Der naturen bloeme

Over Der naturen bloeme

Jacob van Maerlant schrijft uit de Liber de nature rerum rond 1350 over alles van de natuur als van mensen, viervoetige dieren, vogels, slangen, insecten en fabeldieren wat we nu een bestiaria noemen.

Geschreven en omgezet door Nico Koomen.

Inleiding staat onderaan.

Jacob van merlant die dit dichte

Omme te sendene tere ghifte

wil datmen dit boec nome

jn ulaems der naturen bloeme

5want noch noint in dietscen boeken

ne gheen dichtre wilde soeken

hiet te dichtene van naturen

van so messeliken creaturen

alse in desen boeken staen

10niemene nebbe dies waen

dat ic die materie vensede

els dan ic die rime pensede

want de materie vergaderde recht

van colne meester albrecht

15hute desen meesters die hir comen

die ic iv sal bi namen nomen

die erste es aristotiles

die met rechte wel deerste es

want hi van alre phisosophyen

20van alre naturliker clergien

bouen allen eidinen die hoit waren

crone draghet inder scaren

waer somen dit teikin siet AR

dats dat hi segghens pliet

25plinius die comet hier naer

wis boeke men oudet ouer waer

solinus dar na die van naturen

spreket scone in sire scrifturen

jn enen boeke diemen weet

30die vander werelt wondre heet

Sente ambrosius van melane

die van naturen doet te verstane

jn sinen boeke Exameron

dien nopmen dicken in dit doen

35sente bazelis sekerlike

dien got sende van emelrike

enen boec van beesten nature

staet dicken oec in dese scrifture

Sente isidorus oec mede

40die dicken groote nuttelikede

ghescreuen heuet in sinen boeken

dicken moetmen sijns hier roeken

echt meester iacob van vitri

bisscop van hakers so was hi

45sident cardinael van rome

sijns eist recht dat ic hier gome

een boec oec mar menne weet

wiene makede ghereet

die es geheeten onder hem somen

50experimentator hormenne nomen

sijn wort setti hier mede

alst noot es ter menegher stede

Galienus palladius

platearius fisogolus

55lucillus piso teofrastus

entie keiser claudius

dorothenus van athenen

ende dyogenus ghemeene

dymocritus apollodijn

60die vanden beesten die draghen venijn

jn sinen boeken latet besien

dionisius die fisisien

katon verro ende marcus

eraclides ende orpheus

65pitagoras ende menander

omerus ende nicander

mucianus dyagoras

virgilius ende andreas

coninc iuba patroneus

70coninc philometor metellus

coninc tholomeus vmbricus

coninc antigonus alfeus

coninc archelaus flaminus

philiomon ende nigidius

75ceneca ende cicero

entie wise ipocras also

nigidius ende matulidus

dit sijn die meesters dar wi dus

dit werc af ebben ghemaket

80dar toe die bouen allen smaket

dats die wise sente agustijn

seghet hier mede toe dat sijn

dar toe vander biblen de glose

saiet hier meneghe soete rose

85wien so fauelen dan vernoien

ende onnutte loghenen moien

lesier nutscap ende waer

ende uersta dat noit een haer

om niet ne mekede nature

90het nes so onwerde creature

sones teregher sake goet

want got die bouen al es vroet

dans te gheloeuene meer no min

dat hi hiet makede sonder min

95noch gheene dinc ne makede har seluen

noch die duuel noch die heluen

ne makeden creaturen nie

dies willic dat elc besie

ende loue gode van allen saken

100die wonderlic es in sijn maken

jc ebbe belouet ende wilt ghelden

ghewilleghelike ende sonder scelden

te dichtene .i. bestiaris

nochtan wetic wel dat waer is

105dat dar willem huten houe

een priester van goeden loue

van erdenborch: enen heuet ghemaket

mar hi waser in ontraket

want hine huten walsche dichte

110dies wart hi ontledet lichte

ende heuet dat ware begheuen

mar daric dit hute ebbe bescreuen

ebbic van broeder albrechte

van colne diemen wel met rechte

115hetet bloeme van der clergien

vp hem dar ix conlike lien

deerste boec sal iv bedieden

dat wonder datmen vindet van lieden

dander van .iiii. uoeten beesten

120darmen uele af spreket in geesten

die derde die sal sonder lieghen

sijn uan uoghelen die ulieghen

die vierde dats noch mee

es vanden wondre vander ze

125die uichte van uisschen meneghertiere

die die zee uoedet entie riuiere

den sesten belouic te sine

van serpenten met venine

die seuende sal sijn van wormen

130die sijn van messeliken uormen

die achtende van bomen die int wout

wassen arde menech fout

de neghende sal ghewaghen

van bomen die specie draghen

135die tiende sal bedieden dat cruud

dat menegherande heuet vertuud

die .xi. spreket van fonteinen

beeda van soeten ende van onreinen

die twelefste van dieren steenen

140beede van groten ende van cleenen

de dertienste van .vij. metalen

diemen moet huter erden halen

ende in allen desen boeken

mach hi vinden dies wilroeken

145medicina dachcurtinghe

scone redene ende leringhe

ende dit dichtic dor sinen wille

dien ix ian lude ende stille

dats mine here niclaus van cats

150ende omme dat mi ghebreket scats

biddic dat hem ghename si

dit iuweelkin van mi

Gode biddic al te voeren

ende sine moeder hute vercoren

155ende si minen sin verlichte

also dat ic moete dichte

dat vromelic si ende bequame

jc beghinne in marien name

Proloog.

Jacob van Maerlant die dit dicht

om te zenden een tere gift

wil dat men dit boek noemt

in Vlaams ‘Der naturen bloeme’

want nog nooit in Dietse boeken

en geen dichter zal het zoeken

om hier te dichten van de natuur

van zulke verschillende creaturen

zoals in deze boeken staan.

10 Niemand heeft de waan

dat ik deze materie veinsde

anders dat ik de rijmen peinsde

want de materie verzamelde echt

van Keulen meester Albrecht (1)

uit de meesters die hierna komen

en die ik bij namen zal noemen.

De eerste is Aristoteles

die met recht wel de eerste is

omdat hij van alle filosofen

20 en van andere klerken over de natuur

boven alle heidenen die er ooit waren

de kroon draagt van de scharen

waar je soms dit teken ziet, AR (2)

dat is dat hij het hier te zeggen pleegt.

25 Plinius die komt hierna

wiens boeken men houdt voor waar

Solinus daarna die van natuur

mooi spreekt in zijn geschriften

in een boek die men kent

30 en die ‘van de wereld wonderen’ heet.

Sint Ambrosius van Milaan

die van de natuur laat verstaan

in zijn boek ‘Exameron ‘

die noopt men veel hier te gebruiken.

35 Sint Basilius zeker

die God zond vanuit het hemelrijk

een boek over beesten natuur

staat ook vaak in dit schrift.

Sint Isidorus ook mede

40 die vele grote nuttigheden

geschreven heeft in zijn boeken

vaak moet men hem hier waarnemen.

Echt meester Jacob van Vitri

bisschop van Akko, dat was hij

45 en nu zittend kardinaal van Rome.

Ze hebben er echt op dat ik ze hier noem.

Een boek ook waarvan men weet

wie het maakte gereed

die is genoemd onder hen sommige.

50 Experimentator horen we wij het noemen.

Zijn woord zetten we hier mede

als het nodig is, op menige plaats.

Galenus en Palladius,

Platearius en Physologus,

55 Lucillus, Piso, Theophrastus

en de keizer Claudius,

Dorotheus van Athene,

en Dyogenus algemeen,

Dymocritus Apollodus,

60 die van de beesten die dragen venijn

in hun boeken laten zien,

Dionysus de geneesheer

Cato, Varro en Marcus,

Eraclides en Orpheus,

65 Pythagoras en Menander,

Homerus en Nicander,

Musianus en Dyagoras,

Vergilius en Andreas,

Koning Juba, Patronius,

70 koning Philometor, Metellus,

koning Ptolomeus, Umbricus,

koning Antigonus, Alpheus,

koning Archelaus, Flamicius,

Philemon en Nigidius,

75 Seneca en Cicero

en die wijze Hippocrates alzo

Hygienus en Matilius,

dit zijn die meesters waarvan wij dus

dit werk van hebben gemaakt.

80 Daarbij die boven allen staat

dat is de wijze Sint Augustinus

zeg het hier mede bij dat je van zijn

glossaria van de bijbel

hier ziet menige zoete strofen.

85 Wie zo fabels dan verdrieten

en onnutte leugens vermoeien

lees hier de nuttigheid en waarheid

en begrijp dat nooit voor niets

om niet nee maakte de natuur,

90 zelfs al is het zo’n onwaardig creatuur

het is voor enige zaken goed

want God die boven alles verstandig

dat te geloven is meer of min

dat Hij het niet maakte zonder bedoeling

95 nog geen ding maakt zichzelf

nog de duivel, nog de elven

nee, maakten die creaturen niet.

Zo wil ik dat elk beziet

en God looft in alle zaken

100 die wonderlijk zijn in hun maaksel.

Ik heb beloofd en laat het gelden

gewillig en zonder schelden

te dichten een bestiarium.

Nochtans weet ik wel dat het waar is

105 dat heer Willem uit de Hof,

een priester van goede lof

van Aardeburg, er een heeft gemaakt

maar hij was er in verdwaald

want hij uit het Frans dichtte

110 dus werd hij gemakkelijk ontwricht

en heeft het ware opgegeven.

Maar waar ik dit uit heb beschreven

heb ik van broeder Albrecht

van Keulen die men wel met recht

115 noemt ‘bloem van de geestelijkheid.

Op hem durf ik koen te vertrouwen.

Het eerste boek zal u verklaren

van het wonder dat men vindt van lieden.

De volgende van viervoetige beesten

120 waarvan men veel spreekt in verhalen.

De derde, die zal zonder liegen,

zijn van vogels die vliegen.

De vierde, dat is nog meer,

is van de wonderen van de zee.

125 De vijfde is van vele soorten vissen

die de zee voedt en de rivieren

De zesde beloof ik te zijn

van serpenten met venijn.

De zevende zal zijn van wormen

130 die zijn van misselijke vormen

De achtste van bomen die in het woud

groeien zeer menigvuldig.

De negende zal gewagen

van bomen die specerijen dragen.

135 De tiende zal verklaren het kruid

dat menigvuldige kracht heeft.

De elfde spreekt van fonteinen

beide, van zoete en van onreine.

De twaalfde van dure stenen

140 beide, van grote en van kleine.

De dertiende van zeven metalen

die men uit de aarde moet halen.

En in al deze boeken

mag hij vinden, die zich er toe zet,

145 medicijnen en tijdverdrijf,

mooie redenen en lering.

En dit dicht ik door zijn wil

die 9 luid en stil,

dat is mijn heer Niclaus van Cats

150 omdat hij mijn gebreken schat

bid ik dat het hem aangenaam zij

dit juweeltje van mij.

God bid ik van tevoren

en zijn Moeder uitverkoren

155 dat zij mijn geest verlicht

alzo dat ik moet dichten

dat goed is en bekwaam

Ik begin in Maria ‘s naam.

Menselijke levensstadia

Omme dat de mensce nader scrifturen

160coninc es der creaturen

es dus van hem mijn beghin

alst kint comet ter werelt in

so eist bouen allen dieren cranc

want het neuet crupen no ganc

165ende aristotiles die seghet

dat hem te wassene pleghet

ter seuender maent hare tande

ende meest es hare soch sulkerande

dat der vrouwen melc si heet

170dat kindekin ne doet noch weet

altoes negheen quaet

voer dat sprekens bestaet

dits deerste etaet vanden kinde

also als icket bescreuen vinde

175dandre etaet die gaet in

alst kint doet sprekens beghin

ende men seghet die spade gaen

dat si erst sprekens bestaen

lettel vindemerre die wel sproken

180her hem die moude werdet beloken

jn .v. iaren als aristotiles telt

heuet kint sire langhen delt

dese kintsce etaet strecket te waren

alsemen seghet te .xv. iaren

ende heuet ene name van suuerheden

jn latijn maer al nu heden

es die quateit so verheuen

datter lettel suuer leuen

tote dat si tharen daghen comen

hier bi heuet menscheit af ghenomen

ioghet hetet de derde etaet

die te .xv. iaren bestaet

ende strecket tote xxv iaren

dan wint die mensche uort te waren

mar lase de menscelichede

vloiet so nu in die onsuuerhede

dat de mensce hem seluen vertert

met te doene dat hi beghert

dat hi cume mach heten man

200gans ende salech raet wart dan

datmen huwelic wilde sparen

tote .xxii. iaren

dan sijn die senewen entie been

beede wlcomen ouer een

205ende die waesdoem es al wlcomen

plaghemens het soude nu vromen

manneit es die vierde etaet

die te xxxv. jaren ane gaet

dan es die mensce wlcomen

210ende nature heuet ghenomen

hare groue ende hare linghe

entie luxurie ende hare dinghe

beghinnen inden man te gaen

dan willi starke dinc bestaen

215dese etaet van deser tijd

maket orloghe ende strijd

ende nijd ende ouerde riset

die dicke te stride wiset

dese etaet loept te waren

220vpward tote .L. jaren

ten .L. iaren comt die oude

die noit niemen ebben woude

nochtan wilt al lange leuen

aristotilus heuet bescreuen

225dat die houde comen moet

alse den mensce ontgaet sijn bloet

al houden saen man ende wijf

die lettel bloets ebben int lijf

dese etaet vallet in een strec

230want so ghierech wert ende vrec

ende dit es de redene twi

die mensce merket wel dat hi

te dale gaet. ende wille sparen

hem die na hem comen te waren

235te ebne hare lijfnere

ende oec om sijn selues there

alse die curtelike dernaer

niet ne wint ende es swaer

jnde oude mindert inden man

240alle smette die hem ghinc an

maer vrechede ende gierechede

beghinnen eerst dan wassen mede

ja al plachire niet te voren

nv heeftise vaste vercoren

245dese etaet strecket te waren

nv bi tide tote lxx. jaren

vort meer alse die mensce lijd

van lxx. jaren die tijd

so gaet hi tsuffen ende rasen

250hem dinket al die werelt duasen

al dat hi siet dinket hem quaet

hi lachtert al dat wale staet

mar hi priset al datter was

datter nv es dinket hem gheduas

255sine crachte die te breken

jn allen dinghen sonder in spreken

dat andre liede bringhen vort

dinken hem [wesen] dulle word

ende tsine dinket hem wesen groot

260dese etaet die loept ter doot

want al dat lijf heuet ontfaen

moet ter doet ten hende gaen

maer dar na comt dat langhe lijf

dies nemmermeer ne wert gheblijf

265iof du sies dat enech man

ter gadoet spoet so nem dan

een mes ende mac int hore .i. gat

ende jof tu heues tijd ende stat

doe hem laten die mediane

270want bloet doet hem na minen wane

1. Menselijke levensstadia.

Omdat de mensen naar de schriften

160 koning is van de creaturen

is dus van hem mijn begin.

Als kind komt het ter wereld in

Zo is het boven alle dieren zwak

want het niet kruipt of gaat.

165 En Aristoteles die zegt

dat bij hem te groeien pleegt

in de zevende maand zijn tanden.

En meestal is hun zog zodanig

dat de vrouwenmelk is heet.

170 Dat kindje dat niets doet of weet

in ieder geval nog geen kwaad

voordat het spreken gaat.

Dat is de eerste staat van het kind

zoals ik het beschreven vindt.

175 De andere staat die gaat in

als het kind met spreken begint.

En men zegt het, die laat gaan lopen

dat die het eerste spreken gaan.

Weinig vindt men er die goed spraken

180 eer hem de schedel werd gesloten.

In vijf jaren, zoals Aristoteles telt

heeft het kind zijn langste gedeelte.

Deze kindse staat strekt ze te bewaren,

zoals men zegt, tot vijftien jaren

en heeft een naam van zuiverheden (1)

in Latijn. Maar nu tegenwoordig

is die kwaadheid al zo verheven

dat er weinig zuiver leven

totdat ze tot hun dagen komen.

Hierom heeft de mensheid achteruitgegaan.

Jeugd heet de derde staat

die vanaf vijftien jaar bestaat

en strekt tot vijf en twintig jaren.

Dan wint de mens voort te waren

maar helaas, de menselijkheden

vliedt zo in onzuiverheden

dat de mens zichzelf verteert

met te doen wat hij begeert

dat hij nauwelijks mens mag heten.

200 Goede en zalige raad is het dan

dat men het huwelijk moet sparen

tot de twee en twintigste jaren

dan komen de zenuwen en de benen

beide volkomen met elkaar overeen

205 en is de volwassenheid zo volkomen

doet men dit, het zou verbeteren.

Manlijkheid is de vierde staat

die met vijf en dertig jaren aangaat

dan is de mens volkomen

210 en de natuur heeft genomen

zijn dikte en zijn lengte

en wulpsheid en haar dingen

beginnen in de man te gaan,

dan wil hij sterke dingen doen.

215 Deze staat van deze tijd

maakt oorlog en strijd

en afgunst en hoogmoed die rijst

die vaak tot strijd wijst.

Deze staat loopt te waren

220 opwaarts tot vijftig jaren.

Met vijftig jaren komt de ouderdom

die nooit iemand hebben wou

nochtans willen allen lang leven.

Aristoteles heeft geschreven

225 dat de ouderdom komen moet

als de mens ontgaat zijn bloed

al ouderdom gelijk, man en wijf

die weinig bloed hebben in het lijf.

Deze staat vervalt in een streek

230 dan wordt hij gierig en een vrek.

Dit is om reden twee,

De mens merkt wel dat hij

te dal gaat en wil sparen

voor hen die na hem komen te waren

235 en te hebben hun leeftocht

en ook om zichzelf te daar

als ze dit kort daarna

niet verdienen kunnen en het zwaar wordt.

Met de ouderdom vermindert in de man

240 alle smetten die hem gingen aan,

maar vrekkigheid en gierigheid

beginnen dan eerst te groeien mede.

Ja, al was hij dat niet tevoren

nu heeft hij het helemaal uitverkoren.

245 Deze staat strekt te waren

opwaarts soms tot zeventig jaren

verder meer als de mens gaat.

Vanaf zeventig jaren die tijd

dan gaat hij suffen en razen

250 en denkt dat iedereen in de wereld daast.

Van alles wat hij ziet denkt hij kwaad

hij lacht alles uit dat goed staat

maar hij prijst alles dat er was

dat er nu is dat is voor hem dwaas.

255 Zijn krachten die breken

in alle dingen, uitgezonderd in het spreken.

Wat andere lieden brengen voort

denkt hij te zijn gekke woorden

en het zijne dat denkt hij wijsheid groot.

260 Deze ouderdom loopt ter dood

want alles wat het lijf heeft ontvangen

moet met de dood ten einde gaan.

Maar daarna komt dat lange leven

dus nimmermeer is er een blijven.

265 Als je ziet dat enig man

naar snelle dood of pest spoedt neem dan

een mes en maak in het oor een gat

en als je hebt tijd en plaats

laat hem een ader in het midden van de arm.

270 want het bloed doodt hem naar mijn waan. (3)

(1) Burger: De kindertijd ontleent haar naam (pueritia) aan het woord dat ’zuiverheid’ betekent (puritas) - de afleiding is onjuist, maar typerend voor de middeleeuwse etymologie, die vrijwel uitsluitend gericht was op het achterhalen van de vermeende grondbetekenis van een woord.

(3) zijn bloed is dodelijk, vandaar het bloed laten.

nv hord van wonderliken lieden

dar ons die wise of bedieden

maer eer wi spreken van elken allene

horter of teersten int ghemeene

275om dat dese eerste boec bedied

dat wonder dat men ter werelt siet

so vraghemen of dat volc te samen

van adame onsen vader quamen

ende wi segghen neensi niet

280het ne sij also ghesciet

als ons scriuet adelijn

die seghet dat centauroene sijn

ghewassen ter werelt an

van den beesten ende van den man

285die wise segghen ieghen dat

al eist ghesciet te menegher stat

dat sulke dier onlanghe leuen

sente Jeronimus heuet bescreuen

jn sente pauwels vite

290die was die eerste heremite

datten sente anthonis sochte

jn die woude dar hi mochte

hem quam een wonder te ghemoete

een man staende up gheets uoete

295ende vor sijn vorhoft horne twe

alse buxhorne min no me

ende seide aldus spreke die scripture

jc bem eene steruelike creature

ende van minen ghesellen bode

300ende wi bidden v dat ghi bid gode

ouer mi ende ouer de mine

die hier wonen in de wostine

want wi bekennen dat hi es comen

den mensce te salicheden ende te vromen

305an scijnt na die vraie word

die men van Jeronimuse hord

als of dese creature adde jn

menscelike redene ende sin

maer wine segghen altoes niet

310dat dus beestelic een ghediet

van adame moghen sijn comen

ende al vindemen an hem somen

menscelike lede .i. deel

onse geloue es dat geheel

315dat si die siele niet hebben ontfaen

die nemmermeer machte gaen

ende het nes te wonderne niet

dat dus beestelic een ghediet

een deel van meeren sinne si

320want bi auonturen bedj

dat si in vterliken leden

gheliken der menscelicheden

si sijn een deel van binnen

machlichte van subtilen sinne

325dan andre bestelike diere

dit machmen dit merken schiere

nu es hier ghesproken int ghemene

vort hort van elken wondre allene

2. Nu hoort van wonderlijke lieden

daar ons de wijzen van aanwijzen,

maar voor wij spreken van elk alleen

hoor er eerst van in het algemeen.

275 Omdat dit eerste boek aanwijst

van het wonder dat men in de wereld ziet,

dan vraagt men of dat volk tezamen

van Adam onze vader kwam.

En wij zeggen, neen, dat is het niet

280 het is niet zo geschied.

Zoals ons schrijft Adelinus

die zegt dat er Centaurs (1) zijn

gewonnen in de wereld van

de beesten en van de man.

285 De wijzen zeggen ertegen dat

al is het gebeurd op vele plaatsen

en dat zulke dieren niet zeer lang leven.

Sint Hiëronymus heeft ze beschreven

in Sint Paulus leven.

290 Die was de eerste heremiet

die naar Sint Antonius zocht

en in het woud waar hij mocht

kwam hem een wonder tegemoet

een man staande op geitenvoeten

295 en voor zijn voorhoofd horens twee

als bokkenhorens min of meer

en zei, aldus zegt de schrift,

ԩk ben een sterfelijk creatuur

en van mijn gezellen een bode

300 en wij vragen u opdat u bidt tot God

voor mij en de mijnen

die hier wonen in de woestijn

want wij bekennen dat Hij is gekomen

om de mensen zalig te maken en te bate.

305 Nu schijnt het na die fraaie woorden

die men van Hiëronymus hoorde

alsof dit schepsel had in

menselijke rede en geest.

Maar wij zeggen altijd niet

310 dat dusdanige beesten die dit doen

van Adam mogen zijn gekomen.

En al vindt men aan hen soms

menselijke leden, een deel

ons geloof is geheel

315 dat ze niet de ziel hebben ontvangen

die nimmermeer mag uit gaan.

Het is te dan niet te verwonderen

dat dusdanig beestachtig volk

een deel van meerdere geesten is.

320 Want uit verhalen blijkt

dat ze in uiterlijke leden

gelijken op de mensen.

Ze zijn een deel van binnen

mogelijk van subtielere geest

325 dan andere beestachtige dieren.

Dit mag men opmerken snel.

Nu is hier gesproken in het algemeen

voort hoort van elk wonder alleen.

(1) paring van mens en dier, een onocentaur. Dit fabuleuze dier begon zijn literaire bestaan in de Septuagint. De Griekse versie van Jesaja 13: 21 en 34: 14 geeft onocentaurs weer voor het Hebreeuwse woord wat in de geautoriseerde versie ‘veldgeesten’ geworden is. ...’En veldgeesten daar rondhuppelen, wilde honden zullen huilen in de burchten en jakhalzen in de paleizen van wellust’, , 34; 14 ‘veldgeesten ontmoeten elkander, ja, daar zal het nachtspook verwijlen en een rustplaats voor zich vinden.’ Dat deze vertalers van Jesaja het woord niet uitgevonden hebben zien we in een passage van Aelianus waar hij, na de beschrijving van de onocentaur, zegt: ‘Pythagoras stelt dat dit ding, naar de getuigenis van Crates, uit Pergamum komt.’ Naar alle waarschijnlijkheid waren de vertalers bekend met Crates. Toen ze dan ook dit vreemde woord tegenkwamen hadden ze een probleem om het Hebreeuwse woord voor een verschrikkelijk dier’ te vertalen en maakten er een onocentaur van.

De onocentaur is een van de dieren die voorkomt in de Physiologus. Het dier heeft een menselijk gezicht en is omgeven door dik haar, heeft handen en het bovenste deel van het lichaam is menselijk in vorm, maar het lagere gedeelte met de achterpoten lijkt op die van de ezel. Er wordt geen melding gemaakt van een staart. De kleur van het lichaam is asgrijs met wat wit aan de lendenen. De handen hebben een dubbele functie, als snelheid nodig is worden ze gebruikt als voeten en gaat het dier net zo snel als andere viervoeters. Als het nodig is om iets te plukken of te grijpen worden ze weer handen, dan wandelt het niet maar zet zich neer. Naar deze opmerkingen zou je zeggen dat het een staartloze aap was. Zonder deze beschrijving zou de naam suggereren dat het een monster was die van de klassieke centaur verschilt doordat het lichaam een ezelsgedeelte heeft in plaats van een paard. Het is de satyr, zie onder. Er zijn schrijvers als Adelinus die zeggen dat deze monsters ontstaan uit de paring van ezels met mensen.

Burger: Volgens Lucretius (De rerum natura, boek v) kunnen centauren niet bestaan, aangezien het paarddeel zou sterven voordat de menselijke helft de volwassenheid zou kunnen bereiken.

Mulder: De onocentaurus verenigt in zijn naam onager (ezel) en centaur. Ook dit wonderwezen kwam in de bijbel voor: in Job 13:21, zoals geciteerd door de Physiologus, verschenen ‘s irenen en onocentauren.’ In de Bijbelvertaling van Hieronymus, de Vulgaat, zijn beide verdwenen. Plinius verhaalt hoe hij ten tijde van keizer Claudius een hippocentaur gezien heeft die met honing gebalsemd van Egypte naar Rome werd gebracht (Naturalis Historia, VII, 35).

Jacob van vitri die seghet

330dat in orienten leghet

lande van wonderliken lieden

jn sinen boeken ormen bedieden

ende in andren boeken mede

dat daer es in ere stede

335volc van vremder manieren

een lant belopen met riuieren

dat amasonia es ghenant

el niet dan vrouwen wonen int lant

sonder gheselscap van manne

340entar sijnre meer nochtanne

danne .cc. dusent vrouwen

weltijt datse manne scouwen

dat si van .i. wighe keeren

dar si zeghe ebben met eren

345so nighen si hem alle daer

nemmeer dan ene warf int iaer

e willen si te manne gaen

ende alsi kint ebben ontfaen

eist cnapelin si oudent .vii. iaer

350ende sendent den vader dar naer

eist maghedekin si oudent dan

dus ouden si har lant sonder man

de manne wonen van hem verscheden

dar nes gheen geselscap van em beeden

355ghelijc recht datmen mach merken

dat die uoghelen met crommen becken

die femelen starker sijn

dan die merlen alst es anschijn

also machmen dar bescouwen

360starker bouen mannen vrouwen

oec neist ieghen redene niet

diemen bi naturen siet

want somen sere wederstaet

der onsuueren luxurien raet

365darmen bi uele machts verdriuet

somen met rechte starker bliuet

hoe dat beghin van desen vrouwen

erst quam machmen bescreuen scouwen

si quamen huten lande van sweden

370ende waren hem met moghenteden

hare manne af ghesleghen

van volke was dar bi gheleghen

dar quamen si met ghemenen rade

vp hem die hem daden die scade

375ende sloghent alte male doot

ende wraken hare scade groot

ende voeren wonen in dat lant

dat amasonia es ghenant

ende nemmermer vort sine wouden

380dat manne hare heren wesen souden

dese wijf sijn den kerstinen houd

ende ebben gheuochten met ghewoud

met ons up die sarrasine

dus es hare gheloue an scine

3, Jacob van Vitry die zegt

330 dat in de Oriënt ligt

een land van wonderlijke lieden.

In zijn boeken hoort men aanduiden

en in andere boeken mede

dat daar is in een plaats

335 een volk van vreemde manieren

in een land doorlopen met rivieren

dat Amazonia (1) is genoemd

en er alleen maar vrouwen wonen in dat land

zonder gezelschap van mannen

340 en daar zijn er meer nochtans

dan twee honderdduizend vrouwen.

Soms dat ze mannen aanschouwen

als ze van een strijd keren

waar ze zegen hebben met eren

345 dan buigen ze voor hen alle daar.

Nooit meer dan eenmaal in het jaar

dan willen ze naar de mannen gaan.

En als ze een kind hebben ontvangen

en is het een jongen dan houden ze het zeven jaar

350 en zenden het de vader daarna.

Is het een meisje dan houden ze het.

Dus houden ze hun land zonder man

en de mannen wonen van hen gescheiden.

Daar is geen gezelschap van hen beiden

355 gelijk dat men terecht mag opmerken

dat er vogels zijn met kromme bekken

de vrouwtjes sterker zijn

dan de mannetjes, als het lijkt,

alzo mag men het daar beschouwen.

360 Sterker boven mannen zijn die vrouwen. Ook is het tegen de reden niet

die men bij natuur ziet,

want zo men zeer weerstaat

de onzuivere wulpse raad

365 waar men veel kracht bij verdrijft

zodat men met recht sterk blijft.

Hoe dat het begin was van deze vrouwen

eerst kwam mag men beschreven beschouwen

dat ze kwamen uit het land van Zweden

370 en waren hen met mogendheden.

Hun mannen afgeslagen

door volk dat daarbij was gelegen.

Toen kwamen ze met algemene raad

op hen die hun deden de schande

375 en sloegen hen allen dood

en wraken hun grote schade

en gingen wonen in dat land

dat Amazonia is genoemd.

En nimmermeer wilden ze

380 dat mannen hun heer wezen zouden.

Deze wijven zijn de christenen goedgunstig

en hebben gevochten met geweld

met ons tegen de Sarasijnen

dus is hun geloof aanzienlijk.

(1) Deze, tot de verbeelding sprekende amazones, zouden hun woonplaats te Themistyra aan de vloed Thermodon in Pontus hebben. Toen de Grieken daar later met Alexander de Grote aankwamen en er geen amazones aantroffen vertelden ze dat ze allemaal door Hercules overwonnen waren. Men heeft ze nooit gevonden. Toch bleven ze tot de verbeelding spreken. In de Griekse mythologie is het zo een strijdlustig vrouwvolk geworden die onder een koningin leeft en maar een maal in een jaar met mannen tezamen komt. Bij de geboorte hielden ze alleen de meisjes waarvan later een borst weggebrand werd zodat ze de boog beter konden hanteren. De jongens werden naar de vaders gezonden of gedood of aan handen en voeten verminkt zodat ze alleen tot ondergeschikt huiselijk werk in staat waren. Soms worden ze dochters van Ares genoemd, ze zouden hun mannen deels gedood en deels verjaagd hebben. Of ze worden beschouwd als de overgebleven vrouwen van een Scythisch volk waarvan de mannen alle in de oorlog omgekomen zijn.

De krijgszuchtige vrouwen waren een geliefd onderwerp voor de Griekse artiesten. Maar in de Griekse kunst worden ze meestal met beide borsten, in Scythische of in Griekse kleding met opgetrokken chiton en een schouder en borst bloot en te paard of te voet afgebeeld. Nergens vind je het verhaal bevestigd dat ze de pasgeboren meisjes de rechterborst afgebrand zouden hebben. Dit verhaal is waarschijnlijk een mislukte poging om de naam te verklaren. Het Griekse amazon, (in meervoud amazones) werd door de Grieken opgevat als a-mazos: zonder (rechter)borst.

Hun strijd tegen de Griekse helden en de nederlaag die ze telkens lijden, is waarschijnlijk niet anders dan een mythologische voorstelling van een poging om een eredienst uit te breiden die op de hogere Griekse beschaving afstuitte. Waarschijnlijk gaat de sage op Scythische volkeren terug waarin de voortijd het moederrecht bestond en de vrouwen met de mannen mee vochten.

Het geloof bleef bestaan. Toen de Europese ontdekkers aan de oever van de Marannon gewapende vrouwen ontdekten, gaven ze die stroom dan ook de naam van Amazonenrivier.

Een Boheemse overlevering verhaalt van een merkwaardige geschiedenis van vrouwen in de geest van de mythische Amazones. Onder aanvoering van een zekere Wlasta scheidde zich een menigte jonge vrouwen af tot een organisatie die op militaire wijze werd ingericht. Ze versterkten de streek die ze tot woonplaats hadden gekozen met forten en handhaafden zich acht jaren lang tegen de hertog van Bohemen, Przemyslas. De manspersonen die in hun macht vielen werden omgebracht of voor slavendiensten gebruikt.

Burger: Geloof in de kracht die seksuele onthouding en maagdelijkheid schonken, was wijdverbreid in de middeleeuwen. Jacobus van Vitry vertelt in een van zijn voorbeelden over een jongen die opgevoed is in een klooster en nog nooit van zijn leven een vrouw gezien heeft. Op een dag neemt de abt hem mee op reis. Ze houden stil bij een smidse om de paarden van nieuwe hoefijzers te laten voorzien. De jongen neemt een roodgloeiend hoefijzer van het aambeeld en geeft dat aan de smid - zonder kreet van pijn, zonder zich te branden. De twee brengen de nacht door in een herberg, waar de jongen wordt verleid door de vrouw van de waard. Als hij de volgende dag bij een smid nogmaals een heet hoefijzer oppakt, moet hij het met een gil van pijn laten vallen.

385andre lieden heten nakede vroede

wonen daer in hare hoede

homoedech naket ende arem mede

die onwert ebben die hoechede

van arderike alte male

390jn holen wonen si sonder zale

hare wijf ende hare kinder

wonen metten beesten ghinder

sine vechten none striden

wilen quam in ouden tiden

395alexander in hare lant

ende alsise wijs ende arem vant

heuet hi homoedelike gheseit

bidt dats ghi wilt ets iv ghereit

doe seiden si doe onse bede

400wi bidden di dan ontsteruelicede

alexander antworde hem

jc die selue steruelic bem

welker wijs mochtic v gheuen

dat ghi soudet ewelike leuen

405doe seiden si seghet dat dijn raet

datti emmer te steruene staet

twi iaghestu achterlande dan

te scendene so meneghen man

daer sijn lieden van andre maniere

410ouer ganges die riuiere

dien de lettre hetet bracmanne

van sonderlanghen liue nochtanne

want dats wonderlike dinc

her de gots sone lijf ontfinc

415screuen wiselike de gone

vanden vader ende vanden sone

ende van hare euengheweldechede

an alexandre dor sine bede

ende scinen hare wort openbare

420joft kerstinlic gheloue ware

andre lieden wonen dar neuen

die om te comene in dat leuen

dat na dat steruen comet hier

hem verbernen in .i. vier

4. 385 Andere lieden heten naakte wijzen

en wonen daar in hun hoede.

Ootmoedig, naakt en arm mede

die niets ophebben met hoogheden

van het aardrijk allemaal.

390 In holen wonen ze zonder zaal

hun wijf en hun kinderen

wonen met de beesten ginder

zij vechten niet of strijden.

Wijlen kwam in oude tijden

395 Alexander in hun land

en toen hij ze wijs en arm vond

heeft hij barmhartig gezegd,

‘bidt wat gij wilt en het wordt gedaan’

Toen zeiden ze,’Doe ons deze bede

400 wij bidden u dan om onsterfelijkheid ‘

Alexander antwoordde hen,

ԩk die zelf sterfelijk ben,

Op welke manier mag ik je geven

dat gij eeuwig zou leven?’

405 Toen zeiden zij, zeg dan uw raad

omdat u immer te sterven staat,

waarom jaagt u in achter landen dan

om te schenden zoveel mannen?’

Daar zijn lieden van een andere soort,

410 over de Ganges, de rivier,

die de boeken noemt Brahmanen.

Van apart leven leven nochtans

want dat is een wonderlijk ding,

eer God de Zoon een lijf ontving

415 schrijven al wijs diegene

van de Vader en van de Zoon

en van haar eeuwigheid

aan Alexander, door zijn bede

en schijnt hun woord openbaar

420 alsof het Christelijk geloof ware.

Andere lieden wonen daar naast

die om te komen in dat lange leven

dat na het sterven komt hier

zich verbranden in een vuur.

385andre lieden heten nakede vroede

wonen daer in hare hoede

homoedech naket ende arem mede

die onwert ebben die hoechede

van arderike alte male

390jn holen wonen si sonder zale

hare wijf ende hare kinder

wonen metten beesten ghinder

sine vechten none striden

wilen quam in ouden tiden

395alexander in hare lant

ende alsise wijs ende arem vant

heuet hi homoedelike gheseit

bidt dats ghi wilt ets iv ghereit

doe seiden si doe onse bede

400wi bidden di dan ontsteruelicede

alexander antworde hem

jc die selue steruelic bem

welker wijs mochtic v gheuen

dat ghi soudet ewelike leuen

405doe seiden si seghet dat dijn raet

datti emmer te steruene staet

twi iaghestu achterlande dan

te scendene so meneghen man

daer sijn lieden van andre maniere

410ouer ganges die riuiere

dien de lettre hetet bracmanne

van sonderlanghen liue nochtanne

want dats wonderlike dinc

her de gots sone lijf ontfinc

415screuen wiselike de gone

vanden vader ende vanden sone

ende van hare euengheweldechede

an alexandre dor sine bede

ende scinen hare wort openbare

420joft kerstinlic gheloue ware

andre lieden wonen dar neuen

die om te comene in dat leuen

dat na dat steruen comet hier

hem verbernen in .i. vier

4. 385 Andere lieden heten naakte wijzen

en wonen daar in hun hoede.

Ootmoedig, naakt en arm mede

die niets ophebben met hoogheden

van het aardrijk allemaal.

390 In holen wonen ze zonder zaal

hun wijf en hun kinderen

wonen met de beesten ginder

zij vechten niet of strijden.

Wijlen kwam in oude tijden

395 Alexander in hun land

en toen hij ze wijs en arm vond

heeft hij barmhartig gezegd,

‘bidt wat gij wilt en het wordt gedaan’

Toen zeiden ze,’Doe ons deze bede

400 wij bidden u dan om onsterfelijkheid ‘

Alexander antwoordde hen,

ԩk die zelf sterfelijk ben,

Op welke manier mag ik je geven

dat gij eeuwig zou leven?’

405 Toen zeiden zij, Ժeg dan uw raad

omdat u immer te sterven staat,

waarom jaagt u in achter landen dan

om te schenden zoveel mannen?’

Daar zijn lieden van een andere soort,

410 over de Ganges, de rivier,

die de boeken noemt Brahmanen.

Van apart leven nochtans

want dat is een wonderlijk ding,

eer God de Zoon een lijf ontving

415 schrijven al wijs diegene

van de Vader en van de Zoon

en van haar eeuwigheid

aan Alexander, door zijn bede

en schijnt hun woord openbaar

420 alsof het Christelijk geloof ware.

Andere lieden wonen daarnaast

die om te komen in dat lange leven

dat na het sterven komt hier

zich verbranden in een vuur.



425ander uolc es daer onuroeder

die haren uaer ende hare moeder

alsi van ouden sijn uersleten

te doot slaen ente samen heten

ende dit ouden si ouer weldaet

430dies niet ne dade hi hiete quaet

oec vindemen dar in somech lant

menghen grooten gygant

[die .xii. cubitus sijn lanc]

ende uolxkin so clene so cranc

435cume so groot wi lesent dus

alse .iii. uoeten iofte .ii. cubitus

ar sijn urouwen horic iwagen

die als enewarf kinder draghen

entie werden grau geboren

440ende alsi out sijn als wijt horen

so werdet hem al swart dat aer

ander wijf wonen dar naer

diere viue bringhen tere drachte

mar sine leuen der iare mar achte

445oec es dar .i. uolc geseten

die die rowe visscen heten

ende drinken die soute zee

ander uolc so wont dar me

die de hande ebben verkert

450ende andie voete als men ons lert

ebben si theen twewarf viere

volc esserre van vremder manire

dien de uoeten stan verkert

ende als ons sente ieronimus leert

455so esser erande volc vonden

die sijn gehoeft ghelijc den onden

met crummen clawen ende met langhen

ende met beesten uellen behanghen

ende ouer hare spreken bassen

460ander uolc es dar ghewassen

so cleenen mont ebben die liede

dat si met enen cleenen riede

n sughen moeten dar si bi leuen

ander uolc es dar beneuen

465die menschen heten als ict ore

dese uolghen lieden bi spore

bider roke dats hare maniere

tote dat si comen tere riuiere

ende dar nemen si den lieden dat lijf

470weder het si man of wijf

425 Ander volk is daar dwaas

die hun vader en hun moeder

als ze van ouderdom zijn versleten

dood slaan en samen eten.

En dit houden ze voor weldaad

430 die het niet doet, hij heet daar slecht.

Ook vindt men daar in sommige land

menige grote gigant.

[die 5,5 m zijn lang]

435 En een volkje zo klein en zo zwak nauwelijks zo groot, wij lezen aldus,

als drie voeten of negentig cm.

Daar zijn vrouwen, hoor ik gewagen,

die eenmaal een kind dragen en die worden grauw geboren.

440 En als ze oud zijn, zoals wij het horen,

dan wordt hen helemaal zwart dat haar.

Een ander wijf woont daarnaast

die er vijf brengt in een dracht

maar zij leven daar maar acht jaar.

445 Ook is daar een volk gezeten

die rouwe vissen eten

en drinken van de zoute zee.

Ander volk zo woont daar meer

die de handen hebben verkeerd

450 en aan die voeten, als men ons leert,

hebben ze tenen, twee maal vier.

Volk is er van een vreemde soort

van wie de voeten staan verkeert.

En zoals onze Sint Hiëronymus leert

455 is er een soort volk gevonden

die voeten heeft gelijk de honden

met kromme klauwen en met lange

en met beestenvellen behangen

en in plaats van spreken bassen.

460 Ander volk is daar gegroeid

zo’n kleine mond hebben die lieden

dat ze met een klein rietje

zuigen moeten willen ze blijven leven.

Ander volk is daarnaast

465 die mensen eten, zoals ik het hoor,

en volgen lieden bij een spoor

via de geur, dat is hun manier,

totdat ze komen bij een rivier

en daar nemen ze van die lieden het lijf

470 of het een man of wijf is.

(1) Aristeas, 900 v. Chr., had een reis gemaakt naar het land der Issodoniers (ongeveer bij Irkoetsk) die de buren waren van de Arismaspen en mensen waren met een oog (arima: een, spou: oog) Dat de griffioenen in het hoge noorden op de Rhipaise bergen de goudmijnen tegen de Arimaspen bewaakten. De griffioenen leefden met de rijdende Scythisch Arimaspen en zo ook met hun paarden in vaste vijandschap. Vandaar het spreekwoord: ‘augentur grypes equis, dat is ,’het onmogelijke zal mogelijk worden’ De verhalen over hen, over eenogige demonen en over wezens die de gouden hemelberg bewaakten bleven eeuwenlang een gezocht onderwerp.

Burger: Ook bekend als ԧymnosofisten de middeleeuwse versie van de Indiase yogi’s. Misschien danken ook de parasolvoeten hun ontstaan aan ontmoetingen met yogi’s.

Mulder: Mede-eeuwigheid - van ‘medeeuwig’’met iemand of iets eeuwig bestaande, ( theol.).

De meeste middeleeuwse geleerden zagen de aarde als een bol, verdeeld in vijf klimaatgordels - het is een lasterlijke misvatting dat middeleeuwers dachten dat de aarde plat was. De gordels rond de polen waren onbewoonbaar door de grote koude; het gebied rond de evenaar liet geen mensen toe door overmatige hitte. De enige twee bewoonde gebieden waren dus de gematigde zones ten noorden en ten zuiden van de evenaar. In de loop der tijd werden de mensen die aan de ommezijde van de wereld leefden, onze tegenvoeters, verward met het door de Griekse reizigers beschreven mensenras waarvan de voeten naar achteren wezen, zodat ze in de dubbele betekenis van het woord ‘tegenvoeters’ of ‘antipoden’ werden. Dit volk veroorzaakte doctrinair ongemak: als het evangelie gepredikt was ‘Tot de einden der wereld ’dan was het niet mogelijk dat er op het zuidelijke deel van de aarde, door hitte en oceanen gescheiden van de rest van de mensheid en verstoken van de heilsboodschap, ook bezielde wezens leefden. Bovendien stammen volgens de Schrift alle mensen af van Adam - hoe konden er dan aan de andere kant van de wereld, aan gene zijde van de ondoordringbare hittegordel rond de evenaar, k mensen leven? Tot ver in de dertiende eeuw werd de antipodenleer dan ook fel bestreden van kerkelijke zijde.

Toch bood het bestaan van dergelijke volkeren, op veilige afstand van de mogelijkheid tot verificatie, ook theologische voordelen. Augustinus bezwoer de ketterse gedachte aan uitzonderingen op de natuurlijke orde met het argument dat het bestaan van monstervolkeren ons toont dat Gods wijsheid niet faalt als er bij ons een mismaakt kind geboren wordt. Kinderen met een staart, met twee hoofden, bedekt met haar of schubben, zonder mond, of met aaneengegroeide benen (’sirenenvorming,’ werd met deze redenering de status van ‘speling der natuur’ ՠontnomen. Strikt genomen bestonden spelingen der natuur dan ook niet: de uitdrukking was bekend, maar het was alleen onwetendheid die de mens een spelende natuur deed zien.

Mensen met hondenkoppen - in het Latijn de cynocephali. Vaak afgebeeld op kathedralen en kerken in voorstellingen van de apostelen die het Evangelie over de gehele aarde verspreiden - de cynocephali vertegenwoordigen daarin he Pygmeeën - de vroegste verwijzing naar de strijd tussen kraanvogels en pygmeeën is te vinden in Homerus' Ilias, in de eerste regels van het derde boek.

oec so wonen dar int lant

wijfs van sere scoonre maniere

500die ouden hem in ene riuiere

ende want sine ebben iser neghen

wapen si hem al in een

met wapinen van selure al

hoec wonen dar in somech dal

505van india wijf gebart

toten mammen nederwart

entie cleder van uden draghen

entie hem al gheneren int iaghen

entie cleder van huden draghen

si ebben luparde ende lioene

510ende tigren tharen doene

ghetammet dar si iaghen mede

noch es dar te somegher stede

volc beede man ende wijf

die gheen cleet draghen ant lijf

515ende ru gehart anden lachame

wart dat hem enech man to quame

so doken si int water dan

want die wijf entie man

leuen wel na hare lieder maniere

520bede upt lant ende in de riuiere

oec vindemen dar wilde liede

groot starc ende onghiere

die ru als .i. suijn sijn van hare

ende brieschen alse oft een stier ware

525jn ene riuiere wonen dar wijf

die hutscone ebben dat lijf

sonder dat si inden mont

sijn ghetant ioft ware .i. ont

Ook zo wonen daar in het land

wijven van zeer schone manieren,

500 die houden zich op in een rivier

want zij hebben ijzer, nee geen,

ze wapenen zich geheel

met wapens van zilver al.

Ook wonen daar in sommige dalen

505 van India wijven met een baard

al tot de mammen nederwaarts

en die klederen van huiden dragen

en die zich voeden met jagen

en die klederen van huiden dragen,

ze hebben luipaarden en leeuwen

510 en tijgers tot hun doen

getemd waar ze jagen mee.

Nog is daar in sommige plaatsen

Volk die beide, man en wijf,

geen kleed dragen aan het lijf

515 en ruw gehaard zijn op het lichaam

zo er een man op hen toekomt

dan duiken ze in het water dan

want dit wijf en deze man

leven wel naar hun lieden manier,

520 beide, op het land en in de rivier.

Ook vindt men daar wilde lieden

groot, sterk en onguur,

ruw als ze zijn van haar

en briesen alsof ze een stier ware.

525 In een rivier wonen daar wijven (1)

die zeer schoon hebben dat lijf,

bijzonder dat ze in de mond

getand zijn als een hond.

(1) Pygmae; zo groot als een vuist. Een volk van dwergen wier land zou bestaan aan de kust van de Oceaan, de bronnen van de Nijl, in Indië of in het hoge Noorden. Hun bestaan werd al door de ouden geloochend. Later geloofde men hen terug te vinden in een Afrikaans volk van kleine mensen bij de evenaar.

Bij zijn tocht kwam Marco Polo in Klein Java en ziet daar de kleine mensjes wat apen zijn.

‘En ik zeg u dat ze liegen degene, die bij ons kleine uitgedroogde mensjes komen vertonen, zogezegd uit Indië, want het zijn aapjes, die op dit eiland wonen en ik zal u zeggen hoe men ze opzet. Op dit eiland leeft een kleine apensoort die het aangezicht heeft van een mens. Men vangt ze, scheert ze over het hele lichaam, behalve dat men ze een beetje haar laat op de kin en rond de penis. Daarna laat men ze drogen en bewerkt ze met saffraan en andere dingen, tot ze inderdaad op een mens gelijken. Maar dit is niet waar, want noch Indië noch in nog wilder streken heeft men ooit zulke mensjes gezien’.

oec hebbemen in ouden stonden

540erande uolc met starten vonden

men vindet in orienten mede

wilde lieden in wilder stede

alsemense int wout vangen mochte

ende mense onder lieden brochte

545mochten si dan niet ontgaen

gheen eten ne wilden si ontfaen

ende dooden hem met ongre dan

9, Ook heeft men in oude stonden

540 een soort volk met staarten gevonden. (1)

Men vindt in de Oriënt mede,

wilde lieden in wilde plaatsen.

Als men ze in het woud vangen mocht

en men ze onder het volk bracht

545 mochten ze dan niet ontgaan

geen eten wilden ze ontvangen

en doden zich met honger dan.

(1) Semnopithecus, zijn de slankapen uit Indië. Een soort ervan is de Hamman die door de Indiërs bijzonder wordt vereerd. Die heet ook wel hoedaap of Chinese aap, omdat het haar op de kruin van het hoofd zich uitspreidt in de gedaante van een Chinese muts.

Dit is een grote, slanke, langstaartachtige aap. Deze aap is het symbool van kracht, trouw en opoffering.

Er zijn soorten die tot de boomgrens komen, men heeft ze ook in de sneeuw zien rondstappen, (sneeuwmannen)

men uindet in india oec man

die doghen nachts ebben so claer

550als ioft ene kerse ware dats waer

oec wonen daer scone lieden mede

vp de ze in ere stede

die niet neten dan vlesch al ro

ende sughen honech oec also

555jn ene riuiere heit brixant

lopet tote endi int lant

sijn lieden hutermaten lanc

die de hut ebben sere blanc

ende tanschin ghedelet in tween

560dit wonder ende menech een

dat hier bouen staet bescreuen

alse ons die vraie boeke gheuen

vintment int lantscap van endi

doch hort wonder meer van mi

10, Men vindt in India ook een man

die ‘s nachts de ogen heeft zo helder

550 alsof het een kaars was, dat is waar.

Ook wonen daar schone lieden mede

op de zee in plaats

die niet eten dan vlees geheel rauw

en zuigen honing ook alzo.

555 In een rivier die heet Brizantis

en loopt tot Indië in het land

zijn lieden uitermate lang

die de huid hebben zeer blank

en het aanschijn is gedeeld in tweeën.

560 Dit wonder en menigeen

die hierboven staan beschreven

zoals ons die fraaie boeken geven

vindt men in het landschap van Indië.

Nog hoort wonder meer van mij.

565jacob van vitri die zeghet

dat in europa en lant leghet

dar als de kinder werden gheboren

alreerst comet ene padde voren

ware oec geboren teregher stede

570een kint ende ghene padde mede

men soude der moeder tien an

dat soet an enen andren man

ghewonnen hadde entese onwarde

segmen wesen onder die lumbarde

11, 565 Jacob van Vitry die zegt het

dat in Europa een land ligt

waar als de kinderen worden geboren

allereerst een pad komt tevoren. (1)

Wordt er ook geboren op enige plaats

570 een kind en geen pad mede,

men zou de moeder zien aan

dat ze het van een andere man

gewonnen had. En deze onwaardigheid

zegt men te wezen onder in Lombardije

Geboortemiddel.

Heget is een Egyptische godin met een kikkerhoofd. De godin van geboorte en wederopstanding.

Dat het paddenvlees zelfs als geboorte verlichtend middel officieel was bewijst weer hoe hardnekkig het volksgeloof is. De levende pad is een zielendier.

Ieder die een pad doodt zal zijn eigen moeder doden, daarom durven alleen diegene een pad te doden wiens moeder al gestorven is. Als ze uit haar dierlijke vel, waarin de ziel geband is, verlost is dan ontvouwt zich een prachtige vrouw (sprookjes) of twee witte duiven

Als in de volkssages de ziel van een zieke vrouw als pad uit haar mond wandelt dan is dat een teken. De levende pad is een van de vele vormen waaronder de menselijke ziel, naar het volksgeloof, verschijnt. Als zielendier houdt de pad als een geest de gestorvene in zich en geeft hun voeding, ze zit zowat op het zielenbroedsel en werd, net als de natter die ook een zielendier is, tot huisschutgeest. In Zweden heet het bolvoetter, in Sicilië donna di casa. Ze woont onder het kruidvat, in de kelder, de grond en bewaart onderaardse schatten, ze is een onderaardse, een schatpad. Zoals elk huis zijn huispad heeft, zo heeft ook elk huis een schatje. De pad voorspelt als huispad geboortes maar ook sterfgevallen. Graaf je een pad uit de grond dan komen er gauw kinderen, dat wil zeggen er komt al gauw een nieuwe ziel, een nieuwgeboren kind. De onsterfelijke ziel wordt met het zielendier uitgegraven en komt in het nieuwe kind.

Is dit nieuwe kind misvormd, ‘verpaddert,’ (cretino) is dit naar het volksgeloof een duidelijk ‘dmonstratio ad oculos ‘ een teken dat de pad, als paddendemon, de vrouwelijke vrucht van de mens benvloed heeft. Alles wat in de baarmoeder mis kan gaan is beïnvloed door de pad.

580jnt vrankerike eist worden mare

datmen lieden heuet ghesien

die hadden tusschen hare dien

vorme van wiue ende van manne

13, 580 In Frankrijk is het bekend

dat men lieden heeft gezien

die hadden tussen hun dijen

vormen van wijven en van mannen

jn cicilien nochtanne

585es .i. wout den berghe na

die bernet ende etet etna

dar sijn lieden met .i. oghe

bouen allen bomen hoge

thoghe alse groot als .i. scilt

590die sijn ureselic ende wilt

ende leuen bi uleesche ende bi bloede

14, In Sicilië nochtans

585 is een woud bij de berg bijna

die brandt en heet Etna.

Daar zijn lieden met een oog

en boven alle bomen hoog,

met een tong zo groot als een schild,

590 die zijn vreselijk en wild

en leven van vlees en bij bloed.

Meer dan 2000 jaar geleden rustten de mensen van Carthago (Feniciërs) een vloot uit met het doel om volksplantingen te stichten op de westkust van Afrika. Duizenden mannen en vrouwen, voorzien van leeftocht en benodigde hulpmiddelen, vertrokken met zestig schepen. De bevelhebber was Hanno die zijn reis in zijn ‘Periplus Hannonis’ beschreef. Gedurende de reis stichtten ze zeven koloniën, door gebrek aan levensmiddelen moesten ze eerder terug dan aanvankelijk de bedoeling was. Ze waren de kust van Sierra Leone al voorbij toen dit gebeurde. Hanno meldt: ‘Ee derde dag, nadat wij van daar weg gezeild waren en de vuurstromen hadden doorkruist, kwamen wij aan een zeeboezem die de zuiderhoorn genoemd wordt. Op de achtergrond was een eiland met een meer en hierin weer een eiland waarop zich wilde mensen bevonden. De meeste van hen waren vrouwen met een behaard lichaam, de tolken noemen ze gorilla’s . De mannetjes konden wij niet inhalen, die konden gemakkelijk ontsnappen doordat ze over afgronden klommen en zich met rotsklompen verdedigden. Wij maakten ons meester van drie wijfjes, maar konden ze niet meenemen omdat zij beten en krabden. Wij moesten ze daarom doden, trokken hun echter het vel af en zonden het naar Carthago’ De huiden werden, naar Plinius bericht, in de tempel van Juno bewaard.

Hanno heeft een mensaap gezien. Mogelijk was dat de chimpansee, maar naar zijn verhaal is de reusachtigste van alle apen gorilla genoemd. Een tekening van een chimpansee is gevonden op het beroemde mozaïek werk dat eertijds de bodem van de Fortuna tempel te Praeneste sierde. Naast vele andere dieren die in ‘T stroomgebied van de Nijl leven was er ook een staartloze aap afgebeeld die voor de chimpansee wordt gehouden. Een chimpansee is mogelijk ook de eenogige cycloop van Homerus geweest.

Of zie 5, de Arimaspi of eenogige, de bewoners heten Arimi. Dat heeft aanleiding gegeven tot de mening dat het eiland Inarime of Aenaria in de golf van Napels was bedoeld.

jnt westhende als ict beurode

van europen so was vonden

een wijf uersleghen tere stonden

595met ere wonden als wijt horen

die stont hare int uorouet uoeren

ende quam ghedreghen metten ze baren

menne wiste wanen te waren

met purpre was soe ghecledet

600hare langhe was alsemen weet

die istorie bescriuet ons dus

ghemeten .l. cubitus

15, In het westelijk eind, als ik bevroed,

van Europa was gevonden

een wijf verslagen te ene tijd

595 met een wond, zoals wij het horen,

die stonden haar in het voorhoofd van voren

en kwam gedragen met de zeebaren.

Men wist niet waarvan te waren

met purper was ze gekleed,

600 haar lengte was, als men weet,

de historie beschrijft ons dus

gemeten een een cubitus. (1)

60 cm?

Op vele kustplaatsen komen verhalen voor van zeemeerminnen. Mogelijk doelt van Maerlant op het verhaal van Westerschouwen.

Jaren geleden vingen de vissers van Westerschouwen een meermin in hun netten. Ze beloofde zegen, als men haar liet gaan; de vissers bleven onbewogen. De meerman riep om zijn vrouw, men liet hem roepen. De meermin stierf weldra in haar gevangenschap. Toen zong de meerman het lied van de straf:

‘Westenschouwen

Het zal u berouwen,

Dat ge genomen hebt mijn vrouwe,

Westenschouwe zal vergaan,

Alleen de toren zal blijven bestaan’ En zo is het uitgekomen

die groote nochtan van ercules

dar ons niet af bleuen es

605wondert der wonder ghemeinlike

sine wapine sonder ghelike

die so groot sijn dar mense siet

wondert al der werelt diet

die na dien dat hi uerwan

610menech lant ende meneghen man

sette tekine ende pale

van sinen zeghe scone ende wale

jnt westende van spaenien lant

colummen vpter ze cant

615ten lijctekine dat hi uerwonnen

hadde vanden risene vander sonnen

al de lande tote daer

dar naer quam hem .i. euel swaer

dat hem swaer was ende onghier

620ende warp hem seluen in .i. vier

dar hi te puluere es uersleten

dus es langhe sijns vergheten

16, De grootte nochtans van Hercules (1)

waar niets van gebleven is.

605 Verwonder je over het gewone wonder, zijn wapens zijn zonder gelijke

die zo groot zijn waar men ze ziet.

Verwondert de hele wereld volk

die nadat hij overwon

610 in menig land en menig man

zette teken en gedenktekens

van zijn zegen, schoon en wel,

in het westen van Spanje land

zuilen op de zeekant,

615 ten teken dat hij overwonnen

had van de reuzen van de zon

het hele land tot daar.

Daarna overkwam hem een euvel zwaar

dat hem zwaar was en guur

620 en wierp zichzelf in een vuur

waar hij tot poeder is versleten

dus is zijn lengte al lang vergeten.

(1) Hercules, bekende mythische held die geducht was vanwege zijn knots. Hij trok naar de Hesperiden: avondland, om de gouden appels te halen. Hij versloeg de draak en zette als teken van overwinning de zuilen op bij Gibraltar. Hercules werd vergiftigd door een pijl en wierp zich in het vuur van berg Etna.

Mulder: De Zuilen van Hercules - in de klassieke oudheid en de middeleeuwen benaming voor de straat van Gibraltar, meer in het bijzonder de rots van Gibraltar en de tegenoverliggende Djebel Musa. Hercules besteeg de brandstapel om een einde te maken aan de ondraaglijke pijnen die hij leed nadat hij een in gif gedrenkt hemd had aangetrokken, dat hem als straf voor zijn ontrouw was geschonken door zijn vrouw.

also alsmen lijtteken vint

sone twifelmens twijnt

625henne was menech starc gigant

wilen eer in duutscer lant

so datter een was hiet teuca

dar dutscelant of heuet ontfaet

sine name ende out noch eden

630sijn graf es noch tere steden

bider dunauwen sekerlike

bider weinden in ostrike

twe milen al dar beneuene

jn .i. dorp het sente steuene

635dat .xc. cubitus es lanc

die dar toe doet sinen ganc

hi vint dar beenre vp desen dach

meere danne men gheloeuen mach

tersinbeckin leghet daer

640broeder albrecht seit vorwar

name .i. man diet prouen begerde

tusschen appel ende hilte .ij. swerde

dat .i. vp entander neder

hi mochtse keren uort ende weder

645namelike int ersinbeckin binnen

sine tande segghen diet kinnen

die sijn meer dan twe palmen breet

17, Alzo als men tekens vindt

zodat men niets twijfelt.

625 Er was menige sterke gigant (1)

wijlen eerder in Duitsland

zo dat er een was die heet Teuta (Teutonia)

waar Duitsland van heeft ontvangen,

zijn naam en houdt het nog heden.

630 Zijn graf is nog ter plaatse

bij de Donau zeker,

bij de Weemen in Oostenrijk

twee mijl daar benevens

in een dorp dat heet Sankt Stephan

635 dat meer dan veertig meter is lang.

Die daar doet zijn gang

vindt daar beenderen tot op deze dag

groter dan men geloven mag,

het hersenbekken ligt daar.

640 Broeder Albrecht zegt voor waar,

nam een man die het proberen begeerde

tussen appel en hilt twee zwaarden

de een op en de ander neer

hij mocht ze keren heen en weer

645 namelijk in het hersenbekken van binnen.

Zijn tanden, zeggen diegene het kennen,

die zijn meer dan twee handpalmen breed.

(1 ) In vroegere tijd hield men het voor de beenderen van St. Christophorus, hij was tenslotte een reus of van een andere heilige wie men om de een of andere reden een bijzondere grootte meende te moeten toeschrijven. Vele van zulke overblijfsels worden daarom in de kerken als relikwieën bewaard.

Het veld van Lyon heet sedert oude tijden ‘Reuzenveld’ omdat in de leemgroeven aldaar talloze beenderen waren opgegraven die men voor overblijfselen van reuzen hield. Toen in 1577 de storm een eik ontwortelde bij het klooster Reyden, Luzern, kwamen grote beenderen tevoorschijn. Dit verklaarde een dokter de Bazel voor het geraamte van een zes meter lange reus. Het zou een van de gevallen engelen geweest zijn geweest die tegen God in opstand was gekomen. Anderen hielden ze voor de beenderen van de reuzen Gog en Magog die in de bijbel worden genoemd of van ander minder beroemde reuzen. Door hen die met de klassieke oudheid meer bekend waren werden zij aan de Germaanse koning Teutobod toegeschreven. Dat was in de 16de eeuw toen men zulke beenderen in Aix ontdekt.

Het zijn de beenderen van de mammoet. Mammoet heet in Duits Mammut, in Engels mammoth en in Frans mammouth, dit komt van Russisch mammut of mamant. De Jakuten noemden het mamont, mamma is land, het betekent aardvreter. Ze geloofden dat deze dieren, net als de mol, onder de aarde leefden.

Van beesten of dieren.

Ghemeinlike salic salic te uoeren

660ghemeenlike nature iv laten horen

die beesten ebben int ghemanghe

dar na van elker sonderlanghe

aristotiles die seghet

wat dat uoete tebbene pleghet

665jofte .ij. iofte .iiii. iof negheene

die diere ebben alle ghemeene

adren ende bloet der in

diere meer ebben seit sijn sin

dan uiere,nebben gheen bloet

670ende merket datmen verstaen moet

dat hi bloet in adren seghet

want de worem bloet tebbne pleghet

mar hare neghen neuet adre

de vissche ebben allegadre

675benine oghen ende starc dat vel

omme dat si dat water wel

weren sullen ende ghedoghen

dit machmen wel met redenen toghen

biden watre si iv bekent

680dese werlike torment

biden visschen suldi bekinnen

lieden die de werelt minnen

nu merket van wereldliken lieden

al horsi hiet van gode bedieden

685si ebben so arde verstannesse

negheene ghestelike lesse

ne moghen si verstaen wel

so art ebben si oghe ende vel

diere die ebben horen gemeene

690roerense sonder de mensce alleene

dat meent dat hi ontoude ende lere

wat dat hi hort van onsen here

ende someghe creaturen oren

met gaten al sonder horen

695alse alle uoghelen ghemene

alle dieren groot ende clene

die roeren die onderste caken

twe diere gaen ieghen dese saken

dats cocodrillus entar na

700een dier heetet gentilia

die de vpperste cake roeren

ende dats maniere van vremder uoeren

Ambrosius spreket dat got heuet

sulke diere dat leuet

705ghemaket den als lanc dats bedi

dat sine spise vp darde si

alse den kemel enten parde

maer dien wolue enten liebarde

heuet hi den als curt ghegheuen

710want si bider proihen leuen

de langhe als menet de langhe ope

elc man die merke wien ic nope

de ghene die met proien leuen

hoe mach hare ope sijn verheuen

715enechsijns te gode wart

dieden aremen niet ne spart

ende met hem oudet sine ghile

hoe mach hi ter lester wile

an onsen here vinden ghenaden

720die emmer darme sal beraden

almeest alrande diere

die pleghen edekens maniere

dats die vermaken hare spise

ebben alse van langher wise

725dat meenet die langhe wort

die hi leset ofte hort

verandelt dicken sonder ontloepen

die behort ter langher open

men vindet onder alrande diere

730tande van drieranden maniere

some effene ende some alse zaghen

ende some tande die huteraghen

effene tande heuet die man

ende wat dat horne draghet nochtan

735hetne ware gehornet serpent

wat so hem met proien bekent

es ghetant ghelijc zaghen

sulke meenic als onde draghen

die euer entie olifant

740si draghen den raghenden tant

al dat bloet heuet int houet

dat heuet hersinen des gelouet

sonder worme seggic iv

ende wat diere den start heuet ru

745heuet grote kinbacken gemene

ende dat ersinbeckin cleene

o wi wacharmen hoe waer est eden

jnder eren der moghendelicheden

hare starte hare meisenieden

750die verteren dat arme lieden

souden ebben thare noot

si ebben de kinbacken groot

dat si verteren in houerdaden

hare goet te haren scaden

755dus so werdet hem clene thouet

want si werden so verdoeuet

dat si laten varen al

wat datter hem af comen sal

haer ende wlle van allen dieren

760verwandelt na des lants manieren

jn heten lande karsp ende swart

ende in tastene endeel hart

jn couden lande slecht ende wit

aldus machmen marken dit

765vieruoete georende diere

bouen dats hare maniere

sonebbensi ghene tande

also alst aristotiles cande

alle creaturen van hare ru

770noeten uele seggic iv

jn die maghe der sugender diere

vindemen lib van goeder maniere

so ouder so van betren doene

ets sloten vanden menisone

775des erts lib entes hasen mede

es vander meester mogentede

mar de diere die niet vermalen

hare spise die si in halen

nebben lib groot no clene

780sonder dase allene

al dat heuet oghe lede

luketer sine oghen mede

alst slapet sonder de liebart

entie blode hase cuward

785al dat voete heuet sonder ghile

mach wel swemmen ene wile

die mensche minst van em allen

men seit dat hem doet geuallen

[dat hi heuet bouen hem allen

790na sire grote alreminst gallen]

want die galle es heet ende droghe

ende effet upwart int hoghe

mar de swinbalch die den wint out

doet vissche swemmen met gewout

795men vraget des in menghen lande

twi de heuer heuet sine tande

die liebart clawen entie bere

die stier sine horne ter were

die ree de hase hare snellede

800die mensce van mester wardechede

nature ne wapinde niet so wel

none makede ter vlucht so snel

dus machmen antworden hier inne

mensche die redene heeft van sinne

805heuet tweirande ghewerke an

dats raet ende daet nochtan

dies heuet hi met sinne vonden

jn orloghen tallen stonden

dat hi hem dartoe wapinen can

810ende alsi pais heeft latise dan

wari gheboren dan der mede

so sceni altoes buten vrede

wari oec snel als die re

hine wachtets hem nemmerme

815hine soude verliesen der mede

sine edele ghestadechede

nu alst tijt es ende stede

raet hem die behendechede

sijt vp waghene of up parde

820snellike te varne sire varde

ende in scepen met corten stonden

houer liden des waters gronden

dus machmen antworden dan

hem die vraghet twi die man

825trach ende onghewapint mede

gheboren es ter menscelichede

ghetande diere zaghewise

ebben uercoren vlesch ter spise

si lapen metter tonghen in

830dat water dus leert hem ar sin

mar diere met effenen tanden

sughen in twater thande

dt vele tande ende ganse heuet

men seghet dat het langhe leuet

835eist dier of man dit verstaet

dat houer de meere menege gaet

wat diere ghere longre heuet

es sonder luud als langhe alst leuet

niet dat leuet werpet sijn saet

840buter femelen dart toe gaet

wakende slapende sonder de man

dits grote onsalicheit nochtan

dat hi so swarlike hem besmet

die redene verstaet ende wet

845alrande creaturen

nemen voetsel bi naturen

jn spisen die hem best ghenoeghet

ende in dranke die hem geuoeghet

bi naturen die diere alle

850die leuen ende sijn sonder galle

alse herte ende olifante sijn

die kemel ende dat delfijn

die moghen alle lange leuen

et es recht want ets bescreuen

855die goedertiere sullen ter heruen

dar niemen nemmermer mach steruen

diere die groot sijn van lachamen

winnen lettel alle te samen

ende so dierkine oec sijn minder

860so si winnen te meer kinder

o wi hoe waer es dit noch heden

grote heren van moghenteden

hoe lettel baten doen si den lieden

si gapen also seere ter mieden

865dat si thare langher ulucht

moghen winnen ghene vrucht

vijfterande creaturen

die verwinnen bi naturen

ons menscen in onse .v. sinne

870linx siet clare als ict kinne

die ghier rieket vorder ene sake

tsiminkel es van scarper smake

die coppe gaet int gheuoelen voeren

die heuer es subtilre int horen

875de creaturen horic gewaghen

die de moeder langhe draghet

plinius die heuet bescreuen

dat si langhest leuen

nu hort vort van elken diere

880sine sonderlinghe maniere

jn latijn salic hare namen

ordineren al te samen

omme datter menech dier in steet

dar ic dat dietsch niet af ne weet

885vander ordinen int a.b.c.

terst in .a. dar na in .b

sullen haren namen sijn gheset

atmense vinden mach te bet

Proloog.

Gewoonlijk zal ik van tevoren

660 de gewone natuur laten horen

die de beesten in het algemeen hebben en

daarna van elk apart.

Aristoteles die zegt het

wat dat voeten te hebben pleegt

665 of twee of vier of geen een

die dieren hebben algemeen

aderen en bloed daar in.

Dieren die er meer hebben, zegt zijn geest,

dan vier die hebben geen bloed.

670 En merk op dat men verstaan moet

dat hij ‘bloed in aderen zegt’

want de worm pleegt bloed te hebben

maar dat die geen aderen heeft.

De vissen hebben allen

675 benen ogen en een sterk vel

omdat ze het water wel

weren zullen en gedogen,

dit mag men wel met redenen staven.

Bij het water is u bekend

680 deze wereldse kwelling

bij de vissen zal je bekennen

lieden die de vaste wereld beminnen,

merkt nu van wereldlijke lieden

al horen ze iets van God aanduiden

685 ze hebben zo’n hard verstand,

nee, geen geestelijke lessen

nee, mogen ze verstaan goed

zo hard hebben ze de ogen en het vel.

Dieren die hebben oren algemeen

690 roeren ze, uitgezonderd de mens alleen,

dat betekent dat hij onthoudt en leert

wat dat hij hoort van Onze Heer.

En sommige creaturen horen

met gaten zonder oren

695 zoals alle vogels algemeen.

Alle dieren, groot en klein

die bewegen de onderste kaken,

twee dieren gaan in tegen deze zaken

dat is de krokodil en daarna

700 een dier dat heet Gentilia

die de bovenste kaken bewegen

en dat is een manier van vreemd beroeren.

Ambrosius spreekt dat God heeft

van sommige dier dat leeft

705 de hals lang gemaakt, dat is bij daarom

dat hun eten op de aarde is

zoals kameel en het paard,

maar de wolf en luipaard

heeft hij de hals kort gegeven

710 omdat ze van prooi leven.

De lange hals bedoelt de lange hoop

elke man merkt op wie ik bedoel

diegene die van prooien leven

hoe kan hun hoop zijn verheven

715 enigszins zijn ze te God waart

die de armen niet spaart

en met hem houdt zijn grappen

hoe denkt hij te laatste tijd

bij Onze Heer te vinden genade

720 die immer de armen zal beraden?

Andere en meestal allerhande dieren

die doen het op geiten manieren,

dat is ze vermalen hun spijs

en hebben een hals van lange wijze.

725 Dat bedoelt het Heilig woord

die men leest of hoort

verandert veel zonder ontlopen

die behoort langer te hopen.

Men vindt onder alle dieren

730 tanden van drie soorten

soms effen en soms als zagen

en soms tanden die uitsteken.

Effen tanden heeft de man

en dat wat horens draagt nochtans.

735 Het waren geen gehoornde serpenten

wat zich met prooien bekend

en is getand gelijk een zaag.

Zulke, bedoel ik, als honden dragen

en de ever en de olifant

740 dragen een ragende tand.

Al dat bloed heeft in het hoofd

dat heeft hersenen, dat geloof

uitgezonderd wormen, zeg ik u.

En de dieren die de staart hebben ruw

745 hebben grote kinnebakken algemeen

en het hersenbekken is klein.

O wie! och arme! hoe waar is het op heden

in heren der mogendheden

hun staarten, hun huisgenoten

750 die verteren dat de arme lieden

zouden moeten hebben in hun nood.

Zij hebben de kinnebakken groot

dat ze verteren in overdaad

hun goed tot hun schaden,

755 dus zo werd hem te klein het hoofd

want ze werden zo verdoofd

dat ze laten varen al

wat hen hiervan komen zal.

Haar en wol van alle dieren

760 worden veranderd naar lands manieren.

In hete landen krullig en zwart

en in het voelen een deel hard.

In koude landen recht en wit

aldus mag men opmerken dit.

765 Viervoetige, gehoornde dieren

hebben boven, dat is hun manier,

zo hebben ze geen tanden

alzo als Aristoteles kende.

Alle creaturen van haar ruw

770 nuttigen veel, zeg ik u.

In de maag van zuigende dieren

vindt men leb van goede soorten

hoe ouder, hoe van betere doen,

het is de sleutel van de buikloop.

775 Het herten leb en van de haas mede

is van de grootste krachtheden,

maar de dieren die niet vermalen

hun spijs die ze inhalen

hebben geen leb, groot of klein,

780 uitgezonderd de haas alleen.

Al dat heeft oogleden

dat sluit er zijn ogen mede

als het slaapt, uitgezonderd de luipaard

en  de bange haas kuwaard.

785 Al dat voeten heeft zonder grap

kan wel zwemmen een tijdje

de mens het minst van hen allen.

Men zegt dat hem bevalt

dat hij heeft boven hen allen

790 naar zijn grootte de allerminste gal.

Want de gal is heet en droog

en heft hem opwaarts in de hoogte,

maar de zwembalg die de wind vast houdt

laat vissen zwemmen met geweld.

795 Men vraagt dus in menige landen

waarom de ever heeft zijn tanden

de luipaard klauwen en de beer

de stier horens om te verweren

de ree en de haas hun snelheid

800 en de mens van grootste waardigheden

de natuur niet bewapend zo goed

niet maakte ter vlucht zo snel

Dus mag men antwoorden hiernaar,

de mens die reden heeft van geest

805 heeft twee soorten werken aan zich

dat is raad en daad nochtans.

Zo heeft hij met zijn geest gevonden

in oorlogen te alle tijden

dat hij zich daartoe wapenen kan

810 en met vrede laat hij ze dan.

Was hij geboren dan daarmee

dan schijnt hij altijd zonder vrede.

Was hij ook zo snel als de ree

hij wachtte zich nimmermeer

815 en zou verliezen daarmee

zijn edele gestadigheid.

Nu als het de tijd is en plaats

raadt hem die handigheid

zij het op een wagen of op een paard

820 snel te gaan in zijn vaart

en in schepen met korte stonden

glijden over de watergronden.

Dus mag men hem antwoorden dan

die vraagt waarom de man

825 traag en ongewapend mede

geboren is in menselijk’.

Getande dieren, zaagvormig

hebben gekozen vlees tot spijs.

Ze slurpen met de tong in

830 het water, dat leert hun geest.

Maar dieren met effen tanden

zuigen het water op gelijk.

Die vele tanden en heel heeft

men zegt dat het lang leeft

835 is het dier of man, dit verstaat.

Dat over de meren veel gaat

welk dier geen longen heeft

is zonder geluid zolang als het leeft.

Niets dat leeft werpt zijn zaad

840 buiten het femelen daar het toe gaat

wakende of slapende, uitgezonderd de man

en dit is een grote onzaligheid nochtans

dat hij zo zwaar zich besmet

die reden verstaat en weet.

845 Allerhande creaturen

nemen hun voedsel bij naturen

in spijzen die hem het beste genoegen

en in drank die hem voegt.

Van naturen die dieren allen

850 die zijn zonder gal

zoals hert en olifant zijn

de kameel en de dolfijn

die mogen alle lang leven,

het is echt, want het is beschreven

855 ‘die goedertieren zijn zullen erven

daar niemand nimmer mag sterven’

Dieren die groot zijn van lichamen

winnen weinig al tezamen

en zo dieren die zijn kleiner

860 zo winnen ze meer kinderen.

O, wie! hoe waar is dit nog op heden!

grote heren van mogendheden

hoe weinig baat doen ze de lieden!

ze gapen alzo zeer tot winst

865 dat ze voor hun lange vlucht

niet mogen winnen geen vrucht.

Vijf soorten creaturen

die overwinnen door natuur

onze mensen in onze vijf zintuigen.

870 De lynx ziet helder, zoals ik het ken,

de gier ruikt verder een zaak,

de aap is van scherpe smaak,

de spin gaat in het voelen voor,

de ever is subtiel in het horen.

875 Die creaturen, hoor ik gewagen,

die de moeder lang draagt,

Plinius die heeft het beschreven

dat ze het langste leven.

Nu hoort voorts van elk dier

880 zijn zonderlinge manieren.

In Latijn zal ik hun namen

ordenen alle tezamen

omdat er menig dier in staat

waar ik het Diets niet van weet,

885 naar de ordening in het a.b.c. het eerst in a en daarna in b zullen hun namen zijn gezet

zodat men ze vinden mag beter.

Asinus dats des esels name

890.i. lelic dier ende ombequame

met .i. groten houede met oren lanc

ende sere traghe an sinen ganc

ende dat niet can werden vet

vp sine scoudere es gheset

895dat teken vander passien ons heren

om dat hi ons wilde leeren:omoedecheit

eet hi sulc part

al dar hi uoer ter passien wart

die esel hi ne can niet vechten

900ende hi ghedoghet oec van knechten

sware steken ende slaghe

ende wilmen oec hem doen draghen

meer dan hi gheleesten can

hine striter niet ieghen nochtan

905dit es sine doghedachtechede

nu hort uort sine quatede

hijs luxurieus hute vercoren

starker bachten danne voeren

ombedecter van manieren

910dan enech vanden andren dieren

dar hi sinen wech sal striken

dar ne can hi niemens wiken

dar toe es sijn luud so swaer

dat hi quets al dat em es nar

915alse clene sijn hare ionghe

sijn si scoenst ten ersten spronghe

mar si leliken emmer vort

so ouder so argher es har wort

ten .xxx. maenden noten si te waren

920mar si winnen ten .iij. iaren

esels melc es sere wit

plinius bescriuet ons dit

datso witte hud mach gheuen

plinius die euet bescreuen

925dat pompea skoninx noroens wijf

dede dwaen der mede har lijf

om dat soe wilde wesen wit

de roemsce iesten ouden dit

esels ulesch dat maket quat bloet

930om dat quaet te verduwene doet

die esel heuet in spisen vercoren

scarpe destelen ende doren

esels melc warem als bloet

es ieghen de tantswere goet

935wilmer de tande mede dwaen

ende soe doetse vaste staen

wilmense der vp striken

oec es soe goet ieghen versiken

die esel es van groter coutheden

940hine winnet niet in couden steden

bedi ne draghen si no winnen

jn lande die cout sijn van binnen

noch si noten in ghere stede

jn herefste no in lentin mede

945mar in des hetes somers cracht

een iar draghen si hare dracht

als deselinne es upten spronc

dat soe werpen sal hare dracht

wilse in demstereden vlien

950darse gheen man mach ghesien

hare leuen es .xxx. iaer

also langhe winnen sij dats waer

sine sparen gheen vier dat si uinden

sine gaenre dore tharen kinde

955merct alle liede an dese brieue

scamenesse ende kinder lieue

1. Asinus dat is de ezel naam.

890 Een lelijk dier en onbekwaam

met een groot hoofd, met oren lang

en zeer traag in zijn gang

en dat niet kan worden vet.

(a) Op zijn schouder is gezet

895 het teken van het lijden van Onze Heer

omdat Hij ons wilde leren ootmoed

reed hij op zo’n paard

waar hij mee reed te lijden waart.

(b) De ezel kan niet vechten

900 en hij verdraagt ook van knechten

zware steken en slagen.

En wil men ook hem laten dragen

meer dan hij hebben kan

hij strijdt er niet tegen nochtans.

905 Dit zijn de deugden

nu hoort voorts van zijn kwaadheden.

Hij is wulps uitverkoren

sterker van achter dan van voren

onberekenbaar van manieren

910 dan enig ander dier.

Waar hij zijn weg zal gaan

daar kan niemand hem van afwijken

daarbij is zijn geluid zo zwaar

dat hij kwets alles dat dicht bij hem is.

915 Als ze klein zijn hun jongen

het mooist zijn ze bij de eerste sprongen,

maar ze worden lelijker immer voort

hoe ouder, hoe erger is hun woord.

Met dertig maanden genieten ze te waren,

920 maar ze winnen dan het derde jaar.

(d) Ezelsmelk is zeer wit,

Plinius schrijft ons dit

dat het zo’n witte huid mag geven

Plinius die heeft het beschreven

925 dat Pompea, koning Nero’s wijf

waste daarmee haar lijf

omdat ze wilde wezen wit.

De Romeinse verhalen schreven ons dit

ezelsvlees dat maakt kwaad bloed

930 omdat slecht verteren doet.

De ezel heeft als spijs gekozen

scherpe distels en dorens.

Ezelsmelk warm als bloed

is tegen de tandpijn goed,

935 wil men er de tanden mee wassen

laat ze die vaster staan

wil men het daar op strijken.

Ook is ze goed tegen zuchten.

(e) De ezel is van grote koudheid

940 hij wint niet in koude plaatsen

daarom dragen ze niet of winnen

in landen die koud zijn van binnen

nog ze genieten ze in gure plaatsen

in herfst niet en in lente mede,

945 maar in de hete zomerkracht.

Een jaar dragen ze hun dracht.

Als de ezelin is op springen

dat ze werpen zal een jongen

wil ze in het duister vlieden

950 waar ze geen man mag zien.

Ze leven dertig jaar en

zolang winnen ze, dat is waar.

(f) Ze sparen geen vuur dat ze vinden

ze gaan door tot hun kinderen.

955 Merk op alle lieden aan deze brieven

schaamte en kinderliefde.

Equis asinus: uit Azië

Ezel, midden-Nederlands esel, oud-Saksisch Esil, oud-Hoogduits Esil (nu Esel) oud-Engels esol (nu ass, in Frans asil) Gotisch asilus, uit Latijnse asinus, dit uit Grieks dat door Thrakisch/Illyrisch bemiddeling uit een Klein Aziatisch gebied in het zuiden van de Zwarte Zee ontleend is, in Armeens heet het es, wat ezel betekent.

(a) Op de oudste voorstellingen verschijnt de ezel al met het zwarte rugkruis wat een erfenis is van de Nubische wilde ezel.

In vredestijd was het in Palestina en omliggende landen gewoon dat heersers op een ezel reden, mogelijk omdat het paard met de oorlog verbonden was, zie Zach. 9: 9: ‘Zie uw koning komt tot u, rijdende op een ezel, op een ezelhengst, op een ezelinnenjong’. Dan zal hij de paarden uit Jeruzalem te niet doen, ook de strijdboog wordt teniet gedaan, hij zal den volken vrede verkondigen’ Dit verhaaltprecies waarom onze Heer op een ezel Jeruzalem binnen reed. 

(b) De verachtelijke ezel is goedhartig, lijdzaam, nederig, stil, matig en nuttig. Het is een beest dat met standvastigheid, misschien met grootmoedigheid de kastijdingen en slagen verdraagt, dat zich met de slechtste kruiden, die andere dieren vermijden, vergenoegt.

Maar zijn lasten zijn dat het zeer onkuis is. Uit religieus standpunt werd ze als onrein en wellustig gezien, net als de rest van de paardenfamilie, Exodus. 13: 13, Leviticus. 11: 3, Numumeri18: 15, Jeremia. 2: 24. Als wellustig dier komt ze in vele landen voor, bij de Romeinen was hij het symbool van de vruchtbaarheidsgod Priapus. Echtbrekers waren dan ook wel eens verplicht om in het openbaar een ezel te berijden.

(d) Plinius zegt dat de melk van de ezelin zeer wit is en ook de mensen helpt wit te worden, daarvan leest men dat de vrouw van keizer Nero, Pompaea, zich in ezelsmelk baadde. Die nam dan ook altijd vijfhonderd ezels met zich mee zodat ze er altijd in kon baden zodat haar ԧheheele lichaam om het selve sonder rimpelen, mals ende wit te houden’ Ook Cleopatra baadde in ezelinnenmelk.

(e) De ezel is van een zeer koude natuur. Aristoteles zegt ook dat de ezel de koude meer vreest dan andere dieren. Daarom paren ze niet in de tijd als paarden, maar paren in de zomer zodat de jongen in het warme jaartijd geboren worden.

(f) Het wijfje houdt zeer veel van haar jong en men wil dat ze zelfs door vuur en water gaat om het te beschermen of terug te vinden.

precies waarom onze Heer op een ezel Jeruzalem binnen reed.

Aper siluester in latijn

wil .i. wilt euer sijn

ende es .i. beeste starc ende wreed

960doemen hem lieue ofte leed

men maghene in ghere manieren

te enegher doghet bestieren

maer emmer blijfti wreed ende fel

van swarten hare es sijn vel

965merct so men den scalc me bid

so hem die als crommer sid

sijn sin es ongheleerd ende ard

dus es sijn uel dan sward

raghende tande crom ende lanc

970heueti die scarp sijn ende stranc

ende met scarpen snidende ecghen

maer men horter wonder of segghen

die scarpe egghe die tant heuet

die wile dat die beeste leuet

975verlieset die tant also es doot

dit heuet bekennesse groot

al dert ons in dit lijf die felle

hi uoerd methem in die elle

sine quateit altemale

980men mach den euer lichte ende wale

moede maken met cleenre pine

bestaet mene eer hi maect orine

tilike in die morghenstond

anders ontgaeti lichte den hont

985ende nochtan al es hi moede

hi werpt hem ter were enter woede

ende bijt den iaghere enten man

bede camp ende were nochtan

ende wacht hem wie sone bestaet

990het ne sij dat die euer ontfaet

j. doodwonde ter ersten steke

hi es in ureesen sekerleke

so uliet hi in die dorne dan

dat hi den honden enten man

995also de bet mach ontulien

bouen allen beesten die sien

horti best vor alle die leuen

experimentator heuet bescreuen

dat siin drec uersch es goet

1000want het stelpt ter nose bloet

alle zwine souken har eten

jn die erde dar sijd weten

ende wintelen gerne in die gore

verdoemt woukerare nu hore

1005twi setstu al dinen moet

jn dit neder artsce goet

jn artsch goed legt al din sin

dar of naect di .i. swar ywin

jn jndia wi lesen dus

1010siin alse lanc al .i. cubitus

euerstande ende yhorent mede

vindmense te somegher stede

jn arabia es bescreuen

dat altoes ghen zwijn mach leuen

2 Aper silvester in Latijn

wil een wilde ever zijn.

(a) En is een beest sterk en wreed

960 doet men die liefde of leed

men kan het op geen manier

in enige deugd sturen,

maar altijd blijf het wreed en fel.

Zwart van haar is zijn vel.

965 Merk op, hoe meer men het hard bindt

hoe meer zijn hals krom zit.

Zijn geest is ongeleerd en hard

dus is zijn vel dan zwart.

(b) Ragende tanden, krom en lang

970 heeft het die scherp zijn en sterk

en met scherpe snijdende hoeken.

Maar men hoort er wonder van zeggen

die scherpe eg, die de tand heeft,

die tijd dat het beest leeft

975 en verliest de tand het gaat dood.

Dit heeft een betekenis groot.

Al deert ons in dit lijf dat felle

het voert het hem ter helle

zijn kwaadheid helemaal.

980 Men kan de ever gemakkelijk wel

moe maken met kleine pijn.

Doet men dit voor hij maakt urine

tijdig in de morgenstond

anders ontgaat het gemakkelijk de hond.

985 En nochtans al is hij moe

hij werpt zich te weren en te woede

en bijt de jager en de man

beide strijd en te weren nochtans.

En past op als wie hem zo bestaat

990 tenzij dat de ever ontvangt

een doodwonde met de eerste steek

hij is in vrees zeker

en vliegt in de dorens dan

dat hij de honden en de man

995 alzo beter mag ontvliegen.

Boven alle beesten die zien

hoort hij het beste van allen die leven.

Experimentator heeft beschreven

dat zijn verse drek is goed

1000 want het stelpt de neusbloeding.

Alle zwijnen zoeken hun eten

in de aarde waar zij het weten

en wentelen zich graag in het gore.

Verdoemde woekeraars nu hoor

1005 waarom zet u al uw moed

in dit lage aardse goed?

In aards goed ligt al uw geest

daarvan maakt u een zwaar gewin.

In India, wij lezen dus,

1010 zijn ze lang als een halve meter

evertanden en horens mede

vindt men daar in sommige plaatsen.

In Arabië is beschreven

dat daar geen zwijn mag leven.

Sus scrofa, in Latijn aper.

Ever, oud-Hoogduits Ebar en Ebur (nu Eber) oud-Saksisch Evur, in Angelsaksisch eofur.

(a) De wilde beer is nauwelijks een attractief beest, honderd twintig tot honderd tachtig cm lang en negentig cm hoog aan de schouder met een gewicht van tegen de tweehonderd kilogram. Het dier is spaarzaam bedekt met lange, stijve en borstelige haren, meestal met opstaande manen aan de nek en vaak langs het centrum van de rug. De kleur is donkergrijs tot bruin, soms vrijwel zwart. De ever is gewoonlijk eenzaam, vooral als hij getergd wordt is het een zeer gevaarlijk dier.

(b) De hoektanden, geweren ’in beide kaken worden lang en groeien omhoog, en steken ver buiten de mond uit. Ze zijn spits en driekantig, het dier kan er vreselijke wonden mee slaan, ze groeien steeds aan en worden formidabele wapens. Het is een van de jachttrofeeën.

Zwijnen hebben behoefte aan baden, waar geen water is wentelen ze zich in het moeras. Vandaar ook de neiging van het tamme varken om zich in vocht te wentelen.


1015 Aper domesticus in latijn

es in dietsch .i. tam euerswijn

en beer heet in onse tale

wreet es hi ende die hem te male

jndie meudre gerne besmid

1020ende al war hi ghewasschen wit

hi ghinghe weder in die gore

metten beere alsict hore

hoe uel res tere partien

een heuet al die uoghedie

1025comt onder hem .i. starker dan

so gaet hi den uoghet an

ende so wie dar wint den seghe

hi blijft uoghet alle weghe

so welken tijd dat .i. zwijn ghellet

1030al die rote hare uersellet

om dat sie horen baren

als of si alle verwoet waren

ende dan eist vreselic tallen tiden

hare uerwoetheit ombiden

1035so wilken tijd si zueghen riden

verwoedsi in dien tiden

dat si gherne scoren den man

die .i. wit cleet euet an

dit seghet plinius te waren

1040.j. beer ne wint niet na iij. iaren

die den sueghen of snijd de manen

men wille segghen ende wanen

dat hare luxurie coelt te bet

dar mede werdsi uet

1045aristotilus heuet bescreuen

dat si xv. jaer moghen leuen

bouen uele viruoeten beesten

mach die beer meest ridens ylesten

es dat sake dat hi es uet

1050zwinin uleech es in saisone bet

jn den somer dan int lentjn

want toten oeste slaept dat zwijn

so uele dat vleesch dar mede

ontfanghen moet onreinechede

3 1015 Aper domesticus in het Latijn

is in Diets een tam everzwijn.

Een beer heet het in onze taal.

Wreed is het en die zich te ene male

in de modder graag besmet

1020 en al was hij gewassen wit

hij ging wederom in het gore.

Met de beer, als ik het hoor,

hoeveel er ook zijn in die partij

een heeft al de voogdij.

1025 Komt er bij hem een sterkere dan

dan gaat hij het gevecht aan

en wie daar wint de zege

hij blijft voogd allerwege.

In welke tijd dat een zwijn gilt

1030 en al die groep zich vergezelt

omdat ze zich tonen

alsof ze alle dol waren

en dan is het vreselijk te allen tijden.

Hun dolheid somtijds

1035 in de tijd dat de zeugen rijden

worden ze dol in die tijden.

Dat ze verscheuren graag de man

die een wit kleed heeft aan.

Dit zeg Plinius te waren

1040 een beer wint niet dan na drie jaren.

Die van de zeug afsnijdt de manen

men wil zeggen en wanen

dat hun wulpsheid dan verkoelt beter

en daarmee worden ze vet.

1045 Aristoteles heeft beschreven

dat ze vijftien jaar mogen leven.

Boven vele viervoetige beesten

mag de beer het meeste van rijden genieten

als hij tenminste is vet.

1050 Zwijnenvlees is in het seizoen beter

in de zomer dan in de lente

want tot het augustus slaapt het zwijn

zoveel dat zijn vlees daarmee

ontvangen moet onreinheid.

Sus scrofa, tam varken. Onder de dieren is het varken de beestachtigste van de viervoeters. Maar na hun dood wordt dit alles vergoed. Hun vlees is zeer goed, doch alleen voor gezonde lieden en voor hen die veel werken. De borstels dienen tot vele gebruiken en de reuzel komt van pas in zalven. Het zwijn wordt pas nuttig na zijn dood, niet ten onrechte heeft men een rijke vrek dan ook vaak met een zwijn vergeleken.

Toch is het vreemd dat het verboden was om te eten als onrein dier. Het feit dat ook lange tijd Brits varkensvlees alleen eetbaar was als de R in de maand zat zal dan mogelijk betekenen dat varkensvlees wat anders is dan gewoon vlees. Ontdekkingen over menselijke ziekten hebben nieuwe feiten aan het licht gebracht waardoor de oude ban opeens helder wordt. We weten dat varkensvlees heel goed en gezond is als het maar goed gekookt wordt. Een varken heeft verschillende parasieten, de spoelworm en andere enge ziektes. Het is altijd een wroeter en rond de nederzettingen graaft het ziek materiaal op, mogelijk zelfs nadat dit begraven was, infecteert zich er mee en loopt er mee rond. In tegenwoordige tijd zijn die ziektes vrijwel verbannen en wordt het vlees goed gekookt of gebraden. Vroeger was dat wel eens anders, het koken ging niet zoals bij ons, zo dat verbieden het beste voorbehoedsmiddel was. Het heeft wel meer dan twintig eeuwen geduurd voordat men dit besefte.

1055Alay dats sonder waen

een dier naden kemel ydaen

maer sonder knien ende been

alst hem sal rusten al in een

moet an enen boem staen

1060alst die jaghere wille vaen

onderhouwen si den boem

die beeste nemest ghenen goem

ende uallet metten boeme ter neder

so nes gheen up comen weder

1065anders es dat dier so snel

dat ment yuanghen niet ne can el

4. 1055 Alay dat is zonder waan

een dier naar de kameel gedaan.

Maar zonder knien zijn benen

als het zal rusten al ineen

moet het tegen een boom aan staan.

1060 Als de jagers het willen vangen

houwen ze om de boom

die beesten nemen daar geen notitie van

en valt met de boom om

dan kan het niet opkomen weer.

1065 Anders is dat dier zo snel

dat men het niet goed vangen kan.

Alces alces. Eland, midden-Nederlands elen en elant, Duitse Elen en Elch, midden-Hoogduits Elen, oud-Hoogduits Elho of Elaho, oud-Noors elgr, Angelsaksisch eohl of elh, Engelse elk en Frans elan, Zweeds elg. Litouws elnis betekent hert, Letlands alnis betekent eland, vergelijk ook het Griekse woord ellos: jong hert. Caesar in Bell. Gall. 6,27 noemt het dier alces, dit is meervoud en geeft daarmee een Germaans woord elch weer dat van Indo-Germaans elk stamt.

Caesar kreeg vreemde informatie. ‘De eland heeft heel lange en stijve poten zonder gewrichten. Daarom kan het dier niet op de grond gaan liggen om te slapen maar doet dit staande en leunt tegen een boom. Als je nu ‘s avonds voorzichtig naar die boom gaat hoef je alleen maar die boom om te zagen zodat de eland met de boom en al omvalt. Omdat hij door zijn lange stijve poten niet meer kan opstaan kan je hem zonder moeite vangen’.

Anabula es in etyopen

j. dier datmen dar siet lopen

plinius segt dens men gheloeft

1070dat heuet .i. kemels hoeft

ende yalst als .i. pard

mar hets so edelike yhard

ouer al gader sine lede

dat te siene es wonderlichede

1075om sine sconeit weet wel

so es te diere uele sijn vel

om die ynoechte uan den oghen

die hem niet ne connen ydoghen

no die men sat ne can ymaken

1080om te siene niewe saken

dit sijn die uenstren dat uerstaet

daer die dood bi der zielen gaet

5. Anabula is in Ethiopië

een dier dat men daar ziet lopen.

Plinius zegt dat men gelooft

1070 dat het heeft een kamelenhoofd

en een hals als het paard

maar het is zo ijselijk behaard

over al zijn leden

dat te zien is een wonderlijkheid.

1075 Om zijn schoonheid weet het wel

dat is te duur veel zijn vel.

Om de geneugten van de ogen

die hem niet kunnen gedogen

nog die men bijna niet kan maken

1080 om te zien nieuwe zaken.

Dit zijn de vensters, dat verstaat,

daar de dood uit de ziel gaat.

Ana: gelijk, bula? bulla is wat ronds.

Mogelijk Antilope dorcas, de antiloop. Antilope, deze naam stamt uit een Grieks woord voor bloemenoog. Uit het Grieks komt midden-Latijn antalopus en vandaar Engels antelope, Franse antilope en onze antilope.

Ze worden afgebeeld als sneeuwwit met zilveren voeten, en ze eten lelies. Het is het beeld van vrouwelijke sierlijkheid en schoonheid. De sierlijkheid van de nek maakt de godinnen jaloers, de lichte stap is de wanhoop van de nimfen, hun zachte zwarte ogen, groot en sprekend, donker en verlegen, het is het oog van Venus. De bijzondere charme van hun bewegingen, hun geduld, zo lichtvoetig en zacht. Naar die ogen is dit dier hier misschien gebruikt.

Alches als ons solinus seghet

dar wonder oec groot in leghet

1085es .i. dier dat bi garse leuet

dat dupperste lep so lanc euet

eist dat eten begard

so moet gaen achterward

dat doen sine lippe lanc

1090sondare doe weder dinen ganc

te leuene ter onnoselleden

ende beghef ter uullicheden

ende mac reine dinen moet

oftu wils wesen yuoed

1095metter spise dar god of sprect

die altoes nemmermeer ybreect

dine langhe lippe din quade bec

heuet di brocht in sulc .i. strec

gaestu uord du bliues doet

1100jn die ewelike nood

6. Alches, als ons Solinus zegt,

daar ook een groot wonder in ligt

1085 is een dier dat van gerst leeft.

De bovenste lip zo lang heeft

Is het dat het eten begeert

moet het gaan achteruit

dat doen zijn lippen lang.

1090 Zondaren doe weer je gang

te leven in onnozelheden

en begeef je in vuiligheden

en maak rein je gemoed

of wil je wezen gevoed

1095 met de spijzen waar God van spreekt

die altijd nimmermeer ontbreekt

je lange lippen, je kwade bek

heeft je gebracht in zo’n streek

ga je voort, je blijft dood

1100 in de eeuwige nood.

Zie voorgaande Alces, 4. Opvallend is de slurpvormige verlengde en zeer beweeglijke bovenlip. Daarmee pakt hij de planten. Het achteruitgaan is te verklaren doordat de elk op vochtige gronden waar de bodem hem niet dragen kan de achterpoten uitstrekt en wel zo dat de hele achterpoot recht uitgestrekt op de grond ligt, schuift zo het lichaam naar voren en achter door met de voorhoeven te trekken en over de glibberige vlakte te glijden.

Alches als ons solinus seghet

dar wonder oec groot in leghet

1085es .i. dier dat bi garse leuet

dat dupperste lep so lanc euet

eist dat eten begard

so moet gaen achterward

dat doen sine lippe lanc

1090sondare doe weder dinen ganc

te leuene ter onnoselleden

ende beghef ter uullicheden

ende mac reine dinen moet

oftu wils wesen yuoed

1095metter spise dar god of sprect

die altoes nemmermeer ybreect

dine langhe lippe din quade bec

heuet di brocht in sulc .i. strec

gaestu uord du bliues doet

1100jn die ewelike nood

6. Alches, als ons Solinus zegt,

daar ook een groot wonder in ligt

1085 is een dier dat van gerst leeft.

De bovenste lip zo lang heeft

Is het dat het eten begeert

moet het gaan achteruit

dat doen zijn lippen lang.

1090 Zondaren doe weer je gang

te leven in onnozelheden

en begeef je in vuiligheden

en maak rein je gemoed

of wil je wezen gevoed

1095 met de spijzen waar God van spreekt

die altijd nimmermeer ontbreekt

je lange lippen, je kwade bek

heeft je gebracht in zo’n streek

ga je voort, je blijft dood

1100 in de eeuwige nood.

Zie voorgaande Alces, 4. Opvallend is de slurpvormige verlengde en zeer beweeglijke bovenlip. Daarmee pakt hij de planten. Het achteruitgaan is te verklaren doordat de elk op vochtige gronden waar de bodem hem niet dragen kan de achterpoten uitstrekt en wel zo dat de hele achterpoot recht uitgestrekt op de grond ligt, schuift zo het lichaam naar voren en achter door met de voorhoeven te trekken en over de glibberige vlakte te glijden.

Achune es .i. dier

als aristotilus spreect hier

dar nature in verkert heuet

trecht dat so allen beesten gheuet

1105want uieruoete beesten alle

ebben binnen hare galle

maer dit heuetse int .i. hore

die dit maket nes gheen dore

wie heuet anders int hore die galle

1110dan de ghene diese hort alle

die orscalke ende hem ylouet

dicke ward hi so uerdouet

ende so ontweghet bi haren rade

dat up hem moet uallen de scade

7. Achune is een dier

als Aristoteles spreekt hier

daar natuur veranderd in heeft

terecht dat ze alle beesten geeft

1105 want viervoetige beesten allen

hebben van binnen hun gal

maar deze heeft het in een oor

die dit maakte is geen dwaas.

Wie heeft anders in het oor de gal

1110 dan degene die hoort alles

dat (oor) ogendienaar en hem vloeit

Vaak werd hij zo verdoofd

en zo ontspoord hij bij hun raad

dat op hem moet vallen de schade.

1115Ana spreect aristotiles

dat in orienten .i. dier es

ende es utermaten wreed

mar hare negheen heeft andren leed

so ghelieue sijnsi onderlanghe

1120comt enich dier in hare ganghe

dat es uan andren manieren

alle de scaren van dien dieren

comen vp hem ghescoten

ende wondent so met haren roten

1125dat vliet iofte steruet thant

want die hana es wel becant

dit exemple seggic den leeken

wat so de clerke segghen iof smeken

si draghen ouer een also wel

1130nopen si enen ant vel

si ebben up hem thanden

die clergie met haren tanden

die dorbiten wijf ende man

diemen uerwinnen niet ne can

1135hier henden vanden dieren in a.

nu hort vort van .b. hier na

8, 1115 Ana, spreekt Aristoteles,

dat in de Oriënt een dier is

en is uitermate wreed.

Maar van haar nee geen heeft de ander leed

Zo lief zijn ze onderling

1120 komt er enig dier in haar gang

dat is van andere soort

De hele groep van die dieren

komen op dat dier toegeschoten

en verwonden het zo met hun groep

1125 dat het vliedt weg of sterft gelijk

want de ana is goed bekend.

Dit voorbeeld zeg ik de leken

hoe zo de klerken zeggen of smeken

ze komen overeen alzo goed

1130 knijpen ze iemand aan het vel

ze hebben hem op gelijk

de klerken met hun tanden

die doorbijten wijf en man

die men niet overwinnen kan.

1135 Hier eindigt van de dieren in a

nu hoort voorts van b hier na.

Tana of klimegels? Ana: gelijk?

Bubalus dat es .i. dier

ende als mi dinket te merkene hier

het menet in buffel in leke wort

1140ende dats mere alse men hort

dan sijn onse ossen sum

dorne heuet lanc ende crum

den als lanc ende swart van haren

thouet groot ende niet van vare

1145want sijn upsien es goedertiere

magher sijn dusdane diere

ende si ebben cleinen start

alse dit dier uerbolghen wart

so eist vtermaten fel

1150nuteliker vintmen cume iet el

tote des menscen nuttelicede

want et heuet dorstarke lede

experimentator seghet

dat de melc van bubalus pleghet

1155dat so den lachame gheuet vart

ende varsce wonden soe bewart

ende soe den gonen staet te staden

die met venine sin verladen

bubalus es dinne van hare

1160ende hi mach pine doghen sware

sijn lud es torne pine

sine galle es medicine

ten lijxmen van swaren wonden

met melke gheminget tallen stonden

1165gheneset de galle als wijt horen

die mesquame vanden oren

sijne hud es art utermaten

men pleget in sine nasegaten

datmenre enen rinc in doet

1170datmenne dar bi leeden moet

dat hi met sulken bedwanghe

jndes menscen ghenaden ganghe

verleedemenne oec te seere

so uerwoet hi ilanc so mere

175ende werpet van hem den last saen

ende niet gherne willi weder up staen

her sijn last ghemindert es

bubalus draghet des sijt ghewes

ondert water grooten last

1180nochtan sijn adem es so vast

dat sijn adem gaet al dure

oec vintmen somege scrifture

die van deser beesten weet

entiese bisontes heet

9. Bubalus dat is een dier,

als ik denk op te merken hier,

het bedoelt een buffel in leken woorden

1140 en dat is groter, zoals men hoort,

dan onze ossen zijn soms.

De horen heeft het lang en krom

de hals lang en zwart van haren

het hoofd groot en niet van gevaar

1145 want zijn opzien is goedertieren.

Mager zijn dusdanige dieren

en ze hebben een kleine staart.

Als dit dier verbolgen wordt

dan is het uitermate fel.

1150 Nuttiger vind men nauwelijks iets

voor de mensen nuttigheden

want het heeft zeer sterke leden.

Experimentator zegt het

dat de melk van bubalus pleegt

1155 te geven het lichaam vaart

en verse wonden beschermt

en ze voor diegenen goed is

die met venijn zijn verladen.

Bubalus is dun van haar

1160 en hij mag pijn gedogen zwaar.

Zijn geluid is om te horen pijnlijk.

Zijn gal is medicijn

voor het lijmen van zware wonden

met melk gemengd te alle stonden,

1165 de gal geneest, zoals wij het horen,

het ongeval van de oren.

Zijn huid is hard uitermate.

(a) Men pleegt in zijn neusgaten

dat men er een ring in doet

1170 waarbij men hem leiden moet

dat hij met zo’n bedwang

en de mensen genade gaat.

Belaadt men hem ook te zeer

dan wordt dol hoe langer hoe meer

175 en werpt gelijk de last van hem af

en wil niet graag meer op staan

tot zijn last verminderd is.

(b) Bubalus draagt, dat is het gewis

onder het water een grote last

1180 nochtans is zijn adem zo vast

dat zijn adem gaat al door.

Ook vindt men in sommige schriften

die van deze beesten weet

dat ze bizon heet.

Buffel, in Latijn heet het Bubalus, in Grieks bubulcus. Het de klassieke naam van de gazelle, die werd vanwege dezelfde klank als het Griekse bous: rund, op de buffel overgedragen die omstreeks 600 als geschenk van Avarenchans aan de Langobardenkoning Agilulf naar Italië kwam en voor arbeid tam gemaakt werd. Franse buffle, Duitse Buffel. De hard werkende dieren (Buffelerbeit bij Luther) gaven aanleiding tot het buffelen, het lievelingswoord van studenten.

De buffel werd gebruikt voor ploegen en wagens trekken. De buffels overtreffen ons rund in grootte en hebben ook dikkere horens en beminnen vooral waterrijke streken.

(b) Bubalus bubalis, de wilde buffel. Hieruit is al reeds in prehistorische tijd in Indië, misschien ook in Mesopotamië, de waterbuffel gefokt die tegenwoordig in veel landen als huisdier wordt gehouden.

B. vulgaris, (gewoon) de Indische buffel houdt men als huisdier in Azië, N. Afrika en Z. Europa. Hier zijn verschillende rassen van. Het dier wordt ook wel waterbuffel en karbouw genoemd, Engelse Indian buffalo, Duitse Wasserbuffel, Franse buffle des Indes. Dit dier is kleiner dan zijn wilde voorvader.

(a) De ring in de neus wordt nog steeds gebruikt, vooral bij stieren

Verwant aan de buffel is de bizon, Frans bison, dit van Latijn bison dat bij Seneca, 65 na Chr., voor komt. Aristoteles noemt hem bonassus, Plinius bison, dit stamt uit Germaans, vergelijk oud-Hoogduits Wisunt, onze wisent, oud-Engels wesend en oud-Noors visundr. Het dier is zo genoemd naar de scherpe muskusreuk van bronstige mannetjes. Een soort was vroeger in midden Europa verspreid. (Bonassus bison)

‘Het woudrund heeft die eigenaardigheid dat het, wanneer men tegen zijn wil een zeer zware last oplaadt, zo kwaad wordt dat die zich op aarde neer strekt en men hem niet meer omhoog kan krijgen, hoe je hem ook slaat. Je maakt dan de last lichter waarmee hij bezwaard was’.

1185Bonacus es .i. dier

dat heuet thouet naden stier

dat lijf entie manen mede

recht nader parde zede

horne met so menghen keere

1190sine moghen wenden nemmermere

alsment wil iaghen int strec

werptet na hem sinen drec

dart henen loepet verre seere

ende wien soet gheraket mere

1195dien maketet dat lijf verbolghen

dus ureken hem die em uolghen

dit dier bediedet den ipocrite

die uoeren scinen ofsi quite

waren van hare mesdaet

1200maer wie so na hem gaet

ende ondersoeket hare meninghe

hi salre in vinden sulke dinghe

dar hi mede werdet bescout

eist dat hi hem met hem hout

1205hier enden de namen in .b

nu hort vort vander .c

10. 1185 Bonasus is een dier

dat het hoofd heeft naar de stier

dat lijf en de manen mede

recht naar de paarden zede.

Horens met zo veel draaiingen

1190 dat ze mogen verwonden nooit meer.

(a) Als men het wil jagen in de strik

dan werpt het achter zich zijn drek

wat heen schiet verre zeer

en wie zo geraakt wordt ermee

1195 die maakt het lijf verbolgen

aldus wreekt hij zich die hem volgen.

Dit dier betekent de hypocriet of huichelaar

die van voren lijken of ze onschuldig

zijn van hun misdaad.

1200 Maar wie zo naar hem gaat

en onderzoekt hun bedoeling

hij zal er in vinden zulke dingen

daar hij mede werd beschuldigd

als hij zich daaraan houdt.

1205 Hier eindigt de namen in b,

nu hoort voort van de c.

Bonassus, is de wisent, zie voorgaande. Die leefde als bosrund ten tijde van de oude Kelten en Germanen in de woeste wouden. Is uitgestorven in de dertig jarige oorlog.

(a) zie 106.

Camelus es des kemels name

ende es .i. dier ombequame

de kemele ebben bulken twee

1210vpten ruc ende noch ene mee

neffens rux vp hare barste

ar si vp nemen hare arste

langhe been enten als lanc

ende traghe seere an haren ganc

1215solinus seghet datmen achter lande

vindet kemele drierande

deene sijn last te draghene goet

ende dandre es te ridene spoet

mar de derde ne wil altoes niet draghen

1220mer dan hem mach behaghen

ende dander ne loepet wat soes ghesciet

houer sinen pas niet

jacob seit alsemenne sal laden

nopemen sine knien met staden

1225ende knielende ontfaet hi dan

den last dien hi ghedraghen can

aldus soutu ontfaen sondare

du best onscone ende ommare

ghebulet ende onreine van sonden

1230omoedelike ontfa tallen stonden

de penitentie die du mots draghen

dits de last van dinen daghen

plinius seit alst comt ten tiden

dat si willen noten of riden

1235sin si verwoedet ende wreet

ende ebben alle parde leet

vier daghe sijn si wel sonder dranc

ende alsi doen ten watre ganc

drinken si so uele ebben sijs stade

1240dat si verhalen hare scade

om dat hem es ontouden al

ende dat hem ghebreken sal

si scuwen dat water claer

mar dat dicke es ende swaer

1245dat ouden si gherne ouer goet

want si wanen dat wel voet

baselius spreket dat de kemel lange

ghedinket der slaghe in sinen bedwange

ende vart iof hijs niet nachte mede

1250ende alsi vint stade ende stede

so wreket hi dat hi was gesleghen

men seget dat die kemele pleghen

stater enech inden stal

siec onder dandre al

1255ende niet netet dat dandre mede

vasten dor ontfarmichede

ay mensce du nachtes niet

al heuet dijn euenkerstin verdriet

plinius scriuet ouer waer

1260dat .i. kemel leuet .c. iaer

eist dat hi in sinen arde bliuet

ende eist soe datmenne verdriuet

dat si ne noeten none riden

si sijn te starker tallen tiden

1265erande kemel cursaris

es diemen heetet dromadaris

die vtermaten seere sijn snel

die kemel draghet weet men wel

xij. maende ende si noeten

1270ende alsi riden dan gaen si stoeten

ende dan si in eimeliceiden

scamedi mensce dire seden

als du salt soeken dijn genoet

dattu di dan laets sien al bloet

1275rechte kemele die ne draghen

maer enen bult horic ghewaghen

die dromadarise ebbenre .ij

hare uoete doen em so wee

alsi swaren wech sullen doen

1280datmen hem moet maken scoen

plinius de meester toghet

die eens kemels ersinen droghet

ende dan drinket met aisine

dat soe sochtet de grote pine

1285vanden euele darmen af walt

nu es vanden kemele gecalt

11, Camelus is de kameel naam

en is een dier onbekwaam.

De kamelen hebben bulten twee

1210 op de rug en nog een meer

(a) naast de rug op hun borst

waar ze opnemen hun dorst.

Lange benen en de hals lang

een zeer traag in hun gang.

1215 Solinus zegt dat men in achter landen

vindt kamelen in drie soorten.

De ene is om de last te dragen goed

en de andere om te rijden snel,

(b) maar de derde wil altijd niet meer dragen

1220 dan hem mag behagen

en anders niet loopt, wat zo er geschied

over zijn kunnen niet.

Jacob zegt als men ze zal laden

klopt men aan zijn knieën met pozen

1225 en knielende ontvangt hij dan

de last die hij dragen kan.

Aldus zal jij ontvangen zondaar

je bent smerig en onwaardig

gebult en onrein van zonden

1230 ootmoedig te ontvangen in alle stonden

de penitentie die je moet dragen

dat is de last van jouw dagen.

Plinius zegt als het komt ten tijden

dat ze willen genieten of paren

1235 zijn ze verwoed en wreed

en hebben alle paarden leed.

Vier dagen kunnen ze wel zonder drank

en als ze dan naar het water gaan

dan drinken ze zo veel, hebben ze de tijd

1240 dat ze inhalen hun schade

omdat het hen onthouden is al

en dat hem ontbreken zal.

Ze schuwen dat water helder

maar dat dik is en zwaar

1245 dat houden ze graag voor goed

want ze menen dat het wel voedt.

Baselius spreekt dat de kameel lang

denkt aan de slagen die hem in bedwang houden en gaat alsof hij het niet heeft gevoeld

1250 en als hij vindt tijd en plaats

dan wreekt hij dat hij was geslagen.

Men zegt dat de kamelen plegen

als er een staat in de stal

ziek tussen de anderen al

1255 en niet eet dat de anderen mede

vasten door barmhartigheid

Aai! Mensen, jullie achten het niet

al heeft jullie mede christen verdriet!

Plinius schrijft voor waar

1260 dat een kameel leeft honderd jaar

als het op zijn plaats blijft.

Is het zo dat men ze verdrijft

dat ze moeten toch rijden

ze zijn sterker te alle tijden.

1265 Een soort kameel, Cursaris,

die men heet dromedaris

die uitermate zeer zijn snel.

De kameel draagt weet men wel

twaalf maanden en ze genieten

1270 als ze paren dan gaan ze stoten

en dan zijn ze in heimelijkheid.

Schaam je, mens, van uw zeden

als je zal zoeken jouw geneugte

dat je laat zien al dat bloot!

1275 Echte kamelen die dragen

maar een bult, hoor ik gewagen,

de dromedarissen hebben er twee.

(d) Hun voeten doen hen zo wee

als ze een zware weg zullen doen

1280 dat men hen moet maken schoenen.

Plinius de meester getuigt

die een kameelhersen gedroogd

en dan gedronken met azijn

dat het verzacht grote pijn

1285 van het euvel waar men van af valt.

Nu is van de kameel gepraat.

Camelus

Kameel, midden-Nederlands cameel of kemel, Duitse Kamel of Trampeltier, Engelse camel en Franse chameau, van Latijnse camelus, dit uit het Griekse kamelos, en dit van Hebreeuws gamal, vergelijk het Arabische jamala wat dragen betekent. De vorm kemel uit de 13de eeuw kwam tijdens de kruistochten waarschijnlijk rechtstreeks van het Arabische gemel. Sommigen zeggen dat hij geleden kwaad lang kan verbergen, maar omdat hij zeer wraakzuchtig is en zijn slag slaat als zijn tijd daar is, vandaar zou de naam betekenen, ‘de kwaadheugendeՠVandaar een spreekwoord bij de Perzen: ‘de toorn des kameels’

Dromedaris, zo was het ook in midden-Nederlands of dromedarijs, midden-Hoogduits Dromedar, Engelse dromedary, (one humped camel) Franse dromadaire, van laat-Latijn dromedarius, van Grieks dromados, wat lopend betekent, een dromos is een renner, wat we terugzien in het Engelse hippodrome, een plaats voor paardenrennen. Camelus bactrianus heeft twee bulten, het is de kameel. Camelus dromedaris heeft er maar een, het is de dromedaris.

(a) Wanneer het dier dorst heeft of het droge voedsel wil bevochtigen, weet het, door een eenvoudige samentrekking van de spieren, dit water in de maag en zelfs tot in de strot te laten opstijgen. Anderen beweerden dat er een extra bult is die de dienst van waterzak vervult. Plinius schreef al over hun voorraad water in de bult. Dat werd nog in de 19de eeuw geloofd en getekend. Dat men kamelen in nood slacht en de in hun bulten opgeslagen water drinkt, is een fabel. Ook dat de maag een waterzak bevat is een fabel.

(b) ‘Een kameel’ is een gezegde voor iemand die in alles obstinaat is. Een kameel is de ergste bruut die er is, alleen honger kan hem omhoog krijgen. Bewegingsloos blijven is alles wat de kameel wil. Begin je hem te laden dan gromt en knort hij alsof al zijn vitale delen worden afgesneden. Zo gewoon is hij hieraan dat hij al protesteert als een steen ter grootte van een walnoot op zijn rug wordt gelegd, het begint te grommen en tegen te spartelen alsof hij door die lading gekruisigd wordt. Het is niet graag overbelast en komt dan niet omhoog. De kameel is het zinnebeeld van het onderscheidingsvermogen. Omdat niet iedereen deze gewoonte kende, zagen sommigen het als een symbool van luiheid.

(d) Het is het enige dier dat herkauwt en geen gespleten hoeven heeft. De brede kussens van de voetzolen stellen het dier in staat over het hete woestijnzand te lopen, over graniet of rotsen, maar in vochtige streken is het onbruikbaar.

Canis dats in dietsch .i. hont

iacob van vitri maket ons cont

dat beesten sijn dien men mach wel

1290leren mengerade spel

ende al slapen si gherne mede

nochtan esset hare zede

dat si thus wachten voer den dief

hare eren ebben si lief

1295dat si dicken doot sijn bleuen

om te beoudene hars eren leuen

ende dies toghen si noch uele

nachtes met haren ghebele

oec es dicken dat gesproken

1300dat onde hare heren wroken

ende sente ambrosius scriuet mede

selue ouer ene warede

plinius ende solinus leeren

doe alexander soude keeren

1305tlant van endi te bestane

dat hem de coninc van albane

enen hont sende so groot

datmen noit vant sijn ghenoot

alexandre wonderets seere

1310ende dede heuere ende beere

voer ghenen hont ghinder toghen

cume kerdi omme sine oghen

ende bleef ligghende stille

alse die sulker proien niet ne wilde

1315doe gheboet hine te verslane

dit orde de coninc van albane

ende sende noch enen van dien doene

ende omboet hem dat hine an lione

proeuede wes hi ware wert

1320alexander liet gaen enen liebart

entien scordi alte hant

entar na enen olifant

jacob spreket van vitri

dat somege maniere van onden si

1325die morders rieken ende dieue

mar als ons seggen some brieue

si sijn met vrouwen melke geuoedet

ende getemmet in mans bloet

drie manieren sijn van onden

1330alse ons vraie boeke orconden

dedelste sijn oghe ende lanc

ende snel in lopene ende in ganc

te bassene nebsi ghene macht

dese die sijn goet ter iacht

1335o wi die onde die niet ne bassen

hoe si alle daghe wassen

dese edele honde vander iacht

edelinghe ebben nu de macht

ouer dat kerkelike goet

1340dar ihesus omme sturte sijn bloet

dit souden ebben ons here lede

nu heuet al die edelede

dese honde ne bassen niet

bassen: predeken bediet

1345want edelinghe niet ne leren

dar sijt folc mede bekeren

mar si gheneren hem metter proie

ende .i. die euets ioie

alsi vrouwen bedrieghen mach

1350dits sine proie ende sijn beiach

ndre manieren heten bracken

met langhen oren entie backen

na de diere ende rieken wel

ende al ne sijn si niet so snel

1355si maken de beesten moede

oec vintmen riekende so vroede

dat al dore inden woude

emmer hare erste proie ouden

husonde es de derde maniere

1360ende alne rekenmense niet so diere

nochtan sin si inder wachte

nuttelic bi daghe ende bi nachte

plinius bescriuet ons dit

als .i. man ter erden sit

1365dattene dan die onde sparen

ets recht die hem omoedeghet te waren

voer die hem fellike vermeten

dat hi ontgaet hare beten

die ont wert iboren blent

1370ende xl. daghe ets bekent

so draghet de teue alsment waent

de hont ridet ter achtender maent

ende de teue alsoere euet seuene

xv. iar pleghen si te leuene

1375sulc mach oec .xx. iaer leuen

dat si bachten te samen cleuen

comet van hare luxurien

dat welp etemen best bi naturen

datter spaets sien beghint

1380oftat de moeder mest mint

xii. daghe sijn si blent

ende sulc ene maent omtrent

men sal gheuen verwoeden onden

jn hare eten tallen stonden

1385capoens drec dats hem goet

ende bitet di een hont verwoet

de wortel vander wilder roesen

saldi ghenesen vander nosen

als .i. ont beghinnet gellen

1390lopen vp hem sine gesellen

ende bitene alleghemeene

pissende effen si up die beene

weltijt so si iarech sijn

want si ebben de roke fijn

1395ende in riekene gnoechte grot

rieket elc andren bachten bloot

die iachont ne leuet mar .x. iaer

ende die teue .ij. iar der naer

jn al dat leuet sonder in desen

1400leuen langher als wi lesen

de hie dan de zoen ghemeene

sonder in lachonde allene

aristotiles seghet

alse den ont sieceit an leghet

1405hetet hi gras ende ander cruut

ende spuwet dan dat euel huut

sulke segghen oec hier an

gheen ont mach leuen sonder man

des onts tonge es goet ten wonden

1410es hi gewont oec tereger stonde

ende hijt gelecken niet mach bloot

so lecket hi sines selues pot

ende salfter sine wonden mede

nature leret hem die zede

1415der ouder filosofen boec

seit enen vremden ondersoec

nem .i. welpkin als men seghet

ende enen sieken die ghedoghet

oronica dat euel groot

1420leghet hem upte barst bloot

dat des des siecmans elpe

entie doot vanden welpe

onde biten niet de teuen

sine sire toe verdreuen

1425dus eist wel naer in allen dieren

scamedi man van felre maniere

hines des mans name niet wart

de man de vrouwen niet ne spart

ets mets alronden seden

1430dat si ontsuueren reine steden

ondine scoen sijn sekerlike

goet iegen dartitike

maer riketse .i. hont dar gaet .i. man

hi licht sijn been ende pister an

12. Canis, dat is in Dietse een hond.

Jacob van Vitry maakt ons kond

dat het beesten zijn die men mag wel

1290 leren menig spel.

En al slapen ze graag mede

nochtans is zo hun zede

dat ze het huis bewaken voor de dief.

(a) Hun heren hebben ze lief

1295 zodat ze veel dood zijn gebleven

om te behouden hun heer het leven

en dit getuigen ze nog veel

‘s nachts met hun geblaf.

Ook is er veel over gesproken

1300 dat honden hun heren wraken

en Sint Ambrosius schrijft mede

hetzelfde voor een waarheid.

(b) Plinius en Solinus leren

toen Alexander zou keren

1305 om het land van Indië te veroveren

dat hem de koning van Albanië (L)

een hond zond zo groot

dat men nooit vond er een even zo groot.

Alexander verwonderde zich zeer

1310 en liet een ever en beer

voor die hond ginder brengen

nauwelijks draaide hij zijn ogen om

en bleef liggen stil.

ԁls hij zulke prooien niet wil

1315 toen gebood hij hem dan te doden.

Dit hoorde de koning van Albani

en zond nog een van die vorm

en zei hem dat hij een leeuw

moest proberen om te zien wat hij waard was.

1320 Alexander liet gaan een leeuw

en die verscheurde hij gelijk

en daar na een olifant.

Jacob van Vitry spreekt dat er sommige soorten van honden zijn

1325 die moordenaars ruiken en dieven

maar, zoals ons zeggen sommige brieven,

zijn ze met vrouwenmelk gevoed

en getemd in mannen bloed.

Drie soorten zijn er van honden

1330 zoals ons fraaie boeken verkondigen.

(e) De edelste zijn hoog en lang

en snel in het lopen en in gang

om te bassen hebben ze geen macht

deze zijn goed voor de jacht.

1335 Ach! Die honden die niet kunnen bassen

hoe dat ze alle dagen groeien

deze edele honden van de jacht!

Edelen hebben nu de macht

over het kerkelijke goed

1340 waar Jezus om stortte zijn bloed

dit zou geven onze Heer leed

nu hebben het al die edelen.

Deze honden bassen niet

en bassen prediken betekent.

1345 Want edelen niet leren

waar ze het volk mee bekeren

maar ze generen zich met de prooi

en een edele die heeft vreugd

als ze vrouwen bedriegen mogen,

1350 dit is hun prooi en hun jacht.

(f) Een andere soort heet brak

met lange oren tot op de rug

nu die dieren ruiken goed

en al zijn ze niet zo snel

1355 ze maken de beesten moe.

Ook vindt men ze ruikende al zo goed

dat ze al dwalende door het woud

immer hun eerste spoor houden.

(g) Huishond is de derde soort

1360 en al rekent men ze niet zo duur

nochtans zijn ze in de waakzaamheid

nuttig bij dag en bij nacht.

Plinius schrijft ons dit

als een man ter aarde zit

1365 dat de honden hem dan sparen,

het is terecht voor hen die ootmoedig waren

voor diegene die zich fel vermeten

dat ze ontgaan aan hun beten.

De hond wordt geboren blind.

1370 En veertig dagen, het is bekend,

draagt de teef zoals men waant.

De hond rijdt de achtste maand

en de teef alzo bij zeven

Vijftien jaar plegen ze te leven

1375 sommige mogen ook twintig jaar leven.

Dat ze van achter tezamen kleven

komt van hun wulpsheid.

Die welp is het beste van naturen

dat het laatst met zien begint

1380 of degene die de moeder het meest bemint. Twaalf dagen zijn ze blind

en sommige een maand omtrent.

Men zal geven dolle honden

in hun eten direct

1385 kapoendrek, dat is voor hen goed.

(h) En word je gebeten door een dolle hond

de wortel van de wilde roos

zal je genezen van dit nadeel.

Als een (gekwetste) hond begint te janken

1390 lopen naar hem toe zijn gezellen

en bijten hem algemeen.

Pissende heft ze op het been

op de tijd dat ze een jaar zijn

want ze hebben de reuk fijn

1395 en in het ruiken geneugte groot

en ruiken elk bij van achter bloot.

De jachthond leeft maar tien jaar

en de teef twee jaar daarna.

In al dat leeft en vooral in deze

1400 leven langer, als wij het lezen,

hij dan zij in het algemeen,

uitgezonderd in jachthonden alleen.

(i) Aristoteles zegt

als de hond ziek wordt

1405 eet hij gras en een ander kruid

en spuwt dan dat euvel uit.

Sommige zeggen ook hierbij

geen hond mag leven zonder een mens.

De hondentong is goed tegen wonden

1410 en is hij gewond op een keer

en het niet belikken kan met zijn tong

dan likt hij zijn eigen poot

en zalft daar zijn wonden mee

natuur leert hem dit gebruik.

1415 Het oude filosofen boek

zegt van een vreemd onderzoek;

(j) Neem een welp, zoals men zegt,

en een zieke die lijdt aan

vallende ziekte, dat euvel groot,

1420 leg het hem op de borst bloot

dat het deze zieke man helpt

met de dood van de welp.

Honden bijten niet de teven

tenzij ze er toe gedwongen worden

1425 zo is het vrijwel bij alle dieren.

Schaam je man van felle manieren!

hij is de naam man niet waardig

de man die de vrouwen niet spaart.

(k) Het is meestal bij alle honden het gebruik

1430 dat ze vervuilen reine steden.

Schoenen van hondenleer zijn zeker

goed tegen de jicht,

maar ruikt een hond daar gaat een man

hij licht zijn been en pist er aan.

Canis

Canis, hond, in Duits Hund en in Engels hound, van Germaanse hunda,
dit van Indo-Germaans kuon, vergelijk het Griekse kyon en Latijn canis
wat allemaal hond betekent. Het Griekse woord betekent zoveel als
‘bijzonder liefhebben ’wat de honden bij hun meesters veel doen, of
van ԩk bemin ’omdat ze sterk tot vermenging overhellen.(a) Als zinnebeeld van trouw vind je de hond op veel op grafstenen staan onder de voeten van de daar afgebeelde figuur. Bij vele volkeren uit de oudheid en nog later, begroef men de hond naast zijn meester. Vaak werd de hond daartoe eerst gedood. Lang niet iedere hond treurde boven het graf van zijn meester.

(b) Toen Alexander de Grote hij naar Indië trok had de koning van Albanië (een landstreek in Azië, ongeveer gelijk aan het huidige Azerbeidzjan) hem een grote hond geschonken waarmee hij zeer ingenomen was. Hij liet daarom beren, evers en dergelijke dieren bij de hond brengen, maar die bleef stilliggen en wilde niet opstaan. Alexander meende dat de hond lui was en liet hem ter dood brengen. Toen de koning van Albanië dit vernam zond hij nog een hond van dezelfde soort met de boodschap dat Alexander geen zwakke dieren tegenover de dog moest plaatsen maar leeuwen en olifanten. Hij, de koning, had slechts twee van zulke honden gehad, als Alexander deze liet doden had hij er geen meer. Alexander liet het dier dus eerst met een leeuw, later met een olifant vechten. De hond doodde ze allebei.

Er is een zekere klasse van honden die dieven herkennen aan hun geur die ze met onverzoenlijke haat onderscheiden van andere mensen, dat is de speurhond.

(e) De windhonden zijn herkenbaar aan hun uiterst slanke, sierlijke romp, de spits toelopende fijn gebouwde kop, de dunne, hoge ledematen en in de regel ook aan de kortharigheid en gladheid van hun vel.

(f) Bij de parforce-jacht wordt het wild door honden, vaak in koppels van zes a veertig stuks, zo lang nagejaagd dat het wild door vermoeienis uitgeput blijft staan en vaak door de honden gegrepen of door de jager, die te paard volgt, afgemaakt. Het wild wordt dus par-force (door krachtsinspanning) verkregen en niet van af de verte geschoten. Voor dit doel dienen verschillende hondenrassen die daarom parforce honden of brakken (in Frans chien courants) heten. Brak of brach is een kleine hond, het Italiaanse equivalent is bracca, Duitse Bracke, Franse brachet of braque, het bestemmingswoord is ruiken.

Taming of the Shrew , Induction 1, 17-8;

‘Ik zeg u, jager, zorg voor deze honden’

Zie, vlugvoet schuimt, voer deze aan de lijn’

En koppel Nero met de diepe blaffer’

(g) Deze omvat een groep honden die de mens zeer trouw dienen, vaak voor slavenarbeid gebruikt worden, het zijn de huishonden in engere zin als bijvoorbeeld de herdershond

(h) Genees die ziekte door de wortel van de hondsroos te eten. Die heet ook Rosa canina: hondsroos.

(i) Kweek, het bekende onkruid, werd wel hondsgras genoemd, in Frans heet die dan ook chiendent rampant, in Duits Hundsgras en in Engels dogs-grass. Culpeper verhaalt ervan als je het kruid niet kent wacht dan tot je hond ziek is, het zal naar dit gras toegaan en je er snel naar toe leiden, er zijn maag mee vol eten om zo tot braken te komen.

(j) Het likken van een hond zuivert en verzacht de oude verzweringen van de benen en geneest de wonden waar andere middelen geen uitwerking hadden. Misschien berust deze werking wel op Lucas 14: 21-22: en er was ook zekere bedelaar, welke lag voor de poort, vol zweren. Maar ook de honden kwamen en lekten zijn wonden.’ Lang werd het likken gebruikt om eczeem te laten genezen. Ongetwijfeld is dit likken een bron van infecties, maar de vochtige werking kan zeker een gunstige invloed hebben. De pijn kan bedaren en de wond enigermate beschermd worden doordat het speeksel een beschuttend vlies vormt. Daardoor wordt toetreding van lucht verhinderd en jeuk vermindert. Vaak wordt daarom bij Aesculapius een hond afgebeeld. Reuma werd genezen door een hond naast de pijnlijke gewrichten te leggen. De dierlijke warmte gaf wat verlichting, door het contact zou de kwaal verder op de hond overgaan. De natuurlijke warmte vooral van ‘Vette jonge honden’ was niet alleen goed voor reuma, maar ook voor ‘oude luiden’.

(k) hondenstront was toen ook al een probleem.

L. (Mulder) Albania - landstreek in Azië, ongeveer gelijk aan het huidige Azerbeidzjan.

1435Castor dit wort in latijn

mach in dietsch .i. beuer sijn

castorium heten sine hoeden

die sijn nutte te vele nooden

ende dits dar mense omme iaghet

1440ende als den beuer dan wanhaghet

so bijt hise af selue te waren

ende dan latene de iagre varen

ende alsmenne anderwarf iaghet

dan toghet hi dat hi niet draghet

1445ende valt voer de iagers neder

die pollane segghen hier weder

hare bouers ebben die oeden binnen

recht als wi nieren segghen kinnen

oec mochten si dan hem seluen wuren

1450die beuers pleghen bi naturen

alse ene gans te smeltene daer

plinius seget ouerwaer

dat hi sine galle hute spuwet

die messelic euel verduwet

1455want hi waent datmenne bedi iaghet

sijn lib es nuttelic dat hi draget

want et geneset als men ons calt

dat euel darmen aue valt

dit dier ne mach niet lange leuen

1460sijn start ne si den watre beneuen

ende dies gescepen als .i. vis start

experimentator seit ets sijn art

dat sijn start smaket na vissce

bedi hetene sonder wissce

1465die kerstine alsmen vasten sal

mar some eten sine ende niet al

sijn lijf es vlesch dats waer

sijn start .iii. uoete lanc ets war

entie vtermaten vet

1470subtiliter mochte niet bet

macht ghene beeste onder darde

husekine na sire warde

some vp ende some weder

wasset water of dalet neder

1475dat hi dale ofte cliue

so dat die start int water bliue

scorsen van bomen ente blade

heti dar hijs heuet stade

bouen allen dinghen diemen weet

1480jnt biten es de beuer wreet

wat dat hi mach metten tanden slaen

datne lati niet ontgaen

heri beseft den tant al dure

experimentator scriuet sine nature

1485ende seghet dat si met scaren

te samene te woude varen

ende alsi boeme ebben geuelt

met haren tanden met gewelt

ende of ghebeten dat hem genoeget

1490nemen si enen die hem uoeghet

ende werpene dan vpwart onsoete

ende laden tusscen sine voete

ende slepene also te hole

dit ne doen si niemene ut are scole

1495mar vremden hute vremden lande

dien doen si dusdane scande

want sise in eigindome ouden

andre segghen si doent den ouden

dien hare tande so sijn versleten

1500dat si niet doghen ter beten

dese beuers kennen iagers wel

want hem es vpten rug dat vel

vanden slepene bloot

ende latense lopen uter noot

1505hout minnen si dor .ij. saken

omme dat sire hare hus af maken

ende om die scortse die si eten

vp dachterste voete es hi gheseten

ende out uoeren in de voete

1510sine spise met goeder moete

alle die scortse eti dan

die sijn poet beluken can

dachterste voete sijn min no me

alse ganse voete twee

1515mar meere entie clawen ront

die vortste recht als .i. ont

dies prisemen die nature groot

omme dat dier uoren es gheuoet

alse .i. ont vpt lant te gane

1520ende bachten mede te bestane

te swemmene alst euet noot

sines tants cracht es so groot

weltijt hi slaet .i. boem

vliethi ende nemet goem

1525joftie boem iet vallet noch

so dicken doet hijt doch

dat die boem dan uallen moet

viere tande heuet hi starc ende goet

twe beneden ende bouen

1530ende salmen ouden boeken geloeuen

so es die tant ent cakebeen

bede massijs ouer een

sijn smere [e]s edel ende goet

so swarter so meer te prisene doet

1535solinus seit dat dier aer euet

bouen allen haren wel goud

ende es .i. dinc die seere es diere

onder deidine maniere

dien de crampe wee doet

1540dien es beuers smere goet

ende hem dien de lede beuen

mach dit grote bate gheuen

vanden balge es goet sijn smoud

darmen sine oeden in houd

1545wijn met beuers cul gesoden

entie roke vanden hoeden

es hem goede medicine

die vander iucht euet pinesijn

13. 1435 Castor, dit woord in Latijn

mag in Diets een bever zijn.

(a) Castorium heten zijn ballen

die zijn nuttig in vele noden

en dit is waar men ze om jaagt

1440 en als de bever dan wanhoopt

dan bijt hij ze zelf te om te beschermen

dat de jager hem dan laat gaan.

En als men hem andermaal jaagt

dan laat hij zien dat hij ze niet draagt

1445 en valt voor de jagers neer.

De Polen zeggen hier weer

hun bevers hebben de ballen van binnen

net zoals wij van de nieren zeggen kunnen

hoe mogen ze dan zichzelf afbijten?

1450 De bevers plegen van naturen

als een gans dun uit te laten daar.

Plinius zegt voor waar

dat hij zijn gal uitspuwt

dat misselijke euvel verteert (vallende ziekte)

1455 want hij waant dat men hem daarom jaagt. Zijn leb is nuttig dat hij draagt

want het geneest, als men ons vertelt

dat euvel waar men van valt.

Dit dier mag niet lang leven

1460 (b) als zijn staart niet is in het water benevens en die is geschapen als een vissenstaart. Experimentator zegt, dit is zijn aard, dat zijn staart smaakt naar de vissen,

daarom eten zonder wroeging

1465 de christenen als men vasten zal,

maar sommige eten ze niet geheel want zijn lijf is vlees, dat is waar.

Zijn staart is negentig cm lang, het is waar

en die is uitermate vet.

1470 Subtieler mag het niet beter

maakt geen beest onder de aarde

huisjes maken naar zijn waarde

sommige zijn hoog op en sommige laag nadat het water stijgt of daalt

1475 dat hij daalt of klimt

zodat de staart in het water blijft.

Schors van bomen en de bladeren

eet hij, daarvan hij heeft het liefst

boven alle dingen die men weet.

1480 In het bijten is de bever wreed

want wat hij met de tanden mag slaan

dat laat hij niet ontgaan

voor hij beseft dat de tand is duur.

(d) Experimentator beschrijft zijn natuur

1485 en zegt dat ze met groepen

tezamen in de wouden gaan

en als ze bomen hebben geveld

met hun tanden met geweld

afgebeten zoveel als genoeg is

1490 nemen ze er een die hen voegt

en werpen hem dan hard op de rug en laden het tussen zijn voeten

en slepen het alzo naar het hol.

Dit doen ze niet met iemand uit hun groep

1495 maar vreemde uit andere groepen

die doen ze dusdanige schande

omdat ze die in eigendom houden.

Anderen zeggen, ze doen het de ouden

waarvan hun tanden zo zijn versleten

1500 dat ze niet deugen voor bijten.

(e) Deze bevers kennen jagers goed

want bij hen is op de rug dat vel

van het slepen bloot

en die laten ze lopen uit nood.

1505 Hout beminnen ze door twee zaken

omdat ze er hun huis van maken

en om de schors die ze eten

Op de achterste voeten is hij gezeten

en houdt voor in de voeten

1510 zijn spijs met goede moed

alleen de schors eten ze dan

die zijn poot omsluiten kan.

De achterste voeten zijn min of meer

als ganzenvoeten twee

1515 maar groter en de klauwen rond

de voorste is recht als een hond.

Dit prijst men in de natuur groot

omdat het dier voor is gebouwd

als een hond om op het land te gaan

1520 en van achter mede te bestaan

te zwemmen als het heeft nood.

Zijn tanden kracht is zo groot

soms slaat hij een boom

vliegt weg en neemt een kijkje

1525 of die boom niet valt nog

en zoveel doet hij dan toch

dat die boom vallen moet.

Vier tanden heeft hij sterk en goed

twee beneden en twee boven

1530 en zal men oude boeken geloven

dan zijn die tanden en het kaakbeen

beide massief en al een.

Zijn vet is edel en goed

hoe zwarter hoe meer het kosten doet.

1535 (e) Solinus zegt dat dier haar heeft

dat boven alle haren wel goed blijft

en is een zaak die zeer is duur.

Onder de heidense manier

die de kramp pijn doet

1540 voor die is bevervet goed

en hem die de leden beven

mag dit grote baat geven.

Van de balzak is goed zijn vet

waar het zijn ballen in houdt.

1545 Wijn met beverskullen gekookt

en de rook van de ballen

is voor hem een goede medicijn

die van de jicht heeft pijn.

Castor fiber, van Grieks kastor: bever. Bever, midden-Nederlands bever, oud-Hoogduits Bibar (nu Biber) oud-Saksisch Bibar, oud-Engels beofor (nu beaver) oud-Noors bifa en oud-Frans bievre: gal, dit van Gallisch bebros en dit van Latijn fiber dat met Litouws bebrus en Russisch bobr vergeleken wordt dat men vergelijkt met oud-Indisch babhru: roodbruin.

(a) Dioscorides hield het bevergeil valselijk voor de testikels van de bever. Het heet castor a castrado, (gecastreerd) dat betekent lubben, wat zijn kullen zijn in de medicijnen bekwaam Als hij gejaagd wordt weet hij de oorzaak, dan bijt hij zelf zijn ballen af en ontkomt zo’n Hij bijt zelf zijn testikels af om aan de jagers te ontkomen. Bij beide geslachten komen aan de onderbuik, in de liesstreek die onder de huid verborgen is, twee eigenaardige klierzakken voor die een vreemdsoortige stof bevatten, het bevergeil. Dit is een donkerroodachtig, geelachtig of een zwartachtige bruine stof. Eerst is dit zacht maar droogt weldra op tot een hars gelijkende massa. Het heeft een eigenaardige doordringende reuk, die maar weinig mensen aangenaam vinden. Het is nuttig voor diegenen die door nerveuze ziekte de handen sidderen. Het werd in de oudheid veel gebruikt vooral als rustgevend en krampstillend middel.

(b) Het was de monniken opgevallen dat de staart van de bever min of meer geschubd is, wat dus op een vis slaat. Vis mag je op vrijdag eten. Vroeger mochten de gelovigen op de vastenvrijdagen alleen vis eten en geen vlees. Doordat een bever zo een vis werd mocht die ook op tafel komen.

(c) Bevers maken bouwwerken waar vooral de Amerikaanse bevers om bekend zijn geworden. De Europese maakt meer ‘huizen’ die met het water meegaan.

(d) Zijn voornaamste voedsel bestaat uit zetmeel houdende wortelstokken van waterlelies en de schors van jonge boomtakken. Zijn snijtanden zijn buitengewoon scherp, hij kan met een beet een tak van drie cm doorsnede zo glad afsnijden als was het met een stalen werktuig gedaan. Hij velt bomen van een halve meter doorsnede waartoe hij een diepe ringvormige gleuf in knaagt tot ze neerstorten. Met die tanden kan hij zich ook goed verdedigen.

(e) Uit de beverharen maakte men hoeden, de castoren’ hoeden, die tegen ziekten behoedden. Zijn vacht wordt tot voering in onderrokken gebruikt.

Chama es ene beeste

1550dar plinius af spreket inder ieste

dat hi den wlf geliket wel

mar dat spekelde es sijn vel

hute ethiopen sin si comen

dese beesten die wi nomen

1555al vintmense in ander lant

pompeus iulius viant

was derste diede dor wonderlichede

brochte te rome inde stede

14. Chama is een beest

1550 waar Plinius van spreekt in zijn jeeste

dat hij de wolf gelijkt wel

maar dat gespikkeld is zijn vel.

Uit Ethiopië zijn ze gekomen

deze beesten die wij noemen

1555 al vindt men ze in een ander land.

Pompeus Julius vijand

was de eerste die ze door wonderlijkheden

bracht te Rome in de stad.

Chama: klein, dit is wel een hyena of jakhals die kleiner is dan de wolf, zie onder.

Calepus es .i. dier

1560stout sere ende onghier

so vreselic in allen saken

negheen iagre dar hem ghenaken

want langhe orne si draghen

ende sijn getant gelijc der zaghen

1565so dathet der mede velt

langhe bome met sire gewelt

want het can wel zaghen der mede

vp die eufrate es sine stede

nu wassen dar erande aghen

1570die clene langhe roeden draghen

ende alset dan gedronken heuet

ende hem dinket dat met festen leuet

gatet spelen in die roeden

ende met sinen ornen verwoeden

1575ende spelet so vele inden wedouwe

dat sine orne getacket nouwe

hem verwerren in die telghen

dan alreest so moetet belghen

ende gheuet enen vreseliken luud

1580dan so comet de iagre vt

ende slaet sonder pine doot

nu merket hier exemple groot

hi starke die niet nontsiet

dieden cranken niet ne vliet

1585ende niet nacht dien iof desen

altoes mach hi niet seker wesen

15. Calepus is een dier

1560 dapper zeer en onguur

zo vreselijk in alle zaken

en geen jager kan hem daar genaken.

Want lange horens ze dragen

en zijn getand gelijk de zaag

1565 zodat het daarmee velt

lange bomen met zijn geweld

want het kan wel zagen daarmee.

Op de Eufraat is zijn stede

nu groeien daar allerhande hagen

1570 die kleine, lange twijgen dragen.

En als het dan gedronken heeft

en denkt dat het van feesten leeft

gaat het spelen in de twijgen

en het met zijn horen te verwonden

1575 en speelt zoveel in het bosje

dat zijn horens, vertakt nauw

zich verwarren in die twijgen

dan aller eerst moet het verbolgen

en geeft een vreselijk geluid.

1580 Dan komt de jager uit

en slaat het zonder moeite dood.

Nu merk op hier een voorbeeld groot

hij de sterke die niemand ontziet

die de zwakken niet uit de weg gaat

1585 en die niet acht voor die of deze

altijd kan hij niet zeker wezen.

Ovis ornata sive orientalis, het wilde schaap is een zeer imposant dier dat veel op de mouflon lijkt. Het heeft zeer lange haren aan de voorpoten en aan de onderkant van de hals. Een dergelijk wild schaap zal Abraham gevonden hebben in het land Moriah, vastgeraakt in het struikgewas, Gen. 22: 13.’Toen sloeg Abraham zijn ogen op en daar zag hij een ram achter zich, met zijn horens verward in het struikgewas. En Abraham ging en nam den ram en offerde hem ten brandoffer in plaats van zijn zoon’ Dit woord wordt meestal in figuurlijke zin gebruikt of voor afbeeldingen maar verwijst ook naar horens die voor bijzondere zaken gebruikt werden. Van hem heet het in de wijsheid van Jeremia: ze zijn gebonden aan het water van de Eufraat en zijn gevallen’.

Cameleopardalis

lesemen dat ene beste is

jn ethyopen entus gedaen

1590alsons de glose doet verstaen

houet naden kemel als naden parde

voete been na des herts arde

dat gespekelt es harentare

met enen sconen clenen hare

1595dit dier was oec te rome mede

wilen brocht dor wonderlicede

16. Cameleopardalis

leest men dat een beest is

in Ethiopië. En is zo gedaan

1590 als ons de glossaria laat verstaan

hoofd naar de kameel, hals naar het paard

voet en been naar het hert geaard

dat gespikkeld is hier en daar

met een mooie kleine haar.

1595 Dit dier was ook te Rome mede

wel gebracht door wonderlijkheden.

Giraffa camelopardalis, is de zorafeh, zurafa, seraphe of serafe: de lieflijke, van de Arabieren. Dit werd bij ons tot giraf, in Duits en Engels Giraffe en in Frans girafe.

De cameleopardalis heeft een eigenaardige bouw. Ze geeft de indruk dat het uit lichaamsdelen van verschillende dieren samengesteld is. Het is alsof ze de kop en de romp van het paard, de hals en schouders van een kameel, de oren van een rund, de staart van een ezel en de poten aan de antiloop heeft ontleend, terwijl de kleur en de tekening van het gladde vel aan een panter, pardalis, doet denken.

Mulder: ‘Tegen deze achtergrond verdienen de schrijvers en kopiisten van de middeleeuwse natuurboeken eerder bewondering dan honend gelach. ‘Het kan nauwelijks te vaak herhaald worden dat een bestiarium een serieus wetenschappelijk werk is; ‘is dat een Cameleopard ,’ een echt dier is, en helemaal geen slechte poging om een ongezien wezen te beschrijven dat zo groot was als een kameel, maar gevlekt als een luipaard, dat wil zeggen een giraffe; en dat het identificeren van het bestaande wezen het ware genoegen schenkt, niet het lachen om een wezen dat men voor denkbeeldig houdt. (T.H. White)

Capra dats in dietsch de gheet

die orne heuet scarp ende wreet

ende onder den kin enen bart

1600hare weide es te dale wart

ende in berghen ende in haghen

al daer soese can beiaghen

hare melc es sere goet

mar als merre lib toe doet

1605so corrumpert want dat case

segmen niet wert ere blase

v maent so draghet die gheet

also alsment uan scapen weet

jnden uorwinter es best hare riden

1610so dat si in lentins tiden

moghe bringhen hare dracht

dit sijn die beste scape yacht

ysodorus spreect oec hier

dat de buc es luxurieus dier

1615dat altoes bi na wil riden

sine oghen lopen ende gliden

vele na der luxurien cracht

euen wele sieti dach ende nacht

die nauons niet ne siet yreet

1620ete de leuere van der gheet

hi siet nauonts uele te bet

aristotiles heuet yset

dat nochtan dicke up dien dach

die buc lettel ysien mach

1625maer nauonts sieti claer

experimentator seghet ouer waer

dat uan dien bucke die galle

de winbrawen doet uallen alle

kamidarium bouc seegt

1630dar doude filosofie in leecht

dat uanden bucke dat bloed

al hare uallen doet

oec seiti buxbloet ybrant

doet waken tehant

1635die ligghen in letargien

ofte in swaren epelenchien

oec maket donker oghen clar

bux galle out ouer waer

es soe in enegher stede yleghen

1640datter pude oec uersamene pleghen

bux haer te puluer uerbrant

stopt bloet althehant

ende jegen slachamen uloet

ende jegen venijn drinc sijn bloet

1645besefstud ydronken ofte gheten

smare sijn es goet ieghen beten

ende ieghen quetsinghe dere

sijn drec es goet jegen tantsuere

maket dar of .i. plaester upt seer

1650gheets horen dats wonder meer

ghebernet ende ybonden dan

vor die nasegate uan den man

die warlike heuet theuel swaer

stappans moeti uallen daer

1655serpente die ulien oec mede

die roke het es hare sede

die buc es es arde fier

ende starc ende i. moilic dier

jn orne in hoeft leit sine cracht

1660sijn bloet es oec uan sulker macht

dattet scort den adamant

die noit anders meester ne uant

gheets bete es bomen quaet

want si uerliesen urucht ende saet

17. Capra dat is in Dietse de geit.

De horens heeft het scherp en wreed

en onder de kin een baard.

1600 Hun weide is te dalwaarts

en in bergen en in hagen

al waar het zich kan bejagen.

Hun melk is zeer goed

maar als men er leb bij doet

1605 dan verbastert het want de kaas,

zegt men, is niets waard.

Vijf maanden draagt de geit

net zoals men het van schapen weet.

In de voorwinter is het best hun paren

1610 zodat ze in de lente tijden

mogen brengen hun dracht

dit zijn de beste schapen echt.

(a)Isidorus spreekt ook hier

dat de bok is een wulps dier

1615 dat altijd bijna wil paren.

Zijn ogen staan en glijden

veel naar de wulpse kracht

(b) evenwel ziet hij dag en nacht.

Diegene die ‘s avonds niet goed ziet

1620 eet de lever van de geit

hij ziet ‘s avonds veel beter.

Aristoteles heeft gezegd

dat nochtans vaak op de dag

de bok weinig zien mag,

1625 maar ‘s avonds ziet het helder.

Experimentator zegt voor waar

dat van de bok de gal

de wenkbrauwen laat vallen alle.

Kamidarium boek zegt

1630 waar oude filosofie in ligt

dat van de bok het bloed

alle haar uitvallen doet.

Ook zegt het bokkenbloed gebrand

laat gelijk ontwaken

1635 die liggen in slaapzucht

of in zware epilepsie

ook maakt het blinde ogen helder.

Bokkengal zegt hij voor waar

is het in enige plaats gelegen

1640 dat er padden zich ook verzamelen plegen. Bokkenbloed tot poeder verbrand

stopt het bloeden gelijk

en van ontlasting de vloed.

En tegen venijn drink zijn bloed

1645 dat je gedronken hebt of gegeten.

Zijn vet is goed tegen beten

en tegen kwetsingen daar.

Zijn drek is goed tegen tandpijn

maak daarvan een pleister op het zeer.

1650 Geitenhorens, dat is een wonder meer.

gebrand en gebonden dan

voor de neusgaten van de man

die werkelijk heeft epilepsie zwaar

gelijk moet hij vallen daar.

1655 Serpenten die vlieden ook mede

van de rook, het is hun zede.

De bok is hard en fier

en sterk en een moeilijk dier

in horens, in het hoofd ligt zijn kracht.

1660 Zijn bloed is ook van zulke macht

dat het scheurt de diamant

die nooit een andere meester vond.

Geitenbeten is voor de bomen kwaad

want ze verliezen vrucht en zaad.

Capra hircus, Latijn hircus: bok, Grieks chimaira werd in Latijn capra: geit. Varro zegt dat ze capra of carpa heten omdat ze alles afeten. Isidorius zegt dat ze caprae en capri zijn genoemd omdat ze hoge en ruwe plaatsen beminnen en er zich naar toe wenden.

Geit, midden-Nederlands gheet of gheit, oud-Saksisch Gett, oud-Engels gat, (nu goat) oud-Hoogduits Geiz (nu Geiss en Ziege) Mogelijk van de Indo-Germaanse basis ghai(d): springen. Griekse tragos is de bok. Midden-Nederlands buc of boc, oud-Hoogduits Bock (nu Bock) oud-Noors bukkr en bokkr, midden-Iers bocc, oud-Engels bucca (nu buck). Mogelijk stamt dit van Indo-Germaans bhugno: gebogen, dus een dier met gekromde horens.

(a) De bok wordt meestal als een viriel dier afgeschilderd, een oude bok. Bij de heksen zie je dan ook veel de bok in de gedaante van een duivel optreden. Vandaar dat de bok in mengwezens optreedt, saters en faunen, die zich onderscheiden door hun wellust.

Er zijn vele verwijzingen in het O.T. naar geiten. Het basiswoord is ‘iz’ met meervoud ‘izzim’ լwat een zestigmaal voorkomt. Van de geit, ez, die in het Syrisch izza genoemd wordt, zegt men dat het woord komt van de bron ‘sterk, krachtig’ zijn, omdat ze sterker zijn dan schapen. Dit woord wordt meestal gebruikt in niet religieuze passages. Soms echter wordt het gegeven aan geofferde dieren, vooral bij zondeoffers. Hier kan het niet onderscheiden worden van een ander gewoon woord, de harige.’. Dit woord wordt meestal vertaald als een jong en met zijn vrouwelijke vorm ‘s ‘eթrah’ is dit vrijwel even gewoon als ‘ez’ Met een enkele uitzondering als in Genesis 37: 31 waar het geitenbloed op Jozefs kleed kwam wordt het alleen gebruikt voor zondeoffers. Het woord ‘s eթr’ meestal in meervoudsvorm seթrim’ wordt ook gebruikt in een andere zin en vertaald als satyr. Dit wordt gevonden in vier verzen en kan niet als geit vertaald worden. Het wordt een satyr in Jesaja 13: 21, 34: 14 en de duivel in Lev. 17: 7, 2 Kronieken. 11: 5. Gewoonlijk denkt men dat ze de vertegenwoordigers zijn van de heidense geesten die de mens afbeelden als half mens, half geit. (zie aap)

(b) ‘Geiten zien ‘s nachts net zo goed als overdag. Geiten zien niet best in daglicht maar beter in de nacht. Geitenogen lichten ‘s nachts op en geven licht. Geiten knipperen nooit in hun slaap’ Zijn ogen zijn als die van de Heer die ook alles ziet en van verre herkent’

(c )’ Zijn bloed heeft bijzondere krachten, dat komt omdat hij bijzondere kruiden eet. Als het bloed op een diamant gesprenkeld wordt barst die uit elkaar, het is het hardste materiaal dat niet kan barsten, het kan tegen vuur en ijzer, maar niet tegen het warme bokkenbloed’

Vele horens hielpen tegen epilepsie, vooral die van de eland.

1665Capreola dats die ree

den aren pijnlic emmermee

nochtan ieghen andre diere

sere sochte ende goedertiere

als die ree int lant

1670scoten wert soecsoe te hant

polion om dat si uerdriuen

dat yserscote in hare liue

ree bucke uechten om die reen

arde sere wel nar in een

1675ende dats alsi riden dan

ende als men hem gaet met honden an

ontuliensi want si sijn snel

maer aldus uaenghemense wel

want si altehant dan ulien

1680dar si dogheste berghe sien

dar uolghet die jaghere naer

ende alsi wert yware daer

datse die jaghere wacht dar nedre

ende soe ne mach no uort no wedre

1685soe siet den iaghere ende den spiet

soe screie soe ets omme niet

want hine soeket elniet dan hare

hi doese neder uallen sware

ja somwile clemt die jagere nar

1690dat hi mede moet uallen dar

die up montaingen oghe

ende laet uerre gaen hare oghe

ende siet soe liede uan verren gaen

altehant heuet soet uerstaen

1695oft jaghers sien dat soe siet an

dit doet nature diet al can

18. 1665 Capreola, dat is een ree

de arend pijnlijk immermeer

nochtans is ze tegen andere dieren

zeer zacht en goedertieren.

Als de ree in het land

1670 geschoten wordt zoekt het gelijk

polei om te verdrijven

de pijlscheuten in hun lijven.

De bok vecht wel om de ree

zeer hard bijna ineen

1675 en dat is als ze paren gaan.

En als men hem gaat met honden aan

ontvlieden ze want ze zijn snel.

Maar zo vangt men ze wel

want als ze gelijk vandaan vlieden

1680 waar ze de hoogste bergen zien

daar volgt de jager ze na

en als ze wordt gewaar daar

dat de jager wacht daar beneden

en ze niet kan verder of terug

1685 en ziet de jager en de speer

dan schreit ze, het is om niet

want hij zoekt niets anders dan haar

hij laat zich neervallen zwaar.

Ja, soms klimt de jager na

1690 zodat hij mede moet vallen daar.

Die ree op de bergen hoog

ziet ver met haar ogen

en ziet ze lieden in de verte gaan

gelijk heeft zo het verstaan

1695 of het jagers zijn die ze zo ziet dan

dit doet de natuur die het al kan.

Capreolus capreolus, is de ree, midden-Nederlands ree, oud-Saksisch en oud-Hoogduits Reho (nu Reh) oud-Engels ra(ha) (nu roe, roebuck en roedeer) oud-Noors ra, dit van Germaans raixa, mogelijk hangt dit samen met oud-Iers riabach: gespikkeld, Let’s raibs betekent bont gevlekt. Het is de kleinste van onze herten.

Zie voor pulegium nr. 21, gelijksoortig verhaal. Ook steenbok voor het vallen van hoogtes.

Shakespeare, Taming of the Shrew, Induction 2, 50 ;

ԓay, thou wilt course; thy grey-hounds are as swift’ ‘Verkiest gij lange jacht? Uw hazewinden’

As breathed stags, ay, fleeter than the roe’ Zijn sneller dan het hijgend hert of ree.’

Cacus es i dier .i. wonder

jn die moreie besonder

dat es yburstelt als .i. zwiin

1700ende als ons scriuet adeliin

alst gram es ende onghier

so werpet ute sinen buke uier

dit houten uerstolen

jn aghedochten ende in olen

1705ende es wreet ende fel

.j. osse ynoucht hem niet wel

maer het neemter .iii. of .iiii

vaste bi den starte sciere

met crachte trecthise achterwart

1710jn sinen ole metter uaert

ende dat mense uinde niet wel

ende al eist den beesten fel

nochtan dit den mensce ontsiet

nochtan latet sijn laghen niet

1715het ne wacht uroe ende spade

altoes om des menschen scade

19. Cacus is een dier, een wonder

in de Moreyne vooral

en is geborsteld als een zwijn.

1700 En zoals ons schrijft Adelinus

al het kwaad wordt en nijdig

dan werpt het uit zijn buik vuur.

Dit houdt zich verscholen

in spelonken en in holen

1705 en is wreed en fel.

Een os genoegt hem niet goed

maar het neemt er drie of vier

vast bij de staart snel

met kracht trekt het ze achterwaart

1710 en in zijn hol met vaart

zodat de mensen ze niet vinden snel.

En al is het de beesten fel

nochtans dat het de mensen ontziet

nochtans laat het zijn listen niet

1715 en wacht vroeg en laat

altijd om de mensen te schaden.

Cacus is de zoon van Vulcanus, een vuurspuwende reus die in een hol van de Aventijnse berg woonde en de omstreken door moord en roof teisterde. Toen Hercules met de runderen van Geryon daar aangekomen en door vermoeidheid is slaap gevallen was stal Cacus van hem enige runderen die hij om de eigenaar het spoor bijster te maken achterwaarts in zijn hol dreef. Hercules ontdekte toch zijn hol of door het loeien of door zijn zuster Caca die liefde voor hem had opgevat. Na een verschrikkelijk gevecht werd hij verslagen. Het was wel een listig mythisch figuur, geen dier.

Cefusa es .i. wonderlike beeste

dar of seghet solinus ieeste

dat mense wilen te rome brochte

1720om dat mense te wonder sien mochte

hare achterste uoete ende been

ende des menscen scinen een

nde hare uortste uoete tuee

als menschen ande min no me

20, Cefusa is een wonderlijk beest

daarvan zegt Solinus verhaal

dat men ze vroeger te Rome bracht

1720 omdat mensen het wonder zien mocht.

Hun achterste voeten en benen

en die van de mensen schijnen een

en hun voorste voeten twee

als mensen handen min of meer.

De baviaan, mogelijk de mantelbaviaan, werd naar Rome gebracht. Het is de hamadrys van de Egyptenaren, bij Strabo heet die Cebus.

Papio hamadryas, mantelbaviaan, Engelse hamadryas baboon of Arabian baboon, Duits Mantel pavian, Franse hamadryas en tartarin.

Baviaan, in midden-Nederlands was het baubijn of bobijn, in Engels baboon wat uit het Franse babouin stamt en verwant is met het Franse babine: lip.

1725Seruus es hert weetmen wel

.i. beeste arde snel

gheornet met telghen langhe

alsi ii jaer euet omganghe

beghinnen die orne ute gaen

1730ende elx jaers uort sonder waen

achter een tote vi iaren

wast hem .i. telg uort te waren

nemmer telghe wassen hem dan

newaer si meeren uort ward an

1735aristolus die seghet

dat gheen els te wassene pleget

sine horne uan jare te jare

alsi siecheit beseffen sware

of als hem doude gaet an

1740soeken si serpente dan

ende gaen te fonteinen drinken

dus doensi hare euel sinken

ende sinsi suaer

sente augustijn scriuet ouer waer

1745alsi ter betre weiden tiden

ende alsi twater sullen liden

die starcste suemmet uoren dan

ende alle dandre uolghen hem an

elc houet ligghende up anders stiet

1750dus elpt elc andren inden uliet

hier bi si elc mensche beraden

dat elc andren staen in staden

als die erte willen riden

verwoedensi wel na tien tiden

1755alsoe sere sinsi uerhit

ende na oest ysciet hem dit

solinus seit dat sire ii draghen

die siin in rise ende in aghen

ende deckense arde nerenstelike

1760ende leerense ligghen eimeleike

ende alsi starc sijn leerensise mede

lopen springhen dapperede

erts calf die in de modre sterft

siin uleesch uerduet ende uerderft

1765venijn ende ets tallen stonden

goet ieghen serpents wonden

blasen pipen bassen uan honden

horen si node tallen stonden

ende men seit dat si best oren

1770alsi staen met ystrecten horen

ambrosius doet te uerstane

dat sijd dat heet diptane

erst den mensche makede cont

want als die hert was ywont

1775met enen yuenijnden strale

athi dat cruud ende ynas wale

herts uliesch dicke gheten

verdriuet den curts wille men weten

der persen ystorie seghet

1780dat die ert te leuene pleghet

.c. jaer ende dar toe mere

venijn scuweti altoes sere

alsi sine orne heuet niet

gaet hi dar menne niet ne siet

1785ende hetet in donker nacht

dan scuweti der wulue cracht

alse die selue weet te uoren

dat sine wapinen sijn uerloren

ende alse hare orne niewe sin

1790soukensi dat sonnescijn

om dat sire droghen sullen ende stiden

ende dat sire up moghen tiden

dan gaensi ieghen de bome slaen

ende proeuen of si uaste staen

1795haren rechtren horen deckensi werde

sijd in watre sijd in derde

ende dat sciint van nide wesen

hi es sere goet als wi lesen

want sine roke die uerdriuet

1800die serpente alsmen ons scriuet

als hi int uier es yleghet

platearius die seghet

vte sire herten machmen halen

.j. been dat machmen te sticken malen

1805dat puluer gheuet ueruanc

jeghen dien starken ertuanc

esculapius die seghet

datmen den horen te berne pleghet

ende puluert dat thanden

1810dat es goet onuasten tanden

vp datmense der mede wriuet

met wine ghedronken dit alsi scriuet

es ieghen tgroot euel goet

ende het stoppet der urouwen bloet

1815ende stoppet des lachamen onurede

platluse doedemerre mede

die hem bewint in eens erts vel

serpente ne sijn hem niet fel

jnde matrise vanden inden

1820machmen enen steen vinden

die vrouwen kint draghen doet

march vanden erte es goet

dathet driuet huten leden

de noot van menegher siecheden

1825ende iagers segghen onder hem somen

mach die ert te watre comen

dat hi sire moeteit wert los

die hert ontsiet tluud vanden vos

die herte uechten onder hem seere

1830ende wie datdaer boudet de ere

dandre alle ouden hem vrede

met arde grooter wardichede

herts ulesch es te uerduwene swar

de caluer dar af weet uoer waer

1835sijn ghesonder ende warder dan

ende sijn alrebest den man

21. 1725 Cervus is een hert, weet men wel,

een beest aardig snel.

(a) Gehoornd met takken lang

als het tweede jaar is aangegaan

beginnen de horens uit te gaan

1730 en elk jaar voort, zonder waan,

achtereen door tot zes jaren

groeit hem een tak meer te waren

nimmermeer takken groeien er dan

maar ze groeien meer vooraan.

1735 Aristoteles die zegt het

dat er geen andere te groeien plegen

zijn horens van jaar tot jaar.

(b) Als het ziekte beseft zwaar

of als hem de ouderdom gaat aan

1740 zoeken ze serpenten dan

en gaan naar een fontein te drinken

aldus zo laten ze hun euvel zinken

en zijn ze zuiver.

Sint Augustinus schrijft voor waar

1745 als ze naar betere weiden gaan

en als het in het water zullen glijden

de sterkste zwemt van voren dan

en alle anderen volgen hem dan

elk hoofd ligt op de ander zijn staart

1750 dus helpt elk de ander in de vliet.

Hierbij zou elk mens zich beraden

om elkander bij te staan in tijden.

Als het herten wil paren

verwoeden ze wel in die tijden

1755 alzo zeer zijn ze verhit

en na augustus gebeurt hem dit.

Solinus zegt dat ze er twee dragen

die ze in twijgen en in hagen

en bedekken en erg vlijtig

1760 en leren ze leggen heimelijk.

En als ze sterk zijn leren ze hen mede

lopen, springen en dapperheden.

Hertenkalf, die in de moeder sterft,

zijn vlees verdrijft en verteert

1765 venijn en het is te alle tijden

goed tegen serpenten wonden.

Blazen, fluiten en bassen van honden

horen ze node te allen stonden

en men zegt dat ze het beste horen (k)

1770 als ze staan met gestrekte oren.

Ambrosius laat verstaan

dat ze het kruid, dat heet diptamus

eerst de mensen maakten bekend

want toen het hert was gewond

1775 met een venijnige pijl

at het dit kruid en genas wel.

Hertenvlees veel gegeten

verdrijft de koorts, wil men weten.

(f) De Perzische historie zegt

1780 dat het hert te leven pleegt

honderd jaar en daartoe meer.

Venijn schuwt altijd zeer.

Als het zijn horens niet heeft

gaat het daar waar men hem niet ziet

1785 en het heet in die donkere nachten

dan het schuwt de wolven kracht

als die het zelf weet van tevoren

dat hij zijn wapens heeft verloren.

En als zijn horens nieuw zijn

1790 zoeken ze de zonneschijn

omdat ze drogen zullen en verstijven

en dat ze daarop mogen vertrouwen

dan gaan ze tegen bomen slaan

en proberen of ze vast staan.

1795 (g) Hun rechterhoren bedekken ze waardig, hetzij op het water, hetzij op de aarde en dat schijnt van nijd te wezen.

Die is zeer goed, als wij lezen,

want zijn rook die verdrijft

1800 de serpenten zoals men ons schrijft

als het in het vuur is gelegd.

(h) Platearius die zegt het

uit zijn hart mag men halen

een been en dat mag men stuk malen

1805 en dat poeder geeft steun

tegen de sterke hartaanval.

Aesculapius die zegt het

dat men de horens te verbranden pleegt

en verpoederd dat gelijk

1810 dat is goed voor losse tanden

als men ze er mee inwrijft

Met wijn gedronken dit, zoals hij schrijft,

is tegen epilepsie goed

en het stopt de vrouwen bloed

1815 en stopt het lichaam onvrede. (menstruatie) Platluizen doodt men er mede

die zich windt in een hertenvel.

Serpenten zijn hem niet fel.

(I) In de baarmoeder van de hinde

1820 mag men een steen vinden

die vrouwen een kind dragen doet.

Merg van het hert is goed

dat het verdrijft uit de leden

de nood van menige ziekte.

1825 En jagers zeggen onder hen soms

mag het hert te water komen

dat hij van zijn moeheid wordt kwijt.

Het hert ontziet het geluid van de vos.

De herten vechten onder hen zeer

1830 en wie daar behaalt de eer

alle anderen houden met hem vrede

met erg grote waardigheid.

Hertenvlees is te verteren zwaar

de kalven daarvan, weet voor waar,

1835 zijn gezonder en meer waard dan

en zijn het allerbeste voor de man.

Cervus elaphus. Hert, midden-Nederlands hert of hart, oud-Frans hirot, oud-Hoogduits Hiruz (nu Hirsch) oud-Engels heorot en heort (nu hart) oud-Noors hjotr. Het is een woord dat uit het Germaanse heruta stamt wat een gehoornd dier betekent. Dezelfde betekenis heeft het Latijnse Cervus dat afgeleid is van het Griekse keraos wat ook gehoornd betekent. De Griekse naam voor het hert is elaphos, wat veel op die van de olifant lijkt, elephas. Het mannetje heet in het Latijn cervus, vandaar de Franse naam cerf, de Engels cervine.

(a) Het hertenkalf wordt, als het een jaar oud is, speishert, spitser of spiesbok genoemd. In grootte neemt een gewei elk jaar toe van het tweede tot het achtste jaar, elk jaar schiet er een tak meer uit die ze polijsten door tegen bomen te schuren. Het gewei wordt alle jaren gewisseld. In het tweede jaar komen aan die spits aan weerszijden ook twee takken. Dan heet het gaffelhert of gaffeler. In het derde jaar wordt het een zes-ender, naar het aantal spitsen van beide stangen tezamen. Dit gaat zo door tot het hert bij ouder worden minder vertakkingen gaat krijgen.

(b) ԁls ze zich niet goed voelen dan eten ze om de ziekte te overwinnen slangen. Het hert, als hij een serpent vindt, vult zijn mond met water en gooit dit in het hol van het serpent, dan jaagt hij met de adem van zijn mond het serpent eruit en trapt erop met zijn voeten en doodt en eet het als een stuk selderij. Verslindt het hert een slang dan verkrijgt die nieuwe jeugd en kracht’ In middeleeuwse literatuur is dit zo overgenomen die het toepast op Christus, de bestrijder en overwinnaar van de helse slang. (duivel) Daarom is hertenvlees goed tegen venijn. Het idee dat harten slangen opzoeken en uit hun holen verdrijven door middel van hun adem verschijnt bij Oppianus en Nicander. Plinius zegt: ҄e herten vechten met slangen, ze zoeken hun holen op en met de adem uit hun neusgaten drijven die weg tegen hun wil’ Er is geen vermelding van het verbranden door hun adem. Maar Plinius zegt in een andere passage: ‘de adem van olifanten verdrijft serpenten, die van herten verbrandt hen’ Physiologus voegt eraan toe dat de hart het hol binnenkomt met zijn mond en het serpent verzwelgt. Dit wordt herhaald door Isidorus.

Herten horen graag fluiten. Als ze naar lawaai luisteren lichten ze de kop omhoog en steken de grote oorlappen omhoog, ze staan van tijd tot tijd stil om het geluid en de richting te vernemen. Ze verwonderen zich bij het geluid van pijpen en luisteren graag naar muziek. Ze horen goed als ze hun oren omhoogsteken en dragen die oren naar beneden als ze de rivieren en waters overzwemmen. En als ze zwemmen, zwemt de sterkste vooraan en de zwakkere legt zijn hoofd op de lende van de sterkere.

(e) Ze leerden ons het eerst de krachten van het kruid dictamnus want ze aten hiervan zodat pijlen en pijlkoppen uit hun lichamen geworpen werden toen ze opgejaagd werden door jagers. Origanum dictamnus had de kwaliteit om splinters uit te trekken. Het werd in 13-16de eeuw springkruid genoemd, het kruid laat de pijl uit de wond van het hert springen. Het originele verhaal werd verteld door Aristoteles van wilde geiten van Kreta. Hij zegt dat als ze gewond zijn door pijlen ze dictamnus zoeken zodat de pijlen eruit vallen. Plinius zegt hetzelfde van herten, de legende werd uitgebreid door andere schrijvers.

(f) Herten leven zeer lang, twee tot honderd twaalf jaren Om dat te ontdekken liet Alexander de Grote verscheidene een gouden halsband omdoen die na honderd jaar gevangen zijnde nog geen teken van ouderdom hadden, hoewel de halsbanden hen in de nek gegroeid waren. We lezen ook hoe een hinde van keizer Augustus die lange jaren na zijn overlijden gevangen werd en niet gekeeld kon worden doordat de huid overgroeid was over een zilveren halsband. Daarin stond geschreven ‘Nolime tangere, quia Caesaris sum’ .‘Raak me niet aan, ik behoor tot de keizer.’.

(g)Vroeger waren in de fabels alle delen van het dier belangrijk, nu is er meer de nadruk komen te liggen op zijn gewei. De rechterkant van de hoorn werkt beter dan de linkerkant Vondel, Bespiegelingen van Godts wercken; ‘Hartshoren wekt het lijk, dat dood lag en vergeven ‘ Vroeger was het als ‘cornu cervi raspatum ustum’ een medicijn. ‘Een gewei is een wonderlijk schoon geneesmiddel om onze vervallen geesten op te wekken en onze hersens te versterken. Daarom werpen de herten hun gewei in het water zodat de mens het niet kan vinden, ze weten van naturen dat het voor de mensen zeer dienstig is. Vooral het echte gewei is goed tegen slangen.’

(h) Platearius zegt dat in het hart van het hart een knekel zit, os de corde cervi, die zoveel als de grondstof van het hart is. Het heeft de lengte van een halve vinger, de breedte van een nagel en is plat, dun, blank en soms driehoekig. Als je dit eruit haalt en hard laat worden en er een poeder van maakt en dat een zieke geeft is dat goed tegen pijnen in het hart en duizelingen. Het weerstaat venijn en belet het bloed spuwen.

(I) Als het vrouwelijke hart zwaarte voelt, verzwelgt ze een steen en wordt geholpen door de kracht van die steen. Geef het been van een hertenhart aan een onvruchtbare vrouw, maal het eerst, drink het en je zal de glorie van God zien’

(k) Burger; Herten horen het beste als ze op hun rechterhoorn staan, lezen we in een van de handschriften: ‘allsi staen opt rechter horen’ Uit andere afschriften blijkt wat de bedoeling was: herten horen het beste met gespitste oren, ‘opgerichte oren’.

Chimera es .i. vanden dieren

diemen van meneger manieren

want mense int woeste babilonien vint

1840selsienre es cume hiet en twint

voeren hoghe ende neder bachten

jacob seit dat deidine wachten

nauwe te vane dese beeste

ende maker omme grote feeste

1845weltijt dat sise ebben gheuaen

met dieren cleeden ane ghedaen

prosentersise haren here

om hem te doene sonderlange ere

chymera mach de ziele bedieden

1850de nerenst vanden eidinen lieden

dats der viande endyen

die vtermaten nauwe spien

hoe sise bringen tenen prosente

haren here ten tormente

1855dar si hem mede dienen lieue

elc wachtem van desen diede

22. Chimera is een van die dieren

die men in vele soorten

in het woeste Babylon vindt.

1840 Zelden zie je er van een schimp

voor hoog en laag achter.

Jacob zegt dat de heidenen zich wachten

om goed te vangen deze beesten

en maken daarom grote feesten.

1845 Als ze er een hebben gevangen

en met dure kleden aan gedaan

presenteren ze het aan hun heer

om hem te doen bijzondere eer.

Chimaera mag de zielen betekenen.

1850 De naarste van de heidense lieden

dat is de vijand van Indië

die uitermate nauw spioneren

hoe ze brengen een presentje

aan hun heren ten kwelling

1855 waar ze hem mee dienen liever.

Iedereen kijkt uit voor deze dieven.

De chimara, chimaira of chimaera was in de Griekse mythologie een vuurspuwend beest op de gelijknamige, nog steeds brandend gas uitstromende berg (nu Yanar) in Lycië. Van die naam is het Franse woord chimere afkomstig dat de betekenis heeft van hersenschim. Het is de Engelse chimney: schoorsteen.

Naar Homerus was hij van voren een leeuw, in het midden een geit en van achter een slang dat het land verwoestte tot Bellerophon het doodde. Bij Hesiodus is het een dochter van Typhon, het monster van de onderwereld, en Echidna die half vrouw half slang was, een monster met drie koppen, een geiten-, leeuwen- en slangenhoofd. Haar broer was de hellehond Cerburus.

De chimaera verzinnebeeld waarschijnlijk de vulkanische eigenschappen van een berg. Ook wordt verhaald dat het een indeling van het jaar in drieën is, de leeuw is dan de lente, de geit de zomer en de slang de winter.

Cyrogrillus es .i. dier borgroot

dat moyses in de wet verboot

ende al eist cranc ende cleene

1860nochtan eist quaet al ghemene

ende vreeselic allen dieren

so fel esset van manieren

23. Cyrogrillus is een dier berg rood (?)

dat Mozes in de wet verbood

en al is het zwak en klein,

1860 nochtans is het kwaad algemeen

en vreselijk voor alle dieren

zo fel is het van manieren.

De Cyrogrillus is een klein dier dat de Heilige Schrift verboden heeft om te eten en heet egel. Maar Papias zegt dat het groter is dan een egel. Het diertje is van kleine en zwakke vorm. Het heeft een merkwaardige eigenschap, hoewel het zwak is, is het toch aanvallend en nijdig tegenover andere levende wezens op de aarde en doodt ze. Toch geloven enigen dat de cyrogrillus een egel is, maar dat klopt niet, het is groter. Zie egel.

Cuniculus es dat cunijn

dier uele in menegen lande sijn

1865jn derde wonen si in olen

nachts comen si ut uerstolen

ende doen scade ende toren

beide in wijngarde ende in coren

dan keeren si ter morgenstont

1870ende stoppen weder des gaets mont

datmense sdages niet vinde daer

waer dat conijn woent .i. iaer

dar dien si seere in corten tiden

want si uele dragen ende riden

1875mescomet hem hiet in ere stede

si loepen wech ende dandre mede

die van hare kennessen sijn

lange ridet dat cunijn

24. Cuniculus is dat konijn

waar van er vele in vele landen zijn.

1865 In de aarde wonen ze in holen

‘s nachts komen ze uit heimelijk

en doen schade en vernieling

beide, in wijngaard en in het koren

dan keren ze met de morgenstond

1870 en stoppen weer dicht het gat mond

zodat men ze op de dag niet kan vinden daar.

Waar dat konijn woont een jaar

omdat ze zeer en in korte tijden

veel dragen en paren.

1875 overkomt hen iets in een plaats

ze lopen weg en de andere mede

die van hun kennissen zijn.

Lang paart dat konijn.

Oryctolagus cuniculus (Lepus cuniculus) Konijn, midden-Nederlands conijn, midden-Engels cining en conig (Engels con(e)y) midden-Hoogduits Konine, soms tot Kuniglin en Konighase of Ken. Via de Lutherbijbel 3 Mozes 11, 5 kwam het via Cunykel tot Caninichen (nu Kaninchen). In oud-Frans was het conin, een bijvorm van het Latijnse cuniculus, dit komt van een Iberische taal, in Baskisch heet het unchi. Bekend vanwege de vele jongen.

Crisetus es .i. clene dierkin

1880dier uele int lant van poelien sijn

alse groot als .i. encoren es dit

sijn houet es swart ende wit

sijn aer segmen dat so uaste sit

vpten ric root anden buuc wit

1885men moetem her scoren die huut

hermense mach bringen vt

dit bediedet wel den vrecken

bedi menne can getrecken

altoes niet hoe dat vare

1890hem ne dinket dat sijn uel ware

so uaste outi datti heuet

dese beeste alsoe leuet

wonet in darde alst conijn

niet lichte machmense verdreuen sijn

1895huten holen dar soe in gheet

menne ghieter in water scout heet

aldus heuet de vrecke rike

gheset hier in arderike

also uaste sine sine

1900dat hi doot bliuet derinne

25. Cricetus is een klein diertje

1880 die er veel in het land van Polen zijn.

Alzo groot als een eekhoren is dit.

Zijn hoofd is zwart en wit.

Zijn haar, zegt men, dat het zo vast zit

Is op de rug rood en aan de buik wit

1885 men moet afscheuren de huid

eer men het er af kan halen.

Dit betekent wel de vrekken

Want men kan van hem niet trekken

altijd niets, hoe dat het gaat

1890 hij denkt niet dat het zijn vel was

zo vast houdt hij het hij heeft.

Dit beest alzo leeft

woont in de aarde zoals het konijn

niet gemakkelijk mag ze verdreven zijn

1895 uit hun holen, waar ze ingaat

men giet er in water al kokend heet.

Aldus heeft de vrek rijk

gezet hier in het aardrijk

alzo vast zijn geest

1900 zodat hij dood blijft daarin.

Cricetus cricetus, L. De hamster heet in Duits Hamster of Kornferkel, Engels hamster of German marmot, Frans hamster. Zijn verspreidingsgebied is van de Rijn tot de Ob. Komt nu voor in verschillende kleuren. Maakt op geschikte grond gangen.

Hij is zeer boosaardig en heeft een onaangenaam, prikkelbaar en ontevreden karakter. Als hij toornig is maakt hij haastiger bewegingen dan gewoonlijk en kan dan tamelijk ver en hoogspringen. Bij de geringste aanleiding stelt hij zich vermetel te weer en laat een dof gebrom horen, knarst met de tanden en slaat ze ontzettend snel en hevig tegen elkaar. Niet zelden gebeurt het, dat als iemand een hamsterwoning voorbijgaat, plotseling dit woedende dier aan zich (aan de kleren meestal) voelt hangen. Als hij zich ergens aan vastgebeten heeft laat hij niet los tenzij men hem doodslaat. Daarom leeft hij eenzaam in zijn hol en verenigt zich alleen in de paartijd. Hamstergravers trekken het veld in, hun hoofdwinst zijn de opgegraven granen uit de voorraadkamer. De pels wordt in het voorjaar gewonnen, het is een licht duurzame pels, het vlees is te eten. Zie 37.

‘De cyrogrates is een dier dat de menselijke stem leert, net zoals een ander dier doet, dat hyena heet. Dat dier heeft zijn ogen altijd open, dat zeggen Solinus en Jacobus. Het dier heeft geen tandvlees en maar een tand. Dat werd van natuur uit niet stomp en is zo krachtig dat het alles versnijdt wat het aangrijpt. Het dier stamt van een vrouwelijke hond, een teef, en een wolf.

Crocuta crocuta, (saffraanachtig) gevlekte hyena wordt wel tijgerwolf of lachende hyena genoemd . Hij komt van Z. Afrika tot Abessinië voor. Zijn gehuil lijkt op een afgrijselijk gelach en is huiveringwekkend. Dit dier is wel gevaarlijk voor de mens. Men verhaalt dat het vaak ‘s nachts in de hutten van de Kaffers komt en de kinderen van hun ouders weg rooft. Zijn huilen is hypocriet: als de hyena treurt moet je oppassen.

Cathapleba es .i. dier

vreeselic seere ende onghier

1915ende es vp nilus de riuiere

vander vreseliker maniere

traghe eist ne bore groot

den last heuet swar ter noot

van sinen houede dat hem verweget

1920vandeser beesten es datmen seget

comet hiemen up hem onuersien

ende tusscen den oghen siet metdien

hi es dan quite vanden liue

dit dier slachtet een deel den wiue

1925die thouet draghet geornet so seere

dathet stinket uoer onsen here

ende scinet offet hare uerwoeghe

so comet .i. ries die tongeuoeghe

vp hare siet ende werdet gheuaen

1930ende van herten so ondaen

dat hi siele ende lijf verlieset

entie doot der omme kieset

vander c. dat nemet hier hende

nu hort wat ic vander .d. vende

27. Cathaplebas is een dier

zeer vreselijk en onguur

1915 en is op de Nijl, de rivier,

van de vreselijkste manieren.

Traag is het en niet bar groot.

De last heeft het zwaar ter nood

van zijn hoofd dat hem zwaar weegt.

1920 Van deze beesten is het dat men zegt

komt het op je aan onvoorzien

en tussen de ogen ziet het je

dan ben je weg van het lijf.

Dit dier lijkt op een deel der wijven

1925 die het hoofd dragen gehoornd zo zeer

dat het stinkt voor Onze Heer

en schijnt of het hen verwurgde

dan komt er een dwaas die ongepast op haar ziet en wordt zo gevangen

1930 en van hart alzo ontdaan

dat hij ziel en lijf verliest

en de dood daarom kiest.

Van de c dat neemt hier een einde,

nu hoort wat ik van de d vindt.

Catoblepas gnu, (of Connochaetes gnou) gnoe, Engels gnu, Duits Gnu, Frans gnou. Van de Hottentotten is de naam 'gnoe' afkomstig. Het woord is ontleend aan het bulkende geluid dat dit dier laat horen. Grieks catoblepas betekent hij die naar beneden kijkt.

Mulder: Mogelijk gaf het uiterlijk van de gnoe (Gorgon taurinus, een Afrikaanse antilope) aanleiding tot het ontstaan van dit fabeldier. Dertiende-eeuwse zedenpredikers die uiterlijk vertoon van rijke dames hekelden, wezen bij voorkeur op hun buitenissige kapsels en op de buitensporig lange slepen van hun jurken.

Het schijnt een wonderbaarlijke combinatie van verschillende diervormen te zijn, de romp, de manen en de staart zijn die van een paard van gemiddelde grootte, de poten zijn die van een antilope, de kop, met de naar voren als een haak gekromde horens, lijkt op die van een stier. Zoals ze er uit ziet doen ze, ook tegen elkaar.

Aelianus zegt dat het een soort stier is. Daardoor veronderstelde men dat het een soort dier van het buffelsoort was of meer waarschijnlijk een gnoe. Anderen dachten dat de catoblepas van Plinius een soort basilisk was. Dit komt door het er onmiddellijk op volgende statement ҈et serpent basilisk heeft dezelfde krachten’ (vermoorden door zijn blik)

Dit Ethiopische wilde beest was van gewone afmetingen, behalve het hoofd dat zo zwaar was dat het naar de grond hing. Die eigenschap is gelukkig voor het menselijk ras want allen die het ziet sterven bij de eerste aanblik. Dit dier lijkt op de vrouwen die hun haar in grote horens opgestoken dragen, dat is een doorn in het oog des Heren. Als een goed gelovige een blik op hen werpt wordt hij gegrepen door liefde en verliest hij zijn verstand waardoor hij lichaam en ziel verspeelt en uiteindelijk de dood vindt.

1935Damma dats .i. dier dat also heetet

ende es ghescepen nadie gheet

ende starc na sire grote voren

het heuet sere starc den horen

nauwe rieket ende es snel

1940ende can sijn leuen hoeden wel

sine horne sijn .ij. uoete lanc

vpwart heuet sinen ganc

ende ghescepen dar si staen

alse ens menschen ande ondaen

28. 1935 Damma dat is een dier dat alzo heet

en is geschapen naar de geit

en sterk naar zijn grootte voren.

Het heeft zeer sterk de horens

goed ruikt het en is snel

1940 en kan zijn leven behouden wel.

Zijn horens zijn zestig cm lang

opwaarts heeft het zijn gang

en geschapen zoals ze daar staan

als een mensenhand geopend.

Dama dama, (Cervus dama) Latijn dama: hert, van Libische (a) damu: gazelle.

Het damhert, Frans daim, Duits Dambock of –hirsch, oud-Hoogduits Tam, midden-Hoogduits Tame, in midden-Nederlands dame en Angelsaksisch da, vandaar ontleend is het Deense daa, vergelijk hierbij ook het oud-Ierse dam: os, en dam allaid: hert (eigenlijk een wild hoorndier) Engelse fallow deer. Plathoorn is de letterlijke vertaling van zijn oude naam platyceros.

Het is het hert van de hertenkampen. De bok draagt een gewei, een soort plaat met puntige einde, de schoffels. Met zijn dertiende heeft het gewei zijn hoogste ontwikkeling gehad.

Voor de laatste ijstijd kwamen ze in geheel Europa en Azië voor. In het wild zijn ze reeds lang uitgestorven. De Romeinen namen ze mee naar het noorden. In de Middeleeuwen zag je ze al veel in wildparken waaruit ze wel ontsnapten en verwilderden. Het damhert is veel gekruist waardoor er verschillende kleurtinten zijn.

1945Dammula ouer dat ict hiet

es in dietsch .i. damwilt

ende es bloede ende cranc

dar .i. poete dus af sanc

die heuer wert hem metten tanden

1950die hert met ornen sine viande

mare dat damwilt nes niet el

danne proie den beesten fel

dese beesten wel bedieden

de ghemente vanden lieden

1955die proie sijn der ogher heren

warwart datsi hem bekeeren

alle die heren uphem gapen

beede rudders ende cnapen

29. 1945 Dammula, voor dat ik het hield,

is in Diets een damwild.

En is bang en zwak

waar een poëet dus van zong.

De ever weert zich met de tanden

1950 het hert met zijn horens de vijanden

maar dat damwild is niets anders

dan een prooi voor de beesten fel.

Deze beesten die betekenen

de gemeenschap van de leden

1955 die de prooi zijn van de hoge heren

waar ze zich heen keren

alle de heren op hen gapen,

beide, ridders en papen.

Is wel dezelfde als voorgaande.

Duran spreket aristotiles

1960dat .i. uresam dier es

vtermaten starc ende snel

alsen de iagers sijn te fel

ende sijt moede ebben ghemaket

so dat hem sijns liues wanaget

1965penset dus tontgane dat strec

ende werpet dan ute sinen drec

jeghen donde die hem uolghen

ende het makese so uerbolghen

met sire onreinre lucht

1970dat het ontgaet metter ulucht

30. Duran spreekt Aristoteles

1960 dat een wreed dier is

uitermate sterk en snel.

Als de jagers zijn te fel

en zij het moe hebben gemaakt

zodat het zijn lijf wanhoopt

1965 denkt het dus te ontgaan die streek

en werpt dan uit zijn drek

tegen de honden die hem vervolgen

en het maakt ze zo verbolgen

met zijn onreine lucht

1970 dat het ontgaat met de vlucht.

’De duran is een grimmig, onvriendelijke en zeer sterk dier. Het heeft de eigenaardigheid dat het als de jager komt en meent dat het niet ontkomen kan zijn uitwerpselen in zijn lijf verzamelt en dan uitdrukt en de uit het lijf uitgedrukte uitwerpselen tegen de jachthonden werpt die ze door de vuile stank verdrijft’

De duran is mogelijk de das. Worden ze door vijanden aangetast dan werpen ze zich aanstonds op hun rug en verweren ze zich met hun zwarte, lange en uitstekende scherpe nagels waarmee ze honden vaak zware wonden weten toe te brengen.

Daxus wanic dats die das

die selden meere ysien was

dan die uos ende curte been

ende alle uiere niet ouer een

1975want curtst sijnsi ter luchter side

ende dar omme soeketi ulucht ter lide

emmer in die waghenslaghen

welkentijt dat hi hem hort jaghen

hi set die rechtre been int dal

1980ende die luchtre bouen al

dat uel eueti dicke yard

ende yuarwet ten grauuen ward

sijn smer wast ende waent

metter mane in elke maent

1985ja slamene alse die mane es niet

dat mere gheen smere inne siet

men maect salue uan sinen smare

jeghen quetsinghe die goet es ende mare

ende dit es dat te wonderne scijnt

1990want sine bete es yuenijnt

ende sijn smare so gans mede

jeghen misselike siechede

maer die redene dier men toe segt

dats dat hi bi wormen leeft

1995die gheuenint sijn ende bi slanghen

dar of moeti sine spise ontuanghen

esculapius die uroet was

hi scriuet dus uanden das

bestrijc den ghenen hare leden

metten smare die ebben den rede

em wert te bet in hare node

sine ersenen in olie ysoden

die doet al euel ghenesen

dat ans menscen scamenesse mach wesen

2005sijn bloet ende sout der mede

ghestreken an des menscen lede

bescermet iii daghe den man

dat hem ghene plaghe comt an

dar toe mede sine oden

2010jn oneghe wel ysoden

ende nuchterne gheten dan

gheuen macht den uercouden man

dat hi iij daghe der na wel

pleghen mach der vrouwen spel

2015van der .d. segic nemmee

nu hord uort uan der .e

31. Daxus, waan ik, dat is de das

die zelden meer gezien was

dan de vos. (a) En heeft korte benen

die alle vier komen niet overeen,

1975 want de kortste zijn aan de linkerzijde

en daarom zoekt het zijn vlucht te gaan

immer in het wagenspoor

in de tijd dat hij hoort jagen

hij zet het rechter been in het spoor

1980 en de linker erbovenop.

Het vel heeft het dik behaard

en naar het grauwe geverfd.

Zijn vet groeit en waant

met de maan in elke maand,

1985 ja, slaat men hem als de maan er niet is

dat men er dan geen vet in ziet.

(b) Men maakt zalf van zijn vet

die tegen kwetsingen goed zijn en meer

en dit is dat te verwonderen schijnt,

1990 want zijn beet is venijnig

en zijn vet geeft geheel mede

tegen menigerlei ziektes.

Maar de reden die men er bij zegt

is dat het van wormen leeft

1995 die giftig zijn en van slangen

daarvan moet ze hun spijs ontvangen.

Aesculapius, die wijs was,

die schrijft dus van de das

bestrijk diegenen hun leden

met het vet die hebben de koorts

het wordt ze beter in hun nood.

Zijn hersens in olie gekookt

die laat alle euvel genezen

dat aan mensen schaamte mag wezen.

2005 Zijn bloed en zout daar mede

gestreken aan mensen leden

beschermt drie dagen de man

dat hem geen plaag komt aan.

Daar toe mede zijn ballen

2010 in honing goed gekookt

en nuchter gegeten dan

gegeven aan de verkouden man

dat hij drie dagen daarna wel

plegen mag het vrouwenspel.

2015 Van de d zeg ik nimmer,

nu hoort voorts van de e.

Meles meles. Das, midden-Nederlands das, oud-Hoogduits Dahs (nu Dachs) dit uit Germaans baxsa: eigenlijk bouwer. Hieruit stamt het midden-Latijn taxus of taxo, (texere: bouwen) Italiaanse tasso en Franse taisson.

De das komt in de verhalen vrijwel gelijk met de vos voor, is ongeveer even groot

(a) ‘Ee das heeft korte poten die niet gelijk zijn aan beide kanten maar korter aan de linkerkant zodat hij zijn poten in de rechterkant van wielsporen kan plaatsen en zo snel kan lopen en aan zijn achtervolgers kan ontsnappen’

(b)’Het is vreemd, ondanks dat het vet van het beest als medicijn kan worden gebruikt, dat zijn beet vaak gevaarlijk en fataal is. De reden hiervoor is dat de das van wespen en dieren leeft die over de grond kruipen en vaak giftig zijn. Daarom infecteren ze zijn tanden’ Dassenvet is goed tegen jicht, zijde- en rugpijnen.

Eleuas es die olifant

jn dutsch est elpen ghenant

een dier groot ende stranc

2020ter mule anct hem .i. snauel lanc

die groot es ende dar hi mede

doet al sine beeshede

entie snauels heueti noet

want die beeste es hoech ende groet

2025ende mach hem niet ter erden boghen

anders ne mochti niet ydoghen

em gheuoeden in ghere wise

hi neemter mede dranc ende spise

ende doeter mede in sinen mont

2030jacob uan uitri maect ons cont

dat sire mede in wighe slaen

hare uiande ende uaen

want si goet sijn in wighe ende stout

ende si sijn hare partien hout

2035toghemen hem roed wiin of bloet

dar mede wast hare moet

die persine ende die uan inden

siin die hem uechtens onderwinden

met beesten ende doenre up dan

2040jn enen casteel wel .l. man

ende dorbreker mede die scaren

dar mach niet wederstaen te waren

hare luud es so swaer

dat hi elken man gheeft uar

2045langhe tande heuet delpen dier

vte raghende lesewi hier

crom bouen alle ij cubitus

van desen tanden makemen dus

medicine goet ende diere

2050te puluere bernemense in viere

dat puluer stopt der nasen bloet

menison stopet metter spoet

menstrua ende emoroide

ne stoppen niewer mede me

2055dat moetmen drinken ende yreeden

met sape uan weghebreeden

dese tant es yuor fijn

dat dandre alle niet sijn

no so grot no so diere

2060der hien tande dats hare maniere

siin crom bouen ende der soe recht

die cromme siin die wertste echt

ende men leest in houden bouken

dat mense dus can uanghen ende soeken

2065twe maghede gaen in die wostine

naket dat si pleghen te sine

deene draghet .i. vat ande uart

ende dandre i scarp suard

soete singhende gaensi uort

2070als dit die olifant uerhord

comti toe ghelopen dan

ende alsi siet die maghede an

naturlike minti suuerhede

so lecti die reine lede

2075hare burste ende hare liif bloet

so heeftire in gnoechte so groet

dat hi dar slaept metter uart

dene joncurouwe neemt dat swart

ende wonten dar metter spoet

2080dandre joncurouwe ontuaet tbloet

ende dus bliuet dat edel dier doet

men uarwet mettien bloede roet

purpere die coninghe draghen

dus horic inden boeke ywaghen

2085dit bloet bediet dat soete bloet

dat ute jhesus side woet

die .ij. ioncurouwen bedieden

.ij. wette ii manieren uan lieden

dats doude ente niewe wet

2090dar jueden ende kerstine in sijn yset

synagoga der iueden ioncurouwe

die bose was ende onghetroue

dat es die ihesus side ondoet

ecclesia ontfaet dat bloet

2095jnden keelct up den outare

dat soete uleesch dat purper clare

want ihesus waser yuerwet mede

met ute nemender sierede

dies singt die brud in haren sanc

2100mijn lief es wit ende roet ymanc

van .m. vte uercoren

vort suldi die materie horen

hoe men tempt dat elpen dier

dat uindewi bescreuen hier

2105also alst die glose seghet

die up die fraie bible leghet

alse dolifant es yuaen

met angiene dier toe staen

so blumen enen hont ende slaet

2110die in wies beduanghe staet

ende dan comter toe .i. ander saen

ende dan wil dat dier sijn onderdaen

ende men uersteectene uan den diere

soes die beeste so goedertiere

2115dat soe den ghenen doet grote here

diese quiten uan den sere

dat soe hem bliuet onderdaen

dit soude elc mensce uerstaen

ende gode danken diene ontbant

2120van den eweliken uiant

tuschen telpen dien enten drake

soes uan nide ene sake

die nemmermee staet in ureden

die drake es starc ende groet van leden

2125ende jagt de diere te waren

dar si te gadre gaen in scaren

ende cnoept hem om die uoete den start

ende het ontknopet ter uart

met sinen snauele die olifant

2130so uart hem die drake te hant

jn oghen ende in nese gate

want dar ne macht ghene bate

hem seluen metten snauele doen

so sughet ute die dragoen

2135van dien elpen diere dat bloet

plinius seit als die was uroet

dat die drake es so groot .i. dier

dat dat bloet uan den elpen dier

lettel gnouch es teere thueghe

2140die drake wert des bloets in hueghe

ende wert dronken an die dranc

ende die olifant wert cranc

ende moet uallen dor die noet

somwile ualti den drake doet

2145nv hort met welkerande sake

dolifant belacht den drake

si merken arde nouwe de stede

dar die drake slapen mede

eist onder roetse of onder boem

2150ende dan nemsi nauwen goem

dat si up hem uellen den last

de strijt es ewelike uast

darsi de serpente begaen

si uerterense ende uerslaen

2155aristotiles scriuet te waren

alse die soen sijn uan .x. jaren

ende van .v. jaren die hien

dat sij dan notens plien

ii jar notensi achter een

2160ende elkes jars in daghe tween

ende oec nemmeer int iaer

scamenesse ebbensi daer

ende noten eimelike te waren

noc ne keren niet tharen scaren

2165heer si ghedueghen na hare maniere

siin in lopende riuieren

sine striden niet om hare soen

want si gheen ouerspel ne doen

mensche nu merc houesce maniere

2170na desen stommen dullen dieren

alsi noten deen rijd den andren

ende die moeder die moet wandren

ij. jaer omme metter dracht

eer hare der of wert ysacht

2175ende dan gaet soe in brouken

hare urucht te werpene souken

want uiel soe up die erde sonder waen

nemmermeer ne mocht soe up staen

ende some doensi altehanden

2180hare caluer up heilanden

ende dat es om die sake

dat si ontsien dien drake

ende emmer alsoe caluen sal

so es die hie bi hare dan al

2185solinus die meester ywaghet

dad dolifant mar eens ne draghet

mar ets war vonden dat ic scriue

hi draghet iii.warf ofte .v

siet hi de muus hi es uersaghet

2190hi uliet of hi ware ueriaghet

ende dit es te wonderne sere

wonderlic bestu god here

jn alle dinen werke ghemene

weder si sijn groot of clene

2195den olifant onsiet dat pard

ende hi es uan der muus ueruard

si leuen .ccc. iaer

coude dat es em te swar

tam olifant nighet den coninc

2200ende dat es wonderlike dinc

alse delpen dier rusten sal

sittet up sinen ende al

die uortste uoete staende recht

ende an enen boem lenende echt

2205ende alsi breket si uallen neder

ende dan esser gheen upstaen weder

ende somwile nemen iaghers goem

die ontwe saghen den boem

dan brieschet sere ende mesbard

2210dan comen dandre darwart

ende mesbaren ende onthueghen

alsi hem niet ghelpen mueghen

somwile elpen hem die clene

met snauele ende met liue ghemeene

2215so dat up comt ende uliet

ende alsem dat niet ne ghesciet

so bliueti van den man gheuaen

sine .iiii. uoete staen

alse poste sonder cnien

2220bedi maghetem niet gescien

valti dati niet up comen mach

die wint es em .i. swar slach

ende alle elpen diere die sijn

drinken alle gerne wijn

2225si wassen tote xl jaren

riuieren minnen si te waren

32. Elephas is de olifant

in Diets is het elpendier genoemd.

Een dier groot en sterk.

2020 Aan de muil hangt bij hem een lange snavel die groot is en waar hij mede

doet al zijn bezigheden

en die snavel heeft het nodig

want het beest is hoog en groot

2025 (a) en kan zich niet naar de aarde buigen

anders kan het niet doen vanwege de hoogte

zich voeden op geen wijze,

hij neemt er mee drank en spijzen

en doet het er mee in zijn mond.

2030 (b) Jacobus van Vitry maakt ons bekend

dat zij er mee een weg slaan

tussen hun vijanden en vangen

omdat ze goed zijn in strijd en dapper

en ze hun partij goed gezind.

2035 Laat men hun zien wijn of bloed

daarmee groeit hun moed.

De Perzen en die van Indië

zijn het die hun vechten ondervinden

met die beesten en daar op dan

2040 in een kasteel wel vijftig man

en doorbreken er mee de scharen

daar mag niets zijn dat dit kan weerstaan.

Hun geluid is zo zwaar

dat het elke man geeft gevaar.

2045 Lange tanden heeft het elpendier

uitstekende, lezen we hier,

krom van boven en lang een meter.

Van deze tanden maakt men dus

medicijnen goed en duur

2050 tot poeder brandt men het in het vuur

dat poeder stopt de neusbloeding

buikloop stopt het met spoed,

menstruatie en hemorroïden

nee, stopt het nergens meer mee

2055 dat moet men drinken en bereiden

met sap van weegbree.

Deze tand is ivoor fijn

wat alle anderen niet zijn

niet zo groot en niet zo duur.

2060 Hij heeft tanden, dat is hun manier,

hij zijn krom van boven en van haar zo recht

de kromste zijn de duurste echt.

En men leest in oude boeken

dat men ze dus zo kan vangen en zoeken,

2065 twee maagden gaan in de woestijn,

naakt dat plegen ze te zijn,

de ene draag een vat en gaat

en de andere een scherp zwaard

zoet zingende gaan ze voort

2070 als dit de olifant hoort

komt hij toegelopen dan

en als het ziet die maagden aan

natuurlijk bemint hij zuiverheden

zo likt hij die reine leden

2075 hun borsten en hun lijf bloot

daar heeft hij genoegen in zo groot

dat hij daar gaat snel slapen

de ene jonkvrouw neemt dat zwaard

en verwondt daar mee met spoed,

2080 de andere jonkvrouw ontvangt het bloed en dus blijft dat edele dier dood.

Men verft met dat bloedrood

purper die koningen dragen,

zo hoor ik in de boeken gewagen.

2085 Dit bloed betekent het zoete bloed

dat uit Jezus zijde woedt,

de twee jonkvrouwen betekenen

twee wetten, twee soorten van lieden

dat is de oude en de nieuwe wet

2090 waar Joden en christenen in zijn gezet,

synagoge, (K) de Joden jonkvrouw

die boos was en ontrouw

dat is die Jezus zijde opent,

Ecclesia ontvangt dat bloed

2095 in de kelk op het altaar

dat zoete vlees, dat purper helder

want Jezus was geverfd ermee

met uitnemende sieraden,

dus zingt de bruid in het Hooglied

2100 ‘Mijn lief is wit en rood gemengd

van tienduizend uitverkoren’

Voorts zal je de materie horen

hoe men temt dat elpendier

dat vinden we beschreven hier

2105 alzo als de glossaria zegt

die op die fraaie bijbel ligt.

Als de olifant is gevangen

met listen die er toe staan

ze bloeden het al slaande

2110 dat doet diegene in wiens bedwang het staat, dan komt er een andere bij

en dan wil dat dier zijn onderdanig

en men verstopt diegene van het slaan

dan is het beest zo goedertieren

2115 dat ze diegene doet grote eer

die haar weg hield van het zeer

zodat hij blijft hem onderdanig.

Dit zou elke mens verstaan

en God danken die hem bevrijdt

2120 van de eeuwige vijand.

(d) Tussen het elpendier en de draak

is van nijd een zaak

die nimmermeer staat in vrede

de draak is sterk en groot van leden

2125 en jaagt het dier op plaatsen

daar ze tezamen gaan in groepen

en knoopt hem om de voeten staart

en opent dan met dezelfde vaart

met zijn snavel de olifant,

2130 dan vangt de draak hem gelijk

in ogen en in neusgaten

want daartegen is geen baat

om hetzelfde met de slurf te doen

dan zuigt uit die draak

2135 van dit elpendier het bloed.

Plinius zegt het, die was goed,

dat de draak is zo’n groot dier

dat al het bloed van het elpendier

net genoeg is voor een teug.

2140 De draak wordt van het bloed verhoogd en wordt dronken van die drank

en die olifant wordt zwak

en moet vallen door die nood

soms valt het op draak dood.

2145 Nu hoort met welke soort zaken

de olifant uitlacht de draak.

Ze merken aardig goed de plaatsen

waar de draken slapen mede

is het onder rotsen of onder bomen

2150 en dan nemen ze goede gok

dat ze die op hem laten vallen ten laatste.

De strijd is eeuwig vast

waar ze de serpenten zien

ze verteren ze en verslaan.

2155 Aristoteles schrijft te waren

als de zij zijn van tien jaar

en van vijf jaren de hij

dat ze dan geneugten plegen.

Twee jaar genieten ze achtereen

2160 en in elk jaar dagen twee

en ook nimmer meer in het jaar.

Schaamte hebben ze daar

en genieten heimelijk te waren

nog keren ze niet naar hun scharen

2165 voor ze gewassen naar hun manieren

zijn in lopende rivieren.

Ze strijden niet om haar zo

omdat ze geen overspel doen.

Mensen, nu merk hoofse manieren

2170 naar deze stomme en dolle dieren

als ze paren de een paart de ander

en de moeder die moet wandelen

twee jaar om met de dracht

voor ze daarvan wordt verzacht

2175 en dan gaat ze in moeras

haar vrucht te werpen te zoeken

want viel het zo op de aarde, zonder waan,

nimmermeer mocht het opstaan.

En soms doen ze gelijk

2180 haar kalf op een eiland

en dat is om die zaak

dat ze ontzien de draak

en immer als ze kalven zal

dan is hij bij haar al.

2185 Solinus die meester gewaagt

dat de olifant maar eens draagt,

maar het is waar gevonden wat ik schrijf

het draagt drie maal of vijf.

Ziet hij de muis, hij is verslagen

2190 en vliedt alsof hij was verjaagd.

En dit is te verwonderen zeer

wonderlijk bent u, God de Heer

in al uw werk algemeen

of ze nu groot zijn of klein.

2195 De olifant ontziet het paard

en hij is van de muis bang.

Ze leven driehonderd jaar.

Koude is voor hem te zwaar.

(a) Tamme olifant buigt voor de koning

2200 en dat is een wonderlijk ding.

Als het elpendier rusten zal

zit het op zijn einde al

de voorste voeten staan recht

en tegen een boom leunt het echt

2205 en als die breekt dan valt hij neer

en dan is er geen opstaan weer

en soms nemen jagers daar notie van

die omzagen de boom

dan briest hij zeer en maakt misbaar

2210 dan komen de andere daarheen

en misbaren en ongenoegen

als ze hem niet helpen mogen

soms helpen hem de kleine

met slurven en met lijf algemeen

2215 zodat hij op komt en vliedt

en als hem dat niet geschiedt

dan blijft hij door de man gevangen.

Zijn vier voeten staan

als steunbalken zonder knien

2220 bij hem mag het niet geschieden

valt hij dat hij niet opkomen mag.

Wind is voor hem een zware slag .

En alle elpendieren die er zijn

drinken allen graag wijn.

2225 Ze groeien tot veertig jaren

Rivieren minnen ze zeer.

Elephas.

Olifant, Duitse Elefant, Engelse elephant en Franse elephant, van Latijn elephantus, dat van Grieks elephas. Het tweede deel, -ephas, is geleend van de Egyptenaren, ab(u) (bw) in Koptisch is het eb(o)u.

Als Elephas was het ivoor een belangrijk handelsartikel al bij de oude Ethiopiërs, Homerus vermeldt het onder die naam. In midden-Nederlands heette het ivoor elpenbeen, in noord-Hoogduits was dat Elfenbein en in oud-Engels elpenban, letterlijk betekent het olifantsbeen. Dat komt van een woord dat in midden-Nederlands elpendier heet, dit stamt uit Latijn ebur, en dit van Grieks elephas dat oorspronkelijk ivoor betekende en later het dier.

Ktesias, de lijfarts van Artaxerxes Menmon, was de eerste die een olifant volgens eigen waarnemingen beschreef. (a) Hij was de eerste die het sprookje beschreef dat de olifant geen gewrichten in de poten had, niet kan gaan liggen en daarom staande slapen moet. Het onbuigzame ivoor, de Elfenbein, was het enige wat men van de olifant te zien kreeg. Dat ivoren been was zeer lang en onbuigzaam, conclusie een olifant heeft geen gewrichten.

Shakespeare, Troilus and Cressida, ii, 3, 113 ‘The elephant hath joints’ ‘Een olifant heeft gewrichten’ but none for courtesy’. Maar niet om beleefd te kunnen zijn’ Zijn benen zijn benen omdat hij ze nodig heeft, maar niet om buigingen mee te maken. Om te rusten gaat een olifant op zijn achterste zitten, de voorpoten steekt hij recht vooruit en leunt met zijn rug tegen een boom. Als de boom breekt, valt hij op de grond en kan hij niet meer opstaan. Soms zagen jagers de boom half door. Dan briest de olifant geweldig, dat is een signaal voor de andere olifanten die hem moeten helpen. Maar dat lukt vaak niet. Soms helpen kleine olifanten hem met overeind met hun slurp, zodat hij kan ontkomen.

(b) De olifant komt voor in de twee boeken van de Makkabeeër’ s als een deel van de strijdkrachten tegen de Joden. Dat was onder leiding van Antiochus Epiphanes en zijn zoon Antiochus Eupater, vroeg in de tweede eeuw v. Chr. In de eerste campagne waren er tweeëndertig olifanten die speerhoofden vormden voor twintigduizend ruiters en honderdduizend man voetvolk, 1 Mac. 6: 30. Elke olifant zou de weg moeten vrij maken voor duizend lopende soldaten en vijfhonderd ruiters, vers 5. Het lijkt erop dat de olifanten niet wilden en dat ze in paniek gedreven moesten worden door iets dat op bloed leek, druivenbloed en moerbei, vers 34. De in ‘t oog lopende ‘howdah’ is beschreven in vers 37,’sterke houten torens, hen listig omgord.’

(c ) Er is nog iets zeer bijzonders. Als de Ethiopiërs in sommige landen op olifanten gaan jagen kunnen ze op het op deze manier doen. In de wildernis gaan twee naakte maagden met los haar, een van hen draagt een mand en de ander een zwaard. Deze maagden beginnen te zingen, de beesten vinden dit mooi en luisteren met plezier, ze houden van alles wat kuis is en komen naar hen toe en likken aan hun borsten en vallen in slaap door het zingen, dan steekt een maagd het zwaard door de keel en de ander vangt het bloed in de emmer op. Met dat bloed verven de mensen in dat land de kleren van de koningen, dit wordt purper genoemd. Het bloed van de olifant is het zinnebeeld van het dierbare bloed dat uit Jezus zijde stroomde. De maagden zijn de twee wetten, het Oude en het Nieuwe Verbond, waar Joden en Christenen onder zijn gesteld. Synagoge, de verraderlijke joodse maagd, is degene die Jezus’ zijde doorboort; Ecclesia, de Kerk, vangt in de miskelk het bloed op waarmee zijn prachtige purperen koningsmantel zo wondermooi werd geverfd. Daarom zingt de bruid in het Hooglied: ‘Mijn geliefde is blank en rood, uitblinkend boven tienduizend.’

(d) ‘In de Ganges zijn er grote wormen die twee armen bezitten die (een wurgslang, Python) als de olifanten in de rivier komen te drinken, hun lichaam in hun handen nemen en ze naar beneden trekken. Of de draak ligt op de loer bij plaatsen waar de olifanten komen te drinken. Eerst slaat de draak zijn staart om de poten van de olifant maar die weet door middel van zijn slurp er zich van te bevrijden. Dan gaat de draak naar de ogen en neusgaten van de olifant want daar kan zijn slurp hem niet van dienst zijn en zuigt de draak het bloed uit de olifant. Plinius zegt dat de draken zo groot zijn dat al het bloed van een olifant nauwelijks genoeg is voor n teug. Maar het olifantenbloed maakt de draak duizelig, de olifant is verzwakt en stort ter aarde en verplettert in zijn val gelijk zijn vijand. Maar ook de olifant vecht tegen de draak. Hij zoekt de draak in zijn schuilplkaats op, een rots of boom, en bedelft hem onder een zware massa stenen. Als ze onverwachts een draak tegen komen trappen ze hem dood’.

(e) Volgens Aristoteles paren de olifantenvrouwtjes als ze tien jaar oud zijn, bij de mannetjes is dat vijf jaar. De paartijd duurt twee jaar, maar ze benutten slechts twee dagen van ieder jaar om te paren, meer niet. Bij Plinius staat de olifant hoog aangeschreven. Hij is rechtvaardig en heeft een groot schaamtegevoel en is zedig wat blijkt uit het feit dat olifanten in het geheim paren. Als ze paren beklimt het mannetje het vrouwtje en ze keren niet eerder terug naar de kudde voordat ze zich gewassen hebben in het stromende water van een rivier. Ze vechten niet om hun wijfje want ze plegen geen overspel of echtbreuk.

(K). Mulder Synagoge en Ecclesia - een populair motief in de beeldende kunst van de middeleeuwen. De illustratie beeldt links de geblinddoekte Synagoge af, symbool van het jodendom dat blind is voor de komst van de Verlosser, met in haar linkerhand een gebroken piek en in haar rechterhand de Tafelen der Wet. De kroon die haar van het hoofd valt is overgenomen door Ecclesia, de Kerk, die als attributen de altaarkelk met de hostie en de kruisstaf draagt.

De prachtige purperen koningsmantel van Christus - beeldspraak voortvloeiend uit de opvattingen over de goddelijke en menselijke natuur van Christus, Wiens goddelijkheid bekleed was met een menselijk omhulsel, zoals een lichaam met een kledingstuk.

Mijn geliefde is blank en rood - Hooglied 5:10.

De paartijd duurt twee jaar - een van de kopiisten van Maerlant’ s natuurboek voegde hier door een leesfout of uit persoonlijke verontwaardiging aan toe: ‘Mens, schaam je toch voor je schandelijke gedrag! Zelf weet je van geen ophouden! ‘Hiermee zijn de gegevens over de legendarische kuisheid van olifanten niet uitgeput. Volgens Plinius paarden de dikhuiden terwijl ze elkaar uit preutsheid de rug toekeerden. Veel bestiaria vermelden bovendien dat olifanten de alruin of liefdesappel (zie Gen. 30:14-17) nodig hebben om de vereiste geslachtsdrift op te wekken.

Equus es in latijn dat pard

ende es ene beeste wart

dat men in menich lantscep kint

2230mar die beste diemen vint

die sijn in capidotia

ende int lant van sitia

die thouet dieps in water steken

sijn de beste oric spreken

2235die wilde parde wilde tamen

men snidem of die manen

om dat hem die luxurie ontuart

dat hem thar uerhouart

dit selue vintmen an die wijf

2240die em uerheffen an dat lijf

om hare har groot ende lanc

jnt lant van siten ende oec ghemanc

jn capadotia sonder waen

segmen dat die merien ontfaen

2245vanden winde mar ouer war

so ne leuensi mar iij. Iar

alst part es out iij. jar of .ij

dan notet maer nemmerme

ne diet dat si tinlike winnen

2250tote xx iaren wilmen kinnen

es hare noten wel inden tijd

dat pard notet ende rijd

altote sinen xxx. Jaren

ende die merie tote xl. te waren

2255xxxv. jaer es parts lijf

ende xl iar so leuet hare wijf

mar men segt dat in cecile

.j. pard leuede lxx. jaer wile

noch segmen dat die parde dar

2260leuen noch also menech jar

vp dat tpard uan danen si

dat selue segmen van persi

die spainsche parde ende van gallen

leuen onlanghe met allen

2265jn parde meest bouen alle diere

machmen merken hare maniere

oegedane wijs dat si sijn ysinet

ande horen eist dat mense kinnet

hoet hem uan moede mach staen

2270sijnsi uermoiet si latense gaen

sijnsi gram si legense ant houet

sijnsi ueruart des gelouet

so recsise uortward weder

ende sijnsi siec si legghense neder

2275ysodorus seget dat dat pard

.iiij. pointe moet ebben sael siin wart

sceppenesse doghet ende sconede

ende varewe van den are mede

dits sine sceppenesse nu marct

2280dat sijn lijf sij ard ende starc

wel ysonke sine side

oech yricht rechte int riden

ront ende gheclouet ouer dien stiet

ende euet an die uoete niet

2285hol ende uast ende droghe die houen

ouer al sijn lijf sal hi bouen

dat ront sal scinen sijn uel

sine doghet ort also wel

dat stout si ende snel ende niet ne sneue

2290ende het metten leden beue

dits i tiekin van crachte

ende alst stille staet ende sachte

dattet sij te porne goet

ende alsem uerhit sijn moet

2295dat et goet te oudene sij

ende saen gesit sijn moet derbj

die sconeit prisemen int ghemene

dat het thouet heuet clene

droghe dat fel an die bene

2300doren curt scarp ende clene

grote ogen nase gate wijt

den als upward talre tijt

dicke manen ende start

die uoete ten rontsten ward

2305sine varewe vanden hare

suart segmen dat best ware

roet appelgrau ende wit

andre varwe dan dit

en es niet uander bester warde

2310men vint drierande parde

j. dat es torloghen goet

j. ander dat men riden moet

elkes daghes na geuouch

j. darde dat nutte es der plouch

2315men vant parde in ouden tiden

die hem niet lieten riden

dan hem die terst hare here wart

also dede julius cesaris pard

ende des coninx pard van citen

2320men vint in alexanders viten

dat was busifal sijn pard

doet starf addit so ward

dat hijt herelike grauen dede

ende makede in sine here .i. stede

2325oec ware sulke parde hir uoren

alsi haren here uerloren

dat si nemmermeer ne aten

ende oec weenden utermaten

heuemen geweten dat pard

2330dar sijn here uerslaghen wart

ysodorus segt ende meent

dat sonder die mensce niet ne weent

oec sin parde dar liede an sien

wat in wighe sal yscien

2335sijnsi droeue ofte vroe

dat derna die dinc comt soe

dit uintmen an someghe parde

merien ebben sulke warde

deene up dandre sterueter ene

2340jn hare scare ghemeene

dar dandre up houden hare uole

so ghelieue es hare scole.

33. Equus is in Latijn het paard.

(a) En is een beest waardig

dat men in menig landschap kent

2230 maar de beste die men vindt

die zijn in Cappadocie

en in het land van Scythia.

Die het hoofd het diepst in het water steken

zijn de beste, hoor ik spreken.

2235 Die wilde paarden wil temmen

men snijdt af de manen

zodat bij hem de wulpsheid verdwijnt

omdat het hen verhovaardigt,

ditzelfde vindt men aan het wijf

2240 die zich verheft in dat lijf

vanwege hun haar groot en lang.

(b) In het land van Scythia en ook gemengd

in Cappadocie zonder waan

zegt men dat de merries ontvangen

2245 van de wind, maar voor waar,

zulke leven maar drie jaar.

Als het paard oud is, drie jaar of twee

dan paart het maar nimmermeer

dient het dat ze tijdig winnen

2250 tot twintig jaren, wil men kennen

is hun paren wel in die tijd

dat paard paart en rijdt

al tot zijn dertigste jaren

en de merrie tot veertig te waren.

2255 Vijfendertig is het paardenlijf

en veertig jaar zo leeft zijn wijf

maar men zegt dat in Sicili

een paard soms leeft zeventig jaar,

nog zegt men dat die paarden daar

2260 leven alzo menig jaar

omdat het paard daar vandaan is,

datzelfde zegt men van Perzen.

De Spaanse paarden en die van Galli

leven niet zo lang met allen.

2265 In paarden meer dan alle dieren

mag men merken hun manieren

en hoedanig wijs dat ze zijn gezind.

Aan de oren is het dat men ze kent

hoe het hem van moed mag staan,

2270 zijn ze vermoeid ze laten ze hangen

zijn ze kwaad ze leggen ze tegen het hoofd,

zijn ze bang, dat geloof het,

zo rechten ze zich voorwaarts weer

en zijn ze ziek ze leggen ze neer.

2275 Isidorus zegt dat het paard

vier punten moet hebben, zal het waard zijn, vorm, deugd en schoonheid

en de verf van het haar mede

dat is zijn vorm. Nu merkt

2280 dat zijn lijf hard zal zijn en sterk

goed gezonken langs de zijden

hoge rug, recht in het rijden

rond en klauwende voor je staat

en heeft aan de voeten niet

2285 hol en vast en droog de hoeven

over zijn hele lijf zal hij boven

dat rond zal schijnen zijn vel

zijn deugd hoor je alzo wel

dat dapper is en snel en niet sneeft

2290 en het met leden beeft,

dat is een teken van kracht

en als het stil staat en zacht

dat het te gaan is goed

en als het verhit zijn moet

2295 dat het goed te houden is

en gelijk gezeten zijn moet daarbij.

De schoonheid prijst men in het algemeen

dat het hoofd heeft klein

droog het vel aan de benen,

2300 de oren kort, scherp en klein

grote ogen, neusgaten wijd

de hals opwaarts te alle tijd

dikke manen en staart

de voeten te ronde waart

2305 zijn verf van de haren

zwart zegt men dat de beste waren

rood, appelgrauw en wit,

andere kleuren dan dit

zijn niet van de beste waarde.

2310 Men vindt drie soorten paarden,

een dat is voor oorlogen goed,

een ander daar men op rijden moet

elke dag naar gebruik,

een derde dat nuttig is voor de ploeg.

2315 Men vond paarden in oude tijden

die zich niet lieten berijden

dan door hem die het eerste hun heer werd,

alzo deed Julius Caesars paard

en des konings paard van Scythen.

2320 Men vindt in Alexanders leven

dat Busifal was zijn paard,

toen hij stierf had hield hij het zo waardig

dat hij het heerlijk begraven deed

en maakte te zijner eer een stad.

2325 (d) Ook waren zulke paarden hier te voor als ze hun heer hadden verloren

dat ze nimmermeer aten

en ook weenden uitermate

heeft men geweten van een paard

2330 waarvan zijn heer verslagen werd.

Isidorus zegt en meent

dat uitgezonderd de mensen niets anders weent. Ook zijn er paarden waar lieden aan zien wat op de weg zal geschieden,

2335 zijn ze droevig of blij

dat daarna die dingen komen alzo,

dit vindt men bij sommige paarden.

Merries hebben zulke waarde

de ene bij de ander, sterft er een

2340 in hun kudde algemeen

dat de andere ophouden hun veulen

zo geliefd is hun kudde.

Equis caballus Paard, midden-Nederlands paert of peert, oud-Hoogduits Parafrid of Pferfrit (nu Pferd en in Engels palfrey. In Frans is het palefroi) uit midden-Latijn en Keltisch paraveredus: handpaard. Het Griekse para betekent ԥrbijՠen Keltisch veredus: postpaard. Het werd veredus genoemd omdat het de rheda: wagen, trok. Verudus veranderde geleidelijk aan in verd, ferd, pherd, paerd, paard.

(a) De vlakten van Turkestan worden als startpunt gezien voor de domesticatie, de Scythische volken.

(b) Het paard versmelt zich bij de komst van de storm, is sneller dan de havik en sneller dan vogels. Het paard van Rhesus leek op de wind. Achilles was de zoon van Zephyr (wind) en de Harpye Podarge, dat betekent de snelvoetige. Nog geloven sommigen dat paarden door de wind drachtig worden, zo bij Varro.

(c ) Het paard varieert naar de man of ding die er achter staat. Staat er een ploeg, dan is het opeens zwaar en onnozel, zet er een soldaat op dan is het vurig en trots, een ridder, dan is het edel.

(d) Het was een gewoonte van de Germanen om bij het verbranden van de lijken hun wapens en soms ook hun paarden in het vuur te werpen. (Tacitius) Hendrik de Vogelaar verbood in 931 een Deens feest dat alle jaren omstreeks Driekoningen gevierd werd waar negenennegentig mannen en negen en negentig paarden met honden en kippen geofferd werden. Dit hield op toen bij de invoering van het Christendom het lijken verbranden door Karel de Grote verboden werd. Het paard ontbrak echter bij de begrafenissen niet. Paarden werden nog in 1318 bij begrafenissen geofferd.

Equiceruus es .i. dier

uan orienten solinus sprect hier

2345dat maket es als dat part

onder den kin enen bart

die hie euet orne die soe neghene

spletuoetech sijnsi ymeene

ende siin na den hert ghemaect

2350ende ebben uleesch dat sere wel smaect

34. Equicervus is een dier

van de Oriënt. Solinus spreekt hier

2345 dat het manen heeft als het paard

onder de kin heeft het een baard.

die hier heeft horens, die zijn smal,

spleethoevig zijn ze algemeen

en zijn naar het hert gemaakt

2350 en hebben vlees dat zeer goed smaakt.

Equis: paard, cervus: hert. Door de tocht van Alexander de Grote kwam de nijlgau bij de Grieken die bekend werd als hippelaphus: paardhert. Het is een naam die later aan het Java hert werd gegeven. Het heet nu Boselaphus tragocamelus: dat betekent dus rund en hert, het tweede deel betekent bok en kameel. Het dier is verwant met de runderen en buffels.

Nilgau of nijlgau is een algemene naam. Het wordt ook wel blauwbok, in het Engels blue bull, genoemd vanwege de donkergrijze vachtkleur.

Ze hebben een zwaar voorlichaam dat naar achteren enigszins afloopt. Bij het grazen laten ze zich dan vaak op de knieën zakken, hun nek is te kort.


Cale dats ene beeste

ghelijc den parde segt de jeeste

als dolifant eist ghestart

ende hets pecsuart yhart

2355ghekinbacht als .i. euerswijn

ende euet orne die langher sijn

dan ij uoete dart mede doet

menech vreselic ymoet

dit spreket solinus ende jacob segt

2360alst wille dattet achter legt

deen enen horen ende orebard

den andren te stride ward

ende als die plonc es moede

rechtet den andren up met spoede

2365ende laet dit ligghen na sire maniere

dit dier es gherne bi riuiere

35. Eale dat is een beest

gelijk het paard zegt het verhaal

als de olifant is het gestaard

en het is pikzwart behaard

2355 een kinnebak als een everzwijn

en heeft horens die langer zijn

dan zestig cm daar het mee doet

menig vreselijk ontmoeting.

Dit spreekt Solinus en Jacob zegt

2360 als het wil dat het achterligt

de ene horen en gebruikt

de andere te strijden waart

en als dit stomp is en moe

richt het de andere op met spoed

2365 en laat die liggen naar zijn manieren.

Dit dier is graag bij de rivier.

Waterbuffel.

Mulder: Door onderzoekers van bestiaria geïdentificeerd als de waterbuffel en, met even grote stelligheid, als de Afrikaanse tweehoornige neushoorn. De herkomst van het dier blijft onzeker maar naar de afbeelding wel de waterbuffel.

Intures es .i. dier bekent

in dat lant uan orient

dat den stiere ghelijc es

2370als ons seghet aristotiles

mar den manen als dat part

curter ende sachter nederward

anghende bi den scouderen dar

bruun roet heuet dat har

2375sijn ander aer na wulle maniere

ende sijn luud es ghelijc den stiere

sine orne crom alomme gheanghen

enten stride wel ganghe

sijn uorhoft ru sin har ysceden

2380bouen sinen oghen beede

gheuoet ende ghestard der toe

recht ghetant als die coe

maer curter es hi ende sijn uel

mach uele slaghe ydoghen wel

2385so dore sba uleesch et draecht

dat ment der omme slaet ende jaecht

ende alsement jacht ouer sinen wille

bliuet somwile staende stille

ende rust em ende uecht

2390ende werpt ute sinen drec echt

j. roede verre ofte mee

ende als hem van calue werdet wee

so comen die diere elkerlijc

ende maken uan drecken .i. dic

2395omtrent dat dier om die saken

dat men hem niet mach ynaken

36. Intures is een dier bekend

in dat land van de Oriënt

dat de stier gelijk is

2370 zoals ons zegt Aristoteles,

maar de manen als van het paard

korter en zachter, nederwaarts

het hangt bij de schouders daar

bruin/rood heeft het dat haar.

2375 zijn andere haar is naar wol soorten

en zijn geluid is gelijk de stier.

Zijn horens zijn krom, alom gaande

en te strijden goed staande

zijn voorhoofd is ruw, zijn haar gescheiden

2380 boven zijn ogen beide

voeten en een staart daar toe

recht getand als een koe

maar korter is hij en zijn vel

mag vele slagen gedogen wel.

2385 Zulk door zoet vlees het draagt

dat men het daarom slaat en jaagt

en als men het jaagt tegen zijn wil

blijft het soms staan stil

en rust en vecht

2390 en werpt uit zijn drek recht

een roede ver of meer.

En als het van kalven wordt wee

dan komen die dieren elk

en maken van drek een dijk

2395 omtrent dat dier om die zaken

dat men het niet kan genaken.

een soort rund of schaap.

Entira es i dierkin

diere uele in almaingen sijn

hi ende soe doen als die wise

2400ende vergadren hare spise

mar die hie es uan vrecker wise

ende die soe ghierech om hare spise

onder derde om die somer tijt

om tetene als die somer lijd

2405so dat hi cume hem seluen gheuet

dar hi nouwelike bi leuet

alsi uernempt dat sine soe

gulselike gaet der spisen toe

soe uerstopti are dat gat

2410ende alse die soe merket dat

dat besloten es die spise

so doet soe na des scalkes wise

so maecse i ander eimelic gat

ter spisen wart ende gaet in dat

2415ende hetet der spise al hare gheuouch

ende laet den vrecken wachten ynoech

alse somer comt geuallet wel

dat die soe euet i. scone uel

ende so ront ende so uet

2420die hie die hem ter vreckeit set

heuet i veronghert lijf

de man die wille wachte sijn wijf

37. Entira is een diertje

die er veel in Duitsland zijn.

Hij doet zoals de wijze

2400 en verzamelt zijn spijs.

Maar de hij is van vrekkige wijze

en die zo gierig om zijn spijs

onder de aarde rond de zomertijd

om te eten als de zomer gaat

2405 zodat hij nauwelijks zichzelf wat geeft

waar hij nauwelijks van leeft

als hij verneemt dat de zijne zo

gulzig gaat naar de spijzen toe

dan stopt hij het gat dicht

2410 en als de zij zo merkt dat

opgesloten is de spijs

dan doet ze het op de schalkse wijze

dan maakt ze een andere, heimelijk gat

ter spijzen waart en gaat in dat

2415 en eet de spijs tot ze heeft genoeg

en laat de vrek wachten genoeg.

Als de zomer komt gevallen goed

dat de zij heeft een mooi vel

en zo rond en zo vet

2420 en de hij die zich te vrekken zet

heeft een verhongerd lijf.

De man kijkt uit voor zijn wijf.

Emtira is een soort hamster (of das) dat met het vrouwtje vlees verzamelt tegen de winter en dit in zijn hol legt. Als de koude winter komt ziet het mannetje dat er een tekort zal ontstaan en weigert om het vrouwtje vlees te geven, ze krijgt haar deel niet. Zo aan het zien heeft ze er vrede mee dat ze haar mans wil opvolgt. Maar als ze aan de andere kant van het hol komt opent ze haar kaken, dan eet ze het deel dat daar is verzameld zonder dat aan het mannetje te vertellen. De hamster is dan ook het volmaaktste type van een zelfzuchtig, wantrouwig en slecht gehumeurd persoon, die als het ware met zichzelf in strijd verkeert. Zie 25.

Crinatius dats i dier

ende men waent de wareit hier

2425dat cytogrillus dermede heet

dat genoemt hier uoren steet

j. egel etet in dutsce tale

jn vlaenderen .i. herts wetic wale

na .i. swijnkin eist gedaen

2430ende es al van dornen beuaen

sonder anden buuc allene

beseffet anden vrese grot of clene

windet hem te gader als .i. bal

ende dect em in sine wapine al

2435hets te siene ende te tastene quaet

doch doemer toe desen raet

alsment in waremen watre doet

eist te siene ende te tastene goet

ambrosius ons te verstane doet

2440dat es bi naturen vroet

het maket te sinen ole ii. vte ghanghe

ende uorsiet te uoren langhe

welkes sints de wint sal gaen

gaetj nort hi stoppet saen

2445dat gat dat int norden staet

ende weltijt dat die wint suut gaet

stoppet suden ende ontdoet norden

dit sijn sente ambrosius worde

sijn vleesch droghe ende binnen tlijf

2450dat es der maghe confortatijf

het doet wel orine maken

nuttelic eist tharen saken

die yset sijn lasers te sine

die inden point gheeten sijn elefantine

2455die gans es ende moet vet sijn

gheuleghen eist ydaen alse i. swijn

dit dier ende anders nemmee

heuet beneden gate twee

dar der uogle eyer ligghen dats waer

2460ligghen hare hoeden dat ligghen dar

ysodorus segt dat clemt ter vart

in erfste up den wijngard

ende velt de druue neder

ende leese up weder

2465ende wonter up ende draghetse soe

sinen jonghen des sijnsi vroe

herts vleesch te puluere gebrant

met pecke yminghet te hant

doet in lijxemen wassen aer

2470dit segt plinius vor waer

aristotiles seit al bloet

alse deen jeghen dander noet

dat si staende em geuoughen

nature mach elken genoughen

2475die elken creature geuet

dar het sine gnouchte bj euet

38. Erinaceus dat is een dier

en men waant de waarheid hier

2425 (a) dat het Cyrogillus mede heet

dat genoemd is en hiervoor staat.

Een egel heet het in Dietse taal

in Vlaanderen een heerts, dat weet ik wel.

(b) Naar een zwijntje is het gedaan

2430 en is geheel met dorens bevangen

uitgezonderd aan de buik alleen.

(d) Beseft het vrees, groot of klein

het windt zich op als een bal

en dekt zich in met zijn wapens al

2435 het is te zien en te pakken kwaad

doch doet men er toe deze raad

als men het in warm water doet

is het te zien en te pakken goed.

(e) Ambrosius ons verstaan doet

2440 dat het is van natuur intelligent.

Het maak zich een hol met twee uitgangen

en voorziet tevoren al lang

welke kant de wind zal gaan

gaat het noord, hij stopt dicht

2445 dat gat dat in het noorden staat

en als de wind uit zuiden gaat

stopt het zuiden en opent het noorden,

dit zijn Sint Ambrosius woorden.

Zijn vlees is droog en binnen het lijf

2450 dat is voor de maag comfortabel

het doet goed urine maken.

Nuttig is het haar zaak

die gezegd zijn melaats te zijn

die in de Punt genoemd zijn Elefantaisis.

2455 Dat geheel is en moet vet zijn.

Gevild is het en gedaan als een zwijn.

Dit dier en anders nimmer

heeft beneden gaten twee,

waar bij de vogels eieren leggen, dat is waar,

2460 liggen zijn ballen die liggen daar.

(f) Isidorus zegt, dat klimt snel

in de herfst op de wijngaard

en velt de druiven neder

en verzamelt ze weer

2465 en wentelt erop en draagt het zo

zijn jongen zijn dan blij.

Egelsvlees tot poeder gebrand

met pek gemengd gelijk

laat in littekens groeien haar,

2470 dit zegt Plinius voor waar.

(g) Aristoteles zegt al blode

als de een tegen de ander ontmoet

dat ze staande zich voegen.

Natuur mag elk genoegen

2475 die elke creatuur geeft

waar het zijn genoegen bij heeft.

Erinaceus europaeus: Europees

Egel, midden-Nederlands eg(h)el, oud-Saksisch, oud-Engels en oud-Hoogduits Igil (nu Igel) dat met het Griekse ekhinos van Indo-Germaans egh afstamt wat steken betekent. Engelse urchin van Frans en dat van Latijn voor de egel, ericius. In het Vlaams Ԩeerts’ Zijn lichaam lijkt van onder op een speenvarken. (b) Ook komt de naam stekelvarken voor, Engelse hedge-hog, hedge is een soort boom die als haag gebruikt werd, hog: varken. Franse herisson.

(a) Cyrogillus, zie 24.

(c ) Midsummer ‘s Nights Dream’ ii, 2, 9,

‘You spotted snakes with double tongue’ ‘boze slangen, schuifelt niet’ Thorny hedge-hogs be not seen’ Weg, gij egels, scherp van pin!’

(d) Vervolgd zijnde haalt het de kop en de poten in die met de buik en de staart alleen met een witharig bekleedsel bedekt zijn en maakt zich door het inhalen van die delen bolrond. Het zet zijn stekels op waarmee de rug bezet is zodat men hem niet kan aanraken zonder zich te bezeren.

(e) Aristoteles zegt dat als de wind draait van noord naar zuid en van zuid naar noord de egels de ingang van hun holen veranderen. Plinius meldt dat ze het weer kunnen voorspellen, van noord naar zuid, door het verschuilen in hun holen. Anderen dat ze hun holen voorzien van twee ventilatiegaten en als de noordenwind blaast ze het gat aan de noordkant dicht maken, bij de andere wind de zuidkant.

(f) Een nuttig gebruik maakt de egels van zijn pinnen. ‘Het is een beest die zichzelf levensmiddelen verschaft. Want hij klimt in een appel- of druivenboom en schudt appels en druiven naar beneden. Als ze gevallen zijn draait hij zich erin rond en steekt en prikt erin zodat hij op die manier voedsel naar zijn kroost brengt. Buiten dat hij appels op zijn rug draagt, steekt hij er een in zijn mond. Als hij volgeladen is met druiven of appels en er een verliest, gooit hij de rest van zijn rug en gaat opnieuw terug om weer een volle vracht op te halen’ Dit naar Plinius. De Physiologus spreekt alleen over druiven en zegt dat ze die ze die naar beneden halen en zich er overheen rollen. Isidorus volgt deze versie.

(g) Aristoteles zegt dat de egel zijn wijfje staande beslaapt zodat de stekels op de rug van het wijfje hem niet zullen steken. Toch zegt iedereen dat het wijfje op haar rug gaat liggen wat ik eerder geloof, dit is handiger.

Mulder: De soort melaatsheid die ‘elefantiasis wordt genoemd - een vroeg-veertiende-eeuws medisch handboek (de Chirurgie van Jan Yperman) onderscheidt vier soorten lepra of melaatsheid, alle genoemd naar een dier (slang, vos, leeuw en olifant) en veroorzaakt door een teveel van een van de vier lichaamssappen. Elefantia zou volgens hem een aandoening zijn van mensen met een melancholisch temperament. (Zie ook nawoord, p. 137.)

Volgens Aristoteles paren egels staande - ‘Het hardnekkige misverstand spruit waarschijnlijk voort uit het door natuurvorsers waargenomen voorspel. Daarbij staat het vrouwtje op haar achterpoten. Het mannetje nadert haar, ook rechtop, met uitdagend opgerichte penis, en als ze vlak bij elkaar zijn bepist hij het wijfje.’ (G. Brands, Een bever als knecht. Amsterdam 1973, p. 16.)

Erminius es .i. ermelijn

.j. vte scone dierkin

ende es van wesels yslachte

2480oec segghen meer dan si viij

dat alleens es dat ende dit

te wintertide eist snee wit

sonder anden start ant ende

als des somers hitte em comt ghehende

2485[so eist upten ric bruun root

muse bitet gherne doot

want bi haren vleesche leuet

alse men sijn vel snee wit heuet]

so eist wart ende diere

2490 anders ne doghet in ghere maniere

van der .e. ebdi ghehord

nv uerstaet van der .f. uord

39. Erminius is een hermelijn.

Een uitermate mooi diertje

en is van wezels geslacht,

2480 ook zeggen er meer dan 8

dat het allemaal gelijk is en dat dit

in de wintertijd is het sneeuwwit

alleen niet aan de staart op het eind

als de zomerhitte komt gaan

2485 dan is het op de rug bruin/rood.

Muizen bijt het graag dood

want van hun vlees leeft het.

Als men zijn vel sneeuwwit heeft

dan is het waard en duur,

2490 anders deugt het op geen manier.

Van de e heb je gehoord,

nu verstaat van de f voorts.

Mustela erminea. Wezel, midden-Nederlands ermelijn, oud-Saksisch en oud-Hoogduits Harmo of Harmili, oud-Engels hearma (nu ermine) oud-Frans ermine (nu hermine) uit midden-Latijn hermelinus, in laat Latijn betekent armelinus hermelijn bont.

De wezel wordt vaak verwisseld met het hermelijntje. In zijn zomerkleed wordt het hermelijntje vaak Էezelՠgenoemd terwijl hij in het witte winterkleed hermelijntje en witte wezel heet. De hermelijn is aanmerkelijk groter dan zijn soortgenoot, de wezel, maar kleiner dan de bunzing. Vondel, Geboorteclock;

‘En wereldlijk en geestelijk

Met hermelijn praalde’ Zo worden de mantels van koninklijke en edelen afgezet met dit bont als een teken van innerlijke zuiverheid dat hun gedrag regelt. ‘To wear, assume, the ermine.’ De functie van de rechter in de High Court werd zo genoemd omdat zijn kleren afgezet waren met hermelijnbont.


Soflenena es i dier

vreselic ende onghier

2495verre in arden woesten lande

ende es ghemaect tes menscen scande

om te mattene sine ouerde

want met so groter onwerde

bestaet den fieren man

2500ende uerwintene mede dan

ende scortene in uele sticken

ende oec eist geuallen dicken

dattet ghemoete van der vlucht

enen man met groter urucht

2505ende alstene omoedich uerstoet

sone det hem no quaet no goet

40. Felena is een dier

vreselijk en onguur,

2495 ver in erg woeste landen.

En is gemaakt te mensen schande

om te meten zijn hovaardigheid,

want met zo’n grote onwaardigheid

bestaat het de trotse man

2500 en overwint hem mede dan

en scheurt ze in vele stukken

en ook is het gebeurd vaak

dat het ontmoet in de lucht

een man met grote vrees

2505 en als het ootmoedigheid verstond

dan deed het hem geen kwaad of goed.

‘Falena is een dier dat in verre landen geboren wordt. Dat heeft God als straf voor hovaardige mensen geschapen want het dier haat en verafschuwt van nature de hovaardigheid van mensen. Als het met hovaardige mensen vecht, dan vecht het zonder ophouden en als het gewonnen heeft dan wrijft hij de hovaardige en onbarmhartige stuk. Ziet het echter mensen op zich toekomen die deemoedig zijn en herkent het hun deemoed omdat ze vluchten of angstig zijn, dan blijft het stil liggen en laat die mensen voorbijgaan.’

Felis jubata, L. (gemaand), heeft wat langere haren op de nek, het is de jachttijger.

Die wordt even tam als onze huiskat, maar is veel leerzamer. Goede?

Furunculus es dat furet

ende sijn na oeghelen wel na yset

meere dan de wesel .i. deel

2510ghemaket naer fissou gheel

stouter ende wreet nochtan

dan sine macht wlleesten can

si sijn also gheset ter scole

dat sij gaen inder conine ole

2515ende bitense alle doet

of si moeten steruen dor noet

allene ne adtsi niet dese beeste

mar alle die leuen mintst ende meeste

bestaen si moghensise uerwinnen

2520niet dat si dat uleesch so minnen

want si nutten elniet dan bloet

ter quateden so staet hem hare moet

vele jonghe heuet furet

seuene ofte viij. es yset

2525ligghende segmen dat si riden

ende als die soe wille notens tiden

heuet soe niet dan hare genoet

soe te drent ende bliuet doet

xl daghe draghesi omtrent

2530ende xl daghe sin si blent

ende dar ouer xl daghe

beghinnen sj biten ende jaghen

41. Furunculus is de fret

(a) en zijn naar het bekijken bijna gezet

meer dan de wezel een deel

2510 en gemaakt naar de bunzing geheel

dapperder en wreder nochtans

dan zijn macht voldoen kan.

(b)Ze zijn alzo gezet ter school

zodat ze gaan in het konijnenhol

2515 en bijten ze allen dood

of ze moeten sterven door nood,

alleen nee aten ze deze beesten niet

maar alle die leven, klein en groot

bestaan ze en mogen ze overwinnen,

2520 niet dat ze dat vlees zo beminnen

want ze nuttigen niets anders dan bloed

ter kwaadheden staat hem zijn moed.

Vele jongen heeft de fret

zeven of acht is gezegd.

2525 Liggende, zegt men, dat ze paren

en als de zij wil ze paren gaan

heeft ze dan niet haar genot

ze verderft en blijft dood.

Veertig dagen draagt ze ongeveer

2530 en veertig dagen zijn ze blind

en daarna binnen veertig dagen

beginnen ze te bijten en te jagen.

Mustela putorius furo (Putorius furo, Martes furio) Fret, midden-Nederlands foret, Duits Frett of Frettchen, Engelse ferret, Deense fritte, van oud-Frans furet, dat uit vulgair Latijn furittus: kleine dief, (Latijn fur: dief) Het woord verspreidde zich met de Romeinse kunst om het dier voor ratten jacht, konijnen en vogels in te zetten.

(a) De fret lijkt qua grootte en vorm wat op een bunzing. Is iets kleiner en schraler. De fret is sinds overoude tijden bekend, hoewel alleen in getemde toestand.

(b) Op de Balearische eilanden hadden de konijnen zich eens zo sterk vermenigvuldigd, aldus Strabo, dat de bewoners keizer Augustus om hulp smeekten. Hij zond enige ‘Viveraeՠdie zich zeer verdienstelijk maakten. Ze werden in de gangen van de konijnen gelaten en dreven de verderfelijke knaagdieren eruit in het net van hun vijanden. Isidorus schreef over een dier dat gebruikt werd bij de konijnenjacht en noemde die furo.

De fret is een teugelloos dier, zoals Aristoteles zegt, het overvoert zich met voedsel en waagt vaak zijn leven vanwege het voedsel. Op grond van zijn onbeheerstheid kan het niet lang leven. Het dier is onmatiger in de geslachtsdaad dan andere dieren, dat komt omdat het grager is dan anderen. Bij de daad richt het zich op het wijfje en beweegt zich in als een in telgang gaand paard. Als hij het werk niet volledig volbrengen kan waar hij zo uitzinnig naar verlangt dan huilt hij en is rusteloos. De natuur kan die sterke uitoefening van het geslachtsverkeer niet verdragen en de natuur is bij alle dieren zo ingericht dat ze de bevrediging van het geslachtsverkeer zo zeer begeren. De geslachtelijke zaden zijn namelijk een eigenschap van het bloed die tegelijk met de levensgeest uitgestoten worden. Vandaar dat het leven door overmatig geslachtsverkeer verkort wordt en moet de mens of het dier voor zijn tijd sterven en wordt zeer zwak. Je hoort dan ook vaak dat een man bij geslachtsverkeer plotseling gestorven is. Daarom paart het dier zich op de manier van de mens zodat het wijfje onder ligt en het mannetje boven. Deze houding keert het dier niet om. Maar de mens stoot het meest tegen de gevestigde orde bij geslachtelijk verkeer, die keert de menselijke geslachtsdaad om en houdt zich als de egel of de gans of neemt de plaats van de vrouw in. Dat is zeer schadelijk en zeer zondig, dat doet geen ander dier, behalve de mens. Zie volgende.


Furionus segt aristotiles

dat .i. luxurieus dier es

2535ende guls van etene nochtan

ende dicke moetet vanghen an

sware auonture om sijn eten

niet langhe leuet wilmen weten

warbj dat dit es mede

2540dats bj sire onsuuerhede

want als hem die wille wee doet

ghebartet alset ware uerwoet

sijn wille es mere dan die macht

ende om dat der naturen cracht

2545allen creaturen onseghet

luxurie die es ongheweghet

bouen der naturen ganc

so ne mach hare lijf niet wesen lanc

die so node rustet stille

2550die so node vleesch anders wille

furionet notet mede

recht na des menschen sede

want soe leegt onder ende hi bouen

ende in desen machmen louen

2555dit dier dat sere es ongheleerd

dat sine nature niet ne verkeert

dies quade menschen plien ende plaghen

dies jc lase niet ne dar gewaghen

42. Furionus, zegt Aristoteles,

dat een wulps dier is.

2535 En gulzig van eten nochtans

en veel moet het vangen aan

zware avonturen om zijn eten.

Niet lang leeft het wil men weten

waardoor dat is mede?

2540 Dat is door zijn onzuiverheid

want als bij hem de lust pijn doet

gebaart het alsof het dol wordt

zijn lust is meer dan zijn macht

en vanwege de naturen kracht.

2545 Alle creaturen ontzeggen

wulpsheid die is losbandig

boven de natuur zijn gang,

dan mag zijn lijf er niet wezen lang

die zo nodig rust heeft stil,

2550 maar als het vlees anders wil.

Furionet geniet mede

recht naar de mensen zede,

want zij ligt onder en hij boven.

En in deze mag men het loven

2555 dit dier dat zeer is dom

dat zijn natuur niet verandert

wat kwade mensen plegen en plagen

aan dit laat ik me niet wagen.

Zie voorgaande.

Fenes es i dier dar aldus

2560of scriuet ons plinius

van quateit groot van liue clene

dese diere wonen in derde ymene

si decken haren decken aren drec in derde

of enech dier ghinghe sire verde

2565dat sijn drec niet openbarde

dat feles dar ware

alst dan die diere siet

want et ne mach oec lopen niet

gatet suarlike ende stille

2570ende alster i siet te sinen wille

mordadelic varter up thanden

bede met clauwen ende met tanden

so gaet scoren ende biten

dit dier yslacht den ypocriten

2575die maken eimeliken dec

ouer hare sonden dats hare drec

met biechten die sij spreken

ende al om hare lose treken

om dat mense sal eten goet

2580mar comt hem eneghe int ghemoet

die scoren si ende menen thare

hoe soet emmer vort gheuare

43. Feles is een dier daar aldus

2560 van schrijft ons Plinius.

Van kwaadheden groot, van lijf klein.

Deze dieren wonen in de aarde algemeen

ze bedekken hun dek van drek in de aarde

zodat als er enig dier in ging zijn gang

2565 dat zijn drek niet openbaarde

dat het Feles dier daar was.

Als het dan die dieren ziet

want het mag ook lopen niet

gaat zwaar en stil

2570 en als het er een ziet naar zijn wil

moorddadig springt hij gelijk erop

beide met klauwen en met tanden

dan gaat het scheuren en bijten.

Dit dier slacht de hypocrieten,

2575 die maken een heimelijk dek

over hun zonden, dat is hun drek,

met biechten die zij spreken

en al om hun loze streken

omdat men ze zal noemen goed,

2580 maar komen ze er een tegen naar hun zin die verscheuren ze en nemen het hunne

hoe zo het immer voort gaat.

Felis catus ‘Ferus’ de wilde kat, is een kwaadaardig en sterk roofdier. Die vervolgt hazen, zelfs jonge reen en loert ineengedoken op een dikke boomtak op allerlei vogels. Hij woont in holle bomen, in spleten van rotsen en holten van afgronden waar hij gewoonlijk ‘s nachts al sluipend uit tevoorschijn komt. Zijn gehuil in het woud bij nacht heeft een bijzondere verschrikkende en huiveringwekkende uitwerking. Het diepe droefgeestige janken van de wilde kat schijnt de jagers in de wildernis met een gevoel van eenzaamheid en verlatenheid te vervullen dat hij die dit eenmaal heeft gehoord nooit meer vergeet.

Men heeft tevergeefs getracht de wilde kat tam te maken. Hij lijkt op onze gestreepte huiskat maar is groter. Jongen, uit het nest genomen, bleven woest en wild, stierven uiteindelijk van de honger. Ze bedekken hun uitwerpselen net als de kat.

Finges dat siet men lopen

jnt lantscep van etyopen

2585ende .i. deel bruun van are

plinius segt openbare

dat die soe ande burst uoren

.ij. spenen draghet als wijd horen

ende pleghens lettel diere dan dit

2590jnt lant dart in wont ende sit

so eist sochte ende niet wreet

mar doetem hiemene enich leet

dat ne cant niet lichte uerdraghen

die sinen pais wille beiaghen

2595met desen diere in hare stede

si dat si hem houden vrede

hier compt die lettre inde .g

van der .f. wetics nemmee

44. Finges die ziet men lopen

in het landschap van Ethiopië

2585 en is een deel bruin van haren.

Plinius zegt openbaar

dat die zo aan de borst van voren

twee spenen draagt, zoals wij het horen,

en plegen weinig dieren te zijn dan dit.

2590 In het land waar het in woont en zit

is het zacht en niet wreed

maar doet men hem enig leed

dat kan het niet licht verdragen

die zijn vrede wil belagen,

2595 met deze dieren in hun steden

zorg dat je er mee houdt vrede.

Her komt de letter in de g,

van der f weet ik nimmer meer.

Een soort aap, magot.

Burger: ‘De viervoeter finges heeft twee borsten met ‘ spenen’ Een van de kopiisten las of hoorde ‘serpenten,’ schreef dat op en de tekenaar beeldde trouw een dier af met slangen aan de borsten.

Glis es .i. dier no bore groet

2600some wit some swart ende roet

jn vlaendren etent slaepmuse bj namen

want den winter althe samen

slapen sonder spise ende dranc

ende als die sonne haren ganc

2605verheft ende somer ynaect

bi naturen dat dier uerwaect

minder dan die ratte est

van desen diere est dat men leest

jn plinis bouke dat sijn smare

2610gesoden ieghen sere nuttelic ware

hem die hem onsaghe der scaden

dat hijt water soude laden

bestrakire mede sine lede

vp derde ende up bome mede

2615lopet euen wel als wijd oren

appele euet vercoren

ende doeter in alset vint stade

dicke uernoi ende scad

45. Glis is een dier niet bar groot

2600 soms wit, soms zwart en rood.

In Vlaanderen heet het slaapmuis bij naam

want in de winter al tezamen

slapen ze zonder spijs en drank

en als de zon haar gang

2605 verheft en de zomer naakt

bij naturen dat dit dier dan ontwaakt.

Kleiner dan de rat is het.

Van deze dieren is het dat men leest

in Plinius boeken dat zijn vet

2610 gekookt zeer nuttig ware

hem die ontzag de schade

dat hij het water zou laden,

bestrijk er mee zijn leden.

Op de aarde en op bomen mede

2615 loopt het even goed zoals wij het horen,

appels heeft het uitverkoren

en gaat er in als het vindt tijd

veel verdriet en schade.

Glis glis. Relmuis, zevenslaper of slaapmuis heet in Duits Glis en Siebenschlafer, in Engels dormouse en in Frans loir. Het Latijnse dormire betekent slapen, dormouse is zo de slapende muis. Als de herfst komt begint hij winterproviand in te zamelen om die in zijn hol op te bergen. In die tijd is hij Ժo vet als modder’ In koude bergstreken valt hij al in augustus, in warmere streken in oktober in slaap. Je kan ze gerust uit het nest weghalen en vervoeren, ze merken er niets van. Soms worden ze wakker en eten van hun wintervoorraad. Meestal worden ze wakker tegen het voorjaar, zelden voor eind april. Zijn winterslaap duurt dus zeven maanden. Zie de eeuwig slapende en suffende slaapmuis in het verhaal van Alice in Wonderland van L. Carroll, onbewogen temidden van zijn slapende omgeving. Hij wordt alleen wakker als hij het woord aan’ tՠhoort. Shakespeare, Twelfth Night, iii, 2,20;

‘she did show favour to the youth in your sight only to exasperate you, to awake your dormouse valour, to put fire in your heart, and brimstone in your liver’ ‘Zij gaf die jonge mens voor uwe ogen die bewijzen van haar gunst, alleen om u te prikkelen, om uw mormeldier, (slaapdier) dapperheid op te wekken, om vuur te brengen in uw hart en zwavel in uw lever’.

Bij de Romeinen golden ze als lekkernij en werden in een gliriari vet gemest. De gemeste dieren prijkten, na gebraden te zijn, als een grote lekkernij op de dis van de rijke fijnproevers. Ze lieten ze zelfs wegen voor de ogen van hun gasten.

Plinius zegt dat hun vet als je het kookt zeer goed is tegen pijnlijke leden die door verlammingen aangetast zijn als je ze daarmee inwrijft.

Galis segt aristotiles

2620dat .i. sere stout dier es

want het out ter menegher tijt

jegen die serpente strijt

ende alsetse euet uerbeten

so gaetse tehant eten

2625ende stappants etet rute

also jaghet tfeniin vte

dartoe es .i. redene groot

twi dat bijt de serpente doot

want gali bi musen leuet

2630ende omme dattet verstaen heuet

dat si de muse verteren

dar omme willet hem deren

om dat si minderen hare beiach

hier bj eist datmen segghen mach

2635onder stompers was oit nijt

want elc man om sijn winnen tijt

46. Galis, zegt Aristoteles,

2620 dat een zeer dapper dier is

want het houdt te menige tijd

tegen de serpenten strijd

en als het die heeft gebeten

dan gaat ze die gelijk eten

2625 en gelijk eet het ruit

en zo jaagt ze het venijn uit.

Daartoe is een reden groot

het waarom dat het bijt de serpenten dood

want de wezel van muizen leeft

2630 en omdat ze begrepen heeft

dat die de muizen verteren

daarom wil ze hen deren

zodat ze verminderen haar bejag.

Hierbij is het dat men zeggen mag

2635 onder stumpers was nooit nijd

want elke man om zijn winnen gaat.

Mustela nivalis, het laatste woord betekent wit en het eerst zoveel als een lange muis. Grieks gale: wezel. Wezel, midden-Nederlands wesel, oud-Hoogduits Wisula, (nu Wiesel) oud-Engels weosule (nu weasel) oud-Zweeds heeft visla. Dit woord komt van een Germaans wisulo. Het dier heeft zijn naam naar zijn stank gekregen, men verbindt het met Indo-Germaanse uiso: stank.

‘Wezels beschikken van nature over kennis van medicijnen. Als de wezel zijn jongen dood vindt, haalt hij ruit dat ze weer tot leven wekt. Hij vecht met de slangen omdat slangen muizen eten zoals ook de galy muizen eet. Daarom vangt hij slangen omdat die zijn voedsel wegpakken. Ze vecht zoals de Grieken en Romeinen al wisten, met slangen Plinius beschrijft zo’n gevecht.

De wezel weet al gauw dat er een basilisk is en gaat naar zijn hol, eet ruit en vet zich met het sap ervan in en valt dan de basilisk aan en doodt die zonder zelf pijn op te lopen. Ruit is een krachtig middel. De serpenten worden door de geur van ruit verdreven, als het verbrand wordt, zelf zo erg dat als een wezel met een serpent vecht ze zichzelf bewapent met ruit tegen de kracht van het serpent.

Geneta es i beeste

mere dan die uos die meeste

valu roet alse bont

2640swarte sciuekine ront

.j. beeste goedertire gnouch

men dadare ongeuouch

so nes fier no clemt oghe

mar gemate ende gedoghe

2645ende bi riuieren es hare ganc

ende souken spise na hare belanc

47. Geneta is een beest

groter dan de vos; de meeste

vaal rood en alzo bonte

2640 zwarte schijven rond.

Een beest goedertieren genoeg

men deed haar ongevoeg

dan is het niet fier of klimt hoog

maar gematigd en gedegen

2645 en bij rivieren is haar gang

en zoekt spijs naar haar belang.

Guesseles es i dier

no wreet no fel no onghier

bj watre eist alle stont

2650mere eist dan die muushont

ende minder eist dan theencoren

roet valu als wijt oren

maer die wamme es wit

onder derde wonet dit

2655sijn drec rieket als muscheliaet

ende menech die hem diet uerstaet

heuet ouer muscheliaet yacht

mar et ne euet niet die cracht

ende dits wonder des et pleget

2660dattet int openbare leghet

sinen drec als offet woude

dat men al dar vinden soude

allen lieden te baten

nochtan vliet vtermaten

2665war soet mach wijf ende man

dar ment niet ysien can

jn desen doene leert ons hier

dit ongheleerde wilde dier

dat elc wel doe in elker wijs

2670ende nemmermeer ne soeke prijs

ter werelt hoe soet gaet der of

der werelt prijs en es maer stof

hier nemet of vander .g.

vander .j. ort uort mee

48. Gresselus is een dier

niet wreed of fel of onguur

bij water is het te alle stonde,

2650 groter is het dan de wezel

en kleiner dan de eekhoorn,

rood vaal is het, als wij het horen,

maar de buik is wit,

onder de aarde woont dit.

2655 Zijn drek ruikt als muskus

en menigeen die hem niet verstaat

heeft het over de muskusjacht,

maar het heeft niet die kracht.

En dit is het wonder dat het pleegt

2660 dat het in het openbaar legt

zijn drek alsof het wou

dat men het daar vinden zou

voor alle lieden te baten.

Nochtans vliedt het uitermate

2665 waar het zo mag, wijf en man

dat men het niet zien kan.

In deze doen leert het ons hier

dit ongeleerde, wilde dier

dat ieder wel doet in ieders wijs

2670 en nimmer meer zoekt prijs

ter wereld, hoe zo het gaat daarvan

de wereld prijs is maar stof.

Hier neemt af van de g,

van de j hoort voorts meer.

Zijn mest is zeer welriekend en ruikt als bisam (muskus) maar het heeft niet dezelfde eigenschap. En dat is het verbazende aan het dier, het hoopt zijn mest op een plaats op zodat de mensen het zien en ze het voor hun gebruik nemen. Daar wordt hij niet kwaad over, maar gunt het de mensen zeer. Maar het laat zich niet graag aan de mensen zien en vlucht weg’. Dat lijkt op de civetkat Civettictis civetta, de Afrikaanse civet, of Viverra zibetha, L., de Aziatische civetkat. (V. civetta, Schreb)

Civetkat, Duits Zibet, Engels civet, Frans civette, van Arabisch zabad: schuim, omdat ze een sterk riekende schuimachtige stof afzondert. Muscuskat, moschuskat. De civetkat geeft een sterk riekende, muskusachtig geurende afscheiding uit de klieren in de buurt van de geslachtsorganen van manlijke en vrouwelijke dieren gelegen zijn, in de natuur ontleegt het dier die door op bomen te drukken en te wrijven.

Shakespeare, As You Like It, iii, 2, 69, ‘De handen van de hovelingen geuren naar civet.’

Civet is van een minder komaf dan teer; het is de onzindelijkheid van een kat’.

Guessides heet op zijn Duits Bizamrussel.

2675Ibex es i. dierkin clene

vp roetsen wandelende ende stene

als ons sente gregorijs seget

dat dar sine joghet pleghet

dar no serpent no man

2680no ander dier ynaken can

plinius seit dat es so snel

ende gheornet sere wel

vernemensi yet vresen met allen

si laten hem van der roetsen uallen

2685ende behouden hem iegen den ual

vp hare orne onghequets al

sulke bouke wanen des

dat dit van herte comen es

49. 2675 Ibex is een diertje klein

op rotsen wandelt het en stenen,

zoals ons Sint Gregorius zegt,

dat het daar zijn jongen pleegt

waar geen serpent of man

2680 of een ander dier geraken kan.

Plinius zegt, dat is zo snel

en gehorend zeer goed.

Vernemen ze iets vrees met zijn allen

ze laten zich van de rotsen vallen

2685 en beschermen zich tegen de val

op hun horens zonder kwetsing al.

Sommige boeken wanen dit

dat het van het hert gekomen is.

Capra ibex, is de steenbok, Duitse Steinbok, Engels capricorn. Die leeft in troepen van meestal niet meer dan vijftien stuks. Op de dag koesteren ze zich in de warmste gebieden van de bergen. Als de zon begint onder te gaan dalen ze al grazende af naar de hoogstgelegen bossen waar ze gedurende de nacht blijven grazen. Zodra de zon opkomt beklauteren ze de bergen weer. Vaak gebeurt het ook dat de steenbok als hij van dichtbij achtervolgd wordt zich van de steile hellingen afwerpt en dan zodanig op zijn horens weet neer te komen dat hij ongedeerd blijft.

Ibida es i. dier

2690ghemanc ende sere onghier

van enen euere dies wilt

ende van der sueghe die men thuus hilt

al eist dat si selsame sijn

nochtan sin beter die huus swijn

2695[oft die wilt swijn in den woude

want sine vetten niet also houde]

no hare uleesch es niet gesont

dits naturlike cont

50. Ibida is een dier

2690 gemengd en is zeer onguur

van een ever die is wild

en van de zeug die men thuis houdt.

Al is het dat ze zeldzaam zijn

nochtans zijn ze beter dan het huiszwijn

2695 of het wilde zwijn in het woud

wat zijn vetten niet zo houdt.

Maar hun vlees is niet gezond

dit is natuurlijke kond.

Ibrida of hybride, is een viervoetig dier en is een bastaard dat stamt van het wilde zwijn en van een tam varken, zoals een muilezel van een paard en ezel komt. Men kan het bastaardzwijn noemen.

Istrix als seit solijn

2700es i. dier dat heet porkespijn

dit dier wandelt bi der zee

ende jn ole van berghe mee

alst nieweren eentuint

bj der zee te luscene vint

2705te somere comtet selden vort

mar alset den winter hort

van couden maken groot ydinghe

dan es hare wandelinghe

vpt lant ende jnt water mede

2710houtet sine legherstede

met burstelen swart ende wit

so eist beanghen dit

die scarp sijn grof ende stide

dart hem mede wert ten stride

2715ghenaket hem man of hont

het scuddet hem ende in curter stont

so scietet dure .ij. of eene

die jn vlieghen in toten beene

ende hier mede eist altoes bewart

2720sowar et enen gaet ofte vart

van desen burstelen es ysciet

dat mere echte van messen of siet

51. Istrix, als zegt Solijn,

2700 is een dier dat heet porkespijn.

Dit dier wandelt bij de zee

en in holen van bergen meer

als het nergens iets vindt

bij de zee te weg te kruipen vindt.

2705 In de zomer komt het zelden voort

maar als het de winter hoort

van koude maken ze groot geding

dan is haar wandeling.

Op het land en in het water mede

2710 houdt het zijn legerstede.

Met borstels zwart en wit

is het bevangen dit

die scherp zijn, grof en stevig

waar het zich mee weert ten strijde

2715 genaakt hem man of hond

het schudt zich en in korte stond

dan schiet het af twee of een

die invliegen tot het been

en hiermee is het altijd beschermd

2720 zo waar een gaat of vaart.

Van deze borstels is geschied

dat men er hechten van messen van ziet.

Hystrix cristata (hanekamvormig, van een kam voorzien) Stekelvarken, Duitse Stachelschwein of Dornswin. Het woord stamt uit midden-Latijn porcus spinosus: doornig varken, vergelijk Italiaans porco spino en oud-Frans porc espin (nu porc epic) en midden-Engels porcepyn of porkepin wat porcupine werd. Mogelijk werd het varken genoemd naar zijn knorrend geluid.

Het stekelvarken had lang de reputatie dat die in staat was zijn pijlen op zijn aanvallers af te schieten. Dit geloof is zo oud als Aristoteles die spreekt van een alles of niets daad, de creaturen schieten dan uit hun haren zoals bijvoorbeeld het stekelvarken.

Plinius beschrijft ze aldus: ‘De porkpens komt uit India of Afrika, het is een soort van egel en met stekels zijn ze beide gewapend, maar de porkpens heeft langere en scherpgepunte naalden die als hij zijn huid uitstrekt van daaruit afvuurt’ Aelianus voegt toe dat ze zo goed afschieten dat ze hun aanvallers bezeren. (Als een stekelvarken in het nauw gedreven wordt dan zet hij zijn stekels op en valt door vlugge zij- of achterwaartse bewegingen aan zodat de uitdager voor hij er erg in heeft een aantal pennen in zijn huid heeft.)

Iena es i beeste

jn doede graue es hare feeste

2725dar dode gedoluen sijn

plinius scriuet ende solijn

dat hem twe dinghe behoren toe

want ets bede hie ende soe

bede als ende alsbeen

2730sijn hem euen stijt ouer een

so dat niet omme ysien can

en kerem altemale dan

dar erden sijn in die wostinen

gatet nachtes stillekine

2735ende verstaet nouwe ende hort

hoe van hare name es dat wort

ende lert haren name nomen

dan eist dicken bj nachte comen

roepen ter erden keten

2740nomende hoe si heten

ende alsetse vte brochte

doedese of et mochte

dicken dat dier ybaren leert

als een die wee heuet ende hem keerd

2745dat hi euet in sine maghe

ende als hi vant in sine claghe

weder dat man was ofte ont

dien verbeet al dar ter stont

jachonde comensi dar et gaet

2750ende het sine scade beslaet

so ebsi are bassen verloren

alle die dolen in are sporen

eist datetse mach begaen

danne verbitetse saen

2755ende dits wandel in sine maniere

dits wonder van desen diere

dese beeste draghet .j. steen

sijns gelike es negheen

voren int houet ofte int oghe

2760hier na alsic van stenen toghe

salic v gewaghen des

van des wulues grote so es

ende es ymanc na parde ghelike

vele vintmere in afrike

2765van der .j. gaet vte dat spel

nv hort vort van der .l

52. Hyena is een beest

in begraafplaatsen is haar feest

2725 waar doden begraven zijn.

(a) Plinius schrijft het en Solinus

dat hem twee dingen behoren toe,

want het is beide, hij en zij.

(b) Beide hals en halsbeen

2730 zijn hem even stijf overeen

zodat het niet omzien kan

en keert zich telkens om dan.

Waar kudden zijn in de woestijn

gaat het ‘s nacht stilletjes

2735 en verstaat goed en hoort

hoe van hun naam is het woord

en leert die namen noemen

dan is het vaak ‘s nachts gekomen

roepende bij hun hutten

2740 en noemde hoe ze heten

en als ze er dan uitkwamen

doodde hij ze als hij kon.

Veel dat dier gebaren leert

als een die wee heeft en zich uitgeeft

2745 wat hij heeft in zijn maag

en als hij dan vindt in zijn klagen

of dat een man was of een hond

die verbeet het al ter plaatse.

Jachthonden komen waar ze gaat

2750 en het zijn schaduw beslaat

dan hebben ze het bassen verloren.

(d)Alle dieren verdwalen in hun sporen

is het dat het ze kan pakken

dan verbijt het ze samen.

2755 En dit verandert zijn kleuren

dit is een wonder van deze dieren.

(e) Dit beest draagt een steen,

zijn gelijke is er geen

voorin het hoofd of in het oog,

2760 hierna als ik van stenen getuig

zal ik gewagen van dit.

Van de wolf grootte is het

en is gemaakt naar luipaard gelijk.

Veel vindt men er in Afrika.

2765 Van de j gaat uit het spel,

nu hoort voort van de l.

Hyaena, Latijn, van Grieks huaina, wat zwijn betekent vanwege de borstelige rug. Hyena, oud-Hoogduits IJena en Hienna, nu Hyane, Engelse hyena en Franse hyene.

De hyena kan men gerust grafdier noemen, want zowel Plinius als Solinus zeggen dat dit dier in de graven van gestorven mensen woont. De hyena voedt zich met menselijk vlees zoals andere dieren van gras leven.

(a) Het is in zijn soort dat die van sekse verandert want hij is nu en dan manlijk, dan weer vrouwelijk en daarom een onzuiver beest. Ze gaan niet alleen samen met hun eigen soort, maar ook met leeuwen, honden tijgers en wolven. Al bij Aristoteles wordt gezegd dat ze elk jaar van sekse veranderen. Het was een algemeen geloof dat ze om de zeven jaar van sekse veranderen of dat elk dier vrouwelijk en mannelijk was. Aristoteles ontkent dit, anderen bevestigen dit. Plinius accepteerde Aristoteles ongeloof, maar het geloof bleef zo in tot de middeleeuwen bestaan.

(b) Ԛijn zeer stijve nek kan niet gebogen worden behalve als het hele lichaam draait. Zijn nek bestaat uit een enkel been, zonder gewricht waarin een bijzondere toverkracht zat’ Wat het gewrichtloze nekbeen betreft, dit denkbeeld is waarschijnlijk ontstaan uit de stijfheid van zijn nek die zodanig is dat als het dier achter zich wil zien of iets zijwaarts wil grijpen genoodzaakt is om zijn ganse lijf om te draaien.

‘Komt hij ‘s nachts bij de huizen doet hij de stem van de mens na. Als hij spreekt als een mens dan moet je voor hem oppassen’ Plinius zegt dat als dit dier naar de stemmen van mensen luistert en de naam van een van hen leert dat hij hem dan roept met een geveinsde menselijke stem die hem naar de dood lokt. Hij bootst de mensenstem na en weet daardoor de schaapherders te betoveren zodat ze vastgenageld blijven staan op de plek waar ze zich bevinden. En schaapherders vertellen dat hij bij stallen als een man spreekt en sommige mannen bij hun naam noemt en met hen buiten afspreekt. Hij doet vaak voor alsof hij de man is die honden uitlaat zodat hij ze kan pakken en eten. Aristoteles heeft vermeld dat de hyena de honden aantrekt door het geluid van overgevende mensen na te doen. Zijn schaduw maakt dat honden stoppen met blaffen en stil zijn als hij in de buurt komt. Een aanleiding tot dit geloof is dat de hyena zich volkomen dood kan houden als er een troep honden in de buurt is, de honden snuffelen eraan en gaan tenslotte weg. Dan springt de hyena op en sprint weg. Zijn schaduwvacht van avondkleur, zijn lachen dat onderbroken wordt door gesteun en gegrom zijn allemaal geestenwerk.

(d)In de hyena is een zekere magische kracht die de geest van man en vrouw bezet of hun gevoel steelt. Als de hyena voor de jager uitvliegt en niet gevangen genomen kan worden draait ze met een bocht naar zijn rechterkant en draait door totdat de man voor hem is. Dit doet hij omdat hij zijn sporen en voeten wil ruiken, dan zal je zien dat de jager zo verdwaasd wordt dat hij niet in staat is om zijn hoofd te dragen of om op zijn paard te zitten maar ervan af valt. In het geval dat hij naar de linkerkant draait is het een teken dat de hyena moe is en dan wordt hij gauw gepakt. Een vertaling van Plinius meldt dat het beest hyena wegvliegt voor de jager in een bocht draait via de rechterkant om het spoor van de man op te nemen, komt hij die niet achternagaat de man door met zijn bezigheid anders valt de man van zijn paard. Wat Plinius werkelijk zegt dat, als de hyena rondgaat en de man zijn spoor oppikt, de ander dronken wordt en van zijn paard valt.

(e) Het midden van zijn rug is wat krom, geel van kleur en bespikkeld aan de andere kant met blauwe vlekken wat hem meer angstaanjagend maakt waarbij het lijkt alsof hij vele ogen heeft. ‘Ee ogen veranderen van kleur naar de stemming van het beest, een duizend keer per dag. Dit beest heeft eindeloze vele manieren en verschillende kleuren in zijn ogen, zeer beweeglijke ogen’ Het heeft een edelsteen in zijn ogen of beter in zijn hoofd, de hyena of hyaenius, maar de ouden zeggen dat de oogappel in zo’n steen verandert en dat als iemand het onder zijn tong legt hij in staat is om te voorspellen en profeteren van dingen die komen.

Mulder: Aristoteles bestreed al dat hyena’s hermafrodiet zouden zijn. De misvatting ontstond doordat mannelijke en vrouwelijke exemplaren uitwendig slechts met grote moeite van elkaar onderscheiden kunnen worden: ook de vrouwtjes hebben een (pseudo-) penis.

Leo segt solinus jeeste

es coninc van iiij. voeten beeste

leo es hi oec ghenant

2770ende liebard es hi in dietsch becant

men vindet oric visiren

van liebarden iij. Manieren

curte vintmen als ende als

ru gheard kersp inden als

2775mar die ne sijn no starc no snel

andre vintmen also wel

dat perdus winnete dat wreede dier

die ne sijn no wreet no fier

noch oec inden als oec gemaent

2780mar edele lione als men waent

sijn lanc ende smal ende slecht yard

snel ende starc ende onueruard

sine weten ghene scalchede

no negheen bedrieghen mede

2785simpel es die sien van desen

ende also wilsi besien wesen

hare uoroft ende start doet

verstaen hoe hi es ghemoet

jn barste ende in uoete uoren

2790ligghen are crachte als wijt oren

so et si si alsi riden

hare ghenoete willen tallen tiden

die liewinne brinct eerst .v. jonghe

dan iiij. ten andren spronghe

2795dan iii. dan .ii. dan .j

dar na nemmermee negheen

twe spenen euet ende die clene

middel an haren buuc allene

augustinus die seget

2800alse die lewinne hare jonc leget

dat sj in .iij. draghen ne waken

dan comt die vader claghe maken

ende grongieren ende mesbaren

dan onwaecsoe te waren

2805ende dese slaep ghelijct der doet

dits van beesten wonder groet

solinus seit in sijn gedichte

men quetsene hine belcht niet lichte

mar maecmenne erre so es uerloren

2810al dat hem qomt te uoren

nochtan sparti dats heren doen

twi draghen si in den scilt .i. lioen

ende sine int herte niet draghen

vindsi were si laten em jaghen

2815mar den armen ende den verwonnen

dies dien sparen niet connen

vint dat lion oec sonder waen

enen man die was gheuaen

dien ne comti altoes niet an

2820no uerbitet oec den man

het ne dadem ongher alte groet

onder oec hi den man doet

dan twijf dats grote edelhede

ende ouder doeti urouwen mede

2825dan magheden onbesmet

alsi slaept sine oghe let

ne wert yloken nemmermee

gati in sande of in snee

hi dect met sinen starte dan

2830sijn spor om dattene die man

nie ne vinde also ghereet

jn hare yselscap sijnsi niet wreet

mar elc andren vrede draget

solinus seit alsmen jaget

2835ende hem die jagre volget an

onwerdelike ulieti dan

ende stapt stille .i. stic dar nar

als een die ne heuet ghenen vaer

dit doeti dor dat uelt es bloet

2840alse die euet scamenesse groet

dat hi iemen wiken soude

mar alsi comt inden wouden

ende hi merct dat niemen siet

dat hi uor die onde uliet

2845dan vlietj met sire macht

vorden iaghere ende uor die jacht

hi sprinct alsi sine proie vaet

ende alsi uor die onde ontgaet

so ne can hi springhen niet

2850ende als hi gaet dart art es iet

so trectj sine clauwen jn

om dat si plonken sullen te min

ende des selues pliet die cat

ende alsi lopt teregher stat

2855so lopti vorder dan hi acht

dat doet sine grote cracht

alsem onghert den liebard

so trecti vp derde sinen bart

ende maect .i. wijt parc dermede

2860so dati in grote vreselichede

met grongierne onghier

ende dan es gheen so stout dier

dat dar liden ouer den trec

dus sijn die diere in sijn strec

2865dit scriuet ambrosius ouer wonder

want dat menech dier besonder

ontgaen mochte met snelheden

dat dar bliuen moet ter stede

ende dar als oft ware ybonden

2870die leewe ne wille te ghenen stonden

met andren dieren wille ghemingen

mar als .i. coninc van allen dinghen

sone wilhi hem ysellen niet

met ghemenen die hi siet

2875alsem bliuet oude spise

dier willi niet in ghere wise

al viruoete onsien den lioen

nochtan ontsieti dat scorpion

ende war hijt siet hi uliet tehant

2880sinen venijnden uiant

als de lewe em yuanghen siet

es hi ueruart om den spiet

vier ontsietj alre meest

van waghen lude es hi beureest

2885ende hi onsiet .j. witten ane

ende alsmen hem met beduanghen ane

so blumen vor hem .i. hont

so waenti te derre stont

dattene de man also sal duinghen

2890alse den hont dien hi ort singhen

die lewe wert nemmermeer vet

te uastene heueti hem yset

atj dan oec hiet te uele

hi troct hem weder vter kele

2895ende alsem siechede gaet an

heti de simme hi geneset dan

ofti drinct des onts bloet

hi es selden goet gemoet

ende dan leit hem de stert stille

2900ende dan alsi belghen wille

slatj hem metten starte dan

nouwe ende wel kenti den man

die hem gaue .i. wonde

ende sietine dan thergher stonden

2905onder i. grote scare

bestaen soudine te waren

ende adde .i. vte i. roten

te mintsten na hem gescoten

dien soudi ter neder lopen

2910anders dadijs hem niet copen

sijn vleesch es vte uercoren

sine erte als wijd horen

bedj gheuemense jn spise

die sijn van sere couder wise

2915sijn been es art dat merre ymene

vier vte slaet als ute .j. stene

lettel ofte march neghene

sonder in die rebbe bene

sijn smout es goet jeghen venijn

2920die sijn smout neemt ende wijn

ende hem dermede besmard

alle beesten hi ueruard

sijn smout es van eterre manieren

dan van eneghen vieruoten besten dieren

2925sijn smout met olien van rosen

dat gheneset alle nosen

des menscen anscijn ende maket clar

ende ghesont weet vor waer

sijn als es van enen bene

2930dar omme kerti hem groot no clene

ghetant es hi na des onts maniere

also alse betaemt den diere

53. Leo, zegt Solinus verhaal,

is koning van de viervoetige beesten.

Leo is hij ook genoemd.

2770 (a) en als liebard is het in Dietse bekend. Men vindt er, hoor ik vertellen,

van leeuwen drie soorten(b).

Kort vindt men ze als

ruw gehaard, krullen in de hals,

2775 maar die zijn niet sterk of snel.

Andere vindt men alzo wel

die pardus wint, dat wrede dier,

die zijn niet wreed of fier,

ook in de hals geen manen.

2780 Maar edele leeuwen, zoals men waant,

zijn lang en smal en recht behaard,

snel en sterk en onvervaard,

zij kennen geen schalksheid

en geen bedriegen mede.

2785 Eenvoudig is het zien van deze

en alzo willen ze gezien wezen.

Hun voorhoofd en staart doet

verstaan hoe is zijn gemoed.

In borst en in voeten van voren

2790 ligt zijn kracht, zoals wij het horen.

Zo heet zijn ze als ze paren,

hun echtgenoot wel te alle tijden.

De leeuwin brengt eerst vijf jongen,

dan vier in de andere sprong,

2795 dan drie, dan twee, dan een,

daarna nimmermeer een.

Twee spenen heeft het en die zijn klein

midden aan haar buik alleen.

(e) Augustinus die zegt

2800 als de leeuwin haar jong baart

dat ze drie dagen niet wakker worden,

dan komt de vader klagen maken

en gromt en maakt misbaar,

dan ontwaken ze

2805 en deze slaap gelijkt de dood,

dit is van die beesten een wonder groot.

Solinus zegt in zijn gedicht,

met kwetsen verstoort men hem niet gemakkelijk, maar maakt men kwaad dan is hij verloren.

2810 Alles dat hem aankomt van voren

nochtans spaart hij ze, dat is heren doen.

Daarom dragen ze in het schild een leeuw,

maar dat ze hem in het hart niet dragen want

vinden ze tegenstand ze laten zich verjagen,

2815 maar de armen en de overwonnen

die sparen ze niet en kennen geen pardon.

Vindt de leeuw ook, zonder waan,

een man die was gevangen,

die komt hij altijd niet aan,

2820 node verbijt het ook de man

is het bij hem de honger al te groot

houwde hij ook de man dood

dan een wijf, dat is grote edelheid

en ouder doodt het de vrouwen mede,

2825 dan maagden onbesmet.

(g) Als hij slaapt, zijn oogleden

worden niet gesloten nimmermeer.

Gaat hij in zand of in sneeuw,

hij bedekt met zijn staart dan

2830 zijn spoor zodat de man

hem niet vinden kan zo snel.

In hun gezelschap zijn ze niet wreed

maar dragen elkander vrede toe.

(h) Solinus zegt als men jaagt

2835 en hem de jagers volgen na

onwaardig vliedt hij weg dan

en staat stil een stuk daarna

alsof er geen gevaar was.

Dit doet hij omdat het veld is open,

2840 maar hij heeft de schaamte groot

dat hij voor iemand wijken zou,

maar als hij komt in de wouden

en hij merkt dat niemand hem ziet

dat hij voor de honden vliedt,

2845dan vliedt hij met zijn macht

voor de jager en voor de jacht.

Hij springt als hij zijn prooi vangt

en als hij voor de honden ontgaat,

dan kan hij springen hij niet.

2850 En als hij gaat waar de aarde is hard

dan trekt hij zijn klauwen in

omdat ze minder stomp zullen worden

en ditzelfde doet de kat.

En als hij loopt te enige plaats

2855 dan loopt hij verder dan hij dacht,

dat doet zijn grote kracht.

(i) Als hij honger heeft, de leeuw,

dan trekt hij op de aarde zijn staart

en maakt een wijde kring daarmede

2860 dan met grote vreselijkheden

met grommen onguur

en dan is er geen zo’n dapper dier

die daar gaat over de streep,

dus zijn die dieren in zijn macht.

2865 Dit schrijft Ambrosius voor wonder

want dat menig dier bijzonder

ontgaan mocht met snelheid

dat daar blijven moet ter plaatse

en daar alsof het was vastgebonden.

2870 De leeuw wil te gene stonden

met andere dieren zich mengen,

maar als een koning van alle dingen

zo wil hij hen vergezellen niet

onder de menigte die hij ziet,

2875 als hem dan overblijft oude spijs

die wil hij niet in geen wijze.

(j) Alle viervoetige ontzien de leeuw

nochtans ontziet hij de schorpioen

en waar hij die ziet hij vliedt gelijk

2880 zijn venijnige vijand.

Als de leeuw zich gevangen ziet

is hij bang voor de spies.

Vuur ontziet het allermeest.

Van klokken luiden is hij bevreesd

2885 en hij ontziet een witte haan.

En als men hem wil temmen

laat bloeden voor hem een hond,

dan waant het daar terstond

dat de man hem alzo zal dwingen

2890 als de hond die hij hoort zingen.

(k) De leeuw wordt nimmermeer vet

te vasten heeft het zich gezet,

eet dan ook niet teveel.

hij trekt het zich weer uit de keel.

2895 En als hem ziekte aan gaat

eet het een aap, hij geneest dan

of drinkt van de hond zijn bloed.

(l) Hij is zelden goed gemoed

en dan ligt bij hem de staart stil,

2900 en dan als hij kwaad wil

slaat het zich met de staart dan.

(m) Goed en wel kent hij de man

die hem gaf een wond

en ziet hij hem op enige tijd

2905 onder een grote groep,

hij zou het bestaan te wagen

en had hem uiteen gereten.

Of iemand had op hem geschoten

die zou hij neer lopen

2910 anders zou hij het niet bekopen.

(n) Zijn vlees is uitverkoren,

zijn hart, zoals wij het horen,

beide geeft men ze in spijzen

die zijn van zeer koude wijze.

2915 (o) Zijn been is hard, dat men meent

er vuur uit slaan kan als uit een steen.

Weinig of merg geen,

alleen in de ribben benen.

Zijn vet is goed tegen venijn,

2920 die zijn vet neemt en wijn

en zich daarmee besmeert

hij alle beesten bang maakt.

Zijn vet is van hetere manieren

dan van enige viervoetige beesten of dieren.

2925 Zijn vet, met olie van rozen

dat geneest alle gelaat van

de mensen aanschijn en maakt helder

en gezond, weet voor waar.

Zijn hals is van een been,

2930 daarom keert hij zich niet om groot of klein.

Getand is hij naar de honds manieren

alzo als betaamt de dieren.

Panthera leo (Felis leo) Leeuw, midden-Nederlands leeu en leeuwe, oud-Hoogduits Lewo of Louwe, (nu Lowe) oud-Engels leo (nu lion) van Latijn leo en dat van Grieks leon. Mogelijk is het een Semitisch woord, vergelijk het Hebreeuwse labi: leeuw, Egyptisch lawai: leewin. Leon betekent op zijn Grieks ook koning, vandaar heet het dier leo want het is de koning der dieren.

(a) Zie luipaard. De leeuwin zou samengaan met de luipaard, vandaar:

(b) Er zijn drie soorten leeuwen. De eerste soort is klein, heeft een ruwe vacht en krullende manen. Die leeuwen zijn zeer zachtmoedig en nobel als zijn nek en schouders met haar en manen bedekt zijn. Dan zijn er leeuwen die bij de leeuwin verwekt worden door de wilde pardus, zijn noch edel noch zachtmoedig en hebben geen manen. De derde groep zijn de edele leeuwen. Die zijn groot en gladharig, sterk, snel en onverschrokken. Ze hebben een nobele inborst en kennen geen valsheid. Ze zien ieder recht in de ogen en verlangen van anderen dezelfde oprechtheid. Hun gemoedsgesteldheid kan worden afgelezen aan hun voorhoofd en hun staart.

(c ) ‘Leeuwen zijn zo heet dat ze op ieder moment tot paren bereid zijn. Als de leeuwin werpt is haar baarmoeder verwond door de klauwen van de welpen, daarom werpt ze niet vaak. Eerst werpt ze vijf welpen, daarna vier en zo elk jaar een minder en wordt onvruchtbaar bij de laatste’

(e) ‘Het is bekend dat leeuwenwelpen als ze net geworpen zijn drie dagen en nachten dood zijn (slapen), de plaats waar ze liggen trilt en schudt door het brullen van hun vader die de welpen wakker maakt. Na drie dagen worden ze levend’

(f) ‘Hun goedheid is door vele voorbeelden bekend want ze sparen hen die zich voor hem op de grond geworpen hebben (slapen of dood zijn) en laten die naar huis gaan die gevangenen geweest zijn of uit slavernij komen en eten geen mens of pakken hem alleen met grote honger en dan nog eerst mannen en dan pas vrouwen en zelden maagden, daarin toont hij zich een heer. Waarom hebben lieden die de leeuw niet in hun hart dragen hem wel op hun schild staan? Als zulke helden op tegenstand stuiten laten ze zich snel verjagen, maar voor de armen en de overwonnenen kennen ze geen pardon’

(g) Adelinus zegt, dat als de leeuw slaapt, hij zijn ogen openhoudt. Aleen de haas en de leeuw slapen met de ogen open. Als hij gaat dan wist hij zijn stappen uit met zijn staart zodat de jager hem niet vindt. De leeuw wist zijn sporen uit met zijn staart. Bij het aannemen van de menselijke natuur wist God de sporen van zijn God-zijn uit. De leeuw slaapt met zijn ogen open. Zo schijnt Christus te slapen (= gestorven aan het kruis) zijn godheid waakt echter. De leeuwin brengt haar jongen dood ter wereld, op de derde dag komt de leeuw en blaast de welpen nieuw leven in. Zo heeft God zijn zoon op de derde dag na de kruisdood opgewekt. Volgens Honorius van Autun is Christus het jong der leeuwin. Immers de leeuwin brengt haar jong dood ter wereld die echter na drie dagen door het gebrul van de leeuw tot het leven gewekt wordt. Zo verbleef ook Christus drie dagen in het graf, maar in de vierde dag stond hij op, gewekt door de stem van de Vader.

(h) De leeuw is moedig, pas wanneer hij bij een achtervolging het bos heeft bereikt zet hij het op een lopen wetende dat zijn schande nu niet opvalt.

(i) ‘Hij verbergt zichzelf in hoge bergen en bespiedt vandaar zijn prooi. Als hij honger heeft maakt hij een cirkel rondom andere beesten met zijn staart, alle beesten zijn bang om die cirkel over te gaan, ze staan stokstijf en verdwaasd en wachten op het commando van hun koning. Veel dieren die door hun snelheid zouden kunnen ontkomen blijven als vastgenageld staan. Hij is te schande als hij alleen van zijn prooi eet, vanwege zijn hoogheid laat hij een gedeelte van zijn maaltijd over aan andere beesten die hem in de verte volgen’ (jakhals en gieren).

(j) Hij vreest het kraaien en de kam van een witte haan. Deze vogel draagt dan ook een kroon en sporen, is dan ook van koninklijken bloede. Daarom zal een leeuw ook nooit geen persoon van vorstelijke bloede verwonden want de koning der dieren betuigt zijn eerbied aan zijn gelijken in deze wereld. De leeuw is ook bang voor de schorpioen en bij het zien van deze vijand slaat hij ogenblikkelijk op de vlucht.

(k) Als een leeuw genoeg gegeten heeft hoeft hij een paar dagen niets meer te eten. Als hij erop uitgaat braakt hij zijn voedsel uit met behulp van zijn klauw zodat hij lichter is om te rennen.

(l) Plinius zegt, dat, als de leeuw zijn staart stil houdt hij tevreden is en zachtmoedig, maar dat gebeurt zelden. Als hij kwaad begint te worden dan slaat hij met de staart op de grond en als de kwaadheid toeneemt geselt hij zichzelf met de staart op zijn rug. Door de staart, stoerheid en het hart is de leeuw bekend, zo het paard bekend is vanwege zijn oren.

(m) ‘Ee leeuw is wraakzuchtig en onthoudt zijn aanvaller, ook is hij jaloers bij echtbreuk. Daarmee is de leeuw tot een ridderlijk persoon geworden, een koning met grillen en grote deugden.

(n) Plinius zegt dat leeuwenvlees en vooral het leeuwenhart voor die mensen goed zijn die aan te grote koude lijden, zo gauw ze dat vlees eten worden ze heet.

(o) Hij heeft weinig of geen merg in zijn botten, daardoor zijn zijn beenderen zo hard dat als je ze tegelijk gooit er vuur uitspringt. Het zijn de hardste beenderen die bestaan, met uitzondering van die van de dolfijn. Dit idee verschijnt al in de derde eeuw v. Chr. waar Antigonus schrijft ‘De beenderen van een leeuw zijn zo stevig dat als je ze op elkaar slaat de vlammen er uit slaan’. Word je geslagen met een been van een leeuw dan slaan de vlammen om je uit.

Leopardus dinke mj

dat in dutsch .j. lupard sj

2935die leewen ende parduse mede

winnen met hare ghemancheden

die soen sijn starker dan die hien

plinius segt van dien

die dit dier wil bestaen

2940wriue tusschen sinen anden saen

loec te sticken hi wiket dan

want hi die lucht ghedraghen ne can

swart spotte eist valu ende roet

mar niet alse die liebard groot

2945so fel eist tallen stonden

nochtan euemense tam vonden

so dat mere beesten mede vinc

mar fel eist bouen alle dinc

ende alsment ombint metter jacht

2950machet niet met sire cracht

ten .v. spronghe begaen sijn dier

dan sittet erre ende fier

ende gheuet hem die iaghere niet

j. dier alsoet erre siet

2955dart an mach coelen sinen tant

het wert up sinen meester theant

want hem ne sochte anders sijn moet

etne sij allene int bloet

des so moeten si hem versien

2960diere jaghens mede plien

54. Leopardus, denk ik,

dat in Diets een luipaard is.

2935 De leeuwen en de pardus mede

winnen het met hun menging

de zij zijn sterker dan de hij.

Plinius zegt van die

die dit dier wil weerstaan,

2940 wrijf tussen zijn handen samen

look stuk, hij wijkt dan

omdat hij de lucht niet verdragen kan.

Zwart gevlekt is het en vaal en rood

maar niet als de liebard groot.

2945 Zo fel is het te alle stonden

nochtans heeft men ze tam gevonden

zodat men er beesten mee ving.

Maar fel is het boven alle dingen

en als men het ombindt met de jacht

2950 mag het niet met zijn kracht

in vijf sprongen vangen zijn dier,

dan zit het kwaad en fier

en geeft hem de jager dan niet

een dier als hij het zo kwaad ziet

2955 waar het aan mag koelen zijn tanden,

het werpt het zich op zijn meester gelijk

want het zocht anders zijn moed

en nu zijn ze allen in het bloed

dus zo moeten ze zich voorzien

2960 die er jagen mee plegen.

Panthera pardus, (Felis pardus) Luipaard, midden-Nederlands libart of lupart, meestal echter ’leeuw’ Het woord voor leeuw komt in Saksisch voor als Luy of Lunze, via Italiaans lonza werd het over Frans lկnce en ons lui-paard. Oud-Hoogduits Lebarto (nu Leopard en Engels leopard) midden Engels leoparde, leparde of libbard, van oud-Frans leubart, leupart en liepart (nu leopard) van Latijn leopardus, leo waar leo de leeuw is en pardus de pardel. Dit laatste woord stamt van een Indogermaanse wortel perd: gevlekt of besprenkeld, dit komt voor in het gevlekte roofdier die in Perzisch pars heet. (Mogelijk was dit de oorspronkelijke naam voor de cheeta)

Luipaard hield men voor een bastaard van een leeuw en panter. De lichtere vormen worden meestal luipaard genoemd. De grote en donkere vormen leven meestal in dichte bedekking van het bos, die van de steppen zijn lichter en kleiner. De zwarte is een vorm die meestal gevonden wordt in de vochtiger streken van hun gebied, dat is de panter. (panter en luipaard zijn twee namen voor een en hetzelfde roofdier, de Afrikaanse vertegenwoordiger zou je luipaard kunnen noemen, de Aziatische panter)

Het doodt door snelheid. De camouflage van zijn huid zorgt ervoor dat het zelfs in het open veld slecht gezien wordt. Dit zie je bij Hosea13: 7, dus werd ik als een felle leeuw, als een luipaard op den weg. En Jeremia 5: 6: ‘een panter ligt op de loer bij de steden’ Een luipaard doodt meestal alleen als hij honger heeft en kiest dan ook een dier uit.

Met de jachtluipaard wordt wel op de cheeta gedoeld. Die wordt soms getemd en voor de jacht gebruikt. ‘Het is de natuur van dit beest dat als het zijn prooi in de vierde of vijfde sprong nog niet heeft het alles vernietigt wat hij tegenkomt, ja zelfs wel eens de jager. Daarom dragen die altijd een lam mee waarmee ze hem bevredigen na een mislukte jacht’.

Lamia es j. groet dier

vreselic ende onghier

vte bossche comet bj nachte

jn der liede oue met crachte

3965met armen diere heuet twe

ende breect der liede bome ontwe

comt hiemen dar toe van den lieden

die hem dat wille verbieden

ende bijtse metten tanden dan

2970ende groet wonder leiter an

want aristotiles doet ons weten

die van lamia es ghebeten

hine gheneest in ghere manieren

hine ore dat dier grongieren

55. Lamia is een groot dier

vreselijk en onguur

uit bossen komt het bij nacht

in de lieden hoeve met kracht.

3965 Met armen die het heeft twee.

breekt het de lieden bomen stuk.

Komt iemand daartoe van de lieden

die hem dat willen verbieden

bijt ze met de tanden dan.

2970 Een groot wonder ligt hieraan

want Aristoteles laat ons weten

die van Lamia is gebeten,

hij geneest op geen manier

dan dat hij hoort dat dier grommen.

Lamia is een vampier, vergelijk het Griekse lamos: muil, dat verbonden is met Latijn lemures wat fantomen of nachtgeesten betekent. Het is een verterend monster met hoofd en borst van een vrouw en lichaam en staart van een serpent. Het is een vampier, een heks.

Waarschijnlijk is het woord verbonden met Lamia: de koningin van Libië, wiens naam door de Grieken werd gebruikt om kinderen af te schrikken die ze zou verslinden. Lamia was de mooie Libische koningin die door Zeus bemind werd. Uit jaloersheid roofde Hera al haar kinderen, sinds die tijd rooft Lamia de kinderen van anderen om ze te doden. Daarom werd haar naam gebruikt om kinderen bang te maken.

Ԍami is een groot en wild dier. Dat komt ‘s nachts uit de bossen en gaat naar de tuinen en gooit de bomen om en werpt de stammen weg. Dat doet hij met zijn zeer sterke armen die hem voor alle verrichtingen dienstig zijn’ Aristoteles zegt dat als de mensen door de tanden van de Lami verwond worden dan wordt hij van die beet niet eerder gezond tot hij de luid schreiende stem van hetzelfde dier hoort.

2975Lausanj als solinus weet

es i dier so dore wreet

dat alle beesten sijn van hare

versaghet ende in groten vare

ja die leeu moeten vlien

2980dien nochtan alle diere ontsien

allen dieren eist onsachte

sonder van sinen yslachte

het euet sinen nijd uereuen

vp beesten die met proien leuen

2985doch leuet in sijn gheloue

ende leuet bj proien ende roue

noch pleghets menech oge baroen

die de rouers wille verdoen

om tlant te suuerne van vresen

2990selue wilsj rouers wesen

lausanj die aten nochtan

bouen alle dinghe den man

ende dats recht want bj naturen

soudi bouen andren creaturen

2995die sochtst sijn bj naturen

nv es hi felst bouen allen dieren

56. 2975 Lausani, zoals Solinus weet,

is een dier zo door wreed

dat alle beesten zijn van haar

bang en in groot gevaar

ja, de leeuw moet van hem vlieden

2980 die nochtans alle dieren ontziet.

Voor alle dieren is het hard

uitgezonderd van zijn geslacht,

het heeft zijn nijd verheven

op beesten die van prooi leven,

2985 doch het leeft in zijn geloof

en leeft van prooien en van roof.

Noch pleegt menige hoge baron

die de rovers willen verdoen

om het land te zuiveren van vrees

2990 zelf wil hij rover wezen.

Lausani dat haat nochtans

boven alle dingen de man

en dat is recht, want bij naturen

zou hij zijn boven andere creaturen

2995 die zacht zijn van naturen

nu is hij het felst boven alle dieren.

Linx seit plinius es .i. dier

jacob van vitri volghets hier

ende lapidarius ouer waer

3000dat dit dier siet so clar

dattet dorsiet i. maisire

dit dier draghet in ghere manieren

mar .j. dracht alsment bekent

dat es ghetonghet als .j. serpent

3005diet ute strect also lanc

sijn als doet meneghen ommeganc

van clawen eist scarp ende fel

die dit dier bekennen wel

segghen dat van sire orine

3010wert .j. ghimme diere ende fine

lugurius hetj dats war

dar ic of spreken hir nar

jn india uintmen dese diere

ende andre van menegher maniere

57. Lynx, zegt Plinius, is een dier,

Jacobus van Vitry volgt het hier

en Lapidarius voor waar,

3000 dat dit dier ziet zo helder

(a) dat het door een muur kan kijken.

Dit dier draagt in haar manieren

maar een dracht, zoals men het kent.

Het heeft een tong als een serpent

3005 die het uitstrekt alzo lang,

zijn hals maakt menige draai,

van klauwen is het scherp en fel.

(b) Die dit dier kennen wel

zeggen dat van zijn urine

3010 komt een gemme duur en fijn,

Lugurius heet het, dat is waar,

waarvan ik spreek hier na.

In India vindt men deze dieren

en andere van vele soorten.

Lynx lynx (Felis lynx) Los of lynx, midden-Hoogduits Luhs (nu Luchs) Angelsaksisch lox (nu lynx) in midden-Nederlands los en vandaar uit in Noorwegen los, terwijl Deens luks: vals, listige persoon, op het Duits berust. Dit woord stamt van het Germaanse luhs dat op het mannelijke dier slaat, dat van een Indo-Germaanse wortel leuk komt dat ‘lichten’ betekent en op de fonkelende ogen en naar zijn grauwwitte vel zal slaan. In Sanskriet heet het lokayati: kijken naar.

Zijn levenswijze en gewoonte komen veel met die van de katten overeen. Net als andere katten zijn ze zeer waakzaam, hun geduld is zeer groot. Ze jagen bij nacht en alleen. Ze klimmen goed en overvallen hun prooi vanuit een tak. Ze zwemmen ook goed en met hun brede voeten kunnen ze gemakkelijk over zachte gronden lopen.

(a) Hij kan zeer goed zien, dit zou de oorsprong zijn van de sage dat de lynx door muren en andere ondoorzichtige voorwerpen heen kan zien. Scherpzichtig als een lynx is een gezegde. Het is de tegenhanger van de mol en vleermuis. Met lynxogen kan je de toekomst zien, zo scherp kunnen ze kijken. Met lynxogen kan je alles zien en ontdekken, net zoals de Inquisitie. Zo scherp kon Lynceus kijken dat hij drie weken van tevoren alles kon zien, Apollo’s lynx keek dwars door de aarde en zag de handelingen van de duivels in de hel. Daarom wordt Zeus ook afgebeeld met lynxogen. De lynx academie van Rome kreeg zijn naam vanwege de kennis en inzicht in de natuur die ieder in hun studie hoopte te bereiken. Mogelijk doelden de ouden met de scherpziende los op de Caracal of siva gush, Lynx caracal.

(b) Zijn urine wordt een edelsteen die ligurius of lynxsteen heet met de kleur van hyacint. ‘Ee lynx verstopt toch zijn urine als hij dit uitblaast, dit doet hij uit echte boosheid zodat de mensen de steen niet vinden. De steen geneest verschillende ziektes en het is vooral goed voor mensen die lijden aan verstopping’ Het is de oude fabel van de ‘Lyncurium’ of ‘Ligurius’een verkeerde benaming van de steensnijders uit de tijd van de Ligurische steen, de jacint of hyacint.

Burger; Zowel de slangentong als de draainek van de lynx vindt zijn oorsprong in een fout van Thomas van Cantimpré, die Plinius viervoeter lynx combineerde met de vogel iynx. De laatste, de draaihals of mierenjager (Jynx torquilla), heeft inderdaad een lange, dunne tong en een kop die hij bijna 360 graden rond kan draaien.

3015Licaon es bekent

j. dier comen vte orient

van wulfs gheslachte alswijd wanen

ets beanghen met langhen manen

ende so messelic yard alsmen sprect

3020dat hem ghene varewen ghebrect

langher dan die wulf ghemeene

mar curter an die beene

van spronghe eist sere snel

bj proien leuet ende bj niet el

3025den mensce eist so goedertiere

ende dese beeste euet .j. maniere

lelic est ende sere ru

jn den winter segic jv

ende jn den somer scone ende slecht

3030dit es sire naturen recht

58. 015 Licaon is bekend,

een dier dat komt uit de Oriënt.

Van het wolvengeslacht, als wij het wanen,

het is behangen met lange manen

en zo misselijk gedaan, als men spreekt,

3020 dat hem geen verf ontbreekt,

langer dan de wolf in het algemeen

maar korter van de benen.

Van sprongen is het zeer snel.

Van prooien leeft het en anders niet.

3025 De mens is het zo goedertieren.

En deze beesten hebben een manier

lelijk is het en zeer ruw,

in de winter, zeg ik u,

en in de zomer schoon en recht

3030 dat is zijn naturen recht.

Toen Zeus eens bij Lycaon te gast was wilde die weten of Zeus werkelijk alwetend was. Hij slachtte daarom Arcas en zette zijn vlees aan Zeus voor. Maar die veranderde Lycaon in een wolf, doodde al zijn zonen en riep Arcas in het leven terug. Lycaon, veranderd in een wolf, schrok van zichzelf en rende huilend het bos in.

Lycos is de Griekse naam voor de wolf. Lycaon is dan ongeveer een weerwolf.

Lupus es in dietscher tale

j wulf men weet de wareit wale

es .i. dier scalc ende wreet

guls ende te rouene ghereet

3035sulke bouke maken ons cont

dat es .i. verwilt hont

si dulen mar sinen belen niet

dies die hont bj naturen pliet

alse menne met j. scape jaghet

3040so sochtijt metter wullen draghet

om dat het stille ligghen sal

anders verlorj die ulucht al

ambrosius seit die den wulf siet

dat hi te verliesene pliet

3045sinen luud sietine int anscijn

dat doet sine quade venijn

mar sietene de man eerst voren

so euet de wulf den moet verloren

wort die wulf gheware das

3050dat die mensce so heesch es

dat hi gheropen niet ne can

so willine bestaen dan

sente ambrosius raet ende heet

dat die man werpe of sijn cleet

3055neme .i. steen in elke ant

den wulf sal twifelen tehant

want hi ter were siet den man

siestu dat hi di uolghet an

so mac .i. tekin tusscen .v. tueen

3060of legghet neder .j. steen

want hi met wruchte sal och gaen

ende sal werden ueruard saen

experimentator sprect die wise

dat die wulf neemt wulgherise

3065ghelouert in sinen mont

ende decter em mede ter somegher stont

dat hi die ghete wil verraden

want sj gherne eten die blade

ende als die wulf vp loure tart

3070ende sj .i. deel sijn art

vruchtj dat sj sullen craken

so can hi sinen poet nat maken

met sire tonghen dits groot sin

om dat sj sullen craken te min

3075want hi vrucht der onde laghe

bet sietj bj nachte dan bi daghe

xij daghe rijdsj in den jare

dan gater uele there scare

dan duelt .i. uoren ende andre nar

3080dan eist bj hem wesen swaer

van ongre eti de erde wel

ende oec es dan sine nature fel

alsj .i. osse of .i. pard

bestaen wille dat hi begard

3085so eti teersten erde dar

om dat hi sal wesen swaer

ende bitet dar dart heuet die cracht

ende werpet neder met sire macht

dan doetijd ende werpt vte die erde

3090ende etet vleesch dat hi begherde

plinius seit ets sijn gheloue

dat dat elc deel andren van sinen roue

jn des wulues blase leghet

cicites .i. steen die men seghet

3095dar men somen lieden mede

mach doen grote pijnlichede

altoes es hi van magre wise

want hine maelt niet sine spise

man atech wordsi te someghen stonden

3100dar sj .i. doden man vonden

ende sijn vleesch dan ane beten

die ne mochtsi niet vergheten

die soeteit van den vlesche groet

dar omme ontsieti niet die doet

3105verdriuemense van eneger stede

si draghen hare jonc mede

dar si maken hare niewe ganghe

die wulf mach leuen arde langhe

sijd met clawen sijd me anden

3110sijn bete es yuenijnt te handen

die wulf doet eneghen dieren

dan doet merre toe dese manieren

dar men mede yneest de wonden

die comen van verwoeden onden

3115die wulue die curtst sijn van leden

sijn van meester stouteden

men machne temmen alden hont

mar emmer salhi talre stont

bj naturen iaghers vlien

3120mar machi clene beesten sien

lammere oekine dats omme niet

hi uerbijdse dat wats ysciet

sulke segghen dat die wulf gaet

scape stelen alsi verstaet

3125dat sijn voet i. rijs doet craken

hi bitene om sulke saken

dat hi sal leren terden stille

hi deluet proien die hi niet wille

ende dar hi onde oec begaet

3130gheuallet dat hise vaet

hi bijdse doet ende deluet die proie

comt die wulf in des scaeps coye

hi bitet al die scap te doet

eer hire et clene of groot

3135wulfs herte te puluer ybrant

ende ghedronken altehant

doet genesen men waent des

die in epelenchien es

vp dat hi hem wacht .j. sake

3140dati nemmermee vrouwen ynake

oec segt ons .i. quenicum

lichte et mach wesen som

snijd .j. rieme vte wulfs fel

ende dar mede gurt di wel

3145het sal di quite wesen doen

van lanceuele ende torsion

niet ne segic dat sj war

mar dat pro es niet swar

die wlfs herte droghe hout

3150gheuen roke menichfout

59. Lupus, is in Dietse taal

een wolf, men weet de waarheid wel.

(a) Het is een dier schalks en wreed,

gulzig en te roven gereed.

3035 Sommige boeken maken ons kond

dat het is een verwilderde hond,

ze huilen, maar ze bassen niet,

wat de hond van naturen pleegt.

Als men het achter een schaap jaagt

3040 dan bijt het in de wol dat ze draagt

omdat het stil liggen zal,

anders verloor hij het in de vlucht al.

(b) Ambrosius zegt diegene die de wolf ziet

dat hij te verliezen pleegt

3045 zijn geluid, ziet hij in het aanschijn

dat doet zijn kwade venijn,

maar ziet de man hem het eerst

dan heeft de wolf de moed verloren.

Wordt de wolf gewaar dat

3050 dat de mens zo hees is

dat hij niet roepen kan

dan wil hij hem verslaan dan.

Sint Ambrosius raadt aan en zegt

dat die man werpt af zijn kleed

3055 en neemt een steen in elke hand,

de wolf zal twijfelen gelijk

omdat hij weerbaar ziet de man.

Zie je dat hij je volgt dan

dan maak een teken tussen vijf stenen

3060 of leg neer een steen

want hij met vrees zal ook gaan

en zal worden bang samen.

Experimentator spreekt, die wijze,

dat de wolf neemt wilgentwijgen

3065 goed bebladerd in zijn mond

en bedekt zich er mee op sommige tijden

omdat hij de geiten wil verraden

die graag eten van de bladeren.

En als de wolf op loof trapt

3070 en dat is een deel van zijn aard,

bang is dat ze zullen kraken,

dan kan hij zijn poot nat maken

met zijn tong, dit is groot gedacht,

zodat ze zullen kraken minder

3075 want hij is bang voor de honden streken. Het ziet bij nacht beter dan bij dag,

Twaalf dagen paren ze in een jaar

dan gaan ze veel in een groep,

dan huilt de een voor en de anderen daarna

3080 dan is het bij hen te wezen zwaar.

(e) Van honger eet hij de aarde wel

en ook is dan zijn natuur fel,

als het een os of een paard

bestaan wil dat hij begeert

3085 dan eet het eerst aarde daar

omdat hij wil wezen zwaar.

en bijt het daar, dan heeft het die kracht

en werpt het neer met zijn macht

dan dood hij het en werpt uit de aarde

3090 en eet het vlees dat hij begeerde.

Plinius zegt, het is zijn geloof,

dat elk deelt de anderen van zijn roof.

In de wolvenblaas ligt

Syrites, een steen, (f) die men zegt,

3095 waar men sommige lieden mee

mag doen grote pijnlijkheden.

Altijd is hij van magere wijze

want hij vermaalt niet zijn spijs.

Menseneters worden ze in sommige tijden

3100 waar ze een dode man vonden

en zijn vlees dan aangebeten

dat kunnen ze niet vergeten.

de zoetheid van het vlees groot

daarom ontziet het niet de dood.

3105 Verdrijft men ze van enige stede

ze dragen hun jongen mede

naar waar ze maken hun nieuwe gangen.

De wolf mag leven erg lang.

Zij het met klauwen, zij het met tanden,

3110 zijn beten zijn venijnig gelijk.

De wolf doodt enige dieren,

dan doet men er toe deze manieren

waar men mee geneest de wonden

die komen van dolle honden.

3115 De wolven die het kortst zijn van leden

zijn van de grootste dapperheid.

Men kan ze temmen gelijk de hond

maar immer zal hij te alle stonden

bij natuur de jagers vlieden,

3120 maar mag het kleine beesten zien

als lammeren en schapen, dat is om niet

hij verbijt ze, dat is wat geschiedt.

(c ) Sommige zeggen waar de wolf gaat

schapen stelen en als hij verstaat

3125 dat zijn voet een twijg laat kraken

hij bijt het om zulke zaken

dat het zal leren daar stil te zijn.

Hij begraaft prooien die hij niet wil.

En waar hij honden ook begaat

3130 is het dat hij ze vangt

hij bijt ze dood en begraaft die prooi.

Komt de wolf in de schaapskooi

hij bijt al de schapen dood

eer hij er een opeet klein of groot.

3135 Wolfshart tot poeder gebrand

en gedronken gelijk

doet genezen, men waant dit,

die in epilepsie is,

opdat hij zich wacht een zaak

3140 dat hij nimmermeer vrouwen genaakt.

Ook zegt ons oudewijvenpraat

en gemakkelijk mag het waar wezen soms,

snij je een riem uit een wolfsvel

en daarmee omgord je je wel,

3145 het zal je kwijt wezen doen

van zijdepijn en krampen,

niet zeg ik dat is waar,

maar dat te proberen is niet zwaar.

Die wolfshart drooghoudt

3150 geven geur uit veel.

Canis lupus. Wolf, midden-Nederlands wolf en wulf, oud-Saksisch en oud-Engels wulf, (nu wolf) oud-Hoogduits Wolf, (nu Wolf) oud-Noors ulfr. Dit stamt van het Gotische wulfs, wat beantwoordt aan Latijn lupus en Grieks lukos, mogelijk stamt het van de wortel welq; sluipen. In Frans heet het dier loup, van lupus.

(a) De wolf misleidt schapen meer door list en trucs dan door kracht en macht. Het is de wolf in schaapskleren.

(b) ‘Een man verliest zijn stem en wordt stom als de wolf hem het eerst ziet, maar het is zeker dat als de man de wolf het eerst ziet dat hij dan zijn kwaadheid, ruigheid en trots verliest. Een wolf ziet een man het eerst en verheft zijn stem en als een overwinnaar bespot hij hem maar als hij bemerkt dat de man hem het eerst heeft gezien legt hij zijn trots weg en kan niet lopen of wegrennen. Als je stom geworden bent doordat de wolf je het eerst heeft gezien zal de wolf aanvallen omdat je niet om hulp kan roepen. Open dan je kleding zodat je stem weer vrijkomt’ Plinius geeft dit aan als een Italiaans volksgeloof, maar dit was al eeuwen daarvoor vermeld door Plato. ‘Als ik deze speech hoor ben ik verbaasd en kijk de spreker in woede aan en ik denk dat als ik mijn ogen niet op hem gezet had voor hij naar mij keek dat ik dan stom gebleven zou zijn’. Daarom wordt van een man gezegd die plotseling stil is en niets spreekt Ҍupus est in fabula’ Dit is simpel door Isidorus overgenomen die de Latijnse spreuk verkeerd overzet. Het betekent zoveel als het gezegde: ‘spreek over de duivel en het is zeker dat die in de buurt is’ De wolf vreest grote stenen zodat als iemand twee stenen neemt en die tegelijk weggooit de wolf zijn ruwheid en stoerheid verliest en weg vliedt, zo gauw als het geluid van de stenen hem ter ore komen. Als hij je achtervolgt dan ga je achteruit zodat hij je ziet en leg je een teken tussen hem en jou, dit zijn een paar stenen of een stuk hout of iets dergelijk. Dan gelooft hij dat je een val voor hem hebt opgezet en komt niet dichterbij. Een wolf vreest stenige plaatsen, daarom zal hij als hij op stenige plaatsen gaat zeer zacht en voorzichtig lopen. Als hij bezeerd wordt door een kleine steen dan komen er wormen die hem tenslotte opeten zodat dit zijn dood wordt.

Mulder: De raad van Ambrosius om als bescherming tegen wolven alle kleren uit te trekken, berust op het geloof dat de aanblik van een naakt mensenlichaam de kracht bezat om boze machten te verjagen. In de inleiding bij het hoofdstuk over de slangen vermeldt Maerlant dat deze dieren vluchten als ze een naakt mens zien.

(c ) Als ze geiten willen vangen komen ze naar hen toe met groene bladen en kleine wilgentakken in hun mond, ze weten dat de geiten hiervan houden zodat ze gemakkelijk te vangen zijn. De wolf neemt zeer sterke wilgentwijgen in zijn muil en verbergt zich daar zo lang onder dat de geiten daarover lopen. Dan vangt hij ze.

Als hij over loof gaat dan maakt hij zijn poten met de tong nat zodat hij geen lawaai maakt zodat de honden hem niet horen. Als hij ‘s nachts op pad gaat om zijn prooi te vangen gebeurt het wel eens dat zijn voet lawaai maakt omdat die ergens op trapt dan bestraft hij die voet door er hard op te bijten.

(e) ‘wolven eten ook een soort aarde die Argilla genoemd wordt, die nemen ze niet tegen de honger maar dat maakt dat hun magen zwaarder worden met de bedoeling dat als ze op een paard, os, hert of ander sterk dier springen vast aan hun keel zullen hangen totdat ze die neergelegd hebben want door de kracht van die bijzondere aarde zijn hun tanden gescherpt en het gewicht van hun lichamen is toegenomen. Maar als ze het beest hebben neergelegd en voordat ze enig vlees geproefd hebben legen ze hun magen. Als ze met velen zijn verdelen ze hun prooi gelijk onder hen’

(f) In de blaas van de wolf bevindt zich een steen, de syrites, waarmee je bepaalde mensen veel pijn kan doen.

Lincisicus es i dier

sere fel ende onghier

van den hont ende vander wulfinnen

nochtan ne was noint pais no minne

3155tusschen har gheslachte in ghere stede

ne maer luxurie maket den vrede

dit dier heuet beide gader

vander moeder ende vanden vader

beede maniere ende haer

3160ende mach bedieden ouer war

naden hont den prochhipape

die emmer wacht vanden wlf de scape

want die pape moet met crachte

sijn volc uoerden duuel wachten

3165ende naden wlf die leuet bi rome

so proiet hi alsicket gheloue

datmen sulken pape kinnet

die sijns uolkes siele niet ne minnet

den lieder goet ende hare wijf

3170roeuet die onsaleghe keitijf

dat ghesciede wetet uoer waer

des nes niet leden menech iaer

dat sente pieter hem uerbarde

enen priester goliarde

3175ende seide du heues uersleghen

de zielen die niet steruens pleghen

weltijt saltuse weder bringhen

die bi di ter ellen ghinghen

van scanden sprac hi niet .i. wort

3180want hi kende wel die mort

ende heuet ghebetert sijn leuen

entie werelt oec begheuen

ende so ghebetert dat hem mesquam

dat hi goeden hende nam

3185ende te hemele der bi clam

60 Lincisicus is een dier

zeer fel en onguur,

van de hond en van de wolvin.

Nochtans was er nooit vrede of minne

3155 tussen hun geslachten in geen plaats,

maar wulpsheid maakt vrede.

Dit dier heeft beide tezamen,

van de moeder en van de vader,

beide manieren en haar.

3160 En mag betekenen voor waar

naar de hond de pochende paap

die immer waakt voor de wolf de schapen,

want de paap moet met krachten

zijn volk voor de duivel wachten,

3165 en naar de wolf die leeft in Rome

zo prooit hij zoals ik het geloof.

Dat men zulke papen kent

die zijn volksziel niet bemint

de lieden goed en hun wijf

3170 rooft, die onzalige ellendige,

dat geschiedde, weet voor waar

dat nee is niet geleden menig jaar

dat Sint Pieter zich openbaarde

een priester zwelger

3175 en zei, ‘u hebt verslagen

de zielen die niet sterven plegen

welke tijd zal u ze weer brengen

die bij u ter helle gingen?’

van schande sprak hij geen woord

3180 want hij kende wel de moord

en heeft verbeterd zijn leven

en zich in de wereld ook begeven

en zo verbetert wat hem miskwam

dat hij een goed einde nam

3185 en ten hemel daarbij klom.

Lentroca es .i beeste

dar plinius of spreect in sine ieeste

die met snelleden verwinnet

alle beesten die men kinnet

3190na den ert eist ystiet

ghebuket yrugt als men esele siet

gheburst alst lioen

gheouet na des kemels doen

ghemant van hore te ore

3195spletuoetech eist alsict ore

sonder tande mar i. been

scarp ende vast mar elnegheen

gate dar tande souden staen

naden man roepet sonder waen

61. Lentocrota is een beest

waar Plinius van spreekt in zijn verhaal

die met snelheden overwint

alle beesten die men kent.

3190 Naar het hert is het gestaard,

gebult en gerugd net zoals men de ezel ziet,

geborsteld als de leeuw,

gehoofd naar de kamelen doen

met manen van oor tot oor,

3195 spleethoevig is het, als ik hoor,

zonder tanden, maar een been

scherp en vast en anders geen,

gaten waar tanden zouden staan

met een mannengeluid roept het zonder waan.

Hyena?

3200 Leotofona segt solijn

es .i. clene beestkin

dat men tusschen te berne pleghet

ende die asschen men leghet

jn de pade die dar liebarde

3205sullen maken are varde

want die lewe bliuen doet

comsire an clene of groet

dar die lewe dat dier oec vint

hine sparets niet eentwint

3210want hijd doet dan moetj mede

selue steruen dar ter stede

oc dodet met sire orine

den liebard sonder ander pine

ontsiet die clene gi grote heren

3215hets misselic war die saken keren

62. 3200 Leocophena, zegt Solinus

is een klein beestje

dat zich tussen as te verbergen pleegt

en die as men legt

in de paden, waar de leeuwen

3205 zullen maken hun vaart,

want de leeuw blijft dood

komt ze er aan, weinig of veel.

Waar de leeuw dat dier ook vindt

hij spaart ze niet iets

3210 want hij doodt het, dan moet hij mede

zelf sterven daar ter plaatse.

Ook doodt het met zijn urine

De leeuw zonder andere pijn.

Ontziet de kleine, gij grote heren

3215 het is misselijk hoe die zaken keren.

Er is een klein beest dat de leeuw en de leeuwin wonderbaarlijk bedreigt en dat beest heet Leontophonus, Grieks voor leeuwendoder. Want dat beest draagt een zeker venijn die de leeuw en leeuwin slaat. Daarom wordt dit vermelde beest genomen en daarna verbrandt men zijn vlees, dat vermengd wordt met as, en gelegd en gezet op ontmoetingsplaatsen, dat zal de leeuw en leeuwin slaan en vernietigen die daarvan eten. Wanneer de leeuw de Leontophonos in zijn klauwen krijgt kent hij geen genade en verscheurt hij hem, hoewel hij daardoor ook zijn eigen dood bezegelt’

Oryx leucoryx,

sabelantiloop? Is onverdraagzaam, als hij slecht geluimd is mishandelt hij andere dieren op afschuwelijke wijze. Getergde antilopen vallen hun tegenstanders woedend aan en trachten hen te kwetsen. Er zijn voorbeelden dat ze naast een luipaard lag, alle twee dood, de bok had de gevaarlijke vijand met een kopstoot gedood maar was zelf bezweken aan de verwondingen.

Lacta als die glose seghet

die up moyses bouke leghet

es i dier bore groet

ende dat wilen de wet verboet

3220dar doede ligghen gaet ten graue

ende vor alrande haue

es sine gnouchte oric bedieden

dat vleesch van den doden lieden

63. Lacta, zoals de glossaria zegt

die op Mozes boeken ligt,

is een dier bar groot

en dat wijlen de wet verbood.

3220 Waar doden liggen gaat het in de graven

en voor allerhande have

is zijn geneugte, hoor ik bedienen,

het vlees van de dode lieden.

Lacta betekent melk of wit. Naar zijn eetgewoonte, hyeana?

Lepus es des asen name

3225sijn vleesch es uele lieden bequame

sere bloet est enter vlucht

daghes etj selden dor die vrucht

die wesele gaen met hem spelen

mar alsi em comen ter kele

3230biten sise mordadelike doot

elkes jars dits wonder groot

verwandeltj segt die scripture

sine beestelike nature

snee etensj dor die noet

3235ambrosius segt die heren groot

dat sulc lant es nu merct dit

dar si sijn te wintre wit

ende als dat coude valt dan neder

comt hem ander aer dan weder

3240des asen longre alsmen segt

es vp doghen goet ghelecht

jeghen menegherande sake

die anden voet es tonghemake

wriue die longre ontue

3245so ghenest al sijn wee

libbe dat men vint in sine maghe

stelpt den lachame van sire plaghe

et mach oec langhe yduren

hem die sijn van nature

3250es sijn vleesch goet ende ysont

snelre es hi uor den hont

clemmende dan nederward

want hem benemen sine vard

oren sien curte been

3255hi entie libard ghemene

slapen met oghen wide ondaen

sente baselis doet ons verstaen

dar si dien ende hem ynere

niet lichte machmense danen weren

3260want sj dien ende winnen

mer dan mensce machmen bekinnen

dit doet hem nature gheleesten

want hi es proie meest dan andre beesten

,j. par jonghe werptj nv

3265so euetj jn .i. ander ru

ende ander al sonder aer

ende in sade .i. ander par

esculapius die seget

dat des asen herte leghet

3270versch an des menschen als yanghen

doet den virden rede verganghen

ende plecht den gonen die uallen

noch sprecmen van sire gallen

[dat soe maket donker oghen claer]

3275sijn herte droghe dats war

ende puluert ouer een

sijn goet jeghen der blasen steen

so es oec met warmen borne sijn bloet

sine matrice gedroghet dats goet

3280het want so knapeline ontfanghen doet

ghepuluert ende yminct te hant

dus eist yscreuen dar ict vant

64. Lepus is de hazen naam.

3225 Zijn vlees is vele lieden bekwaam.

Zeer laf is het in de vlucht.

Op de dag eet hij zelden door die angst.

De wezel gaat met hem spelen,

maar als die komt bij zijn keel

3230 bijten ze hen moorddadig dood.

(b) Elk jaar, dit is een wondergroot

verandert hij, zegt de schrift,

zijn beesten natuur. (geslacht)

Sneeuw eten ze door de nood.

3235 (a) Ambrosius zegt, die heer groot,

dat er zulk land is, nu merkt dit,

daar ze zijn in de winter wit

en als de koude valt dan weg

komt hem ander haar aan weer.

3240 De hazenlong, zoals men zegt,

is goed om op de ogen te leggen.

Tegen menige zaken

die aan de voet is te ongemak

wrijf die longen stuk,

3245 dan geneest al zijn wee.

Leb dat men vindt in zijn maag

stelpt het lichaam van zijn plaag,

het mag ook lang goed zijn

hem die zijn van vochtige nature.

3250 Zijn vlees is goed en gezond.

Snel is hij voor de hond

klimmend dan nederwaarts

want hem beneemt zijn vaart

van voren door de korte benen.

3255 (d) Hij en de leeuw algemeen

slapen met ogen wijd open.

Sint Basilius doet ons verstaan,

waar ze gedijen en zich voeden,

niet snel mag men ze dan weren,

3260 want ze gedijen en winnen

meer dan men ze kan bekennen,

dit doet zijn natuur gunst,

want hij is een prooi meer dan andere beesten. (e) Een paar jongen werpt ze nu,

3265 zo heeft het een andere reeds

en een ander al zonder haar

en in eierstokken een ander paar.

Aesculapius die zegt

dat het hazenhart legt

3270 vers aan de mensenhals gehangen

doet de vierde daagse malariakoorts vergaan

en verpleegt diegenen die vallen. (vallende ziekte) (f) Noch spreekt men van zijn gal

dat het maakt blinde ogen helder.

3275 Zijn hart droog, dat is waar,

en verpoedert geheel

zijn goed tegen de blaassteen,

zo is ook met warm water zijn bloed.

Zijn baarmoeder gedroogd is goed,

3280 want het zo knaapjes ontvangen doet.

gepoederd en gelijk gemengd,

zo is het beschreven waar ik het vond.

Lepus europaeus (uit Europa) Het Latijnse woord lepus komt van een Grieks woord dat snelvoet betekent. Of het is afgeleid van een ander woord dat scherp en aanhoudend zien en toekijken betekent. Haas, midden-Nederlands hase, oud-Hoogduits Haso (nu Hase). Dit woord komt voor naast een vorm met een r in, in oud-Engels was het zo hara. (nu hare)

(a) L. timidus, (angstig) is de sneeuwhaas of Alpenhaas. Deze haas bewoont de hogere delen van de Alpen en de noordelijke koude gewesten. ‘s Zomers heeft hij de gewone kleur van de haas, ‘s winters wordt zijn vacht sneeuwwit, behalve aan de punten van de oren die zwart zijn.

(b)Hazen zijn zeer vruchtbaar. Omdat de geslachten moeilijk te onderscheiden zijn meende men dat ze tweeslachtig waren. Plinius vermeldt dit al. Aelianus voegt een verhaal toe van een man aan wiens woord hij niet kon twijfelen die een dode haas gevonden had met in zijn lichaam drie jongen. Maar ze spreken niet over een jaarlijks veranderen van sekse. De meeste mensen denken dat hazen een jaar manlijk en het andere jaar vrouwelijk zijn en naar believen van geslacht kunnen veranderen. Hebben we nu een haas of hazin, of een mannetje dit jaar en een vrouwtje het volgende jaar? Jagers spreken van ‘het haas.

(c ) Brede lendenspieren met korte voor- en lange achterpoten om geweldiger te zijn in het lopen. Waarom ze afgemat de heuvels opzoekt en weten dat de honden die de poten even lang hebben die heuvel niet zo gemakkelijk kunnen beklimmen of afdalen en dus veld moeten verliezen.

(d) De haas is vreesachtig en vecht niet, het is de angsthaas. ‘Ee oogleden die van de wenkbrauwen komen zijn te kort om de ogen te bedekken daarom is dat gevoel erg zwak in hen, ze slapen daardoor met open ogen’ De haas slaapt een hazenslaapje, is ondertussen op zijn hoede en slaat alles gade om niet verrast of overvallen te worden. Om die reden hebben de Egyptenaren, volgens Plinius, de haas ingevoerd als zinnebeeld van een man die wakker en op zijn hoede is. Hazenvlees veroorzaakt dan ook slapeloosheid.

(e) Een moerhaas kan in een zomer viermaal jongen voortbrengen en iedere keer twee tot vijf stuks. Ze werpt haar jongen niet in een keer maar krijgt die enig tijd na elkaar zodat ze ze niet allen tegelijk verliest. Als het vrouwtje haar eerste paar jongen werpt bevindt zich in de baarmoeder al een ander paar. Hazenvlees zou onvruchtbare vrouwen vruchtbaar maken.

(f) De gal heeft voor oogziekten steeds een rol gespeeld waarbij de genezing van Tobias wel de oorsprong zal zijn geweest.

Luter also ict weet

es .j. dier datmen otter heet

3285.j. dier van valscer manieren

bj brouke wonet ende bj riuieren

sijn vel es bruun scone ende diere

ol makensj dats hare maniere

dar sj in broeden hare jonghe

3290vp vissce sijn si yreet ten spronghen

ende dar doensj grote scade

langhe ende met goeder stade

so machi onder twater gaen

doch moetj die lucht ontfaen

3295of hi ne mach anders leuen niet

dar bj es somwile ysciet

alsi vissche vindet yuaen

jn corue dat hise etet saen

ne can hire niet vte gheraken

3300die doet moetire om smaken

alsj die lucht niet euet

ets tghierechste dier dat leuet

want het leit in sinen olen

vele vissce tere scolen

3305so dat alle lucht wert quaet

van den stanke dier vte gaet

diese vanghen worden suare

dicke deser lucht gheware

visscers pleghen .j. sake

3310dat sj den otter tem maken

ende leren om dat sj te bet

vissche jaghen in hare net

65. Luter, alzo als ik het weet,

is een die men otter heet.

3285 Een dier van valse manieren.

Bij moerasland woont het en bij rivieren.

Zijn vel is bruin, mooi en duur.

Holen maken ze, dat is hun manier,

waar ze in broeden hun jongen.

3290 Op vissen zijn ze gereed om te springen

en daar doen ze grote schade.

Lang en met goede stade

zo mag hij onder water gaan,

doch moet de lucht ontvangen

3295 anders kan hij leven niet,

daarbij is het soms geschied

dat hij vissen vindt gevangen

in korven die hij ze eet gelijk

en kan hier niet uit raken

3300 de dood moet hij erom smaken

omdat het de lucht niet heeft.

Het is het gierigste dier dat leeft

want het legt in zijn hol

vele vissen van een school

3305 zodat alle lucht wordt kwaad

van de stank die er vanuit gaat,

die ze vangen worden vaak

veel deze lucht gewaar.

Vissers plegen een zaak

3310 dat ze de otter tam maken

en leren omdat ze beter

vissen jagen in hun net.

Lutra lutra Otter, midden-Nederlands otter, oud-Hoogduits Ottar (nu Fisch-Otter) oud-Engels ottor (nu otter) oud-Noors otr. Dit woord stamt van Germaans utra en dit van Indo-Germaans udro, vergelijk Grieks hudra: waterslang, (hudor: water, zie hydra) oud-Indisch udra: waterdier.

Het dier is zo dol op voedsel dat het zoveel vissen in zijn hol en woonplaats heeft dat die dan bovenmatig vervuild wordt zodat niet alleen het hol stinkt, maar ook de lucht in de hele omgeving vol van stank is. Dat hebben vele mensen tot hun eigen schade moeten vaststellen.

Ze zijn tam te maken zodat je ze leert vissen te vangen en aan te brengen, als een jachthond het wild. Ze zijn veel vervolgd onder andere vanwege hun huid.

Locusta segt Jacob van vitrj

dat .i. vieruoetech dier sj

3315ende euet thouet vet ende groet

ende es goet tetene ter noet

also alst agustinus wiste

so haet dit dier Jan baptiste

andre segghen dat hine dede

3320ende seghen dat .i. cruud es mede

etet locusta dat hi ad

mar lieuer uolghic deser stat

der glosen ende sente agustine

vieruoetech sijn dese dirkine

3325als groot alst conijn te waren

ende wandren te samen bj scaren

aristotiles die telt

dat .i. wijf .i. locusta elt

om dat jonc was ende clene

3330dar na om lanc allene

wordet draghende sonder ynoet

ende dit was i wonder groot

van der .l. ebdj gheord

nv hort van der m. vord

66. Locusta, zegt Jacob van Vitry

dat een viervoetig dier is

3315 en heeft het hoofd vet en groot

en is goed te eten in nood,

alzo als Augustinus wist,

zo at dit dier Johannis de Doper.

Andere zeggen dat hij dat niet deed

3320 en zeggen dat een kruid mede

heet locusta dat hij at,

maar liever volg ik op deze plaats

de glossaria en Sint Augustinus.

Viervoetig zijn deze diertjes

3325 alzo groot als het konijn te waren

en wandelen tezamen bij scharen.

Aristoteles die vertelt

dat een wijf een locusta hield

omdat het jong was en klein

3330 daarna omdat ze was lang alleen

het werd dragende zonder echtgenoot

en dit was een wonder groot.

Van de l heb je gehoord,

nu hoort van de m voort.

Sprinkhaan, midden-Hoogduits Spranke of Sprinke. ook Heuschrecke, schrecken: springen, en zo werd het ook Heuhupher en Heupferde. In Angelsaksisch gaers-hoppa, tot grasshopper en Locusta, Latijn voor sprinkhaan.

Ԍocusta is een viervoetig dier, wat Jacobus zegt. Het leeft in de landen tegen zonsopgang aan de Jordaan. Ze zijn klein en hebben een grote kop, ze zijn vlezig en eetbaar’ Daarom leest men van St. Johannis in het evangelie dat die van de locust leefde.

De sprinkhanenboom of St. Johannesbroodboom wordt nergens in de Bijbel vermeld. In de wildernis van Johannis zouden nog steeds enige sprinkhanenbomen, de Engelse locust, groeien waarvan de monniken de mensen verzekeren dat dit dezelfde zijn als die waarvan Johannes de Doper gegeten zou hebben. Het zou de vrucht van Johannes geweest zijn en de wilde honig zou de pulp ervan zijn. Calvijn meende ook dat dit het voedsel was van de verloren zoon dat hij deelde met de varkens. In het Hebreeuws betekent hagavim: sprinkhanen en haroevim is de Johannesbroodboom, Ceratonia siliqua. Waarschijnlijk is er verwarring opgetreden doordat in de uitspraak de woorden sterk op elkaar hebben geleken.

3335Mulus es .i. dier wilmen kinnen

dat desel ende de merie winnen

ende es te pinen alrde goed

als desel es hi yuoet

als desel hi in sine stem ruust

3340gheoret ende dar toe ghecrust

magher es na den vader

anders als i. pard algader

nemmerme in haren daghen

moghen sj winnen no draghen

3345jn romscen bouken vintmen gnouch

dat mulinne wilen drouch

ende dat was wonder groot ende stranc

ende niet der naturen ganc

si draghen sochte ende wel

3350ende haren pas ende niet el

dat pard ende die eselinne

alsi versamen in hare minne

dar erande mul of comt

dit latijn burdus nomt

3355mar van den mule es die vader

die esel dit segt die scripture algader

67. 3335 Mulus is een dier, wil men kennen

dat de ezel van de merrie wint

en is te werken aardig goed,

als de ezel heeft hij voeten,

als de ezel is hij in zijn stemgeluid,

3340 oren en daartoe kruisvormig,

mager is het naar de vader

anders dan een paard helemaal.

Nimmermeer in hun dagen

mogen ze winnen of dragen.

3345 In Romeinse boeken vindt men genoeg

dat de muilin wijlen droeg

en dat was een wonder groot en sterk

en niet de naturen gang.

Ze dragen zacht en wel

3350 hun pas en anders niet.

Het paard en de ezelin

als ze samen komen in hun minne

daarvan een soort muil komt

die het Latijn burdus noemt,

3355 maar van de muil is die vader

de ezel, dit zegt de schrift al tezamen.

Equis hinnus. De ezel stamt af van het paard.

Als de vader een ezelhengst is en de moeder een paardenmerrie, dan heet de bastaard ԭuildier’ Die lijkt qua grootte op een paard, heeft lange oren, een kort behaarde staart, kleine hoeven en balkt. Het heeft een kleur als een ezel.

Is de vader een paard en de moeder een ezelin, dan heet de bastaard muilezel. Die lijkt vrijwel geheel op een ezel, heeft wel een dunnere en langere kop en ook een hinnikende stem. Het zijn dus twee dieren, muildier en muilezel, in Duits Maultier en Maulesel, in Engels mule en hinny. Mulus is in het Latijn de muilezel, Hinnus het muildier. De verbinding met de Muhle (of molen), Engelse mule en Franse mule komt omdat die net als de ezel de molensteen draait.

Het is een voortbrengsel uit een paard en ezel, dus onvruchtbaar, een hybride, hoewel er berichten zijn dat ze ook samengaan met paarden die in Italië bardotto genoemd werden. Meestal worden muildieren gefokt omdat die beter zijn voor het gebruik. Het kruisingsproduct heeft alle goeds van het ezelkarakter dat op goede paardenvormen over werd gebracht. Alleen zijn lange oren en zijn gebalk herinneren aan de ezel. Net als de ezel neemt hij met weinig voedsel genoegen. Krachtig en moedig is hij als een paard, terwijl hij de voorzichtige en zekere gang van de ezel heeft.

Monocheros verstaet mi wale

ludet enoren in dutsche tale

plinius segt ende solijn

3360dat cume vreseliker dier mach sijn

sijn luud elken man veruart

ghescepen est als i pard

gheuoet na thelpen diere

gheouet na des erts maniere

3365na swijn ghestart als wijd oren

midden in den ouede voren

raghet hem .i. horen so clar

iiij voete lanc es hi dats war

so scarp dar mach niet jeghen staen

3370men macht bi ghenen angiene vaen

maer niet ghetemmen hoe soet sj

ons seghet jacop van vitri

dat gheen leuende man vaet

want eist so datment belacht

3375ende hoet hem siet in smans hoede

het bliuet doet van ouermoede

dit nes deenoren niet dat verstaet

dat die reine maget vaet

68. Monocheros versta me goed

luidt eenhoren in Dietse taal.

Plinius zegt en Solinus

3360 dat er nauwelijks een vreselijker dier mag zijn, zijn geluid elke man verwart.

Geschapen is het als een paard

voeten als de olifant,

een hoofd naar de herten manier,

3365 naar het zwijn gestaard, als wij het horen, midden in het voorhoofd van voren

draagt het een horen zo helder.

Honderd twintig cm lang is het, dat is waar,

zo scherp, daar kan niets tegen staan.

3370 Men kan het met geen machine vangen

en niet temmen, hoe het ook zij.

Ons zegt dit Jacob van Vitri

dat geen levende man het vangt

want het is zo dat het ze uitlacht.

3375 En als men het ziet in mans hoede

het blijft dood van overmoed,

dit is de eenhoren niet, dat verstaat,

dat die reine maagd het vangt.

Monoceros

De naam is gebaseerd op het Hebreeuwse woord rer’m, in Assyrisch is het rimu wat vertaald wordt in het Grieks als ‘monokeros,’ wat 1 hoorn betekent, mono: een, en keros: hoorn. Dat werd in Latijn unicornis in Angelsaksisch anhorn, unicorn in Engels, in ouder Frans unicorne, Duitse Einhorn en onze eenhoorn. Bij de Fransen heet het licorne, bij de Italianen alicorno en bij de Spanjaarden bara, wat een naam is waarmee ze ook de Rhinoceros aanduiden.

In het westen werd het algemeen gezien als een wild en ontembaar dier terwijl het in de Oriënt voor vredelievend en zacht en als brenger van geluk gold.

Bij Aelianus, hist. Anim. 16,20, wordt het beschreven als een dier van de grootte en gestalte van een paard, met poten zonder geledingen als een olifant, een bruin vel, een varkensstaart, een hoorn op het voorhoofd en met een onaangenaam stemgeluid. Die beschrijving was gebaseerd op verhalen van reizigers. Het is een mengeling van de Indische rinoceros, de antiloop van de Himalaya en de wilde ezel Bij Ctesias was het dus een soort wilde ezel met een hoorn van vijfenveertig cm. Bij Plinius is het al een soort paard met een hertenkop, olifantsvoeten en de staart van een manlijk varken. De hoorn werd al bijna een meter wat doorgroeide tot drie meter bij A. Magnus. De verschillende afbeeldingen laten vrij spel over aan de fantasie van de schilders waarbij steeds meer naar het ideale beeld gekeken werd, het paard. Naar die verschillende verhalen begreep men dat er meerdere soorten moesten zijn. Zo kwam men tot de Rinoceros, sommige heten Monoceron’s en andere Aegloceron.

Mulder; Niemand ter wereld [ɝ aangrijpen - deze passage verwijst naar de profetieën van Jesaja. De profeet verzoekt op zeker moment God, Die vertoornd is, ‘neder te dalen’ ‘Er was niemand die uw naam aanriep, die zich beijverde om aan u vast te houden’ Statenvertaling: ԛɝ die zich opmaakt dat hij u aangrijpt’ (Jes. 64:7)

Voor het bestaan van de eenhoorn konden de geleerden zich beroepen op de bijbel: in de Septuaginta wordt het Hebreeuwse rer’m (oeros) weergegeven met het Griekse monoceros, in de Vulgaat met unicornis en Rhinoceros. (Zie Ps. 22:21, 29:6 en 92:10, Job 39:9-11, Num. 23:22, 24:8 en Deut. 33:17.)

De lange, gedraaide hoorns die in de middeleeuwen als hoorn van de eenhoorn werden verkocht, waren afkomstig van narwals (familie van de dolfijn), maar het was hoogstwaarschijnlijk de rinoceros die de kern van waarheid vormt in de berichten over eenhoorns. Marco Polo, een tijdgenoot van Maerlant, was bijzonder teleurgesteld toen hij op Java een zogenaamde eenhoorn te zien kreeg. Hij beschreef het fabeldier als iets kleiner dan een olifant, met olifantspoten, de kop van een wild zwijn en een zwarte hoorn op zijn voorhoofd. Bij voorkeur wentelde het zich in de modder. ‘Het zijn aartslelijke beesten om te zien. Ze zijn volstrekt niet zoals ze door ons beschreven worden als we vertellen dat ze zich laten vangen door maagden, maar juist het tegendeel van de voorstelling die wij ervan hadden’

De verwarring tussen eenhoorn en neushoorn en de vijandschap die volgens tal van dierkundigen tussen eenhoorn en olifant zou bestaan, leidde rond 1500 tot een zonderling tweegevecht, toen koning Emanuel van Portugal in Lissabon een rinoceros in het strijdperk bracht tegen een olifant om die traditioneel veronderstelde vijandschap te verifiëren. De olifant stelde echter alle aanwezigen teleur door op de vlucht te slaan.’

Molocius scriuet adelinus hier

3380es .i. vreselic onsienlic dier

men vintse in menech wilt lant

its alre viande viant

ende scinet wesen .i. sake

ghescepen ter werelt wrake

3385sine tande sijn scarp ende lanc

sine bete groet ende stranc

wat soet gemoet stridet an

ende sere uechtet vp den man

ende doet hem grote vrese mede

3390mar der kindre onnoselede

onsieti dans gheene saghe

ende scuwet sere hare slaghe

dus merkement in derre maniere

dat die wreteit van dien diere

3395god maket dor sulke sake

dat et doen soude ghene wrake

niet om scade no om lette

der ghere die sijn sonder smette

69. Molocius schrijft Adelinus hier

3380 is een vreselijk afschuwelijk dier.

Men vindt ze in menig wild land.

Het is al der wereld vijand.

En schijnt te wezen een zaak

geschapen ter wereld wraak.

3385 Zijn tanden zijn scherp en lang

zijn beten groot en sterk,

wat het zo ontmoet strijdt het aan

en vecht zeer tegen de man

en laat hem zeer vrezen mede,

3390 maar de kinderen onnozelheid

ontziet het, dat is geen sage,

en schuwt zeer hun slagen.

Dus merkt men het in deze manier

dat de wreedheid van die dieren

3395 God maakte voor zulke zaken

dat het doen zou geen wraak,

niet om schade of om letsel

diegene die zijn zonder smetten.

Molog of Molech. De kunstmatige uitspraak van de god van Fenicië Melech, Malk of Milk: koning, die ook in Israël werd vereerd. Die kunstmatige uitspraak die in het O. T. geregeld voorkomt ter aanduiding van dingen die men verafschuwt bestaat daarin dat men de naam uitspreekt met de klinkers van het woord ‘bosjet’ gruwel. Zo werd het tot Molech. De Griekse vertaling van het O. T. heeft Moloch. De god werd vereerd met mensenoffers welk gebruik in de Statenvertaling werd aangeduid met de term; door het vuur laten gaan, vergelijk Lev. 21: 21, 2 Kon. 23; 10, Jer. 32; 35 en anderen.

De moloch is een soort hagedis in Australië, Moloch horrida. Het heeft zijn naam van de sombere godenleer van de Kanaänieten.

Maricomorion es bekent

3400ene beeste van orient

nades lewen grote sijd ghewes

als scriuet aristotiles

sere wreet van hare rote

drie par tande scarp ende grote

3405oren oghen ende anscijn

recht oft .i. mensce mochte sijn

mar doghen sijn van donkeren doene

de start alse van den scorpione

gheclawet na den liebard nochtan

3410sijn luud es als oft sprake .i. man

sijn briescen als .i. bosine

des herts snelleit ende de sine

die es arde euel snel

ende es allen menschen fel

3415ende war soetene mach vaen

verbitetse ende etse saen

70. Maricomorion is bekend

3400 is een beest van de Oriënt.

Naar de leeuwen grootte, zij het gewis,

als schrijft Aristoteles.

Zeer wreed, van haar komt

drie paar tanden, scherp en groot,

3405 oren, ogen en het aanschijn,

net alsof het een mens mocht zijn,

maar de ogen zijn van donkere doen,

de staart als van de schorpioen,

geklauwd naar de luipaard nochtans.

3410 Zijn geluid is alsof er sprak een man,

zijn briezen als een bizon.

De herten snelheid en de zijne

die is vrijwel even snel.

En is tegen alle mensen fel

3415 en waar het zo een mag vangen

verbijt het en eet het op.

Onder de fabuleuze dieren wordt ook een paar maal in de literatuur een mantichoras, mantichora of manticore genoemd. De autoriteit die dit vermeldde was Ctesias, een Griekse geneesheer uit de 5de eeuw v. Chr., wiens beschrijving gegeven is door Aristoteles. ҈ij verzekert ons dat het Indiaanse wilde beest, martichoras genoemd, een driedubbele rij tanden in de boven- en onderkaak heeft. Dat het zo groot is als een leeuw en net zo harig, dat zijn voeten op die van een leeuw lijken. Dat het op een man in gezicht en oren lijkt en dat zijn ogen blauw zijn. Dat zijn kleur vermiljoen is. Dat zijn staart is als die van een landschorpioen. Dat het een angel in zijn staart heeft en dat het de mogelijkheid heeft om de punten die pijlvormige aan de staart bevestigd zijn af te schieten. Dat het geluid van de stem iets is tussen het geluid van een panfluit en dat van een trompet. Dat het even snel kan lopen als een hert. Dat het gevaarlijk is en een menseneter’ Plinius herhaalt dit en noemt het beest mantichora, hij citeert koning Juba die vertelt dat het de mensentaal kan imiteren. Aelianus geeft de naam martichoras. Hij vertelt dat het een Indisch woord is en menseneter betekent. Dit zal wel juist zijn, de afleiding is van oud-Perzisch martijaqara, literair betekent dat man-doder. Het Perzische ‘mard’ betekent ‘mens’ en ‘thaur’ is eter, zo is het een menseneter. Ctesias zou dit dier in Perzië gezien hebben, waar het gebracht zou zijn als een cadeau voor de koning, maar hij twijfelt over de echtheid van de getuige. Dit dier was zonder twijfel de Bengaalse tijger is is beschreven door in paniek geraakte getuige na een snelle vlucht.

De tijger was bij de oude Grieken onbekend. Toen Ctesias het bericht bracht van een wonderlijk dier die ze ‘Martichoras’ noemden vertegenwoordigde hij het idee van de Perzen over de Bengaalse tijger. Later kwamen de verhalen dat in de staart zich scherpe pijlen bevinden waarmee ze naar de jagers schieten, worden die getroffen dan sterven ze daaraan. Als de pijlen verschoten waren groeiden er weer anderen aan. Als de Indiërs hun jongen vangen verpletteren ze met een steen dan ook het achtereind zodat ze dan geen pijlen kunnen schieten. Is dit naar het stekelvarken? Blijft over de driedubbele rij tanden. Naar het voorbeeld van een haai? Zie volgende.

Mantichora mach wel .i. wonder sijn

als plinius scriuet ende solijn

gheansict als die man

3420mar oghen ghelu euet nochtan

roet van hare ghelijc den lioen

esi ghemaect bj na in al sijn doen

so starc dat wonder es

soeten luud heuet des sijd ghewes

3425datte scijnt die wareit das

al oftet conste al pipe gheblas

vor des menscen vleesch allene

sone minnet groot no clene

so snel eist in sire vlucht

3430alse de voghel in der lucht

drie rekede staen hem int houet

sine tande des ylouet

71. Mantichora mag wel een wonder zijn,

als Plinius schrijft en Solinus.

Een aanzicht als de man,

3420 maar ogen geel heeft het nochtans,

rood van haar, gelijk de leeuw.

is het gemaakt bijna in al zijn doen,

zo sterk dat het een wonder is.

Zacht geluid heeft het, dus is het zeker

3425 het schijnt de waarheid te zijn

alsof het kon als fluiten blazen.

Voor het mensenvlees alleen

bemint het groot of klein,

zo snel is het in zijn vlucht

3430 als de vogels in de lucht.

Drie rijen staan hem in het hoofd

het zijn tanden, wat men gelooft.

Zie vorige. Een tijger.

Musquelibet es bekent

j. beeste van orient

3435als platearius seghet

es also groot als dier te sine pleghet

j. suere wast hem an sinen scacht

also rijp es dat dier wacht

dat etse an .i. boem breket

3440ende alse platearius spreket

dat etter art al dar et staet

ende dit es fijn mussceliaet

sijn vleesch sin drec dat van hem gaet

es alte gader mussceliaet

3445mar best es dat die suere vte gheuet

alst muscheliaet verloren euet

sine cracht men hout in groten stanc

et wert starc al waset cranc

hets goet jeghen cranke erte

3450ende jeghen sincopine smerte

cranke ersenen leuere ende maghe

eist goet ende menegher plaghe

72. Musquelibet is bekend

een beest van de Oriënt,

3435 zoals Platearius zegt.

Is alzo groot als dier te zijn pleegt.

Een zweer groeit bij hem aan zijn schacht

als het rijp is, dat dier wacht

dat het ze aan een boom breekt,

3440 en zoals Platearius spreekt

dat etter verandert al daar het staat

en dit is fijn muskus.

Zijn vlees, zijn drek dat van hem gaat

is al tezamen muskus,

3445 maar de beste is dat die zweer uit geeft.

Als het muskus verloren heeft

zijn kracht, men houdt het van grote stank,

het wordt sterk, al was het zwak.

Het is goed tegen zwakke harten

3450 en tegen bezwijmende smarten

zwakke hersens, lever en maag

is het goed en menige plaag.

Muskus, in Engels is dit musk, in Frans musc, dit komt van Latijn muscus, dat, evenals Grieks moshkhos van Perzisch musk, van oud-Indisch muska stamt dat teelbal betekent, wegens de overeenstemming daarvan met de klier onder de staart van het muskusdier. In Duits heet het Bisam.

Moschus moschiferus, L. een reeachtig dier. In de bronstijd van november tot december vechten de mannetjes met elkaar en verspreiden dan de zeer sterke muskusgeur. De muskuszak komt alleen bij het mannetje voor, die ligt aan de achterbuik en vertoont zich bij uitwendig onderzoek als een afgeronde verhevenheid van ongeveer zes cm lengte en vier a vijf cm hoogte. Kleine klieren in de zak scheiden de muskus af als die te vol is. Gemiddeld bevat die zak een dertig gram van die kostbare stof. In verse toestand is dit als een zalf, gedroogd wordt het een korrelige of poedervormige massa die eerst roodbruin is en later koolzwart wordt. Zo lang het nog vloeibaar is stinkt het, opgedroogd is de geur aangenaam.

Linschoten verhaalt in zijn Oost-Indische reizen dat de Chinezen deze beesten doden en enkele dagen begraven, dat het dan verrot en vervolgens het met slagen murw maken, het bloed en vlees met elkaar vermengen en daarvan rode balletjes maken die de Portugezen papo noemen en overal vervoeren.

Mamonetus es .i. beeste

sprect liber rerum in sine geeste

3455na die simme wel na ydaen

mar minder .i. deel sonder waen

ru ende lanc es em sijn start

sijn als so grof ten ouede ward

datment qualic als ende als

3460binden mach om sinen als

het ne slupet ouer thouet lichte

dit dier euet sijn ansichte

sere ghelijc naden man

al esser mer suarteden an

3465nese mont en versamen niet

alsment an tsiminkel siet

mar dar es .j. lippe tusschen

jn wostinen ende in bussche

dar si wonen talre tijd

3470es altoes .i. staende strijd

tusscen siminkel ende mamonet

al mach dat siminkel van crachte bet

met stouthede ende met scalchede

verwint dit dier ter menegher stede

3475dese beeste hout in den moet

langhe dat men dor hare doet

73. Mamonetus is een beest,

spreekt Liber Rerum in zijn verhaal,

3455 naar de aap bijna gedaan

maar kleiner een deel, zonder waan,

ruw en lang is bij hem de staart,

zijn hals zo grof naar het hoofd toe

dat men het moeilijk

3460 mag binden om de hals,

het sluipt over het hoofd gemakkelijk.

Dit dier heeft zijn aanzicht

zeer gelijk naar de man

al is er meer zwart aan.

3465 Neus en mond komen samen niet

zoals men aan de aap ziet,

maar daar is een lip tussen.

In woestijnen en in bossen

waar ze wonen te alle tijd

3470 is altijd een staande strijd

tussen de aap en mamonet,

al mag de aap van krachten beter

met dapperheden en met schalksheden

overwinnen dit dier op menige plaatsen.

3475 Deze beesten houden in het gemoed

lang dat men door hen doet.

De slankapen, Semnopithecus, zijn fijn gebouwd met een lange staart, als de hoelman.

Migale als die glose seghet

die up moises bouke leghet

es .i. quaet dier al eist jonc

3480.j. deel starc an sinen spronc

ende emmer toe nacht ende dach

nemtet af van sinen cracht

so houder so verscubder mede

altoes wast sine onsalichede

3485jn dende om sine bedoruenede

wert beduonghen dat hi vrede

buten toghet int ghelaet

nochtan es sine nature so quat

comt yemen an sinen cant

3490het venijntene theant

mule parde euet leed

ende alst .i. merie weed

om hare scade eist dat et wacht

nochtan euet clene cracht

3495van buten maket scone ylaet

ende eist dattet wert ystaet

so toghet met groter smerte

dat venijn van sire erte

dit dier slacht den nighen best

3500wat dat die nideghe int herte vest

die eselt van daghe te daghe

ende alsi sine valsce laghe

ongheord es talre stede

so venstj sine goedertierede

3505sietj nochtan sinen slach

die sins euet te doene hem wach

74. Migale, zoals de glossaria zegt

die op Mozes boeken legt,

is een kwaad dier; al is het jong.

3480 Een deel sterk van sprongen

en immer nacht en dag

neem af zijn kracht,

zo het ouder zo wordt het onzaliger mede

altijd groeit zijn onzaligheid,

3485 in het einde om zijn verdorvenheden

wordt het bedwongen, dat hij vrede

van buiten laat zien in het gelaat.

Nochtans is zijn natuur zo kwaad

komt iemand aan zijn kant

3490 het vergiftigt gelijk,

muilezels en paarden hebben leed

en als het een merrie weet

om het te beschadigen is het dat het wacht

nochtans heeft het weinig kracht.

3495 Van buiten laat het een schoon gelaat zien en is het dat het dat het wordt geslagen

dan toont het met grote smart

dat venijn van zijn hart.

Dit dier slacht de nijdigaard het best

3500 die de nijd in het hart heeft gevestigd

hij ezelt van dag tot dag

en als zijn valse listen

ongehoord zijn op alle plaatsen

dan veinst hij zijn goedertierenheid,

3505 ziet hij nochtans zijn kans

die met hem heeft te doen die waakt.

Er zijn verschillende vogelspinnen. Alleen de beet van de Mygale cancerides zou bij de mens vierentwintig uren lang een koortsachtige toestand en hevige pijn veroorzaken. Meestal is de steek niet erger dan een bijen- of wespensteek. De haren van het dier kunnen wel allergie oproepen.

Musio es i cat

jacob van vitri seit dat

dat so bj nachte in olen

vint muse die hare sijn uerstolen

nachts sietmen hare oghen clare

als oft .j. carbonkel ware

onreine muse ende ratten

dat sijn alle proien der catten

3515alsise vaen spelsire mede

ende na meneghe onsalichede

die sj hem ebben ydaen

moetsj int ende ter cokenen gaen

oec uechtensj oric ghewaghen

3520met padden die venijn draghen

mar drinken sj niet thant der nar

hi steruet van durste daer

den serpente doensj pine

onghescaet van sinen venine

3525als die catten willen riden

werden si wilt ende willen tiden

verre danen om hare ghenoet

hare vechten onderlinghe es groet

dats bedj dat wane men wale

3530dat elc wil houden sinen pale

dar hi in musen sal

als mense strict vereffensj al

jn waremen steden musi wel

ende dicke verbernet hem hare vel

3535curtmen hare ghernen an haren bard

si werden bloede ende veruard

den ghenen die te verre gaen

men curtem die oren sal saen

si sullen hem te bet temmen laten

3540want si ontsien vtermaten

dat hem in doren reinen sal

dats dat si ontsien vor al

75. Mysio is een kat,

Jacobus van Vitry zegt dat,

dat ze bij nacht in holen

vindt muizen die daar zijn verborgen.

‘s Nachts ziet men hun ogen helder

alsof het een karbonkel was.

(a) Onreine muizen en ratten

dat zijn alle prooien van de katten,

3515 als ze hen vangen spelen ze er mee

en na menige onzaligheden

die ze hen hebben gedaan

moeten ze tenslotte eten gaan.

Ook vechten ze, hoor ik gewagen,

3520 met padden die venijn dragen,

maar drinken ze niet gelijk daarna

dan sterven ze van de dorst daarna.

De serpenten doen ze pijn

onbeschadigd van hun venijn.

3525 (b) Als de katten willen paren

worden ze wild en willen gaan

ver daar vandaan om hun genoot,

hun vechten onderling is groot

dat is daarom, dat waant men wel,

3530 dat elk wil houden zijn plek

waar hij in muizen vangen zal.

Als men ze strijkt komen ze omhoog,

warme plaatsen minnen ze wel

zodat vaak verbrandt hun vel.

3535 Kort men hun snorharen van hun baard

ze werden bang en angstig.

Diegene die te ver gaan

men kort hem die oren gelijk

ze zullen zich beter temmen laten,

3540 want ze zijn bang uitermate

dat hem in de oren regenen zal

dat is dat ze ontzien dat voor alles.

Felis catus, (F. domesticus) In Latijn is het felis, naar het woord phelos: bedrieger, omdat het zeer loos is, of het is afgeleid van ailis wat pannenlikker betekent. (Mysio, mogelijk van Mus; muis) Kat, midden-Nederlands catte, oud-Engels catte naast catt (nu cat) oud-Hoogduits Chazza (nu Katze) oud-Noors kottr dat vermoedelijk, eveneens als Frans chat, Spaans gato, Italiaans gatto, Iers cat en Russisch kot, uit het Latijnse catta van de 1ste eeuw na Chr. stamt. Zo zou het woord afgeleid kunnen zijn van capere: stelen, of van cautos: loos, voorzichtig. Isidorius wil dat het woord afkomt van catat, dat is: Ԩij ziet’of Ժoeken te vangen’ Het is een woord dat met het invoeren van de huiskat uit Egypte, Felis, de wilde kat vervangt. Oorspronkelijk is het waarschijnlijk een Afrikaans woord, vergelijk het Nubische kadis, mogelijk heeft de Egyptische godin Bast of Pasht nog in de naam bemiddelt.

(a) Onrein omdat ze venijnige dieren eten. Ze spelen met hun prooi en verslinden hem pas als ze hem op allerlei manieren gekweld hebben. Er wordt gezegd dat ze tegen padden vechten, worden ze getroffen door de giftige pijlen van de pad worden ze niet gedood, maar moeten dan wel onmiddellijk water drinken anders sterven ze van dorst. Ze vallen slangen aan zonder door hun gif gedeerd te worden.

(b) Tegen de aanvang van de lente hoort men een oubollig geluid van deze dieren, gedreven door teelzucht. Dan komt al het gespuis bijeen en gebeurt het herhaaldelijk dat de een of ander wat haar laat. Wij hebben daar een spreekwoord van voor een onstuimig en driftig mens, Ԩij grolt als een maartse kater’

Zijn vel is buitengewoon zacht wat haar zeer gevoelig voor kou en bang van slagen maakt. Daarom zoekt het dier ook steeds een warme plaats op. De poten van een kat en zijn oren, zullen altijd koud aanvoelen als het dier aan een lage temperatuur is blootgesteld. Dan zie je haar onaangenaam rondlopen tot ze een warm hoekje heeft gevonden. Dat verlangen naar warmte schijnt de oorzaak te zijn dat het onze tamme katten verhindert ooit weer wild te worden, hoewel ze hier overal in de bossen overvloedig wild kan vinden

(d) ‘’Diegene die hun kat binnenshuis houden en weghouden van het jagen achter vogels aan moeten hun de oren afsnijden omdat zij er niet tegen kunnen als er regendruppels omlaag op het dak druppelen. Als een tamme kat wild wordt, snij haar de oren af, daardoor dringen regendruppels in de kop en kan ze niet meer in het woud blijven, dan wordt ze weer tam.’

Mustela es die mushont

.j. dier dat es ons wel cont

3545het leuet bj proien van diere

ende es van scalker manieren

want het draghet van steden te steden

sine jonc om dat hem onvreden

onsiet dat mense vinden sal

3550jn olen es har wonen al

serpente muse pleghet te vane

ende alst serpente pijnt te bestane

so draghet voren wilde rute

dar mede driuet venijn vte

3555oec est vroets van naturen anscine

vroet bouen alle medicine

vindet sijn jonc doet men segt

dat crud te vindene plegt

dard 281246

sine jonc mede verwect

3560die musont plegt ende mect

om serpente ende muse te vane

jn prosen lande doetmen te verstane

es .i. eilant dar gheen in leuet

solinus die bescreuen euet

3565dattet baselicus verbijd

ende sterueter na in curter tijd

dat met siene doet den man

ende elc dier metten andren nochtan

mar dernar steruen sj gerne alle

3570men segt van den musont die galle

ws goet jeghen aspis venine

echt esser an dese medicine

kiramidarium bouc seghet

dar doude filosophie in leghet

3575dat men den musont sal ontliuen

ende siedene in olie van oliuen

so dati vertert si al

de olie men duen sal

dor .i. cleet dits salue rike

3580jeghen die suare artitike

ende es den senewen goet

ende gheneset den seren uoet

76. Mustela is de muishond,

een dier dat bij is ons wel bekend.

3545 Het leeft van prooien van dieren.

(a) En is van schalkse manieren,

want het draagt van plaats tot plaats

zijn jongen omdat het niet graag ziet

dat men ze vinden zullen,

3550 in holen is hun wonen al.

Serpenten en muizen plag het te vangen

en als het serpent het pijn wil doen

dan eet het van tevoren wilde ruit

waarmee het drijft venijn uit.

3555 Ook heeft het kennis van naturen aard kennis van alle medicijnen.

Vindt het zijn jong dood, men zegt

dat het een kruid te vinden pleegt

daar het zijn jongen mee opwekt.

3560 De muishond pleegt en merkt

om serpenten en muizen te vangen.

In Pruisen (Pordoselene) laat men verstaan

is een eiland waar er geen in leeft.

Solinus die het beschreven heeft

3565 dat het de basilisk verbijt

en sterft erna in korte tijd,

die met zien doodt de man

en elk dier met de adem nochtans

maar daarna sterven ze graag alle.

3570 Men zegt van de muishond de gal

is goed tegen aspis venijn

echt is er aan deze medicijn.

Kiramidarium (Koiranides) boek zegt het

waar oude filosofie in ligt

3575 dat men de muishond zal ontlijven

en koken in olie van olijven

zodat hij verteert geheel,

die olie men duwen zal

door een kleed, dit is een zalf rijk

3580 tegen de zware jicht

en is voor de zenuwen goed

en geneest de zere voet.

Martes (Mustela) Marter, Duits Marder, oud-Hoogduits Mard, oud-Fries merth, Angelsaksisch mearb, dat met het uit het Germaans stammende midden Latijnse martus en het Franse mart: bruid, namen zijn die voor de wezel gebruikt werden omdat men er bang van was en door dit te gebruiken zijn echte naam niet wilde aanroepen.

Martes martes, L. is de edel- of boommarter.

Voor gebruik, zie wezel.

(a) Dit is waarschijnlijk wel omdat de moeder de jongen van de ene naar de andere plaats draagt.


Mus dats de muus .i. dier niet grot

dat arde gherne etet broet

3585hare roke scuwet telpen dier

om hare spise sinsj onghier

drincsj water si bleuen doet

segt aristotiles die meester groet

ja die muse van libia

3590als solinus selue volghet hir na

niet alre muse maniere

basilius segt die meester diere

te teben dat in alexandrien rein staet

als .i. warem somer gaet

3595alte hant werdet lant wl muse

waren .c. case in .i. huse

den besten nemen merket dit

jn somech lant sijn muse wit

some roet mar de ghemene

3600sijn swart valu groet ende clene

van musen es .j. andre maniere

si eten ratten mar die diere

sijn so quaet alsj onsteken

met luxurien ore wi spreken

3605valt hare orine vp iemens hud

al dat vleesch moet roten vd

som wile segmen dat sj dien

arte saen in groten partien

ende saen verderuensi ghemene

3610nochtan ne vintmen grot no clene

war die doede enen varen

jn west uorne te waren

ne mach ghene ratte leuen

dat seitj diet euet bescreuen

3615de muse sijn in orient

also groot alse de vos bekent

die de beesten biten te doet

ende den lieden doen pine groet

jn arabien als wijd oren

3620sijn grote muse hare uoete voren

sijn wel .j. palmen breet

dachterste smal alsmen weet

.m. gaet vte ende .n. gaet in

des nes war een no me no min

77. Mus, dat is de muis, een dier niet groot

dat aardig graag eet brood.

3585 Hun reuk schuwt de olifant.

Om hun spijs zijn ze onguur

(a) Drinken ze water, ze blijven dood

zegt Aristoteles, die meester groot.

Ja, de muizen van Libië

3590 zoals Solinus zegt, volgt hierna

niet allerhande muizenmanieren.

(b) Basilius zegt de meeste dieren

te Thebe, dat in Alexandrië staat,

als een warme zomer komt

3595 gelijk werd het land vol muizen,

waren honderd kazen in een huis

die beesten nemen ze, merken dit.

In sommige landen zijn muizen wit

sommige rood, maar de algemene

3600 zijn zwartvaal, groot en klein.

Van muizen is een andere soort

en heten ratten, maar die dieren

zijn zo kwaad, als ze ontsteken

met wulpsheid, horen wij spreken.

3605 Valt hun urine op iemands huid

al dat vlees moet rotten uit.

Sommige tijd, zegt men, dat ze die

zeer samen gaan in grote partijen

en samen sterven ze algemeen.

3610 (d) Nochtans vindt men groot of klein

waar de doden heen gaan

in Westvoorne te waren,

daar mag geen rat leven

dat zei diegene die het heeft beschreven.

3615 De muizen zijn in de Oriënt

alzo groot als de vos bekend,

die de beesten bijten dood

en de lieden doen pijn groot.

In Arabië, zoals wij het horen,

3620 zijn grote muizen, hun voeten van voren

zijn wel een handpalm breed,

het achterste smal, zoals men weet.

M gaat uit en n gaat in,

dat is er maar een meer of minder.

Mus musculus Muis, midden-Nederlands muus en mus, oud-Saksisch en oud-Engels muus (nu mouse en mice) oud-Hoogduits mus (nu Maus) wat uit Latijn mus en dat uit Grieks mus stamt, vergelijk het oud-Indische musnati wat stelen of roven betekent. Of het stamt van mus omdat het uit de vochtige aarde, ‘ex humore, ex humus ‘was geboren.

(a) In Engeland verhaalt men dat een muis niet drinkt, doet hij dat wel zal hij sterven. Aristoteles zegt dat als een muis water drinkt hij sterft, ze zijn van een zeer vochtige natuur (b) Een muis werpt drie, vier, soms wel eens vijf maal vier tot acht jongen per keer. De vroeg in het voorjaar geboren jongen werpen nog hetzelfde jaar. De vermenigvuldiging is dus zeer groot zodat de landerijen ervan kunnen krioelen. Muizen vermenigvuldigen zich in droge seizoenen tot enorme aantallen. Men kan het aantal op een ha soms op tienduizenden schatten. In het district Zabern a/d Rijn, in Duitsland, werden er in 1822 in veertien dagen een miljoen zeven honderd vijftig duizend gedood. Wanneer de muizenplaag haar toppunt bereikt heeft ziet men ze soms plotseling verdwijnen, meestal ten gevolge van een besmettelijke ziekte die de door voedsel verzwakte dieren in korte tijd allen ten gronde richt, soms ook zonder dat men hun lijken vindt, op geheel raadselachtige wijze.

Rattus rattus (Mus rattus) Rat, midden-Nederlands ratte of rot, oud-Hoogduits Rato (nu Ratte) oud-Engels raet (nu rat). Oorspronkelijk was het de naam voor de zwarte rat of pestrat. In Germaans betekent het woord een knaagdier en is verwant met Latijnse rodo: ik knaag, dit van oud-Indisch radati: hij krabt of knaagt.

Soms vindt men een grote ratten, soms wel dertig, die met hun staarten in elkaar gevlochten zijn zodat ze zich niet meer bevrijden kunnen, dat is de rattenkoning, hoewel dit ook door sommigen niet geloofd wordt.

De grotere en sterkere bruine rat kwam pas later uit het Oosten, was bij hem nog niet bekend, mogelijk wel hier beschreven als een grote vorm

(d ) Een oude en wijdverbreide opvatting, ook bij de Germanen, stelde de dood aldus voor: Het lichamelijke leven is een wezen dat bij de dood vrij wordt. Daarnaast hebben we nog een ander Ik dat in het hoofd woont en bij het sterven als een adem, nevel of licht, ook wel als diertje, als een muis, uit de mond gaat. De doden gaan over zee naar het westelijk gelegen eiland, van de haven als van West Voren (nu Goeree) het appeleiland of eiland der gelukzaligen met de rat of muis als ziele dier.

Ichneumon heeft zijn naam van ‘doorsnuffelen’ ik speur na, ik volg het spoor’ omdat het een opspeurder is van een krokodil en zijn eieren vermits hij met zijn langwerpige snuit alles doorsnuffelt en doorwroet en weet het goede van het kwade en het gezonde van het vergiftige te scheiden. Het wordt wel farao-rat, Egyptische muis, -rat of otter genoemd. In het Engels ook wel mongoose, bij ons ook mungo en mangoest en in Frans mangouste.

Dit dier vormt de overgang tussen de marters en katten, zowel wat de lichaamsbouw als wat hun aard betreft. Het is ongeveer zo groot als een kat, maar slanker en vlugger. Het is een halve meter lang met korte poten en wordt een twintig cm bij een gewicht van een zeven tot acht kg. Het meest bekende van deze groep is de Egyptische Ichneumon (synoniem Herpestes ichneumon) die door de oude Egyptenaren als heilig vereerd werd. Hij werd wel ingebalsemd en komt afgebeeld voor. Het eet slangen, is er niet bestand tegen maar weet behendig de slang te ontwijken. Ook is het een prima muizen- en rattenverdelger.

Onager es i dier

ende es .i. wilt esel fier

groet vintmense in afrike

3650ende onghetemmet sekerlike

jnt wout lidende are enthare

van sinen soen elc are scare

ende alsi danne jonc vort bringhen

poeghet die vader in allen dinghen

3655dat hi die hien wille wren

mar die moeder na hare naturen

dect die jonc jeghen den vader

want die soen sijn allegader

luxurieus sere vtermaten

3660ende dats darsj die hien omme aten

onager es wijs van naturen

alsene niewer laten gheduren

die honde werpti sinen drec vt

die soeter riect dan menech crud

3665dar gaen die honde rieken an

ende al die wile ongati dan

bouen allen dieren die wi bedieden

atj de wandelinghe van lieden

clar water minnen si sere

3670men machne temmen nemmermere

vitalis scriuet dat in polanen

wilde esele sijn van fire gedanen

sijn si groet ende sere wreet

ende ebben orne groot ende breet

3675ende langhe barde onder den kin

jaghense honde sulc es hare sin

so scepsi water in nese gate

ende makent sere eet vtermaten

ende bescouder mede die honde

3680als oft ouer tfier wallende stonde

jn Jndia es die esel wreet

diemen onager dar eet

die euet int voroft voren

enen sonderlanghen oren

3685scarp ende starc ende sere stranc

dese sijn groot ende lanc

ende scrauen van den steenroetsen stene

meneghen no bore clene

79. Onager is een dier

en is een wilde ezel fier.

Groot vindt men ze in Afrika

3650 en niet getemd, zeker.

In het woud gaan hier en daar

van zijn zoon elk een andere groep

en als ze dan jongen voort brengen

poogt de vader in alle dingen

3655 dat hij het jong wil castreren

maar de moeder, naar haar naturen,

beschermt de jongen tegen de vader

want die zonen zijn alle tezamen

wulps zeer uitermate

3660 en dat is waar ze die hier om haten.

Onager is wijs van naturen

als ze zich nergens laten verduren

voor de honden werpt het zijn drek uit

die zoeter ruikt dan menig kruid

3665 daar gaan de honden ruiken aan

en ondertussen ontgaat hij dan.

Boven alle dieren die wij beschrijven

haat hij de wandeling van lieden.

Helder water beminnen ze zeer.

3670 Men mag ze temmen nimmermeer.

Vitalis schrijft dat in Polen

wilde ezels zijn van fiere gedaante,

ze zijn groot en zeer wreed

en hebben horens groot en breed

3675 en lange baarden onder de kin.

Jagen ze honden, zulks is hun zin,

dan scheppen ze water in de neusgaten

en maken het zeer heet uitermate

en besproeien ermee de honden

3680 alsof het boven het vuur kookte een poosje.

In India is de ezel wreed

die men onager daar heet.

Die heeft in het voorhoofd van voren

een aparte horen,

3685 scherp en sterk en zeer stevig

deze zijn groot en lang

en schaven van de steenrotsen stenen

menige niet zo groot.

Equus hemionus, (Equus onager), komt in Perzië, Mesopotamië, Syrië en N. Arabië voor. Dit is de meest bekende wilde ezel die bij de Griekse en Latijnse schrijvers geregeld vermeld wordt. Zijn naam onager is dan ook samengesteld uit Grieks onos agrios: wilde ezel. Woudezel, in Duits Waldesel.

‘In Afrika zijn er ook wilde ezels waarbij een mannelijke ezel verscheidene vrouwtjes heeft. Het is een jaloers beest die de ballen van de jonge mannen afbijt als het vrouwtje hem niet gewillig is’ Dat zagen de Perzen die zo leerden te castreren, dit naar de Physiologus. ‘Ee moeders weten dat wel en werpen de jongen op verborgen plaatsen en verstoppen de nieuwgeborenen. De wilde vrouwtjes ezels schamen zich voor geslachtsverkeer ofschoon ze er begerig naar zijn, daarom haten ze de ezel. Als hij bronstig wordt en geen vrouwtje heeft dan klimt hij op een hoge berg en ademt lucht in en huilt zo luid dat andere dieren daar over verschrikt worden’ In de bijbel is herhaalde malen sprake van wilde ezels. Gewoonlijk komt het woord pere voor, maar in Job 39:8 wordt ook arod gebruikt, ; ‘ ie heeft de woudezel (pere) vrij heengezonden en wie heeft de banden des wilden ezels (arod) gelost?’ Natuurlijk wordt gewezen op hun meest karakteristieke eigenschappen, hun ontembaarheid. Van Ismael wordt gezegd dat hij een wilde ezel van een mens zal zijn, zijn hand tegen elke man, Gen. 16:12.

De wilde ezel is wel de elk, zie daar. De onager van India is wel de neushoorn.

Enocentaurus scriuet adelin

3690ende ysidorus die meester fijn

es bet .i. wonder dan ene beeste

eens esels hoeft gheuet hem de jeeste

ende aldander na menscen lede

adelin spreket wonderlichede

3695hi seit dat comen es nochtan

van den esel ende van den man

ander redenen die gaenre jeghen

die andre meesters te segghene pleghen

dat dat dier pard es beneden

3700ende bouen na des menscen lede

hoeft ende ansichte van hare

ghelijc als oft burstelen ware

ende arme ende ande na den man

alst wil spreken dan

3705roeren si leppe als die sprect

mar der tale hem ghebrect

sinte Jeronimus scriuet dat

dat sinte anthonis in .j. stat

dar hi dat dier sach in .i. foreest

3710mar hem tuifelt alre meest

weder dat nature vant

soet selue makede de viant

mar men sprect in orient

dus daen dier es wel bekent

3715ende menech andre besonder

dat nature makede dor wonder

als hier te toghene mede

ons heren almachtichede

80. Onocentaurus, schrijft Adelinus

3690 en Isidorus die meester fijn,

is beter een wonder dan een beest.

Een ezelshoofd geeft hem het verhaal

en al het ander naar de mensen leden.

Adelinus spreekt van wonderlijkheden

3695 hij zegt dat het gekomen is nochtans

van de ezel en van de man.

Andere redenen die gaan ertegen

de andere meesters te zeggen plegen

dat het dier een paard is beneden

3700 en boven naar de mensen leden,

hoofd en aanzicht van haren

gelijk alsof het borstels waren,

en armen en handen naar de man,

als het wil spreken dan

3705 roeren zijn lippen alsof die spreekt,

maar de taal hen ontbreekt.

Sint Hiëronymus schrijft dat

dat Sint Antonius in een plaats

waar hij dat dier zag in een bos.

3710 Maar hij twijfelt het allermeest

of dat de natuur het vond

of zelf maakte de vijand.

Maar men spreekt in de Oriënt

dusdanig dier is wel bekend

3715 en menig anderen bijzonder

dat natuur maakt door wonderen

als hier getuigd wordt mede

onze Heren almacht.

Onocentaur, zei voorgaande bij menselijke levensstadia. Hier wordt gesproken van een centaur. In de centaur of paardmens ziet men de eerste letterlijke schok die de mens te paard bij de Grieken veroorzaakte. De Lapithen werden als voortreffelijke ruiters beschouwd die het eerst de paarden dresseerden waarbij de dichters de verschillende gangen ‘insult solo et gressus glom’ die later tot het paard behoorden, op een vrije manier de ruiter toedeelt. Het gevolg daarvan is dat de ruiter een lichamelijke kracht krijgt wat eigenlijk zijn werk is zodat de ouden paard en ruiter samensmolten, hierop wijzen ook de sagen van de Centauren, de quadrupes eques. Zoals de indianen de eerste blanken zagen zo wordt de centaur in de mythologie afgebeeld, half mens half paard. De centaurs leefden in de bergen van Thessalië. Daar leidden ze een uiterst losbandig leven. Hier streden ze vele malen met de Grieken Mogelijk is de verbinding man paard terug te voeren op het forse geslachtsdeel van het paard wat door de mannen begeerd werd, een dekhengst.

Crix es .i. dier min no mee

3720recht ghemaket na de ree

den bucke gheliket vele

het euet .i. bart onder de kele

jn wostinen wandelet alsic mecke

ende darso vaetment met strecke

3725sijn har staetem jegen maniere

van al meest alrande diere

hets vorward ytekint vremdelike

dit dier vintmen in afrike

int lant dat gentulia heet

3730dats lant darmen gheen water weet

ende om datter water es in burste

steruet van eweliken durste

die dieue die om rouen pinen

ende ligghen in die wostinen

3735die vonden bi deser beesten

eene remedie alre meeste

om dat dar es waters berste

jeghen die pine van den derste

want twater es van derre maniere

3740dat es in de blase van desen diere

so wies nut .i. clene traen

dat hem de durst niet mach verslaen

niet lichtelike bj naturen

necan dit dier jeghen cout yduren

3745wat bediet ons te verstane

bi desen finen edelen trane

het diet die rike armoede

die die edele Jhesus die goede

ons in dese werelt toghede

3750ende die van hitten noit verdroghede

water etic arme bjdi

om datter arme dranc sj

rike etict want al dat leuet

waters emmer gnouch heuet

3755dus eist arem rike ende vrj

wies die ter werelt so here sj

of hi ihesus armoede

altoes hout in sinen moede

sine onwarde ende sine smarte

3760hem ne sijn in sijn harte

al die ghiereghe durst vergaen

die ten ertschen gode mach staen

81. Orix is een dier min of meer

3720 recht gemaakt naar de ree,

de bok gelijkt het veel,

het heeft een baard onder de keel.

In woestijnen wandelt het, zoals ik mik,

en daar zo vangt men het met een strik.

3725 Zijn haar staat hem tegen in manieren

van al meest allerhande dieren,

het is voorwaarts gedraaid, vreemdachtig.

Dit dier vindt men in Afrika

in het land dat Getulia heet.

3730 Dat is het land waar men geen water weet en omdat het water ontbreekt

sterft het van eeuwige dorst.

De dieven die van roven houden

en liggen in de woestijn

3735 die vonden bij deze beesten

een remedie aller meest

omdat daar is water te kort

tegen de pijn van de dorst,

want het water is van die manier

3740 dat is in de blaas van deze dieren

wie er zo uit neemt een kleine traan

dat hij de dorst mag verslaan.

Niet gemakkelijk door natuur

kan dit dier koude verduren.

3745 Wat betekent dat wij verstaan

bij deze fijne, edele traan,

het bedoelt de rijke armoede

die de edele Jezus, die goede

ons in deze wereld toonde

3750 en die van hitte nooit verdroogde

Water heet ik arm daarom

omdat het een arme drank is

rijk noem ik het want al dat leeft

water immers genoeg heeft,

3755 dus is het arm, rijk en vrij

wie er ter wereld zo heren zij

als hij Jezus armoede

altijd houdt in zijn gemoed

zijn onwaardigheid en zijn smart

3760 bij hem zijn niet in zijn hart

als de gierige dorst vergaan

die voor het aardse goed mag staan.

Oryx leucoryx, (witte oryx) de desert oryx is een soort antiloop of spiesbok. Het is de Arabische of witte oryx. Jesaja 51: 20 spreekt over het vangen in een net als een antiloop in een vangkuil.’ Deze methode wordt verscheidene malen vermeld, nog een eeuw geleden werd het zo door de Arabieren gedaan. Het dier is in staat om lange tijd zonder water te kunnen.

Het eet meestal ‘s nachts, bij dag licht het onder een bosje of andere schaduw. Men zegt dat ze een gat graaft voor zichzelf als ze geen schaduw kan vinden.

Orabus es i. dier

dat van varewen es so fier

3765dat ghene beeste sekerlik

van sinen are es so rike

vp die vortste voete voren

eist so oghe alswijd oren

dat xl. voete vp wart slaet

3770metten houede dar et staet

achter so neist ogher niet

dan die ert ouer den stiet

naden erte voete ende start

ende gheouet na dat part

3775lanc vpward den als yrecht

sijn vel so misselic oec echt

ende so meneghe varwe der an

dat hem om niet elc man

pijnt te scriuene des ghelike

3780dit dier verheft em sekerlike

[alsene die liede sien ane

het toghet hem al sine ghedane]

ende kert em om desen ende om dien

om dattet wil sijn besien

3785de soutaen van babilone

sende dese beeste scone

wilen stoise vrederike

jnt lant ne cam noit die ghelike

82. Oralfus is een dier

dat van kleur is zo fier

3765 dat geen beest zeker

van zijn aard is zo rijk.

Op de voorste voeten van voren

is het zo hoog, als wij het horen,

dat het twaalf meter opwaarts slaat

3770 met het hoofd waar het staat.

Achter is het hoger niet

dan het hert dat voorover staat.

Naar de hert voeten en staart

en een hoofd naar het paard,

3775 lang opwaarts de hals recht.

Zijn vel zo verschillend ook echt

en zo veel kleuren daar aan

dat hem om niet elke man

er over denkt te schrijven zijn gelijke.

3780 Dit dier verheft zich zeker

[als het de lieden ziet aan

het laat hem zien al zijn gedaante]

en keert zich om deze en om die

omdat het wil zijn bezien.

3785 De sultan van Babylon

zond deze beesten schone

wijlen te Stoyse Frederik,

in het land kwam nooit een gelijke.

Ouis dats i. scaep bj namen

3790onder ander dier te samen

so eist dat sochtste dat men vint

ende es an hem niet entuint

dat onutte es of quaet

selfs die drec die van hem gaet

3795ja dat slim dart in leghet

van den lamme men oec seghet

dat terst dat compt ter werelt vt

kennet der moeder luud

ende so kennet bj hare roke

3800ambrosius seit in sire sproke

die erde verlieset sine conde

an die scaep ter menegher stonde

mar die moeder ne wisselt niet

hare lam riekesoet ofte siet

3805ysidorus segt dat die ram

.j. worem euet diene maect gram

ende die leit hem int voroft voren

alsine port wast hem sijn toren

ende dan hortj sijn ghenoet

3810sijn vleesch euet artheit groet

ende smelt noch also sware

als oft van .i. scape ware

vp ene side leiti alf tiaer

vp dandre dander elt der nar

3815lamsulesch ebic uerstaen

versmelt in die maghe saen

nochtan gatet node dore

dus comter of quade vmore

best sijnsj van haren jare

3820siet lam den wulf et wert in vare

ende vliet als hem nature ghebiet

siet stier of pard en scut niet

lammere die bj wintre comen

sin best ypriist vor hem somen

3825den wreden ram salmen dor boeren

sine orne bi sinen oren

so salhi werden goedertiere

jn italien es die maniere

ende sopotania segmen ware

3830dat scaep lammet ii warf te jare

et es van swarten scapen die melc

ende meest oec so ghefter elc

jn droghen weiden leuensj lanxt

gasi in naten dats .i. anxt

3835eten si nameie in douwe

so staet hem van den liue nouwe

verbitensi bome ofte rise

sine dien niet in ghere wise

van der .o. sprekic nemme

3840nu hort vort namen in .p

83. Ovis, dat is een schaap bij namen.

3790 (a) Onder andere dieren tezamen

is het de zachtste dat men vindt.

Er is aan hem niets

dat onnuttig is of kwaad,

zelfs de drek die van hem gaat

3795 ja, dat slijm daar het in ligt.

(b) Van de lammeren men ook zegt

dat het eerste komt ter wereld uit

kent het moeders geluid

en ze kent het bij haar reuk.

3800 Ambrosius zegt in zijn spreuk

de aarde verliest zijn kennis

aan het schaap te menige stonde,

maar de moeder verwisselt niet

haar lam, ruikt ze het of ziet.

3805 Isidorus zegt dat de ram

een worm heeft die hem maakt gram

en die ligt bij hem in het voorhoofd voor

als je hem duwt groeit hem zijn toorn

en dan hoor je zijn gemoed.

3810 Zijn vlees heeft hardheid groot

en versmelt noch alzo zwaar

alsof het van een schaap was.

Op de ene zijde ligt hij een half jaar

op de andere de andere helft daarna.

3815 Lamsvlees, heb ik verstaan,

smelt in de maag samen

nochtans gaat het node door

dus komen daarvan kwade humeuren,

het best zijn ze van een jaar.

3820 Ziet het lam de wolf, het wordt in gevaar

en vliedt zoals zijn natuur gebiedt,

ziet het een stier of paard die schuwt het niet.

Lammeren die in de winter komen

zijn het best geprijsd bij sommigen.

3825 De wrede ram zal men doorboren

zijn horen bij zijn oren,

dan zal hij worden goedertieren.

In Italië is de manier

en in Mesopotamië, zegt men waar

3830 dat een schaap lammert twee maal in een jaar. Het is van zwarte schapen de melk

en meestal ook zo geeft elk.

(d) Op droge weiden leven ze het langst

gaan ze in natte, dat is een angst,

3835 eten ze na mei in dauw

dan staat hen het lijf nauw.

Bijten ze bomen of twijgen

Ze gedijen in geen wijze.

Van der o spreek ik nimmer,

3840 nu hoort voort namen in p.

Ovis aries Schaap, midden-Nederlands scaep, oud-Saksisch Skap, oud-Hoogduits Scaf (nu Schaf) oud-Engels sceap (nu sheep). Dit woord stamt van West Germaans skepo-m. Ram, midden-Nederlands ram, oud-Hoogduits ram, (nu Ramm) oud-Engels en nu ram. Als grondbetekenis van ram stelt men zich het woord rammeln voor, het midden-Hoogduits rammeln betekent zich paren, vergelijk een rammelaar, een mannelijk konijn.

(a) Een dier dat zo onnozel is, zo goed, zo lijdzaam, nauwelijks geluid geeft en eindelijk zo nuttig dat bijna geen dichter, zelfs niet de heiligen hebben kunnen nalaten zinnebeelden daarvan te maken.

(b) Die lammeren herkennen altijd hun moeders onder een groot getal der schapen, tasten ze mis dan weigert het schaap hen te laten zuigen. Moet niet het lam onder de duizend schapen zijn moeder, moet niet de moeder het lam herkennen? Dit verschil ontdekt het lam, dat kent ook de moeder. Onder duizend lammeren laat een ooi haar geluid aan haar jong horen, aanstonds weet het zijn moeders stem uit die van de andere schapen te herkennen en loopt aanstonds naar haar toe. Isidorus zegt dat een lam in Latijn een eenkenner betekent, het herkent zijn moeder beter als andere dieren doen. Of het heet agnus van het Griekse woord agnon dat zacht betekent omdat het een zachtmoedig dier is.

(c ) ‘Ee ram heeft een worm in zijn hoofd, door de jeuk en het steken van die worm botst de ram vaak zeer sterk en rent volop tegen alles wat hij ontmoet. Hij is wreder dan zijn volgelingen, zijn wreedheid neemt af als zijn horens bij de oren wordt doorboord’

(d) Schapen die op natte gronden leven krijgen vaak last van ziektes, voetrot, wormen en dergelijke. Het is een dier van de bergen en droge weiden.

Pardus sprect Jacob van vitrj

dat misselic gheuarwet sj

dese noten metter lewinnen

dar si onedele lewe an winnen

3845sprect solinus dats waters breke

jn afrike es sekerleke

dus comt somwile tere riuieren

messelike maniere van diren

dat lewinnen vrucht ontfaen

3850van dieren die hem niet bestaen

dar si pardus ende luparde

winnen ende lione bastarde

pardus sprinct ende loept niet

dar et sine proie siet

3855so dat van moede groet

somwile hem seluen springhet doet

ende hets vtermaten fel

jn afrike so sijn so wel

pardus die hem in aghen decken

3860ende siensi iet vor hem trecken

eist dier of voghel of oec man

dien springhensi met crachte an

84. Pardus, spreekt Jacob van Vitry,

dat verschillend geverfd is.

Deze paren met de leeuwinnen

waar ze onedele leeuwen van winnen,

3845 spreekt Solinus, waar water ontbreekt

in Afrika is zeker

dus komen soms bij rivieren

verschillende soorten van dieren

waar leeuwinnen vrucht van ontvangen

3850 van dieren die hen niet bestaan

daar ze pardus en luipaarden

winnen en leeuwen bastaarden.

Pardus springt en loopt niet

waar het zijn prooi ziet

3855 zodat van moed groot

soms zichzelf springen doet.

En het is uitermate fel,

in Afrika zo zijn ze wel

pardus die zich in hagen bedekken

3860 en zien ze er iets voorbij zal trekken

is het dier of vogel of ook man

die springen ze met kracht aan.

Luipaard. In midden-Nederlands was het libart of lupart, meestal echter Ԭeeuw’ Het woord voor leeuw komt in Saksisch voor als luy of lunze, via Italiaans lonza werd het over Frans lկnce, en ons lui-paard. Zie voorgaand.

Uit Xenophon en Aristoteles kan men opmaken dat de Grieken slechts een naam hadden voor dit dier, Pardalis. Plinius noemt de luipaarden pardus en gebruikt ook voor deze dieren het Griekse woord panthera (waarmee de Grieken een heel ander dier, waarschijnlijk de civetkat, bedoelden) Omdat hij beweert dat de panthera bijkans door niets dan de witachtige kleur van de pardus te onderscheiden is wordt het wederom waarschijnlijk dat met de panthera van de Romeinen de luipaard genoemd is wiens grondkleur inderdaad naar wit trekt.

De naam Leopardus is van nog latere oorsprong en komt het eerst voor bij Julius Capitolinus, een schrijver uit het laatst van de derde eeuw die hem voor een bastaard hield van een leeuw en panter. Deze naam is uit leo (leeuw) en pardus samengesteld en moet de vermeende bastaard van luipaard en leeuw voorstellen. Zo is ons luipaard samengesteld uit Leopardus

Zie leeuw en luipaard, ook hieronder.

Pantera als scriuet solijn

es tsconste dier dat mach sijn

3865[s]pekelde als ronde appelkine

ende van varwen so fine

blau roet swart ghelu ende wit

dat hem so vterscone sit

dit dier nes niet wreet

3870allene die drake heue leet

fisiogosus die seghet

dat het sat te hetene pleghet

van spisen arde meneghertiere

jn sijn ol gaet dats sine maniere

3875ende slaept iij daghe dan werpet vt

.j. sonderlanghen luud

alle beesten uolghen hem nar

die sinen luud oren vor war

dor sine soete lucht

3880maer sinen houede ebsj vrucht

om dat so eiselic sj

van achter uolghensj hem bj

die drake allene es veruard

ende vliet te ole ward

3885alse pantera dat uersiet

dat men sinen houede uliet

steket sijn hoeft in der aghen

ende latet ander vte raghen

om dat so scone si

3890ende dandre diere die hem sijn bj

worden bi der lucht bedroghen

ende bi den up siene van den oghen

want het scietet inden oep

ende nempt sine proie sonder loep

3895vp sine scoudren draghet mede

.j. spotte tere stede

die nade mane in elke maent

altoes wasset ende waent

dit dier ne draghen mar ene waruen

3900want sine jonc die verdaruen

ende scoren hare moeder binnen

so dat soe nemmerme mach winnen

85. Panthera, als schrijft Solinus,

is het schoonste dier dat er mag zijn.

3865 (a) Gespikkeld als ronde appeltjes

en van verf zo fijn,

blauw, rood, zwart, geel en wit

dat hem zo uitermate schoon zit.

Dit dier is niet wreed

3870 alleen de draak heeft leed.

Physiologus die zegt

dat het zat te eten pleegt

van specerijen der aarde in menigvoud(b)

en in zijn hol gaat, dat is zijn manier

3875 en slaapt drie dagen dan werpt het uit

een apart geluid

en alle beesten volgen hem na

die zijn geluid horen voor waar

door zijn zoete lucht,

3880 maar van zijn hoofd zijn ze bang

omdat het zo ijselijk is,

van achter volgen ze hem bij.

De draak alleen is verward

en vliedt te hol waart.

3885 Als de panter dat ziet

dat men zijn hoofd vliedt

steekt het zijn hoofd in de hagen

en laat het ander uitsteken

omdat het zo schoon is

3890 en de andere dieren die hem zijn bij

worden door de lucht bedrogen

en bij het opzien van de ogen

want het schiet daar in de hoop

en neemt zijn prooi zonder loop.

3895 (a) Op zijn schouders draagt het mede

een vlek daar ter stede

die naar de maan is in elke maand

altijd groeit en vermindert.

Dit dier draagt maar een worp

3900 want zijn jongen die bederven

en verscheuren hun moeder van binnen

zodat ze nimmermeer mag winnen.

Panthera pardus (Felis panthera, Pardina panther) Panter, noord-Hoogduits Panther (nu Panther) Angelsaksisch pandher (nu panther) van Latijn panthera, en dit uit Grieks panther wat komt van oud-Indisch pundarikas.

De panter wordt gewoonlijk pardal genoemd, dan is er een leopard en een libbard, er zijn zoveel verschillende namen voor een beest. De panter is de vrouwelijke vorm, de pard (luipaard) is de manlijke vorm. Als de leeuw de pardal bedekt dan wordt de welp luipaard genoemd, maar als de pardal de leeuwin bedekt dan wordt het een panter. Het enige verschil tussen een luipaard, pardal en leeuw is dat die andere twee geen manen hebben. De grootste noemen ze panters, de tweede pardals, de derde luipaard. (panter en luipaard zijn twee namen voor een en hetzelfde roofdier, de Afrikaanse vertegenwoordiger zou je luipaard kunnen noemen, de Aziatische panter)

(a) De panter is bevriend met alle beesten, behalve de draak want die haat hij zeer en de draak mijdt hem. Het is een beest die geverfd is met kleine rode vlekken zodat zijn huid vol met ogen lijkt te zitten. Ze hebben een merk op hun schouder die op de maan lijkt en die groeit en verdwijnt net als de maan, soms laat dit een vol kompas zien, soms hol en gepunt met tippen als horens. De panter is schitterend gekleurd, blauw, geel, rood, zwart en wit, het is een lust voor het oog Alle viervoetige beesten hebben aardigheid in de verschillende kleuren van panters en tijgers, maar zijn bang voor hun afzichtelijke hoofden, daarom verbergen de panters hun hoofden en draaien die beesten de andere kant van hun lichaam toe zodat ze gepakt worden als ze zo gedraaid zijn en dan opgegeten Zijn vlekken zijn voor hem karakteristiek, zwarte vlekken op een ondergrond die varieert van licht grijs tot zandig. De onderste delen zijn licht en nauwelijks gevlekt. Zie de spreuk van Jer: 13:23 ‘kan een Ethiopiër zijn huid veranderen, of een panter zijn vlekken?’

(b) Als hij specerijen heeft gegeten, genoeg en vol, verbergt hij zich in een hol en slaapt drie dagen lang en komt er daarna uit en huilt. Uit zijn mond komt een zeer goede en aromatische geur die zoet is en vanwege die zoetheid volgen alle beesten hem, alleen de draak is er bang voor. Als die zijn geluid hoort vlucht hij in een grot want hij kan niet tegen de geur, vloekt in zichzelf en wordt er niet goed van en huilt dat zijn geur zo venijnig is. Christus is de ware panter om ons uit de klauwen van de draak te bevrijden. Hij daalt na zijn dood in de grot af om ons uit de macht van de duivelse draak te redden. Aristoteles meldt dat de dieren dol zijn op de geur die hij afgeeft zodat als hij op jacht gaat zichzelf verbergt en dat andere dieren naderbij komen en naderbij komen en met deze strategie kan hij alle dieren pakken, zelfs snelle dieren als herten. De panter zijn adem was beroemd om zijn zoetheid.

Het is het symbool van Christus, vooral omdat hij ook drie dagen slaapt. Een deel van deze traditie komt waarschijnlijk voort uit een mythisch dier die Panthera genoemd werd waarvan de beenderen van grote glans waren met een exquisiete geur. Een van de drie ‘rariteiten die Reintje de Vos van de koningin had gekregen was een kam. ‘Deze kam was gemaakt van de beenderen van een edel dier die Panthera werd genoemd. Die leefde tussen het grote India en het aardse paradijs. Het is zo mooi dat het de lieflijkste kleuren onder de hemel heeft, zijn geur is zo zoet en gezond dat het alle ongezondheid geneest. Het is de geneesmeester van alle dieren die hem volgen en heeft een stevig been, breed en dun, waarin als het gebroken is alle krachten van het dier opgesloten liggen. Het kan nooit gebroken of verteerd worden door een van de elementen, toch is het zo licht dat een veer het omlaag zal drukken en kan een goede polis geven’

Dit beest werpt maar een keer, de reden daarvan is algemeen bekend want als de welp groter wordt in de baarmoeder haat ze de moeder en verwondt haar huid met zijn klauwen, daarom laat de moeder ze gaan en werpt het jong.

Mulder: De panter is een van de dieren die met Christus vereenzelvigd werden: Christus overwon de duivel (‘de oude slang, tussen draak en reuzeslang bestond geen duidelijk onderscheid) en rustte drie dagen in het graf, voordat Hij opstond uit de doden. Alle mensen volgden Hem zodra ze Zijn stem hoorden.

De heerlijke geur die hij verspreidt - het woord panter heeft in het Grieks, en misschien ook in het Latijn, behalve de panter ook de civetkat aangeduid, een klein roofdier met een gevlekte vacht. Civet, een grondstof voor parfums en zeep, wordt afgescheiden door de aarsklieren van deze katachtige. Misschien moet hierin de herkomst van de berichten over de verlokkelijke adem worden gezocht.

Pirander sprect solijn

es gheuoet als .i. zwijn

3905gheouet ende gheornet mede

vele na des erts sede

ru gheard alst ware .i. bare

van hem scriueti openbare

dat sijn aer varwe ontfaet

3910sulc als die stede dart staet

eist cruud boem arde of gras

het ontfaet des ylouet das

hierbj est goet te verstane

dat quaet es te vane

3915dit dier slacht den smekers wel

siensj aren here fel

si stokene ter felleit mede

siensj hem doen onsuuerhede

si bughen oec te sulken dinghen

3920es hi vroe si willen singhen

wat soe hi doet si uolghen mede

ende dits der heren onsalichede

dat sj dat niet verstaen

dese machmen qualike vaen

3925met eneghen angiene met enegher aert

ende dese sijn te oue waert

die hare har aldus verkeren

om te bedrieghene hare heren

86. Pirander, spreekt Solinus

heeft voeten als een zwijn,

3905 gehoofd en gehoornd mede

veel naar de herten zede,

ruw behaard als was het een beer.

Van hem schrijft hij openbaar

dat zijn haar die verf ontvangt

3910 zulke als de plaats waar het daar staat,

is het kruid, boom, aarde of gras

het ontvangt die gelijk als dat.

Hierbij is het goed te verstaan

dat het moeilijk is te vangen.

3915 Dit dier slacht de smekers wel

zien ze hun heren fel

ze stoken ter felheid mede

zien ze hem doen onzuiverheden

ze buigen ook tot zulke dingen,

3920 is hij vrolijk, ze willen zingen

wat zo hij doet ze volgen mede

en dit is de heren onzaligheden

dat ze dit niet verstaan.

Deze mag men moeilijk vangen

3925 met enige machines, van enige aard

en deze zijn te hoven waart

die zich hier aldus veranderen

om te bedriegen hun heren.

Chamaeleo chamaeleo: chamae is klein, en leo, leeuw, het is de kleine leeuw. De zonderlinge gestalte en het ernstige voorkomen van de kameleon, die langzaam en op hoge poten komt aanstappen en plotseling met zijn vreemdsoortig werptuig een prooi overmeestert, zijn wel geschikt om de aandacht te trekken. Ze hebben waarschijnlijk aanleiding tot de naam gegeven. Kameleon, midden-Nederlands cameleon, Duits Chamaleon, Engels chameleon, Franse cameleon dat uit Latijns c(h)amaeleon stamt en dit uit Grieks khamai-leon, letterlijk leeuw op aarde, dat is een dwergleeuw, dat is al een stuk dat op sage vorming duidt. De naamvormen wijzen op een Afrikaans gamalion.

Het is een zeer traag en goedmoedig diertje van ongeveer dertig cm lengte dat voornamelijk daardoor vermaard is geworden dat het zijn kleur plotseling kan veranderen. In rustige en kalme toestand is het donker olijfgroen met gele strepen en blauwe vlekken. Wordt het diertje opgewonden dan wordt zijn kleur eerst geel en vervolgens bruin, bij plotselinge schrik zelfs zwart. Soms krijgen hierbij beide lichaamshelften verschillende kleuren. De kameleon bezit verder zoals vele andere hagedissen het vermogen zich zo sterk op te blazen dat hij wel tweemaal zo dik wordt. Met elk oog kan hij naar willekeur in een andere richting zien.

Vroeger nam men aan dat het dier elke kleur kon aannemen die het verkoos, dat het de kleur van de omgeving aannam om zich voor zijn vijanden te verbergen. Men wil iemand een kameleon noemen die verraderlijk is op wiens woorden men niet te veel kan vertrouwen. Zo werd van Alcibiades gezegd dat hij ‘Veranderlijk was als een kameleon’ Zo mag men dit dier vergelijken met hovelingen, geveinsden en alle die de wind van eer, roem en belang trachten na te jagen, die allerlei gedaanten in woorden gebaren en anders aannemen en zich voegen naar personen, zaken en omstandigheden die hun het beste in de kraam dient om het gevaar te ontwijken. Om met hun slijmerige en vleiende tong te strelen en bedrieglijke woorden te spreken. Mensen van weinig edel bloed, groot van long of grote windbuilen, opgezwollen zakken en blazen, gekronkeld van staart vol draaien zonder eenvoudigheid. Die men niet alleen in Afrika en Indië, maar schier alom vindt, maar vooral in de vorstelijke hoven. De kameleon is het symbool geworden van ogendienst, van de slaafse onderworpenheid van vleiers en hovelingen. Door het verkleuren symbool van veranderlijkheid.

Pagasus sprect solinus jeeste

3930es .i. eiselike beeste

jn dat lant van ethyopen

groot als parde die hier lopen

ende gheuloghelt als i aren

mar arde uele mere te waren

3935dan sarens vlogle des ghelouet

grote orne draghet hi int houet

ende so eiselic dat es veruard

wat so comt them ward

vedren ende bene mede

3940es hi so snel dats wonderlichede

dar si lopen sj ghebaren

als oft wintvlaghen waren

vele spisen bedarf hem wel

allen dieren sijnsi fel

3945enten mensce te voren

vor alle diere die ut vercoren

87. Pegasus, spreekt Solinus verhaal,

3930 is een ijselijk beest

in dat land van Ethiopië

en groot als paarden die hier lopen

en gevleugeld als een arend

maar er veel groter te waren

3935 dan arendvleugels wat men gelooft.

Grote horens draagt het in het hoofd

en zo ijselijk dat alles bang is

wat hem komt tegen.

Met veren en met benen mede

3940 is hij zo snel, dat is een wonderlijkheid,

waar ze lopen ze gebaren

alsof het windvlagen waren.

Vele spijzen heeft hij nodig.

Op alle dieren zijn ze fel

3945 en de mensen tevoren

zijn voor alle dieren uitverkoren.

Pegasus was het witte, gevleugelde paard in de Griekse mythologie. Poseidon had dit vreemde wezen lief gehad, terwijl ieder ander bij haar aanblik versteende. Pegasus kwam ter wereld toen Perseus het hoofd van Medusa, een hoofd omwonden met slangen, had afgehouwen. Het is het onsterfelijke paard dat gevormd was uit het bloed van Medusa en het schuim van de zee. De hemel was zijn woonplaats, hij vloog door de lucht zo snel als de adem van de wind. Hij was getemd met de gouden teugels van Minerva. Hij hielp de goden bij het vervoer van de bliksem. Later gaf Zeus het ten geschenke aan Eos of Aurora, de godin van de dageraad die op haar wagen dagelijks uit Okeanos of grote wereldstroom opstijgt om het licht aan de dag te brengen.

Hij geldt ook als het paard van de muzen omdat hij de Helicon een berg die door het gezang van de muzen verrukt was en zich tot de hemel wilde verheffen door een hoefslag bedwong en liet zo de bron Hippokrene (hengstenbron) uit de rots ontstaan waaruit de muzen en dichters bezieling dronken. Men stelde zich voor dat de dichters zich op Pegasus in het luchtruim verhieven. Vandaar de uitdrukking ‘de Pegasus bestijgen, aan ‘t dichten gaan’.

Pilosus es .i. wilt man

ende om dat niemene tuifel der an

so sprect die heleghe ysaie

3950dar of in sine prophesie

die glose sprect vp twordekin dan

dattet bouen si .i. man

ende beneden .i. ander dier

broeder aelbrecht sprect hier

3955dat in sinen tiden sekerlike

den coninc van vrankerike

.j. dier quam in ene stont

van der groter dat es i hont

sijn houet was arde nar

3960ghelijc des honts ouede dats war

alte male sine andre lede

gheleken der menschelichede

bloet ande arme ende been

ende den als oec ouereen

3965vp den rig adt aer

gherne dranket wijn dats

metter and naemt sine spise

sedelic gnouch na menscen wise

vp wart stont na mensce maniere

3970joncvrouen waset goedertiere

oec onderkinnet sonder blijf

elken man uor elc wijf

sijn scacht van ongheuoeger manieren

na de grote van dien diere

3975alsmen makede dat dier gram

langhe waest ert bequam

mar alset was goedertiere

so waest van gheuougher manieren

88. Pilosus is een wilde man

en omdat niemand twijfelt daaraan

zo spreekt de heilige Jesaja

3950 daarvan in zijn profetie.

De glossaria spreekt op het woord dan

dat het van boven is een man

en beneden een ander dier.

Broeder Albertus spreekt hier

3955 dat in zijn tijden zeker

bij de koning van Frankrijk

een dier kwam op een tijd

van de grootte als een hond

zijn hoofd was aardig naar

3960 gelijk een hondenhoofd, dat is waar.

Al zijn andere leden

leken op de menselijkheden,

blote handen, armen en been

en de hals ook overeen,

3965 op de rug had het haar,

graag dronk het wijn, dat is waar,

met de hand nam het zijn spijzen

zedig genoeg naar mensen wijze

rechtop stond het naar mensen manieren.

3970 Jonkvrouwen was het goedertieren,

ook herkende het zonder twijfel

welke man was of welke wijf.

zijn schacht was van ongevoegde manier

naar de grootte van die dieren.

3975 Als men maakte dat dier gram

lang was het voor het bijkwam,

maar als het was goedertieren

dan was het van goede manieren.

Pilosus betekent sterk behaard. Saters waren bos- en veldgeesten in het gevolg van Dionysus (Bacchus) Ze worden afgebeeld als kwaadwillende, geile en dronken gezellen van ongeslachtelijke vorm. Ze hebben borstelig haar, lange spitse oren en een geiten- of paardenstaart. Ze jagen en musicerend met de nimfen, dansen of achtervolgen ze. In de oudste Griekse tijden waren ze baardig en werd vaak het dierlijke grotesk uitgedrukt. Het zijn waarschijnlijk Indische apen geweest die in verhalen overgebleven zijn toen de god Bacchus de druiven en de wijn naar de Grieken bracht. Mogelijk ook een hondsaap.

Het woord ‘s aթr’ meestal in meervoudsvorm seթrim’ is ook gebruikt in een andere zin en vertaald als satyr. Dit wordt gevonden in vier verzen en kan niet als geit vertaald worden. Het wordt een satyr in Jesaja 13: 21 en 34: 14 en een duivel in Leviticus 17: 7 en 2 Kronieken 11: 5. Gewoonlijk denkt men dat ze de vertegenwoordigers zijn van de heidense geesten die de mens afbeelden als half mens, half geit. De aap is bekend om zijn seksuele wellust, zo ook de geit, vandaar dat die twee dieren vaak gecombineerd werden. Zie 94.

De kerkvader Hiëronymus vertelde ook dat men dit dier in Latijn incubus, satyrus of faunus noemde. Hiëronymus vertelde dat er op een gegeven moment een klein mannetje bij de kluizenaar St. Antonius kwam. Het mannetje had een kromme neus en een spits voorhoofd, van het middel tot de voeten had het een geitenlichaam. Op zijn vraag waar hij vandaan kwam antwoordde de sater: ‘Ik ben ook maar een sterfelijke bewoner van deze ruige wildernis. De zotte, afgoden vererende heidenen hebben zich tot nu toe wijs laten maken dat wij goden zouden zijn, wat echter niet het geval is en waarvoor wij ook niet aangezien willen worden. Ik ben er nu door mijn volk op uitgestuurd om met u te praten en u te vragen of u de universele God voor ons wilt aanroepen’ Nadat de sater was uitgesproken verdween hij snel en is niet meer teruggezien. De saters bleven echter bestaan. Tot in de middeleeuwen bleef het een afschrikwekkend voorbeeld van wat er terechtkomt van mensen die zich te veel aan vleselijke lusten overgeven.

Papilio seghet die jeeste

3980jn capadotia die meeste

vindmen sulkerande diere

si dulen na des wulfs maniere

mere es i. dan die vos es

en dulet voren si pleghen des

3985dandre volghen alle naer

ru es al hare uel ghear

dar si iemen weten versleghen

versamen sj alle alsi pleghen

met dulne ende eten der aue

3990si gaen inde doede graue

onghert hem ende etense mede

alsemen sijn bi der stede

dar si roepen so sisi danen

werre buten des menscen wane

89. Papilio, zegt het verhaal,

3980 in groot Cappadocië

vindt men zulke soort dieren.

Ze huilen naar de wolfs manieren

meer zijn ze als een vos is.

De een huilt eerst, ze plegen dit,

3985 de anderen volgen alle na.

Ruw is al hun vel gehaard.

Waar ze iemand weten verslagen

verzamelen ze zich, zoals ze plegen

met dolheid en eten daarvan

3990 ze gaan in de doodsgraven

openen hem en eten ze mede

als men meent zijn ze bij de plaatsen

waar ze roepen, zo zijn ze dan

ver buiten de mensen waan.

Canis aureus, (goudkleurig) is de goudjakhals, het is het dier dat door de ouden thos en gulden wolf werd genoemd.

Het is groter dan de vos en komt in vorm en voorkomen veel met die overeen. Elke dag komen ze samen om op krijg uit te gaan, ze leven van kleine dieren en maken zich door hun aantal geducht. Zonder vrees of aarzelen komen ze in schaapskooien, koeien- en paardenstallen, als er niets te eten is pakken ze leer, laarzen en schoenen en slepen het riemwerk mee. Zelfs graven ze lijken op, volgen de legers en vallen de karavanen aan, ook eten ze vruchten.

Zie hyena en 107, Papilio is een vlinder.

3995Pathio es i. creature

het scint als ofse makede nature

te siene om wonder groet

sijn uel es al bloet roet

ende scinet vor die so clar

4000men caent gheprisen niet vor waer

ende hier es wonder of ghescreuen

al es dit scone in sijn leuen

talreest dat es doet

verlieset sine sconeit groet

4005mar emmer bliuets hem .i. deel

mar niewer na die el gheel

arde starc sijn sine bene

starker senewen vint men ghene

sulke eidine vaen dese diere

4010ende houdense in goeder maniren

ende anebedense ende etense mede

ende oudense in groter werdichede

ende wachten arde nouwe te waren

dat si vten lande niet varen

4015diese ontuord ofte rouet

hi wert ontliuet oft ontouet

alse groet makemen ons cont

dat si sijn als .i. hont

90. 3995 Pathio is een creatuur

het schijnt alsof maakt de natuur

te zien een wonder groot,

zijn vel is geheel bloedrood

en schijnt voor je zo helder,

4000 men kan het volprijzen niet voorwaar

en hiervan is wonder van geschreven

al is dit mooi in zijn leven.

Het allereerste dat het doet (in zijn leven)

verliest zijn schoonheid groot

4005 maar immer blijft hem een deel

maar nergens naar de ander geheel.

Aardig sterk heeft het z’ benen

sterkere zenuwen vindt men geen.

Sommige heidenen vangen deze dieren

4010 en houden ze in goede manieren

en aanbidden ze en eten ze mede

en houden ze in grote waardigheid

en passen zeer goed op

dat ze uit het land niet gaan.

4015 Die ze ontvoert of rooft,

hij werd ontlijfd of onthoofd.

Als het groeit, maakt men ons kond,

dan zijn ze als een hond.

Zijderups? Zie volgende hoofdstukken.

Putorius euet .i. name

4020van stanke so eist onbequame

dat es alset es gram

dit es die vissau alsict vernam

j. bousinc etet in someghe stat

jn die huse maket .i. gat

4025dart in gaet ende onre steelt

ende maghet het gheteelt

dat se biden houede grijpt

dat crijscht no pijpt

men priset an dit dier niet el

4030dan namelike sijn vel

91. Putorius heeft een naam

4020 van stank, zo is het onbekwaam

dat is als het is gram.

Dit is de vissau, als ik het vernam,

een bunzing heet het in sommige plaatsen.

In het huis maakt het een gat

4025 daar het in gaat en hoenders steelt

en mag ze het doen

dat ze hen bij het hoofd grijpt

dat krijst of blaast.

Men prijst van dit dier niet anders

4030 dan alleen zijn vel.

Mustela putorius, (Putorius foetidus: stinkend) bunzing, bontsem of bonzing, midden-Nederlands fitsau, oud-Frans fissel of ficheux, Engelse fitchew. Het bestemmingswoord behoort tot midden-Hoogduits el, elwer: geel of lichtbruin, het dier is naar zijn kleur genoemd.

Het verdedigt zich op een zeldzame en zekere wijze, namelijk met zijn geweldige stank die mensen, nog honden kunnen verdragen Hij stinkt zeer erg vooral als hij kwaad is. De huid is stug en stevig in behandeling. Daarom blijft het lang goed in kleding, maar de geur ervan is echter zo hoog dat het niet veel gevraagd wordt. Het stijgt naar het hoofd en geeft daar hoofdpijn, daarom is het goedkoper dan vossenhuid. Merry Wives of Windsor iv, 1, 29;Polecats! There are fairer things than pole-cats, sure’, er zijn mooiere dingen dan bunzings, zeker.’ Hij stinkt als een bunzing.

Pirolus es i dier

dat wi teencoren eeten hier

roet vp den rig wit onder de buke

jn bussche wandelt vp die struke

4035ende broed in olen bomen

tes somers caent hem so begomen

dat heuet te winter spise

alle boem urucht van soeter wise

dar staet hem die wille toe

4040altoes eist ongheroe

alst wille in .i. ander wout

varen om sijn onthout

ende et comt tere riuiere

nemet .i. spaen dats sine maniere

4045ende sitter up alst .i. scip ware

metten starte ende seilt ouer dare

hier gaet vte van der p

hort van der r. een ende nemme

92’ Pirolus is een dier

dat we eekhoorn heten hier.

Rood op de rug, wit onder de buik.

In bossen wandelt het op de struiken

4035 en broedt in holle bomen .

Te zomers kan het zich zo begaan

dat heeft te winter spijs

alle boomvruchten van zoete wijze

dat staat hem de wil toe.

4040 Altijd is het ongerust

alsof het naar een ander woud

wil varen om zijn behoud

en het komt aan de rivier

neemt een spaan, dat is zijn manier,

4045 en zit er op alsof het een schip ware

met de staart en zeilt over daar.

Hier gaat uit van de p,

hoort hoe de r een einde neemt.

Sciurus: Grieks voor ‘die zich met de staart overschaduwt.’.

Sciurus vulgaris, (gewoon) eekhoorn, midden-Nederlands ee(n)coren, midden-Hoogduits Eichhorn (nu Eichhorn) in midden-Noordduits Ekhorn, oud-Engels acweorna, oud-Noors ikorni en in Zweeds ekorre. Gaat men uit van een Germaans aikwerna dan mag het 1ste lid wel met de eik vergeleken worden. De 'horen' komt pas in de 11de eeuw voor. Naar die naam heeft het hele geslacht de naam van Sciuridae: gehoornden. Engelse squirrel, midden-Engels squirel, oud-Frans escurel (Frans sciurus) van Latijn scurellus, dat van Grieks skiouros, skia: schaduw, en ourd: staart.

Het is een voorzichtig dier, het legt tegen het begin van de winter een voorraad aan in een leeg nest of in een holle boom. Ook de eekhoorn is een van de beste kwekers der aarde geweest en heeft vele planten geplant, net zoals de mieren. Hij begraaft zijn wintervoedsel, de zaden en vergeet ze later op te halen zodat er overal groepjes bomen uit de grond opkomen.

Rangium es i dier niet cleine

4050van erte comende of van deine

dat men in nordweghen vint

starc ende snel als die wint

dit euet .iij. par orne of .vi

van wonderliker ghescepenessen

4055.ij. orne dar si den ert staen

mar langher vele sonder vaen

x. voete lanc sijn die ij

dar an xx telghe of me

twe andre orne als wijd oren

4060die staen hem int voroft voren

niet so lanc breet ende vlac

ende dar an menech clene tac

noch met ij ornen gheladen

die gheliken den scouderbladen

4065aldus es ghewapint dit dier

jeghen sine viande fier

ende elken mensche diet siet an

te groten wondre nochtan

dat dit nature maken dar

4070hier uolghet ene s. na .r

93. Rangium is een dier niet klein

4050 van herten komende of van het damhert

dat men in Noorwegen vindt

sterk en snel als de wind .

Dit heeft drie paar horens of zes

van wonderlijke vorm,

4055 twee horens zoals ze bij het hert staan

maar veel langer zonder vaan,

90 cm lang zijn die twee

daaraan twintig takken of meer.

Twee andere horens, zoals wij het horen,

4060 die staan hem in het voorhoofd voor,

niet zo lang, breed en vlak

en daaraan menige kleine tak

ook met twee horens geladen

die gelijken op de schouderbladen.

4065 Aldus is gewapend dit dier

tegen zijn vijanden fier

en elke mens, die dit ziet aan

het grote wonder nochtans

dat de natuur maakt daar.

4070 Hier volgt een s na.

Rangifer tarandus Rendier, het woord Բennՠis duidelijk Scandinavisch, het stamt mogelijk van oud-Noors hrein: hert. Engelse reindeer, Duitse Rentier en Franse renne.

Julius Caesar heeft er een tamelijk juiste beschrijving van gegeven. ‘in het Hercynisch woud treft men een rund aan met de gestalte van een hert. Midden op het voorhoofd heeft het horen die veel groter is dan die welke bij anderen voorkomen en wiens kroon zich in handvormige, vele takken splitst. Het wijfje heeft net zulke horens’. Het zijn de herten van de poolstreken.

Symia mach in latijn

jn onse vlaemsch .i. siminkel sijn

ru van hare ende van leden

vele na de menschelichede

4075ande barst drachso dat kint

dat soe bouen dandre mint

dander sit vp aren als

hier om gheuallet als ende als

als men dat jacht latso dat lieue

4080neder vallen onder die dieue

ende moet tletste bouden dan

want soes ghelosen niet ne can

ende dan moet dander sijn vercoren

om dat liefste es verloren

4085ij jonghe drachsoe tere vard

deen aetsoe dander heuetsoe ward

j. deel sijnsi van sinne vroet

dat si sien dat men vor hem doet

dat wilsi also bestaen

4090ende hier omme werdensi gheuaen

want jaghers pleghen ende gomen

dar tsiminkel sit vp bome

of up berghe dat si scoen

ghemaket ebben diesi an doen

4095ende bindense an hare been

dar die simme al in een

mach besien wat doet die man

dan latensi die scoen dar dan

ende gaet dar mense niet mach sien

4100so comt die beeste ende wille des plien

ende bind die scoen so vaste an

dat soere ylosen niet can

plinius toghet andre maniere

hoe dat men oec vaet die diere

4105hi seghet dat si dies plien

lijm te nemene ende gaen mettien

dart siminkele sien moghen

so ghebarensi of si hare oghen

recht met ghenen lime bestreken

4110ende dit doensi in losen treken

vor die beesten alopenbare

si gaen wech ende laten tlijm dare

so comt dat dier ende wil mede

ende verlimet al dar ter stede

4115sijn oghen ende wert gheuaen

siminkel mach niet stille staen

bet smaken si dan dier dat leuet

mar ghenen stard het ne heuet

alsijnsj van beten fel

4120nochtan sijnsi getimmet

si spelen gherne met kinden

appele noten dar sise vinden

etensi gherne en ware bjdi

dat die scurtsen bitter sj

4125ende dats dulleit want scument sure

ende de bittre auonture

so eist onrecht salmen moeten

veroghet wesen van den soeten

langhe leit hem inden moet

4130dat men hem eneghe scalcheit doet

den siminkele volgti an

niet den mensce die felle man

die vergheuen niet ne mach

als hem sijn vrient gheuet .i. slach

4135die bit sonder bate

dat men hem sine sonden verlaten

siminkele vintmen some ghestart

somo scone die sijn ghebard

met breden starte ghelikende clene

4140na die andre ghemene

siminkel als sijn anschin toghet

sijn ghetant ghemont gheoghet

ende ghewinbrawet na den man

ghearmet ende gheand nochtan

4145ende ghemammet na den wiue

mar binnen est van sinen liue

den mensce eist niet ghelijc entuint

ja min dan enich dier datmen vint

jn india vintmense wit

4150ende elc mensce merke dit

siminkele en euet nauele neghene

naden mensce alle ghemene

hier nes van der .s. nemme

mar ord hier compt van der .T

94. Simia mag in Latijn

in ons Vlaams een aap zijn.

Ruw van haren en van leden

veel naar de menselijkheden.

4075 Aan de borst draagt ze het kind (a)

dat ze boven de andere bemint

en de ander zit op haar hals,

hierom gebeurt het als

als men ze jaagt dat ze die liefste

4080 neer laat vallen onder de dieven

en moet de minste behouden dan

omdat ze het niet loslaten kan

en dan moet de ander zijn uitverkoren

omdat ze de liefste heeft verloren.

4085 Twee jongen draagt ze zo ter vaart

de een haat ze en de ander heeft ze lief.

Een deel zijn ze van geest verstandig

dat ze zien wat men hen voor doet

dat willen ze alzo doen

4090 en hierom worden ze gevangen,

want jagers plegen en doen

waar de aap zit op bomen

of op bergen dat ze schoenen

gemaakt hebben die ze aan doen

4095 en binden ze aan hun been

waar de aap al ineen

mag zien wat doet die man

dan laten ze die schoen daar dan

en gaat daar waar men ze niet mag zien

4100 dan komt dat beest en wil dit doen

en bindt de schoen zo vast aan

dat ze het niet meer losmaken kan.

Plinius toont een andere manier

hoe dat men ook vangt dit dier,

4105 hij zegt dat ze plegen

lijm te nemen en gaan meteen

waar de apen het zien mogen

dan doen ze alsof ze hun ogen

echt met die lijm bestrijken

4110 en dit doen ze in loze streken

voor die beesten al openbaar,

ze gaan weg en laten de lijm daar

dan komt dat dier en wil mede

en verlijmt al daar ter plaatse

4115 zijn ogen en wordt gevangen.

De aap kan niet stil staan.

Betere smaak heeft het dan enig dier dat leeft

maar geen staart het heeft.

Al zijn ze van bijten fel

4120 nochtans al zijn ze getemd.

Ze spelen graag met kinderen.

Appelen en noten die ze die vinden

eten ze graag en tenzij dat

waarvan de schors bitter zij.

4125 Dit is dwaasheid, wie schuwt het zure en het bittere in het leven

heeft het recht niet om

zich te verheugen over het zoete.

Lang ligt het hem in het gemoed

4130 dat men hem enige schalksheid aan doet,

de aap volgt die na

niet de mens, die felle man

die vergeven niet nee mag

als zijn vriend geeft hem een slag

4135 die bijt het zonder bate,

dat men hem zijn zonden vergeeft.

Apen vindt men soms gestaard

soms schoon, die zijn gebaard

met brede staart gelijkende weinig

4140 naar de andere algemeen .

Apen zoals hun aanzicht toont ,

hebben tanden, mond en ogen

en wenkbrauwen naar de man,

armen en handen nochtans

4145 en borsten naar de wijven,

maar binnen is het van zijn lijf

de mens niet iets gelijk,

ja, minder dan enig dier dat men vindt.

In India vindt men ze wit

4150 en elk mens merkt dit

de aap heeft navel geen, (b)

naar de mens algemeen.

Hierna is van de s nimmer,

maar hoort, hier komt van der t .

Pongo pygmaeus, (klein) (synoniem Pithecus satyrus: satyr, Simia satyrus, Simia betekent gelijkend of mensachtig, en satyrus is de satyr) Orang oetan, Engelse orang utan, Duitse Orang Utan en Franse orang outan. Mogelijk is hier op een Afrikaanse aap gedoeld, gorilla

Het is een staartloze aap die op Borneo en Sumatra woont. Het is een mens die met lang bruin haar bekleed is, een bosmens. Orang: mens, oetan: bos.

(a) Zowel in lichamelijke als in zedelijk opzicht verenigen ze de slechte eigenschappen van de mens in zich. Zo afschuwelijk als de apen zich overigens tegenover anderen gedragen zo lief zijn ze voor hun jongen of voor kinderen. Als ze tam geworden is en in huis jongen ter wereld brengt laat ze die aan iedereen zien en is zeer blij als iemand ze streelt. De grootste liefde betonen ze natuurlijk aan hun eigen jongen, daarom is ‘apenliefde’ spreekwoordelijk geworden. De moeder vertroetelt en verzorgt ze op roerende of -belachelijke- wijze, al naar men ‘T noemen wil; ‘mes extremes se touchent’de uiterste grenzen aan elkaar’ moederliefde is verheven of -belachelijk. De aap wordt soms geciteerd als een voorbeeld van de gekke liefde van moeders. Zo ouders vaak dwalen, zoals zoveel moeders die gek op hun kinderen zijn, soms zijn ze zo verzot op hun kinderen dat ze die op het eind doodknuffelen. Plinius bericht in volle ernst dat apinnen hun jongen uit louter liefde dikwijls dood drukken. Dit wordt herhaald door Aesopus.

Mulder: Apen krijgen twee jongen - het ene haten ze en het andere hebben ze lief - geliefde’ de blinde en schadelijke liefde van ouders voor hun kinderen, stamt ook uit de bestiaria. Plinius en anderen vertellen dat het geliefde jong letterlijk wordt doodgeknuffeld. Apemoeders kunnen inderdaad hun jongen dooddrukken, zij het uit angst, niet uit genegenheid.

(b) De aap heeft geen navel, die heeft alleen de mens ontvangen van Adam.

4155Tygrus als solinus seghet

es tsnelste dier dat lopens pleghet

blont van hare ghespekelt ront

wreet eist talre stont

ghene dinc nes so verre

4160enne veruolghet werdet erre

dit wetensj wel sonder vraghen

die hem hare jonc ontdraghen

sine ebben water ofte zee

sine ontfaren nemmermee

4165mar ons seghet plinius

dat ment bedrieghet aldus

alse die jonghe euet de man

ende de moeder vint den dan

jdel volgheso den roure nar

4170alsise bi ort eueti vaer

dan werpti .i. der jonc int gras

die moeder wert gheware das

ende draghet weder in den dan

ende volghet weder na den man

4175hortise hem dan volghen weder

werpti noch .i. ionc neder

dat leg soe weder inden nest

ende volghe weder so soe mach best

dit doet die roure so dicke dan

4180dat hi scip ghewinnen can

ende pijnt also tontfarmen ghinder

want die tigre heuet uele kinder

Ambrosius telt ene andre maniere

hoemen vaet dese diere

4185rouers hebben glasine balle

die binnen sijn bescreuen alle

alse offer tigris ionc in waren

die draghen si alsi int wout varen

ende roeuen der tigren dan

4190alsene die beesten uolghen an

werpen si inden weghe ghint

die moeder soe waent sien hare kint

so bliuen si dar beede staende

vpt glas terdende ende slaende

4195ende vinden niet alst es ontwee

ende uolghen na verwoet noch mee

so vinden noch een in den pat

ende alse te broken es dat

volghen si al dat si moghen

4200so dicken werden si bedroghen

dat si kinder ende wrake

verliesen al om dese sake

entie rouere die ontfart

weder te sinen beoude wart

4205nade snelleit van desen diere

es geheten ene riuiere

die comet uten paradise

want soe es van snelre wise

die snel es na minen wane

4210derre beesten sijn vele in ircane

95. 4155 Tigris, zoals Solinus zegt,

is het snelste dier dat loopt,

blond van haren, gespikkeld rond.

Wreed is het te alle stonde.

Geen ding is zo kwaad

4160 en vervolgt wordt het kwaad

dit weten ze wel zonder vragen

die hem hun jongen ontnemen

als ze niet hebben water of zee

ze ontkomen nimmermeer.

4165 Maar ons zegt Plinius (a)

dat men het bedriegt aldus,

als de jongen heeft de man

en de moeder vindt het nest dan

leeg volgt het zo de rover na

4170 als die haar hoort heeft hij gevaar

dan werpt het een van de jongen in het gras

de moeder werd gewaar dat

en draagt het weer in het hol

en volgt weer na de man,

4175 hoort hij haar dan volgen weer

werpt hij nog een jong neer

dat legt ze weer in het nest

en volgt weer zo het mag best,

dit doet die rover zo veel dan

4180 totdat hij bij het schip komen kan

en denkt hij aan het wegvoeren ginder

want de tijger heeft vele kinderen.

Ambrosius vertelt een andere manier

hoe men vangt deze dieren;

4185 rovers hebben glazen ballen

die van binnen zijn beschreven alle

alsof er tijger jongen in waren

die dragen ze als ze in het woud gaan

en roven de tijgers dan

4190 als die beesten hen volgen na

werpen ze die in de weg ginds

die moeder denkt te zien haar kind

dan blijft ze daarbij staan

op het glas starende en slaan

4195 en vinden het niet als het is stuk

en volgen verwoed na nog meer

dan vinden ze er nog een in het pad

en als het gebroken is dat

volgen ze hem na al dat ze mogen

4200 zoveel worden ze bedrogen

dat ze kinderen en wraak

verliezen al om deze zaak

en die rover die vaart weg

weer zijn behouden vaart.

4205 (b) Naar de snelheid van deze dieren

is geheten een rivier

die komt uit het paradijs

want die is van snelle wijze

die snel is naar mijn waan.

4210 Dergelijke beesten zijn veel in Hircanië.

Panthera tigris (Felis tigris) Tijger, midden-Nederlands tigre, Duits Tiger, Engels tiger en Franse tigre. Dit woord stamt uit Latijn en dat uit Grieks tigris, dat uit Iraans, vergelijk Avestisch tiyri: pijl, Iraans thigra: scherp.

(a) ‘Eie dieren zijn zeer kwaadaardig en als een jager hun jongen geroofd heeft dan kan de jager vaak niet ver komen. Daarom gooit de jager spiegels achter zich zoals Ambrosius zegt. Als die dieren daar overheen lopen en in de spiegel kijken, dan menen ze dat hun jongen daar zitten en staan boven de spiegel en kussen en omvatten die, ze is lang bezig om haar kinderen uit het glas te halen, zo heeft de jager de tijd om te ontsnappen. De jager neemt de welpen weg en verdwijnt snel op het snelste paard dat hij kan vinden. Als het wilde dier komt en ziet dat de welpen weg zijn dan komt ze omhoog en volgt de geur. Als de jager het gegrom achter zich hoort gooit hij een van de welpen op de grond, de moeder neemt de welp in haar mond en draagt hem naar het hol en legt hem erin en komt dan de jager weer na maar in die tijd zit hij op een schip en neemt zo de andere welpen mee en ontsnapt op die manier en zo is haar trots gebroken. Soms gebeurt het dat hij zo in zijn aftocht twee of drie jonge tijgers moet prijsgeven om zichzelf te redden. Als ze ziet dat haar jongen op een schip weggevoerd worden maakt ze zoveel kabaal aan de zeekust dat ze vaak ter plaatse sterft maar als ze al haar jongen weer bij elkaar krijgt heeft ze onuitsprekelijke vreugde zonder wrok tegen hen die haar beledigd hebben’

(b) Solinus zegt dat de tigris het snelste dier is. De tijger is het snelste beest, als die rent is het alsof het een pijl is, de rivier de Tigris heeft zijn naam van dit beest want het is de snelste van alle stromen.

(c ) Landstreek tussen het Elboers Gebergte en de Kaspische Zee, aan weerszijden van de grens van het huidige Iran en de Sovjetrepubliek Toerkmenistan, in oude geschriften de verblijfplaats van de tijger.

Taurus dats in vlaems .i. stier

ende es voeren .i. starc dier

een uerrinc heetet ende .i. uerre

een wreet dier esset alset es erre

4215allen dieren willi deeren

die hem met proien gheneren

al hare meeste macht es voeren

jnt uorouet ende inden horen

met bitene ne doen si niemen quaet

4220mar in die orne es hare daet

ende si sijn goet des menschen gheuoech

beede in waghene ende in ploech

vp dat si ghewent waren

ende alsi out sijn van iaren

4225wilmense dan vet maken

so sijnsi morwer inder smaken

twe ossen die in .i. ploech

te samene trecken dar si gnoech

alse deen den andren niet ne siet

4230dat hire omme te loiene pliet

so lief ebben si hare ghebure

ende dits houescher beesten nature

om dat si alre starkests sijn uoren

draghen si dat ioc upten horen

4235jn menech lant in menegher stede

trecken si metten alse mede

ossen ulesch pleghet droger te sine

dan vanden buc ofte vanden swine

ende dar comet af swaer bloet

4240doch gheuet cracht ende wel uoet

mar ets te verduwene pine

het ne si met loeke iof met aisine

basilius spreket al bloet

stiers bloet gedronken dats de doot

4245sijn bloet warem ouer een

es goet dar te broken es .i. been

jn india so vintmen stiere

spreket plinius van bruunre manire

dien eiselic die burstelen staen

4250van orne te orne de mont ondaen

al wederkert so staet hem thaer

ende seere dapper dats waer

wilsi si legghen orne neder

ende alsi willen rechten sise up weder

4255si langense si curtense in alre tijt

alsi willen in haren strijt

alsmense iaghet werpen si har smelt

verre van hem met ghewelt

dar si iagers ende honde

4260letten mede langhe stonde

so hart sin sin dat men der dure

comen mach met ghere auenture

sijn moet es so starc ende so groot

werdet hi gheuaen hi bliuet doot

4265oec sijn dar sulke die enen horen

alleene ebben in thouet voren

ende sulke diere ebben drie

alst part gheuoet ront so sin sie

96. Taurus, dat is in Vlaams een stier,

en is voor een sterk dier,

een stier heet het en een vaars.

Een wreed dier is het als het is kwaad,

4215 alle dieren wil het deren

die zich met prooien genereren.

Hun grootste kracht is van voren

in het voorhoofd en in de horens,

met bijten doen ze niemand kwaad

4220 maar in de horens is hun daad.

En ze zijn goed des mensen gevoeg

beide, voor wagens en in ploegen

omdat ze het gewend waren.

En als ze oud zijn van jaren

4225 wil men ze dan vet maken,

dan zijn ze murwer in de smaak.

Twee ossen die in een ploeg

tezamen trekken is genoeg,

als de een de ander niet ziet

4230 dat hij erom te loeien pleegt,

zo lief hebben ze hun buren

en dit is hoofse beesten natuur.

Omdat ze aller sterkst zijn voor

dragen ze het juk op de horen,

4235 in menig land en in menige plaats

trekken ze met te hals mede.

Ossenvlees pleegt droger te zijn

dan dat van de bok of van het zwijn

en daar komt af zwaar bloed

4240 doch geeft kracht en goed voedt

maar het is te verteren moeilijk,

eet het met look of met azijn.

Basilius spreekt alle bloot

stierenbloed gedronken dat is de dood

4245 zijn bloed warm overeen

is goed waar gebroken is een been.

In India vindt men stieren,

spreekt Plinius, van bruine manieren

die ijselijk de borstels staan

4250 van oor tot oor, de mond geopend

al tegenstaande zo staat hem het haar.

En zeer dapper, dat is waar,

willen ze liggen de horens neer

en als ze die willen oprichten weer

4255 ze verlengen ze en korten ze in alle tijd

als ze willen in hun strijd.

(a) Als men ze jaagt werpen ze hun stront

ver van zich met geweld

waar ze jagers en honden

4260 mee beletten lange stonden,

zo hard zijn zin dat men daar door

ontkomen mag met geen avontuur.

Zijn moed is zo sterk en zo groot

word hij gevangen, hij blijft dood.

4265 Ook zijn daar zulke die een horen

alleen hebben in het hoofd voor

en sommige dieren hebben drie

als paarden voeten, zo rond zijn die.

Het belangrijkste geslacht van de runderen is zonder twijfel dat van de eigenlijke runderen, Bos, omdat hier ons huisrund, Bos primigenius ‘Taurus’ hier toe behoort.

Een os is een gesneden stier, het symbool van vreedzaam dienen en kracht. Os, midden-Nederlands osse, oud-Saksisch en oud-Hoogduits Ohso (nu Ochse) oud-Engels oxa (nu ox) oud-Noors en Gotisch auhsus is te vergelijken met oud-Indisch uksan: stier.

Stier, midden-Nederlands stir, oud-Engels steor (nu steer) oud-Hoogduits Stior, noord-Hoogduits Stier, Gotisch stiur, verwant met Latijn taurus en Grieks tauros: stier, in Assyrisch is het suru, in Hebreeuws sor en Aramees tor. Het is een oeroud woord, mogelijk heeft het woord met sterk, statig, grimmig, wild te maken, vergelijk stuurs.

Koe, midden-Nederlands coe, oud-Saksisch Ko, oud-Hoogduits Chuo (nu Kuh) oud-Engels cu, (nu cow) oud-Fries ku en oud-Noors kyr. Een koe is het nadat ze haar eerste kalf heeft gehad. Een vaars, Vlaams verring of verre, is een jonge koe die nog niet heeft gekalfd, (Engelse heifer) Kalf is het jonge dier van eerste jaar die ook wel hokkeling genoemd wordt. Een pink is een eenjarig kalf dat alle melktanden nog heeft.

Die met een horen is wel de neushoorn, de andere dieren van het geslacht Bos. ‘Er zijn stieren in Phrygia die van een vlammende rode kleur zijn met een zeer hoge en draaiende nek. Hun horens lijken niet op de anderen in de wereld want ze worden met hun oren bewogen en op een flexibele manier, soms naar de ene, dan weer naar de andere kant. Sommige stieren hebben beweegbare horens en bewegen die na elkaar tijdens een gevecht’

(a) zie 10 en 106.

Tranet es .i. dierkin

4270vander grooter dat es tconijn

als plinius doet te verstane

ende al eist cleene in sire gedane

ets nochtan van moede groot

starc ende stout in alre noot

4275hoec heuet gegeuen nature

enen elm deser creature

die hem thouet bescermen mach

jeghen bete ende ieghen slach

dies machmen merken wel in dien

4280dat die sceppre heuet vorsien

elker creaturen thare

alst herlic ende nuttelic ware

dit dier es van varewen root

ende scone onder sijn ghenoot

4285jn dat lant van orient

seghet plinius eist bekent

97. Tramet is een diertje

4270 van de grootte van dat konijn

als Plinius laat verstaan.

En al is het klein in zijn gedaante

het is nochtans van moed groot

sterk en dapper in alle nood.

4275 Ook heeft hem gegeven de natuur

een helm dit creatuur

die hem het hoofd beschermen mag

tegen beten en tegen slag.

Dit mag men merken wel in die

4280 dat de schepper heeft voorzien

elke creatuur het zijne

als het goed en nuttig was.

Dit dier is van kleur rood

en mooi onder zijn genoot

4285 in dat land van de Oriënt,

zegt Plinius, is het bekend.

Procavia syriaca, (uit Syrië) (Heterophyrax syriacus) klipdas, Engelse hyrace, rock rabbit of coney, Duitse Klischliefer, Franse daman. Het is de kleinste en een van de sierlijkste hoefdieren. Ze zijn zelfs verwant aan zeekoeien en olifanten! De Feniciërs zagen ca 1000 v. Chr. in het westelijk deel van de M. Zeegebied dieren die ze niet kenden. Dat waren konijnen. Ze leken op de hun bekende klipdassen. Ze noemden het gebied waar ze de op klipdassen gelijkende dieren gezien hadden, i-Sjafan-im: de kust van de klipdassen. Daar zouden de Romeinen later Hispania van gemaakt hebben, Spanje. Luther vertaalde het later omgekeerd, hij vertaalde het woord saphan als konijn. Goede?

Traielafus es gheset

.i. dier in die oude wet

ende was verboden tetene

4290ysidorus doet ons te wetene

dat naden ert es ghedaen

mar alse .i. buc ru sonder waen

ende met ornen ghetelget lanc

starc ende snel in sinen ganc

4295ende stout in sire were

jeghen der viande deere

men vintse omtrent faisidia

ende elnieweren uerre no na

98. Tragelaphus is gezet

een dier in de oude wet

en was verboden te eten.

4290 Isidorus laat ons weten

dat het naar het hert is gedaan

maar als een bok ruw, zonder waan,

en met horens vertakt lang

sterk en snel in zijn gang

4295 en dapper in zijn verweer

tegen de vijanden daar.

Men vind ze omtrent Falsidia.

En anders niet ver of dichtbij.

Tragelaphus zouden we een geithert kunnen noemen. Het heet op Latijn hircocervus. Grieks tragos: bok.

Het is een fantastisch afgeschilderd mythisch fabeldier dat de Grieken alleen zagen op tapijten en andere kunstuitingen van de Oriënt (Perzen en Babyloniërs) en op hun oude vazen namaakten.

Het is een dier die aan de kin een baard heeft als een geit maar horens heeft met vertakkingen als een hert. Dat dier is sterk en verdedigt zich tegen alles wat hem niet vriendelijk gezind is.

Het is een latere benaming voor een antilopengeslacht en manenschaap, Ovis tragelaphus.

Tragodice dat sijn diere

4300van sere uremder maniere

van .iiii. uoeten so nes niet

dat also hetet als dit pliet

want ouer rugghe hals ende als

werpen si haren langhen als

4305ende heten also dat gras

warbi dat comet merket das

si hebben horne seere langhe

die hem neuen der lier wanghe

toter herden neder slaen

4310dus ne connen si niet ontfaen

hare spise alse dandre beesten eten

nature die niet wil uergheten

gaf hem den langhen als der bi

om hem te ghenerne also enter bi

99. Tragodrice dat zijn dieren

4300 van zeer vreemde manieren.

Van vier voeten zo nee is het niet

dat alzo eet als die plegen

want over rug, halseinde

werpen ze hun lange hals

4305 en eten alzo dat gras

waarbij het komt, merk op dat.

Ze hebben horens zeer lang

die hen neven de wangen

tot de aarde neder slaan,

4310 dus kunnen ze niet ontvangen

hun spijs zoals de andere beesten eten.

Natuur, die niet wil vergeten

gaf hem de lange hals daarbij

om zich te voeden alzo daarbij.

Tragos, bok. Ovis tragelaphus is het manenschaap. Dat dier valt op door zijn lange afhangende manen.

4315Talpa dats in ulamsch de mol

die onder darde maket sijn ol

ende es ene blende beeste

vander herden comende nader geeste

bedi eist dat hi derde mint

4320ende leuet bi wormen die hire in vint

lant lieden doet hi dicken toren

ende hetet den wortel onder dat coren

sumwile comet hi hute wel

dicke es sijn haer pecswart sijn vel

4325een mol te puluere verbrant

ende met witten van eien ghemanc

ende tanschin der mede ghewreuen

heuet laserscap dicken verdreuen

sijn bloet seit hi doet wassen aer

4330vp .i. caleu houet dats waer

aristotiles die seghet

wat diere dat te notene pleghet

sonder de mol heuet hoghen

mar hi wille dar toe toghen

4335die wel kennen segghen sonder waen

dar sine oghen souden staen

dat hire ghescepene oghen vint

al es hi van naturen blint

ende hier in machmen merken mede

4340van onsen sceppere sine houeschede

die elker creaturen gheuet

dat soe metten rechte heuet

die mol neuet gheen sijns noot

plinius die seit al blood

4345dat niet so nauwe ne hort als de mol

alshi es in sijn demster ol

ende dats wonder geopenbard

want alluud die slaet vp wart

nemme ne vandic in .t.

4350vander .v. so hort uort mee

100. 4315 Talpa, dat is in Vlaams de mol

die onder de aarde maakt zijn hol

en is een blind beest.

Van de aarde groeit het, naar de verhalen

daarom is het dat hij de aarde bemint

4320 en leeft van wormen die het hierin vindt.

Landlieden doet hij veel vertoornen

en eet de wortels onder het koren.

Soms komt hij uit wel.

Dik is zijn haar, pikzwart zijn vel.

4325 Een mol tot poeder verbrand

en met het wit van een ei gemengd

en het aanschijn daarmee gewreven

heeft melaatsheid vaak verdreven.

Zijn bloed, zegt hij, laat groeien haar

4330 op een kaal hoofd, dat is waar.

Aristoteles die zegt het,

alle dieren die paren ogen hebben.

uitgezonderd de mol heeft ogen,

maar hij wil daarbij tonen

4335 die het wel kennen zeggen zonder waan

waar zijn ogen zouden staan

dat hij er geschapen ogen vindt,

al is hij van naturen blind.

En hierin mag men opmerken mede

4340 van onze schepper zijn edelmoedigheid

die elke creatuur geeft

dat zo met recht heeft,

de mol heeft ze niet nodig.

Plinius die zei het al bloot

4345 dat niets zo goed hoort als een mol

als hij is in zijn duister hol

en dat is een wonder geopenbaard

want alle geluid die slaat opwaarts.

Nimmer vond ik in t,

4350 van de v hoort voorts meer.

Mol, midden-Nederlands mol, Engelse mole, midden-Engels molle of mulle, midden-Latijn mulus, vergelijk hierbij het Angelsaksische muha: heuvel of hoop. Daarnaast werd het oud-Hoogduitse Multwurf tot Maulwurf, het laatste deel betekent werpen, zodat dit woord eigenlijk aardwerper betekent. In streken van Engeland komt mouldwarp voor, literair de stofwerper. Shakespeare, Pericles I,1,102: ‘’De blinde mol werkt grond’

Hoog op en meldt, hoe de aarde van de mensen’

Verdrukking vol is’ t beestje sterft er voor’.

Caliban in Tempest 4,1,170:

‘Ik bid u, sta stil, opdat de blinde mol’

Geen voetstap hoor.’ De mol hoort elke trilling van de grond en is dan verdwenen.

De mol heeft geen ogen omdat men de in zijn pels verstopte ogen voor blind hield, vandaar heet hij Captus oculis. Diegene die de huid er voorzichtig af haalt en goed toekijkt zal daarbinnen de ogen verborgen vinden. (De blinde mol, Talpa caeca, die voorkomt in Z. Europa en Azië is werkelijk blind, de ogen liggen onderhuids)

Vnicornus ludet .i. horen

espentijn heetement als wijt horen

rinocheros heetet in dietscher wort

om dat het heuet als men hort

4355den horen staende te sire baten

tusschen sine twee nasegaten

na sire cracht so esset cleene

na sire groten heuet curte beene

dus scriuet isidorus die here

4360snel ende wreet eist arde sere

nemmermeer oec sonder waen

ne caent iagre gheuaen

heleu so esset gehaer

viere uoete dat wetet ouer waer

4365es hem die horen starc alse been

dien wettet an enen steen

sone mach hem die olifant

niet gheweren uoer dien viant

gheen spiet sone maghet ueruaren

4370vp hoghe berghen wandelet te waren

ende in der wostinen nochtan

die onghewandelt sijn den man

ons scriuet iacob van vitri

ende sente isidorus de meester vri

4375hoement vaet ende niet ne iaghet

men nemet ene ombesmette maghet

ende setse alleene in gheen woud

daer hem dunicornus houd

dar comet dat dier ende siet hane

4380dat reine ulesch de soete ghedane

ende werpet dar wech ende af doet

allen fellen houermoet

ende anebedet die suuerede

sijn houet met groter goedertierede

4385ende leghet in der ioncurouwen scoet

ende slapet daer met gnoechten groot

so coment die jaghers mettien

ende vanghent al onuersien

si slaent doot na hare gheuoech

4390ofte si bindent vaste ghenoech

ende bringhent in palaisen dan

hoghen heren te scouwene an

dit wreede dier dit espentijn

dinket mi .i. bedieden sijn

4395vanden godes sone die sonder beghin

es ende was indes vader sin

ende dar onse ulesch an nam

want heri andie maget quam

was hi in emelrike wreet

4400ende uerstac die inglen leet

huten emele onder derde

om hare dorpere houarde

[in arderike balch hi mede

om sine ouerhorechede]

4405vp onsen hersten vader adame

ende hi toghedem sine grame

den quaden sodomiten mede

om hare groote onsuuerhede

ende om hare gulseit also wel

4410den kindren van israel

dit vnicoren dese eneghe sone

ne leuede inde werelt de gone

diene enechsijns adde belaghet

sonder maria de soete maghet

4415die alleene alst es an scine

sat inder werelt wostine

alleene was soe want hare ghelike

ghebreket in dat arderike

hare hoemoede hare suuerhede

4420daden den sone der ewelicheden

vergheeten sine wreeteit groot

ende beete neder in haren scoet

dats in haren lachame reine

dar hi sonder mans ghemeine

4425den menschelic roc ane dede

tonser alre salichede

jn desen roc sonder waen

hebbene de iagers gheuaen

alse inder reinre maghet scoet

4430dat sijn de ioden diene doot

sloeghen al sine daer vonden

die dar naer in curten stonden

van doode te liue up was ghewect

ende inden hoghen palaise ghetrect

4435met sinen eweliken vader

dar die heleghen sijn algader

101. Unicornus luidt eenhoren.

Espentijn heet het, als wij het horen,

(a) Rinocheros heet het in Griekse woord

omdat het heeft, zoals men hoort,

4355 de horen staan tot zijn baten

tussen zijn twee neusgaten.

Naar zijn kracht is het klein,

naar zijn grootte heeft het korte benen,

aldus schrijft Isidorus, die heer.

4360 Snel en wreed is het erg zeer.

Nimmermeer ook, zonder waan,

Nee, kunnen jagers het vangen.

Geel zo is het behaard.

Vier voeten, dat weet voor waar,

4365 is hem de horen sterk als een been

die het wet aan een steen

zo mag die olifant

zich niet verweren voor die vijand,

geen speer mag het bang maken.

4370 Op hoge bergen wandelt het te waren

en in de woestijnen nochtans

die niet bewandelt zijn door de man.

(b) Ons schrijft Jacobus van Vitry

en Sint Isidorus, de meester vrij,

4375 hoe men het vangt en niet jaagt;

Men neemt een onbesmette maagd

en zet haar alleen in een woud

waar zich de eenhoorn ophoudt

daar komt het dier en ziet haar

4380 dat reine vlees, de zoete gedaante

en werpt daar weg en af doet

alle felle overmoed

en aanbidt die zuiverheid,

zijn hoofd met grote goedertierenheid

4385 legt het in de jonkvrouwenschoot

en slaapt daar met genoegen groot,

dan komen de jagers meteen

en vangen het al onvoorzien

ze slaan het dood naar hun gebruik

4390 of ze binden het vast genoeg

en brengen het in paleis dan

hoge heren te schouwen aan.

Dit wrede dier, dit espentijn,

denk ik een zinnebeeld te zijn

4395 van de Gods Zoon, die zonder begin

en einde was in de vaders zin

en daar ons vlees aannam,

want voor hij bij de maagd kwam

was hij in het hemelrijk wreed

4400 en verstiet de engelen kwaad

uit de hemel onder de aarde

om hun dorpse hoogmoed

[het aardrijk verbolg hij mede

om zijn hoogheid]

4405 op onze eerste vader Adam

en hij toonde zijn gramschap

op de kwade Sodomiten mede

om hun grote onzuiverheden

en om hun gulzigheid alzo wel

4410 de kinderen van Isral.

Die eenhoorn, deze enige zoon,

Leefde niet in de wereld van diegene

die het enigszins had belaagd

uitgezonderd Maria, de lieve maagd,

4415 die alleen,zo als het schijnt,

zat in de wereld woestijn.

Alleen was ze, want haar gelijke

ontbreekt in het aardrijk,

haar ootmoed, haar zuiverheid

4420 deed de zoon de euveldaden

vergeten, zijn wreedheid groot

en daalde neer in haar schoot

dat is in haar lichaam rein

waar hij, zonder man algemeen

4425 de menselijke rok aan deed

tot onze alle zaligheden,

in deze rok, zonder waan

hebben de jagers het gevangen

als in de reine maagdenschoot

4430 dat zijn de Joden die hem dood

sloegen hem waar ze hem vonden

die daarna in korte tijd

van dood tot leven op was gewekt

en in het hoge paleis getrokken

4435 met zijn eeuwige vader

waar de heiligen zijn al tezamen.

Zie Monocheros. Rhinoceros, Latijn, uit Grieks rhinokeros, rhinos is een gezicht of neus, cer: hoorn, neushoorn, Duitse Nashorn, Engelse rhinoceros en Franse rhinoceros.

Rhinoceros unicornis, L. (1 hoorn) (a) de Indische neushoorn is een wild dier die op geen enkele manier tam gemaakt kan worden Een symbool van iemand die getergd is en niet zonder overwinning en weerwraak van zijn zaak terugkeert. Ԓhinoceros nunquam victus ab hoste redit’Ԩet dier rhinoceros wordt nimmer overwonnen’ De ouden berichten dat dit monster niet licht tot woede zal geraken, maar als het tot hollende driften aangespoord wordt niet rust voor het zich volkomen gewroken zal hebben. Ofschoon de neushoorn mogelijk wel bekend was bij de ouden is ze niet eerder onder deze naam genoemd bij Strabo. Die schreef vlak voor en na het begin van de Christelijke era. Het dier werd niet gezien voor 61 v. Chr., toen Pompeus de Grote zijn triomftocht voerde, door vele oosterse dieren mee te nemen. De eerste Latijnse schrijver die de rinoceros beschreef was Plinius die zijn gevecht met de olifant beschreef. De rinoceros werd al gauw beschouwd als het origineel van de eenhoorn en de legenden van deze laatste werden erbij geschreven.

(b) Er was eens een filosoof en zoloog die de eenhoorn op geen enkele manier gevangen kon nemen. Eens ging hij op jacht met begeleiding van mannen, vrouwen en jonge maagden, de laatste bleven achter en speelden met bloemen. Toen de eenhoorn hen zag hield hij zijn sprongen in zette zich op zijn achterste en staarde hen onophoudelijk aan. De filosoof overpeinsde die zaak en zag in dat het dier met behulp van jonge maagden te vangen zou zijn. De eenhoorn verwonderde zich over de aanblik van de jonge maagden, dat ze geen baard droegen en toch menselijk gevormd waren. Als hij er twee of drie vindt is zijn verbazing nog groter en zo gemakkelijker te vangen. Het moeten wel echt voorname vrouwen zijn en geen boerendochters. De maagd werd zo alleen en eenzaam onder een boom in een bos gezet. Aangetrokken door de geur van zuiverheid legt de eenhoorn zijn hoofd op de schoot van een maagd zodat ze hem in slaap kan wiegen. Dan kan ze zijn hoofd afsnijden en laat de rest achter voor de jagers en de honden. Er is geprobeerd om die verhalen een Christelijk tintje te geven. In een eerste verhaal symboliseert de horen het kruis en de poelen der zonden van de wereld. In een tweede verhaal was het de maagd Maria die de eenhoorn Jezus in de schoot neemt.

Dat er twijfels waren zien we bij de uitroep van Sebastiaan in The Tempest III, iii, 22, als hij de ‘Vreemde vormenՠziet die door Prospero’s magie worden opgeroepen:

‘a living drollery)! Een levend poppenspel!’

Now I will believe’’ik geloof nu ook’

That there are unicorns’ dar er zijn eenhoorns’.

Ursus dats .i. ureselic dier

eiselic ende onghier

een beere hetet in dietscher tale

4440trecket sijn uel af alte male

so es hi naden mensche ghedaen

sine cracht leit sonder waen

jn armen ende in lendinen ghemanc

jn thouet wreet ende cranc

4445men seghet ons alse de berinne

de ionghe werpet die so heuet inne

dat si danne sijn dore cleene

lettel mere danne muse ghemeene

ende alse .i. sticke ulesch oec mede

4450sijnsi ghescepen sonder lede

sonder clawe so nesser an

let datmen bekennen can

mar die moeder sceppet de ionghe

leckende met hare tonghe

4455si nooten alse plinius seghet

recht alse die mensce pleghet

solinus seit dat die hien

hare soen te herene plien

alsoe draghet merket des

4460ende niet so selsiene en es

alse hiemene comet ten spronghe

daer die berinne werpet har ionghe

merket vp dese beeste danne

onsalech wijf ende manne

4465hebsi gheen of si maken danne

neste verdecket in haren danne

jn steden dar si ebben uernomen

darmen qualike toe mach comen

die soen sijn starker dan die hien

4470also alse die luparde plien

die bere hetet horic ghewaghen

vrucht die bome ende herde draghen

ende ulesch ende dar so pleghen

segmen ons in noreweghen

4475darmen de witte baren kint

ende inden lande dar om trint

datsi thijs breken ontwe

ende gaen onder die ze

ende uaen die uissce ende eten die

4480oec segghen someghe boeke mie

alsi siec sijn van manieren

heten si caruetsen ende raisieren

lettel bloets ebben si ghemeene

sonder omtrent die herte alleene

4485sijn adem es quaet alset scijnt

ongans ende gheuenijnt

herte heuere wilde stiere

vaet hi dat es sine maniere

die stiere can hi wel bescriden

4490ende gaet hem upten rugghe riden

ende werptene metten ornen neder

ende bitene doot her hi rust weder

wilhi hiemene gaen te gemoete

so gaet hi dan up dachterste voete

4495ende uechtet metten armen voren

met seghet dat si niet ne scoren

ne gheenen man no bestaen

sine hebben smerte van hem ontfaen

alle slaghe sonder dort fel

4500sughen huten poten wel

alse de bere den buffel bestaet

so besiet hi emmer den raet

dat hi ghewinne te sire bate

den horen oftie nesegate

4505om dat hine dar best verwinnen mach

lettel beesten onder den dach

sterket aluoert in hare leuen

sonder de bare dits bescreuen

ende bedi vindemense groot ende lanc

4510swart vindemense in de werelt gemanc

so groot dat wonder te segghene ware

nochtan est meneghen wel mare

en bouc van ouder wijseden

scriuet van den bere nuttelichede

4515hi sprect dat elke lede sine

es des menschen medicine

die clawen van sire rechter ant

verdriuet den rede alsic vant

van hem diese met hem draghet

4520die luchtre clawe veriaghet

quade gheeste ende also wel

entie vloen die vlien sijn vel

102. Ursus dat is een vreselijk dier

ijselijk en onguur.

Een beer heet het in Dietse taal.

4440 Trekt men af zijn vel af helemaal

dan is hij naar de mensen gedaante.

Zijn kracht ligt, zonder waan,

in armen en in lenden gemengd,

in het hoofd is het kwetsbaar en zwak.

(a) 4445 Men zegt ons als de berin

de jongen werpt die ze heeft in

dat ze dan zijn zeer klein

weinig meer dan muizen algemeen

en als een stukje vlees ook mede

4450 zijn ze geschapen, zonder leden,

alleen klauwen, zo nee is er aan

of anders iets dat men herkennen kan

maar de moeder schept de jongen

al likkende met haar tong.

4455 (b) Ze genieten, als Plinius zegt,

net als de mensen plegen.

Solinus zegt dat hij hier

haar zo te eren pleegt

als ze draagt, merkt dit

4460 dat niet zelden gezien is,

dat hij komt te springen

waar de berin werpt haar jongen.

Merk op deze beesten dan

onzalig wijf en man!

4465 Hebben ze geen hol, ze maken dan

het nest verdekt in hun leger

in plaatsen waar ze hebben vernomen

waar men er moeilijk bij kan komen.

Devrouwtjes zijn sterker dan de mannetjes

4470 alzo als de luipaarden plegen.

De beer eet, hoor ik gewagen,

vruchten die bomen en aarde dragen

en vlees en daartoe ze plegen,

zegt men ons, in Noorwegen

4475 waar men de witte beren kent

en in de landen daarom gelegen

dat ze het ijs breken in stukken

en gaan onder de zee

en vangen de vissen en eten die.

4480 Ook zeggen sommige boeken mij

als ze ziek zijn van manieren

eten ze kreeften en mieren.

Weinig bloed hebben ze algemeen

behalve in het hart alleen.

4485 Zijn adem is kwaad, als het schijnt,

schadelijk en giftig.

Hert, ever, wilde stieren

vangt hij, dat is zijn manier.

De stier kan hij wel bestrijden

4490 en gaat hem op de rug rijden

en werpt hem met horens neder

en bijt hem dood eer hij opstaat weer.

Wil hij iemand gaan tegemoet

dan gaat hij op de achterste voeten

4495 en vecht met de armen naar voren.

(e) Men zegt het dat ze niet verscheuren

en geen man aanvallen

waarvan ze geen pijn van hebben ontvangen. Alle slagen uitgezonderd door het vel

4500 (f) genezen ze door aan hun poten te zuigen. Als de beer de buffel bestaat

beziet hij immer de raad

dat hij winnen kan tot zijn bate

de horens of de neusgaten

4505 omdat hij daar het best overwinnen mag.

Weinig beesten onder het dak

worden steeds sterker al voort in hun leven,

alleen de beer, dit is beschreven

en hierdoor vindt men ze groot en lang.

4510 Zwart vindt men ze in de wereld en gemengd, zo groot dat wonder te zeggen was, nochtans is het menigeen wel bekend.

Een boek van oude wijsheden

schrijft van de beren nuttigheden,

4515 hij spreekt dat elk lid van hem

is voor de mensen medicijn,

de klauwen van zijn rechterhand

verdrijft de koorts, zoals ik het vond,

van hem die ze met zich draagt.

4520 De linkerklauw verjaagt

kwade geesten en alzo wel

en de vlooien die vlieden zijn vel.

Thalarctos maritimus, (zee)(T. polaris (uit de poolstreken) is de reusachtige witte ijsbeer, Engelse polar bear, Duitse Eisbar en Franse ours blanc.

Ursus arctos, Latijn ursus en Grieks arktos. Beer, midden-Nederlands bere, oud-Hoogduits Bero, (nu Bar) oud-Engels bera, (nu bear) uit Germaans beran of bernu, in oud-Noors was het bjorn. Men vergelijkt Litouws beras: bruin en Lets bers: bruin. Dan zou het Germaanse woord het bruine dier betekent hebben, bruintje, Duitse Braun, Franse ours brun en Engelse brown. Dit om het eigenlijke woord, dat in Latijn ursus, (vergelijk Ursula) en Griekse arktos en midden-Iers art (vergelijk Arthur) voortleeft, te vermijden als gevolg van een jachttaboe, een angstig bijgeloof of godsdienstig taboe.

(b) Solinus zegt dat de beren de berinnen heimelijk vereren. Er is geen mooier gezicht onder dragende dieren als een berin die baren wil, wat heet dat ze in geboorteween is. Hun geslachtsdaad is in het begin van de winter, ze komen niet samen zoals andere beesten doen, maar ze doen het liggend en daarna gaan ze uit elkaar. Er zijn mannen en vrouwen zonder enig schaamtegevoel die wel een voorbeeld mogen nemen aan deze dieren! Ze rolt zich op en werpt dan op de dertigste dag na haar ontvangenis.

(a) ‘Er zijn niet meer dan vijf welpen, ze zijn wit en duivelachtig van vorm. Want de welp is een stuk vlees, weinig meer dan een muis, heeft geen ogen of haar, met klauwen die wat uitkomen. De moederbeer likt deze klomp en vormt zo welp door te likken. Ze likt zo lang dat ze de ledematen te voorschijn haalt. Ze likt de koude welpen en houdt ze die tegen haar borst, verwarmt en vertroetelt ze’ Een ongelikte beer, dit betekent onbeschoft, niet gevormd, in Duits is het ԥin ungeleckter Bar’in Frans Եn ours mal lecheՠen in het Engels ԡn unlicked cub’Het al bij de Romeinen bestaande volksgeloof dat de jonge beertjes hun fatsoen krijgen doordat de moeder ze steeds likt. (het natuurlijke schoon likken na de geboorte wat bij veel dieren voorkomt)

Burger: De overtuiging dat berejongen in de vorm moesten worden gelikt door de moeder is onjuist, maar niet volkomen ongegrond. Berewelpen worden blind en naakt geboren, verborgen voor het oog van de buitenwereld. De moeder likt ze voortdurend schoon. Na de geboorte zijn de welpen nog gehuld in het chorion of vaatvlies, het stevige buitenste vlies om het embryo, dat door de moeder kapotgebeten wordt.

In andere boeken lees ik dat beren kreeften en mieren eten als ze ziek zijn - na de winterslaap eten beren wel mieren als laxeermiddel.

‘Ee eerste veertig dagen slapen ze zo vast dat ze zelfs niet wakker worden als ze verwond worden, in die tijd vasten ze enorm. En het is een wonder om te vertellen dat Theophrastus gezegd heeft dat als berenvlees gekookt wordt het in die tijd verdwijnt, er wordt in de pan geen vlees meer gevonden maar een kleine hoeveelheid stof. De beer heeft in die tijd maar een paar druppels bloed rondom het hart en geen bloed in welk deel van het lichaam ook. (Als voedsel dient in de winter de vetvoorraad, die onder andere in de schouderbult is opgeslagen die tegen het einde geheel is opgebruikt)

(d) Bij ouder worden houdt hij meer van krachtige vleeskost, heeft hij gebrek aan wild dan valt hij de huisdieren van de boer aan. Hij nadert al sluipend en zo behoedzaam mogelijk het weidende vee, stort er zich eindelijk brullend op en velt het neer. Zelfs uit de stal haalt de beer soms een stuk vee door de deur open te breken of door het dak binnen te dringen. Hij is in staat een koe door de opening in het dak naar buiten te trekken en met een gedood paard over een smal paadje te lopen.

(e) De beer bespeurt de mens op meer dan honderd pas afstand en maakt zich dan uit de voeten. Is hem de terugtocht afgesneden of heeft hij jongen te verdedigen of is hij gewond, dan richt hij zich op zijn achterpoten omhoog en schrijdt op de jager toe. Brengt deze hem niet direct een dodelijke wonde toe in de hersenen of hart dan heeft hij een harde strijd om het leven te voeren.

(f) 'Na die dagen zitten ze op en leven door op hun voeten te zuigen. Ze likken en zuigen op hun eigen voeten en hebben plezier in het opzuigen van het sap ervan’ .Tijdens de rustperiode vindt de vervelling van de voetzolen plaats. Men heeft waargenomen dat het dier dan aan de voetzolen herhaaldelijk likt en er aan zuigt. Dat zuigt hij uit zijn duim. =Dat verzint hij maar, er is niets van waar. Ontleend aan beren die aan hun poten zuigen.

Uesun also scriuet solijn

es .i. dier dat dinket sijn

4525na den wilden stier ghedaen

els dan hem in den als staen

burstelen ende manen mede

recht na des pards sede

snel eist sere te sire vlucht

4530van groter were van groter vrucht

men maghet vaen met someghen dinghen

mar nemmermer machment bedwinghen

jn foreeste groot vintmense wele

vesone hetemense in dutscher tale

103. Vesun, alzo schrijft Solijn

is een dier dat denkt te zijn

4525 naar de wilde stier gedaan,

anders dan hem in de hals staan

borstels en manen mede

recht naar de paarden zede.

Snel is het zeer in zijn vlucht

4530 van grote waarde, van grote vrucht,

men mag het vangen met sommige dingen

maar nimmermeer kan met het temmen,

in bossen groot vindt men ze wel.

Wisent heet het in Dietse taal.

De niet tembare oeros, Bos primigenius, en de wisent, Bison europaeus. In Litouwen noemt men het dier thur, in Pools is het tur. Het is de Ur van het Nibelungenlied, terwijl de Duitsers het Urox of Urus en ook Auer noemen. Dat dier heeft een eenvoudig en zachtmoedig aanzien, maar is zeer snel en grimmig als die kwaad wordt.

De oeros is groter dan een gewoon rund. Er waren geografisch verspreide vormen die varieerden in kleur, grootte en hoornvorm. De meeste beschrijvingen zijn van Europees materiaal, inclusief de prachtige tekeningen in de grot van Lascaux. In de 17de eeuw begint men te twijfelen, dan weer wordt het wisent, dan oeros, soms bison genoemd. De oeros was een bosdier en de vernietiging van bos in W. Europa was de hoofdoorzaak van zijn verdwijning hier, mogelijk ook elders. Waar de civilisatie vroeg begon was de oeros of wisent dan ook gauw verdwenen.

4535Vrin spreket ende solijn

mach bi na sulke beeste sijn

alse .i. ueson ende men vindet dese

jn ghermania alsicket lese

dats lantscap van houer rijn

4540jn beihem segmen datter oec sijn

so groot heuet sulc den horen

datmenne bringhet heren te voeren

ende men vp tafelen der hute drinket

om dat den lieden wonder dinket

4545so starc vindemense horic ghewaghen

dat si vp hare horne draghen

enen ghewapijnden ruddre wel

dit wilde dier dat es so snel

104. 4535 Urin, spreekt Solinus,

mag bijna zo’n beest zijn

als een wisent en men vindt deze

in Germanië, zoals ik het lees,

dat is het landschap van over de Rijn.

4540 In Bohemen zegt men dat er ook zijn.

Zo groot hebben sommige de horens

dat men ze brengt de heren tevoren

en men op tafels daar uit drinkt

omdat de lieden het wonder denkt.

4545 Zo sterk vindt men ze, hoor ik gewagen,

dat ze op hun horen dragen

een gewapend ridder wel.

Dit wilde dier dat is zo snel.

Zie voorgaande. De oeros leeft, volgens Gessner, in het Hercynische woud.

Julius Caesar schreef in zijn ‘Bello Gallica,’‘Het behoort tot het derde geslacht en wordt oeros genoemd. Deze zijn in grootte weinig minder dan olifanten; wat aard, kleur en gedaante betreft zijn het runderen. Zij hebben grote kracht en zijn zeer snel en sparen mens noch dier wanneer zij die in het oog krijgen. Deze dieren maken zij (de Germanen) ijverig af na hen in kuilen te hebben gevangen. Met dit werk harden de jongelingen zich en dit soort jacht oefenen ze uit. Wie de meeste van deze dieren gedood heeft, waarvan ze de horens als bewijsstukken in het openbaar vertonen, oogst zeer veel eer. Maar om de dieren te wennen aan mensen lukt niet zelfs het temmen van hun jongen lukt niet. De spreiding van hun horens, de gedaante en de aard verschillen zeer veel van de horens van onze tamme runderen. Na deze horens ijverig verzameld te hebben bekleden zij (de Germanen) de rand daarvan met zilver en gebruiken ze dan als bekers bij de overvloedige maaltijden’.

Wlpes hetet de uos in latijn

4550scalker beeste mach niet sijn

alse die vos uliet uor die honde

slati danne dor hare monde

sinen ruen bepisten start

ende ontuliet te woude wart

4555ambrosius spreket alse die uos siet

dat hem naket der doot verdriet

siet hi dat hi den pijmbom gewinnet

ende dat sap datter hute rinnet

dat nut hi ende gheneset al daer

4560ende leuet dar na menech iaer

experimentator seghet

dat die das te makene pleghet

hole dar hi rusten sal

dan comet die uos ende ontsuueret al

4565aldus bepijnt menech goet

dat .i. ander al uerdoet

want de vos hi smelter in

ende dan ne wils meer no min

die das ende uliet sire varde

4570aldus so bliuet dat ol reinarde

met vos smare bestrijc dine hoghen

men maghet sonder smerte toghen

dats ene sake darmen mede

betert der hoghen demsterede

4575men seghet oec de vos es wijs

want sal hi gaen ouer .i. hijs

dat hi thore den ise leit bi

om te horne oft dicke si

ende eist dat hijs hem ontsiet

4580hine comet vpt hijs niet

alsem gaet de onger an

can hi hem doot maken dan

ende steket sine tonghe uten monde

so wanen uogle dar ter stonde

4585dattet ene croenge si

ende vallen hem so bi

war bi dat hire .i. begaet

dar hi den onger bi uerslaet

alse uosse noten ofte riden

4590vallen si houer hare siden

ende uersamenen also

elc anderen elsendo also vro

des uos galle gheuet raet

hem die dat horen heuet quaet

4595ende ets den horen goet

sijn smare mede wel horen doet

jeghen podagre elptet wel

ten seluen euele es goet sijn vel

vp datmer mede bewinde den voet

4600ende men de ulesch side in wart doet

braet sine leure ende drinxe in wine

dats goet ieghen des cankers pine

leuere ende herte beede es goet

mede te stelpene der nesen bloet

4605men gheue sine hersinen dicken eten

kinderen men wil dat weten

dat si ewelike sullen wesen

van epelenchien ghenesen

beede sijn smere ende sijn roet

4610es allen sieken leden goet

sine longre ghedronken ombint

lede diemen vercrompen vint

105. Vulpes heet de vos in het Latijn.

4550 (a) Schalkser beest mag er niet zijn,

als de vos vliedt voor de honden

slaat het dan door hun monden

zijn ruwe bepiste staart

en ontvliedt te woud waart.

4555 Ambrosius spreekt, als de vos ziet

dat hem de dood tegemoet komt

ziet hij dat hij bij een pijnboom komt

en het sap dat er uit rent

dat nuttigt hij en geneest al daar

4560 en leeft daarna menig jaar.

(b) Experimentator zegt

dat de das te maken pleegt

hol waar hij in rusten zal,

dan komt de vos en maakt alles vies.

4565 Aldus denk aan menig goed

dat een ander al verdoet,

want de vos hij smelt er in

en dan nee wil je het min of meer

de das vliedt daar vandaan

4570 aldus zo blijft dat hol van reintje.

Met vossenvet bestrijk je jouw ogen

men mag het zonder smart gebruiken

dat is een zaak waar men mede

verbetert de ogen donkerheid.

4575 Men zegt ook, de vos is wijs

want zal hij gaan over ijs

dat hij het oor op het ijs ligt

om te horen of het dik is

en is het dat hij het ontziet

4580 hij komt op het ijs niet.

Als hem gaat de honger aan

kan hij zich dood maken dan

en steekt zijn tong uit de mond

zo menen vogels daar terstond

4585 dat het een kreng is

en vallen hem zo aan

waarbij dat hij er een begaat

waar hij de honger mee verslaat.

Als vossen paren of rijden

4590 liggen ze op hun zijde

en verzamelen alzo

elk de andere omhelst alzo vrolijk.

De vossengal geeft raad

hem die dat horen heeft kwaad

4595 en het is voor het horen goed.

Zijn vet mede goed horen doet

tegen jicht helpt het wel.

Tegen hetzelfde euvel is goed zijn vel

opdat men er mede omwindt de voet

4600 en men de vleeskant van binnen doet.

Braadt zijn lever en drenk het in wijn

dat is goed tegen de kanker pijn.

Lever en hart, beide is goed

om mee te stelpen de neusbloeding.

4605 Men geeft zijn hersens veel te eten

aan kinderen, men wil dat weten

dat ze eeuwig zullen wezen

van epilepsie genezen.

Beide, zijn smeer en zijn vet

4610 is alle zieke lieden goed.

Zijn longen gedronken maakt los

leden die men verkrompen vindt.

Vulpes vulgaris: gewoon (Vulpes vulpes) Vos. Midden-Nederlands vos, oud-Engels en nu fox, oud-Hoogduits Fuhs (nu Fuchs) in oud-Noors betekent fox, bedrog. Het woord schijnt het dier met een staart te betekenen, vergelijk oud-Indisch puccha: staart. Renart heet het dier in Frans. Vossen, oorspronkelijk ‘beslapen’ naar het copuleren van de vos, vandaar ook ‘beetnemen’ en ook hard werken of studeren.

(a) Er is geen dier waarvan zoveel spreekwoorden en fabels bekend zijn dan van de vos. De vos is overal bekend om zijn loze streken. Het is een vals beest en misleidend want als hij geen voedsel krijgt doet hij voor alsof hij dood is, de vogels komen bij hem als bij een kadaver en houdt de adem in en beweegt zich niet tot de vogels zich op hem als aas zetten. Dan vangt hij er een en vreet die want hij had de muil open en de tong stak eruit.

Zijn huid is harig, ruig en heet, zijn staart is ruig en groot, als een hond hem bij de staart probeert te pakken krijgt hij zijn mond vol met haar en stopt. Als de honden hem na zitten draait hij zijn staart tussen de poten en als hij ziet dat hij niet meer ontsnappen kan draait hij zijn urine en vuiligheid in zijn ruige staart en slaat die in het gezicht van de honden. De stank van urine is erg voor de honden en daarom sparen de honden hem bijna.

(b) ‘Ee vos is een stinkend beest en smerig en besmeert de plaatsen waar hij gewoonlijk verblijft en maakt die onbewoonbaar. De vos vecht met de das om zijn hol en vervuilt het dassenhol met urine en vuil en heeft zo het meesterschap over hem met fraude en bedrog, niet door kracht’

Mulder: Ongeloofwaardig is bovendien niet altijd onjuist. Niet zo heel lang geleden werd de vos die zich dood houdt om vogels te vangen met een filmcamera vastgelegd.

Uarius es .i. dier

seere scone ende niet fier

4615ander wammen esset wit

ende anden rig esset grau dit

van encornen eist ene maniere

jn bome wandelen dese diere

jnden woude met haren ghesellen

4620van desen dieren de vellen

pleghen manne ende vrouwen mede

te driuene hare houardechede

ende willen hem uerheffen der in

alne bestaets hem meer no min

4625nochtan nachtes dat dier niet

dat hem seluen so scone siet

scamet iv arme nakede worme

ghi decket ive scamelike vorme

met vremden huden met vremder wllen

4630die hem uerheffen dat sijn de dulle

.v. gaet hute ende vort mee

horet vanden namen in .z.

106. Varius is een dier

zeer schoon en niet fier.

4615 Aan de buik is het wit

en aan de rug is het grauw dit.

Van eekhoren is het een vorm.

In bomen wandelen deze dieren

in de wouden met hun gezellen.

4620 Van deze dieren, de vellen

plegen mannen en vrouwen mede

te drijven hun hovaardigheden

en willen zich verheffen daar in

al nee het staat hen min of meer

4625 nochtans achten ze dat dier niet

dat zichzelf zo schoon ziet.

Schaam u, arme naakte worm!

gij bedekt uw schamelijke vormen

met vreemde huiden, met vreemde wol

4630 die zich verheffen dat zijn de dollen.

v gaat uit en voorts meer,

hoort van de namen in z.

Mustela zibelina. (Martes zibellina) varius; gevarieerd.

Sabeldier, dat woord komt van het Russische sobol, wat sabeldier betekent..

Een van de naaste verwanten van de inheemse marter is het wijd vermaarde sabeldier.

Die geldt vooral voor des te fraaier naarmate de beharing dichter, zachter en gelijkmatiger van kleur is. Vooral echter hangt de kwaliteit af van de duidelijkheid waarmee de naar blauwachtig/grijs zwemende, roodbruine kleur van het wolhaar op de voorgrond treedt. Hoe lichter de kleur van het bovenhaar is, des te lager, hoe gelijkmatiger van kleur en hoe donkerder het is, des te hoger schat men de waarde van het vel. De fraaiste vellen zijn aan de bovendelen zwartachtig, aan de snuit zwart en grijs gemengd, op de wangen grijs, aan de hals en aan de zijden roodachtig kastanjebruin, aan de onderhals fraai dooiergeel van kleur.

Shakespeare, Hamlet iv, 7, 81, ԁ very riband in the cap of youth’ԏ, slechts een strikje op de muts der jeugd’

Yet needful too; for youth no less becomes’ En toch zo nodig; want niet minder goed’

The light and careless livery that it wears’ Staat aan de jeugd haar luchte, losse dracht’

Than settled age his sables and his weeds’ Dan aan de rijpen de sabelbont’

Importing health and graveness’ Dat welvaart toont en aanzienռ/span> .

Volgens een statuut van Hendrik VIII mag niemand beneden de rang van earl sabel dragen.

Het sabeldier is zeer bijzonder want prinsen en grote edelen zijn daarmee gekleed en elke huid is veel waard. Een duizend dukaten worden soms gegeven voor een kledingstuk van sabeldieren.

Zubro dats .i. selsane dier

ende es erande vreeselic stier

4635ende es wel .xxx. uoete lanc

sijn ar es bruun nat swarte gemanc

vi. uoete lanc sijn sine horne

ende seere snel in sinen torne

alse menne iaget ten seluen stonden

4640werpet hi sinen drec na die onde

ende maxe blent ter seluer stont

mach hi ghecrighen man ofte hont

vp sine horne werpet hine vpwart

ende uatene weder metter vart

4645so dicken ende oec so uele

dat hine doot met sulker spele

met ere dinc vatene de vroede

men iaghene met onden moede

so gaet dan die iagre staen

4650onder enen boem saen

met sinen spiete so willijt dier

dorlopen dart es so fier

dan vaet tusschen sine horne beede

ghenen boem al omme ghereede

4655alse die upten iagre mecket

die hem metten bome decket

dan uellet hi metten spiete tier

sijn ende wiseit doet hier

dat cracht niet ne doet bi hem

4660de meeste vindemen in behem

ende oec vindemense in westuale

minder ende snelre ic wane

107. Zubro dat is een zeldzaam dier

en is een soort vreselijke stier

4635 en is wel negen meter lang.

Zijn haar is bruin, naar het zwarte gemengd.

(a) Bijna een paar meter lang zijn z’ horens

en is zeer snel in zijn kwaadheid.

Als men het jaagt, te zelfde stonden

4640 werpt het zijn drek naar de honden

en maakt ze blind ter zelfde stonde.

Mag hij krijgen man of hond

op zijn horens, het werpt hen opwaarts

en vat ze weer met vaart

4645 zo vaak en ook zo veel

dat hij ze doodt met zulk spel.

(b) Met een ding vangt die vroede

men jaagt hen met honden moede

dan gaat de jager staan

4650 achter een boom gelijk

met zijn speer, zo wil hij het dier

doorlopen want het is zo fier

dan vangt het tussen zijn horens beide

die boom alom dadelijk

4655 als die op de jager mikt

die zich met de boom bedekt

dan velt hij met de speer het dier

zijn wijsheid doet het hier

omdat kracht het niet doen kan bij hem.

4660 De meeste vindt men in Bohemen

en ook vindt men ze in Westfalen

kleiner en sneller, zoals ik meen.

De Indische zeboe of zebu, Bos indicus, (uit Indi) met een vetbult voor op de rug, is een rundsoort met zeer zachte geaardheid.

Hier zal wel op de oeros gedoeld zijn, Bos urus, omdat die nog niet zo lang geleden in het wild voorkwam. In Schotland leven nog afstammelingen van de oeros, tenminste het melkwitte wilde parkrund die daar algemeen voor wordt gehouden. Die noemt Gessner Bison albus scoticus (wit en uit Schotland). Dit dier leidt geheel de levenswijze van de wilde runderen en komt in kudden voor die door een sterke stier worden aangevoerd. De koeien zonderen zich af als ze jongen hebben en komen weer terug als de kalveren de kudden kunnen volgen. Deze dieren zijn zeer schuw en waakzaam en weten zich tegen roofdieren zeer goed te verdedigen.

Het dier was zeer snel, wild en woedend, zijn jacht gold als de roemrijkste. Volgens het Nibelungenlied zou de held Siegfried in het Wasgenwoud niet alleen een eland en vier oerrunderen hebben verslagen, maar ook een wisent. Ten tijde van Karel de Grote trof men ze in de Hartz aan en in het land van de Saksers. In de 15de eeuw nog in Litouwen en in de 18de kwamen ze nog voor tussen Tilsit en Labian, in Oost Pruisen, waar de laatste van deze soort door een wilddief in 1755 gedood werd. Daarvoor had een besmettelijke ziekte de kudden in het begin van de 18de eeuw al sterk verminderd. Gelukkig bleven er in het woud van Bialowitsch enige dieren gespaard.

(a) zie 10.

(b) ԍen jaagt ze door achter een boom te gaan staan en er honden op af te sturen, dan doorsteek je ze met een speer’ Zie 10.

Zubo es van felre maniere

beede den mensce enten diere

4665vander grooter dat die wlf es

ghemaket als .i. part sijt ghewes

na menschen lude hort hi ghebaren

dar mede honet hi liede te waren

die wanen dat hi si .i. man

4670dat ende menech quaet hi can

hoec gati inder dooder graue

ende wriuet sijn uel dar aue

want hi minnet ulesch vanden man

honde bedrieget hi nochtan

4675met sinen lude ende scortse mede

van jena heuet hi uele de sede

ende scinet vanden geslachte wesen

nader manieren als wijt lesen

hier gaen hute de wort vanden beesten

4680also alse bescriuen de ieesten

vondix meer in sendets meere

theren minen lieuen here

ghedicht ebicker .C. ende .viij

vieruoeter diere in hare geslachte

4685nu comet hier vanden uoglen vort

menech sonderlange wort

dar bispel an es ende dachcurtinghe

medicine ende leringhe

ghebiedijt here ghi sullet lesen

4690die wile dat ghi ledech sout wesen

mar eric spreke van elken alleene

hort voren spreken int ghemeene

108. Zubo is van felle manieren

beide, de mensen en de dieren.

4665 Van de grootte dat de wolf is

met manen als een paard, zij het gewis

naar mensen geluid leert hij gebaren

daarmee hoont het lieden te waren

die wanen dat hij is een man

4670 dat en menig kwaad hij kan.

Ook gaat hij in de doden graven

en wrijft zijn vel daar aan,

want hij bemint vlees van de man.

Honden bedriegt het nochtans

4675 met zijn geluid en verscheurt ze mede

van hyena heeft het veel de zeden

en schijnt van dat geslacht te wezen

naar de manieren, zoals wij het lezen.

Zie Hyaena en Canis aureus

Hier gaan uit de woorden van de beesten.

4680 Alzo zoals ze beschreven zijn in de verhalen

vond ik meer, ik zou zenden meer

te eren naar mijn lieve heer.

Gedicht heb ik er honderd en acht

viervoetige dieren in hun geslacht.

4685 Nu komt hier van de vogels voort

menig bijzonder lang woord,

daar voorbeeld aan is en tijdverdrijf

medicijnen en lering.

Gebenedijde heer, gij zult dit lezen

4690 dat ge ledig zou wezen.

Maar eer ik spreek van elk alleen

hoort van tevoren spreken in het algemene.

dat ic van wondre vant ende weet

alse van menscheliker figuren

650jn gheloueliker scrifturen

ebbic gheseit in desen boec

gheloeue die wille minne roec

mar seker bem ic sonder waen

dat ic dat ware doe verstaen

655na dien dat icket bescreuen kende

die herste boec nemet hier hende

nu hort na dat ict can gheleesten

den boec vanden gaenden beesten

Dat ik van wonderen vond en weet

als van menselijke figuren

650 in geloofwaardige schriften

heb ik gezet in dit boek.

Geloof het die willen, mij een zorg,

maar zeker ben ik zonder waan

dat ik dat ware laat verstaan

655 naar dat ik het beschreven kende.

Het eerste boek komt hier ten einde.

Nu hoort, naar dat ik het tot stand kan brengen,

het boek van de gaande beesten.

Vogels

Proloog

Elc uoghel in vlieghene snel

die ne mach te uoet niet wel

4695alsemen mach andie swalewe sien

cleine uogelkine plien

meer te singhene dan die grote

bitende uogle ende hare ghenote

sijn starc van barsten ende van dien

4700alrande uogle plien

clauwen te ebne alse wijd weten

some ebsi die uoete ghespleten

ende some versament in een uel

negheen uoghel nes snel

4705die sporen draghet als .i. hane

hinnen ende ganse alsic wane

bringhen eiere alse wi sien

dat sij gheens noetens plien

mar si sijn van haregheren smake

4710dat es ene ware sake

crombect uoghel heuet meest cracht

hi leuet oec al bi der jacht

andre uogle leuen bi wormen

vissche slanghen van menegher vormen

4715water uogle uerstaet mi wel

die ouer die clawen ebben dat fel

die ulieghen te samen bj scaren

ende die bj uleesche leuen te waren

ne vanghen hare ghenoete niet

4720also alse die uisch oec pliet

maer die sporeware die wet

hi uaet gherne sijn muschet

het sijn uele uogle cranc

die vruchten den winter stranc

4725die in waremen steden varen

vele uogle sijn te waren

die wintertijt in ole slupen

ende in die wareme herde crupen

dar elc andren uerwaremt ter noet

4730ende ligghen dar wel alf doet

ende sonder eten langhe gheduren

met gods crachte meer dan bj naturen

bitende uogle alle ghemene

pleghen te ulieghene alleene

4735dat doet hare urecke maniere

vogle minnen clare riuiere

alsi laten die ulogle hanghen

sijnsi met euele beuanghen

vogle van proien ghemene

4740sitten node up die steene

ende dat wiset hem nature

dat elc sire clauwen dure

het heuet hem nature vor war

die sie ghegheuen clar

4745om dat sij verre sullen sien

proie die si te vane plien

bosch uogle die sijn ghesont

want men verduetse in corter stont

bitende uogle versamen niet

4750sonder alsmen notens pliet

duuen ganse zuanen spreewen

rouke couwen vinken meewen

ende hare ghelike vlieghen bi scolen

van lande te lande dolen

4755ende gheneren hem ghemeene

want sochte vogle sijn node allene

some ebsi leeders tharen weghen

als wilde ganse ende cranen pleghen

some ulieghen si tropmale ghemene

4760als sprewen ende andre uogle cleene

some als menschen bliuen int lant

some vliensi dor tswinters pand

[als swalewen ende odeuaren

some wilsi in bussche uaren]

4765ende dar hare feesten driuen

some wilsi in husen bliuen

dat sij onder andre uogle luud leren

sulke sijn die hem bekeren

ende weder maket des menschen tale

4770alse ment an daecstre siet wale

an papegaie ende andre mede

als menech es der uogle sede

al sinsij misselic in ghedane

nature heuet in ontfane

4775ende jn winne ghegheuen

vordeel den clenen ende ets hem bleuen

nv hord van elken sonderlinghe

sine nature ende sine dinghe

ende elc na dandren min no mee

4780na dordine van .a.b.c.

Vogels.

1.Proloog.

Elke vogel die is in vliegen snel

die mag te voet gaan niet goed

4695 zoals men mag aan de zwaluw zien.

Kleine vogels plegen

meer te zingen dan de grote.

Bijtende vogels en hun gelijken

zijn sterk van borst en van die

4700 allerhande vogels plegen

klauwen te hebben zoals wij het weten.

Soms hebben ze de voeten gespleten

en soms verzamelt in een vel.

En geen vogel is nee zo snel

4705 die sporen draagt als een haan.

Hennen en ganzen, als ik meen,

brengen eieren zoals we zien

dat ze geen paren plegen

maar ze zijn van hun eigen smaak

4710 dat is een ware zaak.

Krom gebekte vogels hebben de grootste kracht en leeft ook al van de jacht.

Andere vogels leven van wormen

van vissen en slangen in menige vormen.

4715 Watervogels, verstaat mij wel,

die over de klauwen hebben het vel

die vliegen tezamen in groepen.

En die van vlees leven te waren

vangen hun echtgenoot niet

4720 alzo als de vis ook pleegt,

maar de sperwer die weet

hij vangt graag zijn musje.

Het zijn vele vogels zwak

die bang zijn voor de winter sterk

4725 die naar warme steden varen.

Vele vogels zijn te waren

die in de wintertijd in holen sluipen

en in de warme aarde kruipen

daar elk de ander verwarmt in de nood

4730 en liggen daar wel half dood (koekoek)

en zonder eten langdurig

met Gods krachten meer dan van natuur.

Bijtende vogels algemeen

plegen te vliegen alleen

4735 dat doet hun vrekkige manier.

Vogels beminnen heldere rivieren.

Als ze laten de vleugels hangen

zijn ze met euvel bevangen.

Vogels van prooi algemeen

4740 zitten node op de steen

en dat wijst hun nature

dat elk zijn klauwen zijn duur.

Het heeft hen natuur voor waar

het zien gegeven helder

4745 omdat ze ver zullen zien

prooien die ze te vangen plegen.

Bosvogels die zijn gezond

want men verteert ze in korte stond.

Bijtende vogels verzamelen niet

4750 alleen als ze paren plegen.

Duiven, ganzen, zwanen, spreeuwen

roeken, kauwen, vinken, meeuwen

en hun gelijke vliegen bij scholen

van land tot land te dolen

4755 en voeden zich algemeen

want zulke vogel zijn node alleen.

Soms hebben ze leiders op hun wegen

zoals wilde ganzen en kranen plegen.

Soms vliegen ze in troepen algemeen

4760 als spreeuwen en andere vogels klein

soms zoals mussen blijven in het land

soms vliegen ze door ‘s winters band

[als zwaluwen en ooievaar

soms willen ze in bossen varen]

4765 en daar hun feesten bedrijven

soms willen ze in huis blijven.

Dat ze onder andere vogels geluid leren

sommige zijn er die zich bekeren

en namaken de mensen taal

4770 zoals men het aan de ekster ziet wel,

aan papegaai en andere mede.

Azo veel is de vogels zede

al zijn ze verschillend in gedaante

natuur heeft in het ontvangen

4775 en in winnen gegeven

voordeel de kleine en het is hem gebleven.

Nu hoort van elk apart

zijn natuur en zijn dingen

en elk na de andere min of meer

4780 naar de ordening van a b c.

Aquila es die haren

sente augustijn seit te waren

dat hi coninc es teuoren

bouen alle vogle utevercoren

4785dies uintmene ghecront ghescreuen

an proie leit al sijn leuen

so scarp siet hi dat hi ghedoghen

mach metter sie uan sinen oghen

dat int sonnescijn gheuesten mach

4790des sietmen up meneghen dach

dat hi gherne omme dit

metten oghen in de sonne sit

de haren plecht seit augustijn

alse sine jonc .i. deel groot sijn

4795dat hise metten clawen up heft

ende wie so dan die sonne beseft

die dan ebben so starke oghen

dat si die sonne conen ghedoghen

naturliker te scouwene ghinder

4800die houti ouer sine edele kinder

ende die hem van der sonnen ueruard

houti ouer eenen bastard

ambrosius segt dat sulc spreect

dat hi sinen bastard uersteect

4805om dat hem uernoit ghinder

te uoedene so uele kinder

ende dat nes niet altoes sine sede

maer het doet sine ghierechede

ende om dat hi niet wille onturien

4810de edeleit uan sire partien

maer ambrosius segt ouer waer

dat .i. uoghel es ende hetet fulsica

nempt met hem die jonc uerdreuen

ende uoet den sinen beneuen

4815adelinus die meester sprect

alse die haren van houden breect

soeket hi ene fonteine cout

ende uliechter up met ghewout

bouen allen swerken segt hi

4820dar der sonnen vier comt bj

ende hem die donkereit van den ogen

der sonnen hitte doet uerdroghen

dan ualt hi neder met ghewout

jn die diepe fonteine cout

4825driewaruen ter seluer vard

dan vlieghet hi te sinen neste ward

te sinen ionghen die sijn so houd

dat si te proien ebben ghewoud

versieket es hi inder ghebare

4830als of hi in enen rede ware

hi wert ontplumet dan moeten voeden

sine jonc ende broeden

ontier ende hi uerionghet ghinder

vp dit so merct gi quade kinder

4835[wat u stomme beesten leeren

die vader ende moeder gheneeren]

noch seghet ons sente augustijn

alse die harene sere houd sijn

ende hem die bec werdet lang

4840so doensi tenen stene ganc

ende makene weder ende slipen

haren bec so dat si gripen

hare spise also der mede

dat si heten na hare sede

4845gherne maket hi oghe sinen nest

jn sinen nest vintmene best

den steen die echites heet

om dat hi bi naturen weet

dat hi te sinen ionghen es goet

4850die haren es so wel ghemoet

al heueti sere langhe gheuast

dat hi node ontseghet ghenen gast

maer heten mede al hare begheren

ende ghebrect hem an sin uerteren

4855sijn naeste gast moet betalen

dat hem al dandre ontalen

aristotilus die seghet

dat hi .ij. ionghe te ebne pleghet

nochtan dat hi iij eyere heuet

4860maer dat .i. ey hi begheuet

ende werpet och vte sinen neste

doch segghen ons die beste

datmen heuet te someghen stonden

jn sinen nest iii jonghe vonden

4865mar aristotilus die seghet

dat hi bi naturen pleghet

vte enen ionghe twee

te bringhene dat es wonder mee

jn plinius boeke staet

4870dat hem no blexeme no donre ne scaet

ende hem die rechter uoet es meest

alsi sine jonc starc uerureescht

so wil hi se van hem weren

om dat si hem leren yneren

4875ende sine proie niet ne nemen

dus soude elke moeder hare kinder wenen

[hare kinder van hem te jaghene

ende hem leren te bedraghene

met hars selues pine te waren]

4880tusscen den hert ende den haren

so es .i. strijd tallen tiden

daren can metten uloghele striden

ende verdrinket den hert metten slane

dat hi achterward moet gane

4885tote dat hine van der roetsen uerdriuet

ende hine also somwile ontliuet

dar die hert werpt weder mul

ende doet den aren sine oghen uul

ende tusschen den aren enten drake

4890sones van vreden ghene sake

die haren slatene ende uliet

ende mach die drake uerknopen yet

met sinen starte sine ulerken dan

so wreket hi hem wel der an

4895dar hi in rotsen maket sin nest

of te up bome dart hem dinket best

comter drake toe of man

ofte ander diere so uechti dan

ende auonturt sijn leuen ghinder

4900om te bescermene sine kinder

ende goemse nacht ende dach

tote dat hem elc gheneren mach

vp sine scouderen hise oec set

ende leerse ulieghen na sine wet

4905alle edele uogle te waren

ontsien ghemeenlike den aren

ende des daghes dat sine sien

wilsi qualike der proien plien

van dien gherualke seit die glose

4910doet den haren dicke nose

ende hine uaet merket die gherualke

bedieden wel die dorpar scalke

[die hem niet ne wille keren

onderdaen te sine haren heren

4915ende haer heerscap quetsen ende jaghen

des salse god der omme plaghen]

plinius bescriuet ende bekende

dat inder werelt noit hende

eenrande aren ende groot sere

4920bringhet ij eier ende nemmeere

ende leecse in sinen nest

so vaet hi dar hi toe comt best

eist den ase ofte den vos

die maecti van den liue los

4925ende windt die eier in dat har

ende laetse uor die sonne dar

anders so ne broet hise niet

ende alsi sine jonghe siet

helpet hem tote dien daghen

4930dat si hem seluen moghen beiaghen

kiramidarium boec die seghet

dat die aren ebne pleghet

jn sine winbrauwen stene ii

van den steen breken ontwe

4935dat men in die blase draghet

des arens bec alsi gewaghet

diene onder sijn houet leghet stille

nachts soudem dromen dat hi wille

2. Aquila is de arend.

(a) Sint Augustinus zegt te waren

dat hij de koning is tevoren

boven alle vogels uitverkoren.

4785 Die vindt men gekroond beschreven.

Van prooien leidt het al zijn leven.

(b) Zo scherp ziet hij dat hij gedogen

mag met zien van zijn ogen

dat zich in de zonneschijn vast maakt

4790 zo ziet men op menige dag

dat hij graag vanwege dit

met de ogen in de zon zit.

De arend pleegt, zegt Augustinus,

als hun jongen een deel groot zijn

4795 dat hij ze met de klauwen op heft

en wie zo dan de zon beseft

die dan hebben zulke sterke ogen

dat ze de zon kunnen gedogen

natuurlijk te kunnen aanschouwen ginder

4800 die houdt hij voor zijn edele kinderen

en die zich van de zon afwendt

houdt hij voor een bastaard.

Ambrosius zegt dat sommige zeggen

dat hij zijn bastaard verstoot

4805 omdat het hem vermoeit ginder

te voeden zoveel kinderen

en dat is niet altijd zijn zede

maar dat doet zijn gierigheid

en omdat hij niet wil onteren

4810 de edelheid van zijn partij,

maar Ambrosius zegt voor waar

dat er een vogel is en die heet Fullica (waterhoentje)

neemt bij zich die jongen die zijn verdreven

en voedt ze met de zijnen benevens.

4815 (d) Adelinus, die meester spreekt

als de arend van oudheid gebrekkig is

zoekt hij een fontein koud

en vliegt er op met geweld

boven allen zwerken, zegt hij,

4820 daar het zonnevuur komt bij

en hem de donkerheid van de ogen

door zonnehitte wordt verdroogd

dan valt hij neder met geweld

in die diepe fontein koud,

4825 drie maal met dezelfde vaart

dan vliegt het naar zijn nest waart

naar zijn jongen, die zijn zo oud

dat ze prooien hebben kracht,

verziekt is hij door die gebaren

4830 alsof hij in een koorts was

hij wordt ontpluimd en dan moeten voeden

zijn jongen en broeden

tot hier en hij verjongt ginder.

Op dat gij dit merkt, gij kwade kinderen,

4835 wat u stomme beesten leren

die vader en moeder voeden.

Nog zegt ons Sint Augustinus

als de arenden zeer oud zijn

en hen de bek wordt lang

4840 dat ze dan naar een steen gaan

en maken ze weer en slijpen

hun bek zo dat ze grijpen

hun spijs alzo daar mede

dat ze eten naar hun zede.

4845 Graag maakt hij hoog zijn nest.

(e) In zijn nest vindt men best

de steen die echites heet

omdat hij van naturen weet

dat dit voor zijn jongen is goed.

4850 (a) Die arend is zo wel gemoed

al heeft hij zeer lang gevast

dat hij node ontzegt een gast

maar ze eten mede al wat ze begeren

en ontbreekt het hem aan zijn verteren

4855 zijn naaste gast moet betalen

dat hem al de andere onthaalden.

Aristoteles die zegt

dat hij twee jongen te hebben pleegt

nochtans dat hij drie eieren heeft

4860 maar dat hij een ei begeeft

en werpt het ook uit zijn nest.

Toch zeggen ons de beste

dat men heeft in sommige plaatsen

in zijn nest drie jongen gevonden,

4865 maar Aristoteles die zegt

dat hij bij naturen pleegt

uit een ei jongen twee

te brengen, dat is een wonder meer.

In Plinius boek staat

4870 dat hem geen bliksem of donder schaadt

en bij hem de rechtervoet is het grootst.

Als hij zijn jong sterk vreest

dan wil hij ze van hem weren

opdat ze zich leren voeden

4875 en zijn prooi niet nemen.

Dus zou elke moeder haar kinderen wennen

Door haar kinderen van zich te jagen

en hen leren zich te behelpen

hun eigen pijn te doen.

4880 Tussen het hert en de arend

is er een strijd te alle tijden.

De arend kan met de vogels strijden

en verdrijft het hert met slaan

zodat hij achteruit moet gaan

4885 totdat hij hem van de rotsen verdrijft

en het alzo soms ontlijfd

maar het hert werpt weer modder

en maakt de arend zijn ogen vuil.

(f) En tussen de arend en de draak

4890 is er van vrede geen zaak.

De arend slaat en vliedt

en mag de draak verkopen iets

met zijn staart om zijn vlerken dan

dan wreekt hij hem wel daar aan.

4895 Waar hij in rotsen maakt zijn nest

of op bomen daar het hem denkt best

komt er draak toe of man

of ander dier zo vecht hij dan

en avonturiert zijn leven ginder

4900 om te beschermen zijn kinderen

en omgeeft ze nacht en dag

totdat elk zich voeden mag.

(g) Op zijn schouders hij ze ook zet

en leert ze vliegen naar zijn wet.

4905 Alle edele vogels te waren

ontzien algemeen de arend

en op de dag dat ze hem zien

willen ze nauwelijks te prooien plegen.

(h) Die giervalk, zegt de glossaria,

4910 doet de arend veel leed

en hij hem vangt. Merk deze giervalk

betekent wel de dorpsgek

die zich niet wil keren

om onderdanig te zijn aan zijn heer

4915 en hun heerschappij kwetsen en jagen

deze zal God daarom plagen.

(i) Plinius beschrijft en bekent

dat in de werelds noordeind

een soort arend is en groot zeer

4920 brengt twee eieren en nimmer meer

en legt ze in zijn nest

zo vangt hij wat hem denkt het beste

is het de haas of de vos

die maakt het van het lijf los

4925 en windt de eieren in dat haar

en laat ze voor de zon daar,

anders zo nee broedt hij ze niet

en als het zijn jongen ziet

helpt hen tot die dagen

4930 dat ze zichzelf mogen bejagen.

Kiramidarium boek die zegt

dat de arend te hebben pleegt

in zijn wenkbrauwen stenen twee

die de steen breekt in stukken

4935 die men in de blaas draagt.

De arends bek, zoals hij gewaagt

die het onder zijn hoofd ligt stil

‘s nachts zou dromen wat hij wil.

Aquila.

Adelaar of adeler, midden-Hoogduits Adelar wat edele aar betekent. Arend, noord-Duits Arend, in deftige taal Aar, oud Hoogduits Arn, oud-Saksisch, oud-Engels earn en oud-Noors orn. Dit woordt komt van een Germaans arnu en behoort bij Grieks ornis: vogel, vergelijk. Litouws erelis: arend. Duitse Adler, Engels eagle, midden-Engels egle, van oud-Frans aigle, dit van Latijn aquila: adelaar. Het woord verwijst naar de donkere kleur. In Grieks is het aetos.

Aquila chrysaetos, L. (goudkleurig) goudarend of steenarend, Duitse Steinadler, Engelse golden eagle, Franse aigle royal of aigle fauve. Hij heeft een goudgele tint op de kop en nek. Het is de arend bij uitnemendheid. Hij wordt een negentig cm lang en zijn vlucht is ruim twee meter, het vrouwtje is groter. Met zijn gedrongen en stoere lichaam voelt hij zich tegen allen en iedereen opgewassen. Hij is onder alle vogels diegene die zich het hoogst in de lucht verheft. Hij stijgt tot buitengewone hoogte op en beschrijft daar wijde kringen. Hij schijnt in de lucht te zweven en beweegt de vleugels slechts weinig. Zijn scherpe oog, met goudgele iris, ontdekt diep beneden hem de haas in het kreupelhout. Als een pijl uit de boog stort hij zich met samengetrokken vleugels en uitgestrekte klauwen op zijn prooi neer. Geen vogel is voor hem veilig of het moet een snelle zwaluw of valk zijn. Hij durft zelfs de vos aan, duikende watervogels moeten het afleggen tegen zijn geduld dat langer duurt dan dat zij onder kunnen blijven. Gieren, kraanvogels, hazen, lammeren en jonge geiten voert hij mee, reen en kalveren pakt hij ter plaatse en neemt de overblijfsels mee door zijn klauwen diep in het slachtoffer te slaan. Kleinere dieren voert hij mee in de lucht en grotere werpt hij neer om ze met zijn snavel te doden. Gemzen en steenbokken overvalt hij, als ze zich op gevaarlijke plaatsen bevinden, en stort ze met een vleugelslag in de afgrond. Zelfs kleine kinderen worden wel eens gepakt.

(a) 'Onder alle soorten vogels is de adelaar het meest liberaal en vrij van hart. Want de prooi die ze slaat eet ze niet alleen of met zeer grote honger, maar geeft die gewoonlijk door aan de vogels die haar volgen hoewel ze eerst haar eigen deel neemt. Daarom wordt de adelaar vaak gevolgd door andere vogels in de hoop en het vertrouwen dat ze wat van haar prooi krijgen Maar als de prooi niet groot is en niet eens genoeg voor haarzelf dan als koning van de heerschappij pakt ze de vogel naast haar en geeft die aan de anderen en bedient ze daarmee. Daarmee doet ze haar naam adelaar eer aan’.

(b) 'Onder alle vogels is in de adelaar het zicht het krachtigst en sterkst ontwikkeld. Want in de adelaar is de geest van het zien het meest gevoelig, het meest scherp in actie. Ze houdt de zon vast in de volle rondte van haar eigen cirkel zonder enige schade aan de ogen te krijgen. De scherpte van haar gezicht wordt niet weerkaatst in de helderheid van de zon, nog verspreid. Er is een soort adelaar die zeer scherp van gezicht is en die neemt haar jongen in haar klauwen en laat ze even naar de zon kijken, voordat hun vleugels volgroeid zijn. Als de jongen niet stijf en strak naar de zon kijken slaat ze hen of verjaagt ze uit het nest en verzorgt ze niet verder’ Dit zie je in 3 Henry VI II, i, 91 waar Prins Edward toegevoegd wordt:

Ҏay, if thou be that princely eagle’s bird’’ zo toon uw bloed’

Show thy descent by gazing against the sun’ En zie de zon in ‘t aanzicht’.

De mogelijke oorsprong is misschien een Egyptische mythe. Horapollo zegt: ‘Het schijnt een afbeelding van de zon te zijn om goed te zien boven alle vliegende schepselen tegen de lichtbundel in.....vandaar dat sommigen de zon afbeelden als een havikvorm als zijnde de Heer van het Zien’ De Egyptische zonnegod Phre wordt afgebeeld met een havikshoofd.

Het verhaal als zou de arend zijn jongen mee omhoog nemen naar de zon om hen in het helle licht te laten staren is in de middeleeuwen zeer verspreid en werd ontleend aan de Physiologus. Slechts die de aanblik van het grote licht verdragen konden achtte hij te zijner waardig. De anderen liet hij uit zijn klauwen te pletter vallen. Dit motief dat onder andere voorkomt in de 13de eeuwse beeldhouwwerken van de kathedraal van Straatsburg moeten we vermoedelijk opvatten als een symbool van het Laatste Oordeel’.

'Waar een vogel die Ossifraga (of Fullica) genoemd wordt voedt het jong die de adelaar weggegooid heeft’ Er wordt dan ook gedacht dat de zeearend geen soort van zichzelf is, maar mongrool die uit diverse soorten ontstaan is. Want als adelaars hun jongen eruit gooien neemt de zeearend ze op en brengt die groot bij haar eigen jongen. Of de bastaardarend die het met de naam aangeeft.

(d) 'Met ouder worden krijgt de adelaar minder zicht en zwaarheid in zijn vleugels. Door dit nadeel wordt het jagen moeilijk, maar nu gaat ze een soort bron of waterstroom zoeken. Nog vliegt ze in de lucht zo vrij als maar mogelijk is, tot ze verhit wordt door de lucht en de vliegtocht, dan opent ze haar porin, maar haar veren zijn beschadigd, ze valt plotseling naar beneden, in de bron. Ze dompelt zich er driemaal in. Daar veranderen de veren, het slechte zicht van de ogen verbeterd en geneest, ze krijgt opnieuw haar kracht en sterkte terug’ Dit geloven wordt waarschijnlijk verklaard doordat de adelaar bij ouderdom van kleur wisselt.

Herten die hun gewei verliezen, slangen hun huid en adelaars hun snavels worden jonger dan met enig ander werk. Zie om naar Psalm 103, 5: 'Uw jeugd zal vernieuwd worden als die van de adelaar.’ Dit is mogelijk ook ingesloten in Jesaja 40: 31 'jongelingen worde moede en mat, zelfs jonge mannen struikelen, maar wie de Here verwachten putten nieuwe kracht; zij varen op met vleugelen als arenden’. Aristoteles zegt dat bij ouderdom de bovenste bek geleidelijk aan groter groeit en meer krom wordt en de vogel eventueel sterft door honger. Plinius zegt het op zijn manier: 'ze sterven niet door ouderdom of ziekte, maar van honger omdat de bovenste bek zo veel groeit zodat de bek niet geopend kan worden. Dit idee, gecombineerd met de bijbelse tekst dat de arend zijn jeugd vernieuwt gaf gelegenheid tot een nieuwe legende. Die wordt bij Augustinus uitgedrukt in zijn commentaar op de 103de Psalm: 'op een manier, die door de natuur gesuggereerd wordt, slaat hij zijn bek tegen een rots en smijt de last van zich af en komt zo weer terug naar zijn voedsel, in alles is hij vernieuwd zodat hij weer jong wordt’ Vandaar: 'Ze zal vernieuwd worden als een adelaar’.

Mulder: De spectaculaire verjongingskuur, die misschien berust op waarnemingen van roofvogels in de rui, vond steun in de bijbel: Ԍoof de Heer’zingt de psalmist' die uw ziel verzadigt met het goede, zodat uw jeugd zich vernieuwt als die van een arend.' (Psalm 103:5) Het floers voor de ogen van de oude arend zou het ‘derde ooglid kunnen zijn; ook dat roofvogels omhoog kijken naar de zon stemt overeen met de werkelijkheid (al kijken ze waarschijnlijk naar andere vogels). Valkeniers moeten inderdaad de snavels van haviken inkorten.

(e) In haar nest zet ze twee kostbare stenen die agaat genoemd worden, in Duits is dit de Adlerstein, de ene is de manlijke en de ander de vrouwelijke vorm. De mannelijke hiervan is hard en is wat gloeiend. En de vrouwelijke is zacht. En er wordt verteld dat ze geen jongen kunnen krijgen zonder die stenen. De mannelijke adelaar legt in haar nest die kostbare steen, die heldere agaat, om haar zo te vrijwaren van de pijnen die met het eieren leggen komen. Ook om de jongen te vrijwaren van venijnige beten van kruipende wormen. De Perzen noemen de adelaarsteen de geboortesteen. Bij Plinius horen we over de arendssteen, de aetites die van het bekende aetos (arend) is afgeleid en die lithos eutokios heet ofwel: ԯm de leg te bevorderen’ In ons ijzeroer, aetiten of geoden die wel de adelaarsteen of klappersteen genoemd wordt en bij de Duitsers 'Rasen-eisenstein vind je soms bolvormige, holle stukken waarin zich een beweegbare kern bevindt. Als je het stuk beweegt dan klappert dit tegen de randen. Daardoor ontstond de naam klappersteen. Dit is de mythische adelaarssteen die zich bevindt in de nesten van de adelaars, die het erin dragen.

(f) De draak is een slang, er zijn ook slangetende arenden;

'Ze maken hun nest hoog als een adelaar, Jer. 49: 16, Obadja 1: 4.

(g) De ouders broeden om beurten en als er gevaar dreigt draagt de moeder haar kroost naar een veiliger plaats wat aan Deut. 32: 11 herinnert, ‘als een arend die zijn broedsel opwekt, over zijn jongen zweeft, zijn wieken uitspreidt, er een opneemt en draagt op zijn vlerken’ Een opmerkelijk feit, dit opnemen op de vleugels komt met grote vogels nooit voor, wel bij zwanen en futen.

(h) Giervalk, Engelse gyr falcon, heeft iets met de gier van doen. Mogelijk ook omdat die sneller is dan de arend.

(i)’Er is in het noorden een grote adelaar die altijd twee eieren legt. Eerst vangt die een haas of vos en pelt daarvan voorzichtig de huid af waarna ze daar de eieren in legt. Die legt ze in de warmte van de zon en laat ze de eieren daar, ze zit er niet op maar wacht tot ze door natuurlijke kracht gebroken worden. Ze komt pas terug als de jonge vogels gevoerd moeten worden wat doorgaat tot ze een perfecte grootte bereikt hebben’ Dit naar Plinius.

Erpia als adelinus cande

4940es i uoghel van verren lande

te strapidos inde wostine

pleghen arpien te sine

met ongre altoes uerladen

cume machmense uersaden

4945si ebben clawen crom ende wreet

ente gripene ghereet

tanscijn heueti na den man

maer lettel dogheden der an

[wien bediedet bet die arpie

4950dan dien god vermaledie

den woekerare die nacht ende dach

gapet ende niet versaden mach

al es hi ghelijc den man

dar nes ghene menscheit an]

4955arpia pleghet ne twifelets niet

den eersten mensche die so siet

wanderen inde wostine groot

vermach soene so slatene doot

alsoe te watre comt na dien

4960dar soe hare seluen mach gesien

ende soe siet dat soe heuet dot

van anscijn hare ghenoet

werd so droue ye lanc so meere

om dat so doot heuet haren here

4965ende so der omme selue doot bliuet

ende emmer uort soe rouwe driuet

somwile gheuallet horic lien

dat men ghetempmet heuet arpien

ende die oec spraken na den man

4970mar gheen bescheet so nesser an

3. Harpij, als Adelinus kende,

4940 is een vogel van verre landen

te Strapidos in woestijn

plegen harpijen te zijn.

Met honger altijd verladen

nauwelijks mag men ze verzadigen.

4945 Ze hebben klauwen krom en wreed

en te grijpen gereed.

Het aanschijn hebben ze naar de man

maar weinig deugden zijn er aan.

[wie betekent beter de harpij

4950 dan de God vermalijde!

woekeraar die nacht en dag

jaagt en niet te verzadigen is

al is hij gelijk de man

daar is geen mensheid aan]

4955 De harpij pleegt en twijfelt niet

de eerste mens die het zo ziet

wandelen in de woestijn groot

vermag het en zo slaat het die dood

als ze te water komen nadien

4960 waar ze zichzelf mag zien

en ze ziet dat ze heeft gedood

van aanschijn haar gelijke

wordt ze droevig hoe langer hoe meer

omdat ze gedood heeft haar heer

4965 en zo daarom zelf wel dood blijft

en immer voorts ze rouw drijft.

Soms gebeurt het, hoor ik luiden,

dat men tam gemaakt heeft harpijen

en die ook spraken naar de man

4970 maar geen bescheid is er aan.

Harpijen, Engelse harpy, Franse harpie, van Latijns harpyia en dit van Grieks harpuiai wat verbonden is met harpazein: snappen of pakken.

Bij Homerus zijn het snel voortijlende storm- en doodsgodinnen. De dichter Vergilius noemt een der harpijen Celaeno en plaatst haar woning op de Strophadische eilanden, aan de ingang van de onderwereld zodat Nederlandse dichters wel eens van hel-harpije spreken.

Naar Hesiodus zijn het de gevleugelde dochters van Thaumas en de Electra en zusters van Iris. Ze zijn van vleugels voorzien en sneller dan de wind. De namen geven aan dat het personificaties zijn van dwarrelwinden en stormen, Ocypete: snel, Geleno: duisternis, en Aello: storm. Van hen stammen de edelste paarden als de Podarge van Homerus en Zephyros van Achilles.

Als plaaggeesten verschijnen ze in de geschiedenis van de blinde ziener Phineus wiens voedsel ze opeten of verontreinigen.

Aan de westkust lag het rijk van de Thrakische koning Phineus. Apollo had hem als teken van zijn gunst de zienersgave geschonken. Aan velen kon hij de toekomst openbaren en goede raad geven. Maar hij werd overmoedig en maakte aan de mensen meer van Zeus wil bekend dan hem toegestaan was. Daarvoor moest hij vreselijk boeten. Zeus ontnam hem het licht van de ogen. Bovendien zond hij hem twee harpijen, afschuwelijke wezens, half vrouw, half roofvogel en met klauwen aan de hand en voeten. Kreeg de blinde koning voedsel voorgezet en begon hij te eten, dan schoten onmiddellijk de harpijen neer uit de lucht. Ze rukten hem met hun kromme snavels en scherpe klauwen het eten uit de mond en hand en bevuilden het overige met hun ondraaglijk stinkende uitwerpselen zodat het oneetbaar werd. Uitgehongerd sleepte Phineus zich voort, een geraamte met holle ogen en kaken. Maar hij bleef in leven want onverbiddelijk liet Zeus zijn kwelling voortduren en vergunde hem niet te sterven.

Door zijn profetische gave wist hij dat er eens een eind aan zou komen. Zo gauw op zijn kust een schip landde met Griekse helden zouden de gevleugelde zonen van de noordenwind, Boreas, zijn kwelgeesten verjagen en zou hij in vrede mogen sterven. van de noordenwind, Boreas, zijn kwelgeesten verjagen en zou hij in vrede mogen sterven. En zie, de Argonauten landden bij zijn stad. Ontroerd en in gespannen verwachting hoorde hij hen komen, want zijn geestesoog wist dat dat zijn redders waren. Wankelend strompelde hij naar buiten en viel voor hun voeten neer. Vol verwondering en medelijden keken de jonge mannen naar die uitgeteerde gestalte in bevuilde, kostbare kleren. Ze luisterden aandachtig naar zijn droevig relaas en op het horen van hun namen sprongen de zonen van de noordenwind, Zetes en Kalais, dadelijk naar voren en boden hun diensten en bescherming aan.

Er werd een maaltijd voor hun allen opgediend en nauwelijks had Phineus zijn eten aangeraakt of daar schoten de harpijen op hem af. Maar op hetzelfde ogenblik schoten Zetes en Kalais op hen toe met het zwaard in de hand en joegen de ondieren de lucht in. Ze joegen hen na net zo snel als hun vader Boreas na een wilde jacht door het luchtruim en haalden hen in. Bijna raakten ze hen met de punten van hun zwaarden toen Iris, als bode van Zeus, tussenbeide kwam en riep: ‘Zonen van Boreas, doodt de harpijen niet, het zijn de jachthonden van Zeus. Maar wees gerust, ze zullen nu weer terugkeren naar zijn grot in de bergen van Kreta en Phineus niet meer kwellen.’

Neophron percnopteros, is maar een kleine, bescheiden aasgier. Hij staat op een afstand geduldig te wachten totdat de andere dieren verzadigd zijn. Haast gedwee ziet hij eruit. Het bescheiden dier wordt wel ‘de kip van de Farao’ genoemd. Maar het mengt zich in alle vuil en takelt zich zo walgelijk toe dat het stinkgier genoemd wordt. Hij staat als een bedelaar te wachten bij de openbare slachthuizen. Hij is nog verdraagzamer dan andere gieren. Daarom zie je vaak wel een vijftig bij elkaar, daar waar wat te halen valt. Ze naderen de mens zeer dicht, vooral waar mestvaalten zijn en eten zelfs menselijk drek.

Bij de weerzinwekkende aas- of stankgier komt de herinnering te boven aan de door de klassieken als walging wekkende mythische vogels, de harpijen, op. Ze behoorden tot de vogels, waren half mens, half dier, storm- en doodsgodinnen met vogellichamen en maagdelijk hoofd.

Agotile dats bekent

j. uoghel van orient

of in arabien alsmen seghet

die .ij. eyer of iij. pleghet

4975te bringhene ende es grot oec mede

dese pleghet ene vremde sede

hi sughet die gheete inder gebare

als oft .j. oekin ware

ende hets wonder dat mer of toghet

4980want die gheet te hant uerdroget

alse sughet agotile

plinius die seghet noch mee

dattet gheproeuet es ende bekent

datter die ghete of werden blent

4. Agotile, dat is bekend.

is een vogel van de Oriënt

of in Arabië, zoals men zegt,

die twee eieren of drie pleegt

4975 te brengen en is groot ook mede.

Deze pleegt een vreemde zede

hij zuigt de geiten in die gebaren

alsof het een geitje (tepel?) was

en het is wonder dat men er van getuigt

4980 dat de geit er van gelijk verdroogt

alzo zuigt de Agotile.

Plinius die zegt nog meer

dat het beproefd is en bekend

dat de geiten ervan worden blind.

Caprimulgus europaeus, L. (Capra: geit, mulgere: melken, uit Europa) De nachtzwaluw, geitenmelker, nachtratel, ratelaar of vliegende pad, Engelse nightjar, Duitse Nachtschwalbe en Franse engoulevent d’Europe.

Het is een trekvogel en komt bij ons in mei en vertrekt weer in september. De nachtzwaluw komt voor op open plekken in naaldhoutbossen. Door de mens wordt de vogel dan ook zelden gezien. Met de behendigheid van een valk of zwaluw zwerven ze nu eens op geringe en dan weer op grote hoogte boven struiken en bomen en omzweven de bomen dikwijls met zeer bevallige zwenkingen en vangen in de lucht de daar voorkomende insecten. Door de wijde bek kunnen ze zeer grote kevers verslinden en juist die soorten die door andere vogels gemeden worden. De jacht begint in de regel met het aanbreken van de nacht en wordt na enige uren afgebroken en wordt voor de morgenschemering hervat, maar houdt op voor de zon geheel aan de hemel is verschenen. Dan rusten ze en zitten laag of liggen languit uitgestrekt op een of ander voorwerp en drukken ze zich zo dicht tegen hun rustplaats aan dat ze eerder breder lijken dan hoog.

Het zijn nuttige vogels, maar vele volkeren beschouwen ze echter als geheimzinnige wezens wiens dood noodlottige gevolgen kan hebben. Onze boeren beschouwden deze onschadelijke dieren met wantrouwen omdat ze van oordeel zijn dat de nachtzwaluwen met geen ander doel zo’n wijde bek heeft dan om de geiten te melken.

‘Er zijn zekere vogels die geitenzuigers genoemd worden vanwege hun zuigen aan geiten en dan is de melk verspild en verloren en als ze zo’n geit hebben gevonden en gezogen dan wordt die direct blind. De speen verdroogt en sterft’ De geitenmelker, die in Duits Ziegenmelker heet, is zo genoemd omdat ze het liggende melkvee lijkt te melken als ze de vliegen van de uier wegpikt.

4985Ardia in onse latijn

mach in dutsch .i. eygher sijn

ardia heetj alsmen ons seghet

om dat hi oghe te ulieghene pleghet

om dat dicke bouen swerken

4990dar negheen tempeest mach werken

jnt water es sine lijfnere

enen scarpen bec heueti ter were

sine jonc broet hi in bomen

die hi nerenstelike can begomen

4995experimentator die seghet

dat hi den aren te hone pleghet

want hine besmelt alsi can

so roten sine uederen dan

sulke sin wit ende sulke van scire wise

5000mar die sciere sijn best uan prise

van smaken best ende ghesont

men vindet oec dat es ons cont

jn onse lant in meneghe marsch

vogle die hete lepelars

5005die hare lijfnere souket mee

dart sout smaket uan der zee

die becke lanc ebben ende breed

darmense lepelars om heet

ende dits uan eighers ene maniere

5010sijsijn den uisscen onghiere

hare uleesch es argher dan der sciere

smout van den eigher es specie diere

alsmen seghet ieghen tvledersijn

dart ander goet es ende fijn

5. 4985 Ardea in ons Latijn

mag in Diets een reiger zijn.

(a) Ardia heet het, zoals men ons zegt,

omdat het hoog te vliegen pleegt

en veel boven de wolken

4990 waar geen tempeest mag werken.

In het water is zijn lijfnering

een scherpe bek heeft het om zich te weren.

(b) Zijn jongen broedt het in bomen

die hij naarstig kan begaan.

4995 Experimentator die zegt

dat hij de arend te honen pleegt

want hij vervuilt hem als hij kan

zo rotten zijn veren dan.

(d) Sommige zijn wit en sommige van grauwe wijze, 5000 maar de grauwe zijn best van spijs, van smaken best en gezond.

(e)Men vindt ook, dat hebben wij gehoord,

in ons land in menig moeras

vogels die heten lepelaars

5005 die hun voedsel zoeken mede

waar het zout smaakt van de zee

die de bek lang hebben en breed

daarom men ze lepelaars heet

en dit is van reigers een soort

5010 zij zijn de vissen onguur.

Hun vlees is erger dan de grijze.

Vet van de reiger is een specerij duur

als men zeg tegen jicht

daar het andere goed in is en fijn.

Ardea, Latijn, dit woord komt of van ardere: branden, omdat zijn drek heet is of van ardua: krachtig omdat zijn vlucht krachtig is en hij hoog vliegt. Griekse herodios, Engelse heron en Frans heron cendre.

Ardea cinerea, L. (grijs), blauwe reiger, midden-Nederlands reigher, oud-Hoogduits Reigaro en Heigaro (nu Reiger) midden-Hoogduits Heiger, Angelsaksisch hrahgha. Dit woord stamt van Germaans hraigran dat zo genoemd is naar zijn hese geschreeuw wat de vogel ook de voor-Germaanse naam kraikr gaf.

(a) Ze vliegen met de benen achterwaarts uitgestrekt en met een ingetrokken hals tot boven de wolken, voornamelijk als het regenen zal. Aristoteles via Vondel:

‘wanneer het reigersnest de poelen op het land

Verlaat, en naar de lucht en wolken komt gevaren.

Dat is een teken van storm en onweer’

(b) Ze nestelen in eiken en in grote troepen, het is een sociaal dier. Kijk uit onder die bomen voor hun uitwerpselen, het zijn bommen. Een reigerkolonie heeft een verwoestend effect op die broedbomen.

Als de reigers door de valken gedrukt worden dan ontvangen ze die met de bek tussen de vleugels omhooggestoken zodat ze beiden vaak dwars doorstoken ter aarde vallen. ‘Ee haviken weten de reigers te verdrijven met hun drek waardoor hun voeten en veren besmet worden en verbranden. Kan de reiger boven de valk komen dan besmet hij hem met zijn drek.’ De reigerjacht door de valken behoorde vroeger tot de voornaamste vorstelijke jachtvermaken.

(d) Er is een purperreiger en een paar soorten van zilverreigers zijn er.

(e )Platalea leucorida, L. (witte). De lepelaar of lepelgans, Duitse Loffler, Engelse spoonbill, Frans spatule, valt op door zijn lepelvormige bek.

5015Anser dats die gans in latijn

die some tam ende wilt sijn

van wilden dat meeste deel

sin schier wel na gheheel

some suart ende some bont

5020ende die ulieghen meest alle stont

ende maken ulieghende hare scaren

als oft yscreuen lettren waren

ende ulieghen hem no oest no west

also als hem die wint es best

5025dat si ulieghens niet uergheten

sonder allene alsi heten

so pleghet hem des ulieghen luste

so dat si selden ebben ruste

mar huusganse die sijn swar

5030si ulieghen selden hier of dar

heten slapen dats hare leuen

dats dat si node begheuen

ysodorus seghet dat gheen dier can

so nouwe yrieken den man

5035hier bi segmen jn uele brieue

datsi bi nachte rieken dieue

jn roemschen geesten es bescreuen

dat wilen die van sans bedreuen

die romeine in sulker laghen

5040dat sise in capitolien belaghen

ende als die wachters sliepen bi nachte

adsijd ywonnen almet crachte

ne war dat die ganse uerhorden

ende sise met roepene uerstorden

5045[die der uiande worden gheware]

dies hilt die stede vele jare

hare ghedinkene der nare

ende beleiden den tor met uare

want roemsch uolc up ghenen dach

5050elx iars te anebedene plach

ene seluerine gans

ende dar uoren te makene dans

hier mede spotte ambrosius

entie grote basilius

5055ende segghen rome des es verdient

dattu best der gans vrient

alle dine gode sliepen

die ganse wieken ende riepen

des offerstu der gans up dien tiden

5060ende du lates jupiterre bliuen

want en adden si ghedaen

ystolen waren sij ende yuaen

die gode van dinen vianden

dus sijn die gode wel wert scanden

5065als men der ganse kint ynaket

so wispelt soe ende gapet

ende maket yblas onder die jonc clene

van dier scare so wachter ene

altoes om des arens vlucht

5070want si ebben uor dien aren urucht

ende si kennen in hare maniere

des arens vlucht ende sine ghiere

bet dan enech mensce mach

de gans mach leuen meneghen dach

5075witte ganse winnen meest

andre minst ebic uerureest

so node es die gans allene

slute men de gans dat si clene

noch dor dranke no dor ate

5080lichtelic hare keert ter bate

hare uleech es te uerduene quaet

ende alse rein te comene staet

so badet hare de gans der ieghen

des so sietmen hare dicken pleghen

5085men vindet ganse also groot

dat si bi na sijn ghenoet

des uoghels struus dat seggic iv

dats inden berch van moniou

ende inde nort side van europen

5090cume mach si van swareit lopen

6. 5015Anser, dat is de gans in Latijn,

(a) die soms tam en soms wild zijn.

Van wilde is het grootste deel

ze zijn grijs bijna geheel

soms zwart en soms bont

5020 (b) en die vliegen meest in alle tijden

en maken vliegende hun scharen

alsof het geschreven letters waren

en vliegen nu oost, nu west

alzo als hen de wind is het beste

5025 dat ze het vliegen niet vergeten

uitgezonderd alleen als ze eten

het vliegen pleegt voor hen te zijn een lust

zodat ze zelden rusten.

Maar huisganzen die zijn zwaar

5030 ze vliegen zelden hier of daar

eten en slapen, dat is hun leven

dat is dat ze node opgeven.

Isidorus zegt dat geen dier kan

zo goed ruiken de man,

5035 hierbij zegt men in vele brieven

dat ze ‘s nacht ruiken de dieven.

In Romeinse verhalen is beschreven

dat wijlen die van Sans bedreven

de Romeinen in zulke lagen

5040 dat ze het Capitool belaagden

en omdat de wachters sliepen bij nacht

hadden zij het overwonnen al met kracht

was het niet dat de ganzen ze hoorden

en ze met roepen verstoorden

5045 die de vijand werden gewaar

dus hield de stad vele jaren

hun gedachtenis dan daarna

en belegerden de toren met gevaar

want Romeins volk op die dag

5050 elk jaar te aanbidden plag

een zilveren gans

en daarvoor te maken een dans.

Hiermee spotte Ambrosius

en de grote Basilius

5055 en zeggen Ԓome dit is verdiend

dat u bent een ganzenvriend

al uw goden sliepen

de ganzen waakten en riepen

daarom offert u de gans op die tijden

5060 en u laat Jupiter blijven

want hadden ze het niet gedaan

gestolen waren ze en gevangen

uw goden, van uw vijanden

dus zijn uw goden wel waard schande’

5065 Als men de gans kan genaken

dan fluit ze en gaapt

en maakt geblaas onder de jongen klein.

Van die groep waakt er een

altijd om de arend vlucht

5070 want ze zijn voor die arend bang

en ze kennen in hun manieren

de arend vlucht en zijn verlangen

beter dan enig mens mag.

De gans mag leven menige dag.

5075 Witte ganzen winnen het meest

andere minder, als ik vrees.

Node is de gans alleen.

Sluit men de gans op als ze is klein

noch door drank of door eten

5080 gemakkelijk zich keert ten goede.

Hun vlees is te verteren kwaad.

En als regen te komen staat

dan waakt zich de gans daar tegen,

dus ziet men ze zich vaal doen.

5085 (d) Men vindt ganzen alzo groot

dat ze bijna zijn gelijk

van de vogels struis, dat zeg ik u,

dat is in den bergen van Bernhard

en in de Noordzijde van Europa

5090 nauwelijks kunnen die van zwaarheid lopen.

Anser anser, L. Gans, midden-Nederlands gans, oud-Hoogduits Gans (nu Grau Gans) oud-Engels gos (nu grey lag goose) oud-Noors gas. Het woord wordt vergeleken met het Latijnse anser (voor hanser) Grieks khen, Sanskriet hasas: watervogel, oud-Iers geiss: zwaan. In Frans heet het oie cendree.

(a) De wilde is de stamsoort van de witte, tamme gans.

(b) De wilde ganzen en eenden die van landstreek willen veranderen maken in de vlucht de gedaante van een omgekeerde v waardoor ze gemakkelijker door de lucht kunnen klieven. Dus vliegt de leidsman vooraan. Na verloop van tijd is hij vermoeid, verlaat zijn post en wordt door de volgende afgelost en voegt zich bij het einde van de troep waar die uitrust etc. waardoor ieder zijn beurt krijgt en de grote tocht sneller en gemakkelijker wordt volbracht.

(c ) Er is geen dier die zo snel de geur van de mens waarneemt als de gans. Ze schreeuwen als ze een vreemdeling zien en dienen als huiswachters. Bij de Romeinen was de gans aan Juno gewijd en werd in haar tempel op het Capitool gehouden. Bij de inval van de Galliërs onder Brennus, 390 v Chr., waarschuwden ze door hun geschreeuw de bevolking en hebben zo de burcht gered. Dit zouden witte ganzen zijn die ze zo als de beste achten.

(d) De grote ganzen zijn wel gefokte ganzen.

Anas alsement ware waent

ludet in onse dudes .i. hant

die hie heuet ulogle ende als

sconre dan die zoe es als

5095ende omme den als den witten rinc

riuieren mint hi voer andre dinc

ende oec ne mach hi niet leuen

hine si den watre beneuen

wilde anden ebwi uerstaen

5100teerst dat si uten doppe gaen

si sijn so leuende ende so snel

dat sij hem yneren wel

al eist dathem die moeder ontuart

ghesonder eist ten liue ward

5105tvlesch van der wilder haent

dan van der tammer ende men waent

dat inden winter es beter ditte

dant es in des somers hitte

doch eist te uerduene swaer

5110mar lichter dan die gans dats waer

7. Anas, zoals men de waarheid waant,

luidt in ons Diets een eend.

De hij heeft vleugels en hals

mooier dan de zij is

5095 en om de hals de witte ring.

Rivieren bemint hij voor andere dingen

en ook kan hij niet leven

is er geen water in de buurt.

Wilde eenden, hebben wij verstaan,

5100 het eerste dat ze uit de dop gaan

ze zijn zo levend en zo snel

dat zij zich voeden wel

al is het dat hem de moeder zich ontfermt.

Gezonder is het te lijve waard

5105 het vlees van de wilde eend

dan van de tamme, en men waant

dat in de winter is beter dit

dan het is in de zomerse hitte

doch is het te verteren zwaar

5110 maar lichter dan de gans, dat is waar.

Anas platyrhyncha, L (met een brede snavel) Eend, midden-Nederlands ent of eent, oud-Hoogduits enita (nu Ente) Angelsaksisch ened. Het woord komt van Germaans anio en dat van Indogermaans anes. Het Sanskriet ato betekent een watervogel.

De smalle witte ring is een kenmerk van het mannetje.

Accipiter hetet int latijn

dat in dietsch .i. auec mach sijn

een edel uoghel te uederspele

tragher dan die ualke es uele

5115mar scalker in sijn uanghen

laeti sine uedren anghen

so wert hi siec hout hise recht

dan werti weder ysont echt

als hi sine jonc siet

5120dat si hem pinen te ulieghene hiet

steect hise uten neste te waren

ende wille dat si em neren uaren

rodene wil dat mens gheloue

wie so hem ghenerd met roeue

5125dat hi sette sine sede

buten alre ynadichede

dies moeti horen ten ionxten daghe

ons heren claghe sonder ynade

plinius spreect die in leden

5130euel dracht uan swareden

dat hi hem te siedene raet

van auec in olie rosaet

ende hete hi sal hem elpen

sine siecheit ystelpen

8. Accipiter heet in het Latijn

dat in Diets een havik mag zijn.

(a) Een edele vogel te jachtspel

trager dan de valk is het veel,

5115 maar schalkser in zijn vangen.

Laat hij zijn veren hangen

dan wordt hij ziek, houdt hij ze recht

dan wordt hij weer gezond echt.

(b) Als hij zijn jongen ziet

5120 dat ze hem denken te vliegen iets

steekt hij ze uit het nest te waren

en wil dat ze zich voeden gaan.

Reden wil dat men gelooft

wie zo zich voedt met roven

5125 dat hij zet zijn geest

buiten alle genadigheden

dus moet hij horen te jongste dagen

onze Heren klagen zonder genade.

Plinius spreekt die in de leden

5130 euvel draagt van zwaarheden

dat hij hem koken aanraadt

een havik in olie van rozen

en eet dit, het zal hem helpen

zijn ziekte te stelpen.

Accipiter: grijper. Accipiter gentilis, L. (sierlijk) (Astur palumbarius) Havik, midden-Nederlands havec of havic, oud-Saksisch habuc, oud-Hoogduits Habuh en Hapuh (nu Habicht) oud-Engels heafochawk, midden-Engels hauk (nu hawk en goshawk) oud-Noors hakr en haukr. Mogelijk stamt het woord van Indogermaans qap: pakken.

Havik, duivenvalk, grote sperwervalk of patrijzenvalk, Duitse geflugelter Teufel of Stoter, Franse autour des palombes. Een goed voorziene duivenhok weet hij binnen een paar maanden te ontvolken.

(a) Jong uit het nest genomen jongen werden vroeger voor het vluchtbedrijf afgericht. Voornamelijk werden ze gebruikt voor de vlucht op patrijzen, fazanten en konijnen. Dit jachtbedrijf kon gemakkelijker uitgeoefend worden dan de jacht met valken omdat de havik steeds in de laagte vliegt zodat men ook goed in de bossen kan jagen en niet te paard hoeft te zijn. Haviken werden gebruikt door landeigenaars. Valken waren voor vorstelijke personen.

(b) Hiermee beelden de Egyptenaren de daad van de ouders uit die vanwege armoede enige kinderen van zich doen.

5135Amraham es bekent

.i. uoghel in orient

dar aristotiles of secht

dat hi up berghe broedens plegt

so oghe dat altoes gheen man

5140sine neste uinden can

[sine jonc sijn selden uonden

want hi uerjaghetse te ghenen stonden

uan hoghen nederwart te dale

eer si moghen ulieghen wale]

5145gherne uolghen sj enen here

om dat sii hare lijfnere

an croingen nemen eist beeste of man

die up die uelde bliuen dan

9. 5135 Amraham is bekend

een vogel in de Oriënt

waar Aristoteles van zegt

dat hij op bergen te broeden pleegt

zo hoog dat altijd geen man

5140 zijn nest vinden kan.

[Hun jongen zijn zelden gevonden

want hij verjaagt ze op zekere tijden

van de hoogte naar het dal

voor ze mogen vliegen wel]

5145 Graag volgen ze een leger

omdat ze hun voedsel

aan krengen, is het beest of man

die op de velden blijven dan.

Soort gier.

ACantis als plinius seghet

5150es .i. uoghel die des pleghet

dat hi sine spise neemt int gras

des ati die parde omme das

ende alsi siet dat them wart

al etende comt i pard

5155so ulieti ende wrect hem dan

met sulken dinghen als hi can

dats dat hi ylijc niet den parde

ende bespottet te sire onwarde

hi ne mach hem doen ghene ander scade

5160dus es bedied die felle quade

die altoes quaet ende scande

ende spot maect up sine uiande

ende els niemen moghen scaden

enen houeschen hordic raden

5165sprec emmer dinen viant wel

ende wes hem in doene fel

behouden trouwe ende warede

dit es edelre liede sede

10. Acautis, zoals Plinius zegt,

5150 is een vogel die dit pleegt

dat hij zijn spijs neemt in het gras

dus haat het de paarden om dat

en als het ziet dat hem tegen

al etende komt een paard

5155 dan vliegt het weg en wreekt zich dan

met zulke dingen als hij kan

dat is dat hij niet gelijkt de paarden

en bespot als zijnde onwaardig

hij mag hen doen geen andere schade.

5160 Dus het betekent de felle kwade

die altijd kwaad en schande

en spot maakt op zijn vijanden

en anders niemand mogen schaden

een hovaardige, hoor ik aanraden

5165 spreek immer van je vijand goed

en ben in doen fel

behoud trouw en waarheden

dit is edele lieden zede’

Een weidevogel.

Absalon sprect plinius mede

5170es i. uogel uander sede

dat hi des roux eyer breect

de uos pint hem dat hijd wrect

den roec ende iaegt absalons jonghe

ende absalon weder talre stonde

5175plot ende bijd suos kinder

so comen hem tulpen ghinder

die rouc uecht up hem mede

dits orloghe sonder urede

jn dorne ynerd hem absalon

5180des ati sesels doen

want hi destele ende dorne uertert

dar em die uoghel mede ynert

11. Absalon, spreekt Plinius mede.

5170 is een vogel van de zede

dat hij de roeks eieren breekt

de vos pijnigt hem dat hij wreekt

de roek en jaagt op Absalons jongen

en Absalon weer te alle stonden

5175 plaagt en bijt zijn kinderen

dan komen hem te hulp ginder

de roek en vecht tegen hem mede

dit is oorlog zonder vrede.

In dorens voedt zich Absalon

5180 dus haten ze ezels doen

omdat hij distels en dorens verteert

waar de vogel zich mee voedt.

Mogelijk de distelvink, Carduelis carduelis, L. (distel) Het lijkt meer op het verhaal van de uil die de eieren van een raafachtige breekt ‘s nachts en overdag worden zijn eieren gebroken door die raafachtige, maar die eet weer geen distels.

Alauda es die leewerke

die soete sinct alsic merke

5185ende groet den dach alsi ontsprinct

jndien tiden dat soe sinct

selden eist int iaer

sone sinct scijnt de sonne claer

sonder allene alsoe uermut

5190hare sanc es grot deduut

ne waer so nes soe milde niet

so sere soe bitende uogle ontsiet

dat so hare eer den man laet uaen

heer soe hem wert onderdaen

5195want bi auonturen tewaren

die machse laten uaren

die sporeware ne lieter niet

hoe seere soe claghede hare uerdriet

12. Alauda is de leeuwerik

die zoet zingt, zoals ik merk,

5185 en begroet de dag als die ontspringt

in die tijden dat het zo zingt

zelden is het in het jaar

soms zingt ze als de zon schijnt helder

alleen niet als ze is vermoeid

5190 hun zang is groot genot.

Maar was ze zo mild niet

zo zeer dat ze bijtende vogels ontziet

dat ze zich eerder door de man laat vangen

en zo hem werd onderdaan

5195 want bij avonturen te waren

die man mocht ze laten gaan

de sperwer liet het niet

hoe zeer ze zich beklaagde om haar verdriet.

Alauda arvensis, L. (van de akkers) Veldleeuwerik of hemelleeuwerik, Duitse Feldlerche, Engelse sky lark. Franse alauette van Latijn alauda stamt.

De leeuwerik die zo vroeg en vrolijk zingt, die zo mooi omhoog vliegt en de aankomst van de lente voorspelt. Dit wordt gehoord zolang het broeden duurt. Van het krieken der morgen tot aan de avondschemering zingt hij waarbij hij zich telkens boven de bodem verheft en stijgt met bijna sidderend gefladder langzamerhand al hoger en hoger en verdwijnt soms bijna aan het oog. Shakespeare, Midsummer’s Night’s Dream 3, 1, 140;’The finch, the sparrow, and the lark’. ‘Een vink, mus en leeuwerik’

In II,3,21 ‘Hark, hark. De leeuwerik juicht in ‘s hemelsblauw’ Op dat gezang aan de hemels poort verrijst de zonnegod.

Altion es i uoghelkin

5200meere dan die mussce siin

jn die zee es uele sijn ganc

den als heuet .i. deel lanc

ende es gheuedert scier ende wit

alse purperin dat hem wel sit

5205an uissce es al sijn beiach

selden eist dat ment sien mach

sonder int lanxte uan den jare

jnden uorwinter es openbare

broeden si hare jonc al

5210hare neste sin ront als .i. bal

iemen met genen ysere nochtan

nemmermeer ybreken can

negheen uogel sonder dit

lesemen dat die winter besit

5215sine eiere alsict bescreuen vant

hare nest maect up der zee cant

alse die zee meest risen begonnet

dat mercmen om dat god jonnet

desen uoghelkine allene

5220vordeel sonderlanghe ghemene

want ware dese gram also pleglet

als altion sine eier leghet

die zee werdet wel ymoet

tote dat sine eier sijn uulbroet

5225ende dats binnen vij. Daghen

ende vij. der na horic ghewaghen

rust die see dar binnen

sine ionc so beghinnen

dat si hem yneren vor dan

5230merct wat god desen uogle jan

ja die scipliede in dat lant

merken die daghe te hant

ende stoken coenlike de zee

alsoffet ware min no mee

5235sente ambrosius bescrijft ons dit

die van loghenen es onbesmit

13. Alcioen is een vogeltje

5200 groter dan de mussen zijn.

In de zee is veel zijn gang.

De hals heeft een deel lang

en heeft veren grijs en wit

alzo purper, dat hem wel zit.

5205 Op vissen is al zijn bejaag

Zelden is het dat men het zien mag

alleen in het langste van het jaar

in de voor winter, dat is openbaar

broeden ze hun jongen al.

5210 Hun nesten zijn zo rond als een bal

die men met geen ijzer nochtans

nimmermeer breken kan

en geen vogel alleen deze

leest men dat die in de winter zit

5215 op zijn eieren, zoals ik het beschreven vond. Hun nest maken ze op de zeekant

als de zee meest te rijzen begint

Dat merkt men op dat God gunt

deze vogeltjes alleen

5220 voordeel apart algemeen

want was deze gram, alzo pleegt

als Alcion zijn eieren legt

dan wordt de zee goed gemoed

totdat zijn eieren zijn uit gebroed

5225 en dat is binnen zeven dagen

en zeven daarna, hoor ik gewagen,

rust de zee en daar binnen

zijn jongen dan beginnen

dat ze zich voeden voort dan

5230 Merk wat God deze vogel gunt

ja, de scheepslui in dat land

merken die dagen op gelijk

en gaan koen ter zee

als of het was min of meer.

5235 Sint Ambrosius beschrijft ons dit

die van leugen is onbesmet.

Alcedo atthis, L. Alcyone, dochter van Aeolus (de wind) en Enarete, was getrouwd met Ceyx. Volgens een verhaal kwam hij in een schipbreuk om en stortte zij zich uit wanhoop in zee waarna beiden in ijsvogels veranderd werden. Wanneer ze dan broeden, omstreeks een week voor en een week na de kortste dag, laat Aeolus alle winden rusten, vandaar heten die dagen Alcyonii dies, de dagen van de ijsvogels wat overdrachtelijk gegeven werd aan een rustige en gelukkige tijd. De vogel verschijnt in het Grieks onder de naam alcyon, wat voor het eind van de eerste eeuw v. Chr. halcyon werd zoals Varro verhaalt. Aristophanes, 414 v. Chr., sprak over halcyon dagen. Deze zinsnede is sindsdien in gebruik gebleven voor een periode van heerlijke stilte. De associatie van de ijsvogel met kalm weer kwam in zijn tijd, populaire etymologie was waarschijnlijk wel de oorzaak.

De Griekse naam had geen aspiraties, maar omdat het laatste gedeelte van de naam hetzelfde is als het werkwoord voor ontvangen, werd het eerste deel al gauw veranderd in halys: de zee. Het woord betekent zo wat broedt of bevrucht wordt bij de zee. Hiernaar kwam het verhaal dat de vogel zijn eieren broedt op de oppervlakte van de zee en dat daarom de zee tijdens dit proces kalm was.

De gehele legende is alzo. De halcyon is een zeevogel, want het broedt langs de kusten en legt zijn eieren op het zand. En het bouwt het nest omstreeks het midden van de winter, als de zee op het land slaat door vele krachtige winden. Maar niettegenstaande zwijgen alle winden en de oceaangolven zijn kalm als de halcyon broedt gedurende zeven en zeven dagen, want in zoveel dagen broedt en voedt het zijn jongen op. En omdat die rust nodig hebben voorziet de voorzienigheid erin, die gunstig is voor allen en zelfs het kleinste levende ding, dat er twee maal zeven mooie dagen zijn. Daarom wachten de zeelui op die veertien dagen, ze verwachten rust.

Hij bouwt zijn nest op het water (of land) dat op een miraculeuze manier waterbestendig is en drijft van oceaan tot oceaan en zorgt ervoor dat op behoorlijke afstand van het nest er rust heerst zodat het gezin in vrede leeft. Zijn nest kan niet door ijzer gesneden worden maar wordt gebroken door een sterke klop. Hun nesten zijn wonderlijk gemaakt in vorm als een ronde bal en de opening staat wat naar buiten en is zeer smal, het is zoiets als een grote spons. Niemand kon ooit uitvinden waarvan ze gemaakt waren, zie 64.

Ariofelon dat es

i. edel uoghel sijd ghewes

dar men mede die reen uaet

5240want soese teerst inde oghen slaet

ende bijtse dan int houet doot

hare uedren sin brun root

lanc es sijn start bec ende beene

meere dan andre uogle ghene

5245een deel meere dan die aren

starc ende snel es hi te waren

bouen oghe in clare lucht

dar es meest sine vlucht

so oghe hi ulieghens pliet

5250dat men arde selden siet

lettel rusti up die erde

bouen swerke uliechti sire uerde

ende dan beeti hier neder

ende proiet ende uliecht upward weder

5255comt hem dar uoghel te ymoete

dien groeti met felre groete

dat werpti neder doet

men can gesien clene no groet

wie die dinc euet ydaen

5260so saen so ontfart hi sonder waen

selden sietmen dat es ware

sonder die sien arde clare

als mense uten neste nempt

so werdsi metten man ytemt

5265ende gheleerd proie te vane

anders niet na minen wane

sone ydursi onder den man

ende so ytrouwe werden si dan

dat sij sitten ongebonden

5270vp .i. rec te menegher stonden

14. Ariofilon dat is

een edele vogel zij het gewis

waar men mee de reen vangt

5240 want ze hen ten eerste in de ogen slaat en bijt ze dan in het hoofd dood.

Hun veren zijn bruin/ rood

lang is zijn staart, bek en benen.

Groter dan andere vogels algemeen

5245 een deel groter dan de arend

sterk en snel is hij te waren

boven hoog in heldere lucht

daar is meestal zijn vlucht

zo hoog hij te vliegen pleegt

5250 dat men hem op aarde zelden ziet,

weinig rust het op de aarde

boven de wolken vliegt het zijn vaart

en dan daalt hier neer

en slaat een prooi en vliegt opwaarts weer.

5255 Komt hem daar een vogel tegemoet

die begroet hij met felle groeten

dat werpt hij neder dood.

Men kan ze niet zien klein of groot

wat dat ding heeft gevangen

5260 zo gelijk ontgaat hij zonder waan

zelden ziet men hem, dat is waar

uitgezonderd die erg goed kunnen zien

Als men ze uit het nest neemt

dan werden ze door de man getemd

5265 en geleerd prooien te vangen

anders niet, naar mijn waan.

Soms durven ze onder de man

zo trouw werden ze dan

dat ze zitten niet gebonden

5270 op een rek in vele stonden.

In Grieks is het aetos, er zal dus een adelaar bedoeld zijn. Aquila heliaca, Savigny. is de keizerarend, Duitse Kaiseradler, Engelse Imperial eagle en Franse aigle imperial. Zal zijn naam wel te danken hebben aan het voorkomen op wapenschilden van Duitsland en Oostenrijk. Om zijn majestueuze voorkomen, zijn hoge vlucht, zijn kracht en zijn moed werd hij veelvuldig als zinnebeeld in wapens opgenomen.

Hij hoort thuis in Zuid-Europa en Afrika. Hij vangt kleine herten en gemzen.

De keizerarend komt overeen met de levenswijze en grootte van de steenarend.


Aues paradisi sin uogle

met sconen plumen ende uloglen

ende so scone alsmen spreect

dat hem ghene uarwen ybrect

5275om dese scone wise

heet mense van den paradise

hare luud es so soete

diene horen moet met goeder moete

dat die mensce dar bi mach keren

5280herte ende sin te loue ons heren

worder oec enech yuaen

het soude screien sonder waen

ontier het mochte ulien

tote in egipten sin si ysien

5285vp linus die grote flume

ende els te ghere stede cume

oec sijn daer uogle ander wise

die men heet uanden paradise

omme dat men niet can uerstaen

5290wanen si comen ende war si gaen

als die tijd comt te waren

lidensi dor tlant met scaren

brun sinsi ende bleckende clar

ende minder dan couwen dats war

5295also groot alse ganse siin

dandre ende van varwen fijn

hier gaen ute uogle in a

nu comt van der b. hir na

15. Aves paradisi zijn vogels

met mooie pluimen en vleugels

en zo mooi, zoals men spreekt,

dat hen geen kleur ontbreekt,

5275 om deze mooie vorm

heet men ze van het paradijs.

Hun geluid is zo zoet

die het horen mag met goed gemoed

dat de mens daarbij mag keren

5280 zijn hart en zijn lof tot onze Heer.

Wordt er ook enige gevangen

het zou schreien zonder waan

totdat het mocht ontvliegen.

In Egypte zijn ze gezien

5285 op de Nijl, die grote rivier,

en anders in geen plaats.

Ook zijn daar vogels van andere wijze

die men heet van het paradijs

omdat men niet kan verstaan

5290 waarvan ze komen en waarheen ze gaan

als hun de tijd komt te waren

vliegen ze door het land met groepen

bruin zijn ze en blinkend helder

en kleiner dan een kauw, dat is waar,

5295 alzo groot als ganzen zijn .

De andere is van kleur fijn

hier gaan uit vogels in a,

nu komt van de b hierna.

V. de Beauvois geeft een interessante beschrijving. ’Paradijsvogels, ‘aves paradisi,’ worden gewoonlijk zo genoemd, niet omdat ze van het paradijs stammen, maar vanwege hun opmerkelijke schoonheid want ze hebben zulke schitterende kleuren dat er vrijwel geen kleur ontbreekt. Hun grootte is die van een gans. Hun zang is zo een zoet en puur, ‘tia’ dat een mens in stille devotie en vreugde het kan aanhoren. Maar als ze gevangen worden dan jammeren ze het uit en houden niet op met hun geklaag tot ze weer vrij zijn. Ze worden levend gevonden bij de stromen van de Nijl en zelden ergens anders. Er zijn ook vogels in dezelfde buurt die ook zo genoemd worden en van een roodachtige kleur zijn, maar kleiner dan de vorige. Ze worden paradijsvogels genoemd omdat niemand weet wanneer ze komen of wanneer ze gaan’.

Het is onmogelijk om deze vogels te identificeren, er is geen bewijs dat deze vogels bekend waren in Europa voor de 16de eeuw’ Maar vogels van exquisiete schoonheid werden gevonden door reizigers in het Oosten en de naam werd op hen overgebracht. Deze Oosterse vogels werden zo genoemd door Hollandse reizigers vanwege hun briljante pluimage en het algemeen verspreide geloof dat omdat ze geen vleugels of poten hebben ze in de lucht leefden en zweefden op hun brede pluimen. Ze rusten met lange tussenpozen tussen de takken van weelderige bomen aan de draadachtige veren van de staart en trekken hun voedsel van de ‘dauw van de hemel en nectar van bloemen’ De eieren, zo beweerde men, werden door het wijfje al vliegend op de rug van het mannetje gelegd waar ze ook werden uitgebroed. Zodra de eenvoudig bevederde jongen tot vliegen in staat waren, gingen ze de lucht in, hoger en hoger en rechtstreeks naar de zon, waar ze hun fantastische kleuren kregen.

Men beschouwde de bedoelde vogels als ‘s sylphen’ als wezens die alleen in de eindeloze luchtzee verblijf houden en alle voor hun levensonderhoud vereiste werkzaamheden al vliegend verrichtten en slechts gedurende enige vluchten rusten door de met de lange draadvormige staartveren aan boomtakken te gaan hangen. In zekere zin zijn ze vergelijkbaar met wezens van hogere rang en zouden ze van de noodzakelijkheid om met de aarde in aanraking te komen ontheven zijn en zich alleen met etherisch voedsel voeden. De Paradijsvogels komen uit N. Guinea.

De wijze waarop de inboorlingen de vogels toebereiden wordt op de volgende wijze beschreven. Nadat de vleugels en poten afgesneden zijn wordt de huid tot aan de snavel afgetrokken en zelfs de schedel weggenomen. Tot steun van de huid dient een stevige stok die aan de staart begint en voor de bek uitkomt. Om die stok heen worden enige bladen in de huid gestopt, het geheel wordt gewikkeld in de bloemschede van een palm en gedroogd in de rokerige hut van de inboorling. Op deze wijze verschrompelt de kop, die inderdaad groot is, tot bijna niets en wordt het lichaam klein en kort zodat het wapperende gedeelte van de verendos des te sterker uitkomt’ De paradijsvogels worden voornamelijk door handelaars opgekocht en onder de naam van boeron-matie: dode vogels, naar Europa en China uitgevoerd. Deze huiden worden ter versiering van hoofdbedekking gebruikt. De Indische groten gebruiken ze als sinds eeuwen als optooisel voor hun tulbanden.

De naam Manucodiata is een verlatijnste vorm van het Molukse manuq-dewata: ‘Vogel der goden’, in Latijn ‘Aves Dei,’en dit bleef de naam voor de vogel een honderd jaar lang

Het is de sinds Gessner, 1557, gebruikelijke vogelnaam, Paradijsvogels of Manucodiatae. Hij begint de mening te bestrijden dat deze dieren in een voortdurende beweging door het luchtruim glijden. Hij zegt verder dat al Aristoteles zegt dat er geen vogels zonder poten waren en bestrijdt die mening omdat die blijkbaar in zijn tijd nog wel voorkwam. Hij werpt nog wel de hypothese op dat als ze werkelijk de poten ontberen de dunne draden hen wellicht in staat stellen hiermee te rusten.

Mogelijk kwam dit door valse etymologie. De Latijnse naam Manucodiata zou dan mogelijk afgeleid zijn van manus: hand, cauda: staart, een verwijzing die mogelijk betekent dat de vogel een grijpende staart had. Linnaeus noemde ze ook nog pootloos, Paradisae apoda, L (zonder poten) In 1957 ontdekten onderzoekers dat al sinds onheuglijke tijden de bevolking van Nieuw-Guinea paradijsvogels doodden en de huiden meegaven aan handelaren die ze meenamen naar het westen, mogelijk al de Feniciërs. Ze ontdekten dat de inboorlingen die huiden verpakten in een laagje mirre!!, het geheel eivormig kneedden en vervolgens bedekten met geschroeide bananenbladen. Dit doen ze om de huiden tijdens het vervoer te beschermen tegen motten en dergelijke dieren. In de tempel ruïnes langs de routes van Zuidoost-Azië naar de Middellandse Zee zijn door archeologen op verschillende tijden stukjes mirre gevonden die soms nog de indruk vertonen van een geschroeid bananenblad. Zie Phoenix, 42.


Bubo dats hule of scuwt

5300 die dages rust ende nachts uliecht vut

men uaet ander uogle mettien

want sine steken dar sine sien

experimentator wille weten

dat si der duuen eier eten

5305ratten hetensi ende muse

si wonen in kerken ende in stenin huse

dolie uten lampten si drinken

ende smelter in ende doense stinken

alse andre uogle up hare uechten

5310can so hare uoete upwart rechten

ende werpt de ghene diese mesgroten

vpwart metten uoeten

sere es hi van plumen uerladen

traghe ende cranc es hi uan daden

5315jn dat lichte comti node

ende wandelt gerne onder doode

16. Bubo dat is de uil of schavuit,

5300 die op de dag rust en ‘s nachts vliegt uit.

(a) Men vangt andere vogel met die

want ze steken hem waar ze hem zien.

Experimentator wil weten

dat ze de duiveneieren eten,

5305 ratten eten ze en muizen.

(b) Ze wonen in kerken en in stenen huizen

de olie uit de lampen ze drinken

en smelten erin en laten ze stinken.

Als andere vogels op hen gevechten

5310 kunnen ze hun voeten opwaarts richten

en werpt diegene die ze aanvalt

opwaarts met de voeten.

Zeer is hij van pluimen beladen

traag en zwak is hij van daden.

5315 In het licht komt het node

en wandelt graag onder de doden.

Bubo bubo, L. Uil, midden-Nederlands ule, oud-Engels ule (nu owl) oud-Saksisch en oud-Hoogduits Uwila (nu Eule) oud-Noors ugla. Mogelijk stamt dit van een oud-Engels klanknabootsend woord, dat in Latijn ulula werd van oud-Indisch uluka: uil.

(a) Geen inheemse uil wordt zo algemeen gehaat als de oehoe. Bijna alle vogels en zelfs enige uilen plagen hun vijand overdag als ze hem in de gaten krijgen. Daar maakt men gebruik van om andere vogels te vangen. De oehoe zit vastgebonden aan een paal waar de vogels op af komen die dan afgeschoten worden.

(b) Volgens de waarzeggers beduidt hij kwaad, terwijl hij een droeve en dodenvogel is, hij dringt ‘s nachts de kerken binnen en zuipt de olie uit de lampen.’ Vondel, Toneelschilt of pleitrede voor het toneelrecht ‘Ee kerkuil zuigt de olijfolie uit de gewijde koorlampen’.

(c ) ‘Het is een mooi gezicht om de geestigheid en handigheid van deze vogels te zien. Want als ze door te veel vogels worden aangevallen gaan ze op hun rug vliegen en met hun voeten als hulpmiddel weerstaan ze die vogels’.

(e) ‘Ee uil is een wild beest vol met veren maar altijd traag en vliegt moeilijk en dwaalt bij de graven dag en nacht’ De grote ogen stralen als lichten door het bos. Zijn huiveringwekkende stem verkrijgt door de weergalm in het woud nog een akeliger klank. Een levende uil die in de nacht onverwachts aankomt kan zeer schrikbarend zijn, de grote gele vlammende ogen in de meter hoge vogel met zijn enorme vleugels die de maan verduisteren, zodat de kamelen schrikken en dit met zijn luid ‘boo-hoo, boo-hoo’.


Buteus lesemen van hem somen

es van auex yslachte comen

van plumen sward sonder lieghen

5320traghe ende swar es hi int uliegen

met proien onthouti sijn lijf

die vati als .i. caytijf

[slupende ende selden teregher stont

uati uoghelkine ghesont]

5325ende men segt in waren saken

gheen uoghel es uan soeter smake

17. Buteus leest men van hen soms

is van haviks geslacht gekomen.

Van pluimen zwart, zonder liegen

5320 traag en zwaar is hij in het vliegen

met prooien onderhoudt het zijn lijf

die vangt het als een ellendige.

[sluipende, en zelden te enige stonde

vangt het vogeltjes gezond]

5325 En men zegt in ware zaken

geen vogel is van zoeter smaak.

Buteo buteo, L. Buizerd of muizenvalk, Duitse Bussard en Mausebussard, oud-Hoogduits Musari, Angelsaksisch musere, oud-Frans busan (nu buse) Engelse buzzard, van Latijnse buteo. De naam is een samenstelling van de woorden ‘buse (spreek uit: boese): kat, en aar: arend, wat dus katarend betekent. Zijn geluid i-ee! lijkt op het miauwen van een kat.

Sombere kleuren hebben bij hen de overhand, de verdeling wisselt sterk af, vergelijk de Franse naam buse variabele

Het leeft van prooi die hij listig verovert of pakt de prooi van kleinere roofvogels of als het dier ziek of langzaam is. Als slechte vlieger kan hij geen vliegende prooi vangen.


Butorius alsic can lessen

mach butor in dietsch wesen

als ende been heueti lanc

5330scarp bec ende stranc

na derde sinsi plumen ydaen

jn marassce willi gaen

dar stati stille in der ghebare

als of hi doet of steen ware

5335ende heuet in ytrect sinen als

als i. dief fel ende uals

ende om uissce te gane

dieri vele pleghet te uane

al hi hem beuoelt int strec

5340staet hi stille ende houd sinen bec

die scarp es ter steke dan

ende alsene waent ygripen die man

steectine dar hine mach ynaken

die auec die moet oec smaken

5345somwile sine suare steke

dar hine uaet onwiseleke

pude geuenijnde diere

heten si wel na hare manieren

jn lentine maketi euen luud

5350jn brouken dar hi staet int cruud

met sinen becke int water clare

als oft die donre ware

sere wel riekensi te uiere

heren spise eist want soes diere

5355medicinael es sijn smoud

bedi eist dat de menege houd

18. Butorius, zoals ik kan lezen,

mag butor in Diets wezen

(a) Hals en been heeft het lang

5330 scherpe bek en sterk

naar de aarde zijn pluimen gedaan.

In moerassen wil het gaan

daar staat het stil in die gebaren

alsof hij dood of van steen was

5335 en heeft ingetrokken zijn hals

als een dief, fel en vals

en om vissen te gaan

die het veel pleegt te vangen.

(b) Als hij zich voelt in de strik

5340 staat hij stil en houdt zijn bek

die scherp is te steken dan

en als het waant de grijpen de man

steekt het hem waar het die kan raken.

De havik die moet ook smaken

5345 soms zijn zware steken

waar hij mee vangt onverstandig

padden, giftige dieren

eten ze wel naar hun manieren.

In de lente maken ze een geluid

5350 in broekland waar het staat in het kruid

met zijn bek in het water helder

alsof het de donder was.

Zeer goed ruiken ze te uur.

Heren spijs is het, want het is het duur.

5355 Medicinaal is zijn vet

daarom is het dat menigeen het houdt.

Botaurus betekent ossenstier, of het woord komt van botauros: ‘de roepende stier’ vanwege zijn bulken. B. stellaris, L. (sterren kijker, omdat hij naar de sterren kijkt) roerdomp of roerdommel, Duitse Grosse Rohrdommel, dus van het riet, het domp of dom is naar de paringsroep, Engels bittern en Franse butor etoile en grand butor.

(a) Hij is kleiner en meer gedrongen dan een reiger, heeft een korte staart maar een lange hals met dikke veren die geel en zwart en zeer fraai gevlekt zijn. Nadert er onraad gaat hij stokstijf staan zodat je hem niet ziet, een soort paaltje. Hij steekt dan zijn snavel omhoog en kijkt naar de sterren.

(b) De dieren die hij verslinden kan doodt hij en die groter dan hem zijn hebben last van zijn woedende aanvallen. Zo lang mogelijk ontwijkt hij grotere dieren en als hij in het nauw gebracht is gebruikt hij zijn snavel als een dolk en richt die zo kwaadaardig, behendig en snel op de ogen van de tegenpartij dat zelfs mensen op moeten passen om niet gevaarlijk verwond te worden.

(c )De roerdomp zou zijn lange snavel in het water steken en zo een brullend geluid voortbrengen. Hij maakt een geluid dat zeer zwaar is en verder dan een half uur gehoord kan worden, een twee tot drie km ver. Dat doet hij in de paartijd en het is een geluid dat op een rund gelijkt, het klinkt als ‘buproem’. Tevens zal, als je in de buurt bent, nog een geluid horen, alsof er met een rietstengel in het water wordt geslagen. Het geplas wordt veroorzaakt doordat het mannetje een paar maal met de snavel op het water slaat, voordat hij die in het water steekt en zijn lied begint.


Bjstarda es .i. uogel te waren

bi na so groot als die haren

driewarf springhet hi sire wise

5360heri mach vander herden risen

crumbeckede es hi te waren

ende gheclawet als die haren

vlesch heten si mar hine pliet

vliegende te proiene niet

5365mar dari comet ende sine isellen

dat si uermoghen dat willen si uellen

ende etent thant ter stede

cronien eten si oec mede

hens gheen uoghe die bi ulesce leeft

5370sonder hi die gras lief euet

want si eten gras gemene

ende hereweten alsi sijn cleene

hetet gherne dese uoghel

wit es hi up sinen ulogel

5375ende vpten start mar anders te waren

es hi gheplumet als die haren

alst coren staet upt uelt groene

broetire in na sinen doene

sine swarede die doet

5380dat hi up bome niet ne broet

19 Bistarda is een vogel te waren

bijna zo groot als de arend.

Drie maal springt het op zijn wijze

5360 eer het mag van de aarde rijzen.

Kromme bek heeft het te waren

en klauwen als de arend.

Vlees eten ze maar het pleegt

vliegende te prooien niet

5365 maar waar hij komt en zijn gezellen

dat ze kunnen dat willen ze vellen

en eten het gelijk ter plaatse.

Krengen eten ze ook mede

Het is anders geen vogel die van vlees leeft

5370 alleen hij die gras lief heeft,

want ze eten gras algemeen

en erwten, als ze zijn klein

eet graag deze vogel.

Wit is hij op zijn vleugels

5375 en op de staart, maar anders te waren

is hij gepluimd als de arend.

Als het koren staat op het veld groen

broedt hij erin naar zijn doen.

Zijn zwaarheid die maakt

5380 dat hij op bomen niet broedt.

Naar zijn opvliegen en arend vorm, krengen eten, hoewel gras en erwten eten, moet het wel een gier zijn, zie 9 en 115.

Botosia es enes uogels name

de ghene die in alemanien quame

jn beieren ofte in elsaten

hi vondre gnoech utermaten

5385alsi sullen noeten dese

so loepet die hie alsict lese

gapende ene lange stont

ontier endem scumet de mont

so comet de soe diet ontfaet

5390dits hare naturen saet

den leggen si eier sesse of .viii

ende aldus winnen si har geslachte

vander grooter dat sijn fassane

sijn si alsict vinde ende wane

5395dus wonderlic es hare nature

die es gegeuen desen creaturen

buten brun ende binnen wit

es hare ulesch ende smaket dit

arde nar in der gebare

5400als offet van partricen ware

20. Bociosa is een vogelnaam.

Diegene die in Allemagne kwam

in Beieren of in de Elzas

hij vond er genoeg uitermate.

5385 Als ze zullen paren deze

dan lopen de hij, zoals ik het lees,

gapende een lange tijd

tot bij hem schuimt de mond

dan komt de zij die het ontvangt

5390 dit is hun naturen zaad.

Dan leggen ze eieren, zes of acht

en aldus winnen ze hun geslacht.

Van de grootte van de fazant

zijn ze zoals ik het vind en waan.

5395 Dus wonderlijk is hun natuur

die is gegeven deze creaturen.

Van buiten bruin en van binnen wit

is hun vlees, en smaakt dit

aardig naar de vorm

5400 alsof het van patrijzen was.

Tetrao urogallus, L. (ouro; auer, gallus: haan) of een ander hoen als Tetrao bonasia, hazelhoen. Auerhaan, Duitse Auerhuhn, Engels capercaillie of heath cock, Franse grand tetras of coq de bruyere. Auer komt van Ur: stotige stier. Het lijkt onder de vogels de rol te vervullen die de oeros bij de viervoeters doet.

In april lokt hij en zit op een daarvoor gekozen boom zijn hennen tot zich waarbij hij eigenaardige loktonen voortbrengt die op het geluid van het slijpen der zeis gelijken. De hen roept terug, ‘back, back’ Moedig strijdt hij tegen elke vreemde haan die zich op zijn terrein vertoont. Zijn gewone schuwheid is dan helemaal verdwenen, hij let zelfs niet op de naderende jager die van de gelegenheid gebruik maakt om hem te doden.


Barliades als ons seghet

aristotiles dart ware an leghet

sijn uogle die van oute comen

entie wie bomganse nomen

5405men seghet dat neuen der ze strome

wassen erande bome

die die ze velt an haren danc

ende dan rotten si ouer lanc

van diere vetheit bi naturen

5410comen dese leuende creaturen

ende hanghen metten becke ant out

ontier dat si met ghewout

hem seluen vanden oute breken

dus horen wi somen boeken spreken

5415oec vintmen lieden oric gewaghen

gnoech die segghen dat si saghen

dese uoghele ant out anghen

hare plumekine manghen

grau ende swart gemene

5420ghemaket sijn si alse ganse cleene

swart gheuoet als arde sijn si

ons seget iacob van vitri

dat bome neuer der ze staen

dar si ane wassen sonder waen

5425ende nanghen ande telghen niet

alsmen an andre bomen siet

mar metten becke anden tronc

ende alsi neder uallen ionc

sine comen ten watre saen

5430hare leuen es gedaen

de dau ent sap vanden bome

dar af wassen si als ict gome

water ende gras es hare leuen

terst dat si den boem begheuen

5435men plachse tetene hier te voeren

jnde vastinen als wijt horen

mar de derde innocent

verboet der werelt ommetrent

jnde concilie van latrane

5440dus esmens sculdech af te stane

nemmer ne vindixs vander .b.

nu hort vort namen vander .c.

21. Barliathes, zoals ons zegt

Aristoteles, daar het ware in ligt

(a) zijn vogels die van hout komen

en die wij boomganzen noemen.

5405 Men zegt dat naast de zeestromen

groeien aan een soort bomen

die de zee velt tegen zijn wil

en dan verrotten ze na een tijdje.

Van die vetheid door naturen

5410 komen deze levende creaturen

en hangen met de bek aan het hout

totdat ze met geweld

zichzelf van het hout afbreken

zo horen wij sommige boeken spreken.

5415 Ook vindt men lieden, hoor ik gewagen

genoeg, die zeggen dat ze zagen

deze vogels aan het hout hangen.

Hun pluimen gemengd

grauw en zwart algemeen.

5420 Gemaakt zijn ze als ganzen klein

Zwarte voeten als aarde zijn ze.

(b) Ons zegt Jacob van Vitry

dat er bomen naast de zee staan

waar ze aan groeien, zonder waan,

5425 en hangen aan de twijgen niet

zoals men aan andere bomen ziet

maar met de bek aan de stam

en als ze neder vallen jong

ze niet komen te water gelijk

5430 hun leven is gedaan.

De dauw en het sap van de bomen

daarvan groeien ze, als ik gok.

Water en gras is hun leven

ten eerste als ze zich van de boom begeven.

5435 Men plag ze te eten hier tevoren

in de vasten, zoals wij het horen,

maar Innocentius III

verbood dat de wereld omtrent

in het concilie van Laterane

5440 dus moet men dat laten.

Nimmer vond ik van de b,

nu hoort voorts namen van de c.

Branta bernicla, L. (van brant of brent goose, de Engelse naam, bernicla is ook een Engelse naam)

Rotgans of boom- en bernakelgans, Engelse brent goose, Franse barnache cravant, Duitse Baum-, Bernakel-, of Rottgans, het laatste naar zijn geluid ‘rot, rot’ .

(a) ‘Ze groeien aan dennenhout dat op zee drijft en lijken eerst op ganzen. Na een tijdje hangen ze met hun bek naar beneden en worden door zeewier geraakt en vervolgens ingesloten door schelpen maar groeien rustig verder. Zijn ze na een tijdje bedekt met een goed verenpak dan vallen ze in het water of zoeken hun vrijheid in de lucht’ .

De embryogans ontleent zijn groei en voedsel van het vocht van het hout of van de zee, op een geheime en meest bijzondere manier.’ ik heb met mijn eigen ogen gezien hoe duizenden kleine lichamen aan een stuk hout hangen, ingesloten in schelpen tot geheel gevormde en volgroeide dieren’ Dit werd beschreven door Giraldus Cambrensis, 1187, (Hij vermeldt niets over bomen. Hij vindt dit zaken om er zich zorgen over te maken. Hij vermeldt dat bisschoppen en geestelijken in Ierland deze beesten op vastendagen zonder scrupules eten. Als dit waar is begaan ze een zonde. (In Katholieke streken zijn vastendagen vleesloze dagen waarop wel vis maar geen vlees gegeten mag worden). Inderdaad, een verwarrende zaak. Eerst na een geregeld herhaald kerkelijk verbod verdween ze uit de vastenspijzen. De boomganzen en de barnacles zijn twee verschillende vormen van de legende. (b) De Engelsman Gerard, 1597, beschrijft dit nog volledig. Қe worden gevonden in de noordelijke delen van Schotland en omliggende eilanden, de Orkaden, Orkneys. Aan deze bomen groeien schelpen van een witachtige kleur dat naar roodbruin toeloopt waarin zich kleine levende schepsels bevinden. De schelpen gaan op hun tijd open en hieruit komen kleine levende dingen, diegene die in het water vallen worden vogels die wij barnacles noemen, in het Noorden van Engeland brandganzen en in Lancashire tree geese. De anderen die op het land vallen vergaan en worden tot niets. Dit zijn beschrijvingen van anderen, die ook van mond tot mond gaan en die wel met de waarheid overeenkomen’

De eendenmossel, die in Duits Entenmuschel heet, Lepas anatifera, (waar anas eend betekent, en fera, dragen) leeft in de zee en ontleent zijn naam aan voorgaand sprookje dat daaruit een soort van eenden ontstaan. Een geopende eendemossel zou met enige goede wil voor een vogelembryo aangezien kunnen worden. De kop van dit beest is stevig vastgehecht aan een rots of houtwerk door middel van kleefstoffen. Het lichaam is omgeven door vijf kalkachtige schaalstukken, en binnen in de holte liggen de zes paar draadvormige pootjes die met stijve haren bezet zijn waarmee de eendenmossel het water filtert. Die pootjes maken snelle ritmische bewegingen (de vleugels) Uit de schelp steekt een hechtsteel die op de nek en snavel van een gansje lijkt. Deze zeediertjes heten in het Engels barnacles. Het woord barnacle is getransformeerd van de schelp naar het dier en niet omgekeerd.

Omdat deze vogels een wat scherpe bijsmaak hebben, vanwege hun eten van schelpdieren, is de legende mogelijk versterkt.

Alauda calandra. Kalanderleeuwerik, die met de lieflijke klanken van zijn lied bijna alle andere vogels overtreft en daarom in vogelkooien gevangen wordt gehouden. Toch lijkt hij zijn droevig lot volkomen te vergeten en zingt hij de hele dag het hoogste lied, alsof zijn gevangenis de hemel op aarde is. De calander is een soort leeuwerik die in het M. Zeegebied voorkomt. Hij zou in de kooi mooier zingen dan in vrijheid en kan goed vogels nabootsen.

(a) De charadrius is een witte vogel, schrijft Isidorus. Met het vlees van deze vogel kunnen blinde ogen genezen worden.

(b) ‘De vogel Caladrius zet zich neer op het bed van een ernstig zieke. Wendt hij de kop af dan is dat een teken dat er geen genezing mogelijk is, ziet hij hem echter aan dan neemt hij de ziekte in zich op en vliegt er mee naar de zon. Daarna wordt de zieke weer gezond. Met zijn blik verlost hij de mens van zijn kwalen, waarna hij ermee omhoogvliegt en de ziekte in het zonlicht laat verbranden’ Het is het symbool van de Hemelvaart van Christus, zie het glasvenster in de kathedraal van Lyon. De charadius staat alleen maar in kathedraalvensters van de 13de en 14de eeuw. Is het oorspronkelijk een uit India afkomstige fabelvogel?

In vroeger tijden werden deze vogels door koningen gehouden. Alexander de Grote vond er een in Perzië. Zie 28.

Charadius alexandrius, L. (uit Alexandrië waar de vogel het eerste als levend beschreven werd) is de strandpluvier. Grieks charadrius is de vogel van de chadara: of rotskloof. Het zijn de wadi’s die in de regentijd door bruisende bergstromen gevuld worden en in ieder jaargetijde water houden. Onwaarschijnlijk.

Cinamelgus seget solijn

es .i. uogel die wil sijn

5465jn arabia alre best

jn oghen bomen maket hi sijn nest

ront oghe ende vast

van telghen dar canele an wast

den nest mach niemen ilanghen

5470mar lieden vanden lande ganghen

ende scieter in gloiende scichte

ende doense dan af vallen lichte

dats om de specie daer dat nest

of gemaket es ende gheuest

5475lettel mere danne musscen

es dese uogel ende broedet in busscen

maer sine ardinghe ende sijn leuen

es hem an uisscen gegheuen

23. Cinamelgus, zegt Solinus.

is een vogel die wil zijn

5465 in Arabië aller best.

In hoge bomen maakt hij zijn nest

Rond, hoog en vast

van twijgen waar kaneel aan groeit

dat nest kan niemand bereiken.

5470 Maar lieden van het land gaan

en schieten met gloeiende schichten

en laten ze dan afvallen gemakkelijk

dat is om de specerij in dat nest

van gemaakt is en gevestigd.

5475 Weinig groter dan mussen

is deze vogel en broedt in bosjes.

Maar zijn aard en zijn leven

is hem van vissen gegeven.

Circania. Kaneelvogel, een mythische vogel

‘Nicely as bridegroom’s was her chamber drest’

Her bed as bride’s and richer than a throne’

And sweeter seemed than a circania’s nest’

Though built in eastern groves of cinnamon’ Dit wordt verteld door D’Avenant.

Hij verwijst naar de kaneelvogel.

Eeuwenlang werd de groeiplaats van kaneel door de Arabieren geheim gehouden. Herodotus vertelt dat deze vogel groot is en van een onbekend land naar Arabië vliegt en kaneel meedraagt waarmee het zijn nest in de modder bouwt. De Arabieren, voor wie het hoog gebouwde nest onbereikbaar is, zouden de volgende list toepassen om de kaneel te verkrijgen: De ledematen van gestorven runderen en ezels en andere lastdieren snijden ze in zo groot mogelijke aantal stukken en brengen die naar die streken en leggen ze dicht bij de nesten en gaan vervolgens weg, een flink eind daarvandaan; de vogels vliegen op de stukken van de lastdieren af en brengen ze omhoog naar hun nesten, maar omdat de nesten die vracht niet kunnen dragen laten ze los en vallen op de grond, de mannen gaan erop af en verzamelen de kaneel en die komt vervolgens naar andere landen’.

Cignus dats in dietsch de swane

5480al wit want na minen wane

sone was man nie onder den dach

die noint swarten swane sach

sijn ulesch swart sine plumen wit

naturlike pleghet hi dit

5485dat hi uoer sine doot onlanghe

merghet hem met soeten sanghe

si ebben lieuelike ghebare

alse de tijt comet vanden iare

dat si noeten sullen na recht

5490want elc omme den andren den als ulecht

ende naden noetene als men mach micken

urgeren si hem int water dicken

jn sine ulogele es sine cracht

ende gherne breti up die gracht

24. Cignus, dat is in Diets de zwaan.

5480 (a) Geheel wit, want naar mijn waan

zo was er nooit iemand onder het dak

die ooit zwarte zwanen zag.

Zijn vlees is zwart, zijn pluimen wit.

(b) Natuurlijk pleegt hij dit

5485 dat hij vlak voor zijn dood

zich vervrolijkt met zoet gezang.

Ze hebben lieflijke gebaren

als de tijd komt van de jaren

dat ze paren zullen naar recht,

5490 want elk om de ander de hals vlecht

en na het paren, als men mag mikken,

purgeren ze zich veel in het water.

In zijn vleugels is zijn kracht

en graag broedt het op de gracht.

Cygnus cygnus, L. buccinator (trompetspelend (synoniem C. musicus, (zingend)
zangzwaan of hoelzwaan, Duitse Singschwan, Engelse whooper swan en Franse cygne sauvage. Zwaan, midden-Nederlands swane, midden-Hoogduits Swan (nu Schwan) Angelsaksisch swon (nu swan) oud-Noors svanr. Dit woord stamt van Germaans swana: de zingende vogel, Indo-Germaanse suen of suon betekent ruisen of klinken, vergelijk het Latijnse sonus: geluid en sonare: geluid maken, Franse sonnet en Engelse sound, oud-Indisch svanati: hij maakt geluid. Zwaan betekent dus de zingende vogel.

(a) De eerste zwarte zwanen, Cygnus atratus, (zwartachtig) (Plutonius) kwamen pas in 1726 uit Australi naar Batavie en verder in Europa. Tot de ontdekking van Australi werd de term zwarte zwaan gebruikt als een contradictie. Je ziet net zo zelden een zwarte zwaan als een witte kraai. Juvenalis zegt dat een volmaakte vrouw even zeldzaam is als een zwarte zwaan Tara avis in terris nigroque simillima cygno.’

(b) Zijn luide, gevarieerde en zuivere stem, die bij iedere aanleiding tot loktoon en waarschuwend sein weerklinkt, maakt een aangename indruk. De tot troepen verzamelde wilde zwanen laten zich voortdurend horen, het is alsof zij een zangwedstrijd houden om zich de tijd te verdrijven. Als hun waterplaats tussen het ijs kleiner wordt en ze vast komen te zitten bejammeren ze als het ware met droefgeestig geschreeuw hun ongelukkig lot. In de mythische Hesperiden zouden de zwanen hun dood door mooi klagend gezang aangekondigd hebben, vandaar de uitdrukking van zwanenzang voor het laatste lied der dichters. Het is de Engelse swansong en Duitse Schwanegesang.

(c )De zwaan is bij de meeste schrijvers, ook bij Vondel, het dier van de liefde die Venus en Amor vergezelt. Shakespeare, Troilus and Cressida iii, II 178;

‘True swains in love shall in the world to come’

Vondel, De Leeuwendalers;

‘gij ziet vol hartewee de duiven trekkebekken

En elke wederga genegen tot heur ga

De beekzwaan bruist vol vuur het witte wijfke na

En strengelt hals om hals, zij weet van wederkussen

Daar ‘t kille water zelfs haar gloed niet weet te blussen’.

5495Cariste seget ons solijn

dat erande uoglen sij

die uliegen moghen dor .i. uier

dat hem de vlamme onghier

noch an uederen noch an plume

5500ghescaden mach ene scume

25. 5495 Cariste, zegt ons Solinus,

dat een voort vogels zijn

die vliegen mogen door een vuur

dat hem de vlammen afgrijselijk

nog aan veren, nog aan pluimen

5500 beschadigen mogen iets.

Aristoteles sprak over een gevleugeld schepsel die hupt of kruipt door het vuur en sterft als die van het vuur weggenomen wordt. Hier geeft hij geen naam. Plinius herhaalt dit maa r noemt het schepsel pyrallis (een woord dat Aristoteles voor een vogel gebruikte) ‘vliegend temidden van de vlammen zien we kleine, gevleugelde schepsels. Dit zijn de Pyrallis of Pyrotocon die ook gevonden wordt in de kopermijnen van Kreta: Ұyrallis appellantur, a quibusdam pyrotoca, quae et in Creta’ Ze lijken wat op draken, maar hebben vleugels als insecten’ .

De Pyrallis komt op dezelfde manier voort als de meeste insecten. Het trekt zijn voeding van de vlammen en kan alleen blijven bestaan in het vuur’ Hij vliegt gelijk een mug om de kaars. Dan sterven ze. Waar vandaan, ‘Hij zal nog eens in de kaars vliegen, hij vliegt gelijk een mug om de kaars.’’ ’Die vliegt met kracht naar het minnevuur. Die volgt de vlieg in haar zwier.’ Dat wordt ook gezegd van het beestje Pyrauste, Aeschylus: ԍagnopere metuo stultum pyrauste exitium’ԩk vrees het dwaze lot van de vuurvlieg te ondergaan’ Men heeft een spreuk wegens de korte vreugde van voorbijgaande wellust, ‘gaudium pyrauste gaudes; ‘uw vreugde duurt zo lang als die van een vuurvlieg’ Men brengt het over tot te driftige lusten en liefde, in welke strikken iemand verstrikt is en door de hitte en vlam wordt verteerd zodat de wellust in het algemeen die te driftig is een overmatig iemand verteert.

Het insect waar naar verwezen wordt is onbekend. De pyraustes is een insect die op een mot lijkt en over een verlichte kaars vliegt.

Ciconia dats die odeuare

die metten becke maket nimare

ende anders neuet hi luud no sanc

dan dat hi maket metten becke geclanc

5505men seghet dat si ionghe winnen

na dien dat sijt int lant gescapen vinden

dat beiach es groot of clene

weder wijs sijn si alle ghemene

ende alsi quaet weder voersiet

5510hine begheuet de jonghe niet

hi keret thouet inden wint

ende bescermetse als diese mint

alsi ouer die ze uaren

so leeden de cranen de scaren

5515ende si uechten te samene beede

jeghen wat dat hem doet lede

dit es iproeuet bi hem somen

die ghewont ten neste comen

ambrosius ende basilius mede

5520segghen dit ouer warede

so lief sijn si in tassalen

hi moet metten liue betalen

wi so dodet den odeuare

want si serpente vertaren dare

5525plinius die wil bekinnen

dat si hare ionc sere minnen

oec sijn de ionc der moeder goet

want also langhe alsoese voet

also langhe voetsise weder

5530tharen nesten beiten si neder

van iare te iare alst wel scijnt

al heten si wormen gheuenijnt

sine bliuer niet af dood

padden heten si node dorde noot

5535die crop vanden odeuare

jofdie mage dats openbare

seit plinius dats medicine

jeghen de cracht van uenine

jn wat lande dar si varen

5540es menscen ombekent te waren

alsi wech varen seit solijn

jn wat ieghenoeden dat si sijn

versamen si up .i. uelt ghemeene

ende sine later achter negheene

5545her si hare uart bestaen

het ne ware ioffer enech ware gheuaen

en uelt es in asia

dart al versamet verre ende na

die achter comen dat sietmen dicken

5550dien so scoren si te sticken

26. Ciconia dat is de ooievaar

die met de bek maakt geluid

en anders heeft hij geen geluid of zang

dan dat hij maakt met de bek geklank.

5505 Men zegt het dat ze jongen winnen

naar die ze in het land geschapen vinden

dat het bejaagt, is het groot of klein

weer wijs zijn ze algemeen.

(a) En als hij slecht weer voorziet

5510 hij begeeft de jongen niet

hij keert het hoofd in de wind

en beschermt ze omdat hij ze bemint.

(b) Als ze over de zee varen

dan leiden de kranen de scharen

5515 en ze vechten tezamen beide

tegen wat dat hun doet leed,

dit is bewezen door hen soms

die gewond naar het nest komen.

Ambrosius en Basilius mede

5520 zeggen dit voor waarheid

zo lief zijn ze in Thessalië

hij moet het met het lijf betalen

wie doodt de ooievaar

want ze serpenten verteren daar.

5525 (a) Plinius die wil bekennen

dat ze hun jongen zeer beminnen

ook zijn de jongen voor de moeder goed

want alzo lang als ze hen voedt

zolang voeden ze haar weer.

5530 (d) Op hun nest dalen ze neer

van jaar tot jaar, zoals het wel schijnt

al eten ze wormen giftig

ze blijven er niet van dood,

padden eten ze node en alleen in nood.

5535 De krop van de ooievaar

of de maag, dat is openbaar

zegt Plinius, dat is medicijn

tegen de kracht van venijn.

Naar welke landen waar ze gaan

5540 is voor de mensen onbekend te waren

(e) Als ze weg willen, zegt Solinus,

in wat voor gemoed dat ze zijn

verzamelen ze zich op een veld algemeen

en ze laten achter nee geen

5545 eer ze weg zullen gaan

tenzij dat als er enige waren gevangen.

Een veld is er in Azië

waar ze zich allen verzamelen ver en dichtbij, die te laat komen, dat ziet men veel

5550 die scheuren ze in stukken.

Ciconia ciconia, L.

Ooievaar, stork, eabarre, adebar, Duitse Weiser Stork en Engelse white stork.

Storch, oud-Hoogduits Storah, midden-Nederlands en Angelsaksisch storc, Engels, Deens en Zweeds stork. Dit woord komt van Germaans storka, dat van Indo-Germaans strgo komt dat stijf zijn betekent, het dier is naar zijn trotse gang genoemd. Naar zijn klepperen ook wel Klapperstorch. Franse cicogne blanche.

(a) Men roemt de wederzijdse liefde tussen de ouden en de jongen. Ooievaars voeden hun ouders als ze oud worden. Het is al bij Sophocles een voorbeeld van kinderlijke toewijding. Aristoteles zegt dat het gewone verhaal gaat dat de oude vogels gevoed worden door hun dankbare jongen. Als de ouder kaal geworden is door de leeftijd wordt hij door hen omgeven en ze warmen hem op met hun eigen veren. Ze geven hem voedsel in overvloed. Ze steunen hem in de vlucht en begeleiden hem met aan elke zijde met hun vleugels.

(c )Want Plinius schrijft dat de ooievaar de ondergang van de slangen zijn en dat men hem uit deze oorzaak zo veel weldaden heeft bewezen dat het in Thessalië een schanddaad was een ooievaar om het leven te brengen.

(b) ‘Ooievaars vliegen over zee in troepen en terwijl ze passeren komen er kranen bij die met hen vliegen en zelfs vooruit vliegen alsof ze de troep aanvoeren, met alle macht vechten ze tegen de vogels die de ooievaars haten’.

(d) Als je zo gelukkig bent om de aankomst van de geliefde dakgast waar te nemen zal je het paar dat hier vorig jaar ook nestelde plotseling van een onafzienbare hoogte langs een spiraalvormige weg op de nok van het dak zien neerdalen. Van het eerste moment af aan lijken ze zich op deze plek zo goed thuis te voelen alsof ze in het geheel niet op reis zijn geweest. Onmiddellijk na zijn terugkomst hervat de ooievaar zijn gewone werkzaamheden. ‘Zelf een ooievaar aan de hemel weet zijn gezette tijden, en een tortelduif, en de kraan en de zwaluw nemen de tijd haar aankomst waar’ Jer. 8:7 .

(e) Als ze samenkomen wordt de laatste doodgebeten, dan gaan ze. Aanleiding tot deze opvatting kan zijn dat ze gemeenschappelijk vertrekken en in bossen overnachten en, zoals beweerd wordt, diegene dood bijten die niet in staat zijn de reis mee te maken. Waarschijnlijk wachten ze op warm weer, een goede thermiek. Vooraf houden ze een algemene vergadering om de dag van reizen te bepalen en maken een kenbaar geluid om de menigte er kennis van te geven zodat iedereen tot de tocht bereid is. Daarom blijft er ook nooit een achter. ‘Als ze zich later in het jaar verzamelen om te vertrekken kijkt men uit naar diegene die niet willen paren of ontrouw zijn geweest, een mannetje of vrouwtje, die worden doodgeslagen'. Het is het beroemde ‘ooievaarsgericht’.

Coretes als plinius seghet

dats .i. uogel die pleghet

vpten rauen altoes te uechtene

de rauen pijnt hem te uerrechtene

5555jeghen hem nacht ende dach

waer so elc vp andren mach

rouet elc andren eiher iof ionghe

hier toe es elc ghereet ten spronghe

tusschen dese .ij. nes gheen vrede

5560ende het dinke mi recht wesen de zede

tusschen den leken enten papen

noint ne saghet man so ghescapen

dat si wel droeghen ouer een

jc sach dat de pape green

5565daer de .iiij. droegen den uichten

ter kerken wart tere ghiften

oec sagic lachen den leien

dar de pape moeste screien

27. Corotes, zoals Plinius zegt.

dat is een vogel die pleegt

op de raven altijd te vechten.

De raven pijnzen zich te wreken

5555 tegen hen nacht en dag

waar zo elk op de andere mag

rooft elk de ander zijn eieren of jongen

hiertoe is elk gereed ten sprongen.

Tussen deze twee is geen vrede.

5560 En het lijkt mij recht te wezen de zede, tussen de leken en de papen,

nooit zag een man ze zo geschapen

dat ze zich goed gedroegen overeen.

Ik zag dat de papen grijnsden

5565 waar vier droegen de vijfde

te kerk waart te begraafplaats.

Ook zag ik lachen de leken

waar de papen moesten schreien.

Corotes is wel een uil, zie bij raaf, de schavuit is de Uhu.

Calandrius dats de calandre

5570soete singet cume enege andre

ende dits de redene twi si staen

jn gaiolen vaste gheuaen

nochtan dinket so uergheten al

haren carkere ende hare mesual

5575ende singet altoes inder ghebare

joftare vancnesse al weelde ware

ende conterfait der uoghelen sanc

altoes met hare kele clanc

bi desen uoglen machmen uerstaen

5580hem die met minnen es beuaen

dat .i. swaer carkre es ende soete

cume heuet hi enege moete

om hiet te pensene dan omme sanc

altoes met hare kele clanc

5585der minnen karkre gheuet hi prijs

ende dinket hem .i. paradijs

28. Calendris dat is de kalander.

5570 Zoet zingt het als nauwelijks enig ander en dit is de reden waarom ze staan

in kooien vast gevangen.

Nochtans denkt het en vergeet het al

zijn kerker en hun misval

5575 en zingt altijd in die gebaren

alsof hun gevangenis al weelde was

en zingt na de vogels hun zang

altijd met hun keelklank.

Bij deze vogels mag men verstaan

5580 hem die met minne is bevangen

dat een zware kerker is en zoet

nauwelijks heeft hij nog enige moeite

om dit te bedenken dan om zang

altijd met haar keelklank

5585 de minne kerker geeft hij prijs

en denkt, hij is in het paradijs.

Deze vogel is het zinnebeeld van de mens die in de ban is van de liefde, een kerker, tegelijk vreselijk en heerlijk. Zijn gedachten worden beheerst door de genoegens van feestvreugde en gezang en hij zingt een loflied op de kerker van de liefde, waarin hij zich in het paradijs waant.

Zie Alouda calandra, kalanderleeuwerik, 22.

Coruus dats de rauen ic wane

al swart es dat hi heuet ane

die zoe broedet dan bringet hare eten

5590die hie altoes sonder vergheten

ons scriuet sente agustijn

alse sine ionc ute comen sijn

dat hise niet ne wille kinnen

ontier ende si swarten beghinnen

5595seuen daghe segghen de wise

leuen si al sonder spise

tote dat die swarte plumen ut gaen

dan wilhise ouer sijn ontfaen

ende gheuet hem dat hem bedarf

5600dits gheproeuet menech warf

ene auenture segghen liede

dat in tiberius tiden gesciede

die romes keiser was tien tiden

dat got wilde de doot ouerliden

5605eens rauens ionc quam iuallen

hute enen torre orwi callen

jn sijn of datment vp elt

ende leeret spreken met iwelt

so dat het telker morghenstonde

5610tiberiuse groten begonde

keiserlike ende bi namen

darna dandre heren te samen

germanicuse ende drususe mede

dit was altoes des rauens sede

5615ende dar toe uolc datter leet

hier omme wart .i. van nide heet

die den rauen tleuen nam

als dit dus uoer die liede quam

daden si dien man ontliuen

5620entie manne metten wiuen

daden des rauens hut vart

alst hadde gesijn .i. prince wart

die rauen bringet hut

arde menegerande luut

5625scuuuts eier heti bi daghe

bi nachte doethem dander laghe

ende nemet hem sine eier dan

dits strijt die nie versceden can

den uos mint hi bi naturen

5630alswijt vinden in scripturen

29. Corvus dat is de raaf zoals ik meen.

Alles zwart is dat hij heeft aan.

De zij broedt dan brengt hij haar eten

5590 die hij altijd niet vergeet.

(a) Ons schrijft Sint Augustinus

als zijn jongen uit gekomen zijn

dat hij ze niet wil kennen

totdat het zwarte zal beginnen,

5595 zeven dagen, zeggen de wijzen,

leven ze al zonder spijs

totdat de zwarte pluimen uitkomen

dan wil hij zich over hen ontfermen

en geeft hen dat ze behoeven,

5600 dit is beproefd menige keer.

(b) Een avontuur zeggen lieden

dat in Tiberius tijden geschiedde

die Romeinse keizer was in die tijden

dat God wilde de dood ondergaan.

5605 Een raven jong kwam gevallen

uit een toren, horen we roepen,

op zijn hoofd dat men op hield

en leerde het spreken met geweld

zodat het elke morgenstond

5610 Tiberius te begroeten begon

keizerlijk en bij namen

daarna de andere heren tezamen

Germanicus en Drusus mede.

Dit was altijd de raven zede

5615 en daarna het volk dat er ging

hierom werd er een van nijd heet

die de raaf het leven benam

toen dit dus voor die lieden kwam

deden ze die man ontlijven

5620 en die mannen met hun wijven

deden de raaf uitvaart

alsof het was geweest een prins waard.

De raven brengen uit

aardig veel soorten geluid.

5625 De uhu eieren eet het op de dag

bij nacht doet hem de ander dan lagen

en neemt hem zijn eieren dan

dit is een strijd die niet scheiden kan.

De vos bemint hij van naturen

5630 zoals wij het vinden in schriften.

Corvus corax, L. Raaf, midden-Nederlands raven, oud-Hoogduits Hraban (nu (Rabe) oud-Engels hraefn (nu raven) oud-Noors hrafn. Dit woord stamt uit Germaans hrabnaz dat in de runensteen van Jarsberg uit de zesde eeuw als eigennaam HarabanaR laat zien en verwant is met het Latijnse corvus en Griekse korax : kraai. Het dier zal wel naar zijn hese geluid genoemd zijn, vergelijk knarren en kraken. Franse grand corbeau.

(a) Ԛe geeft ze niet eerder voedsel dan dat ze ziet dat ze zwartheid hebben in hun veren. Ravenjongen worden met de dauw des hemels gevoed in de tijd dat ze nog geen zwarte veren hebben. De jonge worden de zevende dag zwart. Die zwart worden voedt ze met al haar kracht en sterkte’ Mogelijk wordt dit veroorzaakt doordat de ouderen na het uitkomen niet meer bij het nest slapen. Dit zie je ook in de Bijbel: Psalm 147:9, ‘die het vee zijn voeder geeft, de jonge raven als ze roepen’ Bij Job lees je: ‘Wie bereidt de raaf haren kost, als haar jongen tot God schreeuwen, als ze dwalen, omdat er geen voedsel is?’ In het Duits heet een slechte moeder Rabenmutter, -vater. Dit ook wel naar Gezang 7:2: ‘hij hoort de jonge raven’

(b) Plinius spreekt ook van een raaf die door een schoenmaker getemd was. Op de markt van Rome maakte die complimenten aan gevierde staatslieden en het volk.

De raaf is overdag sterker en de uil ‘s nachts, ze eten elkaars eieren op hun beurt.

De zwarte raaf is een vriend van de vos en daarom vecht hij tegen de das en andere kleine beesten om de vos te helpen. De vos is echter slimmer dan de raaf, zie de fabels van Aesopius.

Cornix alsons toe es comen

horen wi de craie nomen

die sijn van srauens geslachte

edele voghele aten si bi dage bi nachte

5635si biten te sticken ende trecken

alle voglen met crummen becken

want si sijn hare viande

ende somwile comter hem af scande

want alsi hem te vele uolghen

5640werter omme sulc verbolghen

si uolghen haren iongen naer

ende ebber omme groten vaer

ende winnen hem dat hem bedarf

lange stont ende menech warf

5645ende alse de zoe de eier wacht

voetse de hie dach ende nacht

leert ghi liede van manieren

jue kinder hier bi bestieren

leert ghi manne hue vrouwen

5650telpene met goeder trouwen

30. Cornix, zoals ons toe is gekomen,

horen wij de kraai noemen

die zijn van het raven geslacht.

Edele vogels haten ze bij dag en bij nacht

5635 ze bijten ze stuk en trekken

alle vogels met kromme bekken

want ze zijn hun vijanden

en soms komt er hen af schande

want als ze hen te veel vervolgen

5640 worden om sommige verbolgen

ze volgen hun jongen na

en hebben daarom groot gevaar

en winnen van hen dat ze behoeven

lange tijden en vele malen.

5645 En als de zij de eieren bewaakt

voedt de hij haar dag en nacht.

Leert, gij lieden van manieren

jullie kinderen hierbij bestieren

leert, gij mannen, uw vrouwen

5650 te helpen met goede trouw!

Corvus cornix, L. de bijnaam cornix duidt op een slimme kraai in het Latijn. Van een handige oplichter zegt men dat hij zelfs de ogen van deze kraai te vlug af is. Bonte kraai. De eigenlijke kraai wisselt af met zijn naaste familielid, de bonte kraai. Waar de een is, ontbreekt de ander.

Corvus is Latijn voor raaf, corone doet denken aan het Griekse korone dat niets met het Latijn voor kroon te maken heeft. Het betekent al bij Homerus het kraaien en slaat op hun geluid. Naar haar is Corneille genoemd. Franse corneille noire. Kraai, midden-Nederlands craie, oud-Hoogduits Chraja of Kra (nu Krahe en Rabenkrahe) oud-Saksisch Kraja, oud-Engels crawe (nu crow en carrion crow) Dit woord stamt uit Indo-Germaanse gra omdat het aanhoudende treurende gekras naar nabootsing leidde. Het is een klankwoord

Om te weten te komen of er een roofvogel vliegt, hoef je maar op de kraaien te letten, vallen ze die andere vogel aan dan is dat een roofvogel.

Cornica scriuet plinius

es .i. groot uogel diemen dus

nomet int lant van orient

ghenen grooten uogel menne kent

5655lso alsmen de wareit weet

met plumen so qualike ghecleet

sine longre die es groot

vet ende van bloede root

groot alse de longre vander coe

5660ende medicinael der toe

31. Cornica, schrijft Plinius,

is een grote vogel, die men aldus

noemt in het land van de Oriënt.

Geen grotere vogel men kent

5655 alzo als men de waarheid weet.

Met pluimen zo slecht gekleed

zijn longen die zijn groot

vet en bloedrood

groot als de longen van de koe

5660 en medicinaal daarbij.

Een struisvogel, zie 61 en 106.

De vleugels zijn met twee sporen voorzien en tamelijk groot, maar volkomen ongeschikt voor het vliegen. In plaats van slagpennen dragen zij slappe en zachte hangende veren. Uit soortgelijke veren bestaat de lange staart. Het overige gedeelte van het lichaam is bedekt met tamelijk dichte en uit slappe gekroesde veren samengesteld kleed.

De hoogte van ‘t mannetje is twee en een halve meter. Zijn lengte van snavelspits tot het uiteinde van de staart is minstens twee meter en zijn gewicht ongeveer vijfenzeventig tot honderd veertig kg.

Cuculus dats de cucuet

ende hetet also om sinen luud

want cuccuc es altoes sijn sanc

ende daran nes gheen uerganc

5665en traghe uogel ende ongestade

den cleenen uogelkinen doet hi scade

want sine lesse es hem gheuest

hi leghet sine eier in haren nest

dus broedet die bedrogne uogel

5670dat ei onder sinen vloghel

ende waent dat hem toe behort

so dat die cuccuc comet uort

die den uolgelkine es ombekent

mar die dinc dar hine omme mint

5675dats om dat hi wasset so sere

ende so hetet die cuccuc meere

dan eneghe drie vanden cleenen

dit moet de moeder sumwille beweenen

want so lange uolget so hem achter

5680dattie scade entie lachter

vp die moeder moet becraken

dits de loen van sulker saken

wach hem die den scalc verdraget

want de scalc merket ende iaghet

5685talre stont omme sijn vordeel

mochtire an gewinnen geheel

en appelkin het ware uerloren

wat datmen hem dede te voeren

men seghet dat die cuccuc pleget

5690dat hi alden winter leghet

jn sine plumen in olen bomen

jofte in darde ende hi begomen

so inden somer can

dat hem gheen onger gaet an

5695jnden winter mach ane gaen

van sire spuwen als wijt verstaen

wassen crekele die wi sien

die int gras springens plien

32. Cuculus dat is de koekoek

en heet alzo om zijn geluid

want koekoek is altijd zijn zang

en dat wordt niet anders.

5665 (a) Een trage vogel en ongedurig

de kleine vogeltjes doet hij schade

want zijn les is hem zo gezet

hij legt zijn eieren in hun nest

dus broedt die bedrogen vogel

5670 dat ei onder zijn vleugel

en waant dat het hem toebehoort

zodat de koekoek komt voort

die het vogeltje is onbekend,

maar dat ding daar hij het om bemint

5675 dat is omdat hij groeit zo zeer

en zo eet de koekoek meer

dan enige drie van de kleinen

dit moet de moeder soms bewenen

want zo lang volgt ze hem na

5680 dat het al de schade en lachen

op de moeder moet verhalen.

Dit is het loon van zulke zaken

wacht hem die de schalksheid verdraagt

want de schalk merkt en jaagt

5685 te alle stonde om zijn voordeel

mocht hij er aan gewinnen geheel

een appeltje, het was verloren

al wat men hem deed tevoren.

(b) Men zegt dat de koekoek pleegt

5690 dat hij de hele winter ligt

in zijn veren in holle bomen

of in de aarde, eer hij ziet

zo in de zomer dan

dat hem geen honger gaat aan.

5695 In de winter, mag aangaan

van zijn spuwen, zoals wij het verstaan,

groeien krekels die wij zien

die in het gras te springen plegen.

Cuculus canorus, L. Latijn cuculus komt van Grieks kokkux en dit van oud-Indisch kokila. Koekoek, midden-Nederlands kukuck of cockoec, midden-Hoogduits Kukuk (nu Kuckuck, in Engels cuckoo en in Frans coucou) het is het geluid van de vogel. Of betekent het Latijnse woord, ‘bedrogen echtgenoot?’ Het is wel een klanknabootsing.

(a) Ofschoon het dier zo groot is als een tortelduif legt ze haar ei altijd in het nest van een klein vogeltje, roodborstje, kwikstaartje of nachtegaal. Er zijn vermeldingen dat ze eieren legt bij meer dan honderd zeventien soorten vogels. De jonge koekoek is gemakkelijk te herkennen aan zijn wanstaltige dikke kop en grote pupillen. Het is een zeer hulpbehoevend wezen. Aanvankelijk groeit hij snel en weldra ontspruiten uit zijn huid stoppelachtige zwarte veren die hem een zeer lelijk uiterlijk verschaffen. Zijn eetlust is verbazend. Hij heeft meer voedsel nodig dan zijn pleegouders hem kunnen geven en een gevolg hiervan is dat de jongen, die met hem het voer zouden moeten delen, verhongeren, hij werpt ze ook wel uit het nest. Met grote ijver voorzien zij het vraatzuchtige monster van een overvloed aan voedsel. Ze sloven zich van de morgen tot de avond af om hun pleegkind te bevredigen en zijn als ‘Tsies tsiesieՠklinkend hongergeluid te laten ophouden. Zelfs na het uitvliegen volgen zij het nog dagenlang. Dan zie je soms in de tuinen een jonge hongerige koekoek achter een klein kwikstaartje aanlopen om daarvan eten te krijgen.

(b) Er wordt van verteld dat de koekoek in de winter zijn veren verliest en een hol in de aarde binnengaat of een holle boom. In de winter kwijnen ze weg, zijn ongeveerd en lijken op uilen. Men gelooft dat hij daar op de manier van zwaluwen en beren leeft (winterslaap) Men vertelt dat ze in een boom lagen die men heeft horen roepen toen die als blok in de oven gestoken werd om die heet te maken. Of hij verandert in een sperwer. Als hij omstreeks augustus, september weer naar Afrika vertrekt beginnen de sperwers rond te vliegen. Beide vogels lijken op elkaar.

(c )Uit hun speeksel worden sprinkhanen geboren. Dat zal wel hetzelfde zijn als het koekoekspuug dat bij sommige bloemen zit. Dat wordt gevormd door een cicade.

Coredulus alse isidorus seghet

5700es .i. uogel die des pleghet

dat hi bider proien leuet

ende uoer alle dinc vercoren heuet

therte van den proien seere

coredulus meent got onse here

5705die biden wisen eleghen man

aldus den mensce spreket an

lieue kint ghef mi dine here

want der omme dogedic smerte

hi gaf sine herte bloet alse de milde

5710want hi onse herte ebben wilde

ons allen radic ghemeene

dat hem elc gheue sine herte gheele

33. Coredulus, als Isidorus zegt.

5700 is een vogel die dit pleegt

dat hij van de prooien leeft

en voor alle dingen uitgekozen heeft

het hart van de prooien zeer.

Coredulus bedoeld God, onze Heer

5705 die bij de wijze man

aldus de mens spreekt aan’

‘Lieve kind geef mij je hart

want daarom gedoogde ik smart’

hij gaf zijn hartenbloed als de milde

5710 want hij ons hart hebben wilde

ons allen raad aan ik algemeen

dat hem elk geeft zijn hart geheel.

Coredulus zal wel een vorm zijn van Corvus, raaf.

Zoals de duivel op mensenzielen aast, als raven op lijken, zo is er verwantschap tussen beiden. De duivel heeft dan ook dikwijls een ravengestalte aangenomen om vrome mannen te verzoeken en werd in die gedaante eens uit het lichaam van een bezetene gedreven. Raven komen zeker na het sterven op een dode af. Bij gerechtsplaatsen maakte dit de mensen angstig. Het is dan ook vreselijk als in een huis, waar een dode staat, raven op het dak gaan zitten. De vogel van de boze komt dan de dode naar de duisternis halen. Vandaar dat een ontmoeting met deze vogel gevreesd wordt. Galgenvogel is de naam van de raaf die zich met aas en lijken voedt. ‘t Is een ravenaas. =Een gemene doortrapte vent. Het lijk van een gehangene was aas voor de raven.

Columba es der duuen name

een sachte uoghel ende bequame

5715bedinens segmen soes sonder galle

aristotilus weder seitse alle

die segghen dat soere sonder leuet

ende seghet dat soe galle heuet

jn .i. daremkin ende niet ter stede

5720dart es andre vogelen sede

dus ontsculdeghemen hare wort

die segghen dat gheene galle behort

der duuen toe ia tiere stat

darse andre uoghele ebben gehadt

5725met cussene toeghen si hare minne

gheene croenge als ict kinne

so neten si dor gheene noot

si ulieghen gherne met scaren groot

bi puren sade leeden si hare leuen

5730houer sanc hormen hem gheuen

erande versuchten sonder claghen

men siethem dicken tetene draghen

[kiekinen die hem niet bestaen]

neghen warf ebwi verstaen

5735dat si muwen hare sien

sijn si ulugghe maghet hem gheschien

maken si so oghen haren nest

dat allen wormen es ontfest

die hem scade willen doen

5740vp elc point vintmen sermoen

die hier uoeren staen bescreuen

die duue nemet hare leuen

arde gherne den watre naer

ende dats bedi segmen uoer waer

5745omme dat si naturlike in dien

des harens scade willen sien

van van manieren sijn aueke twe

deen ne proiet nemmerme

dan dat hi sittende siet

5750dander vaet dat uliegens pliet

die duue die ditwel verstaet

siet soene int water. die sitters vaet

soe efsoe hare dan upwart

ende eist .i. die vliegers vaet

5755sone porret soe vander stede niet

dits dar soet water omme siet

Palumme eten erande duuen

die vintmen in meneghen lande

eist dat soe hare ghenoet verliest

5760dat soe ander gheenne kiest

alleene ulieghen si wat soes gesciet

ende waer si varen weetmen niet

men vindet duuen clene ende groot

die nemmermeer kiesen ghenoet

5765die wonen nouwe in oghen gaten

omdat si die duuers laten

ende daer si in ghenoete sijn

es hare minne goet ende fijn

ende sijn nerenst in haren dinghen

5770hoe si groot geslachte bringhen

hen doe mesual si bringher .ij.

ende selden min ende nemmerme

siensi vremde duuen varen

si gheleedense met haren scaren

5775kesele heten si na hare maniere

om dat sirem mede purgiren

want hare maghen die sijn heet

bloet van duuen als ict weet

van tortelduuen van swalewen mede

5780hute gelaten tere stede

onder den rechtren ulogel alleene

maket donker oghen reene

die duuen drinken tere toghe

aldat si ghedrinken moghen

5785ghelijc dathet ware .i. coe

dat wanic dat gheen uogel doe

xv. iaer es hare leuen

duuen ionc dus es bescreuen

sijn best in herefste ende in letin

5790want si met grane gheuodet sijn

an die duue men beseft

dat soe hare sumwile verheft

om hare plumen te makede scone

ende dar af comet hare die hoene

5795want als dauec versiet

dat so hare min wacht dan soe pliet

ghecripethise onuersien

dat die duuele noch uele plien

dat si houerden belaghen

5800ende meneghen met hem draghen

34. Columba is de duiven naam

een zachte vogel en bekwaam,

5715 (a) van hem zegt men, ze zijn zonder gal.

Aristoteles in tegenstelling tot alle

die zegt dat ze er zonder leeft

en hij zegt dat ze gal heeft

in een darmpje en niet op de plaats

5720 waar het is bij andere vogels is de zede

dus verontschuldigt men hun woord

die zeggen dat het geen gal behoort

de duif toe, ja in de die plaats

waar het andere vogels hebben gehad.

5725 (b) Met kussen getuigen ze hun minne.

Geen krengen, zoals ik het ken

eten ze door geen nood.

Ze vliegen graag met scharen groot.

Van pure zaden leiden ze hun leven.

5730 Voor zang hoort men hem geven

een soort verzuchten zonder klagen.

Men ziet hem veel te eten dragen.

[kiekens die hem niet bestaan]

Negenmaal, hebben we verstaan,

5735 dat ze vernieuwen hun zien.

Zijn ze vlug, mag het hen geschieden,

maken ze zo hoog hun nest

dat het alle wormen verzwakt

die hen schade willen doen.

5740 Op elk punt vindt men wel een iets wat iemand zegt die hiervoor staan beschreven.

De duif neemt haar leven

erg graag het water na

en dat is daarom, zegt men voor waar,

5745 omdat ze natuurlijk in die

de arend zijn schaduw willen zien

van soorten zijn er haviken twee

de ene prooit nimmermeer

dan dat hij zittende ziet,

5750 de andere vangt dat vliegen pleegt

de duif, die dit wel verstaat,

ziet zo in het water die zittende vangt

dan verheft ze zich opwaarts

en is het er een die vliegend vangt

5755 dan komt ze van de plaats niet

dat is waarom ze zo in het water ziet.

(b) Columbo heten een soort duiven

die vindt men in menige landen

is het dat ze haar echtgenoot verliest

5760 dat ze een andere niet kiest

alleen vliegen ze, wat zo er geschiedt,

en waar ze gaan weet men niet.

Men vindt duiven klein en groot

die nimmermeer kiezen echtgenoot

5765 die wonen nauw in hoge gaten

omdat ze de doffers laten

en daar ze in paren zijn

is hun minne goed en fijn.

En zijn het vlijtig in hun dingen

5770 hoe ze een groot geslacht brengen

tenzij ze doen misval, ze brengen er twee

en zelden minder en nimmermeer

Zien ze vreemde duiven gaan

ze begeleiden ze met hun scharen.

5775 Kiezels eten ze naar hun manieren

omdat ze zich ermee purgeren

want hun magen die zijn heet.

Bloed van duiven, zoals ik het weet

van tortelduiven en van zwaluwen mede

5780 uitgelaten daar ter plaatse

onder de rechtervleugel alleen

maakt blinde ogen rein.

De duiven drinken te ene teug

Alles dat ze drinken mogen

5785 gelijk alsof het ware een koe

dat waan ik dat geen vogel doet.

Vijftien jaar is haar leven.

Duiven jongen, aldus is beschreven,

zijn het best in de herfst en in de lente

5790 omdat ze met granen gevoed zijn.

Aan de duif men beseft

dat ze zich soms verheft

om zijn pluimen te maken schoon

en daarvan komt haar de hoon

5795 want als de havik dat ziet

dat ze minder oplet zoals ze pleegt

grijpt ze haar onvoorzien.

Dat is wat de duivel noch veel pleegt

dat ze hovaardige belaagt

5800 en menigeen met zich wegdraagt.

Columba palumbus, L. (Latijn voor duif) Engels columbine en Frans colombine zijn afgeleid van Latijns columbia. Mogelijk is het zo genoemd naar zijn kleur, vergelijk het Griekse kelainos: zwart of donker en Sanskriet kalankas: vlek. Grote hout- of ringduif, bosduif of woudduif, Engelse wood pigeon of ring dove, Duitse Ringeltaube en Franse pigeon ramier. Duif, midden-Nederlands duve, oud-Saksisch Duva, midden-Engels douve (nu dove) oud-Hoogduits Tuba (nu Taube) oud-Noors dufa, Gotisch Dubo, dat van Germaans oubon stamt. Gewoonlijk verklaart men het woord van duiken, to dive, naar de vlucht van de vogel.

(a) Ze zijn oprecht van hart en munten uit dat ze geen kwaadaardigheid, weerzin of ongenoegen kennen. Het is symbool van zachtmoedigheid omdat van dit dier er het algemeen geloof was dat een duif geen gal had, dus niet zwartgallig werd, geen heet bloed had, dus niet zwaarmoedig werd. Vondel in Joseph in Dothan:

Ruben: ‘’Dit kind is zonder gal, gelijk simpele duiven.’

(b) Aristoteles zegt dat ze trouw zijn tot de dood hen scheidt. Plinius vermeldt dat er bij hen geen echtbreuk voor komt, hij vermeldt ook hun liefde tot de jongen en voor elkaar. Ze zijn scherp van gehoor en leven in kuisheid, in onverdeelde liefde tussen beiden.

(c ) Krop en spiermaag zijn bijzonder goed ontwikkeld. Zij pikken graag steentjes op om daarmee in de spiermaag het voornamelijk uit zaadkorrels bestaande voedsel fijn te wrijven.

Carcates als aristolus seghet

es .i. uogel die te wesene pleget

bider ze want hi hem ghenert

bi uisschen die hi dar vertert

5805minder dan die hauec es hi

jnt water es hi also vri

dat hire in ghedoghen can

also langhe als .i. man

wandelen mach ene mile

5810doch moeti weder na die wile

ter lucht sinen adem ontfaen

jofte sijn leuen ware ghedaen

ay mi merket na dese wort

ghi die in sonden sijt versmort

5815al es verdronken lange iv moet

jn dertsce weelde int dertsce goet

ghi bliuet verloren der in

ghine settet an gode iven sin

ende ghi van hen die lucht ontfaet

5820ay uergaue got dient also staet

dien die ertsce sonden bedecken

dat hi uorsine doot moeste vertrecken

vpwart sine herte ende gode uolghen

herne die zebaren verswolghen

35. Carchates, zoals Aristoteles zegt,

is een vogel die te wezen pleegt

bij de zee want hij zich voedt

met vissen die hij daar verteert.

5805 Kleiner dan de havik is hij

in het water is hij alzo vrij

dat hij er in blijven kan

alzo lang als een man.

Wandelen mag een mijl

5810 doch moet hij weer na die tijd

in de lucht zijn adem ontvangen

of zijn leven was gedaan.

Aai mij!, merk naar dit woord

gij, die in zonden bent versmoord

5815 al is verdronken lang uw moed

in de aardse weelde, in het aardse goed

gij blijft verloren daar in

ga en zet aan God uw zin

en gij van die van Hem de lucht ontvangt.

5820 Aai, vergaf God hun die het alzo staat

die de aardse zonden bedekken

dat hij voor zijn dood moest trekken

opwaarts zijn hart en God volgen

voor de zeebaren hem verzwolgen.

Stercorarius catarrhactes (synoniem Stercorarius skua, Brunnich) Latijn stercoreus; drekkig of vuil, skua, geluidnabootsend woord. Grote jager of grote roofmeeuw, Duitse Grose Raubmowe, Engelse great skua of bonxie skua en Franse skua of grand labbe.

De lengte is vijfenvijftig tot zestig cm, dus groter dan de zilvermeeuw en zwaarder gebouwd.

Broedt op IJsland en Faeröer en leeft van roof. Door voortdurend te achtervolgen weet hij grote vogels er toe te brengen hun prooi prijs te geven die hij dan pakt voor het in water valt. Kleinere vogels verbrijzelt hij de kop. Voor een jachtvalk of arend heeft hij geen vrees.

5825Coturnix dese name in latijn

mach in dietsch die quackele sijn

jn onse lant varen si ende comen

so dat selden es uernomen

weltijt si comen iofte varen

5830maer in andren lande te waren

hebben si haren tijt openbare

ghelijc der swalewen ioften oudevare

beede te varne ente kerne

die oude pleghen die ionc te leerne

5835alsi enen lande sullen ghenaken

dat si hem te broedene maken

dat si voeroeden hare scare

jeghen dien wreeden sparware

die hars nauwe wacht upt lant

5840die spareware dats die uiant

dat lant es tende vanden leuene

jnt hende pleget hem te gheuene

die viant narenstelike der toe

hoe si sulke scalkeit doe

5845dat hi daer zielen mede va

nu pinem elc dathi ontga

men seghet dat dier gheen leuet

sonder soe diet grooteuel heuet

entie mensce ende bedi

5850segmen dat hare ulesch quaet si

36. 5825 Coturnix, deze naam in Latijn

mag in Diets de kwakkel zijn.

(a) In ons land gaan ze en komen

zodat zelden is vernomen

welke tijd dat ze komen of gaan,

5830 maar in andere landen te waren

hebben ze hun tijd openbaar

gelijk de zwaluwen of de ooievaar

beide te varen en te keren.

De oude plegen de jongen te leren

5835 als ze in een land zullen komen

dat ze zich te broeden maken

dat ze behoeden hun schaar

tegen die wrede sperwer

die hun nauw wacht op het land.

5840 De sperwer, dat is de vijand

dat land is het einde van het leven

in het einde pleeg je hem te geven

de vijand naarstig daar toe

hoe hij zulke schalksheid doet

5845 dat hij daar de zielen mee vangt

nu denkt elk dat hij ontgaat!

(b) Men zegt dat er geen dier leeft

uitgezonderd die de toeval heeft

en de mensen en daarom

5850 zegt men dat hun vlees kwaad is.

Coturnix coturnix, L. Kwartel of kwakkel, midden-Nederlands quackele, midden-Noordduits Kwartele en Quackele (nu Wachtel of Kwartels en in Engels quail) oud-Frans quaille (nu caille) In midden-Latijn was het quaccula, wat voorkomt naast oud-Hoogduits Quahtila in Trier, dit is een kruising van midden-Latijn quacculla en Germaans wahtila, vergelijk de midden-Nederlands naam wachtele en oud-Engels wiehtel. Het is de wachtel, de wak, het geluid van de vogel.

(a) Ze begint pas laat, dat wil zeggen vrijwel niet voor de aanvang van de zomer, haar nest in te richten. Onmiddellijk na het verlaten van het ei lopen de jongen met de moeder mee en worden door haar zorgvuldig gehoed en tot eten aangespoord. In de tweede week fladderen ze al en in de vijfde week zijn ze voldoende groot en hebben voldoende bekwaamheid om in de herfst de reis naar het zuiden te ondernemen. Enkele kwartels schijnen bijna gedurende de hele jaar op reis te zijn. Ook die ergens in de zomer komen om te broeden verlaten het gebied weer onregelmatig. Enkele verschijnen reeds tegen het einde van augustus in Egypte en in grotere getale komen ze in september, maar in die maand vind je hier nog broedende wijfjes. Een bijeenkomst schijnt niet plaats te hebben. Waarschijnlijk gaat iedere kwartel op eigen gelegenheid en voegt onderweg de een zich bij de ander en voordat ze in Zuid-Europa aankomen zijn er talrijke vluchten gevormd.

(b) Hun beste voedsel is venijnig zaad van nieskruid scheerling en daar worden ze vet van. Aristoteles had dit idee al, de scheerling en nieskruid zijn giftig voor mensen maar voedsel voor kwartels. Omdat ze veel zaad van nieskruid eten krijg je er de vallende ziekte van en trekkingen van zenuwen schrijven Plinius en Galenus waarom ze niet op de tafel van de Romeinen kwamen.

Carduelis es .i. clene dinc

ende hetet met ons .i. desteluinc

omme dat in destelen sine spise

gherne soeket na sire wise

5855dits van plumen menegertiere

ende van uarewen oec so diere

datment te wondre an mach sien

doch nes sijn prijs niet in dien

sijn sanc es noch te prisene bet

5860hier omme vintmense gheset

jn gaiolen ter menegher stede

om den mensce te veruroiene mede

al heuetse nature clene ghemaket

hare sanc die so soete maket

5865ende hare plumen scone ende fijn

doetse lijef ende wert sijn

danden dorperen scuwt

hi es lelic in sinen luud

37. Carduelis is een klein ding

en heet bij ons een distelvink

omdat in distels zijn hun spijzen

graag zoekt het naar zijn wijze.

5855 Dit is van pluimen veelvormig

en van kleuren ook zo duur

dat men het met verwondering aan mag zien

doch is zijn prijs niet in die.

Zijn zang is noch te prijzen beter

5860 hierom vindt men ze gezet

in kooien op menige plaats

om de mensen te vermaken mede

al heeft de natuur ze klein gemaakt

haar gezang die zo zoet maakt

5865 en haar pluimen mooi en fijn

doet ze lief en waard zijn

die dan de dorper (iemand zonder opvoeding) schuwt

hij is lelijk in zijn geluid.

Carduelis carduelis, L. (distel) Distelvink, Duitse Stieglitz, een klanknabootsing, Distelfink, Distelzeisig, Goldfink en Jupitersfink, Engelse goldfinch en Franse chardonneret, chardon is een distel.

Hij is de bontste onder de inheemse vinken. Is bruin op de rug met een lichtere onderkant. De kop is opvallend getekend met rood, wit en zwart. De vleugels zijn zwart met een felgele vleugelstreep.

Hij werd wel als kamervogel gehouden. Vinken hebben een brutale slag met een fors slot, het is de vinkeslag. Het is een uitdaging als een kraaiende haan en ook mannetjesvinken zijn nogal vechtlustig. Daarom noemt men dames die ook die eigenaardigheid vertonen met deze naam. Een mannetjesputter komt op hetzelfde neer, een putter is van dezelfde familie.

Corciles alst plinius ombint

5870es dat mintste uogelkin dat men vint

ende es dat uogelkin datmen weet

dat alder uoghele coninc heet

so groot ghemoedt eist alsmen seget

dat upten haren stridens pleghet

5875ende alsten haren dan gram doet

ende hijt waent nemen inden uoet

ontslupet hem tusscen de clawen nochtan

ende ulieget hem om die oghen dan

so dat daren uerscaemt

5880want hi hem om niet vergramet

ende ulieget henen sire straten

al es dit clene utermaten

nochtan heuet van naturen

meer ionc dan andre creaturen

5885worme hetet inder haghen

ets quaet te vane met laghen

jn .c. enden hier der uoglen wort

nu hort hier na in .d. vort

38. Corchiles, zoals Plinius ontbindt,

5870 is het kleinste vogeltje dan men vindt

en is dat vogeltje dat men weet

dat aller vogel koning heet.

Zo’n groot gemoed heeft het, zoals men zegt

dat het op de arend te strijden pleegt

5875 en als de arend dan gram doet

en hij het waant het te nemen in de voet

ontkomt het tussen de klauwen nochtans

en vliegt hem om de ogen dan

zodat de arend zich schaamt

5880 want hij zich om niets vergramt

en vliegt heen zijn straten.

Al is dit klein uitermate

nochtans heeft het van naturen

meer jongen dan andere creaturen.

5885 Wormen eet het in de hagen

het is kwaad te vangen met listen.

In c eindigt hier van de vogels woord,

nu hoort hierna in d voort.

Troglodytes troglodytes, L. De jongen worden gevoed in het donker en niet een wordt er vergeten. Het nest is zo diep dat er maar weinig licht bij kan komen. Dat is waarschijnlijk de reden dat de ouden de winterkoning troglodytes noemden: dwalers in grotten. Winterkoninkje, Duitse Zaunkonig. Engels wren, oud-Engels wraenna, waarschijnlijk van wraene: wellustig. In Frans troglodyte, ook roitelet.

Hij neemt een houding aan die hem een driest voorkomen verschaft, de borst enigszins voorovergebogen en het korte staartje loodrecht omhoog gewipt Het is een geschikt vogeltje voor sprookjes. Als Plinius de strijd om het bestaan tussen de dieren aanroert dan zegt hij dat er tweedracht is tussen de arend en de winterkoning omdat de eerste de koning van de vogels genoemd wordt. ‘Dissident....aquulae et Trochilus (si credimus) quoniam rex appellatur avium’. Toen de vogels besloten hadden om net als bij de mensen een koning te hebben kwamen ze overeen dat dit diegene zou zijn die in het vliegen het hoogste punt zou bereiken. De adelaar en de ooievaar overwonnen alle mededingers. Toen de arend wilde dalen kwam er uit zijn veren of onder zijn vleugels een klein en nog naamloos vogeltje dat naar boven vloog en zo hard riep als maar mogelijk was:

҅k ben Koeniek!

Ek ben Koeniek’.

Djomedice in ware dinc

5890sijn uogle die naden coninc

diomedesse sijn geheten

die meneghen ruddre dede beeten

wilen te troien uoer die stede

dor sine grote vromelicede

5895fauelen die ebben inne

dat uenus makedie die godinne

desen uoghel ende sine gesellen

dus horment poeten tellen

solinus die seghet dit

5900dat si sijn als de swane wit

ende vander grooter dat es de swane

oec doethi ons te verstane

hare oghen sijn root als vier

ghetande becke scarp ende fier

5905dar si de rotsen ol met maken

ende maken neste tharen saken

men seghet alsi seere mesbaren

dat meent dat .i. lant sal veruaren

jofte dat .i. coninc steruen sal

5910die grieken minnen si uor al

ende andre lieden wilsi scoren

dus so vinde wijt in scrifturen

39. Diomedice, een waar ding,

5890 zijn vogels die naar de koning

Diomedes zijn geheten

die menige ridder deed bijten

wel te Troje voor die stad

door zijn grote dapperheid.

5895 Fabelen die hebben in

dat Venus maakte, die godin,

deze vogel en zijn gezellen,

aldus hoort men de poten vertellen.

Solinus die zegt dit

5900 dat ze zijn als de zwanen wit

en van de grootte van de zwaan

ook doet hij ons verstaan

haar ogen zijn rood als vuur

getande bek, scherp en fier

5905 waar ze de rotsen hol mee maken

en maken nesten tot hun zaken.

Men zegt het, als ze zeer misbaren

dat bedoelt dat een land zal veroverd worden

of dat een koning sterven zal.

5910 De Grieken minnen ze voor alles

en andere lieden willen ze scheuren

zo vinden wij het in schriften.

Diomeda exulans. Albatros, Duits Albatros, Frans albatros, door Engelse zeelieden Cape sheep genoemd; Kaapse schaap.

Is met uitzondering van de zwarte slagpennen geheel wit. Een lengte van 116cm, de vluchtwijdte van 3-4,25cm. Ze vliegen statig en sierlijk als door onzichtbare kracht gedreven. Men merkt vrijwel geen beweging van de vleugels op nadat de reus zich de eerste stoot heeft gegeven en zich in de lucht verheven heeft. Hij drijft als een kurk op het water. Op het land waggelt hij. Het is de gier van de zee en ruimt alles op.

Dariata alst aristotiles kent

es een uogel in orient

5915die met uloglen ende met becken

clemmen can ende hem uort trecken

want hi uoete heuet gheene

oec so vintmen somghe ene

diemen siet meer no min

5920sonder in des heruests beghin

ende dat es alset rimen moet

dese uogel out ende broet

sine ionc tote dat si doghen

ende si hem ghenaren moghen

5925ende dan steruet hi selue ghinder

ende laet leuende sine kinder

die moeten pleghen tselue mede

dat te uoeren de vader dede

hier gaet hute vander .d

5930ende uolget als ene in .e.

40. Dariata, zoals Aristoteles het kent,

is een vogel in de Oriënt

5915 die met vleugels en met bekken

klimmen kan en zich voort trekken,

want hij voeten heeft geen.

Ook zo vindt men soms een

die men ziet meer of minder

5920 vooral in de herfst begin

en dat is als het regenen moet.

Deze vogel houdt en broedt

zijn jongen totdat ze kunnen

en zichzelf voeden mogen

5925 en dan sterft hij zelf ginder

en laat leven zijn kinderen

die moeten plegen hetzelfde mede

dat tevoren de vader deed.

Hier gaat uit van de d,

5930 en volgt als een in e.

?Zie Avis paradisia.

Erodius als de glose seget

die vp die uraie bible leget

es de uogel alsict weet

die met ons gherualke heet

5935ende es onder dedele uogle

die edelste die ulieget met ulogle

so starc es hi ende so groot

dat hi den haren slaet doot

siet hi oec in ere scaren

5940dar uele cranen enen uaren

ofte andre uogle also uele

ende menne werpet in uederspele

hi ueltse alle met sire cracht

deen naden andren inder iacht

5945her hi ombert sire uloghe

so esser .i. hont diere toe doghe

die den uoglen alsi vallen

hem den als af bitet met allen

sijn aes moet sijn uersch ende leuende

5950ende alsi hem scuddet al beuende

so meent hi proie die hem behaghet

entar hem sijn moet toe draghet

mist hi;hi werdet so erre

dat hi ulieget oge ende uerre

5955ende cume willi keren nedre

tote sinen loedre wedre

meesters seggen int commune

dat uele beste sijn de brune

van .e. so gaen hute de wort

5960nu hort vander .f. vort

41. Erodius, zoals de glossaria zegt

die op de fraaie bijbel ligt,

is de vogel, zoals ik het weet,

die bij ons giervalk heet.

5935 En is onder de edele vogels

de edelste die vliegt met vleugels.

Zo sterk is hij en zo groot

dat hij de arend slaat dood.

Ziet hij ook in een schaar

5940 waar veel kranen heen varen

of andere vogels alzo vele

en men het werpt in jachtspel

hij velt ze alle met zijn kracht

de een na de ander in de jacht

5945 eer hij omkeert van zijn vlucht

dan is er een hond die er toe deugt

die de vogels als ze vallen

hen de hals afbijt met allen.

Zijn aas moet zijn vers en levend

5950 en als hij het schudt al bevende

dan meent hij prooi die hem behaagt

en waar hem zijn moed toe draagt

mist hij, hij wordt zo kwaad

dat hij opvliegt hoog en ver

5955 en nauwelijks wil keren neer

tot zijn plaats weer.

Meesters zeggen in het algemeen

dat wel de beste zijn de bruine.

Van e zo gaan uit de woorden,

5960 nu hoort van de f voort.

Falco rusticolus, L. (landelijk) Giervalk, Duitse Gerfalke, Engelse gyr falke en Franse faucon gerfaut, midden-Nederlands ghervalke en ghiervalke, oud-Noors geirfalki, waar geer een punt of speer betekent, de vogel is genoemd naar de op donkere schachtstrepen lijkende pijlpunten op de helwitte veren. (zie gier). Valk, midden-Nederlands valke, oud-Hoogduits Falc(h)o (nu Falke) oud-Frans fauc en faulcon (Engels falcon) dat uit Latijn falco komt wat een zeis betekent naar de kromme klauwen of snavel, het is de sikkeldrager. De stam k van het woord is er een met vaal, de valk heet zo naar zijn grauwbruine veren.

(a) Erodius, naar de reiger die hij slaat, de Griekse herodios.

De slechtvalk die met de IJslandse witte giervalk vooral getemd werd om voor de jacht of reigers te worden afgericht. Spierkracht en behendigheid, moed en jachtlust en een edel voorkomen zijn eigenschappen die men hun niet ontzeggen kan.

(b) ‘Hij heeft een groot hart en als hij op zijn eerst vlucht jaagt en mist dat hij in de tweede vlucht wraak op zichzelf neemt. Als hij wild is zoekt hij die dag geen prooi meer en als hij tam is lijkt hij hetzelfde te doen en vliegt weer in de lucht en komt dan zonder iets op de handen van zijn baas terug. Want hij vindt zichzelf te groot als hij die vogel niet gepakt heeft die hij zou moeten pakken’ .

Fenix als ons seit isidorus

jacob solijn ambrosius

es .i. uoghel sekerlike

tote arabia int rike

5965dese neuet gheen ghenoot

ende naden aren es hi groot

ccc. ende viertech iaer

pleghet hi te leuene ouerwaer

ghehouet geasselt es hi mede

5970sere scone na des paus sede

sijn als iofti guldijn ware

met purperen plumen arentare

sijn start gheleu blau mede

met rooden vederen van groter sconede

5975alse fenixe doude gaet an

so kieset hi enen sconen boem dan

hoghe staende up ene fonteine

die scone staet ende dore reine

enen nest maket hi inder gebare

5980alse inder vormen van enen outare

van wieroec bomen ende van merren

ende van caneelen diemen van verren

van desen telghen maket hi sijn nest

entie rieken alre best

5985alse die sonne heete scijnt

so waiet hi danne ende pijnt

dat hi also ontsteket dat out

dat soete roke gheuet menechfout

dant ualt hi selue int soete vier

5990ende wert te asschen dus lesemen hier

jn arde corter tijt dar naer

werdet .i. worem in dasschen daer

die cortelike te woreme diet

dus werdet fenix uerniet

5995Fenix dese enege vogel bediet

jhesum xpristum diet wel siet

fenix neuet vader no moeder

ende ihesus onse soete broeder

es nader menscheliceit sonder vader

6000nader golliceit es hi algader

sonder moeder in emelrike

dese fenix sekerlike

merkede ende nam wel goem

omme dien sconen edelen boem

6005die up tie fonteine staet,

die boem est cruce ons toeuerlaet

bider fontainen so uerstaet

dat doepsel dat onse sonden af dwaet

dat hout van specien merket wel hier

6010dar fenix af maket sijn vier

menet dat ihesus hinc ant hout

dat hi benedide menechfout

ende metten viere van karitaten

ten vader sende om sijn verlaten

6015die soeter roec vor sinen vader

dander werelt specie algader

dus bernede inder minnen viere

onse fenix in derre maniere

ontier endi tasschen bequam

6020dats dat hi hende nam

ten derden daghe es hi uerresen

ende uoer themele na desen

endit volghet ter erster vormen

want fenix asschen comen te vormen

6025ende dar na comen plumen ende ulogle

[ende ulieghet ghelijc andren uogle]

dat fenix heuet .ccc. iaer

ende .xl. eri werdet so swaer

meent dat ihesus in arderike

6030.xxxiiij. iaer leuede sekerlike

van dat hi ghebodescapt was

tote dat hi starf sijt seker das

ouer een iaer slaet elke .x

so vintment waer inden besiene

6035van enen fenixe telt ons dus

een wonder sente ysidorus

ene port in egipten is

diemen heetet cliopolis

dats in dietsch der sonnen stat

6040jn doude wet es ghemake dat

een temple in ons heren ere

na salemons temple min no mere

een fenix quam gheuloghen daer

jnden viere upten outaer

6045met sinen ulogelen geladen oec

met dieren houte dat soete roec

ende uerbernedem upten outaer

des nastes dages quam de pape dar

ende vant in dasschen .i. woremkin oec

6050dat utermaten soete roec

des anders dages addet ulogle

jnder ghelike van .i. uoghele

des nastes daghes waset wlcomen

ende heuet anden pape ghenomen

6055orlof ende es danen gheulogen

dit scriuet isidorus onbeloghen

Aymo spreket .i. wijsclerc mede

dat onse vrouwe in dese stede

doe herodes de kinder sloech

6060ontulo ende wonder dicken gnoech

ende fenix bi auenturen

tote daer bi sire naturen

dat die warechtege fenix mede

wandelen soude in die stede

42. Feniks, als ons zegt Isidorus

Jacobus, Solinus en Ambrosius,

is een vogel zeker

te Arabië in het rijk.

5965 (a) Deze heeft geen gelijke

en naar de arend is hij groot.

Driehonderd en veertig jaar

plag hij te leven, voor waar.

Een hoofd en hals heeft hij mede

5970 zeer schoon naar de pauw zede

zijn hals alsof het verguld was

met purperen pluimen hier en daar

zijn staart geel en blauw mede

met rode veren van grote schoonheid.

5975 Als feniks de ouderdom gaat aan

dan kiest hij een mooie boom dan

hoog staande op een fontein

die mooi staat en geheel rein

een nest maakt hij in de gebaren

5980 als in de vorm van een altaar

van wierookbomen en van mirre

en van kaneel die het haalt van verre

van deze twijgen maakt hij zijn nest

en die ruiken aller best

5985 als de zon heet schijnt

dan waait hij dan en denkt

dat hij alzo ontsteekt dat hout

dat zoete rook geeft in menigvoud

dan valt hij zelf in het zoete vuur

5990 en wordt tot as, aldus leest men hier

in de aardig korte tijd daarna

groeit er een worm in de as daar

die gauw tot worm groeit

dus wordt de feniks vernieuwd.

5995 Fenix, deze enige vogel betekent

Jezus Christus, die het wel ziet,

feniks nee, heeft geen vader of moeder

en Jezus onze lieve broeder

is naar de menselijkheid zonder vader

6000 naar de goddelijkheid is hij geheel

zonder moeder in hemelrijk.

Deze feniks zeker

Merkte goed en nam wel notitie

van die mooie, edele boom

6005 die op die fontein staat,

die boom is het kruis, onze toeverlaat

bij de fontein, zo verstaat,

het doopsel dat onze zonden afwast

dat hout van specerijen, merk wel hier

6010 waar feniks van maakte zijn vuur,

bedoelt dat Jezus hing aan het hout

dat hij zegende menigvuldig

en met het vuur van liefdagheid

te vader zond om zijn verlaten

6015 die zoete rook voor zijn vader

dat is de andere wereld specerijen alle tezamen, dus brandde in het liefdes vuur.

Onze Fenix in die manier

tot hij tot as kwam

6020 dat is dat hij een einde nam

de derde dag is hij verrezen

en voer ten hemel na deze

en dit volgt het naar de eerste vormen

want uit feniks as komt de worm

6025 en daarna komen pluimen en vleugels.

[en vliegt gelijk andere vogels]

De feniks leeft driehonderd jaar

en veertig eer het wordt zo zwaar,

bedoelt dat Jezus in het aardrijk

6030 vierhonderd veertig jaar leefde zeker

van dat hij geboodschapt was

tot dat hij stierf, is zeker is dat,

voor een jaar staat elke tien

zo vindt men het waar in het bezien.

6035 Van een feniks vertelt ons dus

een wonder Sint Isidorus

dat er een plaats in Egypte is

die men heet Heliopolis

dat is in Diets de zonnen stad

6040 in de oude wet is gemaakt in dat

een tempel te onze Heren eren

naar Salomons tempel min of meer.

Een Fenix kwam gevlogen daar

in het vuur op het altaar

6045 op zijn vleugels geladen ook

met duur hout dat zoet rook

en verbrandde op het altaar

De volgende dag kwam de priester daar

en vond in de as een wormpje ook

6050 dat uitermate zoet rook.

De volgende dag had het vleugels

in de gelijkenis van een vogel.

De volgende dag was het volkomen

en heeft van de paap genomen

6055 verlof en is dan gevlogen.

Dit schrijft Isidorus ongelogen.

Haymo spreekt, een wijze klerk, mede

dat onze Vrouwe in deze stad

toen Herodes de kinderen sloeg

6060 ontkwam en wonder vaak genoeg

een feniks bij avonturen

getuigde daar bij zijn naturen

dat de ware Fenix mede

wandelen zou in die stad.

De vogel Phoenix of feniks komt alle vijfhonderd of veertienhonderd en een en zestig jaren uit Indië naar Arabië naar een koele bron. Elke morgen baadt het in dit water en zingt een prachtig lied zodat de zonnegod zijn wagen stopt om te luisteren. Het is een vogel zonder maatje waarvan er maar een is op deze wereld. Als de hem toegemeten jaren gepasseerd zijn voelt het haar eigen zwakheid en maakt een nest van zoet ruikende twijgen, die vol en droog zijn. En in de zomer, als de westenwind blaast, worden de twijgen en het nest in brand geblazen door de brandende warmte van de zon en dan brandt die sterk. Dan komt die vogel Phoenix vrijwillig in het brandende nest en wordt tot as verbrand. Binnen drie dagen vormt zich een kleine worm in de as en groeit beetje bij beetje, krijgt veren en vormt zich tot een vogel. Uit de as ontstaat hij dan verjongd weer op om weer vijfhonderd of veertienhonderd en eenenzestig jaar te leven. En het eerste dat de jonge nieuwe Phoenix doet is eerbied te tonen aan de vroegere Phoenix. Hij balsemt de as van zijn voorganger in een ei van mirre en vliegt er mee naar Heliopolis bij Panchaea. (zonnestad) Daar legt hij het ei eerbiedig op het altaar.

De origine van de Phoenix was waarschijnlijk een Egyptische mythe die verbonden werd met de altaarafgoderij van Heliopolis. Het verwonderde de ouden ook niet dat de Phoenix zich vermenigvuldigde via een enkel mannetje. Elke klassieke verwijzing van de Phoenixmythe geeft zijn Egyptische origine aan. Het was ook in Egypte dat de legende meer details kreeg. Op oude Egyptische gedenktekens vindt men de Phoenix dikwijls afgebeeld als vogel, zoals Herodotus beschrijft, maar ook als gevleugelde genius met half menselijke gedaante. In de oude Griekse en Egyptische mythologie is de Phoenix een mythische vogel die geassocieerd wordt met de Egyptische zonnegod Re en de Griekse Phoibos Volgens sommigen stelde de vogel bij de Egyptenaren de zon voor die elke morgen herrijst. Anderen denken aan een periode van vijfhonderd jaren die gevierd zou zijn door het ontsteken van vuur en het verbranden van een nagemaakte vogel die de vluchtigheid van de tijd verbeelden moest.

Volgens Dr. G. Seyffarth staat de feniks in nauw verband met een astrologisch verschijnsel, de periodieke doorgang van Mercurius door de zon, die regelmatig na zeshonderd en twee en vijftig jaren en kort na de lentenachtevening plaats vindt waardoor de feniks periode grote betekenis voor de chronologie zou krijgen.

De originele legende zou geassocieerd zijn met zonnemythen en de heldere kleuren die aan de vogel toegeschreven worden, vertegenwoordigen de pracht van de zonsopgang. De veranderingen van de originele mythe is toe te schrijven aan de Christelijke vertalers van de Septuagint, waarin zekere passages gedacht werden te verwijzen naar de Phoenix. Volgens Joodse traditie gold bij Israëlieten de Phoenix als symbool van onsterfelijkheid. Zo lezen we in Job 29:18’Dan, zeg ik, ik zal sterven in mijn nest, en ik zal mijn dagen vermenigvuldigen als de Phoenix,’/i> (of zand) Het woord ‘shool’ wordt door zand vertaald, wat de gewone betekenis is, maar volgens de Joodse geleerden wordt er ook de wondervogel onder verstaan. De Engelse Revised Version behoudt het woord zand, maar in de marges lezen we, ‘ Phoenix’ wat betekent dat die vertaling nog door sommigen aangehouden wordt.

Ook het Griekse Phoenix betekent palmboom als wel de vogel. Tertullian, 202 na Chr., vertaalt Psalm 92: 13: ‘De rechtvaardige zal groeien als de Phoenix.’(nu een palm). Zo maakt hij in ‘The Resurrection of the Flesh, 13 de vogel tot symbool van opstanding. Nadat hij de zelfverbranding van de vogel beschrijft zegt hij dat de Phoenix zich vernieuwt, nieuw leven uit zijn eigen as. Hij concludeert bij het aanhangsel.’ Zal men sterven voor niets als vogels geen twijfels hebben over hun opstanding?’

De vraag luidt steeds welke vogel zou men bedoeld hebben?

In Egypte wordt de vogel meestal afgebeeld als een reiger, maar in de klassieke literatuur meestal als een pauw of een adelaar. Zie Avis paradisi, 15.

Zoals de feniks een wondervogel was, is in figuurlijke zin een feniks een groot man wiens naam en daden telkens met ontzag genoemd worden. Vondel is de feniks van onze dichters.

Uit zijn as herrijzen. = Weer worden opgebouwd na de brand en mooier dan te voren.

Mulder: Haymo - Haymo van Auxerre, negende-eeuws bijbelcommentator.

De Christus-allegorie vindt een opmerkelijke bevestiging bij Tacitus, die in zijn Annalen (VI, 28) vermeldt dat de feniks zich zou hebben vertoond tijdens de regering van Tiberius, in 34 na Christus. De vogel kwam ook voor in de bijbel, in Psalm 92 en Job 29. In de eerste tekst is de wondervogel gewijzigd in een palm, de tweede luidt in een moderne vertaling: ‘Ik dacht: tegelijk met mijn nest zal ik de geest geven, en mijn dagen vermeerderen als de feniks’

Dat Onze Lieve Vrouwe naar de stad ontkwam - aangespoord door een engel die hem in een droom verschijnt vlucht Jozef met zijn gezin naar Egypte, waar hij blijft tot na de dood van Herodes, ‘opdat vervuld zou worden hetgeen de Heer door de profeet gesproken heeft, toen hij zei: Uit Egypte heb Ik mijn Zoon geroepen’ (Mattheüs 2:15. Zie voor de profetie Hosea 11:1.)

6065Fulcica spreket isidorus

es .i. uogel hetet aldus

sijn ulesch smaket alst ware .i. hase

vp marassche nemetet sine ase

ende emmer maket hi sijn nest

6070dart met watre es gheuest

dit hetet der uroetster vogel een

hute sinen lande vliegeter gheen

mar int lantscap dar hi broet

lesemen dat hi hem seluen voet

6075ende ne ulieghet hare no dare

cronien heuet hi ommare

ambrosius spreketer af te waren

datmen vint erande haren

die sine ionc vernoiet te voedene

6080ende werptse hute sinen broedene

so comet fulcica ghinder

ende uoedet des harens kinder

met sinen ionghen in sinen nest

dese exemple war goet geuest

6085elken mensce die wel doen woude

ende merken dat hem ontfarmen soude

der armer ende hem goets ionnen

die hem ielpen niet ne connen

43. 6065 Fulica, spreekt Isidorus,

is een vogel die heet aldus.

Zijn vlees smaakt als was het een haas

Op moerassen neemt het zijn aas

en immer maakt het zijn nest

6070 waar het met water is bevestigd.

Dit heet de verstandigste vogel een

uit zijn land vliegt er geen

maar in het landschap daar hij broedt

leest men dat het zichzelf voedt

6075 en vliegt niet hier en daar.

Krengen heeft hij onmin.

Ambrosius spreekt er van te waren

dat men vindt een soort arend

die zijn jongen vermoeit te voeden

6080 en werpt ze uit zijn broedsel

dan komt fulica daar

en voedt de arend kinderen

met zijn jongen in zijn nest.

Dit voorbeeld was goed geweest

6085 voor elke mens die goed doen wou

en merkt dat zich te ontfermen zou

de armen en hun het goede gunnen

die zich niet helpen kunnen.

Fulica atra, L. (donker zwart) Meerkoet, naar het keffende geluidje dat het maakt. Het Latijnse Fulica bleef in Frans foulque. Duitse Moorhuhn, Engelse moorhen, moor: moeras.

Ze maken hun nesten met bladeren van gras en riet die ze in de rivieren, waar de stroom door gaat, tussen het riet vastmaken zodat die niet door het water weg gevoerd worden. In de broedtijd bewoont ieder paar een apart gebied waar het geen anderen duldt. Onmiddellijk na het broeden verenigen ze zich weer tot gezelschappen die langzamerhand aangroeien tot ontelbare zwermen.

Het is meer een arend en voor de bastaardarend, zie Aquilegia, 2.

Fatator dats bekent

6090es .i. uogel van orient

die hastech seere es om sijn broeden

ende ne can hem seluen niet uoerhoeden

hine leit sine heier so int iaer

datsem dachterwinter swaer

6095alle dicken ueruriesen doet

exemple gheuet hi arde goet

hem die hertijt willen clemen

dat si neder weder moeten rennen

ontier ende si werden so wart

6100datmense ter eren begart

het warem beter dat si ombeden

her si omme dere streden

dansi met scanden moeten beeten

ende alse die tijt beginnet heeten

6105so broedet fatator anderwarf

houer dat hem erst verdarf

so comet hem danne niewe broet

des lettel ander vogel doet

die sinen nest maket inder wostinen

6110want alle wel naer maer eens ne pinen

jnt iar omme hare ionc ghemene

sonder fatator allene

44. Fatator, dat is bekend,

6090 is een vogel van de Oriënt

die haastig zeer is om zijn broeden

en kan zichzelf niet verhoeden

hij legt zijn eieren zo in het jaar

dat hem de nawinter zwaar

6095 allen vaak bevriezen doet.

Voorbeeld geeft hij aardig goed

hem die hoog willen klimmen

dat ze weer neer moeten rennen

totdat ze worden zo gewaardeerd

6100 dat men ze te eren begeert

het was hem beter dat ze baden

eer ze om die eer streden

dan ze met schande moeten boeten.

En als de tijd begint met hitte

6105 dan broedt fatator ander maal

omdat hem ‘t eerste bedierf

dan komt hem dan nieuwe broed

als weinig andere vogels doen

die zijn nest maakt in de woestijnen

6110 want waar we allen bijna om denken

in het jaar komen hun jongen algemeen

uitgezonderd de fatator alleen.

?

Fetix es .i. uogel mede

die oec na fatators zede

6115tweewarf in den iare broet

lse aristotiles te wetene doet

ende al vintmen lettel vogele minder

nochtan wint hi uele kinder

sine eier ne ueruriesen niet

6120want ert dien somer siet

sone wilt noten nochte broeden

dus werdet hem gheloent met goeden

dattet wint datter begart

die wille sijn uroet ende wart

6125lere te tijt doen sine saken

so mach hem groote ere naken

45. Fetix is een vogel mede

die ook naar fatators zede

6115 twee maal in het jaar broedt,

als Aristoteles te weten doet,

en al vindt men weinig vogels kleiner

nochtans wint hij vele kinderen.

Zijn eieren bevriezen niet

6120 want eer het de zomer ziet

dan wil het paren nog broeden.

Dus wordt het hem geloond met goede

dat het wint wat het begeert

die wel zijn verstandig en waard

6125 leert op tijd te doen zijn zaken

dan mag hij grote eer maken.

?

Ficedula seit isidorus

es .i. uogel heetet dus

omme dattet gherne etet fighen

6130waer datese mach gecrighen

soete boem urucht es sine spise

merket hier up ghi grote wise

wat dat diet bedieden can

die boem bediedet wel elc man

6135men vindet misselike bome

jn arderike als icket goeme

die urucht bringhen na sire nature

some soete some sure

dit vrucht dat sijn onse gewerke

6140dit willic dat elc wise merke

ende hi den goeden mensce minne

om de doghet die hi heuet inne

ende late den quaden henen uaren

want alse de wale seit te waren

6145hi mach goede dachuart tellen

die hem maket quite vanden fellen

mint die urucht soete ende goet

ghelijc dat ficedula doet

46. Ficedula, zegt Isidorus,

is een vogel die heet aldus

omdat het graag eet vijgen

6130 waar dat ze het mag krijgen,

zoete boomvrucht is zijn spijs.

Merkt hier op, gij grote wijze

wat dat dier betekenen kan.

De boom betekent wel elke man

6135 men vindt verschillende bomen

in het aardrijk, zoals ik het gok,

die vrucht brengen naar hun natuur

soms zoet, soms zuur,

deze vruchten dat zijn onze werken

6140 dit wil ik dat elke wijze opmerkt

en hij die de goede mensen bemint

om de deugd die hij heeft in

laat de kwade heen varen

want als hij die wel zegt te waren

6145 hij mag goede (God) dagreis vertellen die zich ontdoet van de felle

bemint de vrucht zoet en goed

gelijk dat ficedula doet

? Coracias garrula, L. (Latijn corax: raaf, en babbelaar) is de scharrelaar of Duitse papegaai, Duitse Blauracke, Engelse roller, Franse rolier d’Europe. Leeft van kevers, insecten, kikkers, wormen, muizen en vijgen.

Falco dats de ualke in latijn

6150dar .viij. manieren aue sijn

also alse bescriuen de clerke

des lettel hort te minen werke

want ets cont gnoech den leken

diese toeuen ende streken

6155ende roepen ende huken

bedi latix hem ibruken

doch willic twerande manieren

vanden valke iv visieren

alse donhedel valke bestaet

6160den eigher ende hine nederslaet

latet die eigher enen ael ut varen

donedel valke gripet den al te waren

enen laetien eigher enen ulieghen

dus so lati hem bedrieghen

6165mar dedele valke doet des niet

ende alsi sulke scalkeit siet

so doet hi te mere pine

den eigher om de scalceit sine

ende ne latene niet ontfaen

6170her hi den eigher euet gheuaen

donedele valke dat verstaet

bediedet des heren onedel daet

alsi wetlike heuet verstaen

dat sine liede ebben mesdaen

6175so latise quite om ghelt

dus wert hi van der eren iuelt

want donedel quade goet

vortrechthi ende mint in sinen moet

mar dit ne doet niet dedele valke

6180hi uaet hi slaet ende uelt scalke

ende doet elken na die wet

die int lantscap es gheset

f. gaet hute ende uort meer

so horet uort vander .G.

47. Falco, dat is de valk in het Latijn,

6150 waar acht soorten van zijn

alzo als schrijven de klerken

dus weinig behoort tot mijn werk

want het is bekend genoeg de leken

die ze ophouden en strijken

6155 en roepen en hokken

daarom laat ik hen ontbreken.

Doch wil ik twee soorten manieren

van de valken u geven

als de onedele valk bestaat

6160 de reiger en hij hem neerslaat

laat de reiger een aal uit gaan

de onedele valk grijpt er naar

en laat die reiger heen vliegen

dus zo laat hij zich bedriegen,

6165 maar de edele valk doet dat niet

en als die zulke schalksheid ziet

dan doet hij te meer pijn

de reiger om de schalksheid van hem

en laat hem niet ontgaan

6170 eer hij de reiger heeft gevangen.

De onedele valk, dat verstaat,

betekent de heren onedele daad

als hij wettelijk heeft verstaan

dat zijn lieden hebben misdaan

6175 dan laat hij ze vrij om het geld

dus wordt hij van de eer geveld

want het onedele kwade goed

voor trekt en bemint in zijn gemoed,

maar dit doet niet de edele valk

6180 hij vangt, hij slaat en velt die schalk

en doet elk naar die wet

die in zijn land is gezet.

F gaat uit en voort meer,

zo hoort voort van de g.

Falco peregrinus, Tunstall. (vreemd, vergelijk het Franse pelerin wat bij ons pelgrim werd) Slechtvalk (slecht in de betekenis van eenvoudig of gewoon) trekvalk, hij komt over de hele wereld voor, Duitse Wanderfalke, Engelse peregrine falcon en Franse faucon pelerin. Chaucer spreekt over: ‘’ic faucon peregryn thanne semed she’’ik gelooof dat ze een pelgrimsvalk was’. De pelgrimsvalk heet zo omdat men nooit haar nest heeft gevonden.

Het is de moordenaar van klein en groot gevogelte, ook wel insecten, ratten en muizen, maar meestal toch van vogels, kippen en duiven. Bij het uithalen van een valkennest vond men tweeëntwintig duivenringen. Die waren van postduiven afkomstig.

Is gemakkelijk te temmen en was populair bij de valkeniers, maar minder dan de giervalk. Voor de valkenjacht wordt het vrouwtje gebruikt die veel groter en sterker is dan het mannetje en die de wouw, reiger en kraai meester kan worden. Mogelijk is de onedele F. subbuteo, L. (onderbuizerd) de boomvalk Dit waren de kleinere valken die voor de vrouwen waren bij de valkenjacht.

6185hort uort der edelre uogele pine

hare euel hare medicine

Tholomeus dins gheene ghile

hieten alle coninghe bi wile

die in egipten droeghen croene

6190een tholomeus regnerde scone

jn dien tiden wi lesen dus

dat aquila ende simacus

ende theodocion mesters waren

van ghroter wardecheit te waren

6195dese drie bi haren vorsoeke

si screuen in enen boeke

der edelre uogele medicine

also alset inden latine

van broeder albrechte es bescreuen

6200ende iacob saelt iv nu vort gheuen

die namen van den cruden diere sijn

salic iv gheuen int latijn

die kennisse also alst is

sal kinnen elc apotikaris

6205anden houede na dat wijt kinnen

sulwi leeren dit beghinnen

wert .i. uogel siec in doghen

men salne te ghenesene poghen

met fijnre oliuen van oliuen

6210diemer hem in sal sochte driuen

ende dit salmen doen dicken

wast hem up dat oghe dat witte

men sal puluer van venkel sade

ende urouwen melc dats datic rade

6215warmen dar af comet hem de bate

heuet hi bestoppet die nasegate

stafisagria ende peper der toe

mac puluer ente gader doe

ende blast hem in wiltune inesen

6220met ere pipen inder nese

ende wrijf hem sinen roest der mede

met pulure van stapisagria

heuet hi reume in thouet mede

doe hem dits die behendechede

6225rute omtrent die nasegate

ende sijn aes nette dats sine bate

jn ruten sap dat hi sal heten

noch ene bate saltu weten

nem oec loec ghestampt met wine

6230dat doe inde nesegate sine

ende settene dart es sonder lecht

ende latene enen dach uasten echt

heuet hi pipeide horet hier na

nem puluer van stafisagria

6235dat met onege wel ghemanc

wrijf sine tonghe dats de ganc

ende ghef hem botre tetene dan

ende ne gheneset hi niet der an

witte coelen salmen droghen

6240dat puluer sal sine macht toghen

roepet hi oec te vele int huus

dan so nem ene uledermuus

ende stamp peper der inne

dit hase hi swiget ten beghinne

6245vindemen de uledermus oec niet

so eist recht datmen besiet

om el eneghen uogel dan

want dar nes gheen uerlies an

ende mer ghemalen peper indoe

6250dat salre lichte elpen toe

die uele roepet men wil dat kinnen

dat hi eier euet binnen

gheneset hi qualike du salt hem gheuen

muse tetene die leuen

6255jofte en onts welpen heret siet

jofti sijn aes te werpene pliet

dicken seghet dit ghedichte

nem een uirendeel allinges ghewichte

scamonia entar toe comijn

6260moet oec also uele sijn

dat salmen pulueren ende minghen

dar mede sijn aes bespringhen

sijn aes moet sijn uet swinijns ulesch

ende mac van allinc iwichte den esch

6265apoticarise sullen di wel

dat rechte wisen sonder fel

ne mach hi oec niet eten ditte

so nem van den eie dat witte

werp dat puluer dar ter stede

6270dan in sinen bec der mede

noch wes ere sake vroet

die ter seluer dinc es vroet

mac hem eiere met melke van gheeten

ghef hem tetene doe dat ic hete

6270alse vpt vier gheronnen si

hi werdet ghesont dan ende vri

den auec ende sinen gheslachte

elpet arde wel met machte

beghinnet hem te mutene lusten

6280doene van alre pinen lusten

ende ghef hem aes ghenoech

alleweghe na sijn iuoech

also dicken alsi heuet broke

also dicken sekerleke

6285falgierthi inder uederen mede

dits der naturen hemelichede

grone saden onder de uoete

sijn hem nutte te sire boete

ende dar die sonne scinet heet

6290eist best dat hem te stane steet

heuet hi den rede hore hier na

jnt sap van artimesia

dat wanic dat biuoet si

ghef hem sijn aes ende noch der bi

6295moet hennen aes wesen der toe

vierewarf iofte viue der toe

offete doe dit ouer een

bint hem uaste dat rechter been

jnt middele den beene saltu sien

6300ene adre ende mettien

saltune wiselike laten

dar af sal hem comen de baten

hier bi machtu kennen mede

oftie uogel heuet den rede

6305so weltijt so hanghen den uoghele

sijn hoeuet ende sine uloghele

ende hi heuet ende toghet

jn plumen ofti cout ghedoghet

ende hi wel naset niet

6310ende hi ghierlike der ane siet

ende hijt qualike in mach bringhen

bi aldus danen dinghen

mach merre sien diere ware toe gheuet

ofti enen rede heuet

6315dan elpet hem also die raet

hier bouen bescreuen staet

often seere durstet doe dus

nem colen leuisticus

dats sine toename in latijn

6320anijs stalen sulre toe sijn

ende venkelstalen siet dit in wine

oec ester nutte toe te sine

alst es ghesoden recht ghenoech

een lepel honex int gheuoech

6325dat salmen ouer een coelen dan

ghef hem dit drinken ofti ne can

so salment inden becke ghieten

ofte doe hem eens daghes ghenieten

aes met honeghe bestreken

6330des naestes daghes inder weken

bestrijc sijn aes hoe soet gaet

met ere olien hetet rosaet

es hi oec vander gallen

so bespars sijn aes met allen

6335met blade van wlgheboeme

alse die uloghele hem anghen somen

so nem danne ganse bloet

ende smout van gansen esser toe goet

ende salue sine ulogle saen

6340ende latene ter sonnen staen

ende gef hem tetene van gansenvet

hore noch en ander ende bet

nem olie die hetet laurijn

ende dwa teersten die uloglen sijn

6345ende onder die ulogle saltu mede

sine asselen saluen wel ter stede

echt nem galle vanden swine

ende salfer mede die ulogle sine

ende gaf hem aes mede ghemeene

6350jnden sape van uerbene

oftin sape van salie crude

heuet hi andie uloglen rude

nem cruud dat geheten is

jn latin edera terrestris

6355sijn dietsch der af alsict wet

es datmen goutdraue of dresen heet

siet dat in watre entie blade

om sine nasegaten begade

dar si sire siden ghenaken

6360sijn aes dat soutu nat maken

jnt water dart cruud in soet

dit water es oec ten uoeten goet

hetene sine uloglen de sieren

helpem dan in derre manieren

6365ghef hem bux ulesch nat in aysine

ende bestrijc die uederen sine

met waremen aisine des gome

ende met olien van lauwerbome

ende dat so doe menechwarf

6370breket hem uedere dit so bedarf

dattu sachte hute doen wilt datte

nem dat bloet van ere ratte

ende bestrijc der uederen stat

sonder pine soe dan ute gaet

6375ende siet honech dat radicke

ende alse dat seere werdet dicke

nem dan een roedekin van sonderliker mate

dat die groote si vanden gate

daer die vedre in was ghestaen

6380ende doenre thonech mede saen

dar sal curtelike wedere

wassen ene niewe uedere

es hem scinkel iof ulogel ontwee

so nem warem aloe

6385ende binter vp dat bliuen mach

enen nacht ende enen dach

echt anen drec in edec ghesoden

es der up goet te sinen noden

es .i. uogel ongheroe

6390vpt rec ofte up die hant dertoe

siet merre in watre ende darmede

so bestrijc sine lede

ende huten watre neghenwarf

also dicken alsem bedarf

6395heuet hi theuel dat hetet rampa

jc waent in dietsch es de crampa

jn artimesia dat es heet

saltu sijn aes netten ireet

jn lams bloet warem net sine uoete

6400dit es oec ene andre boete

joftu salt nemen warmen wijn

dar netelen in ghesoden sijn

ende dar mede sine uoete dwaen

ende dar hute sijn aes ontfaen

6405eist dat hi smelten niet ne can

eens hanen galle ghef hem dan

ende witte slecken gesoden geheten

smelti te seere du salt weten

hoe dat hi te stoppene si

6410een lettel saeps van iusquiami

ghef hem drinken ende netter al

sijn aes in datti heten sal

heuet hi luse so nem dan

van alsenen sape ende nochtan

6415water darmen in siedet ditte

ende alsi ter sonnen sit

bespoiene ende makene nat

voerwart hem sal elpen dat

dits der uoghele medicine

6420jeghen mesquame ende pine

den latine ghelijc wel na

also alst wilen aquila

cimacus ende theodocion

screuen den coninc theolomon

6425jacob hine vants nemme

hort uort uoghele namen in .g.

48. 6185 Hoort voort van de edele vogel pijn, hun euvel en hun medicijn,

Ptolemaeus, dat is geen grap,

heten alle koningen vroeger

die in Egypte droegen de kroon.

6190 Een Ptolemaeus regeerde mooi

in die tijden, we lezen dus

dat Aquila en Cymacus

en Theodocion meesters waren

van grote waardigheid waren.

6195 Deze drie vanwege zijn verzoek

die schreven een boek

de ԥdele vogels medicijn’

alzo als het in het Latijn.

Door broeder Albertus is het beschreven

6200 en Jacob zal het nu voort geven.

De namen van de kruiden die er zijn

zal ik u geven in het Latijn.

Die kennis, alzo als het is,

zal kennen elke apotheker

6205 uit het hoofd naar dat wij het kennen.

Zullen we leren dit begin.

Wordt een vogel ziek in de ogen,

men zal te genezen pogen

met fijne olie van olijven

6210 die men hem zacht zal inwrijven

en dit zal men doen vaak.

Groeit op dat oog dat witte,

men zal poeder van venkelzaden

en vrouwenmelk, dat is dat ik aanraad,

6215 warmen daarvan komt hem baat.

Heeft hij verstopt de neusgaten,

Delphinium staphisagria en peper daar toe

maak poeder en meng het toe

en blaast hem wil u het genezen

6220 met een pijp in de neus

en wrijf hem zijn roest daar mee

met poeder van staphisagria.

Heeft hij reuma in het hoofd mede

doe hem, dit is de handigheid,

6225 ruit omtrent de neusgaten

en zijn aas natten mede dat is zijn baat

in ruitensap dat hij zal eten.

Noch een baat zal u weten,

neem ook look gestampt met wijn

6230 dat doe in de neusgaten van hem

en zet hem daar zonder licht

en laat hem een dag vasten echt.

Heeft hij pip, hoor hier na,

neem poeder van staphisagria

6235 dat met honing goed is gemengd

wrijf zijn tong, dat is de gang,

en geef hem boter te eten dan

en geneest hij niet daar van

witte kolen zal men drogen

6240 dat poeder zal zijn macht getuigen.

Roept hij ook te veel in het huis,

dan zo neem een vleermuis

en stamp peper daar in

het aas, hij zwijgt van het begin.

6245 Vindt men de vleermuis ook niet

dan is het recht dat men beziet

om elke andere vogel dan

waar daar is geen verlies aan

en met gemalen peper in doen

6250 het zal licht helpen daar toe,

Die veel roepen, men wil dat kennen,

dat ze eieren heeft binnen

geneest hij moeilijk, je zal hem geven

muizen te eten die leven

6255 of een hondenwelp eer het ziet.

Of hij zijn aas te verwerpen pleegt

vaak, zegt dit gedicht;

Neem een vierendeel geheel gewicht

scammonia en daar toe komijn

6260 dat moet ook alzo veel zijn

dat zal men verpoederen en mengen

daarmee zijn aas besprengen

zijn aas moet zijn vet zwijnenvlees

en maak van alle gewicht de eis

6265 apothekers zullen u wel

dat rechte wijzen zonder fout.

Mag hij ook niet eten dit,

dan neem van het ei dat witte

werp dat tot poeder daar ter plaatse

6270 dan in zijn bek daarmee.

Noch is er een zaak bekend

die voor hetzelfde ding is goed,

maak hem eieren met melk van geiten

geef hem te eten, doe dat ik zeg,

6270 als op het vuur gestold is

hij wordt gezond dan en vrij.

De havik en zijn geslacht

helpt dit erg goed met macht.

Begint hem ook ruien lusten

6280 doe hem van alle pijnen rusten

en geef hem aas genoeg

allerwegen naar zijn gevoeg

alzo vaak als hij braakt (breuk)

alzo vaak zeker.

6285 Valt hij in de veren mede,

dit is de naturen heimelijkheid,

groene zoden onder de voeten

zijn hem nuttig tot zijn verbetering

en waar de zon schijnt heet

6290 is het beste dat hij te staan staat.

Heeft hij koorts, hoor hierna,

in het sap van Artemisia,

dat waan ik dat het bijvoet is,

geef hem zijn aas en nog daar bij

6295 moet kippenaas wezen daar toe

vier maal of vijf daartoe.

Of doe dit tezamen

bindt hem vast dat rechter been

in het midden van het been zal u zien

6300 een ader en meteen

zal u wijselijk (bloed) laten

daarvan zal hem komen baten.

Hierbij mag u kennen mede

of die vogel heeft de koorts

6305 zo dan hangen bij de vogel

zijn hoofd en zijn vleugels

en hij beseft en getuigt

in pluimen of hij koude gedoogt

en hij aast bijna niet

6310 of gretig daaraan zit

en hij het moeilijk in kan brengen.

Bij al dusdanige dingen

mag men zien die er waren toegeeft

dat hij de koorts heeft

6315 dan helpt hem alzo die raad

die hierboven beschreven staat.

Of zeer dorstig is doe dus dit,

neem kolen van Levisticum,

dat is zijn bijnaam in Latijn,

6320 anijs stalen zullen er bij zijn

en venkelstalen, kook dit in wijn.

Ook is het nuttig toe te zijn

als het is gekookt recht genoeg

een lepel honing in het behoorlijke

6325 dat zal men over de kolen doen dan

geef hem dit te drinken en als hij niet kan

dan zal men het in de bek gieten

of doe hem een dag genieten

aas met honing bestreken,

6330 de volgende dag in die week

bestrijk zijn aas, hoe zo het gaat,

met een soort olie die heet rosaet.

Is hij ook ziek van de gal,

zo besproei zijn aas met allen

6335 met bladen van wilgenboom.

Als de vleugels hem hangen soms,

zo neem dan ganzenbloed

en vet van ganzen is er toe goed

en zalf zijn vleugels gelijk

6340 en laat hem in de zon staan

en geef hem te eten van ganzenvet.

Hoor noch een ander en beter,

neem olie die heet laurijn (Laurus)

en was ten eerst de vleugels van hem

6345 en onder die vleugels zal u mede

zijn oksels zalven daar ter plaatse.

Echt neem gal van de zwijnen

en zalf er mee die vleugels van hem

en geef hem aas mee algemeen

6350 in het sap van Verbena

of in sap van salie kruiden.

Heeft hij aan die vleugels schurft,

neem kruid dat geheten is

in Latijn Hedera terrestris

6355 zijn Diets daarvan, zoals ik het weet,

is dat men het gonderave of hondsdraf heet,

kook dat in water en die bladen

om zijn neusgaten bewerken

waar ze de zijden raken,

6360 zijn aas dat zou u nat maken

in het water daar het kruid in kookt

dit water is ook voor de voeten goed.

Hebben zijn vleugels de zeren,

help hem dan in deze manieren;

6365 geef hem bokkenvlees genat in azijn

en bestrijk de veren van hem

met warme azijn, zoals ik gok,

en met olie van de laurierboom

en dat zo doe vaak.

6370 Breken hem veren, dit zo behoeft

dat u ze zacht uit wil doen,

neem dat bloed van een rat

en bestrijk de veren plaats

dat ze zonder pijn dan uit gaan.

6375 En kook honing met radijs

en als dat zeer wordt dik,

neem dan een twijg van zulke maat

naar de grootte van het gat

waar de veren in had gestaan

6380 en doe er de honing mee samen

daar zal gauw weer

groeien een nieuwe veer.

Is hem schenkel of vleugel in twee,

zo neem warme Alo

6385 en bindt het er op dat blijven mag

een nacht en een dag,

echt hanendrek in azijn gekookt

is daar op goed in zijn noden.

Is een vogel onrustig

6390 op het rek of op de hand, daartoe

kook mirre in water en daarmee

zo bestrijk zijn leden

en uit dit water negen maal

alzo vaak als het nodig was.

6395 Heeft hij het euvel dat heet rampa,

ik waan het in Dietse is het kramp,

in Artemisia dat bijvoet heet

zal u zijn aas natten gereed

in lammeren bloed warm nat zijn voeten.

6400 Dit is ook een ander genezing

of u zal nemen warme wijn

waar netels in gekookt zijn

en daarmee zijn voeten wassen

en daaruit zijn aas ontvangen.

6405 Is het dat hij toilet niet maken kan,

een hanengal geef hem dan

en witte slakken gekookt te eten.

Doet hij te veel, u zal het weten

hoe dat hij te stoppen is

6410 wat sap van Hyoscyamus

geef hem te drinken en nat alles

in zijn aas dat hij eten zal.

Heeft hij luizen, zo neem dan

van alsemsap, of nochtans

6415 water waar men in kookt dit

en als hij in de zon zit

besproei en maak nat

voorwaarts, hem zal helpen dat.

Dit is de vogels medicijn

6420 tegen misval en pijn

het Latijn gelijkt bijna

alzo als wijlen Aquila,

Syimacus en Theodocion

schreven de koning Ptolemaeus.

6425 Jacob die vond nimmer,

hoort voort vogelnamen in g.

Gricis seit iacob van uitri

dattet een uremt uogel si

so groot datsi den man bestaen

6430ghewapint ente doot slaen

hare clawen sijn so groot

dat merre hute drinket ter noot

alse oft ute enen orne ware

jn icia oric des mare

6435dat inden lande es van endi

lesemen dat sulc uogel si

jn enen lande ouden si daer

dar die toeganc es te swaeer

dart goud es ende diere steene

6440menschen comen es daer gheene

want terst dat si sien den man

bestasine ende doodene dan

alse iofti ware ghemaket uan gode

der urecheit tenen weder bode

6445alset wareit wel mach wesen

dar wonet .i. uolc als wijt lesen

met enen oghen heten arismaspi

ne waer ene oghe nebben si

omme die mirauden die si wachten

6450ende winnense hem af met crachten

de mirauden ebsi uercoren

bouen allen andren als wijt horen

men vindet dit staende wilment souken

jn de glose van moises bouken

6455vieruoetech so sijn die uogle

ende ebben ghemaect houet ende vlogle

na den aren maer mere so uele

dattet gaet al uten spele

achter gheliken sj den lioene

6460vogle van desen doene

segmen datter menech sij

bj den berghe van perbolj

dat pard atensi enten man

experimentator segt nochtan

6465dat hi ghegaet es den steen

jn sinen heuet al in een

ende dat es wel te uerstane

om eneghe bate tontfane

sone eist hem niet te rechte onsact

6470got hen euet die stene ghemaect

ende hem ghegheuen cracht mede

om des menschen salichede

49. Grifis, zegt Jacob van Vitry.

dat een vreemde vogel is

zo groot dat ze de man bestaan

6430 gewapend en ze dood slaan.

Hun klauwen zijn zo groot

dat men er uit drinkt ter nood

alsof het een horen was.

(a) In Scythia, hoor ik het bericht

6435 dat in het land is van Indië

leest men dat er zulke vogels zijn.

In een land houden ze daar

waar de toegang is te zwaar

waar het goud is en dure stenen.

6440 Mensen komen daar geen

want als ze eerst zien de man

bestaan ze en doden hem dan

alsof ze waren gemaakt van God

de wreedheid tot een tegen bode.

6445 Alzo het de waarheid wel mag wezen

daar woont een volk, zoals wij het lezen,

met een oog en heten Arismaspi

maar een oog hebben zij

om de smaragden die ze bewaken

6450 en winnen ze van hen af met kracht.

De smaragd hebben ze uitverkoren

boven alle anderen, zoals wij het horen.

Men vindt dit staande, wil men het zoeken

in de glossaria van Mozes boeken.

6455 (b) Viervoetig zo zijn die vogels

en hebben gemaakt hoofd en vleugels

naar de arend, maar groter zo veel

dat het gaat al uit te spel,

achter gelijken ze de leeuw.

6460 Vogels van deze vorm

zegt men dat er menige zijn

bij de berg van Hyperborea.

Het paard haten ze en de mens.

(d) Experimentator zegt nochtans

6465 dat ze de agaat hebben de steen

in zijn nest al ineen

en dat is wel te verstaan

om enige baat te ontvangen

zo is het hem niet te recht ontzegd.

6470 God hun heeft die steen gemaakt

en hen gegeven kracht mede

om de mensen zaligheid.

Griffioen, is een naam met de uitgang van schorpioen. Midden-Nederlands grifoen, Frans griffon en Engels griffin, oud-Frans grifoun van Latijn gryphus.

De Hollandse benaming is vogel grijp, midden-Nederlands vogelgripe, Duits Greif, oud-Hoogduits Grifo, van Latijnse gryphus wat van het Griekse gryps: gedraaid of haakbek stamt. Een fabelvogel. Volksetymologisch zocht men verband tussen de naam grijp en ons woord grijpen, reden waarom er van grijpvogel gesproken wordt.

(a) ‘Een griffioen bewaakt die bergen waar gemzen en kostbare stenen zijn als emerald en jaspis en zorgen ervoor dat die niet weggenomen kunnen worden. In sommige landen van Scythia is er overvloedig goud en kostbare stenen, maar vanwege de griffioen durft men daar niet openlijk te komen. Daar is de ook beste emerald en kristal’ Aristeas, 900 v. Chr., verhaalt van hen in zijn gedicht Arismaspeia. Hij had een reis gemaakt naar het land der Issodoniers (ongeveer bij Irkoetsk) die de buren waren van de Arismaspen en mensen waren met een oog (arima: een, spou: oog) Dat de griffioenen in het hoge noorden op de Rhipaise bergen de goudmijnen tegen de Arimaspen bewaakten. Ze leefden met de rijdende Scythisch Arimaspen en zo ook met hun paarden in vaste vijandschap. Vandaar het spreekwoord: ‘augentur grypes equis, dat is; ‘het onmogelijke zal mogelijk worden’. Vervolgens kwam ze voor bij Herodotus, 484-424. Aeschylos laat de titaan Oceanus op een griffioen rijden.

De Sumeriers hadden hun koninklijke reuzenarend Imgig. De Grieken wisten van Herodotus dat er ԡchter de bronnen van de Nijlՠreuzenvogels huisden die gemakkelijk een mens mee de lucht in kon voeren. Fantastisch vooral zijn de cherubim’s in de visioenen van de profeet Ezechil, zij verschijnen op de storm uit het noorden in een vurige gloed en lijken op mensen, maar ieder van hen heeft vier gezichten, namelijk van een mens, van een leeuw, van een stier en van een adelaar. Herder dacht dat de griffioen de oervoorstelling van de cherubijnen waren en haalt daarbij als bewijsplaats het eerste boek van Mozes aan, Gen. 3: 24. Het is de Assyrische kղub die op het paleis van Assurnasirpal staat, een reuzenvogel met leeuwenvoeten en een mensenkop. Het woord kwam als Hebreeuws kerub: gevleugelde engel, in de bijbel. Bij de Grieken werd het gryps en vandaar stamt het Germaanse grip, dat met de aanleuning gripan: grijpen, tot het sprookjesachtige vogeldier werd afgebeeld.

De oorsprong lag wel in de Indische wereld en was een voortbrengsel van de Indische tapijtweverij. De Indische heilige dieren werden immers in alle mogelijke decoratieve vormen afgebeeld en geregeld tot dergelijke fantastisch vormen herschapen. Toen de Grieken aan de hoven van de Perzische koningen dergelijke tapijten zagen, hielden zij de afgebeelde diermotieven voor werkelijk bestaande diervormen en voor monsters uit het wonderland Indi. Op die manier verhuisde ook de griffioen naar de Europese sage en trad op in de symboliek van die tijd en in de kunst als bijvoorbeeld in arabesken van zuilen.

In de middeleeuwen bracht men griffioen klauwen (dit waren fossiele Rhinocerospoten) en griffioen eieren (van de struisvogel) uit het morgenland mee die veel in relikwien verwerkt werden en zich in verzamelingen van kerkelijke kunstschatten bevindenԮ

(b) Het dier is hoger dan de leeuw en de achterpoot is gekloven als die van het hert. Aelianus beschrijft de rug van dit fabeldier als bezet met zwarte, de borst met rode en de vleugels met witte veren. Volgens Ctesias zou hij glanzend blauwe halsveren hebben en vurige ogen.

(c ) Dit beest is in staat om twee man weg te voeren, een hert of ander beest. Het lichaam is groter dan acht leeuwen want als ze een os gedood heeft, een paard of zelfs een gewapend man, dan tilt ze die op en draagt die in de vlucht.

(d) Ԛe bouwen hun nest van goud dat ze opgegraven hebben en leggen er twee eieren in die groter, harder, heter en droger zijn dan arendseieren. Hij legt in zijn nest een steen die smaragd heet en die goed is tegen de venijnige beesten van de bergen’.

Soort duif?

Gestrudus es .i. uoghel clene

ghelijc der arden yplumet rene

6495vpt houet es hem alsict vernam

van plumen ghemaect i cam

die ulieghen up ende neder inder ghebaren

vp ende neder alse zeebaren

ghemene liede maken ons vroet

6500dat die padde hare eyer broet

ende als die jonc comen vt algader

dan eerst kinsi moeder ende vader

om dat si hem gheliken dinken

sulke die vor gode stinken

6505slachten der gostruden wel

si sijn van arten arde fel

siensj dat hare kindre keren

ter doghet ende ter eren ons heren

sone doensj hem gheen goet

6510mar settensj haren moet

ter rikeit enten quaden dinghen

ende si oncuscheit uort bringhen

so dinct hem dat sj hem slachten

dan wilsj der kinder achten

6515ende ebben glorie groot int herte

hare loen wert die ewelike smerte

51. Grostrudis is een vogel klein

gelijk de arend gepluimd rein.

6495 Op het hoofd is hem, als ik het vernam

van pluimen gemaakt een kam

die vliegen op en neer in de gebaren

op en neer als de zeebaren.

Gewone lieden maken ons bekend

6500 dat de pad haar eieren broedt

en als de jongen komen uit al lemaal

dan eerst kennen ze moeder en vader

omdat ze hen gelijk denken.

Zulke die voor God stinken

6505 slachten de Grostrudis wel

ze zijn van hart erg fel

zien ze dat hun kinderen keren

ter deugd en te eren onze Heren

dan doen ze hen geen goed

6510 maar zetten hun gemoed

tot rijkheid en tot kwade dingen

en ze onkuisheid voort brengen

zo denkt hij dat ze hem slachten

dan wil ze de kinderen achten

6515 en hebben glorie groot in het hart

hun loon wordt de eeuwige smart.

De pad die eieren broedt, dat zal slaan op een basilisk. Ook wordt daarvan verteld dat die uitgebroed worden door een zwarte haan van zeven jaar oud, zie 54.

Grus es in dietsch .j. crane

elx jars plechtj te bestane

sine uard van oesten te westen

6520jeghen den winter vte sinen nesten

ende sceppet danne sine scare

als oft .j. lettre ware

alsj scepen hare wechuard

dan ebben sj enen diese beward

6525alsi roept uolghen sj hem nar

sij kinnen haren luud clar

wertj heesch so comter mede

.j. ander roepende in sine stede

ende dar sj beeten bj nachte

6530setten sj hare sciltwachte

so dat de tiende waken moet

dan houden die wachters in den voet

.j. keselkin oft hem wee doet

die vaec dat hem die voet ontdoet

6535ende hem die kesel dan ontualle

so roeptj dat sijd oren alle

ende alsj verre wil doen vlucht

so vliechtj oghe inde lucht

om dat si verre willen sien

6540jnt lant dar sj willen tien

experimentator die seghet

dat die crane te roepene pleghet

alsi .i. nat swerc siet effen

hi wil dat dandre alle beseffen

6545ende si hasen na hare eten

ende alsi omme ardinge beeten

hare leedere staet inder hoede

al omme te siene alse die vroede

so roepet hi lude siet hi den man

6550ende waerscuwet dandre dan

alsi van uerren lande comen

ebmen dicken wel vernomen

dat si steene hute werpen dan

darmen goud hute purgeren can

6555want alsi verre sullen ulieghen

weetmen uoer waer sonder lieghen

dat si in swelghen sant ende stene

ende in hare uoete so menech ene

hebsi kesel dits hare sin

6560omme swaer te sine int beghin

dat niet te vardech mar ghestade

har ulieghen si met goeder stade

dat si steene uoeren in uoeten

weten scipmans diese ghemoeten

6565want dar si houer de scepe liden

es ghesciet ter menegher tiden

dat sire so uele uallen lieten

dat sijs mochten cume ghenieten

die gheruste elpen den moeden

6570andie oude willic v beuroeden

die swartste ebben meest iaer

dat seggic iv al ouer waer

datmen lieden vindet cleene

die bi namen heten pigmeene

6575die ieghen die cranen striden

ende pais ebben alsi danen tiden

sijn ulesch es art ende swaer

bedi so rademen ouer waer

dattet best ware dat hi laghe

6580jn die zomertijt twe daghe

ende in wintertijt daghe drie

want aldus so morwet hie.

52. Grus is in Dietse een kraan.

(a) Elk jaar pleeg het te bestaan

zijn vaart van oost naar West

6520 tegen de winter uit zijn nest

en vormt dan zijn schaar

alsof het een letter was.

Als ze scheppen hun weg

dan hebben ze er een die ze beschermt

6525 als hij roept volgen ze hem na

en kennen zijn geluid helder

wordt hij hees, dan komt er mede

een ander roepen in zijn plaats.

(b) En waar ze stoppen bij nacht

6530 zetten ze hun schildwacht

zo dat de tiende waken moet.

Dan houden die wachters in de voet

een kiezeltje dat hem wee doet

de slaap dat hem de voet opent

6535 hem die kiezel dan ontvalt

dan roept hij dat zij het horen alle.

En als ze ver willen doen een vlucht

dan vliegen ze hoog in de lucht

omdat ze ver willen zien

6540 in het land waar ze willen heen.

Experimentator die zegt het

dat de kraan te roepen pleegt

als het een natte wolk ziet effen

hij wil dat de andere alle beseffen

6545 en zich haasten na hun eten

en als om hun dingen wachten.

Hun leider staat in de hoede

al om te zien als de verstandige

dan roept hij luid, ziet hij de man

6550 en waarschuwt de anderen dan.

(e)Als ze van verre landen komen

heeft men vaak wel vernomen

dat ze stenen uit werpen dan

waar men goud uit purgeren kan

6555 want als ze ver zullen vliegen

weet men voor waar zonder liegen

dat ze inzwelgen zand en stenen

en in hun voeten zo menigeen

hebben ze kiezels, dit is hun zin,

6560 om zwaar te zijn in het begin

dat niet te snel maar gestadig

ze vliegen met goede stade

dat ze stenen voeren in de voeten

weten scheepslui die ze ontmoeten

6565 want waar ze over de schepen gaan

is geschied te menige tijden

dat ze er zo vele vallen lieten

dat ze mochten nauwelijks tegen bestand waren.

De uitgeruste helpen de moede

6570 van de oude wil ik u onderrichten

de zwartste hebben de meeste jaren.

Dat zeg ik al voor waar

dat men lieden vindt klein

die bij namen heten Pygmeen

6575 die tegen de kranen strijden

en vrede hebben als ze dan verdwijnen.

Zijn vlees is hard en zwaar

Daarom zo raadt aan men voor waar

dat het best was dat het lag

6580 in de zomertijd twee dagen

en in wintertijd dagen drie

want aldus zo vermurwt het.

Grus grus, L. Kraanvogel, midden-Nederlands crane en kraan, oud-Hoogduits Chranuh en Krano, midden-Hoogduits Kranech en Krane (nu Kranich) Angelsaksisch cranoc en cran (nu crane) Dit woord stamt uit West Germaans kranuka, een vogelnaam die oerverwant is met Armeens krunk, de grondvorm betekent huilen of schreien, naar het geluid dat de vogel maakt, ԧruh, kruh’ Het Griekse geranos werd in Latijn garrulus: de pratende of schetterende, tot grus. Franse grue cendree. Het woord 'congres' is ontleend aan Latijn congressus, tezamen komen als kranen’

(a) Deze vogel is beroemd door zijn tochten die hij in de herfst van het noorden naar het zuiden en in de lente in andere richting maakt. Ze vliegen in V vorm met gestrekte hals. Aan de spits van de vlucht staat een leidsman van de trekvogels die van tijd tot tijd een geroep laat horen dat door de ganse troep achter elkaar wordt beantwoord.

(c )De verschillende buigingen van hun stem en de wijze van hun vlucht werden door de oude Grieken, wiens land de hoofdweg voor de tochten van deze vogels is, als een teken van lucht- en weersveranderingen gezien.

(b) Zonder schuw te zijn is hij toch buitengewoon voorzichtig en laat zich niet gemakkelijk in de val lokken. Nooit verliest hij de zorg voor zijn veiligheid uit het oog, ieder gezelschap zet wachten uit die nauwgezet hun taken vervullen. De vogel zal nooit terugkeren naar een plaats waar het eens verstoord is geweest, zonder vooraf verspieders uit te zenden. Volgens Plinius en andere klassieke schrijvers plaatsen de kraanvogels wanneer ze tijdens hun grote trek uitrusten schildwachten rondom de plaats waar ze zich verzameld hebben. De kraanvogel bewijst een grote intelligentie bij zijn reis en verschillende legenden groeiden hier mee op. ‘Ee kraan rustte op een poot en hield in de ander een stuk steen en zo gauw als haar zinnen ingeslapen waren viel die met een klap op de grond waardoor ze wakker werden en waardoor ze altijd klaar is om zich te verdedigen tegen haar vijanden’ Dit wordt gemeld door Aelianus en herhaald door Isidorus. Zodoende is een kraanvogel die een steen draagt een teken van waakzaamheid.

(e) Een ander verhaal dat ontkend wordt door Aristoteles maar verzekerd door Aelianus was dat voordat een lange vlucht begon de kraan een steen als ballast in zwolg. Deze steen werd geprezen als een toetssteen voor goud. Of de kraanvogel heeft een steen in de maag en als die in vuur gebrand wordt verandert in goud. Plinius zegt dat als de kraanvogels over de Zwarte Zee willen vliegen eerst naar een pas tussen de kapen Criumetopon en Carambis gaan en zich daar met ballast bezwaren. Op het midden van de weg werpen ze dan de steentjes weg, die ze in de poten gehouden hadden, en als ze aan land komen spuwen ze ook het zand uit. De kraan draagt een steen in zijn muil als ze over de bergen vliegen anders maken ze lawaai. De tong van een verliefde moet zo ook altijd een steen dragen.

Glutis alse plinius spreket

es die die langhe tonghe ute steket

6585een uoghel ende alsi werdet gheware

dat die uoghele met grooten scaren

jeghen den winter enen varen

die swalewen metten oudeuaren

so ulieghet hi dor gheselscap mede

6590mar alsem die pijnlikede

vanden vlieghene gaet in hant

so bliuet hi achter in enech lant

doch ulieghet hi somwile henen

jn curten dachuarden ende in cleenen

6595so dattene die winter begaet

diene metten coude uerslaet

een ander uoghel es dan aldus

jn azia hetet cicrauius

die aldore mede vart

6600ende trechter enech achterwart

eists nachtes eists dages so roepet hi dan

ende troestse dat si uolghen an

dese twerande uoghele dar ic af rime

bedieden twerande pelegherime

6605dien dien wi metten cruce te waren

ten heneghen lande wart sien varen

om dat heleghe lant te winne

die heet sijn inden beghinne

alsi ghesalscap goet ter cure

6610sien varen van haren gheburen

mar terst datsi werden gheware

dat die vart een deel wert sware

heeschen si aflaet ende willen keren

ende visieren ende willen leeren

6615varen si achter te sulken art

dat si niet ne doeghen ter vart

aldus warem dat men bekinnen

niet ne mach no beghinnen

ende moet ghedoghen datsi spreken

6620rome ne laet hem niet ghebreken

sone sendet hute gnoech legate

die de traghe dor gelts bate

absolueren van allen mesdaden

ende sentse van sonden ontladen

6625tharen pape te lande weder

o wi die dat uerdient hier neder

dat al sine sonden sijn uerlaten

dats salicheit van groter baten

ende dies uerdient uoer sine doot

6630met rechte maket hi bliscap grot

o wach o meneghe heremite

ho menech monec van scarpen abite

vintmen die langhe heuet gheleeft

entie lettel solaes heuet

6635silentie ende discipline

gehouden heuet ende sware pine

lesen singhen ende waken

ende cranke lijfnere te desen saken

ende noch ne quam hem niet de bate

6640van rome lettren van aflate

sente pauwels ic iloefs di

ende allen pauesen der bi

die dinen stoel hebben beseten

dien uraie mont hi laet ons weten

6645dat got elken lonen sal

recht na sire pinen al

dit willic spreken elc man gome

beouden der herliceit van rome

pelgherijm nu merke dis

6650slachtstu den uogel glutis

heuestu die cruce ontfaen

got heeschet sijn belof wldaen

ne soeker af negheen aflaet

hensi oft sonder loes so staet

6655so dattu dars uoer gode gien

wies kennesse niemen mach ontulien

53. Glutis, zoals Plinius spreekt,

is diegene die lange tongen uit steekt.

6585 Een vogel en als die wordt gewaar

dat de vogels met grote scharen

tegen de winter heen varen

de zwaluwen met de ooievaren

dan vliegt het met het gezelschap mee.

6590 Maar als hem de pijnlijkheden

van het vliegen komt

dan blijft hij achter in enig land

toch vliegt het soms wel heen

in korte reizen en in kleine

6595 zo dat hem de winter begaat

die het met koude slaat.

Een ander vogel is er dan aldus

in Azie die heet Sicramus

die aldoor mee vaart

6600 en blijft er een achter

is het nacht, is het dag dan roept hij dan

en troost ze dat ze volgen na.

Deze twee soorten vogels waar ik van rijm

betekenen de twee soorten pelgrims

6605 die wij met het kruis waren

tot enige landen waart zien varen

om het heilige land te vinden.

Die heet zijn in het begin

als gezelschap groot ter keur

6610 zien gaan van hun buren

maar ten eerste dat ze worden gewaar

dat de vaart een deel wordt zwaar

eisen ze aflaat en willen keren

en laten zien en willen leren

6615 komen ze na in zulke aard

dat ze niet deugen ter vaart.

Aldus bewaart hij zich dat men bekennen

niet zo mag beginnen

en moet gedogen dat ze spreken.

6620 Rome laat zich niet ontbreken

zo zendt het uit genoeg legaten

die de trage door geldbaten

vrijspreken van alle misdaden

en zendt ze van zonden ontladen

6625 naar hun priesters te lande weer.

O wi! die dat verdienen hier neder

dat al hun zonden zijn vergeven

dat is zaligheid van grote baten!

en die verdient het voor zijn dood

6630 met recht maakt hij blijdschap groot.

O wacht! o menige heremiet

hoe menige monnik van scherpe habijt

vindt men die lang hebben geleefd

en die weinig solaas heeft,

6635 zwijgzaamheid en discipline

gehouden heeft en zware pijn

lezen, zingen en waken

en zwak voedsel in deze zaken

en noch kwam hem niet de bate

6640 van Rome brieven van aflaten.

Sint Paulus, (Petrus) ik beloof u

en alle pauzen daar bij

die uw stoel hebben bezet

uw fraaie mond hij laat ons weten

6645 dat God elk belonen zal

recht naar zijn pijn al

dit wil ik spreken, elke man neem kennis

behouden de heerlijkheid van Rome.

Pelgrim, nu merk dit

6650 slacht u de vogel glutis

heeft u het kruis ontvangen

God heeft zijn belofte voldaan

Nee, zoek er geen aflaat van.

tenij of het zonder bedrog zo staat

6655 zoals u daar voor God gaat

wiens kennis niemand mag ontgaan.

Glottis littoreus is de groenpotige strandruiter of groenpoot strandsnip (synoniem Tatanus glottis) Gewoonlijk ziet men hem alleen, hoewel bijna altijd omringd door verscheidene soorten van strandlopers, steltkluiten, grutto’s en zelfs zwemvogels, vooral eenden, naar het schijnt treedt hij bereidwillig als leider van deze vogels op, ze volgen hem althans blindelings. De opgewektheid, behendigheid en beweeglijkheid die aan alle ruiters eigen zijn heeft hij in hoge mate. Zijn houding is flink en kan zelfs fier heten. Hij stapt met waterpas gerichte romp vlug en luchtig over de vaste bodem, loopt graag in het water.

Emberiza cirlus is de cirlgors die in Z. Europa voorkomt, in de broedtijd is het mannetje opgewekt en zingt van smorgens tot savonds zijn eentonig liedje, dat in Duits gehoord wordt als ԓs, ss noch viel zu fruh'f ‘wenn ich ‘ sichel hatt, wollt ich mit schnitt, of ‘wie, wie hab ich die lieb’ Na de broedtijd verenigen ze zich tot zwermen, ook komen er wel leeuweriken, vinken en kramsvogels bij. In het voorjaar komen ze weer naar hun woonplaatsen terug Of het sijsje Chrysomitris spinus, hoewel minder waarschijnlijk.

Gallus es in dietsch die hane

menech kinnet sine gedane

wilen bi nachte ende bi daghe

6660wiset hi bi nachte sonder zaghe

ende slaet sine uederen dan

alse die hem ten sanghe ghereet vort an

luud es sijn sanc te middernachte

ende biden daghe singhet hi sachte

6665metten winde hormenne varre

parde sochten al waer si arre

alsi horen haren sanc

kemele stouter af in haren ganc

helfs ghedroech scuwet sijn luud

6670die hane hetet menech cruud

dies niet ne ghenasen andre diere

bider sonnen es sine maniere

dat hi wille rusten gaen

die lewe ontsiet sonder waen

6675sekerlike den witten hane

oude boeke doen te uerstane

dat een hout hane een ei leghet

darmen houer war af seghet

datter basilicus af comet

6680een dier dat die werelt verdoemt

mar tote deser creaturen

moet uele gheuoeges bi naturen

jn waremen drecke leget hijt

dar broedet nature te sire tijt

6685dan comet dat dier ute na sinen art

ende heuet eens serpents start

ende anders eist ghelijc den hane

die ghesien ebben sine gedane

segghen thy es sonder scale

6690jn .i. uel beloken altemale

dicke ende starc ende wel behoet

sulke wanen dat dit broet

joftie padde iof dat serpent

ende dits ouer borte bekent

6695alse .i. ane uechtet den zeghe

maket hi hem fier alleweghe

ende singhet ende gaet den oghen ganc

die uerwonne crupet onder banc

ende alse hennen bliuen doot

6700lati sinen sanc van rouwen groot

54. Gallus is in Diets de haan.

(a) Menigeen kent zijn gedaante.

Wel bij nacht en bij dag

6660 wijst hij bij nacht, zonder sage

en slaat zijn veren dan

als die zich tot zingen bereidt voort aan.

Luid is zijn zang te middernacht

en bij de dag zingt het zacht

6665 met de wind hoort men het ver.

Paarden verzachten, al waren ze kwaad

als ze horen hun gezang

kamelen gaan harder in hun gang

elf gedrocht schuwt zijn geluid.

6670 De haan eet menig kruid

die niet genezen andere dieren.

Bij de zon is zijn manier

dat hij wil rusten gaan.

De leeuw ontziet, zonder waan,

6675 zeker de witte haan.

(b) Oude boeken doen verstaan

dat een oude haan een ei legt

waar men voor waar van zegt

dat de basilisk daar van komt

6680 een dier dat de wereld verdoemt

maar tot deze creatuur

moet veel gevoegd worden door natuur

in warme drek legt hij het

daar broedt natuur tot zijn tijd

6685 dan komt dat dier uit naar zijn aard

en heeft een serpenten staart

en anders is het gelijk de haan.

Die het gezien hebben zijn gedaante

zeggen, het ei is zonder schaal

6690 in een vel opgesloten helemaal,

dik en sterk en goed behoedt.

Sommige wanen dat dit broedt

of de pad of dat serpent.

En dit is voor grap bekend

6695 als een haan bevecht de zege

maakt hij zich fier allerwegen

en zingt het en gaat de hoge gang

die overwonnene kruipt onder de bank.

En als hennen blijven dood

6700 laat het zijn zang van rouw groot.

Gallus gallus, (G .domesticus: tam) Haan, midden-Nederlands hane, oud-Saksisch en oud-Hoogduits Hano (nu Hahn (vergelijk hen en hoen, Huhn) oud-Engels hona, Gotisch hana en Angelsaksisch hani wat uit Germaans xanan gevormd is en zo genoemd naar zijn gekraai, vergelijk het Latijnse cano en oud-Iers canim: ik zing.

(a) De haan blijkt al bij de eerste chris­tenen een belangrijke functie te hebben gehad. Hanen waren weervoorspellers, ze waakten ‘s nachts en kondigden de dageraad aan. De hanen hadden daardoor een horlogefunctie. De haan heeft daarom een speciale relatie met de zon, hij kondigt het licht aan, het tussenlicht terwijl de zon er nog niet is. De Romeinen geloofden dat deze strijdbare vogel andere dieren kon verjagen en door zijn gekraai ook de boze geesten van de nacht op de vlucht dreef. De haan was in staat de leeuw, koning der dieren, op een afstand te houden. Op sommige oude mozaïeken zie je de haan zegevierend zitten op de rug van een leeuw als een teken van overwinning. In Spreuken 30:30 wordt de haan vergeleken met de koning: ‘Vier dingen hebben een statige gang, een leeuw, de held onder de dieren, voor niets schrikt hij terug, een haan (windhond) die trots voor de kippen uitloopt’

(b) zie 51. De zwarte hanen leggen eieren als ze zeven jaar oud zijn, dat zijn eieren waaruit een draak of basilisk komt. Daarom worden zwarte hanen voor ze zeven jaar oud zijn gedood. H. Hildegard meldt: ‘De basilisk ontstaat uit zekere wormen die wat van duivels werk hebben, net als de padden. Als de pad zich drachtig voelt en ziet een slangenei, zet het zich daarop te broeden tot haar jongen ter wereld komen. Eigenlijk is de verklaring simpel. Het vrouwtje van de adder legt in juli, augustus of september een vijftien tot vijf en dertig witte eieren die als een parelsnoer tezamen hangen, de haneneieren van het volksgeloof, ter grootte van duiveneieren met een buigzame schaal en weinig eiwit. Die worden op vochtige, warme plaatsen gelegd als mest en dergelijke Na drie weken komen de jongen uit waar de moeder zich niet om bekommert.

Mulder: Door zijn rol in het leven van Petrus werd de haan het symbool van de oproep tot bekering. Een verwerking hiervan in verhaalvorm is de vertelling over twee vrienden die zich bij een diner in Bologna een haan lieten serveren, en toen de vogel dampend op tafel werd gezet goedkeurend zeiden: ‘Eit beest is zo goed voorgesneden dat zelfs Sint-Petrus of Christus Zelf er geen hele vogel meer van zouden kunnen maken’ Meteen sprong de haan kraaiend op, met veren en al, en bespatte de mannen vleugelklapperend met de saus waarin hij was opgediend. Als straf voor hun onbezonnen godslastering werden de twee tegelijkertijd geslagen met melaatsheid.

In Bazel werd in 1474 een haan veroordeeld tot de brandstapel omdat hij een ei had gelegd. Het hanenei is iets minder onwaarschijnlijk dan het lijkt: Aristoteles wees er reeds op dat zich bij oude hanen onder het middenrif, op de plaats waar zich bij de kip de eieren bevinden, een gele, eivormige substantie kan ontwikkelen. Ook worden misvormde eieren of eieren met een dubbele dooier wel ‘hanenei’ genoemd.

(c ) Hanengevechten, alektryomachien, zijn sinds oude tijden gebruikelijk, ook bij ons. Men maakte ze voor de strijd klaar en gaf ze zelfs ijzeren sporen. Ze gaan altijd door en geven niet op. Zo trok de Griekse vorst Themistocles op tegen de Perzen en zag hanen vechten. Hij bleef stilstaan en liet zijn leger halt houden om hier naar te kijken. Ze zagen dat er moed in hanen was en dat die niet voor wijf en kinderen of voor de vaderlijke Goden of voor eer of vrijheid de strijd aangingen, maar alleen omdat de een niet voor de ander wijken wilde. In Engeland werd het zelfs systematisch geregeld onder Hendrik VIII en Karel II, de eerste stichtte het eerste grote nationale hanengevecht te Westminster dat sindsdien de naam van Royal cockpit behield. Shakespeare, King Henry V, I, Pr.11: ‘dit hanenstrijdperk’ waarmee hij zijn toneel vergelijkt, naar de geringe afmeting.

Galina dats name der hennen

agustinus doet bekinnen

dat soe hare kiekine bewart

naturlike ende niet ne spart

6705hare lijf ieghen hanen ende wuwen

om dat si die kiekine uerduwen

someghe kiekine ombehoet

willen node sijn ghebroet

ende wandelen buten haren ulerken

6710ende alse dit die uoghelen merken

so moeten si ter proien gaen

hier bi machmen sin verstaen

plinius die mester ombint

datmen erande netelen vint

6715dar die kiekine af bliuen doot

heten sire af cleene iof groot

die henne kinnet wel dit cruud

ende dar soese uint so trectse vt

werpmen den kiekine spise ter noot

6720ende het danne es te groot

die moeder breket hem te sticken

dit sietmen an goede meesters dicken

alse arem clerken comet te voeren

groote worde die si horen

6725so doensem die meesters uerstaen

waer die worde enen gaen

heier scarp ten mintsten ende

screef de gone diet wel kende

bringhen anen als wijt kennen

6730entie plonke bringen hennen

die scarpe sijn van bester smake

jn egipten es ene sake

dar broeden si inden sande ghereet

kiekine dar gheene henne af weet

6735plinius spreket sonder zaghe

dat die henne inden daghe

dat soe .i. hey uerbringen mach

dat hare van iaspise die slach

dat .i. serpent es vanden quaden

6740altoes niet ne mach gescaden

ja hare ulesch es medicine

jeghen dies serpents uenine

dus radic elken man dar toe:

dat hi elkes daghes hiet goets doe

6745dattene moghe inden daghe

lossen uandes viants slaghe

de besten hennen des ghelouet

sijn die root sijn om thouet

ens eis dodre in die volle mane

6750heuet dit in doemen te verstane

vp dat .i. deel uerwarmet si

den uiere gheleghen bi

dattet alle smette af dwaet

die .i. wollin cleet ontfaet

55. Galina, dat is de naam van de hennen.

(a) Augustinus doet bekennen

dat ze zo haar kuikens beschermt

natuurlijk en niet spaart

6705 haar lijf tegen hanen en wouwen

omdat ze de kuikens verteren.

Sommige kuikens niet behoedt

die willen moeilijk zijn gebroed

en wandelen buiten haar vlerken

6710 en als dit de vogels merken

dan moeten ze te prooien gaan.

Hieraan mag men zin verstaan.

Plinius die meester ontbindt

dat men een soort netels vindt

6715 waarvan de kuikens blijven dood

eten ze er van weinig of veel

de hen kent wel dit kruid

en waar ze het vindt zo trekt ze het uit.

Werpt men de kuikens spijs ter nood

6720 en het dan is te groot

de moeder breekt het in stukken.

Dit ziet men van goede meesters vaak

als een arme klerk komt te voren

grote woorden die ze horen

6725 dan doen ze het de meesters verstaan

waar die woorden heen gaan.

Eieren scherp ten minste het einde

schreef diegene die het wel kende

brengen hanen, zoals wij het kennen

6730 en die stompe brengen hennen

die scherpe zijn van beste smaak

(b) In Egypte is een zaak

daar broeden ze in het zand gereed

kuikens, waar geen hen vanaf weet.

6735 Plinius spreekt zonder sage

dat de hen in de dag

dat ze een ei uitbrengen mag

dat haar van aspis de slag,

dat een serpent is van de kwaadheid

6740 altijd niet mag schaden

ja, haar vlees is medicijn

tegen het serpenten venijn.

Dus raad ik elke man daar toe

dat hij elke dag iets goeds doet

6745 dat hij mag op de dag

zich lossen van de vijands slagen.

De beste hennen, dus geloof het

zijn die rood zijn om het hoofd.

En eierdooier met volle maan

6750 heeft dit in, laat men verstaan,

opdat een deel verwarmd is

het vuur gelegen nabij

dat het alle smetten afwast

die een wollen kleed ontvangt.

Kip, vergelijk het midden-Nederlands kippen: uitbroeden, men kan denken aan het open pikken van de schaal, of de lokroep. Kloekhen of klokhen is zo genoemd naar haar geluid, in Duits Henne en Engels hen wat uit hanena stamt en mogelijk tot de haan behorend betekent.

(a) Dit dierengeslacht heeft een zonderlinge genegenheid tot de kuikens, en omdat ze ze zwak zijn bedekt ze met haar vleugels de kuikens tegen de kiekendief, iets wat je bij geen ander dier ziet. De hen verzamelt het graan om de kuikens eten te geven en staat klaar om hen de weg met haar stem te wijzen. Mochten ze verstrooid zijn dan klokt ze ze bij elkaar en neemt de trouwe plicht van een moeder waar. Ze blijft vreesachtig maar wordt een heldin als ze kuikens heeft en als we die vangen willen of leed doen ons heftig aanvliegt, zie Matth. 23: 37, Lucas 13: 34, ‘Hoe menigmaal heb ik uw kinderen willen bijeen vergaderen, gelijk een hen haar kuikens bijeen vergadert onder de vleugelen.’.

(b) zie struisvogel.

6755Gallinacius dats die capoen

ende es .i. onnutte hoen

sonder kiekinen alleene

hi hetet met hennen ghemeene

mar hine uoetse nochne uecht

6760altoes niet om hare recht

met uederslaghen no met sanghe

verscedet hi niet die wilen langhe

men leset dat sijn ulesch wel uoet

ende het maket utermaten goet bloet

6765wie bediedet dan die capoen

bet dander kerceren doen

sine winnen noch ne uoeden

niemen ghestelic noch ne hoeden

vergaue die here vander sonnen

6770dat si ghene kinder wonnen

noch sine segghen hare ghetiden

te rechte niet alse die wilen liden

mar mattinen ende uort toter noene

segghen si te samen teenen doene

6775die beste sijnt dar wi af couten

want dandre hare ghetiden souten

dese ne doghen groot ne cleene

sonder tes dieuels cokene alleene

want sine bringhen urucht no urome

6780jn die werelt hoe soet come

lapidarius ende iacob seghet

datmen den hane te wrne pleghet

na dat hi es .iii. iar hout

ende menne danne .v. iar hout

6785jofte .vi. ende uort an

wast hem ande leure dan

een steen heetet allectorius

na dien dat hine ontfaet aldus

ne drinket hi nemmermeer dar nar

6790dus weetmen oft hine heeft uor war

[in der steene boec hier nar

hort sine cracht openbar]

56. 6755 Gallinacius, dat is de kapoen,

en is een onnuttige hoen

(a) zonder kuikens alleen.

Hij eet met hennen algemeen

maar hij voedt ze niet of vecht

6760 altijd niet om zijn recht

met verenslagen nog met zang

onderscheidt hij zich niet de hele tijd lang.

(b) Men leest dat zijn vlees wel voedt

en het maakt uitermate goed bloed.

6765 Wat betekent dat de kapoen

beter dan de kerkheren doen?

ze winnen niet nog voeden

niemand geestelijk of hoeden

vergeef die Heer van de zon

6770 dat ze geen kinderen wonnen!

noch zeggen ze hun getijden

oprecht niet, als ze willen belijden

maar metten en voorts tot noen

zeggen ze tezamen in een doen.

6775 De beste zijn het, waar we van praten,

want de andere hun getijden zoeken

deze deugen niet groot of klein

alleen voor de duivels keuken alleen

want ze brengen geen vrucht of voordeel

6780 in de wereld, hoe het ook komt.

Lapidarius en Jacob zeggen

dat men de haan te voeren (castreren?) pleegt

nadat hij is drie jaar oud

en men hem dan vijf jaar houdt

6785 of zes en dan groeit hem aan

een andere in de lever dan

een steen die heet allectorius

nadat hij die ontvangt aldus

en drinkt hij nimmermeer daarna,

6790 dus weet men of hij er een heeft voor waar. [in het stenenboek hierna

hoor van zijn kracht openbaar]

Kapoen, Duits Kapaun, midden-Nederlands capun, van Piccardisch capon, uit Frans chapon, uit Latijn capo, van Grieks kapon, van Hebreeuws kapporeth dat eigenlijk een zoenoffer was, een hoen die op de vooravond van de verzoendag gedood werd en waarop de zonden werden overgedragen. (Hij is kapoeres: hij is dood) Een gecastreerde haan.

(a) ‘Ee kapoen broedt op eieren, die niet zijn eigen zijn, alsof het een kip is. Soms worden zijn voeten gebroken om hem te dwingen eieren uit te broeden. Hij vergezelt de hennen en eet van hun voedsel. Hij wordt vet van hen maar maakt hen niet vet. Wanneer hij vet is worden en zijn poten samengebonden zijn hangt hij met zijn hoofd naar de grond en wordt aan zijn poten naar de markt gedragen’

(b) Kapoenen zijn gelubd. Want het vlees dat anders door haar hitte en gestadig springen op de kippen droog en mager wordt is nu gematigd en licht om te verteren.

(c ) ‘Ee haan broedt een kostbare steen uit die allectricium genoemd wordt. De haan draagt die steen en door die steen is de leeuw bang van hem, vooral als het een witte haan is. Want de leeuw is bang voor een witte haan. De steen maakt je onoverwinbaar als je die bij je draagt. Die steen wordt gevonden in zijn maag en lijkt op dof kristal’.

Gallus siluester dat fasaen

es .i. wilt hane sonder waen

6795scone gheplumet ende mengertire

ende .i. deel van stouter manire

jn sconen wedre esset bliue

jn andren heuetet droeue getide

ende decket hem dan inder haghen

6800des smorghins alset gaet daghen

ende des auonts spade mede

gaet ter weiden na sire sede

sijn ulesch es lichts ghemeene

sonder ionghe partricen alleene

57. Gallus silvester, dat is de fazant.

Is een wilde haan, zonder waan

6795 mooi gepluimd in vele kleuren

en een deel van dappere manieren.

In schoon weer is het blij

in andere heeft het droeve tijden

en bedekt zich dan in de hagen.

6800 ‘s Morgens als het gaat dagen

en ‘s avonds laat mede

gaat het weiden naar zijn zede.

Zijn vlees is licht algemeen

uitgezonderd jonge patrijzen alleen.

Phasianus colchicus, L. Fazant stamt uit de kustlanden van de Kaspische Zee en werd door de Argonauten van de stroom Phasis in Colchis meegebracht.

Fazant, midden-Nederlands fassane, Duits Fasan en Engels pheasant, oud-Engels fesant, Frans geant, oud-Frans fesant of faisan. Dat woord stamt uit het Latijnse phasianus en dit van Grieks phasianos: vogel uit Phasis.

6805Garrulus es eens uogels name

die in busschen ende in bramen

voer alle uoghele die leuen

meest luuds meests criscens ut can gheuen

dies es hi garrulus ghenamt

6810een gai hetet int duutsce lant

van bome te boeme ulieget ende springet

ende crischet ende garrelt mer dant singet

noch ghedurt in ghere stede

wat so bi hem lidet oec mede

6815eist man of uogel of enech dier

bespot dit uogelkin onghier

ende conterfait alrande luud

vanden uoglen dar vt

somwile eist so sot

6820dathet maket so uele sijn spot

dattet hem seluen niet ne hoet

so nemet die spareware in den voet

gheplumet est van meneger gedane

experimentator doet te uerstane

6825dattet dicken verwoedens pliet

ende ment hem seluen verhanghen siet

garrilus dinke mi wele

bedieden someghe menistrele

die altoes sijn ongestade

6830ende callen uro ende spade

vele borden uele loghen

ende conterfaiten die si moghen

beede rudderen ende papen

porters vrouwen ende cnapen

6835dar si scone omme sijn gheplumet

mar dicken gheualt dat sulc tumet

alsi sijns selues niet nemet ware

metten elschen spareware

diene metten clawen lauwet

6840alsi pipet blaset ende mauwet

want selden ebmer eneghen uernomen

die te goeden hende sijn comen

alse menech helech na minen wane

alsmen vindet swarter swanen

58. 6805 (a) Garrulus is een vogel naam

die in bosjes is en in bramen

voor alle vogels die leven

het meeste geluid, het meeste krijsen uit kan geven, daarom is hij garrulus genaamd.

6810 Een gaai heet het in Duitsland.

Van bomen tot bomen vliegt het en springt

en krijst en garrelt meer dan het zingt

noch blijft het in geen een plaats.

(b) Wat zo bij hem gaat ook mede

6815 is het man of vogel of enig dier

bespot dit vogeltje al onguur

en spreekt allerhande geluid

van de vogels daar uit.

Soms is het zo zot

6820 dat het maakt zoveel zijn spot

dat het zichzelf niet behoedt

dan neemt de sperwer het in de voet.

Gepluimd is het van menige gedaante.

Experimentator laat verstaan

6825 dat het vaak te verwoeden pleegt

en denkt dat het zichzelf verhangen ziet.

Garrulus denk ik wel

betekent sommige minstrelen

die altijd zijn ongedurig

6830 en roepen vroeg of laat

veel boertigheden en veel leugens

en praten dat ze mogen

beide ridders en papen

poorters, vrouwen en knapen

6835 waar ze mooi om zijn gepluimd.

Maar vaak gebeurt het dat zulke tuimelt

als ze zichzelf niet nemen waar

met de helse sperwer

die het met de klauwen slaat

6840 als hij fluit, blaast en miauwt.

Want zelden heeft men er enige vernomen

die te goede einde zijn gekomen

alzo zijn er menige heilig, naar mijn waan

als men vindt zwarte zwanen!

(a) Garrulus: praatziek, babbelzuchtig of luidruchtig. Garrulus glandarius, L. (op eikels betrekking hebbende) is de Duitse Eichelhaher, Frans geai des chenes, Vlaamse gaai of eikelaakster, gaai in de betekenis van blij, Middelnederlandse garrele, en ԧarrelen’ betekenen snappen en snateren. De meerkol of markol, markolf is in de middeleeuwse literatuur het type van de grappenmaker en de vogel die diergeluiden weet na te bootsen kreeg de naam van deze aarts spotter.

(b) Hij fladdert van boom tot boom en krijst meer dan hij zingt. Gaaien kunnen niet op n plaats blijven zitten. Zijn stem vloekt met zijn prachtige kleed, het is een oorverdovend gekrijs. Het wordt weergeven door ‘schraak, schrek, retsj, re, kre, gre, ke’ In ieder geval is het zeer vals en onwelluidend, het snerpt door het bos heen. Het wordt met bijgelovige angst aangehoord, vooral omdat men de mooie vogel vaak niet ziet. Het wordt als een angstig voorteken gezien als de schreeuw-aakster zijn stem verheft. Maar ze kan ook andere geluiden nadoen en is dan zeer melodieus. Ze kan in stilte zitten te kwelen in een kunstlievende bui en dan de mooie motieven van anderen lenen. Om te schelden neemt ze klanken over van haar tegenstanders. Vooral het miauwen van de buizerd kan ze goed nadoen. Ze roept ook margolf waarvan men natuurlijk meerkol of maarkol maakt. Dat heeft geen goede klank en heeft dezelfde betekenis als nachtmerrie.

In hun dwaasheid zijn ze niet altijd op hun hoede en vallen dan in de klauwen van de sperwer. Het zinnebeeld van die bont uitgedoste muzikanten en andere kunstenmakers die niet te vertrouwen zijn. Ze vertellen de hele dag fabeltjes en leugens en maken iedereen belachelijk, ridders, geestelijken, burgers, edelvrouwen en dienaars. En maar al te vaak komt een van hen ten val als hij niet oplet wanneer hij staat te toeteren, te fluiten en kwaad te spreken en zo een makkelijke prooi wordt voor de sperwer uit de hel. Je hoort maar zelden dat het goed afloopt met die kunstenmakers. Er zijn volgens mij evenveel heiligen onder als er zwarte zwanen zijn!

6845Graculus dats die roec

als ons toghet broeder albrechts boec

want altoes so roepet hi gra

der craien so es hi ghemaket na

ende broedet up bomen inden tsoppe

6850so grote menege tenen troppe

ouer een draghen si wel

hare ne gheen nes andren fel

alse elc soeket sijn ghenoet

soe es hare roepen so groot

6855die hie aset ende voet

sine soe weltijt dat soe broet

die die ionghe tetene pleghen

segghen si sijn best gheuleghen

g. gaet hute vort suldi

6860voghele namen horen in .j.

59. 6845 Graculus dat is de roek,

zoals ons toont broeder Albertus boek,

(a) want altijd roept hij gra.

De kraaien is hij zo gemaakt na

en broedt op bomen in de toppen

6850 zo’n grote menigte in een troep

overeen komen ze goed

en zijn voor de andere niet fel.

Alzo als elk zoekt zijn echtgenoot

dan is hun roepen zo groot

6855 die hij aas geeft en voedt

zijn ze in de tijd dat ze broedt

die de jongen te eten plegen

zeggen, ze zijn best gevleugeld.

g gaat uit en voorts zal u

6860 vogels namen horen in j.

Corvus frugilegus, L. (Latijn corvus: raaf, en oogstlezer) Roek of zaadkraai, Duitse Saatkrahe, Engelse rook en Franse corbeau freux.

(Pyrrhocorax (Grieks pyrrho: rood, corax: raaf) steenkraai, P. graculus, L, (kraai) alpenkauw, komt in bergen voor)

(a) De raaf, niet de roek, die steeds weer ԣras, crasՠzegt ofwel ԭorgen, morgen’is het beeld van de verstokte zondaar die zijn bekering steeds weer uitstelt. De heilige Augustinus noemt ze wegens dat geroep duivelse dieren omdat de mensen tot luiheid worden aangezet door hun geroep, ‘cras, cras’ ‘Tot morgen, tot morgen’ en doelt op de eerste woorden van het rijmpje ‘cras, cras, semper cras,

et sic elabitur aetnas’

Vondel, Op ‘t veroveren van Coevorden;

‘De raven roepen kras kras.

Maar Ravenshoofd roept heden’ (Rabenhaupt)

(b) Handelingen 17: 18 waar bij Paulus optreden de nieuwsgierige Grieken vroegen; ԕ wat wil toch deze ‘klapper’ zeggen?’ Het woord klapper is in het Grieks de aanduiding van een vogel die een zaadje oppikt. Het Griekse spermologos: zaadverzamelaar wordt in het Latijn verklaard met frugilegus Wat deze vogel betreft die in het Latijn Graculus genoemd wordt, zijn er verschillende mogelijkheden voor de naam. Isidorus meent dat het komt van ԡ garrulitate sua’’Van zijn gesnap’ vooral tijdens de paring. Zijn snater staat zelden stil.

Soms komen ze met duizenden bij elkaar om vergadering te houden, het ziet er zwart van. Samen zingen ze een geweldig lied.

Ibis alse solinus seghet

es .i. uoghel die te wandelne pleghet

neuen den hoeuere dats sine maniere

van niluse der grooter riuiere

6865serpenten eier can hi vinden

ende die draghet hi sine kinden

want sine lief ebben seere

ende hine cessert nemmermere

te verterne dat quade saet

6870enewarf int iar dat uerstaet

versamen hem uliegende serpente

jn arabien tenen couente

alse omme te uliegene uten lande

alder werelt ter scande

6875ende alsi huten lande uaren

comen die hiben met haren scaren

ende ghemoetense indie lucht

niet enen van alder ulucht

die de werelt willen plaghen

6880sone laten si dat lijf ontdraghen

tfenijn van desen uliegenden dieren

dat es van so felre manieren

dat .i. man es des liues quite

heri beseft dat menne bite

6885nochtan ne sterueter af ibis niet

jsidorus te segghene pliet

alsi ghesmelten niet ne can

dat hi in sinen becke dan

water nemet na sire sede

6890ende purgert hem der mede

neuen marasche oft bider ze

ofte bi riuieren es hi emmerme

om cronien ofte om uissce doot

die hi hetet te sire noot

6895waer so si sijn; sijn si al wit

sonder te pelenchen wi lesen dit

sijn si swart dats openbare

sulc waent dat es die oudeuare

mar dan es niet en ware dan

6900also alsmen imerken can

dat ware van oudeuars manieren

diemen niet ne can uisieren

datse noit mensce in europen sach

plinius die doet ghewach

6905dat ibis es crum ghebect

hier bi merket ende mecket

want dodeuare heuetene recht

josefus bescriuet ons echt

dat groot ere van ethyopen

6910jn egipten quam geloepen

doe moises was .i. ionghelinc

ende hi der iben uele vint

ende stieretse uoer sijn ere

dar hi was marscalc inder were

6915ende uoer mits dor die wostine

die was wl wormen van uenine

die worme atense ende verdreuen

so dat die lieden onghescadet bleuen

ende quamen al onuersien

6920jn ethiopen ende mettien

wan moyses lant ende stede

die saba heetet ende dar toe mede

wan hi al dat was der inne

ende nam des lants coninghinne

60. Ibis, zoals Solinus zegt,

(a) is een vogel die te wandelen pleegt

naast de oever, dat is zijn manier,

van de Nijl, de grote rivier.

6865 Serpentseieren kan hij vinden

en die draagt het naar zijn kinderen

want ze het lief hebben zeer

en hij is onvermoeibaar immer

te verteren dat kwade zaad.

6870 (b) Een maal in het jaar, dat verstaat,

verzamelen zich vliegende serpenten

in Arabië voor een convent

als om te vliegen uit de landen

al de wereld te schande

6875 en als die uit het land varen

komen die ibissen met hun scharen

en ontmoeten ze in de lucht

niet een van al die vlucht

die de wereld willen plagen

6880 al gauw laten ze dat lijf ontdragen.

Het venijn van deze vliegende dieren

dat is van zulke felle manier

dat een man is het leven kwijt

voor hij beseft dat men hem beet,

6885 nochtans sterft de ibis niet.

Isidorus te zeggen pleegt

als het niet ter toilet kan

dat hij in zijn bek dan

water neemt naar zijn zede

6890 en purgeert zich ermee.

Naast moerassen of bij de zee

of bij rivieren is hij immermeer

om krengen of om vissen dood

die hij eet tot zijn nood.

6895 Waar zo ze zijn; zijn ze geheel wit

uitgezonderd te Pelechusa, (H) wij lezen dit,

zijn ze zwart, dat is openbaar,

sommige wanen dat is de ooievaar

maar dat is niet waar dan

6900 alzo als men opmerken kan

dat het was van ooievaars manieren

die men niet kan versieren

omdat nooit een mens in Europa ze zag.

(d) Plinius die doet gewag

6905 dat ibis is krom gebekt

hierbij merkt en mik

want de ooievaar heeft het recht.

(e) Josephus beschreef ons echt

dat grote leger van Ethiopië

6910 in Egypte kwamen gelopen

toen Mozes was een jongeling

en hij daar ibis vele vindt

en stuurde ze voor zijn leger

daar hij was maarschalk in verweer

6915 en voer idden door de woestijn

die was vol wormen van venijn

de vogels aten ze en verdreven

zo dat zijn lieden onbeschadigd bleven

en kwamen al onvoorzien

6920 in Ethiopië en meteen

won Mozes land en steden

die Saba heette en daar toe mede

won hij al dat was daar in

en nam de koningin van het land.

Threskiornis aethiopicus; uit Ethiopië (Ibis religiosa (geheiligd) Ibis of de nijlreiger, de slangen verslindende vogel van Thoth, de god van wijsheid die met een ibiskop afgebeeld wordt heet in oud-Egyptisch hbj, in Grieks en Latijn Ibis, in Duits, Engels en Frans Ibis. Sommigen zeggen dat ze geheiligd werd vanwege het slangen verdelgen, anderen omdat zijn veren op de schijngestalten van de maan lijken of omdat zijn komst het wassen van de Nijl aankondigde.

(a) Hij leeft van slangen, sprinkhanen en kevers die uit de woestijn van Libië komen overgevlogen. Hij wil niet dat ze in Egypte aankomen en daar schade doen, maar gaat ze tegemoet en eet ze op.

(b) ‘Naar mij gezegd wordt’ verhaalt Herodotus, ԩs bij de stad Butus in Arabië een oord gelegen waar men vliegende slangen aantreft. Ik bezocht dit oord en zag er een ongelooflijke hoeveelheid beenderen en graten tot talloze grote en kleine hopen opeengestapeld. Het ligt in een door bergen ingesloten dal dat met de uitgestrekte Egyptische vlakte in gemeenschap staat. Ik vernam dat de gevleugelde slangen in de lente van Arabië naar Egypte vliegen, maar bij de uitgang van het dal Ibissen ontmoeten ze en worden door die om het leven gebracht om welke redenen de Ibissen bij de Egyptenaren in hoog aanzien staat. De gedaante van deze slangen is als die van de waterslangen, hun vleugels hebben geen veren, maar komen in maaksel met de vleermuisvleugels overeen’ Onduidelijk is het welk dier genoemd wordt maar het zou de vliegende draak kunnen zijn, Draco volans, een O. Indische boom-agamen. Ze hebben geen vleugels maar bezitten valschermen en kunnen daarmee 6-10m gaan. Dit dier wordt een 20cm groot.

De Ibis, de heilige vogel van de Egyptenaren, gold als symbool van het water en de slang als zinnebeeld van de warmte. Door de overstroming (Ibis) van de Nijl en de daaropvolgende hitte (slang) ontstonden ziekte bevorderende kiemen die de lucht bedierven en de dood veroorzaakten. Het kind van water en hitte (basilisk) doodde door verpesting van de atmosfeer alles wat ademt en leeft. Een oude Egyptische afbeelding stelt de basilisk dan ook voor als een dier met een gekroonde ibiskop op een slangenlichaam. Oorspronkelijk was het zo de heilige Ibis die men het vaderschap van dit wonderdier toedichtte. Tot de 19de eeuw wist men vrijwel niet welke vogel de ouden met de ‘ibisedoelden. De Arabische naam voor Ibis betekent wachter en men dacht zo dat de haan bedoeld werd.

(c ) ‘Het schijnt dat deze ibisvogel vrij heet van aard en gauw verstopt is. Hiervan weet hij zich te ontlasten door zichzelf met zijn kromme snavel in zijn achterpoort een klysmar in te schieten van zeewater’ Men denkt dat de mens het hiervan van geleerd heeft. Daarom is de ibis het symbool van gezondheid of vanwege de slangen die hij zo goed opruimt.

(d) Mogelijk de zwarte ooievaar, Ciconia nigra.

(e) Men vindt een mooie vertelling over Mozes die in papieren kisten ibisvogels meegevoerd zou hebben toen hij als jongeman met een machtig Egyptisch leger tegen de Ethiopiers ging strijden. Die hadden de toegang door slangen en andere vergiftigde dieren ontoegankelijk gemaakt. De ibisvogels werden ter bestemder plaatse heimelijk uit de kisten gelaten en hebben het vergiftigde gedierte geheel en al verslonden. Dan zou Mozes in allerijl de Ethiopiers hebben aangevallen en ze verslagen hebben. Mozes veroverde dadelijk het land en nam de hoofdstad Saba in. Hij onderwierp Ethiopië en nam de koningin van het land tot vrouw. Dit volgens Jozephus.

(H) Plousion - grote Egyptisch-Griekse stad aan de mond van de Nijl.

6925Ibos es .i. uogel bekent

jnt lantscap van orient

een starc uogel ende stout

die vp part ewelike nijt out

gras heti als de gans doet

6930sijn luud es alsi ware verwoet

ende an te horne seere wreet

dat part heuetene seere leet

om dat es vanden lude veruart

ende ibos heuetene weder onwart

6935want hettene hute lande uerdriuetende dits nijt die niet achter bliuet

61. 6925 Ibos is een vogel bekend

in het landschap van de Oriënt.

Een sterke vogel en dapper

die op het paard eeuwige nijd houdt

gras eet het zoals de gans doet.

6930 Zijn geluid is alsof hij was verwoed

en aan te horen zeer wreed.

Het paard heeft het zeer leed

omdat het is van het geluid bang

en ibos heeft hem weer onwaaardig

6935 omdat het die uit het land verdrijft

Dit is nijd die niet achterblijft.

Geen ibis, die leeft van ongedierte. Naar het paard en stevigheid is het wel een struisvogel, zie 31 en 106.

m

Incendula dats bekent

een uoghel van orient

ende es van des rauens gheslachte

6940beede bi daghe ende bi nachte

es tusschen hem enten hule strijt

want incendula daghes tijt

omme dat hem dert sijn luud

sine eier te supene hut

6945entie hule ne latets niet

mar weder hi te roeuene pliet

want nachtes alse die hule siet best

so roeuet hi des anders nest

dus gheldet elc andren quaet met quade

6950ende bliuen beede inder scade

62. Incendula dat is bekend

een vogel van de Oriënt

en is van het raven geslacht.

6940 Beide bij dag en bij nacht

is tussen hem en de uil strijdt

want incendula op dag tijd

om dat hem deert zijn geluid

zijn eieren zuipt het uit

6945 en die uil laat dat niet

maar weer hij te roven pleegt

want ‘s nachts als de uil ziet best

dan berooft hij de ander zijn nest.

Dus vergeld elk de andere kwaad met kwaad

6950 en blijven beide in de schade.

Zie 16 en 27.

Irundo dats der swalewen name

swart van plumen sere bequame

menech kinnet hare ghedane

alse die dagheraet comet ane

6955groetsoene met soeten sanghe

ende ne latet den slapre niet rusten langhe

mar soe uermaent hem dat hi waket

ende gode danket diet al maket

onder den rechtren ulogel bloet

6960nem vander swalewen dats goet

den oghen die sijn tonghemake

solinus seit ene sake

dat hare nature doet weten al

ofte .i. huus saen vallen sal

6965want dar in maken si gheen nest

bouen allen voghelen pijnsi best

om hare ionc te broedere

ende oec te behoedene

oec so vinde men meneghe ene

6970die in die leure draghen steene

diemen celidonius nomet

daer hier na tale af comet

te wat dinghen si sijn goet

ende hoe dat mense bekinnen moet

6975jn ouden philosofen boeken

machmen vinden wilment soeken

dien dat heleghe vier ontsteken

hetet hi die swalewe dar af breket

epelencie vergaet der mede

6980ysidorus scriuet wonderlicede

datse gheen uoghel hoe soet gaet

jn proien nemmermeer ne uaet

hare comen har uaren es wel ghewacht

si varen wech uoer des winters cracht

6985jn warmen lande dar bi naturen

ne gheen winter can gheduren

al dar vintmense plumeloes

hare compsts bodescapt altoes

den inganc vanden lentine

6990selden roefmen hare ionxkine

ende men doet hem scade noode

die priuilegie ebben si van gode

aristotiles ende adelijn

twe arde groote meesters sijn

6995segghen entit es wel bekent

wie dat hare ionc blent

dat hem die oghen weder comen

met enen crude horwi nomen

ende het hetet celidonia

7000ende dits wonder hoe soet ga

63. Irundo, dat is de zwaluwen naam,

zwart van pluimen en zeer bekwaam

menigeen kent hun gedaante.

Als de dageraad komt aan

6955 begroet ze die met zoete zang

en laat de slaper niet rusten lang

maar ze vermaant hem dat hij waakt

en God dankt die het al maakt.

Onder de rechtervleugel het bloed

6960 neem van de zwaluwen, dat is goed,

de ogen die zijn te ongemak.

Solinus zegt een zaak

(a) dat haar natuur laat weten al

of een huis instorten zal

6965 want daarin maken ze geen nest.

Boven alle vogels denken ze het best

om hun jongen te broeden

en ook te behoeden.

(b) Ook zo vindt men menigeen

6970 die in de lever dragen stenen

die men celidonius noemt,

waar hierna een verhaal van komt

tot wat dingen ze zijn goed

en hoe dat de mensen het kennen moet.

6975 In oude filosofen boeken

mag men vinden, wil men het zoeken,

die dat heilige vuur ontsteekt

eet hij de zwaluw, daarvan breekt

epilepsie vergaat daar mede.

6980 Isidorus schrijft wonderlijkheden

dat haar geen vogel, hoe zo het gaat,

als prooi nimmermeer vangt.

Hun komen en hun gaan is goed opgewacht

ze gaan weg voor de winter kracht

6985 in warme landen daar van naturen

geen winter kan het verduren

aldaar vindt men ze pluimloos.

Hun komst boodschapt altijd

de ingang van de lente.

6990 Zelden rooft men hun jongen

en men doet ze schade node.

(e) Die privilegie hebben ze van God.

(f) Aristoteles en Adelinus

die twee erg grote meesters zijn

6995 zeggen en dit is wel bekend

waren hun jongen blind

dat hen de ogen weer komen

met een kruid horen we noemen

en het heet Chelidonium

7000 en dit is wonder hoe het zo gaat.

Hirundo, Zwaluw, midden-Nederlands swalewe en swaluwe, oud-Saksisch Swala, oud-Hoogduits swalwa (nu Schwalbe) oud-Egels swealve (nu swallow) oud-Noors svala wat uit Germaans swalwon stamt.

(a) De verkondiger van het voorjaar. Zo gauw de vogeltjes bij hun oude huizen teruggekomen zijn houden ze inspectie. Is er een nest verstoord dan worden er geen nieuwe meer gemaakt. Dat is een ramp, want in het gebouw waar ze nestelen slaat geen bliksem in. Die het nest beschadigt heeft geen geluk meer. Ook waar onrecht en twist heerst, daar komen ze niet of gaan er vandaan. Daarom vliegt de zwaluw na de terugkeer in de lente dadelijk naar zijn oude nest om te kijken of alles daar nog goed gaat. Daar gaat ze heen en komt pas terug als ze met de nestbouw gaat beginnen.

(e) Het zijn vogels van Maria, Duitse Muttergottesvogel en de Herrgottvogelein. Dood deze vogeltjes en je vee krijgt ongeluk of er komt bliksem. In West Vlaanderen wordt het de vogel van Onze Lieve Vrouw genoemd omdat ze omstreeks mei, de maand van Maria, verschijnen en met Maria Geboorte, 8 september, weer vertrekken. Die dag is bekend als zwaluwenafscheidsdag.

(b) ‘wordt een jonge zwaluw van het eerste broedsel en voor de eerste volle maan levend opengesneden dan vind je in de maag twee steentjes’ Dioscorides weet te melden: ‘De jongen uit de eerste broedsel hebben een twee steentjes in de maag. Bind ze in kalfs- of hertenhuid en leg die op de naakte arm, dan helpt dit tegen epilepsie. Op sommige plaatsen werken ze ook tegen zwaarmoedigheid, geheugenloosheid en hoofdpijn.

(c ) Onder het vliegen vangen ze insecten en eten die al vliegend op.

(d) Als in het najaar de insecten minder worden, maken de zwaluwen zich gereed om te vertrekken. Ze verzamelen zich op de vorsten en goten van huizen. Verscheidene dagen vliegen ze rond totdat er een frisse noordenwind waait waarop ze besluiten de reis aan te vangen. Ze vertrekken naar een ander land in de winter of slapen onder water tot de lente. Ze komen ook vaak samen in het riet die onder hun last wel eens tot op het water doorbuigt, tot ze door het gewicht brak en de vogels in de rivier vielen. Dat werd vergezeld door hun klaagzang die wel een kwartier duurde. Daaruit ontstond waarschijnlijk het algemene geloof dat de zwaluwen in verstijfde toestand in het water en aan de rivieroevers overwinteren.

(e) Vooral werden ze gebruikt om de ogen beter te maken. De Grieken en Romeinen zagen haar als scherpziend dier en meenden dat de ogen onverstoorbaar waren.

Dit zien we ook bij het kruid

Chelidonium, de stinkende gouwe. De plant voert de naam naar het Griekse chelidon: een zwaluw. Een betekenis tussen plant en vogel probeert Plinius te doorgronden als hij fabelt dat de zwaluwen met hun bloemen het gezichtsvermogen herstellen. Het verhaal van de zwaluw is vreemd, maken we Plinius verhaal echter af dan vermeldt hij ook dat de plant bloeit met de komst van de zwaluw en verdwijnt met hun vertrek. Theophrastus vertelt dat de chelidon bloeit als de zwaluwwind blaast. Resumerend zou men aannemen dat de seizoeninvloeden het origineel was van de naam en de meer interessante fabel een later sprookje.

Isida na dat icket weet

es diemen isuoghel heet

van plumen van sconre maniere

groene gheleu root menghertire

7005sietmen dar vp die sonne bliken

si dinken den safire gheliken

vanden voeten neuet nemme

dan crumme clawen alleene twe

sijn beckelkin es curt ende recht

7010an uisscelkine ineret hem echt

dies eist gherne den watre bi

jn derde so broeden si

dar si hole metten becken

maken entie arde hute trecken

7015van desen uoghele segghen liede

dat ic uoer waer niet bediede

ende inne weet oft es gheloghen

es hem sijn uel af getoghen

ende an enen wech isleghen

7020dattet alle iare sal pleghen

te vermutene inder ghebare

recht oft uoghelijn leuende ware

64. Isida, naar dat ik het weet,

is die men ijsvogel heet.

Van pluimen van schone manieren

groen, geel, rood in velerlei

7005 ziet men daar in de zon blinken

ze denken de saffier gelijk.

Aan de voeten heeft nimmer

dan kromme klauwen alleen twee.

Zijn bekje is kort en recht

7010 van vissen voedt het zich echt

dus is het graag het water nabij.

(a) In de aarde zo broeden zij

daar ze holen met de bek

maken en de aarde uittrekken.

7015 (b) Van deze vogel zeggen lieden

dat ik voor waar niet bedien

en ik niet weet of het is gelogen

is hem zijn vel afgetrokken

en aan een wig geslagen

7020 dat het alle jaren zal plegen

te vernieuwen in de gebaren

echt of het een vogeltje levend ware.

Alcedo atthis, L. In vroegere, oude tijd, toen het blauwglanzende ijzer diende om er sieraden van te maken is de blauwglanzende vogel daarnaar genoemd. Naast oud-Hoogduits Isarnovogal en Isarno, komt Angelsaksisch isern: de ijzeren, naast amarvogal en amero, voor. Toen de kleur bij het ijzer verdween werd isarno, onder invloed van het geleerde bericht dat de alcedo in de winter broedt, omgevormd tot is-aro: ijsaar (arend) waarbij op de roofvogelachtige wijze waarop de vogel vissen vangt een vergelijk gezocht werd. Het midden-Hoogduits Isvogel werd tot voorbeeld van onze ijsvogel in Duits Eisvogel, in Deens isfugl en in Zweedse isfagel. Engelse king-fisher, van Saksisch cyning, wat koning of chef betekent, of halcyon. Het is een echte visser, de Martin pecheur van de Fransen.

(a) De ijsvogel legt zijn eieren in tunneltjes die het zelf uitgraaft langs de oevers van een stroom, die kan van een halve tot een hele meter diep zijn.

(b) ԁls je een dode ijsvogel aan een draadje ophangt zal die als een kompas of zeilsteen naar het noorden wijzen of, naar een andere mening, met zijn borst de heersende windrichting aanwijzen’. Turn their halcyon beaks with every gale,’ en draait als een weerhaan rond’. King Lear ii, 2, 84. Hang hem op aan de mast om de windrichting te bepalen.

Na hun dood gaan ze niet tot ontbinding over maar als ze aan de snavel opgehangen worden zullen ze jaarlijks ruien en dan een nieuw verenkleed krijgen. Zie 13.

Isopis es .i. uoghel mede

die oec gherne sine stede

7025nemet bi lopenden waterkinen

om te vane uisscelkine

een deel swart vpten start

dat dicken up ende neder vart

met sinen starte so slaet dart siet

7030al pipende so vart dit

ende meent de ghene wel

die in dese werelt fel

die onghestade es als de beke

hem gheneren sondeleke

7035ende veruart sijn in haren sin

want si niet ter werelt in

winnen dat ghedurech si

dies beuen si dicken bedi

nochtan darme lijfnere

7040dar si an legghen hare ghere

doen se minnen de lopende beke

dar si in leuen sorgheleke

j. gaet hute hort hier naer

voghele namen die sijn in .k

65. Isopigis is een vogel mede

die ook graag zijn plaats

7025 neemt bij lopende watertjes

om te vangen visjes.

Een deel zwart op de staart

dat veel op en neer gaat

met zijn staart zo slaat het daar het zit

7030 al fluitende zo vliegt dit.

En bedoelt diegene wel

die in deze wereld is fel

die ongedurig is als de beken

en zich voeden zondig

7035 en bang zijn in hun geest

wat ze niet de wereld in

winnen dat gedurig is

dus beven ze vaak, o wee!

Nochtans de arme lijfeigenen

7040 daaraan leggen hun verlangen.

laat ze minnen de lopende beken

waar ze in leven zorgelijk.

j gaat uit hoort hierna

vogelnamen die zijn in k.

Ekster of kwikstaart?

7045Kyliodomos lesen wi

es een uoghel in endi

tert dat hi ter werelt bart

vlieghet hi ter sonnen wart

jn toestene dar soe vp vart

7050ende alsoe kert ten westenen wart

so kert hi hem mede al daer

ijn leuen dat nes mar .i. iaer

binnen den iare heri steruet

wint hi .ij. ionc dus ne uerderuet

7055sijn gheslachte niet al dan

sijn ulesch es ghesont elken man

ets goet ieghen tgroot euel geheten

want et uerdriuet als wijt weten

ende ieghen menech euel groot

7060so est arde goet ter noot

66. 7045 Kiliodromos lezen wij

is een vogel in Indi.

Ten eerste dat hij ter wereld komt

vliegt het zon waarts

in het oosten, daar ze opgaat

7050 en alzo keert het ten westen waart,

dan keert hij zich mede al daar.

Zij leven dat is maar een jaar

binnen het jaar eer hij sterft

wint hij twee jongen, dus niet verderft

7055 zijn geslacht al uit dan.

Zijn vlees is gezond voor elke man

het is goed tegen het epilepsie gegeten

want het verdrijft het, zoals wij het weten,

en tegen menig euvel groot

7060 zo is het erg goed ter nood.

Een soort Feniks.?

Kym spreket aristotiles

dat .i. groot starc uogel is

entie ghene felleit heuet

els dan hi bi proien leuet

7065ghedoghech es hi oric spreken

den uoghelen die up hem steken

narenst es hi ende goet

om te uoedene sijn broet

ende andre uoghelen ionc mede

7070want enen aren vintmen van quader zede

die tilike als men spreket

sine ionc vte sinen neste steket

want si hem vernoien te voedene

te bewarne ente behoedene

7075kimme ontfarmets alsise siet cranc

ende voetse al sonder danc

ay ghi edele riddren ghi heren

an desen vogel soudi leeren

ghi leuet bider proien mede

7080dats bider armer liede lede

ne sijt niet onnouesch inder proie

ne uerlieset niet die langhe ioie

vander werelt ere cranc

verdraghet dit arem uolc imanc

7085alse kim doet dar wi af spreken

den uoghelen die up hem steken

voedet oec na des uogels sede

verdreuene arens ionghe mede

dat sijn elpelose edelinghe

7090elpet datmense dar toe bringhe

dat si niet ne comen te valle

dat sijn doghede dar gi alle

bi soudet regneren emmermeere

voer gode ende in der werelt ere

67. Kim, spreekt Aristoteles,

dat een grote sterke vogel is

en die geen felheid heeft

anders dan dat hij van prooien leeft.

7065 Deugdzaam is hij, hoor ik spreken,

de vogels die op hem steken.

Naarstig is hij en goed

om te voeden zijn broed

en andere vogeljongen mede.

7070 Want een arend vindt men van kwade zede, de al gauw, zoals men spreekt

zijn jongen uit zijn nest steekt

want ze vermoeien zich ze te voeden

en te bewaren en te behoeden.

7075 Kim ontfermt zich over hen als hij ze ziet zwak en voedt ze al zonder dank.

Aai! gij edele ridders, gij heren

van deze vogel zou u leren

gij leeft van prooien mede,

7080 dat is bij de arme lieden leden

nee wees niet onhoffelijk in de prooi

ge verliest niet die lange vreugd

van de wereld eer die is zwak

verdraagt dit arm volk algemeen

7085 zoals kim doet, waar we van spreken,

de vogels die op hem steken.

voedt ze ook naar de vogels zede

verdreven arendsjongen mede

dat zijn hulpeloze edelen

7090 helpt dat men ze daar toe brengen

dat ze niet komen te vallen

dat zijn deugden, daar gij alle

bij zou regeren immermeer

voor God en de wereld eer.

Aquilegia clanga, Pallas, (klinken, het geluid) is de bastaardarend of grote schreeuwarend, Duitse grosser Schreiaredler, Engelse spotted eagle en Franse aigle criard. Zijn stem lijkt op het blaffen van een hond.

‘Mocht het toch gebeuren dat de adelaar drie jongen heeft gooit ze een jong uit het nest vanwege het probleem met voeden. Maar een vogel die Ossifraga (zie 2, of Fulligo, Fulica is de meerkoet, onwaarschijnlijk) genoemd wordt voedt het jong die de adelaar weggegooid heeft, vandaar bastaardarend. Of het is de zeearend, daarvan werd gedacht dat het geen soort van zichzelf is, maar mongrool die uit diverse soorten ontstaan.

De zeearend werd ossifragi genoemd wat ‘beenbreker’ betekent omdat ze beenderen van hoog laten vallen en zo breken. Dit slaat misschien op de lammergier. Veel lammergieren laten beenderen te pletter vallen. Daarom noemde men ze in de oudheid ossifragus en heten ze in Spanje nog quebranta-huesos, wat alle twee beenderenbreker betekent.

7095Karolus es bekent

een uoghel van orient

scalc alse aristotiles seghet

die gherne der ledecheiden pleghet

ende gherne ne winnet hi ionghe niet

7100doch omme dat nature ghebiedet

so notet hi te somegher stont

ende alse die zoe danne vort comt

dat soe met eieren es beuest

leghet soese in wilder duuen nest

7105dus moet die duue uoeden daer

dat hare niet bestaet .i. haer

68. 7095 Karkolas is bekend

een vogel van de Oriënt.

Schalks, zoals Aristoteles zegt,

die graag ledigheid pleegt

en graag nee wint hij jongen niet

7100 maar omdat natuur gebiedt

zo paart hij in sommige tijden

en als ze zij zo merkt

dat ze met eieren is bezet

legt ze die zo in een wilde duivennest

7105 dus moet de duif voeden daar

dat van haar niet is.

Cuculus canorus, een koekoek soort?

Komor spreket aristotiles

dat in arabia .i. uoghel es

ende es .i. bosuoghel die mest winnet

7110val allen uoghelen diemen kinnet

want .v. waruen iofte .vi. int iaer

wint hi ionghe dat es waer

ende dit ne doet gheen ander el

ende dits te wonderne also wel

7115dat hi ghene vrucht ne winnet

heri in den hemel kinnet

sterren risen die die macht

hebben van te gheuene dracht

ende alsi die sterren siet risen

7120so noet hi na sire wise

69. Komor, spreekt Aristoteles,

dat in Arabië een vogel is

en is een bosvogel die het meest wint

7110 van alle vogels die men kent

want vijf of zes maal in het jaar

wint hij jongen, dat is waar,

en dit doet geen ander els.

En dit is te verwonderen alzo wel

7115 dat hij geen vrucht wint

eer hij de hemel kent

sterren rijzen die die macht

hebben van te geven dracht

en als hij die sterren ziet rijzen

7120 dan paart hij naar zijn wijze.

De oerkip? Zie 54 .

Kyces spreket aristotiles

dat oec mede .i. uogel es

die menegherande soen gheuet vt

want elkes daghes verwandelt sijn luud

7125van hare van wllen es sijn nest

ende up hoghe bome gheuest

ende dar ontoudet hi sijn broet

alse die ekelen sijn ripe ende goet

so gadert hi spise gnoech

7130tetene na sin gheuoech

alse sine ionghe vp sijn comen

so dat si doghen ter uromen

houdensise ledech ende uoeden

vader moeder ende broeden

7135die hem seluen dan van ouden

voeden ne connen no ouden

dorper mensche merc hier up wel

hier gaet hute .k. ende gaet in .l.

70. Kites, spreekt Aristotiles,

dat ook mede een vogel is

die veelvormig zo geeft uit

want elke dag verandert zijn geluid.

7125 Van haar en van wol is zijn nest

en op hoge bomen is gevestigd

en daar houdt het zijn broed

als de eikels zijn rijp en goed

dan verzamelt hij spijs genoeg

7130 te eten naar zijn gevoeg.

Als zijn jongen op zijn gekomen

zodat ze deugen ter kracht

houden ze hen vrij en voeden

vader moeder, en broeden

7135 die zichzelf dan van ouderdom

voeden niet kunnen of willen.

Dorpse mensen, merk hier op wel!

Hier gaat uit k en gaat in l.

Vlaamse gaai? En dan Dendrocitta rufa, de boomekster, de kotri van Indië.

Larus alse de glose seghet

7140die up moyses boeke leghet

es verboden in doude wet

tetene van em es gheset

dat hi proihet in sire ulucht

beede int water ende in die lucht

7145ende bediedet den duuel wel

die emmer hem allen es fel

die willen leeden elech leuen

dar si met gode omme sijn verheuen

alse uogele in die lucht ulieghen

7150ofte weder si hem laten bedrieghen

jn dit wandel ertsce goet

dat bediedet es bider uloet

vp hem allen groot ende cleene

sethi sine proie ghemeene

7155die ertsche larus als diet al

bringhen wille in sinen val

71. Larus, zoals de glossaria zegt

7140 die op Mozes boeken ligt,

(a) is verboden in de oude wet

te eten. Van hem is gezet

dat hij prooi vangt in zijn vlucht

beide in het water en in de lucht.

7145 En betekent de duivel wel

die immer hen allen is fel

die willen lijden heilig leven

waar ze met God om zijn verheven

als vogels die in de lucht vliegen

7150 of weer ze zich laten bedriegen

in dit wankele aardse goed

dat betekent is bij de vloed

op hen allen, groot en klein

zet hij zijn prooi algemeen

7155 de aardse Larus, als die het al

brengen wil in zijn val.

Larus argentatus, Pontoppidan. (Grieks laros; gulzige zeevogel, en zilverachtig) Zilvermeeuw, Duitse Silbermowe, Engelse herring gull en Franse goeland argente. Het is de meeuw die de boot volgt en op vuilnishopen voorkomt. Deze meeuw rooft ook van collega meeuwen de eieren en zelfs van andere vogels maar ook muizen en kikkers.

(a) De onreine vogel van Levit. 11 en Deut. 14; 15, mogelijk is het een naam voor zeevogels in het algemeen en zeemeeuwen in het bijzonder.

Pluvialis apricaria, L. (van apricor: zich in de zon koesteren) (Charadius pluvialis) Goudpluvier of goudenregen fluiter, Duitse Goldregenpfeifer of Goldkiebis, Franse pluvier dore, Engelse golden plover. Lucidus: oplichtend.

Het zijn vogels van de toendra’s en moerassen. Caladrius is genoemd door Aristoteles en het verschijnt in twee passages van de Pentateuch. Plinius zegt: in de Hercynian wouden van Germanië hebben we gehoord dat er vreemde soorten vogels zijn wiens veren als vuur schijnen in de nacht’.

Lucina als ons doet verstaen

sente ambrosius van melan

es .i. uoghelkin dat broet

sine eier nachts ende behoet

7175ende singhet dien nacht al dure enture

sonder slapen dats sine nature

oec scinet ofte sente ambrosius sprake

dattet singhet om die sake

om dat met sinen soeten sanghe

7180sijn broet leuen der af ontfanghe

endit te wonderne seere

ende niet te twifelne min no mere

want menech mester ende sente agustijn

seghet houer waer fijn

7185dit selue mede vanden lione

dit wille die nature doen

73. Lucina, als ons doet verstaan

Sint Ambrosius van Milaan.

is een vogeltje dat broedt

zijn eieren ‘s nachts en behoedt

7175 en zingt die nacht al door en door

zonder slaap, dat is zijn natuur.

Ook schijnt het, zoals Sint Ambrosius sprak,

dat het zingt om die zaak

omdat met zijn zoete zang

7180 zijn broed het leven daarvan ontvangt.

En dit is te verwonderen zeer

en niet te twijfelen min of meer

want menig meester en Sint Augustinus

zegt het voor waar te zijn

7185 dit zelfde mede van de leeuw

dit wil de natuur doen.

Luscinia luscinia, L. Noorse nachtegaal of filomeel, midden-Nederlands nachtegale, oud-Engels nihtegale (nu nightingale) oud-Saksisch en oud-Hoogduits Nahtigala wat nachtzanger betekent, galan is zingen, zie galm en gillen (nu is het die Nachtigall) dat van West Germaans nahtagalon, nachtzanger komt.

Het Franse woord rossignol doet aan de roestbruine kleur denken, maar komt uit Latijn luscina.

Vergilius, Georgica IV, 511-515, verhaalt van een nachtegaal die in rouw jammert onder de schaduw van de populier omdat ze het verlies van haar jongen betreurt die een ruwe ploeger ontdekt had en nog onbevederd uit het nest had getrokken. Zij weent de hele nacht lang en hurkt op een twijg hernieuwt ze telkens haar klagende melodie die de omgeving vervult met haar droeve klacht. Zie 104.

Lunacos spreket aristotilus

es .i. uogel sijt ghewes

die seere scarp es in sijn sien

7190derre manieren vogele plien

er hare ionc plumen beghinnen

dat si die clareit vander sonnen

keren omme te siene der in

ende wel hare die meer ofte min

7195sine hoghen tranen clene of groot

hi moeter omme coren de doot

dandre uoeti so hi mach best

bider ze so es sijn nest

want hi hem bider ze ghenert

7200dar hi uisscelkine vertert

ende alsi bouen anget in de lucht

die uoghele onder ebben vrucht

risen si dat mense vanghe

ende duken int water so langhe

7205dat si verdrinken ende bouen driuen

die heti dan dus horent wijt scriuen

dit scinet een deel openbare

oft erande haren waren

74. Linacos, spreekt Aristoteles.

is een vogel, dit is gewis,

zeer scherp is in zijn zien.

7190 (a) Dergelijke soorten vogels plegen

eer hun jongen pluimen beginnen

dat ze die in de helderheid van de zon

keren om te zien daarin

en wel hierom meer of min

7195 zijn ogen tranen, klein of groot

hij moet erom kiezen de dood

de andere voedt zo hij mag best.

Bij de zee is zijn nest

want hij zich bij de zee geneert

7200 waar hij vissen verteert.

(b) En als ze boven hangen in de lucht

die vogels onder hebben angst

vrezen ze dat men ze vangt

en duiken in het water zo lang

7205 dat ze verdrinken en boven drijven

die eet het dan, aldus horen wij schrijven

dit schijnt een deel openbaar

of een soort arend was.

Haliaeetus albicilla, L.Halis; zon, aietos; adelaar, en witstaart. Zeearend, witstaart, Duitse Seeadler, Engelse white tailed eagle en Franse pygargus a queue blanche of aigle pygargue. De naam witstaart, naar de zuiver witte staart, komt overeen met het Franse pygargue.

(a) zie 2. ‘Er is een soort adelaar die zeer scherp van gezicht is en die neemt haar jongen in haar klauwen en laat ze even naar de zon kijken, voordat hun vleugels volgroeid zijn. Als de jongen niet stijf en strak naar de zon kijken slaat ze hen of verjaagt ze uit het nest en verzorgt ze niet verder.

(b) Deze arend wiekelt in de lucht. Het is een hoogst bekwaam visser die uit de lucht de grootste vissen kan zien en dan op hen neerschiet om ze met zijn forse klauwen te bemachtigen, hij stoot door tot in het water.

Van de visarend werd gedacht dat hij de vis zo bang maakte en afschrikte dat als hij over de wateren vloog de vissen zich omdraaiden en als dood bleven liggen en zo een gemakkelijke prooi vormden. Shakespeare noemt de macht van de vogel op een gewone manier in Coriolanus iv, 7, 34; ‘I think heլl be to Rome’. ‘Voor Rome blijkt hij

As is the osprey to the fish, who takes it’’as voor de vis de waterarend, grijpend’

By sovereignity of nature’’wat zelfs als prooi zich biedt’.

Dit idee komt niet van de ouden. Aristoteles zegt meerdere malen dat de visarend bidt op zeevogels. Plinius zegt hetzelfde, maar voegt toe dat de zeearend in het water duikt om vis te vangen, niets dus over betoveren. In de 16de eeuw wordt vermeld dat de hengelaars hun aas met zeearendvet insmeren en denken dat het aas dan beter is. Dit vanwege het feit dat de visarend dat boven in de lucht doet en de vissen daaronder dan hun witte buiken tonen, zodat dit ook effect zal hebben.

Lagepus mach int latijn

7210in onse dietsch haseuoet sijn

want dar si in de plumen staen

sijn si alse aseuoeten gedaen

des uogels uoete sekerlike

dits de scuwt properlike

7215beede in haghen ende in holen

leeti sijn droeue lijf uerstolen

ende hetet sine proie alleene

men vintse wel na alleghemeene

bi na alse groot alse die haren

7220ende met plumen seere verladen

si sijn oec geornet mede

want sijn vp sien es wonderlichede

sijn oghen root alst ware .i. brant

ende hi es alre uoglen viant

7225want si na hem stekens plien

omme dat sine dages selden sien

hier gaen ute namen in .l.

van .m. uerstaet die namen wel

75. Lagopus mag in het Latijn

7210 in ons Diets hazenvoet zijn

als waar ze in de pluimen staan

zijn ze als hazenvoeten gedaan.

De vogel voeten zeker

dit is die schuwt eigenaardig.

7215 Beide in hagen en in holen

ligt zijn droevig lijf verborgen

en eet zijn prooi alleen.

Men vindt ze bijna algemeen

bijna alzo groot als de arend

7220 en met pluimen zeer beladen.

Ze zijn ook gehoornd mede

want zijn opzien is een wonderlijkheid.

Zijn ogen rood als ware het een brand

en hij is alle vogels vijand

7225 want ze naar hem steken plegen

omdat ze het op de dag zelden zien.

Hier gaan uit namen in l,

van m verstaat die namen goed.

Lagopus lagopus, L.(hazenvoetachtig) Moerassneeuwhoen, Duitse Morschneehuhn, Engelse willow grouse en Franse lagopede blanc. Komt in N. Europa en N. Azië voor.

Witte vleugels en zwarte staartveren, in de winter zuiver wit. De mannetjes hebben boven het oog een kale rode vlek. In N. Engeland heeft men een verwante vorm, scoticus, die bruine slagpennen heeft en geen wit winterkleed. Boven het oog bevindt zich een havemaanvormige naakte plek die in de voortplantingstijd bijna kamvormig opzwelt en een karmijnrode kleur krijgt. Ze staan wat grootte betreft tussen de korhoen en patrijs.

Miluus alse wi wanen wale

7230es ene wwe in onse tale

crumbeckede ende crum van uoeten

mare niet scalxs dar si ghemoeten

hennen kiekine ende vogelkine

dar na doen si hare pine

7235dinc die niet mach comen te baten

diemen hute werpet vpter straten

dar af maken si hare spise

plinius scriuet die wise

dat hare leure draghet medicine

7240die wwe pleget bout te sine

jeghen vogelkine cleene

ende bloode iegen dandre ghemeene

so uliet den cleenen spareware

ende dits wonder van hare

7245aristotiles die seghet

dat erande wouwe pleghet

jn die ioghet van hare ioien

dat soe uaet uogelkine in proien

darna croenien dar na vlieghen

7250jnt hende steruet soe sonder lieghen

van ongre die hare gaet an

om dat soe hare niet ineren can

76. Milvus, als we wanen wel,

7230 is een wouw in onze taal.

Kromme bek en krom van voeten

maar niet schalks daar ze ontmoeten

hennen, kuikens en vogeltjes

daarna doen ze hen pijn.

7235 (a) Dingen die niet mogen komen te baten, die men uitwerpt op de straten

daarvan maken zij hun spijs

Plinius schrijft, die wijze

dat hun lever draagt medicijn.

7240 De wouw pleegt dapper te zijn

tegen vogeltjes klein

en bang tegen de andere algemeen

zo vliedt het de kleine sperwer

en dit is een wonder van haar.

7245 Aristoteles die zegt

dat een soort wouw pleegt

in de jeugd van haar vreugde

dat zo vangt vogeltjes in prooi,

daarna krengen en daarna vliegen

7250 op het eind sterft ze, zonder liegen,

van honger die haar gaat aan

omdat ze zich niet voeden kan.

Milvus milvus, L. Wouw of milaan, midden-Nederlands wouwem en wuwe, oud-Hoogduits Wiwo en Wio (nu Weihen en Weih) De vogelnaam betekende oorspronkelijk jager. Engels kite, oud-Engels cyta.. Franse milan royal, Duitse roter Milan.

Het is een indrukwekkende vogel van vijf en zestig tot zeventig cm lengte en hier zijn mannetjes en vrouwtjes even groot. Ze hebben honderd veertig tot honderd vijftig cm vlucht, vijftig cm vleugellengte en acht en dertig cm staart lengte. De staart is wel tien cm diep gegaffeld.

(a) Als de aasgieren genoeg gegeten hebben komt de wouw in groepen aangevlogen voor de restanten. Het bedelen zit hen in het bloed. Dat doet hij bij edelvalken die, om van het gezeur af te zijn, hun buit hem laten en een andere buit opzoeken. Behalve dood aas neemt hij ook levend gedierte dat vooral bij het water te vinden is, ratten, mollen muizen, kikkers en ook slangen zijn hem welkom. Hij ligt op de loer om wilde vogels te pakken en pakt graag kuikens en eet kadavers en onzuivere zaken. De vogel is in de vijftiende en zestiende eeuw talrijk geweest in de grote stad Londen. Dat kwam omdat daar eerst nog geen stadsreiniging was en het afval vooral van slagerijen gewoon op straat werd gesmeten. Toen liet hij zich door kinderen uit de hand voeren. Toen Londen een stadsreiniging kreeg was zijn gouden tijd voorbij.

Evenwel al heeft deze vogel een groot lijf toch heeft hij geen groot en dapper hart en wijkt hij gemakkelijk en wordt door de valk gevangen. De koningswouw is allesbehalve een koninklijke vogel omdat hij traag, tamelijk log en afschuwelijk lafhartig is. Zijn naam wijst op de rol die hij vroeger speelde bij het vluchtbedrijf. De jacht met de valk op de koningswouw was een strijd waarbij beide strijders zich zeer hoog in de lucht verheffen wat een groots schouwspel opleverde, vorsten en groten waren er zeer op gesteld. Het was een kostbaar vermaak omdat de koningswouw in vele streken niet voorkomt zodat het veel moeite kostte het nodige aantal exemplaren te vangen en naar het jachtveld te vervoeren waar ze gelijk met de valk werden losgelaten.

Elanus melanopteris is de zwartvleugelige bastaardwouw, maar heeft oranje gele voet.

Melancorfus als ons seget

plinius dart ware in leghet

es .i. uogelkin niet groot

dat seere wasset in sijn ghenoet

7265want bouen .xx. winnen si al

ende emmer onneffene int ghetal

so nerenst so nes voghelijn

omme te voedene die kinder sijn

dat machmen an die meneghe sien

7270want alsi te ulieghene plien

ende si uolghen huten neste

der moeder sijn si uort ten besten

ende volghen na hare wise

vader ende moeder om hare spise

7275met ere arde groter scare

alse oft ene scole uoglen ware

dese sijn in proien gegeuen

starken uoglen diere bi leuen

78. Melancorifus, als ons zegt

Plinius, daar het ware in ligt

is een vogeltje niet groot

dat zeer groeit in zijn paren

7265 want boven twintig winnen ze al

en immer oneffen in het getal.

Zo vlijtig is dit vogeltje

om te voeden de kinderen van hem

dat mag men aan de menigte zien

7270 want als ze te vliegen plegen

en ze vliegen uit het nest

de moeder zijn ze voort ten besten

en volgen naar hun wijze

vader en moeder om hun spijs

7275 met een erg grote schaar

alsof het een school vogels was.

Deze zijn tot prooi gegeven

sterke vogels die er van leven.

Tot de pluimhoenderen, die ook wel tot de pauwvogels behoort, heeft een nauwe verwant, Ceratornis melanocephala, de jewar.

Morpex es .i. swart uoghel

7280an plumen an becke ende an ulogel

van clawen scarp ende van becke

een bastart haren eist als icket mecke

hi ghenert hem in riuieren

an visschen na sire manieren

7285al ghenert hi hem int water best

vp bomen nochtan maket hi sijn nest

ende uoedet met visschen sinen ionghe

ende alsi comen ten heersten spronghe

om te vlieghene sijn si verladen

7290so ontsiensi hare scaden

dat si vt werpen hare spise

om te ulieghene in lichter wise

dies niet ne doen bliuen so swaer

datmense dicken vaet al daer

7295sulke vindemen alsment weet

van naturen alse heet

dat si in couder wintertijt

ondoen hare uloglen wijt

ende vercoelen hem in den wint

7300hare drec es so heet alsemen vint

datter groene bome af verdroghen

dit machmen merken ende goemen

79. Morpex is een zwarte vogel

7280 van pluimen, van bek en van vleugel

van klauwen scherp en van bek,

een bastaard arend is het, zoals ik het merk. Hij voedt zich bij rivieren

met vissen naar zijn manieren,

7285 (a) al voedt hij zich in het water best

op bomen nochtans maakt hij zijn nest

en voedt met vissen zijn jongen.

En als ze komen voor de eerste sprong

om te vliegen, zijn ze verladen

7290 zo ontzien ze hun schade

dat ze uitwerpen hun spijs

om te vliegen in lichtere wijze

die het niet doen, blijven zo zwaar

dat men ze veel vangt al daar.

7295 (b) Sommige vindt men, zoals men het weet, van naturen alzo heet

dat ze in koude wintertijd

openen hun vleugels wijd

en verkoelen zich in de wind.

7300 Hun drek is zo heet, als men vindt.

dat de groene bomen daarvan verdrogen

dit mag men merken en getuigen.

Phalacrocorax carbo, L. ‘Grieks phalakros: kaalkop, corax: raaf of kraai, carbo; koolzwart (Carbo cormoranus) Aalscholver, schollevaar of waterraaf, midden-Noord-Duits scalvaron: waterduiker. Waarschijnlijk is dit uit ouder schorver ontstaan, vergelijk oud-Hoogduits scarba, oud-Engels scraeb en oud-Noors skarf. Het dier is zo genoemd naar zijn hees geschreeuw. Engels cormorant, Duitse Kormoran, Franse cormoran moyen of grand cormoran, wat afgeleid is van Corvus marinus: zeeraaf.

(a) Als nachtkwartier dienen de in het binnenland staande hoge bomen, diezelfde bomen worden later als broedplaats gebruikt. Dei sterven af door de drek. Hun vraatzucht is grenzeloos groot. Ze eten net zoveel vis als een mens of pelikaan wat weer even vlot wordt uitgescheiden. Op zee slapen ze op rotsachtige eilanden waar ze een vrij uitzicht hebben naar alle kanten en gemakkelijk af en aan kunnen vliegen. Zulke eilanden zijn reeds op een afstand zichtbaar aan de witte laag drek waarmee deze vogels het bedekt hebben. Soms is dit vijftig meter hoog. Dat zal op den duur een goede guanolaag vormen, mits het klimaat wat minder regenachtig was zoals in Peru waar de zon het uitdroogt. Die laag werd vroeger veel als meststof gebruikt omdat het veel fosfaat bevat.

Op reeksen staan ze gerangschikt en ongeveer in de trant van een troep soldaten zitten de zwarte vogels in schilderachtige houding op de rotspunten en kijken allen in dezelfde richting, namelijk de zee. Slechts weinigen zitten onbeweeglijk, ieder beweegt minstens een lichaamsdeel. Het kwispelen en waaien met de vleugels houdt soms meer dan een kwartier aan en heeft blijkbaar tot doel om de veren geheel te drogen.

Menedides als ict beuant

sijn uoglen in egipten lant

7305alse isidorus doet verstaen

die die name ebben ontfaen

van menoene den here groot

die wilen bleef uoer troien doot

want si comen gheuaren

7310hute egipten met groter scaren

dar troien stont als men noch seghet

dar menon begrauen leghet

ten vichten iare dits ghene saghe

ende ulieghen danne .ij. daghe

7315omtrent sijn graf ende upten darden

gaet hare spel al buten varden

want elc gaet daer den andren scoren

ende striden dan sonder gheduren

so datter uele bliuen doot

7320ende dits van uoglen wonder groot

80. Mennonides, als ik het vond,

zijn vogels in Egypte land,

7305 als Isidorus doet verstaan,

die die naam hebben ontvangen

van Memnon, de heer groot

die wijlen bleef voor Troje dood.

Want ze komen gevaren

7310 uit Egypte met grote scharen

waar Troje stond, zoals men noch zegt.

waar Mennon begraven ligt.

Te vechten daar, dit is geen sage,

en vliegen dan twee dagen

7315 omtrent zijn graf en op de aarde

gaan hun spel al buiten vrede

want elk gaat daar de ander verscheuren

en strijden dan steeds door

zodat er vele blijven dood

7320 en dit is van vogels wonder groot.

Phoenicopterus ruber, (rood) De Griekse naam van de flamingo is op de kleur van de vleugeldekveren gegrond. De bij Aristoteles voorkomende naam ‘Phoinikopteros, betekent purpervleugel. De Romeinen namen deze naam over en de Fransen werden door dezelfde beweegreden geleid toen zij de vogel flamant rose noemden, (oorspronkelijk flammant) wat in Duits Flamingo, Flaming en Flamant werd en in Engels flamingo. (Of de kraan Grus grus) Vooral in de broedtijd vertonen ze een opwindende dans. Met korte en stijve pasjes lopen ze met half uitgespreide vleugels om elkaar heen, soms buigend en zich weer uitstrekkend. Hoe hoger ze opspringen hoe sneller de dans gaat. Soms vliegen ze wel vijf meter op om dan weer langzaam naar beneden te zakken. Soms slaat en hele groep aan het dansen, ook de jongen. Homerus vermeldt dat ze trots zijn, Ilias II 469. In III 8 wordt het optrekken van de legers der Grieken en Trojanen beschreven. Tegenover de zwijgend opgetrokken Grieken worden de Trojanen gesteld die op schreeuwende kraanvogels lijken. De indruk wordt gewekt van ‘Veel geschreeuw, weinig wol’ Men zegt dat hij Palamedes vogel genoemd wordt omdat die in de Trojaanse oorlog de slagorde van de kranen geleerd heeft.

De bioloog Cuvier identificeerde de memnonsvogel met de kemphaan. De geschiedenis van Memnon zou de massale schijngevechten moeten verklaren die deze vogels uitvoeren als baltsritueel.

Mulder: Toen het lijk van koning Memnon werd verbrand, zou hij door zijn moeder Aurora veranderd zijn in een vogel. Uit zijn as vlogen andere vogels op, de memnonides, die ieder jaar uit Ethiopië naar Troje trokken en boven de tombe van Memnon met elkaar vochten. (Zie OvidiusՠMetamorphosen, 13, 600 en 617.) De geschiedenis van Memnon zou de massale schijngevechten moeten verklaren die deze vogels uitvoeren als baltsritueel.

Mauca dats der mewen name

een uoghel esset ombequame

al es soe gheplumet wel

na hare macht so es soe fel

7325bi uisschen leuet soe inder ze

maer ne gheene dinc begert soe me

tetene dan van enen uerdronkenen man

so ontgont soene andie oghen dan

alse .i. storem naken sal

7330so roepen si ende maken ghescal

ende dat comet hem al van ioien

om dat si hopen der proie

81. Meauca, dat is de meeuwen naam,

een vogel is het onbekwaam

al is ze zo gepluimd goed.

Naar haar macht is ze zo fel

7325 van vissen leeft het zo in de zee

maar geen ding begeert ze meer

te eten dan van een verdronken man

ze begint zo aan de ogen dan

als een storm naken zal

7330 dan roepen ze en maken geschal

en dat komt hen al van vreugde

omdat ze hopen op prooi.

Larus hyperboreus, Gunn.(bewoner van het hoge noorden) (Larus glaucus, L. (blauwachtig) De burgemeester, in Fries iiskob, Duitse Eismowe, Engels glaucous gull, Franse goeland bourgmestre.

Een 70cm lange meeuw, lijkt op de zilvermeeuw maar heeft geen zwart in de slagpennen. Vliegt langzaam en zwevend, als een arend, deze vergezelde als echte veelvraat walvisvaarders. Meeuwen leven van zeevis, ԭaar er is geen prooi waar ze meer op belust zijn dan drenkelingen, die ze altijd eerst de ogen uitpikken. Als er storm op komst is, krijsen ze verheugt bij het vooruitzicht van prooi’.

Merelus es des smerels name

en uogelkin scone ende bequame

7335dapper stout ende seere snel

ende cleinen uogelkinen fel

het dar mere dinc bestaen

dan sine macht mach begaen

ende verwinnet met snelleden

7340ende met sire uromeliceden

dicken ongelike dinc

marc hier up edel ionghelinc

stati tharte ter dogheden wart

wes ter doghet coene ende onueruart

7345wel scalc si den riken vrecken

die vpten dieren tijt mecken

dats der armer tempeest

dan wanen si emmer winnen meest

dan so maken si hare ioie

7350doch werden si noch der viande proie

got mach di wel van oghen saken

met sire macht uerwinre maken

82. Merelus is de merels naam.

Een vogeltje mooi en bekwaam

7335 dapper, flink en zeer snel

en op kleine vogeltjes fel

het durft meer dingen te bestaan

dan zijn macht mag begaan

en overwint met snelheid

7340 en met zijn dapperheid

vaak ongelijke dingen.

Merk hier op, edele jongeling.

staat je het hart ter deugdheden waart

wees ter deugd, koen en onvervaard,

7345 wel schalks zijn de rijke vrekken

die op de dure tijd mikken

dat is de arme lieden tempeest

dan wanen ze immer te winnen het meest

dan zo maken ze hun vreugde

7350 doch worden ze noch de vijanden tot prooi, God mag je wel van hoge zaken

met zijn macht overwinnaar maken.

Turdus merula, L. (merel) is de merel, de Duitse Amsel, de Engelse blackbird en Franse merle noir.

Het zou oook een mees kunnen zijn. De merel komt een paar kapittels verder voor.

Of Turdus viscovrus, de grote lijster.

Mvscicapa dats .i. uoghel

ende heuet plumen ende ulogel

7355naden laenre arde naer

mar minder es hi wetet voer waer

mere dandie duue oec es

gheuoet ghebecket sijt seker des

also alsmen die swalewe siet

7360ende oec uele mere niet

traghe es hi in sire uloghe

ende sijn ulieghen dat nes niet hoghe

al heuet hem dit nature ontouden

anders heuet soe hem gehouden

7365ende te sire lijfnere ghegheuen

want onder alle voglen die leuen

so nes der scrifturen cont

dat enech heuet so widen mont

na dien te siene dat hi es groot

7370enties heuet hi ulieghen noot

want hi al bi ulieghen leuet

ende gapet wide dar hise heuet

so datter hem in die kele

dicken te samene ulieghen uele

7375ende dies heetmenne muscicapa

dats uliegheuangre in dietsch wel na

83. Muscipia dat is een vogel

en heeft pluimen en vleugel

7355 naar de leeuwerik aardig naar

maar kleiner is hij, weet het voor waar,

groter dan de duif ook is

voeten, bek, zij het zeker dit,

alzo als men de zwaluwen ziet

7360 en ook veel meer niet.

Traag is hij in zijn vlucht

en zijn vliegen dat is niet hoog.

Al heeft hem dit natuur onthouden

anders heeft ze hem zo gehouden

7365 en tot zijn voeding gegeven

want onder alle vogels die leven

zo de schriften vertellen

dat enige hebben zo’n wijde mond

naar zijn vorm dat hij is groot

7370 en die heeft de vliegen nodig

omdat hij geheel van vliegen leeft

en gaapt wijd daar hij ze ziet

zo dat er hem in de keel

veel tezamen vliegen veel

7375 en die heet men muscicapa

dat is vliegenvanger in Diets bijna.

Muscicapa striata, Pallas. (gestreept) Grauwe vliegenvanger, Duitse Grauer Fliegenschnapper, Engelse spotted flycatcher en Franse gobemouche gris.

De vliegenvanger is een kleine en weinig schuwe vogel die zich graag in de tuinen ophoudt en daar nestelt. De grauwe is grauw en wit getekend op de kop, het meeste muiskleurig en van onderen lichter dan boven. Een vrij brede en afgeplatte snavel die omgeven is door een stijve borstel. Zit op een takje en vliegt van daar telkens naar een vlieg, keert dan weer terug naar zijn standplaats.

Merops alse plinius seghet

es .i. uoghel die des pleghet

jn derde te broedene ende in holen

7380sesse uoete diep so dat hi verstolen

sine ionc der onder uoedt

tote dat si sijn te uliegene goet

van plumen es hi en deel grau

ende vpten rug kerende int blau

7385ende uoer die barst een deel root

wit ande wamme ende niet wel groot

84. Merops, zoals Plinius zegt,

is een vogel die dit pleegt

in de aarde te broeden en in holen,

7380 honderd tachtig cm diep zodat hij is verscholen

zijn jongen daar onder voedt

totdat ze zijn in het vliegen goed.

Van pluimen is hij en deel grauw

en op de rug kerend in het blauw

7385 en voor de borst een deel rood

wit aan de buik en niet zeer groot.

Merops apiaster, L. Bijenneter, Duitse Bienenfresser, Engelse bee eater, Franse guepier

Geelwit voorhoofd en kastanjebruine kop wat doorgaat op de bovendelen en op de vleugel gemengd met groen en zwart, gele hals, groene staart met in het midden langere pennen.

Een holenbroeder uit Z. Europa.

Merula dats der merlen name

die soete singhet ende bequame

alse die lentijn comen wille

7390vanden wintre swighet soe stille

experimentator die seghet

dat die merle diemen pleghet

jn gaiolen te oudene stille

dat soe ieghen naturen wille

7395vlesch sullen heten ente bet singhen

ende dit selue sietmen wlbringhen

der lewerken enter calandren

ende oec someghen uoglen andren

al es soe swart gherne soe badet

7400hare plumen streectsoe ende begadet

alse ofte soe wilde wesen wit

maer om niet so doet soe dit

want sonder hare sanc alleene

soe es in hare gnoechte cleene

7405jn ircania es soe wit vonden

dat die moreie es nu bi stonden

die merle ne can niet muten

sonder anden becke buten

pleget soe telken iare dit

7410dat hi werdet van ghelewen wit

85. Merula dat is de merels naam

die zoet zingt en bekwaam

als de lente komen wil,

7390 in de winter zwijgt het stil.

Experimentator die zegt

dat de merel, die men pleegt

in kooien te houden stil,

dat ze tegen natuur wil

7395 vlees zullen eten en beter zingen.

En dit zelfde ziet men wel doen

de leeuwerik en calander

en ook sommige vogels ander.

Al is ze zo zwart, graag ze baadt

7400 haar pluimen strijk ze zo en begaat

alsof ze wilde wezen wit,

maar om niet zo doet ze dit

want uitgezonderd haar zang alleen

zo is in haar genoegen klein.

7405 In Yrcanie is ze wit gevonden

dat is de Morei nu ter stonden,

De merel kan niet ruien

uitgezonderd aan de bek buiten

pleegt zo elk jaar dit

7410 dat hij wordt van geel tot wit.

Turdus merula. Merel of zwarte lijster. Oud-Hoogduits Amusla of Amsala (nu Amsel, Frans amsal en Engels ouse of ouzel) uit Angelsaksisch osle dat uit amsle stamt en dit uit Germaans amuslon en dat van Indogermaans ames. Dat woord kan via een andere kant op het Latijnse merula teruggevoerd worden, via oud-Frans merle kwam Engels merle, midden-Hoogduits heeft merlin en midden-Nederlands merle wat merel werd. Engelse blackbird en Franse merle noir.

Het is een vogel die graag een bad neemt. Kleurveranderingen vanwege de verwisseling met andere lijsterachtigen die hier op doortocht komen.

Monedula es der cauwen name

van swarten plumen bequame

seluer mint soe gelt ende goud

ende dits bider naturen ghewoud

7415nochtan ne weet soe wat hare sal

sonder dat soet decket al

jn steden dart verholen blijft

wel soe den urecken man bescrijft

die swart es van wlen sonden

7420ende sine rikeit tallen stonden

so decket dat hi uerliest der mede

sijn ghemac sine salichede

der werelt ere de minne ons heren

men mach die cauwe spreken leeren

7425wilment pinen ionc bestaen

soe wachtet nauwe der zonnen vpgaen

ende groetse met hare sprake

experimentator seit vremde sake

dat couwen ulesch niet nes goet

7430want het thouet crouwen doet

86. Monedula is de kauw naam

van zwarte pluimen bekwaam.

Zilver bemint, geld en goud

en dit is van de natuur geweld

7415 nochtans nee weet zo wat ze mee zal

uitgezonderd dat ze het bedekt al

in plaatsen waar het verborgen blijft.

Wel zo de vrekkige man beschrijft

die zwart is van vuile zonden

7420 en zijn rijkheid te allen stonden

zo bedekt dat hij verliest daarmee

zijn gemak, zijn zaligheden

de wereld eer, de minne van onze Heer.

Men kan de kauw spreken leren

7425 wil men het pijnen met het jong te doen

zo wacht nauw de zonsopgang

en begroet ze met haar spraak.

Experimentator zegt een vreemde zaak

dat kauwen vlees niet is goed

7430 want het hoofd krabben doet.


Corvus monedula, Vieill. (Corvus: raaf, monedula is Latijn voor kraai) (Colaeus monedula, L.) Kauw, kerkkauw of torenkraai, Duits Dohle, Engels daw of jackdaw, Franse choucas des tours.

Het is een slimme vogel en neemt dingen diefachtig weg en verbergt die op geheime plaatsen. Ze worden al jong uit het nest gehaald om ze te temmen. Die hechten zich spoedig aan hun meester maar hebben toch weer de dief- en moordachtige neigingen van de kraaien.

Mergus es de uogel godeweet

diemen met ons dukerre heet

jn marassche in riuieren

wandelt hi na sire manieren

7435omme dat hi die vissche vaet

langhe hi onder dat water gaet

doch moethi weder in die lucht

ende weder nemen sijn ademtucht

hare ionc sijn so gedaen

7440terst datsi uten doppe gaen

al uerliesen si vader ende moeder

dat si hem sonder behoeder

bedraghen connen ende gheneren

ambrosius scriuet sonder sceren

7445dat alse die dukere te lande vliet

ende hi roepende huter ze tiet

dat sie uoerweten ende uoersien

tempeest die dan sal gheschien

te wintre alsi stille leghet

7450eist dat hi uets te wesene pleghet

om dat hi minst danne ulieghet

het ne si oec iofte die nature lieghet

elc uoghel ulieghet meer int clare

dan in die lucht dicke ende sware

7455voghele namen gaen hute in .m

van .n. comen dandre na hem

87. Mergus is de vogel, God weet

die men bij ons duiker heet.

In moerassen en in rivieren

wandelt hij naar zijn manieren

7435 omdat hij de vissen vangt

en lang hij onder het water gaat

doch moet het weer in de lucht

en weer nemen zijn ademzucht.

Hun jongen zijn zo gedaan

7440 ten eerste als ze uit de dop gaan

al verliezen ze vader en moeder

dat ze zich zonder behoeder

gedragen kunnen en voeden.

Ambrosius schrijft zonder scherts

7445 dat als de duiker te lande vliedt

en hij roepende uit gaat

dat ze voorweten en voorzien

tempeest die dan zal geschieden.

In de winter, als het stil ligt

7450 is het dat hij vet te wezen pleegt

omdat hij het minst dan vliegt

het nee is ook of de natuur liegt

elke vogel vliegt meer in het heldere

dan in de lucht dik en zwaar.

7455 Vogelnamen gaan uit in m,

van n komen de andere na hem.

Met de naam duiker denken we aan Podiceps cristatus, L.de fuut, maar zijn vlees is niet eetbaar en vliegt weinig.

Mergus merganser, L. (Latijn mergus: duiker, anser: gans) is de grote zaagbek, zaageend, rosewaard, korporaal, boterbuik of duikergans, Duitse grosser Sager, Engelse goosander, Franse harle bievre. Alleen, de grote zaagbek broedt in het noorden, soms in N. Duitsland, Deense eilanden en Engeland. Vliegt zeer goed en duikt zeer goed.

Nisus dats die spareware

onder dedele voghele .i. uogel mare

want hi met proien hem ghenert

7460hine pleghet no begart

[ghenen gheselle an sine side

sulke wanen dat es van nide

ende sulke dat hem doet houerde

want hi den seghe alleene begherde]

7465ende ets te gheloeuene dat ic telle

want hi ne wil gheenen gheselle

ebben dan sines selues beiach

gheselscap vliet hi nacht ende dach

nochtan es dit uoer waer gheset

7470dat die spareware vaet sijn musschet

ende dit spreket aristotiles

dat ieghen die nature es

van allen uoghelen ghemeene

die hem met proien groot of cleene

7475gheneren dat hi vaet

gheslachte dat hem bestaet

mar die spareware es van desen

onsculdech deser edeleden

want hi proien up sijn ghenoot

7480scamedi mensce van scanden groot

dat elc uoghel ende elc dier

esset wreet ende onghier

al eist dat bi proien leuet

dattet den sinen urede gheuet

7485mar du entie spareware

hebbet dese edeleit ommare

die wilde sparewe pleghet

an wintertijt als men seghet

dat hi nauonts dat uoghelkin vaet

7490ende onder hem oudet dar hi staet

om te vermane sine voete

des morghens met goeder moete

latijt quite varen ende vri

een scone exemple dinket dit mi

7495ende houesch ende seere goet

ende elc danke datmen hem doet

ende elc sinen wert verdraghe

die edele spareware broet in der haghe

die dorpre die lettel doech

7500hi broedet up die bome hoech

mar elc mensche wese des vroet

so edelre baren so mere hoemoet

88. Nisus, dat is de sperwer,

(a) onder de edele vogels een vogel bekend

omdat hij zich met prooien voedt,

7460 (b) hij pleegt of begeert

geen gezel aan zijn zijde

(Sommige wanen dat is van nijd

en sommige dat hij dat doet uit hovaardigheid omdat hij de zege alleen begeert)

7465 en het is te geloven wat ik vertel

want hij wil geen gezel

hebben dan zijn eigen bejaag

gezelschap vliedt hij nacht en dag.

Nochtans is dit voor waar gezet

7470 dat de sperwer vangt zijn gezel.

En dit spreekt Aristoteles

dat dit tegen de natuur is

van alle vogels algemeen

die prooien groot of klein

7475 voeden met dat ze vangen

dan dat ze hun eigen geslacht slaan,

maar de sperwer is van deze

onschuldig van deze edelheid

want hij prooit op zijn echtgenoot.

7480 Schaam je, mens, van schande groot

dat elke vogel en elk dier

is het wreed of onguur

al is het dat het van prooien leeft

dat het de zijne vrede geeft,

7485 maar u en die sperwer

hebben deze edelheid niet.

De wilde sperwer pleegt

in de wintertijd, zoals men zegt

dat hij ‘s avonds een vogeltje vangt

7490 en onder zich houdt waar hij staat

om te verwarmen zijn voeten

‘s morgens met goede moed

laat hij het gaan varen en vrij.

Een mooi voorbeeld denk ik

7495 en hoffelijk en zeer goed

en elk bedankt dat men hem zo doet

en elk zijn waard verdraagt.

(e)De edele sperwer broedt in de hagen

de dorpse die weinig deugt

7500 hij broedt op de bomen hoog.

Maar elk mens wees er dus bekend

Hoe edeler gebroed, hoe meer ootmoed.

Accipiter: scherpvleugelen A. nisus, L. (aanstormen, Koning Nisos is volgens de sage in een sperwer veranderd) Sperwer,of vinkensperwer. Hij volgt de trek van de vinken zodat hij te vinden is in de beukenwouden. Maar hij lust ook duiven, tortels, muizen en insecten. Duitse Sperber, Engels sparrow hawk of sparhawk, dus eet ook sparrows of mussen, Franse epervier d'europa. Musket is het mannetje die kleiner is dan het vrouwtje.

De sperwers munten uit door hun vermetelheid en behendigheid bij het uitoefenen van het roversbedrijf. Ze behoren tot de meest begaafde leden van deze familie. Hij stoot graag van een boomtak schuin naar beneden in een troep mussen en ziet dan geen gevaar. Alle vogels die kleiner dan een patrijs zijn hebben van zijn aanvallen te lijden en kleine zoogdieren worden evenmin gespaard. Ze zijn van dezelfde kleur maar het vrouwtje is een 10cm groter

(a) Vooral het wijfje werd afgericht voor de vlucht op kwartels en andere kleine vogels.

(b) ‘Het is een roofvogel die geen gezel aan zijn zijde duldt. Uit afgunst, zeggen sommigen, maar anderen beweren dat het voorkomt uit hoogmoed, omdat de sperwer de eer van iedere overwinning voor zichzelf wil opeisen’.

(c ) De wilde sperwer vangt in de winter iedere avond een vogeltje en houdt dat ‘s nachts in zijn klauwen om zijn poten warm te houden, ‘s Ochtends laat ze het vriendelijk weer vliegen. Een behartigenswaardig verhaal, ‘wees altijd dankbaar en schik u naar uw gastheer’.

(e) De edelste soort sperwer nestelt in struiken, de gewone sperwer die weinig waard is, broedt in hoge bomen. Onthoud deze wijze les: hoe edeler gebroed, hoe meer ootmoed.

Nocticorax mach in latijn

jn dietsch .i. nachtrauen sijn

7505ende es ene maniere van hulen

diemen hort bi nachte dulen

ende dinke mi an mijn verstaen

dat mach sijn .i. hoerhaen

een bosch uogel al hut ende huut

7510ende es gheuedert naden scuwt

nachts ulieght hi in uelden in husen

ende leuet bi proien van musen

dar toe mint hi des menschen drec

crum heuet hi clawen ende bec

7515daghes sietmenne selden iof niet

want hi die clare sonne vliet

89. Nocticorax mag in Latijn

en in Diets een nachtraaf zijn.

7505 En is een soort van uil

die men hoort bij nacht dwalen

en denk ik te verstaan

dat mag zijn een auerhaan.

Een bosvogel geheel door en door

7510 en is geveerd naar de schavuit. (Bubo)

‘s Nachts vliegt hij in velden en in huizen

en leeft van prooien van muizen

daar toe bemint hij de mensendrek.

Krom heeft hij klauwen en bek

7515 op de dag ziet men het zelden of niet

omdat hij de heldere zon vliedt.

Nycticorax nycticorax, L. (Grieks nyx: nacht, corax: raaf, nachtraaf) Kwak, nachtraaf of nachtreiger, Duitse Nachtreiher, Engelse black crowned night heron en Franse heron bihorau.

Een reigersoort van zestig cm hoog. een wit voorhoofd met zwarte kop met een paar lange witte sprieten, de rest is zwart met een wat witte onderkant. Die is overdag rustig en wordt met de schemering actief. Dan laat hij zijn ‘kwak,’ horen, hees en rauw. Als nachtdier vliegt het onhoorbaar als een uil.

Het is een nachtvogel, een nachtegaal, een soort uil of de nachtzwaluw. Er zijn er die beweren dat het een dier is en geen vogel. Het is een geit met paardenpoten en een bek zo groot als een half openstaande brake, waarmee de hennep gebraakt of gebroken wordt. Anderen verzekeren dat het een gems is met vleugels. Men schrijft het geluid toe aan een klein paardje, de ronnekemere, onder Winterswijk denkt men aan de Berndekesjacht. De moeder verhaalt haar kind van de boze bisschop, Berendje van Geulen. Slechts aan weinigen is het gegund hem te zien. Ook in het noorden is hij bekend. In west Europa werd het beschouwd als een vogel van duisterheid wiens treurende gekraai een teken van kwaad was. Het is een alpdamon die in de vorm van een nachtvogel de nachtschade brengt en de dood aankondigt. ‘s Nachts komt de nachtkraai met zijn hatelijk geluid en verkondigt de dood van de mens. Hij heeft een menselijke stem.

In Shakespeare Much Ado About Nothing II iii 84, verwijst Benedick snijdend naar Balthasars gezang: ‘pray God his bad voice bode no mischief. I had as lief have heard the night-raven, come what plague could have come after is’ ‘als het een hond geweest was, die zo gehuild zou hebben, dan zouden zij hem opgehangen hebben en ik bid God, dat zijn schorre stem geen onheil aankondig! Ik had even lief de nachtraaf horen krassen, welk ongeluk daar ook op gevolgd ware.’ Vondel, Koning Davids Harpzangen, CI;

‘Geleek in een woestijn

De pelikaan heel stuur

Of de nachtrave in de muur’.

Nepa dinct mi die sneppe wesen

die so clar hord als wijd lesen

alst in scripturen es gheset

7520dat soe hare oren ande erde trect

ende hort arde wel der bi

of enech worm in derde sj

dan steket sinen bec dies lanc

jn derde ende aeltse vte an haren danc

7525daghes eist in die aghe bedect

mar ieghen auont het vte trect

ende in die morghenstont al vro

hier bi werden si gheuanghen soe

vlesch vander sneppen es ghesont

7530want het werdet uerduwet in curter stont

vander .N. hendic die wort

ende vander .o. scriuic v vort

90. Nepa, denk ik de snip te wezen.

die zo scherp hoort, zoals wij het lezen,

zoals het in schriften is gezet

7520 (a) dat ze haar oor op de aarde legt

en hoort erg goed daarbij

of er enige wormen in de aarde zijn

dan steekt het zijn bek, die is lang

in de aarde en haalt ze er uit tegen hun dank.

7525 Op de dag is het in de hagen bedekt

maar tegen de avond er op uittrekt

en in de morgenstond al vroeg

hierbij worden ze gevangen zo.

Vlees van de snip is gezond

7530 want het wordt verteerd in korte tijd.

Van de n eindig ik het woord,

en van de o schrijf ik u voort.

Gallinago gallinago, L.. Latijn gallina: hen. Snip naar zijn snebbe, de spitse snavel, Engelse snipe, Duitse Habergeisz of Bekassine en de becassine van de Fransen.

(a) Ze leven van wormen die ze door eigenaardig trippelen van de pootjes omhoog laat komen in de drassige grond.

De houtsnippen worden in november en december gejaagd. Dan hoort men de jager roepen ‘Tiro, houtsnip’ Tiro komt van het van Fran tire haut: ‘Leg hoog aan’

Shakespeare, Hamlet; v, 2, (Why, as a woodcock to mine own springe), Als een snip in mijn eigen strik gevangen’. Vondel in zijn ‘bijschriften op de twalef maanden’, schrijft bij januari:

‘Wien ‘t lust, dat die ten ijs met sleeën om snippen vaar

‘T Is best dat grootvaar thuis den dis en haard bewaar.’

Onocrotallus es bekent

een uogel van orient

7535ende es verboden in doude wet

so dattene gheen iode ne het

enen starken bec heueti ende langhen

dar hi mede can vissce vanghen

ende roepet lude naden butore

7540also datmen verre hore

enen crop heuet hi alse .i. sac

dar mede doet hi sijn ghemac

want dar in gadert hi te sire noot

van visscen sinen crop so groot

7545nochtan dat hem die buec es wl

ende dan nes hi niet so dul

alsem de buec idel es

die vissce des sijt gewes

hute sinen croppe hine werptse vt dan

7550ende wllet sinen buec deran

om dese onsuuerheit wanemen te bet

dattene verboet doude wet

91. Onocrotallus is bekend,

een vogel van de Oriënt,

7535 en is verboden in de oude wet

zo dat geen Jood het eet.

Een sterke bek heeft het en lang

waar hij mee kan vissen vangen

en roept luid naar de Butorius

7540 alzo dat men het ver hoort.

Een krop heeft hij als een zak

waarmee doet hij zijn gemak

want daar in verzamelt hij voor zijn nood

vissen, zijn krop is zo groot,

7545 nochtans als bij hem de buik is vol

dan is hij niet zo dol

als bij hem de buik leeg is

de vissen, dit is gewis

uit zijn krop werpt hij ze dan

7550 en vult zijn buik daarmee.

Om deze onzuiverheid, waande men het te zijn, dat het verbood de oude wet.

Pelecanus onocrotalus, L. heeft deze naam gekregen omdat hij zijn hoofd in het water steekt en dan een geluid als een ezel maakt. Het is een schreeuwer wat uit zijn bijnaam Onokrotalos blijkt: ‘die lawaai maakt als een ezel’, onos; ezel, krotalon, ratelaar.

Roze pelikaan, zie 94, pelikaan.

Hun totebel snavel is uitstekend geschikt voor het vangen en vasthouden van de buit. De bovensnavel is plat en de ondersnavel draagt een zak die tot grote afmetingen kan worden uitgerekt. De keelzak kan wel twintig en meer pinten water opnemen. Hun slokdarm is zo wijd dat je met de hand vissen uit de maag kan halen. Sanctius schrijft dat er een geweest is waarin men een jonge Moor vond. De zak wordt gebruikt als schepnet bij de visvangst en niet voor opslag. Vanwege de ligplaatsen zijn het meestal natte en vochtige nesten die door het neertrappen van riet en biezen op lompe wijze vervaardigd zijn. De hele omtrek is bedekt met hun vloeibare witte uitwerpselen en dat en de talrijke vissen, die bij het voederen verloren gingen, verspreiden in dit jaargetijde een walging wekkende verpestende stank. Een onrein dier, zie Leviticus 11.

Osma es .i. uogel wit

groot alse de swane die gherne sit

7555bi watre dar vissce sijn vele

neffenst den alse an sine kele

hanghet hem .i. sac wijt ende groot

die hem nature gheuet ter noot

om vele vissche derin tontfane

7560ende sine nature derbi te ghestane

want hem vele hetens bedarf

ende menne vintse nieweren menechwarf

dan in groten waterlande

want clene water ebben si thanden

7565van visschen ghemaket al bloet

den buc hebben si lanc ende groot

92. Osma is een vogel wit

groot als de zwaan. Die graag zit

7555 bij water waar vissen zijn veel

naast de hals en aan zijn keel

hangt hem een zak, wijd en groot

die hem natuur geeft ter nood

om vele vissen daarin te ontvangen

7560 en zijn natuur daarbij te staan

omdat hij veel eten nodig heeft.

En men vindt ze nergens zo menigvuldig

Dan in de grote waterlanden

want kleine waters hebben ze gelijk

7565 van vissen gemaakt al leeg.

De bek hebben ze lang en groot.

Zie 94 en 91

Oriolus es een uogel ghenoemt

van den sanghe die van hem comet

ende es van plumen openbare

7570scone ofti goudijn ware

jn bomen broedet hi ende singhet

also alse sine wlbringhet

jc wanet menet die wedewale

al es oriolus iplumet wale

7575sijn drec heuet so sware lucht

dat hijt selue so seere urucht

dat hi seere scuwet sijn smelt

want begatene die ghewelt

vanden stanke hi es so groot

7580hi maghere lichte af bliuen doot

verheft v niet steruelike keitiue

vp die sconeit van ven liue

wildt v seluen wel bekinnen

ghi vindet in huer erten binnen

7585ghenoech des ghi v moget scamen

alle sijn wi arde te samen

jn .o. ne vandicker nemme

nu hort vort vander .p.

93. Oriolus is een vogel, genoemd

naar het gezang dat van hem komt.

En is van pluimen openbaar

7570 mooi of het van goud was

in bomen broedt hij en zingt

alzo als het zijn naam uitbrengt

ik waan het bedoelt de wielewaal.

Al is Oriolus gepluimd wel

757 zijn drek heeft zo’n zware lucht

dat hij het zelf zo zeer vreest

dat hij zeer schuwt zijn geur

want begaat hem dat geweld

van de stank, die is zo groot

7580 hij mag er licht van blijven dood.

Verhef u niet, sterfelijke ellendige

op de schoonheid van uw lijf

wil u zelf wel bekennen

gij vindt in uw hart van binnen

7585 genoeg waar gij u voor mag schamen

alle zijn we van aarde (stof) tezamen.

In o vond ik er nimmer,

nu hoort voorts van de p.

Oriolus oriolus, L: Latijn aureolus: goud, ook klanknabootsend. Wielewaal, midden-Hoogduits Witewal, midden-Hoogduits en midden-Nederlands Wedewale, midden-Engels wudewale wat woodwale werd. Dit woord stamt van Germaans widu of wuduwalon waarbij wude hout betekent, de tweede naam is een vogelnaam die in Engels hickwall: groene specht, terugkeert. De oude naam is teruggebracht tot Duitse Pirol dat in midden-Hoogduits Piro was. Met zijn vele bijnamen Pirolf, Berolft, Hiltrof, Tyrolt, Gerolf, Wyrok en dergelijke werd de fluitende paringsgroet van de vogel nagebootst. Als je zijn paringsroep fluit komt de vogel eraan.

(a) Wielewaal, een schoonheid van helder goudgeel en zwartbont. Een van de fraaiste vogels ter wereld. Het mannetje schittert als fel goud waarbij het zwart van de staart en wieken heerlijk afsteekt.

(b) Hun nest hangt tussen twee takken van bomen of in een wig en zweeft dus in de lucht om voor vijanden verschoond te blijven. Het is een soort van muts of zak uit stro, mos en haar samengesteld. Ze zouden de uitwerpselen er niet uit gooien zodat er een grote stank van komt ‘Ee wielewaal heeft mooie veren, maar zijn uitwerpselen verspreiden zo’n walgelijke stank, dat hij er zelf voor terugdeinst. Ja, de stank ervan is z groot, dat hij eraan dood kan gaan als dat hem bereikt. Verhef u niet op de schoonheid van uw lichaam, ellendige sterveling. Als u de hand in eigen boezem wilt steken, vindt u voldoende om u voor te schamen. Wij zijn allen stof’.

Pellicanus spreket agustijn

7590ende isidorus de meester fijn

dat .i. grau uoghel sij

jn egipten wandelti

vp nilus die grote riuiere

pellicanus euet .i. maniere

7595dat hi sine ionghe minnet

mar alsise so pijnlic kinnet

want si ghier sijn an hare aes

so dootse die arem duaes

drie daghe beweent hise onblide

7600dan ontdoeti sijn selues side

ende met sinen bloede roet

so verwectise van der doet

oec es mede van hem bekent

als enich gheuenijnt serpent

7605sinen ionghen nemen tleuen

dat hijd hem mach wedergheuen

want tusschen hem ende dat serpent

es altoes onurede bekent

ende dats om dat pellicane

7610serpente hem pinen te uerslane

expumentator die scriuet

dat die pellicaen cranc bliue

na dat bloeden dat hi bloet

vp sijn dus vercorne broet

7615so dat hi in ghere wise

vlieghen mach om sine spise

so moeten sine jonghe dan

dor die noot die hem gaet an

soeken hare tweier beiach

7620sulc es traghe vpten dach

dat van quader herten bliuet

jn dat nest doot ende ontliuet

sulc ulieghet hute ende uoet hem seluen

ende beueelt sine oude den eluen

7625ende sulke sijn oec houes ende vroet

ende ghedinken om dat goet

dat hem moeder ende vader dede

ende hem ende hemseluen mede

alse dan die moeder oftie vader

7630werden des gheware algader

ende vander cranceit sijn ghenesen

die hem houesch ebben ghewesen

die houti ende uoetse warde

ende dandre iaghet hi sire uarde

7635twerande sijn pellicane

deene sijn in foreeste ic wane

dats die serpente vertert

ende dierem bi ghenert

ende dits gheen recht pellicaen

7640want hem .i. darem es gegaen

vanden gheswelghe toten huteganghe

dus ne mach hem gheene spise langhe

jn sinen lachame gheduren

ende bliuet magher bi naturen

7645der ouder filosofen boec

die van wondre doet ondersoec

seghet dat in licia gheschiet

wonder datmen bescreuen siet

elxs iars comen daer tere stede

7650bitende uogle ende andre mede

jn ene maent vp ene riuiere

dar uechten si in felre maniere

dat dar menech werdet ghewont

ende ontplumet ter seluer stont

7655vanden plumen makemen dar na

bedden dan in licia

ende men seghe dat de pellicane

pleghen desen strijt te bestane

elc mensce pinem te verstane

7660de nature vanden pellicane

die sine ionghe slaet to doot

om hare dorper gulseit groot

ende dan verwecket met sinen bloede

dit can wel doen got de goede

7665adaem onse vader die langhe doet

adde ghesijn ende inde grote noet

ontier ende dats dien here verdochte

die ons met sinen bloede cochte

ende ons lijf dede derbj ontfaen

7670dit was die vraye pellicaen

wi sijn die nu ontfarmen

jhesus lede ende carmen

jn arderike van armoeden

jn sine lede machmen voeden

7675gode als enen uercrancten man

dien dor ons sijn bloet ontran

nv vintmen traghe dorpers kinder

die hem seluen mer no minder

voeden ne conen noch gode mede

7680ne danken van sire oueschede

dese bedaruen in de neste

dit sijn de Joden die int leste

om dat si traghelike ghelouen

jn die elle sullen bliuen bescrouen

7685oec sijn dar ionc dier up vlieghen

ende vader ende moeder bedrieghen

ende hem seluen allene asen

dat sijn de ghene die verduasen

ende gode laten ende anebeden

7690afgode met groter dulheden

mar die goede kinderkine

bepensen die dogt ende die pine

die ihesus xpristus om ons ydogde

dar hi andie cruce droghede

7695ende ons met sinen bloede ynas

ende danken sinen leden das

den armen van emelrike

die si uoeden hoemoedelike

wel hem dies sijn bedacht

7700want alsi comet in sine macht

hi saels hem danken inden trone

ende uoeden met eweliken lone

enten dorpre metten traghe

sal hi in der hellen iaghen

94. Pellicanus, spreekt Augustinus

7590 en Isidorus, die meester fijn.

dat het een grauwe vogel is.

In Egypte wandelt het

op de Nijl, die grote rivier.

(a) Pelikaan heeft een manier

7595 dat hij zijn jongen bemint

maar als hij ze pijnlijk kent

omdat ze zo gierig zijn om hun aas

dan doodt ze hen die arme dwaas.

Drie dagen beweent hij ze droevig

7600 dan opent het zijn eigen zijde

en met zijn bloed rood

dan verwekt hij ze uit de dood.

Ook is mede van hem bekend

als enig venijnig serpent

7605 zijn jongen nemen het leven

dat hij het hun mag weergeven

want tussen hem en het serpent

is altijd strijd bekend

en dat is omdat de pelikaan

7610 serpenten denken hem te verslaan.

Experimentator die schrijft

dat de pelikaan zwak blijft

na dat bloeden, dat hij bloedt

op zijn dus uitverkoren broed

7615 zodat hij in geen wijze

vliegen mag om zijn spijs

dan moeten zijn jongen dan

vanwege de nood die hen gaat aan

zoeken hun allen bejag.

7620 Er zijn er die traag zijn op de dag

dat het van een kwaad hart er blijft

in dat nest dood en ontlijft.

Er zijn er die vliegen uit en voeden zichzelf

en beveelt zijn ouders het elfsgedrocht.

7625 En er zijn die ook hoffelijk zijn en goed

en denken om dat goede

dat hen moeder en vader deden

en voeden hen en zichzelf mede.

Als dan de moeder of die vader

7630 worden dat gewaar allemaal

en van de zwakte zijn genezen

die hen hoffelijk zijn geweest

die houden ze en voeden ze waardig

en de andere jagen ze uit hun gezicht.

7635 (b) Twee soorten zijn er van pelikanen

de ene leeft in het bos, als ik waan,

dat is die serpenten verteert

en die er zich mee voedt

en dit is geen echte pelikaan

7640 want hem is een darm uitgegaan

van het zwelgen tot de uitgang

dus mag geen spijs lang

in zijn lichaam blijven

en blijft mager bij naturen.

7645 Het oude filosofen boek

die van wonderen doet onderzoek

zegt dat in Licie geschiedt

een wonder, dat men beschreven ziet.

Elk jaar komen daar ter plaatse

7650 bijtende vogels en andere mede

in een maand op een rivier

daar vechten ze in felle manieren

zodat daar menige wordt gewond

en ontpluimt gelijker tijd

7655 van de pluimen maakt men daarna

bedden dan in Licie.

En men zegt dat de pelikaan

plegen deze strijd te bestaan.

Elk mens pijnigt zich te verstaan

7660 de natuur van de pelikaan

die zijn jongen slaat dood

om hun dorpse gulzigheid groot

en ze dan opwekt met zijn bloed

dit kan wel doen God, de goede

7665 Adam onze vader, die al lang dood

was geweest en in grote nood

tot hier dat de Heer hem bevrijde

die ons met zijn bloed kocht

en ons lijf deed daarbij ontvangen,

7670 dit was die fraaie pelikaan.

Wie zijn ze, die zich nu ontfermen

In Jezus lijden en kermen

in het aardrijk van armoede

in zijn leden mag men voeden.

7675 God als een verzwakte man

die voor ons zijn bloed liet gaan.

Nu vindt men trage dorpse kinderen

die zichzelf min of meer

niet voeden kunnen, nog God mede

7680 nee, bedanken van zijn hoffelijkheid

deze sterven in het nest,

dit zijn de Joden die tenslotte

omdat ze traag geloven

in de hel zullen blijven schreien.

7685 Ook zijn daar jongen, die uit vliegen

en vader en moeder bedriegen

en zelf alleen eten,

dat zijn de heidenen die verdwazen

en God verlaten en aanbidden

7690 afgoden met grote dolheden.

Maar de goede kinderen

denken om de deugd en de pijn

die Jezus Christus om ons gedoogde

waar hij aan het kruis droogde

7695 en ons met zijn bloed genas

en bedanken zijn leden dat

de armen van het hemelrijk

die ze voeden ootmoedig

wel hem die daar op zijn bedacht

7700 want als hij komt in zijn macht

hij zal hen bedanken in de troon

en voeden met het eeuwig loon

en de dorpse met de trage

zal hij in de hel jagen.

Pelecanus onocrotalus, L, Pelikaan, midden-Nederlands pellicaen, Duitse Rosapelikan, Engels white pelican en Franse pelican blanc dat uit Latijn pelicanus en dat uit Grieks pelekan stamt, van pelekas: boomspecht, vergelijk Sanskriet parasus: aks of bijl. Het is een Oosters leenwoord, vergelijk het Babylonisch-Assyrisch pilaqqu: aks of bijl. In Hebreeuws wordt ze qaաth genoemd, de vertaling zou ‘vergeven’ zijn, vanwege het feit dat de ouden de jongen met verteerd voedsel voeden, wat ze uit de bek halen.

(a) ‘Ee serpenten haten deze vogel door instinct. Want als de moeder om voedsel gaat dan klimmen ze op een boom en steken en infecteren de jongen. Als de moeder weer terugkomt maakt ze zich drie dagen zorgen om de jongen. Dan slaat ze zich op de borst zodat er bloed uitspuit en brengt dit hete bloed op haar kinderen, door de kracht van dit bloed komen de dode kinderen weer tot leven. Door de grote bloeding wordt de moeder duizelig, de jongen gaan dan uit het nest om voor zichzelf voedsel te zoeken. Sommige van hen verzorgen hun duizelige moeder met voedsel en sommige zijn onvriendelijk en denken niet aan hun moeder. Maar de moeder houdt dit in de gaten en als ze weer op sterkte is voedt en liefkoost ze de jongen die haar in haar nood bijstonden en duwt de anderen als onwaardig weg die niet meer bij hen mogen wonen’.

Sinds oude tijden is ze het symbool van opofferende moederliefde, sinds de middeleeuwen ook de offerdood en lijden van Christus omdat men zegt dat het dier zijn borst verwondt en zijn kinderen voedt met zijn bloed. ‘Wie bekommert zich tegenwoordig om zijn medechristenen, de leden van Christus lichaam, die in armoede verkwijnen? In hen kan men Jezus zien die voor ons Zijn bloed vergoot, en hen voedt zoals men een zieke zou voeden. Maar er zijn ook luie, slechte kinderen, die zichzelf niet kunnen voeden, en God niet dankbaar zijn voor Zijn offer, zij sterven in het nest. Dit zijn de Joden die uiteindelijk voor eeuwig naar de hel worden verbannen omdat ze traag van geloof zijn en blijven wachten op de Verlosser. Er zijn ook jongen die uitvliegen, maar zich niet om hun vader en moeder bekommeren en alleen zichzelf te goed doen. Dit zijn redeloze heidenen, die zich van God afkeren en in hun verdwaasdheid afgoden aanbidden. De goede kinderen gedenken het lijden en de dood van Jezus Christus, Die aan het kruis kwijnde van dorst en ons behield door het vergieten van Zijn bloed. Zij danken Hem door Zijn leden, de armen van deze wereld, genadig te voeden. Zalig zijn zij die hieraan denken want als Hij weerkomt in Zijn volle glorie zal Hij in de hemel Zijn dankbaarheid tonen en hen voeden met Zijn eeuwige loon. Maar de luiaards en de zondaars en degenen die traag van geloof zijn zal Hij in de hel storten’ .

Dit symbool komt niet van de klassieke schrijvers. Maar het schijnt zich ontwikkeld te hebben tijdens de eerste drie Christelijke eeuwen door commentators op de Septuagint. Er zijn verschillende versies.

1, Een verhaal gaat rond dat de jongen gedood werden door de moeder (of door een serpent) die na drie dagen van berouw (of de manlijke vogel die na drie dagen terugkeert) hen weer tot leven wekt door zichzelf te verwonden met de bek en hen met bloed te besprenkelen. De Septuagint verwijst naar de pelikaan in Psalm 102; 7 en Jes. 34; 11 maar geeft geen materiaal voor voorgaand verhaal.

Of het verhaal is van een Egyptische versie en verwijst naar een andere vogel. Het eerste idee lijkt in de Physiologus aanwezig te zijn. ‘de slang blaast zijn gif in het nest en doodt de jongen. De moeder die terugkomt ziet de jongen dood en vliegt op naar een wolk. Ze strijkt zichzelf in haar zijde met de vleugels tot het bloed eruit stroomt en laat de druppels door de wolken vallen op de jongen, die weer tot leven komen’ Soms wordt verhaald dat de moeder zich zo doodt, maar meestal dat ze duizelig wordt en dan door haar jongen gevoed wordt. Als ze sterk genoeg zijn gooit ze die eruit die haar niet geholpen hebben.

2, Anderen dat de moeder de jongen door liefde knuffelt en ze zo doodt.

3, Of dat de jongen als ze ouder worden hun ouders in het gezicht slaan, die worden boos en doden de jongen.

Alle verwijzingen van de pelikaan tot in de zestiende eeuw verwijzen naar het opwekken in het leven door de bloeddruppels van de ouden.

Andere mogelijkheid. ‘Dat de pelikaan in plaats van zijn nest in het geboomte en op de hoogte maakt het op de vlakke grond maakt. Dat hebben de mensen zo ook gezien en bij het nest droge koemest steken waaronder zij vuur leggen. Wanneer nu de pelikaan de rook verneemt tracht hij door het slaan met de vlerken het vuur te doven wat integendeel hierdoor sterker aangewakkerd wordt en daardoor zijn vlerken verbrand en in het vuur valt zodat gij voor de vogelaars een prooi wordt.’

(b) is wel de Ibis, zie 61.

(c ) ‘Jaarlijks vechten ze in Lycië (gebied in Klein-Azië) omtrent de rivier Xanthus met raven, kraaien en andere vleeseters. Als zij de overwinning behalen beloven ze de inwoners overvloed van allerlei vruchten maar als ze overwonnen worden, de vruchtbaarheid van schapen, runderen en andere viervoetige dieren. Van de veren die in het rond stuiven maken de Lyciers bedden’

Mulder; Het legendarische levenwekkende bloed van de pelikaan zou zijn bestaan kunnen ontlenen aan de gewoonte van deze vogels om hun jongen te voeden met (bloederige) vissen uit hun keelzak. Een andere verklaring is gezocht in de rode kropvlek en de keelzak die in de broedtijd bij de kroeskoppelikaan zichtbaar worden en die eruitzien als een wond.

Lycië - gebied in Klein-Azië.

In de allegorische identificatie van de pelikaan met Christus weerklinkt Psalm 102:7: ‘Ik ben gelijk aan een pelikaan in de woestijn’

Zo heeft de goede God ook met onze stamvader Adam gehandeld - na Zijn dood en voor de Opstanding zou Christus een bezoek aan de hel gebracht hebben, waarbij Hij uit het voorgeborchte de aartsvaders bevrijdde en andere deugdzame zielen uit het Oude Verbond die daar Zijn komst afwachtten om met Hem ten hemel te varen.

De leden van Christus lichaam - de door Christus op aarde achtergelaten arme medebroeders, de armen en behoeftigen. Zie I Cor. 6:15: ‘weet gij niet, dat uw lichamen leden van Christus zijn?’ Zie ook I Cor. 12:12-31 en Matt. 25:40: ‘In zoverre gij dit aan een van mijn minste broeders hebt gedaan, hebt ge dit mij gedaan’.

7705Porfirio alse die lettre seghet

heuet des gheen uoghel pleghet

want enen voet euet hi als de haren

den anderen als de gans te waren

desen hete wi den buc haren

7710hi can oghe in de lucht varen

ende merket nouwe in sijn clemen

waer de uissche int water swemmen

dan sciet hi neder met uluchte groot

ende grijpt den visch in sinen poet

7715die ghemaket es na sarens voet

metten andren hi dat doet

also dathi mach vp risen

ende ulieget wech met sire spise

men vintse groot enten maten cleene

7720vele inde werelt ghemeene

95. 7705 Porphiro, zoals de brief zegt.

heeft wat geen vogel pleegt

want een voet heeft het als de arend

de andere als de gans te zijn.

Deze noemen wij de bokarend. (broek)

7710 Hij kan hoog in de lucht varen

en merkt goed in zijn klimmen

waar de vissen in het water zwemmen

dan schiet hij neder met vlucht groot

en grijpt de vis in zijn poot

7715 die gemaakt is naar de arends voet

met de andere hij dat doet

alzo dat hij mag op rijzen

en vliegt weg met zijn spijs.

Men vindt ze groot en de maat klein

7720 veel in de wereld algemeen.

Haliaeetus albicilla, L.zie 74.

‘Een adelaar, die een prooi op het water slaat, heeft een poot gesloten en dicht en zwemt daarmee. De andere poot is een gespleten voet vol met scherpe klauwen waarmee ze de prooi slaat.’ Mogelijk omdat de adelaar, die een prooi op het water slaat, een poot gesloten heeft waarmee ze dan zou zwemmen. De andere poot is een gespleten voet vol met scherpe klauwen waarmee ze de prooi slaat.

Pauo es in dietsch de pau

die es van vedren root ende blau

entie sconste es diemen kent

ghehouet es hi als serpent

7725elc man kennet wel sine ghedane

des keric mi te min dar ane

maer .i. meister spreket dese sake

pau es ihouet als de drake

sijn luud es oft de duuel ware

7730sijn ganc stille inde ghebare

als die dief sine plumen mede

recht na des emels sconede

sijn luud veriaghet war si sijn

alle beesten die draghen venijn

7735noch hare gheen ne bliuet lanc

dar si horen sinen sanc

augustijn segt openbare

dat paus vleesch binnen .j. jare

none stinket no rot

7740die pau es .i. ouerdich sot

siemen om sine sconeit an

hi ondoet sinen start dan

jeghen de sonne dat men bedien

sine sconeit mach ysien

7745mar alsi sinen voet siet

velti den start dan ende vliet

xxv. jaer mach hi leuen

jn houden bouken vintmen bescreuen

dat den ouden wast int houet

7750een precios steen dies ylouet

die pau werpet als die loure vallen

sine stert vedren met allen

ende latj hem node kinnen

tote dat si hem weder wasse beghinnen

7755alsi ontwake wert bj nachte

so roepti lude ende onsochte

want hi euet var ende toren

dat sine sconeit es verloren

eier legghensi eens te jare

7760ende die pawinne pinet hare

dat soese den pau onstect

want vint hise dat hise breect

sine jonc willi verslaen

tote dien dat hem de coppe siet vte gaen

7765bonen niet te sere ghebraden

doet die pau gherne ghegaden

als die pau clemmet oghe

dat meent rein al waest terst droghe

witte pawe vindmen mede

7770ende wilde pawe in somegher stede

mar niet van vedren so fijn

als die huus pawe sijn

96. Pavo is in Diets de pauw,

(a) die is van veren rood en blauw

en de mooist die men kent.

Gehoofd is hij als een serpent.

7725 (b) Elke man kent wel zijn gedaante

dus vertel ik daar weinig van.

Maar een meester spreekt deze zaak,

de pauw heeft een hoofd als een draak

zijn geluid is of het de duivel was,

7730 zijn gang stil in die gebaren

als de dief, zijn pluimen mede

recht naar de hemelse schoonheden.

Zijn geluid verjaagt, waar ze zijn

alle beesten die dragen venijn

7735 en geen van hen blijft lang

waar ze horen zijn zang.

Augustinus zegt openbaar

dat pauwen vlees binnen een jaar

niet stinkt of verrot.

7740 (d) De pauw is een hovaardige zot

ziet men het om zijn schoonheid aan

hij opent zijn staart dan

tegen de zon dat men daarom

zijn schoonheid mag zien,

7745 maar als hij zijn voeten ziet

velt hij de staart neer en vliedt.

Vijf en twintig jaar mag hij leven.

In oude boeken vindt men beschreven

dat bij ouderdom groeit in het hoofd

7750 een kostbare steen, dus geloof het.

De pauw werpt als de bladeren vallen

zijn staartveren met z’ allen

en laat zich nauwelijks kennen

totdat ze weer groeien beginnen

7755 als hij ontwaakt wordt bij nacht

dan roept hij luid en hard

want hij heeft gevaar en is vertoornd

dat zijn schoonheid is verloren

(e) Eieren leggen ze eens in het jaar

7760 en de pauwin denkt bij zichzelf

dat ze die voor de pauw verbergt

want vindt hij ze, dat hij ze breekt.

Zijn jongen wil hij verslaan

totdat ze uit de kop ziet uitgaan.

7765 Bonen niet te zeer gebraden

doet de pauw graag pakken.

As de pauw klimt hoog

dat betekent regen, al was het eerst droog.

(f) Witte pauwen vindt men mede

7770 en wilde pauwen in sommige plaatsen

maar niet van veren zo fijn

als de huispauwen zijn.

Pavo cristatus: gekamd. Pauw, midden-Nederlands pau, oud-Hoogduits Pfawo (nu Pfau) oud-Engels pawa en pea, (Frans paon) wat uit Latijn pavo of pavonis stamt en dit uit Grieks en dat uit een vreemde taal, waar het toghai heet. In Hebreeuws heet het dier tukkijim dat van Sanskriet cikhi stamt. Een vermenging met haan en vogel vertoont noord-Duits Pawenhan en midden-Engels pecock zodat het nu peacock is.

(a) Shakespeare i King Henry VI, iii, 3,6;

‘And like a peacock sweep along his tail’, ‘En pronkt, een pauw gelijk, vrij met zijn staart

Weլl pull his plumes and take away his train’ Wij plukken hem en knotten zijn pronk.’

(b) ‘Ee pauw heeft een stem als een vijand, het hoofd van een serpent en gezicht van een dief. Hij verrast met zijn stem de ongenode gasten die in zijn tuin komen, is een goede schatbewaarder. Met zijn stem verschrikt hij serpenten en verdrijft alle giftige dieren zodat die niet zullen blijven waar zijn geluid wordt gehoord’

(c ) Zijn vlees is zo hard dat het moeilijk rot en met koken hard blijft. Galenus vermeldt dat ze moeilijk te verteren zijn. Augustijn beweert dat pauwenvlees niet verrot, maar wel een jaar lang goed blijft. Vanwege het idee dat pauwenvlees niet vergaat kwam het gebruik van de pauw als symbool van onsterfelijkheid.

(d) ‘Ee pauw heeft vuile en gerimpelde voeten. Hij is verwonderd over het opstijgen en de prachtheid van zijn veren en steekt ze op als een cirkel boven zijn hoofd dan kijkt hij naar zijn voeten en ziet hun vuiligheid en alsof hij beschaamd is laat hij zijn veren plotseling vallen en schenkt geen aandacht meer aan die pracht’ In de Physiologus staat dan ook: ‘Hij ziet zijn voeten en schreeuwt vervaarlijk en ziet dat ze niet in verhouding zijn met de rest van het lichaam. Daarom houdt hij zijn lange staart gespreid als hij geprezen wordt en lager als men naar zijn voeten kijkt.’ ‘Het is een engel in veren en een rover in voeten en heeft een nare en helse stem waarvoor wij ijzen moeten’ .

(e) Het mannetje begeert wel vijf wijfjes en als hij geen andere vindt zal hij op de broedende afvliegen en de eieren breken. ‘Ee pauw is een vogel die niet van zijn kinderen houdt en het mannetje zoekt het vrouwtje op en pakt haar eieren om ze te breken zodat het vrouwtje hem bedriegt en haar eieren verbergt’ .

(f) Witte pauwen werden als een bijzonder privilege gehouden op het kasteel Staverden bij Ermelo op de Veluwe, speciaal voor de helmsier van de Gelderse hertogen.

Perdix heet pertrice bj namen

jacob ende ysidorus te samen

7775ende sente segghen ambrosis mi

dat .i. loes voghel sj

want elc anders eier stelt

maer als die ionghe sijn ghetelt

kinnen si die moeder diese wan

7780biden lude ende uolghen hare dan

hare nest oric ghewaghen

makensi gherne in dicke aghen

ende comt hiemen ten neste nar

die moeder comt hem ieghen dar

7785ende gebard als of soe cranc ware

om dat soene wil doen volghen hare

ende verre of leeden anders waer

als hare jonc ebben vaer

vallensi vp ward ende decken hem mede

7790met rusen dit es hare sede

die si ouden in hare voete

hare luxurie es arde onsoete

dat si noten jeghen nature

plinius scriuet in sine scripture

7795dat die anekine om tiden

sere om die ennekine striden

entiere uerwint dat hi onsoete

den anderen terdet onder de voete

gheen wilt ulesch es so ghesont

7800alse die pertrice in hare stont

hare galle alse plinius seghet

vp datmerre effene ieghen weget

honex ende mint minghe dan

dattet doghen verclarsen can

97. Perdix heet patrijs bij naam.

(a) Jacob en Isidorus tezamen

7775 en Sint Ambrosius zeggen mij

dat het een loze vogel zij

want elk de ander z’ eieren steelt

maar als de jongen zijn geteeld

kennen ze de moeder die ze won

7780 bij het geluid en volgen haar dan.

(b) Hun nest, hoor ik gewagen,

maken ze graag in dikke hagen

en komt iemand het nest bij

de moeder komt hij tegen daar

7785 en gebaart alsof ze ziek was

omdat ze hem wil doen volgen haar

en ver of leiden anders heen.

Als hun jongen hebben gevaar

vallen ze opwaarts en bedekken zich mede

7790 met de rus, dit is hun zede

die ze houden in hun voeten.

Hun wulpsheid is zeer erg

dat ze paren tegen natuur.

Plinius schrijft in zijn schrift

7795 dat de haan in die tijden

zeer om de hennen strijden

en die hij overwint, dan hij gard

de andere trapt onder de voeten.

Geen wild vlees is zo gezond

7800 als van de patrijs in alle tijd.

(d) Hun gal, zoals Plinius zegt

opdat men er gelijk bij weegt

honing en munt mengen dan

dat het de ogen verhelderen kan.

Perdix perdix, L Patrijs of veldhoen, midden-Nederlands pertrijs of patrice, Engels partridge, van oud-Frans pertris of perdris (nu perdrix gris) van Latijn perdicem en dat van Grieks perdix, mogelijk naar het geluid dat de vogel maakt als hij van de grond los komt. De Duits Rebhuhn heette in oud-Hoogduits Reb(a)huon, vergelijk Noord Duits rap: snel, Raphone.

(a) Toen Jeremia 17: 11 de patrijs beschuldigde van nestroverij was hij op onzekere grond: ‘Een veldhoen, dat zijn eieren uitbroedt, die het niet gelegd heeft...en bij zijn einde zal hij een dwaas zijn’. Hij verwijst hier naar het oude geloof dat een patrijs eieren steelt van andere nest en ze uitbroedt als haar eigen. Dat de gestolen kuikens terugvliegen naar hun echte moeder zo gauw als ze kunnen vliegen. Er wordt aangenomen dat de vers eindigt met ‘zo dat hij rijk wordt en niet door recht, in het midden van de dag zullen ze hem verlaten.’ Mogelijk werden de eieren gewoon verzameld om te eten en heeft het niets met de hen te maken die zijn eieren telt.

(b) Patrijzen verbergen en maken hun nesten in dorens en twijgen van struiken en bosjes zodat ze goed verdedigd zijn tegen wilde beesten. De jongen bewegen al zeer behendig vanaf hun eerste levensdag. Moedig stellen beide ouders zich te weer, doen geen aanval maar trachten de aandacht van de vijand op zich te vestigen en van de jongen af te leiden tot ze van oordeel zijn dat die zich ver genoeg verwijderd heeft.

(c ) ‘Ee patrijs in een onrein dier. In zijn vergeetachtigheid vergeet hij de sekse en het verschil tussen mannetjes en vrouwtjes. Ze hebben hun gelijken niet onder de dieren in ritsigheid ’zoals Plinius betuigt. De oorzaak is de overtolligheid waar zij zo vol van zijn zoals Aristoteles aanwijst in zijn boek. We lezen dat ze hun zaad schieten als ze zichzelf in een spiegel zien, of als ze maar vrouwtjes zien of horen spreken. Het vreemde is dat alle andere dieren daarvan korter leven maar de patrijs vet wordt en meerdere jaren leeft dan een haan.

(d) ‘Ee gal van een patrijs dat gemengd wordt met hetzelfde gewicht aan honing, verheldert het gezicht en daarom moet dit in een zilveren doos gehouden worden’ Vroeger werd de gal en andere delen tegen oogziektes, slecht horigheid en vele andere ziektes gebruikt.

7805Platea alse plinius seget

es .i. uogel die des pleghet

dat hi de dukers wacht in de ze

ende doet hem dan so wee

dat hi hem hare proie ontdraghet

7810oec lesemen dat hi hem verdraghet

met musselen die hi swelget gheel

alsise heuet uerduwet een deel

werpet hi hute die scellen weder

ende latet dandre vallen neder

98. 7805 Platea, als Plinius zegt,

is een vogel die dit pleegt

dat hij de duiker opwacht in de zee

en doet hen dan zo wee

dat hij hun prooi ontneemt.

7810 Ook leest men, dat hij zich verdraagt

met mosselen, die hij opzwelgt geheel

als hij ze heeft verteerd een deel

werpt hij uit de schellen weer

en laat het ander vallen neer.

Larus marinus, L. (van de zee) is de mantelmeeuw, Duitse Mantelmowe, Engelse great black backed gull en Franse goeland marin.

De mantelmeeuw rooft eieren en eet vis en dode dieren, ook zwakke dieren en kleine dieren aan het strand. Als de schaal te hard is vliegt ze ermee omhoog en laat het dan te pletter vallen.

7815 Plumales dat sijn manieren

erande van pluuieren

diemen seghet dat bider lucht

leuen sondre andre vrucht

nochtan vintmense wel gheuoet

7820waer bi men wil wesen vroet

datse uoedet de lucht alleene

dats om datmen groot no cleene

jn haren darem ne vint

dies wanic datse voedet de wint

99. 7815 Pluviales, dat zijn manieren,

een soort van pluvieren

die men zegt dat van de lucht

te leven zonder andere vrucht.

Nochtans vindt men ze goed gevoed

7820 waarbij men wil wezen bekend

dat ze gevoed worden door de lucht alleen

dat is omdat men groot of klein

in hun darmen niets vindt

dus waan ik dat ze gevoed worden door de wind.

Phaeton aethereus, de keerkringvogel met lange staartveren vandaar de Franse naam paille en quene. Zoon van de zon noemde Linnaeus een vogel die voor de zeeman een kenteken is dat zijn vaartuig de hete aardgordel bereikt heeft. Komt voor in de zeeën van de tropische aardgordel die over de onafzienbare oceaan dwaalt. Soms begeleiden ze de schepen dagenlang. Ze kunnen in de lucht staan en duiken naar vissen.

7825Pica dats der aecstren name

van plumen scone ende bequame

soe ende hie vele scalcheit can

hare nest onsetsi elken man

so maket scarp van dornen buten

7830bouen can soet decken ende sluten

ende maket ij gate me no min

dar soe selue gaet vte ende jn

met erden maket soet sochte binnen

plinius doet ons bekinnen

7835dat aecstren ionghe ouer waer

gheten maken doghen claer

ende dat si sijn gheuleghen best

worde daecstre in .i. strec gheuest

al tlijf houtse stille ghemene

7840sonder metten becke allene

dar toe doet soe hare macht

hoe soet ondoet met hare cracht

jonc vp ghehouden leren si wale

some spreken meneghe tale

7845ende oren nauwe na die word

dat sise gherne bringhen vord

die die tonghen ebben breet

spreken best ende ghereet

100. 7825 Pica dat is de ekster naam,

van pluimen mooi en bekwaam

zij en hij die veel schalksheid kan.

(a) Hun nest ontziet elke man

ze maakt het scherp van dorens buiten

7830 boven kan ze het bedekken en sluiten

en maakt twee gaten min of meer

waar ze zelf gaat uit en in

met aarde maakt ze het zacht van binnen.

Plinius doet ons bekennen

7835 dat eksterjongen voor waar

gegeten maken de ogen helder.

En waar ze zijn gevlogen het meest

wordt de ekster in een strik gevat.

(b) Het hele lijf houden ze stil algemeen

7840 uitgezonderd met de bek alleen

daartoe doet ze haar macht

hoe ze het opent met haar kracht.

Jong gehouden leren ze wel

soms spreken menige taal

7845 en horen goed naar dat woord

dat ze graag brengen voort.

Die de tong hebben breed

spreken het beste en gelijk.

ica pica, L. Ekster, midden-Nederlands aecster of (a)exter, Duits Alster of Elster, midden-Hoogduits Agalaster, oud-Hoogduits Agalstra of Egilistra. Dit stamt uit een West Germaans woord ago, vergelijk het oud-Saksisch Agastria, oud-Engels agu en Friese akke of aakster, mogelijk is het dier genoemd naar zijn spitse staart of snavel. Engels magpie, origineel magot pie, van Frans mag, wat een afkorting is van Margaret, en van pie bavarde, dat eerste deel van het Latijnse pica, vergelijk picus: woodpecker, het is Margarets pie of kraai, mogelijk naar zijn geluid ‘shatterpie’ Het betekent ook kletskous in het Engels, Frans pie.

(a) Het nest plaatsen ze het liefst aan landwegen in hoge bomen, ook in kreupelhout aan de bosrand. Van buiten is het nest groot en kan dan wel zestig cm in diameter zijn hoewel het van binnen maar een twintig cm meet en als een zachte matras bekleed is. Eksters maken vaak grote nesten die alle jaren groter worden, zodat het soms lijkt alsof er een man in de boom zit. Het nest is stevig gebouwd van doornige takjes en van binnen met leem bestreken en meestal overwelfd. ‘Hij bouwt een nest met twee holen, de ene gaat hij in en in de ander doet hij zijn staart’.

(b) Vondel, Harpoen aen Jonckheer Landelot;

‘En weet haar moed hier na te strekken en te vieren

Veel dingen zijn nut, maar ‘t is niet al te fraai

Een huis die versierd is met een mooie papegaai

Maar snatert hij te veel, hij is gelijk een ekster’.

Het is bekend dat er eksters gestorven zijn vanwege kwaadheid omdat ze sommige woorden niet konden leren of uitspreken en ook dat ze, hoe vaak ze sommige woorden ook gehoord en gerepeteerd hebben, die vaak vergeten. Hun geheugen is zo klein en ze vergeten de woorden gauw. Als eksters ouder worden kan men ze leren praten. Om te kunnen praten heet het, dat hij van de tongriem moet worden gesneden. Daarvan maakt men in sommige streken dat op drie vrijdagen een stukje van zijn tong moet worden gesneden. Daardoor gaat het dier echter niet spreken, het bezwijkt aan die foltering.


Picus es i uoghel echt

7850na minen wanen eist .i. specht

also sterc es hi ghebect

dat hi die bome dore pect

onder die scorse na sire wise

soeket hi worme te sire spise

7855jn olen bomen maectj sine nest

dar broeti sine jonghe best

sloughe oec iemen yser of hout

jn die gate met ghewout

ende picus niet in ne mochte

7860hi vloghe och ende sochte

j. cruud dart mede uloghe vte dat

hoe vaste dattet stake int gat

oude bouke segghen dat

van desen crude tere stat

7865dat mer mede mach ontsluten

alrande slote van buten

die die word dar toe can segghen

diere mede toe ghelegghen

gheen mensche kennet echt

7870sonder bj naturen die specht

scarp sin sine clawen ghemene

dies sieti node up die stene

sulc ghelijct merlen wale

sulc .i. deel den wedewale

7875sulke sijn up thouet roet

die sijn sconst ende groet

101. Picus is een vogel echt,

7850 naar mijn waan is het een specht.

Alzo sterk is hij gebekt

dat hij de bomen doorpikt

onder de schors, naar zijn wijze

zoekt hij wormen voor zijn spijs.

7855 In holle bomen maakt het zijn nest

daar broedt het in zijn jongen best.

(a) Sloeg ook iemand ijzer of hout

in die gaten met geweld

zodat Picus er niet in mocht,

7860 hij vloog ook en zocht

een kruid waar het mee uitvloog dat

hoe vast het ook stak in het gat.

Oude boeken zeggen dat

van dit kruid daar ter plaatse

7865 dat men ermee kan openen

allerhande sloten van buiten

die het woord erbij kan zeggen

die er mede aan liggen

geen mens kent het echt

7870 alleen van naturen die specht.

Scherp zijn de klauwen algemeen

dus zit ze node op een steen.

Er zijn er die lijken op de merel wel

of voor een deel op de wielewaal.

7875 Sommige zijn op het hoofd rood

die zijn de schoonste en groot.

Picus, Latijn voor specht. Specht, midden- en oud-Hoogduitse Speht, nu Specht, Engelse speight of wood-pecker, oud-Frans espoit en nu epeiche of pic. Waarschijnlijk betekent het woord in Indo-Germaans een grote vogel die bont is of vlekken heeft. Of het duidt op de spitse snavel, vergelijk spijker.

Dendrocopos major, L. (Grieks dendron; boom kopto; slaan, en groter) grote bonte specht, Franse pic bigarre, Duitse Grosser Buntspecht, Engelse Northern great spotted woodpecker die vooral de dennenbossen bewoont. Het is onze bekendste specht.

(a) Salomon had zo’n kracht ook nodig bij het bouwen van de tempel, 1 Kon. 6:7 ‘en geen hamer of beitel of enig ijzeren gereedschap werd gehoord bij het bouwen van het huis,’. Hij moest dus magische krachten gebruiken. Zie de tamur of schamir of Salomonsworm onder wormen, 29.

Het voorschrift luidde: ‘Indien gij echter een altaar van stenen voor Mij maakt, dan moogt gij het niet bouwen van gehouwen steen; wanneer gij dat met uw houweel bewerkt, ontwijdt gij het’. (Ex. 20:25, 26)

Het is een overblijfsel uit oude tijden, men geloofde dat op eenzame plaatsen onwezenlijk grote schatten lagen opgestapeld. In verlaten burchten en kastelen bevonden zich met goud en edelstenen gevulde kamers die door het toverwoord van een meester gesloten was. Wie dit verstond en de toverij kon verbreken kwam in het bezit van alle rijkdom kon een zorgeloos leven, stad en landen weerstaan en elke wens vervullen. Maar het middel om de opheffing de vinden? Die interessante vraag hebben velen zich gesteld. Velen offerden niet zelden hun vermogen, lijf en leven om het grote raadsel dat die uit hun hebzucht ontsprong, te ontsluieren. Die waanzin die zovele ongelukkig maakte, was mogelijk sneller verdwenen als niet zo nu en dan een bedrieger opdook die zich bij de bijgelovige onder de naam schatgraver bekend maakte. Ze gaven op bedrieglijke wijze voor het middel en de toverformule te kennen waarmee men verborgen schatten konden vinden. De menigte, gelovig als ze was, kocht het aangeprezen middel voor duur geld ging dan ook geheid in het middernachtelijk uur door storm, bliksem en donder in de afgelegen plaatsen om het geluk te vinden. Niet overal lag tenslotte zo’n schat, er waren speciale plaatsen die gezocht moesten worden. Als ze dachten dat ze de lang vermeende plaats genaderd waren, zonk hun hoop toch weer snel in. Onder alle toverwortels was het een zeker kruid die vooral de aandacht trok.

Plinius (XXV,5) spreekt al over zo’n kruid: ‘Demokritus heeft het gezegd en Theophrastus geloofde dat het een kruid is dat als het door een vogel bij een boom werd gebracht waar het door aanraking de wig die de herders erin geslagen hadden er uittrekt’

Er zijn verschillenden spechten, een groene en een kleine groene specht, kleine en een middelste bonte specht en een zwarte specht.

Passer es der musscen name

jn huse te broedene es em bequame

dicken dinkensj verwoeden

7880alsj noten ende broeden

die eetste voghel est van naturen

die men vind inder scripturen

die soen leuen langher dan die hien

wilmen segghen ende sien

7885aristotiles die seghet

dat die hie allene pleghet

nemme te leuene dan j. iar

dat mach sijn inden lande dar

mar hier nest niet des siwi vroet

7890jc waent onse coude lant doet

jn someghen steden wilmen callen

dat si van den gheuele vallen

mar aristotiles die seghet

dats om dat die mussche pleghet

7895tetene dat belsaet

dar of comt hare dat quaet

alse die jonghe vte vlieghen

doude ne willense niet bedrieghen

sine vlieghen mede ende hare ybure

7900ende houdense dits ouesce nature

dus soude starke entie vroede

den cranken nemen in sire hoede

ende bewaren ende bekeren

bede van scanden ende onneren

102. Passer is de mussen naam

in huis te broeden is hem bekwaam.

Vaak denk je ze zijn dol

7880 als ze paren en broeden,

(a) de heetste vogel is het van naturen

die men vindt in de schriften.

Die zij leven langer dan de hij

wil men zeggen en zien.

7885 Aristoteles die zegt

dat de hij alleen pleegt

nimmer langer leven dan een jaar.

Dat mag zijn in de landen daar

maar hier is het niet, zoals wij bevroeden

7890 ik waan het ons koude land dat doet

(b) In sommige steden wil men roepen

dat ze van het dak afvallen,

maar Aristoteles die zegt

dat is omdat de mus pleegt

7895 te eten dat bilzekruid

daarvan komt hun dat kwaad.

Als de jongen uitvliegen

de ouden willen ze niet bedriegen

zij vliegen mee en hun buren

7900 en beschermen ze, dit is hoffelijke natuur. Dus zou de sterke en de verstandige

de zwakken nemen in zijn hoede

en beschermen en bekeren

beide van schande en oneer.

Passer, Latijn, het woord komt van patiendo: lijden, omdat deze vogel vanwege zijn geilheid en steeds vermenging de vallende ziekte heeft en daarom slechts twee jaren leeft. Mus, midden-Nederlands mussche, midden-Hoogduits Mussche, van Latijn muscio dat eigenlijk vliegenvanger betekent en zo van het Latijnse musca: vlieg, is afgeleid. Duits Sperling wat wel verbasterde tot Spatz (mogelijk in verband met Spass, het is een schelm onder de vogels) midden- Hoogduits Sparwe, Angelsaksisch spearwa wat in Engels sparrow werd, dat van een bronwoord stamt dat kleine vogel betekent. Frans moineau (franc) wat men met de bruine pij van een moine: monnik, in verband brengt, komt van muscio: klein vogeltje.

Passer domesticus, L. (niet tam, maar van het huis, ze laat zich moeilijk temmen) de tjilpende huismus.

(a) Het is een hete vogel en wellustig, zijn vlees wordt vaak als voedsel genomen om lichamelijke liefde op te wekken.

‘De kunst van vrijen zal u die zijn voorgeschreven?

Van een mus? Zult gij naar hare wetten leven?’

Een rijk koopman verzekert dat een mus zeventien gangen na elkaar deed en dat in een tijd van vier en twintig uur, maar dat ze de vleugels en staart ‘dapper liet hangen en seer besweet was’ Wat ook door anderen bevestigd werd.

Chaucer vertelt in de proloog over de man van ‘’t gericht

‘Die had een vuurrood cherubijnengezicht’

Want opgezet was ‘’t en zijn ogen klein’

Hij was zo heet en geil als mussen zijn’ ‘As hoot he was and lecherous as a sparwe’

Ze maken ze ook de mensen zo die ze eten. In Lev. 14 wordt geboden om de melaatsen, als ze gezuiverd zijn, twee mussen te offeren hoewel zoiets in geen offerande plaats heeft. Sommigen menen dat dit hier gebeurt omdat de melaatsen hun geilheid gelijk met de mussen offeren. Ze offeren alle wellust van de wereld zodat ze hun vorige en toekomende leven zullen overdenken.

(b) De mussen vallen dood van het dak. Zo warm is het. Oorspronkelijk; de mossen vallen dood van het dak. Op de oude boerderijen werd het mos droog met hitte en had dan kans om op de grond te vallen.

(c )Ze eten venijnige zaden als het bilzekruid zonder gevaar, maar daarom hebben ze wel wat last van de vallende ziekte.

Philomene in onse tale

ludet wel die nachtegale

ende heuet van sanghe den prijs

bouen alle vogle in goeder wijs

7925vro wert so in der dagheraet

ende louet die sonne eer so up gaet

jn lentijn ende in somers beghin

sinc soe ende nemmee no min

jn lentijn tijd vouch soe hare so

7930van haren sanghe werd soe so vro

dat soere selden omme het

ende singt te nerensteliker ende te bet

ja dar soe te prighe singhet

heer soe hare uerwonnen ghinghet

7935hare nerenst es so groet

so sal eer singhende bliuen doet

sulc meester seit also verstaet

alst met hare ten ende gaet

dat soes beghint metten daghe

7940ende verheft hare van slaghe te slaghe

toter noenen dat de hitte es groet

dan vallesoe van den bome doet

alle noten van musiken

consi singhen ende striken

7945ja die oude leren de jonghe

ende formeren hare tonghe

vp ende neder talre note

dus leert elc sine rote

mar als die daghe ten lancsten comen

7950so es hem hare sanc benomen

so dat men van hem niet entuint

te wintertide van hem vint

sonder dat sulc openbard

dat mense dan eet roebard

7955ende dit scijnt openbar

dat hem dus hout ouer waer

alsi broeden ende noten

dan wert hem hare sanc uerstoten

104. Philomena in onze taal

luidt wel de nachtegaal.

En heeft van zang de prijs

boven alle vogels in goede wijs

7925 vrolijk wordt ze in de dageraad

en looft de zon voor die op gaat

in lente en in zomers begin

zingt het, en anders weinig.

De lentetijd voegt haar zo

7930 van haar zang werd ze zo vrolijk

dat ze er zelden door eet

en zingt te naarstig en te beter,

ja, daar ze te strijden zingt

als zij zich overwonnen vindt,

7935 hun bedrijvigheid is zo groot

ze zal eerder zingende blijven dood.

Sommige meesters zeggen, alzo verstaat

als het met haar ten einde gaat

dat ze zo begint met de dag

7940 en verheft zich van slag tot slag

tot de noen, dan is de hitte is groot

dan vallen ze van de bomen dood.

Alle noten van muziek

kan ze zingen en strijken

7945 ja, de ouden leren de jongen

en vormen hun tong

op en neer met te alle noten

dus leert elk zijn groep.

Maar als de dagen langer worden

7950 dan is van hen de zang benomen

zodat men van hem niets vindt

in de wintertijd van hem vindt.

Uitgezonderd dat sommige openbaar

dat men ze dan noemt roodborstje

7955 en dit schijnt openbaar

dat men dus houdt voor waar.

Als ze broeden en paren

dan werd hem de zang verstoten.

Philomela was de dochter van de Atheense koning Pandion. Haar zuster Procne was getrouwd met de koning van Thracië, Tereus. Die onteerde Philomela en sneed haar daarna de tong af zodat ze hem niet kon verraden. Door middel van een kunstig geweven kleed weet ze haar zuster Procne haar ongeluk voor te stellen. Als wraak zetten ze Tereus zijn eigen zoon als maal voor. Die ontdekt dan de gruwelijke wraak en probeert beide zusters te doden. Nu grijpen de goden in en veranderen Tereus in een havik (of hop), Procne in een zwaluw en Philomela in een nachtegaal. Haar naam is nu het symbool voor lied en ook voor pozie omdat ze veel door de dichters gebruikt wordt. Shakespeare Titus Andronicus, 2, 3, 43; ‘Waarop zijn Philomela tongloos wordt’

De slag van de nachtegaal moet twintig a vier en twintig verschillende strofen bevatten om de naam van uitmuntend te verdienen. Bij vele van deze virtuozen is de afwisseling geringer. De woonplaats oefent hier een belangrijke invloed op uit. Worden de jongeren begeleid door oudere en meer bedreven kunstenaars dan stijgen ze naar grotere hoogtes. Ouderen slaan zo meestal beter dan jongeren, oefening baart kunst. Het vurigst worden ze als er ijverzucht in het spel is, het lied wordt dan een wapen dat elke strijder op zijn best mogelijke wijze tracht te hanteren. ‘Gelijk de nachtegaal zijn jongen went tot zingen. Zo leert een vader ook zijn kinderen goede dingen’ Hij heeft zo pedagogische eigenschappen.

Erithacus rubecula. L. (rode keel) die overal naar zijn rode borst en keel heet. Roodborstje, Duits Rotkehlchen, Engelse robin redbreast en in Frans rouge-gorge. Omdat men niet wist waar ze bleven werd gedacht dat ze van kleur veranderden en in de winter een roodborstje werden, zie 73.

Presitacus dat dinke mi sijn

7960die pape gaie dar ons solijn

ende Jacob scriuen in haren doene

een uoghel est van plumen groene

om den als den rinc van plumen

gheuarwet als van goutscumen

7965ene tonghe groet ende breet

dar hi mede formert yreet

woerde als oft .i. mensche ware

jn den ersten of in den andren jare

so sijnsi te lerne best

7970ende ontouden dat men em vest

den bec ebben si so crum ende so starc

al vielen si van oghen vp .i. sarc

si souden hem up den bec ontfaen

hare houet es ard sonder waen

7975dat mense met enen ysere slaet

als mense wil duinghen dat soet verstaet

te sprekene na des menschen wise

haren poet stecsoe in de spise

jn den bec dits wonder mee

7980jnt gheberchte van gelboe

segmen dat hi broedens pliet

dar het selden reint of niet

want die rein es hare doot

dien stert queket so met gnouchten groot

7985ende strikene dicke ende makene fijn

ende sere gherne drinken si wijn

men lest ins coninc karles tiden

dat hi wilen soude liden

dort wout te grieken ende sijn here

7990om te varne ouer mere

papen gaihen camen tier stont

ende seider keiser vare ghesont

doe was hi coninc ywarlike

van der cronen van vrankerike

7995ende hi wart romsch keiser der nar

dus worden hare warde war

den paus lewen lese wi mede

gaf .i. man vp oueschede

enen papegay sprac ynouch

8000ende doe mense ten paus drouch

ende soe was up hare vard

soe sprac jc vare ten paus ward

ende terst dat soe den paus sach

omboet soe hem goeden dach

8005achter .i. ii. warf te samen

dese dinc so wel den paus bequamen

dat hi dicken sonderlinghen

der jeghen sprac om dach cortinghe

nv het van der p. vte es

8010ghi sult vort oren van der .s.

105. Psittacus, dat denk ik te zijn,

7960 de papegaai waar ons Solinus

en Jacob schrijven in hun doen.

Een vogel is het van pluimen groen

om de hals een ring van pluimen

geverfd als van bladgoud.

7965 (a) Een tong groot en breed

waar hij mee vormt gelijk

woorden, alsof het een mens was

in het eerste of in het volgende jaar

dan zijn ze te leren het beste

7970 en onthouden dat men ze inprent.

De bek hebben ze zo krom en zo sterk

al vielen ze van hoogte op een zerk

ze zouden zich op de bek ontvangen.

(b) Hun hoofd is hard, zonder waan,

7975 dat men ze met een ijzer slaat

als men ze wil dwingen dat ze het verstaat

te spreken naar de mensen wijze.

Met hun poten steken ze de spijs

in de bek, dit is een wonder meer.

(e) 7980 In het gebergte van Gilboa,

zegt men, dat hij te broeden pleegt

waar het zelden regent of niet

want de regen is hun dood.

(f) De staart verkwikt ze met genoegen groot, 7985 en strijkt het veel en maakt het fijn.

En zeer graag drinken z