ficedula doet

? Coracias garrula, L. (Latijn corax: raaf, en babbelaar) is de scharrelaar of Duitse papegaai, Duitse Blauracke, Engelse roller, Franse rolier d’Europe. Leeft van kevers, insecten, kikkers, wormen, muizen en vijgen.

Falco dats de ualke in latijn

6150dar .viij. manieren aue sijn

also alse bescriuen de clerke

des lettel hort te minen werke

want ets cont gnoech den leken

diese toeuen ende streken

6155ende roepen ende huken

bedi latix hem ibruken

doch willic twerande manieren

vanden valke iv visieren

alse donhedel valke bestaet

6160den eigher ende hine nederslaet

latet die eigher enen ael ut varen

donedel valke gripet den al te waren

enen laetien eigher enen ulieghen

dus so lati hem bedrieghen

6165mar dedele valke doet des niet

ende alsi sulke scalkeit siet

so doet hi te mere pine

den eigher om de scalceit sine

ende ne latene niet ontfaen

6170her hi den eigher euet gheuaen

donedele valke dat verstaet

bediedet des heren onedel daet

alsi wetlike heuet verstaen

dat sine liede ebben mesdaen

6175so latise quite om ghelt

dus wert hi van der eren iuelt

want donedel quade goet

vortrechthi ende mint in sinen moet

mar dit ne doet niet dedele valke

6180hi uaet hi slaet ende uelt scalke

ende doet elken na die wet

die int lantscap es gheset

f. gaet hute ende uort meer

so horet uort vander .G.

47. Falco, dat is de valk in het Latijn,

6150 waar acht soorten van zijn

alzo als schrijven de klerken

dus weinig behoort tot mijn werk

want het is bekend genoeg de leken

die ze ophouden en strijken

6155 en roepen en hokken

daarom laat ik hen ontbreken.

Doch wil ik twee soorten manieren

van de valken u geven

als de onedele valk bestaat

6160 de reiger en hij hem neerslaat

laat de reiger een aal uit gaan

de onedele valk grijpt er naar

en laat die reiger heen vliegen

dus zo laat hij zich bedriegen,

6165 maar de edele valk doet dat niet

en als die zulke schalksheid ziet

dan doet hij te meer pijn

de reiger om de schalksheid van hem

en laat hem niet ontgaan

6170 eer hij de reiger heeft gevangen.

De onedele valk, dat verstaat,

betekent de heren onedele daad

als hij wettelijk heeft verstaan

dat zijn lieden hebben misdaan

6175 dan laat hij ze vrij om het geld

dus wordt hij van de eer geveld

want het onedele kwade goed

voor trekt en bemint in zijn gemoed,

maar dit doet niet de edele valk

6180 hij vangt, hij slaat en velt die schalk

en doet elk naar die wet

die in zijn land is gezet.

F gaat uit en voort meer,

zo hoort voort van de g.

Falco peregrinus, Tunstall. (vreemd, vergelijk het Franse pelerin wat bij ons pelgrim werd) Slechtvalk (slecht in de betekenis van eenvoudig of gewoon) trekvalk, hij komt over de hele wereld voor, Duitse Wanderfalke, Engelse peregrine falcon en Franse faucon pelerin. Chaucer spreekt over: ‘’ic faucon peregryn thanne semed she’’ik gelooof dat ze een pelgrimsvalk was’. De pelgrimsvalk heet zo omdat men nooit haar nest heeft gevonden.

Het is de moordenaar van klein en groot gevogelte, ook wel insecten, ratten en muizen, maar meestal toch van vogels, kippen en duiven. Bij het uithalen van een valkennest vond men tweeëntwintig duivenringen. Die waren van postduiven afkomstig.

Is gemakkelijk te temmen en was populair bij de valkeniers, maar minder dan de giervalk. Voor de valkenjacht wordt het vrouwtje gebruikt die veel groter en sterker is dan het mannetje en die de wouw, reiger en kraai meester kan worden. Mogelijk is de onedele F. subbuteo, L. (onderbuizerd) de boomvalk Dit waren de kleinere valken die voor de vrouwen waren bij de valkenjacht.

6185hort uort der edelre uogele pine

hare euel hare medicine

Tholomeus dins gheene ghile

hieten alle coninghe bi wile

die in egipten droeghen croene

6190een tholomeus regnerde scone

jn dien tiden wi lesen dus

dat aquila ende simacus

ende theodocion mesters waren

van ghroter wardecheit te waren

6195dese drie bi haren vorsoeke

si screuen in enen boeke

der edelre uogele medicine

also alset inden latine

van broeder albrechte es bescreuen

6200ende iacob saelt iv nu vort gheuen

die namen van den cruden diere sijn

salic iv gheuen int latijn

die kennisse also alst is

sal kinnen elc apotikaris

6205anden houede na dat wijt kinnen

sulwi leeren dit beghinnen

wert .i. uogel siec in doghen

men salne te ghenesene poghen

met fijnre oliuen van oliuen

6210diemer hem in sal sochte driuen

ende dit salmen doen dicken

wast hem up dat oghe dat witte

men sal puluer van venkel sade

ende urouwen melc dats datic rade

6215warmen dar af comet hem de bate

heuet hi bestoppet die nasegate

stafisagria ende peper der toe

mac puluer ente gader doe

ende blast hem in wiltune inesen

6220met ere pipen inder nese

ende wrijf hem sinen roest der mede

met pulure van stapisagria

heuet hi reume in thouet mede

doe hem dits die behendechede

6225rute omtrent die nasegate

ende sijn aes nette dats sine bate

jn ruten sap dat hi sal heten

noch ene bate saltu weten

nem oec loec ghestampt met wine

6230dat doe inde nesegate sine

ende settene dart es sonder lecht

ende latene enen dach uasten echt

heuet hi pipeide horet hier na

nem puluer van stafisagria

6235dat met onege wel ghemanc

wrijf sine tonghe dats de ganc

ende ghef hem botre tetene dan

ende ne gheneset hi niet der an

witte coelen salmen droghen

6240dat puluer sal sine macht toghen

roepet hi oec te vele int huus

dan so nem ene uledermuus

ende stamp peper der inne

dit hase hi swiget ten beghinne

6245vindemen de uledermus oec niet

so eist recht datmen besiet

om el eneghen uogel dan

want dar nes gheen uerlies an

ende mer ghemalen peper indoe

6250dat salre lichte elpen toe

die uele roepet men wil dat kinnen

dat hi eier euet binnen

gheneset hi qualike du salt hem gheuen

muse tetene die leuen

6255jofte en onts welpen heret siet

jofti sijn aes te werpene pliet

dicken seghet dit ghedichte

nem een uirendeel allinges ghewichte

scamonia entar toe comijn

6260moet oec also uele sijn

dat salmen pulueren ende minghen

dar mede sijn aes bespringhen

sijn aes moet sijn uet swinijns ulesch

ende mac van allinc iwichte den esch

6265apoticarise sullen di wel

dat rechte wisen sonder fel

ne mach hi oec niet eten ditte

so nem van den eie dat witte

werp dat puluer dar ter stede

6270dan in sinen bec der mede

noch wes ere sake vroet

die ter seluer dinc es vroet

mac hem eiere met melke van gheeten

ghef hem tetene doe dat ic hete

6270alse vpt vier gheronnen si

hi werdet ghesont dan ende vri

den auec ende sinen gheslachte

elpet arde wel met machte

beghinnet hem te mutene lusten

6280doene van alre pinen lusten

ende ghef hem aes ghenoech

alleweghe na sijn iuoech

also dicken alsi heuet broke

also dicken sekerleke

6285falgierthi inder uederen mede

dits der naturen hemelichede

grone saden onder de uoete

sijn hem nutte te sire boete

ende dar die sonne scinet heet

6290eist best dat hem te stane steet

heuet hi den rede hore hier na

jnt sap van artimesia

dat wanic dat biuoet si

ghef hem sijn aes ende noch der bi

6295moet hennen aes wesen der toe

vierewarf iofte viue der toe

offete doe dit ouer een

bint hem uaste dat rechter been

jnt middele den beene saltu sien

6300ene adre ende mettien

saltune wiselike laten

dar af sal hem comen de baten

hier bi machtu kennen mede

oftie uogel heuet den rede

6305so weltijt so hanghen den uoghele

sijn hoeuet ende sine uloghele

ende hi heuet ende toghet

jn plumen ofti cout ghedoghet

ende hi wel naset niet

6310ende hi ghierlike der ane siet

ende hijt qualike in mach bringhen

bi aldus danen dinghen

mach merre sien diere ware toe gheuet

ofti enen rede heuet

6315dan elpet hem also die raet

hier bouen bescreuen staet

often seere durstet doe dus

nem colen leuisticus

dats sine toename in latijn

6320anijs stalen sulre toe sijn

ende venkelstalen siet dit in wine

oec ester nutte toe te sine

alst es ghesoden recht ghenoech

een lepel honex int gheuoech

6325dat salmen ouer een coelen dan

ghef hem dit drinken ofti ne can

so salment inden becke ghieten

ofte doe hem eens daghes ghenieten

aes met honeghe bestreken

6330des naestes daghes inder weken

bestrijc sijn aes hoe soet gaet

met ere olien hetet rosaet

es hi oec vander gallen

so bespars sijn aes met allen

6335met blade van wlgheboeme

alse die uloghele hem anghen somen

so nem danne ganse bloet

ende smout van gansen esser toe goet

ende salue sine ulogle saen

6340ende latene ter sonnen staen

ende gef hem tetene van gansenvet

hore noch en ander ende bet

nem olie die hetet laurijn

ende dwa teersten die uloglen sijn

6345ende onder die ulogle saltu mede

sine asselen saluen wel ter stede

echt nem galle vanden swine

ende salfer mede die ulogle sine

ende gaf hem aes mede ghemeene

6350jnden sape van uerbene

oftin sape van salie crude

heuet hi andie uloglen rude

nem cruud dat geheten is

jn latin edera terrestris

6355sijn dietsch der af alsict wet

es datmen goutdraue of dresen heet

siet dat in watre entie blade

om sine nasegaten begade

dar si sire siden ghenaken

6360sijn aes dat soutu nat maken

jnt water dart cruud in soet

dit water es oec ten uoeten goet

hetene sine uloglen de sieren

helpem dan in derre manieren

6365ghef hem bux ulesch nat in aysine

ende bestrijc die uederen sine

met waremen aisine des gome

ende met olien van lauwerbome

ende dat so doe menechwarf

6370breket hem uedere dit so bedarf

dattu sachte hute doen wilt datte

nem dat bloet van ere ratte

ende bestrijc der uederen stat

sonder pine soe dan ute gaet

6375ende siet honech dat radicke

ende alse dat seere werdet dicke

nem dan een roedekin van sonderliker mate

dat die groote si vanden gate

daer die vedre in was ghestaen

6380ende doenre thonech mede saen

dar sal curtelike wedere

wassen ene niewe uedere

es hem scinkel iof ulogel ontwee

so nem warem aloe

6385ende binter vp dat bliuen mach

enen nacht ende enen dach

echt anen drec in edec ghesoden

es der up goet te sinen noden

es .i. uogel ongheroe

6390vpt rec ofte up die hant dertoe

siet merre in watre ende darmede

so bestrijc sine lede

ende huten watre neghenwarf

also dicken alsem bedarf

6395heuet hi theuel dat hetet rampa

jc waent in dietsch es de crampa

jn artimesia dat es heet

saltu sijn aes netten ireet

jn lams bloet warem net sine uoete

6400dit es oec ene andre boete

joftu salt nemen warmen wijn

dar netelen in ghesoden sijn

ende dar mede sine uoete dwaen

ende dar hute sijn aes ontfaen

6405eist dat hi smelten niet ne can

eens hanen galle ghef hem dan

ende witte slecken gesoden geheten

smelti te seere du salt weten

hoe dat hi te stoppene si

6410een lettel saeps van iusquiami

ghef hem drinken ende netter al

sijn aes in datti heten sal

heuet hi luse so nem dan

van alsenen sape ende nochtan

6415water darmen in siedet ditte

ende alsi ter sonnen sit

bespoiene ende makene nat

voerwart hem sal elpen dat

dits der uoghele medicine

6420jeghen mesquame ende pine

den latine ghelijc wel na

also alst wilen aquila

cimacus ende theodocion

screuen den coninc theolomon

6425jacob hine vants nemme

hort uort uoghele namen in .g.

48. 6185 Hoort voort van de edele vogel pijn, hun euvel en hun medicijn,

Ptolemaeus, dat is geen grap,

heten alle koningen vroeger

die in Egypte droegen de kroon.

6190 Een Ptolemaeus regeerde mooi

in die tijden, we lezen dus

dat Aquila en Cymacus

en Theodocion meesters waren

van grote waardigheid waren.

6195 Deze drie vanwege zijn verzoek

die schreven een boek

de ԥdele vogels medicijn’

alzo als het in het Latijn.

Door broeder Albertus is het beschreven

6200 en Jacob zal het nu voort geven.

De namen van de kruiden die er zijn

zal ik u geven in het Latijn.

Die kennis, alzo als het is,

zal kennen elke apotheker

6205 uit het hoofd naar dat wij het kennen.

Zullen we leren dit begin.

Wordt een vogel ziek in de ogen,

men zal te genezen pogen

met fijne olie van olijven

6210 die men hem zacht zal inwrijven

en dit zal men doen vaak.

Groeit op dat oog dat witte,

men zal poeder van venkelzaden

en vrouwenmelk, dat is dat ik aanraad,

6215 warmen daarvan komt hem baat.

Heeft hij verstopt de neusgaten,

Delphinium staphisagria en peper daar toe

maak poeder en meng het toe

en blaast hem wil u het genezen

6220 met een pijp in de neus

en wrijf hem zijn roest daar mee

met poeder van staphisagria.

Heeft hij reuma in het hoofd mede

doe hem, dit is de handigheid,

6225 ruit omtrent de neusgaten

en zijn aas natten mede dat is zijn baat

in ruitensap dat hij zal eten.

Noch een baat zal u weten,

neem ook look gestampt met wijn

6230 dat doe in de neusgaten van hem

en zet hem daar zonder licht

en laat hem een dag vasten echt.

Heeft hij pip, hoor hier na,

neem poeder van staphisagria

6235 dat met honing goed is gemengd

wrijf zijn tong, dat is de gang,

en geef hem boter te eten dan

en geneest hij niet daar van

witte kolen zal men drogen

6240 dat poeder zal zijn macht getuigen.

Roept hij ook te veel in het huis,

dan zo neem een vleermuis

en stamp peper daar in

het aas, hij zwijgt van het begin.

6245 Vindt men de vleermuis ook niet

dan is het recht dat men beziet

om elke andere vogel dan

waar daar is geen verlies aan

en met gemalen peper in doen

6250 het zal licht helpen daar toe,

Die veel roepen, men wil dat kennen,

dat ze eieren heeft binnen

geneest hij moeilijk, je zal hem geven

muizen te eten die leven

6255 of een hondenwelp eer het ziet.

Of hij zijn aas te verwerpen pleegt

vaak, zegt dit gedicht;

Neem een vierendeel geheel gewicht

scammonia en daar toe komijn

6260 dat moet ook alzo veel zijn

dat zal men verpoederen en mengen

daarmee zijn aas besprengen

zijn aas moet zijn vet zwijnenvlees

en maak van alle gewicht de eis

6265 apothekers zullen u wel

dat rechte wijzen zonder fout.

Mag hij ook niet eten dit,

dan neem van het ei dat witte

werp dat tot poeder daar ter plaatse

6270 dan in zijn bek daarmee.

Noch is er een zaak bekend

die voor hetzelfde ding is goed,

maak hem eieren met melk van geiten

geef hem te eten, doe dat ik zeg,

6270 als op het vuur gestold is

hij wordt gezond dan en vrij.

De havik en zijn geslacht

helpt dit erg goed met macht.

Begint hem ook ruien lusten

6280 doe hem van alle pijnen rusten

en geef hem aas genoeg

allerwegen naar zijn gevoeg

alzo vaak als hij braakt (breuk)

alzo vaak zeker.

6285 Valt hij in de veren mede,

dit is de naturen heimelijkheid,

groene zoden onder de voeten

zijn hem nuttig tot zijn verbetering

en waar de zon schijnt heet

6290 is het beste dat hij te staan staat.

Heeft hij koorts, hoor hierna,

in het sap van Artemisia,

dat waan ik dat het bijvoet is,

geef hem zijn aas en nog daar bij

6295 moet kippenaas wezen daar toe

vier maal of vijf daartoe.

Of doe dit tezamen

bindt hem vast dat rechter been

in het midden van het been zal u zien

6300 een ader en meteen

zal u wijselijk (bloed) laten

daarvan zal hem komen baten.

Hierbij mag u kennen mede

of die vogel heeft de koorts

6305 zo dan hangen bij de vogel

zijn hoofd en zijn vleugels

en hij beseft en getuigt

in pluimen of hij koude gedoogt

en hij aast bijna niet

6310 of gretig daaraan zit

en hij het moeilijk in kan brengen.

Bij al dusdanige dingen

mag men zien die er waren toegeeft

dat hij de koorts heeft

6315 dan helpt hem alzo die raad

die hierboven beschreven staat.

Of zeer dorstig is doe dus dit,

neem kolen van Levisticum,

dat is zijn bijnaam in Latijn,

6320 anijs stalen zullen er bij zijn

en venkelstalen, kook dit in wijn.

Ook is het nuttig toe te zijn

als het is gekookt recht genoeg

een lepel honing in het behoorlijke

6325 dat zal men over de kolen doen dan

geef hem dit te drinken en als hij niet kan

dan zal men het in de bek gieten

of doe hem een dag genieten

aas met honing bestreken,

6330 de volgende dag in die week

bestrijk zijn aas, hoe zo het gaat,

met een soort olie die heet rosaet.

Is hij ook ziek van de gal,

zo besproei zijn aas met allen

6335 met bladen van wilgenboom.

Als de vleugels hem hangen soms,

zo neem dan ganzenbloed

en vet van ganzen is er toe goed

en zalf zijn vleugels gelijk

6340 en laat hem in de zon staan

en geef hem te eten van ganzenvet.

Hoor noch een ander en beter,

neem olie die heet laurijn (Laurus)

en was ten eerst de vleugels van hem

6345 en onder die vleugels zal u mede

zijn oksels zalven daar ter plaatse.

Echt neem gal van de zwijnen

en zalf er mee die vleugels van hem

en geef hem aas mee algemeen

6350 in het sap van Verbena

of in sap van salie kruiden.

Heeft hij aan die vleugels schurft,

neem kruid dat geheten is

in Latijn Hedera terrestris

6355 zijn Diets daarvan, zoals ik het weet,

is dat men het gonderave of hondsdraf heet,

kook dat in water en die bladen

om zijn neusgaten bewerken

waar ze de zijden raken,

6360 zijn aas dat zou u nat maken

in het water daar het kruid in kookt

dit water is ook voor de voeten goed.

Hebben zijn vleugels de zeren,

help hem dan in deze manieren;

6365 geef hem bokkenvlees genat in azijn

en bestrijk de veren van hem

met warme azijn, zoals ik gok,

en met olie van de laurierboom

en dat zo doe vaak.

6370 Breken hem veren, dit zo behoeft

dat u ze zacht uit wil doen,

neem dat bloed van een rat

en bestrijk de veren plaats

dat ze zonder pijn dan uit gaan.

6375 En kook honing met radijs

en als dat zeer wordt dik,

neem dan een twijg van zulke maat

naar de grootte van het gat

waar de veren in had gestaan

6380 en doe er de honing mee samen

daar zal gauw weer

groeien een nieuwe veer.

Is hem schenkel of vleugel in twee,

zo neem warme Alo

6385 en bindt het er op dat blijven mag

een nacht en een dag,

echt hanendrek in azijn gekookt

is daar op goed in zijn noden.

Is een vogel onrustig

6390 op het rek of op de hand, daartoe

kook mirre in water en daarmee

zo bestrijk zijn leden

en uit dit water negen maal

alzo vaak als het nodig was.

6395 Heeft hij het euvel dat heet rampa,

ik waan het in Dietse is het kramp,

in Artemisia dat bijvoet heet

zal u zijn aas natten gereed

in lammeren bloed warm nat zijn voeten.

6400 Dit is ook een ander genezing

of u zal nemen warme wijn

waar netels in gekookt zijn

en daarmee zijn voeten wassen

en daaruit zijn aas ontvangen.

6405 Is het dat hij toilet niet maken kan,

een hanengal geef hem dan

en witte slakken gekookt te eten.

Doet hij te veel, u zal het weten

hoe dat hij te stoppen is

6410 wat sap van Hyoscyamus

geef hem te drinken en nat alles

in zijn aas dat hij eten zal.

Heeft hij luizen, zo neem dan

van alsemsap, of nochtans

6415 water waar men in kookt dit

en als hij in de zon zit

besproei en maak nat

voorwaarts, hem zal helpen dat.

Dit is de vogels medicijn

6420 tegen misval en pijn

het Latijn gelijkt bijna

alzo als wijlen Aquila,

Syimacus en Theodocion

schreven de koning Ptolemaeus.

6425 Jacob die vond nimmer,

hoort voort vogelnamen in g.

Gricis seit iacob van uitri

dattet een uremt uogel si

so groot datsi den man bestaen

6430ghewapint ente doot slaen

hare clawen sijn so groot

dat merre hute drinket ter noot

alse oft ute enen orne ware

jn icia oric des mare

6435dat inden lande es van endi

lesemen dat sulc uogel si

jn enen lande ouden si daer

dar die toeganc es te swaeer

dart goud es ende diere steene

6440menschen comen es daer gheene

want terst dat si sien den man

bestasine ende doodene dan

alse iofti ware ghemaket uan gode

der urecheit tenen weder bode

6445alset wareit wel mach wesen

dar wonet .i. uolc als wijt lesen

met enen oghen heten arismaspi

ne waer ene oghe nebben si

omme die mirauden die si wachten

6450ende winnense hem af met crachten

de mirauden ebsi uercoren

bouen allen andren als wijt horen

men vindet dit staende wilment souken

jn de glose van moises bouken

6455vieruoetech so sijn die uogle

ende ebben ghemaect houet ende vlogle

na den aren maer mere so uele

dattet gaet al uten spele

achter gheliken sj den lioene

6460vogle van desen doene

segmen datter menech sij

bj den berghe van perbolj

dat pard atensi enten man

experimentator segt nochtan

6465dat hi ghegaet es den steen

jn sinen heuet al in een

ende dat es wel te uerstane

om eneghe bate tontfane

sone eist hem niet te rechte onsact

6470got hen euet die stene ghemaect

ende hem ghegheuen cracht mede

om des menschen salichede

49. Grifis, zegt Jacob van Vitry.

dat een vreemde vogel is

zo groot dat ze de man bestaan

6430 gewapend en ze dood slaan.

Hun klauwen zijn zo groot

dat men er uit drinkt ter nood

alsof het een horen was.

(a) In Scythia, hoor ik het bericht

6435 dat in het land is van Indië

leest men dat er zulke vogels zijn.

In een land houden ze daar

waar de toegang is te zwaar

waar het goud is en dure stenen.

6440 Mensen komen daar geen

want als ze eerst zien de man

bestaan ze en doden hem dan

alsof ze waren gemaakt van God

de wreedheid tot een tegen bode.

6445 Alzo het de waarheid wel mag wezen

daar woont een volk, zoals wij het lezen,

met een oog en heten Arismaspi

maar een oog hebben zij

om de smaragden die ze bewaken

6450 en winnen ze van hen af met kracht.

De smaragd hebben ze uitverkoren

boven alle anderen, zoals wij het horen.

Men vindt dit staande, wil men het zoeken

in de glossaria van Mozes boeken.

6455 (b) Viervoetig zo zijn die vogels

en hebben gemaakt hoofd en vleugels

naar de arend, maar groter zo veel

dat het gaat al uit te spel,

achter gelijken ze de leeuw.

6460 Vogels van deze vorm

zegt men dat er menige zijn

bij de berg van Hyperborea.

Het paard haten ze en de mens.

(d) Experimentator zegt nochtans

6465 dat ze de agaat hebben de steen

in zijn nest al ineen

en dat is wel te verstaan

om enige baat te ontvangen

zo is het hem niet te recht ontzegd.

6470 God hun heeft die steen gemaakt

en hen gegeven kracht mede

om de mensen zaligheid.

Griffioen, is een naam met de uitgang van schorpioen. Midden-Nederlands grifoen, Frans griffon en Engels griffin, oud-Frans grifoun van Latijn gryphus.

De Hollandse benaming is vogel grijp, midden-Nederlands vogelgripe, Duits Greif, oud-Hoogduits Grifo, van Latijnse gryphus wat van het Griekse gryps: gedraaid of haakbek stamt. Een fabelvogel. Volksetymologisch zocht men verband tussen de naam grijp en ons woord grijpen, reden waarom er van grijpvogel gesproken wordt.

(a) ‘Een griffioen bewaakt die bergen waar gemzen en kostbare stenen zijn als emerald en jaspis en zorgen ervoor dat die niet weggenomen kunnen worden. In sommige landen van Scythia is er overvloedig goud en kostbare stenen, maar vanwege de griffioen durft men daar niet openlijk te komen. Daar is de ook beste emerald en kristal’ Aristeas, 900 v. Chr., verhaalt van hen in zijn gedicht Arismaspeia. Hij had een reis gemaakt naar het land der Issodoniers (ongeveer bij Irkoetsk) die de buren waren van de Arismaspen en mensen waren met een oog (arima: een, spou: oog) Dat de griffioenen in het hoge noorden op de Rhipaise bergen de goudmijnen tegen de Arimaspen bewaakten. Ze leefden met de rijdende Scythisch Arimaspen en zo ook met hun paarden in vaste vijandschap. Vandaar het spreekwoord: ‘augentur grypes equis, dat is; ‘het onmogelijke zal mogelijk worden’. Vervolgens kwam ze voor bij Herodotus, 484-424. Aeschylos laat de titaan Oceanus op een griffioen rijden.

De Sumeriers hadden hun koninklijke reuzenarend Imgig. De Grieken wisten van Herodotus dat er ԡchter de bronnen van de Nijlՠreuzenvogels huisden die gemakkelijk een mens mee de lucht in kon voeren. Fantastisch vooral zijn de cherubim’s in de visioenen van de profeet Ezechil, zij verschijnen op de storm uit het noorden in een vurige gloed en lijken op mensen, maar ieder van hen heeft vier gezichten, namelijk van een mens, van een leeuw, van een stier en van een adelaar. Herder dacht dat de griffioen de oervoorstelling van de cherubijnen waren en haalt daarbij als bewijsplaats het eerste boek van Mozes aan, Gen. 3: 24. Het is de Assyrische kղub die op het paleis van Assurnasirpal staat, een reuzenvogel met leeuwenvoeten en een mensenkop. Het woord kwam als Hebreeuws kerub: gevleugelde engel, in de bijbel. Bij de Grieken werd het gryps en vandaar stamt het Germaanse grip, dat met de aanleuning gripan: grijpen, tot het sprookjesachtige vogeldier werd afgebeeld.

De oorsprong lag wel in de Indische wereld en was een voortbrengsel van de Indische tapijtweverij. De Indische heilige dieren werden immers in alle mogelijke decoratieve vormen afgebeeld en geregeld tot dergelijke fantastisch vormen herschapen. Toen de Grieken aan de hoven van de Perzische koningen dergelijke tapijten zagen, hielden zij de afgebeelde diermotieven voor werkelijk bestaande diervormen en voor monsters uit het wonderland Indi. Op die manier verhuisde ook de griffioen naar de Europese sage en trad op in de symboliek van die tijd en in de kunst als bijvoorbeeld in arabesken van zuilen.

In de middeleeuwen bracht men griffioen klauwen (dit waren fossiele Rhinocerospoten) en griffioen eieren (van de struisvogel) uit het morgenland mee die veel in relikwien verwerkt werden en zich in verzamelingen van kerkelijke kunstschatten bevindenԮ

(b) Het dier is hoger dan de leeuw en de achterpoot is gekloven als die van het hert. Aelianus beschrijft de rug van dit fabeldier als bezet met zwarte, de borst met rode en de vleugels met witte veren. Volgens Ctesias zou hij glanzend blauwe halsveren hebben en vurige ogen.

(c ) Dit beest is in staat om twee man weg te voeren, een hert of ander beest. Het lichaam is groter dan acht leeuwen want als ze een os gedood heeft, een paard of zelfs een gewapend man, dan tilt ze die op en draagt die in de vlucht.

(d) Ԛe bouwen hun nest van goud dat ze opgegraven hebben en leggen er twee eieren in die groter, harder, heter en droger zijn dan arendseieren. Hij legt in zijn nest een steen die smaragd heet en die goed is tegen de venijnige beesten van de bergen’.

Soort duif?

Gestrudus es .i. uoghel clene

ghelijc der arden yplumet rene

6495vpt houet es hem alsict vernam

van plumen ghemaect i cam

die ulieghen up ende neder inder ghebaren

vp ende neder alse zeebaren

ghemene liede maken ons vroet

6500dat die padde hare eyer broet

ende als die jonc comen vt algader

dan eerst kinsi moeder ende vader

om dat si hem gheliken dinken

sulke die vor gode stinken

6505slachten der gostruden wel

si sijn van arten arde fel

siensj dat hare kindre keren

ter doghet ende ter eren ons heren

sone doensj hem gheen goet

6510mar settensj haren moet

ter rikeit enten quaden dinghen

ende si oncuscheit uort bringhen

so dinct hem dat sj hem slachten

dan wilsj der kinder achten

6515ende ebben glorie groot int herte

hare loen wert die ewelike smerte

51. Grostrudis is een vogel klein

gelijk de arend gepluimd rein.

6495 Op het hoofd is hem, als ik het vernam

van pluimen gemaakt een kam

die vliegen op en neer in de gebaren

op en neer als de zeebaren.

Gewone lieden maken ons bekend

6500 dat de pad haar eieren broedt

en als de jongen komen uit al lemaal

dan eerst kennen ze moeder en vader

omdat ze hen gelijk denken.

Zulke die voor God stinken

6505 slachten de Grostrudis wel

ze zijn van hart erg fel

zien ze dat hun kinderen keren

ter deugd en te eren onze Heren

dan doen ze hen geen goed

6510 maar zetten hun gemoed

tot rijkheid en tot kwade dingen

en ze onkuisheid voort brengen

zo denkt hij dat ze hem slachten

dan wil ze de kinderen achten

6515 en hebben glorie groot in het hart

hun loon wordt de eeuwige smart.

De pad die eieren broedt, dat zal slaan op een basilisk. Ook wordt daarvan verteld dat die uitgebroed worden door een zwarte haan van zeven jaar oud, zie 54.

Grus es in dietsch .j. crane

elx jars plechtj te bestane

sine uard van oesten te westen

6520jeghen den winter vte sinen nesten

ende sceppet danne sine scare

als oft .j. lettre ware

alsj scepen hare wechuard

dan ebben sj enen diese beward

6525alsi roept uolghen sj hem nar

sij kinnen haren luud clar

wertj heesch so comter mede

.j. ander roepende in sine stede

ende dar sj beeten bj nachte

6530setten sj hare sciltwachte

so dat de tiende waken moet

dan houden die wachters in den voet

.j. keselkin oft hem wee doet

die vaec dat hem die voet ontdoet

6535ende hem die kesel dan ontualle

so roeptj dat sijd oren alle

ende alsj verre wil doen vlucht

so vliechtj oghe inde lucht

om dat si verre willen sien

6540jnt lant dar sj willen tien

experimentator die seghet

dat die crane te roepene pleghet

alsi .i. nat swerc siet effen

hi wil dat dandre alle beseffen

6545ende si hasen na hare eten

ende alsi omme ardinge beeten

hare leedere staet inder hoede

al omme te siene alse die vroede

so roepet hi lude siet hi den man

6550ende waerscuwet dandre dan

alsi van uerren lande comen

ebmen dicken wel vernomen

dat si steene hute werpen dan

darmen goud hute purgeren can

6555want alsi verre sullen ulieghen

weetmen uoer waer sonder lieghen

dat si in swelghen sant ende stene

ende in hare uoete so menech ene

hebsi kesel dits hare sin

6560omme swaer te sine int beghin

dat niet te vardech mar ghestade

har ulieghen si met goeder stade

dat si steene uoeren in uoeten

weten scipmans diese ghemoeten

6565want dar si houer de scepe liden

es ghesciet ter menegher tiden

dat sire so uele uallen lieten

dat sijs mochten cume ghenieten

die gheruste elpen den moeden

6570andie oude willic v beuroeden

die swartste ebben meest iaer

dat seggic iv al ouer waer

datmen lieden vindet cleene

die bi namen heten pigmeene

6575die ieghen die cranen striden

ende pais ebben alsi danen tiden

sijn ulesch es art ende swaer

bedi so rademen ouer waer

dattet best ware dat hi laghe

6580jn die zomertijt twe daghe

ende in wintertijt daghe drie

want aldus so morwet hie.

52. Grus is in Dietse een kraan.

(a) Elk jaar pleeg het te bestaan

zijn vaart van oost naar West

6520 tegen de winter uit zijn nest

en vormt dan zijn schaar

alsof het een letter was.

Als ze scheppen hun weg

dan hebben ze er een die ze beschermt

6525 als hij roept volgen ze hem na

en kennen zijn geluid helder

wordt hij hees, dan komt er mede

een ander roepen in zijn plaats.

(b) En waar ze stoppen bij nacht

6530 zetten ze hun schildwacht

zo dat de tiende waken moet.

Dan houden die wachters in de voet

een kiezeltje dat hem wee doet

de slaap dat hem de voet opent

6535 hem die kiezel dan ontvalt

dan roept hij dat zij het horen alle.

En als ze ver willen doen een vlucht

dan vliegen ze hoog in de lucht

omdat ze ver willen zien

6540 in het land waar ze willen heen.

Experimentator die zegt het

dat de kraan te roepen pleegt

als het een natte wolk ziet effen

hij wil dat de andere alle beseffen

6545 en zich haasten na hun eten

en als om hun dingen wachten.

Hun leider staat in de hoede

al om te zien als de verstandige

dan roept hij luid, ziet hij de man

6550 en waarschuwt de anderen dan.

(e)Als ze van verre landen komen

heeft men vaak wel vernomen

dat ze stenen uit werpen dan

waar men goud uit purgeren kan

6555 want als ze ver zullen vliegen

weet men voor waar zonder liegen

dat ze inzwelgen zand en stenen

en in hun voeten zo menigeen

hebben ze kiezels, dit is hun zin,

6560 om zwaar te zijn in het begin

dat niet te snel maar gestadig

ze vliegen met goede stade

dat ze stenen voeren in de voeten

weten scheepslui die ze ontmoeten

6565 want waar ze over de schepen gaan

is geschied te menige tijden

dat ze er zo vele vallen lieten

dat ze mochten nauwelijks tegen bestand waren.

De uitgeruste helpen de moede

6570 van de oude wil ik u onderrichten

de zwartste hebben de meeste jaren.

Dat zeg ik al voor waar

dat men lieden vindt klein

die bij namen heten Pygmeen

6575 die tegen de kranen strijden

en vrede hebben als ze dan verdwijnen.

Zijn vlees is hard en zwaar

Daarom zo raadt aan men voor waar

dat het best was dat het lag

6580 in de zomertijd twee dagen

en in wintertijd dagen drie

want aldus zo vermurwt het.

Grus grus, L. Kraanvogel, midden-Nederlands crane en kraan, oud-Hoogduits Chranuh en Krano, midden-Hoogduits Kranech en Krane (nu Kranich) Angelsaksisch cranoc en cran (nu crane) Dit woord stamt uit West Germaans kranuka, een vogelnaam die oerverwant is met Armeens krunk, de grondvorm betekent huilen of schreien, naar het geluid dat de vogel maakt, ԧruh, kruh’ Het Griekse geranos werd in Latijn garrulus: de pratende of schetterende, tot grus. Franse grue cendree. Het woord 'congres' is ontleend aan Latijn congressus, tezamen komen als kranen’

(a) Deze vogel is beroemd door zijn tochten die hij in de herfst van het noorden naar het zuiden en in de lente in andere richting maakt. Ze vliegen in V vorm met gestrekte hals. Aan de spits van de vlucht staat een leidsman van de trekvogels die van tijd tot tijd een geroep laat horen dat door de ganse troep achter elkaar wordt beantwoord.

(c )De verschillende buigingen van hun stem en de wijze van hun vlucht werden door de oude Grieken, wiens land de hoofdweg voor de tochten van deze vogels is, als een teken van lucht- en weersveranderingen gezien.

(b) Zonder schuw te zijn is hij toch buitengewoon voorzichtig en laat zich niet gemakkelijk in de val lokken. Nooit verliest hij de zorg voor zijn veiligheid uit het oog, ieder gezelschap zet wachten uit die nauwgezet hun taken vervullen. De vogel zal nooit terugkeren naar een plaats waar het eens verstoord is geweest, zonder vooraf verspieders uit te zenden. Volgens Plinius en andere klassieke schrijvers plaatsen de kraanvogels wanneer ze tijdens hun grote trek uitrusten schildwachten rondom de plaats waar ze zich verzameld hebben. De kraanvogel bewijst een grote intelligentie bij zijn reis en verschillende legenden groeiden hier mee op. ‘Ee kraan rustte op een poot en hield in de ander een stuk steen en zo gauw als haar zinnen ingeslapen waren viel die met een klap op de grond waardoor ze wakker werden en waardoor ze altijd klaar is om zich te verdedigen tegen haar vijanden’ Dit wordt gemeld door Aelianus en herhaald door Isidorus. Zodoende is een kraanvogel die een steen draagt een teken van waakzaamheid.

(e) Een ander verhaal dat ontkend wordt door Aristoteles maar verzekerd door Aelianus was dat voordat een lange vlucht begon de kraan een steen als ballast in zwolg. Deze steen werd geprezen als een toetssteen voor goud. Of de kraanvogel heeft een steen in de maag en als die in vuur gebrand wordt verandert in goud. Plinius zegt dat als de kraanvogels over de Zwarte Zee willen vliegen eerst naar een pas tussen de kapen Criumetopon en Carambis gaan en zich daar met ballast bezwaren. Op het midden van de weg werpen ze dan de steentjes weg, die ze in de poten gehouden hadden, en als ze aan land komen spuwen ze ook het zand uit. De kraan draagt een steen in zijn muil als ze over de bergen vliegen anders maken ze lawaai. De tong van een verliefde moet zo ook altijd een steen dragen.

Glutis alse plinius spreket

es die die langhe tonghe ute steket

6585een uoghel ende alsi werdet gheware

dat die uoghele met grooten scaren

jeghen den winter enen varen

die swalewen metten oudeuaren

so ulieghet hi dor gheselscap mede

6590mar alsem die pijnlikede

vanden vlieghene gaet in hant

so bliuet hi achter in enech lant

doch ulieghet hi somwile henen

jn curten dachuarden ende in cleenen

6595so dattene die winter begaet

diene metten coude uerslaet

een ander uoghel es dan aldus

jn azia hetet cicrauius

die aldore mede vart

6600ende trechter enech achterwart

eists nachtes eists dages so roepet hi dan

ende troestse dat si uolghen an

dese twerande uoghele dar ic af rime

bedieden twerande pelegherime

6605dien dien wi metten cruce te waren

ten heneghen lande wart sien varen

om dat heleghe lant te winne

die heet sijn inden beghinne

alsi ghesalscap goet ter cure

6610sien varen van haren gheburen

mar terst datsi werden gheware

dat die vart een deel wert sware

heeschen si aflaet ende willen keren

ende visieren ende willen leeren

6615varen si achter te sulken art

dat si niet ne doeghen ter vart

aldus warem dat men bekinnen

niet ne mach no beghinnen

ende moet ghedoghen datsi spreken

6620rome ne laet hem niet ghebreken

sone sendet hute gnoech legate

die de traghe dor gelts bate

absolueren van allen mesdaden

ende sentse van sonden ontladen

6625tharen pape te lande weder

o wi die dat uerdient hier neder

dat al sine sonden sijn uerlaten

dats salicheit van groter baten

ende dies uerdient uoer sine doot

6630met rechte maket hi bliscap grot

o wach o meneghe heremite

ho menech monec van scarpen abite

vintmen die langhe heuet gheleeft

entie lettel solaes heuet

6635silentie ende discipline

gehouden heuet ende sware pine

lesen singhen ende waken

ende cranke lijfnere te desen saken

ende noch ne quam hem niet de bate

6640van rome lettren van aflate

sente pauwels ic iloefs di

ende allen pauesen der bi

die dinen stoel hebben beseten

dien uraie mont hi laet ons weten

6645dat got elken lonen sal

recht na sire pinen al

dit willic spreken elc man gome

beouden der herliceit van rome

pelgherijm nu merke dis

6650slachtstu den uogel glutis

heuestu die cruce ontfaen

got heeschet sijn belof wldaen

ne soeker af negheen aflaet

hensi oft sonder loes so staet

6655so dattu dars uoer gode gien

wies kennesse niemen mach ontulien

53. Glutis, zoals Plinius spreekt,

is diegene die lange tongen uit steekt.

6585 Een vogel en als die wordt gewaar

dat de vogels met grote scharen

tegen de winter heen varen

de zwaluwen met de ooievaren

dan vliegt het met het gezelschap mee.

6590 Maar als hem de pijnlijkheden

van het vliegen komt

dan blijft hij achter in enig land

toch vliegt het soms wel heen

in korte reizen en in kleine

6595 zo dat hem de winter begaat

die het met koude slaat.

Een ander vogel is er dan aldus

in Azie die heet Sicramus

die aldoor mee vaart

6600 en blijft er een achter

is het nacht, is het dag dan roept hij dan

en troost ze dat ze volgen na.

Deze twee soorten vogels waar ik van rijm

betekenen de twee soorten pelgrims

6605 die wij met het kruis waren

tot enige landen waart zien varen

om het heilige land te vinden.

Die heet zijn in het begin

als gezelschap groot ter keur

6610 zien gaan van hun buren

maar ten eerste dat ze worden gewaar

dat de vaart een deel wordt zwaar

eisen ze aflaat en willen keren

en laten zien en willen leren

6615 komen ze na in zulke aard

dat ze niet deugen ter vaart.

Aldus bewaart hij zich dat men bekennen

niet zo mag beginnen

en moet gedogen dat ze spreken.

6620 Rome laat zich niet ontbreken

zo zendt het uit genoeg legaten

die de trage door geldbaten

vrijspreken van alle misdaden

en zendt ze van zonden ontladen

6625 naar hun priesters te lande weer.

O wi! die dat verdienen hier neder

dat al hun zonden zijn vergeven

dat is zaligheid van grote baten!

en die verdient het voor zijn dood

6630 met recht maakt hij blijdschap groot.

O wacht! o menige heremiet

hoe menige monnik van scherpe habijt

vindt men die lang hebben geleefd

en die weinig solaas heeft,

6635 zwijgzaamheid en discipline

gehouden heeft en zware pijn

lezen, zingen en waken

en zwak voedsel in deze zaken

en noch kwam hem niet de bate

6640 van Rome brieven van aflaten.

Sint Paulus, (Petrus) ik beloof u

en alle pauzen daar bij

die uw stoel hebben bezet

uw fraaie mond hij laat ons weten

6645 dat God elk belonen zal

recht naar zijn pijn al

dit wil ik spreken, elke man neem kennis

behouden de heerlijkheid van Rome.

Pelgrim, nu merk dit

6650 slacht u de vogel glutis

heeft u het kruis ontvangen

God heeft zijn belofte voldaan

Nee, zoek er geen aflaat van.

tenij of het zonder bedrog zo staat

6655 zoals u daar voor God gaat

wiens kennis niemand mag ontgaan.

Glottis littoreus is de groenpotige strandruiter of groenpoot strandsnip (synoniem Tatanus glottis) Gewoonlijk ziet men hem alleen, hoewel bijna altijd omringd door verscheidene soorten van strandlopers, steltkluiten, grutto’s en zelfs zwemvogels, vooral eenden, naar het schijnt treedt hij bereidwillig als leider van deze vogels op, ze volgen hem althans blindelings. De opgewektheid, behendigheid en beweeglijkheid die aan alle ruiters eigen zijn heeft hij in hoge mate. Zijn houding is flink en kan zelfs fier heten. Hij stapt met waterpas gerichte romp vlug en luchtig over de vaste bodem, loopt graag in het water.

Emberiza cirlus is de cirlgors die in Z. Europa voorkomt, in de broedtijd is het mannetje opgewekt en zingt van smorgens tot savonds zijn eentonig liedje, dat in Duits gehoord wordt als ԓs, ss noch viel zu fruh'f ‘wenn ich ‘ sichel hatt, wollt ich mit schnitt, of ‘wie, wie hab ich die lieb’ Na de broedtijd verenigen ze zich tot zwermen, ook komen er wel leeuweriken, vinken en kramsvogels bij. In het voorjaar komen ze weer naar hun woonplaatsen terug Of het sijsje Chrysomitris spinus, hoewel minder waarschijnlijk.

Gallus es in dietsch die hane

menech kinnet sine gedane

wilen bi nachte ende bi daghe

6660wiset hi bi nachte sonder zaghe

ende slaet sine uederen dan

alse die hem ten sanghe ghereet vort an

luud es sijn sanc te middernachte

ende biden daghe singhet hi sachte

6665metten winde hormenne varre

parde sochten al waer si arre

alsi horen haren sanc

kemele stouter af in haren ganc

helfs ghedroech scuwet sijn luud

6670die hane hetet menech cruud

dies niet ne ghenasen andre diere

bider sonnen es sine maniere

dat hi wille rusten gaen

die lewe ontsiet sonder waen

6675sekerlike den witten hane

oude boeke doen te uerstane

dat een hout hane een ei leghet

darmen houer war af seghet

datter basilicus af comet

6680een dier dat die werelt verdoemt

mar tote deser creaturen

moet uele gheuoeges bi naturen

jn waremen drecke leget hijt

dar broedet nature te sire tijt

6685dan comet dat dier ute na sinen art

ende heuet eens serpents start

ende anders eist ghelijc den hane

die ghesien ebben sine gedane

segghen thy es sonder scale

6690jn .i. uel beloken altemale

dicke ende starc ende wel behoet

sulke wanen dat dit broet

joftie padde iof dat serpent

ende dits ouer borte bekent

6695alse .i. ane uechtet den zeghe

maket hi hem fier alleweghe

ende singhet ende gaet den oghen ganc

die uerwonne crupet onder banc

ende alse hennen bliuen doot

6700lati sinen sanc van rouwen groot

54. Gallus is in Diets de haan.

(a) Menigeen kent zijn gedaante.

Wel bij nacht en bij dag

6660 wijst hij bij nacht, zonder sage

en slaat zijn veren dan

als die zich tot zingen bereidt voort aan.

Luid is zijn zang te middernacht

en bij de dag zingt het zacht

6665 met de wind hoort men het ver.

Paarden verzachten, al waren ze kwaad

als ze horen hun gezang

kamelen gaan harder in hun gang

elf gedrocht schuwt zijn geluid.

6670 De haan eet menig kruid

die niet genezen andere dieren.

Bij de zon is zijn manier

dat hij wil rusten gaan.

De leeuw ontziet, zonder waan,

6675 zeker de witte haan.

(b) Oude boeken doen verstaan

dat een oude haan een ei legt

waar men voor waar van zegt

dat de basilisk daar van komt

6680 een dier dat de wereld verdoemt

maar tot deze creatuur

moet veel gevoegd worden door natuur

in warme drek legt hij het

daar broedt natuur tot zijn tijd

6685 dan komt dat dier uit naar zijn aard

en heeft een serpenten staart

en anders is het gelijk de haan.

Die het gezien hebben zijn gedaante

zeggen, het ei is zonder schaal

6690 in een vel opgesloten helemaal,

dik en sterk en goed behoedt.

Sommige wanen dat dit broedt

of de pad of dat serpent.

En dit is voor grap bekend

6695 als een haan bevecht de zege

maakt hij zich fier allerwegen

en zingt het en gaat de hoge gang

die overwonnene kruipt onder de bank.

En als hennen blijven dood

6700 laat het zijn zang van rouw groot.

Gallus gallus, (G .domesticus: tam) Haan, midden-Nederlands hane, oud-Saksisch en oud-Hoogduits Hano (nu Hahn (vergelijk hen en hoen, Huhn) oud-Engels hona, Gotisch hana en Angelsaksisch hani wat uit Germaans xanan gevormd is en zo genoemd naar zijn gekraai, vergelijk het Latijnse cano en oud-Iers canim: ik zing.

(a) De haan blijkt al bij de eerste chris­tenen een belangrijke functie te hebben gehad. Hanen waren weervoorspellers, ze waakten ‘s nachts en kondigden de dageraad aan. De hanen hadden daardoor een horlogefunctie. De haan heeft daarom een speciale relatie met de zon, hij kondigt het licht aan, het tussenlicht terwijl de zon er nog niet is. De Romeinen geloofden dat deze strijdbare vogel andere dieren kon verjagen en door zijn gekraai ook de boze geesten van de nacht op de vlucht dreef. De haan was in staat de leeuw, koning der dieren, op een afstand te houden. Op sommige oude mozaïeken zie je de haan zegevierend zitten op de rug van een leeuw als een teken van overwinning. In Spreuken 30:30 wordt de haan vergeleken met de koning: ‘Vier dingen hebben een statige gang, een leeuw, de held onder de dieren, voor niets schrikt hij terug, een haan (windhond) die trots voor de kippen uitloopt’

(b) zie 51. De zwarte hanen leggen eieren als ze zeven jaar oud zijn, dat zijn eieren waaruit een draak of basilisk komt. Daarom worden zwarte hanen voor ze zeven jaar oud zijn gedood. H. Hildegard meldt: ‘De basilisk ontstaat uit zekere wormen die wat van duivels werk hebben, net als de padden. Als de pad zich drachtig voelt en ziet een slangenei, zet het zich daarop te broeden tot haar jongen ter wereld komen. Eigenlijk is de verklaring simpel. Het vrouwtje van de adder legt in juli, augustus of september een vijftien tot vijf en dertig witte eieren die als een parelsnoer tezamen hangen, de haneneieren van het volksgeloof, ter grootte van duiveneieren met een buigzame schaal en weinig eiwit. Die worden op vochtige, warme plaatsen gelegd als mest en dergelijke Na drie weken komen de jongen uit waar de moeder zich niet om bekommert.

Mulder: Door zijn rol in het leven van Petrus werd de haan het symbool van de oproep tot bekering. Een verwerking hiervan in verhaalvorm is de vertelling over twee vrienden die zich bij een diner in Bologna een haan lieten serveren, en toen de vogel dampend op tafel werd gezet goedkeurend zeiden: ‘Eit beest is zo goed voorgesneden dat zelfs Sint-Petrus of Christus Zelf er geen hele vogel meer van zouden kunnen maken’ Meteen sprong de haan kraaiend op, met veren en al, en bespatte de mannen vleugelklapperend met de saus waarin hij was opgediend. Als straf voor hun onbezonnen godslastering werden de twee tegelijkertijd geslagen met melaatsheid.

In Bazel werd in 1474 een haan veroordeeld tot de brandstapel omdat hij een ei had gelegd. Het hanenei is iets minder onwaarschijnlijk dan het lijkt: Aristoteles wees er reeds op dat zich bij oude hanen onder het middenrif, op de plaats waar zich bij de kip de eieren bevinden, een gele, eivormige substantie kan ontwikkelen. Ook worden misvormde eieren of eieren met een dubbele dooier wel ‘hanenei’ genoemd.

(c ) Hanengevechten, alektryomachien, zijn sinds oude tijden gebruikelijk, ook bij ons. Men maakte ze voor de strijd klaar en gaf ze zelfs ijzeren sporen. Ze gaan altijd door en geven niet op. Zo trok de Griekse vorst Themistocles op tegen de Perzen en zag hanen vechten. Hij bleef stilstaan en liet zijn leger halt houden om hier naar te kijken. Ze zagen dat er moed in hanen was en dat die niet voor wijf en kinderen of voor de vaderlijke Goden of voor eer of vrijheid de strijd aangingen, maar alleen omdat de een niet voor de ander wijken wilde. In Engeland werd het zelfs systematisch geregeld onder Hendrik VIII en Karel II, de eerste stichtte het eerste grote nationale hanengevecht te Westminster dat sindsdien de naam van Royal cockpit behield. Shakespeare, King Henry V, I, Pr.11: ‘dit hanenstrijdperk’ waarmee hij zijn toneel vergelijkt, naar de geringe afmeting.

Galina dats name der hennen

agustinus doet bekinnen

dat soe hare kiekine bewart

naturlike ende niet ne spart

6705hare lijf ieghen hanen ende wuwen

om dat si die kiekine uerduwen

someghe kiekine ombehoet

willen node sijn ghebroet

ende wandelen buten haren ulerken

6710ende alse dit die uoghelen merken

so moeten si ter proien gaen

hier bi machmen sin verstaen

plinius die mester ombint

datmen erande netelen vint

6715dar die kiekine af bliuen doot

heten sire af cleene iof groot

die henne kinnet wel dit cruud

ende dar soese uint so trectse vt

werpmen den kiekine spise ter noot

6720ende het danne es te groot

die moeder breket hem te sticken

dit sietmen an goede meesters dicken

alse arem clerken comet te voeren

groote worde die si horen

6725so doensem die meesters uerstaen

waer die worde enen gaen

heier scarp ten mintsten ende

screef de gone diet wel kende

bringhen anen als wijt kennen

6730entie plonke bringen hennen

die scarpe sijn van bester smake

jn egipten es ene sake

dar broeden si inden sande ghereet

kiekine dar gheene henne af weet

6735plinius spreket sonder zaghe

dat die henne inden daghe

dat soe .i. hey uerbringen mach

dat hare van iaspise die slach

dat .i. serpent es vanden quaden

6740altoes niet ne mach gescaden

ja hare ulesch es medicine

jeghen dies serpents uenine

dus radic elken man dar toe:

dat hi elkes daghes hiet goets doe

6745dattene moghe inden daghe

lossen uandes viants slaghe

de besten hennen des ghelouet

sijn die root sijn om thouet

ens eis dodre in die volle mane

6750heuet dit in doemen te verstane

vp dat .i. deel uerwarmet si

den uiere gheleghen bi

dattet alle smette af dwaet

die .i. wollin cleet ontfaet

55. Galina, dat is de naam van de hennen.

(a) Augustinus doet bekennen

dat ze zo haar kuikens beschermt

natuurlijk en niet spaart

6705 haar lijf tegen hanen en wouwen

omdat ze de kuikens verteren.

Sommige kuikens niet behoedt

die willen moeilijk zijn gebroed

en wandelen buiten haar vlerken

6710 en als dit de vogels merken

dan moeten ze te prooien gaan.

Hieraan mag men zin verstaan.

Plinius die meester ontbindt

dat men een soort netels vindt

6715 waarvan de kuikens blijven dood

eten ze er van weinig of veel

de hen kent wel dit kruid

en waar ze het vindt zo trekt ze het uit.

Werpt men de kuikens spijs ter nood

6720 en het dan is te groot

de moeder breekt het in stukken.

Dit ziet men van goede meesters vaak

als een arme klerk komt te voren

grote woorden die ze horen

6725 dan doen ze het de meesters verstaan

waar die woorden heen gaan.

Eieren scherp ten minste het einde

schreef diegene die het wel kende

brengen hanen, zoals wij het kennen

6730 en die stompe brengen hennen

die scherpe zijn van beste smaak

(b) In Egypte is een zaak

daar broeden ze in het zand gereed

kuikens, waar geen hen vanaf weet.

6735 Plinius spreekt zonder sage

dat de hen in de dag

dat ze een ei uitbrengen mag

dat haar van aspis de slag,

dat een serpent is van de kwaadheid

6740 altijd niet mag schaden

ja, haar vlees is medicijn

tegen het serpenten venijn.

Dus raad ik elke man daar toe

dat hij elke dag iets goeds doet

6745 dat hij mag op de dag

zich lossen van de vijands slagen.

De beste hennen, dus geloof het

zijn die rood zijn om het hoofd.

En eierdooier met volle maan

6750 heeft dit in, laat men verstaan,

opdat een deel verwarmd is

het vuur gelegen nabij

dat het alle smetten afwast

die een wollen kleed ontvangt.

Kip, vergelijk het midden-Nederlands kippen: uitbroeden, men kan denken aan het open pikken van de schaal, of de lokroep. Kloekhen of klokhen is zo genoemd naar haar geluid, in Duits Henne en Engels hen wat uit hanena stamt en mogelijk tot de haan behorend betekent.

(a) Dit dierengeslacht heeft een zonderlinge genegenheid tot de kuikens, en omdat ze ze zwak zijn bedekt ze met haar vleugels de kuikens tegen de kiekendief, iets wat je bij geen ander dier ziet. De hen verzamelt het graan om de kuikens eten te geven en staat klaar om hen de weg met haar stem te wijzen. Mochten ze verstrooid zijn dan klokt ze ze bij elkaar en neemt de trouwe plicht van een moeder waar. Ze blijft vreesachtig maar wordt een heldin als ze kuikens heeft en als we die vangen willen of leed doen ons heftig aanvliegt, zie Matth. 23: 37, Lucas 13: 34, ‘Hoe menigmaal heb ik uw kinderen willen bijeen vergaderen, gelijk een hen haar kuikens bijeen vergadert onder de vleugelen.’.

(b) zie struisvogel.

6755Gallinacius dats die capoen

ende es .i. onnutte hoen

sonder kiekinen alleene

hi hetet met hennen ghemeene

mar hine uoetse nochne uecht

6760altoes niet om hare recht

met uederslaghen no met sanghe

verscedet hi niet die wilen langhe

men leset dat sijn ulesch wel uoet

ende het maket utermaten goet bloet

6765wie bediedet dan die capoen

bet dander kerceren doen

sine winnen noch ne uoeden

niemen ghestelic noch ne hoeden

vergaue die here vander sonnen

6770dat si ghene kinder wonnen

noch sine segghen hare ghetiden

te rechte niet alse die wilen liden

mar mattinen ende uort toter noene

segghen si te samen teenen doene

6775die beste sijnt dar wi af couten

want dandre hare ghetiden souten

dese ne doghen groot ne cleene

sonder tes dieuels cokene alleene

want sine bringhen urucht no urome

6780jn die werelt hoe soet come

lapidarius ende iacob seghet

datmen den hane te wrne pleghet

na dat hi es .iii. iar hout

ende menne danne .v. iar hout

6785jofte .vi. ende uort an

wast hem ande leure dan

een steen heetet allectorius

na dien dat hine ontfaet aldus

ne drinket hi nemmermeer dar nar

6790dus weetmen oft hine heeft uor war

[in der steene boec hier nar

hort sine cracht openbar]

56. 6755 Gallinacius, dat is de kapoen,

en is een onnuttige hoen

(a) zonder kuikens alleen.

Hij eet met hennen algemeen

maar hij voedt ze niet of vecht

6760 altijd niet om zijn recht

met verenslagen nog met zang

onderscheidt hij zich niet de hele tijd lang.

(b) Men leest dat zijn vlees wel voedt

en het maakt uitermate goed bloed.

6765 Wat betekent dat de kapoen

beter dan de kerkheren doen?

ze winnen niet nog voeden

niemand geestelijk of hoeden

vergeef die Heer van de zon

6770 dat ze geen kinderen wonnen!

noch zeggen ze hun getijden

oprecht niet, als ze willen belijden

maar metten en voorts tot noen

zeggen ze tezamen in een doen.

6775 De beste zijn het, waar we van praten,

want de andere hun getijden zoeken

deze deugen niet groot of klein

alleen voor de duivels keuken alleen

want ze brengen geen vrucht of voordeel

6780 in de wereld, hoe het ook komt.

Lapidarius en Jacob zeggen

dat men de haan te voeren (castreren?) pleegt

nadat hij is drie jaar oud

en men hem dan vijf jaar houdt

6785 of zes en dan groeit hem aan

een andere in de lever dan

een steen die heet allectorius

nadat hij die ontvangt aldus

en drinkt hij nimmermeer daarna,

6790 dus weet men of hij er een heeft voor waar. [in het stenenboek hierna

hoor van zijn kracht openbaar]

Kapoen, Duits Kapaun, midden-Nederlands capun, van Piccardisch capon, uit Frans chapon, uit Latijn capo, van Grieks kapon, van Hebreeuws kapporeth dat eigenlijk een zoenoffer was, een hoen die op de vooravond van de verzoendag gedood werd en waarop de zonden werden overgedragen. (Hij is kapoeres: hij is dood) Een gecastreerde haan.

(a) ‘Ee kapoen broedt op eieren, die niet zijn eigen zijn, alsof het een kip is. Soms worden zijn voeten gebroken om hem te dwingen eieren uit te broeden. Hij vergezelt de hennen en eet van hun voedsel. Hij wordt vet van hen maar maakt hen niet vet. Wanneer hij vet is worden en zijn poten samengebonden zijn hangt hij met zijn hoofd naar de grond en wordt aan zijn poten naar de markt gedragen’

(b) Kapoenen zijn gelubd. Want het vlees dat anders door haar hitte en gestadig springen op de kippen droog en mager wordt is nu gematigd en licht om te verteren.

(c ) ‘Ee haan broedt een kostbare steen uit die allectricium genoemd wordt. De haan draagt die steen en door die steen is de leeuw bang van hem, vooral als het een witte haan is. Want de leeuw is bang voor een witte haan. De steen maakt je onoverwinbaar als je die bij je draagt. Die steen wordt gevonden in zijn maag en lijkt op dof kristal’.

Gallus siluester dat fasaen

es .i. wilt hane sonder waen

6795scone gheplumet ende mengertire

ende .i. deel van stouter manire

jn sconen wedre esset bliue

jn andren heuetet droeue getide

ende decket hem dan inder haghen

6800des smorghins alset gaet daghen

ende des auonts spade mede

gaet ter weiden na sire sede

sijn ulesch es lichts ghemeene

sonder ionghe partricen alleene

57. Gallus silvester, dat is de fazant.

Is een wilde haan, zonder waan

6795 mooi gepluimd in vele kleuren

en een deel van dappere manieren.

In schoon weer is het blij

in andere heeft het droeve tijden

en bedekt zich dan in de hagen.

6800 ‘s Morgens als het gaat dagen

en ‘s avonds laat mede

gaat het weiden naar zijn zede.

Zijn vlees is licht algemeen

uitgezonderd jonge patrijzen alleen.

Phasianus colchicus, L. Fazant stamt uit de kustlanden van de Kaspische Zee en werd door de Argonauten van de stroom Phasis in Colchis meegebracht.

Fazant, midden-Nederlands fassane, Duits Fasan en Engels pheasant, oud-Engels fesant, Frans geant, oud-Frans fesant of faisan. Dat woord stamt uit het Latijnse phasianus en dit van Grieks phasianos: vogel uit Phasis.

6805Garrulus es eens uogels name

die in busschen ende in bramen

voer alle uoghele die leuen

meest luuds meests criscens ut can gheuen

dies es hi garrulus ghenamt

6810een gai hetet int duutsce lant

van bome te boeme ulieget ende springet

ende crischet ende garrelt mer dant singet

noch ghedurt in ghere stede

wat so bi hem lidet oec mede

6815eist man of uogel of enech dier

bespot dit uogelkin onghier

ende conterfait alrande luud

vanden uoglen dar vt

somwile eist so sot

6820dathet maket so uele sijn spot

dattet hem seluen niet ne hoet

so nemet die spareware in den voet

gheplumet est van meneger gedane

experimentator doet te uerstane

6825dattet dicken verwoedens pliet

ende ment hem seluen verhanghen siet

garrilus dinke mi wele

bedieden someghe menistrele

die altoes sijn ongestade

6830ende callen uro ende spade

vele borden uele loghen

ende conterfaiten die si moghen

beede rudderen ende papen

porters vrouwen ende cnapen

6835dar si scone omme sijn gheplumet

mar dicken gheualt dat sulc tumet

alsi sijns selues niet nemet ware

metten elschen spareware

diene metten clawen lauwet

6840alsi pipet blaset ende mauwet

want selden ebmer eneghen uernomen

die te goeden hende sijn comen

alse menech helech na minen wane

alsmen vindet swarter swanen

58. 6805 (a) Garrulus is een vogel naam

die in bosjes is en in bramen

voor alle vogels die leven

het meeste geluid, het meeste krijsen uit kan geven, daarom is hij garrulus genaamd.

6810 Een gaai heet het in Duitsland.

Van bomen tot bomen vliegt het en springt

en krijst en garrelt meer dan het zingt

noch blijft het in geen een plaats.

(b) Wat zo bij hem gaat ook mede

6815 is het man of vogel of enig dier

bespot dit vogeltje al onguur

en spreekt allerhande geluid

van de vogels daar uit.

Soms is het zo zot

6820 dat het maakt zoveel zijn spot

dat het zichzelf niet behoedt

dan neemt de sperwer het in de voet.

Gepluimd is het van menige gedaante.

Experimentator laat verstaan

6825 dat het vaak te verwoeden pleegt

en denkt dat het zichzelf verhangen ziet.

Garrulus denk ik wel

betekent sommige minstrelen

die altijd zijn ongedurig

6830 en roepen vroeg of laat

veel boertigheden en veel leugens

en praten dat ze mogen

beide ridders en papen

poorters, vrouwen en knapen

6835 waar ze mooi om zijn gepluimd.

Maar vaak gebeurt het dat zulke tuimelt

als ze zichzelf niet nemen waar

met de helse sperwer

die het met de klauwen slaat

6840 als hij fluit, blaast en miauwt.

Want zelden heeft men er enige vernomen

die te goede einde zijn gekomen

alzo zijn er menige heilig, naar mijn waan

als men vindt zwarte zwanen!

(a) Garrulus: praatziek, babbelzuchtig of luidruchtig. Garrulus glandarius, L. (op eikels betrekking hebbende) is de Duitse Eichelhaher, Frans geai des chenes, Vlaamse gaai of eikelaakster, gaai in de betekenis van blij, Middelnederlandse garrele, en ԧarrelen’ betekenen snappen en snateren. De meerkol of markol, markolf is in de middeleeuwse literatuur het type van de grappenmaker en de vogel die diergeluiden weet na te bootsen kreeg de naam van deze aarts spotter.

(b) Hij fladdert van boom tot boom en krijst meer dan hij zingt. Gaaien kunnen niet op n plaats blijven zitten. Zijn stem vloekt met zijn prachtige kleed, het is een oorverdovend gekrijs. Het wordt weergeven door ‘schraak, schrek, retsj, re, kre, gre, ke’ In ieder geval is het zeer vals en onwelluidend, het snerpt door het bos heen. Het wordt met bijgelovige angst aangehoord, vooral omdat men de mooie vogel vaak niet ziet. Het wordt als een angstig voorteken gezien als de schreeuw-aakster zijn stem verheft. Maar ze kan ook andere geluiden nadoen en is dan zeer melodieus. Ze kan in stilte zitten te kwelen in een kunstlievende bui en dan de mooie motieven van anderen lenen. Om te schelden neemt ze klanken over van haar tegenstanders. Vooral het miauwen van de buizerd kan ze goed nadoen. Ze roept ook margolf waarvan men natuurlijk meerkol of maarkol maakt. Dat heeft geen goede klank en heeft dezelfde betekenis als nachtmerrie.

In hun dwaasheid zijn ze niet altijd op hun hoede en vallen dan in de klauwen van de sperwer. Het zinnebeeld van die bont uitgedoste muzikanten en andere kunstenmakers die niet te vertrouwen zijn. Ze vertellen de hele dag fabeltjes en leugens en maken iedereen belachelijk, ridders, geestelijken, burgers, edelvrouwen en dienaars. En maar al te vaak komt een van hen ten val als hij niet oplet wanneer hij staat te toeteren, te fluiten en kwaad te spreken en zo een makkelijke prooi wordt voor de sperwer uit de hel. Je hoort maar zelden dat het goed afloopt met die kunstenmakers. Er zijn volgens mij evenveel heiligen onder als er zwarte zwanen zijn!

6845Graculus dats die roec

als ons toghet broeder albrechts boec

want altoes so roepet hi gra

der craien so es hi ghemaket na

ende broedet up bomen inden tsoppe

6850so grote menege tenen troppe

ouer een draghen si wel

hare ne gheen nes andren fel

alse elc soeket sijn ghenoet

soe es hare roepen so groot

6855die hie aset ende voet

sine soe weltijt dat soe broet

die die ionghe tetene pleghen

segghen si sijn best gheuleghen

g. gaet hute vort suldi

6860voghele namen horen in .j.

59. 6845 Graculus dat is de roek,

zoals ons toont broeder Albertus boek,

(a) want altijd roept hij gra.

De kraaien is hij zo gemaakt na

en broedt op bomen in de toppen

6850 zo’n grote menigte in een troep

overeen komen ze goed

en zijn voor de andere niet fel.

Alzo als elk zoekt zijn echtgenoot

dan is hun roepen zo groot

6855 die hij aas geeft en voedt

zijn ze in de tijd dat ze broedt

die de jongen te eten plegen

zeggen, ze zijn best gevleugeld.

g gaat uit en voorts zal u

6860 vogels namen horen in j.

Corvus frugilegus, L. (Latijn corvus: raaf, en oogstlezer) Roek of zaadkraai, Duitse Saatkrahe, Engelse rook en Franse corbeau freux.

(Pyrrhocorax (Grieks pyrrho: rood, corax: raaf) steenkraai, P. graculus, L, (kraai) alpenkauw, komt in bergen voor)

(a) De raaf, niet de roek, die steeds weer ԣras, crasՠzegt ofwel ԭorgen, morgen’is het beeld van de verstokte zondaar die zijn bekering steeds weer uitstelt. De heilige Augustinus noemt ze wegens dat geroep duivelse dieren omdat de mensen tot luiheid worden aangezet door hun geroep, ‘cras, cras’ ‘Tot morgen, tot morgen’ en doelt op de eerste woorden van het rijmpje ‘cras, cras, semper cras,

et sic elabitur aetnas’

Vondel, Op ‘t veroveren van Coevorden;

‘De raven roepen kras kras.

Maar Ravenshoofd roept heden’ (Rabenhaupt)

(b) Handelingen 17: 18 waar bij Paulus optreden de nieuwsgierige Grieken vroegen; ԕ wat wil toch deze ‘klapper’ zeggen?’ Het woord klapper is in het Grieks de aanduiding van een vogel die een zaadje oppikt. Het Griekse spermologos: zaadverzamelaar wordt in het Latijn verklaard met frugilegus Wat deze vogel betreft die in het Latijn Graculus genoemd wordt, zijn er verschillende mogelijkheden voor de naam. Isidorus meent dat het komt van ԡ garrulitate sua’’Van zijn gesnap’ vooral tijdens de paring. Zijn snater staat zelden stil.

Soms komen ze met duizenden bij elkaar om vergadering te houden, het ziet er zwart van. Samen zingen ze een geweldig lied.

Ibis alse solinus seghet

es .i. uoghel die te wandelne pleghet

neuen den hoeuere dats sine maniere

van niluse der grooter riuiere

6865serpenten eier can hi vinden

ende die draghet hi sine kinden

want sine lief ebben seere

ende hine cessert nemmermere

te verterne dat quade saet

6870enewarf int iar dat uerstaet

versamen hem uliegende serpente

jn arabien tenen couente

alse omme te uliegene uten lande

alder werelt ter scande

6875ende alsi huten lande uaren

comen die hiben met haren scaren

ende ghemoetense indie lucht

niet enen van alder ulucht

die de werelt willen plaghen

6880sone laten si dat lijf ontdraghen

tfenijn van desen uliegenden dieren

dat es van so felre manieren

dat .i. man es des liues quite

heri beseft dat menne bite

6885nochtan ne sterueter af ibis niet

jsidorus te segghene pliet

alsi ghesmelten niet ne can

dat hi in sinen becke dan

water nemet na sire sede

6890ende purgert hem der mede

neuen marasche oft bider ze

ofte bi riuieren es hi emmerme

om cronien ofte om uissce doot

die hi hetet te sire noot

6895waer so si sijn; sijn si al wit

sonder te pelenchen wi lesen dit

sijn si swart dats openbare

sulc waent dat es die oudeuare

mar dan es niet en ware dan

6900also alsmen imerken can

dat ware van oudeuars manieren

diemen niet ne can uisieren

datse noit mensce in europen sach

plinius die doet ghewach

6905dat ibis es crum ghebect

hier bi merket ende mecket

want dodeuare heuetene recht

josefus bescriuet ons echt

dat groot ere van ethyopen

6910jn egipten quam geloepen

doe moises was .i. ionghelinc

ende hi der iben uele vint

ende stieretse uoer sijn ere

dar hi was marscalc inder were

6915ende uoer mits dor die wostine

die was wl wormen van uenine

die worme atense ende verdreuen

so dat die lieden onghescadet bleuen

ende quamen al onuersien

6920jn ethiopen ende mettien

wan moyses lant ende stede

die saba heetet ende dar toe mede

wan hi al dat was der inne

ende nam des lants coninghinne

60. Ibis, zoals Solinus zegt,

(a) is een vogel die te wandelen pleegt

naast de oever, dat is zijn manier,

van de Nijl, de grote rivier.

6865 Serpentseieren kan hij vinden

en die draagt het naar zijn kinderen

want ze het lief hebben zeer

en hij is onvermoeibaar immer

te verteren dat kwade zaad.

6870 (b) Een maal in het jaar, dat verstaat,

verzamelen zich vliegende serpenten

in Arabië voor een convent

als om te vliegen uit de landen

al de wereld te schande

6875 en als die uit het land varen

komen die ibissen met hun scharen

en ontmoeten ze in de lucht

niet een van al die vlucht

die de wereld willen plagen

6880 al gauw laten ze dat lijf ontdragen.

Het venijn van deze vliegende dieren

dat is van zulke felle manier

dat een man is het leven kwijt

voor hij beseft dat men hem beet,

6885 nochtans sterft de ibis niet.

Isidorus te zeggen pleegt

als het niet ter toilet kan

dat hij in zijn bek dan

water neemt naar zijn zede

6890 en purgeert zich ermee.

Naast moerassen of bij de zee

of bij rivieren is hij immermeer

om krengen of om vissen dood

die hij eet tot zijn nood.

6895 Waar zo ze zijn; zijn ze geheel wit

uitgezonderd te Pelechusa, (H) wij lezen dit,

zijn ze zwart, dat is openbaar,

sommige wanen dat is de ooievaar

maar dat is niet waar dan

6900 alzo als men opmerken kan

dat het was van ooievaars manieren

die men niet kan versieren

omdat nooit een mens in Europa ze zag.

(d) Plinius die doet gewag

6905 dat ibis is krom gebekt

hierbij merkt en mik

want de ooievaar heeft het recht.

(e) Josephus beschreef ons echt

dat grote leger van Ethiopië

6910 in Egypte kwamen gelopen

toen Mozes was een jongeling

en hij daar ibis vele vindt

en stuurde ze voor zijn leger

daar hij was maarschalk in verweer

6915 en voer idden door de woestijn

die was vol wormen van venijn

de vogels aten ze en verdreven

zo dat zijn lieden onbeschadigd bleven

en kwamen al onvoorzien

6920 in Ethiopië en meteen

won Mozes land en steden

die Saba heette en daar toe mede

won hij al dat was daar in

en nam de koningin van het land.

Threskiornis aethiopicus; uit Ethiopië (Ibis religiosa (geheiligd) Ibis of de nijlreiger, de slangen verslindende vogel van Thoth, de god van wijsheid die met een ibiskop afgebeeld wordt heet in oud-Egyptisch hbj, in Grieks en Latijn Ibis, in Duits, Engels en Frans Ibis. Sommigen zeggen dat ze geheiligd werd vanwege het slangen verdelgen, anderen omdat zijn veren op de schijngestalten van de maan lijken of omdat zijn komst het wassen van de Nijl aankondigde.

(a) Hij leeft van slangen, sprinkhanen en kevers die uit de woestijn van Libië komen overgevlogen. Hij wil niet dat ze in Egypte aankomen en daar schade doen, maar gaat ze tegemoet en eet ze op.

(b) ‘Naar mij gezegd wordt’ verhaalt Herodotus, ԩs bij de stad Butus in Arabië een oord gelegen waar men vliegende slangen aantreft. Ik bezocht dit oord en zag er een ongelooflijke hoeveelheid beenderen en graten tot talloze grote en kleine hopen opeengestapeld. Het ligt in een door bergen ingesloten dal dat met de uitgestrekte Egyptische vlakte in gemeenschap staat. Ik vernam dat de gevleugelde slangen in de lente van Arabië naar Egypte vliegen, maar bij de uitgang van het dal Ibissen ontmoeten ze en worden door die om het leven gebracht om welke redenen de Ibissen bij de Egyptenaren in hoog aanzien staat. De gedaante van deze slangen is als die van de waterslangen, hun vleugels hebben geen veren, maar komen in maaksel met de vleermuisvleugels overeen’ Onduidelijk is het welk dier genoemd wordt maar het zou de vliegende draak kunnen zijn, Draco volans, een O. Indische boom-agamen. Ze hebben geen vleugels maar bezitten valschermen en kunnen daarmee 6-10m gaan. Dit dier wordt een 20cm groot.

De Ibis, de heilige vogel van de Egyptenaren, gold als symbool van het water en de slang als zinnebeeld van de warmte. Door de overstroming (Ibis) van de Nijl en de daaropvolgende hitte (slang) ontstonden ziekte bevorderende kiemen die de lucht bedierven en de dood veroorzaakten. Het kind van water en hitte (basilisk) doodde door verpesting van de atmosfeer alles wat ademt en leeft. Een oude Egyptische afbeelding stelt de basilisk dan ook voor als een dier met een gekroonde ibiskop op een slangenlichaam. Oorspronkelijk was het zo de heilige Ibis die men het vaderschap van dit wonderdier toedichtte. Tot de 19de eeuw wist men vrijwel niet welke vogel de ouden met de ‘ibisedoelden. De Arabische naam voor Ibis betekent wachter en men dacht zo dat de haan bedoeld werd.

(c ) ‘Het schijnt dat deze ibisvogel vrij heet van aard en gauw verstopt is. Hiervan weet hij zich te ontlasten door zichzelf met zijn kromme snavel in zijn achterpoort een klysmar in te schieten van zeewater’ Men denkt dat de mens het hiervan van geleerd heeft. Daarom is de ibis het symbool van gezondheid of vanwege de slangen die hij zo goed opruimt.

(d) Mogelijk de zwarte ooievaar, Ciconia nigra.

(e) Men vindt een mooie vertelling over Mozes die in papieren kisten ibisvogels meegevoerd zou hebben toen hij als jongeman met een machtig Egyptisch leger tegen de Ethiopiers ging strijden. Die hadden de toegang door slangen en andere vergiftigde dieren ontoegankelijk gemaakt. De ibisvogels werden ter bestemder plaatse heimelijk uit de kisten gelaten en hebben het vergiftigde gedierte geheel en al verslonden. Dan zou Mozes in allerijl de Ethiopiers hebben aangevallen en ze verslagen hebben. Mozes veroverde dadelijk het land en nam de hoofdstad Saba in. Hij onderwierp Ethiopië en nam de koningin van het land tot vrouw. Dit volgens Jozephus.

(H) Plousion - grote Egyptisch-Griekse stad aan de mond van de Nijl.

6925Ibos es .i. uogel bekent

jnt lantscap van orient

een starc uogel ende stout

die vp part ewelike nijt out

gras heti als de gans doet

6930sijn luud es alsi ware verwoet

ende an te horne seere wreet

dat part heuetene seere leet

om dat es vanden lude veruart

ende ibos heuetene weder onwart

6935want hettene hute lande uerdriuetende dits nijt die niet achter bliuet

61. 6925 Ibos is een vogel bekend

in het landschap van de Oriënt.

Een sterke vogel en dapper

die op het paard eeuwige nijd houdt

gras eet het zoals de gans doet.

6930 Zijn geluid is alsof hij was verwoed

en aan te horen zeer wreed.

Het paard heeft het zeer leed

omdat het is van het geluid bang

en ibos heeft hem weer onwaaardig

6935 omdat het die uit het land verdrijft

Dit is nijd die niet achterblijft.

Geen ibis, die leeft van ongedierte. Naar het paard en stevigheid is het wel een struisvogel, zie 31 en 106.

m

Incendula dats bekent

een uoghel van orient

ende es van des rauens gheslachte

6940beede bi daghe ende bi nachte

es tusschen hem enten hule strijt

want incendula daghes tijt

omme dat hem dert sijn luud

sine eier te supene hut

6945entie hule ne latets niet

mar weder hi te roeuene pliet

want nachtes alse die hule siet best

so roeuet hi des anders nest

dus gheldet elc andren quaet met quade

6950ende bliuen beede inder scade

62. Incendula dat is bekend

een vogel van de Oriënt

en is van het raven geslacht.

6940 Beide bij dag en bij nacht

is tussen hem en de uil strijdt

want incendula op dag tijd

om dat hem deert zijn geluid

zijn eieren zuipt het uit

6945 en die uil laat dat niet

maar weer hij te roven pleegt

want ‘s nachts als de uil ziet best

dan berooft hij de ander zijn nest.

Dus vergeld elk de andere kwaad met kwaad

6950 en blijven beide in de schade.

Zie 16 en 27.

Irundo dats der swalewen name

swart van plumen sere bequame

menech kinnet hare ghedane

alse die dagheraet comet ane

6955groetsoene met soeten sanghe

ende ne latet den slapre niet rusten langhe

mar soe uermaent hem dat hi waket

ende gode danket diet al maket

onder den rechtren ulogel bloet

6960nem vander swalewen dats goet

den oghen die sijn tonghemake

solinus seit ene sake

dat hare nature doet weten al

ofte .i. huus saen vallen sal

6965want dar in maken si gheen nest

bouen allen voghelen pijnsi best

om hare ionc te broedere

ende oec te behoedene

oec so vinde men meneghe ene

6970die in die leure draghen steene

diemen celidonius nomet

daer hier na tale af comet

te wat dinghen si sijn goet

ende hoe dat mense bekinnen moet

6975jn ouden philosofen boeken

machmen vinden wilment soeken

dien dat heleghe vier ontsteken

hetet hi die swalewe dar af breket

epelencie vergaet der mede

6980ysidorus scriuet wonderlicede

datse gheen uoghel hoe soet gaet

jn proien nemmermeer ne uaet

hare comen har uaren es wel ghewacht

si varen wech uoer des winters cracht

6985jn warmen lande dar bi naturen

ne gheen winter can gheduren

al dar vintmense plumeloes

hare compsts bodescapt altoes

den inganc vanden lentine

6990selden roefmen hare ionxkine

ende men doet hem scade noode

die priuilegie ebben si van gode

aristotiles ende adelijn

twe arde groote meesters sijn

6995segghen entit es wel bekent

wie dat hare ionc blent

dat hem die oghen weder comen

met enen crude horwi nomen

ende het hetet celidonia

7000ende dits wonder hoe soet ga

63. Irundo, dat is de zwaluwen naam,

zwart van pluimen en zeer bekwaam

menigeen kent hun gedaante.

Als de dageraad komt aan

6955 begroet ze die met zoete zang

en laat de slaper niet rusten lang

maar ze vermaant hem dat hij waakt

en God dankt die het al maakt.

Onder de rechtervleugel het bloed

6960 neem van de zwaluwen, dat is goed,

de ogen die zijn te ongemak.

Solinus zegt een zaak

(a) dat haar natuur laat weten al

of een huis instorten zal

6965 want daarin maken ze geen nest.

Boven alle vogels denken ze het best

om hun jongen te broeden

en ook te behoeden.

(b) Ook zo vindt men menigeen

6970 die in de lever dragen stenen

die men celidonius noemt,

waar hierna een verhaal van komt

tot wat dingen ze zijn goed

en hoe dat de mensen het kennen moet.

6975 In oude filosofen boeken

mag men vinden, wil men het zoeken,

die dat heilige vuur ontsteekt

eet hij de zwaluw, daarvan breekt

epilepsie vergaat daar mede.

6980 Isidorus schrijft wonderlijkheden

dat haar geen vogel, hoe zo het gaat,

als prooi nimmermeer vangt.

Hun komen en hun gaan is goed opgewacht

ze gaan weg voor de winter kracht

6985 in warme landen daar van naturen

geen winter kan het verduren

aldaar vindt men ze pluimloos.

Hun komst boodschapt altijd

de ingang van de lente.

6990 Zelden rooft men hun jongen

en men doet ze schade node.

(e) Die privilegie hebben ze van God.

(f) Aristoteles en Adelinus

die twee erg grote meesters zijn

6995 zeggen en dit is wel bekend

waren hun jongen blind

dat hen de ogen weer komen

met een kruid horen we noemen

en het heet Chelidonium

7000 en dit is wonder hoe het zo gaat.

Hirundo, Zwaluw, midden-Nederlands swalewe en swaluwe, oud-Saksisch Swala, oud-Hoogduits swalwa (nu Schwalbe) oud-Egels swealve (nu swallow) oud-Noors svala wat uit Germaans swalwon stamt.

(a) De verkondiger van het voorjaar. Zo gauw de vogeltjes bij hun oude huizen teruggekomen zijn houden ze inspectie. Is er een nest verstoord dan worden er geen nieuwe meer gemaakt. Dat is een ramp, want in het gebouw waar ze nestelen slaat geen bliksem in. Die het nest beschadigt heeft geen geluk meer. Ook waar onrecht en twist heerst, daar komen ze niet of gaan er vandaan. Daarom vliegt de zwaluw na de terugkeer in de lente dadelijk naar zijn oude nest om te kijken of alles daar nog goed gaat. Daar gaat ze heen en komt pas terug als ze met de nestbouw gaat beginnen.

(e) Het zijn vogels van Maria, Duitse Muttergottesvogel en de Herrgottvogelein. Dood deze vogeltjes en je vee krijgt ongeluk of er komt bliksem. In West Vlaanderen wordt het de vogel van Onze Lieve Vrouw genoemd omdat ze omstreeks mei, de maand van Maria, verschijnen en met Maria Geboorte, 8 september, weer vertrekken. Die dag is bekend als zwaluwenafscheidsdag.

(b) ‘wordt een jonge zwaluw van het eerste broedsel en voor de eerste volle maan levend opengesneden dan vind je in de maag twee steentjes’ Dioscorides weet te melden: ‘De jongen uit de eerste broedsel hebben een twee steentjes in de maag. Bind ze in kalfs- of hertenhuid en leg die op de naakte arm, dan helpt dit tegen epilepsie. Op sommige plaatsen werken ze ook tegen zwaarmoedigheid, geheugenloosheid en hoofdpijn.

(c ) Onder het vliegen vangen ze insecten en eten die al vliegend op.

(d) Als in het najaar de insecten minder worden, maken de zwaluwen zich gereed om te vertrekken. Ze verzamelen zich op de vorsten en goten van huizen. Verscheidene dagen vliegen ze rond totdat er een frisse noordenwind waait waarop ze besluiten de reis aan te vangen. Ze vertrekken naar een ander land in de winter of slapen onder water tot de lente. Ze komen ook vaak samen in het riet die onder hun last wel eens tot op het water doorbuigt, tot ze door het gewicht brak en de vogels in de rivier vielen. Dat werd vergezeld door hun klaagzang die wel een kwartier duurde. Daaruit ontstond waarschijnlijk het algemene geloof dat de zwaluwen in verstijfde toestand in het water en aan de rivieroevers overwinteren.

(e) Vooral werden ze gebruikt om de ogen beter te maken. De Grieken en Romeinen zagen haar als scherpziend dier en meenden dat de ogen onverstoorbaar waren.

Dit zien we ook bij het kruid

Chelidonium, de stinkende gouwe. De plant voert de naam naar het Griekse chelidon: een zwaluw. Een betekenis tussen plant en vogel probeert Plinius te doorgronden als hij fabelt dat de zwaluwen met hun bloemen het gezichtsvermogen herstellen. Het verhaal van de zwaluw is vreemd, maken we Plinius verhaal echter af dan vermeldt hij ook dat de plant bloeit met de komst van de zwaluw en verdwijnt met hun vertrek. Theophrastus vertelt dat de chelidon bloeit als de zwaluwwind blaast. Resumerend zou men aannemen dat de seizoeninvloeden het origineel was van de naam en de meer interessante fabel een later sprookje.

Isida na dat icket weet

es diemen isuoghel heet

van plumen van sconre maniere

groene gheleu root menghertire

7005sietmen dar vp die sonne bliken

si dinken den safire gheliken

vanden voeten neuet nemme

dan crumme clawen alleene twe

sijn beckelkin es curt ende recht

7010an uisscelkine ineret hem echt

dies eist gherne den watre bi

jn derde so broeden si

dar si hole metten becken

maken entie arde hute trecken

7015van desen uoghele segghen liede

dat ic uoer waer niet bediede

ende inne weet oft es gheloghen

es hem sijn uel af getoghen

ende an enen wech isleghen

7020dattet alle iare sal pleghen

te vermutene inder ghebare

recht oft uoghelijn leuende ware

64. Isida, naar dat ik het weet,

is die men ijsvogel heet.

Van pluimen van schone manieren

groen, geel, rood in velerlei

7005 ziet men daar in de zon blinken

ze denken de saffier gelijk.

Aan de voeten heeft nimmer

dan kromme klauwen alleen twee.

Zijn bekje is kort en recht

7010 van vissen voedt het zich echt

dus is het graag het water nabij.

(a) In de aarde zo broeden zij

daar ze holen met de bek

maken en de aarde uittrekken.

7015 (b) Van deze vogel zeggen lieden

dat ik voor waar niet bedien

en ik niet weet of het is gelogen

is hem zijn vel afgetrokken

en aan een wig geslagen

7020 dat het alle jaren zal plegen

te vernieuwen in de gebaren

echt of het een vogeltje levend ware.

Alcedo atthis, L. In vroegere, oude tijd, toen het blauwglanzende ijzer diende om er sieraden van te maken is de blauwglanzende vogel daarnaar genoemd. Naast oud-Hoogduits Isarnovogal en Isarno, komt Angelsaksisch isern: de ijzeren, naast amarvogal en amero, voor. Toen de kleur bij het ijzer verdween werd isarno, onder invloed van het geleerde bericht dat de alcedo in de winter broedt, omgevormd tot is-aro: ijsaar (arend) waarbij op de roofvogelachtige wijze waarop de vogel vissen vangt een vergelijk gezocht werd. Het midden-Hoogduits Isvogel werd tot voorbeeld van onze ijsvogel in Duits Eisvogel, in Deens isfugl en in Zweedse isfagel. Engelse king-fisher, van Saksisch cyning, wat koning of chef betekent, of halcyon. Het is een echte visser, de Martin pecheur van de Fransen.

(a) De ijsvogel legt zijn eieren in tunneltjes die het zelf uitgraaft langs de oevers van een stroom, die kan van een halve tot een hele meter diep zijn.

(b) ԁls je een dode ijsvogel aan een draadje ophangt zal die als een kompas of zeilsteen naar het noorden wijzen of, naar een andere mening, met zijn borst de heersende windrichting aanwijzen’. Turn their halcyon beaks with every gale,’ en draait als een weerhaan rond’. King Lear ii, 2, 84. Hang hem op aan de mast om de windrichting te bepalen.

Na hun dood gaan ze niet tot ontbinding over maar als ze aan de snavel opgehangen worden zullen ze jaarlijks ruien en dan een nieuw verenkleed krijgen. Zie 13.

Isopis es .i. uoghel mede

die oec gherne sine stede

7025nemet bi lopenden waterkinen

om te vane uisscelkine

een deel swart vpten start

dat dicken up ende neder vart

met sinen starte so slaet dart siet

7030al pipende so vart dit

ende meent de ghene wel

die in dese werelt fel

die onghestade es als de beke

hem gheneren sondeleke

7035ende veruart sijn in haren sin

want si niet ter werelt in

winnen dat ghedurech si

dies beuen si dicken bedi

nochtan darme lijfnere

7040dar si an legghen hare ghere

doen se minnen de lopende beke

dar si in leuen sorgheleke

j. gaet hute hort hier naer

voghele namen die sijn in .k

65. Isopigis is een vogel mede

die ook graag zijn plaats

7025 neemt bij lopende watertjes

om te vangen visjes.

Een deel zwart op de staart

dat veel op en neer gaat

met zijn staart zo slaat het daar het zit

7030 al fluitende zo vliegt dit.

En bedoelt diegene wel

die in deze wereld is fel

die ongedurig is als de beken

en zich voeden zondig

7035 en bang zijn in hun geest

wat ze niet de wereld in

winnen dat gedurig is

dus beven ze vaak, o wee!

Nochtans de arme lijfeigenen

7040 daaraan leggen hun verlangen.

laat ze minnen de lopende beken

waar ze in leven zorgelijk.

j gaat uit hoort hierna

vogelnamen die zijn in k.

Ekster of kwikstaart?

7045Kyliodomos lesen wi

es een uoghel in endi

tert dat hi ter werelt bart

vlieghet hi ter sonnen wart

jn toestene dar soe vp vart

7050ende alsoe kert ten westenen wart

so kert hi hem mede al daer

ijn leuen dat nes mar .i. iaer

binnen den iare heri steruet

wint hi .ij. ionc dus ne uerderuet

7055sijn gheslachte niet al dan

sijn ulesch es ghesont elken man

ets goet ieghen tgroot euel geheten

want et uerdriuet als wijt weten

ende ieghen menech euel groot

7060so est arde goet ter noot

66. 7045 Kiliodromos lezen wij

is een vogel in Indi.

Ten eerste dat hij ter wereld komt

vliegt het zon waarts

in het oosten, daar ze opgaat

7050 en alzo keert het ten westen waart,

dan keert hij zich mede al daar.

Zij leven dat is maar een jaar

binnen het jaar eer hij sterft

wint hij twee jongen, dus niet verderft

7055 zijn geslacht al uit dan.

Zijn vlees is gezond voor elke man

het is goed tegen het epilepsie gegeten

want het verdrijft het, zoals wij het weten,

en tegen menig euvel groot

7060 zo is het erg goed ter nood.

Een soort Feniks.?

Kym spreket aristotiles

dat .i. groot starc uogel is

entie ghene felleit heuet

els dan hi bi proien leuet

7065ghedoghech es hi oric spreken

den uoghelen die up hem steken

narenst es hi ende goet

om te uoedene sijn broet

ende andre uoghelen ionc mede

7070want enen aren vintmen van quader zede

die tilike als men spreket

sine ionc vte sinen neste steket

want si hem vernoien te voedene

te bewarne ente behoedene

7075kimme ontfarmets alsise siet cranc

ende voetse al sonder danc

ay ghi edele riddren ghi heren

an desen vogel soudi leeren

ghi leuet bider proien mede

7080dats bider armer liede lede

ne sijt niet onnouesch inder proie

ne uerlieset niet die langhe ioie

vander werelt ere cranc

verdraghet dit arem uolc imanc

7085alse kim doet dar wi af spreken

den uoghelen die up hem steken

voedet oec na des uogels sede

verdreuene arens ionghe mede

dat sijn elpelose edelinghe

7090elpet datmense dar toe bringhe

dat si niet ne comen te valle

dat sijn doghede dar gi alle

bi soudet regneren emmermeere

voer gode ende in der werelt ere

67. Kim, spreekt Aristoteles,

dat een grote sterke vogel is

en die geen felheid heeft

anders dan dat hij van prooien leeft.

7065 Deugdzaam is hij, hoor ik spreken,

de vogels die op hem steken.

Naarstig is hij en goed

om te voeden zijn broed

en andere vogeljongen mede.

7070 Want een arend vindt men van kwade zede, de al gauw, zoals men spreekt

zijn jongen uit zijn nest steekt

want ze vermoeien zich ze te voeden

en te bewaren en te behoeden.

7075 Kim ontfermt zich over hen als hij ze ziet zwak en voedt ze al zonder dank.

Aai! gij edele ridders, gij heren

van deze vogel zou u leren

gij leeft van prooien mede,

7080 dat is bij de arme lieden leden

nee wees niet onhoffelijk in de prooi

ge verliest niet die lange vreugd

van de wereld eer die is zwak

verdraagt dit arm volk algemeen

7085 zoals kim doet, waar we van spreken,

de vogels die op hem steken.

voedt ze ook naar de vogels zede

verdreven arendsjongen mede

dat zijn hulpeloze edelen

7090 helpt dat men ze daar toe brengen

dat ze niet komen te vallen

dat zijn deugden, daar gij alle

bij zou regeren immermeer

voor God en de wereld eer.

Aquilegia clanga, Pallas, (klinken, het geluid) is de bastaardarend of grote schreeuwarend, Duitse grosser Schreiaredler, Engelse spotted eagle en Franse aigle criard. Zijn stem lijkt op het blaffen van een hond.

‘Mocht het toch gebeuren dat de adelaar drie jongen heeft gooit ze een jong uit het nest vanwege het probleem met voeden. Maar een vogel die Ossifraga (zie 2, of Fulligo, Fulica is de meerkoet, onwaarschijnlijk) genoemd wordt voedt het jong die de adelaar weggegooid heeft, vandaar bastaardarend. Of het is de zeearend, daarvan werd gedacht dat het geen soort van zichzelf is, maar mongrool die uit diverse soorten ontstaan.

De zeearend werd ossifragi genoemd wat ‘beenbreker’ betekent omdat ze beenderen van hoog laten vallen en zo breken. Dit slaat misschien op de lammergier. Veel lammergieren laten beenderen te pletter vallen. Daarom noemde men ze in de oudheid ossifragus en heten ze in Spanje nog quebranta-huesos, wat alle twee beenderenbreker betekent.

7095Karolus es bekent

een uoghel van orient

scalc alse aristotiles seghet

die gherne der ledecheiden pleghet

ende gherne ne winnet hi ionghe niet

7100doch omme dat nature ghebiedet

so notet hi te somegher stont

ende alse die zoe danne vort comt

dat soe met eieren es beuest

leghet soese in wilder duuen nest

7105dus moet die duue uoeden daer

dat hare niet bestaet .i. haer

68. 7095 Karkolas is bekend

een vogel van de Oriënt.

Schalks, zoals Aristoteles zegt,

die graag ledigheid pleegt

en graag nee wint hij jongen niet

7100 maar omdat natuur gebiedt

zo paart hij in sommige tijden

en als ze zij zo merkt

dat ze met eieren is bezet

legt ze die zo in een wilde duivennest

7105 dus moet de duif voeden daar

dat van haar niet is.

Cuculus canorus, een koekoek soort?

Komor spreket aristotiles

dat in arabia .i. uoghel es

ende es .i. bosuoghel die mest winnet

7110val allen uoghelen diemen kinnet

want .v. waruen iofte .vi. int iaer

wint hi ionghe dat es waer

ende dit ne doet gheen ander el

ende dits te wonderne also wel

7115dat hi ghene vrucht ne winnet

heri in den hemel kinnet

sterren risen die die macht

hebben van te gheuene dracht

ende alsi die sterren siet risen

7120so noet hi na sire wise

69. Komor, spreekt Aristoteles,

dat in Arabië een vogel is

en is een bosvogel die het meest wint

7110 van alle vogels die men kent

want vijf of zes maal in het jaar

wint hij jongen, dat is waar,

en dit doet geen ander els.

En dit is te verwonderen alzo wel

7115 dat hij geen vrucht wint

eer hij de hemel kent

sterren rijzen die die macht

hebben van te geven dracht

en als hij die sterren ziet rijzen

7120 dan paart hij naar zijn wijze.

De oerkip? Zie 54 .

Kyces spreket aristotiles

dat oec mede .i. uogel es

die menegherande soen gheuet vt

want elkes daghes verwandelt sijn luud

7125van hare van wllen es sijn nest

ende up hoghe bome gheuest

ende dar ontoudet hi sijn broet

alse die ekelen sijn ripe ende goet

so gadert hi spise gnoech

7130tetene na sin gheuoech

alse sine ionghe vp sijn comen

so dat si doghen ter uromen

houdensise ledech ende uoeden

vader moeder ende broeden

7135die hem seluen dan van ouden

voeden ne connen no ouden

dorper mensche merc hier up wel

hier gaet hute .k. ende gaet in .l.

70. Kites, spreekt Aristotiles,

dat ook mede een vogel is

die veelvormig zo geeft uit

want elke dag verandert zijn geluid.

7125 Van haar en van wol is zijn nest

en op hoge bomen is gevestigd

en daar houdt het zijn broed

als de eikels zijn rijp en goed

dan verzamelt hij spijs genoeg

7130 te eten naar zijn gevoeg.

Als zijn jongen op zijn gekomen

zodat ze deugen ter kracht

houden ze hen vrij en voeden

vader moeder, en broeden

7135 die zichzelf dan van ouderdom

voeden niet kunnen of willen.

Dorpse mensen, merk hier op wel!

Hier gaat uit k en gaat in l.

Vlaamse gaai? En dan Dendrocitta rufa, de boomekster, de kotri van Indië.

Larus alse de glose seghet

7140die up moyses boeke leghet

es verboden in doude wet

tetene van em es gheset

dat hi proihet in sire ulucht

beede int water ende in die lucht

7145ende bediedet den duuel wel

die emmer hem allen es fel

die willen leeden elech leuen

dar si met gode omme sijn verheuen

alse uogele in die lucht ulieghen

7150ofte weder si hem laten bedrieghen

jn dit wandel ertsce goet

dat bediedet es bider uloet

vp hem allen groot ende cleene

sethi sine proie ghemeene

7155die ertsche larus als diet al

bringhen wille in sinen val

71. Larus, zoals de glossaria zegt

7140 die op Mozes boeken ligt,

(a) is verboden in de oude wet

te eten. Van hem is gezet

dat hij prooi vangt in zijn vlucht

beide in het water en in de lucht.

7145 En betekent de duivel wel

die immer hen allen is fel

die willen lijden heilig leven

waar ze met God om zijn verheven

als vogels die in de lucht vliegen

7150 of weer ze zich laten bedriegen

in dit wankele aardse goed

dat betekent is bij de vloed

op hen allen, groot en klein

zet hij zijn prooi algemeen

7155 de aardse Larus, als die het al

brengen wil in zijn val.

Larus argentatus, Pontoppidan. (Grieks laros; gulzige zeevogel, en zilverachtig) Zilvermeeuw, Duitse Silbermowe, Engelse herring gull en Franse goeland argente. Het is de meeuw die de boot volgt en op vuilnishopen voorkomt. Deze meeuw rooft ook van collega meeuwen de eieren en zelfs van andere vogels maar ook muizen en kikkers.

(a) De onreine vogel van Levit. 11 en Deut. 14; 15, mogelijk is het een naam voor zeevogels in het algemeen en zeemeeuwen in het bijzonder.

Pluvialis apricaria, L. (van apricor: zich in de zon koesteren) (Charadius pluvialis) Goudpluvier of goudenregen fluiter, Duitse Goldregenpfeifer of Goldkiebis, Franse pluvier dore, Engelse golden plover. Lucidus: oplichtend.

Het zijn vogels van de toendra’s en moerassen. Caladrius is genoemd door Aristoteles en het verschijnt in twee passages van de Pentateuch. Plinius zegt: in de Hercynian wouden van Germanië hebben we gehoord dat er vreemde soorten vogels zijn wiens veren als vuur schijnen in de nacht’.

Lucina als ons doet verstaen

sente ambrosius van melan

es .i. uoghelkin dat broet

sine eier nachts ende behoet

7175ende singhet dien nacht al dure enture

sonder slapen dats sine nature

oec scinet ofte sente ambrosius sprake

dattet singhet om die sake

om dat met sinen soeten sanghe

7180sijn broet leuen der af ontfanghe

endit te wonderne seere

ende niet te twifelne min no mere

want menech mester ende sente agustijn

seghet houer waer fijn

7185dit selue mede vanden lione

dit wille die nature doen

73. Lucina, als ons doet verstaan

Sint Ambrosius van Milaan.

is een vogeltje dat broedt

zijn eieren ‘s nachts en behoedt

7175 en zingt die nacht al door en door

zonder slaap, dat is zijn natuur.

Ook schijnt het, zoals Sint Ambrosius sprak,

dat het zingt om die zaak

omdat met zijn zoete zang

7180 zijn broed het leven daarvan ontvangt.

En dit is te verwonderen zeer

en niet te twijfelen min of meer

want menig meester en Sint Augustinus

zegt het voor waar te zijn

7185 dit zelfde mede van de leeuw

dit wil de natuur doen.

Luscinia luscinia, L. Noorse nachtegaal of filomeel, midden-Nederlands nachtegale, oud-Engels nihtegale (nu nightingale) oud-Saksisch en oud-Hoogduits Nahtigala wat nachtzanger betekent, galan is zingen, zie galm en gillen (nu is het die Nachtigall) dat van West Germaans nahtagalon, nachtzanger komt.

Het Franse woord rossignol doet aan de roestbruine kleur denken, maar komt uit Latijn luscina.

Vergilius, Georgica IV, 511-515, verhaalt van een nachtegaal die in rouw jammert onder de schaduw van de populier omdat ze het verlies van haar jongen betreurt die een ruwe ploeger ontdekt had en nog onbevederd uit het nest had getrokken. Zij weent de hele nacht lang en hurkt op een twijg hernieuwt ze telkens haar klagende melodie die de omgeving vervult met haar droeve klacht. Zie 104.

Lunacos spreket aristotilus

es .i. uogel sijt ghewes

die seere scarp es in sijn sien

7190derre manieren vogele plien

er hare ionc plumen beghinnen

dat si die clareit vander sonnen

keren omme te siene der in

ende wel hare die meer ofte min

7195sine hoghen tranen clene of groot

hi moeter omme coren de doot

dandre uoeti so hi mach best

bider ze so es sijn nest

want hi hem bider ze ghenert

7200dar hi uisscelkine vertert

ende alsi bouen anget in de lucht

die uoghele onder ebben vrucht

risen si dat mense vanghe

ende duken int water so langhe

7205dat si verdrinken ende bouen driuen

die heti dan dus horent wijt scriuen

dit scinet een deel openbare

oft erande haren waren

74. Linacos, spreekt Aristoteles.

is een vogel, dit is gewis,

zeer scherp is in zijn zien.

7190 (a) Dergelijke soorten vogels plegen

eer hun jongen pluimen beginnen

dat ze die in de helderheid van de zon

keren om te zien daarin

en wel hierom meer of min

7195 zijn ogen tranen, klein of groot

hij moet erom kiezen de dood

de andere voedt zo hij mag best.

Bij de zee is zijn nest

want hij zich bij de zee geneert

7200 waar hij vissen verteert.

(b) En als ze boven hangen in de lucht

die vogels onder hebben angst

vrezen ze dat men ze vangt

en duiken in het water zo lang

7205 dat ze verdrinken en boven drijven

die eet het dan, aldus horen wij schrijven

dit schijnt een deel openbaar

of een soort arend was.

Haliaeetus albicilla, L.Halis; zon, aietos; adelaar, en witstaart. Zeearend, witstaart, Duitse Seeadler, Engelse white tailed eagle en Franse pygargus a queue blanche of aigle pygargue. De naam witstaart, naar de zuiver witte staart, komt overeen met het Franse pygargue.

(a) zie 2. ‘Er is een soort adelaar die zeer scherp van gezicht is en die neemt haar jongen in haar klauwen en laat ze even naar de zon kijken, voordat hun vleugels volgroeid zijn. Als de jongen niet stijf en strak naar de zon kijken slaat ze hen of verjaagt ze uit het nest en verzorgt ze niet verder.

(b) Deze arend wiekelt in de lucht. Het is een hoogst bekwaam visser die uit de lucht de grootste vissen kan zien en dan op hen neerschiet om ze met zijn forse klauwen te bemachtigen, hij stoot door tot in het water.

Van de visarend werd gedacht dat hij de vis zo bang maakte en afschrikte dat als hij over de wateren vloog de vissen zich omdraaiden en als dood bleven liggen en zo een gemakkelijke prooi vormden. Shakespeare noemt de macht van de vogel op een gewone manier in Coriolanus iv, 7, 34; ‘I think heլl be to Rome’. ‘Voor Rome blijkt hij

As is the osprey to the fish, who takes it’’as voor de vis de waterarend, grijpend’

By sovereignity of nature’’wat zelfs als prooi zich biedt’.

Dit idee komt niet van de ouden. Aristoteles zegt meerdere malen dat de visarend bidt op zeevogels. Plinius zegt hetzelfde, maar voegt toe dat de zeearend in het water duikt om vis te vangen, niets dus over betoveren. In de 16de eeuw wordt vermeld dat de hengelaars hun aas met zeearendvet insmeren en denken dat het aas dan beter is. Dit vanwege het feit dat de visarend dat boven in de lucht doet en de vissen daaronder dan hun witte buiken tonen, zodat dit ook effect zal hebben.

Lagepus mach int latijn

7210in onse dietsch haseuoet sijn

want dar si in de plumen staen

sijn si alse aseuoeten gedaen

des uogels uoete sekerlike

dits de scuwt properlike

7215beede in haghen ende in holen

leeti sijn droeue lijf uerstolen

ende hetet sine proie alleene

men vintse wel na alleghemeene

bi na alse groot alse die haren

7220ende met plumen seere verladen

si sijn oec geornet mede

want sijn vp sien es wonderlichede

sijn oghen root alst ware .i. brant

ende hi es alre uoglen viant

7225want si na hem stekens plien

omme dat sine dages selden sien

hier gaen ute namen in .l.

van .m. uerstaet die namen wel

75. Lagopus mag in het Latijn

7210 in ons Diets hazenvoet zijn

als waar ze in de pluimen staan

zijn ze als hazenvoeten gedaan.

De vogel voeten zeker

dit is die schuwt eigenaardig.

7215 Beide in hagen en in holen

ligt zijn droevig lijf verborgen

en eet zijn prooi alleen.

Men vindt ze bijna algemeen

bijna alzo groot als de arend

7220 en met pluimen zeer beladen.

Ze zijn ook gehoornd mede

want zijn opzien is een wonderlijkheid.

Zijn ogen rood als ware het een brand

en hij is alle vogels vijand

7225 want ze naar hem steken plegen

omdat ze het op de dag zelden zien.

Hier gaan uit namen in l,

van m verstaat die namen goed.

Lagopus lagopus, L.(hazenvoetachtig) Moerassneeuwhoen, Duitse Morschneehuhn, Engelse willow grouse en Franse lagopede blanc. Komt in N. Europa en N. Azië voor.

Witte vleugels en zwarte staartveren, in de winter zuiver wit. De mannetjes hebben boven het oog een kale rode vlek. In N. Engeland heeft men een verwante vorm, scoticus, die bruine slagpennen heeft en geen wit winterkleed. Boven het oog bevindt zich een havemaanvormige naakte plek die in de voortplantingstijd bijna kamvormig opzwelt en een karmijnrode kleur krijgt. Ze staan wat grootte betreft tussen de korhoen en patrijs.

Miluus alse wi wanen wale

7230es ene wwe in onse tale

crumbeckede ende crum van uoeten

mare niet scalxs dar si ghemoeten

hennen kiekine ende vogelkine

dar na doen si hare pine

7235dinc die niet mach comen te baten

diemen hute werpet vpter straten

dar af maken si hare spise

plinius scriuet die wise

dat hare leure draghet medicine

7240die wwe pleget bout te sine

jeghen vogelkine cleene

ende bloode iegen dandre ghemeene

so uliet den cleenen spareware

ende dits wonder van hare

7245aristotiles die seghet

dat erande wouwe pleghet

jn die ioghet van hare ioien

dat soe uaet uogelkine in proien

darna croenien dar na vlieghen

7250jnt hende steruet soe sonder lieghen

van ongre die hare gaet an

om dat soe hare niet ineren can

76. Milvus, als we wanen wel,

7230 is een wouw in onze taal.

Kromme bek en krom van voeten

maar niet schalks daar ze ontmoeten

hennen, kuikens en vogeltjes

daarna doen ze hen pijn.

7235 (a) Dingen die niet mogen komen te baten, die men uitwerpt op de straten

daarvan maken zij hun spijs

Plinius schrijft, die wijze

dat hun lever draagt medicijn.

7240 De wouw pleegt dapper te zijn

tegen vogeltjes klein

en bang tegen de andere algemeen

zo vliedt het de kleine sperwer

en dit is een wonder van haar.

7245 Aristoteles die zegt

dat een soort wouw pleegt

in de jeugd van haar vreugde

dat zo vangt vogeltjes in prooi,

daarna krengen en daarna vliegen

7250 op het eind sterft ze, zonder liegen,

van honger die haar gaat aan

omdat ze zich niet voeden kan.

Milvus milvus, L. Wouw of milaan, midden-Nederlands wouwem en wuwe, oud-Hoogduits Wiwo en Wio (nu Weihen en Weih) De vogelnaam betekende oorspronkelijk jager. Engels kite, oud-Engels cyta.. Franse milan royal, Duitse roter Milan.

Het is een indrukwekkende vogel van vijf en zestig tot zeventig cm lengte en hier zijn mannetjes en vrouwtjes even groot. Ze hebben honderd veertig tot honderd vijftig cm vlucht, vijftig cm vleugellengte en acht en dertig cm staart lengte. De staart is wel tien cm diep gegaffeld.

(a) Als de aasgieren genoeg gegeten hebben komt de wouw in groepen aangevlogen voor de restanten. Het bedelen zit hen in het bloed. Dat doet hij bij edelvalken die, om van het gezeur af te zijn, hun buit hem laten en een andere buit opzoeken. Behalve dood aas neemt hij ook levend gedierte dat vooral bij het water te vinden is, ratten, mollen muizen, kikkers en ook slangen zijn hem welkom. Hij ligt op de loer om wilde vogels te pakken en pakt graag kuikens en eet kadavers en onzuivere zaken. De vogel is in de vijftiende en zestiende eeuw talrijk geweest in de grote stad Londen. Dat kwam omdat daar eerst nog geen stadsreiniging was en het afval vooral van slagerijen gewoon op straat werd gesmeten. Toen liet hij zich door kinderen uit de hand voeren. Toen Londen een stadsreiniging kreeg was zijn gouden tijd voorbij.

Evenwel al heeft deze vogel een groot lijf toch heeft hij geen groot en dapper hart en wijkt hij gemakkelijk en wordt door de valk gevangen. De koningswouw is allesbehalve een koninklijke vogel omdat hij traag, tamelijk log en afschuwelijk lafhartig is. Zijn naam wijst op de rol die hij vroeger speelde bij het vluchtbedrijf. De jacht met de valk op de koningswouw was een strijd waarbij beide strijders zich zeer hoog in de lucht verheffen wat een groots schouwspel opleverde, vorsten en groten waren er zeer op gesteld. Het was een kostbaar vermaak omdat de koningswouw in vele streken niet voorkomt zodat het veel moeite kostte het nodige aantal exemplaren te vangen en naar het jachtveld te vervoeren waar ze gelijk met de valk werden losgelaten.

Elanus melanopteris is de zwartvleugelige bastaardwouw, maar heeft oranje gele voet.

Melancorfus als ons seget

plinius dart ware in leghet

es .i. uogelkin niet groot

dat seere wasset in sijn ghenoet

7265want bouen .xx. winnen si al

ende emmer onneffene int ghetal

so nerenst so nes voghelijn

omme te voedene die kinder sijn

dat machmen an die meneghe sien

7270want alsi te ulieghene plien

ende si uolghen huten neste

der moeder sijn si uort ten besten

ende volghen na hare wise

vader ende moeder om hare spise

7275met ere arde groter scare

alse oft ene scole uoglen ware

dese sijn in proien gegeuen

starken uoglen diere bi leuen

78. Melancorifus, als ons zegt

Plinius, daar het ware in ligt

is een vogeltje niet groot

dat zeer groeit in zijn paren

7265 want boven twintig winnen ze al

en immer oneffen in het getal.

Zo vlijtig is dit vogeltje

om te voeden de kinderen van hem

dat mag men aan de menigte zien

7270 want als ze te vliegen plegen

en ze vliegen uit het nest

de moeder zijn ze voort ten besten

en volgen naar hun wijze

vader en moeder om hun spijs

7275 met een erg grote schaar

alsof het een school vogels was.

Deze zijn tot prooi gegeven

sterke vogels die er van leven.

Tot de pluimhoenderen, die ook wel tot de pauwvogels behoort, heeft een nauwe verwant, Ceratornis melanocephala, de jewar.

Morpex es .i. swart uoghel

7280an plumen an becke ende an ulogel

van clawen scarp ende van becke

een bastart haren eist als icket mecke

hi ghenert hem in riuieren

an visschen na sire manieren

7285al ghenert hi hem int water best

vp bomen nochtan maket hi sijn nest

ende uoedet met visschen sinen ionghe

ende alsi comen ten heersten spronghe

om te vlieghene sijn si verladen

7290so ontsiensi hare scaden

dat si vt werpen hare spise

om te ulieghene in lichter wise

dies niet ne doen bliuen so swaer

datmense dicken vaet al daer

7295sulke vindemen alsment weet

van naturen alse heet

dat si in couder wintertijt

ondoen hare uloglen wijt

ende vercoelen hem in den wint

7300hare drec es so heet alsemen vint

datter groene bome af verdroghen

dit machmen merken ende goemen

79. Morpex is een zwarte vogel

7280 van pluimen, van bek en van vleugel

van klauwen scherp en van bek,

een bastaard arend is het, zoals ik het merk. Hij voedt zich bij rivieren

met vissen naar zijn manieren,

7285 (a) al voedt hij zich in het water best

op bomen nochtans maakt hij zijn nest

en voedt met vissen zijn jongen.

En als ze komen voor de eerste sprong

om te vliegen, zijn ze verladen

7290 zo ontzien ze hun schade

dat ze uitwerpen hun spijs

om te vliegen in lichtere wijze

die het niet doen, blijven zo zwaar

dat men ze veel vangt al daar.

7295 (b) Sommige vindt men, zoals men het weet, van naturen alzo heet

dat ze in koude wintertijd

openen hun vleugels wijd

en verkoelen zich in de wind.

7300 Hun drek is zo heet, als men vindt.

dat de groene bomen daarvan verdrogen

dit mag men merken en getuigen.

Phalacrocorax carbo, L. ‘Grieks phalakros: kaalkop, corax: raaf of kraai, carbo; koolzwart (Carbo cormoranus) Aalscholver, schollevaar of waterraaf, midden-Noord-Duits scalvaron: waterduiker. Waarschijnlijk is dit uit ouder schorver ontstaan, vergelijk oud-Hoogduits scarba, oud-Engels scraeb en oud-Noors skarf. Het dier is zo genoemd naar zijn hees geschreeuw. Engels cormorant, Duitse Kormoran, Franse cormoran moyen of grand cormoran, wat afgeleid is van Corvus marinus: zeeraaf.

(a) Als nachtkwartier dienen de in het binnenland staande hoge bomen, diezelfde bomen worden later als broedplaats gebruikt. Dei sterven af door de drek. Hun vraatzucht is grenzeloos groot. Ze eten net zoveel vis als een mens of pelikaan wat weer even vlot wordt uitgescheiden. Op zee slapen ze op rotsachtige eilanden waar ze een vrij uitzicht hebben naar alle kanten en gemakkelijk af en aan kunnen vliegen. Zulke eilanden zijn reeds op een afstand zichtbaar aan de witte laag drek waarmee deze vogels het bedekt hebben. Soms is dit vijftig meter hoog. Dat zal op den duur een goede guanolaag vormen, mits het klimaat wat minder regenachtig was zoals in Peru waar de zon het uitdroogt. Die laag werd vroeger veel als meststof gebruikt omdat het veel fosfaat bevat.

Op reeksen staan ze gerangschikt en ongeveer in de trant van een troep soldaten zitten de zwarte vogels in schilderachtige houding op de rotspunten en kijken allen in dezelfde richting, namelijk de zee. Slechts weinigen zitten onbeweeglijk, ieder beweegt minstens een lichaamsdeel. Het kwispelen en waaien met de vleugels houdt soms meer dan een kwartier aan en heeft blijkbaar tot doel om de veren geheel te drogen.

Menedides als ict beuant

sijn uoglen in egipten lant

7305alse isidorus doet verstaen

die die name ebben ontfaen

van menoene den here groot

die wilen bleef uoer troien doot

want si comen gheuaren

7310hute egipten met groter scaren

dar troien stont als men noch seghet

dar menon begrauen leghet

ten vichten iare dits ghene saghe

ende ulieghen danne .ij. daghe

7315omtrent sijn graf ende upten darden

gaet hare spel al buten varden

want elc gaet daer den andren scoren

ende striden dan sonder gheduren

so datter uele bliuen doot

7320ende dits van uoglen wonder groot

80. Mennonides, als ik het vond,

zijn vogels in Egypte land,

7305 als Isidorus doet verstaan,

die die naam hebben ontvangen

van Memnon, de heer groot

die wijlen bleef voor Troje dood.

Want ze komen gevaren

7310 uit Egypte met grote scharen

waar Troje stond, zoals men noch zegt.

waar Mennon begraven ligt.

Te vechten daar, dit is geen sage,

en vliegen dan twee dagen

7315 omtrent zijn graf en op de aarde

gaan hun spel al buiten vrede

want elk gaat daar de ander verscheuren

en strijden dan steeds door

zodat er vele blijven dood

7320 en dit is van vogels wonder groot.

Phoenicopterus ruber, (rood) De Griekse naam van de flamingo is op de kleur van de vleugeldekveren gegrond. De bij Aristoteles voorkomende naam ‘Phoinikopteros, betekent purpervleugel. De Romeinen namen deze naam over en de Fransen werden door dezelfde beweegreden geleid toen zij de vogel flamant rose noemden, (oorspronkelijk flammant) wat in Duits Flamingo, Flaming en Flamant werd en in Engels flamingo. (Of de kraan Grus grus) Vooral in de broedtijd vertonen ze een opwindende dans. Met korte en stijve pasjes lopen ze met half uitgespreide vleugels om elkaar heen, soms buigend en zich weer uitstrekkend. Hoe hoger ze opspringen hoe sneller de dans gaat. Soms vliegen ze wel vijf meter op om dan weer langzaam naar beneden te zakken. Soms slaat en hele groep aan het dansen, ook de jongen. Homerus vermeldt dat ze trots zijn, Ilias II 469. In III 8 wordt het optrekken van de legers der Grieken en Trojanen beschreven. Tegenover de zwijgend opgetrokken Grieken worden de Trojanen gesteld die op schreeuwende kraanvogels lijken. De indruk wordt gewekt van ‘Veel geschreeuw, weinig wol’ Men zegt dat hij Palamedes vogel genoemd wordt omdat die in de Trojaanse oorlog de slagorde van de kranen geleerd heeft.

De bioloog Cuvier identificeerde de memnonsvogel met de kemphaan. De geschiedenis van Memnon zou de massale schijngevechten moeten verklaren die deze vogels uitvoeren als baltsritueel.

Mulder: Toen het lijk van koning Memnon werd verbrand, zou hij door zijn moeder Aurora veranderd zijn in een vogel. Uit zijn as vlogen andere vogels op, de memnonides, die ieder jaar uit Ethiopië naar Troje trokken en boven de tombe van Memnon met elkaar vochten. (Zie OvidiusՠMetamorphosen, 13, 600 en 617.) De geschiedenis van Memnon zou de massale schijngevechten moeten verklaren die deze vogels uitvoeren als baltsritueel.

Mauca dats der mewen name

een uoghel esset ombequame

al es soe gheplumet wel

na hare macht so es soe fel

7325bi uisschen leuet soe inder ze

maer ne gheene dinc begert soe me

tetene dan van enen uerdronkenen man

so ontgont soene andie oghen dan

alse .i. storem naken sal

7330so roepen si ende maken ghescal

ende dat comet hem al van ioien

om dat si hopen der proie

81. Meauca, dat is de meeuwen naam,

een vogel is het onbekwaam

al is ze zo gepluimd goed.

Naar haar macht is ze zo fel

7325 van vissen leeft het zo in de zee

maar geen ding begeert ze meer

te eten dan van een verdronken man

ze begint zo aan de ogen dan

als een storm naken zal

7330 dan roepen ze en maken geschal

en dat komt hen al van vreugde

omdat ze hopen op prooi.

Larus hyperboreus, Gunn.(bewoner van het hoge noorden) (Larus glaucus, L. (blauwachtig) De burgemeester, in Fries iiskob, Duitse Eismowe, Engels glaucous gull, Franse goeland bourgmestre.

Een 70cm lange meeuw, lijkt op de zilvermeeuw maar heeft geen zwart in de slagpennen. Vliegt langzaam en zwevend, als een arend, deze vergezelde als echte veelvraat walvisvaarders. Meeuwen leven van zeevis, ԭaar er is geen prooi waar ze meer op belust zijn dan drenkelingen, die ze altijd eerst de ogen uitpikken. Als er storm op komst is, krijsen ze verheugt bij het vooruitzicht van prooi’.

Merelus es des smerels name

en uogelkin scone ende bequame

7335dapper stout ende seere snel

ende cleinen uogelkinen fel

het dar mere dinc bestaen

dan sine macht mach begaen

ende verwinnet met snelleden

7340ende met sire uromeliceden

dicken ongelike dinc

marc hier up edel ionghelinc

stati tharte ter dogheden wart

wes ter doghet coene ende onueruart

7345wel scalc si den riken vrecken

die vpten dieren tijt mecken

dats der armer tempeest

dan wanen si emmer winnen meest

dan so maken si hare ioie

7350doch werden si noch der viande proie

got mach di wel van oghen saken

met sire macht uerwinre maken

82. Merelus is de merels naam.

Een vogeltje mooi en bekwaam

7335 dapper, flink en zeer snel

en op kleine vogeltjes fel

het durft meer dingen te bestaan

dan zijn macht mag begaan

en overwint met snelheid

7340 en met zijn dapperheid

vaak ongelijke dingen.

Merk hier op, edele jongeling.

staat je het hart ter deugdheden waart

wees ter deugd, koen en onvervaard,

7345 wel schalks zijn de rijke vrekken

die op de dure tijd mikken

dat is de arme lieden tempeest

dan wanen ze immer te winnen het meest

dan zo maken ze hun vreugde

7350 doch worden ze noch de vijanden tot prooi, God mag je wel van hoge zaken

met zijn macht overwinnaar maken.

Turdus merula, L. (merel) is de merel, de Duitse Amsel, de Engelse blackbird en Franse merle noir.

Het zou oook een mees kunnen zijn. De merel komt een paar kapittels verder voor.

Of Turdus viscovrus, de grote lijster.

Mvscicapa dats .i. uoghel

ende heuet plumen ende ulogel

7355naden laenre arde naer

mar minder es hi wetet voer waer

mere dandie duue oec es

gheuoet ghebecket sijt seker des

also alsmen die swalewe siet

7360ende oec uele mere niet

traghe es hi in sire uloghe

ende sijn ulieghen dat nes niet hoghe

al heuet hem dit nature ontouden

anders heuet soe hem gehouden

7365ende te sire lijfnere ghegheuen

want onder alle voglen die leuen

so nes der scrifturen cont

dat enech heuet so widen mont

na dien te siene dat hi es groot

7370enties heuet hi ulieghen noot

want hi al bi ulieghen leuet

ende gapet wide dar hise heuet

so datter hem in die kele

dicken te samene ulieghen uele

7375ende dies heetmenne muscicapa

dats uliegheuangre in dietsch wel na

83. Muscipia dat is een vogel

en heeft pluimen en vleugel

7355 naar de leeuwerik aardig naar

maar kleiner is hij, weet het voor waar,

groter dan de duif ook is

voeten, bek, zij het zeker dit,

alzo als men de zwaluwen ziet

7360 en ook veel meer niet.

Traag is hij in zijn vlucht

en zijn vliegen dat is niet hoog.

Al heeft hem dit natuur onthouden

anders heeft ze hem zo gehouden

7365 en tot zijn voeding gegeven

want onder alle vogels die leven

zo de schriften vertellen

dat enige hebben zo’n wijde mond

naar zijn vorm dat hij is groot

7370 en die heeft de vliegen nodig

omdat hij geheel van vliegen leeft

en gaapt wijd daar hij ze ziet

zo dat er hem in de keel

veel tezamen vliegen veel

7375 en die heet men muscicapa

dat is vliegenvanger in Diets bijna.

Muscicapa striata, Pallas. (gestreept) Grauwe vliegenvanger, Duitse Grauer Fliegenschnapper, Engelse spotted flycatcher en Franse gobemouche gris.

De vliegenvanger is een kleine en weinig schuwe vogel die zich graag in de tuinen ophoudt en daar nestelt. De grauwe is grauw en wit getekend op de kop, het meeste muiskleurig en van onderen lichter dan boven. Een vrij brede en afgeplatte snavel die omgeven is door een stijve borstel. Zit op een takje en vliegt van daar telkens naar een vlieg, keert dan weer terug naar zijn standplaats.

Merops alse plinius seghet

es .i. uoghel die des pleghet

jn derde te broedene ende in holen

7380sesse uoete diep so dat hi verstolen

sine ionc der onder uoedt

tote dat si sijn te uliegene goet

van plumen es hi en deel grau

ende vpten rug kerende int blau

7385ende uoer die barst een deel root

wit ande wamme ende niet wel groot

84. Merops, zoals Plinius zegt,

is een vogel die dit pleegt

in de aarde te broeden en in holen,

7380 honderd tachtig cm diep zodat hij is verscholen

zijn jongen daar onder voedt

totdat ze zijn in het vliegen goed.

Van pluimen is hij en deel grauw

en op de rug kerend in het blauw

7385 en voor de borst een deel rood

wit aan de buik en niet zeer groot.

Merops apiaster, L. Bijenneter, Duitse Bienenfresser, Engelse bee eater, Franse guepier

Geelwit voorhoofd en kastanjebruine kop wat doorgaat op de bovendelen en op de vleugel gemengd met groen en zwart, gele hals, groene staart met in het midden langere pennen.

Een holenbroeder uit Z. Europa.

Merula dats der merlen name

die soete singhet ende bequame

alse die lentijn comen wille

7390vanden wintre swighet soe stille

experimentator die seghet

dat die merle diemen pleghet

jn gaiolen te oudene stille

dat soe ieghen naturen wille

7395vlesch sullen heten ente bet singhen

ende dit selue sietmen wlbringhen

der lewerken enter calandren

ende oec someghen uoglen andren

al es soe swart gherne soe badet

7400hare plumen streectsoe ende begadet

alse ofte soe wilde wesen wit

maer om niet so doet soe dit

want sonder hare sanc alleene

soe es in hare gnoechte cleene

7405jn ircania es soe wit vonden

dat die moreie es nu bi stonden

die merle ne can niet muten

sonder anden becke buten

pleget soe telken iare dit

7410dat hi werdet van ghelewen wit

85. Merula dat is de merels naam

die zoet zingt en bekwaam

als de lente komen wil,

7390 in de winter zwijgt het stil.

Experimentator die zegt

dat de merel, die men pleegt

in kooien te houden stil,

dat ze tegen natuur wil

7395 vlees zullen eten en beter zingen.

En dit zelfde ziet men wel doen

de leeuwerik en calander

en ook sommige vogels ander.

Al is ze zo zwart, graag ze baadt

7400 haar pluimen strijk ze zo en begaat

alsof ze wilde wezen wit,

maar om niet zo doet ze dit

want uitgezonderd haar zang alleen

zo is in haar genoegen klein.

7405 In Yrcanie is ze wit gevonden

dat is de Morei nu ter stonden,

De merel kan niet ruien

uitgezonderd aan de bek buiten

pleegt zo elk jaar dit

7410 dat hij wordt van geel tot wit.

Turdus merula. Merel of zwarte lijster. Oud-Hoogduits Amusla of Amsala (nu Amsel, Frans amsal en Engels ouse of ouzel) uit Angelsaksisch osle dat uit amsle stamt en dit uit Germaans amuslon en dat van Indogermaans ames. Dat woord kan via een andere kant op het Latijnse merula teruggevoerd worden, via oud-Frans merle kwam Engels merle, midden-Hoogduits heeft merlin en midden-Nederlands merle wat merel werd. Engelse blackbird en Franse merle noir.

Het is een vogel die graag een bad neemt. Kleurveranderingen vanwege de verwisseling met andere lijsterachtigen die hier op doortocht komen.

Monedula es der cauwen name

van swarten plumen bequame

seluer mint soe gelt ende goud

ende dits bider naturen ghewoud

7415nochtan ne weet soe wat hare sal

sonder dat soet decket al

jn steden dart verholen blijft

wel soe den urecken man bescrijft

die swart es van wlen sonden

7420ende sine rikeit tallen stonden

so decket dat hi uerliest der mede

sijn ghemac sine salichede

der werelt ere de minne ons heren

men mach die cauwe spreken leeren

7425wilment pinen ionc bestaen

soe wachtet nauwe der zonnen vpgaen

ende groetse met hare sprake

experimentator seit vremde sake

dat couwen ulesch niet nes goet

7430want het thouet crouwen doet

86. Monedula is de kauw naam

van zwarte pluimen bekwaam.

Zilver bemint, geld en goud

en dit is van de natuur geweld

7415 nochtans nee weet zo wat ze mee zal

uitgezonderd dat ze het bedekt al

in plaatsen waar het verborgen blijft.

Wel zo de vrekkige man beschrijft

die zwart is van vuile zonden

7420 en zijn rijkheid te allen stonden

zo bedekt dat hij verliest daarmee

zijn gemak, zijn zaligheden

de wereld eer, de minne van onze Heer.

Men kan de kauw spreken leren

7425 wil men het pijnen met het jong te doen

zo wacht nauw de zonsopgang

en begroet ze met haar spraak.

Experimentator zegt een vreemde zaak

dat kauwen vlees niet is goed

7430 want het hoofd krabben doet.


Corvus monedula, Vieill. (Corvus: raaf, monedula is Latijn voor kraai) (Colaeus monedula, L.) Kauw, kerkkauw of torenkraai, Duits Dohle, Engels daw of jackdaw, Franse choucas des tours.

Het is een slimme vogel en neemt dingen diefachtig weg en verbergt die op geheime plaatsen. Ze worden al jong uit het nest gehaald om ze te temmen. Die hechten zich spoedig aan hun meester maar hebben toch weer de dief- en moordachtige neigingen van de kraaien.

Mergus es de uogel godeweet

diemen met ons dukerre heet

jn marassche in riuieren

wandelt hi na sire manieren

7435omme dat hi die vissche vaet

langhe hi onder dat water gaet

doch moethi weder in die lucht

ende weder nemen sijn ademtucht

hare ionc sijn so gedaen

7440terst datsi uten doppe gaen

al uerliesen si vader ende moeder

dat si hem sonder behoeder

bedraghen connen ende gheneren

ambrosius scriuet sonder sceren

7445dat alse die dukere te lande vliet

ende hi roepende huter ze tiet

dat sie uoerweten ende uoersien

tempeest die dan sal gheschien

te wintre alsi stille leghet

7450eist dat hi uets te wesene pleghet

om dat hi minst danne ulieghet

het ne si oec iofte die nature lieghet

elc uoghel ulieghet meer int clare

dan in die lucht dicke ende sware

7455voghele namen gaen hute in .m

van .n. comen dandre na hem

87. Mergus is de vogel, God weet

die men bij ons duiker heet.

In moerassen en in rivieren

wandelt hij naar zijn manieren

7435 omdat hij de vissen vangt

en lang hij onder het water gaat

doch moet het weer in de lucht

en weer nemen zijn ademzucht.

Hun jongen zijn zo gedaan

7440 ten eerste als ze uit de dop gaan

al verliezen ze vader en moeder

dat ze zich zonder behoeder

gedragen kunnen en voeden.

Ambrosius schrijft zonder scherts

7445 dat als de duiker te lande vliedt

en hij roepende uit gaat

dat ze voorweten en voorzien

tempeest die dan zal geschieden.

In de winter, als het stil ligt

7450 is het dat hij vet te wezen pleegt

omdat hij het minst dan vliegt

het nee is ook of de natuur liegt

elke vogel vliegt meer in het heldere

dan in de lucht dik en zwaar.

7455 Vogelnamen gaan uit in m,

van n komen de andere na hem.

Met de naam duiker denken we aan Podiceps cristatus, L.de fuut, maar zijn vlees is niet eetbaar en vliegt weinig.

Mergus merganser, L. (Latijn mergus: duiker, anser: gans) is de grote zaagbek, zaageend, rosewaard, korporaal, boterbuik of duikergans, Duitse grosser Sager, Engelse goosander, Franse harle bievre. Alleen, de grote zaagbek broedt in het noorden, soms in N. Duitsland, Deense eilanden en Engeland. Vliegt zeer goed en duikt zeer goed.

Nisus dats die spareware

onder dedele voghele .i. uogel mare

want hi met proien hem ghenert

7460hine pleghet no begart

[ghenen gheselle an sine side

sulke wanen dat es van nide

ende sulke dat hem doet houerde

want hi den seghe alleene begherde]

7465ende ets te gheloeuene dat ic telle

want hi ne wil gheenen gheselle

ebben dan sines selues beiach

gheselscap vliet hi nacht ende dach

nochtan es dit uoer waer gheset

7470dat die spareware vaet sijn musschet

ende dit spreket aristotiles

dat ieghen die nature es

van allen uoghelen ghemeene

die hem met proien groot of cleene

7475gheneren dat hi vaet

gheslachte dat hem bestaet

mar die spareware es van desen

onsculdech deser edeleden

want hi proien up sijn ghenoot

7480scamedi mensce van scanden groot

dat elc uoghel ende elc dier

esset wreet ende onghier

al eist dat bi proien leuet

dattet den sinen urede gheuet

7485mar du entie spareware

hebbet dese edeleit ommare

die wilde sparewe pleghet

an wintertijt als men seghet

dat hi nauonts dat uoghelkin vaet

7490ende onder hem oudet dar hi staet

om te vermane sine voete

des morghens met goeder moete

latijt quite varen ende vri

een scone exemple dinket dit mi

7495ende houesch ende seere goet

ende elc danke datmen hem doet

ende elc sinen wert verdraghe

die edele spareware broet in der haghe

die dorpre die lettel doech

7500hi broedet up die bome hoech

mar elc mensche wese des vroet

so edelre baren so mere hoemoet

88. Nisus, dat is de sperwer,

(a) onder de edele vogels een vogel bekend

omdat hij zich met prooien voedt,

7460 (b) hij pleegt of begeert

geen gezel aan zijn zijde

(Sommige wanen dat is van nijd

en sommige dat hij dat doet uit hovaardigheid omdat hij de zege alleen begeert)

7465 en het is te geloven wat ik vertel

want hij wil geen gezel

hebben dan zijn eigen bejaag

gezelschap vliedt hij nacht en dag.

Nochtans is dit voor waar gezet

7470 dat de sperwer vangt zijn gezel.

En dit spreekt Aristoteles

dat dit tegen de natuur is

van alle vogels algemeen

die prooien groot of klein

7475 voeden met dat ze vangen

dan dat ze hun eigen geslacht slaan,

maar de sperwer is van deze

onschuldig van deze edelheid

want hij prooit op zijn echtgenoot.

7480 Schaam je, mens, van schande groot

dat elke vogel en elk dier

is het wreed of onguur

al is het dat het van prooien leeft

dat het de zijne vrede geeft,

7485 maar u en die sperwer

hebben deze edelheid niet.

De wilde sperwer pleegt

in de wintertijd, zoals men zegt

dat hij ‘s avonds een vogeltje vangt

7490 en onder zich houdt waar hij staat

om te verwarmen zijn voeten

‘s morgens met goede moed

laat hij het gaan varen en vrij.

Een mooi voorbeeld denk ik

7495 en hoffelijk en zeer goed

en elk bedankt dat men hem zo doet

en elk zijn waard verdraagt.

(e)De edele sperwer broedt in de hagen

de dorpse die weinig deugt

7500 hij broedt op de bomen hoog.

Maar elk mens wees er dus bekend

Hoe edeler gebroed, hoe meer ootmoed.

Accipiter: scherpvleugelen A. nisus, L. (aanstormen, Koning Nisos is volgens de sage in een sperwer veranderd) Sperwer,of vinkensperwer. Hij volgt de trek van de vinken zodat hij te vinden is in de beukenwouden. Maar hij lust ook duiven, tortels, muizen en insecten. Duitse Sperber, Engels sparrow hawk of sparhawk, dus eet ook sparrows of mussen, Franse epervier d'europa. Musket is het mannetje die kleiner is dan het vrouwtje.

De sperwers munten uit door hun vermetelheid en behendigheid bij het uitoefenen van het roversbedrijf. Ze behoren tot de meest begaafde leden van deze familie. Hij stoot graag van een boomtak schuin naar beneden in een troep mussen en ziet dan geen gevaar. Alle vogels die kleiner dan een patrijs zijn hebben van zijn aanvallen te lijden en kleine zoogdieren worden evenmin gespaard. Ze zijn van dezelfde kleur maar het vrouwtje is een 10cm groter

(a) Vooral het wijfje werd afgericht voor de vlucht op kwartels en andere kleine vogels.

(b) ‘Het is een roofvogel die geen gezel aan zijn zijde duldt. Uit afgunst, zeggen sommigen, maar anderen beweren dat het voorkomt uit hoogmoed, omdat de sperwer de eer van iedere overwinning voor zichzelf wil opeisen’.

(c ) De wilde sperwer vangt in de winter iedere avond een vogeltje en houdt dat ‘s nachts in zijn klauwen om zijn poten warm te houden, ‘s Ochtends laat ze het vriendelijk weer vliegen. Een behartigenswaardig verhaal, ‘wees altijd dankbaar en schik u naar uw gastheer’.

(e) De edelste soort sperwer nestelt in struiken, de gewone sperwer die weinig waard is, broedt in hoge bomen. Onthoud deze wijze les: hoe edeler gebroed, hoe meer ootmoed.

Nocticorax mach in latijn

jn dietsch .i. nachtrauen sijn

7505ende es ene maniere van hulen

diemen hort bi nachte dulen

ende dinke mi an mijn verstaen

dat mach sijn .i. hoerhaen

een bosch uogel al hut ende huut

7510ende es gheuedert naden scuwt

nachts ulieght hi in uelden in husen

ende leuet bi proien van musen

dar toe mint hi des menschen drec

crum heuet hi clawen ende bec

7515daghes sietmenne selden iof niet

want hi die clare sonne vliet

89. Nocticorax mag in Latijn

en in Diets een nachtraaf zijn.

7505 En is een soort van uil

die men hoort bij nacht dwalen

en denk ik te verstaan

dat mag zijn een auerhaan.

Een bosvogel geheel door en door

7510 en is geveerd naar de schavuit. (Bubo)

‘s Nachts vliegt hij in velden en in huizen

en leeft van prooien van muizen

daar toe bemint hij de mensendrek.

Krom heeft hij klauwen en bek

7515 op de dag ziet men het zelden of niet

omdat hij de heldere zon vliedt.

Nycticorax nycticorax, L. (Grieks nyx: nacht, corax: raaf, nachtraaf) Kwak, nachtraaf of nachtreiger, Duitse Nachtreiher, Engelse black crowned night heron en Franse heron bihorau.

Een reigersoort van zestig cm hoog. een wit voorhoofd met zwarte kop met een paar lange witte sprieten, de rest is zwart met een wat witte onderkant. Die is overdag rustig en wordt met de schemering actief. Dan laat hij zijn ‘kwak,’ horen, hees en rauw. Als nachtdier vliegt het onhoorbaar als een uil.

Het is een nachtvogel, een nachtegaal, een soort uil of de nachtzwaluw. Er zijn er die beweren dat het een dier is en geen vogel. Het is een geit met paardenpoten en een bek zo groot als een half openstaande brake, waarmee de hennep gebraakt of gebroken wordt. Anderen verzekeren dat het een gems is met vleugels. Men schrijft het geluid toe aan een klein paardje, de ronnekemere, onder Winterswijk denkt men aan de Berndekesjacht. De moeder verhaalt haar kind van de boze bisschop, Berendje van Geulen. Slechts aan weinigen is het gegund hem te zien. Ook in het noorden is hij bekend. In west Europa werd het beschouwd als een vogel van duisterheid wiens treurende gekraai een teken van kwaad was. Het is een alpdamon die in de vorm van een nachtvogel de nachtschade brengt en de dood aankondigt. ‘s Nachts komt de nachtkraai met zijn hatelijk geluid en verkondigt de dood van de mens. Hij heeft een menselijke stem.

In Shakespeare Much Ado About Nothing II iii 84, verwijst Benedick snijdend naar Balthasars gezang: ‘pray God his bad voice bode no mischief. I had as lief have heard the night-raven, come what plague could have come after is’ ‘als het een hond geweest was, die zo gehuild zou hebben, dan zouden zij hem opgehangen hebben en ik bid God, dat zijn schorre stem geen onheil aankondig! Ik had even lief de nachtraaf horen krassen, welk ongeluk daar ook op gevolgd ware.’ Vondel, Koning Davids Harpzangen, CI;

‘Geleek in een woestijn

De pelikaan heel stuur

Of de nachtrave in de muur’.

Nepa dinct mi die sneppe wesen

die so clar hord als wijd lesen

alst in scripturen es gheset

7520dat soe hare oren ande erde trect

ende hort arde wel der bi

of enech worm in derde sj

dan steket sinen bec dies lanc

jn derde ende aeltse vte an haren danc

7525daghes eist in die aghe bedect

mar ieghen auont het vte trect

ende in die morghenstont al vro

hier bi werden si gheuanghen soe

vlesch vander sneppen es ghesont

7530want het werdet uerduwet in curter stont

vander .N. hendic die wort

ende vander .o. scriuic v vort

90. Nepa, denk ik de snip te wezen.

die zo scherp hoort, zoals wij het lezen,

zoals het in schriften is gezet

7520 (a) dat ze haar oor op de aarde legt

en hoort erg goed daarbij

of er enige wormen in de aarde zijn

dan steekt het zijn bek, die is lang

in de aarde en haalt ze er uit tegen hun dank.

7525 Op de dag is het in de hagen bedekt

maar tegen de avond er op uittrekt

en in de morgenstond al vroeg

hierbij worden ze gevangen zo.

Vlees van de snip is gezond

7530 want het wordt verteerd in korte tijd.

Van de n eindig ik het woord,

en van de o schrijf ik u voort.

Gallinago gallinago, L.. Latijn gallina: hen. Snip naar zijn snebbe, de spitse snavel, Engelse snipe, Duitse Habergeisz of Bekassine en de becassine van de Fransen.

(a) Ze leven van wormen die ze door eigenaardig trippelen van de pootjes omhoog laat komen in de drassige grond.

De houtsnippen worden in november en december gejaagd. Dan hoort men de jager roepen ‘Tiro, houtsnip’ Tiro komt van het van Fran tire haut: ‘Leg hoog aan’

Shakespeare, Hamlet; v, 2, (Why, as a woodcock to mine own springe), Als een snip in mijn eigen strik gevangen’. Vondel in zijn ‘bijschriften op de twalef maanden’, schrijft bij januari:

‘Wien ‘t lust, dat die ten ijs met sleeën om snippen vaar

‘T Is best dat grootvaar thuis den dis en haard bewaar.’

Onocrotallus es bekent

een uogel van orient

7535ende es verboden in doude wet

so dattene gheen iode ne het

enen starken bec heueti ende langhen

dar hi mede can vissce vanghen

ende roepet lude naden butore

7540also datmen verre hore

enen crop heuet hi alse .i. sac

dar mede doet hi sijn ghemac

want dar in gadert hi te sire noot

van visscen sinen crop so groot

7545nochtan dat hem die buec es wl

ende dan nes hi niet so dul

alsem de buec idel es

die vissce des sijt gewes

hute sinen croppe hine werptse vt dan

7550ende wllet sinen buec deran

om dese onsuuerheit wanemen te bet

dattene verboet doude wet

91. Onocrotallus is bekend,

een vogel van de Oriënt,

7535 en is verboden in de oude wet

zo dat geen Jood het eet.

Een sterke bek heeft het en lang

waar hij mee kan vissen vangen

en roept luid naar de Butorius

7540 alzo dat men het ver hoort.

Een krop heeft hij als een zak

waarmee doet hij zijn gemak

want daar in verzamelt hij voor zijn nood

vissen, zijn krop is zo groot,

7545 nochtans als bij hem de buik is vol

dan is hij niet zo dol

als bij hem de buik leeg is

de vissen, dit is gewis

uit zijn krop werpt hij ze dan

7550 en vult zijn buik daarmee.

Om deze onzuiverheid, waande men het te zijn, dat het verbood de oude wet.

Pelecanus onocrotalus, L. heeft deze naam gekregen omdat hij zijn hoofd in het water steekt en dan een geluid als een ezel maakt. Het is een schreeuwer wat uit zijn bijnaam Onokrotalos blijkt: ‘die lawaai maakt als een ezel’, onos; ezel, krotalon, ratelaar.

Roze pelikaan, zie 94, pelikaan.

Hun totebel snavel is uitstekend geschikt voor het vangen en vasthouden van de buit. De bovensnavel is plat en de ondersnavel draagt een zak die tot grote afmetingen kan worden uitgerekt. De keelzak kan wel twintig en meer pinten water opnemen. Hun slokdarm is zo wijd dat je met de hand vissen uit de maag kan halen. Sanctius schrijft dat er een geweest is waarin men een jonge Moor vond. De zak wordt gebruikt als schepnet bij de visvangst en niet voor opslag. Vanwege de ligplaatsen zijn het meestal natte en vochtige nesten die door het neertrappen van riet en biezen op lompe wijze vervaardigd zijn. De hele omtrek is bedekt met hun vloeibare witte uitwerpselen en dat en de talrijke vissen, die bij het voederen verloren gingen, verspreiden in dit jaargetijde een walging wekkende verpestende stank. Een onrein dier, zie Leviticus 11.

Osma es .i. uogel wit

groot alse de swane die gherne sit

7555bi watre dar vissce sijn vele

neffenst den alse an sine kele

hanghet hem .i. sac wijt ende groot

die hem nature gheuet ter noot

om vele vissche derin tontfane

7560ende sine nature derbi te ghestane

want hem vele hetens bedarf

ende menne vintse nieweren menechwarf

dan in groten waterlande

want clene water ebben si thanden

7565van visschen ghemaket al bloet

den buc hebben si lanc ende groot

92. Osma is een vogel wit

groot als de zwaan. Die graag zit

7555 bij water waar vissen zijn veel

naast de hals en aan zijn keel

hangt hem een zak, wijd en groot

die hem natuur geeft ter nood

om vele vissen daarin te ontvangen

7560 en zijn natuur daarbij te staan

omdat hij veel eten nodig heeft.

En men vindt ze nergens zo menigvuldig

Dan in de grote waterlanden

want kleine waters hebben ze gelijk

7565 van vissen gemaakt al leeg.

De bek hebben ze lang en groot.

Zie 94 en 91

Oriolus es een uogel ghenoemt

van den sanghe die van hem comet

ende es van plumen openbare

7570scone ofti goudijn ware

jn bomen broedet hi ende singhet

also alse sine wlbringhet

jc wanet menet die wedewale

al es oriolus iplumet wale

7575sijn drec heuet so sware lucht

dat hijt selue so seere urucht

dat hi seere scuwet sijn smelt

want begatene die ghewelt

vanden stanke hi es so groot

7580hi maghere lichte af bliuen doot

verheft v niet steruelike keitiue

vp die sconeit van ven liue

wildt v seluen wel bekinnen

ghi vindet in huer erten binnen

7585ghenoech des ghi v moget scamen

alle sijn wi arde te samen

jn .o. ne vandicker nemme

nu hort vort vander .p.

93. Oriolus is een vogel, genoemd

naar het gezang dat van hem komt.

En is van pluimen openbaar

7570 mooi of het van goud was

in bomen broedt hij en zingt

alzo als het zijn naam uitbrengt

ik waan het bedoelt de wielewaal.

Al is Oriolus gepluimd wel

757 zijn drek heeft zo’n zware lucht

dat hij het zelf zo zeer vreest

dat hij zeer schuwt zijn geur

want begaat hem dat geweld

van de stank, die is zo groot

7580 hij mag er licht van blijven dood.

Verhef u niet, sterfelijke ellendige

op de schoonheid van uw lijf

wil u zelf wel bekennen

gij vindt in uw hart van binnen

7585 genoeg waar gij u voor mag schamen

alle zijn we van aarde (stof) tezamen.

In o vond ik er nimmer,

nu hoort voorts van de p.

Oriolus oriolus, L: Latijn aureolus: goud, ook klanknabootsend. Wielewaal, midden-Hoogduits Witewal, midden-Hoogduits en midden-Nederlands Wedewale, midden-Engels wudewale wat woodwale werd. Dit woord stamt van Germaans widu of wuduwalon waarbij wude hout betekent, de tweede naam is een vogelnaam die in Engels hickwall: groene specht, terugkeert. De oude naam is teruggebracht tot Duitse Pirol dat in midden-Hoogduits Piro was. Met zijn vele bijnamen Pirolf, Berolft, Hiltrof, Tyrolt, Gerolf, Wyrok en dergelijke werd de fluitende paringsgroet van de vogel nagebootst. Als je zijn paringsroep fluit komt de vogel eraan.

(a) Wielewaal, een schoonheid van helder goudgeel en zwartbont. Een van de fraaiste vogels ter wereld. Het mannetje schittert als fel goud waarbij het zwart van de staart en wieken heerlijk afsteekt.

(b) Hun nest hangt tussen twee takken van bomen of in een wig en zweeft dus in de lucht om voor vijanden verschoond te blijven. Het is een soort van muts of zak uit stro, mos en haar samengesteld. Ze zouden de uitwerpselen er niet uit gooien zodat er een grote stank van komt ‘Ee wielewaal heeft mooie veren, maar zijn uitwerpselen verspreiden zo’n walgelijke stank, dat hij er zelf voor terugdeinst. Ja, de stank ervan is z groot, dat hij eraan dood kan gaan als dat hem bereikt. Verhef u niet op de schoonheid van uw lichaam, ellendige sterveling. Als u de hand in eigen boezem wilt steken, vindt u voldoende om u voor te schamen. Wij zijn allen stof’.

Pellicanus spreket agustijn

7590ende isidorus de meester fijn

dat .i. grau uoghel sij

jn egipten wandelti

vp nilus die grote riuiere

pellicanus euet .i. maniere

7595dat hi sine ionghe minnet

mar alsise so pijnlic kinnet

want si ghier sijn an hare aes

so dootse die arem duaes

drie daghe beweent hise onblide

7600dan ontdoeti sijn selues side

ende met sinen bloede roet

so verwectise van der doet

oec es mede van hem bekent

als enich gheuenijnt serpent

7605sinen ionghen nemen tleuen

dat hijd hem mach wedergheuen

want tusschen hem ende dat serpent

es altoes onurede bekent

ende dats om dat pellicane

7610serpente hem pinen te uerslane

expumentator die scriuet

dat die pellicaen cranc bliue

na dat bloeden dat hi bloet

vp sijn dus vercorne broet

7615so dat hi in ghere wise

vlieghen mach om sine spise

so moeten sine jonghe dan

dor die noot die hem gaet an

soeken hare tweier beiach

7620sulc es traghe vpten dach

dat van quader herten bliuet

jn dat nest doot ende ontliuet

sulc ulieghet hute ende uoet hem seluen

ende beueelt sine oude den eluen

7625ende sulke sijn oec houes ende vroet

ende ghedinken om dat goet

dat hem moeder ende vader dede

ende hem ende hemseluen mede

alse dan die moeder oftie vader

7630werden des gheware algader

ende vander cranceit sijn ghenesen

die hem houesch ebben ghewesen

die houti ende uoetse warde

ende dandre iaghet hi sire uarde

7635twerande sijn pellicane

deene sijn in foreeste ic wane

dats die serpente vertert

ende dierem bi ghenert

ende dits gheen recht pellicaen

7640want hem .i. darem es gegaen

vanden gheswelghe toten huteganghe

dus ne mach hem gheene spise langhe

jn sinen lachame gheduren

ende bliuet magher bi naturen

7645der ouder filosofen boec

die van wondre doet ondersoec

seghet dat in licia gheschiet

wonder datmen bescreuen siet

elxs iars comen daer tere stede

7650bitende uogle ende andre mede

jn ene maent vp ene riuiere

dar uechten si in felre maniere

dat dar menech werdet ghewont

ende ontplumet ter seluer stont

7655vanden plumen makemen dar na

bedden dan in licia

ende men seghe dat de pellicane

pleghen desen strijt te bestane

elc mensce pinem te verstane

7660de nature vanden pellicane

die sine ionghe slaet to doot

om hare dorper gulseit groot

ende dan verwecket met sinen bloede

dit can wel doen got de goede

7665adaem onse vader die langhe doet

adde ghesijn ende inde grote noet

ontier ende dats dien here verdochte

die ons met sinen bloede cochte

ende ons lijf dede derbj ontfaen

7670dit was die vraye pellicaen

wi sijn die nu ontfarmen

jhesus lede ende carmen

jn arderike van armoeden

jn sine lede machmen voeden

7675gode als enen uercrancten man

dien dor ons sijn bloet ontran

nv vintmen traghe dorpers kinder

die hem seluen mer no minder

voeden ne conen noch gode mede

7680ne danken van sire oueschede

dese bedaruen in de neste

dit sijn de Joden die int leste

om dat si traghelike ghelouen

jn die elle sullen bliuen bescrouen

7685oec sijn dar ionc dier up vlieghen

ende vader ende moeder bedrieghen

ende hem seluen allene asen

dat sijn de ghene die verduasen

ende gode laten ende anebeden

7690afgode met groter dulheden

mar die goede kinderkine

bepensen die dogt ende die pine

die ihesus xpristus om ons ydogde

dar hi andie cruce droghede

7695ende ons met sinen bloede ynas

ende danken sinen leden das

den armen van emelrike

die si uoeden hoemoedelike

wel hem dies sijn bedacht

7700want alsi comet in sine macht

hi saels hem danken inden trone

ende uoeden met eweliken lone

enten dorpre metten traghe

sal hi in der hellen iaghen

94. Pellicanus, spreekt Augustinus

7590 en Isidorus, die meester fijn.

dat het een grauwe vogel is.

In Egypte wandelt het

op de Nijl, die grote rivier.

(a) Pelikaan heeft een manier

7595 dat hij zijn jongen bemint

maar als hij ze pijnlijk kent

omdat ze zo gierig zijn om hun aas

dan doodt ze hen die arme dwaas.

Drie dagen beweent hij ze droevig

7600 dan opent het zijn eigen zijde

en met zijn bloed rood

dan verwekt hij ze uit de dood.

Ook is mede van hem bekend

als enig venijnig serpent

7605 zijn jongen nemen het leven

dat hij het hun mag weergeven

want tussen hem en het serpent

is altijd strijd bekend

en dat is omdat de pelikaan

7610 serpenten denken hem te verslaan.

Experimentator die schrijft

dat de pelikaan zwak blijft

na dat bloeden, dat hij bloedt

op zijn dus uitverkoren broed

7615 zodat hij in geen wijze

vliegen mag om zijn spijs

dan moeten zijn jongen dan

vanwege de nood die hen gaat aan

zoeken hun allen bejag.

7620 Er zijn er die traag zijn op de dag

dat het van een kwaad hart er blijft

in dat nest dood en ontlijft.

Er zijn er die vliegen uit en voeden zichzelf

en beveelt zijn ouders het elfsgedrocht.

7625 En er zijn die ook hoffelijk zijn en goed

en denken om dat goede

dat hen moeder en vader deden

en voeden hen en zichzelf mede.

Als dan de moeder of die vader

7630 worden dat gewaar allemaal

en van de zwakte zijn genezen

die hen hoffelijk zijn geweest

die houden ze en voeden ze waardig

en de andere jagen ze uit hun gezicht.

7635 (b) Twee soorten zijn er van pelikanen

de ene leeft in het bos, als ik waan,

dat is die serpenten verteert

en die er zich mee voedt

en dit is geen echte pelikaan

7640 want hem is een darm uitgegaan

van het zwelgen tot de uitgang

dus mag geen spijs lang

in zijn lichaam blijven

en blijft mager bij naturen.

7645 Het oude filosofen boek

die van wonderen doet onderzoek

zegt dat in Licie geschiedt

een wonder, dat men beschreven ziet.

Elk jaar komen daar ter plaatse

7650 bijtende vogels en andere mede

in een maand op een rivier

daar vechten ze in felle manieren

zodat daar menige wordt gewond

en ontpluimt gelijker tijd

7655 van de pluimen maakt men daarna

bedden dan in Licie.

En men zegt dat de pelikaan

plegen deze strijd te bestaan.

Elk mens pijnigt zich te verstaan

7660 de natuur van de pelikaan

die zijn jongen slaat dood

om hun dorpse gulzigheid groot

en ze dan opwekt met zijn bloed

dit kan wel doen God, de goede

7665 Adam onze vader, die al lang dood

was geweest en in grote nood

tot hier dat de Heer hem bevrijde

die ons met zijn bloed kocht

en ons lijf deed daarbij ontvangen,

7670 dit was die fraaie pelikaan.

Wie zijn ze, die zich nu ontfermen

In Jezus lijden en kermen

in het aardrijk van armoede

in zijn leden mag men voeden.

7675 God als een verzwakte man

die voor ons zijn bloed liet gaan.

Nu vindt men trage dorpse kinderen

die zichzelf min of meer

niet voeden kunnen, nog God mede

7680 nee, bedanken van zijn hoffelijkheid

deze sterven in het nest,

dit zijn de Joden die tenslotte

omdat ze traag geloven

in de hel zullen blijven schreien.

7685 Ook zijn daar jongen, die uit vliegen

en vader en moeder bedriegen

en zelf alleen eten,

dat zijn de heidenen die verdwazen

en God verlaten en aanbidden

7690 afgoden met grote dolheden.

Maar de goede kinderen

denken om de deugd en de pijn

die Jezus Christus om ons gedoogde

waar hij aan het kruis droogde

7695 en ons met zijn bloed genas

en bedanken zijn leden dat

de armen van het hemelrijk

die ze voeden ootmoedig

wel hem die daar op zijn bedacht

7700 want als hij komt in zijn macht

hij zal hen bedanken in de troon

en voeden met het eeuwig loon

en de dorpse met de trage

zal hij in de hel jagen.

Pelecanus onocrotalus, L, Pelikaan, midden-Nederlands pellicaen, Duitse Rosapelikan, Engels white pelican en Franse pelican blanc dat uit Latijn pelicanus en dat uit Grieks pelekan stamt, van pelekas: boomspecht, vergelijk Sanskriet parasus: aks of bijl. Het is een Oosters leenwoord, vergelijk het Babylonisch-Assyrisch pilaqqu: aks of bijl. In Hebreeuws wordt ze qaաth genoemd, de vertaling zou ‘vergeven’ zijn, vanwege het feit dat de ouden de jongen met verteerd voedsel voeden, wat ze uit de bek halen.

(a) ‘Ee serpenten haten deze vogel door instinct. Want als de moeder om voedsel gaat dan klimmen ze op een boom en steken en infecteren de jongen. Als de moeder weer terugkomt maakt ze zich drie dagen zorgen om de jongen. Dan slaat ze zich op de borst zodat er bloed uitspuit en brengt dit hete bloed op haar kinderen, door de kracht van dit bloed komen de dode kinderen weer tot leven. Door de grote bloeding wordt de moeder duizelig, de jongen gaan dan uit het nest om voor zichzelf voedsel te zoeken. Sommige van hen verzorgen hun duizelige moeder met voedsel en sommige zijn onvriendelijk en denken niet aan hun moeder. Maar de moeder houdt dit in de gaten en als ze weer op sterkte is voedt en liefkoost ze de jongen die haar in haar nood bijstonden en duwt de anderen als onwaardig weg die niet meer bij hen mogen wonen’.

Sinds oude tijden is ze het symbool van opofferende moederliefde, sinds de middeleeuwen ook de offerdood en lijden van Christus omdat men zegt dat het dier zijn borst verwondt en zijn kinderen voedt met zijn bloed. ‘Wie bekommert zich tegenwoordig om zijn medechristenen, de leden van Christus lichaam, die in armoede verkwijnen? In hen kan men Jezus zien die voor ons Zijn bloed vergoot, en hen voedt zoals men een zieke zou voeden. Maar er zijn ook luie, slechte kinderen, die zichzelf niet kunnen voeden, en God niet dankbaar zijn voor Zijn offer, zij sterven in het nest. Dit zijn de Joden die uiteindelijk voor eeuwig naar de hel worden verbannen omdat ze traag van geloof zijn en blijven wachten op de Verlosser. Er zijn ook jongen die uitvliegen, maar zich niet om hun vader en moeder bekommeren en alleen zichzelf te goed doen. Dit zijn redeloze heidenen, die zich van God afkeren en in hun verdwaasdheid afgoden aanbidden. De goede kinderen gedenken het lijden en de dood van Jezus Christus, Die aan het kruis kwijnde van dorst en ons behield door het vergieten van Zijn bloed. Zij danken Hem door Zijn leden, de armen van deze wereld, genadig te voeden. Zalig zijn zij die hieraan denken want als Hij weerkomt in Zijn volle glorie zal Hij in de hemel Zijn dankbaarheid tonen en hen voeden met Zijn eeuwige loon. Maar de luiaards en de zondaars en degenen die traag van geloof zijn zal Hij in de hel storten’ .

Dit symbool komt niet van de klassieke schrijvers. Maar het schijnt zich ontwikkeld te hebben tijdens de eerste drie Christelijke eeuwen door commentators op de Septuagint. Er zijn verschillende versies.

1, Een verhaal gaat rond dat de jongen gedood werden door de moeder (of door een serpent) die na drie dagen van berouw (of de manlijke vogel die na drie dagen terugkeert) hen weer tot leven wekt door zichzelf te verwonden met de bek en hen met bloed te besprenkelen. De Septuagint verwijst naar de pelikaan in Psalm 102; 7 en Jes. 34; 11 maar geeft geen materiaal voor voorgaand verhaal.

Of het verhaal is van een Egyptische versie en verwijst naar een andere vogel. Het eerste idee lijkt in de Physiologus aanwezig te zijn. ‘de slang blaast zijn gif in het nest en doodt de jongen. De moeder die terugkomt ziet de jongen dood en vliegt op naar een wolk. Ze strijkt zichzelf in haar zijde met de vleugels tot het bloed eruit stroomt en laat de druppels door de wolken vallen op de jongen, die weer tot leven komen’ Soms wordt verhaald dat de moeder zich zo doodt, maar meestal dat ze duizelig wordt en dan door haar jongen gevoed wordt. Als ze sterk genoeg zijn gooit ze die eruit die haar niet geholpen hebben.

2, Anderen dat de moeder de jongen door liefde knuffelt en ze zo doodt.

3, Of dat de jongen als ze ouder worden hun ouders in het gezicht slaan, die worden boos en doden de jongen.

Alle verwijzingen van de pelikaan tot in de zestiende eeuw verwijzen naar het opwekken in het leven door de bloeddruppels van de ouden.

Andere mogelijkheid. ‘Dat de pelikaan in plaats van zijn nest in het geboomte en op de hoogte maakt het op de vlakke grond maakt. Dat hebben de mensen zo ook gezien en bij het nest droge koemest steken waaronder zij vuur leggen. Wanneer nu de pelikaan de rook verneemt tracht hij door het slaan met de vlerken het vuur te doven wat integendeel hierdoor sterker aangewakkerd wordt en daardoor zijn vlerken verbrand en in het vuur valt zodat gij voor de vogelaars een prooi wordt.’

(b) is wel de Ibis, zie 61.

(c ) ‘Jaarlijks vechten ze in Lycië (gebied in Klein-Azië) omtrent de rivier Xanthus met raven, kraaien en andere vleeseters. Als zij de overwinning behalen beloven ze de inwoners overvloed van allerlei vruchten maar als ze overwonnen worden, de vruchtbaarheid van schapen, runderen en andere viervoetige dieren. Van de veren die in het rond stuiven maken de Lyciers bedden’

Mulder; Het legendarische levenwekkende bloed van de pelikaan zou zijn bestaan kunnen ontlenen aan de gewoonte van deze vogels om hun jongen te voeden met (bloederige) vissen uit hun keelzak. Een andere verklaring is gezocht in de rode kropvlek en de keelzak die in de broedtijd bij de kroeskoppelikaan zichtbaar worden en die eruitzien als een wond.

Lycië - gebied in Klein-Azië.

In de allegorische identificatie van de pelikaan met Christus weerklinkt Psalm 102:7: ‘Ik ben gelijk aan een pelikaan in de woestijn’

Zo heeft de goede God ook met onze stamvader Adam gehandeld - na Zijn dood en voor de Opstanding zou Christus een bezoek aan de hel gebracht hebben, waarbij Hij uit het voorgeborchte de aartsvaders bevrijdde en andere deugdzame zielen uit het Oude Verbond die daar Zijn komst afwachtten om met Hem ten hemel te varen.

De leden van Christus lichaam - de door Christus op aarde achtergelaten arme medebroeders, de armen en behoeftigen. Zie I Cor. 6:15: ‘weet gij niet, dat uw lichamen leden van Christus zijn?’ Zie ook I Cor. 12:12-31 en Matt. 25:40: ‘In zoverre gij dit aan een van mijn minste broeders hebt gedaan, hebt ge dit mij gedaan’.

7705Porfirio alse die lettre seghet

heuet des gheen uoghel pleghet

want enen voet euet hi als de haren

den anderen als de gans te waren

desen hete wi den buc haren

7710hi can oghe in de lucht varen

ende merket nouwe in sijn clemen

waer de uissche int water swemmen

dan sciet hi neder met uluchte groot

ende grijpt den visch in sinen poet

7715die ghemaket es na sarens voet

metten andren hi dat doet

also dathi mach vp risen

ende ulieget wech met sire spise

men vintse groot enten maten cleene

7720vele inde werelt ghemeene

95. 7705 Porphiro, zoals de brief zegt.

heeft wat geen vogel pleegt

want een voet heeft het als de arend

de andere als de gans te zijn.

Deze noemen wij de bokarend. (broek)

7710 Hij kan hoog in de lucht varen

en merkt goed in zijn klimmen

waar de vissen in het water zwemmen

dan schiet hij neder met vlucht groot

en grijpt de vis in zijn poot

7715 die gemaakt is naar de arends voet

met de andere hij dat doet

alzo dat hij mag op rijzen

en vliegt weg met zijn spijs.

Men vindt ze groot en de maat klein

7720 veel in de wereld algemeen.

Haliaeetus albicilla, L.zie 74.

‘Een adelaar, die een prooi op het water slaat, heeft een poot gesloten en dicht en zwemt daarmee. De andere poot is een gespleten voet vol met scherpe klauwen waarmee ze de prooi slaat.’ Mogelijk omdat de adelaar, die een prooi op het water slaat, een poot gesloten heeft waarmee ze dan zou zwemmen. De andere poot is een gespleten voet vol met scherpe klauwen waarmee ze de prooi slaat.

Pauo es in dietsch de pau

die es van vedren root ende blau

entie sconste es diemen kent

ghehouet es hi als serpent

7725elc man kennet wel sine ghedane

des keric mi te min dar ane

maer .i. meister spreket dese sake

pau es ihouet als de drake

sijn luud es oft de duuel ware

7730sijn ganc stille inde ghebare

als die dief sine plumen mede

recht na des emels sconede

sijn luud veriaghet war si sijn

alle beesten die draghen venijn

7735noch hare gheen ne bliuet lanc

dar si horen sinen sanc

augustijn segt openbare

dat paus vleesch binnen .j. jare

none stinket no rot

7740die pau es .i. ouerdich sot

siemen om sine sconeit an

hi ondoet sinen start dan

jeghen de sonne dat men bedien

sine sconeit mach ysien

7745mar alsi sinen voet siet

velti den start dan ende vliet

xxv. jaer mach hi leuen

jn houden bouken vintmen bescreuen

dat den ouden wast int houet

7750een precios steen dies ylouet

die pau werpet als die loure vallen

sine stert vedren met allen

ende latj hem node kinnen

tote dat si hem weder wasse beghinnen

7755alsi ontwake wert bj nachte

so roepti lude ende onsochte

want hi euet var ende toren

dat sine sconeit es verloren

eier legghensi eens te jare

7760ende die pawinne pinet hare

dat soese den pau onstect

want vint hise dat hise breect

sine jonc willi verslaen

tote dien dat hem de coppe siet vte gaen

7765bonen niet te sere ghebraden

doet die pau gherne ghegaden

als die pau clemmet oghe

dat meent rein al waest terst droghe

witte pawe vindmen mede

7770ende wilde pawe in somegher stede

mar niet van vedren so fijn

als die huus pawe sijn

96. Pavo is in Diets de pauw,

(a) die is van veren rood en blauw

en de mooist die men kent.

Gehoofd is hij als een serpent.

7725 (b) Elke man kent wel zijn gedaante

dus vertel ik daar weinig van.

Maar een meester spreekt deze zaak,

de pauw heeft een hoofd als een draak

zijn geluid is of het de duivel was,

7730 zijn gang stil in die gebaren

als de dief, zijn pluimen mede

recht naar de hemelse schoonheden.

Zijn geluid verjaagt, waar ze zijn

alle beesten die dragen venijn

7735 en geen van hen blijft lang

waar ze horen zijn zang.

Augustinus zegt openbaar

dat pauwen vlees binnen een jaar

niet stinkt of verrot.

7740 (d) De pauw is een hovaardige zot

ziet men het om zijn schoonheid aan

hij opent zijn staart dan

tegen de zon dat men daarom

zijn schoonheid mag zien,

7745 maar als hij zijn voeten ziet

velt hij de staart neer en vliedt.

Vijf en twintig jaar mag hij leven.

In oude boeken vindt men beschreven

dat bij ouderdom groeit in het hoofd

7750 een kostbare steen, dus geloof het.

De pauw werpt als de bladeren vallen

zijn staartveren met z’ allen

en laat zich nauwelijks kennen

totdat ze weer groeien beginnen

7755 als hij ontwaakt wordt bij nacht

dan roept hij luid en hard

want hij heeft gevaar en is vertoornd

dat zijn schoonheid is verloren

(e) Eieren leggen ze eens in het jaar

7760 en de pauwin denkt bij zichzelf

dat ze die voor de pauw verbergt

want vindt hij ze, dat hij ze breekt.

Zijn jongen wil hij verslaan

totdat ze uit de kop ziet uitgaan.

7765 Bonen niet te zeer gebraden

doet de pauw graag pakken.

As de pauw klimt hoog

dat betekent regen, al was het eerst droog.

(f) Witte pauwen vindt men mede

7770 en wilde pauwen in sommige plaatsen

maar niet van veren zo fijn

als de huispauwen zijn.

Pavo cristatus: gekamd. Pauw, midden-Nederlands pau, oud-Hoogduits Pfawo (nu Pfau) oud-Engels pawa en pea, (Frans paon) wat uit Latijn pavo of pavonis stamt en dit uit Grieks en dat uit een vreemde taal, waar het toghai heet. In Hebreeuws heet het dier tukkijim dat van Sanskriet cikhi stamt. Een vermenging met haan en vogel vertoont noord-Duits Pawenhan en midden-Engels pecock zodat het nu peacock is.

(a) Shakespeare i King Henry VI, iii, 3,6;

‘And like a peacock sweep along his tail’, ‘En pronkt, een pauw gelijk, vrij met zijn staart

Weլl pull his plumes and take away his train’ Wij plukken hem en knotten zijn pronk.’

(b) ‘Ee pauw heeft een stem als een vijand, het hoofd van een serpent en gezicht van een dief. Hij verrast met zijn stem de ongenode gasten die in zijn tuin komen, is een goede schatbewaarder. Met zijn stem verschrikt hij serpenten en verdrijft alle giftige dieren zodat die niet zullen blijven waar zijn geluid wordt gehoord’

(c ) Zijn vlees is zo hard dat het moeilijk rot en met koken hard blijft. Galenus vermeldt dat ze moeilijk te verteren zijn. Augustijn beweert dat pauwenvlees niet verrot, maar wel een jaar lang goed blijft. Vanwege het idee dat pauwenvlees niet vergaat kwam het gebruik van de pauw als symbool van onsterfelijkheid.

(d) ‘Ee pauw heeft vuile en gerimpelde voeten. Hij is verwonderd over het opstijgen en de prachtheid van zijn veren en steekt ze op als een cirkel boven zijn hoofd dan kijkt hij naar zijn voeten en ziet hun vuiligheid en alsof hij beschaamd is laat hij zijn veren plotseling vallen en schenkt geen aandacht meer aan die pracht’ In de Physiologus staat dan ook: ‘Hij ziet zijn voeten en schreeuwt vervaarlijk en ziet dat ze niet in verhouding zijn met de rest van het lichaam. Daarom houdt hij zijn lange staart gespreid als hij geprezen wordt en lager als men naar zijn voeten kijkt.’ ‘Het is een engel in veren en een rover in voeten en heeft een nare en helse stem waarvoor wij ijzen moeten’ .

(e) Het mannetje begeert wel vijf wijfjes en als hij geen andere vindt zal hij op de broedende afvliegen en de eieren breken. ‘Ee pauw is een vogel die niet van zijn kinderen houdt en het mannetje zoekt het vrouwtje op en pakt haar eieren om ze te breken zodat het vrouwtje hem bedriegt en haar eieren verbergt’ .

(f) Witte pauwen werden als een bijzonder privilege gehouden op het kasteel Staverden bij Ermelo op de Veluwe, speciaal voor de helmsier van de Gelderse hertogen.

Perdix heet pertrice bj namen

jacob ende ysidorus te samen

7775ende sente segghen ambrosis mi

dat .i. loes voghel sj

want elc anders eier stelt

maer als die ionghe sijn ghetelt

kinnen si die moeder diese wan

7780biden lude ende uolghen hare dan

hare nest oric ghewaghen

makensi gherne in dicke aghen

ende comt hiemen ten neste nar

die moeder comt hem ieghen dar

7785ende gebard als of soe cranc ware

om dat soene wil doen volghen hare

ende verre of leeden anders waer

als hare jonc ebben vaer

vallensi vp ward ende decken hem mede

7790met rusen dit es hare sede

die si ouden in hare voete

hare luxurie es arde onsoete

dat si noten jeghen nature

plinius scriuet in sine scripture

7795dat die anekine om tiden

sere om die ennekine striden

entiere uerwint dat hi onsoete

den anderen terdet onder de voete

gheen wilt ulesch es so ghesont

7800alse die pertrice in hare stont

hare galle alse plinius seghet

vp datmerre effene ieghen weget

honex ende mint minghe dan

dattet doghen verclarsen can

97. Perdix heet patrijs bij naam.

(a) Jacob en Isidorus tezamen

7775 en Sint Ambrosius zeggen mij

dat het een loze vogel zij

want elk de ander z’ eieren steelt

maar als de jongen zijn geteeld

kennen ze de moeder die ze won

7780 bij het geluid en volgen haar dan.

(b) Hun nest, hoor ik gewagen,

maken ze graag in dikke hagen

en komt iemand het nest bij

de moeder komt hij tegen daar

7785 en gebaart alsof ze ziek was

omdat ze hem wil doen volgen haar

en ver of leiden anders heen.

Als hun jongen hebben gevaar

vallen ze opwaarts en bedekken zich mede

7790 met de rus, dit is hun zede

die ze houden in hun voeten.

Hun wulpsheid is zeer erg

dat ze paren tegen natuur.

Plinius schrijft in zijn schrift

7795 dat de haan in die tijden

zeer om de hennen strijden

en die hij overwint, dan hij gard

de andere trapt onder de voeten.

Geen wild vlees is zo gezond

7800 als van de patrijs in alle tijd.

(d) Hun gal, zoals Plinius zegt

opdat men er gelijk bij weegt

honing en munt mengen dan

dat het de ogen verhelderen kan.

Perdix perdix, L Patrijs of veldhoen, midden-Nederlands pertrijs of patrice, Engels partridge, van oud-Frans pertris of perdris (nu perdrix gris) van Latijn perdicem en dat van Grieks perdix, mogelijk naar het geluid dat de vogel maakt als hij van de grond los komt. De Duits Rebhuhn heette in oud-Hoogduits Reb(a)huon, vergelijk Noord Duits rap: snel, Raphone.

(a) Toen Jeremia 17: 11 de patrijs beschuldigde van nestroverij was hij op onzekere grond: ‘Een veldhoen, dat zijn eieren uitbroedt, die het niet gelegd heeft...en bij zijn einde zal hij een dwaas zijn’. Hij verwijst hier naar het oude geloof dat een patrijs eieren steelt van andere nest en ze uitbroedt als haar eigen. Dat de gestolen kuikens terugvliegen naar hun echte moeder zo gauw als ze kunnen vliegen. Er wordt aangenomen dat de vers eindigt met ‘zo dat hij rijk wordt en niet door recht, in het midden van de dag zullen ze hem verlaten.’ Mogelijk werden de eieren gewoon verzameld om te eten en heeft het niets met de hen te maken die zijn eieren telt.

(b) Patrijzen verbergen en maken hun nesten in dorens en twijgen van struiken en bosjes zodat ze goed verdedigd zijn tegen wilde beesten. De jongen bewegen al zeer behendig vanaf hun eerste levensdag. Moedig stellen beide ouders zich te weer, doen geen aanval maar trachten de aandacht van de vijand op zich te vestigen en van de jongen af te leiden tot ze van oordeel zijn dat die zich ver genoeg verwijderd heeft.

(c ) ‘Ee patrijs in een onrein dier. In zijn vergeetachtigheid vergeet hij de sekse en het verschil tussen mannetjes en vrouwtjes. Ze hebben hun gelijken niet onder de dieren in ritsigheid ’zoals Plinius betuigt. De oorzaak is de overtolligheid waar zij zo vol van zijn zoals Aristoteles aanwijst in zijn boek. We lezen dat ze hun zaad schieten als ze zichzelf in een spiegel zien, of als ze maar vrouwtjes zien of horen spreken. Het vreemde is dat alle andere dieren daarvan korter leven maar de patrijs vet wordt en meerdere jaren leeft dan een haan.

(d) ‘Ee gal van een patrijs dat gemengd wordt met hetzelfde gewicht aan honing, verheldert het gezicht en daarom moet dit in een zilveren doos gehouden worden’ Vroeger werd de gal en andere delen tegen oogziektes, slecht horigheid en vele andere ziektes gebruikt.

7805Platea alse plinius seget

es .i. uogel die des pleghet

dat hi de dukers wacht in de ze

ende doet hem dan so wee

dat hi hem hare proie ontdraghet

7810oec lesemen dat hi hem verdraghet

met musselen die hi swelget gheel

alsise heuet uerduwet een deel

werpet hi hute die scellen weder

ende latet dandre vallen neder

98. 7805 Platea, als Plinius zegt,

is een vogel die dit pleegt

dat hij de duiker opwacht in de zee

en doet hen dan zo wee

dat hij hun prooi ontneemt.

7810 Ook leest men, dat hij zich verdraagt

met mosselen, die hij opzwelgt geheel

als hij ze heeft verteerd een deel

werpt hij uit de schellen weer

en laat het ander vallen neer.

Larus marinus, L. (van de zee) is de mantelmeeuw, Duitse Mantelmowe, Engelse great black backed gull en Franse goeland marin.

De mantelmeeuw rooft eieren en eet vis en dode dieren, ook zwakke dieren en kleine dieren aan het strand. Als de schaal te hard is vliegt ze ermee omhoog en laat het dan te pletter vallen.

7815 Plumales dat sijn manieren

erande van pluuieren

diemen seghet dat bider lucht

leuen sondre andre vrucht

nochtan vintmense wel gheuoet

7820waer bi men wil wesen vroet

datse uoedet de lucht alleene

dats om datmen groot no cleene

jn haren darem ne vint

dies wanic datse voedet de wint

99. 7815 Pluviales, dat zijn manieren,

een soort van pluvieren

die men zegt dat van de lucht

te leven zonder andere vrucht.

Nochtans vindt men ze goed gevoed

7820 waarbij men wil wezen bekend

dat ze gevoed worden door de lucht alleen

dat is omdat men groot of klein

in hun darmen niets vindt

dus waan ik dat ze gevoed worden door de wind.

Phaeton aethereus, de keerkringvogel met lange staartveren vandaar de Franse naam paille en quene. Zoon van de zon noemde Linnaeus een vogel die voor de zeeman een kenteken is dat zijn vaartuig de hete aardgordel bereikt heeft. Komt voor in de zeeën van de tropische aardgordel die over de onafzienbare oceaan dwaalt. Soms begeleiden ze de schepen dagenlang. Ze kunnen in de lucht staan en duiken naar vissen.

7825Pica dats der aecstren name

van plumen scone ende bequame

soe ende hie vele scalcheit can

hare nest onsetsi elken man

so maket scarp van dornen buten

7830bouen can soet decken ende sluten

ende maket ij gate me no min

dar soe selue gaet vte ende jn

met erden maket soet sochte binnen

plinius doet ons bekinnen

7835dat aecstren ionghe ouer waer

gheten maken doghen claer

ende dat si sijn gheuleghen best

worde daecstre in .i. strec gheuest

al tlijf houtse stille ghemene

7840sonder metten becke allene

dar toe doet soe hare macht

hoe soet ondoet met hare cracht

jonc vp ghehouden leren si wale

some spreken meneghe tale

7845ende oren nauwe na die word

dat sise gherne bringhen vord

die die tonghen ebben breet

spreken best ende ghereet

100. 7825 Pica dat is de ekster naam,

van pluimen mooi en bekwaam

zij en hij die veel schalksheid kan.

(a) Hun nest ontziet elke man

ze maakt het scherp van dorens buiten

7830 boven kan ze het bedekken en sluiten

en maakt twee gaten min of meer

waar ze zelf gaat uit en in

met aarde maakt ze het zacht van binnen.

Plinius doet ons bekennen

7835 dat eksterjongen voor waar

gegeten maken de ogen helder.

En waar ze zijn gevlogen het meest

wordt de ekster in een strik gevat.

(b) Het hele lijf houden ze stil algemeen

7840 uitgezonderd met de bek alleen

daartoe doet ze haar macht

hoe ze het opent met haar kracht.

Jong gehouden leren ze wel

soms spreken menige taal

7845 en horen goed naar dat woord

dat ze graag brengen voort.

Die de tong hebben breed

spreken het beste en gelijk.

ica pica, L. Ekster, midden-Nederlands aecster of (a)exter, Duits Alster of Elster, midden-Hoogduits Agalaster, oud-Hoogduits Agalstra of Egilistra. Dit stamt uit een West Germaans woord ago, vergelijk het oud-Saksisch Agastria, oud-Engels agu en Friese akke of aakster, mogelijk is het dier genoemd naar zijn spitse staart of snavel. Engels magpie, origineel magot pie, van Frans mag, wat een afkorting is van Margaret, en van pie bavarde, dat eerste deel van het Latijnse pica, vergelijk picus: woodpecker, het is Margarets pie of kraai, mogelijk naar zijn geluid ‘shatterpie’ Het betekent ook kletskous in het Engels, Frans pie.

(a) Het nest plaatsen ze het liefst aan landwegen in hoge bomen, ook in kreupelhout aan de bosrand. Van buiten is het nest groot en kan dan wel zestig cm in diameter zijn hoewel het van binnen maar een twintig cm meet en als een zachte matras bekleed is. Eksters maken vaak grote nesten die alle jaren groter worden, zodat het soms lijkt alsof er een man in de boom zit. Het nest is stevig gebouwd van doornige takjes en van binnen met leem bestreken en meestal overwelfd. ‘Hij bouwt een nest met twee holen, de ene gaat hij in en in de ander doet hij zijn staart’.

(b) Vondel, Harpoen aen Jonckheer Landelot;

‘En weet haar moed hier na te strekken en te vieren

Veel dingen zijn nut, maar ‘t is niet al te fraai

Een huis die versierd is met een mooie papegaai

Maar snatert hij te veel, hij is gelijk een ekster’.

Het is bekend dat er eksters gestorven zijn vanwege kwaadheid omdat ze sommige woorden niet konden leren of uitspreken en ook dat ze, hoe vaak ze sommige woorden ook gehoord en gerepeteerd hebben, die vaak vergeten. Hun geheugen is zo klein en ze vergeten de woorden gauw. Als eksters ouder worden kan men ze leren praten. Om te kunnen praten heet het, dat hij van de tongriem moet worden gesneden. Daarvan maakt men in sommige streken dat op drie vrijdagen een stukje van zijn tong moet worden gesneden. Daardoor gaat het dier echter niet spreken, het bezwijkt aan die foltering.


Picus es i uoghel echt

7850na minen wanen eist .i. specht

also sterc es hi ghebect

dat hi die bome dore pect

onder die scorse na sire wise

soeket hi worme te sire spise

7855jn olen bomen maectj sine nest

dar broeti sine jonghe best

sloughe oec iemen yser of hout

jn die gate met ghewout

ende picus niet in ne mochte

7860hi vloghe och ende sochte

j. cruud dart mede uloghe vte dat

hoe vaste dattet stake int gat

oude bouke segghen dat

van desen crude tere stat

7865dat mer mede mach ontsluten

alrande slote van buten

die die word dar toe can segghen

diere mede toe ghelegghen

gheen mensche kennet echt

7870sonder bj naturen die specht

scarp sin sine clawen ghemene

dies sieti node up die stene

sulc ghelijct merlen wale

sulc .i. deel den wedewale

7875sulke sijn up thouet roet

die sijn sconst ende groet

101. Picus is een vogel echt,

7850 naar mijn waan is het een specht.

Alzo sterk is hij gebekt

dat hij de bomen doorpikt

onder de schors, naar zijn wijze

zoekt hij wormen voor zijn spijs.

7855 In holle bomen maakt het zijn nest

daar broedt het in zijn jongen best.

(a) Sloeg ook iemand ijzer of hout

in die gaten met geweld

zodat Picus er niet in mocht,

7860 hij vloog ook en zocht

een kruid waar het mee uitvloog dat

hoe vast het ook stak in het gat.

Oude boeken zeggen dat

van dit kruid daar ter plaatse

7865 dat men ermee kan openen

allerhande sloten van buiten

die het woord erbij kan zeggen

die er mede aan liggen

geen mens kent het echt

7870 alleen van naturen die specht.

Scherp zijn de klauwen algemeen

dus zit ze node op een steen.

Er zijn er die lijken op de merel wel

of voor een deel op de wielewaal.

7875 Sommige zijn op het hoofd rood

die zijn de schoonste en groot.

Picus, Latijn voor specht. Specht, midden- en oud-Hoogduitse Speht, nu Specht, Engelse speight of wood-pecker, oud-Frans espoit en nu epeiche of pic. Waarschijnlijk betekent het woord in Indo-Germaans een grote vogel die bont is of vlekken heeft. Of het duidt op de spitse snavel, vergelijk spijker.

Dendrocopos major, L. (Grieks dendron; boom kopto; slaan, en groter) grote bonte specht, Franse pic bigarre, Duitse Grosser Buntspecht, Engelse Northern great spotted woodpecker die vooral de dennenbossen bewoont. Het is onze bekendste specht.

(a) Salomon had zo’n kracht ook nodig bij het bouwen van de tempel, 1 Kon. 6:7 ‘en geen hamer of beitel of enig ijzeren gereedschap werd gehoord bij het bouwen van het huis,’. Hij moest dus magische krachten gebruiken. Zie de tamur of schamir of Salomonsworm onder wormen, 29.

Het voorschrift luidde: ‘Indien gij echter een altaar van stenen voor Mij maakt, dan moogt gij het niet bouwen van gehouwen steen; wanneer gij dat met uw houweel bewerkt, ontwijdt gij het’. (Ex. 20:25, 26)

Het is een overblijfsel uit oude tijden, men geloofde dat op eenzame plaatsen onwezenlijk grote schatten lagen opgestapeld. In verlaten burchten en kastelen bevonden zich met goud en edelstenen gevulde kamers die door het toverwoord van een meester gesloten was. Wie dit verstond en de toverij kon verbreken kwam in het bezit van alle rijkdom kon een zorgeloos leven, stad en landen weerstaan en elke wens vervullen. Maar het middel om de opheffing de vinden? Die interessante vraag hebben velen zich gesteld. Velen offerden niet zelden hun vermogen, lijf en leven om het grote raadsel dat die uit hun hebzucht ontsprong, te ontsluieren. Die waanzin die zovele ongelukkig maakte, was mogelijk sneller verdwenen als niet zo nu en dan een bedrieger opdook die zich bij de bijgelovige onder de naam schatgraver bekend maakte. Ze gaven op bedrieglijke wijze voor het middel en de toverformule te kennen waarmee men verborgen schatten konden vinden. De menigte, gelovig als ze was, kocht het aangeprezen middel voor duur geld ging dan ook geheid in het middernachtelijk uur door storm, bliksem en donder in de afgelegen plaatsen om het geluk te vinden. Niet overal lag tenslotte zo’n schat, er waren speciale plaatsen die gezocht moesten worden. Als ze dachten dat ze de lang vermeende plaats genaderd waren, zonk hun hoop toch weer snel in. Onder alle toverwortels was het een zeker kruid die vooral de aandacht trok.

Plinius (XXV,5) spreekt al over zo’n kruid: ‘Demokritus heeft het gezegd en Theophrastus geloofde dat het een kruid is dat als het door een vogel bij een boom werd gebracht waar het door aanraking de wig die de herders erin geslagen hadden er uittrekt’

Er zijn verschillenden spechten, een groene en een kleine groene specht, kleine en een middelste bonte specht en een zwarte specht.

Passer es der musscen name

jn huse te broedene es em bequame

dicken dinkensj verwoeden

7880alsj noten ende broeden

die eetste voghel est van naturen

die men vind inder scripturen

die soen leuen langher dan die hien

wilmen segghen ende sien

7885aristotiles die seghet

dat die hie allene pleghet

nemme te leuene dan j. iar

dat mach sijn inden lande dar

mar hier nest niet des siwi vroet

7890jc waent onse coude lant doet

jn someghen steden wilmen callen

dat si van den gheuele vallen

mar aristotiles die seghet

dats om dat die mussche pleghet

7895tetene dat belsaet

dar of comt hare dat quaet

alse die jonghe vte vlieghen

doude ne willense niet bedrieghen

sine vlieghen mede ende hare ybure

7900ende houdense dits ouesce nature

dus soude starke entie vroede

den cranken nemen in sire hoede

ende bewaren ende bekeren

bede van scanden ende onneren

102. Passer is de mussen naam

in huis te broeden is hem bekwaam.

Vaak denk je ze zijn dol

7880 als ze paren en broeden,

(a) de heetste vogel is het van naturen

die men vindt in de schriften.

Die zij leven langer dan de hij

wil men zeggen en zien.

7885 Aristoteles die zegt

dat de hij alleen pleegt

nimmer langer leven dan een jaar.

Dat mag zijn in de landen daar

maar hier is het niet, zoals wij bevroeden

7890 ik waan het ons koude land dat doet

(b) In sommige steden wil men roepen

dat ze van het dak afvallen,

maar Aristoteles die zegt

dat is omdat de mus pleegt

7895 te eten dat bilzekruid

daarvan komt hun dat kwaad.

Als de jongen uitvliegen

de ouden willen ze niet bedriegen

zij vliegen mee en hun buren

7900 en beschermen ze, dit is hoffelijke natuur. Dus zou de sterke en de verstandige

de zwakken nemen in zijn hoede

en beschermen en bekeren

beide van schande en oneer.

Passer, Latijn, het woord komt van patiendo: lijden, omdat deze vogel vanwege zijn geilheid en steeds vermenging de vallende ziekte heeft en daarom slechts twee jaren leeft. Mus, midden-Nederlands mussche, midden-Hoogduits Mussche, van Latijn muscio dat eigenlijk vliegenvanger betekent en zo van het Latijnse musca: vlieg, is afgeleid. Duits Sperling wat wel verbasterde tot Spatz (mogelijk in verband met Spass, het is een schelm onder de vogels) midden- Hoogduits Sparwe, Angelsaksisch spearwa wat in Engels sparrow werd, dat van een bronwoord stamt dat kleine vogel betekent. Frans moineau (franc) wat men met de bruine pij van een moine: monnik, in verband brengt, komt van muscio: klein vogeltje.

Passer domesticus, L. (niet tam, maar van het huis, ze laat zich moeilijk temmen) de tjilpende huismus.

(a) Het is een hete vogel en wellustig, zijn vlees wordt vaak als voedsel genomen om lichamelijke liefde op te wekken.

‘De kunst van vrijen zal u die zijn voorgeschreven?

Van een mus? Zult gij naar hare wetten leven?’

Een rijk koopman verzekert dat een mus zeventien gangen na elkaar deed en dat in een tijd van vier en twintig uur, maar dat ze de vleugels en staart ‘dapper liet hangen en seer besweet was’ Wat ook door anderen bevestigd werd.

Chaucer vertelt in de proloog over de man van ‘’t gericht

‘Die had een vuurrood cherubijnengezicht’

Want opgezet was ‘’t en zijn ogen klein’

Hij was zo heet en geil als mussen zijn’ ‘As hoot he was and lecherous as a sparwe’

Ze maken ze ook de mensen zo die ze eten. In Lev. 14 wordt geboden om de melaatsen, als ze gezuiverd zijn, twee mussen te offeren hoewel zoiets in geen offerande plaats heeft. Sommigen menen dat dit hier gebeurt omdat de melaatsen hun geilheid gelijk met de mussen offeren. Ze offeren alle wellust van de wereld zodat ze hun vorige en toekomende leven zullen overdenken.

(b) De mussen vallen dood van het dak. Zo warm is het. Oorspronkelijk; de mossen vallen dood van het dak. Op de oude boerderijen werd het mos droog met hitte en had dan kans om op de grond te vallen.

(c )Ze eten venijnige zaden als het bilzekruid zonder gevaar, maar daarom hebben ze wel wat last van de vallende ziekte.

Philomene in onse tale

ludet wel die nachtegale

ende heuet van sanghe den prijs

bouen alle vogle in goeder wijs

7925vro wert so in der dagheraet

ende louet die sonne eer so up gaet

jn lentijn ende in somers beghin

sinc soe ende nemmee no min

jn lentijn tijd vouch soe hare so

7930van haren sanghe werd soe so vro

dat soere selden omme het

ende singt te nerensteliker ende te bet

ja dar soe te prighe singhet

heer soe hare uerwonnen ghinghet

7935hare nerenst es so groet

so sal eer singhende bliuen doet

sulc meester seit also verstaet

alst met hare ten ende gaet

dat soes beghint metten daghe

7940ende verheft hare van slaghe te slaghe

toter noenen dat de hitte es groet

dan vallesoe van den bome doet

alle noten van musiken

consi singhen ende striken

7945ja die oude leren de jonghe

ende formeren hare tonghe

vp ende neder talre note

dus leert elc sine rote

mar als die daghe ten lancsten comen

7950so es hem hare sanc benomen

so dat men van hem niet entuint

te wintertide van hem vint

sonder dat sulc openbard

dat mense dan eet roebard

7955ende dit scijnt openbar

dat hem dus hout ouer waer

alsi broeden ende noten

dan wert hem hare sanc uerstoten

104. Philomena in onze taal

luidt wel de nachtegaal.

En heeft van zang de prijs

boven alle vogels in goede wijs

7925 vrolijk wordt ze in de dageraad

en looft de zon voor die op gaat

in lente en in zomers begin

zingt het, en anders weinig.

De lentetijd voegt haar zo

7930 van haar zang werd ze zo vrolijk

dat ze er zelden door eet

en zingt te naarstig en te beter,

ja, daar ze te strijden zingt

als zij zich overwonnen vindt,

7935 hun bedrijvigheid is zo groot

ze zal eerder zingende blijven dood.

Sommige meesters zeggen, alzo verstaat

als het met haar ten einde gaat

dat ze zo begint met de dag

7940 en verheft zich van slag tot slag

tot de noen, dan is de hitte is groot

dan vallen ze van de bomen dood.

Alle noten van muziek

kan ze zingen en strijken

7945 ja, de ouden leren de jongen

en vormen hun tong

op en neer met te alle noten

dus leert elk zijn groep.

Maar als de dagen langer worden

7950 dan is van hen de zang benomen

zodat men van hem niets vindt

in de wintertijd van hem vindt.

Uitgezonderd dat sommige openbaar

dat men ze dan noemt roodborstje

7955 en dit schijnt openbaar

dat men dus houdt voor waar.

Als ze broeden en paren

dan werd hem de zang verstoten.

Philomela was de dochter van de Atheense koning Pandion. Haar zuster Procne was getrouwd met de koning van Thracië, Tereus. Die onteerde Philomela en sneed haar daarna de tong af zodat ze hem niet kon verraden. Door middel van een kunstig geweven kleed weet ze haar zuster Procne haar ongeluk voor te stellen. Als wraak zetten ze Tereus zijn eigen zoon als maal voor. Die ontdekt dan de gruwelijke wraak en probeert beide zusters te doden. Nu grijpen de goden in en veranderen Tereus in een havik (of hop), Procne in een zwaluw en Philomela in een nachtegaal. Haar naam is nu het symbool voor lied en ook voor pozie omdat ze veel door de dichters gebruikt wordt. Shakespeare Titus Andronicus, 2, 3, 43; ‘Waarop zijn Philomela tongloos wordt’

De slag van de nachtegaal moet twintig a vier en twintig verschillende strofen bevatten om de naam van uitmuntend te verdienen. Bij vele van deze virtuozen is de afwisseling geringer. De woonplaats oefent hier een belangrijke invloed op uit. Worden de jongeren begeleid door oudere en meer bedreven kunstenaars dan stijgen ze naar grotere hoogtes. Ouderen slaan zo meestal beter dan jongeren, oefening baart kunst. Het vurigst worden ze als er ijverzucht in het spel is, het lied wordt dan een wapen dat elke strijder op zijn best mogelijke wijze tracht te hanteren. ‘Gelijk de nachtegaal zijn jongen went tot zingen. Zo leert een vader ook zijn kinderen goede dingen’ Hij heeft zo pedagogische eigenschappen.

Erithacus rubecula. L. (rode keel) die overal naar zijn rode borst en keel heet. Roodborstje, Duits Rotkehlchen, Engelse robin redbreast en in Frans rouge-gorge. Omdat men niet wist waar ze bleven werd gedacht dat ze van kleur veranderden en in de winter een roodborstje werden, zie 73.

Presitacus dat dinke mi sijn

7960die pape gaie dar ons solijn

ende Jacob scriuen in haren doene

een uoghel est van plumen groene

om den als den rinc van plumen

gheuarwet als van goutscumen

7965ene tonghe groet ende breet

dar hi mede formert yreet

woerde als oft .i. mensche ware

jn den ersten of in den andren jare

so sijnsi te lerne best

7970ende ontouden dat men em vest

den bec ebben si so crum ende so starc

al vielen si van oghen vp .i. sarc

si souden hem up den bec ontfaen

hare houet es ard sonder waen

7975dat mense met enen ysere slaet

als mense wil duinghen dat soet verstaet

te sprekene na des menschen wise

haren poet stecsoe in de spise

jn den bec dits wonder mee

7980jnt gheberchte van gelboe

segmen dat hi broedens pliet

dar het selden reint of niet

want die rein es hare doot

dien stert queket so met gnouchten groot

7985ende strikene dicke ende makene fijn

ende sere gherne drinken si wijn

men lest ins coninc karles tiden

dat hi wilen soude liden

dort wout te grieken ende sijn here

7990om te varne ouer mere

papen gaihen camen tier stont

ende seider keiser vare ghesont

doe was hi coninc ywarlike

van der cronen van vrankerike

7995ende hi wart romsch keiser der nar

dus worden hare warde war

den paus lewen lese wi mede

gaf .i. man vp oueschede

enen papegay sprac ynouch

8000ende doe mense ten paus drouch

ende soe was up hare vard

soe sprac jc vare ten paus ward

ende terst dat soe den paus sach

omboet soe hem goeden dach

8005achter .i. ii. warf te samen

dese dinc so wel den paus bequamen

dat hi dicken sonderlinghen

der jeghen sprac om dach cortinghe

nv het van der p. vte es

8010ghi sult vort oren van der .s.

105. Psittacus, dat denk ik te zijn,

7960 de papegaai waar ons Solinus

en Jacob schrijven in hun doen.

Een vogel is het van pluimen groen

om de hals een ring van pluimen

geverfd als van bladgoud.

7965 (a) Een tong groot en breed

waar hij mee vormt gelijk

woorden, alsof het een mens was

in het eerste of in het volgende jaar

dan zijn ze te leren het beste

7970 en onthouden dat men ze inprent.

De bek hebben ze zo krom en zo sterk

al vielen ze van hoogte op een zerk

ze zouden zich op de bek ontvangen.

(b) Hun hoofd is hard, zonder waan,

7975 dat men ze met een ijzer slaat

als men ze wil dwingen dat ze het verstaat

te spreken naar de mensen wijze.

Met hun poten steken ze de spijs

in de bek, dit is een wonder meer.

(e) 7980 In het gebergte van Gilboa,

zegt men, dat hij te broeden pleegt

waar het zelden regent of niet

want de regen is hun dood.

(f) De staart verkwikt ze met genoegen groot, 7985 en strijkt het veel en maakt het fijn.

En zeer graag drinken ze wijn.

(g) Men leest dat in koning Karels tijden

dat hij wel zou rijden

door het woud van Griekenland en zijn leger

7990 om te varen over een zee

papegaaien kwamen op die plaats

en zeiden ‘keizer, vaar gezond!’

Toen was hij koning waarlijk

van de kroon van Frankrijk

7995 en hij werd Roomse keizer daarna

dus werden hun woorden waar.

(h) Paus Leo, lezen we mede,

gaf een man door hoffelijkheid

een papegaai, en sprak genoeg

8000 en toen men die naar de paus droeg

zij die opeens op zijn tocht

‘ik ga ter pauze waart’

en het eerst toen het de paus zag

groette ze hem en zei goede dag

8005 achter elkaar wel twee keer.

Deze vond de paus zo leuk

dat hij vaak er alleen

tegen sprak om de tijd te korten.

Nu het van der p uit is,

8010 zal ge voort horen van de s.

Psittacus. Papegaai, midden-Nederlands papegaie, Duits Papagei, van oud-Frans papegai, van Spaans papagayo, van Italiaans papagallo (gallo: haan) van Arabisch babagha dat zelf uit West Afrikaans pampakei stamt. Midden-Engels popegai en popinjay (nu parrot) mogelijk van Frans perrot wat een variant is van pierrot.

Palaeornis alexandri, is zo genoemd omdat men meent dat het deze soort was die Alexander de Grote meegenomen zou hebben. Het is een edelparkiet.

Het is de parkiet met de rozerode ringkraag. Duitse der kleine Alexandersittich of Halsbandsittich, Franse perruche-Alexandre a collier de l’nde of perruche a collier rose, de Engelse ring-necked Alexandrine parrakeet en roseringed parrakeet.

(a) Opvallend is dat hij spraakzaam is en de spraak van de mensen nabootst. Wanneer ze een of twee jaar oud zijn, leren ze het makkelijkst en onthouden ze alles wat hun wordt ingeprent.

Merchant of Venice, iii, 5, 51; ҈ow every fool can play upon the word!’ Wat kan toch iedere dwaas een woordspeling maken! ‘I think the best grace of wit will shortly turn into silence, and discours grow commendable in none only but parrots’. Het zal, denk ik, niet lang meer duren, of verstand en geest komen het beste uit door stil te zwijgen en spraakzaamheid is nog alleen bij papegaaien lofwaardig.

(b) ‘Zijn hoofd is even hard als zijn snavel, hij moet op het hoofd geslagen worden met een ijzeren staf anders denkt hij niet om zijn winden. En als hij in zijn jeugd klappen leert voelt hij nauwelijks de slag. Hun snebbe is zo krom en sterk, dat ze er hun val mee kunnen breken als ze van grote hoogte op een rotsblok vallen’

(c ) Papegaaien gebruiken hun poten om voedsel in hun bek te steken.

(e) De bergen van Gilboa, de droogte in deze streek was veroorzaakt door een vervloeking van David: ‘Bergen van Gilboa, noch dauw, noch regen zij op u.’(2 Sam. 1:21)

(f) Ze besteden veel zorg aan hun staart die ze vaak opstrijken en kammen met hun snavel.

(g) Toen Karel de Grote op een keer met zijn leger door de wildernis van Griekenland trok kwamen er papegaaien naar hem toe die zeiden: ‘gegroet, keizer.’ Op dat moment was Karel koning van heel Frankrijk, pas daarna werd hij Rooms keizer en zo kwam de voorspelling van de papegaai uit.

(h) Paus Leo ontving van iemand als beleefdheidsgeschenk een papegaai die honderd uitpraatte. Onderweg naar de paus zei de vogel, ‘Ik ga naar de paus, ՠaar zodra hij de paus zag, begroette hij hem twee keer achter elkaar. Dit viel bij de paus zo in de smaak, dat hij zich daarna graag vermaakte door tegen zijn papegaai te praten.

Strutio es i uoghel groet

van voeten des kemels ghenoet

als dese uoghel broedens pliet

om dat vij. sterre hi siet

8015want hi altoes gheen ei ne leghet

eer ment siet ende men seghet

dat die hitte ane gaet

van den oeste ende bestaet

dan leiti sine eier vp tlant

8020ende laetse broeden onder tsant

dan gaetso wech ende verghet al

war soese leide of vinden sal

ende broet die tijd ende die nature

dat hare werden soude te sure

8025ende comen hare jonc vord

aristotiles seit dit word

qualike ofte niet machi vlieghen

yser etj sonder lieghen

van der erden machi niet risen

8030mar hi loep na beesten wise

ende sine uloghele maket hem uart

dat hi snelre es dan .i. part

die pardi hati emmermere

entie par ontsiene seere

8035so dat sine niet durren sien

ende alsi uoer den man sal vlien

grijpti in sine ghesplette voete

steene ende werptse achter onsoete

vp de ghene diene iaghen

8040so dul es hi inder haghen

alse sijn houet bedecket es hiet

so waenthi dattene niemene siet

sine eier sijn alsemen seghet

diemen in kerken tanghene pleghet

8045also groot es hi wel nare

als oft .i. imate esel ware

106. Strutio is een vogel groot

(a) van voeten de kameel gelijk.

(b) Deze vogel te broeden pleegt

als hij zeven sterren ziet (Plejaden)

8015 want hij altijd geen ei legt

voor het die ziet, zoals men zegt,

dat dit vanwege de hitte is die aan komt

met de oogst staat,

dan legt het zijn eieren op het land

8020 en laat ze broeden onder het zand

dan gaat ze weg en vergeet al

waar die gelegd zijn of vinden zal

en broedt de tijd en de natuur

dat haar te worden zou zuur

8025 en komen hun jongen voort.

Aristoteles zegt dit woord

moeilijk of niet kunnen vliegen.

IJzer eten ze, zonder liegen.

Van de aarde kan hij niet oprijzen

8030 maar hij loopt naar de beesten wijze

en zijn vleugels geven hem vaart

zodat hij sneller is dan een paard.

(e) Het paard haat het immer

en de paarden ontzien haar zeer

8035 zodat ze het niet durven zien.

En als ze voor de man zal vlieden

grijpt het in zijn gespleten voeten

stenen en werpt ze hard naar achter

op degene die het jagen.

8040 (f) Zo dom is hij dat als hij in de hagen

zijn hoofd bedekt een iets

denkt het dat men hem niet ziet.

Zijn eieren zijn, zoals men zegt,

die men in kerken te ophangen pleegt.

8045 Alzo groot is hij wel bijna

alsof het een matige ezel was.

Struthio camelus, (kameel) Struisvogel, midden-Nederlands struus, oud-Hoogduits Struz (nu Strauss) Angelsaksisch struta, uit Latijnse struthio, dit uit Grieks strouthion, waar strouthos een vogel of een mus betekent en ‘jԨo megas strouthos’, grote mus.

Avis betekent een vogel, Avis struthio, waar van Spaanse avestruz, oud-Franse ostruche (nu autriche) midden-Engels ostriche. (nu ostrich)

(a) De reden dat ze met de kameel vergeleken wordt is dat als het nodig is ze dagen kunnen zonder water, het is de kameel der vogels.

(b) De wijfjes krabbelen een ondiep gat in het zand en leggen daarin gemeenschappelijk hun eieren. Soms zouden er zestig eieren in zo’n nest gevonden zijn. Overdag broeden de wijfjes afwisselend en ‘s nachts broedt het mannetje. Die beschermt het nest dan tegen jakhalzen en andere roofdieren die het door een slag van de poot kan doden. In koelere gebieden worden de eieren even goed gebroed als ‘s nachts. In hetere gebieden kan ze zonder bezwaar overdag een paar uur haar nest verlaten. De eieren zijn wel honderd vijftig mm groot en hun middellijn is van honderd tien tot honderd zeven en twintig mm.

‘Ee struis broedt haar eieren door er alleen maar naar te kijken, gaat ertegenover zitten en kijkt ze aan en door de ogen worden ze verwarmd en komen de jongen uit. Dit idee komt door een ingenieus commentaar op de beschrijving van Job 39:16,19 ‘Ee struis die haar eieren in de aarde legt en ze warmt in zand. En vergeet dat voeten ze kunnen kraken of dat wilde beesten ze kunnen breken’ Daarom hangen er eieren in de kerken zodat wij ernaar kunnen kijken zodat we het oog op God gericht hebben omdat die onze zonden wegneemt. De verwijzing is dat de vogel niet op zijn eieren zit. Vandaar kwam het idee in Klaagliederen 4:3 dat het wreed was voor zijn jongen: ‘ De dochter mijns volk is hardvochtig geworden, als struisvogels in de woestijn’.

Hij schijnt bezield met een onweerstaanbare neiging om alles wat niet spijkervast zit, los te rukken en weg te nemen en zo mogelijk te verzwelgen. Een scherf, een steen of ander voorwerp dat zijn aandacht heeft getrokken wordt verslonden of het een stuk eten is. In zijn maag zijn deurhengsels, ijzer, munten, loden kogels etc., gevonden. Mogelijk eet ze wat harde voorwerpen die als maalstenen moeten dienen. Shakespeare, ii King Henry VI, iv, 10, 31;

‘Och villain! Thou wilt betray me, and get a thousand crowns of the king by carrying my head to him; but Iլl make thee eet iron like an ostrich’ ,’Ha, schurk, gij wilt mij verraden en een duizend kronen van de koning verdienen door hem mijn hoofd te brengen; maar ik zal u ijzer leren eten als een struis en mijn zwaard laten slikken als een grote speld, eer wij tweeën van elkander scheiden.’>

(e) Als hij gewoon loopt maakt de struis passen van een meter dertig en al vluchtende voert hij sprongen uit van twee meter zeventig. Zijn snelheid is dan zo groot dat hij een rennend paard bij zou kunnen houden en zelfs overtreffen. Hij zou het paard haten, vandaar het hoefijzer op de tekening. Als een paard dichter bij komt heft ze haar vleugels op alsof het een vijand is en bestrijdt hem met klapperende en slaande veren. ‘Hij belacht het paard en zijnen berijder.’, zegt Job. Dit is wel naar de snelheid die ze ontwikkelen op eigen grond

(f) Ze is de gekste vogels van allen want zo hoog als haar lichaam is als ze haar nek en kop in een struik steekt denkt ze dat niemand haar ziet en dat ze veilig is, aldus Plinius. Dat komt omdat de vogel zijn voedsel op de grond zoekt, plaatsen waar de grond niet overal even vlak is. Dat is struisvogelpolitiek. =Er is groot gevaar, maar men doet net alsof men daar niets mee te maken heeft. Dit is ontleend aan het verhaal dat de struisvogel zijn kop in het zand steekt als hij aan zijn achtervolgers niet meer kan ontkomen. Zie Job 39: 20 ‘want God heeft haar van wijsheid ontbloot, en heeft haar des verstand niets medegedeeld’

Mulder: Struisvogels (de wetenschappelijke naam herinnert nog aan het bestiarium: Struthio camelus) werden meestal afgebeeld met een hoefijzer of spijker in hun snavel. De reputatie van ijzervreters is niet helemaal onverdiend: struisvogels slikken steentjes en ander materiaal in om de spijsvertering te bevorderen. De zon neemt een deel van het werk voor haar rekening bij het uitbroeden van de eieren en de snelheid van struisvogels evenaart inderdaad die van paarden.

De bron van de meeste bijzonderheden over de struisvogel was voor de middeleeuwse natuurbeschrijvers boven iedere twijfel verheven:

Vrolijk klapwieken de vleugels van de struis:

zijn dat liefderijke slagpennen en veren,

als zij haar eieren overlaat aan de aarde

en ze warm laat worden in het zand,

en vergeet dat een voet ze vertrappen

en het gedierte des velds ze vertreden kan?

Zij behandelt haar jongen hard, alsof zij de hare niet zijn;

of haar zwoegen vergeefs is, deert haar niet,

want God heeft haar wijsheid onthouden

en haar geen deel aan het inzicht gegeven.

Wanneer zij fier met de vleugels klapt,

lacht zij om ros en ruiter.

(Job 39:16-21)

Struisvogeleieren worden opgehangen in kerken - struisvogeleieren, die nog steeds hier en daar te zien zijn als reliekhouder, werden in de middeleeuwen tussen Aswoensdag en de ochtend van Eerste Paasdag opgehangen in bepaalde kerken om zondaars tot bekering aan te sporen. De allegorische uitleg varieert. In een van de versies werd het broedgedrag van de struisvogel voorgesteld alsof het dier haar eieren in het zand achterliet en ernaar terugkeerde wanneer ze een bepaalde ster zag verschijnen; op dezelfde wijze keert de dwalende zondaar als hij het Licht heeft gezien terug tot God.

Scrio es .i. uerdoempt uogel

gheuedert es hi anden ulogel

alse oft .i. scarp doren waren

8050sire ionc es hi so care

ende pleghet nachts te uliegne alleene

jeghen andre uogele gemeene

so gheuet hi erande melc

te sughene sinen ionghe elc

107. Scrio is een verdoemde vogel

gevederd is hij aan de vleugel

alsof het een scherpe doren waren.

8050 Zijn jongen is hij zorgzaam

en pleegt ‘s nachts te vliegen alleen

tegen andere vogels algemeen.

Dan geeft hij een soort melk

te zuigen zijn jongen elk.

Scrio: schreeuwen, een negatief geladen woord.

De sluieruil, kerkuil wordt wel genoemd, behoort tot familie van Strigiformes.

De Strix caprimulgus (geitenmelker) wordt wel genoemd waar Aldrovandi het versje van Ovidius op betrekt (dat wel zal slaan op de uil)

‘De Strix is groot van hoofd, onwrikbaar zijn sijn ooghen

Sijn vederen zijn grijs, sijn klauw en bek geboghen’. Hij begint met te vertellen dat men in de oudheid meende ‘dat ze ‘s nachts in de wieg het bloed ontsoogen, of van de jonge kinderen de melk op de lippen uitmolken, ‘Ja, dat sy met haar lichaam mette nagelen scheurende en de doot aanbrachten’ Hij meent dat ze voornamelijk in Kreta leven en daar in de geitenstallen de geiten de melk uitzuigen. De geiten die ze uitgezogen hebben worden met blindheid geslagen’ Zie 27 en 16, uil, en 89.

8055Sturnus dinket mi de sprewe wesen

als wijt in plinius lesen

want hi bescrijftse ghespot bruun

ende wesende gherne int commuun

ende tropmale ulieghen si in scaren

8060al daer si hem sullen ghenaren

nauonts versamen si gherne al

ende murmureren ende maken ghescal

alse often si hadden ghedinghe

nachtes swighen si onderlinghe

8065mar alse die dach openbard

so singhen si echt ende elke ghebard

alse ofte si feeste makeden ende spel

ende dan uersamen si also wel

ende ulieghen met ghemenen ere

8070te samen om hare lijfnere

hier gaet hute vander .s

hort wat in .T. bescreuen es

108. 8055 Sturnus denk ik de spreeuw te wezen, zoals wij het bij Plinius lezen,

want hij beschrijft ze gevlekt bruin

en wezende graag in het algemeen

in troepen ten ene male vliegen ze in scharen

8060 al waar ze zich zullen voeden.

‘s Avonds verzamelen ze graag allen

en murmelen en maken geschal

alsof ze hadden woorden.

‘s Nachts zwijgen ze onderling

8065 maar als de dag openbaart

dan zingen ze echt en elk gebaart

alsof ze feesten maken en spel

en dan verzamelen ze zich alzo wel

en vliegen met gewone eer

8070 tezamen om hun voeding.

Hier gaat uit van de s,

Hoort wat in t beschreven is.

Sturnus vulgaris, L. (gewoon) Spreeuw, oud-Hoogduitse Spraa, midden-Hoogduits Sprae, midden-Nederlands sprewe. Dat woord komt van West Germaans sprajon: sprenkelen, naar zijn veren. Duitse Star, midden-Hoogduits star, oud-Hoogduits Stara, Angelsaksisch staer zodat Engels nu starling heeft. Zweeds en Noors stare, is zo genoemd naar de gloeiende kleur, vergelijk de Latijse naam sturnus wat schitteren betekent. Als vriend van de weidevelden die hij van ongedierte bevrijdt heet de vogel in het Engels ook wel rinderstar. Franse etourneau sansonnet.

Als de jongen kunnen vliegen zoeken ze jongeren van hun soort op en vormen al talrijke vluchten. Ondertussen broeden de ouden weer. Van mijlenver trekken ze nu naar bepaalde plaatsen. Ze verenigen zich ‘s avonds in zwermen van duizenden, ja honderdduizenden stuks die urenlang zwermen, soms worden ze gescheiden, vliegen op en strijken neer. Tegen de avond gaan allen snorrend, kwelend, fluitend, zingend of twistend te ruste nadat ieder een plaatsje uitgekozen of gevochten heeft.

Op zomerse avonden kun je ze met hele scholen tegelijk in zo’n menigte zien vliegen dat ze soms een donkere wolk lijken.

Turtur es der turdelduuen name

een reine uogel ende bequame

8075dat seere minnet sijn ghenoot

alst soe es dat bliuet doot

dattet nemmermeer ne kieset

ander ghenoet alst sine verlieset

alleene si ulieghen als men ons toghet

8080ende up telghen die sijn verdroghet

sitten si met rouwen beuaen

basilius doet ons uerstaen

ende seit hier vp souden scouwen

wedewen ende houesche vrouwen

8085ende dat wedeuscap bekinnen

dat stomme uoghele seere minnen

carmen claghen es hare sanc

negheenen vogel es soe wranc

mar goedertirlike soe verdraghet

8090wat datmen vp hare iaghet

hare nest maken si van roeden

ende si connen hem wel behoeden

jeghen gheuenijnde scade

want van silla nemet so de blade

8095omme datse gheuenijnde diere

scuwen in alre maniere

an uruchte es hares liues beganc

ende soe scuwet des sulfers stanc

experimentator seghet

8100dat soe in wintertiden leghet

jn hare plumen in olen boemen

dar soet suuerlic mach gomen

jn lentine ende nemmee

broet soe driewarf ofte mee

8105ende .ij. te samene creaturen

die heet ende nat sijn bi naturen

maer her si ulieghen vp ende onder

es hare ulesch te ghesonder

vanden rechtren vlerke dat bloet

8110dats den hoghen seere goet

jn lentintiden mach mense sien

want si den winter ontulien

jn den bussche machmense sien

om dat si die huse vlien

109. Turtur is de tortelduiven naam.

Een reine vogel en bekwaam

8075 dat zeer bemint zijn echtgenoot

als het zo is dat die blijft dood

dat het nimmermeer kiest

een andere echtgenoot als het de zijne verliest,

alleen vliegen ze, zoals men ons getuigt, 8080 en op twijgen die zijn verdroogd

zitten ze met rouw bevangen.

Basilius laat ons verstaan

en zegt dat hier naar zouden aanschouwen

weduwen en hoffelijke vrouwen

8085 en het weduwschap bekennen

dat stomme vogels zeer beminnen

kermen en klagen is hun zang.

Geen vogel is zo verdrietig

maar goedertieren en ze verdraagt

8090 dat men op haar brengt

Hun nest maken ze van takken

en ze kunnen zich wel behoeden

tegen giftige schade

want van Cilla neemt ze zo de bladeren

8095 omdat ze giftige dieren

schuwen in alle manieren.

Van vruchten is hun lijf begaan

en zo schuwt zwavel stank.

Experimentator zegt

8100 dat ze in wintertijden ligt

in hun pluimen in holle bomen

al waar het zuiver mag bekomen.

In lente, en nimmer meer

broeden ze drie maal of meer

8105 en twee tezamen creaturen

die heet en nat zijn van naturen.

Maar eer ze vliegen op en neer

is hun vlees gezonder.

Van de rechter vlerk het bloed

8110 dat is de ogen zeer goed.

In de lente tijden mag men ze zien

omdat ze de winter ontvlieden

in de bosjes kan je ze zien

omdat ze het huis vlieden.

Streptopelia turtur, L. Grieks streptos; gewonden, peleia: duif (Turtur turtur)

Tortel of bostortel, Engelse turtle dove, Duitse Turteltaube, Franse tourterelle des bois, dit naar zijn geluid, het rustgevende turtur.

(a) Winter’s Tale iv, 4, 154; ‘But come; our dance, I pray Your hand, my Perdita; so turtles pairռ/span>. ԍaar komaan. Uw hand ten dans. Zo paren tortels zich. Om nooit te scheiden’ ‘Ee tortel heeft zijn naam naar het geluid dat die maakt, het is een simpele vogel. Is kuis en als hij zijn makker verliest zoekt hij niet het gezelschap van een ander maar gaat alleen en heeft diegene in gedachte die hij verloren heeft en weent al die tijd. Hij houdt van en kiest rustige plaatsen en vermijdt het gezelschap van mensen. De tortel blijft trouw en wil ook haar partner niet overleven. Als de overlevende ooit zou paren met een ander dan zal hij bij leven of dood, het moge een hij of zij zijn, de naam en eer ontzegd krijgen van een ware tortel’ Vondel; Bespiegelingen van Godts wercken ‘Ee kuise weduwe volgt in eenzaamheid de tortel’(b) ‘In de winter verliest hij zijn veren en verbergt zich dan in een holle boom. Tegen het voorjaar, als zijn veren opnieuw uitbotten, komt hij uit zijn hol en zoekt een comfortabele plaats om te broeden’ Dit komt hier bij meer trekvogels voor, men wist niet waar ze heengingen, zie koekoek en zwaluw.

8115Tragopoles seit solijn

machmen in ethyopen sien

mere es hi dan die haren

ende geornet es hi te waren

alse .i. ram ende des ne pliet

8120negheen uogel diemen siet

hi uerdriuet met derre saken

alle uogle die hem genaken

alse fenix heuet hi thouet

gheornet es hi des ghelouet

8125ende hi es van plumen bruun root

starc uermogende ende groot

110. 8115 Tragopalas, zegt Solinus,

kan je in Ethiopië zien.

Groter is hij dan de arend

en gehoornd is hij te waren

als een ram, en dit nee pleegt

8120 geen vogel die men ziet.

Hij verdrijft met dergelijke zaken

alle vogels die hem genaken.

Als de feniks heeft hij het hoofd

Gehoornd is het dus geloof het

8125 en hij is van pluimen bruin/rood

sterk vermogende en groot.

De Grieken wisten van Herodotus dat er ‘achter de bronnen van de Nijl’ reuzenvogels huisden die gemakkelijk een mens mee de lucht in kon voeren. De vogel ruc, roc of rok van M. Paulus Venetius heeft ook iets van een griffioen. Hij wordt op zekere tijd boven het eiland Madagaskar gezien. Deze vogel rok van ‘duizend en een nacht’ dankt waarschijnlijk zijn bestaan op de vroeger in Madagaskar voorkomende grote struisvogelachtige dieren die in historische tijden zijn uitgeroeid.

Marco Polo verhaalt vrijwel hetzelfde over de streek Motupalli (Hyderabad in India) waar hij verhaalt dat het hier om arenden gaat. Wel noemt hij griffioenen bij de eilanden ten zuiden van Madagaskar. Volgens een ooggetuige zijn ze in bouw als een arend maar dan van een uiterst groot formaat. Ze zijn zo groot en vet dat ze op een olifant neerstorten en die tot grote hoogte in de lucht voeren. Dan laten ze los zodat de olifant op aarde te pletter valt waarna ze neerstrijken om te eten. De eilanders noemen ze ‘Rukhsպ rots’ dat ze geen andere naam kennen en geen idee hebben wat een griffioen isՠMarco Polo zou een veer gekregen hebben met een lengte van achttien meter en een schachtomvang van twee handpalmen.

De Flacourt schreef in 1658 dat de inboorlingen hun water bewaarden in een ei van de reuzenvogel, de vouron-patra, Aepyornis maximus, (de grootste) een enorm soort struisvogel. Het beest werd op vijf meter en later tot drie meter hoogte geschat. Het ei heeft de inhoud van zes struisvogeleieren of honderd vijftig kippeneieren.

De reuzenveer van Marco bleek het blad van een raffia palm te zijn. De Arabieren hebben Madagaskar al in de vroege middeleeuwen gekend maar zullen zich niet in de moerassen van de vouron-patra’s hebben gewaagd. Door alleen het ei te zien vormden ze een beeld van de vogel. De Grieken wisten van Herodotus dat er ‘achter de bronnen van de Nijl’ reuzenvogels huisden die gemakkelijk een mens mee de lucht in kon voeren.

Turdus es .i. uogelkin cleene

groot van uersienecheit ghemeene

jn olen bomen maken si nest

8130na hare wise wel gheuest

dar si in broeden hare ionghe

ende dat in arde corter stonde

want hare eier die si draghen

sijn ripe binnen .x. daghen

8135ende dar ute comen up die stede

thant hare ionc mede

t gaet hute seggic iv

hier comen vort namen in .v.

111. Turdus is een vogeltje klein

groot van voorzienigheid algemeen.

In holle bomen maken ze hun nest

8130 naar hun wijs goed bevestigd

waar ze in broeden hun jongen

en dat in aardig korte tijd

want hun eieren, die ze dragen,

zijn rijp binnen tien dagen

8135 en daaruit komen op die plaats

gelijk hun jongen mede.

T gaat uit, zeg ik u,

hier komen voorts namen in v.

Turdus philomelos, Brehm. (T. musicus, (muzikaal) Zanglijster, Duitse Singdrossel, Engelse song thrush en Franse grive musicienne. Dit is de lieveling van het publiek.

Turdus viscivorus, L. (van viscum: misteleter) grote lijster, Duitse Misteldrossel en Engelse mistle thrush, Franse grive draine. Storm-cock omdat hij graag als het hard begint te waaien op de top van een tak zijn lied zingt tegen de elementen in want hij zingt het beste met slecht weer. Deze twee komen hier het meest voor waarbij de zanglijster de kleinste is. Die is twee en twintig cm lang.

Vespertilio dinket mi

8140dattet die uledermus si

diene vlieget altoes niet

dan nauonts spade alsmen wel siet

jnden winter sietmen gheene

niet neten si of wel cleene

8145an weghe vintmense sonder leuen

ofte in holen sonder cleuen

mar brincmense dar die lucht es claer

wert soe roerende ende leuende daer

ende hare macht die comet hem an

8150ende ulieghen weder slapende dan

sone heuet uedre no plume ne gheene

recht ghedaen na de mus cleene

want so draghet ende soghet

also alsmen in muse thoghet

8155dat ne doet anders gheen uoghel

start heuet soe ende uloghel

ende dans anders niet dan uel

die moeder can met hare wel

dar soe ulieghet .ij. kinder draghen

8160den boeken horic ghewaghen

dat dat bloet vander uledermus

met enen crude heetet craduus

es goet ieghen serpents beten

oude boeke doen ons weten

8165dat dar hute ghetrect es har

bestreken met sine bloede dar

het wasset weder des ghelouet

lecht oec onder dijns wijfs houet

dat soere niet af ne weet

8170so sal kint ontfaen ghereet

dit vindemen inden ondersoec

der ouder phylosofen boec

muse eten si ende anders niet

hare been ende hare uoeten men siet

8175jn uloglen ende in start ghetrect

ghetant es soe ende niet ghebect

ende des ne pleghet anders uogel gheen

jn cicia esser mech een

meere danne duuen nochtan

8180ende ghetant oft ware .i. man

dar si den lieden of biten mede

horen nesen ende andre lede

112. Vespertilio denk ik

8140 dat het de vleermuis is.

(a) Die vliegt altijd niet

dan ‘s avonds laat, zoals men wel ziet.

In de winter ziet men er geen

niet eten ze of wel weinig

8145 aan wanden vindt men ze zonder leven

of in holen waar ze kleven

maar brengt men ze waar de lucht is helder

worden ze zo bewegen en levend daar

en hun macht die komt hen aan

8150 en vliegen weer en slapen dan.

Sommige hebben veren of pluimen geen

recht gedaan naar de muis klein

want het draagt en zuigt

alzo als men het in muizen ziet

8155 dat doet anders geen vogel.

Staart heeft ze en vleugels

en dat is niet anders dan een vel.

De moeder kan met zich wel

waar ze vliegt twee kinderen dragen

8160 In de boeken, hoor ik gewagen,

dat het bloed van de vleermuis

met een kruid dat heet Carduus

is goed tegen serpenten beten.

Oude boeken laten ons weten

8165 dat daaruit getrokken is een haar

bestreken met zijn bloed daar

het groeit weer, wat men gelooft.

Leg dat ook onder jouw vrouw hoofd

maar zo dat ze er niets van weet

8170 dan zal ze een kind ontvangen direct.

Dit vindt men in het onderzoek

van het oude filosofen boek

muggen eten ze en anders niet.

Hun benen en hun voeten men ziet

8175 zijn in vleugels en in de staart getrokken. Tanden heeft het en geen bek

en dat heeft een andere vogel geen een.

In Indië is er menigeen

groter dan duiven nochtans

8180 en getand alsof het was een man

waar ze de lieden mee bijten mede

oren, neuzen en andere leden.

Vespertilio murinus, (vesper: avond, murinus: muren) de tweekleurige vleermuis heeft een vlucht van zeven en twintig tot dertig cm. De oudste naam in oud-Hoogduits is Mustro wat betekent ‘dat op een muis lijkt’ In tiende eeuw werd dit woord afgelost door Fledarmus, in oud-Hoogduits betekent vledern: flatteren, het is de fladderende muis, nu Fledermaus, midden-Nederlands vledermuus en vledermus en Engels flittermouse. Daarnaast komt het woord kale muis voor, in Latijn calva sorex, in Frans chauve-souris, in Duits ook Speckmouse. Men ziet ze ‘s winters in de rook hangen als spek en dat moedigt de Engelse naam aan dat in midden-Engels backe was en nu bat, Deens aftenbakke, dat van Germaans bakon komt dat spek betekent, bakken. In Latijn is het vespertilio en Grieks nukteris.

(a) De vleermuizen of handvleugelige zijn de meest kleine dieren en bestemd om tijdens de schemering of de nacht in de lucht te bewegen. Overdag verblijven ze in schuilplaatsen, holle bomen, onbewoonde gebouwen en gaten van muren. Ze slapen overdag en gaan ‘s avonds op pad. Zo gauw het koud wordt beginnen ze met de winterslaap. Maanden lang blijven ze in diepe slaap verzonken alsof alle leven geweken is, ze gebruiken geen voedsel en de temperatuur van het lichaam daalt meer en meer, de zintuigen nemen geen indrukken van buiten meer waar, van de ademhaling en het kloppen van het hart is vrijwel niets meer te bespeuren. Zodra de tempratuur stijgt beginnen ze als het ware weer te herleven, sommige soorten al vroeg in het voorjaar, anderen wanneer de temperatuur van de lucht veel hoger is geworden om dadelijk weer het gewone leven te beginnen. Bij het ontwaken zijn ze wel zeer vermagerd, maar niet verzwakt.

(b) Ze hebben meestal een ineengedrongen gestalte en een korte hals met een dikke en langwerpige kop en een grote mondspleet. Het geraamte is licht en stevig gebouwd hoewel de beenderen geen met lucht gevulde holten bevatten als de vogels. De handen zijn vliegwerktuigen geworden. De boven- en de beneden arm en de middelhand met de vingers zijn buitengewoon lang, vooral geldt dit voor de drie buitenste of achterste vingers. Hierdoor worden de op baleinen van een paraplu gelijkende vingers tot het uitspannen van de verenigende vlieghuid zeer geschikt bevonden.

(c )De jonge vleermuizen, een of twee, zuigen zich dadelijk na de geboorte aan de borst van moeder vast en worden ook tijdens het fladderen meegevoerd tot ze in staat zijn zich zelfstandig te voeden.

(d) Naar het voedsel dat ze gebruiken, verdeelt men de vleermuizen in twee groepen, de vruchteneters en de insecteneters. Tot de eerste groep behoren maar enkele soorten en dat zijn de bewoners van tropisch Afrika en Azië. Hun spanwijdte is, al naar gelang de soort, vijftig tot honderd vijftig cm. De grotere soorten wegen soms meer dan een kg. Maar er zijn er ook die vogels en zoogdieren, zelfs mensen tijdens de slaap bloed ontnemen. De Spanjaard Azara bericht dat de bloedzuigende vleermuizen ‘gordedor’ heten, wat bijters betekent. Ze zuigen aan de kammen en lellen van hoenderen die daarna gewoonlijk sterven omdat de wonden meestal ontstoken raken. Dieren en mensen krijgen een langwerpig ronde beet met een middellijn van twee en een halve mm, maar zo weinig diep dat het nauwelijks door de huid heen dringt. Bij mensen zuigen ze ongeveer zeventig gram bloed op en bij paarden en andere dieren een vijf en tachtig gram.

Vanellus dats dat uaneel

een uoghel wel bekent een deel

8185een kieuits heetet in oest lant

dese uoghel alsi siet thant

enen man van sinen neste verre

volghet hi them wart erre

ende roepet iofti ware verwont

8190ende steket nades mans houet

omdat hine uanden neste

verdriuen waent houer sijn beste

hier bi werdet ter seluer stonden

nest ende sine ionc vonden

8195wel beteikent des vaneels vite

dat leuen vanden ypocrite

die roem heuet ende uerhoghet

ghesciet hem enegherande doghet

ende makets uoer die werelt tale

8200dan comet die uiant ende merket wale

bi deser kennessen te sinen neste

ende nemet hem sinen loen int leste

113. Vanellus, dat is de vaneel,

een vogel die goed bekend is een deel

8185 een kievit heet het in ons land.

Deze vogel als het ziet gelijk

een man van zijn nest van ver

volgt hij hem alsof het wordt kwaad

en roept alsof het ware gewond

8190 en steekt naar de mans hoofd

omdat hij die van het nest

verdrijven wil voor zijn best

hierbij wordt ter zelfde stonde

nest en zijn jongen gevonden.

8195 Wel betekent de kievit levenswijze

het leven van de hypocriet

die roem heeft en zich verhoogt

geschiedt hem enigerhande deugd

en maakt het voor de wereld taal

8200 dan komt de vijand en merkt wel

bij deze kennis zijn nest

en neemt hem tot zijn loon tenslotte.

Vanellus vanellus, L. Kievit, midden-Nederlands kievit, midden-Noordduits Kivit, nu Kiebitz of Kiwit. De vogel is zo naar zijn geluid genoemd. Engelse peewit en lapwing, vergelijk de Friese naam ljeap, oud-Engels hleapewince, waar lepa een sprong, wink, wenken, betekent, het is de snel bewegende, de waaierende naar zijn vlucht. Franse vanneau huppe.

Bijna voortdurend is hij in beweging. Het drukst beweegt hij zich zolang er eieren in zijn nest liggen of als zijn jongen nog niet geschikt zijn om aan naderend gevaar vliegend te ontkomen. In die tijd vliegen ze onder luid geschreeuw om ieder mens heen die te dichtbij komt. Je kan de luchtstroming voelen en soms word je zowat geraakt. Kom je dichterbij dan dreigt ze op je neer te vallen en schreeuwt ze van vrees, spijt of woede ‘kievit, kievit’ want zijn nest met eieren of jongen is hier vlakbij. Je zal hem zien zwenken met een vlugheid die je zal verbazen.

De kievit werd een symbool van bedrog en liegend voorkomen. ‘Ze lijkt meestal op een kievit die huilt waar haar nest niet is’, is een gezegde. Shakespeare geeft dit een paar maal weer. In Comedy of Errors IV, ii, 27:

‘Far from her nest the lapwing cries away’ .‘Een kievit schreeuwt, hij is ver van ‘’t nest weg’.

Upupa alst es gheset

es uerboden in doude wet

8205dats omme sine onreinechede

jn den drec nesteltet dats mee

gherne outi hem ghemanc

jn den steden dar es groot stanc

dies heetmenne linghin uoghel

8210scone heuet hi plumen ende uloghel

ende vp sijn houet .i. crone

van plumen ghewassen scone

te wintre ne sietmenne noch ne hort

jn lentintide comet hi vort

8215vander ouder doemen verstaen

dat si hem ontplumen saen

ende ghaen inden neste ghinder

sitten onder hare kinder

die ghewassen sijn bouer hoeden

8220die so hasen si ende broeden

tote dat si gheplumet moghen wesen

ende vander cranceit ghenesen

mee doghede esser an bekent

alse doude sijn van ouden blent

8225so halen die ionghe cruud

dar si mede iaghen de blenteit huut

Jacob seghet van vitri

ende menech ander meester bi

wie so linginuogels bloet

8230an sinen slaep striket of doet

alsi te bedde wille gaen

nachts alsene die slaep sal bestaen

sal hem dromen her die morghen

dattene viande willen verworghen

8235thoueraren doen besonder

met hare herten arde groot wonder

mar hoe ende in welker maniere

ne willen meesters niet visieren

114. Upupa, als is gezet,

is verboden in de oude wet

8205 (a) dat is om zijn onreinheid

in de drek nestel het, dat is meer

graag houdt het zich gemengd

in plaatsen waar is grote stank.

Deze noemt men de drekvogel.

8210 (b) Schoon heeft hij pluimen en vleugel

en op zijn hoofd een kroon

van pluimen gegroeid en schoon.

In de winter ziet men of hoort ze niet

in de lente tijd komt hij voort.

8215 Van de ouden doet men verstaan

dat ze zich ontpluimen gelijk

en gaan in het nest ginder

zitten onder hun kinderen

die gegroeid zijn onder hun hoede

8220 die ze aas geven en broeden

totdat ze gepluimd mogen wezen

en van de zwakheid genezen.

(e) Meer deugd is er van bekend

als de oude zijn van ouderdom blind

8225 dan halen de jongen een kruid

waar ze mee jagen de blindheid uit.

Jacob zegt het van Vitry

en menige ander meester daarbij

wie zo drekvogels bloed

8230 aan zijn slaap strijkt of doet

als hij te bed wil gaan

‘s nachts als hem de slaap zal bestaan

zal hij dromen voor de morgen

dat de vijanden hem willen verwurgen.

8235 (f) Tovenaars doen bijzonder

met hun hart aardig groot wonder

maar hoe en in welke manier

willen de meesters niet versieren.

Upupa epops, L (klanknabootsing) Hop, schijthop of stinkhaan, Duitse Stink-, Kotvogel, Stinkhahn, Engelse hoopoe. Laat midden-Hoogduits heeft Huppupp dat van oud-Frans pupu komt vanwege zijn geluid, en dat van Latijn upupa, vergelijk Grieks epop-s.

(a) De nesten zijn in holle bomen gemaakt en zo ingericht dat het vuil van de jongen erin moet blijven. Ze zitten tot hun nek in hun eigen vuil. Daar komen vliegen op af die eieren leggen zodat het tenslotte krioelt van de maden. De ouden zoeken hun dierlijk voedsel ook op mestvaalten en brengen ook wat geur mee. Dit geeft een sterke reuk om het nest zodat die naam schijthoep heet of stronthoep verklaard wordt.

(b) De hop is een fraaie roodachtige isabelkleurige vogel die van een rossige kuif is voorzien met zwarte punten. Het is een uitmuntend hoofdversiersel die hij kan opzetten en laten vallen, waar hij mee speelt als hij kwaad of verschrikt is.

(c ) ‘Over de vogel wiens naam hop is, Lev. 11: 19, van wie in de wet geschreven staat: ‘Wie zijn vader en zijn moeder versmaadt, zal de dood sterven.’. Als de vader van de jonge hoppen oud wordt, dan trekken de jongen hem de oude veren uit en likken zijn ogen en koesteren hem op een warm plekje. Ze voeden hem en kijken hem zo aan, alsof ze tegen hun ouders zeggen willen; ‘bedankt dat jullie ons gekoesterd en verzorgd hebt en nu doen wij zo tegenover jullie’ En zo gaan ze door tot de oude vogels weer jong worden en weer als jongelingen zijn. Hoe komt het dan, dat de met verstand begaafde mensen hun ouders niet liefhebben?

(e) Zie zwaluw.

(f) A. Magnus deelt mede in ‘Et Virtutibus herbarum’dat de magiërs geloven dat wanneer de korenbloem die vermengd zijn met het bloed van een wijfjeshop en met olie in een lamp gebrand wordt dat dan alle omstanders menen dat ze magiërs zullen zijn. Zodat de een gelooft dat de ander op het hoofd staat met de benen in de lucht. Dat als dit mengsel op vuur gelegd wordt wanneer de sterren schijnen dat die mensen op elkaar toelopen en vechten. Dat als er een pleister van gemaakt en dit bij iemand op de neus gelegd wordt hij uit vrees op de vlucht gaat, et hoc expertum est’, dat bewezen en geprobeerd is’.


Wltur wanic es die ghier

8240[e]en starc uoghel ende fier

mar in sijn ulieghen es hi swaer

drie spronghe ofte meer dats waer

so doet hi in sire wise

her hi mach vander herden risen

8245plinius spreket ets sine maniere

dat sine plumen inden viere

metter roke serpente ueriaghet

entie sine herte met hem draghet

sijn uersekert uan allen dieren

8250wel rieket hi na sire maniere

ende negheen dier dats waer

onder die mane also claer

dar orloghe es ende strijt

dar wart wilsi talre tijt

8255alse die hem willen versaden

[in stride metter lieder scaden

alse die jonghe ghier es groot

so slati sine oude moeder doot]

alse hise niet mach gheneren

8260plinius scriuet sonder sceren

dat nieman uant haren nest

want up rootsen es hi gheuest

dar si van uolke sijn bewart

die ghier sine ionc bewart

8265tote dat comet ter wintertijt

ende dan wast onder hem die nijt

so iaghet hise vanhem dan

want die proie nouwet vort an

want een par ghiere uertert

8270vele dart hem ghenert

bi huus ne plenen si niet te vane

mar si proien verre danen

ende dit lert hem dat bekinnet

nature dieden vroeden minnet

8275te houdene vrede sinen gheburen

ambrosius seit ets sulkes naturen

die sonder nooten seit sijn waen

jonghe bringen ende ontfaen

entie ghiere comen danne

8280al sonder ghenoet van manne

hare leuen es wel te waren

wlcomen tote .C. iaren

[oec seghet ambrosius dat si al bloot

vortekenen der lieder doot

8285met ere sonderlanghe lere

die hem comet van onsen here

want alse twe lantsheren hem ghereden

strijt te houdene onder hem beden

eist dat uele ghiere te waren

8290volghen dan haren scaren

so maghet ouer waer bedieden

dat van parden ende van lieden

ene grote meneghe upt uelt]

metten swerde werdet gheuelt

8295plinius spreket vanden ghiere

dat hi proiet na sire maniere

vanden middaghe toter nacht

ende hijs hem voer den middacht wacht

sijn bec crummet hem in sire ouden

8300so dat hi ghene proie mach ouden

danne moet hi dor die noot

alse van ouden bliuen doot

hine can niet anden steen te waren

sinen bec curten alse die aren

8305[dies so heueti groot verdriet

up derde hi ghene bete ne siet

dat doet hem een deel die noot

want hi swaer es ende groot]

experimentator die seghet

8310dat die uoghel traghe te sine pleghet

alse sine ionc met vleesche sijn verladen

die ghier doet hem groote onghenaden

want hi wilse verslaen

dat si met vetheiden sijn beuaen

8315hi bijtse ende slaet om de sake

dat hise wil magher maken

siet hi croenien ligghende mede

hi betet thant neder ter stede

waer soet es ende hoe soet gaet

8320ende dits dar menne om dicken vaet

met strecken te menegher tijt

tusschen hem es dicken nijt

enten gherualke weet men wel

mar die gherualke es hem te snel

8325ende verdrinctene so met platten

al es hi starc hi canne matten

dat hi te male niet vertart

dar hem de gherualke mede genard

sine ionc in sinen neste

8330vander .v. es hier dat leste

115. Vultur, waan ik, dat is de gier.

8240 Een sterke vogel en fier

maar in zijn vliegen is hij zwaar

drie sprongen of meer, dat is waar,

zo doet hij dat op zijn wijze

eer hij mag van de aarde rijzen.

8245 Plinius spreekt, het is zijn manier,

dat zijn pluimen in het vuur

met de rook serpenten verjaagt

en die zijn hart met zich draagt

is verzekerd van alle dieren.

8250 (a) Goed ruikt hij op zijn manier

en geen dier, dat is waar,

onder de maan, alzo klaar,

waar oorlog is en strijd

daarheens wil het zijn te alle tijden

8255 als die zich willen verzadigen

(b) [In strijd met de lieden schade

als de jonge gier is groot

dan slaat die zijn oude moeder dood

als hij zich niet kan voeden)

8260 Plinius schrijft zonder scherts

dat niemand vond hun nest

want op rotsen is het gevestigd

waar ze van de wolken zijn beschermd.

De gier zijn jongen bewaart

8265 totdat komt de wintertijd

en dan groeit onder hen de nijd

dan jaagt ze hen van zich vandaan

want de prooi vermindert voortaan

want een paar gieren verteren

8270 veel. Waar het zich voedt

bij huis plegen ze niet te vangen

maar ze prooien ver daar vandaan

en dit leert hem dat beken

natuur die de goede bemint

8275 te houden vrede met zijn buren.

(d) Ambrosius zegt, het is van zo’n natuur

die zonder paren, zegt zijn waan,

jongen brengen en ontvangen

en die gieren die komen dan

8280 al zonder paren van de mannelijke.

Hun leven is wel te waren

volkomen tot honderd jaren.

(a) Ook zegt Ambrosius, dat ze al bloot

voorzien de lieden hun dood

8285 met een aparte leer

die hen komt van Onze Heer,

want als twee landsheren zich klaar maken

strijd houden onder hen beiden

is het dat veel gieren te waren

8290 en volgen dan hun scharen,

dan mag het wel waar zijn

dat van paarden en van lieden

een grote menigte op het veld

met het zwaard worden geveld.

8295 Plinius spreekt van de gier

dat hij prooit naar zijn manier

van de middag tot de nacht

en het zich voor de middag wacht.

Zijn bek kromt hem in zijn ouderdom

8300 zodat hij geen prooi mag houden

dan moet hij door die nood

door ouderdom blijven dood.

Hij kan zich niet aan de steen te waren

zijn bek verkorten zoals de arend.

8305 [dus heeft zo’n groot verdriet

op de aarde hij geen baat ziet

dat doet hem voor een deel die nood

want hij is zwaar en groot]

Experimentator die zegt

8310 dat die vogel traag te zijn pleegt

als zijn jongen met vlees zijn beladen

de gier doet hen groot ongenade

want hij wil ze verslaan

omdat ze met vetheid zijn bevangen

8315 hij bijt ze en slaat ze om die zaak

dat hij ze wil mager maken.

(e) Ziet hij krengen liggen mede

hij gaat gelijk neder ter plaatse

waar zo het is en hoe het zo gaat

8320 en dit is waarom men het veel vangt

met strikken te menige tijd.

(f) Tussen hen is veel nijd

en de giervalk, weet men wel

maar die giervalk is hen te snel

8325 en verdringt zo met slaan

al is hij sterk, hij kan zich niet meten

dat hij te maal niet verteert

waar de giervalk zich mee voedt

hun jongen in hun nesten.

8330 Van de v is hier het laatste.

Vultur: gezicht, naar de uitdrukking van de ogen. Engelse vulture, midden-Engels vultur, van oud-Frans voltur, van Latijn voltur, dat verbonden is met vellere: plukken.

Gier, midden-Nederlands ghier, oud-Hoogduits Gire (nu Geier) eigenlijk de naar aas begerige vogel, zie gierig: begerig of hebzucht. Engels gier, midden- Engels geir en geier. Ook de naam griffon komt voor.

(a) Het naar beneden schieten van de eerste gier is voor zijn soortgenoten een sein tot de maaltijd. Zij snellen van alle kanten toe en verspillen geen tijd meer aan nader onderzoek. Vogels die je eerst niet eens opgemerkt hebt, met een vlucht van wel drie meter, storten zich vrijwel binnen een minuut met luid gedruis naar beneden. Vandaar dat men dacht dat gieren goed konden ruiken, achter bergen en zee en terug. Dat klopt niet. Ze zien de ene gier gaan en dan volgt de rest .De gier ruikt lijken al voor de dood, vandaar dat hongerige erven gieren genoemd werden.

(b) Zelden worden gieren gehecht aan een ander wezen, ze zijn geneigd tot bijten en boosaardige handelingen, maar ook lafhartig. ‘Eeze vogel is wreed voor zijn eigen jongen en als ze ziet dat ze te dik zijn dan slaat ze hen met haar vleugels en snavels tot ze weer mager zijn’

(c ) De nesten zijn op zeer hoge bergen die moeilijk toegankelijk zijn

(d) Sommigen vertellen dat ze ontvangt en bevrucht wordt zonder betreding. Ook vertellen ze dat ze wel honderd jaar kan worden..

(e) Als de gier volgevreten is, is hij zo zwaar dat hij moeilijk weg kan vliegen en is dan te vangen.

(f) Die heet dan ook giervalk, Engels gyrfalcon, een woord dat afgeleid is van gier.

Zelentides spreket plinius

es .i. uogel die heetet aldus

ende wonet erande ghediet

als ons plinius bediedt

8335bi enen berghe die cadim heet

dien die crekele doen groot leet

want si hare coren woesten sere

dan roepen si an onsen here

ende bidden met beden des

8340dat hi dar sende zelentides

ende alsemen waent biden gebode

alleene van onsen here gode

wanen dese comen ofte varen

ne weet niemene te waren

8345sonder dats die liede alleene

an gode bidden met gheweene

si verteren de crekele dan

datter gheen ontgaen ne can

hier hendet der vogele boec in. Z

8350vondixs mee ic dichtets mee

hier sijnre .c.x. ende drie

jn dietsch also gedichtet van mie

so ict vraist vant int latijn

dar bispele af ombonden sijn

8355some ende niet tonderste deel

vp elc te dichtene geheel

het ware te lanc ente swar

jc dichte dat lichste ende waer

want ic ne beghere niet

8360dats den lesere hiet verdriet

hier suldi horen vort mee

wat wondre men vint inder ze

ende in watre ende in riuieren

alse ons meesters visieren

365die dat ware bringen vort

willic iv scriuen in dietsce wort

mar hort doch int gheemeene

er ic iv segge van elken alleene

116. Zelentides, spreekt Plinius,

is een vogel die heet aldus.

En woont bij een soort volk

zoals ons Plinius aanduidt

8335 bij een berg die Caym heet

waar de krekels doen groot leed

want ze hun koren verwoesten zeer,

dan roepen ze aan Onze Heer

en bidden met bidden dit

8340 dat hij daar zendt Zelentides

en zoals men waant bij gebod,

alleen door onze Heer God,

want waar dat ze vandaan komen varen

weet niemand te waren,

8345 uitgezonderd dat die lieden alleen

tot God bidden met geween

die verteren de krekels dan

zodat er geen ontgaan kan.

?

Hier eindigt het vogelen boek in z,

8350 vond ik er meer, ik dichte er meer.

Hier zijn honderd dertien,

in Diets alzo gedicht door mij

zo ik het fraaiste vond in het Latijn

waar voorbeelden van ontbonden zijn.

8355 Soms en niet het honderdste deel

op elk te dichten geheel

het was te lang en te zwaar.

Ik dichte het lichtste en waar

want ik begeer niet

8360 dat de lezer heeft verdriet.

Hier zal u horen voort meer

wat voor wonderen men vindt in de zee

en in water en in rivieren

zoals ons meesters zeggen

365 die het ware brengen voort

wil ik u schrijven in Dietse woord.

Maar hoort toch in het algemene

voor ik zeg van elk alleen.

Monstrum seit dat latijn

8370mach wel .i. wonder sijn

om datment toget ende siet wonder

ende dies hetement wonder

wonder vintmen in de ze

een groot deel ende vele mee

8375dan de werelt can geuisieren

wonder vintmen in riuieren

ende in varschen watre mede

bouen alre ghelouelicede

some wondre sijn bescreuen

8380ende dats mi es in boeken bleuen

willic vort bringhen in ditsce wort

ende om te curtene de wort

ne segic vp elc geen bispel

jnne quaems niet ten ende wel

8385de redene soude sijn te lanc

nu beginnic minen sanc

ande a. ende vort mee

volghende na den a b c.

hier ent de tale int ghemene

8390hord vor van elken allene

Zeemonsters.

Monstrum, zegt het Latijn,

8370 mag wel een wonder zijn

omdat men het toont en ziet wonder

en dus noemt men het wonder.

Wonderen vindt men in de zee

een groot deel en veel meer

8375 dan de wereld kan versieren.

Wonderen vindt men in rivieren

en in verse wateren mede

boven alle geloofwaardigheden.

Sommige wonderen zijn beschreven

8380 en dat is me in boeken gebleken

wil ik voort brengen in Dietse woord

en om te korten het woord

nee, zeg ik van elk geen voorbeeld

ik kwam niet goed tot een eind

8385 het verhaal zou zijn te lang.

Nu begin ik mijn zang

van de a en verder meer,

volgt na het a b c.

Hier eindigt het verhaal van het algemene,

8390 hoort voortsvan elk alleen.

Steeds kwamen er nieuwe dieren uit de zee. Er zouden in de zee dan ook net zulke bewoners zijn als op het land.

Abides doet ons verstaen

aristotiles sonder waen

dats int water i wonder

want het tersten albesonder

8395sijn waesdoem neempt ende hout

jn dat water dar het hout

dar na verkeret sinen name

ende sine nature der ane

so dat up derde al buten is

8400ende dan etet astois

ende dits wonder dat af ende ane

dus doet tuirande ghedane

nv up twater nu up tlant

ende sine nature alte hant

8405van den naten int droghe kerd

dit es selsane ende ongheleerd

1. Abides, doet ons verstaan

Aristoteles zonder waan.

dat is in het water een wonder.

Want ten eerste al bijzonder

8395 zijn groei neemt en houdt

in dat water daar het zich ophoudt,

daarna verandert het zijn naam

en past zijn natuur daar bij aan

zo dat op de aarde al buiten is

8400 en dan heet het Fascioes.

En dit is een wonder dat af en aan

dus geeft tweerhande gedaantes,

nu op het water en dan op het land

en zijn natuur is gelijk

8405dat van het natte in het droge gekeerd

dit is zeldzaam en ongeleerd.

Een amfibie. Of twee dieren waarvan de tweede Fascioes heet. De slang Bungarus fasciatus? Hoewel dat bandvorming betekent, komt uit Indië.   

Achime sprect aristotiles

dat .i. zewonder es

ende es dat gulste dat men vint

8410ende dat men in water kint

bi proien leuet ende dat het

wert al smere ende vet

bj proien eist dat hem ghenerd

ende wat dat in spisen vertert

8415dat wert al vetheit ende smare

dus wast hem die buuc so sware

dat na de groteit van den diere

sijn buus es al tonghiere

weltijd dat dit dier verstaet

8420dat hem eneghe vrese an gaet

cremptet sijn houet sine lede

.j. deel na des eghels sede

so dat gheen dier mach verraden

mar somwile comtet hem te scaden

8425want alst vernemt die felle gaste

jn die laghen bliuen die vaste

so trectet thouet vord nemme

mar alsem die ongher doet we

verteret sijns selues smare

8430het euet lieuer hoe soet vare

hem te uerterne .i. deel

dan verloren tesine al gheel

dit dier bediet al openbare

den ongheualleghen sondare

8435die wel beuroet ende besiet

dat hem naket lanc verdriet

van den viant diene belaghet

eist dat hine in sijn nette jaghet

ende niet ne kieset vor sine sonden

8440penitencie in curter stonden

vor die ewelike doet

beter warem dor die noet

te magherne sijn vleesch .i. deel

dan te verliesene al gheel

8445siele ende lijf bede te samen

elc merke wel hi mach hem scamen

a gaet vte ende b. comt in

jn vanter of me no min

2. Achime, spreekt Aristoteles,

dat een zeewonder is

en is dat gulzigste dat men vindt

8410 en dat men in water kent.

Van prooien leeft en dat het

wordt al smeer en vet.

Van prooien is het dat zich voedt

en wat het in spijs verteert

8415 dat wordt al vetheid en smeer

dus groeit hem de buik zo zwaar

dat naar de grootheid van die dieren

zijn buik is al te onguur.

Welke tijd dat dit dier verstaat

8420 dat als hem enige vrees aangaat

krimpt zijn hoofd in zijn leden

een deel naar de egels zede

zodat geen dier het mag verraden.

Maar soms komt het hem te schaden

8425 want als het verneemt de felle gasten

die in listen blijven vast

dan trekt het zijn hoofd voort nimmer.

Maar als hem de honger doet wee

verteert het zijn eigen vet

8430 het heeft liever, hoe zo het gaat

zichzelf te verteren een deel

dan te verliezen het zijne al geheel.

Dit dier betekent al openbaar

de ongelukkige zondaar

8435die wel bevroedt en ziet

dat hem nabij komt het lange verdriet

van de vijand, die hem belaagt,

is het dat hij hem in zijn netten jaagt

en niet kiest voor zijn zonden

8440 berouw in korte stonden

voor de eeuwige dood.

Beter was hem door die nood

te vermageren zijn vlees een deel

dan het te verliezen geheel

8445 ziel en lijf, beide tezamen,

elk merkt wel, hij mag zich schamen.

a gaat uit en b komt in,

ik vond er niet minder of meer.

?

Belna heten in latijn

8450diere die groot ende wonderlic sijn

ende van vreseliker maniere

mar properst so sint zeusche diere

plinius sprect die mester fijn

dat indie ze van india sijn

8455beelwen van liue so groot

dat si der ze doen sulken stoet

dat si doen risen sulke baren

als oftet groot see storm ware

ende vlieghen metten baren mede

8460vpward met groter moghentede

so dat hi seit dat alexander

wonderliker es dan .i. ander

der jeghen voer met sinen sciphere

ende vachter ieghen met groter were

3, Belua heten in Latijn

8450 dieren die groot en wonderlijk zijn

en van vreselijke manieren

maar duidelijk zijn het zeevissen dieren.

Plinius spreekt, die meester fijn,

dat ze in de zee van India zijn

8455 soms van lijven zo groot

dat ze de zee doen zulke beweging

dat ze doen rijzen zulke baren

alsof het grote zeestormen waren

en vliegen met de baren mede

8460 opwaarts met grote kracht

zo dat hij zegt dat Alexander,

die wonderlijker was dan een ander,

daartegen voer met zijn schipper

en vocht er tegen met groot verweer.

Huso huso. (Acciper huso) Huso of beluga, een steur, het reusachtigste lid van de familie die wel vijftien meter lang en duizend a zestien honderd kg zwaar kan worden.

De steur leeft in het zoute zeewater, maar de geslachtsrijpe vrouwtjes zwemmen de zoetwaterrivieren op om kuit te schieten De beluga leeft in de Kaspische- en Zwarte Zee.

8465Barchora alse aristotiles seghet

es .i. dier dat tene pleghet

clene visscelkine talrestont

so art benech es hem die mont

dattet den steen bit ontwee

8470somwile gatet vter zee

ende vertert dat gras vp tfelt

dan moet te watre met ghewelt

ende onder duken also wel

als oft ware thart sijn vel

8475sone magt niet bughen dan int gaen

ende dan so werdet also gheuaen

oec vaent visschers met clenen visschen

want het hem niet ne can ontwisschen

so gaensi tenen nouwen gate dan

8480dat uolghet dit dier also an

also dart die visschers bestaen

dart niet ne mach ontgaen

nemme ne vandic dan dese tue

zeewondre in .b.

4. 8465 Barcora, zoals Aristoteles zegt,

is een dier dat te eten pleegt

kleine visjes te alle stonde.

Zo hard benig is hem de mond

dat het een steen bijt in stukken

8470 en soms gaat uit de zee

en verteert het gras op het veld

dan moet het te water met geweld

en onderduiken alzo wel

als het wordt te hard zijn vel

8475 dan kan het niet buigen in het gaan

en dan wordt het alzo gevangen.

Ook vangen vissers het met kleine visjes

want het hen niet kan ontgaan

zo gaan ze tot een nauwer gat dan

8480 dat volgt het dit dier alzo na

alzo dat de vissers het bestaan

zodat het hen niet mag ontgaan,

Nimmer vond ik meer dan deze twee

zeewonderen in b.

Sargus ovis: (schaap) schaapsbrasem, Engelse sheepshead. Geitbrasems, bij deze vissen zijn de voortanden op een reeks geplaatst en lijken op snijtanden. Verder aan de achterkaak komen aan de randen van de kaken twee of meer reeksen van knobbelvormige maaltanden voor van ongelijke grootte. Het hele gebit doet wat aan die van herkauwers denken.

Er zijn ook kuise en ontuchtige vissen. Zo beschrijft Du Bartas de Sargus’ en ik zal het in zijn eigen woorden vertellen omdat niemand het beter kan dan hij het doet. En het zal niet minder uw lof verdienen omdat het in verzen gezegd wordt, want hij heeft deze en andere waarnemingen gevonden bij auteurs die grote en ijverige zoekers waren naar de geheimen van de natuur. ԍen verhaalt dat een zeevis, Sargus genaamd, zeer wonderlijk en verliefd is op de geit, (vandaar geitbrasems) dat als hij haar reuk gewaar wordt naar het strand zwemt en als hij haar ziet, springt en huppelt en boven het water komt. Vandaar dat een visser die met geitenvel bedekt is gemakkelijk zo’n vis in het viswant kan opsluiten. Wat Alciatus op de beminnaars van hoeren toepast.

8485Cocodrillus es i dier

jacob ende solijn segghen hier

dattet machtel es ende fel

vp tlant ende int water euen wel

daghes eist meest vp tlant

8490so stille es die viant

dat elc man hout ouer doet

sine kinden sine scalcheit grot

ende leit ende gaept talre stont

ende vaet vlieghen in den mont

8495nachts eist gerne in die riuiere

eier leghet na gans maniere

die leget vp den lande dan

dar gheen water comen can

alst tijd es comen sire broeden toe

8500bj wilen die hie ende die soe

jacob van vitri seit dus

het wast tote xx. cubitus

ende es hem so ard dat fel

men caent dorslaen niet wel

8505sonder tonghe eist alsict hore

den mont ghesplet van ore te ore

dupperste cake roeret allene

sine tande sijn vreselic ghemene

sine clawen scarp ende groet

8510te wintre en etet wel na niet dor noet

ets wreet in allen manieren

bede den visschen ende den dieren

nochtan experimentator die segt

at den mensche te beweene plegt

8515alsettene doet heuet ghebeten

van hem wilmen die wareit weten

dat die sarasine verteren

sijn vleesch ent hem niet mach deren

van haren drecke maken oude wiue

8520onghenompt tharen liue

dar hare romple mede tegaen

ende hare huud doet dinnen staen

ende si scone scinen ende clar

mar onlanghe ydurtet dats war

8525want alsi sweten gaet al huut

ende onder blijct hare ghelue huud

jn nilus die dor egypten vliet

eist datter te sine pliet

oec vintmen cocodrillen manieren

8530jn surien vt .i. riuieren

dar jacop of segt van vitri

oe dat dier dar comen sij

twe edele broedre waren int lant

die dat lant aden in hare hant

8535so dat deen benide sere

dat dander was also sulc here

ende dede cocodrullus ionc bringhen

om dat hi met sulken dinghen

den broeder wilde ontliuen schiere

8540metten beesten vt diere riuieren

die beesten wiesen ende die tijd ghijnc

die nideghe broeder die van derre dinc

alte male adde vergheten

es up die riuiere yseten

8545ende dat dier quam onuersien

vten watre gaende up dien

ende heuetne tehant ghescuert

dus heuetj de doet besurt

dar mede waende ontliuen

8550sinen broeder al moest bliuen

ende aldus in derre maniere

vintmense noch in die riuiere

plinius sprect dat dier plegt

dat ghelijc of doet ware legt

8555ende heuet den mont ondaen

so compt dat clene knekerkin saen

ende souct an sine tonghen vlieghen

dan swelchtijd in sonder lieghen

wat sal also groten diere

8560proie van so sulker manieren

het dinct mi wel manieren leren

na de quade valsce heren

als arme dorpars an hem comen

om hiet baten om hiet vromen

8565so varsj of si sliepen dan

ende latense hem comen bet an

want si hem dinken toghen manieren

als ofsi waren goedertiere

mar alsi comen binden tanden

8570versuelghen sise te handen

ende nemen of thare al bloet

weder et sj clene of groet

men vint .i. volc van manieren

neuen nilus der riuieren

8575stout ende coene in .i. eilant

die centiren sijn ghenant

[clene liede van stouter maniere

ende haten sere dese diere

si durren allene in nilus swemmen

8580up des diers ric si clemmen

ende rider up alst ware een part

alse dat dier gapet upwart

werpsi hem in curter stont

ene iserine colue in den mont

8585ende ridense also upt lant

ende dwinghense al tehant

met roepene up hem verbolghen

te spuwene dat si hebben verswolghen

5. 8485 Cocodrillus is een dier,

Jacob en Solinus zeggen hier,

(a) dat het machtig is en fel

op het land en in het water even goed

op dag is het meestal op het land.

8490 Zo stil is die vijand

dat elk man het houdt voor dood

die niet kennen zijn schalksheid groot

en ligt en gaapt te alle stonden

en vangt vogels in de mond.

8495 ‘s Nachts is het graag in de rivier.

(b) Eieren legt het op ganzen manier

die legt het op het land dan

waar geen water komen kan

als het tijd is komen ze tot broeden toe

8500 soms hij en soms zij.

Jacob van Vitry zegt aldus

het groeit tot bijna tien meter

en heeft zo hard het vel

(a) men kan het doorslaan niet goed.

8505 (d) Zonder tong is het, als ik het hoor,

de mond gespleten van oor tot oor

de opperste kaak beweegt het alleen.

Zijn tanden zijn vreselijk gemeen

zijn klauwen heeft het scherp en groot.

8510 (e) In de winter eet het bijna niet door nood. Het is wreed in alle manieren

beide, voor de vissen en de dieren.

(f) Nochtans Experimentator die zegt

dat het de mensen te bewenen pleegt

8515 als het er een dood heeft gebeten.

Van hem wil men de waarheid weten

dat de Saracenen verteren

zijn vlees en het hen niet zal deren.

(g) Van hun drek maken oude wijven

8520 een zalf voor hun lijven

waar ze hun rimpels mee tegen gaan

en hun huid daarbij strak staat

en ze schoon schijnen en helder

maar niet lang duur dat, dat is waar,

8525 want als ze zweten gaat het al uit

en laten weer zien hun gele huid

In de Nijl die door Egypte stroomt

is het dat het te zijn pleegt.

Ook vindt men krokodillen soorten

8530 in Syri in een rivier,

waar Jacob van zegt van Vitry,

hoe dat dier daar gekomen is.

Twee edele broeders waren in het land

die dat land hadden in hun hand

8535 en dat de een benijde zeer

dat de ander was zo’n heer

en liet een krokodillen jong brengen

omdat hij met zulke dingen

de broeder wilde ontlijven snel

8540 met de beesten in die rivier

die beesten groeiden, de tijd ging

de nijdige broeder die het ding

helemaal was vergeten

is op de rivier gezeten

8545 en dat dier kwam onvoorzien

uit het water gaande op die

en heeft hem gelijk verscheurd

dus heeft hij de dood bezuurd

waarmee hij waande te ontlijven

8550 zijn broeder die al moest blijven.

En aldus op deze manier

vindt men ze nog in die rivier.

Plinius spreekt, dat dier pleegt

dat het gelijk alsof het dood is ligt

8555 en heeft de mond geopend

dan komt dat kleine winterkoninkje aan

en zoekt aan zijn tong naar vliegen

dan zwelgt hij het in, zonder liegen.

Wat zal zo’n groot dier

8560 prooien van zulke kleine manier?

Het dunkt me dat het wel manieren geleerd heeft van die kwade valse heren

als arme dorpers bij hen komen

om iets te baten om iets te verbeteren

8565 dat ze zo doen of ze slapen dan

en lieten ze dichter bij komen dan

want ze denken te tonen manieren

alsof ze waren goedertieren

maar als ze komen bij de tanden

8570 dan verzwelgen ze hen gelijk

en nemen van hen al het bloed (goed)

of ze nu zijn klein of groot.

(f) Men vindt een volk van manieren

naast de Nijl, de rivier,

8575 dapper en koen op een eiland

die Tentyriten zijn genaamd

kleine lieden van dappere manieren

en haten zeer deze dieren

ze durven alleen in de Nijl te zwemmen

8580 en op dit dier zijn rug ze klimmen

en rijden er op alsof het was een paard.

Als dat dier gaapt opwaarts

werpen ze hem in korte stond

een ijzeren kolf in de mond

8585 en rijden het alzo op het land

en dwingen het gelijk

met roepen op hem verbolgen

uit te spuwen dat ze hebben verzwolgen.

Crocodylus vulgaris (gewoon) (Crocodylus niloticus: van de Nijl) Krokodil, zo ook in Duits en Engels, van Frans crocodile, van Latijn crocodilus, van Grieks krokodeilos, eerder krokodilos: soort van hagedis, kroke betekent kiezelsteen, en drilos is een aardworm, naar de gewoonte van hagedissen om zich op rotsen in de zon te verwarmen.

(a) De krokodillen of pantserhagedissen zijn de draken van de sagen, en werkelijk, al bezitten ze geen vleugels en spuwen ze geen vuur, ze zijn toch vreselijk genoeg. De hoornschilden, die in dwarsrijen het lichaam bekleden zijn zo hard dat een gewone loden kogel er gemakkelijk op af stuit. De grootste dieren worden een zes tot zeven meter met een gewicht van meer dan duizend kg.

(b) Als hij verzadigd is ligt hij op een zandoever en blaast in alle macht. Dan komt een klein vogeltje die onder de Italianen de koning van de hoenders genoemd wordt, Trochilus genaamd.

(c ) De wijfjes graven hun vijftig tot zestig eieren in het hete oeverzand. Ze bewaken de eieren evenals de jongen die eruit tevoorschijn treden, maar kunnen niet beletten dat gewoonlijk in de eerste dagen tweederde er van door andere dieren, ja, zelfs door de mannelijke soortgenoten worden opgevreten.

(d) Hij heeft geen tong maar tanden, scherp en lang. Met het eten beweegt hij de bovenkaak en niet zijn onderkaak. Er wordt verteld dat onder de beesten alleen de krokodil de bovenste kaak beweegt. (Dit wordt al vermeld door Herodotus en Aristoteles wat door anderen gevolgd wordt) Plinius is meer accuraat en vertelt dat het beest zijn tong niet gebruikt en dat de hele tong op de bodem van de muil kleeft, vandaar poëtisch: ‘Echte liefde is tongloos als een krokodil’

(e) ‘De vier wintermaanden, november, december, januari en februari eet hij helemaal niet.

(f) Shakespeare, ii King Henry VI, iii, 1, 226, ‘Glosters schijn

(The mournful crocodile) Misleidt hem, evenals de krokodil,

(with sorrow snares relenting passengers) Met droef geschrei de weke wandelaar vangt.’ Als een krokodil een man bij het water vindt of bij de rotsen, dan pakt hij die als hij kan en huilt als hij er bovenop zit en verslindt hem. Ze huilen over de hoofden van de mensen die ze gegeten hebben en huilen over de overblijfselen van hun slachting. Ze voelen geen medelijden over wat gebeurd is maar huilen vanwege het tekort aan vlees aan het hoofd wat ongeschikt is om te eten. Daarop kwam de spreuk die op vrouwen wordt toegepast als ze huilen, crocodili lachrymae, (Erasmus 1500) of wel krokodillentranen. De betekenis is dat als de krokodil huilt de ander bedrogen wordt en zo doet een vrouw gewoonlijk als ze huilt. Engelse crocodile taers, Franse larmes de crocodile en Duitse Krokodilstranen. De dieren brengen wel een klaaglijk geluid voort. En ze hebben traanklieren om hun ogen vochtig te houden.

(g) Ԗan zijn vuil wordt een zalf gemaakt, met die zalf besmeren de vrouwen hun gezichten. En een zo oude en gerimpelde vrouw lijkt dan een tijdje op een jonge maagd. Lang duurt dat echter niet, want hun zweet doet de uitwerking van de zalf teniet en brengt hun vale huid weer aan het licht’

(f). De Tentyriten hadden, naar Plinius verzekert, de moed een zwemmende krokodil in het water te vervolgen om hem een strik om de hals te werpen en op zijn rug te gaan zitten en hem, als hij de kop ophief om te gaan bijten, een dwarshout in de muil te steken. Hierdoor bestuurden ze hun buit als een aan de toom geleid paard en dreven hem aan land.

Mulder: De allegorische moraal die Maerlant aan het lot van het onbaatzuchtige winterkoninkje verbindt, berust op een leesfout van Thomas van Cantimpré. Niet het winterkoninkje wordt volgens Plinius verzwolgen door de krokodil, maar de ichneumon, een klein roofdier, dat uit eigen wil in de muil van de krokodil springt en zijn darmen kapotbijt. (Maerlant schrijft dit huzarenstukje toe aan de hydru. In werkelijkheid is het vogeltje dat zich op zoek naar voedsel tussen de tanden van de krokodil waagt de krokodilwachter.

Tentyriten - de bewoners van Tentyris, een plaats in Boven-Egypte. De geograaf Strabo beschreef het bezoek dat een aantal Tentyriten vergezeld van krokodillen aan Rome bracht om in een bassin in de arena een demonstratie van hun kunnen te geven. Veel van de bijzonderheden over de krokodil zijn ontleend aan Job 40:20-41:25.

Ceruus marinus dats min no mee

8590dan die hert van der ze

kiramidarium boec die seghet

dat sine horne te stekene pleghet

die hi an sijn houet heuet groot

bouen de zebaren al bloot

8595omme die vogle die sijn moede

ende vlieghen ouer die zevloede

up sine telghen sullen rusten

om dats hem mach van moetheden lusten

ende alsi sitten wanen met vreden

8600laet hi hem sinken dar ter steden

ende laet die vogle int water vallen

dus vertert hise met allen

6. Cervus marinus dat is min of meer

8590 dan het hert van de zee.

Kiramidarium boek die zegt het

dat het zijn horens te steken pleegt

die hij aan zijn hoofd heeft groot

boven de zeebaren al bloot

8595 om de vogels die zijn moe

en vliegen over de zeevloed

op zijn takken zullen rusten

omdat ze van moeheid uitrusten

en als ze zitten en denken met vrede

8600 laat hij hen zinken daar ter stede

en laat de vogels in het water vallen

dus verteert hij ze met zijn allen.

. ‘Daar is de duivel!’ Grote opschudding onder het scheepsvolk. Ieder grijpt een wapen, overal ziet men lansen en harpoenen. Het was een grote vis die op een rog geleek maar twee hoornen had als een os, Cephaloptera diabolus, (duivelachtig)

De zeeduivel, hoornrog of reuzenrog heet ook wel manatia. Ze zijn zeven meter lang en negen meter breed bij een gewicht van vijfhonderd tot duizend kg. Bij New York doodde men er een wiens gewicht vijf duizend kg bedroeg. De verenigde krachten van twee span ossen, twee paarden en tweeëntwintig mensen waren ternauwernood voldoende om dit monster uit het water te halen.

Caab dats een vremde dier

aristotiles seghet hier

8605dat het enen voet heuet

die hem nature gheuet

dart mede doet in der ghebare

recht oft ene hant ware

want het met seluen der mede spiset

8610also als hem nature wiset

sinen adem halet in die lucht

mar int water wast sine vrucht

7. Caab dat is een vreemd dier,

Aristoteles zegt het hier.

8605 dat het een voet heeft

die hem de natuur geeft

daar het mee doet in die gebaren

net alsof het een hand was

want het met diezelfde daar mee eet

8610 alzo als hem de natuur wijst.

Zijn adem haal het uit de lucht

maar in het water groeit zijn vrucht.

?

Cricos spreket aristotiles

dat een wonder in die ze es

8615ende heuet voete twee ende clawen drie

an elken voet dus scriuet hie

clene heuet den rechtren voet

mar den luchtren starc ende goet

so dat hem seluen der up draghet

8620weltijt so de wint jaghet

de zebaren gaet al in een

hem houden an enen steen

dat gheen wint can der of ghesteken

ende alse die storme dan ghebreken

8625so wandelet ende gaet

omme die dinc die hem bestaet

8. Critos, spreekt Aristoteles,

dat een wonder in de zee is.

8615 En heeft voeten twee en klauwen drie

aan elke voet, aldus schrijft hij,

klein heeft het de rechter voet

maar de linker is sterk en goed

zodat het zichzelf daar op draagt

8620 welke tijd zo de wind jaagt

de zeebaren, het gaat al gelijk

zich vasthouden aan een steen

waar geen wind hem vanaf kan steken

en als de storm dan ontbreekt

8625 dan wandelt het en gaat

om de dingen die hem bestaan.

Een poliep of de schipvertrager, zie Echeneis remora  21.

Celethi es een wonderlic dier

als ons tellet aristotiles hier

dat gadert roch in der ghebare

8630in hem als oft eier waren

alsi ripe sijn werdsi open

so comer worme ute ghecropen

ende werden int curt ghenachte

ghescepen na hare gheslachte

9. Celethi is een wonderlijk dier,

zoals ons vertelt Aristoteles hier.

Dat verzamelt kuit in die vormen

8630 in hem alsof het eieren waren

als ze rijp zijn gaan ze open

dan komen er wormen uit gekropen

en worden in dan korte nachten

geschapen naar hun geslacht.

Soort slang, of zeeschildpad, Chelone.

8635Chilon es een wonder mede

spreket aristotiles hier ter stede

dat neghene spise ontfaet

dan die van hem seluen gaet

ute hem seluen gaet ene vethede

8640ende die ontfatet weder mede

ende anders in ghere wise

sone ontfatet sine spise

10. 8635 Chilon is een wonder mede

spreekt Aristoteles hier ter plaatse.

Dat geen spijs ontvangt

dan die van zichzelf gaat

uit zichzelf gaat een vetheid

8640 en die ontvangt het weer mede

en anders in geen wijze

ontvangt het zijn spijs.

Verschillende Infusorien, als het geslacht Chilodon, verslinden ook algen en flab.

Canis marinus dat es mede

van der ze ene wonderlichede

8645die wi heten den zehont

plinius maket ons cont

dat si meneghen visch verdwasen

ende ouer har bassen si blasen

ontsienlic sijn si ende onthoghen

8650al dat leuet ende si vermoghen

gheuoet sijn si vorwart

mar alse een visch ghestart

breet ghesnauelt enten mont wijt

ende tande scarp in allen strijt

8655sijn vel dat es ru ghehart

andre honde sere veruart

vissche jaghen si in der ze

als jachonde min no mee

beesten jaghen in dat wout

8660ende verslindense menechfout

al eist dat mense mach begaen

niet lichte mach mense verslaen

11. Canis marinus dat is mede

van de zee een wonderlijkheid

8645 die wij noemen zeehond.

Plinius maakt ons bekend

dat ze veel vis verdwazen

en voor hen bassen, ze blazen.

Onaanzienlijk zijn ze en overtreffen

8650 al dat leeft dat ze aan kunnen.

Voeten hebben ze voor

maar als een vis gestaard.

Breed gesnaveld en een mond wijd

en tanden scherp in alle strijd.

8655 Zijn vel dat is ruw behaard

net als andere honden zeer bang.

Vissen jagen ze in de zee

als jachthonden min of meer

beesten jagen in het woud

8660 en verslinden ze menigvuldig.

Al is het dat men ze mag begaan

niet gemakkelijk kan men ze verslaan.

Phoca vitulina. Zeehond, midden-Nederlands zehont, midden-Noordduits Sehunt, nu Seehund, ook wel Dogge, naar het blaffende geluid van het dier, Engelse dog fish, Franse veau marin; zeekalf. Het is de canis marinus: zeehond. Phoca of phok is het Griekse woord voor rob of zeehond. De mannelijke exemplaren van deze dieren (‘bullen voeren in het begin van de paartijd felle gevechten met elkaar.

Jonge dieren worden ‘huilers’ genoemd. Die werden vaak doodgeslagen om hun vacht en de ouderen vanwege de schade die ze voor het visbedrijf deden. Hun zachte vacht zijn ze dan ook kwijt als ze de zee in gaan. Zie 19.

Ceruleus als ons scriuet solijn

es een dier dat men heet sijn

8665int water dat men ganges nomet

dat uten paradise comet

ja hets van varewen gheleu blau

een deel ghedaen na twater grau

ende heuet voren twee arme stranc

8670dar elc af es drie voete lanc

alse starke diere comen

gripetse dar in curter stont

ende trecse in der riuieren gront

dus etet die beeste dan

8675c gaet ute d comt an

12. Cerilius, als ons schrijft Solinus,

is een dier dat men zegt te zijn

8665 in het water dat men Ganges noemt

dat uit het paradijs komt.

Ja, het is van kleur geel en blauw

en een deel gedaan naar het water grauw.

En heeft van voren twee armen sterk

8670 waarvan elk is drie voeten lang.

Als sterke dieren komen

grijpt ze daar in korte stonde

en trekt ze in de riviergrond

dus eet het die beesten dan.

8675 C gaat uit en d komt er aan.

Ceruleus; blauw, is wel een soort slang, Bungarus caeruleus, de paragoeda of pakta-poela van de Indiërs, bereikt 1.30m Maakt jacht op kleine zoogdieren en reptielen, andere slangen en hagedissen. De grotere Bungarus fasciatus, 1,75cm, is blauwzwart net 25-35 gele ringen. Is na de brilslang de gevaarlijkste Indische slang, zie ook draken.

Draco die men vint in de ze

es tonsiene min no mee

dan die drake es upt lant

ende also groot es die viant

8680alse die drake die upt lant leuet

mar dat hi ghene vlerken heuet

sijn houet es clene sijn start lanc

mar sine tande sijn so stranc

ende sere wijt es hem die mont

8685sine scellen hart talre stont

allen visschen van der ze

es hi vreselic emmermee

want al dat hi wont ende bijt

dat es doot in curter tijt

8690eist man eist visch eist ander dier]

fel es hi ende onghier

plinius dinket menen

puluer van sinen benen

dat die tantswere doet ghenesen

8695doch es eneghe dogt in desen

13. Draco, die men vindt in de zee

is te ontzien min of meer

als de draak is op het land

en alzo groot is die vijand

8680 als de draak die op het land leeft

maar dat hij geen vlerken heeft.

Zijn hoofd is klein en zijn staart lang

maar zijn tanden zijn zo sterk

en zeer wijd is hem de mond.

8685 Zijn schellen hard te alle stonde.

Voor alle vissen van de zee

is hij vreselijk immer meer

want alles dat hij verwondt en bijt

dat is dood in korte tijd

8690 is het man, is het vis, is het een ander dier, fel is hij en onguur.

Plinius denkt te menen

dat poeder van zijn been

de tandpijn doet genezen

8695 toch is dat de enige deugd in deze.

Trachinus draco, L. (draak-, duivelachtig) Pieterman is de naam van de duivel en de begeleider van St. Nicolaas. Met zijn rechtopstaande stekels ziet deze vis er gevaarlijk uit en kan zelfs bloedvergiftiging veroorzaken, vandaar de oude Latijnse naam draco marinus: zeedraak, -duivel. Hij geeft smartelijke wonden als je hem aanraakt. Omdat hij een taai leven heeft blijft hem nadat hij uit het water op het strand gebracht is nog uren lang de kracht om de hand die hem aanraakt met zijn dorens een steek toe te brengen die hevige pijnen en dikwijls het stijf worden van het gewonde deel ten gevolgen heeft. Aan de hele Hollandse kust tracht men de steek van de pieterman te genezen door de lever of een stuk van die vis op de wond te leggen. Dit is al oud, zie Dioscorides, ‘draco marinus dissectus et apertus, ictus spinae suae, qua ferit, medela est’. De lever is de hoofdzetel van de voedende ziel, Plato, en zo geeft de lever de geneeskrachtige werking. In Frankrijk was het zelfs een tijdlang verboden om dit dier met stekels op de markt te brengen. Het gif werkt op het zenuwstelsel, is niet dodelijk, wel zeer vervelend.

Delfin sprect iacob ende solijn

dat wonder van merswine sijn

negheen dier dat wanemen wel

en es indie zee so snel

8700.x. maende draghensi hare dracht

ne waer datse die moeder wacht

ende deckese met luste groot

die vader beetse alle doet

die moeder mintse alsi sijn jonc

8705maer alsi comen up haren spronc

wilse die moeder oec verteren

sine moghen ontulien of hem verweren

si wassen tote x. jaren

ende si noten oec te waren

8710alsj x. maent ebben of bet

ende werden bj naturen vet

te somere draghensj ende winnen

te wintre wilsis niet beghinnen

si soghe na der soghe maniere

8715hare mont staet niet als andren lieden

mar anden buc staet hem die mont

scarpe vinnen risen hem talre stont

alsem die moet sittet neder

alsi gram sijn riset weder

8720nrande luud ebsj ghewent

recht als die mensche die steent

halen in allene met gaten

ende horen sere nouwe vtermaten

vp twater slapen ebsj vercoren

8725ende rusten dar als wijd oren

C. ende xl. jaer es bescreuen

dat gheprouet es dat sj leuen

si horen gherne blasen ende sanc

ende uolghen nar met scaren lanc

8730bj wilen .i. arpre was

hiet arion alsict las

ende was in .i. scip met lieden

diene te dodene uerrieden

doe beiaghedi ene ruste

8735so dat hem arpens luste

alsi dat dede .i. wilekin

cam dar menech groot delfijn

ende men warpene in de zee

en groot delfijn namene sonder wee

8740ende voerdene up tlant onghescaet

dits .i. wonderlike daet

delfijn en euet ghene galle

die ionghe clene delfine alle

uele te gadre in groten scaren

8745 grote bj hem diese bewaren

steruet .i. delfijn dandre comen

ende ebbent vp hare rig ghenomen

ende draghent tote dat risen die vlaghen

ent die storme te lande draghen

8750hars doden ne latensj niet vergheten

sine latent ghenen visschen eten

want elc euet andren lief

dies scriuet plinius in sinen brief

dat .i. coninc adde gheuaen

8755.j. delfin ende dedene binden saen

jn ene auene met .i. line

mettien quamen dar delfine

die suchten sere ende mesbare

alsofsi ghenade garden

8760so dat den coninc verdochte

ende hiet dat met ontknochte

experimentator die seghet

die delfine tetene pleghet

comti int water eist wijf est man

8765si scorne ende etene dan

ende eist dat hire noit of en adt

si rieken bj naturen dat

ende vp hare draghen snauele dan

te lande wart est wijf eist wijf of man

8770ende latene ghenen visch eten

hoe sijd gherieken men caent gheweten

hen sij of si den seden

ebben van der naturen heimelichede

jn des keisers augustus daghen

8775was .i. kint ore wi ghewaghen

jnt lant van caeps dat .i. delfin

ghewent adde ten anden sijn

met broedekine dat hi hem gaf

so dat delfin al leuede der af

8780dar na doe de knecht wart groot

vercoendi hem ende ghinc al bloet

vp dier ridende inde ze

dit wonderde den lieden me

die siden worden ghewone

8785dar na so uerstarf de gone

ende delfin cam ten houre dicke

als die om den knecht dochte micken

ende alsetene niet conde ghescouwen

so bleef dat dier doet van rouwen

8790macenatus ende fabiaen

ende solijn doen ons verstaen

tote ponien in afrike

was i delfin des ghelike

dat die liede adden vp gheouden

8795het liet hem tasten alsi wouden

der percen istorie heuet in

dat .i. delfin sinen sin

bi babilonien als men vint

hadde gheset an .i. kint

8800ende plagher dicken spelens ieghen

eens ne wilts dat kint niet pleghen

ende telfin uolgedem upt lant

ende bleef doot also thant

oec was dar .i. kint alsment weet

8805dat dat delfin dicken reet

so dat af stac .i. storem groot

ende dat kint bleef aldus doot

dat delfin brochte tkint vpt lant

ende bleef doot al daer thant

8810van delfine ene maniere

es vp nilus die riuiere

die ebben scarpe vinnen bouen

dar si mede scoren ende cloeuen

hare buke de cocodrillen

8815jnt water alsi swemmen willen

hier gaen hute namen in .d.

hort de namen uort in. E.

14. Delfin, spreekt Jacobus en Solinus,

dat het een wonder van meerzwijn is.

Geen dier, dat waant men wel.

is in de zee zo snel.

8700 (a) Tien maanden draagt ze haar dracht

en was het niet dat de moeder waakt

en bedekt ze met lust groot

de vader beet ze allen dood.

De moeder bemint ze als ze zijn jong

8705 maar als ze komen op hun leeftijd

wil ze de moeder ook verteren

ze mogen haar ontkomen of zich verdedigen.

Ze groeien tot tien jaren

en ze paren ook te waren

8710 als ze de tiende maand hebben of meer

en worden door natuur vet.

In de zomer dragen ze en winnen

in de winter willen ze niet beginnen.

Ze zogen naar de zeug manieren

8715 hun mond staat niet zoals andere dieren

maar aan de buik staat bij hen de mond.

Scherpe vinnen rijzen hem te alle stond

als ze moe zetten ze die neer

als ze kwaad zijn rijzen ze weer

8720 Een soort geluid hebben ze als wenen

net als de mens die steunt.

Ze halen in en uit met gaten

en horen zeer goed uitermate.

Op het water slapen hebben ze uitverkoren

8725 en rusten daar, zoals wij het horen.

Honderdenveertig jaar, is beschreven

dat bewezen is dat zij leven.

(b) Ze horen graag blazen en zang

en volgen dit na met groepen lang.

8730 vroeger toen er een harpist was

die heet Arion, zoals ik het las,

en was in een schip met lieden

die hem te doden beraden

toen bejaagde hij een rust

8735 zo dat hij harpen ging

toen hij dat deed hij een tijdje

kwam daar menige grote dolfijn

en men wierp hem in de zee

en grote dolfijn nam hem zonder wee

8740 en voer hem op het land ongeschonden, dit is een wonderlijke daad.

Dolfijn heeft geen gal.

De jonge, kleine dolfijnen alle

die veel tezamen komen in groten scharen

8745 twee grote bij hen die ze beschermen.

(d) Sterft een dolfijn, de andere komen

en hebben die op hun rug genomen

en dragen die totdat rijzen de baren

en de storm het te land draagt

8750 hun doden willen ze niet vergeten

ze laten het geen vissen eten

want elk heeft de anderen lief.

Dit schrijft Plinius in zijn brief

dat een koning had gevangen

8755 een dolfijn, en deed het binden gelijk

in een haven met een lijn

meteen kwamen daar dolfijnen

die zuchtten zeer en maakten misbaar

alsof ze genade zochten

8760 zo de koning dat dacht

en zei dat men het los knoopte en losliet.

(e)Experimentator die zegt het

die dolfijnen te eten pleegt

komt die in het water, is het wijf, is het man, 8765 ze verscheuren en eten hem dan

en is het dat hij er nooit van at

ze ruiken bij natuur dat

en hen dragen ze op hun snavel dan

te lande waart, is het wijf of man

8770 en laten hen ook geen vis eten

hoe zij het ruiken, men kan het niet weten

tenzij of zij die zeden

hebben van de natuur verborgenheden.

(f) In keizers Augustus dagen

8775 was een kind, horen wij gewagen,

in het land van Caeps daar een dolfijn

gewend had met zijn handen

met brood dat hij hem gaf

zodat de dolfijn al leefde daar van

8780 daarna toen de knecht werd groot

verschoonde hij zich en ging al bloot

op het dier rijden in de zee

dit verwonderde de lieden meer

dit gebruik werd toen gewoon

8785 daarna zo stierf diegene

en de dolfijn kwam op dat tijdstip veel

als om de knecht dacht te komen

en toen het dit kind niet kon aanschouwen

zo bleef dat dier dood van rouw.

8790 Mereanus en Sabahaen

en Solinus doen ons verstaan

te Yponen in Afrika

was er een dolfijn dergelijk

dat de lieden hadden opgehouden

8795 het liet zich betasten als ze wilden.

De Perzische historie heeft in

dat een dolfijn zijn zin

bij Babylon, als men vindt,

had gezet op een kind

8800 en plag er veel te mee te spelen

eens wilde dat kind niet spelen

en de dolfijn volgde hem op het land

en bleef dood alzo gelijk.

Ook was daar een kind, als men weet

8805 dat de dolfijn dikwijls bereed

en dat opstak een storm groot

en dat kind bleef dus dood,

de dolfijn bracht het kind op het land

en bleef dood al daarna gelijk.

8810 (g) Van dolfijnen is een soort

op de Nijl, die rivier,

die hebben scherpe vinnen boven

waar ze mee scheuren en kloven

de buik van de krokodil

8815 in het water, als ze zwemmen willen.

Hier gaan uit namen in d,

hoort de namen voort in e.

Delphinus delphis, (van Delphi) Latijnse delphinus van Griekse delphin: dolfijn. Over midden-Hoogduits komt Del-, Tel- of Talfin, dat de oude naam Meriswin, midden-Hoogduits Merswin, Nederlands meerswijn, Angelsaksisch mere-swine, Franse marsouin, Latijnse maris-sus en Italiaans porco marino, dat het dier vanwege zijn spek voert, vervangt. Dolfijn, Engelse dolphin, Franse daulphin en dauphin, Duitse Delphin.

(a) Het wijfje draagt tien maanden en werpt meestal in de zomer, doorgaans een en op zijn hoogst twee jongen die ze zorgvuldig zoogt en niet eerder van haar vertrekken laat, voor ze zonder haar kunnen. Ze bereiken een ouderdom van vijfentwintig tot dertig jaar.

(b) Arion van Lesbos bevond zich op de terugweg van Sicilië waar hij vele prijzen gewonnen had in een muziekwedstrijd. Zijn medepassagiers waren zeer jaloers en zetten een samenzwering op touw om hem overboord te zetten. Toen hij dat bemerkte nam hij zijn citer en speelde zo mooi dat de dolfijnen aan kwamen zwemmen om te luisteren. Toen sprong hij in zee en werd op de rug van de dolfijnen naar een veilige plaats gebracht. Kort daarna kwam ook het schip te ‘Oriënthe aan en de koning, die van het gebeurde op de hoogte was, liet hen bij zich brengen. Eerst verloochende ze alles totdat Arion zelf verscheen en ze alles bekenden waarop ze ter dood gebracht werden. De lier en de dolfijn werden onder de sterren geplaatst. Dat dolfijnen van muziek houden is al zo oud als Herodotus. Apollo, god van de muziek, zou de vorm van een dolfijn (delphis) aangenomen hebben toen hij het orakel te Delphi stichtte. De dolfijn zou het symbool zijn van aanhankelijkheid en liefde tot muziek waartoe Oppianus hem dan ook de zee laat verlaten, de herdersfluit laat volgen en hem in de schaduw met de herder laat uitrusten.

‘Bij het baren wordt ze omgeven door andere vrouwtjes die haar in die moeilijke tijd beschermen en later beschermen die vrouwtjes ook vaak het jong’.

(d ) De meeste sterven doordat ze in blinde achtervolging met hun buik de grond raken. ‘In hun doodsstrijd steunen en klagen ze en vergieten daarbij vele tranen. Als een dolfijn sterft komen de andere dolfijnen rondom hem tezamen en dragen hem naar de diepte en begraven hem, zodat andere vissen hem niet zouden opeten’

(e) ‘’Dolfijnen weten door de geur of een dode man ooit een dolfijn gegeten heeft en als de dode ervan gegeten heeft eten ze hem direct op. Heeft hij dit niet gedaan dan verdedigen ze hem tegen beten en eten van andere vissen en brengen hem naar de kust door hem met hun neus te duwen zoals varkens doen’

(f) Plinius schrijft over de dolfijn van Hippo, een Noord Afrikaanse havenstad. Daar was een dolfijn vaak aanwezig waar de jongens in het water aan het spelen waren. Een van de jongens kroop op zijn rug en zwom met hem rond. Door hem geregeld brood te voeren had hij zijn genegenheid verworven. De hele stad dromde tezamen om dit te zien, hij liet zich door allen aaien, maar alleen de eerste jongen die op zijn rug gezeten had mocht dit weer doen. Jarenlang bracht dit dier hem elke dag over het meer van Lucrinus naar de school in Puteoli en op dezelfde manier weer terug. Toen de jongen stierf verscheen de dolfijn nog steeds elke dag op dezelfde plaats en treurde zich weldra dood over het verlies van zijn vriend.

(g) Volgens Plinius zou de dolfijn tevens een teken van strijdvaardigheid zijn omdat hij de bek van een haai en een rugvin met gevaarlijke stekels zou hebben. Zo toegerust zou hij met succes de krokodil kunnen bestrijden. De wapenspreuk van het geslacht Tavora houdt verband met deze wapenfiguur: 'nuascunque findit’, hij doorsnijdt ze alle’.

Equus maris dans min no me

jn dietsch dant part vander ze

8820dit wonder es starc ende groot

ende bitet meneghen visch doot

aristotiles doet ghewach

dat buten watre niet ne mach

teerst dattet comet vpt lant

8825bliuet doot te hant

een deel iliket den parde voren

mar achter wart als wijt horen

esset naden uisch ghestart

ende gheene uoete hachterwart

8830vissche uerteren dats sijn recht

vreeselic esset int gheuecht

jeghen den man striti gherne niet

want hettene alre meest ontsiet

15. Equus marinus, dat is min of meer

in Diets het paard van de zee.

8820 Dit wonder is sterk en groot

en bijt menig vis dood.

Aristoteles doet gewag

dat het buiten het water niet mag

ten eerste dat het komt op het land

8825 blijft het dood gelijk.

Een deel lijkt op het paard van voren

maar van achteren, zoals wij het horen

is het naar de vis gestaart

en geen voeten achterwaarts.

8830 Vissen verteren, dat is zijn recht

vreselijk is het in het gevecht

tegen de man strijdt het niet graag

omdat het die het allermeest ontziet.

Odobenus:
tand en lopen, dus hij die met zijn tanden loopt. Odobenus rosmarus,

(paard van de zee) Engelse sea horse. De monsterachtigste van alle robben. Walrus, Duitse Walros, hoog-Duits Walross en Walreuss, Engelse walrus, in Noors hvalross en Zweeds valross. De naam walrus is ontstaan door omzetting van Scandinavisch (h)ross-hval : paardwalvis, vergelijk het oud-Engels horschwael van ca 893, nog eerder Duits Rosswal en oud-Frans rohal. Het is een volksetymologisch verbastering van ros(t)m-hvla dat op zijn beurt als anagram vervormd werd uit Laps morsha, een klanknabootsing, naar het gegrom van het dier. Duitse Morse, Engelse morse, oud-Frans mors, van oud Laps morsha komt.

Equinolus scriuet michael

8835es .i. wonder starc ende fel

ghebeent gehouet geclauwet mede

so vreselic ets wonderlichede

hen ghert niet voer des menschen bloet

comet hem .i. scip int ghemoet

8840het scoret met sinen voeten

so dat si alle verdrinken moeten

ofte het werptse omme te sinen spele

van desen wondre vintmen vele

menne caent geuaen no gheletten

8845sonder met iserinen netten

met starken ketenen geweuen

te damas makemense es bescreuen

menne caent el niet alst es geuaen

dan met hameren verslaen

8850ene alue elne seggemen wel

datmen dicke vindet sijn vel

16. Equonilus, schrijft Michael,

8835 is een wonder sterk en fel

met benen, hoofden en klauwen mede

zo vreselijk dat het is wonderbaarlijk.

Het voedt zich niet met mensenbloed

komt hem een schip tegemoet

8840 het scheurt het met zijn voeten

zodat ze allen verdrinken moeten

of het werpt het om in zijn spel.

Van dit wonder vindt men veel

men kan het niet vangen of beletten

8845 alleen met ijzeren netten

die met sterke kettingen zijn geweven

te Damascus maakt men die, is beschreven,

men kan dat elders niet als het gevangen is

dan met hamers verslaan

8850 en halve el, zegt men wel

dat men vaak vindt zijn vel.

Acanthias vulgaris (gewoon) doornhaai die ook wel gewone haai of speerhaai genoemd wordt. De haringvissers zien ze niet graag omdat ze met hun stekels de netten verscheuren.

Deze wapens gebruikt de doornhaai ook tegen zijn vijanden. Hij verwondt ze ermee door zijn lichaam te krommen, als het ware als een boog gespannen en het vervolgens te strekken. Die beweging kan hij zowel naar de ene als de andere kant maken en zo nauwkeurig regelen dat hij de hand treft die zijn kop aanraakt, zonder zijn eigen huid te beschadigen. De huid wordt als schuurpapier gebruikt. Zijn huid dient om houtwerk, scheden voor messen en degens te polijsten en het bekleden van kokers, horlogekasten en dergelijke zaken meer. Komt in noordelijke gebieden voor.

Of Coryphaena hippuris, goudmakreel, Duitse Goldmakrele of Dorade. De ouden gaven hen de naam van Delphinus of dolfijn, beter past op haar de naam Dorade die ze met de goudbrasem deelt. Haalt een lengte van een meter bij 15-20kg gewicht. Hun roofzucht is groot, in vraatzucht doet hij niet voor de haai onder. Tegen de herfst komen ze naar de kust om kuit te schieten. In de M. Zee zoeken ze rotsachtige oevers uit en vermijden vlakke. Daarom maakt men gebruik van netten. Maar die heeft weer een zachte huid.

Equus fluuius es ene maniere

van water parden huter riuiere

het seghet aristotiles

8855dat in endi een wonder es

euen wel es hem bewant

beede int water ende vpt lant

spletuoetech eist ende als .i. part

so eist min no meer gehart

8860het nihet lude ende openbare

ghelijc offet .i. part ware

ghestart esset alse .i. swijn

ende also groot alse esele sijn

17. Equus fluminus is een soort

van waterpaarden uit de rivier,

zegt Aristoteles,

8855 dat in Indië een wonder is.

Evenwel is het gesteld

beide, in het water en op het land

spleethoevig is het, als een paard

en is het min of meer behaard.

8860 Het hinnikt luid en openbaar

gelijk of het een paard was

gestaart is het als een zwijn

en alzo groot als ezels zijn.

Hippopotamus: rivierpaard. H. amphibius (van ‘t water en ‘t land): Nijlpaard, Duitse Nilpferd of Flusspferd, Engelse hippotamus en Franse hippopotame. Zijn stem houdt het midden tussen het gebrul van de buffels en het briesen van een paard, vandaar rivierpaard, of zijn kop, die alleen boven water uit steekt, lijkt op een paard. (equis: paard, fluminus: rivier)

Nijlpaard of rivierpaard, lijkt helemaal niet op een paard, meer op een zeer reusachtig en vet varken, zijn nauwste verwant.

Exposita dats .i. wonder

8865sonderlanghe seere besonder

hier af vintmen somege partie

jn dat mere van surie

jeghen iafat de vaste port

plinius scrijft dese word

8870dat scurrus die vele wonders besochte

dit wonder wilen te rome brochte

ende was .v. ellen dicke yspect

sine tande waren alsi sprect

langher ende mere mede

8875dan draghet ghelouelichede

dit saghen te wondre an

die rike urecke romsce man

18. Exposica, dat is een wonder,

8865 apart en zeer bijzonder.

Hiervan vindt men sommige soorten

in het meer van Syrië,

tegen Japhat, de vaste poort.

Plinius schrijft dit woord

8870 dat Scurus, die vele wonderen zocht,

dit wonder wel te Rome bracht

en was 3.50m dik gespekt.

Zijn tanden waren, als hij spreekt,

langer en meer mede

8875 dan het draagt geloofwaardigheid

dit zagen te verwonderen aan

die rijke, vrekkige Romeinse man.

Zeekoe, naar spek en afkomst?, zie 48. Exposica wel van tentoon stellen, exposeren.

Oleus alsic besach

es dat men zeecalf eten mach

8880ru es sijn start sijn uel es ard

ende ghespekelt wit ende suart

men segt wonder van desen diere

sijn vel yuleghen es sine maniere

als die storm de ze vernuet

8885dat sijn vel upward ruet

ende weltijd so die ze es slecht

leghet sijn aer neder echt

hare dracht werpet no min no mee

als vp tlant doet ander vee

8890ende ofte tue darto

ende soghese als die coe

sij moeten sijn van xij daghen

eer sise in de zee draghen

sij sijn te doet slane quaet

8895en sj dat mense up thouet slaet

sij brieschen als i calf dats waer

hare slaep es uast ende suaer

hier om ebben die rechter vinnen

macht doen te slapene als wijd kinnen

8900men legse onder sijn ouet dan

die niet wel slapen can

.f. die uolghet na die .e

dar of nes war namen twe

19. Eleus, zoals ik het beschreven zag,

is dat men zeekalf heten mag.

8880 Ruw is zijn staart, zijn vel is hard

en gespikkeld wit en zwart.

Men zegt wonder van dit dier

zijn vel gelegen, het is zijn manier

als de storm de zee vernieuwt

8885 dat bij hem zijn vel opwaarts ruw wordt, en in de tijd als de zee is recht

dan legt het zijn haar neer echt.

Hun dracht werpen ze min of meer

als op het land zoals doet ander vee

8890 en vaak twee daartoe

en zogen ze als een koe.

Ze moeten zijn van twaalf dagen

eer ze hen in de zee dragen.

Ze zijn te dood slaan kwaad

8895 tenzij dat men ze op het hoofd slaat.

Ze briesen als een kalf, dat is waar,

hun slaap is vast en zwaar.

Hierom hebben de rechter vinnen

macht om te laten slapen, zoals wij het kennen, 8900 men legt ze onder zijn hoofd dan, die niet goed slapen kan.

F die volgt na de e,

daarvan zijn er namen twee.

Phoca vitulina (kalf), zie 11, zeehond, vergelijk de Franse naam.

Foca dats die stier van der zee

8905experimentator segt mee

dat starc es ende bliuet garne

jn ieghenoden dart plie te varne

.j. stout dier eist ende onsachte

ende al dat mach up sijn gheslachte

8910want aristotiles die seghet

dat ewelike vechtens pleghet

vp sine soe vp sijn ghenoet

tote dien dattet bliuet doet

ene andre neemti dar ter stede

8915ende doet hare dat selue mede

dit doet hi van dat hi beghint

tote dattene die soe uerwint

dit dier hem int water ghenerd

ende proiet al dat het verterd

20, Foca, (phoca) dat is de stier van de zee.

8905 Experimentator zegt meer

dat het sterk is en verblijft graag

in die gebieden waar het pleegt te gaan.

Een dapper dier is het, en hard

en al dat mag op zijn geslacht.

8910 Want Aristoteles die zegt het

dat het eeuwig te vechten pleegt

op zij en op zijn echtgenoot

totdat die blijft dood.

Een ander neemt hij daar ter plaatse

8915 en doet haar datzelfde mede

die doodt hij vanaf dat hij begint

totdat er een zij hem zo overwint.

Dit dier zich in het water voedt

En prooit alles wat het verteert.

Mogelijk de walrus, naar zijn loeien. Of Cottus bubalis, vierstekelige zeedonderpad die zeer vraatzuchtig is, ook afval van schepen eet.

8920Fastaleon es i dier

jnt water en es vreselic no fier

want het bi garse leuens pleghet

also als die meester seghet

en proiet altoes nemmermere

8925nochtan est groet ende starc sere

het leuet vp tlant ende up die zee

ende es goedertiere emmermee

f gaet vte nu hord mee

van wondre die sijn in de .g.

21. 8920 Fastaleon is een dier

in het water en is niet vreselijk of fier

omdat het van gerst te leven pleegt,

alzo als de meester zegt,

en prooit altijd nimmermeer.

8925 Nochtans is het groot en sterk zeer

het leeft op het land en in de zee

en is goedertieren immermeer.

F gaat uit, nu hoort meer,

van wonderen die er zijn in g.

Een schildpad ?

8930Galasca segt aristotiles

dat .i. see wonder es

van sonderlangher wonderlicheden

want het es van sulker seden

alst sine dracht euet beseuen

8935binnen in sinen buke leuen

trectese vt ende en nonbijd

altoes niet der wlre tijd

ende dits wonderlijc dinc van diere

dat het euet dese maniere

8940sietetse starc het laetse buten

ende sijnsj cranc et canse sluten

jn sinen buc na sijn gheuouch

ontier ende si sijn starc ynouch

van desen diere men oec seghet

8945dat sine dracht te minne pleghet

22. 8930 Galasta, zegt Aristoteles,

dat een zeewonder is

van aparte wonderlijkheden

want het is van zulke zeden

als het zijn dracht heeft bemerkt

8935 die binnen in zijn buik leven

trekt het ze die uit en wacht ze

altijd niet de volle tijd.

En dit is wonderlijke zaak van dieren

dat het heeft deze manier.

8940 Ziet ze hen sterk, het laat ze buiten

en zijn ze zwak, het kan ze sluiten

in zijn buik naar zijn gevoeg

tot ze zijn sterk genoeg.

Van deze dieren men ook zegt

8945dat ze hun dracht tot minnen pleegt.

Vivipara: levendbarend, als Zoarces viviparus, magaal, kwabaal of puitaal.

Heeft een 30-40cm wat zijdelings samengedrukt lichaam de huid is glad en slijmerig. Er schijnt bij deze soort geen bepaalde tijd van voortteling te zijn omdat men in alle jaargetijden wijfjes met jongen heeft aangetroffen. De eieren worden in het moederlijf bevrucht en ontwikkelen zich daar volkomen. Men vindt al jongen in wijfjes van 15cm lengte, hun getal bedraagt 100-200, soms 250 en zijn bij de geboorte 3cm lang maar het dubbele als de moeder veel groter is.

Gananes es .i. water dier

aristotiles seghet hier

dat ment in varschen watre vint

die soe ghenaket niet entuint

8950haren jonghen mar die vader

draghet die sorghe algader

soe vard spelen ende hie wacht

tote dat sj ebben hare cracht

ende eer ne begheuet hijs niet

8955recht eist dats elc vader pliet

den kindren hare bedurste te winne

ontier ende sj hem bekinnen

23. Grananes is een waterdier,

Aristoteles zegt het hier,

dat men in verse wateren vindt.

Die zij genaakt niet een beetje

8950 haar jongen, maar de vader

draagt de zorg al tezamen

ze gaan spelen, en hij ze beschermt

totdat ze hebben hun kracht

en eerder laat hij ze niet gaan.

8955 Recht is het dat elke vader pleegt

dat de kinderen zichzelf kunnen bedruipen

totdat ze hem dat bekennen.

Dat doen een paar vissen. Gasterosteus aculeatus, (scherp gestekeld) stekelbaars, Duitse Stichling, Stechbuttel of Stachelbarsch, is niet eetbaar. Grananus betekent mogelijk ook graten.

Bij het naderen van de paartijd wordt het mannetje kleuriger en krijgt een rood buikje. Hij neemt een territorium in bezit waar zijn soortgenoten weggejaagd worden. Het mannetje maakt van wortels en andere plantendelen een eivormig nest met een openingen aan beide uiteinden, waarvan de delen door een slijmerige stof die zich aan de oppervlakte van zijn lichaam uitscheid samengevoegd worden. Nu lokt hij een wijfje en drijft dit in het nestje waar het kuit schiet om daarna het nest aan de andere kant weer te verlaten. Hij herhaalt dit tot het aantal eitjes groot genoeg is en nu worden die door hem met de grootste zorg bewaakt en vooral tegen soortgenoten met ontembare moed beschermd. Ook wanneer de jongen zijn uitgekomen blijven zij in en buiten het nest nog lang onder de hoede van het mannetje tot ze in staat zijn geheel zelfstandig te leven. Hij voert de wegzwemmende in zijn muil terug. Of baars?

Cottus gobio, rivierdonderpad. Linnaeus vermeldt al dat het mannetje een nest bouwt en liever zijn leven laat dan dat zijn eieren in gevaar komen. Hij bijt in het takje of stokje waarmee je hem wil verjagen en blijft tot in zijn dood aan zijn plicht getrouw.

Gladius maris dats ze sward

j. wonder dat meneghen veruard

8960als ysidorus seghet

ende plinius diet te segghene pleghet

.j. visch est ende hem es die bec voren

nar tsuert yscepen als wijd oren

so scarp dat die scepe dorbord

8965ende also die liede versmort

hier gaet vte van der g.

van .i. uolghet ene ende nemmee

24. Gladius maris dat is het zeezwaard.

Een wonder waar menigeen bang van is

8960 als Isidorus zegt

en Plinius te zeggen pleegt.

Een vis is het, en zijn bek is van voren

naar het zwaard geschapen, als wij het horen

en zo scherp dat ze de schepen doorboren

8965 en alzo de lieden versmoort.

Hier gaan uit van de g,

van i volgt een en nimmermeer.

Xiphias gladius, (zwaard) is de echte zwaardvis. Wordt in vrijwel alle talen met deze naam aangeduid. Gladius maris, Latijn is Ժwaard van de zee’

De zwaardvis kan zes tot zeven meter lang worden met vierhonderd tot vier honderd vijftig kg, soms tot meer dan zes honderd kg, gewicht. Meestal echter twee en een halve meter tot drie meter met een gewicht van honderd vijftig tot tweehonderd kg. Hij dankt zijn naam aan de zwaardvormige verlenging van de bovenkaak die hem als wapen dient Hij wordt soms door zo hevige woede overvallen dat hij voor kleine bootjes gevaarlijk kan zijn. Er zijn meerdere gevallen bekend dat hij met zijn zwaard dertig cm diep door scheepsbekleding en de planken heen boorde, hard eikenhout van die dikte en zelfs door een koperen plaat. Het zwaard werd daarbij afgebroken en stopte het lek, de vis verloor waarschijnlijk zelf het leven.

Ipostamus oric visiren

erande wonder van riuieren

8970jn egipten in endj

segmen datter uele sj

vp tlant werpensi hare dracht

mar euen grot es hare macht

bede up twater ende up tlant

8975also groot sijnsi als dolifant

ende hem gaet die snauel vpward

crum ywonden es hem die start

spletuoetech ende die tande mede

raghende na des euers sede

8980gherigghet esset na dat pard

ende mede also gheard

nachts doet int coren scade

ende also sulc est van rade

dattet achterwart caen gaen

8985dat men te wers sal verstaen

welcsijns dat mach wesen

alst es te uet caent hem ynesen

het gaet dar riet es ysneden

ofte dorene ende dar ter stede

8990wentelet so dicke achter een

dat gheraket .i. adre ant been

dar hem bloet bj onsinket neder

ende aldus werdet magher weder

nerenst sere eist in desen

8995hoe dat de wonde mach ynesen

men caent vp den rig sonder waen

no dor steken no dor slaen

mar alst es nat so moetment wachten

dat ment dan dorsteket met scachten

9000plinius seit dat ic hier scriue

dat dit ende cocodrillen viue

scurrus bj wilen te rome brochten

om dat ment dar bescouwen mochte

nv suldi oren vort hier na

9005wondre die men vint in .k

25. Hippopotamus, hoor ik vertellen,

een soort wonder van rivieren

8970 in Egypte en in Indië

zegt men dat er veel zijn.

Op het land werpen ze hun dracht

maar even groot is haar macht

beide, op het water en op het land.

8975 Alzo groot zijn ze als de olifant

(a) en bij hem gaat de slurf opwaarts

krom gewonden is bij hem de staart

spleethoevig en de tanden mede

tekende naar de evers zede.

8980 (b) Een rug heeft het naar het paard

en mede alzo gehaard.

‘s Nachts doet het in de koren schade

en alzo zulk is te rade

dat het achterwaarts kan gaan

8985 dat men het te slechter zal verslaan

welke tijd dat mag wezen.

Als het te vet is het kan zich genezen

het gaat daar riet is gesneden

of dorens en daar ter plaatse

8990 wentelt het zich zo veel achtereen

dat het raakt een ader in het been

waar hem bloed van zinkt neer

en aldus wordt het mager weer

Bedrijvig zeer is het in deze

8995 hoe die wond mag genezen.

(a) Men kan het op de rug, zonder waan

niet doorsteken of doorslaan

maar als het is nat dan moet men wachten

dat men het dan doorsteekt met schachten.

9000 Plinius zegt wat ik hier schrijf

dat dit en krokodillen vijf.

Scurrus wijlen naar Rome bracht

omdat men het daar aanschouwen mocht.

Nu zal je horen voort hierna

9005 wonderen die men vindt in k.

(a) De Indische is wel de Rhinoceros die een opgaande hoorn heeft.

(b) Nijlpaard, zie 17. De totale lengte bedraagt van een volwassen mannetje, met inbegrip van de vijfenveertig cm lange staart, vier meter twintig tot vier meter vijftig bij een schouderhoogte van een meter zeventig. Het gewicht van zo’n dier zal tussen de tweeduizend en vijf en twintig honderd kg liggen en zal, bij vele oude mannetjes, boven de drie duizend kg uitkomen. Alleen de kop van zo’n reus weegt al tweehonderd kg.

Als deze beesten aan land komen en aan het wandelen gaan om eten te zoeken richten ze grote verwoestingen aan. In een enkele nacht worden vele akkers verwoest. Hun vraatzucht is groot, alle groenten eten ze, watermeloenen worden in een hap naar binnen geslokt. De rest wordt tot gruis gestampt onder hun logge poten. Dan bedreigt het soms ook mens en dier. Het is de duivel in dierengedaante.

Koli sprect aristotiles

dat .i. wonder in die zee es

ende up tlant est menech warf

ende dar slaeptet als hem bedarf

9010oec werpensi hare ionghe dar

.j. of .ii. of .iii. dats waer

ten xii daghe ende nemmee

volghensj der moeder in de zee

ende dats dicke in den dach

9015om dat men se aldus wennen mach

si soghen als die coe pleghet

menne canse ghedoden als men seghet

niet lichte menne slase doet

met ameren swaer ende groot

9020recht ghebarsj als die stier

vir uoete ebben dese dier

26. Koli, spreekt Aristoteles,

dat is een wonder in de zee is

en op het land is het menig maal

en daar slaapt het als het hem behoeft,

9010 ook werpen ze hun jongen daar

een, twee of drie, dat is waar,

na twaalf dagen en nimmer

volgen ze de moeder in de zee

en dat is vaak op de dag

9015 omdat ze aldus wennen mogen.

Ze zogen zoals de koe pleegt

men kan ze doden, zoals men zegt,

niet gemakkelijk, men slaat ze dood

met hamers zwaar en groot

9020 en ze gebaren als de stier

vier voeten hebben deze dieren.

Zie zeehond.

Kilion segt aristotiles

dat .i. vremde zeewonder es

want nature dinct in desen

9025.j. groot deel in dole wesen

ende dat ne doet hare niet wesen echt

want nature gheuet elken sine recht

mar doch est gheleuert mede

jeghen alle creaturen sede

9030ter luchter side es hem gheleghen

de leuere an dander side der ieghen

die milte ende dit weetmen wel

dat es uerkert naturen spel

27. Kilion, zegt Aristoteles,

dat een vreemd zeewonder is.

Want natuur denkt in deze

9025 voor een groot deel verdwaald te wezen

en dat doet haar niet wezen echt

want natuur geeft elk zijn recht

maar toch is het geleverd mede

tegen alle creaturen zede

9030 ter linkerzijde is hem gelegen

de lever en aan de andere zijde daar tegen

de milt en dit weet men wel,

dat is verkeerd natuur spel.

?

Karabo als aristotiles seghet

9035es .i. wonder dat men sien pleghet

dicke in die grote zee

elc doet andren met vechtene wee

ende gadren ere an beden siden

als die onderlanghe striden

9040[dit siet men te meneghen tiden

viere saken doen creaturen striden]

derste es fiereit die hare vereft

jn al dat leuet ende beseft

dander es der lijfneren ghewijn

9045dar wat dat leuen staet sijn sin

terde dar of comt die scade

dat es elc om sijn ghegade

de vierde om hare vrucht berechten

dus siet men hennen om kiekine uechten

9050karabo neemt an modre sinen ard

ende euet .i. breeden start

28. Karabo, zoals Aristoteles zegt,

9035 is een wonder dat men te zien pleegt

veel in de grote zee.

Elk doet anderen met vechten wee

en verzamelen eer aan beide zijden

als ze onderling strijden.

9040 Dit ziet men op vele tijden

vier zaken doen creaturen strijden.

De eerste is fierheid die hen verheft

in al dat leeft en beseft.

De ander is de voeding te winnen

9045 naar hoe het leeft staat zijn zin

Het derde daarvan komt de schade

dat is elk om zijn gade.

De vierde om hun vrucht berechten

dus ziet men hennen om kuikens vechten.

9050 Karabo neemt van de moeder zijn aard

en heeft een brede staart.

? Gadus virens (Gadus morrhua) De kleurverscheidenheid heeft de vis vele namen bezorgd.

Koolvis is een soort kabeljauw met donkere rug en zwarte mondholte, daarom heet het ook in Engels coalfish, in hoog-Duits Kohlfisch dat van Latijn carbonarius stamt. Kabeljauw was in midden-Nederlands cabellau en cablau in de twaalfde eeuw, in Duits Kabeljau. De Basken, die ze vroeg aan de kusten van New Foundland vingen, noemden ze naar een Romaans woord. In Spaans is het bacallao en in Portugees bacalhao wat tot Latijns baculum: stok werd, zie onze stokvis, in Frans cabillaud en Engels cabiliau.

De zogenaamde wangen die gevormd zijn door de sluitspier en de uitwendige laag van de kauwspier, worden afzonderlijk ingezouten en onder de naam ‘kibbelen’ of kibbeling in de handel gebracht.

Een zeer vraatzuchtige roofvis. Hij eet alles wat hem voor de bek komt of hapt er althans naar, zelfs naar volkomen oneetbare voorwerpen die door glinsteren of op andere wijze zijn aandacht trekken.


Kuligo spreect adelijn

mach wel .i. zee wonder sijn

jn desen dinct wel ter cure

9055dat soe can spelen die nature

want soe hem te deelne pleghet

dat soe allen visschen onseghet

die euet scelpen ende vinnen

ende dorgaet zee gront binnen

9060ende alsem vernoit de pine

jnt zeewater te sine

so comet bouen ende heuet vlogle

ende vliegt onder andre vogle

mar waitet moede so moet weder

9065vallen in dat water neder

k nemt orlof .m. comt an

ort wat icker of segghen can

29. Kuligo spreekt Adelinus,

mag wel een zeewonder zijn

in deze denkt wel ter keur

9055 dat ze kan spelen de natuur

wat ze zo te verdelen heeft

dat ze alle vissen ontzegt.

Deze heeft schellen en vinnen

en gaat door de zeegrond binnen

9060 en als hem vermoeit de pijn

in het zeewater te zijn

dan komt het boven en heeft vleugels

en vliegt onder andere vogels

maar wordt het moe, dan moet het weer

9065 vallen in dat water neer.

K neemt verlof, m komt eraan,

hoort wat ik er van zeggen kan.

Dactylopterus volitans, gewone vliegende zeehaan, heeft vleugelachtige vinnen. Een vis van 50cm lang heeft een afstand tussen de vinspitsen van 60cm. Kan wel 4-5m hoog komen en een 100-200m door de lucht schieten. Dat gebeurt ook aan de kust waar ze de aandacht trekken van de meeuwen die erop af komen en jacht gaan maken. Voedt zich met kleine weekdieren en schaaldieren en gaat zo de zeegrond binnen. Komt voor in de M. Zee en Atlantische oceaan.

Exocoetus volitans komt in de M. Zee voor. Zwaluwvis of vliegende haring omdat ze buiten de vinnen met haringen overeenkomen. Ze springen in de regel een paar meter hoog boven het water en valt weer gauw neer, de volgende vis komt weer zodat het lijkt alsof het nog steeds dezelfde is. Het is de soort die het meeste de boten volgt en de bekendste van de vliegende vissen.

Of beter Trigla hirundo. (zwaluw)

Monocheros na onsen orne

es .i. visch met .i. horne

9070also alsons liber rerum seghet

die de scepe te scorne pleghet

metten orne scarp ende lanc

dies so ebbe onse here danc

dit wonder es te scuwene goet

9075dar ment siet in die zee vloet

die horen staet hem uoren int houet

dar hi die scepe mede clouet

30. Monocheros, zoals wij het horen,

is een vis met een horen,

9070 alzo als ons Liber Rerum zegt,

dat ze de schepen te verscheuren pleegt

met die horen scherp en lang

dus zo heeft onze Heer dank.

Dit wonder is te beschouwen goed

9075 waar men het ziet in de zeevloed.

Die horen staat hem voor in het hoofd

waar hij de schepen mee klooft.

De eenhoorn in heraldiek groeit uit zijn voorhoofd en is recht en spiraalsgewijze gedraaid. De eerste Griekse schrijvers maken geen melding van die draaiing, de eerste die dit meldt is Aelianus. De gedraaide eenhoorn zou van de narwal komen die uit subarctische regionen gebracht werd of beschreven door reizigers. Dit dier wordt vrijwel nooit onder de 62 graden gevonden en zelden op de Britse kusten. Wel spoelden ze aan op de kusten van N. Europa. Vermoedelijk was deze gedraaide hoorn toch niet eerder bekend dan bij het begin van de Christelijke era. Mogelijk zijn ze gevonden tijdens Caesars invasie op Brittannië. A. Magnus, 1260, beschrijft een vis die een hoorn op zijn hoofd heeft als een eenhoorn. Die is daardoor eenhoornvis genoemd, en zo kreeg de narwal de wetenschappelijke naam Monodon monoceros. De naam komt van nahrval, narwal, naer betekent in IJslandse taal een dood lichaam, die het gewoonlijk eet.

In de middeleeuwen waren de eenhoorns nog zeldzaam. Ze werden wel eens gevonden op Groenland. Toen dat gebied meer open kwam te liggen werd de aanvoer groter. Deense kooplieden versierden honderden van die eenhorens als zijnde een uitstekend handelsartikel. In het begin van de 18de eeuw kwamen ze met een grote hoeveelheid naar Moskou om die aan de Tsaren te verhandelen. De lijfwacht van de keizer wist hem te echter te overtuigen dat het geen eenhoorn, maar vistanden waren. Hoe meer men tot de overtuiging kwam dat de tanden niet van de eenhoorn stamden, hoe meer ze hun wonderbaarlijke krachten verloren. Nog waren ze op het eind van 1800 in de apotheken te verkrijgen.

Monachos maris es in die zee

j. monc dits wonder me

9080jn die barschsce zee vindmen dese

ort wat wondre icker of lese

bouen es hi sonder waen

vele na den mensce ydaen

.j. brede crune des ghelouet

9085.j. rinc van hare vp sijn houet

also als die monc pliet

dupperste leppe men hem roeren siet

tande ende nese es hem al een

beneden eueti ghene been

9090dar es hi als .i. visch ghemaect

als dien diere .i. man ynaect

het dan springhet ende speelt

ontier ende et dien raet gheteelt

dat hetten mach int water slepen

9095ende alsettene also euet ygrepen

etet den man om dat minnet

menschen vleesch vor al dat kinnet

.m. gaet vte ende nu vort

suldi in .n. oren die wort

31. Monachus marinus, is in de zee

een monnik, dit is een wonder meer.

9080 In de Britse zee vindt men deze

hoort wat wonder ik er van lees.

Boven is hij, zonder waan,

veel naar de mensen gedaan

een brede kruin, dus geloof het

9085 een ring van haar op zijn hoofd

alzo als de monnik heeft,

de opperste lip men hem roeren ziet

tanden en neus is bij hem al een,

beneden heeft hij geen been,

9090 daar is hij als een vis gemaakt.

Als dit dier een man genaakt

het dan springt en speelt

totdat die raakt uitgeteld

dat het hem mag in het water slepen

9095 en als het alzo heeft gegrepen

eet het de man, om dat het bemint

mensenvlees voor alles dat het kent.

M gaat uit, en nu voort,

zal je in n horen het woord.

Monachus monachus, monniksrob, heet ook zeemonnik en kreeg zijn naam doordat de vetplooien in zijn nek aan een monnikskap doen denken en de tekening van zijn huid - van boven bruin, aan de onderzijde geelwit - aan een pij. (Stenorhynchus albiventer) ‘Zeemonniken komen voor in de zee rond Engeland. Ze hebben het bovenlijf van een mens en dragen op hun hoofd een tonsuur, zoals monniken. Ze missen een bovenlip en hun tanden en neus zijn met elkaar vergroeid. In plaats van benen hebben ze een vissenstaart. Als er een mens in zijn buurt komt, maakt de zeemonnik allerlei dolle sprongen, totdat hij zijn slachtoffer zo dicht genaderd is dat hij hem het water in kan sleuren. Daarna verslindt hij hem, omdat er niets is wat deze dieren liever eten dan mensenvlees’.

Rondelet, ‘Histoire entiere des Poissons,’ in 1554, die daarin alle bekende zeedieren beschreef. ‘In onze tijd heeft men in Noorwegen, na een grote storm, een zeemonster gevangen dat van iedereen die het zag onmiddellijk de naam monnik kreeg. Het had het gezicht van een mens, hetzij lomp en onvriendelijk, met een kaal en glad hoofd. Op de schouders als een monnikskap twee lange vinnen in plaats van armen, het lichaamseind eindigt in een grote staart. Het portret waarnaar ik het huidige heb laten maken werd mij gegeven door de zeer doorluchtige dame Margaretha de Valois, koningin van Navarre. Die had hem weer gekregen van iemand die eenzelfde soort tekening geschonken had aan keizer Karel V. De edelman zei dat hij het monster had gezien zoals zijn portret het afbeeldde en het in Noorwegen door de golven en storm op het strand was geworpen bij een plaats die Dieze genoemd werd vlak bij een stad die Denelopoch heet’.

Met een beetje fantasie kan je daar ook een legendarisch monster in herkennen. De vis in de kledij van een monnik wordt staande afgebeeld. Het heeft het gezicht en de tonsuur, (geschoren achterhoofd) van de monnik, brede schouders en twee armen die eindigen in gespleten vinnen en een brede taille die zwaait als de schort van een priesterkleed. Voeten zie je niet en het gehele figuur, buiten het gezicht en bovenkant, is gekleed in schubben De gemijterde bisschop werd Monachus marinus genoemd. (zeemonnik). De meeste denken achter aan een walrus.

9100Nereides sijn wel bekint

ouer wonder die men in die ze vint

die die eidine bekinnen

uer hare zee godinnen

plinius seit al ouer waer

9105dat si sijn al ru ghehar

ende int anschijn sonder waen

een deel na den mensce ydaen

weltijt datter .j. steruen sal

so ormenre droeue ghescal

9110van alden andren clene ende groet

want si bewenen hare doot

die swar es ende niet ne mach

ontgaen die leuen onder den dach

32. 9100 Nereïden zijn goed bekend

voor wonderen die men in de zee vindt

die de heidenen erkennen

voor hun zeegodinnen.

Plinius zegt al voor waar

9105 dat ze zijn al ruw gehaard

en in het aanschijn, zonder waan

een deel naar de mens gedaan.

welke tijd dat er een sterven zal

dan hoort men droevig geschal

9110 van al de anderen, klein en groot

want ze bewenen zijn dood

die zwaar is en niemand mag

dit ontgaan die leven onder het dak.

Nymphae zijn de dochters van Zeus en godheden van mindere rang, personificaties van het leven in de natuur in al zijn verscheidenheden. Iedere berg, iedere rivier en iedere boomsoort heeft zijn bijzondere nimfen. In latere tijden stelde men zich zelfs voor dat iedere boom een eigen nymf had die met hem ontstond en stierf. Overigens zijn ze onsterfelijk, vriendelijk en gastvrij voor de mensen die hun gebied betreden en sluiten zich graag aan bij de hogere godheden die bij voorkeur in de vrije natuur leven. Men onderscheidt ze in zeenimfen, Oceanides of Nereïden, rivier- en bronnimfen Naiades, bergnimfen, Oreades, dalnimfen, Napaceae, bosnimfen, Alseides en boomnimfen, Dryades. Men offert ze geiten, lammeren, melk en olie. Ze worden afgebeeld als mooie vrouwen, licht of niet gekleed, gewoonlijk met een of ander attribuut die haar betekenis duidelijk maakt.

Nauthilus als plinius seghet

9115es .i. wonder dat in de ze leghet

.ij. langhe armen heuet voren

tusschen dien ij. als wijd oren

es i uel dinne ende breet

so effet hi oghe up yreet

9120sine arme voren metten velle

so seilti enen als die snelle

metten uoeten roertet onder

metten starte stiertet dats wonder

comt hem vaer in sinen sin

9125so sueptet vele waters in

so dattet te gronde sinct

metten watre dattet drinct

n. gaet vte ende hier comt .o.

darre ij. of sijn also

33. Nancillus, zoals Plinius zegt,

9115 is een wonder dat in de zee ligt.

Twee lange armen heeft het van voren

en tussen die twee, zoals wij het horen

is een vel, dun en breed

zo heft het zich hoog op gereed.

9120 Zijn armen van voren met het vel

zo zeilt hij heen als de snelle

met de voeten roert het onder

met de staart stuurt het, dat is een wonder.

Komt hem gevaar in zijn geest

9125 dan zuipt het veel water in

zodat het te gronde zinkt

met het water dat het drinkt.

N gaat uit en hier komt o,

daar twee van zijn alzo.

Aristoteles had reeds over dit dier gesproken en ook Plinius. Men was diep doordrongen van het feit dat dit dier de zee kon bevaren.’ hij vaart hoog en steekt boven de zee uit, ja, uit de diepte komt hij omhoog met de schelp omgekeerd zodat hij sneller stijgt en met een lege schuit kan varen. Zodra hij echter opduikt keert de schelp zich om. De armen zijn door een vlies dat al van de geboorte af aan aanwezig is met elkaar verbonden ongeveer als de tenen van de zwemvogels, maar die zijn dikker en steviger en dit is veel dunner. Het is ongeveer zo dik als het web van de spinnen. Dit lijkt op een zeil en wordt gebruikt als de wind waait, terwijl de armen als een roer worden gebruikt. Als iets het verschrikt of het moet wordt vult het de schelp met water en duikt met de schelp vooruit weer in zee’.

Argonautus argo, (wit) is de papiernautilus. Hij behoort tot de familie van koppotige, de inktvissen. Alleen de wijfjes hebben een schelp die een twintig cm hoog wordt en teer perkamentachtig is en op een slakkenhuis lijkt. De mannetjes zien eruit als een octopus. Men vindt ze meestal kruipend op stenen en scheepswanden. Er is wel eens een exemplaar gevonden dat zwom waarbij de trechter scheef naar onder geopend was, zodat de beweging scheef naar boven was door de tegenstoot. Het zeilen op zee is nooit waargenomen hoewel de fabel door vissers in ere wordt gehouden. Wel is waar dat de papier nautilus zich bij windstilte aan de waterspiegel ophoudt en dan met zijn achterste armen voort roeit.

m

9130Onos etet die esel van der zee

viij. voete lanc ofte mee

als kamidarium bouc seghet

wanemen dat hi te sine pleghet

pulcus eti in somech lant

9135sijn visch te puluere ghebrant

ende gheminct met sinen bloede

maket frenesie in soeten moede

bademense ende bestrijct der mede

die van den stene dragt siechede

9140drijnctijt hi sal sonder pine

den steen pissen met orine

34. 9130 Onos, heet de ezel van de zee

acht voeten lang of meer,

zoals Kamidarium boek zegt,

waant men dat hij te zijn pleegt.

Pulcus heet het in sommige land

9135 die vis tot poeder gebrand

en gemengd met zijn bloed

maakt waanzin in zacht gemoed.

Baadt men ze en bestrijkt er mede

die van de stenen draagt ziekte

9140 drinkt hij het, hij zal zonder pijn

de steen pissen met urine.

?

Orca segt Plinius

es .i. wonder dat aldus

nature makede dat sine ghedane

9145niemen mach doen te verstane

niet dant fel es ende groet

dese jaghen ende slaen doet

die waluissche in die grote zee

sine moghen ontgaen nemmermee

9150van o segghic v nemmee

nv ort vort namen in .p

35. Orca, zegt Plinius,

is een wonder dat aldus

natuur maakte dat zijn gedaante

9145 niemand kan verstaan

niet dan dat het fel is en groot

deze jagen en slaan dood

de walvissen in de grote zee

ze kunnen ontgaan nimmermeer.

9150 Van o zeg ik voorts nimmer,

nu hoort voorts namen in p.

Orcinus orca. Bijna in alle talen heet dit dier ‘moordenaar’ De ouden noemden hem in verband met de orcus: onderwereld, orca. Reeds in overoude tijden was dit dier bekend en wegens de vraatzucht berucht. De zwaardvis, ork of orca, moordenaarsvis, sabeldolfijn, wordt soms de killer genoemd, Duitse Schwertfisch en Engelse killer whale.

Hun meest in het oog lopende kenmerk is de zeer lange, naar boven gerichte rugvin, die als een sabel of zwaard boven het water staat en zestig tot honderd tachtig cm lang is, vandaar de naam zwaardvis. Naar het schijnt waren de zwaardvissen in vroegere eeuwen meer verspreid dan thans. De Romeinse natuuronderzoekers noemen ook de M. Zee als een deel van het door hen bewoonde gebied, maar daar zijn ze al lang niet meer waargenomen.

Ze maken niet alleen op kleine visjes jacht, maar ook op reuzen. Ze zijn niet alleen de grootste, maar ook de roofgierigste en vraatzuchtigste van alle dolfijnen. Plinius noemt de zwaardvis al een gevaarlijk roofdier. Vele schrijvers uit de latere tijd maken gewag van zijn gevecht met de walvis die hij dag en nacht luren legt.

Perna seit ons adelijn

es .i. van den wondren die sijn

si ligghen in scelpen als woestren plien

9155si sijn wonderlic int upsien

jn scelpen ligghensj in .i. ulies

te wondre eist sijd seker dies

dar men of maket cledre diere

na vrouwen ende na mans maniere

9160[ende houetcledre ende kueuerkieue

die men vercoept vrouwen up lieue]

36. Perna, zegt ons Adelinus,

is een van de wonderen die er zijn.

Ze liggen in schelpen zoals oesters plegen

9155 en ze zijn wonderlijk in het aanzien

in schelpen liggen ze in een vlies.

Te verwonderen is het, zeker dit.

waarvan men maakt klederen duur

naar vrouwen en naar mannen manieren

9160 en hoofdkleding en keurlijven

die men verkoopt vrouwen op liefde.

De nederige mossel kan door een lid dat de gedaante van een tongetje heeft zich vast spinnen, omkeren en voortkruipen. Om zich naar elders te begeven opent ze haar schelp en steekt dat lid soms anderhalve duim ver uit, voelt naar alle kanten en zet die vast. Dan trekt ze zich die kant op. Dit lid is dus de voet van een mossel. Het vocht dat uit dit lid loopt en als het gestold is vormt een draad. Zelden spint ze op een dag meer dan drie tot vijf draden, later soms meer, aan wie ze als aan zo vele kabels verankerd ligt. Vijfentwintig honderd van zulke draden zijn zo fijn dat als je ze naast elkaar legt de lengte van een duim kunnen maken.

Het is de mosselbaard, Duitse Muschelfaden of Muschelseide, dat ook bekend is als byssus. Dit was bij de Egyptenaren de naam van heel fijn linnen. Het zijn doorschijnende vezels van verschillende fijnheid van witte en geelwitte linnenvezels. De grotere soorten dienden in de faraotijd als omhulling van de mummies. De fijnste en duurste soort, aan waarde gelijk als purper, werd uit de zachtste vezels van de linnenplant geweven die in Egypte groeide, in klassieke en latere christentijd was het bekend als Alexandrische byssus.

Sommigen denken dat het byssus daarom van zijde gemaakt was. Maar ook de mossel heeft van die mooie draden, vooral de reuzenmossel, de vezels zijn onder water kleverig en week en worden in de lucht vrij hard en taai en lijken in fijnheid en glans op ongeweven zijde. Mosselzijde werd vanouds al gebruikt en nog in de vorige eeuw in Italië en Zuid-Frankrijk. Men maakt uit twee of drie gewassen gedroogde en gekamde draden een zijde draad, een vezel die met citroensap ingewreven en met warm ijzer glad wordt. Daarvan maakt men handschoenen en kousen die duurzaam en warm zijn. Het werd vooral door de aristocraten gedragen. Het zijn kledingstukken met een gouden glans.

Pister es .i. wonder onder hem allen

ghesien indie zee van gallen

alse plinius hier te verstane doet

9165dat hem eft vp die zee uloet

als oft ware .i. roetse vast

ogher dan seil ofte mast

ende werpt water in sinen monde

als oft .i louie maken conden

9170so dat al die scepe veruart

diet versien in haren vard

37. Pister, is een wonder onder hen allen

die gezien wordt in de zee van Gallië,

zoals Plinius hier verstaan doet.

9165 Dat zich verheft op de zeevloed

alsof het was een rots vast.

Hoger is het dan zeil of mast

en werpt water uit zijn mond

alsof het een zondvloed maken kon

9170 zo dat het al de schepen bang maakt

die het zien in hun vaart.

Spuiter, is een woord dat in de 15de
en 16de eeuw werd gebruikt voor de spuitende walvis. In de vertalingen van Plinius wordt gesproken over de walvis, genaamd ‘Balanae’ en een ԭachtige vis die Physeter genoemd wordt, een spuiter, de Engelse whirlepool. Physeter is een Grieks woord en betekent literair blazer, de naam verwijst naar de blaasgaten in zijn hoofd.

Plantauista seit plinius hier

es in endi .i. water dier

jn ganges lesemen dat si sijn

9175ghesnauelt als dat delfijn

hare start es xxx voete lanc

dese sijn so dore stranc

dat si verbiten delpendiere

alsi gaen drinken ter riuiere

38. Platanista, zegt Plinius hier,

is in Indië een waterdier.

In de Ganges leest men dat ze zijn

9175 gesnaveld als de dolfijn.

Hun staart is dertig voeten lang

deze zijn zo door sterk

dat ze verdrinken de olifant

als ze gaan drinken bij de rivier.

Soort slang, zie 12, en dan wel de platstaarten, Platurus, de geringde platstaart, Platurus laticaudatus. Die kan een meter lang worden en wordt bij de golf van Bengalen gevonden.

9180Polipus als plinius seghet

es .i. visch die te sine pleghet

bi ueneien in dat mere

sijn houet dat es groot ter were

ende sijn start in .ij. ghesplete

9185.ij. arme heuet als wijd weten

daret met met sire cracht

.j. man die hem niet ne wacht

mede alet vter bord

ende etene ende versmord

9190want hi uleesch uercoren euet

so vaste hi an die roetsen cleuet

men caenter of ytrecken niet

het gaet vp tlant als tghebied

diet van den rotsen wil bringhen

9195noept met eneghen stinkenden dinghen

so vallet of want het aet stanc

ende alset noet so es sijn ganc

so dat manlic andren ymoet

sittende hi sine eier broet

9200bouen jare leefter gheen

segghen die meesters ouer een

hier gaen vte namen van der .p.

nu ort van .s. vort me

39. 9180 Polipus, zoals Plinius zegt,

is een vis die te zijn pleegt

bij Venetië in die zee.

Zijn hoofd dat is groot om te weren

en zijn staart in tweeën gespleten.

9185 Twee armen heeft het, als wij het weten,

waar het met zijn kracht

een man die niet oplet

mee haalt overboord

en eet hem dan en versmoord

9190 omdat het vlees uitverkoren heeft.

Zo vast als het aan de rotsen kleeft

men kan het er vanaf trekken niet.

Op het land gaat het als hij het gebied

die het van de rotsen wil brengen

9195 doet hem iets aan met enige stinkende dingen, dan valt het eraf, want het haat stank.

En als het paart zo is zijn gang

zodat het mannelijk (bovenop) de andere ontmoet.

Zittende het zijn eieren broedt.

9200 Boven het jaar leeft er geen

zeggen de meesters overeen.

Hier gaan uit de namen van de p,

nu hoort van s voorts meer.

De inktvis met zijn in- en uittrekkende armen heeft aanleiding gegeven tot het zeemonster, de Kraken, die met zijn armen schepen omvertrekt.

Men verdeelt ze wel naar de armen in Tetrabranchaiata: vier armen. Dibranchiata: twee armen of vertakt. Octopoda: acht armen en Decapoda: tien armen.

De oude Grieken en Romeinen noemden de hen bekende koppotige ‘Veelvoeten’ polypus of polypous, dit werd polpo in Italië en poulpe in Frans, in Engels polyp en poliepen bij ons.

Mogelijk is de voorstelling van de Gorgone Medea, die een hoofd had met slangen, een vorm geweest van de octopus

De meeste inktvissen wonen in de zee, aan de kusten en in grote dieptes.

Ze kruipen en zwemmen zeer goed en sommigen hebben zelfs zeer grote lichamelijke kracht. Van de wervelloze dieren zijn het wel de geweldigste en sterkste roofdieren De kraken behoren tot het Kalmar lijkende geslacht Architeuthis. Mogelijk hebben ze ook aanleiding gegeven tot de fabels van de reuzenzeeslang. Zie vissen, 29,

Serranus scriba, is de zaagbaars die in Italië sperga genoemd wordt, 20-30cm lang bij een gewicht van 300-500gram. Mogelijk wordt hier gedoeld op een verwant, Polyprion cernuum die 2m lang kan worden bij 50 kg. Het is de wrakvis die vaak wrakken begeleidt die uit zuidelijke zeeën komen aandrijven waar ze omheen spartelen en waarbij soms een op het wrak springt en er op blijft liggen totdat een golf hem er weer afspoelt.

Ze leven van weekdieren en kleine vissen.

Serra als ysidorus segt

9205es .i. wonder dat in de zee legt

groot ende euet als wijd kinnen

grote vlogle ende starke vinnen

dit dier alst i scip seilen siet

sijn vlogle et vp teffene pliet

9210ende wille seilen na sceps maniere

dit doet .v. milen ofte .iiij

ende alsem niet ne died sijn poghen

sone caent die pine niet ghedoghen

ende uallen sine ulogle neder

9215dan moetet keren weder

ende sinken ten gronde wart

dar sine nature es sijn aerd

Serra dit wonder bediet wel

meneghen ries die feeste ende spel

9220ende swaren cost wille antieren

ende uolghen ogher liede maniere

bede in coste ende in cleden

ende eer hijd mach alf wlleden

so wertj der feesten moede

9225want het failgiert em anden goede

so moeti uallen in den pat

dar sijn ouder uader sat

jn ander wonder men oec weet

dat oec mede sarra heet

9230als plinius ende ysidorus ghewaghen

sijn rig es scarp ghelijc der saghe

dit dier plegt int water slupen

ende onder die scepe crupen

ende snijt ontue ende verdrinct dan

9235jn die scepe al die man

dat doetet allene omdat

dat mans uleesch wille wesen sat

40. Serra, zoals Isidorus zegt,

9205 is een wonder dat in zee ligt

groot. En heeft, zoals wij het kennen,

grote vleugels en sterke vinnen.

Dit dier als het een schip zeilen ziet

zijn vleugels pleegt op te heffen

9210 en wil zeilen naar scheepsmanieren

dit doet het vijf mijlen of vier

en als het niet dient zijn pogen

dan kan het de pijn niet gedogen

en vallen zijn vleugels neer

9215 dan moet het keren weer

en zinken te gronde waart

dat is zijn natuur en zijn aard.

Serra dit wonder betekent wel

menige dwaas die feest en speelt

9220 en zware kost willen hanteren

en volgen hoge lieden manieren

beide in kosten en in kleding

en voor hij het half kan voldoen

dan wordt hij het feesten moe

9225 want het ontbreekt hem aan het goed

dan moet hij vallen in het pad

waar zijn oude vader in zat.

Een ander wonder dat men ook weet

dat ook mede Sarra heet,

9230 als Plinius en Isidorus gewagen,

zijn rug is scherp gelijk de zaag.

Dit dier pleegt in het water te sluipen

en onder de schepen te kruipen

en snijdt in stukken, en verdrinkt dan

9235 in de schepen al de mannen.

Dat doet het alleen omdat

het van mannen vlees wil wezen zat.

Serranus scriba, is de zaagbaars die in Italië sperga genoemd wordt, 20-30cm lang bij een gewicht van 300-500gram. Mogelijk wordt hier gedoeld op een verwant, Polyprion cernuum die 2m lang kan worden bij 50 kg. Het is de wrakvis die vaak wrakken begeleidt die uit zuidelijke zeeën komen aandrijven waar ze omheen spartelen en waarbij soms een op het wrak springt en er op blijft liggen totdat een golf hem er weer afspoelt.

Ze leven van weekdieren en kleine vissen.

Sirena es die merminne

fisiogolus euet inne

9240dat si draghen wijfs ghelike

toter nauelen sekerlike

groet sijnsi ende wiuelic ydaen

met langhen hare sonder waen

ende dat groot ende grof mede

9245met haren kindren es hare sede

dat sise in aren arme draghen

euemen ysien in someghen daghen

want si soeghen als vrouwen plien

scipliede alsise sien

9250werpensi hem .i. idel vat

die wile dat sj andelen dat

vliensi danne van der merminnen

adelinus doet ons bekinnen

dat sj gheclawet als arne sijn mede

9255ende oec na andre uissche sede

sijnsi ghescellet ende ystart

dar si hem stieren ter vart

den luud ebbensj so soete

alse scipliede met goeder moete

9260ghent oren so nes gheen man

die des slaeps ontuechten can

dan uerdrincsjse ende scueren

men vintse te menegher huere

jn zewen ende somwile in riuiere

9265some die kinnen are maniere

alsj vorbi sullen liden

stoppensj hare oren tien tiden

so dat si den sanc niet oren

ende ne consise niet verdoren

9270vlixus waent die meneghe mede

dat eerst vant bendichede

41. Syrena is de meermin,

Physiologus heeft ervan

9240 dat ze dragen op het wijf gelijk

tot de navel zeker.

Groot zijn ze en ijselijk gedaan

met lange haren, zonder waan,

en dat groot en grof mede.

9245 Met haar kinderen, is haar zede,

dat ze in hun armen dragen

heeft men gezien in sommige dagen

want ze zuigen ze zoals vrouwen plegen.

Scheepslui als ze hen zien

9250 werpen hen dan een leeg vat

die tijd dat ze behandelen dat

vlieden ze dan van de meerminnen.

Adelinus doet ons bekennen

dat ze klauwen hebben als arend mede

9255 en ook naar andere vissen zede

hebben ze schellen en een staart

waar ze zich mee sturen in de vaart.

Het geluid hebben ze zo lief

als scheepslui met goed gemoed

9260 dat het horen is er geen man

die de slaap ontvluchten kan

dan verdrinken ze hen en scheuren.

Men vindt ze op menige plaatsen

in zeen en soms in rivieren.

9265 Sommige die kennen andere soorten

als ze voorbij hen zullen gaan

stoppen ze hun oren dicht in die tijden

zodat ze het gezang niet horen

en kan het hen niet verderven.

9270 Odysseus waan ik daarbij mede

het eerst uitvond deze handigheid.

Seirenes of sirene in Homerus Odyssee 12, 39. dit woord kwam over midden-Latijn sirena in midden-Hoogduits als siren(e) syren(e). Meermin, het woord stamt van minnen, men geloofde dat ze de liefde van jonge mannen opwekte en ze daardoor in het verderf stortten.

De oude sage noemt drie sirenen, Homerus kent er slechts twee, het zijn Parthenope, Ligeia en Leukosia, de dochters van de stroomgod Achelous en Calliope. Men stelde ze als vogels voor met meisjesgezichten. In die tijd beweerde men ook de sirenen-eilanden te kennen. Nog draagt een kleine groep van drie eilanden in de golf van Salerno de naam van ‘Solo delle Sirene. Het zijn woeste en onbewoonde rotsen. Volgens de dichter hielden ze verblijf tussen het eiland Aea (of Kirke)en de rots Scylla waar ze door hun mooie stem de voorbij zeilende lokten om te doden. Het strand was omgeven door gebleekte beenderen. Odysseus stopte de oren van zijn metgezellen met was dicht en liet zichzelf aan de mast binden zodat hij ze zonder gevaar kon horen. De sirenen zouden zo lang in leven blijven tot er iemand ongedeerd passeerde, dus nadat Odysseus of Orpheus voorbijgingen stortten ze zich in de zee en werden in rotsen veranderd.

In het Griekse bijgeloof zijn ze demonische wezens met vogellijven en mensenhoofden die oorspronkelijk de gestorven zielen zelf betekenden en als doodsvogels of vogelvrouwen verschenen en op grafstenen, vaak klagend of zingend of met instrumenten afgebeeld, waarbij de voorstelling van de musicerende sirenen op de Homerische verhalen terug te voeren zijn.

De twee voorstellingen blijven in de middeleeuwen nog enige tijd naast elkaar bestaan, die met het onderlichaam van een vis blijkt tenslotte favoriet. Volgens sommige beschrijvingen hebben de sirenen prachtige borsten. Hiermee zogen ze de kinderen. Ze kunnen daartoe de borsten over de schouder gooien zodat de jongen onderweg op de rug gevoed kunnen worden.

De staart kan enkel of dubbel zijn, de dubbele staart wordt door de armen om hoog gehouden zodat de vrouwelijke geslachtsorganen worden getoond.

Hun betekenis is in de loop der eeuwen veranderd. In de Odyssee verlokken ze met hun mooie zang en voeren ze de zeelieden in het verderf. In de middeleeuwen is een sirene een hoer, een symbool van verlokking en wellust. Niet alleen hun gezang, ook het uiterlijk, de naaktheid en loshangende haren dragen hiertoe bij. Hun latere attributen als kam en spiegel zijn eveneens tekenen van wellust. Later in de romantiek worden ze als lieftallige wezens die geen gevaar meer opleveren. Zie 42 en;

Silla es .i. wonder mede

dat men vint tere stede

segt warlike ons adelijn

9275dar .ij. lande versceden sijn

tlant van yle ende van cecile

dar vint men dese sonder ghile

vp al uolc sijnsj uerwoed

want si vleesch minnen ende bloed

9280burst ghescepen ende houet

na maniere des ylouet

maer den mont groot ende wijd

ende tande ureselic talre tijd

ghelijc dat andre diere sijn

9285ghestart eist na dat delfin

starc int water cranc up tlant

oec singhen sj soete alsict vant

42. Scilla, is een wonder mede

dat men vindt in een plaats,

zegt voor waar ons Adelinus,

9275 waar twee landen gescheiden zijn

in het land van Italië en Sicilië

daar vindt men deze zonder grap.

Op alle lieden zijn ze verwoed

omdat ze vlees minnen en bloed.

9280 De borst is geschapen en het hoofd

naar de meerminnen, wat men gelooft.

Maar de mond is groot en wijd

en tanden vreselijk te alle tijd

gelijk dat andere dieren zijn

9285 gestaart is het naar de dolfijn

sterk in het water en zwak op het land

ook zingen ze lief, zoals ik het vond.

Sinocus spreect ysidorus

es in die riuiere nilus

9290dats in egypten sonder waen

ende es na cocodrilluse ghedaen

mar minder uele ende niet so lanc

sijn vleesch gheminct in .i. dranc

doet uergaen al venijn

9295men segt dat si uroet sijn

ende dat si storme uorsien

ende si in hare ole vlien

ende stoppent tgat ten winden ward

ende maken anders vt hare vard

9300van .s. nebic nemme

nu comen hier namen in .t

43. Synacus, spreekt Isidorus,

is in de rivier Nijl

9290 dat is in Egypte, zonder waan,

en is naar de krokodil gedaan

maar kleiner veel en niet zo lang.

Zijn vlees gemengd in een drank

doet vergaan alle venijn.

9295 Men zegt dat ze verstandig zijn

en dat ze stormen voorzien

en dan in hun hol vliegen

en stoppen het gat dicht aan de windkant

en maken in de andere hun uitgang.

9300 Van s heb ik nimmer,

nu komen hier namen in t.

?

Testudo dats slecke in latijn

die in india so groot sijn

dat plinius ende andre tellen

9305dat liede wonen in hare scellen

ende si van eilande te eilande varen

jn die grote zee dar mede tewaren

wonderlike vaet men dese

somwile also alsict lese

9310die slecken uloten vp die vloet

ende als die lucht es scone ende goet

ende warem dat sonne schijn

dinct hem dat so seker sijn

so dat sj uten scellen crupen

9315ende eer si moghen weder in ghecrupen

werdsj bedroghen vander sonnen

so dat si niet weder in conen commen

aldus werdensi up ynomen

aldus conensi niet onder twater comen

9320oec vancmens anders wildijt verstaen

nachts alsi ter weiden gaen

ende si sat ter zeward comen

wert sulke slapende van hem somen

so werpmen omme dat up dat neder

9325so nes gheen vp comen weder

so scieten sj vte ende connen yleren

ende hem seluen omme keren

so dat mense met linen strect

ende mense dan te lande ward trect

9330met vele lieden diese slepen

dus so werden sj begrepen

ghene tande eft soe in den mont

doch es hi besloten ende ront

als ende no min no mee

9335den steen breketi ontuee

si riden ende noten inder maniere

als coie doen ende stiere

si legghen eier als ganse te waren

C. te samen tere scare

9340vp tlant leghensise dart es sachte

ende broedense danne bj nachte

si uoeden hare ionc .i. iaer

sulke segghen ouer war

dat sj met siene hare eier broeden

9345mar die gone die wel ghevroeden

ende die dit wonder dicke saghen

sine willens ouer war niet ywaghen

44. Testudo, dat is een slak in het Latijn,

die in India zo groot zijn,

dat Plinius en anderen vertellen,

9305 dat lieden wonen in hun schellen

en ze van eiland tot eiland varen

in die grote zee daar mee te waren.

Wonderlijk vangt men deze

soms, alzo als ik het lees,

9310 dat die slakken drijven op de vloed

en als de lucht mooi is en goed

en als de zon warm schijnt

denken ze zeker te zijn

dat ze uit de schellen kruipen

9315 en voor ze er weer in mogen kruipen

worden ze bedrogen door de zon

zodat ze er niet weer in kunnen komen

aldus worden ze opgenomen

aldus kunnen ze niet onder het water komen.

9320 Ook vangt men ze anders, wil ge dit verstaan, ‘s nachts als ze naar de weiden gaan en ze zat zeewaarts komen

worden ze er soms slapend van soms

dan werpt men ze ondersteboven,

9325 dan is er geen opkomen weer

dan schieten ze er uit en kunnen leren

zichzelf om te keren

zodat men ze met lijnen strikt

en men ze dan te land waart trekt

9330 met veel lieden die ze slepen

dus zo worden ze gegrepen.

Geen tanden heeft het in de mond

maar is hij besloten en rond

als eenden min of meer.

9335 De steen breekt het in stukken.

Ze rijden en paren in de manier

als koeien doen en stieren.

Ze leggen eieren alsof het ganzen waren

honderd tezamen in een schaar

9340 op het land leggen ze, waar het is zacht

en broeden ze dan bij nacht,

ze voeden hun jongen een jaar.

Sommige zeggen voor waar

dat ze met zien hun eieren broeden

9345 maar diegene die het wel bevroeden

en die dit wonder veel zagen

willen dat niet voor waar gewagen.

Zal wel een schildpad zijn. Testudo, Schildpad, de Duitse Schildkrote of Schildpatt, -padd: schildkikker. Het woord behoort tot padden, schreiden, treden of strompelen, Noordduits pad betekent voetzolen. Zijn hoofd is naar de paddenvorm genoemd, Meer waarschijnlijker naar de huidplooien en zijn bewegingen die aan een pad doen denken. Testudo zijn de landschildpadden.

Eretmochelys imbricata, (dakpansgewijs) de zeeschildpad of karetschildpad wordt aan de kusten van tropisch Amerika als bij verschillende eilanden van de Indische Oceaan aangetroffen. Die bereikt een lengte van een meter met een gewicht van honderd kg.

De poten zijn ingericht voor het roeien en alle tenen zijn door een gemeenschappelijk vlies verbonden. Het rugschild is door dertien hoornige platen, verharde huidlagen, bedekt.

In juni kruipt de schildpad op het zanderige strand en graaft een kuil in het zand en legt daarin haar honderd of meer eieren, bedekt ze met zand en laat het uitbroeden aan de zon over.

Tignus als solinus segt

es .i. wonder dat in die zee legt

9350sijn start es breet wel .v. uoet

vp tlant gaet eten dor songhers boete

jn nordwinden et meest plegt

plinius van desen segt

dat den scepen volghens plien

9355om dat em lust zeilens sien

so nerenst sijsi in desen doene

dat mense sciet met arpioene

so uet werdensj weet vor waer

dat si ne leuen maer .iij. jaer

45. Tignus, zoals Solinus zegt,

is een wonder dat in de zee ligt.

9350 Zijn staart is breed, wel 150 cm.

Op het land gaan ze eten door hongersnood

in noordenwind dit het meest pleegt.

Plinius van deze zegt

dat ze de schepen te volgen plegen

9355 omdat ze lust hebben om zeilen te zien

zo bedrijvig zijn ze om dat te doen

dat men ze schiet met harpoen.

Zo vet werden ze, weet voor waar

dat ze leven maar drie jaar.

Een soort dolfijn?

9360Timius es .i. visch mede

van arde groter wonderlichede

met sire longren met sinen oghen

so machmen groot wonder toghen

men smeltet in i glasin vat

9365met zewatre ende al dat

dat mer scriuet mede ouer waer

scijnt nachts als vier claer

46. 9360 Thunius, is een vis mede

van aardig grote wonderlijkheden.

Met zijn longen en met zijn ogen

mag men een groot wonder zien

men smelt ze in een glazen vat

9365 met zeewater en al dat

dat men er van schrijft voor waar

schijnt ‘s nachts als vuur helder.

Dermochelys coriacea, (leerachtig) (Sphargis mercurialis) is de lederschildpad, die in alle warme zeen voorkomt. Die wordt een vijfhonderd tot achthonderd vijftig kg zwaar en een paar meter lang, maar haar vlees geldt voor ongezond.

Het rugschild is leerachtig en met overlangse ribben bezet.

Toen Britse zeelui in de Galapagos eilanden kwamen namen ze zo de namen over die de Spanjaarden en Portugezen voor de reuzenschildpad gebruikten. In Portugees is het tartaruga en Spaans tortuga. Sir Walter Raleigh, in zijn beschrijving van zijn eerste reis naar Guyana, 1595, geeft aan dat zijn bemanning zich hoofdzakelijk voedde met tortugas en hun eieren. Dit woord of het Frans tortue werd door de Britten tot turtle gemaakt. En niemand gebruikte de naam sea-tortoise. In het Engels stond tortoise voor de land- en zeeschildpad, later werd het zeedier meer turtle genoemd.

Vacca marina, (zeekoe) De groep van de zeekoeien of sirenen vormt de overgang van de zeehonden tot de walvisachtige. De meest bekende is de dugong, Dugong dugon (Halicore dugong, Halicore cetacea). Die bewoont de ondiepe plaatsen van de Indische en Rode Zee en voedt zich met daar groeiende planten. De voorpoten zijn een soort peddels geworden en de achterpoten zijn volledig verdwenen zodat het water niet verlaten kan worden.

Het wijfje verpleegt haar jong met grote zorg en houdt het bij het zogen met de voorpoten tegen de borst en heft daarbij de bovenste lichaamshelft uit het water op. Het gezicht hiervan heeft waarschijnlijk aanleiding gegeven tot het sprookje van sirenen of zeemeerminnen, die half mens half vis zouden zijn.

Zedrosus seit plinius

sijn grote vissche ende eeten dus

9400hare been sijn so grot alsmen ywaghet

dat mere planken aue saghet

dat men af maket weghe ende dueren

ende so lanc na der scrifturen

dat mense te balken in salen legt

9405xxx uoete lanc als plinius segt

dese diere lese wi

sijn in de zee van arabj

49. Zedrosi, zegt Plinius,

zijn grote vissen en heten dus

9400 hun benen zijn zo groot, zoals men gewaagt, dat men er planken van zaagt

waarvan men maakt wegen en deuren

en zo lang, naar de geschriften,

dat men ze als balken in zalen legt

9405 dertig voeten lang, als Plinius zegt,

deze dieren, lezen wij,

zijn in de zee van Arabië.

Verscheidene soorten dolfijnen, mogelijk vroeger kleine walvissen, worden in de Rode Zee vermeld en kunnen in de golf van Akaba komen. Jona’s walvis is een van de meest besproken diersoorten. Jona 1:17 ‘En de Heer beschikte een groten vis om Jona in te slokken; en Jona was in het ingewand van den vis drie dagen en drie nachten’ Er staat ook uitdrukkelijk dat dit gebeurde, Mattheus 12: 40 Toch zijn sommige getande walvissen in staat tot zulke wonderen. Die kunnen de ‘planken’ geleverd hebben.

De beenderen van een walvissoort zie je nog op Schiermonnikoog staan als een poort.

Zidrac alse liber rerum segt

es .i. dinc die in die see legt

9410wonderlic ende vreselic mede

mar nachtes est van soeter sede

want en euet ghenen fellen ard

ende houet euet als .i. pard

na den drake els nederward

9415lanc ende crom es hem die start

menegher tiere es hem dat vel

ende suemmet als .i. ander visch wel

50. Zidrac, zoals Liber Rerum zegt,

is een ding die in de zee ligt.

9410 Wonderlijk en vreselijk mede

maar ‘s nachts is het van lieve zede

want het heeft geen felle aart

en een hoofd heeft als een paard

naar de draak is het van onderen

9415 lang en krom is hem de staart.

Van menige vorm is bij hem het vel

en zwemt als een andere vis wel.

Zie 15?

Zifiron dats wonder mee

want ets die ruddre van der zee

9420liber rerum hier of segt

dat hi uoren te sine plegt

den ruddre ghelijc des ghelouet

ende recht als .i. elm vp thouet

van enen arde ruen velle

9425oft ware van ledre of van swelle

.j. scilt vp die .j. side

lanc ende ol ende wide

dar hem dit dier mede decken mach

jeghen steke ende slach

9430met starken senewen es hi best

de scilt in sinen liue geuest

drie hoekede es hi horen wi spreken

so starc menne caent gebreken

tue splettech heuet hi den start

9435dar hi mede slaet ter vart

so dat cume man mach wesen

die des slages mochte ghenesen

dus es hi te vane quaet

ende uaetmenne ende men up hem slaet

9440desen vintmen in dingelsce ze

niet lichte ne doet men hem wee

51. Zitiron, dat is een wonder meer,

want het is de ridder van de zee.

9420 Liber Rerum hiervan zegt

dat het van voor te zijn pleegt

de ridder gelijk, dus geloof het,

en recht als een helm op het hoofd

van een hard ruw vel

9425 alsof het was van leer of van eelt.

Een schild op de ene zijde

lang en hol, en een deel breed

waar dit dier zich mee bedekken mag

tegen steken en slag.

9430 Met sterke zenuwen is het bezet

het schild, in zijn lijf bevestigd

drie hoekig is het, zoals wij horen spreken

zo sterk, men kan het niet breken.

Tweespletig heeft hij de staart

9435 waar hij mee slaat ter vaart

zodat er nauwelijks een man mag wezen

die van die slag mocht genezen

dus is het te vangen kwaad

en vangt men ze en men op hem slaat.

9440 Deze vindt men in de Engelse zee

niet gemakkelijk doet men hem wee.

‘De zitiron of zeeridder is een wonderbaarlijk monster. Hij ziet er aan de voorkant uit als een ridder, op zijn kop draagt hij een helm van harde, ruwe huid, een soort leer of eelt. Aan zijn ene zijde hangt een schild die lang, hol en tamelijk breed is en waarmee hij zich kan beschermen tegen slagen en steken. Het schild, dat met sterke pezen aan zijn lichaam is gehecht, is driehoekig en ondoordringbaar. Met zijn in tweeën gespleten handen kan de zeeridder geduchte klappen uitdelen. Dit maakt hem tot een moeilijke prooi. Wanneer hij gevangen wordt en men probeert hem dood te slaan doet men hem slechts met grote moeite pijn. Deze monsters komen voor in de zee rond Engeland’ In het jaar 1305, de 10de maart, werd in het midden van de zee een zeeridder gevangen die in volle wapenrusting was en zeer fraai en welgemaakt van lijf en leden. Om hem door iedereen te laten bewonderen werd hij door het land rond gevoerd, maar reeds in de derde week stierf hij te Dokkum.

Een soort rob, de klapmuts, Cystophora cristata ? of haai, die zijn moeilijk dood te slaan.

Zjfius dats .i. wonder

bouen alle dandre besonder

basilius de grote in sijn doen

9445spreket in sinen boeke exameron

dat dit wonder heuet hane

vele bouen des menscen wane

so uele dat elc man segghen soude

datter nature in spelen woude

9450het ne gheliket bouen no onder

no uisch no dier gheen besonder

no uoghel gheen groot no cleene

maer sonderlanghe alleene

gaet alre dinc die leuet bouen

9455so datmer wel met rechte in louen

gode mach diet al gheboot

sijn houet te siene es wonder groot

sijn mont te siene als .i. af gront

ghelijc alse der ellen mont

9460sine hoghen alse dat elsce vier

elc es andren so onghier

dat elc mach segghen dat hine sach

sulc wonder up ne gheenen dach

52. Zifius, dat is een wonder

boven alle andere bijzonder.

Basilius de Grote in zijn doen

9445 spreekt in zijn boek Exameron

dat dit wonder heeft aan

die veel boven de mensen verbeelding gaat

zoveel, dat elke man zeggen zou

of de natuur er mee spelen wou.

9450 Het niet lijkt boven of onder

op een vis of dier, geen in het bijzonder

of vogel, geen grote of kleine

maar apart alleen

gaat het alle dingen die leven te boven

9455 zodat men het wel met recht in looft

God maakte die het al gebood.

Zijn hoofd te zien is wonder groot.

Zijn mond te zien is als een afgrond

gelijk als de helle mond.

9460 Zijn ogen als het helse vuur

elk is de ander is zo onguur

dat ieder mag zeggen als hij hem zag

nooit zo’n wonder op geen dag.

Shakespeare, Midsummer Nights Dream, ii, 1, 174

‘Fetch me with this herb; and be thou here again

Ere the leviathan can swim a league.’. ‘Haal mij dat kruid, maar wees terug, aleer’

Een mijl de leviathan zwemmen kan’. Leviathan komt van het Hebreeuws liwjathan of levyathan: gemeen draaiend dier. Het is het zeemonster, dat in Duits Seeungeheur genoemd wordt.

‘Liwyathan’ wordt zes maal gevonden en wordt vaak als krokodil vertaald, behalve in Job 3: 8 waar soms treuren staat. ‘Dat de dagvervloekers hem verwensen, zij die de kunst verstaan den leviathan op te hitsen’ Het lijkt waarschijnlijk dat dit woord, net als vele andere, een grotere en specifieke betekenis heeft. Psalm 104: 25, 26:

‘Daar is de zee, groot en wijd uitgestrekt.

waarin gewemel is zonder tal,

kleine zowel als grote dieren.

daar gaan de schepen, de leviathan.

dien Gij geformeerd hebt om er mee te spelen’

Het spelen zou kunnen slaan op de bewegingen van de grote zeedieren in en op het water. In de meeste andere passages waar de leviathan verschijnt lijkt er een duidelijke benaming te zijn en kan voor de krokodil staan van Job 40: 20. Psalm 74: 13, 14, Jes. 27: 1. Sommige zien in de krokodil ook de draak van Jes. 51: 9. De meeste commentatoren beschouwen dit als een verwijzing naar de chaos-draak uit de Babylonische mythologie.

De leviathan is waarschijnlijk de krokodil, zie ook de walvis. Als hij hongerig is opent deze oceaanwachter zijn wijde lippen waaruit een zo heerlijke geur komt dat de andere vissen in zijn muil tezamen stromen tot die gevuld is en dan sluit hij ze snel met een grijnzende trek om zijn bek. Zo is het met mensen en de vervloekten. Als het leven over is, klapt hij zijn wrede tanden, de gaten van de hel, achter hen. Zo werden de gapende tanden van de walvis het middeleeuwse symbool van de hellemond en verscheen in afbeeldingen en sommige eerdere wonderlijke spelen. Vaak zie je dan ook nog grijnzende duiveltjes eromheen dansen.

hier endet de boec inne vints nemmee

9465van den wondre vander ze

men sal hier in vinden sticken li

dat seggicke

hort vort der visschen maniere

die die ze voedet entie riuiere

9470mar int ghemeene hort en deel

ende dan uan elken al geheel

Hier eindigt het boek, ik vond nimmer meer 9465 van de wonderen van de zee.

Men zal hierin vinden stukken

een en vijftig, dat zeg ik.

Hoort voort van de vissen soorten

die de zee voedt en de rivieren.

9470 Maar in het algemeen hoor een deel

en dan van elk geheel.

Inleiding

Alle uissche ende al dat leuet

dat dat hersinbeckin sachte heuet

hen heuet altoes den slaep niet groot

9475het ne kieset nemmermer ghenoot

visch in die ze ofte in riuiere

dat hi hiet in eneger maniere

anderen uisch ridet te ghere vre

hine si van sire nature

9480scamedi mensche in alre wijs

dat tu argher dan beeste sijs

elc uisch die bi proien leuet

die proiet dar hijs macht heuet

ende alse gherne up sijn gheslachtem

9485alse up andre bi dage ende bi nachte

ende gheen uisch netet sine kinder

no de me mere no minder

vissche die bi ouere wandren

sijn ghesonder dan dandre

9490dan die de diepe ze in heuet

want wissche die bider proien leuet

wil emmer swemmen alleene

ende andre in sine scare ne gheene

al platuisch alse but ende pladijs

9495werden uetter in alre wijs

met suden winde als wijt horen

entie ronde metten norden

men seghet datmen onder vissche mach sien

die zoen mere dan die hien

9500vor sonne vpganc es te verstane

es die uisch best te vane

want dan falgiert hem sijn sien

somege vissche te comene plien

deen van den andren ende van hem somen

9505sietmen van lime uisscen comen

ende oec so weetmen van hem somen

dat si van pure arden comen

droghe weder uele vissce let

dat si niet ne werden vet

9510menech vissch es in de ze

dien mensce ne siet nemmermee

sulc visch rieket wel ende verstaet

eist vat of net dar menne in vaet

entien machmen qualike vaen

9515mar andre sijn bedroghen saen

elc uisch moet sijn out .i. iaer

her hi wint ofte draget dats war

nu es gesproken int ghemeene

nu hort van elken vort alleene

9520herst van .a. dar na .b.

naet latijn min no mee

Vissen.

Inleiding.

Alle vissen en al dat leeft

dat de schedel zacht heeft

die hebben altijd de slaap niet groot

9475 het kiest nimmer een genoot

vis in de zee of in de rivieren

dat hij paart op enige manier.

Andere vis paart te geen uur

tenzij van zijn natuur.

9480 Schaam je, mens, in alle wijs

dat u erger dan beesten bent!

Elke vis die van prooien leeft

die prooit daar dat hij macht op heeft

alzo graag op zijn geslacht

9485 als op andere bij dag en bij nacht

en geen vis eet zijn kinderen

niet meer of minder.

Vissen die bij de oever gaan

zijn gezonder dan de andere

9490 die in de diepe zee heeft

want vissen die van prooien leven

willen immer zwemmen alleen

en andere in zijn schaar nee geen.

Alle platvis zoals bot en pladijs,

9495 worden vetter in alle wijze

met zuiden wind, zoals wij het horen,

en de ronde met de noordenwind.

Men zegt dat men onder vissen kan zien

die zij meer dan de hij

9500 voor zonsopgang is te verstaan

is de vis het best te vangen

want dan ontbreekt hem zijn zien.

Sommige vissen plegen te komen

de een van de andere en van hen soms

9505 ziet men van lijm vissen komen

en ook weet men van hen soms

dat ze van pure aarde komen.

Van droog weer hebben vele vissen leed

zodat ze niet worden vet.

9510 Menige vis is er in de zee

die de mens ziet ze nimmer

sommige vissen ruiken goed en begrijpen

is het een vat, is het een net waar men het in vangt en die kan men moeilijk vangen

9515 maar andere zijn bedrogen gelijk.

Elke vis moet zijn oud een jaar

eer hij wint of draagt, dat is waar.

Nu is gesproken in het algemene

nu hoort van elk voort alleen.

9520 Het eerst van a, daar na b,

naar het Latijn min of meer.

Anguilla es de paldinc bekent

een vis ghemaket alst serpent

van visschen lime ende van sade

9525ende vander arden sonder gegade

wast die paldinc segmen mie

si nebben soe noch hie

ysidorus seghet die meester goet

dieden paldinc in wine doet

9530die dien wijn drinket dat hem sal

dan die wijn uerleeden sal

riuiere water minnen si claer

ende allen uisschen sijn si swaer

die si vermoghen ende si leuen

9535menech iar dus es bescreuen

sonder water als de wint es nort

leuen si .viij. daghe als men hort

niet alf so lanc in suden winde

jn wintertijt als ict vinde

9540moet hi bi grooten watre leuen

dus es van hem dit bescreuen

paldinc smoud es goet in doren

den ghenen die qualike horen

hem bedarf wel langhe sieden

9545ghebraden es hi ghesonts den lieden

1. Anguilla, is de paling bekend.

Een vis gemaakt als een serpent

(a) van vissen lijm en van zaad

9525 en van de aarde zonder gade

groeit de paling, zegt men mij,

ze hebben geen zij of hij.

Isidorus zegt, die meester goed,

die de paling in wijn doet

9530 en die wijn drinkt dat hem zal

die wijn voorbijgaan zal.

Rivierwater beminnen ze helder

en voor alle vissen zijn ze zwaar

die ze aan kunnen. En ze leven

9535 menig jaar, aldus is het beschreven,

zonder water, als de wind is noord

leven ze acht dagen, zoals men hoort

niet half zo lang als met zuidenwind.

In wintertijd, zoals ik het vind,

9540 moet het bij grote wateren leven

aldus is van hem dit beschreven.

Palingvet goed voor de oren

diegene die moeilijk horen.

Hij moet wel lang gekookt worden

9545 gebraden is hij gezond voor de lieden.

Anguilla anguilla, Latijn anguis en Litouws angis betekent slang. De slang anguis komt als hoofdbedekking bij de Furin voor, het is spreekwoordelijk het beeld van het boze van waaruit gevaar gaat. Zie adder. Midden-Nederlands ael en eel, oud-Saksisch en oud-Hoogduits Al (nu Aale) oud-Engels ael (Engels eel) oud-Noors all. Mogelijk stamt dit woord van Germaans ela en dit van Indo-Germaans edlo: eter of eetbaar.

Paling, midden-Nederlands palinding, pa(e)ldinc en palinc. Het is een uitsluitend Nederlands woord. Naast de dunne aal zou men mogelijk kunnen denken aan een ing afleiding (zie bokking, haring) van paal, als naam van een dijk naast een paeldinghsetthe, een plaats waar op paling gevist wordt.

(a) De worm- en slangachtige verschijning, het raadsel rond zijn voortplanting, zijn nachtelijke tochten over velden en weiden moest het volk wel verbijsteren. Plinius meldt dat ze zich tegen de klippen wrijven en dat afwrijfsel weer levendig wordt. Aristoteles meent dat ze na slagregens uit de ingewanden van de aarde (aarddarmen, wellicht wormen) ontstaan en uit slik en verrotting groeien op de zeeplaatsen waar wier groeit. Onder de aal zijn er geen vrouwtjes of mannetjes. Ze brengen geen eieren of levende wezens voort omdat ze onzijdig zijn.

Ze zijn hermafrodiet, de manlijke en vrouwelijke organen komen in hetzelfde beest voor.

De aal komt voort uit het slijm van andere vissen.

De aal ontwikkelt zich uit Leptocephalis-soorten (larvenvormen van Murenen) door metamorfose.

In de middeleeuwen nam men aan dat de aal uit paardenharen ontstond.

Of men geloofde dat ze zich uit gras vormden (duidelijk een verwisseling van de aal met regenwormen) Volgens Aristoteles ontwikkelen alen zich uit wormen zonder tussenkomst van ouders uit modder. Uit de vuiligheid die vanzelf opkomt aan de rivierkanten of stilstaande wateren. Omdat ze niet in helder water leven en uit vuiligheid groeien en haar voedsel uit slijkerige grond trekken werden ze door Galenus als spijs van kwaad voedsel gezien.

Op sommige plaatsen zijn vissers van mening dat alen met slangen paren of:

Uit andere vissen geboren worden. Hieraan dankt de puitaal, Zoarces viviparis (levendbarend), de naam aalmoeder die hij in Duitsland draagt.

De vissers van Sardinië schrijven algemeen de zwemkever, Dytiscus roselli, de voortbrenging van alen toe.

Vaak is ook beweerd dat alen levende jongen ter wereld brengen. Dat komt omdat men dikwijls alen heeft gevangen wiens lichaam een meer of minder groot aantal wormige diertjes bevatten die door onkundigen voor jongen van het dier werden gehouden. Bij nader onderzoek bleken het ingewandswormen te zijn.

Eierstokken zijn pas in 1777 ontdekt door Mondini en de manlijke geslachtsorganen pas in 1874. De glasaal werd eerst als een aparte familie van vissen beschouwd. Later bleek pas dat die zich tot jonge alen ontwikkelden. Ze blijven onrijp zolang ze in zoet water verblijven. Van oktober tot januari gaan ze naar zee met stormachtig weer en donkere nachten, paren in de Saragossa zee en sterven daar. Tegen mei zwemmen weer miljarden glasaaltjes naar de plaats waar hun moeder ooit groot geworden is.

Ԩb) “Als je veel aal hebt en dit in een vat wijn doet met wat moerbei erbij en die laat sterven, dan zal iemand die hiervan drinkt zonder te weten wat hij drinkt, de wijn voor een jaar verfoeien, misschien wel voor altijd’ Het is een van de oudste en meest verspreide middelen tegen dronkenschap. Deze therapie was al aan Galenus bekend: ‘sianguilla vino sufocata sit, vinumque id detur, potui, efficit odium viniՠ, Dit veroorzaakte bij dronkaards een misselijkheid en een sterke tegenzin voor alle soorten alcoholische dranken. Het bloed en het rauwe vlees van paling zouden toxisch werken waaraan deze speciale eigenschap werden toegeschreven. Het bloed is giftig, maar de toxine in het bloed wordt door koken en roken onwerkzaam.

Misgurnus fossilis, modderkruiper. Komt voor in stilstaande, modderige wateren en soms in rivieren van N. en O. Europa. Gedurende de winter en als in de zomer het water van de door hen bewoonde plas verdampt is, verbergen ze zich in het slijk waar ze een paar maanden zonder probleem kunnen verblijven. Zodra ze dan in water komen zijn ze weer vlug. Hieraan danken ze hun gewone en wetenschappelijke naam. Is zeer gevoelig voor elektrische verschijnselen en wordt onrustig bij onweer, vandaar weeraal, weervis, poetaal of donderaal, soms stootvis. Daarom wordt hij in een bak gehouden als weervoorspeller.

Polyterus bichir, snoeksteur komt in boven Afrika voor en Boven-Nijl. Ook in plassen die soms geheel uitdrogen.

Alforas seit aristotiles

dat .i. wonderlic visch es

dese wast int water metten wedre

jn marassche een deel nedere

9550somwile droghe sumwile nat

so wast up die modere dat

als .i. worem ende crupet ende leuet

ende alse de marasch water heuet

werdet .i. visch es bescreuen

9555maer onlanghe maghet leuen

2. Alforas, zegt Aristoteles,

dat een wonderlijke vis is.

Die groeit in het water met het weer

in moerassen een deel neer

9550 soms droog en soms nat

ze groeit op de modder dat

als een worm en kruipt en leeft

en als het moeras water heeft

wordt het een vis, is beschreven,

9555 maar kort mag het leven.

Misgurnus fossilis, modderkruiper. Komt voor in stilstaande, modderige wateren en soms in rivieren van N. en O. Europa. Gedurende de winter en als in de zomer het water van de door hen bewoonde plas verdampt is, verbergen ze zich in het slijk waar ze een paar maanden zonder probleem kunnen verblijven. Zodra ze dan in water komen zijn ze weer vlug. Hieraan danken ze hun gewone en wetenschappelijke naam. Is zeer gevoelig voor elektrische verschijnselen en wordt onrustig bij onweer, vandaar weeraal, weervis, poetaal of donderaal, soms stootvis. Daarom wordt hij in een bak gehouden als weervoorspeller.

Polyterus bichir, snoeksteur komt in boven Afrika voor en Boven-Nijl. Ook in plassen die soms geheel uitdrogen.

Astaras wast ende die

als ons aristotiles liet

van rein watre van arden mede

alst coud es dats sine zede

9560dat menne niet ne can beslupen

want hi in sijn ol can crupen

jn waremen wedre comet hi vort

jn naten iaren als ment hort

alst danne warem es int gheuoech

wassen deser worme ghenoech

3. Astaras groeit en die eet,

zoals ons Aristoteles laat,

van rein water en van aarde mede.

Als het koud is, dat is zijn zede,

9560 dat men het niet kan besluipen

omdat hij in zijn hol kan kruipen

in warm weer komt hij voort.

In natte jaren, zoals men hoort,

als het dan warm is in het gevoeg

groeien deze wormen genoeg.

Astacus fluviatilis, rivierkreeft komt in de beken en rivieren voor.

Het is een kleine vorm van de zeekreeft en een tien cm lang. Zijn kop en borststuk zijn beschermd door een soort pantser, de ogen zitten op steeltjes. Ook heeft hij verder een paar antennen. Overdag houdt hij zich graag schuil in holen aan de oevers en onder stenen.

Allec es des harinx name

en uisscelkin scone ende bequame

also alse liber rereum seghet

die alre meest te wesene pleghet

9570de beste dus es becant

tusschen norweghen ende inghelant

jn dien tijt dat mense vaet

segmen dat al visch staet

jn sinen saisoene ten besten

9575jn herefsten tijt gaet hi ten westen

alse oec dat gheuogelte doet

al es hi cleene hijs wert ende goet

versch es hi goet ter cure

ghesouten mach hi lange gheduren

9580bi den watre leuet hi alleene

anders so ne nut hi groot no cleene

de milteit gots te goeder stont

sent ons desen al ongegront

met nenechten so dore groot

9585datter menech om cort de doot

jn wintertijt gaen si hem decken

ende inder ze gront wech trecken

4. Allec is de haring naam

een visje mooi en bekwaam,

alzo als Liber Rerum zegt.

(a) Die het aller meest te wezen pleegt

9570 en de beste, aldus is het bekend,

tussen Noorwegen en Engeland.

(b) In de tijd dat men ze vangt,

zegt men, dat er al vis staat

in zijn seizoen te besten.

9575 In de herfsttijd gaat het ten westen

zoals ook de vogels doen.

Al is hij klein, hij is waard en goed

vers is hij goed ter keur.

Gezouten mag hij langer goed blijven.

9580 Van water leeft hij alleen

anders nuttigt hij veel of weinig.

De mildheid God te goede stond

zendt ons deze al ongegrond

met menigte zo ontzettend groot

9585 dat er menigeen om komt ter dood.

In de wintertijd gaan ze zich bedekken

en in de zeegrond weg trekken.

Clupea harengus Haring, midden-Hoogduits Haerinc, oud-Hoogduits en midden-Nederlands harinc, Angelsaksisch haering, (nu herring) Frans hareng Het is een west Germaans woord, haringa (daarvoor was het in oud-Noors sild). Pekelharing is gezouten haring, maatjesharing komt uit uit maeghdekens haerink, dus een zeer jonge haring, Duitse Madchen of Jungfernhering en nu Matjeshering. Bokking, midden-Nederlands bockingh, boksharing of buckem, midden-Noordduits Buckink en nu Bucking, een gezouten en daarna gerookte haring. Een afleiding van bok, naar de onaangename geur, met een eindiging ing zoals in wijting en haring.

(a) De haring houdt verblijf aan de Poolzee en maakt vandaar tochten naar het zuiden. Die tocht neemt een aanvang bij Groenland en de haringen verdelen zich in de grote scholen bij IJsland waarvan het ene deel westwaarts naar Amerika trekt en de ander oostwaarts naar Noorwegen. Bij de verschillende eilanden verdeelt die groep zich weer zodat er voor iedereen genoeg is. Er wordt onderscheid gemaakt naar zijn paaiplaats, de plaats waar de haring elk jaar weer terugkomt. Er is Noordzeeharing, maar ook Oostzeeharing, elk met zijn eigen kenmerken. De komst wordt aangekondigd door grote zwermen meeuwen en eenden, vinvissen, dolfijnen en haaien. De haringen trekken heen en weer zonder duidelijk doel. Ze leven van plankton, schaaldieren, wormen en jonge visjes. Ze volgen meestal de bewegingen van het plankton zodat ze overdag dieper en ‘s avonds hoger zitten omdat het plankton dan stijgt.

(b) Men herkent de school aan de weerschijn van de door haar verlichte lucht. ‘Ee haringen zijn tijdens hun trekken zo dicht opeengehoopt dat de boten, die te midden van de school komen, in gevaar verkeren en boten die zich er te midden van bevinden worden door de dicht op elkander gedrongen dieren opgelicht. Men kan de vissen met een schop uit ‘T water scheppen in het schip werpen. Een lange roeiriem die in deze levende massa wordt gestoken blijft er rechtop in staan’ We lezen in het verhaal aan Karel VI, koning van Frankrijk, door Philippus van Mezieres dat deze laatste in een zeeengte van vijftien mijlen lengte en twee mijlen breedte tussen Denemarken en Noorwegen de haringen zo dicht bij elkaar zag dat men ze met het zwaard kon doorhakken. In deze zeengte waren veertigduizend vissersboten en ieder met acht vissers bemand die niets anders deden dan de gevangen haringen inpakken en inzouten.

(c ) Vier schepselen hebben hun leven elk van een van de pure elementen, de kameleon van lucht, de mol van aarde, de vis haring van water en de salamander van vuur.

Albures spreket aristotiles

dat inde ze i uisch es

9590die so starc heuet dat vel

dat die rudders prisen wel

want sijt onder hare elme draghen

sone machmense met ghenen slaghen

al falgiert hem die helm dure

9595ne ghequetsen ter ghere hure

5. Albires spreekt Aristoteles

dat in de zee een vis is

9590 die zo sterk heeft dat vel

dat de ridders het prijzen wel

omdat zij het onder hun helm dragen

dan mag men hen met geen slagen

al faalt hem de helm daar

9595 kwetsen te gene uur.

Alburnus alburnus, het alvertje,

Beter een pantservis als Peristethus cataphractum

die in Genua malarmat heet. Het is de best gepantserde vis van de Europese zeeen. De pansterplaten zijn in 8 reeksen geplaatst die zich tot 8 kamvormige kielen verheffen. Zijn vlees wordt zeer op prijs gesteld. Het pantser biedt aan elk keukenmes weerstand zodat de ingewanden door de mondopening verwijderd worden. In kokend water laten ze los. Albires zal wit betekenen naar de zilverwitte buik.

Aries dats die zeram

plinius dar ons dit af quam

seghet dat es de uogel dief

vogle die de ze ebben lief

9600jn te swemmene ente generne

die so driuet hi te scerne

hi steket thouet vp ende siet

waer .i. uogel swemmens pliet

dan crupet hi onder dat water bedect

so dat hine der onder trect

6, Aries dat is de zeeram

Plinius, waar ons dit van kwam,

zegt dat is de vogeldief.

Vogels die zee hebben lief

9600 in te zwemmen en te eten

die zo drijft het tot spot

hij steekt zijn hoofd op en ziet

waar een vogel te zwemmen pleegt

dan kruipt hij onder water dat hem bedekt

zo dat hij ze er onder trekt.

Soort haai?

Aureum uellus es dat goudijn vlies

sente ambrosis ghewaget des

dat dese visch inde ze leuet

ende .i. goudijn ulies vp heuet

9610so edel so fijn so scone

dat niemen leuet onder den trone

dies ghelike in ghere stonde

sine gedane ne conterfaiten conde

men waent dat dus gendaen vlies

9615was dar wilen tgrote verlies

quam tusschen de greieken entie troine

dat orloghe ghedurde iare .x.

&. Aureum vellus is dat gouden vlies,

Sint Ambrosius gewaagt dit,

dat deze vis in de zee leeft

en een gouden vlies op heeft

9610 zo edel, zo fijn, zo mooi

dat niemand die leeft onder de troon

zijn gelijke is in geen tijd

zijn gedaante schilderen kon.

Men waant dat het dusdanig vlies

9615 was daar wel het grote verlies

kwam tussen de Grieken en die van Troje

die oorlog duurde jaren tien.

De sage van de Argonauten en het gulden vlies hangt daarmee samen, zoals Appianus verhaalt, dat de bewoners aan de vloed van de Colchis het goud wonnen door schaapshuiden in het water te leggen waar ze vanzelf gouddeeltjes opvingen.

Chrysophrys aurata is de goudbrasem en de dorado van de Portugezen, de aurata van de ouden Die onderscheidt zich door de prachtige kleur en sierlijke tekening. De zilvergrijze grondkleur, die een groenachtige weerschijn heeft, wordt op de rug donkerder en op de buikzijde zilverachtig. Een langwerpig ronde en verticaal gerichte grondkleurige vlek versiert het kieuwdeksel, een goudgele streep het voorhoofd tussen de ogen, de zijden prijken met achttien a twintig overlangse strepen van dezelfde kleur. Wordt een dertig tot veertig en soms zestig cm lang met een gewicht van vier tot acht kg.

Het is een zoutwatervis en komt voor aan de kusten van de M. Zee en Afrika. Is wel eens aan de kusten van Engeland gevangen. In de Romeinse tijd werden ze in diepe vijvers gekweekt.

Accipender alse plinius seghet

es .i. uisch die tebbene pleget

9620sine scelpen tusscen hoft ende start

verkert stande ende achterwart

vander .a. seggic nemmee

hier uolgen namen uort in .b.

8. Accipender, zoals Plinius zegt,

is een vis die te hebben pleegt

9620 zijn schubben tussen hoofd en staart

verkeerd staan en naar achteren.

Van de a zeg ik nimmer,

hier volgen namen voorts in b.

Accipenser: scherp vleugeligen, Accipenser sturio is de steur.

Bocte wanic dat sijn butte

9625al water wanic es hem nutte

weder tes versch so soud

want hi hem in allen hout

mar in verschen riuieren

horixe ouer ghesonts visieren

9630jn lande dar merre uele uaet

heeten si ongans ende quaet

mar alsemenne vort bet of

so heueti den meesten lof

vpten gront nemet hi sinen art

9635hi wert vet es de wint suud wart

9. Bote, waan ik dat is de bot.

9625 Al het water waan ik is hem nuttig

of het nu vers is of zo zout

omdat hij van alle houdt

maar in verse rivieren

hoor ik ze voor gezond vertellen.

9630 In landen waar men er veel vangt

noemt men ze ongans en kwaad

maar als men gaat verder

dan heeft het de meeste lof.

Op de grond neemt hij zijn aard

9635 hij wordt vet is de wind zuidwaarts.

Platichthys flessus, (Pleuronectes flesus) Bot, midden-Nederlands bot(te) of but(te) midden-Noordduits But, is waarschijnlijk zo genoemd naar de stompe kop, zie botter, een Urkse boot met ronde boeg. De namen IJbot, Amsterdamse bot en rivierschol doelen op de plaatsen waar de bot gevangen werd.

De bot wordt tweeëndertig cm lang en een drie kg zwaar. De bot komt veel met de schol overeen, maar de vlekken van de bot zijn echter groenachtig geel en zwart en de oppervlakte is ruw om aan te voelen.is ronder dan de gewone schol.

De bot leeft in de zee en aan de monden van de rivieren en voedt zich met vergaand vlees en vis. Haar ogen liggen meestal rechts, maar ook wel eens links. De kaken zijn scherp.

Borbaca es der lumpen name

een visch van uormen ombequame

gehud ende glad alse de paldinc

tetene esset ene soete dinc

9640mar de leuere es best te voeren

ende bouen andren visscen vercoren

sijn houet groot enten mont wijt

leuet hi van .xii. iaren den tijt

so wert hi groot ende ombequame

9645ende solaris es dan sine name

dar men hier na af vint mee

riuieren mint hi ende ze

10. Borbacha, is de lompe naam.

Een vis van vormen ongeschikt

een huid en glad als de paling

te eten is het een zoet ding

9640 maar de lever is best tevoren

en boven andere vissen uitverkoren.

Zijn hoofd is groot en de mond wijd

leeft hij van twaalf jaren die tijd

dan werd hij groot en ongeschikt

9645 en solaris is dan zijn naam

waar men hierna van vindt meer

rivieren bemint hij en zee.

Conger, zeeaal, omdat hij nogmaals beschreven wordt, zie 14.

Babilonice pisces sijn besonder

van verscen visscen .i. groot wonder

9650theofrastus die meester goet

es die te verstane doet

dat te woeste babilonien staen

cirternen groot bouen allen waen

die wilen makeden die gigante

9655die wonderlike groote seriante

alse die eufrate wassen beginnet

die dor de groote rotsen rinnet

so dat soe in die groote cisternen comt

comer hute vissce al ongenomt

9660some crupende some gaende

some swemmende some stande

ende geornet so menegertiere

hine leuet diese alle visiere

so groot so vreeselic nader iesten

9665best scinent duuele danne beesten

b. gaet hute ende .c. comet in

jc ne vants no mee no min

11. Babilonici piscis (vis) zijn bijzonder

van verse vissen een groot wonder.

9650 Theophrastus die meester goed

is het die te verstaan doet

dat in het woeste Babylon staan

waterreservoirs groot boven allen waan

die wel eer maakten die giganten

9655 die wonderlijk grote bediende.

Als de Eufraat te stromen begint

die door de grote rotsen rent

zo dat zo in de grote waterreservoirs komt

komen er uit vissen ontelbaar

9660 soms kruipende en soms gaande

soms zwemmend en soms staande

en gehoornd in vele vormen.

Hij leeft niet die ze alle kent

zo groot, zo vreselijk naar de verhalen

9665 en schijnen beter duivels dan beesten.

b gaat uit en c komt in,

ik vond er niet meer of minder.

Babylonische vissen die opkomen met de regentijd?

Cete es alre uissce meest

dats de waluisch ebbic verureest

9670ysidorus die seit al bloot

datmense vint .iiij. buunre groot

sijn mont es wijt sijn geswelch nouwe

al eist dat hi hiet groots gelouwe

henne mach liden niet de kele

9675want dar sijn nauwe gate te vele

bi cleenen visscen moeten si leuen

van desen vissce es bescreuen

datter die prophete jonas

drie dage entrie nachte in was

9680bi mirakelen niet bi naturen

anders ne mochti niet geduren

die ionge ebben de tande swart

entie houde wit ende art

si nemen water in haren mont

9685ende spoient hute te meneger stont

so grof dat sire mede versmoren

die scepe comen si hem te voeren

alse de caluer volgen der moeder

ende si comen dar si sijn onuroeder

9690entan uerebben vp .i. sant

dan nemet die moeder te hant

waters wl haren widen mont

ende ghietet vp hem tiere stont

so dat soet vanden lande doet vloten

9695oec vintmen somwile so groote

dat si ligghen openbare

jn de ze oft .i. berch ware

ons scriuet sente isidorus

entie groote basilius

9700datmense vindet ende vant

vp haren rugghe harde ende sant

ende dat scepe der ane quamen

diet hildent houer .i. eilant te samen

ende worpen ankere ende sloeghen vier

9705terst dat gheuoelde dat dier

so sonken si te gronde neder

some quamen ten scepe weder

ende some si verdronken

die metten vissce neder sonken

9710ambrosius spreket in dierlantsce ze

scinent berghe min no mee

alse die toten sterren slaen

tharen drien iaren sonder waen

noten si ende hem breket die scacht

9715dan ulien si met grooter cracht

ter dieper ze ende wassen so seere

men ne canse ghewinnen nemmermere

her si dat iaer ouer gaen

salmense ebben men moetse vaen

9720hetne ware often si uerhebbet waren

vpt ondiepe ende also beuaren

12. Cethe is van alle vissen het grootst

dat is de walvis, heb ik vernomen.

9670 (f) Isidorus die zegt al bloot

dat men ze vindt vier bunder groot.

(a) Zijn mond is wijd, zijn keelgat nauw

al is het dat hij iets groots pakte

het mag niet komen in de keel

9675 want daar zijn nauwe gaten te veel

van kleine vissen moeten ze leven.

(b) Van deze vis is beschreven

dat de profeet Jonas

drie dagen en drie nachten daar in was

9680 bij mirakels, niet door natuur,

anders kon hij daar niet blijven.

De jongen hebben de tanden zwart

en de oude wit en hard.

(d) Ze nemen water in hun mond

9685 en spuiten het uit in menige keren

zo groot, dat ze er mee versmoren

de schepen die komen hen van te voren.

(e) Als de kalven volgen de moeder

en ze komen daar ze zijn onbekend

9690 en komen vast te zitten op een zandbank dan neemt de moeder gelijk

water vol in haar wijde mond

en giet het op hem te die stond

zodat ze het van het land doet vlieden.

9695 (f) Ook vindt men soms zulke grootte

dat ze liggen openbaar

in de zee alsof het een berg ware.

Ons schrijft Sint Isidorus

en de grote Basilius

9700 dat men ze vindt en vond

op hun ruggen aarde en zand

en dat schepen daaraan kwamen

die het hielden het voor een eiland tezamen

en wierpen anker en sloegen vuur

9705 ten eerste dat voelde dat dier

zo zonk ze te grond neer

soms kwamen de schepen weer

en soms verdronken ze

die met de vis neder zonken.

9710 (g) Ambrosius spreekt dat in de Ierse zee, schijnen het bergen min of meer

als die tot de sterren staan.

Tot hun drie jaren zonder waan

paren ze en bij hem breekt de schacht

9715 dan vlieden ze met grote kracht

naar diepere zee en groeien zo zeer

men kan ze vangen nimmermeer.

Eer ze dat jaar over gaan

zal men ze hebben, men moet ze vangen

9720 tenzij het was dat ze met eb bleven vast zitten op het ondiepe en alzo bevaren.

Cetaceae; walvisachtigen, midden-Nederlands was het walvisch of walvisc, in oud-Hoogduits walfisc (nu Walfisch) in oud-Noors hvalfiskr of hval. Wal was de oorspronkelijke eerste naam, in midden- en oud-Hoogduits is het wal en in Angelsaksisch hwael (Engels whale) van Germaans hwala (ook gelijktijdig walre) zie waal: wells: vreemd, buitenlands. Vergelijk narwal, de zee-eenhoorn.

(a) Balaena mysticetus, (mysterieus (Balaenoptera borealis) de Noorse-, Groenlandse walvis, vinvis en de bow-head van de Amerikanen, is een wanstaltig schepsel die in al zijn lichaamsdelen wanverhoudingen vertoont. Is blauwzwart van boven- en de onderzijde is lichter Het is het geweldige zeemonster van de historie. Langer dan twintig meter zijn toch vrijwel niet gezien. De mondholte bevat voldoende ruimte voor een tamelijk grote boot met bemanning. De vervaarlijk grote bek heeft geen tanden en is gevuld met een hoornachtige strook die baarden of baleinen heten en in de bovenkaak staan. De baarden schijnen een soort van zeef te zijn die het water van de insecten afscheidt wat daarna door twee blaasgaten in de kop als overtollig uitgespoten wordt.

(b) Jona haai, Carcharides lamia, wordt 225cm lang en komt in de M. Zee voor.

(c ) zie 37 van zeemonsters.

(d) zie 37 en 52 van zeemonsters.

(e) Het wijfje baart twee levende jongen die zij voor een vis zeer bijzonder zelf zoogt en die zij bij het vluchten omarmt met de vinnen en daarmee voortsnelt en wat later weer naar boven komt om ze te laten ademen Zij houdt van haar kinderen met een verwonderlijke liefde en leidt ze een lange tijd in de zee en mocht het gebeuren dat de welpen ziek zijn of tekort water hebben of aan land gespoeld zijn, dan neemt ze haar mond vol water en gooit dit op hen zodat de pijn verzacht wordt of ze weer in de zee gespoeld worden. Ze zet zichzelf altijd tussen hen en de zon in en aan de veiligste kant. Als een sterke storm komt en als de welpen nog jong en zacht zijn, dan zwelgt ze hen op in de eigen maag en als de storm is gaan liggen en mooi weer aankomt.

(f) Volgens Isidorus kunnen walvissen een grootte van vier bunder bereiken. (g) Ze zijn zo groot dat ze als bergen in zee drijven die met hun toppen de hemel bereiken. Vanwege de grootheid van zijn lichaam wordt er op zijn rug stof en aarde verzameld en zo gebeurt het dat daar bosjes en kleine bomen op groeien zodat die grote vis op een eiland lijkt. Als scheepslui hier onnadenkend bij komen kunnen ze vrijwel niet uit dit gevaar ontsnappen, want hij gooit zoveel water uit zijn bek op het schip dat die overstroomd wordt met water en soms zinkt. Hij is zo geweldig groot dat als hij gevangen genomen wordt het hele land moet helpen.

We hoorden hiervan middels de zesdeeeuwse Sint Brandaan, een Ier die eerst Brennainn McFinlocha heette. Die maakte een wereldreis van negen jaar. Door zijn vroomheid wist hij alle gevaren te overwinnen. Het volk riep hem uit tot patroon van de schippers en vuurtorenwachters, vergelijk de Brandaris op Terschelling. Al spoedig na zijn vertrek ziet de heilige een kustlijn van wel een mijl of meer. Hij meert zijn boot af en gaat het landschap verkennen. Eerst moest er gegeten worden, gelukkig groeide er een heel woud op het eiland zodat er al spoedig vuur onder de pot zat. Toen dit net begon te branden schoot het eiland zo snel onder water dat ze ternauwernood hun schip konden bereiken.

(g) Ierse zee; Atlantische oceaan. Zo’n oceaanreus van honderdduizend kilo’s kan zich echter nog grotendeels uit het water verheffen. Bij de paring verheffen beide reuzen zich torenhoog tegenover elkaar uit het water, om echter onmiddellijk daarna weer terug te vallen.

Mulder: Een uitgebreide beschrijving van een eiland dat een vis blijkt te zijn, komt voor in De reis van Sint Brandaan: ‘Toen kreeg Brandaan een eiland in zicht. Hij schatte dat het meer dan zes mijl lang moest zijn. De kust was dicht bebost. Bij de monding van een beek vonden zij een haven, waar zij het schip konden achterlaten. Zij gingen van boord om het eiland te bekijken. Hongerig als ze waren, begonnen ze hout te zoeken om eten te koken. De kookketel werd opgehangen, en al gauw vonden zij een dode boom die brandhout zou kunnen leveren. Toen zij er de bijl inzetten, schoot ineens het hele eiland onder water. Ternauwernood konden Brandaan en zijn mannen het schip bereiken. ‘De heilige abt sprak: ‘’Dit is vast de vis geweest waarover ik gelezen heb. Het bos groeide op zijn rug. In het boek stond dat er daar een rivier in zee stroomt en dat de vis al heel lang uit het zoete water daarvan zijn voedsel haalt. Te oordelen naar de bomen die op zijn rug groeien moet hij zeer oud zijn’.

Cancer es de keruetse in walsch

jn dietsch de creuetse als ende als

gheclawet sijn si ende scarpe scaren

9725hebben si uoeren stande te waren

achterwart es hare gaen

liber rerum doet ons uerstaen

ende adelinus des ghelouet

datmen vindet inder ouder houet

9730twe witte steene met roden ghemanc

met seghet diese nuttet in dranc

dat si den hertuant ghenesen

endit mach wel de wareit wesen

musselen hoesteren ende hare ghelike

9735can soe bedrieghen scalkelike

want hi hem in werpet enen steen

datter luken mach ne gheen

ende dan gaet hise saen heten

aristotiles doet ons weten

9740dat erande creuetsen also wel

jn surien sijn also snel

entie binnen niet neuet

ende soe sonder nooten leuet

jn de west ze seghet solijn

9745dat creuetsen so groot sijn

dat sie die lieden met haren scaren

jnt water verdrinken te waren

jn wintre werdet de kreuetse swaer

jn lentine ende herefste dats waer

9750werden si best voer alle stont

ende meest alse de mane es ront

si leuen langhe houer een

die hien bekinmen met .ij. been

die hie onder den buke heuet

9755dar die zoe al sonder leuet

die beenkine sijn alse .ij. dorne

ende draghen eier na ossen horne

ende sijn ieghen serpents beten goet

alsi nooten elc ligghen moet

9760sonder water si langhe leuen

darmen hem melc wil drinken gheuen

13. (a) Cancer is de kreeft in Waals

in Diets de kreeft geheel

geklauwd zijn ze met scherpe scharen

9725 hebben ze voor staande te waren.

(b) Achterwaarts is hun gang.

Liber Rerum doet ons verstaan

en Adelinus, dus geloof het,

dat men vindt in de oudere hoofden

9730 twee witte stenen met rood gemengd,

men zegt het, die ze nuttigt in drank

dat ze de hartaanval genezen

en dit mag wel de waarheid wezen.

(d) Mosselen, oesters en hun gelijken

9735 kunnen ze bedriegen schalkachtig,

want hij werpt bij hen in een steen

zodat ze sluiten mogen niet

en dan gaat hij ze gelijk eten.

Aristoteles doet ons weten

9740 dat een soort kreeft alzo wel

in Syrië zijn alzo snel

en die van binnen niet vernieuwd

en ze zonder echtgenoot leeft.

(e) In de westzee, zegt Solinus,

9745 dat kreeften zo groot zijn

dat ze de lieden met hun scharen

in het water verdrinken te waren.

In de winter wordt de kreeft zwaar

in de lente en herfst, dat is waar,

9750 worden ze het beste in alle stonde

en meestal als de maan is rond.

Ze leven lang onder elkaar

die hij herkent men met twee benen

die hij onder de buik heeft

9755 daar die zij al zonder leeft.

(f) De beentjes zijn als twee dorens

en dragen eieren naar de ossen horen,

en zijn tegen serpentsbeten goed.

Als ze paren elk liggen moet.

9760 Zonder water ze lang leven

opdat men hem melk te drinken wil geven.

Cancer pagurus. Zeekrab, de naam kreeft is verwant aan krab. Midden-Nederlands crevet of creeft, (van Frans ecrevisse: garnaal) oud-Saksisch Krevit, oud-Hoogduits Krebiz (nu Krebs) Frans ecrevisse waaruit het Engelse craw- of crayfish.

(a) Een levende kreeft wordt in een zakje genaaid die door de zieke gedurende vierentwintig uur op de zieke plaats wordt gedragen. Heeft hij die tijd wakende doorgebracht dan is de kanker op de kreeft overgegaan. Dit middel is uit Duitsland overgewaaid waar kreeft en kanker beiden Krebs heten. De Latijnse naam is cancer en Grieks karkinos. Daarvan stammen kanker en carcinoom. De ziekte heeft deze naam omdat de vaatvertakkingen gelijkenis vertonen met een kreeft of krab met gespreide poten.

(b). Kreeften gaan zijwaarts en meer achterwaarts dan voorwaarts. Rechtuit gaan ze niet en kunnen ze ook niet. Het is het symbool van een ongeluksbrenger. Van iemand wiens wandel niet en deugt, die het pad van deugd en rechtvaardigheid niet bewandelt en die meer achterwaarts als voorwaarts gaat zeggen we, Ԩij gaat kreeftengangen’

Ze nemen veel kalkzouten op en voor de vervelling wordt dit opgeslagen in het lichaam om later weer gebruikt te worden, in de vorm van twee grote ‘s tenen’. Hij eet daarom ook schelpen. Als de kreeft zich verschaalt heeft ze twee steentjes om zich daar mee te sterken omdat ze in die tijd niet eten kan. In de maag heeft hij twee steentjes ter grootte van een kersenpit die aan de ene zijde bol en aan de andere hol en licht geel van kleur zijn. Die worden in kokend water rood. Het volk meent dat het dier daarvan leeft tijdens de verharding. Ze worden echter uitgespuwd en bevorderen het vormen van een nieuwe schaal. Het was vroeger een prima middel tegen het zuur in de maag. Het zijn de kreeftenogen, Duitse Krebsaugen, Franse oeuil dեcrevisse en Engelse crab’s eye, in de apotheken oculi cancrorum.

(d) ‘Zo vindt men bij de Egyptenaren een kreeft die aan een oester kleeft en de kreeft die met zijn scharen die oester open probeert te krijgen en knijpt en trekt. Het visje in de oester zal zich terugtrekken en de schaal dicht proberen te houden. Maar als de oester zich in de zonnestralen bakert en zijn schelpen ontsluit, dan zal de kreeft er een keitje of steentje tussen werpen zo dat hij zijn schelpen niet meer zal kunnen sluiten en hij het oestertje met zijn scharen knijpt en zijn vlees er met stukjes uithaalt’

(e) ‘In de westzee, omtrent Goa leven zulke grote kreeften dat ze mensen met hun knijpers om het middenlijf vatten en ze naar het water slepen, de diepte en daar opeten’

(f) Een enkel wijfje legt meer dan twaalfduizend eieren die aanvankelijk zwart van kleur zijn en onder de staart tussen de poten gedragen worden.

Carpeta es .i. uisch van manieren

9775beede in marasscen ende in riuieren

wel ghescellet talre stont

sine ardinghe nemtet vpten gront

alse die soe soeket hare gegade

doet hare douerlast van sade

9780ende dar an andren wriuet elc

gheuet die hie ter nauelen melc

dat ontfaet soe inden mont

ende dar naer in curter stont

scietet soe hare saet dar af dihen

9785die andre van hare partien

aldus ende in derre manieren

werden si wortelende in die riuieren

ende deen vanden andren comen

bouen allen visschen die wi nomen

9790wast carpers hersinen meest ende waent

metter mane in elke maent

het .i. visch niet goet te vane

want lustech es hi tontgane

hi weet treken .iiij. ofte .v

9795mede tontgane metten liue

een swaer visch esset uele lieden

ende hem bedarf wel uele sieden

ende goet dranc ende sause heet

salmenne verduwen ghereet.

15. Carpeta, is een vis van manieren

9775 beide in moerassen en in rivieren

goed geschubd en gelijk.

(a) Zijn voeding neemt op de grond

als de zij zoekt haar gade

doet haar de overlast van zaden

9780 en daaraan anderen wrijven elk

geeft de hij bij de navel melk

dat ontvangt ze in de mond

en daarna in korte tijd

schiet ze haar zaad, waarvan groeien

9785 de andere van haar partij

aldus in dergelijke manieren

worden ze voort telend in de rivier

en de een dus van de andere komt.

(b) Boven alle vissen die wij noemen

9790 groeien karpers hersenen meest en waant met de maan in elke maand.

Het is een vis niet goed te vangen

want lustig is hij in het ontgaan

hij weet streken vier of vijf

9795 mee te ontgaan met het lijf.

Een zware vis is het voor vele lieden

Het behoeft ook wel goed koken.

Een goede drank en saus heet

zal men het verteren direct.

Cyprinus carpio. Karper, Middelnederlands carper, oud-Hoogduits Charpfo, nu Karpfen, Engelse carp. Vanwege zijn voorkomen in de rivieren van het Alpengebied denkt men aan een voor-Indo-Germaanse taal, te vergelijken is Albanees karpe: rots, zie Karpaten.

(a) In de tijd van kuit schieten, mei/augustus, ontwikkelt het mannetje op de kop, de wangen en kiemdeksels vele kleine en witachtige wratjes. De karper komt in de vloed dan omhoog en het vrouwtje, dat gewoonlijk door meerdere mannetjes vergezeld wordt, legt de eitjes op vochtige en dicht begroeide plaatsen. In de loop van de dagen legt ze soms meer dan honderdduizenden eieren.

(b) Zijn hersens zouden groeien en verkleinen als de maan groeit en afneemt.

(c ) Deze vis heeft veel list zodat die het net ontwijkt. Want als hij het net binnengaat zwemt hij rond en zoekt een opening en kan hij die niet vinden probeert hij over het net heen te springen om de vrijheid weer te krijgen. Men spreekt dan ook van de karpersprong. Soms zoekt het een toevluchtsoord onder het net en soms houdt het een waterplant in zijn mond op de bodem van het water zodat het net erover heen gaat en hij ontsnapt. Soms komt hij met kracht naar beneden en bevestigt zijn kop stevig in de modder zodat hij op die manier ontsnapt. De karpers zijn moeilijk te vangen omdat ze zich in holen zetten en dus buiten het sleepnet blijven.

9800Capitatus leghet an rotsen

jn somech lant hetent cabotsen

hare houet dans niet cleene

hare ardinghe leit onder steene

alfs uoets lanc vintmense selden

9805al machmer uele om lettel ghelden

doch sijn si soete ende ghesont

ende maket goet bloet talre stont

16. 9800 Capitacus ligt aan rotsen

in sommige land heet het cabotsen.

Haar hoofd dat is niet klein

hun voedsel ligt onder stenen.

Half voet lang vindt men ze zelden

9805 al kan men er veel krijgen voor weinig geld, doch zijn ze zoet en gezond

en maakt goed bloed te alle stonden.

Mugil capito, de ramado wordt 40-50 cm lang.

De Romeinen vingen ze veel in de oudheid met aas in bij de zee gelegen vijvers. Vaak zwemmen ze met grote getale de rivier op zodat de rivier met die vissen bedekt is.

Wordt vanwege zijn malsheid, vetheid en aangename smaak geschat en vers of gezouten gegeten. Uit de eierstokken komt in de Provence een soort kaviaar die botargue heet.

Capitanius als ict can lessen

mach die selue uisch wel wesen

9810dien wi hier ze hase nomen

ende wanen hem mach de name comen

dinket mi bedi des gheloeuet

om dat gheleu es des hasen houet

dat gheulegen es sonder waen

9815sijn houet ghemaket es ende ghedaen bequamelic esset in sijn heten

mar onuerduwelic wilmen weten

dies comter af sumwile de rede

zebars hetement in zomeger stede

17. Capitonius, zoals ik het kan lezen,

mag dezelfde vis wel wezen

9810 die we hier zeehaas noemen

en waarvan hem mag de naam komen

denk ik beide te zijn, dus geloof het,

omdat het gelijk is als een hazenhoofd

dat gelijk is zonder waan.

9815 Zijn hoofd is gemaakt en gedaan

goed is het in zijn eten

maar niet te verteren, wil men weten

dus komt er af soms de koorts.

Zeebaars noemt men het in sommige plaatsen.

Dichentrachus labrax (Grieks di; twee, kentron; sporen, archus; anus) (Morone labrax, (Morone van Grieks moros; dom, onzinnig, Labrax; Atheense vrouw, dochter van Daemones en Daedalis. Met de leeftijd van drie jaar werd ze door zeerovers meegenomen en aan de koppelaar Labrax verkocht) (Labrax lupus Cw.) (wolf) is de zeebaars, Duitse Seebarsch of Meerbarsch. Dit is een zwaargebouwde vis van een halve tot meter lang en tot tien kg zwaar. (Er zouden zelfs reuzenbaarzen zijn van een ruime vierhonderd kg)

9820Coclea dats min no mee

dan die slecke vander ze

ghesont visch al onghewaent

ende wast ende mindert in elke maent

alse de mane wast ende breket

9825ja alle vissche als men spreket

jn scellen ligghede alse musselen doen

die sijn best vele int saison

emmer int wassende vander mane

dan int brekende als ict wane

9830want si dien ende dwinen

vele nader manen scinen

dus ne seggicker af nemme

nu hort uort vissche in .d

18. 9820 Coclea, dat is min of meer

dan de slak van de zee.

Gezonde vis is het al zonder waan

en groeit en vermindert in elke maand

als de maan groeit en vermindert.

9825 Ja, alle vissen, zoals men spreekt

die in schalen liggen, zoals mossels doen

die zijn het best veel in het seizoen

immer met het wassen van de maan

dan met afnemende maan, als ik het waan

9830 want ze komen en verdwijnen

veel naar de maanschijn.

Dus zeg ik ervan nimmer,

nu hoort voort van vissen in d.

Concha, zeemossel. Concha veneris (Venus, die ook wel Aphrodite genoemd wordt) Aphrodite, aphros, schuim, de zeegeborene wordt vaak met een schelp afgebeeld.

Als grootste van aller schelpdieren is de reuzenmossel, Tridacna gigas, (reusachtig) bekend die in de grote oceaan voorkomt en wiens schelp tweehonderd vijftig zwaar wordt.

‘Ze groeien met het komen van de maan’ tot parels.

Dies spreket aristotiles

9835es .i. uisch die in die ze es

die met rechte soe mach heeten

want sijn leuen es mar .i. dach

nochtan gheuet die nature

al hare recht deser creature

9840vlogle vinnen uoete twee

mar negheen bloet min no mee

ende wat sal desen vissce dit al

dat soe onlanghe leuen sal

met rechte segghen wise clerke

9845got es wonderlijc in sinen ghewerke

19. Dies, spreekt Aristoteles

9835 is een vis die in die zee is

die met recht zo mag heten

want zijn leven is maar een dag

nochtans geeft de natuur

al zijn recht aan deze creatuur

9840 vleugels, vinnen, voeten twee

maar geen bloed min of meer

en wat zal deze vis met dit al

die zo kort leven zal?

Met recht zeggen wijze klerken

9845 God is wonderlijk in zijn werken.

Dies, 1 dag levend, zal wel op Dies: Zeus slaan.

Zeus faber, (hout- of metaalbewerker) Volgens de overlevering verkeerde de apostel Petrus eens, toen hij tol moest betalen, in de noodzakelijkheid om niet in de beurs maar in het water te tasten. De bek van de vis, die hij eruit haalde, bevatte de verlangde penning. Ook schijnt de apostel de bedoelde vis flink aangepakt te hebben omdat die op elke zijde een zwarte vlek draagt die naar het verhaal luidt indruk van zijn vingers zijn. Vermoedelijk heeft het dier hier de naam Sint Pietersvis aan te danken. Op sommige kustplaatsen heet hij in het Frans poisson Saint-Christophe of poisson Saint-Pierre, bij de Grieken Christo-psaro: Christusvis en bij de Spanjaarden Martinsvis. Bij ons vanwege zijn zijdevlek, zonnevis of spiegelvis. Zijn naam wordt aangeduid met de oppergod van de Olympus, Zeus, en stond bij de ouden al in hoge aanzien. Het is de Duitse Sonnenfisch, Peters-, Christus- en Martinsfisch. In Engels John Dory, mogelijk komt dit woord van het van Franse jaune doree, naar de gouden kleur.

Delfine vintmen seit aldus

die heleghe sente isidorus

die minder sijn dan delfine besonder

die staen hier uoren houer wonder

9850die in de ze maken feste

alse naken sullen groote tempeeste

so snel vindemense sonder lieghen

dat si houer de scepe ulieghen

want bi hem machmen dicken leeren

9855alse hem dat weder sal verkeeren

d. gaet hute .e. comet ane

hort hier wonder ten anegane

20. Delfinen, vindt men, zegt aldus

de heilige Sint Isidorus,

die kleiner zijn dan dolfijnen vooral

die staan hiervoor over wonderen

9850 die in de zee maken feest

als ze gewaar worden grote tempeest

zo snel vindt men ze, zonder liegen,

dat ze over de schepen vliegen

want bij hen mag men vaak leren

9855 als het weer zal omdraaien.

d gaat uit e komt er aan,

hoort hier wonder ten beginne.

Phocaena communis, (gewoon, algemeen) Bruinvis, kleine tuimelaar of zeevarken, Duitse Meerschwein, Franse marsouin, Engelse porpoise of seapig.

Die wordt niet zo groot, het is de kleinste van de dolfijnen, anderhalve tot twee en soms drie meter. Hij zwemt zeer goed en kan ook boven het water uitspringen, hoewel niet zo ijverig als de dolfijn. Buitengewoon druk zijn de bewegingen voor of tijdens een storm. Hij duikelt en of hobbelt dan, schijnbaar opgewonden van blijdschap in en over de rollende golven, buitelt over de kop en wordt dan in letterlijke zin van het woord een ‘Tuimelaar’

Plinius meldt dat als er veel dolfijnen spelen als de zee stil is dan betekent dat de wind vandaar zal waaien, maar als ze met onweer water spuiten dat ze dan goed weer verkondigen’

Van de dolfijn en later de bruinvis werd verondersteld dat ze de brengers van slecht weer waren. De Physiologus stelt dat een storm in aantocht is als de dolfijnen zich laten zien met hun sprongen boven de zee.

Echinus spreket iacob van vitri

dat .i. wonderlic visch si

9860hi nes maer lanc enen aluen uoet

hens scip so snel no so goet

bliuet cleuende der an

so nes wint no storem die can

noch seil diet mach bringen gaende

9865het ne bliuet alse .i. rotse stande

ghelijc oft .i. berch ware

entie ne porret hare no dare

nochtan dat anders ghenen anker heuet

dan dat visscelkin ant scip cleuet

9870dits onghelouelike sake

nochtan liet deser sake

aristotiles ende plinius

entie groote basilius

ambrosius ende iacob van uitri

9875ende isidorus dar bi

nomic iv dese bi namen

om dat de meeste sijn te samen

die citen scriuen van naturen

ende si ylouen wel ter curen

9880al eist onwijs in onsen sin

wanen die cracht comt in

sulken visscelkinen dat hout

.j. groot schip in sire ywout

wars nu die grote philosophie

9885wars nu die starke buggherie

die ons der wet willen roouen

want bi bouen nature ghelouen

welc soudem wonderliker dinken dan

so maghet kint ebben sonder man

9890so .i. uisscelkin eens alues uoets lanc

een scip mach ouden an sinen danc

dattet alleene der ane cleuet

segghen si dat hem therte gheuet

si sullen segghen na minen wane

9895dat wers redene doet te verstane

hoe die visch dat scip dus bindt

dan die maghet adde kint

merien pertricen ende ghiere

ende andre beesten meneghertiere

9900sprect ambrosius als wijd vinde

die ontfanghen metten winde

sonder int pleghen van aren ynoet

mar al es dit wonder groet

bouen al desen draghet

9905priuilegie die suuere maghet

want soene drouch ende wlbrochte

diet al wilde ende vermochte

dits de redene dart bj mach wesen

mar echinus en euet van desen

9910altoes redene ne ghene

want ets cranc ende clene

recht est na der scrifturen

dat god onder sine creaturen

etet die wonderlike god

9915want dus bliuen die wise sot

ende die simple die wel ylouen

sullen met hem sijn dar bouen

gheclawet sijnsj alsmen segt

also als die creuetse plegt

9920gheuarwet ofsi glasijn waren

ghelijc den scorpione te waren

jnden mont die hem ter middelt staet

ebsj dorne sere quaet

vele liede gheuen den enchijn

9925viande te nuttene ouer venijn

want diene etet hi bliuet doot

alst ynaect .i. tempeest groot

cleuet an enen groten steen

sone verpurtene wint negheen

21. Echinus, spreekt Jacob van Vitry,

dat een wonderlijke vis is.

9860 Hij is maar lang een halve voet

en geen schip zo snel of zo goed

als het blijft kleven daar aan

en geen wind of storm die dat kan

noch zeil die het mag brengen gaande

9865 het blijft als een rots staan

gelijk alsof het een berg was

en die nee gaat hier nog daar

nochtans dat het anders geen anker heeft

dan dit visje dat aan het schip kleeft.

9870 Dit is een ongelooflijke zaak

nochtans liet deze zaak.

Aristoteles en Plinius

en die grote Basilius,

Ambrosius en Jacob van Vitry

9875 en Isidorus daarbij

noem ik u deze bij namen

omdat het de grootste zijn tezamen

de beste schrijvers van natuur

en ze geloven het wel ter keur.

9880 Al is dit niet wijs in onze zin

waarvan deze kracht komt er in

zulke visjes, dat het houdt

zo’n groot schip in zijn geweld.

Waar is nu de grote filosofie

9885 waar zijn nu de sterke ketters

die ons de wet willen beroven

wat we bij boven nature geloven?

Wie zou het wonderlijker denken dan

zo een maagd een kind hebben mag zonder man, 9890 zo een visje van vijftien cm lang een schip kan tegen houden

omdat het er alleen aan kleeft?

Zeggen zij wat hen het hart ingeeft

ze zullen zeggen, naar mijn waan

9895 dat waar is en reden doet verstaan,

hoe die vis dat schip dus vast houdt

dan hoe de maagd had een kind.

Merries, patrijzen en gieren

en andere beesten veelvuldig,

9900 spreekt Ambrosius, zoals wij het vinden, die ontvangen met de wind

zonder het plegen van hun echtgenoot.

Maar al is dit een wonder groot

boven allen die draagt

9905 privilegie de zuivere maagd

want ze droeg en volbracht

die het al wilde en mocht.

Dit is de reden waarbij het mag wezen,

maar Echinus heeft van deze

9910 altijd redenen geen

want het is zwak en klein.

Recht is het naar de schriften

dat God onder zijn creaturen

heet de wonderlijke God

9915 want aldus blijven de wijzen zot

en de simpele die wel geloven,

zullen met hem zijn daarboven.

Geklauwd zijn ze, zoals men zegt,

alzo als de kreeft pleegt

9920 geverfd of ze van glas zijn

gelijk de schorpioen te waren

in de mond, die hem in het midden staat,

hebben ze dorens zeer kwaad.

Vele lieden geven de echinus

9925 vijanden te nuttigen voor venijn

want die het eet, hij blijft dood.

Als er komt een tempeest groot

kleeft het aan een grote steen

dan vervoert de wind er geen.

Echeneis remora. Veel literatuur is er over de kleine vis die de Grieken echenis (schiphouder) en de Romeinen remora (vertrager) noemen. Het zijn namen voor de zogenaamde zuigvissen die zichzelf vasthechten door middel van een discusachtige zuiger op grotere vissen of scheepsbodems. Alle zuigvissen hebben dezelfde levenswijze, ze hechten zich vast aan andere voorwerpen, bij uitzondering aan rotsen en stenen en in de regel aan schepen en haaien

Een overdreven idee groeide in oude tijden dat een enkele vis de snelheid van een schip kon tegenhouden. Aristoteles noemde die schiphouder, maar verklaart de naam niet. Isidorus ging zo ver om te zeggen dat bij de sterkste wind en de geweldigste storm het schip op de plaats bleef waar die was alsof die vast geworteld was in de zee. ‘Een kleine vis, niet langer dan een halve voet is in staat een schip vast te houden, ja, het houdt trotse en mooie schepen vast als gevangene’ Deze kleine vis hield Caligula’s schip vast. Zo gauw als het schip, als enigste in de vloot, stil hield ontdekte men dat een van deze vissen zich vastgezogen had aan het roer. Hij was zeer verbaasd, ook omdat het beest zich aan het schip vast gezogen had en het vast hield, maar ook omdat het in het schip gebracht en neergelegd niet werkte.

Plinius vertelt de wonderen van deze kleine vis en roept uit: Zie de ijdelheid van de mens! Helaas, hoe gek zijn we om dit alles te doen als een kleine vis die niet langer is dan een halve voet in staat is het schip vast te houden en te bedwingen, ja en houdt gevangen jullie goede, lange en trotse schepen’ Hij verzekert dat Marcus Antonius het zeegevecht verloor van Actium omdat op het kritieke moment zijn schip vertraagd was door een van deze zuigvissen. Ook dat ze in de Rode Zee gevonden worden en met zo’n kracht dat ze de schepen van Antonius en C. Princeps onder volle zeilen in de loop hebben gestopt.

Mulder: De echinus, zoals hij hier wordt beschreven, dankt zijn bestaan voor een deel aan een interpretatiefout van Thomas van Cantimpré, die de eigenschappen van de zeeegel (echinus) en de remora of zuigvis (echeneis) in n dier verenigde. De zeegel is bezet met stekels en verankert zich volgens Plinius als er storm op komst is aan een rots; de zuigvis houdt schepen vast (’Remora’Latijn.: oponthoud). Plinius boekstaaft in zijn Natuurlijke Historie dat de galei van Antonius tijdens de slag bij Actium werd opgehouden door een remora en dat een soortgenoot van dit dier Caligula’s schip tot stilstand bracht, in weerwil van de inspanningen van vierhonderd roeiers. De remmende werking van de remora kon ook worden aangewend om rechtszaken op magische wijze te vertragen en om voortijdige geboorten te voorkomen. In werkelijkheid is de remora een vis die zich aan haaien of andere grote vissen vastzuigt.

9930Esox dies machmen ytrouwen

es .i. visch in der dunouwen

diemen huns nomet in swauen

al wari al slecht ghescauen

es hi slecht gnouch als wijd oren

9935want hine heuet scarpeit no doren

ende hi nes pijnlic no clene no groot

mar sochte ende sere bloot

hine can hem verweren no ontwisschen

den stekelinghen den clenen visscen

9940die stuer speelt gherne ieghen desen

alse die wil ghecloiet wesen

ende als die huns yuoelt sijn vel

dat hem te scarp si ende te fel

vlieti te sinen olen dan

9945die hi in douuere maken can

mar die stuere jaghetene danne

so ulieti voren ende dandre anne

so dats visscers werden yware

ende vaense bede tere scare

9950als die huse yuaen sijn

men gheuem drinken melc ende wijn

om dat mense verre voeren mach

et euet ysproken sulc diet sach

dat hi .iij. sester wijns wel drinct

9955so dat hi dronken wesen dinct

so groot vintmense dat se onuerre

iij. parde vertrecken up .i. carre

men vint bet smakender visch gheen

want hine euet maer een

9960croesel eueti ende lettel beene

sonder an sinen als allene

van e gaen hier ute de namen

van .f. als .i. te samen

22. 9930 Esox, dit mag men vertrouwen,

is een vis in de Donau

die men hues noemt in Zwaben.

Al was het al recht geschapen

is hij slecht genoeg, zoals wij het horen,

9935 want hij heeft scherpheid nog dorens

en hij is bezwaarlijk klein of groot

maar zacht en zeer bang.

Het kan zich niet verweren of ontgaan

de steken van de kleine vissen.

9940 De steur speelt graag tegen deze

als die wel gewreven wil wezen

en als de steur voelt zijn vel

dat het hem te scherp zij en te fel

vliedt het in zijn hol dan

9945 die hij in de oever maken kan.

Maar de steur jaagt hem te eten dan

dan vliedt hij voor en de andere achteraan

zodat vissers het worden gewaar

en vangen ze beide in een schaar

9950 Als de huse gevangen zijn

men geeft hem te drinken melk en wijn

zodat men ze ver vervoeren mag.

Een heeft gesproken die zulks zag

dat hij drie sester wijn wel drinkt

9955 zodat hij dronken te wezen denkt.

Zo groot vindt men ze dat ze niet ver

drie paarden het trekken op een kar.

Men vindt een beter smakende vis geen

want hij heeft er maar een

9960 graten heeft het en weinig been

alleen in het hoofd alleen.

Van e gaan hier uit de namen

van f als een tezamen.

Salmo hucho is de Donauzalm die bij een lengte van 1,5-2m 20-50kg kan halen. Steur zie 8 en 3 en 51 van zeemonsters.

Gundubula es .i. clene visscelin

9965ende wil in riuieren sijn

altoes beneden in den gront

bouen est selden theregher stont

spekelde es hi sijn vel ymanc

ende na sine grote lanc

9970ets van soeter smake

mar te verduene sware sake

fundubila etet bedi

dat inden gronde gherne si

dit mach wanic die loke wesen

9975nv ort vort van .g. na desen

23. Fundibula is een klein visje

9965 en wil in rivieren zijn

altijd beneden in de grond

boven is het zelden enige tijd.

Gespikkeld is hij in zijn vel gemengd

en naar zijn grootte lang.

9970 Het is van zoete smaak

maar te verteren een zware zaak.

Fundibila heet het daarom

omdat het in de grond graag is

dit mag, waan ik, de loke te wezen.

9975 Nu hoort voorts van g na deze.

Mogelijk een zeegrondelvis, Gobius, zie volgende.

Goui dats dat gouioen

jn riuieren es sijn doen

dar sant ende kesele sijn ghemanc

dars sijn voetse ende sin ganc

9980jn claren watre up den gront

[onreins ne nemet in den mont

scone ghescelpet eist ende claer

ghelijc oft seluerijn waer

niet lanc eist ende ront]

9985bequamelic tetene talre stont

24. Gobio, dat is de gobion,

in rivieren is zijn doen

waar zand en kiezels zijn gemengd

daar is zijn voedsel en zijn gang

9980 in helder water op de grond

onreine neemt het niet in de mond.

Schoon geschubd is het en helder

gelijk of het zilver was

niet lang is het en rond.

9985 Goed te eten te alle tijden.

Gobio gobio, (Gobius fluviatilis) de riviergrondel is een kleine vorm van de barbeel. Wordt 8cm lang. In de rivieren van Italië komt het voor waar het bottola heet en zeer smakelijk wordt geacht. De riviergrondel leeft in langzaam stromend water, vlak bij de kant.

Granus als plinius segt

es .i. visch die inde zee legt

met .i. oghen des ylouet

bouen staende up sijn houet

9990dar hi altoes met vpwart siet

ende wacht of hem scade ghesciet

dus es hi altoes in hoeden

dese uisch bediet den vroeden

die altoes therte up gode

9995ebben ende ouden sine ghebode

ende hem wachten alle daghe

nouwe vor des viants laghe

so dat hise in ghere oede

mach belopen sonder hoede

10000van g ne canic nemme scriuen

hirs .i. in J. die ne mach niet bliuen

25. Granus, zoals Plinius zegt,

is een vis die in de zee ligt

met een oog, dus geloof het,

boven staande op zijn hoofd

9990 waar hij altijd mee opwaarts ziet

en wacht of hem schade geschiedt

dus is hij altijd op zijn hoede.

Deze vis betekent de verstandige

die altijd het hart op God

9995 hebben en onderhouden zijn geboden

en zich wachten alle dagen

goed voor de vijand listen

zo dat hij in geen gemoed

kan belopen zonder hoede.

10000 Van g kan ik nimmer meer schrijven

hier is er een in j die mag niet blijven.

Wel een platvis, Rhombus maximus, (de grootste) (Scophthamus maximus)

Tarbot, midden-Nederlands tarrebot, uit Frans turbot, mogelijk van teer, naar de donkere huid. De ogen staan aan de linkerkant, de tarbot ligt op zijn rechterkant.

Grundo als plinius segt

es i uisch die in der ze legt

ende es na der swaluen ghenant

10005want hi vliecht als die swalue up tlant

ende hijs nochtan no min no mee

dese visch ghenert hem in de zee

alst em lust euetj de vlucht

bouen in die oghe lucht

10010.j. deel na der swaluen maniere

dese visch dar ic of visiere

betekint goede liede wel

die in dese werelt fel

ghelijc na der zeebaren

10015wandren siet ende varen

want alsijs ghewinnen stede

vallensj somwile in hare ghebede

ende ulieghen upward onsen here

met herten ende begherten sere

10020hier gaet .j. vte ende hir nam

volghen vissce namen in .k.

26. Irondo, zoals Plinius zegt,

is een vis die in de zee ligt

en is naar de zwaluwen genaamd

10005 want hij vliegt als de zwaluw op het land, en hij is nochtans gelijk min of meer.

Deze vis voedt zich in de zee

als hij lust heeft in de vlucht

boven in de hoge lucht

10010 een deel naar de zwaluwen manier.

Deze vis, waar ik van vertel

betekent goede lieden wel

die men in deze wereld fel

gelijk naar de zeebaren

10015 wandelen ziet en varen

want als zij winnen plaats

vallen ze soms in hun gebeden

en vliegen opwaarts naar Onze Heer

met hart en begeren zeer.

10020 Hier gaat j uit en hierna

volgen vissen namen in k.

Excocoetus volitans, zwaluwvis. Hierundo is de zwaluw. In de M. Zee komt die voor en wordt een 30cm lang. Ze komen met de haring overeen, vandaar vliegende haring.

Palaes sprect aristotiles

es .i. visch die in der ze es

die nature van vissce euet

10025dat anders heuet negheen die leuet

want die rein es sere goet

allen visscen want hise voet

ende kilox werter of blent

ende alsi hem niet ne bekent

10030ne mach hi hem gheneren niet

dus moetj bliuen int verdriet

27. Kalaos, spreekt Aristoteles

is een vis die in de zee is.

Die de natuur van vissen heeft

10025 dat anders geen heeft die leeft

want de regen is zeer goed

voor alle vissen omdat het ze voedt

maar kalaos wordt er van blind

en als hij het niet herkent

10030 kan hij zich voeden niet

dus moet hij blijven in het verdriet.

Een vis die van regen blind wordt?

Pilos sprect aristotiles mede

es i visch van sulker sede

dat hi uaste an rotsen cleuet

10035die scelpe dar hi in leghet

es art ende scarp in sire manieren

dese visch euet voete viere

ende metten achtersten .ij.

cleueti vaste anden steen

10040metten vorsten alst ande waren

varti dar hi wille varen

moghet iet verwinnen ter stont

ande middeward es sijn mont

van ij manieren alsict lese

10045groot ende clene vindmen dese

den enen soutmen om te durne lanc

dander es so stranc

spekelde ende bouen wit

van venine es wl dit

10050bedi so warj tetene fel

k. gaet vte hir uolghet .l.

28. Kilox, spreekt Aristoteles mede,

is een vis van zulke zede

dat hij vast aan rotsen kleeft.

10035 De schelp waar hij in ligt

is hard en scherp in zijn manieren.

Deze vis heeft voeten vier

en met de achterste twee

kleeft het vast aan de steen.

10040 Met de voorste, alsof het handen waren, vaart hij waar hij wil varen.

Mocht het iets overwinnen daar terstond

in het midden is zijn mond

van twee soorten, zoals ik het lees.

10045 Groot en klein, vindt men deze,

de ene zout men om te houden lang

de ander is zo sterk

gespikkeld en van boven wit

van venijn is wel deze.

10050 Beide zo waren ze te eten fel.

K gaat uit, hier volgt l.

Zie 29.

Polligo segt plinius

es .i. ze visch ende etet dus

selden leueter ouer waer

10055enich langher dan ii jaer

si ulieghen upwart uter ze

alse schichte min no me

.ij voete ebsj dar si mede

jn haren mont steken dats hare sede

10060die uoete ard ende .i. deel breet

dar mede uechten si ghereet

hare buuc ende hare houet

es tusscen den voeten des ghelouet

jn dat lant van moriane

10065jndie ze doet men te verstane

dar lixus vallet in de ze

vindmense ende nieweren me

so vele sieder om vlieghen

dat si de scepe sonder lieghen

10070doen verdrinken in die zee

kiramidarium bouc segt mee

ets .i. uisch seiti sonder scellen

ende alse .i. storem de ze sal quellen

vlieghet hi huten watre thant

10075ende uliet den storem ende uart upt lant

ende sine tonghe doeti weten

die es hem in tween ghespleten

29. Lolligo, zegt Plinius,

is een vis en heet aldus.

Zelden leeft het voor waar

10055 iets langer dan twee jaar.

Ze vliegen opwaarts uit de zee

als schichten min of meer

twee voeten hebben waar ze mee

in hun mond steken, dat is hun zede.

10060 De voeten zijn hard en een deel breed

waarmee ze vechten gelijk,

hun buik en hun hoofd

is tussen de voeten, dus geloof het.

In het land van Mauritanië

10065 in de zee, doet men verstaan,

waar Lixus valt in de zee

vindt men ze en nergens meer.

Zoveel zie je er vliegen

dat ze de schepen, zonder liegen

10070 doen verdrinken in die zee.

Kiramidarium boek zegt meer

het is een vis, zegt die, zonder schubben

en als een storm de zee zal kwellen

vliegt hij uit het water gelijk

10075 en vliedt de storm en vaart op het land

en zijn tong, doet hij weten,

die is bij hem in tweeën gespleten.

Een weekdier, een Octopus, pijlinktvis of kalmars, Loligo vulgaris. Zie zeemonsters 39

De inktvis met zijn in- en uittrekkende armen heeft aanleiding gegeven tot het zeemonster, de Kraken, die met zijn armen schepen omvertrekt. De meeste blijven klein, sommige vormen van de diepzee bereiken echter geweldige afmetingen. Albertus Magnus verhaalt over de zeeslang die anderhalve mijl lang wordt en over de Kraak die zo groot is dat de zeevaarders het dier voor een eiland houden en hun anker erin uitwerpen waarop het beest met zijn lange armen het schip geheel omslingert en naar de diepte trekt. Volgens hem beweerden de vissers van de Noorse kust dat er in de rotsen en holen van de kust in de buurt van Bergen een slang schuilt die ruim zestig meter of meer lang en zes meter dik is. Hij gaat er ‘s nachts bij maanlicht op uit om kalveren, lammeren of varkens te eten. Op zee eet hij poliepen, garnalen en andere zeevissen. Zijn nek is bedekt met een haarbos van een halve meter. Hij is zwart en heeft scherpe schubben en vlammende ogen. Hij brengt groot onheil toe aan de scheepvaart omdat hij zich op de schepen stort en alles met zich meesleurt. Hij verheft zich recht omhoog om diegenen die in het schip zijn op te eten. Het is in dat land een slecht voorteken als men hem ziet en zegt dat het de dood van een vorst zou betekenen. In het jaar dat er een zeeslang in het Mjosenmeer verscheen, 1552, werd koning Christiaan II uit Denemarken verdreven.

Locusta alse plinius seghet

es .i. uisch die in die leghet

10080lanc .viij. uoete bedecket in scellen

mar alse wi horen tellen

es hi na sire groter cranc

horne heuet hi uoeren lanc

dar hi mede vechtet ter somegher stont

10085ende hi crupet vpten gront

sine horne hi te roerne pliet

alsemen an keruetsen siet

jn watre dat te uoeren wallet

moetmenne sieden als men callet

10090ofti werdet so weec dattene gheen man

anders niet geheten can

dese vissce leuen in steen gronde

ghescepen vindemense talre stonde

naden crekel ende bedi

10095eist dat locuste geheeten si

30. Locusta, zoals Plinius zegt,

is een vis die in de zee ligt

10080 lang 2.40 m, bedekt in schubben.

Maar zoals wij horen vertellen

is hij naar zijn grootte zwak.

Horens heeft hij voor lang

waar hij mee vecht in sommige tijden

10085 en hij kruipt op de grond.

Zijn horens hij te roeren pleegt

zoals men aan de kreeft ziet.

In water dat tevoren welt

moet men ze koken, zoals men zegt

10090 of die wordt zo week dat geen man

het anders niet eten kan.

Deze vissen leven in stenige gronden

geschapen vindt men ze te alle stonde

naar de krekel en daarom

10095 is het dat ze locusta geheten zijn.

Zeekreeft. Engels lobster, Angelsaksisch loppestre of lopustre, uit Latijn lopostra, een vorm van locusta: sprinkhaan, literair het schepsel met de lange poten, Duitse Seekrebs. Het is de Homarus gammarus, onze hommer, Franse homard, uit oud-Noors humarr. Dit dier bezit scharen zodat het Franse homard staat tegenover de ‘mangoeste:’ zonder scharen. Het is een bewoner van de rotsachtige ondiepten van de Noordzee.

Het bereikt een lengte van dertig tot vijf en veertig cm en kan met zijn vervaarlijke scharen geducht knijpen. Een schaar is gewoonlijk groter dan de ander. Met de grootste houdt hij zijn prooi vast en met de kleinste snijdt hij er stukken van af.

Lepus marinus dats min no mee

dan die hase vander ze

een uisch eist alse plinius seget

die in see te wesene pleghet

10100ende es so seere gheuenijnt

dat cume argher enech scijnt

mar andree seeasen men vint

in europen als men kint

naden lant hase ghelijc van hare

10105mar arder es hi openbare

mar dat hier in ulanderlant

die hase heetet alsict vant

dats .i. uisch sonder venijn

nochtan mochti wel ganser sijn

31. Lepus marinus dat is min of meer

de haas van de zee.

Een vis is het, zoals Plinius zegt,

die in zee te wezen pleegt

10100 en is zo zeer giftig

dat nauwelijks een erger schijnt te zijn.

Maar andere zeehazen men vindt

in Europa, zoals men kent,

naar de landhaas gelijk van haar

10105 maar anders is hij duidelijk

maar dat hier in Vlaanderen land

de haas heet het, zoals ik het vond,

dat is een vis zonder venijn

nochtans mocht hij wel betrouwbaar zijn.

Zie 17.

Aplysia depilans. Een weekdier met een zeer kleine, licht gewelfde schelp die meestal geheel gevuld is met een vlezig lichaam De zeehazen hebben een inwendig en zeer weinig ontwikkelde (of in het geheel niet) schelp.

Zeehaas, Lepus marinus van Plinius. De naam is ontleend aan de vorm van de voelers, twee platte en driehoekige voelers worden in nagenoeg horizontale richting uitgestoken en dienen voor het zoeken van de weg en het betasten van voedsel. De beide anderen staan overeind en lijken sprekend op een paar hazenoren De ogen liggen voor de achterste voelers.

Plinius beschrijft twee soorten, de ene in de Middellandse Zee die een vormloze klomp vlees is en alleen op de haas lijkt vanwege zijn kleur, de ander in de Indische Oceaan die op de haas lijkt vanwege zijn grootte en met haar op het lichaam hoewel het minder haar geeft.

Beiden zijn niet goed beschreven, maar de eerste verwijst mogelijk naar een soort die gewoon is in de baai van Napels en lichtbruin van kleur is.

Plinius zegt dat deze zeehazen vergiftig zijn om te eten en gevaarlijk om aan te raken of er zelfs maar naar te kijken. Maar de andere die in de Indische Oceaan als die geraakt wordt door een mensenvinger sterft de mens. Philostratus meldt dat Titus de troon had gekregen maar stierf door het eten van een vis, de zeehaas. Nero introduceerde de zeehaas in zijn maaltijden bij zijn ergste vijanden. Zo deed Domitianus dit op bevel toen hij zijn broer Titus moest verwijderen. Hij zou door een uit zeehaas bereide gifdrank hem om het leven gebracht hebben. Zelf door het zoeken naar deze dieren stelde men zich aan de verdenking van gifmengerij bloot. Moderne schrijvers vertellen dat ze niet giftig is.

10110Lucius es die heket

dar liber rerum aue spreket

ende seghet dat hi dus hetet bedi

om dat het die water wlf si

dese es die langhe leuet

10115dar hi proien gnoech heuet

ende soetes waters gnoech ter noot

dar wert hi utermaten groot

pude visscelkine es sine spise

ende wat dat leuet in eregher wise

10120dat hi beuaet in sinen bedwanghe

hi swelghet vissce na sire langhe

[harde naer in sine maghe

sijn gheslachte oec gaet in die laghe]

dat doet sire ghierechede

10125ofte dat hi hem ontsiet dies mede

darsi moghen wassen ende dien

ende roie hem onturien

sijns selues saet sijns selues roch

swelghet hi in in dien dat dooch

10130alsi wlscepen es ende lange heuet geleuet

enen steen hi in sine hersinen hi euet

claer alse kerstael sonder ghewout

dit es alsi seere es hout

die nordene wint doet dat hi draget

10135alse ons aristotilus ghewaghet

alse de soe es van sade swaer

ne werpet soe hare saet hare niet naer

om dat hare proie niet si minder

want ongert hare si swelghen hare kinder

10140dit es ghierecheit alleene

die niet wil ebben ghemeene

die bars die mach ebben urede

voer des snoxs ghierechede

hen si dat hise so bega

10145dar hise biden houede va

want gheuet die start dauenture

hi scort sine inaderen dore

ghesont uisch eist vindic van hem

nu hort uort namen in .m.

32. 10110 Lucius is de heekt

waar Liber Rerum van spreekt

en zegt dat het dus heet daarom

omdat het de waterwolf zij.

Deze is het die lang leeft

10115 waar hij prooien genoeg heeft

en zoet water genoeg ter nood

daar wordt hij uitermate groot.

Padden en visjes is zijn spijs

en wat dat er leeft in enige wijs

10120 dat hij vangt in zijn bedwang.

Hij zwelgt het visje naar zijn lengte

[ erg snel in zijn maag.

Zijn geslacht ook gaat in die lagen]

dat doet zijn gierigheid

10125 of dat hij zich ontziet dus mede

dat ze mogen groeien en die

en hem de prooi ontnemen.

Zijn eigen zaad, zijn eigen broed

zwelgt hij in indien dat deugt

10130 als het volgroeid is en lang heeft geleefd.

Een steen hij in zijn hersenen heeft

helder als kristal, zonder geweld

dit is als het zeer is oud.

De noorden wind doet dat hij draagt

10135 zoals ons Aristoteles gewaagt

en de zij is van zaad zwaar

en werpt zo haar zaad niet hierna

omdat haar prooien niet wordt minder

want bij honger verzwelgen ze hun kinderen 10140 dit is gierigheid alleen

die niet wil hebben alles algemeen.

De baars die mag hebben vrede

voor de snoeks gierigheid

tenzij dat hij ze zo vangt

10145 waar hij ze bij het hoofd vat

want geeft de staart de het avontuur

het scheurt zijn aderen door.

Gezonde vis is het, vind ik van hem.

Nu hoort voort namen in m.

Esox lucius, L. Snoek, midden-Nederlands snoeck, midden-Noordduits Snok, Engelse snook betekent bergpunt en Zweeds snok betekent slang, zo is de snoek genoemd naar zijn spitse bek. Engelse pike, van Franse pique, van piquer, dat prikken betekent, naar de vorm van de neus. Door Antonides vijverwolf genoemd en door Lacepede de haai van het zoetwater. In Duits Hecht.

De wolf van onze wateren is geweldig in het roven en verslinden van alle andere, kleinere vissen. Daarvoor heeft hij een spitse bek en een wijde mond die wel voorzien met scherpe tanden ontvangen. Hij kan tot twee meter lang en vijf en dertig kg of meer groeien, exemplaren van een meter dertig lengte en vijf en twintig kg gewicht behoren al wel tot de uitzonderingen, van twintig kg zijn bij ons al schaars.

De snoek werd wel gekookt in water met een pint wijn, sinaasappelen, dadels, specerijen, zoete boter en geserveerd met zijn hoofd afgesneden, dat omhoog voor zijn lichaam geplaatst werd met een sinaasappel in zijn mond. Eeuwenlang werd in Engeland het vlees van de snoek beter beschouwd als dat van de zalm. In Duitsland was het een belangrijk handelsartikel.


Murena dats die lambreide

dar hier te voeren sulc af seide

dat merre af ne vint af gheene hien

mar alsi ghenotens plien

dan soe in die merschen tijt

10155ende alse comet hare naturen lijt

ende dus ontfaet soe hare dracht

dies pleget de visscere diese wacht

dat hise met wispelene vaet

want soe huter riuieren gaet

10160alse die horen waent dat serpent

bi ambrosise eist bekent

alst serpent an hare geuwet

sijn uenijn et danne hut spuwet

hier doet ons nature uerstaen

10165met wat meningen elc sal gaen

ten rechten huwelike elc man

ende heuet hi eneghe quateit an

wese naturlic ende goet

den vrouwen ende wel gemoet

10170die lampreide als men waent

werpet hare saet in elke maent

ende dat ne doen andre vissce niet

hare saet wast tant dat soe sciet

aristotiles wederseghet

10175dat soe der slanghen niet ne pleghet

ende si ebben soen ende hien

dar mach wel wreese af gheschien

lampreiden tetene her si sijn

langhe ghesoden in goeden wijn

10180met specien ende met pepre wel

want hare humueren die sijn fel

ende met venine gemanc

dies moet hare sieden wesen lanc

lampreinden bete es gheuenijnt

10185ende wien dat sulke smerte pijnt

berne te pulure hare houet

dats de bate des ghelouet

33. Murena dat is de lamprei

waar ik hier tevoren iets van zei

dat men er van vindt geen hij.

(a) Maar als ze paren plegen

dan ze in de moerassen gaat

10155 en als komt hun naturen tijd

en dus ontvangt ze zo haar dracht.

Dus plegen de vissers die ze opwachten

dat ze hen met fluiten vangt

want als ze uit de rivier gaan

10160 als ze dat horen waant het serpent.

Bij Ambrosius is het bekend

als het serpent voor ze aan haar gaat

zijn venijn heeft dan uitgespuwd.

Hier doet ons natuur verstaan

10165 met wat voor bedoeling elk zal gaan

tot het rechte huwelijk elke man

en heeft hij enig kwaadheid aan

wees natuurlijk en goed

voor de vrouwen en goed gemoed.

10170 De lamprei, zoals men waant,

werpt haar zaad in elke maand

en nee, dat doen andere vissen niet

hun zaad groeit gelijk dat ze schiet.

Aristoteles weerspreekt het

10175 dat ze de slangen niet plegen

en dat ze hebben een hij en een zij.

Daar mag wel vrees van geschieden

(b) lampreien te eten voor ze zijn

lang gekookt in goede wijn

10180 met specerijen en met peper wel

want hun sappen die zijn fel

en met venijn gemengd

dus moeten ze koken lang.

Lamprei beten zijn giftig

10185 en wie van zulke smart pijn heeft

brandt tot poeder hun hoofd

dat is de baat, dus geloof het.

Muraene helena, (Helena) de murene, meeraal of moeraal, Duitse Murane.

(a) Myrus is een soort serpent die ook viper heet, ofschoon hij klein is verdwijnen serpenten als ze hem zien want hij is ruig en als hij iets bijt dan rot dit helemaal. Onder de serpenten is hij de ergste. Als hij samengaat met een murene gaat hij naar een water waarin hij verwacht dat ze daar is en roept haar met sissen en dan komt de murene en als de viper ziet dat ze klaar is doet hij al zijn venijn opzij en bespringt de murene. Als de daad gedaan is drinkt hij en neemt zijn venijn op en gaat terug naar zijn hol. Ze springen in het meer om met de murene te paren, daarom is de beet van de murene zo giftig als een slang’ ‘Daar is een vis die murene genoemd wordt die van een adder ontvangen heeft die hij liefheeft door te sissen. Daarom noemen vissers die sissers of fluiters en vangen haar op die manier’ Zie serpenten.

(b) Een hoge prijs stelden de oude Romeinen op het vlees van de murenen. Om die in grote hoeveelheden voor hun gasten beschikbaar te houden hielden ze die in met zeewater gevulde vijvers. Volgens Plinius was Hirius de eerste eigenaar van een murene-vijver die zo goed voorzien was met deze kostbare vissoort dat hij bij een feest van Caesars triomftocht aan zijn vrienden zes duizend stuks kon voortzetten. Volgens een ander bericht begingen sommige Romeinen bij het vetmesten van de murenen afschuwelijke wreedheden. Vidius Pollio meende te weten dat mensenvlees het beste voedsel voor deze vis was en offerde aan dit bijgeloof vele slaven op, dat wil zeggen hij bestrafte hun misdrijven met de dood in de murenevijver.

(c ) Vanwege zijn slangvorm beschouwde men hem als giftig.

Mulder: De beschrijving, ontleend aan klassieke auteurs, geldt eigenlijk de murene, een zeevis die met de lamprei of prik het slangachtige uiterlijk gemeen heeft en de status van delicatesse. Hendrik I van Engeland stierf doordat hij te veel lamprei at. Alleen de beet van de murene kan dodelijk zijn.

Mugilus als plinius seghet

es de snelste visch die leuet

10190jn riuieren ende es so sot

datmen met hem oudet spot

want int water des ghelouet

decken si alleene thouet

ende waent datmenne niet ne siet

10195aldus men te vane pliet

hi entie snoec onder hem beeden

sijn te wintre in onureden

te somere eist al uergheuen

want si met proien beede leuen

10200want te wintre de proie nauwet

dar elc gherne omme scouwet

34. Mugilus, zoals Plinius zegt,

is de snelste vis die leeft

10190 in rivieren. En is zo zot

dat men met hem houdt spot

want in het water, wat men gelooft,

bedekken ze alleen het hoofd

en wanen dat men ze dan niet ziet

10195 aldus men ze te vangen pleegt.

Hij en die snoek onder hen beiden

zijn in de winter in onvrede

in de zomer is het al vergeven

omdat ze van prooien beide leven

10200 want in de winter de prooi wordt klein waar elk graag om gaat.

Mugil cephalus, de harder of herder, de cefalo van de Italianen woont in de M. Zee, dichtbij de kust, soms zwemt hij de rivieren op. Als ze gevoerd worden komen ze daar elke dag terug dat het voldoende is om op een bepaalde manier te kloppen om ze daar terug te krijgen.

Margarita alse solinus seghet

es .i. uisch die te dragene pleghet

die fine perle die margariten

10205jn india segghen die viten

vindemen .i. groot deel van desen

alse musselen gemaket als wi lesen

sijn die margariten daer

oec weetmen wel ouer waer

10210dat onse musselen pleghen draghen

mar wine willens niet ghewaghen

dat si so scone sijn ende so fijn

alse dar ons af seghet solijn

,jn den boec vanden steenen hier naer

10215sulwire af spreken meer ende waer

35. Margareta, zoals Solinus zegt,

is een vis die te dragen pleegt

de fijne parels, de margariten.

10205 In India, zeggen de vita,

vindt men een groot deel van deze

als mosselen gemaakt, zoals wij lezen,

zijn de margariten daar.

Ook weet men wel voor waar

10210 dat onze mossels ze plegen te dragen

maar wij willen het niet gewagen

dat ze zo schoon zijn en zo fijn

als waarvan ons zegt Solinus

in het boek van de stenen hierna

10215 zullen we er van spreken meer en waar.

Margaritana margaritifera, rivierpareloester, Meleagrina margaritifera, zeepareloester. Griekse margarites betekent een parel, oorspronkelijk was dit wel een Babylonisch woord, mar galliti: dochter van de zee, respectievelijk kind van het licht. Beide in verband met het geloof van de oude Perzen dat oesters ‘s nachts omhoog kwamen om de maan te aanbidden. Op het moment dat zij het wateroppervlakte bereikten openden ze hun schelpen en namen een druppel dauw op die door de stralen van de maan in een parel veranderde.

Parels waren vroeger belangrijker dan tegenwoordig. Als je er van uit gaat dat de techniek niet zo vergevorderd was om die harde diamanten te slijpen dan zullen de edelstenen van de oudheid, bijbel, wel halfedelstenen geweest zijn .

De rivierparelmossel komt in heldere beken van bergstreken voor. De rivierparels zijn vrijwel even mooi als de zeeparels, maar veel zeldzamer en kleiner. Julius Caesar bezat reeds parels die uit Engeland afkomstig waren.

Margaris alse liber rerum seget

es .i. uisch die in de ze leghet

jnden lande dar menne vaet

heti onwart ende quaet

10220mar men soutene ende uoertene dan

dar hi wel wert wesen can

dar es hi lief ende wart

doch dar menne uaet in sinen art

heri enech sout ghesmaket

10225es hi van smaken wel gheraket

dit wanen wi bi gheliken een deel

dat wesen mach de makereel

wel es bi desen uissche bedieden

de ghene die lettel of niet

10230gehacht onder sine maghe

ghesciet hem dar na in eneghen daghe

dat hi in uremden lande comet

dar menne here ende meester nomet

dar wert hi lief ende wart

10235diet men lettel achte in sinen art

36. Margaris, zoals Liber Rerum zegt,

is een vis die in de zee ligt.

In het land waar men het vangt

noemt men het onwaardig en kwaad

10220 maar men zout het en vervoert het dan

daar hij wel waard wezen kan

daar is hij dan lief en waard.

Doch waar men het vangt in zijn aard

Eer het enig zout smaakt

10225 is hij van smaak wel goed.

Dit wanen wij bij vergelijking voor een deel

dat het wezen mag de makreel.

Wel is bij deze vis de betekenis

van diegene die weinig of niet

10230 geacht is onder zijn volk

geschiedt hem daarna in enige dagen

dat hij in vreemde landen komt

waar men hem heer en meester noemt

daar wordt hij lief en waard

10235 die het minder acht in zijn aard.

Scomber scombrus L Makreel, midden-Nederlands makereel, midden-Hoogduits Macrel, Engels mackerel en Frans maquereau, van oud-Frans maquerel: koppelaar, een woord dat uit makelaar is ontstaan. Volgens het volksgeloof volgt de makreel de maatjesharing en brengt de jonge wijfjes bij de mannetjes, vergelijk het oud-Fries mekere: huwelijksonderhandelaar, midden-Hoogduits Mechele: koppelaar, Engels mackerel: koppelaar, midden-Nederlands makerele: koppelaarster. Vandaar mogelijk het geliefd worden.

De makreelvisserij was al in de oudheid een belangrijk bedrijf en heeft nog een grote betekenis. De oude Romeinen maken gewag van deze vis die ze scomber noemden. Ze maakten uit de ingewanden en het bloed van deze vis, of van andere vissen, een soort saus die ze voor zeer lekker hielden en duur betaalden. Dit werd, volgens Plinius, garum genoemd omdat de Grieken aan wie dit gebruik ontleend was de vis die voor de bereiding diende garon noemde. De bereidingswijze was, naar het schijnt, een rottingsproces waarin de genoemde grondstoffen met de nodige hoeveelheid zout in potten blootgesteld werden, het vocht werd afgetapt en voor het gebruik bewaard. De makreel was hier het meest geschikt voor omdat die zo gauw bederft.

Multipes seghet plinius

es .i. ze uisch ende heetet al dus

om dat heuet uele voete

enen nest maket met goeder moete

10240van roeden dart .i. ei in leghet

alse basilius de groote seghet

ende dat ei heuet cume de groote

alsi seit van ere note

entie zoe broedet ende wacht

10245vaste dat ei wel .xl. nacht

dan comter vt een groot gheslachte

een swar uisch eist ende niet van machte

nochtan ontsiene de vissce mede

dats om sine behendechede

37. Multipes, zegt Plinius,

is een zeevis en heet aldus

omdat het heeft vele voeten.

Een nest maakt het met goed gemoed

10240 van twijgen daar het een ei in legt

zoals Basilius de Grote zegt.

En dat ei heeft nauwelijks de grootte,

als hij zegt, van een noot

die ze broedt en wacht

10245 vast op dat ei wel veertig nachten

dan komt er uit een groot geslacht.

Een zware vis is het en niet van machte

nochtans ontzien de vissen het mede

dat is om zijn handigheid.

Multipes: veel voeten, een polyp of inktvis. Maar naar het ei lijkt het op een krokodil.

10250Murices seit plinius mede

es .i. uisch na musselen sede

ligghende alse in scellen twee

diemen vint indie hoest ze

dese ebben erande blood

10255dat uarewe es diere ende goet

darmen mede varewet siden

so moetmen hem ene adre sniden

dar dat diere dinc hute rinnet

als mense leuende ghewinnet

10260want alsi steruen spuwen si mede

steruende vp hem die dierede

38. 10250 Murices, zegt Plinius mede,

is een vis naar mossels zede

liggende als in schelpen twee

die men vindt in de Oost zee.

Deze hebben een soort bloed

10255 dat verf is duur en goed

waar men mee verft zijde.

Dan moet men hem een ader snijden

waar dat dure ding uit rent

als men ze levend wint

10260 want als ze sterven spuwen ze mede

stervende op zich die duurte.

Purpurea patula, (openstaand) In de oudheid was de purperslak van de M. Zee zeer beroemd. Haar lichaam bevat een klier waaruit zich een kleurloze vloeistof afscheidt die zich in een blaas verzameld. Deze vloeistof wordt als het aan zonnestralen blootgesteld wordt, eerste citroengeel, dan groen en tenslotte purperviolet. Dat werd door de oude volkeren als kostbare verfstof voor het verven van wol gebruikt. Naar gelang de verver de vloeistof van verschillende purperslakken of stekelhorens (Murex) met elkaar vermengt of ze in mindere of grotere aantallen gebruikt, het goed eens of tweemaal behandelt, het korter of lange tijd aan het zonlicht blootstelt, krijgt hij ook verschillende purpertinten.

Aanvankelijk was de purperen stof het gewaad van de heersers en langzamerhand werd het meer algemeen zodat Caesar en Augustus het gebruik van dit weeldeartikel door wetten beperkten. In het Byzantijnse rijk werd het opnieuw het teken van het hoogste gezag, en nog in de 15de eeuw vind je purperen hoeden vermeld. Het scharlaken van de kardinalen dat ook wel purper heet herinnert aan die oude gewoonte.

Mulus als plinius seghet

es .i. uisch die te comene pleghet

dicken ter riker lieden disch

10265dies heetemenne den edelen visch

van desen vindemen manieren twe

deen in riuieren dander in de ze

die van riuieren es ghebardt

dies heetemene barbele ten walscen wart

10270dander die huter ze comet

dats diemen den ardre nomet

beede sijn si van reine spise

want si leuen na hare wise

biden douwe ende bi den gronde

10275dan bi proien van monde

ghesont visch eist wilmen weten

eist dattene de ghesonde eten

39. Mulus, zoals Plinius zegt,

is een vis die te komen pleegt

vaak op de rijke lieden dis,

10265 dus heet men het de edele vis.

Van deze vindt men soorten twee

de een in rivieren, de ander in de zee

die van rivieren is gebaard

dus heet men het barbeel in het Waals,

10270 de ander die uit de zee komt,

dat is die men de ardre noemt,

beide zijn ze van reine spijs

want ze leven naar hun wijze

van de dauw en van de grond

10275 dan van prooien met de mond

gezonde vis is het, wil men weten,

is het dat een gezond eten.

Barbus barbus, (Cyprinus) Barbeel, Duits Rotbarbe of Streifenbarbe, Franse barbeau, oud-Frans barbel, van Latijn barbellus. Deze vis is zo genoemd naar zijn vier baarddraden wat in Latijn barba heet.

De barbeel is olijfgroen van kleur, aan de zijden bruinachtig en van onderen wit. Men vindt hem in heel Europa in grote getale, vooral in heldere snel stromende wateren. Hij blijft op de bodem en wroet daar met zijn baarddraden naar plantaardig of dierlijk voedsel. In de winter blijft hij rustig, als verdooft.

De barbeel werd door de ouden hoog geschat. Men bracht ze levend in de eetkamer en verbaasde zich over hun schoonheid en prachtig kleurenspel bij het sterven en liet ze dan voor de tafel klaar maken. Dieren van twee tot drie kg werden met vijf tot acht duizend sestertin betaald, de waarde soms van een slaaf. Waarschijnlijk was dit niet de barbeel die zelfs wat giftig kuit heeft en waarbij het vlees als minder smakelijk wordt beschreven.

Dat was waarschijnlijk de zeebarbeel, Mullus murmuletus, die we kennen als mul of zeebarbeel.

Milagor seit isidorus

es .i. ze uisch heetet dus

10280dats spierinc ende iegen scone weder

alse de storem sal vallen neder

erande visch es spirinc al

jeghen dat storem risen sal

milagor ne doet niet also

10285hier comet na .m. ene in .o.

40. Milagor, zegt Isidorus,

is een zeevis die heet dus

10280 dat is de spiering en tegen mooi weer

als de storm zal vallen neer.

Een soort vis is de spiering al

die tegen de storm voortkomen zal.

Milagor doet niet alzo.

10285 Hier komt na de m en in o.


Osmerus eperlanus (Ammodytes) osmerus dankt de spiering aan zijn eigenaardige lucht, die met bedorven augurken vergeleken wordt.
e gewone spiering is een visje dat ongeveer de lengte van een vinger heeft. Het is met dunne, blinkende, zilverglanzende en heldergroene kleine schubben bedekt, soms zijn ze niet eens aanwezig, en zo doorzichtig dat men zijn hersenen, wervelbeenderen en ribben kan zien. Zo mooi de kleuren zijn, zo lelijk is de reuk, waarom hij ook wel stinkvis heet van welk woord zijn Duitse naam Stint wel een verbastering zal zijn. Het is het eten van vele andere zeedieren. Waar ze de kusten naderen worden ze gevolgd door andere vissen, kabeljauw, heilbot, schol en haring.

De zeespiering die wat groter wordt is veel meer gezocht, die heeft ook de onaangename reuk niet.

Of de ansjovis, een vis als de sardien en wordt in Grieks zo genoemd omdat het een bijl in zijn hoofd heeft, Engraulis encrasicholus. De bij de ouden onbekende vis werd in ingelegde toestand via de Baskische visnaam anchu, over ons ansjovis of anchovis in Duits Anschovis, in de handel gebracht. Het heet ingezouten sardelle. Ansjovis zijn kleine ‘Harincxkens’ die bij het strand leven en ‘hebben sulcken vermaeck in singen en dansen’ dat zij daarna uit zee springen.

Ostra es der ostren name

ets .i. goet uisch ende bequame

ende een deel heet van naturen

hoec oudemense ouer goet ter curen

10290ter burst hute ghesoden ro

plinius de scriuet also

dat keruertsen met groten sinne

den uisch dien si ebben inne

hem af winnen ende verteren

10295want sise arde seere begheren

jnde clare lucht van orient

dats vander ostren bekent

draghet soe varewe alsmen weet

die in latijn ostrum heet

10300darmen in pellele wel geraket

water varewe proper maket

van .o. ne vandix nemmee

nu hort uort namen in .p

41. Ostrea is de oesters naam.

Het is een goede vis en bekwaam

en een deel heet van natuur

ook houdt men ze voor goed ter keur

10290 de borst uit gekookt rauw.

Plinius die schrijft alzo

dat de kreeft met grote zin

de vis, die ze hebben in

van hem winnen en verteren

10295 omdat ze hem erg zeer begeren.

In de heldere lucht van de Oriënt

dat is van de oesters bekend

draagt het zo’n kleur, zoals men weet,

die in Latijn ostrum heet

10300 waar men in linnengoed (1) goed geraakt

waterverf keurig van maakt.

Van o vond ik nimmer

nu hoort voorts namen in p.

Ostrea edulis, (eetbaar) Oester, midden-Nederlands oester (Engels oyster) oud-Engels ostre, oud-Frans oistre (nu huitre) uit Latijn ostrea, van ostreum, van Grieks ostreon, naar de benige en harde schaal. Uit het Nederlands werd het verder in Noord Duits Uster tot Austern. Bij de Egyptenaren vind je een kreeft die aan een oester kleeft en met zijn scharen de oester probeert open te krijgen en knijpt en trekt. De oester die hongerig is, legt de schelpen open en wanneer er een visje tussen geslopen is dan prikkelt de kreeft de oester met zijn knijper wat de oester in de gaten krijgt en de schelpen sluit en op die wijze wordt het visje gevangen. Dan wil de kreeft het visje eten. Als de oester zich dan in de zonnestralen bakert en zijn schelpen ontsluit, dan zal de kreeft er een keitje of steentje tussen werpen zodat hij zijn schelpen niet meer zal kunnen sluiten en hij het oestertje met zijn scharen knijpt en zijn vlees er met stukjes uithaalt, Voor verf zie 38 en volgende.

(1) Staatsiekleed voor mannen en vrouwen. 2) pellengoed, met figuren doorwerkt linnengoed, in verschillende kleuren, ook: purper. 3) dekkleed voor tafels, banken, stoelen; een fijne doek; vloerkleed, tapijt; doodkleed, baarkleed; ook pelm; tapijtwerk dat bij feestelijke gelegenheden als behangsel werd gebruikt.

Purpuree horen wi tellen

10305sijn vissche liggende in scellen

die luxurie doen uergheten

den ghenen diese dicken heten

purpere varewe vindemen in desen

dat si spuwen als wi lesen

10310hier si nooten hiet te samen

anders nesser omme gheen ramen

dese uarewe es sere diere

ende gaet na diere maniere

salmen sprekent int commuun

10315alse ene roode rose bruun

jn orienten dat es waer

dar die lucht es arde claer

vindemen dese mar nemmee

ne vindemense in gheene ze

42. Purpure, horen wij vertellen,

10305 zijn vissen liggende in schelpen

die wulpsheid doen vergeten

diegene die ze veel eten.

Purperen verf vindt men in deze

die ze spuwen, zoals wij het lezen,

10310 voor ze paren hier tezamen

anders nee is er geen nut van.

Deze verf is zeer duur

en is gedaan naar die manier

zal men spreken in het algemeen

10315 als een rode, roze en bruin.

In de Oriënt, dat is waar

waar de lucht is erg helder

vindt men deze, maar nimmer

vindt men ze in een andere zee.

Zie voorgaande en 38. Purpera lapillus is de purperslak. Nu worden oesters gebruikt om wulpsheid te krijgen.

10320Pjna oren wi plinius tellen

es .i. uisch die leit in scellen

ende alse de mane scinet claer

ondoeti sine scellen daer

alse offet doot dochte wesen

10325dan comen cleine vissce in desen

crupende sine scellen wl

dan so nes pina niet so dul

sone luket hare scellen dan

ende wat dat soere in gripen can

10330dat bliuet doot al geheel

ende deelet sinen ghenoote .i. deel

dat altoes es bi hare in hoeden

dus proeuemen dat uissce vroeden

43. 10320 Pina, horen wij Plinius vertellen,

is een vis die ligt in schelpen

en als de maan schijnt helder

opent het zijn schelpen daar

alsof het dood lijkt te wezen,

10325 Dan komen kleine vissen in deze

kruipen in zijn schelp wel

dan is de Pina niet zo dom

en gauw sluit ze haar schelpen dan

en wat ze er in grijpen kan

10330 dat blijft dood al geheel

en deelt zijn echtgenoot een deel

dat altijd bij haar is in hoede

dus proeft men dat vissen bevroeden,

Zie oester, 41.

Pungicius es arde naer

10335dalre mintste visch diemen vint dats war

couione iofte stekelinghe

heetemen dusdane dinghe

scarp ebben si die vinnen

hien ende soen machmen kinnen

10340die hie es om die kele root

dies neuet de soe ghene noot

van desen seget der liede raet

dat si wassen sonder saet

ende andre vissche alsict hore

10345die wassen van haren gore

ende proeuent bi dusdare cracht

men make ene nuwe gracht

ten ersten somre vindemense daer

enten andren dar naer

10350vindemerre andre vissce tanden

sulc alse dart es vanden lande

44. Pungicius, is erg nabij

10335 de aller kleinste vis die men vindt, dat is waar. Schotenisse of stekeling

heet men dusdanig ding

scherp hebben ze de vinnen

hij en zij mag men herkennen,

10340 De hij is om de keel rood

dus niet heeft de zij geen nood.

Van deze zegt de lieden raad

dat ze groeien zonder zaad

en alle andere vissen, zoals ik het hoor,

10345 die groeien van hun viszaad.

En bewijst het bij dusdanige kracht

men maakt een nieuwe gracht

de eerste zomer vindt men ze daar

en de volgende zomer daarna

10350 vindt men er andere vissen gelijk

zulke als de aard is van het land.

Gasterosteus aculeatus (scherp gestekeld) Stekelbaars, Duitse Stichling of Stachelbarsch, Engels minnow of stickle back, Frans epinoche, is niet eetbaar.

Bij het naderen van de paartijd wordt het mannetje kleuriger en krijgt een rood buikje. Hij neemt een territorium in bezit waar zijn soortgenoten weggejaagd worden. Het mannetje maakt van wortels en andere plantendelen een eivormig nest met een openingen aan beide uiteinden waarvan de delen door een slijmerige stof die zich aan de oppervlakte van zijn lichaam uitscheidt samengevoegd worden. Nu lokt hij een wijfje en drijft dit in het nestje waar het kuit schiet om daarna het nest aan de andere kant weer te verlaten. Hij herhaalt dit tot het aantal eitjes groot genoeg is en nu worden die door hem met de grootste zorg bewaakt en vooral tegen soortgenoten met ontembare moed beschermd.

Salmo alse liber rerum seghet

es .i. uisch die te wesene pleghet

jn grooter starken varschen riuieren

die sijn van al sulken manieren

10440dat si in staenden watre ne moghen

niet langhe leuende ghedoghen

een swaer uisch eist van goeder smake

mar hi heuet ene sware sake

dat hi saen uersaden doet

10445al es sine smake goet

50. Salmo, zoals Liber Rerum zegt,

is een vis die te wezen pleegt

in grote, sterke, verse rivieren.

Die zijn van al zulke manieren

10440 dat ze in stilstaand water mogen

niet lang leven blijven.

Een zware vis is het van goede smaak

maar hij heeft een zware zaak

dat hij gauw verzadigen doet

10445 al is zijn smaak goed.

Pecten dats die pladijs

plinius die gheuet hem prijs

ende seghet dat ghetempert visch si

10355ende proeuet dat merre bi

want alse hitte es ofte cout

ende dan es in hare ghewout

so uliethi ter dieper ze

om dat si hem beede doen so wee

10360mar alse de lucht es int gheuoech

dans hi uet ende gans gnoech

45. Pecten, dat is de pladijs.

Plinius die geeft hem prijs

en zegt dat het een gematigde vis is

10355 en bewijst dat er bij

want als het heet is of koud

en dan is in haar kracht

dan vliedt het naar de diepe zee

omdat ze hen beide doen zo wee

10360 maar als de lucht is goed

dan is het vet en goed genoeg.

Pecten zijn de mantelschelpen of kamoesters met bysusorgaan.

Pleuronectes platessa. De scholsoort die in het M. Zeegebied, Atlantische Oceaan en Noord en Oostzee voorkomt noemt Ausionus in de vierde eeuw, platessa. Dit woord komt van Latijn platicem en dit van Grieks platus: plat. Het herinnerde de vissers aan de vlakke, zwemmende ijsschotsen. Pikardisch pladis werd het bronwoord voor oud-Frans plaiz (Engels plaice) midden-Nederlands pladys en pladise. (nu pladijs en Duits Platteise)

Schol, midden-Nederlands scolle en sculle,midden-Noordduits Scholle en Schulle, midden-Engels schulle, is naar zijn platte vorm genoemd, zie schil.

Porcus marinus dats meerswijn

gherebbet ghespecket dinket sijn

na .i. swijn datmen siet gaen

10365plinius doet ons uerstaen

dat someghen merswinen sonder waen

dorne vpten rugge staen

die seere sijn gheuenijnt

ende darmen seere es mede gepijnt

10370de galle edar af dus seghet hi

dat triakele si der bi

bi lime leuen si vpten gronde

ende sine sijn niet van goeder gesonde

alsemen ons doet te verstane

10375.p. gaet hute .r. comet ane

46. Porcus marinus, dat is het meerzwijn

geribd en met spek, denkt te zijn

naar een zwijn, dat men ziet gaan.

10365 Plinius doet ons verstaan

dat sommigen meerzwijnen, zonder waan

dorens op de rug staan

die zeer zijn giftig

en waar men zeer mee is gepijnigd.

10370 De gal ervan, zegt hij,

dat een triakel daar tegen is.

Van lijm leven ze op de grond

en zijn niet van goede voeding

zoals men ons doet verstaan.

10375 P gaat uit, r komt er aan.

Zie dolfijn in zeemonsters, 14.

Rana maris dats de ze puud

plinius heetene houer luud

piscator want hi uissche vaet

also alsmen an hem uerstaet

10380hi es gheornet dar hi mede

den gront verroot datmen ter stede

ghesien ne can war dat hi es

de vissce die niet weten des

ende niet ne pensen omme dien

10385comen dar si de roeringe sien

so proiet hi dat hem es naest

dar hi hem seluen mede haest

o wi hoe menech in arderike

es bedroghen des ghelike

10390alsemen dat ertsce goet roert

darmen de ziele mede veruoert

dat niet dan lijm es ende sant

darwart so steket al de hant

want al de werelt comter toe

10395dan comet de duuel in weet hoe

ende halet met enen curten loepe

sine proie huten hoepe

want dat uolc werdet soe verblent

dat niemen sijn uerlies ne kent

47. Rana marina, dat is de zeekikker.

Plinius noemt het over luid

Piscatrix omdat het vissen vangt,

alzo zoals men van hem verstaat.

10380 Hij is gehoornd waar hij mee

de grond beroert dat men die plaats

niet zien kan waar dat hij is

de vissen die niet weten dit

en niet denken om hem

10385 komen daar ze de roering zien

dan prooit hij dat hem is het naaste

waar hij zichzelf mee aast.

O wee! hoe veel in het aardrijk

is bedrogen dergelijk

10390 als men het aardse goed roert

waar men de zielen mee vervoert

dat niet anders dan lijm is en zand

daarheen steekt het gelijk

want al de wereld komt er toe

10395 dan komt de duivel, ik weet niet hoe,

en haalt met een korte loop

zijn prooi uit de hoop

want het volk werd zo verbind

dat niemand zijn verlies kent.

Cottus scorpius, zeedonderpad is een lelijke vis van 15-25cm lengte. Als het dier aangeraakt wordt maakt het een knorrend geluid. Heeft voorkeur van steenachtige gronden en loert op vissen, kreeften en dergelijke. C. bubalis heeft vier stekels op de kop.

10400Rumbus es .i. uisch oec mede

een lettelkin van deser sede

groot ende starc van leden

die met sire behendechede

hem soe decket inden groont

10405datmenne niet ne siet ter stont

van hem els dan sine vinnen

ende alsi bi hem mach bekinne

jn sinen spronghe vissce comen

heuet hi sine proie ghenomen

10410dat hi scalc ende lustech si

dat machmen proeuen wel hier bi

nochtan so nes gheen visch so trage

ende men vint in sine maghe

mugilus die seere es snel

10415dus merkemen sine scalceit wel

dins niet de store

doch van hem somen

horen wi rumbus den store nomen

48. 10400 Rumbus, is een vis ook mede

een deeltje van deze zede

groot en sterk van leden

die met zijn handigheid

zich zo bedekt in de grond

10405 dat men het niet ziet gelijk

van hem niets anders dan zijn vinnen.

En als het bij zich mag bekennen

in zijn sprong vissen te komen

heeft hij zijn prooi genomen.

10410 Dat hij schalks en listig is

dat mag men beproeven wel hier bij

Nochtans is er geen vis zo traag.

En men vindt in zijn maag

de Mugilus, die zeer is snel,

10415 dus merkt men zijn schalksheid wel.

Dit is niet de steur

doch soms door enige

horen wij de steur rumbus noemen.

Rhombus maximus, (grootste) de tarbot is een van de lekkerste platvissen. De lengte is een meter bij 35kg Ze kenmerken zich door een voor de ogen, op de snuit aanvangende rugvin. Het is de breedste van alle platvissen.

Tarbot, midden-Nederlands tarrebot, uit Frans turbot, mogelijk van teer, naar de donkere huid.

Rais dats der rochen name

een leelic visch ende ombequame

10420ende te verduwene seere es swaer

aristotiles seit voer waer

datse doet draghen de suden wint

darmen deser vele vint

sijn si ondiere ende onwert

10425mar alse merre verre mede vart

dan sijn si lief ende diere

jeghen andre vissce maniere

scarp ghetant alse ene zaghe

heuet de roche in hare laghe

10430[heuet de roche enen start

alse een serpent achterward]

anden buke staet hem de mont

leelic ende onreine talre stont

wel na breet alse lanc

10435s. nemet hier sinen aneganc

49. Rais, dat is de rog naam

een lelijke vis en onbekwaam

10420 en te verteren zeer zwaar.

Aristoteles zegt voor waar

dat ze doet dragen de zuiden wind.

Waar men van deze veel vindt

zijn ze goedkoop en weinig waard

10425 maar als men er ver mee vaart

dan zijn ze goed en duur.

Tegen andere vissen manieren

zijn ze scherp getand als een zaag

heeft de rog in zijn listen

10430 heeft de rog een staart

als een serpent van achteren.

Aan de buik staat hem de mond

lelijk en onrein te alle tijden

bijna zo breed als lang

10435 s neemt hier zijn aanvang.

Raja clavata, (knotsvormig) stekelrog. Rog, midden-Nederlands roche, midden-Noordduits Roche of Ruche, oud-Engels reohhe.

De rog is eigenlijk een platgeslagen haai en is er nauw mee verwant. Het is een soort schild, de rugzijde is zwak gewelfd, de omtrek scheef vierkant of elliptisch. Hun ogen zitten op de rugzijde van de kop, de neusgaten, de mond en de kieuwopeningen bevinden zich aan de buikzijde. De rugvinnen zijn klein en zitten bijna altijd aan de wortel van de staart.

De zeer grote borstvinnen omgeven de schijfvormige romp, de staart is dun en zweepvormig als een rat, en bij de met verscheidene rijen doornen bezet.

Salmo salar. Zalm, midden-Nederlands zalm of salm, oud-Saksisch en oud-Hoogduits Salmo (nu Salm en Frans saumon) dat waarschijnlijk springende vis betekent, vergelijk Latijn salio en Grieks hallomai: ik spring.

De zalm bewoont gedurende het koude jaargetijde de zee en houdt zich op diepe plaatsen in de nabijheid van de riviermonden op waar ze zich vet mest. Zodra het voorjaar aanbreekt begint het trekken dat tot september of oktober aanhoudt. In scholen van dertig tot veertig stuks komen ze in de rivier waar ze in monding zich een tijd ophouden om langzaam te wennen aan de overgang van zout naar zoet water. Dan trekken ze de rivier op en zwemmen met gemak tegen de stroom op en ontwikkelen een verwonderlijke kracht en volharing bij het overwinnen van elke hindernis die hun voortgang in de weg staat. Zij voeren sprongen van vier tot vijf meter hoogte en vijf tot zeven meter breed om over een stroomversperring te komen of een waterval te overschrijden. Zo trekken ze de Rijn op tot in de ondiepe bergstromen van de Alpen en in andere Europese rivieren.

De zalm was vroeger met de elft en de steur te Dordrecht, Gorkum, Schoonhoven en andere plaatsen waar de riviervisserij werd uitgeoefend, bekend als rode vis. Van Beverwijck, 1630, beschrijft dat de dienstboden als ze zich verhuurden het beding maakten dat ze niet meer dan twee maal per week rode vis zou moeten eten, mogelijk omdat ze gauw verzadigt.


Salmo alse liber rerum seghet

es .i. uisch die te wesene pleghet

jn grooter starken varschen riuieren

die sijn van al sulken manieren

10440dat si in staenden watre ne moghen

niet langhe leuende ghedoghen

een swaer uisch eist van goeder smake

mar hi heuet ene sware sake

dat hi saen uersaden doet

10445al es sine smake goet

50. Salmo, zoals Liber Rerum zegt,

is een vis die te wezen pleegt

in grote, sterke, verse rivieren.

Die zijn van al zulke manieren

10440 dat ze in stilstaand water mogen

niet lang leven blijven.

Een zware vis is het van goede smaak

maar hij heeft een zware zaak

dat hij gauw verzadigen doet

10445 al is zijn smaak goed.

Salmo salar. Zalm, midden-Nederlands zalm of salm, oud-Saksisch en oud-Hoogduits Salmo (nu Salm en Frans saumon) dat waarschijnlijk springende vis betekent, vergelijk Latijn salio en Grieks hallomai: ik spring.

De zalm bewoont gedurende het koude jaargetijde de zee en houdt zich op diepe plaatsen in de nabijheid van de riviermonden op waar ze zich vet mest. Zodra het voorjaar aanbreekt begint het trekken dat tot september of oktober aanhoudt. In scholen van dertig tot veertig stuks komen ze in de rivier waar ze in monding zich een tijd ophouden om langzaam te wennen aan de overgang van zout naar zoet water. Dan trekken ze de rivier op en zwemmen met gemak tegen de stroom op en ontwikkelen een verwonderlijke kracht en volharing bij het overwinnen van elke hindernis die hun voortgang in de weg staat. Zij voeren sprongen van vier tot vijf meter hoogte en vijf tot zeven meter breed om over een stroomversperring te komen of een waterval te overschrijden. Zo trekken ze de Rijn op tot in de ondiepe bergstromen van de Alpen en in andere Europese rivieren.

De zalm was vroeger met de elft en de steur te Dordrecht, Gorkum, Schoonhoven en andere plaatsen waar de riviervisserij werd uitgeoefend, bekend als rode vis. Van Beverwijck, 1630, beschrijft dat de dienstboden als ze zich verhuurden het beding maakten dat ze niet meer dan twee maal per week rode vis zou moeten eten, mogelijk omdat ze gauw verzadigt.

Accipenser sturio Steur, midden-Nederlands steur of store, oud-Saksisch en oud-Hoogduits Sturio of Sturo (nu Stor) oud-Frans esturgeon, oud-Engels styr(i)a (nu sturgeon) oud-Noors styrja. Het betekent mogelijk in het slijk woelende vis, het storen of wroeten in de bodem.

De fraaie steur van drie tot zes meter lang worden die men hier op de IJssel zelfs ter zwaarte van honderd kg vindt. Op de markt te Delfzijl werd er een gebracht op 15 juni 1851 die twee meter zeventig lang was en tweehonderd kg zwaar, elders zijn er meldingen van vijf honderd kg.

De steuren zijn grote en sterke dieren die gemakkelijk tegen de zwaarste stromingen van het water opzwemmen. Hun voedsel bestaat uit makrelen, haringen en zalmen en soms woelen ze met de snuit in het slijk rond om er wormen en weekdieren te zoeken. Uit hun kuit maakt men kaviaar.

Sturio dats de store

een uisch eist die sine nature

nemet in grooten riuieren

cume in eregher manieren

10450nuthi spise dan de lucht

starc es hi van grooter ulucht

na sire groten sijn ghemeene

sine darmekine cleene

sine leure es seere soete

10455hen si ofte mense bittren moete

metter galle diere ane cleuet

dat soe mesquame tetene gheuet

een gat heuet hi staende ront

jn sijn houet ende gheenen mont

10460jn suden winde wert hi vet

met melke leuet hi wel na bet

dan hi ware in de riuiere

versch geheten dats sine maniere

voet hi bet dan uisch negheen

10465dats sijn recht al in een

sijn uisch es te oudene quaet

want thant hi argheren gaet

51. Sturio, dat is de steur.

Een vis is het die zijn natuur

neemt in grote rivieren.

Nauwelijks op enige manier

10450 nuttigt hij spijs dan de lucht.

Sterk is hij van grote vlucht

naar zijn grootte zijn algemeen

zijn darmpjes klein.

Zijn lever is zeer zoet

10455 tenzij men ze bitter ontmoet

met de gal die er aan kleeft

dat zo bederft te eten geeft.

Een gat heeft hij staande rond

in zijn hoofd en geen mond

10460 met zuiden wind wordt hij vet.

Van melk leeft hij bijna beter

dan hij was in de rivier.

Vers gegeten, dat is zijn manier

voedt hij beter dan een andere vis

10465 dat is zijn recht, al gelijk.

Zijn vis is te houden slecht

want gelijk hij erger wordt.

Spongiaea, zeespons, ook badspons. Op sommige plaatsen van de Adriatische zee zijn de rotsen bij plekken door een korst van 50-200cm dikte bedekt die men er gemakkelijk van af kan halen. Het bestaat uit lichamen van een onregelmatige vorm die water en stoffen uit de omgeving opnemen. Het handelsartikel bestaat uit het skelet waar de weke delen door uitspoeling is verwijderd.


Spongia alse plinius seghet

es .i. uisch die pleghet

10470an rootsen si inder ze cleuen

want si biden lime leuen

menne trexe alf stillekine

anders ghewinmense met pinen

alsijs gheuoelen si ouden hem vaste

10475dese bringhen ons hare gaste

niet om heten no om smake

maer torbarne in andren saken

52. Spongia, zoals Plinius zegt,

is een vis die pleegt

10470 aan rotsen ze in de zee kleven

omdat ze van lijm leven.

Men trekt ze af stilletjes

anders wint men ze met pijn

als zij voelen ze houden zich vast.

10475 Deze brengen ons die gasten

niet om te eten of om smaak

maar te gebruiken in andere zaken.

Salpa seit plinius mede

es .i. visch van vremder sede

want nemmerme ne caent ydieden

datmen den visch can ghesieden

10490jn enich water met eneghen viere

men moetene dats sine maniere

er sere blouwen ende slaen

bi desen vissce machmen verstaen

den sondare die langhe stonde

10495volgt der dorparliker sonde

ende men niet gewecken mach

met predekene ende sonder slach

van siecheden of van plaghen

so sietmen in someghen daghen

10500datti hem beterd alsine belange

ende wert bouden met beduanghe

54. Salpa, zegt Plinius mede,

is een vis van vreemde zede

want nimmermeer kan het dienen

dat men de vis kan koken

10490 in enig water met enig vuur.

Men moet het, dat is zijn manier

eerst zeer kloppen en slaan.

Bij deze vis mag men verstaan

de zondaar, die lange tijd

10495 volgt de dorpse zonde

en men niet opwekken mag

met preken. Alleen met slag

van ziekte of van plagen

dan ziet men op sommige dagen

10500 dat hij zich verbetert in zijn belang

en wordt behouden met bedwang.

Lijkt wel op een stokvis.


Sinatina als plinius seghet

es i visch die proiens pleghet

10480die so ard euet dat fel

datmer mede poiliert wel

bede out ende hiuor mede

so ard est ieghen alle snede

datment cume met eneghen stale

10485can uerwinnen hiet wale

53. Sinatina, als Plinius zegt,

is een vis die te prooien pleegt

10480 die zo hard heeft dat vel

dat men er mede schuurt wel

beide hout en ivoor mede

zo hard is het tegen alle sneden

dat men het nauwelijks met enig staal

10485 kan winnen niet goed.

Sepia officinalis, (geneeskrachtig) is de verst verspreide en talrijkste vertegenwoordiger van de soort. Het is de gewone inktvis die aan onze kust bekend is onder de naam zeekat. Inwendig in de mantel aan de rugzijde bevindt zich een langwerpig ronde en platte kalkschaal, het is de rugplaat die ook sepiabeen heet. Het dier bezit verder een sepia-zak die met een donkerbruine vloeistof gevuld is, de inkt, die het naar willekeur kan uitspuiten

Soms neemt men het wijfje gevangen aan een haak die door het water wordt getrokken en daar komen de mannetjes op af die het vrouwtje willen omhelzen, ze worden van elkaar afgetrokken en het vrouwtje wordt weer aan de haak door het water getrokken op weg naar de volgende omhelzing.


Sepia seit plinius me

es .i. visch leit in der ze

hie ende soe es meneghen cont

10505si vloten te samen talre stont

wort ghewont met eneghen done

die soe met eneghen arpione

so staet hare die hie in staden

mar wort die hie verladen

10510die soe gaet scuuen ende vliet

ende soe ne dankets hem weder niet

werden si oec te samen

gheware enegher mesquame

si spuwen vte en aterment

10515ende wert so donker omtrent

dat si ontulien alst ware nacht

dat aterment euet sulke cracht

doet ment in ene lampte clar

ende ontstecter in .i. wieke nar

10520wat datter omtrent es alsic ore

es alse swart alst waren more

emmer sisi in de ze

jn ghenote te samene tue

55. Sepia, zegt Plinius me,

is een vis die ligt in de zee.

Hij en zij, dat is te menigeen bekend,

10505 ze gaan tezamen te alle stonde.

Wordt ze gewond met enig ding

De zij met een harpoen

dan staat de hij haar te hulp

maar wordt de hij verladen

10510 de zij gaat schuiven en vliedt

en ze nee bedankt hem weer niet.

Worden ze ook beide tezamen

gewaar enig misval

dan spuwen ze uit inkt

10515 en maken het zo donker daar omtrent

dat ze ontvlieden alsof het was nacht.

Die inkt heeft zo’n kracht

doet men het in een lamp helder

en ontsteekt er een lont bij

10520 wat dat daarbij is, zoals ik hoor

wordt alzo zwart alsof het was een Moor.

Immer zijn ze in de zee

in genot tezamen twee.



Saurus es .i. visch van maniren

10525die men vint in riuiren

ende es gheuoeghelic ter spise

ambrosius segt die wise

dat edeket als die stiere

jegen alre vissce manire

10530dese was in verren lande ysocht

ende te rome in tiberim brocht

so datter uele sijn al dar

ysidorus seit ouerwar

dat hi quaet es te vane

10535onsiet hi hem te begane

eist in coruen oft in netten

hi crupt achterward vter letten

ende elc begheuet andren niet

dar hine in die achte siet

10540ort vissce namen vort in T

want in .s. vandics nemme

56. Scourus, is een vis van manieren

10525 die men vindt in rivieren

en is genoeglijk ter spijs.

Ambrosius zegt, die wijze,

dat het herkauwt als de stier

tegen alle vissen manieren.

10530 Deze was in verre lande gezocht

en naar Rome in de Tiber gebracht

zodat er veel zijn al daar.

Isidorus zegt voor waar

dat hij moeilijk is te vangen

10535 en ontziet zich te gaan

is het in korven of in netten

hij kruipt achteruit om het te beletten

en elk begeeft de andere niet

daar hij hem in de jacht ziet.

10540 Hoort vissen namen voorts in t,

want in s vond ik ze nimmer.

Zie karper ?

Torpedo marmorata, (gemarmerd), tril-, kramprog, elektrische rog of sidderrog. De trilrog die narke (vandaar narcotisch) genoemd wordt bij de Grieken en torpedo bij de Romeinen. Dat woord betekent verstarren omdat het levende wezens die het aanraakt verlamt. Bij het vangen werpt de sidderrog zich op zijn prooi en slaat zijn borstvinnen er omheen, vervolgens wordt die verlamd door een elektrische schok. Dat kan een schok zijn van een vijftig volt bij een vijftig ampère sterkte, grotere dieren leveren meer volt.

Ze zijn sinds overoude tijden berucht wegens hun vermogen om elektrische schokken uit te delen. Eerst nadat herhaalde ontladingen hem afgemat hebben kan men hem veilig uit het water halen. Onder water zijn de schokken het hevigst en duidelijkst waarneembaar. Krachtige mannen werden door de ontladingen geheel verlamd en stortten neer.

‘Torpedo heeft kracht genoeg om bij de eerste aanraking de haak te betoveren en de lijn te bezweren, de roede te beheksen en de hand te verstijven van hem die hengelt. Vanuit zijn giftige aderen verspreidt de torpedo een uitvloeiing die door de lijn naar de hand van de visser kruipt en die vergiftigt. Dat stolt zijn bloed zodat hij de hengel moet laten vallen. Hij, die op torpedo’s wil vissen moet zijn hand zalven met de olie van Nenuphar, (waterlelie) dan is hij beschermd’.

Osmerus eperlanus (Ammodytes) De naam osmerus en de Duitse naam Stint, dankt de spiering aan zijn eigenaardige lucht, die met bedorven augurken vergeleken wordt.

Beter Thymallus vulgaris, de vlagzalm of esch die in koude gebieden leeft, het gewicht wisselt van 0,7-1.5kg. Komt voor in Europese wateren.

Timallus sprect ysidorus

es .i. uisscelkin ende etet aldus

om dat sine roke es bequame

10575euet van der bloemen die name

want cunus es .i. bloeme

dese visch die ic iv nome

heuet in watre sinen ganc

van varscen ende soeten gemanc

10580ende es scone ende van soeter smake

dus dinke mi bi derre sake

dat die spierinc mach wesen

t gaet vte .v. comt na desen

59. Tymallus, spreekt Isidorus,

is een visje en heet aldus

omdat zijn geur is bekwaam

10575 het heeft van de bloem die naam,

want Thymus, dat is een bloem.

Deze vis, die ik u noem,

heeft in het water zijn gang

van verse en zoete gemengd

10580 en is schoon en van zoete smaak

dus denk ik bij deze zaak

dat het de spiering mag wezen.

t gaat uit, v komt na deze.

Osmerus eperlanus (Ammodytes) De naam osmerus en de Duitse naam Stint, dankt de spiering aan zijn eigenaardige lucht, die met bedorven augurken vergeleken wordt.

Beter Thymallus vulgaris, de vlagzalm of esch die in koude gebieden leeft, het gewicht wisselt van 0,7-1.5kg. Komt voor in Europese wateren.

Hier zal wel op een zeeslang gedoeld zijn, Hydrophiinae, of de zeeaal, Conger.


Vipra es bekent

10585dat eet .i. sarpent vp tlant

jn der ze eist .i. visch mede

van quaden doene van quader sede

niet groot nesset dies ghelouet

bouen den ogen des ghelouet

10590staet hem .i. been oft ware .i. oren

scarp ende vreselic als wijd oren

want wie datter mede wont

wert gheuenijnt ter stont

mar als dit visscers vaen

10595doensi dat houet af slaen

ende dat ander es goede spise

ende nuttelic talre wise

60. Vipera, is bekend,

10585 dat heet een serpent op het land

in de zee is het een vis mede

van kwade doen en van kwade zede.

Niet groot is het, wat men gelooft,

boven de ogen dus geloof het

10590 staat hem een been of het was een horen, scherp en vreselijk, als wij het horen,

want wie het er mee verwond

wordt vergiftigd te gelijker tijd

maar als dit de vissers vangen

10595 doen ze dat hoofd af slaan

en dat andere is een goede spijs

en nuttig op alle wijze.

Hier zal wel op een zeeslang gedoeld zijn, Hydrophiinae, of de zeeaal, Conger.

die bouc van visscen die ic kende

de seluen vissce nemen hier ende

10600ende die ic vant in den latine

ebic ghedicht met mire pine

vort suldi oren den sesten bouc

dar ic iv in den ondersouc

van serpenten bedieden sal

10605mar eeric v spreke van elken al

sine nature groot ende clene

salic spreken int ghemene

Het boek van vissen die ik kende

dezelfde vissen, nemen hier een eind

10600 en die ik vond in het Latijn

heb ik gedicht met meer pijn.

Voorts zal u horen het zesde boek

waar ik in u het onderzoek

van serpenten aanduiden zal.

10605 Maar eer ik u spreek van elk al

zijn natuur, groot en klein

zal ik spreken in het algemeen.


Reptile.

Inleiding

aristotiles die segt

dat gheen serpen te ebne plegt

10610oeden newar dat sijn saet

nader vissce maniere gaet

hare tonghe lanc swart ende yspleten

em leget herte willi weten

recht na den alse in der manieren

10615ghescepen als .i. niere

grote serpente ebben alle

vp die leure die galle

den clenen dats hare pleghen

es so up enen darem yleghen

10620oec werdet weder siende tserpent

eist so dat ment maket blent

eist dat men hem den start af slaet

i wast weder als die tijd vort gaet

xxx rebben euet serpent

10625ende dar si noten es bekent

so vaste cleuen si te samen

alst .i. ware dar ij ouede vte quamen

vleesch ende gras etensi ghemene

niet ne drinkensi ofte clene

10630wijn ebsi lief ende dar mede

so vaet mense te meneger stede

sine pissen groot no clene

want si nebben blase ghene

oec smelten si vtermaten clene

10635na dat si groot sijn ghemene

plinius maket ons cont

als dat serpent .i. man wont

dar darde selue wrect den man

want et dar niet gheduren can

10640ende moet steruen derna saen

want elc serpent ne mach verslaen

altoes mar enen man tesamen

sonder salamandra bj namen

plinius sprect dat vander gallen

10645dat venijn comt van hem allen

tes wintertijds crupen si ghemene

jn olen bomen ende in stenen

metten lentine comen si vort

jn hierlant als men de wareit ord

10650ne mach altoes gheen serpent sijn

no niet dat draghet venijn

ja hiersche erde vint men hier

werpmense up .i. gheuenijnt dier

weder tes clene ofte groot

10655het bliuet vp die stede doot

dies lesemen dat wile ysciede

tusscen dinghelsce ende diersce liede

en werringhe om .i. eilant

diersce hesceden tehant

10660dat men sulc dier dar int lant brochte

ward so sulc datter leuen mochte

so soude dat lant der scotten wesen

ende storuensi et bleuem bi desen

men dedt ende de worme storuen

10665dus ebben diersce tlant verworuen

ysidorus seit diet weet

ende jacob dat serpente sijn eet

bedi ebsj clene ghewout

nachts als die tijd es coud

10670vorwar sietmen dart serpent siet

den man naket dattet vliet

ambrosius seit vor war nv

dat des menscen nuchterne spu

die serpente steruen doed

10675dus draget elc anders doed

siet dat serpent em in der noet

altlijf werpet vor den slach

vp dattet thouet ontraghen mach

10680es dat houet ghesond leuen

et behoud dan wel sijn leuen

alst wille int water sijn

spuet vte sijn venijn

alset vte comt nempter weder

10685sijn venijn dart leide neder

verlieset sijn venijn oec mede

et doot hem seluen up die stede

langhe leuen mach dat serpent

want alst hem veroudert kent

10690vastet ende wert magher dan

so rompelt sijn vel dat euet an

so crupet dor .i. nouwe gat

dart mach of stropen dat

ende verniewet sine ioghet

10695hier toe elpt hem des venkels doghet

ende alsem die sien gaet vte

verniewet doghen ane rute

goede roke es hem quaet

want soe serpente verslaet

10700hier ent die tale int ghemene

nv ort van elken vort allene

terst in a dan in b

na dordine van a.b.c.

Slangen.

Inleiding.

Aristoteles die zegt

dat geen serpent te hebben pleeg

10610 ballen en dat zijn zaad

op de vissen manier gaat.

Hun tong is lang, zwart en gespleten

hen ligt het hart, wil ge het weten,

recht naast de hals in de manier

0615 geschapen als een nier.

Grote serpenten hebben alle

op de lever de gal,

de kleine, dat is bij hen de gewoonte,

is het zo op een darm gelegen.

10620 Ook werd weer ziende het serpent

is het dat men het maakt blind

is het dat men hem de staart afslaat

het groeit weer als de tijd voort gaat.

Dertig ribben heeft een serpent.

10625 En waar ze paren, dat is bekend,

zo vast kleven ze tezamen

als het ware dat daar twee hoofden uit kwamen. Vlees en gras eten ze algemeen.

Niet drinken ze of weinig.

10630 Wijn hebben ze lief en daarmee

vangt men ze op menige plaats.

Zijn urine is niet groot of klein

want ze hebben blaas geen.

Ook hun uitwerpselen zijn uitermate klein

10635 nadat ze groot zijn in het algemeen.

Plinius maakt ons bekend

als dat serpent een man verwondt

dat de aarde zelf wreekt de man

omdat het dit niet hebben kan

10640 en moet sterven daarna gelijk

want elk serpent kan verslaan

altijd maar een man tegelijk,

uitgezonderd de salamander bij namen.

Plinius spreekt dat van de gal

10645 het venijn komt bij hen allen.

In de wintertijd kruipen ze algemeen

in holle bomen en in stenen

met de lente komen ze voort.

In Ierland, zoals men de waarheid hoort,

10650 zal er nooit een serpent zijn

nog iets dat draagt venijn.

Ja, Ierse aarde vindt men hier

werpt men het op een giftig dier

of het klein is of groot

10655 het blijft op die plaats dood.

Zo leest men dat wijlen geschiedde

tussen de Schotse en de Ierse lieden een twist om een eiland.

De Ieren eisten gelijk

10660 dat men zulke dieren daar in het land bracht en waar zulke dieren leven mogen

dat zou het land van de Schotten wezen

en stierven ze het bleef van hen.

Men deed het en de wormen stierven,

10665 dus hebben de Ieren het land verworven. Isidorus zegt het, die het weet

en Jacobus, dat serpenten zijn heet

daarom hebben ze weinig geweld

‘s nachts en als de tijd is koud.

10670 Verder ziet men daar het serpent ziet waar het de mens naakt ziet dat het vliedt. Ambrosius zegt voor waar nu

dat de mens nuchter spuwt

het de serpenten sterven doet,

10675 dus draagt elk de ander zijn dood.

Ziet het serpent zich in de nood

het hele lijf werpt het voor de slag

opdat het hoofd ontkomen mag

10680 is hem het hoofd gezond gebleven

het behoudt dan wel zijn leven.

Als het in het water wil zijn

spuwt het uit zijn venijn

als het er uit komt neemt het weer

10685 zijn venijn waar het legde het neer.

Verliest het zijn venijn ook mede

het doodt zichzelf op die plaats.

Lang leven mag het serpent

want als het zich verouderd weet

10690 vast het en wordt mager dan

dan rimpelt zijn vel dat het heeft aan

en kruipt door een nauw gat

waar het mag afstropen dat

en vernieuwt zijn jeugd

10695 hiertoe helpt hem de venkel deugd.

En als hem het gezicht weg gaat

vernieuwt hij de ogen met de wijnruit.

Goede geur is hem kwaad

waarmee je zo serpenten verslaat.

10700 Hier eindigt het algemene verhaal.

Nu hoort van elk verder alleen,

het eerst in a en dan in b,

naar de ordening van a, b en c.

Serpens is Latijn, onze, Engelse en Franse serpent, Duitse Schlange.

In oude tijden werden de verschillende soorten slecht onderscheiden, dezelfde naam stond vaak voor wijd verspreide geslachten. Zo is de asp, die in Grieks en Latijn aspis heet, soms een cobra, soms een vipier (waarvoor het woord adder lang gebruikt is geweest) zelfs de gehoornde Cerastes. Soms worden ze tot draken of een basilisk, anders tot palingen.

Theriacum is een Griekse naam voor ‘Van een wild beest’ In het Engels betekent het treacle, dat als naam door Frans van Grieks is verkregen, een tegen middel tegen venijnige creaturen. Nicander schreef een poem, Theriaca, waarin verschillende tegengiften beschreven werden. Mithridates Eupator, koning van Pontus, 138-63 v. Chr. beschermde zich hiermee tegen eventueel aan hem toegediende vergiften. Plinius geeft de ingrediënten van een ervan, later nog het proces van het brouwen van een speciale therica uit het vlees van vipers. Omdat de viper zijn eigen tegenstof maakt geeft hij verscheidene recepten onder andere, leg het hoofd van een viper op de plaats waar die een wond heeft aangebracht, het is een goede remedie

Aristoteles schrijft dat slangen geen teelballen hebben, maar hun zaad storten op dezelfde manier als vissen.

Hun tong is zwart, lang en gespleten.

Hun hart is niervormig en bevindt zich vlak achter de hals.

Bij grote slangen ligt de gal op de lever, bij kleine op de darmen.

Als een slang blind wordt gemaakt herstelt zijn gezichtsvermogen zich op den duur weer

Als hem zijn staart af wordt gehakt groeit deze weer aan (hagedis).

Slangen hebben dertig ribben.

Twee parende slangen kleven zo vast aan elkaar, dat ze n dier lijken met twee koppen.

Slangen eten vlees en gras.

Ze drinken weinig, maar ze houden van wijn, waarmee ze ook gevangen kunnen worden.

Ze urineren niet want slangen hebben geen blaas en hun uitwerpselen zijn kleiner dan men zou verwachten.

Plinius vertelt dat mensen die door een slang gebeten zijn door de aarde zelf gewroken worden. Slangen die een mens gedood hebben moeten spoedig daarna sterven omdat de aarde hun aanwezigheid niet langer duldt. Uitgezonderd de salamander kan elk serpent maar n mens doden. Het gif komt volgens Plinius uit de gal van de slang.

In de winter kruipen slangen onder de grond, in bomen en onder stenen, in de lente komen ze weer tevoorschijn.

Slangen vluchten als ze een mens naakt zien omdat dit hen herinnert aan de tijd voor de zondeval toen de slang de mens nog niet van zijn onsterfelijkheid had beroofd.

Deze bijtende adder en venijnig beest is wel in staat tot liefde en affectie en bemint zijn partner met vurige liefde. Zonder deze partner kan de adder niet goed leven. Als daarom de ene wordt gedood achtervolgt de ander diegene die de dood veroorzaakte met zo’n diepe wraak en haat dat men er in tranen van zou uitbarsten. Als hij de dader kent en wraak genomen heeft is op hem de weerwraak gekomen van andere mensen die hem willen doden. De adder passeert na zijn wraak al die moeilijkheden om hierna te vluchten via water of rivier.


Aspis es i serpent ydaen

10705ghelu blau ebic verstaen

dien tbijd metter doot ymene

mar met bendicheit niet clene

belesement so ende begaet

dat sijn venijn niet ne scaed

10710ende ment mach vanghen met ymake

dats om sonderlanghe sake

want men hem vten ouede doet

enen steen diere ende goet

mar nv es .i. nature in desen

10715want sere scalc est int verlesen

want alst den touerare uerstaet

diet met sulker arten vaet

so stecti teen oren inden start

ende steket dandre nederward

10720jeghen darde ende stopt sine oren

als diet niet mach orem

solinus bescreuen euet

dat elc met sinen genoten leuet

want als men slaet teen te doot

10725dander euets rouwe groot

dat na volget den mordenare

hine stonde nemmer in sulke scare

hi ne salne willen anevarden

dat ne latet om ghene vrese van swarden

10730men caent em benemen niet

hine si beward ende vliet

en sal hem willen nemen tleuen

van .i. aspise es bescreuen

dat in egipten wilen .i. man

10735vor sine tafle voeden began

sodat niemen dede onsochte

ten letsten dat ij ionghe brochte

ende .i. sijn ionc doede ghinder

j. van des goets mans kinder

10740als die moeder om tetene quam

ende soe die mesdaet vernam

scoret soere omme tkint ontwe

ende quam weder nemmerme

na maniere van euerzwine

10745raghen vte die tande sine

1. Aspis is een serpent van gedaante

10705 (a) geel en blauw heb ik verstaan.

Die hij bijt hij is dood algemeen

maar met een handigheidje niet klein

beleest men het zo en begaat

dat zijn venijn niet schaadt.

10710 (b) En men het mag vangen met gemak

dat is om een aparte zaak

want men hem uit het hoofd doet

is een steen duur en goed

maar nu is een natuur in deze

10715 dat het zeer schalks is in het belezen

want als het de tovenaar hoort

die het met zulke kunsten vangt

dan steekt het ‘t ene oor in de staart

en steekt de andere nederwaarts

10720 tegen de aarde en stopt zijn oren dicht, zodat het niet kan horen.

(e) Solinus beschreven heeft

dat elk met zijn echtgenoot leeft

want als men slaat de ene dood

10725 de ander heeft rouw zo groot

dat het achtervolgt de moordenaar

hij stond nimmer in zulke scharen

hij zal hem willen aangaan

dat het niet laat vanwege vrees van zwaarden,

10730 men kan het hem ook benemen niet, tenzij hij zich beschermt en vliedt

en zal hem willen nemen het leven.

Van een aspis is beschreven

dat in Egypte wijlen een man

10735 voor zijn tafel met voeden begon

zodat ze niemand deed iets verkeerd

tenslotte dat het twee jongen bracht

en een van zijn jongen doodde ginder

een van de goede mans kinderen

10740 toen de moeder om te eten kwam

en ze de misdaad vernam

scheurde ze daar het kind in stukken

en kwam nimmermeer.

Naar de manier van everzwijn

10745 steken uit de tanden van hem.

Vipera aspis, de aspisadder komt voor op droge biotopen. Het is een dagdier. Het kan een zestig tot vijf en zeventig cm groot worden. is nauw verwant met onze adder, maar gevaarlijker. Komt voor in zuid Europa en Noord West Afrika, waarschijnlijk niet in Egypte. Alle gifslangen werden vroeger gewoon aspis genoemd. De ‘aspis’ is in de literatuur gebruikt voor verschillende soorten slangen en kan niet altijd geïdentificeerd worden.

‘Ee aspis is een geelblauwe slang. Wie erdoor gebeten wordt is ten dode opgeschreven maar het is, hoewel dat grote bekwaamheid vergt, mogelijk om de aspis te bezweren en zijn gif onschadelijk te maken waarna hij zonder enige inspanning gevangen kan worden’

(b) ‘Er wordt jacht gemaakt op deze slang omwille van de zeldzame en kostbare steen in zijn kop, maar het beest is zo doortrapt dat het zijn ene oor dichtstopt met zijn staart en het andere stevig tegen de grond drukt zodra het de slangenbezweerder hoort naderen zodat het niets meer kan horen’

(c ) Als de adder aspis onder invloed staat van een tovenaar en uit haar hol komt door zijn charme of bezweringen, want ze wil er zelf niet uit, legt ze een oor op de grond en stopt de ander dicht met haar staart en zo hoort ze het betoverende geluid niet, ook komt ze er niet uit vanwege zijn charme en is onverschillig voor de bekoringen die hij fluistert’ Plinius spreekt al over het bezweren van slangen.

De aspis is een slang die slechts door bezweringen onschadelijk is te maken. Om aan dit gevaar te ontkomen steekt het dier het einde van zijn staart in zijn ene oor en in de ander aarde. Dit naar Psalm. 58:,4,5 ‘De goddelozen gedragen zich ‘als de dove aspis’ die zijn oren dichtstopt en niet luistert naar de stem der bezweerders’ (Slangen kunnen wel horen maar bezitten geen uitwendig gehoororgaan die ze dicht kunnen stoppen)

Er is nog een verwijzing van het bezweren in Jer. 8:17; Want zie, Ik zend onder u giftige slangen waartegen geen bezwering bestaat’. Pred.10:11: ‘indien een slang bijt voor de bezwering, dan baat de bezweerder niet’.

Een slangenbezweerder kan een aspis nemen en laten bewegen. Ook drukt hij haar plotseling zonder dat de toeschouwer er iets van merkt op een bepaald punt in de nek. Op hetzelfde moment strekt de slang zich in haar volle lengte uit en wordt zo stijf als een plank. Door die drukking in haar nekstreek is ze in een toestand van verstijving gebracht. Verklaarbaar wordt hierdoor het verhaal uit Exodus 4:7: En Aaron wierp zijn staf neder voor Farao’s aangezicht en voor het aangezicht zijner knechten en hij werd tot een slang. Farao riep nu ook de wijzen en tovenaars en zij deden ook zo met hun bezweringen. Ieder wierp zijn staf neder en zij werden tot slangen’.

Het was het zinnebeeld van waarheid. Tergt men de naja dan blaast zij zich op, rekt haar hals uit en richt zich fier in de hoogte en schiet ineens op haar vijand af. Omdat de oude Egyptenaren zagen dat ze zich opricht wanneer men haar naderde verbeeldden ze zich dat deze slang de velden beschutte waarin ze haar woning koos. Ze aanbaden haar als een zinnebeeld van de wereld beschermende godheid en beeldden haar af op de deuren van al hun tempels en op beide zijden van een wereldbol. Een nabootsing van haar gestalte was het versiersel dat de koning als teken van zijn hoge rang en oppermacht aan het voorhoofd droeg. Dit was de oude aspis van de Grieken en Romeinen die door de Egyptenaren ԯeraՠwerd genoemd, dat betekent rechtstandige. Van haar oud-Egyptische naam oera is de nieuwe vorm ҕraeusՍ afgeleid. Het is de Uraeusslang, de aspis, haje of Egyptische brilslang of cobra, Naja naja. Het is de slang die gebruikt werd bij bezweringen en afbeeldingen laten zien dat de held dit dier bij de nek pakt, wat de goede manier is om een giftige slang op te pakken, het is ook verstandig om bij zware gevallen het onderste gedeelte met de hand te ondersteunen. Ze houden de slang op die manier vast tot een soort stijfheid wordt bereikt. Cobra’s eten kleinere slangen en jonge cobra’s , het favoriete dier in dit geval, Exodus, en zwelgen zo de cobra’s op van de tovenaars wat een serieuze bedreiging was van hun religie.

Dit soort adder legde Cleopatra bij haar waardoor ze uit het leven stapte alsof ze sliep. De adder komt waarschijnlijk in Egypte niet voor. Maar in vroegere tijden werden alle gifslangen aspis genoemd. De beet van de adder is ook meestal niet dodelijk, wel vaak zeer pijnlijk. Cobragif is echter wel snelwerkend en verlamt de spieren en zenuwen.

Naja naja komt ook op hun hoofdtooien voor. Haar vergif is zeer fijn en scherp. Men liet ze op de borst van de ongelukkige bijten waarop ogenblikkelijk hun ogen doofden, hun krachten verdwenen en spoedig volgde een zachte slaap.

Cobra komt van de Portugezen die op Sri Lanka (Ceylon) hoorden dat die het dier met de Sanskrietnaam ‘kover kapel’ bestempelden wat koning der slangen betekent. De bedoelde naam klonk ongeveer als cobra de capello wat slang met hoed betekent in Portugees, bij ons werd het dus hoedslang of koperkapel.

(e) zie inleiding.

(f ) ‘Een huiselijke aspis had jongen. In haar afwezigheid doodde een van haar jongen een kind in het huis. Toen de ouder, zoals gewoonlijk terugkwam, werd het gedode kind aan haar voorgelegd en ze begreep het gebeurde. Toen doodde ze haar jong en verscheen niet meer in het huis’.


Ansibena als wijd oren

euet .i. ouet staende voren

ende i ander inden start

nv lopet are nv dareward

10750windendende na paldinx wise

bede ouede nutten spise

bede stridensi ende vechten

plinius oric berechten

dat hem erst na metwinter toghet

10755want et wel coude ydoghet

vorden cucuc comtet dats war

sine oghen sijn als vier claer

jc ne vanter nemme in .a.

nv ort van der .b. hier na

2. Ausibena, zoals wij het horen,

heeft een hoofd staande van voren

en een ander in de staart,

nu loopt het de ene dan de andere kant uit

10750 windende naar paling vormig.

Beide hoofden gebruiken spijs

beide strijden ze en vechten.

Plinius hoor ik berichten

dat hij ze eerst na midwinter zag

10755 want het wel koude gedoogt

voor de koekoek komt, dat is waar.

Zijn ogen zijn als vuur helder.

Ik vond er niet meer a,

nu hoort van de b hierna.

Sommigen hebben twee hoofden als de adder Amphisbaena, een op de gewone plaats en een op het eind van de staart. Die rent en draait met cirkels en bochten om elk hoofd achterna te gaan alsof een hoofd te kort zou zijn om gif te werpen. Wil het serpent snel verder gaan dan steekt het zijn ene kop in de bek van de ander en rolt als een hoepeltje verder. Of het ene hoofd slaapt terwijl de ander waakt. Het serpent is bezorgd om zijn eieren en als de ene helft de wacht houdt, slaapt de ander en zijn ogen schijnen als lantarens. Hij gebruikt allebei zijn koppen om te eten en kan met beide bijten’.

De naam betekent dan ook ‘gaat beide kanten op’ amfi, beide, bainein: gaan.

Lucanus schrijft dat de gevaarlijke amphisbaena met zijn twee koppen tegelijk omhoogkomt en dat zijn ogen lichten als vlammen. Het is het symbool van de duivel. In vele steden zie je de amphisbaena samen met draken en mensen etende leeuwen aan de kerkportalen terug.

Volgens Plinius is deze slang de eerste die zich na de winter weer vertoont omdat hij de kou goed kan verdragen, hij verschijnt nog vr de koekoek.

Er is niet zo’n serpent, moderne naturalisten gebruiken de term voor een wormhagedis die overal ongeveer even dik is aan beide einden en nauwelijks een staart heeft. De wormhagedis kreeg door Linnaeus de wetenschappelijke naam Amphisbaena. Dit dier heeft de kenmerken van een hagedis, maar ook is die slangachtig. Bij gevaar kunnen ze ook omhoogkomen, vooral de staart is dan in beweging. Die kan zelfs afgesnoerd worden waarbij de staart nog blijft na kronkelen. Het idee dat er dus twee zijn is mogelijk Het dier kan gemakkelijk voor- en achterwaarts buigen. Waarschijnlijk zagen ze de wormhagedis voor een slang aan en zijn venijnige vorm is wel inbeelding geweest.

Of het is een zeer zeldzaam dier geweest als de Indische zandboa, Eryx johnii. Naar het stompe aanzien van de staart is de naam tweekoppige slang ontstaan. Aan de ene kant moet je de kleine oogjes zoeken. De Hindoes schilderen wel een bek en ogen op de andere kant en zeggen dat het een slang is met twee koppen. Verder vertellen ze dat de ene kop de wacht houdt terwijl de ander slaapt om het zo tegen kwaad te beschermen.

10760Basilius int latin

mach in dietsch .i. coninc sijn

want ets coninc bouen allen venine

dese ertsce plaghe pliet te sine

alf voets lanc ghespeket wit

10765vp sijn ouet euet dit

spekelkine in der gebare

als oft .i. crone ware

als serpente sijn vor em bloed

want etse metten ademe doet

10770met vp siene doetet den man

wie dat andren eerst sien can

hi bliuet doet oe soet sij

dus scriuet jacob van vitri

ende plinius doet oec verstaen

10775niet allene magt verslaen

den mensce mar aldat leuet

ja tlant dart sine ioie in euet

at veninet al vt ende hut

ende doet verderuen bome ende cruud

10780ende aldat wast groot ende clene

et scort met sinen ademe stene

ende venijnt die lucht oec mede

vlieghet .i. uoghel dar ter stede

hine mach niet min verdinghen

10785dan dat hem sine vedren besinghen

sijn wispelen alle serpente onsien

dar sijd vernemen si vlien

allene de wesel verwinnet

want alsment in dat lant kinnet

10790jn wat ole dat si wonen

comen de liede metten gonen

met ruten al omme beanghen

ende doense in den oleganghen

dar bitise doot ter stede

10795ende dan moeti steruen mede

nochtan al eist dood

hem bliuet macht so grot

war dat men bestrijct .i. maisire

met puluere van sire maniere

10800niet gheuenijns comter inne

niet selues spinter in die spinne

jn grieken als wi oren spreken

es .i. monster der mede bestreken

men segt ens gheen huus mede

10805esser in .i. stic van sinen lede

die serpente vlien danen

noch doet men ons te verstane

dat men met sine pulure strijct

zeluer ent gout dan blijct

10810vlieghende vint men oec mede

die god niet laet vte are stede

verre varen om die sake

want si soudent al woeste maken

mar andre basiliske wane

10815vindmen die comen van den ane

diet weten wille lese hir voren

dar machi sine maniere oren

3. 10760 Basiliscus in het Latijn

mag in Diets een koning zijn

want het is koning boven alle venijn.

Dit aardse plag geheel te zijn

half voet lang en gespikkeld wit.

10765 (a) Op zijn hoofd heeft het dit

spikkels in de vorm

alsof het een kroon was.

(b) Alle serpenten zijn voor hem bang

wat het met de adem doodt.

10770 Met opzien doodt het een man

wie zo de andere het eerst zien kan

hij blijft dood, hoe zo dat het is.

Dus schrijft Jacob van Vitry

en Plinius laat ook verstaan

10775 niet alleen mag het verslaan

de mensen, maar al waar het leeft

ja, ‘T land daar ze in vreugde leven

dat vergiftigt al door en door

en laat sterven bomen en kruid

10780 en al dat groeit, groot en klein,

het scheurt met zijn adem stenen

en vergiftigt de lucht ook mede.

Vliegt een vogel daar ter plaatse

hij kan zich niet verdedigen

10785 omdat hem zijn veren verzengen.

Zijn sissen alle serpenten ontzien

en als zij het vernemen, ze vlieden.

(e) Alleen de wezel overwint het

want zoals ment in dat land kent

10790 in wat hol dat ze wonen

komen de lieden met de wezel

met ruit alom behangen

en doen ze het in de holgangen

daar bijten ze het dood ter plaatse

10795en dan moet hij zelf sterven mede.

(f) Nochtans al is het dood

hem blijft een macht zo groot

want wat men ervan strijkt op een muur

met poeder van dat dier

10800 geen gif komt er in

niet eens een splinter in de spin.

In Griekenland, zoals wij horen spreken,

is een heiligdom daarmee bestreken.

Men zegt ons, geen huis mede

10805 is er in een stuk in van zijn leden

de serpenten vliegen daar vandaan.

Noch laat men ons verstaan

dat men met zijn poeder bestrijkt

zilver, en dat het goud dan blijkt.

10810 Vliegende vindt men ze ook mede

die God niet laat gaan uit hun plaats

ver gaan vanwege die zaak

want ze zouden het al woest gaan maken.

Maar andere basilisken, ik waan,

10815 vindt men die komen van de haan

die het weten willen, leest hier voor

daar kan je zijn manieren horen.

De verbeelding van de ouden gaf geboorte aan een opmerkelijk reptiel dat zijn kwalijke geest over de geesten van de mensen uitoefende tot ver in de middeleeuwen. Dit was de gevreesde basilisk, de mythische koning van serpenten.

Mulder: De basilisk is een van de wonderdieren waarvan het bestaan lange tijd gewaarborgd werd door de bijbel. ‘Want ziet, ik zend slangen, basilisken onder u lieden, tegen dewelke geen bezwering is; die zullen u bijten, spreekt de HEERE’. (Statenvertaling, Jeremia 8:17; vgl. ook Jesaja 11:8, 30:6 en 59:5.)

Zijn blik is dodelijk voor mensen - de basilisk zou de mens doden als hij deze als eerste zag. Iets dergelijks werd van de wolf verteld, die zijn slachtoffer met stomheid slaat, maar alleen als hij dat als eerste ziet. Deze gang van zaken was aannemelijk binnen de destijds gangbare opvatting dat zien berust op het uitzenden van stralen, niet op het ontvangen ervan. (Zie ook lupus, de wolf.)

Een belangrijke klassieke bron van informatie over slangen was Lucanus Pharsalia. In het negende boek hiervan trekken Cato’s soldaten door de woestijn van Libië, die wemelt van de gifslangen die ontsproten zijn aan het bloed van Medusa. Een onfortuinlijke legionair doorsteekt een basilisk met zijn speer, en zie! Het gif van het serpent vliegt langs het wapen omhoog en bereikt zijn hand. De koene Romein trekt zijn zwaard en doet het enige waarmee hij zijn leven nog kan redden: hij hakt zijn hand af.

Misschien had de basilisk blik een basis in de realiteit: verschillende soorten cobra’s kunnen hun gif twee drie meter ver spugen, waarbij ze doorgaans op de ogen richten. De wezel uit de bestiaria kan oorspronkelijk de mongoes zijn geweest, een slangen verdelgend klein roofdier. Het dier dat nu basilisk wordt genoemd, is een onschuldige hagedis’

(a) De Grieken noemden dit beest basiliskos, een andere afleiding van hun woord voor koninklijk. Plinius begreep daaronder vanwege zekere opmerkingen dat het op een kroon lijkt die het reptielenhoofd sierde. Daarom wordt in sommige middeleeuwse tekeningen op het hoofd van het monster zorgvuldig een diadeem afgebeeld. Mogelijk is er ergens een overeenkomst gevonden met het basielkruid. De Romeinen, door een warboel in etymologie, werden door de Grie­ken geholpen die het kruid basilicum als antimiddel tegen de steek van schor­pioenen gebruikten. De oorsprong van de Griekse planten­naam, Ocimum basilicum L. (koninklijk) is ons basielkruid. Het kruid was bekend als het tegengif tegen de Basilisk.

(b) Zijn steek brengt een zekere dood, zijn gifhuid verzengt kruiden en struiken en laat zelfs stenen springen. Hij is de koning, basileus, van alle gifdieren waar alle gifslangen voor vluchten. Hij bezoedelt, vergiftigt de lucht met zijn geur en met zijn tanden, slaat alles wat leven heeft met zijn adem en zijn ogen vanuit de uithollingen waarin hij leeft. Hij heeft het boze oog, de mal’ochio, waarvan Vondel zong: ‘

‘Het wreede, onmenschlijck dier, dat eyselijck en straf

Den menschen blixemt met een oogenwenck in ‘’t graf’. Met zijn ogen laat hij geen hoender, geen vogel ongedeerd passeren en ofschoon hij nog ver van de hoender is, toch wordt die verbrand en verteerd door zijn adem. En hij slaat allen die in de buurt komen. Net als de schorpioen pakt hij dorstige dieren, als ze bij het water komen maakt hij hen zweverig en lam. Want het water dat hij aanraakt maakt hen zo en dit is venijnig en verdovend. Hij verdroogt en verbrandt de bladeren en kruiden niet alleen door ze aan te raken maar ook door de adem en de geur van verrotting en verderving. Met hoesten slaat hij of bijt of steekt. En hij gaat niet buigend maar zijn manier van gaan is omhoog en gaat oprecht. Hij gaat niet, als een gewone slang kronkelend voort over de grond, maar met opgericht bovenlichaam.

Het gif is zo sterk dat als een ruiter te paard de basilisk doorsteekt, vergiftigd wordt door de lans die het gif naar zijn lichaam trekt en zelfs doorgaat zodat ook het paard sterft. Dit naar Plinius. Een andere ridder die blijkbaar van dit geval wist kon met moeite het leven eraf brengen doordat hij snel genoeg zijn hand eraf kapte. De hand verschrompelde ogenblikkelijk. (c ) De basilisk verblindt. Zie 2 Henry VI, iii, 2,52-3:

‘Come besilisk, and kill the innocent gazer with thy sight,’ Kom basilisk; En dood de man, die u onschuldig aanstaart. Ү Je moet hem het eerst zien, maar dat is moeilijk want hij is in het duister verborgen. Daarom gebruikt men een spiegel zodat hij zichzelf ziet en zichzelf doodt.

(e) Maar hij wordt gedood door de wezel en men brengt de wezel naar de basilisk daar waar hij zich verborgen houdt. Je herkent die plaats doordat alle dingen daar verzengd zijn. Want de Vader en maker van alle dingen laat geen ding achter zonder remedie. En zo vliegt de basilisk weg als hij de wezel ziet en de wezel overweldigt en verslaat hem. Want de beet van de wezel is dodelijk voor de basilisk en toch is de beet van de basilisk dodelijk voor de wezel. Dat is zuur, maar de wezel eet eerst ruit, ofschoon dit bitter is, maar door de kracht van dit sap wordt hij stoutmoedig en overweldigt de basilisk. De wezel kan oorspronkelijk de mongoes zijn geweest, een slangen verdelgend klein roofdier.

(f) Ofschoon de basilisk venijnig is waartoe geen remedie bestaat zolang hij leeft, toch verliest hij al zijn kwaadaardigheden als hij tot as verbrand wordt. Naar men zegt wordt een huis waarin zich een deel van het dier bevindt door alle slangen gemeden. De as zou bovendien zilver dat ermee ingewreven is doen glanzen als goud.

Het woord basilisk, evenals de Latijnse naam regulus, wijst op de betekenis van dit dier als de koning onder de slangen. Dit vinden we in een Statenvertaling waar in Jesaja 14:29 staat dat ‘uit de slang een basilisk zal voortkomen,’ dat wil zeggen van kwaad tot erger. Dit terwijl de Leidse vertaling er het woord adder vermeldt. De oorspronkelijke Hebreeuwse tekst heeft het woord Ҵsefang’ (van een stam die sissen betekent). In de Engelse Bijbelvertaling komt de cockatrice voor in Jeremia 8:17 waar in de Leidse vertaling sprake is van gifslangen. Bedoeld zijn de vijanden van Isral die dodelijke wonden aan land en volk toebrengen. In de oorspronkelijke Hebreeuwse versie staat het woord Ҵsifoien’ te lezen dat afgeleid is van hetzelfde woord als bovenbedoelde Ҵsefang’.

De basilisk als vorm stamt mogelijk af van de gehoornde adder of cobra. Verschillende soorten cobra’s kunnen hun gif twee drie meter ver spuwen waarbij ze doorgaans op de ogen richten. Plinius de oude beschrijft het simpelweg als een slang met een gouden kroon. Tijdens de middeleeuwen werd het een slang met een hanenhoofd, soms zelfs met een menselijk hoofd. Zie Ibis en haan.

De basilisk van de Grieken en de tsepha of tsefang van de Hebreeërs is een naam die door de ouden aan een verschrikkelijk monster van hun eigen verbeelding gegeven. Op de eerste plaats werd het woord niet gebruikt bij de oude Grieken voor een serpent en Tsepha was alleen maar een van de verscheidene Hebreeuwse woorden die eventueel (in de 14de eeuw) tot cockatrice werden.

Op de tweede plaats was de basilisk geen verschrikkelijk monster, (tot de 13de eeuw) maar een verschrikkelijk serpent van een normale vorm, de toevoeging duivelachtig is absurd.

Het woord basilisk betekent koning en werd het eerste gebruikt voor een serpent in de Septuagint wiens vertalers het moeilijk hadden om al die verschillende namen voor reptielen te vertalen. De reden dat ze de naam gebruikt hebben is mogelijk geweest dat het serpent in kwestie onderscheiden werd door een witte vlek op de kop waarbij je denken kan aan een soort diadeem.

Ondertussen kwam een nieuwe legende op gang dat de basilisk uitgebroed werd door sommige venijnige reptielen uit een hanenei. Zo werd in het midden van de 13de eeuw de basilisk uitgebroed uit een hanenei en in dat geval het hoofd, lichaam en vleugels van een haan had met een staart van een serpent. In de 14de eeuw begon men de basilisk cockatrice te noemen. Dit bijvoorbeeld in de Engelse Wycliff’s Bible 1382 waar basiliscus en regulus veranderd werden in de Vulgate tot cockatrice.

De tegenwoordige basilisk, Basiliscus basiliscus is een leguaanachtig reptiel die in tropisch Amerika leeft. Die is onschuldig, maar heeft wel zo’n kam op de kop. Zie Ibis en haan bij vogels.

Boa dats .i. serpent

jn calabren est bekent

10820also als solinus segt

dat arde grot te wassene plegt

talresten es sijn doen

dat sughet buffele ende coen

ende wert van are melc so vet

10825dat wast vele tebet

ende wert so utermaten groot

dat niemen dar bestaen ter noet

so dat verwoest die lande

van creaturen menegerande

10830van .i. serpente ghewassen dus

scriuet ons Jeronimus

dat die goede sente ylarioen

enen oep outs dede up clemmen doen

bi gods macht sonder ander maniere

10835ende verbrandetse met viere

om dats em die liede baden

diere mede waren verladen

plinius scriuet al bloet

dat men dit vint also groot

10840ende heleghe gheesten scriuent mede

dat si verswelghen in someger stede

j. ert of .i. coe

met enen swelghene der toe

dus daen serpent wast alsic gome

10845dat wilen regulus van rome

jn afriken slouch te doot

dat was so utermaten groot

dat .c. uoete ende xx mede

lanc was scriuet die warede

10850men brochte te rome sijn vel

ende sine rebben also wel

te siene wonderlichede

ghelijc dat men winnen .i. stede

moest man dat dier bestaen

10855eer ment so mochte verslaen

4. Boa, dat is een serpent

(a) in Calabrië is het bekend,

10820 alzo als Solinus zegt,

dat aardig groot te groeien pleegt.

Het aller eerste is zijn doen

het zuigt buffels en koeien

en wordt van hun melk zo vet

10825 dat het groeit veel beter

en wordt zo uitermate groot

dat niemand daar kan leven inde nood

zodat het verwoest die landen

van creaturen in vele soorten.

10830 (b) Van een serpent gegroeid aldus,

schrijft ons Hiëronymus,

dat die goede Sint Hilarion

een op een hoop hout liet klimmen toen

bij Gods macht, zonder andere manieren,

10835 en verbrandde ze met vuur

omdat de lieden hem baden

die daarmee waren verladen.

Plinius schrijft al bloot

dat men dit vindt al zo groot

10840 en heilige kerkvaders schrijven het mede dat ze verzwelgen in sommige plaatsen

een hert of een koe

in een hap daar toe.

Dusdanig serpent was het, zoals ik gok,

10845 dat wijlen Regulus van Rome

in Afrika sloeg dood

die was zo uitermate groot

dat zes en dertig m

lang was, schrijft de waarheid.

10850 Men bracht te Rome zijn vel

en zijn ribben alzo wel

te zien voor wonderlijkheden.

Gelijk dat men overwint een plaats

moest men dat dier vangen

10855 eer men het mocht verslaan.

‘In Boa is er een groot serpent, zoals er in Italië ook zijn, die de kudde buffels volgt en zich op de uiers van die beesten zet die vol melk zijn, opzuigt en doodt. Ze worden daar zo vet en groot van, dat niemand deze monsterslangen durft aan te vallen en ze onbelemmerd dood en verderf kunnen zaaien’

Boa of bova, van Latijnse bos: rund, hetzij door zijn gewoonte om koeienmelk te drinken, hetzij doordat hij een os kon verzwelgen.

(b) Sint Hieronymus vertelt dat de goede Sint Hilarion louter en alleen door de kracht van God een boa dwong om een stapel hout te beklimmen en hem vervolgens verbrandde. De heilige deed dit op verzoek van de mensen die door die reuzeslang getiranniseerd werden.

Plinius en de kerkvaders schrijven over boa’s die een hert of een koe met n hap kunnen verzwelgen. Een dergelijke slang moet het zijn geweest die door Regulus gedood werd in Afrika. De huid en het skelet van dit dier dat bijna veertig meter lang was werden als bezienswaardigheid naar Rome gebracht. Deze slang was zo groot dat hij letterlijk belegerd moest worden alsof het een stad was.

Boa constrictor is de koningsslang of afgodslang die 6-10m lang kunnen worden. Ze komen voor in Brazilië.

Hier zal wel de python slangen bedoeld worden. Onder de bewoners van Indië zijn thans nog verhalen over deze slangen in omloop die aan de sprookjes van de ouden herinneren. De Z. Indische ‘draken’ lijken veel op hun Amerikaanse tegenhangers en maken jacht op kleine zoogdieren en vogels, soms zelfs zwijnherten. Dat gaf verhalen dat ze herten aten, hoewel dat kleine dieren zijn.

Mulder: Hilarion (circa 291-371) - heilige kluizenaar. Zijn leven werd beschreven door Hieronymus.

Regulus - M. Atilius Regulus, Romeins consul. De reuzenslang zou hij hebben ontmoet tijdens een veldtocht tegen de Carthageers in de Eerste Punische Oorlog.

Berus dats .i. serpent

expimentator die bekent

dat met wispelne die lampreiden

vten watre loct up der eide

10860ende et dan met are noot

dit es wonder alte groot

ende dicken est also gedaen

er die lampreide conde ontgaen

dat so ward ghevaen up tlant

10865om dese redene est becant

seghet dit war ende solijn

dat lampreide dragt venijn

nemme canicker in .b

nv ort vort serpente in .c

5. Berus, dat is een serpent,

Expimentator die bekent

dat het met sissen de lamprei

uit het water lokt op de heide

10860 en het dan met haar paart.

Dit is een wonder al te groot

en vaak is het alzo gedaan

voor de lamprei kon ontgaan

dat ze zo werd gevangen op het land.

10865 Om deze reden is het bekend

zegt dat dit waar is en Solinus

dat de lamprei draagt venijn.

Nimmer ken ik er in b,

nu hoort voorts serpenten in c.

Vipera berus, Zie 35, en Muraene helena, murene, bij vissen, 33.

10870Cornuti dat sijn serpente

segt solinus in oriente

om dat si orne draghen

dar si mede steken ende iaghen

nochtan draghensi venijn

10875dar liede of steruen oft dar moet sijn

triacle toe salmen ghenesen

van hem est dat wi lesen

dat got desen liet verbiten

jn egipten den ermiten

6. 10870 Cornuti, dat zijn serpenten,

zegt Solinus, in de Oriënt

omdat ze horens dragen

waar ze mee steken en jagen.

Nochtans dragen ze venijn

10875 waar lieden van sterven of daar moet teriakel zijn en zo zal men genezen.

Van hem is het dat wij lezen

dat God deze liet verbijten

in Egypte de heremieten.

Zie 8.

10880Camelion als ysidorus segt

es .i. serpent dat teleuene plegt

bider lucht al sonder eten

ghespekelt est al wijd weten

na die lacerte met voeten vire

10885scarp gheclawet ende quadertire

lanc ghestart crom ende smal

bul rigghede na den kemel al

nemmerme ne luket die oghen

sijn vel dat mach vele ghedoghen

10890sijn buuc en euet altoes niet in

traghe als die slecke me no min

bloets euet vtermaten clene

sonder in die herte allene

dies est bloet in sinen moet

10895want die coeneit leit int bloet

sine varwe caent verkeren

als ons die wise clerke leren

dat sulke varwe ontfaet

als die stede es dart up staet

10900et lert hem den rauen sliten

mar saelt hiet van hem ombiten

hi steruet om dat

of hi nebbe .i. lauwer blat

wintertijds wonet in derde

10905te lentine so gaet sire verde

jn asia als wi lesen

vintmen vele diere van desen

7, 10880 Cameleon, zoals Isidorus zegt,

(a) is een serpent dat te leven pleegt

van de lucht al zonder eten.

Gespikkeld is het, zoals wij weten,

naar de hagedis met voeten vier.

10885 Scherp geklauwd en kwaadachtig

lang gestaard, krom en smal

bolle rug naar de kameel al.

Nimmermeer sluit het de ogen

zijn vel dat kan veel gedogen

10890 Zijn buik heeft altijd niet in

traag als de slak min of meer.

(b) Bloed heeft het uitermate weinig

uitgezonderd in het hart alleen

dus is bang in zijn moed

10895 want de koenheid ligt in het bloed.

Zijn verf kan het draaien

zoals ons de wijze klerken leren

dat het zo’n verf ontvangt

als de plaats is waar het op staat.

10900 Het leert zich de raven ontgaan

maar zal hij iets van hen bijten

hij sterft omdat

of hij nipt aan een laurier blad.

Wintertijd woont het in de aarde

10905 in de lente zo gaat het zijn gang.

In Azië, zoals wij lezen,

vindt men vele dieren van deze.

Chamaeleo chamaeleo: chamae is klein, en leo, leeuw, het is de kleine leeuw. De zonderlinge gestalte en het ernstige voorkomen van de kameleon, die langzaam en op hoge poten komt aanstappen en plotseling met zijn vreemdsoortig werptuig een prooi overmeestert, zijn wel geschikt om de aandacht te trekken. Ze hebben waarschijnlijk aanleiding tot de naam gegeven. Kameleon, midden-Nederlands cameleon, Duitse Chamaleon, Engelse chameleon, Franse cameleon uit de 12de eeuw, dat uit Latijns c(h)amaeleon stamt en dit uit Grieks khamai-leon, dwergleeuw, dat is al een stuk dat op sage vorming duidt. De naamvormen wijzen op een Afrikaans gamalion.

(a) De kameleon bezit verder, zoals vele andere hagedissen, het vermogen zich zo sterk op te blazen dat hij wel tweemaal zo dik wordt. De kameleon heeft geweldige longen en luchtzakken en als die volledig geopend worden zijn ze vrijwel doorzichtig, een fenomeen dat het geloof bracht dat dit dier van lucht kon leven.

Dat is een idee wat we al zien bij Plinius en Ovidius: ‘Id quoque quod ventis animal nutritur & aura’’ dat dier ook dat door lucht en wind zijn voedsel heeft’.

(b) ‘Het is een angstig beest met weinig bloed, alleen bij het hart en de ogen en verandert daarom snel van kleur. Er is in zijn lichaam maar weinig vlees, hij heeft weinig bloed behalve in zijn hoofd en op het einde van zijn staart, ook in het hart en in de aderen die er vandaan komen. Hij heeft ook bloed rondom de ogen, al is dit weinig’.

Het is een zeer traag en goedmoedig diertje van ongeveer dertig cm lengte dat voornamelijk daardoor vermaard is geworden dat het zijn kleur plotseling kan veranderen. In rustige en kalme toestand is het donker olijfgroen met gele strepen en blauwe vlekken. Wordt het diertje opgewonden, dan wordt zijn kleur eerst geel en vervolgens bruin, bij plotselinge schrik zelfs zwart. Soms krijgen hierbij beide lichaamshelften verschillende kleuren. Vroeger nam men aan dat het dier elke kleur kon aannemen die het verkoos, dat het de kleur van de omgeving aannam om zich voor zijn vijanden te verbergen. Men wil iemand een kameleon noemen die verraderlijk is, op wiens woorden men niet te veel kan vertrouwen. Het Duitse Kameleonartig is voor een mens, die huilt met de wolven, met wie hij in het bos is, mensen wier houding verandert al naar gelang de omstandigheden.

Casestes als solinus segt

es .i. serpent dat te ebne plegt

10910achter orne als die weder

et dect em in den sande neder

sonder sine orne allene

so comen vogle groot ende clene

ende wanen der up rusten gaen

10915so werdensi verbeten saen

het crupt na lampreiden maniere

dese orne die sijn diere

men maecter of van messen echte

die comen ter taflen vor al gerechte

10920ende bringt men enech venijn nar

dan wert die echt swetende dar

8. Carastes, zoals Solinus zegt,

is een serpent dat te hebben pleegt

10910 achter horens als de ram.

Het bedekt zich in het zand neder

uitgezonderd zijn horens alleen

dan komen vogels, groot en klein,

en wanen daar er op te rusten gaan

10915 dan worden ze gebeten gelijk,

het kruipt naar de lamprei manier.

Deze horens die zijn duur

men maakt er van mesheften

die komen ter tafel voor alle gerechten

10920 en brengt men enig venijn daar

dan wordt die heft zwetende daar.

‘Het gehoornde serpent Cerastes verbergt zich in gravel en zand en laat zijn horens erboven uitsteken voor beesten en vogels die daardoor denken dat er voedsel ligt, die horens lijken op een ramshoorn en als ze komen en denken een ram te vinden dan komt er een venijnig serpent.

De cerastes kruipt op dezelfde manier als de lamprei. Zijn horens zijn van grote waarde, er worden mesheften van gemaakt die bij de maaltijd voor elk gerecht worden gehouden en beginnen te zweten als deze vergiftigd zijn’

Geen van de vergiftigde serpenten heeft, naast de Aspis, meer de aandacht van de ouden getrokken dan de Egyptische Cerastes cornutus (gehoornd) of gehoornde adder die soms een stekelig hoorntje boven het oog heeft. Die leeft in de woestijn en is steeds onder het zand verborgen waar wijd en zijd geen water te bespeuren is. Waarschijnlijk zien de vogels de horens voor wormen aan, pikken eraan en zijn dan snel verzwolgen.

Het beeld van de Cerastus komt in de heilige schrijftaal van de oude Egyptenaren veelvuldig voor omdat zijn oorspronkelijke naam Fi later gebruikt werd om de klank F voor ter stellen. Het is mogelijk de ‘Vurige slang' van Num. 21, het serpent van de woestijn, Joh. 3: 14.

Cerastus was de naam die de Grieken gaven aan een Afrikaanse slang die hoornachtige uitsteeksels had boven zijn ogen. Herodotus beschrijft het als onschadelijk voor de mensen. Aristoteles stelt dat het woord gehoornd’ in de beschrijving in de overdrachtelijke taal is gebruikt.

Mulder: De hoornadder (Cerastes cerastes), waarover Aristoteles reeds schreef dat de Egyptenaren deze slang slechts in overdrachtelijke zin ‘gehoornd’ noemden. Hoewel de hoornadder slechts twee hoornachtige uitsteeksels op zijn kop heeft, berust het getal van acht niet noodzakelijk louter op overdrijving. De veelhoornpofadder (Bitis cornuta, komt voor van Zuidwest-Afrika tot Kaap de Goede Hoop) heeft tot zeven horentjes boven de ogen. De hoornadder graaft zich in om zich tegen de middaghitte en de nachtelijke kou van de woestijn te beschermen.

Celidrus dats .i. serpent

ysidorus seit diet bekent

dat sijn venijn es so quaet

10925dattet lant dart ouer gaet

roken doet in der maniere

als oft ware van viere

jn watre leuet ende up tlant

hier comt van .d. altehant

9. Chelidrus, dat is een serpent,

Isidorus zegt het die het kent.

dat zijn venijn is zo kwaad

10925 dat het land waar het over gaat

roken doet in de manier

alsof het was van vuur,

in water leeft het en op het land,

hier komt van d gelijk.

De chelidrus is een slang waarover Isidorus van Sevilla schrijft dat zijn gif zo sterk is dat het land waar hij overheen kruipt rookt alsof het in brand staat. Hij leeft zowel in het water als op het land. Dus een amfibie of een schildpad.

Chelone zijn zeeschildpadden C. mydas is de soepschildpad die zelfs soms in de M. Zee voorkomt. Het gif komt wel omdat ze met padden vergeleken worden.

Chelydro serpentina, alligatorschildpad is een monster door haar gestalte en aard die een krokodil is met het pantser van een schildpad, de bijtschildpad en de snapping turtle van de Engelsen. Die komt in N. Amerika tot zuidelijk voor.

10930Dispas sprect jacob van vitri

ende solinus de mester vri

es so clene .i. serpent

dat ment cume met siene bekent

alsmere vp tert men caent ghesien

10935nochtan werti yuenijnt mettien

folius die seit al bloet

dient bid hi blijft van durste doet

Experimentator die scriuet

van hem die hir of doet bliuet

10940dat men niet ne can ghescouwen

jn sijn anschijn teikin van rouwen

10. 10930 Dipsas spreekt Jacob van Vitry

en Solinus de meester vrij,

is zo’n klein serpent

dat men het nauwelijks met zien herkent

als men er op treedt, kan men het niet zien

10935 nochtans werkt zijn venijn meteen.

Solinus die zegt al bloot

die hij bijt, hij blijft van dorst dood.

Experimentator die schrijft

van hen die hiervan dood blijven

10940 dat men niet kan aanschouwen

in hun aanschijn een teken van rouw. (pijn)

‘Het serpent Dipsas is zo klein dat die nauwelijks te zien is als je erop staat, het venijn pakt je voordat je het voelt, hij die sterft door dat venijn voelt geen pijn. Zijn beet veroorzaakt dood doordat het een onoverkomelijk dorst produceert omdat het de vochten van het lichaam opdroogt’ Dipsas, de naam komt van het Griekse woord voor dorst.

Nicander gaf een beschrijving. Hij gaf ook een interessante mythe. Prometheus stal het vuur van de hemel. Zeus bood als dank voor informatie een drug aan die behoeden zou tegen ouderdom. De ezel die de drug vervoerde werd overmand door dorst omdat hij in de hitte van de zomer liep. Toen hij bij een bron kwam weigerde de slangenbewaarder hem de dronk. Een handel werd gemaakt en het dier dronk zich vol terwijl de slang van de verjongende drug dronk. Plinius vermeldde hem verschillende keren. Lucanus droeg vijf en twintig regels van zijn poëem op aan een gedetailleerde beschrijving van de dood van een jonge soldaat die gebeten was door dit reptiel.

Dipsas dendrophia is de oelar-boerong, een nachtboomslang of takslang van de Maleiers. Die kan wel 2m lang worden waarbij eenvierde van de staart komt. Bijtlustig als al haar verwanten, maakt ze zich bij nadering van een vijand onmiddellijk tot de aanval gereed, kronkelt zich tot een schijf ineen, beweegt trillend de staart heen en weer en brengt de kop zo ver mogelijk naar achteren, zwaait die naar links en rechts onder aanhoudend in en uitsteken van de tong, ontrolt plotseling het voorste deel van de romp en doet in scheve richting een stoot naar voren. Op Java vreest niemand haar omdat men weet dat de beet niet gevaarlijk is, daarentegen wordt een van haar verwanten voor uiterst giftig gehouden.

Draco seit jacob ende agustijn

dat onder alle diere die sijn

es dalremeste des ylouet

10945ende .i. cam vp sijn houet

na sine grote es clene die mont

venijn nuttet talre stont

wien dat met sinen starte bint

hies doot ne twifelets v eentwint

10950ja dolifant ne caens ontgaen

ja can hine binden starte beuaenjn

steenrotsen in duiren

es sijn wesen na sire manieren

want sine nature es dore heet

10955ja int lant dar menne weet

es groote hitte vander sonnen

want wine selden gheweten connen

den rechten drake dat merket wel

dan omtrent den tur babel

10960dat woeste babilonien heet

dar sijn si so groot alsment weet

meere danne xxx cubitus

hare roepen wi lesen dus

veruaert de lieden die dat horen

10965ende sijn vpsien doetse verdoren

so dat sulc heuet de ureese so groot

dat hi der af bliuet doot

alsi hout sijn wilmen weten

leuen si langhe sonder heten

10970agustijn seit sonder lieghen

dat si in die lucht some ulieghen

want hare uloglen sijn .i. vel

alsemen an uledermuse siet wel

ende dar hi henen maket sine ulucht

10975dar ontsuuert hi die lucht

jn sijn houet draghet hi ouer een

draguncia den dieren steen

mar hi nes altoes niewer toe goet

hetne si dat menne hem leuende hut doet

10980sine tonghe ende sine galle

jn wine ghesoden met alle

ende dar mede bestreken dan

sine lede eist wijf ofte man

dien die duuele in cubi

10985quellen dien maketet vri

aldus mach hi gheuanghen wesen

terst so moetmenne belesen

dat hi niet si van felre voere

dan slaetmen voer hem den tamboere

10990dan waent hi horen den donreslach

want negheen dier steruen mach

van donre no van blexemen mede

dus veruarmenne dar ter stede

so bindet hem dar up dan .i. man

10995ende doet hem henen draghen dan

dar hi wille in vremden lande

ende dar af comet hem dicken scande

want gheraken si ter wider ze

ende hi danne ne mach uliegen nemme

11000so eist met hem gherekent saen

oec so can mense anders wel vaen

men nemet .i. calf ende doet hem wale

sine darme wl altemale

ende doet hem niebarnets calx al wl

11005dan comet die groote beeste dul

al dart staet ondersettet met staken

ende slindet binnen sine caken

alset in sinen buke dan leghet

verhit dat calc also alst pleghet

11010ende dan werdet drinkende de drake

dat calc uerhittet bi sulker sake

so dat hi binnen so ontsteket

dat hem derte binnen breket

11. Draco, zegt Jacobus en Augustinus,

dat onder alle dieren die er zijn

is de aller grootste, wat men gelooft,

10945 en een kam op zijn hoofd.

Naar zijn grootte heeft het een kleine mond.

Venijn nuttigt het altijd.

Wie het met zijn staart bindt

die is dood, geen enkele twijfel bestaat daarover.

10950 (a) Ja, de olifant kan het niet ontgaan

ja, kan het hem binden met de staart bijeen.

In steenrotsen en in spelonken

is zijn wezen naar zijn manier

want zijn natuur is zeer heet.

10955 Ja, in het land daar men weet

is grote hitte van de zon

wat wij zelden weten kunnen.

De echte draak, dat merkt men wel,

is dan omtrent de toren van Babel

10960 dat woest Babylonië heet.

Daar zijn ze zo groot, zoals men weet,

meer dan vijftien meter.

Hun geluid, wij lezen het dus,

beangstigt de lieden die dat horen

10965 en zijn opzien laat ze verdorren

zodat sommige hebben de vrees zo groot

dat hij daarvan blijft dood.

Als ze oud zijn, wil men weten,

leven ze lang zonder eten.

10970 (d) Augustinus zegt zonder liegen

dat ze soms in de lucht vliegen

want haar vleugels zijn een vel

zoals men aan vleermuizen ziet wel

en daar het heen maakt zijn vlucht

10975 daar vergiftigt het de lucht.

(e) In zijn hoofd draagt het een

dracontia, de dure steen,

maar het is altijd nergens toe goed

tenzij men het er levend uit doet.

10980 Zijn tong en zijn gal

in wijn gekookt geheel

en daarmee bestreken dan

de leden, is het wijf of man

die van de duivel incubi

10985 is bezeten die maakt het vrij.

Aldus mag het gevangen worden.

Ten eerste moet men hem belezen

dat het niet fel is van voren.

Dan slaat men voor hem de tamboer

10990 dan waant hij te horen de donderslag

want geen dier sterven mag

van donder of van bliksem mede.

Dus vangt men ze daar ter plaatse

en bindt op het daar een man

10995 en laat hem heen dragen dan

waar hij wil naar vreemde landen

en daarvan komt hem vaak schande

want raken ze bij de wijde zee

kan hij niet meer vliegen nimmer

11000 dan is er met hem afgerekend gelijk. Ook kan men ze wel anders vangen.

Men neemt een kalf en doet hem wel

zijn darmen uit allemaal

en doet hem ongebrandde kalk in.

11005 Dan komt dat grote beest dol

al daar het staat ondersteund met staken

en verslindt het binnen zijn kaken

als het in zijn buik dan ligt

verhit de kalk alzo als het plag

11010 en dan zal drinken de draak

dat kalk verhit bij zulke zaken

zodat hij van binnen zo ontsteekt

dat hem het hart van binnen breekt.

De naam komt van Latijn draco en dit van Grieks drakon wat eigenlijk de scherpziende betekent, vergelijk het woord derkomai: kijken, van de Indogermaanse basis derk: zien. Drakon wil dus zeggen de ziende, maar niet in de manier van zien, maar met de ogen gebiologeerd zoals een slang een muis door zijn ogen kan laten stilstaan.

Draak, Engelse dragon, Duits Drache, oud-Hoogduits Trahho, midden-Hoogduits Dracco, Angelsaksisch draca. Draco of serpens is het sterrenbeeld van de draak. Volgens sommigen is het de draak die de appelen van de Hesperiden bewaakte, volgens anderen de Python of de door Cadmus gedode draak. Het fabeldier dat een vogel en een slang is dat de Germanen als kohortenteken bekend is geworden. Het gaf al in de begintijd stof tot de sprookjesfantasie en vormde de inheemse voorstelling van de lintworm om. Het is een aloude vorm vanaf de prehistorische dagen toen men zichzelf moest beschermen tegen monsters die nu uitgestorven zijn, de draken uit de oertijd. Er zijn maar weinig beesten van de folklore en mythologie die meer tot de verbeelding spreken dan draken. Ook zijn ze bekend als worm, wurm of wyrm en firedrake.

Deze mercurieachtige creaturen komen vrijwel in elke klassieke mythologie voor en zijn de aanleiding geworden tot een geheel genre van fantastische literatuur. Om alle draken op te sporen vereist een doorworstelen van mythologie, religie en literatuur van vrijwel alle belangrijke volksstammen. Het verschijnt in de religie van de Egyptenaren, Assyri en Semitische volkeren, in de mythen van China, India, Griekenland en Romeinen, in de tradities van de Scandinaviërs en Teutonische volkeren.

Sommigen beschouwen het als een goede kracht die beschermt of voorspelt, meestal echter als de drager van kwaad. Zie de Apocalyps, hoofdstuk 12, waar een beschrijving is van een hemelse oorlog tussen Michael en zijn engelen aan de ene kant met de draak, de oude duivel, en zijn engelen aan de andere kant. Walt Disney ’s Sleeping Beauty vertoont een gevecht tussen Prins Phillip en de kwade Maleficent, net als de slang een climax is in de Germaanse mythe de ‘Nibelungen’ waar Siegfried slaags raakt met de reus Fafnir die zich in een wyrm heeft veranderd om zo afschrikwekkender te zijn.

Volgens Confucius 550-478 v. Chr., is de draak het symbool van het aardse, stoffelijke en wereldlijke leven en van de strijd van de elementen, het onweer. Hij was de aankondiger van een catastrofe, maant tot waakzaamheid en herinnert aan de eeuwigheid.

In westerse culturen zie je draken met vleermuisachtige vleugels die kunnen vliegen. Oosterse draken zijn meestal vleugelloos en vliegen meer door magie. Meestal zijn ze bedekt door schalen en soms door een leerachtige huid. Over het algemeen wordt aangenomen dat draken magische lichamen zijn. Er is meestal geen teken van een vuurspuwende draak. Waarschijnlijk is dat pas onder christelijke invloed gekomen waar de draak de belichaming is van de duivel die door de aartsengel overwonnen wordt en neerstort in de brandende hel, zie Job 41. Daar komt het element vuur vandaan. Een monster dat je vreest wordt groter, schrikwekkender en angstiger. Er zouden slangen van vijftien meter lengte gezien zijn. Van een mens die zich bedreigd acht door verschrikkelijke monsters en te zwak is om die te weerstaan kan het ons niet bevreemden dat hij aan bedoelde wezens een veel aanzienlijker grootte toedicht dan ze werkelijk waren en zelfs met ledematen, die niet bestaan. Ten gevolge van deze gedaanteverwisseling kon bijvoorbeeld ook de paradijsslang als een gevleugelde draak worden afgebeeld zoals op de omstreeks in het jaar 1015 vervaardigde bronzen deur van de dom te Hildesheim staan.

De Grieken maakten weinig onderscheid tussen draken en grote, enge slangen. Aristoteles gebruikt het woord draak en slang door elkaar: ‘De arend en de draak zijn vijanden omdat de arend zich met slangen voedt’ Het Griekse drakon, het woord dat overgebracht werd op het mythische monster, betekent gewoonlijk, niet altijd, een groot serpent als de python. Plinius dragon was zonder twijfel een van deze Indiase pythons.’ Opmerkingen als ‘de draken maken hun ogen schoon met venkel’, daar worden gewone slangen mee bedoeld.

De middeleeuwen maakten er fabeldieren van. In die tijd was de herinnering aan de reuzenslang en andere draken vrijwel verloren gegaan en ontwikkelde de oosterse sprookjes zich geleidelijk aan tot gestalten waarvan het oorspronkelijke type vrijwel verloren is gegaan. In Duitsland zijn een groot aantal grotten die men beschouwde als holen van draken, met name de beroemde Drachenfels waar Siegfried zijn draak, lintwurm, zou hebben gedood. Die legenden zijn voornamelijk gebaseerd op het grote aantal schedels van holenberen in die grotten. Ook naar fossiele botten van uitgestorven dieren werd er aan draken gedacht.

(a) Zie ook olifant.

(b) De Grieken en Romeinen kenden de Afrikaanse en Indiase pythons. Er zijn zelfs verhalen dat de python met de staart hangend uit een boom wachtte tot een olifant langs kwam, op zijn kop sprong en de ogen uitkrabde met de staart, de rest slaat de olifant tot die buiten adem is. Dan wurgen ze hem met het voorste deel van het lichaam terwijl het achterste deel de olifant blijft slaan. Ook paarden, runderen worden door deze monsters aangevallen, gedood en verzwolgen.

Plinius meldt dat ze in Ethiopië en Azachei gevonden worden, Strabo bij de Hesperiden, Leo Africanus in de holen van Atlas, Solinus in de brandende bergen van Ethiopië tegen het zuiden, Philostratus omtrent de rivier de Ganges, anderen in Nubië, Bellonius dat ze van Arabië naar Egypte vliegen. Nicander dat ze in Thessalië bij de berg Pelion voorkomen.

H. Hildegard meldt: “De draak heeft een droge en vreemdsoortige warmte, een zekere vurige zelfstandigheid in zich. Zijn adem is vaak zo vurig alsof er vonken uit steen geslagen wordt. Het haat de mensen en heeft wat van een duivelachtig wezen. Als hij zijn adem uitstoot is zijn bloed dik en droog, als hij inademt wordt het vloeibaar. De draak is de grootste onder de slangen. In morenland en India worden ze geboren. Ze wonen meestal in holen in de hitte van de Oriënt. Zelden wordt het dier gevonden dan in die hete landen. Daarom zoekt hij verkoeling in de rotsen bij de toren van Babel en in het oude Babylonië. Waar hij woont vergiftigt hij de lucht’

(d) ‘'De draak is een zeer dorstig beest, zo erg dat hij nauwelijks genoeg water kan krijgen om zijn grote dorst te stillen en opent daarom zijn mond tegen de wind in om de hitte op die manier wat te verminderen. Dat is dan ook de reden dat als hij schepen ziet met het zeil volop in de wind, hij erheen vliegt om te genieten van de koude wind van het zeil en gooit daarom het schip wel eens om door de grootheid van zijn lichaam en door zijn sterke wrijven tegen het zeil. Als de scheepslui de draak zien komen dan weten ze ook dat het water tegen hem zal opkomen, dan strijken ze het zeil en ontsnappen op die manier. Ook vanwege de macht van het kwaad, zijn tong staat altijd omhoog en soms zet hij de lucht in brand door de hitte van zijn venijn zodat het lijkt alsof hij vuur blaast uit zijn mond. Soms blaast hij uit opgezwollen blaren, daarbij is de lucht bezwadderd en geïnfecteerd en van daaruit komen kwaadaardige pesten’

(e) 'Ut de hersens van de draak wordt de steen dracontias gebroed. Die steen kan alleen van een levend dier genomen worden, als de draak eerst sterft verdwijnt de hardheid van de steen door zijn adem. Draken worden in slaap gebracht met medische kruiden en zo wordt de steen verkregen, de oosterse koningen zijn er bijzonder trots op om die steen te gebruiken. Het drakenhoofd maakt een huis voorspoedig en gelukkig. Hun oogappels zijn kostbare stenen en helder als vuur. De drakensteen is een middel tegen vergif en verjaagt giftige dieren. De drakensteen is helder van kleur en vuurrood’

(f) ‘Een manier is om hem te bezweren zodat hij zijn kwaadaardigheid kwijtraakt. Dan sla je op een trommel zodat de draak denkt dat het dondert. Omdat geen dier kwetsbaarder is voor donder en bliksem dan de draak, is dit de manier om hem bang te maken. Vervolgens bindt iemand zich vast op de draak en laat zich wegvoeren naar verre landen, overal waar hij heen wil. Vaak loopt dat slecht af want als de draak boven de uitgestrekte zee niet verder kan vliegen, is het snel gedaan met zijn berijder’.

Draco volans is de vliegende draak, een O. Indische boom-agamen. Ze hebben geen vleugels maar bezitten valschermen. Dit dier wordt een 20cm groot.

Draconcopes es .i. serpent

11015alse adelinus wel bekent

starc ende groot ende sonder waen

jnt anschijn alse de maget gedaen

[ende nederward ghelijc den draken

wi wanen des in waren saken

11020dat serpent was aldus ghedaen]

dar de duuel hadde mede bestaen

onser erster moeder hieuen

alse wi lesen noch in brieuen

want beda seghet sonder waen

11025dat serpent was ghedaen

int anschijn ghelijc der maghet

ende hadde de urouwe also belaghet

dat soe niet dan tanschijn ne sach

wand dander lijf bedect lach

11030met loueren ende risen mede

die viant sprac ter stede

vten serpente ende louch

so dat hise bedroech

noch ebwi alle der of we

11035d. gaet vte ende compt .e

12. Dracontopes, is een serpent,

11015 zoals Adelinus wel kent.

Sterk en groot en zonder waan

in het aanschijn naar de maagd gedaan

en beneden gelijk de draken.

Wij wanen dus in ware zaken

11020 dat serpent was al dusdanig

waar de duivel had mede bestaan

onze eerste moeder Eva,

zoals wij lezen nog in brieven.

Want Beda zegt zonder waan

11025 dat het serpent was gedaan

in het aanschijn gelijk de maagd

en had de vrouw alzo belaagd

dat ze niet anders dan het aanschijn zag

omdat het andere lijf bedekt lag

11030 met bladeren en twijgen mede

de vijand sprak ter plaatse

uit het serpent en loog

zodat hij haar bedroog

nog hebben wij alle daar van pijn.

11035 d gaat uit en komt de e.

De primitieve mens zag in de natuur onophoudelijk twee machten botsten, licht en duister, dag en nacht, zomer en winter, leven en dood. In die strijd representeert de draak altijd de donkere zijde, de dood zijde van het leven en zo vaak het leven het wint van de dood en het licht van de duisternis, bij het ontstaan van de wereld of in het voorjaar of elke morgen, zag de mens daarin een geweldige strijd. De zonnemaagd werd van de draak bevrijd door een ridder. Hier is het de paradijsslang die Eva, de maagd, verleidt.

Ieder ras en elk volk legde daarin zijn mythologie in eigen kleuren neer.

In Egypte is Apophis de draak, die door Re wordt verslagen. In Babel is het Tiamat die door Mardoek wordt verslagen, zie Esther 3: 7, ook wat over de inleiding in dat boek over de vermoedelijke oorsprong van het Joodse Purimfeest gezegd wordt, de god van licht en de zon durft Tiamat, de draak, weerstaan. Op zijn door vier vurige paarden getrokken wagen rijdt hij de vijand tegemoet en stoot hem de werpspies in het hart. De Joden brachten dit verhaal over op Jahwe, zie bijvoorbeeld Job 9: 9, en 26: 12. Later, in het boek der Openbaring vinden we de oude Mardoek in de nieuwe gestalte van Michael terug, terwijl het door de kruisvaarders meegebrachte verhaal van St. Joris duidelijk nog sporen vertoont van de oude Babylonische mythe.

In India wordt Vrta (door zijn bijnaam Ahi als slangvormig aangeduid) door Indra gedood, in Perzi wordt Azhi-Dahaha door Fredoen geboeid. In Griekenland werd de Python (ook Dracaina) door Apollo onschadelijk gemaakt. Perseus bevrijdde Andromeda van een verschrikkelijk monster. Beowulf snijdt de vuur- en vlam spuwende draak met zijn zwaard doormidden. Sigurd doodt de draak Fafnir.

De jonkvrouw is de plantenwereld die met de ondergang bedreigd wordt. De held, de drakendoder, is niets anders dan de aankomende zomer of zon. In al deze gevallen is de drakendoder een leven brengende godheid. De lentebrenger doodt de winterdraak en redt de benauwde maagd, dat is de door de nijdige ijskoning bedreigde aarde, uit zijn klauwen. In de vruchtbaarheidsmythen is de draak doorgaans het ontluikende leven tegenhoudende macht. Ook in de bijbel komt de draak voor, Nehemia 2: 13. In Openbaringen vindt men veel over die draak, 12: 3-17 en vergelijk. 13: 2, 4, 11, 16: 13, 20: 2. Alles concentreert zich om hoofdstuk 12 waar een zevenkoppige reuzendraak een kind bij zijn geboorte tracht te verslinden. Hij achtervolgt moeder en kind tot in de hemel waar de schare van Michael tegen hem strijdt en hem overwint. Het slot is dat hij machteloos blijkt tegenover dit nieuwe leven en nu woedt tegen de rest van het gelovig vrouwenzaad. In hoofdstuk 20 is het een engel die hem overwint en naar de afgrond terugstuurt, blijkbaar is dit hier de leven brengende godheid, de Messias.

De apocalyptische draak met zeven koppen is volgens 12de en 13deeeuwse symbolisten het symbool van de hoofdzonden. Een aanmatigende mannenkop is de hoogmoed, een slangenkop de nijd, een kameel de toorn, een slak de vadsigheid, een hyena de gierigheid en een vrouwenkop met een nimbus van edelstenen de wellust. Of de zeven keizers van Rome die de eerste christenen zo bedreigden Jes. 27: 11: Te dien dage zal de Heer met zijn hard en groot en sterk zwaard bezoeken de leviathan, de lang wemelende slang, ja, de leviathan, de kromme kronkelende slang, en hij zal de draak, die in zee is, doden.’. In Johannes komt de draak nog duidelijker uit: ҅n de grote draak is geworpen, namelijk de oude slang, welke genaamd wordt duivel en satan, die de gehele wereld verleid. En ik zag uit de mond der draak en uit de mond van het beest en uit de mond van de valse profeet drie onreine geesten gaan, de vorsen gelijk, want het zijn geesten der duivelen’ Alleen het geloof kon de draak verslaan. Zo begon een eindeloze reeks heiligen met het doden van evenveel draken.

Omoris seit solijn

es .i. serpent ende sijn venijn

euet sulke cracht wien soet slaet

dat hem al sijn bloet ontgaet

11040so dats em niet in ne bliuet

dan es die mensce snieme ontliuet

want dars gheen upstaen nemmerme

van e. vandicker nemme

13. Emorois, zegt Solinus,

is een serpent, en zijn venijn

heeft zulke kracht en wie het zo slaat

dat hem al zijn bloed ontgaat

11040 zodat het niet in hem blijft

dan is de mens geheel ontlijfd

want daar van is geen opstaan nimmermeer.

Van e vond ik er nimmer.

Haemorrhois, die bloedig zweet veroorzaakt. Het gif van de haemorrhois is zo zwaar, schrijft Solinus, dat degene die er het slachtoffer van wordt een snelle dood sterft door bloedverlies. Grieks haima: bloed.

Haemorrhois, slang met een hemotoxisch gif, dat bloedvaten, bloed en hartspieren aantast.

Ipnale es .i. serpent

11045solinus seit diet wel kent

dat es van aspers gheslachte

dit serpent doet steruen sachte

wien soet bijd mach niet ontgaen

hi moet vallen in slape saen

11050no met roepene no met treken

machmenne nemmerme ghewecken

dat hi ontwake der na

dusdaen adde cleopetra

tien tiden dat agustus verwan

11055anthonise haren man

die hem doden met venine

want hi uerwonnen was ende de sine

so leidene in .i. graue diere

ende nam serpente van deser maniere

11060ende settese aren bursten an

ende ghinc ligghen bi aren man

ende nam al slapende are leuen

dus euet de romsce ystorus bescreuen

14. Ipnale, is een serpent,

11045 Solinus zegt het die het goed kent,

dat het is van aspis geslacht.

Dit serpent laat sterven zacht

wie het zo het bijt kan het niet ontgaan

hij moet vallen in slaap gelijk

11050 niet met roepen en niet met trekken

mag men hem nimmermeer wekken

dat hij ontwaakt daarna.

Dusdanige had Cleopatra

ten tijde dat Augustus overwon.

11055 Anthonius haar man

die zich doodde met venijn

want hij was overwonnen en de zijne

zo lag ze in een graf duur

en nam het serpent van deze soort

11060 en zette het aan haar borsten

en ging liggen bij haar man

en nam al slapende haar leven

aldus heeft de Romeinse historie beschreven.

Hypnalis, (Ipalis) Grieks hypnos: slaap, wiens beet een diepe slaap veroorzaakt die vanzelf wegglijdt in de dood.

Zie aspis.

acolum seit solijn

11065dat es .i. clene serpentkin

ende vliecht oft .i. quareel quame

ende dar of euet die name

dese luscen in bomen

ende merken ende gomen

11070wien si veninen moghen

ende comen onuersien gheuloghen

15, Jaculum, zegt Solinus,

11065 dat is een klein serpentje

en vliegt alsof een pijl kwam

en daarvan heeft het de naam.

Deze huizen in bomen

en merken op en loeren

11070 wie ze vergiftigen mogen

en komen ongezien aangevlogen.

‘Sommigen zijn snel en bewegen zo gemakkelijk dat het lijkt of ze vliegen zoals het serpent dat Jaculus heet Hij ligt in bomen op de loer om te kijken wie hij met zijn giftige beet kan verschalken en schiet dan vanuit zijn schuilplaats plotseling op zijn slachtoffers af. Als hij een beest tegenkomt bespringt hij die en doodt het’ .

In het Latijn betekent jaculum een speer. Jaculus hudsonias zijn Amerikaanse springmuizen. Door hun lichaamsbouw lijken ze op hun verwanten in de oude wereld, door vorm en beharing lijkt ze ook op gewone muizen. In de zomer zijn ze zeer vlug en springen buitengewoon behendig en snel op de achterpoten rond. In het bos zou ze niet te vangen zijn. Ze springen met gemak over struiken heen die de mens niet zo gemakkelijk overschrijden kan.

Andere springmuizen komen in Azië en Z. Europa voor als Dipus aegyptinus, ze worden bij de ouden al tweevoetige muizen genoemd.

Scirtetes jaculus is de paardepoot springmuis, de alakdaga van de Mongolen. Die is zo groot als een eekhoorn, 18cm met een 26cm lange staart. Komt ook in Z.O Europa voor maar meer in de steppen van de Don en Krim. Als hij rustig graast loopt hij op alle vier poten, sneller gaan ze alleen met de achterpoten en maken nog grotere sprongen dan de woestijn springmuis en is in staat zo snel te vluchten dat een paard hem niet inhaalt. Is schuw en vreesachtig van aard. Om de gouden munt uit Cyrene te verklaren waarop aan de ene kant het beroemde kruid Silphium staat met een zandspringer eronder en aan de andere kant een ruiter schafte Haym zich een alakdaga aan en noteerde zijn voedingsgewoonte. Het bleek dat hij aan hennepzaad de voorkeur gaf.

Idrus seit isidorus

es in die riuiere nilus

het euet heuet scarpe dorne vele

11075ende gaet in cocodrillus kele

dar hi legt ende slaept

ende metter kele wide gaept

maer eerst euet hem besleghen

met modren dat es sijn pleghen

11080om dat sochte wesen sal

die grote viant slindet al

ende alst in sinen darme legt

toghet den ard diet in eft

ende steect em die darme dure

11085dan steruet dander tier vre

ende dander crupet vte beneden

den lieden suellen al hare lede

diet ontreinet met sinen venine

cume esser ieghen medicine

11090sine leure es goet alswijt weten

jeghen alle serpente beten

16. Idrus, zegt Isidorus,

is in de rivier de Nijl

het heeft scherpe dorens en veel

11075 en gaat in de krokodil zijn keel

waar ligt hij en slaapt

en met de keel wijd gaapt.

Maar eerst heeft het zich beslagen

met modder, dat is zijn gewoonte

11080 omdat het zacht wezen zal

die grote vijand verslindt alles

en als het in zijn darmen ligt

getuigt het de aard die het in zich heeft

en steekt hem die darmen door

11085 dan sterft het andere dier ter ure

en de ander kruipt dan uit beneden.

Van de lieden zwellen al hun leden

die het verontreinigt met zijn venijn

nauwelijks is er tegen medicijn.

11090 Zijn lever is goed, zoals wij het weten

tegen alle serpentenbeten.

De Hydrus werd door de Grieken gezien als een soort waterslang zoals de naam al aangeeft. Het is iets anders dan de Hydra.

Mulder: In de middeleeuwen werd de hel vaak uitgebeeld als een monster met opengesperde (krokodillen)kaken waarin de verdoemde zielen verdwijnen. (Vergelijk Job 41:5.) De hydrus werd vereenzelvigd met Jezus, die in de hel afdaalde om de deugdzame zielen te verlossen die daar Zijn komst afwachtten. In andere versies van het verhaal bedekt de hydrus zich met modder om zich te pantseren, zoals ook Christus zich voor Zijn afdaling in de hel moest pantseren met een stoffelijk omhulsel. (Zie ook krokodil.)

Ichneumon, zie 78 van dieren, eet muizen, slangen, slakken, hagedissen, kameleons, kikvorsen, vogelen, hoenderen en zo wordt verteld zou hij heet zijn op de lever van de krokodil. Om aan deze versnapering te geraken zou hij, terwijl de krokodil met open mond in de zon slaapt en het vogeltje Trochilus hem de mond en tanden schoon maakt, in zijn bek komen en aldaar zijn levendige partijen doorknagen en zijn lever eten. Uit deze hoofde is er grote vijandschap tussen de krokodil en de ichneumon. Er wordt geregeld naar verwezen in oude literatuur, minder frequent in de middeleeuwen en nog zeldener daarna.

Het dier zou een dodelijke vijand van de aspis zijn en de vernietiger van zijn eieren. Hij is bestand tegen zijn gif en wentelt zich tussen de bladeren van zekere plant waardoor het gif vervloeit in zijn lichaam. Hij is ook de vernietiger van de krokodil. (niet van zijn eieren) Als de ichneumon in gevecht is met de krokodil dan wentelt hij zijn lichaam in de natte kleigrond en laat dit drogen en hard worden wat hij zo vaak doet dat dit op den duur zo hard en taai wordt als een compacte schaal, een korst die hem dient in plaats van een borstharnas. Dit verhaal wordt gegeven door Oppianus die toevoegt dat de ichneumon pijlen gooit door de open mond van de krokodil en daardoor zijn vitale delen beschadigt en verschijnt als de krokodil dood is. Strabo en Plinius vertellen het verhaal zonder de modder te vermelden, de laatste combineert dit met de die van de Trochilus, de vogel die in zijn bek naar voedsel zoekt. Hij zegt dat de ichneumon zijn kans grijpt als de Trochilus in de mond van de gapende krokodil bezig is. Mogelijk was dit de Nijlvaraan.

Het gebruik van het modderborstharnas werd het eerst vermeld door Aristoteles als een voorbehoedmiddel in het gevecht met de aspis, dit werd herhaald door een lange reeks schrijvers. Niets bewijst meer de onwetendheid van dieren bij middeleeuwse schrijvers dan de verschillende variaties en de verhalen over de vijand van de krokodil. Dat de ichneumon zich met slijk bewapend omdat hij van zichzelf onmachtig is om de krijg op te pakken terwijl hij zijn tedere bek met de staart beveiligd en dekt houdt men voor een symbool van nederigheid.


Idros wandert inden broec

seit ons kiramidarium boec

ende es .i. serpent als men segt

11095dat hem bouen watre te rechtene plegt ende .i. steen draghet dit binnen

dar ment om vaet wildit kinnen

jof met worden men so verduet

dat dien steen vte spuet

11100ende metter name mede van gode

dattene spuet al doetet node

broeder aelbrecht sprect ouer een

dat hi selue proeuede den steen

alsi segt an .i. wijf

11105die wl waters adde tlijf

hi gurdetse an haren lachame

dar soe adde die mesquame

ende .iij. vingre alle daghe

slancte die lachame sonder saghe

11110ontier ende twater es ghedalt

ende hare lachame gnouch ysmaelt

jeghen rueme ende tranende oghen

sine macht can hi wel toghen

ende dits te ghelouene wel

11115.j. gaet vte ende hir comt .l.

17. Idros, wandelt in het broekland

zegt ons Kiramidarium boek.

En is een serpent, als men zegt,

11095 dat zich boven water op te rechten pleegt. En een steen draagt het van binnen

waar men het om vangt, wil men kennen

of met woorden men het zo duwt

dat het die steen uit spuwt

11100 en met de naam mede van God

dat het uitspuwt, al doet het met node.

Broeder Albrecht spreekt over een

dat hij zelf probeerde de steen,

als hij zegt, bij een wijf

11105 die vol water had het lijf

hij gordde het aan haar lichaam

waar ze had die miskraam

en drie vingers alle dagen

slonk het lichaam zonder zorgen

11110 tot het water is gedaald

en haar lichaam genoeg versmalt.

Tegen reuma en tranende ogen

kan hij zijn macht wel getuigen

en dit is te geloven wel.

11115 J gaat uit en hier komt l.

Sommige serpenten hebben vele hoofden, want sommigen zijn dubbel, sommigen drie- en soms zelfs vierhoofdig. De Hydra is een serpent met vele hoofden, er wordt gezegd dat als er een hoofd afgesneden wordt er opnieuw weer drie aan groeien, maar dit is een fabel.

Hercules vocht tegen een slang met negen hoofden. Het was zijn tweede werk. Het monster was de schrik van de streek ten zuiden van Argos waar het in de moerassen bij Lerna huisde. Hij sloeg de eerste kop eraf waarbij ogenblikkelijk twee nieuwe koppen ontstonden, daar waar er vroeger maar een was. Ook met de overige koppen was dit zo, de negende kop was zelfs onsterfelijk. Maar doordat de wonden na het afslaan steeds dichtgeschroeid werden konden er geen nieuwe koppen bij komen. De negende kop werd onder rotsblokken bedolven. Ten slotte doopt Hercules zijn pijlen in het slangenbloed die daardoor zeer giftig worden.

De hydra komt voor in moerassen lezen wij in het boek Koiranides en men zegt dat hij zich recht uit het water opricht. Om in het bezit te komen van de steen die zich in zijn lichaam bevindt wordt hij gevild of laat men hem rook inademen zodat hij, zeer tegen zijn zin, de steen uitspuugt. Met hetzelfde doel worden spreuken en de naam van God gebruikt in belezingen.

Albertus Magnus schrijft dat hij in eigen persoon de kracht van deze steen heeft beproefd bij een waterzuchtige vrouw, hij bond hem op de aangetaste maag en zag haar lichaam iedere dag drie vingers slinken, totdat het zijn normale omvang weer had aangenomen. Dezelfde steen is ook een probaat middel tegen catarre en tranende ogen.

Volgens sommigen is dit een allegorisch verhaal en zou de hydra een rivier zijn geweest die zo verstopt was dat zich een delta van acht rivieren had gevormd. Hercules zou een van die rivieren gedempt hebben waarbij de rivier zich een nieuwe weg vormde. Alleen door het inperken en schoonmaken van de middelste, de onsterfelijke hoofdrivier kon het land weer vruchtbaar worden.

Plinius noemt het een waterslang en identificeert het met de enhydris (de otter) een misstap die veel onbegrip onder latere schrijvers gaf. De enhydris als zeeslang komt doordat de otter met drie delen boven water zwemt, de kop, de gekromde rug en de staarteinde, wordt ze gevolgd door de jongen die precies achter haar aan zwemmen lijkt dit op een golvende slangbeweging.

Hydrus bicolor, is de tweekleurige zeeslang of plaatjesslang, een algemene slang die voorkomt in de Indische oceaan, zie 35 .

Lacerta es .i. clene serpent

dat men in vele lande kent

iiij voete euet als wijd weten

ende sine tonghe in tueen ghespleten

11120sijn venijn es niet so swar

als van den andren weet vorwaer

clene joncsine si draghen

some bouke ons ghewaghen

dat se die moeder alle verslaet

11125tote enen dat hare ontgaet

dat wreect up vader ende moeder

bede suster ende broeder

jn india oric ghewaghen

vint men die xxiiii voete draghen

11130van ghedane scone ende claer

nv hort van n hir nar

18. Lacerta is een klein serpent

dat men in vele landen kent.

Vier voeten heeft het, zoals wij het weten,

en zijn tong is in tweeën gespleten.

11120 Zijn venijn is niet zo zwaar

als van de anderen, weet voorwaar

kleine jongen ze dragen.

Als sommige boeken ons gewagen

dat de moeder ze alle verslaat

11125 totdat een, die haar ontgaat

die wreekt zich op vader en moeder

beide zusters en broeders.

In India, hoor ik gewagen

vindt men die vier en twintig voeten dragen

11130 van gedaante schoon en klaar.

Nu hoort van n hier na.

Lacerta Hagedis, hagedisse waarnaast aechdisch en midden-Nederlands haghetisse ontstaat onder invloed van haag, verder eghedisse, oud-Saksisch Githassa, oud-Hoogduits Egidehsa (nu Eidechse) oud-Engels aoexe tot ask. Engelse lizard van oud-Frans lesard en dit van Latijn lacertus. Het Griekse saura betekent een hagedis.

Lacerta agilis, (slangachtig) gewone hagedis of zandhagedis. Merkwaardig is het afbreken van de staart als je het diertje daaraan vast grijpt. Niet zelden ontkomt het hierdoor nog op ‘t laatste ogenblik aan de vijand.

Lacerta vivipara, (levend barend) zal wel op het dragen van de moeder slaan.

Nadrix dat es .i. serpent

dat lucaen ende ysidorus

met sinen venine maket onreine

11135pitte beken ende fonteine

dart in luschet ende legt

derre seden nadrix plegt

19. Natrix, dat is een serpent

dat Lucanus en Isidorus kent.

Met zijn urine maakt het onrein

11135 putten, beken en fonteinen

waar het luistert en ligt

dergelijke zeden de natrix pleegt.

‘De Natrix is ook een adder die met venijn steekt als je te dicht bij komt. Sommige serpenten en adders liggen te wachten tot je slaapt en vinden ze je mond open, of van andere beesten, dan kruipen ze erin’

Natrix natrix, (Tropidonotus natrix, Coluber natrix, L.) de ring- of waterslang, Duitse Ringelnatter of Wassernatter, Engelse ringed snake, heet naar zijn zichtbare ringen op het lijf. Deze slang valt soms wel aan maar dan met gesloten bek. Hij sist wel en blaast zijn lichaam op, maar als afweer gebruikt hij een onaangename geur, vooral van zijn drek.

De slang is niet giftig en kan tegen een meter lang worden, dat wel voor de vrouwtjes die groter worden dan de mannetjes. De algemene soort die aanleiding heeft gegeven tot sagen en sprookjes. Twee witte of gele maanvlekken achter de slapen zijn de ‘kroon’. Bijt zeer zelden en kan door kinderen gehouden worden.

Nadra dats .i. serpent

dat men in dutschen bekent

11140men vintse bede clene ende groot

sijn venijn dat es die doot

men ebre triacle jeghen

j. scone uel si te ebne pleghen

hare blasen es sulc van moghentede

1145men neme .i. roede uersch ysneden

ende doet den nadre der up blasen dan

wl bladren salsoe werden dan

neemt oec .i. swart scone ende clar

ende latsen der up blasen dar

11150dat swert onuarwet algadre

dits de cracht van der nadren

wert .i. man inden voet ghebeten

tvenijn loept vpward alswijd weten

alomtrent des menschen lede

11155ende comtet ter herten mede

so ualt die mensce neder doet

dat doet sine hitte groot

die hier of gebeten ward

men anghem thouet nederwart

11160so moet tvenin inden voet bliuen

want sine nature wille cliuen

ende men sal die bete vte sniden

dan ghenesti in curten tiden

die seker gaen wille ende wesen

11165n steden darmen ontsiet van desen

wriue sine blote lede

met alsenen ende ruten mede

dan sal hem dese worm vlien

nv suldi vort in .p. besien

20. Nadera, dat is een serpent

die men in Duitsland kent,

11140 men vindt ze beide, klein en groot.

Zijn venijn dat is de dood

men gebruikt er teriakel tegen.

Ze plegen een mooi vel te hebben.

Hun blazen is van zulke kracht,

1145 men neemt een roede, vers gesneden,

en laat de adder er op blazen dan

zonder bladeren zal ze worden dan

neem ook een zwarte, schoon en helder

en laat het op blazen daar

11150 het zwarte ontkleurd al gelijk

dit is de kracht van de adder.

Wordt een man in de voet gebeten

het venijn loopt opwaarts, zoals wij het weten, al omtrent de mensen leden

11155 en komt het naar het hart mede

dan valt die mens neer dood,

dat doet zijn hitte groot.

Die hiervan gebeten wordt

men hangt hem met het hoofd nederwaarts

11160 dan moet het venijn in de voet blijven

want zijn natuur wil blijven

en men zal de beet er uit snijden

dan geneest hij in korte tijden

die zeker gaan wil en wezen.

11165 In plaatsen waar men zich ontziet van deze wrijf zijn blote leden

met alsem en wijnruit mede

dan zal voor hem deze worm vlieden.

Nu zal je voorts in p bezien.

Zie 35.

11170Pister sprect jacob van vitri

ende solinus die mester vri

es .i. serpent dat tallen stonde

gapende gaet metten monde

vter kele gaet hem roec

11175wien so dit wondert oec

[hi swellet in der ghebare

als ofte hi wl waters ware

ende moet also bliuen doot

hi nebbe triakele ter noot]

21. 11170 Pister, spreekt Jacob van Vitry

en Solinus die meester vrij,

is een serpent dat te alle stonde

gapende gaat met de mond

uit de keel gaat hem rook.

11175 Wie zo dit verwondert ook

hij zwelt in de vorm

alsof hij vol water was

en moet alzo blijven dood

als hij geen teriakel heeft in zijn nood.

?

‘Er is een soort van ongevaarlijke serpent die Parae heet die een vijand is van vipers en ze doodt’ De schorpioen gaat achteruit, zie 29.

11180Paceas alse ons doen verstaen

isidorus ende lucaen

es .i. serpent dat sine vart

altoes heuet achter wart

dat es die nature sijn

11185vreselic seere es sijn venijn

vander .p. vindic nemmee

nu hort vort ene in .r. ende nemmee

22. 11180 Pareas, als ons doen verstaan

Isidorus en Lucanus,

is een serpent dat zijn vaart

altijd heeft achterwaarts

dat is die natuur van hem.

11185 Vreselijk zeer is zijn venijn.

Van de p vindt ik nimmer een,

nu hoort voorts een in r en nimmer meer.

‘Er is een soort van ongevaarlijke serpent die Parae heet die een vijand is van vipers en ze doodt’ De schorpioen gaat achteruit, zie 29.

Rucela dats een serpent

datmen uint in orient.

11190aristotiles te wetene doet

dat nuttelic seere ende goet

want hi doet ons dat uerstaen

dat apoticarise vaen

ende oudent in hare apoteken

11195met dinghen die sire toe connen reken

ende maker specie af meneghertiere

nuttelic ende van menegher maniere

nemme sone vindic des

nu hort namen uort in .s.

23. Rucela, dat is een serpent

dat men vindt in de Oriënt.

11190 Aristoteles weten laat

dat het zeer nuttig is en goed

want hij laat ons dat verstaan

dat apothekers vangen

en houden het in hun apotheken

11195 met kruiden die ze er toe kunnen rekenen en maken er specerij van in menige vorm die nuttig is op vele manier.

Niet meer zo vond ik van dit,

nu hoort van namen voorts in s.

Theriak, teriakel.

11200Salamandra es ene maniere

van serpenten in die riuiere

leuet entar inne gaet

entat uier oec mede uerslaet

plinius iacob ende adelijn

11205aristotiles ende solijn

segghen ende doen uerstaen

dat nader lacerten es ghedaen

ysidorus spreket sine maniere

gaet voer alle gheuenijnde diere

11210plinius seit men siese niet

sonder alst seere reinens pliet

sijn spu es utermaten quaet

eist datter .i. mensche in gaet

hem ontuallet al sijn aer

11215vp bome clemmet ende daer

venijnsi de vrucht ende diere af bijt

bliuet doot in curter tijt

[vallet int water hi bliuet doot

diere af nut clene oft groot]

11220men vindet ene maniere

van salamandren die leuen in viere

ende hebben wlle ende haer

darmen af seit houer waer

datmerre gurdele ende cleeder af maket

11225dien nemmermeer gheen brant ghenaket men leset van den paues alexander

dat hi adde van ene salamader

een cleet ende alst leelic was

warpment int vier ende als ict las

11230so quamet hute scone ende claer

broeder albrecht spreket uoer waer

dat hire af .i. gurdel sach

ende het uoer hem int uier lach

alset gloiede dedement hut

11235onghescadet ar ende hut

solinus segheter toe

salamandre neuet hie no soe

alle draghen si alst wijt kennen

ende legghen eiere ghelijc hennen

24. 11200 Salamandra is een soort

van serpent die in het vuur

leeft en daar in gaat

en het vuur er ook mede verslaat.

Plinius, Jacobus en Adelinus

11205 Aristoteles en Solinus

zeggen en doen verstaan,

dat het naar de hagedis is gedaan.

Isidorus spreekt op zijn manier

gaat voor alle giftige dieren.

11210 (a) Plinius zegt, men ziet ze niet

behalve als het zeer regent.

(b) Zijn speeksel is uitermate kwaad

is het dat er een mens in gaat

hem ontvalt al zijn haar.

11215 Op bomen klimt het en daar

vergiftigt het de vruchten en die er van bijt

blijft dood in korte tijd

valt hij in het water hij blijft dood

die er van eet, klein of groot.

11220 (d)Men vindt een soort

van salamander die leven in vuur

en hebben wol en haar

waarvan men zegt voor waar

dat men er gordels en kleden van maakt

11225 die nimmermeer in brand raken.

Men leest van de Paus Alexander

dat hij had van een salamander

een kleed en als het lelijk was

wierp men het in het vuur, en zoals ik het las,

11230 dan kwam het er schoon uit en zuiver.

Broeder Albertus spreekt voor waar

dat hij hiervan een gordel zag

en het voor hem in het vuur lag

als het gloeide deed men het uit

11235 onbeschadigd haar en huid.

Solinus zegt er toe,

onze salamander nee heeft geen hij of zij.

Alle dragen, zoals wij het kennen,

en leggen eieren gelijk hennen.

Salamandra salamandra Vuursalamander, midden-Nederlands salamander, Duitse Salamander of Salamandrina, Engelse salamander. Dit van Latijnse salamandra, dat van Grieks salamandra en dit heeft mogelijk een Perzische oorsprong, samander of samandel.

Door de oranjegeel en zwartgevlekte huid heeft hij een zodanig zonderling voorkomen dat vele sprookjes van hem in omloop zijn.

(a)  'De vuursalamander is als de hagedis in vorm. Hij wordt bij heftige regenbuien gezien en is afwezig met mooi weer’.

(b) Wordt de salamander boos dan neemt hij wel een dreigende houding aan met wijdgeopende muil, maar bijten kan hij niet. Daarentegen scheidt hij uit de klieren in de nek een witschuimend vocht uit dat op hagedissen en dergelijke kleine diertjes een vergiftigde uitwerking heeft en dat ook slangen, ooievaars en andere grote dieren afschrikt. De mens deert dit vocht slechts als het met tere huid in aanraking komt, bijvoorbeeld bij de ogen of lippen. ‘Ee salamander is giftig en heeft een gifangel als een wesp’ Al vroeg stond de salamander voor dodelijk, ‘Als een salamander u bijt, bestel dan maar een doodkist en lijkwade’

(c ) Op een plaats verhaalt Plinius dat de salamander zeer giftig is en als die op de buik kruipt worden alle vruchten, poma, vergiftigd, als het in een bron valt wordt het water vergiftigd. (e)’Hij leeft in vuur en is bedekt is met een soort wol of haar waar onbrandbare gordels en kledingstukken van worden gemaakt’ De vuursalamander is sinds de oudheid het onderwerp van vele fabels, men hield hem voor een uiterst giftig dier die het vuur bluste. Hij bestrijdt het vuur zoals ijs dat doet, het is de dochter van het vuur. Aristoteles zegt: ‘Dit schepsel, zo het verhaal gaat, wandelt niet alleen door het vuur maar maakt het daardoor ook uit’ Nicander vermeldt dat het ongedeerd door het vuur gaat. Antigonus zegt ook dat het vuur uit kan maken. Dioscorides schrijft dat de vuursalamander niet verbrand kan worden. Plinius vertelt ook over de fabel van onbrandbaarheid omdat dit beest zo koud is dat het vuur als ijs uitgaat. Ook dat het de meest venijnige creatuur ter wereld is. Aelianus verzekert dat deze dieren jacht maken op het vuur van de smidse, dat de werkers daar eerst geen notitie van nemen maar als het vuur uit gaat nemen ze wraak op hen en het vuur brandt weer. Aan de andere kant ontkent Galenus de legende en zegt dat de salamander verbrand wordt in heet vuur.

De Physiologus sloot de symbolen van de salamander die van het uitdoven van het vuur in. Waarschijnlijk werd in die tijd andere ideeën over het dier ontwikkeld. De eerste toevoeging was dat het in vuur leefde. Een volgende aanpassing aan de legende verschijnt in de literatuur waar verzekerd wordt dat de salamander gevoed wordt door vuur. Vier schepselen hebben hun leven elk van een van de pure elementen, de chamaeleon van lucht, de mol van aarde, de vis haring van water en de salamander van vuur. Als de salamander lang genoeg in het vuur geweest is en zich gevoed heeft komt hij er verkwikt uit.

Dan het onbrandbare wol. Van paus Alexander III wordt verteld dat hij een mantel bezat van salamanderwol, die men als hij vuil was in het vuur gooide, waar hij vervolgens weer schoon en helder van kleur uitkwam. Dat wol gebruikte de Romeinen vooral tot het weven van kostbare lijkwaden waarin de doden werden gehuld voor ze op de brandstapel werden gelegd, opdat de overblijfselen onvermengd met de as van het hout bewaard zou blijven.

Op zijn reis komt Marco Polo in Yintsjintalas of Sai-jin-tala. Hij verhaalt hier het volgende van: ԁan de grens van deze provincie, richting noord, ligt een gebergte met rijke staaladers en ondaniek. En je mag weten dat zich in dit gebergte een ader bevindt waaruit men de salamander of vuurgeest haalt. Aanvaard het voor waar dat de salamander geen dier is, zoals men het in onze landen gelooft, maar dat hij een erts is. Ziehier het waarom. Niemand ontkent dat van nature geen enkel beest noch dier in het vuur kan leven omdat elk dier uit de vier elementen bestaat. Welnu, ik, Marco Polo, had een Turks gezel die Soerfikar heette, een wijs man. En gezegde Turk vertelde mij hoe hij in deze streek had gewoond om voor de Groot Chan drie jaar lang salamanders te ontginnen, dat wil zeggen asbest. Hij vertelt me dat in dit gebergte wordt gegraven tot men een ader vindt waaruit men draden snijdt als van wol en ze laat drogen. En als de salamander droog is stampt men hem in grote ijzeren mortieren, dan wordt hij gewassen en van aarde gezuiverd, en er blijven draden over als ware ze van wol. En men spint ze om er lakens mee te maken. En als ze klaar zijn zien ze niet helemaal wit. Maar als men ze in het vuur legt en ze er dan uithaalt zijn ze blank als sneeuw. En telkens als ze vuil zijn legt men ze voor het vuur en ze herkrijgen hun witte kleur. Aldus de waarheid over de salamander en niet anders. En zij waren uit de streek zelf die het me vertelden; wie het anders zegt verkoopt onzin en fabels. En weet dat zich te Rome een stuk linnen bevindt uit salamander, gezonden door de Groot Chan naar de paus, een uiterst mooi geschenk om het heilig zweetdoek van Jezus Christus in te bergen’. Het asbest kan ooit naar het dier genoemd zijn of andersom. Toen de Grieken het asbest vonden dachten ze dat het haar of wol van een soort salamander was omdat het vuurvast was.

De naam asbestos, al bij de Ouden in gebruik, zinspeelt op het feit dat een lamp voorzien van een pit van asbest zoals de gouden lamp van Pallas te Athene, mits behoorlijk bijgevuld, nooit ophield te branden, dus onuitblusbaar was. Grieks asbestos betekent onblusbaar, het onverbrandbare.

Mulder: Paus Alexander III - 1159-1181.

Augustinus wijst in De stad van God op de salamander om ongelovigen ervan te overtuigen dat lichamen in de hel branden zonder te verteren: wie zou daaraan durven twijfelen als hij bedenkt dat ook een onaanzienlijk, sterfelijk wezen als de salamander in het vuur in leven blijft, en zelfs zonder pijn te lijden, wat nog ongeloofwaardiger is dan de hellestraf? De salamander van de bestiaristen leeft nog voort als kachelmerk en in de naam van de vuursalamander, een glanzend zwarte, geelg evlekte amfibie, die een brandend, maar vrij onschuldig gif af kan scheiden.

11240Stello scriuet isidorus

es bedi geheeten dus

ghelijc oft gesterret ware

ende het is van sulken vare

waer dat scorpioen dat siet

11245ets ueruart ende uliet

sijn venijn es van fellen doene

ne ware dat ulesch van den scorpione

ghewreuen entar vp ghebonden

gheneset dat in curter stonde

11250stellio uerdronken in wine

ende dar mede ghedweghen anschine

doet leelike spotten hute gaen

alse ons meesters doen verstaen

25, 11240 Stellio, schrijft Isidorus,

is daarom genoemd dus

gelijk of het een ster was.

En het is van zulke vaart

waar dat de schorpioen het ziet

11245 het is bang en vliedt.

Zijn venijn is van felle doen

Tenzij dat het vlees van de schorpioen

gewreven en daarop gebonden

geneest dat in korte tijd.

11250 Stellio verdronken in wijn

en daar mee gewassen het aanschijn

doet lelijke vlekken weg gaan

zoals ons de meesters doen verstaan.

Tarantula mauritanica, de muurgekko die in Italië tarantula, in Spanje carapata, door de oude Grieken Ascalobotes en door de Romeinen Stellio genoemd werd.

Komt in het M. Zeegebied voor. Ze bewonen rotswanden en bomen, gruishopen en muren, ook graag menselijke woningen. Ze verraden hun plaats door geluiden, wat merkwaardig is omdat ze dit als vrijwel de enigste van de hagedissen doen. Het geluid is als zjekko. Er zou een kleverige stof onder hun hechtschijven zitten omdat ze overal tegenop lopen die giftig zou zijn, maar er is geen kleverige stof, het is gewoon luchtledig en geen giftigheid. Bij enige aanraking verliest het ook zijn staart.

Scoura draghet oec venijn

11255jacob seghet ende solijn

alst out es dan wertet blent

ende alst sine faute kent

soeket enen wech dar .i. gat staet

dat ten westen henen gaet

11260dar staet uoren ende siet

ende alse de sonne risens pliet

dan uernuwet hier hiet lanc

sijn sien ander sonnen vp ganc

mensche al bestu worden blent

11265keere dine herte in orient

dar die vraie sunne riset

al bestu blent du werdes ghewiset

du salt van hem ontfaen dijn lecht

die niet ne doet dan al recht

26. Scaura, draagt ook venijn,

11255 Jacobus zegt het en Solinus.

Als het oud is dan wordt het blind

en als het zijn fout kent

zoekt het een weg waar een gat staat

dat ten oosten heen gaat

11260 daar staat het voor en ziet

en als de zon rijzen gaat

dan vernieuwt het eer gauw

zijn zien de aan de zonsopgang.

Mensen al bent u geworden blind,

11265 keer uw hart naar de Oriënt

waar de fraaie zon oprijst,

al bent u blind, u wordt gewezen

u zal van hem ontvangen zijn licht

die niet anders doet dan recht.

Zie hagedis, 18.

Ze blijven met vochtig en koel weer in hun schuilplaatsen maar zo gauw de zon schijnt komen ze voor de dag om zich in haar stralen te koesteren. Als zon- en lichtvriendin is de hagedis aan Apollo gewijd. Daardoor zijn ze symbolen van het licht. Tweemaal per jaar veranderen ze van huid en zo zijn ze het symbool van wedergeboorte en verjonging en worden zo afgebeeld op wierookvaten.

11270Situla draghet venijn

alse ons seghet iacob ende solijn

een serpent esset dore groot

dient steket hi bliuet van darste doot

ets tragher dan men vint iet el

11275mar het heuet so scone een uel

dathet de liede doet stille staen

diet so scone sien sonder waen

dus oudet staende met ghedanen

diet niet ueruolghen mach met gane

11280so heet eist dattet te wintre wel

ioft somer ware af doet sijn uel

wien soet steket hine caent verwinnen

hine uerderuet van durste binnen

27. 11270 Situla, draagt venijn,

zoals ons zegt Jacobus en Solinus.

Een serpent is het zeer groot

die het steekt die blijft van de dorst dood.

Het is trager dan men vindt iets anders

11275 maar het heeft zo’n mooi vel

dat het de lieden laat stil staan

die het zo mooi zien zonder waan

dus houdt het hen staande met zijn gedaante

die het niet achtervolgen mag met gaan.

11280 Zo heet is het dat het in de winter wel

of het zomer was af doet zijn vel.

Wie het zo steekt, hij kan het niet winnen.

Hij verdroogt van dorst binnen.

‘De scytalis of scitulus, Latijn voor mooi of fraai is een kleine gifslang, lezen we bij Solinus. Geen dier is zo traag als de scitulus, maar omdat zijn huid zo mooi is blijft iedereen erbij stil staan. Zo houdt de scytalis door zijn uiterlijk mensen staande die hij door traagheid niet zou kunnen achtervolgen. Deze slang is zo heet dat hij in de winter zijn huid afwerpt alsof het zomer was. Iedereen die door een scytalis gebeten wordt gaat onherroepelijk dood doordat hij van binnen volkomen uitdroogt’ Zie 10, Dipsas.

Ilysia scytale, koraalrode rolslang komt veel voor in Suriname. Is langzaam van beweging en komt nooit ver van haar schuilplaats. Heeft een prachtige kleur.

Sjrene sijn serpente mede

11285van hutermaten groter snelleden

experimentator ombint

dat mense in arabien vint

ende sijn snelre danne parde

some uliegen si hare uarde

11290hare uenijn heuet macht so groot

want hermens gheuoelt bliuemen doot

28. Syrenen, zijn serpenten mede

11285 van uitermate grote snelheden.

Experimentator ontbindt

dat men ze in Arabië vindt

en zijn sneller dan een paard

soms vliegen ze hun vaart.

11290 Hun venijn heeft een macht zo groot

want eer men het voelt blijft men dood.

In Arabië zijn er serpenten die Sirens genoemd worden, die rennen sneller dan paarden en daarom wordt er gezegd dat ze vliegen. Hun venijn is zo sterk dat de dood komt voor je weet dat je gebeten bent en de pijn ook.

Sirenen behoren nu tot de walvisachtigen, ook de zeekoe behoort hiertoe.

Herodotus heeft het over vliegende slangen in Arabië, die zouden wij nu draken of sirenen noemen. Wanneer de Arabieren nu wierook verzamelen branden ze storax om rook te verwekken om de vliegende slangen te verdrijven’ ‘Naar mij gezegd wordt,’ verhaalt Herodotus, ‘os bij de stad Butus in Arabië een oord gelegen waar men vliegende slangen aantreft. Ik bezocht dit oord en zag er een ongelooflijke hoeveelheid beenderen en graten tot talloze grote en kleine hopen opeengestapeld. Het ligt in een door bergen ingesloten dal dat met de uitgestrekte Egyptische vlakte in gemeenschap staat. Ik vernam dat de gevleugelde slangen in de lente van Arabië naar Egypte vliegen, maar bij de uitgang van het dal Ibissen ontmoeten en worden door die om het leven gebracht om welke redenen de Ibis bij de Egyptenaren in hoog aanzien staat. De gedaante van deze slangen is als die van de waterslangen, hun vleugels hebben geen veren, maar komen in maaksel met de vleermuisvleugels overeen’. Onduidelijk is het welk dier genoemd wordt maar het zou de vliegende draak kunnen zijn, Draco volans, een O. Indische boom-agamen. Ze hebben geen vleugels maar bezitten valschermen en kunnen daarmee 6-10m gaan.

Scorpio dats .i. serpent

solinus seghet diet wel kent

dattet in tanschin sonder waen

11295soetelic seere es ghedaen

ende heuet enen uercnochten start

die seere crum es achterwart

dies gheuenijnt talre stont

ende crumptene alster mede wont

11300ende tallen tiden poghet ende pijnt

hoe datten mensche gheuenijnt

wien so meent dit scorpioen

danden hoegescalc die sijn doen

also gheset heuet dat hi poghet

11305hoe hi dat scoenste utwart toghet

met sprekene met sconen ghelate

mar alse danne .i. gaet sire strate

steket hi de tonghe hute naden man

ende uisiert hoe hi best can

11310beede doen scamenesse ende scade

met sinen gheuenijnden rade

die gheuenijnt es met scorpions slaghe

leuet tote anden derden daghe

psilli sijn erande liede

11315die omme ghewin ende om miede

venijn sughen huten wonden

dese brochten in ouden stonden

jn italien omme beiach

menech dier dat uenijn an lach

11320doe brochten si scorpioene int lant

ne waer si storuen althant

doch ebmen scorpioene ghesien

die niemene te scadene plien

mensce die vanden scorpione

11325gheuenijnt es in eneghen doen

sine asschen drinke dan in wine

hi gheneset vanden venine

scorpio arde tetene pleghet

alse ons experimentator seghet

11330eist datment in olie versmort

ende bringhement danne ter sonnen vort

ende merre vp ghietet aisijn dan

het gheneset ende leuet vort an

van .s. ne uindic nemme

11335nu hort vort vander .t.

29. Scorpio, dat is een serpent,

(a) Solinus zegt het die het wel kent,

dat het in het aanzien, zonder waan

11295 lieflijk zeer is gedaan.

En heeft een knobbelige staart

die zeer krom is achterwaarts

die giftig is te alle stond

en het kromt als het er mee verwondt

11300 en te allen tijden poogt het en denkt

hoe dat het de mensen vergiftigen kan.

Wat zo betekent dat deze schorpioen

de kwaadsprekers is die zijn doen

(b) Alzo gezet heeft dat hij probeert

11305 hoe hij dat schoonste naar buiten toont met spreken en met schoon gelaat

maar als hij dan gaat straat

steekt hij de tong uit naar de man

en bedenkt hoe hij het beste kan

11310 beide doen, schaamte en schande

met zijn giftige raad.

Die vergiftigd is door de schorpioenslag

leeft tot aan de derde dag.

Psilly zijn een soort lieden

11315 die om gewin en om loon

venijn zuigen uit de wond

die brachten in oude tijden

in Italië om winstbejag

menig dier waar venijn in zat,

11320 toen brachten schorpioenen in het land

waar ze vrijwel dadelijk stierven.

Doch heeft men er schorpioenen gezien

die niemand schade geven.

Mensen die door schorpioenen

11325 vergiftigd zijn op enige manier

drinken zijn as in wijn

hij geneest van het venijn.

De schorpioen aarde te eten pleegt,

zoals ons Experimentator zegt.

11330 Als men het in olie smoort

en brengt het dan in de zon voort

en men giet er op azijn dan

geneest het en leeft voorts weer.

Van s vind ik nimmer,

11335 nu hoort voorts van de t.

Scorpio europaeus, (uit Europa)(Euscorpio) Europese schorpioen komt in geheel Z. Europa voor op vochtige, donkere en duffe plaatsen. Schorpioen, midden-Nederlands scorpioen, midden-Hoogduits Scorpion (nu Skorpion en Engels scorpion) van oud-Frans scorpion, van Latijn scorpionis, waar scorpio: schrapen, steken of bijten betekent. Dit naar het insect met de stekelpunt.

(a) Schorpioenen vormen een orde van de spinachtige. Het hele voorkomen van de schorpioen stempelt hem tot een zinnebeeld van arglist en boosaardigheid. Het laatste achterlijfsegment bevat twee gifklieren en loopt uit in een gekromde stekel met twee gif afvoerende openingen aan de spits. De wond die dit wapen veroorzaakt is voor kleine dieren steeds noodlottig, maar brengt ook bij grote dieren of mensen langdurige vergiftigingsverschijnselen of de dood teweeg. De schorpioen kan met een angel in het uiteinde van zijn staart een venijnige prik geven, vandaar: Ԩet venijn zit hem in de staart’. Onder de insecten heeft de schorpioen de meeste aandacht in de literatuur getrokken. In het Oude Testament is het gebruikt als een symbool van verschrikkelijk gesel, plaag. 1 Kon. 12: 11, als Rehoboam op zijn komst tot de troon hooghartig antwoordt: ‘Mijn vader heeft u met zwepen getuchtigd, maar ik zal u tuchtigen schorpioenen,’ (gesels). Ez. 2: 6: ‘wees niet bevreesd voor hen, woont gij bij schorpioenen’

(b) Een middeleeuws idee over de schorpioen is dat de schorpioen een soort serpent is met het gezicht van een vrouw en een plezierig gezicht trekt. Mogelijk is dit hetzelfde idee in de onderliggende passage van ChaucersՠDethe of Blaunche the Duchesse;

‘Ikne hir (Fortuin) to the scorpioun’

That is a fals, flaternyng beste’

For with his heed het maketh feste’

But, al amyd his flaterynge’

With his tayle he wol stynge’

And envenyme, and so wol she’. Met zijn hoofd maakt hij feest en trekt een lachend gezicht

(c ) In Europese oudere medische- en kruidboeken komt ook geregeld de behandeling tegen schorpioensteken voor, hoewel men ze nog nooit gezien had. Mogelijk is dit nog een overblijfsel uit de kruistochten of uit oude boeken.

(d) Vanwege de winning van het venijn door tovenaars van verschillende landen zijn ze naar Italië gebracht, maar kunnen daar niet leven. Die tovenaars waren de Psylli, mensen die geld verdienden door vergif uit wonden te zuigen, die brachten in het verleden uit winstbejag veel giftige dieren naar Italië. Ze haalden ook schorpioenen, maar die gingen kort daarna dood’

Psylli - bij Plinius en andere klassieke auteurs een Noord-Afrikaans volk van rondtrekkende slangenbezweerders.

Tortuca es der tortuen name

een leelic dier ende ombequame

ende es onder serpente ghetelt

om dat soe crupet achter velt

11340ende leghet tusschen .ij. starke scilde

die hare gaf die nature milde

diemen qualike mach dore slaen

hare houet es na die padde gedaen

ghestert es soe alst scorpion

11345eier leghet soe alse hennen doen

entie niet ghesont ne sijn

leuende es soe sonder venijn

mar doot alse ambrosius seghet

die terdet dat die lendine leghet

11350jofte hare herte hi werdet gepijnt

want hi bliuet gheuenijnt

30. Tortuca is de schildpad naam,

een lelijk dier en onbekwaam

en wordt onder de serpenten geteld

omdat het zo kruipt achter het veld.

11340 En het ligt tussen twee sterke schilden

die haar gaf de nature mild

die men moeilijk kan door slaan.

Haar hoofd is naar die van de pad gedaan

gestaard is het als een schorpioen.

11345 Eieren legt het zoals hennen doen

en die niet gezond zijn.

Levend zijn ze zonder venijn

maar dood, zoals Ambrosius zegt,

te aarde waar haar lendenen liggen

11350 of haar hart, hij werd gepijnigd

want het blijft venijnig.

Testudo Schildpad, Duitse Schildkrote of Schildpatt, -padd: schildkikker. Het woord behoort tot padden, schreiden, treden of strompelen, Noordduits pad betekent voetzolen.

Zijn hoofd is naar de paddenvorm genoemd, dit volgens van Maerlant. Meer waarschijnlijker naar de huidplooien en zijn bewegingen die aan een pad doen denken. Naar de paddevorm is het wel giftig. Zie 9, 44 en 47 van zeemonsters.

Tarans es een serpent

also alse plinius kent

vanden gheslachte van scorpioene

11355ende ulieghet na sinen doene

want diet steket bliuet doot

triakele ne si ter noot

ende dar toe andre medicine

jn italien plegheter te sine

11360mar sonder venijn sijn die bekent

die quade sijn in orient

die moghen leuen sonder zaghe

sonder heten .xx. daghe

men sal doot slaen dat tarant

11365ende latent roten in olie te hant

die olie die es medicine

vrai ende goet ieghen venine

31. Tharans is een serpent,

alzo als Plinius kent,

van het geslacht van schorpioenen

11355 en vliegt naar zijn doen

want die het steekt blijft dood

als hij geen teriakel neemt in zijn nood

en daarbij andere medicijn.

In Italië plegen er te zijn

11360 maar zonder venijn zijn die bekend.

De kwade zijn in de Oriënt

die mogen leven, zonder sage,

zonder eten twintig dagen.

Men zal ze dood slaan die tarantula

11365 en laten roosteren in olie gelijk.

Die olie dat is medicijn

fraai en goed tegen venijn.

Tarentula narbonensis (Lycosa tarantula) is de Z. Europese tarantel, die zeer gevreesd wordt maar wiens beet volstrekt niet gevaarlijk is. Haar holten, waar ze ook haar eieren bergt, legt ze aan op berghellingen Deze spin is drie cm lang, smal, grijs met donkere vlekken.

De mannetjes voeren een soort dans uit bij de paring

Vondel, Bespiegelingen van Godts wercken;

‘Een worm vermoordt een held, een stekende tarant

Berooft de mens zijn rust en slaap, hij weent en schreit

Of danst en lacht zich dood.’

Italiaans tarantola betekent een giftige aardspin en is zo genoemd naar zijn voorkomen bij Tarent. (Tarentum) Het was een middeleeuws geloof dat zijn beet een ziekte veroorzaakt die tarantisme genoemd werd. Er wordt gezegd dat het slachtoffer eerst in een soort depressie en lethargie verzonk tot zelfs de dood aan toe waarvan hij alleen bevrijd kon worden door muziek. Het effect van de muziek, de ‘pastorale en tarantola’ was een onweerstaanbaar verlangen om te dansen tot de danser volledig uitgeput in overvloedig zweten genezen was. De Italiaanse volksdans tarantella heet zo naar zijn bewegingen, de dansers springen alsof ze door de tarantula gestoken zijn.

Tusus es .i. serpent horic lien

omtrent paduie in lumbardien

11370vi. uoete iofte .vii. groot ghemeene

achter grof ende voren cleene

scarp es sijn start ende niet cranc

omtrent ere palmen lanc

ghelijc den paldinghe cruuptet wel

1375ende es utermaten snel

verre spronghe so caent gheuen

ende altoes thouet es hem up heuen

hen doet altoes niemen quaet

hen si datment swarlike bestaet

11380vpten ricg heuetet .iij. roode streken

die met varewen sijn ontsteken

die doen roten tflesch van desen

ende nuttelic als wi lesen

beede in dranke ende in hate

11385want etster goet toe vtermaten

32. Tisus is een serpent, hoor ik luiden,

omtrent Padua in Lombardije

11370 honderd tachtig cm of twee meter tien groot algemeen

achter groot en van voren klein

scherp is zijn staart en niet zwak

omtrent een handpalm lang

gelijk de paling kruipt het wel

11375 en is uitermate snel,

verre sprongen zo kan het geven

en altijd het hoofd opgeheven.

Hij doet altijd niemand kwaad

tenzij dat men het moeilijk maakt.

11380 Op de rug heeft het drie rode streken

die met kleur zijn ontstoken.

Die laten rotten het vlees van deze

En is nuttig, zoals wij het lezen,

beide in drank en in eten

11385 want het is er goed voor uitermate.

Zie gekko, 25.

Tyrus spreket iacob van vitri

ende liber rerum oec der bi

es .i. serpent dat heetet also

omtrent tlant van ierico

11390ende omtrent die iordane

gherne plegetet te bestane

voghele ende oec deier mede

want die uertertet talre stede

dit ulesch hier af es datmen bringhet

11395ende met andren specien minghet

darmen triakele af maket

darmen alrande venijn mede slaket

sulke segghen dat dit dier

seere fel was ende onghier

11400allen lieden ende pijnlic seere

voer die passie van onsen here

so datmen .i. dat felste vint

doe ihesus andie cruce hinc

ende men hinghet hem ter siden

11405voer wart meer in allen tiden

metter cracht van ihesus bloede

quam ons dat venijn te goede

triakele eist ende medicine

jeghen alrande venine

11410sonder ieghen tirus venijn

dat tirico hetet in latijn

sijn uel doet af na sire zede

ende ueriongeliket hem dar mede

33. Tirus, spreekt Jacob van Vitry

en Liber Rerum ook daar bij.

is een serpent dat heet alzo

omtrent het land van Jericho

11390 en omtrent de Jordaan

graag plag te bestaan.

Vogelen en ook de eieren mede

want die verteert het te alle plaatsen.

Dit vlees hiervan is dat men brengt

11395 en met anderen specerijen mengt

waar men teriakel van maakt

waar men allerhande venijn mee verslaat.

Sommige zeggen dat dit dier

zeer fel was en onguur

11400 allen lieden ten pijnlijk zeer

vanwege het lijden van Onze Heer

zodat men een van de felste vond

toen Jezus aan het kruis hing

en men hem hing het ter zijden

11405 voortaan meer in alle tijden,

met de kracht van Jezus bloed

kwam ons dat venijn te goede.

Teriakel is het en medicijn

tegen allerhande venijn

11410 bijzonder tegen het tyrus venijn

dat tyricon heet in Latijn.

Zijn vel doet het af naar zijn zede

en verjongt daarmede.

Tyrus is een soort serpent die ook viper heet, ofschoon hij klein is verdwijnen serpenten als ze hem zien want hij is ruig en als hij iets bijt dan rot dit helemaal. Onder de serpenten is hij de ergste. Als hij samengaat met een murene gaat hij naar een water waarin hij verwacht dat ze daar is en roept haar met sissen, dan komt de murene en als de viper ziet dat ze klaar is doet hij al zijn venijn opzij en bespringt de murene. Als de daad gedaan is drinkt en neemt hij zijn venijn in en gaat terug naar zijn hol. Ze springen in het meer om met de murene te paren, daarom is de beet van de murene zo giftig als een slang. Als het mannetje het vrouwtje mist en haar naarstig zoekt en met een aangenaam en flatterend geluid haar roept, verwacht hij dat ze komt en dan gooit hij al zijn venijn weg als eerbied voor de moederlijke waardigheid’

Zijn vlees wordt gemengd met specerijen om triakel te bereiden, een middel waarmee ieder gif kan worden bestreden. Er zijn mensen die zeggen dat de tirus in de tijd voor de kruisdood van Onze Lieve Heer een levensgevaarlijke slang was, doordat er geen remedie bestond tegen zijn gif. Toen Jezus aan het kruis hing werd daarom een van de kwaadaardigste exemplaren gevangen en aan Zijn zijde gehangen, maar door de kracht van Jezusՠbloed komt het gif ons sinds die dag ten goede. Triakel is naar men zegt het geneesmiddel tegen alle soorten gif, behalve tegen dat van de tirus zelf dat in het Latijn tiricon heet. De tirus verjongt zichzelf door te vervellen. Zie 5 en 35.

Tiliatus alse liber rerum seghet

11415es .i. worem die te wesene pleghet

jn meneghen lande ommetrent

mar alst wast werdet .i. serpent

lentworem hetement alsict kenne

want het wasset huter lende

11420ende uertert den boem met allen

binnen also dat hi moet vallen

dit serpent wert seere groot

ende doet alsemen seit groote noot

beede beesten ende man

11425war soet comen mach den daer an

van .t. ne sprekic nemme nu

nu hort vort .i. serpent in .v

34, Tiliacus, zoals Liber Rerum zegt,

11415 is een worm die te wezen pleegt

in menig land omtrent

maar als het groeit wordt het een serpent.

Lintworm heet het, zoals ik het ken,

want het groeit uit de linde

11420 en verteert de boom geheel

van binnen zodat het moet vallen.

Dit serpent wordt zeer groot

en doet, zoals men zegt, grote nood

bij de beesten en mens

11425 waar zo het komen mag daaraan.

Van t spreek ik nimmer nu,

nu hoort voorts een serpent in u.

Taenia.

Lintworm of hazelworm. Anguis fragilis. Ook de naam lind komt in de betekenis van slang voor in namen met symbolische betekenis van het ‘kennen der geheimen ’vergelijk onze lintworm, een tautologische samenstelling. Midden-Nederlands lindeworm in de betekenis van reuzenslang, draak of linddrake: draak of krokodil, oud-Hoogduits betekent Lint een slang, midden-Hoogduits is de Linttrache een draak, oud-Noors lint is een slang. Het ligt voor de hand om de naam linde, Tilia, in het oud-Hoogduits Linta met het bijvoeglijke naamwoord lind: wat mild, zacht, vriendelijk of week betekent, in verbinding te brengen. Men kan aan het zachte loof denken of aan het weke hout. De naam Linde zou in het Duits nog steeds gebruikt worden voor zachtheid of luw. Het werkwoord lindern betekent verzachten of verlichten. Maar doordat het Duitse woord lind in de spraaktaal verwant is met het Latijnse lentus: buigzaam of taai is het mogelijk dat de boomnaam op de taaie lindebast duidt. Dat zijn slechts vermoedens die niet geheel opgehelderd zijn. De naam van de roemrijke lindworm, wat afgeleid is van het oud-Hoogduits Lind of Lint: slang, behoort hiertoe zoals het ook met het hiervoor vermelde Latijnse woord lentus: buigzaam, samenhangt. De lintworm, de worm werd er later pas bijgezet als verklaring als men het woord lind in de betekenis van slang niet meer begreep, was ook het buigzame en zachte dier.

De lintworm komt in de maag van mens en dier voor.

Ujpra seit iacob van vitri

ende isidorus der bi

11430es .i. serpent van der nature

als noten sal dese creature

die soe gaept van groter jtte

als die hie uersiet ditte

ende stect sijn ouet in aren monde

11435dan bitsoet hem of tiere stonde

ende ontfaet ionghe der mede

alsi comen ter ripede

so scorensi der moeder siden

ende comen ute in curten tiden

11440drirande vintmen van desen

want hare bete es sonder ynesen

nochtan hare jnadren sijn fijn

ende es jeghen alrande serpente venijn

[doet ons plinius te wetene wel

11445experimentator seghet hare vel

dat soe te saisoene af doet

es tanden ende oghen goet

ghesoden in goeden wijn]

hare smare maket donker oghen fijn

11450tui dat si de moeder uersliten

spreect plinius in sire viten

hi sprect dus in sine tale

vipra draghet xx. te male

ende ne werpt nemme dan .i. samen

11455so dat dandre dar of uergramen

die binder moeder sijn besloten

ende scorense met aren roten

hare moeder ontve de siden

ende comen vte in curten tiden

11460lettel serpente vintmen so fel

nochtan nes sochter niewet el

jeghen die soe dan die hie

ons segt sente basilius mie

want alsoe es in ere side

11465hi wispelter na ende wert blide

alsi se beuoelt bi hem sijn

dan spueti vute sijn uenijn

ende ontfaet met groter minnen

sine lieue veinoetinne

11470onsalich dorpere groniard

scamedi dat dat tu eues onwerd

sonder redene sijn wijf

lere an dit felle dier kaitif

dat sijn venijn van hem spuet

11475alst an sijn ghenoet vernuet

lat varen dine felle dat

ende wese ouesch dats mijn raet

wese onderscedich van dinen sinne

ende deel hare weder dine minne

35. Vipera, zegt Jacobus van Vitry

en Isidorus daarbij,

11430 is een serpent van die natuur

als ze paren zal deze creatuur

als de zij zo gaapt van grote hitte

en als de hij ziet dit

en steekt zijn hoofd in haar mond

11435 dan bijt ze het af te die stond

en ze ontvangt jongen daarmee.

(a) Als ze komen ter rijpheid

dan scheuren ze moeders zijden

en komen uit in korte tijden.

11440 Drie soorten vindt men van deze

want hun beet is zonder genezing.

Nochtans hun aderen zijn fijn

en is tegen allerhande serpenten venijn

doet ons Plinius te weten wel.

11445 Experimentator zegt, haar vel

dat ze in het seizoen af doet

is voor de tanden en ogen goed

gekookt in goede wijn.

Haar vet maakt blinde ogen helder.

11450 Waarom dat ze de moeder verslijten,

spreekt Plinius in zijn levensbeschrijving

hij spreekt aldus in zijn taal.

Een viper draagt twintig maal

en werpt er nimmer dan een tegelijk

11455 zodat de andere daarvan kwaad worden die binnen de moeder zijn besloten

en verscheuren met hun poten

hun moeder open de zijde

en komen uit in korte tijd.

11460 (b) Weinig serpenten vindt men zo fel

nochtans is zachter niet veel

tegen de zij dan hij,

dit zegt Sint Basilius mij.

Want als hij is bij haar zijde

11465 hij sist naar haar en wordt blij

en als ze voelt bij hem te zijn

dan spuwt het uit zijn venijn

en ontvangt met grote minne

zijn lieve giftiginne.

11470 Onzalige dorpse godvergeten,

schaam u dat u heeft onwaardig

zonder reden uw wijf

leer van dit felle dier ellendig

dat zijn venijn van hem spuwt

11475 als het bijzijn paring vermaakt

laat varen jouw felle daad

en wees hoffelijk, dat is mijn raad,

wees verstandig van jouw zin

en deel haar weer jouw minne.

Adder, midden-Nederlands was de naam voor de adder en andere slangen adder, adre en adere, met n ontstaat nadre, oud-Saksisch Nadra, oud-Hoogduits Natara (nu Natter) oud-Noors naor, Angelsaksisch naedre, (nu adder) Gotisch nadrs en Latijn natrix wat waterslang betekent, oud-Iers nathir betekent een slang. Het Indo-Germaans netr komt van een woord dat draaien of buigen betekent. In Duits komt ook de vorm Ottern voor, (zie hydrus) op het achterste gedeelte van de kop zie je twee donkere vlekken die elkaar soms in de vorm van twee halve manen of een kruis aanraken, vandaar de Duitse naam Kreuzotter.

Vipera berus, van vivus: levend, parere: voortbrengen. ‘Een viper is een soort slang die vol venijn zit en heet zo omdat hij zijn kroost door kracht ter wereld brengt. Want als de baarmoeder voelt dat de tijd gekomen is dan komen ze niet op de gewone manier, maar kauwen en vreten de baarmoeder weg en komen zo in deze wereld met kracht en de dood van de moeder. Het mannetje steekt bij de paring zijn kop in die van de vrouwelijke die haar bek begerig wijd openspert. Het vrouwtje die zeer kwaad is bijt hem de kop af en wordt daar zwanger van en zo zijn de vader en moeder gedood’ Plinius vertelt waarom de jongen de moeder openscheuren. De vipera draagt twintig jongen, maar ze werpt er iedere dag slechts n. De overgebleven jongen die in de moeder opgesloten zitten worden kwaad, scheuren met zijn allen de moeder open en komen snel naar buiten. Zo is het idee dat de viper geboren wordt ten koste van de dood van de beide ouders een vermelding van af Herodotus en andere latere Griekse schrijvers. Herodotus meldt dat bij de paring de vrouwelijke vipier zich vasthecht op de nek van het mannetje en erdoor eet, maar ze krijgt haar straf door haar jongen die hun weg door haar lichaam eten en haar zo doodt. Aristoteles zegt niets over de dood van de ouders en stelt dat gewoonlijk het membraam, die het jong insluit, de derde dag barst, maar dat soms het kleine wezen zich er een weg uit eet. Deze meer aanvaardbare theorie werd vrijwel niet opgemerkt of was niet interessant genoeg. Shakespeare Pericles, i, 1, 64;

‘ I am no viper, yet I feed’ ‘Ik ben geen slang, maar toch, ik voed.’ On mother’s flesh which me breed’ Mij van mijn moeders vlees en bloed’ .Deze slang was aan de Romeinen het meest bekend en heeft met recht aanspraak op de naam Vipera viviparia wat levendbarend betekent. Men wist niet dat de adders reeds in het moederlichaam uit het ei komen.

(b) Hoewel weinig slangen even gevaarlijk zijn als de vipera is het mannetje teder voor het vrouwtje zegt de Heilige Basilius. Als zij ergens anders is sist hij naar haar en hij is blij als hij ziet dat ze weer bij hem terugkomt. (c ) Hij spuugt dan voorkomend al zijn gif uit en ontvangt liefdevol zijn beminde wijfje. Zie murene.

11480hier ent der serpente bouc

addicker in minen ondersouc

meer gheuonden jc ad bescreuen

nu salic v die redene gheuen

van den wormen groot ende clene

11485ende tersten spreken int ghemene

11480 Hier eindigt het serpenten boek

had ik er in mijn onderzoek

meer gevonden, ik had het beschreven.

Nu zal ik in u de reden geven

van de wormen, groot en klein

11485 en ten eerste spreken in het algemeen.

Wormen

Alle worme int ghemene

sonder voete ebben bloets clene

sine sughent van andren dieren

hare sap es van sulker manieren

11490ghelijc oft ware ouerbloet

worme oec die sijn geuoet

ebben niet dan sap allene

bede grote ende clene

vele worme sonder waen

11495vintmen die metten somere bestaen

ende metten somere nemen ende

als hem die sonne niet nes ghende

some worme die crupen

ende some die in bomen slupen

11500die ulieghen ende werpen hare saet

jn loueren alst coude ane gaet

ende als die dau comt metter sonnen

sietmen dat si wassen connen

vorme die meest ebben van vire

11505vlieghen best dats hare maniere

ende sijn gheuarwet als pellijn

die gone die van der lucht meest sijn

lopen snellike are varde

die ebben meest waters ende arde

11510die sijn traghe in crupene in gane

dus doen ons de meesters te verstane

dits worme nature ghemene

hort van elken vort allene

[terst in A der na in B

11515na de letteren van a b c]

Wormen.

Alle wormen in het algemeen

zonder voeten en hebben bloed weinig

en zuigen het van andere dieren.

Hun sap is van zulke manieren

11490 gelijk alsof het verbloed.

Wormen ook die zijn er met voeten

hebben niet dan sap alleen

beide, grote en kleine.

Vele wormen zonder waan

11495 vindt men die in de zomer bestaan

en met de zomer nemen ze een einde

als hen de zon niet raakt.

Sommige wormen die kruipen

en sommige die in bomen sluipen

11500 die vliegen en werpen hun zaad

in lover als de koude komt

en als de dauw komt met de zon

ziet men dat ze groeien kunnen.

Vormen die het meest hebben van vuur

11505 vliegen het best, dat is hun manier,

en zijn geverfd als de vlinder.

Diegene van de lucht meest zijn

lopen snel hun vaart.

Die meestal hebben water en aarde

11510 die zijn traag in kruipen en in gaan

Dit laten ons de meesters verstaan

dit is wormen natuur in het algemeen.

Hoort van elke voort alleen.

[het eerst in A en daarna in B

11515 naar de letters van het a b c]

Apes dat es die bie

sente ambrosius seget mie

ende basilius de groote

dat sijn worme sonder ghenoote

11520sine nooten noch ne riden

ende wonen te samen tallen tiden

hare urome legghen si tere stede

ende heten alle te samen mede

cost ende ghewin groot ende cleene

11525dat es talre stont ghemeene

hare maghedom hare reinechede

es hem allen ghemeene mede

si winnen vruchte ende bringhen

sonder nooten ende minghen

11530an hem pleghet ghene luxurie te sine

dus winnen si al sonder pine

nochtan werdet hare geslachte groot

si nemen winninghe in hare ghenoot

ende allegader so sijn si

11535onder haren coninc vri

want sine heren ende minnen

alse dien si haren here kinnen

ende bi haren wille gheset

vp hem ne doen si ghene onwet

11540ende dits te wonderne twijnt

wantse hare coninc weder mint

ende es hem sochte sonder waen

ende bliuen hem oec onderdaen

hier om en es sonder lieghen

11545onder alle worme die ulieghen

mee te wonderne dan an bien

men mach hem honech gadren sien

dat bouen alre soeteit es soete

ende te menegher mesquame boete

11550si maken was ende oec raten

den meneghen meinsche tere baten

si hebben raet voghet ende hertoghen

dar si hem mede beraden moghen

ende si ne sijn niemene fel

11555mar sochte van manieren wel

dats wonderlic engien

want wintertijts machmense niet sien

mar tes somers alsmen winnen mach

nes gheene ledech vpten dach

11560hets worem die ghere urucht ne dert

ende alset bi hem heuet vertert

die bloemen doen si danen spien

war hem goet mach gheschien

sijn si in uremder stede bi nachte

11565onder hem so doen si wachte

hoe hare vedren niet werden nat

ende keeren upwart den buc dor dat

hare couent delet hem in drien

men magre coninge ende heren sien

11570ende middele die de ionc berechten

ende andre ghelijc dienst knechten

jn elken buc es emmer .i. here

entie es scoonre emmermeere

ende alse groot alse .ij. bien

11575de vederen die sijn curt van dien

ende een deel hoger vp die been

voer sijn uorouet al in een

ghelijc oft ware ene croone

an sijn uorouet sittende scoone

11580ende oec segghen meesters wale

dat hi es al sonder strale

sine hoecheit dats sine were

nature ontseget hem dat spere

om dat prensen van artrike

11585exemple nemen an des ghelike

dits deerste ordine vanden bien

dndre diemen dar mach sien

die sijn tragher scarp ende fel

ende berechten dandre wel

11590mar si ne doen lude no stille

anders dan de meester wille

onder dese sijn andre bien

die scalkeliker dienens plien

ende winnen scalkelike ende halen

11595dar si dandre mede betalen

dese nebben strael negheen

ende sijn dienende al in een

den rechten bien enten heeren

dese stekemen ute met onneeren

11600des margins slapen si te langhe

merren si te lange inden huteganghe

si bitense doot sonder ghenaden

eist dat si hem te vele scaden

alst honech ripe es ende goet

11605si bitense doot metter spoet

ende als de ionc sijn starc gnoech

ende gheset wel int gheuoech

setmense ter middelster scaren

om dat si ulieghen harentare

11610om hare ruste om hare stede

ende somech meester volget mede

diese berechtet dus volghen si an

haren meester haren coninc dan

Palladius seget dus mie

11615tue dage te voeren ofte drie

her si ulieghen willen hute

singhen si met groten gherute

so vart de coninc hute daer

ende dandre alle volghen naer

11620so waer dat si te swarmene vanghen

eist dat si teenen hope hanghen

so nesser in alt gheloep

mar .i. coninc in den hoep

eist dat si oec meer hoepe maken

11625so weetmen wel in waren saken

datter als menech coninc es

alse menech hoep sijts ghewes

dit edel werc van haren raten

mach elc wonderen hutermaten

11630si rusten in die morghen stont

tes dat ene ondoet den mont

ende trompet .ij. waruen ofte drie

hoec leret weder kennen de bie

eist dat de dach scone sal wesen

11635so ulieghen si alle hute met desen

ende saelt weder sijn onreene

so ulieghen de scalke vt alleene

elke heuet besceden ambacht

alse deene heuet hare last gewracht

11640so sijn daer .iij. ofte .iiij. gestaen

diese ontladen ende ontfaen

deene bringhet honech dandre bloemen

water sietmen bringhen hem somen

ende sulke maken die woninghen

11645dan dienre sulke van andren dinghen

dat si anders niet ne wachten

dan den inganc met crachten

sulke scouwen an die sterren

joftem tweder hiet sal erren

11650ende si heten al te male

te samene in ene zale

alst houont es ruten si der in

ende emmer inlanc so min

ende ruten te samen teere summe

11655ende ene uliegheter al omme ende omme

ende trompet inder manieren mede

alse diese wil doen waken nader sede

terst maken si waer wonen sal

die imeente ende rusten al

11660so scone dat elken mach lusten

dar maken si der heren rusten

alse de ionc dan up comen

dan ebben si thant uernomen

wie si sijn eist meente eist here

11665die hem sullen ter neringhen keeren

die roeuen si thant vanden liue

om dat dandre in paise bliue

alse hare coninc ter weiden vart

met sinen erre es hi bewart

11670die bi hem bliuen ende sijns beiden

ende alsi alle pinen ter weiden

so es hi ledech danalleene

ende merket hoe si pinen gemeene

om hem in sire scare

11675die seriante nemen sijns ware

oftem hiemene doet leit

want si sijn fel ende dore wreit

ende ne laten hem niet messchien

dit ne mach niet dicken wesen

11680sonder alst weder es ghestade

ende dan nes niemen so stout van rade

diemen vp sal ulieghen horen

hare coninc ne ulieghe voren

ware dat hiemen soe coene ware

11685die scoren wilde des koninx scare

hi moeste dat ontgelden seere

verliesen si oec haren here

so es dat gheselscap ondaen

ende uolghen enen andren coninc saen

11690somwile stridet .i. buuc vpten andren

om de bloemen dar si in wandren

ofte om honech des gheloeuet

dat elc andren af roeuet

oec so vindemen dorpre bien

11695die felre te wesene plien

entie sijn uromelic ende wreet

ende altoes te winne ghereet

weltijt so die bie so steket

dat hare dat strael ute breken

11700volgeter enech daremkin naer

so moet soet besteruen daer

si scuwen seere quade lucht

want si steruer af inder ulucht

esser hiet bi doem of brant

11705si steruer af alte hant

die lucht vander dooder bie

doodet die andre segmen mie

jn couden tiden bliuen si binnen

ende leuen bi dat si winnen

11710si minnen seere soete geclanc

dar mede vaetmense ghemanc

x. iaer ten lanxten ofte seuene

set hem nature te leuene

nem buffels darme metten drecke

11715ende doet onder derde decken

dar af sullen wassien bien

ouidius bouke segghen van dien

delf enen stier ofte ene coe

nature doet hare cracht der toe

11720dat merre af siet wassien bien

mar si nooten alse uliegen plien

doch gheliken si wel naer

den edelen bien wetet uoer waer

honech es heet int beghin

11725ende droghe alst comet bet in

honech suuert ende hout

medicina in hare ghewout

[ende men tempert oec der mede

der medicinen bitterhede]

11730jeghen die coude maghe nat

nemt onech ende tempert dat

met waremen watre ende lat in gaen

et sal die maghe suueren saen

et maket oec dat anschijn clar

11735duaestuut der mede dar

jn enen scerf soutu onech braden

ende doere oec toe sout bi staden

ende mac .i. soroep der mede

ets goet jeghen den rede

1. Apis, dat is de bij,

(a) Sint Ambrosius zegt het mij

en Basilius de grote,

dat zijn wormen zonder echtgenote

11520 ze paren niet of rijden

en wonen tezamen te alle tijden.

Hun wormen leggen ze ter plaatse

en eten allen tezamen mede

kost en winning, groot en klein,

11525 dat is te aller stonde algemeen.

Hun maagdom, hun reinheid

is voor hen alle algemeen mede

ze winnen vrucht en brengen

zonder paren en vermengen

11530 aan hen pleegt geen wulpsheid te zijn, dus winnen ze zonder pijn.

Nochtans wordt hun geslacht groot

ze nemen winning in hun genoot

en allen, zo zijn zij,

11535 onder hun koning vrij

want ze eren en minnen

alzo die ze voor hun heer kennen

en die door hun wil is gezet

op hem doen ze geen onwettigheid.

11540 En dit is te verwonderen niet,

want hun koning hen weer bemint

en hij is zacht zonder waan

en ze blijven ze hem ook onderdanig.

Hierom is zonder liegen

11545 onder alle wormen die vliegen

meer te verwonderen dan aan bijen.

Men kan hen honing verzamelen zien

dat boven alle zoetheid is zoet

en voor vele verkeerde dingen goed.

11550 Ze maken was en ook raten

menige mens te baten.

Ze hebben raad, voogden en hertogen

waar ze zich mee beraden mogen

en ze zijn niemand fel

11555 maar zacht van manieren wel.

Dat is wonderlijk vernuft

want in de wintertijd mag men ze niet zien

maar te zomers als men winnen mag

is er geen ledig op de dag.

11560 Het is een worm die geen vrucht deert en als het bij zich heeft verteerd

de bloemen die ze danig bespieden

waar hen goeds van mag geschieden.

Zijn ze in vreemde plaatsen bij nacht

11565 onder hen houden ze de wacht

hoe hun veren niet worden nat

en keren omhoog de buik doordat.

Hun convent verdeelt hen in drieën

men mag er koning en heren zien

11570 en middelste die de jongen berechten en andere gelijk dienstknechten.

In elke korf is immer een heer

en die is het schoonste immermeer

en alzo groot als twee bijen

11575 de veren zijn kort van die

en een deel hoger op de benen

voor zijn voorhoofd al geheel

gelijk alsof het was een kroon

aan zijn voorhoofd zitten mooi

11580 en ook zeggen meesters wel

dat hij is al zonder angel

zijn hoogheid dat is zijn waarde

natuur ontzegt hem die angel

omdat prinsen van het aardrijk

11585 voorbeeld namen aan dergelijke.

Dit is de eerste orde van de bijen

de andere die men daar mag zien

die zijn trager, scherp en fel

en berechten de anderen wel

11590 maar ze doen niet luid of stil

anders dan de meesters wil.

Onder deze zijn andere bijen

die schalks dienen plegen

en winnen schalks en halen

11595 waar ze de anderen mee betalen

deze hebben een angel, geen

en zijn dienende al gelijk.

De echte bijen en de heren

die steken ze uit met oneer

11600 ‘s morgens slapen ze te lang

dralen ze te lang in de uitgang

ze bijten ze dood zonder genade.

Is het dat ze hen te veel schaden

als de honing rijp is en goed

11605 ze bijten ze dood met spoed.

En als de jongen zijn sterk genoeg

en goed gezet in het gevoeg

zet men ze in de middelste scharen

omdat ze vliegen hier en daar

11610 om hun rust en om hun steden

en sommige meester volgt mede

die ze berecht, dus volgen ze hem na.

Hun meester, hun koning dan,

Palladius zegt dus mij,

11615 twee dagen tevoren, of drie,

voor dat ze vliegen willen uit

zingen ze met groot geruis

dan vaart de koning uit daar

en de anderen alle volgen na

11620 zo waar dat ze te zwermen aanvangen. Is het dat ze op een hoop hangen dan is er in al het geloop

maar een koning in de hoop.

Is het dat ze ook meer hopen maken

11625 dan weet men wel in ware zaken

dat er meerdere koningen zijn

als menig hoop, dat is zeker dit.

Dat edele werk van hun raten

mag elk verwonderen uitermate.

11630 Ze rusten in de morgenstond

is het dat een opent de mond

en trompettert twee maal of drie.

Ook leren we kennen de bijen

is het dat de dag mooi zal wezen

11635 dan vliegen ze allen uit bij deze

en zal het weer zijn slecht

dan vliegen de schalkste uit alleen.

Elk heeft een bescheiden ambacht

als de ene heeft zijn last gebracht

11640 dan zijn daar drie of vier staan

die ze ontladen en ontvangen.

De ene brengt honing, de andere bloemen

water ziet men brengen door hen soms

en sommige maken de woningen.

11645 Dan dienen sommige voor andere dingen wat ze anders niet kunnen wachten dan de ingang met krachten.

Anderen kijken naar de sterren

of het weer niet zal verslechteren.

11650 En ze eten allemaal

tezamen in een zaal

als het avond is gonzen ze daarin

en immer langer of korter

en gonzen tezamen in een hoop.

11655 En een vliegt er al om en om

en trompet in hun manier mede

als die ze wil bewaken naar de zede.

Ten eerste maken ze waar ze wonen zullen

de gemeente en rusten al

11660 zo schoon dat het elk mag lusten

dan laten ze de heren rusten.

Als de jongen dan op komen

dan hebben ze gelijk vernomen

wie ze zijn, is het gemeente, is het hun heer

11665 en wie zich zullen ter nering keren

die doen ze gelijk van het lijf

zodat de anderen in vrede blijven.

Als hun koning ter weide vaart

Met zijn eer is hij beschermd

11670 die bij hem blijven en hem helpen

en als ze alle denken te weiden

dan is hij ledig en alleen

en merkt hoe ze werken algemeen

om hem in szijn schaar.

11675 De bediende nemen hem waar

of iemand hem doet leed

want ze zijn fel en door wreed

en laten hem niets misgaan

dit niet mag niet vaak wezen

11680 uitgezonderd als het weer is gestadig

en dan is niemand zo dapper van raad

die men op zal vliegen horen.

Hun koning nu vliegt van voren

Was het dat iemand zo koen was

11685 die scheuren wilde de konings schaar, hij moest dat ontgelden zeer.

Verliezen ze ook hun heer

dan is dat gezelschap ontdaan

en volgen een andere koning gelijk.

11690 Soms strijdt het ene volk op de anderen om de bloemen waar ze in wandelen of om honing, wat men gelooft

dat elk de anderen af rooft.

Ook zo vindt men dorpse bijen

11695 die feller te wezen plegen

en die zijn dapper en wreed

en altijd te winnen gereed.

Welke tijd dat de bijen zo steken

dat hen de angel uitbreekt

11700 volgt er enig darmpje na

dan moet ze het besterven daar.

Ze schuwen zeer kwade lucht

want ze sterven er van in de vlucht.

Is er hitte bij damp of brand

11705 ze sterven af gelijk.

De lucht van de dode bijen

doodt de anderen, zegt men mij.

In koude tijden blijven ze binnen

en leven van dat ze winnen.

11710 (b) Ze beminnen zeer zoete klanken

daarmee vangt men ze gemakkelijk.

Tien jaar ten langste of zeven

zet hem natuur het leven.

Neem buffelsdarmen met de drek

11715 en doe dat onder de aarde bedekken

daarvan zullen groeien bijen.

Ovidius boeken zeggen van die

begraaf een stier of een koe

natuur doet haar kracht ertoe

11720 dat men er van ziet groeien bijen.

Maar ze paren als ze vliegen plegen

doch gelijken ze bijna

op de edele bijen, weet het voor waar.

Honing is heet in het begin

11725 en droog als het komt beter in.

Honing zuivert en houdt

medicijnen in hun kracht

en men tempert ook daar mede

de medicijnen bitterheid.

11730 Tegen de koude maag nat

neemt honing en temper dat

met warm water en laat het ingaan

het zal de maag zuiveren gelijk.

Het maakt ook dat aanschijn helder

11735 wast u het daarmee daar.

In een pot zal u honing braden

en doe er ook zout toe bij pozen

en maak een siroop daarmee

het is goed tegen de koorts.

Apis mellifera (honing dragend) Bijen, midden-Nederlands bie, midden-Noordduits Bie (nu Bienen) oud-Engels bio (nu bee). Mogelijk komt het woord van de basis bhi: trillen of angst, vergelijk het oud-Engels beofian; schudden of trillen, oud-Hoogduits biben en Sanskriet bibheti: hij is bang. Dit betekent dat de bij oorspronkelijk gezien werd als een trillend en fladderend schepsel. Aan de andere kant dat het genoemd kan zijn naar zijn gewoonte om nesten te maken, van de basis bheu: verblijven, maak een nest, in de zin van bouwen zoals in het Duits bauen, dan is de bij de bouwer.

Dar is de mannetjesbij, midden-Nederlands en midden-Noordduits Dorne, Engelse drone. Dit komt van Indogermaans dhren, vergelijk dreunen, het dier is zo naar zijn gegons genoemd.

(a) Shakespeare King Henry V, i, 2, 187-204;

‘So work the honey bees’ Zo werken ook de bijen’

Creatures that by a rule in nature teach’. Diertjes, die door de natuur aan grote staten’

The act of order to a peopled kingdom’ Voor ordelijk doen als voorbeeld zijn gesteld’

They have a king and officers of sorts’. Een koning hebben ze en beambten, deels’.

Where some, like magistrates, correct at home’ Handhaven deze, als schouten, thuis de tucht’.

Vondel Joannes de boetgezant;

‘Gods leraar met een wolk

Van duizenden omringd, gelijk een zwerm bijen

Aan zijn koning hangt, en hem van alle zijden

Omstuwt, daar boekweit bloeit, of in een eikenbos.’

Het toneel dat ons een inwendige bijenkorf oplevert heeft te allen tijde zelfs de onverschilligste waarnemer getroffen terwijl het de geest van de wijsgeer met verbazing en bewondering vervult. Wanneer de dag mooi is en de zon helder schijnt dan vertoont de woning van deze bewonderenswaardige diertjes het schouwspel van een volkrijke, bedrijvige stad. De poorten zijn gevuld met honderden ijverige werklieden, sommige vliegen uit om het nodige onderhoud bijeen te brengen, andere keren uit het veld terug beladen met voedsel, enige zijn bezig met het verzorgen van de jongen, andere zijn druk aan het bouwen, die weer aan het schoon maken van hun woning terwijl vier of vijf andere zich beijveren om het lijk van een makker naar buiten te brengen en zo lijkt het de dode de laatste eer te bewijzen. Op het ene ogenblik zijn de ingangen van de kleine stad nagenoeg vrij en leeg, op het andere verdringt een drom van bewoners elkaar aan de poorten en haast zich om aan de regen te ontkomen, welke verandering ze door een bijzonder instinct gewaarworden.

Er heeft een verdeling plaats van de arbeid onder de werklieden. Een gedeelte van hen bestaat uit bekwame bouwmeesters die het gebouw optrekken en ontwerpen, dat zijn tevens de verzorgers van de jongen, terwijl anderen louter opperlieden en metselaars zijn die de ruwe bouwstof slechts aanbrengen maar geen vormgeven. En ze bouwen en maken hun woningen met wonderbaarlijke kunst, van verschillende bloemen, ze maken honinggraten die ze wonderlijk en kunstzinnig vullen met was en vullen hun kastelen met vele kinderen Ze hebben een gastheer en koning, vechten en maken oorlog, vliegen en vermijden rook en wind, ze maken zich voor de slag hard en scherp en met veel lawaai. Zo groot is de verkleefdheid van de kolonie aan hun koning dat ze bij zijn overlijden alle werkzaamheden staken en er een algemene rouw volgt, de onderdanen weigeren dan alle voedsel en komen in een toestand van verwarring en regeringsloosheid te vervallen.

De bijen kunnen geen vrouwtjes zijn en de darren mannetjes, want..... dan zouden de wijfjes kunnen steken en wapens hebben en de darren niet, aldus Aldrovandi. Bijen kiezen een koning die het gewone volk bestuurt. En ofschoon ze onder een koning geplaatst zijn toch zijn ze vrij en houden van hun koning die ze gekozen hebben met een soort liefde. En ze verdedigen hem met grote kracht. Ze vereren hem en verafgoden hem, ze sterven voor de koning, ze vereren hem zo erg dat geen van hen uit zijn woning gaat, geen voedsel krijgt, pas als de koning uitgaat en hen voorgaat in de vlucht. De gehoorzaamheid van de onderzaten van de koning zijn wonderbaarlijk. Als hij voortgaat is de hele groep op de been en omsingelt hem, bedekt hem en wil niet dat hij gezien wordt. En bijen kiezen hun koning die de meest waardigste en nobelste onder hen is in grootte en waardigheid, de meest milde en dat is de hoofdkracht van een koning. Want ofschoon hun koning een angel heeft gebruikt hij die niet in wraak. En vriendelijk als de meer grotere bijen zijn, hoe minder stekelig ze zijn, de grote bijen zijn minder geprikkeld dan de kleinere bijen. Ook de bijen die zich niet aan de koning willen onderwerpen verdoemen zichzelf want ze sterven door de wond van hun eigen angel. Bijen die honing maken verslaan de mannetjes die hen kwaad maken en kwade koningen die hen niet goed besturen en alleen veel honing eten. In de nacht die volgt op hun reis liggen ze rechtop om hun vleugels vrij van regen en dauw te houden zodat ze ‘s morgens op tijd weg kunnen vliegen met droge vleugels. Het is voorgeschreven dat ze wachten en de hele nacht rusten tot het dag is dan wordt er een bij wakker die hen allen wakker maakt met twee- of driemaal buzzen of met een soort trompetgeluid, dan vliegen ze allen op als het tenminste ‘s morgens goed weer is.

De ouden hadden een merkwaardige goede kennis van de huishouding van de bijen. ‘Hun vermeerdering was echter een raadsel. Nooit had men, zoals Plinius verklaart, een paring gezien en toch vermeerderde hun getal met duizenden. ҆oetus quonam modo progenerarent, magna inter eruditos et subtilis quaestio fuit. Apium enim cotus visus est nunquam.’

De koning ontstaat uit de hersenen als het edelste gedeelte van het lichaam. Het gewone volk komt uit het vlees. Velen hebben verzekerd dat bijen zich vermeerderen uit de kadavers van vee of rottend stierenvlees. Om bijen voort te brengen uit dood kalverenvlees wordt dat geklopt zodat de wormen broeden en uit rottend bloed komen. De wormen krijgen hierna vleugels en worden bijen, net zoals horzels die in de paardenkadavers gebroed worden. Dit naar het verhaal van Samson en de leeuw waarin het raadsel voorkomt: ‘zoetigheid ging uit van de sterke’. Men geloofde dat er een zwerm honingbijen kon voortkomen door het kadaver van een groot dier te laten rotten. Bij Samson was dat een leeuw.

Dit steunde ook op de Griekse mythe van Vergilius dat toen alle bijen van Aristaeus, de opvoeder van Dionysus, gestorven waren, op raad van Protius vier stieren en vier koeien begraven werden waaruit een ontelbare menigte bijen tevoorschijn kwam.

(c ) De waarheid is dat de larven van de blinde bij, Merodon tenax, (wat blinde bij betekent omdat ze op een bij lijkt) kunnen leven op een rottend karkas, na verloop van tijd komen er dan van deze op bijen gelijkende vliegen uit het kadaver.

Het raadsel van de voortplanting werd opgelost door Swammerdam. Hij toonde aan dat een grote bij die aan het hoofd van elke zwerm staat geen koning, maar een koningin is. De maagdelijke koningin verlaat in het voorjaar op een mooie avond de korf. De darren, een paar duizend, volgen haar. Ze kiest er een uit en sluit met hem hoog in de lucht het huwelijk. Hij bekoopt dit genot met de dood, zij is voor haar hele leven bevrucht.

(b) Bijen vinden het heerlijk om plezierige geluiden en muziek te horen, bijvoorbeeld door in de handen te klappen of met emmers te rammelen. Daarom vinden ze het aangenaam om die geluiden te horen als ze in hun korven zitten. Jes. 7:18 ‘de Heere zal fluiten... de bij, die in het land Assur is.’ Een verwijzing naar de bijenteelt omdat nu ook nog de bijenhouder in Palestina de gewoonte heeft om door fluiten en dergelijke geluiden de bijenzwermen naar hun verblijfplaatsen te lokken. Is het ogenblik daar dan gaat een gedeelte van de bijen uit de korf en komt de koning met de rest van zijn getrouwen. Om dit te bevorderen slaat de imker met een Franse sleutel op een zeis waaruit de steel genomen is en dadelijk vliegen ze uit. Ze moeten zich zetten om gevangen genomen te kunnen worden.

11740Arenea dats der coppen name

.i. lelic worm ende onbequame

soe weuet vte haren buke net

dar soe die vlieghen mede let

dicke sietmense soe weuen

11745dat hare cost hare leuen

so subtijl es hare engien

datment noit mochte sien

ende so subtile sake spinnen

om vlieghen es al are winnen

11750ende negheene dinc wacht bet

wie so comt in hare net

ende alsoere .i. in siet uerwerren

loepsoere toe sonder merren

ende eter of hare becomen

11755dander out soe thare vromen

men waent die soe si datter weuet

ende die hie bi der proie leuet

aristotiles die seghet dat soe in lentin notens

dat soe in lentin notens pleghet

11760van ongre sterueter ne ghene

lucht nat .i. del voetse allene

experimentator seghet

wonde dar men hare webbe vp leghet

dat soe niet ne swelt omtrent

11765als die coppe siet .i. serpent

ligghen onder ene scade

gaet soe neder bi aren rade

ende stoet die ersnen ende steect

dat soese wel dorbrect

11770ende oec ne wil soes niet begheuen

vordat soe hem euet ghenomen tleuen

2. 11740 Arenea, dat is de spinnen naam, een lelijke worm en onbekwaam.

(a) Ze weeft uit haar buik een net

waar ze de vliegen mee belet.

Veel ziet men ze zo weven

11745 dat het kost hun leven

zo subtiel is hun werk

dat men het nooit mocht zien

om een zo subtiele zaak te spinnen.

Om vliegen is al hun gewin

11750 en geen ding waakt beter

wie zo komt in hun net

en alzo ze er een in ziet verwarren

loopt ze zo er toe zonder dralen

en eet er van dat haar bekomt,

11755 de ander houdt ze te goed.

Men waant dat de zij die weeft

en dat hij van de prooi leeft.

Aristoteles die zegt dat ze zo in de lente paren dat ze in de lente paren plegen.

11760 Van honger sterft er geen

lucht, nat een deel, voedt ze alleen.

(b) Experimentator zegt het

wonden waar men hun web op legt

dat het zo niet opzwelt omtrent.

11765 Als de spin ziet een serpent

liggen onder een schaduw

gaat het zo neer bij haar draad

en stoot de hersenen en steekt

dat ze het het wel doorbreekt

11770 en ook wil zo niet opgeven

voordat ze hem heeft genomen het leven.

Araneae. Spin, midden-Nederlands spinne, oud-Hoogduits Spinna (nu Spinne) Het is een woord dat vooral in het oosten thuishoort. In het zuidwesten heerst kobbe, dat mogelijk van koppe komt, daarnaast komt spinnenkop voor. Oud-Engels spibra (nu spider) Zweedse spindel dat samenhangt met spinnen.

(a) Alle spinnen hebben aan het einde van de buik vier of zes knobbeltjes of weefseltepeltjes. Ieder tepeltje is van een menigte buisjes voorzien die zo talrijk en uiterst fijn zijn dat men er wel duizend vindt op een oppervlakte van een speldenpunt. Uit ieder van die tepeltjes komt een samengestelde draad. Op een kleine afstand van die tepeltjes verenigen zich die draden weer met elkaar en vormen samen een draad zoals we die aan het web zien. Alzo bestaat dan een spinnendraad die zo dun is dat hij bijna aan ons oog ontsnapt uit een enkele draad, maar het is eigenlijk een touw dat op zijn minst uit vierduizend strengen is samengesteld. Sommigen maken een wielvormig web zoals de kruisspin, anderen als de gewone huisspin, maken een dichter weefsel van trechtervormige gedaante, nog anderen buizen, zakken, en dergelijke, hieraan danken ze de naam wiel- kruisnet- trechter-, zakspinners.

De spinnenweb is een bloedstelpend middel. Heb je in je vinger gesneden leg er dan spinnenweb, op dat stilt het bloeden. Shakespeare denkt aan die toepassing in de Midsummer’s Night Dream 3,1, waar de naam van de ene elf cobweb is: spinrag. ‘Ik hoop nog wel eens nader met u kennis te maken, beste heer Spinrag; als ik me in mijn vinger gesneden heb, zal ik zo vrij zijn bij u aan te kloppen.’ ‘I shall desire you of more acquaintance, good master Cobweb; if I cut in my finger, I shall make bold with you’.

Bufo als liber rerum seghet

es i worem onder gheleghet

ende eet die padde in onse tale

11775gheuenijnt es soe weetmen wale

ende eiselic tansiene den man

ende ureeselic te tastene an

jn derde nemet soe haren hard

die soe nochtan so nauwe spard

11780dat soere nemme ter spisen ne doet

daghes dan beluket de uortste voet

om dat soes urucht al

datter hare ghebreken sal

dus slacht soe den vrecken wel

11785die sinen lachame es fel

ende onthout hem sine bedarue

so comt .i vremde in sine erue

die uerdoet ende uertart

aldat dandre euet verspart

11790ende dies der sielen danket

van al dat hi achter hem liet

men vint padden int lant van gallen

meest bi der ze ore wi callen

die comen ute te lentijn tide

11795ende si singhen ende sijn blide

alst weder warem es ende sochte

ets beuonden dat mense brochte

jn andren aert dan in den haren

ende dar ne singhensj niet te waren

11800dese slachten papen predicaren

die nieweren buten prediken varen

dar mense kent ende predekens plien

dar sijnsi meesters philosophien

om dese mesdaet alsic las

11805was die prophete jonas

van waluisscen verslonden

als ons sine worde orconden

.j. derde maniere vintmen mede

van padden in somegher stede

11810jnt anschijn na den put ydaen

experimentator doet ons verstaen

dat soe groot venijn euet jnne

soe uecht ieghen tcoppenspinne

ende can hare niet uerweren

11815die coppe stect dat moet hare deren

so wert so groot ende wil har wreken

ende suelt van torne dat so moet breken

hare bete can men niet ghenesen

.j. dieren steen vintmen in desen

11820dien draghesoe int voroft sijn

ende dien etemen carapandijn

dar ic v of sal scriuen war

jn lapidarise hir nar

boax scuet die rute dats war

11825ende soe haet die sonne clar

nachts wandelt soe alle weghe

ende dicken in ghetordene weghe

daghes laet soe hare node sien

wijngard roke doetse vlien

11830meest sire in spangen oric saghen

die die crapandine draghen

3. Bufo, zoals Liber Rerum zegt,

is een onder de wormen gelegd

en heet pad in onze taal.

11775 (a) Venijnig is het, weet men wel,

en ijselijk te aanzien de man

en vreselijk te tasten aan.

In de aarde neemt ze haar aard

die ze nochtans zo nauw spaart

11780 dat ze er nimmer te spijzen doet.

Op de dag dan opent ze de voorste voet

omdat ze vreest al

dat het haar ontbreken zal.

Dus slacht ze de vrek wel

11785 die zijn lichaam is fel

en onthoudt hem zijn behoefte

dan komt een vreemde in zijn erf

die verdoet en verteert

al dat de ander heeft gespaard

11790 en dus de ziel bedankt

van al dat hij achter zich liet.

(b) Men vindt padden in het land van Galli

meestal bij de zee, horen wij roepen,

die komen uit te lentetijd

11795 en ze zingen en zijn blij

als het weer is warm en zacht.

Is het bevonden dat men ze bracht

in andere aarde dan in de hunne

en daar zingen ze niet te waren.

11800 Deze slachten papen predikanten

die nergens anders buiten prediken gaan

waar men ze kent en preken plegen

daar zijn ze meester in filosofie.

Om deze misdaad, zoals ik las,

11805 was de profeet Jonas

door walvissen verslonden

als ons zijn woorden verkondigen.

(b) Een derde soort vindt men mede

van padden in sommige plaatsen

11810 in het aanschijn naar de kikker gedaan. Experimentator doet ons verstaan

dat ze groot venijn heeft in

ze vecht tegen de spin

en kan zich niet verweren

11815 de spin steekt, dat moet haar deren

zo wordt zo groot en wil zich wreken

en zwelt van toorn dat ze moet breken.

Haar beet kan men niet genezen.

Een dure steen vindt men in deze

11820 die draagt ze in het voorhoofd

en die men noemt crappandijn,

waarvan ik zal schrijven waar

in Lapidaris hierna.

Bufo schuwt de wijnruit, dat is waar,

11825 en ze haat de heldere zon.

‘s Nachts wandelt ze alle wegen

en veel in getreden wegen

op de dag laat ze zich node zien.

Wijngaard geur laat ze vlieden.

11830 Het meest zijn ze in Spanje, hoor ik zeggen, die de crapandine dragen.

Bufo bufo. Pad, midden-Nederlands padde, midden-Noordduits Padde, noord-Duits Pogge (nu Padde) oud-Engels pad(de), tot tadde (en nu paddock) oud-Noors padda. Vergelijk het woord schildpad, in Duits Schildpatt naast Schildkrot; schild betekent schreiden, treden of strompelen en noord-Duits pad betekent voetzolen. Krote, midden-Hoogduits Krete, Krot(t)e, Krot of Krott. Pede: overal kruipen, verwant met Pfad (meervoud Pedi) en Padde.

Er zouden drie soorten aardpadden zijn, de eerste is de kleine groene pad, B. viridis, die komt hier ook vrijwel niet voor, wel in het Midden Oosten tot Tibet. De tweede de paddock, B. calamita, met een ronde gekromde rug, rugstreeppad, die herken je door een lichtgele rugstreep. De derde is de toad, de pad, B. bufo.

Bufo bufo, (B. cinereus (grijs) of B. vulgaris (gewoon) is de gewone pad die ook wel zwarte pad of muurpad genoemd wordt. De kleur is donkerbruin, het is de gewone pad

(b) De pad heeft kortere achterpoten dan de kikker, ze kunnen slecht springen en kruipen meer dan ze lopen. Ze bewegen maar langzaam. Hun huid is niet glad zoals bij de kikker, maar gerimpeld en bobbelig en aardkleurig zodat een pad vrijwel niet opvalt. Wel hebben ze prachtig glanzende ogen. Worden ze onverwacht overvallen dan vluchten ze niet maar blazen ze zich op, hun lijf wordt dan bedekt met een wit vocht en ze spuiten hun urine die, zonder dat het giftig is, toch wat jeuk op de huid kan veroorzaken. (Het paddengif is een gif dat verlammend werkt. Pak maar eens een pad en wrijf dan met de vinger op de oogleden, die worden dan loodzwaar zodat het oog niet meer open kan. Padden beschermen zich tegen hun vijanden door middel van een vergif dat in twee klieren achter de ogen zit, de oorspeekselklieren. Het gif kan verschillende stoffen bezitten. Ze kunnen een trage hartslag, een verhoogde bloeddruk, misselijkheid en zwellingen veroorzaken). Een pad is een venijnige kikker, het is de Engelse toad, (de toadstool is de giftige paddestoel) en die leeft op water en land en verandert van huid bij ouderdom. Het eet altijd zekere giftige kruiden en heeft venijn. Het vecht tegen de gewone spin en overwint die door venijn en beten met behulp van de weegbree. (daarom heet die poggenkraut). Aristoteles zegt er niets over dat de pad giftig zou zijn, maar Plinius zegt dat het vol venijn zit. Aelianus zegt dat mensen ter plaatse gestorven zijn doordat ze wijn dronken waarin paddenbloed aan toegevoegd was. Dit idee schijnt niet ouder dan in het begin van de Christelijke era te zijn.

(b) De tweede soort wordt diep in de aarde gevonden tussen rotsen en stenen. Zulke worden gevonden bij Tours in Frankrijk bij rode zandsteen waarvan molenstenen gemaakt worden, daarom breken ze de molensteen eerst in stukken voordat ze de molen bouwen omdat de paddock daar tussen kan zitten. Als de molensteen in de molen zou gaan dan gaat de paddock opzwellen, de molen breekt en het koren zou vergiftigd zijn. (Wordt de ingang op een of andere wijze verstopt dan blijven ze nog lange tijd in leven, mits er maar toevoer van frisse lucht is en aanvoer van insecten. Het vinden van zulke levende padden heeft aanleiding gegeven tot de gedachte dat padden geen gemeenschap met de buitenwereld behoeven. Ze kunnen wel vrijwel een jaar met weinig voedsel en van weinig lucht leven.)

(c ) Shakespeare, As You Like It, ii, 1, 13;

‘Dit is de kern van tegenspoed, zoals

‘The toad, ugly and venomous’. De pad, dat lelijk, giftige dier, wel vaak’.

Wears yet a precious jewel in his head’ Een kostbare steen, vol heelkracht, bergt in ‘t hoofd’.

Sommige padden, die broeden in Italië rond Napels hebben in hun hoofd een steen die crapo genoemd wordt en de grootte heeft van een grote perzik. Het de bekende paddensteen, de Duitse Krotenstein de Borax, Brontia of Batrachites, in Engels heet het ook Borax of stelon. Die is grijs van kleur met een bruine stip in het midden. Deze steen wordt uit zijn hoofd genomen en schoongemaakt met sterke wijn en water. Soms lijkt de vorm van een pad erin te zitten met scherpe en brede voeten. Wat de oorsprong was van het idee is onbekend. Het kwam op het eind van de 12de eeuw. De paddensteen is een volksnaam voor allerlei versteningen als vistanden (Busoniten) die in steenformaties, voorkomen. Van de versteende zee-egels vormt de stralende boog een kroon en vandaar werd het in Duits Krotenkronen genoemd.

Bombax alse plinius segt

es .i. worm die te sine plegt

jn assurien meest ende best

11835hi maket van leme so uast sijn nest

dat men dorscieten niet ne can

dar binnen gaderti was nochtan

mildeleker dan die bien

dan spinti mede in dien

11840wulle .i. deel na coppen wise

dar men af maect van dieren prise

cledre alsic ore gewaghen

die meniote vrouwen draghen

hier of makemen inden tiden

11845vtenemende ghewant van siden

4, Bombax, zoals Plinius zegt,

is een worm die te zijn pleegt

in Assyrië het meest en best.

11835 Het maakt van lijm zo vast zijn nest

dat men het doorschieten niet kan.

Daar binnen verzamelt het was nochtans

milder dan die van bijen

dan spint het mede in die

11840 wol, een deel naar spinnen wijze,

waarvan men maakt van dure prijs

klederen, zoals ik hoor gewagen,

die menige vrouwen dragen.

Hiervan maakt men in de tijden

11845 uitstekend gewaad van zijde.

Bombyx mori (moerbei) (Sericaria) is de moerbei zijdespinner. De rups wordt gewoonlijk zijdeworm genoemd. Vier duizend cocons leveren een kg zijde. Een cocon bestaat uit een draad van drie duizend meter lengte waarvan men maar een drie tot zes honderd, soms negen honderd meter kan gebruiken omdat het binnenste perkamentachtig en het buitenste vlossige deel niet bruikbaar is. De rupsen leven van de bladeren van de moerbeiboom, Morus.

Brutus adlacta sijn diere

van also sulker maniere

alse wi de crekele sien

want si te springhene plien

11850ende al ebsi ghemeene

curt voren ende bachten lanc de bene

brutus dats .i. crekel clene

dar wilen bi egypten ghemene

god dede plaghen ende quellen

11855als ons noch moyses bouke tellen

jn somech lant siet mense comen

bi jar ganghe te groten ende vromen

ende alsi comen si eten al

tgroene dat staet up berghe ende in dal

11860ende dar nes ghene boete jeghen

deser plaghe dinke mi pleghen

quaet sprekers die in aren doene

ofteren ende uerbitent te groene

dats der goeder liede weldaet

11865vernemen si dat so wassens bestaet

so gaensj cnouwen ende sliten

ende verteren ende verbiten

alder goeder liede weldoen

ende kerent weder in .i. valsch sermoen

5. Brucus adlacta zijn dieren

van al zulke manieren

zoals wij de krekels zien

want ze te springen plegen.

11850 En alle hebben ze algemeen

kort van voren en van achter lange benen.

Brucus, dat is een krekel klein

daar wijlen bij Egypte algemeen

God deed plagen en kwellen,

11855 zoals ons nog Mozes boeken vertellen. In sommig landen ziet men ze komen bij jaargangen de grote en sterke

en als ze komen ze eten alles

het groene dat staat op berg en in dal

11860 en daar is geen middel tegen.

Deze plaag denk ik te plegen

kwaadsprekers die in hun doen

verteren en verbijten het groen

dat is de goede lieden weldaad

11865 vernemen ze dat zo groeien bestaat

dan gaan ze het knauwen en slijten

en verteren en verbijten

al de goede lieden weldoen

en keren het weer in een valss preek.

Brucus zijn voelersnuitkevers waarvan honderden soorten zijn. Er is een erwtenkever, bonenkever, wikken en linzenkever. Ze overwinteren in die vruchten en komen daar in het voorjaar weer uit. Ze lopen vrij snel en vliegen nu en dan.

Maar naar de omschrijving hebben we hier wel met sprinkhanen van doen. Sprinkhaan, in midden-Hoogduits was het spranke of sprinke. In Angelsaksisch gaers-hoppa, grasshopper en Locusta (uit Latijn voor sprinkhaan). Het Duits heeft ook Heuschrecke, schrecken: springen, en zo werd het ook Heuhupher en Heupferde.

Van onze jeugd af aan kennen we de achtste van de tien plagen der Egyptenaren en de verwoesting die door de sprinkhanen werd aangericht. Bij Plinius en Pausanius komen berichten voor van door sprinkhanen aangerichte verwoestingen. Om het ratelende geluid dat ze geven heten ze klappersprinkhanen. Deze sprinkhanen horen in het Oosten thuis en moeten niet verwisseld worden met onze groene sprinkhaan die in ons land en de buurlanden voorkomt. Dit is een andere soort die toch ook verwoestingen kan veroorzaken.

11870Bicendula als plinius segt

es .i. worm die te sine plegt

die bi nachte es clar ende lecht

gande ende vlieghende echt

j worm eist sonder lieghen

11875ghelijc der cleenre vlieghen

die men in menech uerurest

mar in italien es hi meest

xiiii nacht eer die dach an gaet

ende eer die sonne ten oghesten staet

11880ende xiiij nacht der nar

siet mense vlieghen dat es waer

dags siet men inder hare no dare

mar nachts siet menne in der ghebare

recht als die sparke ghebart

11885sine clareit leit an sinen start

dese euet i. cracht

wonderlic van groter macht

want wie sore iii of ate

sijn vleesch worde niet onghemate

11890want nemmermee al sonder blijf

sone langhedem om wijf

ende dits warlike onderuonden

dicken ende te meneghen stonden

6. 11870 Bicendula, zoals Plinius zegt,

is een worm die te zijn pleegt

die bij nacht is helder en licht

gaande en vliegende echt.

Een worm is het, zonder liegen,

11875 gelijk de kleine vliegen

die men in menig land gevestigd

maar in Italië is hij het meest.

Veertien nachten voor de dag begint

en voor de zon ten hoogste staat

11880 en veertien nachten daarna

ziet men ze vliegen, dat is waar.

Overdag ziet men in ze hier nog daar

maar ‘s nachts ziet men in de vormen

echt als de vuurvonk gevormd.

11885 Zijn helderheid ligt in zijn staart.

Deze heeft een kracht

wonderlijk en van grote macht

want wie van zulks er drie van at

zijn vlees wordt niet onmatig

11890 want nimmermeer al zonder twijfel

zo verlangende hij een wijf

en dit is waarlijk ondervonden

veel en op vele plaatsen.

Lampyris noctiluca (Pyrophorus, pyro: het brandende) Vuurvlieg, Johanneskever, glimworm of gloeiworm, Engelse glow-worm, Duitse Gluhworm, Feuerfliege, Leuchtkafer of Johanniswurmchen, -kafer, begint te vliegen op de dag van St. Johannes, 24 juni. De strenge boetprofeet Johannes toonde zijn zachte hart toen hij een kevertje opnam en op een bloem zette zodat het niet vertrapt zou worden. Door de aanraking van zijn hand ontving het beestje lichtend vermogen.

Het is een smal en slank gebouwd en onooglijk bruin gekleurd kevertje, geen vliegje dus.

Het mannetje is van dekschilden voorzien, het wijfje heeft noch dekschilden noch vleugels.

Uit twee vlekken aan de buikzijde straalt zij in het duister een zacht blauwachtig licht af dat ze naar willekeur schijnt te kunnen versterken of te verzwakken. In de warmere streken komen ze meer voor, ook met een sterkere weerschijn. Soms is het groen, geel-, of roodachtig. De lichtjes gaan op een bepaald tempo aan en uit, die regelmaat is kenmerkend voor die soort. De niet vliegende vrouwtjes zitten op de grond, tussen de struiken en dergelijke en laten hun lampjes schijnen om de mannetjes aan te trekken. Het licht is zeer zwak, een veertigste van een kaars, maar zeer geschikt voor onze ogen. Als er veel bij elkaar zijn kan je een boek lezen, studeren, of als verlichting gebruiken. Shakespeare, Hamlet, i, 5, 89, 90; ‘The glow-worm shows the matin to be near’ De glimworm toont de nadering van de morgen’.

And ԧins to pale his uneffectual fire’. En bleek wordt reeds zijn gloedloos, ijdel vuur

De opwekkende werking is wel van Lytta vesicatoria (vol blaasjes) Spaanse vlieg, Duitse Spanische Fliege, Engelse Spanisch blister fly die bij ons zeldzaam in Gelderland wordt aangetroffen. Het behoort tot de familie der blaartrekkers, Cantharidae. Die is zo genoemd omdat de meeste soorten een eigenaardige stof voortbrengen die, op de huid gebracht, blaren veroorzaakt. Soms is een enkele aanraking al voldoende. Daarom dienen ze voor het maken van trekpleisters en worden in enkele gevallen inwendig als geneesmiddel gebruikt. Het is de Duitse Plasterkafer. Innerlijk worden de zeer heftig werkende en de nieren beschadigende canthariden als liefdes- en als vruchtafdrijvend middel gebruikt. Ze werken sterk op het plas- en geslachtsapparaat en veroorzaken heftige ontstekingen, grotere dosis kunnen zelfs tot de dood voeren. Ze spelen onder de liefdesdranken een belangrijke rol en vormen het belangrijkste bestanddeel van de ‘Italische elixers’ en de beruchte ‘diavolini’ en ‘pastilles galantes’.


Cinomia das des onts vlieghe

11895ensi dat jsidorus lieghe

es .i. worm pijnlic sere

ananghel ende nemmermere

sone laet die onde niet rusten

so hem meest slapens mach lusten

11900so hem de vlieghe pijnliker es

vintsoese traghe so danct em des

soe doet hem tbloet volghen nar

dit dinct wesen ouer war

van den duuel .i. figure

11905want dien hi vint van tragher nature

dien wont hi in die siele dan

ende en es so wachtende man

dat hine ute uele rusten laet

dat hies ontghinghe god selue en daet

11910want hine so nouwe bestaet

al consti alder werelt raet

7. Cinomia, dat is de hondsvlieg,

11895 tenzij dat Isidorus liegt.

Het is een worm pijnlijk zeer

een angel en nimmermeer.

Ze laat de honden niet rusten

als hij de meeste slaap mag lusten

11900 dan hem de vlieg pijnlijker is

vinden ze hem traag, zo bedanken ze hem dat, zodat hem het bloed trekt na.

Dit denkt te wezen voor waar

van de duivel een vorm

11905 want die hij vindt van trage natuur

die verwondt hij in de ziel dan

en het is zo wakende man

dat hij met het euvel rusten laat

dat hij hem ontging God zelf en deed

11910 want hij nauw bestaat

al het kon hij al de wereld raad.

Cynos: hond, zal wel een soort horzel zijn of de bloedzuigende hondenluis, Haematopinus pilifertus.\

Cinefes eten wi bi namen

wormkine die vele te samen

dinken vlieghen in menech lant

11915muesien sint met ons genant

dart vet varsch ende warem es

dar waster uele des sijt ghewes

hiermede was egipten gheplaghet

als ons de edele scripture ghewaghet

11920ende al noch in desen stonden

wrecter got mede adaems sonden

want si des mensce adem volghen

ende maken den meneghen verbolghen

met bittren roken oric scriuen

11925machmense .i. wile verdriuen

8. Cinifes noemen we bij namen

wormpjes die veel tezamen

veel vliegen in menig land,

11915 muggen zijn ze bij ons genoemd.

Daar het vet, vers en warm is

daar groeien er vele, dit is zeker.

Hiermee was Egypte geplaagd

zoals ons de edele schrift gewaagt

11920 en al noch in deze stonden

wreekt God daarmee Adams zonden

want ze de mensen adem volgen

en maken menigeen verbolgen.

Met bittere rook, hoor ik schrijven,

11925 kan men ze een tijdje verdrijven.

Latijn cimex: een vlieg.

Culex. Mug of steekmug, midden-Nederlands mugghe, oud-Saksisch Muggia, oud-Hoogduitse Mucka (nu Mucke) Angelsaksisch mycg (nu midge). Het woord stamt van Germaans muwja en dat van Indo-Germaans mu: een aanduiding van zoemen, vergelijk Latijn musca: vlieg of mug en Grieks muia. Het is het neefje, dat met zijn steken ‘neef, neef’r oept en de mens de slaap van de ogen doet wijken.

De muggen zijn slanke, tere en sierlijk gebouwde diertjes met dunne poten, maar ze behoren tot de grootste plaag op aarde. Het was de derde plaag van Egypte. Aaron slaat met zijn roede het stof der aarde en het stof wordt veranderd in muggen.

Er zijn twee woorden, bij de vierde plaag werd het zo steekvliegen. Mogelijk de bijtende vliegen of stalvlieg, Stomoxys calcitrans. Sommige zien verband tussen de vierde en zesde plaag omdat de vliegen een huidziekte met zich meedragen, mogelijk een vorm die het vee aangetast had in de vijfde plaag.

Culex als isidorus seit

es .i. uorem die sughens pliet

bloet van lieden ende van dieren

j. strael eueti in der manieren

11930jn sinen monde staende wel

dar hi mede dorbord .i vel

ende suget bloet dats sine recht

culex mint sere lecht

ende stede dar hijd droghe weet

11935soete dinghe eueti leet

die sijn in huse of up felt

ende dese onsiet alsmen ons telt

heete loec slaepti ofte waect

negheen culex em ghenaect

9. Culex, zoals Isidorus zegt,

is een worm die te zuigen pleegt

bloed van lieden en van dieren

een angel heeft het in de vorm

11930 in zijn mond staan wel

waarmee hij doorboort een vel

en zuigt bloed, dat is zijn recht.

Culex bemint zeer het licht

en plaatsen waar hij het droog weet

11935 zoete dingen heeft het leed

die zijn in huis of op het veld.

En die ontziet, zoals men ons vertelt

eet hij look, slaapt of waakt,

geen Culex hem genaakt.

Zie 8.

11940Sandarides als wijt gomen

wassen in blade van bomen

terst als rupsemen ghedaen

dar na met vloglen beuaen

ende vlieghen dages are ende thare

11945nachtes siet mese openbare

dat si hem te gadre ouden

jn enen oep vaste geuouden

groene so es hare ghedane

also men ons doet te uerstane

11950ende scinen ghelijc den goude clar

weltijd dat die oeft es nar

sijnsi bj nachte goet yuaen

ende in aisine verdronken saen

ende alsi dood sijn salmense dernar

11955met wine beghieten dar

ende legghen vp .i. let te hant

dar men wille maken .i. brant

onder was gheduelmt wale

ghecolelt in .i. note scale

11960so doensi dar effen dan

ene bleine an .i. man

die bleime salmen dan dorboren

met .i. gout naelden alswijd oren

jn de selue stede also

11965often utersten met .i. stro

dar sal quade vmure vte gaen

ende beter vele es sonder waen

xv daghe die brant ouer war

dan .i. ander brant .i. jaer

10. 11940 Cancarides, zoals wij het bezien,

groeien in bladeren van bomen.

Ten eerste als rupsen gedaan

daarna met vleugels bevangen

en vliegen daags hier en daar.

11945 ‘s Nachts ziet men ze openbaar

daar ze zich tezamen houden

in een hoop vast gevouwen.

Groen zo is haar gedaante,

alzo men ons doet verstaan,

11950 en schijnen gelijk het goud helder.

In de tijd dat de oogst is nabij

zijn ze bij nacht goed te vangen

en in azijn verdronken samen.

En als ze dood zijn zal men ze daarna

11955 met wijn begieten daar

en leggen op een lat gelijk

waar men wil maken een brand

waaronder was gerookt goed

verkoold in een notenschaal.

11960 Dan doen ze daar even in dan

een blaar aan een man

die blaar zal men dan doorboren

met een gouden naald, zoals wij het horen,

in dezelfde plaatsen alzo

11965 of als uiterste met een stro

daar zullen kwade humeuren uit gaan

en verbetert veel, zonder waan,

vijftien dagen dat die brand over is

dan een andere brand van een jaar.

Cantharis vesicataria, Spaanse vlieg, zie 6.

11970Crabo alse plinius seghet

es .i. worm die te sine pleghet

jn darde ende vliegt na de bie

oec dartoe so segt hie

dat hi wast van doden parden

11975dar mese deluet onder darde

ende vrselen so wasser of mede

die men siet in menegher stede

apple eten si te waren ende paren

crabo maect te waren

11980onder darde erande raten

die niemen comen te baten

ende dar si are vrucht vte winnen

crabo alsic mach bekinnen

dinke mi sijn die abeel bie

11985sonder coninc so sijnsie

ende so sijn de urselen mede

dat scaet hem te somegher stede

alsi vlieghen ruten si sere

hare onech doet no min no mere

11990ende die hem wille nemen thare

hi auonturt hem alte sware

want hare strael es so fel

men caens ghenesen niet wel

11. 11970 Crabo, zoals Plinius zegt,

is een worm die te zijn pleegt

in de aarde en vliegt als de bij.

Ook daartoe, zo zegt hij,

dat het groeit van dode paarden

11975 waar men ze begraaft onder de aarde en horzels groeien er van mede

die men ziet in menige plaats

appels eten ze te waren en peren.

Crabo maakt te waren

11980 onder de aarde allerhande raten

die niemand komen te bate

en waar ze hun vrucht uit winnen.

Crabo, zoals ik mag bekennen,

denk te zijn de abeel bij

11985 zonder koning zijn ze

en zo zijn de horzels mede

dat schaadt hen in sommige plaatsen

als ze uitvliegen gonzen ze zeer.

Hun honing deugt min of meer

11990 en die zich willen nemen het hunne

hij avonturiert zich al te zwaar

want hun angel is zo fel

men kan het niet goed genezen.

Vespa crabo. Paardenvlieg of paardenwesp, Duits Hornisse of Bremsfliege, Engelse hornets, Frans frelon. Anderen menen dat ze genoemd worden van krabo, of kaballus: een paard, hengst, waaruit zij voortkomen zoals Isidorius begrepen heeft.

Het moet een stekelig en boos gedierte zijn omdat men er een spreuk van ontleend heeft, ‘de horzelen vergrammen’’irritare crabrones, bij Plautus, om te verbeelden en te leren dat het met de vrouwenaard zodanig is gelegen dat men ze niet tergen moet als ze gramstorig zijn, dat men er zelden zonder schade of schande te behalen van af komt.

De grootste van onze inlandse wespen. Die wordt algemeen als gevaarlijk gezien, maar is minder agressief dan de gewone wesp.

Cicada es des krekels name

11995som vintmense scone en bequame

si singhen scone ende clare

achter velde are enthare

ende biden douwe algader leuen

als di zoe hare sal gheuen

12000te notene leit soe wpward dan

ende die hie gater an

die soe singhet alse plinius segt

ende die hie swighene plegt

.j. andre maniere vintmen mede

12005die altoes ebben are stede

jn huse ende in waremen dinghen

die mede soetelike singhen

mar sine ebben vlogle ghene

als dandre doen ghemene

12010j derde maniere vintmen mede

die men eet te somer stede

vlieghende erte int latijn

die alle ghevloghelt sijn

lanc gheornet alswijd weten

12015tande ende in tween ghespleten

men doe hem thouet of et leuet

langhe na dat den buc begheuet

12. Cycada is de krekel naam.

11995 Soms vindt men ze mooi en bekwaam, ze zingen mooi en helder

achter velden hier en daar

(a) en van de dauw alle tezamen leven.

Als de zij zich zal geven

12000 te paren ligt ze opwaarts dan

en de hij gaat er aan,

de zij zingt, zoals Plinius zegt,

en de hij hier zwijgen pleegt.

Een andere soort vindt men mede

12005 die altijd hebben hun plaats

in huis en in warme dingen

die mede lief zingen

maar die hebben vleugels geen

zoals de andere hebben algemeen.

12010 Een derde soort vindt men mede

die men heet in sommige plaatsen

vliegend hert in het Latijn

die alle gevleugeld zijn

lange horens, zoals wij het weten

12015 aan het einde in tweeën gespleten.

Men doet hem het hoofd af, het leeft

lang nadat de buik het begeeft.

Gryllus campestris, (van ‘t veld) veldkrekel. Krekel, midden-Nederlands crekel, midden Noordduits Krekel, vergelijk. Engels to creak; kraken, een klanknabootsend woord. Engels cricket, oud-Frans criquet, zie creak. Grillen, oud-Hoogduits Grillo uit Latijn gryllus. Grieks tettix, Latijn cicada.

(a) zie We zien dat sprinkhanen of liever cicaden zich voeden met dauw. Het aardige verhaal van Socrates wordt hierbij gebruikt. Die vertelde aan Phaedrus een verhaal, onder een plataan bij de oevers van de rivier Iseus omstreeks de middag toen het warm werd en de cicaden geluid maakten. Hij nam die gunstige gelegenheid waar om hem een sprookje te vertellen, hoe cicaden eens studenten waren, muzikanten en poten voor de Muzen geboren waren en dat ze leefden zonder voedsel of drank. Daarom werden ze door Zeus veranderd in sprinkhanen/cicaden.

Acheta domestica, (van ‘t huis) huiskrekel is bekend als trouwe gast in de bakkerijen en vooral op het platte land bij de haard, dus op warme plekjes.

Als Anakreon de Cicaden gelukkig noemt omdat ze stomme wijfjes hebben dan bedoelt hij de krekels. De Grieken hadden wel ontdekt dat alleen de mannetjes zingen. De dichter Xenarchus merkt dan ook ondeugend op: ‘Gelukkig is het leven van de cicaden, want hun vrouwen zijn stom’ Volgens Plato zijn het omgevormde mensen die zo verdiept in muziek waren dat ze hun eten en drinken lieten staan’. Callimachos noemt het een zinnebeeld van fijne dichtkunst.

Lucanus cervus

(hert) Vliegend hert, Duitse Hirschkafer, Franse cerfvolant, Engelse horn- of stagbeetle, naar de sterk vooruitstekende getande bovenkaak van de mannetjes die op het gewei van een edelhert lijken.

Fruca alse liber rerum seghet

es .i. worm die te hetene pleghet

12020coelen ende loue van bomen

misselic gheuarwet machment gomen

rupsenen eetent in onse tale

bi desen wormen weetmen wale

was egypten wilen yplaegt

12025na alf oest alsmen ghewaecht

alst reint of douwet wel

so wert anders ghedaen hare vel

ende werd vlieghende inder lucht

sere scadensi der vrucht

12030ende der nar als are ende an gaet

legghen si dan hare saet

jn louren ende steruen dan

dat mer gheen lijf an vinden can

tote dien ende warem weder beghinnet

12035ende die dandie loure winnet

so leuen si bi den sonneschine

ende biden daue sonder pine

13. Eruca, zoals Liber Rerum zegt,

is een worm die te eten pleegt

12020 kolen en loof van bomen.

Verschillend gekleurd mag men het noemen, rups heet het in onze taal.

Met dezen wormen, weet men wel,

was Egypte wijlen geplaagd.

12025 Na halve augustus, zoals men gewaagt, als het regent of dauwt goed

dan wordt anders gedaan hun vel

en worden ze vliegend in de lucht

zeer beschadigen ze de vrucht

12030 en daarna als hun einde komt

leggen ze dan hun zaad

in loof en sterven dan

zodat men geen lijf van vinden kan

totdat het warme weer begint

12035 en dan het loof weer begint

dan leven ze van de zonneschijn

en van de dauw, zonder pijn.

Erudere: uitknabbelen. Hier zullen wel rupsen bedoeld zijn die op de kool voorkomen. Rups, pop, vlinder Shakespeare, ii King Henry VI, iii, 1, 90 ‘Caterpillars eat my leaves away’,’ rupsen eten mijn bladeren op’ .

Als plaag zal de steekvlieg bedoeld zijn, zie 8.

Formica ete die miere

.j. woremkin van deser manieren

12040men orter of salemone ywaghen

want hi setter toe den traghen

ende etet an hare wijseit leren

want so ne euet mester no heren

nochtan wint soe te somere tgoet

12045al dat soe te wintre verdoet

plinius segt dat verstaet

dat elc te sinen ambachte vaet

elc merke hoe so hare beiagt

want elke miere mere burdine dragt

12050na de grote van aren liue

dan enich dier dar ic of scriue

ende dits te wonderne sere

ambrosius seit die here

dar si corne biten ontwe

12055dat si ne wassen nemmerme

dar sise in derde ebben verstolen

ende die sijn te groot ten olen

verbitensi ontwe vort gat

wert are coren van reine nat

12060die draghen si int scone weder

ende legghense ter sonnen te droghene neder

si kinnen bi naturen rade

of een weder es ghestade

el gheen dier wast no sterct

12065van sire ouden dats ghemerct

daghes werken si ende bider mane

ende nachts mede doetmen te verstane

tusschen maels ne doen si niet

ende alsem nature werkens ghebiet

12070sone leuet hi die merken mochte

hoe nerenst elke es ten ambochte

ende alse deen den andren ghemoet

ghebaersi ofte deen den andren groet

entie gebure deen den andren

12075dar si houer de steene wandren

laten si der in lichtelic langhe

van haren keere van haren ganghe

vpten arden marbersteen

eist dat si gaen houer een

12080hare doode draghen si vt

ende deluense ondert cruut

ende dit ne doet elgheene maniere

dan die mensche entie miere

14. Formica heten de mieren.

(a) Een wormpje van deze manieren,

12040 men hoort er Salomon van gewagen.

want hij zendt er toe de trage

en heeft van hun wijsheid te leren.

(b) Want ze hebben meesters nog heren

nochtans winnen ze te zomers het goed

12045 al dat ze in de winter verdoet.

Plinius zegt, dat verstaat,

dat elk tot zijn ambacht aanvangt

ieder merkt hoe ze zich bejaagt

want elke mier meer lasten draagt

12050 naar de grootte van hun lijf

dan enig dier waar ik van schrijf

en dit is te verwonderen zeer.

Ambrosius zegt, die heer,

dat ze koren bijten in stukken

12055 zodat ze groeien nimmermeer

daar ze het in de aarde hebben verstopt

en die zijn te groot voor het hol

bijten ze in stukken voor het gat.

Wordt hun koren van regen nat

12060 dan dragen ze die met helder weer

en leggen ze in de zon te drogen neer.

Ze kennen van naturen raad

of een weer is gestadig.

Anders geen dier groeit of versterkt

12065 van zijn ouderdom, dat is opgemerkt.

Op de dag werken ze en bij de maan

en ‘s nachts mede, doet men verstaan,

in de tussentijd doen ze niets

en als de natuur hun werken gebied.

12070 Zo leeft hij die het merken mocht

hoe bedrijvig elk is in zijn ambacht.

En als de een de ander ontmoet

gebaren ze of de een de ander groet

en die buren de een en de ander.

12075 Waar ze over de stenen wandelen

laten ze daarin een teken lang

van hun keren, van hun gangen

op de harde marmersteen

is het dat ze gaan overheen.

12080 (d) Hun doden dragen ze uit

en begraven ze onder het kruid

en dit doet anders geen soort

dan de mens en die mieren.

Formica, Latijn, mogelijk van ferendis micis: kruimels dragen. Mieren, midden-Nederlands mire, midden-Noordduits Mire, midden-Hoogduits Ameize (nu Ameise), Angelsaksisch aemette en midden-Engels mire. Vergroot verschijnt het woord in Noordduits als Pismire, Engels pismire en onze pis-mire, omdat ze in afweer zuur spuiten. Engels ant, van Germaans amaitjon: afgesneden of snijden.

(a) Vingervlug en bezig zijn kenmerkt de mier, Spreuken 6: 6 - 8; 30: 24 - 25. De mier wordt de luiaard als voorbeeld gesteld, Spreuken 6:6,8:

‘Ga tot de mier, gij luiaard, zie haar wegen en wordt wijs, hoewel zij geen aanvoerster heeft

noch leidsman, noch heerser, verzamelt zij in de zomer haar spijs’ .

Spreuken 30: 24,28, de mier wordt toch bij de wijste van de dieren gerekend. Deze vier zijn de kleinste op aarde, doch zijn bovenmate wijs; de mieren zijn een volk zonder kracht, toch bereiden zij hun spijs in de zomer, de klipdassen zijn een machteloos volk, toch maken ze hun woning in een rots; de sprinkhanen hebben geen koning, toch trekken ze gezamenlijk in goede orde op, de hagedis kan men met de hand grijpen, toch is zij in des konings paleizen’ Men schrijft ze wijsheid en vernuft toe want Salomon heeft ze ook wel willen beschrijven, ‘zij zijn wijs, met wijsheid voorzien,’ wat anderen hebben vertaald, wijzer dan de wijzen.

(b) Horatius noemt de mier ’sapiens,’ Ze hebben een soort regering onder elkaar en maken een soort volk uit. Salomon, Spreuken 30:25, noemt ze ‘een volk’. Spreuken 6 dat ze ԧeen oversten hebben’ geen koning of heerser om wetten voor te schrijven toch letten ze erop dat alles goed komt. Er zijn verschillende soorten die in hun levenswijze veel van elkander verschillen. Steeds leven de mieren in grote staten bijeen waarin men mannetjes, wijfjes en geslachtsloze dieren aantreft. De mannetjes en wijfjes zijn slanker gebouwd, hebben grotere ogen en kortere poten dan de geslachtsloze en bezitten onmiddellijk na de verpopping, augustus, vleugels. Zij verheffen zich daarmee slechts eenmaal in de lucht om hun bruiloftsvlucht te houden. Terwijl de mannetjes achterblijven en omkomen keren de vrouwtjes weer op de grond terug en ontdoen zich onmiddellijk van hun vleugels waarin ze door de geslachtsloze werkmieren geholpen worden. Nu worden ze naar het nest gevoerd waar ze dadelijk beginnen met het leggen van eieren. Ze gaan hier mee door tot het te koud wordt en worden dan door de werkmieren meedogenloos uit het nest gejaagd en komen om.

(c ) Uit de context kan je opmaken dat het hier om de oogstmier gaat, de Engelse harvester ant. Dat zijn de geslachten Messor en Pheidole. Hun nest is ondergronds, de ingang in opvallend door een serie van goed gevormde paden die verschillende kanten opgaan. Tijdens de oogst, die varieert per gebied, verzamelen ze de hele dag zaden die ver rondom het nest gevonden worden. De doppen en diegene zonder harde inhoud worden uit het nest verwijderd en naar de uitgang gebracht waar ze weggedragen worden door de wind en tot lange pluimen gevormd worden zodat het nest meestal goed zichtbaar wordt. De inhoud is zeer waardevol, de moeite van het opgraven zeker waard.

(c ) ‘Als de tarwe beregend is die ze op hopen verzameld hebben dan brengen ze al het graan in de zon en drogen het daar. Naar Plutarchos, Plinius en anderen dat ze de korengranen niet blotelijk onder de natte, vochtige aarde verbergen, maar opdat ze niet zouden uitschieten het hart af of midden doorbijten.

ԁls hun route over stenen voert slijten ze door hun voortdurend heen en weer lopen een lang spoor uit in het harde marmer’ Hier zal wel aarde of een zachte steen bedoeld zijn.

(d) De mieren zijn, naast de mensen, de enigen die hun doden begraven, aldus Plinius.

Murmicaleon seit adelein

12085dat alse uele ludet int latijn

alse liebart vanden mieren

es .i. worem van manieren

dat mieren sijn van beghinne

alsi cleene sijn toghet hi minne

12090ende urienscap ieghen de mieren

dar na so beghint hi uersieren

alsi groot es ende belaghet

die mieren ende nemet ende iaghet

dat si winnen thare noot

12095bi somwilen bijt hise oec doot

te wintre alse comet de sake

dat die mieren met ghemake

wanen leuen van hare somer pine

compt hi ende roeuet de woremkine

12100wat dat hi hem ghenemen can

want hi te somere niet ne wan

dus doen uerdoruene edelinghe

die ne doen gheene neringhe

mar si nemen sonder uerboren

12105den goeden getrouwen geburen

dat si ghewonnen ebben ende uerspart

nochtan so ebben sise onwart

alse dat si hem nemen tleuen

sine willent hem sonder heeschen gheuen

15. Myrmicoleon, zegt Adelenus,

12085 dat als zoveel luidt in het Latijn

als leeuw van de mieren

is een worm van manieren

dat mieren zijn in het begin.

Als ze klein zijn getuigt hij minne

12090 en vriendschap met de mieren

daarna zo begint hij te versieren

als hij groot is en belaagt

de mieren en neemt en jaagt

dat ze winnen voor hun nood

12095 en soms bijten ze die ook dood.

In de winter als komt de zaak

dat die mieren met gemak

wanen te leven van hun zomerse pijn

komt hij en rooft de wormpjes

12100 al wat dat hij nemen kan

omdat hij in de zomer niet won.

Zo doen verdorven edelen

die niets doen, geen nering

maar ze nemen zonder verbeuren

12105 van de goede, getrouwe buren

wat ze gewonnen hebben en gespaard,

nochtans zo vinden ze hen onwaardig

alzo dat ze hun nemen het leven

als ze het niet zonder tegenstribbelen willen geven.

Myrmecoleon formicarius. Dit is de zogenaamde mierenleeuw die slechts langzaam kan kruipen, maar de kunst verstaat zich snel rugwaarts in het zand te boren en een kleine trechter als valkuil te vervaardigen, op wiens bodem de kaken even te zien zijn. Mieren en andere kleine insecten die in het voorbijgaan in de kuil vallen worden onmiddellijk aangegrepen en uitgezogen. Trachten ze te ontvluchten dan werpt de mierenleeuw een lading zand en laat ze daardoor weer naar beneden glijden.

‘Ee mierenleeuw is een diertje dat eerst op een mier lijkt. Jonge mieren zijn een en al vriendelijkheid voor de mieren, maar als ze ouder worden, worden steeds brutaler. Volwassen mierenleeuwen overvallen de mieren en nemen alles af wat de mieren verzameld hebben. Soms bijten ze de mieren zelfs dood en in de winter, als de mieren willen oogsten van hun arbeid, dan komt de mierenleeuw en neemt hen alles af omdat hij zelf niets verzameld heeft. Is dat niet hetzelfde wat de edelen doen die niet zelf hun brood verdienen, maar datgene van de boeren afnemen wat zij gespaard en verdiend hebben? En daarbij gaat hun roofzucht ook gepaard met zo’n minachting voor hun slachtoffers dat ze hen het leven benemen als ze hun bezit niet vrijwillig afstaan’.

12110In india uindemen oec mieren

van seere wonderliker manieren

meere danmen hier uosse weet

entie sijn wonderlike wreet

met clawen scarp groot ende lanc

12115so starc sijn si ende so stranc

sien si den mensce si scorne ontwee

menne vintse anders nemmermee

nieweren seit de wareit fijn

dan daer die goudine berghe sijn

12120beesten no andren dieren

ne scaden si in ghere manieren

want si wel de wareit weten

dat si dat gout niet neeten

dat si in den berghe hoeden

12125mar upten mensce si verwoeden

om dat si ebben willen tgout

dar heuetse geset gots ghewout

om te wrekene der mede

vpten mensce de ghierechede

12130ouer waer scriuen ons dus

adelijn ende isidorus

plinius scriuet oec van desen

dat si te wintre willen wesen

jn derde om dat groote cout

12135den stelen hem die inden tgout

mar die mieren rieken wel

ende gheuallet want si sijn fel

dat si de diefte becoepen

want gheen part mach hem ontlopen

16. 12110 In India vindt men ook mieren

van zeer wonderlijke manieren

groter dan men hier vossen weet.

En die zijn wonderlijk wreed

met klauwen scherp, groot en lang,

12115 zo sterk zijn ze en zo stevig

zien ze de mens, ze scheuren ze in stukken, men vindt ze anders nimmermeer.

ergens, zegt de waarheid fijn,

daar waar de Gouden Bergen zijn.

12120 Beesten of andere dieren

beschadigen ze in geen manier

omdat ze wel de waarheid weten

dat die dat goud niet eten

dat ze in de berg bewaren

12125 maar op mens worden ze woedend

omdat zij hebben willen het goud.

Daar zijn ze gezet op Gods geweld

om te wreken daar mee

op de mensen de gierigheid.

12130 Voor waar schrijven ons dus

Adelinus en Isidorus.

Plinius schrijft ook van deze

dat ze in de winter willen wezen

in de aarde vanwege de grote kou

12135 dan stelen hen de Indirs het goud

maar de mieren ruiken het wel

en het gebeurt, want zij zijn fel,

dat ze de diefstal bekopen

want geen paard kan hen ontlopen.

Pogonomyrmex occidentalis, (oosters) de oogstmier van Texas en Colorado, verzamelt voedsel en bepantserd zijn heuvel met een mozaek van kleine stenen, goudkorrels en dergelijke. Soms zijn die bouwwerken zo rijk aan goud dat de Indianen het lonend vinden dit te winnen, zie oogstmier bij 14.

‘In Indië zijn er echt grote mieren met horens, die zijn groter zijn dan de honden uit onze streken. Deze monstermieren zijn bloeddorstige beesten met grote, scherpe klauwen. Ze zijn zo sterk dat ze mensen in stukken scheuren als ze die tegenkomen. Deze mieren komen alleen voor in het gebied van de Gouden Bergen. Ze bezitten en verkrijgen uit die bergen goud en kostbare stenen met een wonderbaarlijke hebzucht en verlangen. Maar de Indirs stelen die rijkdom in de zomertijd, als de mieren zich verborgen houden in de valleien vanwege de sterke zonnegloed. Maar de mieren vliegen hen na die het goud wegnemen, ook al ontvluchten ze de mieren al rijdend op snelle kamelen. In hen is zo’n sterke goudkoorts’ De eerst door Herodotus gemelde sage van goudgravende mieren is mogelijk wel op de in pantervellen, tschita, gehulde en in aardholen wonende Indiaanse goudgravers terug te voeren waarbij het voorkomen van mieren als die van de Pogonomyrmex die stenen en daarmee gelijk goud naar boven haalden, plus de gelijk luidende naam van de mier, tschinti, mee in verband gebracht kunnen worden. Het uit Oost-Turkestan afkomstige goud heet in Sanskriet ԭierengoud’ Het kan ook stofgoud geweest zijn dat door schubdieren bij het graven van hun holen aan de oppervlakte werd gebracht. Het Chinese schubdier, Manis pentadactyla, is ongeveer zo groot als vos en bezit grote, scherpe klauwen en voedt zich met mieren.

Ambrosius zegt dat mieren zaden doormidden bijten - mieren zijn inderdaad in staat het kiemen van opgeslagen zaden te voorkomen.

In India leven wonderbaarlijke mieren - de gouddelversmieren werden voor het eerst genoemd door Herodotos. Het goud dat afkomstig was uit Oost-Turkestan en dat in het Sanskriet ‘mierengoud’ werd genoemd, was in werkelijkheid stofgoud dat door schubdieren bij het graven van hun holen aan de oppervlakte werd gebracht. Schubdieren (in dit geval om precies te zijn het Chinese schubdier, Manis pentadactyla) zijn ongeveer zo groot als vossen, bezitten grote, scherpe klauwen en voeden zich met mieren.

12140Limax es ene maniere van slecken

die wi sien hare seluen decken

ende tragelike henen gaen

experimentator doet verstaen

dat soe te wintre es uerloren

12145enten lentine comen si voeren

men seghet dat dat bloet van hare

treckemen hute eens menschen hare

dat porrekijn so uaste slutet

datter gheen aer meer gat hut

12150entaer puste wassen in wonden

men wrijftese ontwe tien stonden

dat soese ghenesen doet

van desen wormen weset uroet

dese ne leghet in gheere scelle

12155mar soe crupet in hars selues uelle

17. 12140 Limax is een soort van slakken

die wij zien zichzelf bedekken

en traag heen gaan.

Experimentator doet verstaan

dat ze te winter is verloren

12145 en in de lente komen ze te voorschijn. Men zegt dat dat bloed van hen

trekt men uit een mensenhaar

dat gaatje zo vast sluit

dat er geen haar meer gaat uit.

12150 En daar puisten groeien in wonden

men wrijft in twee te die stonden

dat ze het genezen doet.

Van deze worm weet men goed

deze ligt in geen schelp

12155 maar ze kruipt in haar eigen vel.

Limax agrestis, grauwe veldslak of akkeraardslak. Behoort tot de naaktslakken, Limacidae die geen schelp bezitten. Slak, midden-Nederlands slacke en slecke, Duitse Schnecke. Een mogelijke grondvorm is slikko en dan behoort het woord bij slijk. De bijvorm slak kan men vertalen door invloed van het bijvoeglijk naamwoord slak: traag, slap. Engelse snail, oud-Egels snaegil of snegel, van snaca: een slang, vergelijk oud-Noors snegil: slang, oud-Hoogduits Snecko is hetzelfde woord zonder de il eindiging.

Gewone aardslak is Arion empiricus, empiricus betekent hier kwakzalver naar het gebruik dat van het dier gemaakt wordt als geneesmiddel.


Locusta als ict hore visieren

es .i. crekel van manieren

sijn houet gemaket als .i. part

ende langhe scinkele achterwart

12160groene ende springende achter uelde

ende uliegende met ghewelde

plinius seghet ende adelijn

jn erefste leit hi deiere sijn

dieden winter houer geduren

12165te somere comer of creaturen

sulke alsi te sine pleghet

die moeder die eiher leghet

steruet curtelike der naer

egipten was gheplaghet swaer

12170met desen wormen alsict vant

noch so vindemense in menech lant

dar si dicken seere in scaden

met hare meneghen verladen

dat sine laten in gheenen doene

12175no gheen loef no gheen groene

18. Locusta, zoals ik het hoor versieren,

is een krekel van manieren.

Zijn hoofd is gemaakt als een paard

en lange schenkels achterwaarts,

12160 groen en springend achter velden

en vliegend met geweld.

Plinius zegt het en Adelinus,

in de herfst legt hij zijn eieren

die de winter over gaan

12165 in de zomer komen er van creaturen

zulke als de zijne is geweest

de moeder die eieren legt

sterft kort daarna.

Egypte was geplaagd zwaar

12170 met deze wormen, zoals ik het vond,

noch zo vindt men ze in menig land

waar ze vaak schade veroorzaken

met hun menigte verladen

dat ze laten in geen doen

12175 geen loof en geen groen.

Sprinkhaan, midden-Hoogduits Spranke of Sprinke, Angelsaksisch gaers-hoppa, grasshopper en Locusta, Latijn voor sprinkhaan. Duitse Heuschrecke, schrecken: springen, en zo tot Heuhupher en Heupferde.

Tettigonia viridis, (diepgroen) groene sabelsprinkhaan. Hij komt slechts met enkele exemplaren voor, vliegt weinig en kruipt langzaam, maar kan geweldige sprongen maken, hoewel minder dan de veldsprinkhaan. De mannetjes hebben een muziektoestel aan de wortels van de voorvleugels. De linker bovenvleugel bezit van onderen een getande en stevige nerf die wordt over een kringvormige nerf van de rechtervleugel gewreven waartussen een dun vlies is gespannen. Zie cicade. De wijfjes leggen met behulp van de sabelvormige legboor een tien tot twaalf eitjes in een kleine holte in de grond. In de herfst sterven de volwassen exemplaren door de koude, alleen de eieren overwinteren. De in het voorjaar uitkomende jongen bezitten reeds in het klein de gedaante van de ouderen, bij de derde huidwisseling komen de vleugels voor de dag, in juni hebben ze hun volle grootte bereikt.

Van onze jeugd af aan kennen we de achtste van de tien plagen der Egyptenaren en de verwoesting die door de sprinkhanen werd aangericht. Bij Plinius en Pausanius komen berichten voor van door sprinkhanen aangerichte verwoestingen.

Lanificus na datment kinnet

es .i. worem die side spinnet

met uele uoeten ende bont

ende spinnet talre stont

12180hute sinen buke siden

ende hi ne nuttet te gheenen tiden

dan moerblader ende anders niet

si spinnen darmen toe siet

side alst ware om ene spille

12185entar binnen alsi wille

luket hi hem seluen entar nar saen

comet hi bouen hute gegaen

anders ghemaket oec na desen

dan si te uoeren ebben ghewesen

12190want hi te uoeren croep met uoeten

nu ulieget hi met goeder moeten

drie daghe bekennen si hare genoot

entan bliuet de uader doot

dan leghet de moeder up .i. cleet

12195menech sadekin ghereet

letterwijs ghetekent mede

entan steruet soe ter stede

so nement cleedekin metten sade

ende leghet dar hem ghene scade

12200die winter ghedoen ne mach

alse dan uerclarset de lentijn dach

so legghemen dat cleedekin

voer dat wareme sonneschijn

ende bider sonnen werdet hem gegheuen

12205hare uorme ende hare leuen

gheleu ende wit sijn de worme

mar andre varewe ende andre vorme

diemen an sijt worme siet

dies nes van naturen niet

19. Ranificus, naar dat men het kent,

is een worm die zijde spint

met vele voeten en bont

en spint te alle stonde

12180 uit zijn buikzijden

en nuttigt in geen tijden

dan moerbeibladeren en anders niet.

Ze spinnen daar men toe ziet

zijde als het ware om een spil

12185 en daar binnen, als het wil

sluit het zich zelf op, en daarna gelijk

komt het bovenuit te gaan

anders gemaakt ook naar deze

dan ze tevoren zijn geweest

12190 want tevoren kroop het met voeten

nu vliegt het met goede moed.

Drie dagen bekennen ze hun echtgenoot

en dan blijft de vader dood

dan legt de moeder op een kleed

12195 menig zaadje gereed

letterwijs getekend mede

en dan sterft ze ter plaatse

Dan neemt men het kleedje met de zaden

en legt het daar het geen schade

12200 de winter doen en mag

als dan opklaart de lentedag

dan legt men dat kleedje

in de warme zonneschijn

en bij de zon wordt hen gegeven

12205 hun vorm en hun leven.

Geel en wit zijn de wormen

maar andere kleuren en andere vormen

die men aan zijdewormen ziet

die is het van nature niet.

Zie 4. 

12210Multipes es .i. der worme

van ere wonderliker uorme

want hi heuet meneghen uoet

dese ende es sonder bloet

van desen spreket sente agustijn

12215dat sach hi metten oghen sijn

desen worem teere steden

jn someghen sticken ghesneden

ende elc stic leuende bi hem alleene

ent dit nes gheen wonder cleene

20. 12210 Multipes, is een der wormen

van zeer wonderlijke vorm,

want het heeft menige voet.

Deze is zonder bloed.

Van deze spreekt Sint Augustinus

12215 dat zag hij met zijn ogen

deze worm te ene plaats

in sommige stukken gesneden

en elk stuk leefde op zich alleen

en dit is geen wonder klein.

Myriopoda; duizendpoten, hoewel geen duizend poten heeft. Het zijn deels dieren-, deels planteneters die hun voedsel ‘s avonds zoeken. Multipes: veel voeten.

12220Musca dat de name der ulieghen

liber rerum spreket sonder lieghen

dat si minnen tlecht vor hiet

jn deemsteringhen wil soe niet

wareme stede ende dart es nat

12225verkiesen si ende minnen dat

allen dieren wilsoe an

ende alre outs bitsoe den man

varsch uleesch smetsoe sonderlinghe

ende scuet alle soute dinghe

12230soe smit gherne witten saken

ende men caent scone ghemaken

eer tiaer ouer es ghegaen

experimentator doet verstaen

vlieghen uerdronken dat si connen

12235weder leuen metter sonnen

van messe vintmen dat si comen

men vint becke an hem somen

daer si mede steken sere

te wintre vlieghen si min no mere

12240maer in husen siet mense sitten

die dicken sijn wl viers ende hitten

ghelijc of si waren dood

jeghen oest vlieghen si clene ende groot

plinius sprect sonder bedrieghen

12245dat men vint in cipers vlieghen

vieruoete lanc ende mere met allen

dan donse sijn ende heten pirallen

dese wonen in ouene al

ende ulieghen ende maken ghescal

12250sonder scade middel int vier

ende dits te wonderne hier

also langhe alsi sijn inden brant

sijnsi leuende ende vailiant

vlieghen si ute hiet verre mede

12255si bliuen doot dar ter stede

21. 12220 Musca, dat is de naam der vliegen. Liber Rerum spreekt zonder liegen

dat ze minnen het licht voor hitte

in schemering willen ze zo niet

(a) warme plaatsen en waar het is nat

12225 verkiezen ze en beminnen dat.

Alle dieren willen ze aan

en alle liefst bijten ze de man

vers vlees besmet ze zonderling

en schuwt alle zoute dingen.

12230 Ze besmetten graag witte zaken

en men kan het schoon maken

eer het jaar over is gegaan.

Experimentator doet verstaan

vliegen verdronken dat ze kunnen

12235 weer leven met de zon.

Van mest vindt men dat ze komen.

Men vindt een bek aan hen soms

daar ze mee steken zeer.

‘s Winters vliegen ze min of meer

12240 maar in huizen ziet men ze zitten

Die dikke zijn vol vuur en hitte

gelijk of ze waren dood

Tegen augustus vliegen ze, klein en groot.

(b) Plinius spreekt zonder bedriegen

12245 dat men vindt in Cyprus vliegen

honderd twintig cm lang en groter geheel

dan de onze zijn en heten pyralus

deze wonen in een oven al

en vliegen en maken geschal

12250 zonder schade midden in het vuur

en dit is te verwonderen hier

alzo lang als ze zijn in de brand

zijn ze levend en flink

vliegen ze uit iets verder mede

12255 ze blijven dood daar ter plaatse.

Musca domestica (van het huis) Vliegen of vleesvliegen, midden-Hoogduits Vliuge, Vleug en Vliege (nu Fliege) midden-Nederlands vlieghe, Angelsaksisch fleoge, (nu fly) van vliegen.

De eieren worden het liefst in paardenmest, maar ook in andere rottende stoffen gelegd. De maden komen reeds na enige dagen uit en groeien zo snel dat ze reeds na veertien dagen volwassen zijn Als lastige vleesbedervers in onze huizen, maar nuttige opruimers van krengen in de natuur noemen we de grauwe vleesvlieg en de blauwe bromvlieg.

(b) Aristoteles sprak over een gevleugeld schepsel die hupt of kruipt door het vuur en sterft als die van het vuur weggenomen wordt. Hier geeft hij geen naam. Plinius herhaalt dit maar noemt het schepsel pyrallis. (een woord dat Aristoteles voor een vogel gebruikte) ‘Vliegend te midden van de vlammen zien we kleine, gevleugelde schepsels. Dit zijn de Pyrallis of Pyrotocon die ook gevonden wordt in de kopermijnen van Kreta: ‘Pyrallis appellantur, a quibusdam pyrotoca, quae et in Creta’ .Ze lijken wat op draken, maar hebben vleugels als insecten’ De Pyrallis komt op dezelfde manier voort als de meeste insecten. Het trekt zijn voeding van de vlammen en kan alleen blijven bestaan in het vuur’. Hij vliegt gelijk een mug om de kaars. Dan sterven ze. Waar vandaan, Ԩij zal nog eens in de kaars vliegen, hij vliegt gelijk een mug om de kaars, die vliegt met kracht naar het minnevuur. Die volgt de vlieg in haar zwier., ‘Dat wordt ook gezegd van het beestje Pyrausta, Aeschylus: 'mԍagnopere metuo stultum pyrauste exitium,’’ik vrees het dwaze lot van de vuurvlieg te ondergaan’ Men heeft een spreuk wegens de korte vreugde van voorbijgaande wellust, ‘gaudium pyrauste gaudes; ‘uw vreugde duurt zo lang als die van een vuurvlieg’ Men brengt het over tot te driftige lusten en liefde, in welke strikken iemand verstrikt is en door de hitte en vlam wordt verteerd zodat de wellust in het algemeen die te driftig is een overmatig iemand verteert.

Het insect waarnaar verwezen wordt is onbekend. De pyraustes is een insect die op een mot lijkt en over een verlichte kaars vliegt. Het is waarschijnlijk een gewone mot. De lichtmotten hebben wormvormige larven met acht paar poten. Sommige leven in vet, aan huiden en dergelijke als bijvoorbeeld de meelmot, Pyralis farinalis (in meel voorkomend) Ze verbergen zich daarbij onder een spinsel.

Papilio alse liber rerum seghet

es .i. worem die te vlieghene pleghet

bi bloemen leueti alsmen waent

ende hi noet ieghen die oest maent

12260die hie also noet sterueter stede

die soe werpt saet ende steruet mede

dat saet ghedurt den winter duere

ende als verhit des somers nature

so wassen dar of worme mede

12265ende ulieghen als hare vader dede

sonne ende dau can hem gheuen

bede vlogle ende leuen

som wit som blau son pellijn

na dat die luchte ghetempert sijn

22. Papilio, zoals Liber Rerum zegt,

is een worm die te vliegen pleegt

van bloemen leeft het, zoals men waant.

En hij paart tegen augustus

12260 de hij alzo paart sterft ter plaatse

de zij werpt zaad en sterft mede.

Dat zaad duurt de winter door

en als verhit de zomers natuur

dan groeien daarvan wormen mede

12265 en vliegen zoals hun vaders deden.

Zon en dauw kan hen geven

beide vleugels en leven

soms wit, soms blauw, soms purper

naar dat de luchten getemperd zijn.

Papilio machaon, de koninginnenpage of zwaluwstaarten behoren tot de grootste vlinders. In Franse heet het page de la reine, bij ons ook wel zwaluwstaart. De vleugels zijn als staarten, ze zijn geel met een bruine rand waarop halvemaanvormige kringen zijn. Dit is onze grootste dagvlinder.

Vlinder, Hoogduits Flindern, van fladderen of doelloos rondlopen, vergelijk Engelse to flitter en Duits flittern voor fladderen en vlerk en vleugel. Een midden-Nederlandse naam is pepel

Duitse Schmetterlinge is een vorm van het Latijnse papilio, van Frans papillon.

Onder alle insecten trekken de vlinders de meeste aandacht vanwege hun kleurenpracht.

12270Pulex hete wi die vlo

liber rerum segt also

datter van stoue ende van mulle

jn waremen wedre wassen tfulle

dits van den clenen wichten een

12275dar wi mede in den ertscen ween

ghesellet sijn in allen stonden

van ons vader adaems sonden

nachts sijnsi wreder dan bi daghe

om ons uader adaems plaghe

12280boete ieghen die vloebete

doen ons wise meesters weten

dat .i. mensche wriue wel

als hi slapen gaet sijn vel

met absicium alsment weet

12285dat cruud dat men alsene heet

sente ambrosise oric bedieden

men sal alsene in olie sieden

bestriken dat vel sijn

want alsene es der vloe venijn

12290alsen blade gheworpen mede

omtrent .i. bedde verdriuense vter stede

colloquintida ghebroken te sticken

met watre dan ghesparst dicken

dare vele sijn als wi scriuen

12295machmen der mede vloen verdriuen

alst cout es omtrent in junius maent

so wasser mintst alsmen bewaent

23. 12270 Pulex, noemen wij vlo.

Liber Rerum zegt alzo,

dat ze van stof en van molm

in warm weer groeien ten volle.

Dit is van de klein gewicht een

12275 waar wij mede in de aardse pijn

gezelschap hebben in alle stonden

van onze vader Adams zonden,

‘s nachts zijn ze wreder dan bij dag

om onze vader Adams plaag.

12280 Remedie tegen de vlo beten

doen ons wijze meesters weten

dat een mens wrijft goed

als hij slapen gaat zijn vel

met absint, zoals men het weet,

12285 dat kruid dat men alsem noemt.

Sint Ambrosius hoor ik aanraden

men zal alsem in olie koken

bestrijken dat vel van hem

want alsem is de vlooien venijn.

12290 Alsem bladeren geworpen mede

omtrent een bed, verdrijven ze uit de stede.

Kolokwint gebroken in stukken

met water dan gesproeid veel

daar er veel zijn, zoals wij schrijven,

12295 mag men daarmee vlooien verdrijven. Als het koud is omtrent in juni maand, dan groeien er het minst, zoals men meent,

Pulex irritans. Vlo, midden-Nederlands vlo, oud-Hoogduits Floh (nu Floh) Angelsaksisch fleah (nu flea). Mogelijk komt het woord van vlieden, het vlug ontsnappende dier, de opspringende, de ontkomende. Grieks psulla en in Latijn pulex.

Het zijn bloedzuigende parasieten. De meeste vlooien hebben bloed nodig om zich volledig te kunnen ontwikkelen. De gewone vlo legt haar twaalf witte eieren op rottende stoffen in vuile hoekjes. De maden voeden zich met dierlijke overblijfselen, verdroogd bloed, slijm en dergelijke en verpoppen zich al na acht dagen in een cocon. Schoonheid en zindelijkheid is het beste middel tegen deze dieren.

‘Het dier wordt gevoed door stof, vlooien ontstaan met warm weer in overvloed uit stof en droge aarde. Het is een kleine worm van wonderbaarlijke lichtheid en verdwijnt door springen, niet door lopen, groeit langzaam, is er niet in koude tijden en in de zomer groeit hij snel. Een vlo is de straf voor onze zonden al ten tijde van Adam. Ter verzwaring van de straf zijn ze ‘s nachts kwaadaardiger dan overdag.’

Pediculus es .i. worem mede

die wast van des menschen lede

12300men seghet uor waer alsment verstaet

die dicke sine lede duaet

met zee watre dat hise verdriuet

quicseluer als men scriuet

met boemolien ysoden bet

12305ende .i. gordel der in ghenet

dragher ieghen ets mede goet

nem twitte van den eien ende doet

nerenstelike met quiczeluer minghen

ets goet te sulken dinghen

12310an .i. wullin gordelkin ydaen

botre doet men ons verstaen

gheminghet met quiczeluere ende der mede

bestreken cledre naest die lede

verdriuen sulke wormekine

12315loec ghebernet oec met aisine

met olien dus eist bescreuen

oft aisin met sailgen ywreuen

dits al ieghen luse goet

mensce wes fier in dinen moet

12320dar die worme die siin dus onreine

di verteren die sijn so cleine

24. Pediculus, is een worm mede

die groeit van de mensen leden.

12300 Men zegt het voor waar, zoals men het verstaat, die vaak zijn leden wast

met zeewater dat hij ze verdrijft.

Kwikzilver, zoals men schrijft,

met boomolie gekookt beter

12305 en een gordel daar in genat

draag ertegen, het is mede goed.

Neem het witte van een ei en doet

vlijtig met kwikzilver mengen,

het is goed tegen zulke dingen.

12310 Aan een wollen gordel gedaan

boter, doet men ons verstaan,

gemengd met kwikzilver en daarmee

bestreken klederen naast de leden

verdrijven zulke wormen.

12315 Look gebrand ook met azijn

met olie, aldus is het beschreven

of azijn met salie gewreven,

dit is al tegen luizen goed.

Mensen, wees fier in uw gemoed,

12320 daar die wormen die zijn dus onrein, die verteren u en die zijn zo klein.

Pediculus humanus (bij mensen (P. capitis) Luis, midden-Nederlands luus, midden-Noordduits en oud-Engels lus (nu louse) oud-Hoogduits Lus (nu Laus).

De hoofdluis is na achttien dagen volwassen en ondergaat geen gedaanteverwisseling.

Ze bezit een dikke zuigsnuit die met haakjes bezet en van twee priemvormige stekels voorzien is. Ze voedt zich met bloed en leeft op het hoofd. De eieren, neten, worden aan het haar vast gezet. Die komen na een week uit en zijn dan kleine luisjes.

Rana dats die vorsch of die puud

metten wormen telmene huut

some sijnsi root ende some groene

12325die roede sijn van quaetsten doene

sijn crawen scijnt van sulken treken

als of hi altoes pijnde om spreken

hi vrucht al dat hi siet

bedi sprinct hi in den vliet

12330jn oest maent segmen dat verstaet

dat sijn mont niet vp ne gaet

no om eten no om sanc

no om selues tontfane dranc

ende alsi nooten in haren spele

12335scieten si saets arde vele

men waent ende leec uolc dat seget

die des puuts tonghe nemet ende leget

slapende onder des menschen hoeft

dat hi cout ofti ware uerdoeft

12340ende hute bringet dat uerolen es

quenicum die wanet des

plinius seit diet weet

dat .i. pud rubeta heet

die in waker arden leghet

12345ende an hem medicine gheuet

kiramidarium die seghet

dat menne te pulure te verbrandene pleget

werpemenne in .i. bat dats waer

den mensce doet bernen af thar

12350tue orne heuet hi des esmen uroet

darmen uele quaets mede doet

entie auctore af scriuen te stride

een beenkin van sire rechter side

werpment in .i. vat dat wallet

12355thant sine hitte te vallet

jeghen venijn dat hi doet

es sijn puluer gedronken goet

en ander puut leit onder riet blade

diemen ne siet no uro no spade

12360want hi tallen tiden stom dinket

want alsene ene beeste drinket

wast hare de buc bouen gheloeue

echt sit .i. ander puut in loeue

die can wel uersien den reghen

12365bedinens hi singhet der ieghen

ende selden singhet hi dan om nat

van desen pude segmen dat

werpmenne enen ont in den mont

dat hi bliuet al stom ter stont

12370cleene es dese sonder waen

ende groene alse loef ghedaen

25. Rana, dat is de kikvors of de puit

met de wormen telt men het uit.

(a) Soms zijn ze rood en soms groen

12325 De rode zijn van kwaadste doen

zijn kwaken schijnt van zulke streken

alsof hij altijd denkt om te spreken.

Hij is bang voor al dat hij ziet

daarom springt hij in de vliet.

12330 In augustus zegt men, dat verstaat.

(b) dat zijn mond niet open gaat

niet om eten en niet om te zingen

niet om zelfs te ontvangen drank.

En als ze paren in hun spel

12335 schieten ze zaad, aardig veel.

Men waant en leken volk dat het zegt

die een kikkertong neemt en legt

slapende onder een mensen hoofd

dat hij koud was of was verdoofd

12340 en uit brengt dat verborgen is

oude wijvenpraatjes die wanen dit.

Plinius zegt, die het weet

dat een kikker Rubeta (d) heet

die in vochtige aarde ligt

12345 en van hem medicijn geeft.

Kiramidarium die zegt

dat men het tot poeder te verbranden pleegt, werpt men het in een bad, dat is waar, de mensen doen afbranden het haar.

12350 Twee horens heeft het, zoals men bevroedt, waar men vele kwaads mee doet

En de auteurs van schrijven beweren

een beentje van zijn rechterzijde

werpt men in een vat dat welt

12355 dat gelijk zijn hitte valt.

Tegen venijn dat het doet

is zijn poeder gedronken goed.

(e) Een andere kikker ligt onder rietbladeren, die men niet hoort vroeg of laat

12360 omdat het te alle tijden stom lijkt want als een beest het drinkt

groeit zijn buik boven proporties.

Echt zit een andere kikker in het loof

die kan wel voorzien de regen

12365 daarom zingt hij ertegen

en zelden zingt het dan om het nat.

Van deze kikker zegt men dat

werpt men het een hond in de mond

dat hij blijft al stom terstond.

12370 Klein is deze, zonder waan

en groen als het loof gedaan.

Rana esculenta, rana is afgeleid van racsna wat de kwaker of bruller betekent, vergelijk het Latijnse raccare: brullen als een tijger en is verbonden met oud-Hoogduits Ruohhon: brullen. Kikker, een Fries - Hollands woord, het dier is naar zijn kwakende geluid genoemd. In Zeeland heet het puje. Een ouder woord is vors, vandaar kikvors, midden-Hoogduits Vrosch (nu Frosch en Engels frog). Dit van Germaans fruska wat uit een voor-Germaans woord stamt wat huppen of springen betekent. Groene kikvors, waterkikker of kwaker. Engelse frog betekent een Fransman, naar het populaire geloof dat de Fransen voornamelijk van kikkers leefden.

(a) De bruin/rode kikker is bekend als Rana temporia.

(b) De groene kikker ontwaakt in april uit de winterslaap die hij in de modder van sloten en vijvers heeft gehouden. In mei beginnen de mannetjes met hun bekende muziek waarbij hun grote keelblazen te voorschijn treden. De wijfjes leggen dan de talloze schaalloze eieren, wiens vliezig omhulsel in het water sterk opzwelt tot een geleiachtige massa en die tot klompen verenigd.

(c ) Ceratophrys zijn gehoornde kikkers, maar die komen voor in Z. Amerika, Rubeta betekent rood, zie a.

(d) Het Latijnse rubeta betekent een braamstruik, Rubus, dus een giftige pad die onder braamstruiken leeft.

(e)Ze kwaken als het regenen zal en zijn onverdraaglijk in de mei tijd. Dit is vooral met de loofvors die ook wel lovertje of boomkikker genoemd wordt, Hyla arborea: boom. Laat hij zijn schel gefluit horen dan kan men regen verwachten.

Stella es .i. worem mede

want hi licht na sterren sede

men sietene nieweren ouer al

12375dan na rein alst claren sal

plinius spreket ets sine maniere

comet dese worem inden viere

dat hem .i. venijn hute gaet

dat dat vier al hute slaet

12380ende comet hieweren an eens huut

alle die hare uallen hut

entie stede dart up ran

die bliuet groene vort wart an

26. Stella is een worm mede

want het licht op naar de sterren zede

men ziet het nergens overal,

12375 dan na regen als het opklaren zal

Plinius spreekt, het is zijn manier,

komt deze worm in het vuur

dat hem een venijn uit gaat

dat het vuur al uit slaat.

12380 En komt er iets aan een huid

alle de haren vallen uit

en die plaatsen, waar het op rent

die blijft groen voorwaarts dan.

Vuursalamander, zie 24 van serpenten, gemengd met Stellio, Tarantula mauritanica, muurgekko, zie serpenten, 25.

Spoliator calubri

12385es .i. worem ende hetet dus bedi

alse ons liber rerum seghet

die serpente te dodene pleghet

gheuarwet es hi na dat gout

alse .i. serpent in .i. hout

12390legt ende slaept in de scaden

comt hi crupende met staden

ontier ende hijd thouet ghewint

teersten hijd crouwen beghint

so dat hi tfel bid dore

12395alst serpent gheuoelt der score

so wanet den woreme ontulien

mar en mach hem niet ghescien

want spoliator wils niet vergheten

er hi hem thouet euet dorbeten

12400hier gaet bendecheit uor cracht

die somwile lettel es gheacht

27. Spoliator colubri

12385 is een worm en heet dus daarom,

zoals ons Liber Rerum zegt,

die serpenten te doden pleegt.

Gekleurd is het naar dat goud.

Als een serpent in een hout

12390 ligt en slaapt in de schaduw

komt het kruipende met pozen

totdat hij het hoofd wint.

Ten eersten dat hij met krabben begint

zo dat hij het vel bijt door

12395 als het serpent voelt de scheur

dan wil het de worm ontvlieden

maar het mag hem niet geschieden

want Spoliator wil het niet vergeten

voor hij hem het hoofd heeft doorbeten.

12400 Hier gaat behendigheid voor kracht

die soms weinig is geacht.

Coluber zijn kleine slangen als de Aesculapius slang of geelachtige slang, Coluber aesculapius. Ze kunnen een lengte van 1.5m bereiken. Leeft van muizen, hagedissen en vogels.

Sanguissuga sprect adelijn

es .i. worem die wille sijn

jn varschen watre ende sughet bloet

12405somwile quaet somwile goet

bede an beesten ende an man

die strijpte ebben meest dogheden an

want si sughen dat quade bloet

die swarte anders ghen dan goet

12410kiramidarium bouc die segt

dat mense te berne plegt

te puluere ende doeter aisin der toe

ende datment there stede doe

dar vte es ghetrecket aer

12415ende en wast nemmermee dar nar

28, Sanguisuga, spreekt Adelinus,

is een worm die wil zijn

in vers water en zuigt het bloed

12405 soms kwaad en soms goed

beide aan beesten en aan de man.

Die gestreepte hebben de meeste deugdheden aan

want ze zuigen dat kwade bloed

de zwarte anders geen dan goed.

12410 Kiramidarium boek die zegt

dat men ze te branden pleegt

tot poeder en doet er azijn toe

en dat men daar ter plaatse doet

waar uit getrokken is het haar

12415 en het groeit nimmermeer daarna.

Hirudo medicinalis (geneeskrachtig) (H. officinalis) Bloedzuiger, Duitse Blutegelof Blutigel, het heeft niets met een egel van doen. Engelse blood-sucker of leech, in oud-Engels betekent laece een geneesheer, oud-Hoogduits was het lahhi, in Gotisch lekeis wat ook geneesheer of heler betekent, origineel een magister, exorcist of wel uitdrijver.

Sanguis: bloed, suga; zuigen.

Is donker olijfgroen en heeft zes roestkleurige strepen van vlekken op de rug en een geelachtige buik met zwarte vlekken Hij werd uit Hongarije voor medicinaal gebruik ingevoerd zodat hij zich sterk in Europa kon verspreiden.

Een andere soort is H. troctina die een soms zwarte buik heeft.

De bloedzuiger brengt in het weefsel het zogenaamde hirudine, een stof die bloedstolling vertraagt en trombosevorming tegen gaat. Bij bloedtransfusie werd het wel gebruikt zodat het bloedstolling tegen ging. De bloedzuiger is tegenwoordig in de vergetelheid geraakt, mogelijk ten onrechte, omdat ze in vele gevallen bij zieken goede diensten verleent en de pijnen verminderen kan. Men gebruikte ze om overtollig bloed dat zich in zekere plaats verzameld heeft, als aambeien, te verminderen. Ze zuigen het bloed af en bevorderen zo de gezondheid, de in het bloed huizende ziektestof wordt weggezogen, aldus hun idee.

Thamur na dat ment ware weet

es die salomons worem heet

met desen dede salomon

wilen eer .i. wonderlic doen

12420doe hi makede den dieren temple

na der tabernaculen exemple

ende dartoe ons heren autar

verbieden ordi ouer waer

moises in die wet

12425dat gheen steen moeste sijn gheset

jn den autaer te ghere steden

die met ysere es ghesneden

dartoe dedi bringhen doen

van verren lande salomoen

12430marbersteen vte .i. eilande

dat men parium doe nande

dat was so art dat hem dochte

hoe men dat best sniden mochte

hier toe sochti bendichede

12435also dat hi nemen dede

dat jonc van i vogle struus

ende dedt besluten thuus

jn .i. starc clar glasin vat

so dat die struus mochte sien dat

12440ende dar toe niet comen

die uoghel euet sinen wech ghenomen

dar hem nature wijsde de vart

de uoghel liep ter wostinen wart

ende brochte .i. woremkin

12445ende streec metten bloede sijn

dat glas ende het scorde thant

bi deser bendicheden vant

van sulken worm[en sa]lomoen

hoe dat hi mochte scoren doen

12450sinen arden mabersteen

sonder altoes yser gheen

thamur etemen dese worme

mar jnne weet niet hare vorme

29. Thamur, naar dat men het ware weet,

is het die Salomons worm heet.

Met deze deed Salomon

Wijlen eerder een wonder toen

12420 toen hij maakte de dure tempel

naar het tabernakel voorbeeld

en daartoe onze Heren altaar.

Verbieden, hoorde je voor waar,

Mozes in die wet

12425 dat geen steen moest zijn gezet

in het altaar en op geen plaats

die met ijzer is gesneden.

Daartoe deden ze brengen toen

van verre lande Salomon

12430 marmersteen uit een eiland,

dat men Parisch toen noemde.

Dat was zo hard dat hij dacht

hoe men dat het best snijden mocht.

Hiertoe zochten ze een handigheid

12435 alzo dat hij nemen deed

het jong van een struisvogel

en deed het opsluiten thuis

in een sterk helder glazen vat

zodat de struis het mocht zien dat

12440 en daartoe niet komen

die vogel heeft zijn weg genomen

daar hem natuur wees de weg

de vogel liep ter woestijnen waart

en bracht een wormpje

12445 en streek met bloed daarvan

dat glas en het scheurde gelijk.

Bij deze handigheid vond

van zulke wormen Salomon

hoe hij mocht scheuren doen

12450 zijn harde marmersteen

zonder altijd ijzer geen.

Thamur noemt men deze worm

maar ik weet niet haar vorm.

Voor het bouwen van de tempel gebruikte Salomon geen gereedschappen. 1 Koningen 6: 7, ‘en geen hamer of beitel of enig ijzeren gereedschap werd gehoord bij het bouwen van het huis.’. Het werd dus op magische wijze gebouwd. Het voorschrift luidde: ‘Indien gij echter een altaar van stenen voor Mij maakt, dan moogt gij het niet bouwen van gehouwen steen; wanneer gij dat met uw houweel bewerkt, ontwijdt gij het’ (Exodus 20:25, 26)

Parisch marmer - wit marmer van het Griekse eiland Paros, al in de oudheid befaamd.

Een Rabbijnse sage verhaalt: ‘Salomon moest de Schamir hebben om de rotsen, die hij tot het bouwen van zijn tempel nodig had, te laten springen. Hij liet dus het nest van een auerhaan opzoeken en met kristal bedekken. Omdat de auerhaan nu niet meer bij zijn jongen kon komen vloog hij weg en haalde de Schamir en wou die op het kristal leggen. Maar nu begonnen Salomons knechten zo hard te roepen dat de vogel verschrikt werd en de Schamir (dat is springwortel) liet vallen. Dit zou de wortelstok van de salomonszegel geweest zijn. Plinius (XXV, 5) spreekt al over zo’n kruid: ‘Demokritus heeft het gezegd en Theophrastus geloofde er aan dat het een kruid is dat als het door een vogel bij een boom wordt gebracht door blote aanraking de wig die de herders erin sloegen, uittrekt’ K. von Megenberg verhaalt hetzelfde en voegt toe: Dat kruid heet Herba meropis, dat is baumhackelkraut (spechtkruid) en heet in het toverboek: ‘Chora en het zou niet goed zijn dat alleman dat kende want daarmede gaan alle sloten open’. De Veda’s vermelden een kruid Pata, (dat is die opent of breekt) de valk vindt het, de ever ontwortelt het en beschermt de etenskast tegen rovende dieven, zie vogels, 101, specht.

Tappula dats .i. maniere

12455van wormen met voeten viere

dese loept enen metter vard

vp twater ende onueruard

vp tlant loepti arde sere

mar up twater loepti mere

12460ende alsi wil ende hem des lust

bliueti staende up twater ende rust

ende sere es te wonderne dat

dat sine uoete niet werden nat

al stakemene onder twater mede

12465alsi vp comt ets sine sede

dat hi altoes droghe bliuet

no int water werti ontliuet

30. Tappula dat is een soort

12455 van worm met voeten vier.

Deze loopt heen met vaart

op het water en onvervaard.

Op het land loop het aardig zeer

maar op het water loop het meer

12460 en als het wil en hem is de lust

blijft het staan op het water en rust

en zeer is te verwonderen dat

dat zijn voeten niet worden nat

al steekt men het onder water mede

12465 als het op komt, het is zijn zede,

dat hij altijd droog blijft

nog in het water wordt ontlijfd.

Een waterloper, Limnobates stagnorum, vijverloper of schaatsenrijder die op een spiegelvlak wateropvperlakte stil staan en naar alle kanten heen gaan, soms zelfs op licht stromend water.

Testudo es die name van der slecken

die hare wel can in hare hus decken

12470ende schijnt oft ware marberin

ende dat vat uerard de sonneschijn

van haren lime ende maket art

some sijnsi roet som bont som swart

eist dat men up hare werpt sout

12475so uerderuet met ghewout

so datter of bliuet arde clene

sonder .i. lettel bloets allene

ende dats goet te medicinen

aldus doetse dat sout te dwinen

31. Testudo, is de naam van de slak

die zich wel kan in zijn huis bedekken

12470 en schijnt alsof het was marmer

en dat vat verhard de zonneschijn

van haar slijm en maakt het hard.

Soms zijn ze rood, soms bont en soms zwart

is het dat men op haar werpt zout

12475 dan bederft ze met geweld

zodat er van blijft aardig klein

uitgezonderd wat bloed alleen

en dat is goed ter medicijnen

aldus doet ze dat zout verdwijnen.

Helix aspersa, (gespikkeld) tuinslak. De tuinslak heeft een grote schelp van vier cm in doorsnede met vier tot vijf windingen, geelbruin en wat gestreept of gespikkeld. Het dier heeft veel kalk nodig voor zijn schaal en komt voor waar veel kalk aanwezig is. Zout op een slak doen is vooral bij de naakte slak, zie 17. Voor testudo, zie schildpad.

12480Derredinis die wast int hout

ende es .i. worem die met ghewout

dat hout dorgaet al in een

et nes sochter dinc negheen

nochtan can hem niet uerweren

12485ende hout hine moet verteren

jn des lants hout sijn worme mee

dan int hout van ouer zee

jc wane men lettel bome vinde

sonder eken ende linden

12490jn dit lant dies hem vermeren

die worme ne ebben wat verteren

ende dats i vremde sede

ende der naturen emelichede

dat die linde den worem onstaet

12495die andre erde bome dorgaet

32. 12480 Teredinis, die groeit in het hout

en is een worm die met geweld

dat hout doorgaat al geheel.

Zachter ding is er geen

nochtans kan het zich niet verweren

12485 en hout, hij moet het verteren.

Inlands hout zijn wormen meer

dan in het hout van over zee.

Ik waan dat men weinig bomen vindt

uitgezonderd eiken en linden

12490 in dit land die het weerstaan

die wormen niet hebben wat ze verteren

en dat is een vreemde zede

en de naturen heimelijkheden

dat de linde de worm ontgaat

12495 die andere harde bomen doorgaat.

Houtworm of houtboorders, Xylotropha. De rupsen leven onder de schors van het hout en knagen gaten en gangen in het hout.

Testa als ons plinius segt

es i. worem die te wassene plegt

van doden parden sonder waen

ende es na die bie ghedaen

12500van sceppenessen van varwen niet

want mense alle ghelu siet

apple etensj ende peren

sijn strael mach sere deren

vrselen etent in dit lant

12505den vlieghen sinsj viant

ende maken raten alse bien

mar dar of mach gheen goet yscien

33. Vespa, zoals ons Plinius zegt,

is een worm die te groeien pleegt

van dode paarden zonder waan

en is naar de bij gedaan

12500 van vorm, van kleur niet,

want men ze alle geel ziet.

Appels eten ze en peren.

Zijn angel mag zeer deren.

Wespen heten ze in dit land

12505 de vliegen zijn ze vijand

en maken raten als de bijen

maar daar van mag geen goed van komen.

Vespula vulgaris, (gewoon) wesp, midden-Nederlands wespe, oud-Saksisch Waspa, oud-Engels waesp (nu wasp) oud-Hoogduits Wefsa, midden-Hoogduits Webse (nu Wespe). Dit komt van Germaans wapso, en dat van een Indo-Germaanse vorm webh die weefster betekent naar zijn nest die er als een weefsel uitziet Vergelijk Latijns vespa en Litous vapsd: paardenvlieg.

Dit is een politiek en vliegend en bijzonder creatuur, het behoort tot een koninklijk geslacht van een zeer ruziezoekerige rangorde en is zeer snel opvliegend. Wespen komen uit bedorven kadavers van ezels, hoewel dit misschien mis is want iedereen is het er over eens dat de scarabee en bijen ervan komen, ik ben meer van mening dat ze ontspringen uit dode paardenlichamen want het paard is dapper en een oorlogszuchtig dier, zie bij.

Dermis es .i. mame ghemene

van wormen groot ende clene

12510doch est proper des worems name

die sonder smette ende sonder blame

ende sonder noten groot no clene

van der erden wassen allene

met dese worme est dat men aest

12515die jnghine ende vissce verduaest

ende bediet der magheden kint

die sonder ghemeenscep van manne entwint

van marien was gheboren

dits thaes dar men mede mach uerdoren

12520die viande min no mee

alsmen doet vissce in de zee

worme sijn sprect sente agustijn

die in endi lande sijn

heet celidonia ets bescreuen

12525dat si in wallende watre leuen

ende comensi vten eten int coude

si bliuen doet also houde

dits wonder nar dat ict ontoude

dar an exemple sijn menechfoude

34. Vermis is een naam algemeen

van wormen groot en klein

12510 doch is het de echte wormen naam

die zonder smet en zonder blaam

en zonder paren groot of klein

van de aarde groeien alleen.

Met deze wormen is het dat men aast

12515 de haak en vissen verdwaast.

En betekent het Maagde kind

die zonder gemeenschap van een man iets

van Maria was geboren.

Dit is het aas waar men mee mag verdwazen

12520 de vijand min of meer

zoals men doet de vissen in de zee.

Wormen zijn, spreekt Sint Augustinus,

die in een land zijn

heet Celidonia, het is beschreven,

12525 dat ze in wellend water leven

en komen ze uit het hete in het koude

ze blijven dood als hout.

Dit is wonder, naar dat ik het onthoud.

Daarvan voorbeelden zijn veelvuldig.

Vermes. Wormen, midden-Nederlands worm of wurm, oud-Saksisch en oud-Hoogduits Wurm (nu Wurm) oud-Engels wyrm (nu worm) oud-Noors ormr, Gotisch wourms. Het woord slingert tussen worm en slang, vergelijk de lindworm, het woord is verwant met Latijn vermis: worm, en Indogermaans uer: draaien.

Lumbricus terrestris, (van de aarde) is de aardworm of regenworm. Het lijkt simpel, een worm, toch zijn er nog vele soorten en variteiten. Er is een soort met afwisselend roodbruine en gele banden die in mest en composthopen voorkomt. Ook zijn er andere kleuren. Een worm is tweeslachtig, komt het een andere worm tegen kan het daarmee paren.

De worm die onbevlekt, zonder paring, uit de aarde ontstaat en die als aas aan de haak wordt bevestigd om vissen te vangen symboliseert het kind van Maria dat geboren werd uit de Maagd zonder dat zij gemeenschap had gehad. Met dit aas kunnen de duivels misleid worden op dezelfde manier als de vissen in de zee.

12530ende die namen van den wormen

die men vint van vele vormen

addix int latijn meer vonden

jc adts in dietsch meer onbonden

nv suldi oren van den bomen

12535dar ghi an vint wildijs gomen

lereinghe ende medicine

jeghen menegherande pine

mar eeric spreke int ghemene

salic van elken segghen allene

12530 En die namen van de wormen

die men vindt van vele vormen

had ik in het Latijn meer gevonden

ik had het in Diets meer ontbonden.

Nu zal u horen van de bomen

12535 daar gij aan vindt, wil u het zien,

lering en medicijn

tegen menigerhande pijn.

Maar eer ik spreek in het algemene,

zal ik van elk zeggen alleen.

Ghemenlike eist bekent

13505 dat int lant van orient

jn egipten in surien

jn meden ende in turkien

ende namelike int lant van endi

datten paradise es bi

13510die beste bome sijn int ghemene

dat beste cruut de beste steene

niemene ne wese dan so sot

dat hi dit oude ouer spot

omme dat in onse lant

13515 dese boeme niet sijn becant

dat bedi gheuenset mach wesen

want wi dichten dat wi lesen

mar elc hore na de medicine

ende elc proeue int herte sine

13520dat niemen ghegronden can

hoe dat got onse here dan

van enen sape nu merket ende mecket

datmen huter arden trecket

den tronc sine telghen af gheuet

13525entar hi sine bloeseme an heuet

ende sine urucht ende sine blade

ne wari niet van dommen rade

die dit siet ende niet verstaet

ofti wilde weten gots raet

13530nu laten wijs hem ghebruken dan

ende danken hem dat hi ons jan

sire ghiften die hi ons gheuet

want hi altoes gnoech heuet

hier laten wi dese tale staen

13535ende willen tonser matieren vaen

[terst in A der na in B

na dordine van a b c]

Specerijbomen.

1. Inleiding.

Algemeen is het bekend

13505 dat in het land van de Oriënt

in Egypte en in Syrië

in Medië en in Turkije

en voornamelijk in het land van Indië

dat het paradijs is nabij

13510 met de beste bomen in het algemeen

het beste kruid en de beste edelstenen.

Niemand zou wezen dan zo zot

dat hij dit houdt voor spot

omdat in ons land

13515 deze bomen niet zijn bekend

dat daarom geveinst mag wezen

want wij dichten wat wij lezen.

Maar elk hoort naar de medicijn

en elk beproeft het in zijn hart.

13520 Dat niemand doorgronden kan

hoe dat God onze Heer dan

van een scheut, nu merk en mik

dat men uit de aarde trekt

de stronk zijn twijgen afgeeft

13525 en waar hij zijn bloesems aan heeft

en zijn vrucht en zijn bladen.

Was hij niet van domme raad

die dit ziet en niet verstaat

of hij wilde weten Gods raad?

13530 Nu laten wij het gebruiken dan

en danken hem dat Hij gunde aan ons

zijn giften, die Hij ons geeft

want Hij altijd genoeg heeft.

Hier laten wij deze taal staan

13535 en willen met onze materie aanvangen.

Het eerst in A, daar na in B,

naar ordening van het a, b, c.

Arbor ade, dat is bekend. Zie Megenberg.

Aloes als isidorus seghet

es .i. boem die te wassene pleget

13540jn arabien in endi

van soeter roke so es hi

nochtan scriuet iacob van vitri

dat niemen inde werelt si

die noint quam al dar hi sach

13545sulken boem in eneghen dach

mar hare telghen horen wi callen

comen van berghen gheuallen

dar aloes die bome staen

ende niemene macher toe gaen

13550also alse af steket de wint

entie vamen ende vint

met netten dats de maniere

te babilonien in de riuiere

hier af segghen sulke wise

13555dat comet huten paradise

biden riuieren diere ute loepen

dus leerment kennen ende coepen

dat swart es ende rikende wel

bitter ende niet alte fel

13560bruun root ende niet alte swart

ende onder de tande niet alte hart

ende alsment cuet dat die roke

alte hant die hersinen stoke

den houede esset goet oric ghewaghen

13565ende dar toe der cranker maghen

der leueren enter herten mede

enter menegher siechede

menstrua die onderbliuen

elptet porren wel den wiuen

13570wijn ghesoden met aloes

segmen dats al desen goet es

die doom vanden wine dus ghesoden

quitet die hersinen van noden

entie van couteden es in ombaten

13575ontfa dit in sine nasegaten

2. Aloë, zoals Isidorus zegt,

is een boom die te groeien pleegt

13540 in Arabië en India.

Van zoete reuk zo is het,

nochtans schrijft Jacob van Vitry

dat er niemand in de wereld is

die ooit kwam al waar hij zag

13545 zulke bomen in enige dag.

Maar haar twijgen, horen wij roepen,

komen van bergen gevallen

daar Aloë die bomen staan.

En niemand mag er naar toe gaan

13550 alzo als ze afsteekt de wind

en die men vangt en vindt

met netten, dat is de manier,

te Babylonië in de rivier.

Hiervan zeggen sommige wijzen

13555 dat het komt uit het paradijs

bij de rivieren die eruit lopen

dus leert men het kennen en kopen.

Dat zwarte is en ruikt goed

bitter en niet al te fel.

13560 Bruin/rood en niet al te zwart

en onder de tanden niet al te hard

en als men het kauwt, dat de reuk

gelijk de hersenen bestookt.

Voor het hoofd is het goed, hoor ik gewagen,

13565 en daartoe voor de zwakke magen

de lever en het hart mede

en voor menige ziekte,

menstruatie die weg blijven

helpt het gaan wel de wijven.

13570 Wijn gekookt met Aloë

zegt men dat al deze goed is.

De droesem van de wijn aldus gekookt

bevrijdt de hersenen van de noden

en die van koudheden zijn aangedaan

13575ontvangt dit in zijn neusgaten.

Aquilaria agallocho, Roxb. (Aloexylum agallochum, Lour.) adelaarshout, is afkomstig uit de Himalaya, Cochin China, Malaya en N. India.

Dit is een grote boom van 20-30m hoog met een stamomvang van drie en een halve meter.

De boom heeft puntige, lancetvormige bladeren en okselstandige bloemschermen.

Gebruik.

Het hout is wit, zeer licht en poreus en bevat in de donkere aderen een hoog geprezen parfum, de aggaer of oeggor van de oosterlingen.

Het adelaarshout wordt langzamerhand zwart en heeft een aangename geur. Het hout bevat echter weinig welriekende harsen. Men snijdt daartoe de harsvrije delen weg of begraaft de stam in de aarde waarna de hars, na verrotting van het hout, achterblijft. Dit wordt gebrand als een parfum in de tempels. Numeri 24: 6, ‘als valleien breiden zij zich uit; als tuinen aan een rivier, als aloë’s die de Heer plantte’ Psalm 45: 9, ‘mirre, aloë en kassia zijn al uw klederen’ Spreuken 7: 17 ‘Ik heb mijn leger besprenkeld met mirre, aloë en kaneel.

Hooglied 4: 14 ‘Nardus en saffraan, kalmoes en kaneel, mirre en aloë’. De aloë’s van het Oude Testament worden door de meeste autoriteiten als verschillend gezien dan die van het N. T.

In de Bijbel, Numeri 24: 6, komt het woord ahalim of ahaloth voor, dat door Bileam met de cederen genoemd werd als een beeld van een uitnemende woonplaats die een heerlijk land in bezitting zou hebben. Naar de tuinen aan de rivierzijde wordt hier mogelijk een land bedoeld in W. Azië. Mogelijk naar Num. , wordt aangenomen dat de Heer hier wel een zeer bijzondere Alo plantte en mogelijk Aquilaria agallocha, Roxb. Hetzelfde woord komt voor in de andere teksten en met vreugdeolie wordt hier ook wel op de zoet ruikende Aquilaria gedoeld en niet op de bittere Alo.

Deze boom groeit niet in Syrië of Palestina. Moffat noemt een eik en is mogelijk het meest correcte woord omdat deze plaats een bladige en stevige boom suggereert die inlands was dan een onbekende die ze alleen kenden vanwege import. Door andere wordt verondersteld dat het sandaalhout is, Santalum album die uit India komt.

Etymologie.

Aquilaria van aquila: een adelaar, in Malakka wordt de boom dan ook adelaarshout genoemd. Duits Adlerholz en Lign aloe, ook Paradiesholz, Engels agila wood en eagle wood of Malacca, uggur oil plant. Maar de Portugezen hebben het gewas zo genoemd omdat zijn Indische naam, agil, wel wat op aquila (adelaar) lijkt.

Het woord agallocha komt in oud-Engels voor als aluwe in de tweede helft 14de eeuw, dit van Latijn alo en dat van Grieks alo en dat van Hebreeuws ahaloth wat ook voorkomt in Sanskriet agaru: het hout. Vandaar dat twee soorten namen zijn, de ene is verbonden met agal of agil, namelijk adelaarshout, arendsboom, agelhout, agal en naar zijn gebruik wierookhout. De tweede met alo, lignum aloë’s , aloë, lignum linaloes of boomaloë.

Zie nr .2 van geneeskrachtige kruiden.

Armonium wasset in armenien

alse plinius ende isidorus lien

een boemkin cleene als men ghewaghet

dat saets arde vele draghet

13580het rieket na canels nature

ende het doet slapen wel ter cure

een deser maniere hetet cardemome

langher ghesadet dan amome

ende dar mense vindet groene ende vet

13585ende met scarpheden beset

ende hare noode latet wriuen

wilmen houer best bescriuen

ende een deel riekende na dat soete

es der cranker maghen boete

13590ende doet mede wel verduwen

enten quaden mont vernuwen

3. Cardamomum groeit in Armenia,

zoals Plinius en Isidorus vertellen.

Een boompje klein, zoals men gewaagt,

het zaad aardig veel draagt.

13580 Het ruikt naar kaneel natuur

en het laat goed slapen ter keur.

Een van deze soorten heet kardemom

langere zaden dan amomum

en waar men ze vindt groen en vet

13585 en met scherpheden bezet

en zich moeilijk laat wrijven

wil men voor de beste schrijven.

En een deel ruikt naar het zoete

is de zwakke maag genezing

13590 en doet het mede goed verteren

en de kwade mond vernieuwen.

Elettaria cardamomum, Maton.

Algemene kenmerken.

Kardemom is een kruidachtige plant met bladerrijke scheuten. Geeft kleine, lichtgroene bloemen, met een violette lip in het midden. Vervolgens komt de groene zaaddoos met de harde zaden die een sterke aromatische geur en smaak bezitten. De vrucht is rond en enigszins driehoekig, het fluweelachtige bekleedsel is er bij ons al afgewreven. De gehele vrucht is onder de naam cardamomum rondum in gebruik.

Werking.

Men gebruikt alleen de zaadjes die fijngestampt worden. Vaak zie je kardemonpoeder verkocht worden, meestal zijn hier de peulen mee vermalen wat het aroma verzwakt. Deze zaden waren in de oudheid als parfum en specerij zeer geschat. Kardemonkoffie, ԧahwah’is een symbool voor Arabische gastvrijheid. Het zou een verkoelende werking hebben op het lichaam. Verder kwam het voor in gebak, vleeswaren en werd gebruikt om de dranklucht te verdrijven. Kardemon heeft een zacht regulerende werking op de spijsvertering. Olie ervan werd gebruikt om de onaangename medicijnen een aangename geur te geven, zo ook in parfums en sigaretten.

Etymologie.

Elettaria is de inlandse naam in India. De naam is gevormd uit het Hindoe elaich. De Grieken noemden de mindere amomon en de betere kardamomom. Het woord is ontleend van kardia, 'het hart’en damao, ‘Temperen’ c ardamomum, de naam voor het kruid die het hart sterkt en de nieren. De Perzen gebruikten het veel zodat de Grieken hen spottend cardamon-eters’ noemden. Kardamom, Duitse Kardamonpflanze en Engelse cardamomum.

Borax alst platearius kent

es .i. boem van orient

die inden zomer een saet hute gheuet

13595datmen wert in fisike heuet

ende es erande gomme

ende uerdroghet al omme ende omme

omtrent den tronke dit

dat beste es art ende wit

13600borax met onege gheminget dats waer

maket des menschen anschijn claer

ende es nuttelic ende goet

hem dien de ronghe wee doot

4. Borax, zoals Platearius het kent,

is een boom van de Oriënt

die in de sap een zaad uit geeft

13595 dat waarde in geneeskunst heeft.

En is een soort gom

en verdroogt al geheel

omtrent de stronk dit.

De beste is hard en wit.

13600 Borax met honing gemengd, dat is waar, maakt de mensen aanschijn helder

en is nuttig en goed

hem die de tong wee doet.

Borax, een natriumtetrabonaat, komt in de natuur voor in het water van enige meren in de sneeuwgebieden van India, China en Perzië. Door verdamping komt het in kristallen die soms kleurloos, soms ook geel of groenachtig zijn en steeds met een aardachtige korst bedekt die vettig aanvoelt en een zeepachtige reuk heeft. Het raffineren van de ruwe borax was een lange tijd het geheim van de mensen uit Venetië. Het wordt voor het verglazen gebruikt, vernis en zuiveren en ontsmetten.

Balsamus als seit solijn

13605ende menech meester fijn

es dedelste boem diemen weet

jnt hende van endi dart es heet

leesemen in alexanders geeste

datmen vindet dalre meeste

13610wilen vantmen dien bom also

jn engaddi in ierico

jndes coninx salemons tiden

danen wart hi ghenomen siden

jn egipten wasset hi nu scone

13615jnt plein neuen babilone

nune mach niemen dar balsamen gewinnen

dan die kerstine als wijt kinnen

wants ets gheprouet te vele stonden

als hem sarrasine onderwonden

13620datter gheene vrucht hute wilde comen

doch sijn si heeren vander bomen

jnt fel dar dese bome staen

sijn .vi. fonteinen sonder waen

jn deene segmen dat marie

13625jhesus moeder de maghet vrie

bade haren lieuen sone

dese fonteinen sijn ghewone

dat plein te benettene dar staen

die balsia bome sonder waen

13630nieweren sonder dar alleene

draghet de boem groot no cleene

den wingarde geliket thout al hute

entie blade gheliken der rute

mar witter sijn si met allen

13635entie nemmerme ne uallen

aldus moetmen de balseme ontfaen

die hutien houte sal gaen

een glasijn mes ofte van steene

dar mede makemen ene wonde clene

13640jnde scurtse ende men ontfaet

dat sap datter hute gaet

onder in glasijn vat

wart soe datmen snede dat

met isere tgat soude verdroghen

13645want de boem ne caent gedoghen

xibalsamum heetet dat hout

dat saet vandes bomes ghewout

hetet carpobalsamum entatter ut rinnet

datmen ouer balseme kinnet

13650hetet opobalsamum bi namen

dese valschemen ende doet tesamen

olie der toe ciprijn

dus prouemen often si vrai sijn

besmet soe gheen wllin cleet

13655gheualscede besmet gheret

dorghinghe es soe bekent

men orbartse int sacrament

5. Balsamus, zoals zegt Solinus

13605 en menig meester goed,

is de edelste boom die men weet.

In het einde van Indië, daar is het heet,

leest men in Alexanders verhalen,

daar men vindt de allermeeste.

13610 Wijlen vond men die boom alzo

in Engaddi in Jericho

in Konings Salomon tijden

vandaar werd het genomen sinds.

In Egypte groeit hij nu mooi

13615 in de vlakte naast Babylon.

Nu kan niemand daar balsem winnen

dan de Christen, zoals wij het kennen,

want het is geprobeerd in vele keren

als het de Saracenen verwonden

13620 dat er geen vrucht uit wil komen

doch zijn ze heer van de bomen.

In het veld waar deze bomen staan

zijn zes fonteinen zonder waan

In de ene zegt men dat Maria

13625 Jezus moeder, de Maagd vrij,

baadde haar lieve zoon.

Deze fonteinen zijn gewoon

dat veld te benatten waar ze staan

de balsembomen, zonder waan.

13630 Nergens, uitgezonderd daar alleen

draagt de boom niet groot of klein.

De wijngaard gelijkt het hout geheel

en de bladen gelijken de wijnruit

maar witter zijn ze met zijn allen

13635 en nimmer laten ze die vallen.

Aldus moet men de balsem ontvangen

dat uit het hout zal gaan

een glazen mes of van steen

daarmee maakt men een wondje klein

13640 in de schors en men ontvangt

het sap dat er uit gaat

onder in een glazen vat.

Was het zo dat men het snede dat

met ijzeren het gat zou verdrogen

13645want de boom kan dat niet gedogen.

Xilobalsanum heet het hout.

Dat zaad van de boom kracht

heet Carpobalsamum en dat er uit rent

dat men als balsem kent.

13650 Het heet Opobalsamum bij naam

deze vervalst men en doet dat tezamen

olie daarbij van cipres.

Dus beproeft men, of ze er vrij van zijn

besmet ze geen wollen kleed

13655 vervalste besmet het direct

wat er doorging is zo bekend

men gebruikt het in het sacrament.

Commiphora opobalsamum, Engl. (Amyris gileadensis, Balsamodendron gileadense, Kunth. Balsamodendron opobalsamum) is de balsemboom.

Een veel vertakte stijve, vertakte altijd groene struik/boom die 5‑6m groot kan worden. Driebladig, de deelblaadjes zijn klein, ovaal en gaaf en zeer geurend. De struik wordt als een druiventak geleid en gekweekt.

Werking.

De gom wordt in de zomer verzameld als het bloedheet is. Met een scherp voorwerp worden er in de hogere delen van de stam insnijdingen gemaakt. De druppelende hars werd in doeken opgevangen of eraf gekrabd waarbij er zorgvuldig op gelet moet worden dat geen ijzer de bast van de heilige boom verwondde, dat zou de goden boos maken. Men snijdt de takken met een scherpe steen of scherp been. Die het met ijzer snijdt, versnijdt gelijk zijn krachten en zijn natuur. Ook moet de balsem altijd getild worden door een christen, anders zou het niet werken.

Jeremia 8: 22 ‘Is er geen balsem in Gilead, of is daar geen heelmeester?’ 6: 11, ‘Trek op naar Gilead en haal balsem, o jonkvrouw, dochter van Egypte, tevergeefs neemt gij veel geneesmiddelen, voor u is er geen genezing,’. 51: 8 ‘Haalt balsem voor zijn pijn, misschien is het te genezen’ Men geloofde dat deze balsem zo krachtig was, dat als je er een vinger mee insmeerde hij door vuur kon gaan zonder pijn te lijden. Vandaar het gezegde: ‘Is er geen balsem in Gilead? ’in de betekenis dat er geen heling voor de zieken is.

De boom is afkomstig uit Z. Arabië, Ethiopië en Jemen. De Joden geloven dat de struik geplant was door Salomon. Naar deze historie zouden de eerste planten gebracht zijn door de Koningin van Sheba. Jonge plantjes zouden geplant zijn op de vlakte van Jericho, waar het een van de schatten van het land werden. Boven de Doode Zee, bij de berg Engaddi lag de Hortus Balsami. Er is in ieder geval geen twijfel aan dat er lang geleden balsembomen te Jericho gegroeid zijn. Het gewas zou mogelijk al in Alexander de Groottes tijd al in Palestina en het Jordaandal gecultiveerd zijn geweest. ‘De echte Balsem komt uit gelukkig Arabië, gelijk de Griekse historieschrijvers Pausanius en Diodorus Siculus getuigen en van daar is hij in Joden‑land’De vraag is alleen of ze geplant waren in Salomons tijd. Theophrastus wist vaag dat ze groeiden in een vallei te Syrië en vertelde dat er maar twee parken waren waar ze voorkwamen.

In de tijd van Herodotus de Grote bracht Cleopatra uit jaloersheid tegen Herodotus deze tuin over naar het Egyptische Babylon met toestemming van Antonius. Zo’n bosje zou het tot de 17de eeuw overleven bij de bron van Matarya, niet ver van Cairo. Deze bron is beroemd om zijn oude Sycomore waaronder de heilige familie geschuild zou hebben. De echter mekkabalsam schijnt uitgeroeid te zijn. Maar Engelse botanisten dachten dat ze onder deze oude Sycomore bij Materea noch enkele gezien hadden.

Etymologie.

Commiphora: Grieks kommi, van Egyptisch kami: gom (oud-Egyptisch kmj.t) phora: dragen Balsam von Gilead of Jericho, Midden-Hoogduits Balsam, Engelse balm of Gilead tree, uit Latijn balsamum, uit Grieks balsamon, uit een Semitisch woord, vergelijk Arabisch basam.

Bjnamomum als isidorus seghet

ende plinius es .i. boem die pleghet

13660jn ethiopen uele te stane

vi. voete hoghe alsic wane

van bruunre scorsen van oute cleene

eist grof sone heuetet werde neghene

het wast met hitten ende met droghen

13665want het ne can gheen rein ghedoghen

eist niewe ende ment breket ontwee

werptet enen roec hute min no me

met stuuinghen inder ghebare

ghelijc als oft .i. mestkin ware

13670die caneele der mede tetene pleghet

platearius die seghet

dat heuet groot ghewoud

hersinen maghen die sijn vercoudt

oec maket goeden appetijt

13675eist datment in somertijt

sijn puluer werpet up de spise

goeden mont ende van goeder wise

maket hem dient dicken cuhet

want het quaden adem verduwet

13680jeghen quaet tantulesch mede

salment wriuen dar ter stede

met couden watre erst so dat bloet

dan es ghepuluert canele goet

jn waremen wijn ende dar ter stont

13685der mede wel ghewreuen de mont

jeghen sincopin ieghen ert vanc

salmen dit pulueren ghemanc

ende gheroffels nagle ghewreuen

salmen in fisike gheuen

6. Cinnamomum zoals Isidorus zegt

en Plinius, is een boom die pleegt

13660 in Ethiopië veel te staan .

Honderd tachtig cm hoog, zoals ik waan.

Van bruine schors, van hout klein

is het grof dan heeft het waarde geen.

Het groeit met hitte en met droogte

13665 want het kan geen regen gedogen.

Als het nieuw is en men breekt het in stukken

werpt het een rook uit, min of meer,

met stof in die gebaren

gelijk alsof het een mist was.

13670 De kaneel waarmee men te eten pleegt,

Platearius die zegt het,

dat heeft groot geweld

hersens en magen die zijn verkouden

ook maakt het goede appetijt.

13675 Is het dat men in zomertijd

zijn poeder werpt op de spijze

goede mond en van goede wijze

maakt het hem die het vaak kauwt

omdat het kwade adem verteert.

13680 Tegen kwaad tandvlees mede

zal men het wrijven daar ter plaatse

met koud water zodat het bloedt

dan is gepoederde kaneel goed.

In warme wijn en daar terstond

13685 daarmee goed gewreven de mond

tegen in onmacht gaan en tegen hartaanval

zal men dit verpoederen mengen.

Met kruidnagels gewreven

zal men als geneesmiddel geven.

Cinnamomum zeylanicum, Breyn. (Cinnamomum verum; de echte). (uit Ceylon, nu Sri Lanka)

Algemene kenmerken.

Kaneel is een altijdgroene en ruige boom van zes tot tien meter hoog met een sterk vertakte stam. De bladeren zijn leerachtig, eivormig tot langwerpig en staan tegenover elkaar. De bloemen zijn klein en ruiken onaangenaam. De vruchten ruiken naar terpentijn.

Werking.

Kaneel is afkomstig uit de binnenbast van de scheuten en takken. Die bast pelt gemakkelijk af waarna de kaneelstrips rond een dunne stok worden gewonden en de buitenbast verwijderd wordt. Een bekend kaneelgerecht is kandeel, het traditionele drankje voor kraamvrouwen en hun bezoek. Kandeel is een mengsel van kaneel, wijn, suiker, melk en een eierdooier

In Bijbelse tijden werd het gebruikt voor de bereiding van wierook, heilige olie, medicijnen en parfum (Spreuken 7:17) In de zinnebeeldige woning der wijsheid is het de liefelijke kaneel die haar vervult, Eccl. 24, 20 In de Apocalyps is de kostbare kaneel een voorwerp van weelde bij de verwoesting van Babylon. Vanwege zijn welriekendheid werd kaneel gebruikt als een soort parfum om lichaamsgeurtjes weg te werken.

Etymologie.

Cinnamomum De naam cin-(n)-amomon kan als volgt verklaard worden; vanuit het Griekse kinein, ‘inrollen’ a, ‘zonder’ en momon, ‘heil’ f Ԧout’ bijgevolg een plant zonder fout, een edel gewas dat zich heeft ineengerold, waarmee op de bastrolletjes zou zijn gedoeld.

In Chinees betekent quilin, (guangxi) ‘kaneelbomenwoud’, dit is een stad aan de rivier de Lijiang. Uit Maleis kayu, ‘hout’en manis, ‘zoet’ komt kayu-manis dat over Hebreeuws (Phoenisch, Ex. 30:23 en andere plaatsen) qinnamon via Grieks tot Latijn cinnamum, midden-Latijn cinnamomum kwam, via Frans cinnamome werd het in Engelse cinnamon. Uit midden-Latijn cinnamomum ontstond oud-Hoogduits Ainamin en het midden Hoogduitse Zinemin zodat het nu Zimt is.

Kaneel, in midden-Nederlands was het canele, dit stamt uit Frans cannelle, wat weer stamt uit midden-Latijn cannella, dit uit Latijnse canna, ‘riet’ (stengel) en is zo genoemd naar de vorm (pijpjes) van de gedroogde schors.

13690Cassealignea alse plinius seghet

es.i. boem die te wassene pleget

jn arabia sine louer sijn

gheuarewet alse purperijn

ghescepen alst ienouer blat

13695.viij. uoete hoghe wi lesen dat

van driemanieren es sine scortse gedaen

beneden wit doemen verstaen

midden root ende swart bouen

dat swarte es dat meesters louen

13700ende datter root es: es goet bediedet

mar dat witte no doech niet

datter best es dats swaer

platearius seit voer waer

dat ieghen coude reume es goet

13705enter leueren enter longren doet

enter couder maghe die sijn vercout

dien elptet met sire ghewoud

dan salment in wine sieden

ende also gheuen sieken lieden

7. 13690 Cassia ligna, zoals Plinius zegt,

is een boom die te groeien pleegt

in Arabië. Zijn bladeren zijn

geverfd als purper,

geschapen als het jeneverblad.

13695 Acht voeten hoog, wij lezen dat.

Van drie manieren is zijn schors gedaan

beneden wit, doet men verstaan.

in het midden rood en zwart boven.

Dat zwarte is dat de meesters loven

13700 en dat rood is wordt goed verklaard,

maar die witte deugt niet.

Dat het beste is, dat is zwaar.

Platearius zegt voor waar

tegen koude reuma is het goed

13705 en ter lever en longen doet

en voor de koude maag die zijn verkouden.

die helpt het met zijn geweld

dan zal men het in wijn koken

en alzo geven zieke lieden.

Cinnamomum cassia, Blume. (Cassia) (=C. aromaticum) de zogenaamde cassia bast van de handel is van verschillende bomen afkomstig die tot dit geslacht behoren. Ze zijn allen afkomstig in de O. Indische Archipel, Z. China en O. Himalaya.

De Oost-Indische cassia bast wordt geoogst van de in het wild groeiende bomen, terwijl de echte verkregen wordt van C. cassia, Bl. die in Z. China gekweekt wordt. De waarde van de echte, de Cochin-China- of Anamkaneel, is veel hoger dan van alle andere en wordt door de Chinezen, wegens vermeende of werkelijke eigenschappen, tegen goud opgewogen. Cassia is een groter wordende boom dan de kaneelboom en kan tot 15m komen met een stamomtrek van 1,5m.

Knoppen van cassia worden wel gebruikt in laats van kruidnagels voor het bereiden van tafelgerechten. Door de takken en bladeren te stomen wordt er een minder soort kaneelolie uit gewonnen. De cassiaolie komt van dezelfde plant maar dan van de onrijpe vruchten.

Etymologie.

Hoewel sommigen beweren dat misschien kaneel bedoeld is, is zulks niet waarschijnlijk omdat de Arabische en Perzische naam darachine, dara is hout en chini is Chinees, duidelijk op de afkomst van Cassia wijst.

Engelse Chinese Cinnamon-tree, in Duits, als grotere soort, Holzkassie, chinesischer of englischer Zimmt, Zimmtkassie.

Het woord cassia mag afgeleid zijn van het Chinese kwei‑shi kuei of kwei, wat kaneeltak betekent. Kwei werd al genoemd in 4de eeuw v. Chr. door Tise Ssoe, hoewel, omdat de cassia nooit wild in China heeft gegroeid, is dit waarschijnlijk fout.

De specerij groeit wild in Assam, het deel van India dat ten noorden van Bangladesh ligt en het is vrijwel zeker dat het China binnenkwam vanuit die hoek.

Cassia moet al wel 216 v. Chr. een belangrijke specerij zijn geweest in China. Toen werd de provincie Kleilin gesticht, wat cassia-woud betekent. De naam van de rivier de Kwei wordt vertaald met cassiarivier. De mensen van Assam zijn bekend als Khasi en tot aan deze tijd worden de bergen Khasi Hills genoemd. Waarschijnlijk gaf deze specerij aan de oude handelspost van de zijderoute, Kashgar, zijn naam en tevens aan de N. Indische stad Kashmir.

13710Cassiana na dat ict weet

es .i. boem droghe ende heet

ende wast best in broeken lant

sine urucht es cleene alsict vant

ghelijc den ienueuerkine

13715goet sijn si ter medicine

beede die urucht entie blade

die dese wel sieden dade

met starken wine dats bescreuen

jeghen de iucht eist goet ghegheuen

13720die vander iucht alte male

die sine tale ontfallen ware

wart dat hi die groene blade

selue onder sine tonghe dade

joft puluer vanden droghen bladen

13725hi soude thant spreken bi staden

dit moesti doen als wijt kinnen

alst heuel ware in sijn beghinnen

8. 13710 Cassiana, naar dat ik weet,

is een boom droog en heet

en groeit het best in moeras land.

Zijn vrucht is klein, zoals ik het vond,

gelijk de jenever.

13715 Goed zijn ze als medicijn

beide de vrucht en de bladen

die deze goed koken deed

met sterke wijn, dat is beschreven,

tegen de jicht is het goed gegeven.

13720 Die van der jicht helemaal

van zijn taal ontvallen was

was het dat hij de groene bladen

zelf onder zijn tong deed

of poeder van de droge bladen

13725 hij zou gelijk spreken bij pozen

dat moest hij doen, zoals wij het kennen

als het euvel was in zijn begin.

? Cassia senna, Auct. (omgekeerd eirond)

Algemene kenmerken.

Cassia is een eenjarige en ruime halve meter hoge plant met gedoornde bladeren. De gele bloemen komen in juni. Dit plantje is afkomstig uit Egypte.

Werking

‘Folia sennae’ de bladeren van meerdere Cassia soorten, leveren de cassia van de handel. Ze zijn helgroen en bezitten een speciale geur, zwakzoet met een iets bittere smaak. Men gebruikt het als afvoerend middel die bij vele personen lichaamsklachten veroorzaakt, daarom werd het met wijn ingegeven. ‘De sene bladeren zijn wat bitterachtig van smaak en afvegende van krachten.'

Etymologie.

Cassia, zie vorig hoofdstuk.

Het Arabische sana of sena, is in de uitspraak sene in Europese spraken gekomen.

Cassia fistula es .i. boem die pleghet

alse ons platearius seghet

13730 te wassene int lant van orient

ets van naturen goet bekent

sine urucht es lanc alsoe es ripe

ende es alst ware in ene pipe

dat saet dat in sinen marghe leghet

13735dier esser alsemen voer war seghet

meer dan .xl.in ene pipe

swart ende groene sijn best de ripe

sijn march der of dats bequame

want het ontslutet den lachame

13740ets goet ieghen der herte mede

ende in de starte ontfanghen mede

ende weder hute laten gaen

suuert de sweren diere in staen

9. Cassia fistula is een boom die pleegt,

zoals ons Platearius zegt,

13730 te groeien in het land van Oriënt.

Het is van naturen goed bekend.

Zijn vrucht is lang als het is rijp

en is als het ware een pijp

dat zaad dat in zijn merg ligt

13735 die zijn er, zoals men voor waar zegt,

meer dan veertig in een pijp.

Zwart en groen, zijn het best de rijpe

zijn merg daarvan dat is bekwaam

want het opent het lichaam.

13740 Het is goed tegen het hart mede

en in de strot ontvangen mede

om weer uit te laten gaan

zuivert de zweren die er in staan.

Cassia fistula, L.

Algemene kenmerken.

De trommelstok is een dikke, kromme boom van 15-20m hoog. De bladeren zijn een 45 cm lang en bezet met zeven tot twintig eivormige deelblaadjes. Een boom die in maart en mei bijzonder fraai behangen is met zestig centimeter lange, gele en welriekende bloemtrossen.

Werking.

De bloem wordt gevolgd door lange rolronde peulen, de trommelstokken, vruchten die met een zoet moes gevuld zijn. Men pleegt de trommelstokken uit de hand te eten en daarna wat te eten of te drinken, op die wijze ondervind je de minste walging. De trommelstok wordt gebruikt als purgeermiddel, het is de purgerende cassia. Dit zou ook goed werken op de nieren. In de apotheek werd het gebruikt als een zacht laxerende likkepot. De naam oudemannetjesdrop herinnert aan het veelvuldig gebruik dat van de pijpcassia werd gemaakt om bij oude lieden de ongemakken van bezwaarlijke spijsvertering tegen te gaan.

Etymologie.

Cassia is afgeleid van het Griekse kassia, ‘geurende bast’ .Cassia werd vroeger met kaneel verward en in dezelfde familie geplaatst. Engelse purging cassia en Duitse Purgierkassie.

Fistula betekent ‘pijpvormig’ de vruchtvorm.

Calamus aromaticus

13745alse ons scriuet isidorus

es erande scone riet

datmen int lant van endi siet

wel riekende van soeter saken

ende een deel tangher van smaken

13750platearius die seghet

dathet te ghenese pleghet

die maghe van couden doene

ende het gheneset torsioene

ende ieghen der darmen wint

13755so nemet tsap dat merre af vint

met alsenen sape ende met wine

om te ghenesene de pine

om de macht oec mede te vernuwene

entie maghe mede te verduwene

13760men neme hier af puluer een deel

ende der toe ghepuluert caneel

dat maket dat verduen stranc

ende verdriuet den starken ertvanc

10. Calamus aromaticus,

13745 als ons schrijft Isidorus,

is een soort schoon riet

dat men in het land van Indië ziet.

Goed ruikende en van zoete zaken

en een deel zuur van smaken.

13750 Platearius die zegt het

dat het te genezen pleegt

de maag van koude doen

en het geneest de krampen in de maag

en tegen de darmen wind.

13755 Zo neem het sap dat men ervan vindt

met alsemsap en met wijn

om te genezen de pijn

om de macht ook mede te vernieuwen

en de maag mede te verteren.

13760 Men neemt hiervan poeder, een deel

en daar toe gepoederd kaneel

dat maak de vertering sterk

en verdrijft de sterke hartaanval.

Swertia cheyrata, Buc-Ham

Algemene kenmerken.

Dit is een kruidachtig lid van de gentiaanfamilie. Recht opgaande bladeren die stengelomvattend zijn, lancetvormige en drie tot vijfnervig. De plant wordt ongeveer een meter groot en groeit op de bergen van de gematigde Himalaya ’s .

Werking.

Onze kalmoes, Acorus calamus, is hier in een tijdsbestek van een paar honderd jaar gemeengoed geworden en is dus niet duur of bijzonder. De naam kalmoes is in het Hebreeuws keneh, of meer volledig keneh-bosem, ‘dat kruid, ‘of zoet riet’ betekent. In Exodus 30:23 wordt over de kalmoes gesproken als een ingrediënt voor de heilige zalfolie. In Salomons Hooglied 4:14 wordt het bezongen als een kostelijke vrucht. Dat het een dure specerij was blijkt wel uit Jes. 43:24:’Gij hebt mij voor zilver geen Kalmoes gekocht’. Uit deze teksten blijkt wel dat de kalmoes van verre gehaald moest worden. De hieruit onttrokken ingrediënten zijn kostbaar en worden slechts bij speciale gelegenheden gebruikt. Tenslotte kan nog gewezen worden op de tekst van Ez. 27:19: ‘Kassie en Kalmoes behoorden tot uw koopwaar’.

Mogelijk is de naam kalmoes in gebruik is geweest voor bepaalde geurende plantaardige stoffen met voorgemelde kwaliteiten en de naam een meer algemene naam is geweest. Volgens Roxburgh in zijn Flora Indica is de Calamus aromaticus geen palm, maar een oude naam voor Gentiana cheyrata Roxb. en de kalmus van de oudheid. Roxburgh vermeldt ook dat de Bengalezen het als opwekkend middel gebruikt wordt. Zijn koorts stillende kracht is in hoge achting bij de inlanders en Europeanen, de plant wordt gebruikt als vervanger van kinine. De stengels zijn zeer bitter en worden onder de naam van stipites chirayta in de handel gebracht. Het komt in werking overeen met de gele gentiaan.

Etymologie.

Swertia is zo genoemd naar een Hollands botanist, Emanuel Swert, een bollenkweker en auteur van ‘Florilegium.’ Door verwisseling van de geslachten heeft het al een paar maal een andere naam gekregen, onder andere Henricea pharmacearcha Lemaire. Cheryta is Hindoestaans voor een ‘Gentiaanplant’.

Colloquintida als platearius seghet

13765es ene urucht die.i. boem pleghet

te draghene int lant van orient

te iherusalem entar omtrent

van sinen appelen bliuet .i. doot

mar sijn saet heuet macht groot

13770alse ons platearius seghet

die tantswere tebbene pleghet

hi sal sieden dit saet in wine

ende supent inden mont sine

ende ne latent niet in wart gaen

13775ende gargariseren ende dwaen

dar mede kele tant ende mont

hi gheneset in curter stont

11. Colocintida, zoals Platearius zegt,

13765 is een vrucht die een boom pleegt

te dragen in het land van Oriënt

te Jeruzalem en daar omtrent.

Van zijn appelen blijf je dood,

maar zijn zaad heeft een macht groot,

13770 zoals ons Platearius zegt.

Die tandpijn te hebben plegen

hij zal koken dit zaad in wijn

en giet het in de mond van hem

en laat het niet inwaarts gaan

13775 en gorgelen en wassen

daarmee keel, tand en mond

hij geneest in korte stond.

Citrullus colocynthus, Schrad.

Algemene kenmerken.

De kolokwint is een taaie komkommerachtige met scherp behaarde stengels en vijfdelige behaarde bladeren. Geeft een gele vrucht met een dunne, breekbare schil. Hierbinnen bevindt zich week en zeer bitter, lichtkleurig vlees.

Werking.

De vrucht bevat een heftig purgerend en kristalliseerbaar bitterstof, het kolocynthin. Dit poeder, gemengd met Arabische gom, levert de zogenaamde ‘Trochisci Alhandel’ dat een werking heeft als Alo, maar dan scherper. 100 gram in een liter water doodt alle insecten door ze ermee in contact te brengen. De geroosterde zaden werden wel door de arme bevolking gegeten. De bittere vrucht werd met meel gemengd wat het eetbaar zou maken, hoewel nog bitter. De stof is giftig. ‘Zodat een sterk man, van een vierendeel lood met klysma ingegeven daaraan stierf en dood zijnde hem veel bloed van onderen afging.’. (2) Het is mogelijk de kolokwint van 1 Koningen 6:18. De vergiftigde vrucht van een wilde klimplant werd door de jonge profeten bij vergissing voor eetbare meloenen gehouden.

Etymologie.

Citrullus heeft zijn naam van de Griekse kitron, de ‘citroen’ De vruchten lijken op een sinaasappel of op andere Citrussoorten.

Kolokwint,

Engelse bitter apple en colocynth, Frans coloquinte en Duits Coloquintapfel komt van Latijn colocynthis, dit van Grieks kolokunthis.

Capparis es .i. boemkin cleene

datmen stande vint imeene

13780jn poelien in orient

te constantinople entar omtrent

best sijn si die van orienten comen

scortse blade wortelen bloemen

hebben in medicine virtuut

13785alse ghedroghet es sine huut

es soe buten ende binnen rood

ghesoden in wine heuet soe macht groot

te gheuene van euele urede

der leueren enter longren mede

13790men sal nemen sine bloemen

her si alte gadre hute comen

ende begadense alsi sijn fijn

beede in soute ende in aisijn

so maken si appetijt ter cure

13795ende verduwen die humure

die de maghe in den crop hout

ende uerwarmense es soe cout

12. Capparis, is een boompje klein

dat men staande vindt algemeen

13780 in Apulië en in Oriënt

te Constantinopel en daar omtrent.

De beste zijn die van de Oriënt komen.

Schors, bladen, wortels en bloemen

hebben in medicijnen kracht.

13785 Als gedroogd is zijn huid

is het van buiten en van binnen rood

gekookt in wijn heeft zo’n macht groot

te geven van euvels vrede

de lever en de longen mede.

13790 Men zal nemen zijn bloemen

voor ze geheel uit komen

en begaat ze als ze zijn fijn

beide in zout en in azijn.

Dan maken ze appetijt ter keur

13795 en verdrijven de humeur

die de maag in de krop houdt

en verwarmen ze die is zo koud.

Capparis sicula, Duham (Siciliaans)

Algemene kenmerken.

De kappertjes struik is soms een omhoog groeiende, gedoornde struik die tot anderhalve meter kan komen, maar meestal groeit de plant als een spreidende en warrige struik die de grond en rotsen bedekt. De prachtige grote bloemen, wit met opvallende paarse meeldraden, bloeien alleen gedurende de nacht, ze gaan dan helemaal open en verleppen bij zonsopgang.

Gebruik.

De harde, olijfgroene bloemknoppen worden geplukt voor het ontluiken en worden daarna ingelegd in een mengsel van zout en azijn. Het kappertje is een smaakmaker en vooral bestemd voor de ouderen als de eetlust minder wordt, de kapper kan hiertoe een stimulans zijn bijvoorbeeld in de vorm van een sausje. Het is een zinnebeeld van de ouderdom, ‘op de dag, dat men ook vreest voor de hoogte, er verschrikkingen op de weg zijn, de amandelboom bloeit, de sprinkhaan zich voortsleept en de kapperbes niet meer helpt; want de mens gaat naar zijn eeuwige huis en de rouwklagers gaan rond.’. Prediker 12:5/7. Hier wordt gesproken over de realiteit van ouder worden en het verloren gaan van de lust dat in de jeugd zo gewoon was. Smaak en appetijt zijn een van de eersten die de ouder wordende mens verlaten. Het verband van de ouderdom en de plant ligt hem in de aphrodiasische werking van de vrucht.

Etymologie.

Het Perzische woord kabar werd via Arabisch al-kabar over Grieks kapparis en in Latijn Capparis. Over oud-Frans capres kwam het in het Engels van de 15de eeuw als capres tot tegenwoordig caper. In vroeg Hoogduits verscheen het woord als gappern zodat het nu Kappren is en bij ons kappertjes, wel steeds meervoud.

Cubebe dats ene boem urucht

van orienten van goeder lucht

13800seghet plinius dat soe den houede doet

jeghen couden reume goet

etende of riekende dar toe

vp datment up die colen doe

cubeben berne ende men dor bate

13805de roke ontfa in de nesegate

men salse cuen inden mont langhe

dat hare macht ten ersinen ganghe

die van coutheden es onghedaen

soe betert sine uarewe saen

13. Cubebe, dat is een boomvrucht

van Oriënt van goede lucht,

13800 zegt Plinius, dat ze het hoofd doet

tegen koude reuma is het goed.

Eten of ruiken daar toe

opdat men het op de kolen doet

kubeben branden en men door baten

13805 de rook ontvangt in de neusgaten.

Men zal ze kauwen in de mond lang

dat haar macht ten hersenen gaat

die van koudheden zijn aangedaan

zo verbetert zijn kleur gelijk.

Piper cubeba, L. (Cubeba)

Algemene kenmerken.

Is afkomstig uit Maleisië. Het is een tot vijftien meter hoge klimmende heester met een twee centimeter dikke stengel.

Gebruik.

Kubeben ruiken en smaken doordringend kruidig kamferachtig, de vruchtwand smaakt wat bitter. Ze werken in kleine dosis net als peper en verwekken de appetijt en bevorderen de vertering, storen echter bij langdurig gebruik. Grotere dosis veroorzaakt overgeven en koortsachtige toestanden. Men gebruikt het extract en de vluchtige olie bij slaapwandelen. De staartpeper werd wel gebruikt in astmasigaretten.

Etymologie.

Zie voor de naam Piper hoofdstuk elf van het tweede deel.

Kubebenpeper en cubebs wordt het in het Engels genoemd, in het Duits Kubeben wat stamt uit het Arabisch kababa, dit uit het Perzisch kibabeh en dat tenslotte het Oost-Indisch cubeba, ‘braden’ een braadkruid.

13810 Dragantum ebben wi bekent

es .i. boem van orient

ene gumme der hute rinnet

die de sonne droghet ende verwinnet

dat beste es van witten pure

13815ende sulc es van rooder nature

mar dat nes niet also goet

dat het bi naturen doet

verhitten ende vercoelen mede

den mensche sine siechede

13820mar die de barst niet neuet goet

sie dat hi van dragantum doet

die twedeel entander aisijn

dus eist diadragant fijn

dits der barst medicine

13825ende nuttelic ieghen meneghe pine

also danne es verdroghet

want het dan sine macht wel toghet

14. 13810 Dragagantum hebben wij bekend,

is een boom van de Oriënt.

Een gom die er uit rent

die de zon droogt en wint.

De beste is wit en puur

13815 en er zijn van rode natuur

maar dat is niet altijd zo goed

als dat het bij natuur doet.

Verhit en verkoelt mede

de mensen in hun ziekte.

13820 Maar die de borst niet heeft goed

ziet dat hij het van dragantum doet

twee delen en de ander azijn

dan is het dyadragant fijn

dit is voor de borst de medicijn

13825 en nuttig tegen menige pijn

al zo dan het verdroogt

want het dan zijn macht wel getuigt.

Calamus draco, Willd. (draak) de drakenbloedpalm groeit op Java en Sumatra.

Levert het bruine en witte drakenriet. De stengels zijn zeer dun en altijd min of meer prikkelig en meestal klimmend.

Gebruik/Naam.

De vruchten zijn wat groter dan kersen en zijn bij rijpheid met een rode hars bedekt. Die harslaag is het sanguis draconis: drakenbloed, Duitse Drachenblut en Engels dragon’s blood. Op het vuur geworpen geeft het een aangename geur. Dit drakenbloed wordt als reukwerk gebruikt. De schilders maken daar een mooie rode verfstof van die op Florentijnse lak lijkt. In de apotheek wordt het drakenbloed verkocht als tandpoeder.

Calamus, Sanskriet kalamos: riet-pen, kalama: rijstsoort, Semitisch en Assyrisch kanu, Grieks kana en Latijn canna. (nog is de naam van een schrijfstift bij vele volkeren in de oost bekend als kalam.

Galbanum alst platearius kent

es .i. boem van orient

13830dar hute loepet ene gomme

die galbanum hetet dar omme

het loepet hute bi somers ghewout

ende werdet verhart dan ant hout

gaet galbanum es pur ende wit

13835ende sweren doet hute breken dit

die letargie doet slapen of dolen

legghe galbanum up colen

ende late de roke dor de bate

slaen in die nasegate

13840 [sine roke doet serpente vlienende

men purgert reume mettien]

15. Galbanum, zoals Platearius het kent,

is een boom van de Oriënt.

13830 Daar uit loopt een gom

die galbanum heet daarom.

Het loopt uit bij zomers geweld

en wordt verhard dan aan het hout.

Goede galbanum is puur en wit

13835 en zweren laat uitbreken dit.

Die lethargie heeft, doet slapen of dolen

leg galbanum op kolen

en laat de rook, het is zijn baat

slaan in zijn neusgaten.

13840 [zijn reuk laat serpenten vlieden

men purgeert reuma meteen]

Ferula galbaniflua, Boiss. & Buhse. (Galbanum vloeiend) (=Ferula gumosa) is een dik wortelend kruid met ingesneden bladeren. In het voorjaar loopt de plant al vroeg uit, waarbij het groene gewas verfrissend is als venkel. De bloemen verschijnen in groepen van 40‑50 in een scherm.

Gebruik.

Dit kruid groeit in Syrie, Perzie en het Heilige Land. De groenbruine gom wordt verzameld door de jonge scheuten een paar cm boven de grond af te snijden waardoor het melkachtige sap eruit vloeit wat spoedig verhardt. Deze geelachtige of bruine gom is tussen de vingers kneedbaar en ruikt sterk aromatisch. De geur is sterk balsemachtig en gebrand is de geur scherp en onaangenaam, maar niet zo erg als dat van asa foetida. Medisch werd het gebruikt onder de naam moederhars.

Etymologie.

Ferula. Plinius naam voor deze plant is mogelijk afgeleid van het werkwoord slaan, omdat de stengels mogelijk gebruikt werden als een plak. Een Engels gezegde is: ‘to be under the ferule,’ onder bewind van leraren of een roede van ferula. Ferula komt van de stam fer of ferire: smijten of snijden, van de Indo-Germaanse basis bher-, bhor of bherei: snijden, strijken of splijten. Of van ferendo omdat de stengels gebruikt werden om bomen te ondersteunen. In Singalees heet het perunkayan en in Sanskriet hingu.

Ferulasoorten leveren galbanum. Engelse galbanum plant, midden-Hoogduits Galbenkraut, -saft, Galigaen of Galigan, van Grieks khalbane, een Semitisch leenwoord. De gom zou in Ex. 30 :34 voorkomen, in het Hebreeuws chelbenah genoemd, en in de zinnebeeldige woning der wijsheid Eccl. 24: 15-21. Exodus 30: 34 ‘De Heer zei tot Mozes: Neem u welriekende stoffen: druipende hars, onyx en galbanum’.

Gariofilon seit platearis

dat in endi .i. boem is

vander grooter vindemense ghemeene

13845dat ienuerkene sijn cleene

gheroffels nagle es sine urucht

van grooter macht van groter lucht

121vdits de ualschede diemerre toe doet

men neme gheroffels naglen goet

13850die van scarper smake sijn

[ende breecse te puluere fijn

dar doemen toe starc aisijn]

ende dar toe wel riekenden wijn

dan nemen naghele niewer toe goet

13855diemen in .i. cledekin doet

ende men legse dar inne enen nacht

dan so nemensi smake ende macht

vandien dinghen sonder saghe

ende gheduren .xxx. daghe

13860dit sijn naghele ualsch ende loes

sonder doghet sijn si altoes

die goede sijn den hersinen goet

vp dat mense dicken rieken moet

ende oec goet ieghen menisoen

13865salmense in fisike doen

16. Caryophyllus, zegt Platearius,

dat in Indië een boom is

van die grootte vindt men ze algemeen.

13845 De besjes zijn klein.

Kruidnagels is zijn vrucht

van grote macht en van grote lucht.

121 Dit is de vervalsing die men ertoe doet

men neemt kruidnagels goed

13850 die van scherpe smaak zijn

[en breekt ze tot poeder fijn

daar doet men toe sterke azijn]

en daar toe wel riekende wijn

dan neemt men kruidnagels nieuwe tot goed

13855 die men in een kleedje doet

en men legt ze daarin een nacht

dan zo nemen ze smaak en macht

van die dingen zonder sage

en gedurende dertig dagen.

13860 Dit zijn nagelen vals en loos

zonder deugd zijn ze altijd.

De goede zijn de hersenen goed

opdat men ze veel ruiken moet

en ook goed tegen buikloop

13865 zal men ze in ziekte doen.

Caryophyllus aromaticus (geurend)

Algemene kenmerken.

De kruidnagel is een altijdgroene boom die tot twaalf meter hoog komt met een fraaie ronde kroon, maar meestal laat men het niet hoger worden dan vijf meter. De smalle, tegenoverstaande, elliptische bladeren zijn in jong stadium roze en bezitten doorschijnende olieklieren. Die olieklieren komen ook in andere delen voor en het rijkst in de bloemknoppen.

Werking.

De kruidnagel wordt gebruikt als specerij, in de parfumindustrie, likeur, artsenij en tegen tandpijn. Op het eind van de negentiende eeuw werd op Java de tabak gemengd met kruidnagels, wat een knetterend geluid maakte, ‘kretek’ werden die sigaretten genoemd. In India wordt de kruidnagel gebruikt om de betelpruim te kruiden. De olie werkt mild tezamen trekkend en wordt gebruikt in aromatische baden. Het bevat eugenol, de basissubstantie voor synthetische vanille.

Etymologie.

Caryophyllus is afgeleid van karyon, ԥen noot’ en phyllus, ԥen blad’ De naam werd verbasterd tot groffels. De kruid-nagel is de gedroogde, niet uitgelopen, spijkervormige bloemknop. Goede nagelen, moeten bij het indrukken van de nagel een olie laten zien. Ze zijn in verse toestand rood van kleur. Dit zijn de cloves van de handel. Dit woord komt van oud-Frans clou, ‘nagel’ naar de vorm van de middeleeuwse nagels. De specifieke naam caryophyllus is van deze boom naar de geurende anjer overgegaan. Duitse Gewurznelken en Engelse clove tree.

Galanga lesen wi dat si

jnt lantscap van persi

.v. iaer lesemen dat menne hout

alse gheuarewet es sijn out

13870dat bruun root es art ende swaer

ende scarp van smaken dats best dats waer

men machse ualschen alse ghi uerstoet

datmen gheroffelsnagle doet

mar datmense met pepre vernuhet

13875galanghe doet dat spise verduwet

der maghen eist remedie mede

beede van winde ende van coutheden

vp datmense met wine siedet

wel ghepuluert ende anders niet

13880hare roke maket dersinen gesont

ende soe maket wel smakenden mont

luxurie wecket soe te somer stonden

te wintre heuet soe meet ghesonden

dan soe in den somer heuet

13885want soe te uele hitten gheuet

17. Galanga lezen wij dat zij

in het landschap van Perzië.

Vijf jaar leest men dat je het bewaart

als ze gekleurd zijn, zijn ze oud.

13870 Die bruin/rood is, hard en zwaar

en scherp van smaak is de beste, dat is waar.

Men mag ze vervalsen, zoals je het verstaat,

zoals dat men bij kruidnagels doet

maar dat men ze met peper vernieuwt.

13875 Galanga laat de spijs verteren

de maag is het een remedie mede

beide, van wind en van koudheden

opdat men ze met wijn kookt

goed verpoederd en anders niet.

13880 Haar reuk maakt de hersenen gezond

en zo maakt een goed smakende mond.

Wulpsheid wekt ze in de zomerstonden

in de winter heeft het meer gezondheid

dan ze in de zomer heeft

13885 omdat het dan te veel hitte geeft.

Alpinia officinarum, Hance. (geneeskrachtig)

Algemene kenmerken.

De bloemen van de galigaan verschijnen voor het blad. Het kruid heeft een knolachtige en van witte kringen voorziene wortelstok die specerijachtig en prikkelend van smaak is.

Werking.

Op Java dient de wortelstok onder de naam ‘laus’ tot bereiden van pikante sausen. Dit middel werd eens gebruikt als een aromatisch opwekkend middel door de Arabieren en Grieken. De plant wordt in India als geurende stimulans gebruikt.

Etymologie.

Alpinia is zo genoemd naar Prosper Alpinius, een Italiaans botanist.

Galgant, de aan gember verwante plant, is in China inheems en heet daar kao-leung-keung of kao-liang-kiang, ԭilde gember in bezit van Kao’. Omstreeks 875 trad het in Arabië op en via de Perzische naam chalandschan brengen de Arabieren het naar Europa onder de naam khalanjan. Dat werd via midden-Grieks in midden-Latijn galanga, in het oud-Hoogduits werd het Galangan en Galegan en in midden-Hoogduits Galgan wat nu Galgant is geworden. Via midden-Latijn galanga kwam oud-Frans galingal en oud-Engels gallengar en zo werd het galingale.

Gummi arabicum es ene gomme

jn arabien darmen omme

die wille der omme groot gelt geuet

want soe uele ghesonden gheuet

13890jn arabien staet .i. hout

dar soe hute lopet met ghewout

witte gomme dats de beste

dicke roode dats de leste

de middelste es bruun root

13895platearius scriuet hare macht groot

want wie de tonghe heuet scarp ende quaet

platearius gheuet hem raet

dat hi gomme int water doe

tote dat soe smeltet ende ondoe

13900die oec spuwet van cranceden

sine tonghe wriue der mede

men gheue hem ghepuluerde gomme een deel

entar toe gepuluert caneel

jeghen hoeste ende iegen droghen

13905can dese gomme hare macht toghen

jn water met ghersten ghesoden

ende oec eist goet te sinen nooden

die de burst heuet verdroghet

die van viere smerte doghet

13910puluer uan gummen maket hem verganc

met witten van eieren ghemanc

18. Gom Arabica is een gom

in Arabië en daaromtrent

die wel daarom groot geld geven

omdat het zoveel gezondheid geeft

13890 In Arabië staat een hout

waar het uit loopt met geweld

witte gom, dat is de beste,

dikke rode dat is de minste,

de middelste is bruin/rood.

13895 Platearius schrijft haar macht is groot

want wie de tong heeft scherp en kwaad.

Platearius geeft hem raad

dat hij gom in het water doet

totdat het smelt en oplost.

13900 Die ook spuwt van zwakte

zijn tong wrijft hij er mede

men geeft hem gepoederde gom, een deel

en daarbij gepoederde kaneel.

Tegen hoest en tegen droogte

13905 kan deze gom haar macht getuigen

in water met gerst gekookt

en ook is het goed in zijn noden.

Die de borst heeft verdroogd

die van vuur pijnen heeft

13910 poeder van gom maakt dat het vergaat

met het wit van eieren gemengd.

Acacia arabica, Willd.

Algemene kenmerken.

De Arabische Acacia is een struik of boom met recht opgaande en gedoornde takken. De bladeren zijn dubbel geveerd. De gele bloemtrossen zijn okselstandig.

Werking.

De gom is bij normale temperaturen in wateroplosbaar en geeft zo een dikke kleverige substantie. Het werd medische gebruikt en was een bestanddeel van de tinte, een kleurmiddel. Verder werd de gom gebruikt voor likeurbereiding, het appreteren van zijde en kantwerk, de mindere soorten werden als kleef- of bindmiddel toegepast. De vervanger hier te lande was de sleedoorn, Prunus spinosa, L., die daarom wel Acacia nostra genoemd werd ofwel ‘Valse acacia’

Etymologie.

Acacia is de naam van meerdere stekelige bomen en struiken. Het woord is afgeleid van het Grieks voor stekel, ‘axe’(Latijn acer, acus en acutus) waarbij in het Grieks een verdubbeling van het woord optreedt om het begrip te versterken. De Acacia’s zijn vooral bekend geworden door de Arabische gommen die gewonnen worden uit de bast van verschillende soorten.

De naam Arabische heeft het te danken aan het feit dat de ten westen van de Nijl gevonden soort uitgevoerd werd via de Arabische havens.

De naam gom, Duits Gummi, komt van Latijn cummi dat met het Griekse kommi is afgeleid van oudEgyptisch kmj.t, (de klinkers zijn onbekend, van het land Kami ‘Egypte’)

Mirra alse isidorus seghet

es .i. boem dies arabia pleghet

v. cubitus hoghe als wijt horen

13915ende heuet meneghen scarpen doren

nader oliuen es sijn blat

mar scarp gedornet so es dat

kersper esset ende ronder

hute desen bome loepet sap onder

13920dat bitter es ende mede groene

dat hute loepet sonder iet toe te doene

ende dits beter vele tallen stonden

dan dat vte lopet ter wonden

werpmen de telgher hier of in viere

13925si sijn van so felre manieren

dat si dicke maken sieke

en si dat men storax rieke

van desen bome blade ende bloemen

doen den sieken vele vromen

13930ter sonnen moet ment droghen doen

si sijn goet jeghen menison

ende jeghen spuen ende jeghen bloetsocht

nochtan es beter die vrucht

dat mirtus heetet in latijn

13935oft tsap datter af mach sijn

19. Mirre, zoals Isidorus zegt,

is een boom die in Arabië pleegt te groeien twee en een halve meter hoog, zoals wij het horen, 13915 en heeft menige scherpe doren.

Naar de olijf is zijn blad

maar scherp gedoornd, zo is dat

krullend is het en ronder.

Uit deze boom loopt sap van onder

13920 dat bitter is en mede groen

Dat er uit loopt zonder iets te doen

en dit is beter veel te alle stonden

dan dat er uit loop via wonden.

Werpt men de twijgen hiervan in het vuur

13925 ze zijn van zo’n felle manieren

dat ze veel maken zieken

tenzij ze storax ruiken.

Van deze bomen hun bladen en bloemen

doen de zieken veel voordeel.

13930 In de zon moet men het drogen

ze zijn goed tegen de buikloop.

en tegen spuwen en tegen bloedzucht

Nochtans is beter de vrucht

die Myrtus heet in Latijn

13935 of het sap dat er af kan komen.

Commiphora myrrha, Engl. en Commiphora kataf, Engl.

Algemene kenmerken.

Dit zijn grote, gedoornde struik of kleine bomen. De bladeren groeien in groepjes aan het hout. Alle twee vrijwel op elkaar gelijkende struiken groeien in vrijwel hetzelfde gebied, Arabië, Abessinië en de Somalkust van Afrika.

Werking.

Als de bast beschadigd of doorboord wordt verschijnt er een dikke gom uit de opening die spoedig verhardt en van een geelbruine of transparant uitziende kleur is. Mirre zet uit bij verwarming, zonder te smelten en geeft dan een aangename geur. Mirre smaakt bitter en is tezamen trekkend, werkt versterkend en menstruatie bevorderend. Verder wordt het gebruikt in wijn, mirrewijn, als parfum en zalf. In het Oude- en Nieuwe Testament wordt het vermeld, gebruikt bij de reiniging der vrouwen en het balsemen, zie Johannes 19:39. Mirre is naast wierook een van de oudst gebruikte middelen bij het roken. Het is een van de kostbare substanties die al duizenden jaren in religieuze ceremonies gebruikt wordt. Met zijn olie werden de priesters gewijd en droop van de baard van Aaron en zijn zoons toen ze tot leiders gekozen werden. Met haar gaven de Joden geur en heiligheid aan het tabernakel, de ark, de altaren, de bekers en andere heilig materiaal. Bij de kruisdood was de mirrewijn een zinnebeeld van de lijdenskelk, door de engel in de olijfhof aan de Zaligmaker gebracht. Symbolische is de wierook van mirre het zinnebeeld van gebed, de mirre hehars een symbool van bittere rouw.

Etymologie.

Commiphora komt van

Grieks kommi, dit van Egyptisch kami, ԧom’in oud Egyptisch was het kmj.t, (Kami, ‘Egypteտ) en phora, ‘dragen’ De klassieke schrijvers noemen Arabië als het land waar de gom uit afkomstig is, die zij murr noemen. In de Bijbel heet de gom mor, in Arabisch murr, dit werd in Latijn myrrha. Algemene naam.

Mastis alse isidorus seghet

es .i. boem dies india pleghet

hute dese bome uloiet ende gheet

die dinc diemen mastix pleghet

13940wel riekende esset van varen root

die van bleecheden heuet noot

het maket hem tanschijn claer

die scortse hier af dats waer

ende honech ghesoden te samen

13945es goet den sieken lachamen

het slutet den lachame ter cure

hets goet ieghen quade humure

die van hersinen te doolne poghen

ten tanden wart enten hoghen

13950platearius die zeghet

ende sulc dies hem te uolgene pleget

[dat dit mastix dat ic hier noeme

es der note muscaten bloeme

ofte die slume dar si in leghet

13955recht alse die haselnote pleghet]

tebbene ene slume van hare

dit maxtix salmen ebben mare

die een deel es bleec root

ende in smaken scarp groot

13960men salse cuen ende in den mont

houden ene lange stont

entie lucht dan upwart sla

so dat soe ten hersinen ga

20. Mastiek, zoals Isidorus zegt,

is een boom die in India pleegt te groeien.

Uit deze boom vloeit en gaat

dat ding die men mastiek noemt.

13940 goed ruikt het en van kleur rood.

Die van bleekheid heeft nood

het maakt hem het aanschijn helder.

De schors hiervan, dat is waar,

en honing gekookt tezamen

13945 is goed voor de zieke lichamen

het sluit het lichaam ter keur.

Het is goed tegen kwade humeuren

die van uit de hersenen dalen pogen

ter tanden waart en de ogen.

13950 Platearius die zegt het

en zulke meer die hem te volgen plegen

[dit mastiek, dat ik hier noem

is de notenmuskaten bloem (=macis)

of het slijm waar het in ligt

13955 net als die hazelnoot pleegt]

te hebben een slijm aan zich.

Dit mastiek zal men hebben maar

die een deel is bleek rood

en in smaak scherp groot.

13960 Men zal het kauwen en in de mond

houden daar een lange stond

en dat die lucht dan opwaarts slaat

zodat het zo naar de hersenen gaat.

Pistacia lentiscus, L. (‘het taaie, naar het buigzame, kleverige bestanddeel van de hars)

Algemene kenmerken.

De mastiekboom is een altijdgroene en spreidende struik van twee tot vijf meter hoog die soms als kleine boom groeit. Het blad is leerachtig, donkergroen en zit in paren van drie tot zes stuks. Kleine rode bloemen en op den duur zwarte vruchten.

Werking.

Vanouds is deze boom bekend vanwege zijn gom. Die wordt in augustus verkregen door insnijdingen in de bast te maken dat na twee, drie weken als verhard hars wordt gewonnen. Dit hars is bros, licht verpoederbaar met een zwak balsemachtige geur en smaak, het wordt door langzaam kauwen in de mond kneedbaar. De mastiek werd vooral gebruikt door de vrouwen als een soort kauwgom om hun adem te verbeteren. Het behoort tot dezelfde gebruiken als betelkauwen en het roken. Vroeger werd de mastiekgom gebruikt door tandartsen om gaten in kiezen te stoppen maar ook om er brood mee te zoeten. Er kan een likeur van bereid worden, de raki of mastichi die men met water gemengd drinkt en als medicijn gebruikt. Hier wordt het verwisseld met macis van de notenmuskaatboom, zie volgende artikel.

Etymologie.

Pistacia, de naam schijnt uit Perzische peshdad, pehlwi of peshdat te stammen, in Zedisch is het paradhata.

Mastik, Duits Mastich, Engels mastic en Frans lentisque. De naam mastic komt van oud-Frans mastic en dat van laat Latijn mastichum (um), het prototype van masticare, ԫauwen’wat afgeleid is van Grieks mastikhaein, ‘knars de tanden’ dat verbonden is met Latijn mandere, ‘kauwen’ . Dit omdat mastiek gekauwd werd om de adem te zoeten en een ingredint van tandpoeders was. In het Engels en Frans betekent mastiek, ‘kneedbaar kit’ of ‘cement’vandaar mastiekcement en mastiekdaken voor mengsels die aan mastiek doen denken.

Muscata spreket iacob van vitri

13965es .i. edel boem van endi

een scone seere vtermaten

plinius uolghet deser straten

note muscate es sine vrucht

wel riekende ende van soeter lucht

13970heet ende drooghe in den derden graetmen sal kiesen dat verstaet

dalre swartste diemen vint

hare blade sijn mede ghemint

muscata es den hersinen goet

13975die maghe soe verwarmen doet

ende hare spise verduwen

bleeke uarewe doet soe vernuwen

tilike geheten ene musscate

es den hersinen groote bate

13980maer hetemerre oec te vele

so gatet al huten spele

want soe es dorganghe bi naturen

wijn der mede ghesoden ter curen

es den hersinen arde goet

13985alsmen ons te wetene doet

21. Muscata, spreekt Jacob van Vitry,

13965 is een edele boom van Indië

een mooie zeer uitermate,

Plinius volgt deze straat.

Notenmuskaat is zijn vrucht

wel ruikende en van zoete lucht.

13970 Heet en droog in de derde graad.

Men zal kiezen, dat verstaat,

de aller zwartste die men vindt

hun bladen zijn mede bemint.

Muskaat is voor de hersenen goed

13975 de maag ze verwarmen doet

en haar spijs verteert

bleke kleur doet ze vernieuwen.

tijdig gegeten een muskaat

is de hersens grote bate

13980 maar eet men er ook teveel

zo gaat al uit het spel

want het is doorgaande van natuur.

Wijn daar mee gekookt ter keur

is de hersens aardig goed

13985 zoals men ons weten doet.

Myristica fragrans, Houtt. (geurend)

Algemene kenmerken.

De muskaatboom is afkomstig uit de Molukken. Het is een dicht bebladerde en mooie boom van 16-18m. hoog met altijdgroene, rododendronachtige bladeren. Kleine, lichtgele en klokvormige, meestal tweehuizige bloemen. De peervormige vrucht is ter grootte van een perzik en wordt vrijwel het gehele jaar geoogst. De vrucht barst met twee kleppen open en vertoont het zaad dat omgeven is door de rode foelie, dat is een netvormig weefsel (arillus) met onregelmatige mazen. De foelie omsluit het zaad. Deze boom brengt dan ook twee specerijen voort.

Werking.

Het glimmende, bruine en vettige zaad wordt uitgeperst en als muskaatnootolie in de handel gebracht. De vluchtige olie wordt gebruikt in banket, sausen, snoepgoed, parfums, cosmetica, gebak en doughnutszeep. Om insectenvraat te voorkomen worden de zaden vaak behandeld met kalk. Deze kalk doodt tevens de kiem, een gebruik dat dateert uit de tijd van de O.I.C. die het wenselijk vond dat er geen aanplant buiten Banda ontwikkelde. De noot, Nux indica, is in grote hoeveelheden giftig en wordt tot de hallucinogenen middelen gerekend en zo gebruikt door hippies. De noot bevat een stof die, als men het in grote hoeveelheid binnenkrijgt, degeneratie van de levercellen kan veroorzaken.

Etymologie.

Myristica komt van Grieks myrizo, ԩk ruik’ De notenmuskaat of muskaatnootboom, Frans muscadier, Duitse Muskatnussbaum, de Engelse muscat. Notenmuskat stamt uit midden-Latijn muscatum, ‘muskusgeur, en nux, ‘noot’. .Via Latijn nux muscata, ‘de muskus geurende noot’, ontstond Angelsaksisch nois mugue en het Engelse nutmeg.

Foelie heette in middenNederlands folie wat stamt uit het Latijnse folium, ‘blad’ Duits Folie, Frans feuille de macis, Engelse mace.

Piper es .i. boem van endi

ende wast alsemen seghet mie

ter sonnen wart alsemen ons seghet

dar cancatus die berch leghet

13990plinius seget ende solijn

sijn hout ende sine blade fijn

naden genouerkine gedaen

dat wout dar dese bome staen

wachten gheuenijnde diere

13995entie iaghemen hute met uiere

aldus so wart bruun dit

want sine nature die es wit

lanc peper dans ripe niet

datmen onder wilen siet

14000ende dats vander starxter maniere

want ets onghequets van viere

jacob van uitri seghet mi

dat al andre redene si

twi dat es so swart sijn uel

14005ende dat dinket mi redene wel

hi seghet ende men mages gheloeuen

datmen peper droghet in houen

om dattet te langher dueghe

ende ment uersamen niet ne moghe

14010dat swartste peper gheuet spoet

want het es te meneghen dinghen goet

dat peper in den vierden graet

drooghe ende heet eist dat verstaet

peper of gedaen die huut

14015entie keest diere comet vt

te sticken ghepuluert wel

alse al af ghedaen es tfel

dicken met rosewater nat

ende dan ghedroget dat

14020ende also een colerium

jn eens hoghen ghedaen sum

dat maket die oghen claer

entie velme of dats waer

peper es quaet den sanguien

14025want het maket lasers dien

sijn puluer bitet tallen stonden

onnutte ulesch uten wonden

met heuet in italien vonden

erande peper horic orconden

14030alse plinius seghet mar niewer na

ghelikende den pepre van india

mar in oude niet ouer dat

dat hieweren lant es ofte stat

dan in endi dus horicket luden

14035die moeder es van allen cruden

22. Piper is een boom van India

en groeit, zoals men zegt mij,

te zonne waart, zoals men ons zegt,

waar Cancatus die berg ligt.

13990 Plinius zegt het en Solinus

zijn hout en zijn bladen fijn

zijn op de jenever gelijkend.

Het woud waar deze bomen staan

bewaken venijnige dieren

13995 en die jaagt men eruit met vuur

aldus wordt bruin dit

want zijn natuur die is wit.

Lange peper dat is rijp niet

wat men ondertussen ziet

14000 en dat is van de sterkste manier

want het is niet gekwetst door het vuur.

Jacob van Vitry zegt het mij

dat er een andere reden is

waarom dat is zo zwart van vel

14005 en dat is denk ik een reden wel.

Hij zegt, en men mag het geloven,

dat men peper droogt in oven

omdat het langer goed blijft

en men het niet verzamelen mogen.

14010 De zwarte peper geeft spoed

want het is in menige dingen goed.

Dat peper is in de vierde graad

droog en heet is het, dat verstaat.

Peper afgedaan van de huid

14015 en de kern die eruit komt

stuk gepoederd goed

als ze al afgedaan is het fel.

Vaak met rozenwater nat

en dan gedroogd dat

14020 en als een oplossing

in een oog gedaan soms

dat maakt die ogen helder

en dat velletje er af, dat is waar.

Peper is slecht voor de warmbloedige

14025 want het maakt melaatsheid met die.

Zijn poeder bijt te alle stonden

onnuttig vlees uit de wonden.

Men heeft in Italië gevonden

een soort peper, hoor ik verkondigen

14030 zoals Plinius zegt, maar nergens naar gelijkende de peper van India,

maar ik hou het niet voor dat.

Dat ergens een land of plaats

dan in Indië, aldus hoor ik luiden,

14035 dat het de moeder is van alle kruiden.

Piper nigrum, L. (zwart)

Algemene kenmerken.

Zwarte peper is een slingerplant die afkomstig is uit de vochtige wouden van India. Tegenover de eironde bladeren zit een lange bloeiaar die bij het rijp worden een vruchtaar levert. Hieraan zitten een groot aantal groen tot rode, 3-4mm dikke vruchtjes dicht opeen. Daarbinnen zit het zaad waarvan de kern een vluchtige olie bevat die de alkalode piperine en chavicine bevat. De olie veroorzaakt de scherpe smaak.

Werking.

Trossen pepervruchten worden een week tot tien dagen op een hoop gezet om te broeien waardoor de groene kleur overgaat in een zwarte. Daarna worden ze in de zon op matten gedroogd. De witte peper wordt verkregen van het rijpe zaad door de buitenste schil te verwijderen. De zwarte en witte peper verschillen alleen in kleur. Beiden hebben hetzelfde effect, de zwarte is alleen een derde sterker.

Doordat peper duur was en de handel via de Arabieren ging, zijn er een aantal mythes over het verkrijgen ervan ontstaan. Zo kwam het verhaal in omloop dat in de bossen war het groeit vol zit met serpenten. Als de bossen van peper rijp zijn zetten de mensen van dat land het bos in brand en drijven zo de serpenten weg door het vuurgeweld, waardoor ze het groene van de peper verbranden, dat eerder wit was en zwart en gerimpeld gemaakt wordt door de brand. Jacob van Vitri was toch al goed genformeerd.

Vroeger en ook in latere tijden was de peper het symbool van de gehele specerijenhandel. Veneti, Genua en Zuidduitse handelssteden dankten daaraan voor een groot deel hun rijkdom. In de Middeleeuwen werd de tol op peper ontwikkeld en in de 14-15de eeuw werd het bij geldnood als betalingsmiddel gebruikt. Huren, bruidsschatten, belastingen en dergelijke werden wel met peper betaald, peperduur.

Amomum melegueta, Rosc. (=Aframomum melegueta, K. Schum.) is de nieuwe peper. Die geeft oliehoudende, aromatisch en peperachtig smakende zaden. Deze plant komt voor in Sierra de Leone en op Fernando Po. Dit is de stamplant van guineapeper of meleguetapeper die in Duits Malagettapfeffer genoemd wordt en in Engels melegeta of malagueta pepper. Moren die de kusten bezochten brachten ze naar de Monte Barca aan de M. Zee en de Italianen gaven daaraan de naam paradijskorrels of Granum paradisi. Duits Paradieskorn, Engels grains of paradies

Ze werden gebruikt als de vervanger van de echte peper.

Etymologie.

Piper komt van het woord pepto,’opnemen’, het is een verwijzing naar de stimulerende kracht. Pippali noemden de oude Indirs een soort peper, de lange Piper longum. Door een misverstand brachten de Perziers de zwarte peper onder de onjuiste naam in de handel, dit was de naam van de lange, (in Perzi, een taal onbekend met de l, werd die overgezet in een r, pipar) waarvan zij pippari maakten in de handel. De Grieken die het gebruik van de Perzen leerden noemden de specerij peperi waarvan de Romeinen piper maakten. Daaruit ontwikkelde zich de Europese namen voor de peper.

Ptorax seghet iacob ende isidorus

platearis ende plinius

es .i. boem in arabia

ghernaten boeme ghelijc wel na

14040voer hoest alse de leetsterre riset

also alse ons de lettre wiset

valter hute menech traen

dat moetmen hebben ende ontfaen

ert ghemanc werdet metter arden

14045dat sochtste es van meester werden

datmen mach vanden telghen lesen

dat sietmen wit ende reine wesen

mar metter sonnen werdet blont

vet ende wel riekende talre stont

14050dats de beste die saen ontlaet

ende daer soete lucht ute gaet

alse mense handelt metter hant

hets de beste dinc bekant

darmen af mochte ghewaghen

14055cranker ende couder maghen

23. Storax, zegt Jacobus en Isidorus,

Platearius en Plinius,

is een boom in Arabië

de granaatboom gelijkende bijna.

14040 Voor augustus als de Poolster rijst,

alzo als ons de letters wijzen,

valt er uit menige traan

dat moet men hebben en ontvangen

voor het gemengd wordt met de aarde.

14045 Dat zachtste is van de grootste waarde

dat men van de twijgen kan halen

dat ziet men wit en rein te wezen

maar met de zon werd het blond,

vet en goed ruikende te aller stonde.

14050 Dat is de beste die gelijk loslaat

en waar zoete lucht uit gaat.

Als men ze behandelt gelijk

het is het beste ding bekend

waar men van mag gewagen

14055 zwakke en koude magen.


Styrax officinalis, L. (geneeskrachtig)
Algemene kenmerken.
De storax is een kleine boom of grote struik van twee tot zeven

meter hoog. Als de boom volop in bloei staat is alsof die met sneeuw

bedekt is door de witte en geurende bloemen. Ook het blad is aan de

onderkant witviltig behaard. De helkleurige vrucht is eveneens met een

witte vacht bedekt en heeft de vorm van een kers, maar is niet eetbaar

vanwege de vele zaden. 
W
erking.
Door insnijdingen te maken in de takken loopt er een vloeistof uit

in kleine druppels, tranen. Die druppels zijn in wijn oplosbaar. In de

R.K. Kerk worden deze druppels gebruikt voor wierook. De gom werd in

rieten manden, ‘calamus’ verzameld, waardoor het de naam verkreeg van

Styrax kalamites.
Etymologie.

Storax komt van het Griekse sturax, ‘de storaxgom' en ‘storaxboom’, dit van Hebreeuws tzori, ԧom van terebint en mastiek’. Storax is een algemene naam.

Sandali dus lesen wi

es .i. boem comet van endi

alse ons platearius seghet

die drierande hout te dragene pleghet

14060hets wit best valeu ende root

dat ualewe heuet roke groot

dat roode es werts rieket te mee

alsment breket mits ontwee

puluer es goet van sandali

14065vp dat het gheminghet si

met olien rosate nu merket dit

alse de leure es uerhit

een plaster ghemaket dar mede

buten gheleit up die stede

14070vanden loeueren dies es men vroet

echt es oec dat puluer goet

om slapen die niet slapen ne can

ende ieghen die hooftswere nochtan

so moetment minghen dat verstaet

14075met olien mandragoraet

ende met latuen sop

noch ene doghet heuetet sonder spot

men neme puluer van sandali

entie scurtse van feniculi

14080ende gummi arabicum

suker ende wit macopijn sum

puluer van liquerissien mede

dit stampmen met grooter nerensteden

wel te samen ende men doe

14085simple siroepe der toe

dit es utermaten goet

jeghen heet sweere die weedoet

ende ieghen durst om heeten rede

ende oec ieghen de leuere mede

14090der droger barst est mede goet

ende hem dien de burst wee doet

oec eist goet ieghen uorouet swere

alse van hitten comet de deere

dit heetemen diasandali

14095ende al es oec dat sake dat si

datment maket in andre maniere

mar dus est best als ict uisiere

wilmen oec dat wel slapen doe

neme puluer van mandragen der toe

24. Sandalum, aldus lezen wij,

is een boom die komt van Indië,

zoals ons Platearius zegt,

die drie soorten hout te dragen pleegt,

14060 het is wit, vaal en rood.

De vale heeft de reuk groot.

De rode is het duurste en ruikt meer

als men het breekt in stukken.

Poeder is goed van sandaal

14065 opdat het gemengd is

met rozenolie. Nu merk dit

als de lever is verhit

een pleister gemaakt daarmee

buiten gelegd op die plaats

14070 van de lever, dit is men denkt.

Echt is ook dat poeder goed

om te slapen die niet slapen kan

en tegen de hoofdpijn nochtans

dan moet men het mengen, dat verstaat,

14075 met olie van Mandragora

en met slasap.

Nog een deugd heeft het zonder spot

men neemt poeder van sandaal

en de schors van venkel

14080 en Arabische gom

suiker en wit maanzaad een som

poeder van zoethout mede

dit stampt men met grote vlijt

goed tezamen en men doet

14085 enkelvoudige siroop daar toe.

Dit is uitermate goed

tegen hete zweren die wee doen

en tegen dorst vanwege hete koorts

en ook tegen de lever mede.

14090 De droge borst is mede goed

en hem die de borst wee doet

ook is het goed tegen voorhoofd zweren

als het van hitte komt die deren

dit noemt men dyasandali.

14095 En al is ook de zaak dat ze

dat men het maakt op een andere manier

maar dit is het beste zoals ik het versier.

Wil men ook dat het goed slapen doet

neem poeder van Mandragora daar toe.

Santalum album, L.(wit)

Algemene kenmerken.

De sandaalboom is een kleine boom die tien tot vijftien meter groot wordt. De stam haalt zelden dertig centimeter doorsnede. De cultuur heeft oorspronkelijk enige moeilijkheden gegeven omdat sandelhout een wortelparasiet is en voor zijn goede ontwikkeling een ‘gastplant’ nodig heeft.

Werking.

Overeenkomstig de grootte en de ouderdom van de boom is het binnenhout, dat normaal licht is, donker of roodachtig geaderd. Hoe hoger de kleur des te beter is de kwaliteit. Stukken van het hout variëren in grootte naar de omstandigheden. Het komt in stukken van ongeveer een meter lengte en zeven tot dertig centimeter dikte in de handel. Zaagsel van sandelhout in linnen kussentjes genaaid en bij de kleren gelegd geeft daaraan een aangename geur die er lang in blijft. Het gewreven hout op het hoofd en aangezicht gesmeerd laat de hoofdpijn wegtrekken en beschut het gelaat tegen zonnebrand. Sandelhout dankt zijn geur en geneeskrachtige eigenschappen aan een etherische olie die gebruikt wordt om fijne bloemengeuren als van rozen en jasmijn vast te leggen. Op die wijze krijgt men verschillende soorten van reukwerk. Het zal duidelijk zijn dat met sap van Mandragora een slaapwerking veroorzaakt wordt.

Sandaalhout komt van verschillende bomen, ook van Pterocarpus santalinus, L. Daarvan komt het witte sandaalhout, bij ouderdom wordt het geel.

Etymologie.

Santalum

levert het sandelhout, Duits Sandelholz en het Engelse sandal wood. De naam sandel komt van oud-Frans sandal en dat van middeleeuws Latijn sandalum, dat van het Arabische sandal en dit van het Perzische chandal wat stamt uit het Sanskriet chandana of candana, candras, ‘gԧlanzend’ Of candana, ‘brandend hout’, omdat het gebruikt werd voor wierook.

14100Thus alse platearius seget

ende plinius es .i. boem die pleget

te wassene int lant van arabi

edel wel riekende so es hi

lanc ende ghetelghet seere

14105ghebladet wel na min no mere

dan alst .i. perboem ware

voer den hoesttijt alle iare

snidemenne dor sine huut

dan loepter erande gumme hud

14110entie verart dan ant hout

echt vandes winters ghewout

gheuallet datment selue doet

ende dat nes niet also goet

want ets root entander wit

14115wit ende root es best dit

ende dat saen ontsteket van viere

hort van wieroke goede maniere

nem twitste wierooc datmen vint

ende hute wel ghepuluert ghint

14120ende nem niewe was te dien

thant ghenomen vanden bien

ende botre der mede

darmen noint sout an ne dede

van desen drien darmen af seghet

14125besie dat elc hoep euen uele weghet

doe dese drie dan in .i. vat

ente viere so set dat

ende minget te gadre somen best can

laet coelen vanden viere dan

14130ende alse duut danne wilt orbaren

set te viere dan te waren

ende laet ontlaten .i. lettelkin

ende dan so nem .i. uel scapijn

ende smeret vp die vleees side

14135et es best in allen tiden

der burst die dinc wesen mochte

want niet maxe so sochte

jeghen tantswere ende tranende hoeghen

so can sine macht wel toghen

14140een plaster der vp ghemaket met wine

entie vander reume heuet pine

houts .i. stic langhe in sinen mont

ende hetet der na hi werdet ghesont

25. 14100 Thus, zoals Platearius zegt

en Plinius, is een boom die pleeg

te groeien in het land van Arabië.

Edel, goed ruikende zo is het.

Lang en met twijgen veel

14105 bebladerd wel min of meer

dan alsof het een perenboom was.

Voor de oogsttijd alle jaar

snijdt men door zijn huid

dan loopt er een soort gom uit

14110 en die verhard dan aan het hout.

Echt van winters geweld

Gebeurt het dat ze het zelf doet

en dat is niet zo goed

want het is rood en de ander is wit.

14115 Wit en rood is beste van dit

en dat gelijk ontsteekt van vuur

hoort van wierook een goede manier.

Neem de witste wierook dat men vindt

en uit goed gepoederd ginds

14120 en neem nieuwe was tot die

gelijk genomen van de bijen

en boter daar mede

waar men nooit zout in deed

van deze drie waar men van zegt

14125 zie dat elke hoop even veel weegt

doe deze drie dan in een vat

en op het vuur zo zet dat

en meng het tezamen zo best je kan

en laat het koelen van het vuur dan.

14130 En als je dit dan wil gebruiken

verzacht het vuur te waren

en laat wat gaan een beetje

en neem dan een vel van een schaap

en smeer het op de vleeszijde.

14135 Het is het beste in alle tijden

voor de borst dit ding wezen mocht

want niets maakt het zo zacht

tegen tandpijn en tranende ogen

kan het zijn macht wel getuigen.

14140 Een pleister daar op gemaakt met wijn

en die van reuma heeft pijn

hou het een stuk lang in zijn mond

en eet het daarna, hij wordt gezond.

Boswellia thurifera (wierook leverend), is zo genoemd naar Dr. Boswell van Edinburgh.

Ze zijn bekend als stamplanten van olibanum of wierook. Het melkachtige sap wordt olibanum genoemd, vergelijk het Hebreeuws levonah of lebonah: melk, luban betekent melk van Arabieren en zo ook libanotis en labanum, de Libanon? De witte melk was mogelijk een mix van gom Pinus halepensis, Sabina phoenicia, Juniperus oxcycedrus en andere bomen die inlands zijn in de Libanon en vandaar stamt mogelijk de oorsprong van de naam. Engelse frankincense tree of olibanum tree, Frans encens, Duits Olibanum en Weihrauch. Wierook, wijrook: gewijde rook. Engels frankincense of incense, Griekse frank‑incense: vrij brandend. De Katholieke kerk gebruikt de wierook om de zinnebeeldige betekenissen die daaraan verbonden zijn, bijvoorbeeld de wierook stijgt op in rookwolken, =symbool van het naar de hemel opstijgend gebed.

De gom vloeit er uit in de vorm van een brosse, glinsterende, ronde of ovale druppel en is wit, geel of licht rood van kleur. De gom wordt verkregen door insnijdingen in de bast te maken. De eerste van die insnijdingen geeft de zuiverste en witste gom, die later wordt verkregen is gevlekt met geel of rood en bij ouderdom verliest het geheel zijn witheid.

nemme ne canic iv ghewaghen

14145vanden bomen die specie draghen

Nimmer kan ik u gewagen

14145 van de bomen die specerijen dragen.

Bomen

Inleiding

12540 Ghemeenlike vint men van somen

boemen die van erden comen

alse eken ende esscen mede

some poetmense na die sede

dat men wilghen poten plegt

12545some wassensi alsmen segt

vte tronke alswijt scouwen

alse dar ene eke es ghehouwen

of i.bouke wasset tehant

andre maniere in menech lant

12550some boeme sijn so ghemoet

dat mense met wortelen poten moet

some werdensi goet ende jonc

ende alsmense int vp andren tronc

ons doet verstaen palladius

12555dat men mach winnen aldus

persekers sonder eneghe stene

ende andre hare ghelike ghemene

men nemt .i. wilghe ionc

wel wassende vp haren tronc

12560 omtrent ghewassen oghe vi. voete

ende dorborse met goeder moete

ende ligghen bede denden in darde danne

ghelic of men.i.boghe spanne

des persekers plante staet onder dat

12565ende men doetse wassen int gat

of ghedaen telghe ende blade

ende laetse met goeder stade

wassen wel ter maten dure

so nemen ter seluer hure

12570ende stopt vaste met arden tgat

ende bindet tesamene dat

dat laetmen .j. iaer dan staen

ende die bome tesamen gaen

so dat si te samen erheelen

12575ende hare nature onder hem deelen

dan snidemen den perkere ontwe

ende nemt vetter erden me

so dat men dat dect so oghe

dat men bedect den wilghe oghe

12580ende beghiet men al in een

dus werden persekers sonder steen

dar men de beste bome of wint

dats darmen goede vrucht of kint

weder dat apple sijn of paren

12585dats datmen neme hare carnellen te waren, alse mense ripe waent

ende mense in october maent

droghe in die sonne doe

ende legse in .i. pot der toe

12590jn ghesichte vette arde

ende oudese te wintre warde

ende mense in marte poten doet

hier of comen bome goet

hier ent die tale int ghemene

12595nu ort van elken vort allene

ende terst van .a. dar na van .b

na dordine van den a.b.c

Bomen.

1. Inleiding.

12540 Gewoonlijk vindt men sommige

bomen die van de aarde komen

zoals eiken en essen mede.

Soms plant men ze naar de zede

zoals men wilgen te planten pleegt.

12545 Sommige groeien, zoals men zegt,

uit stammen, zoals wij het aanschouwen,

als daar een eik is afgehouwen

of een beuk groeit het gelijk.

Andere soorten zijn er in menig land

12550 sommige bomen zijn zo gesteld

dat men ze met wortels poten moet.

Soms worden ze goed en jong

als men ze ent in een andere stam.

Ons doet verstaan Palladius

12555 dat men mag winnen aldus

perziken zonder een steen

en andere die er op lijken algemeen.

Men neemt een wilg, jong,

goed groeiende op haar stam

12560 omtrent gegroeide hoogte, honderd tachtig cm en doorboor ze met goed gemoed

en leg beide einden in de aarde dan

gelijk of men een boog spant.

De perzikplant staat onder dat

12565 en men laat het groeien door het gat

af gedaan van twijgen en bladen

en laat ze met goede pozen

groeien wel ter maat door.

Dan neem je terzelfder uur

12570 en stop je vast met aarde het gat

en bindt tezamen dat

dat laat men een jaar dan staan

en de bomen zo tezamen gaan

zodat ze tezamen helen

12575 en hun natuur onder zich verdelen.

Dan snoeit men de perzik stuk

en neemt vette aarde mee

zo dat men bedekt zo hoog

dat men bedekt het wilgenoog

12580 en begiet men alles gelijk

dit worden perziken zonder steen

Waar men de beste bomen van wint

dat is waarvan men goede vrucht kent

of dat appels zijn of peren.

12585 Dan wil men haar kern te waren

als men ze rijp waant

en men ze in oktober maand

drogen in de zon doet

en leg ze in een pot daartoe

12590 in geschikte, vette aarde

en bescherm ze in de winter goed

en men ze in maart poten doet

hiervan komen bomen goed.

Hier eindigt de taal van het algemene.

12595 Nu hoort van elke soort alleen

en het eerst van a, daar na van b,

naar de ordening van het a.b.c.

Om een pitloze perzik te krijgen wordt die verbonden, geënt, met de zachte en dus pitloze wilg. Dat is een onmogelijke combinatie. Enten kan alleen tussen soorten onderling, dus met soorten van Salix, soms en zeer zelden met een lid uit dezelfde familie. De perzik zal het ook moeilijk krijgen in dat gaatje en zal worden doodgeknepen.

Arbores ede dat sijn bome

dar wi ghelijc.i.drome

12600of spreken ende tellen bet

si sijn int paradijs yset

want ede des sijt wi wijs

dats in ebreus dat paradijs

dat sette onse here got

12605na sinen wille na sijn ghebot

jnt ogheste ende int edelste mede

van alrande artscer stede

jacob van vitrj segt wale

dat die bome sijn medicinale

12610die got dar plante properlike

jnt beghin van arderike

alle menschen sijn onbekent

want ets toegheste van orient

so verre lants sijn ongheweghet

12615als ons de rechte wareit seghet

es tusscen dat ende onse elende

dat noit man sonder adaem kende

ende al mochtmer toe comen mede

so es alomme bemurt de stede

12620met .i. mure vierin scone

al vp oghe toten trone

no quaet inghel no gheen man

nes dier toe comen can

want vele boeme dier in staen

12625als wi weten sonder waen

ne hetetter die scripture tesamen

als twe bj namen

deen es dat weten doet

ondersceet wat quat es ende goet

12630dar an verbrac adaem tghebot

dat hem uerboet onse here god

dander eet des leuens hout

dat es van sulker ghewout

als ons scrifture doet verstaen

12635diere of bate sonder waen

van sire vrucht hi soude bliuen

van.i.state sonder ontliuen

2., Arbor Eden, dat zijn bomen

waar we gelijk een droom

12600 van spreken kunnen of vertellen beter.

Ze zijn in het paradijs gezet

want Eden, zo zijn wij wijs

dat is in Hebreeuws dat paradijs

daar zette onze Heer God

12605 naar zijn wil en naar zijn gebod

het hoogste en de edelste mede

van allerhande aardse plaatsen.

Jacob van Vitry zegt het wel

dat die bomen zijn medicinaal

12610 die God daar plantte bijzonder

in het begin van het aardrijk.

Alle mensen zijn ze onbekend

want het is het hoogste van de Oriënt

zo’n ver land, zonder wegen

12615 zoals ons de rechte waarheid zegt

is tussen dat einde onze ellende

dat nooit iemand en alleen Adam kende.

En al mocht men er toe komen mede

zo is alom ommuurd de plaats

12620 met een muur, vurig schoon

al omhoog tot de troon

waar geen kwade engel en geen man

en dieren er toe komen kan.

Want vele dure bomen er in staan

12625 zoals wij weten zonder waan

de Schrift noemt er dan ze tezamen

dan twee bij namen.

De een is die weten doet,

onderscheid wat kwaad is wat goed,

12630 daaraan verbrak Adam het gebod

dat hem verboden was door onze Heer God.

De andere heet het levenshout

dat is van zulke kracht,

zoals ons de Schrift doet verstaan.

12635 die er van at, zonder waan,

van zijn vrucht hij zou blijven

in een staat van zonder te ontlijven.

(1) Een inspirerend plantesap om tot de goden te komen, de boom van kennis van goed en kwaad. De levensbloem of het onsterfelijkheids kruid, uit sprookjes en mythen van alle werelddelen bekend, is een aan de levensboom verwante voorstelling, waarin de smartelijke worsteling van de mens met het vraagstuk van leven en dood uitkomt. Zie de vrucht uit het Paradijs waar de vrouw van de boom van kennis van goed en kwaad eet en ook de man te eten geeft. Het gevolg is dat zij niet meer mogen eten van de boom des levens, die de onsterfelijkheid onderhoudt. Dit is de Bijbelse versie van het universele mythologische thema van de levensboom welke aan hen die van zijn vruchten eten de onsterfelijkheid verleent.

De boom der kennis wordt maar eenmaal genoemd. Vergelijk Datura, Asclepias, Cynanchium, Ephedra, Cannabis, Acacia, mogelijk zelfs Peganum. Zie ook het aizoon, het levenwekkende sap van Medea bij Sempervivum en Glaucium.

2) Een zoete vrucht die onsterfelijkheid verleende, de boom van onsterfelijkheid. De Boom des Levens die nog een paar maal vermeld wordt. Spreuken: Ҥe wijsheid is als de boom des levens van degenen die haar aangrijpen’ Later speelde de boom nog een rol in het hiernamaals. In het laatste boek van de Bijbel keert de levensboom terug als het goddelijk attribuut van de herstelde goddelijke levensorde en heerschappij na de door de zondeval teweeggebrachte verstoring. In hoofdstuk 2 van de Openbaring van Johannes staat: ‘Die overwint, ik zal hem geven te eten van de boom des levens, die in het midden van het paradijs Gods is’. In hoofdstuk 22 lezen wij over de rivier van het water des levens die uit Gods troon voortkomt. Ook wordt de boom des levens met de twaalf vruchten genoemd die groeit aan de oever van die rivier. De vruchten ervan waren dus een spijs voor de gestorvenen die een rechtschapen leven hadden geleid. Zie Mangifera, Malus, Musa, Cydonia, Musa, Ficus, Eugenia, Quercus, Fraxinus, Phoenix, Ceiba, Viscum en Thuja.

Arbores solis ende lune

dit es noch te wonderne mee

12640dan andre bome diemen vint

want moises van hem ombint

een point al dar hi benedide

joseps geslachte ende vride

hi nometse na minen wane

12645der sonnen apple enter mane

ende al ombindement in andren sinne

nochtan meendi goet der inne

van desen bome ghewaget des

te sinen mester aristotiles

12650alexander hi scriuet hi uant

desen boem in inden lant

ende sijn hoghe .C. cubitus

ghehantwert was wi lesen dus

tien bome dat hi sinen hende name

12655wart dat hi te babilonien quame

ende men wil weten ouer waer

dat hem die duuel antworde daer

ende sulken wanen nochtan mede

dat got hem daer antworden dede

12660der papen liede haten de vrucht

die dar in hinghen in de lucht

ende leueder naer.ccc.iaer

dit vindewi bescreuen uoer waer

2. Zonneboom en boom van de maan

dat is nog te verwonderen meer

12640 dan andere bomen die men vindt.

(a) Want Mozes van hem ontbindt

een punt al waar hij zegende

Jozefs geslacht en bevrijdde.

Hij noemde ze, naar mijn waan,

12645 de zonneappel en de maan

en al ontbindt met het in andere zin

nochtans bedoelt hij het goed van binnen.

Van deze bomen gewaagde dus

tot zijn meester Aristoteles

12650 Alexander, hij schrijft, hij vond

deze boom in Indi land

en zijn hoog een vijftig meter

geantwoord was hem. Wij lezen dus

tien bomen voordat hij zijn einde nam

12655 was het dat hij te Babylonië kwam

en men wil weten voor waar

dat hem de duivel antwoordde daar

en sommige wanen nochtans mede

dat God hem daar antwoorden deed.

12660 (5) De papen lieden aten de vrucht

die daaraan hingen in de lucht

en leefden daarna drie honderd jaar

dit vinden wij beschreven voor waar.

Soma of ambrosia is afgeleid van de Indische mas, het is de men van de oude Grieken en Klein-Azië, het Gotische mena, Angelsaksische mona en het oud-Noors mani. Het betekent maangod.

Alle oude Indo-Germaanse namen van de Maan wijzen op een maangod, wiens naam de Meester (Tijd) betekende. De Maan is de oudste tijdmeter, maan(d) .

Volgens vele voorstellingen staan zon en maan in tegenstelling. Als de maan vol is staan zon en maan tegenover elkaar en gaat de een op bij de ondergang van de ander. De zon vertegenwoordigt dan de dood en de maan het leven, want de zon Ҥoodt’de maan en sterren. Het telkens weer verdwijnen en ontstaan van de maan werd opgevat als een gewelddadig sterven en herboren worden. Zo werd de maan het zinnebeeld van de altijd scheppende levenskracht en werd geacht grote invloed uit te oefenen op het vegetale en animale leven van de natuur. Bekend is hoe bij alle volkeren de invloed van de maan op de wasdom en het geslachtelijke leven wordt erkend. De gehoornde nieuwe maan werd beschouwd als bron van alle water en daarmee van veevoer. De soma is de regen die uit de maan komt. Dit bewerkt de groei van de planten en verschaft zo aan mens en dier voedsel. Bij de wezens van het mannelijke geslacht gaan de sappen van de planten over in zaad, bij die van het vrouwelijke geslacht in melk. Bij het afsterven keert het leven weer terug naar de maan en met wassende maan verzamelt soma zich hierin als in een schaal. Het is dan de onsterfelijke drank die de goden maandelijks drinken.

De drie stadia van de maan riepen de drie stadia van de vrouw op. Meisje, het eerste kwartier. Huwbare vrouw, de volle maan. Het laatste kwartier was het oude vrouwtje. En zo werd de lente het meisje, zomer de vrouw en herfst het oude vrouwtje. Dit werd gedentificeerd met seizoensveranderingen in leven van plant en dier en zo met moeder aarde die aan het begin van het vegetatiejaar de bladeren en knoppen laat uitspruiten, daarna bloemen en vruchten en tenslotte niets meer draagt.

De Magna Mater, de Grote Moeder, verpersoonlijkt het leven dat zich eindeloos voortzet in mens en dier. De sterveling die onder de indruk gekomen is van de voortdurende vernieuwing in de na­tuur aanbad de grote macht die voortdurend geboren laat worden en zo het leven zelf onsterfelijk maakt. Hij aanbad die macht in de vorm van de moedergodin, de godin van de vrucht­dra­gende aarde. Dit kwam vooral voor in Klein Azië. Soms werd naast de godin haar echtgenoot, een hemelgod, ver­eerd. Meestal wordt de hemelgodin alleen afgebeeld en wordt ze vaker afgebeeld met een kind bij zich, haar zoon, die ook een goddelijke functie heeft. Deze eenvoudige symboliek van de groeikracht der natuur schijnt op de oude inwoners van Europa een grote indruk gemaakt te hebben. Toen men van de jacht overging op veeteelt en landbouw, het begin van de beschaving, bleek het grote belang dat de mensen hadden bij de jaarlijkse vernieuwing van de plantenteelt. De goddelijke macht die dit bewerkte moest vriendelijk behandeld worden, huis en hof moes­ten onder haar bescherming staan.

Toen het belang van de coitus werd erkend, een keerpunt in het godsdienstig denken, vond er geleidelijk aan een verhoging van de religieuze status van de man plaats en werd de bevruchting van de vrouw niet meer toegeschreven aan de wind of rivieren. Zo kwam het koningschap tot ontwikkeling en hoewel de zon als symbool van manlijke vruchtbaarheid met de seizoengebonden loop van de zon werd geïdentificeerd bleef hij nog lang onder voogdijschap van de maan staan.

De voorstelling dat de zon de maan op de dag van hun samenkomst bevrucht was algemeen, dat gold niet alleen van Zeus en Hera, maar ook van Helios en Selene, eigenlijk van elke verbinding van zon- en maangod. De vrucht van hun verbinding waren de jaargetijden (Horen) Dit samenkomen van zon en maan werd trouwens in India en Griekenland met hetzelfde woord aangeduid als cotus.

De mythologische voorstelling is deze: de zon achtervolgt de maan zoals de bruidegom de bruid die hem ontvlucht, heeft hij haar ingehaald dan onttrekken ze zich samen aan het oog en had de vereniging plaats. Dat was bij de nieuwe maan en daarom gold onder andere bij de Germanen de nieuwe maan-dag als de meest geschikte nacht voor het sluiten van een vruchtbaar huwelijk. Wat groeien moest werd behandeld bij wassende, wat sterven moest bij afnemende maan, haarknippen dus bij afnemende maan anders groeit het te snel weer aan, schapen scheren bij wassende maan.

(a) Numeri 17: 1-8 spreekt de Heer tot Mozes dat elke van de 12 stammen een staf neemt met de namen van hun leiders erop dan zal de man die Ik kies zijn staf bloeien. ‘Toen Mozes de volgende dag de tent der getuigenis binnen ging, zie, de staf van Aaron, voor het huis van Levi, bloeide; hij had bloesem voortgebracht, bloemen gedragen en amandelen doen rijpen.’.

(b) Mangifera is een naam die afgeleid is van mango: de Hindoestaans naam van de vrucht, en van het Latijnse fero: dragen. In het westelijk halfrond zijn de gewone namen aanpassingen aan de Portugees manga (de boom mangueira) Engels en Spaans als mango, Frans mangue, Duitse Mango. Het Portugees manga was op zichzelf al een aanpassing aan het Tamil woord man-key of man-gay. Dat woord was gevormd door de eerste Portugese kolonisten in India. Volgens sommigen heeft het Portugese woord zijn origine in het Maleise mangga of mangka. De invoering van de laatste naam zou ontstaan zijn na de invoering vanuit India.

In Noord-India is de naam am of amba en deze vormen verschijnen al in zeer oude literatuur. In het Sanskriet is het amra. ‘Amraoti, in het Engels oomrawuttie, van het Sanskriet amravati: van mangoboom voorzien, is de naam van een district in O. Indische landschap Berar. Amritsar, Amritsir, Amrita Saras of Bron der Onsterfelijkheid is een kleine plaats met het beroemde heiligdom van de Ңron der onsterfelijkheid’die gewijd is aan de heilige goeroe Gowind Singh, de grondlegger van de godsdienst van de Sikhs. De gelovigen baden zich in het water om van alle zonden bevrijd te worden.’

Ambrosia, Grieks van ambrotos: onsterfelijk, van a: niet, en brotos: sterfelijk, van mbrotos: wat staat voor mrotos en verbonden is met Latijn mort-em: vergelijk Sanskriet amrtas: onsterfelijk.

In Spiegel historiael zegt Maerlant: Van de zon en de maan boom. XLVIII.

Toen Alexander daarbij kwam,

Zag hij komen en vernam

De paap van het bedehuis daar,

voeten wel lang, dat is waar,

Zwart, getand als een hond,

Oren doorboord, daar te alle stond

In ringen met parels hingen.

Te koning sprak hij van die dingen:

Was hij zuiver, zo mocht hij gaan

10 Wel al daar die bomen staan.

Hen allen zei hij ook af te doen

Hun kostbaarheden en hun schoenen.

Dat bos stond binnen een muur

Besloten, die was niet duur,

Daar 2 bomen stonden tezamen,

Die men heilig noemt bij namen.

De koning deed er in zijn gang,

En zag het gebied schoon en lang.

Daar zwoer die paap openbaar,

20 Dat er nooit regen op gekomen ware,

Nog dier, nog vogel, nog serpent,

Die er veel waren daar omtrent;

En als verging zon of maan,

Dat die bomen lieten tranen.

Ter zonsopgang heeft men gehoord

De zon boom zeggen dit woord:

ԁlexander, zonder gelijke,

Enig heer van aardrijk!

Levend, dat is u bekend

Keert u nimmer in uw land.’Vnbsp;

‘s Avonds, toen de maan opging,

Sprak de maan boom dit ding:

‘Alexander, vol zijn uw jaren:

Te naaste jaar in mei, dat is waar,

Zal u sterven in Babylon;

Die u vertrouwt zal doen de hoon.;

De andere dag toen de zon opging,

De zonne boom sprak dit ding:

‘Wie het u doen zal wil ik niet wroegen,

Hem zou die reden niet vergenoegen.

Laat u vergenoegen en vaar heen

Met uw leger te Fasiaten. (1)

Uw moeder zal doen zware dood,

En liggen onbegraven bloot;

Uw zuster lang zalig wezen:

Laat u vergenoegen met dezen.’

(1) Of Prasiaca, havenstad in Oost Ethiopië, (India) nu Pataliputra?

Agnus castus alse platearius seget

12665es .i. boem daer cracht ane leget

want hijs droghe ende heet alsi lien

dies machmense qualike gecrigen hier

jnden lentin louert hi niet

alse ander hoeft meest pliet

12670mar alse de sonne es dore heet

sine nature es alsmen weet

dat hi purgert ende droget mede

des menschen onsuuerhede

dit doet sijn sap ende sine blade

12675 ja darmen sine telghe dade

an enen man ende vp hem leide

si makedene reine ende sochte mede

sine blade ende sine bloemen

moghen in medicine vromen

12680want water darmen dat in siedet

swel het te verslane pliet

et es nuttelic oec mede

tote des menschen scamelichede

leder datmen oec hier in siedet

12685es goet den mensce die pliet

nats hem tonsuuerne in drome

dits de vrucht van desen bome

3. Agnus-castus, zoals Platearius zegt,

12665 is een boom waar kracht in ligt

want het is droog en heet algemeen.

Die kan je moeilijk krijgen hier.

In de lente geeft het geen loof

zoals het andere hout meestal pleegt

12670 maar pas als de zon is door heet.

Zijn natuur is, zoals men weet,

dat hij purgeert en verdroogt mede

de mensen hun onzuiverheden.

Dit doet zijn sap en zijn bladen.

12675 Ja, waar men zijn twijgen deed

op een man en op hem legde

het maakt hem rein en zacht mede.

Zijn bladen en zijn bloemen

die mogen in medicijnen voordeel doen

12680 want water waar men dat in kookt

zwellen het te verslaan pleegt.

Het is nuttig ook mede

tot de mensen schaamheid.

Leer dat men ook hierin kookt

12685 is goed de mensen die er mee werken

‘s nachts hem te zuiveren in zijn dromen.

Dit is de kracht van deze boom.

Vitex agnus-castus, L. In het Middellandse Zeegebieden heerste de mening dat de kuisheidsboom zijn zaad afwerpt, voordat dit rijp is en zo geslachtelijk onvruchtbaar is, het symbool van kuisheid. Origenes stelde, 185-254 na Chr, dat allen die de ‘Takken van hun kuisheid’ bewaard hadden het oogstfeest van de eeuwigheid in het vooruitzicht hadden. Te Thesmophoria, het feest van Demeter Thesmophoros, (Demeter, de wetgever) zaten de Griekse vrouwen op de takken van agnos om vruchtbaar te worden en gevrijwaard gedurende het festival van samengaan met hun echtgenoten. Door associatie met het Griekse hagnos: kuis, werd de Latijnse agnos een symbool van kuisheid. Plinius naam voor deze struik was vitex en hij kopieerde agnos wat een verwisseling met Latijnse agnus: lam, gaf. Doordat verder het woord met Grieks voor onbevlekt verwisseld werd verkreeg agnos de Latijnse bijnaam castus. Daarop werd zijn naam als middel tegen onkuisheid geschat. Christelijke symbolen voegden verder het Agnus Dei in: kuisheidslam Gods. Agnus castus is de klassieke Latijnse naam voor deze struik en betekent letterlijk kuisheids-lam. Deze plant bezit de kracht om de geslachtsdrift tussen de seksen te verminderen. Door de monniken werd het zo nog lang gebruikt en samen met kamfer zou dit het beoogde effect leveren. Het middel zou nu nog in gebruik zijn bij Oosterse kloosters als ideale plant om de geslachtszin te verdrijven. Het wordt daar als amulet gedragen, waarschijnlijk over het hele lichaam.

Abies dats bekent

een diere boem van orient

12690die lanc wasset ende slicht

sine hout es wit ende licht

dat niet lichte roten mach

worme ne hetent vp gheenen dach

hier int lant heetemenne abeel

12695mar hine heuet de macht niet geheel

4. Abies, dat is bekend,

is een dure boom van de Oriënt

12690 die lang groeit en recht.

Zijn hout is wit en licht

dat niet licht rotten mag

wormen het niet heeft op geen dag.

Hier in het land noemt men het abeel

12695 maar het heeft die macht niet geheel.

Abies alba, Mill. ,(wit) is mogelijk afgeleid van abeo: van de grond af vertrekken, naar de hoogte die sommige exemplaren van deze soort kunnen bereiken.

Vanouds werden er drie soorten dennen onderscheiden.

Megemberg onderscheidt; 1, Abies alba uit het hooggebergte als aller edelste, omdat ze het witste en lichtste hout heeft, dus vandaar edelden.

2, Picea abies uit het middengebergte als Abies citrina met roodachtige hout.

3, Pinus sylvestris uit het laagland als Abies resinosa omdat ‘men er licht uit maakt’ dat van de resin of gom. De namen worden, vooral in gebieden waar ze alle drie samenkomen, vaak verwisseld.

Voor abeel, zie Populus.

Amigdola dats damandelboem

ende heerst so nemets goem

die bloiet alst waremen beginnet

dese boom heete lande minnet

12700dars hi drachtech ende goet

[in couden lande hijt node doet]

aristotiles die seghet

dat men dese bome pleghet

te beterne hare nature

12705stecmer enen naghel dore

so werpen si ute erande gomme

entie vrucht wert soete der omme

platearius seghet dat sine

bittere sijn goet ter medicine

12710soete sijn goet ter spise

den sieken in alre wise

die ligghen in die hete sucht

oec confortert hare vrucht

5. Amygdalus dat is de amandelboom

en eerst zo let op.

Die bloeit als de warmte begint.

Deze boom hete landen bemint

12700 daar draagt hij goed.

[in koude landen het node doet]

Aristoteles die zegt het

dat men van deze bomen pleegt

te verbeteren haar natuur

12705 steekt men er een nagel door

dan werpt het uit een soort gom

en die vrucht wordt zoet daarom.

Platearius zegt, dat de

bittere zijn goed als medicijnen.

12710 Zoete zijn goed ter spijze

voor de zieken in allerhande wijze

die liggen in de hete ziekte

versterken zich aan haar vrucht.

Prunus communis, Fritsch. (gewoon) (Amygdalis communis, L) Amandel, Duitse Mandel, oud-Hoogduits Mandala, Frans amandier, uit oud-Frans amande, uit laat Latijns amandula, van Latijn amygdala, van Grieks amugdale, van Hebreeuws megedh el: gewijd fruit of heilige vrucht. De Engelse almond ontstond onder invloed van het Arabische al: volmaakt.

De bloei is al zeer vroeg in het voorjaar, januari, een voorjaarsbrenger, een teken dat de winter over is dat de vogels weer komen en dat het geluid van de tortelduif weer gehoord kan worden. Een plant voor warme gebieden.

De wilde of bittere vorm, varieteit amara, is vermoedelijk op vele plaatsen ontsnapt uit de gecultiveerde tuinen. Uitzaai van zoete amandelen geeft dan ook in de regel de als wilde oorspronkelijke te beschouwen bittere weer terug.

De steen wordt geoogst na het vallen, gekraakt waarin je een zoete kern vindt. Bij de amandel gaat het om de kern, de inhoud van de noot. Je eet geen vruchtvlees van de amandel. De zoete is een veel gebruikte noot, je kan die gezouten of geroosterd eten, bij marsepein, bakwerk en amandelolie. De bittere wordt gebruikt voor bitterkoekjes, likeuren, maar vooral voor zeep en cosmetica. Van de olie wordt een laxeermiddel verkregen en een schoonheidsmiddel.

De boom levert een gom die weleens gebruikt werd om Arabische gommen te vervalsen. Deze gom in azijn opgelost werd gebruikt als een middel tegen de jeuk en tot zuivering van zweren, verder als kleefmiddel.

Ariana es een boemkin

12715in endi eist datter vele sijn

plinius sprect alsic gome

dat rieket na den lauwerbome

sine vrucht can niemen ghenesen

van alexandre mach men lesen

12720dat als in endi quam sijn here

dat hem die soete roke ghere

gaf tetene dat quade cruut

ende hadde wel na al ut

bi sulker dinc sijn volc verloren

12725oec wasset dar erande doren

sijn sap maect alle oghen blent

oec es dar een cruut bekent

dat rieket utermaten wel

mar menech clene serpentkin fel

12730liggheter in dats emmer war

wien so si steken hi steruet dar

dit hebbic bedi hier ghenomt

so wat mensche die ute comt

dat hi hem hoede al omtrent

12735van dinghen die hi niet ne kent

6. (a) Ariana is een boompje

12715 in Indië is het dat er veel zijn.

Plinius spreekt, zoals ik opmerk,

dat het ruikt naar de laurierboom.

Van zijn vrucht kan niemand genezen.

Van Alexander kan men lezen

12720 dat toen hij in Indië kwam zijn leger

dat hem die zoete reuk begeerte

gaf te eten dat kwade kruid

en had bijna al geheel

door zoiets zijn volk verloren.

12725 (b) Ook groeit daar een soort doren

zijn sap maakt alle ogen blind.

Ook is daar een kruid bekend

dat ruikt uitermate goed

maar menig klein serpentje fel

12730 ligt er in, dat is immer waar,

wie zo gestoken wordt, hij sterft daar.

Dit heb ik beide hier genoemd

zodat de mensen die weggaan

dat hij zich hoede daar al omtrent

12735 van dingen die hij niet kent.

(a) Rhododendron ponticum, L. (uit Pontus, Klein Azië) De mensen in Turkije kunnen last hebben van zijn honig. Het kruid is daar regelmatig oorzaak van vergiftigingen. Dit zou de Oost-Indische honig geweest zijn die de soldaten van Alexander de Grote bedwelmde. Hier kwam zijn generaal Xenophon achter die met 10 000 Griekse soldaten zich een weg terugvocht van Babylon naar de Zwarte Zee, rond 40 v. Chr., en in een dal te Klein‑Azië door de geur geheel bedwelmd raakte. Zijn leger zamelde vergiftigde honig in Colchis, tegenwoordig Georgi, waar vele bijenvolkeren waren. De soldaten die van de honig geproefd hadden werden duizelig en moesten overgeven, geen van hen kon zich op de been houden. Degene die geen honig hadden gehad leken wel dronken. Na de derde en vierde dag kwamen ze pas overeind. Ze hadden geluk dat ze niet aangevallen werden in deze zwakke staat, ze herstelden allen. Het zou deze plant zijn die dat veroorzaakt had, de Aegolethron.

Plinius zegt dat die honing verkregen was van de oleander, maar in zijn tijd was een oleander een azalea, andere schrijvers na hem identificeerden deze plant als Azalea luteum. Het zal niet de eerste azalea die last veroorzaakt had en zal niet de laatste zijn. Mogelijk is het effect verkregen door gisting van de slechte honig, hoewel de verdovende werking op de andere soldaten toch bewijst dat het gewas niet geheel onschadelijk is.

(b) Excoecaria agallocha, L. (Agallocha) agallocha is een kleine kromme boom uit India die in de buurt van de zee groeit. Agallocha, oud-Engels aluwe, van Latijn alo, van Grieks alo en dat van Hebreeuws ahaloth, van Sanskriet agaru: het hout. Excoecaria van Latijn excoecares: verblinden, een verwijzing naar het effect op de ogen. Het melksap is zeer scherp in de ogen, het is de blinding tree of river poison, veroorzaakt blindheid. De boom wordt gehaat door de houthakkers. Bij het vellen van een boom springt dit sap in de ogen en kan zo blindheid veroorzaken.

(c ) Lijkt op Salvia officinalis, L. De salie is het nest van de padden en dit zijn heksendieren. ғalvia bufonum nidus esse dicitur’ De Italianen planten ruit bij de salie om deze padden te verjagen. Het is voor het bijgelovige volkje zeker dat onder de salie gifdieren vergade­ren en de plant met hun adem giftig willen maken.

Arbor ade dats bekent

es een boem in orient

die adaems boem hetet bedi

als ons jacob seghet van vitri

12740om dat si draghen apple vele

scone ende van varewen ghele

ende elc appel met ere beten

so dat men sien mach ende weten

dat god toghet in ardrike

12745adaems sonden properlike

ja ons seghet mede aldus

van andren applen josephus

dar men die mesdaet ane bekent

twi sodoma was ghescent

12750dar god sulfer ende brant

van den hemele of warp tehant

ende dar die dode zee nu leghet

omtrent doeuere alsemen seghet

staen bome die scone apple draghen

12755mar binnen so horic ghewaghen

es el niet dan asschen die stinken

ende dit mach ons wonder dinken

dat men dese twerande mesdaet

in die apple noch verstaet

7. Arbor ade, dat is bekend,

is een boom in de Oriënt

(a) die Adams boom heet daarom,

zoals ons zegt Jacob van Vitry.

12740 Omdat ze dragen appels vele

mooi en van kleur geel

en elke appel met een hap eruit.

Zodat men zien mag en weten

dat God toont in het aardrijk

12745 Adams zonden duidelijk.

(b) Ja, ons zegt het mede aldus

van andere appelen van Josephus

waar men die misdaad aan herkent

waarom Sodom was geschend

12750 waar God zwavel en brand

van de hemel wierp gelijk

en waar de Dode Zee nu ligt.

Omtrent de oever, zoals men zegt,

staan bomen die mooie appels dragen

12755 maar van binnen, zo hoor ik gewagen,

is niets dan as dat stinkt.

En dit mag ons een wonder denken

dat men deze tweerhande misdaad

in die appels nog verstaat.

(a) Citrus ponum, “Adamii,’ (Adams vrucht) de vrucht hiervan is eivormig met een goudgele schaal. Dit zou, volgens de Talmud, de adamsappel zijn. Ook andere citrusvruchten worden zo genoemd, C. x paradisi, Macfad. (paradijs) is de grapefruit, grape: druif, omdat de vruchten vaak gevormd worden in trossen van 3‑12 stuks als een druiventros. Forbidden fruit. In de dikke schil zie je een spleet die op een beet lijkt. Van de slang? De slang met de appel in de bek is het symbool van het kwaad. Maar als Adamsappel is het onwaarschijnlijk. Zie 10, bij Citrus zie je dat de gele kleur niet vermeld wordt.

(2) Josephus bericht een honderd jaar na Chr. dat de Sodomsappel een waarschuwend aandenken was aan die stad en daarom as bevat. ‘Ze zijn van dezelfde aard en werken als die van Sodom en Gomorra...die van gedaante goed schijnen om te eten, maar als men ze aanroert in stof en as veranderen. Brochardus vermeldt dat ze aan de voet van de berg Engaddi groeien: ‘Ziet de schoonste bomen ter wereld, maar in hun vruchten... niets dan as en stof.’ ‘Solanum incanum, L. (harig) (S. sanctum, L..) de Palestijnse nachtschade is een 1‑1,5m hoge plant met korte, scherpe dorens en om die reden wordt het gewas dan ook wel als haagplant gebruikt. De gele vrucht heeft de grootte van een smalle onrijpe tomaat, is bitter en giftig. De vrucht wordt soms geïnfecteerd door een insect die het vruchtvlees en de zaden opeet. Van buiten lijkt de vrucht dan nog wel intact, van binnen is die dan echter gevuld met stof en as en werd om die reden dan ook Sodomsappel genoemd. Volgens Polunin & Huxley is echter S. incanum, L. inlands in Israël en niet Solanum sodomeum, L. (uit Sodom) Een dwaling in de vertaling zou hiervan de oorzaak zijn.

12760 Bdellium alse plinius seghet

es een boem die pleghet

in een lant heet bactria te stane

swart so es sine ghedane

van der groote van ere oliuen

12765ute dien bome siet men driuen

erande gomme harde goet

alster ute kersebome doet

die rieket utermaten soete

men nutse te menegher boete

12770die glose sprect up genesis

dat soe met wine gheminct best is

8. 12760 Bdellium, zoals Plinius zegt,

is een boom die pleegt

in een land dat Bactria heet te staan.

Zwart zo is zijn gedaante

van de grootte van een olijf.

12765 Uit die boom ziet men drijven

een soort gom, aardig goed

zoals het uit kersenbomen doet.

Dat ruikt uitermate zoet

men nuttigt ze in menige genezing.

12770 De glossaria spreekt uit Genesis

dat het met wijn gemengd het beste is.

Commiphora: Grieks kommi, van Egyptisch kami: gom (oud-Egyptisch kmj.t) phora: dragen

C. africana, Engl. (Afrika) zou de Afrikaanse bdellium zijn. De bast en de bladeren geuren aangenaam. De gom geurt heerlijk en wordt gebruikt om kleren mee te doorgeuren c.q. te ontsmetten. De gom is doorzichtig en wasachtig en ziet eruit als een parel. De vraag is of dit de Afrikaanse bdellium, bedoloch of b’tolach van de Bijbel is die gebruikt wordt in Genesis. 2: 12 en een paar duizend jaar later weer verschijnt in Numeri 11: 6/7. Genesis 2: 12 ‘De naam van het eerste is Pison, deze stroomt om het gehele land Havila, waar het goud is, en het goud van dat land is goed, daar is balsemhars (bdellium) en de steen chrysopaas. De naam van de tweede rivier is Gihon, deze stroomt om het gehele land Ethiopië.’ Numeri 11: 7 ‘Het man nu leek op korianderzaad en het zag eruit als balsemhars (bedellium)’ Het is mogelijk dat dit woord ook op een kostbaar gesteente slaat of een hars, volgens sommigen op Commiphora roxburghii, Engl. die de bdellium van India levert, of Borassus flabellifer, L. Deze laatste is een palm die in India groeit en lijkt onwaarschijnlijk. De vraag is alleen, waar lag Eden, richting Afrika of India? Plinius noemde het afkomstig van Arabische Felix, ook noteerde hij dat het gezonden werd van Bactria in India, van Beverwijck noemt ook twee plaatsen van afkomst.

Buxus es een boem van dien doene

somer ende winter es hi groene

busboem hetet in onse tale

12775men orbartene weetmen wale

meest te taflen dar men scriuet

omme dat langhe gans bliuet

doch etent die worme als wi vinden

eer dan thout van der linden

9. Buxus is een boom van dat doen

in de zomer en winter is het groen.

Buksboom heet het in onze taal

12775 men gebruikt het, weet men wel,

meest voor tafels waar men in schrijft

omdat het lang goed blijft.

Toch eten de wormen het, zoals wij het vinden,

het eerder dan het hout van de linden.

Buxus sempervirens, L. (altijd levend, dus altijd groen) Het woord Buxus werd in het Latijn pyxis of pyxos: wat letterlijk een bukshouten doos betekent, de uit buks gedraaide voorwerpen. Het Griekse woord betekent dicht, vast, ineengedrongen, en is een verwijzing naar het dichte en harde hout en bladstand. Buxushout is zeer hard, dicht en zwaar, het is de enigste Europese houtsoort die in water zinkt. Vanwege zijn zwaarte, maar ook vanwege zijn zeldzaamheid werd het hout vroeger verkocht bij gewicht. Nog is het bekend als palmhout. Schrijftabletten werden ook van bukshout gemaakt, zie II Esdras 14: 24 waar ze gemaakt moesten worden.

Buxus, via Italiaans bosso, Franse le buis en bois beni, waaruit Angelsaksische boxtreow en Engelse box.. Duits der Buchs, Deens buks, Zweeds buxbom.

12780 Cedrus es een der edelre bome

die hoghe wasset alsic gome

wies blade wel te riekene plien

ende dar die serpente af vlien

sijn hout rieket wel ter curen

12785ende mach langhe gheduren

hem loept ute erande resine

die cedria hetet in latine

dar men boeke mede bestrijct

ende nemmermee darna ne blijct

12790an dien boeke worm neghene

noch sine roten groot no clene

serpente vlien die roke mede

men vint cedre in hare stede

twerande als men ons ghewaghet

12795een die bloeiet ende niet ne draghet

ander die ne bloeiet een twint

ende dits dar men die vrucht af wint

die minste draghen des ghelouet

apple grote als mans houet

12800jacob van vitri die seghet

dat sijn appel drie machte in heuet

tuterste es van heter naturen

bet es ghetempert wel ter curen

ende talremeest dats cout

12805cedre vint men menechfout

omtrent den berch libanus

die ne draghen niet wi lesent dus

10. (a) 12780 Cedrus is een der edelste bomen die hoog groeit, zoals ik opmerk.

Wiens bladeren goed te ruiken plegen

en waarvan de serpenten afvliegen.

Zijn hout ruikt wel ter keur

12785 en kan lang goed blijven.

Uit hem loopt een soort gom

die cedria heet in het Latijn

waar men boeken mee bestrijkt

en nimmermeer daarna blijkt

12790 dat aan die boeken wormen komen

nog zijn gaan rotten, groot of klein.

Serpenten vliegen weg van die reuk mede.

Men vindt ceders in hun steden

twee soorten, zoals men ons gewaagt,

12795 de een die bloeit en niet draagt

de ander die niet iets bloeit

en dit is waar men die vrucht van wint.

(b) De kleinste dragen, wat men gelooft,

appels zo groot als een mannenhoofd.

12800 Jacob van Vitry die zegt het

dat zijn appel drie machten in zich heeft.

Ten eerste is het van hete naturen

Beter is het getemperd ter genezing

en het allermeeste dat is koud.

12805 Ceders vindt men menigvuldig

omtrent de berg Libanon

die niet dragen, zoals wij lezen dus.

Cedrus libani, Link. (Libanon) Bij de Grieken duidde men met de naam kedros en kedris alleen welriekend hout aan. De Libanonceder heette kedros thaumaste: dat is prachtig. Van het Griekse kedros kwam Latijnse Cedrus, Franse cedre, Engels cedar en onze ceder, midden-Hoogduits Cziderbom, Zitterbom Zeder-, -boum of -apfel.

(a) zie 19.

(b) De ceder is een van de meest waardevolle monumenten van aarde, religie, historie, kunst en dichters, allen hebben die boom aanbeden en bezongen. De edelste onder de bomen en de roem der plantenwereld en als zodanig het zinnebeeld van macht, grootheid, uitgestrektheid en verhevenheid.

‘He shall flourish,

And like a mountain cedar,

reach his branches,

To alle the plains about him: ‘Shakespeare in King Henry 5,54.

Doordat het hout voor onbederfelijk werd gehouden en zijn hars tegen verrotting zou vrijwaren is het hout een symbool van onbederfelijk en onomkoopbaar. Het cederhout is niet knoestig en zeer geurend. Of het echter zo duurzaam is als we uit de bijbel zouden kunnen opmaken is echter twijfelachtig. Het cederhout dat gebruikt werd voor de doodskisten van de farao’s en de koningen van Syrië zou ook niet afkomstig zijn van de ceder, maar van Juniperus excelsa. In N. Afrika werden de kisten gemaakt van Callitris quadrivalvis en in Egypte van Juniperus phoenica. Ook rijst de vraag of op sommige plaatsen de ceder wel gebruikt was. In de Sinai, zo ver van de Libanon, was daar wel ceder voorhanden, zie verder Juniperus.

(c ) Appelen zo groot als een mannenhoofd, dat zou ook op de banaan kunnen slaan, Musa. Dodonaeus vermeldt ze onder citroenen en verwijst naar Avicennia 395 cap. die deze appelen Mosa of Musa noemde. Hij vermeldt ook dat, ‘Immers, als Andreas Thevetus betuigt, die Musa wordt van sommige Joden gehouden voor de appel, die Adam eerst smakende, tegen God gezondigd heeft’ De christenen in Syrie en Egypte noemen deze vrucht Ponum Paradisii of paradijsappel, berustende op de mening dat het deze vrucht geweest zou zijn die Eva tot het verboden plukken geleid zou hebben. De Fransen in Algerije bestempelen ze met de naam van bananier du paradis of figuier d’Adami, Duits Adamsapfel, Italiaans fico dՁdamo en mela di Paradiso. Linnaeus noemde een van deze dan ook Musa paradisiaca’ Brochard, een Duitse monnik die in 1300 een reisbeschrijving over het Heilig land gaf vertelt over de vijg: ‘bovendien, vind men er noch andere zeer kostelijke, en een wonder zeldzaam slag van appelen, van hen lieden Paradijs‑appelen genaamd, groeiende op de wijze, en tot een grootte als de aller zwaarste Druiventrossen, in zo grote menigte bij de anderen, dat zij een middelbare korf uitmaken: de kernen daar van zijn de Appelen zelf, zo dat men veeltijdts honderd Appelen, soms wel meer, op een hoop, gelijk een bos druiven aaneen vindt, elk zo groot als een Ei, met een vaste geel kleurige huid of schors overtogen, die daar af gelegd zijnde, een zoete en lekkere vrucht uitlevert. Deze boom blijft niet langer dan twee Jaren in ‘T leven, maar uitgegaan en verdroogt, spruiten er andere takjes uit: De bladeren zijn zo lang, dat ze bijna een manslengte te boven gaan; en breedte zo groot dat twee bladeren gemakkelijk een mensen Lichaam konden bedekken’ Het zal duidelijk zijn dat deze appelen de bananen zijn, waar de oudvaders over spraken naar dit verslag als een soort van vijgen. Zie 7.

Cypressus dats een hout

bi na van des ceders ghewout

12810want het wasset hoghe ende groot

ende ne falgiert dor ghene noot

al dar ment te balken leghet

hets hout dat wel te riekene pleghet

int lant dar dit hout wel gheraect

12815pleghemen datmer af maect

der dode kisten om den stanc

die van den doden comt te stranc

11. Cupressus dat is een hout

bijna van de ceders kracht.

12810 (b) Want het groeit hoog en groot

en niet faalt door geen nood

al waar men het als balken legt.

(a) Het is hout dat goed te geuren pleegt

in het land waar dit hout wel groeit

12815 pleegt men dat men ervan maakt

de doodskisten vanwege de stank

die van de doden komt te sterk.

Cupressus sempervirens, L. (altijd levend, kan 2000 jaar oud worden) een mooie slanke, opgaande en geurende conifeer uit de Middellandse Zee gebieden.

Cires, Duitse Zypresse, midden-Hoogduits Cipres(se) Engels cypress en Frans cypres is ontleend aan oud-Frans cipres, van Italiaans cipresso, uit Latijn cyparissus (ouder cupressus) stamt. De naam is net als het Griekse kuparissos, maar onafhankelijk daarvan uit een klein-Aziatische spraak overgenomen uit de gelijke Hebreeuwse betekenis gofer. Dat de cipres door Semitische landen naar Griekenland ingevoerd werd lezen we in de Griekse naam, kupros, cupar of cuper, in oud Hebreeuws gofer, (koper) Genesis 6: 14, zonder twijfel uitgedrukt. ‘Maak u een ark van goferhout’.

(a) De cipres was aan Pluto, de god van de onderwereld, geheiligd. Dit werd waarschijnlijk veroorzaakt doordat het hout van de cipres als immuun tegen rot werd beschouwd en gebruikt voor kisten in de huishouding en doodskisten. Een cipres voor het huis geplaatst was een teken dat er een dode was, evenzo plaatste men ze bij brandstapels en op graven. De twijgen werden gebruikt om de lijken te verbranden. Op het lijk legde men cypres en de graven versierde men met Jubet Cupressus funebres. Op een plaats spreekt Ovidius van de’gehate’ cipresboom. In de Aeneis VI, 125 heet de boom Cupressus fera­lis: dat is de cipres aan de doden gewijd.

(b) Dat wordt gezegd van de palmboom. Diens stam is zeer elastisch, een storm kan hem wel buigen of uit de grond rukken, maar niet breken. Die stammen werden wel als balken gebruikt waaraan men de eigenschap toeschreef dat ze bij belasting niet doorbogen, maar zich tegen de druk in gingen krommen. Waar dan mogelijk de uitdrukking vandaan komt, ‘de palm groeit tegen de verdrukking in’vergelijk Vondel Palamedes 1042: ‘toon dat waere deughd’

Als d’ edle pallemboom, geen last te draeghen weygert

En tegens ‘t swaer gewight der lasteringen steygert’.

Aristoteles roemde de taaiheid van de palm omdat ze net als een trotse krijger zich niet buigt. Bij de vroege christenen werd de palm als levensboom op de graven geplant, in de tijden van vervolging waren ze wel te buigen maar groeiden tegen de verdrukking en braken niet.

Cerasus dats die kerselare

ysidorus seghet openbare

12820dat lucillus een romsc here

ponten wan met groter ere

ende velleder ene port al te samen

die cerasa hiet bi namen

ende dat hi al dar int lant

12825die alre beste kersen vant

ende brochtse teerst ouer zee

ende gaf hem die name emmermee

van der stede cerasa

ne ware sine vrucht niet so ga

[12830soe ware te prisene vele te bat]

want soe coel es ende nat

die kernelle horic ghewaghen

es goet der mage enter blase

12. Cerasus, dat is de kers,

Isidorus zeg het openbaar

12820 dat Lucillus, een Romeinse heer,

Pontus overwon met grote eer

en velde een plaats al tezamen

die Cerasa heet bij name

en dat hij aldaar in het land

12825 de allerbeste kersen vond

en bracht ze het eerste over zee

en gaf hem de naam mee

van de stad Cerasa.

Nee, was zijn vrucht niet zo slecht houdbaar

[12830 zo waren ze te prijzen veel te beter]

omdat ze koel zijn en nat.

De kern, zo hoor ik gewagen,

is goed voor de maag en de blaas.

Prunus cerasus, L. (kers) De Grieken noemden het kerasos, een woord dat verwant is met het Latijn cornus. Vandaar dat men soms wel denkt dat Cornus mas bedoeld wordt, de gele kornoelje omdat de vruchten eerst niet zo geschat waren.

Isidorus XVII.7.16 :’Cerasus a ceraso urbe Ponti vocata. Nam Lucullus cum Cerasum urbem Ponti delevisset, hoc genus pomii inde advexit, et a civitate appellavit’. Van Pontus brengt Lucullus, 76 v. Chr., na zijn overwinning op Mithridates, de boom, cerasus, en de kers, cerasum, naar Rome, (in het Pontische gebergte heet het nog kirahs). Lucullus bedacht deze boom van zo groot belang dat hij het bij zijn inhaling plaatste in de meest opvallende situatie, bij de koninklijke schatten die hij gedurende de oorlog verzameld had. Nog bestaat er geen twijfel over dat dit zijn meest waardevolste verovering was. Er zijn zoete en zure kersen, de zure kers is bekend als morel.

Cerasus van Akkadisch karsu, verder via Kurdisch-Iraans kiraks tot keras of keraseni. De stad Cerasunt of Cerasonte aan de Zwarte Zee is naar de kersenwouden genoemd. (De naam Cornus is van gelijke etymologische afkomst) Latijn ceresia of cerasus, oud-Frans cherise, oud-Engels ciris of cyrs, (Engelse cherry) Franse cerise als de vrucht en cerisier de boom. Kers, midden-Nederlands kerse, Duits Kirsche, midden-Hoogduits Kirse, Kerse of Kriese, oud-Hoogduits Kirsa of Chirsa.

Castania alse isidorus seghet

12835es .i. boem die te dragene pleget

vrucht diemen castanien heetet

ende sijn droghe ende heet

ende si maken goeden mont

ende sijn goet te winter stont

12840want si der maghe metten wine

gheuen macht verhit te sine

13. Castanea, zoals Isidoris zegt,

12835 is een boom die te dragen pleegt

een vrucht die men kastanje heet

en ze zijn droog en heet

en ze maken een goede mond

en zijn goed in de winter stond

12840 want ze geven de maag met wijn

de macht om verhit te zijn.

Castanea sativa, Mill. (gekweekt of tam) tamme kastanje in tegenstelling tot de paardenkastanje. Naar Isidorus zou de kastanje met castreren in verband staan omdat de vrucht als ze uit het omhulsel is gevallen als gecastreerd lijkt.

Het Latijnse woord komt uit Grieks kastanea dat op de vruchten slaat. Met het Armeense kask, (kastanje) kaskeni (kastanjeboom) is het Griekse woord aan een voor Aziatische spraak ontleend.. Kastanje, midden-Nederlands castanie of castaenge, midden-Hoogduits Castanien en Kesten, oud-Hoogduits Kestin(n)a, Kestenenbaum. Het zijn woorden die met het Angelsaksische ciestenbeam op het Picardische castagne berusten. Dit woord is ontleend aan laat Latijn castinea. Frans chataigner, Engels chestnut, ook Spanish chestnut omdat ze vanuit Spanje Engeland bereikte.

Volgens de ouden geeft het een stevig voedsel dat de vrouwen goed van humeur maakte.

Geroosterd of gekookt is het een delicatesse en zou dan stimulerende krachten bezitten. ‘Zij hinderen het hoofd, zij drogen, en verwekken de geile minnegloed, oordelende ook met anderen, dat ze door hun winderigheid veel eer tot de wellust prikkel zijn. Het schijnt dat ze zo vast bebolwerkt zijn, (de vrucht) dat men ԥr met zo geprikkeld en gestoken te worden, niet wel kan aan, of bij komen, het geen Petrus Gravina met de dood bekocht heeft.’ Een zinnebeeld, zo men zegt, hoe sommigen geprikkeld en gestoken door Venus prikkelen zijn omgekomen voor al eer ze de vrucht, waar naar zij snakten, gesmaakt hadden’.

Cbenus alse isidorus seghet

es.i.boem die in india te stane pleget

ende in ethyopen der more lant

12845ghehouwet wert hi alte hant

verhart ghelijc enen steene

hetne maghene bernen gheen uier cleene

werpmenne oec in grooten viere

altoes in ghere maniere

12850ne gheene blaxeme hi gheuen can

mar hi uerderuet in asschen dan

dat van ethyopen comet

dats datmen ouer beste noempt

hets sochte swart alst horne waren

12855ende dat van indus comet hare

dat es beede swart ende wit

ende niet alse goet alse dit

an wieghen bindemen dusdaen hout

want men seghet het heuet ghewout

12860te uerdriuene vanden kinden

eiselike vormen die wi vinden

dat si in haren slape sien

platearius seghet van dien

sijn out gepuluert arde cleene

12865breket in die blase die steene

14. Ebenaster, zoals Isidorus zegt,

is een boom die in India te staan pleegt

en in Ethiopië, het Moren land.

12845 Omgehouwen wordt het gelijk

verhard gelijk een steen.

Het mag niet verbranden een vuur klein

en werpt men het ook in grote vuren

altij in geen manie

12850 geen vlammen hij geven kan

maar hij verteert in as dan.

Dat van Ethiopië komt

dat is dat men de beste noemt

het is zacht zwart alsof het horen was.

12855 En dat van India komt hier

dat is beide, zwart en wit

en niet zo goed als dit.

Aan wiegen bindt men dusdanig hout

want men zegt het heeft geweld

12860 te verdrijven van het kind

ijselijke vormen die wij vinden

en die ze in hun slaap zien.

Platearius zegt van die

zijn hout gepoederd erg klein

12865 breekt in de blaas de steen.

Diospyros ebenaster, Retz. (ebbenhout) In oud-Egyptisch, wiens klinkers we niet kennen, heet het hout hbnj, (in Arabisch en Turks is het abenos, in Hebreeuwse Eben: steen, ebenezer: steen van mijn hulp) dit werd tot Grieks hebenos of ebenos, dit tot Latijn (h)ebenus, laat oud-Hoogduits Ebenus, midden-Hoogduits Ebenus, tot Ebenholz of Ebenaster, Nederlands ebbenhout, in Engels, via oud-Frans ebaine, ebony. In het Egyptisch als hbnj geschreven, is dit woord van Afrikaanse spraken ontleend? Afrikaans ebbenhout, ook in deze tekst, komt van D. dendo, D. haplostylis en D. mespiliformis. Van Dalbergia melanoxylon Guill stamt het ebbehout van Senegal. Ebenoxylum verum levert het ebbehout dat al in de piramidebouw gebruikt en later uit Somali gehaald werd.

Het ebbehout is zwart, duurzaam en goed te polijsten. Vanwege de donkere kleur is het ideaal om met ivoor te verwerken. Ebbenhout werd wel gebruikt om er wiegen van te maken zodat kinderen niet bang zouden worden van zwarte gezichten.

Black as ebony komt voor in Love’s Labour Lost 3, 247 van Shakespeare;

King. ‘By heaven, thy love is black as ebony’

Ber. ‘Is ebony like her? O wood divine’

A wife of such wood were felicity’

O! who can give an oath? where is a book?’

That I may swear beauty doth beauty lack’

if that she learn not of her eye to look:

No face is fair that is not full so black’.

King. ҏ paradox! Black is the badge of the hell’ Volgens de klassieken was de koningstroon van Pluto (god van de onderwereld) gemaakt van het zwarte ebbenhout.

Esculus dats de mespelare

sine urucht es niet mare

ende elke heuet in .v. steene

also ghewassen es ghemeene

12870so es nuttelic ende bequame

ende es oec goet den lachame

hare hout es hutermaten hart

nochtan esset sniemen vart

15. Esculus, dat is de mispel,

zijn vrucht is niet vermaard

en elk heeft er in vijf stenen

alzo gegroeid is algemeen

12870 ze zijn nuttig en bekwaam

en is ook goed voor het lichaam

het hout is uitermate hard

nochtans is het in niemands gebruik.

Mespilus germanica, L. (Germaans, van Duitsland komend) Mespilus, van Griekse mesos: half, en pilos: een bal, een verwijzing naar de vorm van de vrucht Of spilos: steen, de vrucht bevat 1-5 stenen, of naar de hardheid, of van ԥen plant die uit de appelboom voort komt’, of van nespolo, van non spoliare, niet roven of uittrekken, vanwege de diepe en lange wortels

Van Esculus kwam midden-Hoogduits Eschpel, ook Hespel. Duitse Mispel, onze mispel, Frans meslier en neflier uit de officieele naam, Engels common of Dutch medlar.

De vruchten lijken een kroon te dragen op de top, het zijn de vijf bloembladen en als je ze eraf wrijft zie je dat de bodem wat hol is. De vruchten zijn eerst groen en kleuren later in october roodbruin. Laat ze maar hangen tot diep in het najaar dan krijgen ze een betere smaak of nadat de vorst er overheen is gegaan worden ze zacht. Het vruchtvlees gaat dan gisten, wordt sappig en geurend. Ze zijn dan niet rot, het gezegde vermeldt wel zo rot als een mispel, maar ze hebben dan een opmerkelijke, zuurzoete en wijnachti­ge smaak. Dan kunnen ze gekonfijt of tot jam of gelei gemaakt worden. Je moet de vrucht uitzuigen, net als kruisbessen, waarna de pitten en het taaie vel overblijven.

In de middeleeuwen was de vrucht, maar ook het taaie hout gewaardeerd waaruit men knuppels en stokken kon maken om te schermen en te vechten, maar die ook heel goed waren om boze vrou­wen een pak slaag te geven.

icus alse isidorus seghet

12875es.i.boem die figen dragens pleghet

sine blade sijn quaet

want wat so onder hem wast ende staet

verderuet men doere toe andren raet

oec seghet plinius dat verstaet

12880sine urucht heuet de soetste smake

diemen vint van eregher sake

de serpente van endi

pleghen te leuene der bi

mar die sijn soeter dan donse sijn

12885plinius seit die meester fijn

dat si quaet sijn uele lieden

want hi segheter bi.i.bedieden

onghesonde lieden moeter miden

vighen tetene tallen tiden

12890meesters segghen uoer wareit hier

men binde enen wreeden stier

anden vigheboemme hi salre mede

dar uerliesen sine fellede

sijn witte sap dat wilmen weten

12895es nutte iegen serpents beten

oec en es dat sap niet quaet

den smetten die in die oghen staet

galienus te verstane doot

sine sijn te verduwene niet goet

12900ensi also openbare

datmense hetet met gingebare

16. Ficus, zoals Isidorus zegt,

12875 is een boom die vijgen dragen pleegt.

Zijn bladeren zijn kwaad

want wat zo onder hem groeit en staat

bederft, men doet er toe andere raad.

Ook zegt Plinius, dat verstaat,

12880 zijn vrucht heeft de zoetste smaak

die men vindt van enige zaken.

De serpenten van Indi

plegen te leven daarbij

maar die zijn zoeter dan de onze zijn.

12885 Plinius zegt, die meester fijn,

dat ze kwaad zijn voor vele lieden

want hij zegt er bij duidelijk

ongezonde lieden moeten het mijden

vijgen te eten te alle tijden.

12890 Meesters zeggen voor waarheid hier

men bindt een wrede stier

aan de vijgenboom, hij zal er mede

door verliezen zijn felheid.

Zijn witte sap, dat wil men weten,

12895 is nuttig tegen serpentenbeten.

Ook is dat sap niet kwaad

bij hen die smetten in de ogen staat.

Galenus die te verstaan doet

zijn ze om te verteren niet goed

12900 en zo ook openbaar

dat men ze eet met gember.

Ficus carica, L. (uit Caria) de vijg is in het Oosten een dagelijks voedsel. De naam vijg zou afgeleid zijn van Ficus, die weer afgeleid zou zijn van de Hebreeuwse naam fag en heeft in vrijwel alle Europese talen dezelfde naam. Latijn ficus, laat Latijn fica, Italiaans fico, Provençaals figo, oud-Frans fige en Frans figuier, Engels fig, Duits Fig, m/v. Figen, ouder Veigenpoum of Fichboum. De vijg heet in het Grieks sycos of suke. De wilde heet erineos en in Latijn caprificus: boksvijg: minderwaardige vijg. De oude wilde vijgenboom die groeide op graven, was een onheilsboom: ‘Nubet sepulchris Caprificos erutas’.

Medisch werd de plant wel gebruikt tegen steenpuisten, likdoorns, eksterogen en andere huidinfecties. Jesja gebruikte de vijg om de ziekte van koning Hizkia te genezen in 2 Koningen 20: 7. Plinius zegt dat de vijg het beste voedsel is voor hen die herstellen na een lange ziekte. De oude Griekse artsen gebruikten de bladeren, die een scherp melksap bevatten, voor omslagen en wratten. Halfrijpe vijgen zouden dan ook giftig zijn. ‘‘Dikwijls en veel gegeten, maken geen goed bloed, maar hetgeen dat licht bederft en daarom werd gelooft, dat ze luizen doen groeien waarom niet vreemd is dat Plato die een groten vijgeneter was geschreven werd van de luis‑ziekte gestorven te zijn.’ van Beverwijck)

In Indië zijn er vele (heilige) vijgenbomen.

Fagus na dat icket besoeke

es die boem diemen heet boeke

sine vrucht es soete inden mont

12905mar quaet ter burst talre stont

ne ghene olie es so clare

entie beter in lampten ware

dan diemen van boeken slaet

sij hout dat es toudene quaet

12910nochtan hetent worme thant

dese boem wast in menech lant

17. Fagus, naar dat ik heb uitgezocht,

is de boom die men heet beuk.

Zijn vrucht is zoet in de mond

12905 maar kwaad voor de borst te alle stond.

En geen olie is zo helder

en die beter in lampen waar

dan die men van beuken slaat.

Zijn hout dat is om te houwen kwaad

12910 nochtans eten het de wormen gelijk.

Deze boom groeit in menig land.

Fagus, Latijns, van Grieks phago: eten, wat een verwijzing zou zijn naar de eetbare zaden.

Dit was mogelijk de eetbare kastanje, Castanea of Quercus esculentus.

Beuk, Duits Buche, Engelse beech, midden-Hoogduits Buoch, oud-Hoogduits Buoh of Buohha, oud-Engels bece, Angelsaksische boc, bece of beoce, Zweedse bok en in Noorwegen en in het Deens is het bog. Het hout werd als boekomslag gebruikt. In vroegere tijden betekende het enkelvoud Buch, (Gotisch Boka) de Buchstaben, (boekletters of boekstaven) en het meervoud daarvan is in het Gotische Bokos, het Buch, Engels book, ons boek. De Buchstab(e) was oorspronkelijk een staf, (twijgstuk) van de beuk waarop runenteken ingesneden waren.

Beukennootjes zijn te eten hoewel bij een te veel eten hiervan vergiftiging kan optreden. Met roosteren verdwijnt dit gif. Ze werden wel als varkensvoer gebruikt om die vet te mesten. Paarden stierven na het eten van een half pond veekoeken die gemaakt was van beukennoten, ook koeien, ezels en katten kunnen er niet tegen.

Ook wel zoals in laatste wereldoorlog, om er een lampolie uit te bereiden. Beukenolie werd eerst in 1713 in Engeland gevonden en als vervanger van olijvenolie aanbevolen

Een beuk geeft slecht werk- maar goed brandhout.

Vondel, De Leeuwendalers;

‘Hak beuken af tot brand, leg rijsbos op ‘t vuur’.

Fraxinus alse isidorus seget

es datmen die essche te heetene pleghet

een boem es nuttelic te scachten

12915sine asschen ebben uele crachten

men maketer mede enen brant

men minghese met aisine thant

ende legse dar die brant sal wesen

dar bliuet ene bleine van desen

12920essche blade met aisine

ghestampet dat es medicine

jeghen scorf ende gale

die sware den mensce betale

erschen scurtse ende esschen loef

12925niewe ende uersch ebbets gheloef

wel ghewreuen met warmen wine

es ene starke medicine

daer beene te broken sijn

van esschen blade.i.laghelkin

12930sonder ander hout ghemanc

houdemer wijn in houer lanc

die wijn es ghedronken goet

hem die de milte wee doet

18. Fraxinus, zoals Isidorus zegt,

is die men de es te noemen pleegt.

Een boom die nuttig is voor schachten.

12915 Zijn as heeft vele krachten

men maakt er mee een brand

men mengt het met azijn gelijk

en legt ze waar de brand zal wezen

daar blijft een blaar over van deze.

12920 Essenbladeren met azijn

gestampt, dat is medicijn

tegen schurft en gal

waar de mensen veel voor betalen.

Essenschors en essenloof

12925 nieuwe en verse, heb het geloof,

goed gewreven met warme wijn

is een sterke medicijn

waar benen gebroken zijn.

Van essenhout een laagje

12930 zonder ander hout gemengd

houdt men er wijn in voor lang

die wijn is gedronken goed

hem die de milt wee doet.

Fraxinus excelsior, L. Es, midden-Nederlands esce en esch, Angelsaksisch aesc, IJslands askr, Zweeds en Deens ask, Keltisch aesc: speer, Engelse ash. In de 12-13de eeuw werd bij ons en Duitsland de a tot e en zodat het van ask, asc, asch tot Esch werd. Asc heet niet alleen de boom maar ook alles wat uit zijn hout gemaakt is zoals we zien bij de essenspeer. Dit wapen uit het Hildebrandslied heette askim skritan. Noors ask: speer en schip, die hieruit gemaakt werden, de Vikin­gen werden naar hun gebruik wel esmensen genoemd.

De jonge en slanke stammen dienden voorheen tot lansschachten waarom men essenplantsoenen rondom de middeleeuwse burchten aanlegde. De es komt niet alleen voor in de Noorse godenverhalen, ook Homeros 11.II 543 en XIII.178, laat in de handen der goden geen andere speren zien dan die uit essenhout vervaardigd zijn. Daaruit blijkt dat het hout door hem als goddelijk hout werd beschouwd.

De boom bezit vele geneeskrachtige eigenschappen, volgens Plinius meer dan zevenendertig. Als koortswerend en buikzuiverend middel werd van de bladeren een thee getrokken. De es helpt tegen duizeligheid, vandaar de Duitse naam Schwindelholz.

Ienuperus des nemic goem

12935dinke mi sijn ienouerboem

ende dese es dus ghenaturt

dattet groene.i.iaer ghedurt

12940platearius wil visieren

jenueuer heet ende droghe van manieren

hare doen es van rechter naturen

ondoen ende ombinden quade humuren

jeghen buc heuel van lieden

12945so salmen ienouere sieden

jn reinwatre ende dat ontfaen

die met lancheuele es beuaen

siede ienueuere in wine

ets goet ieghen sine pine

12950van desen bome makemen oec mede

holie van grooter moghentede

terst so moet ghedroghet wesen

jn die lucht dat hout van desen

dat setmen in enen pot geheel

12955jn derde diep ghenoech een deel

ende enen andren vp sinen mont

entie idele oec ter stont

die heuet inden bodem.i.gat

wl vanden houte legmen dat

12960ende stoppet bouen tien tiden

datter gheene lucht ute mach liden

dan makemen anden potte.i.vier

also starc ende also fier

dattat hout binnen versmacht

12965also comet met grooter cracht

hute dien houte een lettelkin

olie diere ende fijn

jnden nedersten pot tier stede

dits goet ieghen den uierden rede

12970ende ieghen dat lanceuel mede

bestrijcmer mede des menschen lede

ende mede gheminget in spisen

ets oec goet in alre wisen

jegen tgroot euel swaer

12975so moetmer mede saluen daer

eens menschen rigbeen oric lien

entie uele heuet melancolien

dit sal hi heten et sal hem bliken

ende oec salhire hem mede bestriken

12980die sic es vander artitiken

dien est ene salue rike

19. Juniperus, dus neem ik kennis,

12935 denk ik het is een jeneverboom

en deze is van zo’ n natuur

dat het groen een jaar duurt.

12940 Platearius wil versieren

dat jenever heet en droog is van manieren

haar doen is van rechte naturen

ontdoen en verteren kwade humeuren.

Tegen dysenterie van lieden

12945 dan zal men jenever koken

in rein water en dat ontvangen.

Die met het onderbuikspijn is bevangen

kookt jenever in wijn

het is goed tegen zijn pijn.

12950 Van deze boom maakt men ook mede

olie van grote mogelijkheden.

Ten eerste moet het gedroogd wezen

in de lucht het hout van deze.

Dat zet men in een pot geheel

12955 in de aarde diep genoeg een deel

en een andere op zijn mond

en die leeg ook terstond

die heeft in de bodem een gat.

Vol van hout legt men dat

12960 en stopt het boven dicht te die tijden

zodat er geen lucht uit kan gaan.

Dan maakt men aan de pot een vuur

alzo sterk en alzo fier

dat het hout van binnen versmoort

12965 alzo komt met grote kracht

uit dit hout een weinig

olie, duur en fijn,

in de onderste pot ter plaatse

dit is goed tegen de vierde daagse koorts

12970en tegen de onderbuikspijn mede.

Bestrijkt men er mee de mensen leden

en mee gemengd in spijzen

is het ook goed in andere wijze.

Tegen de vallende ziekte zwaar

12975dan moet men er mee zalven daar

een mensen ruggengraad, hoor ik luiden.

En de euvel heeft melancholie

dit zullen het eten, het zal hem blijken.

En ook zal je hem hiermee bestrijken

12980 die ziek is van de jicht

dus is het een zalf rijk.

Juniperus communis, L, is een altijd groene conifeer met fijne en meestal stekende naalden

Latijnse Juniperus, Frans genevrier, Engels juniper, onze jeneverbes, Italiaans genepro, Spaans enebro en Portugees zimbro, wel van Cedrus, vergelijk Duits Cederbom of Feldcypresse.

Door het onvolledig verbranden van het hout verkrijgt men de zwarte en misselijk makende olie, oil of cade, een olie alreeds door de ouden gebruikt. Als oleum candidum werd het gebruikt tegen huidziektes. Zie Cedrus. In Duits heet de boom wel Kaddick, Kaddig of Kadig, Engels cade oil, in Bohemen Kaditi, Pools kadzuc, bij de Esten kadakas, kaddie of kadagys. Vergelijk de basis van de Griekse ceder of kedros, ked of kod: roosteren, vergelijk Grieks kodomeuein: gerst roosteren, Sanskriet khadika: geroosterd graan, oud-Slavisch cadu: rook, caditi: roken of branden. In deze betekenis betekent Cedrus (Juniperus) origineel hout voor roken. Bij de Grieken duidde men met de naam kedros en kedris alleen welriekend hout aan. De Libanonceder heette kedros thaumaste: dat is prachtig. Van Grieks kedros kwam het Latijnse Cedrus. De cedrus of kedros van de oudheid was een Juniperus en in de regel de kleine Middellandse Zie jeneverbes, Juniperus oxycedrus.

De ceder is ook zeer bekend geworden door de stroperige lichtbruine balsemachtige olie die uit het hout wordt getrokken door het bij een vuur te leggen. Met deze cederolie werden kostbare boeken en boekrollen ingewreven teneinde ze te beschermen tegen wormvraat. De boeken die de tweede koning van Rome, Numa, naliet zouden met dit sap ingestreken zo’n 535 jaren goed zijn gebleven. Ook zou deze olie bij het balsemen gebruikt zijn en werd het linnen erin gedrenkt. Tackholm vermeldt echter dat de cederolie, als vermeldt door Herodotus en Diodorus en vertaald als olie van ceder, waarschijnlijk geen cederprodukt was, maar afkomstig van een Juniperus soort. Het ceder ap van Plinius was ook niet afkomstig van een ceder, maar vermoedelijk ook van een Juniperus. Met de ceders werden dan ook vermoedelijk andere bomen van de Libanon geveld. Cederolie doodt alle parasieten, maar ook de vrucht en drijft die na de dood uit het lichaam. Men kan ook het mannelijke lid daarmee bestrijken of de vagina, doodt het zaad. Het is een middel tot kinderloosheid zoals er geen tweede geeft. Dit meldt ook Dioscorides.

Heel bijzonder is de rook van verbrande jeneverbestakken, die werkt desinfecterend. De vluchtige olie bevat pinen en cadinen, 2 stoffen die een antiseptische werking bezitten. Ook bij de (onvolkomen) verbranding van het hout, (roken) worden gelijke stoffen geproduceerd.

Deze eigenschappen zijn al lang bekend en de be- of rokingen met de twijgen en bessen zag men als zeer werkzaam. De ‘geesten bevattende’ kracht van de rook dringt in alle hoeken en gaten en zou de onzichtbare boze machten (ziektes) verdrijven. Men denkt aan het uitroken van boze vijand zoals bij duivelsuitdrijvingen gebeurde. Zo is het bijgeloof waarschijnlijk toch op ondervonden werking gevestigd. Onbewust van die kracht, maar door de lange ervaring paste men dit toe om huizen uit te roken bij besmettelijke ziektes, ongedierte, slangen en boze geesten. De pest is het prototype van een demonische geest, de wacholder was een beroemd pestwerend kruid dat bij die ziekte gerookt werd.

Laurus es oec.i.boem alleene

onder dandre ghemeene

dar gheene blexeme als wijt kinnen

12985nemmermeer an mach ghewinnen

sine blade wat soes gheschiet

sine vallen te wintre niet

ende sijn goet uan roken mede

men salre in ere donkre stede

12990drooghen dart es sonder rooc

so bliuen si goet .ij. iaer ouer oec

ende sijn nutte ter medicine

platearius seghet int sine

die vander maghe qualike uerduwet

12995ofte die van quader mage spuwet

drinke wijn ghesoden metten bladen

[entien coude reumen scaden

men sal rosen met lauwerbladen]

jnt water sieden ende so begaden

13000dat bouen gestoppet es de mont

ende hi die es onghesont

sal dien doem in den mont ontfaen

vorhouet ende houet der mede dwaen

bacca heetet de vruct in latijn

13005die van sulker virtuut sijn

dat si uerteren ende ombinden

ene olie machmen dar af vinden

die goet es ieghen artitike

ende ieghen heuel dies ghelike

13010dat ons comet van couden saken

entie olie moetmen dus maken

die blader van den lauwerbome

moetmen breken als ict gome

ende lange in olie sieden

13015ende dan hute duen saelt dieden

ende dit heetemen olie laurine

die goet es iegen menege pine

des ghelikes machmen begaden

oec van uerschen lauwerbladen

20. Laurus, is ook een boom alleen

onder de andere algemeen

waar geen bliksem, zoals wij het kennen,

12985 nimmermeer aan mag komen.

Zijn bladeren, wat zo er geschied

zij vallen in de winter niet

en zijn goed van reuk mede.

Men zal ze in een donkere plaats

12990 drogen waar het is zonder rook

zo blijven ze goed twee jaar over ook

en zijn nuttig als medicijn.

Platearius zegt het in het zijne

die de maag kwalijk verteert

12995 of die van een kwade maag spuwt

drinkt wijn gekookt met de bladen.

En die koude reuma schaden

zal men rozen nemen met lauwerbladen

in water koken en zo begaan

13000 dat boven dicht is in de mond.

En hij, die is ongezond

zal die damp in de mond ontvangen

voorhoofd en slaap daar mee wassen

Bacca heet de vrucht in het Latijn

13005 die van zulke krachten zijn

dat ze verteren en ontbinden.

Een olie kan men daar van winnen

die goed is tegen de jicht

en tegen het euvel en dergelijke

13010 dat komt van koude zaken.

En die olie moet men aldus maken

de bladeren van de lauwerboom

moet men breken, zoals ik weet

en lang in olie koken

13015 en dan eruit duwen, zal het dienen

en dit noemt men olie laurine,

die goed is tegen menige pijn.

Hetzelfde kan men verkrijgen

ook van verse lauwerbladen.

Laurus nobilis, L. (edel) mogelijk van Keltische blaur, blawr of lauer: groen. Maar het kan ook vertaald worden van laus: lof of eer. Duitse Lorbeerbaum, oud-Hoogduitse Lorboum, oud-Frans lorier, eerder lor, oud Engels lorer, 17de eeuw lorer en nu laurel.

Velen mensen weten dat met de Laurier de namen van Apollo en Daphne verbonden zijn. Verwarrend is echter dat de naam Daphne aan een heel andere plant is gegeven. Maar de laurier heet in Grieks Daphne en in Latijn Laurus. Bekend is het verhaal van Daphne die door Apollo hartstochtelijk bemind en achtervolgd werd. Daphne wist echter aan hem te ontkomen en bad tot de goden dat ze haar in een plant zouden veranderen, wat dan ook terstond gebeurde. Apollo bezag de schitterende plant en beval dat deze altijd groen moest blijven en geen bliksem het gewas mocht treffen. Vandaar het gezegde: ‘het land dat laurier draagt kent geen onweer’.’ Keizer Tiberius droeg bij het uitbreken van onweer een dubbele laurierkrans omdat men geloofde dat het behoedde tegen bliksem. Daartoe legde hij ook altijd een tak onder het bed. In latere tijden werd het ook aan zolders gehangen of rondom hoven aangeplant om onweer af te weren of af te schrikken.

De vrucht werd bakelaer genoemd of bakelaar, midden-Hoogduits Bekeler, van bacca lauri: bes van laurier. Engelse sweet bay van 15de eeuws baie, van Latijn baca: bes, de besboom. Laurierbessen werden gebruikt bij vrouwenziektes.

13020Lentiscus alse isidorus seghet

es .i. boem darmen af pleghet

olie te makene van sire urucht

niet oghe ne wast hi in die lucht

het loepet huter scurtsen sijn

13025sap heetemen mastix int latijn

ende dits best int heete lant

platearius seghet diet uant

dat sine blade nutte scinen

ende goet inder medicinen

13030want men der mede sluten doet

menstrua dat sware bloet

entie bloet spuet slutemer mede

oec hem die van grooter cranchede

dicken spuwen an haren danc

3035si sijn goet gegeuen in dranc

scoruede tonghen lippen mont

ghenesen si in curter stont

in suchte salmen de blade sieden

jn aisine si sullen dieden

13040ende ontfaen der af den rooc

ende spoelre mede dat gheswelch oec

21. 13020 Lentiscus is, zoals Isidorus zegt, een boom waarvan men pleegt

olie te maken van zijn vrucht.

Niet hoog groeit hij in de lucht.

Ook loopt uit zijn schors

13025 sap, noemt men mastiek in het Latijn

en dit het beste in het hete land.

Platearius zegt het, die het vond,

dat zijn bladeren nuttig schijnen

en goed in de medicijnen

13030 want men er mee sluiten doet

menstruatie, dat zware bloed,

en die bloed spuwen sluit men er mede

ook hem die van grote zwakte

vaak spuwen tegen hun wil.

3035 Ze zijn goed gegeven in drank

gescheurde tong, lippen en mond

geneest ze in korte stond.

In ziekte zal men de bladen koken

in azijn, zo zullen ze dienen

13040 en daarvan ontvangt men de rook

en spoel daarmee dat gezwel ook.

Pistacia lentiscus, L. Latijn, van lentus: het taaie, naar het buigzame kleverige bestanddeel van de hars. Vanouds is deze boom bekend vanwege zijn gom. Die wordt in augustus verkregen door insnijdingen in de bast dat na 2-3 weken als verhard hars wordt gewonnen. Een boom levert 4-5 kg per seizoen. Dit hars is bros en licht verpoederbaar met een zwak balsemachtige geur en smaak, het wordt door langzaam kauwen in de mond kneedbaar. De beste zijn die in de vorm van geel/witte doorzichtige tranen of druppels, die worden in de medicijnen gebruikt. De mindere als vernis. Mastiek werd vooral gebruikt door de vrouwen als een soort kauwgom om hun adem te verbeteren. Het mastiekkauwen geeft een aangename adem en zou de gezondheid dienen. Het behoort tot dezelfde gebruiken als betelkauwen en het roken.

Masteik, Duits Mastich, Engels mastic, van oud-Frans mastic en dat van laat Latijn mastichum-(um), het prototype van masticare: kauwen, wat afgeleid is van Grieks mastikhaein: knars de tanden, mastax: mond, van de stam math-to, dat verbonden is met Latijn mandere: kauwen. Dit omdat mastiek, volgens Dioscorides, gekauwd werd om de adem te zoeten en een ingrediënt van tandpoeders was. In het Engels en Frans betekent mastik: kneedbaar kit of cement en vandaar mastiekcement en mastiekdaken voor mengsels die aan mastiek doen denken. Zie pistacia.

Medica alse plinius seghet

es .i. boem die te wassene pleget

jn gheen lant in ghere stede

13045dan in persen ofte in meden

menne condene noit ghewinnen

jn gheen lant dat wi kinnen

sine blade sijn medicinale

hem die uercout sijn alte male

13050van roken sijn si seere goet

hare maniere es datmense doet

onder cleeder om soete bliuen

ende dat si worme sullen verdriuen

dese draghen appele tallen tiden

13055alse deene ripen ende wech liden

sijn dar andre wlwassen an

ende met iongre comet hute dan

men hetet niet dese boem urucht

mar men houtse om hare soete lucht

13060ende om medicine mede

somen lanxts mach in hare stede

22. Medica, zoals Plinius zegt,

is een boom die te groeien pleegt

in geen land en in geen plaats

13045 dan in Perzië of Medië.

Men kon het nooit winnen

in een land, dat wij kennen.

Zijn bladeren zijn medicinaal

hem die verkouden zijn helemaal

13050 van reuk zijn ze zeer goed.

Hun manier is dat men ze doet

onder klederen om zoet te blijven

en omdat ze wormen zullen verdrijven.

Deze dragen appelen ten alle tijden

13055 als de ene rijpt en weg is gegleden

zitten daar andere volwassen aan

en jongere komen uit dan.

Men eet deze boom niet om de vrucht

maar men houdt ze om hun zoete lucht

13060 en om medicijnen mede

zoals men het langste kan in hun plaatsen.

Citrus medica, L. (uit Medië) is een heester of kleine boom met onregelmatige kroon van 3m hoog Er staan doorns in de bladoksels. De vrucht, met dikke schil, zijn 15-25cm lang bij 8-15cm breed. De citroen wordt als boom veel geplant vanwege zijn heerlijk geurende bloemen. De geur ervan wordt door de reizigers in het Oosten zo typerend gevonden voor die streken. Een opvallend kenmerk van deze planten is dat ze vrijwel altijd bloeien en vruchten dragen.

Door de krijgszuchtige Alexander de Grote maakten de Grieken kennis met een wonderboom met gouden doch oneetbare appelen die Theophrastus voor het eerst beschrijft. De appel kwam als Medische (uit Medië) appel na de stichting van het Griekse rijk in Voor‑Azië op de Europese markt en werd met de Hesperiden-appel vergeleken. Theophrastus beschrijft het gebruik in kleden tegen de motten en als tegengif. Gekookt en het vlees in de mond uitgedrukt geeft die een aangename adem. Hij geeft ook een hele cultuurbeschrijving. In deze zorgvuldige beschrijving missen we echter een ding, namelijk dat de vrucht naar grootte, vorm, kleur en van binnen niet beschreven is. Kende men die vrucht al zodat die niet beschreven hoefde te worden?

Citrus, van Perzisch. Kitt; uit Medië. Die tweede eigenschap van de medische appel om ongedierte te verdrijven gaf het de Latijnse naam citrus, malum citreum. Het Griekse woord kedros waarmee eerder geurend en onverwoestbaar coniferenhout, citroenhout, dat zelfs de wormen weerstond en de klederen ervoor vrijwaarde, was in Italië door populaire vervorming tot citrus geworden. De kedros betekende bijzonder dat uit Afrika ingevoerde coniferenhout (Callitris) die met zijn aromatische geur de motten, de erfvijand van de woldragende volkeren van de oudheid, ver van de kleedkisten hield. Omdat de medische appel ook in de kleedkisten gebruikt werd, werd de vrucht in de voorstelling van het volk de vrucht van de kedros, de citrusboom en zelfs zo afgebeeld. Zo werd het de citroen, citrone, cedratboom en citronatboom.

Morus es des moerboems name

sine vrucht die es bequame

jn die bloesene es soe wit

13065ende alse die sonne verwet dit

dan wert soe roet ende art

mar also ripe es wert soe swart

men seghet dat serpente bliuen dood

van sinen bladen comen si vp hem bloet

13070rulius hetemen desen boem mede

jnt latijn in somegher stede

platearius segt ende toghet

dat dese boem coelt ende droghet

dat sap der of etet diamoreon

13075dat salmen dan sieden doen

so est ieghen quinancie goet

lanc ghedronken mede dat doet

den lachame ontsluten saen

met oneghe ghemint ghedaen

13080verdriuet erande luse ghereet

die men lombrici bi bj namen heet

23. Morus is de moerbeiboom naam.

Zijn vrucht die is bekwaam

en de bloesem is zo wit

13065 en als de zon kleurt dit

dan worden ze zo rood en hard,

maar als het rijpt dan wordt het zwart.

Men zegt dat serpenten blijven dood

van zijn bladen, komen ze op hem bloot.

13070 Rubius noemt men deze boom mede

in het Latijn in sommige plaatsen.

Platearius zegt en toont

dat deze boom verkoelt en verdroogt.

Het sap daarvan heet dyamoreon

13075 dat zal men dan koken doen

dan is het tegen keelziekte goed.

Lang gedronken mede het doet

het lichaam ontsluiten gelijk.

Met honing gemengd gedaan

13080 verdrijft het een soort luizen gereed

die men lumbrici (: luis) bij namen heet.

Morus, kan van mora: laat, naar het verschijnen van de bladeren. Of van Grieks moron dat verbonden wordt met Armeens mor: zwartbes, vergelijk een Moor. Midden-Latijn kende, naast morum, een gelijkbetekenend murus, oud-Frans mure, Frans murier, vandaar Duitse Mor of Mur (-beri, -bere) midden-Nederlands moerbeye-besie en Angelsaksisch mor-, murberie, midden-Engels mulberie of mulberry en Duitse Maulbeere.

Naar de vruchten gaat het hier om M. nigra, L. (zwart), de zijde leverende is M. alba,L. (wit)

Zijde wordt dan ook niet vermeld, zie voorgaande hoofdstukken.

Het sap werd wel gebruikt om wijn donkerder te kleuren. Wordt ermee gemorst dan maakt het een lelijke vlek op de kleren.

Rulius zal wel Rubus zijn, de braam waar het veel mee vergeleken werd.

Malum punicum es i.boem vrucht

diemen nut in eter sucht

ende etet na den lande pinken

13085van den lande van afrike

want dar waest dat mense erst vant

nv wasset in menech lant

pume ghernaten eten si ghemene

want si in ebben vele grene

13090malegronata es des boems name

die dese apple droghe name

ende leide sonder lucht

ij. jaer soe bleue goet die vrucht

som sure som soete ebmense yadt

13095die soete sijn heet ende nat

ende die sure droghe ende cout

die hem van colueren quaet out

ets best dat men sure hem bringhet

dat sap met sukere gheminghet

13100doet der maghen wel verduen

oec sijnsi goet ieghen spuen

best sijn die sure die men vint

want die soete maken wint

24. Malum punicum is een boomvrucht

die men nuttigt in hete ziekten

en heet naar het land Punica

13085 uit het land van Afrika

want daar was het waar men ze het eerst vond, nu groeien ze in menig land,

pomme granaten heten ze algemeen

want ze hebben vele greinen.

13090 Mala granata is de bomen naam

die deze appel droog nam

en legt ze zonder lucht

dan blijven ze twee jaar goed de vrucht

soms zuur, soms zoet, heeft men ze gehad,

13095 de zoete zijn heet en nat

en de zure droog en koud

die een slechte kleur heeft

is het beste dat men hem de zure brengt

het sap met suiker gemengd

13100 laat de maag goed verteren

ook zijn ze goed tegen spuwen

het beste zijn die zure die men vindt

want de zoete maken wind.

Punica granatum, Punica was de naam van Phoenisch (Fenicië) Carthago, (een Phoenische nederzetting), vandaar heet de vrucht Malum punicum: appel van Carthago. (De oorlogen tussen de Romeinen en Carthago worden Punische oorlog genoemd) De oorsprong van het woord is mogelijk puniceus: rood, de kleur van de bloemen. Granum; zaad, ponum granatum is een vrucht met zaden. Latijnse granatum werd in laat Latijn granata, oud-Frans grenata of pume grenate tot grenadier, granaatappel, Duitse Granatbaum en Appelgranat, Engelse pome(-)granate

De vrucht heeft de vorm van een appel, een harde schil en roze vlees dat tamelijk zoet van smaak is. De vrucht zit verder vol met zaden, de granaten. De zachte zaden worden wel met suiker gegeten of gedroogd. Uit de vrucht wordt al sinds de oudheid en in Salomons dagen een verfrissende drank bereid, (Hooglied 8: 2) of een siroop, de grenadine of granadine wat een aangename drank is voor de reizigers in die streken.

De granaatappelschil werd gebruikt in de geneeskunde en bevat veel looizuur en een aantal vergiftigde alkaloiden die een middel zijn tegen lintworm.

Mirtus als jsidorus segt

13105es .i. boem die te wassene pleghet

jn wostine ende vp steenen

ende vp zee hoeuere ghemeene

fisike bouke die bescriuen

dat dese boem nutte es den wiuen

13110want hi ouer en hitte cout

tempert al met sire ghewout

platearius die segt

dat sap van sinen bladen plegt

sietmen sine blade in wine

13115die siecheit ofte pine

an leure of an longre euet

sijn puluer mede dat men gheuet

elpt in spise mede dat

die scorse es beter dan dat blat

13120mirtus etewi dat gaghel

mar bouke segghen dat mer laghe

ende nappe of maken mach

doch ne wetic niet dat ic sach

so groet gaghel int lant hier bj

13125dus tuifelic wat martus sij

25. Myrtus, zoals Isidorus zegt,

13105 is een boom die te groeien pleegt

in woestijnen en op stenen

en op zeeoever algemeen.

Dokters boeken die beschrijven

dat deze boom nuttig is de wijven

13110 want hij is over heet en koud

tempert alles met zijn geweld.

Platearius die het zegt

dat het sap van zijn bladeren pleegt

kookt men zijn bladeren in wijn

13115 die ziekte of pijn

aan lever of aan longen heeft.

Zijn poeder mede dat men geeft,

helpt het in spijzen mede dat,

de schors is beter dan het blad.

13120 Myrtus noemen we hier de gagel

maar boeken zeggen dat er meer aan lag

en men er nappen van maken mag

doch ik weet het niet want ik zag

zo groeit gagel in het land hier bij

13125 dus twijfel ik welke myrtus is.

Myrtus communis, L. (algemeen) heeft dezelfde stam als de myrrhe, oud Semitische murr betekent bitter, Akkadisch murru betekent eveneens bitter. (zie Commiphora) Dit werd via Perzisch murd, over Grieks murrine of murto en in het Latijns myrtis of myrtus, oud-Frans mirre en nu myrte. In Duits werd het via Mirtil tot Mirte, Engels myrtle, midden-Nederlands myrre of mirt.

Mirt, is een dicht bebladerde en altijdgroene struik of kleine boom van 2‑5m. hoog. Het gewas komt voornamelijk in het wild voor in midden Israël, bij Bethlehem, de hellingen van Karmel en Tabor. Op sommige plaatsen, als blijkt uit Zacharias 1: 18, Leviticus 32: 40, overvloedig.

De mirt stamt uit het Paradijs. Adam en Eva werden door een engel met vlammend zwaard uit het paradijs verdreven en gingen wenend de laatste maal door de vruchtbare tuin, naar de vrucht beladen bomen en de schitterende bloemen. Aan de weg stond de vriendelijke mirt, Adam strekte zijn hand uit en brak een twijg af om een aandenken aan die zalige tijd mee te nemen. Buiten plantte hij die twijg in de aarde en begoot die met hete tranen. En daar groeide het op tot aan de huidige dag, een herinnering aan gelukkige tijden. En daarom draagt ook de gelukkige bruid op haar huwelijksfeest de mirtenkrans die ze een heel leven lang zal bewaren als een herinnering aan deze gelukkige dag. De altijd groene bladeren zijn een zinnebeeld van de hoop op een paradijs van geluk, dat wij op aarde alleen in de liefde kunnen vinden.

Als symbool van reine liefde was de plant aan Venus (Aphrodite) gewijd. De liefdesplant werd door de eeuwen heen gebruikt. Het is een Venusplant, de reden is duidelijk. Dat zien we nog in het gebruik van de mirt in de bruidskrans, dat was oorspronkelijk een anticonceptioneel middel tegen verhindering van zwangerschap. Hiervoor werden vooral planten gebruikt die etherische olin bevatten. Het schijnt dat de olie inwerkt op het uiterst zachte eiwit van het bij de ovulatie lozende ei. Dit gaat enkele weken na de geslachtsdaad over. Om zeker te zijn drinken de meisjes dit soort thee veel in de menstruatie tijd. De bruidskrans zou zo symbolisch zeggen dat de bruid op de trouwdag voor de nakomelingen een betrouwbare behoeder gevonden had. Ze heeft het daarom niet meer nodig om in menstruatietijd rosmarijn of mirtenthee te drinken. De op huwelijksdag van de bruid geplukte en gebruikte rosmarijn en mirtestruiken werden op deze dag afgesneden en uitgetrokken. Diegene van de bruidsmeisjes die de krans opving zou nu spoedig gaan trouwen. De reden is hetzelfde, zij is nu in staat om een voorbehoedmiddel te nemen en zo vrijer met een vriend om te gaan zodat een huwelijk meestal snel volgt. Ook het volksgebruik om de mirt aan die vrouwen te verbieden die al een kind hadden is de oorspronkelijke zin van het gebruik bewaard gebleven. In het normale leven worden deze kruiden weinig als kruid gebruikt omdat ze onvruchtbaarheid tot gevolg kunnen hebben. Daarom is ook de mirt gewijd aan de liefdesgodin Aphrodite. De mirt is het hoofd van de passie- of liefdesplanten en bezit niet alleen de kracht om te inspireren maar ook om liefde te behouden.

Myrica gale, L., gagel, heette in de middeleeuwen ook Mirtus. De Griekse naam voor een geurende plant was Myrike. Door de aangename geur van het blad was het de vervanger van de echte mirt. Vandaar ook Hollandse myrt, Brabantse myrt, Myrtus Brabantica, Engels Dutch myrtle of wild-myrtle, Duits Heidelbeermyrte, Sumpfmyrte of Torfmyrte, Frans myrique, myrte batard, bois sent bon: hout ruikt goed.

Nux eetet die boem die noten draghet

ende also mede alsmen ghewaget

heet jnt latijn die noten mede

platearius seghet teser stede

13130dat die aselnote wel voet

ende soe ghenen wint wassen doet

ende die hud goet of es ghedaen

ende mense sal in spise ontfaen

van die noker noten hi segt

13135dat die boem te scadene plegt

crude ende bome mede

die wassen te sire stede

die sijn van groter macht

dat men ouer waer dat acht

13140dat si sulc venijn verslaen

als men in spisen mach ontfaen

der burst es dese vrucht quaet

soe dat doet .i. stemme tegaet

want soe doet i.hees wesen

13145palladius sprect van desen

die .i. note poten wille

legse eer in water .iiij daghe stille

ende poetse in laumaent of in febriere

ende legse lanx dats die maniere

13150ende steen onder hare

dat die wortele sprede are ende thare

ende neder niet rechte negaen

si varen te bet sonder waen

(a) 26. Nux heet de boom die noten draagt

en alzo mede, zoals men gewaagt,

heet in Latijn die noot mede.

Platearius zegt op deze plaats

13130 dat de hazelnoot goed voedt

en geen wind groeien doet

en als die huid goed is afgedaan

en men ze in spijzen ontvangt.

(b) Van de walnoten, hij zegt,

13135 dat die boom beschadigen pleegt

aan kruiden en bomen mede

die groeien bij zijn plaats.

Die zijn van groter macht

dat men voor waar acht

13140 dat ze zulk venijn verslaan

als men in spijzen mag ontvangen.

Voor de borst is deze vrucht kwaad

Ze doet dat een stem vergaat

want ze laat hun hees wezen.

13145 Palladius spreekt van deze

die een noot pplanten wil

leg ze eerst in water vier dagen stil

en plant ze in januari of in februari

en leg ze in de lengte, dat is de manier.

13150 en een steen onder haar

zodat de wortels spreiden hier en daar

en niet recht omlaag gaan

ze groeien zo beter zonder waan.

Nux betekent noten.

(a) Corylus avellana, L. AvellanaӬ vermoedelijk van de stad Abella (Abellinum) uit het oude Campani of van de stad Abellare uit Turkije, beide centra van de hazelnotenteelt. Hazelaar, Duits Haselstrauch, Engels hazel en hazeltree. Oud-Hoogduits Hasala, midden-Hoogduits Hasel, midden-Nederlands hasel, Angelsaksisch haesel of hesel voeren op Germaans haslaz terug dat uit de Indogermaanse wortel qos(e)lo: hazelaar gevormd is. Van het Germaanse haslaz is een vorm hasla afgeleid dat in oud-Noors hasla: hazelroede, verschijnt. Oerverwant zijn uit oud-Iers, oud-Kymrisch coll (uit coslo), wat verwant is met het Latijnse corulus, jonger corylus. Dit woord is gevormd naar het Griekse korus: hetgeen hoed of helm betekent en een verwijzing is naar de bloemkelk die de noot bedekt. Afgeleid daarvan is het Griekse ҫaryonӺ het woord voor noot.

(b) Juglans regia, L In de middeleeuwen heette de vrucht Nux en de boom Nucus.

In Vlaanderen is de naam okkernoot of nokkernoot ontstaan. Dit is afgeleid van het Latijnse nucarius: noteboom, waarvan het via nogarius, nogerius, noguier, noyer en noker op oker kwam. Deze naam is al in middeleeuws Nederlands algemeen en betekent dus letterlijk noteboom‑noot.

Het zou kloppen dat andere struiken onder een walnoot slecht groeien. Mogelijk geeft ze een stof af die andere planten hindert.

Zijn schaduw was volgens Plinius niet alleen schadelijk voor mensen maar ook voor allerhande dieren, evengoed waren zijn noten hoog geprezen. In de middeleeuwen is de boom echter meer bekend geraakt vanwege zijn vermeende duivelse invloeden. De duivel en andere kwade geesten zouden in zijn takken wonen. De Talmud vermeldt dat aan iedere twijg 9 bladeren zitten en op ieder blad zit de duivel. De notenhof, hortus nucum, zou afgeleid zijn van nocere: beschadigen. Men meende dat het ongezond was onder een notenboom te zitten en te slapen, de boom zou hoofdpijn verwekken. Er was een walnoot in het oude Rome die zo met geesten gevuld was dat dit een publiek schandaal werd. Op het graf van Nero zou die notenboom ontsproten zijn. Paschal II kapte die walnoot in Rome om omdat hij ontdekte dat de kwade ziel van Nero in zijn takken leefde. Na de vernietiging van de boom werd er een kerk van Santa Maria del Popo op gebouwd als een zekerheid tegen dit kwaad.

Bij gewone boompjes is de wortel gewoonlijk dun en vezelachtig, maar bij de walnoot zo dik als een lange radijs die zich diep in de grond boort, vandaar dat de walnoot moeilijk te verplanten is. Gewoonlijk plant je een walnoot op de plaats waar die tot boom kan uitgroeien of op de hier beschreven manier.

Palea alse ysodorus ghewaghet

13155es.i.boem die die vrucht draghet

dar of comt olie van oliue

groene ende soete oricse scriuen

are licht alsmense in lampden doet

es onghesonden oghen goet

13160dolie die men vte doet voren

es best ende soets als wijd oren

dandre min soete dats die nature

die darde es wreet ende sure

soete es die bloene diere an staet

13165mar are roke es vrouwen quaet

die met kinde es bevaen

ghesont es soe sere sonder waen

27. Olea, zoals Isidorus gewaagt,

13155 is een boom die die vrucht draagt

daarvan komt olie van olijven,

groene en zoete, hoor ik schrijven,

geven licht als men het in lampen doet.

Het is voor ongezonde ogen goed.

13160 De olie die men uit doet van tevoren

is het beste en zoetste, zoals wij horen.

De andere minder zoete, dat is de natuur.

De derde is wreed en zuur.

Zoet is de bloem die eraan staat,

13165 maar haar reuk is de vrouw kwaad

die met een kind is bevangen,

gezond is zo zeer zonder waan.

Olea europaea, ԓativaռ/span> (Europees) Grieks elaia of elaa, Latijn olea, waaruit olijf en andere Europese namen stammen. Italiaans olivo domestico, Provencaals oliva, oud-Frans olive en nu olivier, Duits Oelboom en Engelse olive.

De tamme olijf is een altijdgroene boom (Psalm 52: 10) met lancetvormige en dikke, maar kleine bladeren die om de ongeveer 3 jaar afvallen. De bloei valt in mei met korte trossen witte bloempjes die spoedig vrucht zetten.

De onrijpe groene vruchten worden soms wel gegeten, maar smaken dan bitter. Pas nadat ze zijn ingemaakt of met zout ingelegd worden ze milder en zachter van smaak. Ook kunnen ze gedroogd gebruikt worden.

Het is de boom die elaion produceert: de olijvenolie, Latijn oleum, oud-Frans oile, nu olie. De olijf bevat vaak meer dan 30% aan olie. De olie kan op twee manieren gewonnen worden, de snelle en langzame. De langzame manier die een hoge kwaliteitsolie levert, is geschikt voor tempelgebruik (Ex. 27: 20) De olie wordt gebruikt als verzachter en als een mildwerkend laxeermiddel dankzij de aanwezigheid van een bitter glucoside en een statische olie die hoofdzakelijk uit olene bestaat. Daarnaast bevat de olijfolie ook veel vitaminen. Maagzweren en gezwellen aan de twaalfvingerige darm kunnen behandeld worden met preparaten uit olijfbladen. Nu wordt olijfolie veelvuldig toegepast in de fabricage van toiletzeep, crmes en zalven en heeft een pijnstillende werking. Olijfolie wordt gebruikt inplaats van boter en bij het bereiden van tal van spijzen.

De derde soort is mogelijk van de wilde olijf of van Eleagnus.

Palma als ysidorus segt

es i boem die niet plegt

13170te verniewene hare blat

plinius die segt ons dat

dat .i. boem es sonder waen

die seere menech iar mach staen

al wast soe oec in meneghe stede

13175jn elc lant ne draget soe niet mede

so dat ripe werdet hare urucht

jn orienten in heeter lucht

draghen si best dus horic raden

hare urucht dat heeten daden

13180dese boem euet soe ende hie

ende nemmermeer ne draghen sie

elc ne sta den andren so na

dat elc telch an andren bouen ga

als elc em boghet tandren wart

13185jn lentine dats hare ard

dat elc hare te andren boghet

ende elke pinet ende poghet

alse die soucter sijn ghenoet

ende dit es wonder groot

13190die hie bloiet die soe niet

sulc es die te segghene pliet

dat die soe moet ebben .c. jaer

her soe draghet houer waer

dan daric niet uoer waer uort gheuen

13195want icket niewer vant bescreuen

28. Palma, zoals Isidorus zegt,

is een boom die niet pleegt

13170 te vernieuwen haar blad.

Plinius die zegt ons dat

dat het een boom is zonder waan

die zeer vele jaren kan staan.

(a) Al groeit het zo ook in menige plaatsen

13175 in elk land het niet draagt

zodat rijp werd zijn vrucht.

Alleen in de Oriënt in hete lucht

dragen ze best, dus hoor ik aanraden.

Haar vrucht heet dadel.

13180 (b) Deze boom heeft een hij en zij

en nimmermeer dragen ze

elk staat de ander zo na

dat elke twijg de andere te boven gaat

en elk zich buigt tot de andere waart.

13185 In de lente, dat is haar aard

dat elk zich naar de ander buigt

en elk werkt en poogt

als die zoekt zijn echtgenoot.

En dit is een wonder groot

13190 dat hij bloeit en zij niet.

Sommige die te zeggen plegen

dat ze moeten hebben honderd jaar

voor ze dragen voor waar

dat durf ik niet voor waar voort te geven

13195 want ik het nergens vond beschreven.

Phoenix dactylifera, L. (dadelleverend) Naar de wiegende beweging in de woestijnwind gaf men het de Aramese en Hebreeuwse namen dekhle en dikhla waaruit de Arabieren dakhl maakten. Daaruit ontstond het Griekse en Latijnse daktylos of dactylus, Italiaanse dattolo en dattero, Franse datte en dattier, Engelse date en date tree, Hollandse dadel en Duitse Dattel en Dattelpalme.

(a) Volgens Herodotus was de ganse vlakte tussen de rivieren van Mesopotamië bedekt met palmbossen en voeren schepen met grote vaten palmwijn op de beide rivieren, zo ook volgens Xenophon en Strabo. Jericho (betekent palmstad) was beroemd om zijn dadelpalmen, mogelijk is van hieruit de verspreiding gekomen, Deut. 34: 3. Volgens Plinius was Jericho in een vlakte gelegen en omgeven door een palmwoud van 5 uren gaans. Toch is de dadelpalm vermoedelijk niet inheems in Palestina en Fenicië, met uitzondering van El-Ghor en de Gaza vlakte, dit omdat in de andere gebieden de dadel niet volkomen rijpt.

(b) Na 5-10 jaar beginnen de jonge palmen te bloeien en meestal pas met hun 20ste jaar beginnen ze vrucht te dragen, met 30-100 jaren is de boom in de volle kracht van zijn leven en begint dan af te takelen. Met 100 jaar kan het een 60-100 cm dikke stam hebben, met 200 jaar is het meestal afgelopen met deze boom.

In Babylon en Assyrië komt de palm in inscripties en bas-reliëfs voor. Naar oeroud gebruik hebben de koningen van het tweestromenland de bestuiving van de dadels zelf uitgevoerd, een symbolische handeling die op een verzorgende en een goede regering duidde. Dit bericht Herodotus en wordt ook zo vaak op reliefschilderingen afgebeeld. De boom is dus tweehuizig, Theophrastus wist de noodzakelijkheid en vertelt hoe te handelen, hoewel ze het principe niet kenden. De manlijke klusters gaan met een knal open en zijn eerder rijp dan de vrouwelijke, waardoor windbestuiving moeilijk wordt. Het manlijke stuifmeel is echter lang kiemkrachtig. Sinds de ouderdom was kunstmatige bevruchting een gewoonte, de klusters van de manlijke werden aan de vrouwelijke gehangen. (Men zag het meer als een voedende bestanddeel, zoals de wortels bemest worden, zo worden de bloemen ook bemest) Zo is de palm tot het zinnebeeld van het huwelijk geworden, van vruchtbaarheid, ja van het leven zelf en dat, wat zeer opmerkelijk is, zonder de medewerking van de mens is zijn ontwikkeling niet denkbaar. Volgens de ouden helden de bomen zelfs naar elkaar over. Barthelomeus, 1525, vermeldt dat als de manlijke palm geveld wordt de vrouwelijke na 2 dagen zal verwelken.

Platearius alse isidorus seghetes

i. boem die te spreedene pleget

sine telghen al omme ende omme

xv. uoete wijt teere summe

13200sine blade breet ende dinne

alse wijngart blader alsicket kinne

om sine telgher om sine scade

ende om sine scoone blade

was hi wilen wert ende uri

13205ende staet emmer fonteinen bi

men plantene wile in koninx houe

om dat hi was van grooten loue

[datmene met wine begoot

om dat hi soude wassen groot]

29. Platanus, zoals Isidorus zegt,

is een boom die te spreiden pleegt

zijn twijgen al om en om

negen meter wijd, te ene som.

13200 Zijn bladeren zijn breed en dun

als wijngaardbladeren, zoals ik het ken.

Om zijn twijgen en om zijn schaduw

en om zijn mooie bladeren

was hij wel waard en vrij

13205 en staat er immer een fontein bij.

Men plant ze wel in konings hoven

omdat hij was van grote lof.

[dat men ze met wijn begoot

omdat hij zou groeien groot]

Platanus orientalis, L. Platanus, Griekse platanos of platanistos, van platys: breed, een verwijzing naar de brede bladeren en brede kroon. Oosterse plataan, Engelse Oriental plane, Franse platane d'orient, Duitse Orientalische Platane of Morgenlandische Platane.

In de oudheid werd de plataan geplant door de rijken die graag in zijn schaduw wilden zitten en daar zelfs de vruchtbomen voor opofferden. Op een aarden heuvel van het Griekse eiland Kos staat de holle en imposante plataan van Hippocrates. Op elke folder of ansichtkaart van dit eiland wordt dit levende monument afgebeeld. Deze Methusalem onder de bomen zou 2300 jaar oud zijn. Naar het schijnt is deze boom geplant door de grondlegger van de geneeskunst, Hippocrates. Uit het geschrevene blijkt respect voor de ‘heilige’plataan’. Hier kwamen de markthandelaars tezamen en gaf men colleges. Hippocrates gaf zijn lessen vaak buiten, in de schaduw van de plataan. In het asklepion, een tempelrune even buiten de stad Kos ligt volgens de verhalen een stenen tablet met de inscriptie; Һolang deze boom blijft leven, zal de medische wetenschap blijven bestaan’.

Dionysus hield de boom in hoge verering en sinds zijn tijd ontstond het gebruik om wijn, inplaats van water, over de wortels te gieten. Homerus, tweede boek Ilias, zingt:

‘Wij offerden den Goden op

Onze offerande van hondert stieren

In de schaduw van den Plaanboom’.

De Romeinen deden voor de Grieken niet onder en men verhaalt dat redenaars en staatslieden hun werk in de steek lieten en in de middag naar huis wandelden үm hun plataan te verfrissen en die een dronk wijn te offeren’ Plinius vermeldt bitter dat de plataan nu al tot zo’n hoge roem is gekomen dat ze nu zelfs met klare wijn wordt begoten.

13210Pinus dats die pijnboem

sulc wit sulc swart des nemet goem

huten swarten can men pec maken

ende huten witten arst gheraken

oec loepter hute erande traen

13215dat claer es ende wel gedaen

ende wert art ghelijc den steene

dat heeten wi emmer int ghemeene

die pijmboem nes niemene quaet

wat dat omtrent hem staet

13220die pijnapple die sijn goet

platearius te wetene doet

die den appel leget vpt vier dan oec

ende men ontfaet dar af den rooc

metter nese dat ontfaet

13225wel weetmen dat te staden staet

den hersinen ende maket goet bloet

ter droger hoesten esset oec goet

ter menegher dinc est medicine

want dat die kernellekine

13230sijn van naturen alsmen weet

naden boec nat ende heet

30. 13210 Pinus, dat is de pijnboom

sommige is wit, sommige zwart, dus neem waar. Uit de zwarte kan men pek maken

en uit de witte hars maken.

Ook loopt er uit een soort traan

13215 dat helder is en goed gedaan

en wordt hard gelijk een steen

dat noemen wij amber in het algemeen.

De pijnboom is voor niemand kwaad

Wat dat bij hem staat.

13220 De dennenappels die zijn goed,

als Platearius weten doet.

Die de appel legt op het vuur dan ook

en men ontvangt daarvan de rook

met de neus, die het ontvangt

13225 wel weet men dat het bijstaat

de hersenen en maakt goed bloed

tegen droge hoest is het ook goed

voor menig ding is het een medicijn

want dat de kernels

13230 zijn van naturen, zoals men weet,

naar de beuk, nat en heet.

Pinus sylvestris (bos) Pinus: berg of rots. Waarschijnlijk is het woord afgeleid van is oude Griekse peuke: pijnboom. Zie Abies.

Pijn, hij lijdt, er lopen tranen uit, Frans pin of pinasse, Engels pine, oud-Engels pin of pin-treow, van Latijn Pinus, mogelijk dezelfde basis als pituita: slijm, zie pituitary: vet, Grieks pimele: vet, Sanskriet pivas: vet, naar de gom die de pijn geeft. Duits heeft vele namen als bijvoorbeeld Kiefer.

Amber is ook een woord voor barnsteen, zie edelstenen.

De witte hars wordt verkregen door aan de zuidzijde van de boom de bast te ontbloten in de lengterichting van de schors, waarna de afvloeiende hars afgetapt wordt en kan opdrogen. Uit die hars kan een teer verkregen worden die bij de scheepsbouw gebruikt werd en op het touwwerk werd gedaan bij het kalefateren, als wagensmeer gebruikt en om er vaten mee te dichten. Bij Plinius komen we het gebruik van houtteer al tegen. Dit werd gebruikt bij keelontstekingen en van buiten op de keel gewreven. Bij grote wonden werkt het nadelig. Houtteer uit de den bezit een desinfecterend vermogen en doodt bacterin en schimmels. Dezelfde werking zou de rook hebben van de bladen en zaden, gebruikt tegen hoest- en borstkwalen. Teerzeep wordt nog wel gebruikt bij het schapenscheren om de wonden mee in te wrijven en, zo gebruikten de mensen het ook bij zichzelf. Pastoor Kneipp liet zijn patinten, die niet in het bos konden gaan wonen, een dennetje in een kuip in hun kamers zetten. Dennenaalden baden worden nog gebruikt bij chronische reumatische aandoeningen en verhogen de stofwisseling. De naalden doe je in een zakje en leg dit in het warme water.

Met de zaden kan ook op de eetbare noten van de arve, Pinus cembra, gedoeld zijn.

Populus dats de popeliere

men vinter af menege maniere

dese draghet blader van sulken doene

13235an deene side wit an dandre groene

ende dinke mi ghelijc een deel

alse oftemen meende den abeel

mar de brune popeliere

draget specie goede ende diere

13240jn dupperste vanden telghen gheuest

jn meie es dit gegadert best

platearius die seghet

dat men dit te gaderne pleghet

men nemet die cnoppe dar si staen

13245dar dat loef ute sal gaen

ende dat sietmen in boter smoud

dar noint toe ne quam gheen soud

ende botre moet sjjn vander coe

ende meisce oec der toe

13250dat siedemen dan so ouerlanc

tote dat groene si al ghemanc

dor .i. cleet so duwemen dat

ende ontfaet in.i.ardijn vat

dit es goede salue te samen

13255ende heetet popelion bi namen

dit es ieghen hitte goet

ende als .i. de hooftswere wee doet

ent hem heete saken doen

so neme dit popelion

13260ende saluer mede slaep ende uoroeft

hi gheneset saen des gheloeft

beede swellinghen ende wonden

so gheneset in curten stonden

die dorghinge popelion

13265hebben wille hi moet dit doen

dar sal gheene botre toe sijn

mar olie ende aisijn

salmen erst doen int vat

ende laten te samen minghen dat

13270ende dan salment sieden der mede

ende purent alsmen tander dede

ende datmen bouen dar af vliet

dats datmen dorganghe siet

dits goet ieghen frenesie

13275ende ieghen hare maladie

die bet natter popelioen

hebben wille ende dan der in doen

ne doere gheene botre toe

mar olie ende water doe

13280dit gadre ende sieter mede

want ets vander meester coutede

31. Populus, dat is de populier,

men vindt er van menige soort.

Deze draagt bladeren van zulke vorm

13235 aan de ene zijde wit en aan de andere groen en lijkt me gelijk een deel

alsof men bedoelde de abeel.

Maar de zwarte populieren

dragen specerij goed en duur

13240 in het opperste van de twijgen gezet

in mei is het verzameld het beste.

Platearius die zegt het

dat men het zo te verzamelen pleegt.

Men neemt de knoppen waar ze staan

13245 waar het loof uit zal gaan

en dat kookt men in boter vet

waar nooit bij kwam enig zout

en de boter moet zijn van de koe

en meiboter ook daar toe

13250 dat kookt men dan zo lang

totdat het groene zal zijn gemengd

door een kleed zo duwt men dat

en ontvangt het in een aarden vat

dit is een goede zalf tezamen

13255 en heet popelion bij naam.

Dit is tegen de hitte goed

en als een hoofdpijn wee doet

en hem hete zaken pijn doen

dan neem dit popelion

13260 en zalf er mee slaap en voorhoofd

hij geneest gelijk, wat men gelooft,

beide, zwellingen en wonden

zo geneest het in korte stonden.

Die het uitgedrukte popelion

13265 hebben wil, hij moet dit doen

daar zal geen boter bij zijn

maar olie en azijn

zal men eerst doen in het vat

en laten tezamen mengen dat

13270 en dan zal men het koken daarmee

en zuiveren het zoals men het ander deed

en dat van boven daaraf vliedt

dat is als men het er doorheen ziet

dat is goed tegen waanzin

13275 en tegen haar ziekte.

Die liever natte popelion

hebben willen, dan daarin doen

doe er geen boter toe

maar olie en water toe

13280 dit tezamen en kook er mede

want het is van de grootste koudheden.

Populus alba is de abeel. Daarvan zijn de bladeren aan de onderkant met wit dons bedekt.

De bruine is de zwarte populier, Populus nigra.

Door de klank van de o wordt de boom onderscheiden van populus: het volk. Het woord geeft een verdubbeling te zien van po-pol, mogelijk heeft dit een verband met palus: moeras. Anderen vergelijken het met het Griekse paipallmaai, dat sidderen of trillen betekent, vergelijk Latijn palpitare: trillen. (Mogelijk is het woord van Aziatische oorsprong, vergelijk Indisch pipala) Sommigen menen van papeln, het babbelen van de bladeren.

Via oud-Frans peuple, later pouplier of poplier, (nu peuplier) de ier werd toegevoegd als een Franse boomnaam, kwam midden-Engels popler tot poplar en onze populier. Duitse Papple, (zie Malva) oud-Hoogduits Popel, midden-Hoogduits Papele of Papel, uit Latijnse populus.

De knoppen zijn met een hars bedekt, kleverig om die waterdicht te houden en geven een substantie die op storax gelijkt. Verbrandt geuren die knoppen aangenaam. De jonge zwarte populieren knoppen werden ook door de vrouwen gebruikt als haarmiddel. De gom werd vroeger gebruikt voor geurende zalven.

Quercus es der heeken name

een scone boem ende bequame

die beede groot wasset ende lanc

13285sine nature die es stranc

ende dat hi seere lange mach geduren

want wi vinden in scrifturen

dat ene heeke van abrams tiden

also langhe ghedurde siden

13290dat constantijn mogendelike,

egneerde int romsce rike

,% dit was meer dan .iii m . iaer

so stont te mambren dat was waer

32. Quercus is de eiken naam

een mooie boom en bekwaam

die beide groot groeit en lang

13285 zijn natuur die is sterk

en dat hij zeer lang mag duren

want wij vinden in schrifturen

dat een eik van Abrahams tijden

al zo lang duurde sinds

13290 dat Constantijn vermogend

regeerde in het Roomse rijk

dit was meer dan drie duizend jaar

die stond te Mambre, dat was waar.

Quercus robur. Eik, oud-Hoogduits Eih, Noors eik, Zweeds ek. De oer Germaanse naam is aiks, Saksisch Ok, Okes of Oak, in Angelsaksisch ac, Engels oak. Eik is een gewoon oud Germaans woord dat boom betekent en verwant is met oud-Indisch igja: verering, dat wil zeggen de boom die van oudsher als godenboom de hoogste verering genoot. Heeken, of van eiken, of van heester, midden-Noordduits en midden-Hoogduits Heister: jonge boom, suffix –ter of –tra: boom, van hees; bos, als het een Vlaams woord is dan van Frans hetre, bosje, en dan van eik.

Een boom die honderden jaren oud kan worden, soms meer dan duizend. Een opvallende boom, een markeringsboom.

Eusebius en Hiëronymus vermelden in Reisbeschrijvingen: ‘De eik te Manbre bij Kedron die werd daar nog ten tijde mijner kindsheid en ‘T rijk van Constantius aangewezen: zijnde een zeer oude terpentijnboom wiens jaren door zijne grofheid niet gewraakt werd; daar zou Abraham zijn verblijf gehad hebben. Met verwonderenswaardige bijgelovigheid wordt hij van de Heidenen gehouden, als onder zekere grote naam geheiligd.’

Abraham leefde enige duizenden jaren voor Christus, het was toen al een markeringsboom of opvallende boom en moet dus toen al enige honderden jaren oud zijn geweest, plus dan nog de tijd na Chr. Die boom moet dan al meer dan 4000 jaar oud zijn.

Meer geloof kunnen we hechten aan Moldenke die vermeldt dat de boom, als terebint beschreven bij Josephus, volgens de legenden daar gestaan had sinds de schepping der wereld en in 330 na Chr. is dood gegaan. De boom werd dan vervangen door een eik. Mogelijk was dit de voorvermelde eik die dan voor de gelovigen indrukwekkend genoeg was.

Rubus es .i. boom bekent

13295jnt lantscap van orient

die heuet de scortse buten root

sijn hout dat es van artheit grot

jn italien men somege siet

mar hine wast te bome niet

13300sulke boeke segghen mi

dat dit rammus bi namen si

die sterxste rubus die sijn

ter medicinen goet ende fijn

33. Rubus is een boom bekend

13295 in het landschap van de Oriënt.

Die heeft de schors van buiten rood.

Zijn hout dat is van hardheid groot.

In Italië men sommige ziet,

maar groeit tot boom niet.

13300 Sommige boeken zeggen mij

dat dit Rhammus bij name zij.

De sterkste rubus die zijn

ter medicijnen goed en fijn.

Rubus (nu braam) was in Latijn een verzamelnaam voor allerhande doornige struiken. De vrucht werd wel gelijk genoemd met de moerbei, zie Morus. Bij de Grieken werd met het woord Rhamnos soorten van dit geslacht en verwante Zizyphus aangeduid.

Rhamnus catharticus, Griekse rhamnos: naaien of steken, de dorens. Of van staf, vanwege de stafvormige twijgen. Sommige soorten hebben kromme dorens, daarom denkt men ook aan een afleiding uit rhamphe: kromme dolk, waaruit rhampnos zou zijn ontstaan.

De bessen worden gebruikt als als afvoermiddel, Duitse Purgierdorn of Scheissbeeren, onze schijtbezie of purgeerwegedoorn, Engelse purging buck-thorn, Frans cathartique, waar de tweede naam, catharticus al op slaat, net als de schors die ook laxerend werkt en wel zo laxerend dat ze gebruikt werd als afdrijfmiddel.

Rosa alse platearius seghet

13305es ene urucht darmen af pleget

vele te nuttene ter medicinen

hi es ghelijc den dornekine

dan enech boem bi rechter namen

droghe ende cout sijn si te samen

13310men sal de rosen lesen root

ondaen ende gewassen groot

die bleke blade weetmen wele

die sijn onnutte in den spele

drogemense metter sonnen dan

13315men machse drie iar ouden uort an

van roosen makemen ende doet

meneghe medicine goet

men maketer af olie rosaet

also alst hier bescreuen staet

13320men siedet honech ende scumet dar nar

ende sient dor .i. cleet al daer

men neme roose blade der naer

ende dar toe mede dat witte dar

dat inde roose cnoppe leget

13325dat scormen te sticken alsmen pleget

so cleene ende siedet int honech dan

ontier ent rose uarewe vaet an

so dat al dicken bestaet

also alst hier bescreuen staet

13330het confortert des menschen maghe

ende suuertse van meneger plaghe

ende purgertse van humoren

die sijn van couder naturen

suker rosaet makemer mede

13335met aldus danre behendechede

roseblader goet ende fijn

moeten met sukre ghestampt sijn

ende dan in .i. glasijn uat

ter sonnen gehanghen dat

13340.xxxdaghe achter een

ende elkes daghes sonder laten negheen

gheroert te samen ene stont

ende ghestoppet uaste des uaets mont

drie iaer oudement dat niet ne dert

13345dese sake confortert

ende coelt die heete blootsocht mede

jeghen spuwen eist nuttelichede

ende ieghen dat euel sincopis

vp datter die mensce siec af is

13350met roosewatre ende ment dus ontfaet

men maket aldus siroep rosaet

men siedet water met roosebladen

ende dar na met grooter staden

siedemen sucker houer hoep

13355ende dit werdet rosaet siroop

nochtan elp bet ende soude min scaden

van sape van groenen roosebladen

ende suker ghesoden der toe

dan datmen suker in water doe

13360dit siroop als icket bekinne

elpet den lachame ten beghinne

ende ontstoppet des lachamen doen

ets goet ieghent menisoen

ende ieghen sincopis vp datment dus name

13365die bestoppet heuet den lachame

roosen roke droge ofte groene

confortert in allen doene

hersinen ende herte mede

den ghenen die deren dese siecheden

34. Rosa, zoals Platearius zegt,

13305 is een vrucht waar men van pleegt

vele te nuttigen ter medicijnen.

Het is meer een doornbosje

dan een echte boom vanechte naam.

Droog en koud zijn ze tezamen.

13310 Men zal de rozen verzamelen rood

geopend en gegroeid groot

de bleke bladeren, weet men wel

die zijn onnut in het spel.

Droogt men ze met de zon dan

13315 kan men ze drie jaar goed houden voortaan. Van rozen maakt men en doet

menige medicijn goed.

Men maakt er van olie van rozen

zoals het hier beschreven staat.

13320 Men kookt honing en schuimt daarna

en giet het door een kleed aldaar

men neemt rozenbladeren daarna

en daarbij mede dat witte daar

dat in de rozenknoppen ligt

13325 dat scheurt men stuk, zoals men pleegt,

tot kleine stukjes en kookt het in de honing dan totdat het de rode verf neemt aan

zodat het uit alles dikte bestaat

alzo als het hier beschreven staat.

13330 Het verbetert de mensen maag

en zuivert het van menige plaag

en purgeert het van humeuren

die van koude naturen zijn.

Suikerrosaet maakt men er mede

13335 met dusdanige handigheid

Rozenbladeren goed en fijn

moeten met suiker gestampt zijn

en dan in een glazen vat

in de zon gehangen dat

13340 dertig dagen achtereen

en elke dag zonder te laten geen

geroerd tezamen een stonde

en dicht gestopt vast in de vat mond

drie jaar houdt men het dat niet bederft.

13345 Deze zaken versterken

en verkoelen de hete bloedzucht mede.

Tegen spuwen is het een nuttigheid

en tegen dat euvel van in onmacht gaan

waar de mens ziek van is

13350 met rozenwater en men dus ontvangt.

Men maakt aldus ook siroop van rozen

men kookt water met rozenbladen

en daarna met grote pozen

kookt men suiker over de hoop

13355en dit wordt rozen siroop.

Nochtans helpt het beter en zou minder schaden, van sap van groene rozenbladen

en suiker gekookt daar toe

dan dat men suiker in water doet.

13360 Deze siroop, zoals ik het beken

helpt het lichaam te beginnen

en ontstopt het lichaam dan

het is goed tegen de buikloop

en tegen het in onmacht gaan opdat men het aldus neemt, 13365 die verstopt zijn met het lichaam. Rozen ruiken, droog of groen

versterkt in alle gedaante

hersenen en hart mede

diegenen die last hebben van deze ziektes.

Rosa, soorten.

De roos is van ouds bekend geweest vanwege zijn geur, de moderne roos mist die. Vreemd is dat de inlandse naam hier mist, hiese of hip.

Roos, rosa, algemene naam. Midden-Nederlands rose, midden-Hoogduits Rose, zo ook oud- en nieuw Engels wat uit het Latijnse rosa stamt. Lang heeft men gedacht dat dit woord afkomstig was van een woord dat rood betekent, zie bijvoorbeeld het Engelse rose, Duits Rot, Frans roux en ons rood. Maar met de Rhodische overgang d uit s komt dit woord vanuit het Griekse rhodon of hrodon dat teruggaat op het oud Perzisch urdho of wurdo: doornstruik. Het Indogermaanse woord vrod, Sanskriet vrad, betekent soepel of buigzaam, Chaldees vrad, oud-Baktrisch vareda, varedha en oud-Egyptisch warda. Dit wordt verzekerd door het oerverwante Iranese vrdi en door het daaruit stammende oud Perzische wurdo en Perzisch gul, (hieruit ontleend Turks gul) Aan het oud Perzisch ontlenen zich verder gelijke betekenissen als het Assyrisch amurdinu of amurdinu en murdinu uit wudrinu, Armeens vard(eni) of warda en Arabisch wardum: bloem of bloesem.

Medisch werd het gebruikt, zoals Plinius al vermeldde, voor vele ziektes als neusbloeding, hoofdpijn en pijn rond de ogen. De roos was, omdat ze door haar rode kleur op vuur lijkt, een middel tegen ontstekingen en door zijn overeenkomst in kleur met een verhit hoofd door de wijn, een tegenmiddel tegen dronkenschap.

13370Setim es ouer waer bekent

es .i. boem van orient

die lanc wast ende arde groiet

niet lichte dor ghene noot

ne laet hem bederuen dat hout

13375oec est van sulker ghewout

dat uerroten niet ne mach

dies vindemen noch an desen dach

die arke die so uele diere

ende van so menegher maniere

13380jn die louie behelt

ende noch staende in are gewelt

vp de berge van armenien

ende ghemaket was horen wi lien

van citim dus esset ghedicht

13385sijn hout es wit ende licht

moises arke als wi lesen

soe was gemaket oec van desen

jn salemoens temple sonderlinghe

waren hier af vele dinghe

35. 13370 Setim is voor waar bekend,

als een boom van de Oriënt

die hoog wordt en hard groeit

niet licht door geen nood

niet laat bederven het hout,

13375 ook is het van zulk geweld

dat het verrotten niet mag

deze vindt men nog tot op deze dag

de ark die zo vele dieren

en van zo veel soorten

13380 in de zondvloed hield

en nog staat in haar geweld

op de bergen van Armenië

en gemaakt was, horen wij van belijden,

van sittim, aldus is het gedicht

13385 zijn hout is wit en licht.

Mozes ark, zoals wij lezen,

was gemaakt ook van deze,

in Salomons tempel bijzonder

waren hiervan vele dingen.

Acacia seyal wordt veel gevonden in de Sinaï en groeit daar over het gehele schiereiland, evenals aan de westkust van de Dode zee. Zijn hout is zeer hard met een dichte nerf, oranje bruin van kleur en wordt donkerder bij ouderdom. Dit hout wordt niet door insekten aangetast en gold daarom in vroeger tijden als onverwoestbaar. Een teken van zijn onverwoestbaarheid is dat de doodskisten van de Egyptische farao’s ervan gemaakt waren. Door de hardheid van het hout worden ze tegenwoordig nog wel gebruikt als de harde kop van een grote houten hamer of de kop van jut. Acacia’s zijn een van de weinige bomen die in de Arabische woestijnen hout van voldoende lengte kunnen leveren. Acacia was vrijwel de enige boom in de woestijn die geschikt was om hout voor de tabernakel en de meubels van te maken. De ark zou, volgens de overlevering, op de top van de berg Ararat staan in Armenië.

Hebreeuwse naam is shittim, wat meervoud is van shittah of sjittah. In enkelvoud komt het woord maar eenmaal voor in de bijbel, (Jesaja 41:19) de meervoudige vorm shittim, als hout, een twintig keer, altijd in verband met de ark. Het Griekse woord voor shittah betekent hout dat niet gemakkelijk rot. De Egyptische naam is sant of santh. Mogelijk is dit woord afgeleid van Egyptisch sh-n-s-t. Velen denken dat de Hebreeuwse naam van dit Egyptische woord is afgeleid.

13390Salix es der wlghen name

een nuttelic boem van grooter uramen

jnt lant dar hi den art in heuet

want hi uele telghen gheuet

somen hare meer telghen af slaet

13395so datter hare meer hutegaet

so bloiet ende gheuet lucht

mar soene draghet gheene urucht

men seghet wie dat wilgebloemen

jn sine spise heuet ghenomen

13400dat hem luxurie ouer waer

ne porret nemmermeer dar naer

sap gheduwet huten boemen

ende in enen dranc ghenomen

dat es goet ieghen den rede

13405sine blade in watre mede

ghestoiet omtrent hem die leghet

jn heeter sucht enties pleghet

het uercoelt die quade lucht

die dar es vander grooter sucht

36. 13390 Salix is de wilgen naam

een nuttige boom met groot voordeel

in het land waar het de aard in heeft

omdat hij veel twijgen geeft.

Zo men haar meer twijgen af slaat

13395 zodat er meer uitkomen

en bloeit en geeft lucht

maar ze draagt geen vrucht.

Men zegt het dat wie wilgenbloemen

in zijn spijs heeft genomen

13400 dat zijn wulpsheid over was

en nooit meer geprikkeld wordt daarna.

Het sap geduwd uit de bomen

en in een drank genomen

dat is goed tegen de koorts.

13405 Zijn bladeren in water mede

worden gestrooid omtrent hem die ligt

in hete ziekten en dit gebruikt

verkoelt de kwade lucht

die daar in is van grote ziekte. (astma)


Salix alba, Latijnse naam, van Keltische sal: bij, en lis: water, naar zijn groeiplaats. Of van Latijn salire: ontspringen, vanwege de snelle groei. Duitse Weide, van Windan, verwant met winden, schwingen of schwanken, oud Nederlands weydboom, toen wyde, vervolgens wilghe en nu wilg, Duitse Willigenboom, Noordduits Wilge, oud-Saksisch Wilgia, Engelse willow, oud-Engels welig of wilig, Angelsaksisch welie en wilhig, afleiding van Germaanse welag. Stellig is de boom genoemd naar de buigzame twijgen die voor vlechtwerk bruikbaar waren en dus behoren bij de Indo-Germaanse wortel uel: winden of draaien.

Wilgen zijn bladverliezend en komen meestal als struikvorm voor, soms kruipend over de grond en sommigen als boom. De wilg loopt vrijwel altijd weer uit, mogelijk wordt hier gedoeld op het volledig snoeien, knotwilg, wat dan weer een 5 jaar duurt voordat er weer gesnoeid kan worden of dunnen waar je alle jaren er wat van af kan halen.

Een 150 jaar geleden werd uit de bast de stof salicylic gesoleerd dat later synthetisch, door ene Bayer, als aspirine werd gemaakt. Het is dan ook niet verwonderlijk dat de wilg medicinaal veel gebruikt werd.

Het blad werkt verkoelend en tezamentrekkend. Een afkooksel van de bladeren wel gebruikt ter vermindering van de lichamelijke lusten, het werkt negatief op de geslachtsorganen. Dioscorides meldt dat ze de zwangerschap verhindert. In de oudheid gold de wilg als symbool van kuisheid en onvruchtbaarheid. Om die reden bestrooiden de vrouwen van Thesmophorien hun leger met onvruchtbare (manlijke) twijgen. (zie Vitex)

13410Tymus es in orient

een edel boem es ons bekent

dr coninghe boec doet des gewach

ende seghet dat vp enen dach

de coninghinne van saba quam

13415te salemoene want soe ernam

van sire grooter wiseit mare

ende soe brochte met hare dare

prosente van grooter dierede

ende van timus oute mede

13420die glose seget dat dit hout

niet ne rot al esset out

ende dat van witheden kert int clare

ghelijc oft ene columme ware

37. 13410 Thymus is in de Oriënt

een edele boom en ons bekend.

Het boek der Koningen doet er van gewag

en zegt dat op een dag

de koningin van Saba kwam

13415 naar Salomon, want ze vernam

van zijn grote wijsheid bericht

en ze bracht ze met haar daar

presenten van grote waarde

en tijm hout mede.

13420 De glossaria zegt, dat dit hout

niet rot al is het oud

en dat van witheid keert in het heldere

gelijk of het een zuil was.

Callitris quadrivalvis, Vent. (vierkleppig) synoniem Tetraclinis articulata, Masters) Callitris is afgeleid van het Griekse kalos: prachtig, een verwijzing naar de gehele plant. Ara, ararboom, sanderach of citroenboom is een conifeer van 6m-9m hoog. Groeit in het Atlasgebergte in N. Afrika en Libië.

Vanwege zijn heerlijke geur werd het ook gebruikt als een wierook. Theophrastus en Plinius beschrijven het als Theion of Thya. (zie Thuja en Thymus) Homerus vermeldt dat ze ter ere van Circe gebrand werd. Ercurius, die in de grot van Calypso kwam, rook al van verre de geur van Thya en Cedrus. Dit was het cederhout dat ook bekend was als citroenhout vanwege zijn heerlijke geur. Zie Citrus.

Thymus komt van thuo: parfumeren. Of van thyo: offeren, omdat het kruid als een wierook gebruikt werd in de tempels. Een oude naam voor een hars leverende boom wat vrijwel zeker op een Juniperus slaat, niet voor de nu bekende tijm.

Terebintus als men ons seghet

13425es .i. boem die te wassene pleghet

hoghe ende heuet scone blade

gheuoegelic es sine scade

hute desen bome van sire hudt

loepet erande sap uud

13430dat arde wel riekens pleget

platearius die seghet

datmen sal nemen gheerstijn mele

ende van deser dinc niet vele

ende dar af .i. plaster maken

13435die sweren hadde die niet ne braken

hi doetse scoren dats bekent

men seget datmerre wieroc an went

mar dat in dat heete lant

hiers terebintus ander dinc becant

38. Pistacia terebinthus, zoals men ons zegt,

13425 is een boom die te groeien pleegt

hoog en heeft schone bladeren

genoeglijk is zijn schaduw.

Uit deze boom, uit zijn huid

loopt een soort sap uit

13430 dat aardig goed te ruiken pleegt.

Platearius die zegt het,

dat men zal nemen gerstemeel

en hiervan niet te veel

en daarvan een pleister maken

13435 die zweren hadden die niet braken

hij doet ze scheuren, dat is bekend.

Men zegt dat men er wierook van wint

maar dat is in dat hete land

hier is terebinthus om andere dingen bekend.

Pistacia terebinthus var. Palaestina, Post. Terebint is een bladverliezende struik/boom van 2‑5m hoog. Groeit op de leemheuvels van Syrië, Palestina en het Arabische vasteland. Het blad lijkt wel wat op die van de es of lijsterbes, is meer roodachtig van kleur.

Terpentineboom, Duitse Terpentinepistazie, Engels terebinth komt van oud-Fans terebinthe en dat van Latijn terebinthus wat van Grieks terebinthos is afgeleid. Het is de oorsprong van terpentine.

In Dioscorides tijd leverde de boom bij de Semitische volkeren het hooggeschatte terpentijnhars. Dat werd verkregen door insnijdingen in de boom te maken. Zo verkreeg men de zogenaamde Chio terpentijn. Chios was als producent in de oudheid beroemd. Een geurende gom die medisch gebruikt werd, waarschijnlijk werd wierook als vervanger gebruikt.

13440Daxus des nemet goem

es .i. gheuenijnt boem

men maketer af erande venijn

eetet toxicum in latijn

hiewe hetement in onse tale

13445dese boem dat weetmen wale

men maketer af selscutte ende boghen

om dat si langhe gheduren moghen

jn derne ne maghet niet langhe geduren

mar bouen so esset van naturen

13450sine blader sijn van dien doene

dat si alt iar bliuen groene

39. 13440 Taxus dus neem waar

is een giftige boom.

Men maakt er van een soort venijn

dat heet toxicum in Latijn.

Hiewe heet het in onze taal.

13445 Deze boom, dat weet men wel

men maakt er van belegeringswerktuig en bogen omdat ze lang goed blijven mogen.

In de aarde kan het niet lang goed blijven

maar boven is het zo van naturen.

13450 Zijn bladeren zijn van dat doen

dat ze al het jaar blijven groen.

Taxus baccata, L. (bes) Taxus, Grieks uit Sanskriet taxs: behouwen of bewerken, taksh-aka: een boom, uit dit hout werden de beste bogen gemaakt, Grieks taxon: een boog, omdat het hout voor bogen gebruikt werd. Of van toxon: giftig, naar het ge­bruikt als pijlgift. Hierna is de naam overgebracht op andere vergiften in het algemeen, het woord toxin en het tegenmiddel anti-toxin zijn zeer gewoon geworden voor al de ver-gif-vormen.

Oud-Nederlands ijf, yfboom, iebenboom of ieve, oud-Noors yr, Angelsaksisch en Keltisch iw, toen ifig, ife, eow, ewe en nu yew, oud-Hoogduits Iwa, Duitse Ifenbaum en nu Eibe: eeuwig, naar het altijdgroene loof.

Wordt zelden meer dan 10m. hoog, waarbij die een meter in omvang kan worden. Altijd groene conifeer die geen harsgangen, dus geen gom, bezit en dodelijk giftig is.

Chaucer noemt het ‘shooter yewՠen beschrijft zijn boogschutter als dragende een ԭightie bowe’ De selscutte was ook een soort boog. Een boog gemaakt van dit hout kan een pijl wel 120m. ver schieten. Duizenden boogschutters, met bogen van dit hout gemaakt, waren de grootste kracht van de Engelse legers in Frankrijk, de Franse pijlen bereikten hen niet, maar hun pijlen wel de Fransen. Richard II, 3,3, Richard II 3,3, ‘zie taxusbogen, de tweemaal dodelijke, op je gespannen’ De tweede maal vanwege het gif.’

Tilia dats de lende

jn somertijts in des lants hende

die millixte boem van scaden

13455entie scoonste oec van bladen

sijn hout es wit ende licht

ende gheen worem comet in dit

jn dit hout uindemen soe ende hie

mar de zoe ne droech nie

13460die hie draghet urucht alleene

van smaken soete ende reene

40. Tilia, dat is de linde.

In zomertijd in Duitslands einde

de beminnelijkste boom van schaduw

13455 en de schoonste ook van bladeren.

Zijn hout is wit en licht

en geen worm komt in dit.

In dit hout vindt men zij en hij

maar zij draagt niet,

13460 de hij draagt vrucht alleen,

van smaak zoet en rein.


Tilia cordata, Mill. (hartvormig), Grieks tilon, ptilon: vleugel, de gevleugelde bloemstengels. Of telum, werpspies, vroeger voor werpspiezen gebruikt. Linde, Duits Linde, oud Hoogduits Lind en Linta, oud-Engels lind tot linden-tree. Op IJsland betekent lind: boom en is verwant met Zweeds linda: draaien of wenden, Zwitsers linte: vlas of hennepvezel, van lin, Lein: linnen, naar de bast die in oud Duits nog Lind heet. Op grond van verwante vormen in het Slavisch vermoedt men een oorspronkelijke betekenis bastboom. Er werden kleren van gemaakt, gordels en zelfs papier. Mooie sierbomen die gemakkelijk te herkennen zijn aan de ronde bladeren die met een hartvorm wat scheef aan de steel zitten. Bloemen zijn klein en staan in lang gesteelde hangende trossen, de bloei is na de bladontwikkeling, juni/augustus. De vrucht is een rond of peervormig nootje, glad of geribd.

In the Clerk’s tale vertelt Chaucer in zijn Canterbury Tales .(1387)

‘Be ay of chiere as light as leef on lynde’. Een gezegde: ‘wees altijd zo licht van hart als een lindenblad’ .Een blad als een menselijk hart. Een boom die in het dorp geplant werden om feesten bij te houden, een dorpsboom.

Het hout is taai, zacht en goed te snijden, de meeste heiligenbeelden waren van dit hout. Naar de tekst heeft het weinig last van wormen, ook het blad wordt zelden beschadigd.

Uitis dats de wijngart

een boem nuttelic ende wart

van oute so teeder nochtan

13465dat hi ghedraghen niet ne can

sine telger in gheenen lande

dies gheuet hem nature bande

dar hi hem mede so uaste hout

dat hi crupet upwart met gewout

13470sijn sap dats wijn som wit som root

die cracht an heuet groot

wijngart bloeme doot dat serpent

die traen diere ute rent

es ieghen de ronge goet

13475want etse genesen doet

men seget dat gemaket mach sijn

aldus ghetriakelt wijn

die goet es alsmen wil weten

jeghen gheuenijnde beten

13480bede de tranen entie dranc

alst iaer es anden aneganc

ondoet men den tronc bider arden

ende nemet ute met grooter warden

van sinen marghe huter wonden

13485mar wachte dat soe tier stonden

niet dan drieuinghermael sijn lanc

dan nemen triakele niet cranc

ende dit doetmen in de wonde

ende bintse so uaste tiere stonde

13490ende dexe metter arden mede

mar uerplantmense tere andre stede

so verliesen dan de wine

altehant die medicine

41. Vitis, dat is de wijngaard,

een boom nuttig en waard.

Van buiten zo teder nochtans

13465 dat hij niet dragen kan

zijn twijgen in geen land

dus geeft hem de natuur banden

waarmee het zich zo vast houdt

dat hij opwaarts kruipt met geweld.

13470 Zijn sap dat is wijn, soms wit en soms rood, de kracht ervan is groot.

Wijngaard bloemen doden het serpent.

Die traan die er uit rent

is tegen de schurft goed

13475 omdat het die genezen doet.

Men zegt dat gemaakt mag zijn

aldus triakel wijn

die goed is zoals men wil weten

tegen venijnige beten

13480 beide, de tranen en zijn drank.

Als het jaar is aangegaan

opent men de stam bij de aarde

en neemt eruit met grote voorzichtigheid

van zijn merg uit de wond,

13485 maar pas op dat er per keer zijn

niet meer dan drie vingers lang

dan neemt men triakel, niet zwakke

en dit doet men in de wond

en bind het zo vast te die stonde

13490 en bedek dit met de aarde mede

maar verplant men ze naar een andere plaats

dan verliest de wijn

gelijk die medicijn.

Vitis vinifera, L. (wijn producerend) Vitis is een naam die afgeleid is van het Keltische woord gwyd, uitgesproken vid: beste van heesters. Wijngaard, midden-Nederlands wijngaert, oud-Hoogduits Wingart, oud-Engels wingeard (nu vineyard) en oud-Noors vingaror. Het is reeds vroeg een Germaans woord, een afleiding daarvan is wingerd.

De druif heft zich met fijne takjes omhoog uit verlangen naar het zonlicht. Tegenover elk lobbig blad zit een hechtrank die zich om elk steunpunt oprolt, zich verhout en zo muurvast komt te zitten, De zwakke druif kan op die manier tegen andere bomen opgroeien en kruipt tegen de muur op als een vlieg. In de winter worden de takken teruggesnoeid tot op een paar cm vanaf het oude hout. In het voorjaar wil uit zo’n snoeiwond wel eens vocht druppelen. Dit is een teken dat zijn druivenbloed weer begint te stromen, dit zal na een paar dagen ophouden.

Vreemd is de gedachte om via een wond of merg, waar teriakel in gedaan wordt, dat de boom die kracht zo over neemt, het lijkt wel op een soort enten of oculeren. Het zal in ieder geval niet werken.

hir makic vanden bomen hende

13495jc dichter af dat ixs kenne

ende dats mi dochte orbarlic wesen

vortwart meer suldi lesen

vanden bome die specie draghen.die wassen lettel in onsen haghen

13500mar int lant uan ouer ze

ende ermen iv nochtan segget mee

salic in ene reedene cleene

dar af segghen int ghemeene

Hier maak ik van de bomen een einde.

13495 Ik dichtte ernaar dat ik ze kende

en dat is zoals ik dacht goed te wezen.

Voorts meer zal je lezen

van de bomen die specerijen dragen

die groeien weinig in onze hagen,

13500 maar in het land van over zee. (Heilige land) En eer ik u nochtans zeg meer

zal ik in een reden klein

daarvan zeggen in het algemeen.

m

Hort van cruden int ghemeene

want dat wonder nes niet cleene

hoe si wassen sonder saet

ende hoe theen cruud biden andren staet

14150ende theen es droghe entander coud

ende tander van drogher ghewoud

een ander van nater nature

hier up antwerdemen ter cure

alle die wise plementen

14155die spreken van .iiij. elementen

dats water arde lucht ende vier

hier af sijn alle dinghen hier

ghemanc ende also alsemen mecket

na dien dat elke nature trecket

14160nv vanden watre die wachede

ende vander herden die swarede

nu meere droechte vander lucht

nu uanden viere hitte ende ulucht

so es elc cruud ghenaturt

14165ende ghescepen ende ghefigurt

want hier in onse menscelichede

dar onse lijf geset es mede

moeten elementen sijn ghemanc

jofte onse lijf ware thant verganc

14170want pure arde droeghe ghene vrucht

ne gheen uogel leuede in pure lucht

jn puren watre in pure ze

ne leuede visch nemmermee

ware tfier hier sonder ghemanc

14175dan ware saen alles dinges verganc

nu dese .iiii. hem te gadre minghen

ende gheuen uoedinghe allen dinghen

ende na dat elc ontfaet van dat

eist cout eist heet eist droge eist nat

14180so es elc dinc ghenaturt

dat hier in dese werelt ghedurt

hier bi so es der crude ghewout

nu droghe nu nat nu heet nu cout

verstaet dat meesters van naturen

14185hier af spreken bi figuren

ende segghen dus peper es starc

ende heet in sinen uierden graet

nu hort wat die grade meenen

jn curten worden ende in cleenen

14190deerste beuoet ende beseft

dander hem bet vp uerheft

de derde quetset die nature

entie vierde uerduwetse al dure

aldus alse dese redene luud

14195es ghenaturt specie ende cruud

nu nat nu droghe nu heet nu cout

na dien dat die nature hout

hier endet de tale int ghemene

nu hort van elken uort alleene

Geneeskrachtige kruiden.

1. Inleiding.

Hoort van kruiden in het algemeen

want dat wonder is niet klein.

Hoe ze groeien zonder zaad

en hoe het ene kruidje bij de ander staat.

14150 En de ene is droog en de andere koud

en een ander is van droog geweld

een ander van natte natuur.

Hierop antwoord ter keur

alle wijze gesprekken

14155 die spreken van vier elementen

dat is water, aarde, lucht en vuur,

hiervan zijn alle dingen hier

gemengd en alzo, zoals men merkt,

naar die dat elke natuur trekt.

14160 Nu van het water de weekheid

en van de aarde de zwaarheid

nu meer droogte komt van de lucht

nu van het vuur hitte en lucht.

Zo heeft elk kruid zijn natuur

14165 en is geschapen en gevormd.

Want hier in onze menselijkheid

waar ons lijf gezet is mede

daar moeten elementen zijn gemengd

of ons lijf was gelijk vergaan

14170 want pure aarde draagt geen vrucht

en geen vogel leeft in pure lucht

en puur water, in een pure zee

daar leefden de vissen nimmermeer.

Was het vuur hier zonder vermenging

14175 dan zouden spoedig alle dingen vergaan, nu deze vier zich tezamen mengen

geven ze voeding aan alle dingen

en naar wat elk ontvangt van dat

is het koud, is het heet, is het droog of is het nat. 14180 Zo heeft elke zaak zijn natuur

dat hier in deze wereld duurt.

Hierbij is elk kruid geweld

dat het nu droog is, dan nat, heet of koud

verstaan dat de meesters van naturen

14185 en spreken hiervan door figuren

en zeggen aldus; peper is sterk

en heet is in de vierde graad.

Nu hoort wat de graden betekenen

in korte woorden en in het kleine.

14190 De eerste bevroedt en beseft

de ander zich beter verheft

een derde beschadigt de natuur

en een vierde verteert ze al door

vandaar dat deze reden luidt,

14195 naar de natuur is specerij en kruid

nu nat, nu droog, nu heet en nu koud

naar dat zijn natuur houdt.

Hier eindigt het verhaal van het algemeen

nu hoor je van elk kruid alleen.

14200Aloa dats .i. cruut

alse platearius seit ouer luud

dat stampemen ende duet dan

al datmer ute geduen can

dat sieden si diet sieden connen

14205na dat sieden setment ter sonnen

dupperste es gheleu ende pure

dat middelste van bruunre nature,

donderste dicke ende swart

aloa es bitter ende art

14210van smaken eist prouene wee

ende dit cruut heetet aloe

aloe es goet ouer een

gheleit up .i. te broken been

want etse versweren doet

14215ende ieghen serpents bete eist goet

jeghen fleume eist goet ter cure

nde suuert de maghe van humure

ende het uerdriuet melancolie

die van quader epelenchie

14220leure ofte longre wee doet

aloe es hem genuttet goet

het purgert die ersinen saen

van humueren die upwart slaen

oec est medicine mede

14225jeghen de scamelike lede

die van siecheden es ongedaen

het maket hem sine varewe saen

aloa es den monde ombequame

mar soete der maghe enten lachame

14230met alsenen sape ofte met wine

salmense gheuen seghet latine

2. 14200 Aloë dat is een kruid,

zoals Platearius zegt overluidt,

dat stampt men en duwt dan

alles dat men eruit duwen kan

dat kook je die het koken kunnen

14205 na het koken zet men het in de zon

het bovenste wordt geel en puur

het middelste heeft een bruine natuur

het onderste is dik en zwart.

Alo is een bitter en hard

14210 van smaak doet het bij het proeven wee en dit kruid heet Aloë.

Aloë is goed algemeen

gebonden op een gebroken been

want het laat die verzweren.

14215 Het is ook goed tegen serpentbeten

en tegen fluimen (snot) is het goed ter keur

en zuivert de maag van humeuren

en het verdrijft melancholie

die komt van kwade epilepsie.

14220 En die de lever of longen pijn doet,

Alo genuttigd doet hem goed

Het purgeert de hersens gelijk

van humeuren die omhoog slaan,

Ook is het een medicijn mede

14225 tegen de schamelijke leden

die door ziekte is ontsteld

het geeft hem zijn kleur gelijk.

Alo is voor de mond onbekwaam

maar verzacht de maag en het lichaam,

14230 Met alsemsap of met wijn

zal je het geven, zegt het Latijn.

Aloë perryi, Baker (Perry’s )

Algemene kenmerken.

Aloë’s zijn succulenten met meestal grote bladeren die vaak in rozetten staan. De bladen zijn meestal zwaardvormig tot lancetvormig en getand doordat ze aan de rand kleine witte dorens bezitten. De bladkleur is van grijs tot heldergroen, sommigen hebben zelfs gestreepte bladeren. Aan de gaffelvormige stengel komen scharlakenrode hangende bloemen tevoorschijn. Ze lijken wel wat op agraves maar na de bloei sterven de rozetten van Aloë niet af.

Werking.

Het sap van de bladen wordt wel gebruikt als een snelle zalf bij huisbrandjes, het is de brandwondenplant. Vooral vanwege het gebruik in schoonheidsmiddelen, in shampoos en bij zonnebrand is het bekend. Als succulent is de Aloë in staat, om bij verwonding van zijn bladen die snel af te sluiten om zo vochtverlies tegen te gaan. Dit verschijnsel heeft men ook wel in de oudheid opgemerkt en beredeneerd dat als dit bij de plant zo werkte ook bij de mensen toepasbaar was. Het sap zou gebruikt zijn om bloedingen te stimuleren, bij menstruatie of als afdrijfmiddel. De aloë is een bestanddeel van vele hoog geroemde en geheime middelen die algemeen onder het volk verspreid waren. Als bittermiddel was het al zeer vroeg bekend. Als oeroude productieplaats gold het eiland Socotra. Historici melden dat Aristoteles, Alexander de Grote overhaalde om het eiland Socotra aan de oostkust van Afrika te veroveren met als doel over voldoende alo te kunnen beschikken voor de wondverzorging van zijn soldaten. Deze Aloë zou afkomstig zijn uit het eiland Socotra en werd om die reden Aloë succotrina Lam. genoemd. De plant die nu onder die naam bekend is komt echter uit de Kaapregionen en is dus niet de aloë van de ouden. De Aloë van Socrota zou dan A. perryi Baker zijn geweest.

Etymologie.

Aloë is ontleend aan Latijnse aloë, dat weer uit Grieks agallochon en xylaloe, wat weer stamt uit Hebreeuws alahim of ahaloth. Een andere afleiding is via het Arabische alloeh of alloch. Frans aloes, Engels aloe en Duits Aloë.

Zie nr 2 van specerijbomen.

Absintium als platearius telt

es .i. cruut van grooter ghewelt

bitter seere ende doet groot goet

14235alsment met wine drinken moet

ofte ghewrongen ute alleene

dan nes sine nutscap niet cleene

alse heetet ende elpet gereede

der leueren enter milten beede

14240warem ende droghe es sine nature

lumbricos spreket de scripture

verdrijftet mede des ghelouet

ende het purgert mede thouet

die hem apoplexie ontsiet

14245jc radem dat hi deser pliet

want het verdriuet hare comen

die die sprake es benomen

es nuttelic dat mense gheuet

die worme in sine horen heuet

14250ghietse der in si bliuet doot

der maghe est nuttelic groot

hoec verdriuet worme ende miten

die cleeder heten eten ende biten

hare sap ghedronken ouer waer

14255maket donkere oghen claer

3. Absinthium, zoals Platearius vertelt,

is een kruid van groot geweld.

Zeer bitter en doet groot goed

14235 als je het met wijn drinken moet

of het sap uitgewrongen alleen

dan is zijn nuttigheid niet klein.

Alsem heet het en helpt gereed

de lever en de milt, beide.

14240 Warm en droog is zijn natuur.

Wormen, zegt de schrift,

verdrijft het mede, wat men gelooft.

Het purgeert mede het hoofd

die aan beroerte lijdt

14245 ik raad hem dit te plegen

want het verdrijft haar komen.

Die de spraak is benomen

is het nuttig dat men het geeft.

Die wormen in zijn oor heeft

14250 giet het erin, ze blijven dood.

De maag is ze nuttig groot.

Ook verdrijft het wormen en mijten

die kleren eten en bijten.

Haar sap gedronken voor waar

14255 maakt duistere ogen helder.

Artemisia absinthium, L .

Algemene kenmerken.

De absint, alsem wordt net zo groot als de bijvoet, zestig tot honderd twintig centimeter. De bladeren zijn een paar maal geveerd en aan beide zijden grijs zijdeachtig viltig, op droge arme gronden is het meer zilverachtig en op goede gronden meer groen. De kleine, knikkende en lichtgele bolvormige bloemhoofdjes, als knoopjes, staan in een pluim van juli tot september.

Werking.

Een versterkend bitter, de Tinctura d’absynsthe, kan ervan verkregen worden. Het alcoholgehalte is hoog, de kleur er van is groen. De drank geeft eerst activiteit en aangename sensaties, inspireert tot grote gedachten maar bij gewoontedrinkers degenereert het de hersens, beschadigt het centrale zenuwsysteem en het eindigt in delirium en dood. Alsemolie is een uitgesproken hersengif. Het is het ‘kruid van het vergeten’. Een bepaald bestanddeel van de absintolie veroorzaakt onder andere epilepsie. In ons land werd volgens de Absintwet van 6 dec. 1909, in werking getreden 20 juli 1910, verboden absint in te voeren, te vervaardigen, te verkopen of af te leveren. In Duitsland werd het in 1923 verboden, in Frankrijk op 5 juli 1910.

Het droge kruid werd gebruikt als bittermiddel om eetlust krijgen en als middel tegen maagstoornissen. Plinius zegt dat de alsem die in het land Pontus groeit bitterder is dan die van Italië; ‘Dit is het bitter land, het kan mij niet behagen

Want hier de velden grijs niet dan droef alsem dragen’. (13)

tymologie.

Absinthium is de oude naam. Waarschijnlijk stamt deze van het Griekse woord apsinthion, een leenwoord uit het Perzisch, dat ‘Verliezen van vruchten’ betekent. De naam kan daarvan afgeleid zijn, omdat men geloofde dat deze plant het voortijdig afvallen van de in de buurt groeiende vruchten, als druiven, veroorzaakte, of als vruchtafdrijvend middel.

De naam Alsem komt van het Latijnse aloxinum wat stamt van Griekse alo oxines. Het kruid werd met het bittere Alo vergeleken. Mogelijk is het verwant met het Hebreeuwse alua, wat ‘bbitter’ betekent. Het woord kwam met de plant in de zesde eeuw, mogelijk door een Byzantijnse lijfarts van de Merovingers, naar Frankrijk. Uit aloxine ontstond het oud-Franse aluisne. Dat valt onder meer terug te zien in het Nederlandse alsene. Bij kinderen werd het gegeven als middel tegen oorwormen. Absint behoedde zelfs boeken, kleding en hout jarenlang voor wormen -zo werd het wormkruid, de Engelse wormwood.

Anetum dats anijs

platearis seit die was wijs

seghet het si droghe ende heet

drie iar ghedurtet ghereet

14260vp dat ghedroghet si een deel

het doet breken den graueel

jeghen spuwen van couden saken

ende hem die versikens maket

so eist goede medicine

14265den ersenen alsi ebben pine

salment sieden ende drinken

ende cuent ende latent so sinken

goet eist der maghe alsment vint

ende verdriuet oec den wint

14270hem est goede medicine

die met pinen maken orine

4. Anetum, dat is anijs,

Platearius zegt dat, die was wijs,

en zegt dat het droog is en heet.

En drie jaar goed blijft en gereed.

14260 Als het gedroogd is een deel

breekt het de steen.

Tegen spuwen dat komt van koude zaken

en die zich verzuchten (astma) maken

daarvoor is het een goede medicijn.

14265 De hersens als ze hebben pijn

zal je het koken en drinken

en kauwen het en laten zinken.

Goed is het voor de maag, zoals men vindt,

en verdrijft ook de wind.

14270 Voor hem is het een goede medicijn

die urineert met pijn.

Anethum graveolens, L.

Algemene kenmerken.

Dille is een eenjarige plant die een 100 cm. hoog wordt met meestal maar een stengel. Hieraan komen fijngesneden, draadvormige bladslippen. De zachte kleur van de plant die ligt tussen het groen en het geel van het bloemscherm vormt een lichte waas boven de lagere bedekking. Goudgele schermen waaruit bruine en harde vruchten komen.

Werking.

Dille is al heel lang gebruikt als middel tegen gasvorming in maag en buik. Daarnaast verbetert het kruid de spijsvertering. De bladeren geven een geurige smaak aan sla en komkommer en worden ook bij vis en sausen gebruikt. Het zou door de middeleeuwse ridders gebruikt zijn om op open wonden te strooien. De vrucht bevat een vluchtige olie die in de geneeskunde wel gebruikt wordt als urine afdrijvend middel. Die olie, oleum anethi, zou antibacterieels en schimmeldodend werken, maar ook wel om de melkafgifte te bevorderen bij zogende vrouwen. ‘Het zaad in melk of bier gekookt, opent de melkbuisjes van de mamklieren, waardoor veel melk voortgebracht werd. Het kooksel daarvan verdrijft de buikpijnen, en winden van de maag en darmen’. (2)

Etymologie.

Bij de Grieken was Anethum de naam voor de plant. Deze is afgeleid van aemi, ‘ik blaas uit’ of ‘adem uit’, ‘vanwege de sterke geur van de plant. Dat komt eveneens tot uitdrukking in de Latijnse naam graveolens, van gravis, ‘ zwaar’ en olere, riekenռ.’.

Dille zou een kalmerende uitwerking bezitten. Deze naam is afgeleid van het oud Noorse dilla, wat ’sussen’ betekent. Al eeuwen wordt het kruid gebruikt om baby’s in slaap te krijgen. Een vergelijkbare naam is het Engelse dull, ‘Verminderen’ of ‘Verzachten’ Dill, in Duits Till of Dill, Engels dill, kan ook afgeleid zijn van delen, omdat de plant in veel takken verdeeld is. Omdat dille wordt gebruikt bij het inmaken van augurken heet het ook augurkenkruid. Pickles maakten dille beroemd, het verbetert de spijsvertering. Frans fenouil batard.

Apium graveolens, L. (sterk geurend)

Algemene kenmerken.

Eppe of selderij is een tweejarig kruid met een gevoorde en vertakte stengel. De bladeren zijn glimmend, gelobd of drievoudig gedeeld. De witte bloemen staan in eindstandige of okselstandige schermen, van juni tot september.

Werking.

De zaden van selderij leveren een vluchtige olie die voor likeur, parfum en zeep gebruikt worden, ook voor het kruiden van voedingsmiddelen. Een extract van de zaden wordt wel voor medische doeleinden gebruikt. Omdat het veel keukenzout bevat werkt het gunstig op blaasziektes en nierziektes. Het wordt beschreven als werkzaam tegen reuma, bronchitis en zou gunstig op koorts werken. Het was een aan de goden van de onderwereld geheiligde plant van treur en tranen. Bosjes selderij werden bij de Romeinen op lijken gelegd. Bij het dodenmaal was selderij een overheersend kruid. Van een op stervend liggend iemand zei men dan ook ‘Ipio indi­get’ ‘hij heeft selderij nodig’.(2, 24).

Etymologie.

Apium is afgeleid van apon: een Keltisch woord voor ‘water’, een waterplant. De naam verbasterde van apium (eigenlijk een plant die door de bij (apis) bij voorkeur bezocht wordt) tot het Midden-Nederlands eppe en midden-Hoogduits Eppe.

Onze naam selderij, de Duitse Sellerie en Engelse celery stammen uit het Franse celeri uit de 17de eeuw. Dit op zijn beurt is ontleend aan het Italiaans selleri, dat weer afkomstig is van het Latijnse selinum en deze weer van een Griekse naam voor de plant, selinon.

14280Crocus etewi sulferaen

platearius doet ons verstaen

dat ghetempert es droghe ende eet

jeghen sincopis est goet ghereet

ende ieghen dat die maghe ghedoghet 14285sulferaen in .i. scerf ghedroghet

ende ghepuluert .i. deel te bet

ende ydronken in vleeschsop vet

ondoit die lachame met dien

men neme .i. colorien

14290het doetse spuen doet hem quaet

dien doghen den rode beuaet

sijd van coloren van bloede

doe des ic hem bevroede

neme puluer van sulferane

14295ende witte van eieren ende van slane

salment minghen ende in dat

maken .i. sindaelkin nat

ende sine oghen der mede netten

wien so quade lanken letten

14300.j. plaester der of ghemaket

es nuttelic ende wel gheraket

6. 14280 Crocus noemen wij saffraan,

Platearius laat ons verstaan

dat het gematigd, droog is en heet

en steeds tegen bezwijming gereed

en tegen dat de maag gedoogt.

14285 Saffraan in een pot gedroogd en verpoederd een deel beter

en gedronken in vleesnat vet

opent het lichamen meteen.

Men neemt een oplossing

14290 het laat ze spuwen, doet het hun kwaad. Die de ogen met het rode bevangen zijn en zijn van warm van bloed

doe hem dit wat ik bevroede

neem poeder van saffraan

14295 met het wit van een ei, na het slaan

zal je het mengen en in dat

maak je een doekje er mee nat

en zijn ogen er mee natten.

Die zulke kwalen zaken beletten

14300 een pleister daarvan gemaakt

is nuttig en goed bruikbaar.

Crocus sativus, L. (gekweekt of tam)

Algemene kenmerken.

De saffraan krokus bloeit in oktober met een lila/purperen bloemen. De meeldraden hangen hieruit als gouden tassen. In het voorjaar komen de smalle bladeren.

Werking.

De specerij saffraan heeft een bruinrode kleur, ruikt intensief verdovend en smaakt bitter kruidig, is zeer hygroscopisch en voelt vettig aan. Vanwege zijn goudkleur werd het gebruikt als goudvernis, verwerkt in goudbroden, goudrijst en het kleuren van kaas. Vanaf de elfde eeuw was het bovendien de kleur waarmee de Joden zich kenbaar moesten maken. De gele Davidster uit de laatste wereldoorlog ligt ons nog vers in het geheugen. De rijke Arabieren verven nog hun ooglid, vingertoppen en tanden goudkleurig als teken van welstand. Het was een van de kastetekens van India, het teken der rijken. Niet alleen vanwege de kleur, maar ook vanwege de geur was het beroemd. Saffraan werd gemengd met wijn tijdens trouwceremonies, de saffraan was dan ook aan Venus gewijd en zou een liefdesdrank zijn. Ook medisch was het kruid beroemd, versterkte het hoofd, hart, maag en was goed tegen hoest. Het was vroeger een algemeen geneesmiddel waaraan wondere krachten werden toegeschreven. De specerij zou ook een opwekkende kracht bezitten, van een vrolijk iemand werd gezegd dat hij in saffraan had geslapen. Zo goed werkt ze, ‘Dat men al lachende sterft’ (2) Het gold als de koning der specerijen, maar ook als de duurste. Dat komt door de winning. Honderd gram saffraan wordt gewonnen uit 18 286 bloemen. En dan te bedenken dat een plant maar een tot twee bloemen geeft die maar twee dagen open staan.

Etymologie.

Ook het Griekse krokos betekent saffraan. Waarschijnlijk is dit afgeleid van kroke, ‘een draad’ naar de winning van saffraanstempels. Of naar zijn afkomst, de stad Coricus in Klein‑Azië.

In het Arabisch betekent het woord asfar, ‘geel’ en zaffran, met ‘geel verven’. In de Semitische taal is het een attribuut van en de morgen- en de avondzon. Van die taal is het Engelse saffron, het Frans safran, Duitse Saffran en het Hollandse saffraan afgeleid.

Cucurbita es droghe ende nat

platearius seghet dat

dat soe ghetempert es int gheuouch

14305jn warmen lande waster gnouch

couworde etet in onse tale

hare saet elpt te visiken wale

jn sochten salmen sieden of braden

somech .i. van haren saden

14310ende dat mer anders niet toe doet

ende dat es in visiken goet

ende men salse int vier mede baken

ende darna salmense ontlaten

jnt water ende men suker toe doet

14315dats den sieken goet

hem die hete van der sucht ebben

salment vp hare lanken legghen

7. Cucurbita is droog en nat,

Platearius zegt dat,

dat het gematigd is in het gevoeg .

14305 In warme landen groeit er genoeg.

Kauwoerde heet het in onze taal.

Haar zaad helpt te genezen wel

in ziektes zal je het koken of braden

sommige van haar zaden

14310 dat men er anders niet toe doet

dat is in ziektes goed

en men zal het in het vuur bakken

en daarna zal men het los maken

in het water en men er suiker bij doet

14315 is dat voor de zieken goed.

Voor hen die hitte van ziektes hebben

zal men het op hun zijde leggen.

Cucumis sativus, L. (gekweekt)

Algemene kenmerken.

De komkommer heeft hoekige stengels en harige, windgevoelige drie tot vijflobbige bladeren. De gele bloemen worden gevolgd door lange vruchten, de komkommer, of met kleine en korte vruchten, de augurk. Veel overgangen en afwijkingen zijn er overigens bij deze vrucht.

Werking.

Culpeper spreekt, vanwege de koudheid, van de cucumbers als een gewas van de Maan. Een Engels gezegde is: ‘zo koel als een komkommer’ Diphilius, 300 v. Chr., spreekt aldus: ҄e Grieken hebben een spreekwoord dat men de komkommers voor de spinsters moet laten omdat de spinsters meestal, zo men Aristoteles geloven mag, geil en onkuis zijn. Nu de komkommers hebben de kracht om die brand te verkoelen.’Ө2, 6)

Augurkenbrei met alcohol maceren en dan distilleren geeft een augurkenessence die men gebruikt voor de bereiding van een augurkenpommade. Als het gezicht gewassen wordt met dit sap schoont het de huid op en is tevens goed voor pijnen in de ogen.

Etymologie.

Cucumis is Latijn voor komkommer. Het woord is afgeleid van curvatura: 'omkromming ’omdat de ranken zeer krom zijn..

In het zuiden en westen zijn naamvormen ontstaan vanuit het Latijnse cucu­mer-eris als kumerling, kumr en kumkumr, in de 14de eeuw cocumer dat in de 15de eeuw veranderde in het Franse concombre, Nederlandse couworde of cucumeren en tenslotte komkommer. Frans concombre, Engels cucumber en Duits Cucumer. Zie ook Citrullus colocynthis.

Coriander alsict toghe

es .i. crud heet ende droghe

14320ghetempert wel int gheuouch

sijn saet es nuttelic genouch

want ets goet der couder maghen

ende het mach den wint veriaghen

alsmen met andren specien ontfaet

14325met wine ghesoden sijn saet

jof sijn puluer ghestroit in spise

doetse smaken met goeder wise

8. Coriander, zoals ik getuig,

is een kruid dat heet is en droog

14320 gematigd in het gebruik.

Zijn zaad is nuttig genoeg

want het is goed voor de koude magen

het kan de wind verjagen

als men het met andere specerijen ontvangt. 14325 Met wijn gekookt zijn zaad

of zijn poeder gestrooid in de spijzen

laat het smaken op goede wijze.

Coriandrum sativum, L. (gekweekt)

Algemene kenmerken.

Koriander is een zestig cm hoge plant. De stengels zijn opgaand, bladig, rond en gemarkeerd met lijnen. Het is een plant met fijne veerspletige en sterk ruikende bladeren. De wit/roodachtige schermen komen in juni.

Werking.

Terwijl de plant zeer onaangenaam ruikt is het zaad zeer aromatisch en behulpzaam als toevoeging om specerijen te combineren. De bladeren en zaden worden, na gedroogd te zijn en de onaangename geur weggetrokken is, gebruikt in kruidenazijn, likeuren, kleren, sausen, vis en gebak, in koeken en speculaas. Een vluchtige olie wordt ervan verkregen die gebruikt wordt voor parfums en jenever. Om de scherpte wat te verminderen werden ze vroeger wel eerst in wijn gedaan en daarna in azijn. Het bekendst zijn de zaden wel als geboortemuisjes waar de aromatische zaden bedekt zijn met een suikerlaagje die daardoor eirond worden. Bij de jongens zijn ze meer kogelrond gevormd omdat die van de ronde zaden van de koriander komen, bij een meisjes worden anijszaden, Pimpinella anisum, gebruikt die een staartje hebben.

Etymologie

Coriandrum komt van het Griekse koriannon dat mogelijk stamt van koris, ‘een wandluis’en annon, ‘anijsachtig’ Het is een verwijzing naar de geur van de onrijpe vruchten. Hieruit kwam het midden-Latijn coliandrum, oud-Frans coriandre en Engels coriander. De vorm coriander verscheen in Duitsland eerst na 1450 en is nu Koriander. Een tweede vormgaf in midden-Hoogduits Kullander en het midden-Nederlands kalander.

Canfora alst platearus kent

es .i. cruud van orient

14330van sere groter roke bekent

men leset als die lentijn ent

dat stampment ende duet sijn sop

dan sinct die droesene ouer .i. trop

ende bouen blijft dat clare

14335so moet ter sonnen staen der nare

alst droghe es eist claer ende wit

so machmen lichte breken dit

ende met anden te puluere wriuen

ende niet met anden die met wiuen

14340omtrent sijn want ets so fijn

dat sijn draghere moet suuer sijn

eist dat hi dicke rieket dat cruud

bedi segmen ouer luud

dat hare roke es ghenatuert

14345 also dat soe den manne wert

men outse in .i. marberin vat

ofte alabanstre wi vinden dat

9. Camphora, zoals Platearius het kent,

is een kruid van de Oriënt

14330 en is van zijn zeer sterke geur bekend.

Men verzamelt het als de lente eindigt

dan stampt men het en duwt zijn sap

dan zinkt de droesem voor een troep

en boven blijft het helder

14335 dan moet het in de zon staan daarna

als het droog is het helder en wit

en kan men het gemakkelijk breken dit

en met de handen tot poeder wrijven

en niet met handen van de wijven

14340 er bij zijn want het is zo fijn

dat zijn drager moet rein zijn.

Is het dat hij veel ruikt dat kruid

daarom zegt men over luid

dat haar reuk een zekere aard heeft

14345 alzo dat het de mannen weert

Men houdt het in een marmeren vat

of albast, wij vinden dat.

Camphora officinarum, Nees & Eberm. (geneeskrachtig)

Algemene kenmerken.

Kamfer is een knorrige boom van een twaalf meter hoog, de kroon is zeer dicht vertakt. Kleine groen/witte bloemen die gevolgd worden door kleine rode bessen. De altijdgroene bladeren zijn helder groen en van onderen wat blauwachtig, ovaal/elliptisch en gepunt. Afkomstig uit China, Formosa en Japan.

Werking.

Deze boom levert de (Japanse) kamfer van de handel. Onder kamfer verstaat men uit alcohol gekristalliseerde bestanddelen van een vluchtige olie. Dit werd in China al in de oudheid gewonnen en gebruikt. In Japan diende kamfer als brandolie en voor lak. Kamferballetjes werden bij de kleren gelegd voor de geur en om de motten weg te houden. Als een vrouw niet zwanger wil worden doet ze kamfer in de schede, kamfervergiftiging is geconstateerd bij vruchtafdrijving.Kamfer stelpt het bloeden uit de neus, verkwikt met haar reuk de verhitte hersenen. Haar reuk alleen ontmant een man. En neemt men in dit zeldzaam kruid, zo gaat de lust tot vrouwen weg’. (2)

Etymologie.

Camphora, in Mesopotamië wordt het in de 6de eeuw vermeld onder de naam caphura, wat afgeleid is van het Sanskriet kapura, ‘wit’, in oud-Indisch heet het karpura, later kappura waaruit over Perzisch/Arabisch kafur ontstond dat het grondwoord werd voor alle Europese uitspraken. Over Spaans alcanfor ontstond oud-Frans camphre dat in midden-Hoogduits Kampher gaf, Kampferbaum, midden-Nederlands camfer en Engels camphor.

Ciminum dats comijn

platearus segt mester fijn

14350dat droghe es ende heet

ende dat den wint versleet

ende die versiken van noden

men gheue hem wijn der mede ysoden

oec est meer te prisene noch

14355want et merst der vrouwen soch

so salment drinken gheuen

jof tetene te puluere ghewreuen

met alsenen sal werken ditte

sine naturlike hitte

10. Cuminum, dat is komijn,

Platearius zegt, die meester fijn

14350 dat het droog is en heet

en dat het de wind verslaat

en die zieken van noden

men geeft hem wijn daar mee gekookt.

Ook is het meer te prijzen nog

14355 want het vermeerdert vrouwenzog

zo zal men het te drinken geven

of in eten tot poeder gewreven

met alsem, zal werken dit

zijn natuurlijke hitte.

Cuminum cyminum, L. (komijn)

Algemene kenmerken.

Komijn is een eenjarige van 30‑50cm hoogte. De bloemen zijn zacht wit-roze. De dubbel geveerde bladeren zijn fijn ingesneden. De zaden zijn wat langer dan karwijzaden en worden dan ook meestal gebruikt als vervanger voor karwij.

Werking.

Komijn wordt als specerij gebruikt in brood, in komijn- en Goudse kaas. Vlees wordt ermee ingewreven. Komijnzaden worden als specerij betiteld, ze moeten altijd voor­zichtig en spaarzaam gebruikt worden. Hun scherpte doordrenkt alles wat zacht en aromatisch is. Het wordt gebruikt in currypoeder, het is onmis­kenbaar dat komijn in die mix aanwezig is. Het zaad levert een vluchtige olie die gebruikt wordt in parfums en likeuren.

Bij de Grieken schijnt het kruid verband te hebben met gierigheid, komijn werd door vrekken gegeten. Om komijn te laten groeien was schelden en vloeken bij het zaaien nodig. In de middeleeuwen geloofde men dat komijn ervoor zorgde dat de geliefden niet wispelturig werden en dat het pluimvee niet wegliep.

Etymologie.

Uit het Semitische woord kammon, ‘specerij’ is over het Griekse kuminon het Latijnse cuminum afgeleid dat voortbrengen’ betekent omdat het kruid zeer krachtig zou zijn tegen onvruchtbaarheid.. Dit woord is ook algemeen Romaans en gaf over Frans comin cumin, het Angelsaksische cymen en Engelse cumin. Verder het midden-Hoogduits Kumin en midden-Noordduits Komen met het midden-Nederlands komin.

14360Cuentemia es droghe ende heet

tbitterste cruud dat men weet

dies etent bi na de meesters alle

bi namen der erden galle

men salse sieden met wine

14365ende suker der toe jeghen die pine

van sire groter bittereden

so eist medicine mede

jeghen stoppinghe die men hort

die leuere ende milte versmort

14370jeghen aerthede die wee doet

milten ende leueren est oec goet

nem dese wortel die ic telle

apie venkel pederselle

ende dit salmen sieden der na

14375jnt sap van centaurea

ende dit duen dor .i. cleet

ende gheuent hem dien dat doet leet

dit es ieghen lanceuel goet

ende hem dien die sucht wee doet

14380jn wine ghesoden ende men ontfaet

dien dranc als men te bedde gaet

al warem dat sweet vtecomen

war ets quaet dicke ghenomen

want et maket quade burst

14385ende beter eist in den wrst

ghenut al es die winter cout

ende in des somers ghewout

11. 4360 Centaurium, is droog en heet

het bitterste kruid dat men weet.

Deze noemt bijna de meesters alle

bij de naam van aardgal.

Men zal het koken met wijn

14365 en er suiker bij doen tegen de pijn

van zijn grote bitterheid.

Dan is het een medicijn mede

tegen verstopping, die men hoort

de lever en de milt versmoort

14370 tegen hardheden die pijn doet

milt en lever is het ook goed.

Neem deze wortels, die ik vertel,

selderij, venkel en peterselie

dit zal men koken daarna

14375 in het sap van Centaurium

en dit duwen door een kleed

en geef het hem die dat doen leed.

Het is tegen de onderbuikspijn goed

en hem die het ziekte (ademhalen) pijn doet

14380 in wijn gekookt en men ontvangt

die drank als men te bed gaat

als was hem het zweet uitgekomen.

Maar het is slecht te veel genomen

want het maakt een slechte borst

14385 en beter is het in de herfst

genuttigd, al is de winter koud

dan in de hete zomers geweld.

Centaurium erythraea, Rafn. (Rozerood)

Algemene kenmerken.

Duizendguldenkruid is een klein plantje van veertig cm. hoog. Het is een eenjarige, soms tweejarig met rozetvormige bladeren die duidelijke nerven bezitten. De licht rode bloemen staan op de toppen van de vele zijtakjes zodat ze in een scherm lijken te bloeien. Komt voor in de hei op duinen.

Werking.

Alle delen smaken bitter. Het kruid werd gebruikt als bitter maagversterkend en eetlust stimulerend middel. Plinius noemt het fel terrae wat zoveel als ‘aardgal,’ betekent naar de bittere smaak. De gal uit de aarde zou in de plant getrokken zijn. Dioscorides noemt het ook febrifuga: koortsverdrijvend. (4,10) Het is de koortsbloem, Duits kent Fieberkraut, het Engelse feverfew betekent weinig koorts en Franse herbe al la fievre is het koortskruid, plante febrifuge is de koorts verdrijvende plant.

Etymologie.

Centaurium. Door de monniken werd het erop gehouden dat deze plant gebruikt werd door de centaur Chiron om de wond in de voet van Patroklos mee te genezen en noemden dit kruid dan ook Herba Centauri. Daar is ook de Hollandse naam santorie of sentaurie van afgeleid. Vrij vertaald, naar het rekenstelsel, betekent centaurium, I000’ Duizendguldenkruid verkreeg zijn naam door zijn vele goede eigenschappen en werd vroeger dan ook met honderden ponden tegelijk ingezameld, dit voornamelijk op Ameland. Het kruid werd wel in de beurs gedaan om de eigenaar van voldoende geld te verzekeren. Het was vroeger voor alles goed en dus duizend gulden waard.

Diptanus als platearius seghet

es .i. cruud dar doghet an leghet

14390jn roetsen wasset wilmen weten

ets goet jeghen venijnde beten

ghestamt ende gheleit vp die wonde

tsap ghedronken metten monde

met wine ghemanc dat es goet

14395vp datmer mede doet

sap van menten .i. lettelkin

dat dese dinghe wareit sijn

wart erst biden ert ghecont

want alsi waren ghewont

14400met enen gheuenijnden strale

saghen dat die jaghers wale

dat si cruud sochten dan

ende wreuer hare wonden an

ende danne aeten mede dat crud

14405ende spouwen strael ende venijn vt

12. Dictamnus, zoals Platearius zegt,

is een kruid waar deugd aan ligt.

14390 In rotsen groeit het, wil men weten

Het is goed tegen venijnige beten

gestampt en gelegd op die wond

het sap gedronken met de mond

met wijn gemengd, dat is goed

14395 op dat men erbij doet

sap van munt, een beetje.

Dat deze dingen waarheid zijn

was eerst bij een hert getoond

want toen ze was gewond

14400 met een vergiftigde pijl

zagen dat die jagers wel

dat ze een kruid zocht dan

en wreef haar wonden er aan

en dan at ze ook dat kruid

14405 en spuwde pijl en venijn uit.

Origanum dictamnus, L.

Algemene kenmerken.

Dictamnus is een zacht kruid met wolachtige bladeren. De purperen of roze bloemen verschijnen in hopachtige hoofdjes.

Werking.

Dictamnus had kwaliteiten om splinters uit te trekken, het werd springkruid genoemd omdat het kruid de pijl uit de wond van het hert laat springen. ‘De geiten in het eiland Candia, (Kreta) die in oude tijden Dictaeum heette waar het beste en meeste groeit, vooral groeit het op de berg Dicte en daarvan schrijft de poet Vergilius dat de geiten als zij geschoten zijn dat kruid eten waardoor de pijlen terstond uit vallen en de wonden genezen. De flitsen of pijlen waar zij mee geschoten waren lichtelijk uitwierpen hebben de zwangere vrouwen gelegenheid en oorzaak gegeven om te letten en aan te merken dat het dezelve kracht had om de vrucht af te drijven. De bladeren en de wortel zijn bekwaam om de stonden af te zetten en laten gemakkelijk baren, verzachten de naweeën, drijven de nageboorte en dode vrucht af, hetzij met wijn ingenomen of op het vuur gelegd en de rook daar van ontvangen en werd ook gebruikt tegen vergiftige beten, en steken als ook tegen kwaadaardigheid van pestachtige Koortsen.’1,2)

Etymologie.

Dictamnus is zo genoemd naar de berg Dicte, op Kreta, en thamnos, ‘een struik’ Engelse dittany of Crete. Waarschijnlijk wordt niet gedoeld op Dictamnus albus hoewel die in Duits wel Diptam heet, maar wel verwisseld is met onze dictamnus.

Feniculus alst platearius toghet

es .i. cruud dat waremt ende droghet

ende es van subtilen saken

dese doet wel orine maken

14410wortel blade ende saet

sijn in visiken toeuerlaet

men sal nemen den wortel fijn

vter arden inden lentijn

dies goet ysoden inden wine

14415hem die euet vernoi ende pine

jeghen de milte eist goet

[als men ons te verstane doet]

jeghen den steen ter cuere

hem diene euet van couder nature

14420oec venkel ysoden alse polment

ende gheten also es bekent

dat goet es te sulker siechede

ende wint verdriuet mede

ende elpt em diet verduen euet quaet

14425ende wel ghepuluert sijn saet

doet al dat selue dat dander doet

die de sien niet euet goet

stampe den wertel ende dan

dat sap dat hire vte duen can

14430ende anct in .i. coperin vat

xv daghe buten dat

dar na salhijd in doghen dropen

hi mach wel der baten open

13. Foeniculum, zoals Platearius toont,

is een kruid dat verwarmt en droogt

en is een subtiele zaken

die doet goed urine maken

14410 wortel, bladeren en zaad

zijn de zieken toeverlaat.

Men zal nemen de wortel fijn

uit de aarde in de lente

die goed gekookt in de wijn

14415 hem die heeft verdriet en pijn.

Tegen de milt is het goed

[zoals men ons te verstaan geeft]

tegen de steen te keur.

Hem die het heeft van koude natuur

14420 ook venkel gekookt als brei

en gegeten, alzo is het bekend,

dat goed is bij zulke ziektes

en wind verdrijft het mede

en helpt hem die het verteren heeft kwaad.

14425 En goed verpoederd zijn zaad

doet al hetzelfde dat de ander doet.

Die het zien niet heeft zo goed

stampt de wortel en dan

dat sap dat hij er uit duwen kan

14430 en vangt dat in een koperen vat

en zet het vijftien dagen in buiten dat

daarna zal hij het in de ogen druipen

hij mag er wel baat van hopen.

Foeniculum vulgare, Mill. (gewoon)

Algemene kenmerken.

Venkel is een meerjarige die een tot twee meter hoog wordt, maar is meestal maar kort levend, vandaar dat het gewas gewoonlijk als tweejarige geteeld wordt. Het eerste jaar komt er een bladrozet met veelvoudige lichtgroene geveerde bladeren. Het volgende jaar komt hier een gestreepte, ronde stengel uit tevoorschijn. Boven het veerachtige en groene bladgaas verschijnt een gouden scherm in juli en augustus.

Werking.

Venkel is geheel aromatisch, het aroma is het meest in de zaden geconcentreerd. De zaden smaken zoet, anijsachtig en ruiken aangenaam aromatisch. De stengels van groeiende venkel geven een zeer zachte groente. De geurende bladen worden, net als de stelen, als een specerij gebruikt. Venkel levert een vluchtige olie die gebruikt wordt voor zoetzuur, parfum, zeep en likeur. De bladen werden ook wel in zuiverende baden gebruikt.

Bij Dioscorides heette het marathon, naar het slachtveld waar de Grieken, 490 v. Chr. een overwinning behaalden op de Perzen, dus een ‘slachtveld op het venkelveld’ (10,24) Griekse marathon komt van maraino, ‘dun groeien’ venkel zou vermageringskwaliteiten hebben. De Griekse atleten gebruikten venkel als voedsel bij hun olympische spelen omdat het sterk maakt zonder dik te worden. Venkelzaden verdrijven het hongergevoel, reden waarom ze door arme mensen gebruikt worden die geen geld bezitten voor levensmiddelen, nu worden ze nog als vermageringsmiddel gebruikt. Dioscorides gedacht de venkel als toespijs en vermeldt dat de slangen door het gebruik ervan zouden verjongen. Oude slangen met slechte ogen zouden met behulp van dit sap weer een beter gezichtsvermogen krijgen. Plinius was hierin duidelijker, met het verjongen werd bedoeld dat de slangen zich van de oude huid ontdoen wat beter zou gaan door gebruik van venkel. Daarom werd het kruid nog lang als oogwassing aanbevolen. Het gezichtsvermogen zou verbeteren door het sap op de ogen te strijken. Ook werd het gebruikt als een middel tegen slangenbeten. (4, 20)

Etymologie.

Foeniculum is afgeleid uit Latijns fenum, ‘hooi’, dit vanwege zijn geur. Of is zo genoemd naar de smalle draadvormige bladslip­pen die bij het verwelken en drogen de indruk van hooi geven. Of het is afgeleid van foenum, ‘hooi’ caulis, ‘kool’vergelijk onze naam vennekool en de Duitse naam Fenkohl. Dit gaf over oud-Frans fenoil (Frans fenouil) Angelsaksisch fenol het Engelse fen­nel.

Via de Latijnse vorm feniclum werd het in het midden-Hoogduits Ven(i)chel en in midden-Nederlands verscheen venekel dat venkel werd.

Iusquiami es sere cout

14435ende .i. cruud van groter ghewout

an ouden ofsteden als ict vant

wasset vele hier int lant

groene met .i. root bleker bloemen

jc wane ment belne in dietsch nome

14440den gonen die den slaep euet quat

men neme sine blade of sijn saet

ende stampt ende bindet dan

anden slaep est wijf of man

hi sal rusten est dach ende nacht

14445sijn saet euet sulke cracht

slaep ende ruste te gheuene

men neme taru corne ende euene

ende belne saet ende late valle

dit te gadre met allen

14450ende laet dit den voglen eten

si sullen slapens hars vergheten

dat mense mach nemen metter ant

men gheuet niemen hi ne ware viant

diet saet ate hi bleue doot

14455jof hi viele in slape so groot

also dat sine mesquame

lichte te letargien quame

men seghet dat .i. biscop was

die so grote pine adde das

14460die luxurie den leden doet

ende hi meneghen meester vroet

om raet der ieghen sochte

ent hem niet elpen mochte

dat hi dit cruud stampen dede

14465ende sine manlike lede

metten sape vercoude so

dat hem dar na spade no vro

coringhe no groot no clene

altoes meer ne quam neghene

14470olie hier of es ene ware

arde goet jeghen die tantsware

als die dinghen van jtten comt

ende te meneghen sticken onghenomt

14. Jusquiamus, is zeer koud

14435 is een kruid van groot geweld.

In oude hofsteden, zoals ik het vond

groeit het hier veel in het land

groen met rood/bleke bloemen.

Ik waan dat ze het bilzekruid in Diets noemen. 14440 Diegene die moeilijk kunnen slapen, neem zijn bladeren of zijn zaden

en stamp en bindt het dan

aan de slaap, is het wijf of man,

hij zal rusten is het dag en nacht

14445 zijn zaad heeft zulke kracht

om slaap en rust te geven.

Men neme tarwekorrels en evenie (Avena strigosa) met bilzekruidzaad, en laat het

Vullen tezamen geheel

14450 en laat het door de vogels eten

ze zullen slapen en alles vergeten

dat men ze kan nemen met de hand.

Men geeft ze niemand tenzij een vijand

die het zaad eet hij bleef dood

14455 of hij viel in een slaap zo groot

alzo dat het zijn ongeval

gemakkelijk tot lethargie kwam.

Men zegt dat er een bisschop was

die zo grote pijn had dat

14460 de wellust de leden doet

en hij menige meester verstandig

om raad daartegen zocht

en hem niet helpen mocht

dat hij dit kruid stampen deed

14465 en zijn manlijke lede

met het sap koud maakte zodat

hem daarna laat of vroeg

bekoringen, groot of klein

altijd meer kwam geen.

14470 Olie hiervan is een waar

aardig goed tegen het tandpijn

als die dingen van hitte komt

en tegen menige dingen niet genoemd.

Hyoscyamus niger, L. (zwart)

Algemene kenmerken.

Zwart bilzekruid is een eenjarige, opgaande en kruidachtige plant. Door de vele klierharen heeft het kleverige en klamme stengels, bladeren en kelk. Bilzekruid heeft in juli en augustus vuil gele, klokvormige bloemen die doorgroefd zijn met donkerpaarse aderen. Samengevat kan men zeggen dat het een hatelijk, kleverige stengel heeft met smerige gele bloemen die naar hondenpis stinken en op vuile plaatsen groeit.

Werking.

Bilzekruid is zeer giftig, vrijwel net zo erg als de doornappel. De wortels lijken op chicorei- en pastinaakwortels en werden er wel eens mee verwisseld, een dodelijke vergissing. De oude botanici schrijven ondeugend dan men de wortel van deze plant gebruikte om aan het hof lastige klanten kwijt te raken (2) Men deed een weinig in hun eerste gerecht waarop zij niet meer slikken konden en de dis moesten verlaten. Medicinaal werd het gebruikt om er patiënten mee te verdoven, door zijn uitwerking kreeg het de naam malwillempjeskruid. Op de te behandelen plek werd dan een spons, die gedrenkt was met bilzekruid, gelegd. De zaadkorrels werden in badhuizen op de ovenplaat gestrooid, dit maakte dat de badende mensen elkaar aanstootten, dus zeer blij en vrolijk werden waarbij het hete bad de narcotische werking bevorderde. Men mag het niet aan mensen geven omdat het dodelijk giftig is en de ziekte van vergetelheid oproept. Dit lijden heette in het Latijn lethargia. Bij de Egyptenaren en in Babylonië zou het gebruikt zijn bij in barensnood verkerende vrouwen. Apianus vermeldt dat de bewoners van Pompeï in hun strijd met de legaat Curio het drinkwater van de vijand met bilzekruid vergiftigden. Plinius schrijft de plant aan Hercules toe, noemt de soort die Hercules ontdekte in de onderwereld, het is het bilzekruid dat kolder en waanzin veroorzaakt. Het werd genoemd naar een of andere nimf die door Hercules in de steek gelaten werd en van jaloezie stierf. (4)

Etymologie.

Hyoscyamus is afgeleid van Grieks hus, ‘een varken’en kyamos, ‘een boon’, dit naar de vorm, de vrucht werd door zwijnen gegeten. In Latijn heet de zwijnenboon ‘Faba suilla’

Bilzekruid heet in Duits Bilsenkraut, in het oud-Hoogduits komt het woord voor als pilisa of belisa en in het Keltisch als belinuntia. Dit komt van de wortel bal, ‘doden’zoals dit woord ook gevonden wordt in de Latijnse naam Belenus voor de Keltische zonnegod Beal. Het is de Engelse belene en Franse hennebane of herbe de St. Apoline. Belenus is gelijk aan de Grieks/Romeinse zonnegod Apollo wiens stralen niet alleen goed doen maar ook ernstige ziektes op­roepen, dus niet alleen de god van leven en gezondheid, maar ook van de dood. Het kruid van Beal kan zo ook als iets dood brengend vertaald worden. Andere afleidingen zijn ook mogelijk.

Mandragora als platearius kent

14475es .i. cruud van orient

cout eist ende droghe der toe

men vinter of hie ende soe

die hie es gheblaet inder ghebare

alsoft .i. bere ware

14480de soe alst waren louwre blade

apple draghen dese ghegade

soete riekende alsmen weet

dat men der erden apple heet

huut blade ende wortele sine

14485sijn nuttelic ter medicinen

die in eten suchten legt

ende te slapene niet ne plegt

so salmen met mandraghen bladen

vrouen mel stampen ende begaden

14490ende twitte van eye dies ghelouet

j plaester maken vort voroft

bedecter em dien slaep mede

die van groter ethede

sijn ouet swert legghe de blade ghewreuen

14495an sinen slaep et sals begheuen

dus als hier bescreuen staet

maecmen olie mandragoraet

die apple stampmen glene

ende mincse met olien ghemene

14500dan sietment te samen eet

ende duet dor .i. cleet

dits olie mandragoraet

dar oftswere bi uergaet

ende wel slapen doet mede

14505ende es goet ieghen allen rede

vp datmen mede striken doe

voroft ende slaep der toe

men sal oec in goeden wine

j stic sieden die wortele sine

14510ende gheuent hem drinken diet so staet

dat men hem die lede of slaet

hi sal hem slapende so vergheten

dat hi der dinc niet sal weten

15. Mandragora, zoals Platearius kent,

14475 is een kruid van de Oriënt.

Koud is het en droog daartoe.

Men vindt het hier en daar

die hij heeft bladeren in de vorm

alsof het een beer was (Acanthus)

14480 de zij alsof het waren laurierbladeren.

Appels dragen deze beide

zoet geurend, zoals men weet,

dat men het aardappelen heet. (nu Cyclaam)

Huid, bladeren en wortels van hem

14485 zijn nuttig ter medicijnen.

Die in hete ziektes ligt

en niet slapen pleegt

dan zal men met Mandragora bladeren en

vrouwen melk stampen en begaan

14490 met het wit van een ei, wat men gelooft, een pleister maken voor het voorhoofd en bedek hem de slaap er mee

Die van grote hitte

zijn hoofd zweert, leg de bladeren gewreven

14495 aan zijn slaap, het zal het begeven

zoals hier beschreven staat.

Maakt men olie van Mandragora

de appels stampt men klein

en mengt ze met gewone olie

14500 dan kookt men ze tezamen heet

en duwt het door een kleed

dit is olie van mandragora

Waar hoofdpijn bij vergaat

en goed slapen doet mede

14505 en is goed tegen alle koorts

opdat men er mee strijken doet

voorhoofd en slaap daar toe.

Men zal ook in goede wijn

in stukken koken die wortels van hem.

14510 En geef hem te drinken die het zo staat

dat men hem de leden af slaat

hij zal slapende zo vergeten

dat hij dit ding niet zal weten.

Mandragora officinarum, L. en Mandragora autumnalis, L (geneeskrachtig en herfst)

Algemene kenmerken.

Dit zijn de planten die door de gehele geschiedenis heen komen. Stengelloze kruiden met grote ovale of lancetvormige, donkergroene bladeren die in dichte rozetten plat op de grond liggen. Ze bezitten vlezige, dikwijls gespleten wortels. De okselstandige, gesteelde violette of gele bloemen staan in dichte rozetten en worden gevolgd door vele bessen.

Werking.

De wortel zou de gestalte van een mens hebben. In de mythologie is de mandraak een wijszeggende, demonische geest of een klein half duivels wezen in mensengestalte die de bezitter rijk zou maken. De meeste schrijvers handelen bij deze plant meer over het bijgeloof door de vorm van de wortels.

De mandraak speelt ook een rol bij de verovering van Carthago. Omdat Hamilcar de liefde van de Libiërs voor wijn kende vergiftigde hij de inhoud van een aantal wijnvaten met mandraak. Die liet hij in bepaalde plaatsen voor de stad liggen alsof ze in haastige spoed vergeten waren. De Libiërs kwamen aan en zagen dat ze zich binnen de stadsmuren teruggetrokken hadden, vermoeid en vooral dorstig van de reis, dronken ze de wijn en vielen al gauw in een diepe slaap. Die slaap was zo diep dat ze zelfs niet wakker werden toen ze daarna verwond en gedood werden. De artsen gebruikten daarna de merkwaardige eigenschap van de mandraak die ze in de oorlog geleerd hadden om zware operaties uit te voeren.

De bessen bezitten een aparte geur en zijn slaapverwekkend. De vruchten zouden wellust geven of vruchtbaar maken, reden om ze in de oudheid als liefdesdrank te gebruiken. Ze zouden de liefdesappelen geweest zijn van Gen. 30: 14/16, die zoveel waard waren dat Rachel in ruil daarvoor haar man aan haar zuster uitleende. Sommige vertalingen van de Bijbel vertalen het woord dudaim dan ook direct als mandraak. Het woord dudaim zou ontleend zijn van de stam dud, wat ‘liefkozen’ ՠof ‘liefde’ betekent.

Etymologie.

Mandragora, de naam mandragora is niet geheel opgeklaard. Mogelijk is het oud Perzisch. Pythagoras noemt men deze wortel naar zijn menselijke vorm, anthropomorphe, ‘half menselijk’ wat met de Perzische benaming merdum‑giah overeenstemt. Of van Grieks mandra, ‘stal’ en ageiro, ‘ik verzamel’ omdat de mandragora door zijn wonderkracht de kudde bijeenhield. De wortel lijkt op een man, sommige zeggen dan ook dat de plant ‘man-draghen’ hoort te heten en niet man-dragora. Mandraak, Franse mandragore, Engelse mandrake en Duitse Alraun-wurzel.

Doolwortel, ‘slaap’ of ‘dool’ in het Duits is het Dolwurz en Twalmwurz. Dit stamt of uit Latijn dolere, ‘lijden’, of uit het Franse deuil, ‘douwen’.

Menta als platearius weet

14515es .i. cruud droghe ende heet

of mente es beter segmen mi

dan die ackermente si

hem die tantvleesch ende mont

euet quaet ende onghesont

14520siede ofmente in aisijne

ende wriuer mede die tande sine

sochte ende wriue der an

puluer van drogher menten dan

salmen oec ieghen venijn

14525gheuen dranc so salter in sijn

wijn dar men in siet wilmen weten

ende dat puluer der of gheten

[can der maghen cracht vernuwen

ende doet ter cure verduwen]

16. Mentha, zoals Platearius weet,

14515 is een kruid droog en heet.

Van munt is beter, zegt men mij,

dan die akkermunt is.

Hem het tandvlees en mond

heeft kwaad en ongezond

14520 kook hofmunt in azijn

en wrijf er mee de tanden van hem

zacht, en wrijf er aan

poeder van droge munt dan.

Zal men ook tegen venijn

14525 geven in drank, zo zal er in zijn

wijn waar men het in kookt, wil men weten

en dat poeder daarvan eten

[kan de maag zijn kracht vernieuwen

en doet ter keur verteren.

Mentha arvensis, L. (van de velden)

Algemene kenmerken.

Akkermunt heeft verschillende bladsoorten die meestal weinig geuren. De wat behaarde bladeren zijn gesteeld, eivormig of elliptisch en soms hartvormig aan de basis, gezaagd. De bovenste bladeren zijn gewoonlijk groter.

Werking.

Chaucer: ‘Then went I forthe on my right honde’

Downe by a little path I fonde’

Of mintes full and fenell greene.’36)

Antiseptica van munt is een van de beste middelen, mentholkegels werden in ziekenkamers gebrand, vooral bij ademhalingsmoeilijkheden. In de 9de eeuw werden ze in de meeste kloostertuinen gekweekt als medisch middel, om tanden te witten, mondzweren te genezen, tegen de beet van dolle honden en wespensteken. Met zijn reuk verkwikt het de geest en geeft lust tot eten en zorgt voor een goede vertering. De munt moest, volgens de ouden, niet gebruikt worden in tijden van oorlog omdat ze het lichaam koud maakt wat zou blijken doordat ze het zaad verminderde. Volgens anderen zou het juist potentieversterkend werken waardoor de mannen die zich aan Amor hadden overgegeven verzwakt aan het oorlogsvoeren mee deden. Dioscorides meent dat ze het ontvangen zouden beletten waardoor de vrouwen dan niet zwanger werden en zo schadelijk zou zijn voor oorlogen ‘als veel volk verslindende, daar wederom andere in de plaats dienen te komen.’ (2,7)

Etymologie.

De schitterende nymf Mentha was de dochter van de rivier Cocytus en bemint door Hades, de god van de onderwereld. Persephone, jaloers, vertrapte haar en veranderde haar in een onaanzienlijk kruid dat langs de wateren groeit. Daar geniet ze de eeuwige bescherming van Hades. Hoewel ze nu veel van haar schoonheid en vorm verloor ontving de nimf een nieuwe charme, die van de geur, die zelfs die delen van haar lichaam overdekt die verborgen zijn in het rijk van haar koninklijke geliefde. Bij Grieken was dit een heilig kruid, men gaf de doden een bosje munt mee. Hades bezat een tempel aan de voet van de berg Menthe in Elis en zijn verkrachting van Minthe is waarschijnlijk afgeleid van het gebruik van munt tijdens begrafenisriten om de geur van verrotting tegen te gaan. Mentha wordt het ook genoemd van mens, ‘de ziel’omdat deze plant het hart versterkt.

Munt,

Engels mint, Duits Munze of Minze en Frans menthe zijn woorden die afgeleid zijn van Mentha.

14530Marubium als platearius toghet

es .i. cruud dat hit ende droghet

azu de burst van coude euet quaet

doe der mede dus minen raet

sie dat hi sap hier of ghewinne

14535ende doe onech der inne

ende puluer dar toe te hant

van licorissien van dragant

ende siede dese dinc radicke

ontier ende soe werdet dicke

14540dit es ter burst nutte ende goet

dien die spene oec wee doet

neme sout water onech ende wijn

ende sieder in dit crudekin

ende der of .i. suppositorius make

14545ets hem .i. nutte sake

dit moeste sijn des nem ware

er die spene te broken ware

17. 14530 Marrubium, zoals Platearius toont, is een kruid dat heet en droog is.

Die de borst van koude heeft kwaad

doe daarbij dus mijn raad

zie dat hij het sap hiervan wint

14535 en doe ook honing daarin

en verpoeder daartoe gelijk

zoethout en dragant (Pterocarpus draco)

en kook dat ding, raad ik

tot het zo wordt dik

14540 dit is voor de borst nuttig en goed.

Die de aambeien ook pijn doet

neem zout, water, honing en wijn

en kook er in dit kruidje

of maak er een pessarium van

14545 het is voor hem een nuttige zaak

dit moest het zijn, dus neem de ware

voor de aambeien gebroken waren.

Marrubium vulgare, L. (gewoon)

Algemene kenmerken.

Malrove is een meerjarige opgaande plant die aan de voet vertakt is. Vaak verschijnt de plant met wollig behaarde en gerimpelde, ronde en gezaagde bladeren. De vele kleine witte bloemen staan in kransen in de oksels. De vier kelktanden bezitten haakvormige, omgebogen punten.

Werking.

De malrove werd lang als een groente of salade gegeten, vooral de jonge scheuten. De bladeren van de witte zitten niet vol van de kwade geur als de zwarte, maar vers geven ze een aangena­me muskusachtige reuk. Priesters in Egypte waardeerden het kruid onder de naam, ‘zaad van Horus,’een nog mooiere naam was ‘zog van de Ster’. (17) Het kruid werd veel verzameld voor medicijnen, smaakt sterk bitter, iets scherp aromatisch en ruikt muskusachtig, bevat weinig vluchtige olie. Verzoet met suiker laat de thee ervan de buik verzachten en nier- en blaasstenen verdwijnen.

Etymologie.

Marrubium is verwant met amarus, ‘bitter’ Het woord kan ook komen van het Hebreeuwse mar, ‘bitter’rob, ‘Veel’als een van de vijf bittere kruiden die gegeten wordt met het Paasfeest. Linnaeus ontleende het woord echter van Maria-stad, Marrubium, een stad in Italië.

Duitse Weisse Andorn, ohne dorn, ‘’zonder doorn’, lijkt veel op netel, maar zonder dorens, onze andoorn. In midden-Hoogduits komt een vervorming van de naam voor, Marobel en in Nederduits Maelrome waaruit waarschijnlijk de naam malrove

ontstond, Engels marvel en Frans marrube.

Nardus alsic ore lie

es .i. cruud wast in surien

14550ende int lantscap van endi

dat van surien segghen si

dats beter dat dan van enden

sijn wortel es curt als wijd venden

swart ende broesch ende dar toe vet

14555na cypresse rieket bet

dan na enich ander cruud

sine blade dar si gaen vut

sijn scarp ende heet ende draghet are

als oft erande coren ware

14560ende dat rieket vtermaten wel

sine bloemen bet dan oec iet el

eet ende droghe es hare nature

ende es goet ieghen sincopinter cuere

ende oec jeghen ertuanc

14565ende nemet dit ende dat ghemanc

suker ende men sieder bede

jn rosewater dit gherede

ende werdet .i. serop dar toe goet

dien couden rueme wee doet

14570of die cranke hersenen heuet

eist goet dat men te riekene gheuet

jeghen coude of torsioen

dat die coude vmure doen

salmen nardus in wine sieden

14575ende gheuent sulken lieden

van der awe van nardus mede

maecmen vngent van groter dierede

jnder manieren alsic gome

datmen vanden genueuuerbome

14580olie maket alst es bescreuen

hier bouen den bomen beneuen

18. Nardus, zoals ik hoor belijden,

is een kruid dat groeit in Syrië

14550 en in het landschap van Indië.

Dat van Syrië, zeggen ze,

dat is beter dan dat van Indi.

Zijn wortel is kort, zoals wij het vinden,

zwart en bros en daarbij vet

14555 naar cipres ruikt het beter

dan naar enig ander kruid.

Zijn bladeren waar ze gaan uit

zijn scherp en heet en dragen aren

alsof het een soort koren was

14560 en dat ruikt uitermate goed.

Zijn bloemen beter dan ook anders.

Heet en droog is zijn natuur

en is goed tegen bezwijmende ziekte

en ook tegen hartaanval

14565 en neem dit en daarbij gemengd

suiker en men kookt beide

in rozenwater tot het gereed is

en wordt een siroop daartoe goed.

Die koude reuma pijn doet

14570 of die zwakke hersens heeft

is het goed dat men ze te ruiken geeft.

Tegen koude of kramppijnen in de maag

dat de koude humeuren doen

zal men nardus in wijn koken

14575 en geef het zulke lieden.

Van de (hauw) aar van nardus mede

maak men een zalf van grote duurte

in de manier, als ik het zie,

dat men van de jeneverboom

14580 olie maakt, zoals is beschreven

hier boven bij de bomen benevens.

Nardostachys jatamansi, DC.

Algemene kenmerken.

Uit de wortelstokken ontwikkelen zich in het voorjaar de bovengrondse vertakkingen. Boven de bladeren verschijnt in augustus een geurende, roze bloem. Deze nardus is afkomstig uit de hoger gelegen berggebieden van Nepal, de Himalaya regionen.

Werking.

De wortelstokken en aarachtige wollen stengels worden gedroogd voordat de bladeren zich ontvouwen. Hieruit wordt een roze/rode, zoet ruikende en exquise zalf of olie gewonnen. De zalf zou nu, net als in vroegere tijden, in albasten kruiken vervoerd worden. Met de zalf werd in de oudheid bij feestmaaltijden gezalfd. In begrafenis werd er gezalfd vanwege zijn geur en om verrotting te voorkomen. Het had een helende werking en bezat krachten om vele gebreken te genezen, was versterkend en werkte vergif tegen. Dit alles was reden genoeg om geachte burgers met deze en andere welriekende oliën te zalven. Nardus komt voor in Hooglied 1:12, 4:13/14, Markus 14:3, Joh.12: 3. Een zinnebeeld van goddelijke verheerlijking. Dioscorides beschreef het als nardus van de Ganges. (38)

Etymologie.

Nardostachys zou afgeleid zijn van nardos, een Keltisch woord voor de nardus. ‘Nardusՠwas bij de ouden een benaming voor aangenaam ruikende planten uit de Valeriaanfamilie. (dit is wel de tweede soort uit Syrië) Hieruit werd een nardusolie bereid.

Nardus, Frans nard, Duits Narde en de Engels spikenard komt van middeleeuws Latijn spica nardi en dit van bijbel-Grieks nardostachus of nardoustachus, (stachus, ‘korenaar,’ dit van nardos uit het Hebreeuwse woord in het Hooglied, nerded of nard, of dat het uit Naarda in Syri komt. In Indisch zou na, in samengestelde woorden, zoveel als ‘welriekend’ betekenen.

Jatamansi is de inlandse naam van deze plant, het is een verwijzing naar zijn harige en ruige stengels. De Arabieren vergelijken de wortel met die van de hermelijn, waar het veel op lijkt.

Perpina etet mede crassula

dies vintmen vele verre ende na

sulc etet raile sulc vresewonde

14585nuttelic est talre stonde

ten brokenen benen nader scrifturen

nat ende eet eist van naturen

warlike est gheprouet van desen

wilment plocken ende lesen

14590.x. daghe vor den lanxten dach

diemen int iaer vinden mach

ende ment binden huse anghet

dart niet dan die lucht ghelanghet

dat welna al dat iaer

14595groiet ende sciet dats waer

hier na machmen merken mede

dar naturen heimelichede

ende die macht mede van gode

diet al maket met sinen gebode

14600die hem te wonderne can gheuen

jn dinghen die selue niet leuen

19. Propinum heet mede Crassula

die vindt men veel ver en nabij.

Sommige noemen het radehele, sommige vresewonde.

14585 Nuttig is het te alle stonden

bij gebroken benen naar de schriften

Nat en heet is het van naturen

waar is het beproefd van deze.

Wil men het plukken en verzamelen

14590 tien dagen voor de langste dag

die men in het jaar vinden mag

en men het bij het huis hangt

waar niets dan lucht bij kan komen

dat het bijna al dat jaar

14595 groeit en schiet op, dat is waar.

Hieraan mag men opmerken mede

de naturen verborgenheid

en de macht mede van God

die het al maakte met zijn gebod

14600 die zich te verwonderen kan geven

in dingen die zelf niet leven.

Sedum telephium, L. is een 30-40 cm grote plant uit Europa, Kaukasus en Siberië

De plant rijst op met verschillende brosse stengels die dik en willekeurig bezet zijn met vette en vlezige bladeren. Grote platte trossen van gele tot roze bloemen.

Gebruik.

De wortel werd wel door het landvolk mee naar huis genomen en dan met de wortel naar boven gericht aan de zolder gehangen. De knoppen blijven groen en groeien gewoon door, de neerhangende toppen buigen zich naar zolder toe en gaan bloeien met de dag van St. Jan, 24 juni

Etymologie.

Sedum, is afgeleid van Latijn sedere: zitten, en zo zit het gewas op stenen, kliffen en muren. Of van het Latijnse sedare: pijnstillend, naar de genezende krachten die het toegeschreven werd door de Romeinse schrijvers. Of van ophouden, het stopt de bliksem, de reden waarom ze nog op het dak geplant wordt en Donnerkraut genoemd wordt.

Telephium, Grieks telephilon, tele: ver, philos: lief, de Grieken gebruikten de plant al als liefdesorakel door op de bladeren te krassen. Of afgeleid van Telephos, koning van Mydie, die zich verzette tegen de tocht naar Troje. Hij werd door Achilles verwond en zou door deze plant genezen zijn. ‘Smeerwortel, ook naar zijn kracht wondkruid genoemd, reinigt, droogt, en heelt alle onzuivere wonden en zeren. Zulks is eerst bevonden in Telephus, de zoon van Hercules, en daarom Telephium bij de Grieken en haar volgende Latinisten geheten.’

Petrosillinum es droghe ende heet

also alst platearius weet

die in houe staet ende pliet te sine

14605nuttelic ter medicine

orine soe wel maken doet

ende es in tisike goet

weder tes so cruud so saet

eist datment in spise ontfaet

14610et doet verduen ende uerdriuet

den wint die den mensche in bliuet

20. Petroselium is droog en heet,

alzo als Platearius weet,

die in de hof staat en pleegt te zijn

14605 nuttig in medicijnen

urine ze goed maken doet

en is tegen tering goed.

Of het nu kruid is of zaad

is het dat men het in spijzen ontvangt

14610 het verteert en verdrijft

de wind, die in de mensen blijft.

Petroselinum crispum, Nymann & A. W. Hill. (gekroesd)

Algemene kenmerken.

Peterselie heeft het eerste jaar een bladrozet met heldergroene geveerde bladeren. Het tweede jaar komen er bloemstengels waarop gele bloemen staan.

Werking.

Het voornaamste gebruik van dit kruid is om vlees en andere maaltijden te garneren. Het blad is goed voor de spijsvertering en helpt tegen winden. Het blad bevat veel vitamine a en is rijker aan vitamine C dan welke andere groente ook, driemaal meer dan sinaasappelen. De ouden wisten het te gebruiken om reuma patinten te behandelen. Peterseliethee was een gewoon middel tegen die plaag, ook bij nierklachten. Het blad werd gebruikt bij oorpijnen door een watje in het sap te drenken en in het oor te steken. Kauwen op peterselie zou goed helpen tegen wagenziekte.

Het zaad bevat apiol dat van belang is bij de bestrijding van malaria. Mogelijk dat het zaad met andere kruiden tot abortiva diende, het bevordert de urineafscheiding. Dit kan tot ernstige en soms dodelijke vergiftigingen leiden. Het zaad is giftig voor vogels en zou dodelijk zijn voor papegaaien en parkieten. Vroeger was het zaad effectief tegen venijn van giftige dieren. Ook tegen het gevaar dat komt van vergeetachtigheid.

Etymologie.

Peterselie was in het Grieks bekend als oreoselinon, oreo, is ‘rots’ omdat het kruid vaak aangetroffen werd tussen de rotskusten van de Middellandse Zee. Selinon betekent ‘draaien’ In Latijn werd de rots petra en in het midden-Latijn werd dit petro­silium, een woord dat naar alle Germaanse talen kwam. Een aanleuning aan de naam peter werd in Nederland pieterselie. Frans persil, Duits Petersilie en Engels parsley.

Papauer dats dat macopijn

platearius segt dat sijn

cout ende nat dart es wit

14615maer van den brunen seit men dit

dat si cout ende droghe

ende et ten besten niet ne doghe

bede wortel ende saet

es te visiken niet quaet

14620men neme wit macopijn saet

ende melc die van vrouen gaet

ende van .i. eye dat witte

teenen plaestre maecmen ditte

ende dits nuttelic ende goet

14625want het wel slapen doet

[up den slaep gheleit ende ghebonden

jeghen heete puuste mede tier stonden

eist goet ghebonden up die stede]

ende ieghen de leuere mede

14630salmen minghen dat saet

met olien rosaet

dits oec in visike oghe

jeghen die burst die es droghe

men neme tsaet van macopine

14635ende tsap van licorissien fine

ende van arabia gommi

ende dartoe draganti

hier of ende van desen saken

salmen latuarie maken

14640ende dat met cyrope minghen

dit sijn nuttelike dinghen

21. Papaver, dat is maankop,

Platearius zegt dat ze zijn

koud en nat die soort is wit

14615 maar van de bruine zegt men dit

dat ze is koud en droog

en het ten beste niet deugt.

Beide wortel en zaad

is voor de zieken niet kwaad.

14620 Men neme wit maankopzaad

en melk die van vrouwen gaat

en van een ei het witte

tot een pleister maakt men dit

en dit is nuttig en goed

14625 want het goed slapen doet.

[op de slaap gelegd en gebonden

tegen hete puisten mede te die stonde

is het goed gebonden op die plaats]

En tegen de lever mede

14630 zal men mengen dat zaad

met olie van rozen.

Dit is ook in zieke hoog

tegen de borst die is droog

men neemt het zaad van maankop

14635 en het sap van zoethout fijn

en van Arabische gom

en daartoe dragant (Pterocarpus draco)

hiervan en van dezen zaken

zal men een likkepot maken

14640 en dat met siroop mengen

dit zijn nuttige dingen.

Papaver somniferum, L. (slaapverwekkend)

Algemene kenmerken.

De slaapbol is een melksap bevattende plant. De gedeelde en getande bladeren zijn blauwgroen. De voet van de witte bloemen is dikwijls met een donkere, blauwe blok gekleurd. De vier verkruimelde kroonbladen zijn zeer groot en vallen snel af, soms al met hevige wind. Het wordt wel donderbloem genoemd omdat de bloem met donder zou trillen. De bruine is wel de rode klaproos

Werking.

De zaden bevatten een 50% olie wat verwerkt wordt tot slaolie, die wordt minder gauw ranzig dan olijfolie. De opiumpapaver werd vroeger veel geteeld vanwege zijn geneeskrachtige eigenschappen. De bladeren werden wel in azijn gekookt of de onrijpe zaadbollen met meel en gerstemout gemengd en gebruikt tegen hete gezwellen en zweren. In droge toestand werden de bloemen wel met slijmerige middelen gemengd om er een borstkruid van te maken, dit werkt verzachtend en pijnstillend. De zaden zijn de bekende blauwmaanzaden die wel op broodjes gestrooid worden. Hier zitten geen droomverwekkende stoffen in. Van opium wordt morfine gewonnen dat gebruikt wordt als een verdovend middel bij operaties. Het werd wel slaapkruid genoemd, van Beverwijck:’ik sta steeds tegen de avond hier in de apotheek of daar wordt van talloze lieden gehaald kinderrust, een konserfje dat zijn voornaamste kracht uit de slaapbollen trekt. Een zeer boos en schadelijke gewoonte en die ons mettertijd het land wel mocht vol gekken brengen. Hier werden eens in een kraam onder de vrouwen gesproken hoe kwaad het was de kinderen te bollen als dat zij daar dom en gek van werden’. In Wenen werd het gebruik op 13 juni 1886 verboden. (2, 4)

Etymologie.

Papaver is vermoedelijk verw'unt met het Sumerische woord pa pa, waarschijnlijk van pap, Եitblazen', of Եitzwellen’ Onduidelijk is de woordafkomst maar waarschijnlijk is het verbonden met Kelti­sche papa, ‘dikke melk’naar de latex. Dikke melk of kinderbrei omdat in het oude Rome de familieoudste, als de papa, de precieze doseringen in hun voedsel klaarmaakte. Uit het Latijn kwam Latijn papavum waaruit het Franse woord pavot ontstond wat in oud-Engels popaeg en later poppy werd.

Het Franse woord mahon en het Duitse Mohn is met het Griekse woord mekon verwant, -vandaar macopsaet, mancop of maancop. Mankop werd het genoemd naar zijn gedaante van een hoofd en zo gebruikt in de signatuurleer tegen hoofdpijnen, het blauwmaanzaad.

Witte heul is een naam die afkomstig is van het midden-Nederlands oele, dat uit Latijnse oleum, olie’, is ontstaan.

Paeonia officinalis, L. (geneeskrachtig)

Algemene kenmerken.

De pioen heeft de grootste bloemen van de tuin. De bloem is het sluitstuk van een recht opgaan­de stengel die uit een knollige wortelstok oprijst. Statig en stevig en omgeven door drietallig of dubbel drietallig blad dat vaak rood geaderd of gekleurd is.

Werking.

Bij ziekten die onder invloed van de maan ontstaan zouden de zaden zeer krachtig werken. Culpeper vertelt: ‘De manlijke paeonia voor mannen en de vrouwelijke is voor de vrouwen het beste. De zwarte zaden ingenomen voor bedtijd zijn goed voor hen die gekweld zijn met de night-mare.’Gerard 1597, (6,7) verwijst naar Apuleius die meldt dat de zaden of pioenkorrel in de nacht oplichten als een kaars en dat grote hoeveelheden in de nacht door schaapsherders verzameld worden. De zaden zijn iets fosforescerend zodat ze in het nachtelijke duister te zien en te verzamelen zijn. Als parelsnoer werden de zaden wel gedragen om zo het tanden krijgen van kleine kinderen te verlichten. De namen tandkraal en tandkoraal hebben hierop betrekking. De zaadkorrels zijn dan ook gewijd aan de Heilige Apollonia die in 249 gestorven is omdat die door een geweldige strijd haar tanden verloren zou hebben.

Etymologie.

Paeonia is zo genoemd naar Paeon, een geneesheer uit de mythologie die het kruid als eerste gebruikte.

Pioenroos heet zo omdat het zijn knoppen als een roos opent. In de volksmond komt de naam jichtwortel, jichtbloem of jichtroos voor, de zaden, als een koraalketting aaneengeregen, zouden de jicht verdrijven. Duitse Pfingstrose en Gichtwurz, Frans peone en Engelse peony.

Pinnula dats .i. cruud

terst dat lentin comet vut

hets teerste dat bloemen dragt

dat cruud alsmen ghewagt

14660ghesoden in roden wine

dats vulmaecte medicine

ghedronken in alre noet

jeghen dat sware euel groot

23. Primula, dat is een kruid

ten eerste dat de lente komt uit

het is het eerste dat bloemen draagt.

Dat kruid, zoals men gewaagt,

14660 gekookt in rode wijn

is een volmaakte medicijn

gedronken in alle nood

tegen dat zware euvel groot.

Primula veris, L. Latijnse primus: de eerste, en de soortnaam veris, ver: de eerste in de lente (P. officinalis, Hill.) De eerste in de lente is een stengelloze vorm, zacht behaard die veel trossen geurende bloemen draagt.

Gebruik.

De bloem werd vroeger gebruikt in de artsenij en als huismiddel. Sinds de oudheid werd het gebruikt tegen verlammingen, het zou stotteren tegengaan, werkt kalmerend en helpt tegen slapeloosheid. Er werd een rustgevende thee van gemaakt die slijmoplossend werkt en goed is bij verkoudheid.

Etymologie.

De naam primrose komt van het Latijnse prima rosa. De kleine hoogte gebergte bewoner die de eerste: primus, voorjaarskleur geeft. Dit woord zou stammen van oud-Frans prime, een overeenkomst met het Latijnse primula: wat kleine eersteling betekent. Frans primverole of primevere, Duits Primel, Engelse prymrole, primerolle tot primrose. Sleutelbloem, Duitse Himmelschlussel of Schlusselblume, Engelse keys of heaven, opent het voorjaar.

Psillum es cout ende nat

14665platearius seghet dat

jn suchte est goet esmen begrepen

ende men des siecs tonghe screpen

ende binden in .i. doekelkin

psillum ende dat moet ghenet sijn

14670jn couden water ende wriuense der mede

die van den derste euet pijnlichede

oude dat saet onder sine tonghe

die van drogher oeste es ghebonden

men sal psillum dits ghene ghile

14675jn watre legghen .i. wile

ende vte ghieten dat dar nar

men neme cout water dan dar

ende nutte dan dat saet

dats der visiken toeuerlaet

24. Psillium is koud en nat,

14665 Platearius zegt dat.

In ziekten is het goed, zoals men heeft begrepen, en men van de ziekte de tong schraapt en bindt in een doekje

vlokruid en dat moet genat zijn

14670 in koud water en wrijf het daarmee.

Die van de dorst heeft pijnlijkheid

hou het zaad onder zijn tong.

Die van droge hoest is gebonden

men zal psyllium, dat is geen grap,

14675 in water leggen een tijdje

en uitgieten dat daarna

men neme koud water dan daarna

en nuttig dan dat zaad

dat is de zieken toeverlaat.

Plantago psyllium, L. (vlo-achtig) is een eenjarige van 15‑30cm groot met vloachtige zaden.

Is afkomstig uit het M. Zeegebied.

Gebruik.

Deze plant levert de vlozaden die vanwege zijn grote slijmgehalte in de katoendrukkerij en ververij, bij het glanzen van leer, het stijven van was en appreteren van zijde gebruikt werd.

Naam.

In N. Afrika was heette het in de middeleeuwen Psillios of Psyllium: vlo-achtig, het slijm van de zaden werd medisch gebruikt

Flochkraut bij Bock, Psillenkraut, Engels flea-wort plantain, vlokruid.

Plantago is zo genoemd naar zijn oude Latijnse naam, planta pedis: plant en voetzool, naar de gewone stand op vastgelopen paden, of naar de bladvorm. Of van planta: plant, om Plantago als een zeer algemeen en heilzaam kruid te betitelen.

14680Rvta es van groter doghe

ende es van naturen droghe

bede saet ende blade

behoren ter medicinen rade

wijn met ruten ghesoden allene

14685maket des menscen ersenen rene

eist dat mer puluer mede doe

van peonien esser toe

hut goet ieghen maladie

diemen etet epelenchie

14690em oec die niet wel siet

es goet dat dat hi rute siedt

ende beuers cul met goeden wine

enut ouer medicine

als vrouen hare purgatie ybrect

14695dar men telker maent of sprect

ende om te ghelosene dode kint

dat vrouen sere bindt

ende om te ghelosene die sidine

die den vrouen doet grote pine

14700sulsi nutten trifeca

metten sade van ruta

of dat sap allene van ruten

salse van den node onsluten

jeghen mesquame die lede ontfaen

14705jn tornieren ende in slaen

ofte mede van andren saken

salmen rvte water maken

ende bindense vp de steden

jeghen suellinghen van leden

14710eist been eist arem eist iet el

nem rute ende stampse wel

met botren dar noit soit an quam

ende legse vp dat swellel dan

j. clekin der bouen reine

14715ghecoelt in coude fonteine

tehant sal dat suellel sitten

of die cracht van ghere hitten

sal vpward vte slaen

met bleinen dier vte sullen gaen

14720ende alwech gaen die suere groot

jeghen leep oghen est oec goet

puluer van comine nem

ende wrijf ende minghe met hem

sap van ruten ende in dat

14725mac sochte iet wulle nat

ende legt vp die oghen dijn

die werden clar ende fijn

oec drinc rute ieghen venijn

ende die met bete yuenijnt sijn

14730of van .i. verwoeden ont

stampe rute in curter stont

ende legse vp die wonde

et behout die dine ghesonde

ruten roke scuet elc serpent

14735also alsment vor wareit kent

wie so hem met gronre ruten

om ende omme beanghet buten

hi mach wel sonder sorghe gaen

te basilise ende verslaen

14740ja heueti iet die roke beseuen

het cost hem te hant sijn leuen

met ruten sade duach dijn haer

die neten sullen vallen daer

25. 14680 Ruta is van grote deugd

en is van naturen droog.

Beide zaad en bladeren

behoren ter medicijnen raad.

Wijn met ruit gekookt alleen

14685 maakt de mensen hersens rein.

Als je er poeder bij doet

van pioen is het er toe

goed tegen ziekte

die men noemt epilepsie.

14690 En hem ook die niet goed ziet

is het goed dat hij ruit kookt

en bevergeil met goede wijn

en nuttigt voor medicijn.

Als vrouwen hun maandstonden ontbreken

14695 waar men elke maand van spreekt

en om te lozen het dode kind

dat vrouwen zeer bindt

en om te lossen de zijdepijn

die de vrouwen doet grote pijn

14700 zullen ze gebruiken trifera

met het zaad van ruit

of dat sap alleen van ruit

zal ze van nood onsluiten.

Tegen misval die de leden ontvangen

14705 in toernooien en in slaan

of mede van andere zaken

zal men ruitwater maken

en binden op de plaatsen.

Tegen zwellingen van de leden

14710 is het been, is het arm, is het iets anders neem ruit en stamp het goed

met boter waar nooit zout aan kwam

en leg ze op die zwellen dan.

Een kleedje daarboven rein

14715 gekoeld is in een koude fontein

gelijk zal dat gezwel zitten

of de kracht van die hitte

zal opwaarts uitslaan

met blaren die er uit zullen gaan

14720 en weg gaan de zweren groot.

Tegen druipende ogen is het ook goed

poeder van komijn te nemen

en wrijf en meng dan met hem

sap van ruit en in dat

14725 maak zacht of iets wol nat

en leg het op de ogen van u

die worden helder en fijn.

Ook drink ruit tegen venijn

en die met beten vergiftigd zijn

14730 of van een dolle hond

stamp ruit in een korte stond

en leg het op die wond

het behoudt jouw gezondheid.

Ruiten geur schuwt elk serpent

14735 alzo als men het voor waarheid kent

wie hem zo met groene ruit

op en om behangt buiten

hij kan wel zonder zorgen gaan

om de basilisk te verslaan.

14740 Ja, heeft die het geur beseft

het kost hem gelijk zijn leven

Met ruiten zaad wast u ook uw haar

de neten zullen vallen daar.

Ruta graveolens, L. (gravis betekent ’scherp’ en olere, ‘ruiken’)

Algemene kenmerken.

Wijnruit heeft geveerde, grijsachtige bladeren en gele bloempjes. Altijd groene plant van een kleine meter hoog. Variëteit hortensis is het bekende tuinkruid die geheel aromatisch ruikt, voor velen onaangenaam.

Werking.

Wijnruit wordt het genoemd naar het gebruik om zuur worden van wijn tegen te gaan. Als een man behoorlijk wil drinken, geef hem eerst een aftrek­sel van ruitbladen en hij zal zijn drank goed verdragen en geen benevelde geest krijgen. In de kloosters werd het gebruikt als anaphrodisiacum in wijn. Plinius vermeldt dat het in zijn tijd door de artiesten veel gegeten werd. (29) Het behoudt het gezicht, scherpt de visie en verheldert de ogen, het geeft ook het tweede gezicht. De Grieken beschouwden het ook als een magische kruid en een krachtige bescherming tegen magische werken van tovenaars. Het bevrijdde je van indigestie als je wat zenuwachtig was bij een eerste afspraak bij vreemden, deze moeilijkheid was veroorzaakt door sommige duivelse figuren onder de gasten. In Plinius tijd was de ruit goed tegen 48 ziektes. De beide soorten doden bij Dioscorides de vrucht. (4,11) Een drank van de tamme verhindert een zwangerschap. Nog lang is het als krachtig abortief gebruikt, tegen zwangerschap en met zwangerschap. Het is vooral goed tegen de basilisk.

Etymologie.

In Ruta wil men het Griekse ryesthai, ‘remmen’r edden,’ of helpen’ zien, dit vanwege de geneeskracht.

Ruit met Duitse Raute, Franse en Engels rue stammen uit het Latijnse rute, ‘s cherp’ Of van een Grieks woord uit de Peloponesos, hrute ‘bitter kruid’literair typeert dit kruid zorgen en berouw.

De gewone Griekse naam is peganon. Peganum harmala is de wilde ruit en hier de wilde vorm.

Stafisagria dat cruud staet

14745droghe ende heet inden darden graet

men segt dat fleume verduet

met mastix ende wieroke ycuet

ende maken dartoe thouet clar

met aysine ydronken dats war

14750[maket soe der tantswere vrede

quaet vleesch gheneest soe mede

ghepuluert ende in een cleet ghenomen

doet soe thant te hare comen

alle luse cleene ende groot

14755ende dan bliuen si alle doot]

26. Staphisagria, dat kruid staat

14745 droog en heet in de derde graad.

Men zegt dat het fluimen verteert

met mastiek en wierook gekauwd

en maakt daartoe het hoofd klaar.

Met azijn gedronken, dat is waar,

14750[maakt ze tandpijn beter

kwaad vlees geneest het zo mede.

Gepoederd en in een kleed genomen

doet ze gelijk tot haar komen

alle luizen, klein en groot

14755 en dan blijven ze alle dood]

Delphinium staphisagria, L. is een tweejarige van 1,5m hoog. De plant is afkomstig uit Z. Europa. Licht blauwe bloemen in juli.

Gebruik.

Dioscorides gebruikte de zaden ter bestrijding van ongedierte, tegen jeuk, schurft en als braakmiddel en in mondspoelingen. De Romeinen noemden de plant om de werking tegen ongedierte pedicularia (pediculus: luis) Vandaar dat men het later Pedicularis noemde, een heel andere plant. Die zaden ruiken sterk narcotisch en smaken als ze gestampt zijn onaangenaam bitter en zijn uiterst scherp. Ze werken vooral giftig op de ademhalingswegen, hart en ruggenmerg. Vergiftigingsverschijnselen lijken op die van akoniet, dat wil zeggen dat de dood volgt door verlamming van het ademcentrum. Ze werden vroeger als drastisch afvoer en braakmiddel gebruikt. Later in zalven en in poedervorm tegen ongedierte en ook wel onder de naam staverzaad tegen hoofdluis en ander ongedierte bij de mens.

Etymologie.

Het Griekse staphys betekent een rozijn of gedroogde druif, en agria: wild, naar de gelijkenis van het blad met die van de druif. Mogelijk stamt de naam ook van Latijn staphis: luiskruid, en Grieks agrios: scherp, de zaden werden gebruikt voor luizenbestrijding.

De zaden worden rattenpeper, staverzaad en stephanskruid genoemd, die namen zijn uit staphisagria ontstaan. Luizenkruid, Engels louse wort en stavesacre, bij Bock Lauswurz, Stephanskorrels of –korner.

Sponsa solis dats goutbloeme

nat ende cout est dat ic nome

gheeten ende wel ywreuen

salmense ieghen venijn gheuen

14760dat comt van ghevenijnden beten

dies ne salmen niet vergheten

men salse leghen vp die wonde

hare sap es goet ieghen onghesonde

der milten ende der leueren mede

14765als comt van hitten die siechede

27. Sponsa solis, dat is goudsbloem.

Nat en koud is het dat ik noem.

Gegeten en goed gewreven

zal men ze tegen venijn geven

14760 dat komt van giftige beten.

Dat nee, zal men niet vergeten

men zal ze leggen op de wonde.

Haar sap is goed tegen het ongezonde

van de milt en de lever mede

14765 als het komt van hitte die ziekte.

Calendula officinalis, L. (geneeskrachtig) de gele goudsbloem is afkomstig uit het M. Zeegebied.

Werking.

De bloemen hebben een gelijke werking als Arnica bloemen en verder worden ze gebruikt bij slecht helende wonden en zweren, in baden, omslagen en tandheelkunde. De bitterachtig smakende plant zou een middel bevatten tegen harde gezwellen als kankergezwellen van borst en baarmoeder. Van de plant wordt verder een zalf gemaakt die gebruikt wordt tegen brandwonden.

Etymologie.

Calendula is zo genoemd naar het Latijnse Calendae, de eerste dag van de maand omdat de bloemen op vele kalendis, dus vele maanden bloeien. Vandaar wordt het ook Ҧlos omnium mensium’genoemd. Of de plant is zo genoemd naar het dagelijks openen en sluiten van de bloemen met de zonsbeweging en zoals een kalender de dag aanduidt. Goudbloem, Duits Goltblumchen, Enges marigold, Frans souci.

De plant opent zijn bloemen bij zonsopgang en vandaar heet het in midden-Latijn sponsa solis.

Saxifraga es droghe ende heet

i cruut dat men met rechte dus heet

want het den steen ontwe brect

die in de blase ende in lendine steect

14770eist dat men den wortel sijn

drinke ghetempert in goeden wijn

die wortel ghepuluert sonder waen

ende in meru ey ghedaen

ende vte ysopen metter spoet

14775es ieghel lanceuel goet

28. Saxifraga is droog en heet

een kruid dat met recht zo dus heet

omdat het de steen in stukken breekt.

Die in de blaas en in lenden steekt

14770 is het dat men de wortel van hem

drinkt getemperd in goede wijn.

De wortel gepoederd, zonder waan

en in een murw ei gedaan

en uitgezopen met spoed

14775 is tegen pijn in de onderbuik goed.

Pimpinella saxifraga, L.

Algemene kenmerken.

Van de kleine bevernel zijn de wortelbladen geveerd, de deelblaadjes rondachtig en scherp gezaagd of gesneden. De stengel is rond en een dertig tot zestig centimeter hoog, meestal glad hoewel ook vaak donzig. De kleine groenwitte bloemen verschijnen in juli en augustus.

Werking.

De wortel was een pestmiddel. Het werkt slijmoplossend en werd gebruikt bij ziektes van mondholte als een gorgelmiddel, ook als een maagmiddel. Het is een grote heler van wonden, zowel van binnen als van buiten, als een drank of zalf. De wortel ervan is scherp en werd wel gebruikt tegen kiespijn. Het sap werd gebruikt als cosmetisch artikel, het zou zomersproeten en vlekken verdrijven.

Etymologie.

Saxifraga is afgeleid van het Latijnse saxum, ‘een steen’ of ‘rots’ en frango, ‘breken’ naar de veronderstelde kracht in ziektes. Of omdat vele soorten in stenige gronden groeien in spleten die ze zelf met hun wortels geforceerd hebben. Kleine steenbreek, in Duits Steinbibernell, Engels burnet saxifraga en Frans boucage saxifraga, ‘bokspeterselie’de reuk. Zie verder hoofdstuk honderd en negen.

Saluia es heet ende droghe

hare blade sijn te prisene oghe

want wijn ysoden der mede

es goet jeghen jvchtichede

14780ende ieghen die epelentie

dats .i. suare maladie

29. Salvia is heet en droog

Haar bladeren zijn te prijzen hoog

want wijn gekookt daar mede

is goed tegen jichtigheden

14780 en tegen de epilepsie

dat is een zware ziekte.

Salvia officinalis, L. (geneeskrachtig)

Algemene kenmerken.

Salie is een halfstruik van een zestig centimeter hoog met vierkante stengels die onder aan wat verhout zijn. Wit, grijs viltig, gerimpeld en gekarteld zijn de ruw aan voelende bladeren. De bladeren staan in een kruis, een teken van heiligheid. De violet/blauwe bloemen staan trots in aren in juni en augustus.

Werking.

Salie ruikt aangenaam en heeft bitterzoete, slijmig smakende bladeren die een vluchtige olie geven. Deze olie is bacteriedodend en wordt zo gebruikt in mondwaters en gorgelwaters Salvia bevat thujon, kamfer en borneol, verder looistoffen, bitterstoffen en saponinen, werkt antiseptisch. Dodonaeus: ‘s alvia is ook zeer goed gegeten en gebruikt de vrouwen die bevrucht zijn, want ze doet, als Aetius schrijft, de baarmoeder sluiten en de vrucht groeien en sterk worden’ Salvia maakt ook de vrouwen zeer vruchtbaar en daarom hier voortijds in Egypte na grote sterfte hebben de vrouwen. ‘T sap van salvia moeten drinken omdat ze vruchtbaar zijnde veel kinderen voortbrengen zouden’ (1) Bij de oude Romeinen werd het kruid gebruikt als artsenijplant, tegen slangenbeten en als een versterkend en algeheel tonicum, het zou een hoge leeftijd bevorderen. Ze noemden dit gewas dan ook Herba Sacra. De school van Salerno zegt dan ook niet te weten hoe een mens kon sterven die salie in zijn tuin had. ‘Nur moriatur homo, cui Salvia crescit in horto!’’, waarom sterft de mens, de salie groeit in de tuin.’2, 24, 32) Het antwoord is, ‘Contra vim mortis non est medicamen in hortis’. ‘Tegen de dood is geen kruid gewassen’. Salie, de redder.

Etymologie.

Salvia komt van salvo en betekent ‘genezen of redden. Het is een verwijzing naar zijn medicinaal gebruik om het geheugen te versterken. Zie ook het Engelse woord voor salie, sage, wat wijs’ betekent. In Frans heet het la sauge en serve, van servare, ‘redden’. Salvia groeit voor de wijzen en vermindert zijn krachten als de baas van huis weg is. Het woord zou ook afgeleid kunnen zijn van salvus of salus vitae, ‘welstand of gezondheid des levens, ‘(36)Via midden-Latijn salvegia kwam het oud-Hoogduitse Salbeia wat tot Salbei werd.

Uiola dat cruud staet

cout der eerster naturen graet

.ij. iaer machmen ouden dat

14785vp dat ment doet in .i. suuer vat

mar best es soe niewe ende grone

men maket met dusdanen doene

seroep dat men eet violaet

violette met siedene bestaet

14790jn water ende duet dor i cleet

met sukere dus est yreet

werdet van violetten groene

so eist dan van betren doene

ets goet alsmen euet den rede

14795den lachame te ontbindene mede

ende maket olie violaet

dus der mede dat verstaet

men siet in olie die bloeme

die olie diemen vte siet comen

14800diemen duet dor .i. cleet

dats diemen violat heet

men sal em dien sijn houet swert

eist dat hem van hitten dert

voroft slaep salmen der mede

14805dats hem grote behoudelichede

30. Viola dat kruid staat

koud in de eerste natuur graad.

Twee jaar kan je het goed houden dat

14785 opdat je het doet in een zuiver vat

maar het beste is de nieuwe en groene.

Men maakt het met dusdanig doen

siroop dat men heet violaet

dat uit violen met koken bestaat

14790 in water en duw het door een kleed

met suiker is het dus gereed.

Wordt het genomen van violen groen

dan is het dan van betere doen

Het is goed als men heeft de koorts

14795 het lichaam te openen mede

en maakt men olie violaat.

Dus daarmede, dat verstaat,

men kookt in olie de bloemen

die olie, die men er uit ziet komen

14800 die men duwt door een kleed

dat is wat men violaat heet.

Men zalft hem die zijn hoofd zweert

als dat hem van hitte deert

voorhoofd en slaap zalft men daarmee

14805 dat is voor hem groot behoud.

Viola odorata, L. (geurend)

Algemene kenmerken.

Het maarts viooltje is een overblijvend plantje met hartvormige blaadjes dat in schaduwrijke plaatsen groeit. De bloemen zijn tweezijdige symmetrisch, violetblauw en zeer kort gespoord. Bloeit van maart tot mei. De zaaddoosjes barsten in 3 delen open waardoor de zaden eruit geslingerd worden..

Werking.

Het was een schoonheidsmiddel, het maakt de ogen glanzend. Griekse vrouwen kleurden er hun oogleden blauw mee. Het zijn met Shakespeare de Ҷiolets dim, but sweeter than de lids of Juno’s eyes’met Chaucer die het signe of touthe that is in woman sene’. Vermoedelijk was dit naar het oude gebruik in Griekenland om hun oogleden met een purperen en zoet geurende zalf te bestrijken. De godin Juno zou zoiets gebruikt hebben. Door zich te wassen met violenwater verkrijgt men een fluweelzachte huid. Als gorgeldrank is de siroop goed tegen keelontstekingen en goed voor de ademhalingswegen. Violensiroop werd in Duitsland in de gehele middeleeuwen gemaakt en diende als bijzondere lekkernij, ook voor medische doeleinden. Vanouds werden de bloempjes als geneesmiddel gebruikt, bij kinderstuipen en toevallen, dat in het Duits Fraisen genoemd werd, vandaar de naam Fraisenblumchen voor het viooltje. Behalve de eigenschappen van de wortels om het braken en de ontlasting te bevorderen beval men een bloedzuiverend aftreksel van bloembladeren aan bij chronisch huiduitslag.

Etymologie.

Viola. Het viooltje is Grieks en het heet in die taal ion, dit werd in het Latijns viola. In het Italiaans en Frans werd dit violetta of violette en Engels violet. Duits heeft der Viol, in Zuidduits komt das Veiele voor en in Noordduits das Veilchen onze viool.

Gingiber dat cruud dat staet

heet inden darden graet

ende in den ersten graet est nat

platearius seghet dat

14810j cruut comt van endi hare

die wortel etet gingibere

ouer dat witte men best out

jeghen die barst die es vercout

ende ieghen vercoude maghe

14815eist goet gheten alle daghe

den lagame maket goet

quade vmure verdriuen doet

jn wine ysoden ende ghecuet

segmen dat al dit verduet

14820dyagingiber diet can maken

es best tallen desen saken

31. Gingiber, dat kruid dat staat

heet in de derde graad

en in de eerste graad is het nat.

Platearius zegt dat

14810 dit kruid komt van Indie hier

De wortel heet gember

Voor de witte die men als beste houdt

tegen die borst, die is verkouden

en tegen koude magen

14815 is het goed gegeten alle dagen

het lichaam maakt het goed

en kwade humeuren verdrijven doet

in wijn gekookt en gekauwd

zegt men dat al dit verteert.

14820 Dygingiber die het kan maken

is het beste tegen al deze zaken.

Zingiber officinale, Rosc. (geneeskrachtig)

Algemene kenmerken.

Gember is een overblijvende kruidachtige plant die afkomstig is uit Tropisch Azië. Uit de vlezige wortelstok komt de tot een meter hoge bebladerde stengel die met lancetvormige bladeren bezet is. Daarnaast staan afzonderlijke bloemstengels die aan hun top een dikke aar van rood-witte bloemen dragen.

Werking.

De wortelstok levert in gekonfijte toestand de gember. Die heeft een fijne flexibele scherpte wat samengaat met zware sausen of marinades, ook wordt het verwerkt in fijne cakes. In gedroogde toestand werd het in de geneeskunde gebruikt. Gemberbrood was heel populair in Engeland. Shakespeare, Love’s Labour Lost V, 1, ‘En als ik op deze wereld ook maar een stuiver bezat, dan zou ik die aan jou geven om gemberbrood te kopen’ .

Etymologie.

Gember, Engelse ginger, Frans gingembre wat stamt uit oud-Frans gingibre, dat uit Latijn zingiberi en dat uit Grieks zingiberis wat weer afgeleid is uit het Arabische zanjabil en dat weer uit Palisch singivera en die tenslotte uit Dravisch singi, ‘gember’+ vera, ‘wortel’

Daartussen verschijnt het Sanskriet sringavera of singabera, ԧevormd als een hoorn’, een verwijzing naar de wortels die als een gewei gevormd zijn.

In het Duits ging het woord gingibere een andere kant op, via Ingeber werd het Ingewer.

Zeduare es droghe ende eet

i. cruud dat in oriente steet

jn italien est oec vonden

14825tbitterste es best tallen stonden

jeghen lanceuel ende wint

ende ieghen stecten diemen vint

die somwile ter harten gaen

es zeduare goet ontfaen

14830mar wie so stecten beseft

die van der herten heft

sie dat hi zedeware spart

want hi trect ter herten wart

sijn puluer in spise ystrijt

14835maket goeden appetijt

32. Zedoaria is droog en heet.

Een kruid dat in de Oriënt staat

in Italië is het ook gevonden.

14825 Het bitterste is het beste te alle stonden tegen pijn in de onderbuik en wind

en tegen steken die men vindt

die soms naar het hart gaan

is zedoaria goed te ontvangen.

14830 Maar bij wie zo steken beseft

die hij het aan het hart heeft

ziet dat hij zedoaria spaart

want het trekt ter hart waart.

Zijn poeder in spijs gestrooid

14835 maakt goede appetijt.

Saccharum officinarum, L. (geneeskrachtig)

Algemene kenmerken.

Suikerriet, wordt een vijf meter hoog en is meerjarig, lijkt op mas. Het blad is bamboeachtig, geeft vier tot zes dikke, bebladerde halmen. Afhankelijk van de vermeerderingswijze kan het tien tot zestien maanden na het planten geoogst worden.

Gebruik.

In the Tale of Sir Thopas vertelt Chaucer (1387) over lieflijke dingen;

‘And roial spicerye’

Of gyngebreed that was ful fyn’

And lycorys, and eek comyn’

With sugre that is trye.’

Suiker dat men probeerde is wel een opvallend detail. Bij Shakespeare is suiker blijkbaar meer algemeen. In The Winters Tale IV.II.50 moet er al drie pond suiker gehaald worden met andere specerijen. Vondel heeft zelfs een Suikerliet:

‘Ontziet men niet met lust te varen

Ter wereld uit naar suikerzoet Brasil

Daar ijvert elk om suikerriet.’

Etymologie.

Saccharum kan teruggevoerd worden op het Sanskriet karkara of sarkura, wat ‘grind’, betekent. De Arabieren introduceerden het uit India met de Perzische naam schakar en het werd sakkar of sukkar. De Grieken namen het zo aan vanuit Klein‑Azië en het werd sakchar of sakcharon. De Romeinen namen het aan van de Griekse schrijvers en het werd saccharum. Vanuit Sicili dringt het Italiaanse zucchero noordwaarts en gaf de midden Latijnse zuccarum en zuccara. Over de Alpen kwam het woord en de waar in 12de eeuw naar Duitsland en verscheen als Cuccer, Zuccer, Zuker en Zucker. Over het Franse sucre ontstaat het Nederlandse suker, zuiker en suiker, het midden Engelse sucre en tegenwoordige sugar.

Vermaarde bronnen

Ghemenelike van allen fonteinen

bede van soete ende van onreinen

es te verstane esmen vroet

14855es .i. fonteine quaet of goet

sout of starc of heet of cout

of clar of droeue of menechfout

dat soe die smake entie ghedane

van der arden plegt tontfane

14860dar soe nemet hare beghin

ende dar darde legt in

van fonteinen die hier staen

doen ons redenen verstaen

plinius ende sente augustijn

14865sente ysidorus ende solin

ende oec die bibele der bi

ende meester jacob van vitrj

Moyses sprect die mester wijs

dat int artsce paradis

14870ene fonteine sprinct so groot

dat iiij riuieren sonder ghenoot

comen vte diere fonteinen allene

fuson nometi die ene

mar auctore etense ganges

14875die dor darde sijd seker des

comt vten artscen paradise

ende in .i. wonderliker wise

comtse van .i. berghe ywalt

van india neder ende valt

14880dat edel lant aldore ende duere

algader van hare nature

vintmen in hare sant ymene

fijn gout ende diere stene

gion die oec nilus heet

14885sprinct bi den berghe etnas yreet

dar na etet es wel lanc

doetse in derde weder hare ganc

ende loept in die rode zee

dar na dats te wonderne mee

14890niet verre van den ouere dan

sprincsoe ende vort an

comt soe snellike ylopen

dor dat lant van ethyopen

ende maect met haren nat

14895egypten so dat men in dat

coren wint dus lermen dicken

ende delt hare in vij sticken

ende loept die zee yreet

diemen mediterraneum eet

14900tygris ende eufrates mede

springhen bede vte .i. stede

jn dat grote armenien

jn dien berch oric lien

ende darna alteant

14905lopet elke dor menech lant

nv segmen dese fonteine

so grot so milde so dore reine

benetten ymenelike

die plaetse van arderike

14910so willen someghe wise verstaen

dat alle fontenen adren gaen

vte dese moeder fonteine

hense ofte scone ofte reine

sijn worden bi der arden nature

14915dar si comen ylopen dure

ende alle lopende watre keren

ten ouede dar die macht ons heren

erst springhen moghenlike

om te lopene ewelike

14920nv ort wonderlike dinghen

van elker fonteinen sonderlinghe

Solinus ende jacob van vitrj

segghen dat dat .i. fonteine si

jn egypten dar men te hant

14925blusscen mach .i. brant

ende dat theant weder ontsteken

dit machmen ouer wonder spreken

jn etyopen dat ete lant

dar wonet volc eet garamant

14930dats .i. fonteine sonder wanc

daghes so cout dats niemen yniet

nacht so heet dat al versiet

jacob van vitri die kent

14935dat .i. borne van orient

dar men griex vier of can maken

sonder minghen andre saken

ende alst wert ontsteken iet

canment gheblusscen niet

14940ensi met sande of met aisine

of met des menscen orine

plinius segt dat water si

dar oghen wonden ghenesen bj

ende sulke watre die wonden pleghen

14945te ynesene si sire mede ydweghen

agustijn segt sekerlike

dat .i. fonteine es in afrike

die soete singhen doet

hem diet te drinken moet

14950plinius segt dat si

eene fonteine seghevri

die luxurie doet vergaen

agustijn doet verstaen

dat .ij. fonteinen sijn in cecile

14955die ene euet mach talre wile

dat so vrouwen euet macht

van manne tontfane dracht

ende dandre die beniden saen

dat soe van manne euet kint ontfaen

14960oec segti mede dat in cessale

flumen lopen tenen dale

watermen scaep in deene

si warden swart alle ghemene

ende in dandre nv merket dit

14965werden alle scape wit

watermense nv hier nv dar

si werden al bont ghear

jacob van vitri seghet

dat in idumua leghet

14970en borne die oec fonteine eet

iiij warf ten iare als men weet

so verkerso hare ydane

iii maent achter een ic wane

nv groene nv root nv droue nv clar

14975ende dese dinc vintmen dats war

plinius segt dat watre sijn

diet of drinket verhetet wijn

agustijn die orcont

dat sulc water es vp den gront

14980datter ghene dinc in sinke dier in legt

vander doder ze men segt

al dar wilen er was lant

dat god met viere euet verbrant

dat niemen can ydinken

14985datter eneghe dinc in mach sinken

oec segt sente agustijn

dat noch sulke watre sijn

die driewaruen onder dach ende nacht

nv soete sijn nu van sure cracht

14990jacob segt in sine scrifture

men vint fonteinen van dier nature

die warem sijn ende oghen ynesen

men mach dene kennen bi desen

want dief die ieghen diefte swert

14995thant hem dat water dert

want hi wert blent dat siemen toghen

es hi onsculdech hem betren doghen

solinus doet ons verstaen

dat .i. fonteine es sonder waen

15000eist dat mer bj blaset ende pipet

so war also die soeteit gripet

ende wast als diet gerne verstaet

want soe bouen allen oueren gaet

liber rerum mede segt

15005dat in clene bertainge legt

.j. fonteine ouer een

ghiet mense vp .i. steen

die al dar bi es yleghen

dar wert .i. swerc saen ende .j. reghen

15010ende .i. donre dar toe mede

te iherusalem bi der stede

es die fonteine ciloe

die water euet min no me

also als god ian den lieden

15015dit orewi ystorien bedieden

j. fonteine loept wi lesen dus

bi den berghe libanus

tusscen .ij. stenen alsic las

tvsschen rafanus ende archas

15020ende es yheten sabaet

om dat binnen alle der weke ne gaet

dar altoes watre ne ghene

sonder saterdaghes allene

dan es so vardech ende snel

15025ende verwlt die stat van water wel

dit scriuet jacob van vitri

dat int lantscap van persi

es .i. riuiere die in elker nacht

vervriest met so groter cracht

15030datter liede ende beesten ouer gaen

des daghes doiet soe sonder waen

bi surs so springet in die zee

ende andre ende nemme

also sere vten gronde

15035dat mense mach talre stonde

bouen sceppen soete ende goet

sonder alst die storem doet

oghe effen die zeebaren

dat mer niet siet te waren

15040dit ebic van fonteinen vonde

ort nv vort te desen stonde

wat crachte dat ebben die stene

ende voren die tale int ghemene

Vermaarde bronnen.

Gewoonlijk van alle fonteinen

beide, van zoete en van onreine,

is te verstaan is men verstandig

14855 is een fontein kwaad of goed

zout of sterk of heet of koud

of helder of droevig of menigvuldig

dat ze de smaak en de gedaante

van de aarde pleeg te ontvangen.

14860 Daar ze neemt haar begin

en daar de aarde legt in.

Van fonteinen die hier staan

doen ons redenen verstaan

Plinius en Sint Augustinus

14865 Sint Isidorus en Solinus

en ook de bijbel er bij

en meester Jacob van Vitry

Mozes spreekt, die meester wijs,

dat in het aardse paradijs

14870 een fontein ontspringt zo groot

dat vier rivieren zonder gelijke

komen uit die fontein alleen al

Fuson noemt hij die ene

maar auteurs noemen ze Ganges.

14875 Die door de aarde zijn, zeker deze

komt uit het aardse paradijs.

En in een wonderlijke wijze

komt ze van een berg gevallen

van India neder en valt

14880 dat edele land al door en door.

Allemaal van haar natuur

vindt men in haar zand algemeen

fijn goud en dure stenen.

Gion, die ook Nijl heet,

14885 ontspringt bij de berg Etna gereed

daar na heet het en is wel lang

doet ze in de aarde weer haar gang

en loopt in de Rode Zee.

Daarna dat is te verwonderen meer

14890 niet verre van de oever dan

springt ze en voorts aan

komt ze snel aan gelopen

door dat land van Ethiopië

en maakt met haar nat

14895 Egypte zodat men in dat

koren wint, aldus leert men veel

en deelt zich in vijf stukken

en loopt de zee in gereed

die men Middellandse Zee heet.

14900 Tigris en Eufraat mede

ontspringen beide uit een plaats

in dat grote Armenië.

In die berg, hoor ik belijden,

en daarna gelijk

14905 loopt elk door menig land.

Nu zegt men deze fontein

is zo groot, zo mild, zo door rein

benatten algemeen

die plaatsen van het aardrijk.

14910 Zo willen sommige wijzen verstaan

dat alle fonteinen aderen gaan

uit deze moeder fontein

Vandaar vaak schoon of rein

zijn geworden door de aardse natuur

14915 daar ze komen te lopen door.

En alle lopende wateren keren

ten hoofde daar door de macht van onze Heer

eerst ontspringen vermogend

om te lopen eeuwig.

14920 Nu hoort van wonderlijke dingen

van elke fontein apart.

Solinus en Jacob van Vitry

zeggen dat er een fontein is

in Egypte waar men gelijk

14925 blussen mag een brand

en dat ht gelijk weer zal ontsteken.

Dit mag men voor wonder spreken.

In Ethiopië dat hete land

daar woont volk dat heet Garamant

14930 dat is een fontein zonder twijfel

daar is het zo koud dat niemand geniet

‘s nachts zo heet dat het al verkookt.

Jacob van Vitry die kent

14935 dat een bron van de Oriënt

waar men Grieks vuur van kan maken

zonder menging van andere zaken.

En als het werd ontstoken iets

kan men het blussen niet

14940 tenzij met zand of met azijn

of met de mensen urine.

Plinius zegt dat er water is

waar oogwonden genezen bij

en zulk water die wonden plegen

14945 te genezen zijn ze er mee gewassen.

Augustinus zegt zeker

dat er een fontein is in Afrika

dat zoet zingen doet

hem die het te drinken moet.

14950 Plinius zegt dat is

een fontein, zegt hij vrij,

die wulpsheid laat vergaan.

Augustinus laat verstaan

dat er twee fonteinen zijn in Sicili.

14955 De ene heeft macht te alle tijd

dat ze vrouwen geeft macht

van mannen te ontvangen dracht

En de andere die benijden gelijk

dat ze van een man een kind heeft ontvangen.

14960 Ook zeg die mede dat in Thessali

stromen lopen in een dal.

Watert men een schaap in de ene

ze worden zwart algemeen

en in de andere, nu merk dit,

14965 worden alle schapen wit.

Watert men ze nu hier en nu daar

ze werden al bont geaard.

Jacob van Vitry zegt

dat in Idumua ligt

14970 een bron die ook fontein heet.

Vier maal in het jaar, zoals men weet,

zo verandert ze haar gedaante

drie maand achtereen zoals ik waan.

Nu groen, nu rood, nu droevig en nu helder

14975 En deze dingen vindt men, dat is waar.

Plinius zegt dat er wateren zijn

die er van drinkt heet het wijn.

Augustinus die verkondigt

dat zulke wateren zijn op de grond

14980 dat er geen ding in zinkt die er in ligt.

Van de Dode Zee men zegt

Al daar was wijlen een land

dat God met vuur heeft verbrand

dat niemand kan bedenken

14985 dat er enig ding in mag zinken.

Ook zegt Sint Augustinus

dat er nog zulke wateren zijn

die drie maal onder dag en nacht

Nu zoet zijn, nu van zure kracht.

14990 Jacobus zegt in zijn schriften

men vindt fonteinen van die natuur

die warm zijn en ogen genezen.

Men mag de ene kennen bij deze

want de dief die tegen diesftal zweert

14995 gelijk hem dat water deert

want hij werd blind dat ziet men hem tonen.

Is hij onschuldig, hem verbeteren de ogen.

Solinus laat ons verstaan

dat er een fontein is zonder waan

15000 is het dat men er bij blaast en fluit

zo waar als het de lieflijkheid grijpt

en groeit als die het graag verstaat

want het zo boven alle oevers gaat.

Liber Rerum mede zegt

15005 dat in klein Bretagne ligt

een fontein gelijk.

Giet men het op een steen

die daarbij is gelegen

daar wordt het een zwerk gelijk en een regen

15010 en een donder daar toe mede.

Te Jeruzalem bij de stad

is de fontein Silo

die water heeft min of meer

alzo als God gunde aan de lieden.

15015 Dit horen wij historie aanduiden.

Een fontein loopt, wij lezen dus,

bij de berg Libanon

tussen twee stenen, zoals ik las,

tussen Rafanus en Archas

15020 en is geheten Sabaet.

Omdat in de hele week niet gaat

daar altijd water niet gaat

uitgezonderd zaterdag alleen

dan is het zo vaardig en snel

15025 en vervult de stad van water goed.

Dit schrijft Jacob van Vitry

dat in het landschap van Perzi

is een rivier die in elke nacht

bevriest met zo grote kracht

15030 dat er lieden en beesten over gaan.

Des dag dooit het zonder waan

bij Surs zo springt het in de zee.

En andere en nimmer

alzo zeer uit de grond

15035 dat men ze mag te alle stonde

boven scheppen zoet en goed.

Alleen als het de storm doet

hoog heffen de zeebaren

dat men het niet ziet te waren.

15040 Dit heb ik van fonteinen gevonden,

Hoort nu voort op deze stonde

wat krachten dat hebben de stenen

en voor het verhaal in het algemeen.

Ghemenelike sijn de stene

15045die ons comen groot ende clene

bi der riuieren neder te waren

vten padise yvaren

stene die comen van orient

niemen ne twifels die men vroet kent

15050sine sijn van groter macht

ende oec ouer best yacht

want men siet an den seil steen

dies nombert scipman negheen

oe hi die leetsterre wijst

15055nochtan es hi ouer ondiere yprijst

mar bi redenen ne can men niet

gheproeuen die cracht die men siet

wanen so comt mach hit lichte

sonder bi ons heren ghifte

15060nv salicse v bi namen nomen

lso alsi in ordinen comen

[na dordine van a b c

also vort no min no mee

Stenen.

1. Inleiding.

Gewoonlijk zijn de stenen

15045 die bij ons komen, groot en klein,

bij de rivieren neer te waren

uit het paradijs gevaren

stenen die komen van de Oriënt.

Niemand nee twijfelt die men verstandig kent

15050 ze zijn van grote macht

en ook voor de beste geacht.

Want men ziet aan de zeilsteen (magneet)

die ontbreekt bij een schipper geen

omdat hij de Poolster aanwijst.

15055 Nochtans is hij goedkoop geprijsd

maar om reden die men niet

kan beproeven, de kracht die men ziet

waarvan zo komt uit licht

uitgezonderd door onze Heer gift.

15060 Nu zal ik ze u bij namen noemen

alzo ze in ordening komen.

Naar de ordening van a, b en c

alzo voorts meer of min.

Emesticus die ic erst sette

15065es ylijc der violetten

ende dar men vint so ydaen

es de beste sonder waen

some amatisten sijn

ghevarwet na roden wijn

15070metten watre verkeert

jn Etyopen als men ons lerd

vintmense ende in indi

ende in germania hier bi

mar die ne sijn no bore diere

15075no oec van sconre maniere

enter werden eueti min

die cracht die hi euet in

dats dat hi dronkenscap verdrijft

alsmen ons lert ende scrijft

2. Emesticus die ik als eerste zette,

15065 is gelijk de viool gekleurd

en daar men ze vindt zo gedaan

dat de beste zijn, zonder waan.

Sommige amethisten zijn

geverfd naar rode wijn

15070 met het water verandert.

In Ethiopië, zoals men ons leert,

vindt men ze en in Indië

en in Germanië hierbij

maar die zijn niet bar duur

15075 en ook niet van schone manier

en de waarde heeft het minder.

De kracht die het heeft in

dat is dat het de dronkenschap verdrijft

zoals men ons leert en schrijft.


Amethist, Duits Amethyst, Engels amethyst. Amethist werd vanouds tegen verdoving gebruikt en als amulet gebruikt. Latijn amethystus komt uit Grieks amethustos: methu: wijn, a: niet, niet dronken omdat men oudtijds aan deze steen de kracht toeschreef tegen dronkenschap te behoeden.

Vondel, ‘’De Heerlijckheyd van Salomon’;

‘De amethist dien God wien ‘t veyl wil inlijven,’=Die God die zich met klimop het hoofd omkranst.Bacchus, de god van de wijn, had een nymf waar hij dol op was. Hij achtervolgde haar, maar omdat ze niet van zijn dronkenschap hield vluchtte ze. Ze riep Diana, de godin van kuisheid, tot hulp aan. Op het moment dat Bacchus haar inhaalde en haar wilde omarmen veranderde Diana haar in een stenen beeld. Bacchus wilde haar blijven beminnen en vereren en gaf daarom aan het beeld een violette kleur, de kleur van zijn wijn, en hij bepaalde daarbij dat deze steen de drager voortaan zou behoeden tegen dronkenschap.

15080Schates es i dier steen

swart vint men menghen een

dar wit adren in gaen

oec segmen ons sonder waen

dat hi in euet figuren

15085ywassen bi yrechter naturen

als die ystorien doen verstaen

dat coninc purus sonder waen

die wilen street ieghen de romeine

j. acathes adde so reine

15090datter in stont properlike

ix jnstrumente der musike

jn midden appollo

metter arpen sittende so

dit ne makede leec no clerc

15095mar dit was der naturen werc

dese steen verdriuet venijn

den draghere doet hi starc sijn

ende gheuet gheluc ter cure

jn meneghe sware auonture

15100ende maectene wert ende lief

ende wert den darst segt die brief

ende maect den ogen clar

oudemen den viere nar

riecti soete als wi lesen

15105eneas adde desen

doe van troien vloe die man

die meneghe sware noot verwan

3. 15080 Achates is een dure steen

zwart vindt men er menig een

waar witte aderen in gaan.

Ook zegt men ons, zonder waan,

dat het in heeft figuren

15085 gegroeid bij oprechte naturen.

Als de historiën doen verstaan

dat koning Pyrus zonder waan

die wilde strijden tegen de Romeinen

een agaat had zo rein

15090 dat er in stond nauwkeurig

negen instrumenten van muziek

in het midden Apollo

met de harp zitten zo

dit niet gemaakt werd door een leek of klerk

15095 maar dit was naturen werk.

Deze steen verdrijft venijn

de drager laat hij sterk zijn

en geeft geluk ter keur

in menige zware avonturen

15100 en maakt waard en lief

en weert de dorst, zegt de brief

en maakt de ogen helder.

Houdt men het vuur erbij

ruikt het zoet, zoals wij lezen.

15105 Aeneas had deze

die van Troje vlood die man

die menige zware nood overwon.

Agaat, midden-Nederlands achaet, acaet en achates, Duits Achat, midden Hoogduits achates, uit Frans agate van de 13de eeuw, dit uit Latijn achates, (gemma) wat weer uit Grieks akhates, de steen zou zo genoemd zijn naar de rivier Achates in Sicilië, waar het volgens Plinius het eerst gevonden zou zijn.

Het was 1 van de 12 stenen in het borstharnas van de Hogepriesters, Exodus 39, in het Hebreeuws schebo.

Al naar gelang de kleur werd er een symbolische relatie aan toe geschreven. In de aderen herkende men figuren van goden.

Alabaustus wi lesen dit

es .i. steen van varwen wit

15110dar men vate of maket goet

dar men diere specie in doet

want niet lichte in langhe stont

ne wertter in specie onghesont

omtrent damas ende teben mede

15115vintmense van groter witede

mar die beste comt van endi

men segt die steen es seghe vri

ende hi vriescap beiaghet

den ghenen diene ouer hem draghet

15120jn dit vat brochte magdalene

diere specie ende rene

dar soe iesumme saluede mede

dar hi at ter seluer stede

4. Alabastus, wij lezen dit,

is een steen van kleur wit

15110 waarvan men vaten maakt goed

waar men dure specerij in doet

want niet gemakkelijk in lange tijd

wordt de specerij daarin ongezond

Omtrent Damascus en Thebe mede

15115 vindt men ze van grote witheid,

maar de beste komt van Indië.

Men zegt de steen is zege vrij

en hij vriendschap bejaagt

diegenen die het bij zich draagt.

15120 In dit vat bracht Magdalena

dure specerij en reine

waar ze Jezus zalfde mede

daar hij at ter zelfde plaats.

Albast, midden-Nederlands alabastre, Engels alabaster, Frans albtre, uit Latijn alabastrum, uit Grieks alabastron: zalfflesje, van alabastos. Naam van een stad in Egypte, Alabastron.

Albast is een zachte, witte, half doorzichtige steen die zeer goed te polijsten is.

De onyxmarmer, de oosterse alabaster, is een melkwit tot honinggeel, ook groenachtig door parallel verlopende lichte en donkere lagen gestreepte doorschijnende kalkverbinding. Het werd gebruikt voor beelden, altaren en allerhande sierwerk. Het wordt vooral in Beni Suef en Siut in Egypte, het zgn. onyxalabaster gevonden Er zijn twee soorten:

Het kalkalbast druipt nog dagelijks van de stalagmieten en stalactieten in de druipsteengrotten. Daar ontstaat gewoonlijk geelachtig wit, door donkere en lichtere strepen afgewisseld, grofkorrelig en zeer doorschijnend albast.

Het gipsalbast is een op marmer lijkende doorschijnende soort van dicht gips. Dit is zelden schitterend wit, gewoonlijk grijs, ook wel eens geelachtig, roodachtig wit en blauwachtig grijs. Het is meestal meermalen gevlekt, geaderd en gewolkt.

Vanwege de grote dichtheid is het zeer geschikt om gepolijst te worden. Dit geeft het een hoge waarde.

De verwisseling van beide soorten is al oud en bekend bij de Grieken. Het is waarschijnlijk ontstaan doordat beide mineralen dienden als grondstof voor de vervaardiging van zalfflesjes van zekere vorm, in Grieks alabaster, en daarom alabastrinetes of alabastersteen genoemd werd. Het kalkalbast werd daar het meest voor gebruikt. De meest gezocht variëteit kwam uit de omgeving van Thebe, vandaar Egyptisch albast, en vertoonde een tekening van kronkelende evenwijdige lagen als gevolg van zijn afzetting.

Adamas dats .i. steen

15125die yvarwet es in tween

ende adamas vint men dat si

jn dal ende van endi

die vintmen dar inden dale

onder rotsen van finen kerstale

15130ende es na den kerstale dar

mar .i. deel yvarwet dar nar

datmen yvilt yser siet

desen machmen breken niet

met viere no met slane ghene

15135sonder met bux bloede allene

warem rinnende vter wonden

dar mede scorti te seluer stonden

met sinen splenteren yset in stale

snidemen ende grauert wale

15140die archste steen die men vint

dese nes mere niet entwint

dan men die aselnote weet

sulc man es diene diamas heet

men segt dat hi gratie gheuet

15145hem diene ouer hem euet

vp dat men dor vrienscap gaf

ander ne dieti niet .i. caf

no ne diet hine si al so beiagt

hi es te beter almen ywagt

15150eist datmen staen doet in stale

els dat vingherlijn altemale

van goude sij ymaket al rene

dor die here van den stene

en vindet .i. andren dyamas theant

15155tote arabien in dat lant

ende in de ze mede als men segt

die in die ze van cypers legt

ende es darin ende is

jn grieken bi philippis

15160ende dien etemen seil steen

dien sone mach ouer een

die schipman omberen niet

want alsi die leetsterre nie siet

wijst hem die steen de leetsterre

15165anders bleuen si in werre

bi dien dat hem die steen lert

wetensi war si sijn bekert

dese steen es oric lien

nvtte ter touerien

15170hi gheuet hem cracht ende beiaghet

jeghen sinen viant diene draghet

hi verstect drome die idel sijn

ende hi openbart venijn

want men segt dat hi sueet

15175als hi enech venijn bi hem weet

die metten viant es beten

es hi nuttelic wilmen weten

ter luchter ant oric ywaghen

dat hi wille sijn ydraghen

5. Adamas dat is een steen

15125 die gekleurd is in tweeën.

En adamas vindt men dat ze

in het laatste einde van Indië

die vindt men daar in de dalen

onder rotsen van fijn kristal

15130 en is naar het kristal daar

maar een deel geverfd daar naar

als dat men gevijld ijzer ziet.

Die kan men breken niet

met vuur of met slaan niet

15135 dan met boksbloed alleen

dat warm rent uit een wond

daarmee scheurt het terzelfde stonde.

Met zijn splinters gezet in staal

snijdt men en graveert wel

15140 de hardste steen die men vindt.

Die is niet veel groter

dan dat men de hazelnoot weet.

Sommige die het diamant noemen.

Men zegt dat hij gratie geeft

15145 hem die het bij zich heeft

opdat men het door vriendschap gaf

anders doet dat niets

nog niet dient, tenzij het alzo bejaagt.

Het is te beter, zoals men gewaagt

15150 is het dat men het staan doet in staal

en is die ring helemaal

van goud gemaakt al rein

door de heer van de steen.

Men vindt een andere diamant gelijk

15155 te Arabië in dat land

en in de zee mede, zoals men zegt,

die in die zee van Cyprus ligt

en ijzer daarin is.

In Griekenland bij Philippis

15160 en die noemt men zeilsteen

deze komen overeen

de schipper ontberen niet

want als hij de Poolster niet ziet

wijst hem die steen de Poolster

15165 anders blijven ze in de war

daardoor dat hem de steen leert

weten ze waar ze zijn.

Deze steen is, hoor ik zeggen,

nuttig voor toverijen

15170 hij geeft hem kracht en bejaagt

tegen zijn vijand, die het draagt,

hij versteekt dromen die ijdel zijn

en het openbaart venijn

want men zegt dat het zweet

15175als het enig venijn bij zich weet.

Die met de vijand zijn bezeten

is hij nuttig wil men weten

te linkerhand, hoor ik gewagen,

dat hij wil zijn gedragen.

Diamant bestaat uit zuivere koolstof en is dus bij zeer hoge temperaturen brandbaar. Het is de hardste van alle delfstoffen, hardheid 10, s.g. 3.52, krast zelf het hardste staal en kan alleen geslepen worden met zijn eigen diamantpoeder. Mogelijk kon men in India de diamant al kloven, in natuurlijke vorm ziet het er namelijk niet uit en heeft geen waarde. Het moet eerst geslepen worden, die kunst bestond in zijn tijd nog niet, mogelijk bij de Indiërs, daar werden ze al als waardevol beschouwd. Het was een van de redenen waarom de Mohammedanen Indië wilden veroveren.

Adamas was een van de Trojaanse vorsten. Het is een mythisch godenstaal dat om zijn hardheid gebruikt werd tot werktuig van de goden. Zo was de helm van Hercules van adamant vervaardigd, evenals, volgens Aeschylus, de boeien van Prometheus, verder de tafels van het noodlot, de ketenen van de hellehond Cerburus, de poort van het verblijf der rampzaligen.

Ptolemaeus, de legeraanvoerder van Alexander, maakte het westen bekend met de diamantrivier, Mahadani. Hij noemde die adamas, de ontembare, en gaf daarmee de diamant een naam waarmee Plato alle harde stoffen en metalen had aangeduid.

Diamant, in Engels diamond, midden-Nederlands diamas, 13de eeuw, dyamant, uit Frans diamant dat weer uit Latijn diamas, wat naast ouder adamas staat, adamantis: hardste ijzer of staal, ondeelbaar of onverbiddelijk, dat van Grieks adamas, adamantos, a: niet en damao: ik tem, onderwerp, domitare: inbreken. Daarnaast ontstond in het Latijn adiamante (misschien onder invloed van het Griekse dia: doorschijnen) waaruit weer het Franse adamant, van amant: magneet, de Engels adamant ontstond. (Adama is Hebreeuws voor aarde)

Een harde ondeelbare steen als de diamant, eigenlijk onbedwingbaar. De diamant was dus eigenlijk weinig bekend, meer een hard soort ijzer, de zeilsteen.

Midsummer Night’s Dream II, 1, 195, Gij zeilsteen, hard van hart. Adamant betekent zowel diamant als magneet en kan dus tegelijk de hardheid en aantrekkingskracht van Demetrius aanduiden. As true as steel, as plantage to the moon’

As sun to day, as turtle to her mate’

As iron to adamant, as earth to the centre,’ Troilus and Cressida 3, 2, 184-6.

De zeilsteen is dan magneetijzerts.

15180Albesten dats ouer en

jn archadia .i. steen

als yser roest ydaen

ontsteken ne machmen sonder waen

mar nemmermer in ghere maniere

15185sone werti yblust van viere

dit segghen ons mesters al bloot

mar dits wonder alte groot

6. 15180 Albesten, dat is gelijk

in Arcadia een steen

als van ijzer roest gedaan.

Ontsteken kan men het zonder waan

maar nimmermeer op geen manieren

15185 wordt het geblust door het vuur.

Dit zeggen ons de meesters al bloot

maar dit is een wonder al te groot.

Asbest is een wit, fijn vezelig mineraal dat een zijdeglans bezit. De vezels laten zich gemakkelijk tot een grove draad spinnen waarvan vuurvaste kledingstukken, waterfilters en andere dingen vervaardigd worden. Omdat het niet door logen wordt aangetast gebruikt men het ook om te filteren.

Het wordt in Zwitserland en Tirol gevonden, meestal in de gangen van serpentijnrotsen.

De naam asbestos, al bij de Ouden in gebruik, zinspeelt op het feit dat een lamp voorzien van een pit van asbest zoals de gouden lamp van Pallas te Athene, mits behoorlijk bijgevuld, nooit ophield te branden, dus onuitblusbaar was. Grieks asbestos: onblusbaar, het onverbrandbare, (pluimaluin of amianth). Van het amianth of bergvlas vervaardigden de ouden, volgens Plinius, een soort van onbrandbaar lijnwaad (asbestinium) onverbrandbare linnen. Dat gebruikte de Romeinen vooral tot het weven van kostbare lijkgewaden waarin de doden werden gehuld voor ze op de brandstapel werden gelegd, opdat de overblijfselen onvermengd met de as van het hout bewaard zou blijven. Zie vuursalamander en volgende.

Amantos men vindet wale

es .i. der steene orientale

15190ende es als aluun ydaen

.j. sidin cleet bestrikemen saen

met desen so dat sine maniere

blijft onghequets van den viere

ende werdet clar inder ybare

15195als oft scone ywasscen ware

goet es ieghen sorterie

ende ieghen alrande touerie

7. Amantos, men vindt wel,

is een der stenen van de Oriënt

15190 en is als aluin gedaan.

Een zijden kleed bestrijkt men gelijk

met deze, dat is zijn manier,

dat blijft ongekwetst van het vuur

en werd helder in die gebaren

15195 alsof het schoon gewassen was.

Goed is het tegen betovering

en tegen allerhande toverij.

Alectorius es ouer een

dat wi nomen capoensteen

15200alse ghi moghet doen ondersouc

hier voren in der vogle boec

van der groter van .i. bone

ydaen na den kerstale staen

anders dan hi donkere es

15205diene inden mont draghet sijd ghewes

hine laet em ghenen darst gaen an

dus prouemen of hi vrai es dan

jn wighe es hi seghenti sere

ende beiaghet pais ende here

15210sinen draghere maecti wijs

ende meest vrouwen die mespris

van haren mannen moeten ydoghen

doet hi den mannen vrienscap toghen

als dure vordeel an wils iaghen

15215moetstune inden mont draghen

8. Alectorius is er een

die wij noemen kapoensteen

15200 zoals gij mag laten onderzoeken

hier voor in het vogel boek.

Van de grootte van een boon

gedaan naar het kristal tezamen

anders dan dat hij donker is.

15205 Die het in de mond draagt, wees gewis, het laat hem geen dorst gaan aan

aldus beproeft men of hij goed is dan.

In strijd is hij zegevrij zeer

en bejaagt vrede en eer.

15210 Zijn drager maakt het wijs

en de meeste vrouwen die misprijzen

van hun mannen moeten gedogen

doet het de mannen vriendschap getuigen.

Als je er voordeel aan wil hebben

15215 moet u de steen in de mond dragen.

Gemma alectoria; steen van de haan. De haan broedt een kostbare steen uit die allectricium genoemd wordt, de haan draagt die steen, door die steen is de leeuw bang van hem, vooral als het een witte haan is. Want de leeuw is bang voor een witte haan.

Het wordt ook wel kapoensteen genoemd. Een kapoen is een gecastreerde haan. Kapoensteen, zie belemniet.

Absintus die es swart ydaen

dar witte aderen dore gaen

van sire groter arde swar

makemene int vier eet dats waer

15220vij. daghe bliueti eet

hem es hi goet die yreet

ter iucht sijn ende so sere riesen

dat si die lede verliesen

9. Absintus, die is zwart gedaan

waar witte aderen door gaan

van zeer grootte aardig zwaar.

Maakt men in het vuur heet, dat is waar,

15220 zeven dagen blijft het heet.

Hem is hij goed die gereed

aan jicht zijn en zo zeer ellendig

dat ze de leden verliezen.


Antraciet.

De naam van Theophrastus voor de karbonkel. Dit woord komt uit Frans anthracite, dit weer uit Latijn anthracitis, de naam van een kostbare steen, gevormd van Grieks anthrax: kool.

Het is de oudste kolensoort, is ijzerzwart met een grijsachtige zwarte kleur en vetachtige glans en is gemakkelijk te verbrijzelen. Op de gespleten oppervlakte zie je soms vele fraaie kleuren. Het brandt niet gemakkelijk. Men noemde het dove kolen omdat men ze moeilijk aan het branden kon krijgen, men liet ze liggen, tot eind 1800, toen men ontdekte dat ze heel goed konden branden.

Alabandina es ghenant

15225also vant mense in .i. lant

ende etet alabandina

men vintse int lant van asia

diere ende scone vtermaten

en deel ghelikende den ghernate

15230noch bet ylikende den rubine

so verhuegt therte sine

diese nerenstelike ane siet

dits datmer an te prisene pliet

10. Alabandina is genoemd

15225 alzo vond men ze in een land

dat heet Alabandina.

Men vindt ze in het land van Azië

duur en schoon uitermate

een deel gelijkende de granaten

15230 nog beter gelijkende de robijn.

Ze verheugt zijn hart

die het naarstig aan ziet

dit is dat men er aan te prijzen pleegt.

In sommige granaten vind je, naast de dieprode kleur, nog een violette tint. Die wordt almandien genoemd. Almandien is de meest verspreide van de granaten. Die wordt soms in grote stukken van enkele ponden gevonden, maar meestal in kleinere kristallen. De naam is ontleend aan Plinius carbunculus alabandicus. In zijn tijd werden er in Alabanda, Klein Azië, granaten geslepen tot bijvoorbeeld vazen. Almandien kan veel op robijn lijken en wordt verkocht als zgn. Ceylonse robijn, het s.g. is hoger, almandien heeft echter een s.g. van 4.1.-4.3, robijn van 4.0, ook heeft het geen dubbelle breking. De hardheid van almandien is 7.5.

Andromada es na seluer ghedaen

15235en vircante steen sonder waen

hart ghelijc den adamant

jn de rode ze lesic dat menne vant

dese socht des menscen moet

die alte male scijnt verwoet

15240dartoe es hi were groot

jeghen der luxurien noot

11. Andromada is naar zilver gedaan

15235 een vierkante steen zonder waan

hard gelijk de diamant.

In de Rode Zee lees ik dat men vond

Deze verzacht de mensen gemoed

die helemaal schijnen verwoed

15240 daartoe is hij waard groot

tegen de wulpse nood.

Andromant, is naar Plinius een glanzend, zilverwit mineraal dat in Egypte gevonden wordt waar amuletten, ringen en halsbanden van gemaakt worden. De oude magiërs schreven er de kracht aan toe om de woede van mannen te beteugelen, vast te zetten, vandaar de naam (andro: man)

berillus es .i. steen openbare

clar als oft zewater ware

mar de beste sonder waen

15245es na clar olie ydaen

ende binnen onbesmet

want someghen berillen let

adren binnen in der ghebare

als oft inder ghelike van .i. hare

15250dar hi es als .i. appel ront

ghenet int water dar ter stont

ende die sonne der duere schine

doeti sonder andre pine

doden colen vier ontfaen

15255ende andren dinghen sonder waen

die droghe sijn ende van lichter naturen

oec segmen in der scrifturen

dat quinancie ynesen can

ende met wriuene driuet dan van

15260es hi wassende ant lijf

hi maket tusschen man of wijf

vrienscep si si an onvrede

hi gheuet vele wardicheden

sieken oghen es hi niet quaet

15265alsemenne int water dwaet

sijn water dar hi in es ydweghen

es goet dien uersiekens pleghen

sulker leueren es hi goet

seghevri es hi ende wel ymoet

15270neghenderande machmene vinden

de beste comen ons van inden

12. Berillus is een steen openbaar

helder alsof het zeewater was.

Maar de beste is zonder waan

15245 is naar heldere olie gedaan

en van binnen onbesmet

want sommige berillen laten

aderen binnen in de vorm

alsof in de gelijkenis van een haar.

15250 Daar hij is als een appel rond

genat in het water daar terstond

en de zon daar door schijnt

doet het zonder andere pijn

uit dode kolen vuur ontvangen

15255 en andere dingen zonder waan

de droog zijn en van lichte naturen.

Ook zegt men in de schriften

dat het keelontsteking genezen kan

en met wrijven verdrijft dan van

15260 is hij dragende aan het lijf.

Hij maakt tussen man of wijf

vriendschap als ze zijn in onvrede

hij geeft vele waardigheden.

Zieke ogen is het niet kwaad

15265 als men in het water wast

zijn water waar hij in is gewassen

is goed die ziektes plegen.

Zieke lever is hij goed.

Zegevrij is hij en goed gemoed.

15270 Negen soorten kan men vinden

de beste komen ons van Indie.


Beril.

De naam beryllos werd reeds in de oudheid voor verschillende groene mineralen gebruikt. Beril, in Duits beril, oud-Frans berille, barille, uit Latijn beryllus, uit Grieks berullos, een woord in de volkstaal van Prakriet van Voor Indi, verulijam, verulia, de naam voor deze edelsteen.

De glasheldere halfedelsteen laat zich in dunne blaadjes splijten en zou de grondstof verschaft hebben waaruit de eerste brillen gemaakt werden. Men sleep beril voor relikwieën en de monstrans om de inhoud zichtbaar te maken. Men herkende de optische werking en vond zo rond 1300 de bril uit, dat in Florence. De lenzen werden uit beril en bergkristal geslepen totdat men glas zonder blazen wist te maken. Intussen was de naam bril, naast ogenspiegel, in gebruik gekomen. De naam bleef daarna ook toen andere materialen gebruikt werden.

De edele steen, Beril. Want het is doorschijnend en groen en bleek als het heldere water dat verlicht is door het schijnen van de zon. Wordt dus als brandglas gebruikt.

Het komt tamelijk veel in graniet voor waar je het in kristallen kan vinden die 2m lang en 1500kg zwaar zijn. Hardheid 7.75, s.g. van 2.69.

Borax dats der padden steen

van iii manieren of van ii

j deel sprakic van der vormen

15275jn den bouc van den wormen

some sijnsi wit ende some bruun

de witten comen selden int commun

mar het es de beste te voren

want die witte als wit oren

15280heuet .i. mensce in enech quaet

ende hi dien steen ontfaet

ende swelghet in gheel

hine laet nieweren .i. deel

jn den darem hi ne gaet dure

15285ende purgert die nature

ende comt beneden vt

onghescadet sire virtuut

enen andren swarten met .i. oghe

sietmen somwilen toghe

15290want hi es sonder medicine

jn walsch etemenne crapandine

13. Borax dat is de paddensteen,

van drie manieren of van twee.

Een deel sprak ik van de vormen

15275 in het boek van de wormen.

Soms zijn ze wit en soms bruin.

De witte komen zelden voor

maar het is de beste tevoren

want de witte, zoals wij het horen,

15280 heeft een mens in enig kwaad

en hij die de steen ontvangt

en zwelgt het in het geheel

hij laat nergens een deel

in de darmen, hij gaat door

15285 en purgeert de natuur

en komt beneden uit

onbeschadigd is zijn kracht.

Een andere zwarte met een oog

ziet men soms tonen

15290 want hij is zonder medicijnen,

in Waals noemt men het crapandine.

Shakespearre;

As you like It II, 1;

‘Dit is de kern van tegenspoed, zoals’

he toad, ugly and venomous.’De pad, dat lelijk, giftige dier, wel vaak’.

Wears yet a precious jewel in his head’ Een kostbare steen, vol heelkracht, bergt in ‘’t hoofd’. As You Like It, ii, 1, 13.

Bijna alle padden hebben, zoals Shakespeare al zei, ogen als zilveren stenen. Op de bruine, groene of gele iris van de pad vind je gouden, zilveren of koperen tinten, elk soort met een eigen kleurpatroon. De vuile pad heeft een kostbare steen in zijn hoofd. Een tegengif wordt van nature geproduceerd door het venijnige dier. Wat de oorsprong was van het idee, is onbekend. Het kwam op het eind van de 12de eeuw.

Sommige padden, die broeden in Italië rond Napels hebben in hun hoofd een steen die crapo genoemd wordt die de grootte heeft van een grote perzik, de bekende paddensteen, Krotenstein (Borax, Brontia, Batrachites: kikker, in Engels borax en stelon). Die is grijs van kleur met een bruine stip in het midden. Deze steen wordt uit zijn hoofd genomen, of schoongemaakt in hetzelfde hoofd met sterke wijn en water. Soms lijkt de vorm van een pad erin te zitten met scherpe en brede voeten.

Borax is nu bekend als natriumborax, boorzuur. Ten zuiden van Toscane vindt men het in boorzuurbronnen. In het water van die warme bronnen vind je vrij boorzuur en zwavelzuur met andere zouten. Die bronnen waren al in de oudheid bekend en zijn herkenbaar aan de daaruit oprijzende dampkolommen. In hun nabijheid schijnt het water uit de grond op te borrelen, een dikke walm met bedwelmende zwavelreuk vervult er de dampkring. Daar veronderstelde men de poorten van de onderwereld.

Carbonculus dats .i. steen

die ghelike euet negheen

die selsenste die men vint

15295dar men die wareit of kint

dat hi euet alre stene macht

hi maket den dach in den nacht

daghes es hi cole root

nachts eueti clareit groot

15300jn libien in traghediten

vindemen seghemen de viten

drierande sine maniere

de rechte yliken den viere

kubit mach die andre sijn

15305dien etewi met ons rubijn

hijs root mar niet so recht

dat hi maket int donkere lecht

balandrus es dandre maniere

hi nes niet root ghelijc den viere

15310of donker violettin root

doch es sine werdicheit so groot

dat warder is sine maniere

dan van den iaspise of van den sophiere

14. Carbonkel dat is een steen

die gelijke heeft geen een.

De zeldzaamste die men vindt

15295 waar men de waarheid van kent

dat hij heeft al de stenen macht

hij maakt de dag in de nacht

op dag is hij kool rood

‘s nachts heeft het een helderheid groot.

15300 In Libië bij de Troglodieten

vindt men ze zeggen de vita.

Drie vormig is zijn manier

de echte gelijken het vuur,

Robijn mag de andere zijn

15305 die noemen we robijn,

hij is rood, maar niet zo echt

dat hij maakt het donker licht.

Balustrus is de andere manier

hij is niet rood gelijk het vuur

15310 maar donker violet rood

doch is zijn waarde zo groot

dat meer waard is in zijn manier

dan dat van jaspis of van saffier.

Karbonkels.

De karbonkel is waarschijnlijk de anthrax van Theophrastus en de Indische carbunculus van Plinius. De naam zinspeelt wel op de gelijkenis met gloeiende kool.

Karbonkel, Duits Karbunkel, Karfunkel, Engels carbuncle, uit oud-Frans charboucle, uit Latijn carbunculus: kleine gloeiende kool, van carbo: kool, een helderrode kostbare steen.

In oude metaforen is het de naam van de rode granaat, in geleerd Afrikaans heet die carboncle. Die of de Latijnse vorm leverde vroeg in de 13de eeuw in midden-Hoogduits carbunkel op, Karfunkel, het funkelt in het donker. De omvorming schijnt onder invloed van vonken, Middelhoogduits Funke, gevormd te zijn. Als boosaardig gezwel heeft de medici de karbonkel overgenomen..

Ze wijken in hun kleur slechts weinig van elkaar af. Ze zijn donkerrood tot geelrood en worden bijvoorbeeld in Bohemen aangetroffen in korrelvormige kristallen. De grootste en meest waardevolle hebben de grootte van een okkernoot.

Onder de rode juwelen wordt de robijn karbonkel genoemd. Dat is de karbonkelsteen uit de sagen en sprookjes. Het was bij de ouden de mooie rode granaat met een vurige gloed in de middeleeuwen een robijn of een fabelachtige, vuurrode, als goud glanzende, in donker hel oplichtende steen, die naar de sagen de sijs in haar nest legt en de eigenschap had de drager onzichtbaar te maken.

Geslepen karbonkels lichten in het donker op als gloeiende kolen. Kleine korrels hebben weinig waarde en bevinden zich in sommige rots soorten, granaatrots, in zulke hoeveelheden dat men ze bij ijzerfabricatie als smeltmiddel gebruikt.

Uit zuivere aluinaarde, aluminiumoxide, bestaat de helderrode robijn of korund. Na de diamant is de korund, met saffier, het hardste gesteente, hardheid 9, s.g.4.

Deze kristallen tonen soms verschillende vlekken. Witte vlekken kan je krijgen door het voorzichtig te gloeien. Vele robijnen, vooral de blauwe en licht rode worden bij hoge temperatuur groen en bij verkoelen weer rood. Blauwe saffier kan door sterke verhitting ontkleurd worden en staat dan in glans het dichts bij de diamant maar heeft een veel kleiner brekingsvermogen en veel minder kleurenspel.

Calcedonius es .i. steen

15315dicke ghewarwet ouer een

tvsscen den blawen enten claren

es hi dorgaende te waren

ende menne draghet alsic vant

eist anden als of ande ant

15320hi doet dicke verwinnen

plait in ghedinghe sonderlinghe

ende hi tempert sere mede

hitte die comt van den rede

drierande vintmen desen

15325also als wi bescreuen lesen

15. Calcedonius is een steen

15315 veel gekleurd gelijk

tussen het blauwe en het heldere

is hij doorgaande te waren.

En men draagt het, zoals ik vond,

is het aan de hals of aan de hand

15320 hij doet vaak overwinnen

pleiten in gedingen bijzonder

en hij tempert zeer mede

hitte die komt van de koorts.

Drie soorten vindt men van deze

15325 alzo als wij beschreven lezen.

Chalcedoon, chalcedon, chalcedoon of calcedone. Calcidone, Midden-Latijn chalcedonius lapis, achates chalcedonius; midden-Hoogduits. calcedon, calcidon; noord-Duits chalcedon. Het wordt gevonden te Broessa, aan de voet van de Olympus, en is het eerst door de bewoners van Chalcedon in de handel gebracht.

Is doorschijnend, verschillend gekleurd, meestal blauw of groenachtig en wordt voor het vervaardiging van allerlei gereedschap gebruikt. Het is een vorm van kiezelzuur die zich door een geringe doorschijnendheid en tevens door een mooie, zachte kleur onderscheidt. Er zijn stukken die geheel mat zijn en daardoor zeer geschikt voor cameeën.

Men onderscheidt verschillende variëteiten.

Corallus es .i. steen al root

van hem vindewi al bloot

dat het cruud si langhe stont

ende wast vp der ze gront

15330ende alsment in die lucht brinct vt

so ontfaet des steens virtut

omtren sardangen in de ze

vint ment ende nieweren me

lanc vint men dese stene

15335alfs voets ende langher neghene

jeghen blexeme ende tempest

es dese steen goet uervrest

dies braken douderinghe dicken

dat si braken corael te sticken

15340ende worpent vp tfelt metten sade

jeghen des weders onghenade

ende an oliue bome jnghen sijd

ende al omme des aghelstrijt

quade ieste scuent al

15345hi es goet ieghen menech mesual

ysont es hi den latame

jegen diere fleume mesquame

16. Corallus is een steen al rood.

Van hem vinden we al bloot

dat het een kruid is lange tijd

en groeit op de zeegrond

15330 en als men het in de lucht brengt uit

dan ontvangt de stenen kracht.

Omtrent Sardinië in de zee

vindt men het en nergens meer.

Lang vindt men deze stenen

15335 half voet en langer nee geen.

Tegen bliksem en tempeest

is deze steen goed geweest.

Deze braken de ouderen veel

dat ze braken koraal in stukken

15340 en wierpen het op het veld met de zaden tegen het weer ongenade

en aan olijven bomen hingen zij het

en al om de hagelstrijd.

Kwade geesten schuwt het al.

15345 Het is goed tegen menig misval

gezond is hij het lichaam

tegen dir de fluimen die miskomen.

Koraal, Duits Koralle, Engels coral uit oud-Frans coral (Frans corail) uit midden-Latijn corallum, uit Latijn corallium, dat uit Grieks korallion dat mogelijk van Semitische afkomst is, Hebreeuws goral: een kleine steen, vgl. kraal.

De rode koralen, Corallium, leven in groepjes. Die groepjes hebben de vorm van grillige boompjes die tot een halve meter hoogte kunnen komen. De harde rode as is net als de boom met schors bekleed maar bestaat uit roodgekleurde klei. In de schors zitten de koraaldiertjes die met elkaar in verbinding staan zodat het eigenlijk 1 organisme is. Het kalk wordt in de diertjes gevormd en vergroeit tenslotte tot een steenharde massa waar de zachte massa van de koraaldiertjes als een soort schors omheen zit. Het ligt op een diepte van 80-200m en wordt soms opgevist.

Chrysopraas, in Duits Chrysopras. .Midden-Nederlands crisepas (se)m. Het is een verbastering van crisoprasse,.uit Lat.-Grieks chrysoprasus. Chrusos: goudkleurig en prasson: groen als look.

Chrysopraas is een groene chalcedoon. Het is een halfedelsteen die door nikkel appelgroen gekleurd is, waarin vaak kleine bruine adertjes zitten. Het bevindt zich in platen en knollen bij Glasendorf en Kosemis, De vrij zeldzame grotere effenkleurige stukken heeft men een enkele maal kunnen gebruiken als tafelblad of wandversiering Het werd in de ouderdom en middeleeuwen hoog geschat, kwam weer door Frederik de Grote in aanzien die Sanssouci er mee sierde, 2 tafels van 94cm lengte, 63cm breed en 5cm dik.

De steen werd in Schlesie geslepen en in zegelringen, broches arm- en gordelversieringen verwerkt. Als weinig kostbaar edelgesteente wordt het in ringen gebruikt, koppen van das- en hoedenspelden, mozaïekwerk en dergelijke.

Celidonius als men segt

es die inde swalewe legt

15360lelic es hi ende niet dor art

sulc es root ende sulc es swart

swalewe ionghe die ebben inne

leric dat men dus bekinne

die bec ieghen bec sitten in een

15365die ebben inne desen steen

die rode es goet te draghen ane

hem die plegt ter niewer mane

quade gheeste te ebne inne

ende hem die wert oec buten sinne

15370ende die langhet quale dragt

so draghene als men hir ywaecht

jn .i. linijn cleet ywonden

ter luchter ant ter seluer stonde

alsmen oec den swarten vint

15375eist mede nuttelic dat men bint

jn een cledekin ende die es ghoet

em die copmanscepe doet

ende botscap draghen in verren lande

gramscap sochti teanden

15380met watre ydweghen dats war

maken donkere oghen clar

jn .i. brun root cledekin

so willi ghedreghen sijn

soe es hi goet ieghen den rede

15385ende ieghen quade humuren mede

18. Celidonius zoals men zegt,

is die in het zwaluwsnest ligt.

15360 Lelijk is het en niet door hard

Sommige zijn rood en sommige zijn zwart.

Zwaluwen jongen, die hebben in,

leer ik dat men aldus bekent,

die bek tegen bek zitten gelijk

15365 die hebben in zich deze steen.

Die rode is goed gedragen aan

hem, die pleegt met de nieuwe maan

kwade geesten te hebben van binnen

en hem die wordt ook uitzinnig

15370 en die lang kwalen draagt.

Ze dragen het,zo als men hier gewaagt

in een linnen kleed gewonden

te linkerhand terzelfe stonde.

Als men ook de zwarte vindt

15375 is het mede nuttig dat men het bindt

in een kleedje en die is goed

hem die koopmanschap doet

en boodschappen dragen in verre landen.

Gramschap zo verzacht het gelijk.

15380 Met water gewassen, dat is waar

maakt het donkere ogen helder.

In een bruin/rood kleedje

zo wil het gedragen zijn

dan is het goed tegen de koorts

15385 en tegen kwade humeuren mede.

Zie belemniet.

Calcofanus heuet swarte ghedane

heuetene .i. suuer man ane

hi doet wel singhen ende clare mede

want hi ueriaget die heeshede

15390alsemerre met isere ane slaet

soete ludekin van hem gaet

19., Calsofanus, heeft een zwarte gedaante.

Heeft een zuivere man die aan

hij doet goed zingen en helder mede

want hij verjaagt de heesheid.

15390 Als men er met ijzer tegenaan slaat

zoet geluid van hem gaat.

Zelfde als antraciet?

Cornelius die corangeline

pleghen donker root te sine

ghelijc ioft ghesneden ulesch ware

15395gramscap benemet hi openbare

bloet dat uter nese rinnet

ofte hute wonden als ment kinnet

slutet dese steen met sire macht

meest nochtan heuet hi de cracht

15400vrouwen te elpene in hare moien

weltijt dat si van bloede uloien

jn desen steen vindemen figuren

ghegrauert dar de scrifturen

hier na af spreken wonder ende wel

15405doe hem de kinder van israel

wilen quamen in de wostine

dar si in dogheden menege pine

20. Cornelius, de kornalijn

plegen donker rood te zijn

gelijk of het gesneden vlees was.

15395 Gramschap beneemt het openbaar

bloed dat uit de neus rent

of uit wonden, zoals men kent.

stelpt deze steen met zijn macht.

Meest nochtans heeft het de kracht

15400 vrouwen te helpen in hun vermoeienis als ze van bloed vloeien.

In deze steen vindt men figuren

gegraveerd waar de schrifturen

hierna van spreken wonder wel

15405 toen de kinderen van Isral

wijlen kwamen in de woestijn

waar ze gedoogden menige pijn.

Corangeline (ijn) is de naam van een edele steen. Cornalijn, corneool; Hoogduits Carneol; midden-Hoogduits Corneol of Cornol, een gesteente van het geslacht der chalcedonen, met kleurschakeringen, die van wasgeel tot in donker granaatrood overgaan. De vorm corangelijn berust zeker op de ene of andere volksetymologie. De naam komt van Latijn cornu, corne: gehoornd.

Crisoletus es sonder waen

na groene ze water gedaen

15410glettende der na na gouts maniere

ende sparkende ghilijc den viere

eist datmenne in goude draghet

hi uerdriuet ende veriaghet

den lieden huter herten vaer

15415die ne weten wat no waer

eist dat merre dore maket .i. gat

ende man danne doe in dat

haer dat vp des esels assele staet

hi ueriaghet der duuele baraet

15420dese wil sijn ter luchter side

ghedraghen vro ende betide

die copmanne diene ons vercopen

die bringhene van ethiopen

Cristallus segmen ouer een

15425 van ouden ise worden steen

mar dar ieghen spreket solijn

ende seghet dat kerstale sijn

al daer noint ne uroes hijs

si segghen die hier af sijn wijs

15430wriuemen desen steen te sticken

ende menne gheue drinken dicken

vrouwen dien dien melc verdroget

dat hi sine macht an soghe toghet

oec es hi sieken hoghen goet

15435want hise wel ghenesen doet

Crisoletus in sinen doene

geliket goude ofte litoene

scone es hi in de morgenstont

boeke maken ons cont

15440dat dese steen draghet de were

jeghen de sware uorouet swere

ende ogen can gesont maken

die siec sijn van couden saken

die oec heuet den rede

15445dragene in die hant hem mede

want hi ditte uerdriuet

eist dat menne te pulure wriuet

hi geneset scorf ende seer

sulken vindemen meer

15450gheuarewet diet fier ontsiet

entie die heete manne vliet

dien vindemen goet in allen steden

tieghen swellinge van leden

ende hi uerdriuet die wanne

15455dieden menschen wassen nochtanne

21. Crisoletus is zonder waan

naar het groene zeewater gedaan

15410 glinstert daarna op goud manieren

en schittert gelijk het vuur.

Is het dat men het in goud draagt

het verdrijft en verjaagt

de lieden uit het hart gevaar

15415 die niet weten wat of waar.

Is het dat men er doormaakt een gat

en men dan doet in dat

haar dat op de ezels achterwerk staat

het verjaagt de duivels bedrog.

15420 Deze wil zijn ter linker zijde

gedragen vrolijk en bijtijds.

De koopmannen, die ze ons verkopen

die brengen ze van Ethiopi.

22. Cristallus zegt men overeen

15425 is van oud ijs geworden steen.

Maar daartegen spreekt Solinus

en zegt dat kristallen zijn

al daar nooit bevriest ijs.

Ze zeggen, die hiervan zijn wijs,

15430 wrijft men deze steen stuk

en men geeft te drinken veel

vrouwen die de melk verdroogt

dat hij zijn macht aan het zog toont.

Ook is hij zieken ogen goed

15435 want hij ze wel genezen doet.

21, Crisoletus in zijn doen

gelijkt goud of koper.

Schoon is het in de morgenstond.

Boeken maken ons bekend

15440 dat deze steen draagt te weren

tegen de zware voorhoofd zweren (hoofdpijn) en ogen kan het gezond maken.

Die ziek zijn van koude zaken

die ook heeft de koorts

15445 dragen in de hand hem mee

want het de hitte verdrijft.

Is het dat men het tot poeder wrijft

hij geneest schurft en zeer.

Zulke vindt men meer

15450 geverfd die het vuur ontziet

en die hete mannen vliedt

die vindt men goed in alle plaatsen

tegen zwelling van leden

en hij verdrijft de wratten

15455 die bij de mensen groeien aan nochtans.

Chrysoliet, midden-Nederlands crisolijt, crisout, Engels chrysolite, Duits Chrysolith, Latijn chrysolithus, Grieks khrusolithos, van khruso: goud, lithos: steen, een olijfkleurige halfedelsteen, ook olivine, olivijn en peridot genoemd, in Frans heet het peridot. Zie ook Openb. Joh. 21, 20;

Chrysoliet is niet zo hard, 6.5, 7, geelachtig groen, ook geel en bruin en zelden rood, met een glasglans en doorzichtig tot doorschijnend. Het bestaat uit magnesia silicaat.

Bij de ouden was het een edelsteen van een goudgele (chrysos) kleur, dat is nu zoveel als olivin. De olijfgroene vorm heet peridot. In vroegere tijd is het veel geslepen, vooral aan reliquienkastejes en andere kerkelijke sieraden is de edelsteen veel verwerkt. Het werd blijkbaar door de kruisvaarders van hun tochten mee genomen.

Kwarts, in zuivere gekristalleerde vorm, heet bergkristal. Kristal, in Duits Kristall, de Engelse crystal stamt uit Frans cristal en dit uit Latijns crystallum: kristal, ijs, uit Grieks krystallos: ijs, extreem koud, van kryos: ijskoud, vorst. Dit is de naam voor de bergkristal omdat men die in de hoogste graad bevroren achtte, dat door hemels vuur vervaardigd water gemaakt was en zo koud bevroren dat het niet meer ontdooien kan.

. Kristal is een heldere steen met een waterige kleur. Bergkristal is de zuiverste vorm. Dit bestaat uit glasachtige, doorzichtige en soms ook gekleurde kristallen die in de vorm van regelmatige, zeszijdige zuilen en van boven in een zeszijdige piramide eindigen. Als het als edelsteen gebruikt wordt heeft het de naam van simili diamant. (similis: gelijk)

Ceranneus dats ouer een

diemen heetet den donresteen

want hi vallet metter blexemen neder

so soekemenne vort ende weder

15460mar alleenlike in alemaiengen

vindemenne ende int lant van spaenien

den duutschen van rooden doene

entien van spaenien vindemen groene

hart es hi ende menne canne niet wale

15465ghewinnen met isere no met stale

men seghet waer dat es dese steen

datter donre ne scadet gheen

meesters segghen hier af mee

es onghewederte vpt lant ioft in de ze

15470dat dese steen van alre pine

es sonderlanghe medicine

23. Ceranius, dat is voor een

die men heet de dondersteen

want hij valt met de bliksem neder

dan zoekt men het voort en weer.

15460 Maar alleen in Duitsland

vindt men het en in het land van Spanje.

De Duitse is van rode kleur

en die van Spanje vindt men groen.

Hard is het, men kan niet goed

15465 winnen met ijzer of met staal.

Men zegt het, waar dat is deze steen

dat de donder niet kan schaden geen.

Meesters zeggen hiervan meer

is er onweer op het land of de zee

15470 dat deze steen van alle pijn

is een aparte medicijn.

Belemniet, Duits Belemnit, de donderbeitels, duivelsvingers, Donnerkeil is een inslaande bliksemschicht of Teufelsfinger, Cereanius lap. Het is de naam van versteningen die afkomstig zijn van het inwendige van kalkachtige geraamten van sommige koppotige weekdieren, inktvissen. Het is vingervormig, soms puntig. De lengte kan een 60cm bedragen wat zou wijzen op een lengte van meer dan 2m van het dier.

Het vinden van belemnieten heeft aanleiding gegeven tot bijgeloof, het zijn duivelsvingers. Het is een van de weinige stenen die in de Duitse mythologie en in medische gebruik een rol speelde. De Donnerkeile is onder de gelijke naam over de gehele wereld verspreid. Bij Grimm vind je als synoniem: Donneraxt, grote, gladde Krotenstein, Luchsteine, Storchsteine (omdat, zoals men zegt de storch zo’n steen vast houdt om wakker te blijven) Rappensteine (zwart) Teufels- of Hexenfinger (omdat men er toverij mee bedrijft) Alpsteine (omdat die tegen de Alp behoedt), Fingersteine en Wettersteine.

Op sommige plaatsen bestrijkt men diegene die het hoofd langdurig zeer doet aan de slaap met de dondersteen. Soms worden ze ook bij halsziektes gebruikt, de zwarte steen bij koeien de grijze bij mensen, tegen kropziekte (bij mensen) tegen kruispijn, bovenbenen, bij ingegroeide nagels, geelzucht en kinderziektes. De zieke plaats werd bestreken of de steen werd in verhit in water geworpen die dan gedronken werd (het schijnt een prehistorische manier van waterverwarming te zijn) of een stuk werd verpoederd en in water gedaan.

Plinius telt de Ceraunius ‘die het fonkelen van de sterren naar zich toe trektՠtot de witte edelstenen. In zijn binnenste heeft het een extra ster. Het bevindt zich op plaatsen waar de bliksem inslaat. Het wordt door de magiërs zeer gezocht, zie 8 en 18.

Dracontides dats ware sake

es .i. steen comet uten drake

hi nes weder scoone no goet

15475het ne si dat mennem leuende hute doet, dat ne doemen niet met cleenen doene

liede die stout sijn ende coene

merken dat ol vanden drake

ende alsi slapet doen si de sake

15480dat si hem thouet breken schiere

ende werpen hute de ghimme diere

men seghet dese ghimme fijn

nuttelic wesen ieghen venijn

ende dar toe hare maniere

15485nuttelic ieghen gheuenijnde diere

desen steen dat weetmen wale

minnen coninghe orientale

ende hebber in ghenoechte groot

si sijn claer ende blakende root

23. Dracondites dat is een ware zaak

Is een steen die komt uit de draak.

Het is niet mooi of goed

15475 tenzij men het er levend uit doet.

Dat doet men niet met klein werk

lieden, die dapper zijn en koen

merken dat hol van de draak

en als die slaapt doen ze de zaak

15480 dat ze hem het hoofd breken snel

en werpen uit de gemme duur.

Men zegt het deze gemme fijn

nuttig te wezen tegen venijn

en daar toe zijn manieren.

15485 Nuttig tegen venijnige dieren.

Deze steen, dat weet men wel

beminnen koningen van Oriënt

en hebber in geneugten groot

ze zijn helder en blakend root.

De steen in een slangenhoofd is een oud geloof. Plinius bijvoorbeeld vermeldt dat Dracontites of Dracontia is een steen die gebroed wordt in de hersens van serpenten.

Serpentijn (ophiet of ophioliet), naar de kleur van sommige variëteiten die op een slangen, (serpent)huid lijkt, het is de slangensteen.

Het is een waterhoudend magnesiumsilicaat. Meestal zijn ze groen of zwartgevlekt of geaderd. De lichtere gele of groene, soms met kalkspaat samengegroeide variëteiten noemt men edele serpentijn. Ze zijn doorschijnend en enigszins glanzend op de breuk, terwijl de gewone soorten ondoorzichtig en mat zijn.

In verse toestand is de serpentijn zeer zacht en laat zich dan gemakkelijk bewerken en fraai polijsten. Het wordt gebruikt voor monumenten, versiersels, kandelaars etc. In de lucht wordt het harder.Dan men maakt er vijzels en allerlei kleine voorwerpen van

Het wordt in de Pyreneeën, de Apennijnen, Silezië, Moravië, Cornwall en in Zweden gevonden.

De naam van serpentijn of veldslang werd vroeger ook aan een soort geschut geven.

15490 Dyonisia dats bekent

es .i. bruun steen van orient

[met witten dropen dorsaiet dicken

eist datmen desen wriue te sticken

in watre hi rieket alse wijn

15495nochtan es die nature sijn

dat hi dronkenscap verdriuet

dits wonder dat men van hem scriuet

24. 15490 Dyonisia, dat is bekend,

is een bruine steen van de Oriënt

met witte droppen doorgezaaid veel.

Is het dat men deze wrijft in stukken

in water, hij ruikt als wijn

15495 nochtans is de nature van hem

dat hij dronkenschap verdrijft

dit is een wonder dat men van hem schrijft.

Is wel gelijk aan amethist. Dionysus werd ook wel Bacchus genoemd, zie 2.

Diadochos es sonder waen

een steen na den beril ghedaen]

15500alsemen werpet int water desen

sonder manen ende belesen

sietman daer thant figuren

swart van dieueliker naturen

also datmen hem antword

15505die hem hiet wil uraghen vort

mar comet dese cleene iof groot

an eneghen mensche hi bliuet doot

sine cracht ontgaet hem openbare

ghelijc ioft onghesiende ware

15510dat hi dooghe vreese groot

naturlike ieghen de doot

25. Diadotes is zonder waan

een steen die op beril lijkt.

15500 Als men werpt in water deze

zonder maan en belezen

ziet men daar gelijk figuren

zwart van duivelachtige naturen.

Alzo dat men hem antwoordt

15505 die hem iets wil vragen voort.

Maar komt deze kleine of groot

aan enige mens, hij blijft dood

zijn kracht ontgaat hem openbaar

gelijk of het ongezien was

15510 dat hij gedoogde vrees groot

natuurlijk tegen de dood.

Diadochit, mineraal, in knollige stukken, niervormig en stalactisch, bruin en geel, vet glanzend, doorschijnend, vandaar de naam ijzervenster.

Emachites dien machmen coepen

jn arabien in ethyopen

ende es ghelijc den roost male

15515met rooden aderen gheminget wale

desen steen gemalen te sticken

met watre geminget hem heuet hi dicken

hem ghewesen arde goet

die van heuele spuwen bloet

15520[men sal up enen grouen wetstene

malen desen harde clene

ende gheuen drinken dient so staet

dat hi bloet ter cameren gaet

oft dien nose ofte wonde bloet]

15525hi stoppet thant de roode uloet

want si nutten dat ghestof

datmen slipen mach dar of

ofte gheleit vp die nese gate

ende verschen wonden geuet hi bate

15530oec stoppet hi der urouwen bloet

alsemen sijn puluer in wine doet

hi doet ghenesen scorf ende seere

ende gheuenijnde beten dats meere

eist datmen sijn stof oec sum

15535doet in .i. colerium

dat maket doghen claer

dat stof ghedronken oec dats waer

mach den steen inde blase breken

ende doot ulesch datmen siet in wonden steken, 15540dat bitet de steen te gader vt

dus ghendaen es sine virtuut

25. Emachites die mag men kopen

in Arabië en in Ethiopië

en is gelijk ijzerroest

15515 met rode aderen gemengd wel.

Deze steen gemalen in stukken

met water gemengd, hem heeft het veel

hem geweest erg goed

die van het euvel spuwen bloed.

15520 Men zal op een grove wetsteen

malen dezen aardig klein

en geven te drinken die het zo staat

dat hij met bloed ter toilet gaat

of die de neus of wond bloedt.

15525 Hij stopt gelijk de rode vloed

want ze nuttigen dat stof

dat men slijpen mag daar van

vaak gelegd op de neusgaten

En verse wonden geeft het baat.

15530 Ook stopt het de vrouwen bloed

als men zijn poeder in wijn doet.

Het doet genezen schurft en zeer

en giftige beten dat is meer.

Is het dat men zijn stof ook soms

15535 doet in een oplossing

dat maakt de ogen helder.

Die stof gedronken ook, dat is waar

mag de steen in de blaas breken

en dood vlees dat men ziet in wonden steken

15540 dat bijt de steen tezamen uit

al dusdanig is zijn kracht.

Haematiet, hematiet, haematites: bloedrood, de bloedsteen is een vezelig rood ijzersteen of rode glaskop, in Frans fer oligiste, Duitse Glanzeisenerz en de Engels specular iron wegens de gewoonlijke hoge glans van de kristallen.

Dit is een ijzererts die veel voorkomt. Het is een verbinding van ijzer met zuurstof, dus een oxide. Het heeft een hardheid van 6.5, s.g. 5, maar laat zich goed polijsten. Het is herkenbaar doordat het staalgrijze haematiet op ongeglazuurd aardewerk een rode streep weergeeft. Bij het slijpen zal er dan rood gekleurd water uit vloeien wat op bloed lijkt, vandaar dat het ook wel bloedsteen wordt genoemd, een naam die ook wel aan de heliotroop wordt gegeven, in het Duits wel Roteisenstein, rode oker.

Theophrastus meende dat het uit geronnen bloed was ontstaan en als bloedstelpend middel werkte.

Echites dats .i. steen

diemen vindet al in een

jnt nest dar de haren broodt

15545ende lettel hiemene die es vrooet

die weet wanen menne bringet te waren

jn hem seluen so heuet die haren

enen andren steen dat machmen horen

diene lotert uor sine oren

15550goet es hi seere sonder waen

vrouwen die in pinen gaen

want hi curtet haren arebeit

dat wanemen ouer wareit

dat hi leuende behout dat kint

15555want suuereit hi seere mint

ende maket de sine zegheuri

rikeit so meerset hi

men seghet dat castor pollux

hadde bi desen uele gheluxs

26. Echites dat is een steen

die men vindt al gelijk

in een nest waar de arend broedt

15545 en weinig iemand die is verstandig

die weet waarvan men brengt te waren

van zichzelf. Zo heeft de arend

een andere steen, dat mag men horen,

die los zitten zijn oren.

15550 Goed is hij zeer, zonder waan,

vrouwen die baren

want hij verkort hun arbeid.

Dat waant men voor waarheid

dat hij levend behoudt dat kind

15555 want zuiverheid hij zeer bemint

en maakt ze zijne zegevrij

rijkheid dat vermeerdert het.

Men zegt dat Castor en Pollux

hadden met deze veel geluk.

Het is de arendsteen, aechites.

In haar nest zet ze twee kostbare stenen die agaat genoemd worden, in Duits is dit de Adlerstein, de ene is de manlijke en de ander de vrouwelijke vorm. De mannelijke hiervan is hard en is wat gloeiend. En de vrouwelijke is zacht. En er wordt verteld dat ze geen jongen kunnen krijgen zonder die stenen. De mannelijke adelaar legt in haar nest die kostbare steen, die heldere agaat, om haar zo te vrijwaren van de pijnen die met het eieren leggen komen. De Perzen noemen die adelaarsteen de geboortesteen. Ook om de jongen te vrijwaren van venijnige beten van kruipende wormen. Bij Plinius horen we over de arendssteen, de aetites die van het bekende aetos is afgeleid en die lithos eutokios heet ofwel: ԯm de leg te bevorderen’.

In ons ijzeroer, die wel de adelaarsteen of klappersteen genoemd wordt en bij de Duitsers Ԓasen-eisenstein’vind je soms bolvormige, holle stukken waarin zich een beweegbare kern bevindt. Als je het stuk beweegt dan klappert dit tegen de randen. Daardoor ontstond de naam klappersteen. Dit is de mythische adelaarssteen die zich bevindt in de nesten van de adelaars, die het erin dragen.

Aetiten, geoden of klapperstenen, zijn stenen van verschillende aard, het zijn doorgaans kleinhoudende ijzerstenen. Ze hebben een nier- of kogelvormig gedaante met de grootte van een hazelnoot tot mensenhoofd toe en zijn van binnen hol. In die ruimte zit meestal een andere steen, gewoonlijk een spaatsoort of een ijzeroxide. Ze worden in musea als geologische zeldzaamheden bewaard. Ze worden gevonden in de Harz, Saksen en Bohemen.

15560Eliotropia als men seghet

die steen in watre gheleghet

jn .i. uat entat sonneschijn

scinende vp die siden sijn

maket de sonne so root ghedaen

15565alse ofte soe recht ware vergaen

entan springhet water huten uate

so seere ende so onghemate

ghelijc recht oft ware .i. reghen

waren daer danne lieden die pleghen

15570beseten te sine met quaden gheesten

si souden roepen ende maken feesten

ende profecien oec hute gheuen

dese steen gheuet lange leuen

diene werdelike draghet

15575bloet stelpet hi ende uenijn hi ueriaghet

ende ne latet den sinen niet bedrieghen

oec hem si ofte meesters lieghen

die desen steen belesen can

ende goutbloemen onder hem leget dan

15580hi doet dat menne ghesien ne can

den ghenen diene draghet an

jn cipren ende in afrike

so vindemen desen sekerlike

na die miraude es hi groene

15585ende bespringhet met rooden doene

27. 15560 Eliotropia, zoals men zegt,

die de steen in water gelegd

in een vat en dat in zonneschijn

schijnt op die zijden van hem

maakt de zon zo rood gedaan

15565 alsof zo echt was vergaan

en dan springt het water uit het vat

zo zeer en zo ongematigd

gelijk echt of het was een regen.

Waren daar dan lieden die plegen

15570 bezeten te zijn met kwade geesten

ze zouden roepen en maken feesten

en profetieën ook uit geven.

Deze steen geeft lang leven

die het waardig draagt.

15575 Bloed stelpt het en venijn het

verjaagt.

En nee laat de zijne niet bedriegen

ook zien of de meesters liegen.

Die deze steen belezen kan

en goudsbloemen onder hem legt dan

15580 hij doet dat men hem niet zien kan

degenen die het draagt aan.

In Cyprus en in Afrika

zo vindt men deze zeker.

Naar de smaragd is hij groen

15585en besprengd met rode doen.

Heliotroop, helios: zon.

De heliotroop is ondoorzichtig, donkergroen met hier en daar rode vlekjes. De heliotroop wordt wel gebruikt voor zegelstenen. De rode vlekjes zijn gekomen omdat de groene heliotroop onder het kruis lag waar Jezus opgehangen werd, zijn bloeddruppels zijn op de steen gevallen. Een vorm van calcedoon.

Clidros dat vindemen wale

es .i. steen gelijc kerstale

dar altoes water af drupet mede

dat goet ghenut es ieghen den rede

15590ende elts wonder dat merre af telt

die steen ne mindert no ne smelt

mart hart bliuet hi ende geheel

ende hine uerslitet selfs .i. deel

28. Elydros, dat vindt men wel

is een steen gelijk kristal

waar altijd water af druipt mede.

Dat goed genuttigd is tegen de koorts.

15590 En het is een wonder, dat men ervan vertelt, die steen niet vermindert of smelt

maar hard blijft het en heel

en niet verslijt, zelfs geen deel.

Enhydros, uit Grieks: water bevattend of watersteen, Duits Wasserstein, een chaldedon, een versteningsmateriaal van slakken en mossel, verfloos of wit, de zogenaamde witte karneool. Komt uit basal van Mont Berici, zuidelijk van Vicenza, die een waterachtige substantie in zich heeft die in droge lucht vermindert, onder water gedompeld zich weer verhoogt, een bewijs dat de schaal poreus is.

Gheratides es .i. swart steen

15595beter es hi ouer een

van crachte dan es ydaen

erst moet .i. sinen mont dwaen

ende inden mont den steen draghen

hi mach weten sonder ywaghen

15600al dat .i. in sinen sin

van hem penst mer no min

hi maket lief diene draghet

dus proeuemene als men ywaghet

bestrijt met oneghe .i. man

15605eueti den steen met hem dan

alle vlieghen sullen hem vlien

dus machmen sine cracht sien

29. Gerachides, is een zwarte steen

15595 beter is het gelijk

van krachten dan is gedaan.

Eerst moet een zijn mond wassen

en in de mond de steen dragen

hij mag weten zonder gewagen

15600 al dat is in zijn zin

van hem denkt, meer of min.

Hij maakt lief die het draagt.

Dus onderzoekt men het, zoals men gewaagt

bestrijk met honing een man

15605 heeft die de steen met hem dan

alle vliegen zullen van hem vlieden

aldus mag men zijn kracht zien.

Een soort agaat? Of zwarte granaten. (melaniet)

Garantus es .i. steen

wel na met rubine ouer een

15610els dan donkere es sine ydane

der rosen wel na ylijc ane

so art dat mene graueren ne can

ensi datmene snider der an

met splenteren van den adamant

15615men vintene in etyopen lant

omtrent surs vindmer meer

die sijn yworpen vter zee

dese verdriuet zerechede

ende veroghet therte mede

15620sulc heuet violetten ydane

dat es de dierste als ic wane

30. Garantus is een steen

wel naar met robijn overeen.

15610 anders dan het donkerder is zijn gedaante, de roos bijna gelijk aan.

Zo hard dat men het graveren niet kan

tenzij dat men snijdt er aan

met splinters van de diamant.

15615 Men vindt in Ethiopië land

omtrent Surs vindt men er meer

die zijn geworpen uit de zee.

Deze verdrijft zerigheden

en verheugen het hart mede.

15620 Sommige hebben violette gedaante

dat is de duurste, zoals ik waan.

Rode granaat, een soort karbonkel.

Granaten zijn zo genoemd naar de granaatstruik, Punica, die zelf vol granaten zit. Granum (lapis) betekent een zaad. Net als de granaatappel komt de steen granaat in korrels in de aarde voor. Ook de edelsteen granaat heeft een dieprode kleur, zo ook graniet.

De granaat heeft een glas- en vetglans, is min of meer doorzichtig, doorschijnend of ondoorschijnend en enkelbrekend. Het is schelpachtig op de breuk en bezit een hardheid die ligt tussen veldspaat en topaas. De kleur verandert met de samenstelling. De meest voorkomende kleur is rood in allerhande tinten, bij een stijgend ijzergehalte wordt het tot zwart aan toe. Daarnaast bestaan er bijna kleurloze geelgroene en donkergroene granaten.

Gagates es .i. steen al swart

licht ende ne bore ard

jn licia was hi eerst vonden

15625ende in bertania dat nv ten stonden

jnghelant eet wriuemen der mede

van naturen heuet hi ter stede

caf ende pailgen van stro

diet water laet ende staet also

15630dien radic dat sine draghen

hi doet staen vaste tande die waghen

ghenet in watre dan an bestreken

vrouen die menstrua ybreken

die doet hi thant ynesen

15635mar wachtem wel na dese

die van den groten euele is besmit

ende hi in den roke sijt

hi mach arde lichte vallen

ende dar de quade gheeste vte callen

15640si swighen rikensi den roec

jeghen touerie es hi oec goet

vrouwen die gaen in arebeiden gaen

em ware nuttelic dat men leide saen

jn watre iij. daghe desen

15645ende dronken twater

si souder bj ynesen

metten watre als dat men segt

eist dat men maghe te prouene plegt

31. Gagates, is een steen al zwart

licht en niet bar hard.

In Lyci was het eerst gevonden

15625 en in Brittannië dat nu tegenwoordig

Engeland heet. Wrijft men er mede

van naturen heft het ter plaatse

kaf en schaafsel van stro

die het water laadt en staat alzo.

15630 Die raad ik dat ze het dragen

hij doet staan vast de tanden die waggelen

genat in water en dan eraan bestreken.

Vrouwen die menstruatie ontbreken

die doet hij gelijk genezen.

15635 Maar wacht hem wel van deze

die van het grote euvel (vallende ziekte)is besmet en hij in de reuk zit

hij mag aardig snel vallen

en daar de kwade geest uitroepen

15640 ze zwijgen, als ze de rook ruiken.

Tegen toverij is het ook goed.

Vrouwen die baren

hen is het nuttig dat men ze legde samen

in water drie dagen deze

15645 en dronken het water

zij zouden erbij genezen.

Met het water, zoals dat men zegt,

is het dat men maagden te beproeven pleegt.

Git, in Duits Gagat, Gagatkohle, (=Pechkohle, Schwarzer Bernstein, Schwarzer Agtstein of Agstein) Frans jais, Engels jet: gitzwart, van oud-Fns jaiet, van Latijn, van Grieks gagates, waarschijnlijk is de naam afkomstig van Gagas in Lycië. Het is een rijke, zwarte vorm van lignite die heel goed gepolijst kan worden en dan als sier gebruikt.

Het is een zwarte, glanzende, ruw brekende en zeer bitumeuze kool, die deels in Tertiarlagen, deels in oudere lagen voor komt. Een soort verhard hout.

Dioscorides schrijft dat de gagat een verwijderende en verdelende kracht heeft. Rook zwarte gagat, dan blijkt of iemand aan de vallende ziekte lijdt. De steen werd als middel tegen jicht en pijnstillende middelen gebruikt. Plinius brengt ogenschijnlijk op gelijke grond dat het roken met gagat de slangen verdrijft, de krampen van de baarmoeder heelt en epilepsie (morbus sancticus) openbaart uit een andere bron.

In de oude abdij van Whitbey, gesticht in 656 na Chr., waren de monniken al bezig rozenkransen en kruisen van git te maken ten behoeve van de kloosterzusters. Later kwam het materiaal meer algemeen in gebruik.

‘Dit is een ruwe steen en toch is het kostbaar. Meest overvloedig en best is het in Engeland. En het is dubbel, dat is te zeggen, geel en zwart. De zwarte is vlak en licht en brandt gauw in vuur en drijft adders weg door de geur als het gebrand wordt. Dat geeft een idee van diegene die boze geesten in zich heeft en het wordt gehouden als tegenmiddel tegen die geesten. De steen weerstaat demonen, houdt toverspreuken en bezweringen tegen. En het geeft kennis over maagden want als een maagd van drinkt van dit water, non urinabit, en als ze geen maagd is en hiervan drinkt, urinabit, en ook tegen haar wil en zo wordt met deze steen de maagdschap bewezen. Bij Arnoldus Saxo helpt de steen ook tegen waterzucht, hij legt de proeve van maagschap ook nader uit. Konrad von Megenberg geeft dit weer: ԡls een maagd dit water drinkt en is ze nog maagd dan gebeurt er niets, maar is ze geen maagd dan geeft ze gelijk water’. Alle verborgene en onzekere openbaart de steen, het brengt het door magnetische kracht aan het daglicht’.

Gelasia es i steen

gheuarwet naden agelsteen

15650ende nemmermer in ghere maniere

sone uerwarmet hi van uiere

mar ewelike bliuet hi coud

dese uerdriuet met sire ghewoud

gramscap ende quade zeden

15655ende luxurie der mede

[Gecolitus comet van orient

ende es ghedaen omtrent

na der oliuen carnelle ic wane

ondiere es hi in der ghedane

15660mar van crachte es hi diere

men wriuene te sticken dats sine maniere

met watre ende drinkene dan

want hi den steen breken can

die men in de blase draghet

15665entie grauele hi veriaghet]

32. Gelasia is een steen

gekleurd naar de agelsteen.

15650 En nimmermeer in geen manieren

zo verwarmt hij van vuur

maar eeuwig blijft het koud.

Deze verdrijft met zijn geweld

gramschap en kwade zeden

15655 en wulpsheid daar mede.

[Gecolicus komt van Oriënt

en is gedaan omtrent

naar de olijfkernel, zoals ik meen.

Niet duur is hij in de gedaante

15660 maar van krachten is hij duur.

Men wrijft het in stukken, dat is zijn manier

met water, en drink het dan

want hij de steen breken kan

die men in de blaas draagt.

15665 en de graveel het verjaagt]

Gelasia, glas en zo barnsteen?

Gecolitus, chrysoliet? De olijfgroene vorm heet peridot.

Galaritides alsemen kint

es .i. steen diemen in nilus vint

ende es na die assche ghedaen

voestren dien hare soch willen ontgaen

15670wriuemenne in melke te sticken

soe gheneset wriuemenne dicken

hi gheneset der urouwen pine

entie scorefde pleghen te sine

met witten van eihen ghedweghen

15675es hi nuttelic ghedreghen

gheluc ende goet hi beiaghet

den ghenen diene methem draghet

33. Galaritides zoals men het kent

is een steen die men in de Nijl vindt

en is naar de as gedaan.

Voedsters die hun zog willen ontgaan

15670 wrijft men het in melk stuk

ze geneest. Wrijft men het veel

het geneest de vrouwen pijn

en die schurftig plegen te zijn.

Met het witte van een ei gewassen

15675 is hij nuttig gedragen

geluk en goed het bejaagt

degene die het met zich draagt.

Griekse gala: melk, mogelijk de melkkleurige chalcedoon melksteen of melkchalcedoon?

Garotremeus es houer heen

de gherechte seghesteen

15680ende es ghedan als .i. reeuel

die desen heuet men weet dat wel

dat hi in wighe alleweghe

sonder waen winnet den zeghe

eist int water eist vpt lant

15685van desen ic bescreuen vant

datter hercules mede uerwan

meneghen strijt ende meneghen man

ende alse hine niet ne hadde altoes

dat hi den strijt dan al uerloes

34. Garotremeus, is overeen

de echte zegesteen

15680 en is gedaan als een ree vel

die deze heeft men weet dat wel

dat hij in strijd allerwegen

zonder waan en wint de zege

is het in het water, is het op het land.

15685 van deze ik beschreven vond

dat Hercules mee overwon

menige strijd en menige man

en als hij dit niet had altijd

dat hij de strijd dan al verloor.

Zegesteen, Duits Siegsteine of Siegessteine, is een gem van een glasvorm met ingeritste ruwe figuren die wel In Alsen, Duitsland gemaakt werden, Alsengemmen. Ook komen ze in de aarde voor. De meestal blauwe of groenachtige glasvoet bestaat in de regel uit een helle en donkerder schicht. Men vermoedt daarin de zogenaamde Siegessteine uit de Edda in de Wielandsage. Tegenwoordig worden ze in de christelijke kunst gebruikt. Men houdt ze voor een namaking van oude meesters uit de 7-9de eeuw.

15690Iaspis es .i. steen al groene

ende sulc es van sulken doene

die ghedropelt es al root

entie heuet die doghet groot

die gegrauert es ende claer

15695es hi suuer men weet uoer war

dat hi den ghenen diene draghet

den curts entat water ueriaghet

hijs goet den vrouwen die sijn in pinen

ende maket werd ende seker den sinen

15700sakereermenne hi uerdriuet noch

quade gheeste ende helfs ghedroch

van seluere sal sijn sittijn sijn

ende goudijn anders dat vingherlijn

groote meesters die visieren

15705desen van .xvii. manieren

dar menne vindet ghedropelt rood

dar es hi van dogheden grood

ende sulc es root inder ghebare

alse ioft gheslepenen teghelen waren

15710entie nes niet alte diere

een jaspis es van sulker maniere

die wast int forouet vanden esel

ende die es art als .i. kesel

lelic ende van varewen wit

15715phylosofen segghen dit

v. iar draghetine wilmen weten

hijs goet ieghen uenijnde beten

sijn puluer jeghen venine

ghedronken dat es medicine

15720men scaue sijn puluer met ere vilen

ende men gheuet ter seluer wilen

met watre drinken het doet vrede

hebben saen ieghen den reede

men vindet oec dats bekent

15725jn jaspise dat quade serpent

na iaspise ghedan .i. steen

die doghet in heuet meneghe een

35. 15690 Jaspis, is een steen al groen

en soms van zulk doen

die gedroppeld is al rood

en die heeft de deugd groot.

Die gegraveerd is en helder

15695 die is zuiver, men weet voor waar,

dat het degenen die het draagt

de koorts en het water verjaagt

hij is goed de vrouwen die baren

en maakt waard en zeker de zijne.

15700 Een zaak meer, hij verdrijft nog

kwade geesten en elven gedrocht.

Van zilver zal zijn zetting zijn

en goud anders dat ringetje.

Grote meesters die versieren

15705 deze zijn van zeventien manieren.

Waar men in vindt gedruppeld rood

daar is hij van deugden groot.

En sommige zijn rood in de gebaren

alsof het geslepen tegels waren

15710 en die is niet al te duur.

Een jaspis is van zulke manier

die groeit in het voorhoofd van de ezel

en die is hard als een kiezel

lelijk en van kleur wit.

15715 Filosofen zeggen dit

vijf jaar draagt hij het in, wil men weten.

Het is goed tegen giftige beten

zijn poeder tegen venijn

gedronken dat is medicijn.

15720 Men schaaft zijn poeder met een vijl

en men geeft terzelfder tijd

met water te drinken, het doet vrede

hebben gelijk tegen de koorts.

Men vindt ook, dat is bekend,

15725 in jaspis dat kwade serpent

naar jaspis gedaan in een steen

die deugd in heeft menigeen.

Jaspis, Duits Jaspis, de vooraziatische halfedelsteen, jasper uit oud-Frans iaspis, uit Latijn iaspis uit Grieks iaspis uit Hebreeuws jasfe, yashpheh, Arabisch yasf, van Akkadisch (j)aspu Een helder gekleurde, vooral de groene steen. Luther gebruikte jaspis in 2 Mozes 28,20 en nog 6 maal in de Bijbel.

Het is een variëteit van kwarts die door een vreemde bijmengingen als ijzeroxide rood, geel of bruin is, zelden groen, een enkele maal wit of grijsblauw. De kleur is dikwijls niet egaal, maar gevlekt of in banden als bandagaat. Met toenemende zuiverheid wordt jaspis minder ondoorzichtig en dan verandert ook de breuk die vlak schelpvormig en glad is. Je kan het in Nederland gewoon in het grind vinden.

Naar de opgave in het ‘Eodenboekՠwordt de gestorvene een amulet meegegeven van rode Jaspis. Het is waarschijnlijk dat de voor Semitische bewoners van Z. Mesopotamië in het 3de-4duizendste jaar v. Chr het nefriet (groene jaspis) als geboorteamulet gebruikten net zoals Dioscorides in zijn steenlijst jaspis aangeeft. Een geboortegordel ervan droeg naar de legende van Istar de godin Istar om het lijf.

Iacinctus es .i. steen wel scone

gheuarewet nade kalerdone

15730jn clare lucht es hi claer

jn donkere donker dat es war

van middelre varewen es hi best

so art es sine nature gheuest

datmenne grauert met dinghen neghene

15735danne metten adamants splentren allene

sere cout es hi talre stont

ende alre couts es hi indes menschen mont

hi maket enen bliden sin

bescermenesse ende goet ghewin

15740es hi den ghenen andie hant

die uerre gaet in uremde lant

goet es hi seere ieghen plage

jheghen uenijn ende serpents slaghe

hi maket lief horic bedieden

15745den mensche gode enten lieden

ethyopen gheuet ons desen

also wijt inden boeke lesen

36, Iacinthus is een steen wel mooi

geverfd naar de chalcedon.

15730 In heldere lucht is het helder

in donkere donker, dat is waar,

van middelste kleur is het beste.

Zo hard is zijn natuur gevestigd

dat men het graveert met dingen geen

15735 dan met diamant splinters alleen.

Zeer koud is hij te alle stonde

en aller koudst is het in de mensenmond.

Het maakt een blijde zin

bescherming en goed gewin

15740 is hij diegenen aan de hand

die ver gaat in een vreemd land.

Goed is hij zeer tegen plagen

tegen venijn en serpents slagen.

Hij maakt lief, hoor ik aanduiden,

15745 de mens, God en de lieden.

Ethiopië geeft ons deze,

alzo wij het in de boeken lezen.

Hyacinth bezit een sterke glans en is een silicaat van aluin– en zirkoonaarde. Het is een edelgesteente en wel van een hyacintrode of gele verscheidenheid van de zirkoon. Het is doorzichtig, heeft een dubbele straalbreking en wordt bij wrijven positief elektrisch. Voor de blaasbuis wordt het roder zonder te smelten. Meestal is het afkomstig van Ceylon

Het rode zirkon of hyacint, ook robijn genaamd, werkt zo afkoelend dat een kolenvuur dooft. Het verlicht de geboorte en verdrijft boze geesten.

Reeds bij de ouden was het bekend. Men gebruikte het tot versiering van uurwerken, dozen, ringen etc. Vanwege zijn hardheid komt het te pas als steunpunt voor fijne balansen en voor spillen van uurwerken. Door de hardheid wordt de wrijving van de spillen minder.

Icitos dats .i. steen

aeget isidorus ouer een

15750gheleu na soffran ghedan

een deel clar lecht sonder wan

die hem sochte wriuen laet

eist datmer mede wriuet ende begaet

een cleedekin hetne can gheen uir gewinnen

15755mar het gloiet alse de vlamme binnen

somwile gheliket hi alune

touerie int commune

verdriuet hi met sire cracht

een ander es diemen lettel acht

15760alse .i. wit kesel ghedan

die uerdriuet doemen verstan

die swere die karbonkel het

ende uerdriuet sine hitte ghereet

sieke oghen entie tranen

15765quitet hi van groter blame

ghepuluert alsmen weten doet

es hi ieghen ronghe goet

37. Icitos, dat is een steen

zegt Isidorus gelijk

15750 geel en naar saffraan gedaan.

Een deel helder licht zonder waan

die zich zacht wrijven laat.

Is het dat men er mee wrijft en gaat

een kleedje, het kan er geen vuur uit winnen

15755 maar het gloeit als een vlam van binnen, soms lijkt het aluin.

Toverij in het algemeen

verdrijft het met zijn kracht.

Een ander is er die men weinig acht

15760 als een witte kiezel gedaan.

Die verdrijft, doet men verstaan,

de zweer die karbonkel heet

en verdrijft zijn hitte gereed.

Zieke ogen en de tranen

15765 haalt etj weg van grote blaam.

Gepoederd, zoals men weten doet,

is het tegen schurft goed.

Apophylliet, Ichthyophtalm of visogensteen, Duits Fischaugenstein, vanwege de paarlmoerglans op splijtgedeelte, bestaat uit waterachtige kiezelzure kalk met kali en wat fluor, is kleurloos, wit en zelden rozeoord, hard 4.5-5, s.g 2.4.

Iris die gheliket kerstale

lanc ende ghecantet wale

15770latemenne dorscinen vander zonnen

jn een hus als wijt weten connen

hi sal maken thant

enen reghenbode ande want

jeghen blexeme es hi goet

15775die sconste vintmen des es men vroet

ter grooter ze dus horicket lien

jnt gheberechte van armenien

jn alemanien vindemense mede

jn rootsen te sulker stede

38. Iris die gelijkt kristal

lang en kantig wel.

15770 Laat men het doorschijnen van de zon

in een huis, zoals wij het weten kunnen,

hij zal maken gelijk

een regenboog aan de wand.

Tegen bliksem is het goed.

15775 De schoonste vindt men, dus is menbekend, in de grote zee, aldus hoor ik het belijden in het gebergte van Armenië.

In Duitsland vindt men ze mede

in rotsen op sommige plaatsen.

De kleur die sommige kwartskristallen vertonen is te danken aan de aanwezigheid van geringe hoeveelheid vreemde bestanddelen. Zo is de rookkwarts rookbruin tot donkergrijs zwart gekleurd door organische stoffen. Is de kleur zeer donker dan heet het morion. Door verhitting kan men het van zijn oorspronkelijke kleur beroven. Wanneer men het daarna snel laat afkoelen ontstaan er fijne scheuren die door breking van de lichtstralen de kleuren van de regenboog vertonen. (regenboogkwarts of iriserend kwarts) Duits Regenbogenquarz, ook voor geslepen bergkristal en glas die door breking iridisceren.

15780Iena die steen heuet de name

van ere beesten ombequame

dar ic af sprac hir te voeren

hute sinen houede als wijt horen

nemen desen dieren steen

15785meesters draghen ouer een

dat hi doet uorweten dien

wiene draghet wat sal ghescien

ende danne moetmenne horicghewaghen

altoes onder de tonghe draghen

39. 15780 Iaena, die steen heeft de naam

van die beesten onbekwaam,

waar ik van sprak hier tevoren.

Uit zijn hoofd, zoals wij het horen,

neemt men deze dure steen.

15785 Meesters komen overeen

dat hij doet voorweten die

wie het draagt wat zal geschieden

en dan moet men het, hoor ik gewagen,

altijd onder de tong dragen.

Zie belemniet.

15790Ljppara es houer een

jn libia .i. wonderlic steen

alst gheuallet teregher stonde

dat beesten vlien uor die honde

nature leertse te hem te vliene

15795alse te hem diese van messchiene

also bescermet vor die honde

want hens die hem ghescaden ne conde

40, 15790 Lippara is voor een

in Libië een wonderlijke steen.

Als het gevallen is te enige stonde

dat beesten vlieden voor de honden

natuur leert ze hen te vlieden

15795 als ze van deze bij zich hebben om van misval alzo beschermt voor de honden

want daar is geen die hen beschadigen kan.

Behoort tot trachietgesteente, vulkanische gesteente met veel kiezelzuur, de dom van Keulen is er van gemaakt, de kwarts voerende als molenstenen, in dezelfde groep zit obsidiaan. De typische kwartstrachyt, Liparit, rhyolith, bevat kwarts, glimmer en hornblendkristallen. Het bevindt zich op de Liparische eilanden.

Ljgurius es .i. steen wel diere

die comet hute linxe den diere

15800van sire orinen diehet laet

also alst hir uoren stat

jnden boec vanden dieren

linx dat pleghet ere manieren

alst sine orine maket thant

15805so werpetet der vp dat sant

om dat benidet des menschen bate

mar niet ne diedet hem die hate

want soe uerhart tenen stene

sine varewe es hemeene

15810rood ende een deel brun der mede

plinius seit houer warede

dat hi root es houer een

gheuarwet alse karbonkelsteen

mar dat hi nachts niet nes so claer

15815lapidarius seit houer waer

dat hi es van uarewen groene

nuttelic es hi te meneghen doene

mar alre meest dieden lachame

bestoppet hebben entie blame

15820vp datmenne met watre dwaet

hi doet datten mensche te gaet

entie sine uarewe es ontuallen

hi gheuetse hem weder mer allen

palien ontsteket hi ende ontfaet

15825ghelijc dat doet die gagaet

41. Ligurius is een steen wel duur

die komt uit lynx het dier

15800 van zijn urine die het laat,

alzo zoals het hier tevoren staat

in het boek van de dieren.

Lynx dat pleegt een manier

als het zijn urine maakt gelijk

15805 dan werpt het daarop zand

omdat het benijdt de mensen baat

maar niet duidt hem die haat

want het verhard tot een steen.

Zijn kleur is algemeen

15810 rood en een deel bruin daarmee.

Plinius zegt voor waarheid

dat het rood is geheel

geverfd als een karbonkelsteen

maar dat het ‘s nachts niet is zo helder.

15815 Lapidarius zegt voor waar

dat hij is van kleur groen.

Nuttig is hij in menige doen

maar het allermeest die het lichaam

verstopt hebben en die ziekte

15820 opdat men met water wast

hij doet dat de mens gaat

en die zijn kleur is ontvallen

hij geeft hem weer met z’ allen

Gehemelte (dromen?) ontsteekt het en ontvangt 15825 gelijk dat doet de agaat.

In Germanië bestaat een barnsteen, ligurius of lynxpis, blijkbaar is die zo genoemd naar het gele water van de lynx. Zie dieren.

De urine van de Lynx wordt tot edelsteen die ligurius, lynxsteen, heet met de kleur van hyacint (het mineraal zirkon). Het is de oude fabel van de ‘lyncurium’ een verkeerde benaming van de steensnijders uit de tijd van de Ligurische steen, de jacint, hyacint.

Margarita es .i. steen

vanden precieusen een

het sijn musselen diene draghen

solinuse horic ghewaghen

15830dat sine vanden douwe ontfaen

dits .i. wonderlic bestaen

na dien dat die tijt es int jar

donker rood wit iofte clar

es de margarite ghedan

15835menne heuet dat niet uerstaen

datmen noint in enech lant

mer dan ene in .i. neuant

dies heetemenne steen hunion

sine uarewe es best int toen

15840dat hi es wit ghelijc halune

sine cracht es dus int commune

datmerre af mach maken doen

specie heetet diamargariton

hi es cranker maghen goet

15845enten ghenen die spuwet bloet

pais uerleent hi ende vrede

ende gheuet groote ghesonde mede

ende maket den sinen sachten moet

onder hare houet alsoes niet gheuoelt

15850ghemeenlike ende houer een

heten wi perle desen steen

42. Margarita is een steen

van de kostbare een.

Het zijn mossels die het dragen.

Solinus hoor ik gewagen

15830 dat zij het van de dauw ontvangen

dit is een wonderlijk bestaan

naar die de tijd is in het jaar.

Donker rood, wit of helder

is de parel gedaan.

15835 Men heeft dat niet verstaan

dat men nooit in enig land

meer dan een in 1 vond

dus noemt men de steen union.

Zijn kleur is best in het tonen

15840 dat hij is wit gelijk aluin.

Zijn kracht is dus in het algemeen

dat men er van mag maken doen

specerij die heet dyamargariton.

Het is zwakke magen goed

15845 en diegene die spuwt bloed

rust verleent hij en vrede

en geeft grote gezondheid mede

en maakt de zinnen zacht van gemoed

onder haar hoofd alzo ze het niet voelt.

15850 Gewoonlijk en algemeen

heten wij parels deze steen.

Parels zijn vanouds bekend, ze werden bij de Perzische Golf gevonden, aan de kust van Arabië en de kust van Coromandel. Ze zijn al lang in Indië bekend, in de Bijbel komen ze voor en in Egypte na de verdrijving van de Hyksos kwamen ze in zwang. Theophrastus vermeldt ze het eerst en wel onder de Griekse naam margaros wat woord waarschijnlijk afkomstig is uit Sanskriet mangara. Vandaar kwamen ze bij de Romeinen en werden in Romaanse talen margarita genoemd. Het woord parel (peerl, beerl) schijnt met bes (beere) in verband te staan. Sinds de veldtochten van Pompeus en de onderwerping van Alexandrie kwamen de parels meer in trek, voor grote parels betaalde men grote sommen.

Grieks margarites: parel, oorspronkelijk is dit wel een Babylonisch woord, mar galliti: dochter van de zee, respectievelijk kind van het licht. Beide in verband met het geloof van de oude Perzen dat oesters ‘s nachts omhoog komen om de maan te aanbidden en dat zij hun schelpen openen als zij het wateroppervlakte bereiken en een druppel dauw opnemen die door de stralen van de maan in een parel verandert.

Om de hemelse helderheid zijn ze zo geschat, de grootste, de witste, de rondste, de gewichtigste. De kostelijkste was die van Cleopatra die ze van haar oor trok, smolt en opdronk om Antonius in overdaad boven te gaan. Karel V betaalde in 1505 voor een grote parel 80 000 dukaten. Filips II van Spanje bezat er een zo groot als een duivenei wier waarde men niet wist te schatten.

Magnes die es sonder waen

alse .i. isermal ghedan

sine nature es sulc ghemecket

15855dat hi hiser na hem trecket

eist datter gheen seilsteen ne si

mar esser die seilsteen bi

so segghemen dat hijs niet ne doet

ter touerien es hi goet

15860ende hoec heuet hi ene cracht

diemen houer wonder acht

want wie hem dies ontsiet te vele

dat sijn wijf met andren spele

hi sal legghen dien maghet

15865onder hare houet onghelet

also slapende leghet sachte

es soe van reinen ghedachte

so sal slapende als ende als

haren man nemende omden als

15870die onghetrouwe sal met allen

neder vanden bedde uellen

dese steen die maket den vrede

tusschen man ende vrouwen mede

ghewreuen ende met melke begaet

15875es hi goet hem diet water laet

jn india lesic datmenne vant

jnder tragoditen lant

ysidorus seghet int leste

datde ghelewe sijn de beste

15880ende dat hi glas ende iser mede

an hem trecket beede ghereede

43. Magnes die is zonder waan

als een ijzervijlsel gedaan.

Zijn natuur is zulks gemaakt

15855 dat het ijzer naar zich trekt

Is het dat er geen zeilsteen bij is

maar is er de zeilsteen bij

dan zegt men dat hij het niet doet.

Ter toverijen is het goed.

15860 En ook heeft het een kracht

dat men voor wonder acht

want wie hem dit ontziet te veel

dat zijn wijf met anderen speelt

hij zal leggen die magneet

15865 onder haar hoofd ongezien

als ze slapende ligt zacht

en is ze van reine gedachte

dan zal ze slapen geheel

haar man nemen om de hals

15870 die ontrouwe zal geheel

neer van het bed vallen.

Deze steen die maakt de vrede

tussen man en vrouwen mede.

Gewreven en met melk begoten

15875 is het goed hem die het water laadt.

In India lees ik dat men het vond

in het Troglodieten land.

Isidorus zegt tenslotte

dat de gele zijn de beste

15880 en dat hij glas en ijzer mede

naar zich trekt beide gereed.

Zie diamant, Troilus and Cressida 3, 2, 184-6;

You draw me, you hard-hearted adamant’

But yet you draw not iron, for my heart’

Is true as steel; leave you pour power to draw’.

Het is gewoon magnetisch ijzer. In India zijn het weer diamanten.

Memfites dats .i. steen

diemen uindet houer een

jn egipten ende es wel naer

15885root alse vier ghedan dats war

desen steen wriuemen te sticken

men wriuene met aysine dicken

ende gheuene nutten tien tiden

diemen bernen sal iofte sniden

15890sone gheuoelsi quaet no goet

watmen haren liue doet

44. Memfites dat is een steen

die men vindt algemeen

in Egypte. En is bijna

15885 rood als vuur gedaan, dat is waar.

Deze steen wrijft men stuk

men wrijft het met azijn vaak

en geeft te nuttigen te die tijden

die men branden zal of snijden

15890 dan voelen ze kwaad of goed

wat men haar lijf doet.

Lijkt wel op de giftige werking van bilzekruid.

Melonites die was uonden

jn arabia bi stonden

donker groene sonder wan

15895na die miraude een deel ghedan

mar niet also dore clar

dese steen bescermet dats war

kindre in hare jonchede

van ongheualle in mengher stede

45. Melonites, die was gevonden

in Arabië bij stonden.

Donker groen, zonder waan,

15895 naar de smaragd een deel gedaan

maar niet alzo door helder.

Deze steen beschermt, dat is waar,

kinderen in hun jeugd

van ongevallen in menige plaats.

Vreemde naam, melon is de meloen, melon of melocillo is de naam voor Ichneumon. Het gebruik is als barnsteen.

15900Medus es .i. steen van meden

met een lettelkin groeneden

met vrouwen melke horic ghewaghen

die .i. knapelkin heuet ghedraghen

salmenne maken men sal mettien

15905blenden weder gheuen hare sien

dwamenne met watre so es hi quat

want wiere mede sijn oghen dwaet

hi uerlieset beede sine hoghen

bedinens hine cant ghedoeghen

15910noch oec ontulien no ghescuwen

hine moet sine longre spuwen

46. 15900 Medus is een steen van Medië

met wat groenheden.

Met vrouwenmelk, hoor ik gewagen,

die een knaap heeft gedragen

zal men ze maken. Men zal meteen

15905 blinden weer geven hun zien.

Wast men hem weer net water, dan is hij kwaad want wie er mee zijn ogen wast

hij verliest beide zijn ogen.

daarbij hij kan het niet gedogen

15910 nog ook ontvlieden of schuwen

hij moet zijn longen uitspuwen.

?Medusa, een van de Gorgonen, haar hoofd werd in zee geslagen en spatte op het zeewier, dat werd koraal. Of medusa, van Medië.

Onix dats ouer een

en utermaten diere steen

ende es gheuarwet ende ghedaen

15915ende vander grooter sonder waen

dat eens menschen naghel si

aldus seghet de glose mi

die ons de boec ombint

de dueghet diemer ane vint

15920jeghen scoref es hi goet dats war

ende hi maket dat anschijn clar

hi rieket dore wel alsmen ons seghet

diene vp eene cole leghet

entie sine oghen heuet quaet

15925men legghene dar vp hi gaet

sonder quetsinghe thoghe al dure

ende purgert die nature

ende dits te wonderne wel

want men seghet int bispel

15930thoge es .i. herberghe cleene

want soene ontfaet gaste gheene

47. Onichinus dat is geheel

een uitermate dure steen.

En is geverfd en gedaan

15915 en van de grootte, zonder waan

dat een mensennagel zij.

Aldus zegt de glossaria mij

die ons het boek ontbindt.

De deugd die men er aan vindt,

5920 tegen schurft is het goed, dat is waar,

en het maakt het aanschijn helder.

Het ruikt door goed, zoals men ons zegt,

die hem op een kool legt.

En die zijn ogen heeft kwaad

15925 men legt het daar op en het gaat

zonder kwetsing het oog al door

en purgeert de natuur.

En dit is te verwonderen wel

want men zegt het in het voorbeeld

15930 het oog is een herberg klein

want ze ontvangt gasten geen.

Onycha, in het Hebreeuws shecheleth, zou voorkomen in Ecclesiasticus 24:15, Exodus 30:34. Onycha: betekent in het Grieks vingernagel, de markeringen op de bloembladen van Cistus zouden de reden geweest zijn voor die naam.

De naam wordt tweemaal vermeld als een bestanddeel van het heilig reukwerk, een andermaal in de Apocriefe boeken als een zelfstandigheid die een lieflijke geur verspreidt.

Mogelijk is het een tweerlei begrip, de steen onyx in Ex. 28:20. ‘de edele stene die Onichinus heet die een gemengde kleur heeft, dat is wit en rood. En het is doorschijnend als een mensennagel en het groeit in Indie. En hierom is het niet gelijk met de andere stenen (van het borstharnas) want die groeien in Arabië. En deze, uit Indië, hebben een vurige vorm en zijn omgeven door witte ringen.’

De andere onyx is mogelijk een plant‑dierlijk product (Cistus)

De naam onyx betekent klauw of nagel, 'daaraan ontleent de kleine schelp op de voet van vele weekdieren die door de grote schelp gesloten wordt zijn naam. Uit deze kleinere schelpen of klep verkreeg men enkele bestanddelen die de wierook samenstelden. In de Rode zee vindt men er veel soorten van. Onyx zou op Murex kunnen slaan die in heel Indi als een zogenaamd geneeskrachtig rookmiddel gebruikt wordt. Koning noemt een vis, genaamd Conchylium en haalt Dioscorides aan: ҅en schulpje of deksel van het visje Conchylium genoemd, gelijk ons Dioscorides zegt II, 8:1, welk in de meren van Indië die Nardus voortbrengen gevonden wordt. Het ademt een aangename reuk uit omdat het door de Nardus gevoed wordt. Waarschijnlijk zijn er nog wel meer moge­lijkheden.

Onyx, een bandagaat met nauwkeurig begrensde fraaie, vooral bruine, zwarte en witte kleuren, meestal in lagen.

Onyx is ondoorzichtig, hieruit werden vroeger kostbare cameeën en zegelstenen gesneden.

De echte onyx, de Arabische onyx, heeft alleen witte en zwarte strepen. Met banden is de Duitse Achat en de Onyx of Kameenstein.

Draagt het alleen witte en grijze strepen, dan noemt men het chalcedonyx.

Zijn de donkere strepen rood, oranje, dan heet het sardonyx.

Witte en rode strepen dan is het karneolonyx.

Orix es .i. diere steen

swart es hi houer een

ende ghetafelt some met witten

15935ende some met blawen die hem wel sitten, hi maket sinen dragre coene

jn slape es hi van goeden doene

want hi uerdriuet seerechede

els ghedroch ende sulke dinc mede

15940mar dats te lachterne als ende als

eist datmenne draghet anden als

dat hi maket orloghe ende strijt

ende vele spuwens talre tijt

mar deser quateit hi begheuet

5945eist datmen sardiuse bi him leghet

48. Onix is een dure steen.

Zwart is hij overeen

en getafeld soms met wit

15935en soms met blauw die hem wel zitten. Het maakt zijn drager koen.

In slaap is hij van goede doen

want hij verdrijft zeerheden

en elf gedrocht en zulke dingen mede.

15940 Maar dat is belachelijk en stellig

is het dat men het draagt aan de hals

dat hij maakt oorlog en strijd

en veel spuwen te alle tijd.

Maar deze kwaadheid hij begeeft

5945 is het dat men sardius bij hem legt.

Een soort van onycha, een bandvorm?

Ostalanus ofte ostolamus

es .i. steen heetet aldus

desen heeten alle brieue

patron ende beschermere der dieue

15950want diene draghet bescermet dien

datmenne niet ne mach ghesien

also verdonkert hi de siene

ende dits wonderlic van gheschiene

des draghers oghen maket hi clar

15955dat hi ghesiet verre ende nar

sine uarewe swighet tghedichte

omme datmenne niet ne vinde lichte

49. Ostalanus of ostolamus

is een steen en heet aldus.

Deze heten allen brieven

patroon en beschermer der dieven.

15950 Want die het draagt beschermt het die zodat men hem niet mag zien

alzo verdonkert hij het zien.

En dit is wonderlijk van geschieden

de dragers ogen maakt hij helder

15955dat hij ziet ver en nabij.

Zijn kleur zwijgt het gedicht

omdat men niet vindt licht.

Opaal, Engels opal, Frans opale van Latijn opalus dat van Grieks opaillios wat verbonden is met Sanskriet upala: steen, edelsteen.

‘Opaal is een steen die onderscheiden wordt door kleuren van diverse kostbare stenen. Er is de vurige gloed van de karbonkel in, het lichtende purper van de amethist, de heldergroene kleur van emerald, en al die kleuren verschijnen in vele tinten. Deze steen broedt in Indi en heeft evenveel krachten als kleuren. Deze steen behoudt en beschermt de ogen die hem draagt, helder en scherp zonder enige pijn en dimt andermans ogen als een soort wolk en smijt hen met een soort blindheid zodat ze niet kunnen zien, niet kunnen opmerken wat voor hun ogen gebeurt. Daarom wordt er gezegd dat het de meest zekere patroon van dieven is’.

Orites es .i. steen groene al

die goet es ieghen ongeual

15960sulken vintmen swart ende ront

die van uenine es onghesont

nettene in olie ende strijc ut desen

hi sal tehant wel ghenesen

ende ander es na iser ghedan

15965die doet urouwen kint ontfaen

draghen si kinder sonder waen

hi doetse ghenesen saen

50. Orites is een steen groen al

die goed is tegen ongeval.

15960 Sommige vindt men zwart en rond.

Die van venijn is ongezond

nat het in olie en strijk het op deze

hij zal gelijk wel genezen.

Een ander is naar ijzer gedaan

15965 die doet vrouwen kind ontvangen.

Dragen ze kind zonder waan

hij laat ze verlossen gelijk.

Orthit, bucklandit voor een deel, allanit, wordt in zuilvormige of tafelwormige kristallen gevonden, ook in zwart of roestbruin, ondoorzichtig, vetglanzend of wat metaalglanzend, hardheid 5.6-6, s.g 3-4, ingewassen in graniet en gneis.

Pirides iofte piridonisius

es een steen die heetet dus

15970blont alsment houer war hout

som sisi ghedan naden crisout

ende groene inder ghelike

dese gheneset dartitike

dits nochtan te wonderne meere

15975eist datmen desen duwet zeere

want hi des menschen hant bescoudet

soetelike willi datmenne hout

51. Pirides of peridonius

is een steen die heet aldus.

15970 Blond, zoals men het voor waar houdt

soms is het gedaan naar het kristal

en groen in dergelijke.

Deze geneest de jicht

dit is nochtans te verwonderen meer.

15975 Is het dat men deze duwt zeer

dat het de mensenhand brandt

zachtjes wil hij dat men het houdt.

Pyriet, ijzerkies of zwavelkies, de Duitse Eisenkies, Schwefelkies, is groenachtig geel, metaalglanzend, ondoorschijnend, veelal in teerlingen gekristalliseerd en meestal in dichte massa’s . Het komt veel voor in de hardste gesteenten, ook temidden van de steenkolen en geeft soms aanleiding tot zelfverbranding van die (wanneer het oxideert komt er warmte vrij) Het geeft bij het aanslaan vonken. Dit wordt gevonden in Elba, Tirol, Spanje en Duitsland.

Markasiet of speerkies heeft dezelfde samenstelling maar een andere kristalvorm. Het wordt ook in bruinkolen en venen aangetroffen. Beide zijn weinig geschikt voor ijzerbereiding omdat de zwavel er moeilijk uit komt, ze oxideren gemakkelijk en veranderen dan in ijzervitriool.

Pantera dats .i. steen ghedan

van menegher varewen sonder wan

15980ghenomet na pantera dat dier

dat van varewen es so fir

die desen draghet hi scouwene ane

tilike metter sonnen vpgane

so sal hem dien dach al dure

15985ten besten gan sine hauenture

verwoetheide doet hi ghenesen

hute yndia so bringhemen desen

alse meneghe vertut men hem gheuet

alsi meneghe varewe heuet

52. Panthera dat is een steen gedaan

van menige kleuren zonder waan.

15980 Genoemd naar de panter, het dier

dat van kleur is zo fier.

Die deze draagt, hij schouwt het aan

tijdelijk met de zonsopgang

dan zal hem die dag al door

15985 ten besten gaan zijn avonturen,

verwoedheid doet hij genezen.

Uit India zo brengt men deze

als menige kracht men hem geeft

als menige kleuren het heeft.

Zie 39.

15990Prassus es .i. steen al groene

cume goet te eneghen doene

sonder vander varewen allene

men vercoepet meneghe eene

ouer die miraude fijn

15995mar dicker es de varwe sijn

53. 15990 Prassius is een steen al groen

nauwelijks goed te enige doen

alleen van de kleur alleen

men verkoopt menig een

voor de smaragd fijn

15995 maar dikker is de zijn kleur.

Pantera dats .i. steen ghedan

van menegher varewen sonder wan

15980ghenomet na pantera dat dier

dat van varewen es so fir

die desen draghet hi scouwene ane

tilike metter sonnen vpgane

so sal hem dien dach al dure

15985ten besten gan sine hauenture

verwoetheide doet hi ghenesen

hute yndia so bringhemen desen

alse meneghe vertut men hem gheuet

alsi meneghe varewe heuet

52. Panthera dat is een steen gedaan

van menige kleuren zonder waan.

15980 Genoemd naar de panter, het dier

dat van kleur is zo fier.

Die deze draagt, hij schouwt het aan

tijdelijk met de zonsopgang

dan zal hem die dag al door

15985 ten besten gaan zijn avonturen,

verwoedheid doet hij genezen.

Uit India zo brengt men deze

als menige kracht men hem geeft

als menige kleuren het heeft.

Zie 39.

15990Prassus es .i. steen al groene

cume goet te eneghen doene

sonder vander varewen allene

men vercoepet meneghe eene

ouer die miraude fijn

15995mar dicker es de varwe sijn

53. 15990 Prassius is een steen al groen

nauwelijks goed te enige doen

alleen van de kleur alleen

men verkoopt menig een

voor de smaragd fijn

15995 maar dikker is de zijn kleur.

Prasem is groen. Midden Latijn prasinus van Grieks prason: look, een lookgroene kwarts, vergelijk ook de steennaam chrysoprassus. Het is een soort amethist.

Pjrosilus dats .i. steen

dar esculapius ouer een

tote agustine octomanne

dusdane redene af doet te verstane

16000hi spreket mans herte diemet venine

doot bleuen es ioft met sulker pine

jofte herteuel es bleuen doot

datmenne altoes in uier groot

sine herte verbernen niet ne can

16005.x. iaer achter een dan

salmen dies mans herte legghen

jn .i. uier dus es sijn segghen

so werdet soe te steene dus

entie steen hetet pyrosilus

16010hi heuet sonderlange macht

want hi sinen man bewacht

van donre ende van blexemen mede

ende maket lants heren talre stede

ende segheuri altoes de sine

16015hoec uersekert hise van venine

ende hi bescermet vander gadoot

want diene inde heuet blood

hine mach niet versteruen sonder waen

die steen ne si van hem gedaen

16020mar int heuel ende inde pine

staet hem eenparlic te sine

jnder serpente boec so es

bescreuen dat aristotiles

seit dat alexander desen droech

16025jn .i. cleedekin diere ghenoech

talretijt sinen liue na

entoe hi kerde van jndia

soudi hem dor sine bate

dwan ende baden in die eufrate

16030dar dede hi van hem ghemeene

dat purperijn cledekin metten steene

een serpent quam dar ghereet

datten steen huten cleede beet

ende spouwene in de riuire

16035hemelblau es dies steens maniere

54. Pirofilus dat is een steen

waar Aesculapius gelijk

tot Augustus Octavianus

dusdanige reden van doet verstaan.

16000 Hij spreekt, ԥen mannenhart die met vergif dood gebleven is of met zulke pijn

of met een hartkwaal is gebleven dood

dat men altijd in een vuur groot

zijn hart niet verbranden kan,

16005 tien jaar achter elkaar dan

zal men die man zijn hart leggen

in een vuur’, dit is zijn zeggen.

Zo wordt het tot steen aldus

en die steen heet pirofilus.

16010 Hij heeft bijzondere macht

want het zijn man bewaakt

van donder en van bliksem mede

en maakt hem landheer te alle plaatsen

en zegevrij altijd de zijne.

16015 Ook verzekert hij ze van venijn

en het beschermt van de snelle dood

want wie in heeft bloot,

hij mag niet sterven, zonder waan,

is de steen niet van hem gedaan,

16020 maar in het euvel en in de pijn

staat hem gelijkmatig te zijn.

In het serpentenboek zo is

beschreven dat Aristoteles

zegt dat Alexander deze droeg

16025 in een kleedje duur genoeg

te alle tijd op zijn lijf na

en toen hij keerde van India

zou hij die hem tot zijn baat

wassen en baden in de Eufraat

16030 daar deed hij van hem algemeen

dat purperen kleedje met de steen

een serpent kwam daar gelijk

die de steen uit het kleedje beet

en spuwde in de rivier.

16035 Hemelsblauw is die steen manier.

De granaat die het meest bekend is door zijn mooie robijnrode kleur heet wel pyroop. Dat is de veel voorkomende ‘robijn ‘ van de kerkelijke sieraden. De hardheid van pyroop is 7.25 De pyroop wordt meestal in Bohemen gevonden. Het is mogelijk de karbonkel van de ouden. Van pyrus: vlamvormig.

Safirus es .i. edel steen

emelblau es hi ouer een

de beste comen van endi

nemmermeer dorschinen si

16040den lachame es goet datmenne draghet

want hitte van binnen hi ueriaghet

hi doet oec dat sweit uerdroghen

ende sere goet es hi den hoghen

die sware houetswere doet hi genesen

16045jeghen ronghe mochte niet beter wesen

dat sware heuel gheneset hi mee

datmen heetet noli me tangere

mar hi ontfarwet al der mede

jeghen nijt ende boeshede

16050es hi nutte ende ieghen vaer

te paise ward es hi goet dats war

mar diere af wille hebben ere

hi moet hem ouden reine zere

men vindet safire al nu

16055tonser urouwen te hampu

mar vanden meneghen men seghet

datter clene virtut ane leghet

ende some vindemen ghedan wale

na safire orientale

16060entie sijn van dogheden bekent

somech safir van orient

es ghemanc metten rubijn

die segmen dat die beste sijn

55. Safirus is een edele steen

hemelsblauw is het geheel.

De beste komen van Indië.

Nimmermeer doorschijnend zijn ze.

16040 Het lichaam is goed dat men het draagt, want hitte van binnen het verjaagt.

Het doet ook dat zweet verdrogen

en zeer goed is het voor de ogen

de zware hoofdpijn doet het genezen

16045 tegen schurft mag er niet beter wezen

dat zware euvel geneest het mede

dat men heet, raak me niet aan

maar het ontkleurt al daar mede.

Tegen nijd en boosheden

16050 is hij nuttig en tegen gevaar

te vrede waart is het goed, dat is waar,

maar die er van willen hebben eer

hij moet zich houden rein zeer.

Men vindt saffier al nu

16055 te Onzer Vrouwen, te Ampu,

maar menigeen, men zegt,

dat er weinig kracht aan ligt.

En sommige vindt men gedaan wel

naar saffier Oriëntale

16060 en die zijn van deugden bekend.

Sommige saffieren van de Oriënt

zijn gemengd met robijn

die zegt men dat de beste zijn.

Saffier, de Duitse Saphirin, Engels sapphire, midden-Nederlands saphir, uit Frans saphir, uit Latijn sapphirus, uit Grieks sappheiros, dat uit Hebreeuws sappir wat weer uit Oudindisch sanipriya stamt of zo genoemd naar het eiland Sapphirine in de Arabische zee.

De donker tot helblauwe saffier, de oosterse saffier, is de cyanus van Plinius. De Grieken en Romeinen verstonden onder saffier de lazuursteen, zie daar.

Eveneens uit zuivere aluinaarde, aluminiumoxide, bestaat de fraai blauw gekleurde saffier. Na de diamant, met robijn, is dit het hardste gesteente, hardheid 9. Het is een vorm van korund. Ook hier is de kleur weer wat wisselend, licht blauw tot indigo, en zo herkenbaar aan de plaats van afkomst.

Aan de blauwe saffier wordt door de aanhangers van Boeddha magische krachten toegeschreven. De Indiërs gebruikten hem tegen de verschrikkelijke pest. Ook in het oude Egypte droegen de priesters hem op de borst, voor de Joden was dit het symbool van de blauwe hemel. Bij de Griekse mystici onderhield de saffier zich met het sterrenbeeld Jupiter. De koningen hebben er in alle tijden hun diadeem mee versierd, de saffier maakt de mens aangenaam in Gods ogen.

Smaragdus es der mirauden name

16065van groenre varewen sere bequame

men vintse arde meneghertire

mar die fijn sijn ende diere

comen huten lande van citen

dar vogle gripe der omme uerbiten

16070lieden diese hem willen stelen

negheen volc cans bet ghetelen

dan lieden heten arismaspi

ende mar .i. hoghe sone hebben si

die hem voren int forouet staet

16075si uechter omme hoe soet gaet

ende nemense hem met crachte

mar vor gheualschede elc hem wachte

si sijn te conterfaitene goet

mar dieden goeden hebben moet

16080hi moetene hebben dore clar

so groone dat al openbar

die lucht die es besiden steene

mede grone sij ghemeene

so dat no weder sonne no scade

16085sire groeneden ne scade

warlike moetmenne draghen

so can hi tgroot euel veriaghen

ende hi maket doghen clar

sinen dragre maket hi lief dats war

16090ende hi merset dat ertsche goet

hoec es hi den ghenen spoet

die willen besoeken eimelichede

tempeeste verdriuet hi mede

luxurie coelt hi diene sal draghen

16095moet reine sijn horic ghewaghen

56. Smaragd is de mirauden naam

16065 van groene kleur en zeer bekwaam.

Men vindt ze in aardig veel soorten

maar die fijn zijn en duur

komen uit het land van Scythen

waar de vogel grijp daarom verbijten

16070 lieden die ze van hen willen stelen.

En geen volk kan het beter doen

dan lieden die heten Arismaspi

en maar een oog zo hebben zij

die hen voor in het voorhoofd staat

16075 ze vechten erom, hoe zo het gaat,

en ontnemen ze hen met kracht.

Maar voor vervalsingen elk zich wacht.

Ze zijn te beschilderen goed

maar die de goede hebben moet

16080 hij moet hebben door helder

zo groen dat alles openbaar

die lucht, die is naast de steen

mede groen zijn algemeen

zodat geen zon of schaduw

16085 zijn groenheden beschadigt.

Waardig moet men het dragen

dan kan het ‘t groot euvel verjagen

en het maakt de ogen helder.

Zijn drager maakt het lief, dat is waar,

16090 en het vermeerdert het aardse goed.

Ook is het diegene voorspoedig

die willen bezoeken geheimen.

Tempeest verdrijft het mede.

Wulpsheid verkoelt het, hij die het zal dragen

16095 moet rein zijn, hoor ik gewagen.


Smaragd, Duits Smaragd, Emeraude, Emerald, Engels emerald, midden-Engels emeraude, van oud-Frans esmeralde, esmeraude, van Latijn smaragdum van Grieks smaragdos, maragdos, van Hebreeuwse oorsprong, Semitisch wat ‘flikkeren, glanzen’ betekent.

Een heldergroene edelsteen, de 4de edelsteen in Openbaringen 21. Smaragd komt gewoonlijk voor als diep grasgroene kristallen die de vorm van een zeszijdige zuil hebben. Een kostbare steen die op beril lijkt en van een helder groene kleur is.

Het wordt gevonden in Peru, Oeral, hier tot 40cm lange en 25cm dikke kristallen, (het is mogelijk de smaragdi scythici van Plinius).

Sordanix es .i. steen al hart

root wit es hi ende swart

alse iofti van onisiuse

van onie ende van sardiuse

16100van desen .iij. ghesondert ware

nuttelic es hi openbare

die misselic es in sinen sin

want hi uersametse der in

hi doet stelpen menstrua

16105van indien van arabia

comet hi som sijn gegrauen

entie sijn meest wert van hauen

Sardus die es sonder waen

een steen na rode arde ghedan

16110bloet stelpet hi ende dar hi es mede

ne doet honix gheene felhede

sulke wanen dat desse steen

vanden corangelinen si een

57. Sardanix is een steen al hard

rood, wit is het en zwart

alsof die van onichinus

van onyx en van sardius

16100 van deze drie afgezonderd was.

Nuttig is het openbaar

die verward is in zijn geest

want het verzamelt ze daar in.

Hij doet stelpen menstruatie.

16105 Van Indië en Arabië

komt het, soms zijn ze gegraveerd

en die zijn meest waard van eigendom.

Sardius die is zonder waan

een steen naar rode aarde gedaan.

16110 Bloed stelpt het en daar het is mede

doet onyx geen felheid.

Sommige wanen dat deze steen

en de corangelinen zijn een.

Sardoen, sardoon, saerdoen, sardone, sardon; ook sardonis. Naam van een edele steen, hetzelfde als sardonix; in Latijn-Grieks sardonyx; midden-Hoogduits sardonis; Engels sardonix; hoog-Duits sarder, sardoner en sardonier. Daarnaast zal ook wel sardonius in gebruik geweest zijn; uit deze vorm moeten althans de midden-Nederlandse en hoog-Duitse benamingen verklaard worden. Sardonix heeft de naam van sardius en van onix ..., ‘en is van drie kleuren, want het is zwart in het laagste, wit in het midden en rood in het bovenste. Sardonix is een steen, hard, root en wit en swart, alsof het van onichinus, van onix en van sardius (var. sardiuse) samen gesteld was.’.

Svrus alsic hore lien

16115es .i. steen comet ute surien

ysidorus spreket die niet was sot

dat hi al gehel int water vlot

ende hi sinket es hi te broken

dit sijn wonderlike sproken

58.Siries,zo als ik hoor vertellen,

16115 is een steen die komt uit Syrië.

Isidorus spreekt, die niet was zot,

dat het al geheel in het water vlot

en het zinkt als het is gebroken.

Dit is wonderlijk gesproken.

?Sysserskit, mineraal, zoveel als Iridosmium. Naar het niet zinken vulkaangesteente, puimsteen.

16120Samis dats bekent

es diemen in samos vent

jn .i. eilant inde zud ze

na sijnre grooter weghet hi me

dan mach draghen sine ghewoud

16125met hem so polliermen goud

hi paisiert des menschen sin

mar ene quateide so heuet hi in

vrouwen diene hebben als wijt horen

ne latet hare urucht niet sijn gheboren

59. 16120 Savius dat is bekend

is die men in Savius vindt

in een eiland in de Middellandse Zee.

Naar zijn grootte weegt het meer

dan mag dragen zijn geweld.

16125 Met hem zo poliert men goud.

Hij maakt rustig de mensen geest.

Maar een kwaadheid, zo heeft het in

vrouwen die het hebben, zoals wij het horen laat het de vrucht niet zijn geboren.

?

16130Succinus dats dammersteen

ysidorus seghet ouer een

dattet sap van pijnbome si

ende dat hute rennet ende bedi

so werdet teene steene

16135dit vindemen groot ende cleene

men makene met wriuene warem so

so heft hi vp caf ende stro

sine roke dat bekent

vliet bi naturen elc serpent

16140vrouwen die in pinen gaen

es goet die roke sonder wan

jnde ze in somegher stede

vindemense ende in andre watre mede

60. 16130 Succinus dat is de ambersteen,

Isidorus zegt overeen

dat het sap van pijnbomen is

en dat uit rent en daarbij

zo wordt het een steen.

16135 Dit vindt men groot en klein.

Men maakt het met wrijven warm zo

dan heft het op kaf en stro.

Zijn reuk, dat is bekend

vliedt bij naturen elk serpent.

16140 Vrouwen die in arbeid gaan

is goed die reuk, zonder waan.

In de zee van sommige plaatsen

vindt men ze en in andere wateren mede.

Een fossiel die afkomstig is uit naaldbomen, Pinus succinifer (gom, sap leverend). Die groeiden daar duizenden jaren geleden. Dit hars vind je in oude voorhistorische dennenwouden die ondergegaan zijn en in de loop der tijd het hout lieten verrotten zodat alleen het barnsteen achterbleef.

Latijn electrum: barnsteen, Grieks elektor: de zon, het zijn gestolde zonnestralen. De enigste vorm van elektriciteit die de ouden kenden was van barnsteen, electron. Door stevig met een wollen doek te wrijven wordt het elektrisch en trekt zeer lichte voorwerpen, als vlierpitballetjes, papiersnippers en dergelijke aan en gaf aanleiding tot de naam.

Barnsteen, 1516, naast ammer, 1515, Middelnederlands ammersteen, midden-Hoogduits amber en mer, midden-Noordduits ammer, Latijn ambra, ambar, uit Arabisch anbar, alambar: grijze amber. Amber is eigenlijk een welriekende harsachtige stof die uit de Oosterse zeen afkomstig is en vooral als grijze amber (ambre gris) bekend is

Je vindt dit bij de Oostzee, bij Koningsbergen waar ze zich ophopen in de zgn. blauwe aarde. Die is een 1-9m dik, bestaat verder uit zand en glimmer, verkoolde plantenresten, veel glaukoniet en barnsteen.

Selonites es houer een

16145en vtermaten diere steen

purperijn root groene ende wit

jn india wi vinden dit

so draghene die groote slecken

wonder horwire af uertrecken

16150dats dat hi leret te vorsiene

dinghen die sijn te gheschiene

die weten wille wat sal gheschien

pense dit ofte dat van dien

comet dan hiet in sinen moet

16155weder tes quaet of goet

het bliuet so vaste in sijn gedochte

dat niemen hute bringhen mochte

metter mane in elke maent

so wasset sine cracht ende waent

16160ter mane ontfanghe sonder ghile

gheduret sine cracht ene wile

ende jnt wassende sonder zaghe

ghedurt sine cracht tote middaghe

also waent moet die cracht vlien

16165jn viere ne mach hem niet messchien

tusschen viande maket hi vrede

tisike so gheneset hi mede

61. Selonites is voor een

16145 een uitermate dure steen

purper/rood, groen en wit.

In India, wij vinden dit,

zo dragen het die grote slakken.

Wonderen horen we hier van vertrekken

16150 dat is dat het leert te voorzien

dingen die zijn te geschieden.

Die weten wil wat zal geschieden

denkt dit of dat van iets

komt dan iets in zijn gemoed

16155 weder het is kwaad of goed

het blijft zo vast in zijn gedachte

dat niemand uit brengen mochten.

Met de maan in elke maand

zo groeit zijn kracht en waant

16160 te maan te ontvangen, zonder grap,

duurt zijn kracht een tijdje

en in het groeien, zonder sage,

duurt zijn kracht tot de middag

als het afneemt zo moet die kracht vlieden

16165 in vuur en mag het niet misschien.

Tussen vijanden maakt het vrede

de zieke zo geneest het mede.

Hoornschelp. Men hoort in de hoorn de zee ruisen, en blijkbaar ook de toekomst, de groei met de maand, zie parels.

Grotere soorten dienen als tuin- en kamersier, als bekers en vazen. De grote schalen dienen om er fijne ragot in te doen, (ragot fin en coquilles) om er verfgoud en verfzilver in te doen voor de schilders. Met dezelfde schelpen zijn de pelgrims, die uit het oosten terugkeren, gewoon hoed en klederen te versieren. Als sier voor aquaria, bij waterbronnen, voor kamee-achtig snijwerk, voor sier en als paarlemoer.

Topasius heuet groote ghewoud

ende es .i. steen ghedan na goud

16170hutermaten cout van naturen

so datmen seghet inder scrifturen

dat hi .i. vat datmen siet wallen

vercouden doet enten wal vallen

sere goet es hi ende vermart

16175hem die van spenen es ueruard

gramscepe ende onsuuerhede

verdriuet sine moghenthede

jn arabien alse wi lesen

hebmen dicken vonden desen

62. Topasius heeft groot geweld

en is een steen gedaan naar goud.

16170 Uitermate koud van naturen

zo dat men zegt in de schriften

dat het een vat dat men ziet opwarmen

koud maakt en de warmte wel vallen.

Zeer goed is het en vermaard

16175 hem die van aambeien is geraakt.

Gramschap en onzuiverheden

verdrijft zijn mogelijkheden.

In Arabi, zoals wij lezen,

heeft men veel gevonden deze.

Topaas, topaes, midden-Hoogduits Topzje of Topze; hoog-Duits Topas; Engels topaas, van oud-Frans topase, midden-Latijn topasius, Grieks topazos.

Topaas heeft een hardheid van 8, s.g. 3.53. Maar topaas kan gemakkelijk splijten en door een aanraking al beschadigd worden. Topaas wordt meer gewaardeerd dan beril, het heeft een sterkere glans. Het komt voor in kleine vier- tot achtvakkige kristallen die zelden groter zijn dan 1cm. Het is zelden kleurloos en waterhelder, doorgaans geelachtig of geel, roodachtig of rood, groenachtig of groen, soms paarsblauw doorzichtig of zelfs aan de kanten doorschijnend en glasglanzig. Dit gesteente fosforesceert bij verwarming met een geel- of blauwachtig schijnsel.

16180hHir hendic de wort vanden steen

hets war van someghen andren eenen

vindemen lichte in andren boeken

mar hir in minen ondersoeke

sone vandic ander bescheet

16185dat ic durste dichten ghereet

nu suldi horen vort bedieden

vanden ghenen dies uele lieden

wondert hoe mense maken mochte

ende wat wondere icker ane besochte

16190warso wat datmerre af seghet

jn rade niet dat merre an leghet

te vasten wan min no meere

mar alleene an onsen here

diet al nemet ende gheuet

16195entie ewelike leuet

sulc steen es die uan uerre comet

ende sulc steen es diemen nomet

quame .i. ander coepman

die inwart ware gegrauert dan

16200die hetemen gegrauerde steene

dit oudet tlatijn al int ghemeene

hort den wan van desen dinghen

alsoet ons quam van ouderinghen

in wat stene als ict vernam

16205staet gegrauert lyon ioft ram

jofte sagitarius dats bekent

dats emmer .i. steen van orient

dies goet ieghen den rede

ende doet den man ghemint sijn mede

16210hi gheneset diet water heuet jn

ende hi uerscarpet des menschen sin

ende maketene gheraket van spraken

ende seker van sinen saken

dje steen dieden steen in draghet

16215jofte capricornum oftie maket

dien segmen seere goet wesen

ghesakerert iofte belesen

dar du .i. serpent in sies

ofte aquarise gheloef mi dies

16220hijs goet ieghen den virden rede

ghesakererd ende belesen mede

ende ieghen de iucht dies ghelike

ende ieghen de sware artitike

ende oec ieghen den derden rede

16225ghesakererd hetemense mede

vintstu ghegrauert .i. man

jnde rechtre hant .i. sekele dan

die gheuet groote moghenthede

alle daghe anewassende mede

16230vintstu stande des ghelouet

enen man ende .i. rams houet

maket sinen draghere lief ghetal

met lieden met beisten ouer al

vjntstu in enen steene dan

16235staende enen onghewapenden man

ofte ene maghet sonder waen

ende hare cleider wide ontaen

ende in de hant .i. rijs

hijs ghesakererd in alre wijs

16240hijs goet ieghen ongheual

jn wat steene men vinden sal

sonne ende mane gegrauert

die es die luxurie werd

vintstu gegrauert .i. man

16245ende ande voete gheulogelt dan

ene roede in die luchtre hant

ende .i. serpent om hem gherant

die maket sinen dragre ghesont

wlmaket ende wijs talre stont

16250alsemen gegrauert siet .i. man

ene palme in sine hant nochtan

hi gheuet sinen dragre zeghe

ende lief met prensen alleweghe

uintstu gegrauert oec tereger stonde

16255ghegrauerd iaghers ofte honde

hert iofte hase hi doet ghenesen

van frenesien als wijt lesen

darmen .i. serpent in vint

ende vp sinen rugghe oec kint

16260ene cruke ende .i. rauen

vp sinen start hi maket van hauen

sinen draghere rike ende vroet

ende quade coringhen hi tempren doet

war so .i. scip met zeile in staet

16265dats der coepmanne toe uerlaet

want hi gheuet hem gheual

war somen vindet houer al

met .i. zwerde .i. man

dats die zeghe gheuen can

16270war datmen in siet stan den haren

hi beoudet die ere te waren

darmen in vindet enen swane

hi uerdriuet de sware quartane

ende hem die de iucht versward

16275dar du in sies .i. gheulogelt part

hijs goet in wighe ende in tornoie

hi beoudet die parde van uernoie

ende hi gheuet dapperheit ende moet

sagestu steen dar wijf in stoet

16280die hadde de hande nederward

ende vort aldus ghescard

ene trianghele vp hare houet

sittende in setele des ghelouet

die gheuet troest ende ruste mede

16285na arebeit ende siechede

heuestu oec ghemaket ghesien

enen man knielende up die knien

slande .i. lioen fier

jofte enech ander wonderlic dier

16290gheuet in allen striden zeghe

ghewerd wilhi sijn alle weghe

vintstu in .i. steen twe harne

een serpent bi hem te waren

hi maket bequame diene hout

16295bequame den lieden starc ende stout

dus verre sagic int latijn staen

der ouder vroeder lieder waen

die ic algader niet versteke

no oec houer wareit preke

16300want menne vindet der auctore niet

darment af bescreuen siet

uort verstaet ende uernemet wel

dat .i. filosofe hetet tekel

een iode dat hier uolget naer

16305van talien screef al ouer war

ende seget oec al sonder spel

dat die kindre van israel

dit makeden ende van desen dinghen

doe si dor de wostine ghinghen

16310nochtan seget broeder albrecht

dat hi niet ne radet vor recht

datmen desen sal al gheloeuen

mar gode allene van hir bouen

alsemen in jaspise ghesien can

16315met enen scilde enen man

ende met enen scachte mede

onder sine uoete dar ter stede

een serpent die heuet macht

jeghen al datmen viande acht

16320dar du in sies enen vliegenden man

dies goet te coepmanscepen dan

vindemen in enen crisout

een wijf die enen vogel hout

ende in dandre .i. visch draghet

16325hem es hi goet die bodescap jaghet

eist datmen tortelduue vint

met enen telghe hi werdet ghemint

vander werelt ghemene

die dragre es vandien steene

16330darmen in .i. steen bekent

sagittariuse iofte .i. serpent

alse ioften si onderlanghe streden

hi gheuet macht te vasten vrede

ujndemen in .i. witten steen

16335ene marminne houer een

jn deene hant .i. spegel nv gome

jn dandre .i. telch van .i. bome

die wil stan in goude fijn

ende in die hant beloken sijn

16340sulke cracht segmen van dien

hine latet sinen dragre niet messchien

alse in enen jaspre groene

een cruce staet hijs vanden doene

dat sijn dragre niet ne mach

16345verdrinken nacht no dach

machstu in enen steen bekinnen

enen basilicuse met ere merminnen

diene heuet troestem seker te sine

van allen beesten met venine

16350merke die noint in stene vant

nen man ende inde heene hant

van .i. dieuel die ghedane

ende vreselic na sinen stane

gehornet ende gheulogelt beede

16355jn dandre .i. serpent ghereede

onder sine voete .i. liebart

bouen desen figuren vpward

sullen stan sonne ende mane

dese begard in loede te stane

16360hi mede men duuele so uersaghet

dat si segghen datmen hem vraghet

ujntstu in iaspise .i. man

vpten hals .i. ghebont gras dan

jn selure moet sijn sine stede

16365want hi leert kennen alrande siechede

ende stelpet bloet in elker stede

ende gheuet here ende wardechede

desen als ict bescreuen vant

droech galienus an sine hant

uintstu in .i. swarten steene

enen man stande als ic meene

jn sine rechtre hant gedreghen

ene ceptre alse coninghe pleghen

vp die luchtre hant enen uoghel

16375wide ontaen elken uloghel

een cocodrillus onder die uoete

dese draghet gherechte boete

jeghen des viants toeuerie

ende uerdriuet sine partie

16380dar si de lieden hebben beseten

alexander wilmen weten

droech desen sonder waen

ende hi wil in iser staen

uintstu in enen swarten steen

16385een man sittende ouer een

vp .i. lupart oudende .i. riet

dese ne latet quade beesten niet

sinen draghere comen an

vintstu ghemaket .i. man

16390enen hase in sine rechtre hant

ene roede inde luchtre ets bekant

dat goudijn sal sijn sine stede

hi heuet macht te gheuene vrede

ende zeghe in ghedinghe

16395jegen beesten doch hi sonderlinghe

jngromasine houer een

plegen tebbene desen steen

alse men in steene gheuinden can

ende vp thouet ghecronden man

16400ende hi in de rechtre hant hout

enen ceptre na coninxs ghewout

jn de luchtre .i. palme rijs

onder sine voete stoel ofte lijs

jn goude salmen desen draghen

16405want hi grote ere doet beiaghen

negheene dinc ne doet hi mede

na gode no warachteghede

hine comets houer weter ouereen

alsmen vindet in enen steen

16410ene boem ter rechter side dan

een wijf. enter luchter .i. man

die uersoent al sonder blijf

werringhe tusschen man ende wijf

alsemen .i. steen siet an

16415dat inde rechtre hant heuet .i. man

ene lampde ende inde luchtre hant

eens wiues houet alsict vant

soe es hi die vrede beiaghet

mar diene houer heme draghet

16420[alse hi slaept seghet tghedichte

menne canne niet ghewecken lichte

die in enen steen vint lesemen hier

enen ram ende enen stier

hijs goet tenen taleman

16425ende hem diet water laet nochtan

vindemen enen man alse men ghewaghet

die in de hant die sekle draghet]

hi beiaget gratie ende lieue

alsemen vindet seggen de brieue

16430.j. man inde hant .i. roede

dies heren goet van houermoede

alsmen vint als ende als

.j. man .i. horen an den hals

hijs goet ieghen verwoethede

16435ende quade fantasie mede

alsmen oec gewinnen can

jn .i. steen alf osse alf man

die gheuet ghewin ende starc den sin

tallen dogheden int ghewin

16440vintstu in .i. steen als wijt horen

een hasekin met hangenden oren

dies goet ieghen der beesten doon

vindemen in .i. steen .i. lion

hijs goet ieghen idrope ouer een

16445als men vindet in .i. steen

enen capricornium ende .i. haren

dies goet ter coepmanscepen te waren

alsemen den dromadarise vint

ghesparser manen alst dade de wint

16450dat es hi die maken can

vrienscap tusschen wijf ende man

alse in enen steene steet

een wijf ende vp thouet .i. cleet

ende omtrent die hande mede

16455hijs goet ieghen den vierden rede

ende goet ieghen de moethede

siemen in .i. steene noch mee

ene tortelduue ende jonghe twe

dies goet om gratie ende om goet

16460ende nuttelic in storme zeeuloet

men vindet ghescreuen in hem zomen

enen uoghel met ere bloemen

jn sinen bec dies nuttelic sere

beede om gratie ende om ere

16465alsemen in enen steen siet dit

enen man die up .i. stoel sit

ghecroent ente hande ondaen

temele ward ende danne staen

hem .iiii. die sijn sitten draghen

16470nem datmen die sal ghewaghen

dats mastix ende terebint

ende lech onder de steene ghint

jn .i. seluerijn vingerlijn

ende dat also swar sal sijn

16475twelefwarf alse de steen

dec onder dijn houet al in een

die sal dromen de selue dinc

die die in dine herte ghinc

die du pensets ende wilts

16480alse du di slapende ilts

alse du gheminges sies ouer een

jnden iacint enen witten steen

ende inden witten dan .i. part

die steen es te gratien ward

16485ende geuet bliscap ende ere niet clene

alstu vindes in .i. steene

een scumende part ende dan

dar vp met ere ceptren .i. man

die es nuttelic gehact

16490ende hi heuet grote macht

djts dat men van stenen vant

diemen vant in menech lant

van hare cracht van hare talie

ende wetet dat ic sonder falge

16495dat ware dichte sonder begheuen

na dien dat icket vant bescreuen

mar ghelijc alse inden hersten stonden

om ons vaders adams sonden

alle ertsche creaturen

16500onreinet worden bi naturen

also verloren die diere steene

hare cracht vele int ghemeene

ende ghelijc oec alse de man

biden doopsele versoent wart dan

16505omme te comene der mede

ten state der onnoeselede

also machmen steene ghenesen

met worden diemer toe can lesen

datsi vander heerster mesquame

16510die si namen van adame

ende vander smetten ende vander plage

die si nemen alle daghe

van onsen onreinen doene

comen ten heersten pardoene

16515ende hem de moghenteit comet an

die si hadden her sonde began

her hendic vanden steene de tale

nu hort vort vanden .vii. metalen

63. 16180 Hier eindig ik het woord van de stenen, het is waar. Van sommigen andere

vindt men gemakkelijk in andere boeken

maar hier in mijn onderzoek

zo vond ik ander bescheid

16185 dat ik durfde dichten gereed.

Nu zal u horen voorts bedienen

van diegenen die vele lieden

verwondert hoe men ze maken mocht

en wat wonder ik er aan zocht

16190 was het zo wat men er van zegt

ik raad niet aan dat men er aan legt

te vasten, want min of meer

maar alleen aan Onze Here

die het al neemt en geeft

16195 en die eeuwig leeft.

sommige steen is die van verre komt

en sommige steen is het die men noemt

kwamen van een andere koopman

die van binnen gegraveerd zijn dan

16200 die noemt men gegraveerde steen.

Dit houdt het Latijn al in het algemeen

hoort de waan van deze dingen

alzo het bij ons kwam van ouderlingen.

In wat stenen zoals ik het vernam

16205 staat gegraveerd een leeuw of ram

of sagittarius, dat is bekend,

dat is immer een steen van de Oriënt.

Die is goed tegen de koorts

en doet de man bemind zijn mede.

16210 Het geneest die het water heeft in

en het verscherpt de mensen geest

en maakt hem geraakt van spraken

en zeker van zijn zaken.

De steen die de stier in draagt

16215 of capricornum of de maagd

die zegt men zeer goed te wezen

geheiligd of belezen.

Waar je een serpent in ziet

of aquarius, geloof me in deze,

16220 hij is goed tegen de vierde daagse koorts, geheiligd en belezen mede.

En tegen de jicht en dergelijke

en tegen de zware jicht

en ook tegen de derdedaagse malariakoorts

16225 geheiligd noemt men ze mede.

Vindt u gegraveerd een man

in de rechterhand een sikkel dan

die geeft grote mogelijkheid

alle dagen aan te groeien mede.

16230 Vindt u staande, wat men gelooft,

een man en een rams hoofd

maakt zijn drager lieftallig

met lieden, met beesten overal.

Vindt u in een steen dan

16235 staande een ongewapende man

of een maagd, zonder waan,

en haar kleren wijd geopend

en in de hand een twijg

hij is geheiligd in alle wijze

16240 hij is goed tegen ongeval.

In wat steen men vinden zal

zon en maan gegraveerd

die is de wulpsheid waard.

Vindt u in gegraveerd een man

16245 en aan de voeten gevleugeld dan

en een roede in de linkerhand

en een serpent om hem gedraaid

die maakt zijn drager gezond

volmaakt en wijs te alle stonde.

16250 Als men gegraveerd ziet een man

een palm in zijn hand nochtans

hij geeft zijn drager zege

en lief met prijzen alle wege.

Vindt u gegraveerd ook te enige stonde

16255 gegraveerd jagers of honden

hert of haas, hij doet genezen

van frenesie, zoals wij het lezen.

Waar men een serpent in vindt

en op zijn rug ook een kind

16260 een kruik en een raaf

op zijn staart, hij maakt van have

zijn drager rijk en goed

en kwade bekoringen hij temperen doet.

Waar zo een schip met zeilen in staat

16265 dat is de koopmans toeverlaat

want het geeft hem goed geval.

Waar soms vindt over al

met een zwaard een man

dat is die zege geven kan.

16270 Waar dat men in ziet staan de arend

hij behoudt de eer te bewaren.

Waar men in vindt een zwaan

hij verdrijft de zware vierde daagse koorts

en hem die de jicht verzwaart.

16275 Waar u in ziet een gevleugeld paard

hij is goed in strijd en in tournooien

hij behoudt de paarden van vermoeidheid

en hij geeft dapperheid en moed.

Zag u een steen daar een wijf in stond

16280 die had de handen naar beneden

en voorts aldus geschaard

een triangel op haar hoofd

zittende in een zetel, wat men gelooft,

die geeft troost en rust mede

16285 na arbeid en ziekte.

Heeft u ook gemaakt gezien

een man knielende op de knien

slaande een leeuw fier

of enig ander wonderlijk dier

16290 geeft in alle strijd zege

gewaardeerd wil hij zijn aller wege.

Vindt u in een steen twee arenden

een serpent bij hen te waren

hij maakt bekwaam, die het houdt

16295 bekwaamt de lieden, sterk en dapper.

Tot dusver zag ik in het Latijn staan

de oude verstandige lieden waan

die ik al tezamen niet verstop

of ook voor waarheid preek

16300 want men vindt de auteur niet

waar men het van beschreven ziet.

Voorts versta en verneem het wel

dat een filosoof die heet Tochel,

een Jood, die hier volgt na

16305 van Italië schreef al voor waar

en zegt ook al zonder spel

dat de kinderen van Isral

dit maakte en van deze dingen

toen zij door de woestijn gingen.

16310 Nochtans zegt broeder Albertus

dat hij niet aanraadt voor echt

dat men deze zal geheel geloven

maar God alleen van hierboven.

Als men in jaspis zien kan

16315 met een schild een man

en met een speer mede

onder zijn voeten daar ter stede

een serpent, die heeft macht

tegen al dat men vijanden acht

16320 waar u in ziet een vliegende man

die is goed voor koopmanschap dan.

Vindt men in een kristal

een wijf die een vogel houdt

en in de andere een vis draagt

16325 hem is hij goed die boodschappen jaagt.

Is het dat men tortelduiven vindt

met een twijgje, hij wordt bemind

van de wereld algemeen

die drager is van die steen

16330 Waar men in een steen herkent

sagittarius of een serpent

alsof ze onderling strijden

hij geeft macht tot een vaste vrede.

Vindt men in een witte steen

16335 een meermin geheel

in de ene hand een spiegel, nu zie,

in de andere een twijg van een boom

Die wil staan in goud fijn

en in de hand gesloten zijn.

16340 Zulke kracht zeg men van die

hij laat zijn drager niets misgaan.

Als in een jaspis groen

een kruis staat, hij is van die doen

dat zijn drager niet mag

16345 verdrinken nacht of dag.

Mag u in een steen herkennen

een basilisk met een meermin

die het heeft de troost hem zeker te zijn

van alle beesten met venijn.

16350 Merk die nooit in stenen vond

een man en in de ene hand

van een duivel die gedaante

en vreselijk naar zijn staan

gehoornd en gevleugeld beide,

16355 in de andere een serpent gereed

onder zijn voeten een leeuw.

Boven deze figuren opwaarts

zullen staan zon en maan.

Deze begeert in lood te staan.

16360 Hiermee men duivels zo bang maakt

dat ze zeggen wat men hen vraagt.

Vindt u in jaspis een man

op de hals een bundel gras dan.

In zilver moet zijn plaats.

16365 Want hij leert kennen allerhande ziektes en stelpt bloed in elke plaats

en geeft eer en waardigheid.

Deze, zoals ik het beschreven vond,

droeg Galenus aan zijn hand.

Vindt u in een zwarte steen

een man staande, zoals ik meen,

in zijn rechterhand gedragen

een scepter zoals koningen plegen

op de linkerhand een vogel

16375 wijd uitstaan elke vleugel

een krokodil onder de voeten.

Deze draagt gerechte genezing

tegen de vijands toverij

en verdrijft zijn partij

16380 daar ze de lieden hebben bezeten.

Alexander, wil men weten,

droeg deze zonder waan.

En het wil in ijzer staan.

Vindt u in een zwarte steen

16385 een man zittende gelijk

op een luipaard houdende een riet.

Deze laat kwade beesten niet

zijn drager komen aan.

Vindt u gemaakt een man

16390 een haas in zijn rechterhand

een roede in de linker, het is bekend,

dat goud zal zijn z’ plaats.

Hij heeft macht te geven vrede

en zege in gedingen

16395 tegen beesten in het bijzonder.

Nigromantie overeen

plegen te hebben deze steen.

Als men in een steen vinden kan

een op het hoofd gekroonde man

16400 en hij in de rechterhand houdt

een scepter naar konings geweld

in de linker een palmtak

onder zijn voeten of stoel of lijst.

In goud zal men deze dragen

16405 want het grote eer doet bejagen.

Nee, geen ding doet het mede

naar God, nog waarheden.

Hij komt niet hovaardig weer overeen,

als men vindt in een steen

16410 een boom, te rechter zijde dan

een wijf en te linker een man

die verzoent al zonder twijfel

verwarring tussen man en wijf.

Als men een steen ziet aan

16415 die in de rechterhand heeft een man

een lamp en in de linkerhand

een wijfven hoofd, zoals ik het vond,

zo is hij die vrede bejaagt

maar die het op hem draagt

16420 als hij slaapt, zegt het gedicht,

men kan hem niet wekken licht.

Die in een steen vindt, leest men hier

een ram en een stier

het is een goede spreker

16425 en hem die het water laadt nochtans.

Vindt men een man, zoals men gewaagt,

die in de hand een sikkel draagt

hij bejaagt gratie en liefde.

Als men vindt, zeggen de brieven,

16430 een man en in de hand een roede

diens hart is goed van overmoed

Als men vindt geheel

een man met een horen aan de hals

die is goed tegen verwoedheden

16435 en kwade fantasie mede.

Als men ook vinden kan

in een steen half os of half man

die geeft gewin en versterkt de geest

te alle deugdheden in het gewin.

16440 Vind je in een steen, zoals wij het horen, een haasje met hangende oren

die is goed tegen de beesten doen.

Vindt men in een steen een leeuw

het is goed tegen hydropsie algemeen.

16445 Als men vindt in een steen

een capricornium en een arend

die is goed ter koopmanschap te waren.

Als men de dromedaris vindt

gestrekte manen alzo deed de wind

16450 dat is het die maken kan

vriendschap tussen wijf en man.

Als in een steen staat

een wijf en op het hoofd een kleed

en omtrent de handen mede

16455 het is goed tegen de vierde daagse koorts, en goed tegen de vermoeidheden.

Ziet men in een steen nog meer

een tortelduif en jongen twee

die is goed om gratie en om goed

16460 en nuttig in stormen zeevloed.

Men vindt geschreven in hen soms

een vogel met een bloem

in zijn bek, die is nuttig zeer

beide om gratie en om eer.

16465 Als men in een steen ziet dit

een man die op een stoel zit

gekroond en handen geopend

ten hemelwaarts en dan staan

hem vier die zijn zetel dragen.

16470 Neem dat men u zal gewagen

dat is mastiek en terebint

en leg onder de steen ginder

in een zilveren ring

en dat alzo zwaar zal zijn

16475 twaalf maal als de steen.

Bedek het onder uw hoofd al gelijk

u zal dromen hetzelfde ding

dat u in uw hart ging

wat u denkt en wil

16480 als u zich slapende hield.

Als je gemengd ziet geheel

in de hyacint een witte steen

en in het wit dan een paard

die steen is de gratie waart

16485 en geeft blijdschap en eer niet klein.

Als je vindt in een steen

een schuimend paard, en dan

daarop met een scepter een man

die is nuttig geacht

16490 en het heeft grote macht.

Dit is dat men van stenen vond

die men vond in menig land

van haar kracht en van haar inkervingen

en weet dat ik zonder falen

16495 dat ware dichtte, zonder begeven,

nadien dat ik het vond beschreven.

Maar gelijk als in de eerste stonden

om onze vaders Adams zonden

alle aardse creaturen

16500 verontreinigd worden bij naturen

alzo verloren die dure stenen

hun kracht veel in het algemeen.

En gelijk ook zoals de man

bij het doopsel verzoend werd dan

16505 om te komen daarmee

in een staat van onschuld.

Alzo doet men stenen genezen

met woorden, die men er bij kan lezen

dat ze van de eerste misval

16510 die ze namen van Adam

en van de smetten en van de plagen

die ze nemen alle dagen

van onze onreine doene

komen ten eerste aflaat

16515 en hen de mogendheid komt aan

die ze hadden voor zonden begonnen.

Hier eindig ik van de stenen het verhaal.

Nu hoort voort van de zeven metalen.


jn die aderen vander herden

16520es meneghe dinc van grooter werde

mar die metale der .vii. sijn

die sijn goet ende fijn

entie sijn nuttelixts van hem allen

also alse wi horen callen

16525des sullen wi tellen waren saken

entan dies boekes hende maken

Metalen.

I. Inleiding.

In de aderen van de aarde

16520 is menig ding van grote waarde

maar die metalen waarvan er zeven zijn

die zijn goed en fijn

en die zijn nuttigst van hen allen.

Alzo als we horen roepen

16525 dus zullen we vertellen ware zaken

en aan dit boek een einde maken.

Avrum heeten wi tgout

platearius seit sine gewoud

want alsment te puluere wriuet

16530ende dan in specie doet dart bliuet

also sulke als men bescriuet

dat dan dat lazerscap uerdriuet

ende het ronge doet ghenesen

wonde met goude als wijt lesen

16535die ne swellet nemmermee

ene masse met goude es twewarf mee

sware dan seluer iofte tin

negheen roest ne comter in

ghetempert eist wel ende diere

16540ende oec van clare maniere

soet rooder es in sine ghedane

so hem meer prijs leghet ane

des menschen siene maket claer

die uiere proeuent dats war

16545so bliuet alde valscheit dan

jnden viere die hem leget an

adren die vte berghe springhen

vindemen die ons gout uort bringen

dats in menech lant uerre ende bi

16550mar int lantscap van endi

vintmen tbeste sonder waen

aldus doet ons moyses uerstan

2, Aureum noemen wij goud.

Platearius zegt, zijn geweld

want als men het tot poeder wrijft

16530 en dan in specerijen doet waar het blijft

alzo zoals men beschrijft

dat het dan de melaatsheid verdrijft

en de schurft doet genezen.

Wonden met goud, zoals wij lezen,

16535 die zwellen nimmermeer.

Een massa met goud is twee maal meer

zo zwaar als zilver of tin.

Nee, geen roest komt er in.

Gematigd is het wel en duur

16540 en ook van heldere manier.

Zo het roder is in zijn gedaante

zo hem meer prijs ligt aan.

De mensen zien maakt het helder

het vuur beproeft het, dat is waar,

16545 zo blijkt al de valsheid dan

in het vuur die hem ligt aan.

Aderen die uit bergen springen

vindt men die ons goud voort brengen

dat is in menig ver land en nabij

16550 maar in het landschap van Indië

vindt men de beste, zonder waan,

aldus laat Mozes ons verstaan.

Aurum, goud, Duits Gold, Engels gold, ook in oud en midden Engels, in oud Saksisch, oud Fries, oud Hoogduits Gulp, vergelijk oud Slavisch zlato: geel. Er lijken twee nauw verwante Arisch woorden ghel en gըel die beiden geel of geelachtig betekenen. Frans or, van aurum.

Gouden sieraden hadden de kracht om boze geesten af te weren, vooral in combinatie met sommige edelstenen. Het werd gebruikt en gedragen door heersers en hoge geestelijken, verboden voor het lagere volk. Alleen een gouden ring was voor hen, soms was die ook nog van andere metalen. Het behoudt zijn kleur, is onsterfelijk. Goud heeft geen verderf, met zijn gele glans hoopte men er een levenverwekkend middel bij te hebbben. Het goud dat geen dood schijnt te kennen was een symbool van het eeuwige leven. Eens durfde men wel te zeggen dat bij een goed gebruik van goud in ziektes het onfeilbaar was. Als het denkbaar geweest zou zijn dat een mens alleen van goud kon leven dan had hij onsterfelijk moeten zijn. Goud werd als bijzonder versterkend middel gezien en genoot in dit opzicht meer waardering dan het ijzer in onze tijd. Het werkt antiseptisch, het is zuiver, neem goud in de mond, dan groeit daar geen vuil vlees. In de oudheid kwam het vooral van Egypte. In het stroomgebied van de boven Indus en Satadru, in het huidige Tibet en de hellingen van de Himalaya vond men al in het grauwe verleden goud.

Argentum dats seluer in onse tale

ghetempert cout dat weetmen wale

16555alse ons platearius seghet

dar dese virtut ane leghet

jeghen fleume wec ende nat

salmen ghepuluert nemen dat

ende in latewarie minghen

16560want ets goet te sulken dinghen

wel ludende eist ende geuet clanc

vp dat met copre es ghemanc

dit so vindemen in meneghen lande

meneghen te scaden ente scanden

16565want ets te wert ente diere

ende men purgeret metten viere

ende sine roke es sere quaet

jc ne weet hem te gheuene raet

hen si met roken dat hetet wirooc

16570jofte met sulker specien oec

ende men vindet quicseluer mede

onder derde in meneger stede

mar men winnet met grooter pine

ets goet te menegher medicine

16575mar seere cout est van naturen

vor sine roke est quat gheduren

ets den zenewen grote vrucht

want dar af comet hem de jucht

3. Argentum dat is zilver in onze taal.

Gematigd koud, dat weet men wel,

16555 zoals ons Platearius zegt.

Daar deze kracht aan ligt

tegen fleuma week en nat

zal men gepoederd nemen dat

en in likkenpot mengen

16560 want het is goed tegen zulke dingen.

Wel luidende is het en geeft klank

als het met koper is gemengd.

Dit vindt men in menige landen.

Menigeen te schade en te schande

16565want het is veel waard en duur

en men purgeert het uit met vuur

en zijn rook is zeer kwaad.

Ik weet hem te geven geen raad

tenzij te beroken met wierook

16570 of met zulke specerijen ook.

En men vindt kwikzilver mede

onder de aarde in menige plaats

maar men wint het met grote moeite.

Het is een goed voor menige medicijn

16575 maar zeer koud is het van naturen

vanwege zijn rook is het kwaad te verduren. Het is de zenuwen grote vrees

want daarvan komt hen de jicht.

Argentum, zilver, Engels silver, oud Engels seiofor, oud Saksisch silubar, oud Hoogduits Silabar of Silbar, nu Silber, oud Noors silfr, Gotisch siluber, vergelijk Russisch serebro; origiene onduidelijk.

Zilver behoort tot de edele metalen, dat zijn diegene die zich niet direct met zuurstof kunnen binden, dus in de lucht hun glans behouden.

Zuiver zilver heeft onder alle metalen de zuiverste, witte kleur en de sterkste glans. Het is weker dan koper, zeer smeed-, en rekbaar, daarbij tamelijk vast. In de regel wordt het met koper gemengd om er grotere hardheid aan te geven. Door lucht en water wordt het niet aangetast. Vandaar zijn gebruik voor gereedschappen, siervoorwerpen, munten.

Kwikzilver was ook bij de ouden bekend, de Grieken noemden het hydrargyros: waterzilver, vloeibaar zilver, de Romeinen Hydrargyrum of Argentum vivum. Theophrastus spreekt van Spaans cinnaber, Vitruvius deelt mee dat het erts naar Rome gebracht en daar verwerkt werd. De mijnberg was staatseigendom en werd verpacht. De kwikzilvermijnen van Almaden werden waarschijnlijk al door de Feniciërs gebruikt. In de Romeinse tijd won men jaarlijks 5000 kg.

Kwik wordt bij –40 graden vast, het verbindt zich graag met andere metalen tot vaste stoffen, niet met ijzer, nikkel en platina. Bij de afscheiding van goud wordt van deze eigenschap veel gebruik gemaakt, ook bij het vergulden en verzilveren in het vuur.

Kwikdampen zijn zeer giftig evenals de meeste kwikverbindingen.

Electrum dat weetmen wale

16580es ene specie van metale

datmen vindet onder derde

jnt lant van cipers van groter werde

ende ets roder dan zeluer si

ende bleiker danne goud der bi

16585men maghet maken bider art

mar dat nes niet also wart

alse dat de nature bringhet

deghene diet maken can hi minghet

seluer met goude ende elc sum

16590ende dit heetmen electrum

mar dat nes dat vraie niet

nu hort wat vrai electrum pliet

eist datmer af make .i. vat

ende men venijn doe in dat

6595het werdet bleic ende verlieset mede

sine varwe vp de stede

so datment purgiren moet met viere

al dusghendan es sine maniere

es dats coper ouer war

16600nature gheuet hem luud claer

vp dat met hem met ghewoud

si gheminghet seluer iof goud

alleene es sijn luud te zwar

dattet doren quetst dats waer]

16605niewer vintment verre no nar

danne int lant van germania

dat wi sassen heten nu

want copper hetemen dat seggic iv

met groter pine ende met viere

16610een metal van hare maniere

dat auricolas hetet in latijn

dat wanic dat laton mach sijn

vor war wanen boeke som

dat dit es electrum

4. Electrum dat weet men wel

16580 is een soort van metaal

dat men vindt onder de aarde

in het land van Cyprus is het van grote waarde. En het is roder dan zilver is

en bleker dan goud daarbij.

16585 Men kan het maken met kunst

maar dat is niet zoveel waard

zoals dat de natuur het brengt.

Diegene die het maken kan, hij mengt

zilver met goud en van elk een deel

16590 en dit noemt men electrum

maar dat is dat fraaie niet.

Nu hoort wat fraai electrum pleegt.

Is het dat men er van maakt een vat

en men venijn doet in dat

6595 het wordt bleek en verliest mede

zijn kleur ter plaatse

zodat men het purgeren moet met vuur

al dusdanig is zijn manier.

Is dat is koper voor waar

16600 natuur geeft hem een geluid helder

opdat met hem met geweld

is gemengd, zilver of goud.

Alleen is zijn heluid te zwaar

dat een zeer kwetst, dat is waar.

16605 Nergens vindt men het ver of dichtbij

dan in het land van Germanie,

dat wij Saksen noemen nu.

Want koper noemt men het, dat zeg ik u,

met grote moeite en met vuur

16610 een metaal van haar manier

dat auricolas heet in Latijn

dat denk ik dat het in Latijn mag zijn

voor waar wanen en boeken soms

dat dit is dit het electrum.

De naam koper, Duits Kupfer, Engels copper, Frans cuivre, Latijn cuprum, Grieks kuperion: uit Cyprus, dit stamt uit het Assyrische kipar, dat woord is ouder dan de naam van het eiland Cyprus waar het metaal bij de Romeinen onder de naam aes cyprium, later cuprum bekend was.

Latijn electrum: barnsteen, Grieks elektor: de zon, het zijn gestolde zonnestralen. De enigste vorm van elektriciteit die de ouden kenden was van barnsteen, electron. Door stevig met een wollen doek te wrijven wordt het elektrisch en trekt zeer lichte voorwerpen, als vlierpitballetjes en papiersnippers aan en gaf aanleiding tot de naam. Elektron was oorspronkelijk de naam voor een mengsel van 4 delen goud en 1 deel zilver. Toen men later het barnsteen door de Phoeniciers leerde kennen zal de gelijke kleur en aanzien de basis gegeven hebben dat het dezelfde naam kreeg.

Koper munt uit door zijn taaiheid, rekbaarheid en smeedbaarheid. Het wordt gebruikt voor munten, huis- en keukenwerk en als dak- scheepsbekleding. Koperverbindingen zijn zware vergiften. Koperen pannen kunnen vergiftigingen opleveren, vooral als er zure of zouthoudend eten in gedaan worden.

Brons is vanouds bij ons, evenals bij de Grieken en het Romeinse woord aes, de naam van koper of in ieder geval van zulke legeringen waarin koper het hoofdbestanddeel uitmaakt. Ook werd er bij koper wel tin, lood, zink of zilver bijgevoegd.

Roodkopererts, een zuurstofverbinding met een cochenilrode kleur, dat wordt gevonden bij Lyon, Cornwall, Oeral, Altaigebergte.

Koperkies, is messinggeel, dikwijls bont aangelopen, het bevat ijzer en zwavel. Het komt voor in Saksen en de Hartz.

16615stannum heten wi dat ten

dat ne vindemen niet verre hent

jn cornuwalge in inglant

want wilen ment elniewer vant

mar nu hebment in corten tiden

16620jn germania vonden siden

dats van naturen clar ende wit

mar lichtelike het hem besmit

met copre wel te rechte ghemanc

gheuet arde soete gheclanc

5. 16615 Stannum noemen wij dat dan.

Dat nee vindt men niet ver heen

in Cornwal in Engeland

omdat wijlen men het nergens vond.

Maar nu heeft men pas geleden

16620 in Germani gevonden sinds

dat is van naturen helder en wit

maar lichtelijk het zich besmet.

Met koper wel goed gemengd

geeft een harde, zoete klank.

Zie voorgaande, roodkopererts. Het koper uit Cornwall was dus meer roder dan het gele uit Saksen.

16625Plumbum heten wi dat bli

loet hiet ons segghen wi

van sire naturen eist seere swar

ende men seghet ouer war

dat min argert ende slijt

16630dan ander metal in langher tijt

doef eist selue alte male

ende doef so maketet alle metale

so wat datment der toe doet

sine scumen es dicken goet

16635metten loede ende metten viere

bescheedement van alre maniere

ende dat seluer maketet wit

men wlquams niet het ne dade dit

6. 16625 Plumbum noemen wij dat blei,

lood heet het zeggen wij.

Van zijn natuur is het zeer zwaar.

En men zegt voor waar

dat het weinig verergert en slijt

16630 dan ander metaal in lange tijd.

Dof is het zelf helemaal

en dof zo maakt het alle metalen

zo waar men het toe doet.

Zijn schuim is vaak goed.

16635 Met het lood en met het vuur

scheidt men het van andere soorten.

En datzelfde maakt wit

men volbracht dit niet, als hij deed niet dit.


 Plumbum, Lood, Engels lead, oud Engels lead, midden Engels lede: gewicht, Duits Blei, Frans plomb, van plumbum.

Lood is ongeveer elfmaal zo zwaar als water, heeft op de verse doorsnede een witachtige grijze kleur en sterke glans, het wordt echter gauw dof en zwartachtig. Het is zeer week, rek- en pletbaar, gemakkelijk smeltbaar maar met een geringe vastheid. Het wordt gebruikt voor buizen, geweerkogels, hagel en tal van legeringen.

Organische zuren werken er gemakkelijk op in, via azijnzuur wordt loodwit verkregen, dat was vroeger een belangrijke witte verfstof. Dat gebeurde door een plaat lood in een van onder gesloten stenen bloempot te doen waarin wat azijn werd gedaan. Door gisting boven de 45 graden ontstaat ook koolzuur, de warme azijndampen tasten het lood aan waarna met koolzuur het loodwit wordt neergeslagen. Na een 10 weken worden de loden platen afgeklopt, het loodwit gezeefd en nat gemalen. Moet het droog afgeleverd worden dan wordt de natte brij gedroogd. Hierbij en bij het inzakken ontstaat de grootste stofontwikkeling en de gevreesde loodvergiftiging. In elke vorm is lood zeer vergiftig.

Ferrum dats iser in onse tale

16640cout van naturen art also wale

dat alle andre metale verwinnet

nochtan vindemen ende kinnet

an hem die cranchet van naturen

dathet niet ne can gheduren

16645ghemanc in arden ende in steene

dart nature oudet alleene

sijn roest wasset hem al dar

ende nemmermeer ne scurment so clar

none vilet noch ne slipet

16650hetne ontfat ende begripet

lichtelike ene roest smette

dar hem af comet grote lette

der maghe eist goet alsmen vint

want etse vercoelt ende ombint

16655stael machmen van isere maken

met groter pinen met swaren saken

met vele slane met groten viere

ende dit werdet van arder maniere

oec vindemen in somech lant

16660erande iser als ict vant

datmen andein hetet openbare

men maghet smelten alst copper ware

mar hens te smedene niet goet

hensi datmer conste toe doet

7. Ferrum dat is ijzer in onze taal.

16640 Koud van naturen, hard alzo wel

dat het alle andere metalen overwint.

Nochtans vindt men en kent

aan hem de zwakheid van naturen

dat het niet goed kan blijven.

16645 Gemengd in aarde en in stenen

de aard van de natuur houdt het alleen

zijn roest groeit aan hem aldaar

en nimmermeer scheurt men het zo helder

nog vijlt, nog slijpt.

16650 Het ontvangt en grijpt

gemakkelijk een roestsmet

waarvan hem af komt grote let.

De maag is het goed, zoals men vindt,

want het verkoelt en ontbindt.

16655 Staal kan men van ijzer maken

met grote moeite en met zware zaken

met veel slaan en met groot vuur

en dit wordt van hardere manier.

Ook vindt men in sommige land

16660 een soort ijzer, zoals ik het vond

dat men arduin heet in het openbaar.

Men kan het smelten alsof het koper was

maar het is te smeden niet goed,

tenzij dat men er kunsten toe doet.

Ferrum, ijzer, Duits Eisen, Engels iron, oud Engels iren en isen, oud Saksisch Isern, oud Hoogduits Isarn, Gotisch eisarna, van Gotisch bras, geld, oud Hoogduits Er, oud Engels ar of aer betekent hetzelfde, uit Latijn aes, koper. De basis betekent origineel schijnen of glimmen, Frans fer, van ferrum.

Bruin ijzererts, het belangrijkste ijzererts van Duitsland en Oostenrijk, met leem vermengd vormt het geel ijzeroker, ijzeroer of moeraserts, donkergeel tot zwart is het in de laaglanden van het noordelijk halfrond, in de bodem van vochtige weilanden en moerassen. Het ligt onder de vennen als een vaste dichte substantie, droogt het ven op dan kan het scheuren en loopt het water dan altijd weg. Het heeft zich uit ijzerhoudend water afgezet. Sommige drains kunnen geheel verstopt raken door het afvoeren van ijzerhoudend water. In 1800 werd er hier ook nog 6000 ton ijzer gewonnen.

IJzer is in verscheidene verbindingen en toebereidingen een oud geneesmiddel. Het ijzerroest trekt tezamen, iets wat al bij Dioscorides gevonden wordt, stelpt de vloed van de vrouwen.

16665hjer henden de metale seuene

dit es tbelof van minen gheuene

dat ic belouede minen here

sijn es te rechte al die ere

esser iet goets in gheseit

16670want ic ne hadde den arebeit

niet bestan lude no stille

hetne ware dor sinen wille

dje eneghe doghet in desen boeke

mach gheuinden ofte ghesoeken

16675die werden gegheuen te sire bede

die dit selue dichten dede

dat got alre zielen verlichtre

ende oec mede vorden dichtre

hem si ghenadech ende uerleene

16680dat lijf dar doot an es negheene

amen

16665 Hier eindigen de zeven metalen

dat is beloofd van mij te geven

dat ik beloofde aan mijn heer

voor hem is terecht al die eer.

Is er iets goeds in gezegd

16670 want ik had het werk dan niet

gedaan en leefde nog stil.

Was het niet door zijn wil

de enige deugd in dit boek

mag vinden of zoeken

16675 die werden gegeven op zijn bede

die dit zelf dichten deed.

Dat God alle zielen verlichtte

en ook mede voor de dichter

hem zij genadig en verleen

16680 dat lijf, waar dood aan is aan geen!

Amen.

Zie verder: http://www.volkoomen.nl/