Der naturen bloeme
Over Der naturen bloeme
Jacob van Maerlant schrijft uit de Liber de nature rerum rond 1350 over alles van de natuur als van mensen, viervoetige dieren, vogels, slangen, insecten en fabeldieren wat we nu een bestiaria noemen.
Geschreven en omgezet door Nico Koomen.
Inleiding staat onderaan.
Jacob van merlant die dit dichte Omme te sendene tere ghifte wil datmen dit boec nome jn ulaems der naturen bloeme 5want noch noint in dietscen boeken ne gheen dichtre wilde soeken hiet te dichtene van naturen van so messeliken creaturen alse in desen boeken staen 10niemene nebbe dies waen dat ic die materie vensede els dan ic die rime pensede want de materie vergaderde recht van colne meester albrecht 15hute desen meesters die hir comen die ic iv sal bi namen nomen die erste es aristotiles die met rechte wel deerste es want hi van alre phisosophyen 20van alre naturliker clergien bouen allen eidinen die hoit waren crone draghet inder scaren waer somen dit teikin siet AR dats dat hi segghens pliet 25plinius die comet hier naer wis boeke men oudet ouer waer solinus dar na die van naturen spreket scone in sire scrifturen jn enen boeke diemen weet 30die vander werelt wondre heet Sente ambrosius van melane die van naturen doet te verstane jn sinen boeke Exameron dien nopmen dicken in dit doen 35sente bazelis sekerlike dien got sende van emelrike enen boec van beesten nature staet dicken oec in dese scrifture Sente isidorus oec mede 40die dicken groote nuttelikede ghescreuen heuet in sinen boeken dicken moetmen sijns hier roeken echt meester iacob van vitri bisscop van hakers so was hi 45sident cardinael van rome sijns eist recht dat ic hier gome een boec oec mar menne weet wiene makede ghereet die es geheeten onder hem somen 50experimentator hormenne nomen sijn wort setti hier mede alst noot es ter menegher stede Galienus palladius platearius fisogolus 55lucillus piso teofrastus entie keiser claudius dorothenus van athenen ende dyogenus ghemeene dymocritus apollodijn 60die vanden beesten die draghen venijn jn sinen boeken latet besien dionisius die fisisien katon verro ende marcus eraclides ende orpheus 65pitagoras ende menander omerus ende nicander mucianus dyagoras virgilius ende andreas coninc iuba patroneus 70coninc philometor metellus coninc tholomeus vmbricus coninc antigonus alfeus coninc archelaus flaminus philiomon ende nigidius 75ceneca ende cicero entie wise ipocras also nigidius ende matulidus dit sijn die meesters dar wi dus dit werc af ebben ghemaket 80dar toe die bouen allen smaket dats die wise sente agustijn seghet hier mede toe dat sijn dar toe vander biblen de glose saiet hier meneghe soete rose 85wien so fauelen dan vernoien ende onnutte loghenen moien lesier nutscap ende waer ende uersta dat noit een haer om niet ne mekede nature 90het nes so onwerde creature sones teregher sake goet want got die bouen al es vroet dans te gheloeuene meer no min dat hi hiet makede sonder min 95noch gheene dinc ne makede har seluen noch die duuel noch die heluen ne makeden creaturen nie dies willic dat elc besie ende loue gode van allen saken 100die wonderlic es in sijn maken jc ebbe belouet ende wilt ghelden ghewilleghelike ende sonder scelden te dichtene .i. bestiaris nochtan wetic wel dat waer is 105dat dar willem huten houe een priester van goeden loue van erdenborch: enen heuet ghemaket mar hi waser in ontraket want hine huten walsche dichte 110dies wart hi ontledet lichte ende heuet dat ware begheuen mar daric dit hute ebbe bescreuen ebbic van broeder albrechte van colne diemen wel met rechte 115hetet bloeme van der clergien vp hem dar ix conlike lien deerste boec sal iv bedieden dat wonder datmen vindet van lieden dander van .iiii. uoeten beesten 120darmen uele af spreket in geesten die derde die sal sonder lieghen sijn uan uoghelen die ulieghen die vierde dats noch mee es vanden wondre vander ze 125die uichte van uisschen meneghertiere die die zee uoedet entie riuiere den sesten belouic te sine van serpenten met venine die seuende sal sijn van wormen 130die sijn van messeliken uormen die achtende van bomen die int wout wassen arde menech fout de neghende sal ghewaghen van bomen die specie draghen 135die tiende sal bedieden dat cruud dat menegherande heuet vertuud die .xi. spreket van fonteinen beeda van soeten ende van onreinen die twelefste van dieren steenen 140beede van groten ende van cleenen de dertienste van .vij. metalen diemen moet huter erden halen ende in allen desen boeken mach hi vinden dies wilroeken 145medicina dachcurtinghe scone redene ende leringhe ende dit dichtic dor sinen wille dien ix ian lude ende stille dats mine here niclaus van cats 150ende omme dat mi ghebreket scats biddic dat hem ghename si dit iuweelkin van mi Gode biddic al te voeren ende sine moeder hute vercoren 155ende si minen sin verlichte also dat ic moete dichte dat vromelic si ende bequame jc beghinne in marien name |
Proloog. Jacob van Maerlant die dit dicht om te zenden een tere gift wil dat men dit boek noemt in Vlaams ‘Der naturen bloeme’ want nog nooit in Dietse boeken en geen dichter zal het zoeken om hier te dichten van de natuur van zulke verschillende creaturen zoals in deze boeken staan. 10 Niemand heeft de waan dat ik deze materie veinsde anders dat ik de rijmen peinsde want de materie verzamelde echt van Keulen meester Albrecht (1) uit de meesters die hierna komen en die ik bij namen zal noemen. De eerste is Aristoteles die met recht wel de eerste is omdat hij van alle filosofen 20 en van andere klerken over de natuur boven alle heidenen die er ooit waren de kroon draagt van de scharen waar je soms dit teken ziet, AR (2) dat is dat hij het hier te zeggen pleegt. 25 Plinius die komt hierna wiens boeken men houdt voor waar Solinus daarna die van natuur mooi spreekt in zijn geschriften in een boek die men kent 30 en die ‘van de wereld wonderen’ heet. Sint Ambrosius van Milaan die van de natuur laat verstaan in zijn boek ‘Exameron ‘ die noopt men veel hier te gebruiken. 35 Sint Basilius zeker die God zond vanuit het hemelrijk een boek over beesten natuur staat ook vaak in dit schrift. Sint Isidorus ook mede 40 die vele grote nuttigheden geschreven heeft in zijn boeken vaak moet men hem hier waarnemen. Echt meester Jacob van Vitri bisschop van Akko, dat was hij 45 en nu zittend kardinaal van Rome. Ze hebben er echt op dat ik ze hier noem. Een boek ook waarvan men weet wie het maakte gereed die is genoemd onder hen sommige. 50 Experimentator horen we wij het noemen. Zijn woord zetten we hier mede als het nodig is, op menige plaats. Galenus en Palladius, Platearius en Physologus, 55 Lucillus, Piso, Theophrastus en de keizer Claudius, Dorotheus van Athene, en Dyogenus algemeen, Dymocritus Apollodus, 60 die van de beesten die dragen venijn in hun boeken laten zien, Dionysus de geneesheer Cato, Varro en Marcus, Eraclides en Orpheus, 65 Pythagoras en Menander, Homerus en Nicander, Musianus en Dyagoras, Vergilius en Andreas, Koning Juba, Patronius, 70 koning Philometor, Metellus, koning Ptolomeus, Umbricus, koning Antigonus, Alpheus, koning Archelaus, Flamicius, Philemon en Nigidius, 75 Seneca en Cicero en die wijze Hippocrates alzo Hygienus en Matilius, dit zijn die meesters waarvan wij dus dit werk van hebben gemaakt. 80 Daarbij die boven allen staat dat is de wijze Sint Augustinus zeg het hier mede bij dat je van zijn glossaria van de bijbel hier ziet menige zoete strofen. 85 Wie zo fabels dan verdrieten en onnutte leugens vermoeien lees hier de nuttigheid en waarheid en begrijp dat nooit voor niets om niet nee maakte de natuur, 90 zelfs al is het zo’n onwaardig creatuur het is voor enige zaken goed want God die boven alles verstandig dat te geloven is meer of min dat Hij het niet maakte zonder bedoeling 95 nog geen ding maakt zichzelf nog de duivel, nog de elven nee, maakten die creaturen niet. Zo wil ik dat elk beziet en God looft in alle zaken 100 die wonderlijk zijn in hun maaksel. Ik heb beloofd en laat het gelden gewillig en zonder schelden te dichten een bestiarium. Nochtans weet ik wel dat het waar is 105 dat heer Willem uit de Hof, een priester van goede lof van Aardeburg, er een heeft gemaakt maar hij was er in verdwaald want hij uit het Frans dichtte 110 dus werd hij gemakkelijk ontwricht en heeft het ware opgegeven. Maar waar ik dit uit heb beschreven heb ik van broeder Albrecht van Keulen die men wel met recht 115 noemt ‘bloem van de geestelijkheid. Op hem durf ik koen te vertrouwen. Het eerste boek zal u verklaren van het wonder dat men vindt van lieden. De volgende van viervoetige beesten 120 waarvan men veel spreekt in verhalen. De derde, die zal zonder liegen, zijn van vogels die vliegen. De vierde, dat is nog meer, is van de wonderen van de zee. 125 De vijfde is van vele soorten vissen die de zee voedt en de rivieren De zesde beloof ik te zijn van serpenten met venijn. De zevende zal zijn van wormen 130 die zijn van misselijke vormen De achtste van bomen die in het woud groeien zeer menigvuldig. De negende zal gewagen van bomen die specerijen dragen. 135 De tiende zal verklaren het kruid dat menigvuldige kracht heeft. De elfde spreekt van fonteinen beide, van zoete en van onreine. De twaalfde van dure stenen 140 beide, van grote en van kleine. De dertiende van zeven metalen die men uit de aarde moet halen. En in al deze boeken mag hij vinden, die zich er toe zet, 145 medicijnen en tijdverdrijf, mooie redenen en lering. En dit dicht ik door zijn wil die 9 luid en stil, dat is mijn heer Niclaus van Cats 150 omdat hij mijn gebreken schat bid ik dat het hem aangenaam zij dit juweeltje van mij. God bid ik van tevoren en zijn Moeder uitverkoren 155 dat zij mijn geest verlicht alzo dat ik moet dichten dat goed is en bekwaam Ik begin in Maria ‘s naam. |
Menselijke levensstadia Omme dat de mensce nader scrifturen 160coninc es der creaturen es dus van hem mijn beghin alst kint comet ter werelt in so eist bouen allen dieren cranc want het neuet crupen no ganc 165ende aristotiles die seghet dat hem te wassene pleghet ter seuender maent hare tande ende meest es hare soch sulkerande dat der vrouwen melc si heet 170dat kindekin ne doet noch weet altoes negheen quaet voer dat sprekens bestaet dits deerste etaet vanden kinde also als icket bescreuen vinde 175dandre etaet die gaet in alst kint doet sprekens beghin ende men seghet die spade gaen dat si erst sprekens bestaen lettel vindemerre die wel sproken 180her hem die moude werdet beloken jn .v. iaren als aristotiles telt heuet kint sire langhen delt dese kintsce etaet strecket te waren alsemen seghet te .xv. iaren ende heuet ene name van suuerheden jn latijn maer al nu heden es die quateit so verheuen datter lettel suuer leuen tote dat si tharen daghen comen hier bi heuet menscheit af ghenomen ioghet hetet de derde etaet die te .xv. iaren bestaet ende strecket tote xxv iaren dan wint die mensche uort te waren mar lase de menscelichede vloiet so nu in die onsuuerhede dat de mensce hem seluen vertert met te doene dat hi beghert dat hi cume mach heten man 200gans ende salech raet wart dan datmen huwelic wilde sparen tote .xxii. iaren dan sijn die senewen entie been beede wlcomen ouer een 205ende die waesdoem es al wlcomen plaghemens het soude nu vromen manneit es die vierde etaet die te xxxv. jaren ane gaet dan es die mensce wlcomen 210ende nature heuet ghenomen hare groue ende hare linghe entie luxurie ende hare dinghe beghinnen inden man te gaen dan willi starke dinc bestaen 215dese etaet van deser tijd maket orloghe ende strijd ende nijd ende ouerde riset die dicke te stride wiset dese etaet loept te waren 220vpward tote .L. jaren ten .L. iaren comt die oude die noit niemen ebben woude nochtan wilt al lange leuen aristotilus heuet bescreuen 225dat die houde comen moet alse den mensce ontgaet sijn bloet al houden saen man ende wijf die lettel bloets ebben int lijf dese etaet vallet in een strec 230want so ghierech wert ende vrec ende dit es de redene twi die mensce merket wel dat hi te dale gaet. ende wille sparen hem die na hem comen te waren 235te ebne hare lijfnere ende oec om sijn selues there alse die curtelike dernaer niet ne wint ende es swaer jnde oude mindert inden man 240alle smette die hem ghinc an maer vrechede ende gierechede beghinnen eerst dan wassen mede ja al plachire niet te voren nv heeftise vaste vercoren 245dese etaet strecket te waren nv bi tide tote lxx. jaren vort meer alse die mensce lijd van lxx. jaren die tijd so gaet hi tsuffen ende rasen 250hem dinket al die werelt duasen al dat hi siet dinket hem quaet hi lachtert al dat wale staet mar hi priset al datter was datter nv es dinket hem gheduas 255sine crachte die te breken jn allen dinghen sonder in spreken dat andre liede bringhen vort dinken hem [wesen] dulle word ende tsine dinket hem wesen groot 260dese etaet die loept ter doot want al dat lijf heuet ontfaen moet ter doet ten hende gaen maer dar na comt dat langhe lijf dies nemmermeer ne wert gheblijf 265iof du sies dat enech man ter gadoet spoet so nem dan een mes ende mac int hore .i. gat ende jof tu heues tijd ende stat doe hem laten die mediane 270want bloet doet hem na minen wane |
1. Menselijke levensstadia. Omdat de mensen naar de schriften 160 koning is van de creaturen is dus van hem mijn begin. Als kind komt het ter wereld in Zo is het boven alle dieren zwak want het niet kruipt of gaat. 165 En Aristoteles die zegt dat bij hem te groeien pleegt in de zevende maand zijn tanden. En meestal is hun zog zodanig dat de vrouwenmelk is heet. 170 Dat kindje dat niets doet of weet in ieder geval nog geen kwaad voordat het spreken gaat. Dat is de eerste staat van het kind zoals ik het beschreven vindt. 175 De andere staat die gaat in als het kind met spreken begint. En men zegt het, die laat gaan lopen dat die het eerste spreken gaan. Weinig vindt men er die goed spraken 180 eer hem de schedel werd gesloten. In vijf jaren, zoals Aristoteles telt heeft het kind zijn langste gedeelte. Deze kindse staat strekt ze te bewaren, zoals men zegt, tot vijftien jaren en heeft een naam van zuiverheden (1) in Latijn. Maar nu tegenwoordig is die kwaadheid al zo verheven dat er weinig zuiver leven totdat ze tot hun dagen komen. Hierom heeft de mensheid achteruitgegaan. Jeugd heet de derde staat die vanaf vijftien jaar bestaat en strekt tot vijf en twintig jaren. Dan wint de mens voort te waren maar helaas, de menselijkheden vliedt zo in onzuiverheden dat de mens zichzelf verteert met te doen wat hij begeert dat hij nauwelijks mens mag heten. 200 Goede en zalige raad is het dan dat men het huwelijk moet sparen tot de twee en twintigste jaren dan komen de zenuwen en de benen beide volkomen met elkaar overeen 205 en is de volwassenheid zo volkomen doet men dit, het zou verbeteren. Manlijkheid is de vierde staat die met vijf en dertig jaren aangaat dan is de mens volkomen 210 en de natuur heeft genomen zijn dikte en zijn lengte en wulpsheid en haar dingen beginnen in de man te gaan, dan wil hij sterke dingen doen. 215 Deze staat van deze tijd maakt oorlog en strijd en afgunst en hoogmoed die rijst die vaak tot strijd wijst. Deze staat loopt te waren 220 opwaarts tot vijftig jaren. Met vijftig jaren komt de ouderdom die nooit iemand hebben wou nochtans willen allen lang leven. Aristoteles heeft geschreven 225 dat de ouderdom komen moet als de mens ontgaat zijn bloed al ouderdom gelijk, man en wijf die weinig bloed hebben in het lijf. Deze staat vervalt in een streek 230 dan wordt hij gierig en een vrek. Dit is om reden twee, De mens merkt wel dat hij te dal gaat en wil sparen voor hen die na hem komen te waren 235 en te hebben hun leeftocht en ook om zichzelf te daar als ze dit kort daarna niet verdienen kunnen en het zwaar wordt. Met de ouderdom vermindert in de man 240 alle smetten die hem gingen aan, maar vrekkigheid en gierigheid beginnen dan eerst te groeien mede. Ja, al was hij dat niet tevoren nu heeft hij het helemaal uitverkoren. 245 Deze staat strekt te waren opwaarts soms tot zeventig jaren verder meer als de mens gaat. Vanaf zeventig jaren die tijd dan gaat hij suffen en razen 250 en denkt dat iedereen in de wereld daast. Van alles wat hij ziet denkt hij kwaad hij lacht alles uit dat goed staat maar hij prijst alles dat er was dat er nu is dat is voor hem dwaas. 255 Zijn krachten die breken in alle dingen, uitgezonderd in het spreken. Wat andere lieden brengen voort denkt hij te zijn gekke woorden en het zijne dat denkt hij wijsheid groot. 260 Deze ouderdom loopt ter dood want alles wat het lijf heeft ontvangen moet met de dood ten einde gaan. Maar daarna komt dat lange leven dus nimmermeer is er een blijven. 265 Als je ziet dat enig man naar snelle dood of pest spoedt neem dan een mes en maak in het oor een gat en als je hebt tijd en plaats laat hem een ader in het midden van de arm. 270 want het bloed doodt hem naar mijn waan. (3) |
(1) Burger: De kindertijd ontleent haar naam (pueritia) aan het woord dat ’zuiverheid’ betekent (puritas) - de afleiding is onjuist, maar typerend voor de middeleeuwse etymologie, die vrijwel uitsluitend gericht was op het achterhalen van de vermeende grondbetekenis van een woord.
(3) zijn bloed is dodelijk, vandaar het bloed laten.
nv hord van wonderliken lieden dar ons die wise of bedieden maer eer wi spreken van elken allene horter of teersten int ghemeene 275om dat dese eerste boec bedied dat wonder dat men ter werelt siet so vraghemen of dat volc te samen van adame onsen vader quamen ende wi segghen neensi niet 280het ne sij also ghesciet als ons scriuet adelijn die seghet dat centauroene sijn ghewassen ter werelt an van den beesten ende van den man 285die wise segghen ieghen dat al eist ghesciet te menegher stat dat sulke dier onlanghe leuen sente Jeronimus heuet bescreuen jn sente pauwels vite 290die was die eerste heremite datten sente anthonis sochte jn die woude dar hi mochte hem quam een wonder te ghemoete een man staende up gheets uoete 295ende vor sijn vorhoft horne twe alse buxhorne min no me ende seide aldus spreke die scripture jc bem eene steruelike creature ende van minen ghesellen bode 300ende wi bidden v dat ghi bid gode ouer mi ende ouer de mine die hier wonen in de wostine want wi bekennen dat hi es comen den mensce te salicheden ende te vromen 305an scijnt na die vraie word die men van Jeronimuse hord als of dese creature adde jn menscelike redene ende sin maer wine segghen altoes niet 310dat dus beestelic een ghediet van adame moghen sijn comen ende al vindemen an hem somen menscelike lede .i. deel onse geloue es dat geheel 315dat si die siele niet hebben ontfaen die nemmermeer machte gaen ende het nes te wonderne niet dat dus beestelic een ghediet een deel van meeren sinne si 320want bi auonturen bedj dat si in vterliken leden gheliken der menscelicheden si sijn een deel van binnen machlichte van subtilen sinne 325dan andre bestelike diere dit machmen dit merken schiere nu es hier ghesproken int ghemene vort hort van elken wondre allene |
2. Nu hoort van wonderlijke lieden daar ons de wijzen van aanwijzen, maar voor wij spreken van elk alleen hoor er eerst van in het algemeen. 275 Omdat dit eerste boek aanwijst van het wonder dat men in de wereld ziet, dan vraagt men of dat volk tezamen van Adam onze vader kwam. En wij zeggen, neen, dat is het niet 280 het is niet zo geschied. Zoals ons schrijft Adelinus die zegt dat er Centaurs (1) zijn gewonnen in de wereld van de beesten en van de man. 285 De wijzen zeggen ertegen dat al is het gebeurd op vele plaatsen en dat zulke dieren niet zeer lang leven. Sint Hiëronymus heeft ze beschreven in Sint Paulus leven. 290 Die was de eerste heremiet die naar Sint Antonius zocht en in het woud waar hij mocht kwam hem een wonder tegemoet een man staande op geitenvoeten 295 en voor zijn voorhoofd horens twee als bokkenhorens min of meer en zei, aldus zegt de schrift, ԩk ben een sterfelijk creatuur en van mijn gezellen een bode 300 en wij vragen u opdat u bidt tot God voor mij en de mijnen die hier wonen in de woestijn want wij bekennen dat Hij is gekomen om de mensen zalig te maken en te bate. 305 Nu schijnt het na die fraaie woorden die men van Hiëronymus hoorde alsof dit schepsel had in menselijke rede en geest. Maar wij zeggen altijd niet 310 dat dusdanige beesten die dit doen van Adam mogen zijn gekomen. En al vindt men aan hen soms menselijke leden, een deel ons geloof is geheel 315 dat ze niet de ziel hebben ontvangen die nimmermeer mag uit gaan. Het is te dan niet te verwonderen dat dusdanig beestachtig volk een deel van meerdere geesten is. 320 Want uit verhalen blijkt dat ze in uiterlijke leden gelijken op de mensen. Ze zijn een deel van binnen mogelijk van subtielere geest 325 dan andere beestachtige dieren. Dit mag men opmerken snel. Nu is hier gesproken in het algemeen voort hoort van elk wonder alleen. |
(1) paring van mens en dier, een onocentaur. Dit fabuleuze dier begon zijn literaire bestaan in de Septuagint. De Griekse versie van Jesaja 13: 21 en 34: 14 geeft onocentaurs weer voor het Hebreeuwse woord wat in de geautoriseerde versie ‘veldgeesten’ geworden is. ...’En veldgeesten daar rondhuppelen, wilde honden zullen huilen in de burchten en jakhalzen in de paleizen van wellust’, , 34; 14 ‘veldgeesten ontmoeten elkander, ja, daar zal het nachtspook verwijlen en een rustplaats voor zich vinden.’ Dat deze vertalers van Jesaja het woord niet uitgevonden hebben zien we in een passage van Aelianus waar hij, na de beschrijving van de onocentaur, zegt: ‘Pythagoras stelt dat dit ding, naar de getuigenis van Crates, uit Pergamum komt.’ Naar alle waarschijnlijkheid waren de vertalers bekend met Crates. Toen ze dan ook dit vreemde woord tegenkwamen hadden ze een probleem om het Hebreeuwse woord voor een verschrikkelijk dier’ te vertalen en maakten er een onocentaur van.
De onocentaur is een van de dieren die voorkomt in de Physiologus. Het dier heeft een menselijk gezicht en is omgeven door dik haar, heeft handen en het bovenste deel van het lichaam is menselijk in vorm, maar het lagere gedeelte met de achterpoten lijkt op die van de ezel. Er wordt geen melding gemaakt van een staart. De kleur van het lichaam is asgrijs met wat wit aan de lendenen. De handen hebben een dubbele functie, als snelheid nodig is worden ze gebruikt als voeten en gaat het dier net zo snel als andere viervoeters. Als het nodig is om iets te plukken of te grijpen worden ze weer handen, dan wandelt het niet maar zet zich neer. Naar deze opmerkingen zou je zeggen dat het een staartloze aap was. Zonder deze beschrijving zou de naam suggereren dat het een monster was die van de klassieke centaur verschilt doordat het lichaam een ezelsgedeelte heeft in plaats van een paard. Het is de satyr, zie onder. Er zijn schrijvers als Adelinus die zeggen dat deze monsters ontstaan uit de paring van ezels met mensen.
Burger: Volgens Lucretius (De rerum natura, boek v) kunnen centauren niet bestaan, aangezien het paarddeel zou sterven voordat de menselijke helft de volwassenheid zou kunnen bereiken.
Mulder: De onocentaurus verenigt in zijn naam onager (ezel) en centaur. Ook dit wonderwezen kwam in de bijbel voor: in Job 13:21, zoals geciteerd door de Physiologus, verschenen ‘s irenen en onocentauren.’ In de Bijbelvertaling van Hieronymus, de Vulgaat, zijn beide verdwenen. Plinius verhaalt hoe hij ten tijde van keizer Claudius een hippocentaur gezien heeft die met honing gebalsemd van Egypte naar Rome werd gebracht (Naturalis Historia, VII, 35).
Jacob van vitri die seghet 330dat in orienten leghet lande van wonderliken lieden jn sinen boeken ormen bedieden ende in andren boeken mede dat daer es in ere stede 335volc van vremder manieren een lant belopen met riuieren dat amasonia es ghenant el niet dan vrouwen wonen int lant sonder gheselscap van manne 340entar sijnre meer nochtanne danne .cc. dusent vrouwen weltijt datse manne scouwen dat si van .i. wighe keeren dar si zeghe ebben met eren 345so nighen si hem alle daer nemmeer dan ene warf int iaer e willen si te manne gaen ende alsi kint ebben ontfaen eist cnapelin si oudent .vii. iaer 350ende sendent den vader dar naer eist maghedekin si oudent dan dus ouden si har lant sonder man de manne wonen van hem verscheden dar nes gheen geselscap van em beeden 355ghelijc recht datmen mach merken dat die uoghelen met crommen becken die femelen starker sijn dan die merlen alst es anschijn also machmen dar bescouwen 360starker bouen mannen vrouwen oec neist ieghen redene niet diemen bi naturen siet want somen sere wederstaet der onsuueren luxurien raet 365darmen bi uele machts verdriuet somen met rechte starker bliuet hoe dat beghin van desen vrouwen erst quam machmen bescreuen scouwen si quamen huten lande van sweden 370ende waren hem met moghenteden hare manne af ghesleghen van volke was dar bi gheleghen dar quamen si met ghemenen rade vp hem die hem daden die scade 375ende sloghent alte male doot ende wraken hare scade groot ende voeren wonen in dat lant dat amasonia es ghenant ende nemmermer vort sine wouden 380dat manne hare heren wesen souden dese wijf sijn den kerstinen houd ende ebben gheuochten met ghewoud met ons up die sarrasine dus es hare gheloue an scine |
3, Jacob van Vitry die zegt 330 dat in de Oriënt ligt een land van wonderlijke lieden. In zijn boeken hoort men aanduiden en in andere boeken mede dat daar is in een plaats 335 een volk van vreemde manieren in een land doorlopen met rivieren dat Amazonia (1) is genoemd en er alleen maar vrouwen wonen in dat land zonder gezelschap van mannen 340 en daar zijn er meer nochtans dan twee honderdduizend vrouwen. Soms dat ze mannen aanschouwen als ze van een strijd keren waar ze zegen hebben met eren 345 dan buigen ze voor hen alle daar. Nooit meer dan eenmaal in het jaar dan willen ze naar de mannen gaan. En als ze een kind hebben ontvangen en is het een jongen dan houden ze het zeven jaar 350 en zenden het de vader daarna. Is het een meisje dan houden ze het. Dus houden ze hun land zonder man en de mannen wonen van hen gescheiden. Daar is geen gezelschap van hen beiden 355 gelijk dat men terecht mag opmerken dat er vogels zijn met kromme bekken de vrouwtjes sterker zijn dan de mannetjes, als het lijkt, alzo mag men het daar beschouwen. 360 Sterker boven mannen zijn die vrouwen. Ook is het tegen de reden niet die men bij natuur ziet, want zo men zeer weerstaat de onzuivere wulpse raad 365 waar men veel kracht bij verdrijft zodat men met recht sterk blijft. Hoe dat het begin was van deze vrouwen eerst kwam mag men beschreven beschouwen dat ze kwamen uit het land van Zweden 370 en waren hen met mogendheden. Hun mannen afgeslagen door volk dat daarbij was gelegen. Toen kwamen ze met algemene raad op hen die hun deden de schande 375 en sloegen hen allen dood en wraken hun grote schade en gingen wonen in dat land dat Amazonia is genoemd. En nimmermeer wilden ze 380 dat mannen hun heer wezen zouden. Deze wijven zijn de christenen goedgunstig en hebben gevochten met geweld met ons tegen de Sarasijnen dus is hun geloof aanzienlijk. |
(1) Deze, tot de verbeelding sprekende amazones, zouden hun woonplaats te Themistyra aan de vloed Thermodon in Pontus hebben. Toen de Grieken daar later met Alexander de Grote aankwamen en er geen amazones aantroffen vertelden ze dat ze allemaal door Hercules overwonnen waren. Men heeft ze nooit gevonden. Toch bleven ze tot de verbeelding spreken. In de Griekse mythologie is het zo een strijdlustig vrouwvolk geworden die onder een koningin leeft en maar een maal in een jaar met mannen tezamen komt. Bij de geboorte hielden ze alleen de meisjes waarvan later een borst weggebrand werd zodat ze de boog beter konden hanteren. De jongens werden naar de vaders gezonden of gedood of aan handen en voeten verminkt zodat ze alleen tot ondergeschikt huiselijk werk in staat waren. Soms worden ze dochters van Ares genoemd, ze zouden hun mannen deels gedood en deels verjaagd hebben. Of ze worden beschouwd als de overgebleven vrouwen van een Scythisch volk waarvan de mannen alle in de oorlog omgekomen zijn.
De krijgszuchtige vrouwen waren een geliefd onderwerp voor de Griekse artiesten. Maar in de Griekse kunst worden ze meestal met beide borsten, in Scythische of in Griekse kleding met opgetrokken chiton en een schouder en borst bloot en te paard of te voet afgebeeld. Nergens vind je het verhaal bevestigd dat ze de pasgeboren meisjes de rechterborst afgebrand zouden hebben. Dit verhaal is waarschijnlijk een mislukte poging om de naam te verklaren. Het Griekse amazon, (in meervoud amazones) werd door de Grieken opgevat als a-mazos: zonder (rechter)borst.
Hun strijd tegen de Griekse helden en de nederlaag die ze telkens lijden, is waarschijnlijk niet anders dan een mythologische voorstelling van een poging om een eredienst uit te breiden die op de hogere Griekse beschaving afstuitte. Waarschijnlijk gaat de sage op Scythische volkeren terug waarin de voortijd het moederrecht bestond en de vrouwen met de mannen mee vochten.
Het geloof bleef bestaan. Toen de Europese ontdekkers aan de oever van de Marannon gewapende vrouwen ontdekten, gaven ze die stroom dan ook de naam van Amazonenrivier.
Een Boheemse overlevering verhaalt van een merkwaardige geschiedenis van vrouwen in de geest van de mythische Amazones. Onder aanvoering van een zekere Wlasta scheidde zich een menigte jonge vrouwen af tot een organisatie die op militaire wijze werd ingericht. Ze versterkten de streek die ze tot woonplaats hadden gekozen met forten en handhaafden zich acht jaren lang tegen de hertog van Bohemen, Przemyslas. De manspersonen die in hun macht vielen werden omgebracht of voor slavendiensten gebruikt.
Burger: Geloof in de kracht die seksuele onthouding en maagdelijkheid schonken, was wijdverbreid in de middeleeuwen. Jacobus van Vitry vertelt in een van zijn voorbeelden over een jongen die opgevoed is in een klooster en nog nooit van zijn leven een vrouw gezien heeft. Op een dag neemt de abt hem mee op reis. Ze houden stil bij een smidse om de paarden van nieuwe hoefijzers te laten voorzien. De jongen neemt een roodgloeiend hoefijzer van het aambeeld en geeft dat aan de smid - zonder kreet van pijn, zonder zich te branden. De twee brengen de nacht door in een herberg, waar de jongen wordt verleid door de vrouw van de waard. Als hij de volgende dag bij een smid nogmaals een heet hoefijzer oppakt, moet hij het met een gil van pijn laten vallen.
385andre lieden heten nakede vroede wonen daer in hare hoede homoedech naket ende arem mede die onwert ebben die hoechede van arderike alte male 390jn holen wonen si sonder zale hare wijf ende hare kinder wonen metten beesten ghinder sine vechten none striden wilen quam in ouden tiden 395alexander in hare lant ende alsise wijs ende arem vant heuet hi homoedelike gheseit bidt dats ghi wilt ets iv ghereit doe seiden si doe onse bede 400wi bidden di dan ontsteruelicede alexander antworde hem jc die selue steruelic bem welker wijs mochtic v gheuen dat ghi soudet ewelike leuen 405doe seiden si seghet dat dijn raet datti emmer te steruene staet twi iaghestu achterlande dan te scendene so meneghen man daer sijn lieden van andre maniere 410ouer ganges die riuiere dien de lettre hetet bracmanne van sonderlanghen liue nochtanne want dats wonderlike dinc her de gots sone lijf ontfinc 415screuen wiselike de gone vanden vader ende vanden sone ende van hare euengheweldechede an alexandre dor sine bede ende scinen hare wort openbare 420joft kerstinlic gheloue ware andre lieden wonen dar neuen die om te comene in dat leuen dat na dat steruen comet hier hem verbernen in .i. vier |
4. 385 Andere lieden heten naakte wijzen en wonen daar in hun hoede. Ootmoedig, naakt en arm mede die niets ophebben met hoogheden van het aardrijk allemaal. 390 In holen wonen ze zonder zaal hun wijf en hun kinderen wonen met de beesten ginder zij vechten niet of strijden. Wijlen kwam in oude tijden 395 Alexander in hun land en toen hij ze wijs en arm vond heeft hij barmhartig gezegd, ‘bidt wat gij wilt en het wordt gedaan’ Toen zeiden ze,’Doe ons deze bede 400 wij bidden u dan om onsterfelijkheid ‘ Alexander antwoordde hen, ԩk die zelf sterfelijk ben, Op welke manier mag ik je geven dat gij eeuwig zou leven?’ 405 Toen zeiden zij, zeg dan uw raad omdat u immer te sterven staat, waarom jaagt u in achter landen dan om te schenden zoveel mannen?’ Daar zijn lieden van een andere soort, 410 over de Ganges, de rivier, die de boeken noemt Brahmanen. Van apart leven leven nochtans want dat is een wonderlijk ding, eer God de Zoon een lijf ontving 415 schrijven al wijs diegene van de Vader en van de Zoon en van haar eeuwigheid aan Alexander, door zijn bede en schijnt hun woord openbaar 420 alsof het Christelijk geloof ware. Andere lieden wonen daar naast die om te komen in dat lange leven dat na het sterven komt hier zich verbranden in een vuur. |
385andre lieden heten nakede vroede wonen daer in hare hoede homoedech naket ende arem mede die onwert ebben die hoechede van arderike alte male 390jn holen wonen si sonder zale hare wijf ende hare kinder wonen metten beesten ghinder sine vechten none striden wilen quam in ouden tiden 395alexander in hare lant ende alsise wijs ende arem vant heuet hi homoedelike gheseit bidt dats ghi wilt ets iv ghereit doe seiden si doe onse bede 400wi bidden di dan ontsteruelicede alexander antworde hem jc die selue steruelic bem welker wijs mochtic v gheuen dat ghi soudet ewelike leuen 405doe seiden si seghet dat dijn raet datti emmer te steruene staet twi iaghestu achterlande dan te scendene so meneghen man daer sijn lieden van andre maniere 410ouer ganges die riuiere dien de lettre hetet bracmanne van sonderlanghen liue nochtanne want dats wonderlike dinc her de gots sone lijf ontfinc 415screuen wiselike de gone vanden vader ende vanden sone ende van hare euengheweldechede an alexandre dor sine bede ende scinen hare wort openbare 420joft kerstinlic gheloue ware andre lieden wonen dar neuen die om te comene in dat leuen dat na dat steruen comet hier hem verbernen in .i. vier |
4. 385 Andere lieden heten naakte wijzen en wonen daar in hun hoede. Ootmoedig, naakt en arm mede die niets ophebben met hoogheden van het aardrijk allemaal. 390 In holen wonen ze zonder zaal hun wijf en hun kinderen wonen met de beesten ginder zij vechten niet of strijden. Wijlen kwam in oude tijden 395 Alexander in hun land en toen hij ze wijs en arm vond heeft hij barmhartig gezegd, ‘bidt wat gij wilt en het wordt gedaan’ Toen zeiden ze,’Doe ons deze bede 400 wij bidden u dan om onsterfelijkheid ‘ Alexander antwoordde hen, ԩk die zelf sterfelijk ben, Op welke manier mag ik je geven dat gij eeuwig zou leven?’ 405 Toen zeiden zij, Ժeg dan uw raad omdat u immer te sterven staat, waarom jaagt u in achter landen dan om te schenden zoveel mannen?’ Daar zijn lieden van een andere soort, 410 over de Ganges, de rivier, die de boeken noemt Brahmanen. Van apart leven nochtans want dat is een wonderlijk ding, eer God de Zoon een lijf ontving 415 schrijven al wijs diegene van de Vader en van de Zoon en van haar eeuwigheid aan Alexander, door zijn bede en schijnt hun woord openbaar 420 alsof het Christelijk geloof ware. Andere lieden wonen daarnaast die om te komen in dat lange leven dat na het sterven komt hier zich verbranden in een vuur. |
|
425ander uolc es daer onuroeder die haren uaer ende hare moeder alsi van ouden sijn uersleten te doot slaen ente samen heten ende dit ouden si ouer weldaet 430dies niet ne dade hi hiete quaet oec vindemen dar in somech lant menghen grooten gygant [die .xii. cubitus sijn lanc] ende uolxkin so clene so cranc 435cume so groot wi lesent dus alse .iii. uoeten iofte .ii. cubitus ar sijn urouwen horic iwagen die als enewarf kinder draghen entie werden grau geboren 440ende alsi out sijn als wijt horen so werdet hem al swart dat aer ander wijf wonen dar naer diere viue bringhen tere drachte mar sine leuen der iare mar achte 445oec es dar .i. uolc geseten die die rowe visscen heten ende drinken die soute zee ander uolc so wont dar me die de hande ebben verkert 450ende andie voete als men ons lert ebben si theen twewarf viere volc esserre van vremder manire dien de uoeten stan verkert ende als ons sente ieronimus leert 455so esser erande volc vonden die sijn gehoeft ghelijc den onden met crummen clawen ende met langhen ende met beesten uellen behanghen ende ouer hare spreken bassen 460ander uolc es dar ghewassen so cleenen mont ebben die liede dat si met enen cleenen riede n sughen moeten dar si bi leuen ander uolc es dar beneuen 465die menschen heten als ict ore dese uolghen lieden bi spore bider roke dats hare maniere tote dat si comen tere riuiere ende dar nemen si den lieden dat lijf 470weder het si man of wijf |
425 Ander volk is daar dwaas die hun vader en hun moeder als ze van ouderdom zijn versleten dood slaan en samen eten. En dit houden ze voor weldaad 430 die het niet doet, hij heet daar slecht. Ook vindt men daar in sommige land menige grote gigant. [die 5,5 m zijn lang] 435 En een volkje zo klein en zo zwak nauwelijks zo groot, wij lezen aldus, als drie voeten of negentig cm. Daar zijn vrouwen, hoor ik gewagen, die eenmaal een kind dragen en die worden grauw geboren. 440 En als ze oud zijn, zoals wij het horen, dan wordt hen helemaal zwart dat haar. Een ander wijf woont daarnaast die er vijf brengt in een dracht maar zij leven daar maar acht jaar. 445 Ook is daar een volk gezeten die rouwe vissen eten en drinken van de zoute zee. Ander volk zo woont daar meer die de handen hebben verkeerd 450 en aan die voeten, als men ons leert, hebben ze tenen, twee maal vier. Volk is er van een vreemde soort van wie de voeten staan verkeert. En zoals onze Sint Hiëronymus leert 455 is er een soort volk gevonden die voeten heeft gelijk de honden met kromme klauwen en met lange en met beestenvellen behangen en in plaats van spreken bassen. 460 Ander volk is daar gegroeid zo’n kleine mond hebben die lieden dat ze met een klein rietje zuigen moeten willen ze blijven leven. Ander volk is daarnaast 465 die mensen eten, zoals ik het hoor, en volgen lieden bij een spoor via de geur, dat is hun manier, totdat ze komen bij een rivier en daar nemen ze van die lieden het lijf 470 of het een man of wijf is. |
(1) Aristeas, 900 v. Chr., had een reis gemaakt naar het land der Issodoniers (ongeveer bij Irkoetsk) die de buren waren van de Arismaspen en mensen waren met een oog (arima: een, spou: oog) Dat de griffioenen in het hoge noorden op de Rhipaise bergen de goudmijnen tegen de Arimaspen bewaakten. De griffioenen leefden met de rijdende Scythisch Arimaspen en zo ook met hun paarden in vaste vijandschap. Vandaar het spreekwoord: ‘augentur grypes equis, dat is ,’het onmogelijke zal mogelijk worden’ De verhalen over hen, over eenogige demonen en over wezens die de gouden hemelberg bewaakten bleven eeuwenlang een gezocht onderwerp.
Burger: Ook bekend als ԧymnosofisten de middeleeuwse versie van de Indiase yogi’s. Misschien danken ook de parasolvoeten hun ontstaan aan ontmoetingen met yogi’s.
Mulder: Mede-eeuwigheid - van ‘medeeuwig’’met iemand of iets eeuwig bestaande, ( theol.).
De meeste middeleeuwse geleerden zagen de aarde als een bol, verdeeld in vijf klimaatgordels - het is een lasterlijke misvatting dat middeleeuwers dachten dat de aarde plat was. De gordels rond de polen waren onbewoonbaar door de grote koude; het gebied rond de evenaar liet geen mensen toe door overmatige hitte. De enige twee bewoonde gebieden waren dus de gematigde zones ten noorden en ten zuiden van de evenaar. In de loop der tijd werden de mensen die aan de ommezijde van de wereld leefden, onze tegenvoeters, verward met het door de Griekse reizigers beschreven mensenras waarvan de voeten naar achteren wezen, zodat ze in de dubbele betekenis van het woord ‘tegenvoeters’ of ‘antipoden’ werden. Dit volk veroorzaakte doctrinair ongemak: als het evangelie gepredikt was ‘Tot de einden der wereld ’dan was het niet mogelijk dat er op het zuidelijke deel van de aarde, door hitte en oceanen gescheiden van de rest van de mensheid en verstoken van de heilsboodschap, ook bezielde wezens leefden. Bovendien stammen volgens de Schrift alle mensen af van Adam - hoe konden er dan aan de andere kant van de wereld, aan gene zijde van de ondoordringbare hittegordel rond de evenaar, k mensen leven? Tot ver in de dertiende eeuw werd de antipodenleer dan ook fel bestreden van kerkelijke zijde.
Toch bood het bestaan van dergelijke volkeren, op veilige afstand van de mogelijkheid tot verificatie, ook theologische voordelen. Augustinus bezwoer de ketterse gedachte aan uitzonderingen op de natuurlijke orde met het argument dat het bestaan van monstervolkeren ons toont dat Gods wijsheid niet faalt als er bij ons een mismaakt kind geboren wordt. Kinderen met een staart, met twee hoofden, bedekt met haar of schubben, zonder mond, of met aaneengegroeide benen (’sirenenvorming,’ werd met deze redenering de status van ‘speling der natuur’ ՠontnomen. Strikt genomen bestonden spelingen der natuur dan ook niet: de uitdrukking was bekend, maar het was alleen onwetendheid die de mens een spelende natuur deed zien.
Mensen met hondenkoppen - in het Latijn de cynocephali. Vaak afgebeeld op kathedralen en kerken in voorstellingen van de apostelen die het Evangelie over de gehele aarde verspreiden - de cynocephali vertegenwoordigen daarin he Pygmeeën - de vroegste verwijzing naar de strijd tussen kraanvogels en pygmeeën is te vinden in Homerus' Ilias, in de eerste regels van het derde boek.
oec so wonen dar int lant wijfs van sere scoonre maniere 500die ouden hem in ene riuiere ende want sine ebben iser neghen wapen si hem al in een met wapinen van selure al hoec wonen dar in somech dal 505van india wijf gebart toten mammen nederwart entie cleder van uden draghen entie hem al gheneren int iaghen entie cleder van huden draghen si ebben luparde ende lioene 510ende tigren tharen doene ghetammet dar si iaghen mede noch es dar te somegher stede volc beede man ende wijf die gheen cleet draghen ant lijf 515ende ru gehart anden lachame wart dat hem enech man to quame so doken si int water dan want die wijf entie man leuen wel na hare lieder maniere 520bede upt lant ende in de riuiere oec vindemen dar wilde liede groot starc ende onghiere die ru als .i. suijn sijn van hare ende brieschen alse oft een stier ware 525jn ene riuiere wonen dar wijf die hutscone ebben dat lijf sonder dat si inden mont sijn ghetant ioft ware .i. ont |
Ook zo wonen daar in het land wijven van zeer schone manieren, 500 die houden zich op in een rivier want zij hebben ijzer, nee geen, ze wapenen zich geheel met wapens van zilver al. Ook wonen daar in sommige dalen 505 van India wijven met een baard al tot de mammen nederwaarts en die klederen van huiden dragen en die zich voeden met jagen en die klederen van huiden dragen, ze hebben luipaarden en leeuwen 510 en tijgers tot hun doen getemd waar ze jagen mee. Nog is daar in sommige plaatsen Volk die beide, man en wijf, geen kleed dragen aan het lijf 515 en ruw gehaard zijn op het lichaam zo er een man op hen toekomt dan duiken ze in het water dan want dit wijf en deze man leven wel naar hun lieden manier, 520 beide, op het land en in de rivier. Ook vindt men daar wilde lieden groot, sterk en onguur, ruw als ze zijn van haar en briesen alsof ze een stier ware. 525 In een rivier wonen daar wijven (1) die zeer schoon hebben dat lijf, bijzonder dat ze in de mond getand zijn als een hond. |
(1) Pygmae; zo groot als een vuist. Een volk van dwergen wier land zou bestaan aan de kust van de Oceaan, de bronnen van de Nijl, in Indië of in het hoge Noorden. Hun bestaan werd al door de ouden geloochend. Later geloofde men hen terug te vinden in een Afrikaans volk van kleine mensen bij de evenaar.
Bij zijn tocht kwam Marco Polo in Klein Java en ziet daar de kleine mensjes wat apen zijn.
‘En ik zeg u dat ze liegen degene, die bij ons kleine uitgedroogde mensjes komen vertonen, zogezegd uit Indië, want het zijn aapjes, die op dit eiland wonen en ik zal u zeggen hoe men ze opzet. Op dit eiland leeft een kleine apensoort die het aangezicht heeft van een mens. Men vangt ze, scheert ze over het hele lichaam, behalve dat men ze een beetje haar laat op de kin en rond de penis. Daarna laat men ze drogen en bewerkt ze met saffraan en andere dingen, tot ze inderdaad op een mens gelijken. Maar dit is niet waar, want noch Indië noch in nog wilder streken heeft men ooit zulke mensjes gezien’.
oec hebbemen in ouden stonden 540erande uolc met starten vonden men vindet in orienten mede wilde lieden in wilder stede alsemense int wout vangen mochte ende mense onder lieden brochte 545mochten si dan niet ontgaen gheen eten ne wilden si ontfaen ende dooden hem met ongre dan |
9, Ook heeft men in oude stonden 540 een soort volk met staarten gevonden. (1) Men vindt in de Oriënt mede, wilde lieden in wilde plaatsen. Als men ze in het woud vangen mocht en men ze onder het volk bracht 545 mochten ze dan niet ontgaan geen eten wilden ze ontvangen en doden zich met honger dan. |
(1) Semnopithecus, zijn de slankapen uit Indië. Een soort ervan is de Hamman die door de Indiërs bijzonder wordt vereerd. Die heet ook wel hoedaap of Chinese aap, omdat het haar op de kruin van het hoofd zich uitspreidt in de gedaante van een Chinese muts.
Dit is een grote, slanke, langstaartachtige aap. Deze aap is het symbool van kracht, trouw en opoffering.
Er zijn soorten die tot de boomgrens komen, men heeft ze ook in de sneeuw zien rondstappen, (sneeuwmannen)
men uindet in india oec man die doghen nachts ebben so claer 550als ioft ene kerse ware dats waer oec wonen daer scone lieden mede vp de ze in ere stede die niet neten dan vlesch al ro ende sughen honech oec also 555jn ene riuiere heit brixant lopet tote endi int lant sijn lieden hutermaten lanc die de hut ebben sere blanc ende tanschin ghedelet in tween 560dit wonder ende menech een dat hier bouen staet bescreuen alse ons die vraie boeke gheuen vintment int lantscap van endi doch hort wonder meer van mi |
10, Men vindt in India ook een man die ‘s nachts de ogen heeft zo helder 550 alsof het een kaars was, dat is waar. Ook wonen daar schone lieden mede op de zee in plaats die niet eten dan vlees geheel rauw en zuigen honing ook alzo. 555 In een rivier die heet Brizantis en loopt tot Indië in het land zijn lieden uitermate lang die de huid hebben zeer blank en het aanschijn is gedeeld in tweeën. 560 Dit wonder en menigeen die hierboven staan beschreven zoals ons die fraaie boeken geven vindt men in het landschap van Indië. Nog hoort wonder meer van mij. |
565jacob van vitri die zeghet dat in europa en lant leghet dar als de kinder werden gheboren alreerst comet ene padde voren ware oec geboren teregher stede 570een kint ende ghene padde mede men soude der moeder tien an dat soet an enen andren man ghewonnen hadde entese onwarde segmen wesen onder die lumbarde |
11, 565 Jacob van Vitry die zegt het dat in Europa een land ligt waar als de kinderen worden geboren allereerst een pad komt tevoren. (1) Wordt er ook geboren op enige plaats 570 een kind en geen pad mede, men zou de moeder zien aan dat ze het van een andere man gewonnen had. En deze onwaardigheid zegt men te wezen onder in Lombardije |
Geboortemiddel.
Heget is een Egyptische godin met een kikkerhoofd. De godin van geboorte en wederopstanding.
Dat het paddenvlees zelfs als geboorte verlichtend middel officieel was bewijst weer hoe hardnekkig het volksgeloof is. De levende pad is een zielendier.
Ieder die een pad doodt zal zijn eigen moeder doden, daarom durven alleen diegene een pad te doden wiens moeder al gestorven is. Als ze uit haar dierlijke vel, waarin de ziel geband is, verlost is dan ontvouwt zich een prachtige vrouw (sprookjes) of twee witte duiven
Als in de volkssages de ziel van een zieke vrouw als pad uit haar mond wandelt dan is dat een teken. De levende pad is een van de vele vormen waaronder de menselijke ziel, naar het volksgeloof, verschijnt. Als zielendier houdt de pad als een geest de gestorvene in zich en geeft hun voeding, ze zit zowat op het zielenbroedsel en werd, net als de natter die ook een zielendier is, tot huisschutgeest. In Zweden heet het bolvoetter, in Sicilië donna di casa. Ze woont onder het kruidvat, in de kelder, de grond en bewaart onderaardse schatten, ze is een onderaardse, een schatpad. Zoals elk huis zijn huispad heeft, zo heeft ook elk huis een schatje. De pad voorspelt als huispad geboortes maar ook sterfgevallen. Graaf je een pad uit de grond dan komen er gauw kinderen, dat wil zeggen er komt al gauw een nieuwe ziel, een nieuwgeboren kind. De onsterfelijke ziel wordt met het zielendier uitgegraven en komt in het nieuwe kind.
Is dit nieuwe kind misvormd, ‘verpaddert,’ (cretino) is dit naar het volksgeloof een duidelijk ‘dmonstratio ad oculos ‘ een teken dat de pad, als paddendemon, de vrouwelijke vrucht van de mens benvloed heeft. Alles wat in de baarmoeder mis kan gaan is beïnvloed door de pad.
580jnt vrankerike eist worden mare datmen lieden heuet ghesien die hadden tusschen hare dien vorme van wiue ende van manne |
13, 580 In Frankrijk is het bekend dat men lieden heeft gezien die hadden tussen hun dijen vormen van wijven en van mannen |
jn cicilien nochtanne 585es .i. wout den berghe na die bernet ende etet etna dar sijn lieden met .i. oghe bouen allen bomen hoge thoghe alse groot als .i. scilt 590die sijn ureselic ende wilt ende leuen bi uleesche ende bi bloede |
14, In Sicilië nochtans 585 is een woud bij de berg bijna die brandt en heet Etna. Daar zijn lieden met een oog en boven alle bomen hoog, met een tong zo groot als een schild, 590 die zijn vreselijk en wild en leven van vlees en bij bloed. |
Meer dan 2000 jaar geleden rustten de mensen van Carthago (Feniciërs) een vloot uit met het doel om volksplantingen te stichten op de westkust van Afrika. Duizenden mannen en vrouwen, voorzien van leeftocht en benodigde hulpmiddelen, vertrokken met zestig schepen. De bevelhebber was Hanno die zijn reis in zijn ‘Periplus Hannonis’ beschreef. Gedurende de reis stichtten ze zeven koloniën, door gebrek aan levensmiddelen moesten ze eerder terug dan aanvankelijk de bedoeling was. Ze waren de kust van Sierra Leone al voorbij toen dit gebeurde. Hanno meldt: ‘Ee derde dag, nadat wij van daar weg gezeild waren en de vuurstromen hadden doorkruist, kwamen wij aan een zeeboezem die de zuiderhoorn genoemd wordt. Op de achtergrond was een eiland met een meer en hierin weer een eiland waarop zich wilde mensen bevonden. De meeste van hen waren vrouwen met een behaard lichaam, de tolken noemen ze gorilla’s . De mannetjes konden wij niet inhalen, die konden gemakkelijk ontsnappen doordat ze over afgronden klommen en zich met rotsklompen verdedigden. Wij maakten ons meester van drie wijfjes, maar konden ze niet meenemen omdat zij beten en krabden. Wij moesten ze daarom doden, trokken hun echter het vel af en zonden het naar Carthago’ De huiden werden, naar Plinius bericht, in de tempel van Juno bewaard.
Hanno heeft een mensaap gezien. Mogelijk was dat de chimpansee, maar naar zijn verhaal is de reusachtigste van alle apen gorilla genoemd. Een tekening van een chimpansee is gevonden op het beroemde mozaïek werk dat eertijds de bodem van de Fortuna tempel te Praeneste sierde. Naast vele andere dieren die in ‘T stroomgebied van de Nijl leven was er ook een staartloze aap afgebeeld die voor de chimpansee wordt gehouden. Een chimpansee is mogelijk ook de eenogige cycloop van Homerus geweest.
Of zie 5, de Arimaspi of eenogige, de bewoners heten Arimi. Dat heeft aanleiding gegeven tot de mening dat het eiland Inarime of Aenaria in de golf van Napels was bedoeld.
jnt westhende als ict beurode van europen so was vonden een wijf uersleghen tere stonden 595met ere wonden als wijt horen die stont hare int uorouet uoeren ende quam ghedreghen metten ze baren menne wiste wanen te waren met purpre was soe ghecledet 600hare langhe was alsemen weet die istorie bescriuet ons dus ghemeten .l. cubitus |
15, In het westelijk eind, als ik bevroed, van Europa was gevonden een wijf verslagen te ene tijd 595 met een wond, zoals wij het horen, die stonden haar in het voorhoofd van voren en kwam gedragen met de zeebaren. Men wist niet waarvan te waren met purper was ze gekleed, 600 haar lengte was, als men weet, de historie beschrijft ons dus gemeten een een cubitus. (1) |
60 cm?
Op vele kustplaatsen komen verhalen voor van zeemeerminnen. Mogelijk doelt van Maerlant op het verhaal van Westerschouwen.
Jaren geleden vingen de vissers van Westerschouwen een meermin in hun netten. Ze beloofde zegen, als men haar liet gaan; de vissers bleven onbewogen. De meerman riep om zijn vrouw, men liet hem roepen. De meermin stierf weldra in haar gevangenschap. Toen zong de meerman het lied van de straf:
‘Westenschouwen
Het zal u berouwen,
Dat ge genomen hebt mijn vrouwe,
Westenschouwe zal vergaan,
Alleen de toren zal blijven bestaan’ En zo is het uitgekomen
die groote nochtan van ercules dar ons niet af bleuen es 605wondert der wonder ghemeinlike sine wapine sonder ghelike die so groot sijn dar mense siet wondert al der werelt diet die na dien dat hi uerwan 610menech lant ende meneghen man sette tekine ende pale van sinen zeghe scone ende wale jnt westende van spaenien lant colummen vpter ze cant 615ten lijctekine dat hi uerwonnen hadde vanden risene vander sonnen al de lande tote daer dar naer quam hem .i. euel swaer dat hem swaer was ende onghier 620ende warp hem seluen in .i. vier dar hi te puluere es uersleten dus es langhe sijns vergheten |
16, De grootte nochtans van Hercules (1) waar niets van gebleven is. 605 Verwonder je over het gewone wonder, zijn wapens zijn zonder gelijke die zo groot zijn waar men ze ziet. Verwondert de hele wereld volk die nadat hij overwon 610 in menig land en menig man zette teken en gedenktekens van zijn zegen, schoon en wel, in het westen van Spanje land zuilen op de zeekant, 615 ten teken dat hij overwonnen had van de reuzen van de zon het hele land tot daar. Daarna overkwam hem een euvel zwaar dat hem zwaar was en guur 620 en wierp zichzelf in een vuur waar hij tot poeder is versleten dus is zijn lengte al lang vergeten. |
(1) Hercules, bekende mythische held die geducht was vanwege zijn knots. Hij trok naar de Hesperiden: avondland, om de gouden appels te halen. Hij versloeg de draak en zette als teken van overwinning de zuilen op bij Gibraltar. Hercules werd vergiftigd door een pijl en wierp zich in het vuur van berg Etna.
Mulder: De Zuilen van Hercules - in de klassieke oudheid en de middeleeuwen benaming voor de straat van Gibraltar, meer in het bijzonder de rots van Gibraltar en de tegenoverliggende Djebel Musa. Hercules besteeg de brandstapel om een einde te maken aan de ondraaglijke pijnen die hij leed nadat hij een in gif gedrenkt hemd had aangetrokken, dat hem als straf voor zijn ontrouw was geschonken door zijn vrouw.
also alsmen lijtteken vint sone twifelmens twijnt 625henne was menech starc gigant wilen eer in duutscer lant so datter een was hiet teuca dar dutscelant of heuet ontfaet sine name ende out noch eden 630sijn graf es noch tere steden bider dunauwen sekerlike bider weinden in ostrike twe milen al dar beneuene jn .i. dorp het sente steuene 635dat .xc. cubitus es lanc die dar toe doet sinen ganc hi vint dar beenre vp desen dach meere danne men gheloeuen mach tersinbeckin leghet daer 640broeder albrecht seit vorwar name .i. man diet prouen begerde tusschen appel ende hilte .ij. swerde dat .i. vp entander neder hi mochtse keren uort ende weder 645namelike int ersinbeckin binnen sine tande segghen diet kinnen die sijn meer dan twe palmen breet |
17, Alzo als men tekens vindt zodat men niets twijfelt. 625 Er was menige sterke gigant (1) wijlen eerder in Duitsland zo dat er een was die heet Teuta (Teutonia) waar Duitsland van heeft ontvangen, zijn naam en houdt het nog heden. 630 Zijn graf is nog ter plaatse bij de Donau zeker, bij de Weemen in Oostenrijk twee mijl daar benevens in een dorp dat heet Sankt Stephan 635 dat meer dan veertig meter is lang. Die daar doet zijn gang vindt daar beenderen tot op deze dag groter dan men geloven mag, het hersenbekken ligt daar. 640 Broeder Albrecht zegt voor waar, nam een man die het proberen begeerde tussen appel en hilt twee zwaarden de een op en de ander neer hij mocht ze keren heen en weer 645 namelijk in het hersenbekken van binnen. Zijn tanden, zeggen diegene het kennen, die zijn meer dan twee handpalmen breed. |
(1 ) In vroegere tijd hield men het voor de beenderen van St. Christophorus, hij was tenslotte een reus of van een andere heilige wie men om de een of andere reden een bijzondere grootte meende te moeten toeschrijven. Vele van zulke overblijfsels worden daarom in de kerken als relikwieën bewaard.
Het veld van Lyon heet sedert oude tijden ‘Reuzenveld’ omdat in de leemgroeven aldaar talloze beenderen waren opgegraven die men voor overblijfselen van reuzen hield. Toen in 1577 de storm een eik ontwortelde bij het klooster Reyden, Luzern, kwamen grote beenderen tevoorschijn. Dit verklaarde een dokter de Bazel voor het geraamte van een zes meter lange reus. Het zou een van de gevallen engelen geweest zijn geweest die tegen God in opstand was gekomen. Anderen hielden ze voor de beenderen van de reuzen Gog en Magog die in de bijbel worden genoemd of van ander minder beroemde reuzen. Door hen die met de klassieke oudheid meer bekend waren werden zij aan de Germaanse koning Teutobod toegeschreven. Dat was in de 16de eeuw toen men zulke beenderen in Aix ontdekt.
Het zijn de beenderen van de mammoet. Mammoet heet in Duits Mammut, in Engels mammoth en in Frans mammouth, dit komt van Russisch mammut of mamant. De Jakuten noemden het mamont, mamma is land, het betekent aardvreter. Ze geloofden dat deze dieren, net als de mol, onder de aarde leefden.
Van beesten of dieren.
Ghemeinlike salic salic te uoeren 660ghemeenlike nature iv laten horen die beesten ebben int ghemanghe dar na van elker sonderlanghe aristotiles die seghet wat dat uoete tebbene pleghet 665jofte .ij. iofte .iiii. iof negheene die diere ebben alle ghemeene adren ende bloet der in diere meer ebben seit sijn sin dan uiere,nebben gheen bloet 670ende merket datmen verstaen moet dat hi bloet in adren seghet want de worem bloet tebbne pleghet mar hare neghen neuet adre de vissche ebben allegadre 675benine oghen ende starc dat vel omme dat si dat water wel weren sullen ende ghedoghen dit machmen wel met redenen toghen biden watre si iv bekent 680dese werlike torment biden visschen suldi bekinnen lieden die de werelt minnen nu merket van wereldliken lieden al horsi hiet van gode bedieden 685si ebben so arde verstannesse negheene ghestelike lesse ne moghen si verstaen wel so art ebben si oghe ende vel diere die ebben horen gemeene 690roerense sonder de mensce alleene dat meent dat hi ontoude ende lere wat dat hi hort van onsen here ende someghe creaturen oren met gaten al sonder horen 695alse alle uoghelen ghemene alle dieren groot ende clene die roeren die onderste caken twe diere gaen ieghen dese saken dats cocodrillus entar na 700een dier heetet gentilia die de vpperste cake roeren ende dats maniere van vremder uoeren Ambrosius spreket dat got heuet sulke diere dat leuet 705ghemaket den als lanc dats bedi dat sine spise vp darde si alse den kemel enten parde maer dien wolue enten liebarde heuet hi den als curt ghegheuen 710want si bider proihen leuen de langhe als menet de langhe ope elc man die merke wien ic nope de ghene die met proien leuen hoe mach hare ope sijn verheuen 715enechsijns te gode wart dieden aremen niet ne spart ende met hem oudet sine ghile hoe mach hi ter lester wile an onsen here vinden ghenaden 720die emmer darme sal beraden almeest alrande diere die pleghen edekens maniere dats die vermaken hare spise ebben alse van langher wise 725dat meenet die langhe wort die hi leset ofte hort verandelt dicken sonder ontloepen die behort ter langher open men vindet onder alrande diere 730tande van drieranden maniere some effene ende some alse zaghen ende some tande die huteraghen effene tande heuet die man ende wat dat horne draghet nochtan 735hetne ware gehornet serpent wat so hem met proien bekent es ghetant ghelijc zaghen sulke meenic als onde draghen die euer entie olifant 740si draghen den raghenden tant al dat bloet heuet int houet dat heuet hersinen des gelouet sonder worme seggic iv ende wat diere den start heuet ru 745heuet grote kinbacken gemene ende dat ersinbeckin cleene o wi wacharmen hoe waer est eden jnder eren der moghendelicheden hare starte hare meisenieden 750die verteren dat arme lieden souden ebben thare noot si ebben de kinbacken groot dat si verteren in houerdaden hare goet te haren scaden 755dus so werdet hem clene thouet want si werden so verdoeuet dat si laten varen al wat datter hem af comen sal haer ende wlle van allen dieren 760verwandelt na des lants manieren jn heten lande karsp ende swart ende in tastene endeel hart jn couden lande slecht ende wit aldus machmen marken dit 765vieruoete georende diere bouen dats hare maniere sonebbensi ghene tande also alst aristotiles cande alle creaturen van hare ru 770noeten uele seggic iv jn die maghe der sugender diere vindemen lib van goeder maniere so ouder so van betren doene ets sloten vanden menisone 775des erts lib entes hasen mede es vander meester mogentede mar de diere die niet vermalen hare spise die si in halen nebben lib groot no clene 780sonder dase allene al dat heuet oghe lede luketer sine oghen mede alst slapet sonder de liebart entie blode hase cuward 785al dat voete heuet sonder ghile mach wel swemmen ene wile die mensche minst van em allen men seit dat hem doet geuallen [dat hi heuet bouen hem allen 790na sire grote alreminst gallen] want die galle es heet ende droghe ende effet upwart int hoghe mar de swinbalch die den wint out doet vissche swemmen met gewout 795men vraget des in menghen lande twi de heuer heuet sine tande die liebart clawen entie bere die stier sine horne ter were die ree de hase hare snellede 800die mensce van mester wardechede nature ne wapinde niet so wel none makede ter vlucht so snel dus machmen antworden hier inne mensche die redene heeft van sinne 805heuet tweirande ghewerke an dats raet ende daet nochtan dies heuet hi met sinne vonden jn orloghen tallen stonden dat hi hem dartoe wapinen can 810ende alsi pais heeft latise dan wari gheboren dan der mede so sceni altoes buten vrede wari oec snel als die re hine wachtets hem nemmerme 815hine soude verliesen der mede sine edele ghestadechede nu alst tijt es ende stede raet hem die behendechede sijt vp waghene of up parde 820snellike te varne sire varde ende in scepen met corten stonden houer liden des waters gronden dus machmen antworden dan hem die vraghet twi die man 825trach ende onghewapint mede gheboren es ter menscelichede ghetande diere zaghewise ebben uercoren vlesch ter spise si lapen metter tonghen in 830dat water dus leert hem ar sin mar diere met effenen tanden sughen in twater thande dt vele tande ende ganse heuet men seghet dat het langhe leuet 835eist dier of man dit verstaet dat houer de meere menege gaet wat diere ghere longre heuet es sonder luud als langhe alst leuet niet dat leuet werpet sijn saet 840buter femelen dart toe gaet wakende slapende sonder de man dits grote onsalicheit nochtan dat hi so swarlike hem besmet die redene verstaet ende wet 845alrande creaturen nemen voetsel bi naturen jn spisen die hem best ghenoeghet ende in dranke die hem geuoeghet bi naturen die diere alle 850die leuen ende sijn sonder galle alse herte ende olifante sijn die kemel ende dat delfijn die moghen alle lange leuen et es recht want ets bescreuen 855die goedertiere sullen ter heruen dar niemen nemmermer mach steruen diere die groot sijn van lachamen winnen lettel alle te samen ende so dierkine oec sijn minder 860so si winnen te meer kinder o wi hoe waer es dit noch heden grote heren van moghenteden hoe lettel baten doen si den lieden si gapen also seere ter mieden 865dat si thare langher ulucht moghen winnen ghene vrucht vijfterande creaturen die verwinnen bi naturen ons menscen in onse .v. sinne 870linx siet clare als ict kinne die ghier rieket vorder ene sake tsiminkel es van scarper smake die coppe gaet int gheuoelen voeren die heuer es subtilre int horen 875de creaturen horic gewaghen die de moeder langhe draghet plinius die heuet bescreuen dat si langhest leuen nu hort vort van elken diere 880sine sonderlinghe maniere jn latijn salic hare namen ordineren al te samen omme datter menech dier in steet dar ic dat dietsch niet af ne weet 885vander ordinen int a.b.c. terst in .a. dar na in .b sullen haren namen sijn gheset atmense vinden mach te bet |
Proloog. Gewoonlijk zal ik van tevoren 660 de gewone natuur laten horen die de beesten in het algemeen hebben en daarna van elk apart. Aristoteles die zegt het wat dat voeten te hebben pleegt 665 of twee of vier of geen een die dieren hebben algemeen aderen en bloed daar in. Dieren die er meer hebben, zegt zijn geest, dan vier die hebben geen bloed. 670 En merk op dat men verstaan moet dat hij ‘bloed in aderen zegt’ want de worm pleegt bloed te hebben maar dat die geen aderen heeft. De vissen hebben allen 675 benen ogen en een sterk vel omdat ze het water wel weren zullen en gedogen, dit mag men wel met redenen staven. Bij het water is u bekend 680 deze wereldse kwelling bij de vissen zal je bekennen lieden die de vaste wereld beminnen, merkt nu van wereldlijke lieden al horen ze iets van God aanduiden 685 ze hebben zo’n hard verstand, nee, geen geestelijke lessen nee, mogen ze verstaan goed zo hard hebben ze de ogen en het vel. Dieren die hebben oren algemeen 690 roeren ze, uitgezonderd de mens alleen, dat betekent dat hij onthoudt en leert wat dat hij hoort van Onze Heer. En sommige creaturen horen met gaten zonder oren 695 zoals alle vogels algemeen. Alle dieren, groot en klein die bewegen de onderste kaken, twee dieren gaan in tegen deze zaken dat is de krokodil en daarna 700 een dier dat heet Gentilia die de bovenste kaken bewegen en dat is een manier van vreemd beroeren. Ambrosius spreekt dat God heeft van sommige dier dat leeft 705 de hals lang gemaakt, dat is bij daarom dat hun eten op de aarde is zoals kameel en het paard, maar de wolf en luipaard heeft hij de hals kort gegeven 710 omdat ze van prooi leven. De lange hals bedoelt de lange hoop elke man merkt op wie ik bedoel diegene die van prooien leven hoe kan hun hoop zijn verheven 715 enigszins zijn ze te God waart die de armen niet spaart en met hem houdt zijn grappen hoe denkt hij te laatste tijd bij Onze Heer te vinden genade 720 die immer de armen zal beraden? Andere en meestal allerhande dieren die doen het op geiten manieren, dat is ze vermalen hun spijs en hebben een hals van lange wijze. 725 Dat bedoelt het Heilig woord die men leest of hoort verandert veel zonder ontlopen die behoort langer te hopen. Men vindt onder alle dieren 730 tanden van drie soorten soms effen en soms als zagen en soms tanden die uitsteken. Effen tanden heeft de man en dat wat horens draagt nochtans. 735 Het waren geen gehoornde serpenten wat zich met prooien bekend en is getand gelijk een zaag. Zulke, bedoel ik, als honden dragen en de ever en de olifant 740 dragen een ragende tand. Al dat bloed heeft in het hoofd dat heeft hersenen, dat geloof uitgezonderd wormen, zeg ik u. En de dieren die de staart hebben ruw 745 hebben grote kinnebakken algemeen en het hersenbekken is klein. O wie! och arme! hoe waar is het op heden in heren der mogendheden hun staarten, hun huisgenoten 750 die verteren dat de arme lieden zouden moeten hebben in hun nood. Zij hebben de kinnebakken groot dat ze verteren in overdaad hun goed tot hun schaden, 755 dus zo werd hem te klein het hoofd want ze werden zo verdoofd dat ze laten varen al wat hen hiervan komen zal. Haar en wol van alle dieren 760 worden veranderd naar lands manieren. In hete landen krullig en zwart en in het voelen een deel hard. In koude landen recht en wit aldus mag men opmerken dit. 765 Viervoetige, gehoornde dieren hebben boven, dat is hun manier, zo hebben ze geen tanden alzo als Aristoteles kende. Alle creaturen van haar ruw 770 nuttigen veel, zeg ik u. In de maag van zuigende dieren vindt men leb van goede soorten hoe ouder, hoe van betere doen, het is de sleutel van de buikloop. 775 Het herten leb en van de haas mede is van de grootste krachtheden, maar de dieren die niet vermalen hun spijs die ze inhalen hebben geen leb, groot of klein, 780 uitgezonderd de haas alleen. Al dat heeft oogleden dat sluit er zijn ogen mede als het slaapt, uitgezonderd de luipaard en de bange haas kuwaard. 785 Al dat voeten heeft zonder grap kan wel zwemmen een tijdje de mens het minst van hen allen. Men zegt dat hem bevalt dat hij heeft boven hen allen 790 naar zijn grootte de allerminste gal. Want de gal is heet en droog en heft hem opwaarts in de hoogte, maar de zwembalg die de wind vast houdt laat vissen zwemmen met geweld. 795 Men vraagt dus in menige landen waarom de ever heeft zijn tanden de luipaard klauwen en de beer de stier horens om te verweren de ree en de haas hun snelheid 800 en de mens van grootste waardigheden de natuur niet bewapend zo goed niet maakte ter vlucht zo snel Dus mag men antwoorden hiernaar, de mens die reden heeft van geest 805 heeft twee soorten werken aan zich dat is raad en daad nochtans. Zo heeft hij met zijn geest gevonden in oorlogen te alle tijden dat hij zich daartoe wapenen kan 810 en met vrede laat hij ze dan. Was hij geboren dan daarmee dan schijnt hij altijd zonder vrede. Was hij ook zo snel als de ree hij wachtte zich nimmermeer 815 en zou verliezen daarmee zijn edele gestadigheid. Nu als het de tijd is en plaats raadt hem die handigheid zij het op een wagen of op een paard 820 snel te gaan in zijn vaart en in schepen met korte stonden glijden over de watergronden. Dus mag men hem antwoorden dan die vraagt waarom de man 825 traag en ongewapend mede geboren is in menselijk’. Getande dieren, zaagvormig hebben gekozen vlees tot spijs. Ze slurpen met de tong in 830 het water, dat leert hun geest. Maar dieren met effen tanden zuigen het water op gelijk. Die vele tanden en heel heeft men zegt dat het lang leeft 835 is het dier of man, dit verstaat. Dat over de meren veel gaat welk dier geen longen heeft is zonder geluid zolang als het leeft. Niets dat leeft werpt zijn zaad 840 buiten het femelen daar het toe gaat wakende of slapende, uitgezonderd de man en dit is een grote onzaligheid nochtans dat hij zo zwaar zich besmet die reden verstaat en weet. 845 Allerhande creaturen nemen hun voedsel bij naturen in spijzen die hem het beste genoegen en in drank die hem voegt. Van naturen die dieren allen 850 die zijn zonder gal zoals hert en olifant zijn de kameel en de dolfijn die mogen alle lang leven, het is echt, want het is beschreven 855 ‘die goedertieren zijn zullen erven daar niemand nimmer mag sterven’ Dieren die groot zijn van lichamen winnen weinig al tezamen en zo dieren die zijn kleiner 860 zo winnen ze meer kinderen. O, wie! hoe waar is dit nog op heden! grote heren van mogendheden hoe weinig baat doen ze de lieden! ze gapen alzo zeer tot winst 865 dat ze voor hun lange vlucht niet mogen winnen geen vrucht. Vijf soorten creaturen die overwinnen door natuur onze mensen in onze vijf zintuigen. 870 De lynx ziet helder, zoals ik het ken, de gier ruikt verder een zaak, de aap is van scherpe smaak, de spin gaat in het voelen voor, de ever is subtiel in het horen. 875 Die creaturen, hoor ik gewagen, die de moeder lang draagt, Plinius die heeft het beschreven dat ze het langste leven. Nu hoort voorts van elk dier 880 zijn zonderlinge manieren. In Latijn zal ik hun namen ordenen alle tezamen omdat er menig dier in staat waar ik het Diets niet van weet, 885 naar de ordening in het a.b.c. het eerst in a en daarna in b zullen hun namen zijn gezet zodat men ze vinden mag beter. |
Asinus dats des esels name 890.i. lelic dier ende ombequame met .i. groten houede met oren lanc ende sere traghe an sinen ganc ende dat niet can werden vet vp sine scoudere es gheset 895dat teken vander passien ons heren om dat hi ons wilde leeren:omoedecheit eet hi sulc part al dar hi uoer ter passien wart die esel hi ne can niet vechten 900ende hi ghedoghet oec van knechten sware steken ende slaghe ende wilmen oec hem doen draghen meer dan hi gheleesten can hine striter niet ieghen nochtan 905dit es sine doghedachtechede nu hort uort sine quatede hijs luxurieus hute vercoren starker bachten danne voeren ombedecter van manieren 910dan enech vanden andren dieren dar hi sinen wech sal striken dar ne can hi niemens wiken dar toe es sijn luud so swaer dat hi quets al dat em es nar 915alse clene sijn hare ionghe sijn si scoenst ten ersten spronghe mar si leliken emmer vort so ouder so argher es har wort ten .xxx. maenden noten si te waren 920mar si winnen ten .iij. iaren esels melc es sere wit plinius bescriuet ons dit datso witte hud mach gheuen plinius die euet bescreuen 925dat pompea skoninx noroens wijf dede dwaen der mede har lijf om dat soe wilde wesen wit de roemsce iesten ouden dit esels ulesch dat maket quat bloet 930om dat quaet te verduwene doet die esel heuet in spisen vercoren scarpe destelen ende doren esels melc warem als bloet es ieghen de tantswere goet 935wilmer de tande mede dwaen ende soe doetse vaste staen wilmense der vp striken oec es soe goet ieghen versiken die esel es van groter coutheden 940hine winnet niet in couden steden bedi ne draghen si no winnen jn lande die cout sijn van binnen noch si noten in ghere stede jn herefste no in lentin mede 945mar in des hetes somers cracht een iar draghen si hare dracht als deselinne es upten spronc dat soe werpen sal hare dracht wilse in demstereden vlien 950darse gheen man mach ghesien hare leuen es .xxx. iaer also langhe winnen sij dats waer sine sparen gheen vier dat si uinden sine gaenre dore tharen kinde 955merct alle liede an dese brieue scamenesse ende kinder lieue |
1. Asinus dat is de ezel naam. 890 Een lelijk dier en onbekwaam met een groot hoofd, met oren lang en zeer traag in zijn gang en dat niet kan worden vet. (a) Op zijn schouder is gezet 895 het teken van het lijden van Onze Heer omdat Hij ons wilde leren ootmoed reed hij op zo’n paard waar hij mee reed te lijden waart. (b) De ezel kan niet vechten 900 en hij verdraagt ook van knechten zware steken en slagen. En wil men ook hem laten dragen meer dan hij hebben kan hij strijdt er niet tegen nochtans. 905 Dit zijn de deugden nu hoort voorts van zijn kwaadheden. Hij is wulps uitverkoren sterker van achter dan van voren onberekenbaar van manieren 910 dan enig ander dier. Waar hij zijn weg zal gaan daar kan niemand hem van afwijken daarbij is zijn geluid zo zwaar dat hij kwets alles dat dicht bij hem is. 915 Als ze klein zijn hun jongen het mooist zijn ze bij de eerste sprongen, maar ze worden lelijker immer voort hoe ouder, hoe erger is hun woord. Met dertig maanden genieten ze te waren, 920 maar ze winnen dan het derde jaar. (d) Ezelsmelk is zeer wit, Plinius schrijft ons dit dat het zo’n witte huid mag geven Plinius die heeft het beschreven 925 dat Pompea, koning Nero’s wijf waste daarmee haar lijf omdat ze wilde wezen wit. De Romeinse verhalen schreven ons dit ezelsvlees dat maakt kwaad bloed 930 omdat slecht verteren doet. De ezel heeft als spijs gekozen scherpe distels en dorens. Ezelsmelk warm als bloed is tegen de tandpijn goed, 935 wil men er de tanden mee wassen laat ze die vaster staan wil men het daar op strijken. Ook is ze goed tegen zuchten. (e) De ezel is van grote koudheid 940 hij wint niet in koude plaatsen daarom dragen ze niet of winnen in landen die koud zijn van binnen nog ze genieten ze in gure plaatsen in herfst niet en in lente mede, 945 maar in de hete zomerkracht. Een jaar dragen ze hun dracht. Als de ezelin is op springen dat ze werpen zal een jongen wil ze in het duister vlieden 950 waar ze geen man mag zien. Ze leven dertig jaar en zolang winnen ze, dat is waar. (f) Ze sparen geen vuur dat ze vinden ze gaan door tot hun kinderen. 955 Merk op alle lieden aan deze brieven schaamte en kinderliefde. |
Equis asinus: uit Azië
Ezel, midden-Nederlands esel, oud-Saksisch Esil, oud-Hoogduits Esil (nu Esel) oud-Engels esol (nu ass, in Frans asil) Gotisch asilus, uit Latijnse asinus, dit uit Grieks dat door Thrakisch/Illyrisch bemiddeling uit een Klein Aziatisch gebied in het zuiden van de Zwarte Zee ontleend is, in Armeens heet het es, wat ezel betekent.
(a) Op de oudste voorstellingen verschijnt de ezel al met het zwarte rugkruis wat een erfenis is van de Nubische wilde ezel.
In vredestijd was het in Palestina en omliggende landen gewoon dat heersers op een ezel reden, mogelijk omdat het paard met de oorlog verbonden was, zie Zach. 9: 9: ‘Zie uw koning komt tot u, rijdende op een ezel, op een ezelhengst, op een ezelinnenjong’. Dan zal hij de paarden uit Jeruzalem te niet doen, ook de strijdboog wordt teniet gedaan, hij zal den volken vrede verkondigen’ Dit verhaaltprecies waarom onze Heer op een ezel Jeruzalem binnen reed.
(b) De verachtelijke ezel is goedhartig, lijdzaam, nederig, stil, matig en nuttig. Het is een beest dat met standvastigheid, misschien met grootmoedigheid de kastijdingen en slagen verdraagt, dat zich met de slechtste kruiden, die andere dieren vermijden, vergenoegt.
Maar zijn lasten zijn dat het zeer onkuis is. Uit religieus standpunt werd ze als onrein en wellustig gezien, net als de rest van de paardenfamilie, Exodus. 13: 13, Leviticus. 11: 3, Numumeri18: 15, Jeremia. 2: 24. Als wellustig dier komt ze in vele landen voor, bij de Romeinen was hij het symbool van de vruchtbaarheidsgod Priapus. Echtbrekers waren dan ook wel eens verplicht om in het openbaar een ezel te berijden.
(d) Plinius zegt dat de melk van de ezelin zeer wit is en ook de mensen helpt wit te worden, daarvan leest men dat de vrouw van keizer Nero, Pompaea, zich in ezelsmelk baadde. Die nam dan ook altijd vijfhonderd ezels met zich mee zodat ze er altijd in kon baden zodat haar ԧheheele lichaam om het selve sonder rimpelen, mals ende wit te houden’ Ook Cleopatra baadde in ezelinnenmelk.
(e) De ezel is van een zeer koude natuur. Aristoteles zegt ook dat de ezel de koude meer vreest dan andere dieren. Daarom paren ze niet in de tijd als paarden, maar paren in de zomer zodat de jongen in het warme jaartijd geboren worden.
(f) Het wijfje houdt zeer veel van haar jong en men wil dat ze zelfs door vuur en water gaat om het te beschermen of terug te vinden.
precies waarom onze Heer op een ezel Jeruzalem binnen reed.
Aper siluester in latijn wil .i. wilt euer sijn ende es .i. beeste starc ende wreed 960doemen hem lieue ofte leed men maghene in ghere manieren te enegher doghet bestieren maer emmer blijfti wreed ende fel van swarten hare es sijn vel 965merct so men den scalc me bid so hem die als crommer sid sijn sin es ongheleerd ende ard dus es sijn uel dan sward raghende tande crom ende lanc 970heueti die scarp sijn ende stranc ende met scarpen snidende ecghen maer men horter wonder of segghen die scarpe egghe die tant heuet die wile dat die beeste leuet 975verlieset die tant also es doot dit heuet bekennesse groot al dert ons in dit lijf die felle hi uoerd methem in die elle sine quateit altemale 980men mach den euer lichte ende wale moede maken met cleenre pine bestaet mene eer hi maect orine tilike in die morghenstond anders ontgaeti lichte den hont 985ende nochtan al es hi moede hi werpt hem ter were enter woede ende bijt den iaghere enten man bede camp ende were nochtan ende wacht hem wie sone bestaet 990het ne sij dat die euer ontfaet j. doodwonde ter ersten steke hi es in ureesen sekerleke so uliet hi in die dorne dan dat hi den honden enten man 995also de bet mach ontulien bouen allen beesten die sien horti best vor alle die leuen experimentator heuet bescreuen dat siin drec uersch es goet 1000want het stelpt ter nose bloet alle zwine souken har eten jn die erde dar sijd weten ende wintelen gerne in die gore verdoemt woukerare nu hore 1005twi setstu al dinen moet jn dit neder artsce goet jn artsch goed legt al din sin dar of naect di .i. swar ywin jn jndia wi lesen dus 1010siin alse lanc al .i. cubitus euerstande ende yhorent mede vindmense te somegher stede jn arabia es bescreuen dat altoes ghen zwijn mach leuen |
2 Aper silvester in Latijn wil een wilde ever zijn. (a) En is een beest sterk en wreed 960 doet men die liefde of leed men kan het op geen manier in enige deugd sturen, maar altijd blijf het wreed en fel. Zwart van haar is zijn vel. 965 Merk op, hoe meer men het hard bindt hoe meer zijn hals krom zit. Zijn geest is ongeleerd en hard dus is zijn vel dan zwart. (b) Ragende tanden, krom en lang 970 heeft het die scherp zijn en sterk en met scherpe snijdende hoeken. Maar men hoort er wonder van zeggen die scherpe eg, die de tand heeft, die tijd dat het beest leeft 975 en verliest de tand het gaat dood. Dit heeft een betekenis groot. Al deert ons in dit lijf dat felle het voert het hem ter helle zijn kwaadheid helemaal. 980 Men kan de ever gemakkelijk wel moe maken met kleine pijn. Doet men dit voor hij maakt urine tijdig in de morgenstond anders ontgaat het gemakkelijk de hond. 985 En nochtans al is hij moe hij werpt zich te weren en te woede en bijt de jager en de man beide strijd en te weren nochtans. En past op als wie hem zo bestaat 990 tenzij dat de ever ontvangt een doodwonde met de eerste steek hij is in vrees zeker en vliegt in de dorens dan dat hij de honden en de man 995 alzo beter mag ontvliegen. Boven alle beesten die zien hoort hij het beste van allen die leven. Experimentator heeft beschreven dat zijn verse drek is goed 1000 want het stelpt de neusbloeding. Alle zwijnen zoeken hun eten in de aarde waar zij het weten en wentelen zich graag in het gore. Verdoemde woekeraars nu hoor 1005 waarom zet u al uw moed in dit lage aardse goed? In aards goed ligt al uw geest daarvan maakt u een zwaar gewin. In India, wij lezen dus, 1010 zijn ze lang als een halve meter evertanden en horens mede vindt men daar in sommige plaatsen. In Arabië is beschreven dat daar geen zwijn mag leven. |
Sus scrofa, in Latijn aper.
Ever, oud-Hoogduits Ebar en Ebur (nu Eber) oud-Saksisch Evur, in Angelsaksisch eofur.
(a) De wilde beer is nauwelijks een attractief beest, honderd twintig tot honderd tachtig cm lang en negentig cm hoog aan de schouder met een gewicht van tegen de tweehonderd kilogram. Het dier is spaarzaam bedekt met lange, stijve en borstelige haren, meestal met opstaande manen aan de nek en vaak langs het centrum van de rug. De kleur is donkergrijs tot bruin, soms vrijwel zwart. De ever is gewoonlijk eenzaam, vooral als hij getergd wordt is het een zeer gevaarlijk dier.
(b) De hoektanden, geweren ’in beide kaken worden lang en groeien omhoog, en steken ver buiten de mond uit. Ze zijn spits en driekantig, het dier kan er vreselijke wonden mee slaan, ze groeien steeds aan en worden formidabele wapens. Het is een van de jachttrofeeën.
Zwijnen hebben behoefte aan baden, waar geen water is wentelen ze zich in het moeras. Vandaar ook de neiging van het tamme varken om zich in vocht te wentelen.
1015 Aper domesticus in latijn es in dietsch .i. tam euerswijn en beer heet in onse tale wreet es hi ende die hem te male jndie meudre gerne besmid 1020ende al war hi ghewasschen wit hi ghinghe weder in die gore metten beere alsict hore hoe uel res tere partien een heuet al die uoghedie 1025comt onder hem .i. starker dan so gaet hi den uoghet an ende so wie dar wint den seghe hi blijft uoghet alle weghe so welken tijd dat .i. zwijn ghellet 1030al die rote hare uersellet om dat sie horen baren als of si alle verwoet waren ende dan eist vreselic tallen tiden hare uerwoetheit ombiden 1035so wilken tijd si zueghen riden verwoedsi in dien tiden dat si gherne scoren den man die .i. wit cleet euet an dit seghet plinius te waren 1040.j. beer ne wint niet na iij. iaren die den sueghen of snijd de manen men wille segghen ende wanen dat hare luxurie coelt te bet dar mede werdsi uet 1045aristotilus heuet bescreuen dat si xv. jaer moghen leuen bouen uele viruoeten beesten mach die beer meest ridens ylesten es dat sake dat hi es uet 1050zwinin uleech es in saisone bet jn den somer dan int lentjn want toten oeste slaept dat zwijn so uele dat vleesch dar mede ontfanghen moet onreinechede |
3 1015 Aper domesticus in het Latijn is in Diets een tam everzwijn. Een beer heet het in onze taal. Wreed is het en die zich te ene male in de modder graag besmet 1020 en al was hij gewassen wit hij ging wederom in het gore. Met de beer, als ik het hoor, hoeveel er ook zijn in die partij een heeft al de voogdij. 1025 Komt er bij hem een sterkere dan dan gaat hij het gevecht aan en wie daar wint de zege hij blijft voogd allerwege. In welke tijd dat een zwijn gilt 1030 en al die groep zich vergezelt omdat ze zich tonen alsof ze alle dol waren en dan is het vreselijk te allen tijden. Hun dolheid somtijds 1035 in de tijd dat de zeugen rijden worden ze dol in die tijden. Dat ze verscheuren graag de man die een wit kleed heeft aan. Dit zeg Plinius te waren 1040 een beer wint niet dan na drie jaren. Die van de zeug afsnijdt de manen men wil zeggen en wanen dat hun wulpsheid dan verkoelt beter en daarmee worden ze vet. 1045 Aristoteles heeft beschreven dat ze vijftien jaar mogen leven. Boven vele viervoetige beesten mag de beer het meeste van rijden genieten als hij tenminste is vet. 1050 Zwijnenvlees is in het seizoen beter in de zomer dan in de lente want tot het augustus slaapt het zwijn zoveel dat zijn vlees daarmee ontvangen moet onreinheid. |
Sus scrofa, tam varken. Onder de dieren is het varken de beestachtigste van de viervoeters. Maar na hun dood wordt dit alles vergoed. Hun vlees is zeer goed, doch alleen voor gezonde lieden en voor hen die veel werken. De borstels dienen tot vele gebruiken en de reuzel komt van pas in zalven. Het zwijn wordt pas nuttig na zijn dood, niet ten onrechte heeft men een rijke vrek dan ook vaak met een zwijn vergeleken.
Toch is het vreemd dat het verboden was om te eten als onrein dier. Het feit dat ook lange tijd Brits varkensvlees alleen eetbaar was als de R in de maand zat zal dan mogelijk betekenen dat varkensvlees wat anders is dan gewoon vlees. Ontdekkingen over menselijke ziekten hebben nieuwe feiten aan het licht gebracht waardoor de oude ban opeens helder wordt. We weten dat varkensvlees heel goed en gezond is als het maar goed gekookt wordt. Een varken heeft verschillende parasieten, de spoelworm en andere enge ziektes. Het is altijd een wroeter en rond de nederzettingen graaft het ziek materiaal op, mogelijk zelfs nadat dit begraven was, infecteert zich er mee en loopt er mee rond. In tegenwoordige tijd zijn die ziektes vrijwel verbannen en wordt het vlees goed gekookt of gebraden. Vroeger was dat wel eens anders, het koken ging niet zoals bij ons, zo dat verbieden het beste voorbehoedsmiddel was. Het heeft wel meer dan twintig eeuwen geduurd voordat men dit besefte.
1055Alay dats sonder waen een dier naden kemel ydaen maer sonder knien ende been alst hem sal rusten al in een moet an enen boem staen 1060alst die jaghere wille vaen onderhouwen si den boem die beeste nemest ghenen goem ende uallet metten boeme ter neder so nes gheen up comen weder 1065anders es dat dier so snel dat ment yuanghen niet ne can el |
4. 1055 Alay dat is zonder waan een dier naar de kameel gedaan. Maar zonder knien zijn benen als het zal rusten al ineen moet het tegen een boom aan staan. 1060 Als de jagers het willen vangen houwen ze om de boom die beesten nemen daar geen notitie van en valt met de boom om dan kan het niet opkomen weer. 1065 Anders is dat dier zo snel dat men het niet goed vangen kan. |
Alces alces. Eland, midden-Nederlands elen en elant, Duitse Elen en Elch, midden-Hoogduits Elen, oud-Hoogduits Elho of Elaho, oud-Noors elgr, Angelsaksisch eohl of elh, Engelse elk en Frans elan, Zweeds elg. Litouws elnis betekent hert, Letlands alnis betekent eland, vergelijk ook het Griekse woord ellos: jong hert. Caesar in Bell. Gall. 6,27 noemt het dier alces, dit is meervoud en geeft daarmee een Germaans woord elch weer dat van Indo-Germaans elk stamt.
Caesar kreeg vreemde informatie. ‘De eland heeft heel lange en stijve poten zonder gewrichten. Daarom kan het dier niet op de grond gaan liggen om te slapen maar doet dit staande en leunt tegen een boom. Als je nu ‘s avonds voorzichtig naar die boom gaat hoef je alleen maar die boom om te zagen zodat de eland met de boom en al omvalt. Omdat hij door zijn lange stijve poten niet meer kan opstaan kan je hem zonder moeite vangen’.
Anabula es in etyopen j. dier datmen dar siet lopen plinius segt dens men gheloeft 1070dat heuet .i. kemels hoeft ende yalst als .i. pard mar hets so edelike yhard ouer al gader sine lede dat te siene es wonderlichede 1075om sine sconeit weet wel so es te diere uele sijn vel om die ynoechte uan den oghen die hem niet ne connen ydoghen no die men sat ne can ymaken 1080om te siene niewe saken dit sijn die uenstren dat uerstaet daer die dood bi der zielen gaet |
5. Anabula is in Ethiopië een dier dat men daar ziet lopen. Plinius zegt dat men gelooft 1070 dat het heeft een kamelenhoofd en een hals als het paard maar het is zo ijselijk behaard over al zijn leden dat te zien is een wonderlijkheid. 1075 Om zijn schoonheid weet het wel dat is te duur veel zijn vel. Om de geneugten van de ogen die hem niet kunnen gedogen nog die men bijna niet kan maken 1080 om te zien nieuwe zaken. Dit zijn de vensters, dat verstaat, daar de dood uit de ziel gaat. |
Ana: gelijk, bula? bulla is wat ronds.
Mogelijk Antilope dorcas, de antiloop. Antilope, deze naam stamt uit een Grieks woord voor bloemenoog. Uit het Grieks komt midden-Latijn antalopus en vandaar Engels antelope, Franse antilope en onze antilope.
Ze worden afgebeeld als sneeuwwit met zilveren voeten, en ze eten lelies. Het is het beeld van vrouwelijke sierlijkheid en schoonheid. De sierlijkheid van de nek maakt de godinnen jaloers, de lichte stap is de wanhoop van de nimfen, hun zachte zwarte ogen, groot en sprekend, donker en verlegen, het is het oog van Venus. De bijzondere charme van hun bewegingen, hun geduld, zo lichtvoetig en zacht. Naar die ogen is dit dier hier misschien gebruikt.
Alches als ons solinus seghet dar wonder oec groot in leghet 1085es .i. dier dat bi garse leuet dat dupperste lep so lanc euet eist dat eten begard so moet gaen achterward dat doen sine lippe lanc 1090sondare doe weder dinen ganc te leuene ter onnoselleden ende beghef ter uullicheden ende mac reine dinen moet oftu wils wesen yuoed 1095metter spise dar god of sprect die altoes nemmermeer ybreect dine langhe lippe din quade bec heuet di brocht in sulc .i. strec gaestu uord du bliues doet 1100jn die ewelike nood |
6. Alches, als ons Solinus zegt, daar ook een groot wonder in ligt 1085 is een dier dat van gerst leeft. De bovenste lip zo lang heeft Is het dat het eten begeert moet het gaan achteruit dat doen zijn lippen lang. 1090 Zondaren doe weer je gang te leven in onnozelheden en begeef je in vuiligheden en maak rein je gemoed of wil je wezen gevoed 1095 met de spijzen waar God van spreekt die altijd nimmermeer ontbreekt je lange lippen, je kwade bek heeft je gebracht in zo’n streek ga je voort, je blijft dood 1100 in de eeuwige nood. |
Zie voorgaande Alces, 4. Opvallend is de slurpvormige verlengde en zeer beweeglijke bovenlip. Daarmee pakt hij de planten. Het achteruitgaan is te verklaren doordat de elk op vochtige gronden waar de bodem hem niet dragen kan de achterpoten uitstrekt en wel zo dat de hele achterpoot recht uitgestrekt op de grond ligt, schuift zo het lichaam naar voren en achter door met de voorhoeven te trekken en over de glibberige vlakte te glijden.
Alches als ons solinus seghet dar wonder oec groot in leghet 1085es .i. dier dat bi garse leuet dat dupperste lep so lanc euet eist dat eten begard so moet gaen achterward dat doen sine lippe lanc 1090sondare doe weder dinen ganc te leuene ter onnoselleden ende beghef ter uullicheden ende mac reine dinen moet oftu wils wesen yuoed 1095metter spise dar god of sprect die altoes nemmermeer ybreect dine langhe lippe din quade bec heuet di brocht in sulc .i. strec gaestu uord du bliues doet 1100jn die ewelike nood |
6. Alches, als ons Solinus zegt, daar ook een groot wonder in ligt 1085 is een dier dat van gerst leeft. De bovenste lip zo lang heeft Is het dat het eten begeert moet het gaan achteruit dat doen zijn lippen lang. 1090 Zondaren doe weer je gang te leven in onnozelheden en begeef je in vuiligheden en maak rein je gemoed of wil je wezen gevoed 1095 met de spijzen waar God van spreekt die altijd nimmermeer ontbreekt je lange lippen, je kwade bek heeft je gebracht in zo’n streek ga je voort, je blijft dood 1100 in de eeuwige nood. |
Zie voorgaande Alces, 4. Opvallend is de slurpvormige verlengde en zeer beweeglijke bovenlip. Daarmee pakt hij de planten. Het achteruitgaan is te verklaren doordat de elk op vochtige gronden waar de bodem hem niet dragen kan de achterpoten uitstrekt en wel zo dat de hele achterpoot recht uitgestrekt op de grond ligt, schuift zo het lichaam naar voren en achter door met de voorhoeven te trekken en over de glibberige vlakte te glijden.
Achune es .i. dier als aristotilus spreect hier dar nature in verkert heuet trecht dat so allen beesten gheuet 1105want uieruoete beesten alle ebben binnen hare galle maer dit heuetse int .i. hore die dit maket nes gheen dore wie heuet anders int hore die galle 1110dan de ghene diese hort alle die orscalke ende hem ylouet dicke ward hi so uerdouet ende so ontweghet bi haren rade dat up hem moet uallen de scade |
7. Achune is een dier als Aristoteles spreekt hier daar natuur veranderd in heeft terecht dat ze alle beesten geeft 1105 want viervoetige beesten allen hebben van binnen hun gal maar deze heeft het in een oor die dit maakte is geen dwaas. Wie heeft anders in het oor de gal 1110 dan degene die hoort alles dat (oor) ogendienaar en hem vloeit Vaak werd hij zo verdoofd en zo ontspoord hij bij hun raad dat op hem moet vallen de schade. |
1115Ana spreect aristotiles dat in orienten .i. dier es ende es utermaten wreed mar hare negheen heeft andren leed so ghelieue sijnsi onderlanghe 1120comt enich dier in hare ganghe dat es uan andren manieren alle de scaren van dien dieren comen vp hem ghescoten ende wondent so met haren roten 1125dat vliet iofte steruet thant want die hana es wel becant dit exemple seggic den leeken wat so de clerke segghen iof smeken si draghen ouer een also wel 1130nopen si enen ant vel si ebben up hem thanden die clergie met haren tanden die dorbiten wijf ende man diemen uerwinnen niet ne can 1135hier henden vanden dieren in a. nu hort vort van .b. hier na |
8, 1115 Ana, spreekt Aristoteles, dat in de Oriënt een dier is en is uitermate wreed. Maar van haar nee geen heeft de ander leed Zo lief zijn ze onderling 1120 komt er enig dier in haar gang dat is van andere soort De hele groep van die dieren komen op dat dier toegeschoten en verwonden het zo met hun groep 1125 dat het vliedt weg of sterft gelijk want de ana is goed bekend. Dit voorbeeld zeg ik de leken hoe zo de klerken zeggen of smeken ze komen overeen alzo goed 1130 knijpen ze iemand aan het vel ze hebben hem op gelijk de klerken met hun tanden die doorbijten wijf en man die men niet overwinnen kan. 1135 Hier eindigt van de dieren in a nu hoort voorts van b hier na. |
Tana of klimegels? Ana: gelijk?
Bubalus dat es .i. dier ende als mi dinket te merkene hier het menet in buffel in leke wort 1140ende dats mere alse men hort dan sijn onse ossen sum dorne heuet lanc ende crum den als lanc ende swart van haren thouet groot ende niet van vare 1145want sijn upsien es goedertiere magher sijn dusdane diere ende si ebben cleinen start alse dit dier uerbolghen wart so eist vtermaten fel 1150nuteliker vintmen cume iet el tote des menscen nuttelicede want et heuet dorstarke lede experimentator seghet dat de melc van bubalus pleghet 1155dat so den lachame gheuet vart ende varsce wonden soe bewart ende soe den gonen staet te staden die met venine sin verladen bubalus es dinne van hare 1160ende hi mach pine doghen sware sijn lud es torne pine sine galle es medicine ten lijxmen van swaren wonden met melke gheminget tallen stonden 1165gheneset de galle als wijt horen die mesquame vanden oren sijne hud es art utermaten men pleget in sine nasegaten datmenre enen rinc in doet 1170datmenne dar bi leeden moet dat hi met sulken bedwanghe jndes menscen ghenaden ganghe verleedemenne oec te seere so uerwoet hi ilanc so mere 175ende werpet van hem den last saen ende niet gherne willi weder up staen her sijn last ghemindert es bubalus draghet des sijt ghewes ondert water grooten last 1180nochtan sijn adem es so vast dat sijn adem gaet al dure oec vintmen somege scrifture die van deser beesten weet entiese bisontes heet |
9. Bubalus dat is een dier, als ik denk op te merken hier, het bedoelt een buffel in leken woorden 1140 en dat is groter, zoals men hoort, dan onze ossen zijn soms. De horen heeft het lang en krom de hals lang en zwart van haren het hoofd groot en niet van gevaar 1145 want zijn opzien is goedertieren. Mager zijn dusdanige dieren en ze hebben een kleine staart. Als dit dier verbolgen wordt dan is het uitermate fel. 1150 Nuttiger vind men nauwelijks iets voor de mensen nuttigheden want het heeft zeer sterke leden. Experimentator zegt het dat de melk van bubalus pleegt 1155 te geven het lichaam vaart en verse wonden beschermt en ze voor diegenen goed is die met venijn zijn verladen. Bubalus is dun van haar 1160 en hij mag pijn gedogen zwaar. Zijn geluid is om te horen pijnlijk. Zijn gal is medicijn voor het lijmen van zware wonden met melk gemengd te alle stonden, 1165 de gal geneest, zoals wij het horen, het ongeval van de oren. Zijn huid is hard uitermate. (a) Men pleegt in zijn neusgaten dat men er een ring in doet 1170 waarbij men hem leiden moet dat hij met zo’n bedwang en de mensen genade gaat. Belaadt men hem ook te zeer dan wordt dol hoe langer hoe meer 175 en werpt gelijk de last van hem af en wil niet graag meer op staan tot zijn last verminderd is. (b) Bubalus draagt, dat is het gewis onder het water een grote last 1180 nochtans is zijn adem zo vast dat zijn adem gaat al door. Ook vindt men in sommige schriften die van deze beesten weet dat ze bizon heet. |
Buffel, in Latijn heet het Bubalus, in Grieks bubulcus. Het de klassieke naam van de gazelle, die werd vanwege dezelfde klank als het Griekse bous: rund, op de buffel overgedragen die omstreeks 600 als geschenk van Avarenchans aan de Langobardenkoning Agilulf naar Italië kwam en voor arbeid tam gemaakt werd. Franse buffle, Duitse Buffel. De hard werkende dieren (Buffelerbeit bij Luther) gaven aanleiding tot het buffelen, het lievelingswoord van studenten.
De buffel werd gebruikt voor ploegen en wagens trekken. De buffels overtreffen ons rund in grootte en hebben ook dikkere horens en beminnen vooral waterrijke streken.
(b) Bubalus bubalis, de wilde buffel. Hieruit is al reeds in prehistorische tijd in Indië, misschien ook in Mesopotamië, de waterbuffel gefokt die tegenwoordig in veel landen als huisdier wordt gehouden.
B. vulgaris, (gewoon) de Indische buffel houdt men als huisdier in Azië, N. Afrika en Z. Europa. Hier zijn verschillende rassen van. Het dier wordt ook wel waterbuffel en karbouw genoemd, Engelse Indian buffalo, Duitse Wasserbuffel, Franse buffle des Indes. Dit dier is kleiner dan zijn wilde voorvader.
(a) De ring in de neus wordt nog steeds gebruikt, vooral bij stieren
Verwant aan de buffel is de bizon, Frans bison, dit van Latijn bison dat bij Seneca, 65 na Chr., voor komt. Aristoteles noemt hem bonassus, Plinius bison, dit stamt uit Germaans, vergelijk oud-Hoogduits Wisunt, onze wisent, oud-Engels wesend en oud-Noors visundr. Het dier is zo genoemd naar de scherpe muskusreuk van bronstige mannetjes. Een soort was vroeger in midden Europa verspreid. (Bonassus bison)
‘Het woudrund heeft die eigenaardigheid dat het, wanneer men tegen zijn wil een zeer zware last oplaadt, zo kwaad wordt dat die zich op aarde neer strekt en men hem niet meer omhoog kan krijgen, hoe je hem ook slaat. Je maakt dan de last lichter waarmee hij bezwaard was’.
1185Bonacus es .i. dier dat heuet thouet naden stier dat lijf entie manen mede recht nader parde zede horne met so menghen keere 1190sine moghen wenden nemmermere alsment wil iaghen int strec werptet na hem sinen drec dart henen loepet verre seere ende wien soet gheraket mere 1195dien maketet dat lijf verbolghen dus ureken hem die em uolghen dit dier bediedet den ipocrite die uoeren scinen ofsi quite waren van hare mesdaet 1200maer wie so na hem gaet ende ondersoeket hare meninghe hi salre in vinden sulke dinghe dar hi mede werdet bescout eist dat hi hem met hem hout 1205hier enden de namen in .b nu hort vort vander .c |
10. 1185 Bonasus is een dier dat het hoofd heeft naar de stier dat lijf en de manen mede recht naar de paarden zede. Horens met zo veel draaiingen 1190 dat ze mogen verwonden nooit meer. (a) Als men het wil jagen in de strik dan werpt het achter zich zijn drek wat heen schiet verre zeer en wie zo geraakt wordt ermee 1195 die maakt het lijf verbolgen aldus wreekt hij zich die hem volgen. Dit dier betekent de hypocriet of huichelaar die van voren lijken of ze onschuldig zijn van hun misdaad. 1200 Maar wie zo naar hem gaat en onderzoekt hun bedoeling hij zal er in vinden zulke dingen daar hij mede werd beschuldigd als hij zich daaraan houdt. 1205 Hier eindigt de namen in b, nu hoort voort van de c. |
Bonassus, is de wisent, zie voorgaande. Die leefde als bosrund ten tijde van de oude Kelten en Germanen in de woeste wouden. Is uitgestorven in de dertig jarige oorlog.
(a) zie 106.
Camelus es des kemels name ende es .i. dier ombequame de kemele ebben bulken twee 1210vpten ruc ende noch ene mee neffens rux vp hare barste ar si vp nemen hare arste langhe been enten als lanc ende traghe seere an haren ganc 1215solinus seghet datmen achter lande vindet kemele drierande deene sijn last te draghene goet ende dandre es te ridene spoet mar de derde ne wil altoes niet draghen 1220mer dan hem mach behaghen ende dander ne loepet wat soes ghesciet houer sinen pas niet jacob seit alsemenne sal laden nopemen sine knien met staden 1225ende knielende ontfaet hi dan den last dien hi ghedraghen can aldus soutu ontfaen sondare du best onscone ende ommare ghebulet ende onreine van sonden 1230omoedelike ontfa tallen stonden de penitentie die du mots draghen dits de last van dinen daghen plinius seit alst comt ten tiden dat si willen noten of riden 1235sin si verwoedet ende wreet ende ebben alle parde leet vier daghe sijn si wel sonder dranc ende alsi doen ten watre ganc drinken si so uele ebben sijs stade 1240dat si verhalen hare scade om dat hem es ontouden al ende dat hem ghebreken sal si scuwen dat water claer mar dat dicke es ende swaer 1245dat ouden si gherne ouer goet want si wanen dat wel voet baselius spreket dat de kemel lange ghedinket der slaghe in sinen bedwange ende vart iof hijs niet nachte mede 1250ende alsi vint stade ende stede so wreket hi dat hi was gesleghen men seget dat die kemele pleghen stater enech inden stal siec onder dandre al 1255ende niet netet dat dandre mede vasten dor ontfarmichede ay mensce du nachtes niet al heuet dijn euenkerstin verdriet plinius scriuet ouer waer 1260dat .i. kemel leuet .c. iaer eist dat hi in sinen arde bliuet ende eist soe datmenne verdriuet dat si ne noeten none riden si sijn te starker tallen tiden 1265erande kemel cursaris es diemen heetet dromadaris die vtermaten seere sijn snel die kemel draghet weet men wel xij. maende ende si noeten 1270ende alsi riden dan gaen si stoeten ende dan si in eimeliceiden scamedi mensce dire seden als du salt soeken dijn genoet dattu di dan laets sien al bloet 1275rechte kemele die ne draghen maer enen bult horic ghewaghen die dromadarise ebbenre .ij hare uoete doen em so wee alsi swaren wech sullen doen 1280datmen hem moet maken scoen plinius de meester toghet die eens kemels ersinen droghet ende dan drinket met aisine dat soe sochtet de grote pine 1285vanden euele darmen af walt nu es vanden kemele gecalt |
11, Camelus is de kameel naam en is een dier onbekwaam. De kamelen hebben bulten twee 1210 op de rug en nog een meer (a) naast de rug op hun borst waar ze opnemen hun dorst. Lange benen en de hals lang een zeer traag in hun gang. 1215 Solinus zegt dat men in achter landen vindt kamelen in drie soorten. De ene is om de last te dragen goed en de andere om te rijden snel, (b) maar de derde wil altijd niet meer dragen 1220 dan hem mag behagen en anders niet loopt, wat zo er geschied over zijn kunnen niet. Jacob zegt als men ze zal laden klopt men aan zijn knieën met pozen 1225 en knielende ontvangt hij dan de last die hij dragen kan. Aldus zal jij ontvangen zondaar je bent smerig en onwaardig gebult en onrein van zonden 1230 ootmoedig te ontvangen in alle stonden de penitentie die je moet dragen dat is de last van jouw dagen. Plinius zegt als het komt ten tijden dat ze willen genieten of paren 1235 zijn ze verwoed en wreed en hebben alle paarden leed. Vier dagen kunnen ze wel zonder drank en als ze dan naar het water gaan dan drinken ze zo veel, hebben ze de tijd 1240 dat ze inhalen hun schade omdat het hen onthouden is al en dat hem ontbreken zal. Ze schuwen dat water helder maar dat dik is en zwaar 1245 dat houden ze graag voor goed want ze menen dat het wel voedt. Baselius spreekt dat de kameel lang denkt aan de slagen die hem in bedwang houden en gaat alsof hij het niet heeft gevoeld 1250 en als hij vindt tijd en plaats dan wreekt hij dat hij was geslagen. Men zegt dat de kamelen plegen als er een staat in de stal ziek tussen de anderen al 1255 en niet eet dat de anderen mede vasten door barmhartigheid Aai! Mensen, jullie achten het niet al heeft jullie mede christen verdriet! Plinius schrijft voor waar 1260 dat een kameel leeft honderd jaar als het op zijn plaats blijft. Is het zo dat men ze verdrijft dat ze moeten toch rijden ze zijn sterker te alle tijden. 1265 Een soort kameel, Cursaris, die men heet dromedaris die uitermate zeer zijn snel. De kameel draagt weet men wel twaalf maanden en ze genieten 1270 als ze paren dan gaan ze stoten en dan zijn ze in heimelijkheid. Schaam je, mens, van uw zeden als je zal zoeken jouw geneugte dat je laat zien al dat bloot! 1275 Echte kamelen die dragen maar een bult, hoor ik gewagen, de dromedarissen hebben er twee. (d) Hun voeten doen hen zo wee als ze een zware weg zullen doen 1280 dat men hen moet maken schoenen. Plinius de meester getuigt die een kameelhersen gedroogd en dan gedronken met azijn dat het verzacht grote pijn 1285 van het euvel waar men van af valt. Nu is van de kameel gepraat. |
Camelus
Kameel, midden-Nederlands cameel of kemel, Duitse Kamel of Trampeltier, Engelse camel en Franse chameau, van Latijnse camelus, dit uit het Griekse kamelos, en dit van Hebreeuws gamal, vergelijk het Arabische jamala wat dragen betekent. De vorm kemel uit de 13de eeuw kwam tijdens de kruistochten waarschijnlijk rechtstreeks van het Arabische gemel. Sommigen zeggen dat hij geleden kwaad lang kan verbergen, maar omdat hij zeer wraakzuchtig is en zijn slag slaat als zijn tijd daar is, vandaar zou de naam betekenen, ‘de kwaadheugendeՠVandaar een spreekwoord bij de Perzen: ‘de toorn des kameels’
Dromedaris, zo was het ook in midden-Nederlands of dromedarijs, midden-Hoogduits Dromedar, Engelse dromedary, (one humped camel) Franse dromadaire, van laat-Latijn dromedarius, van Grieks dromados, wat lopend betekent, een dromos is een renner, wat we terugzien in het Engelse hippodrome, een plaats voor paardenrennen. Camelus bactrianus heeft twee bulten, het is de kameel. Camelus dromedaris heeft er maar een, het is de dromedaris.
(a) Wanneer het dier dorst heeft of het droge voedsel wil bevochtigen, weet het, door een eenvoudige samentrekking van de spieren, dit water in de maag en zelfs tot in de strot te laten opstijgen. Anderen beweerden dat er een extra bult is die de dienst van waterzak vervult. Plinius schreef al over hun voorraad water in de bult. Dat werd nog in de 19de eeuw geloofd en getekend. Dat men kamelen in nood slacht en de in hun bulten opgeslagen water drinkt, is een fabel. Ook dat de maag een waterzak bevat is een fabel.
(b) ‘Een kameel’ is een gezegde voor iemand die in alles obstinaat is. Een kameel is de ergste bruut die er is, alleen honger kan hem omhoog krijgen. Bewegingsloos blijven is alles wat de kameel wil. Begin je hem te laden dan gromt en knort hij alsof al zijn vitale delen worden afgesneden. Zo gewoon is hij hieraan dat hij al protesteert als een steen ter grootte van een walnoot op zijn rug wordt gelegd, het begint te grommen en tegen te spartelen alsof hij door die lading gekruisigd wordt. Het is niet graag overbelast en komt dan niet omhoog. De kameel is het zinnebeeld van het onderscheidingsvermogen. Omdat niet iedereen deze gewoonte kende, zagen sommigen het als een symbool van luiheid.
(d) Het is het enige dier dat herkauwt en geen gespleten hoeven heeft. De brede kussens van de voetzolen stellen het dier in staat over het hete woestijnzand te lopen, over graniet of rotsen, maar in vochtige streken is het onbruikbaar.
Canis dats in dietsch .i. hont iacob van vitri maket ons cont dat beesten sijn dien men mach wel 1290leren mengerade spel ende al slapen si gherne mede nochtan esset hare zede dat si thus wachten voer den dief hare eren ebben si lief 1295dat si dicken doot sijn bleuen om te beoudene hars eren leuen ende dies toghen si noch uele nachtes met haren ghebele oec es dicken dat gesproken 1300dat onde hare heren wroken ende sente ambrosius scriuet mede selue ouer ene warede plinius ende solinus leeren doe alexander soude keeren 1305tlant van endi te bestane dat hem de coninc van albane enen hont sende so groot datmen noit vant sijn ghenoot alexandre wonderets seere 1310ende dede heuere ende beere voer ghenen hont ghinder toghen cume kerdi omme sine oghen ende bleef ligghende stille alse die sulker proien niet ne wilde 1315doe gheboet hine te verslane dit orde de coninc van albane ende sende noch enen van dien doene ende omboet hem dat hine an lione proeuede wes hi ware wert 1320alexander liet gaen enen liebart entien scordi alte hant entar na enen olifant jacob spreket van vitri dat somege maniere van onden si 1325die morders rieken ende dieue mar als ons seggen some brieue si sijn met vrouwen melke geuoedet ende getemmet in mans bloet drie manieren sijn van onden 1330alse ons vraie boeke orconden dedelste sijn oghe ende lanc ende snel in lopene ende in ganc te bassene nebsi ghene macht dese die sijn goet ter iacht 1335o wi die onde die niet ne bassen hoe si alle daghe wassen dese edele honde vander iacht edelinghe ebben nu de macht ouer dat kerkelike goet 1340dar ihesus omme sturte sijn bloet dit souden ebben ons here lede nu heuet al die edelede dese honde ne bassen niet bassen: predeken bediet 1345want edelinghe niet ne leren dar sijt folc mede bekeren mar si gheneren hem metter proie ende .i. die euets ioie alsi vrouwen bedrieghen mach 1350dits sine proie ende sijn beiach ndre manieren heten bracken met langhen oren entie backen na de diere ende rieken wel ende al ne sijn si niet so snel 1355si maken de beesten moede oec vintmen riekende so vroede dat al dore inden woude emmer hare erste proie ouden husonde es de derde maniere 1360ende alne rekenmense niet so diere nochtan sin si inder wachte nuttelic bi daghe ende bi nachte plinius bescriuet ons dit als .i. man ter erden sit 1365dattene dan die onde sparen ets recht die hem omoedeghet te waren voer die hem fellike vermeten dat hi ontgaet hare beten die ont wert iboren blent 1370ende xl. daghe ets bekent so draghet de teue alsment waent de hont ridet ter achtender maent ende de teue alsoere euet seuene xv. iar pleghen si te leuene 1375sulc mach oec .xx. iaer leuen dat si bachten te samen cleuen comet van hare luxurien dat welp etemen best bi naturen datter spaets sien beghint 1380oftat de moeder mest mint xii. daghe sijn si blent ende sulc ene maent omtrent men sal gheuen verwoeden onden jn hare eten tallen stonden 1385capoens drec dats hem goet ende bitet di een hont verwoet de wortel vander wilder roesen saldi ghenesen vander nosen als .i. ont beghinnet gellen 1390lopen vp hem sine gesellen ende bitene alleghemeene pissende effen si up die beene weltijt so si iarech sijn want si ebben de roke fijn 1395ende in riekene gnoechte grot rieket elc andren bachten bloot die iachont ne leuet mar .x. iaer ende die teue .ij. iar der naer jn al dat leuet sonder in desen 1400leuen langher als wi lesen de hie dan de zoen ghemeene sonder in lachonde allene aristotiles seghet alse den ont sieceit an leghet 1405hetet hi gras ende ander cruut ende spuwet dan dat euel huut sulke segghen oec hier an gheen ont mach leuen sonder man des onts tonge es goet ten wonden 1410es hi gewont oec tereger stonde ende hijt gelecken niet mach bloot so lecket hi sines selues pot ende salfter sine wonden mede nature leret hem die zede 1415der ouder filosofen boec seit enen vremden ondersoec nem .i. welpkin als men seghet ende enen sieken die ghedoghet oronica dat euel groot 1420leghet hem upte barst bloot dat des des siecmans elpe entie doot vanden welpe onde biten niet de teuen sine sire toe verdreuen 1425dus eist wel naer in allen dieren scamedi man van felre maniere hines des mans name niet wart de man de vrouwen niet ne spart ets mets alronden seden 1430dat si ontsuueren reine steden ondine scoen sijn sekerlike goet iegen dartitike maer riketse .i. hont dar gaet .i. man hi licht sijn been ende pister an |
12. Canis, dat is in Dietse een hond. Jacob van Vitry maakt ons kond dat het beesten zijn die men mag wel 1290 leren menig spel. En al slapen ze graag mede nochtans is zo hun zede dat ze het huis bewaken voor de dief. (a) Hun heren hebben ze lief 1295 zodat ze veel dood zijn gebleven om te behouden hun heer het leven en dit getuigen ze nog veel ‘s nachts met hun geblaf. Ook is er veel over gesproken 1300 dat honden hun heren wraken en Sint Ambrosius schrijft mede hetzelfde voor een waarheid. (b) Plinius en Solinus leren toen Alexander zou keren 1305 om het land van Indië te veroveren dat hem de koning van Albanië (L) een hond zond zo groot dat men nooit vond er een even zo groot. Alexander verwonderde zich zeer 1310 en liet een ever en beer voor die hond ginder brengen nauwelijks draaide hij zijn ogen om en bleef liggen stil. ԁls hij zulke prooien niet wil 1315 toen gebood hij hem dan te doden. Dit hoorde de koning van Albani en zond nog een van die vorm en zei hem dat hij een leeuw moest proberen om te zien wat hij waard was. 1320 Alexander liet gaan een leeuw en die verscheurde hij gelijk en daar na een olifant. Jacob van Vitry spreekt dat er sommige soorten van honden zijn 1325 die moordenaars ruiken en dieven maar, zoals ons zeggen sommige brieven, zijn ze met vrouwenmelk gevoed en getemd in mannen bloed. Drie soorten zijn er van honden 1330 zoals ons fraaie boeken verkondigen. (e) De edelste zijn hoog en lang en snel in het lopen en in gang om te bassen hebben ze geen macht deze zijn goed voor de jacht. 1335 Ach! Die honden die niet kunnen bassen hoe dat ze alle dagen groeien deze edele honden van de jacht! Edelen hebben nu de macht over het kerkelijke goed 1340 waar Jezus om stortte zijn bloed dit zou geven onze Heer leed nu hebben het al die edelen. Deze honden bassen niet en bassen prediken betekent. 1345 Want edelen niet leren waar ze het volk mee bekeren maar ze generen zich met de prooi en een edele die heeft vreugd als ze vrouwen bedriegen mogen, 1350 dit is hun prooi en hun jacht. (f) Een andere soort heet brak met lange oren tot op de rug nu die dieren ruiken goed en al zijn ze niet zo snel 1355 ze maken de beesten moe. Ook vindt men ze ruikende al zo goed dat ze al dwalende door het woud immer hun eerste spoor houden. (g) Huishond is de derde soort 1360 en al rekent men ze niet zo duur nochtans zijn ze in de waakzaamheid nuttig bij dag en bij nacht. Plinius schrijft ons dit als een man ter aarde zit 1365 dat de honden hem dan sparen, het is terecht voor hen die ootmoedig waren voor diegene die zich fel vermeten dat ze ontgaan aan hun beten. De hond wordt geboren blind. 1370 En veertig dagen, het is bekend, draagt de teef zoals men waant. De hond rijdt de achtste maand en de teef alzo bij zeven Vijftien jaar plegen ze te leven 1375 sommige mogen ook twintig jaar leven. Dat ze van achter tezamen kleven komt van hun wulpsheid. Die welp is het beste van naturen dat het laatst met zien begint 1380 of degene die de moeder het meest bemint. Twaalf dagen zijn ze blind en sommige een maand omtrent. Men zal geven dolle honden in hun eten direct 1385 kapoendrek, dat is voor hen goed. (h) En word je gebeten door een dolle hond de wortel van de wilde roos zal je genezen van dit nadeel. Als een (gekwetste) hond begint te janken 1390 lopen naar hem toe zijn gezellen en bijten hem algemeen. Pissende heft ze op het been op de tijd dat ze een jaar zijn want ze hebben de reuk fijn 1395 en in het ruiken geneugte groot en ruiken elk bij van achter bloot. De jachthond leeft maar tien jaar en de teef twee jaar daarna. In al dat leeft en vooral in deze 1400 leven langer, als wij het lezen, hij dan zij in het algemeen, uitgezonderd in jachthonden alleen. (i) Aristoteles zegt als de hond ziek wordt 1405 eet hij gras en een ander kruid en spuwt dan dat euvel uit. Sommige zeggen ook hierbij geen hond mag leven zonder een mens. De hondentong is goed tegen wonden 1410 en is hij gewond op een keer en het niet belikken kan met zijn tong dan likt hij zijn eigen poot en zalft daar zijn wonden mee natuur leert hem dit gebruik. 1415 Het oude filosofen boek zegt van een vreemd onderzoek; (j) Neem een welp, zoals men zegt, en een zieke die lijdt aan vallende ziekte, dat euvel groot, 1420 leg het hem op de borst bloot dat het deze zieke man helpt met de dood van de welp. Honden bijten niet de teven tenzij ze er toe gedwongen worden 1425 zo is het vrijwel bij alle dieren. Schaam je man van felle manieren! hij is de naam man niet waardig de man die de vrouwen niet spaart. (k) Het is meestal bij alle honden het gebruik 1430 dat ze vervuilen reine steden. Schoenen van hondenleer zijn zeker goed tegen de jicht, maar ruikt een hond daar gaat een man hij licht zijn been en pist er aan. |
Canis
Canis, hond, in Duits Hund en in Engels hound, van Germaanse hunda,
dit van Indo-Germaans kuon, vergelijk het Griekse kyon en Latijn canis
wat allemaal hond betekent. Het Griekse woord betekent zoveel als
‘bijzonder liefhebben ’wat de honden bij hun meesters veel doen, of
van ԩk bemin ’omdat ze sterk tot vermenging overhellen.(a) Als zinnebeeld van trouw vind je de hond op veel op grafstenen staan onder de voeten van de daar afgebeelde figuur. Bij vele volkeren uit de oudheid en nog later, begroef men de hond naast zijn meester. Vaak werd de hond daartoe eerst gedood. Lang niet iedere hond treurde boven het graf van zijn meester.
(b) Toen Alexander de Grote hij naar Indië trok had de koning van Albanië (een landstreek in Azië, ongeveer gelijk aan het huidige Azerbeidzjan) hem een grote hond geschonken waarmee hij zeer ingenomen was. Hij liet daarom beren, evers en dergelijke dieren bij de hond brengen, maar die bleef stilliggen en wilde niet opstaan. Alexander meende dat de hond lui was en liet hem ter dood brengen. Toen de koning van Albanië dit vernam zond hij nog een hond van dezelfde soort met de boodschap dat Alexander geen zwakke dieren tegenover de dog moest plaatsen maar leeuwen en olifanten. Hij, de koning, had slechts twee van zulke honden gehad, als Alexander deze liet doden had hij er geen meer. Alexander liet het dier dus eerst met een leeuw, later met een olifant vechten. De hond doodde ze allebei.
Er is een zekere klasse van honden die dieven herkennen aan hun geur die ze met onverzoenlijke haat onderscheiden van andere mensen, dat is de speurhond.
(e) De windhonden zijn herkenbaar aan hun uiterst slanke, sierlijke romp, de spits toelopende fijn gebouwde kop, de dunne, hoge ledematen en in de regel ook aan de kortharigheid en gladheid van hun vel.
(f) Bij de parforce-jacht wordt het wild door honden, vaak in koppels van zes a veertig stuks, zo lang nagejaagd dat het wild door vermoeienis uitgeput blijft staan en vaak door de honden gegrepen of door de jager, die te paard volgt, afgemaakt. Het wild wordt dus par-force (door krachtsinspanning) verkregen en niet van af de verte geschoten. Voor dit doel dienen verschillende hondenrassen die daarom parforce honden of brakken (in Frans chien courants) heten. Brak of brach is een kleine hond, het Italiaanse equivalent is bracca, Duitse Bracke, Franse brachet of braque, het bestemmingswoord is ruiken.
Taming of the Shrew , Induction 1, 17-8;
‘Ik zeg u, jager, zorg voor deze honden’
Zie, vlugvoet schuimt, voer deze aan de lijn’
En koppel Nero met de diepe blaffer’
(g) Deze omvat een groep honden die de mens zeer trouw dienen, vaak voor slavenarbeid gebruikt worden, het zijn de huishonden in engere zin als bijvoorbeeld de herdershond
(h) Genees die ziekte door de wortel van de hondsroos te eten. Die heet ook Rosa canina: hondsroos.
(i) Kweek, het bekende onkruid, werd wel hondsgras genoemd, in Frans heet die dan ook chiendent rampant, in Duits Hundsgras en in Engels dogs-grass. Culpeper verhaalt ervan als je het kruid niet kent wacht dan tot je hond ziek is, het zal naar dit gras toegaan en je er snel naar toe leiden, er zijn maag mee vol eten om zo tot braken te komen.
(j) Het likken van een hond zuivert en verzacht de oude verzweringen van de benen en geneest de wonden waar andere middelen geen uitwerking hadden. Misschien berust deze werking wel op Lucas 14: 21-22: en er was ook zekere bedelaar, welke lag voor de poort, vol zweren. Maar ook de honden kwamen en lekten zijn wonden.’ Lang werd het likken gebruikt om eczeem te laten genezen. Ongetwijfeld is dit likken een bron van infecties, maar de vochtige werking kan zeker een gunstige invloed hebben. De pijn kan bedaren en de wond enigermate beschermd worden doordat het speeksel een beschuttend vlies vormt. Daardoor wordt toetreding van lucht verhinderd en jeuk vermindert. Vaak wordt daarom bij Aesculapius een hond afgebeeld. Reuma werd genezen door een hond naast de pijnlijke gewrichten te leggen. De dierlijke warmte gaf wat verlichting, door het contact zou de kwaal verder op de hond overgaan. De natuurlijke warmte vooral van ‘Vette jonge honden’ was niet alleen goed voor reuma, maar ook voor ‘oude luiden’.
(k) hondenstront was toen ook al een probleem.
L. (Mulder) Albania - landstreek in Azië, ongeveer gelijk aan het huidige Azerbeidzjan.
1435Castor dit wort in latijn mach in dietsch .i. beuer sijn castorium heten sine hoeden die sijn nutte te vele nooden ende dits dar mense omme iaghet 1440ende als den beuer dan wanhaghet so bijt hise af selue te waren ende dan latene de iagre varen ende alsmenne anderwarf iaghet dan toghet hi dat hi niet draghet 1445ende valt voer de iagers neder die pollane segghen hier weder hare bouers ebben die oeden binnen recht als wi nieren segghen kinnen oec mochten si dan hem seluen wuren 1450die beuers pleghen bi naturen alse ene gans te smeltene daer plinius seget ouerwaer dat hi sine galle hute spuwet die messelic euel verduwet 1455want hi waent datmenne bedi iaghet sijn lib es nuttelic dat hi draget want et geneset als men ons calt dat euel darmen aue valt dit dier ne mach niet lange leuen 1460sijn start ne si den watre beneuen ende dies gescepen als .i. vis start experimentator seit ets sijn art dat sijn start smaket na vissce bedi hetene sonder wissce 1465die kerstine alsmen vasten sal mar some eten sine ende niet al sijn lijf es vlesch dats waer sijn start .iii. uoete lanc ets war entie vtermaten vet 1470subtiliter mochte niet bet macht ghene beeste onder darde husekine na sire warde some vp ende some weder wasset water of dalet neder 1475dat hi dale ofte cliue so dat die start int water bliue scorsen van bomen ente blade heti dar hijs heuet stade bouen allen dinghen diemen weet 1480jnt biten es de beuer wreet wat dat hi mach metten tanden slaen datne lati niet ontgaen heri beseft den tant al dure experimentator scriuet sine nature 1485ende seghet dat si met scaren te samene te woude varen ende alsi boeme ebben geuelt met haren tanden met gewelt ende of ghebeten dat hem genoeget 1490nemen si enen die hem uoeghet ende werpene dan vpwart onsoete ende laden tusscen sine voete ende slepene also te hole dit ne doen si niemene ut are scole 1495mar vremden hute vremden lande dien doen si dusdane scande want sise in eigindome ouden andre segghen si doent den ouden dien hare tande so sijn versleten 1500dat si niet doghen ter beten dese beuers kennen iagers wel want hem es vpten rug dat vel vanden slepene bloot ende latense lopen uter noot 1505hout minnen si dor .ij. saken omme dat sire hare hus af maken ende om die scortse die si eten vp dachterste voete es hi gheseten ende out uoeren in de voete 1510sine spise met goeder moete alle die scortse eti dan die sijn poet beluken can dachterste voete sijn min no me alse ganse voete twee 1515mar meere entie clawen ront die vortste recht als .i. ont dies prisemen die nature groot omme dat dier uoren es gheuoet alse .i. ont vpt lant te gane 1520ende bachten mede te bestane te swemmene alst euet noot sines tants cracht es so groot weltijt hi slaet .i. boem vliethi ende nemet goem 1525joftie boem iet vallet noch so dicken doet hijt doch dat die boem dan uallen moet viere tande heuet hi starc ende goet twe beneden ende bouen 1530ende salmen ouden boeken geloeuen so es die tant ent cakebeen bede massijs ouer een sijn smere [e]s edel ende goet so swarter so meer te prisene doet 1535solinus seit dat dier aer euet bouen allen haren wel goud ende es .i. dinc die seere es diere onder deidine maniere dien de crampe wee doet 1540dien es beuers smere goet ende hem dien de lede beuen mach dit grote bate gheuen vanden balge es goet sijn smoud darmen sine oeden in houd 1545wijn met beuers cul gesoden entie roke vanden hoeden es hem goede medicine die vander iucht euet pinesijn |
13. 1435 Castor, dit woord in Latijn mag in Diets een bever zijn. (a) Castorium heten zijn ballen die zijn nuttig in vele noden en dit is waar men ze om jaagt 1440 en als de bever dan wanhoopt dan bijt hij ze zelf te om te beschermen dat de jager hem dan laat gaan. En als men hem andermaal jaagt dan laat hij zien dat hij ze niet draagt 1445 en valt voor de jagers neer. De Polen zeggen hier weer hun bevers hebben de ballen van binnen net zoals wij van de nieren zeggen kunnen hoe mogen ze dan zichzelf afbijten? 1450 De bevers plegen van naturen als een gans dun uit te laten daar. Plinius zegt voor waar dat hij zijn gal uitspuwt dat misselijke euvel verteert (vallende ziekte) 1455 want hij waant dat men hem daarom jaagt. Zijn leb is nuttig dat hij draagt want het geneest, als men ons vertelt dat euvel waar men van valt. Dit dier mag niet lang leven 1460 (b) als zijn staart niet is in het water benevens en die is geschapen als een vissenstaart. Experimentator zegt, dit is zijn aard, dat zijn staart smaakt naar de vissen, daarom eten zonder wroeging 1465 de christenen als men vasten zal, maar sommige eten ze niet geheel want zijn lijf is vlees, dat is waar. Zijn staart is negentig cm lang, het is waar en die is uitermate vet. 1470 Subtieler mag het niet beter maakt geen beest onder de aarde huisjes maken naar zijn waarde sommige zijn hoog op en sommige laag nadat het water stijgt of daalt 1475 dat hij daalt of klimt zodat de staart in het water blijft. Schors van bomen en de bladeren eet hij, daarvan hij heeft het liefst boven alle dingen die men weet. 1480 In het bijten is de bever wreed want wat hij met de tanden mag slaan dat laat hij niet ontgaan voor hij beseft dat de tand is duur. (d) Experimentator beschrijft zijn natuur 1485 en zegt dat ze met groepen tezamen in de wouden gaan en als ze bomen hebben geveld met hun tanden met geweld afgebeten zoveel als genoeg is 1490 nemen ze er een die hen voegt en werpen hem dan hard op de rug en laden het tussen zijn voeten en slepen het alzo naar het hol. Dit doen ze niet met iemand uit hun groep 1495 maar vreemde uit andere groepen die doen ze dusdanige schande omdat ze die in eigendom houden. Anderen zeggen, ze doen het de ouden waarvan hun tanden zo zijn versleten 1500 dat ze niet deugen voor bijten. (e) Deze bevers kennen jagers goed want bij hen is op de rug dat vel van het slepen bloot en die laten ze lopen uit nood. 1505 Hout beminnen ze door twee zaken omdat ze er hun huis van maken en om de schors die ze eten Op de achterste voeten is hij gezeten en houdt voor in de voeten 1510 zijn spijs met goede moed alleen de schors eten ze dan die zijn poot omsluiten kan. De achterste voeten zijn min of meer als ganzenvoeten twee 1515 maar groter en de klauwen rond de voorste is recht als een hond. Dit prijst men in de natuur groot omdat het dier voor is gebouwd als een hond om op het land te gaan 1520 en van achter mede te bestaan te zwemmen als het heeft nood. Zijn tanden kracht is zo groot soms slaat hij een boom vliegt weg en neemt een kijkje 1525 of die boom niet valt nog en zoveel doet hij dan toch dat die boom vallen moet. Vier tanden heeft hij sterk en goed twee beneden en twee boven 1530 en zal men oude boeken geloven dan zijn die tanden en het kaakbeen beide massief en al een. Zijn vet is edel en goed hoe zwarter hoe meer het kosten doet. 1535 (e) Solinus zegt dat dier haar heeft dat boven alle haren wel goed blijft en is een zaak die zeer is duur. Onder de heidense manier die de kramp pijn doet 1540 voor die is bevervet goed en hem die de leden beven mag dit grote baat geven. Van de balzak is goed zijn vet waar het zijn ballen in houdt. 1545 Wijn met beverskullen gekookt en de rook van de ballen is voor hem een goede medicijn die van de jicht heeft pijn. |
Castor fiber, van Grieks kastor: bever. Bever, midden-Nederlands bever, oud-Hoogduits Bibar (nu Biber) oud-Saksisch Bibar, oud-Engels beofor (nu beaver) oud-Noors bifa en oud-Frans bievre: gal, dit van Gallisch bebros en dit van Latijn fiber dat met Litouws bebrus en Russisch bobr vergeleken wordt dat men vergelijkt met oud-Indisch babhru: roodbruin.
(a) Dioscorides hield het bevergeil valselijk voor de testikels van de bever. Het heet castor a castrado, (gecastreerd) dat betekent lubben, wat zijn kullen zijn in de medicijnen bekwaam Als hij gejaagd wordt weet hij de oorzaak, dan bijt hij zelf zijn ballen af en ontkomt zo’n Hij bijt zelf zijn testikels af om aan de jagers te ontkomen. Bij beide geslachten komen aan de onderbuik, in de liesstreek die onder de huid verborgen is, twee eigenaardige klierzakken voor die een vreemdsoortige stof bevatten, het bevergeil. Dit is een donkerroodachtig, geelachtig of een zwartachtige bruine stof. Eerst is dit zacht maar droogt weldra op tot een hars gelijkende massa. Het heeft een eigenaardige doordringende reuk, die maar weinig mensen aangenaam vinden. Het is nuttig voor diegenen die door nerveuze ziekte de handen sidderen. Het werd in de oudheid veel gebruikt vooral als rustgevend en krampstillend middel.
(b) Het was de monniken opgevallen dat de staart van de bever min of meer geschubd is, wat dus op een vis slaat. Vis mag je op vrijdag eten. Vroeger mochten de gelovigen op de vastenvrijdagen alleen vis eten en geen vlees. Doordat een bever zo een vis werd mocht die ook op tafel komen.
(c) Bevers maken bouwwerken waar vooral de Amerikaanse bevers om bekend zijn geworden. De Europese maakt meer ‘huizen’ die met het water meegaan.
(d) Zijn voornaamste voedsel bestaat uit zetmeel houdende wortelstokken van waterlelies en de schors van jonge boomtakken. Zijn snijtanden zijn buitengewoon scherp, hij kan met een beet een tak van drie cm doorsnede zo glad afsnijden als was het met een stalen werktuig gedaan. Hij velt bomen van een halve meter doorsnede waartoe hij een diepe ringvormige gleuf in knaagt tot ze neerstorten. Met die tanden kan hij zich ook goed verdedigen.
(e) Uit de beverharen maakte men hoeden, de castoren’ hoeden, die tegen ziekten behoedden. Zijn vacht wordt tot voering in onderrokken gebruikt.
Chama es ene beeste 1550dar plinius af spreket inder ieste dat hi den wlf geliket wel mar dat spekelde es sijn vel hute ethiopen sin si comen dese beesten die wi nomen 1555al vintmense in ander lant pompeus iulius viant was derste diede dor wonderlichede brochte te rome inde stede |
14. Chama is een beest 1550 waar Plinius van spreekt in zijn jeeste dat hij de wolf gelijkt wel maar dat gespikkeld is zijn vel. Uit Ethiopië zijn ze gekomen deze beesten die wij noemen 1555 al vindt men ze in een ander land. Pompeus Julius vijand was de eerste die ze door wonderlijkheden bracht te Rome in de stad. |
Chama: klein, dit is wel een hyena of jakhals die kleiner is dan de wolf, zie onder.
Calepus es .i. dier 1560stout sere ende onghier so vreselic in allen saken negheen iagre dar hem ghenaken want langhe orne si draghen ende sijn getant gelijc der zaghen 1565so dathet der mede velt langhe bome met sire gewelt want het can wel zaghen der mede vp die eufrate es sine stede nu wassen dar erande aghen 1570die clene langhe roeden draghen ende alset dan gedronken heuet ende hem dinket dat met festen leuet gatet spelen in die roeden ende met sinen ornen verwoeden 1575ende spelet so vele inden wedouwe dat sine orne getacket nouwe hem verwerren in die telghen dan alreest so moetet belghen ende gheuet enen vreseliken luud 1580dan so comet de iagre vt ende slaet sonder pine doot nu merket hier exemple groot hi starke die niet nontsiet dieden cranken niet ne vliet 1585ende niet nacht dien iof desen altoes mach hi niet seker wesen |
15. Calepus is een dier 1560 dapper zeer en onguur zo vreselijk in alle zaken en geen jager kan hem daar genaken. Want lange horens ze dragen en zijn getand gelijk de zaag 1565 zodat het daarmee velt lange bomen met zijn geweld want het kan wel zagen daarmee. Op de Eufraat is zijn stede nu groeien daar allerhande hagen 1570 die kleine, lange twijgen dragen. En als het dan gedronken heeft en denkt dat het van feesten leeft gaat het spelen in de twijgen en het met zijn horen te verwonden 1575 en speelt zoveel in het bosje dat zijn horens, vertakt nauw zich verwarren in die twijgen dan aller eerst moet het verbolgen en geeft een vreselijk geluid. 1580 Dan komt de jager uit en slaat het zonder moeite dood. Nu merk op hier een voorbeeld groot hij de sterke die niemand ontziet die de zwakken niet uit de weg gaat 1585 en die niet acht voor die of deze altijd kan hij niet zeker wezen. |
Ovis ornata sive orientalis, het wilde schaap is een zeer imposant dier dat veel op de mouflon lijkt. Het heeft zeer lange haren aan de voorpoten en aan de onderkant van de hals. Een dergelijk wild schaap zal Abraham gevonden hebben in het land Moriah, vastgeraakt in het struikgewas, Gen. 22: 13.’Toen sloeg Abraham zijn ogen op en daar zag hij een ram achter zich, met zijn horens verward in het struikgewas. En Abraham ging en nam den ram en offerde hem ten brandoffer in plaats van zijn zoon’ Dit woord wordt meestal in figuurlijke zin gebruikt of voor afbeeldingen maar verwijst ook naar horens die voor bijzondere zaken gebruikt werden. Van hem heet het in de wijsheid van Jeremia: ze zijn gebonden aan het water van de Eufraat en zijn gevallen’.
Cameleopardalis lesemen dat ene beste is jn ethyopen entus gedaen 1590alsons de glose doet verstaen houet naden kemel als naden parde voete been na des herts arde dat gespekelt es harentare met enen sconen clenen hare 1595dit dier was oec te rome mede wilen brocht dor wonderlicede |
16. Cameleopardalis leest men dat een beest is in Ethiopië. En is zo gedaan 1590 als ons de glossaria laat verstaan hoofd naar de kameel, hals naar het paard voet en been naar het hert geaard dat gespikkeld is hier en daar met een mooie kleine haar. 1595 Dit dier was ook te Rome mede wel gebracht door wonderlijkheden. |
Giraffa camelopardalis, is de zorafeh, zurafa, seraphe of serafe: de lieflijke, van de Arabieren. Dit werd bij ons tot giraf, in Duits en Engels Giraffe en in Frans girafe.
De cameleopardalis heeft een eigenaardige bouw. Ze geeft de indruk dat het uit lichaamsdelen van verschillende dieren samengesteld is. Het is alsof ze de kop en de romp van het paard, de hals en schouders van een kameel, de oren van een rund, de staart van een ezel en de poten aan de antiloop heeft ontleend, terwijl de kleur en de tekening van het gladde vel aan een panter, pardalis, doet denken.
Mulder: ‘Tegen deze achtergrond verdienen de schrijvers en kopiisten van de middeleeuwse natuurboeken eerder bewondering dan honend gelach. ‘Het kan nauwelijks te vaak herhaald worden dat een bestiarium een serieus wetenschappelijk werk is; ‘is dat een Cameleopard ,’ een echt dier is, en helemaal geen slechte poging om een ongezien wezen te beschrijven dat zo groot was als een kameel, maar gevlekt als een luipaard, dat wil zeggen een giraffe; en dat het identificeren van het bestaande wezen het ware genoegen schenkt, niet het lachen om een wezen dat men voor denkbeeldig houdt. (T.H. White)
Capra dats in dietsch de gheet die orne heuet scarp ende wreet ende onder den kin enen bart 1600hare weide es te dale wart ende in berghen ende in haghen al daer soese can beiaghen hare melc es sere goet mar als merre lib toe doet 1605so corrumpert want dat case segmen niet wert ere blase v maent so draghet die gheet also alsment uan scapen weet jnden uorwinter es best hare riden 1610so dat si in lentins tiden moghe bringhen hare dracht dit sijn die beste scape yacht ysodorus spreect oec hier dat de buc es luxurieus dier 1615dat altoes bi na wil riden sine oghen lopen ende gliden vele na der luxurien cracht euen wele sieti dach ende nacht die nauons niet ne siet yreet 1620ete de leuere van der gheet hi siet nauonts uele te bet aristotiles heuet yset dat nochtan dicke up dien dach die buc lettel ysien mach 1625maer nauonts sieti claer experimentator seghet ouer waer dat uan dien bucke die galle de winbrawen doet uallen alle kamidarium bouc seegt 1630dar doude filosofie in leecht dat uanden bucke dat bloed al hare uallen doet oec seiti buxbloet ybrant doet waken tehant 1635die ligghen in letargien ofte in swaren epelenchien oec maket donker oghen clar bux galle out ouer waer es soe in enegher stede yleghen 1640datter pude oec uersamene pleghen bux haer te puluer uerbrant stopt bloet althehant ende jegen slachamen uloet ende jegen venijn drinc sijn bloet 1645besefstud ydronken ofte gheten smare sijn es goet ieghen beten ende ieghen quetsinghe dere sijn drec es goet jegen tantsuere maket dar of .i. plaester upt seer 1650gheets horen dats wonder meer ghebernet ende ybonden dan vor die nasegate uan den man die warlike heuet theuel swaer stappans moeti uallen daer 1655serpente die ulien oec mede die roke het es hare sede die buc es es arde fier ende starc ende i. moilic dier jn orne in hoeft leit sine cracht 1660sijn bloet es oec uan sulker macht dattet scort den adamant die noit anders meester ne uant gheets bete es bomen quaet want si uerliesen urucht ende saet |
17. Capra dat is in Dietse de geit. De horens heeft het scherp en wreed en onder de kin een baard. 1600 Hun weide is te dalwaarts en in bergen en in hagen al waar het zich kan bejagen. Hun melk is zeer goed maar als men er leb bij doet 1605 dan verbastert het want de kaas, zegt men, is niets waard. Vijf maanden draagt de geit net zoals men het van schapen weet. In de voorwinter is het best hun paren 1610 zodat ze in de lente tijden mogen brengen hun dracht dit zijn de beste schapen echt. (a)Isidorus spreekt ook hier dat de bok is een wulps dier 1615 dat altijd bijna wil paren. Zijn ogen staan en glijden veel naar de wulpse kracht (b) evenwel ziet hij dag en nacht. Diegene die ‘s avonds niet goed ziet 1620 eet de lever van de geit hij ziet ‘s avonds veel beter. Aristoteles heeft gezegd dat nochtans vaak op de dag de bok weinig zien mag, 1625 maar ‘s avonds ziet het helder. Experimentator zegt voor waar dat van de bok de gal de wenkbrauwen laat vallen alle. Kamidarium boek zegt 1630 waar oude filosofie in ligt dat van de bok het bloed alle haar uitvallen doet. Ook zegt het bokkenbloed gebrand laat gelijk ontwaken 1635 die liggen in slaapzucht of in zware epilepsie ook maakt het blinde ogen helder. Bokkengal zegt hij voor waar is het in enige plaats gelegen 1640 dat er padden zich ook verzamelen plegen. Bokkenbloed tot poeder verbrand stopt het bloeden gelijk en van ontlasting de vloed. En tegen venijn drink zijn bloed 1645 dat je gedronken hebt of gegeten. Zijn vet is goed tegen beten en tegen kwetsingen daar. Zijn drek is goed tegen tandpijn maak daarvan een pleister op het zeer. 1650 Geitenhorens, dat is een wonder meer. gebrand en gebonden dan voor de neusgaten van de man die werkelijk heeft epilepsie zwaar gelijk moet hij vallen daar. 1655 Serpenten die vlieden ook mede van de rook, het is hun zede. De bok is hard en fier en sterk en een moeilijk dier in horens, in het hoofd ligt zijn kracht. 1660 Zijn bloed is ook van zulke macht dat het scheurt de diamant die nooit een andere meester vond. Geitenbeten is voor de bomen kwaad want ze verliezen vrucht en zaad. |
Capra hircus, Latijn hircus: bok, Grieks chimaira werd in Latijn capra: geit. Varro zegt dat ze capra of carpa heten omdat ze alles afeten. Isidorius zegt dat ze caprae en capri zijn genoemd omdat ze hoge en ruwe plaatsen beminnen en er zich naar toe wenden.
Geit, midden-Nederlands gheet of gheit, oud-Saksisch Gett, oud-Engels gat, (nu goat) oud-Hoogduits Geiz (nu Geiss en Ziege) Mogelijk van de Indo-Germaanse basis ghai(d): springen. Griekse tragos is de bok. Midden-Nederlands buc of boc, oud-Hoogduits Bock (nu Bock) oud-Noors bukkr en bokkr, midden-Iers bocc, oud-Engels bucca (nu buck). Mogelijk stamt dit van Indo-Germaans bhugno: gebogen, dus een dier met gekromde horens.
(a) De bok wordt meestal als een viriel dier afgeschilderd, een oude bok. Bij de heksen zie je dan ook veel de bok in de gedaante van een duivel optreden. Vandaar dat de bok in mengwezens optreedt, saters en faunen, die zich onderscheiden door hun wellust.
Er zijn vele verwijzingen in het O.T. naar geiten. Het basiswoord is ‘iz’ met meervoud ‘izzim’ լwat een zestigmaal voorkomt. Van de geit, ez, die in het Syrisch izza genoemd wordt, zegt men dat het woord komt van de bron ‘sterk, krachtig’ zijn, omdat ze sterker zijn dan schapen. Dit woord wordt meestal gebruikt in niet religieuze passages. Soms echter wordt het gegeven aan geofferde dieren, vooral bij zondeoffers. Hier kan het niet onderscheiden worden van een ander gewoon woord, de harige.’. Dit woord wordt meestal vertaald als een jong en met zijn vrouwelijke vorm ‘s ‘eթrah’ is dit vrijwel even gewoon als ‘ez’ Met een enkele uitzondering als in Genesis 37: 31 waar het geitenbloed op Jozefs kleed kwam wordt het alleen gebruikt voor zondeoffers. Het woord ‘s eթr’ meestal in meervoudsvorm seթrim’ wordt ook gebruikt in een andere zin en vertaald als satyr. Dit wordt gevonden in vier verzen en kan niet als geit vertaald worden. Het wordt een satyr in Jesaja 13: 21, 34: 14 en de duivel in Lev. 17: 7, 2 Kronieken. 11: 5. Gewoonlijk denkt men dat ze de vertegenwoordigers zijn van de heidense geesten die de mens afbeelden als half mens, half geit. (zie aap)
(b) ‘Geiten zien ‘s nachts net zo goed als overdag. Geiten zien niet best in daglicht maar beter in de nacht. Geitenogen lichten ‘s nachts op en geven licht. Geiten knipperen nooit in hun slaap’ Zijn ogen zijn als die van de Heer die ook alles ziet en van verre herkent’
(c )’ Zijn bloed heeft bijzondere krachten, dat komt omdat hij bijzondere kruiden eet. Als het bloed op een diamant gesprenkeld wordt barst die uit elkaar, het is het hardste materiaal dat niet kan barsten, het kan tegen vuur en ijzer, maar niet tegen het warme bokkenbloed’
Vele horens hielpen tegen epilepsie, vooral die van de eland.
1665Capreola dats die ree den aren pijnlic emmermee nochtan ieghen andre diere sere sochte ende goedertiere als die ree int lant 1670scoten wert soecsoe te hant polion om dat si uerdriuen dat yserscote in hare liue ree bucke uechten om die reen arde sere wel nar in een 1675ende dats alsi riden dan ende als men hem gaet met honden an ontuliensi want si sijn snel maer aldus uaenghemense wel want si altehant dan ulien 1680dar si dogheste berghe sien dar uolghet die jaghere naer ende alsi wert yware daer datse die jaghere wacht dar nedre ende soe ne mach no uort no wedre 1685soe siet den iaghere ende den spiet soe screie soe ets omme niet want hine soeket elniet dan hare hi doese neder uallen sware ja somwile clemt die jagere nar 1690dat hi mede moet uallen dar die up montaingen oghe ende laet uerre gaen hare oghe ende siet soe liede uan verren gaen altehant heuet soet uerstaen 1695oft jaghers sien dat soe siet an dit doet nature diet al can |
18. 1665 Capreola, dat is een ree de arend pijnlijk immermeer nochtans is ze tegen andere dieren zeer zacht en goedertieren. Als de ree in het land 1670 geschoten wordt zoekt het gelijk polei om te verdrijven de pijlscheuten in hun lijven. De bok vecht wel om de ree zeer hard bijna ineen 1675 en dat is als ze paren gaan. En als men hem gaat met honden aan ontvlieden ze want ze zijn snel. Maar zo vangt men ze wel want als ze gelijk vandaan vlieden 1680 waar ze de hoogste bergen zien daar volgt de jager ze na en als ze wordt gewaar daar dat de jager wacht daar beneden en ze niet kan verder of terug 1685 en ziet de jager en de speer dan schreit ze, het is om niet want hij zoekt niets anders dan haar hij laat zich neervallen zwaar. Ja, soms klimt de jager na 1690 zodat hij mede moet vallen daar. Die ree op de bergen hoog ziet ver met haar ogen en ziet ze lieden in de verte gaan gelijk heeft zo het verstaan 1695 of het jagers zijn die ze zo ziet dan dit doet de natuur die het al kan. |
Capreolus capreolus, is de ree, midden-Nederlands ree, oud-Saksisch en oud-Hoogduits Reho (nu Reh) oud-Engels ra(ha) (nu roe, roebuck en roedeer) oud-Noors ra, dit van Germaans raixa, mogelijk hangt dit samen met oud-Iers riabach: gespikkeld, Let’s raibs betekent bont gevlekt. Het is de kleinste van onze herten.
Zie voor pulegium nr. 21, gelijksoortig verhaal. Ook steenbok voor het vallen van hoogtes.
Shakespeare, Taming of the Shrew, Induction 2, 50 ;
ԓay, thou wilt course; thy grey-hounds are as swift’ ‘Verkiest gij lange jacht? Uw hazewinden’
As breathed stags, ay, fleeter than the roe’ Zijn sneller dan het hijgend hert of ree.’
Cacus es i dier .i. wonder jn die moreie besonder dat es yburstelt als .i. zwiin 1700ende als ons scriuet adeliin alst gram es ende onghier so werpet ute sinen buke uier dit houten uerstolen jn aghedochten ende in olen 1705ende es wreet ende fel .j. osse ynoucht hem niet wel maer het neemter .iii. of .iiii vaste bi den starte sciere met crachte trecthise achterwart 1710jn sinen ole metter uaert ende dat mense uinde niet wel ende al eist den beesten fel nochtan dit den mensce ontsiet nochtan latet sijn laghen niet 1715het ne wacht uroe ende spade altoes om des menschen scade |
19. Cacus is een dier, een wonder in de Moreyne vooral en is geborsteld als een zwijn. 1700 En zoals ons schrijft Adelinus al het kwaad wordt en nijdig dan werpt het uit zijn buik vuur. Dit houdt zich verscholen in spelonken en in holen 1705 en is wreed en fel. Een os genoegt hem niet goed maar het neemt er drie of vier vast bij de staart snel met kracht trekt het ze achterwaart 1710 en in zijn hol met vaart zodat de mensen ze niet vinden snel. En al is het de beesten fel nochtans dat het de mensen ontziet nochtans laat het zijn listen niet 1715 en wacht vroeg en laat altijd om de mensen te schaden. |
Cacus is de zoon van Vulcanus, een vuurspuwende reus die in een hol van de Aventijnse berg woonde en de omstreken door moord en roof teisterde. Toen Hercules met de runderen van Geryon daar aangekomen en door vermoeidheid is slaap gevallen was stal Cacus van hem enige runderen die hij om de eigenaar het spoor bijster te maken achterwaarts in zijn hol dreef. Hercules ontdekte toch zijn hol of door het loeien of door zijn zuster Caca die liefde voor hem had opgevat. Na een verschrikkelijk gevecht werd hij verslagen. Het was wel een listig mythisch figuur, geen dier.
Cefusa es .i. wonderlike beeste dar of seghet solinus ieeste dat mense wilen te rome brochte 1720om dat mense te wonder sien mochte hare achterste uoete ende been ende des menscen scinen een nde hare uortste uoete tuee als menschen ande min no me |
20, Cefusa is een wonderlijk beest daarvan zegt Solinus verhaal dat men ze vroeger te Rome bracht 1720 omdat mensen het wonder zien mocht. Hun achterste voeten en benen en die van de mensen schijnen een en hun voorste voeten twee als mensen handen min of meer. |
De baviaan, mogelijk de mantelbaviaan, werd naar Rome gebracht. Het is de hamadrys van de Egyptenaren, bij Strabo heet die Cebus.
Papio hamadryas, mantelbaviaan, Engelse hamadryas baboon of Arabian baboon, Duits Mantel pavian, Franse hamadryas en tartarin.
Baviaan, in midden-Nederlands was het baubijn of bobijn, in Engels baboon wat uit het Franse babouin stamt en verwant is met het Franse babine: lip.
1725Seruus es hert weetmen wel .i. beeste arde snel gheornet met telghen langhe alsi ii jaer euet omganghe beghinnen die orne ute gaen 1730ende elx jaers uort sonder waen achter een tote vi iaren wast hem .i. telg uort te waren nemmer telghe wassen hem dan newaer si meeren uort ward an 1735aristolus die seghet dat gheen els te wassene pleget sine horne uan jare te jare alsi siecheit beseffen sware of als hem doude gaet an 1740soeken si serpente dan ende gaen te fonteinen drinken dus doensi hare euel sinken ende sinsi suaer sente augustijn scriuet ouer waer 1745alsi ter betre weiden tiden ende alsi twater sullen liden die starcste suemmet uoren dan ende alle dandre uolghen hem an elc houet ligghende up anders stiet 1750dus elpt elc andren inden uliet hier bi si elc mensche beraden dat elc andren staen in staden als die erte willen riden verwoedensi wel na tien tiden 1755alsoe sere sinsi uerhit ende na oest ysciet hem dit solinus seit dat sire ii draghen die siin in rise ende in aghen ende deckense arde nerenstelike 1760ende leerense ligghen eimeleike ende alsi starc sijn leerensise mede lopen springhen dapperede erts calf die in de modre sterft siin uleesch uerduet ende uerderft 1765venijn ende ets tallen stonden goet ieghen serpents wonden blasen pipen bassen uan honden horen si node tallen stonden ende men seit dat si best oren 1770alsi staen met ystrecten horen ambrosius doet te uerstane dat sijd dat heet diptane erst den mensche makede cont want als die hert was ywont 1775met enen yuenijnden strale athi dat cruud ende ynas wale herts uliesch dicke gheten verdriuet den curts wille men weten der persen ystorie seghet 1780dat die ert te leuene pleghet .c. jaer ende dar toe mere venijn scuweti altoes sere alsi sine orne heuet niet gaet hi dar menne niet ne siet 1785ende hetet in donker nacht dan scuweti der wulue cracht alse die selue weet te uoren dat sine wapinen sijn uerloren ende alse hare orne niewe sin 1790soukensi dat sonnescijn om dat sire droghen sullen ende stiden ende dat sire up moghen tiden dan gaensi ieghen de bome slaen ende proeuen of si uaste staen 1795haren rechtren horen deckensi werde sijd in watre sijd in derde ende dat sciint van nide wesen hi es sere goet als wi lesen want sine roke die uerdriuet 1800die serpente alsmen ons scriuet als hi int uier es yleghet platearius die seghet vte sire herten machmen halen .j. been dat machmen te sticken malen 1805dat puluer gheuet ueruanc jeghen dien starken ertuanc esculapius die seghet datmen den horen te berne pleghet ende puluert dat thanden 1810dat es goet onuasten tanden vp datmense der mede wriuet met wine ghedronken dit alsi scriuet es ieghen tgroot euel goet ende het stoppet der urouwen bloet 1815ende stoppet des lachamen onurede platluse doedemerre mede die hem bewint in eens erts vel serpente ne sijn hem niet fel jnde matrise vanden inden 1820machmen enen steen vinden die vrouwen kint draghen doet march vanden erte es goet dathet driuet huten leden de noot van menegher siecheden 1825ende iagers segghen onder hem somen mach die ert te watre comen dat hi sire moeteit wert los die hert ontsiet tluud vanden vos die herte uechten onder hem seere 1830ende wie datdaer boudet de ere dandre alle ouden hem vrede met arde grooter wardichede herts ulesch es te uerduwene swar de caluer dar af weet uoer waer 1835sijn ghesonder ende warder dan ende sijn alrebest den man |
21. 1725 Cervus is een hert, weet men wel, een beest aardig snel. (a) Gehoornd met takken lang als het tweede jaar is aangegaan beginnen de horens uit te gaan 1730 en elk jaar voort, zonder waan, achtereen door tot zes jaren groeit hem een tak meer te waren nimmermeer takken groeien er dan maar ze groeien meer vooraan. 1735 Aristoteles die zegt het dat er geen andere te groeien plegen zijn horens van jaar tot jaar. (b) Als het ziekte beseft zwaar of als hem de ouderdom gaat aan 1740 zoeken ze serpenten dan en gaan naar een fontein te drinken aldus zo laten ze hun euvel zinken en zijn ze zuiver. Sint Augustinus schrijft voor waar 1745 als ze naar betere weiden gaan en als het in het water zullen glijden de sterkste zwemt van voren dan en alle anderen volgen hem dan elk hoofd ligt op de ander zijn staart 1750 dus helpt elk de ander in de vliet. Hierbij zou elk mens zich beraden om elkander bij te staan in tijden. Als het herten wil paren verwoeden ze wel in die tijden 1755 alzo zeer zijn ze verhit en na augustus gebeurt hem dit. Solinus zegt dat ze er twee dragen die ze in twijgen en in hagen en bedekken en erg vlijtig 1760 en leren ze leggen heimelijk. En als ze sterk zijn leren ze hen mede lopen, springen en dapperheden. Hertenkalf, die in de moeder sterft, zijn vlees verdrijft en verteert 1765 venijn en het is te alle tijden goed tegen serpenten wonden. Blazen, fluiten en bassen van honden horen ze node te allen stonden en men zegt dat ze het beste horen (k) 1770 als ze staan met gestrekte oren. Ambrosius laat verstaan dat ze het kruid, dat heet diptamus eerst de mensen maakten bekend want toen het hert was gewond 1775 met een venijnige pijl at het dit kruid en genas wel. Hertenvlees veel gegeten verdrijft de koorts, wil men weten. (f) De Perzische historie zegt 1780 dat het hert te leven pleegt honderd jaar en daartoe meer. Venijn schuwt altijd zeer. Als het zijn horens niet heeft gaat het daar waar men hem niet ziet 1785 en het heet in die donkere nachten dan het schuwt de wolven kracht als die het zelf weet van tevoren dat hij zijn wapens heeft verloren. En als zijn horens nieuw zijn 1790 zoeken ze de zonneschijn omdat ze drogen zullen en verstijven en dat ze daarop mogen vertrouwen dan gaan ze tegen bomen slaan en proberen of ze vast staan. 1795 (g) Hun rechterhoren bedekken ze waardig, hetzij op het water, hetzij op de aarde en dat schijnt van nijd te wezen. Die is zeer goed, als wij lezen, want zijn rook die verdrijft 1800 de serpenten zoals men ons schrijft als het in het vuur is gelegd. (h) Platearius die zegt het uit zijn hart mag men halen een been en dat mag men stuk malen 1805 en dat poeder geeft steun tegen de sterke hartaanval. Aesculapius die zegt het dat men de horens te verbranden pleegt en verpoederd dat gelijk 1810 dat is goed voor losse tanden als men ze er mee inwrijft Met wijn gedronken dit, zoals hij schrijft, is tegen epilepsie goed en het stopt de vrouwen bloed 1815 en stopt het lichaam onvrede. (menstruatie) Platluizen doodt men er mede die zich windt in een hertenvel. Serpenten zijn hem niet fel. (I) In de baarmoeder van de hinde 1820 mag men een steen vinden die vrouwen een kind dragen doet. Merg van het hert is goed dat het verdrijft uit de leden de nood van menige ziekte. 1825 En jagers zeggen onder hen soms mag het hert te water komen dat hij van zijn moeheid wordt kwijt. Het hert ontziet het geluid van de vos. De herten vechten onder hen zeer 1830 en wie daar behaalt de eer alle anderen houden met hem vrede met erg grote waardigheid. Hertenvlees is te verteren zwaar de kalven daarvan, weet voor waar, 1835 zijn gezonder en meer waard dan en zijn het allerbeste voor de man. |
Cervus elaphus. Hert, midden-Nederlands hert of hart, oud-Frans hirot, oud-Hoogduits Hiruz (nu Hirsch) oud-Engels heorot en heort (nu hart) oud-Noors hjotr. Het is een woord dat uit het Germaanse heruta stamt wat een gehoornd dier betekent. Dezelfde betekenis heeft het Latijnse Cervus dat afgeleid is van het Griekse keraos wat ook gehoornd betekent. De Griekse naam voor het hert is elaphos, wat veel op die van de olifant lijkt, elephas. Het mannetje heet in het Latijn cervus, vandaar de Franse naam cerf, de Engels cervine.
(a) Het hertenkalf wordt, als het een jaar oud is, speishert, spitser of spiesbok genoemd. In grootte neemt een gewei elk jaar toe van het tweede tot het achtste jaar, elk jaar schiet er een tak meer uit die ze polijsten door tegen bomen te schuren. Het gewei wordt alle jaren gewisseld. In het tweede jaar komen aan die spits aan weerszijden ook twee takken. Dan heet het gaffelhert of gaffeler. In het derde jaar wordt het een zes-ender, naar het aantal spitsen van beide stangen tezamen. Dit gaat zo door tot het hert bij ouder worden minder vertakkingen gaat krijgen.
(b) ԁls ze zich niet goed voelen dan eten ze om de ziekte te overwinnen slangen. Het hert, als hij een serpent vindt, vult zijn mond met water en gooit dit in het hol van het serpent, dan jaagt hij met de adem van zijn mond het serpent eruit en trapt erop met zijn voeten en doodt en eet het als een stuk selderij. Verslindt het hert een slang dan verkrijgt die nieuwe jeugd en kracht’ In middeleeuwse literatuur is dit zo overgenomen die het toepast op Christus, de bestrijder en overwinnaar van de helse slang. (duivel) Daarom is hertenvlees goed tegen venijn. Het idee dat harten slangen opzoeken en uit hun holen verdrijven door middel van hun adem verschijnt bij Oppianus en Nicander. Plinius zegt: ҄e herten vechten met slangen, ze zoeken hun holen op en met de adem uit hun neusgaten drijven die weg tegen hun wil’ Er is geen vermelding van het verbranden door hun adem. Maar Plinius zegt in een andere passage: ‘de adem van olifanten verdrijft serpenten, die van herten verbrandt hen’ Physiologus voegt eraan toe dat de hart het hol binnenkomt met zijn mond en het serpent verzwelgt. Dit wordt herhaald door Isidorus.
Herten horen graag fluiten. Als ze naar lawaai luisteren lichten ze de kop omhoog en steken de grote oorlappen omhoog, ze staan van tijd tot tijd stil om het geluid en de richting te vernemen. Ze verwonderen zich bij het geluid van pijpen en luisteren graag naar muziek. Ze horen goed als ze hun oren omhoogsteken en dragen die oren naar beneden als ze de rivieren en waters overzwemmen. En als ze zwemmen, zwemt de sterkste vooraan en de zwakkere legt zijn hoofd op de lende van de sterkere.
(e) Ze leerden ons het eerst de krachten van het kruid dictamnus want ze aten hiervan zodat pijlen en pijlkoppen uit hun lichamen geworpen werden toen ze opgejaagd werden door jagers. Origanum dictamnus had de kwaliteit om splinters uit te trekken. Het werd in 13-16de eeuw springkruid genoemd, het kruid laat de pijl uit de wond van het hert springen. Het originele verhaal werd verteld door Aristoteles van wilde geiten van Kreta. Hij zegt dat als ze gewond zijn door pijlen ze dictamnus zoeken zodat de pijlen eruit vallen. Plinius zegt hetzelfde van herten, de legende werd uitgebreid door andere schrijvers.
(f) Herten leven zeer lang, twee tot honderd twaalf jaren Om dat te ontdekken liet Alexander de Grote verscheidene een gouden halsband omdoen die na honderd jaar gevangen zijnde nog geen teken van ouderdom hadden, hoewel de halsbanden hen in de nek gegroeid waren. We lezen ook hoe een hinde van keizer Augustus die lange jaren na zijn overlijden gevangen werd en niet gekeeld kon worden doordat de huid overgroeid was over een zilveren halsband. Daarin stond geschreven ‘Nolime tangere, quia Caesaris sum’ .‘Raak me niet aan, ik behoor tot de keizer.’.
(g)Vroeger waren in de fabels alle delen van het dier belangrijk, nu is er meer de nadruk komen te liggen op zijn gewei. De rechterkant van de hoorn werkt beter dan de linkerkant Vondel, Bespiegelingen van Godts wercken; ‘Hartshoren wekt het lijk, dat dood lag en vergeven ‘ Vroeger was het als ‘cornu cervi raspatum ustum’ een medicijn. ‘Een gewei is een wonderlijk schoon geneesmiddel om onze vervallen geesten op te wekken en onze hersens te versterken. Daarom werpen de herten hun gewei in het water zodat de mens het niet kan vinden, ze weten van naturen dat het voor de mensen zeer dienstig is. Vooral het echte gewei is goed tegen slangen.’
(h) Platearius zegt dat in het hart van het hart een knekel zit, os de corde cervi, die zoveel als de grondstof van het hart is. Het heeft de lengte van een halve vinger, de breedte van een nagel en is plat, dun, blank en soms driehoekig. Als je dit eruit haalt en hard laat worden en er een poeder van maakt en dat een zieke geeft is dat goed tegen pijnen in het hart en duizelingen. Het weerstaat venijn en belet het bloed spuwen.
(I) Als het vrouwelijke hart zwaarte voelt, verzwelgt ze een steen en wordt geholpen door de kracht van die steen. Geef het been van een hertenhart aan een onvruchtbare vrouw, maal het eerst, drink het en je zal de glorie van God zien’
(k) Burger; Herten horen het beste als ze op hun rechterhoorn staan, lezen we in een van de handschriften: ‘allsi staen opt rechter horen’ Uit andere afschriften blijkt wat de bedoeling was: herten horen het beste met gespitste oren, ‘opgerichte oren’.
Chimera es .i. vanden dieren diemen van meneger manieren want mense int woeste babilonien vint 1840selsienre es cume hiet en twint voeren hoghe ende neder bachten jacob seit dat deidine wachten nauwe te vane dese beeste ende maker omme grote feeste 1845weltijt dat sise ebben gheuaen met dieren cleeden ane ghedaen prosentersise haren here om hem te doene sonderlange ere chymera mach de ziele bedieden 1850de nerenst vanden eidinen lieden dats der viande endyen die vtermaten nauwe spien hoe sise bringen tenen prosente haren here ten tormente 1855dar si hem mede dienen lieue elc wachtem van desen diede |
22. Chimera is een van die dieren die men in vele soorten in het woeste Babylon vindt. 1840 Zelden zie je er van een schimp voor hoog en laag achter. Jacob zegt dat de heidenen zich wachten om goed te vangen deze beesten en maken daarom grote feesten. 1845 Als ze er een hebben gevangen en met dure kleden aan gedaan presenteren ze het aan hun heer om hem te doen bijzondere eer. Chimaera mag de zielen betekenen. 1850 De naarste van de heidense lieden dat is de vijand van Indië die uitermate nauw spioneren hoe ze brengen een presentje aan hun heren ten kwelling 1855 waar ze hem mee dienen liever. Iedereen kijkt uit voor deze dieven. |
De chimara, chimaira of chimaera was in de Griekse mythologie een vuurspuwend beest op de gelijknamige, nog steeds brandend gas uitstromende berg (nu Yanar) in Lycië. Van die naam is het Franse woord chimere afkomstig dat de betekenis heeft van hersenschim. Het is de Engelse chimney: schoorsteen.
Naar Homerus was hij van voren een leeuw, in het midden een geit en van achter een slang dat het land verwoestte tot Bellerophon het doodde. Bij Hesiodus is het een dochter van Typhon, het monster van de onderwereld, en Echidna die half vrouw half slang was, een monster met drie koppen, een geiten-, leeuwen- en slangenhoofd. Haar broer was de hellehond Cerburus.
De chimaera verzinnebeeld waarschijnlijk de vulkanische eigenschappen van een berg. Ook wordt verhaald dat het een indeling van het jaar in drieën is, de leeuw is dan de lente, de geit de zomer en de slang de winter.
Cyrogrillus es .i. dier borgroot dat moyses in de wet verboot ende al eist cranc ende cleene 1860nochtan eist quaet al ghemene ende vreeselic allen dieren so fel esset van manieren |
23. Cyrogrillus is een dier berg rood (?) dat Mozes in de wet verbood en al is het zwak en klein, 1860 nochtans is het kwaad algemeen en vreselijk voor alle dieren zo fel is het van manieren. |
De Cyrogrillus is een klein dier dat de Heilige Schrift verboden heeft om te eten en heet egel. Maar Papias zegt dat het groter is dan een egel. Het diertje is van kleine en zwakke vorm. Het heeft een merkwaardige eigenschap, hoewel het zwak is, is het toch aanvallend en nijdig tegenover andere levende wezens op de aarde en doodt ze. Toch geloven enigen dat de cyrogrillus een egel is, maar dat klopt niet, het is groter. Zie egel.
Cuniculus es dat cunijn dier uele in menegen lande sijn 1865jn derde wonen si in olen nachts comen si ut uerstolen ende doen scade ende toren beide in wijngarde ende in coren dan keeren si ter morgenstont 1870ende stoppen weder des gaets mont datmense sdages niet vinde daer waer dat conijn woent .i. iaer dar dien si seere in corten tiden want si uele dragen ende riden 1875mescomet hem hiet in ere stede si loepen wech ende dandre mede die van hare kennessen sijn lange ridet dat cunijn |
24. Cuniculus is dat konijn waar van er vele in vele landen zijn. 1865 In de aarde wonen ze in holen ‘s nachts komen ze uit heimelijk en doen schade en vernieling beide, in wijngaard en in het koren dan keren ze met de morgenstond 1870 en stoppen weer dicht het gat mond zodat men ze op de dag niet kan vinden daar. Waar dat konijn woont een jaar omdat ze zeer en in korte tijden veel dragen en paren. 1875 overkomt hen iets in een plaats ze lopen weg en de andere mede die van hun kennissen zijn. Lang paart dat konijn. |
Oryctolagus cuniculus (Lepus cuniculus) Konijn, midden-Nederlands conijn, midden-Engels cining en conig (Engels con(e)y) midden-Hoogduits Konine, soms tot Kuniglin en Konighase of Ken. Via de Lutherbijbel 3 Mozes 11, 5 kwam het via Cunykel tot Caninichen (nu Kaninchen). In oud-Frans was het conin, een bijvorm van het Latijnse cuniculus, dit komt van een Iberische taal, in Baskisch heet het unchi. Bekend vanwege de vele jongen.
Crisetus es .i. clene dierkin 1880dier uele int lant van poelien sijn alse groot als .i. encoren es dit sijn houet es swart ende wit sijn aer segmen dat so uaste sit vpten ric root anden buuc wit 1885men moetem her scoren die huut hermense mach bringen vt dit bediedet wel den vrecken bedi menne can getrecken altoes niet hoe dat vare 1890hem ne dinket dat sijn uel ware so uaste outi datti heuet dese beeste alsoe leuet wonet in darde alst conijn niet lichte machmense verdreuen sijn 1895huten holen dar soe in gheet menne ghieter in water scout heet aldus heuet de vrecke rike gheset hier in arderike also uaste sine sine 1900dat hi doot bliuet derinne |
25. Cricetus is een klein diertje 1880 die er veel in het land van Polen zijn. Alzo groot als een eekhoren is dit. Zijn hoofd is zwart en wit. Zijn haar, zegt men, dat het zo vast zit Is op de rug rood en aan de buik wit 1885 men moet afscheuren de huid eer men het er af kan halen. Dit betekent wel de vrekken Want men kan van hem niet trekken altijd niets, hoe dat het gaat 1890 hij denkt niet dat het zijn vel was zo vast houdt hij het hij heeft. Dit beest alzo leeft woont in de aarde zoals het konijn niet gemakkelijk mag ze verdreven zijn 1895 uit hun holen, waar ze ingaat men giet er in water al kokend heet. Aldus heeft de vrek rijk gezet hier in het aardrijk alzo vast zijn geest 1900 zodat hij dood blijft daarin. |
Cricetus cricetus, L. De hamster heet in Duits Hamster of Kornferkel, Engels hamster of German marmot, Frans hamster. Zijn verspreidingsgebied is van de Rijn tot de Ob. Komt nu voor in verschillende kleuren. Maakt op geschikte grond gangen.
Hij is zeer boosaardig en heeft een onaangenaam, prikkelbaar en ontevreden karakter. Als hij toornig is maakt hij haastiger bewegingen dan gewoonlijk en kan dan tamelijk ver en hoogspringen. Bij de geringste aanleiding stelt hij zich vermetel te weer en laat een dof gebrom horen, knarst met de tanden en slaat ze ontzettend snel en hevig tegen elkaar. Niet zelden gebeurt het, dat als iemand een hamsterwoning voorbijgaat, plotseling dit woedende dier aan zich (aan de kleren meestal) voelt hangen. Als hij zich ergens aan vastgebeten heeft laat hij niet los tenzij men hem doodslaat. Daarom leeft hij eenzaam in zijn hol en verenigt zich alleen in de paartijd. Hamstergravers trekken het veld in, hun hoofdwinst zijn de opgegraven granen uit de voorraadkamer. De pels wordt in het voorjaar gewonnen, het is een licht duurzame pels, het vlees is te eten. Zie 37.
‘De cyrogrates is een dier dat de menselijke stem leert, net zoals een ander dier doet, dat hyena heet. Dat dier heeft zijn ogen altijd open, dat zeggen Solinus en Jacobus. Het dier heeft geen tandvlees en maar een tand. Dat werd van natuur uit niet stomp en is zo krachtig dat het alles versnijdt wat het aangrijpt. Het dier stamt van een vrouwelijke hond, een teef, en een wolf.
Crocuta crocuta, (saffraanachtig) gevlekte hyena wordt wel tijgerwolf of lachende hyena genoemd . Hij komt van Z. Afrika tot Abessinië voor. Zijn gehuil lijkt op een afgrijselijk gelach en is huiveringwekkend. Dit dier is wel gevaarlijk voor de mens. Men verhaalt dat het vaak ‘s nachts in de hutten van de Kaffers komt en de kinderen van hun ouders weg rooft. Zijn huilen is hypocriet: als de hyena treurt moet je oppassen.
Cathapleba es .i. dier vreeselic seere ende onghier 1915ende es vp nilus de riuiere vander vreseliker maniere traghe eist ne bore groot den last heuet swar ter noot van sinen houede dat hem verweget 1920vandeser beesten es datmen seget comet hiemen up hem onuersien ende tusscen den oghen siet metdien hi es dan quite vanden liue dit dier slachtet een deel den wiue 1925die thouet draghet geornet so seere dathet stinket uoer onsen here ende scinet offet hare uerwoeghe so comet .i. ries die tongeuoeghe vp hare siet ende werdet gheuaen 1930ende van herten so ondaen dat hi siele ende lijf verlieset entie doot der omme kieset vander c. dat nemet hier hende nu hort wat ic vander .d. vende |
27. Cathaplebas is een dier zeer vreselijk en onguur 1915 en is op de Nijl, de rivier, van de vreselijkste manieren. Traag is het en niet bar groot. De last heeft het zwaar ter nood van zijn hoofd dat hem zwaar weegt. 1920 Van deze beesten is het dat men zegt komt het op je aan onvoorzien en tussen de ogen ziet het je dan ben je weg van het lijf. Dit dier lijkt op een deel der wijven 1925 die het hoofd dragen gehoornd zo zeer dat het stinkt voor Onze Heer en schijnt of het hen verwurgde dan komt er een dwaas die ongepast op haar ziet en wordt zo gevangen 1930 en van hart alzo ontdaan dat hij ziel en lijf verliest en de dood daarom kiest. Van de c dat neemt hier een einde, nu hoort wat ik van de d vindt. |
Catoblepas gnu, (of Connochaetes gnou) gnoe, Engels gnu, Duits Gnu, Frans gnou. Van de Hottentotten is de naam 'gnoe' afkomstig. Het woord is ontleend aan het bulkende geluid dat dit dier laat horen. Grieks catoblepas betekent hij die naar beneden kijkt.
Mulder: Mogelijk gaf het uiterlijk van de gnoe (Gorgon taurinus, een Afrikaanse antilope) aanleiding tot het ontstaan van dit fabeldier. Dertiende-eeuwse zedenpredikers die uiterlijk vertoon van rijke dames hekelden, wezen bij voorkeur op hun buitenissige kapsels en op de buitensporig lange slepen van hun jurken.
Het schijnt een wonderbaarlijke combinatie van verschillende diervormen te zijn, de romp, de manen en de staart zijn die van een paard van gemiddelde grootte, de poten zijn die van een antilope, de kop, met de naar voren als een haak gekromde horens, lijkt op die van een stier. Zoals ze er uit ziet doen ze, ook tegen elkaar.
Aelianus zegt dat het een soort stier is. Daardoor veronderstelde men dat het een soort dier van het buffelsoort was of meer waarschijnlijk een gnoe. Anderen dachten dat de catoblepas van Plinius een soort basilisk was. Dit komt door het er onmiddellijk op volgende statement ҈et serpent basilisk heeft dezelfde krachten’ (vermoorden door zijn blik)
Dit Ethiopische wilde beest was van gewone afmetingen, behalve het hoofd dat zo zwaar was dat het naar de grond hing. Die eigenschap is gelukkig voor het menselijk ras want allen die het ziet sterven bij de eerste aanblik. Dit dier lijkt op de vrouwen die hun haar in grote horens opgestoken dragen, dat is een doorn in het oog des Heren. Als een goed gelovige een blik op hen werpt wordt hij gegrepen door liefde en verliest hij zijn verstand waardoor hij lichaam en ziel verspeelt en uiteindelijk de dood vindt.
1935Damma dats .i. dier dat also heetet ende es ghescepen nadie gheet ende starc na sire grote voren het heuet sere starc den horen nauwe rieket ende es snel 1940ende can sijn leuen hoeden wel sine horne sijn .ij. uoete lanc vpwart heuet sinen ganc ende ghescepen dar si staen alse ens menschen ande ondaen |
28. 1935 Damma dat is een dier dat alzo heet en is geschapen naar de geit en sterk naar zijn grootte voren. Het heeft zeer sterk de horens goed ruikt het en is snel 1940 en kan zijn leven behouden wel. Zijn horens zijn zestig cm lang opwaarts heeft het zijn gang en geschapen zoals ze daar staan als een mensenhand geopend. |
Dama dama, (Cervus dama) Latijn dama: hert, van Libische (a) damu: gazelle.
Het damhert, Frans daim, Duits Dambock of –hirsch, oud-Hoogduits Tam, midden-Hoogduits Tame, in midden-Nederlands dame en Angelsaksisch da, vandaar ontleend is het Deense daa, vergelijk hierbij ook het oud-Ierse dam: os, en dam allaid: hert (eigenlijk een wild hoorndier) Engelse fallow deer. Plathoorn is de letterlijke vertaling van zijn oude naam platyceros.
Het is het hert van de hertenkampen. De bok draagt een gewei, een soort plaat met puntige einde, de schoffels. Met zijn dertiende heeft het gewei zijn hoogste ontwikkeling gehad.
Voor de laatste ijstijd kwamen ze in geheel Europa en Azië voor. In het wild zijn ze reeds lang uitgestorven. De Romeinen namen ze mee naar het noorden. In de Middeleeuwen zag je ze al veel in wildparken waaruit ze wel ontsnapten en verwilderden. Het damhert is veel gekruist waardoor er verschillende kleurtinten zijn.
1945Dammula ouer dat ict hiet es in dietsch .i. damwilt ende es bloede ende cranc dar .i. poete dus af sanc die heuer wert hem metten tanden 1950die hert met ornen sine viande mare dat damwilt nes niet el danne proie den beesten fel dese beesten wel bedieden de ghemente vanden lieden 1955die proie sijn der ogher heren warwart datsi hem bekeeren alle die heren uphem gapen beede rudders ende cnapen |
29. 1945 Dammula, voor dat ik het hield, is in Diets een damwild. En is bang en zwak waar een poëet dus van zong. De ever weert zich met de tanden 1950 het hert met zijn horens de vijanden maar dat damwild is niets anders dan een prooi voor de beesten fel. Deze beesten die betekenen de gemeenschap van de leden 1955 die de prooi zijn van de hoge heren waar ze zich heen keren alle de heren op hen gapen, beide, ridders en papen. |
Is wel dezelfde als voorgaande.
Duran spreket aristotiles 1960dat .i. uresam dier es vtermaten starc ende snel alsen de iagers sijn te fel ende sijt moede ebben ghemaket so dat hem sijns liues wanaget 1965penset dus tontgane dat strec ende werpet dan ute sinen drec jeghen donde die hem uolghen ende het makese so uerbolghen met sire onreinre lucht 1970dat het ontgaet metter ulucht |
30. Duran spreekt Aristoteles 1960 dat een wreed dier is uitermate sterk en snel. Als de jagers zijn te fel en zij het moe hebben gemaakt zodat het zijn lijf wanhoopt 1965 denkt het dus te ontgaan die streek en werpt dan uit zijn drek tegen de honden die hem vervolgen en het maakt ze zo verbolgen met zijn onreine lucht 1970 dat het ontgaat met de vlucht. |
’De duran is een grimmig, onvriendelijke en zeer sterk dier. Het heeft de eigenaardigheid dat het als de jager komt en meent dat het niet ontkomen kan zijn uitwerpselen in zijn lijf verzamelt en dan uitdrukt en de uit het lijf uitgedrukte uitwerpselen tegen de jachthonden werpt die ze door de vuile stank verdrijft’
De duran is mogelijk de das. Worden ze door vijanden aangetast dan werpen ze zich aanstonds op hun rug en verweren ze zich met hun zwarte, lange en uitstekende scherpe nagels waarmee ze honden vaak zware wonden weten toe te brengen.
Daxus wanic dats die das die selden meere ysien was dan die uos ende curte been ende alle uiere niet ouer een 1975want curtst sijnsi ter luchter side ende dar omme soeketi ulucht ter lide emmer in die waghenslaghen welkentijt dat hi hem hort jaghen hi set die rechtre been int dal 1980ende die luchtre bouen al dat uel eueti dicke yard ende yuarwet ten grauuen ward sijn smer wast ende waent metter mane in elke maent 1985ja slamene alse die mane es niet dat mere gheen smere inne siet men maect salue uan sinen smare jeghen quetsinghe die goet es ende mare ende dit es dat te wonderne scijnt 1990want sine bete es yuenijnt ende sijn smare so gans mede jeghen misselike siechede maer die redene dier men toe segt dats dat hi bi wormen leeft 1995die gheuenint sijn ende bi slanghen dar of moeti sine spise ontuanghen esculapius die uroet was hi scriuet dus uanden das bestrijc den ghenen hare leden metten smare die ebben den rede em wert te bet in hare node sine ersenen in olie ysoden die doet al euel ghenesen dat ans menscen scamenesse mach wesen 2005sijn bloet ende sout der mede ghestreken an des menscen lede bescermet iii daghe den man dat hem ghene plaghe comt an dar toe mede sine oden 2010jn oneghe wel ysoden ende nuchterne gheten dan gheuen macht den uercouden man dat hi iij daghe der na wel pleghen mach der vrouwen spel 2015van der .d. segic nemmee nu hord uort uan der .e |
31. Daxus, waan ik, dat is de das die zelden meer gezien was dan de vos. (a) En heeft korte benen die alle vier komen niet overeen, 1975 want de kortste zijn aan de linkerzijde en daarom zoekt het zijn vlucht te gaan immer in het wagenspoor in de tijd dat hij hoort jagen hij zet het rechter been in het spoor 1980 en de linker erbovenop. Het vel heeft het dik behaard en naar het grauwe geverfd. Zijn vet groeit en waant met de maan in elke maand, 1985 ja, slaat men hem als de maan er niet is dat men er dan geen vet in ziet. (b) Men maakt zalf van zijn vet die tegen kwetsingen goed zijn en meer en dit is dat te verwonderen schijnt, 1990 want zijn beet is venijnig en zijn vet geeft geheel mede tegen menigerlei ziektes. Maar de reden die men er bij zegt is dat het van wormen leeft 1995 die giftig zijn en van slangen daarvan moet ze hun spijs ontvangen. Aesculapius, die wijs was, die schrijft dus van de das bestrijk diegenen hun leden met het vet die hebben de koorts het wordt ze beter in hun nood. Zijn hersens in olie gekookt die laat alle euvel genezen dat aan mensen schaamte mag wezen. 2005 Zijn bloed en zout daar mede gestreken aan mensen leden beschermt drie dagen de man dat hem geen plaag komt aan. Daar toe mede zijn ballen 2010 in honing goed gekookt en nuchter gegeten dan gegeven aan de verkouden man dat hij drie dagen daarna wel plegen mag het vrouwenspel. 2015 Van de d zeg ik nimmer, nu hoort voorts van de e. |
Meles meles. Das, midden-Nederlands das, oud-Hoogduits Dahs (nu Dachs) dit uit Germaans baxsa: eigenlijk bouwer. Hieruit stamt het midden-Latijn taxus of taxo, (texere: bouwen) Italiaanse tasso en Franse taisson.
De das komt in de verhalen vrijwel gelijk met de vos voor, is ongeveer even groot
(a) ‘Ee das heeft korte poten die niet gelijk zijn aan beide kanten maar korter aan de linkerkant zodat hij zijn poten in de rechterkant van wielsporen kan plaatsen en zo snel kan lopen en aan zijn achtervolgers kan ontsnappen’
(b)’Het is vreemd, ondanks dat het vet van het beest als medicijn kan worden gebruikt, dat zijn beet vaak gevaarlijk en fataal is. De reden hiervoor is dat de das van wespen en dieren leeft die over de grond kruipen en vaak giftig zijn. Daarom infecteren ze zijn tanden’ Dassenvet is goed tegen jicht, zijde- en rugpijnen.
Eleuas es die olifant jn dutsch est elpen ghenant een dier groot ende stranc 2020ter mule anct hem .i. snauel lanc die groot es ende dar hi mede doet al sine beeshede entie snauels heueti noet want die beeste es hoech ende groet 2025ende mach hem niet ter erden boghen anders ne mochti niet ydoghen em gheuoeden in ghere wise hi neemter mede dranc ende spise ende doeter mede in sinen mont 2030jacob uan uitri maect ons cont dat sire mede in wighe slaen hare uiande ende uaen want si goet sijn in wighe ende stout ende si sijn hare partien hout 2035toghemen hem roed wiin of bloet dar mede wast hare moet die persine ende die uan inden siin die hem uechtens onderwinden met beesten ende doenre up dan 2040jn enen casteel wel .l. man ende dorbreker mede die scaren dar mach niet wederstaen te waren hare luud es so swaer dat hi elken man gheeft uar 2045langhe tande heuet delpen dier vte raghende lesewi hier crom bouen alle ij cubitus van desen tanden makemen dus medicine goet ende diere 2050te puluere bernemense in viere dat puluer stopt der nasen bloet menison stopet metter spoet menstrua ende emoroide ne stoppen niewer mede me 2055dat moetmen drinken ende yreeden met sape uan weghebreeden dese tant es yuor fijn dat dandre alle niet sijn no so grot no so diere 2060der hien tande dats hare maniere siin crom bouen ende der soe recht die cromme siin die wertste echt ende men leest in houden bouken dat mense dus can uanghen ende soeken 2065twe maghede gaen in die wostine naket dat si pleghen te sine deene draghet .i. vat ande uart ende dandre i scarp suard soete singhende gaensi uort 2070als dit die olifant uerhord comti toe ghelopen dan ende alsi siet die maghede an naturlike minti suuerhede so lecti die reine lede 2075hare burste ende hare liif bloet so heeftire in gnoechte so groet dat hi dar slaept metter uart dene joncurouwe neemt dat swart ende wonten dar metter spoet 2080dandre joncurouwe ontuaet tbloet ende dus bliuet dat edel dier doet men uarwet mettien bloede roet purpere die coninghe draghen dus horic inden boeke ywaghen 2085dit bloet bediet dat soete bloet dat ute jhesus side woet die .ij. ioncurouwen bedieden .ij. wette ii manieren uan lieden dats doude ente niewe wet 2090dar jueden ende kerstine in sijn yset synagoga der iueden ioncurouwe die bose was ende onghetroue dat es die ihesus side ondoet ecclesia ontfaet dat bloet 2095jnden keelct up den outare dat soete uleesch dat purper clare want ihesus waser yuerwet mede met ute nemender sierede dies singt die brud in haren sanc 2100mijn lief es wit ende roet ymanc van .m. vte uercoren vort suldi die materie horen hoe men tempt dat elpen dier dat uindewi bescreuen hier 2105also alst die glose seghet die up die fraie bible leghet alse dolifant es yuaen met angiene dier toe staen so blumen enen hont ende slaet 2110die in wies beduanghe staet ende dan comter toe .i. ander saen ende dan wil dat dier sijn onderdaen ende men uersteectene uan den diere soes die beeste so goedertiere 2115dat soe den ghenen doet grote here diese quiten uan den sere dat soe hem bliuet onderdaen dit soude elc mensce uerstaen ende gode danken diene ontbant 2120van den eweliken uiant tuschen telpen dien enten drake soes uan nide ene sake die nemmermee staet in ureden die drake es starc ende groet van leden 2125ende jagt de diere te waren dar si te gadre gaen in scaren ende cnoept hem om die uoete den start ende het ontknopet ter uart met sinen snauele die olifant 2130so uart hem die drake te hant jn oghen ende in nese gate want dar ne macht ghene bate hem seluen metten snauele doen so sughet ute die dragoen 2135van dien elpen diere dat bloet plinius seit als die was uroet dat die drake es so groot .i. dier dat dat bloet uan den elpen dier lettel gnouch es teere thueghe 2140die drake wert des bloets in hueghe ende wert dronken an die dranc ende die olifant wert cranc ende moet uallen dor die noet somwile ualti den drake doet 2145nv hort met welkerande sake dolifant belacht den drake si merken arde nouwe de stede dar die drake slapen mede eist onder roetse of onder boem 2150ende dan nemsi nauwen goem dat si up hem uellen den last de strijt es ewelike uast darsi de serpente begaen si uerterense ende uerslaen 2155aristotiles scriuet te waren alse die soen sijn uan .x. jaren ende van .v. jaren die hien dat sij dan notens plien ii jar notensi achter een 2160ende elkes jars in daghe tween ende oec nemmeer int iaer scamenesse ebbensi daer ende noten eimelike te waren noc ne keren niet tharen scaren 2165heer si ghedueghen na hare maniere siin in lopende riuieren sine striden niet om hare soen want si gheen ouerspel ne doen mensche nu merc houesce maniere 2170na desen stommen dullen dieren alsi noten deen rijd den andren ende die moeder die moet wandren ij. jaer omme metter dracht eer hare der of wert ysacht 2175ende dan gaet soe in brouken hare urucht te werpene souken want uiel soe up die erde sonder waen nemmermeer ne mocht soe up staen ende some doensi altehanden 2180hare caluer up heilanden ende dat es om die sake dat si ontsien dien drake ende emmer alsoe caluen sal so es die hie bi hare dan al 2185solinus die meester ywaghet dad dolifant mar eens ne draghet mar ets war vonden dat ic scriue hi draghet iii.warf ofte .v siet hi de muus hi es uersaghet 2190hi uliet of hi ware ueriaghet ende dit es te wonderne sere wonderlic bestu god here jn alle dinen werke ghemene weder si sijn groot of clene 2195den olifant onsiet dat pard ende hi es uan der muus ueruard si leuen .ccc. iaer coude dat es em te swar tam olifant nighet den coninc 2200ende dat es wonderlike dinc alse delpen dier rusten sal sittet up sinen ende al die uortste uoete staende recht ende an enen boem lenende echt 2205ende alsi breket si uallen neder ende dan esser gheen upstaen weder ende somwile nemen iaghers goem die ontwe saghen den boem dan brieschet sere ende mesbard 2210dan comen dandre darwart ende mesbaren ende onthueghen alsi hem niet ghelpen mueghen somwile elpen hem die clene met snauele ende met liue ghemeene 2215so dat up comt ende uliet ende alsem dat niet ne ghesciet so bliueti van den man gheuaen sine .iiii. uoete staen alse poste sonder cnien 2220bedi maghetem niet gescien valti dati niet up comen mach die wint es em .i. swar slach ende alle elpen diere die sijn drinken alle gerne wijn 2225si wassen tote xl jaren riuieren minnen si te waren |
32. Elephas is de olifant in Diets is het elpendier genoemd. Een dier groot en sterk. 2020 Aan de muil hangt bij hem een lange snavel die groot is en waar hij mede doet al zijn bezigheden en die snavel heeft het nodig want het beest is hoog en groot 2025 (a) en kan zich niet naar de aarde buigen anders kan het niet doen vanwege de hoogte zich voeden op geen wijze, hij neemt er mee drank en spijzen en doet het er mee in zijn mond. 2030 (b) Jacobus van Vitry maakt ons bekend dat zij er mee een weg slaan tussen hun vijanden en vangen omdat ze goed zijn in strijd en dapper en ze hun partij goed gezind. 2035 Laat men hun zien wijn of bloed daarmee groeit hun moed. De Perzen en die van Indië zijn het die hun vechten ondervinden met die beesten en daar op dan 2040 in een kasteel wel vijftig man en doorbreken er mee de scharen daar mag niets zijn dat dit kan weerstaan. Hun geluid is zo zwaar dat het elke man geeft gevaar. 2045 Lange tanden heeft het elpendier uitstekende, lezen we hier, krom van boven en lang een meter. Van deze tanden maakt men dus medicijnen goed en duur 2050 tot poeder brandt men het in het vuur dat poeder stopt de neusbloeding buikloop stopt het met spoed, menstruatie en hemorroïden nee, stopt het nergens meer mee 2055 dat moet men drinken en bereiden met sap van weegbree. Deze tand is ivoor fijn wat alle anderen niet zijn niet zo groot en niet zo duur. 2060 Hij heeft tanden, dat is hun manier, hij zijn krom van boven en van haar zo recht de kromste zijn de duurste echt. En men leest in oude boeken dat men ze dus zo kan vangen en zoeken, 2065 twee maagden gaan in de woestijn, naakt dat plegen ze te zijn, de ene draag een vat en gaat en de andere een scherp zwaard zoet zingende gaan ze voort 2070 als dit de olifant hoort komt hij toegelopen dan en als het ziet die maagden aan natuurlijk bemint hij zuiverheden zo likt hij die reine leden 2075 hun borsten en hun lijf bloot daar heeft hij genoegen in zo groot dat hij daar gaat snel slapen de ene jonkvrouw neemt dat zwaard en verwondt daar mee met spoed, 2080 de andere jonkvrouw ontvangt het bloed en dus blijft dat edele dier dood. Men verft met dat bloedrood purper die koningen dragen, zo hoor ik in de boeken gewagen. 2085 Dit bloed betekent het zoete bloed dat uit Jezus zijde woedt, de twee jonkvrouwen betekenen twee wetten, twee soorten van lieden dat is de oude en de nieuwe wet 2090 waar Joden en christenen in zijn gezet, synagoge, (K) de Joden jonkvrouw die boos was en ontrouw dat is die Jezus zijde opent, Ecclesia ontvangt dat bloed 2095 in de kelk op het altaar dat zoete vlees, dat purper helder want Jezus was geverfd ermee met uitnemende sieraden, dus zingt de bruid in het Hooglied 2100 ‘Mijn lief is wit en rood gemengd van tienduizend uitverkoren’ Voorts zal je de materie horen hoe men temt dat elpendier dat vinden we beschreven hier 2105 alzo als de glossaria zegt die op die fraaie bijbel ligt. Als de olifant is gevangen met listen die er toe staan ze bloeden het al slaande 2110 dat doet diegene in wiens bedwang het staat, dan komt er een andere bij en dan wil dat dier zijn onderdanig en men verstopt diegene van het slaan dan is het beest zo goedertieren 2115 dat ze diegene doet grote eer die haar weg hield van het zeer zodat hij blijft hem onderdanig. Dit zou elke mens verstaan en God danken die hem bevrijdt 2120 van de eeuwige vijand. (d) Tussen het elpendier en de draak is van nijd een zaak die nimmermeer staat in vrede de draak is sterk en groot van leden 2125 en jaagt het dier op plaatsen daar ze tezamen gaan in groepen en knoopt hem om de voeten staart en opent dan met dezelfde vaart met zijn snavel de olifant, 2130 dan vangt de draak hem gelijk in ogen en in neusgaten want daartegen is geen baat om hetzelfde met de slurf te doen dan zuigt uit die draak 2135 van dit elpendier het bloed. Plinius zegt het, die was goed, dat de draak is zo’n groot dier dat al het bloed van het elpendier net genoeg is voor een teug. 2140 De draak wordt van het bloed verhoogd en wordt dronken van die drank en die olifant wordt zwak en moet vallen door die nood soms valt het op draak dood. 2145 Nu hoort met welke soort zaken de olifant uitlacht de draak. Ze merken aardig goed de plaatsen waar de draken slapen mede is het onder rotsen of onder bomen 2150 en dan nemen ze goede gok dat ze die op hem laten vallen ten laatste. De strijd is eeuwig vast waar ze de serpenten zien ze verteren ze en verslaan. 2155 Aristoteles schrijft te waren als de zij zijn van tien jaar en van vijf jaren de hij dat ze dan geneugten plegen. Twee jaar genieten ze achtereen 2160 en in elk jaar dagen twee en ook nimmer meer in het jaar. Schaamte hebben ze daar en genieten heimelijk te waren nog keren ze niet naar hun scharen 2165 voor ze gewassen naar hun manieren zijn in lopende rivieren. Ze strijden niet om haar zo omdat ze geen overspel doen. Mensen, nu merk hoofse manieren 2170 naar deze stomme en dolle dieren als ze paren de een paart de ander en de moeder die moet wandelen twee jaar om met de dracht voor ze daarvan wordt verzacht 2175 en dan gaat ze in moeras haar vrucht te werpen te zoeken want viel het zo op de aarde, zonder waan, nimmermeer mocht het opstaan. En soms doen ze gelijk 2180 haar kalf op een eiland en dat is om die zaak dat ze ontzien de draak en immer als ze kalven zal dan is hij bij haar al. 2185 Solinus die meester gewaagt dat de olifant maar eens draagt, maar het is waar gevonden wat ik schrijf het draagt drie maal of vijf. Ziet hij de muis, hij is verslagen 2190 en vliedt alsof hij was verjaagd. En dit is te verwonderen zeer wonderlijk bent u, God de Heer in al uw werk algemeen of ze nu groot zijn of klein. 2195 De olifant ontziet het paard en hij is van de muis bang. Ze leven driehonderd jaar. Koude is voor hem te zwaar. (a) Tamme olifant buigt voor de koning 2200 en dat is een wonderlijk ding. Als het elpendier rusten zal zit het op zijn einde al de voorste voeten staan recht en tegen een boom leunt het echt 2205 en als die breekt dan valt hij neer en dan is er geen opstaan weer en soms nemen jagers daar notie van die omzagen de boom dan briest hij zeer en maakt misbaar 2210 dan komen de andere daarheen en misbaren en ongenoegen als ze hem niet helpen mogen soms helpen hem de kleine met slurven en met lijf algemeen 2215 zodat hij op komt en vliedt en als hem dat niet geschiedt dan blijft hij door de man gevangen. Zijn vier voeten staan als steunbalken zonder knien 2220 bij hem mag het niet geschieden valt hij dat hij niet opkomen mag. Wind is voor hem een zware slag . En alle elpendieren die er zijn drinken allen graag wijn. 2225 Ze groeien tot veertig jaren Rivieren minnen ze zeer. |
Elephas.
Olifant, Duitse Elefant, Engelse elephant en Franse elephant, van Latijn elephantus, dat van Grieks elephas. Het tweede deel, -ephas, is geleend van de Egyptenaren, ab(u) (bw) in Koptisch is het eb(o)u.
Als Elephas was het ivoor een belangrijk handelsartikel al bij de oude Ethiopiërs, Homerus vermeldt het onder die naam. In midden-Nederlands heette het ivoor elpenbeen, in noord-Hoogduits was dat Elfenbein en in oud-Engels elpenban, letterlijk betekent het olifantsbeen. Dat komt van een woord dat in midden-Nederlands elpendier heet, dit stamt uit Latijn ebur, en dit van Grieks elephas dat oorspronkelijk ivoor betekende en later het dier.
Ktesias, de lijfarts van Artaxerxes Menmon, was de eerste die een olifant volgens eigen waarnemingen beschreef. (a) Hij was de eerste die het sprookje beschreef dat de olifant geen gewrichten in de poten had, niet kan gaan liggen en daarom staande slapen moet. Het onbuigzame ivoor, de Elfenbein, was het enige wat men van de olifant te zien kreeg. Dat ivoren been was zeer lang en onbuigzaam, conclusie een olifant heeft geen gewrichten.
Shakespeare, Troilus and Cressida, ii, 3, 113 ‘The elephant hath joints’ ‘Een olifant heeft gewrichten’ but none for courtesy’. Maar niet om beleefd te kunnen zijn’ Zijn benen zijn benen omdat hij ze nodig heeft, maar niet om buigingen mee te maken. Om te rusten gaat een olifant op zijn achterste zitten, de voorpoten steekt hij recht vooruit en leunt met zijn rug tegen een boom. Als de boom breekt, valt hij op de grond en kan hij niet meer opstaan. Soms zagen jagers de boom half door. Dan briest de olifant geweldig, dat is een signaal voor de andere olifanten die hem moeten helpen. Maar dat lukt vaak niet. Soms helpen kleine olifanten hem met overeind met hun slurp, zodat hij kan ontkomen.
(b) De olifant komt voor in de twee boeken van de Makkabeeër’ s als een deel van de strijdkrachten tegen de Joden. Dat was onder leiding van Antiochus Epiphanes en zijn zoon Antiochus Eupater, vroeg in de tweede eeuw v. Chr. In de eerste campagne waren er tweeëndertig olifanten die speerhoofden vormden voor twintigduizend ruiters en honderdduizend man voetvolk, 1 Mac. 6: 30. Elke olifant zou de weg moeten vrij maken voor duizend lopende soldaten en vijfhonderd ruiters, vers 5. Het lijkt erop dat de olifanten niet wilden en dat ze in paniek gedreven moesten worden door iets dat op bloed leek, druivenbloed en moerbei, vers 34. De in ‘t oog lopende ‘howdah’ is beschreven in vers 37,’sterke houten torens, hen listig omgord.’
(c ) Er is nog iets zeer bijzonders. Als de Ethiopiërs in sommige landen op olifanten gaan jagen kunnen ze op het op deze manier doen. In de wildernis gaan twee naakte maagden met los haar, een van hen draagt een mand en de ander een zwaard. Deze maagden beginnen te zingen, de beesten vinden dit mooi en luisteren met plezier, ze houden van alles wat kuis is en komen naar hen toe en likken aan hun borsten en vallen in slaap door het zingen, dan steekt een maagd het zwaard door de keel en de ander vangt het bloed in de emmer op. Met dat bloed verven de mensen in dat land de kleren van de koningen, dit wordt purper genoemd. Het bloed van de olifant is het zinnebeeld van het dierbare bloed dat uit Jezus zijde stroomde. De maagden zijn de twee wetten, het Oude en het Nieuwe Verbond, waar Joden en Christenen onder zijn gesteld. Synagoge, de verraderlijke joodse maagd, is degene die Jezus’ zijde doorboort; Ecclesia, de Kerk, vangt in de miskelk het bloed op waarmee zijn prachtige purperen koningsmantel zo wondermooi werd geverfd. Daarom zingt de bruid in het Hooglied: ‘Mijn geliefde is blank en rood, uitblinkend boven tienduizend.’
(d) ‘In de Ganges zijn er grote wormen die twee armen bezitten die (een wurgslang, Python) als de olifanten in de rivier komen te drinken, hun lichaam in hun handen nemen en ze naar beneden trekken. Of de draak ligt op de loer bij plaatsen waar de olifanten komen te drinken. Eerst slaat de draak zijn staart om de poten van de olifant maar die weet door middel van zijn slurp er zich van te bevrijden. Dan gaat de draak naar de ogen en neusgaten van de olifant want daar kan zijn slurp hem niet van dienst zijn en zuigt de draak het bloed uit de olifant. Plinius zegt dat de draken zo groot zijn dat al het bloed van een olifant nauwelijks genoeg is voor n teug. Maar het olifantenbloed maakt de draak duizelig, de olifant is verzwakt en stort ter aarde en verplettert in zijn val gelijk zijn vijand. Maar ook de olifant vecht tegen de draak. Hij zoekt de draak in zijn schuilplkaats op, een rots of boom, en bedelft hem onder een zware massa stenen. Als ze onverwachts een draak tegen komen trappen ze hem dood’.
(e) Volgens Aristoteles paren de olifantenvrouwtjes als ze tien jaar oud zijn, bij de mannetjes is dat vijf jaar. De paartijd duurt twee jaar, maar ze benutten slechts twee dagen van ieder jaar om te paren, meer niet. Bij Plinius staat de olifant hoog aangeschreven. Hij is rechtvaardig en heeft een groot schaamtegevoel en is zedig wat blijkt uit het feit dat olifanten in het geheim paren. Als ze paren beklimt het mannetje het vrouwtje en ze keren niet eerder terug naar de kudde voordat ze zich gewassen hebben in het stromende water van een rivier. Ze vechten niet om hun wijfje want ze plegen geen overspel of echtbreuk.
(K). Mulder Synagoge en Ecclesia - een populair motief in de beeldende kunst van de middeleeuwen. De illustratie beeldt links de geblinddoekte Synagoge af, symbool van het jodendom dat blind is voor de komst van de Verlosser, met in haar linkerhand een gebroken piek en in haar rechterhand de Tafelen der Wet. De kroon die haar van het hoofd valt is overgenomen door Ecclesia, de Kerk, die als attributen de altaarkelk met de hostie en de kruisstaf draagt.
De prachtige purperen koningsmantel van Christus - beeldspraak voortvloeiend uit de opvattingen over de goddelijke en menselijke natuur van Christus, Wiens goddelijkheid bekleed was met een menselijk omhulsel, zoals een lichaam met een kledingstuk.
Mijn geliefde is blank en rood - Hooglied 5:10.
De paartijd duurt twee jaar - een van de kopiisten van Maerlant’ s natuurboek voegde hier door een leesfout of uit persoonlijke verontwaardiging aan toe: ‘Mens, schaam je toch voor je schandelijke gedrag! Zelf weet je van geen ophouden! ‘Hiermee zijn de gegevens over de legendarische kuisheid van olifanten niet uitgeput. Volgens Plinius paarden de dikhuiden terwijl ze elkaar uit preutsheid de rug toekeerden. Veel bestiaria vermelden bovendien dat olifanten de alruin of liefdesappel (zie Gen. 30:14-17) nodig hebben om de vereiste geslachtsdrift op te wekken.
Equus es in latijn dat pard ende es ene beeste wart dat men in menich lantscep kint 2230mar die beste diemen vint die sijn in capidotia ende int lant van sitia die thouet dieps in water steken sijn de beste oric spreken 2235die wilde parde wilde tamen men snidem of die manen om dat hem die luxurie ontuart dat hem thar uerhouart dit selue vintmen an die wijf 2240die em uerheffen an dat lijf om hare har groot ende lanc jnt lant van siten ende oec ghemanc jn capadotia sonder waen segmen dat die merien ontfaen 2245vanden winde mar ouer war so ne leuensi mar iij. Iar alst part es out iij. jar of .ij dan notet maer nemmerme ne diet dat si tinlike winnen 2250tote xx iaren wilmen kinnen es hare noten wel inden tijd dat pard notet ende rijd altote sinen xxx. Jaren ende die merie tote xl. te waren 2255xxxv. jaer es parts lijf ende xl iar so leuet hare wijf mar men segt dat in cecile .j. pard leuede lxx. jaer wile noch segmen dat die parde dar 2260leuen noch also menech jar vp dat tpard uan danen si dat selue segmen van persi die spainsche parde ende van gallen leuen onlanghe met allen 2265jn parde meest bouen alle diere machmen merken hare maniere oegedane wijs dat si sijn ysinet ande horen eist dat mense kinnet hoet hem uan moede mach staen 2270sijnsi uermoiet si latense gaen sijnsi gram si legense ant houet sijnsi ueruart des gelouet so recsise uortward weder ende sijnsi siec si legghense neder 2275ysodorus seget dat dat pard .iiij. pointe moet ebben sael siin wart sceppenesse doghet ende sconede ende varewe van den are mede dits sine sceppenesse nu marct 2280dat sijn lijf sij ard ende starc wel ysonke sine side oech yricht rechte int riden ront ende gheclouet ouer dien stiet ende euet an die uoete niet 2285hol ende uast ende droghe die houen ouer al sijn lijf sal hi bouen dat ront sal scinen sijn uel sine doghet ort also wel dat stout si ende snel ende niet ne sneue 2290ende het metten leden beue dits i tiekin van crachte ende alst stille staet ende sachte dattet sij te porne goet ende alsem uerhit sijn moet 2295dat et goet te oudene sij ende saen gesit sijn moet derbj die sconeit prisemen int ghemene dat het thouet heuet clene droghe dat fel an die bene 2300doren curt scarp ende clene grote ogen nase gate wijt den als upward talre tijt dicke manen ende start die uoete ten rontsten ward 2305sine varewe vanden hare suart segmen dat best ware roet appelgrau ende wit andre varwe dan dit en es niet uander bester warde 2310men vint drierande parde j. dat es torloghen goet j. ander dat men riden moet elkes daghes na geuouch j. darde dat nutte es der plouch 2315men vant parde in ouden tiden die hem niet lieten riden dan hem die terst hare here wart also dede julius cesaris pard ende des coninx pard van citen 2320men vint in alexanders viten dat was busifal sijn pard doet starf addit so ward dat hijt herelike grauen dede ende makede in sine here .i. stede 2325oec ware sulke parde hir uoren alsi haren here uerloren dat si nemmermeer ne aten ende oec weenden utermaten heuemen geweten dat pard 2330dar sijn here uerslaghen wart ysodorus segt ende meent dat sonder die mensce niet ne weent oec sin parde dar liede an sien wat in wighe sal yscien 2335sijnsi droeue ofte vroe dat derna die dinc comt soe dit uintmen an someghe parde merien ebben sulke warde deene up dandre sterueter ene 2340jn hare scare ghemeene dar dandre up houden hare uole so ghelieue es hare scole. |
33. Equus is in Latijn het paard. (a) En is een beest waardig dat men in menig landschap kent 2230 maar de beste die men vindt die zijn in Cappadocie en in het land van Scythia. Die het hoofd het diepst in het water steken zijn de beste, hoor ik spreken. 2235 Die wilde paarden wil temmen men snijdt af de manen zodat bij hem de wulpsheid verdwijnt omdat het hen verhovaardigt, ditzelfde vindt men aan het wijf 2240 die zich verheft in dat lijf vanwege hun haar groot en lang. (b) In het land van Scythia en ook gemengd in Cappadocie zonder waan zegt men dat de merries ontvangen 2245 van de wind, maar voor waar, zulke leven maar drie jaar. Als het paard oud is, drie jaar of twee dan paart het maar nimmermeer dient het dat ze tijdig winnen 2250 tot twintig jaren, wil men kennen is hun paren wel in die tijd dat paard paart en rijdt al tot zijn dertigste jaren en de merrie tot veertig te waren. 2255 Vijfendertig is het paardenlijf en veertig jaar zo leeft zijn wijf maar men zegt dat in Sicili een paard soms leeft zeventig jaar, nog zegt men dat die paarden daar 2260 leven alzo menig jaar omdat het paard daar vandaan is, datzelfde zegt men van Perzen. De Spaanse paarden en die van Galli leven niet zo lang met allen. 2265 In paarden meer dan alle dieren mag men merken hun manieren en hoedanig wijs dat ze zijn gezind. Aan de oren is het dat men ze kent hoe het hem van moed mag staan, 2270 zijn ze vermoeid ze laten ze hangen zijn ze kwaad ze leggen ze tegen het hoofd, zijn ze bang, dat geloof het, zo rechten ze zich voorwaarts weer en zijn ze ziek ze leggen ze neer. 2275 Isidorus zegt dat het paard vier punten moet hebben, zal het waard zijn, vorm, deugd en schoonheid en de verf van het haar mede dat is zijn vorm. Nu merkt 2280 dat zijn lijf hard zal zijn en sterk goed gezonken langs de zijden hoge rug, recht in het rijden rond en klauwende voor je staat en heeft aan de voeten niet 2285 hol en vast en droog de hoeven over zijn hele lijf zal hij boven dat rond zal schijnen zijn vel zijn deugd hoor je alzo wel dat dapper is en snel en niet sneeft 2290 en het met leden beeft, dat is een teken van kracht en als het stil staat en zacht dat het te gaan is goed en als het verhit zijn moet 2295 dat het goed te houden is en gelijk gezeten zijn moet daarbij. De schoonheid prijst men in het algemeen dat het hoofd heeft klein droog het vel aan de benen, 2300 de oren kort, scherp en klein grote ogen, neusgaten wijd de hals opwaarts te alle tijd dikke manen en staart de voeten te ronde waart 2305 zijn verf van de haren zwart zegt men dat de beste waren rood, appelgrauw en wit, andere kleuren dan dit zijn niet van de beste waarde. 2310 Men vindt drie soorten paarden, een dat is voor oorlogen goed, een ander daar men op rijden moet elke dag naar gebruik, een derde dat nuttig is voor de ploeg. 2315 Men vond paarden in oude tijden die zich niet lieten berijden dan door hem die het eerste hun heer werd, alzo deed Julius Caesars paard en des konings paard van Scythen. 2320 Men vindt in Alexanders leven dat Busifal was zijn paard, toen hij stierf had hield hij het zo waardig dat hij het heerlijk begraven deed en maakte te zijner eer een stad. 2325 (d) Ook waren zulke paarden hier te voor als ze hun heer hadden verloren dat ze nimmermeer aten en ook weenden uitermate heeft men geweten van een paard 2330 waarvan zijn heer verslagen werd. Isidorus zegt en meent dat uitgezonderd de mensen niets anders weent. Ook zijn er paarden waar lieden aan zien wat op de weg zal geschieden, 2335 zijn ze droevig of blij dat daarna die dingen komen alzo, dit vindt men bij sommige paarden. Merries hebben zulke waarde de ene bij de ander, sterft er een 2340 in hun kudde algemeen dat de andere ophouden hun veulen zo geliefd is hun kudde. |
Equis caballus Paard, midden-Nederlands paert of peert, oud-Hoogduits Parafrid of Pferfrit (nu Pferd en in Engels palfrey. In Frans is het palefroi) uit midden-Latijn en Keltisch paraveredus: handpaard. Het Griekse para betekent ԥrbijՠen Keltisch veredus: postpaard. Het werd veredus genoemd omdat het de rheda: wagen, trok. Verudus veranderde geleidelijk aan in verd, ferd, pherd, paerd, paard.
(a) De vlakten van Turkestan worden als startpunt gezien voor de domesticatie, de Scythische volken.
(b) Het paard versmelt zich bij de komst van de storm, is sneller dan de havik en sneller dan vogels. Het paard van Rhesus leek op de wind. Achilles was de zoon van Zephyr (wind) en de Harpye Podarge, dat betekent de snelvoetige. Nog geloven sommigen dat paarden door de wind drachtig worden, zo bij Varro.
(c ) Het paard varieert naar de man of ding die er achter staat. Staat er een ploeg, dan is het opeens zwaar en onnozel, zet er een soldaat op dan is het vurig en trots, een ridder, dan is het edel.
(d) Het was een gewoonte van de Germanen om bij het verbranden van de lijken hun wapens en soms ook hun paarden in het vuur te werpen. (Tacitius) Hendrik de Vogelaar verbood in 931 een Deens feest dat alle jaren omstreeks Driekoningen gevierd werd waar negenennegentig mannen en negen en negentig paarden met honden en kippen geofferd werden. Dit hield op toen bij de invoering van het Christendom het lijken verbranden door Karel de Grote verboden werd. Het paard ontbrak echter bij de begrafenissen niet. Paarden werden nog in 1318 bij begrafenissen geofferd.
Equiceruus es .i. dier uan orienten solinus sprect hier 2345dat maket es als dat part onder den kin enen bart die hie euet orne die soe neghene spletuoetech sijnsi ymeene ende siin na den hert ghemaect 2350ende ebben uleesch dat sere wel smaect |
34. Equicervus is een dier van de Oriënt. Solinus spreekt hier 2345 dat het manen heeft als het paard onder de kin heeft het een baard. die hier heeft horens, die zijn smal, spleethoevig zijn ze algemeen en zijn naar het hert gemaakt 2350 en hebben vlees dat zeer goed smaakt. |
Equis: paard, cervus: hert. Door de tocht van Alexander de Grote kwam de nijlgau bij de Grieken die bekend werd als hippelaphus: paardhert. Het is een naam die later aan het Java hert werd gegeven. Het heet nu Boselaphus tragocamelus: dat betekent dus rund en hert, het tweede deel betekent bok en kameel. Het dier is verwant met de runderen en buffels.
Nilgau of nijlgau is een algemene naam. Het wordt ook wel blauwbok, in het Engels blue bull, genoemd vanwege de donkergrijze vachtkleur.
Ze hebben een zwaar voorlichaam dat naar achteren enigszins afloopt. Bij het grazen laten ze zich dan vaak op de knieën zakken, hun nek is te kort.
Cale dats ene beeste ghelijc den parde segt de jeeste als dolifant eist ghestart ende hets pecsuart yhart 2355ghekinbacht als .i. euerswijn ende euet orne die langher sijn dan ij uoete dart mede doet menech vreselic ymoet dit spreket solinus ende jacob segt 2360alst wille dattet achter legt deen enen horen ende orebard den andren te stride ward ende als die plonc es moede rechtet den andren up met spoede 2365ende laet dit ligghen na sire maniere dit dier es gherne bi riuiere |
35. Eale dat is een beest gelijk het paard zegt het verhaal als de olifant is het gestaard en het is pikzwart behaard 2355 een kinnebak als een everzwijn en heeft horens die langer zijn dan zestig cm daar het mee doet menig vreselijk ontmoeting. Dit spreekt Solinus en Jacob zegt 2360 als het wil dat het achterligt de ene horen en gebruikt de andere te strijden waart en als dit stomp is en moe richt het de andere op met spoed 2365 en laat die liggen naar zijn manieren. Dit dier is graag bij de rivier. |
Waterbuffel.
Mulder: Door onderzoekers van bestiaria geïdentificeerd als de waterbuffel en, met even grote stelligheid, als de Afrikaanse tweehoornige neushoorn. De herkomst van het dier blijft onzeker maar naar de afbeelding wel de waterbuffel.
Intures es .i. dier bekent in dat lant uan orient dat den stiere ghelijc es 2370als ons seghet aristotiles mar den manen als dat part curter ende sachter nederward anghende bi den scouderen dar bruun roet heuet dat har 2375sijn ander aer na wulle maniere ende sijn luud es ghelijc den stiere sine orne crom alomme gheanghen enten stride wel ganghe sijn uorhoft ru sin har ysceden 2380bouen sinen oghen beede gheuoet ende ghestard der toe recht ghetant als die coe maer curter es hi ende sijn uel mach uele slaghe ydoghen wel 2385so dore sba uleesch et draecht dat ment der omme slaet ende jaecht ende alsement jacht ouer sinen wille bliuet somwile staende stille ende rust em ende uecht 2390ende werpt ute sinen drec echt j. roede verre ofte mee ende als hem van calue werdet wee so comen die diere elkerlijc ende maken uan drecken .i. dic 2395omtrent dat dier om die saken dat men hem niet mach ynaken |
36. Intures is een dier bekend in dat land van de Oriënt dat de stier gelijk is 2370 zoals ons zegt Aristoteles, maar de manen als van het paard korter en zachter, nederwaarts het hangt bij de schouders daar bruin/rood heeft het dat haar. 2375 zijn andere haar is naar wol soorten en zijn geluid is gelijk de stier. Zijn horens zijn krom, alom gaande en te strijden goed staande zijn voorhoofd is ruw, zijn haar gescheiden 2380 boven zijn ogen beide voeten en een staart daar toe recht getand als een koe maar korter is hij en zijn vel mag vele slagen gedogen wel. 2385 Zulk door zoet vlees het draagt dat men het daarom slaat en jaagt en als men het jaagt tegen zijn wil blijft het soms staan stil en rust en vecht 2390 en werpt uit zijn drek recht een roede ver of meer. En als het van kalven wordt wee dan komen die dieren elk en maken van drek een dijk 2395 omtrent dat dier om die zaken dat men het niet kan genaken. |
een soort rund of schaap.
Entira es i dierkin diere uele in almaingen sijn hi ende soe doen als die wise 2400ende vergadren hare spise mar die hie es uan vrecker wise ende die soe ghierech om hare spise onder derde om die somer tijt om tetene als die somer lijd 2405so dat hi cume hem seluen gheuet dar hi nouwelike bi leuet alsi uernempt dat sine soe gulselike gaet der spisen toe soe uerstopti are dat gat 2410ende alse die soe merket dat dat besloten es die spise so doet soe na des scalkes wise so maecse i ander eimelic gat ter spisen wart ende gaet in dat 2415ende hetet der spise al hare gheuouch ende laet den vrecken wachten ynoech alse somer comt geuallet wel dat die soe euet i. scone uel ende so ront ende so uet 2420die hie die hem ter vreckeit set heuet i veronghert lijf de man die wille wachte sijn wijf |
37. Entira is een diertje die er veel in Duitsland zijn. Hij doet zoals de wijze 2400 en verzamelt zijn spijs. Maar de hij is van vrekkige wijze en die zo gierig om zijn spijs onder de aarde rond de zomertijd om te eten als de zomer gaat 2405 zodat hij nauwelijks zichzelf wat geeft waar hij nauwelijks van leeft als hij verneemt dat de zijne zo gulzig gaat naar de spijzen toe dan stopt hij het gat dicht 2410 en als de zij zo merkt dat opgesloten is de spijs dan doet ze het op de schalkse wijze dan maakt ze een andere, heimelijk gat ter spijzen waart en gaat in dat 2415 en eet de spijs tot ze heeft genoeg en laat de vrek wachten genoeg. Als de zomer komt gevallen goed dat de zij heeft een mooi vel en zo rond en zo vet 2420 en de hij die zich te vrekken zet heeft een verhongerd lijf. De man kijkt uit voor zijn wijf. |
Emtira is een soort hamster (of das) dat met het vrouwtje vlees verzamelt tegen de winter en dit in zijn hol legt. Als de koude winter komt ziet het mannetje dat er een tekort zal ontstaan en weigert om het vrouwtje vlees te geven, ze krijgt haar deel niet. Zo aan het zien heeft ze er vrede mee dat ze haar mans wil opvolgt. Maar als ze aan de andere kant van het hol komt opent ze haar kaken, dan eet ze het deel dat daar is verzameld zonder dat aan het mannetje te vertellen. De hamster is dan ook het volmaaktste type van een zelfzuchtig, wantrouwig en slecht gehumeurd persoon, die als het ware met zichzelf in strijd verkeert. Zie 25.
Crinatius dats i dier ende men waent de wareit hier 2425dat cytogrillus dermede heet dat genoemt hier uoren steet j. egel etet in dutsce tale jn vlaenderen .i. herts wetic wale na .i. swijnkin eist gedaen 2430ende es al van dornen beuaen sonder anden buuc allene beseffet anden vrese grot of clene windet hem te gader als .i. bal ende dect em in sine wapine al 2435hets te siene ende te tastene quaet doch doemer toe desen raet alsment in waremen watre doet eist te siene ende te tastene goet ambrosius ons te verstane doet 2440dat es bi naturen vroet het maket te sinen ole ii. vte ghanghe ende uorsiet te uoren langhe welkes sints de wint sal gaen gaetj nort hi stoppet saen 2445dat gat dat int norden staet ende weltijt dat die wint suut gaet stoppet suden ende ontdoet norden dit sijn sente ambrosius worde sijn vleesch droghe ende binnen tlijf 2450dat es der maghe confortatijf het doet wel orine maken nuttelic eist tharen saken die yset sijn lasers te sine die inden point gheeten sijn elefantine 2455die gans es ende moet vet sijn gheuleghen eist ydaen alse i. swijn dit dier ende anders nemmee heuet beneden gate twee dar der uogle eyer ligghen dats waer 2460ligghen hare hoeden dat ligghen dar ysodorus segt dat clemt ter vart in erfste up den wijngard ende velt de druue neder ende leese up weder 2465ende wonter up ende draghetse soe sinen jonghen des sijnsi vroe herts vleesch te puluere gebrant met pecke yminghet te hant doet in lijxemen wassen aer 2470dit segt plinius vor waer aristotiles seit al bloet alse deen jeghen dander noet dat si staende em geuoughen nature mach elken genoughen 2475die elken creature geuet dar het sine gnouchte bj euet |
38. Erinaceus dat is een dier en men waant de waarheid hier 2425 (a) dat het Cyrogillus mede heet dat genoemd is en hiervoor staat. Een egel heet het in Dietse taal in Vlaanderen een heerts, dat weet ik wel. (b) Naar een zwijntje is het gedaan 2430 en is geheel met dorens bevangen uitgezonderd aan de buik alleen. (d) Beseft het vrees, groot of klein het windt zich op als een bal en dekt zich in met zijn wapens al 2435 het is te zien en te pakken kwaad doch doet men er toe deze raad als men het in warm water doet is het te zien en te pakken goed. (e) Ambrosius ons verstaan doet 2440 dat het is van natuur intelligent. Het maak zich een hol met twee uitgangen en voorziet tevoren al lang welke kant de wind zal gaan gaat het noord, hij stopt dicht 2445 dat gat dat in het noorden staat en als de wind uit zuiden gaat stopt het zuiden en opent het noorden, dit zijn Sint Ambrosius woorden. Zijn vlees is droog en binnen het lijf 2450 dat is voor de maag comfortabel het doet goed urine maken. Nuttig is het haar zaak die gezegd zijn melaats te zijn die in de Punt genoemd zijn Elefantaisis. 2455 Dat geheel is en moet vet zijn. Gevild is het en gedaan als een zwijn. Dit dier en anders nimmer heeft beneden gaten twee, waar bij de vogels eieren leggen, dat is waar, 2460 liggen zijn ballen die liggen daar. (f) Isidorus zegt, dat klimt snel in de herfst op de wijngaard en velt de druiven neder en verzamelt ze weer 2465 en wentelt erop en draagt het zo zijn jongen zijn dan blij. Egelsvlees tot poeder gebrand met pek gemengd gelijk laat in littekens groeien haar, 2470 dit zegt Plinius voor waar. (g) Aristoteles zegt al blode als de een tegen de ander ontmoet dat ze staande zich voegen. Natuur mag elk genoegen 2475 die elke creatuur geeft waar het zijn genoegen bij heeft. |
Erinaceus europaeus: Europees
Egel, midden-Nederlands eg(h)el, oud-Saksisch, oud-Engels en oud-Hoogduits Igil (nu Igel) dat met het Griekse ekhinos van Indo-Germaans egh afstamt wat steken betekent. Engelse urchin van Frans en dat van Latijn voor de egel, ericius. In het Vlaams Ԩeerts’ Zijn lichaam lijkt van onder op een speenvarken. (b) Ook komt de naam stekelvarken voor, Engelse hedge-hog, hedge is een soort boom die als haag gebruikt werd, hog: varken. Franse herisson.
(a) Cyrogillus, zie 24.
(c ) Midsummer ‘s Nights Dream’ ii, 2, 9,
‘You spotted snakes with double tongue’ ‘boze slangen, schuifelt niet’ Thorny hedge-hogs be not seen’ Weg, gij egels, scherp van pin!’
(d) Vervolgd zijnde haalt het de kop en de poten in die met de buik en de staart alleen met een witharig bekleedsel bedekt zijn en maakt zich door het inhalen van die delen bolrond. Het zet zijn stekels op waarmee de rug bezet is zodat men hem niet kan aanraken zonder zich te bezeren.
(e) Aristoteles zegt dat als de wind draait van noord naar zuid en van zuid naar noord de egels de ingang van hun holen veranderen. Plinius meldt dat ze het weer kunnen voorspellen, van noord naar zuid, door het verschuilen in hun holen. Anderen dat ze hun holen voorzien van twee ventilatiegaten en als de noordenwind blaast ze het gat aan de noordkant dicht maken, bij de andere wind de zuidkant.
(f) Een nuttig gebruik maakt de egels van zijn pinnen. ‘Het is een beest die zichzelf levensmiddelen verschaft. Want hij klimt in een appel- of druivenboom en schudt appels en druiven naar beneden. Als ze gevallen zijn draait hij zich erin rond en steekt en prikt erin zodat hij op die manier voedsel naar zijn kroost brengt. Buiten dat hij appels op zijn rug draagt, steekt hij er een in zijn mond. Als hij volgeladen is met druiven of appels en er een verliest, gooit hij de rest van zijn rug en gaat opnieuw terug om weer een volle vracht op te halen’ Dit naar Plinius. De Physiologus spreekt alleen over druiven en zegt dat ze die ze die naar beneden halen en zich er overheen rollen. Isidorus volgt deze versie.
(g) Aristoteles zegt dat de egel zijn wijfje staande beslaapt zodat de stekels op de rug van het wijfje hem niet zullen steken. Toch zegt iedereen dat het wijfje op haar rug gaat liggen wat ik eerder geloof, dit is handiger.
Mulder: De soort melaatsheid die ‘elefantiasis wordt genoemd - een vroeg-veertiende-eeuws medisch handboek (de Chirurgie van Jan Yperman) onderscheidt vier soorten lepra of melaatsheid, alle genoemd naar een dier (slang, vos, leeuw en olifant) en veroorzaakt door een teveel van een van de vier lichaamssappen. Elefantia zou volgens hem een aandoening zijn van mensen met een melancholisch temperament. (Zie ook nawoord, p. 137.)
Volgens Aristoteles paren egels staande - ‘Het hardnekkige misverstand spruit waarschijnlijk voort uit het door natuurvorsers waargenomen voorspel. Daarbij staat het vrouwtje op haar achterpoten. Het mannetje nadert haar, ook rechtop, met uitdagend opgerichte penis, en als ze vlak bij elkaar zijn bepist hij het wijfje.’ (G. Brands, Een bever als knecht. Amsterdam 1973, p. 16.)
Erminius es .i. ermelijn .j. vte scone dierkin ende es van wesels yslachte 2480oec segghen meer dan si viij dat alleens es dat ende dit te wintertide eist snee wit sonder anden start ant ende als des somers hitte em comt ghehende 2485[so eist upten ric bruun root muse bitet gherne doot want bi haren vleesche leuet alse men sijn vel snee wit heuet] so eist wart ende diere 2490 anders ne doghet in ghere maniere van der .e. ebdi ghehord nv uerstaet van der .f. uord |
39. Erminius is een hermelijn. Een uitermate mooi diertje en is van wezels geslacht, 2480 ook zeggen er meer dan 8 dat het allemaal gelijk is en dat dit in de wintertijd is het sneeuwwit alleen niet aan de staart op het eind als de zomerhitte komt gaan 2485 dan is het op de rug bruin/rood. Muizen bijt het graag dood want van hun vlees leeft het. Als men zijn vel sneeuwwit heeft dan is het waard en duur, 2490 anders deugt het op geen manier. Van de e heb je gehoord, nu verstaat van de f voorts. |
Mustela erminea. Wezel, midden-Nederlands ermelijn, oud-Saksisch en oud-Hoogduits Harmo of Harmili, oud-Engels hearma (nu ermine) oud-Frans ermine (nu hermine) uit midden-Latijn hermelinus, in laat Latijn betekent armelinus hermelijn bont.
De wezel wordt vaak verwisseld met het hermelijntje. In zijn zomerkleed wordt het hermelijntje vaak Էezelՠgenoemd terwijl hij in het witte winterkleed hermelijntje en witte wezel heet. De hermelijn is aanmerkelijk groter dan zijn soortgenoot, de wezel, maar kleiner dan de bunzing. Vondel, Geboorteclock;
‘En wereldlijk en geestelijk
Met hermelijn praalde’ Zo worden de mantels van koninklijke en edelen afgezet met dit bont als een teken van innerlijke zuiverheid dat hun gedrag regelt. ‘To wear, assume, the ermine.’ De functie van de rechter in de High Court werd zo genoemd omdat zijn kleren afgezet waren met hermelijnbont.
Soflenena es i dier vreselic ende onghier 2495verre in arden woesten lande ende es ghemaect tes menscen scande om te mattene sine ouerde want met so groter onwerde bestaet den fieren man 2500ende uerwintene mede dan ende scortene in uele sticken ende oec eist geuallen dicken dattet ghemoete van der vlucht enen man met groter urucht 2505ende alstene omoedich uerstoet sone det hem no quaet no goet |
40. Felena is een dier vreselijk en onguur, 2495 ver in erg woeste landen. En is gemaakt te mensen schande om te meten zijn hovaardigheid, want met zo’n grote onwaardigheid bestaat het de trotse man 2500 en overwint hem mede dan en scheurt ze in vele stukken en ook is het gebeurd vaak dat het ontmoet in de lucht een man met grote vrees 2505 en als het ootmoedigheid verstond dan deed het hem geen kwaad of goed. |
‘Falena is een dier dat in verre landen geboren wordt. Dat heeft God als straf voor hovaardige mensen geschapen want het dier haat en verafschuwt van nature de hovaardigheid van mensen. Als het met hovaardige mensen vecht, dan vecht het zonder ophouden en als het gewonnen heeft dan wrijft hij de hovaardige en onbarmhartige stuk. Ziet het echter mensen op zich toekomen die deemoedig zijn en herkent het hun deemoed omdat ze vluchten of angstig zijn, dan blijft het stil liggen en laat die mensen voorbijgaan.’
Felis jubata, L. (gemaand), heeft wat langere haren op de nek, het is de jachttijger.
Die wordt even tam als onze huiskat, maar is veel leerzamer. Goede?
Furunculus es dat furet ende sijn na oeghelen wel na yset meere dan de wesel .i. deel 2510ghemaket naer fissou gheel stouter ende wreet nochtan dan sine macht wlleesten can si sijn also gheset ter scole dat sij gaen inder conine ole 2515ende bitense alle doet of si moeten steruen dor noet allene ne adtsi niet dese beeste mar alle die leuen mintst ende meeste bestaen si moghensise uerwinnen 2520niet dat si dat uleesch so minnen want si nutten elniet dan bloet ter quateden so staet hem hare moet vele jonghe heuet furet seuene ofte viij. es yset 2525ligghende segmen dat si riden ende als die soe wille notens tiden heuet soe niet dan hare genoet soe te drent ende bliuet doet xl daghe draghesi omtrent 2530ende xl daghe sin si blent ende dar ouer xl daghe beghinnen sj biten ende jaghen |
41. Furunculus is de fret (a) en zijn naar het bekijken bijna gezet meer dan de wezel een deel 2510 en gemaakt naar de bunzing geheel dapperder en wreder nochtans dan zijn macht voldoen kan. (b)Ze zijn alzo gezet ter school zodat ze gaan in het konijnenhol 2515 en bijten ze allen dood of ze moeten sterven door nood, alleen nee aten ze deze beesten niet maar alle die leven, klein en groot bestaan ze en mogen ze overwinnen, 2520 niet dat ze dat vlees zo beminnen want ze nuttigen niets anders dan bloed ter kwaadheden staat hem zijn moed. Vele jongen heeft de fret zeven of acht is gezegd. 2525 Liggende, zegt men, dat ze paren en als de zij wil ze paren gaan heeft ze dan niet haar genot ze verderft en blijft dood. Veertig dagen draagt ze ongeveer 2530 en veertig dagen zijn ze blind en daarna binnen veertig dagen beginnen ze te bijten en te jagen. |
Mustela putorius furo (Putorius furo, Martes furio) Fret, midden-Nederlands foret, Duits Frett of Frettchen, Engelse ferret, Deense fritte, van oud-Frans furet, dat uit vulgair Latijn furittus: kleine dief, (Latijn fur: dief) Het woord verspreidde zich met de Romeinse kunst om het dier voor ratten jacht, konijnen en vogels in te zetten.
(a) De fret lijkt qua grootte en vorm wat op een bunzing. Is iets kleiner en schraler. De fret is sinds overoude tijden bekend, hoewel alleen in getemde toestand.
(b) Op de Balearische eilanden hadden de konijnen zich eens zo sterk vermenigvuldigd, aldus Strabo, dat de bewoners keizer Augustus om hulp smeekten. Hij zond enige ‘Viveraeՠdie zich zeer verdienstelijk maakten. Ze werden in de gangen van de konijnen gelaten en dreven de verderfelijke knaagdieren eruit in het net van hun vijanden. Isidorus schreef over een dier dat gebruikt werd bij de konijnenjacht en noemde die furo.
De fret is een teugelloos dier, zoals Aristoteles zegt, het overvoert zich met voedsel en waagt vaak zijn leven vanwege het voedsel. Op grond van zijn onbeheerstheid kan het niet lang leven. Het dier is onmatiger in de geslachtsdaad dan andere dieren, dat komt omdat het grager is dan anderen. Bij de daad richt het zich op het wijfje en beweegt zich in als een in telgang gaand paard. Als hij het werk niet volledig volbrengen kan waar hij zo uitzinnig naar verlangt dan huilt hij en is rusteloos. De natuur kan die sterke uitoefening van het geslachtsverkeer niet verdragen en de natuur is bij alle dieren zo ingericht dat ze de bevrediging van het geslachtsverkeer zo zeer begeren. De geslachtelijke zaden zijn namelijk een eigenschap van het bloed die tegelijk met de levensgeest uitgestoten worden. Vandaar dat het leven door overmatig geslachtsverkeer verkort wordt en moet de mens of het dier voor zijn tijd sterven en wordt zeer zwak. Je hoort dan ook vaak dat een man bij geslachtsverkeer plotseling gestorven is. Daarom paart het dier zich op de manier van de mens zodat het wijfje onder ligt en het mannetje boven. Deze houding keert het dier niet om. Maar de mens stoot het meest tegen de gevestigde orde bij geslachtelijk verkeer, die keert de menselijke geslachtsdaad om en houdt zich als de egel of de gans of neemt de plaats van de vrouw in. Dat is zeer schadelijk en zeer zondig, dat doet geen ander dier, behalve de mens. Zie volgende.
Furionus segt aristotiles dat .i. luxurieus dier es 2535ende guls van etene nochtan ende dicke moetet vanghen an sware auonture om sijn eten niet langhe leuet wilmen weten warbj dat dit es mede 2540dats bj sire onsuuerhede want als hem die wille wee doet ghebartet alset ware uerwoet sijn wille es mere dan die macht ende om dat der naturen cracht 2545allen creaturen onseghet luxurie die es ongheweghet bouen der naturen ganc so ne mach hare lijf niet wesen lanc die so node rustet stille 2550die so node vleesch anders wille furionet notet mede recht na des menschen sede want soe leegt onder ende hi bouen ende in desen machmen louen 2555dit dier dat sere es ongheleerd dat sine nature niet ne verkeert dies quade menschen plien ende plaghen dies jc lase niet ne dar gewaghen |
42. Furionus, zegt Aristoteles, dat een wulps dier is. 2535 En gulzig van eten nochtans en veel moet het vangen aan zware avonturen om zijn eten. Niet lang leeft het wil men weten waardoor dat is mede? 2540 Dat is door zijn onzuiverheid want als bij hem de lust pijn doet gebaart het alsof het dol wordt zijn lust is meer dan zijn macht en vanwege de naturen kracht. 2545 Alle creaturen ontzeggen wulpsheid die is losbandig boven de natuur zijn gang, dan mag zijn lijf er niet wezen lang die zo nodig rust heeft stil, 2550 maar als het vlees anders wil. Furionet geniet mede recht naar de mensen zede, want zij ligt onder en hij boven. En in deze mag men het loven 2555 dit dier dat zeer is dom dat zijn natuur niet verandert wat kwade mensen plegen en plagen aan dit laat ik me niet wagen. |
Zie voorgaande.
Fenes es i dier dar aldus 2560of scriuet ons plinius van quateit groot van liue clene dese diere wonen in derde ymene si decken haren decken aren drec in derde of enech dier ghinghe sire verde 2565dat sijn drec niet openbarde dat feles dar ware alst dan die diere siet want et ne mach oec lopen niet gatet suarlike ende stille 2570ende alster i siet te sinen wille mordadelic varter up thanden bede met clauwen ende met tanden so gaet scoren ende biten dit dier yslacht den ypocriten 2575die maken eimeliken dec ouer hare sonden dats hare drec met biechten die sij spreken ende al om hare lose treken om dat mense sal eten goet 2580mar comt hem eneghe int ghemoet die scoren si ende menen thare hoe soet emmer vort gheuare |
43. Feles is een dier daar aldus 2560 van schrijft ons Plinius. Van kwaadheden groot, van lijf klein. Deze dieren wonen in de aarde algemeen ze bedekken hun dek van drek in de aarde zodat als er enig dier in ging zijn gang 2565 dat zijn drek niet openbaarde dat het Feles dier daar was. Als het dan die dieren ziet want het mag ook lopen niet gaat zwaar en stil 2570 en als het er een ziet naar zijn wil moorddadig springt hij gelijk erop beide met klauwen en met tanden dan gaat het scheuren en bijten. Dit dier slacht de hypocrieten, 2575 die maken een heimelijk dek over hun zonden, dat is hun drek, met biechten die zij spreken en al om hun loze streken omdat men ze zal noemen goed, 2580 maar komen ze er een tegen naar hun zin die verscheuren ze en nemen het hunne hoe zo het immer voort gaat. |
Felis catus ‘Ferus’ de wilde kat, is een kwaadaardig en sterk roofdier. Die vervolgt hazen, zelfs jonge reen en loert ineengedoken op een dikke boomtak op allerlei vogels. Hij woont in holle bomen, in spleten van rotsen en holten van afgronden waar hij gewoonlijk ‘s nachts al sluipend uit tevoorschijn komt. Zijn gehuil in het woud bij nacht heeft een bijzondere verschrikkende en huiveringwekkende uitwerking. Het diepe droefgeestige janken van de wilde kat schijnt de jagers in de wildernis met een gevoel van eenzaamheid en verlatenheid te vervullen dat hij die dit eenmaal heeft gehoord nooit meer vergeet.
Men heeft tevergeefs getracht de wilde kat tam te maken. Hij lijkt op onze gestreepte huiskat maar is groter. Jongen, uit het nest genomen, bleven woest en wild, stierven uiteindelijk van de honger. Ze bedekken hun uitwerpselen net als de kat.
Finges dat siet men lopen jnt lantscep van etyopen 2585ende .i. deel bruun van are plinius segt openbare dat die soe ande burst uoren .ij. spenen draghet als wijd horen ende pleghens lettel diere dan dit 2590jnt lant dart in wont ende sit so eist sochte ende niet wreet mar doetem hiemene enich leet dat ne cant niet lichte uerdraghen die sinen pais wille beiaghen 2595met desen diere in hare stede si dat si hem houden vrede hier compt die lettre inde .g van der .f. wetics nemmee |
44. Finges die ziet men lopen in het landschap van Ethiopië 2585 en is een deel bruin van haren. Plinius zegt openbaar dat die zo aan de borst van voren twee spenen draagt, zoals wij het horen, en plegen weinig dieren te zijn dan dit. 2590 In het land waar het in woont en zit is het zacht en niet wreed maar doet men hem enig leed dat kan het niet licht verdragen die zijn vrede wil belagen, 2595 met deze dieren in hun steden zorg dat je er mee houdt vrede. Her komt de letter in de g, van der f weet ik nimmer meer. |
Een soort aap, magot.
Burger: ‘De viervoeter finges heeft twee borsten met ‘ spenen’ Een van de kopiisten las of hoorde ‘serpenten,’ schreef dat op en de tekenaar beeldde trouw een dier af met slangen aan de borsten.
Glis es .i. dier no bore groet 2600some wit some swart ende roet jn vlaendren etent slaepmuse bj namen want den winter althe samen slapen sonder spise ende dranc ende als die sonne haren ganc 2605verheft ende somer ynaect bi naturen dat dier uerwaect minder dan die ratte est van desen diere est dat men leest jn plinis bouke dat sijn smare 2610gesoden ieghen sere nuttelic ware hem die hem onsaghe der scaden dat hijt water soude laden bestrakire mede sine lede vp derde ende up bome mede 2615lopet euen wel als wijd oren appele euet vercoren ende doeter in alset vint stade dicke uernoi ende scad |
45. Glis is een dier niet bar groot 2600 soms wit, soms zwart en rood. In Vlaanderen heet het slaapmuis bij naam want in de winter al tezamen slapen ze zonder spijs en drank en als de zon haar gang 2605 verheft en de zomer naakt bij naturen dat dit dier dan ontwaakt. Kleiner dan de rat is het. Van deze dieren is het dat men leest in Plinius boeken dat zijn vet 2610 gekookt zeer nuttig ware hem die ontzag de schade dat hij het water zou laden, bestrijk er mee zijn leden. Op de aarde en op bomen mede 2615 loopt het even goed zoals wij het horen, appels heeft het uitverkoren en gaat er in als het vindt tijd veel verdriet en schade. |
Glis glis. Relmuis, zevenslaper of slaapmuis heet in Duits Glis en Siebenschlafer, in Engels dormouse en in Frans loir. Het Latijnse dormire betekent slapen, dormouse is zo de slapende muis. Als de herfst komt begint hij winterproviand in te zamelen om die in zijn hol op te bergen. In die tijd is hij Ժo vet als modder’ In koude bergstreken valt hij al in augustus, in warmere streken in oktober in slaap. Je kan ze gerust uit het nest weghalen en vervoeren, ze merken er niets van. Soms worden ze wakker en eten van hun wintervoorraad. Meestal worden ze wakker tegen het voorjaar, zelden voor eind april. Zijn winterslaap duurt dus zeven maanden. Zie de eeuwig slapende en suffende slaapmuis in het verhaal van Alice in Wonderland van L. Carroll, onbewogen temidden van zijn slapende omgeving. Hij wordt alleen wakker als hij het woord aan’ tՠhoort. Shakespeare, Twelfth Night, iii, 2,20;
‘she did show favour to the youth in your sight only to exasperate you, to awake your dormouse valour, to put fire in your heart, and brimstone in your liver’ ‘Zij gaf die jonge mens voor uwe ogen die bewijzen van haar gunst, alleen om u te prikkelen, om uw mormeldier, (slaapdier) dapperheid op te wekken, om vuur te brengen in uw hart en zwavel in uw lever’.
Bij de Romeinen golden ze als lekkernij en werden in een gliriari vet gemest. De gemeste dieren prijkten, na gebraden te zijn, als een grote lekkernij op de dis van de rijke fijnproevers. Ze lieten ze zelfs wegen voor de ogen van hun gasten.
Plinius zegt dat hun vet als je het kookt zeer goed is tegen pijnlijke leden die door verlammingen aangetast zijn als je ze daarmee inwrijft.
Galis segt aristotiles 2620dat .i. sere stout dier es want het out ter menegher tijt jegen die serpente strijt ende alsetse euet uerbeten so gaetse tehant eten 2625ende stappants etet rute also jaghet tfeniin vte dartoe es .i. redene groot twi dat bijt de serpente doot want gali bi musen leuet 2630ende omme dattet verstaen heuet dat si de muse verteren dar omme willet hem deren om dat si minderen hare beiach hier bj eist datmen segghen mach 2635onder stompers was oit nijt want elc man om sijn winnen tijt |
46. Galis, zegt Aristoteles, 2620 dat een zeer dapper dier is want het houdt te menige tijd tegen de serpenten strijd en als het die heeft gebeten dan gaat ze die gelijk eten 2625 en gelijk eet het ruit en zo jaagt ze het venijn uit. Daartoe is een reden groot het waarom dat het bijt de serpenten dood want de wezel van muizen leeft 2630 en omdat ze begrepen heeft dat die de muizen verteren daarom wil ze hen deren zodat ze verminderen haar bejag. Hierbij is het dat men zeggen mag 2635 onder stumpers was nooit nijd want elke man om zijn winnen gaat. |
Mustela nivalis, het laatste woord betekent wit en het eerst zoveel als een lange muis. Grieks gale: wezel. Wezel, midden-Nederlands wesel, oud-Hoogduits Wisula, (nu Wiesel) oud-Engels weosule (nu weasel) oud-Zweeds heeft visla. Dit woord komt van een Germaans wisulo. Het dier heeft zijn naam naar zijn stank gekregen, men verbindt het met Indo-Germaanse uiso: stank.
‘Wezels beschikken van nature over kennis van medicijnen. Als de wezel zijn jongen dood vindt, haalt hij ruit dat ze weer tot leven wekt. Hij vecht met de slangen omdat slangen muizen eten zoals ook de galy muizen eet. Daarom vangt hij slangen omdat die zijn voedsel wegpakken. Ze vecht zoals de Grieken en Romeinen al wisten, met slangen Plinius beschrijft zo’n gevecht.
De wezel weet al gauw dat er een basilisk is en gaat naar zijn hol, eet ruit en vet zich met het sap ervan in en valt dan de basilisk aan en doodt die zonder zelf pijn op te lopen. Ruit is een krachtig middel. De serpenten worden door de geur van ruit verdreven, als het verbrand wordt, zelf zo erg dat als een wezel met een serpent vecht ze zichzelf bewapent met ruit tegen de kracht van het serpent.
Geneta es i beeste mere dan die uos die meeste valu roet alse bont 2640swarte sciuekine ront .j. beeste goedertire gnouch men dadare ongeuouch so nes fier no clemt oghe mar gemate ende gedoghe 2645ende bi riuieren es hare ganc ende souken spise na hare belanc |
47. Geneta is een beest groter dan de vos; de meeste vaal rood en alzo bonte 2640 zwarte schijven rond. Een beest goedertieren genoeg men deed haar ongevoeg dan is het niet fier of klimt hoog maar gematigd en gedegen 2645 en bij rivieren is haar gang en zoekt spijs naar haar belang. |
Guesseles es i dier no wreet no fel no onghier bj watre eist alle stont 2650mere eist dan die muushont ende minder eist dan theencoren roet valu als wijt oren maer die wamme es wit onder derde wonet dit 2655sijn drec rieket als muscheliaet ende menech die hem diet uerstaet heuet ouer muscheliaet yacht mar et ne euet niet die cracht ende dits wonder des et pleget 2660dattet int openbare leghet sinen drec als offet woude dat men al dar vinden soude allen lieden te baten nochtan vliet vtermaten 2665war soet mach wijf ende man dar ment niet ysien can jn desen doene leert ons hier dit ongheleerde wilde dier dat elc wel doe in elker wijs 2670ende nemmermeer ne soeke prijs ter werelt hoe soet gaet der of der werelt prijs en es maer stof hier nemet of vander .g. vander .j. ort uort mee |
48. Gresselus is een dier niet wreed of fel of onguur bij water is het te alle stonde, 2650 groter is het dan de wezel en kleiner dan de eekhoorn, rood vaal is het, als wij het horen, maar de buik is wit, onder de aarde woont dit. 2655 Zijn drek ruikt als muskus en menigeen die hem niet verstaat heeft het over de muskusjacht, maar het heeft niet die kracht. En dit is het wonder dat het pleegt 2660 dat het in het openbaar legt zijn drek alsof het wou dat men het daar vinden zou voor alle lieden te baten. Nochtans vliedt het uitermate 2665 waar het zo mag, wijf en man dat men het niet zien kan. In deze doen leert het ons hier dit ongeleerde, wilde dier dat ieder wel doet in ieders wijs 2670 en nimmer meer zoekt prijs ter wereld, hoe zo het gaat daarvan de wereld prijs is maar stof. Hier neemt af van de g, van de j hoort voorts meer. |
Zijn mest is zeer welriekend en ruikt als bisam (muskus) maar het heeft niet dezelfde eigenschap. En dat is het verbazende aan het dier, het hoopt zijn mest op een plaats op zodat de mensen het zien en ze het voor hun gebruik nemen. Daar wordt hij niet kwaad over, maar gunt het de mensen zeer. Maar het laat zich niet graag aan de mensen zien en vlucht weg’. Dat lijkt op de civetkat Civettictis civetta, de Afrikaanse civet, of Viverra zibetha, L., de Aziatische civetkat. (V. civetta, Schreb)
Civetkat, Duits Zibet, Engels civet, Frans civette, van Arabisch zabad: schuim, omdat ze een sterk riekende schuimachtige stof afzondert. Muscuskat, moschuskat. De civetkat geeft een sterk riekende, muskusachtig geurende afscheiding uit de klieren in de buurt van de geslachtsorganen van manlijke en vrouwelijke dieren gelegen zijn, in de natuur ontleegt het dier die door op bomen te drukken en te wrijven.
Shakespeare, As You Like It, iii, 2, 69, ‘De handen van de hovelingen geuren naar civet.’
Civet is van een minder komaf dan teer; het is de onzindelijkheid van een kat’.
Guessides heet op zijn Duits Bizamrussel.
2675Ibex es i. dierkin clene vp roetsen wandelende ende stene als ons sente gregorijs seget dat dar sine joghet pleghet dar no serpent no man 2680no ander dier ynaken can plinius seit dat es so snel ende gheornet sere wel vernemensi yet vresen met allen si laten hem van der roetsen uallen 2685ende behouden hem iegen den ual vp hare orne onghequets al sulke bouke wanen des dat dit van herte comen es |
49. 2675 Ibex is een diertje klein op rotsen wandelt het en stenen, zoals ons Sint Gregorius zegt, dat het daar zijn jongen pleegt waar geen serpent of man 2680 of een ander dier geraken kan. Plinius zegt, dat is zo snel en gehorend zeer goed. Vernemen ze iets vrees met zijn allen ze laten zich van de rotsen vallen 2685 en beschermen zich tegen de val op hun horens zonder kwetsing al. Sommige boeken wanen dit dat het van het hert gekomen is. |
Capra ibex, is de steenbok, Duitse Steinbok, Engels capricorn. Die leeft in troepen van meestal niet meer dan vijftien stuks. Op de dag koesteren ze zich in de warmste gebieden van de bergen. Als de zon begint onder te gaan dalen ze al grazende af naar de hoogstgelegen bossen waar ze gedurende de nacht blijven grazen. Zodra de zon opkomt beklauteren ze de bergen weer. Vaak gebeurt het ook dat de steenbok als hij van dichtbij achtervolgd wordt zich van de steile hellingen afwerpt en dan zodanig op zijn horens weet neer te komen dat hij ongedeerd blijft.
Ibida es i. dier 2690ghemanc ende sere onghier van enen euere dies wilt ende van der sueghe die men thuus hilt al eist dat si selsame sijn nochtan sin beter die huus swijn 2695[oft die wilt swijn in den woude want sine vetten niet also houde] no hare uleesch es niet gesont dits naturlike cont |
50. Ibida is een dier 2690 gemengd en is zeer onguur van een ever die is wild en van de zeug die men thuis houdt. Al is het dat ze zeldzaam zijn nochtans zijn ze beter dan het huiszwijn 2695 of het wilde zwijn in het woud wat zijn vetten niet zo houdt. Maar hun vlees is niet gezond dit is natuurlijke kond. |
Ibrida of hybride, is een viervoetig dier en is een bastaard dat stamt van het wilde zwijn en van een tam varken, zoals een muilezel van een paard en ezel komt. Men kan het bastaardzwijn noemen.
Istrix als seit solijn 2700es i. dier dat heet porkespijn dit dier wandelt bi der zee ende jn ole van berghe mee alst nieweren eentuint bj der zee te luscene vint 2705te somere comtet selden vort mar alset den winter hort van couden maken groot ydinghe dan es hare wandelinghe vpt lant ende jnt water mede 2710houtet sine legherstede met burstelen swart ende wit so eist beanghen dit die scarp sijn grof ende stide dart hem mede wert ten stride 2715ghenaket hem man of hont het scuddet hem ende in curter stont so scietet dure .ij. of eene die jn vlieghen in toten beene ende hier mede eist altoes bewart 2720sowar et enen gaet ofte vart van desen burstelen es ysciet dat mere echte van messen of siet |
51. Istrix, als zegt Solijn, 2700 is een dier dat heet porkespijn. Dit dier wandelt bij de zee en in holen van bergen meer als het nergens iets vindt bij de zee te weg te kruipen vindt. 2705 In de zomer komt het zelden voort maar als het de winter hoort van koude maken ze groot geding dan is haar wandeling. Op het land en in het water mede 2710 houdt het zijn legerstede. Met borstels zwart en wit is het bevangen dit die scherp zijn, grof en stevig waar het zich mee weert ten strijde 2715 genaakt hem man of hond het schudt zich en in korte stond dan schiet het af twee of een die invliegen tot het been en hiermee is het altijd beschermd 2720 zo waar een gaat of vaart. Van deze borstels is geschied dat men er hechten van messen van ziet. |
Hystrix cristata (hanekamvormig, van een kam voorzien) Stekelvarken, Duitse Stachelschwein of Dornswin. Het woord stamt uit midden-Latijn porcus spinosus: doornig varken, vergelijk Italiaans porco spino en oud-Frans porc espin (nu porc epic) en midden-Engels porcepyn of porkepin wat porcupine werd. Mogelijk werd het varken genoemd naar zijn knorrend geluid.
Het stekelvarken had lang de reputatie dat die in staat was zijn pijlen op zijn aanvallers af te schieten. Dit geloof is zo oud als Aristoteles die spreekt van een alles of niets daad, de creaturen schieten dan uit hun haren zoals bijvoorbeeld het stekelvarken.
Plinius beschrijft ze aldus: ‘De porkpens komt uit India of Afrika, het is een soort van egel en met stekels zijn ze beide gewapend, maar de porkpens heeft langere en scherpgepunte naalden die als hij zijn huid uitstrekt van daaruit afvuurt’ Aelianus voegt toe dat ze zo goed afschieten dat ze hun aanvallers bezeren. (Als een stekelvarken in het nauw gedreven wordt dan zet hij zijn stekels op en valt door vlugge zij- of achterwaartse bewegingen aan zodat de uitdager voor hij er erg in heeft een aantal pennen in zijn huid heeft.)
Iena es i beeste jn doede graue es hare feeste 2725dar dode gedoluen sijn plinius scriuet ende solijn dat hem twe dinghe behoren toe want ets bede hie ende soe bede als ende alsbeen 2730sijn hem euen stijt ouer een so dat niet omme ysien can en kerem altemale dan dar erden sijn in die wostinen gatet nachtes stillekine 2735ende verstaet nouwe ende hort hoe van hare name es dat wort ende lert haren name nomen dan eist dicken bj nachte comen roepen ter erden keten 2740nomende hoe si heten ende alsetse vte brochte doedese of et mochte dicken dat dier ybaren leert als een die wee heuet ende hem keerd 2745dat hi euet in sine maghe ende als hi vant in sine claghe weder dat man was ofte ont dien verbeet al dar ter stont jachonde comensi dar et gaet 2750ende het sine scade beslaet so ebsi are bassen verloren alle die dolen in are sporen eist datetse mach begaen danne verbitetse saen 2755ende dits wandel in sine maniere dits wonder van desen diere dese beeste draghet .j. steen sijns gelike es negheen voren int houet ofte int oghe 2760hier na alsic van stenen toghe salic v gewaghen des van des wulues grote so es ende es ymanc na parde ghelike vele vintmere in afrike 2765van der .j. gaet vte dat spel nv hort vort van der .l |
52. Hyena is een beest in begraafplaatsen is haar feest 2725 waar doden begraven zijn. (a) Plinius schrijft het en Solinus dat hem twee dingen behoren toe, want het is beide, hij en zij. (b) Beide hals en halsbeen 2730 zijn hem even stijf overeen zodat het niet omzien kan en keert zich telkens om dan. Waar kudden zijn in de woestijn gaat het ‘s nacht stilletjes 2735 en verstaat goed en hoort hoe van hun naam is het woord en leert die namen noemen dan is het vaak ‘s nachts gekomen roepende bij hun hutten 2740 en noemde hoe ze heten en als ze er dan uitkwamen doodde hij ze als hij kon. Veel dat dier gebaren leert als een die wee heeft en zich uitgeeft 2745 wat hij heeft in zijn maag en als hij dan vindt in zijn klagen of dat een man was of een hond die verbeet het al ter plaatse. Jachthonden komen waar ze gaat 2750 en het zijn schaduw beslaat dan hebben ze het bassen verloren. (d)Alle dieren verdwalen in hun sporen is het dat het ze kan pakken dan verbijt het ze samen. 2755 En dit verandert zijn kleuren dit is een wonder van deze dieren. (e) Dit beest draagt een steen, zijn gelijke is er geen voorin het hoofd of in het oog, 2760 hierna als ik van stenen getuig zal ik gewagen van dit. Van de wolf grootte is het en is gemaakt naar luipaard gelijk. Veel vindt men er in Afrika. 2765 Van de j gaat uit het spel, nu hoort voort van de l. |
Hyaena, Latijn, van Grieks huaina, wat zwijn betekent vanwege de borstelige rug. Hyena, oud-Hoogduits IJena en Hienna, nu Hyane, Engelse hyena en Franse hyene.
De hyena kan men gerust grafdier noemen, want zowel Plinius als Solinus zeggen dat dit dier in de graven van gestorven mensen woont. De hyena voedt zich met menselijk vlees zoals andere dieren van gras leven.
(a) Het is in zijn soort dat die van sekse verandert want hij is nu en dan manlijk, dan weer vrouwelijk en daarom een onzuiver beest. Ze gaan niet alleen samen met hun eigen soort, maar ook met leeuwen, honden tijgers en wolven. Al bij Aristoteles wordt gezegd dat ze elk jaar van sekse veranderen. Het was een algemeen geloof dat ze om de zeven jaar van sekse veranderen of dat elk dier vrouwelijk en mannelijk was. Aristoteles ontkent dit, anderen bevestigen dit. Plinius accepteerde Aristoteles ongeloof, maar het geloof bleef zo in tot de middeleeuwen bestaan.
(b) Ԛijn zeer stijve nek kan niet gebogen worden behalve als het hele lichaam draait. Zijn nek bestaat uit een enkel been, zonder gewricht waarin een bijzondere toverkracht zat’ Wat het gewrichtloze nekbeen betreft, dit denkbeeld is waarschijnlijk ontstaan uit de stijfheid van zijn nek die zodanig is dat als het dier achter zich wil zien of iets zijwaarts wil grijpen genoodzaakt is om zijn ganse lijf om te draaien.
‘Komt hij ‘s nachts bij de huizen doet hij de stem van de mens na. Als hij spreekt als een mens dan moet je voor hem oppassen’ Plinius zegt dat als dit dier naar de stemmen van mensen luistert en de naam van een van hen leert dat hij hem dan roept met een geveinsde menselijke stem die hem naar de dood lokt. Hij bootst de mensenstem na en weet daardoor de schaapherders te betoveren zodat ze vastgenageld blijven staan op de plek waar ze zich bevinden. En schaapherders vertellen dat hij bij stallen als een man spreekt en sommige mannen bij hun naam noemt en met hen buiten afspreekt. Hij doet vaak voor alsof hij de man is die honden uitlaat zodat hij ze kan pakken en eten. Aristoteles heeft vermeld dat de hyena de honden aantrekt door het geluid van overgevende mensen na te doen. Zijn schaduw maakt dat honden stoppen met blaffen en stil zijn als hij in de buurt komt. Een aanleiding tot dit geloof is dat de hyena zich volkomen dood kan houden als er een troep honden in de buurt is, de honden snuffelen eraan en gaan tenslotte weg. Dan springt de hyena op en sprint weg. Zijn schaduwvacht van avondkleur, zijn lachen dat onderbroken wordt door gesteun en gegrom zijn allemaal geestenwerk.
(d)In de hyena is een zekere magische kracht die de geest van man en vrouw bezet of hun gevoel steelt. Als de hyena voor de jager uitvliegt en niet gevangen genomen kan worden draait ze met een bocht naar zijn rechterkant en draait door totdat de man voor hem is. Dit doet hij omdat hij zijn sporen en voeten wil ruiken, dan zal je zien dat de jager zo verdwaasd wordt dat hij niet in staat is om zijn hoofd te dragen of om op zijn paard te zitten maar ervan af valt. In het geval dat hij naar de linkerkant draait is het een teken dat de hyena moe is en dan wordt hij gauw gepakt. Een vertaling van Plinius meldt dat het beest hyena wegvliegt voor de jager in een bocht draait via de rechterkant om het spoor van de man op te nemen, komt hij die niet achternagaat de man door met zijn bezigheid anders valt de man van zijn paard. Wat Plinius werkelijk zegt dat, als de hyena rondgaat en de man zijn spoor oppikt, de ander dronken wordt en van zijn paard valt.
(e) Het midden van zijn rug is wat krom, geel van kleur en bespikkeld aan de andere kant met blauwe vlekken wat hem meer angstaanjagend maakt waarbij het lijkt alsof hij vele ogen heeft. ‘Ee ogen veranderen van kleur naar de stemming van het beest, een duizend keer per dag. Dit beest heeft eindeloze vele manieren en verschillende kleuren in zijn ogen, zeer beweeglijke ogen’ Het heeft een edelsteen in zijn ogen of beter in zijn hoofd, de hyena of hyaenius, maar de ouden zeggen dat de oogappel in zo’n steen verandert en dat als iemand het onder zijn tong legt hij in staat is om te voorspellen en profeteren van dingen die komen.
Mulder: Aristoteles bestreed al dat hyena’s hermafrodiet zouden zijn. De misvatting ontstond doordat mannelijke en vrouwelijke exemplaren uitwendig slechts met grote moeite van elkaar onderscheiden kunnen worden: ook de vrouwtjes hebben een (pseudo-) penis.
Leo segt solinus jeeste es coninc van iiij. voeten beeste leo es hi oec ghenant 2770ende liebard es hi in dietsch becant men vindet oric visiren van liebarden iij. Manieren curte vintmen als ende als ru gheard kersp inden als 2775mar die ne sijn no starc no snel andre vintmen also wel dat perdus winnete dat wreede dier die ne sijn no wreet no fier noch oec inden als oec gemaent 2780mar edele lione als men waent sijn lanc ende smal ende slecht yard snel ende starc ende onueruard sine weten ghene scalchede no negheen bedrieghen mede 2785simpel es die sien van desen ende also wilsi besien wesen hare uoroft ende start doet verstaen hoe hi es ghemoet jn barste ende in uoete uoren 2790ligghen are crachte als wijt oren so et si si alsi riden hare ghenoete willen tallen tiden die liewinne brinct eerst .v. jonghe dan iiij. ten andren spronghe 2795dan iii. dan .ii. dan .j dar na nemmermee negheen twe spenen euet ende die clene middel an haren buuc allene augustinus die seget 2800alse die lewinne hare jonc leget dat sj in .iij. draghen ne waken dan comt die vader claghe maken ende grongieren ende mesbaren dan onwaecsoe te waren 2805ende dese slaep ghelijct der doet dits van beesten wonder groet solinus seit in sijn gedichte men quetsene hine belcht niet lichte mar maecmenne erre so es uerloren 2810al dat hem qomt te uoren nochtan sparti dats heren doen twi draghen si in den scilt .i. lioen ende sine int herte niet draghen vindsi were si laten em jaghen 2815mar den armen ende den verwonnen dies dien sparen niet connen vint dat lion oec sonder waen enen man die was gheuaen dien ne comti altoes niet an 2820no uerbitet oec den man het ne dadem ongher alte groet onder oec hi den man doet dan twijf dats grote edelhede ende ouder doeti urouwen mede 2825dan magheden onbesmet alsi slaept sine oghe let ne wert yloken nemmermee gati in sande of in snee hi dect met sinen starte dan 2830sijn spor om dattene die man nie ne vinde also ghereet jn hare yselscap sijnsi niet wreet mar elc andren vrede draget solinus seit alsmen jaget 2835ende hem die jagre volget an onwerdelike ulieti dan ende stapt stille .i. stic dar nar als een die ne heuet ghenen vaer dit doeti dor dat uelt es bloet 2840alse die euet scamenesse groet dat hi iemen wiken soude mar alsi comt inden wouden ende hi merct dat niemen siet dat hi uor die onde uliet 2845dan vlietj met sire macht vorden iaghere ende uor die jacht hi sprinct alsi sine proie vaet ende alsi uor die onde ontgaet so ne can hi springhen niet 2850ende als hi gaet dart art es iet so trectj sine clauwen jn om dat si plonken sullen te min ende des selues pliet die cat ende alsi lopt teregher stat 2855so lopti vorder dan hi acht dat doet sine grote cracht alsem onghert den liebard so trecti vp derde sinen bart ende maect .i. wijt parc dermede 2860so dati in grote vreselichede met grongierne onghier ende dan es gheen so stout dier dat dar liden ouer den trec dus sijn die diere in sijn strec 2865dit scriuet ambrosius ouer wonder want dat menech dier besonder ontgaen mochte met snelheden dat dar bliuen moet ter stede ende dar als oft ware ybonden 2870die leewe ne wille te ghenen stonden met andren dieren wille ghemingen mar als .i. coninc van allen dinghen sone wilhi hem ysellen niet met ghemenen die hi siet 2875alsem bliuet oude spise dier willi niet in ghere wise al viruoete onsien den lioen nochtan ontsieti dat scorpion ende war hijt siet hi uliet tehant 2880sinen venijnden uiant als de lewe em yuanghen siet es hi ueruart om den spiet vier ontsietj alre meest van waghen lude es hi beureest 2885ende hi onsiet .j. witten ane ende alsmen hem met beduanghen ane so blumen vor hem .i. hont so waenti te derre stont dattene de man also sal duinghen 2890alse den hont dien hi ort singhen die lewe wert nemmermeer vet te uastene heueti hem yset atj dan oec hiet te uele hi troct hem weder vter kele 2895ende alsem siechede gaet an heti de simme hi geneset dan ofti drinct des onts bloet hi es selden goet gemoet ende dan leit hem de stert stille 2900ende dan alsi belghen wille slatj hem metten starte dan nouwe ende wel kenti den man die hem gaue .i. wonde ende sietine dan thergher stonden 2905onder i. grote scare bestaen soudine te waren ende adde .i. vte i. roten te mintsten na hem gescoten dien soudi ter neder lopen 2910anders dadijs hem niet copen sijn vleesch es vte uercoren sine erte als wijd horen bedj gheuemense jn spise die sijn van sere couder wise 2915sijn been es art dat merre ymene vier vte slaet als ute .j. stene lettel ofte march neghene sonder in die rebbe bene sijn smout es goet jeghen venijn 2920die sijn smout neemt ende wijn ende hem dermede besmard alle beesten hi ueruard sijn smout es van eterre manieren dan van eneghen vieruoten besten dieren 2925sijn smout met olien van rosen dat gheneset alle nosen des menscen anscijn ende maket clar ende ghesont weet vor waer sijn als es van enen bene 2930dar omme kerti hem groot no clene ghetant es hi na des onts maniere also alse betaemt den diere |
53. Leo, zegt Solinus verhaal, is koning van de viervoetige beesten. Leo is hij ook genoemd. 2770 (a) en als liebard is het in Dietse bekend. Men vindt er, hoor ik vertellen, van leeuwen drie soorten(b). Kort vindt men ze als ruw gehaard, krullen in de hals, 2775 maar die zijn niet sterk of snel. Andere vindt men alzo wel die pardus wint, dat wrede dier, die zijn niet wreed of fier, ook in de hals geen manen. 2780 Maar edele leeuwen, zoals men waant, zijn lang en smal en recht behaard, snel en sterk en onvervaard, zij kennen geen schalksheid en geen bedriegen mede. 2785 Eenvoudig is het zien van deze en alzo willen ze gezien wezen. Hun voorhoofd en staart doet verstaan hoe is zijn gemoed. In borst en in voeten van voren 2790 ligt zijn kracht, zoals wij het horen. Zo heet zijn ze als ze paren, hun echtgenoot wel te alle tijden. De leeuwin brengt eerst vijf jongen, dan vier in de andere sprong, 2795 dan drie, dan twee, dan een, daarna nimmermeer een. Twee spenen heeft het en die zijn klein midden aan haar buik alleen. (e) Augustinus die zegt 2800 als de leeuwin haar jong baart dat ze drie dagen niet wakker worden, dan komt de vader klagen maken en gromt en maakt misbaar, dan ontwaken ze 2805 en deze slaap gelijkt de dood, dit is van die beesten een wonder groot. Solinus zegt in zijn gedicht, met kwetsen verstoort men hem niet gemakkelijk, maar maakt men kwaad dan is hij verloren. 2810 Alles dat hem aankomt van voren nochtans spaart hij ze, dat is heren doen. Daarom dragen ze in het schild een leeuw, maar dat ze hem in het hart niet dragen want vinden ze tegenstand ze laten zich verjagen, 2815 maar de armen en de overwonnen die sparen ze niet en kennen geen pardon. Vindt de leeuw ook, zonder waan, een man die was gevangen, die komt hij altijd niet aan, 2820 node verbijt het ook de man is het bij hem de honger al te groot houwde hij ook de man dood dan een wijf, dat is grote edelheid en ouder doodt het de vrouwen mede, 2825 dan maagden onbesmet. (g) Als hij slaapt, zijn oogleden worden niet gesloten nimmermeer. Gaat hij in zand of in sneeuw, hij bedekt met zijn staart dan 2830 zijn spoor zodat de man hem niet vinden kan zo snel. In hun gezelschap zijn ze niet wreed maar dragen elkander vrede toe. (h) Solinus zegt als men jaagt 2835 en hem de jagers volgen na onwaardig vliedt hij weg dan en staat stil een stuk daarna alsof er geen gevaar was. Dit doet hij omdat het veld is open, 2840 maar hij heeft de schaamte groot dat hij voor iemand wijken zou, maar als hij komt in de wouden en hij merkt dat niemand hem ziet dat hij voor de honden vliedt, 2845dan vliedt hij met zijn macht voor de jager en voor de jacht. Hij springt als hij zijn prooi vangt en als hij voor de honden ontgaat, dan kan hij springen hij niet. 2850 En als hij gaat waar de aarde is hard dan trekt hij zijn klauwen in omdat ze minder stomp zullen worden en ditzelfde doet de kat. En als hij loopt te enige plaats 2855 dan loopt hij verder dan hij dacht, dat doet zijn grote kracht. (i) Als hij honger heeft, de leeuw, dan trekt hij op de aarde zijn staart en maakt een wijde kring daarmede 2860 dan met grote vreselijkheden met grommen onguur en dan is er geen zo’n dapper dier die daar gaat over de streep, dus zijn die dieren in zijn macht. 2865 Dit schrijft Ambrosius voor wonder want dat menig dier bijzonder ontgaan mocht met snelheid dat daar blijven moet ter plaatse en daar alsof het was vastgebonden. 2870 De leeuw wil te gene stonden met andere dieren zich mengen, maar als een koning van alle dingen zo wil hij hen vergezellen niet onder de menigte die hij ziet, 2875 als hem dan overblijft oude spijs die wil hij niet in geen wijze. (j) Alle viervoetige ontzien de leeuw nochtans ontziet hij de schorpioen en waar hij die ziet hij vliedt gelijk 2880 zijn venijnige vijand. Als de leeuw zich gevangen ziet is hij bang voor de spies. Vuur ontziet het allermeest. Van klokken luiden is hij bevreesd 2885 en hij ontziet een witte haan. En als men hem wil temmen laat bloeden voor hem een hond, dan waant het daar terstond dat de man hem alzo zal dwingen 2890 als de hond die hij hoort zingen. (k) De leeuw wordt nimmermeer vet te vasten heeft het zich gezet, eet dan ook niet teveel. hij trekt het zich weer uit de keel. 2895 En als hem ziekte aan gaat eet het een aap, hij geneest dan of drinkt van de hond zijn bloed. (l) Hij is zelden goed gemoed en dan ligt bij hem de staart stil, 2900 en dan als hij kwaad wil slaat het zich met de staart dan. (m) Goed en wel kent hij de man die hem gaf een wond en ziet hij hem op enige tijd 2905 onder een grote groep, hij zou het bestaan te wagen en had hem uiteen gereten. Of iemand had op hem geschoten die zou hij neer lopen 2910 anders zou hij het niet bekopen. (n) Zijn vlees is uitverkoren, zijn hart, zoals wij het horen, beide geeft men ze in spijzen die zijn van zeer koude wijze. 2915 (o) Zijn been is hard, dat men meent er vuur uit slaan kan als uit een steen. Weinig of merg geen, alleen in de ribben benen. Zijn vet is goed tegen venijn, 2920 die zijn vet neemt en wijn en zich daarmee besmeert hij alle beesten bang maakt. Zijn vet is van hetere manieren dan van enige viervoetige beesten of dieren. 2925 Zijn vet, met olie van rozen dat geneest alle gelaat van de mensen aanschijn en maakt helder en gezond, weet voor waar. Zijn hals is van een been, 2930 daarom keert hij zich niet om groot of klein. Getand is hij naar de honds manieren alzo als betaamt de dieren. |
Panthera leo (Felis leo) Leeuw, midden-Nederlands leeu en leeuwe, oud-Hoogduits Lewo of Louwe, (nu Lowe) oud-Engels leo (nu lion) van Latijn leo en dat van Grieks leon. Mogelijk is het een Semitisch woord, vergelijk het Hebreeuwse labi: leeuw, Egyptisch lawai: leewin. Leon betekent op zijn Grieks ook koning, vandaar heet het dier leo want het is de koning der dieren.
(a) Zie luipaard. De leeuwin zou samengaan met de luipaard, vandaar:
(b) Er zijn drie soorten leeuwen. De eerste soort is klein, heeft een ruwe vacht en krullende manen. Die leeuwen zijn zeer zachtmoedig en nobel als zijn nek en schouders met haar en manen bedekt zijn. Dan zijn er leeuwen die bij de leeuwin verwekt worden door de wilde pardus, zijn noch edel noch zachtmoedig en hebben geen manen. De derde groep zijn de edele leeuwen. Die zijn groot en gladharig, sterk, snel en onverschrokken. Ze hebben een nobele inborst en kennen geen valsheid. Ze zien ieder recht in de ogen en verlangen van anderen dezelfde oprechtheid. Hun gemoedsgesteldheid kan worden afgelezen aan hun voorhoofd en hun staart.
(c ) ‘Leeuwen zijn zo heet dat ze op ieder moment tot paren bereid zijn. Als de leeuwin werpt is haar baarmoeder verwond door de klauwen van de welpen, daarom werpt ze niet vaak. Eerst werpt ze vijf welpen, daarna vier en zo elk jaar een minder en wordt onvruchtbaar bij de laatste’
(e) ‘Het is bekend dat leeuwenwelpen als ze net geworpen zijn drie dagen en nachten dood zijn (slapen), de plaats waar ze liggen trilt en schudt door het brullen van hun vader die de welpen wakker maakt. Na drie dagen worden ze levend’
(f) ‘Hun goedheid is door vele voorbeelden bekend want ze sparen hen die zich voor hem op de grond geworpen hebben (slapen of dood zijn) en laten die naar huis gaan die gevangenen geweest zijn of uit slavernij komen en eten geen mens of pakken hem alleen met grote honger en dan nog eerst mannen en dan pas vrouwen en zelden maagden, daarin toont hij zich een heer. Waarom hebben lieden die de leeuw niet in hun hart dragen hem wel op hun schild staan? Als zulke helden op tegenstand stuiten laten ze zich snel verjagen, maar voor de armen en de overwonnenen kennen ze geen pardon’
(g) Adelinus zegt, dat als de leeuw slaapt, hij zijn ogen openhoudt. Aleen de haas en de leeuw slapen met de ogen open. Als hij gaat dan wist hij zijn stappen uit met zijn staart zodat de jager hem niet vindt. De leeuw wist zijn sporen uit met zijn staart. Bij het aannemen van de menselijke natuur wist God de sporen van zijn God-zijn uit. De leeuw slaapt met zijn ogen open. Zo schijnt Christus te slapen (= gestorven aan het kruis) zijn godheid waakt echter. De leeuwin brengt haar jongen dood ter wereld, op de derde dag komt de leeuw en blaast de welpen nieuw leven in. Zo heeft God zijn zoon op de derde dag na de kruisdood opgewekt. Volgens Honorius van Autun is Christus het jong der leeuwin. Immers de leeuwin brengt haar jong dood ter wereld die echter na drie dagen door het gebrul van de leeuw tot het leven gewekt wordt. Zo verbleef ook Christus drie dagen in het graf, maar in de vierde dag stond hij op, gewekt door de stem van de Vader.
(h) De leeuw is moedig, pas wanneer hij bij een achtervolging het bos heeft bereikt zet hij het op een lopen wetende dat zijn schande nu niet opvalt.
(i) ‘Hij verbergt zichzelf in hoge bergen en bespiedt vandaar zijn prooi. Als hij honger heeft maakt hij een cirkel rondom andere beesten met zijn staart, alle beesten zijn bang om die cirkel over te gaan, ze staan stokstijf en verdwaasd en wachten op het commando van hun koning. Veel dieren die door hun snelheid zouden kunnen ontkomen blijven als vastgenageld staan. Hij is te schande als hij alleen van zijn prooi eet, vanwege zijn hoogheid laat hij een gedeelte van zijn maaltijd over aan andere beesten die hem in de verte volgen’ (jakhals en gieren).
(j) Hij vreest het kraaien en de kam van een witte haan. Deze vogel draagt dan ook een kroon en sporen, is dan ook van koninklijken bloede. Daarom zal een leeuw ook nooit geen persoon van vorstelijke bloede verwonden want de koning der dieren betuigt zijn eerbied aan zijn gelijken in deze wereld. De leeuw is ook bang voor de schorpioen en bij het zien van deze vijand slaat hij ogenblikkelijk op de vlucht.
(k) Als een leeuw genoeg gegeten heeft hoeft hij een paar dagen niets meer te eten. Als hij erop uitgaat braakt hij zijn voedsel uit met behulp van zijn klauw zodat hij lichter is om te rennen.
(l) Plinius zegt, dat, als de leeuw zijn staart stil houdt hij tevreden is en zachtmoedig, maar dat gebeurt zelden. Als hij kwaad begint te worden dan slaat hij met de staart op de grond en als de kwaadheid toeneemt geselt hij zichzelf met de staart op zijn rug. Door de staart, stoerheid en het hart is de leeuw bekend, zo het paard bekend is vanwege zijn oren.
(m) ‘Ee leeuw is wraakzuchtig en onthoudt zijn aanvaller, ook is hij jaloers bij echtbreuk. Daarmee is de leeuw tot een ridderlijk persoon geworden, een koning met grillen en grote deugden.
(n) Plinius zegt dat leeuwenvlees en vooral het leeuwenhart voor die mensen goed zijn die aan te grote koude lijden, zo gauw ze dat vlees eten worden ze heet.
(o) Hij heeft weinig of geen merg in zijn botten, daardoor zijn zijn beenderen zo hard dat als je ze tegelijk gooit er vuur uitspringt. Het zijn de hardste beenderen die bestaan, met uitzondering van die van de dolfijn. Dit idee verschijnt al in de derde eeuw v. Chr. waar Antigonus schrijft ‘De beenderen van een leeuw zijn zo stevig dat als je ze op elkaar slaat de vlammen er uit slaan’. Word je geslagen met een been van een leeuw dan slaan de vlammen om je uit.
Leopardus dinke mj dat in dutsch .j. lupard sj 2935die leewen ende parduse mede winnen met hare ghemancheden die soen sijn starker dan die hien plinius segt van dien die dit dier wil bestaen 2940wriue tusschen sinen anden saen loec te sticken hi wiket dan want hi die lucht ghedraghen ne can swart spotte eist valu ende roet mar niet alse die liebard groot 2945so fel eist tallen stonden nochtan euemense tam vonden so dat mere beesten mede vinc mar fel eist bouen alle dinc ende alsment ombint metter jacht 2950machet niet met sire cracht ten .v. spronghe begaen sijn dier dan sittet erre ende fier ende gheuet hem die iaghere niet j. dier alsoet erre siet 2955dart an mach coelen sinen tant het wert up sinen meester theant want hem ne sochte anders sijn moet etne sij allene int bloet des so moeten si hem versien 2960diere jaghens mede plien |
54. Leopardus, denk ik, dat in Diets een luipaard is. 2935 De leeuwen en de pardus mede winnen het met hun menging de zij zijn sterker dan de hij. Plinius zegt van die die dit dier wil weerstaan, 2940 wrijf tussen zijn handen samen look stuk, hij wijkt dan omdat hij de lucht niet verdragen kan. Zwart gevlekt is het en vaal en rood maar niet als de liebard groot. 2945 Zo fel is het te alle stonden nochtans heeft men ze tam gevonden zodat men er beesten mee ving. Maar fel is het boven alle dingen en als men het ombindt met de jacht 2950 mag het niet met zijn kracht in vijf sprongen vangen zijn dier, dan zit het kwaad en fier en geeft hem de jager dan niet een dier als hij het zo kwaad ziet 2955 waar het aan mag koelen zijn tanden, het werpt het zich op zijn meester gelijk want het zocht anders zijn moed en nu zijn ze allen in het bloed dus zo moeten ze zich voorzien 2960 die er jagen mee plegen. |
Panthera pardus, (Felis pardus) Luipaard, midden-Nederlands libart of lupart, meestal echter ’leeuw’ Het woord voor leeuw komt in Saksisch voor als Luy of Lunze, via Italiaans lonza werd het over Frans lկnce en ons lui-paard. Oud-Hoogduits Lebarto (nu Leopard en Engels leopard) midden Engels leoparde, leparde of libbard, van oud-Frans leubart, leupart en liepart (nu leopard) van Latijn leopardus, leo waar leo de leeuw is en pardus de pardel. Dit laatste woord stamt van een Indogermaanse wortel perd: gevlekt of besprenkeld, dit komt voor in het gevlekte roofdier die in Perzisch pars heet. (Mogelijk was dit de oorspronkelijke naam voor de cheeta)
Luipaard hield men voor een bastaard van een leeuw en panter. De lichtere vormen worden meestal luipaard genoemd. De grote en donkere vormen leven meestal in dichte bedekking van het bos, die van de steppen zijn lichter en kleiner. De zwarte is een vorm die meestal gevonden wordt in de vochtiger streken van hun gebied, dat is de panter. (panter en luipaard zijn twee namen voor een en hetzelfde roofdier, de Afrikaanse vertegenwoordiger zou je luipaard kunnen noemen, de Aziatische panter)
Het doodt door snelheid. De camouflage van zijn huid zorgt ervoor dat het zelfs in het open veld slecht gezien wordt. Dit zie je bij Hosea13: 7, dus werd ik als een felle leeuw, als een luipaard op den weg. En Jeremia 5: 6: ‘een panter ligt op de loer bij de steden’ Een luipaard doodt meestal alleen als hij honger heeft en kiest dan ook een dier uit.
Met de jachtluipaard wordt wel op de cheeta gedoeld. Die wordt soms getemd en voor de jacht gebruikt. ‘Het is de natuur van dit beest dat als het zijn prooi in de vierde of vijfde sprong nog niet heeft het alles vernietigt wat hij tegenkomt, ja zelfs wel eens de jager. Daarom dragen die altijd een lam mee waarmee ze hem bevredigen na een mislukte jacht’.
Lamia es j. groet dier vreselic ende onghier vte bossche comet bj nachte jn der liede oue met crachte 3965met armen diere heuet twe ende breect der liede bome ontwe comt hiemen dar toe van den lieden die hem dat wille verbieden ende bijtse metten tanden dan 2970ende groet wonder leiter an want aristotiles doet ons weten die van lamia es ghebeten hine gheneest in ghere manieren hine ore dat dier grongieren |
55. Lamia is een groot dier vreselijk en onguur uit bossen komt het bij nacht in de lieden hoeve met kracht. 3965 Met armen die het heeft twee. breekt het de lieden bomen stuk. Komt iemand daartoe van de lieden die hem dat willen verbieden bijt ze met de tanden dan. 2970 Een groot wonder ligt hieraan want Aristoteles laat ons weten die van Lamia is gebeten, hij geneest op geen manier dan dat hij hoort dat dier grommen. |
Lamia is een vampier, vergelijk het Griekse lamos: muil, dat verbonden is met Latijn lemures wat fantomen of nachtgeesten betekent. Het is een verterend monster met hoofd en borst van een vrouw en lichaam en staart van een serpent. Het is een vampier, een heks.
Waarschijnlijk is het woord verbonden met Lamia: de koningin van Libië, wiens naam door de Grieken werd gebruikt om kinderen af te schrikken die ze zou verslinden. Lamia was de mooie Libische koningin die door Zeus bemind werd. Uit jaloersheid roofde Hera al haar kinderen, sinds die tijd rooft Lamia de kinderen van anderen om ze te doden. Daarom werd haar naam gebruikt om kinderen bang te maken.
Ԍami is een groot en wild dier. Dat komt ‘s nachts uit de bossen en gaat naar de tuinen en gooit de bomen om en werpt de stammen weg. Dat doet hij met zijn zeer sterke armen die hem voor alle verrichtingen dienstig zijn’ Aristoteles zegt dat als de mensen door de tanden van de Lami verwond worden dan wordt hij van die beet niet eerder gezond tot hij de luid schreiende stem van hetzelfde dier hoort.
2975Lausanj als solinus weet es i dier so dore wreet dat alle beesten sijn van hare versaghet ende in groten vare ja die leeu moeten vlien 2980dien nochtan alle diere ontsien allen dieren eist onsachte sonder van sinen yslachte het euet sinen nijd uereuen vp beesten die met proien leuen 2985doch leuet in sijn gheloue ende leuet bj proien ende roue noch pleghets menech oge baroen die de rouers wille verdoen om tlant te suuerne van vresen 2990selue wilsj rouers wesen lausanj die aten nochtan bouen alle dinghe den man ende dats recht want bj naturen soudi bouen andren creaturen 2995die sochtst sijn bj naturen nv es hi felst bouen allen dieren |
56. 2975 Lausani, zoals Solinus weet, is een dier zo door wreed dat alle beesten zijn van haar bang en in groot gevaar ja, de leeuw moet van hem vlieden 2980 die nochtans alle dieren ontziet. Voor alle dieren is het hard uitgezonderd van zijn geslacht, het heeft zijn nijd verheven op beesten die van prooi leven, 2985 doch het leeft in zijn geloof en leeft van prooien en van roof. Noch pleegt menige hoge baron die de rovers willen verdoen om het land te zuiveren van vrees 2990 zelf wil hij rover wezen. Lausani dat haat nochtans boven alle dingen de man en dat is recht, want bij naturen zou hij zijn boven andere creaturen 2995 die zacht zijn van naturen nu is hij het felst boven alle dieren. |
Linx seit plinius es .i. dier jacob van vitri volghets hier ende lapidarius ouer waer 3000dat dit dier siet so clar dattet dorsiet i. maisire dit dier draghet in ghere manieren mar .j. dracht alsment bekent dat es ghetonghet als .j. serpent 3005diet ute strect also lanc sijn als doet meneghen ommeganc van clawen eist scarp ende fel die dit dier bekennen wel segghen dat van sire orine 3010wert .j. ghimme diere ende fine lugurius hetj dats war dar ic of spreken hir nar jn india uintmen dese diere ende andre van menegher maniere |
57. Lynx, zegt Plinius, is een dier, Jacobus van Vitry volgt het hier en Lapidarius voor waar, 3000 dat dit dier ziet zo helder (a) dat het door een muur kan kijken. Dit dier draagt in haar manieren maar een dracht, zoals men het kent. Het heeft een tong als een serpent 3005 die het uitstrekt alzo lang, zijn hals maakt menige draai, van klauwen is het scherp en fel. (b) Die dit dier kennen wel zeggen dat van zijn urine 3010 komt een gemme duur en fijn, Lugurius heet het, dat is waar, waarvan ik spreek hier na. In India vindt men deze dieren en andere van vele soorten. |
Lynx lynx (Felis lynx) Los of lynx, midden-Hoogduits Luhs (nu Luchs) Angelsaksisch lox (nu lynx) in midden-Nederlands los en vandaar uit in Noorwegen los, terwijl Deens luks: vals, listige persoon, op het Duits berust. Dit woord stamt van het Germaanse luhs dat op het mannelijke dier slaat, dat van een Indo-Germaanse wortel leuk komt dat ‘lichten’ betekent en op de fonkelende ogen en naar zijn grauwwitte vel zal slaan. In Sanskriet heet het lokayati: kijken naar.
Zijn levenswijze en gewoonte komen veel met die van de katten overeen. Net als andere katten zijn ze zeer waakzaam, hun geduld is zeer groot. Ze jagen bij nacht en alleen. Ze klimmen goed en overvallen hun prooi vanuit een tak. Ze zwemmen ook goed en met hun brede voeten kunnen ze gemakkelijk over zachte gronden lopen.
(a) Hij kan zeer goed zien, dit zou de oorsprong zijn van de sage dat de lynx door muren en andere ondoorzichtige voorwerpen heen kan zien. Scherpzichtig als een lynx is een gezegde. Het is de tegenhanger van de mol en vleermuis. Met lynxogen kan je de toekomst zien, zo scherp kunnen ze kijken. Met lynxogen kan je alles zien en ontdekken, net zoals de Inquisitie. Zo scherp kon Lynceus kijken dat hij drie weken van tevoren alles kon zien, Apollo’s lynx keek dwars door de aarde en zag de handelingen van de duivels in de hel. Daarom wordt Zeus ook afgebeeld met lynxogen. De lynx academie van Rome kreeg zijn naam vanwege de kennis en inzicht in de natuur die ieder in hun studie hoopte te bereiken. Mogelijk doelden de ouden met de scherpziende los op de Caracal of siva gush, Lynx caracal.
(b) Zijn urine wordt een edelsteen die ligurius of lynxsteen heet met de kleur van hyacint. ‘Ee lynx verstopt toch zijn urine als hij dit uitblaast, dit doet hij uit echte boosheid zodat de mensen de steen niet vinden. De steen geneest verschillende ziektes en het is vooral goed voor mensen die lijden aan verstopping’ Het is de oude fabel van de ‘Lyncurium’ of ‘Ligurius’een verkeerde benaming van de steensnijders uit de tijd van de Ligurische steen, de jacint of hyacint.
Burger; Zowel de slangentong als de draainek van de lynx vindt zijn oorsprong in een fout van Thomas van Cantimpré, die Plinius viervoeter lynx combineerde met de vogel iynx. De laatste, de draaihals of mierenjager (Jynx torquilla), heeft inderdaad een lange, dunne tong en een kop die hij bijna 360 graden rond kan draaien.
3015Licaon es bekent j. dier comen vte orient van wulfs gheslachte alswijd wanen ets beanghen met langhen manen ende so messelic yard alsmen sprect 3020dat hem ghene varewen ghebrect langher dan die wulf ghemeene mar curter an die beene van spronghe eist sere snel bj proien leuet ende bj niet el 3025den mensce eist so goedertiere ende dese beeste euet .j. maniere lelic est ende sere ru jn den winter segic jv ende jn den somer scone ende slecht 3030dit es sire naturen recht |
58. 015 Licaon is bekend, een dier dat komt uit de Oriënt. Van het wolvengeslacht, als wij het wanen, het is behangen met lange manen en zo misselijk gedaan, als men spreekt, 3020 dat hem geen verf ontbreekt, langer dan de wolf in het algemeen maar korter van de benen. Van sprongen is het zeer snel. Van prooien leeft het en anders niet. 3025 De mens is het zo goedertieren. En deze beesten hebben een manier lelijk is het en zeer ruw, in de winter, zeg ik u, en in de zomer schoon en recht 3030 dat is zijn naturen recht. |
Toen Zeus eens bij Lycaon te gast was wilde die weten of Zeus werkelijk alwetend was. Hij slachtte daarom Arcas en zette zijn vlees aan Zeus voor. Maar die veranderde Lycaon in een wolf, doodde al zijn zonen en riep Arcas in het leven terug. Lycaon, veranderd in een wolf, schrok van zichzelf en rende huilend het bos in.
Lycos is de Griekse naam voor de wolf. Lycaon is dan ongeveer een weerwolf.
Lupus es in dietscher tale j wulf men weet de wareit wale es .i. dier scalc ende wreet guls ende te rouene ghereet 3035sulke bouke maken ons cont dat es .i. verwilt hont si dulen mar sinen belen niet dies die hont bj naturen pliet alse menne met j. scape jaghet 3040so sochtijt metter wullen draghet om dat het stille ligghen sal anders verlorj die ulucht al ambrosius seit die den wulf siet dat hi te verliesene pliet 3045sinen luud sietine int anscijn dat doet sine quade venijn mar sietene de man eerst voren so euet de wulf den moet verloren wort die wulf gheware das 3050dat die mensce so heesch es dat hi gheropen niet ne can so willine bestaen dan sente ambrosius raet ende heet dat die man werpe of sijn cleet 3055neme .i. steen in elke ant den wulf sal twifelen tehant want hi ter were siet den man siestu dat hi di uolghet an so mac .i. tekin tusscen .v. tueen 3060of legghet neder .j. steen want hi met wruchte sal och gaen ende sal werden ueruard saen experimentator sprect die wise dat die wulf neemt wulgherise 3065ghelouert in sinen mont ende decter em mede ter somegher stont dat hi die ghete wil verraden want sj gherne eten die blade ende als die wulf vp loure tart 3070ende sj .i. deel sijn art vruchtj dat sj sullen craken so can hi sinen poet nat maken met sire tonghen dits groot sin om dat sj sullen craken te min 3075want hi vrucht der onde laghe bet sietj bj nachte dan bi daghe xij daghe rijdsj in den jare dan gater uele there scare dan duelt .i. uoren ende andre nar 3080dan eist bj hem wesen swaer van ongre eti de erde wel ende oec es dan sine nature fel alsj .i. osse of .i. pard bestaen wille dat hi begard 3085so eti teersten erde dar om dat hi sal wesen swaer ende bitet dar dart heuet die cracht ende werpet neder met sire macht dan doetijd ende werpt vte die erde 3090ende etet vleesch dat hi begherde plinius seit ets sijn gheloue dat dat elc deel andren van sinen roue jn des wulues blase leghet cicites .i. steen die men seghet 3095dar men somen lieden mede mach doen grote pijnlichede altoes es hi van magre wise want hine maelt niet sine spise man atech wordsi te someghen stonden 3100dar sj .i. doden man vonden ende sijn vleesch dan ane beten die ne mochtsi niet vergheten die soeteit van den vlesche groet dar omme ontsieti niet die doet 3105verdriuemense van eneger stede si draghen hare jonc mede dar si maken hare niewe ganghe die wulf mach leuen arde langhe sijd met clawen sijd me anden 3110sijn bete es yuenijnt te handen die wulf doet eneghen dieren dan doet merre toe dese manieren dar men mede yneest de wonden die comen van verwoeden onden 3115die wulue die curtst sijn van leden sijn van meester stouteden men machne temmen alden hont mar emmer salhi talre stont bj naturen iaghers vlien 3120mar machi clene beesten sien lammere oekine dats omme niet hi uerbijdse dat wats ysciet sulke segghen dat die wulf gaet scape stelen alsi verstaet 3125dat sijn voet i. rijs doet craken hi bitene om sulke saken dat hi sal leren terden stille hi deluet proien die hi niet wille ende dar hi onde oec begaet 3130gheuallet dat hise vaet hi bijdse doet ende deluet die proie comt die wulf in des scaeps coye hi bitet al die scap te doet eer hire et clene of groot 3135wulfs herte te puluer ybrant ende ghedronken altehant doet genesen men waent des die in epelenchien es vp dat hi hem wacht .j. sake 3140dati nemmermee vrouwen ynake oec segt ons .i. quenicum lichte et mach wesen som snijd .j. rieme vte wulfs fel ende dar mede gurt di wel 3145het sal di quite wesen doen van lanceuele ende torsion niet ne segic dat sj war mar dat pro es niet swar die wlfs herte droghe hout 3150gheuen roke menichfout |
59. Lupus, is in Dietse taal een wolf, men weet de waarheid wel. (a) Het is een dier schalks en wreed, gulzig en te roven gereed. 3035 Sommige boeken maken ons kond dat het is een verwilderde hond, ze huilen, maar ze bassen niet, wat de hond van naturen pleegt. Als men het achter een schaap jaagt 3040 dan bijt het in de wol dat ze draagt omdat het stil liggen zal, anders verloor hij het in de vlucht al. (b) Ambrosius zegt diegene die de wolf ziet dat hij te verliezen pleegt 3045 zijn geluid, ziet hij in het aanschijn dat doet zijn kwade venijn, maar ziet de man hem het eerst dan heeft de wolf de moed verloren. Wordt de wolf gewaar dat 3050 dat de mens zo hees is dat hij niet roepen kan dan wil hij hem verslaan dan. Sint Ambrosius raadt aan en zegt dat die man werpt af zijn kleed 3055 en neemt een steen in elke hand, de wolf zal twijfelen gelijk omdat hij weerbaar ziet de man. Zie je dat hij je volgt dan dan maak een teken tussen vijf stenen 3060 of leg neer een steen want hij met vrees zal ook gaan en zal worden bang samen. Experimentator spreekt, die wijze, dat de wolf neemt wilgentwijgen 3065 goed bebladerd in zijn mond en bedekt zich er mee op sommige tijden omdat hij de geiten wil verraden die graag eten van de bladeren. En als de wolf op loof trapt 3070 en dat is een deel van zijn aard, bang is dat ze zullen kraken, dan kan hij zijn poot nat maken met zijn tong, dit is groot gedacht, zodat ze zullen kraken minder 3075 want hij is bang voor de honden streken. Het ziet bij nacht beter dan bij dag, Twaalf dagen paren ze in een jaar dan gaan ze veel in een groep, dan huilt de een voor en de anderen daarna 3080 dan is het bij hen te wezen zwaar. (e) Van honger eet hij de aarde wel en ook is dan zijn natuur fel, als het een os of een paard bestaan wil dat hij begeert 3085 dan eet het eerst aarde daar omdat hij wil wezen zwaar. en bijt het daar, dan heeft het die kracht en werpt het neer met zijn macht dan dood hij het en werpt uit de aarde 3090 en eet het vlees dat hij begeerde. Plinius zegt, het is zijn geloof, dat elk deelt de anderen van zijn roof. In de wolvenblaas ligt Syrites, een steen, (f) die men zegt, 3095 waar men sommige lieden mee mag doen grote pijnlijkheden. Altijd is hij van magere wijze want hij vermaalt niet zijn spijs. Menseneters worden ze in sommige tijden 3100 waar ze een dode man vonden en zijn vlees dan aangebeten dat kunnen ze niet vergeten. de zoetheid van het vlees groot daarom ontziet het niet de dood. 3105 Verdrijft men ze van enige stede ze dragen hun jongen mede naar waar ze maken hun nieuwe gangen. De wolf mag leven erg lang. Zij het met klauwen, zij het met tanden, 3110 zijn beten zijn venijnig gelijk. De wolf doodt enige dieren, dan doet men er toe deze manieren waar men mee geneest de wonden die komen van dolle honden. 3115 De wolven die het kortst zijn van leden zijn van de grootste dapperheid. Men kan ze temmen gelijk de hond maar immer zal hij te alle stonden bij natuur de jagers vlieden, 3120 maar mag het kleine beesten zien als lammeren en schapen, dat is om niet hij verbijt ze, dat is wat geschiedt. (c ) Sommige zeggen waar de wolf gaat schapen stelen en als hij verstaat 3125 dat zijn voet een twijg laat kraken hij bijt het om zulke zaken dat het zal leren daar stil te zijn. Hij begraaft prooien die hij niet wil. En waar hij honden ook begaat 3130 is het dat hij ze vangt hij bijt ze dood en begraaft die prooi. Komt de wolf in de schaapskooi hij bijt al de schapen dood eer hij er een opeet klein of groot. 3135 Wolfshart tot poeder gebrand en gedronken gelijk doet genezen, men waant dit, die in epilepsie is, opdat hij zich wacht een zaak 3140 dat hij nimmermeer vrouwen genaakt. Ook zegt ons oudewijvenpraat en gemakkelijk mag het waar wezen soms, snij je een riem uit een wolfsvel en daarmee omgord je je wel, 3145 het zal je kwijt wezen doen van zijdepijn en krampen, niet zeg ik dat is waar, maar dat te proberen is niet zwaar. Die wolfshart drooghoudt 3150 geven geur uit veel. |
Canis lupus. Wolf, midden-Nederlands wolf en wulf, oud-Saksisch en oud-Engels wulf, (nu wolf) oud-Hoogduits Wolf, (nu Wolf) oud-Noors ulfr. Dit stamt van het Gotische wulfs, wat beantwoordt aan Latijn lupus en Grieks lukos, mogelijk stamt het van de wortel welq; sluipen. In Frans heet het dier loup, van lupus.
(a) De wolf misleidt schapen meer door list en trucs dan door kracht en macht. Het is de wolf in schaapskleren.
(b) ‘Een man verliest zijn stem en wordt stom als de wolf hem het eerst ziet, maar het is zeker dat als de man de wolf het eerst ziet dat hij dan zijn kwaadheid, ruigheid en trots verliest. Een wolf ziet een man het eerst en verheft zijn stem en als een overwinnaar bespot hij hem maar als hij bemerkt dat de man hem het eerst heeft gezien legt hij zijn trots weg en kan niet lopen of wegrennen. Als je stom geworden bent doordat de wolf je het eerst heeft gezien zal de wolf aanvallen omdat je niet om hulp kan roepen. Open dan je kleding zodat je stem weer vrijkomt’ Plinius geeft dit aan als een Italiaans volksgeloof, maar dit was al eeuwen daarvoor vermeld door Plato. ‘Als ik deze speech hoor ben ik verbaasd en kijk de spreker in woede aan en ik denk dat als ik mijn ogen niet op hem gezet had voor hij naar mij keek dat ik dan stom gebleven zou zijn’. Daarom wordt van een man gezegd die plotseling stil is en niets spreekt Ҍupus est in fabula’ Dit is simpel door Isidorus overgenomen die de Latijnse spreuk verkeerd overzet. Het betekent zoveel als het gezegde: ‘spreek over de duivel en het is zeker dat die in de buurt is’ De wolf vreest grote stenen zodat als iemand twee stenen neemt en die tegelijk weggooit de wolf zijn ruwheid en stoerheid verliest en weg vliedt, zo gauw als het geluid van de stenen hem ter ore komen. Als hij je achtervolgt dan ga je achteruit zodat hij je ziet en leg je een teken tussen hem en jou, dit zijn een paar stenen of een stuk hout of iets dergelijk. Dan gelooft hij dat je een val voor hem hebt opgezet en komt niet dichterbij. Een wolf vreest stenige plaatsen, daarom zal hij als hij op stenige plaatsen gaat zeer zacht en voorzichtig lopen. Als hij bezeerd wordt door een kleine steen dan komen er wormen die hem tenslotte opeten zodat dit zijn dood wordt.
Mulder: De raad van Ambrosius om als bescherming tegen wolven alle kleren uit te trekken, berust op het geloof dat de aanblik van een naakt mensenlichaam de kracht bezat om boze machten te verjagen. In de inleiding bij het hoofdstuk over de slangen vermeldt Maerlant dat deze dieren vluchten als ze een naakt mens zien.
(c ) Als ze geiten willen vangen komen ze naar hen toe met groene bladen en kleine wilgentakken in hun mond, ze weten dat de geiten hiervan houden zodat ze gemakkelijk te vangen zijn. De wolf neemt zeer sterke wilgentwijgen in zijn muil en verbergt zich daar zo lang onder dat de geiten daarover lopen. Dan vangt hij ze.
Als hij over loof gaat dan maakt hij zijn poten met de tong nat zodat hij geen lawaai maakt zodat de honden hem niet horen. Als hij ‘s nachts op pad gaat om zijn prooi te vangen gebeurt het wel eens dat zijn voet lawaai maakt omdat die ergens op trapt dan bestraft hij die voet door er hard op te bijten.
(e) ‘wolven eten ook een soort aarde die Argilla genoemd wordt, die nemen ze niet tegen de honger maar dat maakt dat hun magen zwaarder worden met de bedoeling dat als ze op een paard, os, hert of ander sterk dier springen vast aan hun keel zullen hangen totdat ze die neergelegd hebben want door de kracht van die bijzondere aarde zijn hun tanden gescherpt en het gewicht van hun lichamen is toegenomen. Maar als ze het beest hebben neergelegd en voordat ze enig vlees geproefd hebben legen ze hun magen. Als ze met velen zijn verdelen ze hun prooi gelijk onder hen’
(f) In de blaas van de wolf bevindt zich een steen, de syrites, waarmee je bepaalde mensen veel pijn kan doen.
Lincisicus es i dier sere fel ende onghier van den hont ende vander wulfinnen nochtan ne was noint pais no minne 3155tusschen har gheslachte in ghere stede ne maer luxurie maket den vrede dit dier heuet beide gader vander moeder ende vanden vader beede maniere ende haer 3160ende mach bedieden ouer war naden hont den prochhipape die emmer wacht vanden wlf de scape want die pape moet met crachte sijn volc uoerden duuel wachten 3165ende naden wlf die leuet bi rome so proiet hi alsicket gheloue datmen sulken pape kinnet die sijns uolkes siele niet ne minnet den lieder goet ende hare wijf 3170roeuet die onsaleghe keitijf dat ghesciede wetet uoer waer des nes niet leden menech iaer dat sente pieter hem uerbarde enen priester goliarde 3175ende seide du heues uersleghen de zielen die niet steruens pleghen weltijt saltuse weder bringhen die bi di ter ellen ghinghen van scanden sprac hi niet .i. wort 3180want hi kende wel die mort ende heuet ghebetert sijn leuen entie werelt oec begheuen ende so ghebetert dat hem mesquam dat hi goeden hende nam 3185ende te hemele der bi clam |
60 Lincisicus is een dier zeer fel en onguur, van de hond en van de wolvin. Nochtans was er nooit vrede of minne 3155 tussen hun geslachten in geen plaats, maar wulpsheid maakt vrede. Dit dier heeft beide tezamen, van de moeder en van de vader, beide manieren en haar. 3160 En mag betekenen voor waar naar de hond de pochende paap die immer waakt voor de wolf de schapen, want de paap moet met krachten zijn volk voor de duivel wachten, 3165 en naar de wolf die leeft in Rome zo prooit hij zoals ik het geloof. Dat men zulke papen kent die zijn volksziel niet bemint de lieden goed en hun wijf 3170 rooft, die onzalige ellendige, dat geschiedde, weet voor waar dat nee is niet geleden menig jaar dat Sint Pieter zich openbaarde een priester zwelger 3175 en zei, ‘u hebt verslagen de zielen die niet sterven plegen welke tijd zal u ze weer brengen die bij u ter helle gingen?’ van schande sprak hij geen woord 3180 want hij kende wel de moord en heeft verbeterd zijn leven en zich in de wereld ook begeven en zo verbetert wat hem miskwam dat hij een goed einde nam 3185 en ten hemel daarbij klom. |
Lentroca es .i beeste dar plinius of spreect in sine ieeste die met snelleden verwinnet alle beesten die men kinnet 3190na den ert eist ystiet ghebuket yrugt als men esele siet gheburst alst lioen gheouet na des kemels doen ghemant van hore te ore 3195spletuoetech eist alsict ore sonder tande mar i. been scarp ende vast mar elnegheen gate dar tande souden staen naden man roepet sonder waen |
61. Lentocrota is een beest waar Plinius van spreekt in zijn verhaal die met snelheden overwint alle beesten die men kent. 3190 Naar het hert is het gestaard, gebult en gerugd net zoals men de ezel ziet, geborsteld als de leeuw, gehoofd naar de kamelen doen met manen van oor tot oor, 3195 spleethoevig is het, als ik hoor, zonder tanden, maar een been scherp en vast en anders geen, gaten waar tanden zouden staan met een mannengeluid roept het zonder waan. |
Hyena?
3200 Leotofona segt solijn es .i. clene beestkin dat men tusschen te berne pleghet ende die asschen men leghet jn de pade die dar liebarde 3205sullen maken are varde want die lewe bliuen doet comsire an clene of groet dar die lewe dat dier oec vint hine sparets niet eentwint 3210want hijd doet dan moetj mede selue steruen dar ter stede oc dodet met sire orine den liebard sonder ander pine ontsiet die clene gi grote heren 3215hets misselic war die saken keren |
62. 3200 Leocophena, zegt Solinus is een klein beestje dat zich tussen as te verbergen pleegt en die as men legt in de paden, waar de leeuwen 3205 zullen maken hun vaart, want de leeuw blijft dood komt ze er aan, weinig of veel. Waar de leeuw dat dier ook vindt hij spaart ze niet iets 3210 want hij doodt het, dan moet hij mede zelf sterven daar ter plaatse. Ook doodt het met zijn urine De leeuw zonder andere pijn. Ontziet de kleine, gij grote heren 3215 het is misselijk hoe die zaken keren. |
Er is een klein beest dat de leeuw en de leeuwin wonderbaarlijk bedreigt en dat beest heet Leontophonus, Grieks voor leeuwendoder. Want dat beest draagt een zeker venijn die de leeuw en leeuwin slaat. Daarom wordt dit vermelde beest genomen en daarna verbrandt men zijn vlees, dat vermengd wordt met as, en gelegd en gezet op ontmoetingsplaatsen, dat zal de leeuw en leeuwin slaan en vernietigen die daarvan eten. Wanneer de leeuw de Leontophonos in zijn klauwen krijgt kent hij geen genade en verscheurt hij hem, hoewel hij daardoor ook zijn eigen dood bezegelt’
Oryx leucoryx,
sabelantiloop? Is onverdraagzaam, als hij slecht geluimd is mishandelt hij andere dieren op afschuwelijke wijze. Getergde antilopen vallen hun tegenstanders woedend aan en trachten hen te kwetsen. Er zijn voorbeelden dat ze naast een luipaard lag, alle twee dood, de bok had de gevaarlijke vijand met een kopstoot gedood maar was zelf bezweken aan de verwondingen.
Lacta als die glose seghet die up moyses bouke leghet es i dier bore groet ende dat wilen de wet verboet 3220dar doede ligghen gaet ten graue ende vor alrande haue es sine gnouchte oric bedieden dat vleesch van den doden lieden |
63. Lacta, zoals de glossaria zegt die op Mozes boeken ligt, is een dier bar groot en dat wijlen de wet verbood. 3220 Waar doden liggen gaat het in de graven en voor allerhande have is zijn geneugte, hoor ik bedienen, het vlees van de dode lieden. |
Lacta betekent melk of wit. Naar zijn eetgewoonte, hyeana?
Lepus es des asen name 3225sijn vleesch es uele lieden bequame sere bloet est enter vlucht daghes etj selden dor die vrucht die wesele gaen met hem spelen mar alsi em comen ter kele 3230biten sise mordadelike doot elkes jars dits wonder groot verwandeltj segt die scripture sine beestelike nature snee etensj dor die noet 3235ambrosius segt die heren groot dat sulc lant es nu merct dit dar si sijn te wintre wit ende als dat coude valt dan neder comt hem ander aer dan weder 3240des asen longre alsmen segt es vp doghen goet ghelecht jeghen menegherande sake die anden voet es tonghemake wriue die longre ontue 3245so ghenest al sijn wee libbe dat men vint in sine maghe stelpt den lachame van sire plaghe et mach oec langhe yduren hem die sijn van nature 3250es sijn vleesch goet ende ysont snelre es hi uor den hont clemmende dan nederward want hem benemen sine vard oren sien curte been 3255hi entie libard ghemene slapen met oghen wide ondaen sente baselis doet ons verstaen dar si dien ende hem ynere niet lichte machmense danen weren 3260want sj dien ende winnen mer dan mensce machmen bekinnen dit doet hem nature gheleesten want hi es proie meest dan andre beesten ,j. par jonghe werptj nv 3265so euetj jn .i. ander ru ende ander al sonder aer ende in sade .i. ander par esculapius die seget dat des asen herte leghet 3270versch an des menschen als yanghen doet den virden rede verganghen ende plecht den gonen die uallen noch sprecmen van sire gallen [dat soe maket donker oghen claer] 3275sijn herte droghe dats war ende puluert ouer een sijn goet jeghen der blasen steen so es oec met warmen borne sijn bloet sine matrice gedroghet dats goet 3280het want so knapeline ontfanghen doet ghepuluert ende yminct te hant dus eist yscreuen dar ict vant |
64. Lepus is de hazen naam. 3225 Zijn vlees is vele lieden bekwaam. Zeer laf is het in de vlucht. Op de dag eet hij zelden door die angst. De wezel gaat met hem spelen, maar als die komt bij zijn keel 3230 bijten ze hen moorddadig dood. (b) Elk jaar, dit is een wondergroot verandert hij, zegt de schrift, zijn beesten natuur. (geslacht) Sneeuw eten ze door de nood. 3235 (a) Ambrosius zegt, die heer groot, dat er zulk land is, nu merkt dit, daar ze zijn in de winter wit en als de koude valt dan weg komt hem ander haar aan weer. 3240 De hazenlong, zoals men zegt, is goed om op de ogen te leggen. Tegen menige zaken die aan de voet is te ongemak wrijf die longen stuk, 3245 dan geneest al zijn wee. Leb dat men vindt in zijn maag stelpt het lichaam van zijn plaag, het mag ook lang goed zijn hem die zijn van vochtige nature. 3250 Zijn vlees is goed en gezond. Snel is hij voor de hond klimmend dan nederwaarts want hem beneemt zijn vaart van voren door de korte benen. 3255 (d) Hij en de leeuw algemeen slapen met ogen wijd open. Sint Basilius doet ons verstaan, waar ze gedijen en zich voeden, niet snel mag men ze dan weren, 3260 want ze gedijen en winnen meer dan men ze kan bekennen, dit doet zijn natuur gunst, want hij is een prooi meer dan andere beesten. (e) Een paar jongen werpt ze nu, 3265 zo heeft het een andere reeds en een ander al zonder haar en in eierstokken een ander paar. Aesculapius die zegt dat het hazenhart legt 3270 vers aan de mensenhals gehangen doet de vierde daagse malariakoorts vergaan en verpleegt diegenen die vallen. (vallende ziekte) (f) Noch spreekt men van zijn gal dat het maakt blinde ogen helder. 3275 Zijn hart droog, dat is waar, en verpoedert geheel zijn goed tegen de blaassteen, zo is ook met warm water zijn bloed. Zijn baarmoeder gedroogd is goed, 3280 want het zo knaapjes ontvangen doet. gepoederd en gelijk gemengd, zo is het beschreven waar ik het vond. |
Lepus europaeus (uit Europa) Het Latijnse woord lepus komt van een Grieks woord dat snelvoet betekent. Of het is afgeleid van een ander woord dat scherp en aanhoudend zien en toekijken betekent. Haas, midden-Nederlands hase, oud-Hoogduits Haso (nu Hase). Dit woord komt voor naast een vorm met een r in, in oud-Engels was het zo hara. (nu hare)
(a) L. timidus, (angstig) is de sneeuwhaas of Alpenhaas. Deze haas bewoont de hogere delen van de Alpen en de noordelijke koude gewesten. ‘s Zomers heeft hij de gewone kleur van de haas, ‘s winters wordt zijn vacht sneeuwwit, behalve aan de punten van de oren die zwart zijn.
(b)Hazen zijn zeer vruchtbaar. Omdat de geslachten moeilijk te onderscheiden zijn meende men dat ze tweeslachtig waren. Plinius vermeldt dit al. Aelianus voegt een verhaal toe van een man aan wiens woord hij niet kon twijfelen die een dode haas gevonden had met in zijn lichaam drie jongen. Maar ze spreken niet over een jaarlijks veranderen van sekse. De meeste mensen denken dat hazen een jaar manlijk en het andere jaar vrouwelijk zijn en naar believen van geslacht kunnen veranderen. Hebben we nu een haas of hazin, of een mannetje dit jaar en een vrouwtje het volgende jaar? Jagers spreken van ‘het haas.
(c ) Brede lendenspieren met korte voor- en lange achterpoten om geweldiger te zijn in het lopen. Waarom ze afgemat de heuvels opzoekt en weten dat de honden die de poten even lang hebben die heuvel niet zo gemakkelijk kunnen beklimmen of afdalen en dus veld moeten verliezen.
(d) De haas is vreesachtig en vecht niet, het is de angsthaas. ‘Ee oogleden die van de wenkbrauwen komen zijn te kort om de ogen te bedekken daarom is dat gevoel erg zwak in hen, ze slapen daardoor met open ogen’ De haas slaapt een hazenslaapje, is ondertussen op zijn hoede en slaat alles gade om niet verrast of overvallen te worden. Om die reden hebben de Egyptenaren, volgens Plinius, de haas ingevoerd als zinnebeeld van een man die wakker en op zijn hoede is. Hazenvlees veroorzaakt dan ook slapeloosheid.
(e) Een moerhaas kan in een zomer viermaal jongen voortbrengen en iedere keer twee tot vijf stuks. Ze werpt haar jongen niet in een keer maar krijgt die enig tijd na elkaar zodat ze ze niet allen tegelijk verliest. Als het vrouwtje haar eerste paar jongen werpt bevindt zich in de baarmoeder al een ander paar. Hazenvlees zou onvruchtbare vrouwen vruchtbaar maken.
(f) De gal heeft voor oogziekten steeds een rol gespeeld waarbij de genezing van Tobias wel de oorsprong zal zijn geweest.
Luter also ict weet es .j. dier datmen otter heet 3285.j. dier van valscer manieren bj brouke wonet ende bj riuieren sijn vel es bruun scone ende diere ol makensj dats hare maniere dar sj in broeden hare jonghe 3290vp vissce sijn si yreet ten spronghen ende dar doensj grote scade langhe ende met goeder stade so machi onder twater gaen doch moetj die lucht ontfaen 3295of hi ne mach anders leuen niet dar bj es somwile ysciet alsi vissche vindet yuaen jn corue dat hise etet saen ne can hire niet vte gheraken 3300die doet moetire om smaken alsj die lucht niet euet ets tghierechste dier dat leuet want het leit in sinen olen vele vissce tere scolen 3305so dat alle lucht wert quaet van den stanke dier vte gaet diese vanghen worden suare dicke deser lucht gheware visscers pleghen .j. sake 3310dat sj den otter tem maken ende leren om dat sj te bet vissche jaghen in hare net |
65. Luter, alzo als ik het weet, is een die men otter heet. 3285 Een dier van valse manieren. Bij moerasland woont het en bij rivieren. Zijn vel is bruin, mooi en duur. Holen maken ze, dat is hun manier, waar ze in broeden hun jongen. 3290 Op vissen zijn ze gereed om te springen en daar doen ze grote schade. Lang en met goede stade zo mag hij onder water gaan, doch moet de lucht ontvangen 3295 anders kan hij leven niet, daarbij is het soms geschied dat hij vissen vindt gevangen in korven die hij ze eet gelijk en kan hier niet uit raken 3300 de dood moet hij erom smaken omdat het de lucht niet heeft. Het is het gierigste dier dat leeft want het legt in zijn hol vele vissen van een school 3305 zodat alle lucht wordt kwaad van de stank die er vanuit gaat, die ze vangen worden vaak veel deze lucht gewaar. Vissers plegen een zaak 3310 dat ze de otter tam maken en leren omdat ze beter vissen jagen in hun net. |
Lutra lutra Otter, midden-Nederlands otter, oud-Hoogduits Ottar (nu Fisch-Otter) oud-Engels ottor (nu otter) oud-Noors otr. Dit woord stamt van Germaans utra en dit van Indo-Germaans udro, vergelijk Grieks hudra: waterslang, (hudor: water, zie hydra) oud-Indisch udra: waterdier.
Het dier is zo dol op voedsel dat het zoveel vissen in zijn hol en woonplaats heeft dat die dan bovenmatig vervuild wordt zodat niet alleen het hol stinkt, maar ook de lucht in de hele omgeving vol van stank is. Dat hebben vele mensen tot hun eigen schade moeten vaststellen.
Ze zijn tam te maken zodat je ze leert vissen te vangen en aan te brengen, als een jachthond het wild. Ze zijn veel vervolgd onder andere vanwege hun huid.
Locusta segt Jacob van vitrj dat .i. vieruoetech dier sj 3315ende euet thouet vet ende groet ende es goet tetene ter noet also alst agustinus wiste so haet dit dier Jan baptiste andre segghen dat hine dede 3320ende seghen dat .i. cruud es mede etet locusta dat hi ad mar lieuer uolghic deser stat der glosen ende sente agustine vieruoetech sijn dese dirkine 3325als groot alst conijn te waren ende wandren te samen bj scaren aristotiles die telt dat .i. wijf .i. locusta elt om dat jonc was ende clene 3330dar na om lanc allene wordet draghende sonder ynoet ende dit was i wonder groot van der .l. ebdj gheord nv hort van der m. vord |
66. Locusta, zegt Jacob van Vitry dat een viervoetig dier is 3315 en heeft het hoofd vet en groot en is goed te eten in nood, alzo als Augustinus wist, zo at dit dier Johannis de Doper. Andere zeggen dat hij dat niet deed 3320 en zeggen dat een kruid mede heet locusta dat hij at, maar liever volg ik op deze plaats de glossaria en Sint Augustinus. Viervoetig zijn deze diertjes 3325 alzo groot als het konijn te waren en wandelen tezamen bij scharen. Aristoteles die vertelt dat een wijf een locusta hield omdat het jong was en klein 3330 daarna omdat ze was lang alleen het werd dragende zonder echtgenoot en dit was een wonder groot. Van de l heb je gehoord, nu hoort van de m voort. |
Sprinkhaan, midden-Hoogduits Spranke of Sprinke. ook Heuschrecke, schrecken: springen, en zo werd het ook Heuhupher en Heupferde. In Angelsaksisch gaers-hoppa, tot grasshopper en Locusta, Latijn voor sprinkhaan.
Ԍocusta is een viervoetig dier, wat Jacobus zegt. Het leeft in de landen tegen zonsopgang aan de Jordaan. Ze zijn klein en hebben een grote kop, ze zijn vlezig en eetbaar’ Daarom leest men van St. Johannis in het evangelie dat die van de locust leefde.
De sprinkhanenboom of St. Johannesbroodboom wordt nergens in de Bijbel vermeld. In de wildernis van Johannis zouden nog steeds enige sprinkhanenbomen, de Engelse locust, groeien waarvan de monniken de mensen verzekeren dat dit dezelfde zijn als die waarvan Johannes de Doper gegeten zou hebben. Het zou de vrucht van Johannes geweest zijn en de wilde honig zou de pulp ervan zijn. Calvijn meende ook dat dit het voedsel was van de verloren zoon dat hij deelde met de varkens. In het Hebreeuws betekent hagavim: sprinkhanen en haroevim is de Johannesbroodboom, Ceratonia siliqua. Waarschijnlijk is er verwarring opgetreden doordat in de uitspraak de woorden sterk op elkaar hebben geleken.
3335Mulus es .i. dier wilmen kinnen dat desel ende de merie winnen ende es te pinen alrde goed als desel es hi yuoet als desel hi in sine stem ruust 3340gheoret ende dar toe ghecrust magher es na den vader anders als i. pard algader nemmerme in haren daghen moghen sj winnen no draghen 3345jn romscen bouken vintmen gnouch dat mulinne wilen drouch ende dat was wonder groot ende stranc ende niet der naturen ganc si draghen sochte ende wel 3350ende haren pas ende niet el dat pard ende die eselinne alsi versamen in hare minne dar erande mul of comt dit latijn burdus nomt 3355mar van den mule es die vader die esel dit segt die scripture algader |
67. 3335 Mulus is een dier, wil men kennen dat de ezel van de merrie wint en is te werken aardig goed, als de ezel heeft hij voeten, als de ezel is hij in zijn stemgeluid, 3340 oren en daartoe kruisvormig, mager is het naar de vader anders dan een paard helemaal. Nimmermeer in hun dagen mogen ze winnen of dragen. 3345 In Romeinse boeken vindt men genoeg dat de muilin wijlen droeg en dat was een wonder groot en sterk en niet de naturen gang. Ze dragen zacht en wel 3350 hun pas en anders niet. Het paard en de ezelin als ze samen komen in hun minne daarvan een soort muil komt die het Latijn burdus noemt, 3355 maar van de muil is die vader de ezel, dit zegt de schrift al tezamen. |
Equis hinnus. De ezel stamt af van het paard.
Als de vader een ezelhengst is en de moeder een paardenmerrie, dan heet de bastaard ԭuildier’ Die lijkt qua grootte op een paard, heeft lange oren, een kort behaarde staart, kleine hoeven en balkt. Het heeft een kleur als een ezel.
Is de vader een paard en de moeder een ezelin, dan heet de bastaard muilezel. Die lijkt vrijwel geheel op een ezel, heeft wel een dunnere en langere kop en ook een hinnikende stem. Het zijn dus twee dieren, muildier en muilezel, in Duits Maultier en Maulesel, in Engels mule en hinny. Mulus is in het Latijn de muilezel, Hinnus het muildier. De verbinding met de Muhle (of molen), Engelse mule en Franse mule komt omdat die net als de ezel de molensteen draait.
Het is een voortbrengsel uit een paard en ezel, dus onvruchtbaar, een hybride, hoewel er berichten zijn dat ze ook samengaan met paarden die in Italië bardotto genoemd werden. Meestal worden muildieren gefokt omdat die beter zijn voor het gebruik. Het kruisingsproduct heeft alle goeds van het ezelkarakter dat op goede paardenvormen over werd gebracht. Alleen zijn lange oren en zijn gebalk herinneren aan de ezel. Net als de ezel neemt hij met weinig voedsel genoegen. Krachtig en moedig is hij als een paard, terwijl hij de voorzichtige en zekere gang van de ezel heeft.
Monocheros verstaet mi wale ludet enoren in dutsche tale plinius segt ende solijn 3360dat cume vreseliker dier mach sijn sijn luud elken man veruart ghescepen est als i pard gheuoet na thelpen diere gheouet na des erts maniere 3365na swijn ghestart als wijd oren midden in den ouede voren raghet hem .i. horen so clar iiij voete lanc es hi dats war so scarp dar mach niet jeghen staen 3370men macht bi ghenen angiene vaen maer niet ghetemmen hoe soet sj ons seghet jacop van vitri dat gheen leuende man vaet want eist so datment belacht 3375ende hoet hem siet in smans hoede het bliuet doet van ouermoede dit nes deenoren niet dat verstaet dat die reine maget vaet |
68. Monocheros versta me goed luidt eenhoren in Dietse taal. Plinius zegt en Solinus 3360 dat er nauwelijks een vreselijker dier mag zijn, zijn geluid elke man verwart. Geschapen is het als een paard voeten als de olifant, een hoofd naar de herten manier, 3365 naar het zwijn gestaard, als wij het horen, midden in het voorhoofd van voren draagt het een horen zo helder. Honderd twintig cm lang is het, dat is waar, zo scherp, daar kan niets tegen staan. 3370 Men kan het met geen machine vangen en niet temmen, hoe het ook zij. Ons zegt dit Jacob van Vitri dat geen levende man het vangt want het is zo dat het ze uitlacht. 3375 En als men het ziet in mans hoede het blijft dood van overmoed, dit is de eenhoren niet, dat verstaat, dat die reine maagd het vangt. |
Monoceros
De naam is gebaseerd op het Hebreeuwse woord rer’m, in Assyrisch is het rimu wat vertaald wordt in het Grieks als ‘monokeros,’ wat 1 hoorn betekent, mono: een, en keros: hoorn. Dat werd in Latijn unicornis in Angelsaksisch anhorn, unicorn in Engels, in ouder Frans unicorne, Duitse Einhorn en onze eenhoorn. Bij de Fransen heet het licorne, bij de Italianen alicorno en bij de Spanjaarden bara, wat een naam is waarmee ze ook de Rhinoceros aanduiden.
In het westen werd het algemeen gezien als een wild en ontembaar dier terwijl het in de Oriënt voor vredelievend en zacht en als brenger van geluk gold.
Bij Aelianus, hist. Anim. 16,20, wordt het beschreven als een dier van de grootte en gestalte van een paard, met poten zonder geledingen als een olifant, een bruin vel, een varkensstaart, een hoorn op het voorhoofd en met een onaangenaam stemgeluid. Die beschrijving was gebaseerd op verhalen van reizigers. Het is een mengeling van de Indische rinoceros, de antiloop van de Himalaya en de wilde ezel Bij Ctesias was het dus een soort wilde ezel met een hoorn van vijfenveertig cm. Bij Plinius is het al een soort paard met een hertenkop, olifantsvoeten en de staart van een manlijk varken. De hoorn werd al bijna een meter wat doorgroeide tot drie meter bij A. Magnus. De verschillende afbeeldingen laten vrij spel over aan de fantasie van de schilders waarbij steeds meer naar het ideale beeld gekeken werd, het paard. Naar die verschillende verhalen begreep men dat er meerdere soorten moesten zijn. Zo kwam men tot de Rinoceros, sommige heten Monoceron’s en andere Aegloceron.
Mulder; Niemand ter wereld [ɝ aangrijpen - deze passage verwijst naar de profetieën van Jesaja. De profeet verzoekt op zeker moment God, Die vertoornd is, ‘neder te dalen’ ‘Er was niemand die uw naam aanriep, die zich beijverde om aan u vast te houden’ Statenvertaling: ԛɝ die zich opmaakt dat hij u aangrijpt’ (Jes. 64:7)
Voor het bestaan van de eenhoorn konden de geleerden zich beroepen op de bijbel: in de Septuaginta wordt het Hebreeuwse rer’m (oeros) weergegeven met het Griekse monoceros, in de Vulgaat met unicornis en Rhinoceros. (Zie Ps. 22:21, 29:6 en 92:10, Job 39:9-11, Num. 23:22, 24:8 en Deut. 33:17.)
De lange, gedraaide hoorns die in de middeleeuwen als hoorn van de eenhoorn werden verkocht, waren afkomstig van narwals (familie van de dolfijn), maar het was hoogstwaarschijnlijk de rinoceros die de kern van waarheid vormt in de berichten over eenhoorns. Marco Polo, een tijdgenoot van Maerlant, was bijzonder teleurgesteld toen hij op Java een zogenaamde eenhoorn te zien kreeg. Hij beschreef het fabeldier als iets kleiner dan een olifant, met olifantspoten, de kop van een wild zwijn en een zwarte hoorn op zijn voorhoofd. Bij voorkeur wentelde het zich in de modder. ‘Het zijn aartslelijke beesten om te zien. Ze zijn volstrekt niet zoals ze door ons beschreven worden als we vertellen dat ze zich laten vangen door maagden, maar juist het tegendeel van de voorstelling die wij ervan hadden’
De verwarring tussen eenhoorn en neushoorn en de vijandschap die volgens tal van dierkundigen tussen eenhoorn en olifant zou bestaan, leidde rond 1500 tot een zonderling tweegevecht, toen koning Emanuel van Portugal in Lissabon een rinoceros in het strijdperk bracht tegen een olifant om die traditioneel veronderstelde vijandschap te verifiëren. De olifant stelde echter alle aanwezigen teleur door op de vlucht te slaan.’
Molocius scriuet adelinus hier 3380es .i. vreselic onsienlic dier men vintse in menech wilt lant its alre viande viant ende scinet wesen .i. sake ghescepen ter werelt wrake 3385sine tande sijn scarp ende lanc sine bete groet ende stranc wat soet gemoet stridet an ende sere uechtet vp den man ende doet hem grote vrese mede 3390mar der kindre onnoselede onsieti dans gheene saghe ende scuwet sere hare slaghe dus merkement in derre maniere dat die wreteit van dien diere 3395god maket dor sulke sake dat et doen soude ghene wrake niet om scade no om lette der ghere die sijn sonder smette |
69. Molocius schrijft Adelinus hier 3380 is een vreselijk afschuwelijk dier. Men vindt ze in menig wild land. Het is al der wereld vijand. En schijnt te wezen een zaak geschapen ter wereld wraak. 3385 Zijn tanden zijn scherp en lang zijn beten groot en sterk, wat het zo ontmoet strijdt het aan en vecht zeer tegen de man en laat hem zeer vrezen mede, 3390 maar de kinderen onnozelheid ontziet het, dat is geen sage, en schuwt zeer hun slagen. Dus merkt men het in deze manier dat de wreedheid van die dieren 3395 God maakte voor zulke zaken dat het doen zou geen wraak, niet om schade of om letsel diegene die zijn zonder smetten. |
Molog of Molech. De kunstmatige uitspraak van de god van Fenicië Melech, Malk of Milk: koning, die ook in Israël werd vereerd. Die kunstmatige uitspraak die in het O. T. geregeld voorkomt ter aanduiding van dingen die men verafschuwt bestaat daarin dat men de naam uitspreekt met de klinkers van het woord ‘bosjet’ gruwel. Zo werd het tot Molech. De Griekse vertaling van het O. T. heeft Moloch. De god werd vereerd met mensenoffers welk gebruik in de Statenvertaling werd aangeduid met de term; door het vuur laten gaan, vergelijk Lev. 21: 21, 2 Kon. 23; 10, Jer. 32; 35 en anderen.
De moloch is een soort hagedis in Australië, Moloch horrida. Het heeft zijn naam van de sombere godenleer van de Kanaänieten.
Maricomorion es bekent 3400ene beeste van orient nades lewen grote sijd ghewes als scriuet aristotiles sere wreet van hare rote drie par tande scarp ende grote 3405oren oghen ende anscijn recht oft .i. mensce mochte sijn mar doghen sijn van donkeren doene de start alse van den scorpione gheclawet na den liebard nochtan 3410sijn luud es als oft sprake .i. man sijn briescen als .i. bosine des herts snelleit ende de sine die es arde euel snel ende es allen menschen fel 3415ende war soetene mach vaen verbitetse ende etse saen |
70. Maricomorion is bekend 3400 is een beest van de Oriënt. Naar de leeuwen grootte, zij het gewis, als schrijft Aristoteles. Zeer wreed, van haar komt drie paar tanden, scherp en groot, 3405 oren, ogen en het aanschijn, net alsof het een mens mocht zijn, maar de ogen zijn van donkere doen, de staart als van de schorpioen, geklauwd naar de luipaard nochtans. 3410 Zijn geluid is alsof er sprak een man, zijn briezen als een bizon. De herten snelheid en de zijne die is vrijwel even snel. En is tegen alle mensen fel 3415 en waar het zo een mag vangen verbijt het en eet het op. |
Onder de fabuleuze dieren wordt ook een paar maal in de literatuur een mantichoras, mantichora of manticore genoemd. De autoriteit die dit vermeldde was Ctesias, een Griekse geneesheer uit de 5de eeuw v. Chr., wiens beschrijving gegeven is door Aristoteles. ҈ij verzekert ons dat het Indiaanse wilde beest, martichoras genoemd, een driedubbele rij tanden in de boven- en onderkaak heeft. Dat het zo groot is als een leeuw en net zo harig, dat zijn voeten op die van een leeuw lijken. Dat het op een man in gezicht en oren lijkt en dat zijn ogen blauw zijn. Dat zijn kleur vermiljoen is. Dat zijn staart is als die van een landschorpioen. Dat het een angel in zijn staart heeft en dat het de mogelijkheid heeft om de punten die pijlvormige aan de staart bevestigd zijn af te schieten. Dat het geluid van de stem iets is tussen het geluid van een panfluit en dat van een trompet. Dat het even snel kan lopen als een hert. Dat het gevaarlijk is en een menseneter’ Plinius herhaalt dit en noemt het beest mantichora, hij citeert koning Juba die vertelt dat het de mensentaal kan imiteren. Aelianus geeft de naam martichoras. Hij vertelt dat het een Indisch woord is en menseneter betekent. Dit zal wel juist zijn, de afleiding is van oud-Perzisch martijaqara, literair betekent dat man-doder. Het Perzische ‘mard’ betekent ‘mens’ en ‘thaur’ is eter, zo is het een menseneter. Ctesias zou dit dier in Perzië gezien hebben, waar het gebracht zou zijn als een cadeau voor de koning, maar hij twijfelt over de echtheid van de getuige. Dit dier was zonder twijfel de Bengaalse tijger is is beschreven door in paniek geraakte getuige na een snelle vlucht.
De tijger was bij de oude Grieken onbekend. Toen Ctesias het bericht bracht van een wonderlijk dier die ze ‘Martichoras’ noemden vertegenwoordigde hij het idee van de Perzen over de Bengaalse tijger. Later kwamen de verhalen dat in de staart zich scherpe pijlen bevinden waarmee ze naar de jagers schieten, worden die getroffen dan sterven ze daaraan. Als de pijlen verschoten waren groeiden er weer anderen aan. Als de Indiërs hun jongen vangen verpletteren ze met een steen dan ook het achtereind zodat ze dan geen pijlen kunnen schieten. Is dit naar het stekelvarken? Blijft over de driedubbele rij tanden. Naar het voorbeeld van een haai? Zie volgende.
Mantichora mach wel .i. wonder sijn als plinius scriuet ende solijn gheansict als die man 3420mar oghen ghelu euet nochtan roet van hare ghelijc den lioen esi ghemaect bj na in al sijn doen so starc dat wonder es soeten luud heuet des sijd ghewes 3425datte scijnt die wareit das al oftet conste al pipe gheblas vor des menscen vleesch allene sone minnet groot no clene so snel eist in sire vlucht 3430alse de voghel in der lucht drie rekede staen hem int houet sine tande des ylouet |
71. Mantichora mag wel een wonder zijn, als Plinius schrijft en Solinus. Een aanzicht als de man, 3420 maar ogen geel heeft het nochtans, rood van haar, gelijk de leeuw. is het gemaakt bijna in al zijn doen, zo sterk dat het een wonder is. Zacht geluid heeft het, dus is het zeker 3425 het schijnt de waarheid te zijn alsof het kon als fluiten blazen. Voor het mensenvlees alleen bemint het groot of klein, zo snel is het in zijn vlucht 3430 als de vogels in de lucht. Drie rijen staan hem in het hoofd het zijn tanden, wat men gelooft. |
Zie vorige. Een tijger.
Musquelibet es bekent j. beeste van orient 3435als platearius seghet es also groot als dier te sine pleghet j. suere wast hem an sinen scacht also rijp es dat dier wacht dat etse an .i. boem breket 3440ende alse platearius spreket dat etter art al dar et staet ende dit es fijn mussceliaet sijn vleesch sin drec dat van hem gaet es alte gader mussceliaet 3445mar best es dat die suere vte gheuet alst muscheliaet verloren euet sine cracht men hout in groten stanc et wert starc al waset cranc hets goet jeghen cranke erte 3450ende jeghen sincopine smerte cranke ersenen leuere ende maghe eist goet ende menegher plaghe |
72. Musquelibet is bekend een beest van de Oriënt, 3435 zoals Platearius zegt. Is alzo groot als dier te zijn pleegt. Een zweer groeit bij hem aan zijn schacht als het rijp is, dat dier wacht dat het ze aan een boom breekt, 3440 en zoals Platearius spreekt dat etter verandert al daar het staat en dit is fijn muskus. Zijn vlees, zijn drek dat van hem gaat is al tezamen muskus, 3445 maar de beste is dat die zweer uit geeft. Als het muskus verloren heeft zijn kracht, men houdt het van grote stank, het wordt sterk, al was het zwak. Het is goed tegen zwakke harten 3450 en tegen bezwijmende smarten zwakke hersens, lever en maag is het goed en menige plaag. |
Muskus, in Engels is dit musk, in Frans musc, dit komt van Latijn muscus, dat, evenals Grieks moshkhos van Perzisch musk, van oud-Indisch muska stamt dat teelbal betekent, wegens de overeenstemming daarvan met de klier onder de staart van het muskusdier. In Duits heet het Bisam.
Moschus moschiferus, L. een reeachtig dier. In de bronstijd van november tot december vechten de mannetjes met elkaar en verspreiden dan de zeer sterke muskusgeur. De muskuszak komt alleen bij het mannetje voor, die ligt aan de achterbuik en vertoont zich bij uitwendig onderzoek als een afgeronde verhevenheid van ongeveer zes cm lengte en vier a vijf cm hoogte. Kleine klieren in de zak scheiden de muskus af als die te vol is. Gemiddeld bevat die zak een dertig gram van die kostbare stof. In verse toestand is dit als een zalf, gedroogd wordt het een korrelige of poedervormige massa die eerst roodbruin is en later koolzwart wordt. Zo lang het nog vloeibaar is stinkt het, opgedroogd is de geur aangenaam.
Linschoten verhaalt in zijn Oost-Indische reizen dat de Chinezen deze beesten doden en enkele dagen begraven, dat het dan verrot en vervolgens het met slagen murw maken, het bloed en vlees met elkaar vermengen en daarvan rode balletjes maken die de Portugezen papo noemen en overal vervoeren.
Mamonetus es .i. beeste sprect liber rerum in sine geeste 3455na die simme wel na ydaen mar minder .i. deel sonder waen ru ende lanc es em sijn start sijn als so grof ten ouede ward datment qualic als ende als 3460binden mach om sinen als het ne slupet ouer thouet lichte dit dier euet sijn ansichte sere ghelijc naden man al esser mer suarteden an 3465nese mont en versamen niet alsment an tsiminkel siet mar dar es .j. lippe tusschen jn wostinen ende in bussche dar si wonen talre tijd 3470es altoes .i. staende strijd tusscen siminkel ende mamonet al mach dat siminkel van crachte bet met stouthede ende met scalchede verwint dit dier ter menegher stede 3475dese beeste hout in den moet langhe dat men dor hare doet |
73. Mamonetus is een beest, spreekt Liber Rerum in zijn verhaal, 3455 naar de aap bijna gedaan maar kleiner een deel, zonder waan, ruw en lang is bij hem de staart, zijn hals zo grof naar het hoofd toe dat men het moeilijk 3460 mag binden om de hals, het sluipt over het hoofd gemakkelijk. Dit dier heeft zijn aanzicht zeer gelijk naar de man al is er meer zwart aan. 3465 Neus en mond komen samen niet zoals men aan de aap ziet, maar daar is een lip tussen. In woestijnen en in bossen waar ze wonen te alle tijd 3470 is altijd een staande strijd tussen de aap en mamonet, al mag de aap van krachten beter met dapperheden en met schalksheden overwinnen dit dier op menige plaatsen. 3475 Deze beesten houden in het gemoed lang dat men door hen doet. |
De slankapen, Semnopithecus, zijn fijn gebouwd met een lange staart, als de hoelman.
Migale als die glose seghet die up moises bouke leghet es .i. quaet dier al eist jonc 3480.j. deel starc an sinen spronc ende emmer toe nacht ende dach nemtet af van sinen cracht so houder so verscubder mede altoes wast sine onsalichede 3485jn dende om sine bedoruenede wert beduonghen dat hi vrede buten toghet int ghelaet nochtan es sine nature so quat comt yemen an sinen cant 3490het venijntene theant mule parde euet leed ende alst .i. merie weed om hare scade eist dat et wacht nochtan euet clene cracht 3495van buten maket scone ylaet ende eist dattet wert ystaet so toghet met groter smerte dat venijn van sire erte dit dier slacht den nighen best 3500wat dat die nideghe int herte vest die eselt van daghe te daghe ende alsi sine valsce laghe ongheord es talre stede so venstj sine goedertierede 3505sietj nochtan sinen slach die sins euet te doene hem wach |
74. Migale, zoals de glossaria zegt die op Mozes boeken legt, is een kwaad dier; al is het jong. 3480 Een deel sterk van sprongen en immer nacht en dag neem af zijn kracht, zo het ouder zo wordt het onzaliger mede altijd groeit zijn onzaligheid, 3485 in het einde om zijn verdorvenheden wordt het bedwongen, dat hij vrede van buiten laat zien in het gelaat. Nochtans is zijn natuur zo kwaad komt iemand aan zijn kant 3490 het vergiftigt gelijk, muilezels en paarden hebben leed en als het een merrie weet om het te beschadigen is het dat het wacht nochtans heeft het weinig kracht. 3495 Van buiten laat het een schoon gelaat zien en is het dat het dat het wordt geslagen dan toont het met grote smart dat venijn van zijn hart. Dit dier slacht de nijdigaard het best 3500 die de nijd in het hart heeft gevestigd hij ezelt van dag tot dag en als zijn valse listen ongehoord zijn op alle plaatsen dan veinst hij zijn goedertierenheid, 3505 ziet hij nochtans zijn kans die met hem heeft te doen die waakt. |
Er zijn verschillende vogelspinnen. Alleen de beet van de Mygale cancerides zou bij de mens vierentwintig uren lang een koortsachtige toestand en hevige pijn veroorzaken. Meestal is de steek niet erger dan een bijen- of wespensteek. De haren van het dier kunnen wel allergie oproepen.
Musio es i cat jacob van vitri seit dat dat so bj nachte in olen vint muse die hare sijn uerstolen nachts sietmen hare oghen clare als oft .j. carbonkel ware onreine muse ende ratten dat sijn alle proien der catten 3515alsise vaen spelsire mede ende na meneghe onsalichede die sj hem ebben ydaen moetsj int ende ter cokenen gaen oec uechtensj oric ghewaghen 3520met padden die venijn draghen mar drinken sj niet thant der nar hi steruet van durste daer den serpente doensj pine onghescaet van sinen venine 3525als die catten willen riden werden si wilt ende willen tiden verre danen om hare ghenoet hare vechten onderlinghe es groet dats bedj dat wane men wale 3530dat elc wil houden sinen pale dar hi in musen sal als mense strict vereffensj al jn waremen steden musi wel ende dicke verbernet hem hare vel 3535curtmen hare ghernen an haren bard si werden bloede ende veruard den ghenen die te verre gaen men curtem die oren sal saen si sullen hem te bet temmen laten 3540want si ontsien vtermaten dat hem in doren reinen sal dats dat si ontsien vor al |
75. Mysio is een kat, Jacobus van Vitry zegt dat, dat ze bij nacht in holen vindt muizen die daar zijn verborgen. ‘s Nachts ziet men hun ogen helder alsof het een karbonkel was. (a) Onreine muizen en ratten dat zijn alle prooien van de katten, 3515 als ze hen vangen spelen ze er mee en na menige onzaligheden die ze hen hebben gedaan moeten ze tenslotte eten gaan. Ook vechten ze, hoor ik gewagen, 3520 met padden die venijn dragen, maar drinken ze niet gelijk daarna dan sterven ze van de dorst daarna. De serpenten doen ze pijn onbeschadigd van hun venijn. 3525 (b) Als de katten willen paren worden ze wild en willen gaan ver daar vandaan om hun genoot, hun vechten onderling is groot dat is daarom, dat waant men wel, 3530 dat elk wil houden zijn plek waar hij in muizen vangen zal. Als men ze strijkt komen ze omhoog, warme plaatsen minnen ze wel zodat vaak verbrandt hun vel. 3535 Kort men hun snorharen van hun baard ze werden bang en angstig. Diegene die te ver gaan men kort hem die oren gelijk ze zullen zich beter temmen laten, 3540 want ze zijn bang uitermate dat hem in de oren regenen zal dat is dat ze ontzien dat voor alles. |
Felis catus, (F. domesticus) In Latijn is het felis, naar het woord phelos: bedrieger, omdat het zeer loos is, of het is afgeleid van ailis wat pannenlikker betekent. (Mysio, mogelijk van Mus; muis) Kat, midden-Nederlands catte, oud-Engels catte naast catt (nu cat) oud-Hoogduits Chazza (nu Katze) oud-Noors kottr dat vermoedelijk, eveneens als Frans chat, Spaans gato, Italiaans gatto, Iers cat en Russisch kot, uit het Latijnse catta van de 1ste eeuw na Chr. stamt. Zo zou het woord afgeleid kunnen zijn van capere: stelen, of van cautos: loos, voorzichtig. Isidorius wil dat het woord afkomt van catat, dat is: Ԩij ziet’of Ժoeken te vangen’ Het is een woord dat met het invoeren van de huiskat uit Egypte, Felis, de wilde kat vervangt. Oorspronkelijk is het waarschijnlijk een Afrikaans woord, vergelijk het Nubische kadis, mogelijk heeft de Egyptische godin Bast of Pasht nog in de naam bemiddelt.
(a) Onrein omdat ze venijnige dieren eten. Ze spelen met hun prooi en verslinden hem pas als ze hem op allerlei manieren gekweld hebben. Er wordt gezegd dat ze tegen padden vechten, worden ze getroffen door de giftige pijlen van de pad worden ze niet gedood, maar moeten dan wel onmiddellijk water drinken anders sterven ze van dorst. Ze vallen slangen aan zonder door hun gif gedeerd te worden.
(b) Tegen de aanvang van de lente hoort men een oubollig geluid van deze dieren, gedreven door teelzucht. Dan komt al het gespuis bijeen en gebeurt het herhaaldelijk dat de een of ander wat haar laat. Wij hebben daar een spreekwoord van voor een onstuimig en driftig mens, Ԩij grolt als een maartse kater’
Zijn vel is buitengewoon zacht wat haar zeer gevoelig voor kou en bang van slagen maakt. Daarom zoekt het dier ook steeds een warme plaats op. De poten van een kat en zijn oren, zullen altijd koud aanvoelen als het dier aan een lage temperatuur is blootgesteld. Dan zie je haar onaangenaam rondlopen tot ze een warm hoekje heeft gevonden. Dat verlangen naar warmte schijnt de oorzaak te zijn dat het onze tamme katten verhindert ooit weer wild te worden, hoewel ze hier overal in de bossen overvloedig wild kan vinden
(d) ‘’Diegene die hun kat binnenshuis houden en weghouden van het jagen achter vogels aan moeten hun de oren afsnijden omdat zij er niet tegen kunnen als er regendruppels omlaag op het dak druppelen. Als een tamme kat wild wordt, snij haar de oren af, daardoor dringen regendruppels in de kop en kan ze niet meer in het woud blijven, dan wordt ze weer tam.’
Mustela es die mushont .j. dier dat es ons wel cont 3545het leuet bj proien van diere ende es van scalker manieren want het draghet van steden te steden sine jonc om dat hem onvreden onsiet dat mense vinden sal 3550jn olen es har wonen al serpente muse pleghet te vane ende alst serpente pijnt te bestane so draghet voren wilde rute dar mede driuet venijn vte 3555oec est vroets van naturen anscine vroet bouen alle medicine vindet sijn jonc doet men segt dat crud te vindene plegt dard 281246 sine jonc mede verwect 3560die musont plegt ende mect om serpente ende muse te vane jn prosen lande doetmen te verstane es .i. eilant dar gheen in leuet solinus die bescreuen euet 3565dattet baselicus verbijd ende sterueter na in curter tijd dat met siene doet den man ende elc dier metten andren nochtan mar dernar steruen sj gerne alle 3570men segt van den musont die galle ws goet jeghen aspis venine echt esser an dese medicine kiramidarium bouc seghet dar doude filosophie in leghet 3575dat men den musont sal ontliuen ende siedene in olie van oliuen so dati vertert si al de olie men duen sal dor .i. cleet dits salue rike 3580jeghen die suare artitike ende es den senewen goet ende gheneset den seren uoet |
76. Mustela is de muishond, een dier dat bij is ons wel bekend. 3545 Het leeft van prooien van dieren. (a) En is van schalkse manieren, want het draagt van plaats tot plaats zijn jongen omdat het niet graag ziet dat men ze vinden zullen, 3550 in holen is hun wonen al. Serpenten en muizen plag het te vangen en als het serpent het pijn wil doen dan eet het van tevoren wilde ruit waarmee het drijft venijn uit. 3555 Ook heeft het kennis van naturen aard kennis van alle medicijnen. Vindt het zijn jong dood, men zegt dat het een kruid te vinden pleegt daar het zijn jongen mee opwekt. 3560 De muishond pleegt en merkt om serpenten en muizen te vangen. In Pruisen (Pordoselene) laat men verstaan is een eiland waar er geen in leeft. Solinus die het beschreven heeft 3565 dat het de basilisk verbijt en sterft erna in korte tijd, die met zien doodt de man en elk dier met de adem nochtans maar daarna sterven ze graag alle. 3570 Men zegt van de muishond de gal is goed tegen aspis venijn echt is er aan deze medicijn. Kiramidarium (Koiranides) boek zegt het waar oude filosofie in ligt 3575 dat men de muishond zal ontlijven en koken in olie van olijven zodat hij verteert geheel, die olie men duwen zal door een kleed, dit is een zalf rijk 3580 tegen de zware jicht en is voor de zenuwen goed en geneest de zere voet. |
Martes (Mustela) Marter, Duits Marder, oud-Hoogduits Mard, oud-Fries merth, Angelsaksisch mearb, dat met het uit het Germaans stammende midden Latijnse martus en het Franse mart: bruid, namen zijn die voor de wezel gebruikt werden omdat men er bang van was en door dit te gebruiken zijn echte naam niet wilde aanroepen.
Martes martes, L. is de edel- of boommarter.
Voor gebruik, zie wezel.
(a) Dit is waarschijnlijk wel omdat de moeder de jongen van de ene naar de andere plaats draagt.
Mus dats de muus .i. dier niet grot dat arde gherne etet broet 3585hare roke scuwet telpen dier om hare spise sinsj onghier drincsj water si bleuen doet segt aristotiles die meester groet ja die muse van libia 3590als solinus selue volghet hir na niet alre muse maniere basilius segt die meester diere te teben dat in alexandrien rein staet als .i. warem somer gaet 3595alte hant werdet lant wl muse waren .c. case in .i. huse den besten nemen merket dit jn somech lant sijn muse wit some roet mar de ghemene 3600sijn swart valu groet ende clene van musen es .j. andre maniere si eten ratten mar die diere sijn so quaet alsj onsteken met luxurien ore wi spreken 3605valt hare orine vp iemens hud al dat vleesch moet roten vd som wile segmen dat sj dien arte saen in groten partien ende saen verderuensi ghemene 3610nochtan ne vintmen grot no clene war die doede enen varen jn west uorne te waren ne mach ghene ratte leuen dat seitj diet euet bescreuen 3615de muse sijn in orient also groot alse de vos bekent die de beesten biten te doet ende den lieden doen pine groet jn arabien als wijd oren 3620sijn grote muse hare uoete voren sijn wel .j. palmen breet dachterste smal alsmen weet .m. gaet vte ende .n. gaet in des nes war een no me no min |
77. Mus, dat is de muis, een dier niet groot dat aardig graag eet brood. 3585 Hun reuk schuwt de olifant. Om hun spijs zijn ze onguur (a) Drinken ze water, ze blijven dood zegt Aristoteles, die meester groot. Ja, de muizen van Libië 3590 zoals Solinus zegt, volgt hierna niet allerhande muizenmanieren. (b) Basilius zegt de meeste dieren te Thebe, dat in Alexandrië staat, als een warme zomer komt 3595 gelijk werd het land vol muizen, waren honderd kazen in een huis die beesten nemen ze, merken dit. In sommige landen zijn muizen wit sommige rood, maar de algemene 3600 zijn zwartvaal, groot en klein. Van muizen is een andere soort en heten ratten, maar die dieren zijn zo kwaad, als ze ontsteken met wulpsheid, horen wij spreken. 3605 Valt hun urine op iemands huid al dat vlees moet rotten uit. Sommige tijd, zegt men, dat ze die zeer samen gaan in grote partijen en samen sterven ze algemeen. 3610 (d) Nochtans vindt men groot of klein waar de doden heen gaan in Westvoorne te waren, daar mag geen rat leven dat zei diegene die het heeft beschreven. 3615 De muizen zijn in de Oriënt alzo groot als de vos bekend, die de beesten bijten dood en de lieden doen pijn groot. In Arabië, zoals wij het horen, 3620 zijn grote muizen, hun voeten van voren zijn wel een handpalm breed, het achterste smal, zoals men weet. M gaat uit en n gaat in, dat is er maar een meer of minder. |
Mus musculus Muis, midden-Nederlands muus en mus, oud-Saksisch en oud-Engels muus (nu mouse en mice) oud-Hoogduits mus (nu Maus) wat uit Latijn mus en dat uit Grieks mus stamt, vergelijk het oud-Indische musnati wat stelen of roven betekent. Of het stamt van mus omdat het uit de vochtige aarde, ‘ex humore, ex humus ‘was geboren.
(a) In Engeland verhaalt men dat een muis niet drinkt, doet hij dat wel zal hij sterven. Aristoteles zegt dat als een muis water drinkt hij sterft, ze zijn van een zeer vochtige natuur (b) Een muis werpt drie, vier, soms wel eens vijf maal vier tot acht jongen per keer. De vroeg in het voorjaar geboren jongen werpen nog hetzelfde jaar. De vermenigvuldiging is dus zeer groot zodat de landerijen ervan kunnen krioelen. Muizen vermenigvuldigen zich in droge seizoenen tot enorme aantallen. Men kan het aantal op een ha soms op tienduizenden schatten. In het district Zabern a/d Rijn, in Duitsland, werden er in 1822 in veertien dagen een miljoen zeven honderd vijftig duizend gedood. Wanneer de muizenplaag haar toppunt bereikt heeft ziet men ze soms plotseling verdwijnen, meestal ten gevolge van een besmettelijke ziekte die de door voedsel verzwakte dieren in korte tijd allen ten gronde richt, soms ook zonder dat men hun lijken vindt, op geheel raadselachtige wijze.
Rattus rattus (Mus rattus) Rat, midden-Nederlands ratte of rot, oud-Hoogduits Rato (nu Ratte) oud-Engels raet (nu rat). Oorspronkelijk was het de naam voor de zwarte rat of pestrat. In Germaans betekent het woord een knaagdier en is verwant met Latijnse rodo: ik knaag, dit van oud-Indisch radati: hij krabt of knaagt.
Soms vindt men een grote ratten, soms wel dertig, die met hun staarten in elkaar gevlochten zijn zodat ze zich niet meer bevrijden kunnen, dat is de rattenkoning, hoewel dit ook door sommigen niet geloofd wordt.
De grotere en sterkere bruine rat kwam pas later uit het Oosten, was bij hem nog niet bekend, mogelijk wel hier beschreven als een grote vorm
(d ) Een oude en wijdverbreide opvatting, ook bij de Germanen, stelde de dood aldus voor: Het lichamelijke leven is een wezen dat bij de dood vrij wordt. Daarnaast hebben we nog een ander Ik dat in het hoofd woont en bij het sterven als een adem, nevel of licht, ook wel als diertje, als een muis, uit de mond gaat. De doden gaan over zee naar het westelijk gelegen eiland, van de haven als van West Voren (nu Goeree) het appeleiland of eiland der gelukzaligen met de rat of muis als ziele dier.
Ichneumon heeft zijn naam van ‘doorsnuffelen’ ik speur na, ik volg het spoor’ omdat het een opspeurder is van een krokodil en zijn eieren vermits hij met zijn langwerpige snuit alles doorsnuffelt en doorwroet en weet het goede van het kwade en het gezonde van het vergiftige te scheiden. Het wordt wel farao-rat, Egyptische muis, -rat of otter genoemd. In het Engels ook wel mongoose, bij ons ook mungo en mangoest en in Frans mangouste.
Dit dier vormt de overgang tussen de marters en katten, zowel wat de lichaamsbouw als wat hun aard betreft. Het is ongeveer zo groot als een kat, maar slanker en vlugger. Het is een halve meter lang met korte poten en wordt een twintig cm bij een gewicht van een zeven tot acht kg. Het meest bekende van deze groep is de Egyptische Ichneumon (synoniem Herpestes ichneumon) die door de oude Egyptenaren als heilig vereerd werd. Hij werd wel ingebalsemd en komt afgebeeld voor. Het eet slangen, is er niet bestand tegen maar weet behendig de slang te ontwijken. Ook is het een prima muizen- en rattenverdelger.
Onager es i dier ende es .i. wilt esel fier groet vintmense in afrike 3650ende onghetemmet sekerlike jnt wout lidende are enthare van sinen soen elc are scare ende alsi danne jonc vort bringhen poeghet die vader in allen dinghen 3655dat hi die hien wille wren mar die moeder na hare naturen dect die jonc jeghen den vader want die soen sijn allegader luxurieus sere vtermaten 3660ende dats darsj die hien omme aten onager es wijs van naturen alsene niewer laten gheduren die honde werpti sinen drec vt die soeter riect dan menech crud 3665dar gaen die honde rieken an ende al die wile ongati dan bouen allen dieren die wi bedieden atj de wandelinghe van lieden clar water minnen si sere 3670men machne temmen nemmermere vitalis scriuet dat in polanen wilde esele sijn van fire gedanen sijn si groet ende sere wreet ende ebben orne groot ende breet 3675ende langhe barde onder den kin jaghense honde sulc es hare sin so scepsi water in nese gate ende makent sere eet vtermaten ende bescouder mede die honde 3680als oft ouer tfier wallende stonde jn Jndia es die esel wreet diemen onager dar eet die euet int voroft voren enen sonderlanghen oren 3685scarp ende starc ende sere stranc dese sijn groot ende lanc ende scrauen van den steenroetsen stene meneghen no bore clene |
79. Onager is een dier en is een wilde ezel fier. Groot vindt men ze in Afrika 3650 en niet getemd, zeker. In het woud gaan hier en daar van zijn zoon elk een andere groep en als ze dan jongen voort brengen poogt de vader in alle dingen 3655 dat hij het jong wil castreren maar de moeder, naar haar naturen, beschermt de jongen tegen de vader want die zonen zijn alle tezamen wulps zeer uitermate 3660 en dat is waar ze die hier om haten. Onager is wijs van naturen als ze zich nergens laten verduren voor de honden werpt het zijn drek uit die zoeter ruikt dan menig kruid 3665 daar gaan de honden ruiken aan en ondertussen ontgaat hij dan. Boven alle dieren die wij beschrijven haat hij de wandeling van lieden. Helder water beminnen ze zeer. 3670 Men mag ze temmen nimmermeer. Vitalis schrijft dat in Polen wilde ezels zijn van fiere gedaante, ze zijn groot en zeer wreed en hebben horens groot en breed 3675 en lange baarden onder de kin. Jagen ze honden, zulks is hun zin, dan scheppen ze water in de neusgaten en maken het zeer heet uitermate en besproeien ermee de honden 3680 alsof het boven het vuur kookte een poosje. In India is de ezel wreed die men onager daar heet. Die heeft in het voorhoofd van voren een aparte horen, 3685 scherp en sterk en zeer stevig deze zijn groot en lang en schaven van de steenrotsen stenen menige niet zo groot. |
Equus hemionus, (Equus onager), komt in Perzië, Mesopotamië, Syrië en N. Arabië voor. Dit is de meest bekende wilde ezel die bij de Griekse en Latijnse schrijvers geregeld vermeld wordt. Zijn naam onager is dan ook samengesteld uit Grieks onos agrios: wilde ezel. Woudezel, in Duits Waldesel.
‘In Afrika zijn er ook wilde ezels waarbij een mannelijke ezel verscheidene vrouwtjes heeft. Het is een jaloers beest die de ballen van de jonge mannen afbijt als het vrouwtje hem niet gewillig is’ Dat zagen de Perzen die zo leerden te castreren, dit naar de Physiologus. ‘Ee moeders weten dat wel en werpen de jongen op verborgen plaatsen en verstoppen de nieuwgeborenen. De wilde vrouwtjes ezels schamen zich voor geslachtsverkeer ofschoon ze er begerig naar zijn, daarom haten ze de ezel. Als hij bronstig wordt en geen vrouwtje heeft dan klimt hij op een hoge berg en ademt lucht in en huilt zo luid dat andere dieren daar over verschrikt worden’ In de bijbel is herhaalde malen sprake van wilde ezels. Gewoonlijk komt het woord pere voor, maar in Job 39:8 wordt ook arod gebruikt, ; ‘ ie heeft de woudezel (pere) vrij heengezonden en wie heeft de banden des wilden ezels (arod) gelost?’ Natuurlijk wordt gewezen op hun meest karakteristieke eigenschappen, hun ontembaarheid. Van Ismael wordt gezegd dat hij een wilde ezel van een mens zal zijn, zijn hand tegen elke man, Gen. 16:12.
De wilde ezel is wel de elk, zie daar. De onager van India is wel de neushoorn.
Enocentaurus scriuet adelin 3690ende ysidorus die meester fijn es bet .i. wonder dan ene beeste eens esels hoeft gheuet hem de jeeste ende aldander na menscen lede adelin spreket wonderlichede 3695hi seit dat comen es nochtan van den esel ende van den man ander redenen die gaenre jeghen die andre meesters te segghene pleghen dat dat dier pard es beneden 3700ende bouen na des menscen lede hoeft ende ansichte van hare ghelijc als oft burstelen ware ende arme ende ande na den man alst wil spreken dan 3705roeren si leppe als die sprect mar der tale hem ghebrect sinte Jeronimus scriuet dat dat sinte anthonis in .j. stat dar hi dat dier sach in .i. foreest 3710mar hem tuifelt alre meest weder dat nature vant soet selue makede de viant mar men sprect in orient dus daen dier es wel bekent 3715ende menech andre besonder dat nature makede dor wonder als hier te toghene mede ons heren almachtichede |
80. Onocentaurus, schrijft Adelinus 3690 en Isidorus die meester fijn, is beter een wonder dan een beest. Een ezelshoofd geeft hem het verhaal en al het ander naar de mensen leden. Adelinus spreekt van wonderlijkheden 3695 hij zegt dat het gekomen is nochtans van de ezel en van de man. Andere redenen die gaan ertegen de andere meesters te zeggen plegen dat het dier een paard is beneden 3700 en boven naar de mensen leden, hoofd en aanzicht van haren gelijk alsof het borstels waren, en armen en handen naar de man, als het wil spreken dan 3705 roeren zijn lippen alsof die spreekt, maar de taal hen ontbreekt. Sint Hiëronymus schrijft dat dat Sint Antonius in een plaats waar hij dat dier zag in een bos. 3710 Maar hij twijfelt het allermeest of dat de natuur het vond of zelf maakte de vijand. Maar men spreekt in de Oriënt dusdanig dier is wel bekend 3715 en menig anderen bijzonder dat natuur maakt door wonderen als hier getuigd wordt mede onze Heren almacht. |
Onocentaur, zei voorgaande bij menselijke levensstadia. Hier wordt gesproken van een centaur. In de centaur of paardmens ziet men de eerste letterlijke schok die de mens te paard bij de Grieken veroorzaakte. De Lapithen werden als voortreffelijke ruiters beschouwd die het eerst de paarden dresseerden waarbij de dichters de verschillende gangen ‘insult solo et gressus glom’ die later tot het paard behoorden, op een vrije manier de ruiter toedeelt. Het gevolg daarvan is dat de ruiter een lichamelijke kracht krijgt wat eigenlijk zijn werk is zodat de ouden paard en ruiter samensmolten, hierop wijzen ook de sagen van de Centauren, de quadrupes eques. Zoals de indianen de eerste blanken zagen zo wordt de centaur in de mythologie afgebeeld, half mens half paard. De centaurs leefden in de bergen van Thessalië. Daar leidden ze een uiterst losbandig leven. Hier streden ze vele malen met de Grieken Mogelijk is de verbinding man paard terug te voeren op het forse geslachtsdeel van het paard wat door de mannen begeerd werd, een dekhengst.
Crix es .i. dier min no mee 3720recht ghemaket na de ree den bucke gheliket vele het euet .i. bart onder de kele jn wostinen wandelet alsic mecke ende darso vaetment met strecke 3725sijn har staetem jegen maniere van al meest alrande diere hets vorward ytekint vremdelike dit dier vintmen in afrike int lant dat gentulia heet 3730dats lant darmen gheen water weet ende om datter water es in burste steruet van eweliken durste die dieue die om rouen pinen ende ligghen in die wostinen 3735die vonden bi deser beesten eene remedie alre meeste om dat dar es waters berste jeghen die pine van den derste want twater es van derre maniere 3740dat es in de blase van desen diere so wies nut .i. clene traen dat hem de durst niet mach verslaen niet lichtelike bj naturen necan dit dier jeghen cout yduren 3745wat bediet ons te verstane bi desen finen edelen trane het diet die rike armoede die die edele Jhesus die goede ons in dese werelt toghede 3750ende die van hitten noit verdroghede water etic arme bjdi om datter arme dranc sj rike etict want al dat leuet waters emmer gnouch heuet 3755dus eist arem rike ende vrj wies die ter werelt so here sj of hi ihesus armoede altoes hout in sinen moede sine onwarde ende sine smarte 3760hem ne sijn in sijn harte al die ghiereghe durst vergaen die ten ertschen gode mach staen |
81. Orix is een dier min of meer 3720 recht gemaakt naar de ree, de bok gelijkt het veel, het heeft een baard onder de keel. In woestijnen wandelt het, zoals ik mik, en daar zo vangt men het met een strik. 3725 Zijn haar staat hem tegen in manieren van al meest allerhande dieren, het is voorwaarts gedraaid, vreemdachtig. Dit dier vindt men in Afrika in het land dat Getulia heet. 3730 Dat is het land waar men geen water weet en omdat het water ontbreekt sterft het van eeuwige dorst. De dieven die van roven houden en liggen in de woestijn 3735 die vonden bij deze beesten een remedie aller meest omdat daar is water te kort tegen de pijn van de dorst, want het water is van die manier 3740 dat is in de blaas van deze dieren wie er zo uit neemt een kleine traan dat hij de dorst mag verslaan. Niet gemakkelijk door natuur kan dit dier koude verduren. 3745 Wat betekent dat wij verstaan bij deze fijne, edele traan, het bedoelt de rijke armoede die de edele Jezus, die goede ons in deze wereld toonde 3750 en die van hitte nooit verdroogde Water heet ik arm daarom omdat het een arme drank is rijk noem ik het want al dat leeft water immers genoeg heeft, 3755 dus is het arm, rijk en vrij wie er ter wereld zo heren zij als hij Jezus armoede altijd houdt in zijn gemoed zijn onwaardigheid en zijn smart 3760 bij hem zijn niet in zijn hart als de gierige dorst vergaan die voor het aardse goed mag staan. |
Oryx leucoryx, (witte oryx) de desert oryx is een soort antiloop of spiesbok. Het is de Arabische of witte oryx. Jesaja 51: 20 spreekt over het vangen in een net als een antiloop in een vangkuil.’ Deze methode wordt verscheidene malen vermeld, nog een eeuw geleden werd het zo door de Arabieren gedaan. Het dier is in staat om lange tijd zonder water te kunnen.
Het eet meestal ‘s nachts, bij dag licht het onder een bosje of andere schaduw. Men zegt dat ze een gat graaft voor zichzelf als ze geen schaduw kan vinden.
Orabus es i. dier dat van varewen es so fier 3765dat ghene beeste sekerlik van sinen are es so rike vp die vortste voete voren eist so oghe alswijd oren dat xl. voete vp wart slaet 3770metten houede dar et staet achter so neist ogher niet dan die ert ouer den stiet naden erte voete ende start ende gheouet na dat part 3775lanc vpward den als yrecht sijn vel so misselic oec echt ende so meneghe varwe der an dat hem om niet elc man pijnt te scriuene des ghelike 3780dit dier verheft em sekerlike [alsene die liede sien ane het toghet hem al sine ghedane] ende kert em om desen ende om dien om dattet wil sijn besien 3785de soutaen van babilone sende dese beeste scone wilen stoise vrederike jnt lant ne cam noit die ghelike |
82. Oralfus is een dier dat van kleur is zo fier 3765 dat geen beest zeker van zijn aard is zo rijk. Op de voorste voeten van voren is het zo hoog, als wij het horen, dat het twaalf meter opwaarts slaat 3770 met het hoofd waar het staat. Achter is het hoger niet dan het hert dat voorover staat. Naar de hert voeten en staart en een hoofd naar het paard, 3775 lang opwaarts de hals recht. Zijn vel zo verschillend ook echt en zo veel kleuren daar aan dat hem om niet elke man er over denkt te schrijven zijn gelijke. 3780 Dit dier verheft zich zeker [als het de lieden ziet aan het laat hem zien al zijn gedaante] en keert zich om deze en om die omdat het wil zijn bezien. 3785 De sultan van Babylon zond deze beesten schone wijlen te Stoyse Frederik, in het land kwam nooit een gelijke. |
Ouis dats i. scaep bj namen 3790onder ander dier te samen so eist dat sochtste dat men vint ende es an hem niet entuint dat onutte es of quaet selfs die drec die van hem gaet 3795ja dat slim dart in leghet van den lamme men oec seghet dat terst dat compt ter werelt vt kennet der moeder luud ende so kennet bj hare roke 3800ambrosius seit in sire sproke die erde verlieset sine conde an die scaep ter menegher stonde mar die moeder ne wisselt niet hare lam riekesoet ofte siet 3805ysidorus segt dat die ram .j. worem euet diene maect gram ende die leit hem int voroft voren alsine port wast hem sijn toren ende dan hortj sijn ghenoet 3810sijn vleesch euet artheit groet ende smelt noch also sware als oft van .i. scape ware vp ene side leiti alf tiaer vp dandre dander elt der nar 3815lamsulesch ebic uerstaen versmelt in die maghe saen nochtan gatet node dore dus comter of quade vmore best sijnsj van haren jare 3820siet lam den wulf et wert in vare ende vliet als hem nature ghebiet siet stier of pard en scut niet lammere die bj wintre comen sin best ypriist vor hem somen 3825den wreden ram salmen dor boeren sine orne bi sinen oren so salhi werden goedertiere jn italien es die maniere ende sopotania segmen ware 3830dat scaep lammet ii warf te jare et es van swarten scapen die melc ende meest oec so ghefter elc jn droghen weiden leuensj lanxt gasi in naten dats .i. anxt 3835eten si nameie in douwe so staet hem van den liue nouwe verbitensi bome ofte rise sine dien niet in ghere wise van der .o. sprekic nemme 3840nu hort vort namen in .p |
83. Ovis, dat is een schaap bij namen. 3790 (a) Onder andere dieren tezamen is het de zachtste dat men vindt. Er is aan hem niets dat onnuttig is of kwaad, zelfs de drek die van hem gaat 3795 ja, dat slijm daar het in ligt. (b) Van de lammeren men ook zegt dat het eerste komt ter wereld uit kent het moeders geluid en ze kent het bij haar reuk. 3800 Ambrosius zegt in zijn spreuk de aarde verliest zijn kennis aan het schaap te menige stonde, maar de moeder verwisselt niet haar lam, ruikt ze het of ziet. 3805 Isidorus zegt dat de ram een worm heeft die hem maakt gram en die ligt bij hem in het voorhoofd voor als je hem duwt groeit hem zijn toorn en dan hoor je zijn gemoed. 3810 Zijn vlees heeft hardheid groot en versmelt noch alzo zwaar alsof het van een schaap was. Op de ene zijde ligt hij een half jaar op de andere de andere helft daarna. 3815 Lamsvlees, heb ik verstaan, smelt in de maag samen nochtans gaat het node door dus komen daarvan kwade humeuren, het best zijn ze van een jaar. 3820 Ziet het lam de wolf, het wordt in gevaar en vliedt zoals zijn natuur gebiedt, ziet het een stier of paard die schuwt het niet. Lammeren die in de winter komen zijn het best geprijsd bij sommigen. 3825 De wrede ram zal men doorboren zijn horen bij zijn oren, dan zal hij worden goedertieren. In Italië is de manier en in Mesopotamië, zegt men waar 3830 dat een schaap lammert twee maal in een jaar. Het is van zwarte schapen de melk en meestal ook zo geeft elk. (d) Op droge weiden leven ze het langst gaan ze in natte, dat is een angst, 3835 eten ze na mei in dauw dan staat hen het lijf nauw. Bijten ze bomen of twijgen Ze gedijen in geen wijze. Van der o spreek ik nimmer, 3840 nu hoort voort namen in p. |
Ovis aries Schaap, midden-Nederlands scaep, oud-Saksisch Skap, oud-Hoogduits Scaf (nu Schaf) oud-Engels sceap (nu sheep). Dit woord stamt van West Germaans skepo-m. Ram, midden-Nederlands ram, oud-Hoogduits ram, (nu Ramm) oud-Engels en nu ram. Als grondbetekenis van ram stelt men zich het woord rammeln voor, het midden-Hoogduits rammeln betekent zich paren, vergelijk een rammelaar, een mannelijk konijn.
(a) Een dier dat zo onnozel is, zo goed, zo lijdzaam, nauwelijks geluid geeft en eindelijk zo nuttig dat bijna geen dichter, zelfs niet de heiligen hebben kunnen nalaten zinnebeelden daarvan te maken.
(b) Die lammeren herkennen altijd hun moeders onder een groot getal der schapen, tasten ze mis dan weigert het schaap hen te laten zuigen. Moet niet het lam onder de duizend schapen zijn moeder, moet niet de moeder het lam herkennen? Dit verschil ontdekt het lam, dat kent ook de moeder. Onder duizend lammeren laat een ooi haar geluid aan haar jong horen, aanstonds weet het zijn moeders stem uit die van de andere schapen te herkennen en loopt aanstonds naar haar toe. Isidorus zegt dat een lam in Latijn een eenkenner betekent, het herkent zijn moeder beter als andere dieren doen. Of het heet agnus van het Griekse woord agnon dat zacht betekent omdat het een zachtmoedig dier is.
(c ) ‘Ee ram heeft een worm in zijn hoofd, door de jeuk en het steken van die worm botst de ram vaak zeer sterk en rent volop tegen alles wat hij ontmoet. Hij is wreder dan zijn volgelingen, zijn wreedheid neemt af als zijn horens bij de oren wordt doorboord’
(d) Schapen die op natte gronden leven krijgen vaak last van ziektes, voetrot, wormen en dergelijke. Het is een dier van de bergen en droge weiden.
Pardus sprect Jacob van vitrj dat misselic gheuarwet sj dese noten metter lewinnen dar si onedele lewe an winnen 3845sprect solinus dats waters breke jn afrike es sekerleke dus comt somwile tere riuieren messelike maniere van diren dat lewinnen vrucht ontfaen 3850van dieren die hem niet bestaen dar si pardus ende luparde winnen ende lione bastarde pardus sprinct ende loept niet dar et sine proie siet 3855so dat van moede groet somwile hem seluen springhet doet ende hets vtermaten fel jn afrike so sijn so wel pardus die hem in aghen decken 3860ende siensi iet vor hem trecken eist dier of voghel of oec man dien springhensi met crachte an |
84. Pardus, spreekt Jacob van Vitry, dat verschillend geverfd is. Deze paren met de leeuwinnen waar ze onedele leeuwen van winnen, 3845 spreekt Solinus, waar water ontbreekt in Afrika is zeker dus komen soms bij rivieren verschillende soorten van dieren waar leeuwinnen vrucht van ontvangen 3850 van dieren die hen niet bestaan daar ze pardus en luipaarden winnen en leeuwen bastaarden. Pardus springt en loopt niet waar het zijn prooi ziet 3855 zodat van moed groot soms zichzelf springen doet. En het is uitermate fel, in Afrika zo zijn ze wel pardus die zich in hagen bedekken 3860 en zien ze er iets voorbij zal trekken is het dier of vogel of ook man die springen ze met kracht aan. |
Luipaard. In midden-Nederlands was het libart of lupart, meestal echter Ԭeeuw’ Het woord voor leeuw komt in Saksisch voor als luy of lunze, via Italiaans lonza werd het over Frans lկnce, en ons lui-paard. Zie voorgaand.
Uit Xenophon en Aristoteles kan men opmaken dat de Grieken slechts een naam hadden voor dit dier, Pardalis. Plinius noemt de luipaarden pardus en gebruikt ook voor deze dieren het Griekse woord panthera (waarmee de Grieken een heel ander dier, waarschijnlijk de civetkat, bedoelden) Omdat hij beweert dat de panthera bijkans door niets dan de witachtige kleur van de pardus te onderscheiden is wordt het wederom waarschijnlijk dat met de panthera van de Romeinen de luipaard genoemd is wiens grondkleur inderdaad naar wit trekt.
De naam Leopardus is van nog latere oorsprong en komt het eerst voor bij Julius Capitolinus, een schrijver uit het laatst van de derde eeuw die hem voor een bastaard hield van een leeuw en panter. Deze naam is uit leo (leeuw) en pardus samengesteld en moet de vermeende bastaard van luipaard en leeuw voorstellen. Zo is ons luipaard samengesteld uit Leopardus
Zie leeuw en luipaard, ook hieronder.
Pantera als scriuet solijn es tsconste dier dat mach sijn 3865[s]pekelde als ronde appelkine ende van varwen so fine blau roet swart ghelu ende wit dat hem so vterscone sit dit dier nes niet wreet 3870allene die drake heue leet fisiogosus die seghet dat het sat te hetene pleghet van spisen arde meneghertiere jn sijn ol gaet dats sine maniere 3875ende slaept iij daghe dan werpet vt .j. sonderlanghen luud alle beesten uolghen hem nar die sinen luud oren vor war dor sine soete lucht 3880maer sinen houede ebsj vrucht om dat so eiselic sj van achter uolghensj hem bj die drake allene es veruard ende vliet te ole ward 3885alse pantera dat uersiet dat men sinen houede uliet steket sijn hoeft in der aghen ende latet ander vte raghen om dat so scone si 3890ende dandre diere die hem sijn bj worden bi der lucht bedroghen ende bi den up siene van den oghen want het scietet inden oep ende nempt sine proie sonder loep 3895vp sine scoudren draghet mede .j. spotte tere stede die nade mane in elke maent altoes wasset ende waent dit dier ne draghen mar ene waruen 3900want sine jonc die verdaruen ende scoren hare moeder binnen so dat soe nemmerme mach winnen |
85. Panthera, als schrijft Solinus, is het schoonste dier dat er mag zijn. 3865 (a) Gespikkeld als ronde appeltjes en van verf zo fijn, blauw, rood, zwart, geel en wit dat hem zo uitermate schoon zit. Dit dier is niet wreed 3870 alleen de draak heeft leed. Physiologus die zegt dat het zat te eten pleegt van specerijen der aarde in menigvoud(b) en in zijn hol gaat, dat is zijn manier 3875 en slaapt drie dagen dan werpt het uit een apart geluid en alle beesten volgen hem na die zijn geluid horen voor waar door zijn zoete lucht, 3880 maar van zijn hoofd zijn ze bang omdat het zo ijselijk is, van achter volgen ze hem bij. De draak alleen is verward en vliedt te hol waart. 3885 Als de panter dat ziet dat men zijn hoofd vliedt steekt het zijn hoofd in de hagen en laat het ander uitsteken omdat het zo schoon is 3890 en de andere dieren die hem zijn bij worden door de lucht bedrogen en bij het opzien van de ogen want het schiet daar in de hoop en neemt zijn prooi zonder loop. 3895 (a) Op zijn schouders draagt het mede een vlek daar ter stede die naar de maan is in elke maand altijd groeit en vermindert. Dit dier draagt maar een worp 3900 want zijn jongen die bederven en verscheuren hun moeder van binnen zodat ze nimmermeer mag winnen. |
Panthera pardus (Felis panthera, Pardina panther) Panter, noord-Hoogduits Panther (nu Panther) Angelsaksisch pandher (nu panther) van Latijn panthera, en dit uit Grieks panther wat komt van oud-Indisch pundarikas.
De panter wordt gewoonlijk pardal genoemd, dan is er een leopard en een libbard, er zijn zoveel verschillende namen voor een beest. De panter is de vrouwelijke vorm, de pard (luipaard) is de manlijke vorm. Als de leeuw de pardal bedekt dan wordt de welp luipaard genoemd, maar als de pardal de leeuwin bedekt dan wordt het een panter. Het enige verschil tussen een luipaard, pardal en leeuw is dat die andere twee geen manen hebben. De grootste noemen ze panters, de tweede pardals, de derde luipaard. (panter en luipaard zijn twee namen voor een en hetzelfde roofdier, de Afrikaanse vertegenwoordiger zou je luipaard kunnen noemen, de Aziatische panter)
(a) De panter is bevriend met alle beesten, behalve de draak want die haat hij zeer en de draak mijdt hem. Het is een beest die geverfd is met kleine rode vlekken zodat zijn huid vol met ogen lijkt te zitten. Ze hebben een merk op hun schouder die op de maan lijkt en die groeit en verdwijnt net als de maan, soms laat dit een vol kompas zien, soms hol en gepunt met tippen als horens. De panter is schitterend gekleurd, blauw, geel, rood, zwart en wit, het is een lust voor het oog Alle viervoetige beesten hebben aardigheid in de verschillende kleuren van panters en tijgers, maar zijn bang voor hun afzichtelijke hoofden, daarom verbergen de panters hun hoofden en draaien die beesten de andere kant van hun lichaam toe zodat ze gepakt worden als ze zo gedraaid zijn en dan opgegeten Zijn vlekken zijn voor hem karakteristiek, zwarte vlekken op een ondergrond die varieert van licht grijs tot zandig. De onderste delen zijn licht en nauwelijks gevlekt. Zie de spreuk van Jer: 13:23 ‘kan een Ethiopiër zijn huid veranderen, of een panter zijn vlekken?’
(b) Als hij specerijen heeft gegeten, genoeg en vol, verbergt hij zich in een hol en slaapt drie dagen lang en komt er daarna uit en huilt. Uit zijn mond komt een zeer goede en aromatische geur die zoet is en vanwege die zoetheid volgen alle beesten hem, alleen de draak is er bang voor. Als die zijn geluid hoort vlucht hij in een grot want hij kan niet tegen de geur, vloekt in zichzelf en wordt er niet goed van en huilt dat zijn geur zo venijnig is. Christus is de ware panter om ons uit de klauwen van de draak te bevrijden. Hij daalt na zijn dood in de grot af om ons uit de macht van de duivelse draak te redden. Aristoteles meldt dat de dieren dol zijn op de geur die hij afgeeft zodat als hij op jacht gaat zichzelf verbergt en dat andere dieren naderbij komen en naderbij komen en met deze strategie kan hij alle dieren pakken, zelfs snelle dieren als herten. De panter zijn adem was beroemd om zijn zoetheid.
Het is het symbool van Christus, vooral omdat hij ook drie dagen slaapt. Een deel van deze traditie komt waarschijnlijk voort uit een mythisch dier die Panthera genoemd werd waarvan de beenderen van grote glans waren met een exquisiete geur. Een van de drie ‘rariteiten die Reintje de Vos van de koningin had gekregen was een kam. ‘Deze kam was gemaakt van de beenderen van een edel dier die Panthera werd genoemd. Die leefde tussen het grote India en het aardse paradijs. Het is zo mooi dat het de lieflijkste kleuren onder de hemel heeft, zijn geur is zo zoet en gezond dat het alle ongezondheid geneest. Het is de geneesmeester van alle dieren die hem volgen en heeft een stevig been, breed en dun, waarin als het gebroken is alle krachten van het dier opgesloten liggen. Het kan nooit gebroken of verteerd worden door een van de elementen, toch is het zo licht dat een veer het omlaag zal drukken en kan een goede polis geven’
Dit beest werpt maar een keer, de reden daarvan is algemeen bekend want als de welp groter wordt in de baarmoeder haat ze de moeder en verwondt haar huid met zijn klauwen, daarom laat de moeder ze gaan en werpt het jong.
Mulder: De panter is een van de dieren die met Christus vereenzelvigd werden: Christus overwon de duivel (‘de oude slang, tussen draak en reuzeslang bestond geen duidelijk onderscheid) en rustte drie dagen in het graf, voordat Hij opstond uit de doden. Alle mensen volgden Hem zodra ze Zijn stem hoorden.
De heerlijke geur die hij verspreidt - het woord panter heeft in het Grieks, en misschien ook in het Latijn, behalve de panter ook de civetkat aangeduid, een klein roofdier met een gevlekte vacht. Civet, een grondstof voor parfums en zeep, wordt afgescheiden door de aarsklieren van deze katachtige. Misschien moet hierin de herkomst van de berichten over de verlokkelijke adem worden gezocht.
Pirander sprect solijn es gheuoet als .i. zwijn 3905gheouet ende gheornet mede vele na des erts sede ru gheard alst ware .i. bare van hem scriueti openbare dat sijn aer varwe ontfaet 3910sulc als die stede dart staet eist cruud boem arde of gras het ontfaet des ylouet das hierbj est goet te verstane dat quaet es te vane 3915dit dier slacht den smekers wel siensj aren here fel si stokene ter felleit mede siensj hem doen onsuuerhede si bughen oec te sulken dinghen 3920es hi vroe si willen singhen wat soe hi doet si uolghen mede ende dits der heren onsalichede dat sj dat niet verstaen dese machmen qualike vaen 3925met eneghen angiene met enegher aert ende dese sijn te oue waert die hare har aldus verkeren om te bedrieghene hare heren |
86. Pirander, spreekt Solinus heeft voeten als een zwijn, 3905 gehoofd en gehoornd mede veel naar de herten zede, ruw behaard als was het een beer. Van hem schrijft hij openbaar dat zijn haar die verf ontvangt 3910 zulke als de plaats waar het daar staat, is het kruid, boom, aarde of gras het ontvangt die gelijk als dat. Hierbij is het goed te verstaan dat het moeilijk is te vangen. 3915 Dit dier slacht de smekers wel zien ze hun heren fel ze stoken ter felheid mede zien ze hem doen onzuiverheden ze buigen ook tot zulke dingen, 3920 is hij vrolijk, ze willen zingen wat zo hij doet ze volgen mede en dit is de heren onzaligheden dat ze dit niet verstaan. Deze mag men moeilijk vangen 3925 met enige machines, van enige aard en deze zijn te hoven waart die zich hier aldus veranderen om te bedriegen hun heren. |
Chamaeleo chamaeleo: chamae is klein, en leo, leeuw, het is de kleine leeuw. De zonderlinge gestalte en het ernstige voorkomen van de kameleon, die langzaam en op hoge poten komt aanstappen en plotseling met zijn vreemdsoortig werptuig een prooi overmeestert, zijn wel geschikt om de aandacht te trekken. Ze hebben waarschijnlijk aanleiding tot de naam gegeven. Kameleon, midden-Nederlands cameleon, Duits Chamaleon, Engels chameleon, Franse cameleon dat uit Latijns c(h)amaeleon stamt en dit uit Grieks khamai-leon, letterlijk leeuw op aarde, dat is een dwergleeuw, dat is al een stuk dat op sage vorming duidt. De naamvormen wijzen op een Afrikaans gamalion.
Het is een zeer traag en goedmoedig diertje van ongeveer dertig cm lengte dat voornamelijk daardoor vermaard is geworden dat het zijn kleur plotseling kan veranderen. In rustige en kalme toestand is het donker olijfgroen met gele strepen en blauwe vlekken. Wordt het diertje opgewonden dan wordt zijn kleur eerst geel en vervolgens bruin, bij plotselinge schrik zelfs zwart. Soms krijgen hierbij beide lichaamshelften verschillende kleuren. De kameleon bezit verder zoals vele andere hagedissen het vermogen zich zo sterk op te blazen dat hij wel tweemaal zo dik wordt. Met elk oog kan hij naar willekeur in een andere richting zien.
Vroeger nam men aan dat het dier elke kleur kon aannemen die het verkoos, dat het de kleur van de omgeving aannam om zich voor zijn vijanden te verbergen. Men wil iemand een kameleon noemen die verraderlijk is op wiens woorden men niet te veel kan vertrouwen. Zo werd van Alcibiades gezegd dat hij ‘Veranderlijk was als een kameleon’ Zo mag men dit dier vergelijken met hovelingen, geveinsden en alle die de wind van eer, roem en belang trachten na te jagen, die allerlei gedaanten in woorden gebaren en anders aannemen en zich voegen naar personen, zaken en omstandigheden die hun het beste in de kraam dient om het gevaar te ontwijken. Om met hun slijmerige en vleiende tong te strelen en bedrieglijke woorden te spreken. Mensen van weinig edel bloed, groot van long of grote windbuilen, opgezwollen zakken en blazen, gekronkeld van staart vol draaien zonder eenvoudigheid. Die men niet alleen in Afrika en Indië, maar schier alom vindt, maar vooral in de vorstelijke hoven. De kameleon is het symbool geworden van ogendienst, van de slaafse onderworpenheid van vleiers en hovelingen. Door het verkleuren symbool van veranderlijkheid.
Pagasus sprect solinus jeeste 3930es .i. eiselike beeste jn dat lant van ethyopen groot als parde die hier lopen ende gheuloghelt als i aren mar arde uele mere te waren 3935dan sarens vlogle des ghelouet grote orne draghet hi int houet ende so eiselic dat es veruard wat so comt them ward vedren ende bene mede 3940es hi so snel dats wonderlichede dar si lopen sj ghebaren als oft wintvlaghen waren vele spisen bedarf hem wel allen dieren sijnsi fel 3945enten mensce te voren vor alle diere die ut vercoren |
87. Pegasus, spreekt Solinus verhaal, 3930 is een ijselijk beest in dat land van Ethiopië en groot als paarden die hier lopen en gevleugeld als een arend maar er veel groter te waren 3935 dan arendvleugels wat men gelooft. Grote horens draagt het in het hoofd en zo ijselijk dat alles bang is wat hem komt tegen. Met veren en met benen mede 3940 is hij zo snel, dat is een wonderlijkheid, waar ze lopen ze gebaren alsof het windvlagen waren. Vele spijzen heeft hij nodig. Op alle dieren zijn ze fel 3945 en de mensen tevoren zijn voor alle dieren uitverkoren. |
Pegasus was het witte, gevleugelde paard in de Griekse mythologie. Poseidon had dit vreemde wezen lief gehad, terwijl ieder ander bij haar aanblik versteende. Pegasus kwam ter wereld toen Perseus het hoofd van Medusa, een hoofd omwonden met slangen, had afgehouwen. Het is het onsterfelijke paard dat gevormd was uit het bloed van Medusa en het schuim van de zee. De hemel was zijn woonplaats, hij vloog door de lucht zo snel als de adem van de wind. Hij was getemd met de gouden teugels van Minerva. Hij hielp de goden bij het vervoer van de bliksem. Later gaf Zeus het ten geschenke aan Eos of Aurora, de godin van de dageraad die op haar wagen dagelijks uit Okeanos of grote wereldstroom opstijgt om het licht aan de dag te brengen.
Hij geldt ook als het paard van de muzen omdat hij de Helicon een berg die door het gezang van de muzen verrukt was en zich tot de hemel wilde verheffen door een hoefslag bedwong en liet zo de bron Hippokrene (hengstenbron) uit de rots ontstaan waaruit de muzen en dichters bezieling dronken. Men stelde zich voor dat de dichters zich op Pegasus in het luchtruim verhieven. Vandaar de uitdrukking ‘de Pegasus bestijgen, aan ‘t dichten gaan’.
Pilosus es .i. wilt man ende om dat niemene tuifel der an so sprect die heleghe ysaie 3950dar of in sine prophesie die glose sprect vp twordekin dan dattet bouen si .i. man ende beneden .i. ander dier broeder aelbrecht sprect hier 3955dat in sinen tiden sekerlike den coninc van vrankerike .j. dier quam in ene stont van der groter dat es i hont sijn houet was arde nar 3960ghelijc des honts ouede dats war alte male sine andre lede gheleken der menschelichede bloet ande arme ende been ende den als oec ouereen 3965vp den rig adt aer gherne dranket wijn dats metter and naemt sine spise sedelic gnouch na menscen wise vp wart stont na mensce maniere 3970joncvrouen waset goedertiere oec onderkinnet sonder blijf elken man uor elc wijf sijn scacht van ongheuoeger manieren na de grote van dien diere 3975alsmen makede dat dier gram langhe waest ert bequam mar alset was goedertiere so waest van gheuougher manieren |
88. Pilosus is een wilde man en omdat niemand twijfelt daaraan zo spreekt de heilige Jesaja 3950 daarvan in zijn profetie. De glossaria spreekt op het woord dan dat het van boven is een man en beneden een ander dier. Broeder Albertus spreekt hier 3955 dat in zijn tijden zeker bij de koning van Frankrijk een dier kwam op een tijd van de grootte als een hond zijn hoofd was aardig naar 3960 gelijk een hondenhoofd, dat is waar. Al zijn andere leden leken op de menselijkheden, blote handen, armen en been en de hals ook overeen, 3965 op de rug had het haar, graag dronk het wijn, dat is waar, met de hand nam het zijn spijzen zedig genoeg naar mensen wijze rechtop stond het naar mensen manieren. 3970 Jonkvrouwen was het goedertieren, ook herkende het zonder twijfel welke man was of welke wijf. zijn schacht was van ongevoegde manier naar de grootte van die dieren. 3975 Als men maakte dat dier gram lang was het voor het bijkwam, maar als het was goedertieren dan was het van goede manieren. |
Pilosus betekent sterk behaard. Saters waren bos- en veldgeesten in het gevolg van Dionysus (Bacchus) Ze worden afgebeeld als kwaadwillende, geile en dronken gezellen van ongeslachtelijke vorm. Ze hebben borstelig haar, lange spitse oren en een geiten- of paardenstaart. Ze jagen en musicerend met de nimfen, dansen of achtervolgen ze. In de oudste Griekse tijden waren ze baardig en werd vaak het dierlijke grotesk uitgedrukt. Het zijn waarschijnlijk Indische apen geweest die in verhalen overgebleven zijn toen de god Bacchus de druiven en de wijn naar de Grieken bracht. Mogelijk ook een hondsaap.
Het woord ‘s aթr’ meestal in meervoudsvorm seթrim’ is ook gebruikt in een andere zin en vertaald als satyr. Dit wordt gevonden in vier verzen en kan niet als geit vertaald worden. Het wordt een satyr in Jesaja 13: 21 en 34: 14 en een duivel in Leviticus 17: 7 en 2 Kronieken 11: 5. Gewoonlijk denkt men dat ze de vertegenwoordigers zijn van de heidense geesten die de mens afbeelden als half mens, half geit. De aap is bekend om zijn seksuele wellust, zo ook de geit, vandaar dat die twee dieren vaak gecombineerd werden. Zie 94.
De kerkvader Hiëronymus vertelde ook dat men dit dier in Latijn incubus, satyrus of faunus noemde. Hiëronymus vertelde dat er op een gegeven moment een klein mannetje bij de kluizenaar St. Antonius kwam. Het mannetje had een kromme neus en een spits voorhoofd, van het middel tot de voeten had het een geitenlichaam. Op zijn vraag waar hij vandaan kwam antwoordde de sater: ‘Ik ben ook maar een sterfelijke bewoner van deze ruige wildernis. De zotte, afgoden vererende heidenen hebben zich tot nu toe wijs laten maken dat wij goden zouden zijn, wat echter niet het geval is en waarvoor wij ook niet aangezien willen worden. Ik ben er nu door mijn volk op uitgestuurd om met u te praten en u te vragen of u de universele God voor ons wilt aanroepen’ Nadat de sater was uitgesproken verdween hij snel en is niet meer teruggezien. De saters bleven echter bestaan. Tot in de middeleeuwen bleef het een afschrikwekkend voorbeeld van wat er terechtkomt van mensen die zich te veel aan vleselijke lusten overgeven.
Papilio seghet die jeeste 3980jn capadotia die meeste vindmen sulkerande diere si dulen na des wulfs maniere mere es i. dan die vos es en dulet voren si pleghen des 3985dandre volghen alle naer ru es al hare uel ghear dar si iemen weten versleghen versamen sj alle alsi pleghen met dulne ende eten der aue 3990si gaen inde doede graue onghert hem ende etense mede alsemen sijn bi der stede dar si roepen so sisi danen werre buten des menscen wane |
89. Papilio, zegt het verhaal, 3980 in groot Cappadocië vindt men zulke soort dieren. Ze huilen naar de wolfs manieren meer zijn ze als een vos is. De een huilt eerst, ze plegen dit, 3985 de anderen volgen alle na. Ruw is al hun vel gehaard. Waar ze iemand weten verslagen verzamelen ze zich, zoals ze plegen met dolheid en eten daarvan 3990 ze gaan in de doodsgraven openen hem en eten ze mede als men meent zijn ze bij de plaatsen waar ze roepen, zo zijn ze dan ver buiten de mensen waan. |
Canis aureus, (goudkleurig) is de goudjakhals, het is het dier dat door de ouden thos en gulden wolf werd genoemd.
Het is groter dan de vos en komt in vorm en voorkomen veel met die overeen. Elke dag komen ze samen om op krijg uit te gaan, ze leven van kleine dieren en maken zich door hun aantal geducht. Zonder vrees of aarzelen komen ze in schaapskooien, koeien- en paardenstallen, als er niets te eten is pakken ze leer, laarzen en schoenen en slepen het riemwerk mee. Zelfs graven ze lijken op, volgen de legers en vallen de karavanen aan, ook eten ze vruchten.
Zie hyena en 107, Papilio is een vlinder.
3995Pathio es i. creature het scint als ofse makede nature te siene om wonder groet sijn uel es al bloet roet ende scinet vor die so clar 4000men caent gheprisen niet vor waer ende hier es wonder of ghescreuen al es dit scone in sijn leuen talreest dat es doet verlieset sine sconeit groet 4005mar emmer bliuets hem .i. deel mar niewer na die el gheel arde starc sijn sine bene starker senewen vint men ghene sulke eidine vaen dese diere 4010ende houdense in goeder maniren ende anebedense ende etense mede ende oudense in groter werdichede ende wachten arde nouwe te waren dat si vten lande niet varen 4015diese ontuord ofte rouet hi wert ontliuet oft ontouet alse groet makemen ons cont dat si sijn als .i. hont |
90. 3995 Pathio is een creatuur het schijnt alsof maakt de natuur te zien een wonder groot, zijn vel is geheel bloedrood en schijnt voor je zo helder, 4000 men kan het volprijzen niet voorwaar en hiervan is wonder van geschreven al is dit mooi in zijn leven. Het allereerste dat het doet (in zijn leven) verliest zijn schoonheid groot 4005 maar immer blijft hem een deel maar nergens naar de ander geheel. Aardig sterk heeft het z’ benen sterkere zenuwen vindt men geen. Sommige heidenen vangen deze dieren 4010 en houden ze in goede manieren en aanbidden ze en eten ze mede en houden ze in grote waardigheid en passen zeer goed op dat ze uit het land niet gaan. 4015 Die ze ontvoert of rooft, hij werd ontlijfd of onthoofd. Als het groeit, maakt men ons kond, dan zijn ze als een hond. |
Zijderups? Zie volgende hoofdstukken.
Putorius euet .i. name 4020van stanke so eist onbequame dat es alset es gram dit es die vissau alsict vernam j. bousinc etet in someghe stat jn die huse maket .i. gat 4025dart in gaet ende onre steelt ende maghet het gheteelt dat se biden houede grijpt dat crijscht no pijpt men priset an dit dier niet el 4030dan namelike sijn vel |
91. Putorius heeft een naam 4020 van stank, zo is het onbekwaam dat is als het is gram. Dit is de vissau, als ik het vernam, een bunzing heet het in sommige plaatsen. In het huis maakt het een gat 4025 daar het in gaat en hoenders steelt en mag ze het doen dat ze hen bij het hoofd grijpt dat krijst of blaast. Men prijst van dit dier niet anders 4030 dan alleen zijn vel. |
Mustela putorius, (Putorius foetidus: stinkend) bunzing, bontsem of bonzing, midden-Nederlands fitsau, oud-Frans fissel of ficheux, Engelse fitchew. Het bestemmingswoord behoort tot midden-Hoogduits el, elwer: geel of lichtbruin, het dier is naar zijn kleur genoemd.
Het verdedigt zich op een zeldzame en zekere wijze, namelijk met zijn geweldige stank die mensen, nog honden kunnen verdragen Hij stinkt zeer erg vooral als hij kwaad is. De huid is stug en stevig in behandeling. Daarom blijft het lang goed in kleding, maar de geur ervan is echter zo hoog dat het niet veel gevraagd wordt. Het stijgt naar het hoofd en geeft daar hoofdpijn, daarom is het goedkoper dan vossenhuid. Merry Wives of Windsor iv, 1, 29;’Polecats! There are fairer things than pole-cats, sure’, er zijn mooiere dingen dan bunzings, zeker.’ Hij stinkt als een bunzing.
Pirolus es i dier dat wi teencoren eeten hier roet vp den rig wit onder de buke jn bussche wandelt vp die struke 4035ende broed in olen bomen tes somers caent hem so begomen dat heuet te winter spise alle boem urucht van soeter wise dar staet hem die wille toe 4040altoes eist ongheroe alst wille in .i. ander wout varen om sijn onthout ende et comt tere riuiere nemet .i. spaen dats sine maniere 4045ende sitter up alst .i. scip ware metten starte ende seilt ouer dare hier gaet vte van der p hort van der r. een ende nemme |
92’ Pirolus is een dier dat we eekhoorn heten hier. Rood op de rug, wit onder de buik. In bossen wandelt het op de struiken 4035 en broedt in holle bomen . Te zomers kan het zich zo begaan dat heeft te winter spijs alle boomvruchten van zoete wijze dat staat hem de wil toe. 4040 Altijd is het ongerust alsof het naar een ander woud wil varen om zijn behoud en het komt aan de rivier neemt een spaan, dat is zijn manier, 4045 en zit er op alsof het een schip ware met de staart en zeilt over daar. Hier gaat uit van de p, hoort hoe de r een einde neemt. |
Sciurus: Grieks voor ‘die zich met de staart overschaduwt.’.
Sciurus vulgaris, (gewoon) eekhoorn, midden-Nederlands ee(n)coren, midden-Hoogduits Eichhorn (nu Eichhorn) in midden-Noordduits Ekhorn, oud-Engels acweorna, oud-Noors ikorni en in Zweeds ekorre. Gaat men uit van een Germaans aikwerna dan mag het 1ste lid wel met de eik vergeleken worden. De 'horen' komt pas in de 11de eeuw voor. Naar die naam heeft het hele geslacht de naam van Sciuridae: gehoornden. Engelse squirrel, midden-Engels squirel, oud-Frans escurel (Frans sciurus) van Latijn scurellus, dat van Grieks skiouros, skia: schaduw, en ourd: staart.
Het is een voorzichtig dier, het legt tegen het begin van de winter een voorraad aan in een leeg nest of in een holle boom. Ook de eekhoorn is een van de beste kwekers der aarde geweest en heeft vele planten geplant, net zoals de mieren. Hij begraaft zijn wintervoedsel, de zaden en vergeet ze later op te halen zodat er overal groepjes bomen uit de grond opkomen.
Rangium es i dier niet cleine 4050van erte comende of van deine dat men in nordweghen vint starc ende snel als die wint dit euet .iij. par orne of .vi van wonderliker ghescepenessen 4055.ij. orne dar si den ert staen mar langher vele sonder vaen x. voete lanc sijn die ij dar an xx telghe of me twe andre orne als wijd oren 4060die staen hem int voroft voren niet so lanc breet ende vlac ende dar an menech clene tac noch met ij ornen gheladen die gheliken den scouderbladen 4065aldus es ghewapint dit dier jeghen sine viande fier ende elken mensche diet siet an te groten wondre nochtan dat dit nature maken dar 4070hier uolghet ene s. na .r |
93. Rangium is een dier niet klein 4050 van herten komende of van het damhert dat men in Noorwegen vindt sterk en snel als de wind . Dit heeft drie paar horens of zes van wonderlijke vorm, 4055 twee horens zoals ze bij het hert staan maar veel langer zonder vaan, 90 cm lang zijn die twee daaraan twintig takken of meer. Twee andere horens, zoals wij het horen, 4060 die staan hem in het voorhoofd voor, niet zo lang, breed en vlak en daaraan menige kleine tak ook met twee horens geladen die gelijken op de schouderbladen. 4065 Aldus is gewapend dit dier tegen zijn vijanden fier en elke mens, die dit ziet aan het grote wonder nochtans dat de natuur maakt daar. 4070 Hier volgt een s na. |
Rangifer tarandus Rendier, het woord Բennՠis duidelijk Scandinavisch, het stamt mogelijk van oud-Noors hrein: hert. Engelse reindeer, Duitse Rentier en Franse renne.
Julius Caesar heeft er een tamelijk juiste beschrijving van gegeven. ‘in het Hercynisch woud treft men een rund aan met de gestalte van een hert. Midden op het voorhoofd heeft het horen die veel groter is dan die welke bij anderen voorkomen en wiens kroon zich in handvormige, vele takken splitst. Het wijfje heeft net zulke horens’. Het zijn de herten van de poolstreken.
Symia mach in latijn jn onse vlaemsch .i. siminkel sijn ru van hare ende van leden vele na de menschelichede 4075ande barst drachso dat kint dat soe bouen dandre mint dander sit vp aren als hier om gheuallet als ende als als men dat jacht latso dat lieue 4080neder vallen onder die dieue ende moet tletste bouden dan want soes ghelosen niet ne can ende dan moet dander sijn vercoren om dat liefste es verloren 4085ij jonghe drachsoe tere vard deen aetsoe dander heuetsoe ward j. deel sijnsi van sinne vroet dat si sien dat men vor hem doet dat wilsi also bestaen 4090ende hier omme werdensi gheuaen want jaghers pleghen ende gomen dar tsiminkel sit vp bome of up berghe dat si scoen ghemaket ebben diesi an doen 4095ende bindense an hare been dar die simme al in een mach besien wat doet die man dan latensi die scoen dar dan ende gaet dar mense niet mach sien 4100so comt die beeste ende wille des plien ende bind die scoen so vaste an dat soere ylosen niet can plinius toghet andre maniere hoe dat men oec vaet die diere 4105hi seghet dat si dies plien lijm te nemene ende gaen mettien dart siminkele sien moghen so ghebarensi of si hare oghen recht met ghenen lime bestreken 4110ende dit doensi in losen treken vor die beesten alopenbare si gaen wech ende laten tlijm dare so comt dat dier ende wil mede ende verlimet al dar ter stede 4115sijn oghen ende wert gheuaen siminkel mach niet stille staen bet smaken si dan dier dat leuet mar ghenen stard het ne heuet alsijnsj van beten fel 4120nochtan sijnsi getimmet si spelen gherne met kinden appele noten dar sise vinden etensi gherne en ware bjdi dat die scurtsen bitter sj 4125ende dats dulleit want scument sure ende de bittre auonture so eist onrecht salmen moeten veroghet wesen van den soeten langhe leit hem inden moet 4130dat men hem eneghe scalcheit doet den siminkele volgti an niet den mensce die felle man die vergheuen niet ne mach als hem sijn vrient gheuet .i. slach 4135die bit sonder bate dat men hem sine sonden verlaten siminkele vintmen some ghestart somo scone die sijn ghebard met breden starte ghelikende clene 4140na die andre ghemene siminkel als sijn anschin toghet sijn ghetant ghemont gheoghet ende ghewinbrawet na den man ghearmet ende gheand nochtan 4145ende ghemammet na den wiue mar binnen est van sinen liue den mensce eist niet ghelijc entuint ja min dan enich dier datmen vint jn india vintmense wit 4150ende elc mensce merke dit siminkele en euet nauele neghene naden mensce alle ghemene hier nes van der .s. nemme mar ord hier compt van der .T |
94. Simia mag in Latijn in ons Vlaams een aap zijn. Ruw van haren en van leden veel naar de menselijkheden. 4075 Aan de borst draagt ze het kind (a) dat ze boven de andere bemint en de ander zit op haar hals, hierom gebeurt het als als men ze jaagt dat ze die liefste 4080 neer laat vallen onder de dieven en moet de minste behouden dan omdat ze het niet loslaten kan en dan moet de ander zijn uitverkoren omdat ze de liefste heeft verloren. 4085 Twee jongen draagt ze zo ter vaart de een haat ze en de ander heeft ze lief. Een deel zijn ze van geest verstandig dat ze zien wat men hen voor doet dat willen ze alzo doen 4090 en hierom worden ze gevangen, want jagers plegen en doen waar de aap zit op bomen of op bergen dat ze schoenen gemaakt hebben die ze aan doen 4095 en binden ze aan hun been waar de aap al ineen mag zien wat doet die man dan laten ze die schoen daar dan en gaat daar waar men ze niet mag zien 4100 dan komt dat beest en wil dit doen en bindt de schoen zo vast aan dat ze het niet meer losmaken kan. Plinius toont een andere manier hoe dat men ook vangt dit dier, 4105 hij zegt dat ze plegen lijm te nemen en gaan meteen waar de apen het zien mogen dan doen ze alsof ze hun ogen echt met die lijm bestrijken 4110 en dit doen ze in loze streken voor die beesten al openbaar, ze gaan weg en laten de lijm daar dan komt dat dier en wil mede en verlijmt al daar ter plaatse 4115 zijn ogen en wordt gevangen. De aap kan niet stil staan. Betere smaak heeft het dan enig dier dat leeft maar geen staart het heeft. Al zijn ze van bijten fel 4120 nochtans al zijn ze getemd. Ze spelen graag met kinderen. Appelen en noten die ze die vinden eten ze graag en tenzij dat waarvan de schors bitter zij. 4125 Dit is dwaasheid, wie schuwt het zure en het bittere in het leven heeft het recht niet om zich te verheugen over het zoete. Lang ligt het hem in het gemoed 4130 dat men hem enige schalksheid aan doet, de aap volgt die na niet de mens, die felle man die vergeven niet nee mag als zijn vriend geeft hem een slag 4135 die bijt het zonder bate, dat men hem zijn zonden vergeeft. Apen vindt men soms gestaard soms schoon, die zijn gebaard met brede staart gelijkende weinig 4140 naar de andere algemeen . Apen zoals hun aanzicht toont , hebben tanden, mond en ogen en wenkbrauwen naar de man, armen en handen nochtans 4145 en borsten naar de wijven, maar binnen is het van zijn lijf de mens niet iets gelijk, ja, minder dan enig dier dat men vindt. In India vindt men ze wit 4150 en elk mens merkt dit de aap heeft navel geen, (b) naar de mens algemeen. Hierna is van de s nimmer, maar hoort, hier komt van der t . |
Pongo pygmaeus, (klein) (synoniem Pithecus satyrus: satyr, Simia satyrus, Simia betekent gelijkend of mensachtig, en satyrus is de satyr) Orang oetan, Engelse orang utan, Duitse Orang Utan en Franse orang outan. Mogelijk is hier op een Afrikaanse aap gedoeld, gorilla
Het is een staartloze aap die op Borneo en Sumatra woont. Het is een mens die met lang bruin haar bekleed is, een bosmens. Orang: mens, oetan: bos.
(a) Zowel in lichamelijke als in zedelijk opzicht verenigen ze de slechte eigenschappen van de mens in zich. Zo afschuwelijk als de apen zich overigens tegenover anderen gedragen zo lief zijn ze voor hun jongen of voor kinderen. Als ze tam geworden is en in huis jongen ter wereld brengt laat ze die aan iedereen zien en is zeer blij als iemand ze streelt. De grootste liefde betonen ze natuurlijk aan hun eigen jongen, daarom is ‘apenliefde’ spreekwoordelijk geworden. De moeder vertroetelt en verzorgt ze op roerende of -belachelijke- wijze, al naar men ‘T noemen wil; ‘mes extremes se touchent’de uiterste grenzen aan elkaar’ moederliefde is verheven of -belachelijk. De aap wordt soms geciteerd als een voorbeeld van de gekke liefde van moeders. Zo ouders vaak dwalen, zoals zoveel moeders die gek op hun kinderen zijn, soms zijn ze zo verzot op hun kinderen dat ze die op het eind doodknuffelen. Plinius bericht in volle ernst dat apinnen hun jongen uit louter liefde dikwijls dood drukken. Dit wordt herhaald door Aesopus.
Mulder: Apen krijgen twee jongen - het ene haten ze en het andere hebben ze lief - geliefde’ de blinde en schadelijke liefde van ouders voor hun kinderen, stamt ook uit de bestiaria. Plinius en anderen vertellen dat het geliefde jong letterlijk wordt doodgeknuffeld. Apemoeders kunnen inderdaad hun jongen dooddrukken, zij het uit angst, niet uit genegenheid.
(b) De aap heeft geen navel, die heeft alleen de mens ontvangen van Adam.
4155Tygrus als solinus seghet es tsnelste dier dat lopens pleghet blont van hare ghespekelt ront wreet eist talre stont ghene dinc nes so verre 4160enne veruolghet werdet erre dit wetensj wel sonder vraghen die hem hare jonc ontdraghen sine ebben water ofte zee sine ontfaren nemmermee 4165mar ons seghet plinius dat ment bedrieghet aldus alse die jonghe euet de man ende de moeder vint den dan jdel volgheso den roure nar 4170alsise bi ort eueti vaer dan werpti .i. der jonc int gras die moeder wert gheware das ende draghet weder in den dan ende volghet weder na den man 4175hortise hem dan volghen weder werpti noch .i. ionc neder dat leg soe weder inden nest ende volghe weder so soe mach best dit doet die roure so dicke dan 4180dat hi scip ghewinnen can ende pijnt also tontfarmen ghinder want die tigre heuet uele kinder Ambrosius telt ene andre maniere hoemen vaet dese diere 4185rouers hebben glasine balle die binnen sijn bescreuen alle alse offer tigris ionc in waren die draghen si alsi int wout varen ende roeuen der tigren dan 4190alsene die beesten uolghen an werpen si inden weghe ghint die moeder soe waent sien hare kint so bliuen si dar beede staende vpt glas terdende ende slaende 4195ende vinden niet alst es ontwee ende uolghen na verwoet noch mee so vinden noch een in den pat ende alse te broken es dat volghen si al dat si moghen 4200so dicken werden si bedroghen dat si kinder ende wrake verliesen al om dese sake entie rouere die ontfart weder te sinen beoude wart 4205nade snelleit van desen diere es geheten ene riuiere die comet uten paradise want soe es van snelre wise die snel es na minen wane 4210derre beesten sijn vele in ircane |
95. 4155 Tigris, zoals Solinus zegt, is het snelste dier dat loopt, blond van haren, gespikkeld rond. Wreed is het te alle stonde. Geen ding is zo kwaad 4160 en vervolgt wordt het kwaad dit weten ze wel zonder vragen die hem hun jongen ontnemen als ze niet hebben water of zee ze ontkomen nimmermeer. 4165 Maar ons zegt Plinius (a) dat men het bedriegt aldus, als de jongen heeft de man en de moeder vindt het nest dan leeg volgt het zo de rover na 4170 als die haar hoort heeft hij gevaar dan werpt het een van de jongen in het gras de moeder werd gewaar dat en draagt het weer in het hol en volgt weer na de man, 4175 hoort hij haar dan volgen weer werpt hij nog een jong neer dat legt ze weer in het nest en volgt weer zo het mag best, dit doet die rover zo veel dan 4180 totdat hij bij het schip komen kan en denkt hij aan het wegvoeren ginder want de tijger heeft vele kinderen. Ambrosius vertelt een andere manier hoe men vangt deze dieren; 4185 rovers hebben glazen ballen die van binnen zijn beschreven alle alsof er tijger jongen in waren die dragen ze als ze in het woud gaan en roven de tijgers dan 4190 als die beesten hen volgen na werpen ze die in de weg ginds die moeder denkt te zien haar kind dan blijft ze daarbij staan op het glas starende en slaan 4195 en vinden het niet als het is stuk en volgen verwoed na nog meer dan vinden ze er nog een in het pad en als het gebroken is dat volgen ze hem na al dat ze mogen 4200 zoveel worden ze bedrogen dat ze kinderen en wraak verliezen al om deze zaak en die rover die vaart weg weer zijn behouden vaart. 4205 (b) Naar de snelheid van deze dieren is geheten een rivier die komt uit het paradijs want die is van snelle wijze die snel is naar mijn waan. 4210 Dergelijke beesten zijn veel in Hircanië. |
Panthera tigris (Felis tigris) Tijger, midden-Nederlands tigre, Duits Tiger, Engels tiger en Franse tigre. Dit woord stamt uit Latijn en dat uit Grieks tigris, dat uit Iraans, vergelijk Avestisch tiyri: pijl, Iraans thigra: scherp.
(a) ‘Eie dieren zijn zeer kwaadaardig en als een jager hun jongen geroofd heeft dan kan de jager vaak niet ver komen. Daarom gooit de jager spiegels achter zich zoals Ambrosius zegt. Als die dieren daar overheen lopen en in de spiegel kijken, dan menen ze dat hun jongen daar zitten en staan boven de spiegel en kussen en omvatten die, ze is lang bezig om haar kinderen uit het glas te halen, zo heeft de jager de tijd om te ontsnappen. De jager neemt de welpen weg en verdwijnt snel op het snelste paard dat hij kan vinden. Als het wilde dier komt en ziet dat de welpen weg zijn dan komt ze omhoog en volgt de geur. Als de jager het gegrom achter zich hoort gooit hij een van de welpen op de grond, de moeder neemt de welp in haar mond en draagt hem naar het hol en legt hem erin en komt dan de jager weer na maar in die tijd zit hij op een schip en neemt zo de andere welpen mee en ontsnapt op die manier en zo is haar trots gebroken. Soms gebeurt het dat hij zo in zijn aftocht twee of drie jonge tijgers moet prijsgeven om zichzelf te redden. Als ze ziet dat haar jongen op een schip weggevoerd worden maakt ze zoveel kabaal aan de zeekust dat ze vaak ter plaatse sterft maar als ze al haar jongen weer bij elkaar krijgt heeft ze onuitsprekelijke vreugde zonder wrok tegen hen die haar beledigd hebben’
(b) Solinus zegt dat de tigris het snelste dier is. De tijger is het snelste beest, als die rent is het alsof het een pijl is, de rivier de Tigris heeft zijn naam van dit beest want het is de snelste van alle stromen.
(c ) Landstreek tussen het Elboers Gebergte en de Kaspische Zee, aan weerszijden van de grens van het huidige Iran en de Sovjetrepubliek Toerkmenistan, in oude geschriften de verblijfplaats van de tijger.
Taurus dats in vlaems .i. stier ende es voeren .i. starc dier een uerrinc heetet ende .i. uerre een wreet dier esset alset es erre 4215allen dieren willi deeren die hem met proien gheneren al hare meeste macht es voeren jnt uorouet ende inden horen met bitene ne doen si niemen quaet 4220mar in die orne es hare daet ende si sijn goet des menschen gheuoech beede in waghene ende in ploech vp dat si ghewent waren ende alsi out sijn van iaren 4225wilmense dan vet maken so sijnsi morwer inder smaken twe ossen die in .i. ploech te samene trecken dar si gnoech alse deen den andren niet ne siet 4230dat hire omme te loiene pliet so lief ebben si hare ghebure ende dits houescher beesten nature om dat si alre starkests sijn uoren draghen si dat ioc upten horen 4235jn menech lant in menegher stede trecken si metten alse mede ossen ulesch pleghet droger te sine dan vanden buc ofte vanden swine ende dar comet af swaer bloet 4240doch gheuet cracht ende wel uoet mar ets te verduwene pine het ne si met loeke iof met aisine basilius spreket al bloet stiers bloet gedronken dats de doot 4245sijn bloet warem ouer een es goet dar te broken es .i. been jn india so vintmen stiere spreket plinius van bruunre manire dien eiselic die burstelen staen 4250van orne te orne de mont ondaen al wederkert so staet hem thaer ende seere dapper dats waer wilsi si legghen orne neder ende alsi willen rechten sise up weder 4255si langense si curtense in alre tijt alsi willen in haren strijt alsmense iaghet werpen si har smelt verre van hem met ghewelt dar si iagers ende honde 4260letten mede langhe stonde so hart sin sin dat men der dure comen mach met ghere auenture sijn moet es so starc ende so groot werdet hi gheuaen hi bliuet doot 4265oec sijn dar sulke die enen horen alleene ebben in thouet voren ende sulke diere ebben drie alst part gheuoet ront so sin sie |
96. Taurus, dat is in Vlaams een stier, en is voor een sterk dier, een stier heet het en een vaars. Een wreed dier is het als het is kwaad, 4215 alle dieren wil het deren die zich met prooien genereren. Hun grootste kracht is van voren in het voorhoofd en in de horens, met bijten doen ze niemand kwaad 4220 maar in de horens is hun daad. En ze zijn goed des mensen gevoeg beide, voor wagens en in ploegen omdat ze het gewend waren. En als ze oud zijn van jaren 4225 wil men ze dan vet maken, dan zijn ze murwer in de smaak. Twee ossen die in een ploeg tezamen trekken is genoeg, als de een de ander niet ziet 4230 dat hij erom te loeien pleegt, zo lief hebben ze hun buren en dit is hoofse beesten natuur. Omdat ze aller sterkst zijn voor dragen ze het juk op de horen, 4235 in menig land en in menige plaats trekken ze met te hals mede. Ossenvlees pleegt droger te zijn dan dat van de bok of van het zwijn en daar komt af zwaar bloed 4240 doch geeft kracht en goed voedt maar het is te verteren moeilijk, eet het met look of met azijn. Basilius spreekt alle bloot stierenbloed gedronken dat is de dood 4245 zijn bloed warm overeen is goed waar gebroken is een been. In India vindt men stieren, spreekt Plinius, van bruine manieren die ijselijk de borstels staan 4250 van oor tot oor, de mond geopend al tegenstaande zo staat hem het haar. En zeer dapper, dat is waar, willen ze liggen de horens neer en als ze die willen oprichten weer 4255 ze verlengen ze en korten ze in alle tijd als ze willen in hun strijd. (a) Als men ze jaagt werpen ze hun stront ver van zich met geweld waar ze jagers en honden 4260 mee beletten lange stonden, zo hard zijn zin dat men daar door ontkomen mag met geen avontuur. Zijn moed is zo sterk en zo groot word hij gevangen, hij blijft dood. 4265 Ook zijn daar zulke die een horen alleen hebben in het hoofd voor en sommige dieren hebben drie als paarden voeten, zo rond zijn die. |
Het belangrijkste geslacht van de runderen is zonder twijfel dat van de eigenlijke runderen, Bos, omdat hier ons huisrund, Bos primigenius ‘Taurus’ hier toe behoort.
Een os is een gesneden stier, het symbool van vreedzaam dienen en kracht. Os, midden-Nederlands osse, oud-Saksisch en oud-Hoogduits Ohso (nu Ochse) oud-Engels oxa (nu ox) oud-Noors en Gotisch auhsus is te vergelijken met oud-Indisch uksan: stier.
Stier, midden-Nederlands stir, oud-Engels steor (nu steer) oud-Hoogduits Stior, noord-Hoogduits Stier, Gotisch stiur, verwant met Latijn taurus en Grieks tauros: stier, in Assyrisch is het suru, in Hebreeuws sor en Aramees tor. Het is een oeroud woord, mogelijk heeft het woord met sterk, statig, grimmig, wild te maken, vergelijk stuurs.
Koe, midden-Nederlands coe, oud-Saksisch Ko, oud-Hoogduits Chuo (nu Kuh) oud-Engels cu, (nu cow) oud-Fries ku en oud-Noors kyr. Een koe is het nadat ze haar eerste kalf heeft gehad. Een vaars, Vlaams verring of verre, is een jonge koe die nog niet heeft gekalfd, (Engelse heifer) Kalf is het jonge dier van eerste jaar die ook wel hokkeling genoemd wordt. Een pink is een eenjarig kalf dat alle melktanden nog heeft.
Die met een horen is wel de neushoorn, de andere dieren van het geslacht Bos. ‘Er zijn stieren in Phrygia die van een vlammende rode kleur zijn met een zeer hoge en draaiende nek. Hun horens lijken niet op de anderen in de wereld want ze worden met hun oren bewogen en op een flexibele manier, soms naar de ene, dan weer naar de andere kant. Sommige stieren hebben beweegbare horens en bewegen die na elkaar tijdens een gevecht’
(a) zie 10 en 106.
Tranet es .i. dierkin 4270vander grooter dat es tconijn als plinius doet te verstane ende al eist cleene in sire gedane ets nochtan van moede groot starc ende stout in alre noot 4275hoec heuet gegeuen nature enen elm deser creature die hem thouet bescermen mach jeghen bete ende ieghen slach dies machmen merken wel in dien 4280dat die sceppre heuet vorsien elker creaturen thare alst herlic ende nuttelic ware dit dier es van varewen root ende scone onder sijn ghenoot 4285jn dat lant van orient seghet plinius eist bekent |
97. Tramet is een diertje 4270 van de grootte van dat konijn als Plinius laat verstaan. En al is het klein in zijn gedaante het is nochtans van moed groot sterk en dapper in alle nood. 4275 Ook heeft hem gegeven de natuur een helm dit creatuur die hem het hoofd beschermen mag tegen beten en tegen slag. Dit mag men merken wel in die 4280 dat de schepper heeft voorzien elke creatuur het zijne als het goed en nuttig was. Dit dier is van kleur rood en mooi onder zijn genoot 4285 in dat land van de Oriënt, zegt Plinius, is het bekend. |
Procavia syriaca, (uit Syrië) (Heterophyrax syriacus) klipdas, Engelse hyrace, rock rabbit of coney, Duitse Klischliefer, Franse daman. Het is de kleinste en een van de sierlijkste hoefdieren. Ze zijn zelfs verwant aan zeekoeien en olifanten! De Feniciërs zagen ca 1000 v. Chr. in het westelijk deel van de M. Zeegebied dieren die ze niet kenden. Dat waren konijnen. Ze leken op de hun bekende klipdassen. Ze noemden het gebied waar ze de op klipdassen gelijkende dieren gezien hadden, i-Sjafan-im: de kust van de klipdassen. Daar zouden de Romeinen later Hispania van gemaakt hebben, Spanje. Luther vertaalde het later omgekeerd, hij vertaalde het woord saphan als konijn. Goede?
Traielafus es gheset .i. dier in die oude wet ende was verboden tetene 4290ysidorus doet ons te wetene dat naden ert es ghedaen mar alse .i. buc ru sonder waen ende met ornen ghetelget lanc starc ende snel in sinen ganc 4295ende stout in sire were jeghen der viande deere men vintse omtrent faisidia ende elnieweren uerre no na |
98. Tragelaphus is gezet een dier in de oude wet en was verboden te eten. 4290 Isidorus laat ons weten dat het naar het hert is gedaan maar als een bok ruw, zonder waan, en met horens vertakt lang sterk en snel in zijn gang 4295 en dapper in zijn verweer tegen de vijanden daar. Men vind ze omtrent Falsidia. En anders niet ver of dichtbij. |
Tragelaphus zouden we een geithert kunnen noemen. Het heet op Latijn hircocervus. Grieks tragos: bok.
Het is een fantastisch afgeschilderd mythisch fabeldier dat de Grieken alleen zagen op tapijten en andere kunstuitingen van de Oriënt (Perzen en Babyloniërs) en op hun oude vazen namaakten.
Het is een dier die aan de kin een baard heeft als een geit maar horens heeft met vertakkingen als een hert. Dat dier is sterk en verdedigt zich tegen alles wat hem niet vriendelijk gezind is.
Het is een latere benaming voor een antilopengeslacht en manenschaap, Ovis tragelaphus.
Tragodice dat sijn diere 4300van sere uremder maniere van .iiii. uoeten so nes niet dat also hetet als dit pliet want ouer rugghe hals ende als werpen si haren langhen als 4305ende heten also dat gras warbi dat comet merket das si hebben horne seere langhe die hem neuen der lier wanghe toter herden neder slaen 4310dus ne connen si niet ontfaen hare spise alse dandre beesten eten nature die niet wil uergheten gaf hem den langhen als der bi om hem te ghenerne also enter bi |
99. Tragodrice dat zijn dieren 4300 van zeer vreemde manieren. Van vier voeten zo nee is het niet dat alzo eet als die plegen want over rug, halseinde werpen ze hun lange hals 4305 en eten alzo dat gras waarbij het komt, merk op dat. Ze hebben horens zeer lang die hen neven de wangen tot de aarde neder slaan, 4310 dus kunnen ze niet ontvangen hun spijs zoals de andere beesten eten. Natuur, die niet wil vergeten gaf hem de lange hals daarbij om zich te voeden alzo daarbij. |
Tragos, bok. Ovis tragelaphus is het manenschaap. Dat dier valt op door zijn lange afhangende manen.
4315Talpa dats in ulamsch de mol die onder darde maket sijn ol ende es ene blende beeste vander herden comende nader geeste bedi eist dat hi derde mint 4320ende leuet bi wormen die hire in vint lant lieden doet hi dicken toren ende hetet den wortel onder dat coren sumwile comet hi hute wel dicke es sijn haer pecswart sijn vel 4325een mol te puluere verbrant ende met witten van eien ghemanc ende tanschin der mede ghewreuen heuet laserscap dicken verdreuen sijn bloet seit hi doet wassen aer 4330vp .i. caleu houet dats waer aristotiles die seghet wat diere dat te notene pleghet sonder de mol heuet hoghen mar hi wille dar toe toghen 4335die wel kennen segghen sonder waen dar sine oghen souden staen dat hire ghescepene oghen vint al es hi van naturen blint ende hier in machmen merken mede 4340van onsen sceppere sine houeschede die elker creaturen gheuet dat soe metten rechte heuet die mol neuet gheen sijns noot plinius die seit al blood 4345dat niet so nauwe ne hort als de mol alshi es in sijn demster ol ende dats wonder geopenbard want alluud die slaet vp wart nemme ne vandic in .t. 4350vander .v. so hort uort mee |
100. 4315 Talpa, dat is in Vlaams de mol die onder de aarde maakt zijn hol en is een blind beest. Van de aarde groeit het, naar de verhalen daarom is het dat hij de aarde bemint 4320 en leeft van wormen die het hierin vindt. Landlieden doet hij veel vertoornen en eet de wortels onder het koren. Soms komt hij uit wel. Dik is zijn haar, pikzwart zijn vel. 4325 Een mol tot poeder verbrand en met het wit van een ei gemengd en het aanschijn daarmee gewreven heeft melaatsheid vaak verdreven. Zijn bloed, zegt hij, laat groeien haar 4330 op een kaal hoofd, dat is waar. Aristoteles die zegt het, alle dieren die paren ogen hebben. uitgezonderd de mol heeft ogen, maar hij wil daarbij tonen 4335 die het wel kennen zeggen zonder waan waar zijn ogen zouden staan dat hij er geschapen ogen vindt, al is hij van naturen blind. En hierin mag men opmerken mede 4340 van onze schepper zijn edelmoedigheid die elke creatuur geeft dat zo met recht heeft, de mol heeft ze niet nodig. Plinius die zei het al bloot 4345 dat niets zo goed hoort als een mol als hij is in zijn duister hol en dat is een wonder geopenbaard want alle geluid die slaat opwaarts. Nimmer vond ik in t, 4350 van de v hoort voorts meer. |
Mol, midden-Nederlands mol, Engelse mole, midden-Engels molle of mulle, midden-Latijn mulus, vergelijk hierbij het Angelsaksische muha: heuvel of hoop. Daarnaast werd het oud-Hoogduitse Multwurf tot Maulwurf, het laatste deel betekent werpen, zodat dit woord eigenlijk aardwerper betekent. In streken van Engeland komt mouldwarp voor, literair de stofwerper. Shakespeare, Pericles I,1,102: ‘’De blinde mol werkt grond’
Hoog op en meldt, hoe de aarde van de mensen’
Verdrukking vol is’ t beestje sterft er voor’.
Caliban in Tempest 4,1,170:
‘Ik bid u, sta stil, opdat de blinde mol’
Geen voetstap hoor.’ De mol hoort elke trilling van de grond en is dan verdwenen.
De mol heeft geen ogen omdat men de in zijn pels verstopte ogen voor blind hield, vandaar heet hij Captus oculis. Diegene die de huid er voorzichtig af haalt en goed toekijkt zal daarbinnen de ogen verborgen vinden. (De blinde mol, Talpa caeca, die voorkomt in Z. Europa en Azië is werkelijk blind, de ogen liggen onderhuids)
Vnicornus ludet .i. horen espentijn heetement als wijt horen rinocheros heetet in dietscher wort om dat het heuet als men hort 4355den horen staende te sire baten tusschen sine twee nasegaten na sire cracht so esset cleene na sire groten heuet curte beene dus scriuet isidorus die here 4360snel ende wreet eist arde sere nemmermeer oec sonder waen ne caent iagre gheuaen heleu so esset gehaer viere uoete dat wetet ouer waer 4365es hem die horen starc alse been dien wettet an enen steen sone mach hem die olifant niet gheweren uoer dien viant gheen spiet sone maghet ueruaren 4370vp hoghe berghen wandelet te waren ende in der wostinen nochtan die onghewandelt sijn den man ons scriuet iacob van vitri ende sente isidorus de meester vri 4375hoement vaet ende niet ne iaghet men nemet ene ombesmette maghet ende setse alleene in gheen woud daer hem dunicornus houd dar comet dat dier ende siet hane 4380dat reine ulesch de soete ghedane ende werpet dar wech ende af doet allen fellen houermoet ende anebedet die suuerede sijn houet met groter goedertierede 4385ende leghet in der ioncurouwen scoet ende slapet daer met gnoechten groot so coment die jaghers mettien ende vanghent al onuersien si slaent doot na hare gheuoech 4390ofte si bindent vaste ghenoech ende bringhent in palaisen dan hoghen heren te scouwene an dit wreede dier dit espentijn dinket mi .i. bedieden sijn 4395vanden godes sone die sonder beghin es ende was indes vader sin ende dar onse ulesch an nam want heri andie maget quam was hi in emelrike wreet 4400ende uerstac die inglen leet huten emele onder derde om hare dorpere houarde [in arderike balch hi mede om sine ouerhorechede] 4405vp onsen hersten vader adame ende hi toghedem sine grame den quaden sodomiten mede om hare groote onsuuerhede ende om hare gulseit also wel 4410den kindren van israel dit vnicoren dese eneghe sone ne leuede inde werelt de gone diene enechsijns adde belaghet sonder maria de soete maghet 4415die alleene alst es an scine sat inder werelt wostine alleene was soe want hare ghelike ghebreket in dat arderike hare hoemoede hare suuerhede 4420daden den sone der ewelicheden vergheeten sine wreeteit groot ende beete neder in haren scoet dats in haren lachame reine dar hi sonder mans ghemeine 4425den menschelic roc ane dede tonser alre salichede jn desen roc sonder waen hebbene de iagers gheuaen alse inder reinre maghet scoet 4430dat sijn de ioden diene doot sloeghen al sine daer vonden die dar naer in curten stonden van doode te liue up was ghewect ende inden hoghen palaise ghetrect 4435met sinen eweliken vader dar die heleghen sijn algader |
101. Unicornus luidt eenhoren. Espentijn heet het, als wij het horen, (a) Rinocheros heet het in Griekse woord omdat het heeft, zoals men hoort, 4355 de horen staan tot zijn baten tussen zijn twee neusgaten. Naar zijn kracht is het klein, naar zijn grootte heeft het korte benen, aldus schrijft Isidorus, die heer. 4360 Snel en wreed is het erg zeer. Nimmermeer ook, zonder waan, Nee, kunnen jagers het vangen. Geel zo is het behaard. Vier voeten, dat weet voor waar, 4365 is hem de horen sterk als een been die het wet aan een steen zo mag die olifant zich niet verweren voor die vijand, geen speer mag het bang maken. 4370 Op hoge bergen wandelt het te waren en in de woestijnen nochtans die niet bewandelt zijn door de man. (b) Ons schrijft Jacobus van Vitry en Sint Isidorus, de meester vrij, 4375 hoe men het vangt en niet jaagt; Men neemt een onbesmette maagd en zet haar alleen in een woud waar zich de eenhoorn ophoudt daar komt het dier en ziet haar 4380 dat reine vlees, de zoete gedaante en werpt daar weg en af doet alle felle overmoed en aanbidt die zuiverheid, zijn hoofd met grote goedertierenheid 4385 legt het in de jonkvrouwenschoot en slaapt daar met genoegen groot, dan komen de jagers meteen en vangen het al onvoorzien ze slaan het dood naar hun gebruik 4390 of ze binden het vast genoeg en brengen het in paleis dan hoge heren te schouwen aan. Dit wrede dier, dit espentijn, denk ik een zinnebeeld te zijn 4395 van de Gods Zoon, die zonder begin en einde was in de vaders zin en daar ons vlees aannam, want voor hij bij de maagd kwam was hij in het hemelrijk wreed 4400 en verstiet de engelen kwaad uit de hemel onder de aarde om hun dorpse hoogmoed [het aardrijk verbolg hij mede om zijn hoogheid] 4405 op onze eerste vader Adam en hij toonde zijn gramschap op de kwade Sodomiten mede om hun grote onzuiverheden en om hun gulzigheid alzo wel 4410 de kinderen van Isral. Die eenhoorn, deze enige zoon, Leefde niet in de wereld van diegene die het enigszins had belaagd uitgezonderd Maria, de lieve maagd, 4415 die alleen,zo als het schijnt, zat in de wereld woestijn. Alleen was ze, want haar gelijke ontbreekt in het aardrijk, haar ootmoed, haar zuiverheid 4420 deed de zoon de euveldaden vergeten, zijn wreedheid groot en daalde neer in haar schoot dat is in haar lichaam rein waar hij, zonder man algemeen 4425 de menselijke rok aan deed tot onze alle zaligheden, in deze rok, zonder waan hebben de jagers het gevangen als in de reine maagdenschoot 4430 dat zijn de Joden die hem dood sloegen hem waar ze hem vonden die daarna in korte tijd van dood tot leven op was gewekt en in het hoge paleis getrokken 4435 met zijn eeuwige vader waar de heiligen zijn al tezamen. |
Zie Monocheros. Rhinoceros, Latijn, uit Grieks rhinokeros, rhinos is een gezicht of neus, cer: hoorn, neushoorn, Duitse Nashorn, Engelse rhinoceros en Franse rhinoceros.
Rhinoceros unicornis, L. (1 hoorn) (a) de Indische neushoorn is een wild dier die op geen enkele manier tam gemaakt kan worden Een symbool van iemand die getergd is en niet zonder overwinning en weerwraak van zijn zaak terugkeert. Ԓhinoceros nunquam victus ab hoste redit’Ԩet dier rhinoceros wordt nimmer overwonnen’ De ouden berichten dat dit monster niet licht tot woede zal geraken, maar als het tot hollende driften aangespoord wordt niet rust voor het zich volkomen gewroken zal hebben. Ofschoon de neushoorn mogelijk wel bekend was bij de ouden is ze niet eerder onder deze naam genoemd bij Strabo. Die schreef vlak voor en na het begin van de Christelijke era. Het dier werd niet gezien voor 61 v. Chr., toen Pompeus de Grote zijn triomftocht voerde, door vele oosterse dieren mee te nemen. De eerste Latijnse schrijver die de rinoceros beschreef was Plinius die zijn gevecht met de olifant beschreef. De rinoceros werd al gauw beschouwd als het origineel van de eenhoorn en de legenden van deze laatste werden erbij geschreven.
(b) Er was eens een filosoof en zoloog die de eenhoorn op geen enkele manier gevangen kon nemen. Eens ging hij op jacht met begeleiding van mannen, vrouwen en jonge maagden, de laatste bleven achter en speelden met bloemen. Toen de eenhoorn hen zag hield hij zijn sprongen in zette zich op zijn achterste en staarde hen onophoudelijk aan. De filosoof overpeinsde die zaak en zag in dat het dier met behulp van jonge maagden te vangen zou zijn. De eenhoorn verwonderde zich over de aanblik van de jonge maagden, dat ze geen baard droegen en toch menselijk gevormd waren. Als hij er twee of drie vindt is zijn verbazing nog groter en zo gemakkelijker te vangen. Het moeten wel echt voorname vrouwen zijn en geen boerendochters. De maagd werd zo alleen en eenzaam onder een boom in een bos gezet. Aangetrokken door de geur van zuiverheid legt de eenhoorn zijn hoofd op de schoot van een maagd zodat ze hem in slaap kan wiegen. Dan kan ze zijn hoofd afsnijden en laat de rest achter voor de jagers en de honden. Er is geprobeerd om die verhalen een Christelijk tintje te geven. In een eerste verhaal symboliseert de horen het kruis en de poelen der zonden van de wereld. In een tweede verhaal was het de maagd Maria die de eenhoorn Jezus in de schoot neemt.
Dat er twijfels waren zien we bij de uitroep van Sebastiaan in The Tempest III, iii, 22, als hij de ‘Vreemde vormenՠziet die door Prospero’s magie worden opgeroepen:
‘a living drollery)! Een levend poppenspel!’
Now I will believe’’ik geloof nu ook’
That there are unicorns’ dar er zijn eenhoorns’.
Ursus dats .i. ureselic dier eiselic ende onghier een beere hetet in dietscher tale 4440trecket sijn uel af alte male so es hi naden mensche ghedaen sine cracht leit sonder waen jn armen ende in lendinen ghemanc jn thouet wreet ende cranc 4445men seghet ons alse de berinne de ionghe werpet die so heuet inne dat si danne sijn dore cleene lettel mere danne muse ghemeene ende alse .i. sticke ulesch oec mede 4450sijnsi ghescepen sonder lede sonder clawe so nesser an let datmen bekennen can mar die moeder sceppet de ionghe leckende met hare tonghe 4455si nooten alse plinius seghet recht alse die mensce pleghet solinus seit dat die hien hare soen te herene plien alsoe draghet merket des 4460ende niet so selsiene en es alse hiemene comet ten spronghe daer die berinne werpet har ionghe merket vp dese beeste danne onsalech wijf ende manne 4465hebsi gheen of si maken danne neste verdecket in haren danne jn steden dar si ebben uernomen darmen qualike toe mach comen die soen sijn starker dan die hien 4470also alse die luparde plien die bere hetet horic ghewaghen vrucht die bome ende herde draghen ende ulesch ende dar so pleghen segmen ons in noreweghen 4475darmen de witte baren kint ende inden lande dar om trint datsi thijs breken ontwe ende gaen onder die ze ende uaen die uissce ende eten die 4480oec segghen someghe boeke mie alsi siec sijn van manieren heten si caruetsen ende raisieren lettel bloets ebben si ghemeene sonder omtrent die herte alleene 4485sijn adem es quaet alset scijnt ongans ende gheuenijnt herte heuere wilde stiere vaet hi dat es sine maniere die stiere can hi wel bescriden 4490ende gaet hem upten rugghe riden ende werptene metten ornen neder ende bitene doot her hi rust weder wilhi hiemene gaen te gemoete so gaet hi dan up dachterste voete 4495ende uechtet metten armen voren met seghet dat si niet ne scoren ne gheenen man no bestaen sine hebben smerte van hem ontfaen alle slaghe sonder dort fel 4500sughen huten poten wel alse de bere den buffel bestaet so besiet hi emmer den raet dat hi ghewinne te sire bate den horen oftie nesegate 4505om dat hine dar best verwinnen mach lettel beesten onder den dach sterket aluoert in hare leuen sonder de bare dits bescreuen ende bedi vindemense groot ende lanc 4510swart vindemense in de werelt gemanc so groot dat wonder te segghene ware nochtan est meneghen wel mare en bouc van ouder wijseden scriuet van den bere nuttelichede 4515hi sprect dat elke lede sine es des menschen medicine die clawen van sire rechter ant verdriuet den rede alsic vant van hem diese met hem draghet 4520die luchtre clawe veriaghet quade gheeste ende also wel entie vloen die vlien sijn vel |
102. Ursus dat is een vreselijk dier ijselijk en onguur. Een beer heet het in Dietse taal. 4440 Trekt men af zijn vel af helemaal dan is hij naar de mensen gedaante. Zijn kracht ligt, zonder waan, in armen en in lenden gemengd, in het hoofd is het kwetsbaar en zwak. (a) 4445 Men zegt ons als de berin de jongen werpt die ze heeft in dat ze dan zijn zeer klein weinig meer dan muizen algemeen en als een stukje vlees ook mede 4450 zijn ze geschapen, zonder leden, alleen klauwen, zo nee is er aan of anders iets dat men herkennen kan maar de moeder schept de jongen al likkende met haar tong. 4455 (b) Ze genieten, als Plinius zegt, net als de mensen plegen. Solinus zegt dat hij hier haar zo te eren pleegt als ze draagt, merkt dit 4460 dat niet zelden gezien is, dat hij komt te springen waar de berin werpt haar jongen. Merk op deze beesten dan onzalig wijf en man! 4465 Hebben ze geen hol, ze maken dan het nest verdekt in hun leger in plaatsen waar ze hebben vernomen waar men er moeilijk bij kan komen. Devrouwtjes zijn sterker dan de mannetjes 4470 alzo als de luipaarden plegen. De beer eet, hoor ik gewagen, vruchten die bomen en aarde dragen en vlees en daartoe ze plegen, zegt men ons, in Noorwegen 4475 waar men de witte beren kent en in de landen daarom gelegen dat ze het ijs breken in stukken en gaan onder de zee en vangen de vissen en eten die. 4480 Ook zeggen sommige boeken mij als ze ziek zijn van manieren eten ze kreeften en mieren. Weinig bloed hebben ze algemeen behalve in het hart alleen. 4485 Zijn adem is kwaad, als het schijnt, schadelijk en giftig. Hert, ever, wilde stieren vangt hij, dat is zijn manier. De stier kan hij wel bestrijden 4490 en gaat hem op de rug rijden en werpt hem met horens neder en bijt hem dood eer hij opstaat weer. Wil hij iemand gaan tegemoet dan gaat hij op de achterste voeten 4495 en vecht met de armen naar voren. (e) Men zegt het dat ze niet verscheuren en geen man aanvallen waarvan ze geen pijn van hebben ontvangen. Alle slagen uitgezonderd door het vel 4500 (f) genezen ze door aan hun poten te zuigen. Als de beer de buffel bestaat beziet hij immer de raad dat hij winnen kan tot zijn bate de horens of de neusgaten 4505 omdat hij daar het best overwinnen mag. Weinig beesten onder het dak worden steeds sterker al voort in hun leven, alleen de beer, dit is beschreven en hierdoor vindt men ze groot en lang. 4510 Zwart vindt men ze in de wereld en gemengd, zo groot dat wonder te zeggen was, nochtans is het menigeen wel bekend. Een boek van oude wijsheden schrijft van de beren nuttigheden, 4515 hij spreekt dat elk lid van hem is voor de mensen medicijn, de klauwen van zijn rechterhand verdrijft de koorts, zoals ik het vond, van hem die ze met zich draagt. 4520 De linkerklauw verjaagt kwade geesten en alzo wel en de vlooien die vlieden zijn vel. |
Thalarctos maritimus, (zee)(T. polaris (uit de poolstreken) is de reusachtige witte ijsbeer, Engelse polar bear, Duitse Eisbar en Franse ours blanc.
Ursus arctos, Latijn ursus en Grieks arktos. Beer, midden-Nederlands bere, oud-Hoogduits Bero, (nu Bar) oud-Engels bera, (nu bear) uit Germaans beran of bernu, in oud-Noors was het bjorn. Men vergelijkt Litouws beras: bruin en Lets bers: bruin. Dan zou het Germaanse woord het bruine dier betekent hebben, bruintje, Duitse Braun, Franse ours brun en Engelse brown. Dit om het eigenlijke woord, dat in Latijn ursus, (vergelijk Ursula) en Griekse arktos en midden-Iers art (vergelijk Arthur) voortleeft, te vermijden als gevolg van een jachttaboe, een angstig bijgeloof of godsdienstig taboe.
(b) Solinus zegt dat de beren de berinnen heimelijk vereren. Er is geen mooier gezicht onder dragende dieren als een berin die baren wil, wat heet dat ze in geboorteween is. Hun geslachtsdaad is in het begin van de winter, ze komen niet samen zoals andere beesten doen, maar ze doen het liggend en daarna gaan ze uit elkaar. Er zijn mannen en vrouwen zonder enig schaamtegevoel die wel een voorbeeld mogen nemen aan deze dieren! Ze rolt zich op en werpt dan op de dertigste dag na haar ontvangenis.
(a) ‘Er zijn niet meer dan vijf welpen, ze zijn wit en duivelachtig van vorm. Want de welp is een stuk vlees, weinig meer dan een muis, heeft geen ogen of haar, met klauwen die wat uitkomen. De moederbeer likt deze klomp en vormt zo welp door te likken. Ze likt zo lang dat ze de ledematen te voorschijn haalt. Ze likt de koude welpen en houdt ze die tegen haar borst, verwarmt en vertroetelt ze’ Een ongelikte beer, dit betekent onbeschoft, niet gevormd, in Duits is het ԥin ungeleckter Bar’in Frans Եn ours mal lecheՠen in het Engels ԡn unlicked cub’Het al bij de Romeinen bestaande volksgeloof dat de jonge beertjes hun fatsoen krijgen doordat de moeder ze steeds likt. (het natuurlijke schoon likken na de geboorte wat bij veel dieren voorkomt)
Burger: De overtuiging dat berejongen in de vorm moesten worden gelikt door de moeder is onjuist, maar niet volkomen ongegrond. Berewelpen worden blind en naakt geboren, verborgen voor het oog van de buitenwereld. De moeder likt ze voortdurend schoon. Na de geboorte zijn de welpen nog gehuld in het chorion of vaatvlies, het stevige buitenste vlies om het embryo, dat door de moeder kapotgebeten wordt.
In andere boeken lees ik dat beren kreeften en mieren eten als ze ziek zijn - na de winterslaap eten beren wel mieren als laxeermiddel.
‘Ee eerste veertig dagen slapen ze zo vast dat ze zelfs niet wakker worden als ze verwond worden, in die tijd vasten ze enorm. En het is een wonder om te vertellen dat Theophrastus gezegd heeft dat als berenvlees gekookt wordt het in die tijd verdwijnt, er wordt in de pan geen vlees meer gevonden maar een kleine hoeveelheid stof. De beer heeft in die tijd maar een paar druppels bloed rondom het hart en geen bloed in welk deel van het lichaam ook. (Als voedsel dient in de winter de vetvoorraad, die onder andere in de schouderbult is opgeslagen die tegen het einde geheel is opgebruikt)
(d) Bij ouder worden houdt hij meer van krachtige vleeskost, heeft hij gebrek aan wild dan valt hij de huisdieren van de boer aan. Hij nadert al sluipend en zo behoedzaam mogelijk het weidende vee, stort er zich eindelijk brullend op en velt het neer. Zelfs uit de stal haalt de beer soms een stuk vee door de deur open te breken of door het dak binnen te dringen. Hij is in staat een koe door de opening in het dak naar buiten te trekken en met een gedood paard over een smal paadje te lopen.
(e) De beer bespeurt de mens op meer dan honderd pas afstand en maakt zich dan uit de voeten. Is hem de terugtocht afgesneden of heeft hij jongen te verdedigen of is hij gewond, dan richt hij zich op zijn achterpoten omhoog en schrijdt op de jager toe. Brengt deze hem niet direct een dodelijke wonde toe in de hersenen of hart dan heeft hij een harde strijd om het leven te voeren.
(f) 'Na die dagen zitten ze op en leven door op hun voeten te zuigen. Ze likken en zuigen op hun eigen voeten en hebben plezier in het opzuigen van het sap ervan’ .Tijdens de rustperiode vindt de vervelling van de voetzolen plaats. Men heeft waargenomen dat het dier dan aan de voetzolen herhaaldelijk likt en er aan zuigt. Dat zuigt hij uit zijn duim. =Dat verzint hij maar, er is niets van waar. Ontleend aan beren die aan hun poten zuigen.
Uesun also scriuet solijn es .i. dier dat dinket sijn 4525na den wilden stier ghedaen els dan hem in den als staen burstelen ende manen mede recht na des pards sede snel eist sere te sire vlucht 4530van groter were van groter vrucht men maghet vaen met someghen dinghen mar nemmermer machment bedwinghen jn foreeste groot vintmense wele vesone hetemense in dutscher tale |
103. Vesun, alzo schrijft Solijn is een dier dat denkt te zijn 4525 naar de wilde stier gedaan, anders dan hem in de hals staan borstels en manen mede recht naar de paarden zede. Snel is het zeer in zijn vlucht 4530 van grote waarde, van grote vrucht, men mag het vangen met sommige dingen maar nimmermeer kan met het temmen, in bossen groot vindt men ze wel. Wisent heet het in Dietse taal. |
De niet tembare oeros, Bos primigenius, en de wisent, Bison europaeus. In Litouwen noemt men het dier thur, in Pools is het tur. Het is de Ur van het Nibelungenlied, terwijl de Duitsers het Urox of Urus en ook Auer noemen. Dat dier heeft een eenvoudig en zachtmoedig aanzien, maar is zeer snel en grimmig als die kwaad wordt.
De oeros is groter dan een gewoon rund. Er waren geografisch verspreide vormen die varieerden in kleur, grootte en hoornvorm. De meeste beschrijvingen zijn van Europees materiaal, inclusief de prachtige tekeningen in de grot van Lascaux. In de 17de eeuw begint men te twijfelen, dan weer wordt het wisent, dan oeros, soms bison genoemd. De oeros was een bosdier en de vernietiging van bos in W. Europa was de hoofdoorzaak van zijn verdwijning hier, mogelijk ook elders. Waar de civilisatie vroeg begon was de oeros of wisent dan ook gauw verdwenen.
4535Vrin spreket ende solijn mach bi na sulke beeste sijn alse .i. ueson ende men vindet dese jn ghermania alsicket lese dats lantscap van houer rijn 4540jn beihem segmen datter oec sijn so groot heuet sulc den horen datmenne bringhet heren te voeren ende men vp tafelen der hute drinket om dat den lieden wonder dinket 4545so starc vindemense horic ghewaghen dat si vp hare horne draghen enen ghewapijnden ruddre wel dit wilde dier dat es so snel |
104. 4535 Urin, spreekt Solinus, mag bijna zo’n beest zijn als een wisent en men vindt deze in Germanië, zoals ik het lees, dat is het landschap van over de Rijn. 4540 In Bohemen zegt men dat er ook zijn. Zo groot hebben sommige de horens dat men ze brengt de heren tevoren en men op tafels daar uit drinkt omdat de lieden het wonder denkt. 4545 Zo sterk vindt men ze, hoor ik gewagen, dat ze op hun horen dragen een gewapend ridder wel. Dit wilde dier dat is zo snel. |
Zie voorgaande. De oeros leeft, volgens Gessner, in het Hercynische woud.
Julius Caesar schreef in zijn ‘Bello Gallica,’‘Het behoort tot het derde geslacht en wordt oeros genoemd. Deze zijn in grootte weinig minder dan olifanten; wat aard, kleur en gedaante betreft zijn het runderen. Zij hebben grote kracht en zijn zeer snel en sparen mens noch dier wanneer zij die in het oog krijgen. Deze dieren maken zij (de Germanen) ijverig af na hen in kuilen te hebben gevangen. Met dit werk harden de jongelingen zich en dit soort jacht oefenen ze uit. Wie de meeste van deze dieren gedood heeft, waarvan ze de horens als bewijsstukken in het openbaar vertonen, oogst zeer veel eer. Maar om de dieren te wennen aan mensen lukt niet zelfs het temmen van hun jongen lukt niet. De spreiding van hun horens, de gedaante en de aard verschillen zeer veel van de horens van onze tamme runderen. Na deze horens ijverig verzameld te hebben bekleden zij (de Germanen) de rand daarvan met zilver en gebruiken ze dan als bekers bij de overvloedige maaltijden’.
Wlpes hetet de uos in latijn 4550scalker beeste mach niet sijn alse die vos uliet uor die honde slati danne dor hare monde sinen ruen bepisten start ende ontuliet te woude wart 4555ambrosius spreket alse die uos siet dat hem naket der doot verdriet siet hi dat hi den pijmbom gewinnet ende dat sap datter hute rinnet dat nut hi ende gheneset al daer 4560ende leuet dar na menech iaer experimentator seghet dat die das te makene pleghet hole dar hi rusten sal dan comet die uos ende ontsuueret al 4565aldus bepijnt menech goet dat .i. ander al uerdoet want de vos hi smelter in ende dan ne wils meer no min die das ende uliet sire varde 4570aldus so bliuet dat ol reinarde met vos smare bestrijc dine hoghen men maghet sonder smerte toghen dats ene sake darmen mede betert der hoghen demsterede 4575men seghet oec de vos es wijs want sal hi gaen ouer .i. hijs dat hi thore den ise leit bi om te horne oft dicke si ende eist dat hijs hem ontsiet 4580hine comet vpt hijs niet alsem gaet de onger an can hi hem doot maken dan ende steket sine tonghe uten monde so wanen uogle dar ter stonde 4585dattet ene croenge si ende vallen hem so bi war bi dat hire .i. begaet dar hi den onger bi uerslaet alse uosse noten ofte riden 4590vallen si houer hare siden ende uersamenen also elc anderen elsendo also vro des uos galle gheuet raet hem die dat horen heuet quaet 4595ende ets den horen goet sijn smare mede wel horen doet jeghen podagre elptet wel ten seluen euele es goet sijn vel vp datmer mede bewinde den voet 4600ende men de ulesch side in wart doet braet sine leure ende drinxe in wine dats goet ieghen des cankers pine leuere ende herte beede es goet mede te stelpene der nesen bloet 4605men gheue sine hersinen dicken eten kinderen men wil dat weten dat si ewelike sullen wesen van epelenchien ghenesen beede sijn smere ende sijn roet 4610es allen sieken leden goet sine longre ghedronken ombint lede diemen vercrompen vint |
105. Vulpes heet de vos in het Latijn. 4550 (a) Schalkser beest mag er niet zijn, als de vos vliedt voor de honden slaat het dan door hun monden zijn ruwe bepiste staart en ontvliedt te woud waart. 4555 Ambrosius spreekt, als de vos ziet dat hem de dood tegemoet komt ziet hij dat hij bij een pijnboom komt en het sap dat er uit rent dat nuttigt hij en geneest al daar 4560 en leeft daarna menig jaar. (b) Experimentator zegt dat de das te maken pleegt hol waar hij in rusten zal, dan komt de vos en maakt alles vies. 4565 Aldus denk aan menig goed dat een ander al verdoet, want de vos hij smelt er in en dan nee wil je het min of meer de das vliedt daar vandaan 4570 aldus zo blijft dat hol van reintje. Met vossenvet bestrijk je jouw ogen men mag het zonder smart gebruiken dat is een zaak waar men mede verbetert de ogen donkerheid. 4575 Men zegt ook, de vos is wijs want zal hij gaan over ijs dat hij het oor op het ijs ligt om te horen of het dik is en is het dat hij het ontziet 4580 hij komt op het ijs niet. Als hem gaat de honger aan kan hij zich dood maken dan en steekt zijn tong uit de mond zo menen vogels daar terstond 4585 dat het een kreng is en vallen hem zo aan waarbij dat hij er een begaat waar hij de honger mee verslaat. Als vossen paren of rijden 4590 liggen ze op hun zijde en verzamelen alzo elk de andere omhelst alzo vrolijk. De vossengal geeft raad hem die dat horen heeft kwaad 4595 en het is voor het horen goed. Zijn vet mede goed horen doet tegen jicht helpt het wel. Tegen hetzelfde euvel is goed zijn vel opdat men er mede omwindt de voet 4600 en men de vleeskant van binnen doet. Braadt zijn lever en drenk het in wijn dat is goed tegen de kanker pijn. Lever en hart, beide is goed om mee te stelpen de neusbloeding. 4605 Men geeft zijn hersens veel te eten aan kinderen, men wil dat weten dat ze eeuwig zullen wezen van epilepsie genezen. Beide, zijn smeer en zijn vet 4610 is alle zieke lieden goed. Zijn longen gedronken maakt los leden die men verkrompen vindt. |
Vulpes vulgaris: gewoon (Vulpes vulpes) Vos. Midden-Nederlands vos, oud-Engels en nu fox, oud-Hoogduits Fuhs (nu Fuchs) in oud-Noors betekent fox, bedrog. Het woord schijnt het dier met een staart te betekenen, vergelijk oud-Indisch puccha: staart. Renart heet het dier in Frans. Vossen, oorspronkelijk ‘beslapen’ naar het copuleren van de vos, vandaar ook ‘beetnemen’ en ook hard werken of studeren.
(a) Er is geen dier waarvan zoveel spreekwoorden en fabels bekend zijn dan van de vos. De vos is overal bekend om zijn loze streken. Het is een vals beest en misleidend want als hij geen voedsel krijgt doet hij voor alsof hij dood is, de vogels komen bij hem als bij een kadaver en houdt de adem in en beweegt zich niet tot de vogels zich op hem als aas zetten. Dan vangt hij er een en vreet die want hij had de muil open en de tong stak eruit.
Zijn huid is harig, ruig en heet, zijn staart is ruig en groot, als een hond hem bij de staart probeert te pakken krijgt hij zijn mond vol met haar en stopt. Als de honden hem na zitten draait hij zijn staart tussen de poten en als hij ziet dat hij niet meer ontsnappen kan draait hij zijn urine en vuiligheid in zijn ruige staart en slaat die in het gezicht van de honden. De stank van urine is erg voor de honden en daarom sparen de honden hem bijna.
(b) ‘Ee vos is een stinkend beest en smerig en besmeert de plaatsen waar hij gewoonlijk verblijft en maakt die onbewoonbaar. De vos vecht met de das om zijn hol en vervuilt het dassenhol met urine en vuil en heeft zo het meesterschap over hem met fraude en bedrog, niet door kracht’
Mulder: Ongeloofwaardig is bovendien niet altijd onjuist. Niet zo heel lang geleden werd de vos die zich dood houdt om vogels te vangen met een filmcamera vastgelegd.
Uarius es .i. dier seere scone ende niet fier 4615ander wammen esset wit ende anden rig esset grau dit van encornen eist ene maniere jn bome wandelen dese diere jnden woude met haren ghesellen 4620van desen dieren de vellen pleghen manne ende vrouwen mede te driuene hare houardechede ende willen hem uerheffen der in alne bestaets hem meer no min 4625nochtan nachtes dat dier niet dat hem seluen so scone siet scamet iv arme nakede worme ghi decket ive scamelike vorme met vremden huden met vremder wllen 4630die hem uerheffen dat sijn de dulle .v. gaet hute ende vort mee horet vanden namen in .z. |
106. Varius is een dier zeer schoon en niet fier. 4615 Aan de buik is het wit en aan de rug is het grauw dit. Van eekhoren is het een vorm. In bomen wandelen deze dieren in de wouden met hun gezellen. 4620 Van deze dieren, de vellen plegen mannen en vrouwen mede te drijven hun hovaardigheden en willen zich verheffen daar in al nee het staat hen min of meer 4625 nochtans achten ze dat dier niet dat zichzelf zo schoon ziet. Schaam u, arme naakte worm! gij bedekt uw schamelijke vormen met vreemde huiden, met vreemde wol 4630 die zich verheffen dat zijn de dollen. v gaat uit en voorts meer, hoort van de namen in z. |
Mustela zibelina. (Martes zibellina) varius; gevarieerd.
Sabeldier, dat woord komt van het Russische sobol, wat sabeldier betekent..
Een van de naaste verwanten van de inheemse marter is het wijd vermaarde sabeldier.
Die geldt vooral voor des te fraaier naarmate de beharing dichter, zachter en gelijkmatiger van kleur is. Vooral echter hangt de kwaliteit af van de duidelijkheid waarmee de naar blauwachtig/grijs zwemende, roodbruine kleur van het wolhaar op de voorgrond treedt. Hoe lichter de kleur van het bovenhaar is, des te lager, hoe gelijkmatiger van kleur en hoe donkerder het is, des te hoger schat men de waarde van het vel. De fraaiste vellen zijn aan de bovendelen zwartachtig, aan de snuit zwart en grijs gemengd, op de wangen grijs, aan de hals en aan de zijden roodachtig kastanjebruin, aan de onderhals fraai dooiergeel van kleur.
Shakespeare, Hamlet iv, 7, 81, ԁ very riband in the cap of youth’ԏ, slechts een strikje op de muts der jeugd’
Yet needful too; for youth no less becomes’ En toch zo nodig; want niet minder goed’
The light and careless livery that it wears’ Staat aan de jeugd haar luchte, losse dracht’
Than settled age his sables and his weeds’ Dan aan de rijpen de sabelbont’
Importing health and graveness’ Dat welvaart toont en aanzienռ/span> .
Volgens een statuut van Hendrik VIII mag niemand beneden de rang van earl sabel dragen.
Het sabeldier is zeer bijzonder want prinsen en grote edelen zijn daarmee gekleed en elke huid is veel waard. Een duizend dukaten worden soms gegeven voor een kledingstuk van sabeldieren.
Zubro dats .i. selsane dier ende es erande vreeselic stier 4635ende es wel .xxx. uoete lanc sijn ar es bruun nat swarte gemanc vi. uoete lanc sijn sine horne ende seere snel in sinen torne alse menne iaget ten seluen stonden 4640werpet hi sinen drec na die onde ende maxe blent ter seluer stont mach hi ghecrighen man ofte hont vp sine horne werpet hine vpwart ende uatene weder metter vart 4645so dicken ende oec so uele dat hine doot met sulker spele met ere dinc vatene de vroede men iaghene met onden moede so gaet dan die iagre staen 4650onder enen boem saen met sinen spiete so willijt dier dorlopen dart es so fier dan vaet tusschen sine horne beede ghenen boem al omme ghereede 4655alse die upten iagre mecket die hem metten bome decket dan uellet hi metten spiete tier sijn ende wiseit doet hier dat cracht niet ne doet bi hem 4660de meeste vindemen in behem ende oec vindemense in westuale minder ende snelre ic wane |
107. Zubro dat is een zeldzaam dier en is een soort vreselijke stier 4635 en is wel negen meter lang. Zijn haar is bruin, naar het zwarte gemengd. (a) Bijna een paar meter lang zijn z’ horens en is zeer snel in zijn kwaadheid. Als men het jaagt, te zelfde stonden 4640 werpt het zijn drek naar de honden en maakt ze blind ter zelfde stonde. Mag hij krijgen man of hond op zijn horens, het werpt hen opwaarts en vat ze weer met vaart 4645 zo vaak en ook zo veel dat hij ze doodt met zulk spel. (b) Met een ding vangt die vroede men jaagt hen met honden moede dan gaat de jager staan 4650 achter een boom gelijk met zijn speer, zo wil hij het dier doorlopen want het is zo fier dan vangt het tussen zijn horens beide die boom alom dadelijk 4655 als die op de jager mikt die zich met de boom bedekt dan velt hij met de speer het dier zijn wijsheid doet het hier omdat kracht het niet doen kan bij hem. 4660 De meeste vindt men in Bohemen en ook vindt men ze in Westfalen kleiner en sneller, zoals ik meen. |
De Indische zeboe of zebu, Bos indicus, (uit Indi) met een vetbult voor op de rug, is een rundsoort met zeer zachte geaardheid.
Hier zal wel op de oeros gedoeld zijn, Bos urus, omdat die nog niet zo lang geleden in het wild voorkwam. In Schotland leven nog afstammelingen van de oeros, tenminste het melkwitte wilde parkrund die daar algemeen voor wordt gehouden. Die noemt Gessner Bison albus scoticus (wit en uit Schotland). Dit dier leidt geheel de levenswijze van de wilde runderen en komt in kudden voor die door een sterke stier worden aangevoerd. De koeien zonderen zich af als ze jongen hebben en komen weer terug als de kalveren de kudden kunnen volgen. Deze dieren zijn zeer schuw en waakzaam en weten zich tegen roofdieren zeer goed te verdedigen.
Het dier was zeer snel, wild en woedend, zijn jacht gold als de roemrijkste. Volgens het Nibelungenlied zou de held Siegfried in het Wasgenwoud niet alleen een eland en vier oerrunderen hebben verslagen, maar ook een wisent. Ten tijde van Karel de Grote trof men ze in de Hartz aan en in het land van de Saksers. In de 15de eeuw nog in Litouwen en in de 18de kwamen ze nog voor tussen Tilsit en Labian, in Oost Pruisen, waar de laatste van deze soort door een wilddief in 1755 gedood werd. Daarvoor had een besmettelijke ziekte de kudden in het begin van de 18de eeuw al sterk verminderd. Gelukkig bleven er in het woud van Bialowitsch enige dieren gespaard.
(a) zie 10.
(b) ԍen jaagt ze door achter een boom te gaan staan en er honden op af te sturen, dan doorsteek je ze met een speer’ Zie 10.
Zubo es van felre maniere beede den mensce enten diere 4665vander grooter dat die wlf es ghemaket als .i. part sijt ghewes na menschen lude hort hi ghebaren dar mede honet hi liede te waren die wanen dat hi si .i. man 4670dat ende menech quaet hi can hoec gati inder dooder graue ende wriuet sijn uel dar aue want hi minnet ulesch vanden man honde bedrieget hi nochtan 4675met sinen lude ende scortse mede van jena heuet hi uele de sede ende scinet vanden geslachte wesen nader manieren als wijt lesen hier gaen hute de wort vanden beesten 4680also alse bescriuen de ieesten vondix meer in sendets meere theren minen lieuen here ghedicht ebicker .C. ende .viij vieruoeter diere in hare geslachte 4685nu comet hier vanden uoglen vort menech sonderlange wort dar bispel an es ende dachcurtinghe medicine ende leringhe ghebiedijt here ghi sullet lesen 4690die wile dat ghi ledech sout wesen mar eric spreke van elken alleene hort voren spreken int ghemeene |
108. Zubo is van felle manieren beide, de mensen en de dieren. 4665 Van de grootte dat de wolf is met manen als een paard, zij het gewis naar mensen geluid leert hij gebaren daarmee hoont het lieden te waren die wanen dat hij is een man 4670 dat en menig kwaad hij kan. Ook gaat hij in de doden graven en wrijft zijn vel daar aan, want hij bemint vlees van de man. Honden bedriegt het nochtans 4675 met zijn geluid en verscheurt ze mede van hyena heeft het veel de zeden en schijnt van dat geslacht te wezen naar de manieren, zoals wij het lezen. Zie Hyaena en Canis aureus Hier gaan uit de woorden van de beesten. 4680 Alzo zoals ze beschreven zijn in de verhalen vond ik meer, ik zou zenden meer te eren naar mijn lieve heer. Gedicht heb ik er honderd en acht viervoetige dieren in hun geslacht. 4685 Nu komt hier van de vogels voort menig bijzonder lang woord, daar voorbeeld aan is en tijdverdrijf medicijnen en lering. Gebenedijde heer, gij zult dit lezen 4690 dat ge ledig zou wezen. Maar eer ik spreek van elk alleen hoort van tevoren spreken in het algemene. |
dat ic van wondre vant ende weet alse van menscheliker figuren 650jn gheloueliker scrifturen ebbic gheseit in desen boec gheloeue die wille minne roec mar seker bem ic sonder waen dat ic dat ware doe verstaen 655na dien dat icket bescreuen kende die herste boec nemet hier hende nu hort na dat ict can gheleesten den boec vanden gaenden beesten |
Dat ik van wonderen vond en weet als van menselijke figuren 650 in geloofwaardige schriften heb ik gezet in dit boek. Geloof het die willen, mij een zorg, maar zeker ben ik zonder waan dat ik dat ware laat verstaan 655 naar dat ik het beschreven kende. Het eerste boek komt hier ten einde. Nu hoort, naar dat ik het tot stand kan brengen, het boek van de gaande beesten. |
VogelsProloog Elc uoghel in vlieghene snel die ne mach te uoet niet wel 4695alsemen mach andie swalewe sien cleine uogelkine plien meer te singhene dan die grote bitende uogle ende hare ghenote sijn starc van barsten ende van dien 4700alrande uogle plien clauwen te ebne alse wijd weten some ebsi die uoete ghespleten ende some versament in een uel negheen uoghel nes snel 4705die sporen draghet als .i. hane hinnen ende ganse alsic wane bringhen eiere alse wi sien dat sij gheens noetens plien mar si sijn van haregheren smake 4710dat es ene ware sake crombect uoghel heuet meest cracht hi leuet oec al bi der jacht andre uogle leuen bi wormen vissche slanghen van menegher vormen 4715water uogle uerstaet mi wel die ouer die clawen ebben dat fel die ulieghen te samen bj scaren ende die bj uleesche leuen te waren ne vanghen hare ghenoete niet 4720also alse die uisch oec pliet maer die sporeware die wet hi uaet gherne sijn muschet het sijn uele uogle cranc die vruchten den winter stranc 4725die in waremen steden varen vele uogle sijn te waren die wintertijt in ole slupen ende in die wareme herde crupen dar elc andren uerwaremt ter noet 4730ende ligghen dar wel alf doet ende sonder eten langhe gheduren met gods crachte meer dan bj naturen bitende uogle alle ghemene pleghen te ulieghene alleene 4735dat doet hare urecke maniere vogle minnen clare riuiere alsi laten die ulogle hanghen sijnsi met euele beuanghen vogle van proien ghemene 4740sitten node up die steene ende dat wiset hem nature dat elc sire clauwen dure het heuet hem nature vor war die sie ghegheuen clar 4745om dat sij verre sullen sien proie die si te vane plien bosch uogle die sijn ghesont want men verduetse in corter stont bitende uogle versamen niet 4750sonder alsmen notens pliet duuen ganse zuanen spreewen rouke couwen vinken meewen ende hare ghelike vlieghen bi scolen van lande te lande dolen 4755ende gheneren hem ghemeene want sochte vogle sijn node allene some ebsi leeders tharen weghen als wilde ganse ende cranen pleghen some ulieghen si tropmale ghemene 4760als sprewen ende andre uogle cleene some als menschen bliuen int lant some vliensi dor tswinters pand [als swalewen ende odeuaren some wilsi in bussche uaren] 4765ende dar hare feesten driuen some wilsi in husen bliuen dat sij onder andre uogle luud leren sulke sijn die hem bekeren ende weder maket des menschen tale 4770alse ment an daecstre siet wale an papegaie ende andre mede als menech es der uogle sede al sinsij misselic in ghedane nature heuet in ontfane 4775ende jn winne ghegheuen vordeel den clenen ende ets hem bleuen nv hord van elken sonderlinghe sine nature ende sine dinghe ende elc na dandren min no mee 4780na dordine van .a.b.c. |
Vogels.1.Proloog. Elke vogel die is in vliegen snel die mag te voet gaan niet goed 4695 zoals men mag aan de zwaluw zien. Kleine vogels plegen meer te zingen dan de grote. Bijtende vogels en hun gelijken zijn sterk van borst en van die 4700 allerhande vogels plegen klauwen te hebben zoals wij het weten. Soms hebben ze de voeten gespleten en soms verzamelt in een vel. En geen vogel is nee zo snel 4705 die sporen draagt als een haan. Hennen en ganzen, als ik meen, brengen eieren zoals we zien dat ze geen paren plegen maar ze zijn van hun eigen smaak 4710 dat is een ware zaak. Krom gebekte vogels hebben de grootste kracht en leeft ook al van de jacht. Andere vogels leven van wormen van vissen en slangen in menige vormen. 4715 Watervogels, verstaat mij wel, die over de klauwen hebben het vel die vliegen tezamen in groepen. En die van vlees leven te waren vangen hun echtgenoot niet 4720 alzo als de vis ook pleegt, maar de sperwer die weet hij vangt graag zijn musje. Het zijn vele vogels zwak die bang zijn voor de winter sterk 4725 die naar warme steden varen. Vele vogels zijn te waren die in de wintertijd in holen sluipen en in de warme aarde kruipen daar elk de ander verwarmt in de nood 4730 en liggen daar wel half dood (koekoek) en zonder eten langdurig met Gods krachten meer dan van natuur. Bijtende vogels algemeen plegen te vliegen alleen 4735 dat doet hun vrekkige manier. Vogels beminnen heldere rivieren. Als ze laten de vleugels hangen zijn ze met euvel bevangen. Vogels van prooi algemeen 4740 zitten node op de steen en dat wijst hun nature dat elk zijn klauwen zijn duur. Het heeft hen natuur voor waar het zien gegeven helder 4745 omdat ze ver zullen zien prooien die ze te vangen plegen. Bosvogels die zijn gezond want men verteert ze in korte stond. Bijtende vogels verzamelen niet 4750 alleen als ze paren plegen. Duiven, ganzen, zwanen, spreeuwen roeken, kauwen, vinken, meeuwen en hun gelijke vliegen bij scholen van land tot land te dolen 4755 en voeden zich algemeen want zulke vogel zijn node alleen. Soms hebben ze leiders op hun wegen zoals wilde ganzen en kranen plegen. Soms vliegen ze in troepen algemeen 4760 als spreeuwen en andere vogels klein soms zoals mussen blijven in het land soms vliegen ze door ‘s winters band [als zwaluwen en ooievaar soms willen ze in bossen varen] 4765 en daar hun feesten bedrijven soms willen ze in huis blijven. Dat ze onder andere vogels geluid leren sommige zijn er die zich bekeren en namaken de mensen taal 4770 zoals men het aan de ekster ziet wel, aan papegaai en andere mede. Azo veel is de vogels zede al zijn ze verschillend in gedaante natuur heeft in het ontvangen 4775 en in winnen gegeven voordeel de kleine en het is hem gebleven. Nu hoort van elk apart zijn natuur en zijn dingen en elk na de andere min of meer 4780 naar de ordening van a b c. |
Aquila es die haren sente augustijn seit te waren dat hi coninc es teuoren bouen alle vogle utevercoren 4785dies uintmene ghecront ghescreuen an proie leit al sijn leuen so scarp siet hi dat hi ghedoghen mach metter sie uan sinen oghen dat int sonnescijn gheuesten mach 4790des sietmen up meneghen dach dat hi gherne omme dit metten oghen in de sonne sit de haren plecht seit augustijn alse sine jonc .i. deel groot sijn 4795dat hise metten clawen up heft ende wie so dan die sonne beseft die dan ebben so starke oghen dat si die sonne conen ghedoghen naturliker te scouwene ghinder 4800die houti ouer sine edele kinder ende die hem van der sonnen ueruard houti ouer eenen bastard ambrosius segt dat sulc spreect dat hi sinen bastard uersteect 4805om dat hem uernoit ghinder te uoedene so uele kinder ende dat nes niet altoes sine sede maer het doet sine ghierechede ende om dat hi niet wille onturien 4810de edeleit uan sire partien maer ambrosius segt ouer waer dat .i. uoghel es ende hetet fulsica nempt met hem die jonc uerdreuen ende uoet den sinen beneuen 4815adelinus die meester sprect alse die haren van houden breect soeket hi ene fonteine cout ende uliechter up met ghewout bouen allen swerken segt hi 4820dar der sonnen vier comt bj ende hem die donkereit van den ogen der sonnen hitte doet uerdroghen dan ualt hi neder met ghewout jn die diepe fonteine cout 4825driewaruen ter seluer vard dan vlieghet hi te sinen neste ward te sinen ionghen die sijn so houd dat si te proien ebben ghewoud versieket es hi inder ghebare 4830als of hi in enen rede ware hi wert ontplumet dan moeten voeden sine jonc ende broeden ontier ende hi uerionghet ghinder vp dit so merct gi quade kinder 4835[wat u stomme beesten leeren die vader ende moeder gheneeren] noch seghet ons sente augustijn alse die harene sere houd sijn ende hem die bec werdet lang 4840so doensi tenen stene ganc ende makene weder ende slipen haren bec so dat si gripen hare spise also der mede dat si heten na hare sede 4845gherne maket hi oghe sinen nest jn sinen nest vintmene best den steen die echites heet om dat hi bi naturen weet dat hi te sinen ionghen es goet 4850die haren es so wel ghemoet al heueti sere langhe gheuast dat hi node ontseghet ghenen gast maer heten mede al hare begheren ende ghebrect hem an sin uerteren 4855sijn naeste gast moet betalen dat hem al dandre ontalen aristotilus die seghet dat hi .ij. ionghe te ebne pleghet nochtan dat hi iij eyere heuet 4860maer dat .i. ey hi begheuet ende werpet och vte sinen neste doch segghen ons die beste datmen heuet te someghen stonden jn sinen nest iii jonghe vonden 4865mar aristotilus die seghet dat hi bi naturen pleghet vte enen ionghe twee te bringhene dat es wonder mee jn plinius boeke staet 4870dat hem no blexeme no donre ne scaet ende hem die rechter uoet es meest alsi sine jonc starc uerureescht so wil hi se van hem weren om dat si hem leren yneren 4875ende sine proie niet ne nemen dus soude elke moeder hare kinder wenen [hare kinder van hem te jaghene ende hem leren te bedraghene met hars selues pine te waren] 4880tusscen den hert ende den haren so es .i. strijd tallen tiden daren can metten uloghele striden ende verdrinket den hert metten slane dat hi achterward moet gane 4885tote dat hine van der roetsen uerdriuet ende hine also somwile ontliuet dar die hert werpt weder mul ende doet den aren sine oghen uul ende tusschen den aren enten drake 4890sones van vreden ghene sake die haren slatene ende uliet ende mach die drake uerknopen yet met sinen starte sine ulerken dan so wreket hi hem wel der an 4895dar hi in rotsen maket sin nest of te up bome dart hem dinket best comter drake toe of man ofte ander diere so uechti dan ende auonturt sijn leuen ghinder 4900om te bescermene sine kinder ende goemse nacht ende dach tote dat hem elc gheneren mach vp sine scouderen hise oec set ende leerse ulieghen na sine wet 4905alle edele uogle te waren ontsien ghemeenlike den aren ende des daghes dat sine sien wilsi qualike der proien plien van dien gherualke seit die glose 4910doet den haren dicke nose ende hine uaet merket die gherualke bedieden wel die dorpar scalke [die hem niet ne wille keren onderdaen te sine haren heren 4915ende haer heerscap quetsen ende jaghen des salse god der omme plaghen] plinius bescriuet ende bekende dat inder werelt noit hende eenrande aren ende groot sere 4920bringhet ij eier ende nemmeere ende leecse in sinen nest so vaet hi dar hi toe comt best eist den ase ofte den vos die maecti van den liue los 4925ende windt die eier in dat har ende laetse uor die sonne dar anders so ne broet hise niet ende alsi sine jonghe siet helpet hem tote dien daghen 4930dat si hem seluen moghen beiaghen kiramidarium boec die seghet dat die aren ebne pleghet jn sine winbrauwen stene ii van den steen breken ontwe 4935dat men in die blase draghet des arens bec alsi gewaghet diene onder sijn houet leghet stille nachts soudem dromen dat hi wille |
2. Aquila is de arend. (a) Sint Augustinus zegt te waren dat hij de koning is tevoren boven alle vogels uitverkoren. 4785 Die vindt men gekroond beschreven. Van prooien leidt het al zijn leven. (b) Zo scherp ziet hij dat hij gedogen mag met zien van zijn ogen dat zich in de zonneschijn vast maakt 4790 zo ziet men op menige dag dat hij graag vanwege dit met de ogen in de zon zit. De arend pleegt, zegt Augustinus, als hun jongen een deel groot zijn 4795 dat hij ze met de klauwen op heft en wie zo dan de zon beseft die dan hebben zulke sterke ogen dat ze de zon kunnen gedogen natuurlijk te kunnen aanschouwen ginder 4800 die houdt hij voor zijn edele kinderen en die zich van de zon afwendt houdt hij voor een bastaard. Ambrosius zegt dat sommige zeggen dat hij zijn bastaard verstoot 4805 omdat het hem vermoeit ginder te voeden zoveel kinderen en dat is niet altijd zijn zede maar dat doet zijn gierigheid en omdat hij niet wil onteren 4810 de edelheid van zijn partij, maar Ambrosius zegt voor waar dat er een vogel is en die heet Fullica (waterhoentje) neemt bij zich die jongen die zijn verdreven en voedt ze met de zijnen benevens. 4815 (d) Adelinus, die meester spreekt als de arend van oudheid gebrekkig is zoekt hij een fontein koud en vliegt er op met geweld boven allen zwerken, zegt hij, 4820 daar het zonnevuur komt bij en hem de donkerheid van de ogen door zonnehitte wordt verdroogd dan valt hij neder met geweld in die diepe fontein koud, 4825 drie maal met dezelfde vaart dan vliegt het naar zijn nest waart naar zijn jongen, die zijn zo oud dat ze prooien hebben kracht, verziekt is hij door die gebaren 4830 alsof hij in een koorts was hij wordt ontpluimd en dan moeten voeden zijn jongen en broeden tot hier en hij verjongt ginder. Op dat gij dit merkt, gij kwade kinderen, 4835 wat u stomme beesten leren die vader en moeder voeden. Nog zegt ons Sint Augustinus als de arenden zeer oud zijn en hen de bek wordt lang 4840 dat ze dan naar een steen gaan en maken ze weer en slijpen hun bek zo dat ze grijpen hun spijs alzo daar mede dat ze eten naar hun zede. 4845 Graag maakt hij hoog zijn nest. (e) In zijn nest vindt men best de steen die echites heet omdat hij van naturen weet dat dit voor zijn jongen is goed. 4850 (a) Die arend is zo wel gemoed al heeft hij zeer lang gevast dat hij node ontzegt een gast maar ze eten mede al wat ze begeren en ontbreekt het hem aan zijn verteren 4855 zijn naaste gast moet betalen dat hem al de andere onthaalden. Aristoteles die zegt dat hij twee jongen te hebben pleegt nochtans dat hij drie eieren heeft 4860 maar dat hij een ei begeeft en werpt het ook uit zijn nest. Toch zeggen ons de beste dat men heeft in sommige plaatsen in zijn nest drie jongen gevonden, 4865 maar Aristoteles die zegt dat hij bij naturen pleegt uit een ei jongen twee te brengen, dat is een wonder meer. In Plinius boek staat 4870 dat hem geen bliksem of donder schaadt en bij hem de rechtervoet is het grootst. Als hij zijn jong sterk vreest dan wil hij ze van hem weren opdat ze zich leren voeden 4875 en zijn prooi niet nemen. Dus zou elke moeder haar kinderen wennen Door haar kinderen van zich te jagen en hen leren zich te behelpen hun eigen pijn te doen. 4880 Tussen het hert en de arend is er een strijd te alle tijden. De arend kan met de vogels strijden en verdrijft het hert met slaan zodat hij achteruit moet gaan 4885 totdat hij hem van de rotsen verdrijft en het alzo soms ontlijfd maar het hert werpt weer modder en maakt de arend zijn ogen vuil. (f) En tussen de arend en de draak 4890 is er van vrede geen zaak. De arend slaat en vliedt en mag de draak verkopen iets met zijn staart om zijn vlerken dan dan wreekt hij hem wel daar aan. 4895 Waar hij in rotsen maakt zijn nest of op bomen daar het hem denkt best komt er draak toe of man of ander dier zo vecht hij dan en avonturiert zijn leven ginder 4900 om te beschermen zijn kinderen en omgeeft ze nacht en dag totdat elk zich voeden mag. (g) Op zijn schouders hij ze ook zet en leert ze vliegen naar zijn wet. 4905 Alle edele vogels te waren ontzien algemeen de arend en op de dag dat ze hem zien willen ze nauwelijks te prooien plegen. (h) Die giervalk, zegt de glossaria, 4910 doet de arend veel leed en hij hem vangt. Merk deze giervalk betekent wel de dorpsgek die zich niet wil keren om onderdanig te zijn aan zijn heer 4915 en hun heerschappij kwetsen en jagen deze zal God daarom plagen. (i) Plinius beschrijft en bekent dat in de werelds noordeind een soort arend is en groot zeer 4920 brengt twee eieren en nimmer meer en legt ze in zijn nest zo vangt hij wat hem denkt het beste is het de haas of de vos die maakt het van het lijf los 4925 en windt de eieren in dat haar en laat ze voor de zon daar, anders zo nee broedt hij ze niet en als het zijn jongen ziet helpt hen tot die dagen 4930 dat ze zichzelf mogen bejagen. Kiramidarium boek die zegt dat de arend te hebben pleegt in zijn wenkbrauwen stenen twee die de steen breekt in stukken 4935 die men in de blaas draagt. De arends bek, zoals hij gewaagt die het onder zijn hoofd ligt stil ‘s nachts zou dromen wat hij wil. |
Aquila.
Adelaar of adeler, midden-Hoogduits Adelar wat edele aar betekent. Arend, noord-Duits Arend, in deftige taal Aar, oud Hoogduits Arn, oud-Saksisch, oud-Engels earn en oud-Noors orn. Dit woordt komt van een Germaans arnu en behoort bij Grieks ornis: vogel, vergelijk. Litouws erelis: arend. Duitse Adler, Engels eagle, midden-Engels egle, van oud-Frans aigle, dit van Latijn aquila: adelaar. Het woord verwijst naar de donkere kleur. In Grieks is het aetos.
Aquila chrysaetos, L. (goudkleurig) goudarend of steenarend, Duitse Steinadler, Engelse golden eagle, Franse aigle royal of aigle fauve. Hij heeft een goudgele tint op de kop en nek. Het is de arend bij uitnemendheid. Hij wordt een negentig cm lang en zijn vlucht is ruim twee meter, het vrouwtje is groter. Met zijn gedrongen en stoere lichaam voelt hij zich tegen allen en iedereen opgewassen. Hij is onder alle vogels diegene die zich het hoogst in de lucht verheft. Hij stijgt tot buitengewone hoogte op en beschrijft daar wijde kringen. Hij schijnt in de lucht te zweven en beweegt de vleugels slechts weinig. Zijn scherpe oog, met goudgele iris, ontdekt diep beneden hem de haas in het kreupelhout. Als een pijl uit de boog stort hij zich met samengetrokken vleugels en uitgestrekte klauwen op zijn prooi neer. Geen vogel is voor hem veilig of het moet een snelle zwaluw of valk zijn. Hij durft zelfs de vos aan, duikende watervogels moeten het afleggen tegen zijn geduld dat langer duurt dan dat zij onder kunnen blijven. Gieren, kraanvogels, hazen, lammeren en jonge geiten voert hij mee, reen en kalveren pakt hij ter plaatse en neemt de overblijfsels mee door zijn klauwen diep in het slachtoffer te slaan. Kleinere dieren voert hij mee in de lucht en grotere werpt hij neer om ze met zijn snavel te doden. Gemzen en steenbokken overvalt hij, als ze zich op gevaarlijke plaatsen bevinden, en stort ze met een vleugelslag in de afgrond. Zelfs kleine kinderen worden wel eens gepakt.
(a) 'Onder alle soorten vogels is de adelaar het meest liberaal en vrij van hart. Want de prooi die ze slaat eet ze niet alleen of met zeer grote honger, maar geeft die gewoonlijk door aan de vogels die haar volgen hoewel ze eerst haar eigen deel neemt. Daarom wordt de adelaar vaak gevolgd door andere vogels in de hoop en het vertrouwen dat ze wat van haar prooi krijgen Maar als de prooi niet groot is en niet eens genoeg voor haarzelf dan als koning van de heerschappij pakt ze de vogel naast haar en geeft die aan de anderen en bedient ze daarmee. Daarmee doet ze haar naam adelaar eer aan’.
(b) 'Onder alle vogels is in de adelaar het zicht het krachtigst en sterkst ontwikkeld. Want in de adelaar is de geest van het zien het meest gevoelig, het meest scherp in actie. Ze houdt de zon vast in de volle rondte van haar eigen cirkel zonder enige schade aan de ogen te krijgen. De scherpte van haar gezicht wordt niet weerkaatst in de helderheid van de zon, nog verspreid. Er is een soort adelaar die zeer scherp van gezicht is en die neemt haar jongen in haar klauwen en laat ze even naar de zon kijken, voordat hun vleugels volgroeid zijn. Als de jongen niet stijf en strak naar de zon kijken slaat ze hen of verjaagt ze uit het nest en verzorgt ze niet verder’ Dit zie je in 3 Henry VI II, i, 91 waar Prins Edward toegevoegd wordt:
Ҏay, if thou be that princely eagle’s bird’’ zo toon uw bloed’
Show thy descent by gazing against the sun’ En zie de zon in ‘t aanzicht’.
De mogelijke oorsprong is misschien een Egyptische mythe. Horapollo zegt: ‘Het schijnt een afbeelding van de zon te zijn om goed te zien boven alle vliegende schepselen tegen de lichtbundel in.....vandaar dat sommigen de zon afbeelden als een havikvorm als zijnde de Heer van het Zien’ De Egyptische zonnegod Phre wordt afgebeeld met een havikshoofd.
Het verhaal als zou de arend zijn jongen mee omhoog nemen naar de zon om hen in het helle licht te laten staren is in de middeleeuwen zeer verspreid en werd ontleend aan de Physiologus. Slechts die de aanblik van het grote licht verdragen konden achtte hij te zijner waardig. De anderen liet hij uit zijn klauwen te pletter vallen. Dit motief dat onder andere voorkomt in de 13de eeuwse beeldhouwwerken van de kathedraal van Straatsburg moeten we vermoedelijk opvatten als een symbool van het Laatste Oordeel’.
'Waar een vogel die Ossifraga (of Fullica) genoemd wordt voedt het jong die de adelaar weggegooid heeft’ Er wordt dan ook gedacht dat de zeearend geen soort van zichzelf is, maar mongrool die uit diverse soorten ontstaan is. Want als adelaars hun jongen eruit gooien neemt de zeearend ze op en brengt die groot bij haar eigen jongen. Of de bastaardarend die het met de naam aangeeft.
(d) 'Met ouder worden krijgt de adelaar minder zicht en zwaarheid in zijn vleugels. Door dit nadeel wordt het jagen moeilijk, maar nu gaat ze een soort bron of waterstroom zoeken. Nog vliegt ze in de lucht zo vrij als maar mogelijk is, tot ze verhit wordt door de lucht en de vliegtocht, dan opent ze haar porin, maar haar veren zijn beschadigd, ze valt plotseling naar beneden, in de bron. Ze dompelt zich er driemaal in. Daar veranderen de veren, het slechte zicht van de ogen verbeterd en geneest, ze krijgt opnieuw haar kracht en sterkte terug’ Dit geloven wordt waarschijnlijk verklaard doordat de adelaar bij ouderdom van kleur wisselt.
Herten die hun gewei verliezen, slangen hun huid en adelaars hun snavels worden jonger dan met enig ander werk. Zie om naar Psalm 103, 5: 'Uw jeugd zal vernieuwd worden als die van de adelaar.’ Dit is mogelijk ook ingesloten in Jesaja 40: 31 'jongelingen worde moede en mat, zelfs jonge mannen struikelen, maar wie de Here verwachten putten nieuwe kracht; zij varen op met vleugelen als arenden’. Aristoteles zegt dat bij ouderdom de bovenste bek geleidelijk aan groter groeit en meer krom wordt en de vogel eventueel sterft door honger. Plinius zegt het op zijn manier: 'ze sterven niet door ouderdom of ziekte, maar van honger omdat de bovenste bek zo veel groeit zodat de bek niet geopend kan worden. Dit idee, gecombineerd met de bijbelse tekst dat de arend zijn jeugd vernieuwt gaf gelegenheid tot een nieuwe legende. Die wordt bij Augustinus uitgedrukt in zijn commentaar op de 103de Psalm: 'op een manier, die door de natuur gesuggereerd wordt, slaat hij zijn bek tegen een rots en smijt de last van zich af en komt zo weer terug naar zijn voedsel, in alles is hij vernieuwd zodat hij weer jong wordt’ Vandaar: 'Ze zal vernieuwd worden als een adelaar’.
Mulder: De spectaculaire verjongingskuur, die misschien berust op waarnemingen van roofvogels in de rui, vond steun in de bijbel: Ԍoof de Heer’zingt de psalmist' die uw ziel verzadigt met het goede, zodat uw jeugd zich vernieuwt als die van een arend.' (Psalm 103:5) Het floers voor de ogen van de oude arend zou het ‘derde ooglid kunnen zijn; ook dat roofvogels omhoog kijken naar de zon stemt overeen met de werkelijkheid (al kijken ze waarschijnlijk naar andere vogels). Valkeniers moeten inderdaad de snavels van haviken inkorten.
(e) In haar nest zet ze twee kostbare stenen die agaat genoemd worden, in Duits is dit de Adlerstein, de ene is de manlijke en de ander de vrouwelijke vorm. De mannelijke hiervan is hard en is wat gloeiend. En de vrouwelijke is zacht. En er wordt verteld dat ze geen jongen kunnen krijgen zonder die stenen. De mannelijke adelaar legt in haar nest die kostbare steen, die heldere agaat, om haar zo te vrijwaren van de pijnen die met het eieren leggen komen. Ook om de jongen te vrijwaren van venijnige beten van kruipende wormen. De Perzen noemen de adelaarsteen de geboortesteen. Bij Plinius horen we over de arendssteen, de aetites die van het bekende aetos (arend) is afgeleid en die lithos eutokios heet ofwel: ԯm de leg te bevorderen’ In ons ijzeroer, aetiten of geoden die wel de adelaarsteen of klappersteen genoemd wordt en bij de Duitsers 'Rasen-eisenstein vind je soms bolvormige, holle stukken waarin zich een beweegbare kern bevindt. Als je het stuk beweegt dan klappert dit tegen de randen. Daardoor ontstond de naam klappersteen. Dit is de mythische adelaarssteen die zich bevindt in de nesten van de adelaars, die het erin dragen.
(f) De draak is een slang, er zijn ook slangetende arenden;
'Ze maken hun nest hoog als een adelaar, Jer. 49: 16, Obadja 1: 4.
(g) De ouders broeden om beurten en als er gevaar dreigt draagt de moeder haar kroost naar een veiliger plaats wat aan Deut. 32: 11 herinnert, ‘als een arend die zijn broedsel opwekt, over zijn jongen zweeft, zijn wieken uitspreidt, er een opneemt en draagt op zijn vlerken’ Een opmerkelijk feit, dit opnemen op de vleugels komt met grote vogels nooit voor, wel bij zwanen en futen.
(h) Giervalk, Engelse gyr falcon, heeft iets met de gier van doen. Mogelijk ook omdat die sneller is dan de arend.
(i)’Er is in het noorden een grote adelaar die altijd twee eieren legt. Eerst vangt die een haas of vos en pelt daarvan voorzichtig de huid af waarna ze daar de eieren in legt. Die legt ze in de warmte van de zon en laat ze de eieren daar, ze zit er niet op maar wacht tot ze door natuurlijke kracht gebroken worden. Ze komt pas terug als de jonge vogels gevoerd moeten worden wat doorgaat tot ze een perfecte grootte bereikt hebben’ Dit naar Plinius.
Erpia als adelinus cande 4940es i uoghel van verren lande te strapidos inde wostine pleghen arpien te sine met ongre altoes uerladen cume machmense uersaden 4945si ebben clawen crom ende wreet ente gripene ghereet tanscijn heueti na den man maer lettel dogheden der an [wien bediedet bet die arpie 4950dan dien god vermaledie den woekerare die nacht ende dach gapet ende niet versaden mach al es hi ghelijc den man dar nes ghene menscheit an] 4955arpia pleghet ne twifelets niet den eersten mensche die so siet wanderen inde wostine groot vermach soene so slatene doot alsoe te watre comt na dien 4960dar soe hare seluen mach gesien ende soe siet dat soe heuet dot van anscijn hare ghenoet werd so droue ye lanc so meere om dat so doot heuet haren here 4965ende so der omme selue doot bliuet ende emmer uort soe rouwe driuet somwile gheuallet horic lien dat men ghetempmet heuet arpien ende die oec spraken na den man 4970mar gheen bescheet so nesser an |
3. Harpij, als Adelinus kende, 4940 is een vogel van verre landen te Strapidos in woestijn plegen harpijen te zijn. Met honger altijd verladen nauwelijks mag men ze verzadigen. 4945 Ze hebben klauwen krom en wreed en te grijpen gereed. Het aanschijn hebben ze naar de man maar weinig deugden zijn er aan. [wie betekent beter de harpij 4950 dan de God vermalijde! woekeraar die nacht en dag jaagt en niet te verzadigen is al is hij gelijk de man daar is geen mensheid aan] 4955 De harpij pleegt en twijfelt niet de eerste mens die het zo ziet wandelen in de woestijn groot vermag het en zo slaat het die dood als ze te water komen nadien 4960 waar ze zichzelf mag zien en ze ziet dat ze heeft gedood van aanschijn haar gelijke wordt ze droevig hoe langer hoe meer omdat ze gedood heeft haar heer 4965 en zo daarom zelf wel dood blijft en immer voorts ze rouw drijft. Soms gebeurt het, hoor ik luiden, dat men tam gemaakt heeft harpijen en die ook spraken naar de man 4970 maar geen bescheid is er aan. |
Harpijen, Engelse harpy, Franse harpie, van Latijns harpyia en dit van Grieks harpuiai wat verbonden is met harpazein: snappen of pakken.
Bij Homerus zijn het snel voortijlende storm- en doodsgodinnen. De dichter Vergilius noemt een der harpijen Celaeno en plaatst haar woning op de Strophadische eilanden, aan de ingang van de onderwereld zodat Nederlandse dichters wel eens van hel-harpije spreken.
Naar Hesiodus zijn het de gevleugelde dochters van Thaumas en de Electra en zusters van Iris. Ze zijn van vleugels voorzien en sneller dan de wind. De namen geven aan dat het personificaties zijn van dwarrelwinden en stormen, Ocypete: snel, Geleno: duisternis, en Aello: storm. Van hen stammen de edelste paarden als de Podarge van Homerus en Zephyros van Achilles.
Als plaaggeesten verschijnen ze in de geschiedenis van de blinde ziener Phineus wiens voedsel ze opeten of verontreinigen.
Aan de westkust lag het rijk van de Thrakische koning Phineus. Apollo had hem als teken van zijn gunst de zienersgave geschonken. Aan velen kon hij de toekomst openbaren en goede raad geven. Maar hij werd overmoedig en maakte aan de mensen meer van Zeus wil bekend dan hem toegestaan was. Daarvoor moest hij vreselijk boeten. Zeus ontnam hem het licht van de ogen. Bovendien zond hij hem twee harpijen, afschuwelijke wezens, half vrouw, half roofvogel en met klauwen aan de hand en voeten. Kreeg de blinde koning voedsel voorgezet en begon hij te eten, dan schoten onmiddellijk de harpijen neer uit de lucht. Ze rukten hem met hun kromme snavels en scherpe klauwen het eten uit de mond en hand en bevuilden het overige met hun ondraaglijk stinkende uitwerpselen zodat het oneetbaar werd. Uitgehongerd sleepte Phineus zich voort, een geraamte met holle ogen en kaken. Maar hij bleef in leven want onverbiddelijk liet Zeus zijn kwelling voortduren en vergunde hem niet te sterven.
Door zijn profetische gave wist hij dat er eens een eind aan zou komen. Zo gauw op zijn kust een schip landde met Griekse helden zouden de gevleugelde zonen van de noordenwind, Boreas, zijn kwelgeesten verjagen en zou hij in vrede mogen sterven. van de noordenwind, Boreas, zijn kwelgeesten verjagen en zou hij in vrede mogen sterven. En zie, de Argonauten landden bij zijn stad. Ontroerd en in gespannen verwachting hoorde hij hen komen, want zijn geestesoog wist dat dat zijn redders waren. Wankelend strompelde hij naar buiten en viel voor hun voeten neer. Vol verwondering en medelijden keken de jonge mannen naar die uitgeteerde gestalte in bevuilde, kostbare kleren. Ze luisterden aandachtig naar zijn droevig relaas en op het horen van hun namen sprongen de zonen van de noordenwind, Zetes en Kalais, dadelijk naar voren en boden hun diensten en bescherming aan.
Er werd een maaltijd voor hun allen opgediend en nauwelijks had Phineus zijn eten aangeraakt of daar schoten de harpijen op hem af. Maar op hetzelfde ogenblik schoten Zetes en Kalais op hen toe met het zwaard in de hand en joegen de ondieren de lucht in. Ze joegen hen na net zo snel als hun vader Boreas na een wilde jacht door het luchtruim en haalden hen in. Bijna raakten ze hen met de punten van hun zwaarden toen Iris, als bode van Zeus, tussenbeide kwam en riep: ‘Zonen van Boreas, doodt de harpijen niet, het zijn de jachthonden van Zeus. Maar wees gerust, ze zullen nu weer terugkeren naar zijn grot in de bergen van Kreta en Phineus niet meer kwellen.’
Neophron percnopteros, is maar een kleine, bescheiden aasgier. Hij staat op een afstand geduldig te wachten totdat de andere dieren verzadigd zijn. Haast gedwee ziet hij eruit. Het bescheiden dier wordt wel ‘de kip van de Farao’ genoemd. Maar het mengt zich in alle vuil en takelt zich zo walgelijk toe dat het stinkgier genoemd wordt. Hij staat als een bedelaar te wachten bij de openbare slachthuizen. Hij is nog verdraagzamer dan andere gieren. Daarom zie je vaak wel een vijftig bij elkaar, daar waar wat te halen valt. Ze naderen de mens zeer dicht, vooral waar mestvaalten zijn en eten zelfs menselijk drek.
Bij de weerzinwekkende aas- of stankgier komt de herinnering te boven aan de door de klassieken als walging wekkende mythische vogels, de harpijen, op. Ze behoorden tot de vogels, waren half mens, half dier, storm- en doodsgodinnen met vogellichamen en maagdelijk hoofd.
Agotile dats bekent j. uoghel van orient of in arabien alsmen seghet die .ij. eyer of iij. pleghet 4975te bringhene ende es grot oec mede dese pleghet ene vremde sede hi sughet die gheete inder gebare als oft .j. oekin ware ende hets wonder dat mer of toghet 4980want die gheet te hant uerdroget alse sughet agotile plinius die seghet noch mee dattet gheproeuet es ende bekent datter die ghete of werden blent |
4. Agotile, dat is bekend. is een vogel van de Oriënt of in Arabië, zoals men zegt, die twee eieren of drie pleegt 4975 te brengen en is groot ook mede. Deze pleegt een vreemde zede hij zuigt de geiten in die gebaren alsof het een geitje (tepel?) was en het is wonder dat men er van getuigt 4980 dat de geit er van gelijk verdroogt alzo zuigt de Agotile. Plinius die zegt nog meer dat het beproefd is en bekend dat de geiten ervan worden blind. |
Caprimulgus europaeus, L. (Capra: geit, mulgere: melken, uit Europa) De nachtzwaluw, geitenmelker, nachtratel, ratelaar of vliegende pad, Engelse nightjar, Duitse Nachtschwalbe en Franse engoulevent d’Europe.
Het is een trekvogel en komt bij ons in mei en vertrekt weer in september. De nachtzwaluw komt voor op open plekken in naaldhoutbossen. Door de mens wordt de vogel dan ook zelden gezien. Met de behendigheid van een valk of zwaluw zwerven ze nu eens op geringe en dan weer op grote hoogte boven struiken en bomen en omzweven de bomen dikwijls met zeer bevallige zwenkingen en vangen in de lucht de daar voorkomende insecten. Door de wijde bek kunnen ze zeer grote kevers verslinden en juist die soorten die door andere vogels gemeden worden. De jacht begint in de regel met het aanbreken van de nacht en wordt na enige uren afgebroken en wordt voor de morgenschemering hervat, maar houdt op voor de zon geheel aan de hemel is verschenen. Dan rusten ze en zitten laag of liggen languit uitgestrekt op een of ander voorwerp en drukken ze zich zo dicht tegen hun rustplaats aan dat ze eerder breder lijken dan hoog.
Het zijn nuttige vogels, maar vele volkeren beschouwen ze echter als geheimzinnige wezens wiens dood noodlottige gevolgen kan hebben. Onze boeren beschouwden deze onschadelijke dieren met wantrouwen omdat ze van oordeel zijn dat de nachtzwaluwen met geen ander doel zo’n wijde bek heeft dan om de geiten te melken.
‘Er zijn zekere vogels die geitenzuigers genoemd worden vanwege hun zuigen aan geiten en dan is de melk verspild en verloren en als ze zo’n geit hebben gevonden en gezogen dan wordt die direct blind. De speen verdroogt en sterft’ De geitenmelker, die in Duits Ziegenmelker heet, is zo genoemd omdat ze het liggende melkvee lijkt te melken als ze de vliegen van de uier wegpikt.
4985Ardia in onse latijn mach in dutsch .i. eygher sijn ardia heetj alsmen ons seghet om dat hi oghe te ulieghene pleghet om dat dicke bouen swerken 4990dar negheen tempeest mach werken jnt water es sine lijfnere enen scarpen bec heueti ter were sine jonc broet hi in bomen die hi nerenstelike can begomen 4995experimentator die seghet dat hi den aren te hone pleghet want hine besmelt alsi can so roten sine uederen dan sulke sin wit ende sulke van scire wise 5000mar die sciere sijn best uan prise van smaken best ende ghesont men vindet oec dat es ons cont jn onse lant in meneghe marsch vogle die hete lepelars 5005die hare lijfnere souket mee dart sout smaket uan der zee die becke lanc ebben ende breed darmense lepelars om heet ende dits uan eighers ene maniere 5010sijsijn den uisscen onghiere hare uleesch es argher dan der sciere smout van den eigher es specie diere alsmen seghet ieghen tvledersijn dart ander goet es ende fijn |
5. 4985 Ardea in ons Latijn mag in Diets een reiger zijn. (a) Ardia heet het, zoals men ons zegt, omdat het hoog te vliegen pleegt en veel boven de wolken 4990 waar geen tempeest mag werken. In het water is zijn lijfnering een scherpe bek heeft het om zich te weren. (b) Zijn jongen broedt het in bomen die hij naarstig kan begaan. 4995 Experimentator die zegt dat hij de arend te honen pleegt want hij vervuilt hem als hij kan zo rotten zijn veren dan. (d) Sommige zijn wit en sommige van grauwe wijze, 5000 maar de grauwe zijn best van spijs, van smaken best en gezond. (e)Men vindt ook, dat hebben wij gehoord, in ons land in menig moeras vogels die heten lepelaars 5005 die hun voedsel zoeken mede waar het zout smaakt van de zee die de bek lang hebben en breed daarom men ze lepelaars heet en dit is van reigers een soort 5010 zij zijn de vissen onguur. Hun vlees is erger dan de grijze. Vet van de reiger is een specerij duur als men zeg tegen jicht daar het andere goed in is en fijn. |
Ardea, Latijn, dit woord komt of van ardere: branden, omdat zijn drek heet is of van ardua: krachtig omdat zijn vlucht krachtig is en hij hoog vliegt. Griekse herodios, Engelse heron en Frans heron cendre.
Ardea cinerea, L. (grijs), blauwe reiger, midden-Nederlands reigher, oud-Hoogduits Reigaro en Heigaro (nu Reiger) midden-Hoogduits Heiger, Angelsaksisch hrahgha. Dit woord stamt van Germaans hraigran dat zo genoemd is naar zijn hese geschreeuw wat de vogel ook de voor-Germaanse naam kraikr gaf.
(a) Ze vliegen met de benen achterwaarts uitgestrekt en met een ingetrokken hals tot boven de wolken, voornamelijk als het regenen zal. Aristoteles via Vondel:
‘wanneer het reigersnest de poelen op het land
Verlaat, en naar de lucht en wolken komt gevaren.
Dat is een teken van storm en onweer’
(b) Ze nestelen in eiken en in grote troepen, het is een sociaal dier. Kijk uit onder die bomen voor hun uitwerpselen, het zijn bommen. Een reigerkolonie heeft een verwoestend effect op die broedbomen.
Als de reigers door de valken gedrukt worden dan ontvangen ze die met de bek tussen de vleugels omhooggestoken zodat ze beiden vaak dwars doorstoken ter aarde vallen. ‘Ee haviken weten de reigers te verdrijven met hun drek waardoor hun voeten en veren besmet worden en verbranden. Kan de reiger boven de valk komen dan besmet hij hem met zijn drek.’ De reigerjacht door de valken behoorde vroeger tot de voornaamste vorstelijke jachtvermaken.
(d) Er is een purperreiger en een paar soorten van zilverreigers zijn er.
(e )Platalea leucorida, L. (witte). De lepelaar of lepelgans, Duitse Loffler, Engelse spoonbill, Frans spatule, valt op door zijn lepelvormige bek.
5015Anser dats die gans in latijn die some tam ende wilt sijn van wilden dat meeste deel sin schier wel na gheheel some suart ende some bont 5020ende die ulieghen meest alle stont ende maken ulieghende hare scaren als oft yscreuen lettren waren ende ulieghen hem no oest no west also als hem die wint es best 5025dat si ulieghens niet uergheten sonder allene alsi heten so pleghet hem des ulieghen luste so dat si selden ebben ruste mar huusganse die sijn swar 5030si ulieghen selden hier of dar heten slapen dats hare leuen dats dat si node begheuen ysodorus seghet dat gheen dier can so nouwe yrieken den man 5035hier bi segmen jn uele brieue datsi bi nachte rieken dieue jn roemschen geesten es bescreuen dat wilen die van sans bedreuen die romeine in sulker laghen 5040dat sise in capitolien belaghen ende als die wachters sliepen bi nachte adsijd ywonnen almet crachte ne war dat die ganse uerhorden ende sise met roepene uerstorden 5045[die der uiande worden gheware] dies hilt die stede vele jare hare ghedinkene der nare ende beleiden den tor met uare want roemsch uolc up ghenen dach 5050elx iars te anebedene plach ene seluerine gans ende dar uoren te makene dans hier mede spotte ambrosius entie grote basilius 5055ende segghen rome des es verdient dattu best der gans vrient alle dine gode sliepen die ganse wieken ende riepen des offerstu der gans up dien tiden 5060ende du lates jupiterre bliuen want en adden si ghedaen ystolen waren sij ende yuaen die gode van dinen vianden dus sijn die gode wel wert scanden 5065als men der ganse kint ynaket so wispelt soe ende gapet ende maket yblas onder die jonc clene van dier scare so wachter ene altoes om des arens vlucht 5070want si ebben uor dien aren urucht ende si kennen in hare maniere des arens vlucht ende sine ghiere bet dan enech mensce mach de gans mach leuen meneghen dach 5075witte ganse winnen meest andre minst ebic uerureest so node es die gans allene slute men de gans dat si clene noch dor dranke no dor ate 5080lichtelic hare keert ter bate hare uleech es te uerduene quaet ende alse rein te comene staet so badet hare de gans der ieghen des so sietmen hare dicken pleghen 5085men vindet ganse also groot dat si bi na sijn ghenoet des uoghels struus dat seggic iv dats inden berch van moniou ende inde nort side van europen 5090cume mach si van swareit lopen |
6. 5015Anser, dat is de gans in Latijn, (a) die soms tam en soms wild zijn. Van wilde is het grootste deel ze zijn grijs bijna geheel soms zwart en soms bont 5020 (b) en die vliegen meest in alle tijden en maken vliegende hun scharen alsof het geschreven letters waren en vliegen nu oost, nu west alzo als hen de wind is het beste 5025 dat ze het vliegen niet vergeten uitgezonderd alleen als ze eten het vliegen pleegt voor hen te zijn een lust zodat ze zelden rusten. Maar huisganzen die zijn zwaar 5030 ze vliegen zelden hier of daar eten en slapen, dat is hun leven dat is dat ze node opgeven. Isidorus zegt dat geen dier kan zo goed ruiken de man, 5035 hierbij zegt men in vele brieven dat ze ‘s nacht ruiken de dieven. In Romeinse verhalen is beschreven dat wijlen die van Sans bedreven de Romeinen in zulke lagen 5040 dat ze het Capitool belaagden en omdat de wachters sliepen bij nacht hadden zij het overwonnen al met kracht was het niet dat de ganzen ze hoorden en ze met roepen verstoorden 5045 die de vijand werden gewaar dus hield de stad vele jaren hun gedachtenis dan daarna en belegerden de toren met gevaar want Romeins volk op die dag 5050 elk jaar te aanbidden plag een zilveren gans en daarvoor te maken een dans. Hiermee spotte Ambrosius en de grote Basilius 5055 en zeggen Ԓome dit is verdiend dat u bent een ganzenvriend al uw goden sliepen de ganzen waakten en riepen daarom offert u de gans op die tijden 5060 en u laat Jupiter blijven want hadden ze het niet gedaan gestolen waren ze en gevangen uw goden, van uw vijanden dus zijn uw goden wel waard schande’ 5065 Als men de gans kan genaken dan fluit ze en gaapt en maakt geblaas onder de jongen klein. Van die groep waakt er een altijd om de arend vlucht 5070 want ze zijn voor die arend bang en ze kennen in hun manieren de arend vlucht en zijn verlangen beter dan enig mens mag. De gans mag leven menige dag. 5075 Witte ganzen winnen het meest andere minder, als ik vrees. Node is de gans alleen. Sluit men de gans op als ze is klein noch door drank of door eten 5080 gemakkelijk zich keert ten goede. Hun vlees is te verteren kwaad. En als regen te komen staat dan waakt zich de gans daar tegen, dus ziet men ze zich vaal doen. 5085 (d) Men vindt ganzen alzo groot dat ze bijna zijn gelijk van de vogels struis, dat zeg ik u, dat is in den bergen van Bernhard en in de Noordzijde van Europa 5090 nauwelijks kunnen die van zwaarheid lopen. |
Anser anser, L. Gans, midden-Nederlands gans, oud-Hoogduits Gans (nu Grau Gans) oud-Engels gos (nu grey lag goose) oud-Noors gas. Het woord wordt vergeleken met het Latijnse anser (voor hanser) Grieks khen, Sanskriet hasas: watervogel, oud-Iers geiss: zwaan. In Frans heet het oie cendree.
(a) De wilde is de stamsoort van de witte, tamme gans.
(b) De wilde ganzen en eenden die van landstreek willen veranderen maken in de vlucht de gedaante van een omgekeerde v waardoor ze gemakkelijker door de lucht kunnen klieven. Dus vliegt de leidsman vooraan. Na verloop van tijd is hij vermoeid, verlaat zijn post en wordt door de volgende afgelost en voegt zich bij het einde van de troep waar die uitrust etc. waardoor ieder zijn beurt krijgt en de grote tocht sneller en gemakkelijker wordt volbracht.
(c ) Er is geen dier die zo snel de geur van de mens waarneemt als de gans. Ze schreeuwen als ze een vreemdeling zien en dienen als huiswachters. Bij de Romeinen was de gans aan Juno gewijd en werd in haar tempel op het Capitool gehouden. Bij de inval van de Galliërs onder Brennus, 390 v Chr., waarschuwden ze door hun geschreeuw de bevolking en hebben zo de burcht gered. Dit zouden witte ganzen zijn die ze zo als de beste achten.
(d) De grote ganzen zijn wel gefokte ganzen.
Anas alsement ware waent ludet in onse dudes .i. hant die hie heuet ulogle ende als sconre dan die zoe es als 5095ende omme den als den witten rinc riuieren mint hi voer andre dinc ende oec ne mach hi niet leuen hine si den watre beneuen wilde anden ebwi uerstaen 5100teerst dat si uten doppe gaen si sijn so leuende ende so snel dat sij hem yneren wel al eist dathem die moeder ontuart ghesonder eist ten liue ward 5105tvlesch van der wilder haent dan van der tammer ende men waent dat inden winter es beter ditte dant es in des somers hitte doch eist te uerduene swaer 5110mar lichter dan die gans dats waer |
7. Anas, zoals men de waarheid waant, luidt in ons Diets een eend. De hij heeft vleugels en hals mooier dan de zij is 5095 en om de hals de witte ring. Rivieren bemint hij voor andere dingen en ook kan hij niet leven is er geen water in de buurt. Wilde eenden, hebben wij verstaan, 5100 het eerste dat ze uit de dop gaan ze zijn zo levend en zo snel dat zij zich voeden wel al is het dat hem de moeder zich ontfermt. Gezonder is het te lijve waard 5105 het vlees van de wilde eend dan van de tamme, en men waant dat in de winter is beter dit dan het is in de zomerse hitte doch is het te verteren zwaar 5110 maar lichter dan de gans, dat is waar. |
Anas platyrhyncha, L (met een brede snavel) Eend, midden-Nederlands ent of eent, oud-Hoogduits enita (nu Ente) Angelsaksisch ened. Het woord komt van Germaans anio en dat van Indogermaans anes. Het Sanskriet ato betekent een watervogel.
De smalle witte ring is een kenmerk van het mannetje.
Accipiter hetet int latijn dat in dietsch .i. auec mach sijn een edel uoghel te uederspele tragher dan die ualke es uele 5115mar scalker in sijn uanghen laeti sine uedren anghen so wert hi siec hout hise recht dan werti weder ysont echt als hi sine jonc siet 5120dat si hem pinen te ulieghene hiet steect hise uten neste te waren ende wille dat si em neren uaren rodene wil dat mens gheloue wie so hem ghenerd met roeue 5125dat hi sette sine sede buten alre ynadichede dies moeti horen ten ionxten daghe ons heren claghe sonder ynade plinius spreect die in leden 5130euel dracht uan swareden dat hi hem te siedene raet van auec in olie rosaet ende hete hi sal hem elpen sine siecheit ystelpen |
8. Accipiter heet in het Latijn dat in Diets een havik mag zijn. (a) Een edele vogel te jachtspel trager dan de valk is het veel, 5115 maar schalkser in zijn vangen. Laat hij zijn veren hangen dan wordt hij ziek, houdt hij ze recht dan wordt hij weer gezond echt. (b) Als hij zijn jongen ziet 5120 dat ze hem denken te vliegen iets steekt hij ze uit het nest te waren en wil dat ze zich voeden gaan. Reden wil dat men gelooft wie zo zich voedt met roven 5125 dat hij zet zijn geest buiten alle genadigheden dus moet hij horen te jongste dagen onze Heren klagen zonder genade. Plinius spreekt die in de leden 5130 euvel draagt van zwaarheden dat hij hem koken aanraadt een havik in olie van rozen en eet dit, het zal hem helpen zijn ziekte te stelpen. |
Accipiter: grijper. Accipiter gentilis, L. (sierlijk) (Astur palumbarius) Havik, midden-Nederlands havec of havic, oud-Saksisch habuc, oud-Hoogduits Habuh en Hapuh (nu Habicht) oud-Engels heafochawk, midden-Engels hauk (nu hawk en goshawk) oud-Noors hakr en haukr. Mogelijk stamt het woord van Indogermaans qap: pakken.
Havik, duivenvalk, grote sperwervalk of patrijzenvalk, Duitse geflugelter Teufel of Stoter, Franse autour des palombes. Een goed voorziene duivenhok weet hij binnen een paar maanden te ontvolken.
(a) Jong uit het nest genomen jongen werden vroeger voor het vluchtbedrijf afgericht. Voornamelijk werden ze gebruikt voor de vlucht op patrijzen, fazanten en konijnen. Dit jachtbedrijf kon gemakkelijker uitgeoefend worden dan de jacht met valken omdat de havik steeds in de laagte vliegt zodat men ook goed in de bossen kan jagen en niet te paard hoeft te zijn. Haviken werden gebruikt door landeigenaars. Valken waren voor vorstelijke personen.
(b) Hiermee beelden de Egyptenaren de daad van de ouders uit die vanwege armoede enige kinderen van zich doen.
5135Amraham es bekent .i. uoghel in orient dar aristotiles of secht dat hi up berghe broedens plegt so oghe dat altoes gheen man 5140sine neste uinden can [sine jonc sijn selden uonden want hi uerjaghetse te ghenen stonden uan hoghen nederwart te dale eer si moghen ulieghen wale] 5145gherne uolghen sj enen here om dat sii hare lijfnere an croingen nemen eist beeste of man die up die uelde bliuen dan |
9. 5135 Amraham is bekend een vogel in de Oriënt waar Aristoteles van zegt dat hij op bergen te broeden pleegt zo hoog dat altijd geen man 5140 zijn nest vinden kan. [Hun jongen zijn zelden gevonden want hij verjaagt ze op zekere tijden van de hoogte naar het dal voor ze mogen vliegen wel] 5145 Graag volgen ze een leger omdat ze hun voedsel aan krengen, is het beest of man die op de velden blijven dan. |
Soort gier.
ACantis als plinius seghet 5150es .i. uoghel die des pleghet dat hi sine spise neemt int gras des ati die parde omme das ende alsi siet dat them wart al etende comt i pard 5155so ulieti ende wrect hem dan met sulken dinghen als hi can dats dat hi ylijc niet den parde ende bespottet te sire onwarde hi ne mach hem doen ghene ander scade 5160dus es bedied die felle quade die altoes quaet ende scande ende spot maect up sine uiande ende els niemen moghen scaden enen houeschen hordic raden 5165sprec emmer dinen viant wel ende wes hem in doene fel behouden trouwe ende warede dit es edelre liede sede |
10. Acautis, zoals Plinius zegt, 5150 is een vogel die dit pleegt dat hij zijn spijs neemt in het gras dus haat het de paarden om dat en als het ziet dat hem tegen al etende komt een paard 5155 dan vliegt het weg en wreekt zich dan met zulke dingen als hij kan dat is dat hij niet gelijkt de paarden en bespot als zijnde onwaardig hij mag hen doen geen andere schade. 5160 Dus het betekent de felle kwade die altijd kwaad en schande en spot maakt op zijn vijanden en anders niemand mogen schaden een hovaardige, hoor ik aanraden 5165 spreek immer van je vijand goed en ben in doen fel behoud trouw en waarheden dit is edele lieden zede’ |
Een weidevogel.
Absalon sprect plinius mede 5170es i. uogel uander sede dat hi des roux eyer breect de uos pint hem dat hijd wrect den roec ende iaegt absalons jonghe ende absalon weder talre stonde 5175plot ende bijd suos kinder so comen hem tulpen ghinder die rouc uecht up hem mede dits orloghe sonder urede jn dorne ynerd hem absalon 5180des ati sesels doen want hi destele ende dorne uertert dar em die uoghel mede ynert |
11. Absalon, spreekt Plinius mede. 5170 is een vogel van de zede dat hij de roeks eieren breekt de vos pijnigt hem dat hij wreekt de roek en jaagt op Absalons jongen en Absalon weer te alle stonden 5175 plaagt en bijt zijn kinderen dan komen hem te hulp ginder de roek en vecht tegen hem mede dit is oorlog zonder vrede. In dorens voedt zich Absalon 5180 dus haten ze ezels doen omdat hij distels en dorens verteert waar de vogel zich mee voedt. |
Mogelijk de distelvink, Carduelis carduelis, L. (distel) Het lijkt meer op het verhaal van de uil die de eieren van een raafachtige breekt ‘s nachts en overdag worden zijn eieren gebroken door die raafachtige, maar die eet weer geen distels.
Alauda es die leewerke die soete sinct alsic merke 5185ende groet den dach alsi ontsprinct jndien tiden dat soe sinct selden eist int iaer sone sinct scijnt de sonne claer sonder allene alsoe uermut 5190hare sanc es grot deduut ne waer so nes soe milde niet so sere soe bitende uogle ontsiet dat so hare eer den man laet uaen heer soe hem wert onderdaen 5195want bi auonturen tewaren die machse laten uaren die sporeware ne lieter niet hoe seere soe claghede hare uerdriet |
12. Alauda is de leeuwerik die zoet zingt, zoals ik merk, 5185 en begroet de dag als die ontspringt in die tijden dat het zo zingt zelden is het in het jaar soms zingt ze als de zon schijnt helder alleen niet als ze is vermoeid 5190 hun zang is groot genot. Maar was ze zo mild niet zo zeer dat ze bijtende vogels ontziet dat ze zich eerder door de man laat vangen en zo hem werd onderdaan 5195 want bij avonturen te waren die man mocht ze laten gaan de sperwer liet het niet hoe zeer ze zich beklaagde om haar verdriet. |
Alauda arvensis, L. (van de akkers) Veldleeuwerik of hemelleeuwerik, Duitse Feldlerche, Engelse sky lark. Franse alauette van Latijn alauda stamt.
De leeuwerik die zo vroeg en vrolijk zingt, die zo mooi omhoog vliegt en de aankomst van de lente voorspelt. Dit wordt gehoord zolang het broeden duurt. Van het krieken der morgen tot aan de avondschemering zingt hij waarbij hij zich telkens boven de bodem verheft en stijgt met bijna sidderend gefladder langzamerhand al hoger en hoger en verdwijnt soms bijna aan het oog. Shakespeare, Midsummer’s Night’s Dream 3, 1, 140;’The finch, the sparrow, and the lark’. ‘Een vink, mus en leeuwerik’
In II,3,21 ‘Hark, hark. De leeuwerik juicht in ‘s hemelsblauw’ Op dat gezang aan de hemels poort verrijst de zonnegod.
Altion es i uoghelkin 5200meere dan die mussce siin jn die zee es uele sijn ganc den als heuet .i. deel lanc ende es gheuedert scier ende wit alse purperin dat hem wel sit 5205an uissce es al sijn beiach selden eist dat ment sien mach sonder int lanxte uan den jare jnden uorwinter es openbare broeden si hare jonc al 5210hare neste sin ront als .i. bal iemen met genen ysere nochtan nemmermeer ybreken can negheen uogel sonder dit lesemen dat die winter besit 5215sine eiere alsict bescreuen vant hare nest maect up der zee cant alse die zee meest risen begonnet dat mercmen om dat god jonnet desen uoghelkine allene 5220vordeel sonderlanghe ghemene want ware dese gram also pleglet als altion sine eier leghet die zee werdet wel ymoet tote dat sine eier sijn uulbroet 5225ende dats binnen vij. Daghen ende vij. der na horic ghewaghen rust die see dar binnen sine ionc so beghinnen dat si hem yneren vor dan 5230merct wat god desen uogle jan ja die scipliede in dat lant merken die daghe te hant ende stoken coenlike de zee alsoffet ware min no mee 5235sente ambrosius bescrijft ons dit die van loghenen es onbesmit |
13. Alcioen is een vogeltje 5200 groter dan de mussen zijn. In de zee is veel zijn gang. De hals heeft een deel lang en heeft veren grijs en wit alzo purper, dat hem wel zit. 5205 Op vissen is al zijn bejaag Zelden is het dat men het zien mag alleen in het langste van het jaar in de voor winter, dat is openbaar broeden ze hun jongen al. 5210 Hun nesten zijn zo rond als een bal die men met geen ijzer nochtans nimmermeer breken kan en geen vogel alleen deze leest men dat die in de winter zit 5215 op zijn eieren, zoals ik het beschreven vond. Hun nest maken ze op de zeekant als de zee meest te rijzen begint Dat merkt men op dat God gunt deze vogeltjes alleen 5220 voordeel apart algemeen want was deze gram, alzo pleegt als Alcion zijn eieren legt dan wordt de zee goed gemoed totdat zijn eieren zijn uit gebroed 5225 en dat is binnen zeven dagen en zeven daarna, hoor ik gewagen, rust de zee en daar binnen zijn jongen dan beginnen dat ze zich voeden voort dan 5230 Merk wat God deze vogel gunt ja, de scheepslui in dat land merken die dagen op gelijk en gaan koen ter zee als of het was min of meer. 5235 Sint Ambrosius beschrijft ons dit die van leugen is onbesmet. |
Alcedo atthis, L. Alcyone, dochter van Aeolus (de wind) en Enarete, was getrouwd met Ceyx. Volgens een verhaal kwam hij in een schipbreuk om en stortte zij zich uit wanhoop in zee waarna beiden in ijsvogels veranderd werden. Wanneer ze dan broeden, omstreeks een week voor en een week na de kortste dag, laat Aeolus alle winden rusten, vandaar heten die dagen Alcyonii dies, de dagen van de ijsvogels wat overdrachtelijk gegeven werd aan een rustige en gelukkige tijd. De vogel verschijnt in het Grieks onder de naam alcyon, wat voor het eind van de eerste eeuw v. Chr. halcyon werd zoals Varro verhaalt. Aristophanes, 414 v. Chr., sprak over halcyon dagen. Deze zinsnede is sindsdien in gebruik gebleven voor een periode van heerlijke stilte. De associatie van de ijsvogel met kalm weer kwam in zijn tijd, populaire etymologie was waarschijnlijk wel de oorzaak.
De Griekse naam had geen aspiraties, maar omdat het laatste gedeelte van de naam hetzelfde is als het werkwoord voor ontvangen, werd het eerste deel al gauw veranderd in halys: de zee. Het woord betekent zo wat broedt of bevrucht wordt bij de zee. Hiernaar kwam het verhaal dat de vogel zijn eieren broedt op de oppervlakte van de zee en dat daarom de zee tijdens dit proces kalm was.
De gehele legende is alzo. De halcyon is een zeevogel, want het broedt langs de kusten en legt zijn eieren op het zand. En het bouwt het nest omstreeks het midden van de winter, als de zee op het land slaat door vele krachtige winden. Maar niettegenstaande zwijgen alle winden en de oceaangolven zijn kalm als de halcyon broedt gedurende zeven en zeven dagen, want in zoveel dagen broedt en voedt het zijn jongen op. En omdat die rust nodig hebben voorziet de voorzienigheid erin, die gunstig is voor allen en zelfs het kleinste levende ding, dat er twee maal zeven mooie dagen zijn. Daarom wachten de zeelui op die veertien dagen, ze verwachten rust.
Hij bouwt zijn nest op het water (of land) dat op een miraculeuze manier waterbestendig is en drijft van oceaan tot oceaan en zorgt ervoor dat op behoorlijke afstand van het nest er rust heerst zodat het gezin in vrede leeft. Zijn nest kan niet door ijzer gesneden worden maar wordt gebroken door een sterke klop. Hun nesten zijn wonderlijk gemaakt in vorm als een ronde bal en de opening staat wat naar buiten en is zeer smal, het is zoiets als een grote spons. Niemand kon ooit uitvinden waarvan ze gemaakt waren, zie 64.
Ariofelon dat es i. edel uoghel sijd ghewes dar men mede die reen uaet 5240want soese teerst inde oghen slaet ende bijtse dan int houet doot hare uedren sin brun root lanc es sijn start bec ende beene meere dan andre uogle ghene 5245een deel meere dan die aren starc ende snel es hi te waren bouen oghe in clare lucht dar es meest sine vlucht so oghe hi ulieghens pliet 5250dat men arde selden siet lettel rusti up die erde bouen swerke uliechti sire uerde ende dan beeti hier neder ende proiet ende uliecht upward weder 5255comt hem dar uoghel te ymoete dien groeti met felre groete dat werpti neder doet men can gesien clene no groet wie die dinc euet ydaen 5260so saen so ontfart hi sonder waen selden sietmen dat es ware sonder die sien arde clare als mense uten neste nempt so werdsi metten man ytemt 5265ende gheleerd proie te vane anders niet na minen wane sone ydursi onder den man ende so ytrouwe werden si dan dat sij sitten ongebonden 5270vp .i. rec te menegher stonden |
14. Ariofilon dat is een edele vogel zij het gewis waar men mee de reen vangt 5240 want ze hen ten eerste in de ogen slaat en bijt ze dan in het hoofd dood. Hun veren zijn bruin/ rood lang is zijn staart, bek en benen. Groter dan andere vogels algemeen 5245 een deel groter dan de arend sterk en snel is hij te waren boven hoog in heldere lucht daar is meestal zijn vlucht zo hoog hij te vliegen pleegt 5250 dat men hem op aarde zelden ziet, weinig rust het op de aarde boven de wolken vliegt het zijn vaart en dan daalt hier neer en slaat een prooi en vliegt opwaarts weer. 5255 Komt hem daar een vogel tegemoet die begroet hij met felle groeten dat werpt hij neder dood. Men kan ze niet zien klein of groot wat dat ding heeft gevangen 5260 zo gelijk ontgaat hij zonder waan zelden ziet men hem, dat is waar uitgezonderd die erg goed kunnen zien Als men ze uit het nest neemt dan werden ze door de man getemd 5265 en geleerd prooien te vangen anders niet, naar mijn waan. Soms durven ze onder de man zo trouw werden ze dan dat ze zitten niet gebonden 5270 op een rek in vele stonden. |
In Grieks is het aetos, er zal dus een adelaar bedoeld zijn. Aquila heliaca, Savigny. is de keizerarend, Duitse Kaiseradler, Engelse Imperial eagle en Franse aigle imperial. Zal zijn naam wel te danken hebben aan het voorkomen op wapenschilden van Duitsland en Oostenrijk. Om zijn majestueuze voorkomen, zijn hoge vlucht, zijn kracht en zijn moed werd hij veelvuldig als zinnebeeld in wapens opgenomen.
Hij hoort thuis in Zuid-Europa en Afrika. Hij vangt kleine herten en gemzen.
De keizerarend komt overeen met de levenswijze en grootte van de steenarend.
Aues paradisi sin uogle met sconen plumen ende uloglen ende so scone alsmen spreect dat hem ghene uarwen ybrect 5275om dese scone wise heet mense van den paradise hare luud es so soete diene horen moet met goeder moete dat die mensce dar bi mach keren 5280herte ende sin te loue ons heren worder oec enech yuaen het soude screien sonder waen ontier het mochte ulien tote in egipten sin si ysien 5285vp linus die grote flume ende els te ghere stede cume oec sijn daer uogle ander wise die men heet uanden paradise omme dat men niet can uerstaen 5290wanen si comen ende war si gaen als die tijd comt te waren lidensi dor tlant met scaren brun sinsi ende bleckende clar ende minder dan couwen dats war 5295also groot alse ganse siin dandre ende van varwen fijn hier gaen ute uogle in a nu comt van der b. hir na |
15. Aves paradisi zijn vogels met mooie pluimen en vleugels en zo mooi, zoals men spreekt, dat hen geen kleur ontbreekt, 5275 om deze mooie vorm heet men ze van het paradijs. Hun geluid is zo zoet die het horen mag met goed gemoed dat de mens daarbij mag keren 5280 zijn hart en zijn lof tot onze Heer. Wordt er ook enige gevangen het zou schreien zonder waan totdat het mocht ontvliegen. In Egypte zijn ze gezien 5285 op de Nijl, die grote rivier, en anders in geen plaats. Ook zijn daar vogels van andere wijze die men heet van het paradijs omdat men niet kan verstaan 5290 waarvan ze komen en waarheen ze gaan als hun de tijd komt te waren vliegen ze door het land met groepen bruin zijn ze en blinkend helder en kleiner dan een kauw, dat is waar, 5295 alzo groot als ganzen zijn . De andere is van kleur fijn hier gaan uit vogels in a, nu komt van de b hierna. |
V. de Beauvois geeft een interessante beschrijving. ’Paradijsvogels, ‘aves paradisi,’ worden gewoonlijk zo genoemd, niet omdat ze van het paradijs stammen, maar vanwege hun opmerkelijke schoonheid want ze hebben zulke schitterende kleuren dat er vrijwel geen kleur ontbreekt. Hun grootte is die van een gans. Hun zang is zo een zoet en puur, ‘tia’ dat een mens in stille devotie en vreugde het kan aanhoren. Maar als ze gevangen worden dan jammeren ze het uit en houden niet op met hun geklaag tot ze weer vrij zijn. Ze worden levend gevonden bij de stromen van de Nijl en zelden ergens anders. Er zijn ook vogels in dezelfde buurt die ook zo genoemd worden en van een roodachtige kleur zijn, maar kleiner dan de vorige. Ze worden paradijsvogels genoemd omdat niemand weet wanneer ze komen of wanneer ze gaan’.
Het is onmogelijk om deze vogels te identificeren, er is geen bewijs dat deze vogels bekend waren in Europa voor de 16de eeuw’ Maar vogels van exquisiete schoonheid werden gevonden door reizigers in het Oosten en de naam werd op hen overgebracht. Deze Oosterse vogels werden zo genoemd door Hollandse reizigers vanwege hun briljante pluimage en het algemeen verspreide geloof dat omdat ze geen vleugels of poten hebben ze in de lucht leefden en zweefden op hun brede pluimen. Ze rusten met lange tussenpozen tussen de takken van weelderige bomen aan de draadachtige veren van de staart en trekken hun voedsel van de ‘dauw van de hemel en nectar van bloemen’ De eieren, zo beweerde men, werden door het wijfje al vliegend op de rug van het mannetje gelegd waar ze ook werden uitgebroed. Zodra de eenvoudig bevederde jongen tot vliegen in staat waren, gingen ze de lucht in, hoger en hoger en rechtstreeks naar de zon, waar ze hun fantastische kleuren kregen.
Men beschouwde de bedoelde vogels als ‘s sylphen’ als wezens die alleen in de eindeloze luchtzee verblijf houden en alle voor hun levensonderhoud vereiste werkzaamheden al vliegend verrichtten en slechts gedurende enige vluchten rusten door de met de lange draadvormige staartveren aan boomtakken te gaan hangen. In zekere zin zijn ze vergelijkbaar met wezens van hogere rang en zouden ze van de noodzakelijkheid om met de aarde in aanraking te komen ontheven zijn en zich alleen met etherisch voedsel voeden. De Paradijsvogels komen uit N. Guinea.
De wijze waarop de inboorlingen de vogels toebereiden wordt op de volgende wijze beschreven. Nadat de vleugels en poten afgesneden zijn wordt de huid tot aan de snavel afgetrokken en zelfs de schedel weggenomen. Tot steun van de huid dient een stevige stok die aan de staart begint en voor de bek uitkomt. Om die stok heen worden enige bladen in de huid gestopt, het geheel wordt gewikkeld in de bloemschede van een palm en gedroogd in de rokerige hut van de inboorling. Op deze wijze verschrompelt de kop, die inderdaad groot is, tot bijna niets en wordt het lichaam klein en kort zodat het wapperende gedeelte van de verendos des te sterker uitkomt’ De paradijsvogels worden voornamelijk door handelaars opgekocht en onder de naam van boeron-matie: dode vogels, naar Europa en China uitgevoerd. Deze huiden worden ter versiering van hoofdbedekking gebruikt. De Indische groten gebruiken ze als sinds eeuwen als optooisel voor hun tulbanden.
De naam Manucodiata is een verlatijnste vorm van het Molukse manuq-dewata: ‘Vogel der goden’, in Latijn ‘Aves Dei,’en dit bleef de naam voor de vogel een honderd jaar lang
Het is de sinds Gessner, 1557, gebruikelijke vogelnaam, Paradijsvogels of Manucodiatae. Hij begint de mening te bestrijden dat deze dieren in een voortdurende beweging door het luchtruim glijden. Hij zegt verder dat al Aristoteles zegt dat er geen vogels zonder poten waren en bestrijdt die mening omdat die blijkbaar in zijn tijd nog wel voorkwam. Hij werpt nog wel de hypothese op dat als ze werkelijk de poten ontberen de dunne draden hen wellicht in staat stellen hiermee te rusten.
Mogelijk kwam dit door valse etymologie. De Latijnse naam Manucodiata zou dan mogelijk afgeleid zijn van manus: hand, cauda: staart, een verwijzing die mogelijk betekent dat de vogel een grijpende staart had. Linnaeus noemde ze ook nog pootloos, Paradisae apoda, L (zonder poten) In 1957 ontdekten onderzoekers dat al sinds onheuglijke tijden de bevolking van Nieuw-Guinea paradijsvogels doodden en de huiden meegaven aan handelaren die ze meenamen naar het westen, mogelijk al de Feniciërs. Ze ontdekten dat de inboorlingen die huiden verpakten in een laagje mirre!!, het geheel eivormig kneedden en vervolgens bedekten met geschroeide bananenbladen. Dit doen ze om de huiden tijdens het vervoer te beschermen tegen motten en dergelijke dieren. In de tempel ruïnes langs de routes van Zuidoost-Azië naar de Middellandse Zee zijn door archeologen op verschillende tijden stukjes mirre gevonden die soms nog de indruk vertonen van een geschroeid bananenblad. Zie Phoenix, 42.
Bubo dats hule of scuwt 5300 die dages rust ende nachts uliecht vut men uaet ander uogle mettien want sine steken dar sine sien experimentator wille weten dat si der duuen eier eten 5305ratten hetensi ende muse si wonen in kerken ende in stenin huse dolie uten lampten si drinken ende smelter in ende doense stinken alse andre uogle up hare uechten 5310can so hare uoete upwart rechten ende werpt de ghene diese mesgroten vpwart metten uoeten sere es hi van plumen uerladen traghe ende cranc es hi uan daden 5315jn dat lichte comti node ende wandelt gerne onder doode |
16. Bubo dat is de uil of schavuit, 5300 die op de dag rust en ‘s nachts vliegt uit. (a) Men vangt andere vogel met die want ze steken hem waar ze hem zien. Experimentator wil weten dat ze de duiveneieren eten, 5305 ratten eten ze en muizen. (b) Ze wonen in kerken en in stenen huizen de olie uit de lampen ze drinken en smelten erin en laten ze stinken. Als andere vogels op hen gevechten 5310 kunnen ze hun voeten opwaarts richten en werpt diegene die ze aanvalt opwaarts met de voeten. Zeer is hij van pluimen beladen traag en zwak is hij van daden. 5315 In het licht komt het node en wandelt graag onder de doden. |
Bubo bubo, L. Uil, midden-Nederlands ule, oud-Engels ule (nu owl) oud-Saksisch en oud-Hoogduits Uwila (nu Eule) oud-Noors ugla. Mogelijk stamt dit van een oud-Engels klanknabootsend woord, dat in Latijn ulula werd van oud-Indisch uluka: uil.
(a) Geen inheemse uil wordt zo algemeen gehaat als de oehoe. Bijna alle vogels en zelfs enige uilen plagen hun vijand overdag als ze hem in de gaten krijgen. Daar maakt men gebruik van om andere vogels te vangen. De oehoe zit vastgebonden aan een paal waar de vogels op af komen die dan afgeschoten worden.
(b) Volgens de waarzeggers beduidt hij kwaad, terwijl hij een droeve en dodenvogel is, hij dringt ‘s nachts de kerken binnen en zuipt de olie uit de lampen.’ Vondel, Toneelschilt of pleitrede voor het toneelrecht ‘Ee kerkuil zuigt de olijfolie uit de gewijde koorlampen’.
(c ) ‘Het is een mooi gezicht om de geestigheid en handigheid van deze vogels te zien. Want als ze door te veel vogels worden aangevallen gaan ze op hun rug vliegen en met hun voeten als hulpmiddel weerstaan ze die vogels’.
(e) ‘Ee uil is een wild beest vol met veren maar altijd traag en vliegt moeilijk en dwaalt bij de graven dag en nacht’ De grote ogen stralen als lichten door het bos. Zijn huiveringwekkende stem verkrijgt door de weergalm in het woud nog een akeliger klank. Een levende uil die in de nacht onverwachts aankomt kan zeer schrikbarend zijn, de grote gele vlammende ogen in de meter hoge vogel met zijn enorme vleugels die de maan verduisteren, zodat de kamelen schrikken en dit met zijn luid ‘boo-hoo, boo-hoo’.
Buteus lesemen van hem somen es van auex yslachte comen van plumen sward sonder lieghen 5320traghe ende swar es hi int uliegen met proien onthouti sijn lijf die vati als .i. caytijf [slupende ende selden teregher stont uati uoghelkine ghesont] 5325ende men segt in waren saken gheen uoghel es uan soeter smake |
17. Buteus leest men van hen soms is van haviks geslacht gekomen. Van pluimen zwart, zonder liegen 5320 traag en zwaar is hij in het vliegen met prooien onderhoudt het zijn lijf die vangt het als een ellendige. [sluipende, en zelden te enige stonde vangt het vogeltjes gezond] 5325 En men zegt in ware zaken geen vogel is van zoeter smaak. |
Buteo buteo, L. Buizerd of muizenvalk, Duitse Bussard en Mausebussard, oud-Hoogduits Musari, Angelsaksisch musere, oud-Frans busan (nu buse) Engelse buzzard, van Latijnse buteo. De naam is een samenstelling van de woorden ‘buse (spreek uit: boese): kat, en aar: arend, wat dus katarend betekent. Zijn geluid i-ee! lijkt op het miauwen van een kat.
Sombere kleuren hebben bij hen de overhand, de verdeling wisselt sterk af, vergelijk de Franse naam buse variabele
Het leeft van prooi die hij listig verovert of pakt de prooi van kleinere roofvogels of als het dier ziek of langzaam is. Als slechte vlieger kan hij geen vliegende prooi vangen.
Butorius alsic can lessen mach butor in dietsch wesen als ende been heueti lanc 5330scarp bec ende stranc na derde sinsi plumen ydaen jn marassce willi gaen dar stati stille in der ghebare als of hi doet of steen ware 5335ende heuet in ytrect sinen als als i. dief fel ende uals ende om uissce te gane dieri vele pleghet te uane al hi hem beuoelt int strec 5340staet hi stille ende houd sinen bec die scarp es ter steke dan ende alsene waent ygripen die man steectine dar hine mach ynaken die auec die moet oec smaken 5345somwile sine suare steke dar hine uaet onwiseleke pude geuenijnde diere heten si wel na hare manieren jn lentine maketi euen luud 5350jn brouken dar hi staet int cruud met sinen becke int water clare als oft die donre ware sere wel riekensi te uiere heren spise eist want soes diere 5355medicinael es sijn smoud bedi eist dat de menege houd |
18. Butorius, zoals ik kan lezen, mag butor in Diets wezen (a) Hals en been heeft het lang 5330 scherpe bek en sterk naar de aarde zijn pluimen gedaan. In moerassen wil het gaan daar staat het stil in die gebaren alsof hij dood of van steen was 5335 en heeft ingetrokken zijn hals als een dief, fel en vals en om vissen te gaan die het veel pleegt te vangen. (b) Als hij zich voelt in de strik 5340 staat hij stil en houdt zijn bek die scherp is te steken dan en als het waant de grijpen de man steekt het hem waar het die kan raken. De havik die moet ook smaken 5345 soms zijn zware steken waar hij mee vangt onverstandig padden, giftige dieren eten ze wel naar hun manieren. In de lente maken ze een geluid 5350 in broekland waar het staat in het kruid met zijn bek in het water helder alsof het de donder was. Zeer goed ruiken ze te uur. Heren spijs is het, want het is het duur. 5355 Medicinaal is zijn vet daarom is het dat menigeen het houdt. |
Botaurus betekent ossenstier, of het woord komt van botauros: ‘de roepende stier’ vanwege zijn bulken. B. stellaris, L. (sterren kijker, omdat hij naar de sterren kijkt) roerdomp of roerdommel, Duitse Grosse Rohrdommel, dus van het riet, het domp of dom is naar de paringsroep, Engels bittern en Franse butor etoile en grand butor.
(a) Hij is kleiner en meer gedrongen dan een reiger, heeft een korte staart maar een lange hals met dikke veren die geel en zwart en zeer fraai gevlekt zijn. Nadert er onraad gaat hij stokstijf staan zodat je hem niet ziet, een soort paaltje. Hij steekt dan zijn snavel omhoog en kijkt naar de sterren.
(b) De dieren die hij verslinden kan doodt hij en die groter dan hem zijn hebben last van zijn woedende aanvallen. Zo lang mogelijk ontwijkt hij grotere dieren en als hij in het nauw gebracht is gebruikt hij zijn snavel als een dolk en richt die zo kwaadaardig, behendig en snel op de ogen van de tegenpartij dat zelfs mensen op moeten passen om niet gevaarlijk verwond te worden.
(c )De roerdomp zou zijn lange snavel in het water steken en zo een brullend geluid voortbrengen. Hij maakt een geluid dat zeer zwaar is en verder dan een half uur gehoord kan worden, een twee tot drie km ver. Dat doet hij in de paartijd en het is een geluid dat op een rund gelijkt, het klinkt als ‘buproem’. Tevens zal, als je in de buurt bent, nog een geluid horen, alsof er met een rietstengel in het water wordt geslagen. Het geplas wordt veroorzaakt doordat het mannetje een paar maal met de snavel op het water slaat, voordat hij die in het water steekt en zijn lied begint.
Bjstarda es .i. uogel te waren bi na so groot als die haren driewarf springhet hi sire wise 5360heri mach vander herden risen crumbeckede es hi te waren ende gheclawet als die haren vlesch heten si mar hine pliet vliegende te proiene niet 5365mar dari comet ende sine isellen dat si uermoghen dat willen si uellen ende etent thant ter stede cronien eten si oec mede hens gheen uoghe die bi ulesce leeft 5370sonder hi die gras lief euet want si eten gras gemene ende hereweten alsi sijn cleene hetet gherne dese uoghel wit es hi up sinen ulogel 5375ende vpten start mar anders te waren es hi gheplumet als die haren alst coren staet upt uelt groene broetire in na sinen doene sine swarede die doet 5380dat hi up bome niet ne broet |
19 Bistarda is een vogel te waren bijna zo groot als de arend. Drie maal springt het op zijn wijze 5360 eer het mag van de aarde rijzen. Kromme bek heeft het te waren en klauwen als de arend. Vlees eten ze maar het pleegt vliegende te prooien niet 5365 maar waar hij komt en zijn gezellen dat ze kunnen dat willen ze vellen en eten het gelijk ter plaatse. Krengen eten ze ook mede Het is anders geen vogel die van vlees leeft 5370 alleen hij die gras lief heeft, want ze eten gras algemeen en erwten, als ze zijn klein eet graag deze vogel. Wit is hij op zijn vleugels 5375 en op de staart, maar anders te waren is hij gepluimd als de arend. Als het koren staat op het veld groen broedt hij erin naar zijn doen. Zijn zwaarheid die maakt 5380 dat hij op bomen niet broedt. |
Naar zijn opvliegen en arend vorm, krengen eten, hoewel gras en erwten eten, moet het wel een gier zijn, zie 9 en 115.
Botosia es enes uogels name de ghene die in alemanien quame jn beieren ofte in elsaten hi vondre gnoech utermaten 5385alsi sullen noeten dese so loepet die hie alsict lese gapende ene lange stont ontier endem scumet de mont so comet de soe diet ontfaet 5390dits hare naturen saet den leggen si eier sesse of .viii ende aldus winnen si har geslachte vander grooter dat sijn fassane sijn si alsict vinde ende wane 5395dus wonderlic es hare nature die es gegeuen desen creaturen buten brun ende binnen wit es hare ulesch ende smaket dit arde nar in der gebare 5400als offet van partricen ware |
20. Bociosa is een vogelnaam. Diegene die in Allemagne kwam in Beieren of in de Elzas hij vond er genoeg uitermate. 5385 Als ze zullen paren deze dan lopen de hij, zoals ik het lees, gapende een lange tijd tot bij hem schuimt de mond dan komt de zij die het ontvangt 5390 dit is hun naturen zaad. Dan leggen ze eieren, zes of acht en aldus winnen ze hun geslacht. Van de grootte van de fazant zijn ze zoals ik het vind en waan. 5395 Dus wonderlijk is hun natuur die is gegeven deze creaturen. Van buiten bruin en van binnen wit is hun vlees, en smaakt dit aardig naar de vorm 5400 alsof het van patrijzen was. |
Tetrao urogallus, L. (ouro; auer, gallus: haan) of een ander hoen als Tetrao bonasia, hazelhoen. Auerhaan, Duitse Auerhuhn, Engels capercaillie of heath cock, Franse grand tetras of coq de bruyere. Auer komt van Ur: stotige stier. Het lijkt onder de vogels de rol te vervullen die de oeros bij de viervoeters doet.
In april lokt hij en zit op een daarvoor gekozen boom zijn hennen tot zich waarbij hij eigenaardige loktonen voortbrengt die op het geluid van het slijpen der zeis gelijken. De hen roept terug, ‘back, back’ Moedig strijdt hij tegen elke vreemde haan die zich op zijn terrein vertoont. Zijn gewone schuwheid is dan helemaal verdwenen, hij let zelfs niet op de naderende jager die van de gelegenheid gebruik maakt om hem te doden.
Barliades als ons seghet aristotiles dart ware an leghet sijn uogle die van oute comen entie wie bomganse nomen 5405men seghet dat neuen der ze strome wassen erande bome die die ze velt an haren danc ende dan rotten si ouer lanc van diere vetheit bi naturen 5410comen dese leuende creaturen ende hanghen metten becke ant out ontier dat si met ghewout hem seluen vanden oute breken dus horen wi somen boeken spreken 5415oec vintmen lieden oric gewaghen gnoech die segghen dat si saghen dese uoghele ant out anghen hare plumekine manghen grau ende swart gemene 5420ghemaket sijn si alse ganse cleene swart gheuoet als arde sijn si ons seget iacob van vitri dat bome neuer der ze staen dar si ane wassen sonder waen 5425ende nanghen ande telghen niet alsmen an andre bomen siet mar metten becke anden tronc ende alsi neder uallen ionc sine comen ten watre saen 5430hare leuen es gedaen de dau ent sap vanden bome dar af wassen si als ict gome water ende gras es hare leuen terst dat si den boem begheuen 5435men plachse tetene hier te voeren jnde vastinen als wijt horen mar de derde innocent verboet der werelt ommetrent jnde concilie van latrane 5440dus esmens sculdech af te stane nemmer ne vindixs vander .b. nu hort vort namen vander .c. |
21. Barliathes, zoals ons zegt Aristoteles, daar het ware in ligt (a) zijn vogels die van hout komen en die wij boomganzen noemen. 5405 Men zegt dat naast de zeestromen groeien aan een soort bomen die de zee velt tegen zijn wil en dan verrotten ze na een tijdje. Van die vetheid door naturen 5410 komen deze levende creaturen en hangen met de bek aan het hout totdat ze met geweld zichzelf van het hout afbreken zo horen wij sommige boeken spreken. 5415 Ook vindt men lieden, hoor ik gewagen genoeg, die zeggen dat ze zagen deze vogels aan het hout hangen. Hun pluimen gemengd grauw en zwart algemeen. 5420 Gemaakt zijn ze als ganzen klein Zwarte voeten als aarde zijn ze. (b) Ons zegt Jacob van Vitry dat er bomen naast de zee staan waar ze aan groeien, zonder waan, 5425 en hangen aan de twijgen niet zoals men aan andere bomen ziet maar met de bek aan de stam en als ze neder vallen jong ze niet komen te water gelijk 5430 hun leven is gedaan. De dauw en het sap van de bomen daarvan groeien ze, als ik gok. Water en gras is hun leven ten eerste als ze zich van de boom begeven. 5435 Men plag ze te eten hier tevoren in de vasten, zoals wij het horen, maar Innocentius III verbood dat de wereld omtrent in het concilie van Laterane 5440 dus moet men dat laten. Nimmer vond ik van de b, nu hoort voorts namen van de c. |
Branta bernicla, L. (van brant of brent goose, de Engelse naam, bernicla is ook een Engelse naam)
Rotgans of boom- en bernakelgans, Engelse brent goose, Franse barnache cravant, Duitse Baum-, Bernakel-, of Rottgans, het laatste naar zijn geluid ‘rot, rot’ .
(a) ‘Ze groeien aan dennenhout dat op zee drijft en lijken eerst op ganzen. Na een tijdje hangen ze met hun bek naar beneden en worden door zeewier geraakt en vervolgens ingesloten door schelpen maar groeien rustig verder. Zijn ze na een tijdje bedekt met een goed verenpak dan vallen ze in het water of zoeken hun vrijheid in de lucht’ .
De embryogans ontleent zijn groei en voedsel van het vocht van het hout of van de zee, op een geheime en meest bijzondere manier.’ ik heb met mijn eigen ogen gezien hoe duizenden kleine lichamen aan een stuk hout hangen, ingesloten in schelpen tot geheel gevormde en volgroeide dieren’ Dit werd beschreven door Giraldus Cambrensis, 1187, (Hij vermeldt niets over bomen. Hij vindt dit zaken om er zich zorgen over te maken. Hij vermeldt dat bisschoppen en geestelijken in Ierland deze beesten op vastendagen zonder scrupules eten. Als dit waar is begaan ze een zonde. (In Katholieke streken zijn vastendagen vleesloze dagen waarop wel vis maar geen vlees gegeten mag worden). Inderdaad, een verwarrende zaak. Eerst na een geregeld herhaald kerkelijk verbod verdween ze uit de vastenspijzen. De boomganzen en de barnacles zijn twee verschillende vormen van de legende. (b) De Engelsman Gerard, 1597, beschrijft dit nog volledig. Қe worden gevonden in de noordelijke delen van Schotland en omliggende eilanden, de Orkaden, Orkneys. Aan deze bomen groeien schelpen van een witachtige kleur dat naar roodbruin toeloopt waarin zich kleine levende schepsels bevinden. De schelpen gaan op hun tijd open en hieruit komen kleine levende dingen, diegene die in het water vallen worden vogels die wij barnacles noemen, in het Noorden van Engeland brandganzen en in Lancashire tree geese. De anderen die op het land vallen vergaan en worden tot niets. Dit zijn beschrijvingen van anderen, die ook van mond tot mond gaan en die wel met de waarheid overeenkomen’
De eendenmossel, die in Duits Entenmuschel heet, Lepas anatifera, (waar anas eend betekent, en fera, dragen) leeft in de zee en ontleent zijn naam aan voorgaand sprookje dat daaruit een soort van eenden ontstaan. Een geopende eendemossel zou met enige goede wil voor een vogelembryo aangezien kunnen worden. De kop van dit beest is stevig vastgehecht aan een rots of houtwerk door middel van kleefstoffen. Het lichaam is omgeven door vijf kalkachtige schaalstukken, en binnen in de holte liggen de zes paar draadvormige pootjes die met stijve haren bezet zijn waarmee de eendenmossel het water filtert. Die pootjes maken snelle ritmische bewegingen (de vleugels) Uit de schelp steekt een hechtsteel die op de nek en snavel van een gansje lijkt. Deze zeediertjes heten in het Engels barnacles. Het woord barnacle is getransformeerd van de schelp naar het dier en niet omgekeerd.
Omdat deze vogels een wat scherpe bijsmaak hebben, vanwege hun eten van schelpdieren, is de legende mogelijk versterkt.
Alauda calandra. Kalanderleeuwerik, die met de lieflijke klanken van zijn lied bijna alle andere vogels overtreft en daarom in vogelkooien gevangen wordt gehouden. Toch lijkt hij zijn droevig lot volkomen te vergeten en zingt hij de hele dag het hoogste lied, alsof zijn gevangenis de hemel op aarde is. De calander is een soort leeuwerik die in het M. Zeegebied voorkomt. Hij zou in de kooi mooier zingen dan in vrijheid en kan goed vogels nabootsen.
(a) De charadrius is een witte vogel, schrijft Isidorus. Met het vlees van deze vogel kunnen blinde ogen genezen worden.
(b) ‘De vogel Caladrius zet zich neer op het bed van een ernstig zieke. Wendt hij de kop af dan is dat een teken dat er geen genezing mogelijk is, ziet hij hem echter aan dan neemt hij de ziekte in zich op en vliegt er mee naar de zon. Daarna wordt de zieke weer gezond. Met zijn blik verlost hij de mens van zijn kwalen, waarna hij ermee omhoogvliegt en de ziekte in het zonlicht laat verbranden’ Het is het symbool van de Hemelvaart van Christus, zie het glasvenster in de kathedraal van Lyon. De charadius staat alleen maar in kathedraalvensters van de 13de en 14de eeuw. Is het oorspronkelijk een uit India afkomstige fabelvogel?
In vroeger tijden werden deze vogels door koningen gehouden. Alexander de Grote vond er een in Perzië. Zie 28.
Charadius alexandrius, L. (uit Alexandrië waar de vogel het eerste als levend beschreven werd) is de strandpluvier. Grieks charadrius is de vogel van de chadara: of rotskloof. Het zijn de wadi’s die in de regentijd door bruisende bergstromen gevuld worden en in ieder jaargetijde water houden. Onwaarschijnlijk.
Cinamelgus seget solijn es .i. uogel die wil sijn 5465jn arabia alre best jn oghen bomen maket hi sijn nest ront oghe ende vast van telghen dar canele an wast den nest mach niemen ilanghen 5470mar lieden vanden lande ganghen ende scieter in gloiende scichte ende doense dan af vallen lichte dats om de specie daer dat nest of gemaket es ende gheuest 5475lettel mere danne musscen es dese uogel ende broedet in busscen maer sine ardinghe ende sijn leuen es hem an uisscen gegheuen |
23. Cinamelgus, zegt Solinus. is een vogel die wil zijn 5465 in Arabië aller best. In hoge bomen maakt hij zijn nest Rond, hoog en vast van twijgen waar kaneel aan groeit dat nest kan niemand bereiken. 5470 Maar lieden van het land gaan en schieten met gloeiende schichten en laten ze dan afvallen gemakkelijk dat is om de specerij in dat nest van gemaakt is en gevestigd. 5475 Weinig groter dan mussen is deze vogel en broedt in bosjes. Maar zijn aard en zijn leven is hem van vissen gegeven. |
Circania. Kaneelvogel, een mythische vogel
‘Nicely as bridegroom’s was her chamber drest’
Her bed as bride’s and richer than a throne’
And sweeter seemed than a circania’s nest’
Though built in eastern groves of cinnamon’ Dit wordt verteld door D’Avenant.
Hij verwijst naar de kaneelvogel.
Eeuwenlang werd de groeiplaats van kaneel door de Arabieren geheim gehouden. Herodotus vertelt dat deze vogel groot is en van een onbekend land naar Arabië vliegt en kaneel meedraagt waarmee het zijn nest in de modder bouwt. De Arabieren, voor wie het hoog gebouwde nest onbereikbaar is, zouden de volgende list toepassen om de kaneel te verkrijgen: De ledematen van gestorven runderen en ezels en andere lastdieren snijden ze in zo groot mogelijke aantal stukken en brengen die naar die streken en leggen ze dicht bij de nesten en gaan vervolgens weg, een flink eind daarvandaan; de vogels vliegen op de stukken van de lastdieren af en brengen ze omhoog naar hun nesten, maar omdat de nesten die vracht niet kunnen dragen laten ze los en vallen op de grond, de mannen gaan erop af en verzamelen de kaneel en die komt vervolgens naar andere landen’.
Cignus dats in dietsch de swane 5480al wit want na minen wane sone was man nie onder den dach die noint swarten swane sach sijn ulesch swart sine plumen wit naturlike pleghet hi dit 5485dat hi uoer sine doot onlanghe merghet hem met soeten sanghe si ebben lieuelike ghebare alse de tijt comet vanden iare dat si noeten sullen na recht 5490want elc omme den andren den als ulecht ende naden noetene als men mach micken urgeren si hem int water dicken jn sine ulogele es sine cracht ende gherne breti up die gracht |
24. Cignus, dat is in Diets de zwaan. 5480 (a) Geheel wit, want naar mijn waan zo was er nooit iemand onder het dak die ooit zwarte zwanen zag. Zijn vlees is zwart, zijn pluimen wit. (b) Natuurlijk pleegt hij dit 5485 dat hij vlak voor zijn dood zich vervrolijkt met zoet gezang. Ze hebben lieflijke gebaren als de tijd komt van de jaren dat ze paren zullen naar recht, 5490 want elk om de ander de hals vlecht en na het paren, als men mag mikken, purgeren ze zich veel in het water. In zijn vleugels is zijn kracht en graag broedt het op de gracht. |
Cygnus cygnus, L. buccinator (trompetspelend (synoniem C. musicus, (zingend)
zangzwaan of hoelzwaan, Duitse Singschwan, Engelse whooper swan en Franse cygne sauvage. Zwaan, midden-Nederlands swane, midden-Hoogduits Swan (nu Schwan) Angelsaksisch swon (nu swan) oud-Noors svanr. Dit woord stamt van Germaans swana: de zingende vogel, Indo-Germaanse suen of suon betekent ruisen of klinken, vergelijk het Latijnse sonus: geluid en sonare: geluid maken, Franse sonnet en Engelse sound, oud-Indisch svanati: hij maakt geluid. Zwaan betekent dus de zingende vogel.
(a) De eerste zwarte zwanen, Cygnus atratus, (zwartachtig) (Plutonius) kwamen pas in 1726 uit Australi naar Batavie en verder in Europa. Tot de ontdekking van Australi werd de term zwarte zwaan gebruikt als een contradictie. Je ziet net zo zelden een zwarte zwaan als een witte kraai. Juvenalis zegt dat een volmaakte vrouw even zeldzaam is als een zwarte zwaan Tara avis in terris nigroque simillima cygno.’
(b) Zijn luide, gevarieerde en zuivere stem, die bij iedere aanleiding tot loktoon en waarschuwend sein weerklinkt, maakt een aangename indruk. De tot troepen verzamelde wilde zwanen laten zich voortdurend horen, het is alsof zij een zangwedstrijd houden om zich de tijd te verdrijven. Als hun waterplaats tussen het ijs kleiner wordt en ze vast komen te zitten bejammeren ze als het ware met droefgeestig geschreeuw hun ongelukkig lot. In de mythische Hesperiden zouden de zwanen hun dood door mooi klagend gezang aangekondigd hebben, vandaar de uitdrukking van zwanenzang voor het laatste lied der dichters. Het is de Engelse swansong en Duitse Schwanegesang.
(c )De zwaan is bij de meeste schrijvers, ook bij Vondel, het dier van de liefde die Venus en Amor vergezelt. Shakespeare, Troilus and Cressida iii, II 178;
‘True swains in love shall in the world to come’
Vondel, De Leeuwendalers;
‘gij ziet vol hartewee de duiven trekkebekken
En elke wederga genegen tot heur ga
De beekzwaan bruist vol vuur het witte wijfke na
En strengelt hals om hals, zij weet van wederkussen
Daar ‘t kille water zelfs haar gloed niet weet te blussen’.
5495Cariste seget ons solijn dat erande uoglen sij die uliegen moghen dor .i. uier dat hem de vlamme onghier noch an uederen noch an plume 5500ghescaden mach ene scume |
25. 5495 Cariste, zegt ons Solinus, dat een voort vogels zijn die vliegen mogen door een vuur dat hem de vlammen afgrijselijk nog aan veren, nog aan pluimen 5500 beschadigen mogen iets. |
Aristoteles sprak over een gevleugeld schepsel die hupt of kruipt door het vuur en sterft als die van het vuur weggenomen wordt. Hier geeft hij geen naam. Plinius herhaalt dit maa r noemt het schepsel pyrallis (een woord dat Aristoteles voor een vogel gebruikte) ‘vliegend temidden van de vlammen zien we kleine, gevleugelde schepsels. Dit zijn de Pyrallis of Pyrotocon die ook gevonden wordt in de kopermijnen van Kreta: Ұyrallis appellantur, a quibusdam pyrotoca, quae et in Creta’ Ze lijken wat op draken, maar hebben vleugels als insecten’ .
De Pyrallis komt op dezelfde manier voort als de meeste insecten. Het trekt zijn voeding van de vlammen en kan alleen blijven bestaan in het vuur’ Hij vliegt gelijk een mug om de kaars. Dan sterven ze. Waar vandaan, ‘Hij zal nog eens in de kaars vliegen, hij vliegt gelijk een mug om de kaars.’’ ’Die vliegt met kracht naar het minnevuur. Die volgt de vlieg in haar zwier.’ Dat wordt ook gezegd van het beestje Pyrauste, Aeschylus: ԍagnopere metuo stultum pyrauste exitium’ԩk vrees het dwaze lot van de vuurvlieg te ondergaan’ Men heeft een spreuk wegens de korte vreugde van voorbijgaande wellust, ‘gaudium pyrauste gaudes; ‘uw vreugde duurt zo lang als die van een vuurvlieg’ Men brengt het over tot te driftige lusten en liefde, in welke strikken iemand verstrikt is en door de hitte en vlam wordt verteerd zodat de wellust in het algemeen die te driftig is een overmatig iemand verteert.
Het insect waar naar verwezen wordt is onbekend. De pyraustes is een insect die op een mot lijkt en over een verlichte kaars vliegt.
Ciconia dats die odeuare die metten becke maket nimare ende anders neuet hi luud no sanc dan dat hi maket metten becke geclanc 5505men seghet dat si ionghe winnen na dien dat sijt int lant gescapen vinden dat beiach es groot of clene weder wijs sijn si alle ghemene ende alsi quaet weder voersiet 5510hine begheuet de jonghe niet hi keret thouet inden wint ende bescermetse als diese mint alsi ouer die ze uaren so leeden de cranen de scaren 5515ende si uechten te samene beede jeghen wat dat hem doet lede dit es iproeuet bi hem somen die ghewont ten neste comen ambrosius ende basilius mede 5520segghen dit ouer warede so lief sijn si in tassalen hi moet metten liue betalen wi so dodet den odeuare want si serpente vertaren dare 5525plinius die wil bekinnen dat si hare ionc sere minnen oec sijn de ionc der moeder goet want also langhe alsoese voet also langhe voetsise weder 5530tharen nesten beiten si neder van iare te iare alst wel scijnt al heten si wormen gheuenijnt sine bliuer niet af dood padden heten si node dorde noot 5535die crop vanden odeuare jofdie mage dats openbare seit plinius dats medicine jeghen de cracht van uenine jn wat lande dar si varen 5540es menscen ombekent te waren alsi wech varen seit solijn jn wat ieghenoeden dat si sijn versamen si up .i. uelt ghemeene ende sine later achter negheene 5545her si hare uart bestaen het ne ware ioffer enech ware gheuaen en uelt es in asia dart al versamet verre ende na die achter comen dat sietmen dicken 5550dien so scoren si te sticken |
26. Ciconia dat is de ooievaar die met de bek maakt geluid en anders heeft hij geen geluid of zang dan dat hij maakt met de bek geklank. 5505 Men zegt het dat ze jongen winnen naar die ze in het land geschapen vinden dat het bejaagt, is het groot of klein weer wijs zijn ze algemeen. (a) En als hij slecht weer voorziet 5510 hij begeeft de jongen niet hij keert het hoofd in de wind en beschermt ze omdat hij ze bemint. (b) Als ze over de zee varen dan leiden de kranen de scharen 5515 en ze vechten tezamen beide tegen wat dat hun doet leed, dit is bewezen door hen soms die gewond naar het nest komen. Ambrosius en Basilius mede 5520 zeggen dit voor waarheid zo lief zijn ze in Thessalië hij moet het met het lijf betalen wie doodt de ooievaar want ze serpenten verteren daar. 5525 (a) Plinius die wil bekennen dat ze hun jongen zeer beminnen ook zijn de jongen voor de moeder goed want alzo lang als ze hen voedt zolang voeden ze haar weer. 5530 (d) Op hun nest dalen ze neer van jaar tot jaar, zoals het wel schijnt al eten ze wormen giftig ze blijven er niet van dood, padden eten ze node en alleen in nood. 5535 De krop van de ooievaar of de maag, dat is openbaar zegt Plinius, dat is medicijn tegen de kracht van venijn. Naar welke landen waar ze gaan 5540 is voor de mensen onbekend te waren (e) Als ze weg willen, zegt Solinus, in wat voor gemoed dat ze zijn verzamelen ze zich op een veld algemeen en ze laten achter nee geen 5545 eer ze weg zullen gaan tenzij dat als er enige waren gevangen. Een veld is er in Azië waar ze zich allen verzamelen ver en dichtbij, die te laat komen, dat ziet men veel 5550 die scheuren ze in stukken. |
Ciconia ciconia, L.
Ooievaar, stork, eabarre, adebar, Duitse Weiser Stork en Engelse white stork.
Storch, oud-Hoogduits Storah, midden-Nederlands en Angelsaksisch storc, Engels, Deens en Zweeds stork. Dit woord komt van Germaans storka, dat van Indo-Germaans strgo komt dat stijf zijn betekent, het dier is naar zijn trotse gang genoemd. Naar zijn klepperen ook wel Klapperstorch. Franse cicogne blanche.
(a) Men roemt de wederzijdse liefde tussen de ouden en de jongen. Ooievaars voeden hun ouders als ze oud worden. Het is al bij Sophocles een voorbeeld van kinderlijke toewijding. Aristoteles zegt dat het gewone verhaal gaat dat de oude vogels gevoed worden door hun dankbare jongen. Als de ouder kaal geworden is door de leeftijd wordt hij door hen omgeven en ze warmen hem op met hun eigen veren. Ze geven hem voedsel in overvloed. Ze steunen hem in de vlucht en begeleiden hem met aan elke zijde met hun vleugels.
(c )Want Plinius schrijft dat de ooievaar de ondergang van de slangen zijn en dat men hem uit deze oorzaak zo veel weldaden heeft bewezen dat het in Thessalië een schanddaad was een ooievaar om het leven te brengen.
(b) ‘Ooievaars vliegen over zee in troepen en terwijl ze passeren komen er kranen bij die met hen vliegen en zelfs vooruit vliegen alsof ze de troep aanvoeren, met alle macht vechten ze tegen de vogels die de ooievaars haten’.
(d) Als je zo gelukkig bent om de aankomst van de geliefde dakgast waar te nemen zal je het paar dat hier vorig jaar ook nestelde plotseling van een onafzienbare hoogte langs een spiraalvormige weg op de nok van het dak zien neerdalen. Van het eerste moment af aan lijken ze zich op deze plek zo goed thuis te voelen alsof ze in het geheel niet op reis zijn geweest. Onmiddellijk na zijn terugkomst hervat de ooievaar zijn gewone werkzaamheden. ‘Zelf een ooievaar aan de hemel weet zijn gezette tijden, en een tortelduif, en de kraan en de zwaluw nemen de tijd haar aankomst waar’ Jer. 8:7 .
(e) Als ze samenkomen wordt de laatste doodgebeten, dan gaan ze. Aanleiding tot deze opvatting kan zijn dat ze gemeenschappelijk vertrekken en in bossen overnachten en, zoals beweerd wordt, diegene dood bijten die niet in staat zijn de reis mee te maken. Waarschijnlijk wachten ze op warm weer, een goede thermiek. Vooraf houden ze een algemene vergadering om de dag van reizen te bepalen en maken een kenbaar geluid om de menigte er kennis van te geven zodat iedereen tot de tocht bereid is. Daarom blijft er ook nooit een achter. ‘Als ze zich later in het jaar verzamelen om te vertrekken kijkt men uit naar diegene die niet willen paren of ontrouw zijn geweest, een mannetje of vrouwtje, die worden doodgeslagen'. Het is het beroemde ‘ooievaarsgericht’.
Coretes als plinius seghet dats .i. uogel die pleghet vpten rauen altoes te uechtene de rauen pijnt hem te uerrechtene 5555jeghen hem nacht ende dach waer so elc vp andren mach rouet elc andren eiher iof ionghe hier toe es elc ghereet ten spronghe tusschen dese .ij. nes gheen vrede 5560ende het dinke mi recht wesen de zede tusschen den leken enten papen noint ne saghet man so ghescapen dat si wel droeghen ouer een jc sach dat de pape green 5565daer de .iiij. droegen den uichten ter kerken wart tere ghiften oec sagic lachen den leien dar de pape moeste screien |
27. Corotes, zoals Plinius zegt. dat is een vogel die pleegt op de raven altijd te vechten. De raven pijnzen zich te wreken 5555 tegen hen nacht en dag waar zo elk op de andere mag rooft elk de ander zijn eieren of jongen hiertoe is elk gereed ten sprongen. Tussen deze twee is geen vrede. 5560 En het lijkt mij recht te wezen de zede, tussen de leken en de papen, nooit zag een man ze zo geschapen dat ze zich goed gedroegen overeen. Ik zag dat de papen grijnsden 5565 waar vier droegen de vijfde te kerk waart te begraafplaats. Ook zag ik lachen de leken waar de papen moesten schreien. |
Corotes is wel een uil, zie bij raaf, de schavuit is de Uhu.
Calandrius dats de calandre 5570soete singet cume enege andre ende dits de redene twi si staen jn gaiolen vaste gheuaen nochtan dinket so uergheten al haren carkere ende hare mesual 5575ende singet altoes inder ghebare joftare vancnesse al weelde ware ende conterfait der uoghelen sanc altoes met hare kele clanc bi desen uoglen machmen uerstaen 5580hem die met minnen es beuaen dat .i. swaer carkre es ende soete cume heuet hi enege moete om hiet te pensene dan omme sanc altoes met hare kele clanc 5585der minnen karkre gheuet hi prijs ende dinket hem .i. paradijs |
28. Calendris dat is de kalander. 5570 Zoet zingt het als nauwelijks enig ander en dit is de reden waarom ze staan in kooien vast gevangen. Nochtans denkt het en vergeet het al zijn kerker en hun misval 5575 en zingt altijd in die gebaren alsof hun gevangenis al weelde was en zingt na de vogels hun zang altijd met hun keelklank. Bij deze vogels mag men verstaan 5580 hem die met minne is bevangen dat een zware kerker is en zoet nauwelijks heeft hij nog enige moeite om dit te bedenken dan om zang altijd met haar keelklank 5585 de minne kerker geeft hij prijs en denkt, hij is in het paradijs. |
Deze vogel is het zinnebeeld van de mens die in de ban is van de liefde, een kerker, tegelijk vreselijk en heerlijk. Zijn gedachten worden beheerst door de genoegens van feestvreugde en gezang en hij zingt een loflied op de kerker van de liefde, waarin hij zich in het paradijs waant.
Zie Alouda calandra, kalanderleeuwerik, 22.
Coruus dats de rauen ic wane al swart es dat hi heuet ane die zoe broedet dan bringet hare eten 5590die hie altoes sonder vergheten ons scriuet sente agustijn alse sine ionc ute comen sijn dat hise niet ne wille kinnen ontier ende si swarten beghinnen 5595seuen daghe segghen de wise leuen si al sonder spise tote dat die swarte plumen ut gaen dan wilhise ouer sijn ontfaen ende gheuet hem dat hem bedarf 5600dits gheproeuet menech warf ene auenture segghen liede dat in tiberius tiden gesciede die romes keiser was tien tiden dat got wilde de doot ouerliden 5605eens rauens ionc quam iuallen hute enen torre orwi callen jn sijn of datment vp elt ende leeret spreken met iwelt so dat het telker morghenstonde 5610tiberiuse groten begonde keiserlike ende bi namen darna dandre heren te samen germanicuse ende drususe mede dit was altoes des rauens sede 5615ende dar toe uolc datter leet hier omme wart .i. van nide heet die den rauen tleuen nam als dit dus uoer die liede quam daden si dien man ontliuen 5620entie manne metten wiuen daden des rauens hut vart alst hadde gesijn .i. prince wart die rauen bringet hut arde menegerande luut 5625scuuuts eier heti bi daghe bi nachte doethem dander laghe ende nemet hem sine eier dan dits strijt die nie versceden can den uos mint hi bi naturen 5630alswijt vinden in scripturen |
29. Corvus dat is de raaf zoals ik meen. Alles zwart is dat hij heeft aan. De zij broedt dan brengt hij haar eten 5590 die hij altijd niet vergeet. (a) Ons schrijft Sint Augustinus als zijn jongen uit gekomen zijn dat hij ze niet wil kennen totdat het zwarte zal beginnen, 5595 zeven dagen, zeggen de wijzen, leven ze al zonder spijs totdat de zwarte pluimen uitkomen dan wil hij zich over hen ontfermen en geeft hen dat ze behoeven, 5600 dit is beproefd menige keer. (b) Een avontuur zeggen lieden dat in Tiberius tijden geschiedde die Romeinse keizer was in die tijden dat God wilde de dood ondergaan. 5605 Een raven jong kwam gevallen uit een toren, horen we roepen, op zijn hoofd dat men op hield en leerde het spreken met geweld zodat het elke morgenstond 5610 Tiberius te begroeten begon keizerlijk en bij namen daarna de andere heren tezamen Germanicus en Drusus mede. Dit was altijd de raven zede 5615 en daarna het volk dat er ging hierom werd er een van nijd heet die de raaf het leven benam toen dit dus voor die lieden kwam deden ze die man ontlijven 5620 en die mannen met hun wijven deden de raaf uitvaart alsof het was geweest een prins waard. De raven brengen uit aardig veel soorten geluid. 5625 De uhu eieren eet het op de dag bij nacht doet hem de ander dan lagen en neemt hem zijn eieren dan dit is een strijd die niet scheiden kan. De vos bemint hij van naturen 5630 zoals wij het vinden in schriften. |
Corvus corax, L. Raaf, midden-Nederlands raven, oud-Hoogduits Hraban (nu (Rabe) oud-Engels hraefn (nu raven) oud-Noors hrafn. Dit woord stamt uit Germaans hrabnaz dat in de runensteen van Jarsberg uit de zesde eeuw als eigennaam HarabanaR laat zien en verwant is met het Latijnse corvus en Griekse korax : kraai. Het dier zal wel naar zijn hese geluid genoemd zijn, vergelijk knarren en kraken. Franse grand corbeau.
(a) Ԛe geeft ze niet eerder voedsel dan dat ze ziet dat ze zwartheid hebben in hun veren. Ravenjongen worden met de dauw des hemels gevoed in de tijd dat ze nog geen zwarte veren hebben. De jonge worden de zevende dag zwart. Die zwart worden voedt ze met al haar kracht en sterkte’ Mogelijk wordt dit veroorzaakt doordat de ouderen na het uitkomen niet meer bij het nest slapen. Dit zie je ook in de Bijbel: Psalm 147:9, ‘die het vee zijn voeder geeft, de jonge raven als ze roepen’ Bij Job lees je: ‘Wie bereidt de raaf haren kost, als haar jongen tot God schreeuwen, als ze dwalen, omdat er geen voedsel is?’ In het Duits heet een slechte moeder Rabenmutter, -vater. Dit ook wel naar Gezang 7:2: ‘hij hoort de jonge raven’
(b) Plinius spreekt ook van een raaf die door een schoenmaker getemd was. Op de markt van Rome maakte die complimenten aan gevierde staatslieden en het volk.
De raaf is overdag sterker en de uil ‘s nachts, ze eten elkaars eieren op hun beurt.
De zwarte raaf is een vriend van de vos en daarom vecht hij tegen de das en andere kleine beesten om de vos te helpen. De vos is echter slimmer dan de raaf, zie de fabels van Aesopius.
Cornix alsons toe es comen horen wi de craie nomen die sijn van srauens geslachte edele voghele aten si bi dage bi nachte 5635si biten te sticken ende trecken alle voglen met crummen becken want si sijn hare viande ende somwile comter hem af scande want alsi hem te vele uolghen 5640werter omme sulc verbolghen si uolghen haren iongen naer ende ebber omme groten vaer ende winnen hem dat hem bedarf lange stont ende menech warf 5645ende alse de zoe de eier wacht voetse de hie dach ende nacht leert ghi liede van manieren jue kinder hier bi bestieren leert ghi manne hue vrouwen 5650telpene met goeder trouwen |
30. Cornix, zoals ons toe is gekomen, horen wij de kraai noemen die zijn van het raven geslacht. Edele vogels haten ze bij dag en bij nacht 5635 ze bijten ze stuk en trekken alle vogels met kromme bekken want ze zijn hun vijanden en soms komt er hen af schande want als ze hen te veel vervolgen 5640 worden om sommige verbolgen ze volgen hun jongen na en hebben daarom groot gevaar en winnen van hen dat ze behoeven lange tijden en vele malen. 5645 En als de zij de eieren bewaakt voedt de hij haar dag en nacht. Leert, gij lieden van manieren jullie kinderen hierbij bestieren leert, gij mannen, uw vrouwen 5650 te helpen met goede trouw! |
Corvus cornix, L. de bijnaam cornix duidt op een slimme kraai in het Latijn. Van een handige oplichter zegt men dat hij zelfs de ogen van deze kraai te vlug af is. Bonte kraai. De eigenlijke kraai wisselt af met zijn naaste familielid, de bonte kraai. Waar de een is, ontbreekt de ander.
Corvus is Latijn voor raaf, corone doet denken aan het Griekse korone dat niets met het Latijn voor kroon te maken heeft. Het betekent al bij Homerus het kraaien en slaat op hun geluid. Naar haar is Corneille genoemd. Franse corneille noire. Kraai, midden-Nederlands craie, oud-Hoogduits Chraja of Kra (nu Krahe en Rabenkrahe) oud-Saksisch Kraja, oud-Engels crawe (nu crow en carrion crow) Dit woord stamt uit Indo-Germaanse gra omdat het aanhoudende treurende gekras naar nabootsing leidde. Het is een klankwoord
Om te weten te komen of er een roofvogel vliegt, hoef je maar op de kraaien te letten, vallen ze die andere vogel aan dan is dat een roofvogel.
Cornica scriuet plinius es .i. groot uogel diemen dus nomet int lant van orient ghenen grooten uogel menne kent 5655lso alsmen de wareit weet met plumen so qualike ghecleet sine longre die es groot vet ende van bloede root groot alse de longre vander coe 5660ende medicinael der toe |
31. Cornica, schrijft Plinius, is een grote vogel, die men aldus noemt in het land van de Oriënt. Geen grotere vogel men kent 5655 alzo als men de waarheid weet. Met pluimen zo slecht gekleed zijn longen die zijn groot vet en bloedrood groot als de longen van de koe 5660 en medicinaal daarbij. |
Een struisvogel, zie 61 en 106.
De vleugels zijn met twee sporen voorzien en tamelijk groot, maar volkomen ongeschikt voor het vliegen. In plaats van slagpennen dragen zij slappe en zachte hangende veren. Uit soortgelijke veren bestaat de lange staart. Het overige gedeelte van het lichaam is bedekt met tamelijk dichte en uit slappe gekroesde veren samengesteld kleed.
De hoogte van ‘t mannetje is twee en een halve meter. Zijn lengte van snavelspits tot het uiteinde van de staart is minstens twee meter en zijn gewicht ongeveer vijfenzeventig tot honderd veertig kg.
Cuculus dats de cucuet ende hetet also om sinen luud want cuccuc es altoes sijn sanc ende daran nes gheen uerganc 5665en traghe uogel ende ongestade den cleenen uogelkinen doet hi scade want sine lesse es hem gheuest hi leghet sine eier in haren nest dus broedet die bedrogne uogel 5670dat ei onder sinen vloghel ende waent dat hem toe behort so dat die cuccuc comet uort die den uolgelkine es ombekent mar die dinc dar hine omme mint 5675dats om dat hi wasset so sere ende so hetet die cuccuc meere dan eneghe drie vanden cleenen dit moet de moeder sumwille beweenen want so lange uolget so hem achter 5680dattie scade entie lachter vp die moeder moet becraken dits de loen van sulker saken wach hem die den scalc verdraget want de scalc merket ende iaghet 5685talre stont omme sijn vordeel mochtire an gewinnen geheel en appelkin het ware uerloren wat datmen hem dede te voeren men seghet dat die cuccuc pleget 5690dat hi alden winter leghet jn sine plumen in olen bomen jofte in darde ende hi begomen so inden somer can dat hem gheen onger gaet an 5695jnden winter mach ane gaen van sire spuwen als wijt verstaen wassen crekele die wi sien die int gras springens plien |
32. Cuculus dat is de koekoek en heet alzo om zijn geluid want koekoek is altijd zijn zang en dat wordt niet anders. 5665 (a) Een trage vogel en ongedurig de kleine vogeltjes doet hij schade want zijn les is hem zo gezet hij legt zijn eieren in hun nest dus broedt die bedrogen vogel 5670 dat ei onder zijn vleugel en waant dat het hem toebehoort zodat de koekoek komt voort die het vogeltje is onbekend, maar dat ding daar hij het om bemint 5675 dat is omdat hij groeit zo zeer en zo eet de koekoek meer dan enige drie van de kleinen dit moet de moeder soms bewenen want zo lang volgt ze hem na 5680 dat het al de schade en lachen op de moeder moet verhalen. Dit is het loon van zulke zaken wacht hem die de schalksheid verdraagt want de schalk merkt en jaagt 5685 te alle stonde om zijn voordeel mocht hij er aan gewinnen geheel een appeltje, het was verloren al wat men hem deed tevoren. (b) Men zegt dat de koekoek pleegt 5690 dat hij de hele winter ligt in zijn veren in holle bomen of in de aarde, eer hij ziet zo in de zomer dan dat hem geen honger gaat aan. 5695 In de winter, mag aangaan van zijn spuwen, zoals wij het verstaan, groeien krekels die wij zien die in het gras te springen plegen. |
Cuculus canorus, L. Latijn cuculus komt van Grieks kokkux en dit van oud-Indisch kokila. Koekoek, midden-Nederlands kukuck of cockoec, midden-Hoogduits Kukuk (nu Kuckuck, in Engels cuckoo en in Frans coucou) het is het geluid van de vogel. Of betekent het Latijnse woord, ‘bedrogen echtgenoot?’ Het is wel een klanknabootsing.
(a) Ofschoon het dier zo groot is als een tortelduif legt ze haar ei altijd in het nest van een klein vogeltje, roodborstje, kwikstaartje of nachtegaal. Er zijn vermeldingen dat ze eieren legt bij meer dan honderd zeventien soorten vogels. De jonge koekoek is gemakkelijk te herkennen aan zijn wanstaltige dikke kop en grote pupillen. Het is een zeer hulpbehoevend wezen. Aanvankelijk groeit hij snel en weldra ontspruiten uit zijn huid stoppelachtige zwarte veren die hem een zeer lelijk uiterlijk verschaffen. Zijn eetlust is verbazend. Hij heeft meer voedsel nodig dan zijn pleegouders hem kunnen geven en een gevolg hiervan is dat de jongen, die met hem het voer zouden moeten delen, verhongeren, hij werpt ze ook wel uit het nest. Met grote ijver voorzien zij het vraatzuchtige monster van een overvloed aan voedsel. Ze sloven zich van de morgen tot de avond af om hun pleegkind te bevredigen en zijn als ‘Tsies tsiesieՠklinkend hongergeluid te laten ophouden. Zelfs na het uitvliegen volgen zij het nog dagenlang. Dan zie je soms in de tuinen een jonge hongerige koekoek achter een klein kwikstaartje aanlopen om daarvan eten te krijgen.
(b) Er wordt van verteld dat de koekoek in de winter zijn veren verliest en een hol in de aarde binnengaat of een holle boom. In de winter kwijnen ze weg, zijn ongeveerd en lijken op uilen. Men gelooft dat hij daar op de manier van zwaluwen en beren leeft (winterslaap) Men vertelt dat ze in een boom lagen die men heeft horen roepen toen die als blok in de oven gestoken werd om die heet te maken. Of hij verandert in een sperwer. Als hij omstreeks augustus, september weer naar Afrika vertrekt beginnen de sperwers rond te vliegen. Beide vogels lijken op elkaar.
(c )Uit hun speeksel worden sprinkhanen geboren. Dat zal wel hetzelfde zijn als het koekoekspuug dat bij sommige bloemen zit. Dat wordt gevormd door een cicade.
Coredulus alse isidorus seghet 5700es .i. uogel die des pleghet dat hi bider proien leuet ende uoer alle dinc vercoren heuet therte van den proien seere coredulus meent got onse here 5705die biden wisen eleghen man aldus den mensce spreket an lieue kint ghef mi dine here want der omme dogedic smerte hi gaf sine herte bloet alse de milde 5710want hi onse herte ebben wilde ons allen radic ghemeene dat hem elc gheue sine herte gheele |
33. Coredulus, als Isidorus zegt. 5700 is een vogel die dit pleegt dat hij van de prooien leeft en voor alle dingen uitgekozen heeft het hart van de prooien zeer. Coredulus bedoeld God, onze Heer 5705 die bij de wijze man aldus de mens spreekt aan’ ‘Lieve kind geef mij je hart want daarom gedoogde ik smart’ hij gaf zijn hartenbloed als de milde 5710 want hij ons hart hebben wilde ons allen raad aan ik algemeen dat hem elk geeft zijn hart geheel. |
Coredulus zal wel een vorm zijn van Corvus, raaf.
Zoals de duivel op mensenzielen aast, als raven op lijken, zo is er verwantschap tussen beiden. De duivel heeft dan ook dikwijls een ravengestalte aangenomen om vrome mannen te verzoeken en werd in die gedaante eens uit het lichaam van een bezetene gedreven. Raven komen zeker na het sterven op een dode af. Bij gerechtsplaatsen maakte dit de mensen angstig. Het is dan ook vreselijk als in een huis, waar een dode staat, raven op het dak gaan zitten. De vogel van de boze komt dan de dode naar de duisternis halen. Vandaar dat een ontmoeting met deze vogel gevreesd wordt. Galgenvogel is de naam van de raaf die zich met aas en lijken voedt. ‘t Is een ravenaas. =Een gemene doortrapte vent. Het lijk van een gehangene was aas voor de raven.
Columba es der duuen name een sachte uoghel ende bequame 5715bedinens segmen soes sonder galle aristotilus weder seitse alle die segghen dat soere sonder leuet ende seghet dat soe galle heuet jn .i. daremkin ende niet ter stede 5720dart es andre vogelen sede dus ontsculdeghemen hare wort die segghen dat gheene galle behort der duuen toe ia tiere stat darse andre uoghele ebben gehadt 5725met cussene toeghen si hare minne gheene croenge als ict kinne so neten si dor gheene noot si ulieghen gherne met scaren groot bi puren sade leeden si hare leuen 5730houer sanc hormen hem gheuen erande versuchten sonder claghen men siethem dicken tetene draghen [kiekinen die hem niet bestaen] neghen warf ebwi verstaen 5735dat si muwen hare sien sijn si ulugghe maghet hem gheschien maken si so oghen haren nest dat allen wormen es ontfest die hem scade willen doen 5740vp elc point vintmen sermoen die hier uoeren staen bescreuen die duue nemet hare leuen arde gherne den watre naer ende dats bedi segmen uoer waer 5745omme dat si naturlike in dien des harens scade willen sien van van manieren sijn aueke twe deen ne proiet nemmerme dan dat hi sittende siet 5750dander vaet dat uliegens pliet die duue die ditwel verstaet siet soene int water. die sitters vaet soe efsoe hare dan upwart ende eist .i. die vliegers vaet 5755sone porret soe vander stede niet dits dar soet water omme siet Palumme eten erande duuen die vintmen in meneghen lande eist dat soe hare ghenoet verliest 5760dat soe ander gheenne kiest alleene ulieghen si wat soes gesciet ende waer si varen weetmen niet men vindet duuen clene ende groot die nemmermeer kiesen ghenoet 5765die wonen nouwe in oghen gaten omdat si die duuers laten ende daer si in ghenoete sijn es hare minne goet ende fijn ende sijn nerenst in haren dinghen 5770hoe si groot geslachte bringhen hen doe mesual si bringher .ij. ende selden min ende nemmerme siensi vremde duuen varen si gheleedense met haren scaren 5775kesele heten si na hare maniere om dat sirem mede purgiren want hare maghen die sijn heet bloet van duuen als ict weet van tortelduuen van swalewen mede 5780hute gelaten tere stede onder den rechtren ulogel alleene maket donker oghen reene die duuen drinken tere toghe aldat si ghedrinken moghen 5785ghelijc dathet ware .i. coe dat wanic dat gheen uogel doe xv. iaer es hare leuen duuen ionc dus es bescreuen sijn best in herefste ende in letin 5790want si met grane gheuodet sijn an die duue men beseft dat soe hare sumwile verheft om hare plumen te makede scone ende dar af comet hare die hoene 5795want als dauec versiet dat so hare min wacht dan soe pliet ghecripethise onuersien dat die duuele noch uele plien dat si houerden belaghen 5800ende meneghen met hem draghen |
34. Columba is de duiven naam een zachte vogel en bekwaam, 5715 (a) van hem zegt men, ze zijn zonder gal. Aristoteles in tegenstelling tot alle die zegt dat ze er zonder leeft en hij zegt dat ze gal heeft in een darmpje en niet op de plaats 5720 waar het is bij andere vogels is de zede dus verontschuldigt men hun woord die zeggen dat het geen gal behoort de duif toe, ja in de die plaats waar het andere vogels hebben gehad. 5725 (b) Met kussen getuigen ze hun minne. Geen krengen, zoals ik het ken eten ze door geen nood. Ze vliegen graag met scharen groot. Van pure zaden leiden ze hun leven. 5730 Voor zang hoort men hem geven een soort verzuchten zonder klagen. Men ziet hem veel te eten dragen. [kiekens die hem niet bestaan] Negenmaal, hebben we verstaan, 5735 dat ze vernieuwen hun zien. Zijn ze vlug, mag het hen geschieden, maken ze zo hoog hun nest dat het alle wormen verzwakt die hen schade willen doen. 5740 Op elk punt vindt men wel een iets wat iemand zegt die hiervoor staan beschreven. De duif neemt haar leven erg graag het water na en dat is daarom, zegt men voor waar, 5745 omdat ze natuurlijk in die de arend zijn schaduw willen zien van soorten zijn er haviken twee de ene prooit nimmermeer dan dat hij zittende ziet, 5750 de andere vangt dat vliegen pleegt de duif, die dit wel verstaat, ziet zo in het water die zittende vangt dan verheft ze zich opwaarts en is het er een die vliegend vangt 5755 dan komt ze van de plaats niet dat is waarom ze zo in het water ziet. (b) Columbo heten een soort duiven die vindt men in menige landen is het dat ze haar echtgenoot verliest 5760 dat ze een andere niet kiest alleen vliegen ze, wat zo er geschiedt, en waar ze gaan weet men niet. Men vindt duiven klein en groot die nimmermeer kiezen echtgenoot 5765 die wonen nauw in hoge gaten omdat ze de doffers laten en daar ze in paren zijn is hun minne goed en fijn. En zijn het vlijtig in hun dingen 5770 hoe ze een groot geslacht brengen tenzij ze doen misval, ze brengen er twee en zelden minder en nimmermeer Zien ze vreemde duiven gaan ze begeleiden ze met hun scharen. 5775 Kiezels eten ze naar hun manieren omdat ze zich ermee purgeren want hun magen die zijn heet. Bloed van duiven, zoals ik het weet van tortelduiven en van zwaluwen mede 5780 uitgelaten daar ter plaatse onder de rechtervleugel alleen maakt blinde ogen rein. De duiven drinken te ene teug Alles dat ze drinken mogen 5785 gelijk alsof het ware een koe dat waan ik dat geen vogel doet. Vijftien jaar is haar leven. Duiven jongen, aldus is beschreven, zijn het best in de herfst en in de lente 5790 omdat ze met granen gevoed zijn. Aan de duif men beseft dat ze zich soms verheft om zijn pluimen te maken schoon en daarvan komt haar de hoon 5795 want als de havik dat ziet dat ze minder oplet zoals ze pleegt grijpt ze haar onvoorzien. Dat is wat de duivel noch veel pleegt dat ze hovaardige belaagt 5800 en menigeen met zich wegdraagt. |
Columba palumbus, L. (Latijn voor duif) Engels columbine en Frans colombine zijn afgeleid van Latijns columbia. Mogelijk is het zo genoemd naar zijn kleur, vergelijk het Griekse kelainos: zwart of donker en Sanskriet kalankas: vlek. Grote hout- of ringduif, bosduif of woudduif, Engelse wood pigeon of ring dove, Duitse Ringeltaube en Franse pigeon ramier. Duif, midden-Nederlands duve, oud-Saksisch Duva, midden-Engels douve (nu dove) oud-Hoogduits Tuba (nu Taube) oud-Noors dufa, Gotisch Dubo, dat van Germaans oubon stamt. Gewoonlijk verklaart men het woord van duiken, to dive, naar de vlucht van de vogel.
(a) Ze zijn oprecht van hart en munten uit dat ze geen kwaadaardigheid, weerzin of ongenoegen kennen. Het is symbool van zachtmoedigheid omdat van dit dier er het algemeen geloof was dat een duif geen gal had, dus niet zwartgallig werd, geen heet bloed had, dus niet zwaarmoedig werd. Vondel in Joseph in Dothan:
Ruben: ‘’Dit kind is zonder gal, gelijk simpele duiven.’
(b) Aristoteles zegt dat ze trouw zijn tot de dood hen scheidt. Plinius vermeldt dat er bij hen geen echtbreuk voor komt, hij vermeldt ook hun liefde tot de jongen en voor elkaar. Ze zijn scherp van gehoor en leven in kuisheid, in onverdeelde liefde tussen beiden.
(c ) Krop en spiermaag zijn bijzonder goed ontwikkeld. Zij pikken graag steentjes op om daarmee in de spiermaag het voornamelijk uit zaadkorrels bestaande voedsel fijn te wrijven.
Carcates als aristolus seghet es .i. uogel die te wesene pleget bider ze want hi hem ghenert bi uisschen die hi dar vertert 5805minder dan die hauec es hi jnt water es hi also vri dat hire in ghedoghen can also langhe als .i. man wandelen mach ene mile 5810doch moeti weder na die wile ter lucht sinen adem ontfaen jofte sijn leuen ware ghedaen ay mi merket na dese wort ghi die in sonden sijt versmort 5815al es verdronken lange iv moet jn dertsce weelde int dertsce goet ghi bliuet verloren der in ghine settet an gode iven sin ende ghi van hen die lucht ontfaet 5820ay uergaue got dient also staet dien die ertsce sonden bedecken dat hi uorsine doot moeste vertrecken vpwart sine herte ende gode uolghen herne die zebaren verswolghen |
35. Carchates, zoals Aristoteles zegt, is een vogel die te wezen pleegt bij de zee want hij zich voedt met vissen die hij daar verteert. 5805 Kleiner dan de havik is hij in het water is hij alzo vrij dat hij er in blijven kan alzo lang als een man. Wandelen mag een mijl 5810 doch moet hij weer na die tijd in de lucht zijn adem ontvangen of zijn leven was gedaan. Aai mij!, merk naar dit woord gij, die in zonden bent versmoord 5815 al is verdronken lang uw moed in de aardse weelde, in het aardse goed gij blijft verloren daar in ga en zet aan God uw zin en gij van die van Hem de lucht ontvangt. 5820 Aai, vergaf God hun die het alzo staat die de aardse zonden bedekken dat hij voor zijn dood moest trekken opwaarts zijn hart en God volgen voor de zeebaren hem verzwolgen. |
Stercorarius catarrhactes (synoniem Stercorarius skua, Brunnich) Latijn stercoreus; drekkig of vuil, skua, geluidnabootsend woord. Grote jager of grote roofmeeuw, Duitse Grose Raubmowe, Engelse great skua of bonxie skua en Franse skua of grand labbe.
De lengte is vijfenvijftig tot zestig cm, dus groter dan de zilvermeeuw en zwaarder gebouwd.
Broedt op IJsland en Faeröer en leeft van roof. Door voortdurend te achtervolgen weet hij grote vogels er toe te brengen hun prooi prijs te geven die hij dan pakt voor het in water valt. Kleinere vogels verbrijzelt hij de kop. Voor een jachtvalk of arend heeft hij geen vrees.
5825Coturnix dese name in latijn mach in dietsch die quackele sijn jn onse lant varen si ende comen so dat selden es uernomen weltijt si comen iofte varen 5830maer in andren lande te waren hebben si haren tijt openbare ghelijc der swalewen ioften oudevare beede te varne ente kerne die oude pleghen die ionc te leerne 5835alsi enen lande sullen ghenaken dat si hem te broedene maken dat si voeroeden hare scare jeghen dien wreeden sparware die hars nauwe wacht upt lant 5840die spareware dats die uiant dat lant es tende vanden leuene jnt hende pleget hem te gheuene die viant narenstelike der toe hoe si sulke scalkeit doe 5845dat hi daer zielen mede va nu pinem elc dathi ontga men seghet dat dier gheen leuet sonder soe diet grooteuel heuet entie mensce ende bedi 5850segmen dat hare ulesch quaet si |
36. 5825 Coturnix, deze naam in Latijn mag in Diets de kwakkel zijn. (a) In ons land gaan ze en komen zodat zelden is vernomen welke tijd dat ze komen of gaan, 5830 maar in andere landen te waren hebben ze hun tijd openbaar gelijk de zwaluwen of de ooievaar beide te varen en te keren. De oude plegen de jongen te leren 5835 als ze in een land zullen komen dat ze zich te broeden maken dat ze behoeden hun schaar tegen die wrede sperwer die hun nauw wacht op het land. 5840 De sperwer, dat is de vijand dat land is het einde van het leven in het einde pleeg je hem te geven de vijand naarstig daar toe hoe hij zulke schalksheid doet 5845 dat hij daar de zielen mee vangt nu denkt elk dat hij ontgaat! (b) Men zegt dat er geen dier leeft uitgezonderd die de toeval heeft en de mensen en daarom 5850 zegt men dat hun vlees kwaad is. |
Coturnix coturnix, L. Kwartel of kwakkel, midden-Nederlands quackele, midden-Noordduits Kwartele en Quackele (nu Wachtel of Kwartels en in Engels quail) oud-Frans quaille (nu caille) In midden-Latijn was het quaccula, wat voorkomt naast oud-Hoogduits Quahtila in Trier, dit is een kruising van midden-Latijn quacculla en Germaans wahtila, vergelijk de midden-Nederlands naam wachtele en oud-Engels wiehtel. Het is de wachtel, de wak, het geluid van de vogel.
(a) Ze begint pas laat, dat wil zeggen vrijwel niet voor de aanvang van de zomer, haar nest in te richten. Onmiddellijk na het verlaten van het ei lopen de jongen met de moeder mee en worden door haar zorgvuldig gehoed en tot eten aangespoord. In de tweede week fladderen ze al en in de vijfde week zijn ze voldoende groot en hebben voldoende bekwaamheid om in de herfst de reis naar het zuiden te ondernemen. Enkele kwartels schijnen bijna gedurende de hele jaar op reis te zijn. Ook die ergens in de zomer komen om te broeden verlaten het gebied weer onregelmatig. Enkele verschijnen reeds tegen het einde van augustus in Egypte en in grotere getale komen ze in september, maar in die maand vind je hier nog broedende wijfjes. Een bijeenkomst schijnt niet plaats te hebben. Waarschijnlijk gaat iedere kwartel op eigen gelegenheid en voegt onderweg de een zich bij de ander en voordat ze in Zuid-Europa aankomen zijn er talrijke vluchten gevormd.
(b) Hun beste voedsel is venijnig zaad van nieskruid scheerling en daar worden ze vet van. Aristoteles had dit idee al, de scheerling en nieskruid zijn giftig voor mensen maar voedsel voor kwartels. Omdat ze veel zaad van nieskruid eten krijg je er de vallende ziekte van en trekkingen van zenuwen schrijven Plinius en Galenus waarom ze niet op de tafel van de Romeinen kwamen.
Carduelis es .i. clene dinc ende hetet met ons .i. desteluinc omme dat in destelen sine spise gherne soeket na sire wise 5855dits van plumen menegertiere ende van uarewen oec so diere datment te wondre an mach sien doch nes sijn prijs niet in dien sijn sanc es noch te prisene bet 5860hier omme vintmense gheset jn gaiolen ter menegher stede om den mensce te veruroiene mede al heuetse nature clene ghemaket hare sanc die so soete maket 5865ende hare plumen scone ende fijn doetse lijef ende wert sijn danden dorperen scuwt hi es lelic in sinen luud |
37. Carduelis is een klein ding en heet bij ons een distelvink omdat in distels zijn hun spijzen graag zoekt het naar zijn wijze. 5855 Dit is van pluimen veelvormig en van kleuren ook zo duur dat men het met verwondering aan mag zien doch is zijn prijs niet in die. Zijn zang is noch te prijzen beter 5860 hierom vindt men ze gezet in kooien op menige plaats om de mensen te vermaken mede al heeft de natuur ze klein gemaakt haar gezang die zo zoet maakt 5865 en haar pluimen mooi en fijn doet ze lief en waard zijn die dan de dorper (iemand zonder opvoeding) schuwt hij is lelijk in zijn geluid. |
Carduelis carduelis, L. (distel) Distelvink, Duitse Stieglitz, een klanknabootsing, Distelfink, Distelzeisig, Goldfink en Jupitersfink, Engelse goldfinch en Franse chardonneret, chardon is een distel.
Hij is de bontste onder de inheemse vinken. Is bruin op de rug met een lichtere onderkant. De kop is opvallend getekend met rood, wit en zwart. De vleugels zijn zwart met een felgele vleugelstreep.
Hij werd wel als kamervogel gehouden. Vinken hebben een brutale slag met een fors slot, het is de vinkeslag. Het is een uitdaging als een kraaiende haan en ook mannetjesvinken zijn nogal vechtlustig. Daarom noemt men dames die ook die eigenaardigheid vertonen met deze naam. Een mannetjesputter komt op hetzelfde neer, een putter is van dezelfde familie.
Corciles alst plinius ombint 5870es dat mintste uogelkin dat men vint ende es dat uogelkin datmen weet dat alder uoghele coninc heet so groot ghemoedt eist alsmen seget dat upten haren stridens pleghet 5875ende alsten haren dan gram doet ende hijt waent nemen inden uoet ontslupet hem tusscen de clawen nochtan ende ulieget hem om die oghen dan so dat daren uerscaemt 5880want hi hem om niet vergramet ende ulieget henen sire straten al es dit clene utermaten nochtan heuet van naturen meer ionc dan andre creaturen 5885worme hetet inder haghen ets quaet te vane met laghen jn .c. enden hier der uoglen wort nu hort hier na in .d. vort |
38. Corchiles, zoals Plinius ontbindt, 5870 is het kleinste vogeltje dan men vindt en is dat vogeltje dat men weet dat aller vogel koning heet. Zo’n groot gemoed heeft het, zoals men zegt dat het op de arend te strijden pleegt 5875 en als de arend dan gram doet en hij het waant het te nemen in de voet ontkomt het tussen de klauwen nochtans en vliegt hem om de ogen dan zodat de arend zich schaamt 5880 want hij zich om niets vergramt en vliegt heen zijn straten. Al is dit klein uitermate nochtans heeft het van naturen meer jongen dan andere creaturen. 5885 Wormen eet het in de hagen het is kwaad te vangen met listen. In c eindigt hier van de vogels woord, nu hoort hierna in d voort. |
Troglodytes troglodytes, L. De jongen worden gevoed in het donker en niet een wordt er vergeten. Het nest is zo diep dat er maar weinig licht bij kan komen. Dat is waarschijnlijk de reden dat de ouden de winterkoning troglodytes noemden: dwalers in grotten. Winterkoninkje, Duitse Zaunkonig. Engels wren, oud-Engels wraenna, waarschijnlijk van wraene: wellustig. In Frans troglodyte, ook roitelet.
Hij neemt een houding aan die hem een driest voorkomen verschaft, de borst enigszins voorovergebogen en het korte staartje loodrecht omhoog gewipt Het is een geschikt vogeltje voor sprookjes. Als Plinius de strijd om het bestaan tussen de dieren aanroert dan zegt hij dat er tweedracht is tussen de arend en de winterkoning omdat de eerste de koning van de vogels genoemd wordt. ‘Dissident....aquulae et Trochilus (si credimus) quoniam rex appellatur avium’. Toen de vogels besloten hadden om net als bij de mensen een koning te hebben kwamen ze overeen dat dit diegene zou zijn die in het vliegen het hoogste punt zou bereiken. De adelaar en de ooievaar overwonnen alle mededingers. Toen de arend wilde dalen kwam er uit zijn veren of onder zijn vleugels een klein en nog naamloos vogeltje dat naar boven vloog en zo hard riep als maar mogelijk was:
҅k ben Koeniek!
Ek ben Koeniek’.
Djomedice in ware dinc 5890sijn uogle die naden coninc diomedesse sijn geheten die meneghen ruddre dede beeten wilen te troien uoer die stede dor sine grote vromelicede 5895fauelen die ebben inne dat uenus makedie die godinne desen uoghel ende sine gesellen dus horment poeten tellen solinus die seghet dit 5900dat si sijn als de swane wit ende vander grooter dat es de swane oec doethi ons te verstane hare oghen sijn root als vier ghetande becke scarp ende fier 5905dar si de rotsen ol met maken ende maken neste tharen saken men seghet alsi seere mesbaren dat meent dat .i. lant sal veruaren jofte dat .i. coninc steruen sal 5910die grieken minnen si uor al ende andre lieden wilsi scoren dus so vinde wijt in scrifturen |
39. Diomedice, een waar ding, 5890 zijn vogels die naar de koning Diomedes zijn geheten die menige ridder deed bijten wel te Troje voor die stad door zijn grote dapperheid. 5895 Fabelen die hebben in dat Venus maakte, die godin, deze vogel en zijn gezellen, aldus hoort men de poten vertellen. Solinus die zegt dit 5900 dat ze zijn als de zwanen wit en van de grootte van de zwaan ook doet hij ons verstaan haar ogen zijn rood als vuur getande bek, scherp en fier 5905 waar ze de rotsen hol mee maken en maken nesten tot hun zaken. Men zegt het, als ze zeer misbaren dat bedoelt dat een land zal veroverd worden of dat een koning sterven zal. 5910 De Grieken minnen ze voor alles en andere lieden willen ze scheuren zo vinden wij het in schriften. |
Diomeda exulans. Albatros, Duits Albatros, Frans albatros, door Engelse zeelieden Cape sheep genoemd; Kaapse schaap.
Is met uitzondering van de zwarte slagpennen geheel wit. Een lengte van 116cm, de vluchtwijdte van 3-4,25cm. Ze vliegen statig en sierlijk als door onzichtbare kracht gedreven. Men merkt vrijwel geen beweging van de vleugels op nadat de reus zich de eerste stoot heeft gegeven en zich in de lucht verheven heeft. Hij drijft als een kurk op het water. Op het land waggelt hij. Het is de gier van de zee en ruimt alles op.
Dariata alst aristotiles kent es een uogel in orient 5915die met uloglen ende met becken clemmen can ende hem uort trecken want hi uoete heuet gheene oec so vintmen somghe ene diemen siet meer no min 5920sonder in des heruests beghin ende dat es alset rimen moet dese uogel out ende broet sine ionc tote dat si doghen ende si hem ghenaren moghen 5925ende dan steruet hi selue ghinder ende laet leuende sine kinder die moeten pleghen tselue mede dat te uoeren de vader dede hier gaet hute vander .d 5930ende uolget als ene in .e. |
40. Dariata, zoals Aristoteles het kent, is een vogel in de Oriënt 5915 die met vleugels en met bekken klimmen kan en zich voort trekken, want hij voeten heeft geen. Ook zo vindt men soms een die men ziet meer of minder 5920 vooral in de herfst begin en dat is als het regenen moet. Deze vogel houdt en broedt zijn jongen totdat ze kunnen en zichzelf voeden mogen 5925 en dan sterft hij zelf ginder en laat leven zijn kinderen die moeten plegen hetzelfde mede dat tevoren de vader deed. Hier gaat uit van de d, 5930 en volgt als een in e. |
?Zie Avis paradisia.
Erodius als de glose seget die vp die uraie bible leget es de uogel alsict weet die met ons gherualke heet 5935ende es onder dedele uogle die edelste die ulieget met ulogle so starc es hi ende so groot dat hi den haren slaet doot siet hi oec in ere scaren 5940dar uele cranen enen uaren ofte andre uogle also uele ende menne werpet in uederspele hi ueltse alle met sire cracht deen naden andren inder iacht 5945her hi ombert sire uloghe so esser .i. hont diere toe doghe die den uoglen alsi vallen hem den als af bitet met allen sijn aes moet sijn uersch ende leuende 5950ende alsi hem scuddet al beuende so meent hi proie die hem behaghet entar hem sijn moet toe draghet mist hi;hi werdet so erre dat hi ulieget oge ende uerre 5955ende cume willi keren nedre tote sinen loedre wedre meesters seggen int commune dat uele beste sijn de brune van .e. so gaen hute de wort 5960nu hort vander .f. vort |
41. Erodius, zoals de glossaria zegt die op de fraaie bijbel ligt, is de vogel, zoals ik het weet, die bij ons giervalk heet. 5935 En is onder de edele vogels de edelste die vliegt met vleugels. Zo sterk is hij en zo groot dat hij de arend slaat dood. Ziet hij ook in een schaar 5940 waar veel kranen heen varen of andere vogels alzo vele en men het werpt in jachtspel hij velt ze alle met zijn kracht de een na de ander in de jacht 5945 eer hij omkeert van zijn vlucht dan is er een hond die er toe deugt die de vogels als ze vallen hen de hals afbijt met allen. Zijn aas moet zijn vers en levend 5950 en als hij het schudt al bevende dan meent hij prooi die hem behaagt en waar hem zijn moed toe draagt mist hij, hij wordt zo kwaad dat hij opvliegt hoog en ver 5955 en nauwelijks wil keren neer tot zijn plaats weer. Meesters zeggen in het algemeen dat wel de beste zijn de bruine. Van e zo gaan uit de woorden, 5960 nu hoort van de f voort. |
Falco rusticolus, L. (landelijk) Giervalk, Duitse Gerfalke, Engelse gyr falke en Franse faucon gerfaut, midden-Nederlands ghervalke en ghiervalke, oud-Noors geirfalki, waar geer een punt of speer betekent, de vogel is genoemd naar de op donkere schachtstrepen lijkende pijlpunten op de helwitte veren. (zie gier). Valk, midden-Nederlands valke, oud-Hoogduits Falc(h)o (nu Falke) oud-Frans fauc en faulcon (Engels falcon) dat uit Latijn falco komt wat een zeis betekent naar de kromme klauwen of snavel, het is de sikkeldrager. De stam k van het woord is er een met vaal, de valk heet zo naar zijn grauwbruine veren.
(a) Erodius, naar de reiger die hij slaat, de Griekse herodios.
De slechtvalk die met de IJslandse witte giervalk vooral getemd werd om voor de jacht of reigers te worden afgericht. Spierkracht en behendigheid, moed en jachtlust en een edel voorkomen zijn eigenschappen die men hun niet ontzeggen kan.
(b) ‘Hij heeft een groot hart en als hij op zijn eerst vlucht jaagt en mist dat hij in de tweede vlucht wraak op zichzelf neemt. Als hij wild is zoekt hij die dag geen prooi meer en als hij tam is lijkt hij hetzelfde te doen en vliegt weer in de lucht en komt dan zonder iets op de handen van zijn baas terug. Want hij vindt zichzelf te groot als hij die vogel niet gepakt heeft die hij zou moeten pakken’ .
Fenix als ons seit isidorus jacob solijn ambrosius es .i. uoghel sekerlike tote arabia int rike 5965dese neuet gheen ghenoot ende naden aren es hi groot ccc. ende viertech iaer pleghet hi te leuene ouerwaer ghehouet geasselt es hi mede 5970sere scone na des paus sede sijn als iofti guldijn ware met purperen plumen arentare sijn start gheleu blau mede met rooden vederen van groter sconede 5975alse fenixe doude gaet an so kieset hi enen sconen boem dan hoghe staende up ene fonteine die scone staet ende dore reine enen nest maket hi inder gebare 5980alse inder vormen van enen outare van wieroec bomen ende van merren ende van caneelen diemen van verren van desen telghen maket hi sijn nest entie rieken alre best 5985alse die sonne heete scijnt so waiet hi danne ende pijnt dat hi also ontsteket dat out dat soete roke gheuet menechfout dant ualt hi selue int soete vier 5990ende wert te asschen dus lesemen hier jn arde corter tijt dar naer werdet .i. worem in dasschen daer die cortelike te woreme diet dus werdet fenix uerniet 5995Fenix dese enege vogel bediet jhesum xpristum diet wel siet fenix neuet vader no moeder ende ihesus onse soete broeder es nader menscheliceit sonder vader 6000nader golliceit es hi algader sonder moeder in emelrike dese fenix sekerlike merkede ende nam wel goem omme dien sconen edelen boem 6005die up tie fonteine staet, die boem est cruce ons toeuerlaet bider fontainen so uerstaet dat doepsel dat onse sonden af dwaet dat hout van specien merket wel hier 6010dar fenix af maket sijn vier menet dat ihesus hinc ant hout dat hi benedide menechfout ende metten viere van karitaten ten vader sende om sijn verlaten 6015die soeter roec vor sinen vader dander werelt specie algader dus bernede inder minnen viere onse fenix in derre maniere ontier endi tasschen bequam 6020dats dat hi hende nam ten derden daghe es hi uerresen ende uoer themele na desen endit volghet ter erster vormen want fenix asschen comen te vormen 6025ende dar na comen plumen ende ulogle [ende ulieghet ghelijc andren uogle] dat fenix heuet .ccc. iaer ende .xl. eri werdet so swaer meent dat ihesus in arderike 6030.xxxiiij. iaer leuede sekerlike van dat hi ghebodescapt was tote dat hi starf sijt seker das ouer een iaer slaet elke .x so vintment waer inden besiene 6035van enen fenixe telt ons dus een wonder sente ysidorus ene port in egipten is diemen heetet cliopolis dats in dietsch der sonnen stat 6040jn doude wet es ghemake dat een temple in ons heren ere na salemons temple min no mere een fenix quam gheuloghen daer jnden viere upten outaer 6045met sinen ulogelen geladen oec met dieren houte dat soete roec ende uerbernedem upten outaer des nastes dages quam de pape dar ende vant in dasschen .i. woremkin oec 6050dat utermaten soete roec des anders dages addet ulogle jnder ghelike van .i. uoghele des nastes daghes waset wlcomen ende heuet anden pape ghenomen 6055orlof ende es danen gheulogen dit scriuet isidorus onbeloghen Aymo spreket .i. wijsclerc mede dat onse vrouwe in dese stede doe herodes de kinder sloech 6060ontulo ende wonder dicken gnoech ende fenix bi auenturen tote daer bi sire naturen dat die warechtege fenix mede wandelen soude in die stede |
42. Feniks, als ons zegt Isidorus Jacobus, Solinus en Ambrosius, is een vogel zeker te Arabië in het rijk. 5965 (a) Deze heeft geen gelijke en naar de arend is hij groot. Driehonderd en veertig jaar plag hij te leven, voor waar. Een hoofd en hals heeft hij mede 5970 zeer schoon naar de pauw zede zijn hals alsof het verguld was met purperen pluimen hier en daar zijn staart geel en blauw mede met rode veren van grote schoonheid. 5975 Als feniks de ouderdom gaat aan dan kiest hij een mooie boom dan hoog staande op een fontein die mooi staat en geheel rein een nest maakt hij in de gebaren 5980 als in de vorm van een altaar van wierookbomen en van mirre en van kaneel die het haalt van verre van deze twijgen maakt hij zijn nest en die ruiken aller best 5985 als de zon heet schijnt dan waait hij dan en denkt dat hij alzo ontsteekt dat hout dat zoete rook geeft in menigvoud dan valt hij zelf in het zoete vuur 5990 en wordt tot as, aldus leest men hier in de aardig korte tijd daarna groeit er een worm in de as daar die gauw tot worm groeit dus wordt de feniks vernieuwd. 5995 Fenix, deze enige vogel betekent Jezus Christus, die het wel ziet, feniks nee, heeft geen vader of moeder en Jezus onze lieve broeder is naar de menselijkheid zonder vader 6000 naar de goddelijkheid is hij geheel zonder moeder in hemelrijk. Deze feniks zeker Merkte goed en nam wel notitie van die mooie, edele boom 6005 die op die fontein staat, die boom is het kruis, onze toeverlaat bij de fontein, zo verstaat, het doopsel dat onze zonden afwast dat hout van specerijen, merk wel hier 6010 waar feniks van maakte zijn vuur, bedoelt dat Jezus hing aan het hout dat hij zegende menigvuldig en met het vuur van liefdagheid te vader zond om zijn verlaten 6015 die zoete rook voor zijn vader dat is de andere wereld specerijen alle tezamen, dus brandde in het liefdes vuur. Onze Fenix in die manier tot hij tot as kwam 6020 dat is dat hij een einde nam de derde dag is hij verrezen en voer ten hemel na deze en dit volgt het naar de eerste vormen want uit feniks as komt de worm 6025 en daarna komen pluimen en vleugels. [en vliegt gelijk andere vogels] De feniks leeft driehonderd jaar en veertig eer het wordt zo zwaar, bedoelt dat Jezus in het aardrijk 6030 vierhonderd veertig jaar leefde zeker van dat hij geboodschapt was tot dat hij stierf, is zeker is dat, voor een jaar staat elke tien zo vindt men het waar in het bezien. 6035 Van een feniks vertelt ons dus een wonder Sint Isidorus dat er een plaats in Egypte is die men heet Heliopolis dat is in Diets de zonnen stad 6040 in de oude wet is gemaakt in dat een tempel te onze Heren eren naar Salomons tempel min of meer. Een Fenix kwam gevlogen daar in het vuur op het altaar 6045 op zijn vleugels geladen ook met duur hout dat zoet rook en verbrandde op het altaar De volgende dag kwam de priester daar en vond in de as een wormpje ook 6050 dat uitermate zoet rook. De volgende dag had het vleugels in de gelijkenis van een vogel. De volgende dag was het volkomen en heeft van de paap genomen 6055 verlof en is dan gevlogen. Dit schrijft Isidorus ongelogen. Haymo spreekt, een wijze klerk, mede dat onze Vrouwe in deze stad toen Herodes de kinderen sloeg 6060 ontkwam en wonder vaak genoeg een feniks bij avonturen getuigde daar bij zijn naturen dat de ware Fenix mede wandelen zou in die stad. |
De vogel Phoenix of feniks komt alle vijfhonderd of veertienhonderd en een en zestig jaren uit Indië naar Arabië naar een koele bron. Elke morgen baadt het in dit water en zingt een prachtig lied zodat de zonnegod zijn wagen stopt om te luisteren. Het is een vogel zonder maatje waarvan er maar een is op deze wereld. Als de hem toegemeten jaren gepasseerd zijn voelt het haar eigen zwakheid en maakt een nest van zoet ruikende twijgen, die vol en droog zijn. En in de zomer, als de westenwind blaast, worden de twijgen en het nest in brand geblazen door de brandende warmte van de zon en dan brandt die sterk. Dan komt die vogel Phoenix vrijwillig in het brandende nest en wordt tot as verbrand. Binnen drie dagen vormt zich een kleine worm in de as en groeit beetje bij beetje, krijgt veren en vormt zich tot een vogel. Uit de as ontstaat hij dan verjongd weer op om weer vijfhonderd of veertienhonderd en eenenzestig jaar te leven. En het eerste dat de jonge nieuwe Phoenix doet is eerbied te tonen aan de vroegere Phoenix. Hij balsemt de as van zijn voorganger in een ei van mirre en vliegt er mee naar Heliopolis bij Panchaea. (zonnestad) Daar legt hij het ei eerbiedig op het altaar.
De origine van de Phoenix was waarschijnlijk een Egyptische mythe die verbonden werd met de altaarafgoderij van Heliopolis. Het verwonderde de ouden ook niet dat de Phoenix zich vermenigvuldigde via een enkel mannetje. Elke klassieke verwijzing van de Phoenixmythe geeft zijn Egyptische origine aan. Het was ook in Egypte dat de legende meer details kreeg. Op oude Egyptische gedenktekens vindt men de Phoenix dikwijls afgebeeld als vogel, zoals Herodotus beschrijft, maar ook als gevleugelde genius met half menselijke gedaante. In de oude Griekse en Egyptische mythologie is de Phoenix een mythische vogel die geassocieerd wordt met de Egyptische zonnegod Re en de Griekse Phoibos Volgens sommigen stelde de vogel bij de Egyptenaren de zon voor die elke morgen herrijst. Anderen denken aan een periode van vijfhonderd jaren die gevierd zou zijn door het ontsteken van vuur en het verbranden van een nagemaakte vogel die de vluchtigheid van de tijd verbeelden moest.
Volgens Dr. G. Seyffarth staat de feniks in nauw verband met een astrologisch verschijnsel, de periodieke doorgang van Mercurius door de zon, die regelmatig na zeshonderd en twee en vijftig jaren en kort na de lentenachtevening plaats vindt waardoor de feniks periode grote betekenis voor de chronologie zou krijgen.
De originele legende zou geassocieerd zijn met zonnemythen en de heldere kleuren die aan de vogel toegeschreven worden, vertegenwoordigen de pracht van de zonsopgang. De veranderingen van de originele mythe is toe te schrijven aan de Christelijke vertalers van de Septuagint, waarin zekere passages gedacht werden te verwijzen naar de Phoenix. Volgens Joodse traditie gold bij Israëlieten de Phoenix als symbool van onsterfelijkheid. Zo lezen we in Job 29:18’Dan, zeg ik, ik zal sterven in mijn nest, en ik zal mijn dagen vermenigvuldigen als de Phoenix,’/i> (of zand) Het woord ‘shool’ wordt door zand vertaald, wat de gewone betekenis is, maar volgens de Joodse geleerden wordt er ook de wondervogel onder verstaan. De Engelse Revised Version behoudt het woord zand, maar in de marges lezen we, ‘ Phoenix’ wat betekent dat die vertaling nog door sommigen aangehouden wordt.
Ook het Griekse Phoenix betekent palmboom als wel de vogel. Tertullian, 202 na Chr., vertaalt Psalm 92: 13: ‘De rechtvaardige zal groeien als de Phoenix.’(nu een palm). Zo maakt hij in ‘The Resurrection of the Flesh, 13 de vogel tot symbool van opstanding. Nadat hij de zelfverbranding van de vogel beschrijft zegt hij dat de Phoenix zich vernieuwt, nieuw leven uit zijn eigen as. Hij concludeert bij het aanhangsel.’ Zal men sterven voor niets als vogels geen twijfels hebben over hun opstanding?’
De vraag luidt steeds welke vogel zou men bedoeld hebben?
In Egypte wordt de vogel meestal afgebeeld als een reiger, maar in de klassieke literatuur meestal als een pauw of een adelaar. Zie Avis paradisi, 15.
Zoals de feniks een wondervogel was, is in figuurlijke zin een feniks een groot man wiens naam en daden telkens met ontzag genoemd worden. Vondel is de feniks van onze dichters.
Uit zijn as herrijzen. = Weer worden opgebouwd na de brand en mooier dan te voren.
Mulder: Haymo - Haymo van Auxerre, negende-eeuws bijbelcommentator.
De Christus-allegorie vindt een opmerkelijke bevestiging bij Tacitus, die in zijn Annalen (VI, 28) vermeldt dat de feniks zich zou hebben vertoond tijdens de regering van Tiberius, in 34 na Christus. De vogel kwam ook voor in de bijbel, in Psalm 92 en Job 29. In de eerste tekst is de wondervogel gewijzigd in een palm, de tweede luidt in een moderne vertaling: ‘Ik dacht: tegelijk met mijn nest zal ik de geest geven, en mijn dagen vermeerderen als de feniks’
Dat Onze Lieve Vrouwe naar de stad ontkwam - aangespoord door een engel die hem in een droom verschijnt vlucht Jozef met zijn gezin naar Egypte, waar hij blijft tot na de dood van Herodes, ‘opdat vervuld zou worden hetgeen de Heer door de profeet gesproken heeft, toen hij zei: Uit Egypte heb Ik mijn Zoon geroepen’ (Mattheüs 2:15. Zie voor de profetie Hosea 11:1.)
6065Fulcica spreket isidorus es .i. uogel hetet aldus sijn ulesch smaket alst ware .i. hase vp marassche nemetet sine ase ende emmer maket hi sijn nest 6070dart met watre es gheuest dit hetet der uroetster vogel een hute sinen lande vliegeter gheen mar int lantscap dar hi broet lesemen dat hi hem seluen voet 6075ende ne ulieghet hare no dare cronien heuet hi ommare ambrosius spreketer af te waren datmen vint erande haren die sine ionc vernoiet te voedene 6080ende werptse hute sinen broedene so comet fulcica ghinder ende uoedet des harens kinder met sinen ionghen in sinen nest dese exemple war goet geuest 6085elken mensce die wel doen woude ende merken dat hem ontfarmen soude der armer ende hem goets ionnen die hem ielpen niet ne connen |
43. 6065 Fulica, spreekt Isidorus, is een vogel die heet aldus. Zijn vlees smaakt als was het een haas Op moerassen neemt het zijn aas en immer maakt het zijn nest 6070 waar het met water is bevestigd. Dit heet de verstandigste vogel een uit zijn land vliegt er geen maar in het landschap daar hij broedt leest men dat het zichzelf voedt 6075 en vliegt niet hier en daar. Krengen heeft hij onmin. Ambrosius spreekt er van te waren dat men vindt een soort arend die zijn jongen vermoeit te voeden 6080 en werpt ze uit zijn broedsel dan komt fulica daar en voedt de arend kinderen met zijn jongen in zijn nest. Dit voorbeeld was goed geweest 6085 voor elke mens die goed doen wou en merkt dat zich te ontfermen zou de armen en hun het goede gunnen die zich niet helpen kunnen. |
Fulica atra, L. (donker zwart) Meerkoet, naar het keffende geluidje dat het maakt. Het Latijnse Fulica bleef in Frans foulque. Duitse Moorhuhn, Engelse moorhen, moor: moeras.
Ze maken hun nesten met bladeren van gras en riet die ze in de rivieren, waar de stroom door gaat, tussen het riet vastmaken zodat die niet door het water weg gevoerd worden. In de broedtijd bewoont ieder paar een apart gebied waar het geen anderen duldt. Onmiddellijk na het broeden verenigen ze zich weer tot gezelschappen die langzamerhand aangroeien tot ontelbare zwermen.
Het is meer een arend en voor de bastaardarend, zie Aquilegia, 2.
Fatator dats bekent 6090es .i. uogel van orient die hastech seere es om sijn broeden ende ne can hem seluen niet uoerhoeden hine leit sine heier so int iaer datsem dachterwinter swaer 6095alle dicken ueruriesen doet exemple gheuet hi arde goet hem die hertijt willen clemen dat si neder weder moeten rennen ontier ende si werden so wart 6100datmense ter eren begart het warem beter dat si ombeden her si omme dere streden dansi met scanden moeten beeten ende alse die tijt beginnet heeten 6105so broedet fatator anderwarf houer dat hem erst verdarf so comet hem danne niewe broet des lettel ander vogel doet die sinen nest maket inder wostinen 6110want alle wel naer maer eens ne pinen jnt iar omme hare ionc ghemene sonder fatator allene |
44. Fatator, dat is bekend, 6090 is een vogel van de Oriënt die haastig zeer is om zijn broeden en kan zichzelf niet verhoeden hij legt zijn eieren zo in het jaar dat hem de nawinter zwaar 6095 allen vaak bevriezen doet. Voorbeeld geeft hij aardig goed hem die hoog willen klimmen dat ze weer neer moeten rennen totdat ze worden zo gewaardeerd 6100 dat men ze te eren begeert het was hem beter dat ze baden eer ze om die eer streden dan ze met schande moeten boeten. En als de tijd begint met hitte 6105 dan broedt fatator ander maal omdat hem ‘t eerste bedierf dan komt hem dan nieuwe broed als weinig andere vogels doen die zijn nest maakt in de woestijnen 6110 want waar we allen bijna om denken in het jaar komen hun jongen algemeen uitgezonderd de fatator alleen. |
?
Fetix es .i. uogel mede die oec na fatators zede 6115tweewarf in den iare broet lse aristotiles te wetene doet ende al vintmen lettel vogele minder nochtan wint hi uele kinder sine eier ne ueruriesen niet 6120want ert dien somer siet sone wilt noten nochte broeden dus werdet hem gheloent met goeden dattet wint datter begart die wille sijn uroet ende wart 6125lere te tijt doen sine saken so mach hem groote ere naken |
45. Fetix is een vogel mede die ook naar fatators zede 6115 twee maal in het jaar broedt, als Aristoteles te weten doet, en al vindt men weinig vogels kleiner nochtans wint hij vele kinderen. Zijn eieren bevriezen niet 6120 want eer het de zomer ziet dan wil het paren nog broeden. Dus wordt het hem geloond met goede dat het wint wat het begeert die wel zijn verstandig en waard 6125 leert op tijd te doen zijn zaken dan mag hij grote eer maken. |
?
Ficedula seit isidorus es .i. uogel heetet dus omme dattet gherne etet fighen 6130waer datese mach gecrighen soete boem urucht es sine spise merket hier up ghi grote wise wat dat diet bedieden can die boem bediedet wel elc man 6135men vindet misselike bome jn arderike als icket goeme die urucht bringhen na sire nature some soete some sure dit vrucht dat sijn onse gewerke 6140dit willic dat elc wise merke ende hi den goeden mensce minne om de doghet die hi heuet inne ende late den quaden henen uaren want alse de wale seit te waren 6145hi mach goede dachuart tellen die hem maket quite vanden fellen mint die urucht soete ende goet ghelijc dat ficedula doet |
46. Ficedula, zegt Isidorus, is een vogel die heet aldus omdat het graag eet vijgen 6130 waar dat ze het mag krijgen, zoete boomvrucht is zijn spijs. Merkt hier op, gij grote wijze wat dat dier betekenen kan. De boom betekent wel elke man 6135 men vindt verschillende bomen in het aardrijk, zoals ik het gok, die vrucht brengen naar hun natuur soms zoet, soms zuur, deze vruchten dat zijn onze werken 6140 dit wil ik dat elke wijze opmerkt en hij die de goede mensen bemint om de deugd die hij heeft in laat de kwade heen varen want als hij die wel zegt te waren 6145 hij mag goede (God) dagreis vertellen die zich ontdoet van de felle bemint de vrucht zoet en goed gelijk dat ficedula doet |
? Coracias garrula, L. (Latijn corax: raaf, en babbelaar) is de scharrelaar of Duitse papegaai, Duitse Blauracke, Engelse roller, Franse rolier d’Europe. Leeft van kevers, insecten, kikkers, wormen, muizen en vijgen.
Falco dats de ualke in latijn 6150dar .viij. manieren aue sijn also alse bescriuen de clerke des lettel hort te minen werke want ets cont gnoech den leken diese toeuen ende streken 6155ende roepen ende huken bedi latix hem ibruken doch willic twerande manieren vanden valke iv visieren alse donhedel valke bestaet 6160den eigher ende hine nederslaet latet die eigher enen ael ut varen donedel valke gripet den al te waren enen laetien eigher enen ulieghen dus so lati hem bedrieghen 6165mar dedele valke doet des niet ende alsi sulke scalkeit siet so doet hi te mere pine den eigher om de scalceit sine ende ne latene niet ontfaen 6170her hi den eigher euet gheuaen donedele valke dat verstaet bediedet des heren onedel daet alsi wetlike heuet verstaen dat sine liede ebben mesdaen 6175so latise quite om ghelt dus wert hi van der eren iuelt want donedel quade goet vortrechthi ende mint in sinen moet mar dit ne doet niet dedele valke 6180hi uaet hi slaet ende uelt scalke ende doet elken na die wet die int lantscap es gheset f. gaet hute ende uort meer so horet uort vander .G. |
47. Falco, dat is de valk in het Latijn, 6150 waar acht soorten van zijn alzo als schrijven de klerken dus weinig behoort tot mijn werk want het is bekend genoeg de leken die ze ophouden en strijken 6155 en roepen en hokken daarom laat ik hen ontbreken. Doch wil ik twee soorten manieren van de valken u geven als de onedele valk bestaat 6160 de reiger en hij hem neerslaat laat de reiger een aal uit gaan de onedele valk grijpt er naar en laat die reiger heen vliegen dus zo laat hij zich bedriegen, 6165 maar de edele valk doet dat niet en als die zulke schalksheid ziet dan doet hij te meer pijn de reiger om de schalksheid van hem en laat hem niet ontgaan 6170 eer hij de reiger heeft gevangen. De onedele valk, dat verstaat, betekent de heren onedele daad als hij wettelijk heeft verstaan dat zijn lieden hebben misdaan 6175 dan laat hij ze vrij om het geld dus wordt hij van de eer geveld want het onedele kwade goed voor trekt en bemint in zijn gemoed, maar dit doet niet de edele valk 6180 hij vangt, hij slaat en velt die schalk en doet elk naar die wet die in zijn land is gezet. F gaat uit en voort meer, zo hoort voort van de g. |
Falco peregrinus, Tunstall. (vreemd, vergelijk het Franse pelerin wat bij ons pelgrim werd) Slechtvalk (slecht in de betekenis van eenvoudig of gewoon) trekvalk, hij komt over de hele wereld voor, Duitse Wanderfalke, Engelse peregrine falcon en Franse faucon pelerin. Chaucer spreekt over: ‘’ic faucon peregryn thanne semed she’’ik gelooof dat ze een pelgrimsvalk was’. De pelgrimsvalk heet zo omdat men nooit haar nest heeft gevonden.
Het is de moordenaar van klein en groot gevogelte, ook wel insecten, ratten en muizen, maar meestal toch van vogels, kippen en duiven. Bij het uithalen van een valkennest vond men tweeëntwintig duivenringen. Die waren van postduiven afkomstig.
Is gemakkelijk te temmen en was populair bij de valkeniers, maar minder dan de giervalk. Voor de valkenjacht wordt het vrouwtje gebruikt die veel groter en sterker is dan het mannetje en die de wouw, reiger en kraai meester kan worden. Mogelijk is de onedele F. subbuteo, L. (onderbuizerd) de boomvalk Dit waren de kleinere valken die voor de vrouwen waren bij de valkenjacht.
6185hort uort der edelre uogele pine hare euel hare medicine Tholomeus dins gheene ghile hieten alle coninghe bi wile die in egipten droeghen croene 6190een tholomeus regnerde scone jn dien tiden wi lesen dus dat aquila ende simacus ende theodocion mesters waren van ghroter wardecheit te waren 6195dese drie bi haren vorsoeke si screuen in enen boeke der edelre uogele medicine also alset inden latine van broeder albrechte es bescreuen 6200ende iacob saelt iv nu vort gheuen die namen van den cruden diere sijn salic iv gheuen int latijn die kennisse also alst is sal kinnen elc apotikaris 6205anden houede na dat wijt kinnen sulwi leeren dit beghinnen wert .i. uogel siec in doghen men salne te ghenesene poghen met fijnre oliuen van oliuen 6210diemer hem in sal sochte driuen ende dit salmen doen dicken wast hem up dat oghe dat witte men sal puluer van venkel sade ende urouwen melc dats datic rade 6215warmen dar af comet hem de bate heuet hi bestoppet die nasegate stafisagria ende peper der toe mac puluer ente gader doe ende blast hem in wiltune inesen 6220met ere pipen inder nese ende wrijf hem sinen roest der mede met pulure van stapisagria heuet hi reume in thouet mede doe hem dits die behendechede 6225rute omtrent die nasegate ende sijn aes nette dats sine bate jn ruten sap dat hi sal heten noch ene bate saltu weten nem oec loec ghestampt met wine 6230dat doe inde nesegate sine ende settene dart es sonder lecht ende latene enen dach uasten echt heuet hi pipeide horet hier na nem puluer van stafisagria 6235dat met onege wel ghemanc wrijf sine tonghe dats de ganc ende ghef hem botre tetene dan ende ne gheneset hi niet der an witte coelen salmen droghen 6240dat puluer sal sine macht toghen roepet hi oec te vele int huus dan so nem ene uledermuus ende stamp peper der inne dit hase hi swiget ten beghinne 6245vindemen de uledermus oec niet so eist recht datmen besiet om el eneghen uogel dan want dar nes gheen uerlies an ende mer ghemalen peper indoe 6250dat salre lichte elpen toe die uele roepet men wil dat kinnen dat hi eier euet binnen gheneset hi qualike du salt hem gheuen muse tetene die leuen 6255jofte en onts welpen heret siet jofti sijn aes te werpene pliet dicken seghet dit ghedichte nem een uirendeel allinges ghewichte scamonia entar toe comijn 6260moet oec also uele sijn dat salmen pulueren ende minghen dar mede sijn aes bespringhen sijn aes moet sijn uet swinijns ulesch ende mac van allinc iwichte den esch 6265apoticarise sullen di wel dat rechte wisen sonder fel ne mach hi oec niet eten ditte so nem van den eie dat witte werp dat puluer dar ter stede 6270dan in sinen bec der mede noch wes ere sake vroet die ter seluer dinc es vroet mac hem eiere met melke van gheeten ghef hem tetene doe dat ic hete 6270alse vpt vier gheronnen si hi werdet ghesont dan ende vri den auec ende sinen gheslachte elpet arde wel met machte beghinnet hem te mutene lusten 6280doene van alre pinen lusten ende ghef hem aes ghenoech alleweghe na sijn iuoech also dicken alsi heuet broke also dicken sekerleke 6285falgierthi inder uederen mede dits der naturen hemelichede grone saden onder de uoete sijn hem nutte te sire boete ende dar die sonne scinet heet 6290eist best dat hem te stane steet heuet hi den rede hore hier na jnt sap van artimesia dat wanic dat biuoet si ghef hem sijn aes ende noch der bi 6295moet hennen aes wesen der toe vierewarf iofte viue der toe offete doe dit ouer een bint hem uaste dat rechter been jnt middele den beene saltu sien 6300ene adre ende mettien saltune wiselike laten dar af sal hem comen de baten hier bi machtu kennen mede oftie uogel heuet den rede 6305so weltijt so hanghen den uoghele sijn hoeuet ende sine uloghele ende hi heuet ende toghet jn plumen ofti cout ghedoghet ende hi wel naset niet 6310ende hi ghierlike der ane siet ende hijt qualike in mach bringhen bi aldus danen dinghen mach merre sien diere ware toe gheuet ofti enen rede heuet 6315dan elpet hem also die raet hier bouen bescreuen staet often seere durstet doe dus nem colen leuisticus dats sine toename in latijn 6320anijs stalen sulre toe sijn ende venkelstalen siet dit in wine oec ester nutte toe te sine alst es ghesoden recht ghenoech een lepel honex int gheuoech 6325dat salmen ouer een coelen dan ghef hem dit drinken ofti ne can so salment inden becke ghieten ofte doe hem eens daghes ghenieten aes met honeghe bestreken 6330des naestes daghes inder weken bestrijc sijn aes hoe soet gaet met ere olien hetet rosaet es hi oec vander gallen so bespars sijn aes met allen 6335met blade van wlgheboeme alse die uloghele hem anghen somen so nem danne ganse bloet ende smout van gansen esser toe goet ende salue sine ulogle saen 6340ende latene ter sonnen staen ende gef hem tetene van gansenvet hore noch en ander ende bet nem olie die hetet laurijn ende dwa teersten die uloglen sijn 6345ende onder die ulogle saltu mede sine asselen saluen wel ter stede echt nem galle vanden swine ende salfer mede die ulogle sine ende gaf hem aes mede ghemeene 6350jnden sape van uerbene oftin sape van salie crude heuet hi andie uloglen rude nem cruud dat geheten is jn latin edera terrestris 6355sijn dietsch der af alsict wet es datmen goutdraue of dresen heet siet dat in watre entie blade om sine nasegaten begade dar si sire siden ghenaken 6360sijn aes dat soutu nat maken jnt water dart cruud in soet dit water es oec ten uoeten goet hetene sine uloglen de sieren helpem dan in derre manieren 6365ghef hem bux ulesch nat in aysine ende bestrijc die uederen sine met waremen aisine des gome ende met olien van lauwerbome ende dat so doe menechwarf 6370breket hem uedere dit so bedarf dattu sachte hute doen wilt datte nem dat bloet van ere ratte ende bestrijc der uederen stat sonder pine soe dan ute gaet 6375ende siet honech dat radicke ende alse dat seere werdet dicke nem dan een roedekin van sonderliker mate dat die groote si vanden gate daer die vedre in was ghestaen 6380ende doenre thonech mede saen dar sal curtelike wedere wassen ene niewe uedere es hem scinkel iof ulogel ontwee so nem warem aloe 6385ende binter vp dat bliuen mach enen nacht ende enen dach echt anen drec in edec ghesoden es der up goet te sinen noden es .i. uogel ongheroe 6390vpt rec ofte up die hant dertoe siet merre in watre ende darmede so bestrijc sine lede ende huten watre neghenwarf also dicken alsem bedarf 6395heuet hi theuel dat hetet rampa jc waent in dietsch es de crampa jn artimesia dat es heet saltu sijn aes netten ireet jn lams bloet warem net sine uoete 6400dit es oec ene andre boete joftu salt nemen warmen wijn dar netelen in ghesoden sijn ende dar mede sine uoete dwaen ende dar hute sijn aes ontfaen 6405eist dat hi smelten niet ne can eens hanen galle ghef hem dan ende witte slecken gesoden geheten smelti te seere du salt weten hoe dat hi te stoppene si 6410een lettel saeps van iusquiami ghef hem drinken ende netter al sijn aes in datti heten sal heuet hi luse so nem dan van alsenen sape ende nochtan 6415water darmen in siedet ditte ende alsi ter sonnen sit bespoiene ende makene nat voerwart hem sal elpen dat dits der uoghele medicine 6420jeghen mesquame ende pine den latine ghelijc wel na also alst wilen aquila cimacus ende theodocion screuen den coninc theolomon 6425jacob hine vants nemme hort uort uoghele namen in .g. |
48. 6185 Hoort voort van de edele vogel pijn, hun euvel en hun medicijn, Ptolemaeus, dat is geen grap, heten alle koningen vroeger die in Egypte droegen de kroon. 6190 Een Ptolemaeus regeerde mooi in die tijden, we lezen dus dat Aquila en Cymacus en Theodocion meesters waren van grote waardigheid waren. 6195 Deze drie vanwege zijn verzoek die schreven een boek de ԥdele vogels medicijn’ alzo als het in het Latijn. Door broeder Albertus is het beschreven 6200 en Jacob zal het nu voort geven. De namen van de kruiden die er zijn zal ik u geven in het Latijn. Die kennis, alzo als het is, zal kennen elke apotheker 6205 uit het hoofd naar dat wij het kennen. Zullen we leren dit begin. Wordt een vogel ziek in de ogen, men zal te genezen pogen met fijne olie van olijven 6210 die men hem zacht zal inwrijven en dit zal men doen vaak. Groeit op dat oog dat witte, men zal poeder van venkelzaden en vrouwenmelk, dat is dat ik aanraad, 6215 warmen daarvan komt hem baat. Heeft hij verstopt de neusgaten, Delphinium staphisagria en peper daar toe maak poeder en meng het toe en blaast hem wil u het genezen 6220 met een pijp in de neus en wrijf hem zijn roest daar mee met poeder van staphisagria. Heeft hij reuma in het hoofd mede doe hem, dit is de handigheid, 6225 ruit omtrent de neusgaten en zijn aas natten mede dat is zijn baat in ruitensap dat hij zal eten. Noch een baat zal u weten, neem ook look gestampt met wijn 6230 dat doe in de neusgaten van hem en zet hem daar zonder licht en laat hem een dag vasten echt. Heeft hij pip, hoor hier na, neem poeder van staphisagria 6235 dat met honing goed is gemengd wrijf zijn tong, dat is de gang, en geef hem boter te eten dan en geneest hij niet daar van witte kolen zal men drogen 6240 dat poeder zal zijn macht getuigen. Roept hij ook te veel in het huis, dan zo neem een vleermuis en stamp peper daar in het aas, hij zwijgt van het begin. 6245 Vindt men de vleermuis ook niet dan is het recht dat men beziet om elke andere vogel dan waar daar is geen verlies aan en met gemalen peper in doen 6250 het zal licht helpen daar toe, Die veel roepen, men wil dat kennen, dat ze eieren heeft binnen geneest hij moeilijk, je zal hem geven muizen te eten die leven 6255 of een hondenwelp eer het ziet. Of hij zijn aas te verwerpen pleegt vaak, zegt dit gedicht; Neem een vierendeel geheel gewicht scammonia en daar toe komijn 6260 dat moet ook alzo veel zijn dat zal men verpoederen en mengen daarmee zijn aas besprengen zijn aas moet zijn vet zwijnenvlees en maak van alle gewicht de eis 6265 apothekers zullen u wel dat rechte wijzen zonder fout. Mag hij ook niet eten dit, dan neem van het ei dat witte werp dat tot poeder daar ter plaatse 6270 dan in zijn bek daarmee. Noch is er een zaak bekend die voor hetzelfde ding is goed, maak hem eieren met melk van geiten geef hem te eten, doe dat ik zeg, 6270 als op het vuur gestold is hij wordt gezond dan en vrij. De havik en zijn geslacht helpt dit erg goed met macht. Begint hem ook ruien lusten 6280 doe hem van alle pijnen rusten en geef hem aas genoeg allerwegen naar zijn gevoeg alzo vaak als hij braakt (breuk) alzo vaak zeker. 6285 Valt hij in de veren mede, dit is de naturen heimelijkheid, groene zoden onder de voeten zijn hem nuttig tot zijn verbetering en waar de zon schijnt heet 6290 is het beste dat hij te staan staat. Heeft hij koorts, hoor hierna, in het sap van Artemisia, dat waan ik dat het bijvoet is, geef hem zijn aas en nog daar bij 6295 moet kippenaas wezen daar toe vier maal of vijf daartoe. Of doe dit tezamen bindt hem vast dat rechter been in het midden van het been zal u zien 6300 een ader en meteen zal u wijselijk (bloed) laten daarvan zal hem komen baten. Hierbij mag u kennen mede of die vogel heeft de koorts 6305 zo dan hangen bij de vogel zijn hoofd en zijn vleugels en hij beseft en getuigt in pluimen of hij koude gedoogt en hij aast bijna niet 6310 of gretig daaraan zit en hij het moeilijk in kan brengen. Bij al dusdanige dingen mag men zien die er waren toegeeft dat hij de koorts heeft 6315 dan helpt hem alzo die raad die hierboven beschreven staat. Of zeer dorstig is doe dus dit, neem kolen van Levisticum, dat is zijn bijnaam in Latijn, 6320 anijs stalen zullen er bij zijn en venkelstalen, kook dit in wijn. Ook is het nuttig toe te zijn als het is gekookt recht genoeg een lepel honing in het behoorlijke 6325 dat zal men over de kolen doen dan geef hem dit te drinken en als hij niet kan dan zal men het in de bek gieten of doe hem een dag genieten aas met honing bestreken, 6330 de volgende dag in die week bestrijk zijn aas, hoe zo het gaat, met een soort olie die heet rosaet. Is hij ook ziek van de gal, zo besproei zijn aas met allen 6335 met bladen van wilgenboom. Als de vleugels hem hangen soms, zo neem dan ganzenbloed en vet van ganzen is er toe goed en zalf zijn vleugels gelijk 6340 en laat hem in de zon staan en geef hem te eten van ganzenvet. Hoor noch een ander en beter, neem olie die heet laurijn (Laurus) en was ten eerst de vleugels van hem 6345 en onder die vleugels zal u mede zijn oksels zalven daar ter plaatse. Echt neem gal van de zwijnen en zalf er mee die vleugels van hem en geef hem aas mee algemeen 6350 in het sap van Verbena of in sap van salie kruiden. Heeft hij aan die vleugels schurft, neem kruid dat geheten is in Latijn Hedera terrestris 6355 zijn Diets daarvan, zoals ik het weet, is dat men het gonderave of hondsdraf heet, kook dat in water en die bladen om zijn neusgaten bewerken waar ze de zijden raken, 6360 zijn aas dat zou u nat maken in het water daar het kruid in kookt dit water is ook voor de voeten goed. Hebben zijn vleugels de zeren, help hem dan in deze manieren; 6365 geef hem bokkenvlees genat in azijn en bestrijk de veren van hem met warme azijn, zoals ik gok, en met olie van de laurierboom en dat zo doe vaak. 6370 Breken hem veren, dit zo behoeft dat u ze zacht uit wil doen, neem dat bloed van een rat en bestrijk de veren plaats dat ze zonder pijn dan uit gaan. 6375 En kook honing met radijs en als dat zeer wordt dik, neem dan een twijg van zulke maat naar de grootte van het gat waar de veren in had gestaan 6380 en doe er de honing mee samen daar zal gauw weer groeien een nieuwe veer. Is hem schenkel of vleugel in twee, zo neem warme Alo 6385 en bindt het er op dat blijven mag een nacht en een dag, echt hanendrek in azijn gekookt is daar op goed in zijn noden. Is een vogel onrustig 6390 op het rek of op de hand, daartoe kook mirre in water en daarmee zo bestrijk zijn leden en uit dit water negen maal alzo vaak als het nodig was. 6395 Heeft hij het euvel dat heet rampa, ik waan het in Dietse is het kramp, in Artemisia dat bijvoet heet zal u zijn aas natten gereed in lammeren bloed warm nat zijn voeten. 6400 Dit is ook een ander genezing of u zal nemen warme wijn waar netels in gekookt zijn en daarmee zijn voeten wassen en daaruit zijn aas ontvangen. 6405 Is het dat hij toilet niet maken kan, een hanengal geef hem dan en witte slakken gekookt te eten. Doet hij te veel, u zal het weten hoe dat hij te stoppen is 6410 wat sap van Hyoscyamus geef hem te drinken en nat alles in zijn aas dat hij eten zal. Heeft hij luizen, zo neem dan van alsemsap, of nochtans 6415 water waar men in kookt dit en als hij in de zon zit besproei en maak nat voorwaarts, hem zal helpen dat. Dit is de vogels medicijn 6420 tegen misval en pijn het Latijn gelijkt bijna alzo als wijlen Aquila, Syimacus en Theodocion schreven de koning Ptolemaeus. 6425 Jacob die vond nimmer, hoort voort vogelnamen in g. |
Gricis seit iacob van uitri dattet een uremt uogel si so groot datsi den man bestaen 6430ghewapint ente doot slaen hare clawen sijn so groot dat merre hute drinket ter noot alse oft ute enen orne ware jn icia oric des mare 6435dat inden lande es van endi lesemen dat sulc uogel si jn enen lande ouden si daer dar die toeganc es te swaeer dart goud es ende diere steene 6440menschen comen es daer gheene want terst dat si sien den man bestasine ende doodene dan alse iofti ware ghemaket uan gode der urecheit tenen weder bode 6445alset wareit wel mach wesen dar wonet .i. uolc als wijt lesen met enen oghen heten arismaspi ne waer ene oghe nebben si omme die mirauden die si wachten 6450ende winnense hem af met crachten de mirauden ebsi uercoren bouen allen andren als wijt horen men vindet dit staende wilment souken jn de glose van moises bouken 6455vieruoetech so sijn die uogle ende ebben ghemaect houet ende vlogle na den aren maer mere so uele dattet gaet al uten spele achter gheliken sj den lioene 6460vogle van desen doene segmen datter menech sij bj den berghe van perbolj dat pard atensi enten man experimentator segt nochtan 6465dat hi ghegaet es den steen jn sinen heuet al in een ende dat es wel te uerstane om eneghe bate tontfane sone eist hem niet te rechte onsact 6470got hen euet die stene ghemaect ende hem ghegheuen cracht mede om des menschen salichede |
49. Grifis, zegt Jacob van Vitry. dat een vreemde vogel is zo groot dat ze de man bestaan 6430 gewapend en ze dood slaan. Hun klauwen zijn zo groot dat men er uit drinkt ter nood alsof het een horen was. (a) In Scythia, hoor ik het bericht 6435 dat in het land is van Indië leest men dat er zulke vogels zijn. In een land houden ze daar waar de toegang is te zwaar waar het goud is en dure stenen. 6440 Mensen komen daar geen want als ze eerst zien de man bestaan ze en doden hem dan alsof ze waren gemaakt van God de wreedheid tot een tegen bode. 6445 Alzo het de waarheid wel mag wezen daar woont een volk, zoals wij het lezen, met een oog en heten Arismaspi maar een oog hebben zij om de smaragden die ze bewaken 6450 en winnen ze van hen af met kracht. De smaragd hebben ze uitverkoren boven alle anderen, zoals wij het horen. Men vindt dit staande, wil men het zoeken in de glossaria van Mozes boeken. 6455 (b) Viervoetig zo zijn die vogels en hebben gemaakt hoofd en vleugels naar de arend, maar groter zo veel dat het gaat al uit te spel, achter gelijken ze de leeuw. 6460 Vogels van deze vorm zegt men dat er menige zijn bij de berg van Hyperborea. Het paard haten ze en de mens. (d) Experimentator zegt nochtans 6465 dat ze de agaat hebben de steen in zijn nest al ineen en dat is wel te verstaan om enige baat te ontvangen zo is het hem niet te recht ontzegd. 6470 God hun heeft die steen gemaakt en hen gegeven kracht mede om de mensen zaligheid. |
Griffioen, is een naam met de uitgang van schorpioen. Midden-Nederlands grifoen, Frans griffon en Engels griffin, oud-Frans grifoun van Latijn gryphus.
De Hollandse benaming is vogel grijp, midden-Nederlands vogelgripe, Duits Greif, oud-Hoogduits Grifo, van Latijnse gryphus wat van het Griekse gryps: gedraaid of haakbek stamt. Een fabelvogel. Volksetymologisch zocht men verband tussen de naam grijp en ons woord grijpen, reden waarom er van grijpvogel gesproken wordt.
(a) ‘Een griffioen bewaakt die bergen waar gemzen en kostbare stenen zijn als emerald en jaspis en zorgen ervoor dat die niet weggenomen kunnen worden. In sommige landen van Scythia is er overvloedig goud en kostbare stenen, maar vanwege de griffioen durft men daar niet openlijk te komen. Daar is de ook beste emerald en kristal’ Aristeas, 900 v. Chr., verhaalt van hen in zijn gedicht Arismaspeia. Hij had een reis gemaakt naar het land der Issodoniers (ongeveer bij Irkoetsk) die de buren waren van de Arismaspen en mensen waren met een oog (arima: een, spou: oog) Dat de griffioenen in het hoge noorden op de Rhipaise bergen de goudmijnen tegen de Arimaspen bewaakten. Ze leefden met de rijdende Scythisch Arimaspen en zo ook met hun paarden in vaste vijandschap. Vandaar het spreekwoord: ‘augentur grypes equis, dat is; ‘het onmogelijke zal mogelijk worden’. Vervolgens kwam ze voor bij Herodotus, 484-424. Aeschylos laat de titaan Oceanus op een griffioen rijden.
De Sumeriers hadden hun koninklijke reuzenarend Imgig. De Grieken wisten van Herodotus dat er ԡchter de bronnen van de Nijlՠreuzenvogels huisden die gemakkelijk een mens mee de lucht in kon voeren. Fantastisch vooral zijn de cherubim’s in de visioenen van de profeet Ezechil, zij verschijnen op de storm uit het noorden in een vurige gloed en lijken op mensen, maar ieder van hen heeft vier gezichten, namelijk van een mens, van een leeuw, van een stier en van een adelaar. Herder dacht dat de griffioen de oervoorstelling van de cherubijnen waren en haalt daarbij als bewijsplaats het eerste boek van Mozes aan, Gen. 3: 24. Het is de Assyrische kղub die op het paleis van Assurnasirpal staat, een reuzenvogel met leeuwenvoeten en een mensenkop. Het woord kwam als Hebreeuws kerub: gevleugelde engel, in de bijbel. Bij de Grieken werd het gryps en vandaar stamt het Germaanse grip, dat met de aanleuning gripan: grijpen, tot het sprookjesachtige vogeldier werd afgebeeld.
De oorsprong lag wel in de Indische wereld en was een voortbrengsel van de Indische tapijtweverij. De Indische heilige dieren werden immers in alle mogelijke decoratieve vormen afgebeeld en geregeld tot dergelijke fantastisch vormen herschapen. Toen de Grieken aan de hoven van de Perzische koningen dergelijke tapijten zagen, hielden zij de afgebeelde diermotieven voor werkelijk bestaande diervormen en voor monsters uit het wonderland Indi. Op die manier verhuisde ook de griffioen naar de Europese sage en trad op in de symboliek van die tijd en in de kunst als bijvoorbeeld in arabesken van zuilen.
In de middeleeuwen bracht men griffioen klauwen (dit waren fossiele Rhinocerospoten) en griffioen eieren (van de struisvogel) uit het morgenland mee die veel in relikwien verwerkt werden en zich in verzamelingen van kerkelijke kunstschatten bevindenԮ
(b) Het dier is hoger dan de leeuw en de achterpoot is gekloven als die van het hert. Aelianus beschrijft de rug van dit fabeldier als bezet met zwarte, de borst met rode en de vleugels met witte veren. Volgens Ctesias zou hij glanzend blauwe halsveren hebben en vurige ogen.
(c ) Dit beest is in staat om twee man weg te voeren, een hert of ander beest. Het lichaam is groter dan acht leeuwen want als ze een os gedood heeft, een paard of zelfs een gewapend man, dan tilt ze die op en draagt die in de vlucht.
(d) Ԛe bouwen hun nest van goud dat ze opgegraven hebben en leggen er twee eieren in die groter, harder, heter en droger zijn dan arendseieren. Hij legt in zijn nest een steen die smaragd heet en die goed is tegen de venijnige beesten van de bergen’.
Soort duif?
Gestrudus es .i. uoghel clene ghelijc der arden yplumet rene 6495vpt houet es hem alsict vernam van plumen ghemaect i cam die ulieghen up ende neder inder ghebaren vp ende neder alse zeebaren ghemene liede maken ons vroet 6500dat die padde hare eyer broet ende als die jonc comen vt algader dan eerst kinsi moeder ende vader om dat si hem gheliken dinken sulke die vor gode stinken 6505slachten der gostruden wel si sijn van arten arde fel siensj dat hare kindre keren ter doghet ende ter eren ons heren sone doensj hem gheen goet 6510mar settensj haren moet ter rikeit enten quaden dinghen ende si oncuscheit uort bringhen so dinct hem dat sj hem slachten dan wilsj der kinder achten 6515ende ebben glorie groot int herte hare loen wert die ewelike smerte |
51. Grostrudis is een vogel klein gelijk de arend gepluimd rein. 6495 Op het hoofd is hem, als ik het vernam van pluimen gemaakt een kam die vliegen op en neer in de gebaren op en neer als de zeebaren. Gewone lieden maken ons bekend 6500 dat de pad haar eieren broedt en als de jongen komen uit al lemaal dan eerst kennen ze moeder en vader omdat ze hen gelijk denken. Zulke die voor God stinken 6505 slachten de Grostrudis wel ze zijn van hart erg fel zien ze dat hun kinderen keren ter deugd en te eren onze Heren dan doen ze hen geen goed 6510 maar zetten hun gemoed tot rijkheid en tot kwade dingen en ze onkuisheid voort brengen zo denkt hij dat ze hem slachten dan wil ze de kinderen achten 6515 en hebben glorie groot in het hart hun loon wordt de eeuwige smart. |
De pad die eieren broedt, dat zal slaan op een basilisk. Ook wordt daarvan verteld dat die uitgebroed worden door een zwarte haan van zeven jaar oud, zie 54.
Grus es in dietsch .j. crane elx jars plechtj te bestane sine uard van oesten te westen 6520jeghen den winter vte sinen nesten ende sceppet danne sine scare als oft .j. lettre ware alsj scepen hare wechuard dan ebben sj enen diese beward 6525alsi roept uolghen sj hem nar sij kinnen haren luud clar wertj heesch so comter mede .j. ander roepende in sine stede ende dar sj beeten bj nachte 6530setten sj hare sciltwachte so dat de tiende waken moet dan houden die wachters in den voet .j. keselkin oft hem wee doet die vaec dat hem die voet ontdoet 6535ende hem die kesel dan ontualle so roeptj dat sijd oren alle ende alsj verre wil doen vlucht so vliechtj oghe inde lucht om dat si verre willen sien 6540jnt lant dar sj willen tien experimentator die seghet dat die crane te roepene pleghet alsi .i. nat swerc siet effen hi wil dat dandre alle beseffen 6545ende si hasen na hare eten ende alsi omme ardinge beeten hare leedere staet inder hoede al omme te siene alse die vroede so roepet hi lude siet hi den man 6550ende waerscuwet dandre dan alsi van uerren lande comen ebmen dicken wel vernomen dat si steene hute werpen dan darmen goud hute purgeren can 6555want alsi verre sullen ulieghen weetmen uoer waer sonder lieghen dat si in swelghen sant ende stene ende in hare uoete so menech ene hebsi kesel dits hare sin 6560omme swaer te sine int beghin dat niet te vardech mar ghestade har ulieghen si met goeder stade dat si steene uoeren in uoeten weten scipmans diese ghemoeten 6565want dar si houer de scepe liden es ghesciet ter menegher tiden dat sire so uele uallen lieten dat sijs mochten cume ghenieten die gheruste elpen den moeden 6570andie oude willic v beuroeden die swartste ebben meest iaer dat seggic iv al ouer waer datmen lieden vindet cleene die bi namen heten pigmeene 6575die ieghen die cranen striden ende pais ebben alsi danen tiden sijn ulesch es art ende swaer bedi so rademen ouer waer dattet best ware dat hi laghe 6580jn die zomertijt twe daghe ende in wintertijt daghe drie want aldus so morwet hie. |
52. Grus is in Dietse een kraan. (a) Elk jaar pleeg het te bestaan zijn vaart van oost naar West 6520 tegen de winter uit zijn nest en vormt dan zijn schaar alsof het een letter was. Als ze scheppen hun weg dan hebben ze er een die ze beschermt 6525 als hij roept volgen ze hem na en kennen zijn geluid helder wordt hij hees, dan komt er mede een ander roepen in zijn plaats. (b) En waar ze stoppen bij nacht 6530 zetten ze hun schildwacht zo dat de tiende waken moet. Dan houden die wachters in de voet een kiezeltje dat hem wee doet de slaap dat hem de voet opent 6535 hem die kiezel dan ontvalt dan roept hij dat zij het horen alle. En als ze ver willen doen een vlucht dan vliegen ze hoog in de lucht omdat ze ver willen zien 6540 in het land waar ze willen heen. Experimentator die zegt het dat de kraan te roepen pleegt als het een natte wolk ziet effen hij wil dat de andere alle beseffen 6545 en zich haasten na hun eten en als om hun dingen wachten. Hun leider staat in de hoede al om te zien als de verstandige dan roept hij luid, ziet hij de man 6550 en waarschuwt de anderen dan. (e)Als ze van verre landen komen heeft men vaak wel vernomen dat ze stenen uit werpen dan waar men goud uit purgeren kan 6555 want als ze ver zullen vliegen weet men voor waar zonder liegen dat ze inzwelgen zand en stenen en in hun voeten zo menigeen hebben ze kiezels, dit is hun zin, 6560 om zwaar te zijn in het begin dat niet te snel maar gestadig ze vliegen met goede stade dat ze stenen voeren in de voeten weten scheepslui die ze ontmoeten 6565 want waar ze over de schepen gaan is geschied te menige tijden dat ze er zo vele vallen lieten dat ze mochten nauwelijks tegen bestand waren. De uitgeruste helpen de moede 6570 van de oude wil ik u onderrichten de zwartste hebben de meeste jaren. Dat zeg ik al voor waar dat men lieden vindt klein die bij namen heten Pygmeen 6575 die tegen de kranen strijden en vrede hebben als ze dan verdwijnen. Zijn vlees is hard en zwaar Daarom zo raadt aan men voor waar dat het best was dat het lag 6580 in de zomertijd twee dagen en in wintertijd dagen drie want aldus zo vermurwt het. |
Grus grus, L. Kraanvogel, midden-Nederlands crane en kraan, oud-Hoogduits Chranuh en Krano, midden-Hoogduits Kranech en Krane (nu Kranich) Angelsaksisch cranoc en cran (nu crane) Dit woord stamt uit West Germaans kranuka, een vogelnaam die oerverwant is met Armeens krunk, de grondvorm betekent huilen of schreien, naar het geluid dat de vogel maakt, ԧruh, kruh’ Het Griekse geranos werd in Latijn garrulus: de pratende of schetterende, tot grus. Franse grue cendree. Het woord 'congres' is ontleend aan Latijn congressus, tezamen komen als kranen’
(a) Deze vogel is beroemd door zijn tochten die hij in de herfst van het noorden naar het zuiden en in de lente in andere richting maakt. Ze vliegen in V vorm met gestrekte hals. Aan de spits van de vlucht staat een leidsman van de trekvogels die van tijd tot tijd een geroep laat horen dat door de ganse troep achter elkaar wordt beantwoord.
(c )De verschillende buigingen van hun stem en de wijze van hun vlucht werden door de oude Grieken, wiens land de hoofdweg voor de tochten van deze vogels is, als een teken van lucht- en weersveranderingen gezien.
(b) Zonder schuw te zijn is hij toch buitengewoon voorzichtig en laat zich niet gemakkelijk in de val lokken. Nooit verliest hij de zorg voor zijn veiligheid uit het oog, ieder gezelschap zet wachten uit die nauwgezet hun taken vervullen. De vogel zal nooit terugkeren naar een plaats waar het eens verstoord is geweest, zonder vooraf verspieders uit te zenden. Volgens Plinius en andere klassieke schrijvers plaatsen de kraanvogels wanneer ze tijdens hun grote trek uitrusten schildwachten rondom de plaats waar ze zich verzameld hebben. De kraanvogel bewijst een grote intelligentie bij zijn reis en verschillende legenden groeiden hier mee op. ‘Ee kraan rustte op een poot en hield in de ander een stuk steen en zo gauw als haar zinnen ingeslapen waren viel die met een klap op de grond waardoor ze wakker werden en waardoor ze altijd klaar is om zich te verdedigen tegen haar vijanden’ Dit wordt gemeld door Aelianus en herhaald door Isidorus. Zodoende is een kraanvogel die een steen draagt een teken van waakzaamheid.
(e) Een ander verhaal dat ontkend wordt door Aristoteles maar verzekerd door Aelianus was dat voordat een lange vlucht begon de kraan een steen als ballast in zwolg. Deze steen werd geprezen als een toetssteen voor goud. Of de kraanvogel heeft een steen in de maag en als die in vuur gebrand wordt verandert in goud. Plinius zegt dat als de kraanvogels over de Zwarte Zee willen vliegen eerst naar een pas tussen de kapen Criumetopon en Carambis gaan en zich daar met ballast bezwaren. Op het midden van de weg werpen ze dan de steentjes weg, die ze in de poten gehouden hadden, en als ze aan land komen spuwen ze ook het zand uit. De kraan draagt een steen in zijn muil als ze over de bergen vliegen anders maken ze lawaai. De tong van een verliefde moet zo ook altijd een steen dragen.
Glutis alse plinius spreket es die die langhe tonghe ute steket 6585een uoghel ende alsi werdet gheware dat die uoghele met grooten scaren jeghen den winter enen varen die swalewen metten oudeuaren so ulieghet hi dor gheselscap mede 6590mar alsem die pijnlikede vanden vlieghene gaet in hant so bliuet hi achter in enech lant doch ulieghet hi somwile henen jn curten dachuarden ende in cleenen 6595so dattene die winter begaet diene metten coude uerslaet een ander uoghel es dan aldus jn azia hetet cicrauius die aldore mede vart 6600ende trechter enech achterwart eists nachtes eists dages so roepet hi dan ende troestse dat si uolghen an dese twerande uoghele dar ic af rime bedieden twerande pelegherime 6605dien dien wi metten cruce te waren ten heneghen lande wart sien varen om dat heleghe lant te winne die heet sijn inden beghinne alsi ghesalscap goet ter cure 6610sien varen van haren gheburen mar terst datsi werden gheware dat die vart een deel wert sware heeschen si aflaet ende willen keren ende visieren ende willen leeren 6615varen si achter te sulken art dat si niet ne doeghen ter vart aldus warem dat men bekinnen niet ne mach no beghinnen ende moet ghedoghen datsi spreken 6620rome ne laet hem niet ghebreken sone sendet hute gnoech legate die de traghe dor gelts bate absolueren van allen mesdaden ende sentse van sonden ontladen 6625tharen pape te lande weder o wi die dat uerdient hier neder dat al sine sonden sijn uerlaten dats salicheit van groter baten ende dies uerdient uoer sine doot 6630met rechte maket hi bliscap grot o wach o meneghe heremite ho menech monec van scarpen abite vintmen die langhe heuet gheleeft entie lettel solaes heuet 6635silentie ende discipline gehouden heuet ende sware pine lesen singhen ende waken ende cranke lijfnere te desen saken ende noch ne quam hem niet de bate 6640van rome lettren van aflate sente pauwels ic iloefs di ende allen pauesen der bi die dinen stoel hebben beseten dien uraie mont hi laet ons weten 6645dat got elken lonen sal recht na sire pinen al dit willic spreken elc man gome beouden der herliceit van rome pelgherijm nu merke dis 6650slachtstu den uogel glutis heuestu die cruce ontfaen got heeschet sijn belof wldaen ne soeker af negheen aflaet hensi oft sonder loes so staet 6655so dattu dars uoer gode gien wies kennesse niemen mach ontulien |
53. Glutis, zoals Plinius spreekt, is diegene die lange tongen uit steekt. 6585 Een vogel en als die wordt gewaar dat de vogels met grote scharen tegen de winter heen varen de zwaluwen met de ooievaren dan vliegt het met het gezelschap mee. 6590 Maar als hem de pijnlijkheden van het vliegen komt dan blijft hij achter in enig land toch vliegt het soms wel heen in korte reizen en in kleine 6595 zo dat hem de winter begaat die het met koude slaat. Een ander vogel is er dan aldus in Azie die heet Sicramus die aldoor mee vaart 6600 en blijft er een achter is het nacht, is het dag dan roept hij dan en troost ze dat ze volgen na. Deze twee soorten vogels waar ik van rijm betekenen de twee soorten pelgrims 6605 die wij met het kruis waren tot enige landen waart zien varen om het heilige land te vinden. Die heet zijn in het begin als gezelschap groot ter keur 6610 zien gaan van hun buren maar ten eerste dat ze worden gewaar dat de vaart een deel wordt zwaar eisen ze aflaat en willen keren en laten zien en willen leren 6615 komen ze na in zulke aard dat ze niet deugen ter vaart. Aldus bewaart hij zich dat men bekennen niet zo mag beginnen en moet gedogen dat ze spreken. 6620 Rome laat zich niet ontbreken zo zendt het uit genoeg legaten die de trage door geldbaten vrijspreken van alle misdaden en zendt ze van zonden ontladen 6625 naar hun priesters te lande weer. O wi! die dat verdienen hier neder dat al hun zonden zijn vergeven dat is zaligheid van grote baten! en die verdient het voor zijn dood 6630 met recht maakt hij blijdschap groot. O wacht! o menige heremiet hoe menige monnik van scherpe habijt vindt men die lang hebben geleefd en die weinig solaas heeft, 6635 zwijgzaamheid en discipline gehouden heeft en zware pijn lezen, zingen en waken en zwak voedsel in deze zaken en noch kwam hem niet de bate 6640 van Rome brieven van aflaten. Sint Paulus, (Petrus) ik beloof u en alle pauzen daar bij die uw stoel hebben bezet uw fraaie mond hij laat ons weten 6645 dat God elk belonen zal recht naar zijn pijn al dit wil ik spreken, elke man neem kennis behouden de heerlijkheid van Rome. Pelgrim, nu merk dit 6650 slacht u de vogel glutis heeft u het kruis ontvangen God heeft zijn belofte voldaan Nee, zoek er geen aflaat van. tenij of het zonder bedrog zo staat 6655 zoals u daar voor God gaat wiens kennis niemand mag ontgaan. |
Glottis littoreus is de groenpotige strandruiter of groenpoot strandsnip (synoniem Tatanus glottis) Gewoonlijk ziet men hem alleen, hoewel bijna altijd omringd door verscheidene soorten van strandlopers, steltkluiten, grutto’s en zelfs zwemvogels, vooral eenden, naar het schijnt treedt hij bereidwillig als leider van deze vogels op, ze volgen hem althans blindelings. De opgewektheid, behendigheid en beweeglijkheid die aan alle ruiters eigen zijn heeft hij in hoge mate. Zijn houding is flink en kan zelfs fier heten. Hij stapt met waterpas gerichte romp vlug en luchtig over de vaste bodem, loopt graag in het water.
Emberiza cirlus is de cirlgors die in Z. Europa voorkomt, in de broedtijd is het mannetje opgewekt en zingt van smorgens tot savonds zijn eentonig liedje, dat in Duits gehoord wordt als ԓs, ss noch viel zu fruh'f ‘wenn ich ‘ sichel hatt, wollt ich mit schnitt, of ‘wie, wie hab ich die lieb’ Na de broedtijd verenigen ze zich tot zwermen, ook komen er wel leeuweriken, vinken en kramsvogels bij. In het voorjaar komen ze weer naar hun woonplaatsen terug Of het sijsje Chrysomitris spinus, hoewel minder waarschijnlijk.
Gallus es in dietsch die hane menech kinnet sine gedane wilen bi nachte ende bi daghe 6660wiset hi bi nachte sonder zaghe ende slaet sine uederen dan alse die hem ten sanghe ghereet vort an luud es sijn sanc te middernachte ende biden daghe singhet hi sachte 6665metten winde hormenne varre parde sochten al waer si arre alsi horen haren sanc kemele stouter af in haren ganc helfs ghedroech scuwet sijn luud 6670die hane hetet menech cruud dies niet ne ghenasen andre diere bider sonnen es sine maniere dat hi wille rusten gaen die lewe ontsiet sonder waen 6675sekerlike den witten hane oude boeke doen te uerstane dat een hout hane een ei leghet darmen houer war af seghet datter basilicus af comet 6680een dier dat die werelt verdoemt mar tote deser creaturen moet uele gheuoeges bi naturen jn waremen drecke leget hijt dar broedet nature te sire tijt 6685dan comet dat dier ute na sinen art ende heuet eens serpents start ende anders eist ghelijc den hane die ghesien ebben sine gedane segghen thy es sonder scale 6690jn .i. uel beloken altemale dicke ende starc ende wel behoet sulke wanen dat dit broet joftie padde iof dat serpent ende dits ouer borte bekent 6695alse .i. ane uechtet den zeghe maket hi hem fier alleweghe ende singhet ende gaet den oghen ganc die uerwonne crupet onder banc ende alse hennen bliuen doot 6700lati sinen sanc van rouwen groot |
54. Gallus is in Diets de haan. (a) Menigeen kent zijn gedaante. Wel bij nacht en bij dag 6660 wijst hij bij nacht, zonder sage en slaat zijn veren dan als die zich tot zingen bereidt voort aan. Luid is zijn zang te middernacht en bij de dag zingt het zacht 6665 met de wind hoort men het ver. Paarden verzachten, al waren ze kwaad als ze horen hun gezang kamelen gaan harder in hun gang elf gedrocht schuwt zijn geluid. 6670 De haan eet menig kruid die niet genezen andere dieren. Bij de zon is zijn manier dat hij wil rusten gaan. De leeuw ontziet, zonder waan, 6675 zeker de witte haan. (b) Oude boeken doen verstaan dat een oude haan een ei legt waar men voor waar van zegt dat de basilisk daar van komt 6680 een dier dat de wereld verdoemt maar tot deze creatuur moet veel gevoegd worden door natuur in warme drek legt hij het daar broedt natuur tot zijn tijd 6685 dan komt dat dier uit naar zijn aard en heeft een serpenten staart en anders is het gelijk de haan. Die het gezien hebben zijn gedaante zeggen, het ei is zonder schaal 6690 in een vel opgesloten helemaal, dik en sterk en goed behoedt. Sommige wanen dat dit broedt of de pad of dat serpent. En dit is voor grap bekend 6695 als een haan bevecht de zege maakt hij zich fier allerwegen en zingt het en gaat de hoge gang die overwonnene kruipt onder de bank. En als hennen blijven dood 6700 laat het zijn zang van rouw groot. |
Gallus gallus, (G .domesticus: tam) Haan, midden-Nederlands hane, oud-Saksisch en oud-Hoogduits Hano (nu Hahn (vergelijk hen en hoen, Huhn) oud-Engels hona, Gotisch hana en Angelsaksisch hani wat uit Germaans xanan gevormd is en zo genoemd naar zijn gekraai, vergelijk het Latijnse cano en oud-Iers canim: ik zing.
(a) De haan blijkt al bij de eerste christenen een belangrijke functie te hebben gehad. Hanen waren weervoorspellers, ze waakten ‘s nachts en kondigden de dageraad aan. De hanen hadden daardoor een horlogefunctie. De haan heeft daarom een speciale relatie met de zon, hij kondigt het licht aan, het tussenlicht terwijl de zon er nog niet is. De Romeinen geloofden dat deze strijdbare vogel andere dieren kon verjagen en door zijn gekraai ook de boze geesten van de nacht op de vlucht dreef. De haan was in staat de leeuw, koning der dieren, op een afstand te houden. Op sommige oude mozaïeken zie je de haan zegevierend zitten op de rug van een leeuw als een teken van overwinning. In Spreuken 30:30 wordt de haan vergeleken met de koning: ‘Vier dingen hebben een statige gang, een leeuw, de held onder de dieren, voor niets schrikt hij terug, een haan (windhond) die trots voor de kippen uitloopt’
(b) zie 51. De zwarte hanen leggen eieren als ze zeven jaar oud zijn, dat zijn eieren waaruit een draak of basilisk komt. Daarom worden zwarte hanen voor ze zeven jaar oud zijn gedood. H. Hildegard meldt: ‘De basilisk ontstaat uit zekere wormen die wat van duivels werk hebben, net als de padden. Als de pad zich drachtig voelt en ziet een slangenei, zet het zich daarop te broeden tot haar jongen ter wereld komen. Eigenlijk is de verklaring simpel. Het vrouwtje van de adder legt in juli, augustus of september een vijftien tot vijf en dertig witte eieren die als een parelsnoer tezamen hangen, de haneneieren van het volksgeloof, ter grootte van duiveneieren met een buigzame schaal en weinig eiwit. Die worden op vochtige, warme plaatsen gelegd als mest en dergelijke Na drie weken komen de jongen uit waar de moeder zich niet om bekommert.
Mulder: Door zijn rol in het leven van Petrus werd de haan het symbool van de oproep tot bekering. Een verwerking hiervan in verhaalvorm is de vertelling over twee vrienden die zich bij een diner in Bologna een haan lieten serveren, en toen de vogel dampend op tafel werd gezet goedkeurend zeiden: ‘Eit beest is zo goed voorgesneden dat zelfs Sint-Petrus of Christus Zelf er geen hele vogel meer van zouden kunnen maken’ Meteen sprong de haan kraaiend op, met veren en al, en bespatte de mannen vleugelklapperend met de saus waarin hij was opgediend. Als straf voor hun onbezonnen godslastering werden de twee tegelijkertijd geslagen met melaatsheid.
In Bazel werd in 1474 een haan veroordeeld tot de brandstapel omdat hij een ei had gelegd. Het hanenei is iets minder onwaarschijnlijk dan het lijkt: Aristoteles wees er reeds op dat zich bij oude hanen onder het middenrif, op de plaats waar zich bij de kip de eieren bevinden, een gele, eivormige substantie kan ontwikkelen. Ook worden misvormde eieren of eieren met een dubbele dooier wel ‘hanenei’ genoemd.
(c ) Hanengevechten, alektryomachien, zijn sinds oude tijden gebruikelijk, ook bij ons. Men maakte ze voor de strijd klaar en gaf ze zelfs ijzeren sporen. Ze gaan altijd door en geven niet op. Zo trok de Griekse vorst Themistocles op tegen de Perzen en zag hanen vechten. Hij bleef stilstaan en liet zijn leger halt houden om hier naar te kijken. Ze zagen dat er moed in hanen was en dat die niet voor wijf en kinderen of voor de vaderlijke Goden of voor eer of vrijheid de strijd aangingen, maar alleen omdat de een niet voor de ander wijken wilde. In Engeland werd het zelfs systematisch geregeld onder Hendrik VIII en Karel II, de eerste stichtte het eerste grote nationale hanengevecht te Westminster dat sindsdien de naam van Royal cockpit behield. Shakespeare, King Henry V, I, Pr.11: ‘dit hanenstrijdperk’ waarmee hij zijn toneel vergelijkt, naar de geringe afmeting.
Galina dats name der hennen agustinus doet bekinnen dat soe hare kiekine bewart naturlike ende niet ne spart 6705hare lijf ieghen hanen ende wuwen om dat si die kiekine uerduwen someghe kiekine ombehoet willen node sijn ghebroet ende wandelen buten haren ulerken 6710ende alse dit die uoghelen merken so moeten si ter proien gaen hier bi machmen sin verstaen plinius die mester ombint datmen erande netelen vint 6715dar die kiekine af bliuen doot heten sire af cleene iof groot die henne kinnet wel dit cruud ende dar soese uint so trectse vt werpmen den kiekine spise ter noot 6720ende het danne es te groot die moeder breket hem te sticken dit sietmen an goede meesters dicken alse arem clerken comet te voeren groote worde die si horen 6725so doensem die meesters uerstaen waer die worde enen gaen heier scarp ten mintsten ende screef de gone diet wel kende bringhen anen als wijt kennen 6730entie plonke bringen hennen die scarpe sijn van bester smake jn egipten es ene sake dar broeden si inden sande ghereet kiekine dar gheene henne af weet 6735plinius spreket sonder zaghe dat die henne inden daghe dat soe .i. hey uerbringen mach dat hare van iaspise die slach dat .i. serpent es vanden quaden 6740altoes niet ne mach gescaden ja hare ulesch es medicine jeghen dies serpents uenine dus radic elken man dar toe: dat hi elkes daghes hiet goets doe 6745dattene moghe inden daghe lossen uandes viants slaghe de besten hennen des ghelouet sijn die root sijn om thouet ens eis dodre in die volle mane 6750heuet dit in doemen te verstane vp dat .i. deel uerwarmet si den uiere gheleghen bi dattet alle smette af dwaet die .i. wollin cleet ontfaet |
55. Galina, dat is de naam van de hennen. (a) Augustinus doet bekennen dat ze zo haar kuikens beschermt natuurlijk en niet spaart 6705 haar lijf tegen hanen en wouwen omdat ze de kuikens verteren. Sommige kuikens niet behoedt die willen moeilijk zijn gebroed en wandelen buiten haar vlerken 6710 en als dit de vogels merken dan moeten ze te prooien gaan. Hieraan mag men zin verstaan. Plinius die meester ontbindt dat men een soort netels vindt 6715 waarvan de kuikens blijven dood eten ze er van weinig of veel de hen kent wel dit kruid en waar ze het vindt zo trekt ze het uit. Werpt men de kuikens spijs ter nood 6720 en het dan is te groot de moeder breekt het in stukken. Dit ziet men van goede meesters vaak als een arme klerk komt te voren grote woorden die ze horen 6725 dan doen ze het de meesters verstaan waar die woorden heen gaan. Eieren scherp ten minste het einde schreef diegene die het wel kende brengen hanen, zoals wij het kennen 6730 en die stompe brengen hennen die scherpe zijn van beste smaak (b) In Egypte is een zaak daar broeden ze in het zand gereed kuikens, waar geen hen vanaf weet. 6735 Plinius spreekt zonder sage dat de hen in de dag dat ze een ei uitbrengen mag dat haar van aspis de slag, dat een serpent is van de kwaadheid 6740 altijd niet mag schaden ja, haar vlees is medicijn tegen het serpenten venijn. Dus raad ik elke man daar toe dat hij elke dag iets goeds doet 6745 dat hij mag op de dag zich lossen van de vijands slagen. De beste hennen, dus geloof het zijn die rood zijn om het hoofd. En eierdooier met volle maan 6750 heeft dit in, laat men verstaan, opdat een deel verwarmd is het vuur gelegen nabij dat het alle smetten afwast die een wollen kleed ontvangt. |
Kip, vergelijk het midden-Nederlands kippen: uitbroeden, men kan denken aan het open pikken van de schaal, of de lokroep. Kloekhen of klokhen is zo genoemd naar haar geluid, in Duits Henne en Engels hen wat uit hanena stamt en mogelijk tot de haan behorend betekent.
(a) Dit dierengeslacht heeft een zonderlinge genegenheid tot de kuikens, en omdat ze ze zwak zijn bedekt ze met haar vleugels de kuikens tegen de kiekendief, iets wat je bij geen ander dier ziet. De hen verzamelt het graan om de kuikens eten te geven en staat klaar om hen de weg met haar stem te wijzen. Mochten ze verstrooid zijn dan klokt ze ze bij elkaar en neemt de trouwe plicht van een moeder waar. Ze blijft vreesachtig maar wordt een heldin als ze kuikens heeft en als we die vangen willen of leed doen ons heftig aanvliegt, zie Matth. 23: 37, Lucas 13: 34, ‘Hoe menigmaal heb ik uw kinderen willen bijeen vergaderen, gelijk een hen haar kuikens bijeen vergadert onder de vleugelen.’.
(b) zie struisvogel.
6755Gallinacius dats die capoen ende es .i. onnutte hoen sonder kiekinen alleene hi hetet met hennen ghemeene mar hine uoetse nochne uecht 6760altoes niet om hare recht met uederslaghen no met sanghe verscedet hi niet die wilen langhe men leset dat sijn ulesch wel uoet ende het maket utermaten goet bloet 6765wie bediedet dan die capoen bet dander kerceren doen sine winnen noch ne uoeden niemen ghestelic noch ne hoeden vergaue die here vander sonnen 6770dat si ghene kinder wonnen noch sine segghen hare ghetiden te rechte niet alse die wilen liden mar mattinen ende uort toter noene segghen si te samen teenen doene 6775die beste sijnt dar wi af couten want dandre hare ghetiden souten dese ne doghen groot ne cleene sonder tes dieuels cokene alleene want sine bringhen urucht no urome 6780jn die werelt hoe soet come lapidarius ende iacob seghet datmen den hane te wrne pleghet na dat hi es .iii. iar hout ende menne danne .v. iar hout 6785jofte .vi. ende uort an wast hem ande leure dan een steen heetet allectorius na dien dat hine ontfaet aldus ne drinket hi nemmermeer dar nar 6790dus weetmen oft hine heeft uor war [in der steene boec hier nar hort sine cracht openbar] |
56. 6755 Gallinacius, dat is de kapoen, en is een onnuttige hoen (a) zonder kuikens alleen. Hij eet met hennen algemeen maar hij voedt ze niet of vecht 6760 altijd niet om zijn recht met verenslagen nog met zang onderscheidt hij zich niet de hele tijd lang. (b) Men leest dat zijn vlees wel voedt en het maakt uitermate goed bloed. 6765 Wat betekent dat de kapoen beter dan de kerkheren doen? ze winnen niet nog voeden niemand geestelijk of hoeden vergeef die Heer van de zon 6770 dat ze geen kinderen wonnen! noch zeggen ze hun getijden oprecht niet, als ze willen belijden maar metten en voorts tot noen zeggen ze tezamen in een doen. 6775 De beste zijn het, waar we van praten, want de andere hun getijden zoeken deze deugen niet groot of klein alleen voor de duivels keuken alleen want ze brengen geen vrucht of voordeel 6780 in de wereld, hoe het ook komt. Lapidarius en Jacob zeggen dat men de haan te voeren (castreren?) pleegt nadat hij is drie jaar oud en men hem dan vijf jaar houdt 6785 of zes en dan groeit hem aan een andere in de lever dan een steen die heet allectorius nadat hij die ontvangt aldus en drinkt hij nimmermeer daarna, 6790 dus weet men of hij er een heeft voor waar. [in het stenenboek hierna hoor van zijn kracht openbaar] |
Kapoen, Duits Kapaun, midden-Nederlands capun, van Piccardisch capon, uit Frans chapon, uit Latijn capo, van Grieks kapon, van Hebreeuws kapporeth dat eigenlijk een zoenoffer was, een hoen die op de vooravond van de verzoendag gedood werd en waarop de zonden werden overgedragen. (Hij is kapoeres: hij is dood) Een gecastreerde haan.
(a) ‘Ee kapoen broedt op eieren, die niet zijn eigen zijn, alsof het een kip is. Soms worden zijn voeten gebroken om hem te dwingen eieren uit te broeden. Hij vergezelt de hennen en eet van hun voedsel. Hij wordt vet van hen maar maakt hen niet vet. Wanneer hij vet is worden en zijn poten samengebonden zijn hangt hij met zijn hoofd naar de grond en wordt aan zijn poten naar de markt gedragen’
(b) Kapoenen zijn gelubd. Want het vlees dat anders door haar hitte en gestadig springen op de kippen droog en mager wordt is nu gematigd en licht om te verteren.
(c ) ‘Ee haan broedt een kostbare steen uit die allectricium genoemd wordt. De haan draagt die steen en door die steen is de leeuw bang van hem, vooral als het een witte haan is. Want de leeuw is bang voor een witte haan. De steen maakt je onoverwinbaar als je die bij je draagt. Die steen wordt gevonden in zijn maag en lijkt op dof kristal’.
Gallus siluester dat fasaen es .i. wilt hane sonder waen 6795scone gheplumet ende mengertire ende .i. deel van stouter manire jn sconen wedre esset bliue jn andren heuetet droeue getide ende decket hem dan inder haghen 6800des smorghins alset gaet daghen ende des auonts spade mede gaet ter weiden na sire sede sijn ulesch es lichts ghemeene sonder ionghe partricen alleene |
57. Gallus silvester, dat is de fazant. Is een wilde haan, zonder waan 6795 mooi gepluimd in vele kleuren en een deel van dappere manieren. In schoon weer is het blij in andere heeft het droeve tijden en bedekt zich dan in de hagen. 6800 ‘s Morgens als het gaat dagen en ‘s avonds laat mede gaat het weiden naar zijn zede. Zijn vlees is licht algemeen uitgezonderd jonge patrijzen alleen. |
Phasianus colchicus, L. Fazant stamt uit de kustlanden van de Kaspische Zee en werd door de Argonauten van de stroom Phasis in Colchis meegebracht.
Fazant, midden-Nederlands fassane, Duits Fasan en Engels pheasant, oud-Engels fesant, Frans geant, oud-Frans fesant of faisan. Dat woord stamt uit het Latijnse phasianus en dit van Grieks phasianos: vogel uit Phasis.
6805Garrulus es eens uogels name die in busschen ende in bramen voer alle uoghele die leuen meest luuds meests criscens ut can gheuen dies es hi garrulus ghenamt 6810een gai hetet int duutsce lant van bome te boeme ulieget ende springet ende crischet ende garrelt mer dant singet noch ghedurt in ghere stede wat so bi hem lidet oec mede 6815eist man of uogel of enech dier bespot dit uogelkin onghier ende conterfait alrande luud vanden uoglen dar vt somwile eist so sot 6820dathet maket so uele sijn spot dattet hem seluen niet ne hoet so nemet die spareware in den voet gheplumet est van meneger gedane experimentator doet te uerstane 6825dattet dicken verwoedens pliet ende ment hem seluen verhanghen siet garrilus dinke mi wele bedieden someghe menistrele die altoes sijn ongestade 6830ende callen uro ende spade vele borden uele loghen ende conterfaiten die si moghen beede rudderen ende papen porters vrouwen ende cnapen 6835dar si scone omme sijn gheplumet mar dicken gheualt dat sulc tumet alsi sijns selues niet nemet ware metten elschen spareware diene metten clawen lauwet 6840alsi pipet blaset ende mauwet want selden ebmer eneghen uernomen die te goeden hende sijn comen alse menech helech na minen wane alsmen vindet swarter swanen |
58. 6805 (a) Garrulus is een vogel naam die in bosjes is en in bramen voor alle vogels die leven het meeste geluid, het meeste krijsen uit kan geven, daarom is hij garrulus genaamd. 6810 Een gaai heet het in Duitsland. Van bomen tot bomen vliegt het en springt en krijst en garrelt meer dan het zingt noch blijft het in geen een plaats. (b) Wat zo bij hem gaat ook mede 6815 is het man of vogel of enig dier bespot dit vogeltje al onguur en spreekt allerhande geluid van de vogels daar uit. Soms is het zo zot 6820 dat het maakt zoveel zijn spot dat het zichzelf niet behoedt dan neemt de sperwer het in de voet. Gepluimd is het van menige gedaante. Experimentator laat verstaan 6825 dat het vaak te verwoeden pleegt en denkt dat het zichzelf verhangen ziet. Garrulus denk ik wel betekent sommige minstrelen die altijd zijn ongedurig 6830 en roepen vroeg of laat veel boertigheden en veel leugens en praten dat ze mogen beide ridders en papen poorters, vrouwen en knapen 6835 waar ze mooi om zijn gepluimd. Maar vaak gebeurt het dat zulke tuimelt als ze zichzelf niet nemen waar met de helse sperwer die het met de klauwen slaat 6840 als hij fluit, blaast en miauwt. Want zelden heeft men er enige vernomen die te goede einde zijn gekomen alzo zijn er menige heilig, naar mijn waan als men vindt zwarte zwanen! |
(a) Garrulus: praatziek, babbelzuchtig of luidruchtig. Garrulus glandarius, L. (op eikels betrekking hebbende) is de Duitse Eichelhaher, Frans geai des chenes, Vlaamse gaai of eikelaakster, gaai in de betekenis van blij, Middelnederlandse garrele, en ԧarrelen’ betekenen snappen en snateren. De meerkol of markol, markolf is in de middeleeuwse literatuur het type van de grappenmaker en de vogel die diergeluiden weet na te bootsen kreeg de naam van deze aarts spotter.
(b) Hij fladdert van boom tot boom en krijst meer dan hij zingt. Gaaien kunnen niet op n plaats blijven zitten. Zijn stem vloekt met zijn prachtige kleed, het is een oorverdovend gekrijs. Het wordt weergeven door ‘schraak, schrek, retsj, re, kre, gre, ke’ In ieder geval is het zeer vals en onwelluidend, het snerpt door het bos heen. Het wordt met bijgelovige angst aangehoord, vooral omdat men de mooie vogel vaak niet ziet. Het wordt als een angstig voorteken gezien als de schreeuw-aakster zijn stem verheft. Maar ze kan ook andere geluiden nadoen en is dan zeer melodieus. Ze kan in stilte zitten te kwelen in een kunstlievende bui en dan de mooie motieven van anderen lenen. Om te schelden neemt ze klanken over van haar tegenstanders. Vooral het miauwen van de buizerd kan ze goed nadoen. Ze roept ook margolf waarvan men natuurlijk meerkol of maarkol maakt. Dat heeft geen goede klank en heeft dezelfde betekenis als nachtmerrie.
In hun dwaasheid zijn ze niet altijd op hun hoede en vallen dan in de klauwen van de sperwer. Het zinnebeeld van die bont uitgedoste muzikanten en andere kunstenmakers die niet te vertrouwen zijn. Ze vertellen de hele dag fabeltjes en leugens en maken iedereen belachelijk, ridders, geestelijken, burgers, edelvrouwen en dienaars. En maar al te vaak komt een van hen ten val als hij niet oplet wanneer hij staat te toeteren, te fluiten en kwaad te spreken en zo een makkelijke prooi wordt voor de sperwer uit de hel. Je hoort maar zelden dat het goed afloopt met die kunstenmakers. Er zijn volgens mij evenveel heiligen onder als er zwarte zwanen zijn!
6845Graculus dats die roec als ons toghet broeder albrechts boec want altoes so roepet hi gra der craien so es hi ghemaket na ende broedet up bomen inden tsoppe 6850so grote menege tenen troppe ouer een draghen si wel hare ne gheen nes andren fel alse elc soeket sijn ghenoet soe es hare roepen so groot 6855die hie aset ende voet sine soe weltijt dat soe broet die die ionghe tetene pleghen segghen si sijn best gheuleghen g. gaet hute vort suldi 6860voghele namen horen in .j. |
59. 6845 Graculus dat is de roek, zoals ons toont broeder Albertus boek, (a) want altijd roept hij gra. De kraaien is hij zo gemaakt na en broedt op bomen in de toppen 6850 zo’n grote menigte in een troep overeen komen ze goed en zijn voor de andere niet fel. Alzo als elk zoekt zijn echtgenoot dan is hun roepen zo groot 6855 die hij aas geeft en voedt zijn ze in de tijd dat ze broedt die de jongen te eten plegen zeggen, ze zijn best gevleugeld. g gaat uit en voorts zal u 6860 vogels namen horen in j. |
Corvus frugilegus, L. (Latijn corvus: raaf, en oogstlezer) Roek of zaadkraai, Duitse Saatkrahe, Engelse rook en Franse corbeau freux.
(Pyrrhocorax (Grieks pyrrho: rood, corax: raaf) steenkraai, P. graculus, L, (kraai) alpenkauw, komt in bergen voor)
(a) De raaf, niet de roek, die steeds weer ԣras, crasՠzegt ofwel ԭorgen, morgen’is het beeld van de verstokte zondaar die zijn bekering steeds weer uitstelt. De heilige Augustinus noemt ze wegens dat geroep duivelse dieren omdat de mensen tot luiheid worden aangezet door hun geroep, ‘cras, cras’ ‘Tot morgen, tot morgen’ en doelt op de eerste woorden van het rijmpje ‘cras, cras, semper cras,
et sic elabitur aetnas’
Vondel, Op ‘t veroveren van Coevorden;
‘De raven roepen kras kras.
Maar Ravenshoofd roept heden’ (Rabenhaupt)
(b) Handelingen 17: 18 waar bij Paulus optreden de nieuwsgierige Grieken vroegen; ԕ wat wil toch deze ‘klapper’ zeggen?’ Het woord klapper is in het Grieks de aanduiding van een vogel die een zaadje oppikt. Het Griekse spermologos: zaadverzamelaar wordt in het Latijn verklaard met frugilegus Wat deze vogel betreft die in het Latijn Graculus genoemd wordt, zijn er verschillende mogelijkheden voor de naam. Isidorus meent dat het komt van ԡ garrulitate sua’’Van zijn gesnap’ vooral tijdens de paring. Zijn snater staat zelden stil.
Soms komen ze met duizenden bij elkaar om vergadering te houden, het ziet er zwart van. Samen zingen ze een geweldig lied.
Ibis alse solinus seghet es .i. uoghel die te wandelne pleghet neuen den hoeuere dats sine maniere van niluse der grooter riuiere 6865serpenten eier can hi vinden ende die draghet hi sine kinden want sine lief ebben seere ende hine cessert nemmermere te verterne dat quade saet 6870enewarf int iar dat uerstaet versamen hem uliegende serpente jn arabien tenen couente alse omme te uliegene uten lande alder werelt ter scande 6875ende alsi huten lande uaren comen die hiben met haren scaren ende ghemoetense indie lucht niet enen van alder ulucht die de werelt willen plaghen 6880sone laten si dat lijf ontdraghen tfenijn van desen uliegenden dieren dat es van so felre manieren dat .i. man es des liues quite heri beseft dat menne bite 6885nochtan ne sterueter af ibis niet jsidorus te segghene pliet alsi ghesmelten niet ne can dat hi in sinen becke dan water nemet na sire sede 6890ende purgert hem der mede neuen marasche oft bider ze ofte bi riuieren es hi emmerme om cronien ofte om uissce doot die hi hetet te sire noot 6895waer so si sijn; sijn si al wit sonder te pelenchen wi lesen dit sijn si swart dats openbare sulc waent dat es die oudeuare mar dan es niet en ware dan 6900also alsmen imerken can dat ware van oudeuars manieren diemen niet ne can uisieren datse noit mensce in europen sach plinius die doet ghewach 6905dat ibis es crum ghebect hier bi merket ende mecket want dodeuare heuetene recht josefus bescriuet ons echt dat groot ere van ethyopen 6910jn egipten quam geloepen doe moises was .i. ionghelinc ende hi der iben uele vint ende stieretse uoer sijn ere dar hi was marscalc inder were 6915ende uoer mits dor die wostine die was wl wormen van uenine die worme atense ende verdreuen so dat die lieden onghescadet bleuen ende quamen al onuersien 6920jn ethiopen ende mettien wan moyses lant ende stede die saba heetet ende dar toe mede wan hi al dat was der inne ende nam des lants coninghinne |
60. Ibis, zoals Solinus zegt, (a) is een vogel die te wandelen pleegt naast de oever, dat is zijn manier, van de Nijl, de grote rivier. 6865 Serpentseieren kan hij vinden en die draagt het naar zijn kinderen want ze het lief hebben zeer en hij is onvermoeibaar immer te verteren dat kwade zaad. 6870 (b) Een maal in het jaar, dat verstaat, verzamelen zich vliegende serpenten in Arabië voor een convent als om te vliegen uit de landen al de wereld te schande 6875 en als die uit het land varen komen die ibissen met hun scharen en ontmoeten ze in de lucht niet een van al die vlucht die de wereld willen plagen 6880 al gauw laten ze dat lijf ontdragen. Het venijn van deze vliegende dieren dat is van zulke felle manier dat een man is het leven kwijt voor hij beseft dat men hem beet, 6885 nochtans sterft de ibis niet. Isidorus te zeggen pleegt als het niet ter toilet kan dat hij in zijn bek dan water neemt naar zijn zede 6890 en purgeert zich ermee. Naast moerassen of bij de zee of bij rivieren is hij immermeer om krengen of om vissen dood die hij eet tot zijn nood. 6895 Waar zo ze zijn; zijn ze geheel wit uitgezonderd te Pelechusa, (H) wij lezen dit, zijn ze zwart, dat is openbaar, sommige wanen dat is de ooievaar maar dat is niet waar dan 6900 alzo als men opmerken kan dat het was van ooievaars manieren die men niet kan versieren omdat nooit een mens in Europa ze zag. (d) Plinius die doet gewag 6905 dat ibis is krom gebekt hierbij merkt en mik want de ooievaar heeft het recht. (e) Josephus beschreef ons echt dat grote leger van Ethiopië 6910 in Egypte kwamen gelopen toen Mozes was een jongeling en hij daar ibis vele vindt en stuurde ze voor zijn leger daar hij was maarschalk in verweer 6915 en voer idden door de woestijn die was vol wormen van venijn de vogels aten ze en verdreven zo dat zijn lieden onbeschadigd bleven en kwamen al onvoorzien 6920 in Ethiopië en meteen won Mozes land en steden die Saba heette en daar toe mede won hij al dat was daar in en nam de koningin van het land. |
Threskiornis aethiopicus; uit Ethiopië (Ibis religiosa (geheiligd) Ibis of de nijlreiger, de slangen verslindende vogel van Thoth, de god van wijsheid die met een ibiskop afgebeeld wordt heet in oud-Egyptisch hbj, in Grieks en Latijn Ibis, in Duits, Engels en Frans Ibis. Sommigen zeggen dat ze geheiligd werd vanwege het slangen verdelgen, anderen omdat zijn veren op de schijngestalten van de maan lijken of omdat zijn komst het wassen van de Nijl aankondigde.
(a) Hij leeft van slangen, sprinkhanen en kevers die uit de woestijn van Libië komen overgevlogen. Hij wil niet dat ze in Egypte aankomen en daar schade doen, maar gaat ze tegemoet en eet ze op.
(b) ‘Naar mij gezegd wordt’ verhaalt Herodotus, ԩs bij de stad Butus in Arabië een oord gelegen waar men vliegende slangen aantreft. Ik bezocht dit oord en zag er een ongelooflijke hoeveelheid beenderen en graten tot talloze grote en kleine hopen opeengestapeld. Het ligt in een door bergen ingesloten dal dat met de uitgestrekte Egyptische vlakte in gemeenschap staat. Ik vernam dat de gevleugelde slangen in de lente van Arabië naar Egypte vliegen, maar bij de uitgang van het dal Ibissen ontmoeten ze en worden door die om het leven gebracht om welke redenen de Ibissen bij de Egyptenaren in hoog aanzien staat. De gedaante van deze slangen is als die van de waterslangen, hun vleugels hebben geen veren, maar komen in maaksel met de vleermuisvleugels overeen’ Onduidelijk is het welk dier genoemd wordt maar het zou de vliegende draak kunnen zijn, Draco volans, een O. Indische boom-agamen. Ze hebben geen vleugels maar bezitten valschermen en kunnen daarmee 6-10m gaan. Dit dier wordt een 20cm groot.
De Ibis, de heilige vogel van de Egyptenaren, gold als symbool van het water en de slang als zinnebeeld van de warmte. Door de overstroming (Ibis) van de Nijl en de daaropvolgende hitte (slang) ontstonden ziekte bevorderende kiemen die de lucht bedierven en de dood veroorzaakten. Het kind van water en hitte (basilisk) doodde door verpesting van de atmosfeer alles wat ademt en leeft. Een oude Egyptische afbeelding stelt de basilisk dan ook voor als een dier met een gekroonde ibiskop op een slangenlichaam. Oorspronkelijk was het zo de heilige Ibis die men het vaderschap van dit wonderdier toedichtte. Tot de 19de eeuw wist men vrijwel niet welke vogel de ouden met de ‘ibis’ edoelden. De Arabische naam voor Ibis betekent wachter en men dacht zo dat de haan bedoeld werd.
(c ) ‘Het schijnt dat deze ibisvogel vrij heet van aard en gauw verstopt is. Hiervan weet hij zich te ontlasten door zichzelf met zijn kromme snavel in zijn achterpoort een klysmar in te schieten van zeewater’ Men denkt dat de mens het hiervan van geleerd heeft. Daarom is de ibis het symbool van gezondheid of vanwege de slangen die hij zo goed opruimt.
(d) Mogelijk de zwarte ooievaar, Ciconia nigra.
(e) Men vindt een mooie vertelling over Mozes die in papieren kisten ibisvogels meegevoerd zou hebben toen hij als jongeman met een machtig Egyptisch leger tegen de Ethiopiers ging strijden. Die hadden de toegang door slangen en andere vergiftigde dieren ontoegankelijk gemaakt. De ibisvogels werden ter bestemder plaatse heimelijk uit de kisten gelaten en hebben het vergiftigde gedierte geheel en al verslonden. Dan zou Mozes in allerijl de Ethiopiers hebben aangevallen en ze verslagen hebben. Mozes veroverde dadelijk het land en nam de hoofdstad Saba in. Hij onderwierp Ethiopië en nam de koningin van het land tot vrouw. Dit volgens Jozephus.
(H) Plousion - grote Egyptisch-Griekse stad aan de mond van de Nijl.
6925Ibos es .i. uogel bekent jnt lantscap van orient een starc uogel ende stout die vp part ewelike nijt out gras heti als de gans doet 6930sijn luud es alsi ware verwoet ende an te horne seere wreet dat part heuetene seere leet om dat es vanden lude veruart ende ibos heuetene weder onwart 6935want hettene hute lande uerdriuetende dits nijt die niet achter bliuet |
61. 6925 Ibos is een vogel bekend in het landschap van de Oriënt. Een sterke vogel en dapper die op het paard eeuwige nijd houdt gras eet het zoals de gans doet. 6930 Zijn geluid is alsof hij was verwoed en aan te horen zeer wreed. Het paard heeft het zeer leed omdat het is van het geluid bang en ibos heeft hem weer onwaaardig 6935 omdat het die uit het land verdrijft Dit is nijd die niet achterblijft. |
Geen ibis, die leeft van ongedierte. Naar het paard en stevigheid is het wel een struisvogel, zie 31 en 106.
m
Incendula dats bekent een uoghel van orient ende es van des rauens gheslachte 6940beede bi daghe ende bi nachte es tusschen hem enten hule strijt want incendula daghes tijt omme dat hem dert sijn luud sine eier te supene hut 6945entie hule ne latets niet mar weder hi te roeuene pliet want nachtes alse die hule siet best so roeuet hi des anders nest dus gheldet elc andren quaet met quade 6950ende bliuen beede inder scade |
62. Incendula dat is bekend een vogel van de Oriënt en is van het raven geslacht. 6940 Beide bij dag en bij nacht is tussen hem en de uil strijdt want incendula op dag tijd om dat hem deert zijn geluid zijn eieren zuipt het uit 6945 en die uil laat dat niet maar weer hij te roven pleegt want ‘s nachts als de uil ziet best dan berooft hij de ander zijn nest. Dus vergeld elk de andere kwaad met kwaad 6950 en blijven beide in de schade. |
Zie 16 en 27.
Irundo dats der swalewen name swart van plumen sere bequame menech kinnet hare ghedane alse die dagheraet comet ane 6955groetsoene met soeten sanghe ende ne latet den slapre niet rusten langhe mar soe uermaent hem dat hi waket ende gode danket diet al maket onder den rechtren ulogel bloet 6960nem vander swalewen dats goet den oghen die sijn tonghemake solinus seit ene sake dat hare nature doet weten al ofte .i. huus saen vallen sal 6965want dar in maken si gheen nest bouen allen voghelen pijnsi best om hare ionc te broedere ende oec te behoedene oec so vinde men meneghe ene 6970die in die leure draghen steene diemen celidonius nomet daer hier na tale af comet te wat dinghen si sijn goet ende hoe dat mense bekinnen moet 6975jn ouden philosofen boeken machmen vinden wilment soeken dien dat heleghe vier ontsteken hetet hi die swalewe dar af breket epelencie vergaet der mede 6980ysidorus scriuet wonderlicede datse gheen uoghel hoe soet gaet jn proien nemmermeer ne uaet hare comen har uaren es wel ghewacht si varen wech uoer des winters cracht 6985jn warmen lande dar bi naturen ne gheen winter can gheduren al dar vintmense plumeloes hare compsts bodescapt altoes den inganc vanden lentine 6990selden roefmen hare ionxkine ende men doet hem scade noode die priuilegie ebben si van gode aristotiles ende adelijn twe arde groote meesters sijn 6995segghen entit es wel bekent wie dat hare ionc blent dat hem die oghen weder comen met enen crude horwi nomen ende het hetet celidonia 7000ende dits wonder hoe soet ga |
63. Irundo, dat is de zwaluwen naam, zwart van pluimen en zeer bekwaam menigeen kent hun gedaante. Als de dageraad komt aan 6955 begroet ze die met zoete zang en laat de slaper niet rusten lang maar ze vermaant hem dat hij waakt en God dankt die het al maakt. Onder de rechtervleugel het bloed 6960 neem van de zwaluwen, dat is goed, de ogen die zijn te ongemak. Solinus zegt een zaak (a) dat haar natuur laat weten al of een huis instorten zal 6965 want daarin maken ze geen nest. Boven alle vogels denken ze het best om hun jongen te broeden en ook te behoeden. (b) Ook zo vindt men menigeen 6970 die in de lever dragen stenen die men celidonius noemt, waar hierna een verhaal van komt tot wat dingen ze zijn goed en hoe dat de mensen het kennen moet. 6975 In oude filosofen boeken mag men vinden, wil men het zoeken, die dat heilige vuur ontsteekt eet hij de zwaluw, daarvan breekt epilepsie vergaat daar mede. 6980 Isidorus schrijft wonderlijkheden dat haar geen vogel, hoe zo het gaat, als prooi nimmermeer vangt. Hun komen en hun gaan is goed opgewacht ze gaan weg voor de winter kracht 6985 in warme landen daar van naturen geen winter kan het verduren aldaar vindt men ze pluimloos. Hun komst boodschapt altijd de ingang van de lente. 6990 Zelden rooft men hun jongen en men doet ze schade node. (e) Die privilegie hebben ze van God. (f) Aristoteles en Adelinus die twee erg grote meesters zijn 6995 zeggen en dit is wel bekend waren hun jongen blind dat hen de ogen weer komen met een kruid horen we noemen en het heet Chelidonium 7000 en dit is wonder hoe het zo gaat. |
Hirundo, Zwaluw, midden-Nederlands swalewe en swaluwe, oud-Saksisch Swala, oud-Hoogduits swalwa (nu Schwalbe) oud-Egels swealve (nu swallow) oud-Noors svala wat uit Germaans swalwon stamt.
(a) De verkondiger van het voorjaar. Zo gauw de vogeltjes bij hun oude huizen teruggekomen zijn houden ze inspectie. Is er een nest verstoord dan worden er geen nieuwe meer gemaakt. Dat is een ramp, want in het gebouw waar ze nestelen slaat geen bliksem in. Die het nest beschadigt heeft geen geluk meer. Ook waar onrecht en twist heerst, daar komen ze niet of gaan er vandaan. Daarom vliegt de zwaluw na de terugkeer in de lente dadelijk naar zijn oude nest om te kijken of alles daar nog goed gaat. Daar gaat ze heen en komt pas terug als ze met de nestbouw gaat beginnen.
(e) Het zijn vogels van Maria, Duitse Muttergottesvogel en de Herrgottvogelein. Dood deze vogeltjes en je vee krijgt ongeluk of er komt bliksem. In West Vlaanderen wordt het de vogel van Onze Lieve Vrouw genoemd omdat ze omstreeks mei, de maand van Maria, verschijnen en met Maria Geboorte, 8 september, weer vertrekken. Die dag is bekend als zwaluwenafscheidsdag.
(b) ‘wordt een jonge zwaluw van het eerste broedsel en voor de eerste volle maan levend opengesneden dan vind je in de maag twee steentjes’ Dioscorides weet te melden: ‘De jongen uit de eerste broedsel hebben een twee steentjes in de maag. Bind ze in kalfs- of hertenhuid en leg die op de naakte arm, dan helpt dit tegen epilepsie. Op sommige plaatsen werken ze ook tegen zwaarmoedigheid, geheugenloosheid en hoofdpijn.
(c ) Onder het vliegen vangen ze insecten en eten die al vliegend op.
(d) Als in het najaar de insecten minder worden, maken de zwaluwen zich gereed om te vertrekken. Ze verzamelen zich op de vorsten en goten van huizen. Verscheidene dagen vliegen ze rond totdat er een frisse noordenwind waait waarop ze besluiten de reis aan te vangen. Ze vertrekken naar een ander land in de winter of slapen onder water tot de lente. Ze komen ook vaak samen in het riet die onder hun last wel eens tot op het water doorbuigt, tot ze door het gewicht brak en de vogels in de rivier vielen. Dat werd vergezeld door hun klaagzang die wel een kwartier duurde. Daaruit ontstond waarschijnlijk het algemene geloof dat de zwaluwen in verstijfde toestand in het water en aan de rivieroevers overwinteren.
(e) Vooral werden ze gebruikt om de ogen beter te maken. De Grieken en Romeinen zagen haar als scherpziend dier en meenden dat de ogen onverstoorbaar waren.
Dit zien we ook bij het kruid
Chelidonium, de stinkende gouwe. De plant voert de naam naar het Griekse chelidon: een zwaluw. Een betekenis tussen plant en vogel probeert Plinius te doorgronden als hij fabelt dat de zwaluwen met hun bloemen het gezichtsvermogen herstellen. Het verhaal van de zwaluw is vreemd, maken we Plinius verhaal echter af dan vermeldt hij ook dat de plant bloeit met de komst van de zwaluw en verdwijnt met hun vertrek. Theophrastus vertelt dat de chelidon bloeit als de zwaluwwind blaast. Resumerend zou men aannemen dat de seizoeninvloeden het origineel was van de naam en de meer interessante fabel een later sprookje.
Isida na dat icket weet es diemen isuoghel heet van plumen van sconre maniere groene gheleu root menghertire 7005sietmen dar vp die sonne bliken si dinken den safire gheliken vanden voeten neuet nemme dan crumme clawen alleene twe sijn beckelkin es curt ende recht 7010an uisscelkine ineret hem echt dies eist gherne den watre bi jn derde so broeden si dar si hole metten becken maken entie arde hute trecken 7015van desen uoghele segghen liede dat ic uoer waer niet bediede ende inne weet oft es gheloghen es hem sijn uel af getoghen ende an enen wech isleghen 7020dattet alle iare sal pleghen te vermutene inder ghebare recht oft uoghelijn leuende ware |
64. Isida, naar dat ik het weet, is die men ijsvogel heet. Van pluimen van schone manieren groen, geel, rood in velerlei 7005 ziet men daar in de zon blinken ze denken de saffier gelijk. Aan de voeten heeft nimmer dan kromme klauwen alleen twee. Zijn bekje is kort en recht 7010 van vissen voedt het zich echt dus is het graag het water nabij. (a) In de aarde zo broeden zij daar ze holen met de bek maken en de aarde uittrekken. 7015 (b) Van deze vogel zeggen lieden dat ik voor waar niet bedien en ik niet weet of het is gelogen is hem zijn vel afgetrokken en aan een wig geslagen 7020 dat het alle jaren zal plegen te vernieuwen in de gebaren echt of het een vogeltje levend ware. |
Alcedo atthis, L. In vroegere, oude tijd, toen het blauwglanzende ijzer diende om er sieraden van te maken is de blauwglanzende vogel daarnaar genoemd. Naast oud-Hoogduits Isarnovogal en Isarno, komt Angelsaksisch isern: de ijzeren, naast amarvogal en amero, voor. Toen de kleur bij het ijzer verdween werd isarno, onder invloed van het geleerde bericht dat de alcedo in de winter broedt, omgevormd tot is-aro: ijsaar (arend) waarbij op de roofvogelachtige wijze waarop de vogel vissen vangt een vergelijk gezocht werd. Het midden-Hoogduits Isvogel werd tot voorbeeld van onze ijsvogel in Duits Eisvogel, in Deens isfugl en in Zweedse isfagel. Engelse king-fisher, van Saksisch cyning, wat koning of chef betekent, of halcyon. Het is een echte visser, de Martin pecheur van de Fransen.
(a) De ijsvogel legt zijn eieren in tunneltjes die het zelf uitgraaft langs de oevers van een stroom, die kan van een halve tot een hele meter diep zijn.
(b) ԁls je een dode ijsvogel aan een draadje ophangt zal die als een kompas of zeilsteen naar het noorden wijzen of, naar een andere mening, met zijn borst de heersende windrichting aanwijzen’. Turn their halcyon beaks with every gale,’ en draait als een weerhaan rond’. King Lear ii, 2, 84. Hang hem op aan de mast om de windrichting te bepalen.
Na hun dood gaan ze niet tot ontbinding over maar als ze aan de snavel opgehangen worden zullen ze jaarlijks ruien en dan een nieuw verenkleed krijgen. Zie 13.
Isopis es .i. uoghel mede die oec gherne sine stede 7025nemet bi lopenden waterkinen om te vane uisscelkine een deel swart vpten start dat dicken up ende neder vart met sinen starte so slaet dart siet 7030al pipende so vart dit ende meent de ghene wel die in dese werelt fel die onghestade es als de beke hem gheneren sondeleke 7035ende veruart sijn in haren sin want si niet ter werelt in winnen dat ghedurech si dies beuen si dicken bedi nochtan darme lijfnere 7040dar si an legghen hare ghere doen se minnen de lopende beke dar si in leuen sorgheleke j. gaet hute hort hier naer voghele namen die sijn in .k |
65. Isopigis is een vogel mede die ook graag zijn plaats 7025 neemt bij lopende watertjes om te vangen visjes. Een deel zwart op de staart dat veel op en neer gaat met zijn staart zo slaat het daar het zit 7030 al fluitende zo vliegt dit. En bedoelt diegene wel die in deze wereld is fel die ongedurig is als de beken en zich voeden zondig 7035 en bang zijn in hun geest wat ze niet de wereld in winnen dat gedurig is dus beven ze vaak, o wee! Nochtans de arme lijfeigenen 7040 daaraan leggen hun verlangen. laat ze minnen de lopende beken waar ze in leven zorgelijk. j gaat uit hoort hierna vogelnamen die zijn in k. |
Ekster of kwikstaart?
7045Kyliodomos lesen wi es een uoghel in endi tert dat hi ter werelt bart vlieghet hi ter sonnen wart jn toestene dar soe vp vart 7050ende alsoe kert ten westenen wart so kert hi hem mede al daer ijn leuen dat nes mar .i. iaer binnen den iare heri steruet wint hi .ij. ionc dus ne uerderuet 7055sijn gheslachte niet al dan sijn ulesch es ghesont elken man ets goet ieghen tgroot euel geheten want et uerdriuet als wijt weten ende ieghen menech euel groot 7060so est arde goet ter noot |
66. 7045 Kiliodromos lezen wij is een vogel in Indi. Ten eerste dat hij ter wereld komt vliegt het zon waarts in het oosten, daar ze opgaat 7050 en alzo keert het ten westen waart, dan keert hij zich mede al daar. Zij leven dat is maar een jaar binnen het jaar eer hij sterft wint hij twee jongen, dus niet verderft 7055 zijn geslacht al uit dan. Zijn vlees is gezond voor elke man het is goed tegen het epilepsie gegeten want het verdrijft het, zoals wij het weten, en tegen menig euvel groot 7060 zo is het erg goed ter nood. |
Een soort Feniks.?
Kym spreket aristotiles dat .i. groot starc uogel is entie ghene felleit heuet els dan hi bi proien leuet 7065ghedoghech es hi oric spreken den uoghelen die up hem steken narenst es hi ende goet om te uoedene sijn broet ende andre uoghelen ionc mede 7070want enen aren vintmen van quader zede die tilike als men spreket sine ionc vte sinen neste steket want si hem vernoien te voedene te bewarne ente behoedene 7075kimme ontfarmets alsise siet cranc ende voetse al sonder danc ay ghi edele riddren ghi heren an desen vogel soudi leeren ghi leuet bider proien mede 7080dats bider armer liede lede ne sijt niet onnouesch inder proie ne uerlieset niet die langhe ioie vander werelt ere cranc verdraghet dit arem uolc imanc 7085alse kim doet dar wi af spreken den uoghelen die up hem steken voedet oec na des uogels sede verdreuene arens ionghe mede dat sijn elpelose edelinghe 7090elpet datmense dar toe bringhe dat si niet ne comen te valle dat sijn doghede dar gi alle bi soudet regneren emmermeere voer gode ende in der werelt ere |
67. Kim, spreekt Aristoteles, dat een grote sterke vogel is en die geen felheid heeft anders dan dat hij van prooien leeft. 7065 Deugdzaam is hij, hoor ik spreken, de vogels die op hem steken. Naarstig is hij en goed om te voeden zijn broed en andere vogeljongen mede. 7070 Want een arend vindt men van kwade zede, de al gauw, zoals men spreekt zijn jongen uit zijn nest steekt want ze vermoeien zich ze te voeden en te bewaren en te behoeden. 7075 Kim ontfermt zich over hen als hij ze ziet zwak en voedt ze al zonder dank. Aai! gij edele ridders, gij heren van deze vogel zou u leren gij leeft van prooien mede, 7080 dat is bij de arme lieden leden nee wees niet onhoffelijk in de prooi ge verliest niet die lange vreugd van de wereld eer die is zwak verdraagt dit arm volk algemeen 7085 zoals kim doet, waar we van spreken, de vogels die op hem steken. voedt ze ook naar de vogels zede verdreven arendsjongen mede dat zijn hulpeloze edelen 7090 helpt dat men ze daar toe brengen dat ze niet komen te vallen dat zijn deugden, daar gij alle bij zou regeren immermeer voor God en de wereld eer. |
Aquilegia clanga, Pallas, (klinken, het geluid) is de bastaardarend of grote schreeuwarend, Duitse grosser Schreiaredler, Engelse spotted eagle en Franse aigle criard. Zijn stem lijkt op het blaffen van een hond.
‘Mocht het toch gebeuren dat de adelaar drie jongen heeft gooit ze een jong uit het nest vanwege het probleem met voeden. Maar een vogel die Ossifraga (zie 2, of Fulligo, Fulica is de meerkoet, onwaarschijnlijk) genoemd wordt voedt het jong die de adelaar weggegooid heeft, vandaar bastaardarend. Of het is de zeearend, daarvan werd gedacht dat het geen soort van zichzelf is, maar mongrool die uit diverse soorten ontstaan.
De zeearend werd ossifragi genoemd wat ‘beenbreker’ betekent omdat ze beenderen van hoog laten vallen en zo breken. Dit slaat misschien op de lammergier. Veel lammergieren laten beenderen te pletter vallen. Daarom noemde men ze in de oudheid ossifragus en heten ze in Spanje nog quebranta-huesos, wat alle twee beenderenbreker betekent.
7095Karolus es bekent een uoghel van orient scalc alse aristotiles seghet die gherne der ledecheiden pleghet ende gherne ne winnet hi ionghe niet 7100doch omme dat nature ghebiedet so notet hi te somegher stont ende alse die zoe danne vort comt dat soe met eieren es beuest leghet soese in wilder duuen nest 7105dus moet die duue uoeden daer dat hare niet bestaet .i. haer |
68. 7095 Karkolas is bekend een vogel van de Oriënt. Schalks, zoals Aristoteles zegt, die graag ledigheid pleegt en graag nee wint hij jongen niet 7100 maar omdat natuur gebiedt zo paart hij in sommige tijden en als ze zij zo merkt dat ze met eieren is bezet legt ze die zo in een wilde duivennest 7105 dus moet de duif voeden daar dat van haar niet is. |
Cuculus canorus, een koekoek soort?
Komor spreket aristotiles dat in arabia .i. uoghel es ende es .i. bosuoghel die mest winnet 7110val allen uoghelen diemen kinnet want .v. waruen iofte .vi. int iaer wint hi ionghe dat es waer ende dit ne doet gheen ander el ende dits te wonderne also wel 7115dat hi ghene vrucht ne winnet heri in den hemel kinnet sterren risen die die macht hebben van te gheuene dracht ende alsi die sterren siet risen 7120so noet hi na sire wise |
69. Komor, spreekt Aristoteles, dat in Arabië een vogel is en is een bosvogel die het meest wint 7110 van alle vogels die men kent want vijf of zes maal in het jaar wint hij jongen, dat is waar, en dit doet geen ander els. En dit is te verwonderen alzo wel 7115 dat hij geen vrucht wint eer hij de hemel kent sterren rijzen die die macht hebben van te geven dracht en als hij die sterren ziet rijzen 7120 dan paart hij naar zijn wijze. |
De oerkip? Zie 54 .
Kyces spreket aristotiles dat oec mede .i. uogel es die menegherande soen gheuet vt want elkes daghes verwandelt sijn luud 7125van hare van wllen es sijn nest ende up hoghe bome gheuest ende dar ontoudet hi sijn broet alse die ekelen sijn ripe ende goet so gadert hi spise gnoech 7130tetene na sin gheuoech alse sine ionghe vp sijn comen so dat si doghen ter uromen houdensise ledech ende uoeden vader moeder ende broeden 7135die hem seluen dan van ouden voeden ne connen no ouden dorper mensche merc hier up wel hier gaet hute .k. ende gaet in .l. |
70. Kites, spreekt Aristotiles, dat ook mede een vogel is die veelvormig zo geeft uit want elke dag verandert zijn geluid. 7125 Van haar en van wol is zijn nest en op hoge bomen is gevestigd en daar houdt het zijn broed als de eikels zijn rijp en goed dan verzamelt hij spijs genoeg 7130 te eten naar zijn gevoeg. Als zijn jongen op zijn gekomen zodat ze deugen ter kracht houden ze hen vrij en voeden vader moeder, en broeden 7135 die zichzelf dan van ouderdom voeden niet kunnen of willen. Dorpse mensen, merk hier op wel! Hier gaat uit k en gaat in l. |
Vlaamse gaai? En dan Dendrocitta rufa, de boomekster, de kotri van Indië.
Larus alse de glose seghet 7140die up moyses boeke leghet es verboden in doude wet tetene van em es gheset dat hi proihet in sire ulucht beede int water ende in die lucht 7145ende bediedet den duuel wel die emmer hem allen es fel die willen leeden elech leuen dar si met gode omme sijn verheuen alse uogele in die lucht ulieghen 7150ofte weder si hem laten bedrieghen jn dit wandel ertsce goet dat bediedet es bider uloet vp hem allen groot ende cleene sethi sine proie ghemeene 7155die ertsche larus als diet al bringhen wille in sinen val |
71. Larus, zoals de glossaria zegt 7140 die op Mozes boeken ligt, (a) is verboden in de oude wet te eten. Van hem is gezet dat hij prooi vangt in zijn vlucht beide in het water en in de lucht. 7145 En betekent de duivel wel die immer hen allen is fel die willen lijden heilig leven waar ze met God om zijn verheven als vogels die in de lucht vliegen 7150 of weer ze zich laten bedriegen in dit wankele aardse goed dat betekent is bij de vloed op hen allen, groot en klein zet hij zijn prooi algemeen 7155 de aardse Larus, als die het al brengen wil in zijn val. |
Larus argentatus, Pontoppidan. (Grieks laros; gulzige zeevogel, en zilverachtig) Zilvermeeuw, Duitse Silbermowe, Engelse herring gull en Franse goeland argente. Het is de meeuw die de boot volgt en op vuilnishopen voorkomt. Deze meeuw rooft ook van collega meeuwen de eieren en zelfs van andere vogels maar ook muizen en kikkers.
(a) De onreine vogel van Levit. 11 en Deut. 14; 15, mogelijk is het een naam voor zeevogels in het algemeen en zeemeeuwen in het bijzonder.
Pluvialis apricaria, L. (van apricor: zich in de zon koesteren) (Charadius pluvialis) Goudpluvier of goudenregen fluiter, Duitse Goldregenpfeifer of Goldkiebis, Franse pluvier dore, Engelse golden plover. Lucidus: oplichtend.
Het zijn vogels van de toendra’s en moerassen. Caladrius is genoemd door Aristoteles en het verschijnt in twee passages van de Pentateuch. Plinius zegt: in de Hercynian wouden van Germanië hebben we gehoord dat er vreemde soorten vogels zijn wiens veren als vuur schijnen in de nacht’.
Lucina als ons doet verstaen sente ambrosius van melan es .i. uoghelkin dat broet sine eier nachts ende behoet 7175ende singhet dien nacht al dure enture sonder slapen dats sine nature oec scinet ofte sente ambrosius sprake dattet singhet om die sake om dat met sinen soeten sanghe 7180sijn broet leuen der af ontfanghe endit te wonderne seere ende niet te twifelne min no mere want menech mester ende sente agustijn seghet houer waer fijn 7185dit selue mede vanden lione dit wille die nature doen |
73. Lucina, als ons doet verstaan Sint Ambrosius van Milaan. is een vogeltje dat broedt zijn eieren ‘s nachts en behoedt 7175 en zingt die nacht al door en door zonder slaap, dat is zijn natuur. Ook schijnt het, zoals Sint Ambrosius sprak, dat het zingt om die zaak omdat met zijn zoete zang 7180 zijn broed het leven daarvan ontvangt. En dit is te verwonderen zeer en niet te twijfelen min of meer want menig meester en Sint Augustinus zegt het voor waar te zijn 7185 dit zelfde mede van de leeuw dit wil de natuur doen. |
Luscinia luscinia, L. Noorse nachtegaal of filomeel, midden-Nederlands nachtegale, oud-Engels nihtegale (nu nightingale) oud-Saksisch en oud-Hoogduits Nahtigala wat nachtzanger betekent, galan is zingen, zie galm en gillen (nu is het die Nachtigall) dat van West Germaans nahtagalon, nachtzanger komt.
Het Franse woord rossignol doet aan de roestbruine kleur denken, maar komt uit Latijn luscina.
Vergilius, Georgica IV, 511-515, verhaalt van een nachtegaal die in rouw jammert onder de schaduw van de populier omdat ze het verlies van haar jongen betreurt die een ruwe ploeger ontdekt had en nog onbevederd uit het nest had getrokken. Zij weent de hele nacht lang en hurkt op een twijg hernieuwt ze telkens haar klagende melodie die de omgeving vervult met haar droeve klacht. Zie 104.
Lunacos spreket aristotilus es .i. uogel sijt ghewes die seere scarp es in sijn sien 7190derre manieren vogele plien er hare ionc plumen beghinnen dat si die clareit vander sonnen keren omme te siene der in ende wel hare die meer ofte min 7195sine hoghen tranen clene of groot hi moeter omme coren de doot dandre uoeti so hi mach best bider ze so es sijn nest want hi hem bider ze ghenert 7200dar hi uisscelkine vertert ende alsi bouen anget in de lucht die uoghele onder ebben vrucht risen si dat mense vanghe ende duken int water so langhe 7205dat si verdrinken ende bouen driuen die heti dan dus horent wijt scriuen dit scinet een deel openbare oft erande haren waren |
74. Linacos, spreekt Aristoteles. is een vogel, dit is gewis, zeer scherp is in zijn zien. 7190 (a) Dergelijke soorten vogels plegen eer hun jongen pluimen beginnen dat ze die in de helderheid van de zon keren om te zien daarin en wel hierom meer of min 7195 zijn ogen tranen, klein of groot hij moet erom kiezen de dood de andere voedt zo hij mag best. Bij de zee is zijn nest want hij zich bij de zee geneert 7200 waar hij vissen verteert. (b) En als ze boven hangen in de lucht die vogels onder hebben angst vrezen ze dat men ze vangt en duiken in het water zo lang 7205 dat ze verdrinken en boven drijven die eet het dan, aldus horen wij schrijven dit schijnt een deel openbaar of een soort arend was. |
Haliaeetus albicilla, L.Halis; zon, aietos; adelaar, en witstaart. Zeearend, witstaart, Duitse Seeadler, Engelse white tailed eagle en Franse pygargus a queue blanche of aigle pygargue. De naam witstaart, naar de zuiver witte staart, komt overeen met het Franse pygargue.
(a) zie 2. ‘Er is een soort adelaar die zeer scherp van gezicht is en die neemt haar jongen in haar klauwen en laat ze even naar de zon kijken, voordat hun vleugels volgroeid zijn. Als de jongen niet stijf en strak naar de zon kijken slaat ze hen of verjaagt ze uit het nest en verzorgt ze niet verder.
(b) Deze arend wiekelt in de lucht. Het is een hoogst bekwaam visser die uit de lucht de grootste vissen kan zien en dan op hen neerschiet om ze met zijn forse klauwen te bemachtigen, hij stoot door tot in het water.
Van de visarend werd gedacht dat hij de vis zo bang maakte en afschrikte dat als hij over de wateren vloog de vissen zich omdraaiden en als dood bleven liggen en zo een gemakkelijke prooi vormden. Shakespeare noemt de macht van de vogel op een gewone manier in Coriolanus iv, 7, 34; ‘I think heլl be to Rome’. ‘Voor Rome blijkt hij
As is the osprey to the fish, who takes it’’as voor de vis de waterarend, grijpend’
By sovereignity of nature’’wat zelfs als prooi zich biedt’.
Dit idee komt niet van de ouden. Aristoteles zegt meerdere malen dat de visarend bidt op zeevogels. Plinius zegt hetzelfde, maar voegt toe dat de zeearend in het water duikt om vis te vangen, niets dus over betoveren. In de 16de eeuw wordt vermeld dat de hengelaars hun aas met zeearendvet insmeren en denken dat het aas dan beter is. Dit vanwege het feit dat de visarend dat boven in de lucht doet en de vissen daaronder dan hun witte buiken tonen, zodat dit ook effect zal hebben.
Lagepus mach int latijn 7210in onse dietsch haseuoet sijn want dar si in de plumen staen sijn si alse aseuoeten gedaen des uogels uoete sekerlike dits de scuwt properlike 7215beede in haghen ende in holen leeti sijn droeue lijf uerstolen ende hetet sine proie alleene men vintse wel na alleghemeene bi na alse groot alse die haren 7220ende met plumen seere verladen si sijn oec geornet mede want sijn vp sien es wonderlichede sijn oghen root alst ware .i. brant ende hi es alre uoglen viant 7225want si na hem stekens plien omme dat sine dages selden sien hier gaen ute namen in .l. van .m. uerstaet die namen wel |
75. Lagopus mag in het Latijn 7210 in ons Diets hazenvoet zijn als waar ze in de pluimen staan zijn ze als hazenvoeten gedaan. De vogel voeten zeker dit is die schuwt eigenaardig. 7215 Beide in hagen en in holen ligt zijn droevig lijf verborgen en eet zijn prooi alleen. Men vindt ze bijna algemeen bijna alzo groot als de arend 7220 en met pluimen zeer beladen. Ze zijn ook gehoornd mede want zijn opzien is een wonderlijkheid. Zijn ogen rood als ware het een brand en hij is alle vogels vijand 7225 want ze naar hem steken plegen omdat ze het op de dag zelden zien. Hier gaan uit namen in l, van m verstaat die namen goed. |
Lagopus lagopus, L.(hazenvoetachtig) Moerassneeuwhoen, Duitse Morschneehuhn, Engelse willow grouse en Franse lagopede blanc. Komt in N. Europa en N. Azië voor.
Witte vleugels en zwarte staartveren, in de winter zuiver wit. De mannetjes hebben boven het oog een kale rode vlek. In N. Engeland heeft men een verwante vorm, scoticus, die bruine slagpennen heeft en geen wit winterkleed. Boven het oog bevindt zich een havemaanvormige naakte plek die in de voortplantingstijd bijna kamvormig opzwelt en een karmijnrode kleur krijgt. Ze staan wat grootte betreft tussen de korhoen en patrijs.
Miluus alse wi wanen wale 7230es ene wwe in onse tale crumbeckede ende crum van uoeten mare niet scalxs dar si ghemoeten hennen kiekine ende vogelkine dar na doen si hare pine 7235dinc die niet mach comen te baten diemen hute werpet vpter straten dar af maken si hare spise plinius scriuet die wise dat hare leure draghet medicine 7240die wwe pleget bout te sine jeghen vogelkine cleene ende bloode iegen dandre ghemeene so uliet den cleenen spareware ende dits wonder van hare 7245aristotiles die seghet dat erande wouwe pleghet jn die ioghet van hare ioien dat soe uaet uogelkine in proien darna croenien dar na vlieghen 7250jnt hende steruet soe sonder lieghen van ongre die hare gaet an om dat soe hare niet ineren can |
76. Milvus, als we wanen wel, 7230 is een wouw in onze taal. Kromme bek en krom van voeten maar niet schalks daar ze ontmoeten hennen, kuikens en vogeltjes daarna doen ze hen pijn. 7235 (a) Dingen die niet mogen komen te baten, die men uitwerpt op de straten daarvan maken zij hun spijs Plinius schrijft, die wijze dat hun lever draagt medicijn. 7240 De wouw pleegt dapper te zijn tegen vogeltjes klein en bang tegen de andere algemeen zo vliedt het de kleine sperwer en dit is een wonder van haar. 7245 Aristoteles die zegt dat een soort wouw pleegt in de jeugd van haar vreugde dat zo vangt vogeltjes in prooi, daarna krengen en daarna vliegen 7250 op het eind sterft ze, zonder liegen, van honger die haar gaat aan omdat ze zich niet voeden kan. |
Milvus milvus, L. Wouw of milaan, midden-Nederlands wouwem en wuwe, oud-Hoogduits Wiwo en Wio (nu Weihen en Weih) De vogelnaam betekende oorspronkelijk jager. Engels kite, oud-Engels cyta.. Franse milan royal, Duitse roter Milan.
Het is een indrukwekkende vogel van vijf en zestig tot zeventig cm lengte en hier zijn mannetjes en vrouwtjes even groot. Ze hebben honderd veertig tot honderd vijftig cm vlucht, vijftig cm vleugellengte en acht en dertig cm staart lengte. De staart is wel tien cm diep gegaffeld.
(a) Als de aasgieren genoeg gegeten hebben komt de wouw in groepen aangevlogen voor de restanten. Het bedelen zit hen in het bloed. Dat doet hij bij edelvalken die, om van het gezeur af te zijn, hun buit hem laten en een andere buit opzoeken. Behalve dood aas neemt hij ook levend gedierte dat vooral bij het water te vinden is, ratten, mollen muizen, kikkers en ook slangen zijn hem welkom. Hij ligt op de loer om wilde vogels te pakken en pakt graag kuikens en eet kadavers en onzuivere zaken. De vogel is in de vijftiende en zestiende eeuw talrijk geweest in de grote stad Londen. Dat kwam omdat daar eerst nog geen stadsreiniging was en het afval vooral van slagerijen gewoon op straat werd gesmeten. Toen liet hij zich door kinderen uit de hand voeren. Toen Londen een stadsreiniging kreeg was zijn gouden tijd voorbij.
Evenwel al heeft deze vogel een groot lijf toch heeft hij geen groot en dapper hart en wijkt hij gemakkelijk en wordt door de valk gevangen. De koningswouw is allesbehalve een koninklijke vogel omdat hij traag, tamelijk log en afschuwelijk lafhartig is. Zijn naam wijst op de rol die hij vroeger speelde bij het vluchtbedrijf. De jacht met de valk op de koningswouw was een strijd waarbij beide strijders zich zeer hoog in de lucht verheffen wat een groots schouwspel opleverde, vorsten en groten waren er zeer op gesteld. Het was een kostbaar vermaak omdat de koningswouw in vele streken niet voorkomt zodat het veel moeite kostte het nodige aantal exemplaren te vangen en naar het jachtveld te vervoeren waar ze gelijk met de valk werden losgelaten.
Elanus melanopteris is de zwartvleugelige bastaardwouw, maar heeft oranje gele voet.
Melancorfus als ons seget plinius dart ware in leghet es .i. uogelkin niet groot dat seere wasset in sijn ghenoet 7265want bouen .xx. winnen si al ende emmer onneffene int ghetal so nerenst so nes voghelijn omme te voedene die kinder sijn dat machmen an die meneghe sien 7270want alsi te ulieghene plien ende si uolghen huten neste der moeder sijn si uort ten besten ende volghen na hare wise vader ende moeder om hare spise 7275met ere arde groter scare alse oft ene scole uoglen ware dese sijn in proien gegeuen starken uoglen diere bi leuen |
78. Melancorifus, als ons zegt Plinius, daar het ware in ligt is een vogeltje niet groot dat zeer groeit in zijn paren 7265 want boven twintig winnen ze al en immer oneffen in het getal. Zo vlijtig is dit vogeltje om te voeden de kinderen van hem dat mag men aan de menigte zien 7270 want als ze te vliegen plegen en ze vliegen uit het nest de moeder zijn ze voort ten besten en volgen naar hun wijze vader en moeder om hun spijs 7275 met een erg grote schaar alsof het een school vogels was. Deze zijn tot prooi gegeven sterke vogels die er van leven. |
Tot de pluimhoenderen, die ook wel tot de pauwvogels behoort, heeft een nauwe verwant, Ceratornis melanocephala, de jewar.
Morpex es .i. swart uoghel 7280an plumen an becke ende an ulogel van clawen scarp ende van becke een bastart haren eist als icket mecke hi ghenert hem in riuieren an visschen na sire manieren 7285al ghenert hi hem int water best vp bomen nochtan maket hi sijn nest ende uoedet met visschen sinen ionghe ende alsi comen ten heersten spronghe om te vlieghene sijn si verladen 7290so ontsiensi hare scaden dat si vt werpen hare spise om te ulieghene in lichter wise dies niet ne doen bliuen so swaer datmense dicken vaet al daer 7295sulke vindemen alsment weet van naturen alse heet dat si in couder wintertijt ondoen hare uloglen wijt ende vercoelen hem in den wint 7300hare drec es so heet alsemen vint datter groene bome af verdroghen dit machmen merken ende goemen |
79. Morpex is een zwarte vogel 7280 van pluimen, van bek en van vleugel van klauwen scherp en van bek, een bastaard arend is het, zoals ik het merk. Hij voedt zich bij rivieren met vissen naar zijn manieren, 7285 (a) al voedt hij zich in het water best op bomen nochtans maakt hij zijn nest en voedt met vissen zijn jongen. En als ze komen voor de eerste sprong om te vliegen, zijn ze verladen 7290 zo ontzien ze hun schade dat ze uitwerpen hun spijs om te vliegen in lichtere wijze die het niet doen, blijven zo zwaar dat men ze veel vangt al daar. 7295 (b) Sommige vindt men, zoals men het weet, van naturen alzo heet dat ze in koude wintertijd openen hun vleugels wijd en verkoelen zich in de wind. 7300 Hun drek is zo heet, als men vindt. dat de groene bomen daarvan verdrogen dit mag men merken en getuigen. |
Phalacrocorax carbo, L. ‘Grieks phalakros: kaalkop, corax: raaf of kraai, carbo; koolzwart (Carbo cormoranus) Aalscholver, schollevaar of waterraaf, midden-Noord-Duits scalvaron: waterduiker. Waarschijnlijk is dit uit ouder schorver ontstaan, vergelijk oud-Hoogduits scarba, oud-Engels scraeb en oud-Noors skarf. Het dier is zo genoemd naar zijn hees geschreeuw. Engels cormorant, Duitse Kormoran, Franse cormoran moyen of grand cormoran, wat afgeleid is van Corvus marinus: zeeraaf.
(a) Als nachtkwartier dienen de in het binnenland staande hoge bomen, diezelfde bomen worden later als broedplaats gebruikt. Dei sterven af door de drek. Hun vraatzucht is grenzeloos groot. Ze eten net zoveel vis als een mens of pelikaan wat weer even vlot wordt uitgescheiden. Op zee slapen ze op rotsachtige eilanden waar ze een vrij uitzicht hebben naar alle kanten en gemakkelijk af en aan kunnen vliegen. Zulke eilanden zijn reeds op een afstand zichtbaar aan de witte laag drek waarmee deze vogels het bedekt hebben. Soms is dit vijftig meter hoog. Dat zal op den duur een goede guanolaag vormen, mits het klimaat wat minder regenachtig was zoals in Peru waar de zon het uitdroogt. Die laag werd vroeger veel als meststof gebruikt omdat het veel fosfaat bevat.
Op reeksen staan ze gerangschikt en ongeveer in de trant van een troep soldaten zitten de zwarte vogels in schilderachtige houding op de rotspunten en kijken allen in dezelfde richting, namelijk de zee. Slechts weinigen zitten onbeweeglijk, ieder beweegt minstens een lichaamsdeel. Het kwispelen en waaien met de vleugels houdt soms meer dan een kwartier aan en heeft blijkbaar tot doel om de veren geheel te drogen.
Menedides als ict beuant sijn uoglen in egipten lant 7305alse isidorus doet verstaen die die name ebben ontfaen van menoene den here groot die wilen bleef uoer troien doot want si comen gheuaren 7310hute egipten met groter scaren dar troien stont als men noch seghet dar menon begrauen leghet ten vichten iare dits ghene saghe ende ulieghen danne .ij. daghe 7315omtrent sijn graf ende upten darden gaet hare spel al buten varden want elc gaet daer den andren scoren ende striden dan sonder gheduren so datter uele bliuen doot 7320ende dits van uoglen wonder groot |
80. Mennonides, als ik het vond, zijn vogels in Egypte land, 7305 als Isidorus doet verstaan, die die naam hebben ontvangen van Memnon, de heer groot die wijlen bleef voor Troje dood. Want ze komen gevaren 7310 uit Egypte met grote scharen waar Troje stond, zoals men noch zegt. waar Mennon begraven ligt. Te vechten daar, dit is geen sage, en vliegen dan twee dagen 7315 omtrent zijn graf en op de aarde gaan hun spel al buiten vrede want elk gaat daar de ander verscheuren en strijden dan steeds door zodat er vele blijven dood 7320 en dit is van vogels wonder groot. |
Phoenicopterus ruber, (rood) De Griekse naam van de flamingo is op de kleur van de vleugeldekveren gegrond. De bij Aristoteles voorkomende naam ‘Phoinikopteros, betekent purpervleugel. De Romeinen namen deze naam over en de Fransen werden door dezelfde beweegreden geleid toen zij de vogel flamant rose noemden, (oorspronkelijk flammant) wat in Duits Flamingo, Flaming en Flamant werd en in Engels flamingo. (Of de kraan Grus grus) Vooral in de broedtijd vertonen ze een opwindende dans. Met korte en stijve pasjes lopen ze met half uitgespreide vleugels om elkaar heen, soms buigend en zich weer uitstrekkend. Hoe hoger ze opspringen hoe sneller de dans gaat. Soms vliegen ze wel vijf meter op om dan weer langzaam naar beneden te zakken. Soms slaat en hele groep aan het dansen, ook de jongen. Homerus vermeldt dat ze trots zijn, Ilias II 469. In III 8 wordt het optrekken van de legers der Grieken en Trojanen beschreven. Tegenover de zwijgend opgetrokken Grieken worden de Trojanen gesteld die op schreeuwende kraanvogels lijken. De indruk wordt gewekt van ‘Veel geschreeuw, weinig wol’ Men zegt dat hij Palamedes vogel genoemd wordt omdat die in de Trojaanse oorlog de slagorde van de kranen geleerd heeft.
De bioloog Cuvier identificeerde de memnonsvogel met de kemphaan. De geschiedenis van Memnon zou de massale schijngevechten moeten verklaren die deze vogels uitvoeren als baltsritueel.
Mulder: Toen het lijk van koning Memnon werd verbrand, zou hij door zijn moeder Aurora veranderd zijn in een vogel. Uit zijn as vlogen andere vogels op, de memnonides, die ieder jaar uit Ethiopië naar Troje trokken en boven de tombe van Memnon met elkaar vochten. (Zie OvidiusՠMetamorphosen, 13, 600 en 617.) De geschiedenis van Memnon zou de massale schijngevechten moeten verklaren die deze vogels uitvoeren als baltsritueel.
Mauca dats der mewen name een uoghel esset ombequame al es soe gheplumet wel na hare macht so es soe fel 7325bi uisschen leuet soe inder ze maer ne gheene dinc begert soe me tetene dan van enen uerdronkenen man so ontgont soene andie oghen dan alse .i. storem naken sal 7330so roepen si ende maken ghescal ende dat comet hem al van ioien om dat si hopen der proie |
81. Meauca, dat is de meeuwen naam, een vogel is het onbekwaam al is ze zo gepluimd goed. Naar haar macht is ze zo fel 7325 van vissen leeft het zo in de zee maar geen ding begeert ze meer te eten dan van een verdronken man ze begint zo aan de ogen dan als een storm naken zal 7330 dan roepen ze en maken geschal en dat komt hen al van vreugde omdat ze hopen op prooi. |
Larus hyperboreus, Gunn.(bewoner van het hoge noorden) (Larus glaucus, L. (blauwachtig) De burgemeester, in Fries iiskob, Duitse Eismowe, Engels glaucous gull, Franse goeland bourgmestre.
Een 70cm lange meeuw, lijkt op de zilvermeeuw maar heeft geen zwart in de slagpennen. Vliegt langzaam en zwevend, als een arend, deze vergezelde als echte veelvraat walvisvaarders. Meeuwen leven van zeevis, ԭaar er is geen prooi waar ze meer op belust zijn dan drenkelingen, die ze altijd eerst de ogen uitpikken. Als er storm op komst is, krijsen ze verheugt bij het vooruitzicht van prooi’.
Merelus es des smerels name en uogelkin scone ende bequame 7335dapper stout ende seere snel ende cleinen uogelkinen fel het dar mere dinc bestaen dan sine macht mach begaen ende verwinnet met snelleden 7340ende met sire uromeliceden dicken ongelike dinc marc hier up edel ionghelinc stati tharte ter dogheden wart wes ter doghet coene ende onueruart 7345wel scalc si den riken vrecken die vpten dieren tijt mecken dats der armer tempeest dan wanen si emmer winnen meest dan so maken si hare ioie 7350doch werden si noch der viande proie got mach di wel van oghen saken met sire macht uerwinre maken |
82. Merelus is de merels naam. Een vogeltje mooi en bekwaam 7335 dapper, flink en zeer snel en op kleine vogeltjes fel het durft meer dingen te bestaan dan zijn macht mag begaan en overwint met snelheid 7340 en met zijn dapperheid vaak ongelijke dingen. Merk hier op, edele jongeling. staat je het hart ter deugdheden waart wees ter deugd, koen en onvervaard, 7345 wel schalks zijn de rijke vrekken die op de dure tijd mikken dat is de arme lieden tempeest dan wanen ze immer te winnen het meest dan zo maken ze hun vreugde 7350 doch worden ze noch de vijanden tot prooi, God mag je wel van hoge zaken met zijn macht overwinnaar maken. |
Turdus merula, L. (merel) is de merel, de Duitse Amsel, de Engelse blackbird en Franse merle noir.
Het zou oook een mees kunnen zijn. De merel komt een paar kapittels verder voor.
Of Turdus viscovrus, de grote lijster.
Mvscicapa dats .i. uoghel ende heuet plumen ende ulogel 7355naden laenre arde naer mar minder es hi wetet voer waer mere dandie duue oec es gheuoet ghebecket sijt seker des also alsmen die swalewe siet 7360ende oec uele mere niet traghe es hi in sire uloghe ende sijn ulieghen dat nes niet hoghe al heuet hem dit nature ontouden anders heuet soe hem gehouden 7365ende te sire lijfnere ghegheuen want onder alle voglen die leuen so nes der scrifturen cont dat enech heuet so widen mont na dien te siene dat hi es groot 7370enties heuet hi ulieghen noot want hi al bi ulieghen leuet ende gapet wide dar hise heuet so datter hem in die kele dicken te samene ulieghen uele 7375ende dies heetmenne muscicapa dats uliegheuangre in dietsch wel na |
83. Muscipia dat is een vogel en heeft pluimen en vleugel 7355 naar de leeuwerik aardig naar maar kleiner is hij, weet het voor waar, groter dan de duif ook is voeten, bek, zij het zeker dit, alzo als men de zwaluwen ziet 7360 en ook veel meer niet. Traag is hij in zijn vlucht en zijn vliegen dat is niet hoog. Al heeft hem dit natuur onthouden anders heeft ze hem zo gehouden 7365 en tot zijn voeding gegeven want onder alle vogels die leven zo de schriften vertellen dat enige hebben zo’n wijde mond naar zijn vorm dat hij is groot 7370 en die heeft de vliegen nodig omdat hij geheel van vliegen leeft en gaapt wijd daar hij ze ziet zo dat er hem in de keel veel tezamen vliegen veel 7375 en die heet men muscicapa dat is vliegenvanger in Diets bijna. |
Muscicapa striata, Pallas. (gestreept) Grauwe vliegenvanger, Duitse Grauer Fliegenschnapper, Engelse spotted flycatcher en Franse gobemouche gris.
De vliegenvanger is een kleine en weinig schuwe vogel die zich graag in de tuinen ophoudt en daar nestelt. De grauwe is grauw en wit getekend op de kop, het meeste muiskleurig en van onderen lichter dan boven. Een vrij brede en afgeplatte snavel die omgeven is door een stijve borstel. Zit op een takje en vliegt van daar telkens naar een vlieg, keert dan weer terug naar zijn standplaats.
Merops alse plinius seghet es .i. uoghel die des pleghet jn derde te broedene ende in holen 7380sesse uoete diep so dat hi verstolen sine ionc der onder uoedt tote dat si sijn te uliegene goet van plumen es hi en deel grau ende vpten rug kerende int blau 7385ende uoer die barst een deel root wit ande wamme ende niet wel groot |
84. Merops, zoals Plinius zegt, is een vogel die dit pleegt in de aarde te broeden en in holen, 7380 honderd tachtig cm diep zodat hij is verscholen zijn jongen daar onder voedt totdat ze zijn in het vliegen goed. Van pluimen is hij en deel grauw en op de rug kerend in het blauw 7385 en voor de borst een deel rood wit aan de buik en niet zeer groot. |
Merops apiaster, L. Bijenneter, Duitse Bienenfresser, Engelse bee eater, Franse guepier
Geelwit voorhoofd en kastanjebruine kop wat doorgaat op de bovendelen en op de vleugel gemengd met groen en zwart, gele hals, groene staart met in het midden langere pennen.
Een holenbroeder uit Z. Europa.
Merula dats der merlen name die soete singhet ende bequame alse die lentijn comen wille 7390vanden wintre swighet soe stille experimentator die seghet dat die merle diemen pleghet jn gaiolen te oudene stille dat soe ieghen naturen wille 7395vlesch sullen heten ente bet singhen ende dit selue sietmen wlbringhen der lewerken enter calandren ende oec someghen uoglen andren al es soe swart gherne soe badet 7400hare plumen streectsoe ende begadet alse ofte soe wilde wesen wit maer om niet so doet soe dit want sonder hare sanc alleene soe es in hare gnoechte cleene 7405jn ircania es soe wit vonden dat die moreie es nu bi stonden die merle ne can niet muten sonder anden becke buten pleget soe telken iare dit 7410dat hi werdet van ghelewen wit |
85. Merula dat is de merels naam die zoet zingt en bekwaam als de lente komen wil, 7390 in de winter zwijgt het stil. Experimentator die zegt dat de merel, die men pleegt in kooien te houden stil, dat ze tegen natuur wil 7395 vlees zullen eten en beter zingen. En dit zelfde ziet men wel doen de leeuwerik en calander en ook sommige vogels ander. Al is ze zo zwart, graag ze baadt 7400 haar pluimen strijk ze zo en begaat alsof ze wilde wezen wit, maar om niet zo doet ze dit want uitgezonderd haar zang alleen zo is in haar genoegen klein. 7405 In Yrcanie is ze wit gevonden dat is de Morei nu ter stonden, De merel kan niet ruien uitgezonderd aan de bek buiten pleegt zo elk jaar dit 7410 dat hij wordt van geel tot wit. |
Turdus merula. Merel of zwarte lijster. Oud-Hoogduits Amusla of Amsala (nu Amsel, Frans amsal en Engels ouse of ouzel) uit Angelsaksisch osle dat uit amsle stamt en dit uit Germaans amuslon en dat van Indogermaans ames. Dat woord kan via een andere kant op het Latijnse merula teruggevoerd worden, via oud-Frans merle kwam Engels merle, midden-Hoogduits heeft merlin en midden-Nederlands merle wat merel werd. Engelse blackbird en Franse merle noir.
Het is een vogel die graag een bad neemt. Kleurveranderingen vanwege de verwisseling met andere lijsterachtigen die hier op doortocht komen.
Monedula es der cauwen name van swarten plumen bequame seluer mint soe gelt ende goud ende dits bider naturen ghewoud 7415nochtan ne weet soe wat hare sal sonder dat soet decket al jn steden dart verholen blijft wel soe den urecken man bescrijft die swart es van wlen sonden 7420ende sine rikeit tallen stonden so decket dat hi uerliest der mede sijn ghemac sine salichede der werelt ere de minne ons heren men mach die cauwe spreken leeren 7425wilment pinen ionc bestaen soe wachtet nauwe der zonnen vpgaen ende groetse met hare sprake experimentator seit vremde sake dat couwen ulesch niet nes goet 7430want het thouet crouwen doet |
86. Monedula is de kauw naam van zwarte pluimen bekwaam. Zilver bemint, geld en goud en dit is van de natuur geweld 7415 nochtans nee weet zo wat ze mee zal uitgezonderd dat ze het bedekt al in plaatsen waar het verborgen blijft. Wel zo de vrekkige man beschrijft die zwart is van vuile zonden 7420 en zijn rijkheid te allen stonden zo bedekt dat hij verliest daarmee zijn gemak, zijn zaligheden de wereld eer, de minne van onze Heer. Men kan de kauw spreken leren 7425 wil men het pijnen met het jong te doen zo wacht nauw de zonsopgang en begroet ze met haar spraak. Experimentator zegt een vreemde zaak dat kauwen vlees niet is goed 7430 want het hoofd krabben doet. |
Corvus monedula, Vieill. (Corvus: raaf, monedula is Latijn voor kraai) (Colaeus monedula, L.) Kauw, kerkkauw of torenkraai, Duits Dohle, Engels daw of jackdaw, Franse choucas des tours.
Het is een slimme vogel en neemt dingen diefachtig weg en verbergt die op geheime plaatsen. Ze worden al jong uit het nest gehaald om ze te temmen. Die hechten zich spoedig aan hun meester maar hebben toch weer de dief- en moordachtige neigingen van de kraaien.
Mergus es de uogel godeweet diemen met ons dukerre heet jn marassche in riuieren wandelt hi na sire manieren 7435omme dat hi die vissche vaet langhe hi onder dat water gaet doch moethi weder in die lucht ende weder nemen sijn ademtucht hare ionc sijn so gedaen 7440terst datsi uten doppe gaen al uerliesen si vader ende moeder dat si hem sonder behoeder bedraghen connen ende gheneren ambrosius scriuet sonder sceren 7445dat alse die dukere te lande vliet ende hi roepende huter ze tiet dat sie uoerweten ende uoersien tempeest die dan sal gheschien te wintre alsi stille leghet 7450eist dat hi uets te wesene pleghet om dat hi minst danne ulieghet het ne si oec iofte die nature lieghet elc uoghel ulieghet meer int clare dan in die lucht dicke ende sware 7455voghele namen gaen hute in .m van .n. comen dandre na hem |
87. Mergus is de vogel, God weet die men bij ons duiker heet. In moerassen en in rivieren wandelt hij naar zijn manieren 7435 omdat hij de vissen vangt en lang hij onder het water gaat doch moet het weer in de lucht en weer nemen zijn ademzucht. Hun jongen zijn zo gedaan 7440 ten eerste als ze uit de dop gaan al verliezen ze vader en moeder dat ze zich zonder behoeder gedragen kunnen en voeden. Ambrosius schrijft zonder scherts 7445 dat als de duiker te lande vliedt en hij roepende uit gaat dat ze voorweten en voorzien tempeest die dan zal geschieden. In de winter, als het stil ligt 7450 is het dat hij vet te wezen pleegt omdat hij het minst dan vliegt het nee is ook of de natuur liegt elke vogel vliegt meer in het heldere dan in de lucht dik en zwaar. 7455 Vogelnamen gaan uit in m, van n komen de andere na hem. |
Met de naam duiker denken we aan Podiceps cristatus, L.de fuut, maar zijn vlees is niet eetbaar en vliegt weinig.
Mergus merganser, L. (Latijn mergus: duiker, anser: gans) is de grote zaagbek, zaageend, rosewaard, korporaal, boterbuik of duikergans, Duitse grosser Sager, Engelse goosander, Franse harle bievre. Alleen, de grote zaagbek broedt in het noorden, soms in N. Duitsland, Deense eilanden en Engeland. Vliegt zeer goed en duikt zeer goed.
Nisus dats die spareware onder dedele voghele .i. uogel mare want hi met proien hem ghenert 7460hine pleghet no begart [ghenen gheselle an sine side sulke wanen dat es van nide ende sulke dat hem doet houerde want hi den seghe alleene begherde] 7465ende ets te gheloeuene dat ic telle want hi ne wil gheenen gheselle ebben dan sines selues beiach gheselscap vliet hi nacht ende dach nochtan es dit uoer waer gheset 7470dat die spareware vaet sijn musschet ende dit spreket aristotiles dat ieghen die nature es van allen uoghelen ghemeene die hem met proien groot of cleene 7475gheneren dat hi vaet gheslachte dat hem bestaet mar die spareware es van desen onsculdech deser edeleden want hi proien up sijn ghenoot 7480scamedi mensce van scanden groot dat elc uoghel ende elc dier esset wreet ende onghier al eist dat bi proien leuet dattet den sinen urede gheuet 7485mar du entie spareware hebbet dese edeleit ommare die wilde sparewe pleghet an wintertijt als men seghet dat hi nauonts dat uoghelkin vaet 7490ende onder hem oudet dar hi staet om te vermane sine voete des morghens met goeder moete latijt quite varen ende vri een scone exemple dinket dit mi 7495ende houesch ende seere goet ende elc danke datmen hem doet ende elc sinen wert verdraghe die edele spareware broet in der haghe die dorpre die lettel doech 7500hi broedet up die bome hoech mar elc mensche wese des vroet so edelre baren so mere hoemoet |
88. Nisus, dat is de sperwer, (a) onder de edele vogels een vogel bekend omdat hij zich met prooien voedt, 7460 (b) hij pleegt of begeert geen gezel aan zijn zijde (Sommige wanen dat is van nijd en sommige dat hij dat doet uit hovaardigheid omdat hij de zege alleen begeert) 7465 en het is te geloven wat ik vertel want hij wil geen gezel hebben dan zijn eigen bejaag gezelschap vliedt hij nacht en dag. Nochtans is dit voor waar gezet 7470 dat de sperwer vangt zijn gezel. En dit spreekt Aristoteles dat dit tegen de natuur is van alle vogels algemeen die prooien groot of klein 7475 voeden met dat ze vangen dan dat ze hun eigen geslacht slaan, maar de sperwer is van deze onschuldig van deze edelheid want hij prooit op zijn echtgenoot. 7480 Schaam je, mens, van schande groot dat elke vogel en elk dier is het wreed of onguur al is het dat het van prooien leeft dat het de zijne vrede geeft, 7485 maar u en die sperwer hebben deze edelheid niet. De wilde sperwer pleegt in de wintertijd, zoals men zegt dat hij ‘s avonds een vogeltje vangt 7490 en onder zich houdt waar hij staat om te verwarmen zijn voeten ‘s morgens met goede moed laat hij het gaan varen en vrij. Een mooi voorbeeld denk ik 7495 en hoffelijk en zeer goed en elk bedankt dat men hem zo doet en elk zijn waard verdraagt. (e)De edele sperwer broedt in de hagen de dorpse die weinig deugt 7500 hij broedt op de bomen hoog. Maar elk mens wees er dus bekend Hoe edeler gebroed, hoe meer ootmoed. |
Accipiter: scherpvleugelen A. nisus, L. (aanstormen, Koning Nisos is volgens de sage in een sperwer veranderd) Sperwer,of vinkensperwer. Hij volgt de trek van de vinken zodat hij te vinden is in de beukenwouden. Maar hij lust ook duiven, tortels, muizen en insecten. Duitse Sperber, Engels sparrow hawk of sparhawk, dus eet ook sparrows of mussen, Franse epervier d'europa. Musket is het mannetje die kleiner is dan het vrouwtje.
De sperwers munten uit door hun vermetelheid en behendigheid bij het uitoefenen van het roversbedrijf. Ze behoren tot de meest begaafde leden van deze familie. Hij stoot graag van een boomtak schuin naar beneden in een troep mussen en ziet dan geen gevaar. Alle vogels die kleiner dan een patrijs zijn hebben van zijn aanvallen te lijden en kleine zoogdieren worden evenmin gespaard. Ze zijn van dezelfde kleur maar het vrouwtje is een 10cm groter
(a) Vooral het wijfje werd afgericht voor de vlucht op kwartels en andere kleine vogels.
(b) ‘Het is een roofvogel die geen gezel aan zijn zijde duldt. Uit afgunst, zeggen sommigen, maar anderen beweren dat het voorkomt uit hoogmoed, omdat de sperwer de eer van iedere overwinning voor zichzelf wil opeisen’.
(c ) De wilde sperwer vangt in de winter iedere avond een vogeltje en houdt dat ‘s nachts in zijn klauwen om zijn poten warm te houden, ‘s Ochtends laat ze het vriendelijk weer vliegen. Een behartigenswaardig verhaal, ‘wees altijd dankbaar en schik u naar uw gastheer’.
(e) De edelste soort sperwer nestelt in struiken, de gewone sperwer die weinig waard is, broedt in hoge bomen. Onthoud deze wijze les: hoe edeler gebroed, hoe meer ootmoed.
Nocticorax mach in latijn jn dietsch .i. nachtrauen sijn 7505ende es ene maniere van hulen diemen hort bi nachte dulen ende dinke mi an mijn verstaen dat mach sijn .i. hoerhaen een bosch uogel al hut ende huut 7510ende es gheuedert naden scuwt nachts ulieght hi in uelden in husen ende leuet bi proien van musen dar toe mint hi des menschen drec crum heuet hi clawen ende bec 7515daghes sietmenne selden iof niet want hi die clare sonne vliet |
89. Nocticorax mag in Latijn en in Diets een nachtraaf zijn. 7505 En is een soort van uil die men hoort bij nacht dwalen en denk ik te verstaan dat mag zijn een auerhaan. Een bosvogel geheel door en door 7510 en is geveerd naar de schavuit. (Bubo) ‘s Nachts vliegt hij in velden en in huizen en leeft van prooien van muizen daar toe bemint hij de mensendrek. Krom heeft hij klauwen en bek 7515 op de dag ziet men het zelden of niet omdat hij de heldere zon vliedt. |
Nycticorax nycticorax, L. (Grieks nyx: nacht, corax: raaf, nachtraaf) Kwak, nachtraaf of nachtreiger, Duitse Nachtreiher, Engelse black crowned night heron en Franse heron bihorau.
Een reigersoort van zestig cm hoog. een wit voorhoofd met zwarte kop met een paar lange witte sprieten, de rest is zwart met een wat witte onderkant. Die is overdag rustig en wordt met de schemering actief. Dan laat hij zijn ‘kwak,’ horen, hees en rauw. Als nachtdier vliegt het onhoorbaar als een uil.
Het is een nachtvogel, een nachtegaal, een soort uil of de nachtzwaluw. Er zijn er die beweren dat het een dier is en geen vogel. Het is een geit met paardenpoten en een bek zo groot als een half openstaande brake, waarmee de hennep gebraakt of gebroken wordt. Anderen verzekeren dat het een gems is met vleugels. Men schrijft het geluid toe aan een klein paardje, de ronnekemere, onder Winterswijk denkt men aan de Berndekesjacht. De moeder verhaalt haar kind van de boze bisschop, Berendje van Geulen. Slechts aan weinigen is het gegund hem te zien. Ook in het noorden is hij bekend. In west Europa werd het beschouwd als een vogel van duisterheid wiens treurende gekraai een teken van kwaad was. Het is een alpdamon die in de vorm van een nachtvogel de nachtschade brengt en de dood aankondigt. ‘s Nachts komt de nachtkraai met zijn hatelijk geluid en verkondigt de dood van de mens. Hij heeft een menselijke stem.
In Shakespeare Much Ado About Nothing II iii 84, verwijst Benedick snijdend naar Balthasars gezang: ‘pray God his bad voice bode no mischief. I had as lief have heard the night-raven, come what plague could have come after is’ ‘als het een hond geweest was, die zo gehuild zou hebben, dan zouden zij hem opgehangen hebben en ik bid God, dat zijn schorre stem geen onheil aankondig! Ik had even lief de nachtraaf horen krassen, welk ongeluk daar ook op gevolgd ware.’ Vondel, Koning Davids Harpzangen, CI;
‘Geleek in een woestijn
De pelikaan heel stuur
Of de nachtrave in de muur’.
Nepa dinct mi die sneppe wesen die so clar hord als wijd lesen alst in scripturen es gheset 7520dat soe hare oren ande erde trect ende hort arde wel der bi of enech worm in derde sj dan steket sinen bec dies lanc jn derde ende aeltse vte an haren danc 7525daghes eist in die aghe bedect mar ieghen auont het vte trect ende in die morghenstont al vro hier bi werden si gheuanghen soe vlesch vander sneppen es ghesont 7530want het werdet uerduwet in curter stont vander .N. hendic die wort ende vander .o. scriuic v vort |
90. Nepa, denk ik de snip te wezen. die zo scherp hoort, zoals wij het lezen, zoals het in schriften is gezet 7520 (a) dat ze haar oor op de aarde legt en hoort erg goed daarbij of er enige wormen in de aarde zijn dan steekt het zijn bek, die is lang in de aarde en haalt ze er uit tegen hun dank. 7525 Op de dag is het in de hagen bedekt maar tegen de avond er op uittrekt en in de morgenstond al vroeg hierbij worden ze gevangen zo. Vlees van de snip is gezond 7530 want het wordt verteerd in korte tijd. Van de n eindig ik het woord, en van de o schrijf ik u voort. |
Gallinago gallinago, L.. Latijn gallina: hen. Snip naar zijn snebbe, de spitse snavel, Engelse snipe, Duitse Habergeisz of Bekassine en de becassine van de Fransen.
(a) Ze leven van wormen die ze door eigenaardig trippelen van de pootjes omhoog laat komen in de drassige grond.
De houtsnippen worden in november en december gejaagd. Dan hoort men de jager roepen ‘Tiro, houtsnip’ Tiro komt van het van Fran tire haut: ‘Leg hoog aan’
Shakespeare, Hamlet; v, 2, (Why, as a woodcock to mine own springe), Als een snip in mijn eigen strik gevangen’. Vondel in zijn ‘bijschriften op de twalef maanden’, schrijft bij januari:
‘Wien ‘t lust, dat die ten ijs met sleeën om snippen vaar
‘T Is best dat grootvaar thuis den dis en haard bewaar.’
Onocrotallus es bekent een uogel van orient 7535ende es verboden in doude wet so dattene gheen iode ne het enen starken bec heueti ende langhen dar hi mede can vissce vanghen ende roepet lude naden butore 7540also datmen verre hore enen crop heuet hi alse .i. sac dar mede doet hi sijn ghemac want dar in gadert hi te sire noot van visscen sinen crop so groot 7545nochtan dat hem die buec es wl ende dan nes hi niet so dul alsem de buec idel es die vissce des sijt gewes hute sinen croppe hine werptse vt dan 7550ende wllet sinen buec deran om dese onsuuerheit wanemen te bet dattene verboet doude wet |
91. Onocrotallus is bekend, een vogel van de Oriënt, 7535 en is verboden in de oude wet zo dat geen Jood het eet. Een sterke bek heeft het en lang waar hij mee kan vissen vangen en roept luid naar de Butorius 7540 alzo dat men het ver hoort. Een krop heeft hij als een zak waarmee doet hij zijn gemak want daar in verzamelt hij voor zijn nood vissen, zijn krop is zo groot, 7545 nochtans als bij hem de buik is vol dan is hij niet zo dol als bij hem de buik leeg is de vissen, dit is gewis uit zijn krop werpt hij ze dan 7550 en vult zijn buik daarmee. Om deze onzuiverheid, waande men het te zijn, dat het verbood de oude wet. |
Pelecanus onocrotalus, L. heeft deze naam gekregen omdat hij zijn hoofd in het water steekt en dan een geluid als een ezel maakt. Het is een schreeuwer wat uit zijn bijnaam Onokrotalos blijkt: ‘die lawaai maakt als een ezel’, onos; ezel, krotalon, ratelaar.
Roze pelikaan, zie 94, pelikaan.
Hun totebel snavel is uitstekend geschikt voor het vangen en vasthouden van de buit. De bovensnavel is plat en de ondersnavel draagt een zak die tot grote afmetingen kan worden uitgerekt. De keelzak kan wel twintig en meer pinten water opnemen. Hun slokdarm is zo wijd dat je met de hand vissen uit de maag kan halen. Sanctius schrijft dat er een geweest is waarin men een jonge Moor vond. De zak wordt gebruikt als schepnet bij de visvangst en niet voor opslag. Vanwege de ligplaatsen zijn het meestal natte en vochtige nesten die door het neertrappen van riet en biezen op lompe wijze vervaardigd zijn. De hele omtrek is bedekt met hun vloeibare witte uitwerpselen en dat en de talrijke vissen, die bij het voederen verloren gingen, verspreiden in dit jaargetijde een walging wekkende verpestende stank. Een onrein dier, zie Leviticus 11.
Osma es .i. uogel wit groot alse de swane die gherne sit 7555bi watre dar vissce sijn vele neffenst den alse an sine kele hanghet hem .i. sac wijt ende groot die hem nature gheuet ter noot om vele vissche derin tontfane 7560ende sine nature derbi te ghestane want hem vele hetens bedarf ende menne vintse nieweren menechwarf dan in groten waterlande want clene water ebben si thanden 7565van visschen ghemaket al bloet den buc hebben si lanc ende groot |
92. Osma is een vogel wit groot als de zwaan. Die graag zit 7555 bij water waar vissen zijn veel naast de hals en aan zijn keel hangt hem een zak, wijd en groot die hem natuur geeft ter nood om vele vissen daarin te ontvangen 7560 en zijn natuur daarbij te staan omdat hij veel eten nodig heeft. En men vindt ze nergens zo menigvuldig Dan in de grote waterlanden want kleine waters hebben ze gelijk 7565 van vissen gemaakt al leeg. De bek hebben ze lang en groot. |
Zie 94 en 91
Oriolus es een uogel ghenoemt van den sanghe die van hem comet ende es van plumen openbare 7570scone ofti goudijn ware jn bomen broedet hi ende singhet also alse sine wlbringhet jc wanet menet die wedewale al es oriolus iplumet wale 7575sijn drec heuet so sware lucht dat hijt selue so seere urucht dat hi seere scuwet sijn smelt want begatene die ghewelt vanden stanke hi es so groot 7580hi maghere lichte af bliuen doot verheft v niet steruelike keitiue vp die sconeit van ven liue wildt v seluen wel bekinnen ghi vindet in huer erten binnen 7585ghenoech des ghi v moget scamen alle sijn wi arde te samen jn .o. ne vandicker nemme nu hort vort vander .p. |
93. Oriolus is een vogel, genoemd naar het gezang dat van hem komt. En is van pluimen openbaar 7570 mooi of het van goud was in bomen broedt hij en zingt alzo als het zijn naam uitbrengt ik waan het bedoelt de wielewaal. Al is Oriolus gepluimd wel 757 zijn drek heeft zo’n zware lucht dat hij het zelf zo zeer vreest dat hij zeer schuwt zijn geur want begaat hem dat geweld van de stank, die is zo groot 7580 hij mag er licht van blijven dood. Verhef u niet, sterfelijke ellendige op de schoonheid van uw lijf wil u zelf wel bekennen gij vindt in uw hart van binnen 7585 genoeg waar gij u voor mag schamen alle zijn we van aarde (stof) tezamen. In o vond ik er nimmer, nu hoort voorts van de p. |
Oriolus oriolus, L: Latijn aureolus: goud, ook klanknabootsend. Wielewaal, midden-Hoogduits Witewal, midden-Hoogduits en midden-Nederlands Wedewale, midden-Engels wudewale wat woodwale werd. Dit woord stamt van Germaans widu of wuduwalon waarbij wude hout betekent, de tweede naam is een vogelnaam die in Engels hickwall: groene specht, terugkeert. De oude naam is teruggebracht tot Duitse Pirol dat in midden-Hoogduits Piro was. Met zijn vele bijnamen Pirolf, Berolft, Hiltrof, Tyrolt, Gerolf, Wyrok en dergelijke werd de fluitende paringsgroet van de vogel nagebootst. Als je zijn paringsroep fluit komt de vogel eraan.
(a) Wielewaal, een schoonheid van helder goudgeel en zwartbont. Een van de fraaiste vogels ter wereld. Het mannetje schittert als fel goud waarbij het zwart van de staart en wieken heerlijk afsteekt.
(b) Hun nest hangt tussen twee takken van bomen of in een wig en zweeft dus in de lucht om voor vijanden verschoond te blijven. Het is een soort van muts of zak uit stro, mos en haar samengesteld. Ze zouden de uitwerpselen er niet uit gooien zodat er een grote stank van komt ‘Ee wielewaal heeft mooie veren, maar zijn uitwerpselen verspreiden zo’n walgelijke stank, dat hij er zelf voor terugdeinst. Ja, de stank ervan is z groot, dat hij eraan dood kan gaan als dat hem bereikt. Verhef u niet op de schoonheid van uw lichaam, ellendige sterveling. Als u de hand in eigen boezem wilt steken, vindt u voldoende om u voor te schamen. Wij zijn allen stof’.
Pellicanus spreket agustijn 7590ende isidorus de meester fijn dat .i. grau uoghel sij jn egipten wandelti vp nilus die grote riuiere pellicanus euet .i. maniere 7595dat hi sine ionghe minnet mar alsise so pijnlic kinnet want si ghier sijn an hare aes so dootse die arem duaes drie daghe beweent hise onblide 7600dan ontdoeti sijn selues side ende met sinen bloede roet so verwectise van der doet oec es mede van hem bekent als enich gheuenijnt serpent 7605sinen ionghen nemen tleuen dat hijd hem mach wedergheuen want tusschen hem ende dat serpent es altoes onurede bekent ende dats om dat pellicane 7610serpente hem pinen te uerslane expumentator die scriuet dat die pellicaen cranc bliue na dat bloeden dat hi bloet vp sijn dus vercorne broet 7615so dat hi in ghere wise vlieghen mach om sine spise so moeten sine jonghe dan dor die noot die hem gaet an soeken hare tweier beiach 7620sulc es traghe vpten dach dat van quader herten bliuet jn dat nest doot ende ontliuet sulc ulieghet hute ende uoet hem seluen ende beueelt sine oude den eluen 7625ende sulke sijn oec houes ende vroet ende ghedinken om dat goet dat hem moeder ende vader dede ende hem ende hemseluen mede alse dan die moeder oftie vader 7630werden des gheware algader ende vander cranceit sijn ghenesen die hem houesch ebben ghewesen die houti ende uoetse warde ende dandre iaghet hi sire uarde 7635twerande sijn pellicane deene sijn in foreeste ic wane dats die serpente vertert ende dierem bi ghenert ende dits gheen recht pellicaen 7640want hem .i. darem es gegaen vanden gheswelghe toten huteganghe dus ne mach hem gheene spise langhe jn sinen lachame gheduren ende bliuet magher bi naturen 7645der ouder filosofen boec die van wondre doet ondersoec seghet dat in licia gheschiet wonder datmen bescreuen siet elxs iars comen daer tere stede 7650bitende uogle ende andre mede jn ene maent vp ene riuiere dar uechten si in felre maniere dat dar menech werdet ghewont ende ontplumet ter seluer stont 7655vanden plumen makemen dar na bedden dan in licia ende men seghe dat de pellicane pleghen desen strijt te bestane elc mensce pinem te verstane 7660de nature vanden pellicane die sine ionghe slaet to doot om hare dorper gulseit groot ende dan verwecket met sinen bloede dit can wel doen got de goede 7665adaem onse vader die langhe doet adde ghesijn ende inde grote noet ontier ende dats dien here verdochte die ons met sinen bloede cochte ende ons lijf dede derbj ontfaen 7670dit was die vraye pellicaen wi sijn die nu ontfarmen jhesus lede ende carmen jn arderike van armoeden jn sine lede machmen voeden 7675gode als enen uercrancten man dien dor ons sijn bloet ontran nv vintmen traghe dorpers kinder die hem seluen mer no minder voeden ne conen noch gode mede 7680ne danken van sire oueschede dese bedaruen in de neste dit sijn de Joden die int leste om dat si traghelike ghelouen jn die elle sullen bliuen bescrouen 7685oec sijn dar ionc dier up vlieghen ende vader ende moeder bedrieghen ende hem seluen allene asen dat sijn de ghene die verduasen ende gode laten ende anebeden 7690afgode met groter dulheden mar die goede kinderkine bepensen die dogt ende die pine die ihesus xpristus om ons ydogde dar hi andie cruce droghede 7695ende ons met sinen bloede ynas ende danken sinen leden das den armen van emelrike die si uoeden hoemoedelike wel hem dies sijn bedacht 7700want alsi comet in sine macht hi saels hem danken inden trone ende uoeden met eweliken lone enten dorpre metten traghe sal hi in der hellen iaghen |
94. Pellicanus, spreekt Augustinus 7590 en Isidorus, die meester fijn. dat het een grauwe vogel is. In Egypte wandelt het op de Nijl, die grote rivier. (a) Pelikaan heeft een manier 7595 dat hij zijn jongen bemint maar als hij ze pijnlijk kent omdat ze zo gierig zijn om hun aas dan doodt ze hen die arme dwaas. Drie dagen beweent hij ze droevig 7600 dan opent het zijn eigen zijde en met zijn bloed rood dan verwekt hij ze uit de dood. Ook is mede van hem bekend als enig venijnig serpent 7605 zijn jongen nemen het leven dat hij het hun mag weergeven want tussen hem en het serpent is altijd strijd bekend en dat is omdat de pelikaan 7610 serpenten denken hem te verslaan. Experimentator die schrijft dat de pelikaan zwak blijft na dat bloeden, dat hij bloedt op zijn dus uitverkoren broed 7615 zodat hij in geen wijze vliegen mag om zijn spijs dan moeten zijn jongen dan vanwege de nood die hen gaat aan zoeken hun allen bejag. 7620 Er zijn er die traag zijn op de dag dat het van een kwaad hart er blijft in dat nest dood en ontlijft. Er zijn er die vliegen uit en voeden zichzelf en beveelt zijn ouders het elfsgedrocht. 7625 En er zijn die ook hoffelijk zijn en goed en denken om dat goede dat hen moeder en vader deden en voeden hen en zichzelf mede. Als dan de moeder of die vader 7630 worden dat gewaar allemaal en van de zwakte zijn genezen die hen hoffelijk zijn geweest die houden ze en voeden ze waardig en de andere jagen ze uit hun gezicht. 7635 (b) Twee soorten zijn er van pelikanen de ene leeft in het bos, als ik waan, dat is die serpenten verteert en die er zich mee voedt en dit is geen echte pelikaan 7640 want hem is een darm uitgegaan van het zwelgen tot de uitgang dus mag geen spijs lang in zijn lichaam blijven en blijft mager bij naturen. 7645 Het oude filosofen boek die van wonderen doet onderzoek zegt dat in Licie geschiedt een wonder, dat men beschreven ziet. Elk jaar komen daar ter plaatse 7650 bijtende vogels en andere mede in een maand op een rivier daar vechten ze in felle manieren zodat daar menige wordt gewond en ontpluimt gelijker tijd 7655 van de pluimen maakt men daarna bedden dan in Licie. En men zegt dat de pelikaan plegen deze strijd te bestaan. Elk mens pijnigt zich te verstaan 7660 de natuur van de pelikaan die zijn jongen slaat dood om hun dorpse gulzigheid groot en ze dan opwekt met zijn bloed dit kan wel doen God, de goede 7665 Adam onze vader, die al lang dood was geweest en in grote nood tot hier dat de Heer hem bevrijde die ons met zijn bloed kocht en ons lijf deed daarbij ontvangen, 7670 dit was die fraaie pelikaan. Wie zijn ze, die zich nu ontfermen In Jezus lijden en kermen in het aardrijk van armoede in zijn leden mag men voeden. 7675 God als een verzwakte man die voor ons zijn bloed liet gaan. Nu vindt men trage dorpse kinderen die zichzelf min of meer niet voeden kunnen, nog God mede 7680 nee, bedanken van zijn hoffelijkheid deze sterven in het nest, dit zijn de Joden die tenslotte omdat ze traag geloven in de hel zullen blijven schreien. 7685 Ook zijn daar jongen, die uit vliegen en vader en moeder bedriegen en zelf alleen eten, dat zijn de heidenen die verdwazen en God verlaten en aanbidden 7690 afgoden met grote dolheden. Maar de goede kinderen denken om de deugd en de pijn die Jezus Christus om ons gedoogde waar hij aan het kruis droogde 7695 en ons met zijn bloed genas en bedanken zijn leden dat de armen van het hemelrijk die ze voeden ootmoedig wel hem die daar op zijn bedacht 7700 want als hij komt in zijn macht hij zal hen bedanken in de troon en voeden met het eeuwig loon en de dorpse met de trage zal hij in de hel jagen. |
Pelecanus onocrotalus, L, Pelikaan, midden-Nederlands pellicaen, Duitse Rosapelikan, Engels white pelican en Franse pelican blanc dat uit Latijn pelicanus en dat uit Grieks pelekan stamt, van pelekas: boomspecht, vergelijk Sanskriet parasus: aks of bijl. Het is een Oosters leenwoord, vergelijk het Babylonisch-Assyrisch pilaqqu: aks of bijl. In Hebreeuws wordt ze qaաth genoemd, de vertaling zou ‘vergeven’ zijn, vanwege het feit dat de ouden de jongen met verteerd voedsel voeden, wat ze uit de bek halen.
(a) ‘Ee serpenten haten deze vogel door instinct. Want als de moeder om voedsel gaat dan klimmen ze op een boom en steken en infecteren de jongen. Als de moeder weer terugkomt maakt ze zich drie dagen zorgen om de jongen. Dan slaat ze zich op de borst zodat er bloed uitspuit en brengt dit hete bloed op haar kinderen, door de kracht van dit bloed komen de dode kinderen weer tot leven. Door de grote bloeding wordt de moeder duizelig, de jongen gaan dan uit het nest om voor zichzelf voedsel te zoeken. Sommige van hen verzorgen hun duizelige moeder met voedsel en sommige zijn onvriendelijk en denken niet aan hun moeder. Maar de moeder houdt dit in de gaten en als ze weer op sterkte is voedt en liefkoost ze de jongen die haar in haar nood bijstonden en duwt de anderen als onwaardig weg die niet meer bij hen mogen wonen’.
Sinds oude tijden is ze het symbool van opofferende moederliefde, sinds de middeleeuwen ook de offerdood en lijden van Christus omdat men zegt dat het dier zijn borst verwondt en zijn kinderen voedt met zijn bloed. ‘Wie bekommert zich tegenwoordig om zijn medechristenen, de leden van Christus lichaam, die in armoede verkwijnen? In hen kan men Jezus zien die voor ons Zijn bloed vergoot, en hen voedt zoals men een zieke zou voeden. Maar er zijn ook luie, slechte kinderen, die zichzelf niet kunnen voeden, en God niet dankbaar zijn voor Zijn offer, zij sterven in het nest. Dit zijn de Joden die uiteindelijk voor eeuwig naar de hel worden verbannen omdat ze traag van geloof zijn en blijven wachten op de Verlosser. Er zijn ook jongen die uitvliegen, maar zich niet om hun vader en moeder bekommeren en alleen zichzelf te goed doen. Dit zijn redeloze heidenen, die zich van God afkeren en in hun verdwaasdheid afgoden aanbidden. De goede kinderen gedenken het lijden en de dood van Jezus Christus, Die aan het kruis kwijnde van dorst en ons behield door het vergieten van Zijn bloed. Zij danken Hem door Zijn leden, de armen van deze wereld, genadig te voeden. Zalig zijn zij die hieraan denken want als Hij weerkomt in Zijn volle glorie zal Hij in de hemel Zijn dankbaarheid tonen en hen voeden met Zijn eeuwige loon. Maar de luiaards en de zondaars en degenen die traag van geloof zijn zal Hij in de hel storten’ .
Dit symbool komt niet van de klassieke schrijvers. Maar het schijnt zich ontwikkeld te hebben tijdens de eerste drie Christelijke eeuwen door commentators op de Septuagint. Er zijn verschillende versies.
1, Een verhaal gaat rond dat de jongen gedood werden door de moeder (of door een serpent) die na drie dagen van berouw (of de manlijke vogel die na drie dagen terugkeert) hen weer tot leven wekt door zichzelf te verwonden met de bek en hen met bloed te besprenkelen. De Septuagint verwijst naar de pelikaan in Psalm 102; 7 en Jes. 34; 11 maar geeft geen materiaal voor voorgaand verhaal.
Of het verhaal is van een Egyptische versie en verwijst naar een andere vogel. Het eerste idee lijkt in de Physiologus aanwezig te zijn. ‘de slang blaast zijn gif in het nest en doodt de jongen. De moeder die terugkomt ziet de jongen dood en vliegt op naar een wolk. Ze strijkt zichzelf in haar zijde met de vleugels tot het bloed eruit stroomt en laat de druppels door de wolken vallen op de jongen, die weer tot leven komen’ Soms wordt verhaald dat de moeder zich zo doodt, maar meestal dat ze duizelig wordt en dan door haar jongen gevoed wordt. Als ze sterk genoeg zijn gooit ze die eruit die haar niet geholpen hebben.
2, Anderen dat de moeder de jongen door liefde knuffelt en ze zo doodt.
3, Of dat de jongen als ze ouder worden hun ouders in het gezicht slaan, die worden boos en doden de jongen.
Alle verwijzingen van de pelikaan tot in de zestiende eeuw verwijzen naar het opwekken in het leven door de bloeddruppels van de ouden.
Andere mogelijkheid. ‘Dat de pelikaan in plaats van zijn nest in het geboomte en op de hoogte maakt het op de vlakke grond maakt. Dat hebben de mensen zo ook gezien en bij het nest droge koemest steken waaronder zij vuur leggen. Wanneer nu de pelikaan de rook verneemt tracht hij door het slaan met de vlerken het vuur te doven wat integendeel hierdoor sterker aangewakkerd wordt en daardoor zijn vlerken verbrand en in het vuur valt zodat gij voor de vogelaars een prooi wordt.’
(b) is wel de Ibis, zie 61.
(c ) ‘Jaarlijks vechten ze in Lycië (gebied in Klein-Azië) omtrent de rivier Xanthus met raven, kraaien en andere vleeseters. Als zij de overwinning behalen beloven ze de inwoners overvloed van allerlei vruchten maar als ze overwonnen worden, de vruchtbaarheid van schapen, runderen en andere viervoetige dieren. Van de veren die in het rond stuiven maken de Lyciers bedden’
Mulder; Het legendarische levenwekkende bloed van de pelikaan zou zijn bestaan kunnen ontlenen aan de gewoonte van deze vogels om hun jongen te voeden met (bloederige) vissen uit hun keelzak. Een andere verklaring is gezocht in de rode kropvlek en de keelzak die in de broedtijd bij de kroeskoppelikaan zichtbaar worden en die eruitzien als een wond.
Lycië - gebied in Klein-Azië.
In de allegorische identificatie van de pelikaan met Christus weerklinkt Psalm 102:7: ‘Ik ben gelijk aan een pelikaan in de woestijn’
Zo heeft de goede God ook met onze stamvader Adam gehandeld - na Zijn dood en voor de Opstanding zou Christus een bezoek aan de hel gebracht hebben, waarbij Hij uit het voorgeborchte de aartsvaders bevrijdde en andere deugdzame zielen uit het Oude Verbond die daar Zijn komst afwachtten om met Hem ten hemel te varen.
De leden van Christus lichaam - de door Christus op aarde achtergelaten arme medebroeders, de armen en behoeftigen. Zie I Cor. 6:15: ‘weet gij niet, dat uw lichamen leden van Christus zijn?’ Zie ook I Cor. 12:12-31 en Matt. 25:40: ‘In zoverre gij dit aan een van mijn minste broeders hebt gedaan, hebt ge dit mij gedaan’.
7705Porfirio alse die lettre seghet heuet des gheen uoghel pleghet want enen voet euet hi als de haren den anderen als de gans te waren desen hete wi den buc haren 7710hi can oghe in de lucht varen ende merket nouwe in sijn clemen waer de uissche int water swemmen dan sciet hi neder met uluchte groot ende grijpt den visch in sinen poet 7715die ghemaket es na sarens voet metten andren hi dat doet also dathi mach vp risen ende ulieget wech met sire spise men vintse groot enten maten cleene 7720vele inde werelt ghemeene |
95. 7705 Porphiro, zoals de brief zegt. heeft wat geen vogel pleegt want een voet heeft het als de arend de andere als de gans te zijn. Deze noemen wij de bokarend. (broek) 7710 Hij kan hoog in de lucht varen en merkt goed in zijn klimmen waar de vissen in het water zwemmen dan schiet hij neder met vlucht groot en grijpt de vis in zijn poot 7715 die gemaakt is naar de arends voet met de andere hij dat doet alzo dat hij mag op rijzen en vliegt weg met zijn spijs. Men vindt ze groot en de maat klein 7720 veel in de wereld algemeen. |
Haliaeetus albicilla, L.zie 74.
‘Een adelaar, die een prooi op het water slaat, heeft een poot gesloten en dicht en zwemt daarmee. De andere poot is een gespleten voet vol met scherpe klauwen waarmee ze de prooi slaat.’ Mogelijk omdat de adelaar, die een prooi op het water slaat, een poot gesloten heeft waarmee ze dan zou zwemmen. De andere poot is een gespleten voet vol met scherpe klauwen waarmee ze de prooi slaat.
Pauo es in dietsch de pau die es van vedren root ende blau entie sconste es diemen kent ghehouet es hi als serpent 7725elc man kennet wel sine ghedane des keric mi te min dar ane maer .i. meister spreket dese sake pau es ihouet als de drake sijn luud es oft de duuel ware 7730sijn ganc stille inde ghebare als die dief sine plumen mede recht na des emels sconede sijn luud veriaghet war si sijn alle beesten die draghen venijn 7735noch hare gheen ne bliuet lanc dar si horen sinen sanc augustijn segt openbare dat paus vleesch binnen .j. jare none stinket no rot 7740die pau es .i. ouerdich sot siemen om sine sconeit an hi ondoet sinen start dan jeghen de sonne dat men bedien sine sconeit mach ysien 7745mar alsi sinen voet siet velti den start dan ende vliet xxv. jaer mach hi leuen jn houden bouken vintmen bescreuen dat den ouden wast int houet 7750een precios steen dies ylouet die pau werpet als die loure vallen sine stert vedren met allen ende latj hem node kinnen tote dat si hem weder wasse beghinnen 7755alsi ontwake wert bj nachte so roepti lude ende onsochte want hi euet var ende toren dat sine sconeit es verloren eier legghensi eens te jare 7760ende die pawinne pinet hare dat soese den pau onstect want vint hise dat hise breect sine jonc willi verslaen tote dien dat hem de coppe siet vte gaen 7765bonen niet te sere ghebraden doet die pau gherne ghegaden als die pau clemmet oghe dat meent rein al waest terst droghe witte pawe vindmen mede 7770ende wilde pawe in somegher stede mar niet van vedren so fijn als die huus pawe sijn |
96. Pavo is in Diets de pauw, (a) die is van veren rood en blauw en de mooist die men kent. Gehoofd is hij als een serpent. 7725 (b) Elke man kent wel zijn gedaante dus vertel ik daar weinig van. Maar een meester spreekt deze zaak, de pauw heeft een hoofd als een draak zijn geluid is of het de duivel was, 7730 zijn gang stil in die gebaren als de dief, zijn pluimen mede recht naar de hemelse schoonheden. Zijn geluid verjaagt, waar ze zijn alle beesten die dragen venijn 7735 en geen van hen blijft lang waar ze horen zijn zang. Augustinus zegt openbaar dat pauwen vlees binnen een jaar niet stinkt of verrot. 7740 (d) De pauw is een hovaardige zot ziet men het om zijn schoonheid aan hij opent zijn staart dan tegen de zon dat men daarom zijn schoonheid mag zien, 7745 maar als hij zijn voeten ziet velt hij de staart neer en vliedt. Vijf en twintig jaar mag hij leven. In oude boeken vindt men beschreven dat bij ouderdom groeit in het hoofd 7750 een kostbare steen, dus geloof het. De pauw werpt als de bladeren vallen zijn staartveren met z’ allen en laat zich nauwelijks kennen totdat ze weer groeien beginnen 7755 als hij ontwaakt wordt bij nacht dan roept hij luid en hard want hij heeft gevaar en is vertoornd dat zijn schoonheid is verloren (e) Eieren leggen ze eens in het jaar 7760 en de pauwin denkt bij zichzelf dat ze die voor de pauw verbergt want vindt hij ze, dat hij ze breekt. Zijn jongen wil hij verslaan totdat ze uit de kop ziet uitgaan. 7765 Bonen niet te zeer gebraden doet de pauw graag pakken. As de pauw klimt hoog dat betekent regen, al was het eerst droog. (f) Witte pauwen vindt men mede 7770 en wilde pauwen in sommige plaatsen maar niet van veren zo fijn als de huispauwen zijn. |
Pavo cristatus: gekamd. Pauw, midden-Nederlands pau, oud-Hoogduits Pfawo (nu Pfau) oud-Engels pawa en pea, (Frans paon) wat uit Latijn pavo of pavonis stamt en dit uit Grieks en dat uit een vreemde taal, waar het toghai heet. In Hebreeuws heet het dier tukkijim dat van Sanskriet cikhi stamt. Een vermenging met haan en vogel vertoont noord-Duits Pawenhan en midden-Engels pecock zodat het nu peacock is.
(a) Shakespeare i King Henry VI, iii, 3,6;
‘And like a peacock sweep along his tail’, ‘En pronkt, een pauw gelijk, vrij met zijn staart
Weլl pull his plumes and take away his train’ Wij plukken hem en knotten zijn pronk.’
(b) ‘Ee pauw heeft een stem als een vijand, het hoofd van een serpent en gezicht van een dief. Hij verrast met zijn stem de ongenode gasten die in zijn tuin komen, is een goede schatbewaarder. Met zijn stem verschrikt hij serpenten en verdrijft alle giftige dieren zodat die niet zullen blijven waar zijn geluid wordt gehoord’
(c ) Zijn vlees is zo hard dat het moeilijk rot en met koken hard blijft. Galenus vermeldt dat ze moeilijk te verteren zijn. Augustijn beweert dat pauwenvlees niet verrot, maar wel een jaar lang goed blijft. Vanwege het idee dat pauwenvlees niet vergaat kwam het gebruik van de pauw als symbool van onsterfelijkheid.
(d) ‘Ee pauw heeft vuile en gerimpelde voeten. Hij is verwonderd over het opstijgen en de prachtheid van zijn veren en steekt ze op als een cirkel boven zijn hoofd dan kijkt hij naar zijn voeten en ziet hun vuiligheid en alsof hij beschaamd is laat hij zijn veren plotseling vallen en schenkt geen aandacht meer aan die pracht’ In de Physiologus staat dan ook: ‘Hij ziet zijn voeten en schreeuwt vervaarlijk en ziet dat ze niet in verhouding zijn met de rest van het lichaam. Daarom houdt hij zijn lange staart gespreid als hij geprezen wordt en lager als men naar zijn voeten kijkt.’ ‘Het is een engel in veren en een rover in voeten en heeft een nare en helse stem waarvoor wij ijzen moeten’ .
(e) Het mannetje begeert wel vijf wijfjes en als hij geen andere vindt zal hij op de broedende afvliegen en de eieren breken. ‘Ee pauw is een vogel die niet van zijn kinderen houdt en het mannetje zoekt het vrouwtje op en pakt haar eieren om ze te breken zodat het vrouwtje hem bedriegt en haar eieren verbergt’ .
(f) Witte pauwen werden als een bijzonder privilege gehouden op het kasteel Staverden bij Ermelo op de Veluwe, speciaal voor de helmsier van de Gelderse hertogen.
Perdix heet pertrice bj namen jacob ende ysidorus te samen 7775ende sente segghen ambrosis mi dat .i. loes voghel sj want elc anders eier stelt maer als die ionghe sijn ghetelt kinnen si die moeder diese wan 7780biden lude ende uolghen hare dan hare nest oric ghewaghen makensi gherne in dicke aghen ende comt hiemen ten neste nar die moeder comt hem ieghen dar 7785ende gebard als of soe cranc ware om dat soene wil doen volghen hare ende verre of leeden anders waer als hare jonc ebben vaer vallensi vp ward ende decken hem mede 7790met rusen dit es hare sede die si ouden in hare voete hare luxurie es arde onsoete dat si noten jeghen nature plinius scriuet in sine scripture 7795dat die anekine om tiden sere om die ennekine striden entiere uerwint dat hi onsoete den anderen terdet onder de voete gheen wilt ulesch es so ghesont 7800alse die pertrice in hare stont hare galle alse plinius seghet vp datmerre effene ieghen weget honex ende mint minghe dan dattet doghen verclarsen can |
97. Perdix heet patrijs bij naam. (a) Jacob en Isidorus tezamen 7775 en Sint Ambrosius zeggen mij dat het een loze vogel zij want elk de ander z’ eieren steelt maar als de jongen zijn geteeld kennen ze de moeder die ze won 7780 bij het geluid en volgen haar dan. (b) Hun nest, hoor ik gewagen, maken ze graag in dikke hagen en komt iemand het nest bij de moeder komt hij tegen daar 7785 en gebaart alsof ze ziek was omdat ze hem wil doen volgen haar en ver of leiden anders heen. Als hun jongen hebben gevaar vallen ze opwaarts en bedekken zich mede 7790 met de rus, dit is hun zede die ze houden in hun voeten. Hun wulpsheid is zeer erg dat ze paren tegen natuur. Plinius schrijft in zijn schrift 7795 dat de haan in die tijden zeer om de hennen strijden en die hij overwint, dan hij gard de andere trapt onder de voeten. Geen wild vlees is zo gezond 7800 als van de patrijs in alle tijd. (d) Hun gal, zoals Plinius zegt opdat men er gelijk bij weegt honing en munt mengen dan dat het de ogen verhelderen kan. |
Perdix perdix, L Patrijs of veldhoen, midden-Nederlands pertrijs of patrice, Engels partridge, van oud-Frans pertris of perdris (nu perdrix gris) van Latijn perdicem en dat van Grieks perdix, mogelijk naar het geluid dat de vogel maakt als hij van de grond los komt. De Duits Rebhuhn heette in oud-Hoogduits Reb(a)huon, vergelijk Noord Duits rap: snel, Raphone.
(a) Toen Jeremia 17: 11 de patrijs beschuldigde van nestroverij was hij op onzekere grond: ‘Een veldhoen, dat zijn eieren uitbroedt, die het niet gelegd heeft...en bij zijn einde zal hij een dwaas zijn’. Hij verwijst hier naar het oude geloof dat een patrijs eieren steelt van andere nest en ze uitbroedt als haar eigen. Dat de gestolen kuikens terugvliegen naar hun echte moeder zo gauw als ze kunnen vliegen. Er wordt aangenomen dat de vers eindigt met ‘zo dat hij rijk wordt en niet door recht, in het midden van de dag zullen ze hem verlaten.’ Mogelijk werden de eieren gewoon verzameld om te eten en heeft het niets met de hen te maken die zijn eieren telt.
(b) Patrijzen verbergen en maken hun nesten in dorens en twijgen van struiken en bosjes zodat ze goed verdedigd zijn tegen wilde beesten. De jongen bewegen al zeer behendig vanaf hun eerste levensdag. Moedig stellen beide ouders zich te weer, doen geen aanval maar trachten de aandacht van de vijand op zich te vestigen en van de jongen af te leiden tot ze van oordeel zijn dat die zich ver genoeg verwijderd heeft.
(c ) ‘Ee patrijs in een onrein dier. In zijn vergeetachtigheid vergeet hij de sekse en het verschil tussen mannetjes en vrouwtjes. Ze hebben hun gelijken niet onder de dieren in ritsigheid ’zoals Plinius betuigt. De oorzaak is de overtolligheid waar zij zo vol van zijn zoals Aristoteles aanwijst in zijn boek. We lezen dat ze hun zaad schieten als ze zichzelf in een spiegel zien, of als ze maar vrouwtjes zien of horen spreken. Het vreemde is dat alle andere dieren daarvan korter leven maar de patrijs vet wordt en meerdere jaren leeft dan een haan.
(d) ‘Ee gal van een patrijs dat gemengd wordt met hetzelfde gewicht aan honing, verheldert het gezicht en daarom moet dit in een zilveren doos gehouden worden’ Vroeger werd de gal en andere delen tegen oogziektes, slecht horigheid en vele andere ziektes gebruikt.
7805Platea alse plinius seget es .i. uogel die des pleghet dat hi de dukers wacht in de ze ende doet hem dan so wee dat hi hem hare proie ontdraghet 7810oec lesemen dat hi hem verdraghet met musselen die hi swelget gheel alsise heuet uerduwet een deel werpet hi hute die scellen weder ende latet dandre vallen neder |
98. 7805 Platea, als Plinius zegt, is een vogel die dit pleegt dat hij de duiker opwacht in de zee en doet hen dan zo wee dat hij hun prooi ontneemt. 7810 Ook leest men, dat hij zich verdraagt met mosselen, die hij opzwelgt geheel als hij ze heeft verteerd een deel werpt hij uit de schellen weer en laat het ander vallen neer. |
Larus marinus, L. (van de zee) is de mantelmeeuw, Duitse Mantelmowe, Engelse great black backed gull en Franse goeland marin.
De mantelmeeuw rooft eieren en eet vis en dode dieren, ook zwakke dieren en kleine dieren aan het strand. Als de schaal te hard is vliegt ze ermee omhoog en laat het dan te pletter vallen.
7815 Plumales dat sijn manieren erande van pluuieren diemen seghet dat bider lucht leuen sondre andre vrucht nochtan vintmense wel gheuoet 7820waer bi men wil wesen vroet datse uoedet de lucht alleene dats om datmen groot no cleene jn haren darem ne vint dies wanic datse voedet de wint |
99. 7815 Pluviales, dat zijn manieren, een soort van pluvieren die men zegt dat van de lucht te leven zonder andere vrucht. Nochtans vindt men ze goed gevoed 7820 waarbij men wil wezen bekend dat ze gevoed worden door de lucht alleen dat is omdat men groot of klein in hun darmen niets vindt dus waan ik dat ze gevoed worden door de wind. |
Phaeton aethereus, de keerkringvogel met lange staartveren vandaar de Franse naam paille en quene. Zoon van de zon noemde Linnaeus een vogel die voor de zeeman een kenteken is dat zijn vaartuig de hete aardgordel bereikt heeft. Komt voor in de zeeën van de tropische aardgordel die over de onafzienbare oceaan dwaalt. Soms begeleiden ze de schepen dagenlang. Ze kunnen in de lucht staan en duiken naar vissen.
7825Pica dats der aecstren name van plumen scone ende bequame soe ende hie vele scalcheit can hare nest onsetsi elken man so maket scarp van dornen buten 7830bouen can soet decken ende sluten ende maket ij gate me no min dar soe selue gaet vte ende jn met erden maket soet sochte binnen plinius doet ons bekinnen 7835dat aecstren ionghe ouer waer gheten maken doghen claer ende dat si sijn gheuleghen best worde daecstre in .i. strec gheuest al tlijf houtse stille ghemene 7840sonder metten becke allene dar toe doet soe hare macht hoe soet ondoet met hare cracht jonc vp ghehouden leren si wale some spreken meneghe tale 7845ende oren nauwe na die word dat sise gherne bringhen vord die die tonghen ebben breet spreken best ende ghereet |
100. 7825 Pica dat is de ekster naam, van pluimen mooi en bekwaam zij en hij die veel schalksheid kan. (a) Hun nest ontziet elke man ze maakt het scherp van dorens buiten 7830 boven kan ze het bedekken en sluiten en maakt twee gaten min of meer waar ze zelf gaat uit en in met aarde maakt ze het zacht van binnen. Plinius doet ons bekennen 7835 dat eksterjongen voor waar gegeten maken de ogen helder. En waar ze zijn gevlogen het meest wordt de ekster in een strik gevat. (b) Het hele lijf houden ze stil algemeen 7840 uitgezonderd met de bek alleen daartoe doet ze haar macht hoe ze het opent met haar kracht. Jong gehouden leren ze wel soms spreken menige taal 7845 en horen goed naar dat woord dat ze graag brengen voort. Die de tong hebben breed spreken het beste en gelijk. |
ica pica, L. Ekster, midden-Nederlands aecster of (a)exter, Duits Alster of Elster, midden-Hoogduits Agalaster, oud-Hoogduits Agalstra of Egilistra. Dit stamt uit een West Germaans woord ago, vergelijk het oud-Saksisch Agastria, oud-Engels agu en Friese akke of aakster, mogelijk is het dier genoemd naar zijn spitse staart of snavel. Engels magpie, origineel magot pie, van Frans mag, wat een afkorting is van Margaret, en van pie bavarde, dat eerste deel van het Latijnse pica, vergelijk picus: woodpecker, het is Margarets pie of kraai, mogelijk naar zijn geluid ‘shatterpie’ Het betekent ook kletskous in het Engels, Frans pie.
(a) Het nest plaatsen ze het liefst aan landwegen in hoge bomen, ook in kreupelhout aan de bosrand. Van buiten is het nest groot en kan dan wel zestig cm in diameter zijn hoewel het van binnen maar een twintig cm meet en als een zachte matras bekleed is. Eksters maken vaak grote nesten die alle jaren groter worden, zodat het soms lijkt alsof er een man in de boom zit. Het nest is stevig gebouwd van doornige takjes en van binnen met leem bestreken en meestal overwelfd. ‘Hij bouwt een nest met twee holen, de ene gaat hij in en in de ander doet hij zijn staart’.
(b) Vondel, Harpoen aen Jonckheer Landelot;
‘En weet haar moed hier na te strekken en te vieren
Veel dingen zijn nut, maar ‘t is niet al te fraai
Een huis die versierd is met een mooie papegaai
Maar snatert hij te veel, hij is gelijk een ekster’.
Het is bekend dat er eksters gestorven zijn vanwege kwaadheid omdat ze sommige woorden niet konden leren of uitspreken en ook dat ze, hoe vaak ze sommige woorden ook gehoord en gerepeteerd hebben, die vaak vergeten. Hun geheugen is zo klein en ze vergeten de woorden gauw. Als eksters ouder worden kan men ze leren praten. Om te kunnen praten heet het, dat hij van de tongriem moet worden gesneden. Daarvan maakt men in sommige streken dat op drie vrijdagen een stukje van zijn tong moet worden gesneden. Daardoor gaat het dier echter niet spreken, het bezwijkt aan die foltering.
Picus es i uoghel echt 7850na minen wanen eist .i. specht also sterc es hi ghebect dat hi die bome dore pect onder die scorse na sire wise soeket hi worme te sire spise 7855jn olen bomen maectj sine nest dar broeti sine jonghe best sloughe oec iemen yser of hout jn die gate met ghewout ende picus niet in ne mochte 7860hi vloghe och ende sochte j. cruud dart mede uloghe vte dat hoe vaste dattet stake int gat oude bouke segghen dat van desen crude tere stat 7865dat mer mede mach ontsluten alrande slote van buten die die word dar toe can segghen diere mede toe ghelegghen gheen mensche kennet echt 7870sonder bj naturen die specht scarp sin sine clawen ghemene dies sieti node up die stene sulc ghelijct merlen wale sulc .i. deel den wedewale 7875sulke sijn up thouet roet die sijn sconst ende groet |
101. Picus is een vogel echt, 7850 naar mijn waan is het een specht. Alzo sterk is hij gebekt dat hij de bomen doorpikt onder de schors, naar zijn wijze zoekt hij wormen voor zijn spijs. 7855 In holle bomen maakt het zijn nest daar broedt het in zijn jongen best. (a) Sloeg ook iemand ijzer of hout in die gaten met geweld zodat Picus er niet in mocht, 7860 hij vloog ook en zocht een kruid waar het mee uitvloog dat hoe vast het ook stak in het gat. Oude boeken zeggen dat van dit kruid daar ter plaatse 7865 dat men ermee kan openen allerhande sloten van buiten die het woord erbij kan zeggen die er mede aan liggen geen mens kent het echt 7870 alleen van naturen die specht. Scherp zijn de klauwen algemeen dus zit ze node op een steen. Er zijn er die lijken op de merel wel of voor een deel op de wielewaal. 7875 Sommige zijn op het hoofd rood die zijn de schoonste en groot. |
Picus, Latijn voor specht. Specht, midden- en oud-Hoogduitse Speht, nu Specht, Engelse speight of wood-pecker, oud-Frans espoit en nu epeiche of pic. Waarschijnlijk betekent het woord in Indo-Germaans een grote vogel die bont is of vlekken heeft. Of het duidt op de spitse snavel, vergelijk spijker.
Dendrocopos major, L. (Grieks dendron; boom kopto; slaan, en groter) grote bonte specht, Franse pic bigarre, Duitse Grosser Buntspecht, Engelse Northern great spotted woodpecker die vooral de dennenbossen bewoont. Het is onze bekendste specht.
(a) Salomon had zo’n kracht ook nodig bij het bouwen van de tempel, 1 Kon. 6:7 ‘en geen hamer of beitel of enig ijzeren gereedschap werd gehoord bij het bouwen van het huis,’. Hij moest dus magische krachten gebruiken. Zie de tamur of schamir of Salomonsworm onder wormen, 29.
Het voorschrift luidde: ‘Indien gij echter een altaar van stenen voor Mij maakt, dan moogt gij het niet bouwen van gehouwen steen; wanneer gij dat met uw houweel bewerkt, ontwijdt gij het’. (Ex. 20:25, 26)
Het is een overblijfsel uit oude tijden, men geloofde dat op eenzame plaatsen onwezenlijk grote schatten lagen opgestapeld. In verlaten burchten en kastelen bevonden zich met goud en edelstenen gevulde kamers die door het toverwoord van een meester gesloten was. Wie dit verstond en de toverij kon verbreken kwam in het bezit van alle rijkdom kon een zorgeloos leven, stad en landen weerstaan en elke wens vervullen. Maar het middel om de opheffing de vinden? Die interessante vraag hebben velen zich gesteld. Velen offerden niet zelden hun vermogen, lijf en leven om het grote raadsel dat die uit hun hebzucht ontsprong, te ontsluieren. Die waanzin die zovele ongelukkig maakte, was mogelijk sneller verdwenen als niet zo nu en dan een bedrieger opdook die zich bij de bijgelovige onder de naam schatgraver bekend maakte. Ze gaven op bedrieglijke wijze voor het middel en de toverformule te kennen waarmee men verborgen schatten konden vinden. De menigte, gelovig als ze was, kocht het aangeprezen middel voor duur geld ging dan ook geheid in het middernachtelijk uur door storm, bliksem en donder in de afgelegen plaatsen om het geluk te vinden. Niet overal lag tenslotte zo’n schat, er waren speciale plaatsen die gezocht moesten worden. Als ze dachten dat ze de lang vermeende plaats genaderd waren, zonk hun hoop toch weer snel in. Onder alle toverwortels was het een zeker kruid die vooral de aandacht trok.
Plinius (XXV,5) spreekt al over zo’n kruid: ‘Demokritus heeft het gezegd en Theophrastus geloofde dat het een kruid is dat als het door een vogel bij een boom werd gebracht waar het door aanraking de wig die de herders erin geslagen hadden er uittrekt’
Er zijn verschillenden spechten, een groene en een kleine groene specht, kleine en een middelste bonte specht en een zwarte specht.
Passer es der musscen name jn huse te broedene es em bequame dicken dinkensj verwoeden 7880alsj noten ende broeden die eetste voghel est van naturen die men vind inder scripturen die soen leuen langher dan die hien wilmen segghen ende sien 7885aristotiles die seghet dat die hie allene pleghet nemme te leuene dan j. iar dat mach sijn inden lande dar mar hier nest niet des siwi vroet 7890jc waent onse coude lant doet jn someghen steden wilmen callen dat si van den gheuele vallen mar aristotiles die seghet dats om dat die mussche pleghet 7895tetene dat belsaet dar of comt hare dat quaet alse die jonghe vte vlieghen doude ne willense niet bedrieghen sine vlieghen mede ende hare ybure 7900ende houdense dits ouesce nature dus soude starke entie vroede den cranken nemen in sire hoede ende bewaren ende bekeren bede van scanden ende onneren |
102. Passer is de mussen naam in huis te broeden is hem bekwaam. Vaak denk je ze zijn dol 7880 als ze paren en broeden, (a) de heetste vogel is het van naturen die men vindt in de schriften. Die zij leven langer dan de hij wil men zeggen en zien. 7885 Aristoteles die zegt dat de hij alleen pleegt nimmer langer leven dan een jaar. Dat mag zijn in de landen daar maar hier is het niet, zoals wij bevroeden 7890 ik waan het ons koude land dat doet (b) In sommige steden wil men roepen dat ze van het dak afvallen, maar Aristoteles die zegt dat is omdat de mus pleegt 7895 te eten dat bilzekruid daarvan komt hun dat kwaad. Als de jongen uitvliegen de ouden willen ze niet bedriegen zij vliegen mee en hun buren 7900 en beschermen ze, dit is hoffelijke natuur. Dus zou de sterke en de verstandige de zwakken nemen in zijn hoede en beschermen en bekeren beide van schande en oneer. |
Passer, Latijn, het woord komt van patiendo: lijden, omdat deze vogel vanwege zijn geilheid en steeds vermenging de vallende ziekte heeft en daarom slechts twee jaren leeft. Mus, midden-Nederlands mussche, midden-Hoogduits Mussche, van Latijn muscio dat eigenlijk vliegenvanger betekent en zo van het Latijnse musca: vlieg, is afgeleid. Duits Sperling wat wel verbasterde tot Spatz (mogelijk in verband met Spass, het is een schelm onder de vogels) midden- Hoogduits Sparwe, Angelsaksisch spearwa wat in Engels sparrow werd, dat van een bronwoord stamt dat kleine vogel betekent. Frans moineau (franc) wat men met de bruine pij van een moine: monnik, in verband brengt, komt van muscio: klein vogeltje.
Passer domesticus, L. (niet tam, maar van het huis, ze laat zich moeilijk temmen) de tjilpende huismus.
(a) Het is een hete vogel en wellustig, zijn vlees wordt vaak als voedsel genomen om lichamelijke liefde op te wekken.
‘De kunst van vrijen zal u die zijn voorgeschreven?
Van een mus? Zult gij naar hare wetten leven?’
Een rijk koopman verzekert dat een mus zeventien gangen na elkaar deed en dat in een tijd van vier en twintig uur, maar dat ze de vleugels en staart ‘dapper liet hangen en seer besweet was’ Wat ook door anderen bevestigd werd.
Chaucer vertelt in de proloog over de man van ‘’t gericht
‘Die had een vuurrood cherubijnengezicht’
Want opgezet was ‘’t en zijn ogen klein’
Hij was zo heet en geil als mussen zijn’ ‘As hoot he was and lecherous as a sparwe’
Ze maken ze ook de mensen zo die ze eten. In Lev. 14 wordt geboden om de melaatsen, als ze gezuiverd zijn, twee mussen te offeren hoewel zoiets in geen offerande plaats heeft. Sommigen menen dat dit hier gebeurt omdat de melaatsen hun geilheid gelijk met de mussen offeren. Ze offeren alle wellust van de wereld zodat ze hun vorige en toekomende leven zullen overdenken.
(b) De mussen vallen dood van het dak. Zo warm is het. Oorspronkelijk; de mossen vallen dood van het dak. Op de oude boerderijen werd het mos droog met hitte en had dan kans om op de grond te vallen.
(c )Ze eten venijnige zaden als het bilzekruid zonder gevaar, maar daarom hebben ze wel wat last van de vallende ziekte.
Philomene in onse tale ludet wel die nachtegale ende heuet van sanghe den prijs bouen alle vogle in goeder wijs 7925vro wert so in der dagheraet ende louet die sonne eer so up gaet jn lentijn ende in somers beghin sinc soe ende nemmee no min jn lentijn tijd vouch soe hare so 7930van haren sanghe werd soe so vro dat soere selden omme het ende singt te nerensteliker ende te bet ja dar soe te prighe singhet heer soe hare uerwonnen ghinghet 7935hare nerenst es so groet so sal eer singhende bliuen doet sulc meester seit also verstaet alst met hare ten ende gaet dat soes beghint metten daghe 7940ende verheft hare van slaghe te slaghe toter noenen dat de hitte es groet dan vallesoe van den bome doet alle noten van musiken consi singhen ende striken 7945ja die oude leren de jonghe ende formeren hare tonghe vp ende neder talre note dus leert elc sine rote mar als die daghe ten lancsten comen 7950so es hem hare sanc benomen so dat men van hem niet entuint te wintertide van hem vint sonder dat sulc openbard dat mense dan eet roebard 7955ende dit scijnt openbar dat hem dus hout ouer waer alsi broeden ende noten dan wert hem hare sanc uerstoten |
104. Philomena in onze taal luidt wel de nachtegaal. En heeft van zang de prijs boven alle vogels in goede wijs 7925 vrolijk wordt ze in de dageraad en looft de zon voor die op gaat in lente en in zomers begin zingt het, en anders weinig. De lentetijd voegt haar zo 7930 van haar zang werd ze zo vrolijk dat ze er zelden door eet en zingt te naarstig en te beter, ja, daar ze te strijden zingt als zij zich overwonnen vindt, 7935 hun bedrijvigheid is zo groot ze zal eerder zingende blijven dood. Sommige meesters zeggen, alzo verstaat als het met haar ten einde gaat dat ze zo begint met de dag 7940 en verheft zich van slag tot slag tot de noen, dan is de hitte is groot dan vallen ze van de bomen dood. Alle noten van muziek kan ze zingen en strijken 7945 ja, de ouden leren de jongen en vormen hun tong op en neer met te alle noten dus leert elk zijn groep. Maar als de dagen langer worden 7950 dan is van hen de zang benomen zodat men van hem niets vindt in de wintertijd van hem vindt. Uitgezonderd dat sommige openbaar dat men ze dan noemt roodborstje 7955 en dit schijnt openbaar dat men dus houdt voor waar. Als ze broeden en paren dan werd hem de zang verstoten. |
Philomela was de dochter van de Atheense koning Pandion. Haar zuster Procne was getrouwd met de koning van Thracië, Tereus. Die onteerde Philomela en sneed haar daarna de tong af zodat ze hem niet kon verraden. Door middel van een kunstig geweven kleed weet ze haar zuster Procne haar ongeluk voor te stellen. Als wraak zetten ze Tereus zijn eigen zoon als maal voor. Die ontdekt dan de gruwelijke wraak en probeert beide zusters te doden. Nu grijpen de goden in en veranderen Tereus in een havik (of hop), Procne in een zwaluw en Philomela in een nachtegaal. Haar naam is nu het symbool voor lied en ook voor pozie omdat ze veel door de dichters gebruikt wordt. Shakespeare Titus Andronicus, 2, 3, 43; ‘Waarop zijn Philomela tongloos wordt’
De slag van de nachtegaal moet twintig a vier en twintig verschillende strofen bevatten om de naam van uitmuntend te verdienen. Bij vele van deze virtuozen is de afwisseling geringer. De woonplaats oefent hier een belangrijke invloed op uit. Worden de jongeren begeleid door oudere en meer bedreven kunstenaars dan stijgen ze naar grotere hoogtes. Ouderen slaan zo meestal beter dan jongeren, oefening baart kunst. Het vurigst worden ze als er ijverzucht in het spel is, het lied wordt dan een wapen dat elke strijder op zijn best mogelijke wijze tracht te hanteren. ‘Gelijk de nachtegaal zijn jongen went tot zingen. Zo leert een vader ook zijn kinderen goede dingen’ Hij heeft zo pedagogische eigenschappen.
Erithacus rubecula. L. (rode keel) die overal naar zijn rode borst en keel heet. Roodborstje, Duits Rotkehlchen, Engelse robin redbreast en in Frans rouge-gorge. Omdat men niet wist waar ze bleven werd gedacht dat ze van kleur veranderden en in de winter een roodborstje werden, zie 73.
Presitacus dat dinke mi sijn 7960die pape gaie dar ons solijn ende Jacob scriuen in haren doene een uoghel est van plumen groene om den als den rinc van plumen gheuarwet als van goutscumen 7965ene tonghe groet ende breet dar hi mede formert yreet woerde als oft .i. mensche ware jn den ersten of in den andren jare so sijnsi te lerne best 7970ende ontouden dat men em vest den bec ebben si so crum ende so starc al vielen si van oghen vp .i. sarc si souden hem up den bec ontfaen hare houet es ard sonder waen 7975dat mense met enen ysere slaet als mense wil duinghen dat soet verstaet te sprekene na des menschen wise haren poet stecsoe in de spise jn den bec dits wonder mee 7980jnt gheberchte van gelboe segmen dat hi broedens pliet dar het selden reint of niet want die rein es hare doot dien stert queket so met gnouchten groot 7985ende strikene dicke ende makene fijn ende sere gherne drinken si wijn men lest ins coninc karles tiden dat hi wilen soude liden dort wout te grieken ende sijn here 7990om te varne ouer mere papen gaihen camen tier stont ende seider keiser vare ghesont doe was hi coninc ywarlike van der cronen van vrankerike 7995ende hi wart romsch keiser der nar dus worden hare warde war den paus lewen lese wi mede gaf .i. man vp oueschede enen papegay sprac ynouch 8000ende doe mense ten paus drouch ende soe was up hare vard soe sprac jc vare ten paus ward ende terst dat soe den paus sach omboet soe hem goeden dach 8005achter .i. ii. warf te samen dese dinc so wel den paus bequamen dat hi dicken sonderlinghen der jeghen sprac om dach cortinghe nv het van der p. vte es 8010ghi sult vort oren van der .s. |
105. Psittacus, dat denk ik te zijn, 7960 de papegaai waar ons Solinus en Jacob schrijven in hun doen. Een vogel is het van pluimen groen om de hals een ring van pluimen geverfd als van bladgoud. 7965 (a) Een tong groot en breed waar hij mee vormt gelijk woorden, alsof het een mens was in het eerste of in het volgende jaar dan zijn ze te leren het beste 7970 en onthouden dat men ze inprent. De bek hebben ze zo krom en zo sterk al vielen ze van hoogte op een zerk ze zouden zich op de bek ontvangen. (b) Hun hoofd is hard, zonder waan, 7975 dat men ze met een ijzer slaat als men ze wil dwingen dat ze het verstaat te spreken naar de mensen wijze. Met hun poten steken ze de spijs in de bek, dit is een wonder meer. (e) 7980 In het gebergte van Gilboa, zegt men, dat hij te broeden pleegt waar het zelden regent of niet want de regen is hun dood. (f) De staart verkwikt ze met genoegen groot, 7985 en strijkt het veel en maakt het fijn. En zeer graag drinken ze wijn. (g) Men leest dat in koning Karels tijden dat hij wel zou rijden door het woud van Griekenland en zijn leger 7990 om te varen over een zee papegaaien kwamen op die plaats en zeiden ‘keizer, vaar gezond!’ Toen was hij koning waarlijk van de kroon van Frankrijk 7995 en hij werd Roomse keizer daarna dus werden hun woorden waar. (h) Paus Leo, lezen we mede, gaf een man door hoffelijkheid een papegaai, en sprak genoeg 8000 en toen men die naar de paus droeg zij die opeens op zijn tocht ‘ik ga ter pauze waart’ en het eerst toen het de paus zag groette ze hem en zei goede dag 8005 achter elkaar wel twee keer. Deze vond de paus zo leuk dat hij vaak er alleen tegen sprak om de tijd te korten. Nu het van der p uit is, 8010 zal ge voort horen van de s. |
Psittacus. Papegaai, midden-Nederlands papegaie, Duits Papagei, van oud-Frans papegai, van Spaans papagayo, van Italiaans papagallo (gallo: haan) van Arabisch babagha dat zelf uit West Afrikaans pampakei stamt. Midden-Engels popegai en popinjay (nu parrot) mogelijk van Frans perrot wat een variant is van pierrot.
Palaeornis alexandri, is zo genoemd omdat men meent dat het deze soort was die Alexander de Grote meegenomen zou hebben. Het is een edelparkiet.
Het is de parkiet met de rozerode ringkraag. Duitse der kleine Alexandersittich of Halsbandsittich, Franse perruche-Alexandre a collier de l’nde of perruche a collier rose, de Engelse ring-necked Alexandrine parrakeet en roseringed parrakeet.
(a) Opvallend is dat hij spraakzaam is en de spraak van de mensen nabootst. Wanneer ze een of twee jaar oud zijn, leren ze het makkelijkst en onthouden ze alles wat hun wordt ingeprent.
Merchant of Venice, iii, 5, 51; ҈ow every fool can play upon the word!’ Wat kan toch iedere dwaas een woordspeling maken! ‘I think the best grace of wit will shortly turn into silence, and discours grow commendable in none only but parrots’. Het zal, denk ik, niet lang meer duren, of verstand en geest komen het beste uit door stil te zwijgen en spraakzaamheid is nog alleen bij papegaaien lofwaardig.
(b) ‘Zijn hoofd is even hard als zijn snavel, hij moet op het hoofd geslagen worden met een ijzeren staf anders denkt hij niet om zijn winden. En als hij in zijn jeugd klappen leert voelt hij nauwelijks de slag. Hun snebbe is zo krom en sterk, dat ze er hun val mee kunnen breken als ze van grote hoogte op een rotsblok vallen’
(c ) Papegaaien gebruiken hun poten om voedsel in hun bek te steken.
(e) De bergen van Gilboa, de droogte in deze streek was veroorzaakt door een vervloeking van David: ‘Bergen van Gilboa, noch dauw, noch regen zij op u.’(2 Sam. 1:21)
(f) Ze besteden veel zorg aan hun staart die ze vaak opstrijken en kammen met hun snavel.
(g) Toen Karel de Grote op een keer met zijn leger door de wildernis van Griekenland trok kwamen er papegaaien naar hem toe die zeiden: ‘gegroet, keizer.’ Op dat moment was Karel koning van heel Frankrijk, pas daarna werd hij Rooms keizer en zo kwam de voorspelling van de papegaai uit.
(h) Paus Leo ontving van iemand als beleefdheidsgeschenk een papegaai die honderd uitpraatte. Onderweg naar de paus zei de vogel, ‘Ik ga naar de paus, ՠaar zodra hij de paus zag, begroette hij hem twee keer achter elkaar. Dit viel bij de paus zo in de smaak, dat hij zich daarna graag vermaakte door tegen zijn papegaai te praten.
Strutio es i uoghel groet van voeten des kemels ghenoet als dese uoghel broedens pliet om dat vij. sterre hi siet 8015want hi altoes gheen ei ne leghet eer ment siet ende men seghet dat die hitte ane gaet van den oeste ende bestaet dan leiti sine eier vp tlant 8020ende laetse broeden onder tsant dan gaetso wech ende verghet al war soese leide of vinden sal ende broet die tijd ende die nature dat hare werden soude te sure 8025ende comen hare jonc vord aristotiles seit dit word qualike ofte niet machi vlieghen yser etj sonder lieghen van der erden machi niet risen 8030mar hi loep na beesten wise ende sine uloghele maket hem uart dat hi snelre es dan .i. part die pardi hati emmermere entie par ontsiene seere 8035so dat sine niet durren sien ende alsi uoer den man sal vlien grijpti in sine ghesplette voete steene ende werptse achter onsoete vp de ghene diene iaghen 8040so dul es hi inder haghen alse sijn houet bedecket es hiet so waenthi dattene niemene siet sine eier sijn alsemen seghet diemen in kerken tanghene pleghet 8045also groot es hi wel nare als oft .i. imate esel ware |
106. Strutio is een vogel groot (a) van voeten de kameel gelijk. (b) Deze vogel te broeden pleegt als hij zeven sterren ziet (Plejaden) 8015 want hij altijd geen ei legt voor het die ziet, zoals men zegt, dat dit vanwege de hitte is die aan komt met de oogst staat, dan legt het zijn eieren op het land 8020 en laat ze broeden onder het zand dan gaat ze weg en vergeet al waar die gelegd zijn of vinden zal en broedt de tijd en de natuur dat haar te worden zou zuur 8025 en komen hun jongen voort. Aristoteles zegt dit woord moeilijk of niet kunnen vliegen. IJzer eten ze, zonder liegen. Van de aarde kan hij niet oprijzen 8030 maar hij loopt naar de beesten wijze en zijn vleugels geven hem vaart zodat hij sneller is dan een paard. (e) Het paard haat het immer en de paarden ontzien haar zeer 8035 zodat ze het niet durven zien. En als ze voor de man zal vlieden grijpt het in zijn gespleten voeten stenen en werpt ze hard naar achter op degene die het jagen. 8040 (f) Zo dom is hij dat als hij in de hagen zijn hoofd bedekt een iets denkt het dat men hem niet ziet. Zijn eieren zijn, zoals men zegt, die men in kerken te ophangen pleegt. 8045 Alzo groot is hij wel bijna alsof het een matige ezel was. |
Struthio camelus, (kameel) Struisvogel, midden-Nederlands struus, oud-Hoogduits Struz (nu Strauss) Angelsaksisch struta, uit Latijnse struthio, dit uit Grieks strouthion, waar strouthos een vogel of een mus betekent en ‘jԨo megas strouthos’, grote mus.
Avis betekent een vogel, Avis struthio, waar van Spaanse avestruz, oud-Franse ostruche (nu autriche) midden-Engels ostriche. (nu ostrich)
(a) De reden dat ze met de kameel vergeleken wordt is dat als het nodig is ze dagen kunnen zonder water, het is de kameel der vogels.
(b) De wijfjes krabbelen een ondiep gat in het zand en leggen daarin gemeenschappelijk hun eieren. Soms zouden er zestig eieren in zo’n nest gevonden zijn. Overdag broeden de wijfjes afwisselend en ‘s nachts broedt het mannetje. Die beschermt het nest dan tegen jakhalzen en andere roofdieren die het door een slag van de poot kan doden. In koelere gebieden worden de eieren even goed gebroed als ‘s nachts. In hetere gebieden kan ze zonder bezwaar overdag een paar uur haar nest verlaten. De eieren zijn wel honderd vijftig mm groot en hun middellijn is van honderd tien tot honderd zeven en twintig mm.
‘Ee struis broedt haar eieren door er alleen maar naar te kijken, gaat ertegenover zitten en kijkt ze aan en door de ogen worden ze verwarmd en komen de jongen uit. Dit idee komt door een ingenieus commentaar op de beschrijving van Job 39:16,19 ‘Ee struis die haar eieren in de aarde legt en ze warmt in zand. En vergeet dat voeten ze kunnen kraken of dat wilde beesten ze kunnen breken’ Daarom hangen er eieren in de kerken zodat wij ernaar kunnen kijken zodat we het oog op God gericht hebben omdat die onze zonden wegneemt. De verwijzing is dat de vogel niet op zijn eieren zit. Vandaar kwam het idee in Klaagliederen 4:3 dat het wreed was voor zijn jongen: ‘ De dochter mijns volk is hardvochtig geworden, als struisvogels in de woestijn’.
Hij schijnt bezield met een onweerstaanbare neiging om alles wat niet spijkervast zit, los te rukken en weg te nemen en zo mogelijk te verzwelgen. Een scherf, een steen of ander voorwerp dat zijn aandacht heeft getrokken wordt verslonden of het een stuk eten is. In zijn maag zijn deurhengsels, ijzer, munten, loden kogels etc., gevonden. Mogelijk eet ze wat harde voorwerpen die als maalstenen moeten dienen. Shakespeare, ii King Henry VI, iv, 10, 31;
‘Och villain! Thou wilt betray me, and get a thousand crowns of the king by carrying my head to him; but Iլl make thee eet iron like an ostrich’ ,’Ha, schurk, gij wilt mij verraden en een duizend kronen van de koning verdienen door hem mijn hoofd te brengen; maar ik zal u ijzer leren eten als een struis en mijn zwaard laten slikken als een grote speld, eer wij tweeën van elkander scheiden.’>
(e) Als hij gewoon loopt maakt de struis passen van een meter dertig en al vluchtende voert hij sprongen uit van twee meter zeventig. Zijn snelheid is dan zo groot dat hij een rennend paard bij zou kunnen houden en zelfs overtreffen. Hij zou het paard haten, vandaar het hoefijzer op de tekening. Als een paard dichter bij komt heft ze haar vleugels op alsof het een vijand is en bestrijdt hem met klapperende en slaande veren. ‘Hij belacht het paard en zijnen berijder.’, zegt Job. Dit is wel naar de snelheid die ze ontwikkelen op eigen grond
(f) Ze is de gekste vogels van allen want zo hoog als haar lichaam is als ze haar nek en kop in een struik steekt denkt ze dat niemand haar ziet en dat ze veilig is, aldus Plinius. Dat komt omdat de vogel zijn voedsel op de grond zoekt, plaatsen waar de grond niet overal even vlak is. Dat is struisvogelpolitiek. =Er is groot gevaar, maar men doet net alsof men daar niets mee te maken heeft. Dit is ontleend aan het verhaal dat de struisvogel zijn kop in het zand steekt als hij aan zijn achtervolgers niet meer kan ontkomen. Zie Job 39: 20 ‘want God heeft haar van wijsheid ontbloot, en heeft haar des verstand niets medegedeeld’
Mulder: Struisvogels (de wetenschappelijke naam herinnert nog aan het bestiarium: Struthio camelus) werden meestal afgebeeld met een hoefijzer of spijker in hun snavel. De reputatie van ijzervreters is niet helemaal onverdiend: struisvogels slikken steentjes en ander materiaal in om de spijsvertering te bevorderen. De zon neemt een deel van het werk voor haar rekening bij het uitbroeden van de eieren en de snelheid van struisvogels evenaart inderdaad die van paarden.
De bron van de meeste bijzonderheden over de struisvogel was voor de middeleeuwse natuurbeschrijvers boven iedere twijfel verheven:
Vrolijk klapwieken de vleugels van de struis:
zijn dat liefderijke slagpennen en veren,
als zij haar eieren overlaat aan de aarde
en ze warm laat worden in het zand,
en vergeet dat een voet ze vertrappen
en het gedierte des velds ze vertreden kan?
Zij behandelt haar jongen hard, alsof zij de hare niet zijn;
of haar zwoegen vergeefs is, deert haar niet,
want God heeft haar wijsheid onthouden
en haar geen deel aan het inzicht gegeven.
Wanneer zij fier met de vleugels klapt,
lacht zij om ros en ruiter.
(Job 39:16-21)
Struisvogeleieren worden opgehangen in kerken - struisvogeleieren, die nog steeds hier en daar te zien zijn als reliekhouder, werden in de middeleeuwen tussen Aswoensdag en de ochtend van Eerste Paasdag opgehangen in bepaalde kerken om zondaars tot bekering aan te sporen. De allegorische uitleg varieert. In een van de versies werd het broedgedrag van de struisvogel voorgesteld alsof het dier haar eieren in het zand achterliet en ernaar terugkeerde wanneer ze een bepaalde ster zag verschijnen; op dezelfde wijze keert de dwalende zondaar als hij het Licht heeft gezien terug tot God.
Scrio es .i. uerdoempt uogel gheuedert es hi anden ulogel alse oft .i. scarp doren waren 8050sire ionc es hi so care ende pleghet nachts te uliegne alleene jeghen andre uogele gemeene so gheuet hi erande melc te sughene sinen ionghe elc |
107. Scrio is een verdoemde vogel gevederd is hij aan de vleugel alsof het een scherpe doren waren. 8050 Zijn jongen is hij zorgzaam en pleegt ‘s nachts te vliegen alleen tegen andere vogels algemeen. Dan geeft hij een soort melk te zuigen zijn jongen elk. |
Scrio: schreeuwen, een negatief geladen woord.
De sluieruil, kerkuil wordt wel genoemd, behoort tot familie van Strigiformes.
De Strix caprimulgus (geitenmelker) wordt wel genoemd waar Aldrovandi het versje van Ovidius op betrekt (dat wel zal slaan op de uil)
‘De Strix is groot van hoofd, onwrikbaar zijn sijn ooghen
Sijn vederen zijn grijs, sijn klauw en bek geboghen’. Hij begint met te vertellen dat men in de oudheid meende ‘dat ze ‘s nachts in de wieg het bloed ontsoogen, of van de jonge kinderen de melk op de lippen uitmolken, ‘Ja, dat sy met haar lichaam mette nagelen scheurende en de doot aanbrachten’ Hij meent dat ze voornamelijk in Kreta leven en daar in de geitenstallen de geiten de melk uitzuigen. De geiten die ze uitgezogen hebben worden met blindheid geslagen’ Zie 27 en 16, uil, en 89.
8055Sturnus dinket mi de sprewe wesen als wijt in plinius lesen want hi bescrijftse ghespot bruun ende wesende gherne int commuun ende tropmale ulieghen si in scaren 8060al daer si hem sullen ghenaren nauonts versamen si gherne al ende murmureren ende maken ghescal alse often si hadden ghedinghe nachtes swighen si onderlinghe 8065mar alse die dach openbard so singhen si echt ende elke ghebard alse ofte si feeste makeden ende spel ende dan uersamen si also wel ende ulieghen met ghemenen ere 8070te samen om hare lijfnere hier gaet hute vander .s hort wat in .T. bescreuen es |
108. 8055 Sturnus denk ik de spreeuw te wezen, zoals wij het bij Plinius lezen, want hij beschrijft ze gevlekt bruin en wezende graag in het algemeen in troepen ten ene male vliegen ze in scharen 8060 al waar ze zich zullen voeden. ‘s Avonds verzamelen ze graag allen en murmelen en maken geschal alsof ze hadden woorden. ‘s Nachts zwijgen ze onderling 8065 maar als de dag openbaart dan zingen ze echt en elk gebaart alsof ze feesten maken en spel en dan verzamelen ze zich alzo wel en vliegen met gewone eer 8070 tezamen om hun voeding. Hier gaat uit van de s, Hoort wat in t beschreven is. |
Sturnus vulgaris, L. (gewoon) Spreeuw, oud-Hoogduitse Spraa, midden-Hoogduits Sprae, midden-Nederlands sprewe. Dat woord komt van West Germaans sprajon: sprenkelen, naar zijn veren. Duitse Star, midden-Hoogduits star, oud-Hoogduits Stara, Angelsaksisch staer zodat Engels nu starling heeft. Zweeds en Noors stare, is zo genoemd naar de gloeiende kleur, vergelijk de Latijse naam sturnus wat schitteren betekent. Als vriend van de weidevelden die hij van ongedierte bevrijdt heet de vogel in het Engels ook wel rinderstar. Franse etourneau sansonnet.
Als de jongen kunnen vliegen zoeken ze jongeren van hun soort op en vormen al talrijke vluchten. Ondertussen broeden de ouden weer. Van mijlenver trekken ze nu naar bepaalde plaatsen. Ze verenigen zich ‘s avonds in zwermen van duizenden, ja honderdduizenden stuks die urenlang zwermen, soms worden ze gescheiden, vliegen op en strijken neer. Tegen de avond gaan allen snorrend, kwelend, fluitend, zingend of twistend te ruste nadat ieder een plaatsje uitgekozen of gevochten heeft.
Op zomerse avonden kun je ze met hele scholen tegelijk in zo’n menigte zien vliegen dat ze soms een donkere wolk lijken.
Turtur es der turdelduuen name een reine uogel ende bequame 8075dat seere minnet sijn ghenoot alst soe es dat bliuet doot dattet nemmermeer ne kieset ander ghenoet alst sine verlieset alleene si ulieghen als men ons toghet 8080ende up telghen die sijn verdroghet sitten si met rouwen beuaen basilius doet ons uerstaen ende seit hier vp souden scouwen wedewen ende houesche vrouwen 8085ende dat wedeuscap bekinnen dat stomme uoghele seere minnen carmen claghen es hare sanc negheenen vogel es soe wranc mar goedertirlike soe verdraghet 8090wat datmen vp hare iaghet hare nest maken si van roeden ende si connen hem wel behoeden jeghen gheuenijnde scade want van silla nemet so de blade 8095omme datse gheuenijnde diere scuwen in alre maniere an uruchte es hares liues beganc ende soe scuwet des sulfers stanc experimentator seghet 8100dat soe in wintertiden leghet jn hare plumen in olen boemen dar soet suuerlic mach gomen jn lentine ende nemmee broet soe driewarf ofte mee 8105ende .ij. te samene creaturen die heet ende nat sijn bi naturen maer her si ulieghen vp ende onder es hare ulesch te ghesonder vanden rechtren vlerke dat bloet 8110dats den hoghen seere goet jn lentintiden mach mense sien want si den winter ontulien jn den bussche machmense sien om dat si die huse vlien |
109. Turtur is de tortelduiven naam. Een reine vogel en bekwaam 8075 dat zeer bemint zijn echtgenoot als het zo is dat die blijft dood dat het nimmermeer kiest een andere echtgenoot als het de zijne verliest, alleen vliegen ze, zoals men ons getuigt, 8080 en op twijgen die zijn verdroogd zitten ze met rouw bevangen. Basilius laat ons verstaan en zegt dat hier naar zouden aanschouwen weduwen en hoffelijke vrouwen 8085 en het weduwschap bekennen dat stomme vogels zeer beminnen kermen en klagen is hun zang. Geen vogel is zo verdrietig maar goedertieren en ze verdraagt 8090 dat men op haar brengt Hun nest maken ze van takken en ze kunnen zich wel behoeden tegen giftige schade want van Cilla neemt ze zo de bladeren 8095 omdat ze giftige dieren schuwen in alle manieren. Van vruchten is hun lijf begaan en zo schuwt zwavel stank. Experimentator zegt 8100 dat ze in wintertijden ligt in hun pluimen in holle bomen al waar het zuiver mag bekomen. In lente, en nimmer meer broeden ze drie maal of meer 8105 en twee tezamen creaturen die heet en nat zijn van naturen. Maar eer ze vliegen op en neer is hun vlees gezonder. Van de rechter vlerk het bloed 8110 dat is de ogen zeer goed. In de lente tijden mag men ze zien omdat ze de winter ontvlieden in de bosjes kan je ze zien omdat ze het huis vlieden. |
Streptopelia turtur, L. Grieks streptos; gewonden, peleia: duif (Turtur turtur)
Tortel of bostortel, Engelse turtle dove, Duitse Turteltaube, Franse tourterelle des bois, dit naar zijn geluid, het rustgevende turtur.
(a) Winter’s Tale iv, 4, 154; ‘But come; our dance, I pray Your hand, my Perdita; so turtles pairռ/span>. ԍaar komaan. Uw hand ten dans. Zo paren tortels zich. Om nooit te scheiden’ ‘Ee tortel heeft zijn naam naar het geluid dat die maakt, het is een simpele vogel. Is kuis en als hij zijn makker verliest zoekt hij niet het gezelschap van een ander maar gaat alleen en heeft diegene in gedachte die hij verloren heeft en weent al die tijd. Hij houdt van en kiest rustige plaatsen en vermijdt het gezelschap van mensen. De tortel blijft trouw en wil ook haar partner niet overleven. Als de overlevende ooit zou paren met een ander dan zal hij bij leven of dood, het moge een hij of zij zijn, de naam en eer ontzegd krijgen van een ware tortel’ Vondel; Bespiegelingen van Godts wercken ‘Ee kuise weduwe volgt in eenzaamheid de tortel’(b) ‘In de winter verliest hij zijn veren en verbergt zich dan in een holle boom. Tegen het voorjaar, als zijn veren opnieuw uitbotten, komt hij uit zijn hol en zoekt een comfortabele plaats om te broeden’ Dit komt hier bij meer trekvogels voor, men wist niet waar ze heengingen, zie koekoek en zwaluw.
8115Tragopoles seit solijn machmen in ethyopen sien mere es hi dan die haren ende geornet es hi te waren alse .i. ram ende des ne pliet 8120negheen uogel diemen siet hi uerdriuet met derre saken alle uogle die hem genaken alse fenix heuet hi thouet gheornet es hi des ghelouet 8125ende hi es van plumen bruun root starc uermogende ende groot |
110. 8115 Tragopalas, zegt Solinus, kan je in Ethiopië zien. Groter is hij dan de arend en gehoornd is hij te waren als een ram, en dit nee pleegt 8120 geen vogel die men ziet. Hij verdrijft met dergelijke zaken alle vogels die hem genaken. Als de feniks heeft hij het hoofd Gehoornd is het dus geloof het 8125 en hij is van pluimen bruin/rood sterk vermogende en groot. |
De Grieken wisten van Herodotus dat er ‘achter de bronnen van de Nijl’ reuzenvogels huisden die gemakkelijk een mens mee de lucht in kon voeren. De vogel ruc, roc of rok van M. Paulus Venetius heeft ook iets van een griffioen. Hij wordt op zekere tijd boven het eiland Madagaskar gezien. Deze vogel rok van ‘duizend en een nacht’ dankt waarschijnlijk zijn bestaan op de vroeger in Madagaskar voorkomende grote struisvogelachtige dieren die in historische tijden zijn uitgeroeid.
Marco Polo verhaalt vrijwel hetzelfde over de streek Motupalli (Hyderabad in India) waar hij verhaalt dat het hier om arenden gaat. Wel noemt hij griffioenen bij de eilanden ten zuiden van Madagaskar. Volgens een ooggetuige zijn ze in bouw als een arend maar dan van een uiterst groot formaat. Ze zijn zo groot en vet dat ze op een olifant neerstorten en die tot grote hoogte in de lucht voeren. Dan laten ze los zodat de olifant op aarde te pletter valt waarna ze neerstrijken om te eten. De eilanders noemen ze ‘Rukhsպ rots’ dat ze geen andere naam kennen en geen idee hebben wat een griffioen isՠMarco Polo zou een veer gekregen hebben met een lengte van achttien meter en een schachtomvang van twee handpalmen.
De Flacourt schreef in 1658 dat de inboorlingen hun water bewaarden in een ei van de reuzenvogel, de vouron-patra, Aepyornis maximus, (de grootste) een enorm soort struisvogel. Het beest werd op vijf meter en later tot drie meter hoogte geschat. Het ei heeft de inhoud van zes struisvogeleieren of honderd vijftig kippeneieren.
De reuzenveer van Marco bleek het blad van een raffia palm te zijn. De Arabieren hebben Madagaskar al in de vroege middeleeuwen gekend maar zullen zich niet in de moerassen van de vouron-patra’s hebben gewaagd. Door alleen het ei te zien vormden ze een beeld van de vogel. De Grieken wisten van Herodotus dat er ‘achter de bronnen van de Nijl’ reuzenvogels huisden die gemakkelijk een mens mee de lucht in kon voeren.
Turdus es .i. uogelkin cleene groot van uersienecheit ghemeene jn olen bomen maken si nest 8130na hare wise wel gheuest dar si in broeden hare ionghe ende dat in arde corter stonde want hare eier die si draghen sijn ripe binnen .x. daghen 8135ende dar ute comen up die stede thant hare ionc mede t gaet hute seggic iv hier comen vort namen in .v. |
111. Turdus is een vogeltje klein groot van voorzienigheid algemeen. In holle bomen maken ze hun nest 8130 naar hun wijs goed bevestigd waar ze in broeden hun jongen en dat in aardig korte tijd want hun eieren, die ze dragen, zijn rijp binnen tien dagen 8135 en daaruit komen op die plaats gelijk hun jongen mede. T gaat uit, zeg ik u, hier komen voorts namen in v. |
Turdus philomelos, Brehm. (T. musicus, (muzikaal) Zanglijster, Duitse Singdrossel, Engelse song thrush en Franse grive musicienne. Dit is de lieveling van het publiek.
Turdus viscivorus, L. (van viscum: misteleter) grote lijster, Duitse Misteldrossel en Engelse mistle thrush, Franse grive draine. Storm-cock omdat hij graag als het hard begint te waaien op de top van een tak zijn lied zingt tegen de elementen in want hij zingt het beste met slecht weer. Deze twee komen hier het meest voor waarbij de zanglijster de kleinste is. Die is twee en twintig cm lang.
Vespertilio dinket mi 8140dattet die uledermus si diene vlieget altoes niet dan nauonts spade alsmen wel siet jnden winter sietmen gheene niet neten si of wel cleene 8145an weghe vintmense sonder leuen ofte in holen sonder cleuen mar brincmense dar die lucht es claer wert soe roerende ende leuende daer ende hare macht die comet hem an 8150ende ulieghen weder slapende dan sone heuet uedre no plume ne gheene recht ghedaen na de mus cleene want so draghet ende soghet also alsmen in muse thoghet 8155dat ne doet anders gheen uoghel start heuet soe ende uloghel ende dans anders niet dan uel die moeder can met hare wel dar soe ulieghet .ij. kinder draghen 8160den boeken horic ghewaghen dat dat bloet vander uledermus met enen crude heetet craduus es goet ieghen serpents beten oude boeke doen ons weten 8165dat dar hute ghetrect es har bestreken met sine bloede dar het wasset weder des ghelouet lecht oec onder dijns wijfs houet dat soere niet af ne weet 8170so sal kint ontfaen ghereet dit vindemen inden ondersoec der ouder phylosofen boec muse eten si ende anders niet hare been ende hare uoeten men siet 8175jn uloglen ende in start ghetrect ghetant es soe ende niet ghebect ende des ne pleghet anders uogel gheen jn cicia esser mech een meere danne duuen nochtan 8180ende ghetant oft ware .i. man dar si den lieden of biten mede horen nesen ende andre lede |
112. Vespertilio denk ik 8140 dat het de vleermuis is. (a) Die vliegt altijd niet dan ‘s avonds laat, zoals men wel ziet. In de winter ziet men er geen niet eten ze of wel weinig 8145 aan wanden vindt men ze zonder leven of in holen waar ze kleven maar brengt men ze waar de lucht is helder worden ze zo bewegen en levend daar en hun macht die komt hen aan 8150 en vliegen weer en slapen dan. Sommige hebben veren of pluimen geen recht gedaan naar de muis klein want het draagt en zuigt alzo als men het in muizen ziet 8155 dat doet anders geen vogel. Staart heeft ze en vleugels en dat is niet anders dan een vel. De moeder kan met zich wel waar ze vliegt twee kinderen dragen 8160 In de boeken, hoor ik gewagen, dat het bloed van de vleermuis met een kruid dat heet Carduus is goed tegen serpenten beten. Oude boeken laten ons weten 8165 dat daaruit getrokken is een haar bestreken met zijn bloed daar het groeit weer, wat men gelooft. Leg dat ook onder jouw vrouw hoofd maar zo dat ze er niets van weet 8170 dan zal ze een kind ontvangen direct. Dit vindt men in het onderzoek van het oude filosofen boek muggen eten ze en anders niet. Hun benen en hun voeten men ziet 8175 zijn in vleugels en in de staart getrokken. Tanden heeft het en geen bek en dat heeft een andere vogel geen een. In Indië is er menigeen groter dan duiven nochtans 8180 en getand alsof het was een man waar ze de lieden mee bijten mede oren, neuzen en andere leden. |
Vespertilio murinus, (vesper: avond, murinus: muren) de tweekleurige vleermuis heeft een vlucht van zeven en twintig tot dertig cm. De oudste naam in oud-Hoogduits is Mustro wat betekent ‘dat op een muis lijkt’ In tiende eeuw werd dit woord afgelost door Fledarmus, in oud-Hoogduits betekent vledern: flatteren, het is de fladderende muis, nu Fledermaus, midden-Nederlands vledermuus en vledermus en Engels flittermouse. Daarnaast komt het woord kale muis voor, in Latijn calva sorex, in Frans chauve-souris, in Duits ook Speckmouse. Men ziet ze ‘s winters in de rook hangen als spek en dat moedigt de Engelse naam aan dat in midden-Engels backe was en nu bat, Deens aftenbakke, dat van Germaans bakon komt dat spek betekent, bakken. In Latijn is het vespertilio en Grieks nukteris.
(a) De vleermuizen of handvleugelige zijn de meest kleine dieren en bestemd om tijdens de schemering of de nacht in de lucht te bewegen. Overdag verblijven ze in schuilplaatsen, holle bomen, onbewoonde gebouwen en gaten van muren. Ze slapen overdag en gaan ‘s avonds op pad. Zo gauw het koud wordt beginnen ze met de winterslaap. Maanden lang blijven ze in diepe slaap verzonken alsof alle leven geweken is, ze gebruiken geen voedsel en de temperatuur van het lichaam daalt meer en meer, de zintuigen nemen geen indrukken van buiten meer waar, van de ademhaling en het kloppen van het hart is vrijwel niets meer te bespeuren. Zodra de tempratuur stijgt beginnen ze als het ware weer te herleven, sommige soorten al vroeg in het voorjaar, anderen wanneer de temperatuur van de lucht veel hoger is geworden om dadelijk weer het gewone leven te beginnen. Bij het ontwaken zijn ze wel zeer vermagerd, maar niet verzwakt.
(b) Ze hebben meestal een ineengedrongen gestalte en een korte hals met een dikke en langwerpige kop en een grote mondspleet. Het geraamte is licht en stevig gebouwd hoewel de beenderen geen met lucht gevulde holten bevatten als de vogels. De handen zijn vliegwerktuigen geworden. De boven- en de beneden arm en de middelhand met de vingers zijn buitengewoon lang, vooral geldt dit voor de drie buitenste of achterste vingers. Hierdoor worden de op baleinen van een paraplu gelijkende vingers tot het uitspannen van de verenigende vlieghuid zeer geschikt bevonden.
(c )De jonge vleermuizen, een of twee, zuigen zich dadelijk na de geboorte aan de borst van moeder vast en worden ook tijdens het fladderen meegevoerd tot ze in staat zijn zich zelfstandig te voeden.
(d) Naar het voedsel dat ze gebruiken, verdeelt men de vleermuizen in twee groepen, de vruchteneters en de insecteneters. Tot de eerste groep behoren maar enkele soorten en dat zijn de bewoners van tropisch Afrika en Azië. Hun spanwijdte is, al naar gelang de soort, vijftig tot honderd vijftig cm. De grotere soorten wegen soms meer dan een kg. Maar er zijn er ook die vogels en zoogdieren, zelfs mensen tijdens de slaap bloed ontnemen. De Spanjaard Azara bericht dat de bloedzuigende vleermuizen ‘gordedor’ heten, wat bijters betekent. Ze zuigen aan de kammen en lellen van hoenderen die daarna gewoonlijk sterven omdat de wonden meestal ontstoken raken. Dieren en mensen krijgen een langwerpig ronde beet met een middellijn van twee en een halve mm, maar zo weinig diep dat het nauwelijks door de huid heen dringt. Bij mensen zuigen ze ongeveer zeventig gram bloed op en bij paarden en andere dieren een vijf en tachtig gram.
Vanellus dats dat uaneel een uoghel wel bekent een deel 8185een kieuits heetet in oest lant dese uoghel alsi siet thant enen man van sinen neste verre volghet hi them wart erre ende roepet iofti ware verwont 8190ende steket nades mans houet omdat hine uanden neste verdriuen waent houer sijn beste hier bi werdet ter seluer stonden nest ende sine ionc vonden 8195wel beteikent des vaneels vite dat leuen vanden ypocrite die roem heuet ende uerhoghet ghesciet hem enegherande doghet ende makets uoer die werelt tale 8200dan comet die uiant ende merket wale bi deser kennessen te sinen neste ende nemet hem sinen loen int leste |
113. Vanellus, dat is de vaneel, een vogel die goed bekend is een deel 8185 een kievit heet het in ons land. Deze vogel als het ziet gelijk een man van zijn nest van ver volgt hij hem alsof het wordt kwaad en roept alsof het ware gewond 8190 en steekt naar de mans hoofd omdat hij die van het nest verdrijven wil voor zijn best hierbij wordt ter zelfde stonde nest en zijn jongen gevonden. 8195 Wel betekent de kievit levenswijze het leven van de hypocriet die roem heeft en zich verhoogt geschiedt hem enigerhande deugd en maakt het voor de wereld taal 8200 dan komt de vijand en merkt wel bij deze kennis zijn nest en neemt hem tot zijn loon tenslotte. |
Vanellus vanellus, L. Kievit, midden-Nederlands kievit, midden-Noordduits Kivit, nu Kiebitz of Kiwit. De vogel is zo naar zijn geluid genoemd. Engelse peewit en lapwing, vergelijk de Friese naam ljeap, oud-Engels hleapewince, waar lepa een sprong, wink, wenken, betekent, het is de snel bewegende, de waaierende naar zijn vlucht. Franse vanneau huppe.
Bijna voortdurend is hij in beweging. Het drukst beweegt hij zich zolang er eieren in zijn nest liggen of als zijn jongen nog niet geschikt zijn om aan naderend gevaar vliegend te ontkomen. In die tijd vliegen ze onder luid geschreeuw om ieder mens heen die te dichtbij komt. Je kan de luchtstroming voelen en soms word je zowat geraakt. Kom je dichterbij dan dreigt ze op je neer te vallen en schreeuwt ze van vrees, spijt of woede ‘kievit, kievit’ want zijn nest met eieren of jongen is hier vlakbij. Je zal hem zien zwenken met een vlugheid die je zal verbazen.
De kievit werd een symbool van bedrog en liegend voorkomen. ‘Ze lijkt meestal op een kievit die huilt waar haar nest niet is’, is een gezegde. Shakespeare geeft dit een paar maal weer. In Comedy of Errors IV, ii, 27:
‘Far from her nest the lapwing cries away’ .‘Een kievit schreeuwt, hij is ver van ‘’t nest weg’.
Upupa alst es gheset es uerboden in doude wet 8205dats omme sine onreinechede jn den drec nesteltet dats mee gherne outi hem ghemanc jn den steden dar es groot stanc dies heetmenne linghin uoghel 8210scone heuet hi plumen ende uloghel ende vp sijn houet .i. crone van plumen ghewassen scone te wintre ne sietmenne noch ne hort jn lentintide comet hi vort 8215vander ouder doemen verstaen dat si hem ontplumen saen ende ghaen inden neste ghinder sitten onder hare kinder die ghewassen sijn bouer hoeden 8220die so hasen si ende broeden tote dat si gheplumet moghen wesen ende vander cranceit ghenesen mee doghede esser an bekent alse doude sijn van ouden blent 8225so halen die ionghe cruud dar si mede iaghen de blenteit huut Jacob seghet van vitri ende menech ander meester bi wie so linginuogels bloet 8230an sinen slaep striket of doet alsi te bedde wille gaen nachts alsene die slaep sal bestaen sal hem dromen her die morghen dattene viande willen verworghen 8235thoueraren doen besonder met hare herten arde groot wonder mar hoe ende in welker maniere ne willen meesters niet visieren |
114. Upupa, als is gezet, is verboden in de oude wet 8205 (a) dat is om zijn onreinheid in de drek nestel het, dat is meer graag houdt het zich gemengd in plaatsen waar is grote stank. Deze noemt men de drekvogel. 8210 (b) Schoon heeft hij pluimen en vleugel en op zijn hoofd een kroon van pluimen gegroeid en schoon. In de winter ziet men of hoort ze niet in de lente tijd komt hij voort. 8215 Van de ouden doet men verstaan dat ze zich ontpluimen gelijk en gaan in het nest ginder zitten onder hun kinderen die gegroeid zijn onder hun hoede 8220 die ze aas geven en broeden totdat ze gepluimd mogen wezen en van de zwakheid genezen. (e) Meer deugd is er van bekend als de oude zijn van ouderdom blind 8225 dan halen de jongen een kruid waar ze mee jagen de blindheid uit. Jacob zegt het van Vitry en menige ander meester daarbij wie zo drekvogels bloed 8230 aan zijn slaap strijkt of doet als hij te bed wil gaan ‘s nachts als hem de slaap zal bestaan zal hij dromen voor de morgen dat de vijanden hem willen verwurgen. 8235 (f) Tovenaars doen bijzonder met hun hart aardig groot wonder maar hoe en in welke manier willen de meesters niet versieren. |
Upupa epops, L (klanknabootsing) Hop, schijthop of stinkhaan, Duitse Stink-, Kotvogel, Stinkhahn, Engelse hoopoe. Laat midden-Hoogduits heeft Huppupp dat van oud-Frans pupu komt vanwege zijn geluid, en dat van Latijn upupa, vergelijk Grieks epop-s.
(a) De nesten zijn in holle bomen gemaakt en zo ingericht dat het vuil van de jongen erin moet blijven. Ze zitten tot hun nek in hun eigen vuil. Daar komen vliegen op af die eieren leggen zodat het tenslotte krioelt van de maden. De ouden zoeken hun dierlijk voedsel ook op mestvaalten en brengen ook wat geur mee. Dit geeft een sterke reuk om het nest zodat die naam schijthoep heet of stronthoep verklaard wordt.
(b) De hop is een fraaie roodachtige isabelkleurige vogel die van een rossige kuif is voorzien met zwarte punten. Het is een uitmuntend hoofdversiersel die hij kan opzetten en laten vallen, waar hij mee speelt als hij kwaad of verschrikt is.
(c ) ‘Over de vogel wiens naam hop is, Lev. 11: 19, van wie in de wet geschreven staat: ‘Wie zijn vader en zijn moeder versmaadt, zal de dood sterven.’. Als de vader van de jonge hoppen oud wordt, dan trekken de jongen hem de oude veren uit en likken zijn ogen en koesteren hem op een warm plekje. Ze voeden hem en kijken hem zo aan, alsof ze tegen hun ouders zeggen willen; ‘bedankt dat jullie ons gekoesterd en verzorgd hebt en nu doen wij zo tegenover jullie’ En zo gaan ze door tot de oude vogels weer jong worden en weer als jongelingen zijn. Hoe komt het dan, dat de met verstand begaafde mensen hun ouders niet liefhebben?
(e) Zie zwaluw.
(f) A. Magnus deelt mede in ‘Et Virtutibus herbarum’dat de magiërs geloven dat wanneer de korenbloem die vermengd zijn met het bloed van een wijfjeshop en met olie in een lamp gebrand wordt dat dan alle omstanders menen dat ze magiërs zullen zijn. Zodat de een gelooft dat de ander op het hoofd staat met de benen in de lucht. Dat als dit mengsel op vuur gelegd wordt wanneer de sterren schijnen dat die mensen op elkaar toelopen en vechten. Dat als er een pleister van gemaakt en dit bij iemand op de neus gelegd wordt hij uit vrees op de vlucht gaat, et hoc expertum est’, dat bewezen en geprobeerd is’.
Wltur wanic es die ghier 8240[e]en starc uoghel ende fier mar in sijn ulieghen es hi swaer drie spronghe ofte meer dats waer so doet hi in sire wise her hi mach vander herden risen 8245plinius spreket ets sine maniere dat sine plumen inden viere metter roke serpente ueriaghet entie sine herte met hem draghet sijn uersekert uan allen dieren 8250wel rieket hi na sire maniere ende negheen dier dats waer onder die mane also claer dar orloghe es ende strijt dar wart wilsi talre tijt 8255alse die hem willen versaden [in stride metter lieder scaden alse die jonghe ghier es groot so slati sine oude moeder doot] alse hise niet mach gheneren 8260plinius scriuet sonder sceren dat nieman uant haren nest want up rootsen es hi gheuest dar si van uolke sijn bewart die ghier sine ionc bewart 8265tote dat comet ter wintertijt ende dan wast onder hem die nijt so iaghet hise vanhem dan want die proie nouwet vort an want een par ghiere uertert 8270vele dart hem ghenert bi huus ne plenen si niet te vane mar si proien verre danen ende dit lert hem dat bekinnet nature dieden vroeden minnet 8275te houdene vrede sinen gheburen ambrosius seit ets sulkes naturen die sonder nooten seit sijn waen jonghe bringen ende ontfaen entie ghiere comen danne 8280al sonder ghenoet van manne hare leuen es wel te waren wlcomen tote .C. iaren [oec seghet ambrosius dat si al bloot vortekenen der lieder doot 8285met ere sonderlanghe lere die hem comet van onsen here want alse twe lantsheren hem ghereden strijt te houdene onder hem beden eist dat uele ghiere te waren 8290volghen dan haren scaren so maghet ouer waer bedieden dat van parden ende van lieden ene grote meneghe upt uelt] metten swerde werdet gheuelt 8295plinius spreket vanden ghiere dat hi proiet na sire maniere vanden middaghe toter nacht ende hijs hem voer den middacht wacht sijn bec crummet hem in sire ouden 8300so dat hi ghene proie mach ouden danne moet hi dor die noot alse van ouden bliuen doot hine can niet anden steen te waren sinen bec curten alse die aren 8305[dies so heueti groot verdriet up derde hi ghene bete ne siet dat doet hem een deel die noot want hi swaer es ende groot] experimentator die seghet 8310dat die uoghel traghe te sine pleghet alse sine ionc met vleesche sijn verladen die ghier doet hem groote onghenaden want hi wilse verslaen dat si met vetheiden sijn beuaen 8315hi bijtse ende slaet om de sake dat hise wil magher maken siet hi croenien ligghende mede hi betet thant neder ter stede waer soet es ende hoe soet gaet 8320ende dits dar menne om dicken vaet met strecken te menegher tijt tusschen hem es dicken nijt enten gherualke weet men wel mar die gherualke es hem te snel 8325ende verdrinctene so met platten al es hi starc hi canne matten dat hi te male niet vertart dar hem de gherualke mede genard sine ionc in sinen neste 8330vander .v. es hier dat leste |
115. Vultur, waan ik, dat is de gier. 8240 Een sterke vogel en fier maar in zijn vliegen is hij zwaar drie sprongen of meer, dat is waar, zo doet hij dat op zijn wijze eer hij mag van de aarde rijzen. 8245 Plinius spreekt, het is zijn manier, dat zijn pluimen in het vuur met de rook serpenten verjaagt en die zijn hart met zich draagt is verzekerd van alle dieren. 8250 (a) Goed ruikt hij op zijn manier en geen dier, dat is waar, onder de maan, alzo klaar, waar oorlog is en strijd daarheens wil het zijn te alle tijden 8255 als die zich willen verzadigen (b) [In strijd met de lieden schade als de jonge gier is groot dan slaat die zijn oude moeder dood als hij zich niet kan voeden) 8260 Plinius schrijft zonder scherts dat niemand vond hun nest want op rotsen is het gevestigd waar ze van de wolken zijn beschermd. De gier zijn jongen bewaart 8265 totdat komt de wintertijd en dan groeit onder hen de nijd dan jaagt ze hen van zich vandaan want de prooi vermindert voortaan want een paar gieren verteren 8270 veel. Waar het zich voedt bij huis plegen ze niet te vangen maar ze prooien ver daar vandaan en dit leert hem dat beken natuur die de goede bemint 8275 te houden vrede met zijn buren. (d) Ambrosius zegt, het is van zo’n natuur die zonder paren, zegt zijn waan, jongen brengen en ontvangen en die gieren die komen dan 8280 al zonder paren van de mannelijke. Hun leven is wel te waren volkomen tot honderd jaren. (a) Ook zegt Ambrosius, dat ze al bloot voorzien de lieden hun dood 8285 met een aparte leer die hen komt van Onze Heer, want als twee landsheren zich klaar maken strijd houden onder hen beiden is het dat veel gieren te waren 8290 en volgen dan hun scharen, dan mag het wel waar zijn dat van paarden en van lieden een grote menigte op het veld met het zwaard worden geveld. 8295 Plinius spreekt van de gier dat hij prooit naar zijn manier van de middag tot de nacht en het zich voor de middag wacht. Zijn bek kromt hem in zijn ouderdom 8300 zodat hij geen prooi mag houden dan moet hij door die nood door ouderdom blijven dood. Hij kan zich niet aan de steen te waren zijn bek verkorten zoals de arend. 8305 [dus heeft zo’n groot verdriet op de aarde hij geen baat ziet dat doet hem voor een deel die nood want hij is zwaar en groot] Experimentator die zegt 8310 dat die vogel traag te zijn pleegt als zijn jongen met vlees zijn beladen de gier doet hen groot ongenade want hij wil ze verslaan omdat ze met vetheid zijn bevangen 8315 hij bijt ze en slaat ze om die zaak dat hij ze wil mager maken. (e) Ziet hij krengen liggen mede hij gaat gelijk neder ter plaatse waar zo het is en hoe het zo gaat 8320 en dit is waarom men het veel vangt met strikken te menige tijd. (f) Tussen hen is veel nijd en de giervalk, weet men wel maar die giervalk is hen te snel 8325 en verdringt zo met slaan al is hij sterk, hij kan zich niet meten dat hij te maal niet verteert waar de giervalk zich mee voedt hun jongen in hun nesten. 8330 Van de v is hier het laatste. |
Vultur: gezicht, naar de uitdrukking van de ogen. Engelse vulture, midden-Engels vultur, van oud-Frans voltur, van Latijn voltur, dat verbonden is met vellere: plukken.
Gier, midden-Nederlands ghier, oud-Hoogduits Gire (nu Geier) eigenlijk de naar aas begerige vogel, zie gierig: begerig of hebzucht. Engels gier, midden- Engels geir en geier. Ook de naam griffon komt voor.
(a) Het naar beneden schieten van de eerste gier is voor zijn soortgenoten een sein tot de maaltijd. Zij snellen van alle kanten toe en verspillen geen tijd meer aan nader onderzoek. Vogels die je eerst niet eens opgemerkt hebt, met een vlucht van wel drie meter, storten zich vrijwel binnen een minuut met luid gedruis naar beneden. Vandaar dat men dacht dat gieren goed konden ruiken, achter bergen en zee en terug. Dat klopt niet. Ze zien de ene gier gaan en dan volgt de rest .De gier ruikt lijken al voor de dood, vandaar dat hongerige erven gieren genoemd werden.
(b) Zelden worden gieren gehecht aan een ander wezen, ze zijn geneigd tot bijten en boosaardige handelingen, maar ook lafhartig. ‘Eeze vogel is wreed voor zijn eigen jongen en als ze ziet dat ze te dik zijn dan slaat ze hen met haar vleugels en snavels tot ze weer mager zijn’
(c ) De nesten zijn op zeer hoge bergen die moeilijk toegankelijk zijn
(d) Sommigen vertellen dat ze ontvangt en bevrucht wordt zonder betreding. Ook vertellen ze dat ze wel honderd jaar kan worden..
(e) Als de gier volgevreten is, is hij zo zwaar dat hij moeilijk weg kan vliegen en is dan te vangen.
(f) Die heet dan ook giervalk, Engels gyrfalcon, een woord dat afgeleid is van gier.
Zelentides spreket plinius es .i. uogel die heetet aldus ende wonet erande ghediet als ons plinius bediedt 8335bi enen berghe die cadim heet dien die crekele doen groot leet want si hare coren woesten sere dan roepen si an onsen here ende bidden met beden des 8340dat hi dar sende zelentides ende alsemen waent biden gebode alleene van onsen here gode wanen dese comen ofte varen ne weet niemene te waren 8345sonder dats die liede alleene an gode bidden met gheweene si verteren de crekele dan datter gheen ontgaen ne can hier hendet der vogele boec in. Z 8350vondixs mee ic dichtets mee hier sijnre .c.x. ende drie jn dietsch also gedichtet van mie so ict vraist vant int latijn dar bispele af ombonden sijn 8355some ende niet tonderste deel vp elc te dichtene geheel het ware te lanc ente swar jc dichte dat lichste ende waer want ic ne beghere niet 8360dats den lesere hiet verdriet hier suldi horen vort mee wat wondre men vint inder ze ende in watre ende in riuieren alse ons meesters visieren 365die dat ware bringen vort willic iv scriuen in dietsce wort mar hort doch int gheemeene er ic iv segge van elken alleene |
116. Zelentides, spreekt Plinius, is een vogel die heet aldus. En woont bij een soort volk zoals ons Plinius aanduidt 8335 bij een berg die Caym heet waar de krekels doen groot leed want ze hun koren verwoesten zeer, dan roepen ze aan Onze Heer en bidden met bidden dit 8340 dat hij daar zendt Zelentides en zoals men waant bij gebod, alleen door onze Heer God, want waar dat ze vandaan komen varen weet niemand te waren, 8345 uitgezonderd dat die lieden alleen tot God bidden met geween die verteren de krekels dan zodat er geen ontgaan kan. ? Hier eindigt het vogelen boek in z, 8350 vond ik er meer, ik dichte er meer. Hier zijn honderd dertien, in Diets alzo gedicht door mij zo ik het fraaiste vond in het Latijn waar voorbeelden van ontbonden zijn. 8355 Soms en niet het honderdste deel op elk te dichten geheel het was te lang en te zwaar. Ik dichte het lichtste en waar want ik begeer niet 8360 dat de lezer heeft verdriet. Hier zal u horen voort meer wat voor wonderen men vindt in de zee en in water en in rivieren zoals ons meesters zeggen 365 die het ware brengen voort wil ik u schrijven in Dietse woord. Maar hoort toch in het algemene voor ik zeg van elk alleen. |
Monstrum seit dat latijn 8370mach wel .i. wonder sijn om datment toget ende siet wonder ende dies hetement wonder wonder vintmen in de ze een groot deel ende vele mee 8375dan de werelt can geuisieren wonder vintmen in riuieren ende in varschen watre mede bouen alre ghelouelicede some wondre sijn bescreuen 8380ende dats mi es in boeken bleuen willic vort bringhen in ditsce wort ende om te curtene de wort ne segic vp elc geen bispel jnne quaems niet ten ende wel 8385de redene soude sijn te lanc nu beginnic minen sanc ande a. ende vort mee volghende na den a b c. hier ent de tale int ghemene 8390hord vor van elken allene |
Zeemonsters. Monstrum, zegt het Latijn, 8370 mag wel een wonder zijn omdat men het toont en ziet wonder en dus noemt men het wonder. Wonderen vindt men in de zee een groot deel en veel meer 8375 dan de wereld kan versieren. Wonderen vindt men in rivieren en in verse wateren mede boven alle geloofwaardigheden. Sommige wonderen zijn beschreven 8380 en dat is me in boeken gebleken wil ik voort brengen in Dietse woord en om te korten het woord nee, zeg ik van elk geen voorbeeld ik kwam niet goed tot een eind 8385 het verhaal zou zijn te lang. Nu begin ik mijn zang van de a en verder meer, volgt na het a b c. Hier eindigt het verhaal van het algemene, 8390 hoort voortsvan elk alleen. |
Steeds kwamen er nieuwe dieren uit de zee. Er zouden in de zee dan ook net zulke bewoners zijn als op het land.
Abides doet ons verstaen aristotiles sonder waen dats int water i wonder want het tersten albesonder 8395sijn waesdoem neempt ende hout jn dat water dar het hout dar na verkeret sinen name ende sine nature der ane so dat up derde al buten is 8400ende dan etet astois ende dits wonder dat af ende ane dus doet tuirande ghedane nv up twater nu up tlant ende sine nature alte hant 8405van den naten int droghe kerd dit es selsane ende ongheleerd |
1. Abides, doet ons verstaan Aristoteles zonder waan. dat is in het water een wonder. Want ten eerste al bijzonder 8395 zijn groei neemt en houdt in dat water daar het zich ophoudt, daarna verandert het zijn naam en past zijn natuur daar bij aan zo dat op de aarde al buiten is 8400 en dan heet het Fascioes. En dit is een wonder dat af en aan dus geeft tweerhande gedaantes, nu op het water en dan op het land en zijn natuur is gelijk 8405dat van het natte in het droge gekeerd dit is zeldzaam en ongeleerd. |
Een amfibie. Of twee dieren waarvan de tweede Fascioes heet. De slang Bungarus fasciatus? Hoewel dat bandvorming betekent, komt uit Indië.
Achime sprect aristotiles dat .i. zewonder es ende es dat gulste dat men vint 8410ende dat men in water kint bi proien leuet ende dat het wert al smere ende vet bj proien eist dat hem ghenerd ende wat dat in spisen vertert 8415dat wert al vetheit ende smare dus wast hem die buuc so sware dat na de groteit van den diere sijn buus es al tonghiere weltijd dat dit dier verstaet 8420dat hem eneghe vrese an gaet cremptet sijn houet sine lede .j. deel na des eghels sede so dat gheen dier mach verraden mar somwile comtet hem te scaden 8425want alst vernemt die felle gaste jn die laghen bliuen die vaste so trectet thouet vord nemme mar alsem die ongher doet we verteret sijns selues smare 8430het euet lieuer hoe soet vare hem te uerterne .i. deel dan verloren tesine al gheel dit dier bediet al openbare den ongheualleghen sondare 8435die wel beuroet ende besiet dat hem naket lanc verdriet van den viant diene belaghet eist dat hine in sijn nette jaghet ende niet ne kieset vor sine sonden 8440penitencie in curter stonden vor die ewelike doet beter warem dor die noet te magherne sijn vleesch .i. deel dan te verliesene al gheel 8445siele ende lijf bede te samen elc merke wel hi mach hem scamen a gaet vte ende b. comt in jn vanter of me no min |
2. Achime, spreekt Aristoteles, dat een zeewonder is en is dat gulzigste dat men vindt 8410 en dat men in water kent. Van prooien leeft en dat het wordt al smeer en vet. Van prooien is het dat zich voedt en wat het in spijs verteert 8415 dat wordt al vetheid en smeer dus groeit hem de buik zo zwaar dat naar de grootheid van die dieren zijn buik is al te onguur. Welke tijd dat dit dier verstaat 8420 dat als hem enige vrees aangaat krimpt zijn hoofd in zijn leden een deel naar de egels zede zodat geen dier het mag verraden. Maar soms komt het hem te schaden 8425 want als het verneemt de felle gasten die in listen blijven vast dan trekt het zijn hoofd voort nimmer. Maar als hem de honger doet wee verteert het zijn eigen vet 8430 het heeft liever, hoe zo het gaat zichzelf te verteren een deel dan te verliezen het zijne al geheel. Dit dier betekent al openbaar de ongelukkige zondaar 8435die wel bevroedt en ziet dat hem nabij komt het lange verdriet van de vijand, die hem belaagt, is het dat hij hem in zijn netten jaagt en niet kiest voor zijn zonden 8440 berouw in korte stonden voor de eeuwige dood. Beter was hem door die nood te vermageren zijn vlees een deel dan het te verliezen geheel 8445 ziel en lijf, beide tezamen, elk merkt wel, hij mag zich schamen. a gaat uit en b komt in, ik vond er niet minder of meer. |
?
Belna heten in latijn 8450diere die groot ende wonderlic sijn ende van vreseliker maniere mar properst so sint zeusche diere plinius sprect die mester fijn dat indie ze van india sijn 8455beelwen van liue so groot dat si der ze doen sulken stoet dat si doen risen sulke baren als oftet groot see storm ware ende vlieghen metten baren mede 8460vpward met groter moghentede so dat hi seit dat alexander wonderliker es dan .i. ander der jeghen voer met sinen sciphere ende vachter ieghen met groter were |
3, Belua heten in Latijn 8450 dieren die groot en wonderlijk zijn en van vreselijke manieren maar duidelijk zijn het zeevissen dieren. Plinius spreekt, die meester fijn, dat ze in de zee van India zijn 8455 soms van lijven zo groot dat ze de zee doen zulke beweging dat ze doen rijzen zulke baren alsof het grote zeestormen waren en vliegen met de baren mede 8460 opwaarts met grote kracht zo dat hij zegt dat Alexander, die wonderlijker was dan een ander, daartegen voer met zijn schipper en vocht er tegen met groot verweer. |
Huso huso. (Acciper huso) Huso of beluga, een steur, het reusachtigste lid van de familie die wel vijftien meter lang en duizend a zestien honderd kg zwaar kan worden.
De steur leeft in het zoute zeewater, maar de geslachtsrijpe vrouwtjes zwemmen de zoetwaterrivieren op om kuit te schieten De beluga leeft in de Kaspische- en Zwarte Zee.
8465Barchora alse aristotiles seghet es .i. dier dat tene pleghet clene visscelkine talrestont so art benech es hem die mont dattet den steen bit ontwee 8470somwile gatet vter zee ende vertert dat gras vp tfelt dan moet te watre met ghewelt ende onder duken also wel als oft ware thart sijn vel 8475sone magt niet bughen dan int gaen ende dan so werdet also gheuaen oec vaent visschers met clenen visschen want het hem niet ne can ontwisschen so gaensi tenen nouwen gate dan 8480dat uolghet dit dier also an also dart die visschers bestaen dart niet ne mach ontgaen nemme ne vandic dan dese tue zeewondre in .b. |
4. 8465 Barcora, zoals Aristoteles zegt, is een dier dat te eten pleegt kleine visjes te alle stonde. Zo hard benig is hem de mond dat het een steen bijt in stukken 8470 en soms gaat uit de zee en verteert het gras op het veld dan moet het te water met geweld en onderduiken alzo wel als het wordt te hard zijn vel 8475 dan kan het niet buigen in het gaan en dan wordt het alzo gevangen. Ook vangen vissers het met kleine visjes want het hen niet kan ontgaan zo gaan ze tot een nauwer gat dan 8480 dat volgt het dit dier alzo na alzo dat de vissers het bestaan zodat het hen niet mag ontgaan, Nimmer vond ik meer dan deze twee zeewonderen in b. |
Sargus ovis: (schaap) schaapsbrasem, Engelse sheepshead. Geitbrasems, bij deze vissen zijn de voortanden op een reeks geplaatst en lijken op snijtanden. Verder aan de achterkaak komen aan de randen van de kaken twee of meer reeksen van knobbelvormige maaltanden voor van ongelijke grootte. Het hele gebit doet wat aan die van herkauwers denken.
Er zijn ook kuise en ontuchtige vissen. Zo beschrijft Du Bartas de Sargus’ en ik zal het in zijn eigen woorden vertellen omdat niemand het beter kan dan hij het doet. En het zal niet minder uw lof verdienen omdat het in verzen gezegd wordt, want hij heeft deze en andere waarnemingen gevonden bij auteurs die grote en ijverige zoekers waren naar de geheimen van de natuur. ԍen verhaalt dat een zeevis, Sargus genaamd, zeer wonderlijk en verliefd is op de geit, (vandaar geitbrasems) dat als hij haar reuk gewaar wordt naar het strand zwemt en als hij haar ziet, springt en huppelt en boven het water komt. Vandaar dat een visser die met geitenvel bedekt is gemakkelijk zo’n vis in het viswant kan opsluiten. Wat Alciatus op de beminnaars van hoeren toepast.
8485Cocodrillus es i dier jacob ende solijn segghen hier dattet machtel es ende fel vp tlant ende int water euen wel daghes eist meest vp tlant 8490so stille es die viant dat elc man hout ouer doet sine kinden sine scalcheit grot ende leit ende gaept talre stont ende vaet vlieghen in den mont 8495nachts eist gerne in die riuiere eier leghet na gans maniere die leget vp den lande dan dar gheen water comen can alst tijd es comen sire broeden toe 8500bj wilen die hie ende die soe jacob van vitri seit dus het wast tote xx. cubitus ende es hem so ard dat fel men caent dorslaen niet wel 8505sonder tonghe eist alsict hore den mont ghesplet van ore te ore dupperste cake roeret allene sine tande sijn vreselic ghemene sine clawen scarp ende groet 8510te wintre en etet wel na niet dor noet ets wreet in allen manieren bede den visschen ende den dieren nochtan experimentator die segt at den mensche te beweene plegt 8515alsettene doet heuet ghebeten van hem wilmen die wareit weten dat die sarasine verteren sijn vleesch ent hem niet mach deren van haren drecke maken oude wiue 8520onghenompt tharen liue dar hare romple mede tegaen ende hare huud doet dinnen staen ende si scone scinen ende clar mar onlanghe ydurtet dats war 8525want alsi sweten gaet al huut ende onder blijct hare ghelue huud jn nilus die dor egypten vliet eist datter te sine pliet oec vintmen cocodrillen manieren 8530jn surien vt .i. riuieren dar jacop of segt van vitri oe dat dier dar comen sij twe edele broedre waren int lant die dat lant aden in hare hant 8535so dat deen benide sere dat dander was also sulc here ende dede cocodrullus ionc bringhen om dat hi met sulken dinghen den broeder wilde ontliuen schiere 8540metten beesten vt diere riuieren die beesten wiesen ende die tijd ghijnc die nideghe broeder die van derre dinc alte male adde vergheten es up die riuiere yseten 8545ende dat dier quam onuersien vten watre gaende up dien ende heuetne tehant ghescuert dus heuetj de doet besurt dar mede waende ontliuen 8550sinen broeder al moest bliuen ende aldus in derre maniere vintmense noch in die riuiere plinius sprect dat dier plegt dat ghelijc of doet ware legt 8555ende heuet den mont ondaen so compt dat clene knekerkin saen ende souct an sine tonghen vlieghen dan swelchtijd in sonder lieghen wat sal also groten diere 8560proie van so sulker manieren het dinct mi wel manieren leren na de quade valsce heren als arme dorpars an hem comen om hiet baten om hiet vromen 8565so varsj of si sliepen dan ende latense hem comen bet an want si hem dinken toghen manieren als ofsi waren goedertiere mar alsi comen binden tanden 8570versuelghen sise te handen ende nemen of thare al bloet weder et sj clene of groet men vint .i. volc van manieren neuen nilus der riuieren 8575stout ende coene in .i. eilant die centiren sijn ghenant [clene liede van stouter maniere ende haten sere dese diere si durren allene in nilus swemmen 8580up des diers ric si clemmen ende rider up alst ware een part alse dat dier gapet upwart werpsi hem in curter stont ene iserine colue in den mont 8585ende ridense also upt lant ende dwinghense al tehant met roepene up hem verbolghen te spuwene dat si hebben verswolghen |
5. 8485 Cocodrillus is een dier, Jacob en Solinus zeggen hier, (a) dat het machtig is en fel op het land en in het water even goed op dag is het meestal op het land. 8490 Zo stil is die vijand dat elk man het houdt voor dood die niet kennen zijn schalksheid groot en ligt en gaapt te alle stonden en vangt vogels in de mond. 8495 ‘s Nachts is het graag in de rivier. (b) Eieren legt het op ganzen manier die legt het op het land dan waar geen water komen kan als het tijd is komen ze tot broeden toe 8500 soms hij en soms zij. Jacob van Vitry zegt aldus het groeit tot bijna tien meter en heeft zo hard het vel (a) men kan het doorslaan niet goed. 8505 (d) Zonder tong is het, als ik het hoor, de mond gespleten van oor tot oor de opperste kaak beweegt het alleen. Zijn tanden zijn vreselijk gemeen zijn klauwen heeft het scherp en groot. 8510 (e) In de winter eet het bijna niet door nood. Het is wreed in alle manieren beide, voor de vissen en de dieren. (f) Nochtans Experimentator die zegt dat het de mensen te bewenen pleegt 8515 als het er een dood heeft gebeten. Van hem wil men de waarheid weten dat de Saracenen verteren zijn vlees en het hen niet zal deren. (g) Van hun drek maken oude wijven 8520 een zalf voor hun lijven waar ze hun rimpels mee tegen gaan en hun huid daarbij strak staat en ze schoon schijnen en helder maar niet lang duur dat, dat is waar, 8525 want als ze zweten gaat het al uit en laten weer zien hun gele huid In de Nijl die door Egypte stroomt is het dat het te zijn pleegt. Ook vindt men krokodillen soorten 8530 in Syri in een rivier, waar Jacob van zegt van Vitry, hoe dat dier daar gekomen is. Twee edele broeders waren in het land die dat land hadden in hun hand 8535 en dat de een benijde zeer dat de ander was zo’n heer en liet een krokodillen jong brengen omdat hij met zulke dingen de broeder wilde ontlijven snel 8540 met de beesten in die rivier die beesten groeiden, de tijd ging de nijdige broeder die het ding helemaal was vergeten is op de rivier gezeten 8545 en dat dier kwam onvoorzien uit het water gaande op die en heeft hem gelijk verscheurd dus heeft hij de dood bezuurd waarmee hij waande te ontlijven 8550 zijn broeder die al moest blijven. En aldus op deze manier vindt men ze nog in die rivier. Plinius spreekt, dat dier pleegt dat het gelijk alsof het dood is ligt 8555 en heeft de mond geopend dan komt dat kleine winterkoninkje aan en zoekt aan zijn tong naar vliegen dan zwelgt hij het in, zonder liegen. Wat zal zo’n groot dier 8560 prooien van zulke kleine manier? Het dunkt me dat het wel manieren geleerd heeft van die kwade valse heren als arme dorpers bij hen komen om iets te baten om iets te verbeteren 8565 dat ze zo doen of ze slapen dan en lieten ze dichter bij komen dan want ze denken te tonen manieren alsof ze waren goedertieren maar als ze komen bij de tanden 8570 dan verzwelgen ze hen gelijk en nemen van hen al het bloed (goed) of ze nu zijn klein of groot. (f) Men vindt een volk van manieren naast de Nijl, de rivier, 8575 dapper en koen op een eiland die Tentyriten zijn genaamd kleine lieden van dappere manieren en haten zeer deze dieren ze durven alleen in de Nijl te zwemmen 8580 en op dit dier zijn rug ze klimmen en rijden er op alsof het was een paard. Als dat dier gaapt opwaarts werpen ze hem in korte stond een ijzeren kolf in de mond 8585 en rijden het alzo op het land en dwingen het gelijk met roepen op hem verbolgen uit te spuwen dat ze hebben verzwolgen. |
Crocodylus vulgaris (gewoon) (Crocodylus niloticus: van de Nijl) Krokodil, zo ook in Duits en Engels, van Frans crocodile, van Latijn crocodilus, van Grieks krokodeilos, eerder krokodilos: soort van hagedis, kroke betekent kiezelsteen, en drilos is een aardworm, naar de gewoonte van hagedissen om zich op rotsen in de zon te verwarmen.
(a) De krokodillen of pantserhagedissen zijn de draken van de sagen, en werkelijk, al bezitten ze geen vleugels en spuwen ze geen vuur, ze zijn toch vreselijk genoeg. De hoornschilden, die in dwarsrijen het lichaam bekleden zijn zo hard dat een gewone loden kogel er gemakkelijk op af stuit. De grootste dieren worden een zes tot zeven meter met een gewicht van meer dan duizend kg.
(b) Als hij verzadigd is ligt hij op een zandoever en blaast in alle macht. Dan komt een klein vogeltje die onder de Italianen de koning van de hoenders genoemd wordt, Trochilus genaamd.
(c ) De wijfjes graven hun vijftig tot zestig eieren in het hete oeverzand. Ze bewaken de eieren evenals de jongen die eruit tevoorschijn treden, maar kunnen niet beletten dat gewoonlijk in de eerste dagen tweederde er van door andere dieren, ja, zelfs door de mannelijke soortgenoten worden opgevreten.
(d) Hij heeft geen tong maar tanden, scherp en lang. Met het eten beweegt hij de bovenkaak en niet zijn onderkaak. Er wordt verteld dat onder de beesten alleen de krokodil de bovenste kaak beweegt. (Dit wordt al vermeld door Herodotus en Aristoteles wat door anderen gevolgd wordt) Plinius is meer accuraat en vertelt dat het beest zijn tong niet gebruikt en dat de hele tong op de bodem van de muil kleeft, vandaar poëtisch: ‘Echte liefde is tongloos als een krokodil’
(e) ‘De vier wintermaanden, november, december, januari en februari eet hij helemaal niet.
(f) Shakespeare, ii King Henry VI, iii, 1, 226, ‘Glosters schijn
(The mournful crocodile) Misleidt hem, evenals de krokodil,
(with sorrow snares relenting passengers) Met droef geschrei de weke wandelaar vangt.’ Als een krokodil een man bij het water vindt of bij de rotsen, dan pakt hij die als hij kan en huilt als hij er bovenop zit en verslindt hem. Ze huilen over de hoofden van de mensen die ze gegeten hebben en huilen over de overblijfselen van hun slachting. Ze voelen geen medelijden over wat gebeurd is maar huilen vanwege het tekort aan vlees aan het hoofd wat ongeschikt is om te eten. Daarop kwam de spreuk die op vrouwen wordt toegepast als ze huilen, crocodili lachrymae, (Erasmus 1500) of wel krokodillentranen. De betekenis is dat als de krokodil huilt de ander bedrogen wordt en zo doet een vrouw gewoonlijk als ze huilt. Engelse crocodile taers, Franse larmes de crocodile en Duitse Krokodilstranen. De dieren brengen wel een klaaglijk geluid voort. En ze hebben traanklieren om hun ogen vochtig te houden.
(g) Ԗan zijn vuil wordt een zalf gemaakt, met die zalf besmeren de vrouwen hun gezichten. En een zo oude en gerimpelde vrouw lijkt dan een tijdje op een jonge maagd. Lang duurt dat echter niet, want hun zweet doet de uitwerking van de zalf teniet en brengt hun vale huid weer aan het licht’
(f). De Tentyriten hadden, naar Plinius verzekert, de moed een zwemmende krokodil in het water te vervolgen om hem een strik om de hals te werpen en op zijn rug te gaan zitten en hem, als hij de kop ophief om te gaan bijten, een dwarshout in de muil te steken. Hierdoor bestuurden ze hun buit als een aan de toom geleid paard en dreven hem aan land.
Mulder: De allegorische moraal die Maerlant aan het lot van het onbaatzuchtige winterkoninkje verbindt, berust op een leesfout van Thomas van Cantimpré. Niet het winterkoninkje wordt volgens Plinius verzwolgen door de krokodil, maar de ichneumon, een klein roofdier, dat uit eigen wil in de muil van de krokodil springt en zijn darmen kapotbijt. (Maerlant schrijft dit huzarenstukje toe aan de hydru. In werkelijkheid is het vogeltje dat zich op zoek naar voedsel tussen de tanden van de krokodil waagt de krokodilwachter.
Tentyriten - de bewoners van Tentyris, een plaats in Boven-Egypte. De geograaf Strabo beschreef het bezoek dat een aantal Tentyriten vergezeld van krokodillen aan Rome bracht om in een bassin in de arena een demonstratie van hun kunnen te geven. Veel van de bijzonderheden over de krokodil zijn ontleend aan Job 40:20-41:25.
Ceruus marinus dats min no mee 8590dan die hert van der ze kiramidarium boec die seghet dat sine horne te stekene pleghet die hi an sijn houet heuet groot bouen de zebaren al bloot 8595omme die vogle die sijn moede ende vlieghen ouer die zevloede up sine telghen sullen rusten om dats hem mach van moetheden lusten ende alsi sitten wanen met vreden 8600laet hi hem sinken dar ter steden ende laet die vogle int water vallen dus vertert hise met allen |
6. Cervus marinus dat is min of meer 8590 dan het hert van de zee. Kiramidarium boek die zegt het dat het zijn horens te steken pleegt die hij aan zijn hoofd heeft groot boven de zeebaren al bloot 8595 om de vogels die zijn moe en vliegen over de zeevloed op zijn takken zullen rusten omdat ze van moeheid uitrusten en als ze zitten en denken met vrede 8600 laat hij hen zinken daar ter stede en laat de vogels in het water vallen dus verteert hij ze met zijn allen. |
. ‘Daar is de duivel!’ Grote opschudding onder het scheepsvolk. Ieder grijpt een wapen, overal ziet men lansen en harpoenen. Het was een grote vis die op een rog geleek maar twee hoornen had als een os, Cephaloptera diabolus, (duivelachtig)
De zeeduivel, hoornrog of reuzenrog heet ook wel manatia. Ze zijn zeven meter lang en negen meter breed bij een gewicht van vijfhonderd tot duizend kg. Bij New York doodde men er een wiens gewicht vijf duizend kg bedroeg. De verenigde krachten van twee span ossen, twee paarden en tweeëntwintig mensen waren ternauwernood voldoende om dit monster uit het water te halen.
Caab dats een vremde dier aristotiles seghet hier 8605dat het enen voet heuet die hem nature gheuet dart mede doet in der ghebare recht oft ene hant ware want het met seluen der mede spiset 8610also als hem nature wiset sinen adem halet in die lucht mar int water wast sine vrucht |
7. Caab dat is een vreemd dier, Aristoteles zegt het hier. 8605 dat het een voet heeft die hem de natuur geeft daar het mee doet in die gebaren net alsof het een hand was want het met diezelfde daar mee eet 8610 alzo als hem de natuur wijst. Zijn adem haal het uit de lucht maar in het water groeit zijn vrucht. |
?
Cricos spreket aristotiles dat een wonder in die ze es 8615ende heuet voete twee ende clawen drie an elken voet dus scriuet hie clene heuet den rechtren voet mar den luchtren starc ende goet so dat hem seluen der up draghet 8620weltijt so de wint jaghet de zebaren gaet al in een hem houden an enen steen dat gheen wint can der of ghesteken ende alse die storme dan ghebreken 8625so wandelet ende gaet omme die dinc die hem bestaet |
8. Critos, spreekt Aristoteles, dat een wonder in de zee is. 8615 En heeft voeten twee en klauwen drie aan elke voet, aldus schrijft hij, klein heeft het de rechter voet maar de linker is sterk en goed zodat het zichzelf daar op draagt 8620 welke tijd zo de wind jaagt de zeebaren, het gaat al gelijk zich vasthouden aan een steen waar geen wind hem vanaf kan steken en als de storm dan ontbreekt 8625 dan wandelt het en gaat om de dingen die hem bestaan. |
Een poliep of de schipvertrager, zie Echeneis remora 21.
Celethi es een wonderlic dier als ons tellet aristotiles hier dat gadert roch in der ghebare 8630in hem als oft eier waren alsi ripe sijn werdsi open so comer worme ute ghecropen ende werden int curt ghenachte ghescepen na hare gheslachte |
9. Celethi is een wonderlijk dier, zoals ons vertelt Aristoteles hier. Dat verzamelt kuit in die vormen 8630 in hem alsof het eieren waren als ze rijp zijn gaan ze open dan komen er wormen uit gekropen en worden in dan korte nachten geschapen naar hun geslacht. |
Soort slang, of zeeschildpad, Chelone.
8635Chilon es een wonder mede spreket aristotiles hier ter stede dat neghene spise ontfaet dan die van hem seluen gaet ute hem seluen gaet ene vethede 8640ende die ontfatet weder mede ende anders in ghere wise sone ontfatet sine spise |
10. 8635 Chilon is een wonder mede spreekt Aristoteles hier ter plaatse. Dat geen spijs ontvangt dan die van zichzelf gaat uit zichzelf gaat een vetheid 8640 en die ontvangt het weer mede en anders in geen wijze ontvangt het zijn spijs. |
Verschillende Infusorien, als het geslacht Chilodon, verslinden ook algen en flab.
Canis marinus dat es mede van der ze ene wonderlichede 8645die wi heten den zehont plinius maket ons cont dat si meneghen visch verdwasen ende ouer har bassen si blasen ontsienlic sijn si ende onthoghen 8650al dat leuet ende si vermoghen gheuoet sijn si vorwart mar alse een visch ghestart breet ghesnauelt enten mont wijt ende tande scarp in allen strijt 8655sijn vel dat es ru ghehart andre honde sere veruart vissche jaghen si in der ze als jachonde min no mee beesten jaghen in dat wout 8660ende verslindense menechfout al eist dat mense mach begaen niet lichte mach mense verslaen |
11. Canis marinus dat is mede van de zee een wonderlijkheid 8645 die wij noemen zeehond. Plinius maakt ons bekend dat ze veel vis verdwazen en voor hen bassen, ze blazen. Onaanzienlijk zijn ze en overtreffen 8650 al dat leeft dat ze aan kunnen. Voeten hebben ze voor maar als een vis gestaard. Breed gesnaveld en een mond wijd en tanden scherp in alle strijd. 8655 Zijn vel dat is ruw behaard net als andere honden zeer bang. Vissen jagen ze in de zee als jachthonden min of meer beesten jagen in het woud 8660 en verslinden ze menigvuldig. Al is het dat men ze mag begaan niet gemakkelijk kan men ze verslaan. |
Phoca vitulina. Zeehond, midden-Nederlands zehont, midden-Noordduits Sehunt, nu Seehund, ook wel Dogge, naar het blaffende geluid van het dier, Engelse dog fish, Franse veau marin; zeekalf. Het is de canis marinus: zeehond. Phoca of phok is het Griekse woord voor rob of zeehond. De mannelijke exemplaren van deze dieren (‘bullen voeren in het begin van de paartijd felle gevechten met elkaar.
Jonge dieren worden ‘huilers’ genoemd. Die werden vaak doodgeslagen om hun vacht en de ouderen vanwege de schade die ze voor het visbedrijf deden. Hun zachte vacht zijn ze dan ook kwijt als ze de zee in gaan. Zie 19.
Ceruleus als ons scriuet solijn es een dier dat men heet sijn 8665int water dat men ganges nomet dat uten paradise comet ja hets van varewen gheleu blau een deel ghedaen na twater grau ende heuet voren twee arme stranc 8670dar elc af es drie voete lanc alse starke diere comen gripetse dar in curter stont ende trecse in der riuieren gront dus etet die beeste dan 8675c gaet ute d comt an |
12. Cerilius, als ons schrijft Solinus, is een dier dat men zegt te zijn 8665 in het water dat men Ganges noemt dat uit het paradijs komt. Ja, het is van kleur geel en blauw en een deel gedaan naar het water grauw. En heeft van voren twee armen sterk 8670 waarvan elk is drie voeten lang. Als sterke dieren komen grijpt ze daar in korte stonde en trekt ze in de riviergrond dus eet het die beesten dan. 8675 C gaat uit en d komt er aan. |
Ceruleus; blauw, is wel een soort slang, Bungarus caeruleus, de paragoeda of pakta-poela van de Indiërs, bereikt 1.30m Maakt jacht op kleine zoogdieren en reptielen, andere slangen en hagedissen. De grotere Bungarus fasciatus, 1,75cm, is blauwzwart net 25-35 gele ringen. Is na de brilslang de gevaarlijkste Indische slang, zie ook draken.
Draco die men vint in de ze es tonsiene min no mee dan die drake es upt lant ende also groot es die viant 8680alse die drake die upt lant leuet mar dat hi ghene vlerken heuet sijn houet es clene sijn start lanc mar sine tande sijn so stranc ende sere wijt es hem die mont 8685sine scellen hart talre stont allen visschen van der ze es hi vreselic emmermee want al dat hi wont ende bijt dat es doot in curter tijt 8690eist man eist visch eist ander dier] fel es hi ende onghier plinius dinket menen puluer van sinen benen dat die tantswere doet ghenesen 8695doch es eneghe dogt in desen |
13. Draco, die men vindt in de zee is te ontzien min of meer als de draak is op het land en alzo groot is die vijand 8680 als de draak die op het land leeft maar dat hij geen vlerken heeft. Zijn hoofd is klein en zijn staart lang maar zijn tanden zijn zo sterk en zeer wijd is hem de mond. 8685 Zijn schellen hard te alle stonde. Voor alle vissen van de zee is hij vreselijk immer meer want alles dat hij verwondt en bijt dat is dood in korte tijd 8690 is het man, is het vis, is het een ander dier, fel is hij en onguur. Plinius denkt te menen dat poeder van zijn been de tandpijn doet genezen 8695 toch is dat de enige deugd in deze. |
Trachinus draco, L. (draak-, duivelachtig) Pieterman is de naam van de duivel en de begeleider van St. Nicolaas. Met zijn rechtopstaande stekels ziet deze vis er gevaarlijk uit en kan zelfs bloedvergiftiging veroorzaken, vandaar de oude Latijnse naam draco marinus: zeedraak, -duivel. Hij geeft smartelijke wonden als je hem aanraakt. Omdat hij een taai leven heeft blijft hem nadat hij uit het water op het strand gebracht is nog uren lang de kracht om de hand die hem aanraakt met zijn dorens een steek toe te brengen die hevige pijnen en dikwijls het stijf worden van het gewonde deel ten gevolgen heeft. Aan de hele Hollandse kust tracht men de steek van de pieterman te genezen door de lever of een stuk van die vis op de wond te leggen. Dit is al oud, zie Dioscorides, ‘draco marinus dissectus et apertus, ictus spinae suae, qua ferit, medela est’. De lever is de hoofdzetel van de voedende ziel, Plato, en zo geeft de lever de geneeskrachtige werking. In Frankrijk was het zelfs een tijdlang verboden om dit dier met stekels op de markt te brengen. Het gif werkt op het zenuwstelsel, is niet dodelijk, wel zeer vervelend.
Delfin sprect iacob ende solijn dat wonder van merswine sijn negheen dier dat wanemen wel en es indie zee so snel 8700.x. maende draghensi hare dracht ne waer datse die moeder wacht ende deckese met luste groot die vader beetse alle doet die moeder mintse alsi sijn jonc 8705maer alsi comen up haren spronc wilse die moeder oec verteren sine moghen ontulien of hem verweren si wassen tote x. jaren ende si noten oec te waren 8710alsj x. maent ebben of bet ende werden bj naturen vet te somere draghensj ende winnen te wintre wilsis niet beghinnen si soghe na der soghe maniere 8715hare mont staet niet als andren lieden mar anden buc staet hem die mont scarpe vinnen risen hem talre stont alsem die moet sittet neder alsi gram sijn riset weder 8720nrande luud ebsj ghewent recht als die mensche die steent halen in allene met gaten ende horen sere nouwe vtermaten vp twater slapen ebsj vercoren 8725ende rusten dar als wijd oren C. ende xl. jaer es bescreuen dat gheprouet es dat sj leuen si horen gherne blasen ende sanc ende uolghen nar met scaren lanc 8730bj wilen .i. arpre was hiet arion alsict las ende was in .i. scip met lieden diene te dodene uerrieden doe beiaghedi ene ruste 8735so dat hem arpens luste alsi dat dede .i. wilekin cam dar menech groot delfijn ende men warpene in de zee en groot delfijn namene sonder wee 8740ende voerdene up tlant onghescaet dits .i. wonderlike daet delfijn en euet ghene galle die ionghe clene delfine alle 8745 steruet .i. delfijn dandre comen ende ebbent vp hare rig ghenomen ende draghent tote dat risen die vlaghen ent die storme te lande draghen 8750hars doden ne latensj niet vergheten sine latent ghenen visschen eten want elc euet andren lief dies scriuet plinius in sinen brief dat .i. coninc adde gheuaen 8755.j. delfin ende dedene binden saen jn ene auene met .i. line mettien quamen dar delfine die suchten sere ende mesbare alsofsi ghenade garden 8760so dat den coninc verdochte ende hiet dat met ontknochte experimentator die seghet die delfine tetene pleghet comti int water eist wijf est man 8765si scorne ende etene dan ende eist dat hire noit of en adt si rieken bj naturen dat ende vp hare draghen snauele dan te lande wart est wijf eist wijf of man 8770ende latene ghenen visch eten hoe sijd gherieken men caent gheweten hen sij of si den seden ebben van der naturen heimelichede jn des keisers augustus daghen 8775was .i. kint ore wi ghewaghen jnt lant van caeps dat .i. delfin ghewent adde ten anden sijn met broedekine dat hi hem gaf so dat delfin al leuede der af 8780dar na doe de knecht wart groot vercoendi hem ende ghinc al bloet vp dier ridende inde ze dit wonderde den lieden me die siden worden ghewone 8785dar na so uerstarf de gone ende delfin cam ten houre dicke als die om den knecht dochte micken ende alsetene niet conde ghescouwen so bleef dat dier doet van rouwen 8790macenatus ende fabiaen ende solijn doen ons verstaen tote ponien in afrike was i delfin des ghelike dat die liede adden vp gheouden 8795het liet hem tasten alsi wouden der percen istorie heuet in dat .i. delfin sinen sin bi babilonien als men vint hadde gheset an .i. kint 8800ende plagher dicken spelens ieghen eens ne wilts dat kint niet pleghen ende telfin uolgedem upt lant ende bleef doot also thant oec was dar .i. kint alsment weet 8805dat dat delfin dicken reet so dat af stac .i. storem groot ende dat kint bleef aldus doot dat delfin brochte tkint vpt lant ende bleef doot al daer thant 8810van delfine ene maniere es vp nilus die riuiere die ebben scarpe vinnen bouen dar si mede scoren ende cloeuen hare buke de cocodrillen 8815jnt water alsi swemmen willen hier gaen hute namen in .d. hort de namen uort in. E. |
14. Delfin, spreekt Jacobus en Solinus, dat het een wonder van meerzwijn is. Geen dier, dat waant men wel. is in de zee zo snel. 8700 (a) Tien maanden draagt ze haar dracht en was het niet dat de moeder waakt en bedekt ze met lust groot de vader beet ze allen dood. De moeder bemint ze als ze zijn jong 8705 maar als ze komen op hun leeftijd wil ze de moeder ook verteren ze mogen haar ontkomen of zich verdedigen. Ze groeien tot tien jaren en ze paren ook te waren 8710 als ze de tiende maand hebben of meer en worden door natuur vet. In de zomer dragen ze en winnen in de winter willen ze niet beginnen. Ze zogen naar de zeug manieren 8715 hun mond staat niet zoals andere dieren maar aan de buik staat bij hen de mond. Scherpe vinnen rijzen hem te alle stond als ze moe zetten ze die neer als ze kwaad zijn rijzen ze weer 8720 Een soort geluid hebben ze als wenen net als de mens die steunt. Ze halen in en uit met gaten en horen zeer goed uitermate. Op het water slapen hebben ze uitverkoren 8725 en rusten daar, zoals wij het horen. Honderdenveertig jaar, is beschreven dat bewezen is dat zij leven. (b) Ze horen graag blazen en zang en volgen dit na met groepen lang. 8730 vroeger toen er een harpist was die heet Arion, zoals ik het las, en was in een schip met lieden die hem te doden beraden toen bejaagde hij een rust 8735 zo dat hij harpen ging toen hij dat deed hij een tijdje kwam daar menige grote dolfijn en men wierp hem in de zee en grote dolfijn nam hem zonder wee 8740 en voer hem op het land ongeschonden, dit is een wonderlijke daad. Dolfijn heeft geen gal. De jonge, kleine dolfijnen alle die veel tezamen komen in groten scharen 8745 twee grote bij hen die ze beschermen. (d) Sterft een dolfijn, de andere komen en hebben die op hun rug genomen en dragen die totdat rijzen de baren en de storm het te land draagt 8750 hun doden willen ze niet vergeten ze laten het geen vissen eten want elk heeft de anderen lief. Dit schrijft Plinius in zijn brief dat een koning had gevangen 8755 een dolfijn, en deed het binden gelijk in een haven met een lijn meteen kwamen daar dolfijnen die zuchtten zeer en maakten misbaar alsof ze genade zochten 8760 zo de koning dat dacht en zei dat men het los knoopte en losliet. (e)Experimentator die zegt het die dolfijnen te eten pleegt komt die in het water, is het wijf, is het man, 8765 ze verscheuren en eten hem dan en is het dat hij er nooit van at ze ruiken bij natuur dat en hen dragen ze op hun snavel dan te lande waart, is het wijf of man 8770 en laten hen ook geen vis eten hoe zij het ruiken, men kan het niet weten tenzij of zij die zeden hebben van de natuur verborgenheden. (f) In keizers Augustus dagen 8775 was een kind, horen wij gewagen, in het land van Caeps daar een dolfijn gewend had met zijn handen met brood dat hij hem gaf zodat de dolfijn al leefde daar van 8780 daarna toen de knecht werd groot verschoonde hij zich en ging al bloot op het dier rijden in de zee dit verwonderde de lieden meer dit gebruik werd toen gewoon 8785 daarna zo stierf diegene en de dolfijn kwam op dat tijdstip veel als om de knecht dacht te komen en toen het dit kind niet kon aanschouwen zo bleef dat dier dood van rouw. 8790 Mereanus en Sabahaen en Solinus doen ons verstaan te Yponen in Afrika was er een dolfijn dergelijk dat de lieden hadden opgehouden 8795 het liet zich betasten als ze wilden. De Perzische historie heeft in dat een dolfijn zijn zin bij Babylon, als men vindt, had gezet op een kind 8800 en plag er veel te mee te spelen eens wilde dat kind niet spelen en de dolfijn volgde hem op het land en bleef dood alzo gelijk. Ook was daar een kind, als men weet 8805 dat de dolfijn dikwijls bereed en dat opstak een storm groot en dat kind bleef dus dood, de dolfijn bracht het kind op het land en bleef dood al daarna gelijk. 8810 (g) Van dolfijnen is een soort op de Nijl, die rivier, die hebben scherpe vinnen boven waar ze mee scheuren en kloven de buik van de krokodil 8815 in het water, als ze zwemmen willen. Hier gaan uit namen in d, hoort de namen voort in e. |
Delphinus delphis, (van Delphi) Latijnse delphinus van Griekse delphin: dolfijn. Over midden-Hoogduits komt Del-, Tel- of Talfin, dat de oude naam Meriswin, midden-Hoogduits Merswin, Nederlands meerswijn, Angelsaksisch mere-swine, Franse marsouin, Latijnse maris-sus en Italiaans porco marino, dat het dier vanwege zijn spek voert, vervangt. Dolfijn, Engelse dolphin, Franse daulphin en dauphin, Duitse Delphin.
(a) Het wijfje draagt tien maanden en werpt meestal in de zomer, doorgaans een en op zijn hoogst twee jongen die ze zorgvuldig zoogt en niet eerder van haar vertrekken laat, voor ze zonder haar kunnen. Ze bereiken een ouderdom van vijfentwintig tot dertig jaar.
(b) Arion van Lesbos bevond zich op de terugweg van Sicilië waar hij vele prijzen gewonnen had in een muziekwedstrijd. Zijn medepassagiers waren zeer jaloers en zetten een samenzwering op touw om hem overboord te zetten. Toen hij dat bemerkte nam hij zijn citer en speelde zo mooi dat de dolfijnen aan kwamen zwemmen om te luisteren. Toen sprong hij in zee en werd op de rug van de dolfijnen naar een veilige plaats gebracht. Kort daarna kwam ook het schip te ‘Oriënthe aan en de koning, die van het gebeurde op de hoogte was, liet hen bij zich brengen. Eerst verloochende ze alles totdat Arion zelf verscheen en ze alles bekenden waarop ze ter dood gebracht werden. De lier en de dolfijn werden onder de sterren geplaatst. Dat dolfijnen van muziek houden is al zo oud als Herodotus. Apollo, god van de muziek, zou de vorm van een dolfijn (delphis) aangenomen hebben toen hij het orakel te Delphi stichtte. De dolfijn zou het symbool zijn van aanhankelijkheid en liefde tot muziek waartoe Oppianus hem dan ook de zee laat verlaten, de herdersfluit laat volgen en hem in de schaduw met de herder laat uitrusten.
‘Bij het baren wordt ze omgeven door andere vrouwtjes die haar in die moeilijke tijd beschermen en later beschermen die vrouwtjes ook vaak het jong’.
(d ) De meeste sterven doordat ze in blinde achtervolging met hun buik de grond raken. ‘In hun doodsstrijd steunen en klagen ze en vergieten daarbij vele tranen. Als een dolfijn sterft komen de andere dolfijnen rondom hem tezamen en dragen hem naar de diepte en begraven hem, zodat andere vissen hem niet zouden opeten’
(e) ‘’Dolfijnen weten door de geur of een dode man ooit een dolfijn gegeten heeft en als de dode ervan gegeten heeft eten ze hem direct op. Heeft hij dit niet gedaan dan verdedigen ze hem tegen beten en eten van andere vissen en brengen hem naar de kust door hem met hun neus te duwen zoals varkens doen’
(f) Plinius schrijft over de dolfijn van Hippo, een Noord Afrikaanse havenstad. Daar was een dolfijn vaak aanwezig waar de jongens in het water aan het spelen waren. Een van de jongens kroop op zijn rug en zwom met hem rond. Door hem geregeld brood te voeren had hij zijn genegenheid verworven. De hele stad dromde tezamen om dit te zien, hij liet zich door allen aaien, maar alleen de eerste jongen die op zijn rug gezeten had mocht dit weer doen. Jarenlang bracht dit dier hem elke dag over het meer van Lucrinus naar de school in Puteoli en op dezelfde manier weer terug. Toen de jongen stierf verscheen de dolfijn nog steeds elke dag op dezelfde plaats en treurde zich weldra dood over het verlies van zijn vriend.
(g) Volgens Plinius zou de dolfijn tevens een teken van strijdvaardigheid zijn omdat hij de bek van een haai en een rugvin met gevaarlijke stekels zou hebben. Zo toegerust zou hij met succes de krokodil kunnen bestrijden. De wapenspreuk van het geslacht Tavora houdt verband met deze wapenfiguur: 'nuascunque findit’, hij doorsnijdt ze alle’.
Equus maris dans min no me jn dietsch dant part vander ze 8820dit wonder es starc ende groot ende bitet meneghen visch doot aristotiles doet ghewach dat buten watre niet ne mach teerst dattet comet vpt lant 8825bliuet doot te hant een deel iliket den parde voren mar achter wart als wijt horen esset naden uisch ghestart ende gheene uoete hachterwart 8830vissche uerteren dats sijn recht vreeselic esset int gheuecht jeghen den man striti gherne niet want hettene alre meest ontsiet |
15. Equus marinus, dat is min of meer in Diets het paard van de zee. 8820 Dit wonder is sterk en groot en bijt menig vis dood. Aristoteles doet gewag dat het buiten het water niet mag ten eerste dat het komt op het land 8825 blijft het dood gelijk. Een deel lijkt op het paard van voren maar van achteren, zoals wij het horen is het naar de vis gestaart en geen voeten achterwaarts. 8830 Vissen verteren, dat is zijn recht vreselijk is het in het gevecht tegen de man strijdt het niet graag omdat het die het allermeest ontziet. |
Odobenus:
tand en lopen, dus hij die met zijn tanden loopt. Odobenus rosmarus,
(paard van de zee) Engelse sea horse. De monsterachtigste van alle robben. Walrus, Duitse Walros, hoog-Duits Walross en Walreuss, Engelse walrus, in Noors hvalross en Zweeds valross. De naam walrus is ontstaan door omzetting van Scandinavisch (h)ross-hval : paardwalvis, vergelijk het oud-Engels horschwael van ca 893, nog eerder Duits Rosswal en oud-Frans rohal. Het is een volksetymologisch verbastering van ros(t)m-hvla dat op zijn beurt als anagram vervormd werd uit Laps morsha, een klanknabootsing, naar het gegrom van het dier. Duitse Morse, Engelse morse, oud-Frans mors, van oud Laps morsha komt.
Equinolus scriuet michael 8835es .i. wonder starc ende fel ghebeent gehouet geclauwet mede so vreselic ets wonderlichede hen ghert niet voer des menschen bloet comet hem .i. scip int ghemoet 8840het scoret met sinen voeten so dat si alle verdrinken moeten ofte het werptse omme te sinen spele van desen wondre vintmen vele menne caent geuaen no gheletten 8845sonder met iserinen netten met starken ketenen geweuen te damas makemense es bescreuen menne caent el niet alst es geuaen dan met hameren verslaen 8850ene alue elne seggemen wel datmen dicke vindet sijn vel |
16. Equonilus, schrijft Michael, 8835 is een wonder sterk en fel met benen, hoofden en klauwen mede zo vreselijk dat het is wonderbaarlijk. Het voedt zich niet met mensenbloed komt hem een schip tegemoet 8840 het scheurt het met zijn voeten zodat ze allen verdrinken moeten of het werpt het om in zijn spel. Van dit wonder vindt men veel men kan het niet vangen of beletten 8845 alleen met ijzeren netten die met sterke kettingen zijn geweven te Damascus maakt men die, is beschreven, men kan dat elders niet als het gevangen is dan met hamers verslaan 8850 en halve el, zegt men wel dat men vaak vindt zijn vel. |
Acanthias vulgaris (gewoon) doornhaai die ook wel gewone haai of speerhaai genoemd wordt. De haringvissers zien ze niet graag omdat ze met hun stekels de netten verscheuren.
Deze wapens gebruikt de doornhaai ook tegen zijn vijanden. Hij verwondt ze ermee door zijn lichaam te krommen, als het ware als een boog gespannen en het vervolgens te strekken. Die beweging kan hij zowel naar de ene als de andere kant maken en zo nauwkeurig regelen dat hij de hand treft die zijn kop aanraakt, zonder zijn eigen huid te beschadigen. De huid wordt als schuurpapier gebruikt. Zijn huid dient om houtwerk, scheden voor messen en degens te polijsten en het bekleden van kokers, horlogekasten en dergelijke zaken meer. Komt in noordelijke gebieden voor.
Of Coryphaena hippuris, goudmakreel, Duitse Goldmakrele of Dorade. De ouden gaven hen de naam van Delphinus of dolfijn, beter past op haar de naam Dorade die ze met de goudbrasem deelt. Haalt een lengte van een meter bij 15-20kg gewicht. Hun roofzucht is groot, in vraatzucht doet hij niet voor de haai onder. Tegen de herfst komen ze naar de kust om kuit te schieten. In de M. Zee zoeken ze rotsachtige oevers uit en vermijden vlakke. Daarom maakt men gebruik van netten. Maar die heeft weer een zachte huid.
Equus fluuius es ene maniere van water parden huter riuiere het seghet aristotiles 8855dat in endi een wonder es euen wel es hem bewant beede int water ende vpt lant spletuoetech eist ende als .i. part so eist min no meer gehart 8860het nihet lude ende openbare ghelijc offet .i. part ware ghestart esset alse .i. swijn ende also groot alse esele sijn |
17. Equus fluminus is een soort van waterpaarden uit de rivier, zegt Aristoteles, 8855 dat in Indië een wonder is. Evenwel is het gesteld beide, in het water en op het land spleethoevig is het, als een paard en is het min of meer behaard. 8860 Het hinnikt luid en openbaar gelijk of het een paard was gestaart is het als een zwijn en alzo groot als ezels zijn. |
Hippopotamus: rivierpaard. H. amphibius (van ‘t water en ‘t land): Nijlpaard, Duitse Nilpferd of Flusspferd, Engelse hippotamus en Franse hippopotame. Zijn stem houdt het midden tussen het gebrul van de buffels en het briesen van een paard, vandaar rivierpaard, of zijn kop, die alleen boven water uit steekt, lijkt op een paard. (equis: paard, fluminus: rivier)
Nijlpaard of rivierpaard, lijkt helemaal niet op een paard, meer op een zeer reusachtig en vet varken, zijn nauwste verwant.
Exposita dats .i. wonder 8865sonderlanghe seere besonder hier af vintmen somege partie jn dat mere van surie jeghen iafat de vaste port plinius scrijft dese word 8870dat scurrus die vele wonders besochte dit wonder wilen te rome brochte ende was .v. ellen dicke yspect sine tande waren alsi sprect langher ende mere mede 8875dan draghet ghelouelichede dit saghen te wondre an die rike urecke romsce man |
18. Exposica, dat is een wonder, 8865 apart en zeer bijzonder. Hiervan vindt men sommige soorten in het meer van Syrië, tegen Japhat, de vaste poort. Plinius schrijft dit woord 8870 dat Scurus, die vele wonderen zocht, dit wonder wel te Rome bracht en was 3.50m dik gespekt. Zijn tanden waren, als hij spreekt, langer en meer mede 8875 dan het draagt geloofwaardigheid dit zagen te verwonderen aan die rijke, vrekkige Romeinse man. |
Zeekoe, naar spek en afkomst?, zie 48. Exposica wel van tentoon stellen, exposeren.
Oleus alsic besach es dat men zeecalf eten mach 8880ru es sijn start sijn uel es ard ende ghespekelt wit ende suart men segt wonder van desen diere sijn vel yuleghen es sine maniere als die storm de ze vernuet 8885dat sijn vel upward ruet ende weltijd so die ze es slecht leghet sijn aer neder echt hare dracht werpet no min no mee als vp tlant doet ander vee 8890ende ofte tue darto ende soghese als die coe sij moeten sijn van xij daghen eer sise in de zee draghen sij sijn te doet slane quaet 8895en sj dat mense up thouet slaet sij brieschen als i calf dats waer hare slaep es uast ende suaer hier om ebben die rechter vinnen macht doen te slapene als wijd kinnen 8900men legse onder sijn ouet dan die niet wel slapen can .f. die uolghet na die .e dar of nes war namen twe |
19. Eleus, zoals ik het beschreven zag, is dat men zeekalf heten mag. 8880 Ruw is zijn staart, zijn vel is hard en gespikkeld wit en zwart. Men zegt wonder van dit dier zijn vel gelegen, het is zijn manier als de storm de zee vernieuwt 8885 dat bij hem zijn vel opwaarts ruw wordt, en in de tijd als de zee is recht dan legt het zijn haar neer echt. Hun dracht werpen ze min of meer als op het land zoals doet ander vee 8890 en vaak twee daartoe en zogen ze als een koe. Ze moeten zijn van twaalf dagen eer ze hen in de zee dragen. Ze zijn te dood slaan kwaad 8895 tenzij dat men ze op het hoofd slaat. Ze briesen als een kalf, dat is waar, hun slaap is vast en zwaar. Hierom hebben de rechter vinnen macht om te laten slapen, zoals wij het kennen, 8900 men legt ze onder zijn hoofd dan, die niet goed slapen kan. F die volgt na de e, daarvan zijn er namen twee. |
Phoca vitulina (kalf), zie 11, zeehond, vergelijk de Franse naam.
Foca dats die stier van der zee 8905experimentator segt mee dat starc es ende bliuet garne jn ieghenoden dart plie te varne .j. stout dier eist ende onsachte ende al dat mach up sijn gheslachte 8910want aristotiles die seghet dat ewelike vechtens pleghet vp sine soe vp sijn ghenoet tote dien dattet bliuet doet ene andre neemti dar ter stede 8915ende doet hare dat selue mede dit doet hi van dat hi beghint tote dattene die soe uerwint dit dier hem int water ghenerd ende proiet al dat het verterd |
20, Foca, (phoca) dat is de stier van de zee. 8905 Experimentator zegt meer dat het sterk is en verblijft graag in die gebieden waar het pleegt te gaan. Een dapper dier is het, en hard en al dat mag op zijn geslacht. 8910 Want Aristoteles die zegt het dat het eeuwig te vechten pleegt op zij en op zijn echtgenoot totdat die blijft dood. Een ander neemt hij daar ter plaatse 8915 en doet haar datzelfde mede die doodt hij vanaf dat hij begint totdat er een zij hem zo overwint. Dit dier zich in het water voedt En prooit alles wat het verteert. |
Mogelijk de walrus, naar zijn loeien. Of Cottus bubalis, vierstekelige zeedonderpad die zeer vraatzuchtig is, ook afval van schepen eet.
8920Fastaleon es i dier jnt water en es vreselic no fier want het bi garse leuens pleghet also als die meester seghet en proiet altoes nemmermere 8925nochtan est groet ende starc sere het leuet vp tlant ende up die zee ende es goedertiere emmermee f gaet vte nu hord mee van wondre die sijn in de .g. |
21. 8920 Fastaleon is een dier in het water en is niet vreselijk of fier omdat het van gerst te leven pleegt, alzo als de meester zegt, en prooit altijd nimmermeer. 8925 Nochtans is het groot en sterk zeer het leeft op het land en in de zee en is goedertieren immermeer. F gaat uit, nu hoort meer, van wonderen die er zijn in g. |
Een schildpad ?
8930Galasca segt aristotiles dat .i. see wonder es van sonderlangher wonderlicheden want het es van sulker seden alst sine dracht euet beseuen 8935binnen in sinen buke leuen trectese vt ende en nonbijd altoes niet der wlre tijd ende dits wonderlijc dinc van diere dat het euet dese maniere 8940sietetse starc het laetse buten ende sijnsj cranc et canse sluten jn sinen buc na sijn gheuouch ontier ende si sijn starc ynouch van desen diere men oec seghet 8945dat sine dracht te minne pleghet |
22. 8930 Galasta, zegt Aristoteles, dat een zeewonder is van aparte wonderlijkheden want het is van zulke zeden als het zijn dracht heeft bemerkt 8935 die binnen in zijn buik leven trekt het ze die uit en wacht ze altijd niet de volle tijd. En dit is wonderlijke zaak van dieren dat het heeft deze manier. 8940 Ziet ze hen sterk, het laat ze buiten en zijn ze zwak, het kan ze sluiten in zijn buik naar zijn gevoeg tot ze zijn sterk genoeg. Van deze dieren men ook zegt 8945dat ze hun dracht tot minnen pleegt. |
Vivipara: levendbarend, als Zoarces viviparus, magaal, kwabaal of puitaal.
Heeft een 30-40cm wat zijdelings samengedrukt lichaam de huid is glad en slijmerig. Er schijnt bij deze soort geen bepaalde tijd van voortteling te zijn omdat men in alle jaargetijden wijfjes met jongen heeft aangetroffen. De eieren worden in het moederlijf bevrucht en ontwikkelen zich daar volkomen. Men vindt al jongen in wijfjes van 15cm lengte, hun getal bedraagt 100-200, soms 250 en zijn bij de geboorte 3cm lang maar het dubbele als de moeder veel groter is.
Gananes es .i. water dier aristotiles seghet hier dat ment in varschen watre vint die soe ghenaket niet entuint 8950haren jonghen mar die vader draghet die sorghe algader soe vard spelen ende hie wacht tote dat sj ebben hare cracht ende eer ne begheuet hijs niet 8955recht eist dats elc vader pliet den kindren hare bedurste te winne ontier ende sj hem bekinnen |
23. Grananes is een waterdier, Aristoteles zegt het hier, dat men in verse wateren vindt. Die zij genaakt niet een beetje 8950 haar jongen, maar de vader draagt de zorg al tezamen ze gaan spelen, en hij ze beschermt totdat ze hebben hun kracht en eerder laat hij ze niet gaan. 8955 Recht is het dat elke vader pleegt dat de kinderen zichzelf kunnen bedruipen totdat ze hem dat bekennen. |
Dat doen een paar vissen. Gasterosteus aculeatus, (scherp gestekeld) stekelbaars, Duitse Stichling, Stechbuttel of Stachelbarsch, is niet eetbaar. Grananus betekent mogelijk ook graten.
Bij het naderen van de paartijd wordt het mannetje kleuriger en krijgt een rood buikje. Hij neemt een territorium in bezit waar zijn soortgenoten weggejaagd worden. Het mannetje maakt van wortels en andere plantendelen een eivormig nest met een openingen aan beide uiteinden, waarvan de delen door een slijmerige stof die zich aan de oppervlakte van zijn lichaam uitscheid samengevoegd worden. Nu lokt hij een wijfje en drijft dit in het nestje waar het kuit schiet om daarna het nest aan de andere kant weer te verlaten. Hij herhaalt dit tot het aantal eitjes groot genoeg is en nu worden die door hem met de grootste zorg bewaakt en vooral tegen soortgenoten met ontembare moed beschermd. Ook wanneer de jongen zijn uitgekomen blijven zij in en buiten het nest nog lang onder de hoede van het mannetje tot ze in staat zijn geheel zelfstandig te leven. Hij voert de wegzwemmende in zijn muil terug. Of baars?
Cottus gobio, rivierdonderpad. Linnaeus vermeldt al dat het mannetje een nest bouwt en liever zijn leven laat dan dat zijn eieren in gevaar komen. Hij bijt in het takje of stokje waarmee je hem wil verjagen en blijft tot in zijn dood aan zijn plicht getrouw.
Gladius maris dats ze sward j. wonder dat meneghen veruard 8960als ysidorus seghet ende plinius diet te segghene pleghet .j. visch est ende hem es die bec voren nar tsuert yscepen als wijd oren so scarp dat die scepe dorbord 8965ende also die liede versmort hier gaet vte van der g. van .i. uolghet ene ende nemmee |
24. Gladius maris dat is het zeezwaard. Een wonder waar menigeen bang van is 8960 als Isidorus zegt en Plinius te zeggen pleegt. Een vis is het, en zijn bek is van voren naar het zwaard geschapen, als wij het horen en zo scherp dat ze de schepen doorboren 8965 en alzo de lieden versmoort. Hier gaan uit van de g, van i volgt een en nimmermeer. |
Xiphias gladius, (zwaard) is de echte zwaardvis. Wordt in vrijwel alle talen met deze naam aangeduid. Gladius maris, Latijn is Ժwaard van de zee’
De zwaardvis kan zes tot zeven meter lang worden met vierhonderd tot vier honderd vijftig kg, soms tot meer dan zes honderd kg, gewicht. Meestal echter twee en een halve meter tot drie meter met een gewicht van honderd vijftig tot tweehonderd kg. Hij dankt zijn naam aan de zwaardvormige verlenging van de bovenkaak die hem als wapen dient Hij wordt soms door zo hevige woede overvallen dat hij voor kleine bootjes gevaarlijk kan zijn. Er zijn meerdere gevallen bekend dat hij met zijn zwaard dertig cm diep door scheepsbekleding en de planken heen boorde, hard eikenhout van die dikte en zelfs door een koperen plaat. Het zwaard werd daarbij afgebroken en stopte het lek, de vis verloor waarschijnlijk zelf het leven.
Ipostamus oric visiren erande wonder van riuieren 8970jn egipten in endj segmen datter uele sj vp tlant werpensi hare dracht mar euen grot es hare macht bede up twater ende up tlant 8975also groot sijnsi als dolifant ende hem gaet die snauel vpward crum ywonden es hem die start spletuoetech ende die tande mede raghende na des euers sede 8980gherigghet esset na dat pard ende mede also gheard nachts doet int coren scade ende also sulc est van rade dattet achterwart caen gaen 8985dat men te wers sal verstaen welcsijns dat mach wesen alst es te uet caent hem ynesen het gaet dar riet es ysneden ofte dorene ende dar ter stede 8990wentelet so dicke achter een dat gheraket .i. adre ant been dar hem bloet bj onsinket neder ende aldus werdet magher weder nerenst sere eist in desen 8995hoe dat de wonde mach ynesen men caent vp den rig sonder waen no dor steken no dor slaen mar alst es nat so moetment wachten dat ment dan dorsteket met scachten 9000plinius seit dat ic hier scriue dat dit ende cocodrillen viue scurrus bj wilen te rome brochten om dat ment dar bescouwen mochte nv suldi oren vort hier na 9005wondre die men vint in .k |
25. Hippopotamus, hoor ik vertellen, een soort wonder van rivieren 8970 in Egypte en in Indië zegt men dat er veel zijn. Op het land werpen ze hun dracht maar even groot is haar macht beide, op het water en op het land. 8975 Alzo groot zijn ze als de olifant (a) en bij hem gaat de slurf opwaarts krom gewonden is bij hem de staart spleethoevig en de tanden mede tekende naar de evers zede. 8980 (b) Een rug heeft het naar het paard en mede alzo gehaard. ‘s Nachts doet het in de koren schade en alzo zulk is te rade dat het achterwaarts kan gaan 8985 dat men het te slechter zal verslaan welke tijd dat mag wezen. Als het te vet is het kan zich genezen het gaat daar riet is gesneden of dorens en daar ter plaatse 8990 wentelt het zich zo veel achtereen dat het raakt een ader in het been waar hem bloed van zinkt neer en aldus wordt het mager weer Bedrijvig zeer is het in deze 8995 hoe die wond mag genezen. (a) Men kan het op de rug, zonder waan niet doorsteken of doorslaan maar als het is nat dan moet men wachten dat men het dan doorsteekt met schachten. 9000 Plinius zegt wat ik hier schrijf dat dit en krokodillen vijf. Scurrus wijlen naar Rome bracht omdat men het daar aanschouwen mocht. Nu zal je horen voort hierna 9005 wonderen die men vindt in k. |
(a) De Indische is wel de Rhinoceros die een opgaande hoorn heeft.
(b) Nijlpaard, zie 17. De totale lengte bedraagt van een volwassen mannetje, met inbegrip van de vijfenveertig cm lange staart, vier meter twintig tot vier meter vijftig bij een schouderhoogte van een meter zeventig. Het gewicht van zo’n dier zal tussen de tweeduizend en vijf en twintig honderd kg liggen en zal, bij vele oude mannetjes, boven de drie duizend kg uitkomen. Alleen de kop van zo’n reus weegt al tweehonderd kg.
Als deze beesten aan land komen en aan het wandelen gaan om eten te zoeken richten ze grote verwoestingen aan. In een enkele nacht worden vele akkers verwoest. Hun vraatzucht is groot, alle groenten eten ze, watermeloenen worden in een hap naar binnen geslokt. De rest wordt tot gruis gestampt onder hun logge poten. Dan bedreigt het soms ook mens en dier. Het is de duivel in dierengedaante.
Koli sprect aristotiles dat .i. wonder in die zee es ende up tlant est menech warf ende dar slaeptet als hem bedarf 9010oec werpensi hare ionghe dar .j. of .ii. of .iii. dats waer ten xii daghe ende nemmee volghensj der moeder in de zee ende dats dicke in den dach 9015om dat men se aldus wennen mach si soghen als die coe pleghet menne canse ghedoden als men seghet niet lichte menne slase doet met ameren swaer ende groot 9020recht ghebarsj als die stier vir uoete ebben dese dier |
26. Koli, spreekt Aristoteles, dat is een wonder in de zee is en op het land is het menig maal en daar slaapt het als het hem behoeft, 9010 ook werpen ze hun jongen daar een, twee of drie, dat is waar, na twaalf dagen en nimmer volgen ze de moeder in de zee en dat is vaak op de dag 9015 omdat ze aldus wennen mogen. Ze zogen zoals de koe pleegt men kan ze doden, zoals men zegt, niet gemakkelijk, men slaat ze dood met hamers zwaar en groot 9020 en ze gebaren als de stier vier voeten hebben deze dieren. |
Zie zeehond.
Kilion segt aristotiles dat .i. vremde zeewonder es want nature dinct in desen 9025.j. groot deel in dole wesen ende dat ne doet hare niet wesen echt want nature gheuet elken sine recht mar doch est gheleuert mede jeghen alle creaturen sede 9030ter luchter side es hem gheleghen de leuere an dander side der ieghen die milte ende dit weetmen wel dat es uerkert naturen spel |
27. Kilion, zegt Aristoteles, dat een vreemd zeewonder is. Want natuur denkt in deze 9025 voor een groot deel verdwaald te wezen en dat doet haar niet wezen echt want natuur geeft elk zijn recht maar toch is het geleverd mede tegen alle creaturen zede 9030 ter linkerzijde is hem gelegen de lever en aan de andere zijde daar tegen de milt en dit weet men wel, dat is verkeerd natuur spel. |
?
Karabo als aristotiles seghet 9035es .i. wonder dat men sien pleghet dicke in die grote zee elc doet andren met vechtene wee ende gadren ere an beden siden als die onderlanghe striden 9040[dit siet men te meneghen tiden viere saken doen creaturen striden] derste es fiereit die hare vereft jn al dat leuet ende beseft dander es der lijfneren ghewijn 9045dar wat dat leuen staet sijn sin terde dar of comt die scade dat es elc om sijn ghegade de vierde om hare vrucht berechten dus siet men hennen om kiekine uechten 9050karabo neemt an modre sinen ard ende euet .i. breeden start |
28. Karabo, zoals Aristoteles zegt, 9035 is een wonder dat men te zien pleegt veel in de grote zee. Elk doet anderen met vechten wee en verzamelen eer aan beide zijden als ze onderling strijden. 9040 Dit ziet men op vele tijden vier zaken doen creaturen strijden. De eerste is fierheid die hen verheft in al dat leeft en beseft. De ander is de voeding te winnen 9045 naar hoe het leeft staat zijn zin Het derde daarvan komt de schade dat is elk om zijn gade. De vierde om hun vrucht berechten dus ziet men hennen om kuikens vechten. 9050 Karabo neemt van de moeder zijn aard en heeft een brede staart. |
? Gadus virens (Gadus morrhua) De kleurverscheidenheid heeft de vis vele namen bezorgd.
Koolvis is een soort kabeljauw met donkere rug en zwarte mondholte, daarom heet het ook in Engels coalfish, in hoog-Duits Kohlfisch dat van Latijn carbonarius stamt. Kabeljauw was in midden-Nederlands cabellau en cablau in de twaalfde eeuw, in Duits Kabeljau. De Basken, die ze vroeg aan de kusten van New Foundland vingen, noemden ze naar een Romaans woord. In Spaans is het bacallao en in Portugees bacalhao wat tot Latijns baculum: stok werd, zie onze stokvis, in Frans cabillaud en Engels cabiliau.
De zogenaamde wangen die gevormd zijn door de sluitspier en de uitwendige laag van de kauwspier, worden afzonderlijk ingezouten en onder de naam ‘kibbelen’ of kibbeling in de handel gebracht.
Een zeer vraatzuchtige roofvis. Hij eet alles wat hem voor de bek komt of hapt er althans naar, zelfs naar volkomen oneetbare voorwerpen die door glinsteren of op andere wijze zijn aandacht trekken.
Kuligo spreect adelijn mach wel .i. zee wonder sijn jn desen dinct wel ter cure 9055dat soe can spelen die nature want soe hem te deelne pleghet dat soe allen visschen onseghet die euet scelpen ende vinnen ende dorgaet zee gront binnen 9060ende alsem vernoit de pine jnt zeewater te sine so comet bouen ende heuet vlogle ende vliegt onder andre vogle mar waitet moede so moet weder 9065vallen in dat water neder k nemt orlof .m. comt an ort wat icker of segghen can |
29. Kuligo spreekt Adelinus, mag wel een zeewonder zijn in deze denkt wel ter keur 9055 dat ze kan spelen de natuur wat ze zo te verdelen heeft dat ze alle vissen ontzegt. Deze heeft schellen en vinnen en gaat door de zeegrond binnen 9060 en als hem vermoeit de pijn in het zeewater te zijn dan komt het boven en heeft vleugels en vliegt onder andere vogels maar wordt het moe, dan moet het weer 9065 vallen in dat water neer. K neemt verlof, m komt eraan, hoort wat ik er van zeggen kan. |
Dactylopterus volitans, gewone vliegende zeehaan, heeft vleugelachtige vinnen. Een vis van 50cm lang heeft een afstand tussen de vinspitsen van 60cm. Kan wel 4-5m hoog komen en een 100-200m door de lucht schieten. Dat gebeurt ook aan de kust waar ze de aandacht trekken van de meeuwen die erop af komen en jacht gaan maken. Voedt zich met kleine weekdieren en schaaldieren en gaat zo de zeegrond binnen. Komt voor in de M. Zee en Atlantische oceaan.
Exocoetus volitans komt in de M. Zee voor. Zwaluwvis of vliegende haring omdat ze buiten de vinnen met haringen overeenkomen. Ze springen in de regel een paar meter hoog boven het water en valt weer gauw neer, de volgende vis komt weer zodat het lijkt alsof het nog steeds dezelfde is. Het is de soort die het meeste de boten volgt en de bekendste van de vliegende vissen.
Of beter Trigla hirundo. (zwaluw)
Monocheros na onsen orne es .i. visch met .i. horne 9070also alsons liber rerum seghet die de scepe te scorne pleghet metten orne scarp ende lanc dies so ebbe onse here danc dit wonder es te scuwene goet 9075dar ment siet in die zee vloet die horen staet hem uoren int houet dar hi die scepe mede clouet |
30. Monocheros, zoals wij het horen, is een vis met een horen, 9070 alzo als ons Liber Rerum zegt, dat ze de schepen te verscheuren pleegt met die horen scherp en lang dus zo heeft onze Heer dank. Dit wonder is te beschouwen goed 9075 waar men het ziet in de zeevloed. Die horen staat hem voor in het hoofd waar hij de schepen mee klooft. |
De eenhoorn in heraldiek groeit uit zijn voorhoofd en is recht en spiraalsgewijze gedraaid. De eerste Griekse schrijvers maken geen melding van die draaiing, de eerste die dit meldt is Aelianus. De gedraaide eenhoorn zou van de narwal komen die uit subarctische regionen gebracht werd of beschreven door reizigers. Dit dier wordt vrijwel nooit onder de 62 graden gevonden en zelden op de Britse kusten. Wel spoelden ze aan op de kusten van N. Europa. Vermoedelijk was deze gedraaide hoorn toch niet eerder bekend dan bij het begin van de Christelijke era. Mogelijk zijn ze gevonden tijdens Caesars invasie op Brittannië. A. Magnus, 1260, beschrijft een vis die een hoorn op zijn hoofd heeft als een eenhoorn. Die is daardoor eenhoornvis genoemd, en zo kreeg de narwal de wetenschappelijke naam Monodon monoceros. De naam komt van nahrval, narwal, naer betekent in IJslandse taal een dood lichaam, die het gewoonlijk eet.
In de middeleeuwen waren de eenhoorns nog zeldzaam. Ze werden wel eens gevonden op Groenland. Toen dat gebied meer open kwam te liggen werd de aanvoer groter. Deense kooplieden versierden honderden van die eenhorens als zijnde een uitstekend handelsartikel. In het begin van de 18de eeuw kwamen ze met een grote hoeveelheid naar Moskou om die aan de Tsaren te verhandelen. De lijfwacht van de keizer wist hem te echter te overtuigen dat het geen eenhoorn, maar vistanden waren. Hoe meer men tot de overtuiging kwam dat de tanden niet van de eenhoorn stamden, hoe meer ze hun wonderbaarlijke krachten verloren. Nog waren ze op het eind van 1800 in de apotheken te verkrijgen.
Monachos maris es in die zee j. monc dits wonder me 9080jn die barschsce zee vindmen dese ort wat wondre icker of lese bouen es hi sonder waen vele na den mensce ydaen .j. brede crune des ghelouet 9085.j. rinc van hare vp sijn houet also als die monc pliet dupperste leppe men hem roeren siet tande ende nese es hem al een beneden eueti ghene been 9090dar es hi als .i. visch ghemaect als dien diere .i. man ynaect het dan springhet ende speelt ontier ende et dien raet gheteelt dat hetten mach int water slepen 9095ende alsettene also euet ygrepen etet den man om dat minnet menschen vleesch vor al dat kinnet .m. gaet vte ende nu vort suldi in .n. oren die wort |
31. Monachus marinus, is in de zee een monnik, dit is een wonder meer. 9080 In de Britse zee vindt men deze hoort wat wonder ik er van lees. Boven is hij, zonder waan, veel naar de mensen gedaan een brede kruin, dus geloof het 9085 een ring van haar op zijn hoofd alzo als de monnik heeft, de opperste lip men hem roeren ziet tanden en neus is bij hem al een, beneden heeft hij geen been, 9090 daar is hij als een vis gemaakt. Als dit dier een man genaakt het dan springt en speelt totdat die raakt uitgeteld dat het hem mag in het water slepen 9095 en als het alzo heeft gegrepen eet het de man, om dat het bemint mensenvlees voor alles dat het kent. M gaat uit, en nu voort, zal je in n horen het woord. |
Monachus monachus, monniksrob, heet ook zeemonnik en kreeg zijn naam doordat de vetplooien in zijn nek aan een monnikskap doen denken en de tekening van zijn huid - van boven bruin, aan de onderzijde geelwit - aan een pij. (Stenorhynchus albiventer) ‘Zeemonniken komen voor in de zee rond Engeland. Ze hebben het bovenlijf van een mens en dragen op hun hoofd een tonsuur, zoals monniken. Ze missen een bovenlip en hun tanden en neus zijn met elkaar vergroeid. In plaats van benen hebben ze een vissenstaart. Als er een mens in zijn buurt komt, maakt de zeemonnik allerlei dolle sprongen, totdat hij zijn slachtoffer zo dicht genaderd is dat hij hem het water in kan sleuren. Daarna verslindt hij hem, omdat er niets is wat deze dieren liever eten dan mensenvlees’.
Rondelet, ‘Histoire entiere des Poissons,’ in 1554, die daarin alle bekende zeedieren beschreef. ‘In onze tijd heeft men in Noorwegen, na een grote storm, een zeemonster gevangen dat van iedereen die het zag onmiddellijk de naam monnik kreeg. Het had het gezicht van een mens, hetzij lomp en onvriendelijk, met een kaal en glad hoofd. Op de schouders als een monnikskap twee lange vinnen in plaats van armen, het lichaamseind eindigt in een grote staart. Het portret waarnaar ik het huidige heb laten maken werd mij gegeven door de zeer doorluchtige dame Margaretha de Valois, koningin van Navarre. Die had hem weer gekregen van iemand die eenzelfde soort tekening geschonken had aan keizer Karel V. De edelman zei dat hij het monster had gezien zoals zijn portret het afbeeldde en het in Noorwegen door de golven en storm op het strand was geworpen bij een plaats die Dieze genoemd werd vlak bij een stad die Denelopoch heet’.
Met een beetje fantasie kan je daar ook een legendarisch monster in herkennen. De vis in de kledij van een monnik wordt staande afgebeeld. Het heeft het gezicht en de tonsuur, (geschoren achterhoofd) van de monnik, brede schouders en twee armen die eindigen in gespleten vinnen en een brede taille die zwaait als de schort van een priesterkleed. Voeten zie je niet en het gehele figuur, buiten het gezicht en bovenkant, is gekleed in schubben De gemijterde bisschop werd Monachus marinus genoemd. (zeemonnik). De meeste denken achter aan een walrus.
9100Nereides sijn wel bekint ouer wonder die men in die ze vint die die eidine bekinnen uer hare zee godinnen plinius seit al ouer waer 9105dat si sijn al ru ghehar ende int anschijn sonder waen een deel na den mensce ydaen weltijt datter .j. steruen sal so ormenre droeue ghescal 9110van alden andren clene ende groet want si bewenen hare doot die swar es ende niet ne mach ontgaen die leuen onder den dach |
32. 9100 Nereïden zijn goed bekend voor wonderen die men in de zee vindt die de heidenen erkennen voor hun zeegodinnen. Plinius zegt al voor waar 9105 dat ze zijn al ruw gehaard en in het aanschijn, zonder waan een deel naar de mens gedaan. welke tijd dat er een sterven zal dan hoort men droevig geschal 9110 van al de anderen, klein en groot want ze bewenen zijn dood die zwaar is en niemand mag dit ontgaan die leven onder het dak. |
Nymphae zijn de dochters van Zeus en godheden van mindere rang, personificaties van het leven in de natuur in al zijn verscheidenheden. Iedere berg, iedere rivier en iedere boomsoort heeft zijn bijzondere nimfen. In latere tijden stelde men zich zelfs voor dat iedere boom een eigen nymf had die met hem ontstond en stierf. Overigens zijn ze onsterfelijk, vriendelijk en gastvrij voor de mensen die hun gebied betreden en sluiten zich graag aan bij de hogere godheden die bij voorkeur in de vrije natuur leven. Men onderscheidt ze in zeenimfen, Oceanides of Nereïden, rivier- en bronnimfen Naiades, bergnimfen, Oreades, dalnimfen, Napaceae, bosnimfen, Alseides en boomnimfen, Dryades. Men offert ze geiten, lammeren, melk en olie. Ze worden afgebeeld als mooie vrouwen, licht of niet gekleed, gewoonlijk met een of ander attribuut die haar betekenis duidelijk maakt.
Nauthilus als plinius seghet 9115es .i. wonder dat in de ze leghet .ij. langhe armen heuet voren tusschen dien ij. als wijd oren es i uel dinne ende breet so effet hi oghe up yreet 9120sine arme voren metten velle so seilti enen als die snelle metten uoeten roertet onder metten starte stiertet dats wonder comt hem vaer in sinen sin 9125so sueptet vele waters in so dattet te gronde sinct metten watre dattet drinct n. gaet vte ende hier comt .o. darre ij. of sijn also |
33. Nancillus, zoals Plinius zegt, 9115 is een wonder dat in de zee ligt. Twee lange armen heeft het van voren en tussen die twee, zoals wij het horen is een vel, dun en breed zo heft het zich hoog op gereed. 9120 Zijn armen van voren met het vel zo zeilt hij heen als de snelle met de voeten roert het onder met de staart stuurt het, dat is een wonder. Komt hem gevaar in zijn geest 9125 dan zuipt het veel water in zodat het te gronde zinkt met het water dat het drinkt. N gaat uit en hier komt o, daar twee van zijn alzo. |
Aristoteles had reeds over dit dier gesproken en ook Plinius. Men was diep doordrongen van het feit dat dit dier de zee kon bevaren.’ hij vaart hoog en steekt boven de zee uit, ja, uit de diepte komt hij omhoog met de schelp omgekeerd zodat hij sneller stijgt en met een lege schuit kan varen. Zodra hij echter opduikt keert de schelp zich om. De armen zijn door een vlies dat al van de geboorte af aan aanwezig is met elkaar verbonden ongeveer als de tenen van de zwemvogels, maar die zijn dikker en steviger en dit is veel dunner. Het is ongeveer zo dik als het web van de spinnen. Dit lijkt op een zeil en wordt gebruikt als de wind waait, terwijl de armen als een roer worden gebruikt. Als iets het verschrikt of het moet wordt vult het de schelp met water en duikt met de schelp vooruit weer in zee’.
Argonautus argo, (wit) is de papiernautilus. Hij behoort tot de familie van koppotige, de inktvissen. Alleen de wijfjes hebben een schelp die een twintig cm hoog wordt en teer perkamentachtig is en op een slakkenhuis lijkt. De mannetjes zien eruit als een octopus. Men vindt ze meestal kruipend op stenen en scheepswanden. Er is wel eens een exemplaar gevonden dat zwom waarbij de trechter scheef naar onder geopend was, zodat de beweging scheef naar boven was door de tegenstoot. Het zeilen op zee is nooit waargenomen hoewel de fabel door vissers in ere wordt gehouden. Wel is waar dat de papier nautilus zich bij windstilte aan de waterspiegel ophoudt en dan met zijn achterste armen voort roeit.
m
9130Onos etet die esel van der zee viij. voete lanc ofte mee als kamidarium bouc seghet wanemen dat hi te sine pleghet pulcus eti in somech lant 9135sijn visch te puluere ghebrant ende gheminct met sinen bloede maket frenesie in soeten moede bademense ende bestrijct der mede die van den stene dragt siechede 9140drijnctijt hi sal sonder pine den steen pissen met orine |
34. 9130 Onos, heet de ezel van de zee acht voeten lang of meer, zoals Kamidarium boek zegt, waant men dat hij te zijn pleegt. Pulcus heet het in sommige land 9135 die vis tot poeder gebrand en gemengd met zijn bloed maakt waanzin in zacht gemoed. Baadt men ze en bestrijkt er mede die van de stenen draagt ziekte 9140 drinkt hij het, hij zal zonder pijn de steen pissen met urine. |
?
Orca segt Plinius es .i. wonder dat aldus nature makede dat sine ghedane 9145niemen mach doen te verstane niet dant fel es ende groet dese jaghen ende slaen doet die waluissche in die grote zee sine moghen ontgaen nemmermee 9150van o segghic v nemmee nv ort vort namen in .p |
35. Orca, zegt Plinius, is een wonder dat aldus natuur maakte dat zijn gedaante 9145 niemand kan verstaan niet dan dat het fel is en groot deze jagen en slaan dood de walvissen in de grote zee ze kunnen ontgaan nimmermeer. 9150 Van o zeg ik voorts nimmer, nu hoort voorts namen in p. |
Orcinus orca. Bijna in alle talen heet dit dier ‘moordenaar’ De ouden noemden hem in verband met de orcus: onderwereld, orca. Reeds in overoude tijden was dit dier bekend en wegens de vraatzucht berucht. De zwaardvis, ork of orca, moordenaarsvis, sabeldolfijn, wordt soms de killer genoemd, Duitse Schwertfisch en Engelse killer whale.
Hun meest in het oog lopende kenmerk is de zeer lange, naar boven gerichte rugvin, die als een sabel of zwaard boven het water staat en zestig tot honderd tachtig cm lang is, vandaar de naam zwaardvis. Naar het schijnt waren de zwaardvissen in vroegere eeuwen meer verspreid dan thans. De Romeinse natuuronderzoekers noemen ook de M. Zee als een deel van het door hen bewoonde gebied, maar daar zijn ze al lang niet meer waargenomen.
Ze maken niet alleen op kleine visjes jacht, maar ook op reuzen. Ze zijn niet alleen de grootste, maar ook de roofgierigste en vraatzuchtigste van alle dolfijnen. Plinius noemt de zwaardvis al een gevaarlijk roofdier. Vele schrijvers uit de latere tijd maken gewag van zijn gevecht met de walvis die hij dag en nacht luren legt.
Perna seit ons adelijn es .i. van den wondren die sijn si ligghen in scelpen als woestren plien 9155si sijn wonderlic int upsien jn scelpen ligghensj in .i. ulies te wondre eist sijd seker dies dar men of maket cledre diere na vrouwen ende na mans maniere 9160[ende houetcledre ende kueuerkieue die men vercoept vrouwen up lieue] |
36. Perna, zegt ons Adelinus, is een van de wonderen die er zijn. Ze liggen in schelpen zoals oesters plegen 9155 en ze zijn wonderlijk in het aanzien in schelpen liggen ze in een vlies. Te verwonderen is het, zeker dit. waarvan men maakt klederen duur naar vrouwen en naar mannen manieren 9160 en hoofdkleding en keurlijven die men verkoopt vrouwen op liefde. |
De nederige mossel kan door een lid dat de gedaante van een tongetje heeft zich vast spinnen, omkeren en voortkruipen. Om zich naar elders te begeven opent ze haar schelp en steekt dat lid soms anderhalve duim ver uit, voelt naar alle kanten en zet die vast. Dan trekt ze zich die kant op. Dit lid is dus de voet van een mossel. Het vocht dat uit dit lid loopt en als het gestold is vormt een draad. Zelden spint ze op een dag meer dan drie tot vijf draden, later soms meer, aan wie ze als aan zo vele kabels verankerd ligt. Vijfentwintig honderd van zulke draden zijn zo fijn dat als je ze naast elkaar legt de lengte van een duim kunnen maken.
Het is de mosselbaard, Duitse Muschelfaden of Muschelseide, dat ook bekend is als byssus. Dit was bij de Egyptenaren de naam van heel fijn linnen. Het zijn doorschijnende vezels van verschillende fijnheid van witte en geelwitte linnenvezels. De grotere soorten dienden in de faraotijd als omhulling van de mummies. De fijnste en duurste soort, aan waarde gelijk als purper, werd uit de zachtste vezels van de linnenplant geweven die in Egypte groeide, in klassieke en latere christentijd was het bekend als Alexandrische byssus.
Sommigen denken dat het byssus daarom van zijde gemaakt was. Maar ook de mossel heeft van die mooie draden, vooral de reuzenmossel, de vezels zijn onder water kleverig en week en worden in de lucht vrij hard en taai en lijken in fijnheid en glans op ongeweven zijde. Mosselzijde werd vanouds al gebruikt en nog in de vorige eeuw in Italië en Zuid-Frankrijk. Men maakt uit twee of drie gewassen gedroogde en gekamde draden een zijde draad, een vezel die met citroensap ingewreven en met warm ijzer glad wordt. Daarvan maakt men handschoenen en kousen die duurzaam en warm zijn. Het werd vooral door de aristocraten gedragen. Het zijn kledingstukken met een gouden glans.
Pister es .i. wonder onder hem allen ghesien indie zee van gallen alse plinius hier te verstane doet 9165dat hem eft vp die zee uloet als oft ware .i. roetse vast ogher dan seil ofte mast ende werpt water in sinen monde als oft .i louie maken conden 9170so dat al die scepe veruart diet versien in haren vard |
37. Pister, is een wonder onder hen allen die gezien wordt in de zee van Gallië, zoals Plinius hier verstaan doet. 9165 Dat zich verheft op de zeevloed alsof het was een rots vast. Hoger is het dan zeil of mast en werpt water uit zijn mond alsof het een zondvloed maken kon 9170 zo dat het al de schepen bang maakt die het zien in hun vaart. |
Spuiter, is een woord dat in de 15de
en 16de eeuw werd gebruikt voor de spuitende walvis. In de vertalingen van Plinius wordt gesproken over de walvis, genaamd ‘Balanae’ en een ԭachtige vis die Physeter genoemd wordt, een spuiter, de Engelse whirlepool. Physeter is een Grieks woord en betekent literair blazer, de naam verwijst naar de blaasgaten in zijn hoofd.
Plantauista seit plinius hier es in endi .i. water dier jn ganges lesemen dat si sijn 9175ghesnauelt als dat delfijn hare start es xxx voete lanc dese sijn so dore stranc dat si verbiten delpendiere alsi gaen drinken ter riuiere |
38. Platanista, zegt Plinius hier, is in Indië een waterdier. In de Ganges leest men dat ze zijn 9175 gesnaveld als de dolfijn. Hun staart is dertig voeten lang deze zijn zo door sterk dat ze verdrinken de olifant als ze gaan drinken bij de rivier. |
Soort slang, zie 12, en dan wel de platstaarten, Platurus, de geringde platstaart, Platurus laticaudatus. Die kan een meter lang worden en wordt bij de golf van Bengalen gevonden.
9180Polipus als plinius seghet es .i. visch die te sine pleghet bi ueneien in dat mere sijn houet dat es groot ter were ende sijn start in .ij. ghesplete 9185.ij. arme heuet als wijd weten daret met met sire cracht .j. man die hem niet ne wacht mede alet vter bord ende etene ende versmord 9190want hi uleesch uercoren euet so vaste hi an die roetsen cleuet men caenter of ytrecken niet het gaet vp tlant als tghebied diet van den rotsen wil bringhen 9195noept met eneghen stinkenden dinghen so vallet of want het aet stanc ende alset noet so es sijn ganc so dat manlic andren ymoet sittende hi sine eier broet 9200bouen jare leefter gheen segghen die meesters ouer een hier gaen vte namen van der .p. nu ort van .s. vort me |
39. 9180 Polipus, zoals Plinius zegt, is een vis die te zijn pleegt bij Venetië in die zee. Zijn hoofd dat is groot om te weren en zijn staart in tweeën gespleten. 9185 Twee armen heeft het, als wij het weten, waar het met zijn kracht een man die niet oplet mee haalt overboord en eet hem dan en versmoord 9190 omdat het vlees uitverkoren heeft. Zo vast als het aan de rotsen kleeft men kan het er vanaf trekken niet. Op het land gaat het als hij het gebied die het van de rotsen wil brengen 9195 doet hem iets aan met enige stinkende dingen, dan valt het eraf, want het haat stank. En als het paart zo is zijn gang zodat het mannelijk (bovenop) de andere ontmoet. Zittende het zijn eieren broedt. 9200 Boven het jaar leeft er geen zeggen de meesters overeen. Hier gaan uit de namen van de p, nu hoort van s voorts meer. |
De inktvis met zijn in- en uittrekkende armen heeft aanleiding gegeven tot het zeemonster, de Kraken, die met zijn armen schepen omvertrekt.
Men verdeelt ze wel naar de armen in Tetrabranchaiata: vier armen. Dibranchiata: twee armen of vertakt. Octopoda: acht armen en Decapoda: tien armen.
De oude Grieken en Romeinen noemden de hen bekende koppotige ‘Veelvoeten’ polypus of polypous, dit werd polpo in Italië en poulpe in Frans, in Engels polyp en poliepen bij ons.
Mogelijk is de voorstelling van de Gorgone Medea, die een hoofd had met slangen, een vorm geweest van de octopus
De meeste inktvissen wonen in de zee, aan de kusten en in grote dieptes.
Ze kruipen en zwemmen zeer goed en sommigen hebben zelfs zeer grote lichamelijke kracht. Van de wervelloze dieren zijn het wel de geweldigste en sterkste roofdieren De kraken behoren tot het Kalmar lijkende geslacht Architeuthis. Mogelijk hebben ze ook aanleiding gegeven tot de fabels van de reuzenzeeslang. Zie vissen, 29,
Serranus scriba, is de zaagbaars die in Italië sperga genoemd wordt, 20-30cm lang bij een gewicht van 300-500gram. Mogelijk wordt hier gedoeld op een verwant, Polyprion cernuum die 2m lang kan worden bij 50 kg. Het is de wrakvis die vaak wrakken begeleidt die uit zuidelijke zeeën komen aandrijven waar ze omheen spartelen en waarbij soms een op het wrak springt en er op blijft liggen totdat een golf hem er weer afspoelt.
Ze leven van weekdieren en kleine vissen.
Serra als ysidorus segt 9205es .i. wonder dat in de zee legt groot ende euet als wijd kinnen grote vlogle ende starke vinnen dit dier alst i scip seilen siet sijn vlogle et vp teffene pliet 9210ende wille seilen na sceps maniere dit doet .v. milen ofte .iiij ende alsem niet ne died sijn poghen sone caent die pine niet ghedoghen ende uallen sine ulogle neder 9215dan moetet keren weder ende sinken ten gronde wart dar sine nature es sijn aerd Serra dit wonder bediet wel meneghen ries die feeste ende spel 9220ende swaren cost wille antieren ende uolghen ogher liede maniere bede in coste ende in cleden ende eer hijd mach alf wlleden so wertj der feesten moede 9225want het failgiert em anden goede so moeti uallen in den pat dar sijn ouder uader sat jn ander wonder men oec weet dat oec mede sarra heet 9230als plinius ende ysidorus ghewaghen sijn rig es scarp ghelijc der saghe dit dier plegt int water slupen ende onder die scepe crupen ende snijt ontue ende verdrinct dan 9235jn die scepe al die man dat doetet allene omdat dat mans uleesch wille wesen sat |
40. Serra, zoals Isidorus zegt, 9205 is een wonder dat in zee ligt groot. En heeft, zoals wij het kennen, grote vleugels en sterke vinnen. Dit dier als het een schip zeilen ziet zijn vleugels pleegt op te heffen 9210 en wil zeilen naar scheepsmanieren dit doet het vijf mijlen of vier en als het niet dient zijn pogen dan kan het de pijn niet gedogen en vallen zijn vleugels neer 9215 dan moet het keren weer en zinken te gronde waart dat is zijn natuur en zijn aard. Serra dit wonder betekent wel menige dwaas die feest en speelt 9220 en zware kost willen hanteren en volgen hoge lieden manieren beide in kosten en in kleding en voor hij het half kan voldoen dan wordt hij het feesten moe 9225 want het ontbreekt hem aan het goed dan moet hij vallen in het pad waar zijn oude vader in zat. Een ander wonder dat men ook weet dat ook mede Sarra heet, 9230 als Plinius en Isidorus gewagen, zijn rug is scherp gelijk de zaag. Dit dier pleegt in het water te sluipen en onder de schepen te kruipen en snijdt in stukken, en verdrinkt dan 9235 in de schepen al de mannen. Dat doet het alleen omdat het van mannen vlees wil wezen zat. |
Serranus scriba, is de zaagbaars die in Italië sperga genoemd wordt, 20-30cm lang bij een gewicht van 300-500gram. Mogelijk wordt hier gedoeld op een verwant, Polyprion cernuum die 2m lang kan worden bij 50 kg. Het is de wrakvis die vaak wrakken begeleidt die uit zuidelijke zeeën komen aandrijven waar ze omheen spartelen en waarbij soms een op het wrak springt en er op blijft liggen totdat een golf hem er weer afspoelt.
Ze leven van weekdieren en kleine vissen.
Sirena es die merminne fisiogolus euet inne 9240dat si draghen wijfs ghelike toter nauelen sekerlike groet sijnsi ende wiuelic ydaen met langhen hare sonder waen ende dat groot ende grof mede 9245met haren kindren es hare sede dat sise in aren arme draghen euemen ysien in someghen daghen want si soeghen als vrouwen plien scipliede alsise sien 9250werpensi hem .i. idel vat die wile dat sj andelen dat vliensi danne van der merminnen adelinus doet ons bekinnen dat sj gheclawet als arne sijn mede 9255ende oec na andre uissche sede sijnsi ghescellet ende ystart dar si hem stieren ter vart den luud ebbensj so soete alse scipliede met goeder moete 9260ghent oren so nes gheen man die des slaeps ontuechten can dan uerdrincsjse ende scueren men vintse te menegher huere jn zewen ende somwile in riuiere 9265some die kinnen are maniere alsj vorbi sullen liden stoppensj hare oren tien tiden so dat si den sanc niet oren ende ne consise niet verdoren 9270vlixus waent die meneghe mede dat eerst vant bendichede |
41. Syrena is de meermin, Physiologus heeft ervan 9240 dat ze dragen op het wijf gelijk tot de navel zeker. Groot zijn ze en ijselijk gedaan met lange haren, zonder waan, en dat groot en grof mede. 9245 Met haar kinderen, is haar zede, dat ze in hun armen dragen heeft men gezien in sommige dagen want ze zuigen ze zoals vrouwen plegen. Scheepslui als ze hen zien 9250 werpen hen dan een leeg vat die tijd dat ze behandelen dat vlieden ze dan van de meerminnen. Adelinus doet ons bekennen dat ze klauwen hebben als arend mede 9255 en ook naar andere vissen zede hebben ze schellen en een staart waar ze zich mee sturen in de vaart. Het geluid hebben ze zo lief als scheepslui met goed gemoed 9260 dat het horen is er geen man die de slaap ontvluchten kan dan verdrinken ze hen en scheuren. Men vindt ze op menige plaatsen in zeen en soms in rivieren. 9265 Sommige die kennen andere soorten als ze voorbij hen zullen gaan stoppen ze hun oren dicht in die tijden zodat ze het gezang niet horen en kan het hen niet verderven. 9270 Odysseus waan ik daarbij mede het eerst uitvond deze handigheid. |
Seirenes of sirene in Homerus Odyssee 12, 39. dit woord kwam over midden-Latijn sirena in midden-Hoogduits als siren(e) syren(e). Meermin, het woord stamt van minnen, men geloofde dat ze de liefde van jonge mannen opwekte en ze daardoor in het verderf stortten.
De oude sage noemt drie sirenen, Homerus kent er slechts twee, het zijn Parthenope, Ligeia en Leukosia, de dochters van de stroomgod Achelous en Calliope. Men stelde ze als vogels voor met meisjesgezichten. In die tijd beweerde men ook de sirenen-eilanden te kennen. Nog draagt een kleine groep van drie eilanden in de golf van Salerno de naam van ‘Solo delle Sirene. Het zijn woeste en onbewoonde rotsen. Volgens de dichter hielden ze verblijf tussen het eiland Aea (of Kirke)en de rots Scylla waar ze door hun mooie stem de voorbij zeilende lokten om te doden. Het strand was omgeven door gebleekte beenderen. Odysseus stopte de oren van zijn metgezellen met was dicht en liet zichzelf aan de mast binden zodat hij ze zonder gevaar kon horen. De sirenen zouden zo lang in leven blijven tot er iemand ongedeerd passeerde, dus nadat Odysseus of Orpheus voorbijgingen stortten ze zich in de zee en werden in rotsen veranderd.
In het Griekse bijgeloof zijn ze demonische wezens met vogellijven en mensenhoofden die oorspronkelijk de gestorven zielen zelf betekenden en als doodsvogels of vogelvrouwen verschenen en op grafstenen, vaak klagend of zingend of met instrumenten afgebeeld, waarbij de voorstelling van de musicerende sirenen op de Homerische verhalen terug te voeren zijn.
De twee voorstellingen blijven in de middeleeuwen nog enige tijd naast elkaar bestaan, die met het onderlichaam van een vis blijkt tenslotte favoriet. Volgens sommige beschrijvingen hebben de sirenen prachtige borsten. Hiermee zogen ze de kinderen. Ze kunnen daartoe de borsten over de schouder gooien zodat de jongen onderweg op de rug gevoed kunnen worden.
De staart kan enkel of dubbel zijn, de dubbele staart wordt door de armen om hoog gehouden zodat de vrouwelijke geslachtsorganen worden getoond.
Hun betekenis is in de loop der eeuwen veranderd. In de Odyssee verlokken ze met hun mooie zang en voeren ze de zeelieden in het verderf. In de middeleeuwen is een sirene een hoer, een symbool van verlokking en wellust. Niet alleen hun gezang, ook het uiterlijk, de naaktheid en loshangende haren dragen hiertoe bij. Hun latere attributen als kam en spiegel zijn eveneens tekenen van wellust. Later in de romantiek worden ze als lieftallige wezens die geen gevaar meer opleveren. Zie 42 en;
Silla es .i. wonder mede dat men vint tere stede segt warlike ons adelijn 9275dar .ij. lande versceden sijn tlant van yle ende van cecile dar vint men dese sonder ghile vp al uolc sijnsj uerwoed want si vleesch minnen ende bloed 9280burst ghescepen ende houet na maniere des ylouet maer den mont groot ende wijd ende tande ureselic talre tijd ghelijc dat andre diere sijn 9285ghestart eist na dat delfin starc int water cranc up tlant oec singhen sj soete alsict vant |
42. Scilla, is een wonder mede dat men vindt in een plaats, zegt voor waar ons Adelinus, 9275 waar twee landen gescheiden zijn in het land van Italië en Sicilië daar vindt men deze zonder grap. Op alle lieden zijn ze verwoed omdat ze vlees minnen en bloed. 9280 De borst is geschapen en het hoofd naar de meerminnen, wat men gelooft. Maar de mond is groot en wijd en tanden vreselijk te alle tijd gelijk dat andere dieren zijn 9285 gestaart is het naar de dolfijn sterk in het water en zwak op het land ook zingen ze lief, zoals ik het vond. |
Sinocus spreect ysidorus es in die riuiere nilus 9290dats in egypten sonder waen ende es na cocodrilluse ghedaen mar minder uele ende niet so lanc sijn vleesch gheminct in .i. dranc doet uergaen al venijn 9295men segt dat si uroet sijn ende dat si storme uorsien ende si in hare ole vlien ende stoppent tgat ten winden ward ende maken anders vt hare vard 9300van .s. nebic nemme nu comen hier namen in .t |
43. Synacus, spreekt Isidorus, is in de rivier Nijl 9290 dat is in Egypte, zonder waan, en is naar de krokodil gedaan maar kleiner veel en niet zo lang. Zijn vlees gemengd in een drank doet vergaan alle venijn. 9295 Men zegt dat ze verstandig zijn en dat ze stormen voorzien en dan in hun hol vliegen en stoppen het gat dicht aan de windkant en maken in de andere hun uitgang. 9300 Van s heb ik nimmer, nu komen hier namen in t. |
?
Testudo dats slecke in latijn die in india so groot sijn dat plinius ende andre tellen 9305dat liede wonen in hare scellen ende si van eilande te eilande varen jn die grote zee dar mede tewaren wonderlike vaet men dese somwile also alsict lese 9310die slecken uloten vp die vloet ende als die lucht es scone ende goet ende warem dat sonne schijn dinct hem dat so seker sijn so dat sj uten scellen crupen 9315ende eer si moghen weder in ghecrupen werdsj bedroghen vander sonnen so dat si niet weder in conen commen aldus werdensi up ynomen aldus conensi niet onder twater comen 9320oec vancmens anders wildijt verstaen nachts alsi ter weiden gaen ende si sat ter zeward comen wert sulke slapende van hem somen so werpmen omme dat up dat neder 9325so nes gheen vp comen weder so scieten sj vte ende connen yleren ende hem seluen omme keren so dat mense met linen strect ende mense dan te lande ward trect 9330met vele lieden diese slepen dus so werden sj begrepen ghene tande eft soe in den mont doch es hi besloten ende ront als ende no min no mee 9335den steen breketi ontuee si riden ende noten inder maniere als coie doen ende stiere si legghen eier als ganse te waren C. te samen tere scare 9340vp tlant leghensise dart es sachte ende broedense danne bj nachte si uoeden hare ionc .i. iaer sulke segghen ouer war dat sj met siene hare eier broeden 9345mar die gone die wel ghevroeden ende die dit wonder dicke saghen sine willens ouer war niet ywaghen |
44. Testudo, dat is een slak in het Latijn, die in India zo groot zijn, dat Plinius en anderen vertellen, 9305 dat lieden wonen in hun schellen en ze van eiland tot eiland varen in die grote zee daar mee te waren. Wonderlijk vangt men deze soms, alzo als ik het lees, 9310 dat die slakken drijven op de vloed en als de lucht mooi is en goed en als de zon warm schijnt denken ze zeker te zijn dat ze uit de schellen kruipen 9315 en voor ze er weer in mogen kruipen worden ze bedrogen door de zon zodat ze er niet weer in kunnen komen aldus worden ze opgenomen aldus kunnen ze niet onder het water komen. 9320 Ook vangt men ze anders, wil ge dit verstaan, ‘s nachts als ze naar de weiden gaan en ze zat zeewaarts komen worden ze er soms slapend van soms dan werpt men ze ondersteboven, 9325 dan is er geen opkomen weer dan schieten ze er uit en kunnen leren zichzelf om te keren zodat men ze met lijnen strikt en men ze dan te land waart trekt 9330 met veel lieden die ze slepen dus zo worden ze gegrepen. Geen tanden heeft het in de mond maar is hij besloten en rond als eenden min of meer. 9335 De steen breekt het in stukken. Ze rijden en paren in de manier als koeien doen en stieren. Ze leggen eieren alsof het ganzen waren honderd tezamen in een schaar 9340 op het land leggen ze, waar het is zacht en broeden ze dan bij nacht, ze voeden hun jongen een jaar. Sommige zeggen voor waar dat ze met zien hun eieren broeden 9345 maar diegene die het wel bevroeden en die dit wonder veel zagen willen dat niet voor waar gewagen. |
Zal wel een schildpad zijn. Testudo, Schildpad, de Duitse Schildkrote of Schildpatt, -padd: schildkikker. Het woord behoort tot padden, schreiden, treden of strompelen, Noordduits pad betekent voetzolen. Zijn hoofd is naar de paddenvorm genoemd, Meer waarschijnlijker naar de huidplooien en zijn bewegingen die aan een pad doen denken. Testudo zijn de landschildpadden.
Eretmochelys imbricata, (dakpansgewijs) de zeeschildpad of karetschildpad wordt aan de kusten van tropisch Amerika als bij verschillende eilanden van de Indische Oceaan aangetroffen. Die bereikt een lengte van een meter met een gewicht van honderd kg.
De poten zijn ingericht voor het roeien en alle tenen zijn door een gemeenschappelijk vlies verbonden. Het rugschild is door dertien hoornige platen, verharde huidlagen, bedekt.
In juni kruipt de schildpad op het zanderige strand en graaft een kuil in het zand en legt daarin haar honderd of meer eieren, bedekt ze met zand en laat het uitbroeden aan de zon over.
Tignus als solinus segt es .i. wonder dat in die zee legt 9350sijn start es breet wel .v. uoet vp tlant gaet eten dor songhers boete jn nordwinden et meest plegt plinius van desen segt dat den scepen volghens plien 9355om dat em lust zeilens sien so nerenst sijsi in desen doene dat mense sciet met arpioene so uet werdensj weet vor waer dat si ne leuen maer .iij. jaer |
45. Tignus, zoals Solinus zegt, is een wonder dat in de zee ligt. 9350 Zijn staart is breed, wel 150 cm. Op het land gaan ze eten door hongersnood in noordenwind dit het meest pleegt. Plinius van deze zegt dat ze de schepen te volgen plegen 9355 omdat ze lust hebben om zeilen te zien zo bedrijvig zijn ze om dat te doen dat men ze schiet met harpoen. Zo vet werden ze, weet voor waar dat ze leven maar drie jaar. |
Een soort dolfijn?
9360Timius es .i. visch mede van arde groter wonderlichede met sire longren met sinen oghen so machmen groot wonder toghen men smeltet in i glasin vat 9365met zewatre ende al dat dat mer scriuet mede ouer waer scijnt nachts als vier claer |
46. 9360 Thunius, is een vis mede van aardig grote wonderlijkheden. Met zijn longen en met zijn ogen mag men een groot wonder zien men smelt ze in een glazen vat 9365 met zeewater en al dat dat men er van schrijft voor waar schijnt ‘s nachts als vuur helder. |
Dermochelys coriacea, (leerachtig) (Sphargis mercurialis) is de lederschildpad, die in alle warme zeen voorkomt. Die wordt een vijfhonderd tot achthonderd vijftig kg zwaar en een paar meter lang, maar haar vlees geldt voor ongezond.
Het rugschild is leerachtig en met overlangse ribben bezet.
Toen Britse zeelui in de Galapagos eilanden kwamen namen ze zo de namen over die de Spanjaarden en Portugezen voor de reuzenschildpad gebruikten. In Portugees is het tartaruga en Spaans tortuga. Sir Walter Raleigh, in zijn beschrijving van zijn eerste reis naar Guyana, 1595, geeft aan dat zijn bemanning zich hoofdzakelijk voedde met tortugas en hun eieren. Dit woord of het Frans tortue werd door de Britten tot turtle gemaakt. En niemand gebruikte de naam sea-tortoise. In het Engels stond tortoise voor de land- en zeeschildpad, later werd het zeedier meer turtle genoemd.
Vacca marina, (zeekoe) De groep van de zeekoeien of sirenen vormt de overgang van de zeehonden tot de walvisachtige. De meest bekende is de dugong, Dugong dugon (Halicore dugong, Halicore cetacea). Die bewoont de ondiepe plaatsen van de Indische en Rode Zee en voedt zich met daar groeiende planten. De voorpoten zijn een soort peddels geworden en de achterpoten zijn volledig verdwenen zodat het water niet verlaten kan worden.
Het wijfje verpleegt haar jong met grote zorg en houdt het bij het zogen met de voorpoten tegen de borst en heft daarbij de bovenste lichaamshelft uit het water op. Het gezicht hiervan heeft waarschijnlijk aanleiding gegeven tot het sprookje van sirenen of zeemeerminnen, die half mens half vis zouden zijn.
Zedrosus seit plinius sijn grote vissche ende eeten dus 9400hare been sijn so grot alsmen ywaghet dat mere planken aue saghet dat men af maket weghe ende dueren ende so lanc na der scrifturen dat mense te balken in salen legt 9405xxx uoete lanc als plinius segt dese diere lese wi sijn in de zee van arabj |
49. Zedrosi, zegt Plinius, zijn grote vissen en heten dus 9400 hun benen zijn zo groot, zoals men gewaagt, dat men er planken van zaagt waarvan men maakt wegen en deuren en zo lang, naar de geschriften, dat men ze als balken in zalen legt 9405 dertig voeten lang, als Plinius zegt, deze dieren, lezen wij, zijn in de zee van Arabië. |
Verscheidene soorten dolfijnen, mogelijk vroeger kleine walvissen, worden in de Rode Zee vermeld en kunnen in de golf van Akaba komen. Jona’s walvis is een van de meest besproken diersoorten. Jona 1:17 ‘En de Heer beschikte een groten vis om Jona in te slokken; en Jona was in het ingewand van den vis drie dagen en drie nachten’ Er staat ook uitdrukkelijk dat dit gebeurde, Mattheus 12: 40 Toch zijn sommige getande walvissen in staat tot zulke wonderen. Die kunnen de ‘planken’ geleverd hebben.
De beenderen van een walvissoort zie je nog op Schiermonnikoog staan als een poort.
Zidrac alse liber rerum segt es .i. dinc die in die see legt 9410wonderlic ende vreselic mede mar nachtes est van soeter sede want en euet ghenen fellen ard ende houet euet als .i. pard na den drake els nederward 9415lanc ende crom es hem die start menegher tiere es hem dat vel ende suemmet als .i. ander visch wel |
50. Zidrac, zoals Liber Rerum zegt, is een ding die in de zee ligt. 9410 Wonderlijk en vreselijk mede maar ‘s nachts is het van lieve zede want het heeft geen felle aart en een hoofd heeft als een paard naar de draak is het van onderen 9415 lang en krom is hem de staart. Van menige vorm is bij hem het vel en zwemt als een andere vis wel. |
Zie 15?
Zifiron dats wonder mee want ets die ruddre van der zee 9420liber rerum hier of segt dat hi uoren te sine plegt den ruddre ghelijc des ghelouet ende recht als .i. elm vp thouet van enen arde ruen velle 9425oft ware van ledre of van swelle .j. scilt vp die .j. side lanc ende ol ende wide dar hem dit dier mede decken mach jeghen steke ende slach 9430met starken senewen es hi best de scilt in sinen liue geuest drie hoekede es hi horen wi spreken so starc menne caent gebreken tue splettech heuet hi den start 9435dar hi mede slaet ter vart so dat cume man mach wesen die des slages mochte ghenesen dus es hi te vane quaet ende uaetmenne ende men up hem slaet 9440desen vintmen in dingelsce ze niet lichte ne doet men hem wee |
51. Zitiron, dat is een wonder meer, want het is de ridder van de zee. 9420 Liber Rerum hiervan zegt dat het van voor te zijn pleegt de ridder gelijk, dus geloof het, en recht als een helm op het hoofd van een hard ruw vel 9425 alsof het was van leer of van eelt. Een schild op de ene zijde lang en hol, en een deel breed waar dit dier zich mee bedekken mag tegen steken en slag. 9430 Met sterke zenuwen is het bezet het schild, in zijn lijf bevestigd drie hoekig is het, zoals wij horen spreken zo sterk, men kan het niet breken. Tweespletig heeft hij de staart 9435 waar hij mee slaat ter vaart zodat er nauwelijks een man mag wezen die van die slag mocht genezen dus is het te vangen kwaad en vangt men ze en men op hem slaat. 9440 Deze vindt men in de Engelse zee niet gemakkelijk doet men hem wee. |
‘De zitiron of zeeridder is een wonderbaarlijk monster. Hij ziet er aan de voorkant uit als een ridder, op zijn kop draagt hij een helm van harde, ruwe huid, een soort leer of eelt. Aan zijn ene zijde hangt een schild die lang, hol en tamelijk breed is en waarmee hij zich kan beschermen tegen slagen en steken. Het schild, dat met sterke pezen aan zijn lichaam is gehecht, is driehoekig en ondoordringbaar. Met zijn in tweeën gespleten handen kan de zeeridder geduchte klappen uitdelen. Dit maakt hem tot een moeilijke prooi. Wanneer hij gevangen wordt en men probeert hem dood te slaan doet men hem slechts met grote moeite pijn. Deze monsters komen voor in de zee rond Engeland’ In het jaar 1305, de 10de maart, werd in het midden van de zee een zeeridder gevangen die in volle wapenrusting was en zeer fraai en welgemaakt van lijf en leden. Om hem door iedereen te laten bewonderen werd hij door het land rond gevoerd, maar reeds in de derde week stierf hij te Dokkum.
Een soort rob, de klapmuts, Cystophora cristata ? of haai, die zijn moeilijk dood te slaan.
Zjfius dats .i. wonder bouen alle dandre besonder basilius de grote in sijn doen 9445spreket in sinen boeke exameron dat dit wonder heuet hane vele bouen des menscen wane so uele dat elc man segghen soude datter nature in spelen woude 9450het ne gheliket bouen no onder no uisch no dier gheen besonder no uoghel gheen groot no cleene maer sonderlanghe alleene gaet alre dinc die leuet bouen 9455so datmer wel met rechte in louen gode mach diet al gheboot sijn houet te siene es wonder groot sijn mont te siene als .i. af gront ghelijc alse der ellen mont 9460sine hoghen alse dat elsce vier elc es andren so onghier dat elc mach segghen dat hine sach sulc wonder up ne gheenen dach |
52. Zifius, dat is een wonder boven alle andere bijzonder. Basilius de Grote in zijn doen 9445 spreekt in zijn boek Exameron dat dit wonder heeft aan die veel boven de mensen verbeelding gaat zoveel, dat elke man zeggen zou of de natuur er mee spelen wou. 9450 Het niet lijkt boven of onder op een vis of dier, geen in het bijzonder of vogel, geen grote of kleine maar apart alleen gaat het alle dingen die leven te boven 9455 zodat men het wel met recht in looft God maakte die het al gebood. Zijn hoofd te zien is wonder groot. Zijn mond te zien is als een afgrond gelijk als de helle mond. 9460 Zijn ogen als het helse vuur elk is de ander is zo onguur dat ieder mag zeggen als hij hem zag nooit zo’n wonder op geen dag. |
Shakespeare, Midsummer Nights Dream, ii, 1, 174
‘Fetch me with this herb; and be thou here again
Ere the leviathan can swim a league.’. ‘Haal mij dat kruid, maar wees terug, aleer’
Een mijl de leviathan zwemmen kan’. Leviathan komt van het Hebreeuws liwjathan of levyathan: gemeen draaiend dier. Het is het zeemonster, dat in Duits Seeungeheur genoemd wordt.
‘Liwyathan’ wordt zes maal gevonden en wordt vaak als krokodil vertaald, behalve in Job 3: 8 waar soms treuren staat. ‘Dat de dagvervloekers hem verwensen, zij die de kunst verstaan den leviathan op te hitsen’ Het lijkt waarschijnlijk dat dit woord, net als vele andere, een grotere en specifieke betekenis heeft. Psalm 104: 25, 26:
‘Daar is de zee, groot en wijd uitgestrekt.
waarin gewemel is zonder tal,
kleine zowel als grote dieren.
daar gaan de schepen, de leviathan.
dien Gij geformeerd hebt om er mee te spelen’
Het spelen zou kunnen slaan op de bewegingen van de grote zeedieren in en op het water. In de meeste andere passages waar de leviathan verschijnt lijkt er een duidelijke benaming te zijn en kan voor de krokodil staan van Job 40: 20. Psalm 74: 13, 14, Jes. 27: 1. Sommige zien in de krokodil ook de draak van Jes. 51: 9. De meeste commentatoren beschouwen dit als een verwijzing naar de chaos-draak uit de Babylonische mythologie.
De leviathan is waarschijnlijk de krokodil, zie ook de walvis. Als hij hongerig is opent deze oceaanwachter zijn wijde lippen waaruit een zo heerlijke geur komt dat de andere vissen in zijn muil tezamen stromen tot die gevuld is en dan sluit hij ze snel met een grijnzende trek om zijn bek. Zo is het met mensen en de vervloekten. Als het leven over is, klapt hij zijn wrede tanden, de gaten van de hel, achter hen. Zo werden de gapende tanden van de walvis het middeleeuwse symbool van de hellemond en verscheen in afbeeldingen en sommige eerdere wonderlijke spelen. Vaak zie je dan ook nog grijnzende duiveltjes eromheen dansen.
hier endet de boec inne vints nemmee 9465van den wondre vander ze men sal hier in vinden sticken li dat seggicke hort vort der visschen maniere die die ze voedet entie riuiere 9470mar int ghemeene hort en deel ende dan uan elken al geheel |
Hier eindigt het boek, ik vond nimmer meer 9465 van de wonderen van de zee. Men zal hierin vinden stukken een en vijftig, dat zeg ik. Hoort voort van de vissen soorten die de zee voedt en de rivieren. 9470 Maar in het algemeen hoor een deel en dan van elk geheel. |
Inleiding Alle uissche ende al dat leuet dat dat hersinbeckin sachte heuet hen heuet altoes den slaep niet groot 9475het ne kieset nemmermer ghenoot visch in die ze ofte in riuiere dat hi hiet in eneger maniere anderen uisch ridet te ghere vre hine si van sire nature 9480scamedi mensche in alre wijs dat tu argher dan beeste sijs elc uisch die bi proien leuet die proiet dar hijs macht heuet ende alse gherne up sijn gheslachtem 9485alse up andre bi dage ende bi nachte ende gheen uisch netet sine kinder no de me mere no minder vissche die bi ouere wandren sijn ghesonder dan dandre 9490dan die de diepe ze in heuet want wissche die bider proien leuet wil emmer swemmen alleene ende andre in sine scare ne gheene al platuisch alse but ende pladijs 9495werden uetter in alre wijs met suden winde als wijt horen entie ronde metten norden men seghet datmen onder vissche mach sien die zoen mere dan die hien 9500vor sonne vpganc es te verstane es die uisch best te vane want dan falgiert hem sijn sien somege vissche te comene plien deen van den andren ende van hem somen 9505sietmen van lime uisscen comen ende oec so weetmen van hem somen dat si van pure arden comen droghe weder uele vissce let dat si niet ne werden vet 9510menech vissch es in de ze dien mensce ne siet nemmermee sulc visch rieket wel ende verstaet eist vat of net dar menne in vaet entien machmen qualike vaen 9515mar andre sijn bedroghen saen elc uisch moet sijn out .i. iaer her hi wint ofte draget dats war nu es gesproken int ghemeene nu hort van elken vort alleene 9520herst van .a. dar na .b. naet latijn min no mee |
Vissen. Inleiding. Alle vissen en al dat leeft dat de schedel zacht heeft die hebben altijd de slaap niet groot 9475 het kiest nimmer een genoot vis in de zee of in de rivieren dat hij paart op enige manier. Andere vis paart te geen uur tenzij van zijn natuur. 9480 Schaam je, mens, in alle wijs dat u erger dan beesten bent! Elke vis die van prooien leeft die prooit daar dat hij macht op heeft alzo graag op zijn geslacht 9485 als op andere bij dag en bij nacht en geen vis eet zijn kinderen niet meer of minder. Vissen die bij de oever gaan zijn gezonder dan de andere 9490 die in de diepe zee heeft want vissen die van prooien leven willen immer zwemmen alleen en andere in zijn schaar nee geen. Alle platvis zoals bot en pladijs, 9495 worden vetter in alle wijze met zuiden wind, zoals wij het horen, en de ronde met de noordenwind. Men zegt dat men onder vissen kan zien die zij meer dan de hij 9500 voor zonsopgang is te verstaan is de vis het best te vangen want dan ontbreekt hem zijn zien. Sommige vissen plegen te komen de een van de andere en van hen soms 9505 ziet men van lijm vissen komen en ook weet men van hen soms dat ze van pure aarde komen. Van droog weer hebben vele vissen leed zodat ze niet worden vet. 9510 Menige vis is er in de zee die de mens ziet ze nimmer sommige vissen ruiken goed en begrijpen is het een vat, is het een net waar men het in vangt en die kan men moeilijk vangen 9515 maar andere zijn bedrogen gelijk. Elke vis moet zijn oud een jaar eer hij wint of draagt, dat is waar. Nu is gesproken in het algemene nu hoort van elk voort alleen. 9520 Het eerst van a, daar na b, naar het Latijn min of meer. |
Anguilla es de paldinc bekent een vis ghemaket alst serpent van visschen lime ende van sade 9525ende vander arden sonder gegade wast die paldinc segmen mie si nebben soe noch hie ysidorus seghet die meester goet dieden paldinc in wine doet 9530die dien wijn drinket dat hem sal dan die wijn uerleeden sal riuiere water minnen si claer ende allen uisschen sijn si swaer die si vermoghen ende si leuen 9535menech iar dus es bescreuen sonder water als de wint es nort leuen si .viij. daghe als men hort niet alf so lanc in suden winde jn wintertijt als ict vinde 9540moet hi bi grooten watre leuen dus es van hem dit bescreuen paldinc smoud es goet in doren den ghenen die qualike horen hem bedarf wel langhe sieden 9545ghebraden es hi ghesonts den lieden |
1. Anguilla, is de paling bekend. Een vis gemaakt als een serpent (a) van vissen lijm en van zaad 9525 en van de aarde zonder gade groeit de paling, zegt men mij, ze hebben geen zij of hij. Isidorus zegt, die meester goed, die de paling in wijn doet 9530 en die wijn drinkt dat hem zal die wijn voorbijgaan zal. Rivierwater beminnen ze helder en voor alle vissen zijn ze zwaar die ze aan kunnen. En ze leven 9535 menig jaar, aldus is het beschreven, zonder water, als de wind is noord leven ze acht dagen, zoals men hoort niet half zo lang als met zuidenwind. In wintertijd, zoals ik het vind, 9540 moet het bij grote wateren leven aldus is van hem dit beschreven. Palingvet goed voor de oren diegene die moeilijk horen. Hij moet wel lang gekookt worden 9545 gebraden is hij gezond voor de lieden. |
Anguilla anguilla, Latijn anguis en Litouws angis betekent slang. De slang anguis komt als hoofdbedekking bij de Furin voor, het is spreekwoordelijk het beeld van het boze van waaruit gevaar gaat. Zie adder. Midden-Nederlands ael en eel, oud-Saksisch en oud-Hoogduits Al (nu Aale) oud-Engels ael (Engels eel) oud-Noors all. Mogelijk stamt dit woord van Germaans ela en dit van Indo-Germaans edlo: eter of eetbaar.
Paling, midden-Nederlands palinding, pa(e)ldinc en palinc. Het is een uitsluitend Nederlands woord. Naast de dunne aal zou men mogelijk kunnen denken aan een ing afleiding (zie bokking, haring) van paal, als naam van een dijk naast een paeldinghsetthe, een plaats waar op paling gevist wordt.
(a) De worm- en slangachtige verschijning, het raadsel rond zijn voortplanting, zijn nachtelijke tochten over velden en weiden moest het volk wel verbijsteren. Plinius meldt dat ze zich tegen de klippen wrijven en dat afwrijfsel weer levendig wordt. Aristoteles meent dat ze na slagregens uit de ingewanden van de aarde (aarddarmen, wellicht wormen) ontstaan en uit slik en verrotting groeien op de zeeplaatsen waar wier groeit. Onder de aal zijn er geen vrouwtjes of mannetjes. Ze brengen geen eieren of levende wezens voort omdat ze onzijdig zijn.
Ze zijn hermafrodiet, de manlijke en vrouwelijke organen komen in hetzelfde beest voor.
De aal komt voort uit het slijm van andere vissen.
De aal ontwikkelt zich uit Leptocephalis-soorten (larvenvormen van Murenen) door metamorfose.
In de middeleeuwen nam men aan dat de aal uit paardenharen ontstond.
Of men geloofde dat ze zich uit gras vormden (duidelijk een verwisseling van de aal met regenwormen) Volgens Aristoteles ontwikkelen alen zich uit wormen zonder tussenkomst van ouders uit modder. Uit de vuiligheid die vanzelf opkomt aan de rivierkanten of stilstaande wateren. Omdat ze niet in helder water leven en uit vuiligheid groeien en haar voedsel uit slijkerige grond trekken werden ze door Galenus als spijs van kwaad voedsel gezien.
Op sommige plaatsen zijn vissers van mening dat alen met slangen paren of:
Uit andere vissen geboren worden. Hieraan dankt de puitaal, Zoarces viviparis (levendbarend), de naam aalmoeder die hij in Duitsland draagt.
De vissers van Sardinië schrijven algemeen de zwemkever, Dytiscus roselli, de voortbrenging van alen toe.
Vaak is ook beweerd dat alen levende jongen ter wereld brengen. Dat komt omdat men dikwijls alen heeft gevangen wiens lichaam een meer of minder groot aantal wormige diertjes bevatten die door onkundigen voor jongen van het dier werden gehouden. Bij nader onderzoek bleken het ingewandswormen te zijn.
Eierstokken zijn pas in 1777 ontdekt door Mondini en de manlijke geslachtsorganen pas in 1874. De glasaal werd eerst als een aparte familie van vissen beschouwd. Later bleek pas dat die zich tot jonge alen ontwikkelden. Ze blijven onrijp zolang ze in zoet water verblijven. Van oktober tot januari gaan ze naar zee met stormachtig weer en donkere nachten, paren in de Saragossa zee en sterven daar. Tegen mei zwemmen weer miljarden glasaaltjes naar de plaats waar hun moeder ooit groot geworden is.
Ԩb) “Als je veel aal hebt en dit in een vat wijn doet met wat moerbei erbij en die laat sterven, dan zal iemand die hiervan drinkt zonder te weten wat hij drinkt, de wijn voor een jaar verfoeien, misschien wel voor altijd’ Het is een van de oudste en meest verspreide middelen tegen dronkenschap. Deze therapie was al aan Galenus bekend: ‘sianguilla vino sufocata sit, vinumque id detur, potui, efficit odium viniՠ, Dit veroorzaakte bij dronkaards een misselijkheid en een sterke tegenzin voor alle soorten alcoholische dranken. Het bloed en het rauwe vlees van paling zouden toxisch werken waaraan deze speciale eigenschap werden toegeschreven. Het bloed is giftig, maar de toxine in het bloed wordt door koken en roken onwerkzaam.
Misgurnus fossilis, modderkruiper. Komt voor in stilstaande, modderige wateren en soms in rivieren van N. en O. Europa. Gedurende de winter en als in de zomer het water van de door hen bewoonde plas verdampt is, verbergen ze zich in het slijk waar ze een paar maanden zonder probleem kunnen verblijven. Zodra ze dan in water komen zijn ze weer vlug. Hieraan danken ze hun gewone en wetenschappelijke naam. Is zeer gevoelig voor elektrische verschijnselen en wordt onrustig bij onweer, vandaar weeraal, weervis, poetaal of donderaal, soms stootvis. Daarom wordt hij in een bak gehouden als weervoorspeller.
Polyterus bichir, snoeksteur komt in boven Afrika voor en Boven-Nijl. Ook in plassen die soms geheel uitdrogen.
Alforas seit aristotiles dat .i. wonderlic visch es dese wast int water metten wedre jn marassche een deel nedere 9550somwile droghe sumwile nat so wast up die modere dat als .i. worem ende crupet ende leuet ende alse de marasch water heuet werdet .i. visch es bescreuen 9555maer onlanghe maghet leuen |
2. Alforas, zegt Aristoteles, dat een wonderlijke vis is. Die groeit in het water met het weer in moerassen een deel neer 9550 soms droog en soms nat ze groeit op de modder dat als een worm en kruipt en leeft en als het moeras water heeft wordt het een vis, is beschreven, 9555 maar kort mag het leven. |
Misgurnus fossilis, modderkruiper. Komt voor in stilstaande, modderige wateren en soms in rivieren van N. en O. Europa. Gedurende de winter en als in de zomer het water van de door hen bewoonde plas verdampt is, verbergen ze zich in het slijk waar ze een paar maanden zonder probleem kunnen verblijven. Zodra ze dan in water komen zijn ze weer vlug. Hieraan danken ze hun gewone en wetenschappelijke naam. Is zeer gevoelig voor elektrische verschijnselen en wordt onrustig bij onweer, vandaar weeraal, weervis, poetaal of donderaal, soms stootvis. Daarom wordt hij in een bak gehouden als weervoorspeller.
Polyterus bichir, snoeksteur komt in boven Afrika voor en Boven-Nijl. Ook in plassen die soms geheel uitdrogen.
Astaras wast ende die als ons aristotiles liet van rein watre van arden mede alst coud es dats sine zede 9560dat menne niet ne can beslupen want hi in sijn ol can crupen jn waremen wedre comet hi vort jn naten iaren als ment hort alst danne warem es int gheuoech wassen deser worme ghenoech |
3. Astaras groeit en die eet, zoals ons Aristoteles laat, van rein water en van aarde mede. Als het koud is, dat is zijn zede, 9560 dat men het niet kan besluipen omdat hij in zijn hol kan kruipen in warm weer komt hij voort. In natte jaren, zoals men hoort, als het dan warm is in het gevoeg groeien deze wormen genoeg. |
Astacus fluviatilis, rivierkreeft komt in de beken en rivieren voor.
Het is een kleine vorm van de zeekreeft en een tien cm lang. Zijn kop en borststuk zijn beschermd door een soort pantser, de ogen zitten op steeltjes. Ook heeft hij verder een paar antennen. Overdag houdt hij zich graag schuil in holen aan de oevers en onder stenen.
Allec es des harinx name en uisscelkin scone ende bequame also alse liber rereum seghet die alre meest te wesene pleghet 9570de beste dus es becant tusschen norweghen ende inghelant jn dien tijt dat mense vaet segmen dat al visch staet jn sinen saisoene ten besten 9575jn herefsten tijt gaet hi ten westen alse oec dat gheuogelte doet al es hi cleene hijs wert ende goet versch es hi goet ter cure ghesouten mach hi lange gheduren 9580bi den watre leuet hi alleene anders so ne nut hi groot no cleene de milteit gots te goeder stont sent ons desen al ongegront met nenechten so dore groot 9585datter menech om cort de doot jn wintertijt gaen si hem decken ende inder ze gront wech trecken |
4. Allec is de haring naam een visje mooi en bekwaam, alzo als Liber Rerum zegt. (a) Die het aller meest te wezen pleegt 9570 en de beste, aldus is het bekend, tussen Noorwegen en Engeland. (b) In de tijd dat men ze vangt, zegt men, dat er al vis staat in zijn seizoen te besten. 9575 In de herfsttijd gaat het ten westen zoals ook de vogels doen. Al is hij klein, hij is waard en goed vers is hij goed ter keur. Gezouten mag hij langer goed blijven. 9580 Van water leeft hij alleen anders nuttigt hij veel of weinig. De mildheid God te goede stond zendt ons deze al ongegrond met menigte zo ontzettend groot 9585 dat er menigeen om komt ter dood. In de wintertijd gaan ze zich bedekken en in de zeegrond weg trekken. |
Clupea harengus Haring, midden-Hoogduits Haerinc, oud-Hoogduits en midden-Nederlands harinc, Angelsaksisch haering, (nu herring) Frans hareng Het is een west Germaans woord, haringa (daarvoor was het in oud-Noors sild). Pekelharing is gezouten haring, maatjesharing komt uit uit maeghdekens haerink, dus een zeer jonge haring, Duitse Madchen of Jungfernhering en nu Matjeshering. Bokking, midden-Nederlands bockingh, boksharing of buckem, midden-Noordduits Buckink en nu Bucking, een gezouten en daarna gerookte haring. Een afleiding van bok, naar de onaangename geur, met een eindiging ing zoals in wijting en haring.
(a) De haring houdt verblijf aan de Poolzee en maakt vandaar tochten naar het zuiden. Die tocht neemt een aanvang bij Groenland en de haringen verdelen zich in de grote scholen bij IJsland waarvan het ene deel westwaarts naar Amerika trekt en de ander oostwaarts naar Noorwegen. Bij de verschillende eilanden verdeelt die groep zich weer zodat er voor iedereen genoeg is. Er wordt onderscheid gemaakt naar zijn paaiplaats, de plaats waar de haring elk jaar weer terugkomt. Er is Noordzeeharing, maar ook Oostzeeharing, elk met zijn eigen kenmerken. De komst wordt aangekondigd door grote zwermen meeuwen en eenden, vinvissen, dolfijnen en haaien. De haringen trekken heen en weer zonder duidelijk doel. Ze leven van plankton, schaaldieren, wormen en jonge visjes. Ze volgen meestal de bewegingen van het plankton zodat ze overdag dieper en ‘s avonds hoger zitten omdat het plankton dan stijgt.
(b) Men herkent de school aan de weerschijn van de door haar verlichte lucht. ‘Ee haringen zijn tijdens hun trekken zo dicht opeengehoopt dat de boten, die te midden van de school komen, in gevaar verkeren en boten die zich er te midden van bevinden worden door de dicht op elkander gedrongen dieren opgelicht. Men kan de vissen met een schop uit ‘T water scheppen in het schip werpen. Een lange roeiriem die in deze levende massa wordt gestoken blijft er rechtop in staan’ We lezen in het verhaal aan Karel VI, koning van Frankrijk, door Philippus van Mezieres dat deze laatste in een zeeengte van vijftien mijlen lengte en twee mijlen breedte tussen Denemarken en Noorwegen de haringen zo dicht bij elkaar zag dat men ze met het zwaard kon doorhakken. In deze zeengte waren veertigduizend vissersboten en ieder met acht vissers bemand die niets anders deden dan de gevangen haringen inpakken en inzouten.
(c ) Vier schepselen hebben hun leven elk van een van de pure elementen, de kameleon van lucht, de mol van aarde, de vis haring van water en de salamander van vuur.
Albures spreket aristotiles dat inde ze i uisch es 9590die so starc heuet dat vel dat die rudders prisen wel want sijt onder hare elme draghen sone machmense met ghenen slaghen al falgiert hem die helm dure 9595ne ghequetsen ter ghere hure |
5. Albires spreekt Aristoteles dat in de zee een vis is 9590 die zo sterk heeft dat vel dat de ridders het prijzen wel omdat zij het onder hun helm dragen dan mag men hen met geen slagen al faalt hem de helm daar 9595 kwetsen te gene uur. |
Alburnus alburnus, het alvertje,
Beter een pantservis als Peristethus cataphractum
die in Genua malarmat heet. Het is de best gepantserde vis van de Europese zeeen. De pansterplaten zijn in 8 reeksen geplaatst die zich tot 8 kamvormige kielen verheffen. Zijn vlees wordt zeer op prijs gesteld. Het pantser biedt aan elk keukenmes weerstand zodat de ingewanden door de mondopening verwijderd worden. In kokend water laten ze los. Albires zal wit betekenen naar de zilverwitte buik.
Aries dats die zeram plinius dar ons dit af quam seghet dat es de uogel dief vogle die de ze ebben lief 9600jn te swemmene ente generne die so driuet hi te scerne hi steket thouet vp ende siet waer .i. uogel swemmens pliet dan crupet hi onder dat water bedect so dat hine der onder trect |
6, Aries dat is de zeeram Plinius, waar ons dit van kwam, zegt dat is de vogeldief. Vogels die zee hebben lief 9600 in te zwemmen en te eten die zo drijft het tot spot hij steekt zijn hoofd op en ziet waar een vogel te zwemmen pleegt dan kruipt hij onder water dat hem bedekt zo dat hij ze er onder trekt. |
Soort haai?
Aureum uellus es dat goudijn vlies sente ambrosis ghewaget des dat dese visch inde ze leuet ende .i. goudijn ulies vp heuet 9610so edel so fijn so scone dat niemen leuet onder den trone dies ghelike in ghere stonde sine gedane ne conterfaiten conde men waent dat dus gendaen vlies 9615was dar wilen tgrote verlies quam tusschen de greieken entie troine dat orloghe ghedurde iare .x. |
&. Aureum vellus is dat gouden vlies, Sint Ambrosius gewaagt dit, dat deze vis in de zee leeft en een gouden vlies op heeft 9610 zo edel, zo fijn, zo mooi dat niemand die leeft onder de troon zijn gelijke is in geen tijd zijn gedaante schilderen kon. Men waant dat het dusdanig vlies 9615 was daar wel het grote verlies kwam tussen de Grieken en die van Troje die oorlog duurde jaren tien. |
De sage van de Argonauten en het gulden vlies hangt daarmee samen, zoals Appianus verhaalt, dat de bewoners aan de vloed van de Colchis het goud wonnen door schaapshuiden in het water te leggen waar ze vanzelf gouddeeltjes opvingen.
Chrysophrys aurata is de goudbrasem en de dorado van de Portugezen, de aurata van de ouden Die onderscheidt zich door de prachtige kleur en sierlijke tekening. De zilvergrijze grondkleur, die een groenachtige weerschijn heeft, wordt op de rug donkerder en op de buikzijde zilverachtig. Een langwerpig ronde en verticaal gerichte grondkleurige vlek versiert het kieuwdeksel, een goudgele streep het voorhoofd tussen de ogen, de zijden prijken met achttien a twintig overlangse strepen van dezelfde kleur. Wordt een dertig tot veertig en soms zestig cm lang met een gewicht van vier tot acht kg.
Het is een zoutwatervis en komt voor aan de kusten van de M. Zee en Afrika. Is wel eens aan de kusten van Engeland gevangen. In de Romeinse tijd werden ze in diepe vijvers gekweekt.
Accipender alse plinius seghet es .i. uisch die tebbene pleget 9620sine scelpen tusscen hoft ende start verkert stande ende achterwart vander .a. seggic nemmee hier uolgen namen uort in .b. |
8. Accipender, zoals Plinius zegt, is een vis die te hebben pleegt 9620 zijn schubben tussen hoofd en staart verkeerd staan en naar achteren. Van de a zeg ik nimmer, hier volgen namen voorts in b. |
Accipenser: scherp vleugeligen, Accipenser sturio is de steur.
Bocte wanic dat sijn butte 9625al water wanic es hem nutte weder tes versch so soud want hi hem in allen hout mar in verschen riuieren horixe ouer ghesonts visieren 9630jn lande dar merre uele uaet heeten si ongans ende quaet mar alsemenne vort bet of so heueti den meesten lof vpten gront nemet hi sinen art 9635hi wert vet es de wint suud wart |
9. Bote, waan ik dat is de bot. 9625 Al het water waan ik is hem nuttig of het nu vers is of zo zout omdat hij van alle houdt maar in verse rivieren hoor ik ze voor gezond vertellen. 9630 In landen waar men er veel vangt noemt men ze ongans en kwaad maar als men gaat verder dan heeft het de meeste lof. Op de grond neemt hij zijn aard 9635 hij wordt vet is de wind zuidwaarts. |
Platichthys flessus, (Pleuronectes flesus) Bot, midden-Nederlands bot(te) of but(te) midden-Noordduits But, is waarschijnlijk zo genoemd naar de stompe kop, zie botter, een Urkse boot met ronde boeg. De namen IJbot, Amsterdamse bot en rivierschol doelen op de plaatsen waar de bot gevangen werd.
De bot wordt tweeëndertig cm lang en een drie kg zwaar. De bot komt veel met de schol overeen, maar de vlekken van de bot zijn echter groenachtig geel en zwart en de oppervlakte is ruw om aan te voelen.is ronder dan de gewone schol.
De bot leeft in de zee en aan de monden van de rivieren en voedt zich met vergaand vlees en vis. Haar ogen liggen meestal rechts, maar ook wel eens links. De kaken zijn scherp.
Borbaca es der lumpen name een visch van uormen ombequame gehud ende glad alse de paldinc tetene esset ene soete dinc 9640mar de leuere es best te voeren ende bouen andren visscen vercoren sijn houet groot enten mont wijt leuet hi van .xii. iaren den tijt so wert hi groot ende ombequame 9645ende solaris es dan sine name dar men hier na af vint mee riuieren mint hi ende ze |
10. Borbacha, is de lompe naam. Een vis van vormen ongeschikt een huid en glad als de paling te eten is het een zoet ding 9640 maar de lever is best tevoren en boven andere vissen uitverkoren. Zijn hoofd is groot en de mond wijd leeft hij van twaalf jaren die tijd dan werd hij groot en ongeschikt 9645 en solaris is dan zijn naam waar men hierna van vindt meer rivieren bemint hij en zee. |
Conger, zeeaal, omdat hij nogmaals beschreven wordt, zie 14.
Babilonice pisces sijn besonder van verscen visscen .i. groot wonder 9650theofrastus die meester goet es die te verstane doet dat te woeste babilonien staen cirternen groot bouen allen waen die wilen makeden die gigante 9655die wonderlike groote seriante alse die eufrate wassen beginnet die dor de groote rotsen rinnet so dat soe in die groote cisternen comt comer hute vissce al ongenomt 9660some crupende some gaende some swemmende some stande ende geornet so menegertiere hine leuet diese alle visiere so groot so vreeselic nader iesten 9665best scinent duuele danne beesten b. gaet hute ende .c. comet in jc ne vants no mee no min |
11. Babilonici piscis (vis) zijn bijzonder van verse vissen een groot wonder. 9650 Theophrastus die meester goed is het die te verstaan doet dat in het woeste Babylon staan waterreservoirs groot boven allen waan die wel eer maakten die giganten 9655 die wonderlijk grote bediende. Als de Eufraat te stromen begint die door de grote rotsen rent zo dat zo in de grote waterreservoirs komt komen er uit vissen ontelbaar 9660 soms kruipende en soms gaande soms zwemmend en soms staande en gehoornd in vele vormen. Hij leeft niet die ze alle kent zo groot, zo vreselijk naar de verhalen 9665 en schijnen beter duivels dan beesten. b gaat uit en c komt in, ik vond er niet meer of minder. |
Babylonische vissen die opkomen met de regentijd?
Cete es alre uissce meest dats de waluisch ebbic verureest 9670ysidorus die seit al bloot datmense vint .iiij. buunre groot sijn mont es wijt sijn geswelch nouwe al eist dat hi hiet groots gelouwe henne mach liden niet de kele 9675want dar sijn nauwe gate te vele bi cleenen visscen moeten si leuen van desen vissce es bescreuen datter die prophete jonas drie dage entrie nachte in was 9680bi mirakelen niet bi naturen anders ne mochti niet geduren die ionge ebben de tande swart entie houde wit ende art si nemen water in haren mont 9685ende spoient hute te meneger stont so grof dat sire mede versmoren die scepe comen si hem te voeren alse de caluer volgen der moeder ende si comen dar si sijn onuroeder 9690entan uerebben vp .i. sant dan nemet die moeder te hant waters wl haren widen mont ende ghietet vp hem tiere stont so dat soet vanden lande doet vloten 9695oec vintmen somwile so groote dat si ligghen openbare jn de ze oft .i. berch ware ons scriuet sente isidorus entie groote basilius 9700datmense vindet ende vant vp haren rugghe harde ende sant ende dat scepe der ane quamen diet hildent houer .i. eilant te samen ende worpen ankere ende sloeghen vier 9705terst dat gheuoelde dat dier so sonken si te gronde neder some quamen ten scepe weder ende some si verdronken die metten vissce neder sonken 9710ambrosius spreket in dierlantsce ze scinent berghe min no mee alse die toten sterren slaen tharen drien iaren sonder waen noten si ende hem breket die scacht 9715dan ulien si met grooter cracht ter dieper ze ende wassen so seere men ne canse ghewinnen nemmermere her si dat iaer ouer gaen salmense ebben men moetse vaen 9720hetne ware often si uerhebbet waren vpt ondiepe ende also beuaren |
12. Cethe is van alle vissen het grootst dat is de walvis, heb ik vernomen. 9670 (f) Isidorus die zegt al bloot dat men ze vindt vier bunder groot. (a) Zijn mond is wijd, zijn keelgat nauw al is het dat hij iets groots pakte het mag niet komen in de keel 9675 want daar zijn nauwe gaten te veel van kleine vissen moeten ze leven. (b) Van deze vis is beschreven dat de profeet Jonas drie dagen en drie nachten daar in was 9680 bij mirakels, niet door natuur, anders kon hij daar niet blijven. De jongen hebben de tanden zwart en de oude wit en hard. (d) Ze nemen water in hun mond 9685 en spuiten het uit in menige keren zo groot, dat ze er mee versmoren de schepen die komen hen van te voren. (e) Als de kalven volgen de moeder en ze komen daar ze zijn onbekend 9690 en komen vast te zitten op een zandbank dan neemt de moeder gelijk water vol in haar wijde mond en giet het op hem te die stond zodat ze het van het land doet vlieden. 9695 (f) Ook vindt men soms zulke grootte dat ze liggen openbaar in de zee alsof het een berg ware. Ons schrijft Sint Isidorus en de grote Basilius 9700 dat men ze vindt en vond op hun ruggen aarde en zand en dat schepen daaraan kwamen die het hielden het voor een eiland tezamen en wierpen anker en sloegen vuur 9705 ten eerste dat voelde dat dier zo zonk ze te grond neer soms kwamen de schepen weer en soms verdronken ze die met de vis neder zonken. 9710 (g) Ambrosius spreekt dat in de Ierse zee, schijnen het bergen min of meer als die tot de sterren staan. Tot hun drie jaren zonder waan paren ze en bij hem breekt de schacht 9715 dan vlieden ze met grote kracht naar diepere zee en groeien zo zeer men kan ze vangen nimmermeer. Eer ze dat jaar over gaan zal men ze hebben, men moet ze vangen 9720 tenzij het was dat ze met eb bleven vast zitten op het ondiepe en alzo bevaren. |
Cetaceae; walvisachtigen, midden-Nederlands was het walvisch of walvisc, in oud-Hoogduits walfisc (nu Walfisch) in oud-Noors hvalfiskr of hval. Wal was de oorspronkelijke eerste naam, in midden- en oud-Hoogduits is het wal en in Angelsaksisch hwael (Engels whale) van Germaans hwala (ook gelijktijdig walre) zie waal: wells: vreemd, buitenlands. Vergelijk narwal, de zee-eenhoorn.
(a) Balaena mysticetus, (mysterieus (Balaenoptera borealis) de Noorse-, Groenlandse walvis, vinvis en de bow-head van de Amerikanen, is een wanstaltig schepsel die in al zijn lichaamsdelen wanverhoudingen vertoont. Is blauwzwart van boven- en de onderzijde is lichter Het is het geweldige zeemonster van de historie. Langer dan twintig meter zijn toch vrijwel niet gezien. De mondholte bevat voldoende ruimte voor een tamelijk grote boot met bemanning. De vervaarlijk grote bek heeft geen tanden en is gevuld met een hoornachtige strook die baarden of baleinen heten en in de bovenkaak staan. De baarden schijnen een soort van zeef te zijn die het water van de insecten afscheidt wat daarna door twee blaasgaten in de kop als overtollig uitgespoten wordt.
(b) Jona haai, Carcharides lamia, wordt 225cm lang en komt in de M. Zee voor.
(c ) zie 37 van zeemonsters.
(d) zie 37 en 52 van zeemonsters.
(e) Het wijfje baart twee levende jongen die zij voor een vis zeer bijzonder zelf zoogt en die zij bij het vluchten omarmt met de vinnen en daarmee voortsnelt en wat later weer naar boven komt om ze te laten ademen Zij houdt van haar kinderen met een verwonderlijke liefde en leidt ze een lange tijd in de zee en mocht het gebeuren dat de welpen ziek zijn of tekort water hebben of aan land gespoeld zijn, dan neemt ze haar mond vol water en gooit dit op hen zodat de pijn verzacht wordt of ze weer in de zee gespoeld worden. Ze zet zichzelf altijd tussen hen en de zon in en aan de veiligste kant. Als een sterke storm komt en als de welpen nog jong en zacht zijn, dan zwelgt ze hen op in de eigen maag en als de storm is gaan liggen en mooi weer aankomt.
(f) Volgens Isidorus kunnen walvissen een grootte van vier bunder bereiken. (g) Ze zijn zo groot dat ze als bergen in zee drijven die met hun toppen de hemel bereiken. Vanwege de grootheid van zijn lichaam wordt er op zijn rug stof en aarde verzameld en zo gebeurt het dat daar bosjes en kleine bomen op groeien zodat die grote vis op een eiland lijkt. Als scheepslui hier onnadenkend bij komen kunnen ze vrijwel niet uit dit gevaar ontsnappen, want hij gooit zoveel water uit zijn bek op het schip dat die overstroomd wordt met water en soms zinkt. Hij is zo geweldig groot dat als hij gevangen genomen wordt het hele land moet helpen.
We hoorden hiervan middels de zesdeeeuwse Sint Brandaan, een Ier die eerst Brennainn McFinlocha heette. Die maakte een wereldreis van negen jaar. Door zijn vroomheid wist hij alle gevaren te overwinnen. Het volk riep hem uit tot patroon van de schippers en vuurtorenwachters, vergelijk de Brandaris op Terschelling. Al spoedig na zijn vertrek ziet de heilige een kustlijn van wel een mijl of meer. Hij meert zijn boot af en gaat het landschap verkennen. Eerst moest er gegeten worden, gelukkig groeide er een heel woud op het eiland zodat er al spoedig vuur onder de pot zat. Toen dit net begon te branden schoot het eiland zo snel onder water dat ze ternauwernood hun schip konden bereiken.
(g) Ierse zee; Atlantische oceaan. Zo’n oceaanreus van honderdduizend kilo’s kan zich echter nog grotendeels uit het water verheffen. Bij de paring verheffen beide reuzen zich torenhoog tegenover elkaar uit het water, om echter onmiddellijk daarna weer terug te vallen.
Mulder: Een uitgebreide beschrijving van een eiland dat een vis blijkt te zijn, komt voor in De reis van Sint Brandaan: ‘Toen kreeg Brandaan een eiland in zicht. Hij schatte dat het meer dan zes mijl lang moest zijn. De kust was dicht bebost. Bij de monding van een beek vonden zij een haven, waar zij het schip konden achterlaten. Zij gingen van boord om het eiland te bekijken. Hongerig als ze waren, begonnen ze hout te zoeken om eten te koken. De kookketel werd opgehangen, en al gauw vonden zij een dode boom die brandhout zou kunnen leveren. Toen zij er de bijl inzetten, schoot ineens het hele eiland onder water. Ternauwernood konden Brandaan en zijn mannen het schip bereiken. ‘De heilige abt sprak: ‘’Dit is vast de vis geweest waarover ik gelezen heb. Het bos groeide op zijn rug. In het boek stond dat er daar een rivier in zee stroomt en dat de vis al heel lang uit het zoete water daarvan zijn voedsel haalt. Te oordelen naar de bomen die op zijn rug groeien moet hij zeer oud zijn’.
Cancer es de keruetse in walsch jn dietsch de creuetse als ende als gheclawet sijn si ende scarpe scaren 9725hebben si uoeren stande te waren achterwart es hare gaen liber rerum doet ons uerstaen ende adelinus des ghelouet datmen vindet inder ouder houet 9730twe witte steene met roden ghemanc met seghet diese nuttet in dranc dat si den hertuant ghenesen endit mach wel de wareit wesen musselen hoesteren ende hare ghelike 9735can soe bedrieghen scalkelike want hi hem in werpet enen steen datter luken mach ne gheen ende dan gaet hise saen heten aristotiles doet ons weten 9740dat erande creuetsen also wel jn surien sijn also snel entie binnen niet neuet ende soe sonder nooten leuet jn de west ze seghet solijn 9745dat creuetsen so groot sijn dat sie die lieden met haren scaren jnt water verdrinken te waren jn wintre werdet de kreuetse swaer jn lentine ende herefste dats waer 9750werden si best voer alle stont ende meest alse de mane es ront si leuen langhe houer een die hien bekinmen met .ij. been die hie onder den buke heuet 9755dar die zoe al sonder leuet die beenkine sijn alse .ij. dorne ende draghen eier na ossen horne ende sijn ieghen serpents beten goet alsi nooten elc ligghen moet 9760sonder water si langhe leuen darmen hem melc wil drinken gheuen |
13. (a) Cancer is de kreeft in Waals in Diets de kreeft geheel geklauwd zijn ze met scherpe scharen 9725 hebben ze voor staande te waren. (b) Achterwaarts is hun gang. Liber Rerum doet ons verstaan en Adelinus, dus geloof het, dat men vindt in de oudere hoofden 9730 twee witte stenen met rood gemengd, men zegt het, die ze nuttigt in drank dat ze de hartaanval genezen en dit mag wel de waarheid wezen. (d) Mosselen, oesters en hun gelijken 9735 kunnen ze bedriegen schalkachtig, want hij werpt bij hen in een steen zodat ze sluiten mogen niet en dan gaat hij ze gelijk eten. Aristoteles doet ons weten 9740 dat een soort kreeft alzo wel in Syrië zijn alzo snel en die van binnen niet vernieuwd en ze zonder echtgenoot leeft. (e) In de westzee, zegt Solinus, 9745 dat kreeften zo groot zijn dat ze de lieden met hun scharen in het water verdrinken te waren. In de winter wordt de kreeft zwaar in de lente en herfst, dat is waar, 9750 worden ze het beste in alle stonde en meestal als de maan is rond. Ze leven lang onder elkaar die hij herkent men met twee benen die hij onder de buik heeft 9755 daar die zij al zonder leeft. (f) De beentjes zijn als twee dorens en dragen eieren naar de ossen horen, en zijn tegen serpentsbeten goed. Als ze paren elk liggen moet. 9760 Zonder water ze lang leven opdat men hem melk te drinken wil geven. |
Cancer pagurus. Zeekrab, de naam kreeft is verwant aan krab. Midden-Nederlands crevet of creeft, (van Frans ecrevisse: garnaal) oud-Saksisch Krevit, oud-Hoogduits Krebiz (nu Krebs) Frans ecrevisse waaruit het Engelse craw- of crayfish.
(a) Een levende kreeft wordt in een zakje genaaid die door de zieke gedurende vierentwintig uur op de zieke plaats wordt gedragen. Heeft hij die tijd wakende doorgebracht dan is de kanker op de kreeft overgegaan. Dit middel is uit Duitsland overgewaaid waar kreeft en kanker beiden Krebs heten. De Latijnse naam is cancer en Grieks karkinos. Daarvan stammen kanker en carcinoom. De ziekte heeft deze naam omdat de vaatvertakkingen gelijkenis vertonen met een kreeft of krab met gespreide poten.
(b). Kreeften gaan zijwaarts en meer achterwaarts dan voorwaarts. Rechtuit gaan ze niet en kunnen ze ook niet. Het is het symbool van een ongeluksbrenger. Van iemand wiens wandel niet en deugt, die het pad van deugd en rechtvaardigheid niet bewandelt en die meer achterwaarts als voorwaarts gaat zeggen we, Ԩij gaat kreeftengangen’
Ze nemen veel kalkzouten op en voor de vervelling wordt dit opgeslagen in het lichaam om later weer gebruikt te worden, in de vorm van twee grote ‘s tenen’. Hij eet daarom ook schelpen. Als de kreeft zich verschaalt heeft ze twee steentjes om zich daar mee te sterken omdat ze in die tijd niet eten kan. In de maag heeft hij twee steentjes ter grootte van een kersenpit die aan de ene zijde bol en aan de andere hol en licht geel van kleur zijn. Die worden in kokend water rood. Het volk meent dat het dier daarvan leeft tijdens de verharding. Ze worden echter uitgespuwd en bevorderen het vormen van een nieuwe schaal. Het was vroeger een prima middel tegen het zuur in de maag. Het zijn de kreeftenogen, Duitse Krebsaugen, Franse oeuil dեcrevisse en Engelse crab’s eye, in de apotheken oculi cancrorum.
(d) ‘Zo vindt men bij de Egyptenaren een kreeft die aan een oester kleeft en de kreeft die met zijn scharen die oester open probeert te krijgen en knijpt en trekt. Het visje in de oester zal zich terugtrekken en de schaal dicht proberen te houden. Maar als de oester zich in de zonnestralen bakert en zijn schelpen ontsluit, dan zal de kreeft er een keitje of steentje tussen werpen zo dat hij zijn schelpen niet meer zal kunnen sluiten en hij het oestertje met zijn scharen knijpt en zijn vlees er met stukjes uithaalt’
(e) ‘In de westzee, omtrent Goa leven zulke grote kreeften dat ze mensen met hun knijpers om het middenlijf vatten en ze naar het water slepen, de diepte en daar opeten’
(f) Een enkel wijfje legt meer dan twaalfduizend eieren die aanvankelijk zwart van kleur zijn en onder de staart tussen de poten gedragen worden.
Carpeta es .i. uisch van manieren 9775beede in marasscen ende in riuieren wel ghescellet talre stont sine ardinghe nemtet vpten gront alse die soe soeket hare gegade doet hare douerlast van sade 9780ende dar an andren wriuet elc gheuet die hie ter nauelen melc dat ontfaet soe inden mont ende dar naer in curter stont scietet soe hare saet dar af dihen 9785die andre van hare partien aldus ende in derre manieren werden si wortelende in die riuieren ende deen vanden andren comen bouen allen visschen die wi nomen 9790wast carpers hersinen meest ende waent metter mane in elke maent het .i. visch niet goet te vane want lustech es hi tontgane hi weet treken .iiij. ofte .v 9795mede tontgane metten liue een swaer visch esset uele lieden ende hem bedarf wel uele sieden ende goet dranc ende sause heet salmenne verduwen ghereet. |
15. Carpeta, is een vis van manieren 9775 beide in moerassen en in rivieren goed geschubd en gelijk. (a) Zijn voeding neemt op de grond als de zij zoekt haar gade doet haar de overlast van zaden 9780 en daaraan anderen wrijven elk geeft de hij bij de navel melk dat ontvangt ze in de mond en daarna in korte tijd schiet ze haar zaad, waarvan groeien 9785 de andere van haar partij aldus in dergelijke manieren worden ze voort telend in de rivier en de een dus van de andere komt. (b) Boven alle vissen die wij noemen 9790 groeien karpers hersenen meest en waant met de maan in elke maand. Het is een vis niet goed te vangen want lustig is hij in het ontgaan hij weet streken vier of vijf 9795 mee te ontgaan met het lijf. Een zware vis is het voor vele lieden Het behoeft ook wel goed koken. Een goede drank en saus heet zal men het verteren direct. |
Cyprinus carpio. Karper, Middelnederlands carper, oud-Hoogduits Charpfo, nu Karpfen, Engelse carp. Vanwege zijn voorkomen in de rivieren van het Alpengebied denkt men aan een voor-Indo-Germaanse taal, te vergelijken is Albanees karpe: rots, zie Karpaten.
(a) In de tijd van kuit schieten, mei/augustus, ontwikkelt het mannetje op de kop, de wangen en kiemdeksels vele kleine en witachtige wratjes. De karper komt in de vloed dan omhoog en het vrouwtje, dat gewoonlijk door meerdere mannetjes vergezeld wordt, legt de eitjes op vochtige en dicht begroeide plaatsen. In de loop van de dagen legt ze soms meer dan honderdduizenden eieren.
(b) Zijn hersens zouden groeien en verkleinen als de maan groeit en afneemt.
(c ) Deze vis heeft veel list zodat die het net ontwijkt. Want als hij het net binnengaat zwemt hij rond en zoekt een opening en kan hij die niet vinden probeert hij over het net heen te springen om de vrijheid weer te krijgen. Men spreekt dan ook van de karpersprong. Soms zoekt het een toevluchtsoord onder het net en soms houdt het een waterplant in zijn mond op de bodem van het water zodat het net erover heen gaat en hij ontsnapt. Soms komt hij met kracht naar beneden en bevestigt zijn kop stevig in de modder zodat hij op die manier ontsnapt. De karpers zijn moeilijk te vangen omdat ze zich in holen zetten en dus buiten het sleepnet blijven.
9800Capitatus leghet an rotsen jn somech lant hetent cabotsen hare houet dans niet cleene hare ardinghe leit onder steene alfs uoets lanc vintmense selden 9805al machmer uele om lettel ghelden doch sijn si soete ende ghesont ende maket goet bloet talre stont |
16. 9800 Capitacus ligt aan rotsen in sommige land heet het cabotsen. Haar hoofd dat is niet klein hun voedsel ligt onder stenen. Half voet lang vindt men ze zelden 9805 al kan men er veel krijgen voor weinig geld, doch zijn ze zoet en gezond en maakt goed bloed te alle stonden. |
Mugil capito, de ramado wordt 40-50 cm lang.
De Romeinen vingen ze veel in de oudheid met aas in bij de zee gelegen vijvers. Vaak zwemmen ze met grote getale de rivier op zodat de rivier met die vissen bedekt is.
Wordt vanwege zijn malsheid, vetheid en aangename smaak geschat en vers of gezouten gegeten. Uit de eierstokken komt in de Provence een soort kaviaar die botargue heet.
Capitanius als ict can lessen mach die selue uisch wel wesen 9810dien wi hier ze hase nomen ende wanen hem mach de name comen dinket mi bedi des gheloeuet om dat gheleu es des hasen houet dat gheulegen es sonder waen 9815sijn houet ghemaket es ende ghedaen bequamelic esset in sijn heten mar onuerduwelic wilmen weten dies comter af sumwile de rede zebars hetement in zomeger stede |
17. Capitonius, zoals ik het kan lezen, mag dezelfde vis wel wezen 9810 die we hier zeehaas noemen en waarvan hem mag de naam komen denk ik beide te zijn, dus geloof het, omdat het gelijk is als een hazenhoofd dat gelijk is zonder waan. 9815 Zijn hoofd is gemaakt en gedaan goed is het in zijn eten maar niet te verteren, wil men weten dus komt er af soms de koorts. Zeebaars noemt men het in sommige plaatsen. |
Dichentrachus labrax (Grieks di; twee, kentron; sporen, archus; anus) (Morone labrax, (Morone van Grieks moros; dom, onzinnig, Labrax; Atheense vrouw, dochter van Daemones en Daedalis. Met de leeftijd van drie jaar werd ze door zeerovers meegenomen en aan de koppelaar Labrax verkocht) (Labrax lupus Cw.) (wolf) is de zeebaars, Duitse Seebarsch of Meerbarsch. Dit is een zwaargebouwde vis van een halve tot meter lang en tot tien kg zwaar. (Er zouden zelfs reuzenbaarzen zijn van een ruime vierhonderd kg)
9820Coclea dats min no mee dan die slecke vander ze ghesont visch al onghewaent ende wast ende mindert in elke maent alse de mane wast ende breket 9825ja alle vissche als men spreket jn scellen ligghede alse musselen doen die sijn best vele int saison emmer int wassende vander mane dan int brekende als ict wane 9830want si dien ende dwinen vele nader manen scinen dus ne seggicker af nemme nu hort uort vissche in .d |
18. 9820 Coclea, dat is min of meer dan de slak van de zee. Gezonde vis is het al zonder waan en groeit en vermindert in elke maand als de maan groeit en vermindert. 9825 Ja, alle vissen, zoals men spreekt die in schalen liggen, zoals mossels doen die zijn het best veel in het seizoen immer met het wassen van de maan dan met afnemende maan, als ik het waan 9830 want ze komen en verdwijnen veel naar de maanschijn. Dus zeg ik ervan nimmer, nu hoort voort van vissen in d. |
Concha, zeemossel. Concha veneris (Venus, die ook wel Aphrodite genoemd wordt) Aphrodite, aphros, schuim, de zeegeborene wordt vaak met een schelp afgebeeld.
Als grootste van aller schelpdieren is de reuzenmossel, Tridacna gigas, (reusachtig) bekend die in de grote oceaan voorkomt en wiens schelp tweehonderd vijftig zwaar wordt.
‘Ze groeien met het komen van de maan’ tot parels.
Dies spreket aristotiles 9835es .i. uisch die in die ze es die met rechte soe mach heeten want sijn leuen es mar .i. dach nochtan gheuet die nature al hare recht deser creature 9840vlogle vinnen uoete twee mar negheen bloet min no mee ende wat sal desen vissce dit al dat soe onlanghe leuen sal met rechte segghen wise clerke 9845got es wonderlijc in sinen ghewerke |
19. Dies, spreekt Aristoteles 9835 is een vis die in die zee is die met recht zo mag heten want zijn leven is maar een dag nochtans geeft de natuur al zijn recht aan deze creatuur 9840 vleugels, vinnen, voeten twee maar geen bloed min of meer en wat zal deze vis met dit al die zo kort leven zal? Met recht zeggen wijze klerken 9845 God is wonderlijk in zijn werken. |
Dies, 1 dag levend, zal wel op Dies: Zeus slaan.
Zeus faber, (hout- of metaalbewerker) Volgens de overlevering verkeerde de apostel Petrus eens, toen hij tol moest betalen, in de noodzakelijkheid om niet in de beurs maar in het water te tasten. De bek van de vis, die hij eruit haalde, bevatte de verlangde penning. Ook schijnt de apostel de bedoelde vis flink aangepakt te hebben omdat die op elke zijde een zwarte vlek draagt die naar het verhaal luidt indruk van zijn vingers zijn. Vermoedelijk heeft het dier hier de naam Sint Pietersvis aan te danken. Op sommige kustplaatsen heet hij in het Frans poisson Saint-Christophe of poisson Saint-Pierre, bij de Grieken Christo-psaro: Christusvis en bij de Spanjaarden Martinsvis. Bij ons vanwege zijn zijdevlek, zonnevis of spiegelvis. Zijn naam wordt aangeduid met de oppergod van de Olympus, Zeus, en stond bij de ouden al in hoge aanzien. Het is de Duitse Sonnenfisch, Peters-, Christus- en Martinsfisch. In Engels John Dory, mogelijk komt dit woord van het van Franse jaune doree, naar de gouden kleur.
Delfine vintmen seit aldus die heleghe sente isidorus die minder sijn dan delfine besonder die staen hier uoren houer wonder 9850die in de ze maken feste alse naken sullen groote tempeeste so snel vindemense sonder lieghen dat si houer de scepe ulieghen want bi hem machmen dicken leeren 9855alse hem dat weder sal verkeeren d. gaet hute .e. comet ane hort hier wonder ten anegane |
20. Delfinen, vindt men, zegt aldus de heilige Sint Isidorus, die kleiner zijn dan dolfijnen vooral die staan hiervoor over wonderen 9850 die in de zee maken feest als ze gewaar worden grote tempeest zo snel vindt men ze, zonder liegen, dat ze over de schepen vliegen want bij hen mag men vaak leren 9855 als het weer zal omdraaien. d gaat uit e komt er aan, hoort hier wonder ten beginne. |
Phocaena communis, (gewoon, algemeen) Bruinvis, kleine tuimelaar of zeevarken, Duitse Meerschwein, Franse marsouin, Engelse porpoise of seapig.
Die wordt niet zo groot, het is de kleinste van de dolfijnen, anderhalve tot twee en soms drie meter. Hij zwemt zeer goed en kan ook boven het water uitspringen, hoewel niet zo ijverig als de dolfijn. Buitengewoon druk zijn de bewegingen voor of tijdens een storm. Hij duikelt en of hobbelt dan, schijnbaar opgewonden van blijdschap in en over de rollende golven, buitelt over de kop en wordt dan in letterlijke zin van het woord een ‘Tuimelaar’
Plinius meldt dat als er veel dolfijnen spelen als de zee stil is dan betekent dat de wind vandaar zal waaien, maar als ze met onweer water spuiten dat ze dan goed weer verkondigen’
Van de dolfijn en later de bruinvis werd verondersteld dat ze de brengers van slecht weer waren. De Physiologus stelt dat een storm in aantocht is als de dolfijnen zich laten zien met hun sprongen boven de zee.
Echinus spreket iacob van vitri dat .i. wonderlic visch si 9860hi nes maer lanc enen aluen uoet hens scip so snel no so goet bliuet cleuende der an so nes wint no storem die can noch seil diet mach bringen gaende 9865het ne bliuet alse .i. rotse stande ghelijc oft .i. berch ware entie ne porret hare no dare nochtan dat anders ghenen anker heuet dan dat visscelkin ant scip cleuet 9870dits onghelouelike sake nochtan liet deser sake aristotiles ende plinius entie groote basilius ambrosius ende iacob van uitri 9875ende isidorus dar bi nomic iv dese bi namen om dat de meeste sijn te samen die citen scriuen van naturen ende si ylouen wel ter curen 9880al eist onwijs in onsen sin wanen die cracht comt in sulken visscelkinen dat hout .j. groot schip in sire ywout wars nu die grote philosophie 9885wars nu die starke buggherie die ons der wet willen roouen want bi bouen nature ghelouen welc soudem wonderliker dinken dan so maghet kint ebben sonder man 9890so .i. uisscelkin eens alues uoets lanc een scip mach ouden an sinen danc dattet alleene der ane cleuet segghen si dat hem therte gheuet si sullen segghen na minen wane 9895dat wers redene doet te verstane hoe die visch dat scip dus bindt dan die maghet adde kint merien pertricen ende ghiere ende andre beesten meneghertiere 9900sprect ambrosius als wijd vinde die ontfanghen metten winde sonder int pleghen van aren ynoet mar al es dit wonder groet bouen al desen draghet 9905priuilegie die suuere maghet want soene drouch ende wlbrochte diet al wilde ende vermochte dits de redene dart bj mach wesen mar echinus en euet van desen 9910altoes redene ne ghene want ets cranc ende clene recht est na der scrifturen dat god onder sine creaturen etet die wonderlike god 9915want dus bliuen die wise sot ende die simple die wel ylouen sullen met hem sijn dar bouen gheclawet sijnsj alsmen segt also als die creuetse plegt 9920gheuarwet ofsi glasijn waren ghelijc den scorpione te waren jnden mont die hem ter middelt staet ebsj dorne sere quaet vele liede gheuen den enchijn 9925viande te nuttene ouer venijn want diene etet hi bliuet doot alst ynaect .i. tempeest groot cleuet an enen groten steen sone verpurtene wint negheen |
21. Echinus, spreekt Jacob van Vitry, dat een wonderlijke vis is. 9860 Hij is maar lang een halve voet en geen schip zo snel of zo goed als het blijft kleven daar aan en geen wind of storm die dat kan noch zeil die het mag brengen gaande 9865 het blijft als een rots staan gelijk alsof het een berg was en die nee gaat hier nog daar nochtans dat het anders geen anker heeft dan dit visje dat aan het schip kleeft. 9870 Dit is een ongelooflijke zaak nochtans liet deze zaak. Aristoteles en Plinius en die grote Basilius, Ambrosius en Jacob van Vitry 9875 en Isidorus daarbij noem ik u deze bij namen omdat het de grootste zijn tezamen de beste schrijvers van natuur en ze geloven het wel ter keur. 9880 Al is dit niet wijs in onze zin waarvan deze kracht komt er in zulke visjes, dat het houdt zo’n groot schip in zijn geweld. Waar is nu de grote filosofie 9885 waar zijn nu de sterke ketters die ons de wet willen beroven wat we bij boven nature geloven? Wie zou het wonderlijker denken dan zo een maagd een kind hebben mag zonder man, 9890 zo een visje van vijftien cm lang een schip kan tegen houden omdat het er alleen aan kleeft? Zeggen zij wat hen het hart ingeeft ze zullen zeggen, naar mijn waan 9895 dat waar is en reden doet verstaan, hoe die vis dat schip dus vast houdt dan hoe de maagd had een kind. Merries, patrijzen en gieren en andere beesten veelvuldig, 9900 spreekt Ambrosius, zoals wij het vinden, die ontvangen met de wind zonder het plegen van hun echtgenoot. Maar al is dit een wonder groot boven allen die draagt 9905 privilegie de zuivere maagd want ze droeg en volbracht die het al wilde en mocht. Dit is de reden waarbij het mag wezen, maar Echinus heeft van deze 9910 altijd redenen geen want het is zwak en klein. Recht is het naar de schriften dat God onder zijn creaturen heet de wonderlijke God 9915 want aldus blijven de wijzen zot en de simpele die wel geloven, zullen met hem zijn daarboven. Geklauwd zijn ze, zoals men zegt, alzo als de kreeft pleegt 9920 geverfd of ze van glas zijn gelijk de schorpioen te waren in de mond, die hem in het midden staat, hebben ze dorens zeer kwaad. Vele lieden geven de echinus 9925 vijanden te nuttigen voor venijn want die het eet, hij blijft dood. Als er komt een tempeest groot kleeft het aan een grote steen dan vervoert de wind er geen. |
Echeneis remora. Veel literatuur is er over de kleine vis die de Grieken echenis (schiphouder) en de Romeinen remora (vertrager) noemen. Het zijn namen voor de zogenaamde zuigvissen die zichzelf vasthechten door middel van een discusachtige zuiger op grotere vissen of scheepsbodems. Alle zuigvissen hebben dezelfde levenswijze, ze hechten zich vast aan andere voorwerpen, bij uitzondering aan rotsen en stenen en in de regel aan schepen en haaien
Een overdreven idee groeide in oude tijden dat een enkele vis de snelheid van een schip kon tegenhouden. Aristoteles noemde die schiphouder, maar verklaart de naam niet. Isidorus ging zo ver om te zeggen dat bij de sterkste wind en de geweldigste storm het schip op de plaats bleef waar die was alsof die vast geworteld was in de zee. ‘Een kleine vis, niet langer dan een halve voet is in staat een schip vast te houden, ja, het houdt trotse en mooie schepen vast als gevangene’ Deze kleine vis hield Caligula’s schip vast. Zo gauw als het schip, als enigste in de vloot, stil hield ontdekte men dat een van deze vissen zich vastgezogen had aan het roer. Hij was zeer verbaasd, ook omdat het beest zich aan het schip vast gezogen had en het vast hield, maar ook omdat het in het schip gebracht en neergelegd niet werkte.
Plinius vertelt de wonderen van deze kleine vis en roept uit: Zie de ijdelheid van de mens! Helaas, hoe gek zijn we om dit alles te doen als een kleine vis die niet langer is dan een halve voet in staat is het schip vast te houden en te bedwingen, ja en houdt gevangen jullie goede, lange en trotse schepen’ Hij verzekert dat Marcus Antonius het zeegevecht verloor van Actium omdat op het kritieke moment zijn schip vertraagd was door een van deze zuigvissen. Ook dat ze in de Rode Zee gevonden worden en met zo’n kracht dat ze de schepen van Antonius en C. Princeps onder volle zeilen in de loop hebben gestopt.
Mulder: De echinus, zoals hij hier wordt beschreven, dankt zijn bestaan voor een deel aan een interpretatiefout van Thomas van Cantimpré, die de eigenschappen van de zeeegel (echinus) en de remora of zuigvis (echeneis) in n dier verenigde. De zeegel is bezet met stekels en verankert zich volgens Plinius als er storm op komst is aan een rots; de zuigvis houdt schepen vast (’Remora’Latijn.: oponthoud). Plinius boekstaaft in zijn Natuurlijke Historie dat de galei van Antonius tijdens de slag bij Actium werd opgehouden door een remora en dat een soortgenoot van dit dier Caligula’s schip tot stilstand bracht, in weerwil van de inspanningen van vierhonderd roeiers. De remmende werking van de remora kon ook worden aangewend om rechtszaken op magische wijze te vertragen en om voortijdige geboorten te voorkomen. In werkelijkheid is de remora een vis die zich aan haaien of andere grote vissen vastzuigt.
9930Esox dies machmen ytrouwen es .i. visch in der dunouwen diemen huns nomet in swauen al wari al slecht ghescauen es hi slecht gnouch als wijd oren 9935want hine heuet scarpeit no doren ende hi nes pijnlic no clene no groot mar sochte ende sere bloot hine can hem verweren no ontwisschen den stekelinghen den clenen visscen 9940die stuer speelt gherne ieghen desen alse die wil ghecloiet wesen ende als die huns yuoelt sijn vel dat hem te scarp si ende te fel vlieti te sinen olen dan 9945die hi in douuere maken can mar die stuere jaghetene danne so ulieti voren ende dandre anne so dats visscers werden yware ende vaense bede tere scare 9950als die huse yuaen sijn men gheuem drinken melc ende wijn om dat mense verre voeren mach et euet ysproken sulc diet sach dat hi .iij. sester wijns wel drinct 9955so dat hi dronken wesen dinct so groot vintmense dat se onuerre iij. parde vertrecken up .i. carre men vint bet smakender visch gheen want hine euet maer een 9960croesel eueti ende lettel beene sonder an sinen als allene van e gaen hier ute de namen van .f. als .i. te samen |
22. 9930 Esox, dit mag men vertrouwen, is een vis in de Donau die men hues noemt in Zwaben. Al was het al recht geschapen is hij slecht genoeg, zoals wij het horen, 9935 want hij heeft scherpheid nog dorens en hij is bezwaarlijk klein of groot maar zacht en zeer bang. Het kan zich niet verweren of ontgaan de steken van de kleine vissen. 9940 De steur speelt graag tegen deze als die wel gewreven wil wezen en als de steur voelt zijn vel dat het hem te scherp zij en te fel vliedt het in zijn hol dan 9945 die hij in de oever maken kan. Maar de steur jaagt hem te eten dan dan vliedt hij voor en de andere achteraan zodat vissers het worden gewaar en vangen ze beide in een schaar 9950 Als de huse gevangen zijn men geeft hem te drinken melk en wijn zodat men ze ver vervoeren mag. Een heeft gesproken die zulks zag dat hij drie sester wijn wel drinkt 9955 zodat hij dronken te wezen denkt. Zo groot vindt men ze dat ze niet ver drie paarden het trekken op een kar. Men vindt een beter smakende vis geen want hij heeft er maar een 9960 graten heeft het en weinig been alleen in het hoofd alleen. Van e gaan hier uit de namen van f als een tezamen. |
Salmo hucho is de Donauzalm die bij een lengte van 1,5-2m 20-50kg kan halen. Steur zie 8 en 3 en 51 van zeemonsters.
Gundubula es .i. clene visscelin 9965ende wil in riuieren sijn altoes beneden in den gront bouen est selden theregher stont spekelde es hi sijn vel ymanc ende na sine grote lanc 9970ets van soeter smake mar te verduene sware sake fundubila etet bedi dat inden gronde gherne si dit mach wanic die loke wesen 9975nv ort vort van .g. na desen |
23. Fundibula is een klein visje 9965 en wil in rivieren zijn altijd beneden in de grond boven is het zelden enige tijd. Gespikkeld is hij in zijn vel gemengd en naar zijn grootte lang. 9970 Het is van zoete smaak maar te verteren een zware zaak. Fundibila heet het daarom omdat het in de grond graag is dit mag, waan ik, de loke te wezen. 9975 Nu hoort voorts van g na deze. |
Mogelijk een zeegrondelvis, Gobius, zie volgende.
Goui dats dat gouioen jn riuieren es sijn doen dar sant ende kesele sijn ghemanc dars sijn voetse ende sin ganc 9980jn claren watre up den gront [onreins ne nemet in den mont scone ghescelpet eist ende claer ghelijc oft seluerijn waer niet lanc eist ende ront] 9985bequamelic tetene talre stont |
24. Gobio, dat is de gobion, in rivieren is zijn doen waar zand en kiezels zijn gemengd daar is zijn voedsel en zijn gang 9980 in helder water op de grond onreine neemt het niet in de mond. Schoon geschubd is het en helder gelijk of het zilver was niet lang is het en rond. 9985 Goed te eten te alle tijden. |
Gobio gobio, (Gobius fluviatilis) de riviergrondel is een kleine vorm van de barbeel. Wordt 8cm lang. In de rivieren van Italië komt het voor waar het bottola heet en zeer smakelijk wordt geacht. De riviergrondel leeft in langzaam stromend water, vlak bij de kant.
Granus als plinius segt es .i. visch die inde zee legt met .i. oghen des ylouet bouen staende up sijn houet 9990dar hi altoes met vpwart siet ende wacht of hem scade ghesciet dus es hi altoes in hoeden dese uisch bediet den vroeden die altoes therte up gode 9995ebben ende ouden sine ghebode ende hem wachten alle daghe nouwe vor des viants laghe so dat hise in ghere oede mach belopen sonder hoede 10000van g ne canic nemme scriuen hirs .i. in J. die ne mach niet bliuen |
25. Granus, zoals Plinius zegt, is een vis die in de zee ligt met een oog, dus geloof het, boven staande op zijn hoofd 9990 waar hij altijd mee opwaarts ziet en wacht of hem schade geschiedt dus is hij altijd op zijn hoede. Deze vis betekent de verstandige die altijd het hart op God 9995 hebben en onderhouden zijn geboden en zich wachten alle dagen goed voor de vijand listen zo dat hij in geen gemoed kan belopen zonder hoede. 10000 Van g kan ik nimmer meer schrijven hier is er een in j die mag niet blijven. |
Wel een platvis, Rhombus maximus, (de grootste) (Scophthamus maximus)
Tarbot, midden-Nederlands tarrebot, uit Frans turbot, mogelijk van teer, naar de donkere huid. De ogen staan aan de linkerkant, de tarbot ligt op zijn rechterkant.
Grundo als plinius segt es i uisch die in der ze legt ende es na der swaluen ghenant 10005want hi vliecht als die swalue up tlant ende hijs nochtan no min no mee dese visch ghenert hem in de zee alst em lust euetj de vlucht bouen in die oghe lucht 10010.j. deel na der swaluen maniere dese visch dar ic of visiere betekint goede liede wel die in dese werelt fel ghelijc na der zeebaren 10015wandren siet ende varen want alsijs ghewinnen stede vallensj somwile in hare ghebede ende ulieghen upward onsen here met herten ende begherten sere 10020hier gaet .j. vte ende hir nam volghen vissce namen in .k. |
26. Irondo, zoals Plinius zegt, is een vis die in de zee ligt en is naar de zwaluwen genaamd 10005 want hij vliegt als de zwaluw op het land, en hij is nochtans gelijk min of meer. Deze vis voedt zich in de zee als hij lust heeft in de vlucht boven in de hoge lucht 10010 een deel naar de zwaluwen manier. Deze vis, waar ik van vertel betekent goede lieden wel die men in deze wereld fel gelijk naar de zeebaren 10015 wandelen ziet en varen want als zij winnen plaats vallen ze soms in hun gebeden en vliegen opwaarts naar Onze Heer met hart en begeren zeer. 10020 Hier gaat j uit en hierna volgen vissen namen in k. |
Excocoetus volitans, zwaluwvis. Hierundo is de zwaluw. In de M. Zee komt die voor en wordt een 30cm lang. Ze komen met de haring overeen, vandaar vliegende haring.
Palaes sprect aristotiles es .i. visch die in der ze es die nature van vissce euet 10025dat anders heuet negheen die leuet want die rein es sere goet allen visscen want hise voet ende kilox werter of blent ende alsi hem niet ne bekent 10030ne mach hi hem gheneren niet dus moetj bliuen int verdriet |
27. Kalaos, spreekt Aristoteles is een vis die in de zee is. Die de natuur van vissen heeft 10025 dat anders geen heeft die leeft want de regen is zeer goed voor alle vissen omdat het ze voedt maar kalaos wordt er van blind en als hij het niet herkent 10030 kan hij zich voeden niet dus moet hij blijven in het verdriet. |
Een vis die van regen blind wordt?
Pilos sprect aristotiles mede es i visch van sulker sede dat hi uaste an rotsen cleuet 10035die scelpe dar hi in leghet es art ende scarp in sire manieren dese visch euet voete viere ende metten achtersten .ij. cleueti vaste anden steen 10040metten vorsten alst ande waren varti dar hi wille varen moghet iet verwinnen ter stont ande middeward es sijn mont van ij manieren alsict lese 10045groot ende clene vindmen dese den enen soutmen om te durne lanc dander es so stranc spekelde ende bouen wit van venine es wl dit 10050bedi so warj tetene fel k. gaet vte hir uolghet .l. |
28. Kilox, spreekt Aristoteles mede, is een vis van zulke zede dat hij vast aan rotsen kleeft. 10035 De schelp waar hij in ligt is hard en scherp in zijn manieren. Deze vis heeft voeten vier en met de achterste twee kleeft het vast aan de steen. 10040 Met de voorste, alsof het handen waren, vaart hij waar hij wil varen. Mocht het iets overwinnen daar terstond in het midden is zijn mond van twee soorten, zoals ik het lees. 10045 Groot en klein, vindt men deze, de ene zout men om te houden lang de ander is zo sterk gespikkeld en van boven wit van venijn is wel deze. 10050 Beide zo waren ze te eten fel. K gaat uit, hier volgt l. |
Zie 29.
Polligo segt plinius es .i. ze visch ende etet dus selden leueter ouer waer 10055enich langher dan ii jaer si ulieghen upwart uter ze alse schichte min no me .ij voete ebsj dar si mede jn haren mont steken dats hare sede 10060die uoete ard ende .i. deel breet dar mede uechten si ghereet hare buuc ende hare houet es tusscen den voeten des ghelouet jn dat lant van moriane 10065jndie ze doet men te verstane dar lixus vallet in de ze vindmense ende nieweren me so vele sieder om vlieghen dat si de scepe sonder lieghen 10070doen verdrinken in die zee kiramidarium bouc segt mee ets .i. uisch seiti sonder scellen ende alse .i. storem de ze sal quellen vlieghet hi huten watre thant 10075ende uliet den storem ende uart upt lant ende sine tonghe doeti weten die es hem in tween ghespleten |
29. Lolligo, zegt Plinius, is een vis en heet aldus. Zelden leeft het voor waar 10055 iets langer dan twee jaar. Ze vliegen opwaarts uit de zee als schichten min of meer twee voeten hebben waar ze mee in hun mond steken, dat is hun zede. 10060 De voeten zijn hard en een deel breed waarmee ze vechten gelijk, hun buik en hun hoofd is tussen de voeten, dus geloof het. In het land van Mauritanië 10065 in de zee, doet men verstaan, waar Lixus valt in de zee vindt men ze en nergens meer. Zoveel zie je er vliegen dat ze de schepen, zonder liegen 10070 doen verdrinken in die zee. Kiramidarium boek zegt meer het is een vis, zegt die, zonder schubben en als een storm de zee zal kwellen vliegt hij uit het water gelijk 10075 en vliedt de storm en vaart op het land en zijn tong, doet hij weten, die is bij hem in tweeën gespleten. |
Een weekdier, een Octopus, pijlinktvis of kalmars, Loligo vulgaris. Zie zeemonsters 39
De inktvis met zijn in- en uittrekkende armen heeft aanleiding gegeven tot het zeemonster, de Kraken, die met zijn armen schepen omvertrekt. De meeste blijven klein, sommige vormen van de diepzee bereiken echter geweldige afmetingen. Albertus Magnus verhaalt over de zeeslang die anderhalve mijl lang wordt en over de Kraak die zo groot is dat de zeevaarders het dier voor een eiland houden en hun anker erin uitwerpen waarop het beest met zijn lange armen het schip geheel omslingert en naar de diepte trekt. Volgens hem beweerden de vissers van de Noorse kust dat er in de rotsen en holen van de kust in de buurt van Bergen een slang schuilt die ruim zestig meter of meer lang en zes meter dik is. Hij gaat er ‘s nachts bij maanlicht op uit om kalveren, lammeren of varkens te eten. Op zee eet hij poliepen, garnalen en andere zeevissen. Zijn nek is bedekt met een haarbos van een halve meter. Hij is zwart en heeft scherpe schubben en vlammende ogen. Hij brengt groot onheil toe aan de scheepvaart omdat hij zich op de schepen stort en alles met zich meesleurt. Hij verheft zich recht omhoog om diegenen die in het schip zijn op te eten. Het is in dat land een slecht voorteken als men hem ziet en zegt dat het de dood van een vorst zou betekenen. In het jaar dat er een zeeslang in het Mjosenmeer verscheen, 1552, werd koning Christiaan II uit Denemarken verdreven.
Locusta alse plinius seghet es .i. uisch die in die leghet 10080lanc .viij. uoete bedecket in scellen mar alse wi horen tellen es hi na sire groter cranc horne heuet hi uoeren lanc dar hi mede vechtet ter somegher stont 10085ende hi crupet vpten gront sine horne hi te roerne pliet alsemen an keruetsen siet jn watre dat te uoeren wallet moetmenne sieden als men callet 10090ofti werdet so weec dattene gheen man anders niet geheten can dese vissce leuen in steen gronde ghescepen vindemense talre stonde naden crekel ende bedi 10095eist dat locuste geheeten si |
30. Locusta, zoals Plinius zegt, is een vis die in de zee ligt 10080 lang 2.40 m, bedekt in schubben. Maar zoals wij horen vertellen is hij naar zijn grootte zwak. Horens heeft hij voor lang waar hij mee vecht in sommige tijden 10085 en hij kruipt op de grond. Zijn horens hij te roeren pleegt zoals men aan de kreeft ziet. In water dat tevoren welt moet men ze koken, zoals men zegt 10090 of die wordt zo week dat geen man het anders niet eten kan. Deze vissen leven in stenige gronden geschapen vindt men ze te alle stonde naar de krekel en daarom 10095 is het dat ze locusta geheten zijn. |
Zeekreeft. Engels lobster, Angelsaksisch loppestre of lopustre, uit Latijn lopostra, een vorm van locusta: sprinkhaan, literair het schepsel met de lange poten, Duitse Seekrebs. Het is de Homarus gammarus, onze hommer, Franse homard, uit oud-Noors humarr. Dit dier bezit scharen zodat het Franse homard staat tegenover de ‘mangoeste:’ zonder scharen. Het is een bewoner van de rotsachtige ondiepten van de Noordzee.
Het bereikt een lengte van dertig tot vijf en veertig cm en kan met zijn vervaarlijke scharen geducht knijpen. Een schaar is gewoonlijk groter dan de ander. Met de grootste houdt hij zijn prooi vast en met de kleinste snijdt hij er stukken van af.
Lepus marinus dats min no mee dan die hase vander ze een uisch eist alse plinius seget die in see te wesene pleghet 10100ende es so seere gheuenijnt dat cume argher enech scijnt mar andree seeasen men vint in europen als men kint naden lant hase ghelijc van hare 10105mar arder es hi openbare mar dat hier in ulanderlant die hase heetet alsict vant dats .i. uisch sonder venijn nochtan mochti wel ganser sijn |
31. Lepus marinus dat is min of meer de haas van de zee. Een vis is het, zoals Plinius zegt, die in zee te wezen pleegt 10100 en is zo zeer giftig dat nauwelijks een erger schijnt te zijn. Maar andere zeehazen men vindt in Europa, zoals men kent, naar de landhaas gelijk van haar 10105 maar anders is hij duidelijk maar dat hier in Vlaanderen land de haas heet het, zoals ik het vond, dat is een vis zonder venijn nochtans mocht hij wel betrouwbaar zijn. |
Zie 17.
Aplysia depilans. Een weekdier met een zeer kleine, licht gewelfde schelp die meestal geheel gevuld is met een vlezig lichaam De zeehazen hebben een inwendig en zeer weinig ontwikkelde (of in het geheel niet) schelp.
Zeehaas, Lepus marinus van Plinius. De naam is ontleend aan de vorm van de voelers, twee platte en driehoekige voelers worden in nagenoeg horizontale richting uitgestoken en dienen voor het zoeken van de weg en het betasten van voedsel. De beide anderen staan overeind en lijken sprekend op een paar hazenoren De ogen liggen voor de achterste voelers.
Plinius beschrijft twee soorten, de ene in de Middellandse Zee die een vormloze klomp vlees is en alleen op de haas lijkt vanwege zijn kleur, de ander in de Indische Oceaan die op de haas lijkt vanwege zijn grootte en met haar op het lichaam hoewel het minder haar geeft.
Beiden zijn niet goed beschreven, maar de eerste verwijst mogelijk naar een soort die gewoon is in de baai van Napels en lichtbruin van kleur is.
Plinius zegt dat deze zeehazen vergiftig zijn om te eten en gevaarlijk om aan te raken of er zelfs maar naar te kijken. Maar de andere die in de Indische Oceaan als die geraakt wordt door een mensenvinger sterft de mens. Philostratus meldt dat Titus de troon had gekregen maar stierf door het eten van een vis, de zeehaas. Nero introduceerde de zeehaas in zijn maaltijden bij zijn ergste vijanden. Zo deed Domitianus dit op bevel toen hij zijn broer Titus moest verwijderen. Hij zou door een uit zeehaas bereide gifdrank hem om het leven gebracht hebben. Zelf door het zoeken naar deze dieren stelde men zich aan de verdenking van gifmengerij bloot. Moderne schrijvers vertellen dat ze niet giftig is.
10110Lucius es die heket dar liber rerum aue spreket ende seghet dat hi dus hetet bedi om dat het die water wlf si dese es die langhe leuet 10115dar hi proien gnoech heuet ende soetes waters gnoech ter noot dar wert hi utermaten groot pude visscelkine es sine spise ende wat dat leuet in eregher wise 10120dat hi beuaet in sinen bedwanghe hi swelghet vissce na sire langhe [harde naer in sine maghe sijn gheslachte oec gaet in die laghe] dat doet sire ghierechede 10125ofte dat hi hem ontsiet dies mede darsi moghen wassen ende dien ende sijns selues saet sijns selues roch swelghet hi in in dien dat dooch 10130alsi wlscepen es ende lange heuet geleuet enen steen hi in sine hersinen hi euet claer alse kerstael sonder ghewout dit es alsi seere es hout die nordene wint doet dat hi draget 10135alse ons aristotilus ghewaghet alse de soe es van sade swaer ne werpet soe hare saet hare niet naer om dat hare proie niet si minder want ongert hare si swelghen hare kinder 10140dit es ghierecheit alleene die niet wil ebben ghemeene die bars die mach ebben urede voer des snoxs ghierechede hen si dat hise so bega 10145dar hise biden houede va want gheuet die start dauenture hi scort sine inaderen dore ghesont uisch eist vindic van hem nu hort uort namen in .m. |
32. 10110 Lucius is de heekt waar Liber Rerum van spreekt en zegt dat het dus heet daarom omdat het de waterwolf zij. Deze is het die lang leeft 10115 waar hij prooien genoeg heeft en zoet water genoeg ter nood daar wordt hij uitermate groot. Padden en visjes is zijn spijs en wat dat er leeft in enige wijs 10120 dat hij vangt in zijn bedwang. Hij zwelgt het visje naar zijn lengte [ erg snel in zijn maag. Zijn geslacht ook gaat in die lagen] dat doet zijn gierigheid 10125 of dat hij zich ontziet dus mede dat ze mogen groeien en die en hem de prooi ontnemen. Zijn eigen zaad, zijn eigen broed zwelgt hij in indien dat deugt 10130 als het volgroeid is en lang heeft geleefd. Een steen hij in zijn hersenen heeft helder als kristal, zonder geweld dit is als het zeer is oud. De noorden wind doet dat hij draagt 10135 zoals ons Aristoteles gewaagt en de zij is van zaad zwaar en werpt zo haar zaad niet hierna omdat haar prooien niet wordt minder want bij honger verzwelgen ze hun kinderen 10140 dit is gierigheid alleen die niet wil hebben alles algemeen. De baars die mag hebben vrede voor de snoeks gierigheid tenzij dat hij ze zo vangt 10145 waar hij ze bij het hoofd vat want geeft de staart de het avontuur het scheurt zijn aderen door. Gezonde vis is het, vind ik van hem. Nu hoort voort namen in m. |
Esox lucius, L. Snoek, midden-Nederlands snoeck, midden-Noordduits Snok, Engelse snook betekent bergpunt en Zweeds snok betekent slang, zo is de snoek genoemd naar zijn spitse bek. Engelse pike, van Franse pique, van piquer, dat prikken betekent, naar de vorm van de neus. Door Antonides vijverwolf genoemd en door Lacepede de haai van het zoetwater. In Duits Hecht.
De wolf van onze wateren is geweldig in het roven en verslinden van alle andere, kleinere vissen. Daarvoor heeft hij een spitse bek en een wijde mond die wel voorzien met scherpe tanden ontvangen. Hij kan tot twee meter lang en vijf en dertig kg of meer groeien, exemplaren van een meter dertig lengte en vijf en twintig kg gewicht behoren al wel tot de uitzonderingen, van twintig kg zijn bij ons al schaars.
De snoek werd wel gekookt in water met een pint wijn, sinaasappelen, dadels, specerijen, zoete boter en geserveerd met zijn hoofd afgesneden, dat omhoog voor zijn lichaam geplaatst werd met een sinaasappel in zijn mond. Eeuwenlang werd in Engeland het vlees van de snoek beter beschouwd als dat van de zalm. In Duitsland was het een belangrijk handelsartikel.
Murena dats die lambreide dar hier te voeren sulc af seide dat merre af ne vint af gheene hien mar alsi ghenotens plien dan soe in die merschen tijt 10155ende alse comet hare naturen lijt ende dus ontfaet soe hare dracht dies pleget de visscere diese wacht dat hise met wispelene vaet want soe huter riuieren gaet 10160alse die horen waent dat serpent bi ambrosise eist bekent alst serpent an hare geuwet sijn uenijn et danne hut spuwet hier doet ons nature uerstaen 10165met wat meningen elc sal gaen ten rechten huwelike elc man ende heuet hi eneghe quateit an wese naturlic ende goet den vrouwen ende wel gemoet 10170die lampreide als men waent werpet hare saet in elke maent ende dat ne doen andre vissce niet hare saet wast tant dat soe sciet aristotiles wederseghet 10175dat soe der slanghen niet ne pleghet ende si ebben soen ende hien dar mach wel wreese af gheschien lampreiden tetene her si sijn langhe ghesoden in goeden wijn 10180met specien ende met pepre wel want hare humueren die sijn fel ende met venine gemanc dies moet hare sieden wesen lanc lampreinden bete es gheuenijnt 10185ende wien dat sulke smerte pijnt berne te pulure hare houet dats de bate des ghelouet |
33. Murena dat is de lamprei waar ik hier tevoren iets van zei dat men er van vindt geen hij. (a) Maar als ze paren plegen dan ze in de moerassen gaat 10155 en als komt hun naturen tijd en dus ontvangt ze zo haar dracht. Dus plegen de vissers die ze opwachten dat ze hen met fluiten vangt want als ze uit de rivier gaan 10160 als ze dat horen waant het serpent. Bij Ambrosius is het bekend als het serpent voor ze aan haar gaat zijn venijn heeft dan uitgespuwd. Hier doet ons natuur verstaan 10165 met wat voor bedoeling elk zal gaan tot het rechte huwelijk elke man en heeft hij enig kwaadheid aan wees natuurlijk en goed voor de vrouwen en goed gemoed. 10170 De lamprei, zoals men waant, werpt haar zaad in elke maand en nee, dat doen andere vissen niet hun zaad groeit gelijk dat ze schiet. Aristoteles weerspreekt het 10175 dat ze de slangen niet plegen en dat ze hebben een hij en een zij. Daar mag wel vrees van geschieden (b) lampreien te eten voor ze zijn lang gekookt in goede wijn 10180 met specerijen en met peper wel want hun sappen die zijn fel en met venijn gemengd dus moeten ze koken lang. Lamprei beten zijn giftig 10185 en wie van zulke smart pijn heeft brandt tot poeder hun hoofd dat is de baat, dus geloof het. |
Muraene helena, (Helena) de murene, meeraal of moeraal, Duitse Murane.
(a) Myrus is een soort serpent die ook viper heet, ofschoon hij klein is verdwijnen serpenten als ze hem zien want hij is ruig en als hij iets bijt dan rot dit helemaal. Onder de serpenten is hij de ergste. Als hij samengaat met een murene gaat hij naar een water waarin hij verwacht dat ze daar is en roept haar met sissen en dan komt de murene en als de viper ziet dat ze klaar is doet hij al zijn venijn opzij en bespringt de murene. Als de daad gedaan is drinkt hij en neemt zijn venijn op en gaat terug naar zijn hol. Ze springen in het meer om met de murene te paren, daarom is de beet van de murene zo giftig als een slang’ ‘Daar is een vis die murene genoemd wordt die van een adder ontvangen heeft die hij liefheeft door te sissen. Daarom noemen vissers die sissers of fluiters en vangen haar op die manier’ Zie serpenten.
(b) Een hoge prijs stelden de oude Romeinen op het vlees van de murenen. Om die in grote hoeveelheden voor hun gasten beschikbaar te houden hielden ze die in met zeewater gevulde vijvers. Volgens Plinius was Hirius de eerste eigenaar van een murene-vijver die zo goed voorzien was met deze kostbare vissoort dat hij bij een feest van Caesars triomftocht aan zijn vrienden zes duizend stuks kon voortzetten. Volgens een ander bericht begingen sommige Romeinen bij het vetmesten van de murenen afschuwelijke wreedheden. Vidius Pollio meende te weten dat mensenvlees het beste voedsel voor deze vis was en offerde aan dit bijgeloof vele slaven op, dat wil zeggen hij bestrafte hun misdrijven met de dood in de murenevijver.
(c ) Vanwege zijn slangvorm beschouwde men hem als giftig.
Mulder: De beschrijving, ontleend aan klassieke auteurs, geldt eigenlijk de murene, een zeevis die met de lamprei of prik het slangachtige uiterlijk gemeen heeft en de status van delicatesse. Hendrik I van Engeland stierf doordat hij te veel lamprei at. Alleen de beet van de murene kan dodelijk zijn.
Mugilus als plinius seghet es de snelste visch die leuet 10190jn riuieren ende es so sot datmen met hem oudet spot want int water des ghelouet decken si alleene thouet ende waent datmenne niet ne siet 10195aldus men te vane pliet hi entie snoec onder hem beeden sijn te wintre in onureden te somere eist al uergheuen want si met proien beede leuen 10200want te wintre de proie nauwet dar elc gherne omme scouwet |
34. Mugilus, zoals Plinius zegt, is de snelste vis die leeft 10190 in rivieren. En is zo zot dat men met hem houdt spot want in het water, wat men gelooft, bedekken ze alleen het hoofd en wanen dat men ze dan niet ziet 10195 aldus men ze te vangen pleegt. Hij en die snoek onder hen beiden zijn in de winter in onvrede in de zomer is het al vergeven omdat ze van prooien beide leven 10200 want in de winter de prooi wordt klein waar elk graag om gaat. |
Mugil cephalus, de harder of herder, de cefalo van de Italianen woont in de M. Zee, dichtbij de kust, soms zwemt hij de rivieren op. Als ze gevoerd worden komen ze daar elke dag terug dat het voldoende is om op een bepaalde manier te kloppen om ze daar terug te krijgen.
Margarita alse solinus seghet es .i. uisch die te dragene pleghet die fine perle die margariten 10205jn india segghen die viten vindemen .i. groot deel van desen alse musselen gemaket als wi lesen sijn die margariten daer oec weetmen wel ouer waer 10210dat onse musselen pleghen draghen mar wine willens niet ghewaghen dat si so scone sijn ende so fijn alse dar ons af seghet solijn ,jn den boec vanden steenen hier naer 10215sulwire af spreken meer ende waer |
35. Margareta, zoals Solinus zegt, is een vis die te dragen pleegt de fijne parels, de margariten. 10205 In India, zeggen de vita, vindt men een groot deel van deze als mosselen gemaakt, zoals wij lezen, zijn de margariten daar. Ook weet men wel voor waar 10210 dat onze mossels ze plegen te dragen maar wij willen het niet gewagen dat ze zo schoon zijn en zo fijn als waarvan ons zegt Solinus in het boek van de stenen hierna 10215 zullen we er van spreken meer en waar. |
Margaritana margaritifera, rivierpareloester, Meleagrina margaritifera, zeepareloester. Griekse margarites betekent een parel, oorspronkelijk was dit wel een Babylonisch woord, mar galliti: dochter van de zee, respectievelijk kind van het licht. Beide in verband met het geloof van de oude Perzen dat oesters ‘s nachts omhoog kwamen om de maan te aanbidden. Op het moment dat zij het wateroppervlakte bereikten openden ze hun schelpen en namen een druppel dauw op die door de stralen van de maan in een parel veranderde.
Parels waren vroeger belangrijker dan tegenwoordig. Als je er van uit gaat dat de techniek niet zo vergevorderd was om die harde diamanten te slijpen dan zullen de edelstenen van de oudheid, bijbel, wel halfedelstenen geweest zijn .
De rivierparelmossel komt in heldere beken van bergstreken voor. De rivierparels zijn vrijwel even mooi als de zeeparels, maar veel zeldzamer en kleiner. Julius Caesar bezat reeds parels die uit Engeland afkomstig waren.
Margaris alse liber rerum seget es .i. uisch die in de ze leghet jnden lande dar menne vaet heti onwart ende quaet 10220mar men soutene ende uoertene dan dar hi wel wert wesen can dar es hi lief ende wart doch dar menne uaet in sinen art heri enech sout ghesmaket 10225es hi van smaken wel gheraket dit wanen wi bi gheliken een deel dat wesen mach de makereel wel es bi desen uissche bedieden de ghene die lettel of niet 10230gehacht onder sine maghe ghesciet hem dar na in eneghen daghe dat hi in uremden lande comet dar menne here ende meester nomet dar wert hi lief ende wart 10235diet men lettel achte in sinen art |
36. Margaris, zoals Liber Rerum zegt, is een vis die in de zee ligt. In het land waar men het vangt noemt men het onwaardig en kwaad 10220 maar men zout het en vervoert het dan daar hij wel waard wezen kan daar is hij dan lief en waard. Doch waar men het vangt in zijn aard Eer het enig zout smaakt 10225 is hij van smaak wel goed. Dit wanen wij bij vergelijking voor een deel dat het wezen mag de makreel. Wel is bij deze vis de betekenis van diegene die weinig of niet 10230 geacht is onder zijn volk geschiedt hem daarna in enige dagen dat hij in vreemde landen komt waar men hem heer en meester noemt daar wordt hij lief en waard 10235 die het minder acht in zijn aard. |
Scomber scombrus L Makreel, midden-Nederlands makereel, midden-Hoogduits Macrel, Engels mackerel en Frans maquereau, van oud-Frans maquerel: koppelaar, een woord dat uit makelaar is ontstaan. Volgens het volksgeloof volgt de makreel de maatjesharing en brengt de jonge wijfjes bij de mannetjes, vergelijk het oud-Fries mekere: huwelijksonderhandelaar, midden-Hoogduits Mechele: koppelaar, Engels mackerel: koppelaar, midden-Nederlands makerele: koppelaarster. Vandaar mogelijk het geliefd worden.
De makreelvisserij was al in de oudheid een belangrijk bedrijf en heeft nog een grote betekenis. De oude Romeinen maken gewag van deze vis die ze scomber noemden. Ze maakten uit de ingewanden en het bloed van deze vis, of van andere vissen, een soort saus die ze voor zeer lekker hielden en duur betaalden. Dit werd, volgens Plinius, garum genoemd omdat de Grieken aan wie dit gebruik ontleend was de vis die voor de bereiding diende garon noemde. De bereidingswijze was, naar het schijnt, een rottingsproces waarin de genoemde grondstoffen met de nodige hoeveelheid zout in potten blootgesteld werden, het vocht werd afgetapt en voor het gebruik bewaard. De makreel was hier het meest geschikt voor omdat die zo gauw bederft.
Multipes seghet plinius es .i. ze uisch ende heetet al dus om dat heuet uele voete enen nest maket met goeder moete 10240van roeden dart .i. ei in leghet alse basilius de groote seghet ende dat ei heuet cume de groote alsi seit van ere note entie zoe broedet ende wacht 10245vaste dat ei wel .xl. nacht dan comter vt een groot gheslachte een swar uisch eist ende niet van machte nochtan ontsiene de vissce mede dats om sine behendechede |
37. Multipes, zegt Plinius, is een zeevis en heet aldus omdat het heeft vele voeten. Een nest maakt het met goed gemoed 10240 van twijgen daar het een ei in legt zoals Basilius de Grote zegt. En dat ei heeft nauwelijks de grootte, als hij zegt, van een noot die ze broedt en wacht 10245 vast op dat ei wel veertig nachten dan komt er uit een groot geslacht. Een zware vis is het en niet van machte nochtans ontzien de vissen het mede dat is om zijn handigheid. |
Multipes: veel voeten, een polyp of inktvis. Maar naar het ei lijkt het op een krokodil.
10250Murices seit plinius mede es .i. uisch na musselen sede ligghende alse in scellen twee diemen vint indie hoest ze dese ebben erande blood 10255dat uarewe es diere ende goet darmen mede varewet siden so moetmen hem ene adre sniden dar dat diere dinc hute rinnet als mense leuende ghewinnet 10260want alsi steruen spuwen si mede steruende vp hem die dierede |
38. 10250 Murices, zegt Plinius mede, is een vis naar mossels zede liggende als in schelpen twee die men vindt in de Oost zee. Deze hebben een soort bloed 10255 dat verf is duur en goed waar men mee verft zijde. Dan moet men hem een ader snijden waar dat dure ding uit rent als men ze levend wint 10260 want als ze sterven spuwen ze mede stervende op zich die duurte. |
Purpurea patula, (openstaand) In de oudheid was de purperslak van de M. Zee zeer beroemd. Haar lichaam bevat een klier waaruit zich een kleurloze vloeistof afscheidt die zich in een blaas verzameld. Deze vloeistof wordt als het aan zonnestralen blootgesteld wordt, eerste citroengeel, dan groen en tenslotte purperviolet. Dat werd door de oude volkeren als kostbare verfstof voor het verven van wol gebruikt. Naar gelang de verver de vloeistof van verschillende purperslakken of stekelhorens (Murex) met elkaar vermengt of ze in mindere of grotere aantallen gebruikt, het goed eens of tweemaal behandelt, het korter of lange tijd aan het zonlicht blootstelt, krijgt hij ook verschillende purpertinten.
Aanvankelijk was de purperen stof het gewaad van de heersers en langzamerhand werd het meer algemeen zodat Caesar en Augustus het gebruik van dit weeldeartikel door wetten beperkten. In het Byzantijnse rijk werd het opnieuw het teken van het hoogste gezag, en nog in de 15de eeuw vind je purperen hoeden vermeld. Het scharlaken van de kardinalen dat ook wel purper heet herinnert aan die oude gewoonte.
Mulus als plinius seghet es .i. uisch die te comene pleghet dicken ter riker lieden disch 10265dies heetemenne den edelen visch van desen vindemen manieren twe deen in riuieren dander in de ze die van riuieren es ghebardt dies heetemene barbele ten walscen wart 10270dander die huter ze comet dats diemen den ardre nomet beede sijn si van reine spise want si leuen na hare wise biden douwe ende bi den gronde 10275dan bi proien van monde ghesont visch eist wilmen weten eist dattene de ghesonde eten |
39. Mulus, zoals Plinius zegt, is een vis die te komen pleegt vaak op de rijke lieden dis, 10265 dus heet men het de edele vis. Van deze vindt men soorten twee de een in rivieren, de ander in de zee die van rivieren is gebaard dus heet men het barbeel in het Waals, 10270 de ander die uit de zee komt, dat is die men de ardre noemt, beide zijn ze van reine spijs want ze leven naar hun wijze van de dauw en van de grond 10275 dan van prooien met de mond gezonde vis is het, wil men weten, is het dat een gezond eten. |
Barbus barbus, (Cyprinus) Barbeel, Duits Rotbarbe of Streifenbarbe, Franse barbeau, oud-Frans barbel, van Latijn barbellus. Deze vis is zo genoemd naar zijn vier baarddraden wat in Latijn barba heet.
De barbeel is olijfgroen van kleur, aan de zijden bruinachtig en van onderen wit. Men vindt hem in heel Europa in grote getale, vooral in heldere snel stromende wateren. Hij blijft op de bodem en wroet daar met zijn baarddraden naar plantaardig of dierlijk voedsel. In de winter blijft hij rustig, als verdooft.
De barbeel werd door de ouden hoog geschat. Men bracht ze levend in de eetkamer en verbaasde zich over hun schoonheid en prachtig kleurenspel bij het sterven en liet ze dan voor de tafel klaar maken. Dieren van twee tot drie kg werden met vijf tot acht duizend sestertin betaald, de waarde soms van een slaaf. Waarschijnlijk was dit niet de barbeel die zelfs wat giftig kuit heeft en waarbij het vlees als minder smakelijk wordt beschreven.
Dat was waarschijnlijk de zeebarbeel, Mullus murmuletus, die we kennen als mul of zeebarbeel.
Milagor seit isidorus es .i. ze uisch heetet dus 10280dats spierinc ende iegen scone weder alse de storem sal vallen neder erande visch es spirinc al jeghen dat storem risen sal milagor ne doet niet also 10285hier comet na .m. ene in .o. |
40. Milagor, zegt Isidorus, is een zeevis die heet dus 10280 dat is de spiering en tegen mooi weer als de storm zal vallen neer. Een soort vis is de spiering al die tegen de storm voortkomen zal. Milagor doet niet alzo. 10285 Hier komt na de m en in o. |
Osmerus eperlanus (Ammodytes) osmerus dankt de spiering aan zijn eigenaardige lucht, die met bedorven augurken vergeleken wordt.
e gewone spiering is een visje dat ongeveer de lengte van een vinger heeft. Het is met dunne, blinkende, zilverglanzende en heldergroene kleine schubben bedekt, soms zijn ze niet eens aanwezig, en zo doorzichtig dat men zijn hersenen, wervelbeenderen en ribben kan zien. Zo mooi de kleuren zijn, zo lelijk is de reuk, waarom hij ook wel stinkvis heet van welk woord zijn Duitse naam Stint wel een verbastering zal zijn. Het is het eten van vele andere zeedieren. Waar ze de kusten naderen worden ze gevolgd door andere vissen, kabeljauw, heilbot, schol en haring.
De zeespiering die wat groter wordt is veel meer gezocht, die heeft ook de onaangename reuk niet.
Of de ansjovis, een vis als de sardien en wordt in Grieks zo genoemd omdat het een bijl in zijn hoofd heeft, Engraulis encrasicholus. De bij de ouden onbekende vis werd in ingelegde toestand via de Baskische visnaam anchu, over ons ansjovis of anchovis in Duits Anschovis, in de handel gebracht. Het heet ingezouten sardelle. Ansjovis zijn kleine ‘Harincxkens’ die bij het strand leven en ‘hebben sulcken vermaeck in singen en dansen’ dat zij daarna uit zee springen.
Ostra es der ostren name ets .i. goet uisch ende bequame ende een deel heet van naturen hoec oudemense ouer goet ter curen 10290ter burst hute ghesoden ro plinius de scriuet also dat keruertsen met groten sinne den uisch dien si ebben inne hem af winnen ende verteren 10295want sise arde seere begheren jnde clare lucht van orient dats vander ostren bekent draghet soe varewe alsmen weet die in latijn ostrum heet 10300darmen in pellele wel geraket water varewe proper maket van .o. ne vandix nemmee nu hort uort namen in .p |
41. Ostrea is de oesters naam. Het is een goede vis en bekwaam en een deel heet van natuur ook houdt men ze voor goed ter keur 10290 de borst uit gekookt rauw. Plinius die schrijft alzo dat de kreeft met grote zin de vis, die ze hebben in van hem winnen en verteren 10295 omdat ze hem erg zeer begeren. In de heldere lucht van de Oriënt dat is van de oesters bekend draagt het zo’n kleur, zoals men weet, die in Latijn ostrum heet 10300 waar men in linnengoed (1) goed geraakt waterverf keurig van maakt. Van o vond ik nimmer nu hoort voorts namen in p. |
Ostrea edulis, (eetbaar) Oester, midden-Nederlands oester (Engels oyster) oud-Engels ostre, oud-Frans oistre (nu huitre) uit Latijn ostrea, van ostreum, van Grieks ostreon, naar de benige en harde schaal. Uit het Nederlands werd het verder in Noord Duits Uster tot Austern. Bij de Egyptenaren vind je een kreeft die aan een oester kleeft en met zijn scharen de oester probeert open te krijgen en knijpt en trekt. De oester die hongerig is, legt de schelpen open en wanneer er een visje tussen geslopen is dan prikkelt de kreeft de oester met zijn knijper wat de oester in de gaten krijgt en de schelpen sluit en op die wijze wordt het visje gevangen. Dan wil de kreeft het visje eten. Als de oester zich dan in de zonnestralen bakert en zijn schelpen ontsluit, dan zal de kreeft er een keitje of steentje tussen werpen zodat hij zijn schelpen niet meer zal kunnen sluiten en hij het oestertje met zijn scharen knijpt en zijn vlees er met stukjes uithaalt, Voor verf zie 38 en volgende.
(1) Staatsiekleed voor mannen en vrouwen. 2) pellengoed, met figuren doorwerkt linnengoed, in verschillende kleuren, ook: purper. 3) dekkleed voor tafels, banken, stoelen; een fijne doek; vloerkleed, tapijt; doodkleed, baarkleed; ook pelm; tapijtwerk dat bij feestelijke gelegenheden als behangsel werd gebruikt.
Purpuree horen wi tellen 10305sijn vissche liggende in scellen die luxurie doen uergheten den ghenen diese dicken heten purpere varewe vindemen in desen dat si spuwen als wi lesen 10310hier si nooten hiet te samen anders nesser omme gheen ramen dese uarewe es sere diere ende gaet na diere maniere salmen sprekent int commuun 10315alse ene roode rose bruun jn orienten dat es waer dar die lucht es arde claer vindemen dese mar nemmee ne vindemense in gheene ze |
42. Purpure, horen wij vertellen, 10305 zijn vissen liggende in schelpen die wulpsheid doen vergeten diegene die ze veel eten. Purperen verf vindt men in deze die ze spuwen, zoals wij het lezen, 10310 voor ze paren hier tezamen anders nee is er geen nut van. Deze verf is zeer duur en is gedaan naar die manier zal men spreken in het algemeen 10315 als een rode, roze en bruin. In de Oriënt, dat is waar waar de lucht is erg helder vindt men deze, maar nimmer vindt men ze in een andere zee. |
Zie voorgaande en 38. Purpera lapillus is de purperslak. Nu worden oesters gebruikt om wulpsheid te krijgen.
10320Pjna oren wi plinius tellen es .i. uisch die leit in scellen ende alse de mane scinet claer ondoeti sine scellen daer alse offet doot dochte wesen 10325dan comen cleine vissce in desen crupende sine scellen wl dan so nes pina niet so dul sone luket hare scellen dan ende wat dat soere in gripen can 10330dat bliuet doot al geheel ende deelet sinen ghenoote .i. deel dat altoes es bi hare in hoeden dus proeuemen dat uissce vroeden |
43. 10320 Pina, horen wij Plinius vertellen, is een vis die ligt in schelpen en als de maan schijnt helder opent het zijn schelpen daar alsof het dood lijkt te wezen, 10325 Dan komen kleine vissen in deze kruipen in zijn schelp wel dan is de Pina niet zo dom en gauw sluit ze haar schelpen dan en wat ze er in grijpen kan 10330 dat blijft dood al geheel en deelt zijn echtgenoot een deel dat altijd bij haar is in hoede dus proeft men dat vissen bevroeden, |
Zie oester, 41.
Pungicius es arde naer 10335dalre mintste visch diemen vint dats war couione iofte stekelinghe heetemen dusdane dinghe scarp ebben si die vinnen hien ende soen machmen kinnen 10340die hie es om die kele root dies neuet de soe ghene noot van desen seget der liede raet dat si wassen sonder saet ende andre vissche alsict hore 10345die wassen van haren gore ende proeuent bi dusdare cracht men make ene nuwe gracht ten ersten somre vindemense daer enten andren dar naer 10350vindemerre andre vissce tanden sulc alse dart es vanden lande |
44. Pungicius, is erg nabij 10335 de aller kleinste vis die men vindt, dat is waar. Schotenisse of stekeling heet men dusdanig ding scherp hebben ze de vinnen hij en zij mag men herkennen, 10340 De hij is om de keel rood dus niet heeft de zij geen nood. Van deze zegt de lieden raad dat ze groeien zonder zaad en alle andere vissen, zoals ik het hoor, 10345 die groeien van hun viszaad. En bewijst het bij dusdanige kracht men maakt een nieuwe gracht de eerste zomer vindt men ze daar en de volgende zomer daarna 10350 vindt men er andere vissen gelijk zulke als de aard is van het land. |
Gasterosteus aculeatus (scherp gestekeld) Stekelbaars, Duitse Stichling of Stachelbarsch, Engels minnow of stickle back, Frans epinoche, is niet eetbaar.
Bij het naderen van de paartijd wordt het mannetje kleuriger en krijgt een rood buikje. Hij neemt een territorium in bezit waar zijn soortgenoten weggejaagd worden. Het mannetje maakt van wortels en andere plantendelen een eivormig nest met een openingen aan beide uiteinden waarvan de delen door een slijmerige stof die zich aan de oppervlakte van zijn lichaam uitscheidt samengevoegd worden. Nu lokt hij een wijfje en drijft dit in het nestje waar het kuit schiet om daarna het nest aan de andere kant weer te verlaten. Hij herhaalt dit tot het aantal eitjes groot genoeg is en nu worden die door hem met de grootste zorg bewaakt en vooral tegen soortgenoten met ontembare moed beschermd.
Salmo alse liber rerum seghet es .i. uisch die te wesene pleghet jn grooter starken varschen riuieren die sijn van al sulken manieren 10440dat si in staenden watre ne moghen niet langhe leuende ghedoghen een swaer uisch eist van goeder smake mar hi heuet ene sware sake dat hi saen uersaden doet 10445al es sine smake goet |
50. Salmo, zoals Liber Rerum zegt, is een vis die te wezen pleegt in grote, sterke, verse rivieren. Die zijn van al zulke manieren 10440 dat ze in stilstaand water mogen niet lang leven blijven. Een zware vis is het van goede smaak maar hij heeft een zware zaak dat hij gauw verzadigen doet 10445 al is zijn smaak goed. |
Pecten dats die pladijs plinius die gheuet hem prijs ende seghet dat ghetempert visch si 10355ende proeuet dat merre bi want alse hitte es ofte cout ende dan es in hare ghewout so uliethi ter dieper ze om dat si hem beede doen so wee 10360mar alse de lucht es int gheuoech dans hi uet ende gans gnoech |
45. Pecten, dat is de pladijs. Plinius die geeft hem prijs en zegt dat het een gematigde vis is 10355 en bewijst dat er bij want als het heet is of koud en dan is in haar kracht dan vliedt het naar de diepe zee omdat ze hen beide doen zo wee 10360 maar als de lucht is goed dan is het vet en goed genoeg. |
Pecten zijn de mantelschelpen of kamoesters met bysusorgaan.
Pleuronectes platessa. De scholsoort die in het M. Zeegebied, Atlantische Oceaan en Noord en Oostzee voorkomt noemt Ausionus in de vierde eeuw, platessa. Dit woord komt van Latijn platicem en dit van Grieks platus: plat. Het herinnerde de vissers aan de vlakke, zwemmende ijsschotsen. Pikardisch pladis werd het bronwoord voor oud-Frans plaiz (Engels plaice) midden-Nederlands pladys en pladise. (nu pladijs en Duits Platteise)
Schol, midden-Nederlands scolle en sculle,midden-Noordduits Scholle en Schulle, midden-Engels schulle, is naar zijn platte vorm genoemd, zie schil.
Porcus marinus dats meerswijn gherebbet ghespecket dinket sijn na .i. swijn datmen siet gaen 10365plinius doet ons uerstaen dat someghen merswinen sonder waen dorne vpten rugge staen die seere sijn gheuenijnt ende darmen seere es mede gepijnt 10370de galle edar af dus seghet hi dat triakele si der bi bi lime leuen si vpten gronde ende sine sijn niet van goeder gesonde alsemen ons doet te verstane 10375.p. gaet hute .r. comet ane |
46. Porcus marinus, dat is het meerzwijn geribd en met spek, denkt te zijn naar een zwijn, dat men ziet gaan. 10365 Plinius doet ons verstaan dat sommigen meerzwijnen, zonder waan dorens op de rug staan die zeer zijn giftig en waar men zeer mee is gepijnigd. 10370 De gal ervan, zegt hij, dat een triakel daar tegen is. Van lijm leven ze op de grond en zijn niet van goede voeding zoals men ons doet verstaan. 10375 P gaat uit, r komt er aan. |
Zie dolfijn in zeemonsters, 14.
Rana maris dats de ze puud plinius heetene houer luud piscator want hi uissche vaet also alsmen an hem uerstaet 10380hi es gheornet dar hi mede den gront verroot datmen ter stede ghesien ne can war dat hi es de vissce die niet weten des ende niet ne pensen omme dien 10385comen dar si de roeringe sien so proiet hi dat hem es naest dar hi hem seluen mede haest o wi hoe menech in arderike es bedroghen des ghelike 10390alsemen dat ertsce goet roert darmen de ziele mede veruoert dat niet dan lijm es ende sant darwart so steket al de hant want al de werelt comter toe 10395dan comet de duuel in weet hoe ende halet met enen curten loepe sine proie huten hoepe want dat uolc werdet soe verblent dat niemen sijn uerlies ne kent |
47. Rana marina, dat is de zeekikker. Plinius noemt het over luid Piscatrix omdat het vissen vangt, alzo zoals men van hem verstaat. 10380 Hij is gehoornd waar hij mee de grond beroert dat men die plaats niet zien kan waar dat hij is de vissen die niet weten dit en niet denken om hem 10385 komen daar ze de roering zien dan prooit hij dat hem is het naaste waar hij zichzelf mee aast. O wee! hoe veel in het aardrijk is bedrogen dergelijk 10390 als men het aardse goed roert waar men de zielen mee vervoert dat niet anders dan lijm is en zand daarheen steekt het gelijk want al de wereld komt er toe 10395 dan komt de duivel, ik weet niet hoe, en haalt met een korte loop zijn prooi uit de hoop want het volk werd zo verbind dat niemand zijn verlies kent. |
Cottus scorpius, zeedonderpad is een lelijke vis van 15-25cm lengte. Als het dier aangeraakt wordt maakt het een knorrend geluid. Heeft voorkeur van steenachtige gronden en loert op vissen, kreeften en dergelijke. C. bubalis heeft vier stekels op de kop.
10400Rumbus es .i. uisch oec mede een lettelkin van deser sede groot ende starc van leden die met sire behendechede hem soe decket inden groont 10405datmenne niet ne siet ter stont van hem els dan sine vinnen ende alsi bi hem mach bekinne jn sinen spronghe vissce comen heuet hi sine proie ghenomen 10410dat hi scalc ende lustech si dat machmen proeuen wel hier bi nochtan so nes gheen visch so trage ende men vint in sine maghe mugilus die seere es snel 10415dus merkemen sine scalceit wel dins niet de store doch van hem somen horen wi rumbus den store nomen |
48. 10400 Rumbus, is een vis ook mede een deeltje van deze zede groot en sterk van leden die met zijn handigheid zich zo bedekt in de grond 10405 dat men het niet ziet gelijk van hem niets anders dan zijn vinnen. En als het bij zich mag bekennen in zijn sprong vissen te komen heeft hij zijn prooi genomen. 10410 Dat hij schalks en listig is dat mag men beproeven wel hier bij Nochtans is er geen vis zo traag. En men vindt in zijn maag de Mugilus, die zeer is snel, 10415 dus merkt men zijn schalksheid wel. Dit is niet de steur doch soms door enige horen wij de steur rumbus noemen. |
Rhombus maximus, (grootste) de tarbot is een van de lekkerste platvissen. De lengte is een meter bij 35kg Ze kenmerken zich door een voor de ogen, op de snuit aanvangende rugvin. Het is de breedste van alle platvissen.
Tarbot, midden-Nederlands tarrebot, uit Frans turbot, mogelijk van teer, naar de donkere huid.
Rais dats der rochen name een leelic visch ende ombequame 10420ende te verduwene seere es swaer aristotiles seit voer waer datse doet draghen de suden wint darmen deser vele vint sijn si ondiere ende onwert 10425mar alse merre verre mede vart dan sijn si lief ende diere jeghen andre vissce maniere scarp ghetant alse ene zaghe heuet de roche in hare laghe 10430[heuet de roche enen start alse een serpent achterward] anden buke staet hem de mont leelic ende onreine talre stont wel na breet alse lanc 10435s. nemet hier sinen aneganc |
49. Rais, dat is de rog naam een lelijke vis en onbekwaam 10420 en te verteren zeer zwaar. Aristoteles zegt voor waar dat ze doet dragen de zuiden wind. Waar men van deze veel vindt zijn ze goedkoop en weinig waard 10425 maar als men er ver mee vaart dan zijn ze goed en duur. Tegen andere vissen manieren zijn ze scherp getand als een zaag heeft de rog in zijn listen 10430 heeft de rog een staart als een serpent van achteren. Aan de buik staat hem de mond lelijk en onrein te alle tijden bijna zo breed als lang 10435 s neemt hier zijn aanvang. |
Raja clavata, (knotsvormig) stekelrog. Rog, midden-Nederlands roche, midden-Noordduits Roche of Ruche, oud-Engels reohhe.
De rog is eigenlijk een platgeslagen haai en is er nauw mee verwant. Het is een soort schild, de rugzijde is zwak gewelfd, de omtrek scheef vierkant of elliptisch. Hun ogen zitten op de rugzijde van de kop, de neusgaten, de mond en de kieuwopeningen bevinden zich aan de buikzijde. De rugvinnen zijn klein en zitten bijna altijd aan de wortel van de staart.
De zeer grote borstvinnen omgeven de schijfvormige romp, de staart is dun en zweepvormig als een rat, en bij de met verscheidene rijen doornen bezet.
Salmo salar. Zalm, midden-Nederlands zalm of salm, oud-Saksisch en oud-Hoogduits Salmo (nu Salm en Frans saumon) dat waarschijnlijk springende vis betekent, vergelijk Latijn salio en Grieks hallomai: ik spring.
De zalm bewoont gedurende het koude jaargetijde de zee en houdt zich op diepe plaatsen in de nabijheid van de riviermonden op waar ze zich vet mest. Zodra het voorjaar aanbreekt begint het trekken dat tot september of oktober aanhoudt. In scholen van dertig tot veertig stuks komen ze in de rivier waar ze in monding zich een tijd ophouden om langzaam te wennen aan de overgang van zout naar zoet water. Dan trekken ze de rivier op en zwemmen met gemak tegen de stroom op en ontwikkelen een verwonderlijke kracht en volharing bij het overwinnen van elke hindernis die hun voortgang in de weg staat. Zij voeren sprongen van vier tot vijf meter hoogte en vijf tot zeven meter breed om over een stroomversperring te komen of een waterval te overschrijden. Zo trekken ze de Rijn op tot in de ondiepe bergstromen van de Alpen en in andere Europese rivieren.
De zalm was vroeger met de elft en de steur te Dordrecht, Gorkum, Schoonhoven en andere plaatsen waar de riviervisserij werd uitgeoefend, bekend als rode vis. Van Beverwijck, 1630, beschrijft dat de dienstboden als ze zich verhuurden het beding maakten dat ze niet meer dan twee maal per week rode vis zou moeten eten, mogelijk omdat ze gauw verzadigt.
Salmo alse liber rerum seghet es .i. uisch die te wesene pleghet jn grooter starken varschen riuieren die sijn van al sulken manieren 10440dat si in staenden watre ne moghen niet langhe leuende ghedoghen een swaer uisch eist van goeder smake mar hi heuet ene sware sake dat hi saen uersaden doet 10445al es sine smake goet |
50. Salmo, zoals Liber Rerum zegt, is een vis die te wezen pleegt in grote, sterke, verse rivieren. Die zijn van al zulke manieren 10440 dat ze in stilstaand water mogen niet lang leven blijven. Een zware vis is het van goede smaak maar hij heeft een zware zaak dat hij gauw verzadigen doet 10445 al is zijn smaak goed. |
Salmo salar. Zalm, midden-Nederlands zalm of salm, oud-Saksisch en oud-Hoogduits Salmo (nu Salm en Frans saumon) dat waarschijnlijk springende vis betekent, vergelijk Latijn salio en Grieks hallomai: ik spring.
De zalm bewoont gedurende het koude jaargetijde de zee en houdt zich op diepe plaatsen in de nabijheid van de riviermonden op waar ze zich vet mest. Zodra het voorjaar aanbreekt begint het trekken dat tot september of oktober aanhoudt. In scholen van dertig tot veertig stuks komen ze in de rivier waar ze in monding zich een tijd ophouden om langzaam te wennen aan de overgang van zout naar zoet water. Dan trekken ze de rivier op en zwemmen met gemak tegen de stroom op en ontwikkelen een verwonderlijke kracht en volharing bij het overwinnen van elke hindernis die hun voortgang in de weg staat. Zij voeren sprongen van vier tot vijf meter hoogte en vijf tot zeven meter breed om over een stroomversperring te komen of een waterval te overschrijden. Zo trekken ze de Rijn op tot in de ondiepe bergstromen van de Alpen en in andere Europese rivieren.
De zalm was vroeger met de elft en de steur te Dordrecht, Gorkum, Schoonhoven en andere plaatsen waar de riviervisserij werd uitgeoefend, bekend als rode vis. Van Beverwijck, 1630, beschrijft dat de dienstboden als ze zich verhuurden het beding maakten dat ze niet meer dan twee maal per week rode vis zou moeten eten, mogelijk omdat ze gauw verzadigt.
Accipenser sturio Steur, midden-Nederlands steur of store, oud-Saksisch en oud-Hoogduits Sturio of Sturo (nu Stor) oud-Frans esturgeon, oud-Engels styr(i)a (nu sturgeon) oud-Noors styrja. Het betekent mogelijk in het slijk woelende vis, het storen of wroeten in de bodem.
De fraaie steur van drie tot zes meter lang worden die men hier op de IJssel zelfs ter zwaarte van honderd kg vindt. Op de markt te Delfzijl werd er een gebracht op 15 juni 1851 die twee meter zeventig lang was en tweehonderd kg zwaar, elders zijn er meldingen van vijf honderd kg.
De steuren zijn grote en sterke dieren die gemakkelijk tegen de zwaarste stromingen van het water opzwemmen. Hun voedsel bestaat uit makrelen, haringen en zalmen en soms woelen ze met de snuit in het slijk rond om er wormen en weekdieren te zoeken. Uit hun kuit maakt men kaviaar.
Sturio dats de store een uisch eist die sine nature nemet in grooten riuieren cume in eregher manieren 10450nuthi spise dan de lucht starc es hi van grooter ulucht na sire groten sijn ghemeene sine darmekine cleene sine leure es seere soete 10455hen si ofte mense bittren moete metter galle diere ane cleuet dat soe mesquame tetene gheuet een gat heuet hi staende ront jn sijn houet ende gheenen mont 10460jn suden winde wert hi vet met melke leuet hi wel na bet dan hi ware in de riuiere versch geheten dats sine maniere voet hi bet dan uisch negheen 10465dats sijn recht al in een sijn uisch es te oudene quaet want thant hi argheren gaet |
51. Sturio, dat is de steur. Een vis is het die zijn natuur neemt in grote rivieren. Nauwelijks op enige manier 10450 nuttigt hij spijs dan de lucht. Sterk is hij van grote vlucht naar zijn grootte zijn algemeen zijn darmpjes klein. Zijn lever is zeer zoet 10455 tenzij men ze bitter ontmoet met de gal die er aan kleeft dat zo bederft te eten geeft. Een gat heeft hij staande rond in zijn hoofd en geen mond 10460 met zuiden wind wordt hij vet. Van melk leeft hij bijna beter dan hij was in de rivier. Vers gegeten, dat is zijn manier voedt hij beter dan een andere vis 10465 dat is zijn recht, al gelijk. Zijn vis is te houden slecht want gelijk hij erger wordt. |
Spongiaea, zeespons, ook badspons. Op sommige plaatsen van de Adriatische zee zijn de rotsen bij plekken door een korst van 50-200cm dikte bedekt die men er gemakkelijk van af kan halen. Het bestaat uit lichamen van een onregelmatige vorm die water en stoffen uit de omgeving opnemen. Het handelsartikel bestaat uit het skelet waar de weke delen door uitspoeling is verwijderd.
Spongia alse plinius seghet es .i. uisch die pleghet 10470an rootsen si inder ze cleuen want si biden lime leuen menne trexe alf stillekine anders ghewinmense met pinen alsijs gheuoelen si ouden hem vaste 10475dese bringhen ons hare gaste niet om heten no om smake maer torbarne in andren saken |
52. Spongia, zoals Plinius zegt, is een vis die pleegt 10470 aan rotsen ze in de zee kleven omdat ze van lijm leven. Men trekt ze af stilletjes anders wint men ze met pijn als zij voelen ze houden zich vast. 10475 Deze brengen ons die gasten niet om te eten of om smaak maar te gebruiken in andere zaken. |
Salpa seit plinius mede es .i. visch van vremder sede want nemmerme ne caent ydieden datmen den visch can ghesieden 10490jn enich water met eneghen viere men moetene dats sine maniere er sere blouwen ende slaen bi desen vissce machmen verstaen den sondare die langhe stonde 10495volgt der dorparliker sonde ende men niet gewecken mach met predekene ende sonder slach van siecheden of van plaghen so sietmen in someghen daghen 10500datti hem beterd alsine belange ende wert bouden met beduanghe |
54. Salpa, zegt Plinius mede, is een vis van vreemde zede want nimmermeer kan het dienen dat men de vis kan koken 10490 in enig water met enig vuur. Men moet het, dat is zijn manier eerst zeer kloppen en slaan. Bij deze vis mag men verstaan de zondaar, die lange tijd 10495 volgt de dorpse zonde en men niet opwekken mag met preken. Alleen met slag van ziekte of van plagen dan ziet men op sommige dagen 10500 dat hij zich verbetert in zijn belang en wordt behouden met bedwang. |
Lijkt wel op een stokvis.
Sinatina als plinius seghet es i visch die proiens pleghet 10480die so ard euet dat fel datmer mede poiliert wel bede out ende hiuor mede so ard est ieghen alle snede datment cume met eneghen stale 10485can uerwinnen hiet wale |
53. Sinatina, als Plinius zegt, is een vis die te prooien pleegt 10480 die zo hard heeft dat vel dat men er mede schuurt wel beide hout en ivoor mede zo hard is het tegen alle sneden dat men het nauwelijks met enig staal 10485 kan winnen niet goed. |
Sepia officinalis, (geneeskrachtig) is de verst verspreide en talrijkste vertegenwoordiger van de soort. Het is de gewone inktvis die aan onze kust bekend is onder de naam zeekat. Inwendig in de mantel aan de rugzijde bevindt zich een langwerpig ronde en platte kalkschaal, het is de rugplaat die ook sepiabeen heet. Het dier bezit verder een sepia-zak die met een donkerbruine vloeistof gevuld is, de inkt, die het naar willekeur kan uitspuiten
Soms neemt men het wijfje gevangen aan een haak die door het water wordt getrokken en daar komen de mannetjes op af die het vrouwtje willen omhelzen, ze worden van elkaar afgetrokken en het vrouwtje wordt weer aan de haak door het water getrokken op weg naar de volgende omhelzing.
Sepia seit plinius me es .i. visch leit in der ze hie ende soe es meneghen cont 10505si vloten te samen talre stont wort ghewont met eneghen done die soe met eneghen arpione so staet hare die hie in staden mar wort die hie verladen 10510die soe gaet scuuen ende vliet ende soe ne dankets hem weder niet werden si oec te samen gheware enegher mesquame si spuwen vte en aterment 10515ende wert so donker omtrent dat si ontulien alst ware nacht dat aterment euet sulke cracht doet ment in ene lampte clar ende ontstecter in .i. wieke nar 10520wat datter omtrent es alsic ore es alse swart alst waren more emmer sisi in de ze jn ghenote te samene tue |
55. Sepia, zegt Plinius me, is een vis die ligt in de zee. Hij en zij, dat is te menigeen bekend, 10505 ze gaan tezamen te alle stonde. Wordt ze gewond met enig ding De zij met een harpoen dan staat de hij haar te hulp maar wordt de hij verladen 10510 de zij gaat schuiven en vliedt en ze nee bedankt hem weer niet. Worden ze ook beide tezamen gewaar enig misval dan spuwen ze uit inkt 10515 en maken het zo donker daar omtrent dat ze ontvlieden alsof het was nacht. Die inkt heeft zo’n kracht doet men het in een lamp helder en ontsteekt er een lont bij 10520 wat dat daarbij is, zoals ik hoor wordt alzo zwart alsof het was een Moor. Immer zijn ze in de zee in genot tezamen twee. |
|
Saurus es .i. visch van maniren 10525die men vint in riuiren ende es gheuoeghelic ter spise ambrosius segt die wise dat edeket als die stiere jegen alre vissce manire 10530dese was in verren lande ysocht ende te rome in tiberim brocht so datter uele sijn al dar ysidorus seit ouerwar dat hi quaet es te vane 10535onsiet hi hem te begane eist in coruen oft in netten hi crupt achterward vter letten ende elc begheuet andren niet dar hine in die achte siet 10540ort vissce namen vort in T want in .s. vandics nemme |
56. Scourus, is een vis van manieren 10525 die men vindt in rivieren en is genoeglijk ter spijs. Ambrosius zegt, die wijze, dat het herkauwt als de stier tegen alle vissen manieren. 10530 Deze was in verre lande gezocht en naar Rome in de Tiber gebracht zodat er veel zijn al daar. Isidorus zegt voor waar dat hij moeilijk is te vangen 10535 en ontziet zich te gaan is het in korven of in netten hij kruipt achteruit om het te beletten en elk begeeft de andere niet daar hij hem in de jacht ziet. 10540 Hoort vissen namen voorts in t, want in s vond ik ze nimmer. |
Zie karper ?
Torpedo marmorata, (gemarmerd), tril-, kramprog, elektrische rog of sidderrog. De trilrog die narke (vandaar narcotisch) genoemd wordt bij de Grieken en torpedo bij de Romeinen. Dat woord betekent verstarren omdat het levende wezens die het aanraakt verlamt. Bij het vangen werpt de sidderrog zich op zijn prooi en slaat zijn borstvinnen er omheen, vervolgens wordt die verlamd door een elektrische schok. Dat kan een schok zijn van een vijftig volt bij een vijftig ampère sterkte, grotere dieren leveren meer volt.
Ze zijn sinds overoude tijden berucht wegens hun vermogen om elektrische schokken uit te delen. Eerst nadat herhaalde ontladingen hem afgemat hebben kan men hem veilig uit het water halen. Onder water zijn de schokken het hevigst en duidelijkst waarneembaar. Krachtige mannen werden door de ontladingen geheel verlamd en stortten neer.
‘Torpedo heeft kracht genoeg om bij de eerste aanraking de haak te betoveren en de lijn te bezweren, de roede te beheksen en de hand te verstijven van hem die hengelt. Vanuit zijn giftige aderen verspreidt de torpedo een uitvloeiing die door de lijn naar de hand van de visser kruipt en die vergiftigt. Dat stolt zijn bloed zodat hij de hengel moet laten vallen. Hij, die op torpedo’s wil vissen moet zijn hand zalven met de olie van Nenuphar, (waterlelie) dan is hij beschermd’.
Osmerus eperlanus (Ammodytes) De naam osmerus en de Duitse naam Stint, dankt de spiering aan zijn eigenaardige lucht, die met bedorven augurken vergeleken wordt.
Beter Thymallus vulgaris, de vlagzalm of esch die in koude gebieden leeft, het gewicht wisselt van 0,7-1.5kg. Komt voor in Europese wateren.
Timallus sprect ysidorus es .i. uisscelkin ende etet aldus om dat sine roke es bequame 10575euet van der bloemen die name want cunus es .i. bloeme dese visch die ic iv nome heuet in watre sinen ganc van varscen ende soeten gemanc 10580ende es scone ende van soeter smake dus dinke mi bi derre sake dat die spierinc mach wesen t gaet vte .v. comt na desen |
59. Tymallus, spreekt Isidorus, is een visje en heet aldus omdat zijn geur is bekwaam 10575 het heeft van de bloem die naam, want Thymus, dat is een bloem. Deze vis, die ik u noem, heeft in het water zijn gang van verse en zoete gemengd 10580 en is schoon en van zoete smaak dus denk ik bij deze zaak dat het de spiering mag wezen. t gaat uit, v komt na deze. |
Osmerus eperlanus (Ammodytes) De naam osmerus en de Duitse naam Stint, dankt de spiering aan zijn eigenaardige lucht, die met bedorven augurken vergeleken wordt.
Beter Thymallus vulgaris, de vlagzalm of esch die in koude gebieden leeft, het gewicht wisselt van 0,7-1.5kg. Komt voor in Europese wateren.
Hier zal wel op een zeeslang gedoeld zijn, Hydrophiinae, of de zeeaal, Conger.
Vipra es bekent 10585dat eet .i. sarpent vp tlant jn der ze eist .i. visch mede van quaden doene van quader sede niet groot nesset dies ghelouet bouen den ogen des ghelouet 10590staet hem .i. been oft ware .i. oren scarp ende vreselic als wijd oren want wie datter mede wont wert gheuenijnt ter stont mar als dit visscers vaen 10595doensi dat houet af slaen ende dat ander es goede spise ende nuttelic talre wise |
60. Vipera, is bekend, 10585 dat heet een serpent op het land in de zee is het een vis mede van kwade doen en van kwade zede. Niet groot is het, wat men gelooft, boven de ogen dus geloof het 10590 staat hem een been of het was een horen, scherp en vreselijk, als wij het horen, want wie het er mee verwond wordt vergiftigd te gelijker tijd maar als dit de vissers vangen 10595 doen ze dat hoofd af slaan en dat andere is een goede spijs en nuttig op alle wijze. |
Hier zal wel op een zeeslang gedoeld zijn, Hydrophiinae, of de zeeaal, Conger.
die bouc van visscen die ic kende de seluen vissce nemen hier ende 10600ende die ic vant in den latine ebic ghedicht met mire pine vort suldi oren den sesten bouc dar ic iv in den ondersouc van serpenten bedieden sal 10605mar eeric v spreke van elken al sine nature groot ende clene salic spreken int ghemene |
Het boek van vissen die ik kende dezelfde vissen, nemen hier een eind 10600 en die ik vond in het Latijn heb ik gedicht met meer pijn. Voorts zal u horen het zesde boek waar ik in u het onderzoek van serpenten aanduiden zal. 10605 Maar eer ik u spreek van elk al zijn natuur, groot en klein zal ik spreken in het algemeen. |
Reptile. Inleidingaristotiles die segt dat gheen serpen te ebne plegt 10610oeden newar dat sijn saet nader vissce maniere gaet hare tonghe lanc swart ende yspleten em leget herte willi weten recht na den alse in der manieren 10615ghescepen als .i. niere grote serpente ebben alle vp die leure die galle den clenen dats hare pleghen es so up enen darem yleghen 10620oec werdet weder siende tserpent eist so dat ment maket blent eist dat men hem den start af slaet i wast weder als die tijd vort gaet xxx rebben euet serpent 10625ende dar si noten es bekent so vaste cleuen si te samen alst .i. ware dar ij ouede vte quamen vleesch ende gras etensi ghemene niet ne drinkensi ofte clene 10630wijn ebsi lief ende dar mede so vaet mense te meneger stede sine pissen groot no clene want si nebben blase ghene oec smelten si vtermaten clene 10635na dat si groot sijn ghemene plinius maket ons cont als dat serpent .i. man wont dar darde selue wrect den man want et dar niet gheduren can 10640ende moet steruen derna saen want elc serpent ne mach verslaen altoes mar enen man tesamen sonder salamandra bj namen plinius sprect dat vander gallen 10645dat venijn comt van hem allen tes wintertijds crupen si ghemene jn olen bomen ende in stenen metten lentine comen si vort jn hierlant als men de wareit ord 10650ne mach altoes gheen serpent sijn no niet dat draghet venijn ja hiersche erde vint men hier werpmense up .i. gheuenijnt dier weder tes clene ofte groot 10655het bliuet vp die stede doot dies lesemen dat wile ysciede tusscen dinghelsce ende diersce liede en werringhe om .i. eilant diersce hesceden tehant 10660dat men sulc dier dar int lant brochte ward so sulc datter leuen mochte so soude dat lant der scotten wesen ende storuensi et bleuem bi desen men dedt ende de worme storuen 10665dus ebben diersce tlant verworuen ysidorus seit diet weet ende jacob dat serpente sijn eet bedi ebsj clene ghewout nachts als die tijd es coud 10670vorwar sietmen dart serpent siet den man naket dattet vliet ambrosius seit vor war nv dat des menscen nuchterne spu die serpente steruen doed 10675dus draget elc anders doed siet dat serpent em in der noet altlijf werpet vor den slach vp dattet thouet ontraghen mach 10680es dat houet ghesond leuen et behoud dan wel sijn leuen alst wille int water sijn spuet vte sijn venijn alset vte comt nempter weder 10685sijn venijn dart leide neder verlieset sijn venijn oec mede et doot hem seluen up die stede langhe leuen mach dat serpent want alst hem veroudert kent 10690vastet ende wert magher dan so rompelt sijn vel dat euet an so crupet dor .i. nouwe gat dart mach of stropen dat ende verniewet sine ioghet 10695hier toe elpt hem des venkels doghet ende alsem die sien gaet vte verniewet doghen ane rute goede roke es hem quaet want soe serpente verslaet 10700hier ent die tale int ghemene nv ort van elken vort allene terst in a dan in b na dordine van a.b.c. |
Slangen. Inleiding.Aristoteles die zegt dat geen serpent te hebben pleeg 10610 ballen en dat zijn zaad op de vissen manier gaat. Hun tong is lang, zwart en gespleten hen ligt het hart, wil ge het weten, recht naast de hals in de manier 0615 geschapen als een nier. Grote serpenten hebben alle op de lever de gal, de kleine, dat is bij hen de gewoonte, is het zo op een darm gelegen. 10620 Ook werd weer ziende het serpent is het dat men het maakt blind is het dat men hem de staart afslaat het groeit weer als de tijd voort gaat. Dertig ribben heeft een serpent. 10625 En waar ze paren, dat is bekend, zo vast kleven ze tezamen als het ware dat daar twee hoofden uit kwamen. Vlees en gras eten ze algemeen. Niet drinken ze of weinig. 10630 Wijn hebben ze lief en daarmee vangt men ze op menige plaats. Zijn urine is niet groot of klein want ze hebben blaas geen. Ook hun uitwerpselen zijn uitermate klein 10635 nadat ze groot zijn in het algemeen. Plinius maakt ons bekend als dat serpent een man verwondt dat de aarde zelf wreekt de man omdat het dit niet hebben kan 10640 en moet sterven daarna gelijk want elk serpent kan verslaan altijd maar een man tegelijk, uitgezonderd de salamander bij namen. Plinius spreekt dat van de gal 10645 het venijn komt bij hen allen. In de wintertijd kruipen ze algemeen in holle bomen en in stenen met de lente komen ze voort. In Ierland, zoals men de waarheid hoort, 10650 zal er nooit een serpent zijn nog iets dat draagt venijn. Ja, Ierse aarde vindt men hier werpt men het op een giftig dier of het klein is of groot 10655 het blijft op die plaats dood. Zo leest men dat wijlen geschiedde tussen de Schotse en de Ierse lieden een twist om een eiland. De Ieren eisten gelijk 10660 dat men zulke dieren daar in het land bracht en waar zulke dieren leven mogen dat zou het land van de Schotten wezen en stierven ze het bleef van hen. Men deed het en de wormen stierven, 10665 dus hebben de Ieren het land verworven. Isidorus zegt het, die het weet en Jacobus, dat serpenten zijn heet daarom hebben ze weinig geweld ‘s nachts en als de tijd is koud. 10670 Verder ziet men daar het serpent ziet waar het de mens naakt ziet dat het vliedt. Ambrosius zegt voor waar nu dat de mens nuchter spuwt het de serpenten sterven doet, 10675 dus draagt elk de ander zijn dood. Ziet het serpent zich in de nood het hele lijf werpt het voor de slag opdat het hoofd ontkomen mag 10680 is hem het hoofd gezond gebleven het behoudt dan wel zijn leven. Als het in het water wil zijn spuwt het uit zijn venijn als het er uit komt neemt het weer 10685 zijn venijn waar het legde het neer. Verliest het zijn venijn ook mede het doodt zichzelf op die plaats. Lang leven mag het serpent want als het zich verouderd weet 10690 vast het en wordt mager dan dan rimpelt zijn vel dat het heeft aan en kruipt door een nauw gat waar het mag afstropen dat en vernieuwt zijn jeugd 10695 hiertoe helpt hem de venkel deugd. En als hem het gezicht weg gaat vernieuwt hij de ogen met de wijnruit. Goede geur is hem kwaad waarmee je zo serpenten verslaat. 10700 Hier eindigt het algemene verhaal. Nu hoort van elk verder alleen, het eerst in a en dan in b, naar de ordening van a, b en c. |
Serpens is Latijn, onze, Engelse en Franse serpent, Duitse Schlange.
In oude tijden werden de verschillende soorten slecht onderscheiden, dezelfde naam stond vaak voor wijd verspreide geslachten. Zo is de asp, die in Grieks en Latijn aspis heet, soms een cobra, soms een vipier (waarvoor het woord adder lang gebruikt is geweest) zelfs de gehoornde Cerastes. Soms worden ze tot draken of een basilisk, anders tot palingen.
Theriacum is een Griekse naam voor ‘Van een wild beest’ In het Engels betekent het treacle, dat als naam door Frans van Grieks is verkregen, een tegen middel tegen venijnige creaturen. Nicander schreef een poem, Theriaca, waarin verschillende tegengiften beschreven werden. Mithridates Eupator, koning van Pontus, 138-63 v. Chr. beschermde zich hiermee tegen eventueel aan hem toegediende vergiften. Plinius geeft de ingrediënten van een ervan, later nog het proces van het brouwen van een speciale therica uit het vlees van vipers. Omdat de viper zijn eigen tegenstof maakt geeft hij verscheidene recepten onder andere, leg het hoofd van een viper op de plaats waar die een wond heeft aangebracht, het is een goede remedie
Aristoteles schrijft dat slangen geen teelballen hebben, maar hun zaad storten op dezelfde manier als vissen.
Hun tong is zwart, lang en gespleten.
Hun hart is niervormig en bevindt zich vlak achter de hals.
Bij grote slangen ligt de gal op de lever, bij kleine op de darmen.
Als een slang blind wordt gemaakt herstelt zijn gezichtsvermogen zich op den duur weer
Als hem zijn staart af wordt gehakt groeit deze weer aan (hagedis).
Slangen hebben dertig ribben.
Twee parende slangen kleven zo vast aan elkaar, dat ze n dier lijken met twee koppen.
Slangen eten vlees en gras.
Ze drinken weinig, maar ze houden van wijn, waarmee ze ook gevangen kunnen worden.
Ze urineren niet want slangen hebben geen blaas en hun uitwerpselen zijn kleiner dan men zou verwachten.
Plinius vertelt dat mensen die door een slang gebeten zijn door de aarde zelf gewroken worden. Slangen die een mens gedood hebben moeten spoedig daarna sterven omdat de aarde hun aanwezigheid niet langer duldt. Uitgezonderd de salamander kan elk serpent maar n mens doden. Het gif komt volgens Plinius uit de gal van de slang.
In de winter kruipen slangen onder de grond, in bomen en onder stenen, in de lente komen ze weer tevoorschijn.
Slangen vluchten als ze een mens naakt zien omdat dit hen herinnert aan de tijd voor de zondeval toen de slang de mens nog niet van zijn onsterfelijkheid had beroofd.
Deze bijtende adder en venijnig beest is wel in staat tot liefde en affectie en bemint zijn partner met vurige liefde. Zonder deze partner kan de adder niet goed leven. Als daarom de ene wordt gedood achtervolgt de ander diegene die de dood veroorzaakte met zo’n diepe wraak en haat dat men er in tranen van zou uitbarsten. Als hij de dader kent en wraak genomen heeft is op hem de weerwraak gekomen van andere mensen die hem willen doden. De adder passeert na zijn wraak al die moeilijkheden om hierna te vluchten via water of rivier.
Aspis es i serpent ydaen 10705ghelu blau ebic verstaen dien tbijd metter doot ymene mar met bendicheit niet clene belesement so ende begaet dat sijn venijn niet ne scaed 10710ende ment mach vanghen met ymake dats om sonderlanghe sake want men hem vten ouede doet enen steen diere ende goet mar nv es .i. nature in desen 10715want sere scalc est int verlesen want alst den touerare uerstaet diet met sulker arten vaet so stecti teen oren inden start ende steket dandre nederward 10720jeghen darde ende stopt sine oren als diet niet mach orem solinus bescreuen euet dat elc met sinen genoten leuet want als men slaet teen te doot 10725dander euets rouwe groot dat na volget den mordenare hine stonde nemmer in sulke scare hi ne salne willen anevarden dat ne latet om ghene vrese van swarden 10730men caent em benemen niet hine si beward ende vliet en sal hem willen nemen tleuen van .i. aspise es bescreuen dat in egipten wilen .i. man 10735vor sine tafle voeden began sodat niemen dede onsochte ten letsten dat ij ionghe brochte ende .i. sijn ionc doede ghinder j. van des goets mans kinder 10740als die moeder om tetene quam ende soe die mesdaet vernam scoret soere omme tkint ontwe ende quam weder nemmerme na maniere van euerzwine 10745raghen vte die tande sine |
1. Aspis is een serpent van gedaante 10705 (a) geel en blauw heb ik verstaan. Die hij bijt hij is dood algemeen maar met een handigheidje niet klein beleest men het zo en begaat dat zijn venijn niet schaadt. 10710 (b) En men het mag vangen met gemak dat is om een aparte zaak want men hem uit het hoofd doet is een steen duur en goed maar nu is een natuur in deze 10715 dat het zeer schalks is in het belezen want als het de tovenaar hoort die het met zulke kunsten vangt dan steekt het ‘t ene oor in de staart en steekt de andere nederwaarts 10720 tegen de aarde en stopt zijn oren dicht, zodat het niet kan horen. (e) Solinus beschreven heeft dat elk met zijn echtgenoot leeft want als men slaat de ene dood 10725 de ander heeft rouw zo groot dat het achtervolgt de moordenaar hij stond nimmer in zulke scharen hij zal hem willen aangaan dat het niet laat vanwege vrees van zwaarden, 10730 men kan het hem ook benemen niet, tenzij hij zich beschermt en vliedt en zal hem willen nemen het leven. Van een aspis is beschreven dat in Egypte wijlen een man 10735 voor zijn tafel met voeden begon zodat ze niemand deed iets verkeerd tenslotte dat het twee jongen bracht en een van zijn jongen doodde ginder een van de goede mans kinderen 10740 toen de moeder om te eten kwam en ze de misdaad vernam scheurde ze daar het kind in stukken en kwam nimmermeer. Naar de manier van everzwijn 10745 steken uit de tanden van hem. |
Vipera aspis, de aspisadder komt voor op droge biotopen. Het is een dagdier. Het kan een zestig tot vijf en zeventig cm groot worden. is nauw verwant met onze adder, maar gevaarlijker. Komt voor in zuid Europa en Noord West Afrika, waarschijnlijk niet in Egypte. Alle gifslangen werden vroeger gewoon aspis genoemd. De ‘aspis’ is in de literatuur gebruikt voor verschillende soorten slangen en kan niet altijd geïdentificeerd worden.
‘Ee aspis is een geelblauwe slang. Wie erdoor gebeten wordt is ten dode opgeschreven maar het is, hoewel dat grote bekwaamheid vergt, mogelijk om de aspis te bezweren en zijn gif onschadelijk te maken waarna hij zonder enige inspanning gevangen kan worden’
(b) ‘Er wordt jacht gemaakt op deze slang omwille van de zeldzame en kostbare steen in zijn kop, maar het beest is zo doortrapt dat het zijn ene oor dichtstopt met zijn staart en het andere stevig tegen de grond drukt zodra het de slangenbezweerder hoort naderen zodat het niets meer kan horen’
(c ) Als de adder aspis onder invloed staat van een tovenaar en uit haar hol komt door zijn charme of bezweringen, want ze wil er zelf niet uit, legt ze een oor op de grond en stopt de ander dicht met haar staart en zo hoort ze het betoverende geluid niet, ook komt ze er niet uit vanwege zijn charme en is onverschillig voor de bekoringen die hij fluistert’ Plinius spreekt al over het bezweren van slangen.
De aspis is een slang die slechts door bezweringen onschadelijk is te maken. Om aan dit gevaar te ontkomen steekt het dier het einde van zijn staart in zijn ene oor en in de ander aarde. Dit naar Psalm. 58:,4,5 ‘De goddelozen gedragen zich ‘als de dove aspis’ die zijn oren dichtstopt en niet luistert naar de stem der bezweerders’ (Slangen kunnen wel horen maar bezitten geen uitwendig gehoororgaan die ze dicht kunnen stoppen)
Er is nog een verwijzing van het bezweren in Jer. 8:17; Want zie, Ik zend onder u giftige slangen waartegen geen bezwering bestaat’. Pred.10:11: ‘indien een slang bijt voor de bezwering, dan baat de bezweerder niet’.
Een slangenbezweerder kan een aspis nemen en laten bewegen. Ook drukt hij haar plotseling zonder dat de toeschouwer er iets van merkt op een bepaald punt in de nek. Op hetzelfde moment strekt de slang zich in haar volle lengte uit en wordt zo stijf als een plank. Door die drukking in haar nekstreek is ze in een toestand van verstijving gebracht. Verklaarbaar wordt hierdoor het verhaal uit Exodus 4:7: En Aaron wierp zijn staf neder voor Farao’s aangezicht en voor het aangezicht zijner knechten en hij werd tot een slang. Farao riep nu ook de wijzen en tovenaars en zij deden ook zo met hun bezweringen. Ieder wierp zijn staf neder en zij werden tot slangen’.
Het was het zinnebeeld van waarheid. Tergt men de naja dan blaast zij zich op, rekt haar hals uit en richt zich fier in de hoogte en schiet ineens op haar vijand af. Omdat de oude Egyptenaren zagen dat ze zich opricht wanneer men haar naderde verbeeldden ze zich dat deze slang de velden beschutte waarin ze haar woning koos. Ze aanbaden haar als een zinnebeeld van de wereld beschermende godheid en beeldden haar af op de deuren van al hun tempels en op beide zijden van een wereldbol. Een nabootsing van haar gestalte was het versiersel dat de koning als teken van zijn hoge rang en oppermacht aan het voorhoofd droeg. Dit was de oude aspis van de Grieken en Romeinen die door de Egyptenaren ԯeraՠwerd genoemd, dat betekent rechtstandige. Van haar oud-Egyptische naam oera is de nieuwe vorm ҕraeusՍ afgeleid. Het is de Uraeusslang, de aspis, haje of Egyptische brilslang of cobra, Naja naja. Het is de slang die gebruikt werd bij bezweringen en afbeeldingen laten zien dat de held dit dier bij de nek pakt, wat de goede manier is om een giftige slang op te pakken, het is ook verstandig om bij zware gevallen het onderste gedeelte met de hand te ondersteunen. Ze houden de slang op die manier vast tot een soort stijfheid wordt bereikt. Cobra’s eten kleinere slangen en jonge cobra’s , het favoriete dier in dit geval, Exodus, en zwelgen zo de cobra’s op van de tovenaars wat een serieuze bedreiging was van hun religie.
Dit soort adder legde Cleopatra bij haar waardoor ze uit het leven stapte alsof ze sliep. De adder komt waarschijnlijk in Egypte niet voor. Maar in vroegere tijden werden alle gifslangen aspis genoemd. De beet van de adder is ook meestal niet dodelijk, wel vaak zeer pijnlijk. Cobragif is echter wel snelwerkend en verlamt de spieren en zenuwen.
Naja naja komt ook op hun hoofdtooien voor. Haar vergif is zeer fijn en scherp. Men liet ze op de borst van de ongelukkige bijten waarop ogenblikkelijk hun ogen doofden, hun krachten verdwenen en spoedig volgde een zachte slaap.
Cobra komt van de Portugezen die op Sri Lanka (Ceylon) hoorden dat die het dier met de Sanskrietnaam ‘kover kapel’ bestempelden wat koning der slangen betekent. De bedoelde naam klonk ongeveer als cobra de capello wat slang met hoed betekent in Portugees, bij ons werd het dus hoedslang of koperkapel.
(e) zie inleiding.
(f ) ‘Een huiselijke aspis had jongen. In haar afwezigheid doodde een van haar jongen een kind in het huis. Toen de ouder, zoals gewoonlijk terugkwam, werd het gedode kind aan haar voorgelegd en ze begreep het gebeurde. Toen doodde ze haar jong en verscheen niet meer in het huis’.
Ansibena als wijd oren euet .i. ouet staende voren ende i ander inden start nv lopet are nv dareward 10750windendende na paldinx wise bede ouede nutten spise bede stridensi ende vechten plinius oric berechten dat hem erst na metwinter toghet 10755want et wel coude ydoghet vorden cucuc comtet dats war sine oghen sijn als vier claer jc ne vanter nemme in .a. nv ort van der .b. hier na |
2. Ausibena, zoals wij het horen, heeft een hoofd staande van voren en een ander in de staart, nu loopt het de ene dan de andere kant uit 10750 windende naar paling vormig. Beide hoofden gebruiken spijs beide strijden ze en vechten. Plinius hoor ik berichten dat hij ze eerst na midwinter zag 10755 want het wel koude gedoogt voor de koekoek komt, dat is waar. Zijn ogen zijn als vuur helder. Ik vond er niet meer a, nu hoort van de b hierna. |
Sommigen hebben twee hoofden als de adder Amphisbaena, een op de gewone plaats en een op het eind van de staart. Die rent en draait met cirkels en bochten om elk hoofd achterna te gaan alsof een hoofd te kort zou zijn om gif te werpen. Wil het serpent snel verder gaan dan steekt het zijn ene kop in de bek van de ander en rolt als een hoepeltje verder. Of het ene hoofd slaapt terwijl de ander waakt. Het serpent is bezorgd om zijn eieren en als de ene helft de wacht houdt, slaapt de ander en zijn ogen schijnen als lantarens. Hij gebruikt allebei zijn koppen om te eten en kan met beide bijten’.
De naam betekent dan ook ‘gaat beide kanten op’ amfi, beide, bainein: gaan.
Lucanus schrijft dat de gevaarlijke amphisbaena met zijn twee koppen tegelijk omhoogkomt en dat zijn ogen lichten als vlammen. Het is het symbool van de duivel. In vele steden zie je de amphisbaena samen met draken en mensen etende leeuwen aan de kerkportalen terug.
Volgens Plinius is deze slang de eerste die zich na de winter weer vertoont omdat hij de kou goed kan verdragen, hij verschijnt nog vr de koekoek.
Er is niet zo’n serpent, moderne naturalisten gebruiken de term voor een wormhagedis die overal ongeveer even dik is aan beide einden en nauwelijks een staart heeft. De wormhagedis kreeg door Linnaeus de wetenschappelijke naam Amphisbaena. Dit dier heeft de kenmerken van een hagedis, maar ook is die slangachtig. Bij gevaar kunnen ze ook omhoogkomen, vooral de staart is dan in beweging. Die kan zelfs afgesnoerd worden waarbij de staart nog blijft na kronkelen. Het idee dat er dus twee zijn is mogelijk Het dier kan gemakkelijk voor- en achterwaarts buigen. Waarschijnlijk zagen ze de wormhagedis voor een slang aan en zijn venijnige vorm is wel inbeelding geweest.
Of het is een zeer zeldzaam dier geweest als de Indische zandboa, Eryx johnii. Naar het stompe aanzien van de staart is de naam tweekoppige slang ontstaan. Aan de ene kant moet je de kleine oogjes zoeken. De Hindoes schilderen wel een bek en ogen op de andere kant en zeggen dat het een slang is met twee koppen. Verder vertellen ze dat de ene kop de wacht houdt terwijl de ander slaapt om het zo tegen kwaad te beschermen.
10760Basilius int latin mach in dietsch .i. coninc sijn want ets coninc bouen allen venine dese ertsce plaghe pliet te sine alf voets lanc ghespeket wit 10765vp sijn ouet euet dit spekelkine in der gebare als oft .i. crone ware als serpente sijn vor em bloed want etse metten ademe doet 10770met vp siene doetet den man wie dat andren eerst sien can hi bliuet doet oe soet sij dus scriuet jacob van vitri ende plinius doet oec verstaen 10775niet allene magt verslaen den mensce mar aldat leuet ja tlant dart sine ioie in euet at veninet al vt ende hut ende doet verderuen bome ende cruud 10780ende aldat wast groot ende clene et scort met sinen ademe stene ende venijnt die lucht oec mede vlieghet .i. uoghel dar ter stede hine mach niet min verdinghen 10785dan dat hem sine vedren besinghen sijn wispelen alle serpente onsien dar sijd vernemen si vlien allene de wesel verwinnet want alsment in dat lant kinnet 10790jn wat ole dat si wonen comen de liede metten gonen met ruten al omme beanghen ende doense in den oleganghen dar bitise doot ter stede 10795ende dan moeti steruen mede nochtan al eist dood hem bliuet macht so grot war dat men bestrijct .i. maisire met puluere van sire maniere 10800niet gheuenijns comter inne niet selues spinter in die spinne jn grieken als wi oren spreken es .i. monster der mede bestreken men segt ens gheen huus mede 10805esser in .i. stic van sinen lede die serpente vlien danen noch doet men ons te verstane dat men met sine pulure strijct zeluer ent gout dan blijct 10810vlieghende vint men oec mede die god niet laet vte are stede verre varen om die sake want si soudent al woeste maken mar andre basiliske wane 10815vindmen die comen van den ane diet weten wille lese hir voren dar machi sine maniere oren |
3. 10760 Basiliscus in het Latijn mag in Diets een koning zijn want het is koning boven alle venijn. Dit aardse plag geheel te zijn half voet lang en gespikkeld wit. 10765 (a) Op zijn hoofd heeft het dit spikkels in de vorm alsof het een kroon was. (b) Alle serpenten zijn voor hem bang wat het met de adem doodt. 10770 Met opzien doodt het een man wie zo de andere het eerst zien kan hij blijft dood, hoe zo dat het is. Dus schrijft Jacob van Vitry en Plinius laat ook verstaan 10775 niet alleen mag het verslaan de mensen, maar al waar het leeft ja, ‘T land daar ze in vreugde leven dat vergiftigt al door en door en laat sterven bomen en kruid 10780 en al dat groeit, groot en klein, het scheurt met zijn adem stenen en vergiftigt de lucht ook mede. Vliegt een vogel daar ter plaatse hij kan zich niet verdedigen 10785 omdat hem zijn veren verzengen. Zijn sissen alle serpenten ontzien en als zij het vernemen, ze vlieden. (e) Alleen de wezel overwint het want zoals ment in dat land kent 10790 in wat hol dat ze wonen komen de lieden met de wezel met ruit alom behangen en doen ze het in de holgangen daar bijten ze het dood ter plaatse 10795en dan moet hij zelf sterven mede. (f) Nochtans al is het dood hem blijft een macht zo groot want wat men ervan strijkt op een muur met poeder van dat dier 10800 geen gif komt er in niet eens een splinter in de spin. In Griekenland, zoals wij horen spreken, is een heiligdom daarmee bestreken. Men zegt ons, geen huis mede 10805 is er in een stuk in van zijn leden de serpenten vliegen daar vandaan. Noch laat men ons verstaan dat men met zijn poeder bestrijkt zilver, en dat het goud dan blijkt. 10810 Vliegende vindt men ze ook mede die God niet laat gaan uit hun plaats ver gaan vanwege die zaak want ze zouden het al woest gaan maken. Maar andere basilisken, ik waan, 10815 vindt men die komen van de haan die het weten willen, leest hier voor daar kan je zijn manieren horen. |
De verbeelding van de ouden gaf geboorte aan een opmerkelijk reptiel dat zijn kwalijke geest over de geesten van de mensen uitoefende tot ver in de middeleeuwen. Dit was de gevreesde basilisk, de mythische koning van serpenten.
Mulder: De basilisk is een van de wonderdieren waarvan het bestaan lange tijd gewaarborgd werd door de bijbel. ‘Want ziet, ik zend slangen, basilisken onder u lieden, tegen dewelke geen bezwering is; die zullen u bijten, spreekt de HEERE’. (Statenvertaling, Jeremia 8:17; vgl. ook Jesaja 11:8, 30:6 en 59:5.)
Zijn blik is dodelijk voor mensen - de basilisk zou de mens doden als hij deze als eerste zag. Iets dergelijks werd van de wolf verteld, die zijn slachtoffer met stomheid slaat, maar alleen als hij dat als eerste ziet. Deze gang van zaken was aannemelijk binnen de destijds gangbare opvatting dat zien berust op het uitzenden van stralen, niet op het ontvangen ervan. (Zie ook lupus, de wolf.)
Een belangrijke klassieke bron van informatie over slangen was Lucanus Pharsalia. In het negende boek hiervan trekken Cato’s soldaten door de woestijn van Libië, die wemelt van de gifslangen die ontsproten zijn aan het bloed van Medusa. Een onfortuinlijke legionair doorsteekt een basilisk met zijn speer, en zie! Het gif van het serpent vliegt langs het wapen omhoog en bereikt zijn hand. De koene Romein trekt zijn zwaard en doet het enige waarmee hij zijn leven nog kan redden: hij hakt zijn hand af.
Misschien had de basilisk blik een basis in de realiteit: verschillende soorten cobra’s kunnen hun gif twee drie meter ver spugen, waarbij ze doorgaans op de ogen richten. De wezel uit de bestiaria kan oorspronkelijk de mongoes zijn geweest, een slangen verdelgend klein roofdier. Het dier dat nu basilisk wordt genoemd, is een onschuldige hagedis’
(a) De Grieken noemden dit beest basiliskos, een andere afleiding van hun woord voor koninklijk. Plinius begreep daaronder vanwege zekere opmerkingen dat het op een kroon lijkt die het reptielenhoofd sierde. Daarom wordt in sommige middeleeuwse tekeningen op het hoofd van het monster zorgvuldig een diadeem afgebeeld. Mogelijk is er ergens een overeenkomst gevonden met het basielkruid. De Romeinen, door een warboel in etymologie, werden door de Grieken geholpen die het kruid basilicum als antimiddel tegen de steek van schorpioenen gebruikten. De oorsprong van de Griekse plantennaam, Ocimum basilicum L. (koninklijk) is ons basielkruid. Het kruid was bekend als het tegengif tegen de Basilisk.
(b) Zijn steek brengt een zekere dood, zijn gifhuid verzengt kruiden en struiken en laat zelfs stenen springen. Hij is de koning, basileus, van alle gifdieren waar alle gifslangen voor vluchten. Hij bezoedelt, vergiftigt de lucht met zijn geur en met zijn tanden, slaat alles wat leven heeft met zijn adem en zijn ogen vanuit de uithollingen waarin hij leeft. Hij heeft het boze oog, de mal’ochio, waarvan Vondel zong: ‘
‘Het wreede, onmenschlijck dier, dat eyselijck en straf
Den menschen blixemt met een oogenwenck in ‘’t graf’. Met zijn ogen laat hij geen hoender, geen vogel ongedeerd passeren en ofschoon hij nog ver van de hoender is, toch wordt die verbrand en verteerd door zijn adem. En hij slaat allen die in de buurt komen. Net als de schorpioen pakt hij dorstige dieren, als ze bij het water komen maakt hij hen zweverig en lam. Want het water dat hij aanraakt maakt hen zo en dit is venijnig en verdovend. Hij verdroogt en verbrandt de bladeren en kruiden niet alleen door ze aan te raken maar ook door de adem en de geur van verrotting en verderving. Met hoesten slaat hij of bijt of steekt. En hij gaat niet buigend maar zijn manier van gaan is omhoog en gaat oprecht. Hij gaat niet, als een gewone slang kronkelend voort over de grond, maar met opgericht bovenlichaam.
Het gif is zo sterk dat als een ruiter te paard de basilisk doorsteekt, vergiftigd wordt door de lans die het gif naar zijn lichaam trekt en zelfs doorgaat zodat ook het paard sterft. Dit naar Plinius. Een andere ridder die blijkbaar van dit geval wist kon met moeite het leven eraf brengen doordat hij snel genoeg zijn hand eraf kapte. De hand verschrompelde ogenblikkelijk. (c ) De basilisk verblindt. Zie 2 Henry VI, iii, 2,52-3:
‘Come besilisk, and kill the innocent gazer with thy sight,’ Kom basilisk; En dood de man, die u onschuldig aanstaart. Ү Je moet hem het eerst zien, maar dat is moeilijk want hij is in het duister verborgen. Daarom gebruikt men een spiegel zodat hij zichzelf ziet en zichzelf doodt.
(e) Maar hij wordt gedood door de wezel en men brengt de wezel naar de basilisk daar waar hij zich verborgen houdt. Je herkent die plaats doordat alle dingen daar verzengd zijn. Want de Vader en maker van alle dingen laat geen ding achter zonder remedie. En zo vliegt de basilisk weg als hij de wezel ziet en de wezel overweldigt en verslaat hem. Want de beet van de wezel is dodelijk voor de basilisk en toch is de beet van de basilisk dodelijk voor de wezel. Dat is zuur, maar de wezel eet eerst ruit, ofschoon dit bitter is, maar door de kracht van dit sap wordt hij stoutmoedig en overweldigt de basilisk. De wezel kan oorspronkelijk de mongoes zijn geweest, een slangen verdelgend klein roofdier.
(f) Ofschoon de basilisk venijnig is waartoe geen remedie bestaat zolang hij leeft, toch verliest hij al zijn kwaadaardigheden als hij tot as verbrand wordt. Naar men zegt wordt een huis waarin zich een deel van het dier bevindt door alle slangen gemeden. De as zou bovendien zilver dat ermee ingewreven is doen glanzen als goud.
Het woord basilisk, evenals de Latijnse naam regulus, wijst op de betekenis van dit dier als de koning onder de slangen. Dit vinden we in een Statenvertaling waar in Jesaja 14:29 staat dat ‘uit de slang een basilisk zal voortkomen,’ dat wil zeggen van kwaad tot erger. Dit terwijl de Leidse vertaling er het woord adder vermeldt. De oorspronkelijke Hebreeuwse tekst heeft het woord Ҵsefang’ (van een stam die sissen betekent). In de Engelse Bijbelvertaling komt de cockatrice voor in Jeremia 8:17 waar in de Leidse vertaling sprake is van gifslangen. Bedoeld zijn de vijanden van Isral die dodelijke wonden aan land en volk toebrengen. In de oorspronkelijke Hebreeuwse versie staat het woord Ҵsifoien’ te lezen dat afgeleid is van hetzelfde woord als bovenbedoelde Ҵsefang’.
De basilisk als vorm stamt mogelijk af van de gehoornde adder of cobra. Verschillende soorten cobra’s kunnen hun gif twee drie meter ver spuwen waarbij ze doorgaans op de ogen richten. Plinius de oude beschrijft het simpelweg als een slang met een gouden kroon. Tijdens de middeleeuwen werd het een slang met een hanenhoofd, soms zelfs met een menselijk hoofd. Zie Ibis en haan.
De basilisk van de Grieken en de tsepha of tsefang van de Hebreeërs is een naam die door de ouden aan een verschrikkelijk monster van hun eigen verbeelding gegeven. Op de eerste plaats werd het woord niet gebruikt bij de oude Grieken voor een serpent en Tsepha was alleen maar een van de verscheidene Hebreeuwse woorden die eventueel (in de 14de eeuw) tot cockatrice werden.
Op de tweede plaats was de basilisk geen verschrikkelijk monster, (tot de 13de eeuw) maar een verschrikkelijk serpent van een normale vorm, de toevoeging duivelachtig is absurd.
Het woord basilisk betekent koning en werd het eerste gebruikt voor een serpent in de Septuagint wiens vertalers het moeilijk hadden om al die verschillende namen voor reptielen te vertalen. De reden dat ze de naam gebruikt hebben is mogelijk geweest dat het serpent in kwestie onderscheiden werd door een witte vlek op de kop waarbij je denken kan aan een soort diadeem.
Ondertussen kwam een nieuwe legende op gang dat de basilisk uitgebroed werd door sommige venijnige reptielen uit een hanenei. Zo werd in het midden van de 13de eeuw de basilisk uitgebroed uit een hanenei en in dat geval het hoofd, lichaam en vleugels van een haan had met een staart van een serpent. In de 14de eeuw begon men de basilisk cockatrice te noemen. Dit bijvoorbeeld in de Engelse Wycliff’s Bible 1382 waar basiliscus en regulus veranderd werden in de Vulgate tot cockatrice.
De tegenwoordige basilisk, Basiliscus basiliscus is een leguaanachtig reptiel die in tropisch Amerika leeft. Die is onschuldig, maar heeft wel zo’n kam op de kop. Zie Ibis en haan bij vogels.
Boa dats .i. serpent jn calabren est bekent 10820also als solinus segt dat arde grot te wassene plegt talresten es sijn doen dat sughet buffele ende coen ende wert van are melc so vet 10825dat wast vele tebet ende wert so utermaten groot dat niemen dar bestaen ter noet so dat verwoest die lande van creaturen menegerande 10830van .i. serpente ghewassen dus scriuet ons Jeronimus dat die goede sente ylarioen enen oep outs dede up clemmen doen bi gods macht sonder ander maniere 10835ende verbrandetse met viere om dats em die liede baden diere mede waren verladen plinius scriuet al bloet dat men dit vint also groot 10840ende heleghe gheesten scriuent mede dat si verswelghen in someger stede j. ert of .i. coe met enen swelghene der toe dus daen serpent wast alsic gome 10845dat wilen regulus van rome jn afriken slouch te doot dat was so utermaten groot dat .c. uoete ende xx mede lanc was scriuet die warede 10850men brochte te rome sijn vel ende sine rebben also wel te siene wonderlichede ghelijc dat men winnen .i. stede moest man dat dier bestaen 10855eer ment so mochte verslaen |
4. Boa, dat is een serpent (a) in Calabrië is het bekend, 10820 alzo als Solinus zegt, dat aardig groot te groeien pleegt. Het aller eerste is zijn doen het zuigt buffels en koeien en wordt van hun melk zo vet 10825 dat het groeit veel beter en wordt zo uitermate groot dat niemand daar kan leven inde nood zodat het verwoest die landen van creaturen in vele soorten. 10830 (b) Van een serpent gegroeid aldus, schrijft ons Hiëronymus, dat die goede Sint Hilarion een op een hoop hout liet klimmen toen bij Gods macht, zonder andere manieren, 10835 en verbrandde ze met vuur omdat de lieden hem baden die daarmee waren verladen. Plinius schrijft al bloot dat men dit vindt al zo groot 10840 en heilige kerkvaders schrijven het mede dat ze verzwelgen in sommige plaatsen een hert of een koe in een hap daar toe. Dusdanig serpent was het, zoals ik gok, 10845 dat wijlen Regulus van Rome in Afrika sloeg dood die was zo uitermate groot dat zes en dertig m lang was, schrijft de waarheid. 10850 Men bracht te Rome zijn vel en zijn ribben alzo wel te zien voor wonderlijkheden. Gelijk dat men overwint een plaats moest men dat dier vangen 10855 eer men het mocht verslaan. |
‘In Boa is er een groot serpent, zoals er in Italië ook zijn, die de kudde buffels volgt en zich op de uiers van die beesten zet die vol melk zijn, opzuigt en doodt. Ze worden daar zo vet en groot van, dat niemand deze monsterslangen durft aan te vallen en ze onbelemmerd dood en verderf kunnen zaaien’
Boa of bova, van Latijnse bos: rund, hetzij door zijn gewoonte om koeienmelk te drinken, hetzij doordat hij een os kon verzwelgen.
(b) Sint Hieronymus vertelt dat de goede Sint Hilarion louter en alleen door de kracht van God een boa dwong om een stapel hout te beklimmen en hem vervolgens verbrandde. De heilige deed dit op verzoek van de mensen die door die reuzeslang getiranniseerd werden.
Plinius en de kerkvaders schrijven over boa’s die een hert of een koe met n hap kunnen verzwelgen. Een dergelijke slang moet het zijn geweest die door Regulus gedood werd in Afrika. De huid en het skelet van dit dier dat bijna veertig meter lang was werden als bezienswaardigheid naar Rome gebracht. Deze slang was zo groot dat hij letterlijk belegerd moest worden alsof het een stad was.
Boa constrictor is de koningsslang of afgodslang die 6-10m lang kunnen worden. Ze komen voor in Brazilië.
Hier zal wel de python slangen bedoeld worden. Onder de bewoners van Indië zijn thans nog verhalen over deze slangen in omloop die aan de sprookjes van de ouden herinneren. De Z. Indische ‘draken’ lijken veel op hun Amerikaanse tegenhangers en maken jacht op kleine zoogdieren en vogels, soms zelfs zwijnherten. Dat gaf verhalen dat ze herten aten, hoewel dat kleine dieren zijn.
Mulder: Hilarion (circa 291-371) - heilige kluizenaar. Zijn leven werd beschreven door Hieronymus.
Regulus - M. Atilius Regulus, Romeins consul. De reuzenslang zou hij hebben ontmoet tijdens een veldtocht tegen de Carthageers in de Eerste Punische Oorlog.
Berus dats .i. serpent expimentator die bekent dat met wispelne die lampreiden vten watre loct up der eide 10860ende et dan met are noot dit es wonder alte groot ende dicken est also gedaen er die lampreide conde ontgaen dat so ward ghevaen up tlant 10865om dese redene est becant seghet dit war ende solijn dat lampreide dragt venijn nemme canicker in .b nv ort vort serpente in .c |
5. Berus, dat is een serpent, Expimentator die bekent dat het met sissen de lamprei uit het water lokt op de heide 10860 en het dan met haar paart. Dit is een wonder al te groot en vaak is het alzo gedaan voor de lamprei kon ontgaan dat ze zo werd gevangen op het land. 10865 Om deze reden is het bekend zegt dat dit waar is en Solinus dat de lamprei draagt venijn. Nimmer ken ik er in b, nu hoort voorts serpenten in c. |
Vipera berus, Zie 35, en Muraene helena, murene, bij vissen, 33.
10870Cornuti dat sijn serpente segt solinus in oriente om dat si orne draghen dar si mede steken ende iaghen nochtan draghensi venijn 10875dar liede of steruen oft dar moet sijn triacle toe salmen ghenesen van hem est dat wi lesen dat got desen liet verbiten jn egipten den ermiten |
6. 10870 Cornuti, dat zijn serpenten, zegt Solinus, in de Oriënt omdat ze horens dragen waar ze mee steken en jagen. Nochtans dragen ze venijn 10875 waar lieden van sterven of daar moet teriakel zijn en zo zal men genezen. Van hem is het dat wij lezen dat God deze liet verbijten in Egypte de heremieten. |
Zie 8.
10880Camelion als ysidorus segt es .i. serpent dat teleuene plegt bider lucht al sonder eten ghespekelt est al wijd weten na die lacerte met voeten vire 10885scarp gheclawet ende quadertire lanc ghestart crom ende smal bul rigghede na den kemel al nemmerme ne luket die oghen sijn vel dat mach vele ghedoghen 10890sijn buuc en euet altoes niet in traghe als die slecke me no min bloets euet vtermaten clene sonder in die herte allene dies est bloet in sinen moet 10895want die coeneit leit int bloet sine varwe caent verkeren als ons die wise clerke leren dat sulke varwe ontfaet als die stede es dart up staet 10900et lert hem den rauen sliten mar saelt hiet van hem ombiten hi steruet om dat of hi nebbe .i. lauwer blat wintertijds wonet in derde 10905te lentine so gaet sire verde jn asia als wi lesen vintmen vele diere van desen |
7, 10880 Cameleon, zoals Isidorus zegt, (a) is een serpent dat te leven pleegt van de lucht al zonder eten. Gespikkeld is het, zoals wij weten, naar de hagedis met voeten vier. 10885 Scherp geklauwd en kwaadachtig lang gestaard, krom en smal bolle rug naar de kameel al. Nimmermeer sluit het de ogen zijn vel dat kan veel gedogen 10890 Zijn buik heeft altijd niet in traag als de slak min of meer. (b) Bloed heeft het uitermate weinig uitgezonderd in het hart alleen dus is bang in zijn moed 10895 want de koenheid ligt in het bloed. Zijn verf kan het draaien zoals ons de wijze klerken leren dat het zo’n verf ontvangt als de plaats is waar het op staat. 10900 Het leert zich de raven ontgaan maar zal hij iets van hen bijten hij sterft omdat of hij nipt aan een laurier blad. Wintertijd woont het in de aarde 10905 in de lente zo gaat het zijn gang. In Azië, zoals wij lezen, vindt men vele dieren van deze. |
Chamaeleo chamaeleo: chamae is klein, en leo, leeuw, het is de kleine leeuw. De zonderlinge gestalte en het ernstige voorkomen van de kameleon, die langzaam en op hoge poten komt aanstappen en plotseling met zijn vreemdsoortig werptuig een prooi overmeestert, zijn wel geschikt om de aandacht te trekken. Ze hebben waarschijnlijk aanleiding tot de naam gegeven. Kameleon, midden-Nederlands cameleon, Duitse Chamaleon, Engelse chameleon, Franse cameleon uit de 12de eeuw, dat uit Latijns c(h)amaeleon stamt en dit uit Grieks khamai-leon, dwergleeuw, dat is al een stuk dat op sage vorming duidt. De naamvormen wijzen op een Afrikaans gamalion.
(a) De kameleon bezit verder, zoals vele andere hagedissen, het vermogen zich zo sterk op te blazen dat hij wel tweemaal zo dik wordt. De kameleon heeft geweldige longen en luchtzakken en als die volledig geopend worden zijn ze vrijwel doorzichtig, een fenomeen dat het geloof bracht dat dit dier van lucht kon leven.
Dat is een idee wat we al zien bij Plinius en Ovidius: ‘Id quoque quod ventis animal nutritur & aura’’ dat dier ook dat door lucht en wind zijn voedsel heeft’.
(b) ‘Het is een angstig beest met weinig bloed, alleen bij het hart en de ogen en verandert daarom snel van kleur. Er is in zijn lichaam maar weinig vlees, hij heeft weinig bloed behalve in zijn hoofd en op het einde van zijn staart, ook in het hart en in de aderen die er vandaan komen. Hij heeft ook bloed rondom de ogen, al is dit weinig’.
Het is een zeer traag en goedmoedig diertje van ongeveer dertig cm lengte dat voornamelijk daardoor vermaard is geworden dat het zijn kleur plotseling kan veranderen. In rustige en kalme toestand is het donker olijfgroen met gele strepen en blauwe vlekken. Wordt het diertje opgewonden, dan wordt zijn kleur eerst geel en vervolgens bruin, bij plotselinge schrik zelfs zwart. Soms krijgen hierbij beide lichaamshelften verschillende kleuren. Vroeger nam men aan dat het dier elke kleur kon aannemen die het verkoos, dat het de kleur van de omgeving aannam om zich voor zijn vijanden te verbergen. Men wil iemand een kameleon noemen die verraderlijk is, op wiens woorden men niet te veel kan vertrouwen. Het Duitse Kameleonartig is voor een mens, die huilt met de wolven, met wie hij in het bos is, mensen wier houding verandert al naar gelang de omstandigheden.
Casestes als solinus segt es .i. serpent dat te ebne plegt 10910achter orne als die weder et dect em in den sande neder sonder sine orne allene so comen vogle groot ende clene ende wanen der up rusten gaen 10915so werdensi verbeten saen het crupt na lampreiden maniere dese orne die sijn diere men maecter of van messen echte die comen ter taflen vor al gerechte 10920ende bringt men enech venijn nar dan wert die echt swetende dar |
8. Carastes, zoals Solinus zegt, is een serpent dat te hebben pleegt 10910 achter horens als de ram. Het bedekt zich in het zand neder uitgezonderd zijn horens alleen dan komen vogels, groot en klein, en wanen daar er op te rusten gaan 10915 dan worden ze gebeten gelijk, het kruipt naar de lamprei manier. Deze horens die zijn duur men maakt er van mesheften die komen ter tafel voor alle gerechten 10920 en brengt men enig venijn daar dan wordt die heft zwetende daar. |
‘Het gehoornde serpent Cerastes verbergt zich in gravel en zand en laat zijn horens erboven uitsteken voor beesten en vogels die daardoor denken dat er voedsel ligt, die horens lijken op een ramshoorn en als ze komen en denken een ram te vinden dan komt er een venijnig serpent.
De cerastes kruipt op dezelfde manier als de lamprei. Zijn horens zijn van grote waarde, er worden mesheften van gemaakt die bij de maaltijd voor elk gerecht worden gehouden en beginnen te zweten als deze vergiftigd zijn’
Geen van de vergiftigde serpenten heeft, naast de Aspis, meer de aandacht van de ouden getrokken dan de Egyptische Cerastes cornutus (gehoornd) of gehoornde adder die soms een stekelig hoorntje boven het oog heeft. Die leeft in de woestijn en is steeds onder het zand verborgen waar wijd en zijd geen water te bespeuren is. Waarschijnlijk zien de vogels de horens voor wormen aan, pikken eraan en zijn dan snel verzwolgen.
Het beeld van de Cerastus komt in de heilige schrijftaal van de oude Egyptenaren veelvuldig voor omdat zijn oorspronkelijke naam Fi later gebruikt werd om de klank F voor ter stellen. Het is mogelijk de ‘Vurige slang' van Num. 21, het serpent van de woestijn, Joh. 3: 14.
Cerastus was de naam die de Grieken gaven aan een Afrikaanse slang die hoornachtige uitsteeksels had boven zijn ogen. Herodotus beschrijft het als onschadelijk voor de mensen. Aristoteles stelt dat het woord gehoornd’ in de beschrijving in de overdrachtelijke taal is gebruikt.
Mulder: De hoornadder (Cerastes cerastes), waarover Aristoteles reeds schreef dat de Egyptenaren deze slang slechts in overdrachtelijke zin ‘gehoornd’ noemden. Hoewel de hoornadder slechts twee hoornachtige uitsteeksels op zijn kop heeft, berust het getal van acht niet noodzakelijk louter op overdrijving. De veelhoornpofadder (Bitis cornuta, komt voor van Zuidwest-Afrika tot Kaap de Goede Hoop) heeft tot zeven horentjes boven de ogen. De hoornadder graaft zich in om zich tegen de middaghitte en de nachtelijke kou van de woestijn te beschermen.
Celidrus dats .i. serpent ysidorus seit diet bekent dat sijn venijn es so quaet 10925dattet lant dart ouer gaet roken doet in der maniere als oft ware van viere jn watre leuet ende up tlant hier comt van .d. altehant |
9. Chelidrus, dat is een serpent, Isidorus zegt het die het kent. dat zijn venijn is zo kwaad 10925 dat het land waar het over gaat roken doet in de manier alsof het was van vuur, in water leeft het en op het land, hier komt van d gelijk. |
De chelidrus is een slang waarover Isidorus van Sevilla schrijft dat zijn gif zo sterk is dat het land waar hij overheen kruipt rookt alsof het in brand staat. Hij leeft zowel in het water als op het land. Dus een amfibie of een schildpad.
Chelone zijn zeeschildpadden C. mydas is de soepschildpad die zelfs soms in de M. Zee voorkomt. Het gif komt wel omdat ze met padden vergeleken worden.
Chelydro serpentina, alligatorschildpad is een monster door haar gestalte en aard die een krokodil is met het pantser van een schildpad, de bijtschildpad en de snapping turtle van de Engelsen. Die komt in N. Amerika tot zuidelijk voor.
10930Dispas sprect jacob van vitri ende solinus de mester vri es so clene .i. serpent dat ment cume met siene bekent alsmere vp tert men caent ghesien 10935nochtan werti yuenijnt mettien folius die seit al bloet dient bid hi blijft van durste doet Experimentator die scriuet van hem die hir of doet bliuet 10940dat men niet ne can ghescouwen jn sijn anschijn teikin van rouwen |
10. 10930 Dipsas spreekt Jacob van Vitry en Solinus de meester vrij, is zo’n klein serpent dat men het nauwelijks met zien herkent als men er op treedt, kan men het niet zien 10935 nochtans werkt zijn venijn meteen. Solinus die zegt al bloot die hij bijt, hij blijft van dorst dood. Experimentator die schrijft van hen die hiervan dood blijven 10940 dat men niet kan aanschouwen in hun aanschijn een teken van rouw. (pijn) |
‘Het serpent Dipsas is zo klein dat die nauwelijks te zien is als je erop staat, het venijn pakt je voordat je het voelt, hij die sterft door dat venijn voelt geen pijn. Zijn beet veroorzaakt dood doordat het een onoverkomelijk dorst produceert omdat het de vochten van het lichaam opdroogt’ Dipsas, de naam komt van het Griekse woord voor dorst.
Nicander gaf een beschrijving. Hij gaf ook een interessante mythe. Prometheus stal het vuur van de hemel. Zeus bood als dank voor informatie een drug aan die behoeden zou tegen ouderdom. De ezel die de drug vervoerde werd overmand door dorst omdat hij in de hitte van de zomer liep. Toen hij bij een bron kwam weigerde de slangenbewaarder hem de dronk. Een handel werd gemaakt en het dier dronk zich vol terwijl de slang van de verjongende drug dronk. Plinius vermeldde hem verschillende keren. Lucanus droeg vijf en twintig regels van zijn poëem op aan een gedetailleerde beschrijving van de dood van een jonge soldaat die gebeten was door dit reptiel.
Dipsas dendrophia is de oelar-boerong, een nachtboomslang of takslang van de Maleiers. Die kan wel 2m lang worden waarbij eenvierde van de staart komt. Bijtlustig als al haar verwanten, maakt ze zich bij nadering van een vijand onmiddellijk tot de aanval gereed, kronkelt zich tot een schijf ineen, beweegt trillend de staart heen en weer en brengt de kop zo ver mogelijk naar achteren, zwaait die naar links en rechts onder aanhoudend in en uitsteken van de tong, ontrolt plotseling het voorste deel van de romp en doet in scheve richting een stoot naar voren. Op Java vreest niemand haar omdat men weet dat de beet niet gevaarlijk is, daarentegen wordt een van haar verwanten voor uiterst giftig gehouden.
Draco seit jacob ende agustijn dat onder alle diere die sijn es dalremeste des ylouet 10945ende .i. cam vp sijn houet na sine grote es clene die mont venijn nuttet talre stont wien dat met sinen starte bint hies doot ne twifelets v eentwint 10950ja dolifant ne caens ontgaen ja can hine binden starte beuaenjn steenrotsen in duiren es sijn wesen na sire manieren want sine nature es dore heet 10955ja int lant dar menne weet es groote hitte vander sonnen want wine selden gheweten connen den rechten drake dat merket wel dan omtrent den tur babel 10960dat woeste babilonien heet dar sijn si so groot alsment weet meere danne xxx cubitus hare roepen wi lesen dus veruaert de lieden die dat horen 10965ende sijn vpsien doetse verdoren so dat sulc heuet de ureese so groot dat hi der af bliuet doot alsi hout sijn wilmen weten leuen si langhe sonder heten 10970agustijn seit sonder lieghen dat si in die lucht some ulieghen want hare uloglen sijn .i. vel alsemen an uledermuse siet wel ende dar hi henen maket sine ulucht 10975dar ontsuuert hi die lucht jn sijn houet draghet hi ouer een draguncia den dieren steen mar hi nes altoes niewer toe goet hetne si dat menne hem leuende hut doet 10980sine tonghe ende sine galle jn wine ghesoden met alle ende dar mede bestreken dan sine lede eist wijf ofte man dien die duuele in cubi 10985quellen dien maketet vri aldus mach hi gheuanghen wesen terst so moetmenne belesen dat hi niet si van felre voere dan slaetmen voer hem den tamboere 10990dan waent hi horen den donreslach want negheen dier steruen mach van donre no van blexemen mede dus veruarmenne dar ter stede so bindet hem dar up dan .i. man 10995ende doet hem henen draghen dan dar hi wille in vremden lande ende dar af comet hem dicken scande want gheraken si ter wider ze ende hi danne ne mach uliegen nemme 11000so eist met hem gherekent saen oec so can mense anders wel vaen men nemet .i. calf ende doet hem wale sine darme wl altemale ende doet hem niebarnets calx al wl 11005dan comet die groote beeste dul al dart staet ondersettet met staken ende slindet binnen sine caken alset in sinen buke dan leghet verhit dat calc also alst pleghet 11010ende dan werdet drinkende de drake dat calc uerhittet bi sulker sake so dat hi binnen so ontsteket dat hem derte binnen breket |
11. Draco, zegt Jacobus en Augustinus, dat onder alle dieren die er zijn is de aller grootste, wat men gelooft, 10945 en een kam op zijn hoofd. Naar zijn grootte heeft het een kleine mond. Venijn nuttigt het altijd. Wie het met zijn staart bindt die is dood, geen enkele twijfel bestaat daarover. 10950 (a) Ja, de olifant kan het niet ontgaan ja, kan het hem binden met de staart bijeen. In steenrotsen en in spelonken is zijn wezen naar zijn manier want zijn natuur is zeer heet. 10955 Ja, in het land daar men weet is grote hitte van de zon wat wij zelden weten kunnen. De echte draak, dat merkt men wel, is dan omtrent de toren van Babel 10960 dat woest Babylonië heet. Daar zijn ze zo groot, zoals men weet, meer dan vijftien meter. Hun geluid, wij lezen het dus, beangstigt de lieden die dat horen 10965 en zijn opzien laat ze verdorren zodat sommige hebben de vrees zo groot dat hij daarvan blijft dood. Als ze oud zijn, wil men weten, leven ze lang zonder eten. 10970 (d) Augustinus zegt zonder liegen dat ze soms in de lucht vliegen want haar vleugels zijn een vel zoals men aan vleermuizen ziet wel en daar het heen maakt zijn vlucht 10975 daar vergiftigt het de lucht. (e) In zijn hoofd draagt het een dracontia, de dure steen, maar het is altijd nergens toe goed tenzij men het er levend uit doet. 10980 Zijn tong en zijn gal in wijn gekookt geheel en daarmee bestreken dan de leden, is het wijf of man die van de duivel incubi 10985 is bezeten die maakt het vrij. Aldus mag het gevangen worden. Ten eerste moet men hem belezen dat het niet fel is van voren. Dan slaat men voor hem de tamboer 10990 dan waant hij te horen de donderslag want geen dier sterven mag van donder of van bliksem mede. Dus vangt men ze daar ter plaatse en bindt op het daar een man 10995 en laat hem heen dragen dan waar hij wil naar vreemde landen en daarvan komt hem vaak schande want raken ze bij de wijde zee kan hij niet meer vliegen nimmer 11000 dan is er met hem afgerekend gelijk. Ook kan men ze wel anders vangen. Men neemt een kalf en doet hem wel zijn darmen uit allemaal en doet hem ongebrandde kalk in. 11005 Dan komt dat grote beest dol al daar het staat ondersteund met staken en verslindt het binnen zijn kaken als het in zijn buik dan ligt verhit de kalk alzo als het plag 11010 en dan zal drinken de draak dat kalk verhit bij zulke zaken zodat hij van binnen zo ontsteekt dat hem het hart van binnen breekt. |
De naam komt van Latijn draco en dit van Grieks drakon wat eigenlijk de scherpziende betekent, vergelijk het woord derkomai: kijken, van de Indogermaanse basis derk: zien. Drakon wil dus zeggen de ziende, maar niet in de manier van zien, maar met de ogen gebiologeerd zoals een slang een muis door zijn ogen kan laten stilstaan.
Draak, Engelse dragon, Duits Drache, oud-Hoogduits Trahho, midden-Hoogduits Dracco, Angelsaksisch draca. Draco of serpens is het sterrenbeeld van de draak. Volgens sommigen is het de draak die de appelen van de Hesperiden bewaakte, volgens anderen de Python of de door Cadmus gedode draak. Het fabeldier dat een vogel en een slang is dat de Germanen als kohortenteken bekend is geworden. Het gaf al in de begintijd stof tot de sprookjesfantasie en vormde de inheemse voorstelling van de lintworm om. Het is een aloude vorm vanaf de prehistorische dagen toen men zichzelf moest beschermen tegen monsters die nu uitgestorven zijn, de draken uit de oertijd. Er zijn maar weinig beesten van de folklore en mythologie die meer tot de verbeelding spreken dan draken. Ook zijn ze bekend als worm, wurm of wyrm en firedrake.
Deze mercurieachtige creaturen komen vrijwel in elke klassieke mythologie voor en zijn de aanleiding geworden tot een geheel genre van fantastische literatuur. Om alle draken op te sporen vereist een doorworstelen van mythologie, religie en literatuur van vrijwel alle belangrijke volksstammen. Het verschijnt in de religie van de Egyptenaren, Assyri en Semitische volkeren, in de mythen van China, India, Griekenland en Romeinen, in de tradities van de Scandinaviërs en Teutonische volkeren.
Sommigen beschouwen het als een goede kracht die beschermt of voorspelt, meestal echter als de drager van kwaad. Zie de Apocalyps, hoofdstuk 12, waar een beschrijving is van een hemelse oorlog tussen Michael en zijn engelen aan de ene kant met de draak, de oude duivel, en zijn engelen aan de andere kant. Walt Disney ’s Sleeping Beauty vertoont een gevecht tussen Prins Phillip en de kwade Maleficent, net als de slang een climax is in de Germaanse mythe de ‘Nibelungen’ waar Siegfried slaags raakt met de reus Fafnir die zich in een wyrm heeft veranderd om zo afschrikwekkender te zijn.
Volgens Confucius 550-478 v. Chr., is de draak het symbool van het aardse, stoffelijke en wereldlijke leven en van de strijd van de elementen, het onweer. Hij was de aankondiger van een catastrofe, maant tot waakzaamheid en herinnert aan de eeuwigheid.
In westerse culturen zie je draken met vleermuisachtige vleugels die kunnen vliegen. Oosterse draken zijn meestal vleugelloos en vliegen meer door magie. Meestal zijn ze bedekt door schalen en soms door een leerachtige huid. Over het algemeen wordt aangenomen dat draken magische lichamen zijn. Er is meestal geen teken van een vuurspuwende draak. Waarschijnlijk is dat pas onder christelijke invloed gekomen waar de draak de belichaming is van de duivel die door de aartsengel overwonnen wordt en neerstort in de brandende hel, zie Job 41. Daar komt het element vuur vandaan. Een monster dat je vreest wordt groter, schrikwekkender en angstiger. Er zouden slangen van vijftien meter lengte gezien zijn. Van een mens die zich bedreigd acht door verschrikkelijke monsters en te zwak is om die te weerstaan kan het ons niet bevreemden dat hij aan bedoelde wezens een veel aanzienlijker grootte toedicht dan ze werkelijk waren en zelfs met ledematen, die niet bestaan. Ten gevolge van deze gedaanteverwisseling kon bijvoorbeeld ook de paradijsslang als een gevleugelde draak worden afgebeeld zoals op de omstreeks in het jaar 1015 vervaardigde bronzen deur van de dom te Hildesheim staan.
De Grieken maakten weinig onderscheid tussen draken en grote, enge slangen. Aristoteles gebruikt het woord draak en slang door elkaar: ‘De arend en de draak zijn vijanden omdat de arend zich met slangen voedt’ Het Griekse drakon, het woord dat overgebracht werd op het mythische monster, betekent gewoonlijk, niet altijd, een groot serpent als de python. Plinius dragon was zonder twijfel een van deze Indiase pythons.’ Opmerkingen als ‘de draken maken hun ogen schoon met venkel’, daar worden gewone slangen mee bedoeld.
De middeleeuwen maakten er fabeldieren van. In die tijd was de herinnering aan de reuzenslang en andere draken vrijwel verloren gegaan en ontwikkelde de oosterse sprookjes zich geleidelijk aan tot gestalten waarvan het oorspronkelijke type vrijwel verloren is gegaan. In Duitsland zijn een groot aantal grotten die men beschouwde als holen van draken, met name de beroemde Drachenfels waar Siegfried zijn draak, lintwurm, zou hebben gedood. Die legenden zijn voornamelijk gebaseerd op het grote aantal schedels van holenberen in die grotten. Ook naar fossiele botten van uitgestorven dieren werd er aan draken gedacht.
(a) Zie ook olifant.
(b) De Grieken en Romeinen kenden de Afrikaanse en Indiase pythons. Er zijn zelfs verhalen dat de python met de staart hangend uit een boom wachtte tot een olifant langs kwam, op zijn kop sprong en de ogen uitkrabde met de staart, de rest slaat de olifant tot die buiten adem is. Dan wurgen ze hem met het voorste deel van het lichaam terwijl het achterste deel de olifant blijft slaan. Ook paarden, runderen worden door deze monsters aangevallen, gedood en verzwolgen.
Plinius meldt dat ze in Ethiopië en Azachei gevonden worden, Strabo bij de Hesperiden, Leo Africanus in de holen van Atlas, Solinus in de brandende bergen van Ethiopië tegen het zuiden, Philostratus omtrent de rivier de Ganges, anderen in Nubië, Bellonius dat ze van Arabië naar Egypte vliegen. Nicander dat ze in Thessalië bij de berg Pelion voorkomen.
H. Hildegard meldt: “De draak heeft een droge en vreemdsoortige warmte, een zekere vurige zelfstandigheid in zich. Zijn adem is vaak zo vurig alsof er vonken uit steen geslagen wordt. Het haat de mensen en heeft wat van een duivelachtig wezen. Als hij zijn adem uitstoot is zijn bloed dik en droog, als hij inademt wordt het vloeibaar. De draak is de grootste onder de slangen. In morenland en India worden ze geboren. Ze wonen meestal in holen in de hitte van de Oriënt. Zelden wordt het dier gevonden dan in die hete landen. Daarom zoekt hij verkoeling in de rotsen bij de toren van Babel en in het oude Babylonië. Waar hij woont vergiftigt hij de lucht’
(d) ‘'De draak is een zeer dorstig beest, zo erg dat hij nauwelijks genoeg water kan krijgen om zijn grote dorst te stillen en opent daarom zijn mond tegen de wind in om de hitte op die manier wat te verminderen. Dat is dan ook de reden dat als hij schepen ziet met het zeil volop in de wind, hij erheen vliegt om te genieten van de koude wind van het zeil en gooit daarom het schip wel eens om door de grootheid van zijn lichaam en door zijn sterke wrijven tegen het zeil. Als de scheepslui de draak zien komen dan weten ze ook dat het water tegen hem zal opkomen, dan strijken ze het zeil en ontsnappen op die manier. Ook vanwege de macht van het kwaad, zijn tong staat altijd omhoog en soms zet hij de lucht in brand door de hitte van zijn venijn zodat het lijkt alsof hij vuur blaast uit zijn mond. Soms blaast hij uit opgezwollen blaren, daarbij is de lucht bezwadderd en geïnfecteerd en van daaruit komen kwaadaardige pesten’
(e) 'Ut de hersens van de draak wordt de steen dracontias gebroed. Die steen kan alleen van een levend dier genomen worden, als de draak eerst sterft verdwijnt de hardheid van de steen door zijn adem. Draken worden in slaap gebracht met medische kruiden en zo wordt de steen verkregen, de oosterse koningen zijn er bijzonder trots op om die steen te gebruiken. Het drakenhoofd maakt een huis voorspoedig en gelukkig. Hun oogappels zijn kostbare stenen en helder als vuur. De drakensteen is een middel tegen vergif en verjaagt giftige dieren. De drakensteen is helder van kleur en vuurrood’
(f) ‘Een manier is om hem te bezweren zodat hij zijn kwaadaardigheid kwijtraakt. Dan sla je op een trommel zodat de draak denkt dat het dondert. Omdat geen dier kwetsbaarder is voor donder en bliksem dan de draak, is dit de manier om hem bang te maken. Vervolgens bindt iemand zich vast op de draak en laat zich wegvoeren naar verre landen, overal waar hij heen wil. Vaak loopt dat slecht af want als de draak boven de uitgestrekte zee niet verder kan vliegen, is het snel gedaan met zijn berijder’.
Draco volans is de vliegende draak, een O. Indische boom-agamen. Ze hebben geen vleugels maar bezitten valschermen. Dit dier wordt een 20cm groot.
Draconcopes es .i. serpent 11015alse adelinus wel bekent starc ende groot ende sonder waen jnt anschijn alse de maget gedaen [ende nederward ghelijc den draken wi wanen des in waren saken 11020dat serpent was aldus ghedaen] dar de duuel hadde mede bestaen onser erster moeder hieuen alse wi lesen noch in brieuen want beda seghet sonder waen 11025dat serpent was ghedaen int anschijn ghelijc der maghet ende hadde de urouwe also belaghet dat soe niet dan tanschijn ne sach wand dander lijf bedect lach 11030met loueren ende risen mede die viant sprac ter stede vten serpente ende louch so dat hise bedroech noch ebwi alle der of we 11035d. gaet vte ende compt .e |
12. Dracontopes, is een serpent, 11015 zoals Adelinus wel kent. Sterk en groot en zonder waan in het aanschijn naar de maagd gedaan en beneden gelijk de draken. Wij wanen dus in ware zaken 11020 dat serpent was al dusdanig waar de duivel had mede bestaan onze eerste moeder Eva, zoals wij lezen nog in brieven. Want Beda zegt zonder waan 11025 dat het serpent was gedaan in het aanschijn gelijk de maagd en had de vrouw alzo belaagd dat ze niet anders dan het aanschijn zag omdat het andere lijf bedekt lag 11030 met bladeren en twijgen mede de vijand sprak ter plaatse uit het serpent en loog zodat hij haar bedroog nog hebben wij alle daar van pijn. 11035 d gaat uit en komt de e. |
De primitieve mens zag in de natuur onophoudelijk twee machten botsten, licht en duister, dag en nacht, zomer en winter, leven en dood. In die strijd representeert de draak altijd de donkere zijde, de dood zijde van het leven en zo vaak het leven het wint van de dood en het licht van de duisternis, bij het ontstaan van de wereld of in het voorjaar of elke morgen, zag de mens daarin een geweldige strijd. De zonnemaagd werd van de draak bevrijd door een ridder. Hier is het de paradijsslang die Eva, de maagd, verleidt.
Ieder ras en elk volk legde daarin zijn mythologie in eigen kleuren neer.
In Egypte is Apophis de draak, die door Re wordt verslagen. In Babel is het Tiamat die door Mardoek wordt verslagen, zie Esther 3: 7, ook wat over de inleiding in dat boek over de vermoedelijke oorsprong van het Joodse Purimfeest gezegd wordt, de god van licht en de zon durft Tiamat, de draak, weerstaan. Op zijn door vier vurige paarden getrokken wagen rijdt hij de vijand tegemoet en stoot hem de werpspies in het hart. De Joden brachten dit verhaal over op Jahwe, zie bijvoorbeeld Job 9: 9, en 26: 12. Later, in het boek der Openbaring vinden we de oude Mardoek in de nieuwe gestalte van Michael terug, terwijl het door de kruisvaarders meegebrachte verhaal van St. Joris duidelijk nog sporen vertoont van de oude Babylonische mythe.
In India wordt Vrta (door zijn bijnaam Ahi als slangvormig aangeduid) door Indra gedood, in Perzi wordt Azhi-Dahaha door Fredoen geboeid. In Griekenland werd de Python (ook Dracaina) door Apollo onschadelijk gemaakt. Perseus bevrijdde Andromeda van een verschrikkelijk monster. Beowulf snijdt de vuur- en vlam spuwende draak met zijn zwaard doormidden. Sigurd doodt de draak Fafnir.
De jonkvrouw is de plantenwereld die met de ondergang bedreigd wordt. De held, de drakendoder, is niets anders dan de aankomende zomer of zon. In al deze gevallen is de drakendoder een leven brengende godheid. De lentebrenger doodt de winterdraak en redt de benauwde maagd, dat is de door de nijdige ijskoning bedreigde aarde, uit zijn klauwen. In de vruchtbaarheidsmythen is de draak doorgaans het ontluikende leven tegenhoudende macht. Ook in de bijbel komt de draak voor, Nehemia 2: 13. In Openbaringen vindt men veel over die draak, 12: 3-17 en vergelijk. 13: 2, 4, 11, 16: 13, 20: 2. Alles concentreert zich om hoofdstuk 12 waar een zevenkoppige reuzendraak een kind bij zijn geboorte tracht te verslinden. Hij achtervolgt moeder en kind tot in de hemel waar de schare van Michael tegen hem strijdt en hem overwint. Het slot is dat hij machteloos blijkt tegenover dit nieuwe leven en nu woedt tegen de rest van het gelovig vrouwenzaad. In hoofdstuk 20 is het een engel die hem overwint en naar de afgrond terugstuurt, blijkbaar is dit hier de leven brengende godheid, de Messias.
De apocalyptische draak met zeven koppen is volgens 12de en 13deeeuwse symbolisten het symbool van de hoofdzonden. Een aanmatigende mannenkop is de hoogmoed, een slangenkop de nijd, een kameel de toorn, een slak de vadsigheid, een hyena de gierigheid en een vrouwenkop met een nimbus van edelstenen de wellust. Of de zeven keizers van Rome die de eerste christenen zo bedreigden Jes. 27: 11: Te dien dage zal de Heer met zijn hard en groot en sterk zwaard bezoeken de leviathan, de lang wemelende slang, ja, de leviathan, de kromme kronkelende slang, en hij zal de draak, die in zee is, doden.’. In Johannes komt de draak nog duidelijker uit: ҅n de grote draak is geworpen, namelijk de oude slang, welke genaamd wordt duivel en satan, die de gehele wereld verleid. En ik zag uit de mond der draak en uit de mond van het beest en uit de mond van de valse profeet drie onreine geesten gaan, de vorsen gelijk, want het zijn geesten der duivelen’ Alleen het geloof kon de draak verslaan. Zo begon een eindeloze reeks heiligen met het doden van evenveel draken.
Omoris seit solijn es .i. serpent ende sijn venijn euet sulke cracht wien soet slaet dat hem al sijn bloet ontgaet 11040so dats em niet in ne bliuet dan es die mensce snieme ontliuet want dars gheen upstaen nemmerme van e. vandicker nemme |
13. Emorois, zegt Solinus, is een serpent, en zijn venijn heeft zulke kracht en wie het zo slaat dat hem al zijn bloed ontgaat 11040 zodat het niet in hem blijft dan is de mens geheel ontlijfd want daar van is geen opstaan nimmermeer. Van e vond ik er nimmer. |
Haemorrhois, die bloedig zweet veroorzaakt. Het gif van de haemorrhois is zo zwaar, schrijft Solinus, dat degene die er het slachtoffer van wordt een snelle dood sterft door bloedverlies. Grieks haima: bloed.
Haemorrhois, slang met een hemotoxisch gif, dat bloedvaten, bloed en hartspieren aantast.
Ipnale es .i. serpent 11045solinus seit diet wel kent dat es van aspers gheslachte dit serpent doet steruen sachte wien soet bijd mach niet ontgaen hi moet vallen in slape saen 11050no met roepene no met treken machmenne nemmerme ghewecken dat hi ontwake der na dusdaen adde cleopetra tien tiden dat agustus verwan 11055anthonise haren man die hem doden met venine want hi uerwonnen was ende de sine so leidene in .i. graue diere ende nam serpente van deser maniere 11060ende settese aren bursten an ende ghinc ligghen bi aren man ende nam al slapende are leuen dus euet de romsce ystorus bescreuen |
14. Ipnale, is een serpent, 11045 Solinus zegt het die het goed kent, dat het is van aspis geslacht. Dit serpent laat sterven zacht wie het zo het bijt kan het niet ontgaan hij moet vallen in slaap gelijk 11050 niet met roepen en niet met trekken mag men hem nimmermeer wekken dat hij ontwaakt daarna. Dusdanige had Cleopatra ten tijde dat Augustus overwon. 11055 Anthonius haar man die zich doodde met venijn want hij was overwonnen en de zijne zo lag ze in een graf duur en nam het serpent van deze soort 11060 en zette het aan haar borsten en ging liggen bij haar man en nam al slapende haar leven aldus heeft de Romeinse historie beschreven. |
Hypnalis, (Ipalis) Grieks hypnos: slaap, wiens beet een diepe slaap veroorzaakt die vanzelf wegglijdt in de dood.
Zie aspis.
acolum seit solijn 11065dat es .i. clene serpentkin ende vliecht oft .i. quareel quame ende dar of euet die name dese luscen in bomen ende merken ende gomen 11070wien si veninen moghen ende comen onuersien gheuloghen |
15, Jaculum, zegt Solinus, 11065 dat is een klein serpentje en vliegt alsof een pijl kwam en daarvan heeft het de naam. Deze huizen in bomen en merken op en loeren 11070 wie ze vergiftigen mogen en komen ongezien aangevlogen. |
‘Sommigen zijn snel en bewegen zo gemakkelijk dat het lijkt of ze vliegen zoals het serpent dat Jaculus heet Hij ligt in bomen op de loer om te kijken wie hij met zijn giftige beet kan verschalken en schiet dan vanuit zijn schuilplaats plotseling op zijn slachtoffers af. Als hij een beest tegenkomt bespringt hij die en doodt het’ .
In het Latijn betekent jaculum een speer. Jaculus hudsonias zijn Amerikaanse springmuizen. Door hun lichaamsbouw lijken ze op hun verwanten in de oude wereld, door vorm en beharing lijkt ze ook op gewone muizen. In de zomer zijn ze zeer vlug en springen buitengewoon behendig en snel op de achterpoten rond. In het bos zou ze niet te vangen zijn. Ze springen met gemak over struiken heen die de mens niet zo gemakkelijk overschrijden kan.
Andere springmuizen komen in Azië en Z. Europa voor als Dipus aegyptinus, ze worden bij de ouden al tweevoetige muizen genoemd.
Scirtetes jaculus is de paardepoot springmuis, de alakdaga van de Mongolen. Die is zo groot als een eekhoorn, 18cm met een 26cm lange staart. Komt ook in Z.O Europa voor maar meer in de steppen van de Don en Krim. Als hij rustig graast loopt hij op alle vier poten, sneller gaan ze alleen met de achterpoten en maken nog grotere sprongen dan de woestijn springmuis en is in staat zo snel te vluchten dat een paard hem niet inhaalt. Is schuw en vreesachtig van aard. Om de gouden munt uit Cyrene te verklaren waarop aan de ene kant het beroemde kruid Silphium staat met een zandspringer eronder en aan de andere kant een ruiter schafte Haym zich een alakdaga aan en noteerde zijn voedingsgewoonte. Het bleek dat hij aan hennepzaad de voorkeur gaf.
Idrus seit isidorus es in die riuiere nilus het euet heuet scarpe dorne vele 11075ende gaet in cocodrillus kele dar hi legt ende slaept ende metter kele wide gaept maer eerst euet hem besleghen met modren dat es sijn pleghen 11080om dat sochte wesen sal die grote viant slindet al ende alst in sinen darme legt toghet den ard diet in eft ende steect em die darme dure 11085dan steruet dander tier vre ende dander crupet vte beneden den lieden suellen al hare lede diet ontreinet met sinen venine cume esser ieghen medicine 11090sine leure es goet alswijt weten jeghen alle serpente beten |
16. Idrus, zegt Isidorus, is in de rivier de Nijl het heeft scherpe dorens en veel 11075 en gaat in de krokodil zijn keel waar ligt hij en slaapt en met de keel wijd gaapt. Maar eerst heeft het zich beslagen met modder, dat is zijn gewoonte 11080 omdat het zacht wezen zal die grote vijand verslindt alles en als het in zijn darmen ligt getuigt het de aard die het in zich heeft en steekt hem die darmen door 11085 dan sterft het andere dier ter ure en de ander kruipt dan uit beneden. Van de lieden zwellen al hun leden die het verontreinigt met zijn venijn nauwelijks is er tegen medicijn. 11090 Zijn lever is goed, zoals wij het weten tegen alle serpentenbeten. |
De Hydrus werd door de Grieken gezien als een soort waterslang zoals de naam al aangeeft. Het is iets anders dan de Hydra.
Mulder: In de middeleeuwen werd de hel vaak uitgebeeld als een monster met opengesperde (krokodillen)kaken waarin de verdoemde zielen verdwijnen. (Vergelijk Job 41:5.) De hydrus werd vereenzelvigd met Jezus, die in de hel afdaalde om de deugdzame zielen te verlossen die daar Zijn komst afwachtten. In andere versies van het verhaal bedekt de hydrus zich met modder om zich te pantseren, zoals ook Christus zich voor Zijn afdaling in de hel moest pantseren met een stoffelijk omhulsel. (Zie ook krokodil.)
Ichneumon, zie 78 van dieren, eet muizen, slangen, slakken, hagedissen, kameleons, kikvorsen, vogelen, hoenderen en zo wordt verteld zou hij heet zijn op de lever van de krokodil. Om aan deze versnapering te geraken zou hij, terwijl de krokodil met open mond in de zon slaapt en het vogeltje Trochilus hem de mond en tanden schoon maakt, in zijn bek komen en aldaar zijn levendige partijen doorknagen en zijn lever eten. Uit deze hoofde is er grote vijandschap tussen de krokodil en de ichneumon. Er wordt geregeld naar verwezen in oude literatuur, minder frequent in de middeleeuwen en nog zeldener daarna.
Het dier zou een dodelijke vijand van de aspis zijn en de vernietiger van zijn eieren. Hij is bestand tegen zijn gif en wentelt zich tussen de bladeren van zekere plant waardoor het gif vervloeit in zijn lichaam. Hij is ook de vernietiger van de krokodil. (niet van zijn eieren) Als de ichneumon in gevecht is met de krokodil dan wentelt hij zijn lichaam in de natte kleigrond en laat dit drogen en hard worden wat hij zo vaak doet dat dit op den duur zo hard en taai wordt als een compacte schaal, een korst die hem dient in plaats van een borstharnas. Dit verhaal wordt gegeven door Oppianus die toevoegt dat de ichneumon pijlen gooit door de open mond van de krokodil en daardoor zijn vitale delen beschadigt en verschijnt als de krokodil dood is. Strabo en Plinius vertellen het verhaal zonder de modder te vermelden, de laatste combineert dit met de die van de Trochilus, de vogel die in zijn bek naar voedsel zoekt. Hij zegt dat de ichneumon zijn kans grijpt als de Trochilus in de mond van de gapende krokodil bezig is. Mogelijk was dit de Nijlvaraan.
Het gebruik van het modderborstharnas werd het eerst vermeld door Aristoteles als een voorbehoedmiddel in het gevecht met de aspis, dit werd herhaald door een lange reeks schrijvers. Niets bewijst meer de onwetendheid van dieren bij middeleeuwse schrijvers dan de verschillende variaties en de verhalen over de vijand van de krokodil. Dat de ichneumon zich met slijk bewapend omdat hij van zichzelf onmachtig is om de krijg op te pakken terwijl hij zijn tedere bek met de staart beveiligd en dekt houdt men voor een symbool van nederigheid.
Idros wandert inden broec seit ons kiramidarium boec ende es .i. serpent als men segt 11095dat hem bouen watre te rechtene plegt ende .i. steen draghet dit binnen dar ment om vaet wildit kinnen jof met worden men so verduet dat dien steen vte spuet 11100ende metter name mede van gode dattene spuet al doetet node broeder aelbrecht sprect ouer een dat hi selue proeuede den steen alsi segt an .i. wijf 11105die wl waters adde tlijf hi gurdetse an haren lachame dar soe adde die mesquame ende .iij. vingre alle daghe slancte die lachame sonder saghe 11110ontier ende twater es ghedalt ende hare lachame gnouch ysmaelt jeghen rueme ende tranende oghen sine macht can hi wel toghen ende dits te ghelouene wel 11115.j. gaet vte ende hir comt .l. |
17. Idros, wandelt in het broekland zegt ons Kiramidarium boek. En is een serpent, als men zegt, 11095 dat zich boven water op te rechten pleegt. En een steen draagt het van binnen waar men het om vangt, wil men kennen of met woorden men het zo duwt dat het die steen uit spuwt 11100 en met de naam mede van God dat het uitspuwt, al doet het met node. Broeder Albrecht spreekt over een dat hij zelf probeerde de steen, als hij zegt, bij een wijf 11105 die vol water had het lijf hij gordde het aan haar lichaam waar ze had die miskraam en drie vingers alle dagen slonk het lichaam zonder zorgen 11110 tot het water is gedaald en haar lichaam genoeg versmalt. Tegen reuma en tranende ogen kan hij zijn macht wel getuigen en dit is te geloven wel. 11115 J gaat uit en hier komt l. |
Sommige serpenten hebben vele hoofden, want sommigen zijn dubbel, sommigen drie- en soms zelfs vierhoofdig. De Hydra is een serpent met vele hoofden, er wordt gezegd dat als er een hoofd afgesneden wordt er opnieuw weer drie aan groeien, maar dit is een fabel.
Hercules vocht tegen een slang met negen hoofden. Het was zijn tweede werk. Het monster was de schrik van de streek ten zuiden van Argos waar het in de moerassen bij Lerna huisde. Hij sloeg de eerste kop eraf waarbij ogenblikkelijk twee nieuwe koppen ontstonden, daar waar er vroeger maar een was. Ook met de overige koppen was dit zo, de negende kop was zelfs onsterfelijk. Maar doordat de wonden na het afslaan steeds dichtgeschroeid werden konden er geen nieuwe koppen bij komen. De negende kop werd onder rotsblokken bedolven. Ten slotte doopt Hercules zijn pijlen in het slangenbloed die daardoor zeer giftig worden.
De hydra komt voor in moerassen lezen wij in het boek Koiranides en men zegt dat hij zich recht uit het water opricht. Om in het bezit te komen van de steen die zich in zijn lichaam bevindt wordt hij gevild of laat men hem rook inademen zodat hij, zeer tegen zijn zin, de steen uitspuugt. Met hetzelfde doel worden spreuken en de naam van God gebruikt in belezingen.
Albertus Magnus schrijft dat hij in eigen persoon de kracht van deze steen heeft beproefd bij een waterzuchtige vrouw, hij bond hem op de aangetaste maag en zag haar lichaam iedere dag drie vingers slinken, totdat het zijn normale omvang weer had aangenomen. Dezelfde steen is ook een probaat middel tegen catarre en tranende ogen.
Volgens sommigen is dit een allegorisch verhaal en zou de hydra een rivier zijn geweest die zo verstopt was dat zich een delta van acht rivieren had gevormd. Hercules zou een van die rivieren gedempt hebben waarbij de rivier zich een nieuwe weg vormde. Alleen door het inperken en schoonmaken van de middelste, de onsterfelijke hoofdrivier kon het land weer vruchtbaar worden.
Plinius noemt het een waterslang en identificeert het met de enhydris (de otter) een misstap die veel onbegrip onder latere schrijvers gaf. De enhydris als zeeslang komt doordat de otter met drie delen boven water zwemt, de kop, de gekromde rug en de staarteinde, wordt ze gevolgd door de jongen die precies achter haar aan zwemmen lijkt dit op een golvende slangbeweging.
Hydrus bicolor, is de tweekleurige zeeslang of plaatjesslang, een algemene slang die voorkomt in de Indische oceaan, zie 35 .
Lacerta es .i. clene serpent dat men in vele lande kent iiij voete euet als wijd weten ende sine tonghe in tueen ghespleten 11120sijn venijn es niet so swar als van den andren weet vorwaer clene joncsine si draghen some bouke ons ghewaghen dat se die moeder alle verslaet 11125tote enen dat hare ontgaet dat wreect up vader ende moeder bede suster ende broeder jn india oric ghewaghen vint men die xxiiii voete draghen 11130van ghedane scone ende claer nv hort van n hir nar |
18. Lacerta is een klein serpent dat men in vele landen kent. Vier voeten heeft het, zoals wij het weten, en zijn tong is in tweeën gespleten. 11120 Zijn venijn is niet zo zwaar als van de anderen, weet voorwaar kleine jongen ze dragen. Als sommige boeken ons gewagen dat de moeder ze alle verslaat 11125 totdat een, die haar ontgaat die wreekt zich op vader en moeder beide zusters en broeders. In India, hoor ik gewagen vindt men die vier en twintig voeten dragen 11130 van gedaante schoon en klaar. Nu hoort van n hier na. |
Lacerta Hagedis, hagedisse waarnaast aechdisch en midden-Nederlands haghetisse ontstaat onder invloed van haag, verder eghedisse, oud-Saksisch Githassa, oud-Hoogduits Egidehsa (nu Eidechse) oud-Engels aoexe tot ask. Engelse lizard van oud-Frans lesard en dit van Latijn lacertus. Het Griekse saura betekent een hagedis.
Lacerta agilis, (slangachtig) gewone hagedis of zandhagedis. Merkwaardig is het afbreken van de staart als je het diertje daaraan vast grijpt. Niet zelden ontkomt het hierdoor nog op ‘t laatste ogenblik aan de vijand.
Lacerta vivipara, (levend barend) zal wel op het dragen van de moeder slaan.
Nadrix dat es .i. serpent dat lucaen ende ysidorus met sinen venine maket onreine 11135pitte beken ende fonteine dart in luschet ende legt derre seden nadrix plegt |
19. Natrix, dat is een serpent dat Lucanus en Isidorus kent. Met zijn urine maakt het onrein 11135 putten, beken en fonteinen waar het luistert en ligt dergelijke zeden de natrix pleegt. |
‘De Natrix is ook een adder die met venijn steekt als je te dicht bij komt. Sommige serpenten en adders liggen te wachten tot je slaapt en vinden ze je mond open, of van andere beesten, dan kruipen ze erin’
Natrix natrix, (Tropidonotus natrix, Coluber natrix, L.) de ring- of waterslang, Duitse Ringelnatter of Wassernatter, Engelse ringed snake, heet naar zijn zichtbare ringen op het lijf. Deze slang valt soms wel aan maar dan met gesloten bek. Hij sist wel en blaast zijn lichaam op, maar als afweer gebruikt hij een onaangename geur, vooral van zijn drek.
De slang is niet giftig en kan tegen een meter lang worden, dat wel voor de vrouwtjes die groter worden dan de mannetjes. De algemene soort die aanleiding heeft gegeven tot sagen en sprookjes. Twee witte of gele maanvlekken achter de slapen zijn de ‘kroon’. Bijt zeer zelden en kan door kinderen gehouden worden.
Nadra dats .i. serpent dat men in dutschen bekent 11140men vintse bede clene ende groot sijn venijn dat es die doot men ebre triacle jeghen j. scone uel si te ebne pleghen hare blasen es sulc van moghentede 1145men neme .i. roede uersch ysneden ende doet den nadre der up blasen dan wl bladren salsoe werden dan neemt oec .i. swart scone ende clar ende latsen der up blasen dar 11150dat swert onuarwet algadre dits de cracht van der nadren wert .i. man inden voet ghebeten tvenijn loept vpward alswijd weten alomtrent des menschen lede 11155ende comtet ter herten mede so ualt die mensce neder doet dat doet sine hitte groot die hier of gebeten ward men anghem thouet nederwart 11160so moet tvenin inden voet bliuen want sine nature wille cliuen ende men sal die bete vte sniden dan ghenesti in curten tiden die seker gaen wille ende wesen 11165n steden darmen ontsiet van desen wriue sine blote lede met alsenen ende ruten mede dan sal hem dese worm vlien nv suldi vort in .p. besien |
20. Nadera, dat is een serpent die men in Duitsland kent, 11140 men vindt ze beide, klein en groot. Zijn venijn dat is de dood men gebruikt er teriakel tegen. Ze plegen een mooi vel te hebben. Hun blazen is van zulke kracht, 1145 men neemt een roede, vers gesneden, en laat de adder er op blazen dan zonder bladeren zal ze worden dan neem ook een zwarte, schoon en helder en laat het op blazen daar 11150 het zwarte ontkleurd al gelijk dit is de kracht van de adder. Wordt een man in de voet gebeten het venijn loopt opwaarts, zoals wij het weten, al omtrent de mensen leden 11155 en komt het naar het hart mede dan valt die mens neer dood, dat doet zijn hitte groot. Die hiervan gebeten wordt men hangt hem met het hoofd nederwaarts 11160 dan moet het venijn in de voet blijven want zijn natuur wil blijven en men zal de beet er uit snijden dan geneest hij in korte tijden die zeker gaan wil en wezen. 11165 In plaatsen waar men zich ontziet van deze wrijf zijn blote leden met alsem en wijnruit mede dan zal voor hem deze worm vlieden. Nu zal je voorts in p bezien. |
Zie 35.
11170Pister sprect jacob van vitri ende solinus die mester vri es .i. serpent dat tallen stonde gapende gaet metten monde vter kele gaet hem roec 11175wien so dit wondert oec [hi swellet in der ghebare als ofte hi wl waters ware ende moet also bliuen doot hi nebbe triakele ter noot] |
21. 11170 Pister, spreekt Jacob van Vitry en Solinus die meester vrij, is een serpent dat te alle stonde gapende gaat met de mond uit de keel gaat hem rook. 11175 Wie zo dit verwondert ook hij zwelt in de vorm alsof hij vol water was en moet alzo blijven dood als hij geen teriakel heeft in zijn nood. |
?
‘Er is een soort van ongevaarlijke serpent die Parae heet die een vijand is van vipers en ze doodt’ De schorpioen gaat achteruit, zie 29.
11180Paceas alse ons doen verstaen isidorus ende lucaen es .i. serpent dat sine vart altoes heuet achter wart dat es die nature sijn 11185vreselic seere es sijn venijn vander .p. vindic nemmee nu hort vort ene in .r. ende nemmee |
22. 11180 Pareas, als ons doen verstaan Isidorus en Lucanus, is een serpent dat zijn vaart altijd heeft achterwaarts dat is die natuur van hem. 11185 Vreselijk zeer is zijn venijn. Van de p vindt ik nimmer een, nu hoort voorts een in r en nimmer meer. |
‘Er is een soort van ongevaarlijke serpent die Parae heet die een vijand is van vipers en ze doodt’ De schorpioen gaat achteruit, zie 29.
Rucela dats een serpent datmen uint in orient. 11190aristotiles te wetene doet dat nuttelic seere ende goet want hi doet ons dat uerstaen dat apoticarise vaen ende oudent in hare apoteken 11195met dinghen die sire toe connen reken ende maker specie af meneghertiere nuttelic ende van menegher maniere nemme sone vindic des nu hort namen uort in .s. |
23. Rucela, dat is een serpent dat men vindt in de Oriënt. 11190 Aristoteles weten laat dat het zeer nuttig is en goed want hij laat ons dat verstaan dat apothekers vangen en houden het in hun apotheken 11195 met kruiden die ze er toe kunnen rekenen en maken er specerij van in menige vorm die nuttig is op vele manier. Niet meer zo vond ik van dit, nu hoort van namen voorts in s. |
Theriak, teriakel.
11200Salamandra es ene maniere van serpenten in die riuiere leuet entar inne gaet entat uier oec mede uerslaet plinius iacob ende adelijn 11205aristotiles ende solijn segghen ende doen uerstaen dat nader lacerten es ghedaen ysidorus spreket sine maniere gaet voer alle gheuenijnde diere 11210plinius seit men siese niet sonder alst seere reinens pliet sijn spu es utermaten quaet eist datter .i. mensche in gaet hem ontuallet al sijn aer 11215vp bome clemmet ende daer venijnsi de vrucht ende diere af bijt bliuet doot in curter tijt [vallet int water hi bliuet doot diere af nut clene oft groot] 11220men vindet ene maniere van salamandren die leuen in viere ende hebben wlle ende haer darmen af seit houer waer datmerre gurdele ende cleeder af maket 11225dien nemmermeer gheen brant ghenaket men leset van den paues alexander dat hi adde van ene salamader een cleet ende alst leelic was warpment int vier ende als ict las 11230so quamet hute scone ende claer broeder albrecht spreket uoer waer dat hire af .i. gurdel sach ende het uoer hem int uier lach alset gloiede dedement hut 11235onghescadet ar ende hut solinus segheter toe salamandre neuet hie no soe alle draghen si alst wijt kennen ende legghen eiere ghelijc hennen |
24. 11200 Salamandra is een soort van serpent die in het vuur leeft en daar in gaat en het vuur er ook mede verslaat. Plinius, Jacobus en Adelinus 11205 Aristoteles en Solinus zeggen en doen verstaan, dat het naar de hagedis is gedaan. Isidorus spreekt op zijn manier gaat voor alle giftige dieren. 11210 (a) Plinius zegt, men ziet ze niet behalve als het zeer regent. (b) Zijn speeksel is uitermate kwaad is het dat er een mens in gaat hem ontvalt al zijn haar. 11215 Op bomen klimt het en daar vergiftigt het de vruchten en die er van bijt blijft dood in korte tijd valt hij in het water hij blijft dood die er van eet, klein of groot. 11220 (d)Men vindt een soort van salamander die leven in vuur en hebben wol en haar waarvan men zegt voor waar dat men er gordels en kleden van maakt 11225 die nimmermeer in brand raken. Men leest van de Paus Alexander dat hij had van een salamander een kleed en als het lelijk was wierp men het in het vuur, en zoals ik het las, 11230 dan kwam het er schoon uit en zuiver. Broeder Albertus spreekt voor waar dat hij hiervan een gordel zag en het voor hem in het vuur lag als het gloeide deed men het uit 11235 onbeschadigd haar en huid. Solinus zegt er toe, onze salamander nee heeft geen hij of zij. Alle dragen, zoals wij het kennen, en leggen eieren gelijk hennen. |
Salamandra salamandra Vuursalamander, midden-Nederlands salamander, Duitse Salamander of Salamandrina, Engelse salamander. Dit van Latijnse salamandra, dat van Grieks salamandra en dit heeft mogelijk een Perzische oorsprong, samander of samandel.
Door de oranjegeel en zwartgevlekte huid heeft hij een zodanig zonderling voorkomen dat vele sprookjes van hem in omloop zijn.
(a) 'De vuursalamander is als de hagedis in vorm. Hij wordt bij heftige regenbuien gezien en is afwezig met mooi weer’.
(b) Wordt de salamander boos dan neemt hij wel een dreigende houding aan met wijdgeopende muil, maar bijten kan hij niet. Daarentegen scheidt hij uit de klieren in de nek een witschuimend vocht uit dat op hagedissen en dergelijke kleine diertjes een vergiftigde uitwerking heeft en dat ook slangen, ooievaars en andere grote dieren afschrikt. De mens deert dit vocht slechts als het met tere huid in aanraking komt, bijvoorbeeld bij de ogen of lippen. ‘Ee salamander is giftig en heeft een gifangel als een wesp’ Al vroeg stond de salamander voor dodelijk, ‘Als een salamander u bijt, bestel dan maar een doodkist en lijkwade’
(c ) Op een plaats verhaalt Plinius dat de salamander zeer giftig is en als die op de buik kruipt worden alle vruchten, poma, vergiftigd, als het in een bron valt wordt het water vergiftigd. (e)’Hij leeft in vuur en is bedekt is met een soort wol of haar waar onbrandbare gordels en kledingstukken van worden gemaakt’ De vuursalamander is sinds de oudheid het onderwerp van vele fabels, men hield hem voor een uiterst giftig dier die het vuur bluste. Hij bestrijdt het vuur zoals ijs dat doet, het is de dochter van het vuur. Aristoteles zegt: ‘Dit schepsel, zo het verhaal gaat, wandelt niet alleen door het vuur maar maakt het daardoor ook uit’ Nicander vermeldt dat het ongedeerd door het vuur gaat. Antigonus zegt ook dat het vuur uit kan maken. Dioscorides schrijft dat de vuursalamander niet verbrand kan worden. Plinius vertelt ook over de fabel van onbrandbaarheid omdat dit beest zo koud is dat het vuur als ijs uitgaat. Ook dat het de meest venijnige creatuur ter wereld is. Aelianus verzekert dat deze dieren jacht maken op het vuur van de smidse, dat de werkers daar eerst geen notitie van nemen maar als het vuur uit gaat nemen ze wraak op hen en het vuur brandt weer. Aan de andere kant ontkent Galenus de legende en zegt dat de salamander verbrand wordt in heet vuur.
De Physiologus sloot de symbolen van de salamander die van het uitdoven van het vuur in. Waarschijnlijk werd in die tijd andere ideeën over het dier ontwikkeld. De eerste toevoeging was dat het in vuur leefde. Een volgende aanpassing aan de legende verschijnt in de literatuur waar verzekerd wordt dat de salamander gevoed wordt door vuur. Vier schepselen hebben hun leven elk van een van de pure elementen, de chamaeleon van lucht, de mol van aarde, de vis haring van water en de salamander van vuur. Als de salamander lang genoeg in het vuur geweest is en zich gevoed heeft komt hij er verkwikt uit.
Dan het onbrandbare wol. Van paus Alexander III wordt verteld dat hij een mantel bezat van salamanderwol, die men als hij vuil was in het vuur gooide, waar hij vervolgens weer schoon en helder van kleur uitkwam. Dat wol gebruikte de Romeinen vooral tot het weven van kostbare lijkwaden waarin de doden werden gehuld voor ze op de brandstapel werden gelegd, opdat de overblijfselen onvermengd met de as van het hout bewaard zou blijven.
Op zijn reis komt Marco Polo in Yintsjintalas of Sai-jin-tala. Hij verhaalt hier het volgende van: ԁan de grens van deze provincie, richting noord, ligt een gebergte met rijke staaladers en ondaniek. En je mag weten dat zich in dit gebergte een ader bevindt waaruit men de salamander of vuurgeest haalt. Aanvaard het voor waar dat de salamander geen dier is, zoals men het in onze landen gelooft, maar dat hij een erts is. Ziehier het waarom. Niemand ontkent dat van nature geen enkel beest noch dier in het vuur kan leven omdat elk dier uit de vier elementen bestaat. Welnu, ik, Marco Polo, had een Turks gezel die Soerfikar heette, een wijs man. En gezegde Turk vertelde mij hoe hij in deze streek had gewoond om voor de Groot Chan drie jaar lang salamanders te ontginnen, dat wil zeggen asbest. Hij vertelt me dat in dit gebergte wordt gegraven tot men een ader vindt waaruit men draden snijdt als van wol en ze laat drogen. En als de salamander droog is stampt men hem in grote ijzeren mortieren, dan wordt hij gewassen en van aarde gezuiverd, en er blijven draden over als ware ze van wol. En men spint ze om er lakens mee te maken. En als ze klaar zijn zien ze niet helemaal wit. Maar als men ze in het vuur legt en ze er dan uithaalt zijn ze blank als sneeuw. En telkens als ze vuil zijn legt men ze voor het vuur en ze herkrijgen hun witte kleur. Aldus de waarheid over de salamander en niet anders. En zij waren uit de streek zelf die het me vertelden; wie het anders zegt verkoopt onzin en fabels. En weet dat zich te Rome een stuk linnen bevindt uit salamander, gezonden door de Groot Chan naar de paus, een uiterst mooi geschenk om het heilig zweetdoek van Jezus Christus in te bergen’. Het asbest kan ooit naar het dier genoemd zijn of andersom. Toen de Grieken het asbest vonden dachten ze dat het haar of wol van een soort salamander was omdat het vuurvast was.
De naam asbestos, al bij de Ouden in gebruik, zinspeelt op het feit dat een lamp voorzien van een pit van asbest zoals de gouden lamp van Pallas te Athene, mits behoorlijk bijgevuld, nooit ophield te branden, dus onuitblusbaar was. Grieks asbestos betekent onblusbaar, het onverbrandbare.
Mulder: Paus Alexander III - 1159-1181.
Augustinus wijst in De stad van God op de salamander om ongelovigen ervan te overtuigen dat lichamen in de hel branden zonder te verteren: wie zou daaraan durven twijfelen als hij bedenkt dat ook een onaanzienlijk, sterfelijk wezen als de salamander in het vuur in leven blijft, en zelfs zonder pijn te lijden, wat nog ongeloofwaardiger is dan de hellestraf? De salamander van de bestiaristen leeft nog voort als kachelmerk en in de naam van de vuursalamander, een glanzend zwarte, geelg evlekte amfibie, die een brandend, maar vrij onschuldig gif af kan scheiden.
11240Stello scriuet isidorus es bedi geheeten dus ghelijc oft gesterret ware ende het is van sulken vare waer dat scorpioen dat siet 11245ets ueruart ende uliet sijn venijn es van fellen doene ne ware dat ulesch van den scorpione ghewreuen entar vp ghebonden gheneset dat in curter stonde 11250stellio uerdronken in wine ende dar mede ghedweghen anschine doet leelike spotten hute gaen alse ons meesters doen verstaen |
25, 11240 Stellio, schrijft Isidorus, is daarom genoemd dus gelijk of het een ster was. En het is van zulke vaart waar dat de schorpioen het ziet 11245 het is bang en vliedt. Zijn venijn is van felle doen Tenzij dat het vlees van de schorpioen gewreven en daarop gebonden geneest dat in korte tijd. 11250 Stellio verdronken in wijn en daar mee gewassen het aanschijn doet lelijke vlekken weg gaan zoals ons de meesters doen verstaan. |
Tarantula mauritanica, de muurgekko die in Italië tarantula, in Spanje carapata, door de oude Grieken Ascalobotes en door de Romeinen Stellio genoemd werd.
Komt in het M. Zeegebied voor. Ze bewonen rotswanden en bomen, gruishopen en muren, ook graag menselijke woningen. Ze verraden hun plaats door geluiden, wat merkwaardig is omdat ze dit als vrijwel de enigste van de hagedissen doen. Het geluid is als zjekko. Er zou een kleverige stof onder hun hechtschijven zitten omdat ze overal tegenop lopen die giftig zou zijn, maar er is geen kleverige stof, het is gewoon luchtledig en geen giftigheid. Bij enige aanraking verliest het ook zijn staart.
Scoura draghet oec venijn 11255jacob seghet ende solijn alst out es dan wertet blent ende alst sine faute kent soeket enen wech dar .i. gat staet dat ten westen henen gaet 11260dar staet uoren ende siet ende alse de sonne risens pliet dan uernuwet hier hiet lanc sijn sien ander sonnen vp ganc mensche al bestu worden blent 11265keere dine herte in orient dar die vraie sunne riset al bestu blent du werdes ghewiset du salt van hem ontfaen dijn lecht die niet ne doet dan al recht |
26. Scaura, draagt ook venijn, 11255 Jacobus zegt het en Solinus. Als het oud is dan wordt het blind en als het zijn fout kent zoekt het een weg waar een gat staat dat ten oosten heen gaat 11260 daar staat het voor en ziet en als de zon rijzen gaat dan vernieuwt het eer gauw zijn zien de aan de zonsopgang. Mensen al bent u geworden blind, 11265 keer uw hart naar de Oriënt waar de fraaie zon oprijst, al bent u blind, u wordt gewezen u zal van hem ontvangen zijn licht die niet anders doet dan recht. |
Zie hagedis, 18.
Ze blijven met vochtig en koel weer in hun schuilplaatsen maar zo gauw de zon schijnt komen ze voor de dag om zich in haar stralen te koesteren. Als zon- en lichtvriendin is de hagedis aan Apollo gewijd. Daardoor zijn ze symbolen van het licht. Tweemaal per jaar veranderen ze van huid en zo zijn ze het symbool van wedergeboorte en verjonging en worden zo afgebeeld op wierookvaten.
11270Situla draghet venijn alse ons seghet iacob ende solijn een serpent esset dore groot dient steket hi bliuet van darste doot ets tragher dan men vint iet el 11275mar het heuet so scone een uel dathet de liede doet stille staen diet so scone sien sonder waen dus oudet staende met ghedanen diet niet ueruolghen mach met gane 11280so heet eist dattet te wintre wel ioft somer ware af doet sijn uel wien soet steket hine caent verwinnen hine uerderuet van durste binnen |
27. 11270 Situla, draagt venijn, zoals ons zegt Jacobus en Solinus. Een serpent is het zeer groot die het steekt die blijft van de dorst dood. Het is trager dan men vindt iets anders 11275 maar het heeft zo’n mooi vel dat het de lieden laat stil staan die het zo mooi zien zonder waan dus houdt het hen staande met zijn gedaante die het niet achtervolgen mag met gaan. 11280 Zo heet is het dat het in de winter wel of het zomer was af doet zijn vel. Wie het zo steekt, hij kan het niet winnen. Hij verdroogt van dorst binnen. |
‘De scytalis of scitulus, Latijn voor mooi of fraai is een kleine gifslang, lezen we bij Solinus. Geen dier is zo traag als de scitulus, maar omdat zijn huid zo mooi is blijft iedereen erbij stil staan. Zo houdt de scytalis door zijn uiterlijk mensen staande die hij door traagheid niet zou kunnen achtervolgen. Deze slang is zo heet dat hij in de winter zijn huid afwerpt alsof het zomer was. Iedereen die door een scytalis gebeten wordt gaat onherroepelijk dood doordat hij van binnen volkomen uitdroogt’ Zie 10, Dipsas.
Ilysia scytale, koraalrode rolslang komt veel voor in Suriname. Is langzaam van beweging en komt nooit ver van haar schuilplaats. Heeft een prachtige kleur.
Sjrene sijn serpente mede 11285van hutermaten groter snelleden experimentator ombint dat mense in arabien vint ende sijn snelre danne parde some uliegen si hare uarde 11290hare uenijn heuet macht so groot want hermens gheuoelt bliuemen doot |
28. Syrenen, zijn serpenten mede 11285 van uitermate grote snelheden. Experimentator ontbindt dat men ze in Arabië vindt en zijn sneller dan een paard soms vliegen ze hun vaart. 11290 Hun venijn heeft een macht zo groot want eer men het voelt blijft men dood. |
In Arabië zijn er serpenten die Sirens genoemd worden, die rennen sneller dan paarden en daarom wordt er gezegd dat ze vliegen. Hun venijn is zo sterk dat de dood komt voor je weet dat je gebeten bent en de pijn ook.
Sirenen behoren nu tot de walvisachtigen, ook de zeekoe behoort hiertoe.
Herodotus heeft het over vliegende slangen in Arabië, die zouden wij nu draken of sirenen noemen. Wanneer de Arabieren nu wierook verzamelen branden ze storax om rook te verwekken om de vliegende slangen te verdrijven’ ‘Naar mij gezegd wordt,’ verhaalt Herodotus, ‘os bij de stad Butus in Arabië een oord gelegen waar men vliegende slangen aantreft. Ik bezocht dit oord en zag er een ongelooflijke hoeveelheid beenderen en graten tot talloze grote en kleine hopen opeengestapeld. Het ligt in een door bergen ingesloten dal dat met de uitgestrekte Egyptische vlakte in gemeenschap staat. Ik vernam dat de gevleugelde slangen in de lente van Arabië naar Egypte vliegen, maar bij de uitgang van het dal Ibissen ontmoeten en worden door die om het leven gebracht om welke redenen de Ibis bij de Egyptenaren in hoog aanzien staat. De gedaante van deze slangen is als die van de waterslangen, hun vleugels hebben geen veren, maar komen in maaksel met de vleermuisvleugels overeen’. Onduidelijk is het welk dier genoemd wordt maar het zou de vliegende draak kunnen zijn, Draco volans, een O. Indische boom-agamen. Ze hebben geen vleugels maar bezitten valschermen en kunnen daarmee 6-10m gaan.
Scorpio dats .i. serpent solinus seghet diet wel kent dattet in tanschin sonder waen 11295soetelic seere es ghedaen ende heuet enen uercnochten start die seere crum es achterwart dies gheuenijnt talre stont ende crumptene alster mede wont 11300ende tallen tiden poghet ende pijnt hoe datten mensche gheuenijnt wien so meent dit scorpioen danden hoegescalc die sijn doen also gheset heuet dat hi poghet 11305hoe hi dat scoenste utwart toghet met sprekene met sconen ghelate mar alse danne .i. gaet sire strate steket hi de tonghe hute naden man ende uisiert hoe hi best can 11310beede doen scamenesse ende scade met sinen gheuenijnden rade die gheuenijnt es met scorpions slaghe leuet tote anden derden daghe psilli sijn erande liede 11315die omme ghewin ende om miede venijn sughen huten wonden dese brochten in ouden stonden jn italien omme beiach menech dier dat uenijn an lach 11320doe brochten si scorpioene int lant ne waer si storuen althant doch ebmen scorpioene ghesien die niemene te scadene plien mensce die vanden scorpione 11325gheuenijnt es in eneghen doen sine asschen drinke dan in wine hi gheneset vanden venine scorpio arde tetene pleghet alse ons experimentator seghet 11330eist datment in olie versmort ende bringhement danne ter sonnen vort ende merre vp ghietet aisijn dan het gheneset ende leuet vort an van .s. ne uindic nemme 11335nu hort vort vander .t. |
29. Scorpio, dat is een serpent, (a) Solinus zegt het die het wel kent, dat het in het aanzien, zonder waan 11295 lieflijk zeer is gedaan. En heeft een knobbelige staart die zeer krom is achterwaarts die giftig is te alle stond en het kromt als het er mee verwondt 11300 en te allen tijden poogt het en denkt hoe dat het de mensen vergiftigen kan. Wat zo betekent dat deze schorpioen de kwaadsprekers is die zijn doen (b) Alzo gezet heeft dat hij probeert 11305 hoe hij dat schoonste naar buiten toont met spreken en met schoon gelaat maar als hij dan gaat straat steekt hij de tong uit naar de man en bedenkt hoe hij het beste kan 11310 beide doen, schaamte en schande met zijn giftige raad. Die vergiftigd is door de schorpioenslag leeft tot aan de derde dag. Psilly zijn een soort lieden 11315 die om gewin en om loon venijn zuigen uit de wond die brachten in oude tijden in Italië om winstbejag menig dier waar venijn in zat, 11320 toen brachten schorpioenen in het land waar ze vrijwel dadelijk stierven. Doch heeft men er schorpioenen gezien die niemand schade geven. Mensen die door schorpioenen 11325 vergiftigd zijn op enige manier drinken zijn as in wijn hij geneest van het venijn. De schorpioen aarde te eten pleegt, zoals ons Experimentator zegt. 11330 Als men het in olie smoort en brengt het dan in de zon voort en men giet er op azijn dan geneest het en leeft voorts weer. Van s vind ik nimmer, 11335 nu hoort voorts van de t. |
Scorpio europaeus, (uit Europa)(Euscorpio) Europese schorpioen komt in geheel Z. Europa voor op vochtige, donkere en duffe plaatsen. Schorpioen, midden-Nederlands scorpioen, midden-Hoogduits Scorpion (nu Skorpion en Engels scorpion) van oud-Frans scorpion, van Latijn scorpionis, waar scorpio: schrapen, steken of bijten betekent. Dit naar het insect met de stekelpunt.
(a) Schorpioenen vormen een orde van de spinachtige. Het hele voorkomen van de schorpioen stempelt hem tot een zinnebeeld van arglist en boosaardigheid. Het laatste achterlijfsegment bevat twee gifklieren en loopt uit in een gekromde stekel met twee gif afvoerende openingen aan de spits. De wond die dit wapen veroorzaakt is voor kleine dieren steeds noodlottig, maar brengt ook bij grote dieren of mensen langdurige vergiftigingsverschijnselen of de dood teweeg. De schorpioen kan met een angel in het uiteinde van zijn staart een venijnige prik geven, vandaar: Ԩet venijn zit hem in de staart’. Onder de insecten heeft de schorpioen de meeste aandacht in de literatuur getrokken. In het Oude Testament is het gebruikt als een symbool van verschrikkelijk gesel, plaag. 1 Kon. 12: 11, als Rehoboam op zijn komst tot de troon hooghartig antwoordt: ‘Mijn vader heeft u met zwepen getuchtigd, maar ik zal u tuchtigen schorpioenen,’ (gesels). Ez. 2: 6: ‘wees niet bevreesd voor hen, woont gij bij schorpioenen’
(b) Een middeleeuws idee over de schorpioen is dat de schorpioen een soort serpent is met het gezicht van een vrouw en een plezierig gezicht trekt. Mogelijk is dit hetzelfde idee in de onderliggende passage van ChaucersՠDethe of Blaunche the Duchesse;
‘Ikne hir (Fortuin) to the scorpioun’
That is a fals, flaternyng beste’
For with his heed het maketh feste’
But, al amyd his flaterynge’
With his tayle he wol stynge’
And envenyme, and so wol she’. Met zijn hoofd maakt hij feest en trekt een lachend gezicht
(c ) In Europese oudere medische- en kruidboeken komt ook geregeld de behandeling tegen schorpioensteken voor, hoewel men ze nog nooit gezien had. Mogelijk is dit nog een overblijfsel uit de kruistochten of uit oude boeken.
(d) Vanwege de winning van het venijn door tovenaars van verschillende landen zijn ze naar Italië gebracht, maar kunnen daar niet leven. Die tovenaars waren de Psylli, mensen die geld verdienden door vergif uit wonden te zuigen, die brachten in het verleden uit winstbejag veel giftige dieren naar Italië. Ze haalden ook schorpioenen, maar die gingen kort daarna dood’
Psylli - bij Plinius en andere klassieke auteurs een Noord-Afrikaans volk van rondtrekkende slangenbezweerders.
Tortuca es der tortuen name een leelic dier ende ombequame ende es onder serpente ghetelt om dat soe crupet achter velt 11340ende leghet tusschen .ij. starke scilde die hare gaf die nature milde diemen qualike mach dore slaen hare houet es na die padde gedaen ghestert es soe alst scorpion 11345eier leghet soe alse hennen doen entie niet ghesont ne sijn leuende es soe sonder venijn mar doot alse ambrosius seghet die terdet dat die lendine leghet 11350jofte hare herte hi werdet gepijnt want hi bliuet gheuenijnt |
30. Tortuca is de schildpad naam, een lelijk dier en onbekwaam en wordt onder de serpenten geteld omdat het zo kruipt achter het veld. 11340 En het ligt tussen twee sterke schilden die haar gaf de nature mild die men moeilijk kan door slaan. Haar hoofd is naar die van de pad gedaan gestaard is het als een schorpioen. 11345 Eieren legt het zoals hennen doen en die niet gezond zijn. Levend zijn ze zonder venijn maar dood, zoals Ambrosius zegt, te aarde waar haar lendenen liggen 11350 of haar hart, hij werd gepijnigd want het blijft venijnig. |
Testudo Schildpad, Duitse Schildkrote of Schildpatt, -padd: schildkikker. Het woord behoort tot padden, schreiden, treden of strompelen, Noordduits pad betekent voetzolen.
Zijn hoofd is naar de paddenvorm genoemd, dit volgens van Maerlant. Meer waarschijnlijker naar de huidplooien en zijn bewegingen die aan een pad doen denken. Naar de paddevorm is het wel giftig. Zie 9, 44 en 47 van zeemonsters.
Tarans es een serpent also alse plinius kent vanden gheslachte van scorpioene 11355ende ulieghet na sinen doene want diet steket bliuet doot triakele ne si ter noot ende dar toe andre medicine jn italien plegheter te sine 11360mar sonder venijn sijn die bekent die quade sijn in orient die moghen leuen sonder zaghe sonder heten .xx. daghe men sal doot slaen dat tarant 11365ende latent roten in olie te hant die olie die es medicine vrai ende goet ieghen venine |
31. Tharans is een serpent, alzo als Plinius kent, van het geslacht van schorpioenen 11355 en vliegt naar zijn doen want die het steekt blijft dood als hij geen teriakel neemt in zijn nood en daarbij andere medicijn. In Italië plegen er te zijn 11360 maar zonder venijn zijn die bekend. De kwade zijn in de Oriënt die mogen leven, zonder sage, zonder eten twintig dagen. Men zal ze dood slaan die tarantula 11365 en laten roosteren in olie gelijk. Die olie dat is medicijn fraai en goed tegen venijn. |
Tarentula narbonensis (Lycosa tarantula) is de Z. Europese tarantel, die zeer gevreesd wordt maar wiens beet volstrekt niet gevaarlijk is. Haar holten, waar ze ook haar eieren bergt, legt ze aan op berghellingen Deze spin is drie cm lang, smal, grijs met donkere vlekken.
De mannetjes voeren een soort dans uit bij de paring
Vondel, Bespiegelingen van Godts wercken;
‘Een worm vermoordt een held, een stekende tarant
Berooft de mens zijn rust en slaap, hij weent en schreit
Of danst en lacht zich dood.’
Italiaans tarantola betekent een giftige aardspin en is zo genoemd naar zijn voorkomen bij Tarent. (Tarentum) Het was een middeleeuws geloof dat zijn beet een ziekte veroorzaakt die tarantisme genoemd werd. Er wordt gezegd dat het slachtoffer eerst in een soort depressie en lethargie verzonk tot zelfs de dood aan toe waarvan hij alleen bevrijd kon worden door muziek. Het effect van de muziek, de ‘pastorale en tarantola’ was een onweerstaanbaar verlangen om te dansen tot de danser volledig uitgeput in overvloedig zweten genezen was. De Italiaanse volksdans tarantella heet zo naar zijn bewegingen, de dansers springen alsof ze door de tarantula gestoken zijn.
Tusus es .i. serpent horic lien omtrent paduie in lumbardien 11370vi. uoete iofte .vii. groot ghemeene achter grof ende voren cleene scarp es sijn start ende niet cranc omtrent ere palmen lanc ghelijc den paldinghe cruuptet wel 1375ende es utermaten snel verre spronghe so caent gheuen ende altoes thouet es hem up heuen hen doet altoes niemen quaet hen si datment swarlike bestaet 11380vpten ricg heuetet .iij. roode streken die met varewen sijn ontsteken die doen roten tflesch van desen ende nuttelic als wi lesen beede in dranke ende in hate 11385want etster goet toe vtermaten |
32. Tisus is een serpent, hoor ik luiden, omtrent Padua in Lombardije 11370 honderd tachtig cm of twee meter tien groot algemeen achter groot en van voren klein scherp is zijn staart en niet zwak omtrent een handpalm lang gelijk de paling kruipt het wel 11375 en is uitermate snel, verre sprongen zo kan het geven en altijd het hoofd opgeheven. Hij doet altijd niemand kwaad tenzij dat men het moeilijk maakt. 11380 Op de rug heeft het drie rode streken die met kleur zijn ontstoken. Die laten rotten het vlees van deze En is nuttig, zoals wij het lezen, beide in drank en in eten 11385 want het is er goed voor uitermate. |
Zie gekko, 25.
Tyrus spreket iacob van vitri ende liber rerum oec der bi es .i. serpent dat heetet also omtrent tlant van ierico 11390ende omtrent die iordane gherne plegetet te bestane voghele ende oec deier mede want die uertertet talre stede dit ulesch hier af es datmen bringhet 11395ende met andren specien minghet darmen triakele af maket darmen alrande venijn mede slaket sulke segghen dat dit dier seere fel was ende onghier 11400allen lieden ende pijnlic seere voer die passie van onsen here so datmen .i. dat felste vint doe ihesus andie cruce hinc ende men hinghet hem ter siden 11405voer wart meer in allen tiden metter cracht van ihesus bloede quam ons dat venijn te goede triakele eist ende medicine jeghen alrande venine 11410sonder ieghen tirus venijn dat tirico hetet in latijn sijn uel doet af na sire zede ende ueriongeliket hem dar mede |
33. Tirus, spreekt Jacob van Vitry en Liber Rerum ook daar bij. is een serpent dat heet alzo omtrent het land van Jericho 11390 en omtrent de Jordaan graag plag te bestaan. Vogelen en ook de eieren mede want die verteert het te alle plaatsen. Dit vlees hiervan is dat men brengt 11395 en met anderen specerijen mengt waar men teriakel van maakt waar men allerhande venijn mee verslaat. Sommige zeggen dat dit dier zeer fel was en onguur 11400 allen lieden ten pijnlijk zeer vanwege het lijden van Onze Heer zodat men een van de felste vond toen Jezus aan het kruis hing en men hem hing het ter zijden 11405 voortaan meer in alle tijden, met de kracht van Jezus bloed kwam ons dat venijn te goede. Teriakel is het en medicijn tegen allerhande venijn 11410 bijzonder tegen het tyrus venijn dat tyricon heet in Latijn. Zijn vel doet het af naar zijn zede en verjongt daarmede. |
Tyrus is een soort serpent die ook viper heet, ofschoon hij klein is verdwijnen serpenten als ze hem zien want hij is ruig en als hij iets bijt dan rot dit helemaal. Onder de serpenten is hij de ergste. Als hij samengaat met een murene gaat hij naar een water waarin hij verwacht dat ze daar is en roept haar met sissen, dan komt de murene en als de viper ziet dat ze klaar is doet hij al zijn venijn opzij en bespringt de murene. Als de daad gedaan is drinkt en neemt hij zijn venijn in en gaat terug naar zijn hol. Ze springen in het meer om met de murene te paren, daarom is de beet van de murene zo giftig als een slang. Als het mannetje het vrouwtje mist en haar naarstig zoekt en met een aangenaam en flatterend geluid haar roept, verwacht hij dat ze komt en dan gooit hij al zijn venijn weg als eerbied voor de moederlijke waardigheid’
Zijn vlees wordt gemengd met specerijen om triakel te bereiden, een middel waarmee ieder gif kan worden bestreden. Er zijn mensen die zeggen dat de tirus in de tijd voor de kruisdood van Onze Lieve Heer een levensgevaarlijke slang was, doordat er geen remedie bestond tegen zijn gif. Toen Jezus aan het kruis hing werd daarom een van de kwaadaardigste exemplaren gevangen en aan Zijn zijde gehangen, maar door de kracht van Jezusՠbloed komt het gif ons sinds die dag ten goede. Triakel is naar men zegt het geneesmiddel tegen alle soorten gif, behalve tegen dat van de tirus zelf dat in het Latijn tiricon heet. De tirus verjongt zichzelf door te vervellen. Zie 5 en 35.
Tiliatus alse liber rerum seghet 11415es .i. worem die te wesene pleghet jn meneghen lande ommetrent mar alst wast werdet .i. serpent lentworem hetement alsict kenne want het wasset huter lende 11420ende uertert den boem met allen binnen also dat hi moet vallen dit serpent wert seere groot ende doet alsemen seit groote noot beede beesten ende man 11425war soet comen mach den daer an van .t. ne sprekic nemme nu nu hort vort .i. serpent in .v |
34, Tiliacus, zoals Liber Rerum zegt, 11415 is een worm die te wezen pleegt in menig land omtrent maar als het groeit wordt het een serpent. Lintworm heet het, zoals ik het ken, want het groeit uit de linde 11420 en verteert de boom geheel van binnen zodat het moet vallen. Dit serpent wordt zeer groot en doet, zoals men zegt, grote nood bij de beesten en mens 11425 waar zo het komen mag daaraan. Van t spreek ik nimmer nu, nu hoort voorts een serpent in u. |
Taenia.
Lintworm of hazelworm. Anguis fragilis. Ook de naam lind komt in de betekenis van slang voor in namen met symbolische betekenis van het ‘kennen der geheimen ’vergelijk onze lintworm, een tautologische samenstelling. Midden-Nederlands lindeworm in de betekenis van reuzenslang, draak of linddrake: draak of krokodil, oud-Hoogduits betekent Lint een slang, midden-Hoogduits is de Linttrache een draak, oud-Noors lint is een slang. Het ligt voor de hand om de naam linde, Tilia, in het oud-Hoogduits Linta met het bijvoeglijke naamwoord lind: wat mild, zacht, vriendelijk of week betekent, in verbinding te brengen. Men kan aan het zachte loof denken of aan het weke hout. De naam Linde zou in het Duits nog steeds gebruikt worden voor zachtheid of luw. Het werkwoord lindern betekent verzachten of verlichten. Maar doordat het Duitse woord lind in de spraaktaal verwant is met het Latijnse lentus: buigzaam of taai is het mogelijk dat de boomnaam op de taaie lindebast duidt. Dat zijn slechts vermoedens die niet geheel opgehelderd zijn. De naam van de roemrijke lindworm, wat afgeleid is van het oud-Hoogduits Lind of Lint: slang, behoort hiertoe zoals het ook met het hiervoor vermelde Latijnse woord lentus: buigzaam, samenhangt. De lintworm, de worm werd er later pas bijgezet als verklaring als men het woord lind in de betekenis van slang niet meer begreep, was ook het buigzame en zachte dier.
De lintworm komt in de maag van mens en dier voor.
Ujpra seit iacob van vitri ende isidorus der bi 11430es .i. serpent van der nature als noten sal dese creature die soe gaept van groter jtte als die hie uersiet ditte ende stect sijn ouet in aren monde 11435dan bitsoet hem of tiere stonde ende ontfaet ionghe der mede alsi comen ter ripede so scorensi der moeder siden ende comen ute in curten tiden 11440drirande vintmen van desen want hare bete es sonder ynesen nochtan hare jnadren sijn fijn ende es jeghen alrande serpente venijn [doet ons plinius te wetene wel 11445experimentator seghet hare vel dat soe te saisoene af doet es tanden ende oghen goet ghesoden in goeden wijn] hare smare maket donker oghen fijn 11450tui dat si de moeder uersliten spreect plinius in sire viten hi sprect dus in sine tale vipra draghet xx. te male ende ne werpt nemme dan .i. samen 11455so dat dandre dar of uergramen die binder moeder sijn besloten ende scorense met aren roten hare moeder ontve de siden ende comen vte in curten tiden 11460lettel serpente vintmen so fel nochtan nes sochter niewet el jeghen die soe dan die hie ons segt sente basilius mie want alsoe es in ere side 11465hi wispelter na ende wert blide alsi se beuoelt bi hem sijn dan spueti vute sijn uenijn ende ontfaet met groter minnen sine lieue veinoetinne 11470onsalich dorpere groniard scamedi dat dat tu eues onwerd sonder redene sijn wijf lere an dit felle dier kaitif dat sijn venijn van hem spuet 11475alst an sijn ghenoet vernuet lat varen dine felle dat ende wese ouesch dats mijn raet wese onderscedich van dinen sinne ende deel hare weder dine minne |
35. Vipera, zegt Jacobus van Vitry en Isidorus daarbij, 11430 is een serpent van die natuur als ze paren zal deze creatuur als de zij zo gaapt van grote hitte en als de hij ziet dit en steekt zijn hoofd in haar mond 11435 dan bijt ze het af te die stond en ze ontvangt jongen daarmee. (a) Als ze komen ter rijpheid dan scheuren ze moeders zijden en komen uit in korte tijden. 11440 Drie soorten vindt men van deze want hun beet is zonder genezing. Nochtans hun aderen zijn fijn en is tegen allerhande serpenten venijn doet ons Plinius te weten wel. 11445 Experimentator zegt, haar vel dat ze in het seizoen af doet is voor de tanden en ogen goed gekookt in goede wijn. Haar vet maakt blinde ogen helder. 11450 Waarom dat ze de moeder verslijten, spreekt Plinius in zijn levensbeschrijving hij spreekt aldus in zijn taal. Een viper draagt twintig maal en werpt er nimmer dan een tegelijk 11455 zodat de andere daarvan kwaad worden die binnen de moeder zijn besloten en verscheuren met hun poten hun moeder open de zijde en komen uit in korte tijd. 11460 (b) Weinig serpenten vindt men zo fel nochtans is zachter niet veel tegen de zij dan hij, dit zegt Sint Basilius mij. Want als hij is bij haar zijde 11465 hij sist naar haar en wordt blij en als ze voelt bij hem te zijn dan spuwt het uit zijn venijn en ontvangt met grote minne zijn lieve giftiginne. 11470 Onzalige dorpse godvergeten, schaam u dat u heeft onwaardig zonder reden uw wijf leer van dit felle dier ellendig dat zijn venijn van hem spuwt 11475 als het bijzijn paring vermaakt laat varen jouw felle daad en wees hoffelijk, dat is mijn raad, wees verstandig van jouw zin en deel haar weer jouw minne. |
Adder, midden-Nederlands was de naam voor de adder en andere slangen adder, adre en adere, met n ontstaat nadre, oud-Saksisch Nadra, oud-Hoogduits Natara (nu Natter) oud-Noors naor, Angelsaksisch naedre, (nu adder) Gotisch nadrs en Latijn natrix wat waterslang betekent, oud-Iers nathir betekent een slang. Het Indo-Germaans netr komt van een woord dat draaien of buigen betekent. In Duits komt ook de vorm Ottern voor, (zie hydrus) op het achterste gedeelte van de kop zie je twee donkere vlekken die elkaar soms in de vorm van twee halve manen of een kruis aanraken, vandaar de Duitse naam Kreuzotter.
Vipera berus, van vivus: levend, parere: voortbrengen. ‘Een viper is een soort slang die vol venijn zit en heet zo omdat hij zijn kroost door kracht ter wereld brengt. Want als de baarmoeder voelt dat de tijd gekomen is dan komen ze niet op de gewone manier, maar kauwen en vreten de baarmoeder weg en komen zo in deze wereld met kracht en de dood van de moeder. Het mannetje steekt bij de paring zijn kop in die van de vrouwelijke die haar bek begerig wijd openspert. Het vrouwtje die zeer kwaad is bijt hem de kop af en wordt daar zwanger van en zo zijn de vader en moeder gedood’ Plinius vertelt waarom de jongen de moeder openscheuren. De vipera draagt twintig jongen, maar ze werpt er iedere dag slechts n. De overgebleven jongen die in de moeder opgesloten zitten worden kwaad, scheuren met zijn allen de moeder open en komen snel naar buiten. Zo is het idee dat de viper geboren wordt ten koste van de dood van de beide ouders een vermelding van af Herodotus en andere latere Griekse schrijvers. Herodotus meldt dat bij de paring de vrouwelijke vipier zich vasthecht op de nek van het mannetje en erdoor eet, maar ze krijgt haar straf door haar jongen die hun weg door haar lichaam eten en haar zo doodt. Aristoteles zegt niets over de dood van de ouders en stelt dat gewoonlijk het membraam, die het jong insluit, de derde dag barst, maar dat soms het kleine wezen zich er een weg uit eet. Deze meer aanvaardbare theorie werd vrijwel niet opgemerkt of was niet interessant genoeg. Shakespeare Pericles, i, 1, 64;
‘ I am no viper, yet I feed’ ‘Ik ben geen slang, maar toch, ik voed.’ On mother’s flesh which me breed’ Mij van mijn moeders vlees en bloed’ .Deze slang was aan de Romeinen het meest bekend en heeft met recht aanspraak op de naam Vipera viviparia wat levendbarend betekent. Men wist niet dat de adders reeds in het moederlichaam uit het ei komen.
(b) Hoewel weinig slangen even gevaarlijk zijn als de vipera is het mannetje teder voor het vrouwtje zegt de Heilige Basilius. Als zij ergens anders is sist hij naar haar en hij is blij als hij ziet dat ze weer bij hem terugkomt. (c ) Hij spuugt dan voorkomend al zijn gif uit en ontvangt liefdevol zijn beminde wijfje. Zie murene.
11480hier ent der serpente bouc addicker in minen ondersouc meer gheuonden jc ad bescreuen nu salic v die redene gheuen van den wormen groot ende clene 11485ende tersten spreken int ghemene |
11480 Hier eindigt het serpenten boek had ik er in mijn onderzoek meer gevonden, ik had het beschreven. Nu zal ik in u de reden geven van de wormen, groot en klein 11485 en ten eerste spreken in het algemeen. |
WormenAlle worme int ghemene sonder voete ebben bloets clene sine sughent van andren dieren hare sap es van sulker manieren 11490ghelijc oft ware ouerbloet worme oec die sijn geuoet ebben niet dan sap allene bede grote ende clene vele worme sonder waen 11495vintmen die metten somere bestaen ende metten somere nemen ende als hem die sonne niet nes ghende some worme die crupen ende some die in bomen slupen 11500die ulieghen ende werpen hare saet jn loueren alst coude ane gaet ende als die dau comt metter sonnen sietmen dat si wassen connen vorme die meest ebben van vire 11505vlieghen best dats hare maniere ende sijn gheuarwet als pellijn die gone die van der lucht meest sijn lopen snellike are varde die ebben meest waters ende arde 11510die sijn traghe in crupene in gane dus doen ons de meesters te verstane dits worme nature ghemene hort van elken vort allene [terst in A der na in B 11515na de letteren van a b c] |
Wormen.Alle wormen in het algemeen zonder voeten en hebben bloed weinig en zuigen het van andere dieren. Hun sap is van zulke manieren 11490 gelijk alsof het verbloed. Wormen ook die zijn er met voeten hebben niet dan sap alleen beide, grote en kleine. Vele wormen zonder waan 11495 vindt men die in de zomer bestaan en met de zomer nemen ze een einde als hen de zon niet raakt. Sommige wormen die kruipen en sommige die in bomen sluipen 11500 die vliegen en werpen hun zaad in lover als de koude komt en als de dauw komt met de zon ziet men dat ze groeien kunnen. Vormen die het meest hebben van vuur 11505 vliegen het best, dat is hun manier, en zijn geverfd als de vlinder. Diegene van de lucht meest zijn lopen snel hun vaart. Die meestal hebben water en aarde 11510 die zijn traag in kruipen en in gaan Dit laten ons de meesters verstaan dit is wormen natuur in het algemeen. Hoort van elke voort alleen. [het eerst in A en daarna in B 11515 naar de letters van het a b c] |
Apes dat es die bie sente ambrosius seget mie ende basilius de groote dat sijn worme sonder ghenoote 11520sine nooten noch ne riden ende wonen te samen tallen tiden hare urome legghen si tere stede ende heten alle te samen mede cost ende ghewin groot ende cleene 11525dat es talre stont ghemeene hare maghedom hare reinechede es hem allen ghemeene mede si winnen vruchte ende bringhen sonder nooten ende minghen 11530an hem pleghet ghene luxurie te sine dus winnen si al sonder pine nochtan werdet hare geslachte groot si nemen winninghe in hare ghenoot ende allegader so sijn si 11535onder haren coninc vri want sine heren ende minnen alse dien si haren here kinnen ende bi haren wille gheset vp hem ne doen si ghene onwet 11540ende dits te wonderne twijnt wantse hare coninc weder mint ende es hem sochte sonder waen ende bliuen hem oec onderdaen hier om en es sonder lieghen 11545onder alle worme die ulieghen mee te wonderne dan an bien men mach hem honech gadren sien dat bouen alre soeteit es soete ende te menegher mesquame boete 11550si maken was ende oec raten den meneghen meinsche tere baten si hebben raet voghet ende hertoghen dar si hem mede beraden moghen ende si ne sijn niemene fel 11555mar sochte van manieren wel dats wonderlic engien want wintertijts machmense niet sien mar tes somers alsmen winnen mach nes gheene ledech vpten dach 11560hets worem die ghere urucht ne dert ende alset bi hem heuet vertert die bloemen doen si danen spien war hem goet mach gheschien sijn si in uremder stede bi nachte 11565onder hem so doen si wachte hoe hare vedren niet werden nat ende keeren upwart den buc dor dat hare couent delet hem in drien men magre coninge ende heren sien 11570ende middele die de ionc berechten ende andre ghelijc dienst knechten jn elken buc es emmer .i. here entie es scoonre emmermeere ende alse groot alse .ij. bien 11575de vederen die sijn curt van dien ende een deel hoger vp die been voer sijn uorouet al in een ghelijc oft ware ene croone an sijn uorouet sittende scoone 11580ende oec segghen meesters wale dat hi es al sonder strale sine hoecheit dats sine were nature ontseget hem dat spere om dat prensen van artrike 11585exemple nemen an des ghelike dits deerste ordine vanden bien dndre diemen dar mach sien die sijn tragher scarp ende fel ende berechten dandre wel 11590mar si ne doen lude no stille anders dan de meester wille onder dese sijn andre bien die scalkeliker dienens plien ende winnen scalkelike ende halen 11595dar si dandre mede betalen dese nebben strael negheen ende sijn dienende al in een den rechten bien enten heeren dese stekemen ute met onneeren 11600des margins slapen si te langhe merren si te lange inden huteganghe si bitense doot sonder ghenaden eist dat si hem te vele scaden alst honech ripe es ende goet 11605si bitense doot metter spoet ende als de ionc sijn starc gnoech ende gheset wel int gheuoech setmense ter middelster scaren om dat si ulieghen harentare 11610om hare ruste om hare stede ende somech meester volget mede diese berechtet dus volghen si an haren meester haren coninc dan Palladius seget dus mie 11615tue dage te voeren ofte drie her si ulieghen willen hute singhen si met groten gherute so vart de coninc hute daer ende dandre alle volghen naer 11620so waer dat si te swarmene vanghen eist dat si teenen hope hanghen so nesser in alt gheloep mar .i. coninc in den hoep eist dat si oec meer hoepe maken 11625so weetmen wel in waren saken datter als menech coninc es alse menech hoep sijts ghewes dit edel werc van haren raten mach elc wonderen hutermaten 11630si rusten in die morghen stont tes dat ene ondoet den mont ende trompet .ij. waruen ofte drie hoec leret weder kennen de bie eist dat de dach scone sal wesen 11635so ulieghen si alle hute met desen ende saelt weder sijn onreene so ulieghen de scalke vt alleene elke heuet besceden ambacht alse deene heuet hare last gewracht 11640so sijn daer .iij. ofte .iiij. gestaen diese ontladen ende ontfaen deene bringhet honech dandre bloemen water sietmen bringhen hem somen ende sulke maken die woninghen 11645dan dienre sulke van andren dinghen dat si anders niet ne wachten dan den inganc met crachten sulke scouwen an die sterren joftem tweder hiet sal erren 11650ende si heten al te male te samene in ene zale alst houont es ruten si der in ende emmer inlanc so min ende ruten te samen teere summe 11655ende ene uliegheter al omme ende omme ende trompet inder manieren mede alse diese wil doen waken nader sede terst maken si waer wonen sal die imeente ende rusten al 11660so scone dat elken mach lusten dar maken si der heren rusten alse de ionc dan up comen dan ebben si thant uernomen wie si sijn eist meente eist here 11665die hem sullen ter neringhen keeren die roeuen si thant vanden liue om dat dandre in paise bliue alse hare coninc ter weiden vart met sinen erre es hi bewart 11670die bi hem bliuen ende sijns beiden ende alsi alle pinen ter weiden so es hi ledech danalleene ende merket hoe si pinen gemeene om hem in sire scare 11675die seriante nemen sijns ware oftem hiemene doet leit want si sijn fel ende dore wreit ende ne laten hem niet messchien dit ne mach niet dicken wesen 11680sonder alst weder es ghestade ende dan nes niemen so stout van rade diemen vp sal ulieghen horen hare coninc ne ulieghe voren ware dat hiemen soe coene ware 11685die scoren wilde des koninx scare hi moeste dat ontgelden seere verliesen si oec haren here so es dat gheselscap ondaen ende uolghen enen andren coninc saen 11690somwile stridet .i. buuc vpten andren om de bloemen dar si in wandren ofte om honech des gheloeuet dat elc andren af roeuet oec so vindemen dorpre bien 11695die felre te wesene plien entie sijn uromelic ende wreet ende altoes te winne ghereet weltijt so die bie so steket dat hare dat strael ute breken 11700volgeter enech daremkin naer so moet soet besteruen daer si scuwen seere quade lucht want si steruer af inder ulucht esser hiet bi doem of brant 11705si steruer af alte hant die lucht vander dooder bie doodet die andre segmen mie jn couden tiden bliuen si binnen ende leuen bi dat si winnen 11710si minnen seere soete geclanc dar mede vaetmense ghemanc x. iaer ten lanxten ofte seuene set hem nature te leuene nem buffels darme metten drecke 11715ende doet onder derde decken dar af sullen wassien bien ouidius bouke segghen van dien delf enen stier ofte ene coe nature doet hare cracht der toe 11720dat merre af siet wassien bien mar si nooten alse uliegen plien doch gheliken si wel naer den edelen bien wetet uoer waer honech es heet int beghin 11725ende droghe alst comet bet in honech suuert ende hout medicina in hare ghewout [ende men tempert oec der mede der medicinen bitterhede] 11730jeghen die coude maghe nat nemt onech ende tempert dat met waremen watre ende lat in gaen et sal die maghe suueren saen et maket oec dat anschijn clar 11735duaestuut der mede dar jn enen scerf soutu onech braden ende doere oec toe sout bi staden ende mac .i. soroep der mede ets goet jeghen den rede |
1. Apis, dat is de bij, (a) Sint Ambrosius zegt het mij en Basilius de grote, dat zijn wormen zonder echtgenote 11520 ze paren niet of rijden en wonen tezamen te alle tijden. Hun wormen leggen ze ter plaatse en eten allen tezamen mede kost en winning, groot en klein, 11525 dat is te aller stonde algemeen. Hun maagdom, hun reinheid is voor hen alle algemeen mede ze winnen vrucht en brengen zonder paren en vermengen 11530 aan hen pleegt geen wulpsheid te zijn, dus winnen ze zonder pijn. Nochtans wordt hun geslacht groot ze nemen winning in hun genoot en allen, zo zijn zij, 11535 onder hun koning vrij want ze eren en minnen alzo die ze voor hun heer kennen en die door hun wil is gezet op hem doen ze geen onwettigheid. 11540 En dit is te verwonderen niet, want hun koning hen weer bemint en hij is zacht zonder waan en ze blijven ze hem ook onderdanig. Hierom is zonder liegen 11545 onder alle wormen die vliegen meer te verwonderen dan aan bijen. Men kan hen honing verzamelen zien dat boven alle zoetheid is zoet en voor vele verkeerde dingen goed. 11550 Ze maken was en ook raten menige mens te baten. Ze hebben raad, voogden en hertogen waar ze zich mee beraden mogen en ze zijn niemand fel 11555 maar zacht van manieren wel. Dat is wonderlijk vernuft want in de wintertijd mag men ze niet zien maar te zomers als men winnen mag is er geen ledig op de dag. 11560 Het is een worm die geen vrucht deert en als het bij zich heeft verteerd de bloemen die ze danig bespieden waar hen goeds van mag geschieden. Zijn ze in vreemde plaatsen bij nacht 11565 onder hen houden ze de wacht hoe hun veren niet worden nat en keren omhoog de buik doordat. Hun convent verdeelt hen in drieën men mag er koning en heren zien 11570 en middelste die de jongen berechten en andere gelijk dienstknechten. In elke korf is immer een heer en die is het schoonste immermeer en alzo groot als twee bijen 11575 de veren zijn kort van die en een deel hoger op de benen voor zijn voorhoofd al geheel gelijk alsof het was een kroon aan zijn voorhoofd zitten mooi 11580 en ook zeggen meesters wel dat hij is al zonder angel zijn hoogheid dat is zijn waarde natuur ontzegt hem die angel omdat prinsen van het aardrijk 11585 voorbeeld namen aan dergelijke. Dit is de eerste orde van de bijen de andere die men daar mag zien die zijn trager, scherp en fel en berechten de anderen wel 11590 maar ze doen niet luid of stil anders dan de meesters wil. Onder deze zijn andere bijen die schalks dienen plegen en winnen schalks en halen 11595 waar ze de anderen mee betalen deze hebben een angel, geen en zijn dienende al gelijk. De echte bijen en de heren die steken ze uit met oneer 11600 ‘s morgens slapen ze te lang dralen ze te lang in de uitgang ze bijten ze dood zonder genade. Is het dat ze hen te veel schaden als de honing rijp is en goed 11605 ze bijten ze dood met spoed. En als de jongen zijn sterk genoeg en goed gezet in het gevoeg zet men ze in de middelste scharen omdat ze vliegen hier en daar 11610 om hun rust en om hun steden en sommige meester volgt mede die ze berecht, dus volgen ze hem na. Hun meester, hun koning dan, Palladius zegt dus mij, 11615 twee dagen tevoren, of drie, voor dat ze vliegen willen uit zingen ze met groot geruis dan vaart de koning uit daar en de anderen alle volgen na 11620 zo waar dat ze te zwermen aanvangen. Is het dat ze op een hoop hangen dan is er in al het geloop maar een koning in de hoop. Is het dat ze ook meer hopen maken 11625 dan weet men wel in ware zaken dat er meerdere koningen zijn als menig hoop, dat is zeker dit. Dat edele werk van hun raten mag elk verwonderen uitermate. 11630 Ze rusten in de morgenstond is het dat een opent de mond en trompettert twee maal of drie. Ook leren we kennen de bijen is het dat de dag mooi zal wezen 11635 dan vliegen ze allen uit bij deze en zal het weer zijn slecht dan vliegen de schalkste uit alleen. Elk heeft een bescheiden ambacht als de ene heeft zijn last gebracht 11640 dan zijn daar drie of vier staan die ze ontladen en ontvangen. De ene brengt honing, de andere bloemen water ziet men brengen door hen soms en sommige maken de woningen. 11645 Dan dienen sommige voor andere dingen wat ze anders niet kunnen wachten dan de ingang met krachten. Anderen kijken naar de sterren of het weer niet zal verslechteren. 11650 En ze eten allemaal tezamen in een zaal als het avond is gonzen ze daarin en immer langer of korter en gonzen tezamen in een hoop. 11655 En een vliegt er al om en om en trompet in hun manier mede als die ze wil bewaken naar de zede. Ten eerste maken ze waar ze wonen zullen de gemeente en rusten al 11660 zo schoon dat het elk mag lusten dan laten ze de heren rusten. Als de jongen dan op komen dan hebben ze gelijk vernomen wie ze zijn, is het gemeente, is het hun heer 11665 en wie zich zullen ter nering keren die doen ze gelijk van het lijf zodat de anderen in vrede blijven. Als hun koning ter weide vaart Met zijn eer is hij beschermd 11670 die bij hem blijven en hem helpen en als ze alle denken te weiden dan is hij ledig en alleen en merkt hoe ze werken algemeen om hem in szijn schaar. 11675 De bediende nemen hem waar of iemand hem doet leed want ze zijn fel en door wreed en laten hem niets misgaan dit niet mag niet vaak wezen 11680 uitgezonderd als het weer is gestadig en dan is niemand zo dapper van raad die men op zal vliegen horen. Hun koning nu vliegt van voren Was het dat iemand zo koen was 11685 die scheuren wilde de konings schaar, hij moest dat ontgelden zeer. Verliezen ze ook hun heer dan is dat gezelschap ontdaan en volgen een andere koning gelijk. 11690 Soms strijdt het ene volk op de anderen om de bloemen waar ze in wandelen of om honing, wat men gelooft dat elk de anderen af rooft. Ook zo vindt men dorpse bijen 11695 die feller te wezen plegen en die zijn dapper en wreed en altijd te winnen gereed. Welke tijd dat de bijen zo steken dat hen de angel uitbreekt 11700 volgt er enig darmpje na dan moet ze het besterven daar. Ze schuwen zeer kwade lucht want ze sterven er van in de vlucht. Is er hitte bij damp of brand 11705 ze sterven af gelijk. De lucht van de dode bijen doodt de anderen, zegt men mij. In koude tijden blijven ze binnen en leven van dat ze winnen. 11710 (b) Ze beminnen zeer zoete klanken daarmee vangt men ze gemakkelijk. Tien jaar ten langste of zeven zet hem natuur het leven. Neem buffelsdarmen met de drek 11715 en doe dat onder de aarde bedekken daarvan zullen groeien bijen. Ovidius boeken zeggen van die begraaf een stier of een koe natuur doet haar kracht ertoe 11720 dat men er van ziet groeien bijen. Maar ze paren als ze vliegen plegen doch gelijken ze bijna op de edele bijen, weet het voor waar. Honing is heet in het begin 11725 en droog als het komt beter in. Honing zuivert en houdt medicijnen in hun kracht en men tempert ook daar mede de medicijnen bitterheid. 11730 Tegen de koude maag nat neemt honing en temper dat met warm water en laat het ingaan het zal de maag zuiveren gelijk. Het maakt ook dat aanschijn helder 11735 wast u het daarmee daar. In een pot zal u honing braden en doe er ook zout toe bij pozen en maak een siroop daarmee het is goed tegen de koorts. |
Apis mellifera (honing dragend) Bijen, midden-Nederlands bie, midden-Noordduits Bie (nu Bienen) oud-Engels bio (nu bee). Mogelijk komt het woord van de basis bhi: trillen of angst, vergelijk het oud-Engels beofian; schudden of trillen, oud-Hoogduits biben en Sanskriet bibheti: hij is bang. Dit betekent dat de bij oorspronkelijk gezien werd als een trillend en fladderend schepsel. Aan de andere kant dat het genoemd kan zijn naar zijn gewoonte om nesten te maken, van de basis bheu: verblijven, maak een nest, in de zin van bouwen zoals in het Duits bauen, dan is de bij de bouwer.
Dar is de mannetjesbij, midden-Nederlands en midden-Noordduits Dorne, Engelse drone. Dit komt van Indogermaans dhren, vergelijk dreunen, het dier is zo naar zijn gegons genoemd.
(a) Shakespeare King Henry V, i, 2, 187-204;
‘So work the honey bees’ Zo werken ook de bijen’
Creatures that by a rule in nature teach’. Diertjes, die door de natuur aan grote staten’
The act of order to a peopled kingdom’ Voor ordelijk doen als voorbeeld zijn gesteld’
They have a king and officers of sorts’. Een koning hebben ze en beambten, deels’.
Where some, like magistrates, correct at home’ Handhaven deze, als schouten, thuis de tucht’.
Vondel Joannes de boetgezant;
‘Gods leraar met een wolk
Van duizenden omringd, gelijk een zwerm bijen
Aan zijn koning hangt, en hem van alle zijden
Omstuwt, daar boekweit bloeit, of in een eikenbos.’
Het toneel dat ons een inwendige bijenkorf oplevert heeft te allen tijde zelfs de onverschilligste waarnemer getroffen terwijl het de geest van de wijsgeer met verbazing en bewondering vervult. Wanneer de dag mooi is en de zon helder schijnt dan vertoont de woning van deze bewonderenswaardige diertjes het schouwspel van een volkrijke, bedrijvige stad. De poorten zijn gevuld met honderden ijverige werklieden, sommige vliegen uit om het nodige onderhoud bijeen te brengen, andere keren uit het veld terug beladen met voedsel, enige zijn bezig met het verzorgen van de jongen, andere zijn druk aan het bouwen, die weer aan het schoon maken van hun woning terwijl vier of vijf andere zich beijveren om het lijk van een makker naar buiten te brengen en zo lijkt het de dode de laatste eer te bewijzen. Op het ene ogenblik zijn de ingangen van de kleine stad nagenoeg vrij en leeg, op het andere verdringt een drom van bewoners elkaar aan de poorten en haast zich om aan de regen te ontkomen, welke verandering ze door een bijzonder instinct gewaarworden.
Er heeft een verdeling plaats van de arbeid onder de werklieden. Een gedeelte van hen bestaat uit bekwame bouwmeesters die het gebouw optrekken en ontwerpen, dat zijn tevens de verzorgers van de jongen, terwijl anderen louter opperlieden en metselaars zijn die de ruwe bouwstof slechts aanbrengen maar geen vormgeven. En ze bouwen en maken hun woningen met wonderbaarlijke kunst, van verschillende bloemen, ze maken honinggraten die ze wonderlijk en kunstzinnig vullen met was en vullen hun kastelen met vele kinderen Ze hebben een gastheer en koning, vechten en maken oorlog, vliegen en vermijden rook en wind, ze maken zich voor de slag hard en scherp en met veel lawaai. Zo groot is de verkleefdheid van de kolonie aan hun koning dat ze bij zijn overlijden alle werkzaamheden staken en er een algemene rouw volgt, de onderdanen weigeren dan alle voedsel en komen in een toestand van verwarring en regeringsloosheid te vervallen.
De bijen kunnen geen vrouwtjes zijn en de darren mannetjes, want..... dan zouden de wijfjes kunnen steken en wapens hebben en de darren niet, aldus Aldrovandi. Bijen kiezen een koning die het gewone volk bestuurt. En ofschoon ze onder een koning geplaatst zijn toch zijn ze vrij en houden van hun koning die ze gekozen hebben met een soort liefde. En ze verdedigen hem met grote kracht. Ze vereren hem en verafgoden hem, ze sterven voor de koning, ze vereren hem zo erg dat geen van hen uit zijn woning gaat, geen voedsel krijgt, pas als de koning uitgaat en hen voorgaat in de vlucht. De gehoorzaamheid van de onderzaten van de koning zijn wonderbaarlijk. Als hij voortgaat is de hele groep op de been en omsingelt hem, bedekt hem en wil niet dat hij gezien wordt. En bijen kiezen hun koning die de meest waardigste en nobelste onder hen is in grootte en waardigheid, de meest milde en dat is de hoofdkracht van een koning. Want ofschoon hun koning een angel heeft gebruikt hij die niet in wraak. En vriendelijk als de meer grotere bijen zijn, hoe minder stekelig ze zijn, de grote bijen zijn minder geprikkeld dan de kleinere bijen. Ook de bijen die zich niet aan de koning willen onderwerpen verdoemen zichzelf want ze sterven door de wond van hun eigen angel. Bijen die honing maken verslaan de mannetjes die hen kwaad maken en kwade koningen die hen niet goed besturen en alleen veel honing eten. In de nacht die volgt op hun reis liggen ze rechtop om hun vleugels vrij van regen en dauw te houden zodat ze ‘s morgens op tijd weg kunnen vliegen met droge vleugels. Het is voorgeschreven dat ze wachten en de hele nacht rusten tot het dag is dan wordt er een bij wakker die hen allen wakker maakt met twee- of driemaal buzzen of met een soort trompetgeluid, dan vliegen ze allen op als het tenminste ‘s morgens goed weer is.
De ouden hadden een merkwaardige goede kennis van de huishouding van de bijen. ‘Hun vermeerdering was echter een raadsel. Nooit had men, zoals Plinius verklaart, een paring gezien en toch vermeerderde hun getal met duizenden. ҆oetus quonam modo progenerarent, magna inter eruditos et subtilis quaestio fuit. Apium enim cotus visus est nunquam.’
De koning ontstaat uit de hersenen als het edelste gedeelte van het lichaam. Het gewone volk komt uit het vlees. Velen hebben verzekerd dat bijen zich vermeerderen uit de kadavers van vee of rottend stierenvlees. Om bijen voort te brengen uit dood kalverenvlees wordt dat geklopt zodat de wormen broeden en uit rottend bloed komen. De wormen krijgen hierna vleugels en worden bijen, net zoals horzels die in de paardenkadavers gebroed worden. Dit naar het verhaal van Samson en de leeuw waarin het raadsel voorkomt: ‘zoetigheid ging uit van de sterke’. Men geloofde dat er een zwerm honingbijen kon voortkomen door het kadaver van een groot dier te laten rotten. Bij Samson was dat een leeuw.
Dit steunde ook op de Griekse mythe van Vergilius dat toen alle bijen van Aristaeus, de opvoeder van Dionysus, gestorven waren, op raad van Protius vier stieren en vier koeien begraven werden waaruit een ontelbare menigte bijen tevoorschijn kwam.
(c ) De waarheid is dat de larven van de blinde bij, Merodon tenax, (wat blinde bij betekent omdat ze op een bij lijkt) kunnen leven op een rottend karkas, na verloop van tijd komen er dan van deze op bijen gelijkende vliegen uit het kadaver.
Het raadsel van de voortplanting werd opgelost door Swammerdam. Hij toonde aan dat een grote bij die aan het hoofd van elke zwerm staat geen koning, maar een koningin is. De maagdelijke koningin verlaat in het voorjaar op een mooie avond de korf. De darren, een paar duizend, volgen haar. Ze kiest er een uit en sluit met hem hoog in de lucht het huwelijk. Hij bekoopt dit genot met de dood, zij is voor haar hele leven bevrucht.
(b) Bijen vinden het heerlijk om plezierige geluiden en muziek te horen, bijvoorbeeld door in de handen te klappen of met emmers te rammelen. Daarom vinden ze het aangenaam om die geluiden te horen als ze in hun korven zitten. Jes. 7:18 ‘de Heere zal fluiten... de bij, die in het land Assur is.’ Een verwijzing naar de bijenteelt omdat nu ook nog de bijenhouder in Palestina de gewoonte heeft om door fluiten en dergelijke geluiden de bijenzwermen naar hun verblijfplaatsen te lokken. Is het ogenblik daar dan gaat een gedeelte van de bijen uit de korf en komt de koning met de rest van zijn getrouwen. Om dit te bevorderen slaat de imker met een Franse sleutel op een zeis waaruit de steel genomen is en dadelijk vliegen ze uit. Ze moeten zich zetten om gevangen genomen te kunnen worden.
11740Arenea dats der coppen name .i. lelic worm ende onbequame soe weuet vte haren buke net dar soe die vlieghen mede let dicke sietmense soe weuen 11745dat hare cost hare leuen so subtijl es hare engien datment noit mochte sien ende so subtile sake spinnen om vlieghen es al are winnen 11750ende negheene dinc wacht bet wie so comt in hare net ende alsoere .i. in siet uerwerren loepsoere toe sonder merren ende eter of hare becomen 11755dander out soe thare vromen men waent die soe si datter weuet ende die hie bi der proie leuet aristotiles die seghet dat soe in lentin notens dat soe in lentin notens pleghet 11760van ongre sterueter ne ghene lucht nat .i. del voetse allene experimentator seghet wonde dar men hare webbe vp leghet dat soe niet ne swelt omtrent 11765als die coppe siet .i. serpent ligghen onder ene scade gaet soe neder bi aren rade ende stoet die ersnen ende steect dat soese wel dorbrect 11770ende oec ne wil soes niet begheuen vordat soe hem euet ghenomen tleuen |
2. 11740 Arenea, dat is de spinnen naam, een lelijke worm en onbekwaam. (a) Ze weeft uit haar buik een net waar ze de vliegen mee belet. Veel ziet men ze zo weven 11745 dat het kost hun leven zo subtiel is hun werk dat men het nooit mocht zien om een zo subtiele zaak te spinnen. Om vliegen is al hun gewin 11750 en geen ding waakt beter wie zo komt in hun net en alzo ze er een in ziet verwarren loopt ze zo er toe zonder dralen en eet er van dat haar bekomt, 11755 de ander houdt ze te goed. Men waant dat de zij die weeft en dat hij van de prooi leeft. Aristoteles die zegt dat ze zo in de lente paren dat ze in de lente paren plegen. 11760 Van honger sterft er geen lucht, nat een deel, voedt ze alleen. (b) Experimentator zegt het wonden waar men hun web op legt dat het zo niet opzwelt omtrent. 11765 Als de spin ziet een serpent liggen onder een schaduw gaat het zo neer bij haar draad en stoot de hersenen en steekt dat ze het het wel doorbreekt 11770 en ook wil zo niet opgeven voordat ze hem heeft genomen het leven. |
Araneae. Spin, midden-Nederlands spinne, oud-Hoogduits Spinna (nu Spinne) Het is een woord dat vooral in het oosten thuishoort. In het zuidwesten heerst kobbe, dat mogelijk van koppe komt, daarnaast komt spinnenkop voor. Oud-Engels spibra (nu spider) Zweedse spindel dat samenhangt met spinnen.
(a) Alle spinnen hebben aan het einde van de buik vier of zes knobbeltjes of weefseltepeltjes. Ieder tepeltje is van een menigte buisjes voorzien die zo talrijk en uiterst fijn zijn dat men er wel duizend vindt op een oppervlakte van een speldenpunt. Uit ieder van die tepeltjes komt een samengestelde draad. Op een kleine afstand van die tepeltjes verenigen zich die draden weer met elkaar en vormen samen een draad zoals we die aan het web zien. Alzo bestaat dan een spinnendraad die zo dun is dat hij bijna aan ons oog ontsnapt uit een enkele draad, maar het is eigenlijk een touw dat op zijn minst uit vierduizend strengen is samengesteld. Sommigen maken een wielvormig web zoals de kruisspin, anderen als de gewone huisspin, maken een dichter weefsel van trechtervormige gedaante, nog anderen buizen, zakken, en dergelijke, hieraan danken ze de naam wiel- kruisnet- trechter-, zakspinners.
De spinnenweb is een bloedstelpend middel. Heb je in je vinger gesneden leg er dan spinnenweb, op dat stilt het bloeden. Shakespeare denkt aan die toepassing in de Midsummer’s Night Dream 3,1, waar de naam van de ene elf cobweb is: spinrag. ‘Ik hoop nog wel eens nader met u kennis te maken, beste heer Spinrag; als ik me in mijn vinger gesneden heb, zal ik zo vrij zijn bij u aan te kloppen.’ ‘I shall desire you of more acquaintance, good master Cobweb; if I cut in my finger, I shall make bold with you’.
Bufo als liber rerum seghet es i worem onder gheleghet ende eet die padde in onse tale 11775gheuenijnt es soe weetmen wale ende eiselic tansiene den man ende ureeselic te tastene an jn derde nemet soe haren hard die soe nochtan so nauwe spard 11780dat soere nemme ter spisen ne doet daghes dan beluket de uortste voet om dat soes urucht al datter hare ghebreken sal dus slacht soe den vrecken wel 11785die sinen lachame es fel ende onthout hem sine bedarue so comt .i vremde in sine erue die uerdoet ende uertart aldat dandre euet verspart 11790ende dies der sielen danket van al dat hi achter hem liet men vint padden int lant van gallen meest bi der ze ore wi callen die comen ute te lentijn tide 11795ende si singhen ende sijn blide alst weder warem es ende sochte ets beuonden dat mense brochte jn andren aert dan in den haren ende dar ne singhensj niet te waren 11800dese slachten papen predicaren die nieweren buten prediken varen dar mense kent ende predekens plien dar sijnsi meesters philosophien om dese mesdaet alsic las 11805was die prophete jonas van waluisscen verslonden als ons sine worde orconden .j. derde maniere vintmen mede van padden in somegher stede 11810jnt anschijn na den put ydaen experimentator doet ons verstaen dat soe groot venijn euet jnne soe uecht ieghen tcoppenspinne ende can hare niet uerweren 11815die coppe stect dat moet hare deren so wert so groot ende wil har wreken ende suelt van torne dat so moet breken hare bete can men niet ghenesen .j. dieren steen vintmen in desen 11820dien draghesoe int voroft sijn ende dien etemen carapandijn dar ic v of sal scriuen war jn lapidarise hir nar boax scuet die rute dats war 11825ende soe haet die sonne clar nachts wandelt soe alle weghe ende dicken in ghetordene weghe daghes laet soe hare node sien wijngard roke doetse vlien 11830meest sire in spangen oric saghen die die crapandine draghen |
3. Bufo, zoals Liber Rerum zegt, is een onder de wormen gelegd en heet pad in onze taal. 11775 (a) Venijnig is het, weet men wel, en ijselijk te aanzien de man en vreselijk te tasten aan. In de aarde neemt ze haar aard die ze nochtans zo nauw spaart 11780 dat ze er nimmer te spijzen doet. Op de dag dan opent ze de voorste voet omdat ze vreest al dat het haar ontbreken zal. Dus slacht ze de vrek wel 11785 die zijn lichaam is fel en onthoudt hem zijn behoefte dan komt een vreemde in zijn erf die verdoet en verteert al dat de ander heeft gespaard 11790 en dus de ziel bedankt van al dat hij achter zich liet. (b) Men vindt padden in het land van Galli meestal bij de zee, horen wij roepen, die komen uit te lentetijd 11795 en ze zingen en zijn blij als het weer is warm en zacht. Is het bevonden dat men ze bracht in andere aarde dan in de hunne en daar zingen ze niet te waren. 11800 Deze slachten papen predikanten die nergens anders buiten prediken gaan waar men ze kent en preken plegen daar zijn ze meester in filosofie. Om deze misdaad, zoals ik las, 11805 was de profeet Jonas door walvissen verslonden als ons zijn woorden verkondigen. (b) Een derde soort vindt men mede van padden in sommige plaatsen 11810 in het aanschijn naar de kikker gedaan. Experimentator doet ons verstaan dat ze groot venijn heeft in ze vecht tegen de spin en kan zich niet verweren 11815 de spin steekt, dat moet haar deren zo wordt zo groot en wil zich wreken en zwelt van toorn dat ze moet breken. Haar beet kan men niet genezen. Een dure steen vindt men in deze 11820 die draagt ze in het voorhoofd en die men noemt crappandijn, waarvan ik zal schrijven waar in Lapidaris hierna. Bufo schuwt de wijnruit, dat is waar, 11825 en ze haat de heldere zon. ‘s Nachts wandelt ze alle wegen en veel in getreden wegen op de dag laat ze zich node zien. Wijngaard geur laat ze vlieden. 11830 Het meest zijn ze in Spanje, hoor ik zeggen, die de crapandine dragen. |
Bufo bufo. Pad, midden-Nederlands padde, midden-Noordduits Padde, noord-Duits Pogge (nu Padde) oud-Engels pad(de), tot tadde (en nu paddock) oud-Noors padda. Vergelijk het woord schildpad, in Duits Schildpatt naast Schildkrot; schild betekent schreiden, treden of strompelen en noord-Duits pad betekent voetzolen. Krote, midden-Hoogduits Krete, Krot(t)e, Krot of Krott. Pede: overal kruipen, verwant met Pfad (meervoud Pedi) en Padde.
Er zouden drie soorten aardpadden zijn, de eerste is de kleine groene pad, B. viridis, die komt hier ook vrijwel niet voor, wel in het Midden Oosten tot Tibet. De tweede de paddock, B. calamita, met een ronde gekromde rug, rugstreeppad, die herken je door een lichtgele rugstreep. De derde is de toad, de pad, B. bufo.
Bufo bufo, (B. cinereus (grijs) of B. vulgaris (gewoon) is de gewone pad die ook wel zwarte pad of muurpad genoemd wordt. De kleur is donkerbruin, het is de gewone pad
(b) De pad heeft kortere achterpoten dan de kikker, ze kunnen slecht springen en kruipen meer dan ze lopen. Ze bewegen maar langzaam. Hun huid is niet glad zoals bij de kikker, maar gerimpeld en bobbelig en aardkleurig zodat een pad vrijwel niet opvalt. Wel hebben ze prachtig glanzende ogen. Worden ze onverwacht overvallen dan vluchten ze niet maar blazen ze zich op, hun lijf wordt dan bedekt met een wit vocht en ze spuiten hun urine die, zonder dat het giftig is, toch wat jeuk op de huid kan veroorzaken. (Het paddengif is een gif dat verlammend werkt. Pak maar eens een pad en wrijf dan met de vinger op de oogleden, die worden dan loodzwaar zodat het oog niet meer open kan. Padden beschermen zich tegen hun vijanden door middel van een vergif dat in twee klieren achter de ogen zit, de oorspeekselklieren. Het gif kan verschillende stoffen bezitten. Ze kunnen een trage hartslag, een verhoogde bloeddruk, misselijkheid en zwellingen veroorzaken). Een pad is een venijnige kikker, het is de Engelse toad, (de toadstool is de giftige paddestoel) en die leeft op water en land en verandert van huid bij ouderdom. Het eet altijd zekere giftige kruiden en heeft venijn. Het vecht tegen de gewone spin en overwint die door venijn en beten met behulp van de weegbree. (daarom heet die poggenkraut). Aristoteles zegt er niets over dat de pad giftig zou zijn, maar Plinius zegt dat het vol venijn zit. Aelianus zegt dat mensen ter plaatse gestorven zijn doordat ze wijn dronken waarin paddenbloed aan toegevoegd was. Dit idee schijnt niet ouder dan in het begin van de Christelijke era te zijn.
(b) De tweede soort wordt diep in de aarde gevonden tussen rotsen en stenen. Zulke worden gevonden bij Tours in Frankrijk bij rode zandsteen waarvan molenstenen gemaakt worden, daarom breken ze de molensteen eerst in stukken voordat ze de molen bouwen omdat de paddock daar tussen kan zitten. Als de molensteen in de molen zou gaan dan gaat de paddock opzwellen, de molen breekt en het koren zou vergiftigd zijn. (Wordt de ingang op een of andere wijze verstopt dan blijven ze nog lange tijd in leven, mits er maar toevoer van frisse lucht is en aanvoer van insecten. Het vinden van zulke levende padden heeft aanleiding gegeven tot de gedachte dat padden geen gemeenschap met de buitenwereld behoeven. Ze kunnen wel vrijwel een jaar met weinig voedsel en van weinig lucht leven.)
(c ) Shakespeare, As You Like It, ii, 1, 13;
‘Dit is de kern van tegenspoed, zoals
‘The toad, ugly and venomous’. De pad, dat lelijk, giftige dier, wel vaak’.
Wears yet a precious jewel in his head’ Een kostbare steen, vol heelkracht, bergt in ‘t hoofd’.
Sommige padden, die broeden in Italië rond Napels hebben in hun hoofd een steen die crapo genoemd wordt en de grootte heeft van een grote perzik. Het de bekende paddensteen, de Duitse Krotenstein de Borax, Brontia of Batrachites, in Engels heet het ook Borax of stelon. Die is grijs van kleur met een bruine stip in het midden. Deze steen wordt uit zijn hoofd genomen en schoongemaakt met sterke wijn en water. Soms lijkt de vorm van een pad erin te zitten met scherpe en brede voeten. Wat de oorsprong was van het idee is onbekend. Het kwam op het eind van de 12de eeuw. De paddensteen is een volksnaam voor allerlei versteningen als vistanden (Busoniten) die in steenformaties, voorkomen. Van de versteende zee-egels vormt de stralende boog een kroon en vandaar werd het in Duits Krotenkronen genoemd.
Bombax alse plinius segt es .i. worm die te sine plegt jn assurien meest ende best 11835hi maket van leme so uast sijn nest dat men dorscieten niet ne can dar binnen gaderti was nochtan mildeleker dan die bien dan spinti mede in dien 11840wulle .i. deel na coppen wise dar men af maect van dieren prise cledre alsic ore gewaghen die meniote vrouwen draghen hier of makemen inden tiden 11845vtenemende ghewant van siden |
4, Bombax, zoals Plinius zegt, is een worm die te zijn pleegt in Assyrië het meest en best. 11835 Het maakt van lijm zo vast zijn nest dat men het doorschieten niet kan. Daar binnen verzamelt het was nochtans milder dan die van bijen dan spint het mede in die 11840 wol, een deel naar spinnen wijze, waarvan men maakt van dure prijs klederen, zoals ik hoor gewagen, die menige vrouwen dragen. Hiervan maakt men in de tijden 11845 uitstekend gewaad van zijde. |
Bombyx mori (moerbei) (Sericaria) is de moerbei zijdespinner. De rups wordt gewoonlijk zijdeworm genoemd. Vier duizend cocons leveren een kg zijde. Een cocon bestaat uit een draad van drie duizend meter lengte waarvan men maar een drie tot zes honderd, soms negen honderd meter kan gebruiken omdat het binnenste perkamentachtig en het buitenste vlossige deel niet bruikbaar is. De rupsen leven van de bladeren van de moerbeiboom, Morus.
Brutus adlacta sijn diere van also sulker maniere alse wi de crekele sien want si te springhene plien 11850ende al ebsi ghemeene curt voren ende bachten lanc de bene brutus dats .i. crekel clene dar wilen bi egypten ghemene god dede plaghen ende quellen 11855als ons noch moyses bouke tellen jn somech lant siet mense comen bi jar ganghe te groten ende vromen ende alsi comen si eten al tgroene dat staet up berghe ende in dal 11860ende dar nes ghene boete jeghen deser plaghe dinke mi pleghen quaet sprekers die in aren doene ofteren ende uerbitent te groene dats der goeder liede weldaet 11865vernemen si dat so wassens bestaet so gaensj cnouwen ende sliten ende verteren ende verbiten alder goeder liede weldoen ende kerent weder in .i. valsch sermoen |
5. Brucus adlacta zijn dieren van al zulke manieren zoals wij de krekels zien want ze te springen plegen. 11850 En alle hebben ze algemeen kort van voren en van achter lange benen. Brucus, dat is een krekel klein daar wijlen bij Egypte algemeen God deed plagen en kwellen, 11855 zoals ons nog Mozes boeken vertellen. In sommig landen ziet men ze komen bij jaargangen de grote en sterke en als ze komen ze eten alles het groene dat staat op berg en in dal 11860 en daar is geen middel tegen. Deze plaag denk ik te plegen kwaadsprekers die in hun doen verteren en verbijten het groen dat is de goede lieden weldaad 11865 vernemen ze dat zo groeien bestaat dan gaan ze het knauwen en slijten en verteren en verbijten al de goede lieden weldoen en keren het weer in een valss preek. |
Brucus zijn voelersnuitkevers waarvan honderden soorten zijn. Er is een erwtenkever, bonenkever, wikken en linzenkever. Ze overwinteren in die vruchten en komen daar in het voorjaar weer uit. Ze lopen vrij snel en vliegen nu en dan.
Maar naar de omschrijving hebben we hier wel met sprinkhanen van doen. Sprinkhaan, in midden-Hoogduits was het spranke of sprinke. In Angelsaksisch gaers-hoppa, grasshopper en Locusta (uit Latijn voor sprinkhaan). Het Duits heeft ook Heuschrecke, schrecken: springen, en zo werd het ook Heuhupher en Heupferde.
Van onze jeugd af aan kennen we de achtste van de tien plagen der Egyptenaren en de verwoesting die door de sprinkhanen werd aangericht. Bij Plinius en Pausanius komen berichten voor van door sprinkhanen aangerichte verwoestingen. Om het ratelende geluid dat ze geven heten ze klappersprinkhanen. Deze sprinkhanen horen in het Oosten thuis en moeten niet verwisseld worden met onze groene sprinkhaan die in ons land en de buurlanden voorkomt. Dit is een andere soort die toch ook verwoestingen kan veroorzaken.
11870Bicendula als plinius segt es .i. worm die te sine plegt die bi nachte es clar ende lecht gande ende vlieghende echt j worm eist sonder lieghen 11875ghelijc der cleenre vlieghen die men in menech uerurest mar in italien es hi meest xiiii nacht eer die dach an gaet ende eer die sonne ten oghesten staet 11880ende xiiij nacht der nar siet mense vlieghen dat es waer dags siet men inder hare no dare mar nachts siet menne in der ghebare recht als die sparke ghebart 11885sine clareit leit an sinen start dese euet i. cracht wonderlic van groter macht want wie sore iii of ate sijn vleesch worde niet onghemate 11890want nemmermee al sonder blijf sone langhedem om wijf ende dits warlike onderuonden dicken ende te meneghen stonden |
6. 11870 Bicendula, zoals Plinius zegt, is een worm die te zijn pleegt die bij nacht is helder en licht gaande en vliegende echt. Een worm is het, zonder liegen, 11875 gelijk de kleine vliegen die men in menig land gevestigd maar in Italië is hij het meest. Veertien nachten voor de dag begint en voor de zon ten hoogste staat 11880 en veertien nachten daarna ziet men ze vliegen, dat is waar. Overdag ziet men in ze hier nog daar maar ‘s nachts ziet men in de vormen echt als de vuurvonk gevormd. 11885 Zijn helderheid ligt in zijn staart. Deze heeft een kracht wonderlijk en van grote macht want wie van zulks er drie van at zijn vlees wordt niet onmatig 11890 want nimmermeer al zonder twijfel zo verlangende hij een wijf en dit is waarlijk ondervonden veel en op vele plaatsen. |
Lampyris noctiluca (Pyrophorus, pyro: het brandende) Vuurvlieg, Johanneskever, glimworm of gloeiworm, Engelse glow-worm, Duitse Gluhworm, Feuerfliege, Leuchtkafer of Johanniswurmchen, -kafer, begint te vliegen op de dag van St. Johannes, 24 juni. De strenge boetprofeet Johannes toonde zijn zachte hart toen hij een kevertje opnam en op een bloem zette zodat het niet vertrapt zou worden. Door de aanraking van zijn hand ontving het beestje lichtend vermogen.
Het is een smal en slank gebouwd en onooglijk bruin gekleurd kevertje, geen vliegje dus.
Het mannetje is van dekschilden voorzien, het wijfje heeft noch dekschilden noch vleugels.
Uit twee vlekken aan de buikzijde straalt zij in het duister een zacht blauwachtig licht af dat ze naar willekeur schijnt te kunnen versterken of te verzwakken. In de warmere streken komen ze meer voor, ook met een sterkere weerschijn. Soms is het groen, geel-, of roodachtig. De lichtjes gaan op een bepaald tempo aan en uit, die regelmaat is kenmerkend voor die soort. De niet vliegende vrouwtjes zitten op de grond, tussen de struiken en dergelijke en laten hun lampjes schijnen om de mannetjes aan te trekken. Het licht is zeer zwak, een veertigste van een kaars, maar zeer geschikt voor onze ogen. Als er veel bij elkaar zijn kan je een boek lezen, studeren, of als verlichting gebruiken. Shakespeare, Hamlet, i, 5, 89, 90; ‘The glow-worm shows the matin to be near’ De glimworm toont de nadering van de morgen’.
And ԧins to pale his uneffectual fire’. En bleek wordt reeds zijn gloedloos, ijdel vuur’
De opwekkende werking is wel van Lytta vesicatoria (vol blaasjes) Spaanse vlieg, Duitse Spanische Fliege, Engelse Spanisch blister fly die bij ons zeldzaam in Gelderland wordt aangetroffen. Het behoort tot de familie der blaartrekkers, Cantharidae. Die is zo genoemd omdat de meeste soorten een eigenaardige stof voortbrengen die, op de huid gebracht, blaren veroorzaakt. Soms is een enkele aanraking al voldoende. Daarom dienen ze voor het maken van trekpleisters en worden in enkele gevallen inwendig als geneesmiddel gebruikt. Het is de Duitse Plasterkafer. Innerlijk worden de zeer heftig werkende en de nieren beschadigende canthariden als liefdes- en als vruchtafdrijvend middel gebruikt. Ze werken sterk op het plas- en geslachtsapparaat en veroorzaken heftige ontstekingen, grotere dosis kunnen zelfs tot de dood voeren. Ze spelen onder de liefdesdranken een belangrijke rol en vormen het belangrijkste bestanddeel van de ‘Italische elixers’ en de beruchte ‘diavolini’ en ‘pastilles galantes’.
Cinomia das des onts vlieghe 11895ensi dat jsidorus lieghe es .i. worm pijnlic sere ananghel ende nemmermere sone laet die onde niet rusten so hem meest slapens mach lusten 11900so hem de vlieghe pijnliker es vintsoese traghe so danct em des soe doet hem tbloet volghen nar dit dinct wesen ouer war van den duuel .i. figure 11905want dien hi vint van tragher nature dien wont hi in die siele dan ende en es so wachtende man dat hine ute uele rusten laet dat hies ontghinghe god selue en daet 11910want hine so nouwe bestaet al consti alder werelt raet |
7. Cinomia, dat is de hondsvlieg, 11895 tenzij dat Isidorus liegt. Het is een worm pijnlijk zeer een angel en nimmermeer. Ze laat de honden niet rusten als hij de meeste slaap mag lusten 11900 dan hem de vlieg pijnlijker is vinden ze hem traag, zo bedanken ze hem dat, zodat hem het bloed trekt na. Dit denkt te wezen voor waar van de duivel een vorm 11905 want die hij vindt van trage natuur die verwondt hij in de ziel dan en het is zo wakende man dat hij met het euvel rusten laat dat hij hem ontging God zelf en deed 11910 want hij nauw bestaat al het kon hij al de wereld raad. |
Cynos: hond, zal wel een soort horzel zijn of de bloedzuigende hondenluis, Haematopinus pilifertus.\
Cinefes eten wi bi namen wormkine die vele te samen dinken vlieghen in menech lant 11915muesien sint met ons genant dart vet varsch ende warem es dar waster uele des sijt ghewes hiermede was egipten gheplaghet als ons de edele scripture ghewaghet 11920ende al noch in desen stonden wrecter got mede adaems sonden want si des mensce adem volghen ende maken den meneghen verbolghen met bittren roken oric scriuen 11925machmense .i. wile verdriuen |
8. Cinifes noemen we bij namen wormpjes die veel tezamen veel vliegen in menig land, 11915 muggen zijn ze bij ons genoemd. Daar het vet, vers en warm is daar groeien er vele, dit is zeker. Hiermee was Egypte geplaagd zoals ons de edele schrift gewaagt 11920 en al noch in deze stonden wreekt God daarmee Adams zonden want ze de mensen adem volgen en maken menigeen verbolgen. Met bittere rook, hoor ik schrijven, 11925 kan men ze een tijdje verdrijven. |
Latijn cimex: een vlieg.
Culex. Mug of steekmug, midden-Nederlands mugghe, oud-Saksisch Muggia, oud-Hoogduitse Mucka (nu Mucke) Angelsaksisch mycg (nu midge). Het woord stamt van Germaans muwja en dat van Indo-Germaans mu: een aanduiding van zoemen, vergelijk Latijn musca: vlieg of mug en Grieks muia. Het is het neefje, dat met zijn steken ‘neef, neef’r oept en de mens de slaap van de ogen doet wijken.
De muggen zijn slanke, tere en sierlijk gebouwde diertjes met dunne poten, maar ze behoren tot de grootste plaag op aarde. Het was de derde plaag van Egypte. Aaron slaat met zijn roede het stof der aarde en het stof wordt veranderd in muggen.
Er zijn twee woorden, bij de vierde plaag werd het zo steekvliegen. Mogelijk de bijtende vliegen of stalvlieg, Stomoxys calcitrans. Sommige zien verband tussen de vierde en zesde plaag omdat de vliegen een huidziekte met zich meedragen, mogelijk een vorm die het vee aangetast had in de vijfde plaag.
Culex als isidorus seit es .i. uorem die sughens pliet bloet van lieden ende van dieren j. strael eueti in der manieren 11930jn sinen monde staende wel dar hi mede dorbord .i vel ende suget bloet dats sine recht culex mint sere lecht ende stede dar hijd droghe weet 11935soete dinghe eueti leet die sijn in huse of up felt ende dese onsiet alsmen ons telt heete loec slaepti ofte waect negheen culex em ghenaect |
9. Culex, zoals Isidorus zegt, is een worm die te zuigen pleegt bloed van lieden en van dieren een angel heeft het in de vorm 11930 in zijn mond staan wel waarmee hij doorboort een vel en zuigt bloed, dat is zijn recht. Culex bemint zeer het licht en plaatsen waar hij het droog weet 11935 zoete dingen heeft het leed die zijn in huis of op het veld. En die ontziet, zoals men ons vertelt eet hij look, slaapt of waakt, geen Culex hem genaakt. |
Zie 8.
11940Sandarides als wijt gomen wassen in blade van bomen terst als rupsemen ghedaen dar na met vloglen beuaen ende vlieghen dages are ende thare 11945nachtes siet mese openbare dat si hem te gadre ouden jn enen oep vaste geuouden groene so es hare ghedane also men ons doet te uerstane 11950ende scinen ghelijc den goude clar weltijd dat die oeft es nar sijnsi bj nachte goet yuaen ende in aisine verdronken saen ende alsi dood sijn salmense dernar 11955met wine beghieten dar ende legghen vp .i. let te hant dar men wille maken .i. brant onder was gheduelmt wale ghecolelt in .i. note scale 11960so doensi dar effen dan ene bleine an .i. man die bleime salmen dan dorboren met .i. gout naelden alswijd oren jn de selue stede also 11965often utersten met .i. stro dar sal quade vmure vte gaen ende beter vele es sonder waen xv daghe die brant ouer war dan .i. ander brant .i. jaer |
10. 11940 Cancarides, zoals wij het bezien, groeien in bladeren van bomen. Ten eerste als rupsen gedaan daarna met vleugels bevangen en vliegen daags hier en daar. 11945 ‘s Nachts ziet men ze openbaar daar ze zich tezamen houden in een hoop vast gevouwen. Groen zo is haar gedaante, alzo men ons doet verstaan, 11950 en schijnen gelijk het goud helder. In de tijd dat de oogst is nabij zijn ze bij nacht goed te vangen en in azijn verdronken samen. En als ze dood zijn zal men ze daarna 11955 met wijn begieten daar en leggen op een lat gelijk waar men wil maken een brand waaronder was gerookt goed verkoold in een notenschaal. 11960 Dan doen ze daar even in dan een blaar aan een man die blaar zal men dan doorboren met een gouden naald, zoals wij het horen, in dezelfde plaatsen alzo 11965 of als uiterste met een stro daar zullen kwade humeuren uit gaan en verbetert veel, zonder waan, vijftien dagen dat die brand over is dan een andere brand van een jaar. |
Cantharis vesicataria, Spaanse vlieg, zie 6.
11970Crabo alse plinius seghet es .i. worm die te sine pleghet jn darde ende vliegt na de bie oec dartoe so segt hie dat hi wast van doden parden 11975dar mese deluet onder darde ende vrselen so wasser of mede die men siet in menegher stede apple eten si te waren ende paren crabo maect te waren 11980onder darde erande raten die niemen comen te baten ende dar si are vrucht vte winnen crabo alsic mach bekinnen dinke mi sijn die abeel bie 11985sonder coninc so sijnsie ende so sijn de urselen mede dat scaet hem te somegher stede alsi vlieghen ruten si sere hare onech doet no min no mere 11990ende die hem wille nemen thare hi auonturt hem alte sware want hare strael es so fel men caens ghenesen niet wel |
11. 11970 Crabo, zoals Plinius zegt, is een worm die te zijn pleegt in de aarde en vliegt als de bij. Ook daartoe, zo zegt hij, dat het groeit van dode paarden 11975 waar men ze begraaft onder de aarde en horzels groeien er van mede die men ziet in menige plaats appels eten ze te waren en peren. Crabo maakt te waren 11980 onder de aarde allerhande raten die niemand komen te bate en waar ze hun vrucht uit winnen. Crabo, zoals ik mag bekennen, denk te zijn de abeel bij 11985 zonder koning zijn ze en zo zijn de horzels mede dat schaadt hen in sommige plaatsen als ze uitvliegen gonzen ze zeer. Hun honing deugt min of meer 11990 en die zich willen nemen het hunne hij avonturiert zich al te zwaar want hun angel is zo fel men kan het niet goed genezen. |
Vespa crabo. Paardenvlieg of paardenwesp, Duits Hornisse of Bremsfliege, Engelse hornets, Frans frelon. Anderen menen dat ze genoemd worden van krabo, of kaballus: een paard, hengst, waaruit zij voortkomen zoals Isidorius begrepen heeft.
Het moet een stekelig en boos gedierte zijn omdat men er een spreuk van ontleend heeft, ‘de horzelen vergrammen’’irritare crabrones, bij Plautus, om te verbeelden en te leren dat het met de vrouwenaard zodanig is gelegen dat men ze niet tergen moet als ze gramstorig zijn, dat men er zelden zonder schade of schande te behalen van af komt.
De grootste van onze inlandse wespen. Die wordt algemeen als gevaarlijk gezien, maar is minder agressief dan de gewone wesp.
Cicada es des krekels name 11995som vintmense scone en bequame si singhen scone ende clare achter velde are enthare ende biden douwe algader leuen als di zoe hare sal gheuen 12000te notene leit soe wpward dan ende die hie gater an die soe singhet alse plinius segt ende die hie swighene plegt .j. andre maniere vintmen mede 12005die altoes ebben are stede jn huse ende in waremen dinghen die mede soetelike singhen mar sine ebben vlogle ghene als dandre doen ghemene 12010j derde maniere vintmen mede die men eet te somer stede vlieghende erte int latijn die alle ghevloghelt sijn lanc gheornet alswijd weten 12015tande ende in tween ghespleten men doe hem thouet of et leuet langhe na dat den buc begheuet |
12. Cycada is de krekel naam. 11995 Soms vindt men ze mooi en bekwaam, ze zingen mooi en helder achter velden hier en daar (a) en van de dauw alle tezamen leven. Als de zij zich zal geven 12000 te paren ligt ze opwaarts dan en de hij gaat er aan, de zij zingt, zoals Plinius zegt, en de hij hier zwijgen pleegt. Een andere soort vindt men mede 12005 die altijd hebben hun plaats in huis en in warme dingen die mede lief zingen maar die hebben vleugels geen zoals de andere hebben algemeen. 12010 Een derde soort vindt men mede die men heet in sommige plaatsen vliegend hert in het Latijn die alle gevleugeld zijn lange horens, zoals wij het weten 12015 aan het einde in tweeën gespleten. Men doet hem het hoofd af, het leeft lang nadat de buik het begeeft. |
Gryllus campestris, (van ‘t veld) veldkrekel. Krekel, midden-Nederlands crekel, midden Noordduits Krekel, vergelijk. Engels to creak; kraken, een klanknabootsend woord. Engels cricket, oud-Frans criquet, zie creak. Grillen, oud-Hoogduits Grillo uit Latijn gryllus. Grieks tettix, Latijn cicada.
(a) zie We zien dat sprinkhanen of liever cicaden zich voeden met dauw. Het aardige verhaal van Socrates wordt hierbij gebruikt. Die vertelde aan Phaedrus een verhaal, onder een plataan bij de oevers van de rivier Iseus omstreeks de middag toen het warm werd en de cicaden geluid maakten. Hij nam die gunstige gelegenheid waar om hem een sprookje te vertellen, hoe cicaden eens studenten waren, muzikanten en poten voor de Muzen geboren waren en dat ze leefden zonder voedsel of drank. Daarom werden ze door Zeus veranderd in sprinkhanen/cicaden.
Acheta domestica, (van ‘t huis) huiskrekel is bekend als trouwe gast in de bakkerijen en vooral op het platte land bij de haard, dus op warme plekjes.
Als Anakreon de Cicaden gelukkig noemt omdat ze stomme wijfjes hebben dan bedoelt hij de krekels. De Grieken hadden wel ontdekt dat alleen de mannetjes zingen. De dichter Xenarchus merkt dan ook ondeugend op: ‘Gelukkig is het leven van de cicaden, want hun vrouwen zijn stom’ Volgens Plato zijn het omgevormde mensen die zo verdiept in muziek waren dat ze hun eten en drinken lieten staan’. Callimachos noemt het een zinnebeeld van fijne dichtkunst.
Lucanus cervus
(hert) Vliegend hert, Duitse Hirschkafer, Franse cerfvolant, Engelse horn- of stagbeetle, naar de sterk vooruitstekende getande bovenkaak van de mannetjes die op het gewei van een edelhert lijken.
Fruca alse liber rerum seghet es .i. worm die te hetene pleghet 12020coelen ende loue van bomen misselic gheuarwet machment gomen rupsenen eetent in onse tale bi desen wormen weetmen wale was egypten wilen yplaegt 12025na alf oest alsmen ghewaecht alst reint of douwet wel so wert anders ghedaen hare vel ende werd vlieghende inder lucht sere scadensi der vrucht 12030ende der nar als are ende an gaet legghen si dan hare saet jn louren ende steruen dan dat mer gheen lijf an vinden can tote dien ende warem weder beghinnet 12035ende die dandie loure winnet so leuen si bi den sonneschine ende biden daue sonder pine |
13. Eruca, zoals Liber Rerum zegt, is een worm die te eten pleegt 12020 kolen en loof van bomen. Verschillend gekleurd mag men het noemen, rups heet het in onze taal. Met dezen wormen, weet men wel, was Egypte wijlen geplaagd. 12025 Na halve augustus, zoals men gewaagt, als het regent of dauwt goed dan wordt anders gedaan hun vel en worden ze vliegend in de lucht zeer beschadigen ze de vrucht 12030 en daarna als hun einde komt leggen ze dan hun zaad in loof en sterven dan zodat men geen lijf van vinden kan totdat het warme weer begint 12035 en dan het loof weer begint dan leven ze van de zonneschijn en van de dauw, zonder pijn. |
Erudere: uitknabbelen. Hier zullen wel rupsen bedoeld zijn die op de kool voorkomen. Rups, pop, vlinder Shakespeare, ii King Henry VI, iii, 1, 90 ‘Caterpillars eat my leaves away’,’ rupsen eten mijn bladeren op’ .
Als plaag zal de steekvlieg bedoeld zijn, zie 8.
Formica ete die miere .j. woremkin van deser manieren 12040men orter of salemone ywaghen want hi setter toe den traghen ende etet an hare wijseit leren want so ne euet mester no heren nochtan wint soe te somere tgoet 12045al dat soe te wintre verdoet plinius segt dat verstaet dat elc te sinen ambachte vaet elc merke hoe so hare beiagt want elke miere mere burdine dragt 12050na de grote van aren liue dan enich dier dar ic of scriue ende dits te wonderne sere ambrosius seit die here dar si corne biten ontwe 12055dat si ne wassen nemmerme dar sise in derde ebben verstolen ende die sijn te groot ten olen verbitensi ontwe vort gat wert are coren van reine nat 12060die draghen si int scone weder ende legghense ter sonnen te droghene neder si kinnen bi naturen rade of een weder es ghestade el gheen dier wast no sterct 12065van sire ouden dats ghemerct daghes werken si ende bider mane ende nachts mede doetmen te verstane tusschen maels ne doen si niet ende alsem nature werkens ghebiet 12070sone leuet hi die merken mochte hoe nerenst elke es ten ambochte ende alse deen den andren ghemoet ghebaersi ofte deen den andren groet entie gebure deen den andren 12075dar si houer de steene wandren laten si der in lichtelic langhe van haren keere van haren ganghe vpten arden marbersteen eist dat si gaen houer een 12080hare doode draghen si vt ende deluense ondert cruut ende dit ne doet elgheene maniere dan die mensche entie miere |
14. Formica heten de mieren. (a) Een wormpje van deze manieren, 12040 men hoort er Salomon van gewagen. want hij zendt er toe de trage en heeft van hun wijsheid te leren. (b) Want ze hebben meesters nog heren nochtans winnen ze te zomers het goed 12045 al dat ze in de winter verdoet. Plinius zegt, dat verstaat, dat elk tot zijn ambacht aanvangt ieder merkt hoe ze zich bejaagt want elke mier meer lasten draagt 12050 naar de grootte van hun lijf dan enig dier waar ik van schrijf en dit is te verwonderen zeer. Ambrosius zegt, die heer, dat ze koren bijten in stukken 12055 zodat ze groeien nimmermeer daar ze het in de aarde hebben verstopt en die zijn te groot voor het hol bijten ze in stukken voor het gat. Wordt hun koren van regen nat 12060 dan dragen ze die met helder weer en leggen ze in de zon te drogen neer. Ze kennen van naturen raad of een weer is gestadig. Anders geen dier groeit of versterkt 12065 van zijn ouderdom, dat is opgemerkt. Op de dag werken ze en bij de maan en ‘s nachts mede, doet men verstaan, in de tussentijd doen ze niets en als de natuur hun werken gebied. 12070 Zo leeft hij die het merken mocht hoe bedrijvig elk is in zijn ambacht. En als de een de ander ontmoet gebaren ze of de een de ander groet en die buren de een en de ander. 12075 Waar ze over de stenen wandelen laten ze daarin een teken lang van hun keren, van hun gangen op de harde marmersteen is het dat ze gaan overheen. 12080 (d) Hun doden dragen ze uit en begraven ze onder het kruid en dit doet anders geen soort dan de mens en die mieren. |
Formica, Latijn, mogelijk van ferendis micis: kruimels dragen. Mieren, midden-Nederlands mire, midden-Noordduits Mire, midden-Hoogduits Ameize (nu Ameise), Angelsaksisch aemette en midden-Engels mire. Vergroot verschijnt het woord in Noordduits als Pismire, Engels pismire en onze pis-mire, omdat ze in afweer zuur spuiten. Engels ant, van Germaans amaitjon: afgesneden of snijden.
(a) Vingervlug en bezig zijn kenmerkt de mier, Spreuken 6: 6 - 8; 30: 24 - 25. De mier wordt de luiaard als voorbeeld gesteld, Spreuken 6:6,8:
‘Ga tot de mier, gij luiaard, zie haar wegen en wordt wijs, hoewel zij geen aanvoerster heeft
noch leidsman, noch heerser, verzamelt zij in de zomer haar spijs’ .
Spreuken 30: 24,28, de mier wordt toch bij de wijste van de dieren gerekend. Deze vier zijn de kleinste op aarde, doch zijn bovenmate wijs; de mieren zijn een volk zonder kracht, toch bereiden zij hun spijs in de zomer, de klipdassen zijn een machteloos volk, toch maken ze hun woning in een rots; de sprinkhanen hebben geen koning, toch trekken ze gezamenlijk in goede orde op, de hagedis kan men met de hand grijpen, toch is zij in des konings paleizen’ Men schrijft ze wijsheid en vernuft toe want Salomon heeft ze ook wel willen beschrijven, ‘zij zijn wijs, met wijsheid voorzien,’ wat anderen hebben vertaald, wijzer dan de wijzen.
(b) Horatius noemt de mier ’sapiens,’ Ze hebben een soort regering onder elkaar en maken een soort volk uit. Salomon, Spreuken 30:25, noemt ze ‘een volk’. Spreuken 6 dat ze ԧeen oversten hebben’ geen koning of heerser om wetten voor te schrijven toch letten ze erop dat alles goed komt. Er zijn verschillende soorten die in hun levenswijze veel van elkander verschillen. Steeds leven de mieren in grote staten bijeen waarin men mannetjes, wijfjes en geslachtsloze dieren aantreft. De mannetjes en wijfjes zijn slanker gebouwd, hebben grotere ogen en kortere poten dan de geslachtsloze en bezitten onmiddellijk na de verpopping, augustus, vleugels. Zij verheffen zich daarmee slechts eenmaal in de lucht om hun bruiloftsvlucht te houden. Terwijl de mannetjes achterblijven en omkomen keren de vrouwtjes weer op de grond terug en ontdoen zich onmiddellijk van hun vleugels waarin ze door de geslachtsloze werkmieren geholpen worden. Nu worden ze naar het nest gevoerd waar ze dadelijk beginnen met het leggen van eieren. Ze gaan hier mee door tot het te koud wordt en worden dan door de werkmieren meedogenloos uit het nest gejaagd en komen om.
(c ) Uit de context kan je opmaken dat het hier om de oogstmier gaat, de Engelse harvester ant. Dat zijn de geslachten Messor en Pheidole. Hun nest is ondergronds, de ingang in opvallend door een serie van goed gevormde paden die verschillende kanten opgaan. Tijdens de oogst, die varieert per gebied, verzamelen ze de hele dag zaden die ver rondom het nest gevonden worden. De doppen en diegene zonder harde inhoud worden uit het nest verwijderd en naar de uitgang gebracht waar ze weggedragen worden door de wind en tot lange pluimen gevormd worden zodat het nest meestal goed zichtbaar wordt. De inhoud is zeer waardevol, de moeite van het opgraven zeker waard.
(c ) ‘Als de tarwe beregend is die ze op hopen verzameld hebben dan brengen ze al het graan in de zon en drogen het daar. Naar Plutarchos, Plinius en anderen dat ze de korengranen niet blotelijk onder de natte, vochtige aarde verbergen, maar opdat ze niet zouden uitschieten het hart af of midden doorbijten.
ԁls hun route over stenen voert slijten ze door hun voortdurend heen en weer lopen een lang spoor uit in het harde marmer’ Hier zal wel aarde of een zachte steen bedoeld zijn.
(d) De mieren zijn, naast de mensen, de enigen die hun doden begraven, aldus Plinius.
Murmicaleon seit adelein 12085dat alse uele ludet int latijn alse liebart vanden mieren es .i. worem van manieren dat mieren sijn van beghinne alsi cleene sijn toghet hi minne 12090ende urienscap ieghen de mieren dar na so beghint hi uersieren alsi groot es ende belaghet die mieren ende nemet ende iaghet dat si winnen thare noot 12095bi somwilen bijt hise oec doot te wintre alse comet de sake dat die mieren met ghemake wanen leuen van hare somer pine compt hi ende roeuet de woremkine 12100wat dat hi hem ghenemen can want hi te somere niet ne wan dus doen uerdoruene edelinghe die ne doen gheene neringhe mar si nemen sonder uerboren 12105den goeden getrouwen geburen dat si ghewonnen ebben ende uerspart nochtan so ebben sise onwart alse dat si hem nemen tleuen sine willent hem sonder heeschen gheuen |
15. Myrmicoleon, zegt Adelenus, 12085 dat als zoveel luidt in het Latijn als leeuw van de mieren is een worm van manieren dat mieren zijn in het begin. Als ze klein zijn getuigt hij minne 12090 en vriendschap met de mieren daarna zo begint hij te versieren als hij groot is en belaagt de mieren en neemt en jaagt dat ze winnen voor hun nood 12095 en soms bijten ze die ook dood. In de winter als komt de zaak dat die mieren met gemak wanen te leven van hun zomerse pijn komt hij en rooft de wormpjes 12100 al wat dat hij nemen kan omdat hij in de zomer niet won. Zo doen verdorven edelen die niets doen, geen nering maar ze nemen zonder verbeuren 12105 van de goede, getrouwe buren wat ze gewonnen hebben en gespaard, nochtans zo vinden ze hen onwaardig alzo dat ze hun nemen het leven als ze het niet zonder tegenstribbelen willen geven. |
Myrmecoleon formicarius. Dit is de zogenaamde mierenleeuw die slechts langzaam kan kruipen, maar de kunst verstaat zich snel rugwaarts in het zand te boren en een kleine trechter als valkuil te vervaardigen, op wiens bodem de kaken even te zien zijn. Mieren en andere kleine insecten die in het voorbijgaan in de kuil vallen worden onmiddellijk aangegrepen en uitgezogen. Trachten ze te ontvluchten dan werpt de mierenleeuw een lading zand en laat ze daardoor weer naar beneden glijden.
‘Ee mierenleeuw is een diertje dat eerst op een mier lijkt. Jonge mieren zijn een en al vriendelijkheid voor de mieren, maar als ze ouder worden, worden steeds brutaler. Volwassen mierenleeuwen overvallen de mieren en nemen alles af wat de mieren verzameld hebben. Soms bijten ze de mieren zelfs dood en in de winter, als de mieren willen oogsten van hun arbeid, dan komt de mierenleeuw en neemt hen alles af omdat hij zelf niets verzameld heeft. Is dat niet hetzelfde wat de edelen doen die niet zelf hun brood verdienen, maar datgene van de boeren afnemen wat zij gespaard en verdiend hebben? En daarbij gaat hun roofzucht ook gepaard met zo’n minachting voor hun slachtoffers dat ze hen het leven benemen als ze hun bezit niet vrijwillig afstaan’.
12110In india uindemen oec mieren van seere wonderliker manieren meere danmen hier uosse weet entie sijn wonderlike wreet met clawen scarp groot ende lanc 12115so starc sijn si ende so stranc sien si den mensce si scorne ontwee menne vintse anders nemmermee nieweren seit de wareit fijn dan daer die goudine berghe sijn 12120beesten no andren dieren ne scaden si in ghere manieren want si wel de wareit weten dat si dat gout niet neeten dat si in den berghe hoeden 12125mar upten mensce si verwoeden om dat si ebben willen tgout dar heuetse geset gots ghewout om te wrekene der mede vpten mensce de ghierechede 12130ouer waer scriuen ons dus adelijn ende isidorus plinius scriuet oec van desen dat si te wintre willen wesen jn derde om dat groote cout 12135den stelen hem die inden tgout mar die mieren rieken wel ende gheuallet want si sijn fel dat si de diefte becoepen want gheen part mach hem ontlopen |
16. 12110 In India vindt men ook mieren van zeer wonderlijke manieren groter dan men hier vossen weet. En die zijn wonderlijk wreed met klauwen scherp, groot en lang, 12115 zo sterk zijn ze en zo stevig zien ze de mens, ze scheuren ze in stukken, men vindt ze anders nimmermeer. ergens, zegt de waarheid fijn, daar waar de Gouden Bergen zijn. 12120 Beesten of andere dieren beschadigen ze in geen manier omdat ze wel de waarheid weten dat die dat goud niet eten dat ze in de berg bewaren 12125 maar op mens worden ze woedend omdat zij hebben willen het goud. Daar zijn ze gezet op Gods geweld om te wreken daar mee op de mensen de gierigheid. 12130 Voor waar schrijven ons dus Adelinus en Isidorus. Plinius schrijft ook van deze dat ze in de winter willen wezen in de aarde vanwege de grote kou 12135 dan stelen hen de Indirs het goud maar de mieren ruiken het wel en het gebeurt, want zij zijn fel, dat ze de diefstal bekopen want geen paard kan hen ontlopen. |
Pogonomyrmex occidentalis, (oosters) de oogstmier van Texas en Colorado, verzamelt voedsel en bepantserd zijn heuvel met een mozaek van kleine stenen, goudkorrels en dergelijke. Soms zijn die bouwwerken zo rijk aan goud dat de Indianen het lonend vinden dit te winnen, zie oogstmier bij 14.
‘In Indië zijn er echt grote mieren met horens, die zijn groter zijn dan de honden uit onze streken. Deze monstermieren zijn bloeddorstige beesten met grote, scherpe klauwen. Ze zijn zo sterk dat ze mensen in stukken scheuren als ze die tegenkomen. Deze mieren komen alleen voor in het gebied van de Gouden Bergen. Ze bezitten en verkrijgen uit die bergen goud en kostbare stenen met een wonderbaarlijke hebzucht en verlangen. Maar de Indirs stelen die rijkdom in de zomertijd, als de mieren zich verborgen houden in de valleien vanwege de sterke zonnegloed. Maar de mieren vliegen hen na die het goud wegnemen, ook al ontvluchten ze de mieren al rijdend op snelle kamelen. In hen is zo’n sterke goudkoorts’ De eerst door Herodotus gemelde sage van goudgravende mieren is mogelijk wel op de in pantervellen, tschita, gehulde en in aardholen wonende Indiaanse goudgravers terug te voeren waarbij het voorkomen van mieren als die van de Pogonomyrmex die stenen en daarmee gelijk goud naar boven haalden, plus de gelijk luidende naam van de mier, tschinti, mee in verband gebracht kunnen worden. Het uit Oost-Turkestan afkomstige goud heet in Sanskriet ԭierengoud’ Het kan ook stofgoud geweest zijn dat door schubdieren bij het graven van hun holen aan de oppervlakte werd gebracht. Het Chinese schubdier, Manis pentadactyla, is ongeveer zo groot als vos en bezit grote, scherpe klauwen en voedt zich met mieren.
Ambrosius zegt dat mieren zaden doormidden bijten - mieren zijn inderdaad in staat het kiemen van opgeslagen zaden te voorkomen.
In India leven wonderbaarlijke mieren - de gouddelversmieren werden voor het eerst genoemd door Herodotos. Het goud dat afkomstig was uit Oost-Turkestan en dat in het Sanskriet ‘mierengoud’ werd genoemd, was in werkelijkheid stofgoud dat door schubdieren bij het graven van hun holen aan de oppervlakte werd gebracht. Schubdieren (in dit geval om precies te zijn het Chinese schubdier, Manis pentadactyla) zijn ongeveer zo groot als vossen, bezitten grote, scherpe klauwen en voeden zich met mieren.
12140Limax es ene maniere van slecken die wi sien hare seluen decken ende tragelike henen gaen experimentator doet verstaen dat soe te wintre es uerloren 12145enten lentine comen si voeren men seghet dat dat bloet van hare treckemen hute eens menschen hare dat porrekijn so uaste slutet datter gheen aer meer gat hut 12150entaer puste wassen in wonden men wrijftese ontwe tien stonden dat soese ghenesen doet van desen wormen weset uroet dese ne leghet in gheere scelle 12155mar soe crupet in hars selues uelle |
17. 12140 Limax is een soort van slakken die wij zien zichzelf bedekken en traag heen gaan. Experimentator doet verstaan dat ze te winter is verloren 12145 en in de lente komen ze te voorschijn. Men zegt dat dat bloed van hen trekt men uit een mensenhaar dat gaatje zo vast sluit dat er geen haar meer gaat uit. 12150 En daar puisten groeien in wonden men wrijft in twee te die stonden dat ze het genezen doet. Van deze worm weet men goed deze ligt in geen schelp 12155 maar ze kruipt in haar eigen vel. |
Limax agrestis, grauwe veldslak of akkeraardslak. Behoort tot de naaktslakken, Limacidae die geen schelp bezitten. Slak, midden-Nederlands slacke en slecke, Duitse Schnecke. Een mogelijke grondvorm is slikko en dan behoort het woord bij slijk. De bijvorm slak kan men vertalen door invloed van het bijvoeglijk naamwoord slak: traag, slap. Engelse snail, oud-Egels snaegil of snegel, van snaca: een slang, vergelijk oud-Noors snegil: slang, oud-Hoogduits Snecko is hetzelfde woord zonder de il eindiging.
Gewone aardslak is Arion empiricus, empiricus betekent hier kwakzalver naar het gebruik dat van het dier gemaakt wordt als geneesmiddel.
Locusta als ict hore visieren es .i. crekel van manieren sijn houet gemaket als .i. part ende langhe scinkele achterwart 12160groene ende springende achter uelde ende uliegende met ghewelde plinius seghet ende adelijn jn erefste leit hi deiere sijn dieden winter houer geduren 12165te somere comer of creaturen sulke alsi te sine pleghet die moeder die eiher leghet steruet curtelike der naer egipten was gheplaghet swaer 12170met desen wormen alsict vant noch so vindemense in menech lant dar si dicken seere in scaden met hare meneghen verladen dat sine laten in gheenen doene 12175no gheen loef no gheen groene |
18. Locusta, zoals ik het hoor versieren, is een krekel van manieren. Zijn hoofd is gemaakt als een paard en lange schenkels achterwaarts, 12160 groen en springend achter velden en vliegend met geweld. Plinius zegt het en Adelinus, in de herfst legt hij zijn eieren die de winter over gaan 12165 in de zomer komen er van creaturen zulke als de zijne is geweest de moeder die eieren legt sterft kort daarna. Egypte was geplaagd zwaar 12170 met deze wormen, zoals ik het vond, noch zo vindt men ze in menig land waar ze vaak schade veroorzaken met hun menigte verladen dat ze laten in geen doen 12175 geen loof en geen groen. |
Sprinkhaan, midden-Hoogduits Spranke of Sprinke, Angelsaksisch gaers-hoppa, grasshopper en Locusta, Latijn voor sprinkhaan. Duitse Heuschrecke, schrecken: springen, en zo tot Heuhupher en Heupferde.
Tettigonia viridis, (diepgroen) groene sabelsprinkhaan. Hij komt slechts met enkele exemplaren voor, vliegt weinig en kruipt langzaam, maar kan geweldige sprongen maken, hoewel minder dan de veldsprinkhaan. De mannetjes hebben een muziektoestel aan de wortels van de voorvleugels. De linker bovenvleugel bezit van onderen een getande en stevige nerf die wordt over een kringvormige nerf van de rechtervleugel gewreven waartussen een dun vlies is gespannen. Zie cicade. De wijfjes leggen met behulp van de sabelvormige legboor een tien tot twaalf eitjes in een kleine holte in de grond. In de herfst sterven de volwassen exemplaren door de koude, alleen de eieren overwinteren. De in het voorjaar uitkomende jongen bezitten reeds in het klein de gedaante van de ouderen, bij de derde huidwisseling komen de vleugels voor de dag, in juni hebben ze hun volle grootte bereikt.
Van onze jeugd af aan kennen we de achtste van de tien plagen der Egyptenaren en de verwoesting die door de sprinkhanen werd aangericht. Bij Plinius en Pausanius komen berichten voor van door sprinkhanen aangerichte verwoestingen.
Lanificus na datment kinnet es .i. worem die side spinnet met uele uoeten ende bont ende spinnet talre stont 12180hute sinen buke siden ende hi ne nuttet te gheenen tiden dan moerblader ende anders niet si spinnen darmen toe siet side alst ware om ene spille 12185entar binnen alsi wille luket hi hem seluen entar nar saen comet hi bouen hute gegaen anders ghemaket oec na desen dan si te uoeren ebben ghewesen 12190want hi te uoeren croep met uoeten nu ulieget hi met goeder moeten drie daghe bekennen si hare genoot entan bliuet de uader doot dan leghet de moeder up .i. cleet 12195menech sadekin ghereet letterwijs ghetekent mede entan steruet soe ter stede so nement cleedekin metten sade ende leghet dar hem ghene scade 12200die winter ghedoen ne mach alse dan uerclarset de lentijn dach so legghemen dat cleedekin voer dat wareme sonneschijn ende bider sonnen werdet hem gegheuen 12205hare uorme ende hare leuen gheleu ende wit sijn de worme mar andre varewe ende andre vorme diemen an sijt worme siet dies nes van naturen niet |
19. Ranificus, naar dat men het kent, is een worm die zijde spint met vele voeten en bont en spint te alle stonde 12180 uit zijn buikzijden en nuttigt in geen tijden dan moerbeibladeren en anders niet. Ze spinnen daar men toe ziet zijde als het ware om een spil 12185 en daar binnen, als het wil sluit het zich zelf op, en daarna gelijk komt het bovenuit te gaan anders gemaakt ook naar deze dan ze tevoren zijn geweest 12190 want tevoren kroop het met voeten nu vliegt het met goede moed. Drie dagen bekennen ze hun echtgenoot en dan blijft de vader dood dan legt de moeder op een kleed 12195 menig zaadje gereed letterwijs getekend mede en dan sterft ze ter plaatse Dan neemt men het kleedje met de zaden en legt het daar het geen schade 12200 de winter doen en mag als dan opklaart de lentedag dan legt men dat kleedje in de warme zonneschijn en bij de zon wordt hen gegeven 12205 hun vorm en hun leven. Geel en wit zijn de wormen maar andere kleuren en andere vormen die men aan zijdewormen ziet die is het van nature niet. |
Zie 4.
12210Multipes es .i. der worme van ere wonderliker uorme want hi heuet meneghen uoet dese ende es sonder bloet van desen spreket sente agustijn 12215dat sach hi metten oghen sijn desen worem teere steden jn someghen sticken ghesneden ende elc stic leuende bi hem alleene ent dit nes gheen wonder cleene |
20. 12210 Multipes, is een der wormen van zeer wonderlijke vorm, want het heeft menige voet. Deze is zonder bloed. Van deze spreekt Sint Augustinus 12215 dat zag hij met zijn ogen deze worm te ene plaats in sommige stukken gesneden en elk stuk leefde op zich alleen en dit is geen wonder klein. |
Myriopoda; duizendpoten, hoewel geen duizend poten heeft. Het zijn deels dieren-, deels planteneters die hun voedsel ‘s avonds zoeken. Multipes: veel voeten.
12220Musca dat de name der ulieghen liber rerum spreket sonder lieghen dat si minnen tlecht vor hiet jn deemsteringhen wil soe niet wareme stede ende dart es nat 12225verkiesen si ende minnen dat allen dieren wilsoe an ende alre outs bitsoe den man varsch uleesch smetsoe sonderlinghe ende scuet alle soute dinghe 12230soe smit gherne witten saken ende men caent scone ghemaken eer tiaer ouer es ghegaen experimentator doet verstaen vlieghen uerdronken dat si connen 12235weder leuen metter sonnen van messe vintmen dat si comen men vint becke an hem somen daer si mede steken sere te wintre vlieghen si min no mere 12240maer in husen siet mense sitten die dicken sijn wl viers ende hitten ghelijc of si waren dood jeghen oest vlieghen si clene ende groot plinius sprect sonder bedrieghen 12245dat men vint in cipers vlieghen vieruoete lanc ende mere met allen dan donse sijn ende heten pirallen dese wonen in ouene al ende ulieghen ende maken ghescal 12250sonder scade middel int vier ende dits te wonderne hier also langhe alsi sijn inden brant sijnsi leuende ende vailiant vlieghen si ute hiet verre mede 12255si bliuen doot dar ter stede |
21. 12220 Musca, dat is de naam der vliegen. Liber Rerum spreekt zonder liegen dat ze minnen het licht voor hitte in schemering willen ze zo niet (a) warme plaatsen en waar het is nat 12225 verkiezen ze en beminnen dat. Alle dieren willen ze aan en alle liefst bijten ze de man vers vlees besmet ze zonderling en schuwt alle zoute dingen. 12230 Ze besmetten graag witte zaken en men kan het schoon maken eer het jaar over is gegaan. Experimentator doet verstaan vliegen verdronken dat ze kunnen 12235 weer leven met de zon. Van mest vindt men dat ze komen. Men vindt een bek aan hen soms daar ze mee steken zeer. ‘s Winters vliegen ze min of meer 12240 maar in huizen ziet men ze zitten Die dikke zijn vol vuur en hitte gelijk of ze waren dood Tegen augustus vliegen ze, klein en groot. (b) Plinius spreekt zonder bedriegen 12245 dat men vindt in Cyprus vliegen honderd twintig cm lang en groter geheel dan de onze zijn en heten pyralus deze wonen in een oven al en vliegen en maken geschal 12250 zonder schade midden in het vuur en dit is te verwonderen hier alzo lang als ze zijn in de brand zijn ze levend en flink vliegen ze uit iets verder mede 12255 ze blijven dood daar ter plaatse. |
Musca domestica (van het huis) Vliegen of vleesvliegen, midden-Hoogduits Vliuge, Vleug en Vliege (nu Fliege) midden-Nederlands vlieghe, Angelsaksisch fleoge, (nu fly) van vliegen.
De eieren worden het liefst in paardenmest, maar ook in andere rottende stoffen gelegd. De maden komen reeds na enige dagen uit en groeien zo snel dat ze reeds na veertien dagen volwassen zijn Als lastige vleesbedervers in onze huizen, maar nuttige opruimers van krengen in de natuur noemen we de grauwe vleesvlieg en de blauwe bromvlieg.
(b) Aristoteles sprak over een gevleugeld schepsel die hupt of kruipt door het vuur en sterft als die van het vuur weggenomen wordt. Hier geeft hij geen naam. Plinius herhaalt dit maar noemt het schepsel pyrallis. (een woord dat Aristoteles voor een vogel gebruikte) ‘Vliegend te midden van de vlammen zien we kleine, gevleugelde schepsels. Dit zijn de Pyrallis of Pyrotocon die ook gevonden wordt in de kopermijnen van Kreta: ‘Pyrallis appellantur, a quibusdam pyrotoca, quae et in Creta’ .Ze lijken wat op draken, maar hebben vleugels als insecten’ De Pyrallis komt op dezelfde manier voort als de meeste insecten. Het trekt zijn voeding van de vlammen en kan alleen blijven bestaan in het vuur’. Hij vliegt gelijk een mug om de kaars. Dan sterven ze. Waar vandaan, Ԩij zal nog eens in de kaars vliegen, hij vliegt gelijk een mug om de kaars, die vliegt met kracht naar het minnevuur. Die volgt de vlieg in haar zwier., ‘Dat wordt ook gezegd van het beestje Pyrausta, Aeschylus: 'mԍagnopere metuo stultum pyrauste exitium,’’ik vrees het dwaze lot van de vuurvlieg te ondergaan’ Men heeft een spreuk wegens de korte vreugde van voorbijgaande wellust, ‘gaudium pyrauste gaudes; ‘uw vreugde duurt zo lang als die van een vuurvlieg’ Men brengt het over tot te driftige lusten en liefde, in welke strikken iemand verstrikt is en door de hitte en vlam wordt verteerd zodat de wellust in het algemeen die te driftig is een overmatig iemand verteert.
Het insect waarnaar verwezen wordt is onbekend. De pyraustes is een insect die op een mot lijkt en over een verlichte kaars vliegt. Het is waarschijnlijk een gewone mot. De lichtmotten hebben wormvormige larven met acht paar poten. Sommige leven in vet, aan huiden en dergelijke als bijvoorbeeld de meelmot, Pyralis farinalis (in meel voorkomend) Ze verbergen zich daarbij onder een spinsel.
Papilio alse liber rerum seghet es .i. worem die te vlieghene pleghet bi bloemen leueti alsmen waent ende hi noet ieghen die oest maent 12260die hie also noet sterueter stede die soe werpt saet ende steruet mede dat saet ghedurt den winter duere ende als verhit des somers nature so wassen dar of worme mede 12265ende ulieghen als hare vader dede sonne ende dau can hem gheuen bede vlogle ende leuen som wit som blau son pellijn na dat die luchte ghetempert sijn |
22. Papilio, zoals Liber Rerum zegt, is een worm die te vliegen pleegt van bloemen leeft het, zoals men waant. En hij paart tegen augustus 12260 de hij alzo paart sterft ter plaatse de zij werpt zaad en sterft mede. Dat zaad duurt de winter door en als verhit de zomers natuur dan groeien daarvan wormen mede 12265 en vliegen zoals hun vaders deden. Zon en dauw kan hen geven beide vleugels en leven soms wit, soms blauw, soms purper naar dat de luchten getemperd zijn. |
Papilio machaon, de koninginnenpage of zwaluwstaarten behoren tot de grootste vlinders. In Franse heet het page de la reine, bij ons ook wel zwaluwstaart. De vleugels zijn als staarten, ze zijn geel met een bruine rand waarop halvemaanvormige kringen zijn. Dit is onze grootste dagvlinder.
Vlinder, Hoogduits Flindern, van fladderen of doelloos rondlopen, vergelijk Engelse to flitter en Duits flittern voor fladderen en vlerk en vleugel. Een midden-Nederlandse naam is pepel
Duitse Schmetterlinge is een vorm van het Latijnse papilio, van Frans papillon.
Onder alle insecten trekken de vlinders de meeste aandacht vanwege hun kleurenpracht.
12270Pulex hete wi die vlo liber rerum segt also datter van stoue ende van mulle jn waremen wedre wassen tfulle dits van den clenen wichten een 12275dar wi mede in den ertscen ween ghesellet sijn in allen stonden van ons vader adaems sonden nachts sijnsi wreder dan bi daghe om ons uader adaems plaghe 12280boete ieghen die vloebete doen ons wise meesters weten dat .i. mensche wriue wel als hi slapen gaet sijn vel met absicium alsment weet 12285dat cruud dat men alsene heet sente ambrosise oric bedieden men sal alsene in olie sieden bestriken dat vel sijn want alsene es der vloe venijn 12290alsen blade gheworpen mede omtrent .i. bedde verdriuense vter stede colloquintida ghebroken te sticken met watre dan ghesparst dicken dare vele sijn als wi scriuen 12295machmen der mede vloen verdriuen alst cout es omtrent in junius maent so wasser mintst alsmen bewaent |
23. 12270 Pulex, noemen wij vlo. Liber Rerum zegt alzo, dat ze van stof en van molm in warm weer groeien ten volle. Dit is van de klein gewicht een 12275 waar wij mede in de aardse pijn gezelschap hebben in alle stonden van onze vader Adams zonden, ‘s nachts zijn ze wreder dan bij dag om onze vader Adams plaag. 12280 Remedie tegen de vlo beten doen ons wijze meesters weten dat een mens wrijft goed als hij slapen gaat zijn vel met absint, zoals men het weet, 12285 dat kruid dat men alsem noemt. Sint Ambrosius hoor ik aanraden men zal alsem in olie koken bestrijken dat vel van hem want alsem is de vlooien venijn. 12290 Alsem bladeren geworpen mede omtrent een bed, verdrijven ze uit de stede. Kolokwint gebroken in stukken met water dan gesproeid veel daar er veel zijn, zoals wij schrijven, 12295 mag men daarmee vlooien verdrijven. Als het koud is omtrent in juni maand, dan groeien er het minst, zoals men meent, |
Pulex irritans. Vlo, midden-Nederlands vlo, oud-Hoogduits Floh (nu Floh) Angelsaksisch fleah (nu flea). Mogelijk komt het woord van vlieden, het vlug ontsnappende dier, de opspringende, de ontkomende. Grieks psulla en in Latijn pulex.
Het zijn bloedzuigende parasieten. De meeste vlooien hebben bloed nodig om zich volledig te kunnen ontwikkelen. De gewone vlo legt haar twaalf witte eieren op rottende stoffen in vuile hoekjes. De maden voeden zich met dierlijke overblijfselen, verdroogd bloed, slijm en dergelijke en verpoppen zich al na acht dagen in een cocon. Schoonheid en zindelijkheid is het beste middel tegen deze dieren.
‘Het dier wordt gevoed door stof, vlooien ontstaan met warm weer in overvloed uit stof en droge aarde. Het is een kleine worm van wonderbaarlijke lichtheid en verdwijnt door springen, niet door lopen, groeit langzaam, is er niet in koude tijden en in de zomer groeit hij snel. Een vlo is de straf voor onze zonden al ten tijde van Adam. Ter verzwaring van de straf zijn ze ‘s nachts kwaadaardiger dan overdag.’
Pediculus es .i. worem mede die wast van des menschen lede 12300men seghet uor waer alsment verstaet die dicke sine lede duaet met zee watre dat hise verdriuet quicseluer als men scriuet met boemolien ysoden bet 12305ende .i. gordel der in ghenet dragher ieghen ets mede goet nem twitte van den eien ende doet nerenstelike met quiczeluer minghen ets goet te sulken dinghen 12310an .i. wullin gordelkin ydaen botre doet men ons verstaen gheminghet met quiczeluere ende der mede bestreken cledre naest die lede verdriuen sulke wormekine 12315loec ghebernet oec met aisine met olien dus eist bescreuen oft aisin met sailgen ywreuen dits al ieghen luse goet mensce wes fier in dinen moet 12320dar die worme die siin dus onreine di verteren die sijn so cleine |
24. Pediculus, is een worm mede die groeit van de mensen leden. 12300 Men zegt het voor waar, zoals men het verstaat, die vaak zijn leden wast met zeewater dat hij ze verdrijft. Kwikzilver, zoals men schrijft, met boomolie gekookt beter 12305 en een gordel daar in genat draag ertegen, het is mede goed. Neem het witte van een ei en doet vlijtig met kwikzilver mengen, het is goed tegen zulke dingen. 12310 Aan een wollen gordel gedaan boter, doet men ons verstaan, gemengd met kwikzilver en daarmee bestreken klederen naast de leden verdrijven zulke wormen. 12315 Look gebrand ook met azijn met olie, aldus is het beschreven of azijn met salie gewreven, dit is al tegen luizen goed. Mensen, wees fier in uw gemoed, 12320 daar die wormen die zijn dus onrein, die verteren u en die zijn zo klein. |
Pediculus humanus (bij mensen (P. capitis) Luis, midden-Nederlands luus, midden-Noordduits en oud-Engels lus (nu louse) oud-Hoogduits Lus (nu Laus).
De hoofdluis is na achttien dagen volwassen en ondergaat geen gedaanteverwisseling.
Ze bezit een dikke zuigsnuit die met haakjes bezet en van twee priemvormige stekels voorzien is. Ze voedt zich met bloed en leeft op het hoofd. De eieren, neten, worden aan het haar vast gezet. Die komen na een week uit en zijn dan kleine luisjes.
Rana dats die vorsch of die puud metten wormen telmene huut some sijnsi root ende some groene 12325die roede sijn van quaetsten doene sijn crawen scijnt van sulken treken als of hi altoes pijnde om spreken hi vrucht al dat hi siet bedi sprinct hi in den vliet 12330jn oest maent segmen dat verstaet dat sijn mont niet vp ne gaet no om eten no om sanc no om selues tontfane dranc ende alsi nooten in haren spele 12335scieten si saets arde vele men waent ende leec uolc dat seget die des puuts tonghe nemet ende leget slapende onder des menschen hoeft dat hi cout ofti ware uerdoeft 12340ende hute bringet dat uerolen es quenicum die wanet des plinius seit diet weet dat .i. pud rubeta heet die in waker arden leghet 12345ende an hem medicine gheuet kiramidarium die seghet dat menne te pulure te verbrandene pleget werpemenne in .i. bat dats waer den mensce doet bernen af thar 12350tue orne heuet hi des esmen uroet darmen uele quaets mede doet entie auctore af scriuen te stride een beenkin van sire rechter side werpment in .i. vat dat wallet 12355thant sine hitte te vallet jeghen venijn dat hi doet es sijn puluer gedronken goet en ander puut leit onder riet blade diemen ne siet no uro no spade 12360want hi tallen tiden stom dinket want alsene ene beeste drinket wast hare de buc bouen gheloeue echt sit .i. ander puut in loeue die can wel uersien den reghen 12365bedinens hi singhet der ieghen ende selden singhet hi dan om nat van desen pude segmen dat werpmenne enen ont in den mont dat hi bliuet al stom ter stont 12370cleene es dese sonder waen ende groene alse loef ghedaen |
25. Rana, dat is de kikvors of de puit met de wormen telt men het uit. (a) Soms zijn ze rood en soms groen 12325 De rode zijn van kwaadste doen zijn kwaken schijnt van zulke streken alsof hij altijd denkt om te spreken. Hij is bang voor al dat hij ziet daarom springt hij in de vliet. 12330 In augustus zegt men, dat verstaat. (b) dat zijn mond niet open gaat niet om eten en niet om te zingen niet om zelfs te ontvangen drank. En als ze paren in hun spel 12335 schieten ze zaad, aardig veel. Men waant en leken volk dat het zegt die een kikkertong neemt en legt slapende onder een mensen hoofd dat hij koud was of was verdoofd 12340 en uit brengt dat verborgen is oude wijvenpraatjes die wanen dit. Plinius zegt, die het weet dat een kikker Rubeta (d) heet die in vochtige aarde ligt 12345 en van hem medicijn geeft. Kiramidarium die zegt dat men het tot poeder te verbranden pleegt, werpt men het in een bad, dat is waar, de mensen doen afbranden het haar. 12350 Twee horens heeft het, zoals men bevroedt, waar men vele kwaads mee doet En de auteurs van schrijven beweren een beentje van zijn rechterzijde werpt men in een vat dat welt 12355 dat gelijk zijn hitte valt. Tegen venijn dat het doet is zijn poeder gedronken goed. (e) Een andere kikker ligt onder rietbladeren, die men niet hoort vroeg of laat 12360 omdat het te alle tijden stom lijkt want als een beest het drinkt groeit zijn buik boven proporties. Echt zit een andere kikker in het loof die kan wel voorzien de regen 12365 daarom zingt hij ertegen en zelden zingt het dan om het nat. Van deze kikker zegt men dat werpt men het een hond in de mond dat hij blijft al stom terstond. 12370 Klein is deze, zonder waan en groen als het loof gedaan. |
Rana esculenta, rana is afgeleid van racsna wat de kwaker of bruller betekent, vergelijk het Latijnse raccare: brullen als een tijger en is verbonden met oud-Hoogduits Ruohhon: brullen. Kikker, een Fries - Hollands woord, het dier is naar zijn kwakende geluid genoemd. In Zeeland heet het puje. Een ouder woord is vors, vandaar kikvors, midden-Hoogduits Vrosch (nu Frosch en Engels frog). Dit van Germaans fruska wat uit een voor-Germaans woord stamt wat huppen of springen betekent. Groene kikvors, waterkikker of kwaker. Engelse frog betekent een Fransman, naar het populaire geloof dat de Fransen voornamelijk van kikkers leefden.
(a) De bruin/rode kikker is bekend als Rana temporia.
(b) De groene kikker ontwaakt in april uit de winterslaap die hij in de modder van sloten en vijvers heeft gehouden. In mei beginnen de mannetjes met hun bekende muziek waarbij hun grote keelblazen te voorschijn treden. De wijfjes leggen dan de talloze schaalloze eieren, wiens vliezig omhulsel in het water sterk opzwelt tot een geleiachtige massa en die tot klompen verenigd.
(c ) Ceratophrys zijn gehoornde kikkers, maar die komen voor in Z. Amerika, Rubeta betekent rood, zie a.
(d) Het Latijnse rubeta betekent een braamstruik, Rubus, dus een giftige pad die onder braamstruiken leeft.
(e)Ze kwaken als het regenen zal en zijn onverdraaglijk in de mei tijd. Dit is vooral met de loofvors die ook wel lovertje of boomkikker genoemd wordt, Hyla arborea: boom. Laat hij zijn schel gefluit horen dan kan men regen verwachten.
Stella es .i. worem mede want hi licht na sterren sede men sietene nieweren ouer al 12375dan na rein alst claren sal plinius spreket ets sine maniere comet dese worem inden viere dat hem .i. venijn hute gaet dat dat vier al hute slaet 12380ende comet hieweren an eens huut alle die hare uallen hut entie stede dart up ran die bliuet groene vort wart an |
26. Stella is een worm mede want het licht op naar de sterren zede men ziet het nergens overal, 12375 dan na regen als het opklaren zal Plinius spreekt, het is zijn manier, komt deze worm in het vuur dat hem een venijn uit gaat dat het vuur al uit slaat. 12380 En komt er iets aan een huid alle de haren vallen uit en die plaatsen, waar het op rent die blijft groen voorwaarts dan. |
Vuursalamander, zie 24 van serpenten, gemengd met Stellio, Tarantula mauritanica, muurgekko, zie serpenten, 25.
Spoliator calubri 12385es .i. worem ende hetet dus bedi alse ons liber rerum seghet die serpente te dodene pleghet gheuarwet es hi na dat gout alse .i. serpent in .i. hout 12390legt ende slaept in de scaden comt hi crupende met staden ontier ende hijd thouet ghewint teersten hijd crouwen beghint so dat hi tfel bid dore 12395alst serpent gheuoelt der score so wanet den woreme ontulien mar en mach hem niet ghescien want spoliator wils niet vergheten er hi hem thouet euet dorbeten 12400hier gaet bendecheit uor cracht die somwile lettel es gheacht |
27. Spoliator colubri 12385 is een worm en heet dus daarom, zoals ons Liber Rerum zegt, die serpenten te doden pleegt. Gekleurd is het naar dat goud. Als een serpent in een hout 12390 ligt en slaapt in de schaduw komt het kruipende met pozen totdat hij het hoofd wint. Ten eersten dat hij met krabben begint zo dat hij het vel bijt door 12395 als het serpent voelt de scheur dan wil het de worm ontvlieden maar het mag hem niet geschieden want Spoliator wil het niet vergeten voor hij hem het hoofd heeft doorbeten. 12400 Hier gaat behendigheid voor kracht die soms weinig is geacht. |
Coluber zijn kleine slangen als de Aesculapius slang of geelachtige slang, Coluber aesculapius. Ze kunnen een lengte van 1.5m bereiken. Leeft van muizen, hagedissen en vogels.
Sanguissuga sprect adelijn es .i. worem die wille sijn jn varschen watre ende sughet bloet 12405somwile quaet somwile goet bede an beesten ende an man die strijpte ebben meest dogheden an want si sughen dat quade bloet die swarte anders ghen dan goet 12410kiramidarium bouc die segt dat mense te berne plegt te puluere ende doeter aisin der toe ende datment there stede doe dar vte es ghetrecket aer 12415ende en wast nemmermee dar nar |
28, Sanguisuga, spreekt Adelinus, is een worm die wil zijn in vers water en zuigt het bloed 12405 soms kwaad en soms goed beide aan beesten en aan de man. Die gestreepte hebben de meeste deugdheden aan want ze zuigen dat kwade bloed de zwarte anders geen dan goed. 12410 Kiramidarium boek die zegt dat men ze te branden pleegt tot poeder en doet er azijn toe en dat men daar ter plaatse doet waar uit getrokken is het haar 12415 en het groeit nimmermeer daarna. |
Hirudo medicinalis (geneeskrachtig) (H. officinalis) Bloedzuiger, Duitse Blutegelof Blutigel, het heeft niets met een egel van doen. Engelse blood-sucker of leech, in oud-Engels betekent laece een geneesheer, oud-Hoogduits was het lahhi, in Gotisch lekeis wat ook geneesheer of heler betekent, origineel een magister, exorcist of wel uitdrijver.
Sanguis: bloed, suga; zuigen.
Is donker olijfgroen en heeft zes roestkleurige strepen van vlekken op de rug en een geelachtige buik met zwarte vlekken Hij werd uit Hongarije voor medicinaal gebruik ingevoerd zodat hij zich sterk in Europa kon verspreiden.
Een andere soort is H. troctina die een soms zwarte buik heeft.
De bloedzuiger brengt in het weefsel het zogenaamde hirudine, een stof die bloedstolling vertraagt en trombosevorming tegen gaat. Bij bloedtransfusie werd het wel gebruikt zodat het bloedstolling tegen ging. De bloedzuiger is tegenwoordig in de vergetelheid geraakt, mogelijk ten onrechte, omdat ze in vele gevallen bij zieken goede diensten verleent en de pijnen verminderen kan. Men gebruikte ze om overtollig bloed dat zich in zekere plaats verzameld heeft, als aambeien, te verminderen. Ze zuigen het bloed af en bevorderen zo de gezondheid, de in het bloed huizende ziektestof wordt weggezogen, aldus hun idee.
Thamur na dat ment ware weet es die salomons worem heet met desen dede salomon wilen eer .i. wonderlic doen 12420doe hi makede den dieren temple na der tabernaculen exemple ende dartoe ons heren autar verbieden ordi ouer waer moises in die wet 12425dat gheen steen moeste sijn gheset jn den autaer te ghere steden die met ysere es ghesneden dartoe dedi bringhen doen van verren lande salomoen 12430marbersteen vte .i. eilande dat men parium doe nande dat was so art dat hem dochte hoe men dat best sniden mochte hier toe sochti bendichede 12435also dat hi nemen dede dat jonc van i vogle struus ende dedt besluten thuus jn .i. starc clar glasin vat so dat die struus mochte sien dat 12440ende dar toe niet comen die uoghel euet sinen wech ghenomen dar hem nature wijsde de vart de uoghel liep ter wostinen wart ende brochte .i. woremkin 12445ende streec metten bloede sijn dat glas ende het scorde thant bi deser bendicheden vant van sulken worm[en sa]lomoen hoe dat hi mochte scoren doen 12450sinen arden mabersteen sonder altoes yser gheen thamur etemen dese worme mar jnne weet niet hare vorme |
29. Thamur, naar dat men het ware weet, is het die Salomons worm heet. Met deze deed Salomon Wijlen eerder een wonder toen 12420 toen hij maakte de dure tempel naar het tabernakel voorbeeld en daartoe onze Heren altaar. Verbieden, hoorde je voor waar, Mozes in die wet 12425 dat geen steen moest zijn gezet in het altaar en op geen plaats die met ijzer is gesneden. Daartoe deden ze brengen toen van verre lande Salomon 12430 marmersteen uit een eiland, dat men Parisch toen noemde. Dat was zo hard dat hij dacht hoe men dat het best snijden mocht. Hiertoe zochten ze een handigheid 12435 alzo dat hij nemen deed het jong van een struisvogel en deed het opsluiten thuis in een sterk helder glazen vat zodat de struis het mocht zien dat 12440 en daartoe niet komen die vogel heeft zijn weg genomen daar hem natuur wees de weg de vogel liep ter woestijnen waart en bracht een wormpje 12445 en streek met bloed daarvan dat glas en het scheurde gelijk. Bij deze handigheid vond van zulke wormen Salomon hoe hij mocht scheuren doen 12450 zijn harde marmersteen zonder altijd ijzer geen. Thamur noemt men deze worm maar ik weet niet haar vorm. |
Voor het bouwen van de tempel gebruikte Salomon geen gereedschappen. 1 Koningen 6: 7, ‘en geen hamer of beitel of enig ijzeren gereedschap werd gehoord bij het bouwen van het huis.’. Het werd dus op magische wijze gebouwd. Het voorschrift luidde: ‘Indien gij echter een altaar van stenen voor Mij maakt, dan moogt gij het niet bouwen van gehouwen steen; wanneer gij dat met uw houweel bewerkt, ontwijdt gij het’ (Exodus 20:25, 26)
Parisch marmer - wit marmer van het Griekse eiland Paros, al in de oudheid befaamd.
Een Rabbijnse sage verhaalt: ‘Salomon moest de Schamir hebben om de rotsen, die hij tot het bouwen van zijn tempel nodig had, te laten springen. Hij liet dus het nest van een auerhaan opzoeken en met kristal bedekken. Omdat de auerhaan nu niet meer bij zijn jongen kon komen vloog hij weg en haalde de Schamir en wou die op het kristal leggen. Maar nu begonnen Salomons knechten zo hard te roepen dat de vogel verschrikt werd en de Schamir (dat is springwortel) liet vallen. Dit zou de wortelstok van de salomonszegel geweest zijn. Plinius (XXV, 5) spreekt al over zo’n kruid: ‘Demokritus heeft het gezegd en Theophrastus geloofde er aan dat het een kruid is dat als het door een vogel bij een boom wordt gebracht door blote aanraking de wig die de herders erin sloegen, uittrekt’ K. von Megenberg verhaalt hetzelfde en voegt toe: Dat kruid heet Herba meropis, dat is baumhackelkraut (spechtkruid) en heet in het toverboek: ‘Chora en het zou niet goed zijn dat alleman dat kende want daarmede gaan alle sloten open’. De Veda’s vermelden een kruid Pata, (dat is die opent of breekt) de valk vindt het, de ever ontwortelt het en beschermt de etenskast tegen rovende dieven, zie vogels, 101, specht.
Tappula dats .i. maniere 12455van wormen met voeten viere dese loept enen metter vard vp twater ende onueruard vp tlant loepti arde sere mar up twater loepti mere 12460ende alsi wil ende hem des lust bliueti staende up twater ende rust ende sere es te wonderne dat dat sine uoete niet werden nat al stakemene onder twater mede 12465alsi vp comt ets sine sede dat hi altoes droghe bliuet no int water werti ontliuet |
30. Tappula dat is een soort 12455 van worm met voeten vier. Deze loopt heen met vaart op het water en onvervaard. Op het land loop het aardig zeer maar op het water loop het meer 12460 en als het wil en hem is de lust blijft het staan op het water en rust en zeer is te verwonderen dat dat zijn voeten niet worden nat al steekt men het onder water mede 12465 als het op komt, het is zijn zede, dat hij altijd droog blijft nog in het water wordt ontlijfd. |
Een waterloper, Limnobates stagnorum, vijverloper of schaatsenrijder die op een spiegelvlak wateropvperlakte stil staan en naar alle kanten heen gaan, soms zelfs op licht stromend water.
Testudo es die name van der slecken die hare wel can in hare hus decken 12470ende schijnt oft ware marberin ende dat vat uerard de sonneschijn van haren lime ende maket art some sijnsi roet som bont som swart eist dat men up hare werpt sout 12475so uerderuet met ghewout so datter of bliuet arde clene sonder .i. lettel bloets allene ende dats goet te medicinen aldus doetse dat sout te dwinen |
31. Testudo, is de naam van de slak die zich wel kan in zijn huis bedekken 12470 en schijnt alsof het was marmer en dat vat verhard de zonneschijn van haar slijm en maakt het hard. Soms zijn ze rood, soms bont en soms zwart is het dat men op haar werpt zout 12475 dan bederft ze met geweld zodat er van blijft aardig klein uitgezonderd wat bloed alleen en dat is goed ter medicijnen aldus doet ze dat zout verdwijnen. |
Helix aspersa, (gespikkeld) tuinslak. De tuinslak heeft een grote schelp van vier cm in doorsnede met vier tot vijf windingen, geelbruin en wat gestreept of gespikkeld. Het dier heeft veel kalk nodig voor zijn schaal en komt voor waar veel kalk aanwezig is. Zout op een slak doen is vooral bij de naakte slak, zie 17. Voor testudo, zie schildpad.
12480Derredinis die wast int hout ende es .i. worem die met ghewout dat hout dorgaet al in een et nes sochter dinc negheen nochtan can hem niet uerweren 12485ende hout hine moet verteren jn des lants hout sijn worme mee dan int hout van ouer zee jc wane men lettel bome vinde sonder eken ende linden 12490jn dit lant dies hem vermeren die worme ne ebben wat verteren ende dats i vremde sede ende der naturen emelichede dat die linde den worem onstaet 12495die andre erde bome dorgaet |
32. 12480 Teredinis, die groeit in het hout en is een worm die met geweld dat hout doorgaat al geheel. Zachter ding is er geen nochtans kan het zich niet verweren 12485 en hout, hij moet het verteren. Inlands hout zijn wormen meer dan in het hout van over zee. Ik waan dat men weinig bomen vindt uitgezonderd eiken en linden 12490 in dit land die het weerstaan die wormen niet hebben wat ze verteren en dat is een vreemde zede en de naturen heimelijkheden dat de linde de worm ontgaat 12495 die andere harde bomen doorgaat. |
Houtworm of houtboorders, Xylotropha. De rupsen leven onder de schors van het hout en knagen gaten en gangen in het hout.
Testa als ons plinius segt es i. worem die te wassene plegt van doden parden sonder waen ende es na die bie ghedaen 12500van sceppenessen van varwen niet want mense alle ghelu siet apple etensj ende peren sijn strael mach sere deren vrselen etent in dit lant 12505den vlieghen sinsj viant ende maken raten alse bien mar dar of mach gheen goet yscien |
33. Vespa, zoals ons Plinius zegt, is een worm die te groeien pleegt van dode paarden zonder waan en is naar de bij gedaan 12500 van vorm, van kleur niet, want men ze alle geel ziet. Appels eten ze en peren. Zijn angel mag zeer deren. Wespen heten ze in dit land 12505 de vliegen zijn ze vijand en maken raten als de bijen maar daar van mag geen goed van komen. |
Vespula vulgaris, (gewoon) wesp, midden-Nederlands wespe, oud-Saksisch Waspa, oud-Engels waesp (nu wasp) oud-Hoogduits Wefsa, midden-Hoogduits Webse (nu Wespe). Dit komt van Germaans wapso, en dat van een Indo-Germaanse vorm webh die weefster betekent naar zijn nest die er als een weefsel uitziet Vergelijk Latijns vespa en Litous vapsd: paardenvlieg.
Dit is een politiek en vliegend en bijzonder creatuur, het behoort tot een koninklijk geslacht van een zeer ruziezoekerige rangorde en is zeer snel opvliegend. Wespen komen uit bedorven kadavers van ezels, hoewel dit misschien mis is want iedereen is het er over eens dat de scarabee en bijen ervan komen, ik ben meer van mening dat ze ontspringen uit dode paardenlichamen want het paard is dapper en een oorlogszuchtig dier, zie bij.
Dermis es .i. mame ghemene van wormen groot ende clene 12510doch est proper des worems name die sonder smette ende sonder blame ende sonder noten groot no clene van der erden wassen allene met dese worme est dat men aest 12515die jnghine ende vissce verduaest ende bediet der magheden kint die sonder ghemeenscep van manne entwint van marien was gheboren dits thaes dar men mede mach uerdoren 12520die viande min no mee alsmen doet vissce in de zee worme sijn sprect sente agustijn die in endi lande sijn heet celidonia ets bescreuen 12525dat si in wallende watre leuen ende comensi vten eten int coude si bliuen doet also houde dits wonder nar dat ict ontoude dar an exemple sijn menechfoude |
34. Vermis is een naam algemeen van wormen groot en klein 12510 doch is het de echte wormen naam die zonder smet en zonder blaam en zonder paren groot of klein van de aarde groeien alleen. Met deze wormen is het dat men aast 12515 de haak en vissen verdwaast. En betekent het Maagde kind die zonder gemeenschap van een man iets van Maria was geboren. Dit is het aas waar men mee mag verdwazen 12520 de vijand min of meer zoals men doet de vissen in de zee. Wormen zijn, spreekt Sint Augustinus, die in een land zijn heet Celidonia, het is beschreven, 12525 dat ze in wellend water leven en komen ze uit het hete in het koude ze blijven dood als hout. Dit is wonder, naar dat ik het onthoud. Daarvan voorbeelden zijn veelvuldig. |
Vermes. Wormen, midden-Nederlands worm of wurm, oud-Saksisch en oud-Hoogduits Wurm (nu Wurm) oud-Engels wyrm (nu worm) oud-Noors ormr, Gotisch wourms. Het woord slingert tussen worm en slang, vergelijk de lindworm, het woord is verwant met Latijn vermis: worm, en Indogermaans uer: draaien.
Lumbricus terrestris, (van de aarde) is de aardworm of regenworm. Het lijkt simpel, een worm, toch zijn er nog vele soorten en variteiten. Er is een soort met afwisselend roodbruine en gele banden die in mest en composthopen voorkomt. Ook zijn er andere kleuren. Een worm is tweeslachtig, komt het een andere worm tegen kan het daarmee paren.
De worm die onbevlekt, zonder paring, uit de aarde ontstaat en die als aas aan de haak wordt bevestigd om vissen te vangen symboliseert het kind van Maria dat geboren werd uit de Maagd zonder dat zij gemeenschap had gehad. Met dit aas kunnen de duivels misleid worden op dezelfde manier als de vissen in de zee.
12530ende die namen van den wormen die men vint van vele vormen addix int latijn meer vonden jc adts in dietsch meer onbonden nv suldi oren van den bomen 12535dar ghi an vint wildijs gomen lereinghe ende medicine jeghen menegherande pine mar eeric spreke int ghemene salic van elken segghen allene |
12530 En die namen van de wormen die men vindt van vele vormen had ik in het Latijn meer gevonden ik had het in Diets meer ontbonden. Nu zal u horen van de bomen 12535 daar gij aan vindt, wil u het zien, lering en medicijn tegen menigerhande pijn. Maar eer ik spreek in het algemene, zal ik van elk zeggen alleen. |
Ghemenlike eist bekent 13505 dat int lant van orient jn egipten in surien jn meden ende in turkien ende namelike int lant van endi datten paradise es bi 13510die beste bome sijn int ghemene dat beste cruut de beste steene niemene ne wese dan so sot dat hi dit oude ouer spot omme dat in onse lant 13515 dese boeme niet sijn becant dat bedi gheuenset mach wesen want wi dichten dat wi lesen mar elc hore na de medicine ende elc proeue int herte sine 13520dat niemen ghegronden can hoe dat got onse here dan van enen sape nu merket ende mecket datmen huter arden trecket den tronc sine telghen af gheuet 13525entar hi sine bloeseme an heuet ende sine urucht ende sine blade ne wari niet van dommen rade die dit siet ende niet verstaet ofti wilde weten gots raet 13530nu laten wijs hem ghebruken dan ende danken hem dat hi ons jan sire ghiften die hi ons gheuet want hi altoes gnoech heuet hier laten wi dese tale staen 13535ende willen tonser matieren vaen [terst in A der na in B na dordine van a b c] |
Specerijbomen.1. Inleiding. Algemeen is het bekend 13505 dat in het land van de Oriënt in Egypte en in Syrië in Medië en in Turkije en voornamelijk in het land van Indië dat het paradijs is nabij 13510 met de beste bomen in het algemeen het beste kruid en de beste edelstenen. Niemand zou wezen dan zo zot dat hij dit houdt voor spot omdat in ons land 13515 deze bomen niet zijn bekend dat daarom geveinst mag wezen want wij dichten wat wij lezen. Maar elk hoort naar de medicijn en elk beproeft het in zijn hart. 13520 Dat niemand doorgronden kan hoe dat God onze Heer dan van een scheut, nu merk en mik dat men uit de aarde trekt de stronk zijn twijgen afgeeft 13525 en waar hij zijn bloesems aan heeft en zijn vrucht en zijn bladen. Was hij niet van domme raad die dit ziet en niet verstaat of hij wilde weten Gods raad? 13530 Nu laten wij het gebruiken dan en danken hem dat Hij gunde aan ons zijn giften, die Hij ons geeft want Hij altijd genoeg heeft. Hier laten wij deze taal staan 13535 en willen met onze materie aanvangen. Het eerst in A, daar na in B, naar ordening van het a, b, c. |
Arbor ade, dat is bekend. Zie Megenberg.
Aloes als isidorus seghet es .i. boem die te wassene pleget 13540jn arabien in endi van soeter roke so es hi nochtan scriuet iacob van vitri dat niemen inde werelt si die noint quam al dar hi sach 13545sulken boem in eneghen dach mar hare telghen horen wi callen comen van berghen gheuallen dar aloes die bome staen ende niemene macher toe gaen 13550also alse af steket de wint entie vamen ende vint met netten dats de maniere te babilonien in de riuiere hier af segghen sulke wise 13555dat comet huten paradise biden riuieren diere ute loepen dus leerment kennen ende coepen dat swart es ende rikende wel bitter ende niet alte fel 13560bruun root ende niet alte swart ende onder de tande niet alte hart ende alsment cuet dat die roke alte hant die hersinen stoke den houede esset goet oric ghewaghen 13565ende dar toe der cranker maghen der leueren enter herten mede enter menegher siechede menstrua die onderbliuen elptet porren wel den wiuen 13570wijn ghesoden met aloes segmen dats al desen goet es die doom vanden wine dus ghesoden quitet die hersinen van noden entie van couteden es in ombaten 13575ontfa dit in sine nasegaten |
2. Aloë, zoals Isidorus zegt, is een boom die te groeien pleegt 13540 in Arabië en India. Van zoete reuk zo is het, nochtans schrijft Jacob van Vitry dat er niemand in de wereld is die ooit kwam al waar hij zag 13545 zulke bomen in enige dag. Maar haar twijgen, horen wij roepen, komen van bergen gevallen daar Aloë die bomen staan. En niemand mag er naar toe gaan 13550 alzo als ze afsteekt de wind en die men vangt en vindt met netten, dat is de manier, te Babylonië in de rivier. Hiervan zeggen sommige wijzen 13555 dat het komt uit het paradijs bij de rivieren die eruit lopen dus leert men het kennen en kopen. Dat zwarte is en ruikt goed bitter en niet al te fel. 13560 Bruin/rood en niet al te zwart en onder de tanden niet al te hard en als men het kauwt, dat de reuk gelijk de hersenen bestookt. Voor het hoofd is het goed, hoor ik gewagen, 13565 en daartoe voor de zwakke magen de lever en het hart mede en voor menige ziekte, menstruatie die weg blijven helpt het gaan wel de wijven. 13570 Wijn gekookt met Aloë zegt men dat al deze goed is. De droesem van de wijn aldus gekookt bevrijdt de hersenen van de noden en die van koudheden zijn aangedaan 13575ontvangt dit in zijn neusgaten. |
Aquilaria agallocho, Roxb. (Aloexylum agallochum, Lour.) adelaarshout, is afkomstig uit de Himalaya, Cochin China, Malaya en N. India.
Dit is een grote boom van 20-30m hoog met een stamomvang van drie en een halve meter.
De boom heeft puntige, lancetvormige bladeren en okselstandige bloemschermen.
Gebruik.
Het hout is wit, zeer licht en poreus en bevat in de donkere aderen een hoog geprezen parfum, de aggaer of oeggor van de oosterlingen.
Het adelaarshout wordt langzamerhand zwart en heeft een aangename geur. Het hout bevat echter weinig welriekende harsen. Men snijdt daartoe de harsvrije delen weg of begraaft de stam in de aarde waarna de hars, na verrotting van het hout, achterblijft. Dit wordt gebrand als een parfum in de tempels. Numeri 24: 6, ‘als valleien breiden zij zich uit; als tuinen aan een rivier, als aloë’s die de Heer plantte’ Psalm 45: 9, ‘mirre, aloë en kassia zijn al uw klederen’ Spreuken 7: 17 ‘Ik heb mijn leger besprenkeld met mirre, aloë en kaneel.
Hooglied 4: 14 ‘Nardus en saffraan, kalmoes en kaneel, mirre en aloë’. De aloë’s van het Oude Testament worden door de meeste autoriteiten als verschillend gezien dan die van het N. T.
In de Bijbel, Numeri 24: 6, komt het woord ahalim of ahaloth voor, dat door Bileam met de cederen genoemd werd als een beeld van een uitnemende woonplaats die een heerlijk land in bezitting zou hebben. Naar de tuinen aan de rivierzijde wordt hier mogelijk een land bedoeld in W. Azië. Mogelijk naar Num. , wordt aangenomen dat de Heer hier wel een zeer bijzondere Alo plantte en mogelijk Aquilaria agallocha, Roxb. Hetzelfde woord komt voor in de andere teksten en met vreugdeolie wordt hier ook wel op de zoet ruikende Aquilaria gedoeld en niet op de bittere Alo.
Deze boom groeit niet in Syrië of Palestina. Moffat noemt een eik en is mogelijk het meest correcte woord omdat deze plaats een bladige en stevige boom suggereert die inlands was dan een onbekende die ze alleen kenden vanwege import. Door andere wordt verondersteld dat het sandaalhout is, Santalum album die uit India komt.
Etymologie.
Aquilaria van aquila: een adelaar, in Malakka wordt de boom dan ook adelaarshout genoemd. Duits Adlerholz en Lign aloe, ook Paradiesholz, Engels agila wood en eagle wood of Malacca, uggur oil plant. Maar de Portugezen hebben het gewas zo genoemd omdat zijn Indische naam, agil, wel wat op aquila (adelaar) lijkt.
Het woord agallocha komt in oud-Engels voor als aluwe in de tweede helft 14de eeuw, dit van Latijn alo en dat van Grieks alo en dat van Hebreeuws ahaloth wat ook voorkomt in Sanskriet agaru: het hout. Vandaar dat twee soorten namen zijn, de ene is verbonden met agal of agil, namelijk adelaarshout, arendsboom, agelhout, agal en naar zijn gebruik wierookhout. De tweede met alo, lignum aloë’s , aloë, lignum linaloes of boomaloë.
Zie nr .2 van geneeskrachtige kruiden.
Armonium wasset in armenien alse plinius ende isidorus lien een boemkin cleene als men ghewaghet dat saets arde vele draghet 13580het rieket na canels nature ende het doet slapen wel ter cure een deser maniere hetet cardemome langher ghesadet dan amome ende dar mense vindet groene ende vet 13585ende met scarpheden beset ende hare noode latet wriuen wilmen houer best bescriuen ende een deel riekende na dat soete es der cranker maghen boete 13590ende doet mede wel verduwen enten quaden mont vernuwen |
3. Cardamomum groeit in Armenia, zoals Plinius en Isidorus vertellen. Een boompje klein, zoals men gewaagt, het zaad aardig veel draagt. 13580 Het ruikt naar kaneel natuur en het laat goed slapen ter keur. Een van deze soorten heet kardemom langere zaden dan amomum en waar men ze vindt groen en vet 13585 en met scherpheden bezet en zich moeilijk laat wrijven wil men voor de beste schrijven. En een deel ruikt naar het zoete is de zwakke maag genezing 13590 en doet het mede goed verteren en de kwade mond vernieuwen. |
Elettaria cardamomum, Maton.
Algemene kenmerken.
Kardemom is een kruidachtige plant met bladerrijke scheuten. Geeft kleine, lichtgroene bloemen, met een violette lip in het midden. Vervolgens komt de groene zaaddoos met de harde zaden die een sterke aromatische geur en smaak bezitten. De vrucht is rond en enigszins driehoekig, het fluweelachtige bekleedsel is er bij ons al afgewreven. De gehele vrucht is onder de naam cardamomum rondum in gebruik.
Werking.
Men gebruikt alleen de zaadjes die fijngestampt worden. Vaak zie je kardemonpoeder verkocht worden, meestal zijn hier de peulen mee vermalen wat het aroma verzwakt. Deze zaden waren in de oudheid als parfum en specerij zeer geschat. Kardemonkoffie, ԧahwah’is een symbool voor Arabische gastvrijheid. Het zou een verkoelende werking hebben op het lichaam. Verder kwam het voor in gebak, vleeswaren en werd gebruikt om de dranklucht te verdrijven. Kardemon heeft een zacht regulerende werking op de spijsvertering. Olie ervan werd gebruikt om de onaangename medicijnen een aangename geur te geven, zo ook in parfums en sigaretten.
Etymologie.
Elettaria is de inlandse naam in India. De naam is gevormd uit het Hindoe elaich. De Grieken noemden de mindere amomon en de betere kardamomom. Het woord is ontleend van kardia, 'het hart’en damao, ‘Temperen’ c ardamomum, de naam voor het kruid die het hart sterkt en de nieren. De Perzen gebruikten het veel zodat de Grieken hen spottend cardamon-eters’ noemden. Kardamom, Duitse Kardamonpflanze en Engelse cardamomum.
Borax alst platearius kent es .i. boem van orient die inden zomer een saet hute gheuet 13595datmen wert in fisike heuet ende es erande gomme ende uerdroghet al omme ende omme omtrent den tronke dit dat beste es art ende wit 13600borax met onege gheminget dats waer maket des menschen anschijn claer ende es nuttelic ende goet hem dien de ronghe wee doot |
4. Borax, zoals Platearius het kent, is een boom van de Oriënt die in de sap een zaad uit geeft 13595 dat waarde in geneeskunst heeft. En is een soort gom en verdroogt al geheel omtrent de stronk dit. De beste is hard en wit. 13600 Borax met honing gemengd, dat is waar, maakt de mensen aanschijn helder en is nuttig en goed hem die de tong wee doet. |
Borax, een natriumtetrabonaat, komt in de natuur voor in het water van enige meren in de sneeuwgebieden van India, China en Perzië. Door verdamping komt het in kristallen die soms kleurloos, soms ook geel of groenachtig zijn en steeds met een aardachtige korst bedekt die vettig aanvoelt en een zeepachtige reuk heeft. Het raffineren van de ruwe borax was een lange tijd het geheim van de mensen uit Venetië. Het wordt voor het verglazen gebruikt, vernis en zuiveren en ontsmetten.
Balsamus als seit solijn 13605ende menech meester fijn es dedelste boem diemen weet jnt hende van endi dart es heet leesemen in alexanders geeste datmen vindet dalre meeste 13610wilen vantmen dien bom also jn engaddi in ierico jndes coninx salemons tiden danen wart hi ghenomen siden jn egipten wasset hi nu scone 13615jnt plein neuen babilone nune mach niemen dar balsamen gewinnen dan die kerstine als wijt kinnen wants ets gheprouet te vele stonden als hem sarrasine onderwonden 13620datter gheene vrucht hute wilde comen doch sijn si heeren vander bomen jnt fel dar dese bome staen sijn .vi. fonteinen sonder waen jn deene segmen dat marie 13625jhesus moeder de maghet vrie bade haren lieuen sone dese fonteinen sijn ghewone dat plein te benettene dar staen die balsia bome sonder waen 13630nieweren sonder dar alleene draghet de boem groot no cleene den wingarde geliket thout al hute entie blade gheliken der rute mar witter sijn si met allen 13635entie nemmerme ne uallen aldus moetmen de balseme ontfaen die hutien houte sal gaen een glasijn mes ofte van steene dar mede makemen ene wonde clene 13640jnde scurtse ende men ontfaet dat sap datter hute gaet onder in glasijn vat wart soe datmen snede dat met isere tgat soude verdroghen 13645want de boem ne caent gedoghen xibalsamum heetet dat hout dat saet vandes bomes ghewout hetet carpobalsamum entatter ut rinnet datmen ouer balseme kinnet 13650hetet opobalsamum bi namen dese valschemen ende doet tesamen olie der toe ciprijn dus prouemen often si vrai sijn besmet soe gheen wllin cleet 13655gheualscede besmet gheret dorghinghe es soe bekent men orbartse int sacrament |
5. Balsamus, zoals zegt Solinus 13605 en menig meester goed, is de edelste boom die men weet. In het einde van Indië, daar is het heet, leest men in Alexanders verhalen, daar men vindt de allermeeste. 13610 Wijlen vond men die boom alzo in Engaddi in Jericho in Konings Salomon tijden vandaar werd het genomen sinds. In Egypte groeit hij nu mooi 13615 in de vlakte naast Babylon. Nu kan niemand daar balsem winnen dan de Christen, zoals wij het kennen, want het is geprobeerd in vele keren als het de Saracenen verwonden 13620 dat er geen vrucht uit wil komen doch zijn ze heer van de bomen. In het veld waar deze bomen staan zijn zes fonteinen zonder waan In de ene zegt men dat Maria 13625 Jezus moeder, de Maagd vrij, baadde haar lieve zoon. Deze fonteinen zijn gewoon dat veld te benatten waar ze staan de balsembomen, zonder waan. 13630 Nergens, uitgezonderd daar alleen draagt de boom niet groot of klein. De wijngaard gelijkt het hout geheel en de bladen gelijken de wijnruit maar witter zijn ze met zijn allen 13635 en nimmer laten ze die vallen. Aldus moet men de balsem ontvangen dat uit het hout zal gaan een glazen mes of van steen daarmee maakt men een wondje klein 13640 in de schors en men ontvangt het sap dat er uit gaat onder in een glazen vat. Was het zo dat men het snede dat met ijzeren het gat zou verdrogen 13645want de boom kan dat niet gedogen. Xilobalsanum heet het hout. Dat zaad van de boom kracht heet Carpobalsamum en dat er uit rent dat men als balsem kent. 13650 Het heet Opobalsamum bij naam deze vervalst men en doet dat tezamen olie daarbij van cipres. Dus beproeft men, of ze er vrij van zijn besmet ze geen wollen kleed 13655 vervalste besmet het direct wat er doorging is zo bekend men gebruikt het in het sacrament. |
Commiphora opobalsamum, Engl. (Amyris gileadensis, Balsamodendron gileadense, Kunth. Balsamodendron opobalsamum) is de balsemboom.
Een veel vertakte stijve, vertakte altijd groene struik/boom die 5‑6m groot kan worden. Driebladig, de deelblaadjes zijn klein, ovaal en gaaf en zeer geurend. De struik wordt als een druiventak geleid en gekweekt.
Werking.
De gom wordt in de zomer verzameld als het bloedheet is. Met een scherp voorwerp worden er in de hogere delen van de stam insnijdingen gemaakt. De druppelende hars werd in doeken opgevangen of eraf gekrabd waarbij er zorgvuldig op gelet moet worden dat geen ijzer de bast van de heilige boom verwondde, dat zou de goden boos maken. Men snijdt de takken met een scherpe steen of scherp been. Die het met ijzer snijdt, versnijdt gelijk zijn krachten en zijn natuur. Ook moet de balsem altijd getild worden door een christen, anders zou het niet werken.
Jeremia 8: 22 ‘Is er geen balsem in Gilead, of is daar geen heelmeester?’ 6: 11, ‘Trek op naar Gilead en haal balsem, o jonkvrouw, dochter van Egypte, tevergeefs neemt gij veel geneesmiddelen, voor u is er geen genezing,’. 51: 8 ‘Haalt balsem voor zijn pijn, misschien is het te genezen’ Men geloofde dat deze balsem zo krachtig was, dat als je er een vinger mee insmeerde hij door vuur kon gaan zonder pijn te lijden. Vandaar het gezegde: ‘Is er geen balsem in Gilead? ’in de betekenis dat er geen heling voor de zieken is.
De boom is afkomstig uit Z. Arabië, Ethiopië en Jemen. De Joden geloven dat de struik geplant was door Salomon. Naar deze historie zouden de eerste planten gebracht zijn door de Koningin van Sheba. Jonge plantjes zouden geplant zijn op de vlakte van Jericho, waar het een van de schatten van het land werden. Boven de Doode Zee, bij de berg Engaddi lag de Hortus Balsami. Er is in ieder geval geen twijfel aan dat er lang geleden balsembomen te Jericho gegroeid zijn. Het gewas zou mogelijk al in Alexander de Groottes tijd al in Palestina en het Jordaandal gecultiveerd zijn geweest. ‘De echte Balsem komt uit gelukkig Arabië, gelijk de Griekse historieschrijvers Pausanius en Diodorus Siculus getuigen en van daar is hij in Joden‑land’De vraag is alleen of ze geplant waren in Salomons tijd. Theophrastus wist vaag dat ze groeiden in een vallei te Syrië en vertelde dat er maar twee parken waren waar ze voorkwamen.
In de tijd van Herodotus de Grote bracht Cleopatra uit jaloersheid tegen Herodotus deze tuin over naar het Egyptische Babylon met toestemming van Antonius. Zo’n bosje zou het tot de 17de eeuw overleven bij de bron van Matarya, niet ver van Cairo. Deze bron is beroemd om zijn oude Sycomore waaronder de heilige familie geschuild zou hebben. De echter mekkabalsam schijnt uitgeroeid te zijn. Maar Engelse botanisten dachten dat ze onder deze oude Sycomore bij Materea noch enkele gezien hadden.
Etymologie.
Commiphora: Grieks kommi, van Egyptisch kami: gom (oud-Egyptisch kmj.t) phora: dragen Balsam von Gilead of Jericho, Midden-Hoogduits Balsam, Engelse balm of Gilead tree, uit Latijn balsamum, uit Grieks balsamon, uit een Semitisch woord, vergelijk Arabisch basam.
Bjnamomum als isidorus seghet ende plinius es .i. boem die pleghet 13660jn ethiopen uele te stane vi. voete hoghe alsic wane van bruunre scorsen van oute cleene eist grof sone heuetet werde neghene het wast met hitten ende met droghen 13665want het ne can gheen rein ghedoghen eist niewe ende ment breket ontwee werptet enen roec hute min no me met stuuinghen inder ghebare ghelijc als oft .i. mestkin ware 13670die caneele der mede tetene pleghet platearius die seghet dat heuet groot ghewoud hersinen maghen die sijn vercoudt oec maket goeden appetijt 13675eist datment in somertijt sijn puluer werpet up de spise goeden mont ende van goeder wise maket hem dient dicken cuhet want het quaden adem verduwet 13680jeghen quaet tantulesch mede salment wriuen dar ter stede met couden watre erst so dat bloet dan es ghepuluert canele goet jn waremen wijn ende dar ter stont 13685der mede wel ghewreuen de mont jeghen sincopin ieghen ert vanc salmen dit pulueren ghemanc ende gheroffels nagle ghewreuen salmen in fisike gheuen |
6. Cinnamomum zoals Isidorus zegt en Plinius, is een boom die pleegt 13660 in Ethiopië veel te staan . Honderd tachtig cm hoog, zoals ik waan. Van bruine schors, van hout klein is het grof dan heeft het waarde geen. Het groeit met hitte en met droogte 13665 want het kan geen regen gedogen. Als het nieuw is en men breekt het in stukken werpt het een rook uit, min of meer, met stof in die gebaren gelijk alsof het een mist was. 13670 De kaneel waarmee men te eten pleegt, Platearius die zegt het, dat heeft groot geweld hersens en magen die zijn verkouden ook maakt het goede appetijt. 13675 Is het dat men in zomertijd zijn poeder werpt op de spijze goede mond en van goede wijze maakt het hem die het vaak kauwt omdat het kwade adem verteert. 13680 Tegen kwaad tandvlees mede zal men het wrijven daar ter plaatse met koud water zodat het bloedt dan is gepoederde kaneel goed. In warme wijn en daar terstond 13685 daarmee goed gewreven de mond tegen in onmacht gaan en tegen hartaanval zal men dit verpoederen mengen. Met kruidnagels gewreven zal men als geneesmiddel geven. |
Cinnamomum zeylanicum, Breyn. (Cinnamomum verum; de echte). (uit Ceylon, nu Sri Lanka)
Algemene kenmerken.
Kaneel is een altijdgroene en ruige boom van zes tot tien meter hoog met een sterk vertakte stam. De bladeren zijn leerachtig, eivormig tot langwerpig en staan tegenover elkaar. De bloemen zijn klein en ruiken onaangenaam. De vruchten ruiken naar terpentijn.
Werking.
Kaneel is afkomstig uit de binnenbast van de scheuten en takken. Die bast pelt gemakkelijk af waarna de kaneelstrips rond een dunne stok worden gewonden en de buitenbast verwijderd wordt. Een bekend kaneelgerecht is kandeel, het traditionele drankje voor kraamvrouwen en hun bezoek. Kandeel is een mengsel van kaneel, wijn, suiker, melk en een eierdooier
In Bijbelse tijden werd het gebruikt voor de bereiding van wierook, heilige olie, medicijnen en parfum (Spreuken 7:17) In de zinnebeeldige woning der wijsheid is het de liefelijke kaneel die haar vervult, Eccl. 24, 20 In de Apocalyps is de kostbare kaneel een voorwerp van weelde bij de verwoesting van Babylon. Vanwege zijn welriekendheid werd kaneel gebruikt als een soort parfum om lichaamsgeurtjes weg te werken.
Etymologie.
Cinnamomum De naam cin-(n)-amomon kan als volgt verklaard worden; vanuit het Griekse kinein, ‘inrollen’ a, ‘zonder’ en momon, ‘heil’ f Ԧout’ bijgevolg een plant zonder fout, een edel gewas dat zich heeft ineengerold, waarmee op de bastrolletjes zou zijn gedoeld.
In Chinees betekent quilin, (guangxi) ‘kaneelbomenwoud’, dit is een stad aan de rivier de Lijiang. Uit Maleis kayu, ‘hout’en manis, ‘zoet’ komt kayu-manis dat over Hebreeuws (Phoenisch, Ex. 30:23 en andere plaatsen) qinnamon via Grieks tot Latijn cinnamum, midden-Latijn cinnamomum kwam, via Frans cinnamome werd het in Engelse cinnamon. Uit midden-Latijn cinnamomum ontstond oud-Hoogduits Ainamin en het midden Hoogduitse Zinemin zodat het nu Zimt is.
Kaneel, in midden-Nederlands was het canele, dit stamt uit Frans cannelle, wat weer stamt uit midden-Latijn cannella, dit uit Latijnse canna, ‘riet’ (stengel) en is zo genoemd naar de vorm (pijpjes) van de gedroogde schors.
13690Cassealignea alse plinius seghet es.i. boem die te wassene pleget jn arabia sine louer sijn gheuarewet alse purperijn ghescepen alst ienouer blat 13695.viij. uoete hoghe wi lesen dat van driemanieren es sine scortse gedaen beneden wit doemen verstaen midden root ende swart bouen dat swarte es dat meesters louen 13700ende datter root es: es goet bediedet mar dat witte no doech niet datter best es dats swaer platearius seit voer waer dat ieghen coude reume es goet 13705enter leueren enter longren doet enter couder maghe die sijn vercout dien elptet met sire ghewoud dan salment in wine sieden ende also gheuen sieken lieden |
7. 13690 Cassia ligna, zoals Plinius zegt, is een boom die te groeien pleegt in Arabië. Zijn bladeren zijn geverfd als purper, geschapen als het jeneverblad. 13695 Acht voeten hoog, wij lezen dat. Van drie manieren is zijn schors gedaan beneden wit, doet men verstaan. in het midden rood en zwart boven. Dat zwarte is dat de meesters loven 13700 en dat rood is wordt goed verklaard, maar die witte deugt niet. Dat het beste is, dat is zwaar. Platearius zegt voor waar tegen koude reuma is het goed 13705 en ter lever en longen doet en voor de koude maag die zijn verkouden. die helpt het met zijn geweld dan zal men het in wijn koken en alzo geven zieke lieden. |
Cinnamomum cassia, Blume. (Cassia) (=C. aromaticum) de zogenaamde cassia bast van de handel is van verschillende bomen afkomstig die tot dit geslacht behoren. Ze zijn allen afkomstig in de O. Indische Archipel, Z. China en O. Himalaya.
De Oost-Indische cassia bast wordt geoogst van de in het wild groeiende bomen, terwijl de echte verkregen wordt van C. cassia, Bl. die in Z. China gekweekt wordt. De waarde van de echte, de Cochin-China- of Anamkaneel, is veel hoger dan van alle andere en wordt door de Chinezen, wegens vermeende of werkelijke eigenschappen, tegen goud opgewogen. Cassia is een groter wordende boom dan de kaneelboom en kan tot 15m komen met een stamomtrek van 1,5m.
Knoppen van cassia worden wel gebruikt in laats van kruidnagels voor het bereiden van tafelgerechten. Door de takken en bladeren te stomen wordt er een minder soort kaneelolie uit gewonnen. De cassiaolie komt van dezelfde plant maar dan van de onrijpe vruchten.
Etymologie.
Hoewel sommigen beweren dat misschien kaneel bedoeld is, is zulks niet waarschijnlijk omdat de Arabische en Perzische naam darachine, dara is hout en chini is Chinees, duidelijk op de afkomst van Cassia wijst.
Engelse Chinese Cinnamon-tree, in Duits, als grotere soort, Holzkassie, chinesischer of englischer Zimmt, Zimmtkassie.
Het woord cassia mag afgeleid zijn van het Chinese kwei‑shi kuei of kwei, wat kaneeltak betekent. Kwei werd al genoemd in 4de eeuw v. Chr. door Tise Ssoe, hoewel, omdat de cassia nooit wild in China heeft gegroeid, is dit waarschijnlijk fout.
De specerij groeit wild in Assam, het deel van India dat ten noorden van Bangladesh ligt en het is vrijwel zeker dat het China binnenkwam vanuit die hoek.
Cassia moet al wel 216 v. Chr. een belangrijke specerij zijn geweest in China. Toen werd de provincie Kleilin gesticht, wat cassia-woud betekent. De naam van de rivier de Kwei wordt vertaald met cassiarivier. De mensen van Assam zijn bekend als Khasi en tot aan deze tijd worden de bergen Khasi Hills genoemd. Waarschijnlijk gaf deze specerij aan de oude handelspost van de zijderoute, Kashgar, zijn naam en tevens aan de N. Indische stad Kashmir.
13710Cassiana na dat ict weet es .i. boem droghe ende heet ende wast best in broeken lant sine urucht es cleene alsict vant ghelijc den ienueuerkine 13715goet sijn si ter medicine beede die urucht entie blade die dese wel sieden dade met starken wine dats bescreuen jeghen de iucht eist goet ghegheuen 13720die vander iucht alte male die sine tale ontfallen ware wart dat hi die groene blade selue onder sine tonghe dade joft puluer vanden droghen bladen 13725hi soude thant spreken bi staden dit moesti doen als wijt kinnen alst heuel ware in sijn beghinnen |
8. 13710 Cassiana, naar dat ik weet, is een boom droog en heet en groeit het best in moeras land. Zijn vrucht is klein, zoals ik het vond, gelijk de jenever. 13715 Goed zijn ze als medicijn beide de vrucht en de bladen die deze goed koken deed met sterke wijn, dat is beschreven, tegen de jicht is het goed gegeven. 13720 Die van der jicht helemaal van zijn taal ontvallen was was het dat hij de groene bladen zelf onder zijn tong deed of poeder van de droge bladen 13725 hij zou gelijk spreken bij pozen dat moest hij doen, zoals wij het kennen als het euvel was in zijn begin. |
? Cassia senna, Auct. (omgekeerd eirond)
Algemene kenmerken.
Cassia is een eenjarige en ruime halve meter hoge plant met gedoornde bladeren. De gele bloemen komen in juni. Dit plantje is afkomstig uit Egypte.
Werking
‘Folia sennae’ de bladeren van meerdere Cassia soorten, leveren de cassia van de handel. Ze zijn helgroen en bezitten een speciale geur, zwakzoet met een iets bittere smaak. Men gebruikt het als afvoerend middel die bij vele personen lichaamsklachten veroorzaakt, daarom werd het met wijn ingegeven. ‘De sene bladeren zijn wat bitterachtig van smaak en afvegende van krachten.'
Etymologie.
Cassia, zie vorig hoofdstuk.
Het Arabische sana of sena, is in de uitspraak sene in Europese spraken gekomen.
Cassia fistula es .i. boem die pleghet alse ons platearius seghet 13730 te wassene int lant van orient ets van naturen goet bekent sine urucht es lanc alsoe es ripe ende es alst ware in ene pipe dat saet dat in sinen marghe leghet 13735dier esser alsemen voer war seghet meer dan .xl.in ene pipe swart ende groene sijn best de ripe sijn march der of dats bequame want het ontslutet den lachame 13740ets goet ieghen der herte mede ende in de starte ontfanghen mede ende weder hute laten gaen suuert de sweren diere in staen |
9. Cassia fistula is een boom die pleegt, zoals ons Platearius zegt, 13730 te groeien in het land van Oriënt. Het is van naturen goed bekend. Zijn vrucht is lang als het is rijp en is als het ware een pijp dat zaad dat in zijn merg ligt 13735 die zijn er, zoals men voor waar zegt, meer dan veertig in een pijp. Zwart en groen, zijn het best de rijpe zijn merg daarvan dat is bekwaam want het opent het lichaam. 13740 Het is goed tegen het hart mede en in de strot ontvangen mede om weer uit te laten gaan zuivert de zweren die er in staan. |
Cassia fistula, L.
Algemene kenmerken.
De trommelstok is een dikke, kromme boom van 15-20m hoog. De bladeren zijn een 45 cm lang en bezet met zeven tot twintig eivormige deelblaadjes. Een boom die in maart en mei bijzonder fraai behangen is met zestig centimeter lange, gele en welriekende bloemtrossen.
Werking.
De bloem wordt gevolgd door lange rolronde peulen, de trommelstokken, vruchten die met een zoet moes gevuld zijn. Men pleegt de trommelstokken uit de hand te eten en daarna wat te eten of te drinken, op die wijze ondervind je de minste walging. De trommelstok wordt gebruikt als purgeermiddel, het is de purgerende cassia. Dit zou ook goed werken op de nieren. In de apotheek werd het gebruikt als een zacht laxerende likkepot. De naam oudemannetjesdrop herinnert aan het veelvuldig gebruik dat van de pijpcassia werd gemaakt om bij oude lieden de ongemakken van bezwaarlijke spijsvertering tegen te gaan.
Etymologie.
Cassia is afgeleid van het Griekse kassia, ‘geurende bast’ .Cassia werd vroeger met kaneel verward en in dezelfde familie geplaatst. Engelse purging cassia en Duitse Purgierkassie.
Fistula betekent ‘pijpvormig’ de vruchtvorm.
Calamus aromaticus 13745alse ons scriuet isidorus es erande scone riet datmen int lant van endi siet wel riekende van soeter saken ende een deel tangher van smaken 13750platearius die seghet dathet te ghenese pleghet die maghe van couden doene ende het gheneset torsioene ende ieghen der darmen wint 13755so nemet tsap dat merre af vint met alsenen sape ende met wine om te ghenesene de pine om de macht oec mede te vernuwene entie maghe mede te verduwene 13760men neme hier af puluer een deel ende der toe ghepuluert caneel dat maket dat verduen stranc ende verdriuet den starken ertvanc |
10. Calamus aromaticus,13745 als ons schrijft Isidorus, is een soort schoon riet dat men in het land van Indië ziet. Goed ruikende en van zoete zaken en een deel zuur van smaken. 13750 Platearius die zegt het dat het te genezen pleegt de maag van koude doen en het geneest de krampen in de maag en tegen de darmen wind. 13755 Zo neem het sap dat men ervan vindt met alsemsap en met wijn om te genezen de pijn om de macht ook mede te vernieuwen en de maag mede te verteren. 13760 Men neemt hiervan poeder, een deel en daar toe gepoederd kaneel dat maak de vertering sterk en verdrijft de sterke hartaanval. |
Swertia cheyrata, Buc-Ham
Algemene kenmerken.
Dit is een kruidachtig lid van de gentiaanfamilie. Recht opgaande bladeren die stengelomvattend zijn, lancetvormige en drie tot vijfnervig. De plant wordt ongeveer een meter groot en groeit op de bergen van de gematigde Himalaya ’s .
Werking.
Onze kalmoes, Acorus calamus, is hier in een tijdsbestek van een paar honderd jaar gemeengoed geworden en is dus niet duur of bijzonder. De naam kalmoes is in het Hebreeuws keneh, of meer volledig keneh-bosem, ‘dat kruid, ‘of zoet riet’ betekent. In Exodus 30:23 wordt over de kalmoes gesproken als een ingrediënt voor de heilige zalfolie. In Salomons Hooglied 4:14 wordt het bezongen als een kostelijke vrucht. Dat het een dure specerij was blijkt wel uit Jes. 43:24:’Gij hebt mij voor zilver geen Kalmoes gekocht’. Uit deze teksten blijkt wel dat de kalmoes van verre gehaald moest worden. De hieruit onttrokken ingrediënten zijn kostbaar en worden slechts bij speciale gelegenheden gebruikt. Tenslotte kan nog gewezen worden op de tekst van Ez. 27:19: ‘Kassie en Kalmoes behoorden tot uw koopwaar’.
Mogelijk is de naam kalmoes in gebruik is geweest voor bepaalde geurende plantaardige stoffen met voorgemelde kwaliteiten en de naam een meer algemene naam is geweest. Volgens Roxburgh in zijn Flora Indica is de Calamus aromaticus geen palm, maar een oude naam voor Gentiana cheyrata Roxb. en de kalmus van de oudheid. Roxburgh vermeldt ook dat de Bengalezen het als opwekkend middel gebruikt wordt. Zijn koorts stillende kracht is in hoge achting bij de inlanders en Europeanen, de plant wordt gebruikt als vervanger van kinine. De stengels zijn zeer bitter en worden onder de naam van stipites chirayta in de handel gebracht. Het komt in werking overeen met de gele gentiaan.
Etymologie.
Swertia is zo genoemd naar een Hollands botanist, Emanuel Swert, een bollenkweker en auteur van ‘Florilegium.’ Door verwisseling van de geslachten heeft het al een paar maal een andere naam gekregen, onder andere Henricea pharmacearcha Lemaire. Cheryta is Hindoestaans voor een ‘Gentiaanplant’.
Colloquintida als platearius seghet 13765es ene urucht die.i. boem pleghet te draghene int lant van orient te iherusalem entar omtrent van sinen appelen bliuet .i. doot mar sijn saet heuet macht groot 13770alse ons platearius seghet die tantswere tebbene pleghet hi sal sieden dit saet in wine ende supent inden mont sine ende ne latent niet in wart gaen 13775ende gargariseren ende dwaen dar mede kele tant ende mont hi gheneset in curter stont |
11. Colocintida, zoals Platearius zegt, 13765 is een vrucht die een boom pleegt te dragen in het land van Oriënt te Jeruzalem en daar omtrent. Van zijn appelen blijf je dood, maar zijn zaad heeft een macht groot, 13770 zoals ons Platearius zegt. Die tandpijn te hebben plegen hij zal koken dit zaad in wijn en giet het in de mond van hem en laat het niet inwaarts gaan 13775 en gorgelen en wassen daarmee keel, tand en mond hij geneest in korte stond. |
Citrullus colocynthus, Schrad.
Algemene kenmerken.
De kolokwint is een taaie komkommerachtige met scherp behaarde stengels en vijfdelige behaarde bladeren. Geeft een gele vrucht met een dunne, breekbare schil. Hierbinnen bevindt zich week en zeer bitter, lichtkleurig vlees.
Werking.
De vrucht bevat een heftig purgerend en kristalliseerbaar bitterstof, het kolocynthin. Dit poeder, gemengd met Arabische gom, levert de zogenaamde ‘Trochisci Alhandel’ dat een werking heeft als Alo, maar dan scherper. 100 gram in een liter water doodt alle insecten door ze ermee in contact te brengen. De geroosterde zaden werden wel door de arme bevolking gegeten. De bittere vrucht werd met meel gemengd wat het eetbaar zou maken, hoewel nog bitter. De stof is giftig. ‘Zodat een sterk man, van een vierendeel lood met klysma ingegeven daaraan stierf en dood zijnde hem veel bloed van onderen afging.’. (2) Het is mogelijk de kolokwint van 1 Koningen 6:18. De vergiftigde vrucht van een wilde klimplant werd door de jonge profeten bij vergissing voor eetbare meloenen gehouden.
Etymologie.
Citrullus heeft zijn naam van de Griekse kitron, de ‘citroen’ De vruchten lijken op een sinaasappel of op andere Citrussoorten.
Kolokwint,
Engelse bitter apple en colocynth, Frans coloquinte en Duits Coloquintapfel komt van Latijn colocynthis, dit van Grieks kolokunthis.
Capparis es .i. boemkin cleene datmen stande vint imeene 13780jn poelien in orient te constantinople entar omtrent best sijn si die van orienten comen scortse blade wortelen bloemen hebben in medicine virtuut 13785alse ghedroghet es sine huut es soe buten ende binnen rood ghesoden in wine heuet soe macht groot te gheuene van euele urede der leueren enter longren mede 13790men sal nemen sine bloemen her si alte gadre hute comen ende begadense alsi sijn fijn beede in soute ende in aisijn so maken si appetijt ter cure 13795ende verduwen die humure die de maghe in den crop hout ende uerwarmense es soe cout |
12. Capparis, is een boompje klein dat men staande vindt algemeen 13780 in Apulië en in Oriënt te Constantinopel en daar omtrent. De beste zijn die van de Oriënt komen. Schors, bladen, wortels en bloemen hebben in medicijnen kracht. 13785 Als gedroogd is zijn huid is het van buiten en van binnen rood gekookt in wijn heeft zo’n macht groot te geven van euvels vrede de lever en de longen mede. 13790 Men zal nemen zijn bloemen voor ze geheel uit komen en begaat ze als ze zijn fijn beide in zout en in azijn. Dan maken ze appetijt ter keur 13795 en verdrijven de humeur die de maag in de krop houdt en verwarmen ze die is zo koud. |
Capparis sicula, Duham (Siciliaans)
Algemene kenmerken.
De kappertjes struik is soms een omhoog groeiende, gedoornde struik die tot anderhalve meter kan komen, maar meestal groeit de plant als een spreidende en warrige struik die de grond en rotsen bedekt. De prachtige grote bloemen, wit met opvallende paarse meeldraden, bloeien alleen gedurende de nacht, ze gaan dan helemaal open en verleppen bij zonsopgang.
Gebruik.
De harde, olijfgroene bloemknoppen worden geplukt voor het ontluiken en worden daarna ingelegd in een mengsel van zout en azijn. Het kappertje is een smaakmaker en vooral bestemd voor de ouderen als de eetlust minder wordt, de kapper kan hiertoe een stimulans zijn bijvoorbeeld in de vorm van een sausje. Het is een zinnebeeld van de ouderdom, ‘op de dag, dat men ook vreest voor de hoogte, er verschrikkingen op de weg zijn, de amandelboom bloeit, de sprinkhaan zich voortsleept en de kapperbes niet meer helpt; want de mens gaat naar zijn eeuwige huis en de rouwklagers gaan rond.’. Prediker 12:5/7. Hier wordt gesproken over de realiteit van ouder worden en het verloren gaan van de lust dat in de jeugd zo gewoon was. Smaak en appetijt zijn een van de eersten die de ouder wordende mens verlaten. Het verband van de ouderdom en de plant ligt hem in de aphrodiasische werking van de vrucht.
Etymologie.
Het Perzische woord kabar werd via Arabisch al-kabar over Grieks kapparis en in Latijn Capparis. Over oud-Frans capres kwam het in het Engels van de 15de eeuw als capres tot tegenwoordig caper. In vroeg Hoogduits verscheen het woord als gappern zodat het nu Kappren is en bij ons kappertjes, wel steeds meervoud.
Cubebe dats ene boem urucht van orienten van goeder lucht 13800seghet plinius dat soe den houede doet jeghen couden reume goet etende of riekende dar toe vp datment up die colen doe cubeben berne ende men dor bate 13805de roke ontfa in de nesegate men salse cuen inden mont langhe dat hare macht ten ersinen ganghe die van coutheden es onghedaen soe betert sine uarewe saen |
13. Cubebe, dat is een boomvrucht van Oriënt van goede lucht, 13800 zegt Plinius, dat ze het hoofd doet tegen koude reuma is het goed. Eten of ruiken daar toe opdat men het op de kolen doet kubeben branden en men door baten 13805 de rook ontvangt in de neusgaten. Men zal ze kauwen in de mond lang dat haar macht ten hersenen gaat die van koudheden zijn aangedaan zo verbetert zijn kleur gelijk. |
Piper cubeba, L. (Cubeba)
Algemene kenmerken.
Is afkomstig uit Maleisië. Het is een tot vijftien meter hoge klimmende heester met een twee centimeter dikke stengel.
Gebruik.
Kubeben ruiken en smaken doordringend kruidig kamferachtig, de vruchtwand smaakt wat bitter. Ze werken in kleine dosis net als peper en verwekken de appetijt en bevorderen de vertering, storen echter bij langdurig gebruik. Grotere dosis veroorzaakt overgeven en koortsachtige toestanden. Men gebruikt het extract en de vluchtige olie bij slaapwandelen. De staartpeper werd wel gebruikt in astmasigaretten.
Etymologie.
Zie voor de naam Piper hoofdstuk elf van het tweede deel.
Kubebenpeper en cubebs wordt het in het Engels genoemd, in het Duits Kubeben wat stamt uit het Arabisch kababa, dit uit het Perzisch kibabeh en dat tenslotte het Oost-Indisch cubeba, ‘braden’ een braadkruid.
13810 Dragantum ebben wi bekent es .i. boem van orient ene gumme der hute rinnet die de sonne droghet ende verwinnet dat beste es van witten pure 13815ende sulc es van rooder nature mar dat nes niet also goet dat het bi naturen doet verhitten ende vercoelen mede den mensche sine siechede 13820mar die de barst niet neuet goet sie dat hi van dragantum doet die twedeel entander aisijn dus eist diadragant fijn dits der barst medicine 13825ende nuttelic ieghen meneghe pine also danne es verdroghet want het dan sine macht wel toghet |
14. 13810 Dragagantum hebben wij bekend, is een boom van de Oriënt. Een gom die er uit rent die de zon droogt en wint. De beste is wit en puur 13815 en er zijn van rode natuur maar dat is niet altijd zo goed als dat het bij natuur doet. Verhit en verkoelt mede de mensen in hun ziekte. 13820 Maar die de borst niet heeft goed ziet dat hij het van dragantum doet twee delen en de ander azijn dan is het dyadragant fijn dit is voor de borst de medicijn 13825 en nuttig tegen menige pijn al zo dan het verdroogt want het dan zijn macht wel getuigt. |
Calamus draco, Willd. (draak) de drakenbloedpalm groeit op Java en Sumatra.
Levert het bruine en witte drakenriet. De stengels zijn zeer dun en altijd min of meer prikkelig en meestal klimmend.
Gebruik/Naam.
De vruchten zijn wat groter dan kersen en zijn bij rijpheid met een rode hars bedekt. Die harslaag is het sanguis draconis: drakenbloed, Duitse Drachenblut en Engels dragon’s blood. Op het vuur geworpen geeft het een aangename geur. Dit drakenbloed wordt als reukwerk gebruikt. De schilders maken daar een mooie rode verfstof van die op Florentijnse lak lijkt. In de apotheek wordt het drakenbloed verkocht als tandpoeder.
Calamus, Sanskriet kalamos: riet-pen, kalama: rijstsoort, Semitisch en Assyrisch kanu, Grieks kana en Latijn canna. (nog is de naam van een schrijfstift bij vele volkeren in de oost bekend als kalam.
Galbanum alst platearius kent es .i. boem van orient 13830dar hute loepet ene gomme die galbanum hetet dar omme het loepet hute bi somers ghewout ende werdet verhart dan ant hout gaet galbanum es pur ende wit 13835ende sweren doet hute breken dit die letargie doet slapen of dolen legghe galbanum up colen ende late de roke dor de bate slaen in die nasegate 13840 [sine roke doet serpente vlienende men purgert reume mettien] |
15. Galbanum, zoals Platearius het kent, is een boom van de Oriënt. 13830 Daar uit loopt een gom die galbanum heet daarom. Het loopt uit bij zomers geweld en wordt verhard dan aan het hout. Goede galbanum is puur en wit 13835 en zweren laat uitbreken dit. Die lethargie heeft, doet slapen of dolen leg galbanum op kolen en laat de rook, het is zijn baat slaan in zijn neusgaten. 13840 [zijn reuk laat serpenten vlieden men purgeert reuma meteen] |
Ferula galbaniflua, Boiss. & Buhse. (Galbanum vloeiend) (=Ferula gumosa) is een dik wortelend kruid met ingesneden bladeren. In het voorjaar loopt de plant al vroeg uit, waarbij het groene gewas verfrissend is als venkel. De bloemen verschijnen in groepen van 40‑50 in een scherm.
Gebruik.
Dit kruid groeit in Syrie, Perzie en het Heilige Land. De groenbruine gom wordt verzameld door de jonge scheuten een paar cm boven de grond af te snijden waardoor het melkachtige sap eruit vloeit wat spoedig verhardt. Deze geelachtige of bruine gom is tussen de vingers kneedbaar en ruikt sterk aromatisch. De geur is sterk balsemachtig en gebrand is de geur scherp en onaangenaam, maar niet zo erg als dat van asa foetida. Medisch werd het gebruikt onder de naam moederhars.
Etymologie.
Ferula. Plinius naam voor deze plant is mogelijk afgeleid van het werkwoord slaan, omdat de stengels mogelijk gebruikt werden als een plak. Een Engels gezegde is: ‘to be under the ferule,’ onder bewind van leraren of een roede van ferula. Ferula komt van de stam fer of ferire: smijten of snijden, van de Indo-Germaanse basis bher-, bhor of bherei: snijden, strijken of splijten. Of van ferendo omdat de stengels gebruikt werden om bomen te ondersteunen. In Singalees heet het perunkayan en in Sanskriet hingu.
Ferulasoorten leveren galbanum. Engelse galbanum plant, midden-Hoogduits Galbenkraut, -saft, Galigaen of Galigan, van Grieks khalbane, een Semitisch leenwoord. De gom zou in Ex. 30 :34 voorkomen, in het Hebreeuws chelbenah genoemd, en in de zinnebeeldige woning der wijsheid Eccl. 24: 15-21. Exodus 30: 34 ‘De Heer zei tot Mozes: Neem u welriekende stoffen: druipende hars, onyx en galbanum’.
Gariofilon seit platearis dat in endi .i. boem is vander grooter vindemense ghemeene 13845dat ienuerkene sijn cleene gheroffels nagle es sine urucht van grooter macht van groter lucht 121vdits de ualschede diemerre toe doet men neme gheroffels naglen goet 13850die van scarper smake sijn [ende breecse te puluere fijn dar doemen toe starc aisijn] ende dar toe wel riekenden wijn dan nemen naghele niewer toe goet 13855diemen in .i. cledekin doet ende men legse dar inne enen nacht dan so nemensi smake ende macht vandien dinghen sonder saghe ende gheduren .xxx. daghe 13860dit sijn naghele ualsch ende loes sonder doghet sijn si altoes die goede sijn den hersinen goet vp dat mense dicken rieken moet ende oec goet ieghen menisoen 13865salmense in fisike doen |
16. Caryophyllus, zegt Platearius, dat in Indië een boom is van die grootte vindt men ze algemeen. 13845 De besjes zijn klein. Kruidnagels is zijn vrucht van grote macht en van grote lucht. 121 Dit is de vervalsing die men ertoe doet men neemt kruidnagels goed 13850 die van scherpe smaak zijn [en breekt ze tot poeder fijn daar doet men toe sterke azijn] en daar toe wel riekende wijn dan neemt men kruidnagels nieuwe tot goed 13855 die men in een kleedje doet en men legt ze daarin een nacht dan zo nemen ze smaak en macht van die dingen zonder sage en gedurende dertig dagen. 13860 Dit zijn nagelen vals en loos zonder deugd zijn ze altijd. De goede zijn de hersenen goed opdat men ze veel ruiken moet en ook goed tegen buikloop 13865 zal men ze in ziekte doen. |
Caryophyllus aromaticus (geurend)
Algemene kenmerken.
De kruidnagel is een altijdgroene boom die tot twaalf meter hoog komt met een fraaie ronde kroon, maar meestal laat men het niet hoger worden dan vijf meter. De smalle, tegenoverstaande, elliptische bladeren zijn in jong stadium roze en bezitten doorschijnende olieklieren. Die olieklieren komen ook in andere delen voor en het rijkst in de bloemknoppen.
Werking.
De kruidnagel wordt gebruikt als specerij, in de parfumindustrie, likeur, artsenij en tegen tandpijn. Op het eind van de negentiende eeuw werd op Java de tabak gemengd met kruidnagels, wat een knetterend geluid maakte, ‘kretek’ werden die sigaretten genoemd. In India wordt de kruidnagel gebruikt om de betelpruim te kruiden. De olie werkt mild tezamen trekkend en wordt gebruikt in aromatische baden. Het bevat eugenol, de basissubstantie voor synthetische vanille.
Etymologie.
Caryophyllus is afgeleid van karyon, ԥen noot’ en phyllus, ԥen blad’ De naam werd verbasterd tot groffels. De kruid-nagel is de gedroogde, niet uitgelopen, spijkervormige bloemknop. Goede nagelen, moeten bij het indrukken van de nagel een olie laten zien. Ze zijn in verse toestand rood van kleur. Dit zijn de cloves van de handel. Dit woord komt van oud-Frans clou, ‘nagel’ naar de vorm van de middeleeuwse nagels. De specifieke naam caryophyllus is van deze boom naar de geurende anjer overgegaan. Duitse Gewurznelken en Engelse clove tree.
Galanga lesen wi dat si jnt lantscap van persi .v. iaer lesemen dat menne hout alse gheuarewet es sijn out 13870dat bruun root es art ende swaer ende scarp van smaken dats best dats waer men machse ualschen alse ghi uerstoet datmen gheroffelsnagle doet mar datmense met pepre vernuhet 13875galanghe doet dat spise verduwet der maghen eist remedie mede beede van winde ende van coutheden vp datmense met wine siedet wel ghepuluert ende anders niet 13880hare roke maket dersinen gesont ende soe maket wel smakenden mont luxurie wecket soe te somer stonden te wintre heuet soe meet ghesonden dan soe in den somer heuet 13885want soe te uele hitten gheuet |
17. Galanga lezen wij dat zij in het landschap van Perzië. Vijf jaar leest men dat je het bewaart als ze gekleurd zijn, zijn ze oud. 13870 Die bruin/rood is, hard en zwaar en scherp van smaak is de beste, dat is waar. Men mag ze vervalsen, zoals je het verstaat, zoals dat men bij kruidnagels doet maar dat men ze met peper vernieuwt. 13875 Galanga laat de spijs verteren de maag is het een remedie mede beide, van wind en van koudheden opdat men ze met wijn kookt goed verpoederd en anders niet. 13880 Haar reuk maakt de hersenen gezond en zo maakt een goed smakende mond. Wulpsheid wekt ze in de zomerstonden in de winter heeft het meer gezondheid dan ze in de zomer heeft 13885 omdat het dan te veel hitte geeft. |
Alpinia officinarum, Hance. (geneeskrachtig)
Algemene kenmerken.
De bloemen van de galigaan verschijnen voor het blad. Het kruid heeft een knolachtige en van witte kringen voorziene wortelstok die specerijachtig en prikkelend van smaak is.
Werking.
Op Java dient de wortelstok onder de naam ‘laus’ tot bereiden van pikante sausen. Dit middel werd eens gebruikt als een aromatisch opwekkend middel door de Arabieren en Grieken. De plant wordt in India als geurende stimulans gebruikt.
Etymologie.
Alpinia is zo genoemd naar Prosper Alpinius, een Italiaans botanist.
Galgant, de aan gember verwante plant, is in China inheems en heet daar kao-leung-keung of kao-liang-kiang, ԭilde gember in bezit van Kao’. Omstreeks 875 trad het in Arabië op en via de Perzische naam chalandschan brengen de Arabieren het naar Europa onder de naam khalanjan. Dat werd via midden-Grieks in midden-Latijn galanga, in het oud-Hoogduits werd het Galangan en Galegan en in midden-Hoogduits Galgan wat nu Galgant is geworden. Via midden-Latijn galanga kwam oud-Frans galingal en oud-Engels gallengar en zo werd het galingale.
Gummi arabicum es ene gomme jn arabien darmen omme die wille der omme groot gelt geuet want soe uele ghesonden gheuet 13890jn arabien staet .i. hout dar soe hute lopet met ghewout witte gomme dats de beste dicke roode dats de leste de middelste es bruun root 13895platearius scriuet hare macht groot want wie de tonghe heuet scarp ende quaet platearius gheuet hem raet dat hi gomme int water doe tote dat soe smeltet ende ondoe 13900die oec spuwet van cranceden sine tonghe wriue der mede men gheue hem ghepuluerde gomme een deel entar toe gepuluert caneel jeghen hoeste ende iegen droghen 13905can dese gomme hare macht toghen jn water met ghersten ghesoden ende oec eist goet te sinen nooden die de burst heuet verdroghet die van viere smerte doghet 13910puluer uan gummen maket hem verganc met witten van eieren ghemanc |
18. Gom Arabica is een gom in Arabië en daaromtrent die wel daarom groot geld geven omdat het zoveel gezondheid geeft 13890 In Arabië staat een hout waar het uit loopt met geweld witte gom, dat is de beste, dikke rode dat is de minste, de middelste is bruin/rood. 13895 Platearius schrijft haar macht is groot want wie de tong heeft scherp en kwaad. Platearius geeft hem raad dat hij gom in het water doet totdat het smelt en oplost. 13900 Die ook spuwt van zwakte zijn tong wrijft hij er mede men geeft hem gepoederde gom, een deel en daarbij gepoederde kaneel. Tegen hoest en tegen droogte 13905 kan deze gom haar macht getuigen in water met gerst gekookt en ook is het goed in zijn noden. Die de borst heeft verdroogd die van vuur pijnen heeft 13910 poeder van gom maakt dat het vergaat met het wit van eieren gemengd. |
Acacia arabica, Willd.
Algemene kenmerken.
De Arabische Acacia is een struik of boom met recht opgaande en gedoornde takken. De bladeren zijn dubbel geveerd. De gele bloemtrossen zijn okselstandig.
Werking.
De gom is bij normale temperaturen in wateroplosbaar en geeft zo een dikke kleverige substantie. Het werd medische gebruikt en was een bestanddeel van de tinte, een kleurmiddel. Verder werd de gom gebruikt voor likeurbereiding, het appreteren van zijde en kantwerk, de mindere soorten werden als kleef- of bindmiddel toegepast. De vervanger hier te lande was de sleedoorn, Prunus spinosa, L., die daarom wel Acacia nostra genoemd werd ofwel ‘Valse acacia’
Etymologie.
Acacia is de naam van meerdere stekelige bomen en struiken. Het woord is afgeleid van het Grieks voor stekel, ‘axe’(Latijn acer, acus en acutus) waarbij in het Grieks een verdubbeling van het woord optreedt om het begrip te versterken. De Acacia’s zijn vooral bekend geworden door de Arabische gommen die gewonnen worden uit de bast van verschillende soorten.
De naam Arabische heeft het te danken aan het feit dat de ten westen van de Nijl gevonden soort uitgevoerd werd via de Arabische havens.
De naam gom, Duits Gummi, komt van Latijn cummi dat met het Griekse kommi is afgeleid van oudEgyptisch kmj.t, (de klinkers zijn onbekend, van het land Kami ‘Egypte’)
Mirra alse isidorus seghet es .i. boem dies arabia pleghet v. cubitus hoghe als wijt horen 13915ende heuet meneghen scarpen doren nader oliuen es sijn blat mar scarp gedornet so es dat kersper esset ende ronder hute desen bome loepet sap onder 13920dat bitter es ende mede groene dat hute loepet sonder iet toe te doene ende dits beter vele tallen stonden dan dat vte lopet ter wonden werpmen de telgher hier of in viere 13925si sijn van so felre manieren dat si dicke maken sieke en si dat men storax rieke van desen bome blade ende bloemen doen den sieken vele vromen 13930ter sonnen moet ment droghen doen si sijn goet jeghen menison ende jeghen spuen ende jeghen bloetsocht nochtan es beter die vrucht dat mirtus heetet in latijn 13935oft tsap datter af mach sijn |
19. Mirre, zoals Isidorus zegt, is een boom die in Arabië pleegt te groeien twee en een halve meter hoog, zoals wij het horen, 13915 en heeft menige scherpe doren. Naar de olijf is zijn blad maar scherp gedoornd, zo is dat krullend is het en ronder. Uit deze boom loopt sap van onder 13920 dat bitter is en mede groen Dat er uit loopt zonder iets te doen en dit is beter veel te alle stonden dan dat er uit loop via wonden. Werpt men de twijgen hiervan in het vuur 13925 ze zijn van zo’n felle manieren dat ze veel maken zieken tenzij ze storax ruiken. Van deze bomen hun bladen en bloemen doen de zieken veel voordeel. 13930 In de zon moet men het drogen ze zijn goed tegen de buikloop. en tegen spuwen en tegen bloedzucht Nochtans is beter de vrucht die Myrtus heet in Latijn 13935 of het sap dat er af kan komen. |
Commiphora myrrha, Engl. en Commiphora kataf, Engl.
Algemene kenmerken.
Dit zijn grote, gedoornde struik of kleine bomen. De bladeren groeien in groepjes aan het hout. Alle twee vrijwel op elkaar gelijkende struiken groeien in vrijwel hetzelfde gebied, Arabië, Abessinië en de Somalkust van Afrika.
Werking.
Als de bast beschadigd of doorboord wordt verschijnt er een dikke gom uit de opening die spoedig verhardt en van een geelbruine of transparant uitziende kleur is. Mirre zet uit bij verwarming, zonder te smelten en geeft dan een aangename geur. Mirre smaakt bitter en is tezamen trekkend, werkt versterkend en menstruatie bevorderend. Verder wordt het gebruikt in wijn, mirrewijn, als parfum en zalf. In het Oude- en Nieuwe Testament wordt het vermeld, gebruikt bij de reiniging der vrouwen en het balsemen, zie Johannes 19:39. Mirre is naast wierook een van de oudst gebruikte middelen bij het roken. Het is een van de kostbare substanties die al duizenden jaren in religieuze ceremonies gebruikt wordt. Met zijn olie werden de priesters gewijd en droop van de baard van Aaron en zijn zoons toen ze tot leiders gekozen werden. Met haar gaven de Joden geur en heiligheid aan het tabernakel, de ark, de altaren, de bekers en andere heilig materiaal. Bij de kruisdood was de mirrewijn een zinnebeeld van de lijdenskelk, door de engel in de olijfhof aan de Zaligmaker gebracht. Symbolische is de wierook van mirre het zinnebeeld van gebed, de mirre hehars een symbool van bittere rouw.
Etymologie.
Commiphora komt van
Grieks kommi, dit van Egyptisch kami, ԧom’in oud Egyptisch was het kmj.t, (Kami, ‘Egypteտ) en phora, ‘dragen’ De klassieke schrijvers noemen Arabië als het land waar de gom uit afkomstig is, die zij murr noemen. In de Bijbel heet de gom mor, in Arabisch murr, dit werd in Latijn myrrha. Algemene naam.
Mastis alse isidorus seghet es .i. boem dies india pleghet hute dese bome uloiet ende gheet die dinc diemen mastix pleghet 13940wel riekende esset van varen root die van bleecheden heuet noot het maket hem tanschijn claer die scortse hier af dats waer ende honech ghesoden te samen 13945es goet den sieken lachamen het slutet den lachame ter cure hets goet ieghen quade humure die van hersinen te doolne poghen ten tanden wart enten hoghen 13950platearius die zeghet ende sulc dies hem te uolgene pleget [dat dit mastix dat ic hier noeme es der note muscaten bloeme ofte die slume dar si in leghet 13955recht alse die haselnote pleghet] tebbene ene slume van hare dit maxtix salmen ebben mare die een deel es bleec root ende in smaken scarp groot 13960men salse cuen ende in den mont houden ene lange stont entie lucht dan upwart sla so dat soe ten hersinen ga |
20. Mastiek, zoals Isidorus zegt, is een boom die in India pleegt te groeien. Uit deze boom vloeit en gaat dat ding die men mastiek noemt. 13940 goed ruikt het en van kleur rood. Die van bleekheid heeft nood het maakt hem het aanschijn helder. De schors hiervan, dat is waar, en honing gekookt tezamen 13945 is goed voor de zieke lichamen het sluit het lichaam ter keur. Het is goed tegen kwade humeuren die van uit de hersenen dalen pogen ter tanden waart en de ogen. 13950 Platearius die zegt het en zulke meer die hem te volgen plegen [dit mastiek, dat ik hier noem is de notenmuskaten bloem (=macis) of het slijm waar het in ligt 13955 net als die hazelnoot pleegt] te hebben een slijm aan zich. Dit mastiek zal men hebben maar die een deel is bleek rood en in smaak scherp groot. 13960 Men zal het kauwen en in de mond houden daar een lange stond en dat die lucht dan opwaarts slaat zodat het zo naar de hersenen gaat. |
Pistacia lentiscus, L. (‘het taaie, naar het buigzame, kleverige bestanddeel van de hars)
Algemene kenmerken.
De mastiekboom is een altijdgroene en spreidende struik van twee tot vijf meter hoog die soms als kleine boom groeit. Het blad is leerachtig, donkergroen en zit in paren van drie tot zes stuks. Kleine rode bloemen en op den duur zwarte vruchten.
Werking.
Vanouds is deze boom bekend vanwege zijn gom. Die wordt in augustus verkregen door insnijdingen in de bast te maken dat na twee, drie weken als verhard hars wordt gewonnen. Dit hars is bros, licht verpoederbaar met een zwak balsemachtige geur en smaak, het wordt door langzaam kauwen in de mond kneedbaar. De mastiek werd vooral gebruikt door de vrouwen als een soort kauwgom om hun adem te verbeteren. Het behoort tot dezelfde gebruiken als betelkauwen en het roken. Vroeger werd de mastiekgom gebruikt door tandartsen om gaten in kiezen te stoppen maar ook om er brood mee te zoeten. Er kan een likeur van bereid worden, de raki of mastichi die men met water gemengd drinkt en als medicijn gebruikt. Hier wordt het verwisseld met macis van de notenmuskaatboom, zie volgende artikel.
Etymologie.
Pistacia, de naam schijnt uit Perzische peshdad, pehlwi of peshdat te stammen, in Zedisch is het paradhata.
Mastik, Duits Mastich, Engels mastic en Frans lentisque. De naam mastic komt van oud-Frans mastic en dat van laat Latijn mastichum (um), het prototype van masticare, ԫauwen’wat afgeleid is van Grieks mastikhaein, ‘knars de tanden’ dat verbonden is met Latijn mandere, ‘kauwen’ . Dit omdat mastiek gekauwd werd om de adem te zoeten en een ingredint van tandpoeders was. In het Engels en Frans betekent mastiek, ‘kneedbaar kit’ of ‘cement’vandaar mastiekcement en mastiekdaken voor mengsels die aan mastiek doen denken.
Muscata spreket iacob van vitri 13965es .i. edel boem van endi een scone seere vtermaten plinius uolghet deser straten note muscate es sine vrucht wel riekende ende van soeter lucht 13970heet ende drooghe in den derden graetmen sal kiesen dat verstaet dalre swartste diemen vint hare blade sijn mede ghemint muscata es den hersinen goet 13975die maghe soe verwarmen doet ende hare spise verduwen bleeke uarewe doet soe vernuwen tilike geheten ene musscate es den hersinen groote bate 13980maer hetemerre oec te vele so gatet al huten spele want soe es dorganghe bi naturen wijn der mede ghesoden ter curen es den hersinen arde goet 13985alsmen ons te wetene doet |
21. Muscata, spreekt Jacob van Vitry, 13965 is een edele boom van Indië een mooie zeer uitermate, Plinius volgt deze straat. Notenmuskaat is zijn vrucht wel ruikende en van zoete lucht. 13970 Heet en droog in de derde graad. Men zal kiezen, dat verstaat, de aller zwartste die men vindt hun bladen zijn mede bemint. Muskaat is voor de hersenen goed 13975 de maag ze verwarmen doet en haar spijs verteert bleke kleur doet ze vernieuwen. tijdig gegeten een muskaat is de hersens grote bate 13980 maar eet men er ook teveel zo gaat al uit het spel want het is doorgaande van natuur. Wijn daar mee gekookt ter keur is de hersens aardig goed 13985 zoals men ons weten doet. |
Myristica fragrans, Houtt. (geurend)
Algemene kenmerken.
De muskaatboom is afkomstig uit de Molukken. Het is een dicht bebladerde en mooie boom van 16-18m. hoog met altijdgroene, rododendronachtige bladeren. Kleine, lichtgele en klokvormige, meestal tweehuizige bloemen. De peervormige vrucht is ter grootte van een perzik en wordt vrijwel het gehele jaar geoogst. De vrucht barst met twee kleppen open en vertoont het zaad dat omgeven is door de rode foelie, dat is een netvormig weefsel (arillus) met onregelmatige mazen. De foelie omsluit het zaad. Deze boom brengt dan ook twee specerijen voort.
Werking.
Het glimmende, bruine en vettige zaad wordt uitgeperst en als muskaatnootolie in de handel gebracht. De vluchtige olie wordt gebruikt in banket, sausen, snoepgoed, parfums, cosmetica, gebak en doughnutszeep. Om insectenvraat te voorkomen worden de zaden vaak behandeld met kalk. Deze kalk doodt tevens de kiem, een gebruik dat dateert uit de tijd van de O.I.C. die het wenselijk vond dat er geen aanplant buiten Banda ontwikkelde. De noot, Nux indica, is in grote hoeveelheden giftig en wordt tot de hallucinogenen middelen gerekend en zo gebruikt door hippies. De noot bevat een stof die, als men het in grote hoeveelheid binnenkrijgt, degeneratie van de levercellen kan veroorzaken.
Etymologie.
Myristica komt van Grieks myrizo, ԩk ruik’ De notenmuskaat of muskaatnootboom, Frans muscadier, Duitse Muskatnussbaum, de Engelse muscat. Notenmuskat stamt uit midden-Latijn muscatum, ‘muskusgeur, en nux, ‘noot’. .Via Latijn nux muscata, ‘de muskus geurende noot’, ontstond Angelsaksisch nois mugue en het Engelse nutmeg.
Foelie heette in middenNederlands folie wat stamt uit het Latijnse folium, ‘blad’ Duits Folie, Frans feuille de macis, Engelse mace.
Piper es .i. boem van endi ende wast alsemen seghet mie ter sonnen wart alsemen ons seghet dar cancatus die berch leghet 13990plinius seget ende solijn sijn hout ende sine blade fijn naden genouerkine gedaen dat wout dar dese bome staen wachten gheuenijnde diere 13995entie iaghemen hute met uiere aldus so wart bruun dit want sine nature die es wit lanc peper dans ripe niet datmen onder wilen siet 14000ende dats vander starxter maniere want ets onghequets van viere jacob van uitri seghet mi dat al andre redene si twi dat es so swart sijn uel 14005ende dat dinket mi redene wel hi seghet ende men mages gheloeuen datmen peper droghet in houen om dattet te langher dueghe ende ment uersamen niet ne moghe 14010dat swartste peper gheuet spoet want het es te meneghen dinghen goet dat peper in den vierden graet drooghe ende heet eist dat verstaet peper of gedaen die huut 14015entie keest diere comet vt te sticken ghepuluert wel alse al af ghedaen es tfel dicken met rosewater nat ende dan ghedroget dat 14020ende also een colerium jn eens hoghen ghedaen sum dat maket die oghen claer entie velme of dats waer peper es quaet den sanguien 14025want het maket lasers dien sijn puluer bitet tallen stonden onnutte ulesch uten wonden met heuet in italien vonden erande peper horic orconden 14030alse plinius seghet mar niewer na ghelikende den pepre van india mar in oude niet ouer dat dat hieweren lant es ofte stat dan in endi dus horicket luden 14035die moeder es van allen cruden |
22. Piper is een boom van India en groeit, zoals men zegt mij, te zonne waart, zoals men ons zegt, waar Cancatus die berg ligt. 13990 Plinius zegt het en Solinus zijn hout en zijn bladen fijn zijn op de jenever gelijkend. Het woud waar deze bomen staan bewaken venijnige dieren 13995 en die jaagt men eruit met vuur aldus wordt bruin dit want zijn natuur die is wit. Lange peper dat is rijp niet wat men ondertussen ziet 14000 en dat is van de sterkste manier want het is niet gekwetst door het vuur. Jacob van Vitry zegt het mij dat er een andere reden is waarom dat is zo zwart van vel 14005 en dat is denk ik een reden wel. Hij zegt, en men mag het geloven, dat men peper droogt in oven omdat het langer goed blijft en men het niet verzamelen mogen. 14010 De zwarte peper geeft spoed want het is in menige dingen goed. Dat peper is in de vierde graad droog en heet is het, dat verstaat. Peper afgedaan van de huid 14015 en de kern die eruit komt stuk gepoederd goed als ze al afgedaan is het fel. Vaak met rozenwater nat en dan gedroogd dat 14020 en als een oplossing in een oog gedaan soms dat maakt die ogen helder en dat velletje er af, dat is waar. Peper is slecht voor de warmbloedige 14025 want het maakt melaatsheid met die. Zijn poeder bijt te alle stonden onnuttig vlees uit de wonden. Men heeft in Italië gevonden een soort peper, hoor ik verkondigen 14030 zoals Plinius zegt, maar nergens naar gelijkende de peper van India, maar ik hou het niet voor dat. Dat ergens een land of plaats dan in Indië, aldus hoor ik luiden, 14035 dat het de moeder is van alle kruiden. |
Piper nigrum, L. (zwart)
Algemene kenmerken.
Zwarte peper is een slingerplant die afkomstig is uit de vochtige wouden van India. Tegenover de eironde bladeren zit een lange bloeiaar die bij het rijp worden een vruchtaar levert. Hieraan zitten een groot aantal groen tot rode, 3-4mm dikke vruchtjes dicht opeen. Daarbinnen zit het zaad waarvan de kern een vluchtige olie bevat die de alkalode piperine en chavicine bevat. De olie veroorzaakt de scherpe smaak.
Werking.
Trossen pepervruchten worden een week tot tien dagen op een hoop gezet om te broeien waardoor de groene kleur overgaat in een zwarte. Daarna worden ze in de zon op matten gedroogd. De witte peper wordt verkregen van het rijpe zaad door de buitenste schil te verwijderen. De zwarte en witte peper verschillen alleen in kleur. Beiden hebben hetzelfde effect, de zwarte is alleen een derde sterker.
Doordat peper duur was en de handel via de Arabieren ging, zijn er een aantal mythes over het verkrijgen ervan ontstaan. Zo kwam het verhaal in omloop dat in de bossen war het groeit vol zit met serpenten. Als de bossen van peper rijp zijn zetten de mensen van dat land het bos in brand en drijven zo de serpenten weg door het vuurgeweld, waardoor ze het groene van de peper verbranden, dat eerder wit was en zwart en gerimpeld gemaakt wordt door de brand. Jacob van Vitri was toch al goed genformeerd.
Vroeger en ook in latere tijden was de peper het symbool van de gehele specerijenhandel. Veneti, Genua en Zuidduitse handelssteden dankten daaraan voor een groot deel hun rijkdom. In de Middeleeuwen werd de tol op peper ontwikkeld en in de 14-15de eeuw werd het bij geldnood als betalingsmiddel gebruikt. Huren, bruidsschatten, belastingen en dergelijke werden wel met peper betaald, peperduur.
Amomum melegueta, Rosc. (=Aframomum melegueta, K. Schum.) is de nieuwe peper. Die geeft oliehoudende, aromatisch en peperachtig smakende zaden. Deze plant komt voor in Sierra de Leone en op Fernando Po. Dit is de stamplant van guineapeper of meleguetapeper die in Duits Malagettapfeffer genoemd wordt en in Engels melegeta of malagueta pepper. Moren die de kusten bezochten brachten ze naar de Monte Barca aan de M. Zee en de Italianen gaven daaraan de naam paradijskorrels of Granum paradisi. Duits Paradieskorn, Engels grains of paradies
Ze werden gebruikt als de vervanger van de echte peper.
Etymologie.
Piper komt van het woord pepto,’opnemen’, het is een verwijzing naar de stimulerende kracht. Pippali noemden de oude Indirs een soort peper, de lange Piper longum. Door een misverstand brachten de Perziers de zwarte peper onder de onjuiste naam in de handel, dit was de naam van de lange, (in Perzi, een taal onbekend met de l, werd die overgezet in een r, pipar) waarvan zij pippari maakten in de handel. De Grieken die het gebruik van de Perzen leerden noemden de specerij peperi waarvan de Romeinen piper maakten. Daaruit ontwikkelde zich de Europese namen voor de peper.
Ptorax seghet iacob ende isidorus platearis ende plinius es .i. boem in arabia ghernaten boeme ghelijc wel na 14040voer hoest alse de leetsterre riset also alse ons de lettre wiset valter hute menech traen dat moetmen hebben ende ontfaen ert ghemanc werdet metter arden 14045dat sochtste es van meester werden datmen mach vanden telghen lesen dat sietmen wit ende reine wesen mar metter sonnen werdet blont vet ende wel riekende talre stont 14050dats de beste die saen ontlaet ende daer soete lucht ute gaet alse mense handelt metter hant hets de beste dinc bekant darmen af mochte ghewaghen 14055cranker ende couder maghen |
23. Storax, zegt Jacobus en Isidorus, Platearius en Plinius, is een boom in Arabië de granaatboom gelijkende bijna. 14040 Voor augustus als de Poolster rijst, alzo als ons de letters wijzen, valt er uit menige traan dat moet men hebben en ontvangen voor het gemengd wordt met de aarde. 14045 Dat zachtste is van de grootste waarde dat men van de twijgen kan halen dat ziet men wit en rein te wezen maar met de zon werd het blond, vet en goed ruikende te aller stonde. 14050 Dat is de beste die gelijk loslaat en waar zoete lucht uit gaat. Als men ze behandelt gelijk het is het beste ding bekend waar men van mag gewagen 14055 zwakke en koude magen. |
Styrax officinalis, L. (geneeskrachtig)
Algemene kenmerken.
De storax is een kleine boom of grote struik van twee tot zeven
meter hoog. Als de boom volop in bloei staat is alsof die met sneeuw
bedekt is door de witte en geurende bloemen. Ook het blad is aan de
onderkant witviltig behaard. De helkleurige vrucht is eveneens met een
witte vacht bedekt en heeft de vorm van een kers, maar is niet eetbaar
vanwege de vele zaden.
Werking.
Door insnijdingen te maken in de takken loopt er een vloeistof uit
in kleine druppels, tranen. Die druppels zijn in wijn oplosbaar. In de
R.K. Kerk worden deze druppels gebruikt voor wierook. De gom werd in
rieten manden, ‘calamus’ verzameld, waardoor het de naam verkreeg van
Styrax kalamites.
Etymologie.
Storax komt van het Griekse sturax, ‘de storaxgom' en ‘storaxboom’, dit van Hebreeuws tzori, ԧom van terebint en mastiek’. Storax is een algemene naam.
Sandali dus lesen wi es .i. boem comet van endi alse ons platearius seghet die drierande hout te dragene pleghet 14060hets wit best valeu ende root dat ualewe heuet roke groot dat roode es werts rieket te mee alsment breket mits ontwee puluer es goet van sandali 14065vp dat het gheminghet si met olien rosate nu merket dit alse de leure es uerhit een plaster ghemaket dar mede buten gheleit up die stede 14070vanden loeueren dies es men vroet echt es oec dat puluer goet om slapen die niet slapen ne can ende ieghen die hooftswere nochtan so moetment minghen dat verstaet 14075met olien mandragoraet ende met latuen sop noch ene doghet heuetet sonder spot men neme puluer van sandali entie scurtse van feniculi 14080ende gummi arabicum suker ende wit macopijn sum puluer van liquerissien mede dit stampmen met grooter nerensteden wel te samen ende men doe 14085simple siroepe der toe dit es utermaten goet jeghen heet sweere die weedoet ende ieghen durst om heeten rede ende oec ieghen de leuere mede 14090der droger barst est mede goet ende hem dien de burst wee doet oec eist goet ieghen uorouet swere alse van hitten comet de deere dit heetemen diasandali 14095ende al es oec dat sake dat si datment maket in andre maniere mar dus est best als ict uisiere wilmen oec dat wel slapen doe neme puluer van mandragen der toe |
24. Sandalum, aldus lezen wij, is een boom die komt van Indië, zoals ons Platearius zegt, die drie soorten hout te dragen pleegt, 14060 het is wit, vaal en rood. De vale heeft de reuk groot. De rode is het duurste en ruikt meer als men het breekt in stukken. Poeder is goed van sandaal 14065 opdat het gemengd is met rozenolie. Nu merk dit als de lever is verhit een pleister gemaakt daarmee buiten gelegd op die plaats 14070 van de lever, dit is men denkt. Echt is ook dat poeder goed om te slapen die niet slapen kan en tegen de hoofdpijn nochtans dan moet men het mengen, dat verstaat, 14075 met olie van Mandragora en met slasap. Nog een deugd heeft het zonder spot men neemt poeder van sandaal en de schors van venkel 14080 en Arabische gom suiker en wit maanzaad een som poeder van zoethout mede dit stampt men met grote vlijt goed tezamen en men doet 14085 enkelvoudige siroop daar toe. Dit is uitermate goed tegen hete zweren die wee doen en tegen dorst vanwege hete koorts en ook tegen de lever mede. 14090 De droge borst is mede goed en hem die de borst wee doet ook is het goed tegen voorhoofd zweren als het van hitte komt die deren dit noemt men dyasandali. 14095 En al is ook de zaak dat ze dat men het maakt op een andere manier maar dit is het beste zoals ik het versier. Wil men ook dat het goed slapen doet neem poeder van Mandragora daar toe. |
Santalum album, L.(wit)
Algemene kenmerken.
De sandaalboom is een kleine boom die tien tot vijftien meter groot wordt. De stam haalt zelden dertig centimeter doorsnede. De cultuur heeft oorspronkelijk enige moeilijkheden gegeven omdat sandelhout een wortelparasiet is en voor zijn goede ontwikkeling een ‘gastplant’ nodig heeft.
Werking.
Overeenkomstig de grootte en de ouderdom van de boom is het binnenhout, dat normaal licht is, donker of roodachtig geaderd. Hoe hoger de kleur des te beter is de kwaliteit. Stukken van het hout variëren in grootte naar de omstandigheden. Het komt in stukken van ongeveer een meter lengte en zeven tot dertig centimeter dikte in de handel. Zaagsel van sandelhout in linnen kussentjes genaaid en bij de kleren gelegd geeft daaraan een aangename geur die er lang in blijft. Het gewreven hout op het hoofd en aangezicht gesmeerd laat de hoofdpijn wegtrekken en beschut het gelaat tegen zonnebrand. Sandelhout dankt zijn geur en geneeskrachtige eigenschappen aan een etherische olie die gebruikt wordt om fijne bloemengeuren als van rozen en jasmijn vast te leggen. Op die wijze krijgt men verschillende soorten van reukwerk. Het zal duidelijk zijn dat met sap van Mandragora een slaapwerking veroorzaakt wordt.
Sandaalhout komt van verschillende bomen, ook van Pterocarpus santalinus, L. Daarvan komt het witte sandaalhout, bij ouderdom wordt het geel.
Etymologie.
Santalum
levert het sandelhout, Duits Sandelholz en het Engelse sandal wood. De naam sandel komt van oud-Frans sandal en dat van middeleeuws Latijn sandalum, dat van het Arabische sandal en dit van het Perzische chandal wat stamt uit het Sanskriet chandana of candana, candras, ‘gԧlanzend’ Of candana, ‘brandend hout’, omdat het gebruikt werd voor wierook.
14100Thus alse platearius seget ende plinius es .i. boem die pleget te wassene int lant van arabi edel wel riekende so es hi lanc ende ghetelghet seere 14105ghebladet wel na min no mere dan alst .i. perboem ware voer den hoesttijt alle iare snidemenne dor sine huut dan loepter erande gumme hud 14110entie verart dan ant hout echt vandes winters ghewout gheuallet datment selue doet ende dat nes niet also goet want ets root entander wit 14115wit ende root es best dit ende dat saen ontsteket van viere hort van wieroke goede maniere nem twitste wierooc datmen vint ende hute wel ghepuluert ghint 14120ende nem niewe was te dien thant ghenomen vanden bien ende botre der mede darmen noint sout an ne dede van desen drien darmen af seghet 14125besie dat elc hoep euen uele weghet doe dese drie dan in .i. vat ente viere so set dat ende minget te gadre somen best can laet coelen vanden viere dan 14130ende alse duut danne wilt orbaren set te viere dan te waren ende laet ontlaten .i. lettelkin ende dan so nem .i. uel scapijn ende smeret vp die vleees side 14135et es best in allen tiden der burst die dinc wesen mochte want niet maxe so sochte jeghen tantswere ende tranende hoeghen so can sine macht wel toghen 14140een plaster der vp ghemaket met wine entie vander reume heuet pine houts .i. stic langhe in sinen mont ende hetet der na hi werdet ghesont |
25. 14100 Thus, zoals Platearius zegt en Plinius, is een boom die pleeg te groeien in het land van Arabië. Edel, goed ruikende zo is het. Lang en met twijgen veel 14105 bebladerd wel min of meer dan alsof het een perenboom was. Voor de oogsttijd alle jaar snijdt men door zijn huid dan loopt er een soort gom uit 14110 en die verhard dan aan het hout. Echt van winters geweld Gebeurt het dat ze het zelf doet en dat is niet zo goed want het is rood en de ander is wit. 14115 Wit en rood is beste van dit en dat gelijk ontsteekt van vuur hoort van wierook een goede manier. Neem de witste wierook dat men vindt en uit goed gepoederd ginds 14120 en neem nieuwe was tot die gelijk genomen van de bijen en boter daar mede waar men nooit zout in deed van deze drie waar men van zegt 14125 zie dat elke hoop even veel weegt doe deze drie dan in een vat en op het vuur zo zet dat en meng het tezamen zo best je kan en laat het koelen van het vuur dan. 14130 En als je dit dan wil gebruiken verzacht het vuur te waren en laat wat gaan een beetje en neem dan een vel van een schaap en smeer het op de vleeszijde. 14135 Het is het beste in alle tijden voor de borst dit ding wezen mocht want niets maakt het zo zacht tegen tandpijn en tranende ogen kan het zijn macht wel getuigen. 14140 Een pleister daar op gemaakt met wijn en die van reuma heeft pijn hou het een stuk lang in zijn mond en eet het daarna, hij wordt gezond. |
Boswellia thurifera (wierook leverend), is zo genoemd naar Dr. Boswell van Edinburgh. Ze zijn bekend als stamplanten van olibanum of wierook. Het melkachtige sap wordt olibanum genoemd, vergelijk het Hebreeuws levonah of lebonah: melk, luban betekent melk van Arabieren en zo ook libanotis en labanum, de Libanon? De witte melk was mogelijk een mix van gom Pinus halepensis, Sabina phoenicia, Juniperus oxcycedrus en andere bomen die inlands zijn in de Libanon en vandaar stamt mogelijk de oorsprong van de naam. Engelse frankincense tree of olibanum tree, Frans encens, Duits Olibanum en Weihrauch. Wierook, wijrook: gewijde rook. Engels frankincense of incense, Griekse frank‑incense: vrij brandend. De Katholieke kerk gebruikt de wierook om de zinnebeeldige betekenissen die daaraan verbonden zijn, bijvoorbeeld de wierook stijgt op in rookwolken, =symbool van het naar de hemel opstijgend gebed. De gom vloeit er uit in de vorm van een brosse, glinsterende, ronde of ovale druppel en is wit, geel of licht rood van kleur. De gom wordt verkregen door insnijdingen in de bast te maken. De eerste van die insnijdingen geeft de zuiverste en witste gom, die later wordt verkregen is gevlekt met geel of rood en bij ouderdom verliest het geheel zijn witheid. |
nemme ne canic iv ghewaghen 14145vanden bomen die specie draghen |
Nimmer kan ik u gewagen 14145 van de bomen die specerijen dragen. |
Bomen Inleiding12540 Ghemeenlike vint men van somen boemen die van erden comen alse eken ende esscen mede some poetmense na die sede dat men wilghen poten plegt 12545some wassensi alsmen segt vte tronke alswijt scouwen alse dar ene eke es ghehouwen of i.bouke wasset tehant andre maniere in menech lant 12550some boeme sijn so ghemoet dat mense met wortelen poten moet some werdensi goet ende jonc ende alsmense int vp andren tronc ons doet verstaen palladius 12555dat men mach winnen aldus persekers sonder eneghe stene ende andre hare ghelike ghemene men nemt .i. wilghe ionc wel wassende vp haren tronc 12560 omtrent ghewassen oghe vi. voete ende dorborse met goeder moete ende ligghen bede denden in darde danne ghelic of men.i.boghe spanne des persekers plante staet onder dat 12565ende men doetse wassen int gat of ghedaen telghe ende blade ende laetse met goeder stade wassen wel ter maten dure so nemen ter seluer hure 12570ende stopt vaste met arden tgat ende bindet tesamene dat dat laetmen .j. iaer dan staen ende die bome tesamen gaen so dat si te samen erheelen 12575ende hare nature onder hem deelen dan snidemen den perkere ontwe ende nemt vetter erden me so dat men dat dect so oghe dat men bedect den wilghe oghe 12580ende beghiet men al in een dus werden persekers sonder steen dar men de beste bome of wint dats darmen goede vrucht of kint weder dat apple sijn of paren 12585dats datmen neme hare carnellen te waren, alse mense ripe waent ende mense in october maent droghe in die sonne doe ende legse in .i. pot der toe 12590jn ghesichte vette arde ende oudese te wintre warde ende mense in marte poten doet hier of comen bome goet hier ent die tale int ghemene 12595nu ort van elken vort allene ende terst van .a. dar na van .b na dordine van den a.b.c |
Bomen.1. Inleiding.12540 Gewoonlijk vindt men sommige bomen die van de aarde komen zoals eiken en essen mede. Soms plant men ze naar de zede zoals men wilgen te planten pleegt. 12545 Sommige groeien, zoals men zegt, uit stammen, zoals wij het aanschouwen, als daar een eik is afgehouwen of een beuk groeit het gelijk. Andere soorten zijn er in menig land 12550 sommige bomen zijn zo gesteld dat men ze met wortels poten moet. Soms worden ze goed en jong als men ze ent in een andere stam. Ons doet verstaan Palladius 12555 dat men mag winnen aldus perziken zonder een steen en andere die er op lijken algemeen. Men neemt een wilg, jong, goed groeiende op haar stam 12560 omtrent gegroeide hoogte, honderd tachtig cm en doorboor ze met goed gemoed en leg beide einden in de aarde dan gelijk of men een boog spant. De perzikplant staat onder dat 12565 en men laat het groeien door het gat af gedaan van twijgen en bladen en laat ze met goede pozen groeien wel ter maat door. Dan neem je terzelfder uur 12570 en stop je vast met aarde het gat en bindt tezamen dat dat laat men een jaar dan staan en de bomen zo tezamen gaan zodat ze tezamen helen 12575 en hun natuur onder zich verdelen. Dan snoeit men de perzik stuk en neemt vette aarde mee zo dat men bedekt zo hoog dat men bedekt het wilgenoog 12580 en begiet men alles gelijk dit worden perziken zonder steen Waar men de beste bomen van wint dat is waarvan men goede vrucht kent of dat appels zijn of peren. 12585 Dan wil men haar kern te waren als men ze rijp waant en men ze in oktober maand drogen in de zon doet en leg ze in een pot daartoe 12590 in geschikte, vette aarde en bescherm ze in de winter goed en men ze in maart poten doet hiervan komen bomen goed. Hier eindigt de taal van het algemene. 12595 Nu hoort van elke soort alleen en het eerst van a, daar na van b, naar de ordening van het a.b.c. |
Om een pitloze perzik te krijgen wordt die verbonden, geënt, met de zachte en dus pitloze wilg. Dat is een onmogelijke combinatie. Enten kan alleen tussen soorten onderling, dus met soorten van Salix, soms en zeer zelden met een lid uit dezelfde familie. De perzik zal het ook moeilijk krijgen in dat gaatje en zal worden doodgeknepen.
Arbores ede dat sijn bome dar wi ghelijc.i.drome 12600of spreken ende tellen bet si sijn int paradijs yset want ede des sijt wi wijs dats in ebreus dat paradijs dat sette onse here got 12605na sinen wille na sijn ghebot jnt ogheste ende int edelste mede van alrande artscer stede jacob van vitrj segt wale dat die bome sijn medicinale 12610die got dar plante properlike jnt beghin van arderike alle menschen sijn onbekent want ets toegheste van orient so verre lants sijn ongheweghet 12615als ons de rechte wareit seghet es tusscen dat ende onse elende dat noit man sonder adaem kende ende al mochtmer toe comen mede so es alomme bemurt de stede 12620met .i. mure vierin scone al vp oghe toten trone no quaet inghel no gheen man nes dier toe comen can want vele boeme dier in staen 12625als wi weten sonder waen ne hetetter die scripture tesamen als twe bj namen deen es dat weten doet ondersceet wat quat es ende goet 12630dar an verbrac adaem tghebot dat hem uerboet onse here god dander eet des leuens hout dat es van sulker ghewout als ons scrifture doet verstaen 12635diere of bate sonder waen van sire vrucht hi soude bliuen van.i.state sonder ontliuen |
2., Arbor Eden, dat zijn bomen waar we gelijk een droom 12600 van spreken kunnen of vertellen beter. Ze zijn in het paradijs gezet want Eden, zo zijn wij wijs dat is in Hebreeuws dat paradijs daar zette onze Heer God 12605 naar zijn wil en naar zijn gebod het hoogste en de edelste mede van allerhande aardse plaatsen. Jacob van Vitry zegt het wel dat die bomen zijn medicinaal 12610 die God daar plantte bijzonder in het begin van het aardrijk. Alle mensen zijn ze onbekend want het is het hoogste van de Oriënt zo’n ver land, zonder wegen 12615 zoals ons de rechte waarheid zegt is tussen dat einde onze ellende dat nooit iemand en alleen Adam kende. En al mocht men er toe komen mede zo is alom ommuurd de plaats 12620 met een muur, vurig schoon al omhoog tot de troon waar geen kwade engel en geen man en dieren er toe komen kan. Want vele dure bomen er in staan 12625 zoals wij weten zonder waan de Schrift noemt er dan ze tezamen dan twee bij namen. De een is die weten doet, onderscheid wat kwaad is wat goed, 12630 daaraan verbrak Adam het gebod dat hem verboden was door onze Heer God. De andere heet het levenshout dat is van zulke kracht, zoals ons de Schrift doet verstaan. 12635 die er van at, zonder waan, van zijn vrucht hij zou blijven in een staat van zonder te ontlijven. |
(1) Een inspirerend plantesap om tot de goden te komen, de boom van kennis van goed en kwaad. De levensbloem of het onsterfelijkheids kruid, uit sprookjes en mythen van alle werelddelen bekend, is een aan de levensboom verwante voorstelling, waarin de smartelijke worsteling van de mens met het vraagstuk van leven en dood uitkomt. Zie de vrucht uit het Paradijs waar de vrouw van de boom van kennis van goed en kwaad eet en ook de man te eten geeft. Het gevolg is dat zij niet meer mogen eten van de boom des levens, die de onsterfelijkheid onderhoudt. Dit is de Bijbelse versie van het universele mythologische thema van de levensboom welke aan hen die van zijn vruchten eten de onsterfelijkheid verleent.
De boom der kennis wordt maar eenmaal genoemd. Vergelijk Datura, Asclepias, Cynanchium, Ephedra, Cannabis, Acacia, mogelijk zelfs Peganum. Zie ook het aizoon, het levenwekkende sap van Medea bij Sempervivum en Glaucium.
2) Een zoete vrucht die onsterfelijkheid verleende, de boom van onsterfelijkheid. De Boom des Levens die nog een paar maal vermeld wordt. Spreuken: Ҥe wijsheid is als de boom des levens van degenen die haar aangrijpen’ Later speelde de boom nog een rol in het hiernamaals. In het laatste boek van de Bijbel keert de levensboom terug als het goddelijk attribuut van de herstelde goddelijke levensorde en heerschappij na de door de zondeval teweeggebrachte verstoring. In hoofdstuk 2 van de Openbaring van Johannes staat: ‘Die overwint, ik zal hem geven te eten van de boom des levens, die in het midden van het paradijs Gods is’. In hoofdstuk 22 lezen wij over de rivier van het water des levens die uit Gods troon voortkomt. Ook wordt de boom des levens met de twaalf vruchten genoemd die groeit aan de oever van die rivier. De vruchten ervan waren dus een spijs voor de gestorvenen die een rechtschapen leven hadden geleid. Zie Mangifera, Malus, Musa, Cydonia, Musa, Ficus, Eugenia, Quercus, Fraxinus, Phoenix, Ceiba, Viscum en Thuja.
Arbores solis ende lune dit es noch te wonderne mee 12640dan andre bome diemen vint want moises van hem ombint een point al dar hi benedide joseps geslachte ende vride hi nometse na minen wane 12645der sonnen apple enter mane ende al ombindement in andren sinne nochtan meendi goet der inne van desen bome ghewaget des te sinen mester aristotiles 12650alexander hi scriuet hi uant desen boem in inden lant ende sijn hoghe .C. cubitus ghehantwert was wi lesen dus tien bome dat hi sinen hende name 12655wart dat hi te babilonien quame ende men wil weten ouer waer dat hem die duuel antworde daer ende sulken wanen nochtan mede dat got hem daer antworden dede 12660der papen liede haten de vrucht die dar in hinghen in de lucht ende leueder naer.ccc.iaer dit vindewi bescreuen uoer waer |
2. Zonneboom en boom van de maan dat is nog te verwonderen meer 12640 dan andere bomen die men vindt. (a) Want Mozes van hem ontbindt een punt al waar hij zegende Jozefs geslacht en bevrijdde. Hij noemde ze, naar mijn waan, 12645 de zonneappel en de maan en al ontbindt met het in andere zin nochtans bedoelt hij het goed van binnen. Van deze bomen gewaagde dus tot zijn meester Aristoteles 12650 Alexander, hij schrijft, hij vond deze boom in Indi land en zijn hoog een vijftig meter geantwoord was hem. Wij lezen dus tien bomen voordat hij zijn einde nam 12655 was het dat hij te Babylonië kwam en men wil weten voor waar dat hem de duivel antwoordde daar en sommige wanen nochtans mede dat God hem daar antwoorden deed. 12660 (5) De papen lieden aten de vrucht die daaraan hingen in de lucht en leefden daarna drie honderd jaar dit vinden wij beschreven voor waar. |
Soma of ambrosia is afgeleid van de Indische mas, het is de men van de oude Grieken en Klein-Azië, het Gotische mena, Angelsaksische mona en het oud-Noors mani. Het betekent maangod.
Alle oude Indo-Germaanse namen van de Maan wijzen op een maangod, wiens naam de Meester (Tijd) betekende. De Maan is de oudste tijdmeter, maan(d) .
Volgens vele voorstellingen staan zon en maan in tegenstelling. Als de maan vol is staan zon en maan tegenover elkaar en gaat de een op bij de ondergang van de ander. De zon vertegenwoordigt dan de dood en de maan het leven, want de zon Ҥoodt’de maan en sterren. Het telkens weer verdwijnen en ontstaan van de maan werd opgevat als een gewelddadig sterven en herboren worden. Zo werd de maan het zinnebeeld van de altijd scheppende levenskracht en werd geacht grote invloed uit te oefenen op het vegetale en animale leven van de natuur. Bekend is hoe bij alle volkeren de invloed van de maan op de wasdom en het geslachtelijke leven wordt erkend. De gehoornde nieuwe maan werd beschouwd als bron van alle water en daarmee van veevoer. De soma is de regen die uit de maan komt. Dit bewerkt de groei van de planten en verschaft zo aan mens en dier voedsel. Bij de wezens van het mannelijke geslacht gaan de sappen van de planten over in zaad, bij die van het vrouwelijke geslacht in melk. Bij het afsterven keert het leven weer terug naar de maan en met wassende maan verzamelt soma zich hierin als in een schaal. Het is dan de onsterfelijke drank die de goden maandelijks drinken.
De drie stadia van de maan riepen de drie stadia van de vrouw op. Meisje, het eerste kwartier. Huwbare vrouw, de volle maan. Het laatste kwartier was het oude vrouwtje. En zo werd de lente het meisje, zomer de vrouw en herfst het oude vrouwtje. Dit werd gedentificeerd met seizoensveranderingen in leven van plant en dier en zo met moeder aarde die aan het begin van het vegetatiejaar de bladeren en knoppen laat uitspruiten, daarna bloemen en vruchten en tenslotte niets meer draagt.
De Magna Mater, de Grote Moeder, verpersoonlijkt het leven dat zich eindeloos voortzet in mens en dier. De sterveling die onder de indruk gekomen is van de voortdurende vernieuwing in de natuur aanbad de grote macht die voortdurend geboren laat worden en zo het leven zelf onsterfelijk maakt. Hij aanbad die macht in de vorm van de moedergodin, de godin van de vruchtdragende aarde. Dit kwam vooral voor in Klein Azië. Soms werd naast de godin haar echtgenoot, een hemelgod, vereerd. Meestal wordt de hemelgodin alleen afgebeeld en wordt ze vaker afgebeeld met een kind bij zich, haar zoon, die ook een goddelijke functie heeft. Deze eenvoudige symboliek van de groeikracht der natuur schijnt op de oude inwoners van Europa een grote indruk gemaakt te hebben. Toen men van de jacht overging op veeteelt en landbouw, het begin van de beschaving, bleek het grote belang dat de mensen hadden bij de jaarlijkse vernieuwing van de plantenteelt. De goddelijke macht die dit bewerkte moest vriendelijk behandeld worden, huis en hof moesten onder haar bescherming staan.
Toen het belang van de coitus werd erkend, een keerpunt in het godsdienstig denken, vond er geleidelijk aan een verhoging van de religieuze status van de man plaats en werd de bevruchting van de vrouw niet meer toegeschreven aan de wind of rivieren. Zo kwam het koningschap tot ontwikkeling en hoewel de zon als symbool van manlijke vruchtbaarheid met de seizoengebonden loop van de zon werd geïdentificeerd bleef hij nog lang onder voogdijschap van de maan staan.
De voorstelling dat de zon de maan op de dag van hun samenkomst bevrucht was algemeen, dat gold niet alleen van Zeus en Hera, maar ook van Helios en Selene, eigenlijk van elke verbinding van zon- en maangod. De vrucht van hun verbinding waren de jaargetijden (Horen) Dit samenkomen van zon en maan werd trouwens in India en Griekenland met hetzelfde woord aangeduid als cotus.
De mythologische voorstelling is deze: de zon achtervolgt de maan zoals de bruidegom de bruid die hem ontvlucht, heeft hij haar ingehaald dan onttrekken ze zich samen aan het oog en had de vereniging plaats. Dat was bij de nieuwe maan en daarom gold onder andere bij de Germanen de nieuwe maan-dag als de meest geschikte nacht voor het sluiten van een vruchtbaar huwelijk. Wat groeien moest werd behandeld bij wassende, wat sterven moest bij afnemende maan, haarknippen dus bij afnemende maan anders groeit het te snel weer aan, schapen scheren bij wassende maan.
(a) Numeri 17: 1-8 spreekt de Heer tot Mozes dat elke van de 12 stammen een staf neemt met de namen van hun leiders erop dan zal de man die Ik kies zijn staf bloeien. ‘Toen Mozes de volgende dag de tent der getuigenis binnen ging, zie, de staf van Aaron, voor het huis van Levi, bloeide; hij had bloesem voortgebracht, bloemen gedragen en amandelen doen rijpen.’.
(b) Mangifera is een naam die afgeleid is van mango: de Hindoestaans naam van de vrucht, en van het Latijnse fero: dragen. In het westelijk halfrond zijn de gewone namen aanpassingen aan de Portugees manga (de boom mangueira) Engels en Spaans als mango, Frans mangue, Duitse Mango. Het Portugees manga was op zichzelf al een aanpassing aan het Tamil woord man-key of man-gay. Dat woord was gevormd door de eerste Portugese kolonisten in India. Volgens sommigen heeft het Portugese woord zijn origine in het Maleise mangga of mangka. De invoering van de laatste naam zou ontstaan zijn na de invoering vanuit India.
In Noord-India is de naam am of amba en deze vormen verschijnen al in zeer oude literatuur. In het Sanskriet is het amra. ‘Amraoti, in het Engels oomrawuttie, van het Sanskriet amravati: van mangoboom voorzien, is de naam van een district in O. Indische landschap Berar. Amritsar, Amritsir, Amrita Saras of Bron der Onsterfelijkheid is een kleine plaats met het beroemde heiligdom van de Ңron der onsterfelijkheid’die gewijd is aan de heilige goeroe Gowind Singh, de grondlegger van de godsdienst van de Sikhs. De gelovigen baden zich in het water om van alle zonden bevrijd te worden.’
Ambrosia, Grieks van ambrotos: onsterfelijk, van a: niet, en brotos: sterfelijk, van mbrotos: wat staat voor mrotos en verbonden is met Latijn mort-em: vergelijk Sanskriet amrtas: onsterfelijk.
In Spiegel historiael zegt Maerlant: Van de zon en de maan boom. XLVIII.
Toen Alexander daarbij kwam,
Zag hij komen en vernam
De paap van het bedehuis daar,
voeten wel lang, dat is waar,
Zwart, getand als een hond,
Oren doorboord, daar te alle stond
In ringen met parels hingen.
Te koning sprak hij van die dingen:
Was hij zuiver, zo mocht hij gaan
10 Wel al daar die bomen staan.
Hen allen zei hij ook af te doen
Hun kostbaarheden en hun schoenen.
Dat bos stond binnen een muur
Besloten, die was niet duur,
Daar 2 bomen stonden tezamen,
Die men heilig noemt bij namen.
De koning deed er in zijn gang,
En zag het gebied schoon en lang.
Daar zwoer die paap openbaar,
20 Dat er nooit regen op gekomen ware,
Nog dier, nog vogel, nog serpent,
Die er veel waren daar omtrent;
En als verging zon of maan,
Dat die bomen lieten tranen.
Ter zonsopgang heeft men gehoord
De zon boom zeggen dit woord:
ԁlexander, zonder gelijke,
Enig heer van aardrijk!
Levend, dat is u bekend
Keert u nimmer in uw land.’Vnbsp;
‘s Avonds, toen de maan opging,
Sprak de maan boom dit ding:
‘Alexander, vol zijn uw jaren:
Te naaste jaar in mei, dat is waar,
Zal u sterven in Babylon;
Die u vertrouwt zal doen de hoon.;
De andere dag toen de zon opging,
De zonne boom sprak dit ding:
‘Wie het u doen zal wil ik niet wroegen,
Hem zou die reden niet vergenoegen.
Laat u vergenoegen en vaar heen
Met uw leger te Fasiaten. (1)
Uw moeder zal doen zware dood,
En liggen onbegraven bloot;
Uw zuster lang zalig wezen:
Laat u vergenoegen met dezen.’
(1) Of Prasiaca, havenstad in Oost Ethiopië, (India) nu Pataliputra?
Agnus castus alse platearius seget 12665es .i. boem daer cracht ane leget want hijs droghe ende heet alsi lien dies machmense qualike gecrigen hier jnden lentin louert hi niet alse ander hoeft meest pliet 12670mar alse de sonne es dore heet sine nature es alsmen weet dat hi purgert ende droget mede des menschen onsuuerhede dit doet sijn sap ende sine blade 12675 ja darmen sine telghe dade an enen man ende vp hem leide si makedene reine ende sochte mede sine blade ende sine bloemen moghen in medicine vromen 12680want water darmen dat in siedet swel het te verslane pliet et es nuttelic oec mede tote des menschen scamelichede leder datmen oec hier in siedet 12685es goet den mensce die pliet nats hem tonsuuerne in drome dits de vrucht van desen bome |
3. Agnus-castus, zoals Platearius zegt, 12665 is een boom waar kracht in ligt want het is droog en heet algemeen. Die kan je moeilijk krijgen hier. In de lente geeft het geen loof zoals het andere hout meestal pleegt 12670 maar pas als de zon is door heet. Zijn natuur is, zoals men weet, dat hij purgeert en verdroogt mede de mensen hun onzuiverheden. Dit doet zijn sap en zijn bladen. 12675 Ja, waar men zijn twijgen deed op een man en op hem legde het maakt hem rein en zacht mede. Zijn bladen en zijn bloemen die mogen in medicijnen voordeel doen 12680 want water waar men dat in kookt zwellen het te verslaan pleegt. Het is nuttig ook mede tot de mensen schaamheid. Leer dat men ook hierin kookt 12685 is goed de mensen die er mee werken ‘s nachts hem te zuiveren in zijn dromen. Dit is de kracht van deze boom. |
Vitex agnus-castus, L. In het Middellandse Zeegebieden heerste de mening dat de kuisheidsboom zijn zaad afwerpt, voordat dit rijp is en zo geslachtelijk onvruchtbaar is, het symbool van kuisheid. Origenes stelde, 185-254 na Chr, dat allen die de ‘Takken van hun kuisheid’ bewaard hadden het oogstfeest van de eeuwigheid in het vooruitzicht hadden. Te Thesmophoria, het feest van Demeter Thesmophoros, (Demeter, de wetgever) zaten de Griekse vrouwen op de takken van agnos om vruchtbaar te worden en gevrijwaard gedurende het festival van samengaan met hun echtgenoten. Door associatie met het Griekse hagnos: kuis, werd de Latijnse agnos een symbool van kuisheid. Plinius naam voor deze struik was vitex en hij kopieerde agnos wat een verwisseling met Latijnse agnus: lam, gaf. Doordat verder het woord met Grieks voor onbevlekt verwisseld werd verkreeg agnos de Latijnse bijnaam castus. Daarop werd zijn naam als middel tegen onkuisheid geschat. Christelijke symbolen voegden verder het Agnus Dei in: kuisheidslam Gods. Agnus castus is de klassieke Latijnse naam voor deze struik en betekent letterlijk kuisheids-lam. Deze plant bezit de kracht om de geslachtsdrift tussen de seksen te verminderen. Door de monniken werd het zo nog lang gebruikt en samen met kamfer zou dit het beoogde effect leveren. Het middel zou nu nog in gebruik zijn bij Oosterse kloosters als ideale plant om de geslachtszin te verdrijven. Het wordt daar als amulet gedragen, waarschijnlijk over het hele lichaam.
Abies dats bekent een diere boem van orient 12690die lanc wasset ende slicht sine hout es wit ende licht dat niet lichte roten mach worme ne hetent vp gheenen dach hier int lant heetemenne abeel 12695mar hine heuet de macht niet geheel |
4. Abies, dat is bekend, is een dure boom van de Oriënt 12690 die lang groeit en recht. Zijn hout is wit en licht dat niet licht rotten mag wormen het niet heeft op geen dag. Hier in het land noemt men het abeel 12695 maar het heeft die macht niet geheel. |
Abies alba, Mill. ,(wit) is mogelijk afgeleid van abeo: van de grond af vertrekken, naar de hoogte die sommige exemplaren van deze soort kunnen bereiken.
Vanouds werden er drie soorten dennen onderscheiden.
Megemberg onderscheidt; 1, Abies alba uit het hooggebergte als aller edelste, omdat ze het witste en lichtste hout heeft, dus vandaar edelden.
2, Picea abies uit het middengebergte als Abies citrina met roodachtige hout.
3, Pinus sylvestris uit het laagland als Abies resinosa omdat ‘men er licht uit maakt’ dat van de resin of gom. De namen worden, vooral in gebieden waar ze alle drie samenkomen, vaak verwisseld.
Voor abeel, zie Populus.
Amigdola dats damandelboem ende heerst so nemets goem die bloiet alst waremen beginnet dese boom heete lande minnet 12700dars hi drachtech ende goet [in couden lande hijt node doet] aristotiles die seghet dat men dese bome pleghet te beterne hare nature 12705stecmer enen naghel dore so werpen si ute erande gomme entie vrucht wert soete der omme platearius seghet dat sine bittere sijn goet ter medicine 12710soete sijn goet ter spise den sieken in alre wise die ligghen in die hete sucht oec confortert hare vrucht |
5. Amygdalus dat is de amandelboom en eerst zo let op. Die bloeit als de warmte begint. Deze boom hete landen bemint 12700 daar draagt hij goed. [in koude landen het node doet] Aristoteles die zegt het dat men van deze bomen pleegt te verbeteren haar natuur 12705 steekt men er een nagel door dan werpt het uit een soort gom en die vrucht wordt zoet daarom. Platearius zegt, dat de bittere zijn goed als medicijnen. 12710 Zoete zijn goed ter spijze voor de zieken in allerhande wijze die liggen in de hete ziekte versterken zich aan haar vrucht. |
Prunus communis, Fritsch. (gewoon) (Amygdalis communis, L) Amandel, Duitse Mandel, oud-Hoogduits Mandala, Frans amandier, uit oud-Frans amande, uit laat Latijns amandula, van Latijn amygdala, van Grieks amugdale, van Hebreeuws megedh el: gewijd fruit of heilige vrucht. De Engelse almond ontstond onder invloed van het Arabische al: volmaakt.
De bloei is al zeer vroeg in het voorjaar, januari, een voorjaarsbrenger, een teken dat de winter over is dat de vogels weer komen en dat het geluid van de tortelduif weer gehoord kan worden. Een plant voor warme gebieden.
De wilde of bittere vorm, varieteit amara, is vermoedelijk op vele plaatsen ontsnapt uit de gecultiveerde tuinen. Uitzaai van zoete amandelen geeft dan ook in de regel de als wilde oorspronkelijke te beschouwen bittere weer terug.
De steen wordt geoogst na het vallen, gekraakt waarin je een zoete kern vindt. Bij de amandel gaat het om de kern, de inhoud van de noot. Je eet geen vruchtvlees van de amandel. De zoete is een veel gebruikte noot, je kan die gezouten of geroosterd eten, bij marsepein, bakwerk en amandelolie. De bittere wordt gebruikt voor bitterkoekjes, likeuren, maar vooral voor zeep en cosmetica. Van de olie wordt een laxeermiddel verkregen en een schoonheidsmiddel.
De boom levert een gom die weleens gebruikt werd om Arabische gommen te vervalsen. Deze gom in azijn opgelost werd gebruikt als een middel tegen de jeuk en tot zuivering van zweren, verder als kleefmiddel.
Ariana es een boemkin 12715in endi eist datter vele sijn plinius sprect alsic gome dat rieket na den lauwerbome sine vrucht can niemen ghenesen van alexandre mach men lesen 12720dat als in endi quam sijn here dat hem die soete roke ghere gaf tetene dat quade cruut ende hadde wel na al ut bi sulker dinc sijn volc verloren 12725oec wasset dar erande doren sijn sap maect alle oghen blent oec es dar een cruut bekent dat rieket utermaten wel mar menech clene serpentkin fel 12730liggheter in dats emmer war wien so si steken hi steruet dar dit hebbic bedi hier ghenomt so wat mensche die ute comt dat hi hem hoede al omtrent 12735van dinghen die hi niet ne kent |
6. (a) Ariana is een boompje 12715 in Indië is het dat er veel zijn. Plinius spreekt, zoals ik opmerk, dat het ruikt naar de laurierboom. Van zijn vrucht kan niemand genezen. Van Alexander kan men lezen 12720 dat toen hij in Indië kwam zijn leger dat hem die zoete reuk begeerte gaf te eten dat kwade kruid en had bijna al geheel door zoiets zijn volk verloren. 12725 (b) Ook groeit daar een soort doren zijn sap maakt alle ogen blind. Ook is daar een kruid bekend dat ruikt uitermate goed maar menig klein serpentje fel 12730 ligt er in, dat is immer waar, wie zo gestoken wordt, hij sterft daar. Dit heb ik beide hier genoemd zodat de mensen die weggaan dat hij zich hoede daar al omtrent 12735 van dingen die hij niet kent. |
(a) Rhododendron ponticum, L. (uit Pontus, Klein Azië) De mensen in Turkije kunnen last hebben van zijn honig. Het kruid is daar regelmatig oorzaak van vergiftigingen. Dit zou de Oost-Indische honig geweest zijn die de soldaten van Alexander de Grote bedwelmde. Hier kwam zijn generaal Xenophon achter die met 10 000 Griekse soldaten zich een weg terugvocht van Babylon naar de Zwarte Zee, rond 40 v. Chr., en in een dal te Klein‑Azië door de geur geheel bedwelmd raakte. Zijn leger zamelde vergiftigde honig in Colchis, tegenwoordig Georgi, waar vele bijenvolkeren waren. De soldaten die van de honig geproefd hadden werden duizelig en moesten overgeven, geen van hen kon zich op de been houden. Degene die geen honig hadden gehad leken wel dronken. Na de derde en vierde dag kwamen ze pas overeind. Ze hadden geluk dat ze niet aangevallen werden in deze zwakke staat, ze herstelden allen. Het zou deze plant zijn die dat veroorzaakt had, de Aegolethron.
Plinius zegt dat die honing verkregen was van de oleander, maar in zijn tijd was een oleander een azalea, andere schrijvers na hem identificeerden deze plant als Azalea luteum. Het zal niet de eerste azalea die last veroorzaakt had en zal niet de laatste zijn. Mogelijk is het effect verkregen door gisting van de slechte honig, hoewel de verdovende werking op de andere soldaten toch bewijst dat het gewas niet geheel onschadelijk is.
(b) Excoecaria agallocha, L. (Agallocha) agallocha is een kleine kromme boom uit India die in de buurt van de zee groeit. Agallocha, oud-Engels aluwe, van Latijn alo, van Grieks alo en dat van Hebreeuws ahaloth, van Sanskriet agaru: het hout. Excoecaria van Latijn excoecares: verblinden, een verwijzing naar het effect op de ogen. Het melksap is zeer scherp in de ogen, het is de blinding tree of river poison, veroorzaakt blindheid. De boom wordt gehaat door de houthakkers. Bij het vellen van een boom springt dit sap in de ogen en kan zo blindheid veroorzaken.
(c ) Lijkt op Salvia officinalis, L. De salie is het nest van de padden en dit zijn heksendieren. ғalvia bufonum nidus esse dicitur’ De Italianen planten ruit bij de salie om deze padden te verjagen. Het is voor het bijgelovige volkje zeker dat onder de salie gifdieren vergaderen en de plant met hun adem giftig willen maken.
Arbor ade dats bekent es een boem in orient die adaems boem hetet bedi als ons jacob seghet van vitri 12740om dat si draghen apple vele scone ende van varewen ghele ende elc appel met ere beten so dat men sien mach ende weten dat god toghet in ardrike 12745adaems sonden properlike ja ons seghet mede aldus van andren applen josephus dar men die mesdaet ane bekent twi sodoma was ghescent 12750dar god sulfer ende brant van den hemele of warp tehant ende dar die dode zee nu leghet omtrent doeuere alsemen seghet staen bome die scone apple draghen 12755mar binnen so horic ghewaghen es el niet dan asschen die stinken ende dit mach ons wonder dinken dat men dese twerande mesdaet in die apple noch verstaet |
7. Arbor ade, dat is bekend, is een boom in de Oriënt (a) die Adams boom heet daarom, zoals ons zegt Jacob van Vitry. 12740 Omdat ze dragen appels vele mooi en van kleur geel en elke appel met een hap eruit. Zodat men zien mag en weten dat God toont in het aardrijk 12745 Adams zonden duidelijk. (b) Ja, ons zegt het mede aldus van andere appelen van Josephus waar men die misdaad aan herkent waarom Sodom was geschend 12750 waar God zwavel en brand van de hemel wierp gelijk en waar de Dode Zee nu ligt. Omtrent de oever, zoals men zegt, staan bomen die mooie appels dragen 12755 maar van binnen, zo hoor ik gewagen, is niets dan as dat stinkt. En dit mag ons een wonder denken dat men deze tweerhande misdaad in die appels nog verstaat. |
(a) Citrus ponum, “Adamii,’ (Adams vrucht) de vrucht hiervan is eivormig met een goudgele schaal. Dit zou, volgens de Talmud, de adamsappel zijn. Ook andere citrusvruchten worden zo genoemd, C. x paradisi, Macfad. (paradijs) is de grapefruit, grape: druif, omdat de vruchten vaak gevormd worden in trossen van 3‑12 stuks als een druiventros. Forbidden fruit. In de dikke schil zie je een spleet die op een beet lijkt. Van de slang? De slang met de appel in de bek is het symbool van het kwaad. Maar als Adamsappel is het onwaarschijnlijk. Zie 10, bij Citrus zie je dat de gele kleur niet vermeld wordt.
(2) Josephus bericht een honderd jaar na Chr. dat de Sodomsappel een waarschuwend aandenken was aan die stad en daarom as bevat. ‘Ze zijn van dezelfde aard en werken als die van Sodom en Gomorra...die van gedaante goed schijnen om te eten, maar als men ze aanroert in stof en as veranderen. Brochardus vermeldt dat ze aan de voet van de berg Engaddi groeien: ‘Ziet de schoonste bomen ter wereld, maar in hun vruchten... niets dan as en stof.’ ‘Solanum incanum, L. (harig) (S. sanctum, L..) de Palestijnse nachtschade is een 1‑1,5m hoge plant met korte, scherpe dorens en om die reden wordt het gewas dan ook wel als haagplant gebruikt. De gele vrucht heeft de grootte van een smalle onrijpe tomaat, is bitter en giftig. De vrucht wordt soms geïnfecteerd door een insect die het vruchtvlees en de zaden opeet. Van buiten lijkt de vrucht dan nog wel intact, van binnen is die dan echter gevuld met stof en as en werd om die reden dan ook Sodomsappel genoemd. Volgens Polunin & Huxley is echter S. incanum, L. inlands in Israël en niet Solanum sodomeum, L. (uit Sodom) Een dwaling in de vertaling zou hiervan de oorzaak zijn.
12760 Bdellium alse plinius seghet es een boem die pleghet in een lant heet bactria te stane swart so es sine ghedane van der groote van ere oliuen 12765ute dien bome siet men driuen erande gomme harde goet alster ute kersebome doet die rieket utermaten soete men nutse te menegher boete 12770die glose sprect up genesis dat soe met wine gheminct best is |
8. 12760 Bdellium, zoals Plinius zegt, is een boom die pleegt in een land dat Bactria heet te staan. Zwart zo is zijn gedaante van de grootte van een olijf. 12765 Uit die boom ziet men drijven een soort gom, aardig goed zoals het uit kersenbomen doet. Dat ruikt uitermate zoet men nuttigt ze in menige genezing. 12770 De glossaria spreekt uit Genesis dat het met wijn gemengd het beste is. |
Commiphora: Grieks kommi, van Egyptisch kami: gom (oud-Egyptisch kmj.t) phora: dragen
C. africana, Engl. (Afrika) zou de Afrikaanse bdellium zijn. De bast en de bladeren geuren aangenaam. De gom geurt heerlijk en wordt gebruikt om kleren mee te doorgeuren c.q. te ontsmetten. De gom is doorzichtig en wasachtig en ziet eruit als een parel. De vraag is of dit de Afrikaanse bdellium, bedoloch of b’tolach van de Bijbel is die gebruikt wordt in Genesis. 2: 12 en een paar duizend jaar later weer verschijnt in Numeri 11: 6/7. Genesis 2: 12 ‘De naam van het eerste is Pison, deze stroomt om het gehele land Havila, waar het goud is, en het goud van dat land is goed, daar is balsemhars (bdellium) en de steen chrysopaas. De naam van de tweede rivier is Gihon, deze stroomt om het gehele land Ethiopië.’ Numeri 11: 7 ‘Het man nu leek op korianderzaad en het zag eruit als balsemhars (bedellium)’ Het is mogelijk dat dit woord ook op een kostbaar gesteente slaat of een hars, volgens sommigen op Commiphora roxburghii, Engl. die de bdellium van India levert, of Borassus flabellifer, L. Deze laatste is een palm die in India groeit en lijkt onwaarschijnlijk. De vraag is alleen, waar lag Eden, richting Afrika of India? Plinius noemde het afkomstig van Arabische Felix, ook noteerde hij dat het gezonden werd van Bactria in India, van Beverwijck noemt ook twee plaatsen van afkomst.
Buxus es een boem van dien doene somer ende winter es hi groene busboem hetet in onse tale 12775men orbartene weetmen wale meest te taflen dar men scriuet omme dat langhe gans bliuet doch etent die worme als wi vinden eer dan thout van der linden |
9. Buxus is een boom van dat doen in de zomer en winter is het groen. Buksboom heet het in onze taal 12775 men gebruikt het, weet men wel, meest voor tafels waar men in schrijft omdat het lang goed blijft. Toch eten de wormen het, zoals wij het vinden, het eerder dan het hout van de linden. |
Buxus sempervirens, L. (altijd levend, dus altijd groen) Het woord Buxus werd in het Latijn pyxis of pyxos: wat letterlijk een bukshouten doos betekent, de uit buks gedraaide voorwerpen. Het Griekse woord betekent dicht, vast, ineengedrongen, en is een verwijzing naar het dichte en harde hout en bladstand. Buxushout is zeer hard, dicht en zwaar, het is de enigste Europese houtsoort die in water zinkt. Vanwege zijn zwaarte, maar ook vanwege zijn zeldzaamheid werd het hout vroeger verkocht bij gewicht. Nog is het bekend als palmhout. Schrijftabletten werden ook van bukshout gemaakt, zie II Esdras 14: 24 waar ze gemaakt moesten worden.
Buxus, via Italiaans bosso, Franse le buis en bois beni, waaruit Angelsaksische boxtreow en Engelse box.. Duits der Buchs, Deens buks, Zweeds buxbom.
12780 Cedrus es een der edelre bome die hoghe wasset alsic gome wies blade wel te riekene plien ende dar die serpente af vlien sijn hout rieket wel ter curen 12785ende mach langhe gheduren hem loept ute erande resine die cedria hetet in latine dar men boeke mede bestrijct ende nemmermee darna ne blijct 12790an dien boeke worm neghene noch sine roten groot no clene serpente vlien die roke mede men vint cedre in hare stede twerande als men ons ghewaghet 12795een die bloeiet ende niet ne draghet ander die ne bloeiet een twint ende dits dar men die vrucht af wint die minste draghen des ghelouet apple grote als mans houet 12800jacob van vitri die seghet dat sijn appel drie machte in heuet tuterste es van heter naturen bet es ghetempert wel ter curen ende talremeest dats cout 12805cedre vint men menechfout omtrent den berch libanus die ne draghen niet wi lesent dus |
10. (a) 12780 Cedrus is een der edelste bomen die hoog groeit, zoals ik opmerk. Wiens bladeren goed te ruiken plegen en waarvan de serpenten afvliegen. Zijn hout ruikt wel ter keur 12785 en kan lang goed blijven. Uit hem loopt een soort gom die cedria heet in het Latijn waar men boeken mee bestrijkt en nimmermeer daarna blijkt 12790 dat aan die boeken wormen komen nog zijn gaan rotten, groot of klein. Serpenten vliegen weg van die reuk mede. Men vindt ceders in hun steden twee soorten, zoals men ons gewaagt, 12795 de een die bloeit en niet draagt de ander die niet iets bloeit en dit is waar men die vrucht van wint. (b) De kleinste dragen, wat men gelooft, appels zo groot als een mannenhoofd. 12800 Jacob van Vitry die zegt het dat zijn appel drie machten in zich heeft. Ten eerste is het van hete naturen Beter is het getemperd ter genezing en het allermeeste dat is koud. 12805 Ceders vindt men menigvuldig omtrent de berg Libanon die niet dragen, zoals wij lezen dus. |
Cedrus libani, Link. (Libanon) Bij de Grieken duidde men met de naam kedros en kedris alleen welriekend hout aan. De Libanonceder heette kedros thaumaste: dat is prachtig. Van het Griekse kedros kwam Latijnse Cedrus, Franse cedre, Engels cedar en onze ceder, midden-Hoogduits Cziderbom, Zitterbom Zeder-, -boum of -apfel.
(a) zie 19.
(b) De ceder is een van de meest waardevolle monumenten van aarde, religie, historie, kunst en dichters, allen hebben die boom aanbeden en bezongen. De edelste onder de bomen en de roem der plantenwereld en als zodanig het zinnebeeld van macht, grootheid, uitgestrektheid en verhevenheid.
‘He shall flourish,
And like a mountain cedar,
reach his branches,
To alle the plains about him: ‘Shakespeare in King Henry 5,54.
Doordat het hout voor onbederfelijk werd gehouden en zijn hars tegen verrotting zou vrijwaren is het hout een symbool van onbederfelijk en onomkoopbaar. Het cederhout is niet knoestig en zeer geurend. Of het echter zo duurzaam is als we uit de bijbel zouden kunnen opmaken is echter twijfelachtig. Het cederhout dat gebruikt werd voor de doodskisten van de farao’s en de koningen van Syrië zou ook niet afkomstig zijn van de ceder, maar van Juniperus excelsa. In N. Afrika werden de kisten gemaakt van Callitris quadrivalvis en in Egypte van Juniperus phoenica. Ook rijst de vraag of op sommige plaatsen de ceder wel gebruikt was. In de Sinai, zo ver van de Libanon, was daar wel ceder voorhanden, zie verder Juniperus.
(c ) Appelen zo groot als een mannenhoofd, dat zou ook op de banaan kunnen slaan, Musa. Dodonaeus vermeldt ze onder citroenen en verwijst naar Avicennia 395 cap. die deze appelen Mosa of Musa noemde. Hij vermeldt ook dat, ‘Immers, als Andreas Thevetus betuigt, die Musa wordt van sommige Joden gehouden voor de appel, die Adam eerst smakende, tegen God gezondigd heeft’ De christenen in Syrie en Egypte noemen deze vrucht Ponum Paradisii of paradijsappel, berustende op de mening dat het deze vrucht geweest zou zijn die Eva tot het verboden plukken geleid zou hebben. De Fransen in Algerije bestempelen ze met de naam van bananier du paradis of figuier d’Adami, Duits Adamsapfel, Italiaans fico dՁdamo en mela di Paradiso. Linnaeus noemde een van deze dan ook Musa paradisiaca’ Brochard, een Duitse monnik die in 1300 een reisbeschrijving over het Heilig land gaf vertelt over de vijg: ‘bovendien, vind men er noch andere zeer kostelijke, en een wonder zeldzaam slag van appelen, van hen lieden Paradijs‑appelen genaamd, groeiende op de wijze, en tot een grootte als de aller zwaarste Druiventrossen, in zo grote menigte bij de anderen, dat zij een middelbare korf uitmaken: de kernen daar van zijn de Appelen zelf, zo dat men veeltijdts honderd Appelen, soms wel meer, op een hoop, gelijk een bos druiven aaneen vindt, elk zo groot als een Ei, met een vaste geel kleurige huid of schors overtogen, die daar af gelegd zijnde, een zoete en lekkere vrucht uitlevert. Deze boom blijft niet langer dan twee Jaren in ‘T leven, maar uitgegaan en verdroogt, spruiten er andere takjes uit: De bladeren zijn zo lang, dat ze bijna een manslengte te boven gaan; en breedte zo groot dat twee bladeren gemakkelijk een mensen Lichaam konden bedekken’ Het zal duidelijk zijn dat deze appelen de bananen zijn, waar de oudvaders over spraken naar dit verslag als een soort van vijgen. Zie 7.
Cypressus dats een hout bi na van des ceders ghewout 12810want het wasset hoghe ende groot ende ne falgiert dor ghene noot al dar ment te balken leghet hets hout dat wel te riekene pleghet int lant dar dit hout wel gheraect 12815pleghemen datmer af maect der dode kisten om den stanc die van den doden comt te stranc |
11. Cupressus dat is een hout bijna van de ceders kracht. 12810 (b) Want het groeit hoog en groot en niet faalt door geen nood al waar men het als balken legt. (a) Het is hout dat goed te geuren pleegt in het land waar dit hout wel groeit 12815 pleegt men dat men ervan maakt de doodskisten vanwege de stank die van de doden komt te sterk. |
Cupressus sempervirens, L. (altijd levend, kan 2000 jaar oud worden) een mooie slanke, opgaande en geurende conifeer uit de Middellandse Zee gebieden.
Cires, Duitse Zypresse, midden-Hoogduits Cipres(se) Engels cypress en Frans cypres is ontleend aan oud-Frans cipres, van Italiaans cipresso, uit Latijn cyparissus (ouder cupressus) stamt. De naam is net als het Griekse kuparissos, maar onafhankelijk daarvan uit een klein-Aziatische spraak overgenomen uit de gelijke Hebreeuwse betekenis gofer. Dat de cipres door Semitische landen naar Griekenland ingevoerd werd lezen we in de Griekse naam, kupros, cupar of cuper, in oud Hebreeuws gofer, (koper) Genesis 6: 14, zonder twijfel uitgedrukt. ‘Maak u een ark van goferhout’.
(a) De cipres was aan Pluto, de god van de onderwereld, geheiligd. Dit werd waarschijnlijk veroorzaakt doordat het hout van de cipres als immuun tegen rot werd beschouwd en gebruikt voor kisten in de huishouding en doodskisten. Een cipres voor het huis geplaatst was een teken dat er een dode was, evenzo plaatste men ze bij brandstapels en op graven. De twijgen werden gebruikt om de lijken te verbranden. Op het lijk legde men cypres en de graven versierde men met Jubet Cupressus funebres. Op een plaats spreekt Ovidius van de’gehate’ cipresboom. In de Aeneis VI, 125 heet de boom Cupressus feralis: dat is de cipres aan de doden gewijd.
(b) Dat wordt gezegd van de palmboom. Diens stam is zeer elastisch, een storm kan hem wel buigen of uit de grond rukken, maar niet breken. Die stammen werden wel als balken gebruikt waaraan men de eigenschap toeschreef dat ze bij belasting niet doorbogen, maar zich tegen de druk in gingen krommen. Waar dan mogelijk de uitdrukking vandaan komt, ‘de palm groeit tegen de verdrukking in’vergelijk Vondel Palamedes 1042: ‘toon dat waere deughd’
Als d’ edle pallemboom, geen last te draeghen weygert
En tegens ‘t swaer gewight der lasteringen steygert’.
Aristoteles roemde de taaiheid van de palm omdat ze net als een trotse krijger zich niet buigt. Bij de vroege christenen werd de palm als levensboom op de graven geplant, in de tijden van vervolging waren ze wel te buigen maar groeiden tegen de verdrukking en braken niet.
Cerasus dats die kerselare ysidorus seghet openbare 12820dat lucillus een romsc here ponten wan met groter ere ende velleder ene port al te samen die cerasa hiet bi namen ende dat hi al dar int lant 12825die alre beste kersen vant ende brochtse teerst ouer zee ende gaf hem die name emmermee van der stede cerasa ne ware sine vrucht niet so ga [12830soe ware te prisene vele te bat] want soe coel es ende nat die kernelle horic ghewaghen es goet der mage enter blase |
12. Cerasus, dat is de kers, Isidorus zeg het openbaar 12820 dat Lucillus, een Romeinse heer, Pontus overwon met grote eer en velde een plaats al tezamen die Cerasa heet bij name en dat hij aldaar in het land 12825 de allerbeste kersen vond en bracht ze het eerste over zee en gaf hem de naam mee van de stad Cerasa. Nee, was zijn vrucht niet zo slecht houdbaar [12830 zo waren ze te prijzen veel te beter] omdat ze koel zijn en nat. De kern, zo hoor ik gewagen, is goed voor de maag en de blaas. |
Prunus cerasus, L. (kers) De Grieken noemden het kerasos, een woord dat verwant is met het Latijn cornus. Vandaar dat men soms wel denkt dat Cornus mas bedoeld wordt, de gele kornoelje omdat de vruchten eerst niet zo geschat waren.
Isidorus XVII.7.16 :’Cerasus a ceraso urbe Ponti vocata. Nam Lucullus cum Cerasum urbem Ponti delevisset, hoc genus pomii inde advexit, et a civitate appellavit’. Van Pontus brengt Lucullus, 76 v. Chr., na zijn overwinning op Mithridates, de boom, cerasus, en de kers, cerasum, naar Rome, (in het Pontische gebergte heet het nog kirahs). Lucullus bedacht deze boom van zo groot belang dat hij het bij zijn inhaling plaatste in de meest opvallende situatie, bij de koninklijke schatten die hij gedurende de oorlog verzameld had. Nog bestaat er geen twijfel over dat dit zijn meest waardevolste verovering was. Er zijn zoete en zure kersen, de zure kers is bekend als morel.
Cerasus van Akkadisch karsu, verder via Kurdisch-Iraans kiraks tot keras of keraseni. De stad Cerasunt of Cerasonte aan de Zwarte Zee is naar de kersenwouden genoemd. (De naam Cornus is van gelijke etymologische afkomst) Latijn ceresia of cerasus, oud-Frans cherise, oud-Engels ciris of cyrs, (Engelse cherry) Franse cerise als de vrucht en cerisier de boom. Kers, midden-Nederlands kerse, Duits Kirsche, midden-Hoogduits Kirse, Kerse of Kriese, oud-Hoogduits Kirsa of Chirsa.
Castania alse isidorus seghet 12835es .i. boem die te dragene pleget vrucht diemen castanien heetet ende sijn droghe ende heet ende si maken goeden mont ende sijn goet te winter stont 12840want si der maghe metten wine gheuen macht verhit te sine |
13. Castanea, zoals Isidoris zegt, 12835 is een boom die te dragen pleegt een vrucht die men kastanje heet en ze zijn droog en heet en ze maken een goede mond en zijn goed in de winter stond 12840 want ze geven de maag met wijn de macht om verhit te zijn. |
Castanea sativa, Mill. (gekweekt of tam) tamme kastanje in tegenstelling tot de paardenkastanje. Naar Isidorus zou de kastanje met castreren in verband staan omdat de vrucht als ze uit het omhulsel is gevallen als gecastreerd lijkt.
Het Latijnse woord komt uit Grieks kastanea dat op de vruchten slaat. Met het Armeense kask, (kastanje) kaskeni (kastanjeboom) is het Griekse woord aan een voor Aziatische spraak ontleend.. Kastanje, midden-Nederlands castanie of castaenge, midden-Hoogduits Castanien en Kesten, oud-Hoogduits Kestin(n)a, Kestenenbaum. Het zijn woorden die met het Angelsaksische ciestenbeam op het Picardische castagne berusten. Dit woord is ontleend aan laat Latijn castinea. Frans chataigner, Engels chestnut, ook Spanish chestnut omdat ze vanuit Spanje Engeland bereikte.
Volgens de ouden geeft het een stevig voedsel dat de vrouwen goed van humeur maakte.
Geroosterd of gekookt is het een delicatesse en zou dan stimulerende krachten bezitten. ‘Zij hinderen het hoofd, zij drogen, en verwekken de geile minnegloed, oordelende ook met anderen, dat ze door hun winderigheid veel eer tot de wellust prikkel zijn. Het schijnt dat ze zo vast bebolwerkt zijn, (de vrucht) dat men ԥr met zo geprikkeld en gestoken te worden, niet wel kan aan, of bij komen, het geen Petrus Gravina met de dood bekocht heeft.’ Een zinnebeeld, zo men zegt, hoe sommigen geprikkeld en gestoken door Venus prikkelen zijn omgekomen voor al eer ze de vrucht, waar naar zij snakten, gesmaakt hadden’.
Cbenus alse isidorus seghet es.i.boem die in india te stane pleget ende in ethyopen der more lant 12845ghehouwet wert hi alte hant verhart ghelijc enen steene hetne maghene bernen gheen uier cleene werpmenne oec in grooten viere altoes in ghere maniere 12850ne gheene blaxeme hi gheuen can mar hi uerderuet in asschen dan dat van ethyopen comet dats datmen ouer beste noempt hets sochte swart alst horne waren 12855ende dat van indus comet hare dat es beede swart ende wit ende niet alse goet alse dit an wieghen bindemen dusdaen hout want men seghet het heuet ghewout 12860te uerdriuene vanden kinden eiselike vormen die wi vinden dat si in haren slape sien platearius seghet van dien sijn out gepuluert arde cleene 12865breket in die blase die steene |
14. Ebenaster, zoals Isidorus zegt, is een boom die in India te staan pleegt en in Ethiopië, het Moren land. 12845 Omgehouwen wordt het gelijk verhard gelijk een steen. Het mag niet verbranden een vuur klein en werpt men het ook in grote vuren altij in geen manie 12850 geen vlammen hij geven kan maar hij verteert in as dan. Dat van Ethiopië komt dat is dat men de beste noemt het is zacht zwart alsof het horen was. 12855 En dat van India komt hier dat is beide, zwart en wit en niet zo goed als dit. Aan wiegen bindt men dusdanig hout want men zegt het heeft geweld 12860 te verdrijven van het kind ijselijke vormen die wij vinden en die ze in hun slaap zien. Platearius zegt van die zijn hout gepoederd erg klein 12865 breekt in de blaas de steen. |
Diospyros ebenaster, Retz. (ebbenhout) In oud-Egyptisch, wiens klinkers we niet kennen, heet het hout hbnj, (in Arabisch en Turks is het abenos, in Hebreeuwse Eben: steen, ebenezer: steen van mijn hulp) dit werd tot Grieks hebenos of ebenos, dit tot Latijn (h)ebenus, laat oud-Hoogduits Ebenus, midden-Hoogduits Ebenus, tot Ebenholz of Ebenaster, Nederlands ebbenhout, in Engels, via oud-Frans ebaine, ebony. In het Egyptisch als hbnj geschreven, is dit woord van Afrikaanse spraken ontleend? Afrikaans ebbenhout, ook in deze tekst, komt van D. dendo, D. haplostylis en D. mespiliformis. Van Dalbergia melanoxylon Guill stamt het ebbehout van Senegal. Ebenoxylum verum levert het ebbehout dat al in de piramidebouw gebruikt en later uit Somali gehaald werd.
Het ebbehout is zwart, duurzaam en goed te polijsten. Vanwege de donkere kleur is het ideaal om met ivoor te verwerken. Ebbenhout werd wel gebruikt om er wiegen van te maken zodat kinderen niet bang zouden worden van zwarte gezichten.
Black as ebony komt voor in Love’s Labour Lost 3, 247 van Shakespeare;
King. ‘By heaven, thy love is black as ebony’
Ber. ‘Is ebony like her? O wood divine’
A wife of such wood were felicity’
O! who can give an oath? where is a book?’
That I may swear beauty doth beauty lack’
if that she learn not of her eye to look:
No face is fair that is not full so black’.
King. ҏ paradox! Black is the badge of the hell’ Volgens de klassieken was de koningstroon van Pluto (god van de onderwereld) gemaakt van het zwarte ebbenhout.
Esculus dats de mespelare sine urucht es niet mare ende elke heuet in .v. steene also ghewassen es ghemeene 12870so es nuttelic ende bequame ende es oec goet den lachame hare hout es hutermaten hart nochtan esset sniemen vart |
15. Esculus, dat is de mispel, zijn vrucht is niet vermaard en elk heeft er in vijf stenen alzo gegroeid is algemeen 12870 ze zijn nuttig en bekwaam en is ook goed voor het lichaam het hout is uitermate hard nochtans is het in niemands gebruik. |
Mespilus germanica, L. (Germaans, van Duitsland komend) Mespilus, van Griekse mesos: half, en pilos: een bal, een verwijzing naar de vorm van de vrucht Of spilos: steen, de vrucht bevat 1-5 stenen, of naar de hardheid, of van ԥen plant die uit de appelboom voort komt’, of van nespolo, van non spoliare, niet roven of uittrekken, vanwege de diepe en lange wortels
Van Esculus kwam midden-Hoogduits Eschpel, ook Hespel. Duitse Mispel, onze mispel, Frans meslier en neflier uit de officieele naam, Engels common of Dutch medlar.
De vruchten lijken een kroon te dragen op de top, het zijn de vijf bloembladen en als je ze eraf wrijft zie je dat de bodem wat hol is. De vruchten zijn eerst groen en kleuren later in october roodbruin. Laat ze maar hangen tot diep in het najaar dan krijgen ze een betere smaak of nadat de vorst er overheen is gegaan worden ze zacht. Het vruchtvlees gaat dan gisten, wordt sappig en geurend. Ze zijn dan niet rot, het gezegde vermeldt wel zo rot als een mispel, maar ze hebben dan een opmerkelijke, zuurzoete en wijnachtige smaak. Dan kunnen ze gekonfijt of tot jam of gelei gemaakt worden. Je moet de vrucht uitzuigen, net als kruisbessen, waarna de pitten en het taaie vel overblijven.
In de middeleeuwen was de vrucht, maar ook het taaie hout gewaardeerd waaruit men knuppels en stokken kon maken om te schermen en te vechten, maar die ook heel goed waren om boze vrouwen een pak slaag te geven.
icus alse isidorus seghet 12875es.i.boem die figen dragens pleghet sine blade sijn quaet want wat so onder hem wast ende staet verderuet men doere toe andren raet oec seghet plinius dat verstaet 12880sine urucht heuet de soetste smake diemen vint van eregher sake de serpente van endi pleghen te leuene der bi mar die sijn soeter dan donse sijn 12885plinius seit die meester fijn dat si quaet sijn uele lieden want hi segheter bi.i.bedieden onghesonde lieden moeter miden vighen tetene tallen tiden 12890meesters segghen uoer wareit hier men binde enen wreeden stier anden vigheboemme hi salre mede dar uerliesen sine fellede sijn witte sap dat wilmen weten 12895es nutte iegen serpents beten oec en es dat sap niet quaet den smetten die in die oghen staet galienus te verstane doot sine sijn te verduwene niet goet 12900ensi also openbare datmense hetet met gingebare |
16. Ficus, zoals Isidorus zegt, 12875 is een boom die vijgen dragen pleegt. Zijn bladeren zijn kwaad want wat zo onder hem groeit en staat bederft, men doet er toe andere raad. Ook zegt Plinius, dat verstaat, 12880 zijn vrucht heeft de zoetste smaak die men vindt van enige zaken. De serpenten van Indi plegen te leven daarbij maar die zijn zoeter dan de onze zijn. 12885 Plinius zegt, die meester fijn, dat ze kwaad zijn voor vele lieden want hij zegt er bij duidelijk ongezonde lieden moeten het mijden vijgen te eten te alle tijden. 12890 Meesters zeggen voor waarheid hier men bindt een wrede stier aan de vijgenboom, hij zal er mede door verliezen zijn felheid. Zijn witte sap, dat wil men weten, 12895 is nuttig tegen serpentenbeten. Ook is dat sap niet kwaad bij hen die smetten in de ogen staat. Galenus die te verstaan doet zijn ze om te verteren niet goed 12900 en zo ook openbaar dat men ze eet met gember. |
Ficus carica, L. (uit Caria) de vijg is in het Oosten een dagelijks voedsel. De naam vijg zou afgeleid zijn van Ficus, die weer afgeleid zou zijn van de Hebreeuwse naam fag en heeft in vrijwel alle Europese talen dezelfde naam. Latijn ficus, laat Latijn fica, Italiaans fico, Provençaals figo, oud-Frans fige en Frans figuier, Engels fig, Duits Fig, m/v. Figen, ouder Veigenpoum of Fichboum. De vijg heet in het Grieks sycos of suke. De wilde heet erineos en in Latijn caprificus: boksvijg: minderwaardige vijg. De oude wilde vijgenboom die groeide op graven, was een onheilsboom: ‘Nubet sepulchris Caprificos erutas’.
Medisch werd de plant wel gebruikt tegen steenpuisten, likdoorns, eksterogen en andere huidinfecties. Jesja gebruikte de vijg om de ziekte van koning Hizkia te genezen in 2 Koningen 20: 7. Plinius zegt dat de vijg het beste voedsel is voor hen die herstellen na een lange ziekte. De oude Griekse artsen gebruikten de bladeren, die een scherp melksap bevatten, voor omslagen en wratten. Halfrijpe vijgen zouden dan ook giftig zijn. ‘‘Dikwijls en veel gegeten, maken geen goed bloed, maar hetgeen dat licht bederft en daarom werd gelooft, dat ze luizen doen groeien waarom niet vreemd is dat Plato die een groten vijgeneter was geschreven werd van de luis‑ziekte gestorven te zijn.’ van Beverwijck)
In Indië zijn er vele (heilige) vijgenbomen.
Fagus na dat icket besoeke es die boem diemen heet boeke sine vrucht es soete inden mont 12905mar quaet ter burst talre stont ne ghene olie es so clare entie beter in lampten ware dan diemen van boeken slaet sij hout dat es toudene quaet 12910nochtan hetent worme thant dese boem wast in menech lant |
17. Fagus, naar dat ik heb uitgezocht, is de boom die men heet beuk. Zijn vrucht is zoet in de mond 12905 maar kwaad voor de borst te alle stond. En geen olie is zo helder en die beter in lampen waar dan die men van beuken slaat. Zijn hout dat is om te houwen kwaad 12910 nochtans eten het de wormen gelijk. Deze boom groeit in menig land. |
Fagus, Latijns, van Grieks phago: eten, wat een verwijzing zou zijn naar de eetbare zaden.
Dit was mogelijk de eetbare kastanje, Castanea of Quercus esculentus.
Beuk, Duits Buche, Engelse beech, midden-Hoogduits Buoch, oud-Hoogduits Buoh of Buohha, oud-Engels bece, Angelsaksische boc, bece of beoce, Zweedse bok en in Noorwegen en in het Deens is het bog. Het hout werd als boekomslag gebruikt. In vroegere tijden betekende het enkelvoud Buch, (Gotisch Boka) de Buchstaben, (boekletters of boekstaven) en het meervoud daarvan is in het Gotische Bokos, het Buch, Engels book, ons boek. De Buchstab(e) was oorspronkelijk een staf, (twijgstuk) van de beuk waarop runenteken ingesneden waren.
Beukennootjes zijn te eten hoewel bij een te veel eten hiervan vergiftiging kan optreden. Met roosteren verdwijnt dit gif. Ze werden wel als varkensvoer gebruikt om die vet te mesten. Paarden stierven na het eten van een half pond veekoeken die gemaakt was van beukennoten, ook koeien, ezels en katten kunnen er niet tegen.
Ook wel zoals in laatste wereldoorlog, om er een lampolie uit te bereiden. Beukenolie werd eerst in 1713 in Engeland gevonden en als vervanger van olijvenolie aanbevolen
Een beuk geeft slecht werk- maar goed brandhout.
Vondel, De Leeuwendalers;
‘Hak beuken af tot brand, leg rijsbos op ‘t vuur’.
Fraxinus alse isidorus seget es datmen die essche te heetene pleghet een boem es nuttelic te scachten 12915sine asschen ebben uele crachten men maketer mede enen brant men minghese met aisine thant ende legse dar die brant sal wesen dar bliuet ene bleine van desen 12920essche blade met aisine ghestampet dat es medicine jeghen scorf ende gale die sware den mensce betale erschen scurtse ende esschen loef 12925niewe ende uersch ebbets gheloef wel ghewreuen met warmen wine es ene starke medicine daer beene te broken sijn van esschen blade.i.laghelkin 12930sonder ander hout ghemanc houdemer wijn in houer lanc die wijn es ghedronken goet hem die de milte wee doet |
18. Fraxinus, zoals Isidorus zegt, is die men de es te noemen pleegt. Een boom die nuttig is voor schachten. 12915 Zijn as heeft vele krachten men maakt er mee een brand men mengt het met azijn gelijk en legt ze waar de brand zal wezen daar blijft een blaar over van deze. 12920 Essenbladeren met azijn gestampt, dat is medicijn tegen schurft en gal waar de mensen veel voor betalen. Essenschors en essenloof 12925 nieuwe en verse, heb het geloof, goed gewreven met warme wijn is een sterke medicijn waar benen gebroken zijn. Van essenhout een laagje 12930 zonder ander hout gemengd houdt men er wijn in voor lang die wijn is gedronken goed hem die de milt wee doet. |
Fraxinus excelsior, L. Es, midden-Nederlands esce en esch, Angelsaksisch aesc, IJslands askr, Zweeds en Deens ask, Keltisch aesc: speer, Engelse ash. In de 12-13de eeuw werd bij ons en Duitsland de a tot e en zodat het van ask, asc, asch tot Esch werd. Asc heet niet alleen de boom maar ook alles wat uit zijn hout gemaakt is zoals we zien bij de essenspeer. Dit wapen uit het Hildebrandslied heette askim skritan. Noors ask: speer en schip, die hieruit gemaakt werden, de Vikingen werden naar hun gebruik wel esmensen genoemd.
De jonge en slanke stammen dienden voorheen tot lansschachten waarom men essenplantsoenen rondom de middeleeuwse burchten aanlegde. De es komt niet alleen voor in de Noorse godenverhalen, ook Homeros 11.II 543 en XIII.178, laat in de handen der goden geen andere speren zien dan die uit essenhout vervaardigd zijn. Daaruit blijkt dat het hout door hem als goddelijk hout werd beschouwd.
De boom bezit vele geneeskrachtige eigenschappen, volgens Plinius meer dan zevenendertig. Als koortswerend en buikzuiverend middel werd van de bladeren een thee getrokken. De es helpt tegen duizeligheid, vandaar de Duitse naam Schwindelholz.
Ienuperus des nemic goem 12935dinke mi sijn ienouerboem ende dese es dus ghenaturt dattet groene.i.iaer ghedurt 12940platearius wil visieren jenueuer heet ende droghe van manieren hare doen es van rechter naturen ondoen ende ombinden quade humuren jeghen buc heuel van lieden 12945so salmen ienouere sieden jn reinwatre ende dat ontfaen die met lancheuele es beuaen siede ienueuere in wine ets goet ieghen sine pine 12950van desen bome makemen oec mede holie van grooter moghentede terst so moet ghedroghet wesen jn die lucht dat hout van desen dat setmen in enen pot geheel 12955jn derde diep ghenoech een deel ende enen andren vp sinen mont entie idele oec ter stont die heuet inden bodem.i.gat wl vanden houte legmen dat 12960ende stoppet bouen tien tiden datter gheene lucht ute mach liden dan makemen anden potte.i.vier also starc ende also fier dattat hout binnen versmacht 12965also comet met grooter cracht hute dien houte een lettelkin olie diere ende fijn jnden nedersten pot tier stede dits goet ieghen den uierden rede 12970ende ieghen dat lanceuel mede bestrijcmer mede des menschen lede ende mede gheminget in spisen ets oec goet in alre wisen jegen tgroot euel swaer 12975so moetmer mede saluen daer eens menschen rigbeen oric lien entie uele heuet melancolien dit sal hi heten et sal hem bliken ende oec salhire hem mede bestriken 12980die sic es vander artitiken dien est ene salue rike |
19. Juniperus, dus neem ik kennis, 12935 denk ik het is een jeneverboom en deze is van zo’ n natuur dat het groen een jaar duurt. 12940 Platearius wil versieren dat jenever heet en droog is van manieren haar doen is van rechte naturen ontdoen en verteren kwade humeuren. Tegen dysenterie van lieden 12945 dan zal men jenever koken in rein water en dat ontvangen. Die met het onderbuikspijn is bevangen kookt jenever in wijn het is goed tegen zijn pijn. 12950 Van deze boom maakt men ook mede olie van grote mogelijkheden. Ten eerste moet het gedroogd wezen in de lucht het hout van deze. Dat zet men in een pot geheel 12955 in de aarde diep genoeg een deel en een andere op zijn mond en die leeg ook terstond die heeft in de bodem een gat. Vol van hout legt men dat 12960 en stopt het boven dicht te die tijden zodat er geen lucht uit kan gaan. Dan maakt men aan de pot een vuur alzo sterk en alzo fier dat het hout van binnen versmoort 12965 alzo komt met grote kracht uit dit hout een weinig olie, duur en fijn, in de onderste pot ter plaatse dit is goed tegen de vierde daagse koorts 12970en tegen de onderbuikspijn mede. Bestrijkt men er mee de mensen leden en mee gemengd in spijzen is het ook goed in andere wijze. Tegen de vallende ziekte zwaar 12975dan moet men er mee zalven daar een mensen ruggengraad, hoor ik luiden. En de euvel heeft melancholie dit zullen het eten, het zal hem blijken. En ook zal je hem hiermee bestrijken 12980 die ziek is van de jicht dus is het een zalf rijk. |
Juniperus communis, L, is een altijd groene conifeer met fijne en meestal stekende naalden
Latijnse Juniperus, Frans genevrier, Engels juniper, onze jeneverbes, Italiaans genepro, Spaans enebro en Portugees zimbro, wel van Cedrus, vergelijk Duits Cederbom of Feldcypresse.
Door het onvolledig verbranden van het hout verkrijgt men de zwarte en misselijk makende olie, oil of cade, een olie alreeds door de ouden gebruikt. Als oleum candidum werd het gebruikt tegen huidziektes. Zie Cedrus. In Duits heet de boom wel Kaddick, Kaddig of Kadig, Engels cade oil, in Bohemen Kaditi, Pools kadzuc, bij de Esten kadakas, kaddie of kadagys. Vergelijk de basis van de Griekse ceder of kedros, ked of kod: roosteren, vergelijk Grieks kodomeuein: gerst roosteren, Sanskriet khadika: geroosterd graan, oud-Slavisch cadu: rook, caditi: roken of branden. In deze betekenis betekent Cedrus (Juniperus) origineel hout voor roken. Bij de Grieken duidde men met de naam kedros en kedris alleen welriekend hout aan. De Libanonceder heette kedros thaumaste: dat is prachtig. Van Grieks kedros kwam het Latijnse Cedrus. De cedrus of kedros van de oudheid was een Juniperus en in de regel de kleine Middellandse Zie jeneverbes, Juniperus oxycedrus.
De ceder is ook zeer bekend geworden door de stroperige lichtbruine balsemachtige olie die uit het hout wordt getrokken door het bij een vuur te leggen. Met deze cederolie werden kostbare boeken en boekrollen ingewreven teneinde ze te beschermen tegen wormvraat. De boeken die de tweede koning van Rome, Numa, naliet zouden met dit sap ingestreken zo’n 535 jaren goed zijn gebleven. Ook zou deze olie bij het balsemen gebruikt zijn en werd het linnen erin gedrenkt. Tackholm vermeldt echter dat de cederolie, als vermeldt door Herodotus en Diodorus en vertaald als olie van ceder, waarschijnlijk geen cederprodukt was, maar afkomstig van een Juniperus soort. Het ceder ap van Plinius was ook niet afkomstig van een ceder, maar vermoedelijk ook van een Juniperus. Met de ceders werden dan ook vermoedelijk andere bomen van de Libanon geveld. Cederolie doodt alle parasieten, maar ook de vrucht en drijft die na de dood uit het lichaam. Men kan ook het mannelijke lid daarmee bestrijken of de vagina, doodt het zaad. Het is een middel tot kinderloosheid zoals er geen tweede geeft. Dit meldt ook Dioscorides.
Heel bijzonder is de rook van verbrande jeneverbestakken, die werkt desinfecterend. De vluchtige olie bevat pinen en cadinen, 2 stoffen die een antiseptische werking bezitten. Ook bij de (onvolkomen) verbranding van het hout, (roken) worden gelijke stoffen geproduceerd.
Deze eigenschappen zijn al lang bekend en de be- of rokingen met de twijgen en bessen zag men als zeer werkzaam. De ‘geesten bevattende’ kracht van de rook dringt in alle hoeken en gaten en zou de onzichtbare boze machten (ziektes) verdrijven. Men denkt aan het uitroken van boze vijand zoals bij duivelsuitdrijvingen gebeurde. Zo is het bijgeloof waarschijnlijk toch op ondervonden werking gevestigd. Onbewust van die kracht, maar door de lange ervaring paste men dit toe om huizen uit te roken bij besmettelijke ziektes, ongedierte, slangen en boze geesten. De pest is het prototype van een demonische geest, de wacholder was een beroemd pestwerend kruid dat bij die ziekte gerookt werd.
Laurus es oec.i.boem alleene onder dandre ghemeene dar gheene blexeme als wijt kinnen 12985nemmermeer an mach ghewinnen sine blade wat soes gheschiet sine vallen te wintre niet ende sijn goet uan roken mede men salre in ere donkre stede 12990drooghen dart es sonder rooc so bliuen si goet .ij. iaer ouer oec ende sijn nutte ter medicine platearius seghet int sine die vander maghe qualike uerduwet 12995ofte die van quader mage spuwet drinke wijn ghesoden metten bladen [entien coude reumen scaden men sal rosen met lauwerbladen] jnt water sieden ende so begaden 13000dat bouen gestoppet es de mont ende hi die es onghesont sal dien doem in den mont ontfaen vorhouet ende houet der mede dwaen bacca heetet de vruct in latijn 13005die van sulker virtuut sijn dat si uerteren ende ombinden ene olie machmen dar af vinden die goet es ieghen artitike ende ieghen heuel dies ghelike 13010dat ons comet van couden saken entie olie moetmen dus maken die blader van den lauwerbome moetmen breken als ict gome ende lange in olie sieden 13015ende dan hute duen saelt dieden ende dit heetemen olie laurine die goet es iegen menege pine des ghelikes machmen begaden oec van uerschen lauwerbladen |
20. Laurus, is ook een boom alleen onder de andere algemeen waar geen bliksem, zoals wij het kennen, 12985 nimmermeer aan mag komen. Zijn bladeren, wat zo er geschied zij vallen in de winter niet en zijn goed van reuk mede. Men zal ze in een donkere plaats 12990 drogen waar het is zonder rook zo blijven ze goed twee jaar over ook en zijn nuttig als medicijn. Platearius zegt het in het zijne die de maag kwalijk verteert 12995 of die van een kwade maag spuwt drinkt wijn gekookt met de bladen. En die koude reuma schaden zal men rozen nemen met lauwerbladen in water koken en zo begaan 13000 dat boven dicht is in de mond. En hij, die is ongezond zal die damp in de mond ontvangen voorhoofd en slaap daar mee wassen Bacca heet de vrucht in het Latijn 13005 die van zulke krachten zijn dat ze verteren en ontbinden. Een olie kan men daar van winnen die goed is tegen de jicht en tegen het euvel en dergelijke 13010 dat komt van koude zaken. En die olie moet men aldus maken de bladeren van de lauwerboom moet men breken, zoals ik weet en lang in olie koken 13015 en dan eruit duwen, zal het dienen en dit noemt men olie laurine, die goed is tegen menige pijn. Hetzelfde kan men verkrijgen ook van verse lauwerbladen. |
Laurus nobilis, L. (edel) mogelijk van Keltische blaur, blawr of lauer: groen. Maar het kan ook vertaald worden van laus: lof of eer. Duitse Lorbeerbaum, oud-Hoogduitse Lorboum, oud-Frans lorier, eerder lor, oud Engels lorer, 17de eeuw lorer en nu laurel.
Velen mensen weten dat met de Laurier de namen van Apollo en Daphne verbonden zijn. Verwarrend is echter dat de naam Daphne aan een heel andere plant is gegeven. Maar de laurier heet in Grieks Daphne en in Latijn Laurus. Bekend is het verhaal van Daphne die door Apollo hartstochtelijk bemind en achtervolgd werd. Daphne wist echter aan hem te ontkomen en bad tot de goden dat ze haar in een plant zouden veranderen, wat dan ook terstond gebeurde. Apollo bezag de schitterende plant en beval dat deze altijd groen moest blijven en geen bliksem het gewas mocht treffen. Vandaar het gezegde: ‘het land dat laurier draagt kent geen onweer’.’ Keizer Tiberius droeg bij het uitbreken van onweer een dubbele laurierkrans omdat men geloofde dat het behoedde tegen bliksem. Daartoe legde hij ook altijd een tak onder het bed. In latere tijden werd het ook aan zolders gehangen of rondom hoven aangeplant om onweer af te weren of af te schrikken.
De vrucht werd bakelaer genoemd of bakelaar, midden-Hoogduits Bekeler, van bacca lauri: bes van laurier. Engelse sweet bay van 15de eeuws baie, van Latijn baca: bes, de besboom. Laurierbessen werden gebruikt bij vrouwenziektes.
13020Lentiscus alse isidorus seghet es .i. boem darmen af pleghet olie te makene van sire urucht niet oghe ne wast hi in die lucht het loepet huter scurtsen sijn 13025sap heetemen mastix int latijn ende dits best int heete lant platearius seghet diet uant dat sine blade nutte scinen ende goet inder medicinen 13030want men der mede sluten doet menstrua dat sware bloet entie bloet spuet slutemer mede oec hem die van grooter cranchede dicken spuwen an haren danc 3035si sijn goet gegeuen in dranc scoruede tonghen lippen mont ghenesen si in curter stont in suchte salmen de blade sieden jn aisine si sullen dieden 13040ende ontfaen der af den rooc ende spoelre mede dat gheswelch oec |
21. 13020 Lentiscus is, zoals Isidorus zegt, een boom waarvan men pleegt olie te maken van zijn vrucht. Niet hoog groeit hij in de lucht. Ook loopt uit zijn schors 13025 sap, noemt men mastiek in het Latijn en dit het beste in het hete land. Platearius zegt het, die het vond, dat zijn bladeren nuttig schijnen en goed in de medicijnen 13030 want men er mee sluiten doet menstruatie, dat zware bloed, en die bloed spuwen sluit men er mede ook hem die van grote zwakte vaak spuwen tegen hun wil. 3035 Ze zijn goed gegeven in drank gescheurde tong, lippen en mond geneest ze in korte stond. In ziekte zal men de bladen koken in azijn, zo zullen ze dienen 13040 en daarvan ontvangt men de rook en spoel daarmee dat gezwel ook. |
Pistacia lentiscus, L. Latijn, van lentus: het taaie, naar het buigzame kleverige bestanddeel van de hars. Vanouds is deze boom bekend vanwege zijn gom. Die wordt in augustus verkregen door insnijdingen in de bast dat na 2-3 weken als verhard hars wordt gewonnen. Een boom levert 4-5 kg per seizoen. Dit hars is bros en licht verpoederbaar met een zwak balsemachtige geur en smaak, het wordt door langzaam kauwen in de mond kneedbaar. De beste zijn die in de vorm van geel/witte doorzichtige tranen of druppels, die worden in de medicijnen gebruikt. De mindere als vernis. Mastiek werd vooral gebruikt door de vrouwen als een soort kauwgom om hun adem te verbeteren. Het mastiekkauwen geeft een aangename adem en zou de gezondheid dienen. Het behoort tot dezelfde gebruiken als betelkauwen en het roken.
Masteik, Duits Mastich, Engels mastic, van oud-Frans mastic en dat van laat Latijn mastichum-(um), het prototype van masticare: kauwen, wat afgeleid is van Grieks mastikhaein: knars de tanden, mastax: mond, van de stam math-to, dat verbonden is met Latijn mandere: kauwen. Dit omdat mastiek, volgens Dioscorides, gekauwd werd om de adem te zoeten en een ingrediënt van tandpoeders was. In het Engels en Frans betekent mastik: kneedbaar kit of cement en vandaar mastiekcement en mastiekdaken voor mengsels die aan mastiek doen denken. Zie pistacia.
Medica alse plinius seghet es .i. boem die te wassene pleget jn gheen lant in ghere stede 13045dan in persen ofte in meden menne condene noit ghewinnen jn gheen lant dat wi kinnen sine blade sijn medicinale hem die uercout sijn alte male 13050van roken sijn si seere goet hare maniere es datmense doet onder cleeder om soete bliuen ende dat si worme sullen verdriuen dese draghen appele tallen tiden 13055alse deene ripen ende wech liden sijn dar andre wlwassen an ende met iongre comet hute dan men hetet niet dese boem urucht mar men houtse om hare soete lucht 13060ende om medicine mede somen lanxts mach in hare stede |
22. Medica, zoals Plinius zegt, is een boom die te groeien pleegt in geen land en in geen plaats 13045 dan in Perzië of Medië. Men kon het nooit winnen in een land, dat wij kennen. Zijn bladeren zijn medicinaal hem die verkouden zijn helemaal 13050 van reuk zijn ze zeer goed. Hun manier is dat men ze doet onder klederen om zoet te blijven en omdat ze wormen zullen verdrijven. Deze dragen appelen ten alle tijden 13055 als de ene rijpt en weg is gegleden zitten daar andere volwassen aan en jongere komen uit dan. Men eet deze boom niet om de vrucht maar men houdt ze om hun zoete lucht 13060 en om medicijnen mede zoals men het langste kan in hun plaatsen. |
Citrus medica, L. (uit Medië) is een heester of kleine boom met onregelmatige kroon van 3m hoog Er staan doorns in de bladoksels. De vrucht, met dikke schil, zijn 15-25cm lang bij 8-15cm breed. De citroen wordt als boom veel geplant vanwege zijn heerlijk geurende bloemen. De geur ervan wordt door de reizigers in het Oosten zo typerend gevonden voor die streken. Een opvallend kenmerk van deze planten is dat ze vrijwel altijd bloeien en vruchten dragen.
Door de krijgszuchtige Alexander de Grote maakten de Grieken kennis met een wonderboom met gouden doch oneetbare appelen die Theophrastus voor het eerst beschrijft. De appel kwam als Medische (uit Medië) appel na de stichting van het Griekse rijk in Voor‑Azië op de Europese markt en werd met de Hesperiden-appel vergeleken. Theophrastus beschrijft het gebruik in kleden tegen de motten en als tegengif. Gekookt en het vlees in de mond uitgedrukt geeft die een aangename adem. Hij geeft ook een hele cultuurbeschrijving. In deze zorgvuldige beschrijving missen we echter een ding, namelijk dat de vrucht naar grootte, vorm, kleur en van binnen niet beschreven is. Kende men die vrucht al zodat die niet beschreven hoefde te worden?
Citrus, van Perzisch. Kitt; uit Medië. Die tweede eigenschap van de medische appel om ongedierte te verdrijven gaf het de Latijnse naam citrus, malum citreum. Het Griekse woord kedros waarmee eerder geurend en onverwoestbaar coniferenhout, citroenhout, dat zelfs de wormen weerstond en de klederen ervoor vrijwaarde, was in Italië door populaire vervorming tot citrus geworden. De kedros betekende bijzonder dat uit Afrika ingevoerde coniferenhout (Callitris) die met zijn aromatische geur de motten, de erfvijand van de woldragende volkeren van de oudheid, ver van de kleedkisten hield. Omdat de medische appel ook in de kleedkisten gebruikt werd, werd de vrucht in de voorstelling van het volk de vrucht van de kedros, de citrusboom en zelfs zo afgebeeld. Zo werd het de citroen, citrone, cedratboom en citronatboom.
Morus es des moerboems name sine vrucht die es bequame jn die bloesene es soe wit 13065ende alse die sonne verwet dit dan wert soe roet ende art mar also ripe es wert soe swart men seghet dat serpente bliuen dood van sinen bladen comen si vp hem bloet 13070rulius hetemen desen boem mede jnt latijn in somegher stede platearius segt ende toghet dat dese boem coelt ende droghet dat sap der of etet diamoreon 13075dat salmen dan sieden doen so est ieghen quinancie goet lanc ghedronken mede dat doet den lachame ontsluten saen met oneghe ghemint ghedaen 13080verdriuet erande luse ghereet die men lombrici bi bj namen heet |
23. Morus is de moerbeiboom naam. Zijn vrucht die is bekwaam en de bloesem is zo wit 13065 en als de zon kleurt dit dan worden ze zo rood en hard, maar als het rijpt dan wordt het zwart. Men zegt dat serpenten blijven dood van zijn bladen, komen ze op hem bloot. 13070 Rubius noemt men deze boom mede in het Latijn in sommige plaatsen. Platearius zegt en toont dat deze boom verkoelt en verdroogt. Het sap daarvan heet dyamoreon 13075 dat zal men dan koken doen dan is het tegen keelziekte goed. Lang gedronken mede het doet het lichaam ontsluiten gelijk. Met honing gemengd gedaan 13080 verdrijft het een soort luizen gereed die men lumbrici (: luis) bij namen heet. |
Morus, kan van mora: laat, naar het verschijnen van de bladeren. Of van Grieks moron dat verbonden wordt met Armeens mor: zwartbes, vergelijk een Moor. Midden-Latijn kende, naast morum, een gelijkbetekenend murus, oud-Frans mure, Frans murier, vandaar Duitse Mor of Mur (-beri, -bere) midden-Nederlands moerbeye-besie en Angelsaksisch mor-, murberie, midden-Engels mulberie of mulberry en Duitse Maulbeere.
Naar de vruchten gaat het hier om M. nigra, L. (zwart), de zijde leverende is M. alba,L. (wit)
Zijde wordt dan ook niet vermeld, zie voorgaande hoofdstukken.
Het sap werd wel gebruikt om wijn donkerder te kleuren. Wordt ermee gemorst dan maakt het een lelijke vlek op de kleren.
Rulius zal wel Rubus zijn, de braam waar het veel mee vergeleken werd.
Malum punicum es i.boem vrucht diemen nut in eter sucht ende etet na den lande pinken 13085van den lande van afrike want dar waest dat mense erst vant nv wasset in menech lant pume ghernaten eten si ghemene want si in ebben vele grene 13090malegronata es des boems name die dese apple droghe name ende leide sonder lucht ij. jaer soe bleue goet die vrucht som sure som soete ebmense yadt 13095die soete sijn heet ende nat ende die sure droghe ende cout die hem van colueren quaet out ets best dat men sure hem bringhet dat sap met sukere gheminghet 13100doet der maghen wel verduen oec sijnsi goet ieghen spuen best sijn die sure die men vint want die soete maken wint |
24. Malum punicum is een boomvrucht die men nuttigt in hete ziekten en heet naar het land Punica 13085 uit het land van Afrika want daar was het waar men ze het eerst vond, nu groeien ze in menig land, pomme granaten heten ze algemeen want ze hebben vele greinen. 13090 Mala granata is de bomen naam die deze appel droog nam en legt ze zonder lucht dan blijven ze twee jaar goed de vrucht soms zuur, soms zoet, heeft men ze gehad, 13095 de zoete zijn heet en nat en de zure droog en koud die een slechte kleur heeft is het beste dat men hem de zure brengt het sap met suiker gemengd 13100 laat de maag goed verteren ook zijn ze goed tegen spuwen het beste zijn die zure die men vindt want de zoete maken wind. |
Punica granatum, Punica was de naam van Phoenisch (Fenicië) Carthago, (een Phoenische nederzetting), vandaar heet de vrucht Malum punicum: appel van Carthago. (De oorlogen tussen de Romeinen en Carthago worden Punische oorlog genoemd) De oorsprong van het woord is mogelijk puniceus: rood, de kleur van de bloemen. Granum; zaad, ponum granatum is een vrucht met zaden. Latijnse granatum werd in laat Latijn granata, oud-Frans grenata of pume grenate tot grenadier, granaatappel, Duitse Granatbaum en Appelgranat, Engelse pome(-)granate
De vrucht heeft de vorm van een appel, een harde schil en roze vlees dat tamelijk zoet van smaak is. De vrucht zit verder vol met zaden, de granaten. De zachte zaden worden wel met suiker gegeten of gedroogd. Uit de vrucht wordt al sinds de oudheid en in Salomons dagen een verfrissende drank bereid, (Hooglied 8: 2) of een siroop, de grenadine of granadine wat een aangename drank is voor de reizigers in die streken.
De granaatappelschil werd gebruikt in de geneeskunde en bevat veel looizuur en een aantal vergiftigde alkaloiden die een middel zijn tegen lintworm.
Mirtus als jsidorus segt 13105es .i. boem die te wassene pleghet jn wostine ende vp steenen ende vp zee hoeuere ghemeene fisike bouke die bescriuen dat dese boem nutte es den wiuen 13110want hi ouer en hitte cout tempert al met sire ghewout platearius die segt dat sap van sinen bladen plegt sietmen sine blade in wine 13115die siecheit ofte pine an leure of an longre euet sijn puluer mede dat men gheuet elpt in spise mede dat die scorse es beter dan dat blat 13120mirtus etewi dat gaghel mar bouke segghen dat mer laghe ende nappe of maken mach doch ne wetic niet dat ic sach so groet gaghel int lant hier bj 13125dus tuifelic wat martus sij |
25. Myrtus, zoals Isidorus zegt, 13105 is een boom die te groeien pleegt in woestijnen en op stenen en op zeeoever algemeen. Dokters boeken die beschrijven dat deze boom nuttig is de wijven 13110 want hij is over heet en koud tempert alles met zijn geweld. Platearius die het zegt dat het sap van zijn bladeren pleegt kookt men zijn bladeren in wijn 13115 die ziekte of pijn aan lever of aan longen heeft. Zijn poeder mede dat men geeft, helpt het in spijzen mede dat, de schors is beter dan het blad. 13120 Myrtus noemen we hier de gagel maar boeken zeggen dat er meer aan lag en men er nappen van maken mag doch ik weet het niet want ik zag zo groeit gagel in het land hier bij 13125 dus twijfel ik welke myrtus is. |
Myrtus communis, L. (algemeen) heeft dezelfde stam als de myrrhe, oud Semitische murr betekent bitter, Akkadisch murru betekent eveneens bitter. (zie Commiphora) Dit werd via Perzisch murd, over Grieks murrine of murto en in het Latijns myrtis of myrtus, oud-Frans mirre en nu myrte. In Duits werd het via Mirtil tot Mirte, Engels myrtle, midden-Nederlands myrre of mirt.
Mirt, is een dicht bebladerde en altijdgroene struik of kleine boom van 2‑5m. hoog. Het gewas komt voornamelijk in het wild voor in midden Israël, bij Bethlehem, de hellingen van Karmel en Tabor. Op sommige plaatsen, als blijkt uit Zacharias 1: 18, Leviticus 32: 40, overvloedig.
De mirt stamt uit het Paradijs. Adam en Eva werden door een engel met vlammend zwaard uit het paradijs verdreven en gingen wenend de laatste maal door de vruchtbare tuin, naar de vrucht beladen bomen en de schitterende bloemen. Aan de weg stond de vriendelijke mirt, Adam strekte zijn hand uit en brak een twijg af om een aandenken aan die zalige tijd mee te nemen. Buiten plantte hij die twijg in de aarde en begoot die met hete tranen. En daar groeide het op tot aan de huidige dag, een herinnering aan gelukkige tijden. En daarom draagt ook de gelukkige bruid op haar huwelijksfeest de mirtenkrans die ze een heel leven lang zal bewaren als een herinnering aan deze gelukkige dag. De altijd groene bladeren zijn een zinnebeeld van de hoop op een paradijs van geluk, dat wij op aarde alleen in de liefde kunnen vinden.
Als symbool van reine liefde was de plant aan Venus (Aphrodite) gewijd. De liefdesplant werd door de eeuwen heen gebruikt. Het is een Venusplant, de reden is duidelijk. Dat zien we nog in het gebruik van de mirt in de bruidskrans, dat was oorspronkelijk een anticonceptioneel middel tegen verhindering van zwangerschap. Hiervoor werden vooral planten gebruikt die etherische olin bevatten. Het schijnt dat de olie inwerkt op het uiterst zachte eiwit van het bij de ovulatie lozende ei. Dit gaat enkele weken na de geslachtsdaad over. Om zeker te zijn drinken de meisjes dit soort thee veel in de menstruatie tijd. De bruidskrans zou zo symbolisch zeggen dat de bruid op de trouwdag voor de nakomelingen een betrouwbare behoeder gevonden had. Ze heeft het daarom niet meer nodig om in menstruatietijd rosmarijn of mirtenthee te drinken. De op huwelijksdag van de bruid geplukte en gebruikte rosmarijn en mirtestruiken werden op deze dag afgesneden en uitgetrokken. Diegene van de bruidsmeisjes die de krans opving zou nu spoedig gaan trouwen. De reden is hetzelfde, zij is nu in staat om een voorbehoedmiddel te nemen en zo vrijer met een vriend om te gaan zodat een huwelijk meestal snel volgt. Ook het volksgebruik om de mirt aan die vrouwen te verbieden die al een kind hadden is de oorspronkelijke zin van het gebruik bewaard gebleven. In het normale leven worden deze kruiden weinig als kruid gebruikt omdat ze onvruchtbaarheid tot gevolg kunnen hebben. Daarom is ook de mirt gewijd aan de liefdesgodin Aphrodite. De mirt is het hoofd van de passie- of liefdesplanten en bezit niet alleen de kracht om te inspireren maar ook om liefde te behouden.
Myrica gale, L., gagel, heette in de middeleeuwen ook Mirtus. De Griekse naam voor een geurende plant was Myrike. Door de aangename geur van het blad was het de vervanger van de echte mirt. Vandaar ook Hollandse myrt, Brabantse myrt, Myrtus Brabantica, Engels Dutch myrtle of wild-myrtle, Duits Heidelbeermyrte, Sumpfmyrte of Torfmyrte, Frans myrique, myrte batard, bois sent bon: hout ruikt goed.
Nux eetet die boem die noten draghet ende also mede alsmen ghewaget heet jnt latijn die noten mede platearius seghet teser stede 13130dat die aselnote wel voet ende soe ghenen wint wassen doet ende die hud goet of es ghedaen ende mense sal in spise ontfaen van die noker noten hi segt 13135dat die boem te scadene plegt crude ende bome mede die wassen te sire stede die sijn van groter macht dat men ouer waer dat acht 13140dat si sulc venijn verslaen als men in spisen mach ontfaen der burst es dese vrucht quaet soe dat doet .i. stemme tegaet want soe doet i.hees wesen 13145palladius sprect van desen die .i. note poten wille legse eer in water .iiij daghe stille ende poetse in laumaent of in febriere ende legse lanx dats die maniere 13150ende steen onder hare dat die wortele sprede are ende thare ende neder niet rechte negaen si varen te bet sonder waen |
(a) 26. Nux heet de boom die noten draagt en alzo mede, zoals men gewaagt, heet in Latijn die noot mede. Platearius zegt op deze plaats 13130 dat de hazelnoot goed voedt en geen wind groeien doet en als die huid goed is afgedaan en men ze in spijzen ontvangt. (b) Van de walnoten, hij zegt, 13135 dat die boom beschadigen pleegt aan kruiden en bomen mede die groeien bij zijn plaats. Die zijn van groter macht dat men voor waar acht 13140 dat ze zulk venijn verslaan als men in spijzen mag ontvangen. Voor de borst is deze vrucht kwaad Ze doet dat een stem vergaat want ze laat hun hees wezen. 13145 Palladius spreekt van deze die een noot pplanten wil leg ze eerst in water vier dagen stil en plant ze in januari of in februari en leg ze in de lengte, dat is de manier. 13150 en een steen onder haar zodat de wortels spreiden hier en daar en niet recht omlaag gaan ze groeien zo beter zonder waan. |
Nux betekent noten.
(a) Corylus avellana, L. AvellanaӬ vermoedelijk van de stad Abella (Abellinum) uit het oude Campani of van de stad Abellare uit Turkije, beide centra van de hazelnotenteelt. Hazelaar, Duits Haselstrauch, Engels hazel en hazeltree. Oud-Hoogduits Hasala, midden-Hoogduits Hasel, midden-Nederlands hasel, Angelsaksisch haesel of hesel voeren op Germaans haslaz terug dat uit de Indogermaanse wortel qos(e)lo: hazelaar gevormd is. Van het Germaanse haslaz is een vorm hasla afgeleid dat in oud-Noors hasla: hazelroede, verschijnt. Oerverwant zijn uit oud-Iers, oud-Kymrisch coll (uit coslo), wat verwant is met het Latijnse corulus, jonger corylus. Dit woord is gevormd naar het Griekse korus: hetgeen hoed of helm betekent en een verwijzing is naar de bloemkelk die de noot bedekt. Afgeleid daarvan is het Griekse ҫaryonӺ het woord voor noot.
(b) Juglans regia, L In de middeleeuwen heette de vrucht Nux en de boom Nucus.
In Vlaanderen is de naam okkernoot of nokkernoot ontstaan. Dit is afgeleid van het Latijnse nucarius: noteboom, waarvan het via nogarius, nogerius, noguier, noyer en noker op oker kwam. Deze naam is al in middeleeuws Nederlands algemeen en betekent dus letterlijk noteboom‑noot.
Het zou kloppen dat andere struiken onder een walnoot slecht groeien. Mogelijk geeft ze een stof af die andere planten hindert.
Zijn schaduw was volgens Plinius niet alleen schadelijk voor mensen maar ook voor allerhande dieren, evengoed waren zijn noten hoog geprezen. In de middeleeuwen is de boom echter meer bekend geraakt vanwege zijn vermeende duivelse invloeden. De duivel en andere kwade geesten zouden in zijn takken wonen. De Talmud vermeldt dat aan iedere twijg 9 bladeren zitten en op ieder blad zit de duivel. De notenhof, hortus nucum, zou afgeleid zijn van nocere: beschadigen. Men meende dat het ongezond was onder een notenboom te zitten en te slapen, de boom zou hoofdpijn verwekken. Er was een walnoot in het oude Rome die zo met geesten gevuld was dat dit een publiek schandaal werd. Op het graf van Nero zou die notenboom ontsproten zijn. Paschal II kapte die walnoot in Rome om omdat hij ontdekte dat de kwade ziel van Nero in zijn takken leefde. Na de vernietiging van de boom werd er een kerk van Santa Maria del Popo op gebouwd als een zekerheid tegen dit kwaad.
Bij gewone boompjes is de wortel gewoonlijk dun en vezelachtig, maar bij de walnoot zo dik als een lange radijs die zich diep in de grond boort, vandaar dat de walnoot moeilijk te verplanten is. Gewoonlijk plant je een walnoot op de plaats waar die tot boom kan uitgroeien of op de hier beschreven manier.
Palea alse ysodorus ghewaghet 13155es.i.boem die die vrucht draghet dar of comt olie van oliue groene ende soete oricse scriuen are licht alsmense in lampden doet es onghesonden oghen goet 13160dolie die men vte doet voren es best ende soets als wijd oren dandre min soete dats die nature die darde es wreet ende sure soete es die bloene diere an staet 13165mar are roke es vrouwen quaet die met kinde es bevaen ghesont es soe sere sonder waen |
27. Olea, zoals Isidorus gewaagt, 13155 is een boom die die vrucht draagt daarvan komt olie van olijven, groene en zoete, hoor ik schrijven, geven licht als men het in lampen doet. Het is voor ongezonde ogen goed. 13160 De olie die men uit doet van tevoren is het beste en zoetste, zoals wij horen. De andere minder zoete, dat is de natuur. De derde is wreed en zuur. Zoet is de bloem die eraan staat, 13165 maar haar reuk is de vrouw kwaad die met een kind is bevangen, gezond is zo zeer zonder waan. |
Olea europaea, ԓativaռ/span> (Europees) Grieks elaia of elaa, Latijn olea, waaruit olijf en andere Europese namen stammen. Italiaans olivo domestico, Provencaals oliva, oud-Frans olive en nu olivier, Duits Oelboom en Engelse olive.
De tamme olijf is een altijdgroene boom (Psalm 52: 10) met lancetvormige en dikke, maar kleine bladeren die om de ongeveer 3 jaar afvallen. De bloei valt in mei met korte trossen witte bloempjes die spoedig vrucht zetten.
De onrijpe groene vruchten worden soms wel gegeten, maar smaken dan bitter. Pas nadat ze zijn ingemaakt of met zout ingelegd worden ze milder en zachter van smaak. Ook kunnen ze gedroogd gebruikt worden.
Het is de boom die elaion produceert: de olijvenolie, Latijn oleum, oud-Frans oile, nu olie. De olijf bevat vaak meer dan 30% aan olie. De olie kan op twee manieren gewonnen worden, de snelle en langzame. De langzame manier die een hoge kwaliteitsolie levert, is geschikt voor tempelgebruik (Ex. 27: 20) De olie wordt gebruikt als verzachter en als een mildwerkend laxeermiddel dankzij de aanwezigheid van een bitter glucoside en een statische olie die hoofdzakelijk uit olene bestaat. Daarnaast bevat de olijfolie ook veel vitaminen. Maagzweren en gezwellen aan de twaalfvingerige darm kunnen behandeld worden met preparaten uit olijfbladen. Nu wordt olijfolie veelvuldig toegepast in de fabricage van toiletzeep, crmes en zalven en heeft een pijnstillende werking. Olijfolie wordt gebruikt inplaats van boter en bij het bereiden van tal van spijzen.
De derde soort is mogelijk van de wilde olijf of van Eleagnus.
Palma als ysidorus segt es i boem die niet plegt 13170te verniewene hare blat plinius die segt ons dat dat .i. boem es sonder waen die seere menech iar mach staen al wast soe oec in meneghe stede 13175jn elc lant ne draget soe niet mede so dat ripe werdet hare urucht jn orienten in heeter lucht draghen si best dus horic raden hare urucht dat heeten daden 13180dese boem euet soe ende hie ende nemmermeer ne draghen sie elc ne sta den andren so na dat elc telch an andren bouen ga als elc em boghet tandren wart 13185jn lentine dats hare ard dat elc hare te andren boghet ende elke pinet ende poghet alse die soucter sijn ghenoet ende dit es wonder groot 13190die hie bloiet die soe niet sulc es die te segghene pliet dat die soe moet ebben .c. jaer her soe draghet houer waer dan daric niet uoer waer uort gheuen 13195want icket niewer vant bescreuen |
28. Palma, zoals Isidorus zegt, is een boom die niet pleegt 13170 te vernieuwen haar blad. Plinius die zegt ons dat dat het een boom is zonder waan die zeer vele jaren kan staan. (a) Al groeit het zo ook in menige plaatsen 13175 in elk land het niet draagt zodat rijp werd zijn vrucht. Alleen in de Oriënt in hete lucht dragen ze best, dus hoor ik aanraden. Haar vrucht heet dadel. 13180 (b) Deze boom heeft een hij en zij en nimmermeer dragen ze elk staat de ander zo na dat elke twijg de andere te boven gaat en elk zich buigt tot de andere waart. 13185 In de lente, dat is haar aard dat elk zich naar de ander buigt en elk werkt en poogt als die zoekt zijn echtgenoot. En dit is een wonder groot 13190 dat hij bloeit en zij niet. Sommige die te zeggen plegen dat ze moeten hebben honderd jaar voor ze dragen voor waar dat durf ik niet voor waar voort te geven 13195 want ik het nergens vond beschreven. |
Phoenix dactylifera, L. (dadelleverend) Naar de wiegende beweging in de woestijnwind gaf men het de Aramese en Hebreeuwse namen dekhle en dikhla waaruit de Arabieren dakhl maakten. Daaruit ontstond het Griekse en Latijnse daktylos of dactylus, Italiaanse dattolo en dattero, Franse datte en dattier, Engelse date en date tree, Hollandse dadel en Duitse Dattel en Dattelpalme.
(a) Volgens Herodotus was de ganse vlakte tussen de rivieren van Mesopotamië bedekt met palmbossen en voeren schepen met grote vaten palmwijn op de beide rivieren, zo ook volgens Xenophon en Strabo. Jericho (betekent palmstad) was beroemd om zijn dadelpalmen, mogelijk is van hieruit de verspreiding gekomen, Deut. 34: 3. Volgens Plinius was Jericho in een vlakte gelegen en omgeven door een palmwoud van 5 uren gaans. Toch is de dadelpalm vermoedelijk niet inheems in Palestina en Fenicië, met uitzondering van El-Ghor en de Gaza vlakte, dit omdat in de andere gebieden de dadel niet volkomen rijpt.
(b) Na 5-10 jaar beginnen de jonge palmen te bloeien en meestal pas met hun 20ste jaar beginnen ze vrucht te dragen, met 30-100 jaren is de boom in de volle kracht van zijn leven en begint dan af te takelen. Met 100 jaar kan het een 60-100 cm dikke stam hebben, met 200 jaar is het meestal afgelopen met deze boom.
In Babylon en Assyrië komt de palm in inscripties en bas-reliëfs voor. Naar oeroud gebruik hebben de koningen van het tweestromenland de bestuiving van de dadels zelf uitgevoerd, een symbolische handeling die op een verzorgende en een goede regering duidde. Dit bericht Herodotus en wordt ook zo vaak op reliefschilderingen afgebeeld. De boom is dus tweehuizig, Theophrastus wist de noodzakelijkheid en vertelt hoe te handelen, hoewel ze het principe niet kenden. De manlijke klusters gaan met een knal open en zijn eerder rijp dan de vrouwelijke, waardoor windbestuiving moeilijk wordt. Het manlijke stuifmeel is echter lang kiemkrachtig. Sinds de ouderdom was kunstmatige bevruchting een gewoonte, de klusters van de manlijke werden aan de vrouwelijke gehangen. (Men zag het meer als een voedende bestanddeel, zoals de wortels bemest worden, zo worden de bloemen ook bemest) Zo is de palm tot het zinnebeeld van het huwelijk geworden, van vruchtbaarheid, ja van het leven zelf en dat, wat zeer opmerkelijk is, zonder de medewerking van de mens is zijn ontwikkeling niet denkbaar. Volgens de ouden helden de bomen zelfs naar elkaar over. Barthelomeus, 1525, vermeldt dat als de manlijke palm geveld wordt de vrouwelijke na 2 dagen zal verwelken.
Platearius alse isidorus seghetes i. boem die te spreedene pleget sine telghen al omme ende omme xv. uoete wijt teere summe 13200sine blade breet ende dinne alse wijngart blader alsicket kinne om sine telgher om sine scade ende om sine scoone blade was hi wilen wert ende uri 13205ende staet emmer fonteinen bi men plantene wile in koninx houe om dat hi was van grooten loue [datmene met wine begoot om dat hi soude wassen groot] |
29. Platanus, zoals Isidorus zegt, is een boom die te spreiden pleegt zijn twijgen al om en om negen meter wijd, te ene som. 13200 Zijn bladeren zijn breed en dun als wijngaardbladeren, zoals ik het ken. Om zijn twijgen en om zijn schaduw en om zijn mooie bladeren was hij wel waard en vrij 13205 en staat er immer een fontein bij. Men plant ze wel in konings hoven omdat hij was van grote lof. [dat men ze met wijn begoot omdat hij zou groeien groot] |
Platanus orientalis, L. Platanus, Griekse platanos of platanistos, van platys: breed, een verwijzing naar de brede bladeren en brede kroon. Oosterse plataan, Engelse Oriental plane, Franse platane d'orient, Duitse Orientalische Platane of Morgenlandische Platane.
In de oudheid werd de plataan geplant door de rijken die graag in zijn schaduw wilden zitten en daar zelfs de vruchtbomen voor opofferden. Op een aarden heuvel van het Griekse eiland Kos staat de holle en imposante plataan van Hippocrates. Op elke folder of ansichtkaart van dit eiland wordt dit levende monument afgebeeld. Deze Methusalem onder de bomen zou 2300 jaar oud zijn. Naar het schijnt is deze boom geplant door de grondlegger van de geneeskunst, Hippocrates. Uit het geschrevene blijkt respect voor de ‘heilige’plataan’. Hier kwamen de markthandelaars tezamen en gaf men colleges. Hippocrates gaf zijn lessen vaak buiten, in de schaduw van de plataan. In het asklepion, een tempelrune even buiten de stad Kos ligt volgens de verhalen een stenen tablet met de inscriptie; Һolang deze boom blijft leven, zal de medische wetenschap blijven bestaan’.
Dionysus hield de boom in hoge verering en sinds zijn tijd ontstond het gebruik om wijn, inplaats van water, over de wortels te gieten. Homerus, tweede boek Ilias, zingt:
‘Wij offerden den Goden op
Onze offerande van hondert stieren
In de schaduw van den Plaanboom’.
De Romeinen deden voor de Grieken niet onder en men verhaalt dat redenaars en staatslieden hun werk in de steek lieten en in de middag naar huis wandelden үm hun plataan te verfrissen en die een dronk wijn te offeren’ Plinius vermeldt bitter dat de plataan nu al tot zo’n hoge roem is gekomen dat ze nu zelfs met klare wijn wordt begoten.
13210Pinus dats die pijnboem sulc wit sulc swart des nemet goem huten swarten can men pec maken ende huten witten arst gheraken oec loepter hute erande traen 13215dat claer es ende wel gedaen ende wert art ghelijc den steene dat heeten wi emmer int ghemeene die pijmboem nes niemene quaet wat dat omtrent hem staet 13220die pijnapple die sijn goet platearius te wetene doet die den appel leget vpt vier dan oec ende men ontfaet dar af den rooc metter nese dat ontfaet 13225wel weetmen dat te staden staet den hersinen ende maket goet bloet ter droger hoesten esset oec goet ter menegher dinc est medicine want dat die kernellekine 13230sijn van naturen alsmen weet naden boec nat ende heet |
30. 13210 Pinus, dat is de pijnboom sommige is wit, sommige zwart, dus neem waar. Uit de zwarte kan men pek maken en uit de witte hars maken. Ook loopt er uit een soort traan 13215 dat helder is en goed gedaan en wordt hard gelijk een steen dat noemen wij amber in het algemeen. De pijnboom is voor niemand kwaad Wat dat bij hem staat. 13220 De dennenappels die zijn goed, als Platearius weten doet. Die de appel legt op het vuur dan ook en men ontvangt daarvan de rook met de neus, die het ontvangt 13225 wel weet men dat het bijstaat de hersenen en maakt goed bloed tegen droge hoest is het ook goed voor menig ding is het een medicijn want dat de kernels 13230 zijn van naturen, zoals men weet, naar de beuk, nat en heet. |
Pinus sylvestris (bos) Pinus: berg of rots. Waarschijnlijk is het woord afgeleid van is oude Griekse peuke: pijnboom. Zie Abies.
Pijn, hij lijdt, er lopen tranen uit, Frans pin of pinasse, Engels pine, oud-Engels pin of pin-treow, van Latijn Pinus, mogelijk dezelfde basis als pituita: slijm, zie pituitary: vet, Grieks pimele: vet, Sanskriet pivas: vet, naar de gom die de pijn geeft. Duits heeft vele namen als bijvoorbeeld Kiefer.
Amber is ook een woord voor barnsteen, zie edelstenen.
De witte hars wordt verkregen door aan de zuidzijde van de boom de bast te ontbloten in de lengterichting van de schors, waarna de afvloeiende hars afgetapt wordt en kan opdrogen. Uit die hars kan een teer verkregen worden die bij de scheepsbouw gebruikt werd en op het touwwerk werd gedaan bij het kalefateren, als wagensmeer gebruikt en om er vaten mee te dichten. Bij Plinius komen we het gebruik van houtteer al tegen. Dit werd gebruikt bij keelontstekingen en van buiten op de keel gewreven. Bij grote wonden werkt het nadelig. Houtteer uit de den bezit een desinfecterend vermogen en doodt bacterin en schimmels. Dezelfde werking zou de rook hebben van de bladen en zaden, gebruikt tegen hoest- en borstkwalen. Teerzeep wordt nog wel gebruikt bij het schapenscheren om de wonden mee in te wrijven en, zo gebruikten de mensen het ook bij zichzelf. Pastoor Kneipp liet zijn patinten, die niet in het bos konden gaan wonen, een dennetje in een kuip in hun kamers zetten. Dennenaalden baden worden nog gebruikt bij chronische reumatische aandoeningen en verhogen de stofwisseling. De naalden doe je in een zakje en leg dit in het warme water.
Met de zaden kan ook op de eetbare noten van de arve, Pinus cembra, gedoeld zijn.
Populus dats de popeliere men vinter af menege maniere dese draghet blader van sulken doene 13235an deene side wit an dandre groene ende dinke mi ghelijc een deel alse oftemen meende den abeel mar de brune popeliere draget specie goede ende diere 13240jn dupperste vanden telghen gheuest jn meie es dit gegadert best platearius die seghet dat men dit te gaderne pleghet men nemet die cnoppe dar si staen 13245dar dat loef ute sal gaen ende dat sietmen in boter smoud dar noint toe ne quam gheen soud ende botre moet sjjn vander coe ende meisce oec der toe 13250dat siedemen dan so ouerlanc tote dat groene si al ghemanc dor .i. cleet so duwemen dat ende ontfaet in.i.ardijn vat dit es goede salue te samen 13255ende heetet popelion bi namen dit es ieghen hitte goet ende als .i. de hooftswere wee doet ent hem heete saken doen so neme dit popelion 13260ende saluer mede slaep ende uoroeft hi gheneset saen des gheloeft beede swellinghen ende wonden so gheneset in curten stonden die dorghinge popelion 13265hebben wille hi moet dit doen dar sal gheene botre toe sijn mar olie ende aisijn salmen erst doen int vat ende laten te samen minghen dat 13270ende dan salment sieden der mede ende purent alsmen tander dede ende datmen bouen dar af vliet dats datmen dorganghe siet dits goet ieghen frenesie 13275ende ieghen hare maladie die bet natter popelioen hebben wille ende dan der in doen ne doere gheene botre toe mar olie ende water doe 13280dit gadre ende sieter mede want ets vander meester coutede |
31. Populus, dat is de populier, men vindt er van menige soort. Deze draagt bladeren van zulke vorm 13235 aan de ene zijde wit en aan de andere groen en lijkt me gelijk een deel alsof men bedoelde de abeel. Maar de zwarte populieren dragen specerij goed en duur 13240 in het opperste van de twijgen gezet in mei is het verzameld het beste. Platearius die zegt het dat men het zo te verzamelen pleegt. Men neemt de knoppen waar ze staan 13245 waar het loof uit zal gaan en dat kookt men in boter vet waar nooit bij kwam enig zout en de boter moet zijn van de koe en meiboter ook daar toe 13250 dat kookt men dan zo lang totdat het groene zal zijn gemengd door een kleed zo duwt men dat en ontvangt het in een aarden vat dit is een goede zalf tezamen 13255 en heet popelion bij naam. Dit is tegen de hitte goed en als een hoofdpijn wee doet en hem hete zaken pijn doen dan neem dit popelion 13260 en zalf er mee slaap en voorhoofd hij geneest gelijk, wat men gelooft, beide, zwellingen en wonden zo geneest het in korte stonden. Die het uitgedrukte popelion 13265 hebben wil, hij moet dit doen daar zal geen boter bij zijn maar olie en azijn zal men eerst doen in het vat en laten tezamen mengen dat 13270 en dan zal men het koken daarmee en zuiveren het zoals men het ander deed en dat van boven daaraf vliedt dat is als men het er doorheen ziet dat is goed tegen waanzin 13275 en tegen haar ziekte. Die liever natte popelion hebben willen, dan daarin doen doe er geen boter toe maar olie en water toe 13280 dit tezamen en kook er mede want het is van de grootste koudheden. |
Populus alba is de abeel. Daarvan zijn de bladeren aan de onderkant met wit dons bedekt.
De bruine is de zwarte populier, Populus nigra.
Door de klank van de o wordt de boom onderscheiden van populus: het volk. Het woord geeft een verdubbeling te zien van po-pol, mogelijk heeft dit een verband met palus: moeras. Anderen vergelijken het met het Griekse paipallmaai, dat sidderen of trillen betekent, vergelijk Latijn palpitare: trillen. (Mogelijk is het woord van Aziatische oorsprong, vergelijk Indisch pipala) Sommigen menen van papeln, het babbelen van de bladeren.
Via oud-Frans peuple, later pouplier of poplier, (nu peuplier) de ier werd toegevoegd als een Franse boomnaam, kwam midden-Engels popler tot poplar en onze populier. Duitse Papple, (zie Malva) oud-Hoogduits Popel, midden-Hoogduits Papele of Papel, uit Latijnse populus.
De knoppen zijn met een hars bedekt, kleverig om die waterdicht te houden en geven een substantie die op storax gelijkt. Verbrandt geuren die knoppen aangenaam. De jonge zwarte populieren knoppen werden ook door de vrouwen gebruikt als haarmiddel. De gom werd vroeger gebruikt voor geurende zalven.
Quercus es der heeken name een scone boem ende bequame die beede groot wasset ende lanc 13285sine nature die es stranc ende dat hi seere lange mach geduren want wi vinden in scrifturen dat ene heeke van abrams tiden also langhe ghedurde siden 13290dat constantijn mogendelike, egneerde int romsce rike ,% dit was meer dan .iii m . iaer so stont te mambren dat was waer |
32. Quercus is de eiken naam een mooie boom en bekwaam die beide groot groeit en lang 13285 zijn natuur die is sterk en dat hij zeer lang mag duren want wij vinden in schrifturen dat een eik van Abrahams tijden al zo lang duurde sinds 13290 dat Constantijn vermogend regeerde in het Roomse rijk dit was meer dan drie duizend jaar die stond te Mambre, dat was waar. |
Quercus robur. Eik, oud-Hoogduits Eih, Noors eik, Zweeds ek. De oer Germaanse naam is aiks, Saksisch Ok, Okes of Oak, in Angelsaksisch ac, Engels oak. Eik is een gewoon oud Germaans woord dat boom betekent en verwant is met oud-Indisch igja: verering, dat wil zeggen de boom die van oudsher als godenboom de hoogste verering genoot. Heeken, of van eiken, of van heester, midden-Noordduits en midden-Hoogduits Heister: jonge boom, suffix –ter of –tra: boom, van hees; bos, als het een Vlaams woord is dan van Frans hetre, bosje, en dan van eik.
Een boom die honderden jaren oud kan worden, soms meer dan duizend. Een opvallende boom, een markeringsboom.
Eusebius en Hiëronymus vermelden in Reisbeschrijvingen: ‘De eik te Manbre bij Kedron die werd daar nog ten tijde mijner kindsheid en ‘T rijk van Constantius aangewezen: zijnde een zeer oude terpentijnboom wiens jaren door zijne grofheid niet gewraakt werd; daar zou Abraham zijn verblijf gehad hebben. Met verwonderenswaardige bijgelovigheid wordt hij van de Heidenen gehouden, als onder zekere grote naam geheiligd.’
Abraham leefde enige duizenden jaren voor Christus, het was toen al een markeringsboom of opvallende boom en moet dus toen al enige honderden jaren oud zijn geweest, plus dan nog de tijd na Chr. Die boom moet dan al meer dan 4000 jaar oud zijn.
Meer geloof kunnen we hechten aan Moldenke die vermeldt dat de boom, als terebint beschreven bij Josephus, volgens de legenden daar gestaan had sinds de schepping der wereld en in 330 na Chr. is dood gegaan. De boom werd dan vervangen door een eik. Mogelijk was dit de voorvermelde eik die dan voor de gelovigen indrukwekkend genoeg was.
Rubus es .i. boom bekent 13295jnt lantscap van orient die heuet de scortse buten root sijn hout dat es van artheit grot jn italien men somege siet mar hine wast te bome niet 13300sulke boeke segghen mi dat dit rammus bi namen si die sterxste rubus die sijn ter medicinen goet ende fijn |
33. Rubus is een boom bekend 13295 in het landschap van de Oriënt. Die heeft de schors van buiten rood. Zijn hout dat is van hardheid groot. In Italië men sommige ziet, maar groeit tot boom niet. 13300 Sommige boeken zeggen mij dat dit Rhammus bij name zij. De sterkste rubus die zijn ter medicijnen goed en fijn. |
Rubus (nu braam) was in Latijn een verzamelnaam voor allerhande doornige struiken. De vrucht werd wel gelijk genoemd met de moerbei, zie Morus. Bij de Grieken werd met het woord Rhamnos soorten van dit geslacht en verwante Zizyphus aangeduid.
Rhamnus catharticus, Griekse rhamnos: naaien of steken, de dorens. Of van staf, vanwege de stafvormige twijgen. Sommige soorten hebben kromme dorens, daarom denkt men ook aan een afleiding uit rhamphe: kromme dolk, waaruit rhampnos zou zijn ontstaan.
De bessen worden gebruikt als als afvoermiddel, Duitse Purgierdorn of Scheissbeeren, onze schijtbezie of purgeerwegedoorn, Engelse purging buck-thorn, Frans cathartique, waar de tweede naam, catharticus al op slaat, net als de schors die ook laxerend werkt en wel zo laxerend dat ze gebruikt werd als afdrijfmiddel.
Rosa alse platearius seghet 13305es ene urucht darmen af pleget vele te nuttene ter medicinen hi es ghelijc den dornekine dan enech boem bi rechter namen droghe ende cout sijn si te samen 13310men sal de rosen lesen root ondaen ende gewassen groot die bleke blade weetmen wele die sijn onnutte in den spele drogemense metter sonnen dan 13315men machse drie iar ouden uort an van roosen makemen ende doet meneghe medicine goet men maketer af olie rosaet also alst hier bescreuen staet 13320men siedet honech ende scumet dar nar ende sient dor .i. cleet al daer men neme roose blade der naer ende dar toe mede dat witte dar dat inde roose cnoppe leget 13325dat scormen te sticken alsmen pleget so cleene ende siedet int honech dan ontier ent rose uarewe vaet an so dat al dicken bestaet also alst hier bescreuen staet 13330het confortert des menschen maghe ende suuertse van meneger plaghe ende purgertse van humoren die sijn van couder naturen suker rosaet makemer mede 13335met aldus danre behendechede roseblader goet ende fijn moeten met sukre ghestampt sijn ende dan in .i. glasijn uat ter sonnen gehanghen dat 13340.xxxdaghe achter een ende elkes daghes sonder laten negheen gheroert te samen ene stont ende ghestoppet uaste des uaets mont drie iaer oudement dat niet ne dert 13345dese sake confortert ende coelt die heete blootsocht mede jeghen spuwen eist nuttelichede ende ieghen dat euel sincopis vp datter die mensce siec af is 13350met roosewatre ende ment dus ontfaet men maket aldus siroep rosaet men siedet water met roosebladen ende dar na met grooter staden siedemen sucker houer hoep 13355ende dit werdet rosaet siroop nochtan elp bet ende soude min scaden van sape van groenen roosebladen ende suker ghesoden der toe dan datmen suker in water doe 13360dit siroop als icket bekinne elpet den lachame ten beghinne ende ontstoppet des lachamen doen ets goet ieghent menisoen ende ieghen sincopis vp datment dus name 13365die bestoppet heuet den lachame roosen roke droge ofte groene confortert in allen doene hersinen ende herte mede den ghenen die deren dese siecheden |
34. Rosa, zoals Platearius zegt, 13305 is een vrucht waar men van pleegt vele te nuttigen ter medicijnen. Het is meer een doornbosje dan een echte boom vanechte naam. Droog en koud zijn ze tezamen. 13310 Men zal de rozen verzamelen rood geopend en gegroeid groot de bleke bladeren, weet men wel die zijn onnut in het spel. Droogt men ze met de zon dan 13315 kan men ze drie jaar goed houden voortaan. Van rozen maakt men en doet menige medicijn goed. Men maakt er van olie van rozen zoals het hier beschreven staat. 13320 Men kookt honing en schuimt daarna en giet het door een kleed aldaar men neemt rozenbladeren daarna en daarbij mede dat witte daar dat in de rozenknoppen ligt 13325 dat scheurt men stuk, zoals men pleegt, tot kleine stukjes en kookt het in de honing dan totdat het de rode verf neemt aan zodat het uit alles dikte bestaat alzo als het hier beschreven staat. 13330 Het verbetert de mensen maag en zuivert het van menige plaag en purgeert het van humeuren die van koude naturen zijn. Suikerrosaet maakt men er mede 13335 met dusdanige handigheid Rozenbladeren goed en fijn moeten met suiker gestampt zijn en dan in een glazen vat in de zon gehangen dat 13340 dertig dagen achtereen en elke dag zonder te laten geen geroerd tezamen een stonde en dicht gestopt vast in de vat mond drie jaar houdt men het dat niet bederft. 13345 Deze zaken versterken en verkoelen de hete bloedzucht mede. Tegen spuwen is het een nuttigheid en tegen dat euvel van in onmacht gaan waar de mens ziek van is 13350 met rozenwater en men dus ontvangt. Men maakt aldus ook siroop van rozen men kookt water met rozenbladen en daarna met grote pozen kookt men suiker over de hoop 13355en dit wordt rozen siroop. Nochtans helpt het beter en zou minder schaden, van sap van groene rozenbladen en suiker gekookt daar toe dan dat men suiker in water doet. 13360 Deze siroop, zoals ik het beken helpt het lichaam te beginnen en ontstopt het lichaam dan het is goed tegen de buikloop en tegen het in onmacht gaan opdat men het aldus neemt, 13365 die verstopt zijn met het lichaam. Rozen ruiken, droog of groen versterkt in alle gedaante hersenen en hart mede diegenen die last hebben van deze ziektes. |
Rosa, soorten.
De roos is van ouds bekend geweest vanwege zijn geur, de moderne roos mist die. Vreemd is dat de inlandse naam hier mist, hiese of hip.
Roos, rosa, algemene naam. Midden-Nederlands rose, midden-Hoogduits Rose, zo ook oud- en nieuw Engels wat uit het Latijnse rosa stamt. Lang heeft men gedacht dat dit woord afkomstig was van een woord dat rood betekent, zie bijvoorbeeld het Engelse rose, Duits Rot, Frans roux en ons rood. Maar met de Rhodische overgang d uit s komt dit woord vanuit het Griekse rhodon of hrodon dat teruggaat op het oud Perzisch urdho of wurdo: doornstruik. Het Indogermaanse woord vrod, Sanskriet vrad, betekent soepel of buigzaam, Chaldees vrad, oud-Baktrisch vareda, varedha en oud-Egyptisch warda. Dit wordt verzekerd door het oerverwante Iranese vrdi en door het daaruit stammende oud Perzische wurdo en Perzisch gul, (hieruit ontleend Turks gul) Aan het oud Perzisch ontlenen zich verder gelijke betekenissen als het Assyrisch amurdinu of amurdinu en murdinu uit wudrinu, Armeens vard(eni) of warda en Arabisch wardum: bloem of bloesem.
Medisch werd het gebruikt, zoals Plinius al vermeldde, voor vele ziektes als neusbloeding, hoofdpijn en pijn rond de ogen. De roos was, omdat ze door haar rode kleur op vuur lijkt, een middel tegen ontstekingen en door zijn overeenkomst in kleur met een verhit hoofd door de wijn, een tegenmiddel tegen dronkenschap.
13370Setim es ouer waer bekent es .i. boem van orient die lanc wast ende arde groiet niet lichte dor ghene noot ne laet hem bederuen dat hout 13375oec est van sulker ghewout dat uerroten niet ne mach dies vindemen noch an desen dach die arke die so uele diere ende van so menegher maniere 13380jn die louie behelt ende noch staende in are gewelt vp de berge van armenien ende ghemaket was horen wi lien van citim dus esset ghedicht 13385sijn hout es wit ende licht moises arke als wi lesen soe was gemaket oec van desen jn salemoens temple sonderlinghe waren hier af vele dinghe |
35. 13370 Setim is voor waar bekend, als een boom van de Oriënt die hoog wordt en hard groeit niet licht door geen nood niet laat bederven het hout, 13375 ook is het van zulk geweld dat het verrotten niet mag deze vindt men nog tot op deze dag de ark die zo vele dieren en van zo veel soorten 13380 in de zondvloed hield en nog staat in haar geweld op de bergen van Armenië en gemaakt was, horen wij van belijden, van sittim, aldus is het gedicht 13385 zijn hout is wit en licht. Mozes ark, zoals wij lezen, was gemaakt ook van deze, in Salomons tempel bijzonder waren hiervan vele dingen. |
Acacia seyal wordt veel gevonden in de Sinaï en groeit daar over het gehele schiereiland, evenals aan de westkust van de Dode zee. Zijn hout is zeer hard met een dichte nerf, oranje bruin van kleur en wordt donkerder bij ouderdom. Dit hout wordt niet door insekten aangetast en gold daarom in vroeger tijden als onverwoestbaar. Een teken van zijn onverwoestbaarheid is dat de doodskisten van de Egyptische farao’s ervan gemaakt waren. Door de hardheid van het hout worden ze tegenwoordig nog wel gebruikt als de harde kop van een grote houten hamer of de kop van jut. Acacia’s zijn een van de weinige bomen die in de Arabische woestijnen hout van voldoende lengte kunnen leveren. Acacia was vrijwel de enige boom in de woestijn die geschikt was om hout voor de tabernakel en de meubels van te maken. De ark zou, volgens de overlevering, op de top van de berg Ararat staan in Armenië.
Hebreeuwse naam is shittim, wat meervoud is van shittah of sjittah. In enkelvoud komt het woord maar eenmaal voor in de bijbel, (Jesaja 41:19) de meervoudige vorm shittim, als hout, een twintig keer, altijd in verband met de ark. Het Griekse woord voor shittah betekent hout dat niet gemakkelijk rot. De Egyptische naam is sant of santh. Mogelijk is dit woord afgeleid van Egyptisch sh-n-s-t. Velen denken dat de Hebreeuwse naam van dit Egyptische woord is afgeleid.
13390Salix es der wlghen name een nuttelic boem van grooter uramen jnt lant dar hi den art in heuet want hi uele telghen gheuet somen hare meer telghen af slaet 13395so datter hare meer hutegaet so bloiet ende gheuet lucht mar soene draghet gheene urucht men seghet wie dat wilgebloemen jn sine spise heuet ghenomen 13400dat hem luxurie ouer waer ne porret nemmermeer dar naer sap gheduwet huten boemen ende in enen dranc ghenomen dat es goet ieghen den rede 13405sine blade in watre mede ghestoiet omtrent hem die leghet jn heeter sucht enties pleghet het uercoelt die quade lucht die dar es vander grooter sucht |
36. 13390 Salix is de wilgen naam een nuttige boom met groot voordeel in het land waar het de aard in heeft omdat hij veel twijgen geeft. Zo men haar meer twijgen af slaat 13395 zodat er meer uitkomen en bloeit en geeft lucht maar ze draagt geen vrucht. Men zegt het dat wie wilgenbloemen in zijn spijs heeft genomen 13400 dat zijn wulpsheid over was en nooit meer geprikkeld wordt daarna. Het sap geduwd uit de bomen en in een drank genomen dat is goed tegen de koorts. 13405 Zijn bladeren in water mede worden gestrooid omtrent hem die ligt in hete ziekten en dit gebruikt verkoelt de kwade lucht die daar in is van grote ziekte. (astma) |
Salix alba, Latijnse naam, van Keltische sal: bij, en lis: water, naar zijn groeiplaats. Of van Latijn salire: ontspringen, vanwege de snelle groei. Duitse Weide, van Windan, verwant met winden, schwingen of schwanken, oud Nederlands weydboom, toen wyde, vervolgens wilghe en nu wilg, Duitse Willigenboom, Noordduits Wilge, oud-Saksisch Wilgia, Engelse willow, oud-Engels welig of wilig, Angelsaksisch welie en wilhig, afleiding van Germaanse welag. Stellig is de boom genoemd naar de buigzame twijgen die voor vlechtwerk bruikbaar waren en dus behoren bij de Indo-Germaanse wortel uel: winden of draaien.
Wilgen zijn bladverliezend en komen meestal als struikvorm voor, soms kruipend over de grond en sommigen als boom. De wilg loopt vrijwel altijd weer uit, mogelijk wordt hier gedoeld op het volledig snoeien, knotwilg, wat dan weer een 5 jaar duurt voordat er weer gesnoeid kan worden of dunnen waar je alle jaren er wat van af kan halen.
Een 150 jaar geleden werd uit de bast de stof salicylic gesoleerd dat later synthetisch, door ene Bayer, als aspirine werd gemaakt. Het is dan ook niet verwonderlijk dat de wilg medicinaal veel gebruikt werd.
Het blad werkt verkoelend en tezamentrekkend. Een afkooksel van de bladeren wel gebruikt ter vermindering van de lichamelijke lusten, het werkt negatief op de geslachtsorganen. Dioscorides meldt dat ze de zwangerschap verhindert. In de oudheid gold de wilg als symbool van kuisheid en onvruchtbaarheid. Om die reden bestrooiden de vrouwen van Thesmophorien hun leger met onvruchtbare (manlijke) twijgen. (zie Vitex)
13410Tymus es in orient een edel boem es ons bekent dr coninghe boec doet des gewach ende seghet dat vp enen dach de coninghinne van saba quam 13415te salemoene want soe ernam van sire grooter wiseit mare ende soe brochte met hare dare prosente van grooter dierede ende van timus oute mede 13420die glose seget dat dit hout niet ne rot al esset out ende dat van witheden kert int clare ghelijc oft ene columme ware |
37. 13410 Thymus is in de Oriënt een edele boom en ons bekend. Het boek der Koningen doet er van gewag en zegt dat op een dag de koningin van Saba kwam 13415 naar Salomon, want ze vernam van zijn grote wijsheid bericht en ze bracht ze met haar daar presenten van grote waarde en tijm hout mede. 13420 De glossaria zegt, dat dit hout niet rot al is het oud en dat van witheid keert in het heldere gelijk of het een zuil was. |
Callitris quadrivalvis, Vent. (vierkleppig) synoniem Tetraclinis articulata, Masters) Callitris is afgeleid van het Griekse kalos: prachtig, een verwijzing naar de gehele plant. Ara, ararboom, sanderach of citroenboom is een conifeer van 6m-9m hoog. Groeit in het Atlasgebergte in N. Afrika en Libië.
Vanwege zijn heerlijke geur werd het ook gebruikt als een wierook. Theophrastus en Plinius beschrijven het als Theion of Thya. (zie Thuja en Thymus) Homerus vermeldt dat ze ter ere van Circe gebrand werd. Ercurius, die in de grot van Calypso kwam, rook al van verre de geur van Thya en Cedrus. Dit was het cederhout dat ook bekend was als citroenhout vanwege zijn heerlijke geur. Zie Citrus.
Thymus komt van thuo: parfumeren. Of van thyo: offeren, omdat het kruid als een wierook gebruikt werd in de tempels. Een oude naam voor een hars leverende boom wat vrijwel zeker op een Juniperus slaat, niet voor de nu bekende tijm.
Terebintus als men ons seghet 13425es .i. boem die te wassene pleghet hoghe ende heuet scone blade gheuoegelic es sine scade hute desen bome van sire hudt loepet erande sap uud 13430dat arde wel riekens pleget platearius die seghet datmen sal nemen gheerstijn mele ende van deser dinc niet vele ende dar af .i. plaster maken 13435die sweren hadde die niet ne braken hi doetse scoren dats bekent men seget datmerre wieroc an went mar dat in dat heete lant hiers terebintus ander dinc becant |
38. Pistacia terebinthus, zoals men ons zegt, 13425 is een boom die te groeien pleegt hoog en heeft schone bladeren genoeglijk is zijn schaduw. Uit deze boom, uit zijn huid loopt een soort sap uit 13430 dat aardig goed te ruiken pleegt. Platearius die zegt het, dat men zal nemen gerstemeel en hiervan niet te veel en daarvan een pleister maken 13435 die zweren hadden die niet braken hij doet ze scheuren, dat is bekend. Men zegt dat men er wierook van wint maar dat is in dat hete land hier is terebinthus om andere dingen bekend. |
Pistacia terebinthus var. Palaestina, Post. Terebint is een bladverliezende struik/boom van 2‑5m hoog. Groeit op de leemheuvels van Syrië, Palestina en het Arabische vasteland. Het blad lijkt wel wat op die van de es of lijsterbes, is meer roodachtig van kleur.
Terpentineboom, Duitse Terpentinepistazie, Engels terebinth komt van oud-Fans terebinthe en dat van Latijn terebinthus wat van Grieks terebinthos is afgeleid. Het is de oorsprong van terpentine.
In Dioscorides tijd leverde de boom bij de Semitische volkeren het hooggeschatte terpentijnhars. Dat werd verkregen door insnijdingen in de boom te maken. Zo verkreeg men de zogenaamde Chio terpentijn. Chios was als producent in de oudheid beroemd. Een geurende gom die medisch gebruikt werd, waarschijnlijk werd wierook als vervanger gebruikt.
13440Daxus des nemet goem es .i. gheuenijnt boem men maketer af erande venijn eetet toxicum in latijn hiewe hetement in onse tale 13445dese boem dat weetmen wale men maketer af selscutte ende boghen om dat si langhe gheduren moghen jn derne ne maghet niet langhe geduren mar bouen so esset van naturen 13450sine blader sijn van dien doene dat si alt iar bliuen groene |
39. 13440 Taxus dus neem waar is een giftige boom. Men maakt er van een soort venijn dat heet toxicum in Latijn. Hiewe heet het in onze taal. 13445 Deze boom, dat weet men wel men maakt er van belegeringswerktuig en bogen omdat ze lang goed blijven mogen. In de aarde kan het niet lang goed blijven maar boven is het zo van naturen. 13450 Zijn bladeren zijn van dat doen dat ze al het jaar blijven groen. |
Taxus baccata, L. (bes) Taxus, Grieks uit Sanskriet taxs: behouwen of bewerken, taksh-aka: een boom, uit dit hout werden de beste bogen gemaakt, Grieks taxon: een boog, omdat het hout voor bogen gebruikt werd. Of van toxon: giftig, naar het gebruikt als pijlgift. Hierna is de naam overgebracht op andere vergiften in het algemeen, het woord toxin en het tegenmiddel anti-toxin zijn zeer gewoon geworden voor al de ver-gif-vormen.
Oud-Nederlands ijf, yfboom, iebenboom of ieve, oud-Noors yr, Angelsaksisch en Keltisch iw, toen ifig, ife, eow, ewe en nu yew, oud-Hoogduits Iwa, Duitse Ifenbaum en nu Eibe: eeuwig, naar het altijdgroene loof.
Wordt zelden meer dan 10m. hoog, waarbij die een meter in omvang kan worden. Altijd groene conifeer die geen harsgangen, dus geen gom, bezit en dodelijk giftig is.
Chaucer noemt het ‘shooter yewՠen beschrijft zijn boogschutter als dragende een ԭightie bowe’ De selscutte was ook een soort boog. Een boog gemaakt van dit hout kan een pijl wel 120m. ver schieten. Duizenden boogschutters, met bogen van dit hout gemaakt, waren de grootste kracht van de Engelse legers in Frankrijk, de Franse pijlen bereikten hen niet, maar hun pijlen wel de Fransen. Richard II, 3,3, Richard II 3,3, ‘zie taxusbogen, de tweemaal dodelijke, op je gespannen’ De tweede maal vanwege het gif.’
Tilia dats de lende jn somertijts in des lants hende die millixte boem van scaden 13455entie scoonste oec van bladen sijn hout es wit ende licht ende gheen worem comet in dit jn dit hout uindemen soe ende hie mar de zoe ne droech nie 13460die hie draghet urucht alleene van smaken soete ende reene |
40. Tilia, dat is de linde. In zomertijd in Duitslands einde de beminnelijkste boom van schaduw 13455 en de schoonste ook van bladeren. Zijn hout is wit en licht en geen worm komt in dit. In dit hout vindt men zij en hij maar zij draagt niet, 13460 de hij draagt vrucht alleen, van smaak zoet en rein. |
Tilia cordata, Mill. (hartvormig), Grieks tilon, ptilon: vleugel, de gevleugelde bloemstengels. Of telum, werpspies, vroeger voor werpspiezen gebruikt. Linde, Duits Linde, oud Hoogduits Lind en Linta, oud-Engels lind tot linden-tree. Op IJsland betekent lind: boom en is verwant met Zweeds linda: draaien of wenden, Zwitsers linte: vlas of hennepvezel, van lin, Lein: linnen, naar de bast die in oud Duits nog Lind heet. Op grond van verwante vormen in het Slavisch vermoedt men een oorspronkelijke betekenis bastboom. Er werden kleren van gemaakt, gordels en zelfs papier. Mooie sierbomen die gemakkelijk te herkennen zijn aan de ronde bladeren die met een hartvorm wat scheef aan de steel zitten. Bloemen zijn klein en staan in lang gesteelde hangende trossen, de bloei is na de bladontwikkeling, juni/augustus. De vrucht is een rond of peervormig nootje, glad of geribd.
In the Clerk’s tale vertelt Chaucer in zijn Canterbury Tales .(1387)
‘Be ay of chiere as light as leef on lynde’. Een gezegde: ‘wees altijd zo licht van hart als een lindenblad’ .Een blad als een menselijk hart. Een boom die in het dorp geplant werden om feesten bij te houden, een dorpsboom.
Het hout is taai, zacht en goed te snijden, de meeste heiligenbeelden waren van dit hout. Naar de tekst heeft het weinig last van wormen, ook het blad wordt zelden beschadigd.
Uitis dats de wijngart een boem nuttelic ende wart van oute so teeder nochtan 13465dat hi ghedraghen niet ne can sine telger in gheenen lande dies gheuet hem nature bande dar hi hem mede so uaste hout dat hi crupet upwart met gewout 13470sijn sap dats wijn som wit som root die cracht an heuet groot wijngart bloeme doot dat serpent die traen diere ute rent es ieghen de ronge goet 13475want etse genesen doet men seget dat gemaket mach sijn aldus ghetriakelt wijn die goet es alsmen wil weten jeghen gheuenijnde beten 13480bede de tranen entie dranc alst iaer es anden aneganc ondoet men den tronc bider arden ende nemet ute met grooter warden van sinen marghe huter wonden 13485mar wachte dat soe tier stonden niet dan drieuinghermael sijn lanc dan nemen triakele niet cranc ende dit doetmen in de wonde ende bintse so uaste tiere stonde 13490ende dexe metter arden mede mar uerplantmense tere andre stede so verliesen dan de wine altehant die medicine |
41. Vitis, dat is de wijngaard, een boom nuttig en waard. Van buiten zo teder nochtans 13465 dat hij niet dragen kan zijn twijgen in geen land dus geeft hem de natuur banden waarmee het zich zo vast houdt dat hij opwaarts kruipt met geweld. 13470 Zijn sap dat is wijn, soms wit en soms rood, de kracht ervan is groot. Wijngaard bloemen doden het serpent. Die traan die er uit rent is tegen de schurft goed 13475 omdat het die genezen doet. Men zegt dat gemaakt mag zijn aldus triakel wijn die goed is zoals men wil weten tegen venijnige beten 13480 beide, de tranen en zijn drank. Als het jaar is aangegaan opent men de stam bij de aarde en neemt eruit met grote voorzichtigheid van zijn merg uit de wond, 13485 maar pas op dat er per keer zijn niet meer dan drie vingers lang dan neemt men triakel, niet zwakke en dit doet men in de wond en bind het zo vast te die stonde 13490 en bedek dit met de aarde mede maar verplant men ze naar een andere plaats dan verliest de wijn gelijk die medicijn. |
Vitis vinifera, L. (wijn producerend) Vitis is een naam die afgeleid is van het Keltische woord gwyd, uitgesproken vid: beste van heesters. Wijngaard, midden-Nederlands wijngaert, oud-Hoogduits Wingart, oud-Engels wingeard (nu vineyard) en oud-Noors vingaror. Het is reeds vroeg een Germaans woord, een afleiding daarvan is wingerd.
De druif heft zich met fijne takjes omhoog uit verlangen naar het zonlicht. Tegenover elk lobbig blad zit een hechtrank die zich om elk steunpunt oprolt, zich verhout en zo muurvast komt te zitten, De zwakke druif kan op die manier tegen andere bomen opgroeien en kruipt tegen de muur op als een vlieg. In de winter worden de takken teruggesnoeid tot op een paar cm vanaf het oude hout. In het voorjaar wil uit zo’n snoeiwond wel eens vocht druppelen. Dit is een teken dat zijn druivenbloed weer begint te stromen, dit zal na een paar dagen ophouden.
Vreemd is de gedachte om via een wond of merg, waar teriakel in gedaan wordt, dat de boom die kracht zo over neemt, het lijkt wel op een soort enten of oculeren. Het zal in ieder geval niet werken.
hir makic vanden bomen hende 13495jc dichter af dat ixs kenne ende dats mi dochte orbarlic wesen vortwart meer suldi lesen vanden bome die specie draghen.die wassen lettel in onsen haghen 13500mar int lant uan ouer ze ende ermen iv nochtan segget mee salic in ene reedene cleene dar af segghen int ghemeene |
Hier maak ik van de bomen een einde. 13495 Ik dichtte ernaar dat ik ze kende en dat is zoals ik dacht goed te wezen. Voorts meer zal je lezen van de bomen die specerijen dragen die groeien weinig in onze hagen, 13500 maar in het land van over zee. (Heilige land) En eer ik u nochtans zeg meer zal ik in een reden klein daarvan zeggen in het algemeen. |
m
Hort van cruden int ghemeene want dat wonder nes niet cleene hoe si wassen sonder saet ende hoe theen cruud biden andren staet 14150ende theen es droghe entander coud ende tander van drogher ghewoud een ander van nater nature hier up antwerdemen ter cure alle die wise plementen 14155die spreken van .iiij. elementen dats water arde lucht ende vier hier af sijn alle dinghen hier ghemanc ende also alsemen mecket na dien dat elke nature trecket 14160nv vanden watre die wachede ende vander herden die swarede nu meere droechte vander lucht nu uanden viere hitte ende ulucht so es elc cruud ghenaturt 14165ende ghescepen ende ghefigurt want hier in onse menscelichede dar onse lijf geset es mede moeten elementen sijn ghemanc jofte onse lijf ware thant verganc 14170want pure arde droeghe ghene vrucht ne gheen uogel leuede in pure lucht jn puren watre in pure ze ne leuede visch nemmermee ware tfier hier sonder ghemanc 14175dan ware saen alles dinges verganc nu dese .iiii. hem te gadre minghen ende gheuen uoedinghe allen dinghen ende na dat elc ontfaet van dat eist cout eist heet eist droge eist nat 14180so es elc dinc ghenaturt dat hier in dese werelt ghedurt hier bi so es der crude ghewout nu droghe nu nat nu heet nu cout verstaet dat meesters van naturen 14185hier af spreken bi figuren ende segghen dus peper es starc ende heet in sinen uierden graet nu hort wat die grade meenen jn curten worden ende in cleenen 14190deerste beuoet ende beseft dander hem bet vp uerheft de derde quetset die nature entie vierde uerduwetse al dure aldus alse dese redene luud 14195es ghenaturt specie ende cruud nu nat nu droghe nu heet nu cout na dien dat die nature hout hier endet de tale int ghemene nu hort van elken uort alleene |
Geneeskrachtige kruiden.1. Inleiding. Hoort van kruiden in het algemeen want dat wonder is niet klein. Hoe ze groeien zonder zaad en hoe het ene kruidje bij de ander staat. 14150 En de ene is droog en de andere koud en een ander is van droog geweld een ander van natte natuur. Hierop antwoord ter keur alle wijze gesprekken 14155 die spreken van vier elementen dat is water, aarde, lucht en vuur, hiervan zijn alle dingen hier gemengd en alzo, zoals men merkt, naar die dat elke natuur trekt. 14160 Nu van het water de weekheid en van de aarde de zwaarheid nu meer droogte komt van de lucht nu van het vuur hitte en lucht. Zo heeft elk kruid zijn natuur 14165 en is geschapen en gevormd. Want hier in onze menselijkheid waar ons lijf gezet is mede daar moeten elementen zijn gemengd of ons lijf was gelijk vergaan 14170 want pure aarde draagt geen vrucht en geen vogel leeft in pure lucht en puur water, in een pure zee daar leefden de vissen nimmermeer. Was het vuur hier zonder vermenging 14175 dan zouden spoedig alle dingen vergaan, nu deze vier zich tezamen mengen geven ze voeding aan alle dingen en naar wat elk ontvangt van dat is het koud, is het heet, is het droog of is het nat. 14180 Zo heeft elke zaak zijn natuur dat hier in deze wereld duurt. Hierbij is elk kruid geweld dat het nu droog is, dan nat, heet of koud verstaan dat de meesters van naturen 14185 en spreken hiervan door figuren en zeggen aldus; peper is sterk en heet is in de vierde graad. Nu hoort wat de graden betekenen in korte woorden en in het kleine. 14190 De eerste bevroedt en beseft de ander zich beter verheft een derde beschadigt de natuur en een vierde verteert ze al door vandaar dat deze reden luidt, 14195 naar de natuur is specerij en kruid nu nat, nu droog, nu heet en nu koud naar dat zijn natuur houdt. Hier eindigt het verhaal van het algemeen nu hoor je van elk kruid alleen. |
14200Aloa dats .i. cruut alse platearius seit ouer luud dat stampemen ende duet dan al datmer ute geduen can dat sieden si diet sieden connen 14205na dat sieden setment ter sonnen dupperste es gheleu ende pure dat middelste van bruunre nature, donderste dicke ende swart aloa es bitter ende art 14210van smaken eist prouene wee ende dit cruut heetet aloe aloe es goet ouer een gheleit up .i. te broken been want etse versweren doet 14215ende ieghen serpents bete eist goet jeghen fleume eist goet ter cure nde suuert de maghe van humure ende het uerdriuet melancolie die van quader epelenchie 14220leure ofte longre wee doet aloe es hem genuttet goet het purgert die ersinen saen van humueren die upwart slaen oec est medicine mede 14225jeghen de scamelike lede die van siecheden es ongedaen het maket hem sine varewe saen aloa es den monde ombequame mar soete der maghe enten lachame 14230met alsenen sape ofte met wine salmense gheuen seghet latine |
2. 14200 Aloë dat is een kruid, zoals Platearius zegt overluidt, dat stampt men en duwt dan alles dat men eruit duwen kan dat kook je die het koken kunnen 14205 na het koken zet men het in de zon het bovenste wordt geel en puur het middelste heeft een bruine natuur het onderste is dik en zwart. Alo is een bitter en hard 14210 van smaak doet het bij het proeven wee en dit kruid heet Aloë. Aloë is goed algemeen gebonden op een gebroken been want het laat die verzweren. 14215 Het is ook goed tegen serpentbeten en tegen fluimen (snot) is het goed ter keur en zuivert de maag van humeuren en het verdrijft melancholie die komt van kwade epilepsie. 14220 En die de lever of longen pijn doet, Alo genuttigd doet hem goed Het purgeert de hersens gelijk van humeuren die omhoog slaan, Ook is het een medicijn mede 14225 tegen de schamelijke leden die door ziekte is ontsteld het geeft hem zijn kleur gelijk. Alo is voor de mond onbekwaam maar verzacht de maag en het lichaam, 14230 Met alsemsap of met wijn zal je het geven, zegt het Latijn. |
Aloë perryi, Baker (Perry’s )
Algemene kenmerken.
Aloë’s zijn succulenten met meestal grote bladeren die vaak in rozetten staan. De bladen zijn meestal zwaardvormig tot lancetvormig en getand doordat ze aan de rand kleine witte dorens bezitten. De bladkleur is van grijs tot heldergroen, sommigen hebben zelfs gestreepte bladeren. Aan de gaffelvormige stengel komen scharlakenrode hangende bloemen tevoorschijn. Ze lijken wel wat op agraves maar na de bloei sterven de rozetten van Aloë niet af.
Werking.
Het sap van de bladen wordt wel gebruikt als een snelle zalf bij huisbrandjes, het is de brandwondenplant. Vooral vanwege het gebruik in schoonheidsmiddelen, in shampoos en bij zonnebrand is het bekend. Als succulent is de Aloë in staat, om bij verwonding van zijn bladen die snel af te sluiten om zo vochtverlies tegen te gaan. Dit verschijnsel heeft men ook wel in de oudheid opgemerkt en beredeneerd dat als dit bij de plant zo werkte ook bij de mensen toepasbaar was. Het sap zou gebruikt zijn om bloedingen te stimuleren, bij menstruatie of als afdrijfmiddel. De aloë is een bestanddeel van vele hoog geroemde en geheime middelen die algemeen onder het volk verspreid waren. Als bittermiddel was het al zeer vroeg bekend. Als oeroude productieplaats gold het eiland Socotra. Historici melden dat Aristoteles, Alexander de Grote overhaalde om het eiland Socotra aan de oostkust van Afrika te veroveren met als doel over voldoende alo te kunnen beschikken voor de wondverzorging van zijn soldaten. Deze Aloë zou afkomstig zijn uit het eiland Socotra en werd om die reden Aloë succotrina Lam. genoemd. De plant die nu onder die naam bekend is komt echter uit de Kaapregionen en is dus niet de aloë van de ouden. De Aloë van Socrota zou dan A. perryi Baker zijn geweest.
Etymologie.
Aloë is ontleend aan Latijnse aloë, dat weer uit Grieks agallochon en xylaloe, wat weer stamt uit Hebreeuws alahim of ahaloth. Een andere afleiding is via het Arabische alloeh of alloch. Frans aloes, Engels aloe en Duits Aloë.
Zie nr 2 van specerijbomen.
Absintium als platearius telt es .i. cruut van grooter ghewelt bitter seere ende doet groot goet 14235alsment met wine drinken moet ofte ghewrongen ute alleene dan nes sine nutscap niet cleene alse heetet ende elpet gereede der leueren enter milten beede 14240warem ende droghe es sine nature lumbricos spreket de scripture verdrijftet mede des ghelouet ende het purgert mede thouet die hem apoplexie ontsiet 14245jc radem dat hi deser pliet want het verdriuet hare comen die die sprake es benomen es nuttelic dat mense gheuet die worme in sine horen heuet 14250ghietse der in si bliuet doot der maghe est nuttelic groot hoec verdriuet worme ende miten die cleeder heten eten ende biten hare sap ghedronken ouer waer 14255maket donkere oghen claer |
3. Absinthium, zoals Platearius vertelt, is een kruid van groot geweld. Zeer bitter en doet groot goed 14235 als je het met wijn drinken moet of het sap uitgewrongen alleen dan is zijn nuttigheid niet klein. Alsem heet het en helpt gereed de lever en de milt, beide. 14240 Warm en droog is zijn natuur. Wormen, zegt de schrift, verdrijft het mede, wat men gelooft. Het purgeert mede het hoofd die aan beroerte lijdt 14245 ik raad hem dit te plegen want het verdrijft haar komen. Die de spraak is benomen is het nuttig dat men het geeft. Die wormen in zijn oor heeft 14250 giet het erin, ze blijven dood. De maag is ze nuttig groot. Ook verdrijft het wormen en mijten die kleren eten en bijten. Haar sap gedronken voor waar 14255 maakt duistere ogen helder. |
Artemisia absinthium, L .
Algemene kenmerken.
De absint, alsem wordt net zo groot als de bijvoet, zestig tot honderd twintig centimeter. De bladeren zijn een paar maal geveerd en aan beide zijden grijs zijdeachtig viltig, op droge arme gronden is het meer zilverachtig en op goede gronden meer groen. De kleine, knikkende en lichtgele bolvormige bloemhoofdjes, als knoopjes, staan in een pluim van juli tot september.
Werking.
Een versterkend bitter, de Tinctura d’absynsthe, kan ervan verkregen worden. Het alcoholgehalte is hoog, de kleur er van is groen. De drank geeft eerst activiteit en aangename sensaties, inspireert tot grote gedachten maar bij gewoontedrinkers degenereert het de hersens, beschadigt het centrale zenuwsysteem en het eindigt in delirium en dood. Alsemolie is een uitgesproken hersengif. Het is het ‘kruid van het vergeten’. Een bepaald bestanddeel van de absintolie veroorzaakt onder andere epilepsie. In ons land werd volgens de Absintwet van 6 dec. 1909, in werking getreden 20 juli 1910, verboden absint in te voeren, te vervaardigen, te verkopen of af te leveren. In Duitsland werd het in 1923 verboden, in Frankrijk op 5 juli 1910.
Het droge kruid werd gebruikt als bittermiddel om eetlust krijgen en als middel tegen maagstoornissen. Plinius zegt dat de alsem die in het land Pontus groeit bitterder is dan die van Italië; ‘Dit is het bitter land, het kan mij niet behagen
Want hier de velden grijs niet dan droef alsem dragen’. (13)
tymologie.
Absinthium is de oude naam. Waarschijnlijk stamt deze van het Griekse woord apsinthion, een leenwoord uit het Perzisch, dat ‘Verliezen van vruchten’ betekent. De naam kan daarvan afgeleid zijn, omdat men geloofde dat deze plant het voortijdig afvallen van de in de buurt groeiende vruchten, als druiven, veroorzaakte, of als vruchtafdrijvend middel.
De naam Alsem komt van het Latijnse aloxinum wat stamt van Griekse alo oxines. Het kruid werd met het bittere Alo vergeleken. Mogelijk is het verwant met het Hebreeuwse alua, wat ‘bbitter’ betekent. Het woord kwam met de plant in de zesde eeuw, mogelijk door een Byzantijnse lijfarts van de Merovingers, naar Frankrijk. Uit aloxine ontstond het oud-Franse aluisne. Dat valt onder meer terug te zien in het Nederlandse alsene. Bij kinderen werd het gegeven als middel tegen oorwormen. Absint behoedde zelfs boeken, kleding en hout jarenlang voor wormen -zo werd het wormkruid, de Engelse wormwood.
Anetum dats anijs platearis seit die was wijs seghet het si droghe ende heet drie iar ghedurtet ghereet 14260vp dat ghedroghet si een deel het doet breken den graueel jeghen spuwen van couden saken ende hem die versikens maket so eist goede medicine 14265den ersenen alsi ebben pine salment sieden ende drinken ende cuent ende latent so sinken goet eist der maghe alsment vint ende verdriuet oec den wint 14270hem est goede medicine die met pinen maken orine |
4. Anetum, dat is anijs, Platearius zegt dat, die was wijs, en zegt dat het droog is en heet. En drie jaar goed blijft en gereed. 14260 Als het gedroogd is een deel breekt het de steen. Tegen spuwen dat komt van koude zaken en die zich verzuchten (astma) maken daarvoor is het een goede medicijn. 14265 De hersens als ze hebben pijn zal je het koken en drinken en kauwen het en laten zinken. Goed is het voor de maag, zoals men vindt, en verdrijft ook de wind. 14270 Voor hem is het een goede medicijn die urineert met pijn. |
Anethum graveolens, L.
Algemene kenmerken.
Dille is een eenjarige plant die een 100 cm. hoog wordt met meestal maar een stengel. Hieraan komen fijngesneden, draadvormige bladslippen. De zachte kleur van de plant die ligt tussen het groen en het geel van het bloemscherm vormt een lichte waas boven de lagere bedekking. Goudgele schermen waaruit bruine en harde vruchten komen.
Werking.
Dille is al heel lang gebruikt als middel tegen gasvorming in maag en buik. Daarnaast verbetert het kruid de spijsvertering. De bladeren geven een geurige smaak aan sla en komkommer en worden ook bij vis en sausen gebruikt. Het zou door de middeleeuwse ridders gebruikt zijn om op open wonden te strooien. De vrucht bevat een vluchtige olie die in de geneeskunde wel gebruikt wordt als urine afdrijvend middel. Die olie, oleum anethi, zou antibacterieels en schimmeldodend werken, maar ook wel om de melkafgifte te bevorderen bij zogende vrouwen. ‘Het zaad in melk of bier gekookt, opent de melkbuisjes van de mamklieren, waardoor veel melk voortgebracht werd. Het kooksel daarvan verdrijft de buikpijnen, en winden van de maag en darmen’. (2)
Etymologie.
Bij de Grieken was Anethum de naam voor de plant. Deze is afgeleid van aemi, ‘ik blaas uit’ of ‘adem uit’, ‘vanwege de sterke geur van de plant. Dat komt eveneens tot uitdrukking in de Latijnse naam graveolens, van gravis, ‘ zwaar’ en olere, riekenռ.’.
Dille zou een kalmerende uitwerking bezitten. Deze naam is afgeleid van het oud Noorse dilla, wat ’sussen’ betekent. Al eeuwen wordt het kruid gebruikt om baby’s in slaap te krijgen. Een vergelijkbare naam is het Engelse dull, ‘Verminderen’ of ‘Verzachten’ Dill, in Duits Till of Dill, Engels dill, kan ook afgeleid zijn van delen, omdat de plant in veel takken verdeeld is. Omdat dille wordt gebruikt bij het inmaken van augurken heet het ook augurkenkruid. Pickles maakten dille beroemd, het verbetert de spijsvertering. Frans fenouil batard.
Apium graveolens, L. (sterk geurend)
Algemene kenmerken.
Eppe of selderij is een tweejarig kruid met een gevoorde en vertakte stengel. De bladeren zijn glimmend, gelobd of drievoudig gedeeld. De witte bloemen staan in eindstandige of okselstandige schermen, van juni tot september.
Werking.
De zaden van selderij leveren een vluchtige olie die voor likeur, parfum en zeep gebruikt worden, ook voor het kruiden van voedingsmiddelen. Een extract van de zaden wordt wel voor medische doeleinden gebruikt. Omdat het veel keukenzout bevat werkt het gunstig op blaasziektes en nierziektes. Het wordt beschreven als werkzaam tegen reuma, bronchitis en zou gunstig op koorts werken. Het was een aan de goden van de onderwereld geheiligde plant van treur en tranen. Bosjes selderij werden bij de Romeinen op lijken gelegd. Bij het dodenmaal was selderij een overheersend kruid. Van een op stervend liggend iemand zei men dan ook ‘Ipio indiget’ ‘hij heeft selderij nodig’.(2, 24).
Etymologie.
Apium is afgeleid van apon: een Keltisch woord voor ‘water’, een waterplant. De naam verbasterde van apium (eigenlijk een plant die door de bij (apis) bij voorkeur bezocht wordt) tot het Midden-Nederlands eppe en midden-Hoogduits Eppe.
Onze naam selderij, de Duitse Sellerie en Engelse celery stammen uit het Franse celeri uit de 17de eeuw. Dit op zijn beurt is ontleend aan het Italiaans selleri, dat weer afkomstig is van het Latijnse selinum en deze weer van een Griekse naam voor de plant, selinon.
14280Crocus etewi sulferaen platearius doet ons verstaen dat ghetempert es droghe ende eet jeghen sincopis est goet ghereet ende ieghen dat die maghe ghedoghet 14285sulferaen in .i. scerf ghedroghet ende ghepuluert .i. deel te bet ende ydronken in vleeschsop vet ondoit die lachame met dien men neme .i. colorien 14290het doetse spuen doet hem quaet dien doghen den rode beuaet sijd van coloren van bloede doe des ic hem bevroede neme puluer van sulferane 14295ende witte van eieren ende van slane salment minghen ende in dat maken .i. sindaelkin nat ende sine oghen der mede netten wien so quade lanken letten 14300.j. plaester der of ghemaket es nuttelic ende wel gheraket |
6. 14280 Crocus noemen wij saffraan, Platearius laat ons verstaan dat het gematigd, droog is en heet en steeds tegen bezwijming gereed en tegen dat de maag gedoogt. 14285 Saffraan in een pot gedroogd en verpoederd een deel beter en gedronken in vleesnat vet opent het lichamen meteen. Men neemt een oplossing 14290 het laat ze spuwen, doet het hun kwaad. Die de ogen met het rode bevangen zijn en zijn van warm van bloed doe hem dit wat ik bevroede neem poeder van saffraan 14295 met het wit van een ei, na het slaan zal je het mengen en in dat maak je een doekje er mee nat en zijn ogen er mee natten. Die zulke kwalen zaken beletten 14300 een pleister daarvan gemaakt is nuttig en goed bruikbaar. |
Crocus sativus, L. (gekweekt of tam)
Algemene kenmerken.
De saffraan krokus bloeit in oktober met een lila/purperen bloemen. De meeldraden hangen hieruit als gouden tassen. In het voorjaar komen de smalle bladeren.
Werking.
De specerij saffraan heeft een bruinrode kleur, ruikt intensief verdovend en smaakt bitter kruidig, is zeer hygroscopisch en voelt vettig aan. Vanwege zijn goudkleur werd het gebruikt als goudvernis, verwerkt in goudbroden, goudrijst en het kleuren van kaas. Vanaf de elfde eeuw was het bovendien de kleur waarmee de Joden zich kenbaar moesten maken. De gele Davidster uit de laatste wereldoorlog ligt ons nog vers in het geheugen. De rijke Arabieren verven nog hun ooglid, vingertoppen en tanden goudkleurig als teken van welstand. Het was een van de kastetekens van India, het teken der rijken. Niet alleen vanwege de kleur, maar ook vanwege de geur was het beroemd. Saffraan werd gemengd met wijn tijdens trouwceremonies, de saffraan was dan ook aan Venus gewijd en zou een liefdesdrank zijn. Ook medisch was het kruid beroemd, versterkte het hoofd, hart, maag en was goed tegen hoest. Het was vroeger een algemeen geneesmiddel waaraan wondere krachten werden toegeschreven. De specerij zou ook een opwekkende kracht bezitten, van een vrolijk iemand werd gezegd dat hij in saffraan had geslapen. Zo goed werkt ze, ‘Dat men al lachende sterft’ (2) Het gold als de koning der specerijen, maar ook als de duurste. Dat komt door de winning. Honderd gram saffraan wordt gewonnen uit 18 286 bloemen. En dan te bedenken dat een plant maar een tot twee bloemen geeft die maar twee dagen open staan.
Etymologie.
Ook het Griekse krokos betekent saffraan. Waarschijnlijk is dit afgeleid van kroke, ‘een draad’ naar de winning van saffraanstempels. Of naar zijn afkomst, de stad Coricus in Klein‑Azië.
In het Arabisch betekent het woord asfar, ‘geel’ en zaffran, met ‘geel verven’. In de Semitische taal is het een attribuut van en de morgen- en de avondzon. Van die taal is het Engelse saffron, het Frans safran, Duitse Saffran en het Hollandse saffraan afgeleid.
Cucurbita es droghe ende nat platearius seghet dat dat soe ghetempert es int gheuouch 14305jn warmen lande waster gnouch couworde etet in onse tale hare saet elpt te visiken wale jn sochten salmen sieden of braden somech .i. van haren saden 14310ende dat mer anders niet toe doet ende dat es in visiken goet ende men salse int vier mede baken ende darna salmense ontlaten jnt water ende men suker toe doet 14315dats den sieken goet hem die hete van der sucht ebben salment vp hare lanken legghen |
7. Cucurbita is droog en nat, Platearius zegt dat, dat het gematigd is in het gevoeg . 14305 In warme landen groeit er genoeg. Kauwoerde heet het in onze taal. Haar zaad helpt te genezen wel in ziektes zal je het koken of braden sommige van haar zaden 14310 dat men er anders niet toe doet dat is in ziektes goed en men zal het in het vuur bakken en daarna zal men het los maken in het water en men er suiker bij doet 14315 is dat voor de zieken goed. Voor hen die hitte van ziektes hebben zal men het op hun zijde leggen. |
Cucumis sativus, L. (gekweekt)
Algemene kenmerken.
De komkommer heeft hoekige stengels en harige, windgevoelige drie tot vijflobbige bladeren. De gele bloemen worden gevolgd door lange vruchten, de komkommer, of met kleine en korte vruchten, de augurk. Veel overgangen en afwijkingen zijn er overigens bij deze vrucht.
Werking.
Culpeper spreekt, vanwege de koudheid, van de cucumbers als een gewas van de Maan. Een Engels gezegde is: ‘zo koel als een komkommer’ Diphilius, 300 v. Chr., spreekt aldus: ҄e Grieken hebben een spreekwoord dat men de komkommers voor de spinsters moet laten omdat de spinsters meestal, zo men Aristoteles geloven mag, geil en onkuis zijn. Nu de komkommers hebben de kracht om die brand te verkoelen.’Ө2, 6)
Augurkenbrei met alcohol maceren en dan distilleren geeft een augurkenessence die men gebruikt voor de bereiding van een augurkenpommade. Als het gezicht gewassen wordt met dit sap schoont het de huid op en is tevens goed voor pijnen in de ogen.
Etymologie.
Cucumis is Latijn voor komkommer. Het woord is afgeleid van curvatura: 'omkromming ’omdat de ranken zeer krom zijn..
In het zuiden en westen zijn naamvormen ontstaan vanuit het Latijnse cucumer-eris als kumerling, kumr en kumkumr, in de 14de eeuw cocumer dat in de 15de eeuw veranderde in het Franse concombre, Nederlandse couworde of cucumeren en tenslotte komkommer. Frans concombre, Engels cucumber en Duits Cucumer. Zie ook Citrullus colocynthis.
Coriander alsict toghe es .i. crud heet ende droghe 14320ghetempert wel int gheuouch sijn saet es nuttelic genouch want ets goet der couder maghen ende het mach den wint veriaghen alsmen met andren specien ontfaet 14325met wine ghesoden sijn saet jof sijn puluer ghestroit in spise doetse smaken met goeder wise |
8. Coriander, zoals ik getuig, is een kruid dat heet is en droog 14320 gematigd in het gebruik. Zijn zaad is nuttig genoeg want het is goed voor de koude magen het kan de wind verjagen als men het met andere specerijen ontvangt. 14325 Met wijn gekookt zijn zaad of zijn poeder gestrooid in de spijzen laat het smaken op goede wijze. |
Coriandrum sativum, L. (gekweekt)
Algemene kenmerken.
Koriander is een zestig cm hoge plant. De stengels zijn opgaand, bladig, rond en gemarkeerd met lijnen. Het is een plant met fijne veerspletige en sterk ruikende bladeren. De wit/roodachtige schermen komen in juni.
Werking.
Terwijl de plant zeer onaangenaam ruikt is het zaad zeer aromatisch en behulpzaam als toevoeging om specerijen te combineren. De bladeren en zaden worden, na gedroogd te zijn en de onaangename geur weggetrokken is, gebruikt in kruidenazijn, likeuren, kleren, sausen, vis en gebak, in koeken en speculaas. Een vluchtige olie wordt ervan verkregen die gebruikt wordt voor parfums en jenever. Om de scherpte wat te verminderen werden ze vroeger wel eerst in wijn gedaan en daarna in azijn. Het bekendst zijn de zaden wel als geboortemuisjes waar de aromatische zaden bedekt zijn met een suikerlaagje die daardoor eirond worden. Bij de jongens zijn ze meer kogelrond gevormd omdat die van de ronde zaden van de koriander komen, bij een meisjes worden anijszaden, Pimpinella anisum, gebruikt die een staartje hebben.
Etymologie
Coriandrum komt van het Griekse koriannon dat mogelijk stamt van koris, ‘een wandluis’en annon, ‘anijsachtig’ Het is een verwijzing naar de geur van de onrijpe vruchten. Hieruit kwam het midden-Latijn coliandrum, oud-Frans coriandre en Engels coriander. De vorm coriander verscheen in Duitsland eerst na 1450 en is nu Koriander. Een tweede vormgaf in midden-Hoogduits Kullander en het midden-Nederlands kalander.
Canfora alst platearus kent es .i. cruud van orient 14330van sere groter roke bekent men leset als die lentijn ent dat stampment ende duet sijn sop dan sinct die droesene ouer .i. trop ende bouen blijft dat clare 14335so moet ter sonnen staen der nare alst droghe es eist claer ende wit so machmen lichte breken dit ende met anden te puluere wriuen ende niet met anden die met wiuen 14340omtrent sijn want ets so fijn dat sijn draghere moet suuer sijn eist dat hi dicke rieket dat cruud bedi segmen ouer luud dat hare roke es ghenatuert 14345 also dat soe den manne wert men outse in .i. marberin vat ofte alabanstre wi vinden dat |
9. Camphora, zoals Platearius het kent, is een kruid van de Oriënt 14330 en is van zijn zeer sterke geur bekend. Men verzamelt het als de lente eindigt dan stampt men het en duwt zijn sap dan zinkt de droesem voor een troep en boven blijft het helder 14335 dan moet het in de zon staan daarna als het droog is het helder en wit en kan men het gemakkelijk breken dit en met de handen tot poeder wrijven en niet met handen van de wijven 14340 er bij zijn want het is zo fijn dat zijn drager moet rein zijn. Is het dat hij veel ruikt dat kruid daarom zegt men over luid dat haar reuk een zekere aard heeft 14345 alzo dat het de mannen weert Men houdt het in een marmeren vat of albast, wij vinden dat. |
Camphora officinarum, Nees & Eberm. (geneeskrachtig)
Algemene kenmerken.
Kamfer is een knorrige boom van een twaalf meter hoog, de kroon is zeer dicht vertakt. Kleine groen/witte bloemen die gevolgd worden door kleine rode bessen. De altijdgroene bladeren zijn helder groen en van onderen wat blauwachtig, ovaal/elliptisch en gepunt. Afkomstig uit China, Formosa en Japan.
Werking.
Deze boom levert de (Japanse) kamfer van de handel. Onder kamfer verstaat men uit alcohol gekristalliseerde bestanddelen van een vluchtige olie. Dit werd in China al in de oudheid gewonnen en gebruikt. In Japan diende kamfer als brandolie en voor lak. Kamferballetjes werden bij de kleren gelegd voor de geur en om de motten weg te houden. Als een vrouw niet zwanger wil worden doet ze kamfer in de schede, kamfervergiftiging is geconstateerd bij vruchtafdrijving. ‘Kamfer stelpt het bloeden uit de neus, verkwikt met haar reuk de verhitte hersenen. Haar reuk alleen ontmant een man. En neemt men in dit zeldzaam kruid, zo gaat de lust tot vrouwen weg’. (2)
Etymologie.
Camphora, in Mesopotamië wordt het in de 6de eeuw vermeld onder de naam caphura, wat afgeleid is van het Sanskriet kapura, ‘wit’, in oud-Indisch heet het karpura, later kappura waaruit over Perzisch/Arabisch kafur ontstond dat het grondwoord werd voor alle Europese uitspraken. Over Spaans alcanfor ontstond oud-Frans camphre dat in midden-Hoogduits Kampher gaf, Kampferbaum, midden-Nederlands camfer en Engels camphor.
Ciminum dats comijn platearus segt mester fijn 14350dat droghe es ende heet ende dat den wint versleet ende die versiken van noden men gheue hem wijn der mede ysoden oec est meer te prisene noch 14355want et merst der vrouwen soch so salment drinken gheuen jof tetene te puluere ghewreuen met alsenen sal werken ditte sine naturlike hitte |
10. Cuminum, dat is komijn, Platearius zegt, die meester fijn 14350 dat het droog is en heet en dat het de wind verslaat en die zieken van noden men geeft hem wijn daar mee gekookt. Ook is het meer te prijzen nog 14355 want het vermeerdert vrouwenzog zo zal men het te drinken geven of in eten tot poeder gewreven met alsem, zal werken dit zijn natuurlijke hitte. |
Cuminum cyminum, L. (komijn)
Algemene kenmerken.
Komijn is een eenjarige van 30‑50cm hoogte. De bloemen zijn zacht wit-roze. De dubbel geveerde bladeren zijn fijn ingesneden. De zaden zijn wat langer dan karwijzaden en worden dan ook meestal gebruikt als vervanger voor karwij.
Werking.
Komijn wordt als specerij gebruikt in brood, in komijn- en Goudse kaas. Vlees wordt ermee ingewreven. Komijnzaden worden als specerij betiteld, ze moeten altijd voorzichtig en spaarzaam gebruikt worden. Hun scherpte doordrenkt alles wat zacht en aromatisch is. Het wordt gebruikt in currypoeder, het is onmiskenbaar dat komijn in die mix aanwezig is. Het zaad levert een vluchtige olie die gebruikt wordt in parfums en likeuren.
Bij de Grieken schijnt het kruid verband te hebben met gierigheid, komijn werd door vrekken gegeten. Om komijn te laten groeien was schelden en vloeken bij het zaaien nodig. In de middeleeuwen geloofde men dat komijn ervoor zorgde dat de geliefden niet wispelturig werden en dat het pluimvee niet wegliep.
Etymologie.
Uit het Semitische woord kammon, ‘specerij’ is over het Griekse kuminon het Latijnse cuminum afgeleid dat voortbrengen’ betekent omdat het kruid zeer krachtig zou zijn tegen onvruchtbaarheid.. Dit woord is ook algemeen Romaans en gaf over Frans comin cumin, het Angelsaksische cymen en Engelse cumin. Verder het midden-Hoogduits Kumin en midden-Noordduits Komen met het midden-Nederlands komin.
14360Cuentemia es droghe ende heet tbitterste cruud dat men weet dies etent bi na de meesters alle bi namen der erden galle men salse sieden met wine 14365ende suker der toe jeghen die pine van sire groter bittereden so eist medicine mede jeghen stoppinghe die men hort die leuere ende milte versmort 14370jeghen aerthede die wee doet milten ende leueren est oec goet nem dese wortel die ic telle apie venkel pederselle ende dit salmen sieden der na 14375jnt sap van centaurea ende dit duen dor .i. cleet ende gheuent hem dien dat doet leet dit es ieghen lanceuel goet ende hem dien die sucht wee doet 14380jn wine ghesoden ende men ontfaet dien dranc als men te bedde gaet al warem dat sweet vtecomen war ets quaet dicke ghenomen want et maket quade burst 14385ende beter eist in den wrst ghenut al es die winter cout ende in des somers ghewout |
11. 4360 Centaurium, is droog en heet het bitterste kruid dat men weet. Deze noemt bijna de meesters alle bij de naam van aardgal. Men zal het koken met wijn 14365 en er suiker bij doen tegen de pijn van zijn grote bitterheid. Dan is het een medicijn mede tegen verstopping, die men hoort de lever en de milt versmoort 14370 tegen hardheden die pijn doet milt en lever is het ook goed. Neem deze wortels, die ik vertel, selderij, venkel en peterselie dit zal men koken daarna 14375 in het sap van Centaurium en dit duwen door een kleed en geef het hem die dat doen leed. Het is tegen de onderbuikspijn goed en hem die het ziekte (ademhalen) pijn doet 14380 in wijn gekookt en men ontvangt die drank als men te bed gaat als was hem het zweet uitgekomen. Maar het is slecht te veel genomen want het maakt een slechte borst 14385 en beter is het in de herfst genuttigd, al is de winter koud dan in de hete zomers geweld. |
Centaurium erythraea, Rafn. (Rozerood)
Algemene kenmerken.
Duizendguldenkruid is een klein plantje van veertig cm. hoog. Het is een eenjarige, soms tweejarig met rozetvormige bladeren die duidelijke nerven bezitten. De licht rode bloemen staan op de toppen van de vele zijtakjes zodat ze in een scherm lijken te bloeien. Komt voor in de hei op duinen.
Werking.
Alle delen smaken bitter. Het kruid werd gebruikt als bitter maagversterkend en eetlust stimulerend middel. Plinius noemt het fel terrae wat zoveel als ‘aardgal,’ betekent naar de bittere smaak. De gal uit de aarde zou in de plant getrokken zijn. Dioscorides noemt het ook febrifuga: koortsverdrijvend. (4,10) Het is de koortsbloem, Duits kent Fieberkraut, het Engelse feverfew betekent weinig koorts en Franse herbe al la fievre is het koortskruid, plante febrifuge is de koorts verdrijvende plant.
Etymologie.
Centaurium. Door de monniken werd het erop gehouden dat deze plant gebruikt werd door de centaur Chiron om de wond in de voet van Patroklos mee te genezen en noemden dit kruid dan ook Herba Centauri. Daar is ook de Hollandse naam santorie of sentaurie van afgeleid. Vrij vertaald, naar het rekenstelsel, betekent centaurium, I000’ Duizendguldenkruid verkreeg zijn naam door zijn vele goede eigenschappen en werd vroeger dan ook met honderden ponden tegelijk ingezameld, dit voornamelijk op Ameland. Het kruid werd wel in de beurs gedaan om de eigenaar van voldoende geld te verzekeren. Het was vroeger voor alles goed en dus duizend gulden waard.
Diptanus als platearius seghet es .i. cruud dar doghet an leghet 14390jn roetsen wasset wilmen weten ets goet jeghen venijnde beten ghestamt ende gheleit vp die wonde tsap ghedronken metten monde met wine ghemanc dat es goet 14395vp datmer mede doet sap van menten .i. lettelkin dat dese dinghe wareit sijn wart erst biden ert ghecont want alsi waren ghewont 14400met enen gheuenijnden strale saghen dat die jaghers wale dat si cruud sochten dan ende wreuer hare wonden an ende danne aeten mede dat crud 14405ende spouwen strael ende venijn vt |
12. Dictamnus, zoals Platearius zegt, is een kruid waar deugd aan ligt. 14390 In rotsen groeit het, wil men weten Het is goed tegen venijnige beten gestampt en gelegd op die wond het sap gedronken met de mond met wijn gemengd, dat is goed 14395 op dat men erbij doet sap van munt, een beetje. Dat deze dingen waarheid zijn was eerst bij een hert getoond want toen ze was gewond 14400 met een vergiftigde pijl zagen dat die jagers wel dat ze een kruid zocht dan en wreef haar wonden er aan en dan at ze ook dat kruid 14405 en spuwde pijl en venijn uit. |
Origanum dictamnus, L.
Algemene kenmerken.
Dictamnus is een zacht kruid met wolachtige bladeren. De purperen of roze bloemen verschijnen in hopachtige hoofdjes.
Werking.
Dictamnus had kwaliteiten om splinters uit te trekken, het werd springkruid genoemd omdat het kruid de pijl uit de wond van het hert laat springen. ‘De geiten in het eiland Candia, (Kreta) die in oude tijden Dictaeum heette waar het beste en meeste groeit, vooral groeit het op de berg Dicte en daarvan schrijft de poet Vergilius dat de geiten als zij geschoten zijn dat kruid eten waardoor de pijlen terstond uit vallen en de wonden genezen. De flitsen of pijlen waar zij mee geschoten waren lichtelijk uitwierpen hebben de zwangere vrouwen gelegenheid en oorzaak gegeven om te letten en aan te merken dat het dezelve kracht had om de vrucht af te drijven. De bladeren en de wortel zijn bekwaam om de stonden af te zetten en laten gemakkelijk baren, verzachten de naweeën, drijven de nageboorte en dode vrucht af, hetzij met wijn ingenomen of op het vuur gelegd en de rook daar van ontvangen en werd ook gebruikt tegen vergiftige beten, en steken als ook tegen kwaadaardigheid van pestachtige Koortsen.’1,2)
Etymologie.
Dictamnus is zo genoemd naar de berg Dicte, op Kreta, en thamnos, ‘een struik’ Engelse dittany of Crete. Waarschijnlijk wordt niet gedoeld op Dictamnus albus hoewel die in Duits wel Diptam heet, maar wel verwisseld is met onze dictamnus.
Feniculus alst platearius toghet es .i. cruud dat waremt ende droghet ende es van subtilen saken dese doet wel orine maken 14410wortel blade ende saet sijn in visiken toeuerlaet men sal nemen den wortel fijn vter arden inden lentijn dies goet ysoden inden wine 14415hem die euet vernoi ende pine jeghen de milte eist goet [als men ons te verstane doet] jeghen den steen ter cuere hem diene euet van couder nature 14420oec venkel ysoden alse polment ende gheten also es bekent dat goet es te sulker siechede ende wint verdriuet mede ende elpt em diet verduen euet quaet 14425ende wel ghepuluert sijn saet doet al dat selue dat dander doet die de sien niet euet goet stampe den wertel ende dan dat sap dat hire vte duen can 14430ende anct in .i. coperin vat xv daghe buten dat dar na salhijd in doghen dropen hi mach wel der baten open |
13. Foeniculum, zoals Platearius toont, is een kruid dat verwarmt en droogt en is een subtiele zaken die doet goed urine maken 14410 wortel, bladeren en zaad zijn de zieken toeverlaat. Men zal nemen de wortel fijn uit de aarde in de lente die goed gekookt in de wijn 14415 hem die heeft verdriet en pijn. Tegen de milt is het goed [zoals men ons te verstaan geeft] tegen de steen te keur. Hem die het heeft van koude natuur 14420 ook venkel gekookt als brei en gegeten, alzo is het bekend, dat goed is bij zulke ziektes en wind verdrijft het mede en helpt hem die het verteren heeft kwaad. 14425 En goed verpoederd zijn zaad doet al hetzelfde dat de ander doet. Die het zien niet heeft zo goed stampt de wortel en dan dat sap dat hij er uit duwen kan 14430 en vangt dat in een koperen vat en zet het vijftien dagen in buiten dat daarna zal hij het in de ogen druipen hij mag er wel baat van hopen. |
Foeniculum vulgare, Mill. (gewoon)
Algemene kenmerken.
Venkel is een meerjarige die een tot twee meter hoog wordt, maar is meestal maar kort levend, vandaar dat het gewas gewoonlijk als tweejarige geteeld wordt. Het eerste jaar komt er een bladrozet met veelvoudige lichtgroene geveerde bladeren. Het volgende jaar komt hier een gestreepte, ronde stengel uit tevoorschijn. Boven het veerachtige en groene bladgaas verschijnt een gouden scherm in juli en augustus.
Werking.
Venkel is geheel aromatisch, het aroma is het meest in de zaden geconcentreerd. De zaden smaken zoet, anijsachtig en ruiken aangenaam aromatisch. De stengels van groeiende venkel geven een zeer zachte groente. De geurende bladen worden, net als de stelen, als een specerij gebruikt. Venkel levert een vluchtige olie die gebruikt wordt voor zoetzuur, parfum, zeep en likeur. De bladen werden ook wel in zuiverende baden gebruikt.
Bij Dioscorides heette het marathon, naar het slachtveld waar de Grieken, 490 v. Chr. een overwinning behaalden op de Perzen, dus een ‘slachtveld op het venkelveld’ (10,24) Griekse marathon komt van maraino, ‘dun groeien’ venkel zou vermageringskwaliteiten hebben. De Griekse atleten gebruikten venkel als voedsel bij hun olympische spelen omdat het sterk maakt zonder dik te worden. Venkelzaden verdrijven het hongergevoel, reden waarom ze door arme mensen gebruikt worden die geen geld bezitten voor levensmiddelen, nu worden ze nog als vermageringsmiddel gebruikt. Dioscorides gedacht de venkel als toespijs en vermeldt dat de slangen door het gebruik ervan zouden verjongen. Oude slangen met slechte ogen zouden met behulp van dit sap weer een beter gezichtsvermogen krijgen. Plinius was hierin duidelijker, met het verjongen werd bedoeld dat de slangen zich van de oude huid ontdoen wat beter zou gaan door gebruik van venkel. Daarom werd het kruid nog lang als oogwassing aanbevolen. Het gezichtsvermogen zou verbeteren door het sap op de ogen te strijken. Ook werd het gebruikt als een middel tegen slangenbeten. (4, 20)
Etymologie.
Foeniculum is afgeleid uit Latijns fenum, ‘hooi’, dit vanwege zijn geur. Of is zo genoemd naar de smalle draadvormige bladslippen die bij het verwelken en drogen de indruk van hooi geven. Of het is afgeleid van foenum, ‘hooi’ caulis, ‘kool’vergelijk onze naam vennekool en de Duitse naam Fenkohl. Dit gaf over oud-Frans fenoil (Frans fenouil) Angelsaksisch fenol het Engelse fennel.
Via de Latijnse vorm feniclum werd het in het midden-Hoogduits Ven(i)chel en in midden-Nederlands verscheen venekel dat venkel werd.
Iusquiami es sere cout 14435ende .i. cruud van groter ghewout an ouden ofsteden als ict vant wasset vele hier int lant groene met .i. root bleker bloemen jc wane ment belne in dietsch nome 14440den gonen die den slaep euet quat men neme sine blade of sijn saet ende stampt ende bindet dan anden slaep est wijf of man hi sal rusten est dach ende nacht 14445sijn saet euet sulke cracht slaep ende ruste te gheuene men neme taru corne ende euene ende belne saet ende late valle dit te gadre met allen 14450ende laet dit den voglen eten si sullen slapens hars vergheten dat mense mach nemen metter ant men gheuet niemen hi ne ware viant diet saet ate hi bleue doot 14455jof hi viele in slape so groot also dat sine mesquame lichte te letargien quame men seghet dat .i. biscop was die so grote pine adde das 14460die luxurie den leden doet ende hi meneghen meester vroet om raet der ieghen sochte ent hem niet elpen mochte dat hi dit cruud stampen dede 14465ende sine manlike lede metten sape vercoude so dat hem dar na spade no vro coringhe no groot no clene altoes meer ne quam neghene 14470olie hier of es ene ware arde goet jeghen die tantsware als die dinghen van jtten comt ende te meneghen sticken onghenomt |
14. Jusquiamus, is zeer koud 14435 is een kruid van groot geweld. In oude hofsteden, zoals ik het vond groeit het hier veel in het land groen met rood/bleke bloemen. Ik waan dat ze het bilzekruid in Diets noemen. 14440 Diegene die moeilijk kunnen slapen, neem zijn bladeren of zijn zaden en stamp en bindt het dan aan de slaap, is het wijf of man, hij zal rusten is het dag en nacht 14445 zijn zaad heeft zulke kracht om slaap en rust te geven. Men neme tarwekorrels en evenie (Avena strigosa) met bilzekruidzaad, en laat het Vullen tezamen geheel 14450 en laat het door de vogels eten ze zullen slapen en alles vergeten dat men ze kan nemen met de hand. Men geeft ze niemand tenzij een vijand die het zaad eet hij bleef dood 14455 of hij viel in een slaap zo groot alzo dat het zijn ongeval gemakkelijk tot lethargie kwam. Men zegt dat er een bisschop was die zo grote pijn had dat 14460 de wellust de leden doet en hij menige meester verstandig om raad daartegen zocht en hem niet helpen mocht dat hij dit kruid stampen deed 14465 en zijn manlijke lede met het sap koud maakte zodat hem daarna laat of vroeg bekoringen, groot of klein altijd meer kwam geen. 14470 Olie hiervan is een waar aardig goed tegen het tandpijn als die dingen van hitte komt en tegen menige dingen niet genoemd. |
Hyoscyamus niger, L. (zwart)
Algemene kenmerken.
Zwart bilzekruid is een eenjarige, opgaande en kruidachtige plant. Door de vele klierharen heeft het kleverige en klamme stengels, bladeren en kelk. Bilzekruid heeft in juli en augustus vuil gele, klokvormige bloemen die doorgroefd zijn met donkerpaarse aderen. Samengevat kan men zeggen dat het een hatelijk, kleverige stengel heeft met smerige gele bloemen die naar hondenpis stinken en op vuile plaatsen groeit.
Werking.
Bilzekruid is zeer giftig, vrijwel net zo erg als de doornappel. De wortels lijken op chicorei- en pastinaakwortels en werden er wel eens mee verwisseld, een dodelijke vergissing. De oude botanici schrijven ondeugend dan men de wortel van deze plant gebruikte om aan het hof lastige klanten kwijt te raken (2) Men deed een weinig in hun eerste gerecht waarop zij niet meer slikken konden en de dis moesten verlaten. Medicinaal werd het gebruikt om er patiënten mee te verdoven, door zijn uitwerking kreeg het de naam malwillempjeskruid. Op de te behandelen plek werd dan een spons, die gedrenkt was met bilzekruid, gelegd. De zaadkorrels werden in badhuizen op de ovenplaat gestrooid, dit maakte dat de badende mensen elkaar aanstootten, dus zeer blij en vrolijk werden waarbij het hete bad de narcotische werking bevorderde. Men mag het niet aan mensen geven omdat het dodelijk giftig is en de ziekte van vergetelheid oproept. Dit lijden heette in het Latijn lethargia. Bij de Egyptenaren en in Babylonië zou het gebruikt zijn bij in barensnood verkerende vrouwen. Apianus vermeldt dat de bewoners van Pompeï in hun strijd met de legaat Curio het drinkwater van de vijand met bilzekruid vergiftigden. Plinius schrijft de plant aan Hercules toe, noemt de soort die Hercules ontdekte in de onderwereld, het is het bilzekruid dat kolder en waanzin veroorzaakt. Het werd genoemd naar een of andere nimf die door Hercules in de steek gelaten werd en van jaloezie stierf. (4)
Etymologie.
Hyoscyamus is afgeleid van Grieks hus, ‘een varken’en kyamos, ‘een boon’, dit naar de vorm, de vrucht werd door zwijnen gegeten. In Latijn heet de zwijnenboon ‘Faba suilla’
Bilzekruid heet in Duits Bilsenkraut, in het oud-Hoogduits komt het woord voor als pilisa of belisa en in het Keltisch als belinuntia. Dit komt van de wortel bal, ‘doden’zoals dit woord ook gevonden wordt in de Latijnse naam Belenus voor de Keltische zonnegod Beal. Het is de Engelse belene en Franse hennebane of herbe de St. Apoline. Belenus is gelijk aan de Grieks/Romeinse zonnegod Apollo wiens stralen niet alleen goed doen maar ook ernstige ziektes oproepen, dus niet alleen de god van leven en gezondheid, maar ook van de dood. Het kruid van Beal kan zo ook als iets dood brengend vertaald worden. Andere afleidingen zijn ook mogelijk.
Mandragora als platearius kent 14475es .i. cruud van orient cout eist ende droghe der toe men vinter of hie ende soe die hie es gheblaet inder ghebare alsoft .i. bere ware 14480de soe alst waren louwre blade apple draghen dese ghegade soete riekende alsmen weet dat men der erden apple heet huut blade ende wortele sine 14485sijn nuttelic ter medicinen die in eten suchten legt ende te slapene niet ne plegt so salmen met mandraghen bladen vrouen mel stampen ende begaden 14490ende twitte van eye dies ghelouet j plaester maken vort voroft bedecter em dien slaep mede die van groter ethede sijn ouet swert legghe de blade ghewreuen 14495an sinen slaep et sals begheuen dus als hier bescreuen staet maecmen olie mandragoraet die apple stampmen glene ende mincse met olien ghemene 14500dan sietment te samen eet ende duet dor .i. cleet dits olie mandragoraet dar oftswere bi uergaet ende wel slapen doet mede 14505ende es goet ieghen allen rede vp datmen mede striken doe voroft ende slaep der toe men sal oec in goeden wine j stic sieden die wortele sine 14510ende gheuent hem drinken diet so staet dat men hem die lede of slaet hi sal hem slapende so vergheten dat hi der dinc niet sal weten |
15. Mandragora, zoals Platearius kent, 14475 is een kruid van de Oriënt. Koud is het en droog daartoe. Men vindt het hier en daar die hij heeft bladeren in de vorm alsof het een beer was (Acanthus) 14480 de zij alsof het waren laurierbladeren. Appels dragen deze beide zoet geurend, zoals men weet, dat men het aardappelen heet. (nu Cyclaam) Huid, bladeren en wortels van hem 14485 zijn nuttig ter medicijnen. Die in hete ziektes ligt en niet slapen pleegt dan zal men met Mandragora bladeren en vrouwen melk stampen en begaan 14490 met het wit van een ei, wat men gelooft, een pleister maken voor het voorhoofd en bedek hem de slaap er mee Die van grote hitte zijn hoofd zweert, leg de bladeren gewreven 14495 aan zijn slaap, het zal het begeven zoals hier beschreven staat. Maakt men olie van Mandragora de appels stampt men klein en mengt ze met gewone olie 14500 dan kookt men ze tezamen heet en duwt het door een kleed dit is olie van mandragora Waar hoofdpijn bij vergaat en goed slapen doet mede 14505 en is goed tegen alle koorts opdat men er mee strijken doet voorhoofd en slaap daar toe. Men zal ook in goede wijn in stukken koken die wortels van hem. 14510 En geef hem te drinken die het zo staat dat men hem de leden af slaat hij zal slapende zo vergeten dat hij dit ding niet zal weten. |
Mandragora officinarum, L. en Mandragora autumnalis, L (geneeskrachtig en herfst)
Algemene kenmerken.
Dit zijn de planten die door de gehele geschiedenis heen komen. Stengelloze kruiden met grote ovale of lancetvormige, donkergroene bladeren die in dichte rozetten plat op de grond liggen. Ze bezitten vlezige, dikwijls gespleten wortels. De okselstandige, gesteelde violette of gele bloemen staan in dichte rozetten en worden gevolgd door vele bessen.
Werking.
De wortel zou de gestalte van een mens hebben. In de mythologie is de mandraak een wijszeggende, demonische geest of een klein half duivels wezen in mensengestalte die de bezitter rijk zou maken. De meeste schrijvers handelen bij deze plant meer over het bijgeloof door de vorm van de wortels.
De mandraak speelt ook een rol bij de verovering van Carthago. Omdat Hamilcar de liefde van de Libiërs voor wijn kende vergiftigde hij de inhoud van een aantal wijnvaten met mandraak. Die liet hij in bepaalde plaatsen voor de stad liggen alsof ze in haastige spoed vergeten waren. De Libiërs kwamen aan en zagen dat ze zich binnen de stadsmuren teruggetrokken hadden, vermoeid en vooral dorstig van de reis, dronken ze de wijn en vielen al gauw in een diepe slaap. Die slaap was zo diep dat ze zelfs niet wakker werden toen ze daarna verwond en gedood werden. De artsen gebruikten daarna de merkwaardige eigenschap van de mandraak die ze in de oorlog geleerd hadden om zware operaties uit te voeren.
De bessen bezitten een aparte geur en zijn slaapverwekkend. De vruchten zouden wellust geven of vruchtbaar maken, reden om ze in de oudheid als liefdesdrank te gebruiken. Ze zouden de liefdesappelen geweest zijn van Gen. 30: 14/16, die zoveel waard waren dat Rachel in ruil daarvoor haar man aan haar zuster uitleende. Sommige vertalingen van de Bijbel vertalen het woord dudaim dan ook direct als mandraak. Het woord dudaim zou ontleend zijn van de stam dud, wat ‘liefkozen’ ՠof ‘liefde’ betekent.
Etymologie.
Mandragora, de naam mandragora is niet geheel opgeklaard. Mogelijk is het oud Perzisch. Pythagoras noemt men deze wortel naar zijn menselijke vorm, anthropomorphe, ‘half menselijk’ wat met de Perzische benaming merdum‑giah overeenstemt. Of van Grieks mandra, ‘stal’ en ageiro, ‘ik verzamel’ omdat de mandragora door zijn wonderkracht de kudde bijeenhield. De wortel lijkt op een man, sommige zeggen dan ook dat de plant ‘man-draghen’ hoort te heten en niet man-dragora. Mandraak, Franse mandragore, Engelse mandrake en Duitse Alraun-wurzel.
Doolwortel, ‘slaap’ of ‘dool’ in het Duits is het Dolwurz en Twalmwurz. Dit stamt of uit Latijn dolere, ‘lijden’, of uit het Franse deuil, ‘douwen’.
Menta als platearius weet 14515es .i. cruud droghe ende heet of mente es beter segmen mi dan die ackermente si hem die tantvleesch ende mont euet quaet ende onghesont 14520siede ofmente in aisijne ende wriuer mede die tande sine sochte ende wriue der an puluer van drogher menten dan salmen oec ieghen venijn 14525gheuen dranc so salter in sijn wijn dar men in siet wilmen weten ende dat puluer der of gheten [can der maghen cracht vernuwen ende doet ter cure verduwen] |
16. Mentha, zoals Platearius weet, 14515 is een kruid droog en heet. Van munt is beter, zegt men mij, dan die akkermunt is. Hem het tandvlees en mond heeft kwaad en ongezond 14520 kook hofmunt in azijn en wrijf er mee de tanden van hem zacht, en wrijf er aan poeder van droge munt dan. Zal men ook tegen venijn 14525 geven in drank, zo zal er in zijn wijn waar men het in kookt, wil men weten en dat poeder daarvan eten [kan de maag zijn kracht vernieuwen en doet ter keur verteren. |
Mentha arvensis, L. (van de velden)
Algemene kenmerken.
Akkermunt heeft verschillende bladsoorten die meestal weinig geuren. De wat behaarde bladeren zijn gesteeld, eivormig of elliptisch en soms hartvormig aan de basis, gezaagd. De bovenste bladeren zijn gewoonlijk groter.
Werking.
Chaucer: ‘Then went I forthe on my right honde’
Downe by a little path I fonde’
Of mintes full and fenell greene.’36)
Antiseptica van munt is een van de beste middelen, mentholkegels werden in ziekenkamers gebrand, vooral bij ademhalingsmoeilijkheden. In de 9de eeuw werden ze in de meeste kloostertuinen gekweekt als medisch middel, om tanden te witten, mondzweren te genezen, tegen de beet van dolle honden en wespensteken. Met zijn reuk verkwikt het de geest en geeft lust tot eten en zorgt voor een goede vertering. De munt moest, volgens de ouden, niet gebruikt worden in tijden van oorlog omdat ze het lichaam koud maakt wat zou blijken doordat ze het zaad verminderde. Volgens anderen zou het juist potentieversterkend werken waardoor de mannen die zich aan Amor hadden overgegeven verzwakt aan het oorlogsvoeren mee deden. Dioscorides meent dat ze het ontvangen zouden beletten waardoor de vrouwen dan niet zwanger werden en zo schadelijk zou zijn voor oorlogen ‘als veel volk verslindende, daar wederom andere in de plaats dienen te komen.’ (2,7)
Etymologie.
De schitterende nymf Mentha was de dochter van de rivier Cocytus en bemint door Hades, de god van de onderwereld. Persephone, jaloers, vertrapte haar en veranderde haar in een onaanzienlijk kruid dat langs de wateren groeit. Daar geniet ze de eeuwige bescherming van Hades. Hoewel ze nu veel van haar schoonheid en vorm verloor ontving de nimf een nieuwe charme, die van de geur, die zelfs die delen van haar lichaam overdekt die verborgen zijn in het rijk van haar koninklijke geliefde. Bij Grieken was dit een heilig kruid, men gaf de doden een bosje munt mee. Hades bezat een tempel aan de voet van de berg Menthe in Elis en zijn verkrachting van Minthe is waarschijnlijk afgeleid van het gebruik van munt tijdens begrafenisriten om de geur van verrotting tegen te gaan. Mentha wordt het ook genoemd van mens, ‘de ziel’omdat deze plant het hart versterkt.
Munt,
Engels mint, Duits Munze of Minze en Frans menthe zijn woorden die afgeleid zijn van Mentha.
14530Marubium als platearius toghet es .i. cruud dat hit ende droghet azu de burst van coude euet quaet doe der mede dus minen raet sie dat hi sap hier of ghewinne 14535ende doe onech der inne ende puluer dar toe te hant van licorissien van dragant ende siede dese dinc radicke ontier ende soe werdet dicke 14540dit es ter burst nutte ende goet dien die spene oec wee doet neme sout water onech ende wijn ende sieder in dit crudekin ende der of .i. suppositorius make 14545ets hem .i. nutte sake dit moeste sijn des nem ware er die spene te broken ware |
17. 14530 Marrubium, zoals Platearius toont, is een kruid dat heet en droog is. Die de borst van koude heeft kwaad doe daarbij dus mijn raad zie dat hij het sap hiervan wint 14535 en doe ook honing daarin en verpoeder daartoe gelijk zoethout en dragant (Pterocarpus draco) en kook dat ding, raad ik tot het zo wordt dik 14540 dit is voor de borst nuttig en goed. Die de aambeien ook pijn doet neem zout, water, honing en wijn en kook er in dit kruidje of maak er een pessarium van 14545 het is voor hem een nuttige zaak dit moest het zijn, dus neem de ware voor de aambeien gebroken waren. |
Marrubium vulgare, L. (gewoon)
Algemene kenmerken.
Malrove is een meerjarige opgaande plant die aan de voet vertakt is. Vaak verschijnt de plant met wollig behaarde en gerimpelde, ronde en gezaagde bladeren. De vele kleine witte bloemen staan in kransen in de oksels. De vier kelktanden bezitten haakvormige, omgebogen punten.
Werking.
De malrove werd lang als een groente of salade gegeten, vooral de jonge scheuten. De bladeren van de witte zitten niet vol van de kwade geur als de zwarte, maar vers geven ze een aangename muskusachtige reuk. Priesters in Egypte waardeerden het kruid onder de naam, ‘zaad van Horus,’een nog mooiere naam was ‘zog van de Ster’. (17) Het kruid werd veel verzameld voor medicijnen, smaakt sterk bitter, iets scherp aromatisch en ruikt muskusachtig, bevat weinig vluchtige olie. Verzoet met suiker laat de thee ervan de buik verzachten en nier- en blaasstenen verdwijnen.
Etymologie.
Marrubium is verwant met amarus, ‘bitter’ Het woord kan ook komen van het Hebreeuwse mar, ‘bitter’rob, ‘Veel’als een van de vijf bittere kruiden die gegeten wordt met het Paasfeest. Linnaeus ontleende het woord echter van Maria-stad, Marrubium, een stad in Italië.
Duitse Weisse Andorn, ohne dorn, ‘’zonder doorn’, lijkt veel op netel, maar zonder dorens, onze andoorn. In midden-Hoogduits komt een vervorming van de naam voor, Marobel en in Nederduits Maelrome waaruit waarschijnlijk de naam malrove
ontstond, Engels marvel en Frans marrube.
Nardus alsic ore lie es .i. cruud wast in surien 14550ende int lantscap van endi dat van surien segghen si dats beter dat dan van enden sijn wortel es curt als wijd venden swart ende broesch ende dar toe vet 14555na cypresse rieket bet dan na enich ander cruud sine blade dar si gaen vut sijn scarp ende heet ende draghet are als oft erande coren ware 14560ende dat rieket vtermaten wel sine bloemen bet dan oec iet el eet ende droghe es hare nature ende es goet ieghen sincopinter cuere ende oec jeghen ertuanc 14565ende nemet dit ende dat ghemanc suker ende men sieder bede jn rosewater dit gherede ende werdet .i. serop dar toe goet dien couden rueme wee doet 14570of die cranke hersenen heuet eist goet dat men te riekene gheuet jeghen coude of torsioen dat die coude vmure doen salmen nardus in wine sieden 14575ende gheuent sulken lieden van der awe van nardus mede maecmen vngent van groter dierede jnder manieren alsic gome datmen vanden genueuuerbome 14580olie maket alst es bescreuen hier bouen den bomen beneuen |
18. Nardus, zoals ik hoor belijden, is een kruid dat groeit in Syrië 14550 en in het landschap van Indië. Dat van Syrië, zeggen ze, dat is beter dan dat van Indi. Zijn wortel is kort, zoals wij het vinden, zwart en bros en daarbij vet 14555 naar cipres ruikt het beter dan naar enig ander kruid. Zijn bladeren waar ze gaan uit zijn scherp en heet en dragen aren alsof het een soort koren was 14560 en dat ruikt uitermate goed. Zijn bloemen beter dan ook anders. Heet en droog is zijn natuur en is goed tegen bezwijmende ziekte en ook tegen hartaanval 14565 en neem dit en daarbij gemengd suiker en men kookt beide in rozenwater tot het gereed is en wordt een siroop daartoe goed. Die koude reuma pijn doet 14570 of die zwakke hersens heeft is het goed dat men ze te ruiken geeft. Tegen koude of kramppijnen in de maag dat de koude humeuren doen zal men nardus in wijn koken 14575 en geef het zulke lieden. Van de (hauw) aar van nardus mede maak men een zalf van grote duurte in de manier, als ik het zie, dat men van de jeneverboom 14580 olie maakt, zoals is beschreven hier boven bij de bomen benevens. |
Nardostachys jatamansi, DC.
Algemene kenmerken.
Uit de wortelstokken ontwikkelen zich in het voorjaar de bovengrondse vertakkingen. Boven de bladeren verschijnt in augustus een geurende, roze bloem. Deze nardus is afkomstig uit de hoger gelegen berggebieden van Nepal, de Himalaya regionen.
Werking.
De wortelstokken en aarachtige wollen stengels worden gedroogd voordat de bladeren zich ontvouwen. Hieruit wordt een roze/rode, zoet ruikende en exquise zalf of olie gewonnen. De zalf zou nu, net als in vroegere tijden, in albasten kruiken vervoerd worden. Met de zalf werd in de oudheid bij feestmaaltijden gezalfd. In begrafenis werd er gezalfd vanwege zijn geur en om verrotting te voorkomen. Het had een helende werking en bezat krachten om vele gebreken te genezen, was versterkend en werkte vergif tegen. Dit alles was reden genoeg om geachte burgers met deze en andere welriekende oliën te zalven. Nardus komt voor in Hooglied 1:12, 4:13/14, Markus 14:3, Joh.12: 3. Een zinnebeeld van goddelijke verheerlijking. Dioscorides beschreef het als nardus van de Ganges. (38)
Etymologie.
Nardostachys zou afgeleid zijn van nardos, een Keltisch woord voor de nardus. ‘Nardusՠwas bij de ouden een benaming voor aangenaam ruikende planten uit de Valeriaanfamilie. (dit is wel de tweede soort uit Syrië) Hieruit werd een nardusolie bereid.
Nardus, Frans nard, Duits Narde en de Engels spikenard komt van middeleeuws Latijn spica nardi en dit van bijbel-Grieks nardostachus of nardoustachus, (stachus, ‘korenaar,’ dit van nardos uit het Hebreeuwse woord in het Hooglied, nerded of nard, of dat het uit Naarda in Syri komt. In Indisch zou na, in samengestelde woorden, zoveel als ‘welriekend’ betekenen.
Jatamansi is de inlandse naam van deze plant, het is een verwijzing naar zijn harige en ruige stengels. De Arabieren vergelijken de wortel met die van de hermelijn, waar het veel op lijkt.
Perpina etet mede crassula dies vintmen vele verre ende na sulc etet raile sulc vresewonde 14585nuttelic est talre stonde ten brokenen benen nader scrifturen nat ende eet eist van naturen warlike est gheprouet van desen wilment plocken ende lesen 14590.x. daghe vor den lanxten dach diemen int iaer vinden mach ende ment binden huse anghet dart niet dan die lucht ghelanghet dat welna al dat iaer 14595groiet ende sciet dats waer hier na machmen merken mede dar naturen heimelichede ende die macht mede van gode diet al maket met sinen gebode 14600die hem te wonderne can gheuen jn dinghen die selue niet leuen |
19. Propinum heet mede Crassula die vindt men veel ver en nabij. Sommige noemen het radehele, sommige vresewonde. 14585 Nuttig is het te alle stonden bij gebroken benen naar de schriften Nat en heet is het van naturen waar is het beproefd van deze. Wil men het plukken en verzamelen 14590 tien dagen voor de langste dag die men in het jaar vinden mag en men het bij het huis hangt waar niets dan lucht bij kan komen dat het bijna al dat jaar 14595 groeit en schiet op, dat is waar. Hieraan mag men opmerken mede de naturen verborgenheid en de macht mede van God die het al maakte met zijn gebod 14600 die zich te verwonderen kan geven in dingen die zelf niet leven. |
Sedum telephium, L. is een 30-40 cm grote plant uit Europa, Kaukasus en Siberië
De plant rijst op met verschillende brosse stengels die dik en willekeurig bezet zijn met vette en vlezige bladeren. Grote platte trossen van gele tot roze bloemen.
Gebruik.
De wortel werd wel door het landvolk mee naar huis genomen en dan met de wortel naar boven gericht aan de zolder gehangen. De knoppen blijven groen en groeien gewoon door, de neerhangende toppen buigen zich naar zolder toe en gaan bloeien met de dag van St. Jan, 24 juni
Etymologie.
Sedum, is afgeleid van Latijn sedere: zitten, en zo zit het gewas op stenen, kliffen en muren. Of van het Latijnse sedare: pijnstillend, naar de genezende krachten die het toegeschreven werd door de Romeinse schrijvers. Of van ophouden, het stopt de bliksem, de reden waarom ze nog op het dak geplant wordt en Donnerkraut genoemd wordt.
Telephium, Grieks telephilon, tele: ver, philos: lief, de Grieken gebruikten de plant al als liefdesorakel door op de bladeren te krassen. Of afgeleid van Telephos, koning van Mydie, die zich verzette tegen de tocht naar Troje. Hij werd door Achilles verwond en zou door deze plant genezen zijn. ‘Smeerwortel, ook naar zijn kracht wondkruid genoemd, reinigt, droogt, en heelt alle onzuivere wonden en zeren. Zulks is eerst bevonden in Telephus, de zoon van Hercules, en daarom Telephium bij de Grieken en haar volgende Latinisten geheten.’
Petrosillinum es droghe ende heet also alst platearius weet die in houe staet ende pliet te sine 14605nuttelic ter medicine orine soe wel maken doet ende es in tisike goet weder tes so cruud so saet eist datment in spise ontfaet 14610et doet verduen ende uerdriuet den wint die den mensche in bliuet |
20. Petroselium is droog en heet, alzo als Platearius weet, die in de hof staat en pleegt te zijn 14605 nuttig in medicijnen urine ze goed maken doet en is tegen tering goed. Of het nu kruid is of zaad is het dat men het in spijzen ontvangt 14610 het verteert en verdrijft de wind, die in de mensen blijft. |
Petroselinum crispum, Nymann & A. W. Hill. (gekroesd)
Algemene kenmerken.
Peterselie heeft het eerste jaar een bladrozet met heldergroene geveerde bladeren. Het tweede jaar komen er bloemstengels waarop gele bloemen staan.
Werking.
Het voornaamste gebruik van dit kruid is om vlees en andere maaltijden te garneren. Het blad is goed voor de spijsvertering en helpt tegen winden. Het blad bevat veel vitamine a en is rijker aan vitamine C dan welke andere groente ook, driemaal meer dan sinaasappelen. De ouden wisten het te gebruiken om reuma patinten te behandelen. Peterseliethee was een gewoon middel tegen die plaag, ook bij nierklachten. Het blad werd gebruikt bij oorpijnen door een watje in het sap te drenken en in het oor te steken. Kauwen op peterselie zou goed helpen tegen wagenziekte.
Het zaad bevat apiol dat van belang is bij de bestrijding van malaria. Mogelijk dat het zaad met andere kruiden tot abortiva diende, het bevordert de urineafscheiding. Dit kan tot ernstige en soms dodelijke vergiftigingen leiden. Het zaad is giftig voor vogels en zou dodelijk zijn voor papegaaien en parkieten. Vroeger was het zaad effectief tegen venijn van giftige dieren. Ook tegen het gevaar dat komt van vergeetachtigheid.
Etymologie.
Peterselie was in het Grieks bekend als oreoselinon, oreo, is ‘rots’ omdat het kruid vaak aangetroffen werd tussen de rotskusten van de Middellandse Zee. Selinon betekent ‘draaien’ In Latijn werd de rots petra en in het midden-Latijn werd dit petrosilium, een woord dat naar alle Germaanse talen kwam. Een aanleuning aan de naam peter werd in Nederland pieterselie. Frans persil, Duits Petersilie en Engels parsley.
Papauer dats dat macopijn platearius segt dat sijn cout ende nat dart es wit 14615maer van den brunen seit men dit dat si cout ende droghe ende et ten besten niet ne doghe bede wortel ende saet es te visiken niet quaet 14620men neme wit macopijn saet ende melc die van vrouen gaet ende van .i. eye dat witte teenen plaestre maecmen ditte ende dits nuttelic ende goet 14625want het wel slapen doet [up den slaep gheleit ende ghebonden jeghen heete puuste mede tier stonden eist goet ghebonden up die stede] ende ieghen de leuere mede 14630salmen minghen dat saet met olien rosaet dits oec in visike oghe jeghen die burst die es droghe men neme tsaet van macopine 14635ende tsap van licorissien fine ende van arabia gommi ende dartoe draganti hier of ende van desen saken salmen latuarie maken 14640ende dat met cyrope minghen dit sijn nuttelike dinghen |
21. Papaver, dat is maankop, Platearius zegt dat ze zijn koud en nat die soort is wit 14615 maar van de bruine zegt men dit dat ze is koud en droog en het ten beste niet deugt. Beide wortel en zaad is voor de zieken niet kwaad. 14620 Men neme wit maankopzaad en melk die van vrouwen gaat en van een ei het witte tot een pleister maakt men dit en dit is nuttig en goed 14625 want het goed slapen doet. [op de slaap gelegd en gebonden tegen hete puisten mede te die stonde is het goed gebonden op die plaats] En tegen de lever mede 14630 zal men mengen dat zaad met olie van rozen. Dit is ook in zieke hoog tegen de borst die is droog men neemt het zaad van maankop 14635 en het sap van zoethout fijn en van Arabische gom en daartoe dragant (Pterocarpus draco) hiervan en van dezen zaken zal men een likkepot maken 14640 en dat met siroop mengen dit zijn nuttige dingen. |
Papaver somniferum, L. (slaapverwekkend)
Algemene kenmerken.
De slaapbol is een melksap bevattende plant. De gedeelde en getande bladeren zijn blauwgroen. De voet van de witte bloemen is dikwijls met een donkere, blauwe blok gekleurd. De vier verkruimelde kroonbladen zijn zeer groot en vallen snel af, soms al met hevige wind. Het wordt wel donderbloem genoemd omdat de bloem met donder zou trillen. De bruine is wel de rode klaproos
Werking.
De zaden bevatten een 50% olie wat verwerkt wordt tot slaolie, die wordt minder gauw ranzig dan olijfolie. De opiumpapaver werd vroeger veel geteeld vanwege zijn geneeskrachtige eigenschappen. De bladeren werden wel in azijn gekookt of de onrijpe zaadbollen met meel en gerstemout gemengd en gebruikt tegen hete gezwellen en zweren. In droge toestand werden de bloemen wel met slijmerige middelen gemengd om er een borstkruid van te maken, dit werkt verzachtend en pijnstillend. De zaden zijn de bekende blauwmaanzaden die wel op broodjes gestrooid worden. Hier zitten geen droomverwekkende stoffen in. Van opium wordt morfine gewonnen dat gebruikt wordt als een verdovend middel bij operaties. Het werd wel slaapkruid genoemd, van Beverwijck:’ik sta steeds tegen de avond hier in de apotheek of daar wordt van talloze lieden gehaald kinderrust, een konserfje dat zijn voornaamste kracht uit de slaapbollen trekt. Een zeer boos en schadelijke gewoonte en die ons mettertijd het land wel mocht vol gekken brengen. Hier werden eens in een kraam onder de vrouwen gesproken hoe kwaad het was de kinderen te bollen als dat zij daar dom en gek van werden’. In Wenen werd het gebruik op 13 juni 1886 verboden. (2, 4)
Etymologie.
Papaver is vermoedelijk verw'unt met het Sumerische woord pa pa, waarschijnlijk van pap, Եitblazen', of Եitzwellen’ Onduidelijk is de woordafkomst maar waarschijnlijk is het verbonden met Keltische papa, ‘dikke melk’naar de latex. Dikke melk of kinderbrei omdat in het oude Rome de familieoudste, als de papa, de precieze doseringen in hun voedsel klaarmaakte. Uit het Latijn kwam Latijn papavum waaruit het Franse woord pavot ontstond wat in oud-Engels popaeg en later poppy werd.
Het Franse woord mahon en het Duitse Mohn is met het Griekse woord mekon verwant, -vandaar macopsaet, mancop of maancop. Mankop werd het genoemd naar zijn gedaante van een hoofd en zo gebruikt in de signatuurleer tegen hoofdpijnen, het blauwmaanzaad.
Witte heul is een naam die afkomstig is van het midden-Nederlands oele, dat uit Latijnse oleum, olie’, is ontstaan.
Paeonia officinalis, L. (geneeskrachtig)
Algemene kenmerken.
De pioen heeft de grootste bloemen van de tuin. De bloem is het sluitstuk van een recht opgaande stengel die uit een knollige wortelstok oprijst. Statig en stevig en omgeven door drietallig of dubbel drietallig blad dat vaak rood geaderd of gekleurd is.
Werking.
Bij ziekten die onder invloed van de maan ontstaan zouden de zaden zeer krachtig werken. Culpeper vertelt: ‘De manlijke paeonia voor mannen en de vrouwelijke is voor de vrouwen het beste. De zwarte zaden ingenomen voor bedtijd zijn goed voor hen die gekweld zijn met de night-mare.’Gerard 1597, (6,7) verwijst naar Apuleius die meldt dat de zaden of pioenkorrel in de nacht oplichten als een kaars en dat grote hoeveelheden in de nacht door schaapsherders verzameld worden. De zaden zijn iets fosforescerend zodat ze in het nachtelijke duister te zien en te verzamelen zijn. Als parelsnoer werden de zaden wel gedragen om zo het tanden krijgen van kleine kinderen te verlichten. De namen tandkraal en tandkoraal hebben hierop betrekking. De zaadkorrels zijn dan ook gewijd aan de Heilige Apollonia die in 249 gestorven is omdat die door een geweldige strijd haar tanden verloren zou hebben.
Etymologie.
Paeonia is zo genoemd naar Paeon, een geneesheer uit de mythologie die het kruid als eerste gebruikte.
Pioenroos heet zo omdat het zijn knoppen als een roos opent. In de volksmond komt de naam jichtwortel, jichtbloem of jichtroos voor, de zaden, als een koraalketting aaneengeregen, zouden de jicht verdrijven. Duitse Pfingstrose en Gichtwurz, Frans peone en Engelse peony.
Pinnula dats .i. cruud terst dat lentin comet vut hets teerste dat bloemen dragt dat cruud alsmen ghewagt 14660ghesoden in roden wine dats vulmaecte medicine ghedronken in alre noet jeghen dat sware euel groot |
23. Primula, dat is een kruid ten eerste dat de lente komt uit het is het eerste dat bloemen draagt. Dat kruid, zoals men gewaagt, 14660 gekookt in rode wijn is een volmaakte medicijn gedronken in alle nood tegen dat zware euvel groot. |
Primula veris, L. Latijnse primus: de eerste, en de soortnaam veris, ver: de eerste in de lente (P. officinalis, Hill.) De eerste in de lente is een stengelloze vorm, zacht behaard die veel trossen geurende bloemen draagt.
Gebruik.
De bloem werd vroeger gebruikt in de artsenij en als huismiddel. Sinds de oudheid werd het gebruikt tegen verlammingen, het zou stotteren tegengaan, werkt kalmerend en helpt tegen slapeloosheid. Er werd een rustgevende thee van gemaakt die slijmoplossend werkt en goed is bij verkoudheid.
Etymologie.
De naam primrose komt van het Latijnse prima rosa. De kleine hoogte gebergte bewoner die de eerste: primus, voorjaarskleur geeft. Dit woord zou stammen van oud-Frans prime, een overeenkomst met het Latijnse primula: wat kleine eersteling betekent. Frans primverole of primevere, Duits Primel, Engelse prymrole, primerolle tot primrose. Sleutelbloem, Duitse Himmelschlussel of Schlusselblume, Engelse keys of heaven, opent het voorjaar.
Psillum es cout ende nat 14665platearius seghet dat jn suchte est goet esmen begrepen ende men des siecs tonghe screpen ende binden in .i. doekelkin psillum ende dat moet ghenet sijn 14670jn couden water ende wriuense der mede die van den derste euet pijnlichede oude dat saet onder sine tonghe die van drogher oeste es ghebonden men sal psillum dits ghene ghile 14675jn watre legghen .i. wile ende vte ghieten dat dar nar men neme cout water dan dar ende nutte dan dat saet dats der visiken toeuerlaet |
24. Psillium is koud en nat, 14665 Platearius zegt dat. In ziekten is het goed, zoals men heeft begrepen, en men van de ziekte de tong schraapt en bindt in een doekje vlokruid en dat moet genat zijn 14670 in koud water en wrijf het daarmee. Die van de dorst heeft pijnlijkheid hou het zaad onder zijn tong. Die van droge hoest is gebonden men zal psyllium, dat is geen grap, 14675 in water leggen een tijdje en uitgieten dat daarna men neme koud water dan daarna en nuttig dan dat zaad dat is de zieken toeverlaat. |
Plantago psyllium, L. (vlo-achtig) is een eenjarige van 15‑30cm groot met vloachtige zaden.
Is afkomstig uit het M. Zeegebied.
Gebruik.
Deze plant levert de vlozaden die vanwege zijn grote slijmgehalte in de katoendrukkerij en ververij, bij het glanzen van leer, het stijven van was en appreteren van zijde gebruikt werd.
Naam.
In N. Afrika was heette het in de middeleeuwen Psillios of Psyllium: vlo-achtig, het slijm van de zaden werd medisch gebruikt
Flochkraut bij Bock, Psillenkraut, Engels flea-wort plantain, vlokruid.
Plantago is zo genoemd naar zijn oude Latijnse naam, planta pedis: plant en voetzool, naar de gewone stand op vastgelopen paden, of naar de bladvorm. Of van planta: plant, om Plantago als een zeer algemeen en heilzaam kruid te betitelen.
14680Rvta es van groter doghe ende es van naturen droghe bede saet ende blade behoren ter medicinen rade wijn met ruten ghesoden allene 14685maket des menscen ersenen rene eist dat mer puluer mede doe van peonien esser toe hut goet ieghen maladie diemen etet epelenchie 14690em oec die niet wel siet es goet dat dat hi rute siedt ende beuers cul met goeden wine enut ouer medicine als vrouen hare purgatie ybrect 14695dar men telker maent of sprect ende om te ghelosene dode kint dat vrouen sere bindt ende om te ghelosene die sidine die den vrouen doet grote pine 14700sulsi nutten trifeca metten sade van ruta of dat sap allene van ruten salse van den node onsluten jeghen mesquame die lede ontfaen 14705jn tornieren ende in slaen ofte mede van andren saken salmen rvte water maken ende bindense vp de steden jeghen suellinghen van leden 14710eist been eist arem eist iet el nem rute ende stampse wel met botren dar noit soit an quam ende legse vp dat swellel dan j. clekin der bouen reine 14715ghecoelt in coude fonteine tehant sal dat suellel sitten of die cracht van ghere hitten sal vpward vte slaen met bleinen dier vte sullen gaen 14720ende alwech gaen die suere groot jeghen leep oghen est oec goet puluer van comine nem ende wrijf ende minghe met hem sap van ruten ende in dat 14725mac sochte iet wulle nat ende legt vp die oghen dijn die werden clar ende fijn oec drinc rute ieghen venijn ende die met bete yuenijnt sijn 14730of van .i. verwoeden ont stampe rute in curter stont ende legse vp die wonde et behout die dine ghesonde ruten roke scuet elc serpent 14735also alsment vor wareit kent wie so hem met gronre ruten om ende omme beanghet buten hi mach wel sonder sorghe gaen te basilise ende verslaen 14740ja heueti iet die roke beseuen het cost hem te hant sijn leuen met ruten sade duach dijn haer die neten sullen vallen daer |
25. 14680 Ruta is van grote deugd en is van naturen droog. Beide zaad en bladeren behoren ter medicijnen raad. Wijn met ruit gekookt alleen 14685 maakt de mensen hersens rein. Als je er poeder bij doet van pioen is het er toe goed tegen ziekte die men noemt epilepsie. 14690 En hem ook die niet goed ziet is het goed dat hij ruit kookt en bevergeil met goede wijn en nuttigt voor medicijn. Als vrouwen hun maandstonden ontbreken 14695 waar men elke maand van spreekt en om te lozen het dode kind dat vrouwen zeer bindt en om te lossen de zijdepijn die de vrouwen doet grote pijn 14700 zullen ze gebruiken trifera met het zaad van ruit of dat sap alleen van ruit zal ze van nood onsluiten. Tegen misval die de leden ontvangen 14705 in toernooien en in slaan of mede van andere zaken zal men ruitwater maken en binden op de plaatsen. Tegen zwellingen van de leden 14710 is het been, is het arm, is het iets anders neem ruit en stamp het goed met boter waar nooit zout aan kwam en leg ze op die zwellen dan. Een kleedje daarboven rein 14715 gekoeld is in een koude fontein gelijk zal dat gezwel zitten of de kracht van die hitte zal opwaarts uitslaan met blaren die er uit zullen gaan 14720 en weg gaan de zweren groot. Tegen druipende ogen is het ook goed poeder van komijn te nemen en wrijf en meng dan met hem sap van ruit en in dat 14725 maak zacht of iets wol nat en leg het op de ogen van u die worden helder en fijn. Ook drink ruit tegen venijn en die met beten vergiftigd zijn 14730 of van een dolle hond stamp ruit in een korte stond en leg het op die wond het behoudt jouw gezondheid. Ruiten geur schuwt elk serpent 14735 alzo als men het voor waarheid kent wie hem zo met groene ruit op en om behangt buiten hij kan wel zonder zorgen gaan om de basilisk te verslaan. 14740 Ja, heeft die het geur beseft het kost hem gelijk zijn leven Met ruiten zaad wast u ook uw haar de neten zullen vallen daar. |
Ruta graveolens, L. (gravis betekent ’scherp’ en olere, ‘ruiken’)
Algemene kenmerken.
Wijnruit heeft geveerde, grijsachtige bladeren en gele bloempjes. Altijd groene plant van een kleine meter hoog. Variëteit hortensis is het bekende tuinkruid die geheel aromatisch ruikt, voor velen onaangenaam.
Werking.
Wijnruit wordt het genoemd naar het gebruik om zuur worden van wijn tegen te gaan. Als een man behoorlijk wil drinken, geef hem eerst een aftreksel van ruitbladen en hij zal zijn drank goed verdragen en geen benevelde geest krijgen. In de kloosters werd het gebruikt als anaphrodisiacum in wijn. Plinius vermeldt dat het in zijn tijd door de artiesten veel gegeten werd. (29) Het behoudt het gezicht, scherpt de visie en verheldert de ogen, het geeft ook het tweede gezicht. De Grieken beschouwden het ook als een magische kruid en een krachtige bescherming tegen magische werken van tovenaars. Het bevrijdde je van indigestie als je wat zenuwachtig was bij een eerste afspraak bij vreemden, deze moeilijkheid was veroorzaakt door sommige duivelse figuren onder de gasten. In Plinius tijd was de ruit goed tegen 48 ziektes. De beide soorten doden bij Dioscorides de vrucht. (4,11) Een drank van de tamme verhindert een zwangerschap. Nog lang is het als krachtig abortief gebruikt, tegen zwangerschap en met zwangerschap. Het is vooral goed tegen de basilisk.
Etymologie.
In Ruta wil men het Griekse ryesthai, ‘remmen’r edden,’ of helpen’ zien, dit vanwege de geneeskracht.
Ruit met Duitse Raute, Franse en Engels rue stammen uit het Latijnse rute, ‘s cherp’ Of van een Grieks woord uit de Peloponesos, hrute ‘bitter kruid’literair typeert dit kruid zorgen en berouw.
De gewone Griekse naam is peganon. Peganum harmala is de wilde ruit en hier de wilde vorm.
Stafisagria dat cruud staet 14745droghe ende heet inden darden graet men segt dat fleume verduet met mastix ende wieroke ycuet ende maken dartoe thouet clar met aysine ydronken dats war 14750[maket soe der tantswere vrede quaet vleesch gheneest soe mede ghepuluert ende in een cleet ghenomen doet soe thant te hare comen alle luse cleene ende groot 14755ende dan bliuen si alle doot] |
26. Staphisagria, dat kruid staat 14745 droog en heet in de derde graad. Men zegt dat het fluimen verteert met mastiek en wierook gekauwd en maakt daartoe het hoofd klaar. Met azijn gedronken, dat is waar, 14750[maakt ze tandpijn beter kwaad vlees geneest het zo mede. Gepoederd en in een kleed genomen doet ze gelijk tot haar komen alle luizen, klein en groot 14755 en dan blijven ze alle dood] |
Delphinium staphisagria, L. is een tweejarige van 1,5m hoog. De plant is afkomstig uit Z. Europa. Licht blauwe bloemen in juli.
Gebruik.
Dioscorides gebruikte de zaden ter bestrijding van ongedierte, tegen jeuk, schurft en als braakmiddel en in mondspoelingen. De Romeinen noemden de plant om de werking tegen ongedierte pedicularia (pediculus: luis) Vandaar dat men het later Pedicularis noemde, een heel andere plant. Die zaden ruiken sterk narcotisch en smaken als ze gestampt zijn onaangenaam bitter en zijn uiterst scherp. Ze werken vooral giftig op de ademhalingswegen, hart en ruggenmerg. Vergiftigingsverschijnselen lijken op die van akoniet, dat wil zeggen dat de dood volgt door verlamming van het ademcentrum. Ze werden vroeger als drastisch afvoer en braakmiddel gebruikt. Later in zalven en in poedervorm tegen ongedierte en ook wel onder de naam staverzaad tegen hoofdluis en ander ongedierte bij de mens.
Etymologie.
Het Griekse staphys betekent een rozijn of gedroogde druif, en agria: wild, naar de gelijkenis van het blad met die van de druif. Mogelijk stamt de naam ook van Latijn staphis: luiskruid, en Grieks agrios: scherp, de zaden werden gebruikt voor luizenbestrijding.
De zaden worden rattenpeper, staverzaad en stephanskruid genoemd, die namen zijn uit staphisagria ontstaan. Luizenkruid, Engels louse wort en stavesacre, bij Bock Lauswurz, Stephanskorrels of –korner.
Sponsa solis dats goutbloeme nat ende cout est dat ic nome gheeten ende wel ywreuen salmense ieghen venijn gheuen 14760dat comt van ghevenijnden beten dies ne salmen niet vergheten men salse leghen vp die wonde hare sap es goet ieghen onghesonde der milten ende der leueren mede 14765als comt van hitten die siechede |
27. Sponsa solis, dat is goudsbloem. Nat en koud is het dat ik noem. Gegeten en goed gewreven zal men ze tegen venijn geven 14760 dat komt van giftige beten. Dat nee, zal men niet vergeten men zal ze leggen op de wonde. Haar sap is goed tegen het ongezonde van de milt en de lever mede 14765 als het komt van hitte die ziekte. |
Calendula officinalis, L. (geneeskrachtig) de gele goudsbloem is afkomstig uit het M. Zeegebied.
Werking.
De bloemen hebben een gelijke werking als Arnica bloemen en verder worden ze gebruikt bij slecht helende wonden en zweren, in baden, omslagen en tandheelkunde. De bitterachtig smakende plant zou een middel bevatten tegen harde gezwellen als kankergezwellen van borst en baarmoeder. Van de plant wordt verder een zalf gemaakt die gebruikt wordt tegen brandwonden.
Etymologie.
Calendula is zo genoemd naar het Latijnse Calendae, de eerste dag van de maand omdat de bloemen op vele kalendis, dus vele maanden bloeien. Vandaar wordt het ook Ҧlos omnium mensium’genoemd. Of de plant is zo genoemd naar het dagelijks openen en sluiten van de bloemen met de zonsbeweging en zoals een kalender de dag aanduidt. Goudbloem, Duits Goltblumchen, Enges marigold, Frans souci.
De plant opent zijn bloemen bij zonsopgang en vandaar heet het in midden-Latijn sponsa solis.
Saxifraga es droghe ende heet i cruut dat men met rechte dus heet want het den steen ontwe brect die in de blase ende in lendine steect 14770eist dat men den wortel sijn drinke ghetempert in goeden wijn die wortel ghepuluert sonder waen ende in meru ey ghedaen ende vte ysopen metter spoet 14775es ieghel lanceuel goet |
28. Saxifraga is droog en heet een kruid dat met recht zo dus heet omdat het de steen in stukken breekt. Die in de blaas en in lenden steekt 14770 is het dat men de wortel van hem drinkt getemperd in goede wijn. De wortel gepoederd, zonder waan en in een murw ei gedaan en uitgezopen met spoed 14775 is tegen pijn in de onderbuik goed. |
Pimpinella saxifraga, L.
Algemene kenmerken.
Van de kleine bevernel zijn de wortelbladen geveerd, de deelblaadjes rondachtig en scherp gezaagd of gesneden. De stengel is rond en een dertig tot zestig centimeter hoog, meestal glad hoewel ook vaak donzig. De kleine groenwitte bloemen verschijnen in juli en augustus.
Werking.
De wortel was een pestmiddel. Het werkt slijmoplossend en werd gebruikt bij ziektes van mondholte als een gorgelmiddel, ook als een maagmiddel. Het is een grote heler van wonden, zowel van binnen als van buiten, als een drank of zalf. De wortel ervan is scherp en werd wel gebruikt tegen kiespijn. Het sap werd gebruikt als cosmetisch artikel, het zou zomersproeten en vlekken verdrijven.
Etymologie.
Saxifraga is afgeleid van het Latijnse saxum, ‘een steen’ of ‘rots’ en frango, ‘breken’ naar de veronderstelde kracht in ziektes. Of omdat vele soorten in stenige gronden groeien in spleten die ze zelf met hun wortels geforceerd hebben. Kleine steenbreek, in Duits Steinbibernell, Engels burnet saxifraga en Frans boucage saxifraga, ‘bokspeterselie’de reuk. Zie verder hoofdstuk honderd en negen.
Saluia es heet ende droghe hare blade sijn te prisene oghe want wijn ysoden der mede es goet jeghen jvchtichede 14780ende ieghen die epelentie dats .i. suare maladie |
29. Salvia is heet en droog Haar bladeren zijn te prijzen hoog want wijn gekookt daar mede is goed tegen jichtigheden 14780 en tegen de epilepsie dat is een zware ziekte. |
Salvia officinalis, L. (geneeskrachtig)
Algemene kenmerken.
Salie is een halfstruik van een zestig centimeter hoog met vierkante stengels die onder aan wat verhout zijn. Wit, grijs viltig, gerimpeld en gekarteld zijn de ruw aan voelende bladeren. De bladeren staan in een kruis, een teken van heiligheid. De violet/blauwe bloemen staan trots in aren in juni en augustus.
Werking.
Salie ruikt aangenaam en heeft bitterzoete, slijmig smakende bladeren die een vluchtige olie geven. Deze olie is bacteriedodend en wordt zo gebruikt in mondwaters en gorgelwaters Salvia bevat thujon, kamfer en borneol, verder looistoffen, bitterstoffen en saponinen, werkt antiseptisch. Dodonaeus: ‘s alvia is ook zeer goed gegeten en gebruikt de vrouwen die bevrucht zijn, want ze doet, als Aetius schrijft, de baarmoeder sluiten en de vrucht groeien en sterk worden’ Salvia maakt ook de vrouwen zeer vruchtbaar en daarom hier voortijds in Egypte na grote sterfte hebben de vrouwen. ‘T sap van salvia moeten drinken omdat ze vruchtbaar zijnde veel kinderen voortbrengen zouden’ (1) Bij de oude Romeinen werd het kruid gebruikt als artsenijplant, tegen slangenbeten en als een versterkend en algeheel tonicum, het zou een hoge leeftijd bevorderen. Ze noemden dit gewas dan ook Herba Sacra. De school van Salerno zegt dan ook niet te weten hoe een mens kon sterven die salie in zijn tuin had. ‘Nur moriatur homo, cui Salvia crescit in horto!’’, waarom sterft de mens, de salie groeit in de tuin.’2, 24, 32) Het antwoord is, ‘Contra vim mortis non est medicamen in hortis’. ‘Tegen de dood is geen kruid gewassen’. Salie, de redder.
Etymologie.
Salvia komt van salvo en betekent ‘genezen of redden. Het is een verwijzing naar zijn medicinaal gebruik om het geheugen te versterken. Zie ook het Engelse woord voor salie, sage, wat wijs’ betekent. In Frans heet het la sauge en serve, van servare, ‘redden’. Salvia groeit voor de wijzen en vermindert zijn krachten als de baas van huis weg is. Het woord zou ook afgeleid kunnen zijn van salvus of salus vitae, ‘welstand of gezondheid des levens, ‘(36)Via midden-Latijn salvegia kwam het oud-Hoogduitse Salbeia wat tot Salbei werd.
Uiola dat cruud staet cout der eerster naturen graet .ij. iaer machmen ouden dat 14785vp dat ment doet in .i. suuer vat mar best es soe niewe ende grone men maket met dusdanen doene seroep dat men eet violaet violette met siedene bestaet 14790jn water ende duet dor i cleet met sukere dus est yreet werdet van violetten groene so eist dan van betren doene ets goet alsmen euet den rede 14795den lachame te ontbindene mede ende maket olie violaet dus der mede dat verstaet men siet in olie die bloeme die olie diemen vte siet comen 14800diemen duet dor .i. cleet dats diemen violat heet men sal em dien sijn houet swert eist dat hem van hitten dert voroft slaep salmen der mede 14805dats hem grote behoudelichede |
30. Viola dat kruid staat koud in de eerste natuur graad. Twee jaar kan je het goed houden dat 14785 opdat je het doet in een zuiver vat maar het beste is de nieuwe en groene. Men maakt het met dusdanig doen siroop dat men heet violaet dat uit violen met koken bestaat 14790 in water en duw het door een kleed met suiker is het dus gereed. Wordt het genomen van violen groen dan is het dan van betere doen Het is goed als men heeft de koorts 14795 het lichaam te openen mede en maakt men olie violaat. Dus daarmede, dat verstaat, men kookt in olie de bloemen die olie, die men er uit ziet komen 14800 die men duwt door een kleed dat is wat men violaat heet. Men zalft hem die zijn hoofd zweert als dat hem van hitte deert voorhoofd en slaap zalft men daarmee 14805 dat is voor hem groot behoud. |
Viola odorata, L. (geurend)
Algemene kenmerken.
Het maarts viooltje is een overblijvend plantje met hartvormige blaadjes dat in schaduwrijke plaatsen groeit. De bloemen zijn tweezijdige symmetrisch, violetblauw en zeer kort gespoord. Bloeit van maart tot mei. De zaaddoosjes barsten in 3 delen open waardoor de zaden eruit geslingerd worden..
Werking.
Het was een schoonheidsmiddel, het maakt de ogen glanzend. Griekse vrouwen kleurden er hun oogleden blauw mee. Het zijn met Shakespeare de Ҷiolets dim, but sweeter than de lids of Juno’s eyes’met Chaucer die het signe of touthe that is in woman sene’. Vermoedelijk was dit naar het oude gebruik in Griekenland om hun oogleden met een purperen en zoet geurende zalf te bestrijken. De godin Juno zou zoiets gebruikt hebben. Door zich te wassen met violenwater verkrijgt men een fluweelzachte huid. Als gorgeldrank is de siroop goed tegen keelontstekingen en goed voor de ademhalingswegen. Violensiroop werd in Duitsland in de gehele middeleeuwen gemaakt en diende als bijzondere lekkernij, ook voor medische doeleinden. Vanouds werden de bloempjes als geneesmiddel gebruikt, bij kinderstuipen en toevallen, dat in het Duits Fraisen genoemd werd, vandaar de naam Fraisenblumchen voor het viooltje. Behalve de eigenschappen van de wortels om het braken en de ontlasting te bevorderen beval men een bloedzuiverend aftreksel van bloembladeren aan bij chronisch huiduitslag.
Etymologie.
Viola. Het viooltje is Grieks en het heet in die taal ion, dit werd in het Latijns viola. In het Italiaans en Frans werd dit violetta of violette en Engels violet. Duits heeft der Viol, in Zuidduits komt das Veiele voor en in Noordduits das Veilchen onze viool.
Gingiber dat cruud dat staet heet inden darden graet ende in den ersten graet est nat platearius seghet dat 14810j cruut comt van endi hare die wortel etet gingibere ouer dat witte men best out jeghen die barst die es vercout ende ieghen vercoude maghe 14815eist goet gheten alle daghe den lagame maket goet quade vmure verdriuen doet jn wine ysoden ende ghecuet segmen dat al dit verduet 14820dyagingiber diet can maken es best tallen desen saken |
31. Gingiber, dat kruid dat staat heet in de derde graad en in de eerste graad is het nat. Platearius zegt dat 14810 dit kruid komt van Indie hier De wortel heet gember Voor de witte die men als beste houdt tegen die borst, die is verkouden en tegen koude magen 14815 is het goed gegeten alle dagen het lichaam maakt het goed en kwade humeuren verdrijven doet in wijn gekookt en gekauwd zegt men dat al dit verteert. 14820 Dygingiber die het kan maken is het beste tegen al deze zaken. |
Zingiber officinale, Rosc. (geneeskrachtig)
Algemene kenmerken.
Gember is een overblijvende kruidachtige plant die afkomstig is uit Tropisch Azië. Uit de vlezige wortelstok komt de tot een meter hoge bebladerde stengel die met lancetvormige bladeren bezet is. Daarnaast staan afzonderlijke bloemstengels die aan hun top een dikke aar van rood-witte bloemen dragen.
Werking.
De wortelstok levert in gekonfijte toestand de gember. Die heeft een fijne flexibele scherpte wat samengaat met zware sausen of marinades, ook wordt het verwerkt in fijne cakes. In gedroogde toestand werd het in de geneeskunde gebruikt. Gemberbrood was heel populair in Engeland. Shakespeare, Love’s Labour Lost V, 1, ‘En als ik op deze wereld ook maar een stuiver bezat, dan zou ik die aan jou geven om gemberbrood te kopen’ .
Etymologie.
Gember, Engelse ginger, Frans gingembre wat stamt uit oud-Frans gingibre, dat uit Latijn zingiberi en dat uit Grieks zingiberis wat weer afgeleid is uit het Arabische zanjabil en dat weer uit Palisch singivera en die tenslotte uit Dravisch singi, ‘gember’+ vera, ‘wortel’
Daartussen verschijnt het Sanskriet sringavera of singabera, ԧevormd als een hoorn’, een verwijzing naar de wortels die als een gewei gevormd zijn.
In het Duits ging het woord gingibere een andere kant op, via Ingeber werd het Ingewer.
Zeduare es droghe ende eet i. cruud dat in oriente steet jn italien est oec vonden 14825tbitterste es best tallen stonden jeghen lanceuel ende wint ende ieghen stecten diemen vint die somwile ter harten gaen es zeduare goet ontfaen 14830mar wie so stecten beseft die van der herten heft sie dat hi zedeware spart want hi trect ter herten wart sijn puluer in spise ystrijt 14835maket goeden appetijt |
32. Zedoaria is droog en heet. Een kruid dat in de Oriënt staat in Italië is het ook gevonden. 14825 Het bitterste is het beste te alle stonden tegen pijn in de onderbuik en wind en tegen steken die men vindt die soms naar het hart gaan is zedoaria goed te ontvangen. 14830 Maar bij wie zo steken beseft die hij het aan het hart heeft ziet dat hij zedoaria spaart want het trekt ter hart waart. Zijn poeder in spijs gestrooid 14835 maakt goede appetijt. |
Saccharum officinarum, L. (geneeskrachtig)
Algemene kenmerken.
Suikerriet, wordt een vijf meter hoog en is meerjarig, lijkt op mas. Het blad is bamboeachtig, geeft vier tot zes dikke, bebladerde halmen. Afhankelijk van de vermeerderingswijze kan het tien tot zestien maanden na het planten geoogst worden.
Gebruik.
In the Tale of Sir Thopas vertelt Chaucer (1387) over lieflijke dingen;
‘And roial spicerye’
Of gyngebreed that was ful fyn’
And lycorys, and eek comyn’
With sugre that is trye.’
Suiker dat men probeerde is wel een opvallend detail. Bij Shakespeare is suiker blijkbaar meer algemeen. In The Winters Tale IV.II.50 moet er al drie pond suiker gehaald worden met andere specerijen. Vondel heeft zelfs een Suikerliet:
‘Ontziet men niet met lust te varen
Ter wereld uit naar suikerzoet Brasil
Daar ijvert elk om suikerriet.’
Etymologie.
Saccharum kan teruggevoerd worden op het Sanskriet karkara of sarkura, wat ‘grind’, betekent. De Arabieren introduceerden het uit India met de Perzische naam schakar en het werd sakkar of sukkar. De Grieken namen het zo aan vanuit Klein‑Azië en het werd sakchar of sakcharon. De Romeinen namen het aan van de Griekse schrijvers en het werd saccharum. Vanuit Sicili dringt het Italiaanse zucchero noordwaarts en gaf de midden Latijnse zuccarum en zuccara. Over de Alpen kwam het woord en de waar in 12de eeuw naar Duitsland en verscheen als Cuccer, Zuccer, Zuker en Zucker. Over het Franse sucre ontstaat het Nederlandse suker, zuiker en suiker, het midden Engelse sucre en tegenwoordige sugar.
Vermaarde bronnenGhemenelike van allen fonteinen bede van soete ende van onreinen es te verstane esmen vroet 14855es .i. fonteine quaet of goet sout of starc of heet of cout of clar of droeue of menechfout dat soe die smake entie ghedane van der arden plegt tontfane 14860dar soe nemet hare beghin ende dar darde legt in van fonteinen die hier staen doen ons redenen verstaen plinius ende sente augustijn 14865sente ysidorus ende solin ende oec die bibele der bi ende meester jacob van vitrj Moyses sprect die mester wijs dat int artsce paradis 14870ene fonteine sprinct so groot dat iiij riuieren sonder ghenoot comen vte diere fonteinen allene fuson nometi die ene mar auctore etense ganges 14875die dor darde sijd seker des comt vten artscen paradise ende in .i. wonderliker wise comtse van .i. berghe ywalt van india neder ende valt 14880dat edel lant aldore ende duere algader van hare nature vintmen in hare sant ymene fijn gout ende diere stene gion die oec nilus heet 14885sprinct bi den berghe etnas yreet dar na etet es wel lanc doetse in derde weder hare ganc ende loept in die rode zee dar na dats te wonderne mee 14890niet verre van den ouere dan sprincsoe ende vort an comt soe snellike ylopen dor dat lant van ethyopen ende maect met haren nat 14895egypten so dat men in dat coren wint dus lermen dicken ende delt hare in vij sticken ende loept die zee yreet diemen mediterraneum eet 14900tygris ende eufrates mede springhen bede vte .i. stede jn dat grote armenien jn dien berch oric lien ende darna alteant 14905lopet elke dor menech lant nv segmen dese fonteine so grot so milde so dore reine benetten ymenelike die plaetse van arderike 14910so willen someghe wise verstaen dat alle fontenen adren gaen vte dese moeder fonteine hense ofte scone ofte reine sijn worden bi der arden nature 14915dar si comen ylopen dure ende alle lopende watre keren ten ouede dar die macht ons heren erst springhen moghenlike om te lopene ewelike 14920nv ort wonderlike dinghen van elker fonteinen sonderlinghe Solinus ende jacob van vitrj segghen dat dat .i. fonteine si jn egypten dar men te hant 14925blusscen mach .i. brant ende dat theant weder ontsteken dit machmen ouer wonder spreken jn etyopen dat ete lant dar wonet volc eet garamant 14930dats .i. fonteine sonder wanc daghes so cout dats niemen yniet nacht so heet dat al versiet jacob van vitri die kent 14935dat .i. borne van orient dar men griex vier of can maken sonder minghen andre saken ende alst wert ontsteken iet canment gheblusscen niet 14940ensi met sande of met aisine of met des menscen orine plinius segt dat water si dar oghen wonden ghenesen bj ende sulke watre die wonden pleghen 14945te ynesene si sire mede ydweghen agustijn segt sekerlike dat .i. fonteine es in afrike die soete singhen doet hem diet te drinken moet 14950plinius segt dat si eene fonteine seghevri die luxurie doet vergaen agustijn doet verstaen dat .ij. fonteinen sijn in cecile 14955die ene euet mach talre wile dat so vrouwen euet macht van manne tontfane dracht ende dandre die beniden saen dat soe van manne euet kint ontfaen 14960oec segti mede dat in cessale flumen lopen tenen dale watermen scaep in deene si warden swart alle ghemene ende in dandre nv merket dit 14965werden alle scape wit watermense nv hier nv dar si werden al bont ghear jacob van vitri seghet dat in idumua leghet 14970en borne die oec fonteine eet iiij warf ten iare als men weet so verkerso hare ydane iii maent achter een ic wane nv groene nv root nv droue nv clar 14975ende dese dinc vintmen dats war plinius segt dat watre sijn diet of drinket verhetet wijn agustijn die orcont dat sulc water es vp den gront 14980datter ghene dinc in sinke dier in legt vander doder ze men segt al dar wilen er was lant dat god met viere euet verbrant dat niemen can ydinken 14985datter eneghe dinc in mach sinken oec segt sente agustijn dat noch sulke watre sijn die driewaruen onder dach ende nacht nv soete sijn nu van sure cracht 14990jacob segt in sine scrifture men vint fonteinen van dier nature die warem sijn ende oghen ynesen men mach dene kennen bi desen want dief die ieghen diefte swert 14995thant hem dat water dert want hi wert blent dat siemen toghen es hi onsculdech hem betren doghen solinus doet ons verstaen dat .i. fonteine es sonder waen 15000eist dat mer bj blaset ende pipet so war also die soeteit gripet ende wast als diet gerne verstaet want soe bouen allen oueren gaet liber rerum mede segt 15005dat in clene bertainge legt .j. fonteine ouer een ghiet mense vp .i. steen die al dar bi es yleghen dar wert .i. swerc saen ende .j. reghen 15010ende .i. donre dar toe mede te iherusalem bi der stede es die fonteine ciloe die water euet min no me also als god ian den lieden 15015dit orewi ystorien bedieden j. fonteine loept wi lesen dus bi den berghe libanus tusscen .ij. stenen alsic las tvsschen rafanus ende archas 15020ende es yheten sabaet om dat binnen alle der weke ne gaet dar altoes watre ne ghene sonder saterdaghes allene dan es so vardech ende snel 15025ende verwlt die stat van water wel dit scriuet jacob van vitri dat int lantscap van persi es .i. riuiere die in elker nacht vervriest met so groter cracht 15030datter liede ende beesten ouer gaen des daghes doiet soe sonder waen bi surs so springet in die zee ende andre ende nemme also sere vten gronde 15035dat mense mach talre stonde bouen sceppen soete ende goet sonder alst die storem doet oghe effen die zeebaren dat mer niet siet te waren 15040dit ebic van fonteinen vonde ort nv vort te desen stonde wat crachte dat ebben die stene ende voren die tale int ghemene |
Vermaarde bronnen.Gewoonlijk van alle fonteinen beide, van zoete en van onreine, is te verstaan is men verstandig 14855 is een fontein kwaad of goed zout of sterk of heet of koud of helder of droevig of menigvuldig dat ze de smaak en de gedaante van de aarde pleeg te ontvangen. 14860 Daar ze neemt haar begin en daar de aarde legt in. Van fonteinen die hier staan doen ons redenen verstaan Plinius en Sint Augustinus 14865 Sint Isidorus en Solinus en ook de bijbel er bij en meester Jacob van Vitry Mozes spreekt, die meester wijs, dat in het aardse paradijs 14870 een fontein ontspringt zo groot dat vier rivieren zonder gelijke komen uit die fontein alleen al Fuson noemt hij die ene maar auteurs noemen ze Ganges. 14875 Die door de aarde zijn, zeker deze komt uit het aardse paradijs. En in een wonderlijke wijze komt ze van een berg gevallen van India neder en valt 14880 dat edele land al door en door. Allemaal van haar natuur vindt men in haar zand algemeen fijn goud en dure stenen. Gion, die ook Nijl heet, 14885 ontspringt bij de berg Etna gereed daar na heet het en is wel lang doet ze in de aarde weer haar gang en loopt in de Rode Zee. Daarna dat is te verwonderen meer 14890 niet verre van de oever dan springt ze en voorts aan komt ze snel aan gelopen door dat land van Ethiopië en maakt met haar nat 14895 Egypte zodat men in dat koren wint, aldus leert men veel en deelt zich in vijf stukken en loopt de zee in gereed die men Middellandse Zee heet. 14900 Tigris en Eufraat mede ontspringen beide uit een plaats in dat grote Armenië. In die berg, hoor ik belijden, en daarna gelijk 14905 loopt elk door menig land. Nu zegt men deze fontein is zo groot, zo mild, zo door rein benatten algemeen die plaatsen van het aardrijk. 14910 Zo willen sommige wijzen verstaan dat alle fonteinen aderen gaan uit deze moeder fontein Vandaar vaak schoon of rein zijn geworden door de aardse natuur 14915 daar ze komen te lopen door. En alle lopende wateren keren ten hoofde daar door de macht van onze Heer eerst ontspringen vermogend om te lopen eeuwig. 14920 Nu hoort van wonderlijke dingen van elke fontein apart. Solinus en Jacob van Vitry zeggen dat er een fontein is in Egypte waar men gelijk 14925 blussen mag een brand en dat ht gelijk weer zal ontsteken. Dit mag men voor wonder spreken. In Ethiopië dat hete land daar woont volk dat heet Garamant 14930 dat is een fontein zonder twijfel daar is het zo koud dat niemand geniet ‘s nachts zo heet dat het al verkookt. Jacob van Vitry die kent 14935 dat een bron van de Oriënt waar men Grieks vuur van kan maken zonder menging van andere zaken. En als het werd ontstoken iets kan men het blussen niet 14940 tenzij met zand of met azijn of met de mensen urine. Plinius zegt dat er water is waar oogwonden genezen bij en zulk water die wonden plegen 14945 te genezen zijn ze er mee gewassen. Augustinus zegt zeker dat er een fontein is in Afrika dat zoet zingen doet hem die het te drinken moet. 14950 Plinius zegt dat is een fontein, zegt hij vrij, die wulpsheid laat vergaan. Augustinus laat verstaan dat er twee fonteinen zijn in Sicili. 14955 De ene heeft macht te alle tijd dat ze vrouwen geeft macht van mannen te ontvangen dracht En de andere die benijden gelijk dat ze van een man een kind heeft ontvangen. 14960 Ook zeg die mede dat in Thessali stromen lopen in een dal. Watert men een schaap in de ene ze worden zwart algemeen en in de andere, nu merk dit, 14965 worden alle schapen wit. Watert men ze nu hier en nu daar ze werden al bont geaard. Jacob van Vitry zegt dat in Idumua ligt 14970 een bron die ook fontein heet. Vier maal in het jaar, zoals men weet, zo verandert ze haar gedaante drie maand achtereen zoals ik waan. Nu groen, nu rood, nu droevig en nu helder 14975 En deze dingen vindt men, dat is waar. Plinius zegt dat er wateren zijn die er van drinkt heet het wijn. Augustinus die verkondigt dat zulke wateren zijn op de grond 14980 dat er geen ding in zinkt die er in ligt. Van de Dode Zee men zegt Al daar was wijlen een land dat God met vuur heeft verbrand dat niemand kan bedenken 14985 dat er enig ding in mag zinken. Ook zegt Sint Augustinus dat er nog zulke wateren zijn die drie maal onder dag en nacht Nu zoet zijn, nu van zure kracht. 14990 Jacobus zegt in zijn schriften men vindt fonteinen van die natuur die warm zijn en ogen genezen. Men mag de ene kennen bij deze want de dief die tegen diesftal zweert 14995 gelijk hem dat water deert want hij werd blind dat ziet men hem tonen. Is hij onschuldig, hem verbeteren de ogen. Solinus laat ons verstaan dat er een fontein is zonder waan 15000 is het dat men er bij blaast en fluit zo waar als het de lieflijkheid grijpt en groeit als die het graag verstaat want het zo boven alle oevers gaat. Liber Rerum mede zegt 15005 dat in klein Bretagne ligt een fontein gelijk. Giet men het op een steen die daarbij is gelegen daar wordt het een zwerk gelijk en een regen 15010 en een donder daar toe mede. Te Jeruzalem bij de stad is de fontein Silo die water heeft min of meer alzo als God gunde aan de lieden. 15015 Dit horen wij historie aanduiden. Een fontein loopt, wij lezen dus, bij de berg Libanon tussen twee stenen, zoals ik las, tussen Rafanus en Archas 15020 en is geheten Sabaet. Omdat in de hele week niet gaat daar altijd water niet gaat uitgezonderd zaterdag alleen dan is het zo vaardig en snel 15025 en vervult de stad van water goed. Dit schrijft Jacob van Vitry dat in het landschap van Perzi is een rivier die in elke nacht bevriest met zo grote kracht 15030 dat er lieden en beesten over gaan. Des dag dooit het zonder waan bij Surs zo springt het in de zee. En andere en nimmer alzo zeer uit de grond 15035 dat men ze mag te alle stonde boven scheppen zoet en goed. Alleen als het de storm doet hoog heffen de zeebaren dat men het niet ziet te waren. 15040 Dit heb ik van fonteinen gevonden, Hoort nu voort op deze stonde wat krachten dat hebben de stenen en voor het verhaal in het algemeen. |
Ghemenelike sijn de stene 15045die ons comen groot ende clene bi der riuieren neder te waren vten padise yvaren stene die comen van orient niemen ne twifels die men vroet kent 15050sine sijn van groter macht ende oec ouer best yacht want men siet an den seil steen dies nombert scipman negheen oe hi die leetsterre wijst 15055nochtan es hi ouer ondiere yprijst mar bi redenen ne can men niet gheproeuen die cracht die men siet wanen so comt mach hit lichte sonder bi ons heren ghifte 15060nv salicse v bi namen nomen lso alsi in ordinen comen [na dordine van a b c also vort no min no mee |
Stenen.1. Inleiding. Gewoonlijk zijn de stenen 15045 die bij ons komen, groot en klein, bij de rivieren neer te waren uit het paradijs gevaren stenen die komen van de Oriënt. Niemand nee twijfelt die men verstandig kent 15050 ze zijn van grote macht en ook voor de beste geacht. Want men ziet aan de zeilsteen (magneet) die ontbreekt bij een schipper geen omdat hij de Poolster aanwijst. 15055 Nochtans is hij goedkoop geprijsd maar om reden die men niet kan beproeven, de kracht die men ziet waarvan zo komt uit licht uitgezonderd door onze Heer gift. 15060 Nu zal ik ze u bij namen noemen alzo ze in ordening komen. Naar de ordening van a, b en c alzo voorts meer of min. |
Emesticus die ic erst sette 15065es ylijc der violetten ende dar men vint so ydaen es de beste sonder waen some amatisten sijn ghevarwet na roden wijn 15070metten watre verkeert jn Etyopen als men ons lerd vintmense ende in indi ende in germania hier bi mar die ne sijn no bore diere 15075no oec van sconre maniere enter werden eueti min die cracht die hi euet in dats dat hi dronkenscap verdrijft alsmen ons lert ende scrijft |
2. Emesticus die ik als eerste zette, 15065 is gelijk de viool gekleurd en daar men ze vindt zo gedaan dat de beste zijn, zonder waan. Sommige amethisten zijn geverfd naar rode wijn 15070 met het water verandert. In Ethiopië, zoals men ons leert, vindt men ze en in Indië en in Germanië hierbij maar die zijn niet bar duur 15075 en ook niet van schone manier en de waarde heeft het minder. De kracht die het heeft in dat is dat het de dronkenschap verdrijft zoals men ons leert en schrijft. |
Amethist, Duits Amethyst, Engels amethyst. Amethist werd vanouds tegen verdoving gebruikt en als amulet gebruikt. Latijn amethystus komt uit Grieks amethustos: methu: wijn, a: niet, niet dronken omdat men oudtijds aan deze steen de kracht toeschreef tegen dronkenschap te behoeden.
Vondel, ‘’De Heerlijckheyd van Salomon’;
‘De amethist dien God wien ‘t veyl wil inlijven,’=Die God die zich met klimop het hoofd omkranst.Bacchus, de god van de wijn, had een nymf waar hij dol op was. Hij achtervolgde haar, maar omdat ze niet van zijn dronkenschap hield vluchtte ze. Ze riep Diana, de godin van kuisheid, tot hulp aan. Op het moment dat Bacchus haar inhaalde en haar wilde omarmen veranderde Diana haar in een stenen beeld. Bacchus wilde haar blijven beminnen en vereren en gaf daarom aan het beeld een violette kleur, de kleur van zijn wijn, en hij bepaalde daarbij dat deze steen de drager voortaan zou behoeden tegen dronkenschap.
15080Schates es i dier steen swart vint men menghen een dar wit adren in gaen oec segmen ons sonder waen dat hi in euet figuren 15085ywassen bi yrechter naturen als die ystorien doen verstaen dat coninc purus sonder waen die wilen street ieghen de romeine j. acathes adde so reine 15090datter in stont properlike ix jnstrumente der musike jn midden appollo metter arpen sittende so dit ne makede leec no clerc 15095mar dit was der naturen werc dese steen verdriuet venijn den draghere doet hi starc sijn ende gheuet gheluc ter cure jn meneghe sware auonture 15100ende maectene wert ende lief ende wert den darst segt die brief ende maect den ogen clar oudemen den viere nar riecti soete als wi lesen 15105eneas adde desen doe van troien vloe die man die meneghe sware noot verwan |
3. 15080 Achates is een dure steen zwart vindt men er menig een waar witte aderen in gaan. Ook zegt men ons, zonder waan, dat het in heeft figuren 15085 gegroeid bij oprechte naturen. Als de historiën doen verstaan dat koning Pyrus zonder waan die wilde strijden tegen de Romeinen een agaat had zo rein 15090 dat er in stond nauwkeurig negen instrumenten van muziek in het midden Apollo met de harp zitten zo dit niet gemaakt werd door een leek of klerk 15095 maar dit was naturen werk. Deze steen verdrijft venijn de drager laat hij sterk zijn en geeft geluk ter keur in menige zware avonturen 15100 en maakt waard en lief en weert de dorst, zegt de brief en maakt de ogen helder. Houdt men het vuur erbij ruikt het zoet, zoals wij lezen. 15105 Aeneas had deze die van Troje vlood die man die menige zware nood overwon. |
Agaat, midden-Nederlands achaet, acaet en achates, Duits Achat, midden Hoogduits achates, uit Frans agate van de 13de eeuw, dit uit Latijn achates, (gemma) wat weer uit Grieks akhates, de steen zou zo genoemd zijn naar de rivier Achates in Sicilië, waar het volgens Plinius het eerst gevonden zou zijn.
Het was 1 van de 12 stenen in het borstharnas van de Hogepriesters, Exodus 39, in het Hebreeuws schebo.
Al naar gelang de kleur werd er een symbolische relatie aan toe geschreven. In de aderen herkende men figuren van goden.
Alabaustus wi lesen dit es .i. steen van varwen wit 15110dar men vate of maket goet dar men diere specie in doet want niet lichte in langhe stont ne wertter in specie onghesont omtrent damas ende teben mede 15115vintmense van groter witede mar die beste comt van endi men segt die steen es seghe vri ende hi vriescap beiaghet den ghenen diene ouer hem draghet 15120jn dit vat brochte magdalene diere specie ende rene dar soe iesumme saluede mede dar hi at ter seluer stede |
4. Alabastus, wij lezen dit, is een steen van kleur wit 15110 waarvan men vaten maakt goed waar men dure specerij in doet want niet gemakkelijk in lange tijd wordt de specerij daarin ongezond Omtrent Damascus en Thebe mede 15115 vindt men ze van grote witheid, maar de beste komt van Indië. Men zegt de steen is zege vrij en hij vriendschap bejaagt diegenen die het bij zich draagt. 15120 In dit vat bracht Magdalena dure specerij en reine waar ze Jezus zalfde mede daar hij at ter zelfde plaats. |
Albast, midden-Nederlands alabastre, Engels alabaster, Frans albtre, uit Latijn alabastrum, uit Grieks alabastron: zalfflesje, van alabastos. Naam van een stad in Egypte, Alabastron.
Albast is een zachte, witte, half doorzichtige steen die zeer goed te polijsten is.
De onyxmarmer, de oosterse alabaster, is een melkwit tot honinggeel, ook groenachtig door parallel verlopende lichte en donkere lagen gestreepte doorschijnende kalkverbinding. Het werd gebruikt voor beelden, altaren en allerhande sierwerk. Het wordt vooral in Beni Suef en Siut in Egypte, het zgn. onyxalabaster gevonden Er zijn twee soorten:
Het kalkalbast druipt nog dagelijks van de stalagmieten en stalactieten in de druipsteengrotten. Daar ontstaat gewoonlijk geelachtig wit, door donkere en lichtere strepen afgewisseld, grofkorrelig en zeer doorschijnend albast.
Het gipsalbast is een op marmer lijkende doorschijnende soort van dicht gips. Dit is zelden schitterend wit, gewoonlijk grijs, ook wel eens geelachtig, roodachtig wit en blauwachtig grijs. Het is meestal meermalen gevlekt, geaderd en gewolkt.
Vanwege de grote dichtheid is het zeer geschikt om gepolijst te worden. Dit geeft het een hoge waarde.
De verwisseling van beide soorten is al oud en bekend bij de Grieken. Het is waarschijnlijk ontstaan doordat beide mineralen dienden als grondstof voor de vervaardiging van zalfflesjes van zekere vorm, in Grieks alabaster, en daarom alabastrinetes of alabastersteen genoemd werd. Het kalkalbast werd daar het meest voor gebruikt. De meest gezocht variëteit kwam uit de omgeving van Thebe, vandaar Egyptisch albast, en vertoonde een tekening van kronkelende evenwijdige lagen als gevolg van zijn afzetting.
Adamas dats .i. steen 15125die yvarwet es in tween ende adamas vint men dat si jn dal ende van endi die vintmen dar inden dale onder rotsen van finen kerstale 15130ende es na den kerstale dar mar .i. deel yvarwet dar nar datmen yvilt yser siet desen machmen breken niet met viere no met slane ghene 15135sonder met bux bloede allene warem rinnende vter wonden dar mede scorti te seluer stonden met sinen splenteren yset in stale snidemen ende grauert wale 15140die archste steen die men vint dese nes mere niet entwint dan men die aselnote weet sulc man es diene diamas heet men segt dat hi gratie gheuet 15145hem diene ouer hem euet vp dat men dor vrienscap gaf ander ne dieti niet .i. caf no ne diet hine si al so beiagt hi es te beter almen ywagt 15150eist datmen staen doet in stale els dat vingherlijn altemale van goude sij ymaket al rene dor die here van den stene en vindet .i. andren dyamas theant 15155tote arabien in dat lant ende in de ze mede als men segt die in die ze van cypers legt ende es darin ende is jn grieken bi philippis 15160ende dien etemen seil steen dien sone mach ouer een die schipman omberen niet want alsi die leetsterre nie siet wijst hem die steen de leetsterre 15165anders bleuen si in werre bi dien dat hem die steen lert wetensi war si sijn bekert dese steen es oric lien nvtte ter touerien 15170hi gheuet hem cracht ende beiaghet jeghen sinen viant diene draghet hi verstect drome die idel sijn ende hi openbart venijn want men segt dat hi sueet 15175als hi enech venijn bi hem weet die metten viant es beten es hi nuttelic wilmen weten ter luchter ant oric ywaghen dat hi wille sijn ydraghen |
5. Adamas dat is een steen 15125 die gekleurd is in tweeën. En adamas vindt men dat ze in het laatste einde van Indië die vindt men daar in de dalen onder rotsen van fijn kristal 15130 en is naar het kristal daar maar een deel geverfd daar naar als dat men gevijld ijzer ziet. Die kan men breken niet met vuur of met slaan niet 15135 dan met boksbloed alleen dat warm rent uit een wond daarmee scheurt het terzelfde stonde. Met zijn splinters gezet in staal snijdt men en graveert wel 15140 de hardste steen die men vindt. Die is niet veel groter dan dat men de hazelnoot weet. Sommige die het diamant noemen. Men zegt dat hij gratie geeft 15145 hem die het bij zich heeft opdat men het door vriendschap gaf anders doet dat niets nog niet dient, tenzij het alzo bejaagt. Het is te beter, zoals men gewaagt 15150 is het dat men het staan doet in staal en is die ring helemaal van goud gemaakt al rein door de heer van de steen. Men vindt een andere diamant gelijk 15155 te Arabië in dat land en in de zee mede, zoals men zegt, die in die zee van Cyprus ligt en ijzer daarin is. In Griekenland bij Philippis 15160 en die noemt men zeilsteen deze komen overeen de schipper ontberen niet want als hij de Poolster niet ziet wijst hem die steen de Poolster 15165 anders blijven ze in de war daardoor dat hem de steen leert weten ze waar ze zijn. Deze steen is, hoor ik zeggen, nuttig voor toverijen 15170 hij geeft hem kracht en bejaagt tegen zijn vijand, die het draagt, hij versteekt dromen die ijdel zijn en het openbaart venijn want men zegt dat het zweet 15175als het enig venijn bij zich weet. Die met de vijand zijn bezeten is hij nuttig wil men weten te linkerhand, hoor ik gewagen, dat hij wil zijn gedragen. |
Diamant bestaat uit zuivere koolstof en is dus bij zeer hoge temperaturen brandbaar. Het is de hardste van alle delfstoffen, hardheid 10, s.g. 3.52, krast zelf het hardste staal en kan alleen geslepen worden met zijn eigen diamantpoeder. Mogelijk kon men in India de diamant al kloven, in natuurlijke vorm ziet het er namelijk niet uit en heeft geen waarde. Het moet eerst geslepen worden, die kunst bestond in zijn tijd nog niet, mogelijk bij de Indiërs, daar werden ze al als waardevol beschouwd. Het was een van de redenen waarom de Mohammedanen Indië wilden veroveren.
Adamas was een van de Trojaanse vorsten. Het is een mythisch godenstaal dat om zijn hardheid gebruikt werd tot werktuig van de goden. Zo was de helm van Hercules van adamant vervaardigd, evenals, volgens Aeschylus, de boeien van Prometheus, verder de tafels van het noodlot, de ketenen van de hellehond Cerburus, de poort van het verblijf der rampzaligen.
Ptolemaeus, de legeraanvoerder van Alexander, maakte het westen bekend met de diamantrivier, Mahadani. Hij noemde die adamas, de ontembare, en gaf daarmee de diamant een naam waarmee Plato alle harde stoffen en metalen had aangeduid.
Diamant, in Engels diamond, midden-Nederlands diamas, 13de eeuw, dyamant, uit Frans diamant dat weer uit Latijn diamas, wat naast ouder adamas staat, adamantis: hardste ijzer of staal, ondeelbaar of onverbiddelijk, dat van Grieks adamas, adamantos, a: niet en damao: ik tem, onderwerp, domitare: inbreken. Daarnaast ontstond in het Latijn adiamante (misschien onder invloed van het Griekse dia: doorschijnen) waaruit weer het Franse adamant, van amant: magneet, de Engels adamant ontstond. (Adama is Hebreeuws voor aarde)
Een harde ondeelbare steen als de diamant, eigenlijk onbedwingbaar. De diamant was dus eigenlijk weinig bekend, meer een hard soort ijzer, de zeilsteen.
Midsummer Night’s Dream II, 1, 195, Gij zeilsteen, hard van hart. Adamant betekent zowel diamant als magneet en kan dus tegelijk de hardheid en aantrekkingskracht van Demetrius aanduiden. As true as steel, as plantage to the moon’
As sun to day, as turtle to her mate’
As iron to adamant, as earth to the centre,’ Troilus and Cressida 3, 2, 184-6.
De zeilsteen is dan magneetijzerts.
15180Albesten dats ouer en jn archadia .i. steen als yser roest ydaen ontsteken ne machmen sonder waen mar nemmermer in ghere maniere 15185sone werti yblust van viere dit segghen ons mesters al bloot mar dits wonder alte groot |
6. 15180 Albesten, dat is gelijk in Arcadia een steen als van ijzer roest gedaan. Ontsteken kan men het zonder waan maar nimmermeer op geen manieren 15185 wordt het geblust door het vuur. Dit zeggen ons de meesters al bloot maar dit is een wonder al te groot. |
Asbest is een wit, fijn vezelig mineraal dat een zijdeglans bezit. De vezels laten zich gemakkelijk tot een grove draad spinnen waarvan vuurvaste kledingstukken, waterfilters en andere dingen vervaardigd worden. Omdat het niet door logen wordt aangetast gebruikt men het ook om te filteren.
Het wordt in Zwitserland en Tirol gevonden, meestal in de gangen van serpentijnrotsen.
De naam asbestos, al bij de Ouden in gebruik, zinspeelt op het feit dat een lamp voorzien van een pit van asbest zoals de gouden lamp van Pallas te Athene, mits behoorlijk bijgevuld, nooit ophield te branden, dus onuitblusbaar was. Grieks asbestos: onblusbaar, het onverbrandbare, (pluimaluin of amianth). Van het amianth of bergvlas vervaardigden de ouden, volgens Plinius, een soort van onbrandbaar lijnwaad (asbestinium) onverbrandbare linnen. Dat gebruikte de Romeinen vooral tot het weven van kostbare lijkgewaden waarin de doden werden gehuld voor ze op de brandstapel werden gelegd, opdat de overblijfselen onvermengd met de as van het hout bewaard zou blijven. Zie vuursalamander en volgende.
Amantos men vindet wale es .i. der steene orientale 15190ende es als aluun ydaen .j. sidin cleet bestrikemen saen met desen so dat sine maniere blijft onghequets van den viere ende werdet clar inder ybare 15195als oft scone ywasscen ware goet es ieghen sorterie ende ieghen alrande touerie |
7. Amantos, men vindt wel, is een der stenen van de Oriënt 15190 en is als aluin gedaan. Een zijden kleed bestrijkt men gelijk met deze, dat is zijn manier, dat blijft ongekwetst van het vuur en werd helder in die gebaren 15195 alsof het schoon gewassen was. Goed is het tegen betovering en tegen allerhande toverij. |
Alectorius es ouer een dat wi nomen capoensteen 15200alse ghi moghet doen ondersouc hier voren in der vogle boec van der groter van .i. bone ydaen na den kerstale staen anders dan hi donkere es 15205diene inden mont draghet sijd ghewes hine laet em ghenen darst gaen an dus prouemen of hi vrai es dan jn wighe es hi seghenti sere ende beiaghet pais ende here 15210sinen draghere maecti wijs ende meest vrouwen die mespris van haren mannen moeten ydoghen doet hi den mannen vrienscap toghen als dure vordeel an wils iaghen 15215moetstune inden mont draghen |
8. Alectorius is er een die wij noemen kapoensteen 15200 zoals gij mag laten onderzoeken hier voor in het vogel boek. Van de grootte van een boon gedaan naar het kristal tezamen anders dan dat hij donker is. 15205 Die het in de mond draagt, wees gewis, het laat hem geen dorst gaan aan aldus beproeft men of hij goed is dan. In strijd is hij zegevrij zeer en bejaagt vrede en eer. 15210 Zijn drager maakt het wijs en de meeste vrouwen die misprijzen van hun mannen moeten gedogen doet het de mannen vriendschap getuigen. Als je er voordeel aan wil hebben 15215 moet u de steen in de mond dragen. |
Gemma alectoria; steen van de haan. De haan broedt een kostbare steen uit die allectricium genoemd wordt, de haan draagt die steen, door die steen is de leeuw bang van hem, vooral als het een witte haan is. Want de leeuw is bang voor een witte haan.
Het wordt ook wel kapoensteen genoemd. Een kapoen is een gecastreerde haan. Kapoensteen, zie belemniet.
Absintus die es swart ydaen dar witte aderen dore gaen van sire groter arde swar makemene int vier eet dats waer 15220vij. daghe bliueti eet hem es hi goet die yreet ter iucht sijn ende so sere riesen dat si die lede verliesen |
9. Absintus, die is zwart gedaan waar witte aderen door gaan van zeer grootte aardig zwaar. Maakt men in het vuur heet, dat is waar, 15220 zeven dagen blijft het heet. Hem is hij goed die gereed aan jicht zijn en zo zeer ellendig dat ze de leden verliezen. |
Antraciet.
De naam van Theophrastus voor de karbonkel. Dit woord komt uit Frans anthracite, dit weer uit Latijn anthracitis, de naam van een kostbare steen, gevormd van Grieks anthrax: kool.
Het is de oudste kolensoort, is ijzerzwart met een grijsachtige zwarte kleur en vetachtige glans en is gemakkelijk te verbrijzelen. Op de gespleten oppervlakte zie je soms vele fraaie kleuren. Het brandt niet gemakkelijk. Men noemde het dove kolen omdat men ze moeilijk aan het branden kon krijgen, men liet ze liggen, tot eind 1800, toen men ontdekte dat ze heel goed konden branden.
Alabandina es ghenant 15225also vant mense in .i. lant ende etet alabandina men vintse int lant van asia diere ende scone vtermaten en deel ghelikende den ghernate 15230noch bet ylikende den rubine so verhuegt therte sine diese nerenstelike ane siet dits datmer an te prisene pliet |
10. Alabandina is genoemd 15225 alzo vond men ze in een land dat heet Alabandina. Men vindt ze in het land van Azië duur en schoon uitermate een deel gelijkende de granaten 15230 nog beter gelijkende de robijn. Ze verheugt zijn hart die het naarstig aan ziet dit is dat men er aan te prijzen pleegt. |
In sommige granaten vind je, naast de dieprode kleur, nog een violette tint. Die wordt almandien genoemd. Almandien is de meest verspreide van de granaten. Die wordt soms in grote stukken van enkele ponden gevonden, maar meestal in kleinere kristallen. De naam is ontleend aan Plinius carbunculus alabandicus. In zijn tijd werden er in Alabanda, Klein Azië, granaten geslepen tot bijvoorbeeld vazen. Almandien kan veel op robijn lijken en wordt verkocht als zgn. Ceylonse robijn, het s.g. is hoger, almandien heeft echter een s.g. van 4.1.-4.3, robijn van 4.0, ook heeft het geen dubbelle breking. De hardheid van almandien is 7.5.
Andromada es na seluer ghedaen 15235en vircante steen sonder waen hart ghelijc den adamant jn de rode ze lesic dat menne vant dese socht des menscen moet die alte male scijnt verwoet 15240dartoe es hi were groot jeghen der luxurien noot |
11. Andromada is naar zilver gedaan 15235 een vierkante steen zonder waan hard gelijk de diamant. In de Rode Zee lees ik dat men vond Deze verzacht de mensen gemoed die helemaal schijnen verwoed 15240 daartoe is hij waard groot tegen de wulpse nood. |
Andromant, is naar Plinius een glanzend, zilverwit mineraal dat in Egypte gevonden wordt waar amuletten, ringen en halsbanden van gemaakt worden. De oude magiërs schreven er de kracht aan toe om de woede van mannen te beteugelen, vast te zetten, vandaar de naam (andro: man)
berillus es .i. steen openbare clar als oft zewater ware mar de beste sonder waen 15245es na clar olie ydaen ende binnen onbesmet want someghen berillen let adren binnen in der ghebare als oft inder ghelike van .i. hare 15250dar hi es als .i. appel ront ghenet int water dar ter stont ende die sonne der duere schine doeti sonder andre pine doden colen vier ontfaen 15255ende andren dinghen sonder waen die droghe sijn ende van lichter naturen oec segmen in der scrifturen dat quinancie ynesen can ende met wriuene driuet dan van 15260es hi wassende ant lijf hi maket tusschen man of wijf vrienscep si si an onvrede hi gheuet vele wardicheden sieken oghen es hi niet quaet 15265alsemenne int water dwaet sijn water dar hi in es ydweghen es goet dien uersiekens pleghen sulker leueren es hi goet seghevri es hi ende wel ymoet 15270neghenderande machmene vinden de beste comen ons van inden |
12. Berillus is een steen openbaar helder alsof het zeewater was. Maar de beste is zonder waan 15245 is naar heldere olie gedaan en van binnen onbesmet want sommige berillen laten aderen binnen in de vorm alsof in de gelijkenis van een haar. 15250 Daar hij is als een appel rond genat in het water daar terstond en de zon daar door schijnt doet het zonder andere pijn uit dode kolen vuur ontvangen 15255 en andere dingen zonder waan de droog zijn en van lichte naturen. Ook zegt men in de schriften dat het keelontsteking genezen kan en met wrijven verdrijft dan van 15260 is hij dragende aan het lijf. Hij maakt tussen man of wijf vriendschap als ze zijn in onvrede hij geeft vele waardigheden. Zieke ogen is het niet kwaad 15265 als men in het water wast zijn water waar hij in is gewassen is goed die ziektes plegen. Zieke lever is hij goed. Zegevrij is hij en goed gemoed. 15270 Negen soorten kan men vinden de beste komen ons van Indie. |
Beril.
De naam beryllos werd reeds in de oudheid voor verschillende groene mineralen gebruikt. Beril, in Duits beril, oud-Frans berille, barille, uit Latijn beryllus, uit Grieks berullos, een woord in de volkstaal van Prakriet van Voor Indi, verulijam, verulia, de naam voor deze edelsteen.
De glasheldere halfedelsteen laat zich in dunne blaadjes splijten en zou de grondstof verschaft hebben waaruit de eerste brillen gemaakt werden. Men sleep beril voor relikwieën en de monstrans om de inhoud zichtbaar te maken. Men herkende de optische werking en vond zo rond 1300 de bril uit, dat in Florence. De lenzen werden uit beril en bergkristal geslepen totdat men glas zonder blazen wist te maken. Intussen was de naam bril, naast ogenspiegel, in gebruik gekomen. De naam bleef daarna ook toen andere materialen gebruikt werden.
De edele steen, Beril. Want het is doorschijnend en groen en bleek als het heldere water dat verlicht is door het schijnen van de zon. Wordt dus als brandglas gebruikt.
Het komt tamelijk veel in graniet voor waar je het in kristallen kan vinden die 2m lang en 1500kg zwaar zijn. Hardheid 7.75, s.g. van 2.69.
Borax dats der padden steen van iii manieren of van ii j deel sprakic van der vormen 15275jn den bouc van den wormen some sijnsi wit ende some bruun de witten comen selden int commun mar het es de beste te voren want die witte als wit oren 15280heuet .i. mensce in enech quaet ende hi dien steen ontfaet ende swelghet in gheel hine laet nieweren .i. deel jn den darem hi ne gaet dure 15285ende purgert die nature ende comt beneden vt onghescadet sire virtuut enen andren swarten met .i. oghe sietmen somwilen toghe 15290want hi es sonder medicine jn walsch etemenne crapandine |
13. Borax dat is de paddensteen, van drie manieren of van twee. Een deel sprak ik van de vormen 15275 in het boek van de wormen. Soms zijn ze wit en soms bruin. De witte komen zelden voor maar het is de beste tevoren want de witte, zoals wij het horen, 15280 heeft een mens in enig kwaad en hij die de steen ontvangt en zwelgt het in het geheel hij laat nergens een deel in de darmen, hij gaat door 15285 en purgeert de natuur en komt beneden uit onbeschadigd is zijn kracht. Een andere zwarte met een oog ziet men soms tonen 15290 want hij is zonder medicijnen, in Waals noemt men het crapandine. |
Shakespearre;
As you like It II, 1;
‘Dit is de kern van tegenspoed, zoals’
he toad, ugly and venomous.’De pad, dat lelijk, giftige dier, wel vaak’.
Wears yet a precious jewel in his head’ Een kostbare steen, vol heelkracht, bergt in ‘’t hoofd’. As You Like It, ii, 1, 13.
Bijna alle padden hebben, zoals Shakespeare al zei, ogen als zilveren stenen. Op de bruine, groene of gele iris van de pad vind je gouden, zilveren of koperen tinten, elk soort met een eigen kleurpatroon. De vuile pad heeft een kostbare steen in zijn hoofd. Een tegengif wordt van nature geproduceerd door het venijnige dier. Wat de oorsprong was van het idee, is onbekend. Het kwam op het eind van de 12de eeuw.
Sommige padden, die broeden in Italië rond Napels hebben in hun hoofd een steen die crapo genoemd wordt die de grootte heeft van een grote perzik, de bekende paddensteen, Krotenstein (Borax, Brontia, Batrachites: kikker, in Engels borax en stelon). Die is grijs van kleur met een bruine stip in het midden. Deze steen wordt uit zijn hoofd genomen, of schoongemaakt in hetzelfde hoofd met sterke wijn en water. Soms lijkt de vorm van een pad erin te zitten met scherpe en brede voeten.
Borax is nu bekend als natriumborax, boorzuur. Ten zuiden van Toscane vindt men het in boorzuurbronnen. In het water van die warme bronnen vind je vrij boorzuur en zwavelzuur met andere zouten. Die bronnen waren al in de oudheid bekend en zijn herkenbaar aan de daaruit oprijzende dampkolommen. In hun nabijheid schijnt het water uit de grond op te borrelen, een dikke walm met bedwelmende zwavelreuk vervult er de dampkring. Daar veronderstelde men de poorten van de onderwereld.
Carbonculus dats .i. steen die ghelike euet negheen die selsenste die men vint 15295dar men die wareit of kint dat hi euet alre stene macht hi maket den dach in den nacht daghes es hi cole root nachts eueti clareit groot 15300jn libien in traghediten vindemen seghemen de viten drierande sine maniere de rechte yliken den viere kubit mach die andre sijn 15305dien etewi met ons rubijn hijs root mar niet so recht dat hi maket int donkere lecht balandrus es dandre maniere hi nes niet root ghelijc den viere 15310of donker violettin root doch es sine werdicheit so groot dat warder is sine maniere dan van den iaspise of van den sophiere |
14. Carbonkel dat is een steen die gelijke heeft geen een. De zeldzaamste die men vindt 15295 waar men de waarheid van kent dat hij heeft al de stenen macht hij maakt de dag in de nacht op dag is hij kool rood ‘s nachts heeft het een helderheid groot. 15300 In Libië bij de Troglodieten vindt men ze zeggen de vita. Drie vormig is zijn manier de echte gelijken het vuur, Robijn mag de andere zijn 15305 die noemen we robijn, hij is rood, maar niet zo echt dat hij maakt het donker licht. Balustrus is de andere manier hij is niet rood gelijk het vuur 15310 maar donker violet rood doch is zijn waarde zo groot dat meer waard is in zijn manier dan dat van jaspis of van saffier. |
Karbonkels.
De karbonkel is waarschijnlijk de anthrax van Theophrastus en de Indische carbunculus van Plinius. De naam zinspeelt wel op de gelijkenis met gloeiende kool.
Karbonkel, Duits Karbunkel, Karfunkel, Engels carbuncle, uit oud-Frans charboucle, uit Latijn carbunculus: kleine gloeiende kool, van carbo: kool, een helderrode kostbare steen.
In oude metaforen is het de naam van de rode granaat, in geleerd Afrikaans heet die carboncle. Die of de Latijnse vorm leverde vroeg in de 13de eeuw in midden-Hoogduits carbunkel op, Karfunkel, het funkelt in het donker. De omvorming schijnt onder invloed van vonken, Middelhoogduits Funke, gevormd te zijn. Als boosaardig gezwel heeft de medici de karbonkel overgenomen..
Ze wijken in hun kleur slechts weinig van elkaar af. Ze zijn donkerrood tot geelrood en worden bijvoorbeeld in Bohemen aangetroffen in korrelvormige kristallen. De grootste en meest waardevolle hebben de grootte van een okkernoot.
Onder de rode juwelen wordt de robijn karbonkel genoemd. Dat is de karbonkelsteen uit de sagen en sprookjes. Het was bij de ouden de mooie rode granaat met een vurige gloed in de middeleeuwen een robijn of een fabelachtige, vuurrode, als goud glanzende, in donker hel oplichtende steen, die naar de sagen de sijs in haar nest legt en de eigenschap had de drager onzichtbaar te maken.
Geslepen karbonkels lichten in het donker op als gloeiende kolen. Kleine korrels hebben weinig waarde en bevinden zich in sommige rots soorten, granaatrots, in zulke hoeveelheden dat men ze bij ijzerfabricatie als smeltmiddel gebruikt.
Uit zuivere aluinaarde, aluminiumoxide, bestaat de helderrode robijn of korund. Na de diamant is de korund, met saffier, het hardste gesteente, hardheid 9, s.g.4.
Deze kristallen tonen soms verschillende vlekken. Witte vlekken kan je krijgen door het voorzichtig te gloeien. Vele robijnen, vooral de blauwe en licht rode worden bij hoge temperatuur groen en bij verkoelen weer rood. Blauwe saffier kan door sterke verhitting ontkleurd worden en staat dan in glans het dichts bij de diamant maar heeft een veel kleiner brekingsvermogen en veel minder kleurenspel.
Calcedonius es .i. steen 15315dicke ghewarwet ouer een tvsscen den blawen enten claren es hi dorgaende te waren ende menne draghet alsic vant eist anden als of ande ant 15320hi doet dicke verwinnen plait in ghedinghe sonderlinghe ende hi tempert sere mede hitte die comt van den rede drierande vintmen desen 15325also als wi bescreuen lesen |
15. Calcedonius is een steen 15315 veel gekleurd gelijk tussen het blauwe en het heldere is hij doorgaande te waren. En men draagt het, zoals ik vond, is het aan de hals of aan de hand 15320 hij doet vaak overwinnen pleiten in gedingen bijzonder en hij tempert zeer mede hitte die komt van de koorts. Drie soorten vindt men van deze 15325 alzo als wij beschreven lezen. |
Chalcedoon, chalcedon, chalcedoon of calcedone. Calcidone, Midden-Latijn chalcedonius lapis, achates chalcedonius; midden-Hoogduits. calcedon, calcidon; noord-Duits chalcedon. Het wordt gevonden te Broessa, aan de voet van de Olympus, en is het eerst door de bewoners van Chalcedon in de handel gebracht.
Is doorschijnend, verschillend gekleurd, meestal blauw of groenachtig en wordt voor het vervaardiging van allerlei gereedschap gebruikt. Het is een vorm van kiezelzuur die zich door een geringe doorschijnendheid en tevens door een mooie, zachte kleur onderscheidt. Er zijn stukken die geheel mat zijn en daardoor zeer geschikt voor cameeën.
Men onderscheidt verschillende variëteiten.
Corallus es .i. steen al root van hem vindewi al bloot dat het cruud si langhe stont ende wast vp der ze gront 15330ende alsment in die lucht brinct vt so ontfaet des steens virtut omtren sardangen in de ze vint ment ende nieweren me lanc vint men dese stene 15335alfs voets ende langher neghene jeghen blexeme ende tempest es dese steen goet uervrest dies braken douderinghe dicken dat si braken corael te sticken 15340ende worpent vp tfelt metten sade jeghen des weders onghenade ende an oliue bome jnghen sijd ende al omme des aghelstrijt quade ieste scuent al 15345hi es goet ieghen menech mesual ysont es hi den latame jegen diere fleume mesquame |
16. Corallus is een steen al rood. Van hem vinden we al bloot dat het een kruid is lange tijd en groeit op de zeegrond 15330 en als men het in de lucht brengt uit dan ontvangt de stenen kracht. Omtrent Sardinië in de zee vindt men het en nergens meer. Lang vindt men deze stenen 15335 half voet en langer nee geen. Tegen bliksem en tempeest is deze steen goed geweest. Deze braken de ouderen veel dat ze braken koraal in stukken 15340 en wierpen het op het veld met de zaden tegen het weer ongenade en aan olijven bomen hingen zij het en al om de hagelstrijd. Kwade geesten schuwt het al. 15345 Het is goed tegen menig misval gezond is hij het lichaam tegen dir de fluimen die miskomen. |
Koraal, Duits Koralle, Engels coral uit oud-Frans coral (Frans corail) uit midden-Latijn corallum, uit Latijn corallium, dat uit Grieks korallion dat mogelijk van Semitische afkomst is, Hebreeuws goral: een kleine steen, vgl. kraal.
De rode koralen, Corallium, leven in groepjes. Die groepjes hebben de vorm van grillige boompjes die tot een halve meter hoogte kunnen komen. De harde rode as is net als de boom met schors bekleed maar bestaat uit roodgekleurde klei. In de schors zitten de koraaldiertjes die met elkaar in verbinding staan zodat het eigenlijk 1 organisme is. Het kalk wordt in de diertjes gevormd en vergroeit tenslotte tot een steenharde massa waar de zachte massa van de koraaldiertjes als een soort schors omheen zit. Het ligt op een diepte van 80-200m en wordt soms opgevist.
Chrysopraas, in Duits Chrysopras. .Midden-Nederlands crisepas (se)m. Het is een verbastering van crisoprasse,.uit Lat.-Grieks chrysoprasus. Chrusos: goudkleurig en prasson: groen als look.
Chrysopraas is een groene chalcedoon. Het is een halfedelsteen die door nikkel appelgroen gekleurd is, waarin vaak kleine bruine adertjes zitten. Het bevindt zich in platen en knollen bij Glasendorf en Kosemis, De vrij zeldzame grotere effenkleurige stukken heeft men een enkele maal kunnen gebruiken als tafelblad of wandversiering Het werd in de ouderdom en middeleeuwen hoog geschat, kwam weer door Frederik de Grote in aanzien die Sanssouci er mee sierde, 2 tafels van 94cm lengte, 63cm breed en 5cm dik.
De steen werd in Schlesie geslepen en in zegelringen, broches arm- en gordelversieringen verwerkt. Als weinig kostbaar edelgesteente wordt het in ringen gebruikt, koppen van das- en hoedenspelden, mozaïekwerk en dergelijke.
Celidonius als men segt es die inde swalewe legt 15360lelic es hi ende niet dor art sulc es root ende sulc es swart swalewe ionghe die ebben inne leric dat men dus bekinne die bec ieghen bec sitten in een 15365die ebben inne desen steen die rode es goet te draghen ane hem die plegt ter niewer mane quade gheeste te ebne inne ende hem die wert oec buten sinne 15370ende die langhet quale dragt so draghene als men hir ywaecht jn .i. linijn cleet ywonden ter luchter ant ter seluer stonde alsmen oec den swarten vint 15375eist mede nuttelic dat men bint jn een cledekin ende die es ghoet em die copmanscepe doet ende botscap draghen in verren lande gramscap sochti teanden 15380met watre ydweghen dats war maken donkere oghen clar jn .i. brun root cledekin so willi ghedreghen sijn soe es hi goet ieghen den rede 15385ende ieghen quade humuren mede |
18. Celidonius zoals men zegt, is die in het zwaluwsnest ligt. 15360 Lelijk is het en niet door hard Sommige zijn rood en sommige zijn zwart. Zwaluwen jongen, die hebben in, leer ik dat men aldus bekent, die bek tegen bek zitten gelijk 15365 die hebben in zich deze steen. Die rode is goed gedragen aan hem, die pleegt met de nieuwe maan kwade geesten te hebben van binnen en hem die wordt ook uitzinnig 15370 en die lang kwalen draagt. Ze dragen het,zo als men hier gewaagt in een linnen kleed gewonden te linkerhand terzelfe stonde. Als men ook de zwarte vindt 15375 is het mede nuttig dat men het bindt in een kleedje en die is goed hem die koopmanschap doet en boodschappen dragen in verre landen. Gramschap zo verzacht het gelijk. 15380 Met water gewassen, dat is waar maakt het donkere ogen helder. In een bruin/rood kleedje zo wil het gedragen zijn dan is het goed tegen de koorts 15385 en tegen kwade humeuren mede. |
Zie belemniet.
Calcofanus heuet swarte ghedane heuetene .i. suuer man ane hi doet wel singhen ende clare mede want hi ueriaget die heeshede 15390alsemerre met isere ane slaet soete ludekin van hem gaet |
19., Calsofanus, heeft een zwarte gedaante. Heeft een zuivere man die aan hij doet goed zingen en helder mede want hij verjaagt de heesheid. 15390 Als men er met ijzer tegenaan slaat zoet geluid van hem gaat. |
Zelfde als antraciet?
Cornelius die corangeline pleghen donker root te sine ghelijc ioft ghesneden ulesch ware 15395gramscap benemet hi openbare bloet dat uter nese rinnet ofte hute wonden als ment kinnet slutet dese steen met sire macht meest nochtan heuet hi de cracht 15400vrouwen te elpene in hare moien weltijt dat si van bloede uloien jn desen steen vindemen figuren ghegrauert dar de scrifturen hier na af spreken wonder ende wel 15405doe hem de kinder van israel wilen quamen in de wostine dar si in dogheden menege pine |
20. Cornelius, de kornalijn plegen donker rood te zijn gelijk of het gesneden vlees was. 15395 Gramschap beneemt het openbaar bloed dat uit de neus rent of uit wonden, zoals men kent. stelpt deze steen met zijn macht. Meest nochtans heeft het de kracht 15400 vrouwen te helpen in hun vermoeienis als ze van bloed vloeien. In deze steen vindt men figuren gegraveerd waar de schrifturen hierna van spreken wonder wel 15405 toen de kinderen van Isral wijlen kwamen in de woestijn waar ze gedoogden menige pijn. |
Corangeline (ijn) is de naam van een edele steen. Cornalijn, corneool; Hoogduits Carneol; midden-Hoogduits Corneol of Cornol, een gesteente van het geslacht der chalcedonen, met kleurschakeringen, die van wasgeel tot in donker granaatrood overgaan. De vorm corangelijn berust zeker op de ene of andere volksetymologie. De naam komt van Latijn cornu, corne: gehoornd.
Crisoletus es sonder waen na groene ze water gedaen 15410glettende der na na gouts maniere ende sparkende ghilijc den viere eist datmenne in goude draghet hi uerdriuet ende veriaghet den lieden huter herten vaer 15415die ne weten wat no waer eist dat merre dore maket .i. gat ende man danne doe in dat haer dat vp des esels assele staet hi ueriaghet der duuele baraet 15420dese wil sijn ter luchter side ghedraghen vro ende betide die copmanne diene ons vercopen die bringhene van ethiopen Cristallus segmen ouer een 15425 van ouden ise worden steen mar dar ieghen spreket solijn ende seghet dat kerstale sijn al daer noint ne uroes hijs si segghen die hier af sijn wijs 15430wriuemen desen steen te sticken ende menne gheue drinken dicken vrouwen dien dien melc verdroget dat hi sine macht an soghe toghet oec es hi sieken hoghen goet 15435want hise wel ghenesen doet Crisoletus in sinen doene geliket goude ofte litoene scone es hi in de morgenstont boeke maken ons cont 15440dat dese steen draghet de were jeghen de sware uorouet swere ende ogen can gesont maken die siec sijn van couden saken die oec heuet den rede 15445dragene in die hant hem mede want hi ditte uerdriuet eist dat menne te pulure wriuet hi geneset scorf ende seer sulken vindemen meer 15450gheuarewet diet fier ontsiet entie die heete manne vliet dien vindemen goet in allen steden tieghen swellinge van leden ende hi uerdriuet die wanne 15455dieden menschen wassen nochtanne |
21. Crisoletus is zonder waan naar het groene zeewater gedaan 15410 glinstert daarna op goud manieren en schittert gelijk het vuur. Is het dat men het in goud draagt het verdrijft en verjaagt de lieden uit het hart gevaar 15415 die niet weten wat of waar. Is het dat men er doormaakt een gat en men dan doet in dat haar dat op de ezels achterwerk staat het verjaagt de duivels bedrog. 15420 Deze wil zijn ter linker zijde gedragen vrolijk en bijtijds. De koopmannen, die ze ons verkopen die brengen ze van Ethiopi. 22. Cristallus zegt men overeen 15425 is van oud ijs geworden steen. Maar daartegen spreekt Solinus en zegt dat kristallen zijn al daar nooit bevriest ijs. Ze zeggen, die hiervan zijn wijs, 15430 wrijft men deze steen stuk en men geeft te drinken veel vrouwen die de melk verdroogt dat hij zijn macht aan het zog toont. Ook is hij zieken ogen goed 15435 want hij ze wel genezen doet. 21, Crisoletus in zijn doen gelijkt goud of koper. Schoon is het in de morgenstond. Boeken maken ons bekend 15440 dat deze steen draagt te weren tegen de zware voorhoofd zweren (hoofdpijn) en ogen kan het gezond maken. Die ziek zijn van koude zaken die ook heeft de koorts 15445 dragen in de hand hem mee want het de hitte verdrijft. Is het dat men het tot poeder wrijft hij geneest schurft en zeer. Zulke vindt men meer 15450 geverfd die het vuur ontziet en die hete mannen vliedt die vindt men goed in alle plaatsen tegen zwelling van leden en hij verdrijft de wratten 15455 die bij de mensen groeien aan nochtans. |
Chrysoliet, midden-Nederlands crisolijt, crisout, Engels chrysolite, Duits Chrysolith, Latijn chrysolithus, Grieks khrusolithos, van khruso: goud, lithos: steen, een olijfkleurige halfedelsteen, ook olivine, olivijn en peridot genoemd, in Frans heet het peridot. Zie ook Openb. Joh. 21, 20;
Chrysoliet is niet zo hard, 6.5, 7, geelachtig groen, ook geel en bruin en zelden rood, met een glasglans en doorzichtig tot doorschijnend. Het bestaat uit magnesia silicaat.
Bij de ouden was het een edelsteen van een goudgele (chrysos) kleur, dat is nu zoveel als olivin. De olijfgroene vorm heet peridot. In vroegere tijd is het veel geslepen, vooral aan reliquienkastejes en andere kerkelijke sieraden is de edelsteen veel verwerkt. Het werd blijkbaar door de kruisvaarders van hun tochten mee genomen.
Kwarts, in zuivere gekristalleerde vorm, heet bergkristal. Kristal, in Duits Kristall, de Engelse crystal stamt uit Frans cristal en dit uit Latijns crystallum: kristal, ijs, uit Grieks krystallos: ijs, extreem koud, van kryos: ijskoud, vorst. Dit is de naam voor de bergkristal omdat men die in de hoogste graad bevroren achtte, dat door hemels vuur vervaardigd water gemaakt was en zo koud bevroren dat het niet meer ontdooien kan.
. Kristal is een heldere steen met een waterige kleur. Bergkristal is de zuiverste vorm. Dit bestaat uit glasachtige, doorzichtige en soms ook gekleurde kristallen die in de vorm van regelmatige, zeszijdige zuilen en van boven in een zeszijdige piramide eindigen. Als het als edelsteen gebruikt wordt heeft het de naam van simili diamant. (similis: gelijk)
Ceranneus dats ouer een diemen heetet den donresteen want hi vallet metter blexemen neder so soekemenne vort ende weder 15460mar alleenlike in alemaiengen vindemenne ende int lant van spaenien den duutschen van rooden doene entien van spaenien vindemen groene hart es hi ende menne canne niet wale 15465ghewinnen met isere no met stale men seghet waer dat es dese steen datter donre ne scadet gheen meesters segghen hier af mee es onghewederte vpt lant ioft in de ze 15470dat dese steen van alre pine es sonderlanghe medicine |
23. Ceranius, dat is voor een die men heet de dondersteen want hij valt met de bliksem neder dan zoekt men het voort en weer. 15460 Maar alleen in Duitsland vindt men het en in het land van Spanje. De Duitse is van rode kleur en die van Spanje vindt men groen. Hard is het, men kan niet goed 15465 winnen met ijzer of met staal. Men zegt het, waar dat is deze steen dat de donder niet kan schaden geen. Meesters zeggen hiervan meer is er onweer op het land of de zee 15470 dat deze steen van alle pijn is een aparte medicijn. |
Belemniet, Duits Belemnit, de donderbeitels, duivelsvingers, Donnerkeil is een inslaande bliksemschicht of Teufelsfinger, Cereanius lap. Het is de naam van versteningen die afkomstig zijn van het inwendige van kalkachtige geraamten van sommige koppotige weekdieren, inktvissen. Het is vingervormig, soms puntig. De lengte kan een 60cm bedragen wat zou wijzen op een lengte van meer dan 2m van het dier.
Het vinden van belemnieten heeft aanleiding gegeven tot bijgeloof, het zijn duivelsvingers. Het is een van de weinige stenen die in de Duitse mythologie en in medische gebruik een rol speelde. De Donnerkeile is onder de gelijke naam over de gehele wereld verspreid. Bij Grimm vind je als synoniem: Donneraxt, grote, gladde Krotenstein, Luchsteine, Storchsteine (omdat, zoals men zegt de storch zo’n steen vast houdt om wakker te blijven) Rappensteine (zwart) Teufels- of Hexenfinger (omdat men er toverij mee bedrijft) Alpsteine (omdat die tegen de Alp behoedt), Fingersteine en Wettersteine.
Op sommige plaatsen bestrijkt men diegene die het hoofd langdurig zeer doet aan de slaap met de dondersteen. Soms worden ze ook bij halsziektes gebruikt, de zwarte steen bij koeien de grijze bij mensen, tegen kropziekte (bij mensen) tegen kruispijn, bovenbenen, bij ingegroeide nagels, geelzucht en kinderziektes. De zieke plaats werd bestreken of de steen werd in verhit in water geworpen die dan gedronken werd (het schijnt een prehistorische manier van waterverwarming te zijn) of een stuk werd verpoederd en in water gedaan.
Plinius telt de Ceraunius ‘die het fonkelen van de sterren naar zich toe trektՠtot de witte edelstenen. In zijn binnenste heeft het een extra ster. Het bevindt zich op plaatsen waar de bliksem inslaat. Het wordt door de magiërs zeer gezocht, zie 8 en 18.
Dracontides dats ware sake es .i. steen comet uten drake hi nes weder scoone no goet 15475het ne si dat mennem leuende hute doet, dat ne doemen niet met cleenen doene liede die stout sijn ende coene merken dat ol vanden drake ende alsi slapet doen si de sake 15480dat si hem thouet breken schiere ende werpen hute de ghimme diere men seghet dese ghimme fijn nuttelic wesen ieghen venijn ende dar toe hare maniere 15485nuttelic ieghen gheuenijnde diere desen steen dat weetmen wale minnen coninghe orientale ende hebber in ghenoechte groot si sijn claer ende blakende root |
23. Dracondites dat is een ware zaak Is een steen die komt uit de draak. Het is niet mooi of goed 15475 tenzij men het er levend uit doet. Dat doet men niet met klein werk lieden, die dapper zijn en koen merken dat hol van de draak en als die slaapt doen ze de zaak 15480 dat ze hem het hoofd breken snel en werpen uit de gemme duur. Men zegt het deze gemme fijn nuttig te wezen tegen venijn en daar toe zijn manieren. 15485 Nuttig tegen venijnige dieren. Deze steen, dat weet men wel beminnen koningen van Oriënt en hebber in geneugten groot ze zijn helder en blakend root. |
De steen in een slangenhoofd is een oud geloof. Plinius bijvoorbeeld vermeldt dat Dracontites of Dracontia is een steen die gebroed wordt in de hersens van serpenten.
Serpentijn (ophiet of ophioliet), naar de kleur van sommige variëteiten die op een slangen, (serpent)huid lijkt, het is de slangensteen.
Het is een waterhoudend magnesiumsilicaat. Meestal zijn ze groen of zwartgevlekt of geaderd. De lichtere gele of groene, soms met kalkspaat samengegroeide variëteiten noemt men edele serpentijn. Ze zijn doorschijnend en enigszins glanzend op de breuk, terwijl de gewone soorten ondoorzichtig en mat zijn.
In verse toestand is de serpentijn zeer zacht en laat zich dan gemakkelijk bewerken en fraai polijsten. Het wordt gebruikt voor monumenten, versiersels, kandelaars etc. In de lucht wordt het harder.Dan men maakt er vijzels en allerlei kleine voorwerpen van
Het wordt in de Pyreneeën, de Apennijnen, Silezië, Moravië, Cornwall en in Zweden gevonden.
De naam van serpentijn of veldslang werd vroeger ook aan een soort geschut geven.
15490 Dyonisia dats bekent es .i. bruun steen van orient [met witten dropen dorsaiet dicken eist datmen desen wriue te sticken in watre hi rieket alse wijn 15495nochtan es die nature sijn dat hi dronkenscap verdriuet dits wonder dat men van hem scriuet |
24. 15490 Dyonisia, dat is bekend, is een bruine steen van de Oriënt met witte droppen doorgezaaid veel. Is het dat men deze wrijft in stukken in water, hij ruikt als wijn 15495 nochtans is de nature van hem dat hij dronkenschap verdrijft dit is een wonder dat men van hem schrijft. |
Is wel gelijk aan amethist. Dionysus werd ook wel Bacchus genoemd, zie 2.
Diadochos es sonder waen een steen na den beril ghedaen] 15500alsemen werpet int water desen sonder manen ende belesen sietman daer thant figuren swart van dieueliker naturen also datmen hem antword 15505die hem hiet wil uraghen vort mar comet dese cleene iof groot an eneghen mensche hi bliuet doot sine cracht ontgaet hem openbare ghelijc ioft onghesiende ware 15510dat hi dooghe vreese groot naturlike ieghen de doot |
25. Diadotes is zonder waan een steen die op beril lijkt. 15500 Als men werpt in water deze zonder maan en belezen ziet men daar gelijk figuren zwart van duivelachtige naturen. Alzo dat men hem antwoordt 15505 die hem iets wil vragen voort. Maar komt deze kleine of groot aan enige mens, hij blijft dood zijn kracht ontgaat hem openbaar gelijk of het ongezien was 15510 dat hij gedoogde vrees groot natuurlijk tegen de dood. |
Diadochit, mineraal, in knollige stukken, niervormig en stalactisch, bruin en geel, vet glanzend, doorschijnend, vandaar de naam ijzervenster.
Emachites dien machmen coepen jn arabien in ethyopen ende es ghelijc den roost male 15515met rooden aderen gheminget wale desen steen gemalen te sticken met watre geminget hem heuet hi dicken hem ghewesen arde goet die van heuele spuwen bloet 15520[men sal up enen grouen wetstene malen desen harde clene ende gheuen drinken dient so staet dat hi bloet ter cameren gaet oft dien nose ofte wonde bloet] 15525hi stoppet thant de roode uloet want si nutten dat ghestof datmen slipen mach dar of ofte gheleit vp die nese gate ende verschen wonden geuet hi bate 15530oec stoppet hi der urouwen bloet alsemen sijn puluer in wine doet hi doet ghenesen scorf ende seere ende gheuenijnde beten dats meere eist datmen sijn stof oec sum 15535doet in .i. colerium dat maket doghen claer dat stof ghedronken oec dats waer mach den steen inde blase breken ende doot ulesch datmen siet in wonden steken, 15540dat bitet de steen te gader vt dus ghendaen es sine virtuut |
25. Emachites die mag men kopen in Arabië en in Ethiopië en is gelijk ijzerroest 15515 met rode aderen gemengd wel. Deze steen gemalen in stukken met water gemengd, hem heeft het veel hem geweest erg goed die van het euvel spuwen bloed. 15520 Men zal op een grove wetsteen malen dezen aardig klein en geven te drinken die het zo staat dat hij met bloed ter toilet gaat of die de neus of wond bloedt. 15525 Hij stopt gelijk de rode vloed want ze nuttigen dat stof dat men slijpen mag daar van vaak gelegd op de neusgaten En verse wonden geeft het baat. 15530 Ook stopt het de vrouwen bloed als men zijn poeder in wijn doet. Het doet genezen schurft en zeer en giftige beten dat is meer. Is het dat men zijn stof ook soms 15535 doet in een oplossing dat maakt de ogen helder. Die stof gedronken ook, dat is waar mag de steen in de blaas breken en dood vlees dat men ziet in wonden steken 15540 dat bijt de steen tezamen uit al dusdanig is zijn kracht. |
Haematiet, hematiet, haematites: bloedrood, de bloedsteen is een vezelig rood ijzersteen of rode glaskop, in Frans fer oligiste, Duitse Glanzeisenerz en de Engels specular iron wegens de gewoonlijke hoge glans van de kristallen.
Dit is een ijzererts die veel voorkomt. Het is een verbinding van ijzer met zuurstof, dus een oxide. Het heeft een hardheid van 6.5, s.g. 5, maar laat zich goed polijsten. Het is herkenbaar doordat het staalgrijze haematiet op ongeglazuurd aardewerk een rode streep weergeeft. Bij het slijpen zal er dan rood gekleurd water uit vloeien wat op bloed lijkt, vandaar dat het ook wel bloedsteen wordt genoemd, een naam die ook wel aan de heliotroop wordt gegeven, in het Duits wel Roteisenstein, rode oker.
Theophrastus meende dat het uit geronnen bloed was ontstaan en als bloedstelpend middel werkte.
Echites dats .i. steen diemen vindet al in een jnt nest dar de haren broodt 15545ende lettel hiemene die es vrooet die weet wanen menne bringet te waren jn hem seluen so heuet die haren enen andren steen dat machmen horen diene lotert uor sine oren 15550goet es hi seere sonder waen vrouwen die in pinen gaen want hi curtet haren arebeit dat wanemen ouer wareit dat hi leuende behout dat kint 15555want suuereit hi seere mint ende maket de sine zegheuri rikeit so meerset hi men seghet dat castor pollux hadde bi desen uele gheluxs |
26. Echites dat is een steen die men vindt al gelijk in een nest waar de arend broedt 15545 en weinig iemand die is verstandig die weet waarvan men brengt te waren van zichzelf. Zo heeft de arend een andere steen, dat mag men horen, die los zitten zijn oren. 15550 Goed is hij zeer, zonder waan, vrouwen die baren want hij verkort hun arbeid. Dat waant men voor waarheid dat hij levend behoudt dat kind 15555 want zuiverheid hij zeer bemint en maakt ze zijne zegevrij rijkheid dat vermeerdert het. Men zegt dat Castor en Pollux hadden met deze veel geluk. |
Het is de arendsteen, aechites.
In haar nest zet ze twee kostbare stenen die agaat genoemd worden, in Duits is dit de Adlerstein, de ene is de manlijke en de ander de vrouwelijke vorm. De mannelijke hiervan is hard en is wat gloeiend. En de vrouwelijke is zacht. En er wordt verteld dat ze geen jongen kunnen krijgen zonder die stenen. De mannelijke adelaar legt in haar nest die kostbare steen, die heldere agaat, om haar zo te vrijwaren van de pijnen die met het eieren leggen komen. De Perzen noemen die adelaarsteen de geboortesteen. Ook om de jongen te vrijwaren van venijnige beten van kruipende wormen. Bij Plinius horen we over de arendssteen, de aetites die van het bekende aetos is afgeleid en die lithos eutokios heet ofwel: ԯm de leg te bevorderen’.
In ons ijzeroer, die wel de adelaarsteen of klappersteen genoemd wordt en bij de Duitsers Ԓasen-eisenstein’vind je soms bolvormige, holle stukken waarin zich een beweegbare kern bevindt. Als je het stuk beweegt dan klappert dit tegen de randen. Daardoor ontstond de naam klappersteen. Dit is de mythische adelaarssteen die zich bevindt in de nesten van de adelaars, die het erin dragen.
Aetiten, geoden of klapperstenen, zijn stenen van verschillende aard, het zijn doorgaans kleinhoudende ijzerstenen. Ze hebben een nier- of kogelvormig gedaante met de grootte van een hazelnoot tot mensenhoofd toe en zijn van binnen hol. In die ruimte zit meestal een andere steen, gewoonlijk een spaatsoort of een ijzeroxide. Ze worden in musea als geologische zeldzaamheden bewaard. Ze worden gevonden in de Harz, Saksen en Bohemen.
15560Eliotropia als men seghet die steen in watre gheleghet jn .i. uat entat sonneschijn scinende vp die siden sijn maket de sonne so root ghedaen 15565alse ofte soe recht ware vergaen entan springhet water huten uate so seere ende so onghemate ghelijc recht oft ware .i. reghen waren daer danne lieden die pleghen 15570beseten te sine met quaden gheesten si souden roepen ende maken feesten ende profecien oec hute gheuen dese steen gheuet lange leuen diene werdelike draghet 15575bloet stelpet hi ende uenijn hi ueriaghet ende ne latet den sinen niet bedrieghen oec hem si ofte meesters lieghen die desen steen belesen can ende goutbloemen onder hem leget dan 15580hi doet dat menne ghesien ne can den ghenen diene draghet an jn cipren ende in afrike so vindemen desen sekerlike na die miraude es hi groene 15585ende bespringhet met rooden doene |
27. 15560 Eliotropia, zoals men zegt, die de steen in water gelegd in een vat en dat in zonneschijn schijnt op die zijden van hem maakt de zon zo rood gedaan 15565 alsof zo echt was vergaan en dan springt het water uit het vat zo zeer en zo ongematigd gelijk echt of het was een regen. Waren daar dan lieden die plegen 15570 bezeten te zijn met kwade geesten ze zouden roepen en maken feesten en profetieën ook uit geven. Deze steen geeft lang leven die het waardig draagt. 15575 Bloed stelpt het en venijn het verjaagt. En nee laat de zijne niet bedriegen ook zien of de meesters liegen. Die deze steen belezen kan en goudsbloemen onder hem legt dan 15580 hij doet dat men hem niet zien kan degenen die het draagt aan. In Cyprus en in Afrika zo vindt men deze zeker. Naar de smaragd is hij groen 15585en besprengd met rode doen. |
Heliotroop, helios: zon.
De heliotroop is ondoorzichtig, donkergroen met hier en daar rode vlekjes. De heliotroop wordt wel gebruikt voor zegelstenen. De rode vlekjes zijn gekomen omdat de groene heliotroop onder het kruis lag waar Jezus opgehangen werd, zijn bloeddruppels zijn op de steen gevallen. Een vorm van calcedoon.
Clidros dat vindemen wale es .i. steen gelijc kerstale dar altoes water af drupet mede dat goet ghenut es ieghen den rede 15590ende elts wonder dat merre af telt die steen ne mindert no ne smelt mart hart bliuet hi ende geheel ende hine uerslitet selfs .i. deel |
28. Elydros, dat vindt men wel is een steen gelijk kristal waar altijd water af druipt mede. Dat goed genuttigd is tegen de koorts. 15590 En het is een wonder, dat men ervan vertelt, die steen niet vermindert of smelt maar hard blijft het en heel en niet verslijt, zelfs geen deel. |
Enhydros, uit Grieks: water bevattend of watersteen, Duits Wasserstein, een chaldedon, een versteningsmateriaal van slakken en mossel, verfloos of wit, de zogenaamde witte karneool. Komt uit basal van Mont Berici, zuidelijk van Vicenza, die een waterachtige substantie in zich heeft die in droge lucht vermindert, onder water gedompeld zich weer verhoogt, een bewijs dat de schaal poreus is.
Gheratides es .i. swart steen 15595beter es hi ouer een van crachte dan es ydaen erst moet .i. sinen mont dwaen ende inden mont den steen draghen hi mach weten sonder ywaghen 15600al dat .i. in sinen sin van hem penst mer no min hi maket lief diene draghet dus proeuemene als men ywaghet bestrijt met oneghe .i. man 15605eueti den steen met hem dan alle vlieghen sullen hem vlien dus machmen sine cracht sien |
29. Gerachides, is een zwarte steen 15595 beter is het gelijk van krachten dan is gedaan. Eerst moet een zijn mond wassen en in de mond de steen dragen hij mag weten zonder gewagen 15600 al dat is in zijn zin van hem denkt, meer of min. Hij maakt lief die het draagt. Dus onderzoekt men het, zoals men gewaagt bestrijk met honing een man 15605 heeft die de steen met hem dan alle vliegen zullen van hem vlieden aldus mag men zijn kracht zien. |
Een soort agaat? Of zwarte granaten. (melaniet)
Garantus es .i. steen wel na met rubine ouer een 15610els dan donkere es sine ydane der rosen wel na ylijc ane so art dat mene graueren ne can ensi datmene snider der an met splenteren van den adamant 15615men vintene in etyopen lant omtrent surs vindmer meer die sijn yworpen vter zee dese verdriuet zerechede ende veroghet therte mede 15620sulc heuet violetten ydane dat es de dierste als ic wane |
30. Garantus is een steen wel naar met robijn overeen. 15610 anders dan het donkerder is zijn gedaante, de roos bijna gelijk aan. Zo hard dat men het graveren niet kan tenzij dat men snijdt er aan met splinters van de diamant. 15615 Men vindt in Ethiopië land omtrent Surs vindt men er meer die zijn geworpen uit de zee. Deze verdrijft zerigheden en verheugen het hart mede. 15620 Sommige hebben violette gedaante dat is de duurste, zoals ik waan. |
Rode granaat, een soort karbonkel.
Granaten zijn zo genoemd naar de granaatstruik, Punica, die zelf vol granaten zit. Granum (lapis) betekent een zaad. Net als de granaatappel komt de steen granaat in korrels in de aarde voor. Ook de edelsteen granaat heeft een dieprode kleur, zo ook graniet.
De granaat heeft een glas- en vetglans, is min of meer doorzichtig, doorschijnend of ondoorschijnend en enkelbrekend. Het is schelpachtig op de breuk en bezit een hardheid die ligt tussen veldspaat en topaas. De kleur verandert met de samenstelling. De meest voorkomende kleur is rood in allerhande tinten, bij een stijgend ijzergehalte wordt het tot zwart aan toe. Daarnaast bestaan er bijna kleurloze geelgroene en donkergroene granaten.
Gagates es .i. steen al swart licht ende ne bore ard jn licia was hi eerst vonden 15625ende in bertania dat nv ten stonden jnghelant eet wriuemen der mede van naturen heuet hi ter stede caf ende pailgen van stro diet water laet ende staet also 15630dien radic dat sine draghen hi doet staen vaste tande die waghen ghenet in watre dan an bestreken vrouen die menstrua ybreken die doet hi thant ynesen 15635mar wachtem wel na dese die van den groten euele is besmit ende hi in den roke sijt hi mach arde lichte vallen ende dar de quade gheeste vte callen 15640si swighen rikensi den roec jeghen touerie es hi oec goet vrouwen die gaen in arebeiden gaen em ware nuttelic dat men leide saen jn watre iij. daghe desen 15645ende dronken twater si souder bj ynesen metten watre als dat men segt eist dat men maghe te prouene plegt |
31. Gagates, is een steen al zwart licht en niet bar hard. In Lyci was het eerst gevonden 15625 en in Brittannië dat nu tegenwoordig Engeland heet. Wrijft men er mede van naturen heft het ter plaatse kaf en schaafsel van stro die het water laadt en staat alzo. 15630 Die raad ik dat ze het dragen hij doet staan vast de tanden die waggelen genat in water en dan eraan bestreken. Vrouwen die menstruatie ontbreken die doet hij gelijk genezen. 15635 Maar wacht hem wel van deze die van het grote euvel (vallende ziekte)is besmet en hij in de reuk zit hij mag aardig snel vallen en daar de kwade geest uitroepen 15640 ze zwijgen, als ze de rook ruiken. Tegen toverij is het ook goed. Vrouwen die baren hen is het nuttig dat men ze legde samen in water drie dagen deze 15645 en dronken het water zij zouden erbij genezen. Met het water, zoals dat men zegt, is het dat men maagden te beproeven pleegt. |
Git, in Duits Gagat, Gagatkohle, (=Pechkohle, Schwarzer Bernstein, Schwarzer Agtstein of Agstein) Frans jais, Engels jet: gitzwart, van oud-Fns jaiet, van Latijn, van Grieks gagates, waarschijnlijk is de naam afkomstig van Gagas in Lycië. Het is een rijke, zwarte vorm van lignite die heel goed gepolijst kan worden en dan als sier gebruikt.
Het is een zwarte, glanzende, ruw brekende en zeer bitumeuze kool, die deels in Tertiarlagen, deels in oudere lagen voor komt. Een soort verhard hout.
Dioscorides schrijft dat de gagat een verwijderende en verdelende kracht heeft. Rook zwarte gagat, dan blijkt of iemand aan de vallende ziekte lijdt. De steen werd als middel tegen jicht en pijnstillende middelen gebruikt. Plinius brengt ogenschijnlijk op gelijke grond dat het roken met gagat de slangen verdrijft, de krampen van de baarmoeder heelt en epilepsie (morbus sancticus) openbaart uit een andere bron.
In de oude abdij van Whitbey, gesticht in 656 na Chr., waren de monniken al bezig rozenkransen en kruisen van git te maken ten behoeve van de kloosterzusters. Later kwam het materiaal meer algemeen in gebruik.
‘Dit is een ruwe steen en toch is het kostbaar. Meest overvloedig en best is het in Engeland. En het is dubbel, dat is te zeggen, geel en zwart. De zwarte is vlak en licht en brandt gauw in vuur en drijft adders weg door de geur als het gebrand wordt. Dat geeft een idee van diegene die boze geesten in zich heeft en het wordt gehouden als tegenmiddel tegen die geesten. De steen weerstaat demonen, houdt toverspreuken en bezweringen tegen. En het geeft kennis over maagden want als een maagd van drinkt van dit water, non urinabit, en als ze geen maagd is en hiervan drinkt, urinabit, en ook tegen haar wil en zo wordt met deze steen de maagdschap bewezen. Bij Arnoldus Saxo helpt de steen ook tegen waterzucht, hij legt de proeve van maagschap ook nader uit. Konrad von Megenberg geeft dit weer: ԡls een maagd dit water drinkt en is ze nog maagd dan gebeurt er niets, maar is ze geen maagd dan geeft ze gelijk water’. Alle verborgene en onzekere openbaart de steen, het brengt het door magnetische kracht aan het daglicht’.
Gelasia es i steen gheuarwet naden agelsteen 15650ende nemmermer in ghere maniere sone uerwarmet hi van uiere mar ewelike bliuet hi coud dese uerdriuet met sire ghewoud gramscap ende quade zeden 15655ende luxurie der mede [Gecolitus comet van orient ende es ghedaen omtrent na der oliuen carnelle ic wane ondiere es hi in der ghedane 15660mar van crachte es hi diere men wriuene te sticken dats sine maniere met watre ende drinkene dan want hi den steen breken can die men in de blase draghet 15665entie grauele hi veriaghet] |
32. Gelasia is een steen gekleurd naar de agelsteen. 15650 En nimmermeer in geen manieren zo verwarmt hij van vuur maar eeuwig blijft het koud. Deze verdrijft met zijn geweld gramschap en kwade zeden 15655 en wulpsheid daar mede. [Gecolicus komt van Oriënt en is gedaan omtrent naar de olijfkernel, zoals ik meen. Niet duur is hij in de gedaante 15660 maar van krachten is hij duur. Men wrijft het in stukken, dat is zijn manier met water, en drink het dan want hij de steen breken kan die men in de blaas draagt. 15665 en de graveel het verjaagt] |
Gelasia, glas en zo barnsteen?
Gecolitus, chrysoliet? De olijfgroene vorm heet peridot.
Galaritides alsemen kint es .i. steen diemen in nilus vint ende es na die assche ghedaen voestren dien hare soch willen ontgaen 15670wriuemenne in melke te sticken soe gheneset wriuemenne dicken hi gheneset der urouwen pine entie scorefde pleghen te sine met witten van eihen ghedweghen 15675es hi nuttelic ghedreghen gheluc ende goet hi beiaghet den ghenen diene methem draghet |
33. Galaritides zoals men het kent is een steen die men in de Nijl vindt en is naar de as gedaan. Voedsters die hun zog willen ontgaan 15670 wrijft men het in melk stuk ze geneest. Wrijft men het veel het geneest de vrouwen pijn en die schurftig plegen te zijn. Met het witte van een ei gewassen 15675 is hij nuttig gedragen geluk en goed het bejaagt degene die het met zich draagt. |
Griekse gala: melk, mogelijk de melkkleurige chalcedoon melksteen of melkchalcedoon? |
Garotremeus es houer heen de gherechte seghesteen 15680ende es ghedan als .i. reeuel die desen heuet men weet dat wel dat hi in wighe alleweghe sonder waen winnet den zeghe eist int water eist vpt lant 15685van desen ic bescreuen vant datter hercules mede uerwan meneghen strijt ende meneghen man ende alse hine niet ne hadde altoes dat hi den strijt dan al uerloes |
34. Garotremeus, is overeen de echte zegesteen 15680 en is gedaan als een ree vel die deze heeft men weet dat wel dat hij in strijd allerwegen zonder waan en wint de zege is het in het water, is het op het land. 15685 van deze ik beschreven vond dat Hercules mee overwon menige strijd en menige man en als hij dit niet had altijd dat hij de strijd dan al verloor. |
Zegesteen, Duits Siegsteine of Siegessteine, is een gem van een glasvorm met ingeritste ruwe figuren die wel In Alsen, Duitsland gemaakt werden, Alsengemmen. Ook komen ze in de aarde voor. De meestal blauwe of groenachtige glasvoet bestaat in de regel uit een helle en donkerder schicht. Men vermoedt daarin de zogenaamde Siegessteine uit de Edda in de Wielandsage. Tegenwoordig worden ze in de christelijke kunst gebruikt. Men houdt ze voor een namaking van oude meesters uit de 7-9de eeuw.
15690Iaspis es .i. steen al groene ende sulc es van sulken doene die ghedropelt es al root entie heuet die doghet groot die gegrauert es ende claer 15695es hi suuer men weet uoer war dat hi den ghenen diene draghet den curts entat water ueriaghet hijs goet den vrouwen die sijn in pinen ende maket werd ende seker den sinen 15700sakereermenne hi uerdriuet noch quade gheeste ende helfs ghedroch van seluere sal sijn sittijn sijn ende goudijn anders dat vingherlijn groote meesters die visieren 15705desen van .xvii. manieren dar menne vindet ghedropelt rood dar es hi van dogheden grood ende sulc es root inder ghebare alse ioft gheslepenen teghelen waren 15710entie nes niet alte diere een jaspis es van sulker maniere die wast int forouet vanden esel ende die es art als .i. kesel lelic ende van varewen wit 15715phylosofen segghen dit v. iar draghetine wilmen weten hijs goet ieghen uenijnde beten sijn puluer jeghen venine ghedronken dat es medicine 15720men scaue sijn puluer met ere vilen ende men gheuet ter seluer wilen met watre drinken het doet vrede hebben saen ieghen den reede men vindet oec dats bekent 15725jn jaspise dat quade serpent na iaspise ghedan .i. steen die doghet in heuet meneghe een |
35. 15690 Jaspis, is een steen al groen en soms van zulk doen die gedroppeld is al rood en die heeft de deugd groot. Die gegraveerd is en helder 15695 die is zuiver, men weet voor waar, dat het degenen die het draagt de koorts en het water verjaagt hij is goed de vrouwen die baren en maakt waard en zeker de zijne. 15700 Een zaak meer, hij verdrijft nog kwade geesten en elven gedrocht. Van zilver zal zijn zetting zijn en goud anders dat ringetje. Grote meesters die versieren 15705 deze zijn van zeventien manieren. Waar men in vindt gedruppeld rood daar is hij van deugden groot. En sommige zijn rood in de gebaren alsof het geslepen tegels waren 15710 en die is niet al te duur. Een jaspis is van zulke manier die groeit in het voorhoofd van de ezel en die is hard als een kiezel lelijk en van kleur wit. 15715 Filosofen zeggen dit vijf jaar draagt hij het in, wil men weten. Het is goed tegen giftige beten zijn poeder tegen venijn gedronken dat is medicijn. 15720 Men schaaft zijn poeder met een vijl en men geeft terzelfder tijd met water te drinken, het doet vrede hebben gelijk tegen de koorts. Men vindt ook, dat is bekend, 15725 in jaspis dat kwade serpent naar jaspis gedaan in een steen die deugd in heeft menigeen. |
Jaspis, Duits Jaspis, de vooraziatische halfedelsteen, jasper uit oud-Frans iaspis, uit Latijn iaspis uit Grieks iaspis uit Hebreeuws jasfe, yashpheh, Arabisch yasf, van Akkadisch (j)aspu Een helder gekleurde, vooral de groene steen. Luther gebruikte jaspis in 2 Mozes 28,20 en nog 6 maal in de Bijbel.
Het is een variëteit van kwarts die door een vreemde bijmengingen als ijzeroxide rood, geel of bruin is, zelden groen, een enkele maal wit of grijsblauw. De kleur is dikwijls niet egaal, maar gevlekt of in banden als bandagaat. Met toenemende zuiverheid wordt jaspis minder ondoorzichtig en dan verandert ook de breuk die vlak schelpvormig en glad is. Je kan het in Nederland gewoon in het grind vinden.
Naar de opgave in het ‘Eodenboekՠwordt de gestorvene een amulet meegegeven van rode Jaspis. Het is waarschijnlijk dat de voor Semitische bewoners van Z. Mesopotamië in het 3de-4duizendste jaar v. Chr het nefriet (groene jaspis) als geboorteamulet gebruikten net zoals Dioscorides in zijn steenlijst jaspis aangeeft. Een geboortegordel ervan droeg naar de legende van Istar de godin Istar om het lijf.
Iacinctus es .i. steen wel scone gheuarewet nade kalerdone 15730jn clare lucht es hi claer jn donkere donker dat es war van middelre varewen es hi best so art es sine nature gheuest datmenne grauert met dinghen neghene 15735danne metten adamants splentren allene sere cout es hi talre stont ende alre couts es hi indes menschen mont hi maket enen bliden sin bescermenesse ende goet ghewin 15740es hi den ghenen andie hant die uerre gaet in uremde lant goet es hi seere ieghen plage jheghen uenijn ende serpents slaghe hi maket lief horic bedieden 15745den mensche gode enten lieden ethyopen gheuet ons desen also wijt inden boeke lesen |
36, Iacinthus is een steen wel mooi geverfd naar de chalcedon. 15730 In heldere lucht is het helder in donkere donker, dat is waar, van middelste kleur is het beste. Zo hard is zijn natuur gevestigd dat men het graveert met dingen geen 15735 dan met diamant splinters alleen. Zeer koud is hij te alle stonde en aller koudst is het in de mensenmond. Het maakt een blijde zin bescherming en goed gewin 15740 is hij diegenen aan de hand die ver gaat in een vreemd land. Goed is hij zeer tegen plagen tegen venijn en serpents slagen. Hij maakt lief, hoor ik aanduiden, 15745 de mens, God en de lieden. Ethiopië geeft ons deze, alzo wij het in de boeken lezen. |
Hyacinth bezit een sterke glans en is een silicaat van aluin– en zirkoonaarde. Het is een edelgesteente en wel van een hyacintrode of gele verscheidenheid van de zirkoon. Het is doorzichtig, heeft een dubbele straalbreking en wordt bij wrijven positief elektrisch. Voor de blaasbuis wordt het roder zonder te smelten. Meestal is het afkomstig van Ceylon
Het rode zirkon of hyacint, ook robijn genaamd, werkt zo afkoelend dat een kolenvuur dooft. Het verlicht de geboorte en verdrijft boze geesten.
Reeds bij de ouden was het bekend. Men gebruikte het tot versiering van uurwerken, dozen, ringen etc. Vanwege zijn hardheid komt het te pas als steunpunt voor fijne balansen en voor spillen van uurwerken. Door de hardheid wordt de wrijving van de spillen minder.
Icitos dats .i. steen aeget isidorus ouer een 15750gheleu na soffran ghedan een deel clar lecht sonder wan die hem sochte wriuen laet eist datmer mede wriuet ende begaet een cleedekin hetne can gheen uir gewinnen 15755mar het gloiet alse de vlamme binnen somwile gheliket hi alune touerie int commune verdriuet hi met sire cracht een ander es diemen lettel acht 15760alse .i. wit kesel ghedan die uerdriuet doemen verstan die swere die karbonkel het ende uerdriuet sine hitte ghereet sieke oghen entie tranen 15765quitet hi van groter blame ghepuluert alsmen weten doet es hi ieghen ronghe goet |
37. Icitos, dat is een steen zegt Isidorus gelijk 15750 geel en naar saffraan gedaan. Een deel helder licht zonder waan die zich zacht wrijven laat. Is het dat men er mee wrijft en gaat een kleedje, het kan er geen vuur uit winnen 15755 maar het gloeit als een vlam van binnen, soms lijkt het aluin. Toverij in het algemeen verdrijft het met zijn kracht. Een ander is er die men weinig acht 15760 als een witte kiezel gedaan. Die verdrijft, doet men verstaan, de zweer die karbonkel heet en verdrijft zijn hitte gereed. Zieke ogen en de tranen 15765 haalt etj weg van grote blaam. Gepoederd, zoals men weten doet, is het tegen schurft goed. |
Apophylliet, Ichthyophtalm of visogensteen, Duits Fischaugenstein, vanwege de paarlmoerglans op splijtgedeelte, bestaat uit waterachtige kiezelzure kalk met kali en wat fluor, is kleurloos, wit en zelden rozeoord, hard 4.5-5, s.g 2.4.
Iris die gheliket kerstale lanc ende ghecantet wale 15770latemenne dorscinen vander zonnen jn een hus als wijt weten connen hi sal maken thant enen reghenbode ande want jeghen blexeme es hi goet 15775die sconste vintmen des es men vroet ter grooter ze dus horicket lien jnt gheberechte van armenien jn alemanien vindemense mede jn rootsen te sulker stede |
38. Iris die gelijkt kristal lang en kantig wel. 15770 Laat men het doorschijnen van de zon in een huis, zoals wij het weten kunnen, hij zal maken gelijk een regenboog aan de wand. Tegen bliksem is het goed. 15775 De schoonste vindt men, dus is menbekend, in de grote zee, aldus hoor ik het belijden in het gebergte van Armenië. In Duitsland vindt men ze mede in rotsen op sommige plaatsen. |
De kleur die sommige kwartskristallen vertonen is te danken aan de aanwezigheid van geringe hoeveelheid vreemde bestanddelen. Zo is de rookkwarts rookbruin tot donkergrijs zwart gekleurd door organische stoffen. Is de kleur zeer donker dan heet het morion. Door verhitting kan men het van zijn oorspronkelijke kleur beroven. Wanneer men het daarna snel laat afkoelen ontstaan er fijne scheuren die door breking van de lichtstralen de kleuren van de regenboog vertonen. (regenboogkwarts of iriserend kwarts) Duits Regenbogenquarz, ook voor geslepen bergkristal en glas die door breking iridisceren.
15780Iena die steen heuet de name van ere beesten ombequame dar ic af sprac hir te voeren hute sinen houede als wijt horen nemen desen dieren steen 15785meesters draghen ouer een dat hi doet uorweten dien wiene draghet wat sal ghescien ende danne moetmenne horicghewaghen altoes onder de tonghe draghen |
39. 15780 Iaena, die steen heeft de naam van die beesten onbekwaam, waar ik van sprak hier tevoren. Uit zijn hoofd, zoals wij het horen, neemt men deze dure steen. 15785 Meesters komen overeen dat hij doet voorweten die wie het draagt wat zal geschieden en dan moet men het, hoor ik gewagen, altijd onder de tong dragen. |
Zie belemniet.
15790Ljppara es houer een jn libia .i. wonderlic steen alst gheuallet teregher stonde dat beesten vlien uor die honde nature leertse te hem te vliene 15795alse te hem diese van messchiene also bescermet vor die honde want hens die hem ghescaden ne conde |
40, 15790 Lippara is voor een in Libië een wonderlijke steen. Als het gevallen is te enige stonde dat beesten vlieden voor de honden natuur leert ze hen te vlieden 15795 als ze van deze bij zich hebben om van misval alzo beschermt voor de honden want daar is geen die hen beschadigen kan. |
Behoort tot trachietgesteente, vulkanische gesteente met veel kiezelzuur, de dom van Keulen is er van gemaakt, de kwarts voerende als molenstenen, in dezelfde groep zit obsidiaan. De typische kwartstrachyt, Liparit, rhyolith, bevat kwarts, glimmer en hornblendkristallen. Het bevindt zich op de Liparische eilanden.
Ljgurius es .i. steen wel diere die comet hute linxe den diere 15800van sire orinen diehet laet also alst hir uoren stat jnden boec vanden dieren linx dat pleghet ere manieren alst sine orine maket thant 15805so werpetet der vp dat sant om dat benidet des menschen bate mar niet ne diedet hem die hate want soe uerhart tenen stene sine varewe es hemeene 15810rood ende een deel brun der mede plinius seit houer warede dat hi root es houer een gheuarwet alse karbonkelsteen mar dat hi nachts niet nes so claer 15815lapidarius seit houer waer dat hi es van uarewen groene nuttelic es hi te meneghen doene mar alre meest dieden lachame bestoppet hebben entie blame 15820vp datmenne met watre dwaet hi doet datten mensche te gaet entie sine uarewe es ontuallen hi gheuetse hem weder mer allen palien ontsteket hi ende ontfaet 15825ghelijc dat doet die gagaet |
41. Ligurius is een steen wel duur die komt uit lynx het dier 15800 van zijn urine die het laat, alzo zoals het hier tevoren staat in het boek van de dieren. Lynx dat pleegt een manier als het zijn urine maakt gelijk 15805 dan werpt het daarop zand omdat het benijdt de mensen baat maar niet duidt hem die haat want het verhard tot een steen. Zijn kleur is algemeen 15810 rood en een deel bruin daarmee. Plinius zegt voor waarheid dat het rood is geheel geverfd als een karbonkelsteen maar dat het ‘s nachts niet is zo helder. 15815 Lapidarius zegt voor waar dat hij is van kleur groen. Nuttig is hij in menige doen maar het allermeest die het lichaam verstopt hebben en die ziekte 15820 opdat men met water wast hij doet dat de mens gaat en die zijn kleur is ontvallen hij geeft hem weer met z’ allen Gehemelte (dromen?) ontsteekt het en ontvangt 15825 gelijk dat doet de agaat. |
In Germanië bestaat een barnsteen, ligurius of lynxpis, blijkbaar is die zo genoemd naar het gele water van de lynx. Zie dieren.
De urine van de Lynx wordt tot edelsteen die ligurius, lynxsteen, heet met de kleur van hyacint (het mineraal zirkon). Het is de oude fabel van de ‘lyncurium’ een verkeerde benaming van de steensnijders uit de tijd van de Ligurische steen, de jacint, hyacint.
Margarita es .i. steen vanden precieusen een het sijn musselen diene draghen solinuse horic ghewaghen 15830dat sine vanden douwe ontfaen dits .i. wonderlic bestaen na dien dat die tijt es int jar donker rood wit iofte clar es de margarite ghedan 15835menne heuet dat niet uerstaen datmen noint in enech lant mer dan ene in .i. neuant dies heetemenne steen hunion sine uarewe es best int toen 15840dat hi es wit ghelijc halune sine cracht es dus int commune datmerre af mach maken doen specie heetet diamargariton hi es cranker maghen goet 15845enten ghenen die spuwet bloet pais uerleent hi ende vrede ende gheuet groote ghesonde mede ende maket den sinen sachten moet onder hare houet alsoes niet gheuoelt 15850ghemeenlike ende houer een heten wi perle desen steen |
42. Margarita is een steen van de kostbare een. Het zijn mossels die het dragen. Solinus hoor ik gewagen 15830 dat zij het van de dauw ontvangen dit is een wonderlijk bestaan naar die de tijd is in het jaar. Donker rood, wit of helder is de parel gedaan. 15835 Men heeft dat niet verstaan dat men nooit in enig land meer dan een in 1 vond dus noemt men de steen union. Zijn kleur is best in het tonen 15840 dat hij is wit gelijk aluin. Zijn kracht is dus in het algemeen dat men er van mag maken doen specerij die heet dyamargariton. Het is zwakke magen goed 15845 en diegene die spuwt bloed rust verleent hij en vrede en geeft grote gezondheid mede en maakt de zinnen zacht van gemoed onder haar hoofd alzo ze het niet voelt. 15850 Gewoonlijk en algemeen heten wij parels deze steen. |
Parels zijn vanouds bekend, ze werden bij de Perzische Golf gevonden, aan de kust van Arabië en de kust van Coromandel. Ze zijn al lang in Indië bekend, in de Bijbel komen ze voor en in Egypte na de verdrijving van de Hyksos kwamen ze in zwang. Theophrastus vermeldt ze het eerst en wel onder de Griekse naam margaros wat woord waarschijnlijk afkomstig is uit Sanskriet mangara. Vandaar kwamen ze bij de Romeinen en werden in Romaanse talen margarita genoemd. Het woord parel (peerl, beerl) schijnt met bes (beere) in verband te staan. Sinds de veldtochten van Pompeus en de onderwerping van Alexandrie kwamen de parels meer in trek, voor grote parels betaalde men grote sommen.
Grieks margarites: parel, oorspronkelijk is dit wel een Babylonisch woord, mar galliti: dochter van de zee, respectievelijk kind van het licht. Beide in verband met het geloof van de oude Perzen dat oesters ‘s nachts omhoog komen om de maan te aanbidden en dat zij hun schelpen openen als zij het wateroppervlakte bereiken en een druppel dauw opnemen die door de stralen van de maan in een parel verandert.
Om de hemelse helderheid zijn ze zo geschat, de grootste, de witste, de rondste, de gewichtigste. De kostelijkste was die van Cleopatra die ze van haar oor trok, smolt en opdronk om Antonius in overdaad boven te gaan. Karel V betaalde in 1505 voor een grote parel 80 000 dukaten. Filips II van Spanje bezat er een zo groot als een duivenei wier waarde men niet wist te schatten.
Magnes die es sonder waen alse .i. isermal ghedan sine nature es sulc ghemecket 15855dat hi hiser na hem trecket eist datter gheen seilsteen ne si mar esser die seilsteen bi so segghemen dat hijs niet ne doet ter touerien es hi goet 15860ende hoec heuet hi ene cracht diemen houer wonder acht want wie hem dies ontsiet te vele dat sijn wijf met andren spele hi sal legghen dien maghet 15865onder hare houet onghelet also slapende leghet sachte es soe van reinen ghedachte so sal slapende als ende als haren man nemende omden als 15870die onghetrouwe sal met allen neder vanden bedde uellen dese steen die maket den vrede tusschen man ende vrouwen mede ghewreuen ende met melke begaet 15875es hi goet hem diet water laet jn india lesic datmenne vant jnder tragoditen lant ysidorus seghet int leste datde ghelewe sijn de beste 15880ende dat hi glas ende iser mede an hem trecket beede ghereede |
43. Magnes die is zonder waan als een ijzervijlsel gedaan. Zijn natuur is zulks gemaakt 15855 dat het ijzer naar zich trekt Is het dat er geen zeilsteen bij is maar is er de zeilsteen bij dan zegt men dat hij het niet doet. Ter toverijen is het goed. 15860 En ook heeft het een kracht dat men voor wonder acht want wie hem dit ontziet te veel dat zijn wijf met anderen speelt hij zal leggen die magneet 15865 onder haar hoofd ongezien als ze slapende ligt zacht en is ze van reine gedachte dan zal ze slapen geheel haar man nemen om de hals 15870 die ontrouwe zal geheel neer van het bed vallen. Deze steen die maakt de vrede tussen man en vrouwen mede. Gewreven en met melk begoten 15875 is het goed hem die het water laadt. In India lees ik dat men het vond in het Troglodieten land. Isidorus zegt tenslotte dat de gele zijn de beste 15880 en dat hij glas en ijzer mede naar zich trekt beide gereed. |
Zie diamant, Troilus and Cressida 3, 2, 184-6;
You draw me, you hard-hearted adamant’
But yet you draw not iron, for my heart’
Is true as steel; leave you pour power to draw’.
Het is gewoon magnetisch ijzer. In India zijn het weer diamanten.
Memfites dats .i. steen diemen uindet houer een jn egipten ende es wel naer 15885root alse vier ghedan dats war desen steen wriuemen te sticken men wriuene met aysine dicken ende gheuene nutten tien tiden diemen bernen sal iofte sniden 15890sone gheuoelsi quaet no goet watmen haren liue doet |
44. Memfites dat is een steen die men vindt algemeen in Egypte. En is bijna 15885 rood als vuur gedaan, dat is waar. Deze steen wrijft men stuk men wrijft het met azijn vaak en geeft te nuttigen te die tijden die men branden zal of snijden 15890 dan voelen ze kwaad of goed wat men haar lijf doet. |
Lijkt wel op de giftige werking van bilzekruid.
Melonites die was uonden jn arabia bi stonden donker groene sonder wan 15895na die miraude een deel ghedan mar niet also dore clar dese steen bescermet dats war kindre in hare jonchede van ongheualle in mengher stede |
45. Melonites, die was gevonden in Arabië bij stonden. Donker groen, zonder waan, 15895 naar de smaragd een deel gedaan maar niet alzo door helder. Deze steen beschermt, dat is waar, kinderen in hun jeugd van ongevallen in menige plaats. |
Vreemde naam, melon is de meloen, melon of melocillo is de naam voor Ichneumon. Het gebruik is als barnsteen.
15900Medus es .i. steen van meden met een lettelkin groeneden met vrouwen melke horic ghewaghen die .i. knapelkin heuet ghedraghen salmenne maken men sal mettien 15905blenden weder gheuen hare sien dwamenne met watre so es hi quat want wiere mede sijn oghen dwaet hi uerlieset beede sine hoghen bedinens hine cant ghedoeghen 15910noch oec ontulien no ghescuwen hine moet sine longre spuwen |
46. 15900 Medus is een steen van Medië met wat groenheden. Met vrouwenmelk, hoor ik gewagen, die een knaap heeft gedragen zal men ze maken. Men zal meteen 15905 blinden weer geven hun zien. Wast men hem weer net water, dan is hij kwaad want wie er mee zijn ogen wast hij verliest beide zijn ogen. daarbij hij kan het niet gedogen 15910 nog ook ontvlieden of schuwen hij moet zijn longen uitspuwen. |
?Medusa, een van de Gorgonen, haar hoofd werd in zee geslagen en spatte op het zeewier, dat werd koraal. Of medusa, van Medië.
Onix dats ouer een en utermaten diere steen ende es gheuarwet ende ghedaen 15915ende vander grooter sonder waen dat eens menschen naghel si aldus seghet de glose mi die ons de boec ombint de dueghet diemer ane vint 15920jeghen scoref es hi goet dats war ende hi maket dat anschijn clar hi rieket dore wel alsmen ons seghet diene vp eene cole leghet entie sine oghen heuet quaet 15925men legghene dar vp hi gaet sonder quetsinghe thoghe al dure ende purgert die nature ende dits te wonderne wel want men seghet int bispel 15930thoge es .i. herberghe cleene want soene ontfaet gaste gheene |
47. Onichinus dat is geheel een uitermate dure steen. En is geverfd en gedaan 15915 en van de grootte, zonder waan dat een mensennagel zij. Aldus zegt de glossaria mij die ons het boek ontbindt. De deugd die men er aan vindt, 5920 tegen schurft is het goed, dat is waar, en het maakt het aanschijn helder. Het ruikt door goed, zoals men ons zegt, die hem op een kool legt. En die zijn ogen heeft kwaad 15925 men legt het daar op en het gaat zonder kwetsing het oog al door en purgeert de natuur. En dit is te verwonderen wel want men zegt het in het voorbeeld 15930 het oog is een herberg klein want ze ontvangt gasten geen. |
Onycha, in het Hebreeuws shecheleth, zou voorkomen in Ecclesiasticus 24:15, Exodus 30:34. Onycha: betekent in het Grieks vingernagel, de markeringen op de bloembladen van Cistus zouden de reden geweest zijn voor die naam.
De naam wordt tweemaal vermeld als een bestanddeel van het heilig reukwerk, een andermaal in de Apocriefe boeken als een zelfstandigheid die een lieflijke geur verspreidt.
Mogelijk is het een tweerlei begrip, de steen onyx in Ex. 28:20. ‘de edele stene die Onichinus heet die een gemengde kleur heeft, dat is wit en rood. En het is doorschijnend als een mensennagel en het groeit in Indie. En hierom is het niet gelijk met de andere stenen (van het borstharnas) want die groeien in Arabië. En deze, uit Indië, hebben een vurige vorm en zijn omgeven door witte ringen.’
De andere onyx is mogelijk een plant‑dierlijk product (Cistus)
De naam onyx betekent klauw of nagel, 'daaraan ontleent de kleine schelp op de voet van vele weekdieren die door de grote schelp gesloten wordt zijn naam. Uit deze kleinere schelpen of klep verkreeg men enkele bestanddelen die de wierook samenstelden. In de Rode zee vindt men er veel soorten van. Onyx zou op Murex kunnen slaan die in heel Indi als een zogenaamd geneeskrachtig rookmiddel gebruikt wordt. Koning noemt een vis, genaamd Conchylium en haalt Dioscorides aan: ҅en schulpje of deksel van het visje Conchylium genoemd, gelijk ons Dioscorides zegt II, 8:1, welk in de meren van Indië die Nardus voortbrengen gevonden wordt. Het ademt een aangename reuk uit omdat het door de Nardus gevoed wordt. Waarschijnlijk zijn er nog wel meer mogelijkheden.
Onyx, een bandagaat met nauwkeurig begrensde fraaie, vooral bruine, zwarte en witte kleuren, meestal in lagen.
Onyx is ondoorzichtig, hieruit werden vroeger kostbare cameeën en zegelstenen gesneden.
De echte onyx, de Arabische onyx, heeft alleen witte en zwarte strepen. Met banden is de Duitse Achat en de Onyx of Kameenstein.
Draagt het alleen witte en grijze strepen, dan noemt men het chalcedonyx.
Zijn de donkere strepen rood, oranje, dan heet het sardonyx.
Witte en rode strepen dan is het karneolonyx.
Orix es .i. diere steen swart es hi houer een ende ghetafelt some met witten 15935ende some met blawen die hem wel sitten, hi maket sinen dragre coene jn slape es hi van goeden doene want hi uerdriuet seerechede els ghedroch ende sulke dinc mede 15940mar dats te lachterne als ende als eist datmenne draghet anden als dat hi maket orloghe ende strijt ende vele spuwens talre tijt mar deser quateit hi begheuet 5945eist datmen sardiuse bi him leghet |
48. Onix is een dure steen. Zwart is hij overeen en getafeld soms met wit 15935en soms met blauw die hem wel zitten. Het maakt zijn drager koen. In slaap is hij van goede doen want hij verdrijft zeerheden en elf gedrocht en zulke dingen mede. 15940 Maar dat is belachelijk en stellig is het dat men het draagt aan de hals dat hij maakt oorlog en strijd en veel spuwen te alle tijd. Maar deze kwaadheid hij begeeft 5945 is het dat men sardius bij hem legt. |
Een soort van onycha, een bandvorm?
Ostalanus ofte ostolamus es .i. steen heetet aldus desen heeten alle brieue patron ende beschermere der dieue 15950want diene draghet bescermet dien datmenne niet ne mach ghesien also verdonkert hi de siene ende dits wonderlic van gheschiene des draghers oghen maket hi clar 15955dat hi ghesiet verre ende nar sine uarewe swighet tghedichte omme datmenne niet ne vinde lichte |
49. Ostalanus of ostolamus is een steen en heet aldus. Deze heten allen brieven patroon en beschermer der dieven. 15950 Want die het draagt beschermt het die zodat men hem niet mag zien alzo verdonkert hij het zien. En dit is wonderlijk van geschieden de dragers ogen maakt hij helder 15955dat hij ziet ver en nabij. Zijn kleur zwijgt het gedicht omdat men niet vindt licht. |
Opaal, Engels opal, Frans opale van Latijn opalus dat van Grieks opaillios wat verbonden is met Sanskriet upala: steen, edelsteen.
‘Opaal is een steen die onderscheiden wordt door kleuren van diverse kostbare stenen. Er is de vurige gloed van de karbonkel in, het lichtende purper van de amethist, de heldergroene kleur van emerald, en al die kleuren verschijnen in vele tinten. Deze steen broedt in Indi en heeft evenveel krachten als kleuren. Deze steen behoudt en beschermt de ogen die hem draagt, helder en scherp zonder enige pijn en dimt andermans ogen als een soort wolk en smijt hen met een soort blindheid zodat ze niet kunnen zien, niet kunnen opmerken wat voor hun ogen gebeurt. Daarom wordt er gezegd dat het de meest zekere patroon van dieven is’.
Orites es .i. steen groene al die goet es ieghen ongeual 15960sulken vintmen swart ende ront die van uenine es onghesont nettene in olie ende strijc ut desen hi sal tehant wel ghenesen ende ander es na iser ghedan 15965die doet urouwen kint ontfaen draghen si kinder sonder waen hi doetse ghenesen saen |
50. Orites is een steen groen al die goed is tegen ongeval. 15960 Sommige vindt men zwart en rond. Die van venijn is ongezond nat het in olie en strijk het op deze hij zal gelijk wel genezen. Een ander is naar ijzer gedaan 15965 die doet vrouwen kind ontvangen. Dragen ze kind zonder waan hij laat ze verlossen gelijk. |
Orthit, bucklandit voor een deel, allanit, wordt in zuilvormige of tafelwormige kristallen gevonden, ook in zwart of roestbruin, ondoorzichtig, vetglanzend of wat metaalglanzend, hardheid 5.6-6, s.g 3-4, ingewassen in graniet en gneis.
Pirides iofte piridonisius es een steen die heetet dus 15970blont alsment houer war hout som sisi ghedan naden crisout ende groene inder ghelike dese gheneset dartitike dits nochtan te wonderne meere 15975eist datmen desen duwet zeere want hi des menschen hant bescoudet soetelike willi datmenne hout |
51. Pirides of peridonius is een steen die heet aldus. 15970 Blond, zoals men het voor waar houdt soms is het gedaan naar het kristal en groen in dergelijke. Deze geneest de jicht dit is nochtans te verwonderen meer. 15975 Is het dat men deze duwt zeer dat het de mensenhand brandt zachtjes wil hij dat men het houdt. |
Pyriet, ijzerkies of zwavelkies, de Duitse Eisenkies, Schwefelkies, is groenachtig geel, metaalglanzend, ondoorschijnend, veelal in teerlingen gekristalliseerd en meestal in dichte massa’s . Het komt veel voor in de hardste gesteenten, ook temidden van de steenkolen en geeft soms aanleiding tot zelfverbranding van die (wanneer het oxideert komt er warmte vrij) Het geeft bij het aanslaan vonken. Dit wordt gevonden in Elba, Tirol, Spanje en Duitsland.
Markasiet of speerkies heeft dezelfde samenstelling maar een andere kristalvorm. Het wordt ook in bruinkolen en venen aangetroffen. Beide zijn weinig geschikt voor ijzerbereiding omdat de zwavel er moeilijk uit komt, ze oxideren gemakkelijk en veranderen dan in ijzervitriool.
Pantera dats .i. steen ghedan van menegher varewen sonder wan 15980ghenomet na pantera dat dier dat van varewen es so fir die desen draghet hi scouwene ane tilike metter sonnen vpgane so sal hem dien dach al dure 15985ten besten gan sine hauenture verwoetheide doet hi ghenesen hute yndia so bringhemen desen alse meneghe vertut men hem gheuet alsi meneghe varewe heuet |
52. Panthera dat is een steen gedaan van menige kleuren zonder waan. 15980 Genoemd naar de panter, het dier dat van kleur is zo fier. Die deze draagt, hij schouwt het aan tijdelijk met de zonsopgang dan zal hem die dag al door 15985 ten besten gaan zijn avonturen, verwoedheid doet hij genezen. Uit India zo brengt men deze als menige kracht men hem geeft als menige kleuren het heeft. |
Zie 39. |
15990Prassus es .i. steen al groene cume goet te eneghen doene sonder vander varewen allene men vercoepet meneghe eene ouer die miraude fijn 15995mar dicker es de varwe sijn |
53. 15990 Prassius is een steen al groen nauwelijks goed te enige doen alleen van de kleur alleen men verkoopt menig een voor de smaragd fijn 15995 maar dikker is de zijn kleur. |
Pantera dats .i. steen ghedan van menegher varewen sonder wan 15980ghenomet na pantera dat dier dat van varewen es so fir die desen draghet hi scouwene ane tilike metter sonnen vpgane so sal hem dien dach al dure 15985ten besten gan sine hauenture verwoetheide doet hi ghenesen hute yndia so bringhemen desen alse meneghe vertut men hem gheuet alsi meneghe varewe heuet |
52. Panthera dat is een steen gedaan van menige kleuren zonder waan. 15980 Genoemd naar de panter, het dier dat van kleur is zo fier. Die deze draagt, hij schouwt het aan tijdelijk met de zonsopgang dan zal hem die dag al door 15985 ten besten gaan zijn avonturen, verwoedheid doet hij genezen. Uit India zo brengt men deze als menige kracht men hem geeft als menige kleuren het heeft. |
Zie 39. |
15990Prassus es .i. steen al groene cume goet te eneghen doene sonder vander varewen allene men vercoepet meneghe eene ouer die miraude fijn 15995mar dicker es de varwe sijn |
53. 15990 Prassius is een steen al groen nauwelijks goed te enige doen alleen van de kleur alleen men verkoopt menig een voor de smaragd fijn 15995 maar dikker is de zijn kleur. |
Prasem is groen. Midden Latijn prasinus van Grieks prason: look, een lookgroene kwarts, vergelijk ook de steennaam chrysoprassus. Het is een soort amethist.
Pjrosilus dats .i. steen dar esculapius ouer een tote agustine octomanne dusdane redene af doet te verstane 16000hi spreket mans herte diemet venine doot bleuen es ioft met sulker pine jofte herteuel es bleuen doot datmenne altoes in uier groot sine herte verbernen niet ne can 16005.x. iaer achter een dan salmen dies mans herte legghen jn .i. uier dus es sijn segghen so werdet soe te steene dus entie steen hetet pyrosilus 16010hi heuet sonderlange macht want hi sinen man bewacht van donre ende van blexemen mede ende maket lants heren talre stede ende segheuri altoes de sine 16015hoec uersekert hise van venine ende hi bescermet vander gadoot want diene inde heuet blood hine mach niet versteruen sonder waen die steen ne si van hem gedaen 16020mar int heuel ende inde pine staet hem eenparlic te sine jnder serpente boec so es bescreuen dat aristotiles seit dat alexander desen droech 16025jn .i. cleedekin diere ghenoech talretijt sinen liue na entoe hi kerde van jndia soudi hem dor sine bate dwan ende baden in die eufrate 16030dar dede hi van hem ghemeene dat purperijn cledekin metten steene een serpent quam dar ghereet datten steen huten cleede beet ende spouwene in de riuire 16035hemelblau es dies steens maniere |
54. Pirofilus dat is een steen waar Aesculapius gelijk tot Augustus Octavianus dusdanige reden van doet verstaan. 16000 Hij spreekt, ԥen mannenhart die met vergif dood gebleven is of met zulke pijn of met een hartkwaal is gebleven dood dat men altijd in een vuur groot zijn hart niet verbranden kan, 16005 tien jaar achter elkaar dan zal men die man zijn hart leggen in een vuur’, dit is zijn zeggen. Zo wordt het tot steen aldus en die steen heet pirofilus. 16010 Hij heeft bijzondere macht want het zijn man bewaakt van donder en van bliksem mede en maakt hem landheer te alle plaatsen en zegevrij altijd de zijne. 16015 Ook verzekert hij ze van venijn en het beschermt van de snelle dood want wie in heeft bloot, hij mag niet sterven, zonder waan, is de steen niet van hem gedaan, 16020 maar in het euvel en in de pijn staat hem gelijkmatig te zijn. In het serpentenboek zo is beschreven dat Aristoteles zegt dat Alexander deze droeg 16025 in een kleedje duur genoeg te alle tijd op zijn lijf na en toen hij keerde van India zou hij die hem tot zijn baat wassen en baden in de Eufraat 16030 daar deed hij van hem algemeen dat purperen kleedje met de steen een serpent kwam daar gelijk die de steen uit het kleedje beet en spuwde in de rivier. 16035 Hemelsblauw is die steen manier. |
De granaat die het meest bekend is door zijn mooie robijnrode kleur heet wel pyroop. Dat is de veel voorkomende ‘robijn ‘ van de kerkelijke sieraden. De hardheid van pyroop is 7.25 De pyroop wordt meestal in Bohemen gevonden. Het is mogelijk de karbonkel van de ouden. Van pyrus: vlamvormig.
Safirus es .i. edel steen emelblau es hi ouer een de beste comen van endi nemmermeer dorschinen si 16040den lachame es goet datmenne draghet want hitte van binnen hi ueriaghet hi doet oec dat sweit uerdroghen ende sere goet es hi den hoghen die sware houetswere doet hi genesen 16045jeghen ronghe mochte niet beter wesen dat sware heuel gheneset hi mee datmen heetet noli me tangere mar hi ontfarwet al der mede jeghen nijt ende boeshede 16050es hi nutte ende ieghen vaer te paise ward es hi goet dats war mar diere af wille hebben ere hi moet hem ouden reine zere men vindet safire al nu 16055tonser urouwen te hampu mar vanden meneghen men seghet datter clene virtut ane leghet ende some vindemen ghedan wale na safire orientale 16060entie sijn van dogheden bekent somech safir van orient es ghemanc metten rubijn die segmen dat die beste sijn |
55. Safirus is een edele steen hemelsblauw is het geheel. De beste komen van Indië. Nimmermeer doorschijnend zijn ze. 16040 Het lichaam is goed dat men het draagt, want hitte van binnen het verjaagt. Het doet ook dat zweet verdrogen en zeer goed is het voor de ogen de zware hoofdpijn doet het genezen 16045 tegen schurft mag er niet beter wezen dat zware euvel geneest het mede dat men heet, raak me niet aan maar het ontkleurt al daar mede. Tegen nijd en boosheden 16050 is hij nuttig en tegen gevaar te vrede waart is het goed, dat is waar, maar die er van willen hebben eer hij moet zich houden rein zeer. Men vindt saffier al nu 16055 te Onzer Vrouwen, te Ampu, maar menigeen, men zegt, dat er weinig kracht aan ligt. En sommige vindt men gedaan wel naar saffier Oriëntale 16060 en die zijn van deugden bekend. Sommige saffieren van de Oriënt zijn gemengd met robijn die zegt men dat de beste zijn. |
Saffier, de Duitse Saphirin, Engels sapphire, midden-Nederlands saphir, uit Frans saphir, uit Latijn sapphirus, uit Grieks sappheiros, dat uit Hebreeuws sappir wat weer uit Oudindisch sanipriya stamt of zo genoemd naar het eiland Sapphirine in de Arabische zee.
De donker tot helblauwe saffier, de oosterse saffier, is de cyanus van Plinius. De Grieken en Romeinen verstonden onder saffier de lazuursteen, zie daar.
Eveneens uit zuivere aluinaarde, aluminiumoxide, bestaat de fraai blauw gekleurde saffier. Na de diamant, met robijn, is dit het hardste gesteente, hardheid 9. Het is een vorm van korund. Ook hier is de kleur weer wat wisselend, licht blauw tot indigo, en zo herkenbaar aan de plaats van afkomst.
Aan de blauwe saffier wordt door de aanhangers van Boeddha magische krachten toegeschreven. De Indiërs gebruikten hem tegen de verschrikkelijke pest. Ook in het oude Egypte droegen de priesters hem op de borst, voor de Joden was dit het symbool van de blauwe hemel. Bij de Griekse mystici onderhield de saffier zich met het sterrenbeeld Jupiter. De koningen hebben er in alle tijden hun diadeem mee versierd, de saffier maakt de mens aangenaam in Gods ogen.
Smaragdus es der mirauden name 16065van groenre varewen sere bequame men vintse arde meneghertire mar die fijn sijn ende diere comen huten lande van citen dar vogle gripe der omme uerbiten 16070lieden diese hem willen stelen negheen volc cans bet ghetelen dan lieden heten arismaspi ende mar .i. hoghe sone hebben si die hem voren int forouet staet 16075si uechter omme hoe soet gaet ende nemense hem met crachte mar vor gheualschede elc hem wachte si sijn te conterfaitene goet mar dieden goeden hebben moet 16080hi moetene hebben dore clar so groone dat al openbar die lucht die es besiden steene mede grone sij ghemeene so dat no weder sonne no scade 16085sire groeneden ne scade warlike moetmenne draghen so can hi tgroot euel veriaghen ende hi maket doghen clar sinen dragre maket hi lief dats war 16090ende hi merset dat ertsche goet hoec es hi den ghenen spoet die willen besoeken eimelichede tempeeste verdriuet hi mede luxurie coelt hi diene sal draghen 16095moet reine sijn horic ghewaghen |
56. Smaragd is de mirauden naam 16065 van groene kleur en zeer bekwaam. Men vindt ze in aardig veel soorten maar die fijn zijn en duur komen uit het land van Scythen waar de vogel grijp daarom verbijten 16070 lieden die ze van hen willen stelen. En geen volk kan het beter doen dan lieden die heten Arismaspi en maar een oog zo hebben zij die hen voor in het voorhoofd staat 16075 ze vechten erom, hoe zo het gaat, en ontnemen ze hen met kracht. Maar voor vervalsingen elk zich wacht. Ze zijn te beschilderen goed maar die de goede hebben moet 16080 hij moet hebben door helder zo groen dat alles openbaar die lucht, die is naast de steen mede groen zijn algemeen zodat geen zon of schaduw 16085 zijn groenheden beschadigt. Waardig moet men het dragen dan kan het ‘t groot euvel verjagen en het maakt de ogen helder. Zijn drager maakt het lief, dat is waar, 16090 en het vermeerdert het aardse goed. Ook is het diegene voorspoedig die willen bezoeken geheimen. Tempeest verdrijft het mede. Wulpsheid verkoelt het, hij die het zal dragen 16095 moet rein zijn, hoor ik gewagen. |
Smaragd, Duits Smaragd, Emeraude, Emerald, Engels emerald, midden-Engels emeraude, van oud-Frans esmeralde, esmeraude, van Latijn smaragdum van Grieks smaragdos, maragdos, van Hebreeuwse oorsprong, Semitisch wat ‘flikkeren, glanzen’ betekent.
Een heldergroene edelsteen, de 4de edelsteen in Openbaringen 21. Smaragd komt gewoonlijk voor als diep grasgroene kristallen die de vorm van een zeszijdige zuil hebben. Een kostbare steen die op beril lijkt en van een helder groene kleur is.
Het wordt gevonden in Peru, Oeral, hier tot 40cm lange en 25cm dikke kristallen, (het is mogelijk de smaragdi scythici van Plinius).
Sordanix es .i. steen al hart root wit es hi ende swart alse iofti van onisiuse van onie ende van sardiuse 16100van desen .iij. ghesondert ware nuttelic es hi openbare die misselic es in sinen sin want hi uersametse der in hi doet stelpen menstrua 16105van indien van arabia comet hi som sijn gegrauen entie sijn meest wert van hauen Sardus die es sonder waen een steen na rode arde ghedan 16110bloet stelpet hi ende dar hi es mede ne doet honix gheene felhede sulke wanen dat desse steen vanden corangelinen si een |
57. Sardanix is een steen al hard rood, wit is het en zwart alsof die van onichinus van onyx en van sardius 16100 van deze drie afgezonderd was. Nuttig is het openbaar die verward is in zijn geest want het verzamelt ze daar in. Hij doet stelpen menstruatie. 16105 Van Indië en Arabië komt het, soms zijn ze gegraveerd en die zijn meest waard van eigendom. Sardius die is zonder waan een steen naar rode aarde gedaan. 16110 Bloed stelpt het en daar het is mede doet onyx geen felheid. Sommige wanen dat deze steen en de corangelinen zijn een. |
Sardoen, sardoon, saerdoen, sardone, sardon; ook sardonis. Naam van een edele steen, hetzelfde als sardonix; in Latijn-Grieks sardonyx; midden-Hoogduits sardonis; Engels sardonix; hoog-Duits sarder, sardoner en sardonier. Daarnaast zal ook wel sardonius in gebruik geweest zijn; uit deze vorm moeten althans de midden-Nederlandse en hoog-Duitse benamingen verklaard worden. Sardonix heeft de naam van sardius en van onix ..., ‘en is van drie kleuren, want het is zwart in het laagste, wit in het midden en rood in het bovenste. Sardonix is een steen, hard, root en wit en swart, alsof het van onichinus, van onix en van sardius (var. sardiuse) samen gesteld was.’.
Svrus alsic hore lien 16115es .i. steen comet ute surien ysidorus spreket die niet was sot dat hi al gehel int water vlot ende hi sinket es hi te broken dit sijn wonderlike sproken |
58.Siries,zo als ik hoor vertellen, 16115 is een steen die komt uit Syrië. Isidorus spreekt, die niet was zot, dat het al geheel in het water vlot en het zinkt als het is gebroken. Dit is wonderlijk gesproken. |
?Sysserskit, mineraal, zoveel als Iridosmium. Naar het niet zinken vulkaangesteente, puimsteen.
16120Samis dats bekent es diemen in samos vent jn .i. eilant inde zud ze na sijnre grooter weghet hi me dan mach draghen sine ghewoud 16125met hem so polliermen goud hi paisiert des menschen sin mar ene quateide so heuet hi in vrouwen diene hebben als wijt horen ne latet hare urucht niet sijn gheboren |
59. 16120 Savius dat is bekend is die men in Savius vindt in een eiland in de Middellandse Zee. Naar zijn grootte weegt het meer dan mag dragen zijn geweld. 16125 Met hem zo poliert men goud. Hij maakt rustig de mensen geest. Maar een kwaadheid, zo heeft het in vrouwen die het hebben, zoals wij het horen laat het de vrucht niet zijn geboren. |
?
16130Succinus dats dammersteen ysidorus seghet ouer een dattet sap van pijnbome si ende dat hute rennet ende bedi so werdet teene steene 16135dit vindemen groot ende cleene men makene met wriuene warem so so heft hi vp caf ende stro sine roke dat bekent vliet bi naturen elc serpent 16140vrouwen die in pinen gaen es goet die roke sonder wan jnde ze in somegher stede vindemense ende in andre watre mede |
60. 16130 Succinus dat is de ambersteen, Isidorus zegt overeen dat het sap van pijnbomen is en dat uit rent en daarbij zo wordt het een steen. 16135 Dit vindt men groot en klein. Men maakt het met wrijven warm zo dan heft het op kaf en stro. Zijn reuk, dat is bekend vliedt bij naturen elk serpent. 16140 Vrouwen die in arbeid gaan is goed die reuk, zonder waan. In de zee van sommige plaatsen vindt men ze en in andere wateren mede. |
Een fossiel die afkomstig is uit naaldbomen, Pinus succinifer (gom, sap leverend). Die groeiden daar duizenden jaren geleden. Dit hars vind je in oude voorhistorische dennenwouden die ondergegaan zijn en in de loop der tijd het hout lieten verrotten zodat alleen het barnsteen achterbleef.
Latijn electrum: barnsteen, Grieks elektor: de zon, het zijn gestolde zonnestralen. De enigste vorm van elektriciteit die de ouden kenden was van barnsteen, electron. Door stevig met een wollen doek te wrijven wordt het elektrisch en trekt zeer lichte voorwerpen, als vlierpitballetjes, papiersnippers en dergelijke aan en gaf aanleiding tot de naam.
Barnsteen, 1516, naast ammer, 1515, Middelnederlands ammersteen, midden-Hoogduits amber en mer, midden-Noordduits ammer, Latijn ambra, ambar, uit Arabisch anbar, alambar: grijze amber. Amber is eigenlijk een welriekende harsachtige stof die uit de Oosterse zeen afkomstig is en vooral als grijze amber (ambre gris) bekend is
Je vindt dit bij de Oostzee, bij Koningsbergen waar ze zich ophopen in de zgn. blauwe aarde. Die is een 1-9m dik, bestaat verder uit zand en glimmer, verkoolde plantenresten, veel glaukoniet en barnsteen.
Selonites es houer een 16145en vtermaten diere steen purperijn root groene ende wit jn india wi vinden dit so draghene die groote slecken wonder horwire af uertrecken 16150dats dat hi leret te vorsiene dinghen die sijn te gheschiene die weten wille wat sal gheschien pense dit ofte dat van dien comet dan hiet in sinen moet 16155weder tes quaet of goet het bliuet so vaste in sijn gedochte dat niemen hute bringhen mochte metter mane in elke maent so wasset sine cracht ende waent 16160ter mane ontfanghe sonder ghile gheduret sine cracht ene wile ende jnt wassende sonder zaghe ghedurt sine cracht tote middaghe also waent moet die cracht vlien 16165jn viere ne mach hem niet messchien tusschen viande maket hi vrede tisike so gheneset hi mede |
61. Selonites is voor een 16145 een uitermate dure steen purper/rood, groen en wit. In India, wij vinden dit, zo dragen het die grote slakken. Wonderen horen we hier van vertrekken 16150 dat is dat het leert te voorzien dingen die zijn te geschieden. Die weten wil wat zal geschieden denkt dit of dat van iets komt dan iets in zijn gemoed 16155 weder het is kwaad of goed het blijft zo vast in zijn gedachte dat niemand uit brengen mochten. Met de maan in elke maand zo groeit zijn kracht en waant 16160 te maan te ontvangen, zonder grap, duurt zijn kracht een tijdje en in het groeien, zonder sage, duurt zijn kracht tot de middag als het afneemt zo moet die kracht vlieden 16165 in vuur en mag het niet misschien. Tussen vijanden maakt het vrede de zieke zo geneest het mede. |
Hoornschelp. Men hoort in de hoorn de zee ruisen, en blijkbaar ook de toekomst, de groei met de maand, zie parels.
Grotere soorten dienen als tuin- en kamersier, als bekers en vazen. De grote schalen dienen om er fijne ragot in te doen, (ragot fin en coquilles) om er verfgoud en verfzilver in te doen voor de schilders. Met dezelfde schelpen zijn de pelgrims, die uit het oosten terugkeren, gewoon hoed en klederen te versieren. Als sier voor aquaria, bij waterbronnen, voor kamee-achtig snijwerk, voor sier en als paarlemoer.
Topasius heuet groote ghewoud ende es .i. steen ghedan na goud 16170hutermaten cout van naturen so datmen seghet inder scrifturen dat hi .i. vat datmen siet wallen vercouden doet enten wal vallen sere goet es hi ende vermart 16175hem die van spenen es ueruard gramscepe ende onsuuerhede verdriuet sine moghenthede jn arabien alse wi lesen hebmen dicken vonden desen |
62. Topasius heeft groot geweld en is een steen gedaan naar goud. 16170 Uitermate koud van naturen zo dat men zegt in de schriften dat het een vat dat men ziet opwarmen koud maakt en de warmte wel vallen. Zeer goed is het en vermaard 16175 hem die van aambeien is geraakt. Gramschap en onzuiverheden verdrijft zijn mogelijkheden. In Arabi, zoals wij lezen, heeft men veel gevonden deze. |
Topaas, topaes, midden-Hoogduits Topzje of Topze; hoog-Duits Topas; Engels topaas, van oud-Frans topase, midden-Latijn topasius, Grieks topazos.
Topaas heeft een hardheid van 8, s.g. 3.53. Maar topaas kan gemakkelijk splijten en door een aanraking al beschadigd worden. Topaas wordt meer gewaardeerd dan beril, het heeft een sterkere glans. Het komt voor in kleine vier- tot achtvakkige kristallen die zelden groter zijn dan 1cm. Het is zelden kleurloos en waterhelder, doorgaans geelachtig of geel, roodachtig of rood, groenachtig of groen, soms paarsblauw doorzichtig of zelfs aan de kanten doorschijnend en glasglanzig. Dit gesteente fosforesceert bij verwarming met een geel- of blauwachtig schijnsel.
16180hHir hendic de wort vanden steen hets war van someghen andren eenen vindemen lichte in andren boeken mar hir in minen ondersoeke sone vandic ander bescheet 16185dat ic durste dichten ghereet nu suldi horen vort bedieden vanden ghenen dies uele lieden wondert hoe mense maken mochte ende wat wondere icker ane besochte 16190warso wat datmerre af seghet jn rade niet dat merre an leghet te vasten wan min no meere mar alleene an onsen here diet al nemet ende gheuet 16195entie ewelike leuet sulc steen es die uan uerre comet ende sulc steen es diemen nomet quame .i. ander coepman die inwart ware gegrauert dan 16200die hetemen gegrauerde steene dit oudet tlatijn al int ghemeene hort den wan van desen dinghen alsoet ons quam van ouderinghen in wat stene als ict vernam 16205staet gegrauert lyon ioft ram jofte sagitarius dats bekent dats emmer .i. steen van orient dies goet ieghen den rede ende doet den man ghemint sijn mede 16210hi gheneset diet water heuet jn ende hi uerscarpet des menschen sin ende maketene gheraket van spraken ende seker van sinen saken dje steen dieden steen in draghet 16215jofte capricornum oftie maket dien segmen seere goet wesen ghesakerert iofte belesen dar du .i. serpent in sies ofte aquarise gheloef mi dies 16220hijs goet ieghen den virden rede ghesakererd ende belesen mede ende ieghen de iucht dies ghelike ende ieghen de sware artitike ende oec ieghen den derden rede 16225ghesakererd hetemense mede vintstu ghegrauert .i. man jnde rechtre hant .i. sekele dan die gheuet groote moghenthede alle daghe anewassende mede 16230vintstu stande des ghelouet enen man ende .i. rams houet maket sinen draghere lief ghetal met lieden met beisten ouer al vjntstu in enen steene dan 16235staende enen onghewapenden man ofte ene maghet sonder waen ende hare cleider wide ontaen ende in de hant .i. rijs hijs ghesakererd in alre wijs 16240hijs goet ieghen ongheual jn wat steene men vinden sal sonne ende mane gegrauert die es die luxurie werd vintstu gegrauert .i. man 16245ende ande voete gheulogelt dan ene roede in die luchtre hant ende .i. serpent om hem gherant die maket sinen dragre ghesont wlmaket ende wijs talre stont 16250alsemen gegrauert siet .i. man ene palme in sine hant nochtan hi gheuet sinen dragre zeghe ende lief met prensen alleweghe uintstu gegrauert oec tereger stonde 16255ghegrauerd iaghers ofte honde hert iofte hase hi doet ghenesen van frenesien als wijt lesen darmen .i. serpent in vint ende vp sinen rugghe oec kint 16260ene cruke ende .i. rauen vp sinen start hi maket van hauen sinen draghere rike ende vroet ende quade coringhen hi tempren doet war so .i. scip met zeile in staet 16265dats der coepmanne toe uerlaet want hi gheuet hem gheual war somen vindet houer al met .i. zwerde .i. man dats die zeghe gheuen can 16270war datmen in siet stan den haren hi beoudet die ere te waren darmen in vindet enen swane hi uerdriuet de sware quartane ende hem die de iucht versward 16275dar du in sies .i. gheulogelt part hijs goet in wighe ende in tornoie hi beoudet die parde van uernoie ende hi gheuet dapperheit ende moet sagestu steen dar wijf in stoet 16280die hadde de hande nederward ende vort aldus ghescard ene trianghele vp hare houet sittende in setele des ghelouet die gheuet troest ende ruste mede 16285na arebeit ende siechede heuestu oec ghemaket ghesien enen man knielende up die knien slande .i. lioen fier jofte enech ander wonderlic dier 16290gheuet in allen striden zeghe ghewerd wilhi sijn alle weghe vintstu in .i. steen twe harne een serpent bi hem te waren hi maket bequame diene hout 16295bequame den lieden starc ende stout dus verre sagic int latijn staen der ouder vroeder lieder waen die ic algader niet versteke no oec houer wareit preke 16300want menne vindet der auctore niet darment af bescreuen siet uort verstaet ende uernemet wel dat .i. filosofe hetet tekel een iode dat hier uolget naer 16305van talien screef al ouer war ende seget oec al sonder spel dat die kindre van israel dit makeden ende van desen dinghen doe si dor de wostine ghinghen 16310nochtan seget broeder albrecht dat hi niet ne radet vor recht datmen desen sal al gheloeuen mar gode allene van hir bouen alsemen in jaspise ghesien can 16315met enen scilde enen man ende met enen scachte mede onder sine uoete dar ter stede een serpent die heuet macht jeghen al datmen viande acht 16320dar du in sies enen vliegenden man dies goet te coepmanscepen dan vindemen in enen crisout een wijf die enen vogel hout ende in dandre .i. visch draghet 16325hem es hi goet die bodescap jaghet eist datmen tortelduue vint met enen telghe hi werdet ghemint vander werelt ghemene die dragre es vandien steene 16330darmen in .i. steen bekent sagittariuse iofte .i. serpent alse ioften si onderlanghe streden hi gheuet macht te vasten vrede ujndemen in .i. witten steen 16335ene marminne houer een jn deene hant .i. spegel nv gome jn dandre .i. telch van .i. bome die wil stan in goude fijn ende in die hant beloken sijn 16340sulke cracht segmen van dien hine latet sinen dragre niet messchien alse in enen jaspre groene een cruce staet hijs vanden doene dat sijn dragre niet ne mach 16345verdrinken nacht no dach machstu in enen steen bekinnen enen basilicuse met ere merminnen diene heuet troestem seker te sine van allen beesten met venine 16350merke die noint in stene vant nen man ende inde heene hant van .i. dieuel die ghedane ende vreselic na sinen stane gehornet ende gheulogelt beede 16355jn dandre .i. serpent ghereede onder sine voete .i. liebart bouen desen figuren vpward sullen stan sonne ende mane dese begard in loede te stane 16360hi mede men duuele so uersaghet dat si segghen datmen hem vraghet ujntstu in iaspise .i. man vpten hals .i. ghebont gras dan jn selure moet sijn sine stede 16365want hi leert kennen alrande siechede ende stelpet bloet in elker stede ende gheuet here ende wardechede desen als ict bescreuen vant droech galienus an sine hant uintstu in .i. swarten steene enen man stande als ic meene jn sine rechtre hant gedreghen ene ceptre alse coninghe pleghen vp die luchtre hant enen uoghel 16375wide ontaen elken uloghel een cocodrillus onder die uoete dese draghet gherechte boete jeghen des viants toeuerie ende uerdriuet sine partie 16380dar si de lieden hebben beseten alexander wilmen weten droech desen sonder waen ende hi wil in iser staen uintstu in enen swarten steen 16385een man sittende ouer een vp .i. lupart oudende .i. riet dese ne latet quade beesten niet sinen draghere comen an vintstu ghemaket .i. man 16390enen hase in sine rechtre hant ene roede inde luchtre ets bekant dat goudijn sal sijn sine stede hi heuet macht te gheuene vrede ende zeghe in ghedinghe 16395jegen beesten doch hi sonderlinghe jngromasine houer een plegen tebbene desen steen alse men in steene gheuinden can ende vp thouet ghecronden man 16400ende hi in de rechtre hant hout enen ceptre na coninxs ghewout jn de luchtre .i. palme rijs onder sine voete stoel ofte lijs jn goude salmen desen draghen 16405want hi grote ere doet beiaghen negheene dinc ne doet hi mede na gode no warachteghede hine comets houer weter ouereen alsmen vindet in enen steen 16410ene boem ter rechter side dan een wijf. enter luchter .i. man die uersoent al sonder blijf werringhe tusschen man ende wijf alsemen .i. steen siet an 16415dat inde rechtre hant heuet .i. man ene lampde ende inde luchtre hant eens wiues houet alsict vant soe es hi die vrede beiaghet mar diene houer heme draghet 16420[alse hi slaept seghet tghedichte menne canne niet ghewecken lichte die in enen steen vint lesemen hier enen ram ende enen stier hijs goet tenen taleman 16425ende hem diet water laet nochtan vindemen enen man alse men ghewaghet die in de hant die sekle draghet] hi beiaget gratie ende lieue alsemen vindet seggen de brieue 16430.j. man inde hant .i. roede dies heren goet van houermoede alsmen vint als ende als .j. man .i. horen an den hals hijs goet ieghen verwoethede 16435ende quade fantasie mede alsmen oec gewinnen can jn .i. steen alf osse alf man die gheuet ghewin ende starc den sin tallen dogheden int ghewin 16440vintstu in .i. steen als wijt horen een hasekin met hangenden oren dies goet ieghen der beesten doon vindemen in .i. steen .i. lion hijs goet ieghen idrope ouer een 16445als men vindet in .i. steen enen capricornium ende .i. haren dies goet ter coepmanscepen te waren alsemen den dromadarise vint ghesparser manen alst dade de wint 16450dat es hi die maken can vrienscap tusschen wijf ende man alse in enen steene steet een wijf ende vp thouet .i. cleet ende omtrent die hande mede 16455hijs goet ieghen den vierden rede ende goet ieghen de moethede siemen in .i. steene noch mee ene tortelduue ende jonghe twe dies goet om gratie ende om goet 16460ende nuttelic in storme zeeuloet men vindet ghescreuen in hem zomen enen uoghel met ere bloemen jn sinen bec dies nuttelic sere beede om gratie ende om ere 16465alsemen in enen steen siet dit enen man die up .i. stoel sit ghecroent ente hande ondaen temele ward ende danne staen hem .iiii. die sijn sitten draghen 16470nem datmen die sal ghewaghen dats mastix ende terebint ende lech onder de steene ghint jn .i. seluerijn vingerlijn ende dat also swar sal sijn 16475twelefwarf alse de steen dec onder dijn houet al in een die sal dromen de selue dinc die die in dine herte ghinc die du pensets ende wilts 16480alse du di slapende ilts alse du gheminges sies ouer een jnden iacint enen witten steen ende inden witten dan .i. part die steen es te gratien ward 16485ende geuet bliscap ende ere niet clene alstu vindes in .i. steene een scumende part ende dan dar vp met ere ceptren .i. man die es nuttelic gehact 16490ende hi heuet grote macht djts dat men van stenen vant diemen vant in menech lant van hare cracht van hare talie ende wetet dat ic sonder falge 16495dat ware dichte sonder begheuen na dien dat icket vant bescreuen mar ghelijc alse inden hersten stonden om ons vaders adams sonden alle ertsche creaturen 16500onreinet worden bi naturen also verloren die diere steene hare cracht vele int ghemeene ende ghelijc oec alse de man biden doopsele versoent wart dan 16505omme te comene der mede ten state der onnoeselede also machmen steene ghenesen met worden diemer toe can lesen datsi vander heerster mesquame 16510die si namen van adame ende vander smetten ende vander plage die si nemen alle daghe van onsen onreinen doene comen ten heersten pardoene 16515ende hem de moghenteit comet an die si hadden her sonde began her hendic vanden steene de tale nu hort vort vanden .vii. metalen |
63. 16180 Hier eindig ik het woord van de stenen, het is waar. Van sommigen andere vindt men gemakkelijk in andere boeken maar hier in mijn onderzoek zo vond ik ander bescheid 16185 dat ik durfde dichten gereed. Nu zal u horen voorts bedienen van diegenen die vele lieden verwondert hoe men ze maken mocht en wat wonder ik er aan zocht 16190 was het zo wat men er van zegt ik raad niet aan dat men er aan legt te vasten, want min of meer maar alleen aan Onze Here die het al neemt en geeft 16195 en die eeuwig leeft. sommige steen is die van verre komt en sommige steen is het die men noemt kwamen van een andere koopman die van binnen gegraveerd zijn dan 16200 die noemt men gegraveerde steen. Dit houdt het Latijn al in het algemeen hoort de waan van deze dingen alzo het bij ons kwam van ouderlingen. In wat stenen zoals ik het vernam 16205 staat gegraveerd een leeuw of ram of sagittarius, dat is bekend, dat is immer een steen van de Oriënt. Die is goed tegen de koorts en doet de man bemind zijn mede. 16210 Het geneest die het water heeft in en het verscherpt de mensen geest en maakt hem geraakt van spraken en zeker van zijn zaken. De steen die de stier in draagt 16215 of capricornum of de maagd die zegt men zeer goed te wezen geheiligd of belezen. Waar je een serpent in ziet of aquarius, geloof me in deze, 16220 hij is goed tegen de vierde daagse koorts, geheiligd en belezen mede. En tegen de jicht en dergelijke en tegen de zware jicht en ook tegen de derdedaagse malariakoorts 16225 geheiligd noemt men ze mede. Vindt u gegraveerd een man in de rechterhand een sikkel dan die geeft grote mogelijkheid alle dagen aan te groeien mede. 16230 Vindt u staande, wat men gelooft, een man en een rams hoofd maakt zijn drager lieftallig met lieden, met beesten overal. Vindt u in een steen dan 16235 staande een ongewapende man of een maagd, zonder waan, en haar kleren wijd geopend en in de hand een twijg hij is geheiligd in alle wijze 16240 hij is goed tegen ongeval. In wat steen men vinden zal zon en maan gegraveerd die is de wulpsheid waard. Vindt u in gegraveerd een man 16245 en aan de voeten gevleugeld dan en een roede in de linkerhand en een serpent om hem gedraaid die maakt zijn drager gezond volmaakt en wijs te alle stonde. 16250 Als men gegraveerd ziet een man een palm in zijn hand nochtans hij geeft zijn drager zege en lief met prijzen alle wege. Vindt u gegraveerd ook te enige stonde 16255 gegraveerd jagers of honden hert of haas, hij doet genezen van frenesie, zoals wij het lezen. Waar men een serpent in vindt en op zijn rug ook een kind 16260 een kruik en een raaf op zijn staart, hij maakt van have zijn drager rijk en goed en kwade bekoringen hij temperen doet. Waar zo een schip met zeilen in staat 16265 dat is de koopmans toeverlaat want het geeft hem goed geval. Waar soms vindt over al met een zwaard een man dat is die zege geven kan. 16270 Waar dat men in ziet staan de arend hij behoudt de eer te bewaren. Waar men in vindt een zwaan hij verdrijft de zware vierde daagse koorts en hem die de jicht verzwaart. 16275 Waar u in ziet een gevleugeld paard hij is goed in strijd en in tournooien hij behoudt de paarden van vermoeidheid en hij geeft dapperheid en moed. Zag u een steen daar een wijf in stond 16280 die had de handen naar beneden en voorts aldus geschaard een triangel op haar hoofd zittende in een zetel, wat men gelooft, die geeft troost en rust mede 16285 na arbeid en ziekte. Heeft u ook gemaakt gezien een man knielende op de knien slaande een leeuw fier of enig ander wonderlijk dier 16290 geeft in alle strijd zege gewaardeerd wil hij zijn aller wege. Vindt u in een steen twee arenden een serpent bij hen te waren hij maakt bekwaam, die het houdt 16295 bekwaamt de lieden, sterk en dapper. Tot dusver zag ik in het Latijn staan de oude verstandige lieden waan die ik al tezamen niet verstop of ook voor waarheid preek 16300 want men vindt de auteur niet waar men het van beschreven ziet. Voorts versta en verneem het wel dat een filosoof die heet Tochel, een Jood, die hier volgt na 16305 van Italië schreef al voor waar en zegt ook al zonder spel dat de kinderen van Isral dit maakte en van deze dingen toen zij door de woestijn gingen. 16310 Nochtans zegt broeder Albertus dat hij niet aanraadt voor echt dat men deze zal geheel geloven maar God alleen van hierboven. Als men in jaspis zien kan 16315 met een schild een man en met een speer mede onder zijn voeten daar ter stede een serpent, die heeft macht tegen al dat men vijanden acht 16320 waar u in ziet een vliegende man die is goed voor koopmanschap dan. Vindt men in een kristal een wijf die een vogel houdt en in de andere een vis draagt 16325 hem is hij goed die boodschappen jaagt. Is het dat men tortelduiven vindt met een twijgje, hij wordt bemind van de wereld algemeen die drager is van die steen 16330 Waar men in een steen herkent sagittarius of een serpent alsof ze onderling strijden hij geeft macht tot een vaste vrede. Vindt men in een witte steen 16335 een meermin geheel in de ene hand een spiegel, nu zie, in de andere een twijg van een boom Die wil staan in goud fijn en in de hand gesloten zijn. 16340 Zulke kracht zeg men van die hij laat zijn drager niets misgaan. Als in een jaspis groen een kruis staat, hij is van die doen dat zijn drager niet mag 16345 verdrinken nacht of dag. Mag u in een steen herkennen een basilisk met een meermin die het heeft de troost hem zeker te zijn van alle beesten met venijn. 16350 Merk die nooit in stenen vond een man en in de ene hand van een duivel die gedaante en vreselijk naar zijn staan gehoornd en gevleugeld beide, 16355 in de andere een serpent gereed onder zijn voeten een leeuw. Boven deze figuren opwaarts zullen staan zon en maan. Deze begeert in lood te staan. 16360 Hiermee men duivels zo bang maakt dat ze zeggen wat men hen vraagt. Vindt u in jaspis een man op de hals een bundel gras dan. In zilver moet zijn plaats. 16365 Want hij leert kennen allerhande ziektes en stelpt bloed in elke plaats en geeft eer en waardigheid. Deze, zoals ik het beschreven vond, droeg Galenus aan zijn hand. Vindt u in een zwarte steen een man staande, zoals ik meen, in zijn rechterhand gedragen een scepter zoals koningen plegen op de linkerhand een vogel 16375 wijd uitstaan elke vleugel een krokodil onder de voeten. Deze draagt gerechte genezing tegen de vijands toverij en verdrijft zijn partij 16380 daar ze de lieden hebben bezeten. Alexander, wil men weten, droeg deze zonder waan. En het wil in ijzer staan. Vindt u in een zwarte steen 16385 een man zittende gelijk op een luipaard houdende een riet. Deze laat kwade beesten niet zijn drager komen aan. Vindt u gemaakt een man 16390 een haas in zijn rechterhand een roede in de linker, het is bekend, dat goud zal zijn z’ plaats. Hij heeft macht te geven vrede en zege in gedingen 16395 tegen beesten in het bijzonder. Nigromantie overeen plegen te hebben deze steen. Als men in een steen vinden kan een op het hoofd gekroonde man 16400 en hij in de rechterhand houdt een scepter naar konings geweld in de linker een palmtak onder zijn voeten of stoel of lijst. In goud zal men deze dragen 16405 want het grote eer doet bejagen. Nee, geen ding doet het mede naar God, nog waarheden. Hij komt niet hovaardig weer overeen, als men vindt in een steen 16410 een boom, te rechter zijde dan een wijf en te linker een man die verzoent al zonder twijfel verwarring tussen man en wijf. Als men een steen ziet aan 16415 die in de rechterhand heeft een man een lamp en in de linkerhand een wijfven hoofd, zoals ik het vond, zo is hij die vrede bejaagt maar die het op hem draagt 16420 als hij slaapt, zegt het gedicht, men kan hem niet wekken licht. Die in een steen vindt, leest men hier een ram en een stier het is een goede spreker 16425 en hem die het water laadt nochtans. Vindt men een man, zoals men gewaagt, die in de hand een sikkel draagt hij bejaagt gratie en liefde. Als men vindt, zeggen de brieven, 16430 een man en in de hand een roede diens hart is goed van overmoed Als men vindt geheel een man met een horen aan de hals die is goed tegen verwoedheden 16435 en kwade fantasie mede. Als men ook vinden kan in een steen half os of half man die geeft gewin en versterkt de geest te alle deugdheden in het gewin. 16440 Vind je in een steen, zoals wij het horen, een haasje met hangende oren die is goed tegen de beesten doen. Vindt men in een steen een leeuw het is goed tegen hydropsie algemeen. 16445 Als men vindt in een steen een capricornium en een arend die is goed ter koopmanschap te waren. Als men de dromedaris vindt gestrekte manen alzo deed de wind 16450 dat is het die maken kan vriendschap tussen wijf en man. Als in een steen staat een wijf en op het hoofd een kleed en omtrent de handen mede 16455 het is goed tegen de vierde daagse koorts, en goed tegen de vermoeidheden. Ziet men in een steen nog meer een tortelduif en jongen twee die is goed om gratie en om goed 16460 en nuttig in stormen zeevloed. Men vindt geschreven in hen soms een vogel met een bloem in zijn bek, die is nuttig zeer beide om gratie en om eer. 16465 Als men in een steen ziet dit een man die op een stoel zit gekroond en handen geopend ten hemelwaarts en dan staan hem vier die zijn zetel dragen. 16470 Neem dat men u zal gewagen dat is mastiek en terebint en leg onder de steen ginder in een zilveren ring en dat alzo zwaar zal zijn 16475 twaalf maal als de steen. Bedek het onder uw hoofd al gelijk u zal dromen hetzelfde ding dat u in uw hart ging wat u denkt en wil 16480 als u zich slapende hield. Als je gemengd ziet geheel in de hyacint een witte steen en in het wit dan een paard die steen is de gratie waart 16485 en geeft blijdschap en eer niet klein. Als je vindt in een steen een schuimend paard, en dan daarop met een scepter een man die is nuttig geacht 16490 en het heeft grote macht. Dit is dat men van stenen vond die men vond in menig land van haar kracht en van haar inkervingen en weet dat ik zonder falen 16495 dat ware dichtte, zonder begeven, nadien dat ik het vond beschreven. Maar gelijk als in de eerste stonden om onze vaders Adams zonden alle aardse creaturen 16500 verontreinigd worden bij naturen alzo verloren die dure stenen hun kracht veel in het algemeen. En gelijk ook zoals de man bij het doopsel verzoend werd dan 16505 om te komen daarmee in een staat van onschuld. Alzo doet men stenen genezen met woorden, die men er bij kan lezen dat ze van de eerste misval 16510 die ze namen van Adam en van de smetten en van de plagen die ze nemen alle dagen van onze onreine doene komen ten eerste aflaat 16515 en hen de mogendheid komt aan die ze hadden voor zonden begonnen. Hier eindig ik van de stenen het verhaal. Nu hoort voort van de zeven metalen. |
jn die aderen vander herden 16520es meneghe dinc van grooter werde mar die metale der .vii. sijn die sijn goet ende fijn entie sijn nuttelixts van hem allen also alse wi horen callen 16525des sullen wi tellen waren saken entan dies boekes hende maken |
Metalen.I. Inleiding. In de aderen van de aarde 16520 is menig ding van grote waarde maar die metalen waarvan er zeven zijn die zijn goed en fijn en die zijn nuttigst van hen allen. Alzo als we horen roepen 16525 dus zullen we vertellen ware zaken en aan dit boek een einde maken. |
Avrum heeten wi tgout platearius seit sine gewoud want alsment te puluere wriuet 16530ende dan in specie doet dart bliuet also sulke als men bescriuet dat dan dat lazerscap uerdriuet ende het ronge doet ghenesen wonde met goude als wijt lesen 16535die ne swellet nemmermee ene masse met goude es twewarf mee sware dan seluer iofte tin negheen roest ne comter in ghetempert eist wel ende diere 16540ende oec van clare maniere soet rooder es in sine ghedane so hem meer prijs leghet ane des menschen siene maket claer die uiere proeuent dats war 16545so bliuet alde valscheit dan jnden viere die hem leget an adren die vte berghe springhen vindemen die ons gout uort bringen dats in menech lant uerre ende bi 16550mar int lantscap van endi vintmen tbeste sonder waen aldus doet ons moyses uerstan |
2, Aureum noemen wij goud. Platearius zegt, zijn geweld want als men het tot poeder wrijft 16530 en dan in specerijen doet waar het blijft alzo zoals men beschrijft dat het dan de melaatsheid verdrijft en de schurft doet genezen. Wonden met goud, zoals wij lezen, 16535 die zwellen nimmermeer. Een massa met goud is twee maal meer zo zwaar als zilver of tin. Nee, geen roest komt er in. Gematigd is het wel en duur 16540 en ook van heldere manier. Zo het roder is in zijn gedaante zo hem meer prijs ligt aan. De mensen zien maakt het helder het vuur beproeft het, dat is waar, 16545 zo blijkt al de valsheid dan in het vuur die hem ligt aan. Aderen die uit bergen springen vindt men die ons goud voort brengen dat is in menig ver land en nabij 16550 maar in het landschap van Indië vindt men de beste, zonder waan, aldus laat Mozes ons verstaan. |
Aurum, goud, Duits Gold, Engels gold, ook in oud en midden Engels, in oud Saksisch, oud Fries, oud Hoogduits Gulp, vergelijk oud Slavisch zlato: geel. Er lijken twee nauw verwante Arisch woorden ghel en gըel die beiden geel of geelachtig betekenen. Frans or, van aurum.
Gouden sieraden hadden de kracht om boze geesten af te weren, vooral in combinatie met sommige edelstenen. Het werd gebruikt en gedragen door heersers en hoge geestelijken, verboden voor het lagere volk. Alleen een gouden ring was voor hen, soms was die ook nog van andere metalen. Het behoudt zijn kleur, is onsterfelijk. Goud heeft geen verderf, met zijn gele glans hoopte men er een levenverwekkend middel bij te hebbben. Het goud dat geen dood schijnt te kennen was een symbool van het eeuwige leven. Eens durfde men wel te zeggen dat bij een goed gebruik van goud in ziektes het onfeilbaar was. Als het denkbaar geweest zou zijn dat een mens alleen van goud kon leven dan had hij onsterfelijk moeten zijn. Goud werd als bijzonder versterkend middel gezien en genoot in dit opzicht meer waardering dan het ijzer in onze tijd. Het werkt antiseptisch, het is zuiver, neem goud in de mond, dan groeit daar geen vuil vlees. In de oudheid kwam het vooral van Egypte. In het stroomgebied van de boven Indus en Satadru, in het huidige Tibet en de hellingen van de Himalaya vond men al in het grauwe verleden goud.
Argentum dats seluer in onse tale ghetempert cout dat weetmen wale 16555alse ons platearius seghet dar dese virtut ane leghet jeghen fleume wec ende nat salmen ghepuluert nemen dat ende in latewarie minghen 16560want ets goet te sulken dinghen wel ludende eist ende geuet clanc vp dat met copre es ghemanc dit so vindemen in meneghen lande meneghen te scaden ente scanden 16565want ets te wert ente diere ende men purgeret metten viere ende sine roke es sere quaet jc ne weet hem te gheuene raet hen si met roken dat hetet wirooc 16570jofte met sulker specien oec ende men vindet quicseluer mede onder derde in meneger stede mar men winnet met grooter pine ets goet te menegher medicine 16575mar seere cout est van naturen vor sine roke est quat gheduren ets den zenewen grote vrucht want dar af comet hem de jucht |
3. Argentum dat is zilver in onze taal. Gematigd koud, dat weet men wel, 16555 zoals ons Platearius zegt. Daar deze kracht aan ligt tegen fleuma week en nat zal men gepoederd nemen dat en in likkenpot mengen 16560 want het is goed tegen zulke dingen. Wel luidende is het en geeft klank als het met koper is gemengd. Dit vindt men in menige landen. Menigeen te schade en te schande 16565want het is veel waard en duur en men purgeert het uit met vuur en zijn rook is zeer kwaad. Ik weet hem te geven geen raad tenzij te beroken met wierook 16570 of met zulke specerijen ook. En men vindt kwikzilver mede onder de aarde in menige plaats maar men wint het met grote moeite. Het is een goed voor menige medicijn 16575 maar zeer koud is het van naturen vanwege zijn rook is het kwaad te verduren. Het is de zenuwen grote vrees want daarvan komt hen de jicht. |
Argentum, zilver, Engels silver, oud Engels seiofor, oud Saksisch silubar, oud Hoogduits Silabar of Silbar, nu Silber, oud Noors silfr, Gotisch siluber, vergelijk Russisch serebro; origiene onduidelijk.
Zilver behoort tot de edele metalen, dat zijn diegene die zich niet direct met zuurstof kunnen binden, dus in de lucht hun glans behouden.
Zuiver zilver heeft onder alle metalen de zuiverste, witte kleur en de sterkste glans. Het is weker dan koper, zeer smeed-, en rekbaar, daarbij tamelijk vast. In de regel wordt het met koper gemengd om er grotere hardheid aan te geven. Door lucht en water wordt het niet aangetast. Vandaar zijn gebruik voor gereedschappen, siervoorwerpen, munten.
Kwikzilver was ook bij de ouden bekend, de Grieken noemden het hydrargyros: waterzilver, vloeibaar zilver, de Romeinen Hydrargyrum of Argentum vivum. Theophrastus spreekt van Spaans cinnaber, Vitruvius deelt mee dat het erts naar Rome gebracht en daar verwerkt werd. De mijnberg was staatseigendom en werd verpacht. De kwikzilvermijnen van Almaden werden waarschijnlijk al door de Feniciërs gebruikt. In de Romeinse tijd won men jaarlijks 5000 kg.
Kwik wordt bij –40 graden vast, het verbindt zich graag met andere metalen tot vaste stoffen, niet met ijzer, nikkel en platina. Bij de afscheiding van goud wordt van deze eigenschap veel gebruik gemaakt, ook bij het vergulden en verzilveren in het vuur.
Kwikdampen zijn zeer giftig evenals de meeste kwikverbindingen.
Electrum dat weetmen wale 16580es ene specie van metale datmen vindet onder derde jnt lant van cipers van groter werde ende ets roder dan zeluer si ende bleiker danne goud der bi 16585men maghet maken bider art mar dat nes niet also wart alse dat de nature bringhet deghene diet maken can hi minghet seluer met goude ende elc sum 16590ende dit heetmen electrum mar dat nes dat vraie niet nu hort wat vrai electrum pliet eist datmer af make .i. vat ende men venijn doe in dat 6595het werdet bleic ende verlieset mede sine varwe vp de stede so datment purgiren moet met viere al dusghendan es sine maniere es dats coper ouer war 16600nature gheuet hem luud claer vp dat met hem met ghewoud si gheminghet seluer iof goud alleene es sijn luud te zwar dattet doren quetst dats waer] 16605niewer vintment verre no nar danne int lant van germania dat wi sassen heten nu want copper hetemen dat seggic iv met groter pine ende met viere 16610een metal van hare maniere dat auricolas hetet in latijn dat wanic dat laton mach sijn vor war wanen boeke som dat dit es electrum |
4. Electrum dat weet men wel 16580 is een soort van metaal dat men vindt onder de aarde in het land van Cyprus is het van grote waarde. En het is roder dan zilver is en bleker dan goud daarbij. 16585 Men kan het maken met kunst maar dat is niet zoveel waard zoals dat de natuur het brengt. Diegene die het maken kan, hij mengt zilver met goud en van elk een deel 16590 en dit noemt men electrum maar dat is dat fraaie niet. Nu hoort wat fraai electrum pleegt. Is het dat men er van maakt een vat en men venijn doet in dat 6595 het wordt bleek en verliest mede zijn kleur ter plaatse zodat men het purgeren moet met vuur al dusdanig is zijn manier. Is dat is koper voor waar 16600 natuur geeft hem een geluid helder opdat met hem met geweld is gemengd, zilver of goud. Alleen is zijn heluid te zwaar dat een zeer kwetst, dat is waar. 16605 Nergens vindt men het ver of dichtbij dan in het land van Germanie, dat wij Saksen noemen nu. Want koper noemt men het, dat zeg ik u, met grote moeite en met vuur 16610 een metaal van haar manier dat auricolas heet in Latijn dat denk ik dat het in Latijn mag zijn voor waar wanen en boeken soms dat dit is dit het electrum. |
De naam koper, Duits Kupfer, Engels copper, Frans cuivre, Latijn cuprum, Grieks kuperion: uit Cyprus, dit stamt uit het Assyrische kipar, dat woord is ouder dan de naam van het eiland Cyprus waar het metaal bij de Romeinen onder de naam aes cyprium, later cuprum bekend was.
Latijn electrum: barnsteen, Grieks elektor: de zon, het zijn gestolde zonnestralen. De enigste vorm van elektriciteit die de ouden kenden was van barnsteen, electron. Door stevig met een wollen doek te wrijven wordt het elektrisch en trekt zeer lichte voorwerpen, als vlierpitballetjes en papiersnippers aan en gaf aanleiding tot de naam. Elektron was oorspronkelijk de naam voor een mengsel van 4 delen goud en 1 deel zilver. Toen men later het barnsteen door de Phoeniciers leerde kennen zal de gelijke kleur en aanzien de basis gegeven hebben dat het dezelfde naam kreeg.
Koper munt uit door zijn taaiheid, rekbaarheid en smeedbaarheid. Het wordt gebruikt voor munten, huis- en keukenwerk en als dak- scheepsbekleding. Koperverbindingen zijn zware vergiften. Koperen pannen kunnen vergiftigingen opleveren, vooral als er zure of zouthoudend eten in gedaan worden.
Brons is vanouds bij ons, evenals bij de Grieken en het Romeinse woord aes, de naam van koper of in ieder geval van zulke legeringen waarin koper het hoofdbestanddeel uitmaakt. Ook werd er bij koper wel tin, lood, zink of zilver bijgevoegd.
Roodkopererts, een zuurstofverbinding met een cochenilrode kleur, dat wordt gevonden bij Lyon, Cornwall, Oeral, Altaigebergte.
Koperkies, is messinggeel, dikwijls bont aangelopen, het bevat ijzer en zwavel. Het komt voor in Saksen en de Hartz.
16615stannum heten wi dat ten dat ne vindemen niet verre hent jn cornuwalge in inglant want wilen ment elniewer vant mar nu hebment in corten tiden 16620jn germania vonden siden dats van naturen clar ende wit mar lichtelike het hem besmit met copre wel te rechte ghemanc gheuet arde soete gheclanc |
5. 16615 Stannum noemen wij dat dan. Dat nee vindt men niet ver heen in Cornwal in Engeland omdat wijlen men het nergens vond. Maar nu heeft men pas geleden 16620 in Germani gevonden sinds dat is van naturen helder en wit maar lichtelijk het zich besmet. Met koper wel goed gemengd geeft een harde, zoete klank. |
Zie voorgaande, roodkopererts. Het koper uit Cornwall was dus meer roder dan het gele uit Saksen.
16625Plumbum heten wi dat bli loet hiet ons segghen wi van sire naturen eist seere swar ende men seghet ouer war dat min argert ende slijt 16630dan ander metal in langher tijt doef eist selue alte male ende doef so maketet alle metale so wat datment der toe doet sine scumen es dicken goet 16635metten loede ende metten viere bescheedement van alre maniere ende dat seluer maketet wit men wlquams niet het ne dade dit |
6. 16625 Plumbum noemen wij dat blei, lood heet het zeggen wij. Van zijn natuur is het zeer zwaar. En men zegt voor waar dat het weinig verergert en slijt 16630 dan ander metaal in lange tijd. Dof is het zelf helemaal en dof zo maakt het alle metalen zo waar men het toe doet. Zijn schuim is vaak goed. 16635 Met het lood en met het vuur scheidt men het van andere soorten. En datzelfde maakt wit men volbracht dit niet, als hij deed niet dit. |
Plumbum, Lood, Engels lead, oud Engels lead, midden Engels lede: gewicht, Duits Blei, Frans plomb, van plumbum.
Lood is ongeveer elfmaal zo zwaar als water, heeft op de verse doorsnede een witachtige grijze kleur en sterke glans, het wordt echter gauw dof en zwartachtig. Het is zeer week, rek- en pletbaar, gemakkelijk smeltbaar maar met een geringe vastheid. Het wordt gebruikt voor buizen, geweerkogels, hagel en tal van legeringen.
Organische zuren werken er gemakkelijk op in, via azijnzuur wordt loodwit verkregen, dat was vroeger een belangrijke witte verfstof. Dat gebeurde door een plaat lood in een van onder gesloten stenen bloempot te doen waarin wat azijn werd gedaan. Door gisting boven de 45 graden ontstaat ook koolzuur, de warme azijndampen tasten het lood aan waarna met koolzuur het loodwit wordt neergeslagen. Na een 10 weken worden de loden platen afgeklopt, het loodwit gezeefd en nat gemalen. Moet het droog afgeleverd worden dan wordt de natte brij gedroogd. Hierbij en bij het inzakken ontstaat de grootste stofontwikkeling en de gevreesde loodvergiftiging. In elke vorm is lood zeer vergiftig.
Ferrum dats iser in onse tale 16640cout van naturen art also wale dat alle andre metale verwinnet nochtan vindemen ende kinnet an hem die cranchet van naturen dathet niet ne can gheduren 16645ghemanc in arden ende in steene dart nature oudet alleene sijn roest wasset hem al dar ende nemmermeer ne scurment so clar none vilet noch ne slipet 16650hetne ontfat ende begripet lichtelike ene roest smette dar hem af comet grote lette der maghe eist goet alsmen vint want etse vercoelt ende ombint 16655stael machmen van isere maken met groter pinen met swaren saken met vele slane met groten viere ende dit werdet van arder maniere oec vindemen in somech lant 16660erande iser als ict vant datmen andein hetet openbare men maghet smelten alst copper ware mar hens te smedene niet goet hensi datmer conste toe doet |
7. Ferrum dat is ijzer in onze taal. 16640 Koud van naturen, hard alzo wel dat het alle andere metalen overwint. Nochtans vindt men en kent aan hem de zwakheid van naturen dat het niet goed kan blijven. 16645 Gemengd in aarde en in stenen de aard van de natuur houdt het alleen zijn roest groeit aan hem aldaar en nimmermeer scheurt men het zo helder nog vijlt, nog slijpt. 16650 Het ontvangt en grijpt gemakkelijk een roestsmet waarvan hem af komt grote let. De maag is het goed, zoals men vindt, want het verkoelt en ontbindt. 16655 Staal kan men van ijzer maken met grote moeite en met zware zaken met veel slaan en met groot vuur en dit wordt van hardere manier. Ook vindt men in sommige land 16660 een soort ijzer, zoals ik het vond dat men arduin heet in het openbaar. Men kan het smelten alsof het koper was maar het is te smeden niet goed, tenzij dat men er kunsten toe doet. |
Ferrum, ijzer, Duits Eisen, Engels iron, oud Engels iren en isen, oud Saksisch Isern, oud Hoogduits Isarn, Gotisch eisarna, van Gotisch bras, geld, oud Hoogduits Er, oud Engels ar of aer betekent hetzelfde, uit Latijn aes, koper. De basis betekent origineel schijnen of glimmen, Frans fer, van ferrum.
Bruin ijzererts, het belangrijkste ijzererts van Duitsland en Oostenrijk, met leem vermengd vormt het geel ijzeroker, ijzeroer of moeraserts, donkergeel tot zwart is het in de laaglanden van het noordelijk halfrond, in de bodem van vochtige weilanden en moerassen. Het ligt onder de vennen als een vaste dichte substantie, droogt het ven op dan kan het scheuren en loopt het water dan altijd weg. Het heeft zich uit ijzerhoudend water afgezet. Sommige drains kunnen geheel verstopt raken door het afvoeren van ijzerhoudend water. In 1800 werd er hier ook nog 6000 ton ijzer gewonnen.
IJzer is in verscheidene verbindingen en toebereidingen een oud geneesmiddel. Het ijzerroest trekt tezamen, iets wat al bij Dioscorides gevonden wordt, stelpt de vloed van de vrouwen.
16665hjer henden de metale seuene dit es tbelof van minen gheuene dat ic belouede minen here sijn es te rechte al die ere esser iet goets in gheseit 16670want ic ne hadde den arebeit niet bestan lude no stille hetne ware dor sinen wille dje eneghe doghet in desen boeke mach gheuinden ofte ghesoeken 16675die werden gegheuen te sire bede die dit selue dichten dede dat got alre zielen verlichtre ende oec mede vorden dichtre hem si ghenadech ende uerleene 16680dat lijf dar doot an es negheene amen |
16665 Hier eindigen de zeven metalen dat is beloofd van mij te geven dat ik beloofde aan mijn heer voor hem is terecht al die eer. Is er iets goeds in gezegd 16670 want ik had het werk dan niet gedaan en leefde nog stil. Was het niet door zijn wil de enige deugd in dit boek mag vinden of zoeken 16675 die werden gegeven op zijn bede die dit zelf dichten deed. Dat God alle zielen verlichtte en ook mede voor de dichter hem zij genadig en verleen 16680 dat lijf, waar dood aan is aan geen! Amen. |
Zie verder: http://www.volkoomen.nl/