Der naturen bloeme
Over Der naturen bloeme
Jacob van Maerlant schrijft uit de Liber de nature rerum rond 1350 over alles van de natuur als van mensen, viervoetige dieren, vogels, slangen, insecten en fabeldieren wat we nu een bestiaria noemen.
Geschreven en omgezet door Nico Koomen.
Inleiding staat onderaan.
Jacob van merlant die dit dichte Omme te sendene tere ghifte wil datmen dit boec nome jn ulaems der naturen bloeme 5want noch noint in dietscen boeken ne gheen dichtre wilde soeken hiet te dichtene van naturen van so messeliken creaturen alse in desen boeken staen 10niemene nebbe dies waen dat ic die materie vensede els dan ic die rime pensede want de materie vergaderde recht van colne meester albrecht 15hute desen meesters die hir comen die ic iv sal bi namen nomen die erste es aristotiles die met rechte wel deerste es want hi van alre phisosophyen 20van alre naturliker clergien bouen allen eidinen die hoit waren crone draghet inder scaren waer somen dit teikin siet AR dats dat hi segghens pliet 25plinius die comet hier naer wis boeke men oudet ouer waer solinus dar na die van naturen spreket scone in sire scrifturen jn enen boeke diemen weet 30die vander werelt wondre heet Sente ambrosius van melane die van naturen doet te verstane jn sinen boeke Exameron dien nopmen dicken in dit doen 35sente bazelis sekerlike dien got sende van emelrike enen boec van beesten nature staet dicken oec in dese scrifture Sente isidorus oec mede 40die dicken groote nuttelikede ghescreuen heuet in sinen boeken dicken moetmen sijns hier roeken echt meester iacob van vitri bisscop van hakers so was hi 45sident cardinael van rome sijns eist recht dat ic hier gome een boec oec mar menne weet wiene makede ghereet die es geheeten onder hem somen 50experimentator hormenne nomen sijn wort setti hier mede alst noot es ter menegher stede Galienus palladius platearius fisogolus 55lucillus piso teofrastus entie keiser claudius dorothenus van athenen ende dyogenus ghemeene dymocritus apollodijn 60die vanden beesten die draghen venijn jn sinen boeken latet besien dionisius die fisisien katon verro ende marcus eraclides ende orpheus 65pitagoras ende menander omerus ende nicander mucianus dyagoras virgilius ende andreas coninc iuba patroneus 70coninc philometor metellus coninc tholomeus vmbricus coninc antigonus alfeus coninc archelaus flaminus philiomon ende nigidius 75ceneca ende cicero entie wise ipocras also nigidius ende matulidus dit sijn die meesters dar wi dus dit werc af ebben ghemaket 80dar toe die bouen allen smaket dats die wise sente agustijn seghet hier mede toe dat sijn dar toe vander biblen de glose saiet hier meneghe soete rose 85wien so fauelen dan vernoien ende onnutte loghenen moien lesier nutscap ende waer ende uersta dat noit een haer om niet ne mekede nature 90het nes so onwerde creature sones teregher sake goet want got die bouen al es vroet dans te gheloeuene meer no min dat hi hiet makede sonder min 95noch gheene dinc ne makede har seluen noch die duuel noch die heluen ne makeden creaturen nie dies willic dat elc besie ende loue gode van allen saken 100die wonderlic es in sijn maken jc ebbe belouet ende wilt ghelden ghewilleghelike ende sonder scelden te dichtene .i. bestiaris nochtan wetic wel dat waer is 105dat dar willem huten houe een priester van goeden loue van erdenborch: enen heuet ghemaket mar hi waser in ontraket want hine huten walsche dichte 110dies wart hi ontledet lichte ende heuet dat ware begheuen mar daric dit hute ebbe bescreuen ebbic van broeder albrechte van colne diemen wel met rechte 115hetet bloeme van der clergien vp hem dar ix conlike lien deerste boec sal iv bedieden dat wonder datmen vindet van lieden dander van .iiii. uoeten beesten 120darmen uele af spreket in geesten die derde die sal sonder lieghen sijn uan uoghelen die ulieghen die vierde dats noch mee es vanden wondre vander ze 125die uichte van uisschen meneghertiere die die zee uoedet entie riuiere den sesten belouic te sine van serpenten met venine die seuende sal sijn van wormen 130die sijn van messeliken uormen die achtende van bomen die int wout wassen arde menech fout de neghende sal ghewaghen van bomen die specie draghen 135die tiende sal bedieden dat cruud dat menegherande heuet vertuud die .xi. spreket van fonteinen beeda van soeten ende van onreinen die twelefste van dieren steenen 140beede van groten ende van cleenen de dertienste van .vij. metalen diemen moet huter erden halen ende in allen desen boeken mach hi vinden dies wilroeken 145medicina dachcurtinghe scone redene ende leringhe ende dit dichtic dor sinen wille dien ix ian lude ende stille dats mine here niclaus van cats 150ende omme dat mi ghebreket scats biddic dat hem ghename si dit iuweelkin van mi Gode biddic al te voeren ende sine moeder hute vercoren 155ende si minen sin verlichte also dat ic moete dichte dat vromelic si ende bequame jc beghinne in marien name |
Proloog. Jacob van Maerlant die dit dicht om te zenden een tere gift wil dat men dit boek noemt in Vlaams ‘Der naturen bloeme’ want nog nooit in Dietse boeken en geen dichter zal het zoeken om hier te dichten van de natuur van zulke verschillende creaturen zoals in deze boeken staan. 10 Niemand heeft de waan dat ik deze materie veinsde anders dat ik de rijmen peinsde want de materie verzamelde echt van Keulen meester Albrecht (1) uit de meesters die hierna komen en die ik bij namen zal noemen. De eerste is Aristoteles die met recht wel de eerste is omdat hij van alle filosofen 20 en van andere klerken over de natuur boven alle heidenen die er ooit waren de kroon draagt van de scharen waar je soms dit teken ziet, AR (2) dat is dat hij het hier te zeggen pleegt. 25 Plinius die komt hierna wiens boeken men houdt voor waar Solinus daarna die van natuur mooi spreekt in zijn geschriften in een boek die men kent 30 en die ‘van de wereld wonderen’ heet. Sint Ambrosius van Milaan die van de natuur laat verstaan in zijn boek ‘Exameron ‘ die noopt men veel hier te gebruiken. 35 Sint Basilius zeker die God zond vanuit het hemelrijk een boek over beesten natuur staat ook vaak in dit schrift. Sint Isidorus ook mede 40 die vele grote nuttigheden geschreven heeft in zijn boeken vaak moet men hem hier waarnemen. Echt meester Jacob van Vitri bisschop van Akko, dat was hij 45 en nu zittend kardinaal van Rome. Ze hebben er echt op dat ik ze hier noem. Een boek ook waarvan men weet wie het maakte gereed die is genoemd onder hen sommige. 50 Experimentator horen we wij het noemen. Zijn woord zetten we hier mede als het nodig is, op menige plaats. Galenus en Palladius, Platearius en Physologus, 55 Lucillus, Piso, Theophrastus en de keizer Claudius, Dorotheus van Athene, en Dyogenus algemeen, Dymocritus Apollodus, 60 die van de beesten die dragen venijn in hun boeken laten zien, Dionysus de geneesheer Cato, Varro en Marcus, Eraclides en Orpheus, 65 Pythagoras en Menander, Homerus en Nicander, Musianus en Dyagoras, Vergilius en Andreas, Koning Juba, Patronius, 70 koning Philometor, Metellus, koning Ptolomeus, Umbricus, koning Antigonus, Alpheus, koning Archelaus, Flamicius, Philemon en Nigidius, 75 Seneca en Cicero en die wijze Hippocrates alzo Hygienus en Matilius, dit zijn die meesters waarvan wij dus dit werk van hebben gemaakt. 80 Daarbij die boven allen staat dat is de wijze Sint Augustinus zeg het hier mede bij dat je van zijn glossaria van de bijbel hier ziet menige zoete strofen. 85 Wie zo fabels dan verdrieten en onnutte leugens vermoeien lees hier de nuttigheid en waarheid en begrijp dat nooit voor niets om niet nee maakte de natuur, 90 zelfs al is het zo’n onwaardig creatuur het is voor enige zaken goed want God die boven alles verstandig dat te geloven is meer of min dat Hij het niet maakte zonder bedoeling 95 nog geen ding maakt zichzelf nog de duivel, nog de elven nee, maakten die creaturen niet. Zo wil ik dat elk beziet en God looft in alle zaken 100 die wonderlijk zijn in hun maaksel. Ik heb beloofd en laat het gelden gewillig en zonder schelden te dichten een bestiarium. Nochtans weet ik wel dat het waar is 105 dat heer Willem uit de Hof, een priester van goede lof van Aardeburg, er een heeft gemaakt maar hij was er in verdwaald want hij uit het Frans dichtte 110 dus werd hij gemakkelijk ontwricht en heeft het ware opgegeven. Maar waar ik dit uit heb beschreven heb ik van broeder Albrecht van Keulen die men wel met recht 115 noemt ‘bloem van de geestelijkheid. Op hem durf ik koen te vertrouwen. Het eerste boek zal u verklaren van het wonder dat men vindt van lieden. De volgende van viervoetige beesten 120 waarvan men veel spreekt in verhalen. De derde, die zal zonder liegen, zijn van vogels die vliegen. De vierde, dat is nog meer, is van de wonderen van de zee. 125 De vijfde is van vele soorten vissen die de zee voedt en de rivieren De zesde beloof ik te zijn van serpenten met venijn. De zevende zal zijn van wormen 130 die zijn van misselijke vormen De achtste van bomen die in het woud groeien zeer menigvuldig. De negende zal gewagen van bomen die specerijen dragen. 135 De tiende zal verklaren het kruid dat menigvuldige kracht heeft. De elfde spreekt van fonteinen beide, van zoete en van onreine. De twaalfde van dure stenen 140 beide, van grote en van kleine. De dertiende van zeven metalen die men uit de aarde moet halen. En in al deze boeken mag hij vinden, die zich er toe zet, 145 medicijnen en tijdverdrijf, mooie redenen en lering. En dit dicht ik door zijn wil die 9 luid en stil, dat is mijn heer Niclaus van Cats 150 omdat hij mijn gebreken schat bid ik dat het hem aangenaam zij dit juweeltje van mij. God bid ik van tevoren en zijn Moeder uitverkoren 155 dat zij mijn geest verlicht alzo dat ik moet dichten dat goed is en bekwaam Ik begin in Maria ‘s naam. |
Menselijke levensstadia Omme dat de mensce nader scrifturen 160coninc es der creaturen es dus van hem mijn beghin alst kint comet ter werelt in so eist bouen allen dieren cranc want het neuet crupen no ganc 165ende aristotiles die seghet dat hem te wassene pleghet ter seuender maent hare tande ende meest es hare soch sulkerande dat der vrouwen melc si heet 170dat kindekin ne doet noch weet altoes negheen quaet voer dat sprekens bestaet dits deerste etaet vanden kinde also als icket bescreuen vinde 175dandre etaet die gaet in alst kint doet sprekens beghin ende men seghet die spade gaen dat si erst sprekens bestaen lettel vindemerre die wel sproken 180her hem die moude werdet beloken jn .v. iaren als aristotiles telt heuet kint sire langhen delt dese kintsce etaet strecket te waren alsemen seghet te .xv. iaren ende heuet ene name van suuerheden jn latijn maer al nu heden es die quateit so verheuen datter lettel suuer leuen tote dat si tharen daghen comen hier bi heuet menscheit af ghenomen ioghet hetet de derde etaet die te .xv. iaren bestaet ende strecket tote xxv iaren dan wint die mensche uort te waren mar lase de menscelichede vloiet so nu in die onsuuerhede dat de mensce hem seluen vertert met te doene dat hi beghert dat hi cume mach heten man 200gans ende salech raet wart dan datmen huwelic wilde sparen tote .xxii. iaren dan sijn die senewen entie been beede wlcomen ouer een 205ende die waesdoem es al wlcomen plaghemens het soude nu vromen manneit es die vierde etaet die te xxxv. jaren ane gaet dan es die mensce wlcomen 210ende nature heuet ghenomen hare groue ende hare linghe entie luxurie ende hare dinghe beghinnen inden man te gaen dan willi starke dinc bestaen 215dese etaet van deser tijd maket orloghe ende strijd ende nijd ende ouerde riset die dicke te stride wiset dese etaet loept te waren 220vpward tote .L. jaren ten .L. iaren comt die oude die noit niemen ebben woude nochtan wilt al lange leuen aristotilus heuet bescreuen 225dat die houde comen moet alse den mensce ontgaet sijn bloet al houden saen man ende wijf die lettel bloets ebben int lijf dese etaet vallet in een strec 230want so ghierech wert ende vrec ende dit es de redene twi die mensce merket wel dat hi te dale gaet. ende wille sparen hem die na hem comen te waren 235te ebne hare lijfnere ende oec om sijn selues there alse die curtelike dernaer niet ne wint ende es swaer jnde oude mindert inden man 240alle smette die hem ghinc an maer vrechede ende gierechede beghinnen eerst dan wassen mede ja al plachire niet te voren nv heeftise vaste vercoren 245dese etaet strecket te waren nv bi tide tote lxx. jaren vort meer alse die mensce lijd van lxx. jaren die tijd so gaet hi tsuffen ende rasen 250hem dinket al die werelt duasen al dat hi siet dinket hem quaet hi lachtert al dat wale staet mar hi priset al datter was datter nv es dinket hem gheduas 255sine crachte die te breken jn allen dinghen sonder in spreken dat andre liede bringhen vort dinken hem [wesen] dulle word ende tsine dinket hem wesen groot 260dese etaet die loept ter doot want al dat lijf heuet ontfaen moet ter doet ten hende gaen maer dar na comt dat langhe lijf dies nemmermeer ne wert gheblijf 265iof du sies dat enech man ter gadoet spoet so nem dan een mes ende mac int hore .i. gat ende jof tu heues tijd ende stat doe hem laten die mediane 270want bloet doet hem na minen wane |
1. Menselijke levensstadia. Omdat de mensen naar de schriften 160 koning is van de creaturen is dus van hem mijn begin. Als kind komt het ter wereld in Zo is het boven alle dieren zwak want het niet kruipt of gaat. 165 En Aristoteles die zegt dat bij hem te groeien pleegt in de zevende maand zijn tanden. En meestal is hun zog zodanig dat de vrouwenmelk is heet. 170 Dat kindje dat niets doet of weet in ieder geval nog geen kwaad voordat het spreken gaat. Dat is de eerste staat van het kind zoals ik het beschreven vindt. 175 De andere staat die gaat in als het kind met spreken begint. En men zegt het, die laat gaan lopen dat die het eerste spreken gaan. Weinig vindt men er die goed spraken 180 eer hem de schedel werd gesloten. In vijf jaren, zoals Aristoteles telt heeft het kind zijn langste gedeelte. Deze kindse staat strekt ze te bewaren, zoals men zegt, tot vijftien jaren en heeft een naam van zuiverheden (1) in Latijn. Maar nu tegenwoordig is die kwaadheid al zo verheven dat er weinig zuiver leven totdat ze tot hun dagen komen. Hierom heeft de mensheid achteruitgegaan. Jeugd heet de derde staat die vanaf vijftien jaar bestaat en strekt tot vijf en twintig jaren. Dan wint de mens voort te waren maar helaas, de menselijkheden vliedt zo in onzuiverheden dat de mens zichzelf verteert met te doen wat hij begeert dat hij nauwelijks mens mag heten. 200 Goede en zalige raad is het dan dat men het huwelijk moet sparen tot de twee en twintigste jaren dan komen de zenuwen en de benen beide volkomen met elkaar overeen 205 en is de volwassenheid zo volkomen doet men dit, het zou verbeteren. Manlijkheid is de vierde staat die met vijf en dertig jaren aangaat dan is de mens volkomen 210 en de natuur heeft genomen zijn dikte en zijn lengte en wulpsheid en haar dingen beginnen in de man te gaan, dan wil hij sterke dingen doen. 215 Deze staat van deze tijd maakt oorlog en strijd en afgunst en hoogmoed die rijst die vaak tot strijd wijst. Deze staat loopt te waren 220 opwaarts tot vijftig jaren. Met vijftig jaren komt de ouderdom die nooit iemand hebben wou nochtans willen allen lang leven. Aristoteles heeft geschreven 225 dat de ouderdom komen moet als de mens ontgaat zijn bloed al ouderdom gelijk, man en wijf die weinig bloed hebben in het lijf. Deze staat vervalt in een streek 230 dan wordt hij gierig en een vrek. Dit is om reden twee, De mens merkt wel dat hij te dal gaat en wil sparen voor hen die na hem komen te waren 235 en te hebben hun leeftocht en ook om zichzelf te daar als ze dit kort daarna niet verdienen kunnen en het zwaar wordt. Met de ouderdom vermindert in de man 240 alle smetten die hem gingen aan, maar vrekkigheid en gierigheid beginnen dan eerst te groeien mede. Ja, al was hij dat niet tevoren nu heeft hij het helemaal uitverkoren. 245 Deze staat strekt te waren opwaarts soms tot zeventig jaren verder meer als de mens gaat. Vanaf zeventig jaren die tijd dan gaat hij suffen en razen 250 en denkt dat iedereen in de wereld daast. Van alles wat hij ziet denkt hij kwaad hij lacht alles uit dat goed staat maar hij prijst alles dat er was dat er nu is dat is voor hem dwaas. 255 Zijn krachten die breken in alle dingen, uitgezonderd in het spreken. Wat andere lieden brengen voort denkt hij te zijn gekke woorden en het zijne dat denkt hij wijsheid groot. 260 Deze ouderdom loopt ter dood want alles wat het lijf heeft ontvangen moet met de dood ten einde gaan. Maar daarna komt dat lange leven dus nimmermeer is er een blijven. 265 Als je ziet dat enig man naar snelle dood of pest spoedt neem dan een mes en maak in het oor een gat en als je hebt tijd en plaats laat hem een ader in het midden van de arm. 270 want het bloed doodt hem naar mijn waan. (3) |
(1) Burger: De kindertijd ontleent haar naam (pueritia) aan het woord dat ’zuiverheid’ betekent (puritas) - de afleiding is onjuist, maar typerend voor de middeleeuwse etymologie, die vrijwel uitsluitend gericht was op het achterhalen van de vermeende grondbetekenis van een woord.
(3) zijn bloed is dodelijk, vandaar het bloed laten.
nv hord van wonderliken lieden dar ons die wise of bedieden maer eer wi spreken van elken allene horter of teersten int ghemeene 275om dat dese eerste boec bedied dat wonder dat men ter werelt siet so vraghemen of dat volc te samen van adame onsen vader quamen ende wi segghen neensi niet 280het ne sij also ghesciet als ons scriuet adelijn die seghet dat centauroene sijn ghewassen ter werelt an van den beesten ende van den man 285die wise segghen ieghen dat al eist ghesciet te menegher stat dat sulke dier onlanghe leuen sente Jeronimus heuet bescreuen jn sente pauwels vite 290die was die eerste heremite datten sente anthonis sochte jn die woude dar hi mochte hem quam een wonder te ghemoete een man staende up gheets uoete 295ende vor sijn vorhoft horne twe alse buxhorne min no me ende seide aldus spreke die scripture jc bem eene steruelike creature ende van minen ghesellen bode 300ende wi bidden v dat ghi bid gode ouer mi ende ouer de mine die hier wonen in de wostine want wi bekennen dat hi es comen den mensce te salicheden ende te vromen 305an scijnt na die vraie word die men van Jeronimuse hord als of dese creature adde jn menscelike redene ende sin maer wine segghen altoes niet 310dat dus beestelic een ghediet van adame moghen sijn comen ende al vindemen an hem somen menscelike lede .i. deel onse geloue es dat geheel 315dat si die siele niet hebben ontfaen die nemmermeer machte gaen ende het nes te wonderne niet dat dus beestelic een ghediet een deel van meeren sinne si 320want bi auonturen bedj dat si in vterliken leden gheliken der menscelicheden si sijn een deel van binnen machlichte van subtilen sinne 325dan andre bestelike diere dit machmen dit merken schiere nu es hier ghesproken int ghemene vort hort van elken wondre allene |
2. Nu hoort van wonderlijke lieden daar ons de wijzen van aanwijzen, maar voor wij spreken van elk alleen hoor er eerst van in het algemeen. 275 Omdat dit eerste boek aanwijst van het wonder dat men in de wereld ziet, dan vraagt men of dat volk tezamen van Adam onze vader kwam. En wij zeggen, neen, dat is het niet 280 het is niet zo geschied. Zoals ons schrijft Adelinus die zegt dat er Centaurs (1) zijn gewonnen in de wereld van de beesten en van de man. 285 De wijzen zeggen ertegen dat al is het gebeurd op vele plaatsen en dat zulke dieren niet zeer lang leven. Sint Hiëronymus heeft ze beschreven in Sint Paulus leven. 290 Die was de eerste heremiet die naar Sint Antonius zocht en in het woud waar hij mocht kwam hem een wonder tegemoet een man staande op geitenvoeten 295 en voor zijn voorhoofd horens twee als bokkenhorens min of meer en zei, aldus zegt de schrift, ԩk ben een sterfelijk creatuur en van mijn gezellen een bode 300 en wij vragen u opdat u bidt tot God voor mij en de mijnen die hier wonen in de woestijn want wij bekennen dat Hij is gekomen om de mensen zalig te maken en te bate. 305 Nu schijnt het na die fraaie woorden die men van Hiëronymus hoorde alsof dit schepsel had in menselijke rede en geest. Maar wij zeggen altijd niet 310 dat dusdanige beesten die dit doen van Adam mogen zijn gekomen. En al vindt men aan hen soms menselijke leden, een deel ons geloof is geheel 315 dat ze niet de ziel hebben ontvangen die nimmermeer mag uit gaan. Het is te dan niet te verwonderen dat dusdanig beestachtig volk een deel van meerdere geesten is. 320 Want uit verhalen blijkt dat ze in uiterlijke leden gelijken op de mensen. Ze zijn een deel van binnen mogelijk van subtielere geest 325 dan andere beestachtige dieren. Dit mag men opmerken snel. Nu is hier gesproken in het algemeen voort hoort van elk wonder alleen. |
(1) paring van mens en dier, een onocentaur. Dit fabuleuze dier begon zijn literaire bestaan in de Septuagint. De Griekse versie van Jesaja 13: 21 en 34: 14 geeft onocentaurs weer voor het Hebreeuwse woord wat in de geautoriseerde versie ‘veldgeesten’ geworden is. ...’En veldgeesten daar rondhuppelen, wilde honden zullen huilen in de burchten en jakhalzen in de paleizen van wellust’, , 34; 14 ‘veldgeesten ontmoeten elkander, ja, daar zal het nachtspook verwijlen en een rustplaats voor zich vinden.’ Dat deze vertalers van Jesaja het woord niet uitgevonden hebben zien we in een passage van Aelianus waar hij, na de beschrijving van de onocentaur, zegt: ‘Pythagoras stelt dat dit ding, naar de getuigenis van Crates, uit Pergamum komt.’ Naar alle waarschijnlijkheid waren de vertalers bekend met Crates. Toen ze dan ook dit vreemde woord tegenkwamen hadden ze een probleem om het Hebreeuwse woord voor een verschrikkelijk dier’ te vertalen en maakten er een onocentaur van.
De onocentaur is een van de dieren die voorkomt in de Physiologus. Het dier heeft een menselijk gezicht en is omgeven door dik haar, heeft handen en het bovenste deel van het lichaam is menselijk in vorm, maar het lagere gedeelte met de achterpoten lijkt op die van de ezel. Er wordt geen melding gemaakt van een staart. De kleur van het lichaam is asgrijs met wat wit aan de lendenen. De handen hebben een dubbele functie, als snelheid nodig is worden ze gebruikt als voeten en gaat het dier net zo snel als andere viervoeters. Als het nodig is om iets te plukken of te grijpen worden ze weer handen, dan wandelt het niet maar zet zich neer. Naar deze opmerkingen zou je zeggen dat het een staartloze aap was. Zonder deze beschrijving zou de naam suggereren dat het een monster was die van de klassieke centaur verschilt doordat het lichaam een ezelsgedeelte heeft in plaats van een paard. Het is de satyr, zie onder. Er zijn schrijvers als Adelinus die zeggen dat deze monsters ontstaan uit de paring van ezels met mensen.
Burger: Volgens Lucretius (De rerum natura, boek v) kunnen centauren niet bestaan, aangezien het paarddeel zou sterven voordat de menselijke helft de volwassenheid zou kunnen bereiken.
Mulder: De onocentaurus verenigt in zijn naam onager (ezel) en centaur. Ook dit wonderwezen kwam in de bijbel voor: in Job 13:21, zoals geciteerd door de Physiologus, verschenen ‘s irenen en onocentauren.’ In de Bijbelvertaling van Hieronymus, de Vulgaat, zijn beide verdwenen. Plinius verhaalt hoe hij ten tijde van keizer Claudius een hippocentaur gezien heeft die met honing gebalsemd van Egypte naar Rome werd gebracht (Naturalis Historia, VII, 35).
Jacob van vitri die seghet 330dat in orienten leghet lande van wonderliken lieden jn sinen boeken ormen bedieden ende in andren boeken mede dat daer es in ere stede 335volc van vremder manieren een lant belopen met riuieren dat amasonia es ghenant el niet dan vrouwen wonen int lant sonder gheselscap van manne 340entar sijnre meer nochtanne danne .cc. dusent vrouwen weltijt datse manne scouwen dat si van .i. wighe keeren dar si zeghe ebben met eren 345so nighen si hem alle daer nemmeer dan ene warf int iaer e willen si te manne gaen ende alsi kint ebben ontfaen eist cnapelin si oudent .vii. iaer 350ende sendent den vader dar naer eist maghedekin si oudent dan dus ouden si har lant sonder man de manne wonen van hem verscheden dar nes gheen geselscap van em beeden 355ghelijc recht datmen mach merken dat die uoghelen met crommen becken die femelen starker sijn dan die merlen alst es anschijn also machmen dar bescouwen 360starker bouen mannen vrouwen oec neist ieghen redene niet diemen bi naturen siet want somen sere wederstaet der onsuueren luxurien raet 365darmen bi uele machts verdriuet somen met rechte starker bliuet hoe dat beghin van desen vrouwen erst quam machmen bescreuen scouwen si quamen huten lande van sweden 370ende waren hem met moghenteden hare manne af ghesleghen van volke was dar bi gheleghen dar quamen si met ghemenen rade vp hem die hem daden die scade 375ende sloghent alte male doot ende wraken hare scade groot ende voeren wonen in dat lant dat amasonia es ghenant ende nemmermer vort sine wouden 380dat manne hare heren wesen souden dese wijf sijn den kerstinen houd ende ebben gheuochten met ghewoud met ons up die sarrasine dus es hare gheloue an scine |
3, Jacob van Vitry die zegt 330 dat in de Oriënt ligt een land van wonderlijke lieden. In zijn boeken hoort men aanduiden en in andere boeken mede dat daar is in een plaats 335 een volk van vreemde manieren in een land doorlopen met rivieren dat Amazonia (1) is genoemd en er alleen maar vrouwen wonen in dat land zonder gezelschap van mannen 340 en daar zijn er meer nochtans dan twee honderdduizend vrouwen. Soms dat ze mannen aanschouwen als ze van een strijd keren waar ze zegen hebben met eren 345 dan buigen ze voor hen alle daar. Nooit meer dan eenmaal in het jaar dan willen ze naar de mannen gaan. En als ze een kind hebben ontvangen en is het een jongen dan houden ze het zeven jaar 350 en zenden het de vader daarna. Is het een meisje dan houden ze het. Dus houden ze hun land zonder man en de mannen wonen van hen gescheiden. Daar is geen gezelschap van hen beiden 355 gelijk dat men terecht mag opmerken dat er vogels zijn met kromme bekken de vrouwtjes sterker zijn dan de mannetjes, als het lijkt, alzo mag men het daar beschouwen. 360 Sterker boven mannen zijn die vrouwen. Ook is het tegen de reden niet die men bij natuur ziet, want zo men zeer weerstaat de onzuivere wulpse raad 365 waar men veel kracht bij verdrijft zodat men met recht sterk blijft. Hoe dat het begin was van deze vrouwen eerst kwam mag men beschreven beschouwen dat ze kwamen uit het land van Zweden 370 en waren hen met mogendheden. Hun mannen afgeslagen door volk dat daarbij was gelegen. Toen kwamen ze met algemene raad op hen die hun deden de schande 375 en sloegen hen allen dood en wraken hun grote schade en gingen wonen in dat land dat Amazonia is genoemd. En nimmermeer wilden ze 380 dat mannen hun heer wezen zouden. Deze wijven zijn de christenen goedgunstig en hebben gevochten met geweld met ons tegen de Sarasijnen dus is hun geloof aanzienlijk. |
(1) Deze, tot de verbeelding sprekende amazones, zouden hun woonplaats te Themistyra aan de vloed Thermodon in Pontus hebben. Toen de Grieken daar later met Alexander de Grote aankwamen en er geen amazones aantroffen vertelden ze dat ze allemaal door Hercules overwonnen waren. Men heeft ze nooit gevonden. Toch bleven ze tot de verbeelding spreken. In de Griekse mythologie is het zo een strijdlustig vrouwvolk geworden die onder een koningin leeft en maar een maal in een jaar met mannen tezamen komt. Bij de geboorte hielden ze alleen de meisjes waarvan later een borst weggebrand werd zodat ze de boog beter konden hanteren. De jongens werden naar de vaders gezonden of gedood of aan handen en voeten verminkt zodat ze alleen tot ondergeschikt huiselijk werk in staat waren. Soms worden ze dochters van Ares genoemd, ze zouden hun mannen deels gedood en deels verjaagd hebben. Of ze worden beschouwd als de overgebleven vrouwen van een Scythisch volk waarvan de mannen alle in de oorlog omgekomen zijn.
De krijgszuchtige vrouwen waren een geliefd onderwerp voor de Griekse artiesten. Maar in de Griekse kunst worden ze meestal met beide borsten, in Scythische of in Griekse kleding met opgetrokken chiton en een schouder en borst bloot en te paard of te voet afgebeeld. Nergens vind je het verhaal bevestigd dat ze de pasgeboren meisjes de rechterborst afgebrand zouden hebben. Dit verhaal is waarschijnlijk een mislukte poging om de naam te verklaren. Het Griekse amazon, (in meervoud amazones) werd door de Grieken opgevat als a-mazos: zonder (rechter)borst.
Hun strijd tegen de Griekse helden en de nederlaag die ze telkens lijden, is waarschijnlijk niet anders dan een mythologische voorstelling van een poging om een eredienst uit te breiden die op de hogere Griekse beschaving afstuitte. Waarschijnlijk gaat de sage op Scythische volkeren terug waarin de voortijd het moederrecht bestond en de vrouwen met de mannen mee vochten.
Het geloof bleef bestaan. Toen de Europese ontdekkers aan de oever van de Marannon gewapende vrouwen ontdekten, gaven ze die stroom dan ook de naam van Amazonenrivier.
Een Boheemse overlevering verhaalt van een merkwaardige geschiedenis van vrouwen in de geest van de mythische Amazones. Onder aanvoering van een zekere Wlasta scheidde zich een menigte jonge vrouwen af tot een organisatie die op militaire wijze werd ingericht. Ze versterkten de streek die ze tot woonplaats hadden gekozen met forten en handhaafden zich acht jaren lang tegen de hertog van Bohemen, Przemyslas. De manspersonen die in hun macht vielen werden omgebracht of voor slavendiensten gebruikt.
Burger: Geloof in de kracht die seksuele onthouding en maagdelijkheid schonken, was wijdverbreid in de middeleeuwen. Jacobus van Vitry vertelt in een van zijn voorbeelden over een jongen die opgevoed is in een klooster en nog nooit van zijn leven een vrouw gezien heeft. Op een dag neemt de abt hem mee op reis. Ze houden stil bij een smidse om de paarden van nieuwe hoefijzers te laten voorzien. De jongen neemt een roodgloeiend hoefijzer van het aambeeld en geeft dat aan de smid - zonder kreet van pijn, zonder zich te branden. De twee brengen de nacht door in een herberg, waar de jongen wordt verleid door de vrouw van de waard. Als hij de volgende dag bij een smid nogmaals een heet hoefijzer oppakt, moet hij het met een gil van pijn laten vallen.
385andre lieden heten nakede vroede wonen daer in hare hoede homoedech naket ende arem mede die onwert ebben die hoechede van arderike alte male 390jn holen wonen si sonder zale hare wijf ende hare kinder wonen metten beesten ghinder sine vechten none striden wilen quam in ouden tiden 395alexander in hare lant ende alsise wijs ende arem vant heuet hi homoedelike gheseit bidt dats ghi wilt ets iv ghereit doe seiden si doe onse bede 400wi bidden di dan ontsteruelicede alexander antworde hem jc die selue steruelic bem welker wijs mochtic v gheuen dat ghi soudet ewelike leuen 405doe seiden si seghet dat dijn raet datti emmer te steruene staet twi iaghestu achterlande dan te scendene so meneghen man daer sijn lieden van andre maniere 410ouer ganges die riuiere dien de lettre hetet bracmanne van sonderlanghen liue nochtanne want dats wonderlike dinc her de gots sone lijf ontfinc 415screuen wiselike de gone vanden vader ende vanden sone ende van hare euengheweldechede an alexandre dor sine bede ende scinen hare wort openbare 420joft kerstinlic gheloue ware andre lieden wonen dar neuen die om te comene in dat leuen dat na dat steruen comet hier hem verbernen in .i. vier |
4. 385 Andere lieden heten naakte wijzen en wonen daar in hun hoede. Ootmoedig, naakt en arm mede die niets ophebben met hoogheden van het aardrijk allemaal. 390 In holen wonen ze zonder zaal hun wijf en hun kinderen wonen met de beesten ginder zij vechten niet of strijden. Wijlen kwam in oude tijden 395 Alexander in hun land en toen hij ze wijs en arm vond heeft hij barmhartig gezegd, ‘bidt wat gij wilt en het wordt gedaan’ Toen zeiden ze,’Doe ons deze bede 400 wij bidden u dan om onsterfelijkheid ‘ Alexander antwoordde hen, ԩk die zelf sterfelijk ben, Op welke manier mag ik je geven dat gij eeuwig zou leven?’ 405 Toen zeiden zij, zeg dan uw raad omdat u immer te sterven staat, waarom jaagt u in achter landen dan om te schenden zoveel mannen?’ Daar zijn lieden van een andere soort, 410 over de Ganges, de rivier, die de boeken noemt Brahmanen. Van apart leven leven nochtans want dat is een wonderlijk ding, eer God de Zoon een lijf ontving 415 schrijven al wijs diegene van de Vader en van de Zoon en van haar eeuwigheid aan Alexander, door zijn bede en schijnt hun woord openbaar 420 alsof het Christelijk geloof ware. Andere lieden wonen daar naast die om te komen in dat lange leven dat na het sterven komt hier zich verbranden in een vuur. |
385andre lieden heten nakede vroede wonen daer in hare hoede homoedech naket ende arem mede die onwert ebben die hoechede van arderike alte male 390jn holen wonen si sonder zale hare wijf ende hare kinder wonen metten beesten ghinder sine vechten none striden wilen quam in ouden tiden 395alexander in hare lant ende alsise wijs ende arem vant heuet hi homoedelike gheseit bidt dats ghi wilt ets iv ghereit doe seiden si doe onse bede 400wi bidden di dan ontsteruelicede alexander antworde hem jc die selue steruelic bem welker wijs mochtic v gheuen dat ghi soudet ewelike leuen 405doe seiden si seghet dat dijn raet datti emmer te steruene staet twi iaghestu achterlande dan te scendene so meneghen man daer sijn lieden van andre maniere 410ouer ganges die riuiere dien de lettre hetet bracmanne van sonderlanghen liue nochtanne want dats wonderlike dinc her de gots sone lijf ontfinc 415screuen wiselike de gone vanden vader ende vanden sone ende van hare euengheweldechede an alexandre dor sine bede ende scinen hare wort openbare 420joft kerstinlic gheloue ware andre lieden wonen dar neuen die om te comene in dat leuen dat na dat steruen comet hier hem verbernen in .i. vier |
4. 385 Andere lieden heten naakte wijzen en wonen daar in hun hoede. Ootmoedig, naakt en arm mede die niets ophebben met hoogheden van het aardrijk allemaal. 390 In holen wonen ze zonder zaal hun wijf en hun kinderen wonen met de beesten ginder zij vechten niet of strijden. Wijlen kwam in oude tijden 395 Alexander in hun land en toen hij ze wijs en arm vond heeft hij barmhartig gezegd, ‘bidt wat gij wilt en het wordt gedaan’ Toen zeiden ze,’Doe ons deze bede 400 wij bidden u dan om onsterfelijkheid ‘ Alexander antwoordde hen, ԩk die zelf sterfelijk ben, Op welke manier mag ik je geven dat gij eeuwig zou leven?’ 405 Toen zeiden zij, Ժeg dan uw raad omdat u immer te sterven staat, waarom jaagt u in achter landen dan om te schenden zoveel mannen?’ Daar zijn lieden van een andere soort, 410 over de Ganges, de rivier, die de boeken noemt Brahmanen. Van apart leven nochtans want dat is een wonderlijk ding, eer God de Zoon een lijf ontving 415 schrijven al wijs diegene van de Vader en van de Zoon en van haar eeuwigheid aan Alexander, door zijn bede en schijnt hun woord openbaar 420 alsof het Christelijk geloof ware. Andere lieden wonen daarnaast die om te komen in dat lange leven dat na het sterven komt hier zich verbranden in een vuur. |
|
425ander uolc es daer onuroeder die haren uaer ende hare moeder alsi van ouden sijn uersleten te doot slaen ente samen heten ende dit ouden si ouer weldaet 430dies niet ne dade hi hiete quaet oec vindemen dar in somech lant menghen grooten gygant [die .xii. cubitus sijn lanc] ende uolxkin so clene so cranc 435cume so groot wi lesent dus alse .iii. uoeten iofte .ii. cubitus ar sijn urouwen horic iwagen die als enewarf kinder draghen entie werden grau geboren 440ende alsi out sijn als wijt horen so werdet hem al swart dat aer ander wijf wonen dar naer diere viue bringhen tere drachte mar sine leuen der iare mar achte 445oec es dar .i. uolc geseten die die rowe visscen heten ende drinken die soute zee ander uolc so wont dar me die de hande ebben verkert 450ende andie voete als men ons lert ebben si theen twewarf viere volc esserre van vremder manire dien de uoeten stan verkert ende als ons sente ieronimus leert 455so esser erande volc vonden die sijn gehoeft ghelijc den onden met crummen clawen ende met langhen ende met beesten uellen behanghen ende ouer hare spreken bassen 460ander uolc es dar ghewassen so cleenen mont ebben die liede dat si met enen cleenen riede n sughen moeten dar si bi leuen ander uolc es dar beneuen 465die menschen heten als ict ore dese uolghen lieden bi spore bider roke dats hare maniere tote dat si comen tere riuiere ende dar nemen si den lieden dat lijf 470weder het si man of wijf |
425 Ander volk is daar dwaas die hun vader en hun moeder als ze van ouderdom zijn versleten dood slaan en samen eten. En dit houden ze voor weldaad 430 die het niet doet, hij heet daar slecht. Ook vindt men daar in sommige land menige grote gigant. [die 5,5 m zijn lang] 435 En een volkje zo klein en zo zwak nauwelijks zo groot, wij lezen aldus, als drie voeten of negentig cm. Daar zijn vrouwen, hoor ik gewagen, die eenmaal een kind dragen en die worden grauw geboren. 440 En als ze oud zijn, zoals wij het horen, dan wordt hen helemaal zwart dat haar. Een ander wijf woont daarnaast die er vijf brengt in een dracht maar zij leven daar maar acht jaar. 445 Ook is daar een volk gezeten die rouwe vissen eten en drinken van de zoute zee. Ander volk zo woont daar meer die de handen hebben verkeerd 450 en aan die voeten, als men ons leert, hebben ze tenen, twee maal vier. Volk is er van een vreemde soort van wie de voeten staan verkeert. En zoals onze Sint Hiëronymus leert 455 is er een soort volk gevonden die voeten heeft gelijk de honden met kromme klauwen en met lange en met beestenvellen behangen en in plaats van spreken bassen. 460 Ander volk is daar gegroeid zo’n kleine mond hebben die lieden dat ze met een klein rietje zuigen moeten willen ze blijven leven. Ander volk is daarnaast 465 die mensen eten, zoals ik het hoor, en volgen lieden bij een spoor via de geur, dat is hun manier, totdat ze komen bij een rivier en daar nemen ze van die lieden het lijf 470 of het een man of wijf is. |
(1) Aristeas, 900 v. Chr., had een reis gemaakt naar het land der Issodoniers (ongeveer bij Irkoetsk) die de buren waren van de Arismaspen en mensen waren met een oog (arima: een, spou: oog) Dat de griffioenen in het hoge noorden op de Rhipaise bergen de goudmijnen tegen de Arimaspen bewaakten. De griffioenen leefden met de rijdende Scythisch Arimaspen en zo ook met hun paarden in vaste vijandschap. Vandaar het spreekwoord: ‘augentur grypes equis, dat is ,’het onmogelijke zal mogelijk worden’ De verhalen over hen, over eenogige demonen en over wezens die de gouden hemelberg bewaakten bleven eeuwenlang een gezocht onderwerp.
Burger: Ook bekend als ԧymnosofisten de middeleeuwse versie van de Indiase yogi’s. Misschien danken ook de parasolvoeten hun ontstaan aan ontmoetingen met yogi’s.
Mulder: Mede-eeuwigheid - van ‘medeeuwig’’met iemand of iets eeuwig bestaande, ( theol.).
De meeste middeleeuwse geleerden zagen de aarde als een bol, verdeeld in vijf klimaatgordels - het is een lasterlijke misvatting dat middeleeuwers dachten dat de aarde plat was. De gordels rond de polen waren onbewoonbaar door de grote koude; het gebied rond de evenaar liet geen mensen toe door overmatige hitte. De enige twee bewoonde gebieden waren dus de gematigde zones ten noorden en ten zuiden van de evenaar. In de loop der tijd werden de mensen die aan de ommezijde van de wereld leefden, onze tegenvoeters, verward met het door de Griekse reizigers beschreven mensenras waarvan de voeten naar achteren wezen, zodat ze in de dubbele betekenis van het woord ‘tegenvoeters’ of ‘antipoden’ werden. Dit volk veroorzaakte doctrinair ongemak: als het evangelie gepredikt was ‘Tot de einden der wereld ’dan was het niet mogelijk dat er op het zuidelijke deel van de aarde, door hitte en oceanen gescheiden van de rest van de mensheid en verstoken van de heilsboodschap, ook bezielde wezens leefden. Bovendien stammen volgens de Schrift alle mensen af van Adam - hoe konden er dan aan de andere kant van de wereld, aan gene zijde van de ondoordringbare hittegordel rond de evenaar, k mensen leven? Tot ver in de dertiende eeuw werd de antipodenleer dan ook fel bestreden van kerkelijke zijde.
Toch bood het bestaan van dergelijke volkeren, op veilige afstand van de mogelijkheid tot verificatie, ook theologische voordelen. Augustinus bezwoer de ketterse gedachte aan uitzonderingen op de natuurlijke orde met het argument dat het bestaan van monstervolkeren ons toont dat Gods wijsheid niet faalt als er bij ons een mismaakt kind geboren wordt. Kinderen met een staart, met twee hoofden, bedekt met haar of schubben, zonder mond, of met aaneengegroeide benen (’sirenenvorming,’ werd met deze redenering de status van ‘speling der natuur’ ՠontnomen. Strikt genomen bestonden spelingen der natuur dan ook niet: de uitdrukking was bekend, maar het was alleen onwetendheid die de mens een spelende natuur deed zien.
Mensen met hondenkoppen - in het Latijn de cynocephali. Vaak afgebeeld op kathedralen en kerken in voorstellingen van de apostelen die het Evangelie over de gehele aarde verspreiden - de cynocephali vertegenwoordigen daarin he Pygmeeën - de vroegste verwijzing naar de strijd tussen kraanvogels en pygmeeën is te vinden in Homerus' Ilias, in de eerste regels van het derde boek.
oec so wonen dar int lant wijfs van sere scoonre maniere 500die ouden hem in ene riuiere ende want sine ebben iser neghen wapen si hem al in een met wapinen van selure al hoec wonen dar in somech dal 505van india wijf gebart toten mammen nederwart entie cleder van uden draghen entie hem al gheneren int iaghen entie cleder van huden draghen si ebben luparde ende lioene 510ende tigren tharen doene ghetammet dar si iaghen mede noch es dar te somegher stede volc beede man ende wijf die gheen cleet draghen ant lijf 515ende ru gehart anden lachame wart dat hem enech man to quame so doken si int water dan want die wijf entie man leuen wel na hare lieder maniere 520bede upt lant ende in de riuiere oec vindemen dar wilde liede groot starc ende onghiere die ru als .i. suijn sijn van hare ende brieschen alse oft een stier ware 525jn ene riuiere wonen dar wijf die hutscone ebben dat lijf sonder dat si inden mont sijn ghetant ioft ware .i. ont |
Ook zo wonen daar in het land wijven van zeer schone manieren, 500 die houden zich op in een rivier want zij hebben ijzer, nee geen, ze wapenen zich geheel met wapens van zilver al. Ook wonen daar in sommige dalen 505 van India wijven met een baard al tot de mammen nederwaarts en die klederen van huiden dragen en die zich voeden met jagen en die klederen van huiden dragen, ze hebben luipaarden en leeuwen 510 en tijgers tot hun doen getemd waar ze jagen mee. Nog is daar in sommige plaatsen Volk die beide, man en wijf, geen kleed dragen aan het lijf 515 en ruw gehaard zijn op het lichaam zo er een man op hen toekomt dan duiken ze in het water dan want dit wijf en deze man leven wel naar hun lieden manier, 520 beide, op het land en in de rivier. Ook vindt men daar wilde lieden groot, sterk en onguur, ruw als ze zijn van haar en briesen alsof ze een stier ware. 525 In een rivier wonen daar wijven (1) die zeer schoon hebben dat lijf, bijzonder dat ze in de mond getand zijn als een hond. |
(1) Pygmae; zo groot als een vuist. Een volk van dwergen wier land zou bestaan aan de kust van de Oceaan, de bronnen van de Nijl, in Indië of in het hoge Noorden. Hun bestaan werd al door de ouden geloochend. Later geloofde men hen terug te vinden in een Afrikaans volk van kleine mensen bij de evenaar.
Bij zijn tocht kwam Marco Polo in Klein Java en ziet daar de kleine mensjes wat apen zijn.
‘En ik zeg u dat ze liegen degene, die bij ons kleine uitgedroogde mensjes komen vertonen, zogezegd uit Indië, want het zijn aapjes, die op dit eiland wonen en ik zal u zeggen hoe men ze opzet. Op dit eiland leeft een kleine apensoort die het aangezicht heeft van een mens. Men vangt ze, scheert ze over het hele lichaam, behalve dat men ze een beetje haar laat op de kin en rond de penis. Daarna laat men ze drogen en bewerkt ze met saffraan en andere dingen, tot ze inderdaad op een mens gelijken. Maar dit is niet waar, want noch Indië noch in nog wilder streken heeft men ooit zulke mensjes gezien’.
oec hebbemen in ouden stonden 540erande uolc met starten vonden men vindet in orienten mede wilde lieden in wilder stede alsemense int wout vangen mochte ende mense onder lieden brochte 545mochten si dan niet ontgaen gheen eten ne wilden si ontfaen ende dooden hem met ongre dan |
9, Ook heeft men in oude stonden 540 een soort volk met staarten gevonden. (1) Men vindt in de Oriënt mede, wilde lieden in wilde plaatsen. Als men ze in het woud vangen mocht en men ze onder het volk bracht 545 mochten ze dan niet ontgaan geen eten wilden ze ontvangen en doden zich met honger dan. |
(1) Semnopithecus, zijn de slankapen uit Indië. Een soort ervan is de Hamman die door de Indiërs bijzonder wordt vereerd. Die heet ook wel hoedaap of Chinese aap, omdat het haar op de kruin van het hoofd zich uitspreidt in de gedaante van een Chinese muts.
Dit is een grote, slanke, langstaartachtige aap. Deze aap is het symbool van kracht, trouw en opoffering.
Er zijn soorten die tot de boomgrens komen, men heeft ze ook in de sneeuw zien rondstappen, (sneeuwmannen)
men uindet in india oec man die doghen nachts ebben so claer 550als ioft ene kerse ware dats waer oec wonen daer scone lieden mede vp de ze in ere stede die niet neten dan vlesch al ro ende sughen honech oec also 555jn ene riuiere heit brixant lopet tote endi int lant sijn lieden hutermaten lanc die de hut ebben sere blanc ende tanschin ghedelet in tween 560dit wonder ende menech een dat hier bouen staet bescreuen alse ons die vraie boeke gheuen vintment int lantscap van endi doch hort wonder meer van mi |
10, Men vindt in India ook een man die ‘s nachts de ogen heeft zo helder 550 alsof het een kaars was, dat is waar. Ook wonen daar schone lieden mede op de zee in plaats die niet eten dan vlees geheel rauw en zuigen honing ook alzo. 555 In een rivier die heet Brizantis en loopt tot Indië in het land zijn lieden uitermate lang die de huid hebben zeer blank en het aanschijn is gedeeld in tweeën. 560 Dit wonder en menigeen die hierboven staan beschreven zoals ons die fraaie boeken geven vindt men in het landschap van Indië. Nog hoort wonder meer van mij. |
565jacob van vitri die zeghet dat in europa en lant leghet dar als de kinder werden gheboren alreerst comet ene padde voren ware oec geboren teregher stede 570een kint ende ghene padde mede men soude der moeder tien an dat soet an enen andren man ghewonnen hadde entese onwarde segmen wesen onder die lumbarde |
11, 565 Jacob van Vitry die zegt het dat in Europa een land ligt waar als de kinderen worden geboren allereerst een pad komt tevoren. (1) Wordt er ook geboren op enige plaats 570 een kind en geen pad mede, men zou de moeder zien aan dat ze het van een andere man gewonnen had. En deze onwaardigheid zegt men te wezen onder in Lombardije |
Geboortemiddel.
Heget is een Egyptische godin met een kikkerhoofd. De godin van geboorte en wederopstanding.
Dat het paddenvlees zelfs als geboorte verlichtend middel officieel was bewijst weer hoe hardnekkig het volksgeloof is. De levende pad is een zielendier.
Ieder die een pad doodt zal zijn eigen moeder doden, daarom durven alleen diegene een pad te doden wiens moeder al gestorven is. Als ze uit haar dierlijke vel, waarin de ziel geband is, verlost is dan ontvouwt zich een prachtige vrouw (sprookjes) of twee witte duiven
Als in de volkssages de ziel van een zieke vrouw als pad uit haar mond wandelt dan is dat een teken. De levende pad is een van de vele vormen waaronder de menselijke ziel, naar het volksgeloof, verschijnt. Als zielendier houdt de pad als een geest de gestorvene in zich en geeft hun voeding, ze zit zowat op het zielenbroedsel en werd, net als de natter die ook een zielendier is, tot huisschutgeest. In Zweden heet het bolvoetter, in Sicilië donna di casa. Ze woont onder het kruidvat, in de kelder, de grond en bewaart onderaardse schatten, ze is een onderaardse, een schatpad. Zoals elk huis zijn huispad heeft, zo heeft ook elk huis een schatje. De pad voorspelt als huispad geboortes maar ook sterfgevallen. Graaf je een pad uit de grond dan komen er gauw kinderen, dat wil zeggen er komt al gauw een nieuwe ziel, een nieuwgeboren kind. De onsterfelijke ziel wordt met het zielendier uitgegraven en komt in het nieuwe kind.
Is dit nieuwe kind misvormd, ‘verpaddert,’ (cretino) is dit naar het volksgeloof een duidelijk ‘dmonstratio ad oculos ‘ een teken dat de pad, als paddendemon, de vrouwelijke vrucht van de mens benvloed heeft. Alles wat in de baarmoeder mis kan gaan is beïnvloed door de pad.
580jnt vrankerike eist worden mare datmen lieden heuet ghesien die hadden tusschen hare dien vorme van wiue ende van manne |
13, 580 In Frankrijk is het bekend dat men lieden heeft gezien die hadden tussen hun dijen vormen van wijven en van mannen |
jn cicilien nochtanne 585es .i. wout den berghe na die bernet ende etet etna dar sijn lieden met .i. oghe bouen allen bomen hoge thoghe alse groot als .i. scilt 590die sijn ureselic ende wilt ende leuen bi uleesche ende bi bloede |
14, In Sicilië nochtans 585 is een woud bij de berg bijna die brandt en heet Etna. Daar zijn lieden met een oog en boven alle bomen hoog, met een tong zo groot als een schild, 590 die zijn vreselijk en wild en leven van vlees en bij bloed. |
Meer dan 2000 jaar geleden rustten de mensen van Carthago (Feniciërs) een vloot uit met het doel om volksplantingen te stichten op de westkust van Afrika. Duizenden mannen en vrouwen, voorzien van leeftocht en benodigde hulpmiddelen, vertrokken met zestig schepen. De bevelhebber was Hanno die zijn reis in zijn ‘Periplus Hannonis’ beschreef. Gedurende de reis stichtten ze zeven koloniën, door gebrek aan levensmiddelen moesten ze eerder terug dan aanvankelijk de bedoeling was. Ze waren de kust van Sierra Leone al voorbij toen dit gebeurde. Hanno meldt: ‘Ee derde dag, nadat wij van daar weg gezeild waren en de vuurstromen hadden doorkruist, kwamen wij aan een zeeboezem die de zuiderhoorn genoemd wordt. Op de achtergrond was een eiland met een meer en hierin weer een eiland waarop zich wilde mensen bevonden. De meeste van hen waren vrouwen met een behaard lichaam, de tolken noemen ze gorilla’s . De mannetjes konden wij niet inhalen, die konden gemakkelijk ontsnappen doordat ze over afgronden klommen en zich met rotsklompen verdedigden. Wij maakten ons meester van drie wijfjes, maar konden ze niet meenemen omdat zij beten en krabden. Wij moesten ze daarom doden, trokken hun echter het vel af en zonden het naar Carthago’ De huiden werden, naar Plinius bericht, in de tempel van Juno bewaard.
Hanno heeft een mensaap gezien. Mogelijk was dat de chimpansee, maar naar zijn verhaal is de reusachtigste van alle apen gorilla genoemd. Een tekening van een chimpansee is gevonden op het beroemde mozaïek werk dat eertijds de bodem van de Fortuna tempel te Praeneste sierde. Naast vele andere dieren die in ‘T stroomgebied van de Nijl leven was er ook een staartloze aap afgebeeld die voor de chimpansee wordt gehouden. Een chimpansee is mogelijk ook de eenogige cycloop van Homerus geweest.
Of zie 5, de Arimaspi of eenogige, de bewoners heten Arimi. Dat heeft aanleiding gegeven tot de mening dat het eiland Inarime of Aenaria in de golf van Napels was bedoeld.
jnt westhende als ict beurode van europen so was vonden een wijf uersleghen tere stonden 595met ere wonden als wijt horen die stont hare int uorouet uoeren ende quam ghedreghen metten ze baren menne wiste wanen te waren met purpre was soe ghecledet 600hare langhe was alsemen weet die istorie bescriuet ons dus ghemeten .l. cubitus |
15, In het westelijk eind, als ik bevroed, van Europa was gevonden een wijf verslagen te ene tijd 595 met een wond, zoals wij het horen, die stonden haar in het voorhoofd van voren en kwam gedragen met de zeebaren. Men wist niet waarvan te waren met purper was ze gekleed, 600 haar lengte was, als men weet, de historie beschrijft ons dus gemeten een een cubitus. (1) |
60 cm?
Op vele kustplaatsen komen verhalen voor van zeemeerminnen. Mogelijk doelt van Maerlant op het verhaal van Westerschouwen.
Jaren geleden vingen de vissers van Westerschouwen een meermin in hun netten. Ze beloofde zegen, als men haar liet gaan; de vissers bleven onbewogen. De meerman riep om zijn vrouw, men liet hem roepen. De meermin stierf weldra in haar gevangenschap. Toen zong de meerman het lied van de straf:
‘Westenschouwen
Het zal u berouwen,
Dat ge genomen hebt mijn vrouwe,
Westenschouwe zal vergaan,
Alleen de toren zal blijven bestaan’ En zo is het uitgekomen
die groote nochtan van ercules dar ons niet af bleuen es 605wondert der wonder ghemeinlike sine wapine sonder ghelike die so groot sijn dar mense siet wondert al der werelt diet die na dien dat hi uerwan 610menech lant ende meneghen man sette tekine ende pale van sinen zeghe scone ende wale jnt westende van spaenien lant colummen vpter ze cant 615ten lijctekine dat hi uerwonnen hadde vanden risene vander sonnen al de lande tote daer dar naer quam hem .i. euel swaer dat hem swaer was ende onghier 620ende warp hem seluen in .i. vier dar hi te puluere es uersleten dus es langhe sijns vergheten |
16, De grootte nochtans van Hercules (1) waar niets van gebleven is. 605 Verwonder je over het gewone wonder, zijn wapens zijn zonder gelijke die zo groot zijn waar men ze ziet. Verwondert de hele wereld volk die nadat hij overwon 610 in menig land en menig man zette teken en gedenktekens van zijn zegen, schoon en wel, in het westen van Spanje land zuilen op de zeekant, 615 ten teken dat hij overwonnen had van de reuzen van de zon het hele land tot daar. Daarna overkwam hem een euvel zwaar dat hem zwaar was en guur 620 en wierp zichzelf in een vuur waar hij tot poeder is versleten dus is zijn lengte al lang vergeten. |
(1) Hercules, bekende mythische held die geducht was vanwege zijn knots. Hij trok naar de Hesperiden: avondland, om de gouden appels te halen. Hij versloeg de draak en zette als teken van overwinning de zuilen op bij Gibraltar. Hercules werd vergiftigd door een pijl en wierp zich in het vuur van berg Etna.
Mulder: De Zuilen van Hercules - in de klassieke oudheid en de middeleeuwen benaming voor de straat van Gibraltar, meer in het bijzonder de rots van Gibraltar en de tegenoverliggende Djebel Musa. Hercules besteeg de brandstapel om een einde te maken aan de ondraaglijke pijnen die hij leed nadat hij een in gif gedrenkt hemd had aangetrokken, dat hem als straf voor zijn ontrouw was geschonken door zijn vrouw.
also alsmen lijtteken vint sone twifelmens twijnt 625henne was menech starc gigant wilen eer in duutscer lant so datter een was hiet teuca dar dutscelant of heuet ontfaet sine name ende out noch eden 630sijn graf es noch tere steden bider dunauwen sekerlike bider weinden in ostrike twe milen al dar beneuene jn .i. dorp het sente steuene 635dat .xc. cubitus es lanc die dar toe doet sinen ganc hi vint dar beenre vp desen dach meere danne men gheloeuen mach tersinbeckin leghet daer 640broeder albrecht seit vorwar name .i. man diet prouen begerde tusschen appel ende hilte .ij. swerde dat .i. vp entander neder hi mochtse keren uort ende weder 645namelike int ersinbeckin binnen sine tande segghen diet kinnen die sijn meer dan twe palmen breet |
17, Alzo als men tekens vindt zodat men niets twijfelt. 625 Er was menige sterke gigant (1) wijlen eerder in Duitsland zo dat er een was die heet Teuta (Teutonia) waar Duitsland van heeft ontvangen, zijn naam en houdt het nog heden. 630 Zijn graf is nog ter plaatse bij de Donau zeker, bij de Weemen in Oostenrijk twee mijl daar benevens in een dorp dat heet Sankt Stephan 635 dat meer dan veertig meter is lang. Die daar doet zijn gang vindt daar beenderen tot op deze dag groter dan men geloven mag, het hersenbekken ligt daar. 640 Broeder Albrecht zegt voor waar, nam een man die het proberen begeerde tussen appel en hilt twee zwaarden de een op en de ander neer hij mocht ze keren heen en weer 645 namelijk in het hersenbekken van binnen. Zijn tanden, zeggen diegene het kennen, die zijn meer dan twee handpalmen breed. |
(1 ) In vroegere tijd hield men het voor de beenderen van St. Christophorus, hij was tenslotte een reus of van een andere heilige wie men om de een of andere reden een bijzondere grootte meende te moeten toeschrijven. Vele van zulke overblijfsels worden daarom in de kerken als relikwieën bewaard.
Het veld van Lyon heet sedert oude tijden ‘Reuzenveld’ omdat in de leemgroeven aldaar talloze beenderen waren opgegraven die men voor overblijfselen van reuzen hield. Toen in 1577 de storm een eik ontwortelde bij het klooster Reyden, Luzern, kwamen grote beenderen tevoorschijn. Dit verklaarde een dokter de Bazel voor het geraamte van een zes meter lange reus. Het zou een van de gevallen engelen geweest zijn geweest die tegen God in opstand was gekomen. Anderen hielden ze voor de beenderen van de reuzen Gog en Magog die in de bijbel worden genoemd of van ander minder beroemde reuzen. Door hen die met de klassieke oudheid meer bekend waren werden zij aan de Germaanse koning Teutobod toegeschreven. Dat was in de 16de eeuw toen men zulke beenderen in Aix ontdekt.
Het zijn de beenderen van de mammoet. Mammoet heet in Duits Mammut, in Engels mammoth en in Frans mammouth, dit komt van Russisch mammut of mamant. De Jakuten noemden het mamont, mamma is land, het betekent aardvreter. Ze geloofden dat deze dieren, net als de mol, onder de aarde leefden.
Van beesten of dieren.
Ghemeinlike salic salic te uoeren 660ghemeenlike nature iv laten horen die beesten ebben int ghemanghe dar na van elker sonderlanghe aristotiles die seghet wat dat uoete tebbene pleghet 665jofte .ij. iofte .iiii. iof negheene die diere ebben alle ghemeene adren ende bloet der in diere meer ebben seit sijn sin dan uiere,nebben gheen bloet 670ende merket datmen verstaen moet dat hi bloet in adren seghet want de worem bloet tebbne pleghet mar hare neghen neuet adre de vissche ebben allegadre 675benine oghen ende starc dat vel omme dat si dat water wel weren sullen ende ghedoghen dit machmen wel met redenen toghen biden watre si iv bekent 680dese werlike torment biden visschen suldi bekinnen lieden die de werelt minnen nu merket van wereldliken lieden al horsi hiet van gode bedieden 685si ebben so arde verstannesse negheene ghestelike lesse ne moghen si verstaen wel so art ebben si oghe ende vel diere die ebben horen gemeene 690roerense sonder de mensce alleene dat meent dat hi ontoude ende lere wat dat hi hort van onsen here ende someghe creaturen oren met gaten al sonder horen 695alse alle uoghelen ghemene alle dieren groot ende clene die roeren die onderste caken twe diere gaen ieghen dese saken dats cocodrillus entar na 700een dier heetet gentilia die de vpperste cake roeren ende dats maniere van vremder uoeren Ambrosius spreket dat got heuet sulke diere dat leuet 705ghemaket den als lanc dats bedi dat sine spise vp darde si alse den kemel enten parde maer dien wolue enten liebarde heuet hi den als curt ghegheuen 710want si bider proihen leuen de langhe als menet de langhe ope elc man die merke wien ic nope de ghene die met proien leuen hoe mach hare ope sijn verheuen 715enechsijns te gode wart dieden aremen niet ne spart ende met hem oudet sine ghile hoe mach hi ter lester wile an onsen here vinden ghenaden 720die emmer darme sal beraden almeest alrande diere die pleghen edekens maniere dats die vermaken hare spise ebben alse van langher wise 725dat meenet die langhe wort die hi leset ofte hort verandelt dicken sonder ontloepen die behort ter langher open men vindet onder alrande diere 730tande van drieranden maniere some effene ende some alse zaghen ende some tande die huteraghen effene tande heuet die man ende wat dat horne draghet nochtan 735hetne ware gehornet serpent wat so hem met proien bekent es ghetant ghelijc zaghen sulke meenic als onde draghen die euer entie olifant 740si draghen den raghenden tant al dat bloet heuet int houet dat heuet hersinen des gelouet sonder worme seggic iv ende wat diere den start heuet ru 745heuet grote kinbacken gemene ende dat ersinbeckin cleene o wi wacharmen hoe waer est eden jnder eren der moghendelicheden hare starte hare meisenieden 750die verteren dat arme lieden souden ebben thare noot si ebben de kinbacken groot dat si verteren in houerdaden hare goet te haren scaden 755dus so werdet hem clene thouet want si werden so verdoeuet dat si laten varen al wat datter hem af comen sal haer ende wlle van allen dieren 760verwandelt na des lants manieren jn heten lande karsp ende swart ende in tastene endeel hart jn couden lande slecht ende wit aldus machmen marken dit 765vieruoete georende diere bouen dats hare maniere sonebbensi ghene tande also alst aristotiles cande alle creaturen van hare ru 770noeten uele seggic iv jn die maghe der sugender diere vindemen lib van goeder maniere so ouder so van betren doene ets sloten vanden menisone 775des erts lib entes hasen mede es vander meester mogentede mar de diere die niet vermalen hare spise die si in halen nebben lib groot no clene 780sonder dase allene al dat heuet oghe lede luketer sine oghen mede alst slapet sonder de liebart entie blode hase cuward 785al dat voete heuet sonder ghile mach wel swemmen ene wile die mensche minst van em allen men seit dat hem doet geuallen [dat hi heuet bouen hem allen 790na sire grote alreminst gallen] want die galle es heet ende droghe ende effet upwart int hoghe mar de swinbalch die den wint out doet vissche swemmen met gewout 795men vraget des in menghen lande twi de heuer heuet sine tande die liebart clawen entie bere die stier sine horne ter were die ree de hase hare snellede 800die mensce van mester wardechede nature ne wapinde niet so wel none makede ter vlucht so snel dus machmen antworden hier inne mensche die redene heeft van sinne 805heuet tweirande ghewerke an dats raet ende daet nochtan dies heuet hi met sinne vonden jn orloghen tallen stonden dat hi hem dartoe wapinen can 810ende alsi pais heeft latise dan wari gheboren dan der mede so sceni altoes buten vrede wari oec snel als die re hine wachtets hem nemmerme 815hine soude verliesen der mede sine edele ghestadechede nu alst tijt es ende stede raet hem die behendechede sijt vp waghene of up parde 820snellike te varne sire varde ende in scepen met corten stonden houer liden des waters gronden dus machmen antworden dan hem die vraghet twi die man 825trach ende onghewapint mede gheboren es ter menscelichede ghetande diere zaghewise ebben uercoren vlesch ter spise si lapen metter tonghen in 830dat water dus leert hem ar sin mar diere met effenen tanden sughen in twater thande dt vele tande ende ganse heuet men seghet dat het langhe leuet 835eist dier of man dit verstaet dat houer de meere menege gaet wat diere ghere longre heuet es sonder luud als langhe alst leuet niet dat leuet werpet sijn saet 840buter femelen dart toe gaet wakende slapende sonder de man dits grote onsalicheit nochtan dat hi so swarlike hem besmet die redene verstaet ende wet 845alrande creaturen nemen voetsel bi naturen jn spisen die hem best ghenoeghet ende in dranke die hem geuoeghet bi naturen die diere alle 850die leuen ende sijn sonder galle alse herte ende olifante sijn die kemel ende dat delfijn die moghen alle lange leuen et es recht want ets bescreuen 855die goedertiere sullen ter heruen dar niemen nemmermer mach steruen diere die groot sijn van lachamen winnen lettel alle te samen ende so dierkine oec sijn minder 860so si winnen te meer kinder o wi hoe waer es dit noch heden grote heren van moghenteden hoe lettel baten doen si den lieden si gapen also seere ter mieden 865dat si thare langher ulucht moghen winnen ghene vrucht vijfterande creaturen die verwinnen bi naturen ons menscen in onse .v. sinne 870linx siet clare als ict kinne die ghier rieket vorder ene sake tsiminkel es van scarper smake die coppe gaet int gheuoelen voeren die heuer es subtilre int horen 875de creaturen horic gewaghen die de moeder langhe draghet plinius die heuet bescreuen dat si langhest leuen nu hort vort van elken diere 880sine sonderlinghe maniere jn latijn salic hare namen ordineren al te samen omme datter menech dier in steet dar ic dat dietsch niet af ne weet 885vander ordinen int a.b.c. terst in .a. dar na in .b sullen haren namen sijn gheset atmense vinden mach te bet |
Proloog. Gewoonlijk zal ik van tevoren 660 de gewone natuur laten horen die de beesten in het algemeen hebben en daarna van elk apart. Aristoteles die zegt het wat dat voeten te hebben pleegt 665 of twee of vier of geen een die dieren hebben algemeen aderen en bloed daar in. Dieren die er meer hebben, zegt zijn geest, dan vier die hebben geen bloed. 670 En merk op dat men verstaan moet dat hij ‘bloed in aderen zegt’ want de worm pleegt bloed te hebben maar dat die geen aderen heeft. De vissen hebben allen 675 benen ogen en een sterk vel omdat ze het water wel weren zullen en gedogen, dit mag men wel met redenen staven. Bij het water is u bekend 680 deze wereldse kwelling bij de vissen zal je bekennen lieden die de vaste wereld beminnen, merkt nu van wereldlijke lieden al horen ze iets van God aanduiden 685 ze hebben zo’n hard verstand, nee, geen geestelijke lessen nee, mogen ze verstaan goed zo hard hebben ze de ogen en het vel. Dieren die hebben oren algemeen 690 roeren ze, uitgezonderd de mens alleen, dat betekent dat hij onthoudt en leert wat dat hij hoort van Onze Heer. En sommige creaturen horen met gaten zonder oren 695 zoals alle vogels algemeen. Alle dieren, groot en klein die bewegen de onderste kaken, twee dieren gaan in tegen deze zaken dat is de krokodil en daarna 700 een dier dat heet Gentilia die de bovenste kaken bewegen en dat is een manier van vreemd beroeren. Ambrosius spreekt dat God heeft van sommige dier dat leeft 705 de hals lang gemaakt, dat is bij daarom dat hun eten op de aarde is zoals kameel en het paard, maar de wolf en luipaard heeft hij de hals kort gegeven 710 omdat ze van prooi leven. De lange hals bedoelt de lange hoop elke man merkt op wie ik bedoel diegene die van prooien leven hoe kan hun hoop zijn verheven 715 enigszins zijn ze te God waart die de armen niet spaart en met hem houdt zijn grappen hoe denkt hij te laatste tijd bij Onze Heer te vinden genade 720 die immer de armen zal beraden? Andere en meestal allerhande dieren die doen het op geiten manieren, dat is ze vermalen hun spijs en hebben een hals van lange wijze. 725 Dat bedoelt het Heilig woord die men leest of hoort verandert veel zonder ontlopen die behoort langer te hopen. Men vindt onder alle dieren 730 tanden van drie soorten soms effen en soms als zagen en soms tanden die uitsteken. Effen tanden heeft de man en dat wat horens draagt nochtans. 735 Het waren geen gehoornde serpenten wat zich met prooien bekend en is getand gelijk een zaag. Zulke, bedoel ik, als honden dragen en de ever en de olifant 740 dragen een ragende tand. Al dat bloed heeft in het hoofd dat heeft hersenen, dat geloof uitgezonderd wormen, zeg ik u. En de dieren die de staart hebben ruw 745 hebben grote kinnebakken algemeen en het hersenbekken is klein. O wie! och arme! hoe waar is het op heden in heren der mogendheden hun staarten, hun huisgenoten 750 die verteren dat de arme lieden zouden moeten hebben in hun nood. Zij hebben de kinnebakken groot dat ze verteren in overdaad hun goed tot hun schaden, 755 dus zo werd hem te klein het hoofd want ze werden zo verdoofd dat ze laten varen al wat hen hiervan komen zal. Haar en wol van alle dieren 760 worden veranderd naar lands manieren. In hete landen krullig en zwart en in het voelen een deel hard. In koude landen recht en wit aldus mag men opmerken dit. 765 Viervoetige, gehoornde dieren hebben boven, dat is hun manier, zo hebben ze geen tanden alzo als Aristoteles kende. Alle creaturen van haar ruw 770 nuttigen veel, zeg ik u. In de maag van zuigende dieren vindt men leb van goede soorten hoe ouder, hoe van betere doen, het is de sleutel van de buikloop. 775 Het herten leb en van de haas mede is van de grootste krachtheden, maar de dieren die niet vermalen hun spijs die ze inhalen hebben geen leb, groot of klein, 780 uitgezonderd de haas alleen. Al dat heeft oogleden dat sluit er zijn ogen mede als het slaapt, uitgezonderd de luipaard en de bange haas kuwaard. 785 Al dat voeten heeft zonder grap kan wel zwemmen een tijdje de mens het minst van hen allen. Men zegt dat hem bevalt dat hij heeft boven hen allen 790 naar zijn grootte de allerminste gal. Want de gal is heet en droog en heft hem opwaarts in de hoogte, maar de zwembalg die de wind vast houdt laat vissen zwemmen met geweld. 795 Men vraagt dus in menige landen waarom de ever heeft zijn tanden de luipaard klauwen en de beer de stier horens om te verweren de ree en de haas hun snelheid 800 en de mens van grootste waardigheden de natuur niet bewapend zo goed niet maakte ter vlucht zo snel Dus mag men antwoorden hiernaar, de mens die reden heeft van geest 805 heeft twee soorten werken aan zich dat is raad en daad nochtans. Zo heeft hij met zijn geest gevonden in oorlogen te alle tijden dat hij zich daartoe wapenen kan 810 en met vrede laat hij ze dan. Was hij geboren dan daarmee dan schijnt hij altijd zonder vrede. Was hij ook zo snel als de ree hij wachtte zich nimmermeer 815 en zou verliezen daarmee zijn edele gestadigheid. Nu als het de tijd is en plaats raadt hem die handigheid zij het op een wagen of op een paard 820 snel te gaan in zijn vaart en in schepen met korte stonden glijden over de watergronden. Dus mag men hem antwoorden dan die vraagt waarom de man 825 traag en ongewapend mede geboren is in menselijk’. Getande dieren, zaagvormig hebben gekozen vlees tot spijs. Ze slurpen met de tong in 830 het water, dat leert hun geest. Maar dieren met effen tanden zuigen het water op gelijk. Die vele tanden en heel heeft men zegt dat het lang leeft 835 is het dier of man, dit verstaat. Dat over de meren veel gaat welk dier geen longen heeft is zonder geluid zolang als het leeft. Niets dat leeft werpt zijn zaad 840 buiten het femelen daar het toe gaat wakende of slapende, uitgezonderd de man en dit is een grote onzaligheid nochtans dat hij zo zwaar zich besmet die reden verstaat en weet. 845 Allerhande creaturen nemen hun voedsel bij naturen in spijzen die hem het beste genoegen en in drank die hem voegt. Van naturen die dieren allen 850 die zijn zonder gal zoals hert en olifant zijn de kameel en de dolfijn die mogen alle lang leven, het is echt, want het is beschreven 855 ‘die goedertieren zijn zullen erven daar niemand nimmer mag sterven’ Dieren die groot zijn van lichamen winnen weinig al tezamen en zo dieren die zijn kleiner 860 zo winnen ze meer kinderen. O, wie! hoe waar is dit nog op heden! grote heren van mogendheden hoe weinig baat doen ze de lieden! ze gapen alzo zeer tot winst 865 dat ze voor hun lange vlucht niet mogen winnen geen vrucht. Vijf soorten creaturen die overwinnen door natuur onze mensen in onze vijf zintuigen. 870 De lynx ziet helder, zoals ik het ken, de gier ruikt verder een zaak, de aap is van scherpe smaak, de spin gaat in het voelen voor, de ever is subtiel in het horen. 875 Die creaturen, hoor ik gewagen, die de moeder lang draagt, Plinius die heeft het beschreven dat ze het langste leven. Nu hoort voorts van elk dier 880 zijn zonderlinge manieren. In Latijn zal ik hun namen ordenen alle tezamen omdat er menig dier in staat waar ik het Diets niet van weet, 885 naar de ordening in het a.b.c. het eerst in a en daarna in b zullen hun namen zijn gezet zodat men ze vinden mag beter. |
Asinus dats des esels name 890.i. lelic dier ende ombequame met .i. groten houede met oren lanc ende sere traghe an sinen ganc ende dat niet can werden vet vp sine scoudere es gheset 895dat teken vander passien ons heren om dat hi ons wilde leeren:omoedecheit eet hi sulc part al dar hi uoer ter passien wart die esel hi ne can niet vechten 900ende hi ghedoghet oec van knechten sware steken ende slaghe ende wilmen oec hem doen draghen meer dan hi gheleesten can hine striter niet ieghen nochtan 905dit es sine doghedachtechede nu hort uort sine quatede hijs luxurieus hute vercoren starker bachten danne voeren ombedecter van manieren 910dan enech vanden andren dieren dar hi sinen wech sal striken dar ne can hi niemens wiken dar toe es sijn luud so swaer dat hi quets al dat em es nar 915alse clene sijn hare ionghe sijn si scoenst ten ersten spronghe mar si leliken emmer vort so ouder so argher es har wort ten .xxx. maenden noten si te waren 920mar si winnen ten .iij. iaren esels melc es sere wit plinius bescriuet ons dit datso witte hud mach gheuen plinius die euet bescreuen 925dat pompea skoninx noroens wijf dede dwaen der mede har lijf om dat soe wilde wesen wit de roemsce iesten ouden dit esels ulesch dat maket quat bloet 930om dat quaet te verduwene doet die esel heuet in spisen vercoren scarpe destelen ende doren esels melc warem als bloet es ieghen de tantswere goet 935wilmer de tande mede dwaen ende soe doetse vaste staen wilmense der vp striken oec es soe goet ieghen versiken die esel es van groter coutheden 940hine winnet niet in couden steden bedi ne draghen si no winnen jn lande die cout sijn van binnen noch si noten in ghere stede jn herefste no in lentin mede 945mar in des hetes somers cracht een iar draghen si hare dracht als deselinne es upten spronc dat soe werpen sal hare dracht wilse in demstereden vlien 950darse gheen man mach ghesien hare leuen es .xxx. iaer also langhe winnen sij dats waer sine sparen gheen vier dat si uinden sine gaenre dore tharen kinde 955merct alle liede an dese brieue scamenesse ende kinder lieue |
1. Asinus dat is de ezel naam. 890 Een lelijk dier en onbekwaam met een groot hoofd, met oren lang en zeer traag in zijn gang en dat niet kan worden vet. (a) Op zijn schouder is gezet 895 het teken van het lijden van Onze Heer omdat Hij ons wilde leren ootmoed reed hij op zo’n paard waar hij mee reed te lijden waart. (b) De ezel kan niet vechten 900 en hij verdraagt ook van knechten zware steken en slagen. En wil men ook hem laten dragen meer dan hij hebben kan hij strijdt er niet tegen nochtans. 905 Dit zijn de deugden nu hoort voorts van zijn kwaadheden. Hij is wulps uitverkoren sterker van achter dan van voren onberekenbaar van manieren 910 dan enig ander dier. Waar hij zijn weg zal gaan daar kan niemand hem van afwijken daarbij is zijn geluid zo zwaar dat hij kwets alles dat dicht bij hem is. 915 Als ze klein zijn hun jongen het mooist zijn ze bij de eerste sprongen, maar ze worden lelijker immer voort hoe ouder, hoe erger is hun woord. Met dertig maanden genieten ze te waren, 920 maar ze winnen dan het derde jaar. (d) Ezelsmelk is zeer wit, Plinius schrijft ons dit dat het zo’n witte huid mag geven Plinius die heeft het beschreven 925 dat Pompea, koning Nero’s wijf waste daarmee haar lijf omdat ze wilde wezen wit. De Romeinse verhalen schreven ons dit ezelsvlees dat maakt kwaad bloed 930 omdat slecht verteren doet. De ezel heeft als spijs gekozen scherpe distels en dorens. Ezelsmelk warm als bloed is tegen de tandpijn goed, 935 wil men er de tanden mee wassen laat ze die vaster staan wil men het daar op strijken. Ook is ze goed tegen zuchten. (e) De ezel is van grote koudheid 940 hij wint niet in koude plaatsen daarom dragen ze niet of winnen in landen die koud zijn van binnen nog ze genieten ze in gure plaatsen in herfst niet en in lente mede, 945 maar in de hete zomerkracht. Een jaar dragen ze hun dracht. Als de ezelin is op springen dat ze werpen zal een jongen wil ze in het duister vlieden 950 waar ze geen man mag zien. Ze leven dertig jaar en zolang winnen ze, dat is waar. (f) Ze sparen geen vuur dat ze vinden ze gaan door tot hun kinderen. 955 Merk op alle lieden aan deze brieven schaamte en kinderliefde. |
Equis asinus: uit Azië
Ezel, midden-Nederlands esel, oud-Saksisch Esil, oud-Hoogduits Esil (nu Esel) oud-Engels esol (nu ass, in Frans asil) Gotisch asilus, uit Latijnse asinus, dit uit Grieks dat door Thrakisch/Illyrisch bemiddeling uit een Klein Aziatisch gebied in het zuiden van de Zwarte Zee ontleend is, in Armeens heet het es, wat ezel betekent.
(a) Op de oudste voorstellingen verschijnt de ezel al met het zwarte rugkruis wat een erfenis is van de Nubische wilde ezel.
In vredestijd was het in Palestina en omliggende landen gewoon dat heersers op een ezel reden, mogelijk omdat het paard met de oorlog verbonden was, zie Zach. 9: 9: ‘Zie uw koning komt tot u, rijdende op een ezel, op een ezelhengst, op een ezelinnenjong’. Dan zal hij de paarden uit Jeruzalem te niet doen, ook de strijdboog wordt teniet gedaan, hij zal den volken vrede verkondigen’ Dit verhaaltprecies waarom onze Heer op een ezel Jeruzalem binnen reed.
(b) De verachtelijke ezel is goedhartig, lijdzaam, nederig, stil, matig en nuttig. Het is een beest dat met standvastigheid, misschien met grootmoedigheid de kastijdingen en slagen verdraagt, dat zich met de slechtste kruiden, die andere dieren vermijden, vergenoegt.
Maar zijn lasten zijn dat het zeer onkuis is. Uit religieus standpunt werd ze als onrein en wellustig gezien, net als de rest van de paardenfamilie, Exodus. 13: 13, Leviticus. 11: 3, Numumeri18: 15, Jeremia. 2: 24. Als wellustig dier komt ze in vele landen voor, bij de Romeinen was hij het symbool van de vruchtbaarheidsgod Priapus. Echtbrekers waren dan ook wel eens verplicht om in het openbaar een ezel te berijden.
(d) Plinius zegt dat de melk van de ezelin zeer wit is en ook de mensen helpt wit te worden, daarvan leest men dat de vrouw van keizer Nero, Pompaea, zich in ezelsmelk baadde. Die nam dan ook altijd vijfhonderd ezels met zich mee zodat ze er altijd in kon baden zodat haar ԧheheele lichaam om het selve sonder rimpelen, mals ende wit te houden’ Ook Cleopatra baadde in ezelinnenmelk.
(e) De ezel is van een zeer koude natuur. Aristoteles zegt ook dat de ezel de koude meer vreest dan andere dieren. Daarom paren ze niet in de tijd als paarden, maar paren in de zomer zodat de jongen in het warme jaartijd geboren worden.
(f) Het wijfje houdt zeer veel van haar jong en men wil dat ze zelfs door vuur en water gaat om het te beschermen of terug te vinden.
precies waarom onze Heer op een ezel Jeruzalem binnen reed.
Aper siluester in latijn wil .i. wilt euer sijn ende es .i. beeste starc ende wreed 960doemen hem lieue ofte leed men maghene in ghere manieren te enegher doghet bestieren maer emmer blijfti wreed ende fel van swarten hare es sijn vel 965merct so men den scalc me bid so hem die als crommer sid sijn sin es ongheleerd ende ard dus es sijn uel dan sward raghende tande crom ende lanc 970heueti die scarp sijn ende stranc ende met scarpen snidende ecghen maer men horter wonder of segghen die scarpe egghe die tant heuet die wile dat die beeste leuet 975verlieset die tant also es doot dit heuet bekennesse groot al dert ons in dit lijf die felle hi uoerd methem in die elle sine quateit altemale 980men mach den euer lichte ende wale moede maken met cleenre pine bestaet mene eer hi maect orine tilike in die morghenstond anders ontgaeti lichte den hont 985ende nochtan al es hi moede hi werpt hem ter were enter woede ende bijt den iaghere enten man bede camp ende were nochtan ende wacht hem wie sone bestaet 990het ne sij dat die euer ontfaet j. doodwonde ter ersten steke hi es in ureesen sekerleke so uliet hi in die dorne dan dat hi den honden enten man 995also de bet mach ontulien bouen allen beesten die sien horti best vor alle die leuen experimentator heuet bescreuen dat siin drec uersch es goet 1000want het stelpt ter nose bloet alle zwine souken har eten jn die erde dar sijd weten ende wintelen gerne in die gore verdoemt woukerare nu hore 1005twi setstu al dinen moet jn dit neder artsce goet jn artsch goed legt al din sin dar of naect di .i. swar ywin jn jndia wi lesen dus 1010siin alse lanc al .i. cubitus euerstande ende yhorent mede vindmense te somegher stede jn arabia es bescreuen dat altoes ghen zwijn mach leuen |
2 Aper silvester in Latijn wil een wilde ever zijn. (a) En is een beest sterk en wreed 960 doet men die liefde of leed men kan het op geen manier in enige deugd sturen, maar altijd blijf het wreed en fel. Zwart van haar is zijn vel. 965 Merk op, hoe meer men het hard bindt hoe meer zijn hals krom zit. Zijn geest is ongeleerd en hard dus is zijn vel dan zwart. (b) Ragende tanden, krom en lang 970 heeft het die scherp zijn en sterk en met scherpe snijdende hoeken. Maar men hoort er wonder van zeggen die scherpe eg, die de tand heeft, die tijd dat het beest leeft 975 en verliest de tand het gaat dood. Dit heeft een betekenis groot. Al deert ons in dit lijf dat felle het voert het hem ter helle zijn kwaadheid helemaal. 980 Men kan de ever gemakkelijk wel moe maken met kleine pijn. Doet men dit voor hij maakt urine tijdig in de morgenstond anders ontgaat het gemakkelijk de hond. 985 En nochtans al is hij moe hij werpt zich te weren en te woede en bijt de jager en de man beide strijd en te weren nochtans. En past op als wie hem zo bestaat 990 tenzij dat de ever ontvangt een doodwonde met de eerste steek hij is in vrees zeker en vliegt in de dorens dan dat hij de honden en de man 995 alzo beter mag ontvliegen. Boven alle beesten die zien hoort hij het beste van allen die leven. Experimentator heeft beschreven dat zijn verse drek is goed 1000 want het stelpt de neusbloeding. Alle zwijnen zoeken hun eten in de aarde waar zij het weten en wentelen zich graag in het gore. Verdoemde woekeraars nu hoor 1005 waarom zet u al uw moed in dit lage aardse goed? In aards goed ligt al uw geest daarvan maakt u een zwaar gewin. In India, wij lezen dus, 1010 zijn ze lang als een halve meter evertanden en horens mede vindt men daar in sommige plaatsen. In Arabië is beschreven dat daar geen zwijn mag leven. |
Sus scrofa, in Latijn aper.
Ever, oud-Hoogduits Ebar en Ebur (nu Eber) oud-Saksisch Evur, in Angelsaksisch eofur.
(a) De wilde beer is nauwelijks een attractief beest, honderd twintig tot honderd tachtig cm lang en negentig cm hoog aan de schouder met een gewicht van tegen de tweehonderd kilogram. Het dier is spaarzaam bedekt met lange, stijve en borstelige haren, meestal met opstaande manen aan de nek en vaak langs het centrum van de rug. De kleur is donkergrijs tot bruin, soms vrijwel zwart. De ever is gewoonlijk eenzaam, vooral als hij getergd wordt is het een zeer gevaarlijk dier.
(b) De hoektanden, geweren ’in beide kaken worden lang en groeien omhoog, en steken ver buiten de mond uit. Ze zijn spits en driekantig, het dier kan er vreselijke wonden mee slaan, ze groeien steeds aan en worden formidabele wapens. Het is een van de jachttrofeeën.
Zwijnen hebben behoefte aan baden, waar geen water is wentelen ze zich in het moeras. Vandaar ook de neiging van het tamme varken om zich in vocht te wentelen.
1015 Aper domesticus in latijn es in dietsch .i. tam euerswijn en beer heet in onse tale wreet es hi ende die hem te male jndie meudre gerne besmid 1020ende al war hi ghewasschen wit hi ghinghe weder in die gore metten beere alsict hore hoe uel res tere partien een heuet al die uoghedie 1025comt onder hem .i. starker dan so gaet hi den uoghet an ende so wie dar wint den seghe hi blijft uoghet alle weghe so welken tijd dat .i. zwijn ghellet 1030al die rote hare uersellet om dat sie horen baren als of si alle verwoet waren ende dan eist vreselic tallen tiden hare uerwoetheit ombiden 1035so wilken tijd si zueghen riden verwoedsi in dien tiden dat si gherne scoren den man die .i. wit cleet euet an dit seghet plinius te waren 1040.j. beer ne wint niet na iij. iaren die den sueghen of snijd de manen men wille segghen ende wanen dat hare luxurie coelt te bet dar mede werdsi uet 1045aristotilus heuet bescreuen dat si xv. jaer moghen leuen bouen uele viruoeten beesten mach die beer meest ridens ylesten es dat sake dat hi es uet 1050zwinin uleech es in saisone bet jn den somer dan int lentjn want toten oeste slaept dat zwijn so uele dat vleesch dar mede ontfanghen moet onreinechede |
3 1015 Aper domesticus in het Latijn is in Diets een tam everzwijn. Een beer heet het in onze taal. Wreed is het en die zich te ene male in de modder graag besmet 1020 en al was hij gewassen wit hij ging wederom in het gore. Met de beer, als ik het hoor, hoeveel er ook zijn in die partij een heeft al de voogdij. 1025 Komt er bij hem een sterkere dan dan gaat hij het gevecht aan en wie daar wint de zege hij blijft voogd allerwege. In welke tijd dat een zwijn gilt 1030 en al die groep zich vergezelt omdat ze zich tonen alsof ze alle dol waren en dan is het vreselijk te allen tijden. Hun dolheid somtijds 1035 in de tijd dat de zeugen rijden worden ze dol in die tijden. Dat ze verscheuren graag de man die een wit kleed heeft aan. Dit zeg Plinius te waren 1040 een beer wint niet dan na drie jaren. Die van de zeug afsnijdt de manen men wil zeggen en wanen dat hun wulpsheid dan verkoelt beter en daarmee worden ze vet. 1045 Aristoteles heeft beschreven dat ze vijftien jaar mogen leven. Boven vele viervoetige beesten mag de beer het meeste van rijden genieten als hij tenminste is vet. 1050 Zwijnenvlees is in het seizoen beter in de zomer dan in de lente want tot het augustus slaapt het zwijn zoveel dat zijn vlees daarmee ontvangen moet onreinheid. |
Sus scrofa, tam varken. Onder de dieren is het varken de beestachtigste van de viervoeters. Maar na hun dood wordt dit alles vergoed. Hun vlees is zeer goed, doch alleen voor gezonde lieden en voor hen die veel werken. De borstels dienen tot vele gebruiken en de reuzel komt van pas in zalven. Het zwijn wordt pas nuttig na zijn dood, niet ten onrechte heeft men een rijke vrek dan ook vaak met een zwijn vergeleken.
Toch is het vreemd dat het verboden was om te eten als onrein dier. Het feit dat ook lange tijd Brits varkensvlees alleen eetbaar was als de R in de maand zat zal dan mogelijk betekenen dat varkensvlees wat anders is dan gewoon vlees. Ontdekkingen over menselijke ziekten hebben nieuwe feiten aan het licht gebracht waardoor de oude ban opeens helder wordt. We weten dat varkensvlees heel goed en gezond is als het maar goed gekookt wordt. Een varken heeft verschillende parasieten, de spoelworm en andere enge ziektes. Het is altijd een wroeter en rond de nederzettingen graaft het ziek materiaal op, mogelijk zelfs nadat dit begraven was, infecteert zich er mee en loopt er mee rond. In tegenwoordige tijd zijn die ziektes vrijwel verbannen en wordt het vlees goed gekookt of gebraden. Vroeger was dat wel eens anders, het koken ging niet zoals bij ons, zo dat verbieden het beste voorbehoedsmiddel was. Het heeft wel meer dan twintig eeuwen geduurd voordat men dit besefte.
1055Alay dats sonder waen een dier naden kemel ydaen maer sonder knien ende been alst hem sal rusten al in een moet an enen boem staen 1060alst die jaghere wille vaen onderhouwen si den boem die beeste nemest ghenen goem ende uallet metten boeme ter neder so nes gheen up comen weder 1065anders es dat dier so snel dat ment yuanghen niet ne can el |
4. 1055 Alay dat is zonder waan een dier naar de kameel gedaan. Maar zonder knien zijn benen als het zal rusten al ineen moet het tegen een boom aan staan. 1060 Als de jagers het willen vangen houwen ze om de boom die beesten nemen daar geen notitie van en valt met de boom om dan kan het niet opkomen weer. 1065 Anders is dat dier zo snel dat men het niet goed vangen kan. |
Alces alces. Eland, midden-Nederlands elen en elant, Duitse Elen en Elch, midden-Hoogduits Elen, oud-Hoogduits Elho of Elaho, oud-Noors elgr, Angelsaksisch eohl of elh, Engelse elk en Frans elan, Zweeds elg. Litouws elnis betekent hert, Letlands alnis betekent eland, vergelijk ook het Griekse woord ellos: jong hert. Caesar in Bell. Gall. 6,27 noemt het dier alces, dit is meervoud en geeft daarmee een Germaans woord elch weer dat van Indo-Germaans elk stamt.
Caesar kreeg vreemde informatie. ‘De eland heeft heel lange en stijve poten zonder gewrichten. Daarom kan het dier niet op de grond gaan liggen om te slapen maar doet dit staande en leunt tegen een boom. Als je nu ‘s avonds voorzichtig naar die boom gaat hoef je alleen maar die boom om te zagen zodat de eland met de boom en al omvalt. Omdat hij door zijn lange stijve poten niet meer kan opstaan kan je hem zonder moeite vangen’.
Anabula es in etyopen j. dier datmen dar siet lopen plinius segt dens men gheloeft 1070dat heuet .i. kemels hoeft ende yalst als .i. pard mar hets so edelike yhard ouer al gader sine lede dat te siene es wonderlichede 1075om sine sconeit weet wel so es te diere uele sijn vel om die ynoechte uan den oghen die hem niet ne connen ydoghen no die men sat ne can ymaken 1080om te siene niewe saken dit sijn die uenstren dat uerstaet daer die dood bi der zielen gaet |
5. Anabula is in Ethiopië een dier dat men daar ziet lopen. Plinius zegt dat men gelooft 1070 dat het heeft een kamelenhoofd en een hals als het paard maar het is zo ijselijk behaard over al zijn leden dat te zien is een wonderlijkheid. 1075 Om zijn schoonheid weet het wel dat is te duur veel zijn vel. Om de geneugten van de ogen die hem niet kunnen gedogen nog die men bijna niet kan maken 1080 om te zien nieuwe zaken. Dit zijn de vensters, dat verstaat, daar de dood uit de ziel gaat. |
Ana: gelijk, bula? bulla is wat ronds.
Mogelijk Antilope dorcas, de antiloop. Antilope, deze naam stamt uit een Grieks woord voor bloemenoog. Uit het Grieks komt midden-Latijn antalopus en vandaar Engels antelope, Franse antilope en onze antilope.
Ze worden afgebeeld als sneeuwwit met zilveren voeten, en ze eten lelies. Het is het beeld van vrouwelijke sierlijkheid en schoonheid. De sierlijkheid van de nek maakt de godinnen jaloers, de lichte stap is de wanhoop van de nimfen, hun zachte zwarte ogen, groot en sprekend, donker en verlegen, het is het oog van Venus. De bijzondere charme van hun bewegingen, hun geduld, zo lichtvoetig en zacht. Naar die ogen is dit dier hier misschien gebruikt.
Alches als ons solinus seghet dar wonder oec groot in leghet 1085es .i. dier dat bi garse leuet dat dupperste lep so lanc euet eist dat eten begard so moet gaen achterward dat doen sine lippe lanc 1090sondare doe weder dinen ganc te leuene ter onnoselleden ende beghef ter uullicheden ende mac reine dinen moet oftu wils wesen yuoed 1095metter spise dar god of sprect die altoes nemmermeer ybreect dine langhe lippe din quade bec heuet di brocht in sulc .i. strec gaestu uord du bliues doet 1100jn die ewelike nood |
6. Alches, als ons Solinus zegt, daar ook een groot wonder in ligt 1085 is een dier dat van gerst leeft. De bovenste lip zo lang heeft Is het dat het eten begeert moet het gaan achteruit dat doen zijn lippen lang. 1090 Zondaren doe weer je gang te leven in onnozelheden en begeef je in vuiligheden en maak rein je gemoed of wil je wezen gevoed 1095 met de spijzen waar God van spreekt die altijd nimmermeer ontbreekt je lange lippen, je kwade bek heeft je gebracht in zo’n streek ga je voort, je blijft dood 1100 in de eeuwige nood. |
Zie voorgaande Alces, 4. Opvallend is de slurpvormige verlengde en zeer beweeglijke bovenlip. Daarmee pakt hij de planten. Het achteruitgaan is te verklaren doordat de elk op vochtige gronden waar de bodem hem niet dragen kan de achterpoten uitstrekt en wel zo dat de hele achterpoot recht uitgestrekt op de grond ligt, schuift zo het lichaam naar voren en achter door met de voorhoeven te trekken en over de glibberige vlakte te glijden.
Alches als ons solinus seghet dar wonder oec groot in leghet 1085es .i. dier dat bi garse leuet dat dupperste lep so lanc euet eist dat eten begard so moet gaen achterward dat doen sine lippe lanc 1090sondare doe weder dinen ganc te leuene ter onnoselleden ende beghef ter uullicheden ende mac reine dinen moet oftu wils wesen yuoed 1095metter spise dar god of sprect die altoes nemmermeer ybreect dine langhe lippe din quade bec heuet di brocht in sulc .i. strec gaestu uord du bliues doet 1100jn die ewelike nood |
6. Alches, als ons Solinus zegt, daar ook een groot wonder in ligt 1085 is een dier dat van gerst leeft. De bovenste lip zo lang heeft Is het dat het eten begeert moet het gaan achteruit dat doen zijn lippen lang. 1090 Zondaren doe weer je gang te leven in onnozelheden en begeef je in vuiligheden en maak rein je gemoed of wil je wezen gevoed 1095 met de spijzen waar God van spreekt die altijd nimmermeer ontbreekt je lange lippen, je kwade bek heeft je gebracht in zo’n streek ga je voort, je blijft dood 1100 in de eeuwige nood. |
Zie voorgaande Alces, 4. Opvallend is de slurpvormige verlengde en zeer beweeglijke bovenlip. Daarmee pakt hij de planten. Het achteruitgaan is te verklaren doordat de elk op vochtige gronden waar de bodem hem niet dragen kan de achterpoten uitstrekt en wel zo dat de hele achterpoot recht uitgestrekt op de grond ligt, schuift zo het lichaam naar voren en achter door met de voorhoeven te trekken en over de glibberige vlakte te glijden.
Achune es .i. dier als aristotilus spreect hier dar nature in verkert heuet trecht dat so allen beesten gheuet 1105want uieruoete beesten alle ebben binnen hare galle maer dit heuetse int .i. hore die dit maket nes gheen dore wie heuet anders int hore die galle 1110dan de ghene diese hort alle die orscalke ende hem ylouet dicke ward hi so uerdouet ende so ontweghet bi haren rade dat up hem moet uallen de scade |
7. Achune is een dier als Aristoteles spreekt hier daar natuur veranderd in heeft terecht dat ze alle beesten geeft 1105 want viervoetige beesten allen hebben van binnen hun gal maar deze heeft het in een oor die dit maakte is geen dwaas. Wie heeft anders in het oor de gal 1110 dan degene die hoort alles dat (oor) ogendienaar en hem vloeit Vaak werd hij zo verdoofd en zo ontspoord hij bij hun raad dat op hem moet vallen de schade. |
1115Ana spreect aristotiles dat in orienten .i. dier es ende es utermaten wreed mar hare negheen heeft andren leed so ghelieue sijnsi onderlanghe 1120comt enich dier in hare ganghe dat es uan andren manieren alle de scaren van dien dieren comen vp hem ghescoten ende wondent so met haren roten 1125dat vliet iofte steruet thant want die hana es wel becant dit exemple seggic den leeken wat so de clerke segghen iof smeken si draghen ouer een also wel 1130nopen si enen ant vel si ebben up hem thanden die clergie met haren tanden die dorbiten wijf ende man diemen uerwinnen niet ne can 1135hier henden vanden dieren in a. nu hort vort van .b. hier na |
8, 1115 Ana, spreekt Aristoteles, dat in de Oriënt een dier is en is uitermate wreed. Maar van haar nee geen heeft de ander leed Zo lief zijn ze onderling 1120 komt er enig dier in haar gang dat is van andere soort De hele groep van die dieren komen op dat dier toegeschoten en verwonden het zo met hun groep 1125 dat het vliedt weg of sterft gelijk want de ana is goed bekend. Dit voorbeeld zeg ik de leken hoe zo de klerken zeggen of smeken ze komen overeen alzo goed 1130 knijpen ze iemand aan het vel ze hebben hem op gelijk de klerken met hun tanden die doorbijten wijf en man die men niet overwinnen kan. 1135 Hier eindigt van de dieren in a nu hoort voorts van b hier na. |
Tana of klimegels? Ana: gelijk?
Bubalus dat es .i. dier ende als mi dinket te merkene hier het menet in buffel in leke wort 1140ende dats mere alse men hort dan sijn onse ossen sum dorne heuet lanc ende crum den als lanc ende swart van haren thouet groot ende niet van vare 1145want sijn upsien es goedertiere magher sijn dusdane diere ende si ebben cleinen start alse dit dier uerbolghen wart so eist vtermaten fel 1150nuteliker vintmen cume iet el tote des menscen nuttelicede want et heuet dorstarke lede experimentator seghet dat de melc van bubalus pleghet 1155dat so den lachame gheuet vart ende varsce wonden soe bewart ende soe den gonen staet te staden die met venine sin verladen bubalus es dinne van hare 1160ende hi mach pine doghen sware sijn lud es torne pine sine galle es medicine ten lijxmen van swaren wonden met melke gheminget tallen stonden 1165gheneset de galle als wijt horen die mesquame vanden oren sijne hud es art utermaten men pleget in sine nasegaten datmenre enen rinc in doet 1170datmenne dar bi leeden moet dat hi met sulken bedwanghe jndes menscen ghenaden ganghe verleedemenne oec te seere so uerwoet hi ilanc so mere 175ende werpet van hem den last saen ende niet gherne willi weder up staen her sijn last ghemindert es bubalus draghet des sijt ghewes ondert water grooten last 1180nochtan sijn adem es so vast dat sijn adem gaet al dure oec vintmen somege scrifture die van deser beesten weet entiese bisontes heet |
9. Bubalus dat is een dier, als ik denk op te merken hier, het bedoelt een buffel in leken woorden 1140 en dat is groter, zoals men hoort, dan onze ossen zijn soms. De horen heeft het lang en krom de hals lang en zwart van haren het hoofd groot en niet van gevaar 1145 want zijn opzien is goedertieren. Mager zijn dusdanige dieren en ze hebben een kleine staart. Als dit dier verbolgen wordt dan is het uitermate fel. 1150 Nuttiger vind men nauwelijks iets voor de mensen nuttigheden want het heeft zeer sterke leden. Experimentator zegt het dat de melk van bubalus pleegt 1155 te geven het lichaam vaart en verse wonden beschermt en ze voor diegenen goed is die met venijn zijn verladen. Bubalus is dun van haar 1160 en hij mag pijn gedogen zwaar. Zijn geluid is om te horen pijnlijk. Zijn gal is medicijn voor het lijmen van zware wonden met melk gemengd te alle stonden, 1165 de gal geneest, zoals wij het horen, het ongeval van de oren. Zijn huid is hard uitermate. (a) Men pleegt in zijn neusgaten dat men er een ring in doet 1170 waarbij men hem leiden moet dat hij met zo’n bedwang en de mensen genade gaat. Belaadt men hem ook te zeer dan wordt dol hoe langer hoe meer 175 en werpt gelijk de last van hem af en wil niet graag meer op staan tot zijn last verminderd is. (b) Bubalus draagt, dat is het gewis onder het water een grote last 1180 nochtans is zijn adem zo vast dat zijn adem gaat al door. Ook vindt men in sommige schriften die van deze beesten weet dat ze bizon heet. |
Buffel, in Latijn heet het Bubalus, in Grieks bubulcus. Het de klassieke naam van de gazelle, die werd vanwege dezelfde klank als het Griekse bous: rund, op de buffel overgedragen die omstreeks 600 als geschenk van Avarenchans aan de Langobardenkoning Agilulf naar Italië kwam en voor arbeid tam gemaakt werd. Franse buffle, Duitse Buffel. De hard werkende dieren (Buffelerbeit bij Luther) gaven aanleiding tot het buffelen, het lievelingswoord van studenten.
De buffel werd gebruikt voor ploegen en wagens trekken. De buffels overtreffen ons rund in grootte en hebben ook dikkere horens en beminnen vooral waterrijke streken.
(b) Bubalus bubalis, de wilde buffel. Hieruit is al reeds in prehistorische tijd in Indië, misschien ook in Mesopotamië, de waterbuffel gefokt die tegenwoordig in veel landen als huisdier wordt gehouden.
B. vulgaris, (gewoon) de Indische buffel houdt men als huisdier in Azië, N. Afrika en Z. Europa. Hier zijn verschillende rassen van. Het dier wordt ook wel waterbuffel en karbouw genoemd, Engelse Indian buffalo, Duitse Wasserbuffel, Franse buffle des Indes. Dit dier is kleiner dan zijn wilde voorvader.
(a) De ring in de neus wordt nog steeds gebruikt, vooral bij stieren
Verwant aan de buffel is de bizon, Frans bison, dit van Latijn bison dat bij Seneca, 65 na Chr., voor komt. Aristoteles noemt hem bonassus, Plinius bison, dit stamt uit Germaans, vergelijk oud-Hoogduits Wisunt, onze wisent, oud-Engels wesend en oud-Noors visundr. Het dier is zo genoemd naar de scherpe muskusreuk van bronstige mannetjes. Een soort was vroeger in midden Europa verspreid. (Bonassus bison)
‘Het woudrund heeft die eigenaardigheid dat het, wanneer men tegen zijn wil een zeer zware last oplaadt, zo kwaad wordt dat die zich op aarde neer strekt en men hem niet meer omhoog kan krijgen, hoe je hem ook slaat. Je maakt dan de last lichter waarmee hij bezwaard was’.
1185Bonacus es .i. dier dat heuet thouet naden stier dat lijf entie manen mede recht nader parde zede horne met so menghen keere 1190sine moghen wenden nemmermere alsment wil iaghen int strec werptet na hem sinen drec dart henen loepet verre seere ende wien soet gheraket mere 1195dien maketet dat lijf verbolghen dus ureken hem die em uolghen dit dier bediedet den ipocrite die uoeren scinen ofsi quite waren van hare mesdaet 1200maer wie so na hem gaet ende ondersoeket hare meninghe hi salre in vinden sulke dinghe dar hi mede werdet bescout eist dat hi hem met hem hout 1205hier enden de namen in .b nu hort vort vander .c |
10. 1185 Bonasus is een dier dat het hoofd heeft naar de stier dat lijf en de manen mede recht naar de paarden zede. Horens met zo veel draaiingen 1190 dat ze mogen verwonden nooit meer. (a) Als men het wil jagen in de strik dan werpt het achter zich zijn drek wat heen schiet verre zeer en wie zo geraakt wordt ermee 1195 die maakt het lijf verbolgen aldus wreekt hij zich die hem volgen. Dit dier betekent de hypocriet of huichelaar die van voren lijken of ze onschuldig zijn van hun misdaad. 1200 Maar wie zo naar hem gaat en onderzoekt hun bedoeling hij zal er in vinden zulke dingen daar hij mede werd beschuldigd als hij zich daaraan houdt. 1205 Hier eindigt de namen in b, nu hoort voort van de c. |
Bonassus, is de wisent, zie voorgaande. Die leefde als bosrund ten tijde van de oude Kelten en Germanen in de woeste wouden. Is uitgestorven in de dertig jarige oorlog.
(a) zie 106.
Camelus es des kemels name ende es .i. dier ombequame de kemele ebben bulken twee 1210vpten ruc ende noch ene mee neffens rux vp hare barste ar si vp nemen hare arste langhe been enten als lanc ende traghe seere an haren ganc 1215solinus seghet datmen achter lande vindet kemele drierande deene sijn last te draghene goet ende dandre es te ridene spoet mar de derde ne wil altoes niet draghen 1220mer dan hem mach behaghen ende dander ne loepet wat soes ghesciet houer sinen pas niet jacob seit alsemenne sal laden nopemen sine knien met staden 1225ende knielende ontfaet hi dan den last dien hi ghedraghen can aldus soutu ontfaen sondare du best onscone ende ommare ghebulet ende onreine van sonden 1230omoedelike ontfa tallen stonden de penitentie die du mots draghen dits de last van dinen daghen plinius seit alst comt ten tiden dat si willen noten of riden 1235sin si verwoedet ende wreet ende ebben alle parde leet vier daghe sijn si wel sonder dranc ende alsi doen ten watre ganc drinken si so uele ebben sijs stade 1240dat si verhalen hare scade om dat hem es ontouden al ende dat hem ghebreken sal si scuwen dat water claer mar dat dicke es ende swaer 1245dat ouden si gherne ouer goet want si wanen dat wel voet baselius spreket dat de kemel lange ghedinket der slaghe in sinen bedwange ende vart iof hijs niet nachte mede 1250ende alsi vint stade ende stede so wreket hi dat hi was gesleghen men seget dat die kemele pleghen stater enech inden stal siec onder dandre al 1255ende niet netet dat dandre mede vasten dor ontfarmichede ay mensce du nachtes niet al heuet dijn euenkerstin verdriet plinius scriuet ouer waer 1260dat .i. kemel leuet .c. iaer eist dat hi in sinen arde bliuet ende eist soe datmenne verdriuet dat si ne noeten none riden si sijn te starker tallen tiden 1265erande kemel cursaris es diemen heetet dromadaris die vtermaten seere sijn snel die kemel draghet weet men wel xij. maende ende si noeten 1270ende alsi riden dan gaen si stoeten ende dan si in eimeliceiden scamedi mensce dire seden als du salt soeken dijn genoet dattu di dan laets sien al bloet 1275rechte kemele die ne draghen maer enen bult horic ghewaghen die dromadarise ebbenre .ij hare uoete doen em so wee alsi swaren wech sullen doen 1280datmen hem moet maken scoen plinius de meester toghet die eens kemels ersinen droghet ende dan drinket met aisine dat soe sochtet de grote pine 1285vanden euele darmen af walt nu es vanden kemele gecalt |
11, Camelus is de kameel naam en is een dier onbekwaam. De kamelen hebben bulten twee 1210 op de rug en nog een meer (a) naast de rug op hun borst waar ze opnemen hun dorst. Lange benen en de hals lang een zeer traag in hun gang. 1215 Solinus zegt dat men in achter landen vindt kamelen in drie soorten. De ene is om de last te dragen goed en de andere om te rijden snel, (b) maar de derde wil altijd niet meer dragen 1220 dan hem mag behagen en anders niet loopt, wat zo er geschied over zijn kunnen niet. Jacob zegt als men ze zal laden klopt men aan zijn knieën met pozen 1225 en knielende ontvangt hij dan de last die hij dragen kan. Aldus zal jij ontvangen zondaar je bent smerig en onwaardig gebult en onrein van zonden 1230 ootmoedig te ontvangen in alle stonden de penitentie die je moet dragen dat is de last van jouw dagen. Plinius zegt als het komt ten tijden dat ze willen genieten of paren 1235 zijn ze verwoed en wreed en hebben alle paarden leed. Vier dagen kunnen ze wel zonder drank en als ze dan naar het water gaan dan drinken ze zo veel, hebben ze de tijd 1240 dat ze inhalen hun schade omdat het hen onthouden is al en dat hem ontbreken zal. Ze schuwen dat water helder maar dat dik is en zwaar 1245 dat houden ze graag voor goed want ze menen dat het wel voedt. Baselius spreekt dat de kameel lang denkt aan de slagen die hem in bedwang houden en gaat alsof hij het niet heeft gevoeld 1250 en als hij vindt tijd en plaats dan wreekt hij dat hij was geslagen. Men zegt dat de kamelen plegen als er een staat in de stal ziek tussen de anderen al 1255 en niet eet dat de anderen mede vasten door barmhartigheid Aai! Mensen, jullie achten het niet al heeft jullie mede christen verdriet! Plinius schrijft voor waar 1260 dat een kameel leeft honderd jaar als het op zijn plaats blijft. Is het zo dat men ze verdrijft dat ze moeten toch rijden ze zijn sterker te alle tijden. 1265 Een soort kameel, Cursaris, die men heet dromedaris die uitermate zeer zijn snel. De kameel draagt weet men wel twaalf maanden en ze genieten 1270 als ze paren dan gaan ze stoten en dan zijn ze in heimelijkheid. Schaam je, mens, van uw zeden als je zal zoeken jouw geneugte dat je laat zien al dat bloot! 1275 Echte kamelen die dragen maar een bult, hoor ik gewagen, de dromedarissen hebben er twee. (d) Hun voeten doen hen zo wee als ze een zware weg zullen doen 1280 dat men hen moet maken schoenen. Plinius de meester getuigt die een kameelhersen gedroogd en dan gedronken met azijn dat het verzacht grote pijn 1285 van het euvel waar men van af valt. Nu is van de kameel gepraat. |
Camelus
Kameel, midden-Nederlands cameel of kemel, Duitse Kamel of Trampeltier, Engelse camel en Franse chameau, van Latijnse camelus, dit uit het Griekse kamelos, en dit van Hebreeuws gamal, vergelijk het Arabische jamala wat dragen betekent. De vorm kemel uit de 13de eeuw kwam tijdens de kruistochten waarschijnlijk rechtstreeks van het Arabische gemel. Sommigen zeggen dat hij geleden kwaad lang kan verbergen, maar omdat hij zeer wraakzuchtig is en zijn slag slaat als zijn tijd daar is, vandaar zou de naam betekenen, ‘de kwaadheugendeՠVandaar een spreekwoord bij de Perzen: ‘de toorn des kameels’
Dromedaris, zo was het ook in midden-Nederlands of dromedarijs, midden-Hoogduits Dromedar, Engelse dromedary, (one humped camel) Franse dromadaire, van laat-Latijn dromedarius, van Grieks dromados, wat lopend betekent, een dromos is een renner, wat we terugzien in het Engelse hippodrome, een plaats voor paardenrennen. Camelus bactrianus heeft twee bulten, het is de kameel. Camelus dromedaris heeft er maar een, het is de dromedaris.
(a) Wanneer het dier dorst heeft of het droge voedsel wil bevochtigen, weet het, door een eenvoudige samentrekking van de spieren, dit water in de maag en zelfs tot in de strot te laten opstijgen. Anderen beweerden dat er een extra bult is die de dienst van waterzak vervult. Plinius schreef al over hun voorraad water in de bult. Dat werd nog in de 19de eeuw geloofd en getekend. Dat men kamelen in nood slacht en de in hun bulten opgeslagen water drinkt, is een fabel. Ook dat de maag een waterzak bevat is een fabel.
(b) ‘Een kameel’ is een gezegde voor iemand die in alles obstinaat is. Een kameel is de ergste bruut die er is, alleen honger kan hem omhoog krijgen. Bewegingsloos blijven is alles wat de kameel wil. Begin je hem te laden dan gromt en knort hij alsof al zijn vitale delen worden afgesneden. Zo gewoon is hij hieraan dat hij al protesteert als een steen ter grootte van een walnoot op zijn rug wordt gelegd, het begint te grommen en tegen te spartelen alsof hij door die lading gekruisigd wordt. Het is niet graag overbelast en komt dan niet omhoog. De kameel is het zinnebeeld van het onderscheidingsvermogen. Omdat niet iedereen deze gewoonte kende, zagen sommigen het als een symbool van luiheid.
(d) Het is het enige dier dat herkauwt en geen gespleten hoeven heeft. De brede kussens van de voetzolen stellen het dier in staat over het hete woestijnzand te lopen, over graniet of rotsen, maar in vochtige streken is het onbruikbaar.
Canis dats in dietsch .i. hont iacob van vitri maket ons cont dat beesten sijn dien men mach wel 1290leren mengerade spel ende al slapen si gherne mede nochtan esset hare zede dat si thus wachten voer den dief hare eren ebben si lief 1295dat si dicken doot sijn bleuen om te beoudene hars eren leuen ende dies toghen si noch uele nachtes met haren ghebele oec es dicken dat gesproken 1300dat onde hare heren wroken ende sente ambrosius scriuet mede selue ouer ene warede plinius ende solinus leeren doe alexander soude keeren 1305tlant van endi te bestane dat hem de coninc van albane enen hont sende so groot datmen noit vant sijn ghenoot alexandre wonderets seere 1310ende dede heuere ende beere voer ghenen hont ghinder toghen cume kerdi omme sine oghen ende bleef ligghende stille alse die sulker proien niet ne wilde 1315doe gheboet hine te verslane dit orde de coninc van albane ende sende noch enen van dien doene ende omboet hem dat hine an lione proeuede wes hi ware wert 1320alexander liet gaen enen liebart entien scordi alte hant entar na enen olifant jacob spreket van vitri dat somege maniere van onden si 1325die morders rieken ende dieue mar als ons seggen some brieue si sijn met vrouwen melke geuoedet ende getemmet in mans bloet drie manieren sijn van onden 1330alse ons vraie boeke orconden dedelste sijn oghe ende lanc ende snel in lopene ende in ganc te bassene nebsi ghene macht dese die sijn goet ter iacht 1335o wi die onde die niet ne bassen hoe si alle daghe wassen dese edele honde vander iacht edelinghe ebben nu de macht ouer dat kerkelike goet 1340dar ihesus omme sturte sijn bloet dit souden ebben ons here lede nu heuet al die edelede dese honde ne bassen niet bassen: predeken bediet 1345want edelinghe niet ne leren dar sijt folc mede bekeren mar si gheneren hem metter proie ende .i. die euets ioie alsi vrouwen bedrieghen mach 1350dits sine proie ende sijn beiach ndre manieren heten bracken met langhen oren entie backen na de diere ende rieken wel ende al ne sijn si niet so snel 1355si maken de beesten moede oec vintmen riekende so vroede dat al dore inden woude emmer hare erste proie ouden husonde es de derde maniere 1360ende alne rekenmense niet so diere nochtan sin si inder wachte nuttelic bi daghe ende bi nachte plinius bescriuet ons dit als .i. man ter erden sit 1365dattene dan die onde sparen ets recht die hem omoedeghet te waren voer die hem fellike vermeten dat hi ontgaet hare beten die ont wert iboren blent 1370ende xl. daghe ets bekent so draghet de teue alsment waent de hont ridet ter achtender maent ende de teue alsoere euet seuene xv. iar pleghen si te leuene 1375sulc mach oec .xx. iaer leuen dat si bachten te samen cleuen comet van hare luxurien dat welp etemen best bi naturen datter spaets sien beghint 1380oftat de moeder mest mint xii. daghe sijn si blent ende sulc ene maent omtrent men sal gheuen verwoeden onden jn hare eten tallen stonden 1385capoens drec dats hem goet ende bitet di een hont verwoet de wortel vander wilder roesen saldi ghenesen vander nosen als .i. ont beghinnet gellen 1390lopen vp hem sine gesellen ende bitene alleghemeene pissende effen si up die beene weltijt so si iarech sijn want si ebben de roke fijn 1395ende in riekene gnoechte grot rieket elc andren bachten bloot die iachont ne leuet mar .x. iaer ende die teue .ij. iar der naer jn al dat leuet sonder in desen 1400leuen langher als wi lesen de hie dan de zoen ghemeene sonder in lachonde allene aristotiles seghet alse den ont sieceit an leghet 1405hetet hi gras ende ander cruut ende spuwet dan dat euel huut sulke segghen oec hier an gheen ont mach leuen sonder man des onts tonge es goet ten wonden 1410es hi gewont oec tereger stonde ende hijt gelecken niet mach bloot so lecket hi sines selues pot ende salfter sine wonden mede nature leret hem die zede 1415der ouder filosofen boec seit enen vremden ondersoec nem .i. welpkin als men seghet ende enen sieken die ghedoghet oronica dat euel groot 1420leghet hem upte barst bloot dat des des siecmans elpe entie doot vanden welpe onde biten niet de teuen sine sire toe verdreuen 1425dus eist wel naer in allen dieren scamedi man van felre maniere hines des mans name niet wart de man de vrouwen niet ne spart ets mets alronden seden 1430dat si ontsuueren reine steden ondine scoen sijn sekerlike goet iegen dartitike maer riketse .i. hont dar gaet .i. man hi licht sijn been ende pister an |
12. Canis, dat is in Dietse een hond. Jacob van Vitry maakt ons kond dat het beesten zijn die men mag wel 1290 leren menig spel. En al slapen ze graag mede nochtans is zo hun zede dat ze het huis bewaken voor de dief. (a) Hun heren hebben ze lief 1295 zodat ze veel dood zijn gebleven om te behouden hun heer het leven en dit getuigen ze nog veel ‘s nachts met hun geblaf. Ook is er veel over gesproken 1300 dat honden hun heren wraken en Sint Ambrosius schrijft mede hetzelfde voor een waarheid. (b) Plinius en Solinus leren toen Alexander zou keren 1305 om het land van Indië te veroveren dat hem de koning van Albanië (L) een hond zond zo groot dat men nooit vond er een even zo groot. Alexander verwonderde zich zeer 1310 en liet een ever en beer voor die hond ginder brengen nauwelijks draaide hij zijn ogen om en bleef liggen stil. ԁls hij zulke prooien niet wil 1315 toen gebood hij hem dan te doden. Dit hoorde de koning van Albani en zond nog een van die vorm en zei hem dat hij een leeuw moest proberen om te zien wat hij waard was. 1320 Alexander liet gaan een leeuw en die verscheurde hij gelijk en daar na een olifant. Jacob van Vitry spreekt dat er sommige soorten van honden zijn 1325 die moordenaars ruiken en dieven maar, zoals ons zeggen sommige brieven, zijn ze met vrouwenmelk gevoed en getemd in mannen bloed. Drie soorten zijn er van honden 1330 zoals ons fraaie boeken verkondigen. (e) De edelste zijn hoog en lang en snel in het lopen en in gang om te bassen hebben ze geen macht deze zijn goed voor de jacht. 1335 Ach! Die honden die niet kunnen bassen hoe dat ze alle dagen groeien deze edele honden van de jacht! Edelen hebben nu de macht over het kerkelijke goed 1340 waar Jezus om stortte zijn bloed dit zou geven onze Heer leed nu hebben het al die edelen. Deze honden bassen niet en bassen prediken betekent. 1345 Want edelen niet leren waar ze het volk mee bekeren maar ze generen zich met de prooi en een edele die heeft vreugd als ze vrouwen bedriegen mogen, 1350 dit is hun prooi en hun jacht. (f) Een andere soort heet brak met lange oren tot op de rug nu die dieren ruiken goed en al zijn ze niet zo snel 1355 ze maken de beesten moe. Ook vindt men ze ruikende al zo goed dat ze al dwalende door het woud immer hun eerste spoor houden. (g) Huishond is de derde soort 1360 en al rekent men ze niet zo duur nochtans zijn ze in de waakzaamheid nuttig bij dag en bij nacht. Plinius schrijft ons dit als een man ter aarde zit 1365 dat de honden hem dan sparen, het is terecht voor hen die ootmoedig waren voor diegene die zich fel vermeten dat ze ontgaan aan hun beten. De hond wordt geboren blind. 1370 En veertig dagen, het is bekend, draagt de teef zoals men waant. De hond rijdt de achtste maand en de teef alzo bij zeven Vijftien jaar plegen ze te leven 1375 sommige mogen ook twintig jaar leven. Dat ze van achter tezamen kleven komt van hun wulpsheid. Die welp is het beste van naturen dat het laatst met zien begint 1380 of degene die de moeder het meest bemint. Twaalf dagen zijn ze blind en sommige een maand omtrent. Men zal geven dolle honden in hun eten direct 1385 kapoendrek, dat is voor hen goed. (h) En word je gebeten door een dolle hond de wortel van de wilde roos zal je genezen van dit nadeel. Als een (gekwetste) hond begint te janken 1390 lopen naar hem toe zijn gezellen en bijten hem algemeen. Pissende heft ze op het been op de tijd dat ze een jaar zijn want ze hebben de reuk fijn 1395 en in het ruiken geneugte groot en ruiken elk bij van achter bloot. De jachthond leeft maar tien jaar en de teef twee jaar daarna. In al dat leeft en vooral in deze 1400 leven langer, als wij het lezen, hij dan zij in het algemeen, uitgezonderd in jachthonden alleen. (i) Aristoteles zegt als de hond ziek wordt 1405 eet hij gras en een ander kruid en spuwt dan dat euvel uit. Sommige zeggen ook hierbij geen hond mag leven zonder een mens. De hondentong is goed tegen wonden 1410 en is hij gewond op een keer en het niet belikken kan met zijn tong dan likt hij zijn eigen poot en zalft daar zijn wonden mee natuur leert hem dit gebruik. 1415 Het oude filosofen boek zegt van een vreemd onderzoek; (j) Neem een welp, zoals men zegt, en een zieke die lijdt aan vallende ziekte, dat euvel groot, 1420 leg het hem op de borst bloot dat het deze zieke man helpt met de dood van de welp. Honden bijten niet de teven tenzij ze er toe gedwongen worden 1425 zo is het vrijwel bij alle dieren. Schaam je man van felle manieren! hij is de naam man niet waardig de man die de vrouwen niet spaart. (k) Het is meestal bij alle honden het gebruik 1430 dat ze vervuilen reine steden. Schoenen van hondenleer zijn zeker goed tegen de jicht, maar ruikt een hond daar gaat een man hij licht zijn been en pist er aan. |
Canis
Canis, hond, in Duits Hund en in Engels hound, van Germaanse hunda,
dit van Indo-Germaans kuon, vergelijk het Griekse kyon en Latijn canis
wat allemaal hond betekent. Het Griekse woord betekent zoveel als
‘bijzonder liefhebben ’wat de honden bij hun meesters veel doen, of
van ԩk bemin ’omdat ze sterk tot vermenging overhellen.(a) Als zinnebeeld van trouw vind je de hond op veel op grafstenen staan onder de voeten van de daar afgebeelde figuur. Bij vele volkeren uit de oudheid en nog later, begroef men de hond naast zijn meester. Vaak werd de hond daartoe eerst gedood. Lang niet iedere hond treurde boven het graf van zijn meester.
(b) Toen Alexander de Grote hij naar Indië trok had de koning van Albanië (een landstreek in Azië, ongeveer gelijk aan het huidige Azerbeidzjan) hem een grote hond geschonken waarmee hij zeer ingenomen was. Hij liet daarom beren, evers en dergelijke dieren bij de hond brengen, maar die bleef stilliggen en wilde niet opstaan. Alexander meende dat de hond lui was en liet hem ter dood brengen. Toen de koning van Albanië dit vernam zond hij nog een hond van dezelfde soort met de boodschap dat Alexander geen zwakke dieren tegenover de dog moest plaatsen maar leeuwen en olifanten. Hij, de koning, had slechts twee van zulke honden gehad, als Alexander deze liet doden had hij er geen meer. Alexander liet het dier dus eerst met een leeuw, later met een olifant vechten. De hond doodde ze allebei.
Er is een zekere klasse van honden die dieven herkennen aan hun geur die ze met onverzoenlijke haat onderscheiden van andere mensen, dat is de speurhond.
(e) De windhonden zijn herkenbaar aan hun uiterst slanke, sierlijke romp, de spits toelopende fijn gebouwde kop, de dunne, hoge ledematen en in de regel ook aan de kortharigheid en gladheid van hun vel.
(f) Bij de parforce-jacht wordt het wild door honden, vaak in koppels van zes a veertig stuks, zo lang nagejaagd dat het wild door vermoeienis uitgeput blijft staan en vaak door de honden gegrepen of door de jager, die te paard volgt, afgemaakt. Het wild wordt dus par-force (door krachtsinspanning) verkregen en niet van af de verte geschoten. Voor dit doel dienen verschillende hondenrassen die daarom parforce honden of brakken (in Frans chien courants) heten. Brak of brach is een kleine hond, het Italiaanse equivalent is bracca, Duitse Bracke, Franse brachet of braque, het bestemmingswoord is ruiken.
Taming of the Shrew , Induction 1, 17-8;
‘Ik zeg u, jager, zorg voor deze honden’
Zie, vlugvoet schuimt, voer deze aan de lijn’
En koppel Nero met de diepe blaffer’
(g) Deze omvat een groep honden die de mens zeer trouw dienen, vaak voor slavenarbeid gebruikt worden, het zijn de huishonden in engere zin als bijvoorbeeld de herdershond
(h) Genees die ziekte door de wortel van de hondsroos te eten. Die heet ook Rosa canina: hondsroos.
(i) Kweek, het bekende onkruid, werd wel hondsgras genoemd, in Frans heet die dan ook chiendent rampant, in Duits Hundsgras en in Engels dogs-grass. Culpeper verhaalt ervan als je het kruid niet kent wacht dan tot je hond ziek is, het zal naar dit gras toegaan en je er snel naar toe leiden, er zijn maag mee vol eten om zo tot braken te komen.
(j) Het likken van een hond zuivert en verzacht de oude verzweringen van de benen en geneest de wonden waar andere middelen geen uitwerking hadden. Misschien berust deze werking wel op Lucas 14: 21-22: en er was ook zekere bedelaar, welke lag voor de poort, vol zweren. Maar ook de honden kwamen en lekten zijn wonden.’ Lang werd het likken gebruikt om eczeem te laten genezen. Ongetwijfeld is dit likken een bron van infecties, maar de vochtige werking kan zeker een gunstige invloed hebben. De pijn kan bedaren en de wond enigermate beschermd worden doordat het speeksel een beschuttend vlies vormt. Daardoor wordt toetreding van lucht verhinderd en jeuk vermindert. Vaak wordt daarom bij Aesculapius een hond afgebeeld. Reuma werd genezen door een hond naast de pijnlijke gewrichten te leggen. De dierlijke warmte gaf wat verlichting, door het contact zou de kwaal verder op de hond overgaan. De natuurlijke warmte vooral van ‘Vette jonge honden’ was niet alleen goed voor reuma, maar ook voor ‘oude luiden’.
(k) hondenstront was toen ook al een probleem.
L. (Mulder) Albania - landstreek in Azië, ongeveer gelijk aan het huidige Azerbeidzjan.
1435Castor dit wort in latijn mach in dietsch .i. beuer sijn castorium heten sine hoeden die sijn nutte te vele nooden ende dits dar mense omme iaghet 1440ende als den beuer dan wanhaghet so bijt hise af selue te waren ende dan latene de iagre varen ende alsmenne anderwarf iaghet dan toghet hi dat hi niet draghet 1445ende valt voer de iagers neder die pollane segghen hier weder hare bouers ebben die oeden binnen recht als wi nieren segghen kinnen oec mochten si dan hem seluen wuren 1450die beuers pleghen bi naturen alse ene gans te smeltene daer plinius seget ouerwaer dat hi sine galle hute spuwet die messelic euel verduwet 1455want hi waent datmenne bedi iaghet sijn lib es nuttelic dat hi draget want et geneset als men ons calt dat euel darmen aue valt dit dier ne mach niet lange leuen 1460sijn start ne si den watre beneuen ende dies gescepen als .i. vis start experimentator seit ets sijn art dat sijn start smaket na vissce bedi hetene sonder wissce 1465die kerstine alsmen vasten sal mar some eten sine ende niet al sijn lijf es vlesch dats waer sijn start .iii. uoete lanc ets war entie vtermaten vet 1470subtiliter mochte niet bet macht ghene beeste onder darde husekine na sire warde some vp ende some weder wasset water of dalet neder 1475dat hi dale ofte cliue so dat die start int water bliue scorsen van bomen ente blade heti dar hijs heuet stade bouen allen dinghen diemen weet 1480jnt biten es de beuer wreet wat dat hi mach metten tanden slaen datne lati niet ontgaen heri beseft den tant al dure experimentator scriuet sine nature 1485ende seghet dat si met scaren te samene te woude varen ende alsi boeme ebben geuelt met haren tanden met gewelt ende of ghebeten dat hem genoeget 1490nemen si enen die hem uoeghet ende werpene dan vpwart onsoete ende laden tusscen sine voete ende slepene also te hole dit ne doen si niemene ut are scole 1495mar vremden hute vremden lande dien doen si dusdane scande want sise in eigindome ouden andre segghen si doent den ouden dien hare tande so sijn versleten 1500dat si niet doghen ter beten dese beuers kennen iagers wel want hem es vpten rug dat vel vanden slepene bloot ende latense lopen uter noot 1505hout minnen si dor .ij. saken omme dat sire hare hus af maken ende om die scortse die si eten vp dachterste voete es hi gheseten ende out uoeren in de voete 1510sine spise met goeder moete alle die scortse eti dan die sijn poet beluken can dachterste voete sijn min no me alse ganse voete twee 1515mar meere entie clawen ront die vortste recht als .i. ont dies prisemen die nature groot omme dat dier uoren es gheuoet alse .i. ont vpt lant te gane 1520ende bachten mede te bestane te swemmene alst euet noot sines tants cracht es so groot weltijt hi slaet .i. boem vliethi ende nemet goem 1525joftie boem iet vallet noch so dicken doet hijt doch dat die boem dan uallen moet viere tande heuet hi starc ende goet twe beneden ende bouen 1530ende salmen ouden boeken geloeuen so es die tant ent cakebeen bede massijs ouer een sijn smere [e]s edel ende goet so swarter so meer te prisene doet 1535solinus seit dat dier aer euet bouen allen haren wel goud ende es .i. dinc die seere es diere onder deidine maniere dien de crampe wee doet 1540dien es beuers smere goet ende hem dien de lede beuen mach dit grote bate gheuen vanden balge es goet sijn smoud darmen sine oeden in houd 1545wijn met beuers cul gesoden entie roke vanden hoeden es hem goede medicine die vander iucht euet pinesijn |
13. 1435 Castor, dit woord in Latijn mag in Diets een bever zijn. (a) Castorium heten zijn ballen die zijn nuttig in vele noden en dit is waar men ze om jaagt 1440 en als de bever dan wanhoopt dan bijt hij ze zelf te om te beschermen dat de jager hem dan laat gaan. En als men hem andermaal jaagt dan laat hij zien dat hij ze niet draagt 1445 en valt voor de jagers neer. De Polen zeggen hier weer hun bevers hebben de ballen van binnen net zoals wij van de nieren zeggen kunnen hoe mogen ze dan zichzelf afbijten? 1450 De bevers plegen van naturen als een gans dun uit te laten daar. Plinius zegt voor waar dat hij zijn gal uitspuwt dat misselijke euvel verteert (vallende ziekte) 1455 want hij waant dat men hem daarom jaagt. Zijn leb is nuttig dat hij draagt want het geneest, als men ons vertelt dat euvel waar men van valt. Dit dier mag niet lang leven 1460 (b) als zijn staart niet is in het water benevens en die is geschapen als een vissenstaart. Experimentator zegt, dit is zijn aard, dat zijn staart smaakt naar de vissen, daarom eten zonder wroeging 1465 de christenen als men vasten zal, maar sommige eten ze niet geheel want zijn lijf is vlees, dat is waar. Zijn staart is negentig cm lang, het is waar en die is uitermate vet. 1470 Subtieler mag het niet beter maakt geen beest onder de aarde huisjes maken naar zijn waarde sommige zijn hoog op en sommige laag nadat het water stijgt of daalt 1475 dat hij daalt of klimt zodat de staart in het water blijft. Schors van bomen en de bladeren eet hij, daarvan hij heeft het liefst boven alle dingen die men weet. 1480 In het bijten is de bever wreed want wat hij met de tanden mag slaan dat laat hij niet ontgaan voor hij beseft dat de tand is duur. (d) Experimentator beschrijft zijn natuur 1485 en zegt dat ze met groepen tezamen in de wouden gaan en als ze bomen hebben geveld met hun tanden met geweld afgebeten zoveel als genoeg is 1490 nemen ze er een die hen voegt en werpen hem dan hard op de rug en laden het tussen zijn voeten en slepen het alzo naar het hol. Dit doen ze niet met iemand uit hun groep 1495 maar vreemde uit andere groepen die doen ze dusdanige schande omdat ze die in eigendom houden. Anderen zeggen, ze doen het de ouden waarvan hun tanden zo zijn versleten 1500 dat ze niet deugen voor bijten. (e) Deze bevers kennen jagers goed want bij hen is op de rug dat vel van het slepen bloot en die laten ze lopen uit nood. 1505 Hout beminnen ze door twee zaken omdat ze er hun huis van maken en om de schors die ze eten Op de achterste voeten is hij gezeten en houdt voor in de voeten 1510 zijn spijs met goede moed alleen de schors eten ze dan die zijn poot omsluiten kan. De achterste voeten zijn min of meer als ganzenvoeten twee 1515 maar groter en de klauwen rond de voorste is recht als een hond. Dit prijst men in de natuur groot omdat het dier voor is gebouwd als een hond om op het land te gaan 1520 en van achter mede te bestaan te zwemmen als het heeft nood. Zijn tanden kracht is zo groot soms slaat hij een boom vliegt weg en neemt een kijkje 1525 of die boom niet valt nog en zoveel doet hij dan toch dat die boom vallen moet. Vier tanden heeft hij sterk en goed twee beneden en twee boven 1530 en zal men oude boeken geloven dan zijn die tanden en het kaakbeen beide massief en al een. Zijn vet is edel en goed hoe zwarter hoe meer het kosten doet. 1535 (e) Solinus zegt dat dier haar heeft dat boven alle haren wel goed blijft en is een zaak die zeer is duur. Onder de heidense manier die de kramp pijn doet 1540 voor die is bevervet goed en hem die de leden beven mag dit grote baat geven. Van de balzak is goed zijn vet waar het zijn ballen in houdt. 1545 Wijn met beverskullen gekookt en de rook van de ballen is voor hem een goede medicijn die van de jicht heeft pijn. |
Castor fiber, van Grieks kastor: bever. Bever, midden-Nederlands bever, oud-Hoogduits Bibar (nu Biber) oud-Saksisch Bibar, oud-Engels beofor (nu beaver) oud-Noors bifa en oud-Frans bievre: gal, dit van Gallisch bebros en dit van Latijn fiber dat met Litouws bebrus en Russisch bobr vergeleken wordt dat men vergelijkt met oud-Indisch babhru: roodbruin.
(a) Dioscorides hield het bevergeil valselijk voor de testikels van de bever. Het heet castor a castrado, (gecastreerd) dat betekent lubben, wat zijn kullen zijn in de medicijnen bekwaam Als hij gejaagd wordt weet hij de oorzaak, dan bijt hij zelf zijn ballen af en ontkomt zo’n Hij bijt zelf zijn testikels af om aan de jagers te ontkomen. Bij beide geslachten komen aan de onderbuik, in de liesstreek die onder de huid verborgen is, twee eigenaardige klierzakken voor die een vreemdsoortige stof bevatten, het bevergeil. Dit is een donkerroodachtig, geelachtig of een zwartachtige bruine stof. Eerst is dit zacht maar droogt weldra op tot een hars gelijkende massa. Het heeft een eigenaardige doordringende reuk, die maar weinig mensen aangenaam vinden. Het is nuttig voor diegenen die door nerveuze ziekte de handen sidderen. Het werd in de oudheid veel gebruikt vooral als rustgevend en krampstillend middel.
(b) Het was de monniken opgevallen dat de staart van de bever min of meer geschubd is, wat dus op een vis slaat. Vis mag je op vrijdag eten. Vroeger mochten de gelovigen op de vastenvrijdagen alleen vis eten en geen vlees. Doordat een bever zo een vis werd mocht die ook op tafel komen.
(c) Bevers maken bouwwerken waar vooral de Amerikaanse bevers om bekend zijn geworden. De Europese maakt meer ‘huizen’ die met het water meegaan.
(d) Zijn voornaamste voedsel bestaat uit zetmeel houdende wortelstokken van waterlelies en de schors van jonge boomtakken. Zijn snijtanden zijn buitengewoon scherp, hij kan met een beet een tak van drie cm doorsnede zo glad afsnijden als was het met een stalen werktuig gedaan. Hij velt bomen van een halve meter doorsnede waartoe hij een diepe ringvormige gleuf in knaagt tot ze neerstorten. Met die tanden kan hij zich ook goed verdedigen.
(e) Uit de beverharen maakte men hoeden, de castoren’ hoeden, die tegen ziekten behoedden. Zijn vacht wordt tot voering in onderrokken gebruikt.
Chama es ene beeste 1550dar plinius af spreket inder ieste dat hi den wlf geliket wel mar dat spekelde es sijn vel hute ethiopen sin si comen dese beesten die wi nomen 1555al vintmense in ander lant pompeus iulius viant was derste diede dor wonderlichede brochte te rome inde stede |
14. Chama is een beest 1550 waar Plinius van spreekt in zijn jeeste dat hij de wolf gelijkt wel maar dat gespikkeld is zijn vel. Uit Ethiopië zijn ze gekomen deze beesten die wij noemen 1555 al vindt men ze in een ander land. Pompeus Julius vijand was de eerste die ze door wonderlijkheden bracht te Rome in de stad. |
Chama: klein, dit is wel een hyena of jakhals die kleiner is dan de wolf, zie onder.
Calepus es .i. dier 1560stout sere ende onghier so vreselic in allen saken negheen iagre dar hem ghenaken want langhe orne si draghen ende sijn getant gelijc der zaghen 1565so dathet der mede velt langhe bome met sire gewelt want het can wel zaghen der mede vp die eufrate es sine stede nu wassen dar erande aghen 1570die clene langhe roeden draghen ende alset dan gedronken heuet ende hem dinket dat met festen leuet gatet spelen in die roeden ende met sinen ornen verwoeden 1575ende spelet so vele inden wedouwe dat sine orne getacket nouwe hem verwerren in die telghen dan alreest so moetet belghen ende gheuet enen vreseliken luud 1580dan so comet de iagre vt ende slaet sonder pine doot nu merket hier exemple groot hi starke die niet nontsiet dieden cranken niet ne vliet 1585ende niet nacht dien iof desen altoes mach hi niet seker wesen |
15. Calepus is een dier 1560 dapper zeer en onguur zo vreselijk in alle zaken en geen jager kan hem daar genaken. Want lange horens ze dragen en zijn getand gelijk de zaag 1565 zodat het daarmee velt lange bomen met zijn geweld want het kan wel zagen daarmee. Op de Eufraat is zijn stede nu groeien daar allerhande hagen 1570 die kleine, lange twijgen dragen. En als het dan gedronken heeft en denkt dat het van feesten leeft gaat het spelen in de twijgen en het met zijn horen te verwonden 1575 en speelt zoveel in het bosje dat zijn horens, vertakt nauw zich verwarren in die twijgen dan aller eerst moet het verbolgen en geeft een vreselijk geluid. 1580 Dan komt de jager uit en slaat het zonder moeite dood. Nu merk op hier een voorbeeld groot hij de sterke die niemand ontziet die de zwakken niet uit de weg gaat 1585 en die niet acht voor die of deze altijd kan hij niet zeker wezen. |
Ovis ornata sive orientalis, het wilde schaap is een zeer imposant dier dat veel op de mouflon lijkt. Het heeft zeer lange haren aan de voorpoten en aan de onderkant van de hals. Een dergelijk wild schaap zal Abraham gevonden hebben in het land Moriah, vastgeraakt in het struikgewas, Gen. 22: 13.’Toen sloeg Abraham zijn ogen op en daar zag hij een ram achter zich, met zijn horens verward in het struikgewas. En Abraham ging en nam den ram en offerde hem ten brandoffer in plaats van zijn zoon’ Dit woord wordt meestal in figuurlijke zin gebruikt of voor afbeeldingen maar verwijst ook naar horens die voor bijzondere zaken gebruikt werden. Van hem heet het in de wijsheid van Jeremia: ze zijn gebonden aan het water van de Eufraat en zijn gevallen’.
Cameleopardalis lesemen dat ene beste is jn ethyopen entus gedaen 1590alsons de glose doet verstaen houet naden kemel als naden parde voete been na des herts arde dat gespekelt es harentare met enen sconen clenen hare 1595dit dier was oec te rome mede wilen brocht dor wonderlicede |
16. Cameleopardalis leest men dat een beest is in Ethiopië. En is zo gedaan 1590 als ons de glossaria laat verstaan hoofd naar de kameel, hals naar het paard voet en been naar het hert geaard dat gespikkeld is hier en daar met een mooie kleine haar. 1595 Dit dier was ook te Rome mede wel gebracht door wonderlijkheden. |
Giraffa camelopardalis, is de zorafeh, zurafa, seraphe of serafe: de lieflijke, van de Arabieren. Dit werd bij ons tot giraf, in Duits en Engels Giraffe en in Frans girafe.
De cameleopardalis heeft een eigenaardige bouw. Ze geeft de indruk dat het uit lichaamsdelen van verschillende dieren samengesteld is. Het is alsof ze de kop en de romp van het paard, de hals en schouders van een kameel, de oren van een rund, de staart van een ezel en de poten aan de antiloop heeft ontleend, terwijl de kleur en de tekening van het gladde vel aan een panter, pardalis, doet denken.
Mulder: ‘Tegen deze achtergrond verdienen de schrijvers en kopiisten van de middeleeuwse natuurboeken eerder bewondering dan honend gelach. ‘Het kan nauwelijks te vaak herhaald worden dat een bestiarium een serieus wetenschappelijk werk is; ‘is dat een Cameleopard ,’ een echt dier is, en helemaal geen slechte poging om een ongezien wezen te beschrijven dat zo groot was als een kameel, maar gevlekt als een luipaard, dat wil zeggen een giraffe; en dat het identificeren van het bestaande wezen het ware genoegen schenkt, niet het lachen om een wezen dat men voor denkbeeldig houdt. (T.H. White)
Capra dats in dietsch de gheet die orne heuet scarp ende wreet ende onder den kin enen bart 1600hare weide es te dale wart ende in berghen ende in haghen al daer soese can beiaghen hare melc es sere goet mar als merre lib toe doet 1605so corrumpert want dat case segmen niet wert ere blase v maent so draghet die gheet also alsment uan scapen weet jnden uorwinter es best hare riden 1610so dat si in lentins tiden moghe bringhen hare dracht dit sijn die beste scape yacht ysodorus spreect oec hier dat de buc es luxurieus dier 1615dat altoes bi na wil riden sine oghen lopen ende gliden vele na der luxurien cracht euen wele sieti dach ende nacht die nauons niet ne siet yreet 1620ete de leuere van der gheet hi siet nauonts uele te bet aristotiles heuet yset dat nochtan dicke up dien dach die buc lettel ysien mach 1625maer nauonts sieti claer experimentator seghet ouer waer dat uan dien bucke die galle de winbrawen doet uallen alle kamidarium bouc seegt 1630dar doude filosofie in leecht dat uanden bucke dat bloed al hare uallen doet oec seiti buxbloet ybrant doet waken tehant 1635die ligghen in letargien ofte in swaren epelenchien oec maket donker oghen clar bux galle out ouer waer es soe in enegher stede yleghen 1640datter pude oec uersamene pleghen bux haer te puluer uerbrant stopt bloet althehant ende jegen slachamen uloet ende jegen venijn drinc sijn bloet 1645besefstud ydronken ofte gheten smare sijn es goet ieghen beten ende ieghen quetsinghe dere sijn drec es goet jegen tantsuere maket dar of .i. plaester upt seer 1650gheets horen dats wonder meer ghebernet ende ybonden dan vor die nasegate uan den man die warlike heuet theuel swaer stappans moeti uallen daer 1655serpente die ulien oec mede die roke het es hare sede die buc es es arde fier ende starc ende i. moilic dier jn orne in hoeft leit sine cracht 1660sijn bloet es oec uan sulker macht dattet scort den adamant die noit anders meester ne uant gheets bete es bomen quaet want si uerliesen urucht ende saet |
17. Capra dat is in Dietse de geit. De horens heeft het scherp en wreed en onder de kin een baard. 1600 Hun weide is te dalwaarts en in bergen en in hagen al waar het zich kan bejagen. Hun melk is zeer goed maar als men er leb bij doet 1605 dan verbastert het want de kaas, zegt men, is niets waard. Vijf maanden draagt de geit net zoals men het van schapen weet. In de voorwinter is het best hun paren 1610 zodat ze in de lente tijden mogen brengen hun dracht dit zijn de beste schapen echt. (a)Isidorus spreekt ook hier dat de bok is een wulps dier 1615 dat altijd bijna wil paren. Zijn ogen staan en glijden veel naar de wulpse kracht (b) evenwel ziet hij dag en nacht. Diegene die ‘s avonds niet goed ziet 1620 eet de lever van de geit hij ziet ‘s avonds veel beter. Aristoteles heeft gezegd dat nochtans vaak op de dag de bok weinig zien mag, 1625 maar ‘s avonds ziet het helder. Experimentator zegt voor waar dat van de bok de gal de wenkbrauwen laat vallen alle. Kamidarium boek zegt 1630 waar oude filosofie in ligt dat van de bok het bloed alle haar uitvallen doet. Ook zegt het bokkenbloed gebrand laat gelijk ontwaken 1635 die liggen in slaapzucht of in zware epilepsie ook maakt het blinde ogen helder. Bokkengal zegt hij voor waar is het in enige plaats gelegen 1640 dat er padden zich ook verzamelen plegen. Bokkenbloed tot poeder verbrand stopt het bloeden gelijk en van ontlasting de vloed. En tegen venijn drink zijn bloed 1645 dat je gedronken hebt of gegeten. Zijn vet is goed tegen beten en tegen kwetsingen daar. Zijn drek is goed tegen tandpijn maak daarvan een pleister op het zeer. 1650 Geitenhorens, dat is een wonder meer. gebrand en gebonden dan voor de neusgaten van de man die werkelijk heeft epilepsie zwaar gelijk moet hij vallen daar. 1655 Serpenten die vlieden ook mede van de rook, het is hun zede. De bok is hard en fier en sterk en een moeilijk dier in horens, in het hoofd ligt zijn kracht. 1660 Zijn bloed is ook van zulke macht dat het scheurt de diamant die nooit een andere meester vond. Geitenbeten is voor de bomen kwaad want ze verliezen vrucht en zaad. |
Capra hircus, Latijn hircus: bok, Grieks chimaira werd in Latijn capra: geit. Varro zegt dat ze capra of carpa heten omdat ze alles afeten. Isidorius zegt dat ze caprae en capri zijn genoemd omdat ze hoge en ruwe plaatsen beminnen en er zich naar toe wenden.
Geit, midden-Nederlands gheet of gheit, oud-Saksisch Gett, oud-Engels gat, (nu goat) oud-Hoogduits Geiz (nu Geiss en Ziege) Mogelijk van de Indo-Germaanse basis ghai(d): springen. Griekse tragos is de bok. Midden-Nederlands buc of boc, oud-Hoogduits Bock (nu Bock) oud-Noors bukkr en bokkr, midden-Iers bocc, oud-Engels bucca (nu buck). Mogelijk stamt dit van Indo-Germaans bhugno: gebogen, dus een dier met gekromde horens.
(a) De bok wordt meestal als een viriel dier afgeschilderd, een oude bok. Bij de heksen zie je dan ook veel de bok in de gedaante van een duivel optreden. Vandaar dat de bok in mengwezens optreedt, saters en faunen, die zich onderscheiden door hun wellust.
Er zijn vele verwijzingen in het O.T. naar geiten. Het basiswoord is ‘iz’ met meervoud ‘izzim’ լwat een zestigmaal voorkomt. Van de geit, ez, die in het Syrisch izza genoemd wordt, zegt men dat het woord komt van de bron ‘sterk, krachtig’ zijn, omdat ze sterker zijn dan schapen. Dit woord wordt meestal gebruikt in niet religieuze passages. Soms echter wordt het gegeven aan geofferde dieren, vooral bij zondeoffers. Hier kan het niet onderscheiden worden van een ander gewoon woord, de harige.’. Dit woord wordt meestal vertaald als een jong en met zijn vrouwelijke vorm ‘s ‘eթrah’ is dit vrijwel even gewoon als ‘ez’ Met een enkele uitzondering als in Genesis 37: 31 waar het geitenbloed op Jozefs kleed kwam wordt het alleen gebruikt voor zondeoffers. Het woord ‘s eթr’ meestal in meervoudsvorm seթrim’ wordt ook gebruikt in een andere zin en vertaald als satyr. Dit wordt gevonden in vier verzen en kan niet als geit vertaald worden. Het wordt een satyr in Jesaja 13: 21, 34: 14 en de duivel in Lev. 17: 7, 2 Kronieken. 11: 5. Gewoonlijk denkt men dat ze de vertegenwoordigers zijn van de heidense geesten die de mens afbeelden als half mens, half geit. (zie aap)
(b) ‘Geiten zien ‘s nachts net zo goed als overdag. Geiten zien niet best in daglicht maar beter in de nacht. Geitenogen lichten ‘s nachts op en geven licht. Geiten knipperen nooit in hun slaap’ Zijn ogen zijn als die van de Heer die ook alles ziet en van verre herkent’
(c )’ Zijn bloed heeft bijzondere krachten, dat komt omdat hij bijzondere kruiden eet. Als het bloed op een diamant gesprenkeld wordt barst die uit elkaar, het is het hardste materiaal dat niet kan barsten, het kan tegen vuur en ijzer, maar niet tegen het warme bokkenbloed’
Vele horens hielpen tegen epilepsie, vooral die van de eland.
1665Capreola dats die ree den aren pijnlic emmermee nochtan ieghen andre diere sere sochte ende goedertiere als die ree int lant 1670scoten wert soecsoe te hant polion om dat si uerdriuen dat yserscote in hare liue ree bucke uechten om die reen arde sere wel nar in een 1675ende dats alsi riden dan ende als men hem gaet met honden an ontuliensi want si sijn snel maer aldus uaenghemense wel want si altehant dan ulien 1680dar si dogheste berghe sien dar uolghet die jaghere naer ende alsi wert yware daer datse die jaghere wacht dar nedre ende soe ne mach no uort no wedre 1685soe siet den iaghere ende den spiet soe screie soe ets omme niet want hine soeket elniet dan hare hi doese neder uallen sware ja somwile clemt die jagere nar 1690dat hi mede moet uallen dar die up montaingen oghe ende laet uerre gaen hare oghe ende siet soe liede uan verren gaen altehant heuet soet uerstaen 1695oft jaghers sien dat soe siet an dit doet nature diet al can |
18. 1665 Capreola, dat is een ree de arend pijnlijk immermeer nochtans is ze tegen andere dieren zeer zacht en goedertieren. Als de ree in het land 1670 geschoten wordt zoekt het gelijk polei om te verdrijven de pijlscheuten in hun lijven. De bok vecht wel om de ree zeer hard bijna ineen 1675 en dat is als ze paren gaan. En als men hem gaat met honden aan ontvlieden ze want ze zijn snel. Maar zo vangt men ze wel want als ze gelijk vandaan vlieden 1680 waar ze de hoogste bergen zien daar volgt de jager ze na en als ze wordt gewaar daar dat de jager wacht daar beneden en ze niet kan verder of terug 1685 en ziet de jager en de speer dan schreit ze, het is om niet want hij zoekt niets anders dan haar hij laat zich neervallen zwaar. Ja, soms klimt de jager na 1690 zodat hij mede moet vallen daar. Die ree op de bergen hoog ziet ver met haar ogen en ziet ze lieden in de verte gaan gelijk heeft zo het verstaan 1695 of het jagers zijn die ze zo ziet dan dit doet de natuur die het al kan. |
Capreolus capreolus, is de ree, midden-Nederlands ree, oud-Saksisch en oud-Hoogduits Reho (nu Reh) oud-Engels ra(ha) (nu roe, roebuck en roedeer) oud-Noors ra, dit van Germaans raixa, mogelijk hangt dit samen met oud-Iers riabach: gespikkeld, Let’s raibs betekent bont gevlekt. Het is de kleinste van onze herten.
Zie voor pulegium nr. 21, gelijksoortig verhaal. Ook steenbok voor het vallen van hoogtes.
Shakespeare, Taming of the Shrew, Induction 2, 50 ;
ԓay, thou wilt course; thy grey-hounds are as swift’ ‘Verkiest gij lange jacht? Uw hazewinden’
As breathed stags, ay, fleeter than the roe’ Zijn sneller dan het hijgend hert of ree.’
Cacus es i dier .i. wonder jn die moreie besonder dat es yburstelt als .i. zwiin 1700ende als ons scriuet adeliin alst gram es ende onghier so werpet ute sinen buke uier dit houten uerstolen jn aghedochten ende in olen 1705ende es wreet ende fel .j. osse ynoucht hem niet wel maer het neemter .iii. of .iiii vaste bi den starte sciere met crachte trecthise achterwart 1710jn sinen ole metter uaert ende dat mense uinde niet wel ende al eist den beesten fel nochtan dit den mensce ontsiet nochtan latet sijn laghen niet 1715het ne wacht uroe ende spade altoes om des menschen scade |
19. Cacus is een dier, een wonder in de Moreyne vooral en is geborsteld als een zwijn. 1700 En zoals ons schrijft Adelinus al het kwaad wordt en nijdig dan werpt het uit zijn buik vuur. Dit houdt zich verscholen in spelonken en in holen 1705 en is wreed en fel. Een os genoegt hem niet goed maar het neemt er drie of vier vast bij de staart snel met kracht trekt het ze achterwaart 1710 en in zijn hol met vaart zodat de mensen ze niet vinden snel. En al is het de beesten fel nochtans dat het de mensen ontziet nochtans laat het zijn listen niet 1715 en wacht vroeg en laat altijd om de mensen te schaden. |
Cacus is de zoon van Vulcanus, een vuurspuwende reus die in een hol van de Aventijnse berg woonde en de omstreken door moord en roof teisterde. Toen Hercules met de runderen van Geryon daar aangekomen en door vermoeidheid is slaap gevallen was stal Cacus van hem enige runderen die hij om de eigenaar het spoor bijster te maken achterwaarts in zijn hol dreef. Hercules ontdekte toch zijn hol of door het loeien of door zijn zuster Caca die liefde voor hem had opgevat. Na een verschrikkelijk gevecht werd hij verslagen. Het was wel een listig mythisch figuur, geen dier.
Cefusa es .i. wonderlike beeste dar of seghet solinus ieeste dat mense wilen te rome brochte 1720om dat mense te wonder sien mochte hare achterste uoete ende been ende des menscen scinen een nde hare uortste uoete tuee als menschen ande min no me |
20, Cefusa is een wonderlijk beest daarvan zegt Solinus verhaal dat men ze vroeger te Rome bracht 1720 omdat mensen het wonder zien mocht. Hun achterste voeten en benen en die van de mensen schijnen een en hun voorste voeten twee als mensen handen min of meer. |
De baviaan, mogelijk de mantelbaviaan, werd naar Rome gebracht. Het is de hamadrys van de Egyptenaren, bij Strabo heet die Cebus.
Papio hamadryas, mantelbaviaan, Engelse hamadryas baboon of Arabian baboon, Duits Mantel pavian, Franse hamadryas en tartarin.
Baviaan, in midden-Nederlands was het baubijn of bobijn, in Engels baboon wat uit het Franse babouin stamt en verwant is met het Franse babine: lip.
1725Seruus es hert weetmen wel .i. beeste arde snel gheornet met telghen langhe alsi ii jaer euet omganghe beghinnen die orne ute gaen 1730ende elx jaers uort sonder waen achter een tote vi iaren wast hem .i. telg uort te waren nemmer telghe wassen hem dan newaer si meeren uort ward an 1735aristolus die seghet dat gheen els te wassene pleget sine horne uan jare te jare alsi siecheit beseffen sware of als hem doude gaet an 1740soeken si serpente dan ende gaen te fonteinen drinken dus doensi hare euel sinken ende sinsi suaer sente augustijn scriuet ouer waer 1745alsi ter betre weiden tiden ende alsi twater sullen liden die starcste suemmet uoren dan ende alle dandre uolghen hem an elc houet ligghende up anders stiet 1750dus elpt elc andren inden uliet hier bi si elc mensche beraden dat elc andren staen in staden als die erte willen riden verwoedensi wel na tien tiden 1755alsoe sere sinsi uerhit ende na oest ysciet hem dit solinus seit dat sire ii draghen die siin in rise ende in aghen ende deckense arde nerenstelike 1760ende leerense ligghen eimeleike ende alsi starc sijn leerensise mede lopen springhen dapperede erts calf die in de modre sterft siin uleesch uerduet ende uerderft 1765venijn ende ets tallen stonden goet ieghen serpents wonden blasen pipen bassen uan honden horen si node tallen stonden ende men seit dat si best oren 1770alsi staen met ystrecten horen ambrosius doet te uerstane dat sijd dat heet diptane erst den mensche makede cont want als die hert was ywont 1775met enen yuenijnden strale athi dat cruud ende ynas wale herts uliesch dicke gheten verdriuet den curts wille men weten der persen ystorie seghet 1780dat die ert te leuene pleghet .c. jaer ende dar toe mere venijn scuweti altoes sere alsi sine orne heuet niet gaet hi dar menne niet ne siet 1785ende hetet in donker nacht dan scuweti der wulue cracht alse die selue weet te uoren dat sine wapinen sijn uerloren ende alse hare orne niewe sin 1790soukensi dat sonnescijn om dat sire droghen sullen ende stiden ende dat sire up moghen tiden dan gaensi ieghen de bome slaen ende proeuen of si uaste staen 1795haren rechtren horen deckensi werde sijd in watre sijd in derde ende dat sciint van nide wesen hi es sere goet als wi lesen want sine roke die uerdriuet 1800die serpente alsmen ons scriuet als hi int uier es yleghet platearius die seghet vte sire herten machmen halen .j. been dat machmen te sticken malen 1805dat puluer gheuet ueruanc jeghen dien starken ertuanc esculapius die seghet datmen den horen te berne pleghet ende puluert dat thanden 1810dat es goet onuasten tanden vp datmense der mede wriuet met wine ghedronken dit alsi scriuet es ieghen tgroot euel goet ende het stoppet der urouwen bloet 1815ende stoppet des lachamen onurede platluse doedemerre mede die hem bewint in eens erts vel serpente ne sijn hem niet fel jnde matrise vanden inden 1820machmen enen steen vinden die vrouwen kint draghen doet march vanden erte es goet dathet driuet huten leden de noot van menegher siecheden 1825ende iagers segghen onder hem somen mach die ert te watre comen dat hi sire moeteit wert los die hert ontsiet tluud vanden vos die herte uechten onder hem seere 1830ende wie datdaer boudet de ere dandre alle ouden hem vrede met arde grooter wardichede herts ulesch es te uerduwene swar de caluer dar af weet uoer waer 1835sijn ghesonder ende warder dan ende sijn alrebest den man |
21. 1725 Cervus is een hert, weet men wel, een beest aardig snel. (a) Gehoornd met takken lang als het tweede jaar is aangegaan beginnen de horens uit te gaan 1730 en elk jaar voort, zonder waan, achtereen door tot zes jaren groeit hem een tak meer te waren nimmermeer takken groeien er dan maar ze groeien meer vooraan. 1735 Aristoteles die zegt het dat er geen andere te groeien plegen zijn horens van jaar tot jaar. (b) Als het ziekte beseft zwaar of als hem de ouderdom gaat aan 1740 zoeken ze serpenten dan en gaan naar een fontein te drinken aldus zo laten ze hun euvel zinken en zijn ze zuiver. Sint Augustinus schrijft voor waar 1745 als ze naar betere weiden gaan en als het in het water zullen glijden de sterkste zwemt van voren dan en alle anderen volgen hem dan elk hoofd ligt op de ander zijn staart 1750 dus helpt elk de ander in de vliet. Hierbij zou elk mens zich beraden om elkander bij te staan in tijden. Als het herten wil paren verwoeden ze wel in die tijden 1755 alzo zeer zijn ze verhit en na augustus gebeurt hem dit. Solinus zegt dat ze er twee dragen die ze in twijgen en in hagen en bedekken en erg vlijtig 1760 en leren ze leggen heimelijk. En als ze sterk zijn leren ze hen mede lopen, springen en dapperheden. Hertenkalf, die in de moeder sterft, zijn vlees verdrijft en verteert 1765 venijn en het is te alle tijden goed tegen serpenten wonden. Blazen, fluiten en bassen van honden horen ze node te allen stonden en men zegt dat ze het beste horen (k) 1770 als ze staan met gestrekte oren. Ambrosius laat verstaan dat ze het kruid, dat heet diptamus eerst de mensen maakten bekend want toen het hert was gewond 1775 met een venijnige pijl at het dit kruid en genas wel. Hertenvlees veel gegeten verdrijft de koorts, wil men weten. (f) De Perzische historie zegt 1780 dat het hert te leven pleegt honderd jaar en daartoe meer. Venijn schuwt altijd zeer. Als het zijn horens niet heeft gaat het daar waar men hem niet ziet 1785 en het heet in die donkere nachten dan het schuwt de wolven kracht als die het zelf weet van tevoren dat hij zijn wapens heeft verloren. En als zijn horens nieuw zijn 1790 zoeken ze de zonneschijn omdat ze drogen zullen en verstijven en dat ze daarop mogen vertrouwen dan gaan ze tegen bomen slaan en proberen of ze vast staan. 1795 (g) Hun rechterhoren bedekken ze waardig, hetzij op het water, hetzij op de aarde en dat schijnt van nijd te wezen. Die is zeer goed, als wij lezen, want zijn rook die verdrijft 1800 de serpenten zoals men ons schrijft als het in het vuur is gelegd. (h) Platearius die zegt het uit zijn hart mag men halen een been en dat mag men stuk malen 1805 en dat poeder geeft steun tegen de sterke hartaanval. Aesculapius die zegt het dat men de horens te verbranden pleegt en verpoederd dat gelijk 1810 dat is goed voor losse tanden als men ze er mee inwrijft Met wijn gedronken dit, zoals hij schrijft, is tegen epilepsie goed en het stopt de vrouwen bloed 1815 en stopt het lichaam onvrede. (menstruatie) Platluizen doodt men er mede die zich windt in een hertenvel. Serpenten zijn hem niet fel. (I) In de baarmoeder van de hinde 1820 mag men een steen vinden die vrouwen een kind dragen doet. Merg van het hert is goed dat het verdrijft uit de leden de nood van menige ziekte. 1825 En jagers zeggen onder hen soms mag het hert te water komen dat hij van zijn moeheid wordt kwijt. Het hert ontziet het geluid van de vos. De herten vechten onder hen zeer 1830 en wie daar behaalt de eer alle anderen houden met hem vrede met erg grote waardigheid. Hertenvlees is te verteren zwaar de kalven daarvan, weet voor waar, 1835 zijn gezonder en meer waard dan en zijn het allerbeste voor de man. |
Cervus elaphus. Hert, midden-Nederlands hert of hart, oud-Frans hirot, oud-Hoogduits Hiruz (nu Hirsch) oud-Engels heorot en heort (nu hart) oud-Noors hjotr. Het is een woord dat uit het Germaanse heruta stamt wat een gehoornd dier betekent. Dezelfde betekenis heeft het Latijnse Cervus dat afgeleid is van het Griekse keraos wat ook gehoornd betekent. De Griekse naam voor het hert is elaphos, wat veel op die van de olifant lijkt, elephas. Het mannetje heet in het Latijn cervus, vandaar de Franse naam cerf, de Engels cervine.
(a) Het hertenkalf wordt, als het een jaar oud is, speishert, spitser of spiesbok genoemd. In grootte neemt een gewei elk jaar toe van het tweede tot het achtste jaar, elk jaar schiet er een tak meer uit die ze polijsten door tegen bomen te schuren. Het gewei wordt alle jaren gewisseld. In het tweede jaar komen aan die spits aan weerszijden ook twee takken. Dan heet het gaffelhert of gaffeler. In het derde jaar wordt het een zes-ender, naar het aantal spitsen van beide stangen tezamen. Dit gaat zo door tot het hert bij ouder worden minder vertakkingen gaat krijgen.
(b) ԁls ze zich niet goed voelen dan eten ze om de ziekte te overwinnen slangen. Het hert, als hij een serpent vindt, vult zijn mond met water en gooit dit in het hol van het serpent, dan jaagt hij met de adem van zijn mond het serpent eruit en trapt erop met zijn voeten en doodt en eet het als een stuk selderij. Verslindt het hert een slang dan verkrijgt die nieuwe jeugd en kracht’ In middeleeuwse literatuur is dit zo overgenomen die het toepast op Christus, de bestrijder en overwinnaar van de helse slang. (duivel) Daarom is hertenvlees goed tegen venijn. Het idee dat harten slangen opzoeken en uit hun holen verdrijven door middel van hun adem verschijnt bij Oppianus en Nicander. Plinius zegt: ҄e herten vechten met slangen, ze zoeken hun holen op en met de adem uit hun neusgaten drijven die weg tegen hun wil’ Er is geen vermelding van het verbranden door hun adem. Maar Plinius zegt in een andere passage: ‘de adem van olifanten verdrijft serpenten, die van herten verbrandt hen’ Physiologus voegt eraan toe dat de hart het hol binnenkomt met zijn mond en het serpent verzwelgt. Dit wordt herhaald door Isidorus.
Herten horen graag fluiten. Als ze naar lawaai luisteren lichten ze de kop omhoog en steken de grote oorlappen omhoog, ze staan van tijd tot tijd stil om het geluid en de richting te vernemen. Ze verwonderen zich bij het geluid van pijpen en luisteren graag naar muziek. Ze horen goed als ze hun oren omhoogsteken en dragen die oren naar beneden als ze de rivieren en waters overzwemmen. En als ze zwemmen, zwemt de sterkste vooraan en de zwakkere legt zijn hoofd op de lende van de sterkere.
(e) Ze leerden ons het eerst de krachten van het kruid dictamnus want ze aten hiervan zodat pijlen en pijlkoppen uit hun lichamen geworpen werden toen ze opgejaagd werden door jagers. Origanum dictamnus had de kwaliteit om splinters uit te trekken. Het werd in 13-16de eeuw springkruid genoemd, het kruid laat de pijl uit de wond van het hert springen. Het originele verhaal werd verteld door Aristoteles van wilde geiten van Kreta. Hij zegt dat als ze gewond zijn door pijlen ze dictamnus zoeken zodat de pijlen eruit vallen. Plinius zegt hetzelfde van herten, de legende werd uitgebreid door andere schrijvers.
(f) Herten leven zeer lang, twee tot honderd twaalf jaren Om dat te ontdekken liet Alexander de Grote verscheidene een gouden halsband omdoen die na honderd jaar gevangen zijnde nog geen teken van ouderdom hadden, hoewel de halsbanden hen in de nek gegroeid waren. We lezen ook hoe een hinde van keizer Augustus die lange jaren na zijn overlijden gevangen werd en niet gekeeld kon worden doordat de huid overgroeid was over een zilveren halsband. Daarin stond geschreven ‘Nolime tangere, quia Caesaris sum’ .‘Raak me niet aan, ik behoor tot de keizer.’.
(g)Vroeger waren in de fabels alle delen van het dier belangrijk, nu is er meer de nadruk komen te liggen op zijn gewei. De rechterkant van de hoorn werkt beter dan de linkerkant Vondel, Bespiegelingen van Godts wercken; ‘Hartshoren wekt het lijk, dat dood lag en vergeven ‘ Vroeger was het als ‘cornu cervi raspatum ustum’ een medicijn. ‘Een gewei is een wonderlijk schoon geneesmiddel om onze vervallen geesten op te wekken en onze hersens te versterken. Daarom werpen de herten hun gewei in het water zodat de mens het niet kan vinden, ze weten van naturen dat het voor de mensen zeer dienstig is. Vooral het echte gewei is goed tegen slangen.’
(h) Platearius zegt dat in het hart van het hart een knekel zit, os de corde cervi, die zoveel als de grondstof van het hart is. Het heeft de lengte van een halve vinger, de breedte van een nagel en is plat, dun, blank en soms driehoekig. Als je dit eruit haalt en hard laat worden en er een poeder van maakt en dat een zieke geeft is dat goed tegen pijnen in het hart en duizelingen. Het weerstaat venijn en belet het bloed spuwen.
(I) Als het vrouwelijke hart zwaarte voelt, verzwelgt ze een steen en wordt geholpen door de kracht van die steen. Geef het been van een hertenhart aan een onvruchtbare vrouw, maal het eerst, drink het en je zal de glorie van God zien’
(k) Burger; Herten horen het beste als ze op hun rechterhoorn staan, lezen we in een van de handschriften: ‘allsi staen opt rechter horen’ Uit andere afschriften blijkt wat de bedoeling was: herten horen het beste met gespitste oren, ‘opgerichte oren’.
Chimera es .i. vanden dieren diemen van meneger manieren want mense int woeste babilonien vint 1840selsienre es cume hiet en twint voeren hoghe ende neder bachten jacob seit dat deidine wachten nauwe te vane dese beeste ende maker omme grote feeste 1845weltijt dat sise ebben gheuaen met dieren cleeden ane ghedaen prosentersise haren here om hem te doene sonderlange ere chymera mach de ziele bedieden 1850de nerenst vanden eidinen lieden dats der viande endyen die vtermaten nauwe spien hoe sise bringen tenen prosente haren here ten tormente 1855dar si hem mede dienen lieue elc wachtem van desen diede |
22. Chimera is een van die dieren die men in vele soorten in het woeste Babylon vindt. 1840 Zelden zie je er van een schimp voor hoog en laag achter. Jacob zegt dat de heidenen zich wachten om goed te vangen deze beesten en maken daarom grote feesten. 1845 Als ze er een hebben gevangen en met dure kleden aan gedaan presenteren ze het aan hun heer om hem te doen bijzondere eer. Chimaera mag de zielen betekenen. 1850 De naarste van de heidense lieden dat is de vijand van Indië die uitermate nauw spioneren hoe ze brengen een presentje aan hun heren ten kwelling 1855 waar ze hem mee dienen liever. Iedereen kijkt uit voor deze dieven. |
De chimara, chimaira of chimaera was in de Griekse mythologie een vuurspuwend beest op de gelijknamige, nog steeds brandend gas uitstromende berg (nu Yanar) in Lycië. Van die naam is het Franse woord chimere afkomstig dat de betekenis heeft van hersenschim. Het is de Engelse chimney: schoorsteen.
Naar Homerus was hij van voren een leeuw, in het midden een geit en van achter een slang dat het land verwoestte tot Bellerophon het doodde. Bij Hesiodus is het een dochter van Typhon, het monster van de onderwereld, en Echidna die half vrouw half slang was, een monster met drie koppen, een geiten-, leeuwen- en slangenhoofd. Haar broer was de hellehond Cerburus.
De chimaera verzinnebeeld waarschijnlijk de vulkanische eigenschappen van een berg. Ook wordt verhaald dat het een indeling van het jaar in drieën is, de leeuw is dan de lente, de geit de zomer en de slang de winter.
Cyrogrillus es .i. dier borgroot dat moyses in de wet verboot ende al eist cranc ende cleene 1860nochtan eist quaet al ghemene ende vreeselic allen dieren so fel esset van manieren |
23. Cyrogrillus is een dier berg rood (?) dat Mozes in de wet verbood en al is het zwak en klein, 1860 nochtans is het kwaad algemeen en vreselijk voor alle dieren zo fel is het van manieren. |
De Cyrogrillus is een klein dier dat de Heilige Schrift verboden heeft om te eten en heet egel. Maar Papias zegt dat het groter is dan een egel. Het diertje is van kleine en zwakke vorm. Het heeft een merkwaardige eigenschap, hoewel het zwak is, is het toch aanvallend en nijdig tegenover andere levende wezens op de aarde en doodt ze. Toch geloven enigen dat de cyrogrillus een egel is, maar dat klopt niet, het is groter. Zie egel.
Cuniculus es dat cunijn dier uele in menegen lande sijn 1865jn derde wonen si in olen nachts comen si ut uerstolen ende doen scade ende toren beide in wijngarde ende in coren dan keeren si ter morgenstont 1870ende stoppen weder des gaets mont datmense sdages niet vinde daer waer dat conijn woent .i. iaer dar dien si seere in corten tiden want si uele dragen ende riden 1875mescomet hem hiet in ere stede si loepen wech ende dandre mede die van hare kennessen sijn lange ridet dat cunijn |
24. Cuniculus is dat konijn waar van er vele in vele landen zijn. 1865 In de aarde wonen ze in holen ‘s nachts komen ze uit heimelijk en doen schade en vernieling beide, in wijngaard en in het koren dan keren ze met de morgenstond 1870 en stoppen weer dicht het gat mond zodat men ze op de dag niet kan vinden daar. Waar dat konijn woont een jaar omdat ze zeer en in korte tijden veel dragen en paren. 1875 overkomt hen iets in een plaats ze lopen weg en de andere mede die van hun kennissen zijn. Lang paart dat konijn. |
Oryctolagus cuniculus (Lepus cuniculus) Konijn, midden-Nederlands conijn, midden-Engels cining en conig (Engels con(e)y) midden-Hoogduits Konine, soms tot Kuniglin en Konighase of Ken. Via de Lutherbijbel 3 Mozes 11, 5 kwam het via Cunykel tot Caninichen (nu Kaninchen). In oud-Frans was het conin, een bijvorm van het Latijnse cuniculus, dit komt van een Iberische taal, in Baskisch heet het unchi. Bekend vanwege de vele jongen.
Crisetus es .i. clene dierkin 1880dier uele int lant van poelien sijn alse groot als .i. encoren es dit sijn houet es swart ende wit sijn aer segmen dat so uaste sit vpten ric root anden buuc wit 1885men moetem her scoren die huut hermense mach bringen vt dit bediedet wel den vrecken bedi menne can getrecken altoes niet hoe dat vare 1890hem ne dinket dat sijn uel ware so uaste outi datti heuet dese beeste alsoe leuet wonet in darde alst conijn niet lichte machmense verdreuen sijn 1895huten holen dar soe in gheet menne ghieter in water scout heet aldus heuet de vrecke rike gheset hier in arderike also uaste sine sine 1900dat hi doot bliuet derinne |
25. Cricetus is een klein diertje 1880 die er veel in het land van Polen zijn. Alzo groot als een eekhoren is dit. Zijn hoofd is zwart en wit. Zijn haar, zegt men, dat het zo vast zit Is op de rug rood en aan de buik wit 1885 men moet afscheuren de huid eer men het er af kan halen. Dit betekent wel de vrekken Want men kan van hem niet trekken altijd niets, hoe dat het gaat 1890 hij denkt niet dat het zijn vel was zo vast houdt hij het hij heeft. Dit beest alzo leeft woont in de aarde zoals het konijn niet gemakkelijk mag ze verdreven zijn 1895 uit hun holen, waar ze ingaat men giet er in water al kokend heet. Aldus heeft de vrek rijk gezet hier in het aardrijk alzo vast zijn geest 1900 zodat hij dood blijft daarin. |
Cricetus cricetus, L. De hamster heet in Duits Hamster of Kornferkel, Engels hamster of German marmot, Frans hamster. Zijn verspreidingsgebied is van de Rijn tot de Ob. Komt nu voor in verschillende kleuren. Maakt op geschikte grond gangen.
Hij is zeer boosaardig en heeft een onaangenaam, prikkelbaar en ontevreden karakter. Als hij toornig is maakt hij haastiger bewegingen dan gewoonlijk en kan dan tamelijk ver en hoogspringen. Bij de geringste aanleiding stelt hij zich vermetel te weer en laat een dof gebrom horen, knarst met de tanden en slaat ze ontzettend snel en hevig tegen elkaar. Niet zelden gebeurt het, dat als iemand een hamsterwoning voorbijgaat, plotseling dit woedende dier aan zich (aan de kleren meestal) voelt hangen. Als hij zich ergens aan vastgebeten heeft laat hij niet los tenzij men hem doodslaat. Daarom leeft hij eenzaam in zijn hol en verenigt zich alleen in de paartijd. Hamstergravers trekken het veld in, hun hoofdwinst zijn de opgegraven granen uit de voorraadkamer. De pels wordt in het voorjaar gewonnen, het is een licht duurzame pels, het vlees is te eten. Zie 37.
‘De cyrogrates is een dier dat de menselijke stem leert, net zoals een ander dier doet, dat hyena heet. Dat dier heeft zijn ogen altijd open, dat zeggen Solinus en Jacobus. Het dier heeft geen tandvlees en maar een tand. Dat werd van natuur uit niet stomp en is zo krachtig dat het alles versnijdt wat het aangrijpt. Het dier stamt van een vrouwelijke hond, een teef, en een wolf.
Crocuta crocuta, (saffraanachtig) gevlekte hyena wordt wel tijgerwolf of lachende hyena genoemd . Hij komt van Z. Afrika tot Abessinië voor. Zijn gehuil lijkt op een afgrijselijk gelach en is huiveringwekkend. Dit dier is wel gevaarlijk voor de mens. Men verhaalt dat het vaak ‘s nachts in de hutten van de Kaffers komt en de kinderen van hun ouders weg rooft. Zijn huilen is hypocriet: als de hyena treurt moet je oppassen.
Cathapleba es .i. dier vreeselic seere ende onghier 1915ende es vp nilus de riuiere vander vreseliker maniere traghe eist ne bore groot den last heuet swar ter noot van sinen houede dat hem verweget 1920vandeser beesten es datmen seget comet hiemen up hem onuersien ende tusscen den oghen siet metdien hi es dan quite vanden liue dit dier slachtet een deel den wiue 1925die thouet draghet geornet so seere dathet stinket uoer onsen here ende scinet offet hare uerwoeghe so comet .i. ries die tongeuoeghe vp hare siet ende werdet gheuaen 1930ende van herten so ondaen dat hi siele ende lijf verlieset entie doot der omme kieset vander c. dat nemet hier hende nu hort wat ic vander .d. vende |
27. Cathaplebas is een dier zeer vreselijk en onguur 1915 en is op de Nijl, de rivier, van de vreselijkste manieren. Traag is het en niet bar groot. De last heeft het zwaar ter nood van zijn hoofd dat hem zwaar weegt. 1920 Van deze beesten is het dat men zegt komt het op je aan onvoorzien en tussen de ogen ziet het je dan ben je weg van het lijf. Dit dier lijkt op een deel der wijven 1925 die het hoofd dragen gehoornd zo zeer dat het stinkt voor Onze Heer en schijnt of het hen verwurgde dan komt er een dwaas die ongepast op haar ziet en wordt zo gevangen 1930 en van hart alzo ontdaan dat hij ziel en lijf verliest en de dood daarom kiest. Van de c dat neemt hier een einde, nu hoort wat ik van de d vindt. |
Catoblepas gnu, (of Connochaetes gnou) gnoe, Engels gnu, Duits Gnu, Frans gnou. Van de Hottentotten is de naam 'gnoe' afkomstig. Het woord is ontleend aan het bulkende geluid dat dit dier laat horen. Grieks catoblepas betekent hij die naar beneden kijkt.
Mulder: Mogelijk gaf het uiterlijk van de gnoe (Gorgon taurinus, een Afrikaanse antilope) aanleiding tot het ontstaan van dit fabeldier. Dertiende-eeuwse zedenpredikers die uiterlijk vertoon van rijke dames hekelden, wezen bij voorkeur op hun buitenissige kapsels en op de buitensporig lange slepen van hun jurken.
Het schijnt een wonderbaarlijke combinatie van verschillende diervormen te zijn, de romp, de manen en de staart zijn die van een paard van gemiddelde grootte, de poten zijn die van een antilope, de kop, met de naar voren als een haak gekromde horens, lijkt op die van een stier. Zoals ze er uit ziet doen ze, ook tegen elkaar.
Aelianus zegt dat het een soort stier is. Daardoor veronderstelde men dat het een soort dier van het buffelsoort was of meer waarschijnlijk een gnoe. Anderen dachten dat de catoblepas van Plinius een soort basilisk was. Dit komt door het er onmiddellijk op volgende statement ҈et serpent basilisk heeft dezelfde krachten’ (vermoorden door zijn blik)
Dit Ethiopische wilde beest was van gewone afmetingen, behalve het hoofd dat zo zwaar was dat het naar de grond hing. Die eigenschap is gelukkig voor het menselijk ras want allen die het ziet sterven bij de eerste aanblik. Dit dier lijkt op de vrouwen die hun haar in grote horens opgestoken dragen, dat is een doorn in het oog des Heren. Als een goed gelovige een blik op hen werpt wordt hij gegrepen door liefde en verliest hij zijn verstand waardoor hij lichaam en ziel verspeelt en uiteindelijk de dood vindt.
1935Damma dats .i. dier dat also heetet ende es ghescepen nadie gheet ende starc na sire grote voren het heuet sere starc den horen nauwe rieket ende es snel 1940ende can sijn leuen hoeden wel sine horne sijn .ij. uoete lanc vpwart heuet sinen ganc ende ghescepen dar si staen alse ens menschen ande ondaen |
28. 1935 Damma dat is een dier dat alzo heet en is geschapen naar de geit en sterk naar zijn grootte voren. Het heeft zeer sterk de horens goed ruikt het en is snel 1940 en kan zijn leven behouden wel. Zijn horens zijn zestig cm lang opwaarts heeft het zijn gang en geschapen zoals ze daar staan als een mensenhand geopend. |
Dama dama, (Cervus dama) Latijn dama: hert, van Libische (a) damu: gazelle.
Het damhert, Frans daim, Duits Dambock of –hirsch, oud-Hoogduits Tam, midden-Hoogduits Tame, in midden-Nederlands dame en Angelsaksisch da, vandaar ontleend is het Deense daa, vergelijk hierbij ook het oud-Ierse dam: os, en dam allaid: hert (eigenlijk een wild hoorndier) Engelse fallow deer. Plathoorn is de letterlijke vertaling van zijn oude naam platyceros.
Het is het hert van de hertenkampen. De bok draagt een gewei, een soort plaat met puntige einde, de schoffels. Met zijn dertiende heeft het gewei zijn hoogste ontwikkeling gehad.
Voor de laatste ijstijd kwamen ze in geheel Europa en Azië voor. In het wild zijn ze reeds lang uitgestorven. De Romeinen namen ze mee naar het noorden. In de Middeleeuwen zag je ze al veel in wildparken waaruit ze wel ontsnapten en verwilderden. Het damhert is veel gekruist waardoor er verschillende kleurtinten zijn.
1945Dammula ouer dat ict hiet es in dietsch .i. damwilt ende es bloede ende cranc dar .i. poete dus af sanc die heuer wert hem metten tanden 1950die hert met ornen sine viande mare dat damwilt nes niet el danne proie den beesten fel dese beesten wel bedieden de ghemente vanden lieden 1955die proie sijn der ogher heren warwart datsi hem bekeeren alle die heren uphem gapen beede rudders ende cnapen |
29. 1945 Dammula, voor dat ik het hield, is in Diets een damwild. En is bang en zwak waar een poëet dus van zong. De ever weert zich met de tanden 1950 het hert met zijn horens de vijanden maar dat damwild is niets anders dan een prooi voor de beesten fel. Deze beesten die betekenen de gemeenschap van de leden 1955 die de prooi zijn van de hoge heren waar ze zich heen keren alle de heren op hen gapen, beide, ridders en papen. |
Is wel dezelfde als voorgaande.
Duran spreket aristotiles 1960dat .i. uresam dier es vtermaten starc ende snel alsen de iagers sijn te fel ende sijt moede ebben ghemaket so dat hem sijns liues wanaget 1965penset dus tontgane dat strec ende werpet dan ute sinen drec jeghen donde die hem uolghen ende het makese so uerbolghen met sire onreinre lucht 1970dat het ontgaet metter ulucht |
30. Duran spreekt Aristoteles 1960 dat een wreed dier is uitermate sterk en snel. Als de jagers zijn te fel en zij het moe hebben gemaakt zodat het zijn lijf wanhoopt 1965 denkt het dus te ontgaan die streek en werpt dan uit zijn drek tegen de honden die hem vervolgen en het maakt ze zo verbolgen met zijn onreine lucht 1970 dat het ontgaat met de vlucht. |
’De duran is een grimmig, onvriendelijke en zeer sterk dier. Het heeft de eigenaardigheid dat het als de jager komt en meent dat het niet ontkomen kan zijn uitwerpselen in zijn lijf verzamelt en dan uitdrukt en de uit het lijf uitgedrukte uitwerpselen tegen de jachthonden werpt die ze door de vuile stank verdrijft’
De duran is mogelijk de das. Worden ze door vijanden aangetast dan werpen ze zich aanstonds op hun rug en verweren ze zich met hun zwarte, lange en uitstekende scherpe nagels waarmee ze honden vaak zware wonden weten toe te brengen.
Daxus wanic dats die das die selden meere ysien was dan die uos ende curte been ende alle uiere niet ouer een 1975want curtst sijnsi ter luchter side ende dar omme soeketi ulucht ter lide emmer in die waghenslaghen welkentijt dat hi hem hort jaghen hi set die rechtre been int dal 1980ende die luchtre bouen al dat uel eueti dicke yard ende yuarwet ten grauuen ward sijn smer wast ende waent metter mane in elke maent 1985ja slamene alse die mane es niet dat mere gheen smere inne siet men maect salue uan sinen smare jeghen quetsinghe die goet es ende mare ende dit es dat te wonderne scijnt 1990want sine bete es yuenijnt ende sijn smare so gans mede jeghen misselike siechede maer die redene dier men toe segt dats dat hi bi wormen leeft 1995die gheuenint sijn ende bi slanghen dar of moeti sine spise ontuanghen esculapius die uroet was hi scriuet dus uanden das bestrijc den ghenen hare leden metten smare die ebben den rede em wert te bet in hare node sine ersenen in olie ysoden die doet al euel ghenesen dat ans menscen scamenesse mach wesen 2005sijn bloet ende sout der mede ghestreken an des menscen lede bescermet iii daghe den man dat hem ghene plaghe comt an dar toe mede sine oden 2010jn oneghe wel ysoden ende nuchterne gheten dan gheuen macht den uercouden man dat hi iij daghe der na wel pleghen mach der vrouwen spel 2015van der .d. segic nemmee nu hord uort uan der .e |
31. Daxus, waan ik, dat is de das die zelden meer gezien was dan de vos. (a) En heeft korte benen die alle vier komen niet overeen, 1975 want de kortste zijn aan de linkerzijde en daarom zoekt het zijn vlucht te gaan immer in het wagenspoor in de tijd dat hij hoort jagen hij zet het rechter been in het spoor 1980 en de linker erbovenop. Het vel heeft het dik behaard en naar het grauwe geverfd. Zijn vet groeit en waant met de maan in elke maand, 1985 ja, slaat men hem als de maan er niet is dat men er dan geen vet in ziet. (b) Men maakt zalf van zijn vet die tegen kwetsingen goed zijn en meer en dit is dat te verwonderen schijnt, 1990 want zijn beet is venijnig en zijn vet geeft geheel mede tegen menigerlei ziektes. Maar de reden die men er bij zegt is dat het van wormen leeft 1995 die giftig zijn en van slangen daarvan moet ze hun spijs ontvangen. Aesculapius, die wijs was, die schrijft dus van de das bestrijk diegenen hun leden met het vet die hebben de koorts het wordt ze beter in hun nood. Zijn hersens in olie gekookt die laat alle euvel genezen dat aan mensen schaamte mag wezen. 2005 Zijn bloed en zout daar mede gestreken aan mensen leden beschermt drie dagen de man dat hem geen plaag komt aan. Daar toe mede zijn ballen 2010 in honing goed gekookt en nuchter gegeten dan gegeven aan de verkouden man dat hij drie dagen daarna wel plegen mag het vrouwenspel. 2015 Van de d zeg ik nimmer, nu hoort voorts van de e. |
Meles meles. Das, midden-Nederlands das, oud-Hoogduits Dahs (nu Dachs) dit uit Germaans baxsa: eigenlijk bouwer. Hieruit stamt het midden-Latijn taxus of taxo, (texere: bouwen) Italiaanse tasso en Franse taisson.
De das komt in de verhalen vrijwel gelijk met de vos voor, is ongeveer even groot
(a) ‘Ee das heeft korte poten die niet gelijk zijn aan beide kanten maar korter aan de linkerkant zodat hij zijn poten in de rechterkant van wielsporen kan plaatsen en zo snel kan lopen en aan zijn achtervolgers kan ontsnappen’
(b)’Het is vreemd, ondanks dat het vet van het beest als medicijn kan worden gebruikt, dat zijn beet vaak gevaarlijk en fataal is. De reden hiervoor is dat de das van wespen en dieren leeft die over de grond kruipen en vaak giftig zijn. Daarom infecteren ze zijn tanden’ Dassenvet is goed tegen jicht, zijde- en rugpijnen.
Eleuas es die olifant jn dutsch est elpen ghenant een dier groot ende stranc 2020ter mule anct hem .i. snauel lanc die groot es ende dar hi mede doet al sine beeshede entie snauels heueti noet want die beeste es hoech ende groet 2025ende mach hem niet ter erden boghen anders ne mochti niet ydoghen em gheuoeden in ghere wise hi neemter mede dranc ende spise ende doeter mede in sinen mont 2030jacob uan uitri maect ons cont dat sire mede in wighe slaen hare uiande ende uaen want si goet sijn in wighe ende stout ende si sijn hare partien hout 2035toghemen hem roed wiin of bloet dar mede wast hare moet die persine ende die uan inden siin die hem uechtens onderwinden met beesten ende doenre up dan 2040jn enen casteel wel .l. man ende dorbreker mede die scaren dar mach niet wederstaen te waren hare luud es so swaer dat hi elken man gheeft uar 2045langhe tande heuet delpen dier vte raghende lesewi hier crom bouen alle ij cubitus van desen tanden makemen dus medicine goet ende diere 2050te puluere bernemense in viere dat puluer stopt der nasen bloet menison stopet metter spoet menstrua ende emoroide ne stoppen niewer mede me 2055dat moetmen drinken ende yreeden met sape uan weghebreeden dese tant es yuor fijn dat dandre alle niet sijn no so grot no so diere 2060der hien tande dats hare maniere siin crom bouen ende der soe recht die cromme siin die wertste echt ende men leest in houden bouken dat mense dus can uanghen ende soeken 2065twe maghede gaen in die wostine naket dat si pleghen te sine deene draghet .i. vat ande uart ende dandre i scarp suard soete singhende gaensi uort 2070als dit die olifant uerhord comti toe ghelopen dan ende alsi siet die maghede an naturlike minti suuerhede so lecti die reine lede 2075hare burste ende hare liif bloet so heeftire in gnoechte so groet dat hi dar slaept metter uart dene joncurouwe neemt dat swart ende wonten dar metter spoet 2080dandre joncurouwe ontuaet tbloet ende dus bliuet dat edel dier doet men uarwet mettien bloede roet purpere die coninghe draghen dus horic inden boeke ywaghen 2085dit bloet bediet dat soete bloet dat ute jhesus side woet die .ij. ioncurouwen bedieden .ij. wette ii manieren uan lieden dats doude ente niewe wet 2090dar jueden ende kerstine in sijn yset synagoga der iueden ioncurouwe die bose was ende onghetroue dat es die ihesus side ondoet ecclesia ontfaet dat bloet 2095jnden keelct up den outare dat soete uleesch dat purper clare want ihesus waser yuerwet mede met ute nemender sierede dies singt die brud in haren sanc 2100mijn lief es wit ende roet ymanc van .m. vte uercoren vort suldi die materie horen hoe men tempt dat elpen dier dat uindewi bescreuen hier 2105also alst die glose seghet die up die fraie bible leghet alse dolifant es yuaen met angiene dier toe staen so blumen enen hont ende slaet 2110die in wies beduanghe staet ende dan comter toe .i. ander saen ende dan wil dat dier sijn onderdaen ende men uersteectene uan den diere soes die beeste so goedertiere 2115dat soe den ghenen doet grote here diese quiten uan den sere dat soe hem bliuet onderdaen dit soude elc mensce uerstaen ende gode danken diene ontbant 2120van den eweliken uiant tuschen telpen dien enten drake soes uan nide ene sake die nemmermee staet in ureden die drake es starc ende groet van leden 2125ende jagt de diere te waren dar si te gadre gaen in scaren ende cnoept hem om die uoete den start ende het ontknopet ter uart met sinen snauele die olifant 2130so uart hem die drake te hant jn oghen ende in nese gate want dar ne macht ghene bate hem seluen metten snauele doen so sughet ute die dragoen 2135van dien elpen diere dat bloet plinius seit als die was uroet dat die drake es so groot .i. dier dat dat bloet uan den elpen dier lettel gnouch es teere thueghe 2140die drake wert des bloets in hueghe ende wert dronken an die dranc ende die olifant wert cranc ende moet uallen dor die noet somwile ualti den drake doet 2145nv hort met welkerande sake dolifant belacht den drake si merken arde nouwe de stede dar die drake slapen mede eist onder roetse of onder boem 2150ende dan nemsi nauwen goem dat si up hem uellen den last de strijt es ewelike uast darsi de serpente begaen si uerterense ende uerslaen 2155aristotiles scriuet te waren alse die soen sijn uan .x. jaren ende van .v. jaren die hien dat sij dan notens plien ii jar notensi achter een 2160ende elkes jars in daghe tween ende oec nemmeer int iaer scamenesse ebbensi daer ende noten eimelike te waren noc ne keren niet tharen scaren 2165heer si ghedueghen na hare maniere siin in lopende riuieren sine striden niet om hare soen want si gheen ouerspel ne doen mensche nu merc houesce maniere 2170na desen stommen dullen dieren alsi noten deen rijd den andren ende die moeder die moet wandren ij. jaer omme metter dracht eer hare der of wert ysacht 2175ende dan gaet soe in brouken hare urucht te werpene souken want uiel soe up die erde sonder waen nemmermeer ne mocht soe up staen ende some doensi altehanden 2180hare caluer up heilanden ende dat es om die sake dat si ontsien dien drake ende emmer alsoe caluen sal so es die hie bi hare dan al 2185solinus die meester ywaghet dad dolifant mar eens ne draghet mar ets war vonden dat ic scriue hi draghet iii.warf ofte .v siet hi de muus hi es uersaghet 2190hi uliet of hi ware ueriaghet ende dit es te wonderne sere wonderlic bestu god here jn alle dinen werke ghemene weder si sijn groot of clene 2195den olifant onsiet dat pard ende hi es uan der muus ueruard si leuen .ccc. iaer coude dat es em te swar tam olifant nighet den coninc 2200ende dat es wonderlike dinc alse delpen dier rusten sal sittet up sinen ende al die uortste uoete staende recht ende an enen boem lenende echt 2205ende alsi breket si uallen neder ende dan esser gheen upstaen weder ende somwile nemen iaghers goem die ontwe saghen den boem dan brieschet sere ende mesbard 2210dan comen dandre darwart ende mesbaren ende onthueghen alsi hem niet ghelpen mueghen somwile elpen hem die clene met snauele ende met liue ghemeene 2215so dat up comt ende uliet ende alsem dat niet ne ghesciet so bliueti van den man gheuaen sine .iiii. uoete staen alse poste sonder cnien 2220bedi maghetem niet gescien valti dati niet up comen mach die wint es em .i. swar slach ende alle elpen diere die sijn drinken alle gerne wijn 2225si wassen tote xl jaren riuieren minnen si te waren |
32. Elephas is de olifant in Diets is het elpendier genoemd. Een dier groot en sterk. 2020 Aan de muil hangt bij hem een lange snavel die groot is en waar hij mede doet al zijn bezigheden en die snavel heeft het nodig want het beest is hoog en groot 2025 (a) en kan zich niet naar de aarde buigen anders kan het niet doen vanwege de hoogte zich voeden op geen wijze, hij neemt er mee drank en spijzen en doet het er mee in zijn mond. 2030 (b) Jacobus van Vitry maakt ons bekend dat zij er mee een weg slaan tussen hun vijanden en vangen omdat ze goed zijn in strijd en dapper en ze hun partij goed gezind. 2035 Laat men hun zien wijn of bloed daarmee groeit hun moed. De Perzen en die van Indië zijn het die hun vechten ondervinden met die beesten en daar op dan 2040 in een kasteel wel vijftig man en doorbreken er mee de scharen daar mag niets zijn dat dit kan weerstaan. Hun geluid is zo zwaar dat het elke man geeft gevaar. 2045 Lange tanden heeft het elpendier uitstekende, lezen we hier, krom van boven en lang een meter. Van deze tanden maakt men dus medicijnen goed en duur 2050 tot poeder brandt men het in het vuur dat poeder stopt de neusbloeding buikloop stopt het met spoed, menstruatie en hemorroïden nee, stopt het nergens meer mee 2055 dat moet men drinken en bereiden met sap van weegbree. Deze tand is ivoor fijn wat alle anderen niet zijn niet zo groot en niet zo duur. 2060 Hij heeft tanden, dat is hun manier, hij zijn krom van boven en van haar zo recht de kromste zijn de duurste echt. En men leest in oude boeken dat men ze dus zo kan vangen en zoeken, 2065 twee maagden gaan in de woestijn, naakt dat plegen ze te zijn, de ene draag een vat en gaat en de andere een scherp zwaard zoet zingende gaan ze voort 2070 als dit de olifant hoort komt hij toegelopen dan en als het ziet die maagden aan natuurlijk bemint hij zuiverheden zo likt hij die reine leden 2075 hun borsten en hun lijf bloot daar heeft hij genoegen in zo groot dat hij daar gaat snel slapen de ene jonkvrouw neemt dat zwaard en verwondt daar mee met spoed, 2080 de andere jonkvrouw ontvangt het bloed en dus blijft dat edele dier dood. Men verft met dat bloedrood purper die koningen dragen, zo hoor ik in de boeken gewagen. 2085 Dit bloed betekent het zoete bloed dat uit Jezus zijde woedt, de twee jonkvrouwen betekenen twee wetten, twee soorten van lieden dat is de oude en de nieuwe wet 2090 waar Joden en christenen in zijn gezet, synagoge, (K) de Joden jonkvrouw die boos was en ontrouw dat is die Jezus zijde opent, Ecclesia ontvangt dat bloed 2095 in de kelk op het altaar dat zoete vlees, dat purper helder want Jezus was geverfd ermee met uitnemende sieraden, dus zingt de bruid in het Hooglied 2100 ‘Mijn lief is wit en rood gemengd van tienduizend uitverkoren’ Voorts zal je de materie horen hoe men temt dat elpendier dat vinden we beschreven hier 2105 alzo als de glossaria zegt die op die fraaie bijbel ligt. Als de olifant is gevangen met listen die er toe staan ze bloeden het al slaande 2110 dat doet diegene in wiens bedwang het staat, dan komt er een andere bij en dan wil dat dier zijn onderdanig en men verstopt diegene van het slaan dan is het beest zo goedertieren 2115 dat ze diegene doet grote eer die haar weg hield van het zeer zodat hij blijft hem onderdanig. Dit zou elke mens verstaan en God danken die hem bevrijdt 2120 van de eeuwige vijand. (d) Tussen het elpendier en de draak is van nijd een zaak die nimmermeer staat in vrede de draak is sterk en groot van leden 2125 en jaagt het dier op plaatsen daar ze tezamen gaan in groepen en knoopt hem om de voeten staart en opent dan met dezelfde vaart met zijn snavel de olifant, 2130 dan vangt de draak hem gelijk in ogen en in neusgaten want daartegen is geen baat om hetzelfde met de slurf te doen dan zuigt uit die draak 2135 van dit elpendier het bloed. Plinius zegt het, die was goed, dat de draak is zo’n groot dier dat al het bloed van het elpendier net genoeg is voor een teug. 2140 De draak wordt van het bloed verhoogd en wordt dronken van die drank en die olifant wordt zwak en moet vallen door die nood soms valt het op draak dood. 2145 Nu hoort met welke soort zaken de olifant uitlacht de draak. Ze merken aardig goed de plaatsen waar de draken slapen mede is het onder rotsen of onder bomen 2150 en dan nemen ze goede gok dat ze die op hem laten vallen ten laatste. De strijd is eeuwig vast waar ze de serpenten zien ze verteren ze en verslaan. 2155 Aristoteles schrijft te waren als de zij zijn van tien jaar en van vijf jaren de hij dat ze dan geneugten plegen. Twee jaar genieten ze achtereen 2160 en in elk jaar dagen twee en ook nimmer meer in het jaar. Schaamte hebben ze daar en genieten heimelijk te waren nog keren ze niet naar hun scharen 2165 voor ze gewassen naar hun manieren zijn in lopende rivieren. Ze strijden niet om haar zo omdat ze geen overspel doen. Mensen, nu merk hoofse manieren 2170 naar deze stomme en dolle dieren als ze paren de een paart de ander en de moeder die moet wandelen twee jaar om met de dracht voor ze daarvan wordt verzacht 2175 en dan gaat ze in moeras haar vrucht te werpen te zoeken want viel het zo op de aarde, zonder waan, nimmermeer mocht het opstaan. En soms doen ze gelijk 2180 haar kalf op een eiland en dat is om die zaak dat ze ontzien de draak en immer als ze kalven zal dan is hij bij haar al. 2185 Solinus die meester gewaagt dat de olifant maar eens draagt, maar het is waar gevonden wat ik schrijf het draagt drie maal of vijf. Ziet hij de muis, hij is verslagen 2190 en vliedt alsof hij was verjaagd. En dit is te verwonderen zeer wonderlijk bent u, God de Heer in al uw werk algemeen of ze nu groot zijn of klein. 2195 De olifant ontziet het paard en hij is van de muis bang. Ze leven driehonderd jaar. Koude is voor hem te zwaar. (a) Tamme olifant buigt voor de koning 2200 en dat is een wonderlijk ding. Als het elpendier rusten zal zit het op zijn einde al de voorste voeten staan recht en tegen een boom leunt het echt 2205 en als die breekt dan valt hij neer en dan is er geen opstaan weer en soms nemen jagers daar notie van die omzagen de boom dan briest hij zeer en maakt misbaar 2210 dan komen de andere daarheen en misbaren en ongenoegen als ze hem niet helpen mogen soms helpen hem de kleine met slurven en met lijf algemeen 2215 zodat hij op komt en vliedt en als hem dat niet geschiedt dan blijft hij door de man gevangen. Zijn vier voeten staan als steunbalken zonder knien 2220 bij hem mag het niet geschieden valt hij dat hij niet opkomen mag. Wind is voor hem een zware slag . En alle elpendieren die er zijn drinken allen graag wijn. 2225 Ze groeien tot veertig jaren Rivieren minnen ze zeer. |
Elephas.
Olifant, Duitse Elefant, Engelse elephant en Franse elephant, van Latijn elephantus, dat van Grieks elephas. Het tweede deel, -ephas, is geleend van de Egyptenaren, ab(u) (bw) in Koptisch is het eb(o)u.
Als Elephas was het ivoor een belangrijk handelsartikel al bij de oude Ethiopiërs, Homerus vermeldt het onder die naam. In midden-Nederlands heette het ivoor elpenbeen, in noord-Hoogduits was dat Elfenbein en in oud-Engels elpenban, letterlijk betekent het olifantsbeen. Dat komt van een woord dat in midden-Nederlands elpendier heet, dit stamt uit Latijn ebur, en dit van Grieks elephas dat oorspronkelijk ivoor betekende en later het dier.
Ktesias, de lijfarts van Artaxerxes Menmon, was de eerste die een olifant volgens eigen waarnemingen beschreef. (a) Hij was de eerste die het sprookje beschreef dat de olifant geen gewrichten in de poten had, niet kan gaan liggen en daarom staande slapen moet. Het onbuigzame ivoor, de Elfenbein, was het enige wat men van de olifant te zien kreeg. Dat ivoren been was zeer lang en onbuigzaam, conclusie een olifant heeft geen gewrichten.
Shakespeare, Troilus and Cressida, ii, 3, 113 ‘The elephant hath joints’ ‘Een olifant heeft gewrichten’ but none for courtesy’. Maar niet om beleefd te kunnen zijn’ Zijn benen zijn benen omdat hij ze nodig heeft, maar niet om buigingen mee te maken. Om te rusten gaat een olifant op zijn achterste zitten, de voorpoten steekt hij recht vooruit en leunt met zijn rug tegen een boom. Als de boom breekt, valt hij op de grond en kan hij niet meer opstaan. Soms zagen jagers de boom half door. Dan briest de olifant geweldig, dat is een signaal voor de andere olifanten die hem moeten helpen. Maar dat lukt vaak niet. Soms helpen kleine olifanten hem met overeind met hun slurp, zodat hij kan ontkomen.
(b) De olifant komt voor in de twee boeken van de Makkabeeër’ s als een deel van de strijdkrachten tegen de Joden. Dat was onder leiding van Antiochus Epiphanes en zijn zoon Antiochus Eupater, vroeg in de tweede eeuw v. Chr. In de eerste campagne waren er tweeëndertig olifanten die speerhoofden vormden voor twintigduizend ruiters en honderdduizend man voetvolk, 1 Mac. 6: 30. Elke olifant zou de weg moeten vrij maken voor duizend lopende soldaten en vijfhonderd ruiters, vers 5. Het lijkt erop dat de olifanten niet wilden en dat ze in paniek gedreven moesten worden door iets dat op bloed leek, druivenbloed en moerbei, vers 34. De in ‘t oog lopende ‘howdah’ is beschreven in vers 37,’sterke houten torens, hen listig omgord.’
(c ) Er is nog iets zeer bijzonders. Als de Ethiopiërs in sommige landen op olifanten gaan jagen kunnen ze op het op deze manier doen. In de wildernis gaan twee naakte maagden met los haar, een van hen draagt een mand en de ander een zwaard. Deze maagden beginnen te zingen, de beesten vinden dit mooi en luisteren met plezier, ze houden van alles wat kuis is en komen naar hen toe en likken aan hun borsten en vallen in slaap door het zingen, dan steekt een maagd het zwaard door de keel en de ander vangt het bloed in de emmer op. Met dat bloed verven de mensen in dat land de kleren van de koningen, dit wordt purper genoemd. Het bloed van de olifant is het zinnebeeld van het dierbare bloed dat uit Jezus zijde stroomde. De maagden zijn de twee wetten, het Oude en het Nieuwe Verbond, waar Joden en Christenen onder zijn gesteld. Synagoge, de verraderlijke joodse maagd, is degene die Jezus’ zijde doorboort; Ecclesia, de Kerk, vangt in de miskelk het bloed op waarmee zijn prachtige purperen koningsmantel zo wondermooi werd geverfd. Daarom zingt de bruid in het Hooglied: ‘Mijn geliefde is blank en rood, uitblinkend boven tienduizend.’
(d) ‘In de Ganges zijn er grote wormen die twee armen bezitten die (een wurgslang, Python) als de olifanten in de rivier komen te drinken, hun lichaam in hun handen nemen en ze naar beneden trekken. Of de draak ligt op de loer bij plaatsen waar de olifanten komen te drinken. Eerst slaat de draak zijn staart om de poten van de olifant maar die weet door middel van zijn slurp er zich van te bevrijden. Dan gaat de draak naar de ogen en neusgaten van de olifant want daar kan zijn slurp hem niet van dienst zijn en zuigt de draak het bloed uit de olifant. Plinius zegt dat de draken zo groot zijn dat al het bloed van een olifant nauwelijks genoeg is voor n teug. Maar het olifantenbloed maakt de draak duizelig, de olifant is verzwakt en stort ter aarde en verplettert in zijn val gelijk zijn vijand. Maar ook de olifant vecht tegen de draak. Hij zoekt de draak in zijn schuilplkaats op, een rots of boom, en bedelft hem onder een zware massa stenen. Als ze onverwachts een draak tegen komen trappen ze hem dood’.
(e) Volgens Aristoteles paren de olifantenvrouwtjes als ze tien jaar oud zijn, bij de mannetjes is dat vijf jaar. De paartijd duurt twee jaar, maar ze benutten slechts twee dagen van ieder jaar om te paren, meer niet. Bij Plinius staat de olifant hoog aangeschreven. Hij is rechtvaardig en heeft een groot schaamtegevoel en is zedig wat blijkt uit het feit dat olifanten in het geheim paren. Als ze paren beklimt het mannetje het vrouwtje en ze keren niet eerder terug naar de kudde voordat ze zich gewassen hebben in het stromende water van een rivier. Ze vechten niet om hun wijfje want ze plegen geen overspel of echtbreuk.
(K). Mulder Synagoge en Ecclesia - een populair motief in de beeldende kunst van de middeleeuwen. De illustratie beeldt links de geblinddoekte Synagoge af, symbool van het jodendom dat blind is voor de komst van de Verlosser, met in haar linkerhand een gebroken piek en in haar rechterhand de Tafelen der Wet. De kroon die haar van het hoofd valt is overgenomen door Ecclesia, de Kerk, die als attributen de altaarkelk met de hostie en de kruisstaf draagt.
De prachtige purperen koningsmantel van Christus - beeldspraak voortvloeiend uit de opvattingen over de goddelijke en menselijke natuur van Christus, Wiens goddelijkheid bekleed was met een menselijk omhulsel, zoals een lichaam met een kledingstuk.
Mijn geliefde is blank en rood - Hooglied 5:10.
De paartijd duurt twee jaar - een van de kopiisten van Maerlant’ s natuurboek voegde hier door een leesfout of uit persoonlijke verontwaardiging aan toe: ‘Mens, schaam je toch voor je schandelijke gedrag! Zelf weet je van geen ophouden! ‘Hiermee zijn de gegevens over de legendarische kuisheid van olifanten niet uitgeput. Volgens Plinius paarden de dikhuiden terwijl ze elkaar uit preutsheid de rug toekeerden. Veel bestiaria vermelden bovendien dat olifanten de alruin of liefdesappel (zie Gen. 30:14-17) nodig hebben om de vereiste geslachtsdrift op te wekken.
Equus es in latijn dat pard ende es ene beeste wart dat men in menich lantscep kint 2230mar die beste diemen vint die sijn in capidotia ende int lant van sitia die thouet dieps in water steken sijn de beste oric spreken 2235die wilde parde wilde tamen men snidem of die manen om dat hem die luxurie ontuart dat hem thar uerhouart dit selue vintmen an die wijf 2240die em uerheffen an dat lijf om hare har groot ende lanc jnt lant van siten ende oec ghemanc jn capadotia sonder waen segmen dat die merien ontfaen 2245vanden winde mar ouer war so ne leuensi mar iij. Iar alst part es out iij. jar of .ij dan notet maer nemmerme ne diet dat si tinlike winnen 2250tote xx iaren wilmen kinnen es hare noten wel inden tijd dat pard notet ende rijd altote sinen xxx. Jaren ende die merie tote xl. te waren 2255xxxv. jaer es parts lijf ende xl iar so leuet hare wijf mar men segt dat in cecile .j. pard leuede lxx. jaer wile noch segmen dat die parde dar 2260leuen noch also menech jar vp dat tpard uan danen si dat selue segmen van persi die spainsche parde ende van gallen leuen onlanghe met allen 2265jn parde meest bouen alle diere machmen merken hare maniere oegedane wijs dat si sijn ysinet ande horen eist dat mense kinnet hoet hem uan moede mach staen 2270sijnsi uermoiet si latense gaen sijnsi gram si legense ant houet sijnsi ueruart des gelouet so recsise uortward weder ende sijnsi siec si legghense neder 2275ysodorus seget dat dat pard .iiij. pointe moet ebben sael siin wart sceppenesse doghet ende sconede ende varewe van den are mede dits sine sceppenesse nu marct 2280dat sijn lijf sij ard ende starc wel ysonke sine side oech yricht rechte int riden ront ende gheclouet ouer dien stiet ende euet an die uoete niet 2285hol ende uast ende droghe die houen ouer al sijn lijf sal hi bouen dat ront sal scinen sijn uel sine doghet ort also wel dat stout si ende snel ende niet ne sneue 2290ende het metten leden beue dits i tiekin van crachte ende alst stille staet ende sachte dattet sij te porne goet ende alsem uerhit sijn moet 2295dat et goet te oudene sij ende saen gesit sijn moet derbj die sconeit prisemen int ghemene dat het thouet heuet clene droghe dat fel an die bene 2300doren curt scarp ende clene grote ogen nase gate wijt den als upward talre tijt dicke manen ende start die uoete ten rontsten ward 2305sine varewe vanden hare suart segmen dat best ware roet appelgrau ende wit andre varwe dan dit en es niet uander bester warde 2310men vint drierande parde j. dat es torloghen goet j. ander dat men riden moet elkes daghes na geuouch j. darde dat nutte es der plouch 2315men vant parde in ouden tiden die hem niet lieten riden dan hem die terst hare here wart also dede julius cesaris pard ende des coninx pard van citen 2320men vint in alexanders viten dat was busifal sijn pard doet starf addit so ward dat hijt herelike grauen dede ende makede in sine here .i. stede 2325oec ware sulke parde hir uoren alsi haren here uerloren dat si nemmermeer ne aten ende oec weenden utermaten heuemen geweten dat pard 2330dar sijn here uerslaghen wart ysodorus segt ende meent dat sonder die mensce niet ne weent oec sin parde dar liede an sien wat in wighe sal yscien 2335sijnsi droeue ofte vroe dat derna die dinc comt soe dit uintmen an someghe parde merien ebben sulke warde deene up dandre sterueter ene 2340jn hare scare ghemeene dar dandre up houden hare uole so ghelieue es hare scole. |
33. Equus is in Latijn het paard. (a) En is een beest waardig dat men in menig landschap kent 2230 maar de beste die men vindt die zijn in Cappadocie en in het land van Scythia. Die het hoofd het diepst in het water steken zijn de beste, hoor ik spreken. 2235 Die wilde paarden wil temmen men snijdt af de manen zodat bij hem de wulpsheid verdwijnt omdat het hen verhovaardigt, ditzelfde vindt men aan het wijf 2240 die zich verheft in dat lijf vanwege hun haar groot en lang. (b) In het land van Scythia en ook gemengd in Cappadocie zonder waan zegt men dat de merries ontvangen 2245 van de wind, maar voor waar, zulke leven maar drie jaar. Als het paard oud is, drie jaar of twee dan paart het maar nimmermeer dient het dat ze tijdig winnen 2250 tot twintig jaren, wil men kennen is hun paren wel in die tijd dat paard paart en rijdt al tot zijn dertigste jaren en de merrie tot veertig te waren. 2255 Vijfendertig is het paardenlijf en veertig jaar zo leeft zijn wijf maar men zegt dat in Sicili een paard soms leeft zeventig jaar, nog zegt men dat die paarden daar 2260 leven alzo menig jaar omdat het paard daar vandaan is, datzelfde zegt men van Perzen. De Spaanse paarden en die van Galli leven niet zo lang met allen. 2265 In paarden meer dan alle dieren mag men merken hun manieren en hoedanig wijs dat ze zijn gezind. Aan de oren is het dat men ze kent hoe het hem van moed mag staan, 2270 zijn ze vermoeid ze laten ze hangen zijn ze kwaad ze leggen ze tegen het hoofd, zijn ze bang, dat geloof het, zo rechten ze zich voorwaarts weer en zijn ze ziek ze leggen ze neer. 2275 Isidorus zegt dat het paard vier punten moet hebben, zal het waard zijn, vorm, deugd en schoonheid en de verf van het haar mede dat is zijn vorm. Nu merkt 2280 dat zijn lijf hard zal zijn en sterk goed gezonken langs de zijden hoge rug, recht in het rijden rond en klauwende voor je staat en heeft aan de voeten niet 2285 hol en vast en droog de hoeven over zijn hele lijf zal hij boven dat rond zal schijnen zijn vel zijn deugd hoor je alzo wel dat dapper is en snel en niet sneeft 2290 en het met leden beeft, dat is een teken van kracht en als het stil staat en zacht dat het te gaan is goed en als het verhit zijn moet 2295 dat het goed te houden is en gelijk gezeten zijn moet daarbij. De schoonheid prijst men in het algemeen dat het hoofd heeft klein droog het vel aan de benen, 2300 de oren kort, scherp en klein grote ogen, neusgaten wijd de hals opwaarts te alle tijd dikke manen en staart de voeten te ronde waart 2305 zijn verf van de haren zwart zegt men dat de beste waren rood, appelgrauw en wit, andere kleuren dan dit zijn niet van de beste waarde. 2310 Men vindt drie soorten paarden, een dat is voor oorlogen goed, een ander daar men op rijden moet elke dag naar gebruik, een derde dat nuttig is voor de ploeg. 2315 Men vond paarden in oude tijden die zich niet lieten berijden dan door hem die het eerste hun heer werd, alzo deed Julius Caesars paard en des konings paard van Scythen. 2320 Men vindt in Alexanders leven dat Busifal was zijn paard, toen hij stierf had hield hij het zo waardig dat hij het heerlijk begraven deed en maakte te zijner eer een stad. 2325 (d) Ook waren zulke paarden hier te voor als ze hun heer hadden verloren dat ze nimmermeer aten en ook weenden uitermate heeft men geweten van een paard 2330 waarvan zijn heer verslagen werd. Isidorus zegt en meent dat uitgezonderd de mensen niets anders weent. Ook zijn er paarden waar lieden aan zien wat op de weg zal geschieden, 2335 zijn ze droevig of blij dat daarna die dingen komen alzo, dit vindt men bij sommige paarden. Merries hebben zulke waarde de ene bij de ander, sterft er een 2340 in hun kudde algemeen dat de andere ophouden hun veulen zo geliefd is hun kudde. |
Equis caballus Paard, midden-Nederlands paert of peert, oud-Hoogduits Parafrid of Pferfrit (nu Pferd en in Engels palfrey. In Frans is het palefroi) uit midden-Latijn en Keltisch paraveredus: handpaard. Het Griekse para betekent ԥrbijՠen Keltisch veredus: postpaard. Het werd veredus genoemd omdat het de rheda: wagen, trok. Verudus veranderde geleidelijk aan in verd, ferd, pherd, paerd, paard.
(a) De vlakten van Turkestan worden als startpunt gezien voor de domesticatie, de Scythische volken.
(b) Het paard versmelt zich bij de komst van de storm, is sneller dan de havik en sneller dan vogels. Het paard van Rhesus leek op de wind. Achilles was de zoon van Zephyr (wind) en de Harpye Podarge, dat betekent de snelvoetige. Nog geloven sommigen dat paarden door de wind drachtig worden, zo bij Varro.
(c ) Het paard varieert naar de man of ding die er achter staat. Staat er een ploeg, dan is het opeens zwaar en onnozel, zet er een soldaat op dan is het vurig en trots, een ridder, dan is het edel.
(d) Het was een gewoonte van de Germanen om bij het verbranden van de lijken hun wapens en soms ook hun paarden in het vuur te werpen. (Tacitius) Hendrik de Vogelaar verbood in 931 een Deens feest dat alle jaren omstreeks Driekoningen gevierd werd waar negenennegentig mannen en negen en negentig paarden met honden en kippen geofferd werden. Dit hield op toen bij de invoering van het Christendom het lijken verbranden door Karel de Grote verboden werd. Het paard ontbrak echter bij de begrafenissen niet. Paarden werden nog in 1318 bij begrafenissen geofferd.
Equiceruus es .i. dier uan orienten solinus sprect hier 2345dat maket es als dat part onder den kin enen bart die hie euet orne die soe neghene spletuoetech sijnsi ymeene ende siin na den hert ghemaect 2350ende ebben uleesch dat sere wel smaect |
34. Equicervus is een dier van de Oriënt. Solinus spreekt hier 2345 dat het manen heeft als het paard onder de kin heeft het een baard. die hier heeft horens, die zijn smal, spleethoevig zijn ze algemeen en zijn naar het hert gemaakt 2350 en hebben vlees dat zeer goed smaakt. |
Equis: paard, cervus: hert. Door de tocht van Alexander de Grote kwam de nijlgau bij de Grieken die bekend werd als hippelaphus: paardhert. Het is een naam die later aan het Java hert werd gegeven. Het heet nu Boselaphus tragocamelus: dat betekent dus rund en hert, het tweede deel betekent bok en kameel. Het dier is verwant met de runderen en buffels.
Nilgau of nijlgau is een algemene naam. Het wordt ook wel blauwbok, in het Engels blue bull, genoemd vanwege de donkergrijze vachtkleur.
Ze hebben een zwaar voorlichaam dat naar achteren enigszins afloopt. Bij het grazen laten ze zich dan vaak op de knieën zakken, hun nek is te kort.
Cale dats ene beeste ghelijc den parde segt de jeeste als dolifant eist ghestart ende hets pecsuart yhart 2355ghekinbacht als .i. euerswijn ende euet orne die langher sijn dan ij uoete dart mede doet menech vreselic ymoet dit spreket solinus ende jacob segt 2360alst wille dattet achter legt deen enen horen ende orebard den andren te stride ward ende als die plonc es moede rechtet den andren up met spoede 2365ende laet dit ligghen na sire maniere dit dier es gherne bi riuiere |
35. Eale dat is een beest gelijk het paard zegt het verhaal als de olifant is het gestaard en het is pikzwart behaard 2355 een kinnebak als een everzwijn en heeft horens die langer zijn dan zestig cm daar het mee doet menig vreselijk ontmoeting. Dit spreekt Solinus en Jacob zegt 2360 als het wil dat het achterligt de ene horen en gebruikt de andere te strijden waart en als dit stomp is en moe richt het de andere op met spoed 2365 en laat die liggen naar zijn manieren. Dit dier is graag bij de rivier. |
Waterbuffel.
Mulder: Door onderzoekers van bestiaria geïdentificeerd als de waterbuffel en, met even grote stelligheid, als de Afrikaanse tweehoornige neushoorn. De herkomst van het dier blijft onzeker maar naar de afbeelding wel de waterbuffel.
Intures es .i. dier bekent in dat lant uan orient dat den stiere ghelijc es 2370als ons seghet aristotiles mar den manen als dat part curter ende sachter nederward anghende bi den scouderen dar bruun roet heuet dat har 2375sijn ander aer na wulle maniere ende sijn luud es ghelijc den stiere sine orne crom alomme gheanghen enten stride wel ganghe sijn uorhoft ru sin har ysceden 2380bouen sinen oghen beede gheuoet ende ghestard der toe recht ghetant als die coe maer curter es hi ende sijn uel mach uele slaghe ydoghen wel 2385so dore sba uleesch et draecht dat ment der omme slaet ende jaecht ende alsement jacht ouer sinen wille bliuet somwile staende stille ende rust em ende uecht 2390ende werpt ute sinen drec echt j. roede verre ofte mee ende als hem van calue werdet wee so comen die diere elkerlijc ende maken uan drecken .i. dic 2395omtrent dat dier om die saken dat men hem niet mach ynaken |
36. Intures is een dier bekend in dat land van de Oriënt dat de stier gelijk is 2370 zoals ons zegt Aristoteles, maar de manen als van het paard korter en zachter, nederwaarts het hangt bij de schouders daar bruin/rood heeft het dat haar. 2375 zijn andere haar is naar wol soorten en zijn geluid is gelijk de stier. Zijn horens zijn krom, alom gaande en te strijden goed staande zijn voorhoofd is ruw, zijn haar gescheiden 2380 boven zijn ogen beide voeten en een staart daar toe recht getand als een koe maar korter is hij en zijn vel mag vele slagen gedogen wel. 2385 Zulk door zoet vlees het draagt dat men het daarom slaat en jaagt en als men het jaagt tegen zijn wil blijft het soms staan stil en rust en vecht 2390 en werpt uit zijn drek recht een roede ver of meer. En als het van kalven wordt wee dan komen die dieren elk en maken van drek een dijk 2395 omtrent dat dier om die zaken dat men het niet kan genaken. |
een soort rund of schaap.
Entira es i dierkin diere uele in almaingen sijn hi ende soe doen als die wise 2400ende vergadren hare spise mar die hie es uan vrecker wise ende die soe ghierech om hare spise onder derde om die somer tijt om tetene als die somer lijd 2405so dat hi cume hem seluen gheuet dar hi nouwelike bi leuet alsi uernempt dat sine soe gulselike gaet der spisen toe soe uerstopti are dat gat 2410ende alse die soe merket dat dat besloten es die spise so doet soe na des scalkes wise so maecse i ander eimelic gat ter spisen wart ende gaet in dat 2415ende hetet der spise al hare gheuouch ende laet den vrecken wachten ynoech alse somer comt geuallet wel dat die soe euet i. scone uel ende so ront ende so uet 2420die hie die hem ter vreckeit set heuet i veronghert lijf de man die wille wachte sijn wijf |
37. Entira is een diertje die er veel in Duitsland zijn. Hij doet zoals de wijze 2400 en verzamelt zijn spijs. Maar de hij is van vrekkige wijze en die zo gierig om zijn spijs onder de aarde rond de zomertijd om te eten als de zomer gaat 2405 zodat hij nauwelijks zichzelf wat geeft waar hij nauwelijks van leeft als hij verneemt dat de zijne zo gulzig gaat naar de spijzen toe dan stopt hij het gat dicht 2410 en als de zij zo merkt dat opgesloten is de spijs dan doet ze het op de schalkse wijze dan maakt ze een andere, heimelijk gat ter spijzen waart en gaat in dat 2415 en eet de spijs tot ze heeft genoeg en laat de vrek wachten genoeg. Als de zomer komt gevallen goed dat de zij heeft een mooi vel en zo rond en zo vet 2420 en de hij die zich te vrekken zet heeft een verhongerd lijf. De man kijkt uit voor zijn wijf. |
Emtira is een soort hamster (of das) dat met het vrouwtje vlees verzamelt tegen de winter en dit in zijn hol legt. Als de koude winter komt ziet het mannetje dat er een tekort zal ontstaan en weigert om het vrouwtje vlees te geven, ze krijgt haar deel niet. Zo aan het zien heeft ze er vrede mee dat ze haar mans wil opvolgt. Maar als ze aan de andere kant van het hol komt opent ze haar kaken, dan eet ze het deel dat daar is verzameld zonder dat aan het mannetje te vertellen. De hamster is dan ook het volmaaktste type van een zelfzuchtig, wantrouwig en slecht gehumeurd persoon, die als het ware met zichzelf in strijd verkeert. Zie 25.
Crinatius dats i dier ende men waent de wareit hier 2425dat cytogrillus dermede heet dat genoemt hier uoren steet j. egel etet in dutsce tale jn vlaenderen .i. herts wetic wale na .i. swijnkin eist gedaen 2430ende es al van dornen beuaen sonder anden buuc allene beseffet anden vrese grot of clene windet hem te gader als .i. bal ende dect em in sine wapine al 2435hets te siene ende te tastene quaet doch doemer toe desen raet alsment in waremen watre doet eist te siene ende te tastene goet ambrosius ons te verstane doet 2440dat es bi naturen vroet het maket te sinen ole ii. vte ghanghe ende uorsiet te uoren langhe welkes sints de wint sal gaen gaetj nort hi stoppet saen 2445dat gat dat int norden staet ende weltijt dat die wint suut gaet stoppet suden ende ontdoet norden dit sijn sente ambrosius worde sijn vleesch droghe ende binnen tlijf 2450dat es der maghe confortatijf het doet wel orine maken nuttelic eist tharen saken die yset sijn lasers te sine die inden point gheeten sijn elefantine 2455die gans es ende moet vet sijn gheuleghen eist ydaen alse i. swijn dit dier ende anders nemmee heuet beneden gate twee dar der uogle eyer ligghen dats waer 2460ligghen hare hoeden dat ligghen dar ysodorus segt dat clemt ter vart in erfste up den wijngard ende velt de druue neder ende leese up weder 2465ende wonter up ende draghetse soe sinen jonghen des sijnsi vroe herts vleesch te puluere gebrant met pecke yminghet te hant doet in lijxemen wassen aer 2470dit segt plinius vor waer aristotiles seit al bloet alse deen jeghen dander noet dat si staende em geuoughen nature mach elken genoughen 2475die elken creature geuet dar het sine gnouchte bj euet |
38. Erinaceus dat is een dier en men waant de waarheid hier 2425 (a) dat het Cyrogillus mede heet dat genoemd is en hiervoor staat. Een egel heet het in Dietse taal in Vlaanderen een heerts, dat weet ik wel. (b) Naar een zwijntje is het gedaan 2430 en is geheel met dorens bevangen uitgezonderd aan de buik alleen. (d) Beseft het vrees, groot of klein het windt zich op als een bal en dekt zich in met zijn wapens al 2435 het is te zien en te pakken kwaad doch doet men er toe deze raad als men het in warm water doet is het te zien en te pakken goed. (e) Ambrosius ons verstaan doet 2440 dat het is van natuur intelligent. Het maak zich een hol met twee uitgangen en voorziet tevoren al lang welke kant de wind zal gaan gaat het noord, hij stopt dicht 2445 dat gat dat in het noorden staat en als de wind uit zuiden gaat stopt het zuiden en opent het noorden, dit zijn Sint Ambrosius woorden. Zijn vlees is droog en binnen het lijf 2450 dat is voor de maag comfortabel het doet goed urine maken. Nuttig is het haar zaak die gezegd zijn melaats te zijn die in de Punt genoemd zijn Elefantaisis. 2455 Dat geheel is en moet vet zijn. Gevild is het en gedaan als een zwijn. Dit dier en anders nimmer heeft beneden gaten twee, waar bij de vogels eieren leggen, dat is waar, 2460 liggen zijn ballen die liggen daar. (f) Isidorus zegt, dat klimt snel in de herfst op de wijngaard en velt de druiven neder en verzamelt ze weer 2465 en wentelt erop en draagt het zo zijn jongen zijn dan blij. Egelsvlees tot poeder gebrand met pek gemengd gelijk laat in littekens groeien haar, 2470 dit zegt Plinius voor waar. (g) Aristoteles zegt al blode als de een tegen de ander ontmoet dat ze staande zich voegen. Natuur mag elk genoegen 2475 die elke creatuur geeft waar het zijn genoegen bij heeft. |
Erinaceus europaeus: Europees
Egel, midden-Nederlands eg(h)el, oud-Saksisch, oud-Engels en oud-Hoogduits Igil (nu Igel) dat met het Griekse ekhinos van Indo-Germaans egh afstamt wat steken betekent. Engelse urchin van Frans en dat van Latijn voor de egel, ericius. In het Vlaams Ԩeerts’ Zijn lichaam lijkt van onder op een speenvarken. (b) Ook komt de naam stekelvarken voor, Engelse hedge-hog, hedge is een soort boom die als haag gebruikt werd, hog: varken. Franse herisson.
(a) Cyrogillus, zie 24.
(c ) Midsummer ‘s Nights Dream’ ii, 2, 9,
‘You spotted snakes with double tongue’ ‘boze slangen, schuifelt niet’ Thorny hedge-hogs be not seen’ Weg, gij egels, scherp van pin!’
(d) Vervolgd zijnde haalt het de kop en de poten in die met de buik en de staart alleen met een witharig bekleedsel bedekt zijn en maakt zich door het inhalen van die delen bolrond. Het zet zijn stekels op waarmee de rug bezet is zodat men hem niet kan aanraken zonder zich te bezeren.
(e) Aristoteles zegt dat als de wind draait van noord naar zuid en van zuid naar noord de egels de ingang van hun holen veranderen. Plinius meldt dat ze het weer kunnen voorspellen, van noord naar zuid, door het verschuilen in hun holen. Anderen dat ze hun holen voorzien van twee ventilatiegaten en als de noordenwind blaast ze het gat aan de noordkant dicht maken, bij de andere wind de zuidkant.
(f) Een nuttig gebruik maakt de egels van zijn pinnen. ‘Het is een beest die zichzelf levensmiddelen verschaft. Want hij klimt in een appel- of druivenboom en schudt appels en druiven naar beneden. Als ze gevallen zijn draait hij zich erin rond en steekt en prikt erin zodat hij op die manier voedsel naar zijn kroost brengt. Buiten dat hij appels op zijn rug draagt, steekt hij er een in zijn mond. Als hij volgeladen is met druiven of appels en er een verliest, gooit hij de rest van zijn rug en gaat opnieuw terug om weer een volle vracht op te halen’ Dit naar Plinius. De Physiologus spreekt alleen over druiven en zegt dat ze die ze die naar beneden halen en zich er overheen rollen. Isidorus volgt deze versie.
(g) Aristoteles zegt dat de egel zijn wijfje staande beslaapt zodat de stekels op de rug van het wijfje hem niet zullen steken. Toch zegt iedereen dat het wijfje op haar rug gaat liggen wat ik eerder geloof, dit is handiger.
Mulder: De soort melaatsheid die ‘elefantiasis wordt genoemd - een vroeg-veertiende-eeuws medisch handboek (de Chirurgie van Jan Yperman) onderscheidt vier soorten lepra of melaatsheid, alle genoemd naar een dier (slang, vos, leeuw en olifant) en veroorzaakt door een teveel van een van de vier lichaamssappen. Elefantia zou volgens hem een aandoening zijn van mensen met een melancholisch temperament. (Zie ook nawoord, p. 137.)
Volgens Aristoteles paren egels staande - ‘Het hardnekkige misverstand spruit waarschijnlijk voort uit het door natuurvorsers waargenomen voorspel. Daarbij staat het vrouwtje op haar achterpoten. Het mannetje nadert haar, ook rechtop, met uitdagend opgerichte penis, en als ze vlak bij elkaar zijn bepist hij het wijfje.’ (G. Brands, Een bever als knecht. Amsterdam 1973, p. 16.)
Erminius es .i. ermelijn .j. vte scone dierkin ende es van wesels yslachte 2480oec segghen meer dan si viij dat alleens es dat ende dit te wintertide eist snee wit sonder anden start ant ende als des somers hitte em comt ghehende 2485[so eist upten ric bruun root muse bitet gherne doot want bi haren vleesche leuet alse men sijn vel snee wit heuet] so eist wart ende diere 2490 anders ne doghet in ghere maniere van der .e. ebdi ghehord nv uerstaet van der .f. uord |
39. Erminius is een hermelijn. Een uitermate mooi diertje en is van wezels geslacht, 2480 ook zeggen er meer dan 8 dat het allemaal gelijk is en dat dit in de wintertijd is het sneeuwwit alleen niet aan de staart op het eind als de zomerhitte komt gaan 2485 dan is het op de rug bruin/rood. Muizen bijt het graag dood want van hun vlees leeft het. Als men zijn vel sneeuwwit heeft dan is het waard en duur, 2490 anders deugt het op geen manier. Van de e heb je gehoord, nu verstaat van de f voorts. |
Mustela erminea. Wezel, midden-Nederlands ermelijn, oud-Saksisch en oud-Hoogduits Harmo of Harmili, oud-Engels hearma (nu ermine) oud-Frans ermine (nu hermine) uit midden-Latijn hermelinus, in laat Latijn betekent armelinus hermelijn bont.
De wezel wordt vaak verwisseld met het hermelijntje. In zijn zomerkleed wordt het hermelijntje vaak Էezelՠgenoemd terwijl hij in het witte winterkleed hermelijntje en witte wezel heet. De hermelijn is aanmerkelijk groter dan zijn soortgenoot, de wezel, maar kleiner dan de bunzing. Vondel, Geboorteclock;
‘En wereldlijk en geestelijk
Met hermelijn praalde’ Zo worden de mantels van koninklijke en edelen afgezet met dit bont als een teken van innerlijke zuiverheid dat hun gedrag regelt. ‘To wear, assume, the ermine.’ De functie van de rechter in de High Court werd zo genoemd omdat zijn kleren afgezet waren met hermelijnbont.
Soflenena es i dier vreselic ende onghier 2495verre in arden woesten lande ende es ghemaect tes menscen scande om te mattene sine ouerde want met so groter onwerde bestaet den fieren man 2500ende uerwintene mede dan ende scortene in uele sticken ende oec eist geuallen dicken dattet ghemoete van der vlucht enen man met groter urucht 2505ende alstene omoedich uerstoet sone det hem no quaet no goet |
40. Felena is een dier vreselijk en onguur, 2495 ver in erg woeste landen. En is gemaakt te mensen schande om te meten zijn hovaardigheid, want met zo’n grote onwaardigheid bestaat het de trotse man 2500 en overwint hem mede dan en scheurt ze in vele stukken en ook is het gebeurd vaak dat het ontmoet in de lucht een man met grote vrees 2505 en als het ootmoedigheid verstond dan deed het hem geen kwaad of goed. |
‘Falena is een dier dat in verre landen geboren wordt. Dat heeft God als straf voor hovaardige mensen geschapen want het dier haat en verafschuwt van nature de hovaardigheid van mensen. Als het met hovaardige mensen vecht, dan vecht het zonder ophouden en als het gewonnen heeft dan wrijft hij de hovaardige en onbarmhartige stuk. Ziet het echter mensen op zich toekomen die deemoedig zijn en herkent het hun deemoed omdat ze vluchten of angstig zijn, dan blijft het stil liggen en laat die mensen voorbijgaan.’
Felis jubata, L. (gemaand), heeft wat langere haren op de nek, het is de jachttijger.
Die wordt even tam als onze huiskat, maar is veel leerzamer. Goede?
Furunculus es dat furet ende sijn na oeghelen wel na yset meere dan de wesel .i. deel 2510ghemaket naer fissou gheel stouter ende wreet nochtan dan sine macht wlleesten can si sijn also gheset ter scole dat sij gaen inder conine ole 2515ende bitense alle doet of si moeten steruen dor noet allene ne adtsi niet dese beeste mar alle die leuen mintst ende meeste bestaen si moghensise uerwinnen 2520niet dat si dat uleesch so minnen want si nutten elniet dan bloet ter quateden so staet hem hare moet vele jonghe heuet furet seuene ofte viij. es yset 2525ligghende segmen dat si riden ende als die soe wille notens tiden heuet soe niet dan hare genoet soe te drent ende bliuet doet xl daghe draghesi omtrent 2530ende xl daghe sin si blent ende dar ouer xl daghe beghinnen sj biten ende jaghen |
41. Furunculus is de fret (a) en zijn naar het bekijken bijna gezet meer dan de wezel een deel 2510 en gemaakt naar de bunzing geheel dapperder en wreder nochtans dan zijn macht voldoen kan. (b)Ze zijn alzo gezet ter school zodat ze gaan in het konijnenhol 2515 en bijten ze allen dood of ze moeten sterven door nood, alleen nee aten ze deze beesten niet maar alle die leven, klein en groot bestaan ze en mogen ze overwinnen, 2520 niet dat ze dat vlees zo beminnen want ze nuttigen niets anders dan bloed ter kwaadheden staat hem zijn moed. Vele jongen heeft de fret zeven of acht is gezegd. 2525 Liggende, zegt men, dat ze paren en als de zij wil ze paren gaan heeft ze dan niet haar genot ze verderft en blijft dood. Veertig dagen draagt ze ongeveer 2530 en veertig dagen zijn ze blind en daarna binnen veertig dagen beginnen ze te bijten en te jagen. |
Mustela putorius furo (Putorius furo, Martes furio) Fret, midden-Nederlands foret, Duits Frett of Frettchen, Engelse ferret, Deense fritte, van oud-Frans furet, dat uit vulgair Latijn furittus: kleine dief, (Latijn fur: dief) Het woord verspreidde zich met de Romeinse kunst om het dier voor ratten jacht, konijnen en vogels in te zetten.
(a) De fret lijkt qua grootte en vorm wat op een bunzing. Is iets kleiner en schraler. De fret is sinds overoude tijden bekend, hoewel alleen in getemde toestand.
(b) Op de Balearische eilanden hadden de konijnen zich eens zo sterk vermenigvuldigd, aldus Strabo, dat de bewoners keizer Augustus om hulp smeekten. Hij zond enige ‘Viveraeՠdie zich zeer verdienstelijk maakten. Ze werden in de gangen van de konijnen gelaten en dreven de verderfelijke knaagdieren eruit in het net van hun vijanden. Isidorus schreef over een dier dat gebruikt werd bij de konijnenjacht en noemde die furo.
De fret is een teugelloos dier, zoals Aristoteles zegt, het overvoert zich met voedsel en waagt vaak zijn leven vanwege het voedsel. Op grond van zijn onbeheerstheid kan het niet lang leven. Het dier is onmatiger in de geslachtsdaad dan andere dieren, dat komt omdat het grager is dan anderen. Bij de daad richt het zich op het wijfje en beweegt zich in als een in telgang gaand paard. Als hij het werk niet volledig volbrengen kan waar hij zo uitzinnig naar verlangt dan huilt hij en is rusteloos. De natuur kan die sterke uitoefening van het geslachtsverkeer niet verdragen en de natuur is bij alle dieren zo ingericht dat ze de bevrediging van het geslachtsverkeer zo zeer begeren. De geslachtelijke zaden zijn namelijk een eigenschap van het bloed die tegelijk met de levensgeest uitgestoten worden. Vandaar dat het leven door overmatig geslachtsverkeer verkort wordt en moet de mens of het dier voor zijn tijd sterven en wordt zeer zwak. Je hoort dan ook vaak dat een man bij geslachtsverkeer plotseling gestorven is. Daarom paart het dier zich op de manier van de mens zodat het wijfje onder ligt en het mannetje boven. Deze houding keert het dier niet om. Maar de mens stoot het meest tegen de gevestigde orde bij geslachtelijk verkeer, die keert de menselijke geslachtsdaad om en houdt zich als de egel of de gans of neemt de plaats van de vrouw in. Dat is zeer schadelijk en zeer zondig, dat doet geen ander dier, behalve de mens. Zie volgende.
Furionus segt aristotiles dat .i. luxurieus dier es 2535ende guls van etene nochtan ende dicke moetet vanghen an sware auonture om sijn eten niet langhe leuet wilmen weten warbj dat dit es mede 2540dats bj sire onsuuerhede want als hem die wille wee doet ghebartet alset ware uerwoet sijn wille es mere dan die macht ende om dat der naturen cracht 2545allen creaturen onseghet luxurie die es ongheweghet bouen der naturen ganc so ne mach hare lijf niet wesen lanc die so node rustet stille 2550die so node vleesch anders wille furionet notet mede recht na des menschen sede want soe leegt onder ende hi bouen ende in desen machmen louen 2555dit dier dat sere es ongheleerd dat sine nature niet ne verkeert dies quade menschen plien ende plaghen dies jc lase niet ne dar gewaghen |
42. Furionus, zegt Aristoteles, dat een wulps dier is. 2535 En gulzig van eten nochtans en veel moet het vangen aan zware avonturen om zijn eten. Niet lang leeft het wil men weten waardoor dat is mede? 2540 Dat is door zijn onzuiverheid want als bij hem de lust pijn doet gebaart het alsof het dol wordt zijn lust is meer dan zijn macht en vanwege de naturen kracht. 2545 Alle creaturen ontzeggen wulpsheid die is losbandig boven de natuur zijn gang, dan mag zijn lijf er niet wezen lang die zo nodig rust heeft stil, 2550 maar als het vlees anders wil. Furionet geniet mede recht naar de mensen zede, want zij ligt onder en hij boven. En in deze mag men het loven 2555 dit dier dat zeer is dom dat zijn natuur niet verandert wat kwade mensen plegen en plagen aan dit laat ik me niet wagen. |
Zie voorgaande.
Fenes es i dier dar aldus 2560of scriuet ons plinius van quateit groot van liue clene dese diere wonen in derde ymene si decken haren decken aren drec in derde of enech dier ghinghe sire verde 2565dat sijn drec niet openbarde dat feles dar ware alst dan die diere siet want et ne mach oec lopen niet gatet suarlike ende stille 2570ende alster i siet te sinen wille mordadelic varter up thanden bede met clauwen ende met tanden so gaet scoren ende biten dit dier yslacht den ypocriten 2575die maken eimeliken dec ouer hare sonden dats hare drec met biechten die sij spreken ende al om hare lose treken om dat mense sal eten goet 2580mar comt hem eneghe int ghemoet die scoren si ende menen thare hoe soet emmer vort gheuare |
43. Feles is een dier daar aldus 2560 van schrijft ons Plinius. Van kwaadheden groot, van lijf klein. Deze dieren wonen in de aarde algemeen ze bedekken hun dek van drek in de aarde zodat als er enig dier in ging zijn gang 2565 dat zijn drek niet openbaarde dat het Feles dier daar was. Als het dan die dieren ziet want het mag ook lopen niet gaat zwaar en stil 2570 en als het er een ziet naar zijn wil moorddadig springt hij gelijk erop beide met klauwen en met tanden dan gaat het scheuren en bijten. Dit dier slacht de hypocrieten, 2575 die maken een heimelijk dek over hun zonden, dat is hun drek, met biechten die zij spreken en al om hun loze streken omdat men ze zal noemen goed, 2580 maar komen ze er een tegen naar hun zin die verscheuren ze en nemen het hunne hoe zo het immer voort gaat. |
Felis catus ‘Ferus’ de wilde kat, is een kwaadaardig en sterk roofdier. Die vervolgt hazen, zelfs jonge reen en loert ineengedoken op een dikke boomtak op allerlei vogels. Hij woont in holle bomen, in spleten van rotsen en holten van afgronden waar hij gewoonlijk ‘s nachts al sluipend uit tevoorschijn komt. Zijn gehuil in het woud bij nacht heeft een bijzondere verschrikkende en huiveringwekkende uitwerking. Het diepe droefgeestige janken van de wilde kat schijnt de jagers in de wildernis met een gevoel van eenzaamheid en verlatenheid te vervullen dat hij die dit eenmaal heeft gehoord nooit meer vergeet.
Men heeft tevergeefs getracht de wilde kat tam te maken. Hij lijkt op onze gestreepte huiskat maar is groter. Jongen, uit het nest genomen, bleven woest en wild, stierven uiteindelijk van de honger. Ze bedekken hun uitwerpselen net als de kat.
Finges dat siet men lopen jnt lantscep van etyopen 2585ende .i. deel bruun van are plinius segt openbare dat die soe ande burst uoren .ij. spenen draghet als wijd horen ende pleghens lettel diere dan dit 2590jnt lant dart in wont ende sit so eist sochte ende niet wreet mar doetem hiemene enich leet dat ne cant niet lichte uerdraghen die sinen pais wille beiaghen 2595met desen diere in hare stede si dat si hem houden vrede hier compt die lettre inde .g van der .f. wetics nemmee |
44. Finges die ziet men lopen in het landschap van Ethiopië 2585 en is een deel bruin van haren. Plinius zegt openbaar dat die zo aan de borst van voren twee spenen draagt, zoals wij het horen, en plegen weinig dieren te zijn dan dit. 2590 In het land waar het in woont en zit is het zacht en niet wreed maar doet men hem enig leed dat kan het niet licht verdragen die zijn vrede wil belagen, 2595 met deze dieren in hun steden zorg dat je er mee houdt vrede. Her komt de letter in de g, van der f weet ik nimmer meer. |
Een soort aap, magot.
Burger: ‘De viervoeter finges heeft twee borsten met ‘ spenen’ Een van de kopiisten las of hoorde ‘serpenten,’ schreef dat op en de tekenaar beeldde trouw een dier af met slangen aan de borsten.
Glis es .i. dier no bore groet 2600some wit some swart ende roet jn vlaendren etent slaepmuse bj namen want den winter althe samen slapen sonder spise ende dranc ende als die sonne haren ganc 2605verheft ende somer ynaect bi naturen dat dier uerwaect minder dan die ratte est van desen diere est dat men leest jn plinis bouke dat sijn smare 2610gesoden ieghen sere nuttelic ware hem die hem onsaghe der scaden dat hijt water soude laden bestrakire mede sine lede vp derde ende up bome mede 2615lopet euen wel als wijd oren appele euet vercoren ende doeter in alset vint stade dicke uernoi ende scad |
45. Glis is een dier niet bar groot 2600 soms wit, soms zwart en rood. In Vlaanderen heet het slaapmuis bij naam want in de winter al tezamen slapen ze zonder spijs en drank en als de zon haar gang 2605 verheft en de zomer naakt bij naturen dat dit dier dan ontwaakt. Kleiner dan de rat is het. Van deze dieren is het dat men leest in Plinius boeken dat zijn vet 2610 gekookt zeer nuttig ware hem die ontzag de schade dat hij het water zou laden, bestrijk er mee zijn leden. Op de aarde en op bomen mede 2615 loopt het even goed zoals wij het horen, appels heeft het uitverkoren en gaat er in als het vindt tijd veel verdriet en schade. |
Glis glis. Relmuis, zevenslaper of slaapmuis heet in Duits Glis en Siebenschlafer, in Engels dormouse en in Frans loir. Het Latijnse dormire betekent slapen, dormouse is zo de slapende muis. Als de herfst komt begint hij winterproviand in te zamelen om die in zijn hol op te bergen. In die tijd is hij Ժo vet als modder’ In koude bergstreken valt hij al in augustus, in warmere streken in oktober in slaap. Je kan ze gerust uit het nest weghalen en vervoeren, ze merken er niets van. Soms worden ze wakker en eten van hun wintervoorraad. Meestal worden ze wakker tegen het voorjaar, zelden voor eind april. Zijn winterslaap duurt dus zeven maanden. Zie de eeuwig slapende en suffende slaapmuis in het verhaal van Alice in Wonderland van L. Carroll, onbewogen temidden van zijn slapende omgeving. Hij wordt alleen wakker als hij het woord aan’ tՠhoort. Shakespeare, Twelfth Night, iii, 2,20;
‘she did show favour to the youth in your sight only to exasperate you, to awake your dormouse valour, to put fire in your heart, and brimstone in your liver’ ‘Zij gaf die jonge mens voor uwe ogen die bewijzen van haar gunst, alleen om u te prikkelen, om uw mormeldier, (slaapdier) dapperheid op te wekken, om vuur te brengen in uw hart en zwavel in uw lever’.
Bij de Romeinen golden ze als lekkernij en werden in een gliriari vet gemest. De gemeste dieren prijkten, na gebraden te zijn, als een grote lekkernij op de dis van de rijke fijnproevers. Ze lieten ze zelfs wegen voor de ogen van hun gasten.
Plinius zegt dat hun vet als je het kookt zeer goed is tegen pijnlijke leden die door verlammingen aangetast zijn als je ze daarmee inwrijft.
Galis segt aristotiles 2620dat .i. sere stout dier es want het out ter menegher tijt jegen die serpente strijt ende alsetse euet uerbeten so gaetse tehant eten 2625ende stappants etet rute also jaghet tfeniin vte dartoe es .i. redene groot twi dat bijt de serpente doot want gali bi musen leuet 2630ende omme dattet verstaen heuet dat si de muse verteren dar omme willet hem deren om dat si minderen hare beiach hier bj eist datmen segghen mach 2635onder stompers was oit nijt want elc man om sijn winnen tijt |
46. Galis, zegt Aristoteles, 2620 dat een zeer dapper dier is want het houdt te menige tijd tegen de serpenten strijd en als het die heeft gebeten dan gaat ze die gelijk eten 2625 en gelijk eet het ruit en zo jaagt ze het venijn uit. Daartoe is een reden groot het waarom dat het bijt de serpenten dood want de wezel van muizen leeft 2630 en omdat ze begrepen heeft dat die de muizen verteren daarom wil ze hen deren zodat ze verminderen haar bejag. Hierbij is het dat men zeggen mag 2635 onder stumpers was nooit nijd want elke man om zijn winnen gaat. |
Mustela nivalis, het laatste woord betekent wit en het eerst zoveel als een lange muis. Grieks gale: wezel. Wezel, midden-Nederlands wesel, oud-Hoogduits Wisula, (nu Wiesel) oud-Engels weosule (nu weasel) oud-Zweeds heeft visla. Dit woord komt van een Germaans wisulo. Het dier heeft zijn naam naar zijn stank gekregen, men verbindt het met Indo-Germaanse uiso: stank.
‘Wezels beschikken van nature over kennis van medicijnen. Als de wezel zijn jongen dood vindt, haalt hij ruit dat ze weer tot leven wekt. Hij vecht met de slangen omdat slangen muizen eten zoals ook de galy muizen eet. Daarom vangt hij slangen omdat die zijn voedsel wegpakken. Ze vecht zoals de Grieken en Romeinen al wisten, met slangen Plinius beschrijft zo’n gevecht.
De wezel weet al gauw dat er een basilisk is en gaat naar zijn hol, eet ruit en vet zich met het sap ervan in en valt dan de basilisk aan en doodt die zonder zelf pijn op te lopen. Ruit is een krachtig middel. De serpenten worden door de geur van ruit verdreven, als het verbrand wordt, zelf zo erg dat als een wezel met een serpent vecht ze zichzelf bewapent met ruit tegen de kracht van het serpent.
Geneta es i beeste mere dan die uos die meeste valu roet alse bont 2640swarte sciuekine ront .j. beeste goedertire gnouch men dadare ongeuouch so nes fier no clemt oghe mar gemate ende gedoghe 2645ende bi riuieren es hare ganc ende souken spise na hare belanc |
47. Geneta is een beest groter dan de vos; de meeste vaal rood en alzo bonte 2640 zwarte schijven rond. Een beest goedertieren genoeg men deed haar ongevoeg dan is het niet fier of klimt hoog maar gematigd en gedegen 2645 en bij rivieren is haar gang en zoekt spijs naar haar belang. |
Guesseles es i dier no wreet no fel no onghier bj watre eist alle stont 2650mere eist dan die muushont ende minder eist dan theencoren roet valu als wijt oren maer die wamme es wit onder derde wonet dit 2655sijn drec rieket als muscheliaet ende menech die hem diet uerstaet heuet ouer muscheliaet yacht mar et ne euet niet die cracht ende dits wonder des et pleget 2660dattet int openbare leghet sinen drec als offet woude dat men al dar vinden soude allen lieden te baten nochtan vliet vtermaten 2665war soet mach wijf ende man dar ment niet ysien can jn desen doene leert ons hier dit ongheleerde wilde dier dat elc wel doe in elker wijs 2670ende nemmermeer ne soeke prijs ter werelt hoe soet gaet der of der werelt prijs en es maer stof hier nemet of vander .g. vander .j. ort uort mee |
48. Gresselus is een dier niet wreed of fel of onguur bij water is het te alle stonde, 2650 groter is het dan de wezel en kleiner dan de eekhoorn, rood vaal is het, als wij het horen, maar de buik is wit, onder de aarde woont dit. 2655 Zijn drek ruikt als muskus en menigeen die hem niet verstaat heeft het over de muskusjacht, maar het heeft niet die kracht. En dit is het wonder dat het pleegt 2660 dat het in het openbaar legt zijn drek alsof het wou dat men het daar vinden zou voor alle lieden te baten. Nochtans vliedt het uitermate 2665 waar het zo mag, wijf en man dat men het niet zien kan. In deze doen leert het ons hier dit ongeleerde, wilde dier dat ieder wel doet in ieders wijs 2670 en nimmer meer zoekt prijs ter wereld, hoe zo het gaat daarvan de wereld prijs is maar stof. Hier neemt af van de g, van de j hoort voorts meer. |
Zijn mest is zeer welriekend en ruikt als bisam (muskus) maar het heeft niet dezelfde eigenschap. En dat is het verbazende aan het dier, het hoopt zijn mest op een plaats op zodat de mensen het zien en ze het voor hun gebruik nemen. Daar wordt hij niet kwaad over, maar gunt het de mensen zeer. Maar het laat zich niet graag aan de mensen zien en vlucht weg’. Dat lijkt op de civetkat Civettictis civetta, de Afrikaanse civet, of Viverra zibetha, L., de Aziatische civetkat. (V. civetta, Schreb)
Civetkat, Duits Zibet, Engels civet, Frans civette, van Arabisch zabad: schuim, omdat ze een sterk riekende schuimachtige stof afzondert. Muscuskat, moschuskat. De civetkat geeft een sterk riekende, muskusachtig geurende afscheiding uit de klieren in de buurt van de geslachtsorganen van manlijke en vrouwelijke dieren gelegen zijn, in de natuur ontleegt het dier die door op bomen te drukken en te wrijven.
Shakespeare, As You Like It, iii, 2, 69, ‘De handen van de hovelingen geuren naar civet.’
Civet is van een minder komaf dan teer; het is de onzindelijkheid van een kat’.
Guessides heet op zijn Duits Bizamrussel.
2675Ibex es i. dierkin clene vp roetsen wandelende ende stene als ons sente gregorijs seget dat dar sine joghet pleghet dar no serpent no man 2680no ander dier ynaken can plinius seit dat es so snel ende gheornet sere wel vernemensi yet vresen met allen si laten hem van der roetsen uallen 2685ende behouden hem iegen den ual vp hare orne onghequets al sulke bouke wanen des dat dit van herte comen es |
49. 2675 Ibex is een diertje klein op rotsen wandelt het en stenen, zoals ons Sint Gregorius zegt, dat het daar zijn jongen pleegt waar geen serpent of man 2680 of een ander dier geraken kan. Plinius zegt, dat is zo snel en gehorend zeer goed. Vernemen ze iets vrees met zijn allen ze laten zich van de rotsen vallen 2685 en beschermen zich tegen de val op hun horens zonder kwetsing al. Sommige boeken wanen dit dat het van het hert gekomen is. |
Capra ibex, is de steenbok, Duitse Steinbok, Engels capricorn. Die leeft in troepen van meestal niet meer dan vijftien stuks. Op de dag koesteren ze zich in de warmste gebieden van de bergen. Als de zon begint onder te gaan dalen ze al grazende af naar de hoogstgelegen bossen waar ze gedurende de nacht blijven grazen. Zodra de zon opkomt beklauteren ze de bergen weer. Vaak gebeurt het ook dat de steenbok als hij van dichtbij achtervolgd wordt zich van de steile hellingen afwerpt en dan zodanig op zijn horens weet neer te komen dat hij ongedeerd blijft.
Ibida es i. dier 2690ghemanc ende sere onghier van enen euere dies wilt ende van der sueghe die men thuus hilt al eist dat si selsame sijn nochtan sin beter die huus swijn 2695[oft die wilt swijn in den woude want sine vetten niet also houde] no hare uleesch es niet gesont dits naturlike cont |
50. Ibida is een dier 2690 gemengd en is zeer onguur van een ever die is wild en van de zeug die men thuis houdt. Al is het dat ze zeldzaam zijn nochtans zijn ze beter dan het huiszwijn 2695 of het wilde zwijn in het woud wat zijn vetten niet zo houdt. Maar hun vlees is niet gezond dit is natuurlijke kond. |
Ibrida of hybride, is een viervoetig dier en is een bastaard dat stamt van het wilde zwijn en van een tam varken, zoals een muilezel van een paard en ezel komt. Men kan het bastaardzwijn noemen.
Istrix als seit solijn 2700es i. dier dat heet porkespijn dit dier wandelt bi der zee ende jn ole van berghe mee alst nieweren eentuint bj der zee te luscene vint 2705te somere comtet selden vort mar alset den winter hort van couden maken groot ydinghe dan es hare wandelinghe vpt lant ende jnt water mede 2710houtet sine legherstede met burstelen swart ende wit so eist beanghen dit die scarp sijn grof ende stide dart hem mede wert ten stride 2715ghenaket hem man of hont het scuddet hem ende in curter stont so scietet dure .ij. of eene die jn vlieghen in toten beene ende hier mede eist altoes bewart 2720sowar et enen gaet ofte vart van desen burstelen es ysciet dat mere echte van messen of siet |
51. Istrix, als zegt Solijn, 2700 is een dier dat heet porkespijn. Dit dier wandelt bij de zee en in holen van bergen meer als het nergens iets vindt bij de zee te weg te kruipen vindt. 2705 In de zomer komt het zelden voort maar als het de winter hoort van koude maken ze groot geding dan is haar wandeling. Op het land en in het water mede 2710 houdt het zijn legerstede. Met borstels zwart en wit is het bevangen dit die scherp zijn, grof en stevig waar het zich mee weert ten strijde 2715 genaakt hem man of hond het schudt zich en in korte stond dan schiet het af twee of een die invliegen tot het been en hiermee is het altijd beschermd 2720 zo waar een gaat of vaart. Van deze borstels is geschied dat men er hechten van messen van ziet. |
Hystrix cristata (hanekamvormig, van een kam voorzien) Stekelvarken, Duitse Stachelschwein of Dornswin. Het woord stamt uit midden-Latijn porcus spinosus: doornig varken, vergelijk Italiaans porco spino en oud-Frans porc espin (nu porc epic) en midden-Engels porcepyn of porkepin wat porcupine werd. Mogelijk werd het varken genoemd naar zijn knorrend geluid.
Het stekelvarken had lang de reputatie dat die in staat was zijn pijlen op zijn aanvallers af te schieten. Dit geloof is zo oud als Aristoteles die spreekt van een alles of niets daad, de creaturen schieten dan uit hun haren zoals bijvoorbeeld het stekelvarken.
Plinius beschrijft ze aldus: ‘De porkpens komt uit India of Afrika, het is een soort van egel en met stekels zijn ze beide gewapend, maar de porkpens heeft langere en scherpgepunte naalden die als hij zijn huid uitstrekt van daaruit afvuurt’ Aelianus voegt toe dat ze zo goed afschieten dat ze hun aanvallers bezeren. (Als een stekelvarken in het nauw gedreven wordt dan zet hij zijn stekels op en valt door vlugge zij- of achterwaartse bewegingen aan zodat de uitdager voor hij er erg in heeft een aantal pennen in zijn huid heeft.)
Iena es i beeste jn doede graue es hare feeste 2725dar dode gedoluen sijn plinius scriuet ende solijn dat hem twe dinghe behoren toe want ets bede hie ende soe bede als ende alsbeen 2730sijn hem euen stijt ouer een so dat niet omme ysien can en kerem altemale dan dar erden sijn in die wostinen gatet nachtes stillekine 2735ende verstaet nouwe ende hort hoe van hare name es dat wort ende lert haren name nomen dan eist dicken bj nachte comen roepen ter erden keten 2740nomende hoe si heten ende alsetse vte brochte doedese of et mochte dicken dat dier ybaren leert als een die wee heuet ende hem keerd 2745dat hi euet in sine maghe ende als hi vant in sine claghe weder dat man was ofte ont dien verbeet al dar ter stont jachonde comensi dar et gaet 2750ende het sine scade beslaet so ebsi are bassen verloren alle die dolen in are sporen eist datetse mach begaen danne verbitetse saen 2755ende dits wandel in sine maniere dits wonder van desen diere dese beeste draghet .j. steen sijns gelike es negheen voren int houet ofte int oghe 2760hier na alsic van stenen toghe salic v gewaghen des van des wulues grote so es ende es ymanc na parde ghelike vele vintmere in afrike 2765van der .j. gaet vte dat spel nv hort vort van der .l |
52. Hyena is een beest in begraafplaatsen is haar feest 2725 waar doden begraven zijn. (a) Plinius schrijft het en Solinus dat hem twee dingen behoren toe, want het is beide, hij en zij. (b) Beide hals en halsbeen 2730 zijn hem even stijf overeen zodat het niet omzien kan en keert zich telkens om dan. Waar kudden zijn in de woestijn gaat het ‘s nacht stilletjes 2735 en verstaat goed en hoort hoe van hun naam is het woord en leert die namen noemen dan is het vaak ‘s nachts gekomen roepende bij hun hutten 2740 en noemde hoe ze heten en als ze er dan uitkwamen doodde hij ze als hij kon. Veel dat dier gebaren leert als een die wee heeft en zich uitgeeft 2745 wat hij heeft in zijn maag en als hij dan vindt in zijn klagen of dat een man was of een hond die verbeet het al ter plaatse. Jachthonden komen waar ze gaat 2750 en het zijn schaduw beslaat dan hebben ze het bassen verloren. (d)Alle dieren verdwalen in hun sporen is het dat het ze kan pakken dan verbijt het ze samen. 2755 En dit verandert zijn kleuren dit is een wonder van deze dieren. (e) Dit beest draagt een steen, zijn gelijke is er geen voorin het hoofd of in het oog, 2760 hierna als ik van stenen getuig zal ik gewagen van dit. Van de wolf grootte is het en is gemaakt naar luipaard gelijk. Veel vindt men er in Afrika. 2765 Van de j gaat uit het spel, nu hoort voort van de l. |
Hyaena, Latijn, van Grieks huaina, wat zwijn betekent vanwege de borstelige rug. Hyena, oud-Hoogduits IJena en Hienna, nu Hyane, Engelse hyena en Franse hyene.
De hyena kan men gerust grafdier noemen, want zowel Plinius als Solinus zeggen dat dit dier in de graven van gestorven mensen woont. De hyena voedt zich met menselijk vlees zoals andere dieren van gras leven.
(a) Het is in zijn soort dat die van sekse verandert want hij is nu en dan manlijk, dan weer vrouwelijk en daarom een onzuiver beest. Ze gaan niet alleen samen met hun eigen soort, maar ook met leeuwen, honden tijgers en wolven. Al bij Aristoteles wordt gezegd dat ze elk jaar van sekse veranderen. Het was een algemeen geloof dat ze om de zeven jaar van sekse veranderen of dat elk dier vrouwelijk en mannelijk was. Aristoteles ontkent dit, anderen bevestigen dit. Plinius accepteerde Aristoteles ongeloof, maar het geloof bleef zo in tot de middeleeuwen bestaan.
(b) Ԛijn zeer stijve nek kan niet gebogen worden behalve als het hele lichaam draait. Zijn nek bestaat uit een enkel been, zonder gewricht waarin een bijzondere toverkracht zat’ Wat het gewrichtloze nekbeen betreft, dit denkbeeld is waarschijnlijk ontstaan uit de stijfheid van zijn nek die zodanig is dat als het dier achter zich wil zien of iets zijwaarts wil grijpen genoodzaakt is om zijn ganse lijf om te draaien.
‘Komt hij ‘s nachts bij de huizen doet hij de stem van de mens na. Als hij spreekt als een mens dan moet je voor hem oppassen’ Plinius zegt dat als dit dier naar de stemmen van mensen luistert en de naam van een van hen leert dat hij hem dan roept met een geveinsde menselijke stem die hem naar de dood lokt. Hij bootst de mensenstem na en weet daardoor de schaapherders te betoveren zodat ze vastgenageld blijven staan op de plek waar ze zich bevinden. En schaapherders vertellen dat hij bij stallen als een man spreekt en sommige mannen bij hun naam noemt en met hen buiten afspreekt. Hij doet vaak voor alsof hij de man is die honden uitlaat zodat hij ze kan pakken en eten. Aristoteles heeft vermeld dat de hyena de honden aantrekt door het geluid van overgevende mensen na te doen. Zijn schaduw maakt dat honden stoppen met blaffen en stil zijn als hij in de buurt komt. Een aanleiding tot dit geloof is dat de hyena zich volkomen dood kan houden als er een troep honden in de buurt is, de honden snuffelen eraan en gaan tenslotte weg. Dan springt de hyena op en sprint weg. Zijn schaduwvacht van avondkleur, zijn lachen dat onderbroken wordt door gesteun en gegrom zijn allemaal geestenwerk.
(d)In de hyena is een zekere magische kracht die de geest van man en vrouw bezet of hun gevoel steelt. Als de hyena voor de jager uitvliegt en niet gevangen genomen kan worden draait ze met een bocht naar zijn rechterkant en draait door totdat de man voor hem is. Dit doet hij omdat hij zijn sporen en voeten wil ruiken, dan zal je zien dat de jager zo verdwaasd wordt dat hij niet in staat is om zijn hoofd te dragen of om op zijn paard te zitten maar ervan af valt. In het geval dat hij naar de linkerkant draait is het een teken dat de hyena moe is en dan wordt hij gauw gepakt. Een vertaling van Plinius meldt dat het beest hyena wegvliegt voor de jager in een bocht draait via de rechterkant om het spoor van de man op te nemen, komt hij die niet achternagaat de man door met zijn bezigheid anders valt de man van zijn paard. Wat Plinius werkelijk zegt dat, als de hyena rondgaat en de man zijn spoor oppikt, de ander dronken wordt en van zijn paard valt.
(e) Het midden van zijn rug is wat krom, geel van kleur en bespikkeld aan de andere kant met blauwe vlekken wat hem meer angstaanjagend maakt waarbij het lijkt alsof hij vele ogen heeft. ‘Ee ogen veranderen van kleur naar de stemming van het beest, een duizend keer per dag. Dit beest heeft eindeloze vele manieren en verschillende kleuren in zijn ogen, zeer beweeglijke ogen’ Het heeft een edelsteen in zijn ogen of beter in zijn hoofd, de hyena of hyaenius, maar de ouden zeggen dat de oogappel in zo’n steen verandert en dat als iemand het onder zijn tong legt hij in staat is om te voorspellen en profeteren van dingen die komen.
Mulder: Aristoteles bestreed al dat hyena’s hermafrodiet zouden zijn. De misvatting ontstond doordat mannelijke en vrouwelijke exemplaren uitwendig slechts met grote moeite van elkaar onderscheiden kunnen worden: ook de vrouwtjes hebben een (pseudo-) penis.
Leo segt solinus jeeste es coninc van iiij. voeten beeste leo es hi oec ghenant 2770ende liebard es hi in dietsch becant men vindet oric visiren van liebarden iij. Manieren curte vintmen als ende als ru gheard kersp inden als 2775mar die ne sijn no starc no snel andre vintmen also wel dat perdus winnete dat wreede dier die ne sijn no wreet no fier noch oec inden als oec gemaent 2780mar edele lione als men waent sijn lanc ende smal ende slecht yard snel ende starc ende onueruard sine weten ghene scalchede no negheen bedrieghen mede 2785simpel es die sien van desen ende also wilsi besien wesen hare uoroft ende start doet verstaen hoe hi es ghemoet jn barste ende in uoete uoren 2790ligghen are crachte als wijt oren so et si si alsi riden hare ghenoete willen tallen tiden die liewinne brinct eerst .v. jonghe dan iiij. ten andren spronghe 2795dan iii. dan .ii. dan .j dar na nemmermee negheen twe spenen euet ende die clene middel an haren buuc allene augustinus die seget 2800alse die lewinne hare jonc leget dat sj in .iij. draghen ne waken dan comt die vader claghe maken ende grongieren ende mesbaren dan onwaecsoe te waren 2805ende dese slaep ghelijct der doet dits van beesten wonder groet solinus seit in sijn gedichte men quetsene hine belcht niet lichte mar maecmenne erre so es uerloren 2810al dat hem qomt te uoren nochtan sparti dats heren doen twi draghen si in den scilt .i. lioen ende sine int herte niet draghen vindsi were si laten em jaghen 2815mar den armen ende den verwonnen dies dien sparen niet connen vint dat lion oec sonder waen enen man die was gheuaen dien ne comti altoes niet an 2820no uerbitet oec den man het ne dadem ongher alte groet onder oec hi den man doet dan twijf dats grote edelhede ende ouder doeti urouwen mede 2825dan magheden onbesmet alsi slaept sine oghe let ne wert yloken nemmermee gati in sande of in snee hi dect met sinen starte dan 2830sijn spor om dattene die man nie ne vinde also ghereet jn hare yselscap sijnsi niet wreet mar elc andren vrede draget solinus seit alsmen jaget 2835ende hem die jagre volget an onwerdelike ulieti dan ende stapt stille .i. stic dar nar als een die ne heuet ghenen vaer dit doeti dor dat uelt es bloet 2840alse die euet scamenesse groet dat hi iemen wiken soude mar alsi comt inden wouden ende hi merct dat niemen siet dat hi uor die onde uliet 2845dan vlietj met sire macht vorden iaghere ende uor die jacht hi sprinct alsi sine proie vaet ende alsi uor die onde ontgaet so ne can hi springhen niet 2850ende als hi gaet dart art es iet so trectj sine clauwen jn om dat si plonken sullen te min ende des selues pliet die cat ende alsi lopt teregher stat 2855so lopti vorder dan hi acht dat doet sine grote cracht alsem onghert den liebard so trecti vp derde sinen bart ende maect .i. wijt parc dermede 2860so dati in grote vreselichede met grongierne onghier ende dan es gheen so stout dier dat dar liden ouer den trec dus sijn die diere in sijn strec 2865dit scriuet ambrosius ouer wonder want dat menech dier besonder ontgaen mochte met snelheden dat dar bliuen moet ter stede ende dar als oft ware ybonden 2870die leewe ne wille te ghenen stonden met andren dieren wille ghemingen mar als .i. coninc van allen dinghen sone wilhi hem ysellen niet met ghemenen die hi siet 2875alsem bliuet oude spise dier willi niet in ghere wise al viruoete onsien den lioen nochtan ontsieti dat scorpion ende war hijt siet hi uliet tehant 2880sinen venijnden uiant als de lewe em yuanghen siet es hi ueruart om den spiet vier ontsietj alre meest van waghen lude es hi beureest 2885ende hi onsiet .j. witten ane ende alsmen hem met beduanghen ane so blumen vor hem .i. hont so waenti te derre stont dattene de man also sal duinghen 2890alse den hont dien hi ort singhen die lewe wert nemmermeer vet te uastene heueti hem yset atj dan oec hiet te uele hi troct hem weder vter kele 2895ende alsem siechede gaet an heti de simme hi geneset dan ofti drinct des onts bloet hi es selden goet gemoet ende dan leit hem de stert stille 2900ende dan alsi belghen wille slatj hem metten starte dan nouwe ende wel kenti den man die hem gaue .i. wonde ende sietine dan thergher stonden 2905onder i. grote scare bestaen soudine te waren ende adde .i. vte i. roten te mintsten na hem gescoten dien soudi ter neder lopen 2910anders dadijs hem niet copen sijn vleesch es vte uercoren sine erte als wijd horen bedj gheuemense jn spise die sijn van sere couder wise 2915sijn been es art dat merre ymene vier vte slaet als ute .j. stene lettel ofte march neghene sonder in die rebbe bene sijn smout es goet jeghen venijn 2920die sijn smout neemt ende wijn ende hem dermede besmard alle beesten hi ueruard sijn smout es van eterre manieren dan van eneghen vieruoten besten dieren 2925sijn smout met olien van rosen dat gheneset alle nosen des menscen anscijn ende maket clar ende ghesont weet vor waer sijn als es van enen bene 2930dar omme kerti hem groot no clene ghetant es hi na des onts maniere also alse betaemt den diere |
53. Leo, zegt Solinus verhaal, is koning van de viervoetige beesten. Leo is hij ook genoemd. 2770 (a) en als liebard is het in Dietse bekend. Men vindt er, hoor ik vertellen, van leeuwen drie soorten(b). Kort vindt men ze als ruw gehaard, krullen in de hals, 2775 maar die zijn niet sterk of snel. Andere vindt men alzo wel die pardus wint, dat wrede dier, die zijn niet wreed of fier, ook in de hals geen manen. 2780 Maar edele leeuwen, zoals men waant, zijn lang en smal en recht behaard, snel en sterk en onvervaard, zij kennen geen schalksheid en geen bedriegen mede. 2785 Eenvoudig is het zien van deze en alzo willen ze gezien wezen. Hun voorhoofd en staart doet verstaan hoe is zijn gemoed. In borst en in voeten van voren 2790 ligt zijn kracht, zoals wij het horen. Zo heet zijn ze als ze paren, hun echtgenoot wel te alle tijden. De leeuwin brengt eerst vijf jongen, dan vier in de andere sprong, 2795 dan drie, dan twee, dan een, daarna nimmermeer een. Twee spenen heeft het en die zijn klein midden aan haar buik alleen. (e) Augustinus die zegt 2800 als de leeuwin haar jong baart dat ze drie dagen niet wakker worden, dan komt de vader klagen maken en gromt en maakt misbaar, dan ontwaken ze 2805 en deze slaap gelijkt de dood, dit is van die beesten een wonder groot. Solinus zegt in zijn gedicht, met kwetsen verstoort men hem niet gemakkelijk, maar maakt men kwaad dan is hij verloren. 2810 Alles dat hem aankomt van voren nochtans spaart hij ze, dat is heren doen. Daarom dragen ze in het schild een leeuw, maar dat ze hem in het hart niet dragen want vinden ze tegenstand ze laten zich verjagen, 2815 maar de armen en de overwonnen die sparen ze niet en kennen geen pardon. Vindt de leeuw ook, zonder waan, een man die was gevangen, die komt hij altijd niet aan, 2820 node verbijt het ook de man is het bij hem de honger al te groot houwde hij ook de man dood dan een wijf, dat is grote edelheid en ouder doodt het de vrouwen mede, 2825 dan maagden onbesmet. (g) Als hij slaapt, zijn oogleden worden niet gesloten nimmermeer. Gaat hij in zand of in sneeuw, hij bedekt met zijn staart dan 2830 zijn spoor zodat de man hem niet vinden kan zo snel. In hun gezelschap zijn ze niet wreed maar dragen elkander vrede toe. (h) Solinus zegt als men jaagt 2835 en hem de jagers volgen na onwaardig vliedt hij weg dan en staat stil een stuk daarna alsof er geen gevaar was. Dit doet hij omdat het veld is open, 2840 maar hij heeft de schaamte groot dat hij voor iemand wijken zou, maar als hij komt in de wouden en hij merkt dat niemand hem ziet dat hij voor de honden vliedt, 2845dan vliedt hij met zijn macht voor de jager en voor de jacht. Hij springt als hij zijn prooi vangt en als hij voor de honden ontgaat, dan kan hij springen hij niet. 2850 En als hij gaat waar de aarde is hard dan trekt hij zijn klauwen in omdat ze minder stomp zullen worden en ditzelfde doet de kat. En als hij loopt te enige plaats 2855 dan loopt hij verder dan hij dacht, dat doet zijn grote kracht. (i) Als hij honger heeft, de leeuw, dan trekt hij op de aarde zijn staart en maakt een wijde kring daarmede 2860 dan met grote vreselijkheden met grommen onguur en dan is er geen zo’n dapper dier die daar gaat over de streep, dus zijn die dieren in zijn macht. 2865 Dit schrijft Ambrosius voor wonder want dat menig dier bijzonder ontgaan mocht met snelheid dat daar blijven moet ter plaatse en daar alsof het was vastgebonden. 2870 De leeuw wil te gene stonden met andere dieren zich mengen, maar als een koning van alle dingen zo wil hij hen vergezellen niet onder de menigte die hij ziet, 2875 als hem dan overblijft oude spijs die wil hij niet in geen wijze. (j) Alle viervoetige ontzien de leeuw nochtans ontziet hij de schorpioen en waar hij die ziet hij vliedt gelijk 2880 zijn venijnige vijand. Als de leeuw zich gevangen ziet is hij bang voor de spies. Vuur ontziet het allermeest. Van klokken luiden is hij bevreesd 2885 en hij ontziet een witte haan. En als men hem wil temmen laat bloeden voor hem een hond, dan waant het daar terstond dat de man hem alzo zal dwingen 2890 als de hond die hij hoort zingen. (k) De leeuw wordt nimmermeer vet te vasten heeft het zich gezet, eet dan ook niet teveel. hij trekt het zich weer uit de keel. 2895 En als hem ziekte aan gaat eet het een aap, hij geneest dan of drinkt van de hond zijn bloed. (l) Hij is zelden goed gemoed en dan ligt bij hem de staart stil, 2900 en dan als hij kwaad wil slaat het zich met de staart dan. (m) Goed en wel kent hij de man die hem gaf een wond en ziet hij hem op enige tijd 2905 onder een grote groep, hij zou het bestaan te wagen en had hem uiteen gereten. Of iemand had op hem geschoten die zou hij neer lopen 2910 anders zou hij het niet bekopen. (n) Zijn vlees is uitverkoren, zijn hart, zoals wij het horen, beide geeft men ze in spijzen die zijn van zeer koude wijze. 2915 (o) Zijn been is hard, dat men meent er vuur uit slaan kan als uit een steen. Weinig of merg geen, alleen in de ribben benen. Zijn vet is goed tegen venijn, 2920 die zijn vet neemt en wijn en zich daarmee besmeert hij alle beesten bang maakt. Zijn vet is van hetere manieren dan van enige viervoetige beesten of dieren. 2925 Zijn vet, met olie van rozen dat geneest alle gelaat van de mensen aanschijn en maakt helder en gezond, weet voor waar. Zijn hals is van een been, 2930 daarom keert hij zich niet om groot of klein. Getand is hij naar de honds manieren alzo als betaamt de dieren. |
Panthera leo (Felis leo) Leeuw, midden-Nederlands leeu en leeuwe, oud-Hoogduits Lewo of Louwe, (nu Lowe) oud-Engels leo (nu lion) van Latijn leo en dat van Grieks leon. Mogelijk is het een Semitisch woord, vergelijk het Hebreeuwse labi: leeuw, Egyptisch lawai: leewin. Leon betekent op zijn Grieks ook koning, vandaar heet het dier leo want het is de koning der dieren.
(a) Zie luipaard. De leeuwin zou samengaan met de luipaard, vandaar:
(b) Er zijn drie soorten leeuwen. De eerste soort is klein, heeft een ruwe vacht en krullende manen. Die leeuwen zijn zeer zachtmoedig en nobel als zijn nek en schouders met haar en manen bedekt zijn. Dan zijn er leeuwen die bij de leeuwin verwekt worden door de wilde pardus, zijn noch edel noch zachtmoedig en hebben geen manen. De derde groep zijn de edele leeuwen. Die zijn groot en gladharig, sterk, snel en onverschrokken. Ze hebben een nobele inborst en kennen geen valsheid. Ze zien ieder recht in de ogen en verlangen van anderen dezelfde oprechtheid. Hun gemoedsgesteldheid kan worden afgelezen aan hun voorhoofd en hun staart.
(c ) ‘Leeuwen zijn zo heet dat ze op ieder moment tot paren bereid zijn. Als de leeuwin werpt is haar baarmoeder verwond door de klauwen van de welpen, daarom werpt ze niet vaak. Eerst werpt ze vijf welpen, daarna vier en zo elk jaar een minder en wordt onvruchtbaar bij de laatste’
(e) ‘Het is bekend dat leeuwenwelpen als ze net geworpen zijn drie dagen en nachten dood zijn (slapen), de plaats waar ze liggen trilt en schudt door het brullen van hun vader die de welpen wakker maakt. Na drie dagen worden ze levend’
(f) ‘Hun goedheid is door vele voorbeelden bekend want ze sparen hen die zich voor hem op de grond geworpen hebben (slapen of dood zijn) en laten die naar huis gaan die gevangenen geweest zijn of uit slavernij komen en eten geen mens of pakken hem alleen met grote honger en dan nog eerst mannen en dan pas vrouwen en zelden maagden, daarin toont hij zich een heer. Waarom hebben lieden die de leeuw niet in hun hart dragen hem wel op hun schild staan? Als zulke helden op tegenstand stuiten laten ze zich snel verjagen, maar voor de armen en de overwonnenen kennen ze geen pardon’
(g) Adelinus zegt, dat als de leeuw slaapt, hij zijn ogen openhoudt. Aleen de haas en de leeuw slapen met de ogen open. Als hij gaat dan wist hij zijn stappen uit met zijn staart zodat de jager hem niet vindt. De leeuw wist zijn sporen uit met zijn staart. Bij het aannemen van de menselijke natuur wist God de sporen van zijn God-zijn uit. De leeuw slaapt met zijn ogen open. Zo schijnt Christus te slapen (= gestorven aan het kruis) zijn godheid waakt echter. De leeuwin brengt haar jongen dood ter wereld, op de derde dag komt de leeuw en blaast de welpen nieuw leven in. Zo heeft God zijn zoon op de derde dag na de kruisdood opgewekt. Volgens Honorius van Autun is Christus het jong der leeuwin. Immers de leeuwin brengt haar jong dood ter wereld die echter na drie dagen door het gebrul van de leeuw tot het leven gewekt wordt. Zo verbleef ook Christus drie dagen in het graf, maar in de vierde dag stond hij op, gewekt door de stem van de Vader.
(h) De leeuw is moedig, pas wanneer hij bij een achtervolging het bos heeft bereikt zet hij het op een lopen wetende dat zijn schande nu niet opvalt.
(i) ‘Hij verbergt zichzelf in hoge bergen en bespiedt vandaar zijn prooi. Als hij honger heeft maakt hij een cirkel rondom andere beesten met zijn staart, alle beesten zijn bang om die cirkel over te gaan, ze staan stokstijf en verdwaasd en wachten op het commando van hun koning. Veel dieren die door hun snelheid zouden kunnen ontkomen blijven als vastgenageld staan. Hij is te schande als hij alleen van zijn prooi eet, vanwege zijn hoogheid laat hij een gedeelte van zijn maaltijd over aan andere beesten die hem in de verte volgen’ (jakhals en gieren).
(j) Hij vreest het kraaien en de kam van een witte haan. Deze vogel draagt dan ook een kroon en sporen, is dan ook van koninklijken bloede. Daarom zal een leeuw ook nooit geen persoon van vorstelijke bloede verwonden want de koning der dieren betuigt zijn eerbied aan zijn gelijken in deze wereld. De leeuw is ook bang voor de schorpioen en bij het zien van deze vijand slaat hij ogenblikkelijk op de vlucht.
(k) Als een leeuw genoeg gegeten heeft hoeft hij een paar dagen niets meer te eten. Als hij erop uitgaat braakt hij zijn voedsel uit met behulp van zijn klauw zodat hij lichter is om te rennen.
(l) Plinius zegt, dat, als de leeuw zijn staart stil houdt hij tevreden is en zachtmoedig, maar dat gebeurt zelden. Als hij kwaad begint te worden dan slaat hij met de staart op de grond en als de kwaadheid toeneemt geselt hij zichzelf met de staart op zijn rug. Door de staart, stoerheid en het hart is de leeuw bekend, zo het paard bekend is vanwege zijn oren.
(m) ‘Ee leeuw is wraakzuchtig en onthoudt zijn aanvaller, ook is hij jaloers bij echtbreuk. Daarmee is de leeuw tot een ridderlijk persoon geworden, een koning met grillen en grote deugden.
(n) Plinius zegt dat leeuwenvlees en vooral het leeuwenhart voor die mensen goed zijn die aan te grote koude lijden, zo gauw ze dat vlees eten worden ze heet.
(o) Hij heeft weinig of geen merg in zijn botten, daardoor zijn zijn beenderen zo hard dat als je ze tegelijk gooit er vuur uitspringt. Het zijn de hardste beenderen die bestaan, met uitzondering van die van de dolfijn. Dit idee verschijnt al in de derde eeuw v. Chr. waar Antigonus schrijft ‘De beenderen van een leeuw zijn zo stevig dat als je ze op elkaar slaat de vlammen er uit slaan’. Word je geslagen met een been van een leeuw dan slaan de vlammen om je uit.
Leopardus dinke mj dat in dutsch .j. lupard sj 2935die leewen ende parduse mede winnen met hare ghemancheden die soen sijn starker dan die hien plinius segt van dien die dit dier wil bestaen 2940wriue tusschen sinen anden saen loec te sticken hi wiket dan want hi die lucht ghedraghen ne can swart spotte eist valu ende roet mar niet alse die liebard groot 2945so fel eist tallen stonden nochtan euemense tam vonden so dat mere beesten mede vinc mar fel eist bouen alle dinc ende alsment ombint metter jacht 2950machet niet met sire cracht ten .v. spronghe begaen sijn dier dan sittet erre ende fier ende gheuet hem die iaghere niet j. dier alsoet erre siet 2955dart an mach coelen sinen tant het wert up sinen meester theant want hem ne sochte anders sijn moet etne sij allene int bloet des so moeten si hem versien 2960diere jaghens mede plien |
54. Leopardus, denk ik, dat in Diets een luipaard is. 2935 De leeuwen en de pardus mede winnen het met hun menging de zij zijn sterker dan de hij. Plinius zegt van die die dit dier wil weerstaan, 2940 wrijf tussen zijn handen samen look stuk, hij wijkt dan omdat hij de lucht niet verdragen kan. Zwart gevlekt is het en vaal en rood maar niet als de liebard groot. 2945 Zo fel is het te alle stonden nochtans heeft men ze tam gevonden zodat men er beesten mee ving. Maar fel is het boven alle dingen en als men het ombindt met de jacht 2950 mag het niet met zijn kracht in vijf sprongen vangen zijn dier, dan zit het kwaad en fier en geeft hem de jager dan niet een dier als hij het zo kwaad ziet 2955 waar het aan mag koelen zijn tanden, het werpt het zich op zijn meester gelijk want het zocht anders zijn moed en nu zijn ze allen in het bloed dus zo moeten ze zich voorzien 2960 die er jagen mee plegen. |
Panthera pardus, (Felis pardus) Luipaard, midden-Nederlands libart of lupart, meestal echter ’leeuw’ Het woord voor leeuw komt in Saksisch voor als Luy of Lunze, via Italiaans lonza werd het over Frans lկnce en ons lui-paard. Oud-Hoogduits Lebarto (nu Leopard en Engels leopard) midden Engels leoparde, leparde of libbard, van oud-Frans leubart, leupart en liepart (nu leopard) van Latijn leopardus, leo waar leo de leeuw is en pardus de pardel. Dit laatste woord stamt van een Indogermaanse wortel perd: gevlekt of besprenkeld, dit komt voor in het gevlekte roofdier die in Perzisch pars heet. (Mogelijk was dit de oorspronkelijke naam voor de cheeta)
Luipaard hield men voor een bastaard van een leeuw en panter. De lichtere vormen worden meestal luipaard genoemd. De grote en donkere vormen leven meestal in dichte bedekking van het bos, die van de steppen zijn lichter en kleiner. De zwarte is een vorm die meestal gevonden wordt in de vochtiger streken van hun gebied, dat is de panter. (panter en luipaard zijn twee namen voor een en hetzelfde roofdier, de Afrikaanse vertegenwoordiger zou je luipaard kunnen noemen, de Aziatische panter)
Het doodt door snelheid. De camouflage van zijn huid zorgt ervoor dat het zelfs in het open veld slecht gezien wordt. Dit zie je bij Hosea13: 7, dus werd ik als een felle leeuw, als een luipaard op den weg. En Jeremia 5: 6: ‘een panter ligt op de loer bij de steden’ Een luipaard doodt meestal alleen als hij honger heeft en kiest dan ook een dier uit.
Met de jachtluipaard wordt wel op de cheeta gedoeld. Die wordt soms getemd en voor de jacht gebruikt. ‘Het is de natuur van dit beest dat als het zijn prooi in de vierde of vijfde sprong nog niet heeft het alles vernietigt wat hij tegenkomt, ja zelfs wel eens de jager. Daarom dragen die altijd een lam mee waarmee ze hem bevredigen na een mislukte jacht’.
Lamia es j. groet dier vreselic ende onghier vte bossche comet bj nachte jn der liede oue met crachte 3965met armen diere heuet twe ende breect der liede bome ontwe comt hiemen dar toe van den lieden die hem dat wille verbieden ende bijtse metten tanden dan 2970ende groet wonder leiter an want aristotiles doet ons weten die van lamia es ghebeten hine gheneest in ghere manieren hine ore dat dier grongieren |
55. Lamia is een groot dier vreselijk en onguur uit bossen komt het bij nacht in de lieden hoeve met kracht. 3965 Met armen die het heeft twee. breekt het de lieden bomen stuk. Komt iemand daartoe van de lieden die hem dat willen verbieden bijt ze met de tanden dan. 2970 Een groot wonder ligt hieraan want Aristoteles laat ons weten die van Lamia is gebeten, hij geneest op geen manier dan dat hij hoort dat dier grommen. |
Lamia is een vampier, vergelijk het Griekse lamos: muil, dat verbonden is met Latijn lemures wat fantomen of nachtgeesten betekent. Het is een verterend monster met hoofd en borst van een vrouw en lichaam en staart van een serpent. Het is een vampier, een heks.
Waarschijnlijk is het woord verbonden met Lamia: de koningin van Libië, wiens naam door de Grieken werd gebruikt om kinderen af te schrikken die ze zou verslinden. Lamia was de mooie Libische koningin die door Zeus bemind werd. Uit jaloersheid roofde Hera al haar kinderen, sinds die tijd rooft Lamia de kinderen van anderen om ze te doden. Daarom werd haar naam gebruikt om kinderen bang te maken.
Ԍami is een groot en wild dier. Dat komt ‘s nachts uit de bossen en gaat naar de tuinen en gooit de bomen om en werpt de stammen weg. Dat doet hij met zijn zeer sterke armen die hem voor alle verrichtingen dienstig zijn’ Aristoteles zegt dat als de mensen door de tanden van de Lami verwond worden dan wordt hij van die beet niet eerder gezond tot hij de luid schreiende stem van hetzelfde dier hoort.
2975Lausanj als solinus weet es i dier so dore wreet dat alle beesten sijn van hare versaghet ende in groten vare ja die leeu moeten vlien 2980dien nochtan alle diere ontsien allen dieren eist onsachte sonder van sinen yslachte het euet sinen nijd uereuen vp beesten die met proien leuen 2985doch leuet in sijn gheloue ende leuet bj proien ende roue noch pleghets menech oge baroen die de rouers wille verdoen om tlant te suuerne van vresen 2990selue wilsj rouers wesen lausanj die aten nochtan bouen alle dinghe den man ende dats recht want bj naturen soudi bouen andren creaturen 2995die sochtst sijn bj naturen nv es hi felst bouen allen dieren |
56. 2975 Lausani, zoals Solinus weet, is een dier zo door wreed dat alle beesten zijn van haar bang en in groot gevaar ja, de leeuw moet van hem vlieden 2980 die nochtans alle dieren ontziet. Voor alle dieren is het hard uitgezonderd van zijn geslacht, het heeft zijn nijd verheven op beesten die van prooi leven, 2985 doch het leeft in zijn geloof en leeft van prooien en van roof. Noch pleegt menige hoge baron die de rovers willen verdoen om het land te zuiveren van vrees 2990 zelf wil hij rover wezen. Lausani dat haat nochtans boven alle dingen de man en dat is recht, want bij naturen zou hij zijn boven andere creaturen 2995 die zacht zijn van naturen nu is hij het felst boven alle dieren. |
Linx seit plinius es .i. dier jacob van vitri volghets hier ende lapidarius ouer waer 3000dat dit dier siet so clar dattet dorsiet i. maisire dit dier draghet in ghere manieren mar .j. dracht alsment bekent dat es ghetonghet als .j. serpent 3005diet ute strect also lanc sijn als doet meneghen ommeganc van clawen eist scarp ende fel die dit dier bekennen wel segghen dat van sire orine 3010wert .j. ghimme diere ende fine lugurius hetj dats war dar ic of spreken hir nar jn india uintmen dese diere ende andre van menegher maniere |
57. Lynx, zegt Plinius, is een dier, Jacobus van Vitry volgt het hier en Lapidarius voor waar, 3000 dat dit dier ziet zo helder (a) dat het door een muur kan kijken. Dit dier draagt in haar manieren maar een dracht, zoals men het kent. Het heeft een tong als een serpent 3005 die het uitstrekt alzo lang, zijn hals maakt menige draai, van klauwen is het scherp en fel. (b) Die dit dier kennen wel zeggen dat van zijn urine 3010 komt een gemme duur en fijn, Lugurius heet het, dat is waar, waarvan ik spreek hier na. In India vindt men deze dieren en andere van vele soorten. |
Lynx lynx (Felis lynx) Los of lynx, midden-Hoogduits Luhs (nu Luchs) Angelsaksisch lox (nu lynx) in midden-Nederlands los en vandaar uit in Noorwegen los, terwijl Deens luks: vals, listige persoon, op het Duits berust. Dit woord stamt van het Germaanse luhs dat op het mannelijke dier slaat, dat van een Indo-Germaanse wortel leuk komt dat ‘lichten’ betekent en op de fonkelende ogen en naar zijn grauwwitte vel zal slaan. In Sanskriet heet het lokayati: kijken naar.
Zijn levenswijze en gewoonte komen veel met die van de katten overeen. Net als andere katten zijn ze zeer waakzaam, hun geduld is zeer groot. Ze jagen bij nacht en alleen. Ze klimmen goed en overvallen hun prooi vanuit een tak. Ze zwemmen ook goed en met hun brede voeten kunnen ze gemakkelijk over zachte gronden lopen.
(a) Hij kan zeer goed zien, dit zou de oorsprong zijn van de sage dat de lynx door muren en andere ondoorzichtige voorwerpen heen kan zien. Scherpzichtig als een lynx is een gezegde. Het is de tegenhanger van de mol en vleermuis. Met lynxogen kan je de toekomst zien, zo scherp kunnen ze kijken. Met lynxogen kan je alles zien en ontdekken, net zoals de Inquisitie. Zo scherp kon Lynceus kijken dat hij drie weken van tevoren alles kon zien, Apollo’s lynx keek dwars door de aarde en zag de handelingen van de duivels in de hel. Daarom wordt Zeus ook afgebeeld met lynxogen. De lynx academie van Rome kreeg zijn naam vanwege de kennis en inzicht in de natuur die ieder in hun studie hoopte te bereiken. Mogelijk doelden de ouden met de scherpziende los op de Caracal of siva gush, Lynx caracal.
(b) Zijn urine wordt een edelsteen die ligurius of lynxsteen heet met de kleur van hyacint. ‘Ee lynx verstopt toch zijn urine als hij dit uitblaast, dit doet hij uit echte boosheid zodat de mensen de steen niet vinden. De steen geneest verschillende ziektes en het is vooral goed voor mensen die lijden aan verstopping’ Het is de oude fabel van de ‘Lyncurium’ of ‘Ligurius’een verkeerde benaming van de steensnijders uit de tijd van de Ligurische steen, de jacint of hyacint.
Burger; Zowel de slangentong als de draainek van de lynx vindt zijn oorsprong in een fout van Thomas van Cantimpré, die Plinius viervoeter lynx combineerde met de vogel iynx. De laatste, de draaihals of mierenjager (Jynx torquilla), heeft inderdaad een lange, dunne tong en een kop die hij bijna 360 graden rond kan draaien.
3015Licaon es bekent j. dier comen vte orient van wulfs gheslachte alswijd wanen ets beanghen met langhen manen ende so messelic yard alsmen sprect 3020dat hem ghene varewen ghebrect langher dan die wulf ghemeene mar curter an die beene van spronghe eist sere snel bj proien leuet ende bj niet el 3025den mensce eist so goedertiere ende dese beeste euet .j. maniere lelic est ende sere ru jn den winter segic jv ende jn den somer scone ende slecht 3030dit es sire naturen recht |
58. 015 Licaon is bekend, een dier dat komt uit de Oriënt. Van het wolvengeslacht, als wij het wanen, het is behangen met lange manen en zo misselijk gedaan, als men spreekt, 3020 dat hem geen verf ontbreekt, langer dan de wolf in het algemeen maar korter van de benen. Van sprongen is het zeer snel. Van prooien leeft het en anders niet. 3025 De mens is het zo goedertieren. En deze beesten hebben een manier lelijk is het en zeer ruw, in de winter, zeg ik u, en in de zomer schoon en recht 3030 dat is zijn naturen recht. |
Toen Zeus eens bij Lycaon te gast was wilde die weten of Zeus werkelijk alwetend was. Hij slachtte daarom Arcas en zette zijn vlees aan Zeus voor. Maar die veranderde Lycaon in een wolf, doodde al zijn zonen en riep Arcas in het leven terug. Lycaon, veranderd in een wolf, schrok van zichzelf en rende huilend het bos in.
Lycos is de Griekse naam voor de wolf. Lycaon is dan ongeveer een weerwolf.
Lupus es in dietscher tale j wulf men weet de wareit wale es .i. dier scalc ende wreet guls ende te rouene ghereet 3035sulke bouke maken ons cont dat es .i. verwilt hont si dulen mar sinen belen niet dies die hont bj naturen pliet alse menne met j. scape jaghet 3040so sochtijt metter wullen draghet om dat het stille ligghen sal anders verlorj die ulucht al ambrosius seit die den wulf siet dat hi te verliesene pliet 3045sinen luud sietine int anscijn dat doet sine quade venijn mar sietene de man eerst voren so euet de wulf den moet verloren wort die wulf gheware das 3050dat die mensce so heesch es dat hi gheropen niet ne can so willine bestaen dan sente ambrosius raet ende heet dat die man werpe of sijn cleet 3055neme .i. steen in elke ant den wulf sal twifelen tehant want hi ter were siet den man siestu dat hi di uolghet an so mac .i. tekin tusscen .v. tueen 3060of legghet neder .j. steen want hi met wruchte sal och gaen ende sal werden ueruard saen experimentator sprect die wise dat die wulf neemt wulgherise 3065ghelouert in sinen mont ende decter em mede ter somegher stont dat hi die ghete wil verraden want sj gherne eten die blade ende als die wulf vp loure tart 3070ende sj .i. deel sijn art vruchtj dat sj sullen craken so can hi sinen poet nat maken met sire tonghen dits groot sin om dat sj sullen craken te min 3075want hi vrucht der onde laghe bet sietj bj nachte dan bi daghe xij daghe rijdsj in den jare dan gater uele there scare dan duelt .i. uoren ende andre nar 3080dan eist bj hem wesen swaer van ongre eti de erde wel ende oec es dan sine nature fel alsj .i. osse of .i. pard bestaen wille dat hi begard 3085so eti teersten erde dar om dat hi sal wesen swaer ende bitet dar dart heuet die cracht ende werpet neder met sire macht dan doetijd ende werpt vte die erde 3090ende etet vleesch dat hi begherde plinius seit ets sijn gheloue dat dat elc deel andren van sinen roue jn des wulues blase leghet cicites .i. steen die men seghet 3095dar men somen lieden mede mach doen grote pijnlichede altoes es hi van magre wise want hine maelt niet sine spise man atech wordsi te someghen stonden 3100dar sj .i. doden man vonden ende sijn vleesch dan ane beten die ne mochtsi niet vergheten die soeteit van den vlesche groet dar omme ontsieti niet die doet 3105verdriuemense van eneger stede si draghen hare jonc mede dar si maken hare niewe ganghe die wulf mach leuen arde langhe sijd met clawen sijd me anden 3110sijn bete es yuenijnt te handen die wulf doet eneghen dieren dan doet merre toe dese manieren dar men mede yneest de wonden die comen van verwoeden onden 3115die wulue die curtst sijn van leden sijn van meester stouteden men machne temmen alden hont mar emmer salhi talre stont bj naturen iaghers vlien 3120mar machi clene beesten sien lammere oekine dats omme niet hi uerbijdse dat wats ysciet sulke segghen dat die wulf gaet scape stelen alsi verstaet 3125dat sijn voet i. rijs doet craken hi bitene om sulke saken dat hi sal leren terden stille hi deluet proien die hi niet wille ende dar hi onde oec begaet 3130gheuallet dat hise vaet hi bijdse doet ende deluet die proie comt die wulf in des scaeps coye hi bitet al die scap te doet eer hire et clene of groot 3135wulfs herte te puluer ybrant ende ghedronken altehant doet genesen men waent des die in epelenchien es vp dat hi hem wacht .j. sake 3140dati nemmermee vrouwen ynake oec segt ons .i. quenicum lichte et mach wesen som snijd .j. rieme vte wulfs fel ende dar mede gurt di wel 3145het sal di quite wesen doen van lanceuele ende torsion niet ne segic dat sj war mar dat pro es niet swar die wlfs herte droghe hout 3150gheuen roke menichfout |
59. Lupus, is in Dietse taal een wolf, men weet de waarheid wel. (a) Het is een dier schalks en wreed, gulzig en te roven gereed. 3035 Sommige boeken maken ons kond dat het is een verwilderde hond, ze huilen, maar ze bassen niet, wat de hond van naturen pleegt. Als men het achter een schaap jaagt 3040 dan bijt het in de wol dat ze draagt omdat het stil liggen zal, anders verloor hij het in de vlucht al. (b) Ambrosius zegt diegene die de wolf ziet dat hij te verliezen pleegt 3045 zijn geluid, ziet hij in het aanschijn dat doet zijn kwade venijn, maar ziet de man hem het eerst dan heeft de wolf de moed verloren. Wordt de wolf gewaar dat 3050 dat de mens zo hees is dat hij niet roepen kan dan wil hij hem verslaan dan. Sint Ambrosius raadt aan en zegt dat die man werpt af zijn kleed 3055 en neemt een steen in elke hand, de wolf zal twijfelen gelijk omdat hij weerbaar ziet de man. Zie je dat hij je volgt dan dan maak een teken tussen vijf stenen 3060 of leg neer een steen want hij met vrees zal ook gaan en zal worden bang samen. Experimentator spreekt, die wijze, dat de wolf neemt wilgentwijgen 3065 goed bebladerd in zijn mond en bedekt zich er mee op sommige tijden omdat hij de geiten wil verraden die graag eten van de bladeren. En als de wolf op loof trapt 3070 en dat is een deel van zijn aard, bang is dat ze zullen kraken, dan kan hij zijn poot nat maken met zijn tong, dit is groot gedacht, zodat ze zullen kraken minder 3075 want hij is bang voor de honden streken. Het ziet bij nacht beter dan bij dag, Twaalf dagen paren ze in een jaar dan gaan ze veel in een groep, dan huilt de een voor en de anderen daarna 3080 dan is het bij hen te wezen zwaar. (e) Van honger eet hij de aarde wel en ook is dan zijn natuur fel, als het een os of een paard bestaan wil dat hij begeert 3085 dan eet het eerst aarde daar omdat hij wil wezen zwaar. en bijt het daar, dan heeft het die kracht en werpt het neer met zijn macht dan dood hij het en werpt uit de aarde 3090 en eet het vlees dat hij begeerde. Plinius zegt, het is zijn geloof, dat elk deelt de anderen van zijn roof. In de wolvenblaas ligt Syrites, een steen, (f) die men zegt, 3095 waar men sommige lieden mee mag doen grote pijnlijkheden. Altijd is hij van magere wijze want hij vermaalt niet zijn spijs. Menseneters worden ze in sommige tijden 3100 waar ze een dode man vonden en zijn vlees dan aangebeten dat kunnen ze niet vergeten. de zoetheid van het vlees groot daarom ontziet het niet de dood. 3105 Verdrijft men ze van enige stede ze dragen hun jongen mede naar waar ze maken hun nieuwe gangen. De wolf mag leven erg lang. Zij het met klauwen, zij het met tanden, 3110 zijn beten zijn venijnig gelijk. De wolf doodt enige dieren, dan doet men er toe deze manieren waar men mee geneest de wonden die komen van dolle honden. 3115 De wolven die het kortst zijn van leden zijn van de grootste dapperheid. Men kan ze temmen gelijk de hond maar immer zal hij te alle stonden bij natuur de jagers vlieden, 3120 maar mag het kleine beesten zien als lammeren en schapen, dat is om niet hij verbijt ze, dat is wat geschiedt. (c ) Sommige zeggen waar de wolf gaat schapen stelen en als hij verstaat 3125 dat zijn voet een twijg laat kraken hij bijt het om zulke zaken dat het zal leren daar stil te zijn. Hij begraaft prooien die hij niet wil. En waar hij honden ook begaat 3130 is het dat hij ze vangt hij bijt ze dood en begraaft die prooi. Komt de wolf in de schaapskooi hij bijt al de schapen dood eer hij er een opeet klein of groot. 3135 Wolfshart tot poeder gebrand en gedronken gelijk doet genezen, men waant dit, die in epilepsie is, opdat hij zich wacht een zaak 3140 dat hij nimmermeer vrouwen genaakt. Ook zegt ons oudewijvenpraat en gemakkelijk mag het waar wezen soms, snij je een riem uit een wolfsvel en daarmee omgord je je wel, 3145 het zal je kwijt wezen doen van zijdepijn en krampen, niet zeg ik dat is waar, maar dat te proberen is niet zwaar. Die wolfshart drooghoudt 3150 geven geur uit veel. |
Canis lupus. Wolf, midden-Nederlands wolf en wulf, oud-Saksisch en oud-Engels wulf, (nu wolf) oud-Hoogduits Wolf, (nu Wolf) oud-Noors ulfr. Dit stamt van het Gotische wulfs, wat beantwoordt aan Latijn lupus en Grieks lukos, mogelijk stamt het van de wortel welq; sluipen. In Frans heet het dier loup, van lupus.
(a) De wolf misleidt schapen meer door list en trucs dan door kracht en macht. Het is de wolf in schaapskleren.
(b) ‘Een man verliest zijn stem en wordt stom als de wolf hem het eerst ziet, maar het is zeker dat als de man de wolf het eerst ziet dat hij dan zijn kwaadheid, ruigheid en trots verliest. Een wolf ziet een man het eerst en verheft zijn stem en als een overwinnaar bespot hij hem maar als hij bemerkt dat de man hem het eerst heeft gezien legt hij zijn trots weg en kan niet lopen of wegrennen. Als je stom geworden bent doordat de wolf je het eerst heeft gezien zal de wolf aanvallen omdat je niet om hulp kan roepen. Open dan je kleding zodat je stem weer vrijkomt’ Plinius geeft dit aan als een Italiaans volksgeloof, maar dit was al eeuwen daarvoor vermeld door Plato. ‘Als ik deze speech hoor ben ik verbaasd en kijk de spreker in woede aan en ik denk dat als ik mijn ogen niet op hem gezet had voor hij naar mij keek dat ik dan stom gebleven zou zijn’. Daarom wordt van een man gezegd die plotseling stil is en niets spreekt Ҍupus est in fabula’ Dit is simpel door Isidorus overgenomen die de Latijnse spreuk verkeerd overzet. Het betekent zoveel als het gezegde: ‘spreek over de duivel en het is zeker dat die in de buurt is’ De wolf vreest grote stenen zodat als iemand twee stenen neemt en die tegelijk weggooit de wolf zijn ruwheid en stoerheid verliest en weg vliedt, zo gauw als het geluid van de stenen hem ter ore komen. Als hij je achtervolgt dan ga je achteruit zodat hij je ziet en leg je een teken tussen hem en jou, dit zijn een paar stenen of een stuk hout of iets dergelijk. Dan gelooft hij dat je een val voor hem hebt opgezet en komt niet dichterbij. Een wolf vreest stenige plaatsen, daarom zal hij als hij op stenige plaatsen gaat zeer zacht en voorzichtig lopen. Als hij bezeerd wordt door een kleine steen dan komen er wormen die hem tenslotte opeten zodat dit zijn dood wordt.
Mulder: De raad van Ambrosius om als bescherming tegen wolven alle kleren uit te trekken, berust op het geloof dat de aanblik van een naakt mensenlichaam de kracht bezat om boze machten te verjagen. In de inleiding bij het hoofdstuk over de slangen vermeldt Maerlant dat deze dieren vluchten als ze een naakt mens zien.
(c ) Als ze geiten willen vangen komen ze naar hen toe met groene bladen en kleine wilgentakken in hun mond, ze weten dat de geiten hiervan houden zodat ze gemakkelijk te vangen zijn. De wolf neemt zeer sterke wilgentwijgen in zijn muil en verbergt zich daar zo lang onder dat de geiten daarover lopen. Dan vangt hij ze.
Als hij over loof gaat dan maakt hij zijn poten met de tong nat zodat hij geen lawaai maakt zodat de honden hem niet horen. Als hij ‘s nachts op pad gaat om zijn prooi te vangen gebeurt het wel eens dat zijn voet lawaai maakt omdat die ergens op trapt dan bestraft hij die voet door er hard op te bijten.
(e) ‘wolven eten ook een soort aarde die Argilla genoemd wordt, die nemen ze niet tegen de honger maar dat maakt dat hun magen zwaarder worden met de bedoeling dat als ze op een paard, os, hert of ander sterk dier springen vast aan hun keel zullen hangen totdat ze die neergelegd hebben want door de kracht van die bijzondere aarde zijn hun tanden gescherpt en het gewicht van hun lichamen is toegenomen. Maar als ze het beest hebben neergelegd en voordat ze enig vlees geproefd hebben legen ze hun magen. Als ze met velen zijn verdelen ze hun prooi gelijk onder hen’
(f) In de blaas van de wolf bevindt zich een steen, de syrites, waarmee je bepaalde mensen veel pijn kan doen.
Lincisicus es i dier sere fel ende onghier van den hont ende vander wulfinnen nochtan ne was noint pais no minne 3155tusschen har gheslachte in ghere stede ne maer luxurie maket den vrede dit dier heuet beide gader vander moeder ende vanden vader beede maniere ende haer 3160ende mach bedieden ouer war naden hont den prochhipape die emmer wacht vanden wlf de scape want die pape moet met crachte sijn volc uoerden duuel wachten 3165ende naden wlf die leuet bi rome so proiet hi alsicket gheloue datmen sulken pape kinnet die sijns uolkes siele niet ne minnet den lieder goet ende hare wijf 3170roeuet die onsaleghe keitijf dat ghesciede wetet uoer waer des nes niet leden menech iaer dat sente pieter hem uerbarde enen priester goliarde 3175ende seide du heues uersleghen de zielen die niet steruens pleghen weltijt saltuse weder bringhen die bi di ter ellen ghinghen van scanden sprac hi niet .i. wort 3180want hi kende wel die mort ende heuet ghebetert sijn leuen entie werelt oec begheuen ende so ghebetert dat hem mesquam dat hi goeden hende nam 3185ende te hemele der bi clam |
60 Lincisicus is een dier zeer fel en onguur, van de hond en van de wolvin. Nochtans was er nooit vrede of minne 3155 tussen hun geslachten in geen plaats, maar wulpsheid maakt vrede. Dit dier heeft beide tezamen, van de moeder en van de vader, beide manieren en haar. 3160 En mag betekenen voor waar naar de hond de pochende paap die immer waakt voor de wolf de schapen, want de paap moet met krachten zijn volk voor de duivel wachten, 3165 en naar de wolf die leeft in Rome zo prooit hij zoals ik het geloof. Dat men zulke papen kent die zijn volksziel niet bemint de lieden goed en hun wijf 3170 rooft, die onzalige ellendige, dat geschiedde, weet voor waar dat nee is niet geleden menig jaar dat Sint Pieter zich openbaarde een priester zwelger 3175 en zei, ‘u hebt verslagen de zielen die niet sterven plegen welke tijd zal u ze weer brengen die bij u ter helle gingen?’ van schande sprak hij geen woord 3180 want hij kende wel de moord en heeft verbeterd zijn leven en zich in de wereld ook begeven en zo verbetert wat hem miskwam dat hij een goed einde nam 3185 en ten hemel daarbij klom. |
Lentroca es .i beeste dar plinius of spreect in sine ieeste die met snelleden verwinnet alle beesten die men kinnet 3190na den ert eist ystiet ghebuket yrugt als men esele siet gheburst alst lioen gheouet na des kemels doen ghemant van hore te ore 3195spletuoetech eist alsict ore sonder tande mar i. been scarp ende vast mar elnegheen gate dar tande souden staen naden man roepet sonder waen |
61. Lentocrota is een beest waar Plinius van spreekt in zijn verhaal die met snelheden overwint alle beesten die men kent. 3190 Naar het hert is het gestaard, gebult en gerugd net zoals men de ezel ziet, geborsteld als de leeuw, gehoofd naar de kamelen doen met manen van oor tot oor, 3195 spleethoevig is het, als ik hoor, zonder tanden, maar een been scherp en vast en anders geen, gaten waar tanden zouden staan met een mannengeluid roept het zonder waan. |
Hyena?
3200 Leotofona segt solijn es .i. clene beestkin dat men tusschen te berne pleghet ende die asschen men leghet jn de pade die dar liebarde 3205sullen maken are varde want die lewe bliuen doet comsire an clene of groet dar die lewe dat dier oec vint hine sparets niet eentwint 3210want hijd doet dan moetj mede selue steruen dar ter stede oc dodet met sire orine den liebard sonder ander pine ontsiet die clene gi grote heren 3215hets misselic war die saken keren |
62. 3200 Leocophena, zegt Solinus is een klein beestje dat zich tussen as te verbergen pleegt en die as men legt in de paden, waar de leeuwen 3205 zullen maken hun vaart, want de leeuw blijft dood komt ze er aan, weinig of veel. Waar de leeuw dat dier ook vindt hij spaart ze niet iets 3210 want hij doodt het, dan moet hij mede zelf sterven daar ter plaatse. Ook doodt het met zijn urine De leeuw zonder andere pijn. Ontziet de kleine, gij grote heren 3215 het is misselijk hoe die zaken keren. |
Er is een klein beest dat de leeuw en de leeuwin wonderbaarlijk bedreigt en dat beest heet Leontophonus, Grieks voor leeuwendoder. Want dat beest draagt een zeker venijn die de leeuw en leeuwin slaat. Daarom wordt dit vermelde beest genomen en daarna verbrandt men zijn vlees, dat vermengd wordt met as, en gelegd en gezet op ontmoetingsplaatsen, dat zal de leeuw en leeuwin slaan en vernietigen die daarvan eten. Wanneer de leeuw de Leontophonos in zijn klauwen krijgt kent hij geen genade en verscheurt hij hem, hoewel hij daardoor ook zijn eigen dood bezegelt’
Oryx leucoryx,
sabelantiloop? Is onverdraagzaam, als hij slecht geluimd is mishandelt hij andere dieren op afschuwelijke wijze. Getergde antilopen vallen hun tegenstanders woedend aan en trachten hen te kwetsen. Er zijn voorbeelden dat ze naast een luipaard lag, alle twee dood, de bok had de gevaarlijke vijand met een kopstoot gedood maar was zelf bezweken aan de verwondingen.
Lacta als die glose seghet die up moyses bouke leghet es i dier bore groet ende dat wilen de wet verboet 3220dar doede ligghen gaet ten graue ende vor alrande haue es sine gnouchte oric bedieden dat vleesch van den doden lieden |
63. Lacta, zoals de glossaria zegt die op Mozes boeken ligt, is een dier bar groot en dat wijlen de wet verbood. 3220 Waar doden liggen gaat het in de graven en voor allerhande have is zijn geneugte, hoor ik bedienen, het vlees van de dode lieden. |
Lacta betekent melk of wit. Naar zijn eetgewoonte, hyeana?
Lepus es des asen name 3225sijn vleesch es uele lieden bequame sere bloet est enter vlucht daghes etj selden dor die vrucht die wesele gaen met hem spelen mar alsi em comen ter kele 3230biten sise mordadelike doot elkes jars dits wonder groot verwandeltj segt die scripture sine beestelike nature snee etensj dor die noet 3235ambrosius segt die heren groot dat sulc lant es nu merct dit dar si sijn te wintre wit ende als dat coude valt dan neder comt hem ander aer dan weder 3240des asen longre alsmen segt es vp doghen goet ghelecht jeghen menegherande sake die anden voet es tonghemake wriue die longre ontue 3245so ghenest al sijn wee libbe dat men vint in sine maghe stelpt den lachame van sire plaghe et mach oec langhe yduren hem die sijn van nature 3250es sijn vleesch goet ende ysont snelre es hi uor den hont clemmende dan nederward want hem benemen sine vard oren sien curte been 3255hi entie libard ghemene slapen met oghen wide ondaen sente baselis doet ons verstaen dar si dien ende hem ynere niet lichte machmense danen weren 3260want sj dien ende winnen mer dan mensce machmen bekinnen dit doet hem nature gheleesten want hi es proie meest dan andre beesten ,j. par jonghe werptj nv 3265so euetj jn .i. ander ru ende ander al sonder aer ende in sade .i. ander par esculapius die seget dat des asen herte leghet 3270versch an des menschen als yanghen doet den virden rede verganghen ende plecht den gonen die uallen noch sprecmen van sire gallen [dat soe maket donker oghen claer] 3275sijn herte droghe dats war ende puluert ouer een sijn goet jeghen der blasen steen so es oec met warmen borne sijn bloet sine matrice gedroghet dats goet 3280het want so knapeline ontfanghen doet ghepuluert ende yminct te hant dus eist yscreuen dar ict vant |
64. Lepus is de hazen naam. 3225 Zijn vlees is vele lieden bekwaam. Zeer laf is het in de vlucht. Op de dag eet hij zelden door die angst. De wezel gaat met hem spelen, maar als die komt bij zijn keel 3230 bijten ze hen moorddadig dood. (b) Elk jaar, dit is een wondergroot verandert hij, zegt de schrift, zijn beesten natuur. (geslacht) Sneeuw eten ze door de nood. 3235 (a) Ambrosius zegt, die heer groot, dat er zulk land is, nu merkt dit, daar ze zijn in de winter wit en als de koude valt dan weg komt hem ander haar aan weer. 3240 De hazenlong, zoals men zegt, is goed om op de ogen te leggen. Tegen menige zaken die aan de voet is te ongemak wrijf die longen stuk, 3245 dan geneest al zijn wee. Leb dat men vindt in zijn maag stelpt het lichaam van zijn plaag, het mag ook lang goed zijn hem die zijn van vochtige nature. 3250 Zijn vlees is goed en gezond. Snel is hij voor de hond klimmend dan nederwaarts want hem beneemt zijn vaart van voren door de korte benen. 3255 (d) Hij en de leeuw algemeen slapen met ogen wijd open. Sint Basilius doet ons verstaan, waar ze gedijen en zich voeden, niet snel mag men ze dan weren, 3260 want ze gedijen en winnen meer dan men ze kan bekennen, dit doet zijn natuur gunst, want hij is een prooi meer dan andere beesten. (e) Een paar jongen werpt ze nu, 3265 zo heeft het een andere reeds en een ander al zonder haar en in eierstokken een ander paar. Aesculapius die zegt dat het hazenhart legt 3270 vers aan de mensenhals gehangen doet de vierde daagse malariakoorts vergaan en verpleegt diegenen die vallen. (vallende ziekte) (f) Noch spreekt men van zijn gal dat het maakt blinde ogen helder. 3275 Zijn hart droog, dat is waar, en verpoedert geheel zijn goed tegen de blaassteen, zo is ook met warm water zijn bloed. Zijn baarmoeder gedroogd is goed, 3280 want het zo knaapjes ontvangen doet. gepoederd en gelijk gemengd, zo is het beschreven waar ik het vond. |
Lepus europaeus (uit Europa) Het Latijnse woord lepus komt van een Grieks woord dat snelvoet betekent. Of het is afgeleid van een ander woord dat scherp en aanhoudend zien en toekijken betekent. Haas, midden-Nederlands hase, oud-Hoogduits Haso (nu Hase). Dit woord komt voor naast een vorm met een r in, in oud-Engels was het zo hara. (nu hare)
(a) L. timidus, (angstig) is de sneeuwhaas of Alpenhaas. Deze haas bewoont de hogere delen van de Alpen en de noordelijke koude gewesten. ‘s Zomers heeft hij de gewone kleur van de haas, ‘s winters wordt zijn vacht sneeuwwit, behalve aan de punten van de oren die zwart zijn.
(b)Hazen zijn zeer vruchtbaar. Omdat de geslachten moeilijk te onderscheiden zijn meende men dat ze tweeslachtig waren. Plinius vermeldt dit al. Aelianus voegt een verhaal toe van een man aan wiens woord hij niet kon twijfelen die een dode haas gevonden had met in zijn lichaam drie jongen. Maar ze spreken niet over een jaarlijks veranderen van sekse. De meeste mensen denken dat hazen een jaar manlijk en het andere jaar vrouwelijk zijn en naar believen van geslacht kunnen veranderen. Hebben we nu een haas of hazin, of een mannetje dit jaar en een vrouwtje het volgende jaar? Jagers spreken van ‘het haas.
(c ) Brede lendenspieren met korte voor- en lange achterpoten om geweldiger te zijn in het lopen. Waarom ze afgemat de heuvels opzoekt en weten dat de honden die de poten even lang hebben die heuvel niet zo gemakkelijk kunnen beklimmen of afdalen en dus veld moeten verliezen.
(d) De haas is vreesachtig en vecht niet, het is de angsthaas. ‘Ee oogleden die van de wenkbrauwen komen zijn te kort om de ogen te bedekken daarom is dat gevoel erg zwak in hen, ze slapen daardoor met open ogen’ De haas slaapt een hazenslaapje, is ondertussen op zijn hoede en slaat alles gade om niet verrast of overvallen te worden. Om die reden hebben de Egyptenaren, volgens Plinius, de haas ingevoerd als zinnebeeld van een man die wakker en op zijn hoede is. Hazenvlees veroorzaakt dan ook slapeloosheid.
(e) Een moerhaas kan in een zomer viermaal jongen voortbrengen en iedere keer twee tot vijf stuks. Ze werpt haar jongen niet in een keer maar krijgt die enig tijd na elkaar zodat ze ze niet allen tegelijk verliest. Als het vrouwtje haar eerste paar jongen werpt bevindt zich in de baarmoeder al een ander paar. Hazenvlees zou onvruchtbare vrouwen vruchtbaar maken.
(f) De gal heeft voor oogziekten steeds een rol gespeeld waarbij de genezing van Tobias wel de oorsprong zal zijn geweest.
Luter also ict weet es .j. dier datmen otter heet 3285.j. dier van valscer manieren bj brouke wonet ende bj riuieren sijn vel es bruun scone ende diere ol makensj dats hare maniere dar sj in broeden hare jonghe 3290vp vissce sijn si yreet ten spronghen ende dar doensj grote scade langhe ende met goeder stade so machi onder twater gaen doch moetj die lucht ontfaen 3295of hi ne mach anders leuen niet dar bj es somwile ysciet alsi vissche vindet yuaen jn corue dat hise etet saen ne can hire niet vte gheraken 3300die doet moetire om smaken alsj die lucht niet euet ets tghierechste dier dat leuet want het leit in sinen olen vele vissce tere scolen 3305so dat alle lucht wert quaet van den stanke dier vte gaet diese vanghen worden suare dicke deser lucht gheware visscers pleghen .j. sake 3310dat sj den otter tem maken ende leren om dat sj te bet vissche jaghen in hare net |
65. Luter, alzo als ik het weet, is een die men otter heet. 3285 Een dier van valse manieren. Bij moerasland woont het en bij rivieren. Zijn vel is bruin, mooi en duur. Holen maken ze, dat is hun manier, waar ze in broeden hun jongen. 3290 Op vissen zijn ze gereed om te springen en daar doen ze grote schade. Lang en met goede stade zo mag hij onder water gaan, doch moet de lucht ontvangen 3295 anders kan hij leven niet, daarbij is het soms geschied dat hij vissen vindt gevangen in korven die hij ze eet gelijk en kan hier niet uit raken 3300 de dood moet hij erom smaken omdat het de lucht niet heeft. Het is het gierigste dier dat leeft want het legt in zijn hol vele vissen van een school 3305 zodat alle lucht wordt kwaad van de stank die er vanuit gaat, die ze vangen worden vaak veel deze lucht gewaar. Vissers plegen een zaak 3310 dat ze de otter tam maken en leren omdat ze beter vissen jagen in hun net. |
Lutra lutra Otter, midden-Nederlands otter, oud-Hoogduits Ottar (nu Fisch-Otter) oud-Engels ottor (nu otter) oud-Noors otr. Dit woord stamt van Germaans utra en dit van Indo-Germaans udro, vergelijk Grieks hudra: waterslang, (hudor: water, zie hydra) oud-Indisch udra: waterdier.
Het dier is zo dol op voedsel dat het zoveel vissen in zijn hol en woonplaats heeft dat die dan bovenmatig vervuild wordt zodat niet alleen het hol stinkt, maar ook de lucht in de hele omgeving vol van stank is. Dat hebben vele mensen tot hun eigen schade moeten vaststellen.
Ze zijn tam te maken zodat je ze leert vissen te vangen en aan te brengen, als een jachthond het wild. Ze zijn veel vervolgd onder andere vanwege hun huid.
Locusta segt Jacob van vitrj dat .i. vieruoetech dier sj 3315ende euet thouet vet ende groet ende es goet tetene ter noet also alst agustinus wiste so haet dit dier Jan baptiste andre segghen dat hine dede 3320ende seghen dat .i. cruud es mede etet locusta dat hi ad mar lieuer uolghic deser stat der glosen ende sente agustine vieruoetech sijn dese dirkine 3325als groot alst conijn te waren ende wandren te samen bj scaren aristotiles die telt dat .i. wijf .i. locusta elt om dat jonc was ende clene 3330dar na om lanc allene wordet draghende sonder ynoet ende dit was i wonder groot van der .l. ebdj gheord nv hort van der m. vord |
66. Locusta, zegt Jacob van Vitry dat een viervoetig dier is 3315 en heeft het hoofd vet en groot en is goed te eten in nood, alzo als Augustinus wist, zo at dit dier Johannis de Doper. Andere zeggen dat hij dat niet deed 3320 en zeggen dat een kruid mede heet locusta dat hij at, maar liever volg ik op deze plaats de glossaria en Sint Augustinus. Viervoetig zijn deze diertjes 3325 alzo groot als het konijn te waren en wandelen tezamen bij scharen. Aristoteles die vertelt dat een wijf een locusta hield omdat het jong was en klein 3330 daarna omdat ze was lang alleen het werd dragende zonder echtgenoot en dit was een wonder groot. Van de l heb je gehoord, nu hoort van de m voort. |
Sprinkhaan, midden-Hoogduits Spranke of Sprinke. ook Heuschrecke, schrecken: springen, en zo werd het ook Heuhupher en Heupferde. In Angelsaksisch gaers-hoppa, tot grasshopper en Locusta, Latijn voor sprinkhaan.
Ԍocusta is een viervoetig dier, wat Jacobus zegt. Het leeft in de landen tegen zonsopgang aan de Jordaan. Ze zijn klein en hebben een grote kop, ze zijn vlezig en eetbaar’ Daarom leest men van St. Johannis in het evangelie dat die van de locust leefde.
De sprinkhanenboom of St. Johannesbroodboom wordt nergens in de Bijbel vermeld. In de wildernis van Johannis zouden nog steeds enige sprinkhanenbomen, de Engelse locust, groeien waarvan de monniken de mensen verzekeren dat dit dezelfde zijn als die waarvan Johannes de Doper gegeten zou hebben. Het zou de vrucht van Johannes geweest zijn en de wilde honig zou de pulp ervan zijn. Calvijn meende ook dat dit het voedsel was van de verloren zoon dat hij deelde met de varkens. In het Hebreeuws betekent hagavim: sprinkhanen en haroevim is de Johannesbroodboom, Ceratonia siliqua. Waarschijnlijk is er verwarring opgetreden doordat in de uitspraak de woorden sterk op elkaar hebben geleken.
3335Mulus es .i. dier wilmen kinnen dat desel ende de merie winnen ende es te pinen alrde goed als desel es hi yuoet als desel hi in sine stem ruust 3340gheoret ende dar toe ghecrust magher es na den vader anders als i. pard algader nemmerme in haren daghen moghen sj winnen no draghen 3345jn romscen bouken vintmen gnouch dat mulinne wilen drouch ende dat was wonder groot ende stranc ende niet der naturen ganc si draghen sochte ende wel 3350ende haren pas ende niet el dat pard ende die eselinne alsi versamen in hare minne dar erande mul of comt dit latijn burdus nomt 3355mar van den mule es die vader die esel dit segt die scripture algader |
67. 3335 Mulus is een dier, wil men kennen dat de ezel van de merrie wint en is te werken aardig goed, als de ezel heeft hij voeten, als de ezel is hij in zijn stemgeluid, 3340 oren en daartoe kruisvormig, mager is het naar de vader anders dan een paard helemaal. Nimmermeer in hun dagen mogen ze winnen of dragen. 3345 In Romeinse boeken vindt men genoeg dat de muilin wijlen droeg en dat was een wonder groot en sterk en niet de naturen gang. Ze dragen zacht en wel 3350 hun pas en anders niet. Het paard en de ezelin als ze samen komen in hun minne daarvan een soort muil komt die het Latijn burdus noemt, 3355 maar van de muil is die vader de ezel, dit zegt de schrift al tezamen. |
Equis hinnus. De ezel stamt af van het paard.
Als de vader een ezelhengst is en de moeder een paardenmerrie, dan heet de bastaard ԭuildier’ Die lijkt qua grootte op een paard, heeft lange oren, een kort behaarde staart, kleine hoeven en balkt. Het heeft een kleur als een ezel.
Is de vader een paard en de moeder een ezelin, dan heet de bastaard muilezel. Die lijkt vrijwel geheel op een ezel, heeft wel een dunnere en langere kop en ook een hinnikende stem. Het zijn dus twee dieren, muildier en muilezel, in Duits Maultier en Maulesel, in Engels mule en hinny. Mulus is in het Latijn de muilezel, Hinnus het muildier. De verbinding met de Muhle (of molen), Engelse mule en Franse mule komt omdat die net als de ezel de molensteen draait.
Het is een voortbrengsel uit een paard en ezel, dus onvruchtbaar, een hybride, hoewel er berichten zijn dat ze ook samengaan met paarden die in Italië bardotto genoemd werden. Meestal worden muildieren gefokt omdat die beter zijn voor het gebruik. Het kruisingsproduct heeft alle goeds van het ezelkarakter dat op goede paardenvormen over werd gebracht. Alleen zijn lange oren en zijn gebalk herinneren aan de ezel. Net als de ezel neemt hij met weinig voedsel genoegen. Krachtig en moedig is hij als een paard, terwijl hij de voorzichtige en zekere gang van de ezel heeft.
Monocheros verstaet mi wale ludet enoren in dutsche tale plinius segt ende solijn 3360dat cume vreseliker dier mach sijn sijn luud elken man veruart ghescepen est als i pard gheuoet na thelpen diere gheouet na des erts maniere 3365na swijn ghestart als wijd oren midden in den ouede voren raghet hem .i. horen so clar iiij voete lanc es hi dats war so scarp dar mach niet jeghen staen 3370men macht bi ghenen angiene vaen maer niet ghetemmen hoe soet sj ons seghet jacop van vitri dat gheen leuende man vaet want eist so datment belacht 3375ende hoet hem siet in smans hoede het bliuet doet van ouermoede dit nes deenoren niet dat verstaet dat die reine maget vaet |
68. Monocheros versta me goed luidt eenhoren in Dietse taal. Plinius zegt en Solinus 3360 dat er nauwelijks een vreselijker dier mag zijn, zijn geluid elke man verwart. Geschapen is het als een paard voeten als de olifant, een hoofd naar de herten manier, 3365 naar het zwijn gestaard, als wij het horen, midden in het voorhoofd van voren draagt het een horen zo helder. Honderd twintig cm lang is het, dat is waar, zo scherp, daar kan niets tegen staan. 3370 Men kan het met geen machine vangen en niet temmen, hoe het ook zij. Ons zegt dit Jacob van Vitri dat geen levende man het vangt want het is zo dat het ze uitlacht. 3375 En als men het ziet in mans hoede het blijft dood van overmoed, dit is de eenhoren niet, dat verstaat, dat die reine maagd het vangt. |
Monoceros
De naam is gebaseerd op het Hebreeuwse woord rer’m, in Assyrisch is het rimu wat vertaald wordt in het Grieks als ‘monokeros,’ wat 1 hoorn betekent, mono: een, en keros: hoorn. Dat werd in Latijn unicornis in Angelsaksisch anhorn, unicorn in Engels, in ouder Frans unicorne, Duitse Einhorn en onze eenhoorn. Bij de Fransen heet het licorne, bij de Italianen alicorno en bij de Spanjaarden bara, wat een naam is waarmee ze ook de Rhinoceros aanduiden.
In het westen werd het algemeen gezien als een wild en ontembaar dier terwijl het in de Oriënt voor vredelievend en zacht en als brenger van geluk gold.
Bij Aelianus, hist. Anim. 16,20, wordt het beschreven als een dier van de grootte en gestalte van een paard, met poten zonder geledingen als een olifant, een bruin vel, een varkensstaart, een hoorn op het voorhoofd en met een onaangenaam stemgeluid. Die beschrijving was gebaseerd op verhalen van reizigers. Het is een mengeling van de Indische rinoceros, de antiloop van de Himalaya en de wilde ezel Bij Ctesias was het dus een soort wilde ezel met een hoorn van vijfenveertig cm. Bij Plinius is het al een soort paard met een hertenkop, olifantsvoeten en de staart van een manlijk varken. De hoorn werd al bijna een meter wat doorgroeide tot drie meter bij A. Magnus. De verschillende afbeeldingen laten vrij spel over aan de fantasie van de schilders waarbij steeds meer naar het ideale beeld gekeken werd, het paard. Naar die verschillende verhalen begreep men dat er meerdere soorten moesten zijn. Zo kwam men tot de Rinoceros, sommige heten Monoceron’s en andere Aegloceron.
Mulder; Niemand ter wereld [ɝ aangrijpen - deze passage verwijst naar de profetieën van Jesaja. De profeet verzoekt op zeker moment God, Die vertoornd is, ‘neder te dalen’ ‘Er was niemand die uw naam aanriep, die zich beijverde om aan u vast te houden’ Statenvertaling: ԛɝ die zich opmaakt dat hij u aangrijpt’ (Jes. 64:7)
Voor het bestaan van de eenhoorn konden de geleerden zich beroepen op de bijbel: in de Septuaginta wordt het Hebreeuwse rer’m (oeros) weergegeven met het Griekse monoceros, in de Vulgaat met unicornis en Rhinoceros. (Zie Ps. 22:21, 29:6 en 92:10, Job 39:9-11, Num. 23:22, 24:8 en Deut. 33:17.)
De lange, gedraaide hoorns die in de middeleeuwen als hoorn van de eenhoorn werden verkocht, waren afkomstig van narwals (familie van de dolfijn), maar het was hoogstwaarschijnlijk de rinoceros die de kern van waarheid vormt in de berichten over eenhoorns. Marco Polo, een tijdgenoot van Maerlant, was bijzonder teleurgesteld toen hij op Java een zogenaamde eenhoorn te zien kreeg. Hij beschreef het fabeldier als iets kleiner dan een olifant, met olifantspoten, de kop van een wild zwijn en een zwarte hoorn op zijn voorhoofd. Bij voorkeur wentelde het zich in de modder. ‘Het zijn aartslelijke beesten om te zien. Ze zijn volstrekt niet zoals ze door ons beschreven worden als we vertellen dat ze zich laten vangen door maagden, maar juist het tegendeel van de voorstelling die wij ervan hadden’
De verwarring tussen eenhoorn en neushoorn en de vijandschap die volgens tal van dierkundigen tussen eenhoorn en olifant zou bestaan, leidde rond 1500 tot een zonderling tweegevecht, toen koning Emanuel van Portugal in Lissabon een rinoceros in het strijdperk bracht tegen een olifant om die traditioneel veronderstelde vijandschap te verifiëren. De olifant stelde echter alle aanwezigen teleur door op de vlucht te slaan.’
Molocius scriuet adelinus hier 3380es .i. vreselic onsienlic dier men vintse in menech wilt lant its alre viande viant ende scinet wesen .i. sake ghescepen ter werelt wrake 3385sine tande sijn scarp ende lanc sine bete groet ende stranc wat soet gemoet stridet an ende sere uechtet vp den man ende doet hem grote vrese mede 3390mar der kindre onnoselede onsieti dans gheene saghe ende scuwet sere hare slaghe dus merkement in derre maniere dat die wreteit van dien diere 3395god maket dor sulke sake dat et doen soude ghene wrake niet om scade no om lette der ghere die sijn sonder smette |
69. Molocius schrijft Adelinus hier 3380 is een vreselijk afschuwelijk dier. Men vindt ze in menig wild land. Het is al der wereld vijand. En schijnt te wezen een zaak geschapen ter wereld wraak. 3385 Zijn tanden zijn scherp en lang zijn beten groot en sterk, wat het zo ontmoet strijdt het aan en vecht zeer tegen de man en laat hem zeer vrezen mede, 3390 maar de kinderen onnozelheid ontziet het, dat is geen sage, en schuwt zeer hun slagen. Dus merkt men het in deze manier dat de wreedheid van die dieren 3395 God maakte voor zulke zaken dat het doen zou geen wraak, niet om schade of om letsel diegene die zijn zonder smetten. |
Molog of Molech. De kunstmatige uitspraak van de god van Fenicië Melech, Malk of Milk: koning, die ook in Israël werd vereerd. Die kunstmatige uitspraak die in het O. T. geregeld voorkomt ter aanduiding van dingen die men verafschuwt bestaat daarin dat men de naam uitspreekt met de klinkers van het woord ‘bosjet’ gruwel. Zo werd het tot Molech. De Griekse vertaling van het O. T. heeft Moloch. De god werd vereerd met mensenoffers welk gebruik in de Statenvertaling werd aangeduid met de term; door het vuur laten gaan, vergelijk Lev. 21: 21, 2 Kon. 23; 10, Jer. 32; 35 en anderen.
De moloch is een soort hagedis in Australië, Moloch horrida. Het heeft zijn naam van de sombere godenleer van de Kanaänieten.
Maricomorion es bekent 3400ene beeste van orient nades lewen grote sijd ghewes als scriuet aristotiles sere wreet van hare rote drie par tande scarp ende grote 3405oren oghen ende anscijn recht oft .i. mensce mochte sijn mar doghen sijn van donkeren doene de start alse van den scorpione gheclawet na den liebard nochtan 3410sijn luud es als oft sprake .i. man sijn briescen als .i. bosine des herts snelleit ende de sine die es arde euel snel ende es allen menschen fel 3415ende war soetene mach vaen verbitetse ende etse saen |
70. Maricomorion is bekend 3400 is een beest van de Oriënt. Naar de leeuwen grootte, zij het gewis, als schrijft Aristoteles. Zeer wreed, van haar komt drie paar tanden, scherp en groot, 3405 oren, ogen en het aanschijn, net alsof het een mens mocht zijn, maar de ogen zijn van donkere doen, de staart als van de schorpioen, geklauwd naar de luipaard nochtans. 3410 Zijn geluid is alsof er sprak een man, zijn briezen als een bizon. De herten snelheid en de zijne die is vrijwel even snel. En is tegen alle mensen fel 3415 en waar het zo een mag vangen verbijt het en eet het op. |
Onder de fabuleuze dieren wordt ook een paar maal in de literatuur een mantichoras, mantichora of manticore genoemd. De autoriteit die dit vermeldde was Ctesias, een Griekse geneesheer uit de 5de eeuw v. Chr., wiens beschrijving gegeven is door Aristoteles. ҈ij verzekert ons dat het Indiaanse wilde beest, martichoras genoemd, een driedubbele rij tanden in de boven- en onderkaak heeft. Dat het zo groot is als een leeuw en net zo harig, dat zijn voeten op die van een leeuw lijken. Dat het op een man in gezicht en oren lijkt en dat zijn ogen blauw zijn. Dat zijn kleur vermiljoen is. Dat zijn staart is als die van een landschorpioen. Dat het een angel in zijn staart heeft en dat het de mogelijkheid heeft om de punten die pijlvormige aan de staart bevestigd zijn af te schieten. Dat het geluid van de stem iets is tussen het geluid van een panfluit en dat van een trompet. Dat het even snel kan lopen als een hert. Dat het gevaarlijk is en een menseneter’ Plinius herhaalt dit en noemt het beest mantichora, hij citeert koning Juba die vertelt dat het de mensentaal kan imiteren. Aelianus geeft de naam martichoras. Hij vertelt dat het een Indisch woord is en menseneter betekent. Dit zal wel juist zijn, de afleiding is van oud-Perzisch martijaqara, literair betekent dat man-doder. Het Perzische ‘mard’ betekent ‘mens’ en ‘thaur’ is eter, zo is het een menseneter. Ctesias zou dit dier in Perzië gezien hebben, waar het gebracht zou zijn als een cadeau voor de koning, maar hij twijfelt over de echtheid van de getuige. Dit dier was zonder twijfel de Bengaalse tijger is is beschreven door in paniek geraakte getuige na een snelle vlucht.
De tijger was bij de oude Grieken onbekend. Toen Ctesias het bericht bracht van een wonderlijk dier die ze ‘Martichoras’ noemden vertegenwoordigde hij het idee van de Perzen over de Bengaalse tijger. Later kwamen de verhalen dat in de staart zich scherpe pijlen bevinden waarmee ze naar de jagers schieten, worden die getroffen dan sterven ze daaraan. Als de pijlen verschoten waren groeiden er weer anderen aan. Als de Indiërs hun jongen vangen verpletteren ze met een steen dan ook het achtereind zodat ze dan geen pijlen kunnen schieten. Is dit naar het stekelvarken? Blijft over de driedubbele rij tanden. Naar het voorbeeld van een haai? Zie volgende.
Mantichora mach wel .i. wonder sijn als plinius scriuet ende solijn gheansict als die man 3420mar oghen ghelu euet nochtan roet van hare ghelijc den lioen esi ghemaect bj na in al sijn doen so starc dat wonder es soeten luud heuet des sijd ghewes 3425datte scijnt die wareit das al oftet conste al pipe gheblas vor des menscen vleesch allene sone minnet groot no clene so snel eist in sire vlucht 3430alse de voghel in der lucht drie rekede staen hem int houet sine tande des ylouet |
71. Mantichora mag wel een wonder zijn, als Plinius schrijft en Solinus. Een aanzicht als de man, 3420 maar ogen geel heeft het nochtans, rood van haar, gelijk de leeuw. is het gemaakt bijna in al zijn doen, zo sterk dat het een wonder is. Zacht geluid heeft het, dus is het zeker 3425 het schijnt de waarheid te zijn alsof het kon als fluiten blazen. Voor het mensenvlees alleen bemint het groot of klein, zo snel is het in zijn vlucht 3430 als de vogels in de lucht. Drie rijen staan hem in het hoofd het zijn tanden, wat men gelooft. |
Zie vorige. Een tijger.
Musquelibet es bekent j. beeste van orient 3435als platearius seghet es also groot als dier te sine pleghet j. suere wast hem an sinen scacht also rijp es dat dier wacht dat etse an .i. boem breket 3440ende alse platearius spreket dat etter art al dar et staet ende dit es fijn mussceliaet sijn vleesch sin drec dat van hem gaet es alte gader mussceliaet 3445mar best es dat die suere vte gheuet alst muscheliaet verloren euet sine cracht men hout in groten stanc et wert starc al waset cranc hets goet jeghen cranke erte 3450ende jeghen sincopine smerte cranke ersenen leuere ende maghe eist goet ende menegher plaghe |
72. Musquelibet is bekend een beest van de Oriënt, 3435 zoals Platearius zegt. Is alzo groot als dier te zijn pleegt. Een zweer groeit bij hem aan zijn schacht als het rijp is, dat dier wacht dat het ze aan een boom breekt, 3440 en zoals Platearius spreekt dat etter verandert al daar het staat en dit is fijn muskus. Zijn vlees, zijn drek dat van hem gaat is al tezamen muskus, 3445 maar de beste is dat die zweer uit geeft. Als het muskus verloren heeft zijn kracht, men houdt het van grote stank, het wordt sterk, al was het zwak. Het is goed tegen zwakke harten 3450 en tegen bezwijmende smarten zwakke hersens, lever en maag is het goed en menige plaag. |
Muskus, in Engels is dit musk, in Frans musc, dit komt van Latijn muscus, dat, evenals Grieks moshkhos van Perzisch musk, van oud-Indisch muska stamt dat teelbal betekent, wegens de overeenstemming daarvan met de klier onder de staart van het muskusdier. In Duits heet het Bisam.
Moschus moschiferus, L. een reeachtig dier. In de bronstijd van november tot december vechten de mannetjes met elkaar en verspreiden dan de zeer sterke muskusgeur. De muskuszak komt alleen bij het mannetje voor, die ligt aan de achterbuik en vertoont zich bij uitwendig onderzoek als een afgeronde verhevenheid van ongeveer zes cm lengte en vier a vijf cm hoogte. Kleine klieren in de zak scheiden de muskus af als die te vol is. Gemiddeld bevat die zak een dertig gram van die kostbare stof. In verse toestand is dit als een zalf, gedroogd wordt het een korrelige of poedervormige massa die eerst roodbruin is en later koolzwart wordt. Zo lang het nog vloeibaar is stinkt het, opgedroogd is de geur aangenaam.
Linschoten verhaalt in zijn Oost-Indische reizen dat de Chinezen deze beesten doden en enkele dagen begraven, dat het dan verrot en vervolgens het met slagen murw maken, het bloed en vlees met elkaar vermengen en daarvan rode balletjes maken die de Portugezen papo noemen en overal vervoeren.
Mamonetus es .i. beeste sprect liber rerum in sine geeste 3455na die simme wel na ydaen mar minder .i. deel sonder waen ru ende lanc es em sijn start sijn als so grof ten ouede ward datment qualic als ende als 3460binden mach om sinen als het ne slupet ouer thouet lichte dit dier euet sijn ansichte sere ghelijc naden man al esser mer suarteden an 3465nese mont en versamen niet alsment an tsiminkel siet mar dar es .j. lippe tusschen jn wostinen ende in bussche dar si wonen talre tijd 3470es altoes .i. staende strijd tusscen siminkel ende mamonet al mach dat siminkel van crachte bet met stouthede ende met scalchede verwint dit dier ter menegher stede 3475dese beeste hout in den moet langhe dat men dor hare doet |
73. Mamonetus is een beest, spreekt Liber Rerum in zijn verhaal, 3455 naar de aap bijna gedaan maar kleiner een deel, zonder waan, ruw en lang is bij hem de staart, zijn hals zo grof naar het hoofd toe dat men het moeilijk 3460 mag binden om de hals, het sluipt over het hoofd gemakkelijk. Dit dier heeft zijn aanzicht zeer gelijk naar de man al is er meer zwart aan. 3465 Neus en mond komen samen niet zoals men aan de aap ziet, maar daar is een lip tussen. In woestijnen en in bossen waar ze wonen te alle tijd 3470 is altijd een staande strijd tussen de aap en mamonet, al mag de aap van krachten beter met dapperheden en met schalksheden overwinnen dit dier op menige plaatsen. 3475 Deze beesten houden in het gemoed lang dat men door hen doet. |
De slankapen, Semnopithecus, zijn fijn gebouwd met een lange staart, als de hoelman.
Migale als die glose seghet die up moises bouke leghet es .i. quaet dier al eist jonc 3480.j. deel starc an sinen spronc ende emmer toe nacht ende dach nemtet af van sinen cracht so houder so verscubder mede altoes wast sine onsalichede 3485jn dende om sine bedoruenede wert beduonghen dat hi vrede buten toghet int ghelaet nochtan es sine nature so quat comt yemen an sinen cant 3490het venijntene theant mule parde euet leed ende alst .i. merie weed om hare scade eist dat et wacht nochtan euet clene cracht 3495van buten maket scone ylaet ende eist dattet wert ystaet so toghet met groter smerte dat venijn van sire erte dit dier slacht den nighen best 3500wat dat die nideghe int herte vest die eselt van daghe te daghe ende alsi sine valsce laghe ongheord es talre stede so venstj sine goedertierede 3505sietj nochtan sinen slach die sins euet te doene hem wach |
74. Migale, zoals de glossaria zegt die op Mozes boeken legt, is een kwaad dier; al is het jong. 3480 Een deel sterk van sprongen en immer nacht en dag neem af zijn kracht, zo het ouder zo wordt het onzaliger mede altijd groeit zijn onzaligheid, 3485 in het einde om zijn verdorvenheden wordt het bedwongen, dat hij vrede van buiten laat zien in het gelaat. Nochtans is zijn natuur zo kwaad komt iemand aan zijn kant 3490 het vergiftigt gelijk, muilezels en paarden hebben leed en als het een merrie weet om het te beschadigen is het dat het wacht nochtans heeft het weinig kracht. 3495 Van buiten laat het een schoon gelaat zien en is het dat het dat het wordt geslagen dan toont het met grote smart dat venijn van zijn hart. Dit dier slacht de nijdigaard het best 3500 die de nijd in het hart heeft gevestigd hij ezelt van dag tot dag en als zijn valse listen ongehoord zijn op alle plaatsen dan veinst hij zijn goedertierenheid, 3505 ziet hij nochtans zijn kans die met hem heeft te doen die waakt. |
Er zijn verschillende vogelspinnen. Alleen de beet van de Mygale cancerides zou bij de mens vierentwintig uren lang een koortsachtige toestand en hevige pijn veroorzaken. Meestal is de steek niet erger dan een bijen- of wespensteek. De haren van het dier kunnen wel allergie oproepen.
Musio es i cat jacob van vitri seit dat dat so bj nachte in olen vint muse die hare sijn uerstolen nachts sietmen hare oghen clare als oft .j. carbonkel ware onreine muse ende ratten dat sijn alle proien der catten 3515alsise vaen spelsire mede ende na meneghe onsalichede die sj hem ebben ydaen moetsj int ende ter cokenen gaen oec uechtensj oric ghewaghen 3520met padden die venijn draghen mar drinken sj niet thant der nar hi steruet van durste daer den serpente doensj pine onghescaet van sinen venine 3525als die catten willen riden werden si wilt ende willen tiden verre danen om hare ghenoet hare vechten onderlinghe es groet dats bedj dat wane men wale 3530dat elc wil houden sinen pale dar hi in musen sal als mense strict vereffensj al jn waremen steden musi wel ende dicke verbernet hem hare vel 3535curtmen hare ghernen an haren bard si werden bloede ende veruard den ghenen die te verre gaen men curtem die oren sal saen si sullen hem te bet temmen laten 3540want si ontsien vtermaten dat hem in doren reinen sal dats dat si ontsien vor al |
75. Mysio is een kat, Jacobus van Vitry zegt dat, dat ze bij nacht in holen vindt muizen die daar zijn verborgen. ‘s Nachts ziet men hun ogen helder alsof het een karbonkel was. (a) Onreine muizen en ratten dat zijn alle prooien van de katten, 3515 als ze hen vangen spelen ze er mee en na menige onzaligheden die ze hen hebben gedaan moeten ze tenslotte eten gaan. Ook vechten ze, hoor ik gewagen, 3520 met padden die venijn dragen, maar drinken ze niet gelijk daarna dan sterven ze van de dorst daarna. De serpenten doen ze pijn onbeschadigd van hun venijn. 3525 (b) Als de katten willen paren worden ze wild en willen gaan ver daar vandaan om hun genoot, hun vechten onderling is groot dat is daarom, dat waant men wel, 3530 dat elk wil houden zijn plek waar hij in muizen vangen zal. Als men ze strijkt komen ze omhoog, warme plaatsen minnen ze wel zodat vaak verbrandt hun vel. 3535 Kort men hun snorharen van hun baard ze werden bang en angstig. Diegene die te ver gaan men kort hem die oren gelijk ze zullen zich beter temmen laten, 3540 want ze zijn bang uitermate dat hem in de oren regenen zal dat is dat ze ontzien dat voor alles. |
Felis catus, (F. domesticus) In Latijn is het felis, naar het woord phelos: bedrieger, omdat het zeer loos is, of het is afgeleid van ailis wat pannenlikker betekent. (Mysio, mogelijk van Mus; muis) Kat, midden-Nederlands catte, oud-Engels catte naast catt (nu cat) oud-Hoogduits Chazza (nu Katze) oud-Noors kottr dat vermoedelijk, eveneens als Frans chat, Spaans gato, Italiaans gatto, Iers cat en Russisch kot, uit het Latijnse catta van de 1ste eeuw na Chr. stamt. Zo zou het woord afgeleid kunnen zijn van capere: stelen, of van cautos: loos, voorzichtig. Isidorius wil dat het woord afkomt van catat, dat is: Ԩij ziet’of Ժoeken te vangen’ Het is een woord dat met het invoeren van de huiskat uit Egypte, Felis, de wilde kat vervangt. Oorspronkelijk is het waarschijnlijk een Afrikaans woord, vergelijk het Nubische kadis, mogelijk heeft de Egyptische godin Bast of Pasht nog in de naam bemiddelt.
(a) Onrein omdat ze venijnige dieren eten. Ze spelen met hun prooi en verslinden hem pas als ze hem op allerlei manieren gekweld hebben. Er wordt gezegd dat ze tegen padden vechten, worden ze getroffen door de giftige pijlen van de pad worden ze niet gedood, maar moeten dan wel onmiddellijk water drinken anders sterven ze van dorst. Ze vallen slangen aan zonder door hun gif gedeerd te worden.
(b) Tegen de aanvang van de lente hoort men een oubollig geluid van deze dieren, gedreven door teelzucht. Dan komt al het gespuis bijeen en gebeurt het herhaaldelijk dat de een of ander wat haar laat. Wij hebben daar een spreekwoord van voor een onstuimig en driftig mens, Ԩij grolt als een maartse kater’
Zijn vel is buitengewoon zacht wat haar zeer gevoelig voor kou en bang van slagen maakt. Daarom zoekt het dier ook steeds een warme plaats op. De poten van een kat en zijn oren, zullen altijd koud aanvoelen als het dier aan een lage temperatuur is blootgesteld. Dan zie je haar onaangenaam rondlopen tot ze een warm hoekje heeft gevonden. Dat verlangen naar warmte schijnt de oorzaak te zijn dat het onze tamme katten verhindert ooit weer wild te worden, hoewel ze hier overal in de bossen overvloedig wild kan vinden
(d) ‘’Diegene die hun kat binnenshuis houden en weghouden van het jagen achter vogels aan moeten hun de oren afsnijden omdat zij er niet tegen kunnen als er regendruppels omlaag op het dak druppelen. Als een tamme kat wild wordt, snij haar de oren af, daardoor dringen regendruppels in de kop en kan ze niet meer in het woud blijven, dan wordt ze weer tam.’
Mustela es die mushont .j. dier dat es ons wel cont 3545het leuet bj proien van diere ende es van scalker manieren want het draghet van steden te steden sine jonc om dat hem onvreden onsiet dat mense vinden sal 3550jn olen es har wonen al serpente muse pleghet te vane ende alst serpente pijnt te bestane so draghet voren wilde rute dar mede driuet venijn vte 3555oec est vroets van naturen anscine vroet bouen alle medicine vindet sijn jonc doet men segt dat crud te vindene plegt dard 281246 sine jonc mede verwect 3560die musont plegt ende mect om serpente ende muse te vane jn prosen lande doetmen te verstane es .i. eilant dar gheen in leuet solinus die bescreuen euet 3565dattet baselicus verbijd ende sterueter na in curter tijd dat met siene doet den man ende elc dier metten andren nochtan mar dernar steruen sj gerne alle 3570men segt van den musont die galle ws goet jeghen aspis venine echt esser an dese medicine kiramidarium bouc seghet dar doude filosophie in leghet 3575dat men den musont sal ontliuen ende siedene in olie van oliuen so dati vertert si al de olie men duen sal dor .i. cleet dits salue rike 3580jeghen die suare artitike ende es den senewen goet ende gheneset den seren uoet |
76. Mustela is de muishond, een dier dat bij is ons wel bekend. 3545 Het leeft van prooien van dieren. (a) En is van schalkse manieren, want het draagt van plaats tot plaats zijn jongen omdat het niet graag ziet dat men ze vinden zullen, 3550 in holen is hun wonen al. Serpenten en muizen plag het te vangen en als het serpent het pijn wil doen dan eet het van tevoren wilde ruit waarmee het drijft venijn uit. 3555 Ook heeft het kennis van naturen aard kennis van alle medicijnen. Vindt het zijn jong dood, men zegt dat het een kruid te vinden pleegt daar het zijn jongen mee opwekt. 3560 De muishond pleegt en merkt om serpenten en muizen te vangen. In Pruisen (Pordoselene) laat men verstaan is een eiland waar er geen in leeft. Solinus die het beschreven heeft 3565 dat het de basilisk verbijt en sterft erna in korte tijd, die met zien doodt de man en elk dier met de adem nochtans maar daarna sterven ze graag alle. 3570 Men zegt van de muishond de gal is goed tegen aspis venijn echt is er aan deze medicijn. Kiramidarium (Koiranides) boek zegt het waar oude filosofie in ligt 3575 dat men de muishond zal ontlijven en koken in olie van olijven zodat hij verteert geheel, die olie men duwen zal door een kleed, dit is een zalf rijk 3580 tegen de zware jicht en is voor de zenuwen goed en geneest de zere voet. |
Martes (Mustela) Marter, Duits Marder, oud-Hoogduits Mard, oud-Fries merth, Angelsaksisch mearb, dat met het uit het Germaans stammende midden Latijnse martus en het Franse mart: bruid, namen zijn die voor de wezel gebruikt werden omdat men er bang van was en door dit te gebruiken zijn echte naam niet wilde aanroepen.
Martes martes, L. is de edel- of boommarter.
Voor gebruik, zie wezel.
(a) Dit is waarschijnlijk wel omdat de moeder de jongen van de ene naar de andere plaats draagt.
Mus dats de muus .i. dier niet grot dat arde gherne etet broet 3585hare roke scuwet telpen dier om hare spise sinsj onghier drincsj water si bleuen doet segt aristotiles die meester groet ja die muse van libia 3590als solinus selue volghet hir na niet alre muse maniere basilius segt die meester diere te teben dat in alexandrien rein staet als .i. warem somer gaet 3595alte hant werdet lant wl muse waren .c. case in .i. huse den besten nemen merket dit jn somech lant sijn muse wit some roet mar de ghemene 3600sijn swart valu groet ende clene van musen es .j. andre maniere si eten ratten mar die diere sijn so quaet alsj onsteken met luxurien ore wi spreken 3605valt hare orine vp iemens hud al dat vleesch moet roten vd som wile segmen dat sj dien arte saen in groten partien ende saen verderuensi ghemene 3610nochtan ne vintmen grot no clene war die doede enen varen jn west uorne te waren ne mach ghene ratte leuen dat seitj diet euet bescreuen 3615de muse sijn in orient also groot alse de vos bekent die de beesten biten te doet ende den lieden doen pine groet jn arabien als wijd oren 3620sijn grote muse hare uoete voren sijn wel .j. palmen breet dachterste smal alsmen weet .m. gaet vte ende .n. gaet in des nes war een no me no min |
77. Mus, dat is de muis, een dier niet groot dat aardig graag eet brood. 3585 Hun reuk schuwt de olifant. Om hun spijs zijn ze onguur (a) Drinken ze water, ze blijven dood zegt Aristoteles, die meester groot. Ja, de muizen van Libië 3590 zoals Solinus zegt, volgt hierna niet allerhande muizenmanieren. (b) Basilius zegt de meeste dieren te Thebe, dat in Alexandrië staat, als een warme zomer komt 3595 gelijk werd het land vol muizen, waren honderd kazen in een huis die beesten nemen ze, merken dit. In sommige landen zijn muizen wit sommige rood, maar de algemene 3600 zijn zwartvaal, groot en klein. Van muizen is een andere soort en heten ratten, maar die dieren zijn zo kwaad, als ze ontsteken met wulpsheid, horen wij spreken. 3605 Valt hun urine op iemands huid al dat vlees moet rotten uit. Sommige tijd, zegt men, dat ze die zeer samen gaan in grote partijen en samen sterven ze algemeen. 3610 (d) Nochtans vindt men groot of klein waar de doden heen gaan in Westvoorne te waren, daar mag geen rat leven dat zei diegene die het heeft beschreven. 3615 De muizen zijn in de Oriënt alzo groot als de vos bekend, die de beesten bijten dood en de lieden doen pijn groot. In Arabië, zoals wij het horen, 3620 zijn grote muizen, hun voeten van voren zijn wel een handpalm breed, het achterste smal, zoals men weet. M gaat uit en n gaat in, dat is er maar een meer of minder. |
Mus musculus Muis, midden-Nederlands muus en mus, oud-Saksisch en oud-Engels muus (nu mouse en mice) oud-Hoogduits mus (nu Maus) wat uit Latijn mus en dat uit Grieks mus stamt, vergelijk het oud-Indische musnati wat stelen of roven betekent. Of het stamt van mus omdat het uit de vochtige aarde, ‘ex humore, ex humus ‘was geboren.
(a) In Engeland verhaalt men dat een muis niet drinkt, doet hij dat wel zal hij sterven. Aristoteles zegt dat als een muis water drinkt hij sterft, ze zijn van een zeer vochtige natuur (b) Een muis werpt drie, vier, soms wel eens vijf maal vier tot acht jongen per keer. De vroeg in het voorjaar geboren jongen werpen nog hetzelfde jaar. De vermenigvuldiging is dus zeer groot zodat de landerijen ervan kunnen krioelen. Muizen vermenigvuldigen zich in droge seizoenen tot enorme aantallen. Men kan het aantal op een ha soms op tienduizenden schatten. In het district Zabern a/d Rijn, in Duitsland, werden er in 1822 in veertien dagen een miljoen zeven honderd vijftig duizend gedood. Wanneer de muizenplaag haar toppunt bereikt heeft ziet men ze soms plotseling verdwijnen, meestal ten gevolge van een besmettelijke ziekte die de door voedsel verzwakte dieren in korte tijd allen ten gronde richt, soms ook zonder dat men hun lijken vindt, op geheel raadselachtige wijze.
Rattus rattus (Mus rattus) Rat, midden-Nederlands ratte of rot, oud-Hoogduits Rato (nu Ratte) oud-Engels raet (nu rat). Oorspronkelijk was het de naam voor de zwarte rat of pestrat. In Germaans betekent het woord een knaagdier en is verwant met Latijnse rodo: ik knaag, dit van oud-Indisch radati: hij krabt of knaagt.
Soms vindt men een grote ratten, soms wel dertig, die met hun staarten in elkaar gevlochten zijn zodat ze zich niet meer bevrijden kunnen, dat is de rattenkoning, hoewel dit ook door sommigen niet geloofd wordt.
De grotere en sterkere bruine rat kwam pas later uit het Oosten, was bij hem nog niet bekend, mogelijk wel hier beschreven als een grote vorm
(d ) Een oude en wijdverbreide opvatting, ook bij de Germanen, stelde de dood aldus voor: Het lichamelijke leven is een wezen dat bij de dood vrij wordt. Daarnaast hebben we nog een ander Ik dat in het hoofd woont en bij het sterven als een adem, nevel of licht, ook wel als diertje, als een muis, uit de mond gaat. De doden gaan over zee naar het westelijk gelegen eiland, van de haven als van West Voren (nu Goeree) het appeleiland of eiland der gelukzaligen met de rat of muis als ziele dier.
Ichneumon heeft zijn naam van ‘doorsnuffelen’ ik speur na, ik volg het spoor’ omdat het een opspeurder is van een krokodil en zijn eieren vermits hij met zijn langwerpige snuit alles doorsnuffelt en doorwroet en weet het goede van het kwade en het gezonde van het vergiftige te scheiden. Het wordt wel farao-rat, Egyptische muis, -rat of otter genoemd. In het Engels ook wel mongoose, bij ons ook mungo en mangoest en in Frans mangouste.
Dit dier vormt de overgang tussen de marters en katten, zowel wat de lichaamsbouw als wat hun aard betreft. Het is ongeveer zo groot als een kat, maar slanker en vlugger. Het is een halve meter lang met korte poten en wordt een twintig cm bij een gewicht van een zeven tot acht kg. Het meest bekende van deze groep is de Egyptische Ichneumon (synoniem Herpestes ichneumon) die door de oude Egyptenaren als heilig vereerd werd. Hij werd wel ingebalsemd en komt afgebeeld voor. Het eet slangen, is er niet bestand tegen maar weet behendig de slang te ontwijken. Ook is het een prima muizen- en rattenverdelger.
Onager es i dier ende es .i. wilt esel fier groet vintmense in afrike 3650ende onghetemmet sekerlike jnt wout lidende are enthare van sinen soen elc are scare ende alsi danne jonc vort bringhen poeghet die vader in allen dinghen 3655dat hi die hien wille wren mar die moeder na hare naturen dect die jonc jeghen den vader want die soen sijn allegader luxurieus sere vtermaten 3660ende dats darsj die hien omme aten onager es wijs van naturen alsene niewer laten gheduren die honde werpti sinen drec vt die soeter riect dan menech crud 3665dar gaen die honde rieken an ende al die wile ongati dan bouen allen dieren die wi bedieden atj de wandelinghe van lieden clar water minnen si sere 3670men machne temmen nemmermere vitalis scriuet dat in polanen wilde esele sijn van fire gedanen sijn si groet ende sere wreet ende ebben orne groot ende breet 3675ende langhe barde onder den kin jaghense honde sulc es hare sin so scepsi water in nese gate ende makent sere eet vtermaten ende bescouder mede die honde 3680als oft ouer tfier wallende stonde jn Jndia es die esel wreet diemen onager dar eet die euet int voroft voren enen sonderlanghen oren 3685scarp ende starc ende sere stranc dese sijn groot ende lanc ende scrauen van den steenroetsen stene meneghen no bore clene |
79. Onager is een dier en is een wilde ezel fier. Groot vindt men ze in Afrika 3650 en niet getemd, zeker. In het woud gaan hier en daar van zijn zoon elk een andere groep en als ze dan jongen voort brengen poogt de vader in alle dingen 3655 dat hij het jong wil castreren maar de moeder, naar haar naturen, beschermt de jongen tegen de vader want die zonen zijn alle tezamen wulps zeer uitermate 3660 en dat is waar ze die hier om haten. Onager is wijs van naturen als ze zich nergens laten verduren voor de honden werpt het zijn drek uit die zoeter ruikt dan menig kruid 3665 daar gaan de honden ruiken aan en ondertussen ontgaat hij dan. Boven alle dieren die wij beschrijven haat hij de wandeling van lieden. Helder water beminnen ze zeer. 3670 Men mag ze temmen nimmermeer. Vitalis schrijft dat in Polen wilde ezels zijn van fiere gedaante, ze zijn groot en zeer wreed en hebben horens groot en breed 3675 en lange baarden onder de kin. Jagen ze honden, zulks is hun zin, dan scheppen ze water in de neusgaten en maken het zeer heet uitermate en besproeien ermee de honden 3680 alsof het boven het vuur kookte een poosje. In India is de ezel wreed die men onager daar heet. Die heeft in het voorhoofd van voren een aparte horen, 3685 scherp en sterk en zeer stevig deze zijn groot en lang en schaven van de steenrotsen stenen menige niet zo groot. |
Equus hemionus, (Equus onager), komt in Perzië, Mesopotamië, Syrië en N. Arabië voor. Dit is de meest bekende wilde ezel die bij de Griekse en Latijnse schrijvers geregeld vermeld wordt. Zijn naam onager is dan ook samengesteld uit Grieks onos agrios: wilde ezel. Woudezel, in Duits Waldesel.
‘In Afrika zijn er ook wilde ezels waarbij een mannelijke ezel verscheidene vrouwtjes heeft. Het is een jaloers beest die de ballen van de jonge mannen afbijt als het vrouwtje hem niet gewillig is’ Dat zagen de Perzen die zo leerden te castreren, dit naar de Physiologus. ‘Ee moeders weten dat wel en werpen de jongen op verborgen plaatsen en verstoppen de nieuwgeborenen. De wilde vrouwtjes ezels schamen zich voor geslachtsverkeer ofschoon ze er begerig naar zijn, daarom haten ze de ezel. Als hij bronstig wordt en geen vrouwtje heeft dan klimt hij op een hoge berg en ademt lucht in en huilt zo luid dat andere dieren daar over verschrikt worden’ In de bijbel is herhaalde malen sprake van wilde ezels. Gewoonlijk komt het woord pere voor, maar in Job 39:8 wordt ook arod gebruikt, ; ‘ ie heeft de woudezel (pere) vrij heengezonden en wie heeft de banden des wilden ezels (arod) gelost?’ Natuurlijk wordt gewezen op hun meest karakteristieke eigenschappen, hun ontembaarheid. Van Ismael wordt gezegd dat hij een wilde ezel van een mens zal zijn, zijn hand tegen elke man, Gen. 16:12.
De wilde ezel is wel de elk, zie daar. De onager van India is wel de neushoorn.
Enocentaurus scriuet adelin 3690ende ysidorus die meester fijn es bet .i. wonder dan ene beeste eens esels hoeft gheuet hem de jeeste ende aldander na menscen lede adelin spreket wonderlichede 3695hi seit dat comen es nochtan van den esel ende van den man ander redenen die gaenre jeghen die andre meesters te segghene pleghen dat dat dier pard es beneden 3700ende bouen na des menscen lede hoeft ende ansichte van hare ghelijc als oft burstelen ware ende arme ende ande na den man alst wil spreken dan 3705roeren si leppe als die sprect mar der tale hem ghebrect sinte Jeronimus scriuet dat dat sinte anthonis in .j. stat dar hi dat dier sach in .i. foreest 3710mar hem tuifelt alre meest weder dat nature vant soet selue makede de viant mar men sprect in orient dus daen dier es wel bekent 3715ende menech andre besonder dat nature makede dor wonder als hier te toghene mede ons heren almachtichede |
80. Onocentaurus, schrijft Adelinus 3690 en Isidorus die meester fijn, is beter een wonder dan een beest. Een ezelshoofd geeft hem het verhaal en al het ander naar de mensen leden. Adelinus spreekt van wonderlijkheden 3695 hij zegt dat het gekomen is nochtans van de ezel en van de man. Andere redenen die gaan ertegen de andere meesters te zeggen plegen dat het dier een paard is beneden 3700 en boven naar de mensen leden, hoofd en aanzicht van haren gelijk alsof het borstels waren, en armen en handen naar de man, als het wil spreken dan 3705 roeren zijn lippen alsof die spreekt, maar de taal hen ontbreekt. Sint Hiëronymus schrijft dat dat Sint Antonius in een plaats waar hij dat dier zag in een bos. 3710 Maar hij twijfelt het allermeest of dat de natuur het vond of zelf maakte de vijand. Maar men spreekt in de Oriënt dusdanig dier is wel bekend 3715 en menig anderen bijzonder dat natuur maakt door wonderen als hier getuigd wordt mede onze Heren almacht. |
Onocentaur, zei voorgaande bij menselijke levensstadia. Hier wordt gesproken van een centaur. In de centaur of paardmens ziet men de eerste letterlijke schok die de mens te paard bij de Grieken veroorzaakte. De Lapithen werden als voortreffelijke ruiters beschouwd die het eerst de paarden dresseerden waarbij de dichters de verschillende gangen ‘insult solo et gressus glom’ die later tot het paard behoorden, op een vrije manier de ruiter toedeelt. Het gevolg daarvan is dat de ruiter een lichamelijke kracht krijgt wat eigenlijk zijn werk is zodat de ouden paard en ruiter samensmolten, hierop wijzen ook de sagen van de Centauren, de quadrupes eques. Zoals de indianen de eerste blanken zagen zo wordt de centaur in de mythologie afgebeeld, half mens half paard. De centaurs leefden in de bergen van Thessalië. Daar leidden ze een uiterst losbandig leven. Hier streden ze vele malen met de Grieken Mogelijk is de verbinding man paard terug te voeren op het forse geslachtsdeel van het paard wat door de mannen begeerd werd, een dekhengst.
Crix es .i. dier min no mee 3720recht ghemaket na de ree den bucke gheliket vele het euet .i. bart onder de kele jn wostinen wandelet alsic mecke ende darso vaetment met strecke 3725sijn har staetem jegen maniere van al meest alrande diere hets vorward ytekint vremdelike dit dier vintmen in afrike int lant dat gentulia heet 3730dats lant darmen gheen water weet ende om datter water es in burste steruet van eweliken durste die dieue die om rouen pinen ende ligghen in die wostinen 3735die vonden bi deser beesten eene remedie alre meeste om dat dar es waters berste jeghen die pine van den derste want twater es van derre maniere 3740dat es in de blase van desen diere so wies nut .i. clene traen dat hem de durst niet mach verslaen niet lichtelike bj naturen necan dit dier jeghen cout yduren 3745wat bediet ons te verstane bi desen finen edelen trane het diet die rike armoede die die edele Jhesus die goede ons in dese werelt toghede 3750ende die van hitten noit verdroghede water etic arme bjdi om datter arme dranc sj rike etict want al dat leuet waters emmer gnouch heuet 3755dus eist arem rike ende vrj wies die ter werelt so here sj of hi ihesus armoede altoes hout in sinen moede sine onwarde ende sine smarte 3760hem ne sijn in sijn harte al die ghiereghe durst vergaen die ten ertschen gode mach staen |
81. Orix is een dier min of meer 3720 recht gemaakt naar de ree, de bok gelijkt het veel, het heeft een baard onder de keel. In woestijnen wandelt het, zoals ik mik, en daar zo vangt men het met een strik. 3725 Zijn haar staat hem tegen in manieren van al meest allerhande dieren, het is voorwaarts gedraaid, vreemdachtig. Dit dier vindt men in Afrika in het land dat Getulia heet. 3730 Dat is het land waar men geen water weet en omdat het water ontbreekt sterft het van eeuwige dorst. De dieven die van roven houden en liggen in de woestijn 3735 die vonden bij deze beesten een remedie aller meest omdat daar is water te kort tegen de pijn van de dorst, want het water is van die manier 3740 dat is in de blaas van deze dieren wie er zo uit neemt een kleine traan dat hij de dorst mag verslaan. Niet gemakkelijk door natuur kan dit dier koude verduren. 3745 Wat betekent dat wij verstaan bij deze fijne, edele traan, het bedoelt de rijke armoede die de edele Jezus, die goede ons in deze wereld toonde 3750 en die van hitte nooit verdroogde Water heet ik arm daarom omdat het een arme drank is rijk noem ik het want al dat leeft water immers genoeg heeft, 3755 dus is het arm, rijk en vrij wie er ter wereld zo heren zij als hij Jezus armoede altijd houdt in zijn gemoed zijn onwaardigheid en zijn smart 3760 bij hem zijn niet in zijn hart als de gierige dorst vergaan die voor het aardse goed mag staan. |
Oryx leucoryx, (witte oryx) de desert oryx is een soort antiloop of spiesbok. Het is de Arabische of witte oryx. Jesaja 51: 20 spreekt over het vangen in een net als een antiloop in een vangkuil.’ Deze methode wordt verscheidene malen vermeld, nog een eeuw geleden werd het zo door de Arabieren gedaan. Het dier is in staat om lange tijd zonder water te kunnen.
Het eet meestal ‘s nachts, bij dag licht het onder een bosje of andere schaduw. Men zegt dat ze een gat graaft voor zichzelf als ze geen schaduw kan vinden.
Orabus es i. dier dat van varewen es so fier 3765dat ghene beeste sekerlik van sinen are es so rike vp die vortste voete voren eist so oghe alswijd oren dat xl. voete vp wart slaet 3770metten houede dar et staet achter so neist ogher niet dan die ert ouer den stiet naden erte voete ende start ende gheouet na dat part 3775lanc vpward den als yrecht sijn vel so misselic oec echt ende so meneghe varwe der an dat hem om niet elc man pijnt te scriuene des ghelike 3780dit dier verheft em sekerlike [alsene die liede sien ane het toghet hem al sine ghedane] ende kert em om desen ende om dien om dattet wil sijn besien 3785de soutaen van babilone sende dese beeste scone wilen stoise vrederike jnt lant ne cam noit die ghelike |
82. Oralfus is een dier dat van kleur is zo fier 3765 dat geen beest zeker van zijn aard is zo rijk. Op de voorste voeten van voren is het zo hoog, als wij het horen, dat het twaalf meter opwaarts slaat 3770 met het hoofd waar het staat. Achter is het hoger niet dan het hert dat voorover staat. Naar de hert voeten en staart en een hoofd naar het paard, 3775 lang opwaarts de hals recht. Zijn vel zo verschillend ook echt en zo veel kleuren daar aan dat hem om niet elke man er over denkt te schrijven zijn gelijke. 3780 Dit dier verheft zich zeker [als het de lieden ziet aan het laat hem zien al zijn gedaante] en keert zich om deze en om die omdat het wil zijn bezien. 3785 De sultan van Babylon zond deze beesten schone wijlen te Stoyse Frederik, in het land kwam nooit een gelijke. |
Ouis dats i. scaep bj namen 3790onder ander dier te samen so eist dat sochtste dat men vint ende es an hem niet entuint dat onutte es of quaet selfs die drec die van hem gaet 3795ja dat slim dart in leghet van den lamme men oec seghet dat terst dat compt ter werelt vt kennet der moeder luud ende so kennet bj hare roke 3800ambrosius seit in sire sproke die erde verlieset sine conde an die scaep ter menegher stonde mar die moeder ne wisselt niet hare lam riekesoet ofte siet 3805ysidorus segt dat die ram .j. worem euet diene maect gram ende die leit hem int voroft voren alsine port wast hem sijn toren ende dan hortj sijn ghenoet 3810sijn vleesch euet artheit groet ende smelt noch also sware als oft van .i. scape ware vp ene side leiti alf tiaer vp dandre dander elt der nar 3815lamsulesch ebic uerstaen versmelt in die maghe saen nochtan gatet node dore dus comter of quade vmore best sijnsj van haren jare 3820siet lam den wulf et wert in vare ende vliet als hem nature ghebiet siet stier of pard en scut niet lammere die bj wintre comen sin best ypriist vor hem somen 3825den wreden ram salmen dor boeren sine orne bi sinen oren so salhi werden goedertiere jn italien es die maniere ende sopotania segmen ware 3830dat scaep lammet ii warf te jare et es van swarten scapen die melc ende meest oec so ghefter elc jn droghen weiden leuensj lanxt gasi in naten dats .i. anxt 3835eten si nameie in douwe so staet hem van den liue nouwe verbitensi bome ofte rise sine dien niet in ghere wise van der .o. sprekic nemme 3840nu hort vort namen in .p |
83. Ovis, dat is een schaap bij namen. 3790 (a) Onder andere dieren tezamen is het de zachtste dat men vindt. Er is aan hem niets dat onnuttig is of kwaad, zelfs de drek die van hem gaat 3795 ja, dat slijm daar het in ligt. (b) Van de lammeren men ook zegt dat het eerste komt ter wereld uit kent het moeders geluid en ze kent het bij haar reuk. 3800 Ambrosius zegt in zijn spreuk de aarde verliest zijn kennis aan het schaap te menige stonde, maar de moeder verwisselt niet haar lam, ruikt ze het of ziet. 3805 Isidorus zegt dat de ram een worm heeft die hem maakt gram en die ligt bij hem in het voorhoofd voor als je hem duwt groeit hem zijn toorn en dan hoor je zijn gemoed. 3810 Zijn vlees heeft hardheid groot en versmelt noch alzo zwaar alsof het van een schaap was. Op de ene zijde ligt hij een half jaar op de andere de andere helft daarna. 3815 Lamsvlees, heb ik verstaan, smelt in de maag samen nochtans gaat het node door dus komen daarvan kwade humeuren, het best zijn ze van een jaar. 3820 Ziet het lam de wolf, het wordt in gevaar en vliedt zoals zijn natuur gebiedt, ziet het een stier of paard die schuwt het niet. Lammeren die in de winter komen zijn het best geprijsd bij sommigen. 3825 De wrede ram zal men doorboren zijn horen bij zijn oren, dan zal hij worden goedertieren. In Italië is de manier en in Mesopotamië, zegt men waar 3830 dat een schaap lammert twee maal in een jaar. Het is van zwarte schapen de melk en meestal ook zo geeft elk. (d) Op droge weiden leven ze het langst gaan ze in natte, dat is een angst, 3835 eten ze na mei in dauw dan staat hen het lijf nauw. Bijten ze bomen of twijgen Ze gedijen in geen wijze. Van der o spreek ik nimmer, 3840 nu hoort voort namen in p. |
Ovis aries Schaap, midden-Nederlands scaep, oud-Saksisch Skap, oud-Hoogduits Scaf (nu Schaf) oud-Engels sceap (nu sheep). Dit woord stamt van West Germaans skepo-m. Ram, midden-Nederlands ram, oud-Hoogduits ram, (nu Ramm) oud-Engels en nu ram. Als grondbetekenis van ram stelt men zich het woord rammeln voor, het midden-Hoogduits rammeln betekent zich paren, vergelijk een rammelaar, een mannelijk konijn.
(a) Een dier dat zo onnozel is, zo goed, zo lijdzaam, nauwelijks geluid geeft en eindelijk zo nuttig dat bijna geen dichter, zelfs niet de heiligen hebben kunnen nalaten zinnebeelden daarvan te maken.
(b) Die lammeren herkennen altijd hun moeders onder een groot getal der schapen, tasten ze mis dan weigert het schaap hen te laten zuigen. Moet niet het lam onder de duizend schapen zijn moeder, moet niet de moeder het lam herkennen? Dit verschil ontdekt het lam, dat kent ook de moeder. Onder duizend lammeren laat een ooi haar geluid aan haar jong horen, aanstonds weet het zijn moeders stem uit die van de andere schapen te herkennen en loopt aanstonds naar haar toe. Isidorus zegt dat een lam in Latijn een eenkenner betekent, het herkent zijn moeder beter als andere dieren doen. Of het heet agnus van het Griekse woord agnon dat zacht betekent omdat het een zachtmoedig dier is.
(c ) ‘Ee ram heeft een worm in zijn hoofd, door de jeuk en het steken van die worm botst de ram vaak zeer sterk en rent volop tegen alles wat hij ontmoet. Hij is wreder dan zijn volgelingen, zijn wreedheid neemt af als zijn horens bij de oren wordt doorboord’
(d) Schapen die op natte gronden leven krijgen vaak last van ziektes, voetrot, wormen en dergelijke. Het is een dier van de bergen en droge weiden.
Pardus sprect Jacob van vitrj dat misselic gheuarwet sj dese noten metter lewinnen dar si onedele lewe an winnen 3845sprect solinus dats waters breke jn afrike es sekerleke dus comt somwile tere riuieren messelike maniere van diren dat lewinnen vrucht ontfaen 3850van dieren die hem niet bestaen dar si pardus ende luparde winnen ende lione bastarde pardus sprinct ende loept niet dar et sine proie siet 3855so dat van moede groet somwile hem seluen springhet doet ende hets vtermaten fel jn afrike so sijn so wel pardus die hem in aghen decken 3860ende siensi iet vor hem trecken eist dier of voghel of oec man dien springhensi met crachte an |
84. Pardus, spreekt Jacob van Vitry, dat verschillend geverfd is. Deze paren met de leeuwinnen waar ze onedele leeuwen van winnen, 3845 spreekt Solinus, waar water ontbreekt in Afrika is zeker dus komen soms bij rivieren verschillende soorten van dieren waar leeuwinnen vrucht van ontvangen 3850 van dieren die hen niet bestaan daar ze pardus en luipaarden winnen en leeuwen bastaarden. Pardus springt en loopt niet waar het zijn prooi ziet 3855 zodat van moed groot soms zichzelf springen doet. En het is uitermate fel, in Afrika zo zijn ze wel pardus die zich in hagen bedekken 3860 en zien ze er iets voorbij zal trekken is het dier of vogel of ook man die springen ze met kracht aan. |
Luipaard. In midden-Nederlands was het libart of lupart, meestal echter Ԭeeuw’ Het woord voor leeuw komt in Saksisch voor als luy of lunze, via Italiaans lonza werd het over Frans lկnce, en ons lui-paard. Zie voorgaand.
Uit Xenophon en Aristoteles kan men opmaken dat de Grieken slechts een naam hadden voor dit dier, Pardalis. Plinius noemt de luipaarden pardus en gebruikt ook voor deze dieren het Griekse woord panthera (waarmee de Grieken een heel ander dier, waarschijnlijk de civetkat, bedoelden) Omdat hij beweert dat de panthera bijkans door niets dan de witachtige kleur van de pardus te onderscheiden is wordt het wederom waarschijnlijk dat met de panthera van de Romeinen de luipaard genoemd is wiens grondkleur inderdaad naar wit trekt.
De naam Leopardus is van nog latere oorsprong en komt het eerst voor bij Julius Capitolinus, een schrijver uit het laatst van de derde eeuw die hem voor een bastaard hield van een leeuw en panter. Deze naam is uit leo (leeuw) en pardus samengesteld en moet de vermeende bastaard van luipaard en leeuw voorstellen. Zo is ons luipaard samengesteld uit Leopardus
Zie leeuw en luipaard, ook hieronder.
Pantera als scriuet solijn es tsconste dier dat mach sijn 3865[s]pekelde als ronde appelkine ende van varwen so fine blau roet swart ghelu ende wit dat hem so vterscone sit dit dier nes niet wreet 3870allene die drake heue leet fisiogosus die seghet dat het sat te hetene pleghet van spisen arde meneghertiere jn sijn ol gaet dats sine maniere 3875ende slaept iij daghe dan werpet vt .j. sonderlanghen luud alle beesten uolghen hem nar die sinen luud oren vor war dor sine soete lucht 3880maer sinen houede ebsj vrucht om dat so eiselic sj van achter uolghensj hem bj die drake allene es veruard ende vliet te ole ward 3885alse pantera dat uersiet dat men sinen houede uliet steket sijn hoeft in der aghen ende latet ander vte raghen om dat so scone si 3890ende dandre diere die hem sijn bj worden bi der lucht bedroghen ende bi den up siene van den oghen want het scietet inden oep ende nempt sine proie sonder loep 3895vp sine scoudren draghet mede .j. spotte tere stede die nade mane in elke maent altoes wasset ende waent dit dier ne draghen mar ene waruen 3900want sine jonc die verdaruen ende scoren hare moeder binnen so dat soe nemmerme mach winnen |
85. Panthera, als schrijft Solinus, is het schoonste dier dat er mag zijn. 3865 (a) Gespikkeld als ronde appeltjes en van verf zo fijn, blauw, rood, zwart, geel en wit dat hem zo uitermate schoon zit. Dit dier is niet wreed 3870 alleen de draak heeft leed. Physiologus die zegt dat het zat te eten pleegt van specerijen der aarde in menigvoud(b) en in zijn hol gaat, dat is zijn manier 3875 en slaapt drie dagen dan werpt het uit een apart geluid en alle beesten volgen hem na die zijn geluid horen voor waar door zijn zoete lucht, 3880 maar van zijn hoofd zijn ze bang omdat het zo ijselijk is, van achter volgen ze hem bij. De draak alleen is verward en vliedt te hol waart. 3885 Als de panter dat ziet dat men zijn hoofd vliedt steekt het zijn hoofd in de hagen en laat het ander uitsteken omdat het zo schoon is 3890 en de andere dieren die hem zijn bij worden door de lucht bedrogen en bij het opzien van de ogen want het schiet daar in de hoop en neemt zijn prooi zonder loop. 3895 (a) Op zijn schouders draagt het mede een vlek daar ter stede die naar de maan is in elke maand altijd groeit en vermindert. Dit dier draagt maar een worp 3900 want zijn jongen die bederven en verscheuren hun moeder van binnen zodat ze nimmermeer mag winnen. |
Panthera pardus (Felis panthera, Pardina panther) Panter, noord-Hoogduits Panther (nu Panther) Angelsaksisch pandher (nu panther) van Latijn panthera, en dit uit Grieks panther wat komt van oud-Indisch pundarikas.
De panter wordt gewoonlijk pardal genoemd, dan is er een leopard en een libbard, er zijn zoveel verschillende namen voor een beest. De panter is de vrouwelijke vorm, de pard (luipaard) is de manlijke vorm. Als de leeuw de pardal bedekt dan wordt de welp luipaard genoemd, maar als de pardal de leeuwin bedekt dan wordt het een panter. Het enige verschil tussen een luipaard, pardal en leeuw is dat die andere twee geen manen hebben. De grootste noemen ze panters, de tweede pardals, de derde luipaard. (panter en luipaard zijn twee namen voor een en hetzelfde roofdier, de Afrikaanse vertegenwoordiger zou je luipaard kunnen noemen, de Aziatische panter)
(a) De panter is bevriend met alle beesten, behalve de draak want die haat hij zeer en de draak mijdt hem. Het is een beest die geverfd is met kleine rode vlekken zodat zijn huid vol met ogen lijkt te zitten. Ze hebben een merk op hun schouder die op de maan lijkt en die groeit en verdwijnt net als de maan, soms laat dit een vol kompas zien, soms hol en gepunt met tippen als horens. De panter is schitterend gekleurd, blauw, geel, rood, zwart en wit, het is een lust voor het oog Alle viervoetige beesten hebben aardigheid in de verschillende kleuren van panters en tijgers, maar zijn bang voor hun afzichtelijke hoofden, daarom verbergen de panters hun hoofden en draaien die beesten de andere kant van hun lichaam toe zodat ze gepakt worden als ze zo gedraaid zijn en dan opgegeten Zijn vlekken zijn voor hem karakteristiek, zwarte vlekken op een ondergrond die varieert van licht grijs tot zandig. De onderste delen zijn licht en nauwelijks gevlekt. Zie de spreuk van Jer: 13:23 ‘kan een Ethiopiër zijn huid veranderen, of een panter zijn vlekken?’
(b) Als hij specerijen heeft gegeten, genoeg en vol, verbergt hij zich in een hol en slaapt drie dagen lang en komt er daarna uit en huilt. Uit zijn mond komt een zeer goede en aromatische geur die zoet is en vanwege die zoetheid volgen alle beesten hem, alleen de draak is er bang voor. Als die zijn geluid hoort vlucht hij in een grot want hij kan niet tegen de geur, vloekt in zichzelf en wordt er niet goed van en huilt dat zijn geur zo venijnig is. Christus is de ware panter om ons uit de klauwen van de draak te bevrijden. Hij daalt na zijn dood in de grot af om ons uit de macht van de duivelse draak te redden. Aristoteles meldt dat de dieren dol zijn op de geur die hij afgeeft zodat als hij op jacht gaat zichzelf verbergt en dat andere dieren naderbij komen en naderbij komen en met deze strategie kan hij alle dieren pakken, zelfs snelle dieren als herten. De panter zijn adem was beroemd om zijn zoetheid.
Het is het symbool van Christus, vooral omdat hij ook drie dagen slaapt. Een deel van deze traditie komt waarschijnlijk voort uit een mythisch dier die Panthera genoemd werd waarvan de beenderen van grote glans waren met een exquisiete geur. Een van de drie ‘rariteiten die Reintje de Vos van de koningin had gekregen was een kam. ‘Deze kam was gemaakt van de beenderen van een edel dier die Panthera werd genoemd. Die leefde tussen het grote India en het aardse paradijs. Het is zo mooi dat het de lieflijkste kleuren onder de hemel heeft, zijn geur is zo zoet en gezond dat het alle ongezondheid geneest. Het is de geneesmeester van alle dieren die hem volgen en heeft een stevig been, breed en dun, waarin als het gebroken is alle krachten van het dier opgesloten liggen. Het kan nooit gebroken of verteerd worden door een van de elementen, toch is het zo licht dat een veer het omlaag zal drukken en kan een goede polis geven’
Dit beest werpt maar een keer, de reden daarvan is algemeen bekend want als de welp groter wordt in de baarmoeder haat ze de moeder en verwondt haar huid met zijn klauwen, daarom laat de moeder ze gaan en werpt het jong.
Mulder: De panter is een van de dieren die met Christus vereenzelvigd werden: Christus overwon de duivel (‘de oude slang, tussen draak en reuzeslang bestond geen duidelijk onderscheid) en rustte drie dagen in het graf, voordat Hij opstond uit de doden. Alle mensen volgden Hem zodra ze Zijn stem hoorden.
De heerlijke geur die hij verspreidt - het woord panter heeft in het Grieks, en misschien ook in het Latijn, behalve de panter ook de civetkat aangeduid, een klein roofdier met een gevlekte vacht. Civet, een grondstof voor parfums en zeep, wordt afgescheiden door de aarsklieren van deze katachtige. Misschien moet hierin de herkomst van de berichten over de verlokkelijke adem worden gezocht.
Pirander sprect solijn es gheuoet als .i. zwijn 3905gheouet ende gheornet mede vele na des erts sede ru gheard alst ware .i. bare van hem scriueti openbare dat sijn aer varwe ontfaet 3910sulc als die stede dart staet eist cruud boem arde of gras het ontfaet des ylouet das hierbj est goet te verstane dat quaet es te vane 3915dit dier slacht den smekers wel siensj aren here fel si stokene ter felleit mede siensj hem doen onsuuerhede si bughen oec te sulken dinghen 3920es hi vroe si willen singhen wat soe hi doet si uolghen mede ende dits der heren onsalichede dat sj dat niet verstaen dese machmen qualike vaen 3925met eneghen angiene met enegher aert ende dese sijn te oue waert die hare har aldus verkeren om te bedrieghene hare heren |
86. Pirander, spreekt Solinus heeft voeten als een zwijn, 3905 gehoofd en gehoornd mede veel naar de herten zede, ruw behaard als was het een beer. Van hem schrijft hij openbaar dat zijn haar die verf ontvangt 3910 zulke als de plaats waar het daar staat, is het kruid, boom, aarde of gras het ontvangt die gelijk als dat. Hierbij is het goed te verstaan dat het moeilijk is te vangen. 3915 Dit dier slacht de smekers wel zien ze hun heren fel ze stoken ter felheid mede zien ze hem doen onzuiverheden ze buigen ook tot zulke dingen, 3920 is hij vrolijk, ze willen zingen wat zo hij doet ze volgen mede en dit is de heren onzaligheden dat ze dit niet verstaan. Deze mag men moeilijk vangen 3925 met enige machines, van enige aard en deze zijn te hoven waart die zich hier aldus veranderen om te bedriegen hun heren. |
Chamaeleo chamaeleo: chamae is klein, en leo, leeuw, het is de kleine leeuw. De zonderlinge gestalte en het ernstige voorkomen van de kameleon, die langzaam en op hoge poten komt aanstappen en plotseling met zijn vreemdsoortig werptuig een prooi overmeestert, zijn wel geschikt om de aandacht te trekken. Ze hebben waarschijnlijk aanleiding tot de naam gegeven. Kameleon, midden-Nederlands cameleon, Duits Chamaleon, Engels chameleon, Franse cameleon dat uit Latijns c(h)amaeleon stamt en dit uit Grieks khamai-leon, letterlijk leeuw op aarde, dat is een dwergleeuw, dat is al een stuk dat op sage vorming duidt. De naamvormen wijzen op een Afrikaans gamalion.
Het is een zeer traag en goedmoedig diertje van ongeveer dertig cm lengte dat voornamelijk daardoor vermaard is geworden dat het zijn kleur plotseling kan veranderen. In rustige en kalme toestand is het donker olijfgroen met gele strepen en blauwe vlekken. Wordt het diertje opgewonden dan wordt zijn kleur eerst geel en vervolgens bruin, bij plotselinge schrik zelfs zwart. Soms krijgen hierbij beide lichaamshelften verschillende kleuren. De kameleon bezit verder zoals vele andere hagedissen het vermogen zich zo sterk op te blazen dat hij wel tweemaal zo dik wordt. Met elk oog kan hij naar willekeur in een andere richting zien.
Vroeger nam men aan dat het dier elke kleur kon aannemen die het verkoos, dat het de kleur van de omgeving aannam om zich voor zijn vijanden te verbergen. Men wil iemand een kameleon noemen die verraderlijk is op wiens woorden men niet te veel kan vertrouwen. Zo werd van Alcibiades gezegd dat hij ‘Veranderlijk was als een kameleon’ Zo mag men dit dier vergelijken met hovelingen, geveinsden en alle die de wind van eer, roem en belang trachten na te jagen, die allerlei gedaanten in woorden gebaren en anders aannemen en zich voegen naar personen, zaken en omstandigheden die hun het beste in de kraam dient om het gevaar te ontwijken. Om met hun slijmerige en vleiende tong te strelen en bedrieglijke woorden te spreken. Mensen van weinig edel bloed, groot van long of grote windbuilen, opgezwollen zakken en blazen, gekronkeld van staart vol draaien zonder eenvoudigheid. Die men niet alleen in Afrika en Indië, maar schier alom vindt, maar vooral in de vorstelijke hoven. De kameleon is het symbool geworden van ogendienst, van de slaafse onderworpenheid van vleiers en hovelingen. Door het verkleuren symbool van veranderlijkheid.
Pagasus sprect solinus jeeste 3930es .i. eiselike beeste jn dat lant van ethyopen groot als parde die hier lopen ende gheuloghelt als i aren mar arde uele mere te waren 3935dan sarens vlogle des ghelouet grote orne draghet hi int houet ende so eiselic dat es veruard wat so comt them ward vedren ende bene mede 3940es hi so snel dats wonderlichede dar si lopen sj ghebaren als oft wintvlaghen waren vele spisen bedarf hem wel allen dieren sijnsi fel 3945enten mensce te voren vor alle diere die ut vercoren |
87. Pegasus, spreekt Solinus verhaal, 3930 is een ijselijk beest in dat land van Ethiopië en groot als paarden die hier lopen en gevleugeld als een arend maar er veel groter te waren 3935 dan arendvleugels wat men gelooft. Grote horens draagt het in het hoofd en zo ijselijk dat alles bang is wat hem komt tegen. Met veren en met benen mede 3940 is hij zo snel, dat is een wonderlijkheid, waar ze lopen ze gebaren alsof het windvlagen waren. Vele spijzen heeft hij nodig. Op alle dieren zijn ze fel 3945 en de mensen tevoren zijn voor alle dieren uitverkoren. |
Pegasus was het witte, gevleugelde paard in de Griekse mythologie. Poseidon had dit vreemde wezen lief gehad, terwijl ieder ander bij haar aanblik versteende. Pegasus kwam ter wereld toen Perseus het hoofd van Medusa, een hoofd omwonden met slangen, had afgehouwen. Het is het onsterfelijke paard dat gevormd was uit het bloed van Medusa en het schuim van de zee. De hemel was zijn woonplaats, hij vloog door de lucht zo snel als de adem van de wind. Hij was getemd met de gouden teugels van Minerva. Hij hielp de goden bij het vervoer van de bliksem. Later gaf Zeus het ten geschenke aan Eos of Aurora, de godin van de dageraad die op haar wagen dagelijks uit Okeanos of grote wereldstroom opstijgt om het licht aan de dag te brengen.
Hij geldt ook als het paard van de muzen omdat hij de Helicon een berg die door het gezang van de muzen verrukt was en zich tot de hemel wilde verheffen door een hoefslag bedwong en liet zo de bron Hippokrene (hengstenbron) uit de rots ontstaan waaruit de muzen en dichters bezieling dronken. Men stelde zich voor dat de dichters zich op Pegasus in het luchtruim verhieven. Vandaar de uitdrukking ‘de Pegasus bestijgen, aan ‘t dichten gaan’.
Pilosus es .i. wilt man ende om dat niemene tuifel der an so sprect die heleghe ysaie 3950dar of in sine prophesie die glose sprect vp twordekin dan dattet bouen si .i. man ende beneden .i. ander dier broeder aelbrecht sprect hier 3955dat in sinen tiden sekerlike den coninc van vrankerike .j. dier quam in ene stont van der groter dat es i hont sijn houet was arde nar 3960ghelijc des honts ouede dats war alte male sine andre lede gheleken der menschelichede bloet ande arme ende been ende den als oec ouereen 3965vp den rig adt aer gherne dranket wijn dats metter and naemt sine spise sedelic gnouch na menscen wise vp wart stont na mensce maniere 3970joncvrouen waset goedertiere oec onderkinnet sonder blijf elken man uor elc wijf sijn scacht van ongheuoeger manieren na de grote van dien diere 3975alsmen makede dat dier gram langhe waest ert bequam mar alset was goedertiere so waest van gheuougher manieren |
88. Pilosus is een wilde man en omdat niemand twijfelt daaraan zo spreekt de heilige Jesaja 3950 daarvan in zijn profetie. De glossaria spreekt op het woord dan dat het van boven is een man en beneden een ander dier. Broeder Albertus spreekt hier 3955 dat in zijn tijden zeker bij de koning van Frankrijk een dier kwam op een tijd van de grootte als een hond zijn hoofd was aardig naar 3960 gelijk een hondenhoofd, dat is waar. Al zijn andere leden leken op de menselijkheden, blote handen, armen en been en de hals ook overeen, 3965 op de rug had het haar, graag dronk het wijn, dat is waar, met de hand nam het zijn spijzen zedig genoeg naar mensen wijze rechtop stond het naar mensen manieren. 3970 Jonkvrouwen was het goedertieren, ook herkende het zonder twijfel welke man was of welke wijf. zijn schacht was van ongevoegde manier naar de grootte van die dieren. 3975 Als men maakte dat dier gram lang was het voor het bijkwam, maar als het was goedertieren dan was het van goede manieren. |
Pilosus betekent sterk behaard. Saters waren bos- en veldgeesten in het gevolg van Dionysus (Bacchus) Ze worden afgebeeld als kwaadwillende, geile en dronken gezellen van ongeslachtelijke vorm. Ze hebben borstelig haar, lange spitse oren en een geiten- of paardenstaart. Ze jagen en musicerend met de nimfen, dansen of achtervolgen ze. In de oudste Griekse tijden waren ze baardig en werd vaak het dierlijke grotesk uitgedrukt. Het zijn waarschijnlijk Indische apen geweest die in verhalen overgebleven zijn toen de god Bacchus de druiven en de wijn naar de Grieken bracht. Mogelijk ook een hondsaap.
Het woord ‘s aթr’ meestal in meervoudsvorm seթrim’ is ook gebruikt in een andere zin en vertaald als satyr. Dit wordt gevonden in vier verzen en kan niet als geit vertaald worden. Het wordt een satyr in Jesaja 13: 21 en 34: 14 en een duivel in Leviticus 17: 7 en 2 Kronieken 11: 5. Gewoonlijk denkt men dat ze de vertegenwoordigers zijn van de heidense geesten die de mens afbeelden als half mens, half geit. De aap is bekend om zijn seksuele wellust, zo ook de geit, vandaar dat die twee dieren vaak gecombineerd werden. Zie 94.
De kerkvader Hiëronymus vertelde ook dat men dit dier in Latijn incubus, satyrus of faunus noemde. Hiëronymus vertelde dat er op een gegeven moment een klein mannetje bij de kluizenaar St. Antonius kwam. Het mannetje had een kromme neus en een spits voorhoofd, van het middel tot de voeten had het een geitenlichaam. Op zijn vraag waar hij vandaan kwam antwoordde de sater: ‘Ik ben ook maar een sterfelijke bewoner van deze ruige wildernis. De zotte, afgoden vererende heidenen hebben zich tot nu toe wijs laten maken dat wij goden zouden zijn, wat echter niet het geval is en waarvoor wij ook niet aangezien willen worden. Ik ben er nu door mijn volk op uitgestuurd om met u te praten en u te vragen of u de universele God voor ons wilt aanroepen’ Nadat de sater was uitgesproken verdween hij snel en is niet meer teruggezien. De saters bleven echter bestaan. Tot in de middeleeuwen bleef het een afschrikwekkend voorbeeld van wat er terechtkomt van mensen die zich te veel aan vleselijke lusten overgeven.
Papilio seghet die jeeste 3980jn capadotia die meeste vindmen sulkerande diere si dulen na des wulfs maniere mere es i. dan die vos es en dulet voren si pleghen des 3985dandre volghen alle naer ru es al hare uel ghear dar si iemen weten versleghen versamen sj alle alsi pleghen met dulne ende eten der aue 3990si gaen inde doede graue onghert hem ende etense mede alsemen sijn bi der stede dar si roepen so sisi danen werre buten des menscen wane |
89. Papilio, zegt het verhaal, 3980 in groot Cappadocië vindt men zulke soort dieren. Ze huilen naar de wolfs manieren meer zijn ze als een vos is. De een huilt eerst, ze plegen dit, 3985 de anderen volgen alle na. Ruw is al hun vel gehaard. Waar ze iemand weten verslagen verzamelen ze zich, zoals ze plegen met dolheid en eten daarvan 3990 ze gaan in de doodsgraven openen hem en eten ze mede als men meent zijn ze bij de plaatsen waar ze roepen, zo zijn ze dan ver buiten de mensen waan. |
Canis aureus, (goudkleurig) is de goudjakhals, het is het dier dat door de ouden thos en gulden wolf werd genoemd.
Het is groter dan de vos en komt in vorm en voorkomen veel met die overeen. Elke dag komen ze samen om op krijg uit te gaan, ze leven van kleine dieren en maken zich door hun aantal geducht. Zonder vrees of aarzelen komen ze in schaapskooien, koeien- en paardenstallen, als er niets te eten is pakken ze leer, laarzen en schoenen en slepen het riemwerk mee. Zelfs graven ze lijken op, volgen de legers en vallen de karavanen aan, ook eten ze vruchten.
Zie hyena en 107, Papilio is een vlinder.
3995Pathio es i. creature het scint als ofse makede nature te siene om wonder groet sijn uel es al bloet roet ende scinet vor die so clar 4000men caent gheprisen niet vor waer ende hier es wonder of ghescreuen al es dit scone in sijn leuen talreest dat es doet verlieset sine sconeit groet 4005mar emmer bliuets hem .i. deel mar niewer na die el gheel arde starc sijn sine bene starker senewen vint men ghene sulke eidine vaen dese diere 4010ende houdense in goeder maniren ende anebedense ende etense mede ende oudense in groter werdichede ende wachten arde nouwe te waren dat si vten lande niet varen 4015diese ontuord ofte rouet hi wert ontliuet oft ontouet alse groet makemen ons cont dat si sijn als .i. hont |
90. 3995 Pathio is een creatuur het schijnt alsof maakt de natuur te zien een wonder groot, zijn vel is geheel bloedrood en schijnt voor je zo helder, 4000 men kan het volprijzen niet voorwaar en hiervan is wonder van geschreven al is dit mooi in zijn leven. Het allereerste dat het doet (in zijn leven) verliest zijn schoonheid groot 4005 maar immer blijft hem een deel maar nergens naar de ander geheel. Aardig sterk heeft het z’ benen sterkere zenuwen vindt men geen. Sommige heidenen vangen deze dieren 4010 en houden ze in goede manieren en aanbidden ze en eten ze mede en houden ze in grote waardigheid en passen zeer goed op dat ze uit het land niet gaan. 4015 Die ze ontvoert of rooft, hij werd ontlijfd of onthoofd. Als het groeit, maakt men ons kond, dan zijn ze als een hond. |
Zijderups? Zie volgende hoofdstukken.
Putorius euet .i. name 4020van stanke so eist onbequame dat es alset es gram dit es die vissau alsict vernam j. bousinc etet in someghe stat jn die huse maket .i. gat 4025dart in gaet ende onre steelt ende maghet het gheteelt dat se biden houede grijpt dat crijscht no pijpt men priset an dit dier niet el 4030dan namelike sijn vel |
91. Putorius heeft een naam 4020 van stank, zo is het onbekwaam dat is als het is gram. Dit is de vissau, als ik het vernam, een bunzing heet het in sommige plaatsen. In het huis maakt het een gat 4025 daar het in gaat en hoenders steelt en mag ze het doen dat ze hen bij het hoofd grijpt dat krijst of blaast. Men prijst van dit dier niet anders 4030 dan alleen zijn vel. |
Mustela putorius, (Putorius foetidus: stinkend) bunzing, bontsem of bonzing, midden-Nederlands fitsau, oud-Frans fissel of ficheux, Engelse fitchew. Het bestemmingswoord behoort tot midden-Hoogduits el, elwer: geel of lichtbruin, het dier is naar zijn kleur genoemd.
Het verdedigt zich op een zeldzame en zekere wijze, namelijk met zijn geweldige stank die mensen, nog honden kunnen verdragen Hij stinkt zeer erg vooral als hij kwaad is. De huid is stug en stevig in behandeling. Daarom blijft het lang goed in kleding, maar de geur ervan is echter zo hoog dat het niet veel gevraagd wordt. Het stijgt naar het hoofd en geeft daar hoofdpijn, daarom is het goedkoper dan vossenhuid. Merry Wives of Windsor iv, 1, 29;’Polecats! There are fairer things than pole-cats, sure’, er zijn mooiere dingen dan bunzings, zeker.’ Hij stinkt als een bunzing.
Pirolus es i dier dat wi teencoren eeten hier roet vp den rig wit onder de buke jn bussche wandelt vp die struke 4035ende broed in olen bomen tes somers caent hem so begomen dat heuet te winter spise alle boem urucht van soeter wise dar staet hem die wille toe 4040altoes eist ongheroe alst wille in .i. ander wout varen om sijn onthout ende et comt tere riuiere nemet .i. spaen dats sine maniere 4045ende sitter up alst .i. scip ware metten starte ende seilt ouer dare hier gaet vte van der p hort van der r. een ende nemme |
92’ Pirolus is een dier dat we eekhoorn heten hier. Rood op de rug, wit onder de buik. In bossen wandelt het op de struiken 4035 en broedt in holle bomen . Te zomers kan het zich zo begaan dat heeft te winter spijs alle boomvruchten van zoete wijze dat staat hem de wil toe. 4040 Altijd is het ongerust alsof het naar een ander woud wil varen om zijn behoud en het komt aan de rivier neemt een spaan, dat is zijn manier, 4045 en zit er op alsof het een schip ware met de staart en zeilt over daar. Hier gaat uit van de p, hoort hoe de r een einde neemt. |
Sciurus: Grieks voor ‘die zich met de staart overschaduwt.’.
Sciurus vulgaris, (gewoon) eekhoorn, midden-Nederlands ee(n)coren, midden-Hoogduits Eichhorn (nu Eichhorn) in midden-Noordduits Ekhorn, oud-Engels acweorna, oud-Noors ikorni en in Zweeds ekorre. Gaat men uit van een Germaans aikwerna dan mag het 1ste lid wel met de eik vergeleken worden. De 'horen' komt pas in de 11de eeuw voor. Naar die naam heeft het hele geslacht de naam van Sciuridae: gehoornden. Engelse squirrel, midden-Engels squirel, oud-Frans escurel (Frans sciurus) van Latijn scurellus, dat van Grieks skiouros, skia: schaduw, en ourd: staart.
Het is een voorzichtig dier, het legt tegen het begin van de winter een voorraad aan in een leeg nest of in een holle boom. Ook de eekhoorn is een van de beste kwekers der aarde geweest en heeft vele planten geplant, net zoals de mieren. Hij begraaft zijn wintervoedsel, de zaden en vergeet ze later op te halen zodat er overal groepjes bomen uit de grond opkomen.
Rangium es i dier niet cleine 4050van erte comende of van deine dat men in nordweghen vint starc ende snel als die wint dit euet .iij. par orne of .vi van wonderliker ghescepenessen 4055.ij. orne dar si den ert staen mar langher vele sonder vaen x. voete lanc sijn die ij dar an xx telghe of me twe andre orne als wijd oren 4060die staen hem int voroft voren niet so lanc breet ende vlac ende dar an menech clene tac noch met ij ornen gheladen die gheliken den scouderbladen 4065aldus es ghewapint dit dier jeghen sine viande fier ende elken mensche diet siet an te groten wondre nochtan dat dit nature maken dar 4070hier uolghet ene s. na .r |
93. Rangium is een dier niet klein 4050 van herten komende of van het damhert dat men in Noorwegen vindt sterk en snel als de wind . Dit heeft drie paar horens of zes van wonderlijke vorm, 4055 twee horens zoals ze bij het hert staan maar veel langer zonder vaan, 90 cm lang zijn die twee daaraan twintig takken of meer. Twee andere horens, zoals wij het horen, 4060 die staan hem in het voorhoofd voor, niet zo lang, breed en vlak en daaraan menige kleine tak ook met twee horens geladen die gelijken op de schouderbladen. 4065 Aldus is gewapend dit dier tegen zijn vijanden fier en elke mens, die dit ziet aan het grote wonder nochtans dat de natuur maakt daar. 4070 Hier volgt een s na. |
Rangifer tarandus Rendier, het woord Բennՠis duidelijk Scandinavisch, het stamt mogelijk van oud-Noors hrein: hert. Engelse reindeer, Duitse Rentier en Franse renne.
Julius Caesar heeft er een tamelijk juiste beschrijving van gegeven. ‘in het Hercynisch woud treft men een rund aan met de gestalte van een hert. Midden op het voorhoofd heeft het horen die veel groter is dan die welke bij anderen voorkomen en wiens kroon zich in handvormige, vele takken splitst. Het wijfje heeft net zulke horens’. Het zijn de herten van de poolstreken.
Symia mach in latijn jn onse vlaemsch .i. siminkel sijn ru van hare ende van leden vele na de menschelichede 4075ande barst drachso dat kint dat soe bouen dandre mint dander sit vp aren als hier om gheuallet als ende als als men dat jacht latso dat lieue 4080neder vallen onder die dieue ende moet tletste bouden dan want soes ghelosen niet ne can ende dan moet dander sijn vercoren om dat liefste es verloren 4085ij jonghe drachsoe tere vard deen aetsoe dander heuetsoe ward j. deel sijnsi van sinne vroet dat si sien dat men vor hem doet dat wilsi also bestaen 4090ende hier omme werdensi gheuaen want jaghers pleghen ende gomen dar tsiminkel sit vp bome of up berghe dat si scoen ghemaket ebben diesi an doen 4095ende bindense an hare been dar die simme al in een mach besien wat doet die man dan latensi die scoen dar dan ende gaet dar mense niet mach sien 4100so comt die beeste ende wille des plien ende bind die scoen so vaste an dat soere ylosen niet can plinius toghet andre maniere hoe dat men oec vaet die diere 4105hi seghet dat si dies plien lijm te nemene ende gaen mettien dart siminkele sien moghen so ghebarensi of si hare oghen recht met ghenen lime bestreken 4110ende dit doensi in losen treken vor die beesten alopenbare si gaen wech ende laten tlijm dare so comt dat dier ende wil mede ende verlimet al dar ter stede 4115sijn oghen ende wert gheuaen siminkel mach niet stille staen bet smaken si dan dier dat leuet mar ghenen stard het ne heuet alsijnsj van beten fel 4120nochtan sijnsi getimmet si spelen gherne met kinden appele noten dar sise vinden etensi gherne en ware bjdi dat die scurtsen bitter sj 4125ende dats dulleit want scument sure ende de bittre auonture so eist onrecht salmen moeten veroghet wesen van den soeten langhe leit hem inden moet 4130dat men hem eneghe scalcheit doet den siminkele volgti an niet den mensce die felle man die vergheuen niet ne mach als hem sijn vrient gheuet .i. slach 4135die bit sonder bate dat men hem sine sonden verlaten siminkele vintmen some ghestart somo scone die sijn ghebard met breden starte ghelikende clene 4140na die andre ghemene siminkel als sijn anschin toghet sijn ghetant ghemont gheoghet ende ghewinbrawet na den man ghearmet ende gheand nochtan 4145ende ghemammet na den wiue mar binnen est van sinen liue den mensce eist niet ghelijc entuint ja min dan enich dier datmen vint jn india vintmense wit 4150ende elc mensce merke dit siminkele en euet nauele neghene naden mensce alle ghemene hier nes van der .s. nemme mar ord hier compt van der .T |
94. Simia mag in Latijn in ons Vlaams een aap zijn. Ruw van haren en van leden veel naar de menselijkheden. 4075 Aan de borst draagt ze het kind (a) dat ze boven de andere bemint en de ander zit op haar hals, hierom gebeurt het als als men ze jaagt dat ze die liefste 4080 neer laat vallen onder de dieven en moet de minste behouden dan omdat ze het niet loslaten kan en dan moet de ander zijn uitverkoren omdat ze de liefste heeft verloren. 4085 Twee jongen draagt ze zo ter vaart de een haat ze en de ander heeft ze lief. Een deel zijn ze van geest verstandig dat ze zien wat men hen voor doet dat willen ze alzo doen 4090 en hierom worden ze gevangen, want jagers plegen en doen waar de aap zit op bomen of op bergen dat ze schoenen gemaakt hebben die ze aan doen 4095 en binden ze aan hun been waar de aap al ineen mag zien wat doet die man dan laten ze die schoen daar dan en gaat daar waar men ze niet mag zien 4100 dan komt dat beest en wil dit doen en bindt de schoen zo vast aan dat ze het niet meer losmaken kan. Plinius toont een andere manier hoe dat men ook vangt dit dier, 4105 hij zegt dat ze plegen lijm te nemen en gaan meteen waar de apen het zien mogen dan doen ze alsof ze hun ogen echt met die lijm bestrijken 4110 en dit doen ze in loze streken voor die beesten al openbaar, ze gaan weg en laten de lijm daar dan komt dat dier en wil mede en verlijmt al daar ter plaatse 4115 zijn ogen en wordt gevangen. De aap kan niet stil staan. Betere smaak heeft het dan enig dier dat leeft maar geen staart het heeft. Al zijn ze van bijten fel 4120 nochtans al zijn ze getemd. Ze spelen graag met kinderen. Appelen en noten die ze die vinden eten ze graag en tenzij dat waarvan de schors bitter zij. 4125 Dit is dwaasheid, wie schuwt het zure en het bittere in het leven heeft het recht niet om zich te verheugen over het zoete. Lang ligt het hem in het gemoed 4130 dat men hem enige schalksheid aan doet, de aap volgt die na niet de mens, die felle man die vergeven niet nee mag als zijn vriend geeft hem een slag 4135 die bijt het zonder bate, dat men hem zijn zonden vergeeft. Apen vindt men soms gestaard soms schoon, die zijn gebaard met brede staart gelijkende weinig 4140 naar de andere algemeen . Apen zoals hun aanzicht toont , hebben tanden, mond en ogen en wenkbrauwen naar de man, armen en handen nochtans 4145 en borsten naar de wijven, maar binnen is het van zijn lijf de mens niet iets gelijk, ja, minder dan enig dier dat men vindt. In India vindt men ze wit 4150 en elk mens merkt dit de aap heeft navel geen, (b) naar de mens algemeen. Hierna is van de s nimmer, maar hoort, hier komt van der t . |
Pongo pygmaeus, (klein) (synoniem Pithecus satyrus: satyr, Simia satyrus, Simia betekent gelijkend of mensachtig, en satyrus is de satyr) Orang oetan, Engelse orang utan, Duitse Orang Utan en Franse orang outan. Mogelijk is hier op een Afrikaanse aap gedoeld, gorilla
Het is een staartloze aap die op Borneo en Sumatra woont. Het is een mens die met lang bruin haar bekleed is, een bosmens. Orang: mens, oetan: bos.
(a) Zowel in lichamelijke als in zedelijk opzicht verenigen ze de slechte eigenschappen van de mens in zich. Zo afschuwelijk als de apen zich overigens tegenover anderen gedragen zo lief zijn ze voor hun jongen of voor kinderen. Als ze tam geworden is en in huis jongen ter wereld brengt laat ze die aan iedereen zien en is zeer blij als iemand ze streelt. De grootste liefde betonen ze natuurlijk aan hun eigen jongen, daarom is ‘apenliefde’ spreekwoordelijk geworden. De moeder vertroetelt en verzorgt ze op roerende of -belachelijke- wijze, al naar men ‘T noemen wil; ‘mes extremes se touchent’de uiterste grenzen aan elkaar’ moederliefde is verheven of -belachelijk. De aap wordt soms geciteerd als een voorbeeld van de gekke liefde van moeders. Zo ouders vaak dwalen, zoals zoveel moeders die gek op hun kinderen zijn, soms zijn ze zo verzot op hun kinderen dat ze die op het eind doodknuffelen. Plinius bericht in volle ernst dat apinnen hun jongen uit louter liefde dikwijls dood drukken. Dit wordt herhaald door Aesopus.
Mulder: Apen krijgen twee jongen - het ene haten ze en het andere hebben ze lief - geliefde’ de blinde en schadelijke liefde van ouders voor hun kinderen, stamt ook uit de bestiaria. Plinius en anderen vertellen dat het geliefde jong letterlijk wordt doodgeknuffeld. Apemoeders kunnen inderdaad hun jongen dooddrukken, zij het uit angst, niet uit genegenheid.
(b) De aap heeft geen navel, die heeft alleen de mens ontvangen van Adam.
4155Tygrus als solinus seghet es tsnelste dier dat lopens pleghet blont van hare ghespekelt ront wreet eist talre stont ghene dinc nes so verre 4160enne veruolghet werdet erre dit wetensj wel sonder vraghen die hem hare jonc ontdraghen sine ebben water ofte zee sine ontfaren nemmermee 4165mar ons seghet plinius dat ment bedrieghet aldus alse die jonghe euet de man ende de moeder vint den dan jdel volgheso den roure nar 4170alsise bi ort eueti vaer dan werpti .i. der jonc int gras die moeder wert gheware das ende draghet weder in den dan ende volghet weder na den man 4175hortise hem dan volghen weder werpti noch .i. ionc neder dat leg soe weder inden nest ende volghe weder so soe mach best dit doet die roure so dicke dan 4180dat hi scip ghewinnen can ende pijnt also tontfarmen ghinder want die tigre heuet uele kinder Ambrosius telt ene andre maniere hoemen vaet dese diere 4185rouers hebben glasine balle die binnen sijn bescreuen alle alse offer tigris ionc in waren die draghen si alsi int wout varen ende roeuen der tigren dan 4190alsene die beesten uolghen an werpen si inden weghe ghint die moeder soe waent sien hare kint so bliuen si dar beede staende vpt glas terdende ende slaende 4195ende vinden niet alst es ontwee ende uolghen na verwoet noch mee so vinden noch een in den pat ende alse te broken es dat volghen si al dat si moghen 4200so dicken werden si bedroghen dat si kinder ende wrake verliesen al om dese sake entie rouere die ontfart weder te sinen beoude wart 4205nade snelleit van desen diere es geheten ene riuiere die comet uten paradise want soe es van snelre wise die snel es na minen wane 4210derre beesten sijn vele in ircane |
95. 4155 Tigris, zoals Solinus zegt, is het snelste dier dat loopt, blond van haren, gespikkeld rond. Wreed is het te alle stonde. Geen ding is zo kwaad 4160 en vervolgt wordt het kwaad dit weten ze wel zonder vragen die hem hun jongen ontnemen als ze niet hebben water of zee ze ontkomen nimmermeer. 4165 Maar ons zegt Plinius (a) dat men het bedriegt aldus, als de jongen heeft de man en de moeder vindt het nest dan leeg volgt het zo de rover na 4170 als die haar hoort heeft hij gevaar dan werpt het een van de jongen in het gras de moeder werd gewaar dat en draagt het weer in het hol en volgt weer na de man, 4175 hoort hij haar dan volgen weer werpt hij nog een jong neer dat legt ze weer in het nest en volgt weer zo het mag best, dit doet die rover zo veel dan 4180 totdat hij bij het schip komen kan en denkt hij aan het wegvoeren ginder want de tijger heeft vele kinderen. Ambrosius vertelt een andere manier hoe men vangt deze dieren; 4185 rovers hebben glazen ballen die van binnen zijn beschreven alle alsof er tijger jongen in waren die dragen ze als ze in het woud gaan en roven de tijgers dan 4190 als die beesten hen volgen na werpen ze die in de weg ginds die moeder denkt te zien haar kind dan blijft ze daarbij staan op het glas starende en slaan 4195 en vinden het niet als het is stuk en volgen verwoed na nog meer dan vinden ze er nog een in het pad en als het gebroken is dat volgen ze hem na al dat ze mogen 4200 zoveel worden ze bedrogen dat ze kinderen en wraak verliezen al om deze zaak en die rover die vaart weg weer zijn behouden vaart. 4205 (b) Naar de snelheid van deze dieren is geheten een rivier die komt uit het paradijs want die is van snelle wijze die snel is naar mijn waan. 4210 Dergelijke beesten zijn veel in Hircanië. |
Panthera tigris (Felis tigris) Tijger, midden-Nederlands tigre, Duits Tiger, Engels tiger en Franse tigre. Dit woord stamt uit Latijn en dat uit Grieks tigris, dat uit Iraans, vergelijk Avestisch tiyri: pijl, Iraans thigra: scherp.
(a) ‘Eie dieren zijn zeer kwaadaardig en als een jager hun jongen geroofd heeft dan kan de jager vaak niet ver komen. Daarom gooit de jager spiegels achter zich zoals Ambrosius zegt. Als die dieren daar overheen lopen en in de spiegel kijken, dan menen ze dat hun jongen daar zitten en staan boven de spiegel en kussen en omvatten die, ze is lang bezig om haar kinderen uit het glas te halen, zo heeft de jager de tijd om te ontsnappen. De jager neemt de welpen weg en verdwijnt snel op het snelste paard dat hij kan vinden. Als het wilde dier komt en ziet dat de welpen weg zijn dan komt ze omhoog en volgt de geur. Als de jager het gegrom achter zich hoort gooit hij een van de welpen op de grond, de moeder neemt de welp in haar mond en draagt hem naar het hol en legt hem erin en komt dan de jager weer na maar in die tijd zit hij op een schip en neemt zo de andere welpen mee en ontsnapt op die manier en zo is haar trots gebroken. Soms gebeurt het dat hij zo in zijn aftocht twee of drie jonge tijgers moet prijsgeven om zichzelf te redden. Als ze ziet dat haar jongen op een schip weggevoerd worden maakt ze zoveel kabaal aan de zeekust dat ze vaak ter plaatse sterft maar als ze al haar jongen weer bij elkaar krijgt heeft ze onuitsprekelijke vreugde zonder wrok tegen hen die haar beledigd hebben’
(b) Solinus zegt dat de tigris het snelste dier is. De tijger is het snelste beest, als die rent is het alsof het een pijl is, de rivier de Tigris heeft zijn naam van dit beest want het is de snelste van alle stromen.
(c ) Landstreek tussen het Elboers Gebergte en de Kaspische Zee, aan weerszijden van de grens van het huidige Iran en de Sovjetrepubliek Toerkmenistan, in oude geschriften de verblijfplaats van de tijger.
Taurus dats in vlaems .i. stier ende es voeren .i. starc dier een uerrinc heetet ende .i. uerre een wreet dier esset alset es erre 4215allen dieren willi deeren die hem met proien gheneren al hare meeste macht es voeren jnt uorouet ende inden horen met bitene ne doen si niemen quaet 4220mar in die orne es hare daet ende si sijn goet des menschen gheuoech beede in waghene ende in ploech vp dat si ghewent waren ende alsi out sijn van iaren 4225wilmense dan vet maken so sijnsi morwer inder smaken twe ossen die in .i. ploech te samene trecken dar si gnoech alse deen den andren niet ne siet 4230dat hire omme te loiene pliet so lief ebben si hare ghebure ende dits houescher beesten nature om dat si alre starkests sijn uoren draghen si dat ioc upten horen 4235jn menech lant in menegher stede trecken si metten alse mede ossen ulesch pleghet droger te sine dan vanden buc ofte vanden swine ende dar comet af swaer bloet 4240doch gheuet cracht ende wel uoet mar ets te verduwene pine het ne si met loeke iof met aisine basilius spreket al bloet stiers bloet gedronken dats de doot 4245sijn bloet warem ouer een es goet dar te broken es .i. been jn india so vintmen stiere spreket plinius van bruunre manire dien eiselic die burstelen staen 4250van orne te orne de mont ondaen al wederkert so staet hem thaer ende seere dapper dats waer wilsi si legghen orne neder ende alsi willen rechten sise up weder 4255si langense si curtense in alre tijt alsi willen in haren strijt alsmense iaghet werpen si har smelt verre van hem met ghewelt dar si iagers ende honde 4260letten mede langhe stonde so hart sin sin dat men der dure comen mach met ghere auenture sijn moet es so starc ende so groot werdet hi gheuaen hi bliuet doot 4265oec sijn dar sulke die enen horen alleene ebben in thouet voren ende sulke diere ebben drie alst part gheuoet ront so sin sie |
96. Taurus, dat is in Vlaams een stier, en is voor een sterk dier, een stier heet het en een vaars. Een wreed dier is het als het is kwaad, 4215 alle dieren wil het deren die zich met prooien genereren. Hun grootste kracht is van voren in het voorhoofd en in de horens, met bijten doen ze niemand kwaad 4220 maar in de horens is hun daad. En ze zijn goed des mensen gevoeg beide, voor wagens en in ploegen omdat ze het gewend waren. En als ze oud zijn van jaren 4225 wil men ze dan vet maken, dan zijn ze murwer in de smaak. Twee ossen die in een ploeg tezamen trekken is genoeg, als de een de ander niet ziet 4230 dat hij erom te loeien pleegt, zo lief hebben ze hun buren en dit is hoofse beesten natuur. Omdat ze aller sterkst zijn voor dragen ze het juk op de horen, 4235 in menig land en in menige plaats trekken ze met te hals mede. Ossenvlees pleegt droger te zijn dan dat van de bok of van het zwijn en daar komt af zwaar bloed 4240 doch geeft kracht en goed voedt maar het is te verteren moeilijk, eet het met look of met azijn. Basilius spreekt alle bloot stierenbloed gedronken dat is de dood 4245 zijn bloed warm overeen is goed waar gebroken is een been. In India vindt men stieren, spreekt Plinius, van bruine manieren die ijselijk de borstels staan 4250 van oor tot oor, de mond geopend al tegenstaande zo staat hem het haar. En zeer dapper, dat is waar, willen ze liggen de horens neer en als ze die willen oprichten weer 4255 ze verlengen ze en korten ze in alle tijd als ze willen in hun strijd. (a) Als men ze jaagt werpen ze hun stront ver van zich met geweld waar ze jagers en honden 4260 mee beletten lange stonden, zo hard zijn zin dat men daar door ontkomen mag met geen avontuur. Zijn moed is zo sterk en zo groot word hij gevangen, hij blijft dood. 4265 Ook zijn daar zulke die een horen alleen hebben in het hoofd voor en sommige dieren hebben drie als paarden voeten, zo rond zijn die. |
Het belangrijkste geslacht van de runderen is zonder twijfel dat van de eigenlijke runderen, Bos, omdat hier ons huisrund, Bos primigenius ‘Taurus’ hier toe behoort.
Een os is een gesneden stier, het symbool van vreedzaam dienen en kracht. Os, midden-Nederlands osse, oud-Saksisch en oud-Hoogduits Ohso (nu Ochse) oud-Engels oxa (nu ox) oud-Noors en Gotisch auhsus is te vergelijken met oud-Indisch uksan: stier.
Stier, midden-Nederlands stir, oud-Engels steor (nu steer) oud-Hoogduits Stior, noord-Hoogduits Stier, Gotisch stiur, verwant met Latijn taurus en Grieks tauros: stier, in Assyrisch is het suru, in Hebreeuws sor en Aramees tor. Het is een oeroud woord, mogelijk heeft het woord met sterk, statig, grimmig, wild te maken, vergelijk stuurs.
Koe, midden-Nederlands coe, oud-Saksisch Ko, oud-Hoogduits Chuo (nu Kuh) oud-Engels cu, (nu cow) oud-Fries ku en oud-Noors kyr. Een koe is het nadat ze haar eerste kalf heeft gehad. Een vaars, Vlaams verring of verre, is een jonge koe die nog niet heeft gekalfd, (Engelse heifer) Kalf is het jonge dier van eerste jaar die ook wel hokkeling genoemd wordt. Een pink is een eenjarig kalf dat alle melktanden nog heeft.
Die met een horen is wel de neushoorn, de andere dieren van het geslacht Bos. ‘Er zijn stieren in Phrygia die van een vlammende rode kleur zijn met een zeer hoge en draaiende nek. Hun horens lijken niet op de anderen in de wereld want ze worden met hun oren bewogen en op een flexibele manier, soms naar de ene, dan weer naar de andere kant. Sommige stieren hebben beweegbare horens en bewegen die na elkaar tijdens een gevecht’
(a) zie 10 en 106.
Tranet es .i. dierkin 4270vander grooter dat es tconijn als plinius doet te verstane ende al eist cleene in sire gedane ets nochtan van moede groot starc ende stout in alre noot 4275hoec heuet gegeuen nature enen elm deser creature die hem thouet bescermen mach jeghen bete ende ieghen slach dies machmen merken wel in dien 4280dat die sceppre heuet vorsien elker creaturen thare alst herlic ende nuttelic ware dit dier es van varewen root ende scone onder sijn ghenoot 4285jn dat lant van orient seghet plinius eist bekent |
97. Tramet is een diertje 4270 van de grootte van dat konijn als Plinius laat verstaan. En al is het klein in zijn gedaante het is nochtans van moed groot sterk en dapper in alle nood. 4275 Ook heeft hem gegeven de natuur een helm dit creatuur die hem het hoofd beschermen mag tegen beten en tegen slag. Dit mag men merken wel in die 4280 dat de schepper heeft voorzien elke creatuur het zijne als het goed en nuttig was. Dit dier is van kleur rood en mooi onder zijn genoot 4285 in dat land van de Oriënt, zegt Plinius, is het bekend. |
Procavia syriaca, (uit Syrië) (Heterophyrax syriacus) klipdas, Engelse hyrace, rock rabbit of coney, Duitse Klischliefer, Franse daman. Het is de kleinste en een van de sierlijkste hoefdieren. Ze zijn zelfs verwant aan zeekoeien en olifanten! De Feniciërs zagen ca 1000 v. Chr. in het westelijk deel van de M. Zeegebied dieren die ze niet kenden. Dat waren konijnen. Ze leken op de hun bekende klipdassen. Ze noemden het gebied waar ze de op klipdassen gelijkende dieren gezien hadden, i-Sjafan-im: de kust van de klipdassen. Daar zouden de Romeinen later Hispania van gemaakt hebben, Spanje. Luther vertaalde het later omgekeerd, hij vertaalde het woord saphan als konijn. Goede?
Traielafus es gheset .i. dier in die oude wet ende was verboden tetene 4290ysidorus doet ons te wetene dat naden ert es ghedaen mar alse .i. buc ru sonder waen ende met ornen ghetelget lanc starc ende snel in sinen ganc 4295ende stout in sire were jeghen der viande deere men vintse omtrent faisidia ende elnieweren uerre no na |
98. Tragelaphus is gezet een dier in de oude wet en was verboden te eten. 4290 Isidorus laat ons weten dat het naar het hert is gedaan maar als een bok ruw, zonder waan, en met horens vertakt lang sterk en snel in zijn gang 4295 en dapper in zijn verweer tegen de vijanden daar. Men vind ze omtrent Falsidia. En anders niet ver of dichtbij. |
Tragelaphus zouden we een geithert kunnen noemen. Het heet op Latijn hircocervus. Grieks tragos: bok.
Het is een fantastisch afgeschilderd mythisch fabeldier dat de Grieken alleen zagen op tapijten en andere kunstuitingen van de Oriënt (Perzen en Babyloniërs) en op hun oude vazen namaakten.
Het is een dier die aan de kin een baard heeft als een geit maar horens heeft met vertakkingen als een hert. Dat dier is sterk en verdedigt zich tegen alles wat hem niet vriendelijk gezind is.
Het is een latere benaming voor een antilopengeslacht en manenschaap, Ovis tragelaphus.
Tragodice dat sijn diere 4300van sere uremder maniere van .iiii. uoeten so nes niet dat also hetet als dit pliet want ouer rugghe hals ende als werpen si haren langhen als 4305ende heten also dat gras warbi dat comet merket das si hebben horne seere langhe die hem neuen der lier wanghe toter herden neder slaen 4310dus ne connen si niet ontfaen hare spise alse dandre beesten eten nature die niet wil uergheten gaf hem den langhen als der bi om hem te ghenerne also enter bi |
99. Tragodrice dat zijn dieren 4300 van zeer vreemde manieren. Van vier voeten zo nee is het niet dat alzo eet als die plegen want over rug, halseinde werpen ze hun lange hals 4305 en eten alzo dat gras waarbij het komt, merk op dat. Ze hebben horens zeer lang die hen neven de wangen tot de aarde neder slaan, 4310 dus kunnen ze niet ontvangen hun spijs zoals de andere beesten eten. Natuur, die niet wil vergeten gaf hem de lange hals daarbij om zich te voeden alzo daarbij. |
Tragos, bok. Ovis tragelaphus is het manenschaap. Dat dier valt op door zijn lange afhangende manen.
4315Talpa dats in ulamsch de mol die onder darde maket sijn ol ende es ene blende beeste vander herden comende nader geeste bedi eist dat hi derde mint 4320ende leuet bi wormen die hire in vint lant lieden doet hi dicken toren ende hetet den wortel onder dat coren sumwile comet hi hute wel dicke es sijn haer pecswart sijn vel 4325een mol te puluere verbrant ende met witten van eien ghemanc ende tanschin der mede ghewreuen heuet laserscap dicken verdreuen sijn bloet seit hi doet wassen aer 4330vp .i. caleu houet dats waer aristotiles die seghet wat diere dat te notene pleghet sonder de mol heuet hoghen mar hi wille dar toe toghen 4335die wel kennen segghen sonder waen dar sine oghen souden staen dat hire ghescepene oghen vint al es hi van naturen blint ende hier in machmen merken mede 4340van onsen sceppere sine houeschede die elker creaturen gheuet dat soe metten rechte heuet die mol neuet gheen sijns noot plinius die seit al blood 4345dat niet so nauwe ne hort als de mol alshi es in sijn demster ol ende dats wonder geopenbard want alluud die slaet vp wart nemme ne vandic in .t. 4350vander .v. so hort uort mee |
100. 4315 Talpa, dat is in Vlaams de mol die onder de aarde maakt zijn hol en is een blind beest. Van de aarde groeit het, naar de verhalen daarom is het dat hij de aarde bemint 4320 en leeft van wormen die het hierin vindt. Landlieden doet hij veel vertoornen en eet de wortels onder het koren. Soms komt hij uit wel. Dik is zijn haar, pikzwart zijn vel. 4325 Een mol tot poeder verbrand en met het wit van een ei gemengd en het aanschijn daarmee gewreven heeft melaatsheid vaak verdreven. Zijn bloed, zegt hij, laat groeien haar 4330 op een kaal hoofd, dat is waar. Aristoteles die zegt het, alle dieren die paren ogen hebben. uitgezonderd de mol heeft ogen, maar hij wil daarbij tonen 4335 die het wel kennen zeggen zonder waan waar zijn ogen zouden staan dat hij er geschapen ogen vindt, al is hij van naturen blind. En hierin mag men opmerken mede 4340 van onze schepper zijn edelmoedigheid die elke creatuur geeft dat zo met recht heeft, de mol heeft ze niet nodig. Plinius die zei het al bloot 4345 dat niets zo goed hoort als een mol als hij is in zijn duister hol en dat is een wonder geopenbaard want alle geluid die slaat opwaarts. Nimmer vond ik in t, 4350 van de v hoort voorts meer. |
Mol, midden-Nederlands mol, Engelse mole, midden-Engels molle of mulle, midden-Latijn mulus, vergelijk hierbij het Angelsaksische muha: heuvel of hoop. Daarnaast werd het oud-Hoogduitse Multwurf tot Maulwurf, het laatste deel betekent werpen, zodat dit woord eigenlijk aardwerper betekent. In streken van Engeland komt mouldwarp voor, literair de stofwerper. Shakespeare, Pericles I,1,102: ‘’De blinde mol werkt grond’
Hoog op en meldt, hoe de aarde van de mensen’
Verdrukking vol is’ t beestje sterft er voor’.
Caliban in Tempest 4,1,170:
‘Ik bid u, sta stil, opdat de blinde mol’
Geen voetstap hoor.’ De mol hoort elke trilling van de grond en is dan verdwenen.
De mol heeft geen ogen omdat men de in zijn pels verstopte ogen voor blind hield, vandaar heet hij Captus oculis. Diegene die de huid er voorzichtig af haalt en goed toekijkt zal daarbinnen de ogen verborgen vinden. (De blinde mol, Talpa caeca, die voorkomt in Z. Europa en Azië is werkelijk blind, de ogen liggen onderhuids)
Vnicornus ludet .i. horen espentijn heetement als wijt horen rinocheros heetet in dietscher wort om dat het heuet als men hort 4355den horen staende te sire baten tusschen sine twee nasegaten na sire cracht so esset cleene na sire groten heuet curte beene dus scriuet isidorus die here 4360snel ende wreet eist arde sere nemmermeer oec sonder waen ne caent iagre gheuaen heleu so esset gehaer viere uoete dat wetet ouer waer 4365es hem die horen starc alse been dien wettet an enen steen sone mach hem die olifant niet gheweren uoer dien viant gheen spiet sone maghet ueruaren 4370vp hoghe berghen wandelet te waren ende in der wostinen nochtan die onghewandelt sijn den man ons scriuet iacob van vitri ende sente isidorus de meester vri 4375hoement vaet ende niet ne iaghet men nemet ene ombesmette maghet ende setse alleene in gheen woud daer hem dunicornus houd dar comet dat dier ende siet hane 4380dat reine ulesch de soete ghedane ende werpet dar wech ende af doet allen fellen houermoet ende anebedet die suuerede sijn houet met groter goedertierede 4385ende leghet in der ioncurouwen scoet ende slapet daer met gnoechten groot so coment die jaghers mettien ende vanghent al onuersien si slaent doot na hare gheuoech 4390ofte si bindent vaste ghenoech ende bringhent in palaisen dan hoghen heren te scouwene an dit wreede dier dit espentijn dinket mi .i. bedieden sijn 4395vanden godes sone die sonder beghin es ende was indes vader sin ende dar onse ulesch an nam want heri andie maget quam was hi in emelrike wreet 4400ende uerstac die inglen leet huten emele onder derde om hare dorpere houarde [in arderike balch hi mede om sine ouerhorechede] 4405vp onsen hersten vader adame ende hi toghedem sine grame den quaden sodomiten mede om hare groote onsuuerhede ende om hare gulseit also wel 4410den kindren van israel dit vnicoren dese eneghe sone ne leuede inde werelt de gone diene enechsijns adde belaghet sonder maria de soete maghet 4415die alleene alst es an scine sat inder werelt wostine alleene was soe want hare ghelike ghebreket in dat arderike hare hoemoede hare suuerhede 4420daden den sone der ewelicheden vergheeten sine wreeteit groot ende beete neder in haren scoet dats in haren lachame reine dar hi sonder mans ghemeine 4425den menschelic roc ane dede tonser alre salichede jn desen roc sonder waen hebbene de iagers gheuaen alse inder reinre maghet scoet 4430dat sijn de ioden diene doot sloeghen al sine daer vonden die dar naer in curten stonden van doode te liue up was ghewect ende inden hoghen palaise ghetrect 4435met sinen eweliken vader dar die heleghen sijn algader |
101. Unicornus luidt eenhoren. Espentijn heet het, als wij het horen, (a) Rinocheros heet het in Griekse woord omdat het heeft, zoals men hoort, 4355 de horen staan tot zijn baten tussen zijn twee neusgaten. Naar zijn kracht is het klein, naar zijn grootte heeft het korte benen, aldus schrijft Isidorus, die heer. 4360 Snel en wreed is het erg zeer. Nimmermeer ook, zonder waan, Nee, kunnen jagers het vangen. Geel zo is het behaard. Vier voeten, dat weet voor waar, 4365 is hem de horen sterk als een been die het wet aan een steen zo mag die olifant zich niet verweren voor die vijand, geen speer mag het bang maken. 4370 Op hoge bergen wandelt het te waren en in de woestijnen nochtans die niet bewandelt zijn door de man. (b) Ons schrijft Jacobus van Vitry en Sint Isidorus, de meester vrij, 4375 hoe men het vangt en niet jaagt; Men neemt een onbesmette maagd en zet haar alleen in een woud waar zich de eenhoorn ophoudt daar komt het dier en ziet haar 4380 dat reine vlees, de zoete gedaante en werpt daar weg en af doet alle felle overmoed en aanbidt die zuiverheid, zijn hoofd met grote goedertierenheid 4385 legt het in de jonkvrouwenschoot en slaapt daar met genoegen groot, dan komen de jagers meteen en vangen het al onvoorzien ze slaan het dood naar hun gebruik 4390 of ze binden het vast genoeg en brengen het in paleis dan hoge heren te schouwen aan. Dit wrede dier, dit espentijn, denk ik een zinnebeeld te zijn 4395 van de Gods Zoon, die zonder begin en einde was in de vaders zin en daar ons vlees aannam, want voor hij bij de maagd kwam was hij in het hemelrijk wreed 4400 en verstiet de engelen kwaad uit de hemel onder de aarde om hun dorpse hoogmoed [het aardrijk verbolg hij mede om zijn hoogheid] 4405 op onze eerste vader Adam en hij toonde zijn gramschap op de kwade Sodomiten mede om hun grote onzuiverheden en om hun gulzigheid alzo wel 4410 de kinderen van Isral. Die eenhoorn, deze enige zoon, Leefde niet in de wereld van diegene die het enigszins had belaagd uitgezonderd Maria, de lieve maagd, 4415 die alleen,zo als het schijnt, zat in de wereld woestijn. Alleen was ze, want haar gelijke ontbreekt in het aardrijk, haar ootmoed, haar zuiverheid 4420 deed de zoon de euveldaden vergeten, zijn wreedheid groot en daalde neer in haar schoot dat is in haar lichaam rein waar hij, zonder man algemeen 4425 de menselijke rok aan deed tot onze alle zaligheden, in deze rok, zonder waan hebben de jagers het gevangen als in de reine maagdenschoot 4430 dat zijn de Joden die hem dood sloegen hem waar ze hem vonden die daarna in korte tijd van dood tot leven op was gewekt en in het hoge paleis getrokken 4435 met zijn eeuwige vader waar de heiligen zijn al tezamen. |
Zie Monocheros. Rhinoceros, Latijn, uit Grieks rhinokeros, rhinos is een gezicht of neus, cer: hoorn, neushoorn, Duitse Nashorn, Engelse rhinoceros en Franse rhinoceros.
Rhinoceros unicornis, L. (1 hoorn) (a) de Indische neushoorn is een wild dier die op geen enkele manier tam gemaakt kan worden Een symbool van iemand die getergd is en niet zonder overwinning en weerwraak van zijn zaak terugkeert. Ԓhinoceros nunquam victus ab hoste redit’Ԩet dier rhinoceros wordt nimmer overwonnen’ De ouden berichten dat dit monster niet licht tot woede zal geraken, maar als het tot hollende driften aangespoord wordt niet rust voor het zich volkomen gewroken zal hebben. Ofschoon de neushoorn mogelijk wel bekend was bij de ouden is ze niet eerder onder deze naam genoemd bij Strabo. Die schreef vlak voor en na het begin van de Christelijke era. Het dier werd niet gezien voor 61 v. Chr., toen Pompeus de Grote zijn triomftocht voerde, door vele oosterse dieren mee te nemen. De eerste Latijnse schrijver die de rinoceros beschreef was Plinius die zijn gevecht met de olifant beschreef. De rinoceros werd al gauw beschouwd als het origineel van de eenhoorn en de legenden van deze laatste werden erbij geschreven.
(b) Er was eens een filosoof en zoloog die de eenhoorn op geen enkele manier gevangen kon nemen. Eens ging hij op jacht met begeleiding van mannen, vrouwen en jonge maagden, de laatste bleven achter en speelden met bloemen. Toen de eenhoorn hen zag hield hij zijn sprongen in zette zich op zijn achterste en staarde hen onophoudelijk aan. De filosoof overpeinsde die zaak en zag in dat het dier met behulp van jonge maagden te vangen zou zijn. De eenhoorn verwonderde zich over de aanblik van de jonge maagden, dat ze geen baard droegen en toch menselijk gevormd waren. Als hij er twee of drie vindt is zijn verbazing nog groter en zo gemakkelijker te vangen. Het moeten wel echt voorname vrouwen zijn en geen boerendochters. De maagd werd zo alleen en eenzaam onder een boom in een bos gezet. Aangetrokken door de geur van zuiverheid legt de eenhoorn zijn hoofd op de schoot van een maagd zodat ze hem in slaap kan wiegen. Dan kan ze zijn hoofd afsnijden en laat de rest achter voor de jagers en de honden. Er is geprobeerd om die verhalen een Christelijk tintje te geven. In een eerste verhaal symboliseert de horen het kruis en de poelen der zonden van de wereld. In een tweede verhaal was het de maagd Maria die de eenhoorn Jezus in de schoot neemt.
Dat er twijfels waren zien we bij de uitroep van Sebastiaan in The Tempest III, iii, 22, als hij de ‘Vreemde vormenՠziet die door Prospero’s magie worden opgeroepen:
‘a living drollery)! Een levend poppenspel!’
Now I will believe’’ik geloof nu ook’
That there are unicorns’ dar er zijn eenhoorns’.
Ursus dats .i. ureselic dier eiselic ende onghier een beere hetet in dietscher tale 4440trecket sijn uel af alte male so es hi naden mensche ghedaen sine cracht leit sonder waen jn armen ende in lendinen ghemanc jn thouet wreet ende cranc 4445men seghet ons alse de berinne de ionghe werpet die so heuet inne dat si danne sijn dore cleene lettel mere danne muse ghemeene ende alse .i. sticke ulesch oec mede 4450sijnsi ghescepen sonder lede sonder clawe so nesser an let datmen bekennen can mar die moeder sceppet de ionghe leckende met hare tonghe 4455si nooten alse plinius seghet recht alse die mensce pleghet solinus seit dat die hien hare soen te herene plien alsoe draghet merket des 4460ende niet so selsiene en es alse hiemene comet ten spronghe daer die berinne werpet har ionghe merket vp dese beeste danne onsalech wijf ende manne 4465hebsi gheen of si maken danne neste verdecket in haren danne jn steden dar si ebben uernomen darmen qualike toe mach comen die soen sijn starker dan die hien 4470also alse die luparde plien die bere hetet horic ghewaghen vrucht die bome ende herde draghen ende ulesch ende dar so pleghen segmen ons in noreweghen 4475darmen de witte baren kint ende inden lande dar om trint datsi thijs breken ontwe ende gaen onder die ze ende uaen die uissce ende eten die 4480oec segghen someghe boeke mie alsi siec sijn van manieren heten si caruetsen ende raisieren lettel bloets ebben si ghemeene sonder omtrent die herte alleene 4485sijn adem es quaet alset scijnt ongans ende gheuenijnt herte heuere wilde stiere vaet hi dat es sine maniere die stiere can hi wel bescriden 4490ende gaet hem upten rugghe riden ende werptene metten ornen neder ende bitene doot her hi rust weder wilhi hiemene gaen te gemoete so gaet hi dan up dachterste voete 4495ende uechtet metten armen voren met seghet dat si niet ne scoren ne gheenen man no bestaen sine hebben smerte van hem ontfaen alle slaghe sonder dort fel 4500sughen huten poten wel alse de bere den buffel bestaet so besiet hi emmer den raet dat hi ghewinne te sire bate den horen oftie nesegate 4505om dat hine dar best verwinnen mach lettel beesten onder den dach sterket aluoert in hare leuen sonder de bare dits bescreuen ende bedi vindemense groot ende lanc 4510swart vindemense in de werelt gemanc so groot dat wonder te segghene ware nochtan est meneghen wel mare en bouc van ouder wijseden scriuet van den bere nuttelichede 4515hi sprect dat elke lede sine es des menschen medicine die clawen van sire rechter ant verdriuet den rede alsic vant van hem diese met hem draghet 4520die luchtre clawe veriaghet quade gheeste ende also wel entie vloen die vlien sijn vel |
102. Ursus dat is een vreselijk dier ijselijk en onguur. Een beer heet het in Dietse taal. 4440 Trekt men af zijn vel af helemaal dan is hij naar de mensen gedaante. Zijn kracht ligt, zonder waan, in armen en in lenden gemengd, in het hoofd is het kwetsbaar en zwak. (a) 4445 Men zegt ons als de berin de jongen werpt die ze heeft in dat ze dan zijn zeer klein weinig meer dan muizen algemeen en als een stukje vlees ook mede 4450 zijn ze geschapen, zonder leden, alleen klauwen, zo nee is er aan of anders iets dat men herkennen kan maar de moeder schept de jongen al likkende met haar tong. 4455 (b) Ze genieten, als Plinius zegt, net als de mensen plegen. Solinus zegt dat hij hier haar zo te eren pleegt als ze draagt, merkt dit 4460 dat niet zelden gezien is, dat hij komt te springen waar de berin werpt haar jongen. Merk op deze beesten dan onzalig wijf en man! 4465 Hebben ze geen hol, ze maken dan het nest verdekt in hun leger in plaatsen waar ze hebben vernomen waar men er moeilijk bij kan komen. Devrouwtjes zijn sterker dan de mannetjes 4470 alzo als de luipaarden plegen. De beer eet, hoor ik gewagen, vruchten die bomen en aarde dragen en vlees en daartoe ze plegen, zegt men ons, in Noorwegen 4475 waar men de witte beren kent en in de landen daarom gelegen dat ze het ijs breken in stukken en gaan onder de zee en vangen de vissen en eten die. 4480 Ook zeggen sommige boeken mij als ze ziek zijn van manieren eten ze kreeften en mieren. Weinig bloed hebben ze algemeen behalve in het hart alleen. 4485 Zijn adem is kwaad, als het schijnt, schadelijk en giftig. Hert, ever, wilde stieren vangt hij, dat is zijn manier. De stier kan hij wel bestrijden 4490 en gaat hem op de rug rijden en werpt hem met horens neder en bijt hem dood eer hij opstaat weer. Wil hij iemand gaan tegemoet dan gaat hij op de achterste voeten 4495 en vecht met de armen naar voren. (e) Men zegt het dat ze niet verscheuren en geen man aanvallen waarvan ze geen pijn van hebben ontvangen. Alle slagen uitgezonderd door het vel 4500 (f) genezen ze door aan hun poten te zuigen. Als de beer de buffel bestaat beziet hij immer de raad dat hij winnen kan tot zijn bate de horens of de neusgaten 4505 omdat hij daar het best overwinnen mag. Weinig beesten onder het dak worden steeds sterker al voort in hun leven, alleen de beer, dit is beschreven en hierdoor vindt men ze groot en lang. 4510 Zwart vindt men ze in de wereld en gemengd, zo groot dat wonder te zeggen was, nochtans is het menigeen wel bekend. Een boek van oude wijsheden schrijft van de beren nuttigheden, 4515 hij spreekt dat elk lid van hem is voor de mensen medicijn, de klauwen van zijn rechterhand verdrijft de koorts, zoals ik het vond, van hem die ze met zich draagt. 4520 De linkerklauw verjaagt kwade geesten en alzo wel en de vlooien die vlieden zijn vel. |
Thalarctos maritimus, (zee)(T. polaris (uit de poolstreken) is de reusachtige witte ijsbeer, Engelse polar bear, Duitse Eisbar en Franse ours blanc.
Ursus arctos, Latijn ursus en Grieks arktos. Beer, midden-Nederlands bere, oud-Hoogduits Bero, (nu Bar) oud-Engels bera, (nu bear) uit Germaans beran of bernu, in oud-Noors was het bjorn. Men vergelijkt Litouws beras: bruin en Lets bers: bruin. Dan zou het Germaanse woord het bruine dier betekent hebben, bruintje, Duitse Braun, Franse ours brun en Engelse brown. Dit om het eigenlijke woord, dat in Latijn ursus, (vergelijk Ursula) en Griekse arktos en midden-Iers art (vergelijk Arthur) voortleeft, te vermijden als gevolg van een jachttaboe, een angstig bijgeloof of godsdienstig taboe.
(b) Solinus zegt dat de beren de berinnen heimelijk vereren. Er is geen mooier gezicht onder dragende dieren als een berin die baren wil, wat heet dat ze in geboorteween is. Hun geslachtsdaad is in het begin van de winter, ze komen niet samen zoals andere beesten doen, maar ze doen het liggend en daarna gaan ze uit elkaar. Er zijn mannen en vrouwen zonder enig schaamtegevoel die wel een voorbeeld mogen nemen aan deze dieren! Ze rolt zich op en werpt dan op de dertigste dag na haar ontvangenis.
(a) ‘Er zijn niet meer dan vijf welpen, ze zijn wit en duivelachtig van vorm. Want de welp is een stuk vlees, weinig meer dan een muis, heeft geen ogen of haar, met klauwen die wat uitkomen. De moederbeer likt deze klomp en vormt zo welp door te likken. Ze likt zo lang dat ze de ledematen te voorschijn haalt. Ze likt de koude welpen en houdt ze die tegen haar borst, verwarmt en vertroetelt ze’ Een ongelikte beer, dit betekent onbeschoft, niet gevormd, in Duits is het ԥin ungeleckter Bar’in Frans Եn ours mal lecheՠen in het Engels ԡn unlicked cub’Het al bij de Romeinen bestaande volksgeloof dat de jonge beertjes hun fatsoen krijgen doordat de moeder ze steeds likt. (het natuurlijke schoon likken na de geboorte wat bij veel dieren voorkomt)
Burger: De overtuiging dat berejongen in de vorm moesten worden gelikt door de moeder is onjuist, maar niet volkomen ongegrond. Berewelpen worden blind en naakt geboren, verborgen voor het oog van de buitenwereld. De moeder likt ze voortdurend schoon. Na de geboorte zijn de welpen nog gehuld in het chorion of vaatvlies, het stevige buitenste vlies om het embryo, dat door de moeder kapotgebeten wordt.
In andere boeken lees ik dat beren kreeften en mieren eten als ze ziek zijn - na de winterslaap eten beren wel mieren als laxeermiddel.
‘Ee eerste veertig dagen slapen ze zo vast dat ze zelfs niet wakker worden als ze verwond worden, in die tijd vasten ze enorm. En het is een wonder om te vertellen dat Theophrastus gezegd heeft dat als berenvlees gekookt wordt het in die tijd verdwijnt, er wordt in de pan geen vlees meer gevonden maar een kleine hoeveelheid stof. De beer heeft in die tijd maar een paar druppels bloed rondom het hart en geen bloed in welk deel van het lichaam ook. (Als voedsel dient in de winter de vetvoorraad, die onder andere in de schouderbult is opgeslagen die tegen het einde geheel is opgebruikt)
(d) Bij ouder worden houdt hij meer van krachtige vleeskost, heeft hij gebrek aan wild dan valt hij de huisdieren van de boer aan. Hij nadert al sluipend en zo behoedzaam mogelijk het weidende vee, stort er zich eindelijk brullend op en velt het neer. Zelfs uit de stal haalt de beer soms een stuk vee door de deur open te breken of door het dak binnen te dringen. Hij is in staat een koe door de opening in het dak naar buiten te trekken en met een gedood paard over een smal paadje te lopen.
(e) De beer bespeurt de mens op meer dan honderd pas afstand en maakt zich dan uit de voeten. Is hem de terugtocht afgesneden of heeft hij jongen te verdedigen of is hij gewond, dan richt hij zich op zijn achterpoten omhoog en schrijdt op de jager toe. Brengt deze hem niet direct een dodelijke wonde toe in de hersenen of hart dan heeft hij een harde strijd om het leven te voeren.
(f) 'Na die dagen zitten ze op en leven door op hun voeten te zuigen. Ze likken en zuigen op hun eigen voeten en hebben plezier in het opzuigen van het sap ervan’ .Tijdens de rustperiode vindt de vervelling van de voetzolen plaats. Men heeft waargenomen dat het dier dan aan de voetzolen herhaaldelijk likt en er aan zuigt. Dat zuigt hij uit zijn duim. =Dat verzint hij maar, er is niets van waar. Ontleend aan beren die aan hun poten zuigen.
Uesun also scriuet solijn es .i. dier dat dinket sijn 4525na den wilden stier ghedaen els dan hem in den als staen burstelen ende manen mede recht na des pards sede snel eist sere te sire vlucht 4530van groter were van groter vrucht men maghet vaen met someghen dinghen mar nemmermer machment bedwinghen jn foreeste groot vintmense wele vesone hetemense in dutscher tale |
103. Vesun, alzo schrijft Solijn is een dier dat denkt te zijn 4525 naar de wilde stier gedaan, anders dan hem in de hals staan borstels en manen mede recht naar de paarden zede. Snel is het zeer in zijn vlucht 4530 van grote waarde, van grote vrucht, men mag het vangen met sommige dingen maar nimmermeer kan met het temmen, in bossen groot vindt men ze wel. Wisent heet het in Dietse taal. |
De niet tembare oeros, Bos primigenius, en de wisent, Bison europaeus. In Litouwen noemt men het dier thur, in Pools is het tur. Het is de Ur van het Nibelungenlied, terwijl de Duitsers het Urox of Urus en ook Auer noemen. Dat dier heeft een eenvoudig en zachtmoedig aanzien, maar is zeer snel en grimmig als die kwaad wordt.
De oeros is groter dan een gewoon rund. Er waren geografisch verspreide vormen die varieerden in kleur, grootte en hoornvorm. De meeste beschrijvingen zijn van Europees materiaal, inclusief de prachtige tekeningen in de grot van Lascaux. In de 17de eeuw begint men te twijfelen, dan weer wordt het wisent, dan oeros, soms bison genoemd. De oeros was een bosdier en de vernietiging van bos in W. Europa was de hoofdoorzaak van zijn verdwijning hier, mogelijk ook elders. Waar de civilisatie vroeg begon was de oeros of wisent dan ook gauw verdwenen.
4535Vrin spreket ende solijn mach bi na sulke beeste sijn alse .i. ueson ende men vindet dese jn ghermania alsicket lese dats lantscap van houer rijn 4540jn beihem segmen datter oec sijn so groot heuet sulc den horen datmenne bringhet heren te voeren ende men vp tafelen der hute drinket om dat den lieden wonder dinket 4545so starc vindemense horic ghewaghen dat si vp hare horne draghen enen ghewapijnden ruddre wel dit wilde dier dat es so snel |
104. 4535 Urin, spreekt Solinus, mag bijna zo’n beest zijn als een wisent en men vindt deze in Germanië, zoals ik het lees, dat is het landschap van over de Rijn. 4540 In Bohemen zegt men dat er ook zijn. Zo groot hebben sommige de horens dat men ze brengt de heren tevoren en men op tafels daar uit drinkt omdat de lieden het wonder denkt. 4545 Zo sterk vindt men ze, hoor ik gewagen, dat ze op hun horen dragen een gewapend ridder wel. Dit wilde dier dat is zo snel. |
Zie voorgaande. De oeros leeft, volgens Gessner, in het Hercynische woud.
Julius Caesar schreef in zijn ‘Bello Gallica,’‘Het behoort tot het derde geslacht en wordt oeros genoemd. Deze zijn in grootte weinig minder dan olifanten; wat aard, kleur en gedaante betreft zijn het runderen. Zij hebben grote kracht en zijn zeer snel en sparen mens noch dier wanneer zij die in het oog krijgen. Deze dieren maken zij (de Germanen) ijverig af na hen in kuilen te hebben gevangen. Met dit werk harden de jongelingen zich en dit soort jacht oefenen ze uit. Wie de meeste van deze dieren gedood heeft, waarvan ze de horens als bewijsstukken in het openbaar vertonen, oogst zeer veel eer. Maar om de dieren te wennen aan mensen lukt niet zelfs het temmen van hun jongen lukt niet. De spreiding van hun horens, de gedaante en de aard verschillen zeer veel van de horens van onze tamme runderen. Na deze horens ijverig verzameld te hebben bekleden zij (de Germanen) de rand daarvan met zilver en gebruiken ze dan als bekers bij de overvloedige maaltijden’.
Wlpes hetet de uos in latijn 4550scalker beeste mach niet sijn alse die vos uliet uor die honde slati danne dor hare monde sinen ruen bepisten start ende ontuliet te woude wart 4555ambrosius spreket alse die uos siet dat hem naket der doot verdriet siet hi dat hi den pijmbom gewinnet ende dat sap datter hute rinnet dat nut hi ende gheneset al daer 4560ende leuet dar na menech iaer experimentator seghet dat die das te makene pleghet hole dar hi rusten sal dan comet die uos ende ontsuueret al 4565aldus bepijnt menech goet dat .i. ander al uerdoet want de vos hi smelter in ende dan ne wils meer no min die das ende uliet sire varde 4570aldus so bliuet dat ol reinarde met vos smare bestrijc dine hoghen men maghet sonder smerte toghen dats ene sake darmen mede betert der hoghen demsterede 4575men seghet oec de vos es wijs want sal hi gaen ouer .i. hijs dat hi thore den ise leit bi om te horne oft dicke si ende eist dat hijs hem ontsiet 4580hine comet vpt hijs niet alsem gaet de onger an can hi hem doot maken dan ende steket sine tonghe uten monde so wanen uogle dar ter stonde 4585dattet ene croenge si ende vallen hem so bi war bi dat hire .i. begaet dar hi den onger bi uerslaet alse uosse noten ofte riden 4590vallen si houer hare siden ende uersamenen also elc anderen elsendo also vro des uos galle gheuet raet hem die dat horen heuet quaet 4595ende ets den horen goet sijn smare mede wel horen doet jeghen podagre elptet wel ten seluen euele es goet sijn vel vp datmer mede bewinde den voet 4600ende men de ulesch side in wart doet braet sine leure ende drinxe in wine dats goet ieghen des cankers pine leuere ende herte beede es goet mede te stelpene der nesen bloet 4605men gheue sine hersinen dicken eten kinderen men wil dat weten dat si ewelike sullen wesen van epelenchien ghenesen beede sijn smere ende sijn roet 4610es allen sieken leden goet sine longre ghedronken ombint lede diemen vercrompen vint |
105. Vulpes heet de vos in het Latijn. 4550 (a) Schalkser beest mag er niet zijn, als de vos vliedt voor de honden slaat het dan door hun monden zijn ruwe bepiste staart en ontvliedt te woud waart. 4555 Ambrosius spreekt, als de vos ziet dat hem de dood tegemoet komt ziet hij dat hij bij een pijnboom komt en het sap dat er uit rent dat nuttigt hij en geneest al daar 4560 en leeft daarna menig jaar. (b) Experimentator zegt dat de das te maken pleegt hol waar hij in rusten zal, dan komt de vos en maakt alles vies. 4565 Aldus denk aan menig goed dat een ander al verdoet, want de vos hij smelt er in en dan nee wil je het min of meer de das vliedt daar vandaan 4570 aldus zo blijft dat hol van reintje. Met vossenvet bestrijk je jouw ogen men mag het zonder smart gebruiken dat is een zaak waar men mede verbetert de ogen donkerheid. 4575 Men zegt ook, de vos is wijs want zal hij gaan over ijs dat hij het oor op het ijs ligt om te horen of het dik is en is het dat hij het ontziet 4580 hij komt op het ijs niet. Als hem gaat de honger aan kan hij zich dood maken dan en steekt zijn tong uit de mond zo menen vogels daar terstond 4585 dat het een kreng is en vallen hem zo aan waarbij dat hij er een begaat waar hij de honger mee verslaat. Als vossen paren of rijden 4590 liggen ze op hun zijde en verzamelen alzo elk de andere omhelst alzo vrolijk. De vossengal geeft raad hem die dat horen heeft kwaad 4595 en het is voor het horen goed. Zijn vet mede goed horen doet tegen jicht helpt het wel. Tegen hetzelfde euvel is goed zijn vel opdat men er mede omwindt de voet 4600 en men de vleeskant van binnen doet. Braadt zijn lever en drenk het in wijn dat is goed tegen de kanker pijn. Lever en hart, beide is goed om mee te stelpen de neusbloeding. 4605 Men geeft zijn hersens veel te eten aan kinderen, men wil dat weten dat ze eeuwig zullen wezen van epilepsie genezen. Beide, zijn smeer en zijn vet 4610 is alle zieke lieden goed. Zijn longen gedronken maakt los leden die men verkrompen vindt. |
Vulpes vulgaris: gewoon (Vulpes vulpes) Vos. Midden-Nederlands vos, oud-Engels en nu fox, oud-Hoogduits Fuhs (nu Fuchs) in oud-Noors betekent fox, bedrog. Het woord schijnt het dier met een staart te betekenen, vergelijk oud-Indisch puccha: staart. Renart heet het dier in Frans. Vossen, oorspronkelijk ‘beslapen’ naar het copuleren van de vos, vandaar ook ‘beetnemen’ en ook hard werken of studeren.
(a) Er is geen dier waarvan zoveel spreekwoorden en fabels bekend zijn dan van de vos. De vos is overal bekend om zijn loze streken. Het is een vals beest en misleidend want als hij geen voedsel krijgt doet hij voor alsof hij dood is, de vogels komen bij hem als bij een kadaver en houdt de adem in en beweegt zich niet tot de vogels zich op hem als aas zetten. Dan vangt hij er een en vreet die want hij had de muil open en de tong stak eruit.
Zijn huid is harig, ruig en heet, zijn staart is ruig en groot, als een hond hem bij de staart probeert te pakken krijgt hij zijn mond vol met haar en stopt. Als de honden hem na zitten draait hij zijn staart tussen de poten en als hij ziet dat hij niet meer ontsnappen kan draait hij zijn urine en vuiligheid in zijn ruige staart en slaat die in het gezicht van de honden. De stank van urine is erg voor de honden en daarom sparen de honden hem bijna.
(b) ‘Ee vos is een stinkend beest en smerig en besmeert de plaatsen waar hij gewoonlijk verblijft en maakt die onbewoonbaar. De vos vecht met de das om zijn hol en vervuilt het dassenhol met urine en vuil en heeft zo het meesterschap over hem met fraude en bedrog, niet door kracht’
Mulder: Ongeloofwaardig is bovendien niet altijd onjuist. Niet zo heel lang geleden werd de vos die zich dood houdt om vogels te vangen met een filmcamera vastgelegd.
Uarius es .i. dier seere scone ende niet fier 4615ander wammen esset wit ende anden rig esset grau dit van encornen eist ene maniere jn bome wandelen dese diere jnden woude met haren ghesellen 4620van desen dieren de vellen pleghen manne ende vrouwen mede te driuene hare houardechede ende willen hem uerheffen der in alne bestaets hem meer no min 4625nochtan nachtes dat dier niet dat hem seluen so scone siet scamet iv arme nakede worme ghi decket ive scamelike vorme met vremden huden met vremder wllen 4630die hem uerheffen dat sijn de dulle .v. gaet hute ende vort mee horet vanden namen in .z. |
106. Varius is een dier zeer schoon en niet fier. 4615 Aan de buik is het wit en aan de rug is het grauw dit. Van eekhoren is het een vorm. In bomen wandelen deze dieren in de wouden met hun gezellen. 4620 Van deze dieren, de vellen plegen mannen en vrouwen mede te drijven hun hovaardigheden en willen zich verheffen daar in al nee het staat hen min of meer 4625 nochtans achten ze dat dier niet dat zichzelf zo schoon ziet. Schaam u, arme naakte worm! gij bedekt uw schamelijke vormen met vreemde huiden, met vreemde wol 4630 die zich verheffen dat zijn de dollen. v gaat uit en voorts meer, hoort van de namen in z. |
Mustela zibelina. (Martes zibellina) varius; gevarieerd.
Sabeldier, dat woord komt van het Russische sobol, wat sabeldier betekent..
Een van de naaste verwanten van de inheemse marter is het wijd vermaarde sabeldier.
Die geldt vooral voor des te fraaier naarmate de beharing dichter, zachter en gelijkmatiger van kleur is. Vooral echter hangt de kwaliteit af van de duidelijkheid waarmee de naar blauwachtig/grijs zwemende, roodbruine kleur van het wolhaar op de voorgrond treedt. Hoe lichter de kleur van het bovenhaar is, des te lager, hoe gelijkmatiger van kleur en hoe donkerder het is, des te hoger schat men de waarde van het vel. De fraaiste vellen zijn aan de bovendelen zwartachtig, aan de snuit zwart en grijs gemengd, op de wangen grijs, aan de hals en aan de zijden roodachtig kastanjebruin, aan de onderhals fraai dooiergeel van kleur.
Shakespeare, Hamlet iv, 7, 81, ԁ very riband in the cap of youth’ԏ, slechts een strikje op de muts der jeugd’
Yet needful too; for youth no less becomes’ En toch zo nodig; want niet minder goed’
The light and careless livery that it wears’ Staat aan de jeugd haar luchte, losse dracht’
Than settled age his sables and his weeds’ Dan aan de rijpen de sabelbont’
Importing health and graveness’ Dat welvaart toont en aanzienռ/span> .
Volgens een statuut van Hendrik VIII mag niemand beneden de rang van earl sabel dragen.
Het sabeldier is zeer bijzonder want prinsen en grote edelen zijn daarmee gekleed en elke huid is veel waard. Een duizend dukaten worden soms gegeven voor een kledingstuk van sabeldieren.
Zubro dats .i. selsane dier ende es erande vreeselic stier 4635ende es wel .xxx. uoete lanc sijn ar es bruun nat swarte gemanc vi. uoete lanc sijn sine horne ende seere snel in sinen torne alse menne iaget ten seluen stonden 4640werpet hi sinen drec na die onde ende maxe blent ter seluer stont mach hi ghecrighen man ofte hont vp sine horne werpet hine vpwart ende uatene weder metter vart 4645so dicken ende oec so uele dat hine doot met sulker spele met ere dinc vatene de vroede men iaghene met onden moede so gaet dan die iagre staen 4650onder enen boem saen met sinen spiete so willijt dier dorlopen dart es so fier dan vaet tusschen sine horne beede ghenen boem al omme ghereede 4655alse die upten iagre mecket die hem metten bome decket dan uellet hi metten spiete tier sijn ende wiseit doet hier dat cracht niet ne doet bi hem 4660de meeste vindemen in behem ende oec vindemense in westuale minder ende snelre ic wane |
107. Zubro dat is een zeldzaam dier en is een soort vreselijke stier 4635 en is wel negen meter lang. Zijn haar is bruin, naar het zwarte gemengd. (a) Bijna een paar meter lang zijn z’ horens en is zeer snel in zijn kwaadheid. Als men het jaagt, te zelfde stonden 4640 werpt het zijn drek naar de honden en maakt ze blind ter zelfde stonde. Mag hij krijgen man of hond op zijn horens, het werpt hen opwaarts en vat ze weer met vaart 4645 zo vaak en ook zo veel dat hij ze doodt met zulk spel. (b) Met een ding vangt die vroede men jaagt hen met honden moede dan gaat de jager staan 4650 achter een boom gelijk met zijn speer, zo wil hij het dier doorlopen want het is zo fier dan vangt het tussen zijn horens beide die boom alom dadelijk 4655 als die op de jager mikt die zich met de boom bedekt dan velt hij met de speer het dier zijn wijsheid doet het hier omdat kracht het niet doen kan bij hem. 4660 De meeste vindt men in Bohemen en ook vindt men ze in Westfalen kleiner en sneller, zoals ik meen. |
De Indische zeboe of zebu, Bos indicus, (uit Indi) met een vetbult voor op de rug, is een rundsoort met zeer zachte geaardheid.
Hier zal wel op de oeros gedoeld zijn, Bos urus, omdat die nog niet zo lang geleden in het wild voorkwam. In Schotland leven nog afstammelingen van de oeros, tenminste het melkwitte wilde parkrund die daar algemeen voor wordt gehouden. Die noemt Gessner Bison albus scoticus (wit en uit Schotland). Dit dier leidt geheel de levenswijze van de wilde runderen en komt in kudden voor die door een sterke stier worden aangevoerd. De koeien zonderen zich af als ze jongen hebben en komen weer terug als de kalveren de kudden kunnen volgen. Deze dieren zijn zeer schuw en waakzaam en weten zich tegen roofdieren zeer goed te verdedigen.
Het dier was zeer snel, wild en woedend, zijn jacht gold als de roemrijkste. Volgens het Nibelungenlied zou de held Siegfried in het Wasgenwoud niet alleen een eland en vier oerrunderen hebben verslagen, maar ook een wisent. Ten tijde van Karel de Grote trof men ze in de Hartz aan en in het land van de Saksers. In de 15de eeuw nog in Litouwen en in de 18de kwamen ze nog voor tussen Tilsit en Labian, in Oost Pruisen, waar de laatste van deze soort door een wilddief in 1755 gedood werd. Daarvoor had een besmettelijke ziekte de kudden in het begin van de 18de eeuw al sterk verminderd. Gelukkig bleven er in het woud van Bialowitsch enige dieren gespaard.
(a) zie 10.
(b) ԍen jaagt ze door achter een boom te gaan staan en er honden op af te sturen, dan doorsteek je ze met een speer’ Zie 10.
Zubo es van felre maniere beede den mensce enten diere 4665vander grooter dat die wlf es ghemaket als .i. part sijt ghewes na menschen lude hort hi ghebaren dar mede honet hi liede te waren die wanen dat hi si .i. man 4670dat ende menech quaet hi can hoec gati inder dooder graue ende wriuet sijn uel dar aue want hi minnet ulesch vanden man honde bedrieget hi nochtan 4675met sinen lude ende scortse mede van jena heuet hi uele de sede ende scinet vanden geslachte wesen nader manieren als wijt lesen hier gaen hute de wort vanden beesten 4680also alse bescriuen de ieesten vondix meer in sendets meere theren minen lieuen here ghedicht ebicker .C. ende .viij vieruoeter diere in hare geslachte 4685nu comet hier vanden uoglen vort menech sonderlange wort dar bispel an es ende dachcurtinghe medicine ende leringhe ghebiedijt here ghi sullet lesen 4690die wile dat ghi ledech sout wesen mar eric spreke van elken alleene hort voren spreken int ghemeene |
108. Zubo is van felle manieren beide, de mensen en de dieren. 4665 Van de grootte dat de wolf is met manen als een paard, zij het gewis naar mensen geluid leert hij gebaren daarmee hoont het lieden te waren die wanen dat hij is een man 4670 dat en menig kwaad hij kan. Ook gaat hij in de doden graven en wrijft zijn vel daar aan, want hij bemint vlees van de man. Honden bedriegt het nochtans 4675 met zijn geluid en verscheurt ze mede van hyena heeft het veel de zeden en schijnt van dat geslacht te wezen naar de manieren, zoals wij het lezen. Zie Hyaena en Canis aureus Hier gaan uit de woorden van de beesten. 4680 Alzo zoals ze beschreven zijn in de verhalen vond ik meer, ik zou zenden meer te eren naar mijn lieve heer. Gedicht heb ik er honderd en acht viervoetige dieren in hun geslacht. 4685 Nu komt hier van de vogels voort menig bijzonder lang woord, daar voorbeeld aan is en tijdverdrijf medicijnen en lering. Gebenedijde heer, gij zult dit lezen 4690 dat ge ledig zou wezen. Maar eer ik spreek van elk alleen hoort van tevoren spreken in het algemene. |
dat ic van wondre vant ende weet alse van menscheliker figuren 650jn gheloueliker scrifturen ebbic gheseit in desen boec gheloeue die wille minne roec mar seker bem ic sonder waen dat ic dat ware doe verstaen 655na dien dat icket bescreuen kende die herste boec nemet hier hende nu hort na dat ict can gheleesten den boec vanden gaenden beesten |
Dat ik van wonderen vond en weet als van menselijke figuren 650 in geloofwaardige schriften heb ik gezet in dit boek. Geloof het die willen, mij een zorg, maar zeker ben ik zonder waan dat ik dat ware laat verstaan 655 naar dat ik het beschreven kende. Het eerste boek komt hier ten einde. Nu hoort, naar dat ik het tot stand kan brengen, het boek van de gaande beesten. |
VogelsProloog Elc uoghel in vlieghene snel die ne mach te uoet niet wel 4695alsemen mach andie swalewe sien cleine uogelkine plien meer te singhene dan die grote bitende uogle ende hare ghenote sijn starc van barsten ende van dien 4700alrande uogle plien clauwen te ebne alse wijd weten some ebsi die uoete ghespleten ende some versament in een uel negheen uoghel nes snel 4705die sporen draghet als .i. hane hinnen ende ganse alsic wane bringhen eiere alse wi sien dat sij gheens noetens plien mar si sijn van haregheren smake 4710dat es ene ware sake crombect uoghel heuet meest cracht hi leuet oec al bi der jacht andre uogle leuen bi wormen vissche slanghen van menegher vormen 4715water uogle uerstaet mi wel die ouer die clawen ebben dat fel die ulieghen te samen bj scaren ende die bj uleesche leuen te waren ne vanghen hare ghenoete niet 4720also alse die uisch oec pliet maer die sporeware die wet hi uaet gherne sijn muschet het sijn uele uogle cranc die vruchten den winter stranc 4725die in waremen steden varen vele uogle sijn te waren die wintertijt in ole slupen ende in die wareme herde crupen dar elc andren uerwaremt ter noet 4730ende ligghen dar wel alf doet ende sonder eten langhe gheduren met gods crachte meer dan bj naturen bitende uogle alle ghemene pleghen te ulieghene alleene 4735dat doet hare urecke maniere vogle minnen clare riuiere alsi laten die ulogle hanghen sijnsi met euele beuanghen vogle van proien ghemene 4740sitten node up die steene ende dat wiset hem nature dat elc sire clauwen dure het heuet hem nature vor war die sie ghegheuen clar 4745om dat sij verre sullen sien proie die si te vane plien bosch uogle die sijn ghesont want men verduetse in corter stont bitende uogle versamen niet 4750sonder alsmen notens pliet duuen ganse zuanen spreewen rouke couwen vinken meewen ende hare ghelike vlieghen bi scolen van lande te lande dolen 4755ende gheneren hem ghemeene want sochte vogle sijn node allene some ebsi leeders tharen weghen als wilde ganse ende cranen pleghen some ulieghen si tropmale ghemene 4760als sprewen ende andre uogle cleene some als menschen bliuen int lant some vliensi dor tswinters pand [als swalewen ende odeuaren some wilsi in bussche uaren] 4765ende dar hare feesten driuen some wilsi in husen bliuen dat sij onder andre uogle luud leren sulke sijn die hem bekeren ende weder maket des menschen tale 4770alse ment an daecstre siet wale an papegaie ende andre mede als menech es der uogle sede al sinsij misselic in ghedane nature heuet in ontfane 4775ende jn winne ghegheuen vordeel den clenen ende ets hem bleuen nv hord van elken sonderlinghe sine nature ende sine dinghe ende elc na dandren min no mee 4780na dordine van .a.b.c. |
Vogels.1.Proloog. Elke vogel die is in vliegen snel die mag te voet gaan niet goed 4695 zoals men mag aan de zwaluw zien. Kleine vogels plegen meer te zingen dan de grote. Bijtende vogels en hun gelijken zijn sterk van borst en van die 4700 allerhande vogels plegen klauwen te hebben zoals wij het weten. Soms hebben ze de voeten gespleten en soms verzamelt in een vel. En geen vogel is nee zo snel 4705 die sporen draagt als een haan. Hennen en ganzen, als ik meen, brengen eieren zoals we zien dat ze geen paren plegen maar ze zijn van hun eigen smaak 4710 dat is een ware zaak. Krom gebekte vogels hebben de grootste kracht en leeft ook al van de jacht. Andere vogels leven van wormen van vissen en slangen in menige vormen. 4715 Watervogels, verstaat mij wel, die over de klauwen hebben het vel die vliegen tezamen in groepen. En die van vlees leven te waren vangen hun echtgenoot niet 4720 alzo als de vis ook pleegt, maar de sperwer die weet hij vangt graag zijn musje. Het zijn vele vogels zwak die bang zijn voor de winter sterk 4725 die naar warme steden varen. Vele vogels zijn te waren die in de wintertijd in holen sluipen en in de warme aarde kruipen daar elk de ander verwarmt in de nood 4730 en liggen daar wel half dood (koekoek) en zonder eten langdurig met Gods krachten meer dan van natuur. Bijtende vogels algemeen plegen te vliegen alleen 4735 dat doet hun vrekkige manier. Vogels beminnen heldere rivieren. Als ze laten de vleugels hangen zijn ze met euvel bevangen. Vogels van prooi algemeen 4740 zitten node op de steen en dat wijst hun nature dat elk zijn klauwen zijn duur. Het heeft hen natuur voor waar het zien gegeven helder 4745 omdat ze ver zullen zien prooien die ze te vangen plegen. Bosvogels die zijn gezond want men verteert ze in korte stond. Bijtende vogels verzamelen niet 4750 alleen als ze paren plegen. Duiven, ganzen, zwanen, spreeuwen roeken, kauwen, vinken, meeuwen en hun gelijke vliegen bij scholen van land tot land te dolen 4755 en voeden zich algemeen want zulke vogel zijn node alleen. Soms hebben ze leiders op hun wegen zoals wilde ganzen en kranen plegen. Soms vliegen ze in troepen algemeen 4760 als spreeuwen en andere vogels klein soms zoals mussen blijven in het land soms vliegen ze door ‘s winters band [als zwaluwen en ooievaar soms willen ze in bossen varen] 4765 en daar hun feesten bedrijven soms willen ze in huis blijven. Dat ze onder andere vogels geluid leren sommige zijn er die zich bekeren en namaken de mensen taal 4770 zoals men het aan de ekster ziet wel, aan papegaai en andere mede. Azo veel is de vogels zede al zijn ze verschillend in gedaante natuur heeft in het ontvangen 4775 en in winnen gegeven voordeel de kleine en het is hem gebleven. Nu hoort van elk apart zijn natuur en zijn dingen en elk na de andere min of meer 4780 naar de ordening van a b c. |
Aquila es die haren sente augustijn seit te waren dat hi coninc es teuoren bouen alle vogle utevercoren 4785dies uintmene ghecront ghescreuen an proie leit al sijn leuen so scarp siet hi dat hi ghedoghen mach metter sie uan sinen oghen dat int sonnescijn gheuesten mach 4790des sietmen up meneghen dach dat hi gherne omme dit metten oghen in de sonne sit de haren plecht seit augustijn alse sine jonc .i. deel groot sijn 4795dat hise metten clawen up heft ende wie so dan die sonne beseft die dan ebben so starke oghen dat si die sonne conen ghedoghen naturliker te scouwene ghinder 4800die houti ouer sine edele kinder ende die hem van der sonnen ueruard houti ouer eenen bastard ambrosius segt dat sulc spreect dat hi sinen bastard uersteect 4805om dat hem uernoit ghinder te uoedene so uele kinder ende dat nes niet altoes sine sede maer het doet sine ghierechede ende om dat hi niet wille onturien 4810de edeleit uan sire partien maer ambrosius segt ouer waer dat .i. uoghel es ende hetet fulsica nempt met hem die jonc uerdreuen ende uoet den sinen beneuen 4815adelinus die meester sprect alse die haren van houden breect soeket hi ene fonteine cout ende uliechter up met ghewout bouen allen swerken segt hi 4820dar der sonnen vier comt bj ende hem die donkereit van den ogen der sonnen hitte doet uerdroghen dan ualt hi neder met ghewout jn die diepe fonteine cout 4825driewaruen ter seluer vard dan vlieghet hi te sinen neste ward te sinen ionghen die sijn so houd dat si te proien ebben ghewoud versieket es hi inder ghebare 4830als of hi in enen rede ware hi wert ontplumet dan moeten voeden sine jonc ende broeden ontier ende hi uerionghet ghinder vp dit so merct gi quade kinder 4835[wat u stomme beesten leeren die vader ende moeder gheneeren] noch seghet ons sente augustijn alse die harene sere houd sijn ende hem die bec werdet lang 4840so doensi tenen stene ganc ende makene weder ende slipen haren bec so dat si gripen hare spise also der mede dat si heten na hare sede 4845gherne maket hi oghe sinen nest jn sinen nest vintmene best den steen die echites heet om dat hi bi naturen weet dat hi te sinen ionghen es goet 4850die haren es so wel ghemoet al heueti sere langhe gheuast dat hi node ontseghet ghenen gast maer heten mede al hare begheren ende ghebrect hem an sin uerteren 4855sijn naeste gast moet betalen dat hem al dandre ontalen aristotilus die seghet dat hi .ij. ionghe te ebne pleghet nochtan dat hi iij eyere heuet 4860maer dat .i. ey hi begheuet ende werpet och vte sinen neste doch segghen ons die beste datmen heuet te someghen stonden jn sinen nest iii jonghe vonden 4865mar aristotilus die seghet dat hi bi naturen pleghet vte enen ionghe twee te bringhene dat es wonder mee jn plinius boeke staet 4870dat hem no blexeme no donre ne scaet ende hem die rechter uoet es meest alsi sine jonc starc uerureescht so wil hi se van hem weren om dat si hem leren yneren 4875ende sine proie niet ne nemen dus soude elke moeder hare kinder wenen [hare kinder van hem te jaghene ende hem leren te bedraghene met hars selues pine te waren] 4880tusscen den hert ende den haren so es .i. strijd tallen tiden daren can metten uloghele striden ende verdrinket den hert metten slane dat hi achterward moet gane 4885tote dat hine van der roetsen uerdriuet ende hine also somwile ontliuet dar die hert werpt weder mul ende doet den aren sine oghen uul ende tusschen den aren enten drake 4890sones van vreden ghene sake die haren slatene ende uliet ende mach die drake uerknopen yet met sinen starte sine ulerken dan so wreket hi hem wel der an 4895dar hi in rotsen maket sin nest of te up bome dart hem dinket best comter drake toe of man ofte ander diere so uechti dan ende auonturt sijn leuen ghinder 4900om te bescermene sine kinder ende goemse nacht ende dach tote dat hem elc gheneren mach vp sine scouderen hise oec set ende leerse ulieghen na sine wet 4905alle edele uogle te waren ontsien ghemeenlike den aren ende des daghes dat sine sien wilsi qualike der proien plien van dien gherualke seit die glose 4910doet den haren dicke nose ende hine uaet merket die gherualke bedieden wel die dorpar scalke [die hem niet ne wille keren onderdaen te sine haren heren 4915ende haer heerscap quetsen ende jaghen des salse god der omme plaghen] plinius bescriuet ende bekende dat inder werelt noit hende eenrande aren ende groot sere 4920bringhet ij eier ende nemmeere ende leecse in sinen nest so vaet hi dar hi toe comt best eist den ase ofte den vos die maecti van den liue los 4925ende windt die eier in dat har ende laetse uor die sonne dar anders so ne broet hise niet ende alsi sine jonghe siet helpet hem tote dien daghen 4930dat si hem seluen moghen beiaghen kiramidarium boec die seghet dat die aren ebne pleghet jn sine winbrauwen stene ii van den steen breken ontwe 4935dat men in die blase draghet des arens bec alsi gewaghet diene onder sijn houet leghet stille nachts soudem dromen dat hi wille |
2. Aquila is de arend. (a) Sint Augustinus zegt te waren dat hij de koning is tevoren boven alle vogels uitverkoren. 4785 Die vindt men gekroond beschreven. Van prooien leidt het al zijn leven. (b) Zo scherp ziet hij dat hij gedogen mag met zien van zijn ogen dat zich in de zonneschijn vast maakt 4790 zo ziet men op menige dag dat hij graag vanwege dit met de ogen in de zon zit. De arend pleegt, zegt Augustinus, als hun jongen een deel groot zijn 4795 dat hij ze met de klauwen op heft en wie zo dan de zon beseft die dan hebben zulke sterke ogen dat ze de zon kunnen gedogen natuurlijk te kunnen aanschouwen ginder 4800 die houdt hij voor zijn edele kinderen en die zich van de zon afwendt houdt hij voor een bastaard. Ambrosius zegt dat sommige zeggen dat hij zijn bastaard verstoot 4805 omdat het hem vermoeit ginder te voeden zoveel kinderen en dat is niet altijd zijn zede maar dat doet zijn gierigheid en omdat hij niet wil onteren 4810 de edelheid van zijn partij, maar Ambrosius zegt voor waar dat er een vogel is en die heet Fullica (waterhoentje) neemt bij zich die jongen die zijn verdreven en voedt ze met de zijnen benevens. 4815 (d) Adelinus, die meester spreekt als de arend van oudheid gebrekkig is zoekt hij een fontein koud en vliegt er op met geweld boven allen zwerken, zegt hij, 4820 daar het zonnevuur komt bij en hem de donkerheid van de ogen door zonnehitte wordt verdroogd dan valt hij neder met geweld in die diepe fontein koud, 4825 drie maal met dezelfde vaart dan vliegt het naar zijn nest waart naar zijn jongen, die zijn zo oud dat ze prooien hebben kracht, verziekt is hij door die gebaren 4830 alsof hij in een koorts was hij wordt ontpluimd en dan moeten voeden zijn jongen en broeden tot hier en hij verjongt ginder. Op dat gij dit merkt, gij kwade kinderen, 4835 wat u stomme beesten leren die vader en moeder voeden. Nog zegt ons Sint Augustinus als de arenden zeer oud zijn en hen de bek wordt lang 4840 dat ze dan naar een steen gaan en maken ze weer en slijpen hun bek zo dat ze grijpen hun spijs alzo daar mede dat ze eten naar hun zede. 4845 Graag maakt hij hoog zijn nest. (e) In zijn nest vindt men best de steen die echites heet omdat hij van naturen weet dat dit voor zijn jongen is goed. 4850 (a) Die arend is zo wel gemoed al heeft hij zeer lang gevast dat hij node ontzegt een gast maar ze eten mede al wat ze begeren en ontbreekt het hem aan zijn verteren 4855 zijn naaste gast moet betalen dat hem al de andere onthaalden. Aristoteles die zegt dat hij twee jongen te hebben pleegt nochtans dat hij drie eieren heeft 4860 maar dat hij een ei begeeft en werpt het ook uit zijn nest. Toch zeggen ons de beste dat men heeft in sommige plaatsen in zijn nest drie jongen gevonden, 4865 maar Aristoteles die zegt dat hij bij naturen pleegt uit een ei jongen twee te brengen, dat is een wonder meer. In Plinius boek staat 4870 dat hem geen bliksem of donder schaadt en bij hem de rechtervoet is het grootst. Als hij zijn jong sterk vreest dan wil hij ze van hem weren opdat ze zich leren voeden 4875 en zijn prooi niet nemen. Dus zou elke moeder haar kinderen wennen Door haar kinderen van zich te jagen en hen leren zich te behelpen hun eigen pijn te doen. 4880 Tussen het hert en de arend is er een strijd te alle tijden. De arend kan met de vogels strijden en verdrijft het hert met slaan zodat hij achteruit moet gaan 4885 totdat hij hem van de rotsen verdrijft en het alzo soms ontlijfd maar het hert werpt weer modder en maakt de arend zijn ogen vuil. (f) En tussen de arend en de draak 4890 is er van vrede geen zaak. De arend slaat en vliedt en mag de draak verkopen iets met zijn staart om zijn vlerken dan dan wreekt hij hem wel daar aan. 4895 Waar hij in rotsen maakt zijn nest of op bomen daar het hem denkt best komt er draak toe of man of ander dier zo vecht hij dan en avonturiert zijn leven ginder 4900 om te beschermen zijn kinderen en omgeeft ze nacht en dag totdat elk zich voeden mag. (g) Op zijn schouders hij ze ook zet en leert ze vliegen naar zijn wet. 4905 Alle edele vogels te waren ontzien algemeen de arend en op de dag dat ze hem zien willen ze nauwelijks te prooien plegen. (h) Die giervalk, zegt de glossaria, 4910 doet de arend veel leed en hij hem vangt. Merk deze giervalk betekent wel de dorpsgek die zich niet wil keren om onderdanig te zijn aan zijn heer 4915 en hun heerschappij kwetsen en jagen deze zal God daarom plagen. (i) Plinius beschrijft en bekent dat in de werelds noordeind een soort arend is en groot zeer 4920 brengt twee eieren en nimmer meer en legt ze in zijn nest zo vangt hij wat hem denkt het beste is het de haas of de vos die maakt het van het lijf los 4925 en windt de eieren in dat haar en laat ze voor de zon daar, anders zo nee broedt hij ze niet en als het zijn jongen ziet helpt hen tot die dagen 4930 dat ze zichzelf mogen bejagen. Kiramidarium boek die zegt dat de arend te hebben pleegt in zijn wenkbrauwen stenen twee die de steen breekt in stukken 4935 die men in de blaas draagt. De arends bek, zoals hij gewaagt die het onder zijn hoofd ligt stil ‘s nachts zou dromen wat hij wil. |
Aquila.
Adelaar of adeler, midden-Hoogduits Adelar wat edele aar betekent. Arend, noord-Duits Arend, in deftige taal Aar, oud Hoogduits Arn, oud-Saksisch, oud-Engels earn en oud-Noors orn. Dit woordt komt van een Germaans arnu en behoort bij Grieks ornis: vogel, vergelijk. Litouws erelis: arend. Duitse Adler, Engels eagle, midden-Engels egle, van oud-Frans aigle, dit van Latijn aquila: adelaar. Het woord verwijst naar de donkere kleur. In Grieks is het aetos.
Aquila chrysaetos, L. (goudkleurig) goudarend of steenarend, Duitse Steinadler, Engelse golden eagle, Franse aigle royal of aigle fauve. Hij heeft een goudgele tint op de kop en nek. Het is de arend bij uitnemendheid. Hij wordt een negentig cm lang en zijn vlucht is ruim twee meter, het vrouwtje is groter. Met zijn gedrongen en stoere lichaam voelt hij zich tegen allen en iedereen opgewassen. Hij is onder alle vogels diegene die zich het hoogst in de lucht verheft. Hij stijgt tot buitengewone hoogte op en beschrijft daar wijde kringen. Hij schijnt in de lucht te zweven en beweegt de vleugels slechts weinig. Zijn scherpe oog, met goudgele iris, ontdekt diep beneden hem de haas in het kreupelhout. Als een pijl uit de boog stort hij zich met samengetrokken vleugels en uitgestrekte klauwen op zijn prooi neer. Geen vogel is voor hem veilig of het moet een snelle zwaluw of valk zijn. Hij durft zelfs de vos aan, duikende watervogels moeten het afleggen tegen zijn geduld dat langer duurt dan dat zij onder kunnen blijven. Gieren, kraanvogels, hazen, lammeren en jonge geiten voert hij mee, reen en kalveren pakt hij ter plaatse en neemt de overblijfsels mee door zijn klauwen diep in het slachtoffer te slaan. Kleinere dieren voert hij mee in de lucht en grotere werpt hij neer om ze met zijn snavel te doden. Gemzen en steenbokken overvalt hij, als ze zich op gevaarlijke plaatsen bevinden, en stort ze met een vleugelslag in de afgrond. Zelfs kleine kinderen worden wel eens gepakt.
(a) 'Onder alle soorten vogels is de adelaar het meest liberaal en vrij van hart. Want de prooi die ze slaat eet ze niet alleen of met zeer grote honger, maar geeft die gewoonlijk door aan de vogels die haar volgen hoewel ze eerst haar eigen deel neemt. Daarom wordt de adelaar vaak gevolgd door andere vogels in de hoop en het vertrouwen dat ze wat van haar prooi krijgen Maar als de prooi niet groot is en niet eens genoeg voor haarzelf dan als koning van de heerschappij pakt ze de vogel naast haar en geeft die aan de anderen en bedient ze daarmee. Daarmee doet ze haar naam adelaar eer aan’.
(b) 'Onder alle vogels is in de adelaar het zicht het krachtigst en sterkst ontwikkeld. Want in de adelaar is de geest van het zien het meest gevoelig, het meest scherp in actie. Ze houdt de zon vast in de volle rondte van haar eigen cirkel zonder enige schade aan de ogen te krijgen. De scherpte van haar gezicht wordt niet weerkaatst in de helderheid van de zon, nog verspreid. Er is een soort adelaar die zeer scherp van gezicht is en die neemt haar jongen in haar klauwen en laat ze even naar de zon kijken, voordat hun vleugels volgroeid zijn. Als de jongen niet stijf en strak naar de zon kijken slaat ze hen of verjaagt ze uit het nest en verzorgt ze niet verder’ Dit zie je in 3 Henry VI II, i, 91 waar Prins Edward toegevoegd wordt:
Ҏay, if thou be that princely eagle’s bird’’ zo toon uw bloed’
Show thy descent by gazing against the sun’ En zie de zon in ‘t aanzicht’.
De mogelijke oorsprong is misschien een Egyptische mythe. Horapollo zegt: ‘Het schijnt een afbeelding van de zon te zijn om goed te zien boven alle vliegende schepselen tegen de lichtbundel in.....vandaar dat sommigen de zon afbeelden als een havikvorm als zijnde de Heer van het Zien’ De Egyptische zonnegod Phre wordt afgebeeld met een havikshoofd.
Het verhaal als zou de arend zijn jongen mee omhoog nemen naar de zon om hen in het helle licht te laten staren is in de middeleeuwen zeer verspreid en werd ontleend aan de Physiologus. Slechts die de aanblik van het grote licht verdragen konden achtte hij te zijner waardig. De anderen liet hij uit zijn klauwen te pletter vallen. Dit motief dat onder andere voorkomt in de 13de eeuwse beeldhouwwerken van de kathedraal van Straatsburg moeten we vermoedelijk opvatten als een symbool van het Laatste Oordeel’.
'Waar een vogel die Ossifraga (of Fullica) genoemd wordt voedt het jong die de adelaar weggegooid heeft’ Er wordt dan ook gedacht dat de zeearend geen soort van zichzelf is, maar mongrool die uit diverse soorten ontstaan is. Want als adelaars hun jongen eruit gooien neemt de zeearend ze op en brengt die groot bij haar eigen jongen. Of de bastaardarend die het met de naam aangeeft.
(d) 'Met ouder worden krijgt de adelaar minder zicht en zwaarheid in zijn vleugels. Door dit nadeel wordt het jagen moeilijk, maar nu gaat ze een soort bron of waterstroom zoeken. Nog vliegt ze in de lucht zo vrij als maar mogelijk is, tot ze verhit wordt door de lucht en de vliegtocht, dan opent ze haar porin, maar haar veren zijn beschadigd, ze valt plotseling naar beneden, in de bron. Ze dompelt zich er driemaal in. Daar veranderen de veren, het slechte zicht van de ogen verbeterd en geneest, ze krijgt opnieuw haar kracht en sterkte terug’ Dit geloven wordt waarschijnlijk verklaard doordat de adelaar bij ouderdom van kleur wisselt.
Herten die hun gewei verliezen, slangen hun huid en adelaars hun snavels worden jonger dan met enig ander werk. Zie om naar Psalm 103, 5: 'Uw jeugd zal vernieuwd worden als die van de adelaar.’ Dit is mogelijk ook ingesloten in Jesaja 40: 31 'jongelingen worde moede en mat, zelfs jonge mannen struikelen, maar wie de Here verwachten putten nieuwe kracht; zij varen op met vleugelen als arenden’. Aristoteles zegt dat bij ouderdom de bovenste bek geleidelijk aan groter groeit en meer krom wordt en de vogel eventueel sterft door honger. Plinius zegt het op zijn manier: 'ze sterven niet door ouderdom of ziekte, maar van honger omdat de bovenste bek zo veel groeit zodat de bek niet geopend kan worden. Dit idee, gecombineerd met de bijbelse tekst dat de arend zijn jeugd vernieuwt gaf gelegenheid tot een nieuwe legende. Die wordt bij Augustinus uitgedrukt in zijn commentaar op de 103de Psalm: 'op een manier, die door de natuur gesuggereerd wordt, slaat hij zijn bek tegen een rots en smijt de last van zich af en komt zo weer terug naar zijn voedsel, in alles is hij vernieuwd zodat hij weer jong wordt’ Vandaar: 'Ze zal vernieuwd worden als een adelaar’.
Mulder: De spectaculaire verjongingskuur, die misschien berust op waarnemingen van roofvogels in de rui, vond steun in de bijbel: Ԍoof de Heer’zingt de psalmist' die uw ziel verzadigt met het goede, zodat uw jeugd zich vernieuwt als die van een arend.' (Psalm 103:5) Het floers voor de ogen van de oude arend zou het ‘derde ooglid kunnen zijn; ook dat roofvogels omhoog kijken naar de zon stemt overeen met de werkelijkheid (al kijken ze waarschijnlijk naar andere vogels). Valkeniers moeten inderdaad de snavels van haviken inkorten.
(e) In haar nest zet ze twee kostbare stenen die agaat genoemd worden, in Duits is dit de Adlerstein, de ene is de manlijke en de ander de vrouwelijke vorm. De mannelijke hiervan is hard en is wat gloeiend. En de vrouwelijke is zacht. En er wordt verteld dat ze geen jongen kunnen krijgen zonder die stenen. De mannelijke adelaar legt in haar nest die kostbare steen, die heldere agaat, om haar zo te vrijwaren van de pijnen die met het eieren leggen komen. Ook om de jongen te vrijwaren van venijnige beten van kruipende wormen. De Perzen noemen de adelaarsteen de geboortesteen. Bij Plinius horen we over de arendssteen, de aetites die van het bekende aetos (arend) is afgeleid en die lithos eutokios heet ofwel: ԯm de leg te bevorderen’ In ons ijzeroer, aetiten of geoden die wel de adelaarsteen of klappersteen genoemd wordt en bij de Duitsers 'Rasen-eisenstein vind je soms bolvormige, holle stukken waarin zich een beweegbare kern bevindt. Als je het stuk beweegt dan klappert dit tegen de randen. Daardoor ontstond de naam klappersteen. Dit is de mythische adelaarssteen die zich bevindt in de nesten van de adelaars, die het erin dragen.
(f) De draak is een slang, er zijn ook slangetende arenden;
'Ze maken hun nest hoog als een adelaar, Jer. 49: 16, Obadja 1: 4.
(g) De ouders broeden om beurten en als er gevaar dreigt draagt de moeder haar kroost naar een veiliger plaats wat aan Deut. 32: 11 herinnert, ‘als een arend die zijn broedsel opwekt, over zijn jongen zweeft, zijn wieken uitspreidt, er een opneemt en draagt op zijn vlerken’ Een opmerkelijk feit, dit opnemen op de vleugels komt met grote vogels nooit voor, wel bij zwanen en futen.
(h) Giervalk, Engelse gyr falcon, heeft iets met de gier van doen. Mogelijk ook omdat die sneller is dan de arend.
(i)’Er is in het noorden een grote adelaar die altijd twee eieren legt. Eerst vangt die een haas of vos en pelt daarvan voorzichtig de huid af waarna ze daar de eieren in legt. Die legt ze in de warmte van de zon en laat ze de eieren daar, ze zit er niet op maar wacht tot ze door natuurlijke kracht gebroken worden. Ze komt pas terug als de jonge vogels gevoerd moeten worden wat doorgaat tot ze een perfecte grootte bereikt hebben’ Dit naar Plinius.
Erpia als adelinus cande 4940es i uoghel van verren lande te strapidos inde wostine pleghen arpien te sine met ongre altoes uerladen cume machmense uersaden 4945si ebben clawen crom ende wreet ente gripene ghereet tanscijn heueti na den man maer lettel dogheden der an [wien bediedet bet die arpie 4950dan dien god vermaledie den woekerare die nacht ende dach gapet ende niet versaden mach al es hi ghelijc den man dar nes ghene menscheit an] 4955arpia pleghet ne twifelets niet den eersten mensche die so siet wanderen inde wostine groot vermach soene so slatene doot alsoe te watre comt na dien 4960dar soe hare seluen mach gesien ende soe siet dat soe heuet dot van anscijn hare ghenoet werd so droue ye lanc so meere om dat so doot heuet haren here 4965ende so der omme selue doot bliuet ende emmer uort soe rouwe driuet somwile gheuallet horic lien dat men ghetempmet heuet arpien ende die oec spraken na den man 4970mar gheen bescheet so nesser an |
3. Harpij, als Adelinus kende, 4940 is een vogel van verre landen te Strapidos in woestijn plegen harpijen te zijn. Met honger altijd verladen nauwelijks mag men ze verzadigen. 4945 Ze hebben klauwen krom en wreed en te grijpen gereed. Het aanschijn hebben ze naar de man maar weinig deugden zijn er aan. [wie betekent beter de harpij 4950 dan de God vermalijde! woekeraar die nacht en dag jaagt en niet te verzadigen is al is hij gelijk de man daar is geen mensheid aan] 4955 De harpij pleegt en twijfelt niet de eerste mens die het zo ziet wandelen in de woestijn groot vermag het en zo slaat het die dood als ze te water komen nadien 4960 waar ze zichzelf mag zien en ze ziet dat ze heeft gedood van aanschijn haar gelijke wordt ze droevig hoe langer hoe meer omdat ze gedood heeft haar heer 4965 en zo daarom zelf wel dood blijft en immer voorts ze rouw drijft. Soms gebeurt het, hoor ik luiden, dat men tam gemaakt heeft harpijen en die ook spraken naar de man 4970 maar geen bescheid is er aan. |
Harpijen, Engelse harpy, Franse harpie, van Latijns harpyia en dit van Grieks harpuiai wat verbonden is met harpazein: snappen of pakken.
Bij Homerus zijn het snel voortijlende storm- en doodsgodinnen. De dichter Vergilius noemt een der harpijen Celaeno en plaatst haar woning op de Strophadische eilanden, aan de ingang van de onderwereld zodat Nederlandse dichters wel eens van hel-harpije spreken.
Naar Hesiodus zijn het de gevleugelde dochters van Thaumas en de Electra en zusters van Iris. Ze zijn van vleugels voorzien en sneller dan de wind. De namen geven aan dat het personificaties zijn van dwarrelwinden en stormen, Ocypete: snel, Geleno: duisternis, en Aello: storm. Van hen stammen de edelste paarden als de Podarge van Homerus en Zephyros van Achilles.
Als plaaggeesten verschijnen ze in de geschiedenis van de blinde ziener Phineus wiens voedsel ze opeten of verontreinigen.
Aan de westkust lag het rijk van de Thrakische koning Phineus. Apollo had hem als teken van zijn gunst de zienersgave geschonken. Aan velen kon hij de toekomst openbaren en goede raad geven. Maar hij werd overmoedig en maakte aan de mensen meer van Zeus wil bekend dan hem toegestaan was. Daarvoor moest hij vreselijk boeten. Zeus ontnam hem het licht van de ogen. Bovendien zond hij hem twee harpijen, afschuwelijke wezens, half vrouw, half roofvogel en met klauwen aan de hand en voeten. Kreeg de blinde koning voedsel voorgezet en begon hij te eten, dan schoten onmiddellijk de harpijen neer uit de lucht. Ze rukten hem met hun kromme snavels en scherpe klauwen het eten uit de mond en hand en bevuilden het overige met hun ondraaglijk stinkende uitwerpselen zodat het oneetbaar werd. Uitgehongerd sleepte Phineus zich voort, een geraamte met holle ogen en kaken. Maar hij bleef in leven want onverbiddelijk liet Zeus zijn kwelling voortduren en vergunde hem niet te sterven.
Door zijn profetische gave wist hij dat er eens een eind aan zou komen. Zo gauw op zijn kust een schip landde met Griekse helden zouden de gevleugelde zonen van de noordenwind, Boreas, zijn kwelgeesten verjagen en zou hij in vrede mogen sterven. van de noordenwind, Boreas, zijn kwelgeesten verjagen en zou hij in vrede mogen sterven. En zie, de Argonauten landden bij zijn stad. Ontroerd en in gespannen verwachting hoorde hij hen komen, want zijn geestesoog wist dat dat zijn redders waren. Wankelend strompelde hij naar buiten en viel voor hun voeten neer. Vol verwondering en medelijden keken de jonge mannen naar die uitgeteerde gestalte in bevuilde, kostbare kleren. Ze luisterden aandachtig naar zijn droevig relaas en op het horen van hun namen sprongen de zonen van de noordenwind, Zetes en Kalais, dadelijk naar voren en boden hun diensten en bescherming aan.
Er werd een maaltijd voor hun allen opgediend en nauwelijks had Phineus zijn eten aangeraakt of daar schoten de harpijen op hem af. Maar op hetzelfde ogenblik schoten Zetes en Kalais op hen toe met het zwaard in de hand en joegen de ondieren de lucht in. Ze joegen hen na net zo snel als hun vader Boreas na een wilde jacht door het luchtruim en haalden hen in. Bijna raakten ze hen met de punten van hun zwaarden toen Iris, als bode van Zeus, tussenbeide kwam en riep: ‘Zonen van Boreas, doodt de harpijen niet, het zijn de jachthonden van Zeus. Maar wees gerust, ze zullen nu weer terugkeren naar zijn grot in de bergen van Kreta en Phineus niet meer kwellen.’
Neophron percnopteros, is maar een kleine, bescheiden aasgier. Hij staat op een afstand geduldig te wachten totdat de andere dieren verzadigd zijn. Haast gedwee ziet hij eruit. Het bescheiden dier wordt wel ‘de kip van de Farao’ genoemd. Maar het mengt zich in alle vuil en takelt zich zo walgelijk toe dat het stinkgier genoemd wordt. Hij staat als een bedelaar te wachten bij de openbare slachthuizen. Hij is nog verdraagzamer dan andere gieren. Daarom zie je vaak wel een vijftig bij elkaar, daar waar wat te halen valt. Ze naderen de mens zeer dicht, vooral waar mestvaalten zijn en eten zelfs menselijk drek.
Bij de weerzinwekkende aas- of stankgier komt de herinnering te boven aan de door de klassieken als walging wekkende mythische vogels, de harpijen, op. Ze behoorden tot de vogels, waren half mens, half dier, storm- en doodsgodinnen met vogellichamen en maagdelijk hoofd.
Agotile dats bekent j. uoghel van orient of in arabien alsmen seghet die .ij. eyer of iij. pleghet 4975te bringhene ende es grot oec mede dese pleghet ene vremde sede hi sughet die gheete inder gebare als oft .j. oekin ware ende hets wonder dat mer of toghet 4980want die gheet te hant uerdroget alse sughet agotile plinius die seghet noch mee dattet gheproeuet es ende bekent datter die ghete of werden blent |
4. Agotile, dat is bekend. is een vogel van de Oriënt of in Arabië, zoals men zegt, die twee eieren of drie pleegt 4975 te brengen en is groot ook mede. Deze pleegt een vreemde zede hij zuigt de geiten in die gebaren alsof het een geitje (tepel?) was en het is wonder dat men er van getuigt 4980 dat de geit er van gelijk verdroogt alzo zuigt de Agotile. Plinius die zegt nog meer dat het beproefd is en bekend dat de geiten ervan worden blind. |
Caprimulgus europaeus, L. (Capra: geit, mulgere: melken, uit Europa) De nachtzwaluw, geitenmelker, nachtratel, ratelaar of vliegende pad, Engelse nightjar, Duitse Nachtschwalbe en Franse engoulevent d’Europe.
Het is een trekvogel en komt bij ons in mei en vertrekt weer in september. De nachtzwaluw komt voor op open plekken in naaldhoutbossen. Door de mens wordt de vogel dan ook zelden gezien. Met de behendigheid van een valk of zwaluw zwerven ze nu eens op geringe en dan weer op grote hoogte boven struiken en bomen en omzweven de bomen dikwijls met zeer bevallige zwenkingen en vangen in de lucht de daar voorkomende insecten. Door de wijde bek kunnen ze zeer grote kevers verslinden en juist die soorten die door andere vogels gemeden worden. De jacht begint in de regel met het aanbreken van de nacht en wordt na enige uren afgebroken en wordt voor de morgenschemering hervat, maar houdt op voor de zon geheel aan de hemel is verschenen. Dan rusten ze en zitten laag of liggen languit uitgestrekt op een of ander voorwerp en drukken ze zich zo dicht tegen hun rustplaats aan dat ze eerder breder lijken dan hoog.
Het zijn nuttige vogels, maar vele volkeren beschouwen ze echter als geheimzinnige wezens wiens dood noodlottige gevolgen kan hebben. Onze boeren beschouwden deze onschadelijke dieren met wantrouwen omdat ze van oordeel zijn dat de nachtzwaluwen met geen ander doel zo’n wijde bek heeft dan om de geiten te melken.
‘Er zijn zekere vogels die geitenzuigers genoemd worden vanwege hun zuigen aan geiten en dan is de melk verspild en verloren en als ze zo’n geit hebben gevonden en gezogen dan wordt die direct blind. De speen verdroogt en sterft’ De geitenmelker, die in Duits Ziegenmelker heet, is zo genoemd omdat ze het liggende melkvee lijkt te melken als ze de vliegen van de uier wegpikt.
4985Ardia in onse latijn mach in dutsch .i. eygher sijn ardia heetj alsmen ons seghet om dat hi oghe te ulieghene pleghet om dat dicke bouen swerken 4990dar negheen tempeest mach werken jnt water es sine lijfnere enen scarpen bec heueti ter were sine jonc broet hi in bomen die hi nerenstelike can begomen 4995experimentator die seghet dat hi den aren te hone pleghet want hine besmelt alsi can so roten sine uederen dan sulke sin wit ende sulke van scire wise 5000mar die sciere sijn best uan prise van smaken best ende ghesont men vindet oec dat es ons cont jn onse lant in meneghe marsch vogle die hete lepelars 5005die hare lijfnere souket mee dart sout smaket uan der zee die becke lanc ebben ende breed darmense lepelars om heet ende dits uan eighers ene maniere 5010sijsijn den uisscen onghiere hare uleesch es argher dan der sciere smout van den eigher es specie diere alsmen seghet ieghen tvledersijn dart ander goet es ende fijn |
5. 4985 Ardea in ons Latijn mag in Diets een reiger zijn. (a) Ardia heet het, zoals men ons zegt, omdat het hoog te vliegen pleegt en veel boven de wolken 4990 waar geen tempeest mag werken. In het water is zijn lijfnering een scherpe bek heeft het om zich te weren. (b) Zijn jongen broedt het in bomen die hij naarstig kan begaan. 4995 Experimentator die zegt dat hij de arend te honen pleegt want hij vervuilt hem als hij kan zo rotten zijn veren dan. (d) Sommige zijn wit en sommige van grauwe wijze, 5000 maar de grauwe zijn best van spijs, van smaken best en gezond. (e)Men vindt ook, dat hebben wij gehoord, in ons land in menig moeras vogels die heten lepelaars 5005 die hun voedsel zoeken mede waar het zout smaakt van de zee die de bek lang hebben en breed daarom men ze lepelaars heet en dit is van reigers een soort 5010 zij zijn de vissen onguur. Hun vlees is erger dan de grijze. Vet van de reiger is een specerij duur als men zeg tegen jicht daar het andere goed in is en fijn. |
Ardea, Latijn, dit woord komt of van ardere: branden, omdat zijn drek heet is of van ardua: krachtig omdat zijn vlucht krachtig is en hij hoog vliegt. Griekse herodios, Engelse heron en Frans heron cendre.
Ardea cinerea, L. (grijs), blauwe reiger, midden-Nederlands reigher, oud-Hoogduits Reigaro en Heigaro (nu Reiger) midden-Hoogduits Heiger, Angelsaksisch hrahgha. Dit woord stamt van Germaans hraigran dat zo genoemd is naar zijn hese geschreeuw wat de vogel ook de voor-Germaanse naam kraikr gaf.
(a) Ze vliegen met de benen achterwaarts uitgestrekt en met een ingetrokken hals tot boven de wolken, voornamelijk als het regenen zal. Aristoteles via Vondel:
‘wanneer het reigersnest de poelen op het land
Verlaat, en naar de lucht en wolken komt gevaren.
Dat is een teken van storm en onweer’
(b) Ze nestelen in eiken en in grote troepen, het is een sociaal dier. Kijk uit onder die bomen voor hun uitwerpselen, het zijn bommen. Een reigerkolonie heeft een verwoestend effect op die broedbomen.
Als de reigers door de valken gedrukt worden dan ontvangen ze die met de bek tussen de vleugels omhooggestoken zodat ze beiden vaak dwars doorstoken ter aarde vallen. ‘Ee haviken weten de reigers te verdrijven met hun drek waardoor hun voeten en veren besmet worden en verbranden. Kan de reiger boven de valk komen dan besmet hij hem met zijn drek.’ De reigerjacht door de valken behoorde vroeger tot de voornaamste vorstelijke jachtvermaken.
(d) Er is een purperreiger en een paar soorten van zilverreigers zijn er.
(e )Platalea leucorida, L. (witte). De lepelaar of lepelgans, Duitse Loffler, Engelse spoonbill, Frans spatule, valt op door zijn lepelvormige bek.
5015Anser dats die gans in latijn die some tam ende wilt sijn van wilden dat meeste deel sin schier wel na gheheel some suart ende some bont 5020ende die ulieghen meest alle stont ende maken ulieghende hare scaren als oft yscreuen lettren waren ende ulieghen hem no oest no west also als hem die wint es best 5025dat si ulieghens niet uergheten sonder allene alsi heten so pleghet hem des ulieghen luste so dat si selden ebben ruste mar huusganse die sijn swar 5030si ulieghen selden hier of dar heten slapen dats hare leuen dats dat si node begheuen ysodorus seghet dat gheen dier can so nouwe yrieken den man 5035hier bi segmen jn uele brieue datsi bi nachte rieken dieue jn roemschen geesten es bescreuen dat wilen die van sans bedreuen die romeine in sulker laghen 5040dat sise in capitolien belaghen ende als die wachters sliepen bi nachte adsijd ywonnen almet crachte ne war dat die ganse uerhorden ende sise met roepene uerstorden 5045[die der uiande worden gheware] dies hilt die stede vele jare hare ghedinkene der nare ende beleiden den tor met uare want roemsch uolc up ghenen dach 5050elx iars te anebedene plach ene seluerine gans ende dar uoren te makene dans hier mede spotte ambrosius entie grote basilius 5055ende segghen rome des es verdient dattu best der gans vrient alle dine gode sliepen die ganse wieken ende riepen des offerstu der gans up dien tiden 5060ende du lates jupiterre bliuen want en adden si ghedaen ystolen waren sij ende yuaen die gode van dinen vianden dus sijn die gode wel wert scanden 5065als men der ganse kint ynaket so wispelt soe ende gapet ende maket yblas onder die jonc clene van dier scare so wachter ene altoes om des arens vlucht 5070want si ebben uor dien aren urucht ende si kennen in hare maniere des arens vlucht ende sine ghiere bet dan enech mensce mach de gans mach leuen meneghen dach 5075witte ganse winnen meest andre minst ebic uerureest so node es die gans allene slute men de gans dat si clene noch dor dranke no dor ate 5080lichtelic hare keert ter bate hare uleech es te uerduene quaet ende alse rein te comene staet so badet hare de gans der ieghen des so sietmen hare dicken pleghen 5085men vindet ganse also groot dat si bi na sijn ghenoet des uoghels struus dat seggic iv dats inden berch van moniou ende inde nort side van europen 5090cume mach si van swareit lopen |
6. 5015Anser, dat is de gans in Latijn, (a) die soms tam en soms wild zijn. Van wilde is het grootste deel ze zijn grijs bijna geheel soms zwart en soms bont 5020 (b) en die vliegen meest in alle tijden en maken vliegende hun scharen alsof het geschreven letters waren en vliegen nu oost, nu west alzo als hen de wind is het beste 5025 dat ze het vliegen niet vergeten uitgezonderd alleen als ze eten het vliegen pleegt voor hen te zijn een lust zodat ze zelden rusten. Maar huisganzen die zijn zwaar 5030 ze vliegen zelden hier of daar eten en slapen, dat is hun leven dat is dat ze node opgeven. Isidorus zegt dat geen dier kan zo goed ruiken de man, 5035 hierbij zegt men in vele brieven dat ze ‘s nacht ruiken de dieven. In Romeinse verhalen is beschreven dat wijlen die van Sans bedreven de Romeinen in zulke lagen 5040 dat ze het Capitool belaagden en omdat de wachters sliepen bij nacht hadden zij het overwonnen al met kracht was het niet dat de ganzen ze hoorden en ze met roepen verstoorden 5045 die de vijand werden gewaar dus hield de stad vele jaren hun gedachtenis dan daarna en belegerden de toren met gevaar want Romeins volk op die dag 5050 elk jaar te aanbidden plag een zilveren gans en daarvoor te maken een dans. Hiermee spotte Ambrosius en de grote Basilius 5055 en zeggen Ԓome dit is verdiend dat u bent een ganzenvriend al uw goden sliepen de ganzen waakten en riepen daarom offert u de gans op die tijden 5060 en u laat Jupiter blijven want hadden ze het niet gedaan gestolen waren ze en gevangen uw goden, van uw vijanden dus zijn uw goden wel waard schande’ 5065 Als men de gans kan genaken dan fluit ze en gaapt en maakt geblaas onder de jongen klein. Van die groep waakt er een altijd om de arend vlucht 5070 want ze zijn voor die arend bang en ze kennen in hun manieren de arend vlucht en zijn verlangen beter dan enig mens mag. De gans mag leven menige dag. 5075 Witte ganzen winnen het meest andere minder, als ik vrees. Node is de gans alleen. Sluit men de gans op als ze is klein noch door drank of door eten 5080 gemakkelijk zich keert ten goede. Hun vlees is te verteren kwaad. En als regen te komen staat dan waakt zich de gans daar tegen, dus ziet men ze zich vaal doen. 5085 (d) Men vindt ganzen alzo groot dat ze bijna zijn gelijk van de vogels struis, dat zeg ik u, dat is in den bergen van Bernhard en in de Noordzijde van Europa 5090 nauwelijks kunnen die van zwaarheid lopen. |
Anser anser, L. Gans, midden-Nederlands gans, oud-Hoogduits Gans (nu Grau Gans) oud-Engels gos (nu grey lag goose) oud-Noors gas. Het woord wordt vergeleken met het Latijnse anser (voor hanser) Grieks khen, Sanskriet hasas: watervogel, oud-Iers geiss: zwaan. In Frans heet het oie cendree.
(a) De wilde is de stamsoort van de witte, tamme gans.
(b) De wilde ganzen en eenden die van landstreek willen veranderen maken in de vlucht de gedaante van een omgekeerde v waardoor ze gemakkelijker door de lucht kunnen klieven. Dus vliegt de leidsman vooraan. Na verloop van tijd is hij vermoeid, verlaat zijn post en wordt door de volgende afgelost en voegt zich bij het einde van de troep waar die uitrust etc. waardoor ieder zijn beurt krijgt en de grote tocht sneller en gemakkelijker wordt volbracht.
(c ) Er is geen dier die zo snel de geur van de mens waarneemt als de gans. Ze schreeuwen als ze een vreemdeling zien en dienen als huiswachters. Bij de Romeinen was de gans aan Juno gewijd en werd in haar tempel op het Capitool gehouden. Bij de inval van de Galliërs onder Brennus, 390 v Chr., waarschuwden ze door hun geschreeuw de bevolking en hebben zo de burcht gered. Dit zouden witte ganzen zijn die ze zo als de beste achten.
(d) De grote ganzen zijn wel gefokte ganzen.
Anas alsement ware waent ludet in onse dudes .i. hant die hie heuet ulogle ende als sconre dan die zoe es als 5095ende omme den als den witten rinc riuieren mint hi voer andre dinc ende oec ne mach hi niet leuen hine si den watre beneuen wilde anden ebwi uerstaen 5100teerst dat si uten doppe gaen si sijn so leuende ende so snel dat sij hem yneren wel al eist dathem die moeder ontuart ghesonder eist ten liue ward 5105tvlesch van der wilder haent dan van der tammer ende men waent dat inden winter es beter ditte dant es in des somers hitte doch eist te uerduene swaer 5110mar lichter dan die gans dats waer |
7. Anas, zoals men de waarheid waant, luidt in ons Diets een eend. De hij heeft vleugels en hals mooier dan de zij is 5095 en om de hals de witte ring. Rivieren bemint hij voor andere dingen en ook kan hij niet leven is er geen water in de buurt. Wilde eenden, hebben wij verstaan, 5100 het eerste dat ze uit de dop gaan ze zijn zo levend en zo snel dat zij zich voeden wel al is het dat hem de moeder zich ontfermt. Gezonder is het te lijve waard 5105 het vlees van de wilde eend dan van de tamme, en men waant dat in de winter is beter dit dan het is in de zomerse hitte doch is het te verteren zwaar 5110 maar lichter dan de gans, dat is waar. |
Anas platyrhyncha, L (met een brede snavel) Eend, midden-Nederlands ent of eent, oud-Hoogduits enita (nu Ente) Angelsaksisch ened. Het woord komt van Germaans anio en dat van Indogermaans anes. Het Sanskriet ato betekent een watervogel.
De smalle witte ring is een kenmerk van het mannetje.
Accipiter hetet int latijn dat in dietsch .i. auec mach sijn een edel uoghel te uederspele tragher dan die ualke es uele 5115mar scalker in sijn uanghen laeti sine uedren anghen so wert hi siec hout hise recht dan werti weder ysont echt als hi sine jonc siet 5120dat si hem pinen te ulieghene hiet steect hise uten neste te waren ende wille dat si em neren uaren rodene wil dat mens gheloue wie so hem ghenerd met roeue 5125dat hi sette sine sede buten alre ynadichede dies moeti horen ten ionxten daghe ons heren claghe sonder ynade plinius spreect die in leden 5130euel dracht uan swareden dat hi hem te siedene raet van auec in olie rosaet ende hete hi sal hem elpen sine siecheit ystelpen |
8. Accipiter heet in het Latijn dat in Diets een havik mag zijn. (a) Een edele vogel te jachtspel trager dan de valk is het veel, 5115 maar schalkser in zijn vangen. Laat hij zijn veren hangen dan wordt hij ziek, houdt hij ze recht dan wordt hij weer gezond echt. (b) Als hij zijn jongen ziet 5120 dat ze hem denken te vliegen iets steekt hij ze uit het nest te waren en wil dat ze zich voeden gaan. Reden wil dat men gelooft wie zo zich voedt met roven 5125 dat hij zet zijn geest buiten alle genadigheden dus moet hij horen te jongste dagen onze Heren klagen zonder genade. Plinius spreekt die in de leden 5130 euvel draagt van zwaarheden dat hij hem koken aanraadt een havik in olie van rozen en eet dit, het zal hem helpen zijn ziekte te stelpen. |
Accipiter: grijper. Accipiter gentilis, L. (sierlijk) (Astur palumbarius) Havik, midden-Nederlands havec of havic, oud-Saksisch habuc, oud-Hoogduits Habuh en Hapuh (nu Habicht) oud-Engels heafochawk, midden-Engels hauk (nu hawk en goshawk) oud-Noors hakr en haukr. Mogelijk stamt het woord van Indogermaans qap: pakken.
Havik, duivenvalk, grote sperwervalk of patrijzenvalk, Duitse geflugelter Teufel of Stoter, Franse autour des palombes. Een goed voorziene duivenhok weet hij binnen een paar maanden te ontvolken.
(a) Jong uit het nest genomen jongen werden vroeger voor het vluchtbedrijf afgericht. Voornamelijk werden ze gebruikt voor de vlucht op patrijzen, fazanten en konijnen. Dit jachtbedrijf kon gemakkelijker uitgeoefend worden dan de jacht met valken omdat de havik steeds in de laagte vliegt zodat men ook goed in de bossen kan jagen en niet te paard hoeft te zijn. Haviken werden gebruikt door landeigenaars. Valken waren voor vorstelijke personen.
(b) Hiermee beelden de Egyptenaren de daad van de ouders uit die vanwege armoede enige kinderen van zich doen.
5135Amraham es bekent .i. uoghel in orient dar aristotiles of secht dat hi up berghe broedens plegt so oghe dat altoes gheen man 5140sine neste uinden can [sine jonc sijn selden uonden want hi uerjaghetse te ghenen stonden uan hoghen nederwart te dale eer si moghen ulieghen wale] 5145gherne uolghen sj enen here om dat sii hare lijfnere an croingen nemen eist beeste of man die up die uelde bliuen dan |
9. 5135 Amraham is bekend een vogel in de Oriënt waar Aristoteles van zegt dat hij op bergen te broeden pleegt zo hoog dat altijd geen man 5140 zijn nest vinden kan. [Hun jongen zijn zelden gevonden want hij verjaagt ze op zekere tijden van de hoogte naar het dal voor ze mogen vliegen wel] 5145 Graag volgen ze een leger omdat ze hun voedsel aan krengen, is het beest of man die op de velden blijven dan. |
Soort gier.
ACantis als plinius seghet 5150es .i. uoghel die des pleghet dat hi sine spise neemt int gras des ati die parde omme das ende alsi siet dat them wart al etende comt i pard 5155so ulieti ende wrect hem dan met sulken dinghen als hi can dats dat hi ylijc niet den parde ende bespottet te sire onwarde hi ne mach hem doen ghene ander scade 5160dus es bedied die felle quade die altoes quaet ende scande ende spot maect up sine uiande ende els niemen moghen scaden enen houeschen hordic raden 5165sprec emmer dinen viant wel ende wes hem in doene fel behouden trouwe ende warede dit es edelre liede sede |
10. Acautis, zoals Plinius zegt, 5150 is een vogel die dit pleegt dat hij zijn spijs neemt in het gras dus haat het de paarden om dat en als het ziet dat hem tegen al etende komt een paard 5155 dan vliegt het weg en wreekt zich dan met zulke dingen als hij kan dat is dat hij niet gelijkt de paarden en bespot als zijnde onwaardig hij mag hen doen geen andere schade. 5160 Dus het betekent de felle kwade die altijd kwaad en schande en spot maakt op zijn vijanden en anders niemand mogen schaden een hovaardige, hoor ik aanraden 5165 spreek immer van je vijand goed en ben in doen fel behoud trouw en waarheden dit is edele lieden zede’ |
Een weidevogel.
Absalon sprect plinius mede 5170es i. uogel uander sede dat hi des roux eyer breect de uos pint hem dat hijd wrect den roec ende iaegt absalons jonghe ende absalon weder talre stonde 5175plot ende bijd suos kinder so comen hem tulpen ghinder die rouc uecht up hem mede dits orloghe sonder urede jn dorne ynerd hem absalon 5180des ati sesels doen want hi destele ende dorne uertert dar em die uoghel mede ynert |
11. Absalon, spreekt Plinius mede. 5170 is een vogel van de zede dat hij de roeks eieren breekt de vos pijnigt hem dat hij wreekt de roek en jaagt op Absalons jongen en Absalon weer te alle stonden 5175 plaagt en bijt zijn kinderen dan komen hem te hulp ginder de roek en vecht tegen hem mede dit is oorlog zonder vrede. In dorens voedt zich Absalon 5180 dus haten ze ezels doen omdat hij distels en dorens verteert waar de vogel zich mee voedt. |
Mogelijk de distelvink, Carduelis carduelis, L. (distel) Het lijkt meer op het verhaal van de uil die de eieren van een raafachtige breekt ‘s nachts en overdag worden zijn eieren gebroken door die raafachtige, maar die eet weer geen distels.
Alauda es die leewerke die soete sinct alsic merke 5185ende groet den dach alsi ontsprinct jndien tiden dat soe sinct selden eist int iaer sone sinct scijnt de sonne claer sonder allene alsoe uermut 5190hare sanc es grot deduut ne waer so nes soe milde niet so sere soe bitende uogle ontsiet dat so hare eer den man laet uaen heer soe hem wert onderdaen 5195want bi auonturen tewaren die machse laten uaren die sporeware ne lieter niet hoe seere soe claghede hare uerdriet |
12. Alauda is de leeuwerik die zoet zingt, zoals ik merk, 5185 en begroet de dag als die ontspringt in die tijden dat het zo zingt zelden is het in het jaar soms zingt ze als de zon schijnt helder alleen niet als ze is vermoeid 5190 hun zang is groot genot. Maar was ze zo mild niet zo zeer dat ze bijtende vogels ontziet dat ze zich eerder door de man laat vangen en zo hem werd onderdaan 5195 want bij avonturen te waren die man mocht ze laten gaan de sperwer liet het niet hoe zeer ze zich beklaagde om haar verdriet. |
Alauda arvensis, L. (van de akkers) Veldleeuwerik of hemelleeuwerik, Duitse Feldlerche, Engelse sky lark. Franse alauette van Latijn alauda stamt.
De leeuwerik die zo vroeg en vrolijk zingt, die zo mooi omhoog vliegt en de aankomst van de lente voorspelt. Dit wordt gehoord zolang het broeden duurt. Van het krieken der morgen tot aan de avondschemering zingt hij waarbij hij zich telkens boven de bodem verheft en stijgt met bijna sidderend gefladder langzamerhand al hoger en hoger en verdwijnt soms bijna aan het oog. Shakespeare, Midsummer’s Night’s Dream 3, 1, 140;’The finch, the sparrow, and the lark’. ‘Een vink, mus en leeuwerik’
In II,3,21 ‘Hark, hark. De leeuwerik juicht in ‘s hemelsblauw’ Op dat gezang aan de hemels poort verrijst de zonnegod.
Altion es i uoghelkin 5200meere dan die mussce siin jn die zee es uele sijn ganc den als heuet .i. deel lanc ende es gheuedert scier ende wit alse purperin dat hem wel sit 5205an uissce es al sijn beiach selden eist dat ment sien mach sonder int lanxte uan den jare jnden uorwinter es openbare broeden si hare jonc al 5210hare neste sin ront als .i. bal iemen met genen ysere nochtan nemmermeer ybreken can negheen uogel sonder dit lesemen dat die winter besit 5215sine eiere alsict bescreuen vant hare nest maect up der zee cant alse die zee meest risen begonnet dat mercmen om dat god jonnet desen uoghelkine allene 5220vordeel sonderlanghe ghemene want ware dese gram also pleglet als altion sine eier leghet die zee werdet wel ymoet tote dat sine eier sijn uulbroet 5225ende dats binnen vij. Daghen ende vij. der na horic ghewaghen rust die see dar binnen sine ionc so beghinnen dat si hem yneren vor dan 5230merct wat god desen uogle jan ja die scipliede in dat lant merken die daghe te hant ende stoken coenlike de zee alsoffet ware min no mee 5235sente ambrosius bescrijft ons dit die van loghenen es onbesmit |
13. Alcioen is een vogeltje 5200 groter dan de mussen zijn. In de zee is veel zijn gang. De hals heeft een deel lang en heeft veren grijs en wit alzo purper, dat hem wel zit. 5205 Op vissen is al zijn bejaag Zelden is het dat men het zien mag alleen in het langste van het jaar in de voor winter, dat is openbaar broeden ze hun jongen al. 5210 Hun nesten zijn zo rond als een bal die men met geen ijzer nochtans nimmermeer breken kan en geen vogel alleen deze leest men dat die in de winter zit 5215 op zijn eieren, zoals ik het beschreven vond. Hun nest maken ze op de zeekant als de zee meest te rijzen begint Dat merkt men op dat God gunt deze vogeltjes alleen 5220 voordeel apart algemeen want was deze gram, alzo pleegt als Alcion zijn eieren legt dan wordt de zee goed gemoed totdat zijn eieren zijn uit gebroed 5225 en dat is binnen zeven dagen en zeven daarna, hoor ik gewagen, rust de zee en daar binnen zijn jongen dan beginnen dat ze zich voeden voort dan 5230 Merk wat God deze vogel gunt ja, de scheepslui in dat land merken die dagen op gelijk en gaan koen ter zee als of het was min of meer. 5235 Sint Ambrosius beschrijft ons dit die van leugen is onbesmet. |
Alcedo atthis, L. Alcyone, dochter van Aeolus (de wind) en Enarete, was getrouwd met Ceyx. Volgens een verhaal kwam hij in een schipbreuk om en stortte zij zich uit wanhoop in zee waarna beiden in ijsvogels veranderd werden. Wanneer ze dan broeden, omstreeks een week voor en een week na de kortste dag, laat Aeolus alle winden rusten, vandaar heten die dagen Alcyonii dies, de dagen van de ijsvogels wat overdrachtelijk gegeven werd aan een rustige en gelukkige tijd. De vogel verschijnt in het Grieks onder de naam alcyon, wat voor het eind van de eerste eeuw v. Chr. halcyon werd zoals Varro verhaalt. Aristophanes, 414 v. Chr., sprak over halcyon dagen. Deze zinsnede is sindsdien in gebruik gebleven voor een periode van heerlijke stilte. De associatie van de ijsvogel met kalm weer kwam in zijn tijd, populaire etymologie was waarschijnlijk wel de oorzaak.
De Griekse naam had geen aspiraties, maar omdat het laatste gedeelte van de naam hetzelfde is als het werkwoord voor ontvangen, werd het eerste deel al gauw veranderd in halys: de zee. Het woord betekent zo wat broedt of bevrucht wordt bij de zee. Hiernaar kwam het verhaal dat de vogel zijn eieren broedt op de oppervlakte van de zee en dat daarom de zee tijdens dit proces kalm was.
De gehele legende is alzo. De halcyon is een zeevogel, want het broedt langs de kusten en legt zijn eieren op het zand. En het bouwt het nest omstreeks het midden van de winter, als de zee op het land slaat door vele krachtige winden. Maar niettegenstaande zwijgen alle winden en de oceaangolven zijn kalm als de halcyon broedt gedurende zeven en zeven dagen, want in zoveel dagen broedt en voedt het zijn jongen op. En omdat die rust nodig hebben voorziet de voorzienigheid erin, die gunstig is voor allen en zelfs het kleinste levende ding, dat er twee maal zeven mooie dagen zijn. Daarom wachten de zeelui op die veertien dagen, ze verwachten rust.
Hij bouwt zijn nest op het water (of land) dat op een miraculeuze manier waterbestendig is en drijft van oceaan tot oceaan en zorgt ervoor dat op behoorlijke afstand van het nest er rust heerst zodat het gezin in vrede leeft. Zijn nest kan niet door ijzer gesneden worden maar wordt gebroken door een sterke klop. Hun nesten zijn wonderlijk gemaakt in vorm als een ronde bal en de opening staat wat naar buiten en is zeer smal, het is zoiets als een grote spons. Niemand kon ooit uitvinden waarvan ze gemaakt waren, zie 64.
Ariofelon dat es i. edel uoghel sijd ghewes dar men mede die reen uaet 5240want soese teerst inde oghen slaet ende bijtse dan int houet doot hare uedren sin brun root lanc es sijn start bec ende beene meere dan andre uogle ghene 5245een deel meere dan die aren starc ende snel es hi te waren bouen oghe in clare lucht dar es meest sine vlucht so oghe hi ulieghens pliet 5250dat men arde selden siet lettel rusti up die erde bouen swerke uliechti sire uerde ende dan beeti hier neder ende proiet ende uliecht upward weder 5255comt hem dar uoghel te ymoete dien groeti met felre groete dat werpti neder doet men can gesien clene no groet wie die dinc euet ydaen 5260so saen so ontfart hi sonder waen selden sietmen dat es ware sonder die sien arde clare als mense uten neste nempt so werdsi metten man ytemt 5265ende gheleerd proie te vane anders niet na minen wane sone ydursi onder den man ende so ytrouwe werden si dan dat sij sitten ongebonden 5270vp .i. rec te menegher stonden |
14. Ariofilon dat is een edele vogel zij het gewis waar men mee de reen vangt 5240 want ze hen ten eerste in de ogen slaat en bijt ze dan in het hoofd dood. Hun veren zijn bruin/ rood lang is zijn staart, bek en benen. Groter dan andere vogels algemeen 5245 een deel groter dan de arend sterk en snel is hij te waren boven hoog in heldere lucht daar is meestal zijn vlucht zo hoog hij te vliegen pleegt 5250 dat men hem op aarde zelden ziet, weinig rust het op de aarde boven de wolken vliegt het zijn vaart en dan daalt hier neer en slaat een prooi en vliegt opwaarts weer. 5255 Komt hem daar een vogel tegemoet die begroet hij met felle groeten dat werpt hij neder dood. Men kan ze niet zien klein of groot wat dat ding heeft gevangen 5260 zo gelijk ontgaat hij zonder waan zelden ziet men hem, dat is waar uitgezonderd die erg goed kunnen zien Als men ze uit het nest neemt dan werden ze door de man getemd 5265 en geleerd prooien te vangen anders niet, naar mijn waan. Soms durven ze onder de man zo trouw werden ze dan dat ze zitten niet gebonden 5270 op een rek in vele stonden. |
In Grieks is het aetos, er zal dus een adelaar bedoeld zijn. Aquila heliaca, Savigny. is de keizerarend, Duitse Kaiseradler, Engelse Imperial eagle en Franse aigle imperial. Zal zijn naam wel te danken hebben aan het voorkomen op wapenschilden van Duitsland en Oostenrijk. Om zijn majestueuze voorkomen, zijn hoge vlucht, zijn kracht en zijn moed werd hij veelvuldig als zinnebeeld in wapens opgenomen.
Hij hoort thuis in Zuid-Europa en Afrika. Hij vangt kleine herten en gemzen.
De keizerarend komt overeen met de levenswijze en grootte van de steenarend.
Aues paradisi sin uogle met sconen plumen ende uloglen ende so scone alsmen spreect dat hem ghene uarwen ybrect 5275om dese scone wise heet mense van den paradise hare luud es so soete diene horen moet met goeder moete dat die mensce dar bi mach keren 5280herte ende sin te loue ons heren worder oec enech yuaen het soude screien sonder waen ontier het mochte ulien tote in egipten sin si ysien 5285vp linus die grote flume ende els te ghere stede cume oec sijn daer uogle ander wise die men heet uanden paradise omme dat men niet can uerstaen 5290wanen si comen ende war si gaen als die tijd comt te waren lidensi dor tlant met scaren brun sinsi ende bleckende clar ende minder dan couwen dats war 5295also groot alse ganse siin dandre ende van varwen fijn hier gaen ute uogle in a nu comt van der b. hir na |
15. Aves paradisi zijn vogels met mooie pluimen en vleugels en zo mooi, zoals men spreekt, dat hen geen kleur ontbreekt, 5275 om deze mooie vorm heet men ze van het paradijs. Hun geluid is zo zoet die het horen mag met goed gemoed dat de mens daarbij mag keren 5280 zijn hart en zijn lof tot onze Heer. Wordt er ook enige gevangen het zou schreien zonder waan totdat het mocht ontvliegen. In Egypte zijn ze gezien 5285 op de Nijl, die grote rivier, en anders in geen plaats. Ook zijn daar vogels van andere wijze die men heet van het paradijs omdat men niet kan verstaan 5290 waarvan ze komen en waarheen ze gaan als hun de tijd komt te waren vliegen ze door het land met groepen bruin zijn ze en blinkend helder en kleiner dan een kauw, dat is waar, 5295 alzo groot als ganzen zijn . De andere is van kleur fijn hier gaan uit vogels in a, nu komt van de b hierna. |
V. de Beauvois geeft een interessante beschrijving. ’Paradijsvogels, ‘aves paradisi,’ worden gewoonlijk zo genoemd, niet omdat ze van het paradijs stammen, maar vanwege hun opmerkelijke schoonheid want ze hebben zulke schitterende kleuren dat er vrijwel geen kleur ontbreekt. Hun grootte is die van een gans. Hun zang is zo een zoet en puur, ‘tia’ dat een mens in stille devotie en vreugde het kan aanhoren. Maar als ze gevangen worden dan jammeren ze het uit en houden niet op met hun geklaag tot ze weer vrij zijn. Ze worden levend gevonden bij de stromen van de Nijl en zelden ergens anders. Er zijn ook vogels in dezelfde buurt die ook zo genoemd worden en van een roodachtige kleur zijn, maar kleiner dan de vorige. Ze worden paradijsvogels genoemd omdat niemand weet wanneer ze komen of wanneer ze gaan’.
Het is onmogelijk om deze vogels te identificeren, er is geen bewijs dat deze vogels bekend waren in Europa voor de 16de eeuw’ Maar vogels van exquisiete schoonheid werden gevonden door reizigers in het Oosten en de naam werd op hen overgebracht. Deze Oosterse vogels werden zo genoemd door Hollandse reizigers vanwege hun briljante pluimage en het algemeen verspreide geloof dat omdat ze geen vleugels of poten hebben ze in de lucht leefden en zweefden op hun brede pluimen. Ze rusten met lange tussenpozen tussen de takken van weelderige bomen aan de draadachtige veren van de staart en trekken hun voedsel van de ‘dauw van de hemel en nectar van bloemen’ De eieren, zo beweerde men, werden door het wijfje al vliegend op de rug van het mannetje gelegd waar ze ook werden uitgebroed. Zodra de eenvoudig bevederde jongen tot vliegen in staat waren, gingen ze de lucht in, hoger en hoger en rechtstreeks naar de zon, waar ze hun fantastische kleuren kregen.
Men beschouwde de bedoelde vogels als ‘s sylphen’ als wezens die alleen in de eindeloze luchtzee verblijf houden en alle voor hun levensonderhoud vereiste werkzaamheden al vliegend verrichtten en slechts gedurende enige vluchten rusten door de met de lange draadvormige staartveren aan boomtakken te gaan hangen. In zekere zin zijn ze vergelijkbaar met wezens van hogere rang en zouden ze van de noodzakelijkheid om met de aarde in aanraking te komen ontheven zijn en zich alleen met etherisch voedsel voeden. De Paradijsvogels komen uit N. Guinea.
De wijze waarop de inboorlingen de vogels toebereiden wordt op de volgende wijze beschreven. Nadat de vleugels en poten afgesneden zijn wordt de huid tot aan de snavel afgetrokken en zelfs de schedel weggenomen. Tot steun van de huid dient een stevige stok die aan de staart begint en voor de bek uitkomt. Om die stok heen worden enige bladen in de huid gestopt, het geheel wordt gewikkeld in de bloemschede van een palm en gedroogd in de rokerige hut van de inboorling. Op deze wijze verschrompelt de kop, die inderdaad groot is, tot bijna niets en wordt het lichaam klein en kort zodat het wapperende gedeelte van de verendos des te sterker uitkomt’ De paradijsvogels worden voornamelijk door handelaars opgekocht en onder de naam van boeron-matie: dode vogels, naar Europa en China uitgevoerd. Deze huiden worden ter versiering van hoofdbedekking gebruikt. De Indische groten gebruiken ze als sinds eeuwen als optooisel voor hun tulbanden.
De naam Manucodiata is een verlatijnste vorm van het Molukse manuq-dewata: ‘Vogel der goden’, in Latijn ‘Aves Dei,’en dit bleef de naam voor de vogel een honderd jaar lang
Het is de sinds Gessner, 1557, gebruikelijke vogelnaam, Paradijsvogels of Manucodiatae. Hij begint de mening te bestrijden dat deze dieren in een voortdurende beweging door het luchtruim glijden. Hij zegt verder dat al Aristoteles zegt dat er geen vogels zonder poten waren en bestrijdt die mening omdat die blijkbaar in zijn tijd nog wel voorkwam. Hij werpt nog wel de hypothese op dat als ze werkelijk de poten ontberen de dunne draden hen wellicht in staat stellen hiermee te rusten.
Mogelijk kwam dit door valse etymologie. De Latijnse naam Manucodiata zou dan mogelijk afgeleid zijn van manus: hand, cauda: staart, een verwijzing die mogelijk betekent dat de vogel een grijpende staart had. Linnaeus noemde ze ook nog pootloos, Paradisae apoda, L (zonder poten) In 1957 ontdekten onderzoekers dat al sinds onheuglijke tijden de bevolking van Nieuw-Guinea paradijsvogels doodden en de huiden meegaven aan handelaren die ze meenamen naar het westen, mogelijk al de Feniciërs. Ze ontdekten dat de inboorlingen die huiden verpakten in een laagje mirre!!, het geheel eivormig kneedden en vervolgens bedekten met geschroeide bananenbladen. Dit doen ze om de huiden tijdens het vervoer te beschermen tegen motten en dergelijke dieren. In de tempel ruïnes langs de routes van Zuidoost-Azië naar de Middellandse Zee zijn door archeologen op verschillende tijden stukjes mirre gevonden die soms nog de indruk vertonen van een geschroeid bananenblad. Zie Phoenix, 42.
Bubo dats hule of scuwt 5300 die dages rust ende nachts uliecht vut men uaet ander uogle mettien want sine steken dar sine sien experimentator wille weten dat si der duuen eier eten 5305ratten hetensi ende muse si wonen in kerken ende in stenin huse dolie uten lampten si drinken ende smelter in ende doense stinken alse andre uogle up hare uechten 5310can so hare uoete upwart rechten ende werpt de ghene diese mesgroten vpwart metten uoeten sere es hi van plumen uerladen traghe ende cranc es hi uan daden 5315jn dat lichte comti node ende wandelt gerne onder doode |
16. Bubo dat is de uil of schavuit, 5300 die op de dag rust en ‘s nachts vliegt uit. (a) Men vangt andere vogel met die want ze steken hem waar ze hem zien. Experimentator wil weten dat ze de duiveneieren eten, 5305 ratten eten ze en muizen. (b) Ze wonen in kerken en in stenen huizen de olie uit de lampen ze drinken en smelten erin en laten ze stinken. Als andere vogels op hen gevechten 5310 kunnen ze hun voeten opwaarts richten en werpt diegene die ze aanvalt opwaarts met de voeten. Zeer is hij van pluimen beladen traag en zwak is hij van daden. 5315 In het licht komt het node en wandelt graag onder de doden. |
Bubo bubo, L. Uil, midden-Nederlands ule, oud-Engels ule (nu owl) oud-Saksisch en oud-Hoogduits Uwila (nu Eule) oud-Noors ugla. Mogelijk stamt dit van een oud-Engels klanknabootsend woord, dat in Latijn ulula werd van oud-Indisch uluka: uil.
(a) Geen inheemse uil wordt zo algemeen gehaat als de oehoe. Bijna alle vogels en zelfs enige uilen plagen hun vijand overdag als ze hem in de gaten krijgen. Daar maakt men gebruik van om andere vogels te vangen. De oehoe zit vastgebonden aan een paal waar de vogels op af komen die dan afgeschoten worden.
(b) Volgens de waarzeggers beduidt hij kwaad, terwijl hij een droeve en dodenvogel is, hij dringt ‘s nachts de kerken binnen en zuipt de olie uit de lampen.’ Vondel, Toneelschilt of pleitrede voor het toneelrecht ‘Ee kerkuil zuigt de olijfolie uit de gewijde koorlampen’.
(c ) ‘Het is een mooi gezicht om de geestigheid en handigheid van deze vogels te zien. Want als ze door te veel vogels worden aangevallen gaan ze op hun rug vliegen en met hun voeten als hulpmiddel weerstaan ze die vogels’.
(e) ‘Ee uil is een wild beest vol met veren maar altijd traag en vliegt moeilijk en dwaalt bij de graven dag en nacht’ De grote ogen stralen als lichten door het bos. Zijn huiveringwekkende stem verkrijgt door de weergalm in het woud nog een akeliger klank. Een levende uil die in de nacht onverwachts aankomt kan zeer schrikbarend zijn, de grote gele vlammende ogen in de meter hoge vogel met zijn enorme vleugels die de maan verduisteren, zodat de kamelen schrikken en dit met zijn luid ‘boo-hoo, boo-hoo’.
Buteus lesemen van hem somen es van auex yslachte comen van plumen sward sonder lieghen 5320traghe ende swar es hi int uliegen met proien onthouti sijn lijf die vati als .i. caytijf [slupende ende selden teregher stont uati uoghelkine ghesont] 5325ende men segt in waren saken gheen uoghel es uan soeter smake |
17. Buteus leest men van hen soms is van haviks geslacht gekomen. Van pluimen zwart, zonder liegen 5320 traag en zwaar is hij in het vliegen met prooien onderhoudt het zijn lijf die vangt het als een ellendige. [sluipende, en zelden te enige stonde vangt het vogeltjes gezond] 5325 En men zegt in ware zaken geen vogel is van zoeter smaak. |
Buteo buteo, L. Buizerd of muizenvalk, Duitse Bussard en Mausebussard, oud-Hoogduits Musari, Angelsaksisch musere, oud-Frans busan (nu buse) Engelse buzzard, van Latijnse buteo. De naam is een samenstelling van de woorden ‘buse (spreek uit: boese): kat, en aar: arend, wat dus katarend betekent. Zijn geluid i-ee! lijkt op het miauwen van een kat.
Sombere kleuren hebben bij hen de overhand, de verdeling wisselt sterk af, vergelijk de Franse naam buse variabele
Het leeft van prooi die hij listig verovert of pakt de prooi van kleinere roofvogels of als het dier ziek of langzaam is. Als slechte vlieger kan hij geen vliegende prooi vangen.
Butorius alsic can lessen mach butor in dietsch wesen als ende been heueti lanc 5330scarp bec ende stranc na derde sinsi plumen ydaen jn marassce willi gaen dar stati stille in der ghebare als of hi doet of steen ware 5335ende heuet in ytrect sinen als als i. dief fel ende uals ende om uissce te gane dieri vele pleghet te uane al hi hem beuoelt int strec 5340staet hi stille ende houd sinen bec die scarp es ter steke dan ende alsene waent ygripen die man steectine dar hine mach ynaken die auec die moet oec smaken 5345somwile sine suare steke dar hine uaet onwiseleke pude geuenijnde diere heten si wel na hare manieren jn lentine maketi euen luud 5350jn brouken dar hi staet int cruud met sinen becke int water clare als oft die donre ware sere wel riekensi te uiere heren spise eist want soes diere 5355medicinael es sijn smoud bedi eist dat de menege houd |
18. Butorius, zoals ik kan lezen, mag butor in Diets wezen (a) Hals en been heeft het lang 5330 scherpe bek en sterk naar de aarde zijn pluimen gedaan. In moerassen wil het gaan daar staat het stil in die gebaren alsof hij dood of van steen was 5335 en heeft ingetrokken zijn hals als een dief, fel en vals en om vissen te gaan die het veel pleegt te vangen. (b) Als hij zich voelt in de strik 5340 staat hij stil en houdt zijn bek die scherp is te steken dan en als het waant de grijpen de man steekt het hem waar het die kan raken. De havik die moet ook smaken 5345 soms zijn zware steken waar hij mee vangt onverstandig padden, giftige dieren eten ze wel naar hun manieren. In de lente maken ze een geluid 5350 in broekland waar het staat in het kruid met zijn bek in het water helder alsof het de donder was. Zeer goed ruiken ze te uur. Heren spijs is het, want het is het duur. 5355 Medicinaal is zijn vet daarom is het dat menigeen het houdt. |
Botaurus betekent ossenstier, of het woord komt van botauros: ‘de roepende stier’ vanwege zijn bulken. B. stellaris, L. (sterren kijker, omdat hij naar de sterren kijkt) roerdomp of roerdommel, Duitse Grosse Rohrdommel, dus van het riet, het domp of dom is naar de paringsroep, Engels bittern en Franse butor etoile en grand butor.
(a) Hij is kleiner en meer gedrongen dan een reiger, heeft een korte staart maar een lange hals met dikke veren die geel en zwart en zeer fraai gevlekt zijn. Nadert er onraad gaat hij stokstijf staan zodat je hem niet ziet, een soort paaltje. Hij steekt dan zijn snavel omhoog en kijkt naar de sterren.
(b) De dieren die hij verslinden kan doodt hij en die groter dan hem zijn hebben last van zijn woedende aanvallen. Zo lang mogelijk ontwijkt hij grotere dieren en als hij in het nauw gebracht is gebruikt hij zijn snavel als een dolk en richt die zo kwaadaardig, behendig en snel op de ogen van de tegenpartij dat zelfs mensen op moeten passen om niet gevaarlijk verwond te worden.
(c )De roerdomp zou zijn lange snavel in het water steken en zo een brullend geluid voortbrengen. Hij maakt een geluid dat zeer zwaar is en verder dan een half uur gehoord kan worden, een twee tot drie km ver. Dat doet hij in de paartijd en het is een geluid dat op een rund gelijkt, het klinkt als ‘buproem’. Tevens zal, als je in de buurt bent, nog een geluid horen, alsof er met een rietstengel in het water wordt geslagen. Het geplas wordt veroorzaakt doordat het mannetje een paar maal met de snavel op het water slaat, voordat hij die in het water steekt en zijn lied begint.
Bjstarda es .i. uogel te waren bi na so groot als die haren driewarf springhet hi sire wise 5360heri mach vander herden risen crumbeckede es hi te waren ende gheclawet als die haren vlesch heten si mar hine pliet vliegende te proiene niet 5365mar dari comet ende sine isellen dat si uermoghen dat willen si uellen ende etent thant ter stede cronien eten si oec mede hens gheen uoghe die bi ulesce leeft 5370sonder hi die gras lief euet want si eten gras gemene ende hereweten alsi sijn cleene hetet gherne dese uoghel wit es hi up sinen ulogel 5375ende vpten start mar anders te waren es hi gheplumet als die haren alst coren staet upt uelt groene broetire in na sinen doene sine swarede die doet 5380dat hi up bome niet ne broet |
19 Bistarda is een vogel te waren bijna zo groot als de arend. Drie maal springt het op zijn wijze 5360 eer het mag van de aarde rijzen. Kromme bek heeft het te waren en klauwen als de arend. Vlees eten ze maar het pleegt vliegende te prooien niet 5365 maar waar hij komt en zijn gezellen dat ze kunnen dat willen ze vellen en eten het gelijk ter plaatse. Krengen eten ze ook mede Het is anders geen vogel die van vlees leeft 5370 alleen hij die gras lief heeft, want ze eten gras algemeen en erwten, als ze zijn klein eet graag deze vogel. Wit is hij op zijn vleugels 5375 en op de staart, maar anders te waren is hij gepluimd als de arend. Als het koren staat op het veld groen broedt hij erin naar zijn doen. Zijn zwaarheid die maakt 5380 dat hij op bomen niet broedt. |
Naar zijn opvliegen en arend vorm, krengen eten, hoewel gras en erwten eten, moet het wel een gier zijn, zie 9 en 115.
Botosia es enes uogels name de ghene die in alemanien quame jn beieren ofte in elsaten hi vondre gnoech utermaten 5385alsi sullen noeten dese so loepet die hie alsict lese gapende ene lange stont ontier endem scumet de mont so comet de soe diet ontfaet 5390dits hare naturen saet den leggen si eier sesse of .viii ende aldus winnen si har geslachte vander grooter dat sijn fassane sijn si alsict vinde ende wane 5395dus wonderlic es hare nature die es gegeuen desen creaturen buten brun ende binnen wit es hare ulesch ende smaket dit arde nar in der gebare 5400als offet van partricen ware |
20. Bociosa is een vogelnaam. Diegene die in Allemagne kwam in Beieren of in de Elzas hij vond er genoeg uitermate. 5385 Als ze zullen paren deze dan lopen de hij, zoals ik het lees, gapende een lange tijd tot bij hem schuimt de mond dan komt de zij die het ontvangt 5390 dit is hun naturen zaad. Dan leggen ze eieren, zes of acht en aldus winnen ze hun geslacht. Van de grootte van de fazant zijn ze zoals ik het vind en waan. 5395 Dus wonderlijk is hun natuur die is gegeven deze creaturen. Van buiten bruin en van binnen wit is hun vlees, en smaakt dit aardig naar de vorm 5400 alsof het van patrijzen was. |
Tetrao urogallus, L. (ouro; auer, gallus: haan) of een ander hoen als Tetrao bonasia, hazelhoen. Auerhaan, Duitse Auerhuhn, Engels capercaillie of heath cock, Franse grand tetras of coq de bruyere. Auer komt van Ur: stotige stier. Het lijkt onder de vogels de rol te vervullen die de oeros bij de viervoeters doet.
In april lokt hij en zit op een daarvoor gekozen boom zijn hennen tot zich waarbij hij eigenaardige loktonen voortbrengt die op het geluid van het slijpen der zeis gelijken. De hen roept terug, ‘back, back’ Moedig strijdt hij tegen elke vreemde haan die zich op zijn terrein vertoont. Zijn gewone schuwheid is dan helemaal verdwenen, hij let zelfs niet op de naderende jager die van de gelegenheid gebruik maakt om hem te doden.
Barliades als ons seghet aristotiles dart ware an leghet sijn uogle die van oute comen entie wie bomganse nomen 5405men seghet dat neuen der ze strome wassen erande bome die die ze velt an haren danc ende dan rotten si ouer lanc van diere vetheit bi naturen 5410comen dese leuende creaturen ende hanghen metten becke ant out ontier dat si met ghewout hem seluen vanden oute breken dus horen wi somen boeken spreken 5415oec vintmen lieden oric gewaghen gnoech die segghen dat si saghen dese uoghele ant out anghen hare plumekine manghen grau ende swart gemene 5420ghemaket sijn si alse ganse cleene swart gheuoet als arde sijn si ons seget iacob van vitri dat bome neuer der ze staen dar si ane wassen sonder waen 5425ende nanghen ande telghen niet alsmen an andre bomen siet mar metten becke anden tronc ende alsi neder uallen ionc sine comen ten watre saen 5430hare leuen es gedaen de dau ent sap vanden bome dar af wassen si als ict gome water ende gras es hare leuen terst dat si den boem begheuen 5435men plachse tetene hier te voeren jnde vastinen als wijt horen mar de derde innocent verboet der werelt ommetrent jnde concilie van latrane 5440dus esmens sculdech af te stane nemmer ne vindixs vander .b. nu hort vort namen vander .c. |
21. Barliathes, zoals ons zegt Aristoteles, daar het ware in ligt (a) zijn vogels die van hout komen en die wij boomganzen noemen. 5405 Men zegt dat naast de zeestromen groeien aan een soort bomen die de zee velt tegen zijn wil en dan verrotten ze na een tijdje. Van die vetheid door naturen 5410 komen deze levende creaturen en hangen met de bek aan het hout totdat ze met geweld zichzelf van het hout afbreken zo horen wij sommige boeken spreken. 5415 Ook vindt men lieden, hoor ik gewagen genoeg, die zeggen dat ze zagen deze vogels aan het hout hangen. Hun pluimen gemengd grauw en zwart algemeen. 5420 Gemaakt zijn ze als ganzen klein Zwarte voeten als aarde zijn ze. (b) Ons zegt Jacob van Vitry dat er bomen naast de zee staan waar ze aan groeien, zonder waan, 5425 en hangen aan de twijgen niet zoals men aan andere bomen ziet maar met de bek aan de stam en als ze neder vallen jong ze niet komen te water gelijk 5430 hun leven is gedaan. De dauw en het sap van de bomen daarvan groeien ze, als ik gok. Water en gras is hun leven ten eerste als ze zich van de boom begeven. 5435 Men plag ze te eten hier tevoren in de vasten, zoals wij het horen, maar Innocentius III verbood dat de wereld omtrent in het concilie van Laterane 5440 dus moet men dat laten. Nimmer vond ik van de b, nu hoort voorts namen van de c. |
Branta bernicla, L. (van brant of brent goose, de Engelse naam, bernicla is ook een Engelse naam)
Rotgans of boom- en bernakelgans, Engelse brent goose, Franse barnache cravant, Duitse Baum-, Bernakel-, of Rottgans, het laatste naar zijn geluid ‘rot, rot’ .
(a) ‘Ze groeien aan dennenhout dat op zee drijft en lijken eerst op ganzen. Na een tijdje hangen ze met hun bek naar beneden en worden door zeewier geraakt en vervolgens ingesloten door schelpen maar groeien rustig verder. Zijn ze na een tijdje bedekt met een goed verenpak dan vallen ze in het water of zoeken hun vrijheid in de lucht’ .
De embryogans ontleent zijn groei en voedsel van het vocht van het hout of van de zee, op een geheime en meest bijzondere manier.’ ik heb met mijn eigen ogen gezien hoe duizenden kleine lichamen aan een stuk hout hangen, ingesloten in schelpen tot geheel gevormde en volgroeide dieren’ Dit werd beschreven door Giraldus Cambrensis, 1187, (Hij vermeldt niets over bomen. Hij vindt dit zaken om er zich zorgen over te maken. Hij vermeldt dat bisschoppen en geestelijken in Ierland deze beesten op vastendagen zonder scrupules eten. Als dit waar is begaan ze een zonde. (In Katholieke streken zijn vastendagen vleesloze dagen waarop wel vis maar geen vlees gegeten mag worden). Inderdaad, een verwarrende zaak. Eerst na een geregeld herhaald kerkelijk verbod verdween ze uit de vastenspijzen. De boomganzen en de barnacles zijn twee verschillende vormen van de legende. (b) De Engelsman Gerard, 1597, beschrijft dit nog volledig. Қe worden gevonden in de noordelijke delen van Schotland en omliggende eilanden, de Orkaden, Orkneys. Aan deze bomen groeien schelpen van een witachtige kleur dat naar roodbruin toeloopt waarin zich kleine levende schepsels bevinden. De schelpen gaan op hun tijd open en hieruit komen kleine levende dingen, diegene die in het water vallen worden vogels die wij barnacles noemen, in het Noorden van Engeland brandganzen en in Lancashire tree geese. De anderen die op het land vallen vergaan en worden tot niets. Dit zijn beschrijvingen van anderen, die ook van mond tot mond gaan en die wel met de waarheid overeenkomen’
De eendenmossel, die in Duits Entenmuschel heet, Lepas anatifera, (waar anas eend betekent, en fera, dragen) leeft in de zee en ontleent zijn naam aan voorgaand sprookje dat daaruit een soort van eenden ontstaan. Een geopende eendemossel zou met enige goede wil voor een vogelembryo aangezien kunnen worden. De kop van dit beest is stevig vastgehecht aan een rots of houtwerk door middel van kleefstoffen. Het lichaam is omgeven door vijf kalkachtige schaalstukken, en binnen in de holte liggen de zes paar draadvormige pootjes die met stijve haren bezet zijn waarmee de eendenmossel het water filtert. Die pootjes maken snelle ritmische bewegingen (de vleugels) Uit de schelp steekt een hechtsteel die op de nek en snavel van een gansje lijkt. Deze zeediertjes heten in het Engels barnacles. Het woord barnacle is getransformeerd van de schelp naar het dier en niet omgekeerd.
Omdat deze vogels een wat scherpe bijsmaak hebben, vanwege hun eten van schelpdieren, is de legende mogelijk versterkt.
Alauda calandra. Kalanderleeuwerik, die met de lieflijke klanken van zijn lied bijna alle andere vogels overtreft en daarom in vogelkooien gevangen wordt gehouden. Toch lijkt hij zijn droevig lot volkomen te vergeten en zingt hij de hele dag het hoogste lied, alsof zijn gevangenis de hemel op aarde is. De calander is een soort leeuwerik die in het M. Zeegebied voorkomt. Hij zou in de kooi mooier zingen dan in vrijheid en kan goed vogels nabootsen.
(a) De charadrius is een witte vogel, schrijft Isidorus. Met het vlees van deze vogel kunnen blinde ogen genezen worden.
(b) ‘De vogel Caladrius zet zich neer op het bed van een ernstig zieke. Wendt hij de kop af dan is dat een teken dat er geen genezing mogelijk is, ziet hij hem echter aan dan neemt hij de ziekte in zich op en vliegt er mee naar de zon. Daarna wordt de zieke weer gezond. Met zijn blik verlost hij de mens van zijn kwalen, waarna hij ermee omhoogvliegt en de ziekte in het zonlicht laat verbranden’ Het is het symbool van de Hemelvaart van Christus, zie het glasvenster in de kathedraal van Lyon. De charadius staat alleen maar in kathedraalvensters van de 13de en 14de eeuw. Is het oorspronkelijk een uit India afkomstige fabelvogel?
In vroeger tijden werden deze vogels door koningen gehouden. Alexander de Grote vond er een in Perzië. Zie 28.
Charadius alexandrius, L. (uit Alexandrië waar de vogel het eerste als levend beschreven werd) is de strandpluvier. Grieks charadrius is de vogel van de chadara: of rotskloof. Het zijn de wadi’s die in de regentijd door bruisende bergstromen gevuld worden en in ieder jaargetijde water houden. Onwaarschijnlijk.
Cinamelgus seget solijn es .i. uogel die wil sijn 5465jn arabia alre best jn oghen bomen maket hi sijn nest ront oghe ende vast van telghen dar canele an wast den nest mach niemen ilanghen 5470mar lieden vanden lande ganghen ende scieter in gloiende scichte ende doense dan af vallen lichte dats om de specie daer dat nest of gemaket es ende gheuest 5475lettel mere danne musscen es dese uogel ende broedet in busscen maer sine ardinghe ende sijn leuen es hem an uisscen gegheuen |
23. Cinamelgus, zegt Solinus. is een vogel die wil zijn 5465 in Arabië aller best. In hoge bomen maakt hij zijn nest Rond, hoog en vast van twijgen waar kaneel aan groeit dat nest kan niemand bereiken. 5470 Maar lieden van het land gaan en schieten met gloeiende schichten en laten ze dan afvallen gemakkelijk dat is om de specerij in dat nest van gemaakt is en gevestigd. 5475 Weinig groter dan mussen is deze vogel en broedt in bosjes. Maar zijn aard en zijn leven is hem van vissen gegeven. |
Circania. Kaneelvogel, een mythische vogel
‘Nicely as bridegroom’s was her chamber drest’
Her bed as bride’s and richer than a throne’
And sweeter seemed than a circania’s nest’
Though built in eastern groves of cinnamon’ Dit wordt verteld door D’Avenant.
Hij verwijst naar de kaneelvogel.
Eeuwenlang werd de groeiplaats van kaneel door de Arabieren geheim gehouden. Herodotus vertelt dat deze vogel groot is en van een onbekend land naar Arabië vliegt en kaneel meedraagt waarmee het zijn nest in de modder bouwt. De Arabieren, voor wie het hoog gebouwde nest onbereikbaar is, zouden de volgende list toepassen om de kaneel te verkrijgen: De ledematen van gestorven runderen en ezels en andere lastdieren snijden ze in zo groot mogelijke aantal stukken en brengen die naar die streken en leggen ze dicht bij de nesten en gaan vervolgens weg, een flink eind daarvandaan; de vogels vliegen op de stukken van de lastdieren af en brengen ze omhoog naar hun nesten, maar omdat de nesten die vracht niet kunnen dragen laten ze los en vallen op de grond, de mannen gaan erop af en verzamelen de kaneel en die komt vervolgens naar andere landen’.
Cignus dats in dietsch de swane 5480al wit want na minen wane sone was man nie onder den dach die noint swarten swane sach sijn ulesch swart sine plumen wit naturlike pleghet hi dit 5485dat hi uoer sine doot onlanghe merghet hem met soeten sanghe si ebben lieuelike ghebare alse de tijt comet vanden iare dat si noeten sullen na recht 5490want elc omme den andren den als ulecht ende naden noetene als men mach micken urgeren si hem int water dicken jn sine ulogele es sine cracht ende gherne breti up die gracht |
24. Cignus, dat is in Diets de zwaan. 5480 (a) Geheel wit, want naar mijn waan zo was er nooit iemand onder het dak die ooit zwarte zwanen zag. Zijn vlees is zwart, zijn pluimen wit. (b) Natuurlijk pleegt hij dit 5485 dat hij vlak voor zijn dood zich vervrolijkt met zoet gezang. Ze hebben lieflijke gebaren als de tijd komt van de jaren dat ze paren zullen naar recht, 5490 want elk om de ander de hals vlecht en na het paren, als men mag mikken, purgeren ze zich veel in het water. In zijn vleugels is zijn kracht en graag broedt het op de gracht. |
Cygnus cygnus, L. buccinator (trompetspelend (synoniem C. musicus, (zingend)
zangzwaan of hoelzwaan, Duitse Singschwan, Engelse whooper swan en Franse cygne sauvage. Zwaan, midden-Nederlands swane, midden-Hoogduits Swan (nu Schwan) Angelsaksisch swon (nu swan) oud-Noors svanr. Dit woord stamt van Germaans swana: de zingende vogel, Indo-Germaanse suen of suon betekent ruisen of klinken, vergelijk het Latijnse sonus: geluid en sonare: geluid maken, Franse sonnet en Engelse sound, oud-Indisch svanati: hij maakt geluid. Zwaan betekent dus de zingende vogel.
(a) De eerste zwarte zwanen, Cygnus atratus, (zwartachtig) (Plutonius) kwamen pas in 1726 uit Australi naar Batavie en verder in Europa. Tot de ontdekking van Australi werd de term zwarte zwaan gebruikt als een contradictie. Je ziet net zo zelden een zwarte zwaan als een witte kraai. Juvenalis zegt dat een volmaakte vrouw even zeldzaam is als een zwarte zwaan Tara avis in terris nigroque simillima cygno.’
(b) Zijn luide, gevarieerde en zuivere stem, die bij iedere aanleiding tot loktoon en waarschuwend sein weerklinkt, maakt een aangename indruk. De tot troepen verzamelde wilde zwanen laten zich voortdurend horen, het is alsof zij een zangwedstrijd houden om zich de tijd te verdrijven. Als hun waterplaats tussen het ijs kleiner wordt en ze vast komen te zitten bejammeren ze als het ware met droefgeestig geschreeuw hun ongelukkig lot. In de mythische Hesperiden zouden de zwanen hun dood door mooi klagend gezang aangekondigd hebben, vandaar de uitdrukking van zwanenzang voor het laatste lied der dichters. Het is de Engelse swansong en Duitse Schwanegesang.
(c )De zwaan is bij de meeste schrijvers, ook bij Vondel, het dier van de liefde die Venus en Amor vergezelt. Shakespeare, Troilus and Cressida iii, II 178;
‘True swains in love shall in the world to come’
Vondel, De Leeuwendalers;
‘gij ziet vol hartewee de duiven trekkebekken
En elke wederga genegen tot heur ga
De beekzwaan bruist vol vuur het witte wijfke na
En strengelt hals om hals, zij weet van wederkussen
Daar ‘t kille water zelfs haar gloed niet weet te blussen’.
5495Cariste seget ons solijn dat erande uoglen sij die uliegen moghen dor .i. uier dat hem de vlamme onghier noch an uederen noch an plume 5500ghescaden mach ene scume |
25. 5495 Cariste, zegt ons Solinus, dat een voort vogels zijn die vliegen mogen door een vuur dat hem de vlammen afgrijselijk nog aan veren, nog aan pluimen 5500 beschadigen mogen iets. |
Aristoteles sprak over een gevleugeld schepsel die hupt of kruipt door het vuur en sterft als die van het vuur weggenomen wordt. Hier geeft hij geen naam. Plinius herhaalt dit maa r noemt het schepsel pyrallis (een woord dat Aristoteles voor een vogel gebruikte) ‘vliegend temidden van de vlammen zien we kleine, gevleugelde schepsels. Dit zijn de Pyrallis of Pyrotocon die ook gevonden wordt in de kopermijnen van Kreta: Ұyrallis appellantur, a quibusdam pyrotoca, quae et in Creta’ Ze lijken wat op draken, maar hebben vleugels als insecten’ .
De Pyrallis komt op dezelfde manier voort als de meeste insecten. Het trekt zijn voeding van de vlammen en kan alleen blijven bestaan in het vuur’ Hij vliegt gelijk een mug om de kaars. Dan sterven ze. Waar vandaan, ‘Hij zal nog eens in de kaars vliegen, hij vliegt gelijk een mug om de kaars.’’ ’Die vliegt met kracht naar het minnevuur. Die volgt de vlieg in haar zwier.’ Dat wordt ook gezegd van het beestje Pyrauste, Aeschylus: ԍagnopere metuo stultum pyrauste exitium’ԩk vrees het dwaze lot van de vuurvlieg te ondergaan’ Men heeft een spreuk wegens de korte vreugde van voorbijgaande wellust, ‘gaudium pyrauste gaudes; ‘uw vreugde duurt zo lang als die van een vuurvlieg’ Men brengt het over tot te driftige lusten en liefde, in welke strikken iemand verstrikt is en door de hitte en vlam wordt verteerd zodat de wellust in het algemeen die te driftig is een overmatig iemand verteert.
Het insect waar naar verwezen wordt is onbekend. De pyraustes is een insect die op een mot lijkt en over een verlichte kaars vliegt.
Ciconia dats die odeuare die metten becke maket nimare ende anders neuet hi luud no sanc dan dat hi maket metten becke geclanc 5505men seghet dat si ionghe winnen na dien dat sijt int lant gescapen vinden dat beiach es groot of clene weder wijs sijn si alle ghemene ende alsi quaet weder voersiet 5510hine begheuet de jonghe niet hi keret thouet inden wint ende bescermetse als diese mint alsi ouer die ze uaren so leeden de cranen de scaren 5515ende si uechten te samene beede jeghen wat dat hem doet lede dit es iproeuet bi hem somen die ghewont ten neste comen ambrosius ende basilius mede 5520segghen dit ouer warede so lief sijn si in tassalen hi moet metten liue betalen wi so dodet den odeuare want si serpente vertaren dare 5525plinius die wil bekinnen dat si hare ionc sere minnen oec sijn de ionc der moeder goet want also langhe alsoese voet also langhe voetsise weder 5530tharen nesten beiten si neder van iare te iare alst wel scijnt al heten si wormen gheuenijnt sine bliuer niet af dood padden heten si node dorde noot 5535die crop vanden odeuare jofdie mage dats openbare seit plinius dats medicine jeghen de cracht van uenine jn wat lande dar si varen 5540es menscen ombekent te waren alsi wech varen seit solijn jn wat ieghenoeden dat si sijn versamen si up .i. uelt ghemeene ende sine later achter negheene 5545her si hare uart bestaen het ne ware ioffer enech ware gheuaen en uelt es in asia dart al versamet verre ende na die achter comen dat sietmen dicken 5550dien so scoren si te sticken |
26. Ciconia dat is de ooievaar die met de bek maakt geluid en anders heeft hij geen geluid of zang dan dat hij maakt met de bek geklank. 5505 Men zegt het dat ze jongen winnen naar die ze in het land geschapen vinden dat het bejaagt, is het groot of klein weer wijs zijn ze algemeen. (a) En als hij slecht weer voorziet 5510 hij begeeft de jongen niet hij keert het hoofd in de wind en beschermt ze omdat hij ze bemint. (b) Als ze over de zee varen dan leiden de kranen de scharen 5515 en ze vechten tezamen beide tegen wat dat hun doet leed, dit is bewezen door hen soms die gewond naar het nest komen. Ambrosius en Basilius mede 5520 zeggen dit voor waarheid zo lief zijn ze in Thessalië hij moet het met het lijf betalen wie doodt de ooievaar want ze serpenten verteren daar. 5525 (a) Plinius die wil bekennen dat ze hun jongen zeer beminnen ook zijn de jongen voor de moeder goed want alzo lang als ze hen voedt zolang voeden ze haar weer. 5530 (d) Op hun nest dalen ze neer van jaar tot jaar, zoals het wel schijnt al eten ze wormen giftig ze blijven er niet van dood, padden eten ze node en alleen in nood. 5535 De krop van de ooievaar of de maag, dat is openbaar zegt Plinius, dat is medicijn tegen de kracht van venijn. Naar welke landen waar ze gaan 5540 is voor de mensen onbekend te waren (e) Als ze weg willen, zegt Solinus, in wat voor gemoed dat ze zijn verzamelen ze zich op een veld algemeen en ze laten achter nee geen 5545 eer ze weg zullen gaan tenzij dat als er enige waren gevangen. Een veld is er in Azië waar ze zich allen verzamelen ver en dichtbij, die te laat komen, dat ziet men veel 5550 die scheuren ze in stukken. |
Ciconia ciconia, L.
Ooievaar, stork, eabarre, adebar, Duitse Weiser Stork en Engelse white stork.
Storch, oud-Hoogduits Storah, midden-Nederlands en Angelsaksisch storc, Engels, Deens en Zweeds stork. Dit woord komt van Germaans storka, dat van Indo-Germaans strgo komt dat stijf zijn betekent, het dier is naar zijn trotse gang genoemd. Naar zijn klepperen ook wel Klapperstorch. Franse cicogne blanche.
(a) Men roemt de wederzijdse liefde tussen de ouden en de jongen. Ooievaars voeden hun ouders als ze oud worden. Het is al bij Sophocles een voorbeeld van kinderlijke toewijding. Aristoteles zegt dat het gewone verhaal gaat dat de oude vogels gevoed worden door hun dankbare jongen. Als de ouder kaal geworden is door de leeftijd wordt hij door hen omgeven en ze warmen hem op met hun eigen veren. Ze geven hem voedsel in overvloed. Ze steunen hem in de vlucht en begeleiden hem met aan elke zijde met hun vleugels.
(c )Want Plinius schrijft dat de ooievaar de ondergang van de slangen zijn en dat men hem uit deze oorzaak zo veel weldaden heeft bewezen dat het in Thessalië een schanddaad was een ooievaar om het leven te brengen.
(b) ‘Ooievaars vliegen over zee in troepen en terwijl ze passeren komen er kranen bij die met hen vliegen en zelfs vooruit vliegen alsof ze de troep aanvoeren, met alle macht vechten ze tegen de vogels die de ooievaars haten’.
(d) Als je zo gelukkig bent om de aankomst van de geliefde dakgast waar te nemen zal je het paar dat hier vorig jaar ook nestelde plotseling van een onafzienbare hoogte langs een spiraalvormige weg op de nok van het dak zien neerdalen. Van het eerste moment af aan lijken ze zich op deze plek zo goed thuis te voelen alsof ze in het geheel niet op reis zijn geweest. Onmiddellijk na zijn terugkomst hervat de ooievaar zijn gewone werkzaamheden. ‘Zelf een ooievaar aan de hemel weet zijn gezette tijden, en een tortelduif, en de kraan en de zwaluw nemen de tijd haar aankomst waar’ Jer. 8:7 .
(e) Als ze samenkomen wordt de laatste doodgebeten, dan gaan ze. Aanleiding tot deze opvatting kan zijn dat ze gemeenschappelijk vertrekken en in bossen overnachten en, zoals beweerd wordt, diegene dood bijten die niet in staat zijn de reis mee te maken. Waarschijnlijk wachten ze op warm weer, een goede thermiek. Vooraf houden ze een algemene vergadering om de dag van reizen te bepalen en maken een kenbaar geluid om de menigte er kennis van te geven zodat iedereen tot de tocht bereid is. Daarom blijft er ook nooit een achter. ‘Als ze zich later in het jaar verzamelen om te vertrekken kijkt men uit naar diegene die niet willen paren of ontrouw zijn geweest, een mannetje of vrouwtje, die worden doodgeslagen'. Het is het beroemde ‘ooievaarsgericht’.
Coretes als plinius seghet dats .i. uogel die pleghet vpten rauen altoes te uechtene de rauen pijnt hem te uerrechtene 5555jeghen hem nacht ende dach waer so elc vp andren mach rouet elc andren eiher iof ionghe hier toe es elc ghereet ten spronghe tusschen dese .ij. nes gheen vrede 5560ende het dinke mi recht wesen de zede tusschen den leken enten papen noint ne saghet man so ghescapen dat si wel droeghen ouer een jc sach dat de pape green 5565daer de .iiij. droegen den uichten ter kerken wart tere ghiften oec sagic lachen den leien dar de pape moeste screien |
27. Corotes, zoals Plinius zegt. dat is een vogel die pleegt op de raven altijd te vechten. De raven pijnzen zich te wreken 5555 tegen hen nacht en dag waar zo elk op de andere mag rooft elk de ander zijn eieren of jongen hiertoe is elk gereed ten sprongen. Tussen deze twee is geen vrede. 5560 En het lijkt mij recht te wezen de zede, tussen de leken en de papen, nooit zag een man ze zo geschapen dat ze zich goed gedroegen overeen. Ik zag dat de papen grijnsden 5565 waar vier droegen de vijfde te kerk waart te begraafplaats. Ook zag ik lachen de leken waar de papen moesten schreien. |
Corotes is wel een uil, zie bij raaf, de schavuit is de Uhu.
Calandrius dats de calandre 5570soete singet cume enege andre ende dits de redene twi si staen jn gaiolen vaste gheuaen nochtan dinket so uergheten al haren carkere ende hare mesual 5575ende singet altoes inder ghebare joftare vancnesse al weelde ware ende conterfait der uoghelen sanc altoes met hare kele clanc bi desen uoglen machmen uerstaen 5580hem die met minnen es beuaen dat .i. swaer carkre es ende soete cume heuet hi enege moete om hiet te pensene dan omme sanc altoes met hare kele clanc 5585der minnen karkre gheuet hi prijs ende dinket hem .i. paradijs |
28. Calendris dat is de kalander. 5570 Zoet zingt het als nauwelijks enig ander en dit is de reden waarom ze staan in kooien vast gevangen. Nochtans denkt het en vergeet het al zijn kerker en hun misval 5575 en zingt altijd in die gebaren alsof hun gevangenis al weelde was en zingt na de vogels hun zang altijd met hun keelklank. Bij deze vogels mag men verstaan 5580 hem die met minne is bevangen dat een zware kerker is en zoet nauwelijks heeft hij nog enige moeite om dit te bedenken dan om zang altijd met haar keelklank 5585 de minne kerker geeft hij prijs en denkt, hij is in het paradijs. |
Deze vogel is het zinnebeeld van de mens die in de ban is van de liefde, een kerker, tegelijk vreselijk en heerlijk. Zijn gedachten worden beheerst door de genoegens van feestvreugde en gezang en hij zingt een loflied op de kerker van de liefde, waarin hij zich in het paradijs waant.
Zie Alouda calandra, kalanderleeuwerik, 22.
Coruus dats de rauen ic wane al swart es dat hi heuet ane die zoe broedet dan bringet hare eten 5590die hie altoes sonder vergheten ons scriuet sente agustijn alse sine ionc ute comen sijn dat hise niet ne wille kinnen ontier ende si swarten beghinnen 5595seuen daghe segghen de wise leuen si al sonder spise tote dat die swarte plumen ut gaen dan wilhise ouer sijn ontfaen ende gheuet hem dat hem bedarf 5600dits gheproeuet menech warf ene auenture segghen liede dat in tiberius tiden gesciede die romes keiser was tien tiden dat got wilde de doot ouerliden 5605eens rauens ionc quam iuallen hute enen torre orwi callen jn sijn of datment vp elt ende leeret spreken met iwelt so dat het telker morghenstonde 5610tiberiuse groten begonde keiserlike ende bi namen darna dandre heren te samen germanicuse ende drususe mede dit was altoes des rauens sede 5615ende dar toe uolc datter leet hier omme wart .i. van nide heet die den rauen tleuen nam als dit dus uoer die liede quam daden si dien man ontliuen 5620entie manne metten wiuen daden des rauens hut vart alst hadde gesijn .i. prince wart die rauen bringet hut arde menegerande luut 5625scuuuts eier heti bi daghe bi nachte doethem dander laghe ende nemet hem sine eier dan dits strijt die nie versceden can den uos mint hi bi naturen 5630alswijt vinden in scripturen |
29. Corvus dat is de raaf zoals ik meen. Alles zwart is dat hij heeft aan. De zij broedt dan brengt hij haar eten 5590 die hij altijd niet vergeet. (a) Ons schrijft Sint Augustinus als zijn jongen uit gekomen zijn dat hij ze niet wil kennen totdat het zwarte zal beginnen, 5595 zeven dagen, zeggen de wijzen, leven ze al zonder spijs totdat de zwarte pluimen uitkomen dan wil hij zich over hen ontfermen en geeft hen dat ze behoeven, 5600 dit is beproefd menige keer. (b) Een avontuur zeggen lieden dat in Tiberius tijden geschiedde die Romeinse keizer was in die tijden dat God wilde de dood ondergaan. 5605 Een raven jong kwam gevallen uit een toren, horen we roepen, op zijn hoofd dat men op hield en leerde het spreken met geweld zodat het elke morgenstond 5610 Tiberius te begroeten begon keizerlijk en bij namen daarna de andere heren tezamen Germanicus en Drusus mede. Dit was altijd de raven zede 5615 en daarna het volk dat er ging hierom werd er een van nijd heet die de raaf het leven benam toen dit dus voor die lieden kwam deden ze die man ontlijven 5620 en die mannen met hun wijven deden de raaf uitvaart alsof het was geweest een prins waard. De raven brengen uit aardig veel soorten geluid. 5625 De uhu eieren eet het op de dag bij nacht doet hem de ander dan lagen en neemt hem zijn eieren dan dit is een strijd die niet scheiden kan. De vos bemint hij van naturen 5630 zoals wij het vinden in schriften. |
Corvus corax, L. Raaf, midden-Nederlands raven, oud-Hoogduits Hraban (nu (Rabe) oud-Engels hraefn (nu raven) oud-Noors hrafn. Dit woord stamt uit Germaans hrabnaz dat in de runensteen van Jarsberg uit de zesde eeuw als eigennaam HarabanaR laat zien en verwant is met het Latijnse corvus en Griekse korax : kraai. Het dier zal wel naar zijn hese geluid genoemd zijn, vergelijk knarren en kraken. Franse grand corbeau.
(a) Ԛe geeft ze niet eerder voedsel dan dat ze ziet dat ze zwartheid hebben in hun veren. Ravenjongen worden met de dauw des hemels gevoed in de tijd dat ze nog geen zwarte veren hebben. De jonge worden de zevende dag zwart. Die zwart worden voedt ze met al haar kracht en sterkte’ Mogelijk wordt dit veroorzaakt doordat de ouderen na het uitkomen niet meer bij het nest slapen. Dit zie je ook in de Bijbel: Psalm 147:9, ‘die het vee zijn voeder geeft, de jonge raven als ze roepen’ Bij Job lees je: ‘Wie bereidt de raaf haren kost, als haar jongen tot God schreeuwen, als ze dwalen, omdat er geen voedsel is?’ In het Duits heet een slechte moeder Rabenmutter, -vater. Dit ook wel naar Gezang 7:2: ‘hij hoort de jonge raven’
(b) Plinius spreekt ook van een raaf die door een schoenmaker getemd was. Op de markt van Rome maakte die complimenten aan gevierde staatslieden en het volk.
De raaf is overdag sterker en de uil ‘s nachts, ze eten elkaars eieren op hun beurt.
De zwarte raaf is een vriend van de vos en daarom vecht hij tegen de das en andere kleine beesten om de vos te helpen. De vos is echter slimmer dan de raaf, zie de fabels van Aesopius.
Cornix alsons toe es comen horen wi de craie nomen die sijn van srauens geslachte edele voghele aten si bi dage bi nachte 5635si biten te sticken ende trecken alle voglen met crummen becken want si sijn hare viande ende somwile comter hem af scande want alsi hem te vele uolghen 5640werter omme sulc verbolghen si uolghen haren iongen naer ende ebber omme groten vaer ende winnen hem dat hem bedarf lange stont ende menech warf 5645ende alse de zoe de eier wacht voetse de hie dach ende nacht leert ghi liede van manieren jue kinder hier bi bestieren leert ghi manne hue vrouwen 5650telpene met goeder trouwen |
30. Cornix, zoals ons toe is gekomen, horen wij de kraai noemen die zijn van het raven geslacht. Edele vogels haten ze bij dag en bij nacht 5635 ze bijten ze stuk en trekken alle vogels met kromme bekken want ze zijn hun vijanden en soms komt er hen af schande want als ze hen te veel vervolgen 5640 worden om sommige verbolgen ze volgen hun jongen na en hebben daarom groot gevaar en winnen van hen dat ze behoeven lange tijden en vele malen. 5645 En als de zij de eieren bewaakt voedt de hij haar dag en nacht. Leert, gij lieden van manieren jullie kinderen hierbij bestieren leert, gij mannen, uw vrouwen 5650 te helpen met goede trouw! |
Corvus cornix, L. de bijnaam cornix duidt op een slimme kraai in het Latijn. Van een handige oplichter zegt men dat hij zelfs de ogen van deze kraai te vlug af is. Bonte kraai. De eigenlijke kraai wisselt af met zijn naaste familielid, de bonte kraai. Waar de een is, ontbreekt de ander.
Corvus is Latijn voor raaf, corone doet denken aan het Griekse korone dat niets met het Latijn voor kroon te maken heeft. Het betekent al bij Homerus het kraaien en slaat op hun geluid. Naar haar is Corneille genoemd. Franse corneille noire. Kraai, midden-Nederlands craie, oud-Hoogduits Chraja of Kra (nu Krahe en Rabenkrahe) oud-Saksisch Kraja, oud-Engels crawe (nu crow en carrion crow) Dit woord stamt uit Indo-Germaanse gra omdat het aanhoudende treurende gekras naar nabootsing leidde. Het is een klankwoord
Om te weten te komen of er een roofvogel vliegt, hoef je maar op de kraaien te letten, vallen ze die andere vogel aan dan is dat een roofvogel.
Cornica scriuet plinius es .i. groot uogel diemen dus nomet int lant van orient ghenen grooten uogel menne kent 5655lso alsmen de wareit weet met plumen so qualike ghecleet sine longre die es groot vet ende van bloede root groot alse de longre vander coe 5660ende medicinael der toe |
31. Cornica, schrijft Plinius, is een grote vogel, die men aldus noemt in het land van de Oriënt. Geen grotere vogel men kent 5655 alzo als men de waarheid weet. Met pluimen zo slecht gekleed zijn longen die zijn groot vet en bloedrood groot als de longen van de koe 5660 en medicinaal daarbij. |
Een struisvogel, zie 61 en 106.
De vleugels zijn met twee sporen voorzien en tamelijk groot, maar volkomen ongeschikt voor het vliegen. In plaats van slagpennen dragen zij slappe en zachte hangende veren. Uit soortgelijke veren bestaat de lange staart. Het overige gedeelte van het lichaam is bedekt met tamelijk dichte en uit slappe gekroesde veren samengesteld kleed.
De hoogte van ‘t mannetje is twee en een halve meter. Zijn lengte van snavelspits tot het uiteinde van de staart is minstens twee meter en zijn gewicht ongeveer vijfenzeventig tot honderd veertig kg.
Cuculus dats de cucuet ende hetet also om sinen luud want cuccuc es altoes sijn sanc ende daran nes gheen uerganc 5665en traghe uogel ende ongestade den cleenen uogelkinen doet hi scade want sine lesse es hem gheuest hi leghet sine eier in haren nest dus broedet die bedrogne uogel 5670dat ei onder sinen vloghel ende waent dat hem toe behort so dat die cuccuc comet uort die den uolgelkine es ombekent mar die dinc dar hine omme mint 5675dats om dat hi wasset so sere ende so hetet die cuccuc meere dan eneghe drie vanden cleenen dit moet de moeder sumwille beweenen want so lange uolget so hem achter 5680dattie scade entie lachter vp die moeder moet becraken dits de loen van sulker saken wach hem die den scalc verdraget want de scalc merket ende iaghet 5685talre stont omme sijn vordeel mochtire an gewinnen geheel en appelkin het ware uerloren wat datmen hem dede te voeren men seghet dat die cuccuc pleget 5690dat hi alden winter leghet jn sine plumen in olen bomen jofte in darde ende hi begomen so inden somer can dat hem gheen onger gaet an 5695jnden winter mach ane gaen van sire spuwen als wijt verstaen wassen crekele die wi sien die int gras springens plien |
32. Cuculus dat is de koekoek en heet alzo om zijn geluid want koekoek is altijd zijn zang en dat wordt niet anders. 5665 (a) Een trage vogel en ongedurig de kleine vogeltjes doet hij schade want zijn les is hem zo gezet hij legt zijn eieren in hun nest dus broedt die bedrogen vogel 5670 dat ei onder zijn vleugel en waant dat het hem toebehoort zodat de koekoek komt voort die het vogeltje is onbekend, maar dat ding daar hij het om bemint 5675 dat is omdat hij groeit zo zeer en zo eet de koekoek meer dan enige drie van de kleinen dit moet de moeder soms bewenen want zo lang volgt ze hem na 5680 dat het al de schade en lachen op de moeder moet verhalen. Dit is het loon van zulke zaken wacht hem die de schalksheid verdraagt want de schalk merkt en jaagt 5685 te alle stonde om zijn voordeel mocht hij er aan gewinnen geheel een appeltje, het was verloren al wat men hem deed tevoren. (b) Men zegt dat de koekoek pleegt 5690 dat hij de hele winter ligt in zijn veren in holle bomen of in de aarde, eer hij ziet zo in de zomer dan dat hem geen honger gaat aan. 5695 In de winter, mag aangaan van zijn spuwen, zoals wij het verstaan, groeien krekels die wij zien die in het gras te springen plegen. |
Cuculus canorus, L. Latijn cuculus komt van Grieks kokkux en dit van oud-Indisch kokila. Koekoek, midden-Nederlands kukuck of cockoec, midden-Hoogduits Kukuk (nu Kuckuck, in Engels cuckoo en in Frans coucou) het is het geluid van de vogel. Of betekent het Latijnse woord, ‘bedrogen echtgenoot?’ Het is wel een klanknabootsing.
(a) Ofschoon het dier zo groot is als een tortelduif legt ze haar ei altijd in het nest van een klein vogeltje, roodborstje, kwikstaartje of nachtegaal. Er zijn vermeldingen dat ze eieren legt bij meer dan honderd zeventien soorten vogels. De jonge koekoek is gemakkelijk te herkennen aan zijn wanstaltige dikke kop en grote pupillen. Het is een zeer hulpbehoevend wezen. Aanvankelijk groeit hij snel en weldra ontspruiten uit zijn huid stoppelachtige zwarte veren die hem een zeer lelijk uiterlijk verschaffen. Zijn eetlust is verbazend. Hij heeft meer voedsel nodig dan zijn pleegouders hem kunnen geven en een gevolg hiervan is dat de jongen, die met hem het voer zouden moeten delen, verhongeren, hij werpt ze ook wel uit het nest. Met grote ijver voorzien zij het vraatzuchtige monster van een overvloed aan voedsel. Ze sloven zich van de morgen tot de avond af om hun pleegkind te bevredigen en zijn als ‘Tsies tsiesieՠklinkend hongergeluid te laten ophouden. Zelfs na het uitvliegen volgen zij het nog dagenlang. Dan zie je soms in de tuinen een jonge hongerige koekoek achter een klein kwikstaartje aanlopen om daarvan eten te krijgen.
(b) Er wordt van verteld dat de koekoek in de winter zijn veren verliest en een hol in de aarde binnengaat of een holle boom. In de winter kwijnen ze weg, zijn ongeveerd en lijken op uilen. Men gelooft dat hij daar op de manier van zwaluwen en beren leeft (winterslaap) Men vertelt dat ze in een boom lagen die men heeft horen roepen toen die als blok in de oven gestoken werd om die heet te maken. Of hij verandert in een sperwer. Als hij omstreeks augustus, september weer naar Afrika vertrekt beginnen de sperwers rond te vliegen. Beide vogels lijken op elkaar.
(c )Uit hun speeksel worden sprinkhanen geboren. Dat zal wel hetzelfde zijn als het koekoekspuug dat bij sommige bloemen zit. Dat wordt gevormd door een cicade.
Coredulus alse isidorus seghet 5700es .i. uogel die des pleghet dat hi bider proien leuet ende uoer alle dinc vercoren heuet therte van den proien seere coredulus meent got onse here 5705die biden wisen eleghen man aldus den mensce spreket an lieue kint ghef mi dine here want der omme dogedic smerte hi gaf sine herte bloet alse de milde 5710want hi onse herte ebben wilde ons allen radic ghemeene dat hem elc gheue sine herte gheele |
33. Coredulus, als Isidorus zegt. 5700 is een vogel die dit pleegt dat hij van de prooien leeft en voor alle dingen uitgekozen heeft het hart van de prooien zeer. Coredulus bedoeld God, onze Heer 5705 die bij de wijze man aldus de mens spreekt aan’ ‘Lieve kind geef mij je hart want daarom gedoogde ik smart’ hij gaf zijn hartenbloed als de milde 5710 want hij ons hart hebben wilde ons allen raad aan ik algemeen dat hem elk geeft zijn hart geheel. |
Coredulus zal wel een vorm zijn van Corvus, raaf.
Zoals de duivel op mensenzielen aast, als raven op lijken, zo is er verwantschap tussen beiden. De duivel heeft dan ook dikwijls een ravengestalte aangenomen om vrome mannen te verzoeken en werd in die gedaante eens uit het lichaam van een bezetene gedreven. Raven komen zeker na het sterven op een dode af. Bij gerechtsplaatsen maakte dit de mensen angstig. Het is dan ook vreselijk als in een huis, waar een dode staat, raven op het dak gaan zitten. De vogel van de boze komt dan de dode naar de duisternis halen. Vandaar dat een ontmoeting met deze vogel gevreesd wordt. Galgenvogel is de naam van de raaf die zich met aas en lijken voedt. ‘t Is een ravenaas. =Een gemene doortrapte vent. Het lijk van een gehangene was aas voor de raven.
Columba es der duuen name een sachte uoghel ende bequame 5715bedinens segmen soes sonder galle aristotilus weder seitse alle die segghen dat soere sonder leuet ende seghet dat soe galle heuet jn .i. daremkin ende niet ter stede 5720dart es andre vogelen sede dus ontsculdeghemen hare wort die segghen dat gheene galle behort der duuen toe ia tiere stat darse andre uoghele ebben gehadt 5725met cussene toeghen si hare minne gheene croenge als ict kinne so neten si dor gheene noot si ulieghen gherne met scaren groot bi puren sade leeden si hare leuen 5730houer sanc hormen hem gheuen erande versuchten sonder claghen men siethem dicken tetene draghen [kiekinen die hem niet bestaen] neghen warf ebwi verstaen 5735dat si muwen hare sien sijn si ulugghe maghet hem gheschien maken si so oghen haren nest dat allen wormen es ontfest die hem scade willen doen 5740vp elc point vintmen sermoen die hier uoeren staen bescreuen die duue nemet hare leuen arde gherne den watre naer ende dats bedi segmen uoer waer 5745omme dat si naturlike in dien des harens scade willen sien van van manieren sijn aueke twe deen ne proiet nemmerme dan dat hi sittende siet 5750dander vaet dat uliegens pliet die duue die ditwel verstaet siet soene int water. die sitters vaet soe efsoe hare dan upwart ende eist .i. die vliegers vaet 5755sone porret soe vander stede niet dits dar soet water omme siet Palumme eten erande duuen die vintmen in meneghen lande eist dat soe hare ghenoet verliest 5760dat soe ander gheenne kiest alleene ulieghen si wat soes gesciet ende waer si varen weetmen niet men vindet duuen clene ende groot die nemmermeer kiesen ghenoet 5765die wonen nouwe in oghen gaten omdat si die duuers laten ende daer si in ghenoete sijn es hare minne goet ende fijn ende sijn nerenst in haren dinghen 5770hoe si groot geslachte bringhen hen doe mesual si bringher .ij. ende selden min ende nemmerme siensi vremde duuen varen si gheleedense met haren scaren 5775kesele heten si na hare maniere om dat sirem mede purgiren want hare maghen die sijn heet bloet van duuen als ict weet van tortelduuen van swalewen mede 5780hute gelaten tere stede onder den rechtren ulogel alleene maket donker oghen reene die duuen drinken tere toghe aldat si ghedrinken moghen 5785ghelijc dathet ware .i. coe dat wanic dat gheen uogel doe xv. iaer es hare leuen duuen ionc dus es bescreuen sijn best in herefste ende in letin 5790want si met grane gheuodet sijn an die duue men beseft dat soe hare sumwile verheft om hare plumen te makede scone ende dar af comet hare die hoene 5795want als dauec versiet dat so hare min wacht dan soe pliet ghecripethise onuersien dat die duuele noch uele plien dat si houerden belaghen 5800ende meneghen met hem draghen |
34. Columba is de duiven naam een zachte vogel en bekwaam, 5715 (a) van hem zegt men, ze zijn zonder gal. Aristoteles in tegenstelling tot alle die zegt dat ze er zonder leeft en hij zegt dat ze gal heeft in een darmpje en niet op de plaats 5720 waar het is bij andere vogels is de zede dus verontschuldigt men hun woord die zeggen dat het geen gal behoort de duif toe, ja in de die plaats waar het andere vogels hebben gehad. 5725 (b) Met kussen getuigen ze hun minne. Geen krengen, zoals ik het ken eten ze door geen nood. Ze vliegen graag met scharen groot. Van pure zaden leiden ze hun leven. 5730 Voor zang hoort men hem geven een soort verzuchten zonder klagen. Men ziet hem veel te eten dragen. [kiekens die hem niet bestaan] Negenmaal, hebben we verstaan, 5735 dat ze vernieuwen hun zien. Zijn ze vlug, mag het hen geschieden, maken ze zo hoog hun nest dat het alle wormen verzwakt die hen schade willen doen. 5740 Op elk punt vindt men wel een iets wat iemand zegt die hiervoor staan beschreven. De duif neemt haar leven erg graag het water na en dat is daarom, zegt men voor waar, 5745 omdat ze natuurlijk in die de arend zijn schaduw willen zien van soorten zijn er haviken twee de ene prooit nimmermeer dan dat hij zittende ziet, 5750 de andere vangt dat vliegen pleegt de duif, die dit wel verstaat, ziet zo in het water die zittende vangt dan verheft ze zich opwaarts en is het er een die vliegend vangt 5755 dan komt ze van de plaats niet dat is waarom ze zo in het water ziet. (b) Columbo heten een soort duiven die vindt men in menige landen is het dat ze haar echtgenoot verliest 5760 dat ze een andere niet kiest alleen vliegen ze, wat zo er geschiedt, en waar ze gaan weet men niet. Men vindt duiven klein en groot die nimmermeer kiezen echtgenoot 5765 die wonen nauw in hoge gaten omdat ze de doffers laten en daar ze in paren zijn is hun minne goed en fijn. En zijn het vlijtig in hun dingen 5770 hoe ze een groot geslacht brengen tenzij ze doen misval, ze brengen er twee en zelden minder en nimmermeer Zien ze vreemde duiven gaan ze begeleiden ze met hun scharen. 5775 Kiezels eten ze naar hun manieren omdat ze zich ermee purgeren want hun magen die zijn heet. Bloed van duiven, zoals ik het weet van tortelduiven en van zwaluwen mede 5780 uitgelaten daar ter plaatse onder de rechtervleugel alleen maakt blinde ogen rein. De duiven drinken te ene teug Alles dat ze drinken mogen 5785 gelijk alsof het ware een koe dat waan ik dat geen vogel doet. Vijftien jaar is haar leven. Duiven jongen, aldus is beschreven, zijn het best in de herfst en in de lente 5790 omdat ze met granen gevoed zijn. Aan de duif men beseft dat ze zich soms verheft om zijn pluimen te maken schoon en daarvan komt haar de hoon 5795 want als de havik dat ziet dat ze minder oplet zoals ze pleegt grijpt ze haar onvoorzien. Dat is wat de duivel noch veel pleegt dat ze hovaardige belaagt 5800 en menigeen met zich wegdraagt. |
Columba palumbus, L. (Latijn voor duif) Engels columbine en Frans colombine zijn afgeleid van Latijns columbia. Mogelijk is het zo genoemd naar zijn kleur, vergelijk het Griekse kelainos: zwart of donker en Sanskriet kalankas: vlek. Grote hout- of ringduif, bosduif of woudduif, Engelse wood pigeon of ring dove, Duitse Ringeltaube en Franse pigeon ramier. Duif, midden-Nederlands duve, oud-Saksisch Duva, midden-Engels douve (nu dove) oud-Hoogduits Tuba (nu Taube) oud-Noors dufa, Gotisch Dubo, dat van Germaans oubon stamt. Gewoonlijk verklaart men het woord van duiken, to dive, naar de vlucht van de vogel.
(a) Ze zijn oprecht van hart en munten uit dat ze geen kwaadaardigheid, weerzin of ongenoegen kennen. Het is symbool van zachtmoedigheid omdat van dit dier er het algemeen geloof was dat een duif geen gal had, dus niet zwartgallig werd, geen heet bloed had, dus niet zwaarmoedig werd. Vondel in Joseph in Dothan:
Ruben: ‘’Dit kind is zonder gal, gelijk simpele duiven.’
(b) Aristoteles zegt dat ze trouw zijn tot de dood hen scheidt. Plinius vermeldt dat er bij hen geen echtbreuk voor komt, hij vermeldt ook hun liefde tot de jongen en voor elkaar. Ze zijn scherp van gehoor en leven in kuisheid, in onverdeelde liefde tussen beiden.
(c ) Krop en spiermaag zijn bijzonder goed ontwikkeld. Zij pikken graag steentjes op om daarmee in de spiermaag het voornamelijk uit zaadkorrels bestaande voedsel fijn te wrijven.
Carcates als aristolus seghet es .i. uogel die te wesene pleget bider ze want hi hem ghenert bi uisschen die hi dar vertert 5805minder dan die hauec es hi jnt water es hi also vri dat hire in ghedoghen can also langhe als .i. man wandelen mach ene mile 5810doch moeti weder na die wile ter lucht sinen adem ontfaen jofte sijn leuen ware ghedaen ay mi merket na dese wort ghi die in sonden sijt versmort 5815al es verdronken lange iv moet jn dertsce weelde int dertsce goet ghi bliuet verloren der in ghine settet an gode iven sin ende ghi van hen die lucht ontfaet 5820ay uergaue got dient also staet dien die ertsce sonden bedecken dat hi uorsine doot moeste vertrecken vpwart sine herte ende gode uolghen herne die zebaren verswolghen |
35. Carchates, zoals Aristoteles zegt, is een vogel die te wezen pleegt bij de zee want hij zich voedt met vissen die hij daar verteert. 5805 Kleiner dan de havik is hij in het water is hij alzo vrij dat hij er in blijven kan alzo lang als een man. Wandelen mag een mijl 5810 doch moet hij weer na die tijd in de lucht zijn adem ontvangen of zijn leven was gedaan. Aai mij!, merk naar dit woord gij, die in zonden bent versmoord 5815 al is verdronken lang uw moed in de aardse weelde, in het aardse goed gij blijft verloren daar in ga en zet aan God uw zin en gij van die van Hem de lucht ontvangt. 5820 Aai, vergaf God hun die het alzo staat die de aardse zonden bedekken dat hij voor zijn dood moest trekken opwaarts zijn hart en God volgen voor de zeebaren hem verzwolgen. |
Stercorarius catarrhactes (synoniem Stercorarius skua, Brunnich) Latijn stercoreus; drekkig of vuil, skua, geluidnabootsend woord. Grote jager of grote roofmeeuw, Duitse Grose Raubmowe, Engelse great skua of bonxie skua en Franse skua of grand labbe.
De lengte is vijfenvijftig tot zestig cm, dus groter dan de zilvermeeuw en zwaarder gebouwd.
Broedt op IJsland en Faeröer en leeft van roof. Door voortdurend te achtervolgen weet hij grote vogels er toe te brengen hun prooi prijs te geven die hij dan pakt voor het in water valt. Kleinere vogels verbrijzelt hij de kop. Voor een jachtvalk of arend heeft hij geen vrees.
5825Coturnix dese name in latijn mach in dietsch die quackele sijn jn onse lant varen si ende comen so dat selden es uernomen weltijt si comen iofte varen 5830maer in andren lande te waren hebben si haren tijt openbare ghelijc der swalewen ioften oudevare beede te varne ente kerne die oude pleghen die ionc te leerne 5835alsi enen lande sullen ghenaken dat si hem te broedene maken dat si voeroeden hare scare jeghen dien wreeden sparware die hars nauwe wacht upt lant 5840die spareware dats die uiant dat lant es tende vanden leuene jnt hende pleget hem te gheuene die viant narenstelike der toe hoe si sulke scalkeit doe 5845dat hi daer zielen mede va nu pinem elc dathi ontga men seghet dat dier gheen leuet sonder soe diet grooteuel heuet entie mensce ende bedi 5850segmen dat hare ulesch quaet si |
36. 5825 Coturnix, deze naam in Latijn mag in Diets de kwakkel zijn. (a) In ons land gaan ze en komen zodat zelden is vernomen welke tijd dat ze komen of gaan, 5830 maar in andere landen te waren hebben ze hun tijd openbaar gelijk de zwaluwen of de ooievaar beide te varen en te keren. De oude plegen de jongen te leren 5835 als ze in een land zullen komen dat ze zich te broeden maken dat ze behoeden hun schaar tegen die wrede sperwer die hun nauw wacht op het land. 5840 De sperwer, dat is de vijand dat land is het einde van het leven in het einde pleeg je hem te geven de vijand naarstig daar toe hoe hij zulke schalksheid doet 5845 dat hij daar de zielen mee vangt nu denkt elk dat hij ontgaat! (b) Men zegt dat er geen dier leeft uitgezonderd die de toeval heeft en de mensen en daarom 5850 zegt men dat hun vlees kwaad is. |
Coturnix coturnix, L. Kwartel of kwakkel, midden-Nederlands quackele, midden-Noordduits Kwartele en Quackele (nu Wachtel of Kwartels en in Engels quail) oud-Frans quaille (nu caille) In midden-Latijn was het quaccula, wat voorkomt naast oud-Hoogduits Quahtila in Trier, dit is een kruising van midden-Latijn quacculla en Germaans wahtila, vergelijk de midden-Nederlands naam wachtele en oud-Engels wiehtel. Het is de wachtel, de wak, het geluid van de vogel.
(a) Ze begint pas laat, dat wil zeggen vrijwel niet voor de aanvang van de zomer, haar nest in te richten. Onmiddellijk na het verlaten van het ei lopen de jongen met de moeder mee en worden door haar zorgvuldig gehoed en tot eten aangespoord. In de tweede week fladderen ze al en in de vijfde week zijn ze voldoende groot en hebben voldoende bekwaamheid om in de herfst de reis naar het zuiden te ondernemen. Enkele kwartels schijnen bijna gedurende de hele jaar op reis te zijn. Ook die ergens in de zomer komen om te broeden verlaten het gebied weer onregelmatig. Enkele verschijnen reeds tegen het einde van augustus in Egypte en in grotere getale komen ze in september, maar in die maand vind je hier nog broedende wijfjes. Een bijeenkomst schijnt niet plaats te hebben. Waarschijnlijk gaat iedere kwartel op eigen gelegenheid en voegt onderweg de een zich bij de ander en voordat ze in Zuid-Europa aankomen zijn er talrijke vluchten gevormd.
(b) Hun beste voedsel is venijnig zaad van nieskruid scheerling en daar worden ze vet van. Aristoteles had dit idee al, de scheerling en nieskruid zijn giftig voor mensen maar voedsel voor kwartels. Omdat ze veel zaad van nieskruid eten krijg je er de vallende ziekte van en trekkingen van zenuwen schrijven Plinius en Galenus waarom ze niet op de tafel van de Romeinen kwamen.
Carduelis es .i. clene dinc ende hetet met ons .i. desteluinc omme dat in destelen sine spise gherne soeket na sire wise 5855dits van plumen menegertiere ende van uarewen oec so diere datment te wondre an mach sien doch nes sijn prijs niet in dien sijn sanc es noch te prisene bet 5860hier omme vintmense gheset jn gaiolen ter menegher stede om den mensce te veruroiene mede al heuetse nature clene ghemaket hare sanc die so soete maket 5865ende hare plumen scone ende fijn doetse lijef ende wert sijn danden dorperen scuwt hi es lelic in sinen luud |
37. Carduelis is een klein ding en heet bij ons een distelvink omdat in distels zijn hun spijzen graag zoekt het naar zijn wijze. 5855 Dit is van pluimen veelvormig en van kleuren ook zo duur dat men het met verwondering aan mag zien doch is zijn prijs niet in die. Zijn zang is noch te prijzen beter 5860 hierom vindt men ze gezet in kooien op menige plaats om de mensen te vermaken mede al heeft de natuur ze klein gemaakt haar gezang die zo zoet maakt 5865 en haar pluimen mooi en fijn doet ze lief en waard zijn die dan de dorper (iemand zonder opvoeding) schuwt hij is lelijk in zijn geluid. |
Carduelis carduelis, L. (distel) Distelvink, Duitse Stieglitz, een klanknabootsing, Distelfink, Distelzeisig, Goldfink en Jupitersfink, Engelse goldfinch en Franse chardonneret, chardon is een distel.
Hij is de bontste onder de inheemse vinken. Is bruin op de rug met een lichtere onderkant. De kop is opvallend getekend met rood, wit en zwart. De vleugels zijn zwart met een felgele vleugelstreep.
Hij werd wel als kamervogel gehouden. Vinken hebben een brutale slag met een fors slot, het is de vinkeslag. Het is een uitdaging als een kraaiende haan en ook mannetjesvinken zijn nogal vechtlustig. Daarom noemt men dames die ook die eigenaardigheid vertonen met deze naam. Een mannetjesputter komt op hetzelfde neer, een putter is van dezelfde familie.
Corciles alst plinius ombint 5870es dat mintste uogelkin dat men vint ende es dat uogelkin datmen weet dat alder uoghele coninc heet so groot ghemoedt eist alsmen seget dat upten haren stridens pleghet 5875ende alsten haren dan gram doet ende hijt waent nemen inden uoet ontslupet hem tusscen de clawen nochtan ende ulieget hem om die oghen dan so dat daren uerscaemt 5880want hi hem om niet vergramet ende ulieget henen sire straten al es dit clene utermaten nochtan heuet van naturen meer ionc dan andre creaturen 5885worme hetet inder haghen ets quaet te vane met laghen jn .c. enden hier der uoglen wort nu hort hier na in .d. vort |
38. Corchiles, zoals Plinius ontbindt, 5870 is het kleinste vogeltje dan men vindt en is dat vogeltje dat men weet dat aller vogel koning heet. Zo’n groot gemoed heeft het, zoals men zegt dat het op de arend te strijden pleegt 5875 en als de arend dan gram doet en hij het waant het te nemen in de voet ontkomt het tussen de klauwen nochtans en vliegt hem om de ogen dan zodat de arend zich schaamt 5880 want hij zich om niets vergramt en vliegt heen zijn straten. Al is dit klein uitermate nochtans heeft het van naturen meer jongen dan andere creaturen. 5885 Wormen eet het in de hagen het is kwaad te vangen met listen. In c eindigt hier van de vogels woord, nu hoort hierna in d voort. |
Troglodytes troglodytes, L. De jongen worden gevoed in het donker en niet een wordt er vergeten. Het nest is zo diep dat er maar weinig licht bij kan komen. Dat is waarschijnlijk de reden dat de ouden de winterkoning troglodytes noemden: dwalers in grotten. Winterkoninkje, Duitse Zaunkonig. Engels wren, oud-Engels wraenna, waarschijnlijk van wraene: wellustig. In Frans troglodyte, ook roitelet.
Hij neemt een houding aan die hem een driest voorkomen verschaft, de borst enigszins voorovergebogen en het korte staartje loodrecht omhoog gewipt Het is een geschikt vogeltje voor sprookjes. Als Plinius de strijd om het bestaan tussen de dieren aanroert dan zegt hij dat er tweedracht is tussen de arend en de winterkoning omdat de eerste de koning van de vogels genoemd wordt. ‘Dissident....aquulae et Trochilus (si credimus) quoniam rex appellatur avium’. Toen de vogels besloten hadden om net als bij de mensen een koning te hebben kwamen ze overeen dat dit diegene zou zijn die in het vliegen het hoogste punt zou bereiken. De adelaar en de ooievaar overwonnen alle mededingers. Toen de arend wilde dalen kwam er uit zijn veren of onder zijn vleugels een klein en nog naamloos vogeltje dat naar boven vloog en zo hard riep als maar mogelijk was:
҅k ben Koeniek!
Ek ben Koeniek’.
Djomedice in ware dinc 5890sijn uogle die naden coninc diomedesse sijn geheten die meneghen ruddre dede beeten wilen te troien uoer die stede dor sine grote vromelicede 5895fauelen die ebben inne dat uenus makedie die godinne desen uoghel ende sine gesellen dus horment poeten tellen solinus die seghet dit 5900dat si sijn als de swane wit ende vander grooter dat es de swane oec doethi ons te verstane hare oghen sijn root als vier ghetande becke scarp ende fier 5905dar si de rotsen ol met maken ende maken neste tharen saken men seghet alsi seere mesbaren dat meent dat .i. lant sal veruaren jofte dat .i. coninc steruen sal 5910die grieken minnen si uor al ende andre lieden wilsi scoren dus so vinde wijt in scrifturen |
39. Diomedice, een waar ding, 5890 zijn vogels die naar de koning Diomedes zijn geheten die menige ridder deed bijten wel te Troje voor die stad door zijn grote dapperheid. 5895 Fabelen die hebben in dat Venus maakte, die godin, deze vogel en zijn gezellen, aldus hoort men de poten vertellen. Solinus die zegt dit 5900 dat ze zijn als de zwanen wit en van de grootte van de zwaan ook doet hij ons verstaan haar ogen zijn rood als vuur getande bek, scherp en fier 5905 waar ze de rotsen hol mee maken en maken nesten tot hun zaken. Men zegt het, als ze zeer misbaren dat bedoelt dat een land zal veroverd worden of dat een koning sterven zal. 5910 De Grieken minnen ze voor alles en andere lieden willen ze scheuren zo vinden wij het in schriften. |
Diomeda exulans. Albatros, Duits Albatros, Frans albatros, door Engelse zeelieden Cape sheep genoemd; Kaapse schaap.
Is met uitzondering van de zwarte slagpennen geheel wit. Een lengte van 116cm, de vluchtwijdte van 3-4,25cm. Ze vliegen statig en sierlijk als door onzichtbare kracht gedreven. Men merkt vrijwel geen beweging van de vleugels op nadat de reus zich de eerste stoot heeft gegeven en zich in de lucht verheven heeft. Hij drijft als een kurk op het water. Op het land waggelt hij. Het is de gier van de zee en ruimt alles op.
Dariata alst aristotiles kent es een uogel in orient 5915die met uloglen ende met becken clemmen can ende hem uort trecken want hi uoete heuet gheene oec so vintmen somghe ene diemen siet meer no min 5920sonder in des heruests beghin ende dat es alset rimen moet dese uogel out ende broet sine ionc tote dat si doghen ende si hem ghenaren moghen 5925ende dan steruet hi selue ghinder ende laet leuende sine kinder die moeten pleghen tselue mede dat te uoeren de vader dede hier gaet hute vander .d 5930ende uolget als ene in .e. |
40. Dariata, zoals Aristoteles het kent, is een vogel in de Oriënt 5915 die met vleugels en met bekken klimmen kan en zich voort trekken, want hij voeten heeft geen. Ook zo vindt men soms een die men ziet meer of minder 5920 vooral in de herfst begin en dat is als het regenen moet. Deze vogel houdt en broedt zijn jongen totdat ze kunnen en zichzelf voeden mogen 5925 en dan sterft hij zelf ginder en laat leven zijn kinderen die moeten plegen hetzelfde mede dat tevoren de vader deed. Hier gaat uit van de d, 5930 en volgt als een in e. |
?Zie Avis paradisia.
Erodius als de glose seget die vp die uraie bible leget es de uogel alsict weet die met ons gherualke heet 5935ende es onder dedele uogle die edelste die ulieget met ulogle so starc es hi ende so groot dat hi den haren slaet doot siet hi oec in ere scaren 5940dar uele cranen enen uaren ofte andre uogle also uele ende menne werpet in uederspele hi ueltse alle met sire cracht deen naden andren inder iacht 5945her hi ombert sire uloghe so esser .i. hont diere toe doghe die den uoglen alsi vallen hem den als af bitet met allen sijn aes moet sijn uersch ende leuende 5950ende alsi hem scuddet al beuende so meent hi proie die hem behaghet entar hem sijn moet toe draghet mist hi;hi werdet so erre dat hi ulieget oge ende uerre 5955ende cume willi keren nedre tote sinen loedre wedre meesters seggen int commune dat uele beste sijn de brune van .e. so gaen hute de wort 5960nu hort vander .f. vort |
41. Erodius, zoals de glossaria zegt die op de fraaie bijbel ligt, is de vogel, zoals ik het weet, die bij ons giervalk heet. 5935 En is onder de edele vogels de edelste die vliegt met vleugels. Zo sterk is hij en zo groot dat hij de arend slaat dood. Ziet hij ook in een schaar 5940 waar veel kranen heen varen of andere vogels alzo vele en men het werpt in jachtspel hij velt ze alle met zijn kracht de een na de ander in de jacht 5945 eer hij omkeert van zijn vlucht dan is er een hond die er toe deugt die de vogels als ze vallen hen de hals afbijt met allen. Zijn aas moet zijn vers en levend 5950 en als hij het schudt al bevende dan meent hij prooi die hem behaagt en waar hem zijn moed toe draagt mist hij, hij wordt zo kwaad dat hij opvliegt hoog en ver 5955 en nauwelijks wil keren neer tot zijn plaats weer. Meesters zeggen in het algemeen dat wel de beste zijn de bruine. Van e zo gaan uit de woorden, 5960 nu hoort van de f voort. |
Falco rusticolus, L. (landelijk) Giervalk, Duitse Gerfalke, Engelse gyr falke en Franse faucon gerfaut, midden-Nederlands ghervalke en ghiervalke, oud-Noors geirfalki, waar geer een punt of speer betekent, de vogel is genoemd naar de op donkere schachtstrepen lijkende pijlpunten op de helwitte veren. (zie gier). Valk, midden-Nederlands valke, oud-Hoogduits Falc(h)o (nu Falke) oud-Frans fauc en faulcon (Engels falcon) dat uit Latijn falco komt wat een zeis betekent naar de kromme klauwen of snavel, het is de sikkeldrager. De stam k van het woord is er een met vaal, de valk heet zo naar zijn grauwbruine veren.
(a) Erodius, naar de reiger die hij slaat, de Griekse herodios.
De slechtvalk die met de IJslandse witte giervalk vooral getemd werd om voor de jacht of reigers te worden afgericht. Spierkracht en behendigheid, moed en jachtlust en een edel voorkomen zijn eigenschappen die men hun niet ontzeggen kan.
(b) ‘Hij heeft een groot hart en als hij op zijn eerst vlucht jaagt en mist dat hij in de tweede vlucht wraak op zichzelf neemt. Als hij wild is zoekt hij die dag geen prooi meer en als hij tam is lijkt hij hetzelfde te doen en vliegt weer in de lucht en komt dan zonder iets op de handen van zijn baas terug. Want hij vindt zichzelf te groot als hij die vogel niet gepakt heeft die hij zou moeten pakken’ .
Fenix als ons seit isidorus jacob solijn ambrosius es .i. uoghel sekerlike tote arabia int rike 5965dese neuet gheen ghenoot ende naden aren es hi groot ccc. ende viertech iaer pleghet hi te leuene ouerwaer ghehouet geasselt es hi mede 5970sere scone na des paus sede sijn als iofti guldijn ware met purperen plumen arentare sijn start gheleu blau mede met rooden vederen van groter sconede 5975alse fenixe doude gaet an so kieset hi enen sconen boem dan hoghe staende up ene fonteine die scone staet ende dore reine enen nest maket hi inder gebare 5980alse inder vormen van enen outare van wieroec bomen ende van merren ende van caneelen diemen van verren van desen telghen maket hi sijn nest entie rieken alre best 5985alse die sonne heete scijnt so waiet hi danne ende pijnt dat hi also ontsteket dat out dat soete roke gheuet menechfout dant ualt hi selue int soete vier 5990ende wert te asschen dus lesemen hier jn arde corter tijt dar naer werdet .i. worem in dasschen daer die cortelike te woreme diet dus werdet fenix uerniet 5995Fenix dese enege vogel bediet jhesum xpristum diet wel siet fenix neuet vader no moeder ende ihesus onse soete broeder es nader menscheliceit sonder vader 6000nader golliceit es hi algader sonder moeder in emelrike dese fenix sekerlike merkede ende nam wel goem omme dien sconen edelen boem 6005die up tie fonteine staet, die boem est cruce ons toeuerlaet bider fontainen so uerstaet dat doepsel dat onse sonden af dwaet dat hout van specien merket wel hier 6010dar fenix af maket sijn vier menet dat ihesus hinc ant hout dat hi benedide menechfout ende metten viere van karitaten ten vader sende om sijn verlaten 6015die soeter roec vor sinen vader dander werelt specie algader dus bernede inder minnen viere onse fenix in derre maniere ontier endi tasschen bequam 6020dats dat hi hende nam ten derden daghe es hi uerresen ende uoer themele na desen endit volghet ter erster vormen want fenix asschen comen te vormen 6025ende dar na comen plumen ende ulogle [ende ulieghet ghelijc andren uogle] dat fenix heuet .ccc. iaer ende .xl. eri werdet so swaer meent dat ihesus in arderike 6030.xxxiiij. iaer leuede sekerlike van dat hi ghebodescapt was tote dat hi starf sijt seker das ouer een iaer slaet elke .x so vintment waer inden besiene 6035van enen fenixe telt ons dus een wonder sente ysidorus ene port in egipten is diemen heetet cliopolis dats in dietsch der sonnen stat 6040jn doude wet es ghemake dat een temple in ons heren ere na salemons temple min no mere een fenix quam gheuloghen daer jnden viere upten outaer 6045met sinen ulogelen geladen oec met dieren houte dat soete roec ende uerbernedem upten outaer des nastes dages quam de pape dar ende vant in dasschen .i. woremkin oec 6050dat utermaten soete roec des anders dages addet ulogle jnder ghelike van .i. uoghele des nastes daghes waset wlcomen ende heuet anden pape ghenomen 6055orlof ende es danen gheulogen dit scriuet isidorus onbeloghen Aymo spreket .i. wijsclerc mede dat onse vrouwe in dese stede doe herodes de kinder sloech 6060ontulo ende wonder dicken gnoech ende fenix bi auenturen tote daer bi sire naturen dat die warechtege fenix mede wandelen soude in die stede |
42. Feniks, als ons zegt Isidorus Jacobus, Solinus en Ambrosius, is een vogel zeker te Arabië in het rijk. 5965 (a) Deze heeft geen gelijke en naar de arend is hij groot. Driehonderd en veertig jaar plag hij te leven, voor waar. Een hoofd en hals heeft hij mede 5970 zeer schoon naar de pauw zede zijn hals alsof het verguld was met purperen pluimen hier en daar zijn staart geel en blauw mede met rode veren van grote schoonheid. 5975 Als feniks de ouderdom gaat aan dan kiest hij een mooie boom dan hoog staande op een fontein die mooi staat en geheel rein een nest maakt hij in de gebaren 5980 als in de vorm van een altaar van wierookbomen en van mirre en van kaneel die het haalt van verre van deze twijgen maakt hij zijn nest en die ruiken aller best 5985 als de zon heet schijnt dan waait hij dan en denkt dat hij alzo ontsteekt dat hout dat zoete rook geeft in menigvoud dan valt hij zelf in het zoete vuur 5990 en wordt tot as, aldus leest men hier in de aardig korte tijd daarna groeit er een worm in de as daar die gauw tot worm groeit dus wordt de feniks vernieuwd. 5995 Fenix, deze enige vogel betekent Jezus Christus, die het wel ziet, feniks nee, heeft geen vader of moeder en Jezus onze lieve broeder is naar de menselijkheid zonder vader 6000 naar de goddelijkheid is hij geheel zonder moeder in hemelrijk. Deze feniks zeker Merkte goed en nam wel notitie van die mooie, edele boom 6005 die op die fontein staat, die boom is het kruis, onze toeverlaat bij de fontein, zo verstaat, het doopsel dat onze zonden afwast dat hout van specerijen, merk wel hier 6010 waar feniks van maakte zijn vuur, bedoelt dat Jezus hing aan het hout dat hij zegende menigvuldig en met het vuur van liefdagheid te vader zond om zijn verlaten 6015 die zoete rook voor zijn vader dat is de andere wereld specerijen alle tezamen, dus brandde in het liefdes vuur. Onze Fenix in die manier tot hij tot as kwam 6020 dat is dat hij een einde nam de derde dag is hij verrezen en voer ten hemel na deze en dit volgt het naar de eerste vormen want uit feniks as komt de worm 6025 en daarna komen pluimen en vleugels. [en vliegt gelijk andere vogels] De feniks leeft driehonderd jaar en veertig eer het wordt zo zwaar, bedoelt dat Jezus in het aardrijk 6030 vierhonderd veertig jaar leefde zeker van dat hij geboodschapt was tot dat hij stierf, is zeker is dat, voor een jaar staat elke tien zo vindt men het waar in het bezien. 6035 Van een feniks vertelt ons dus een wonder Sint Isidorus dat er een plaats in Egypte is die men heet Heliopolis dat is in Diets de zonnen stad 6040 in de oude wet is gemaakt in dat een tempel te onze Heren eren naar Salomons tempel min of meer. Een Fenix kwam gevlogen daar in het vuur op het altaar 6045 op zijn vleugels geladen ook met duur hout dat zoet rook en verbrandde op het altaar De volgende dag kwam de priester daar en vond in de as een wormpje ook 6050 dat uitermate zoet rook. De volgende dag had het vleugels in de gelijkenis van een vogel. De volgende dag was het volkomen en heeft van de paap genomen 6055 verlof en is dan gevlogen. Dit schrijft Isidorus ongelogen. Haymo spreekt, een wijze klerk, mede dat onze Vrouwe in deze stad toen Herodes de kinderen sloeg 6060 ontkwam en wonder vaak genoeg een feniks bij avonturen getuigde daar bij zijn naturen dat de ware Fenix mede wandelen zou in die stad. |
De vogel Phoenix of feniks komt alle vijfhonderd of veertienhonderd en een en zestig jaren uit Indië naar Arabië naar een koele bron. Elke morgen baadt het in dit water en zingt een prachtig lied zodat de zonnegod zijn wagen stopt om te luisteren. Het is een vogel zonder maatje waarvan er maar een is op deze wereld. Als de hem toegemeten jaren gepasseerd zijn voelt het haar eigen zwakheid en maakt een nest van zoet ruikende twijgen, die vol en droog zijn. En in de zomer, als de westenwind blaast, worden de twijgen en het nest in brand geblazen door de brandende warmte van de zon en dan brandt die sterk. Dan komt die vogel Phoenix vrijwillig in het brandende nest en wordt tot as verbrand. Binnen drie dagen vormt zich een kleine worm in de as en groeit beetje bij beetje, krijgt veren en vormt zich tot een vogel. Uit de as ontstaat hij dan verjongd weer op om weer vijfhonderd of veertienhonderd en eenenzestig jaar te leven. En het eerste dat de jonge nieuwe Phoenix doet is eerbied te tonen aan de vroegere Phoenix. Hij balsemt de as van zijn voorganger in een ei van mirre en vliegt er mee naar Heliopolis bij Panchaea. (zonnestad) Daar legt hij het ei eerbiedig op het altaar.
De origine van de Phoenix was waarschijnlijk een Egyptische mythe die verbonden werd met de altaarafgoderij van Heliopolis. Het verwonderde de ouden ook niet dat de Phoenix zich vermenigvuldigde via een enkel mannetje. Elke klassieke verwijzing van de Phoenixmythe geeft zijn Egyptische origine aan. Het was ook in Egypte dat de legende meer details kreeg. Op oude Egyptische gedenktekens vindt men de Phoenix dikwijls afgebeeld als vogel, zoals Herodotus beschrijft, maar ook als gevleugelde genius met half menselijke gedaante. In de oude Griekse en Egyptische mythologie is de Phoenix een mythische vogel die geassocieerd wordt met de Egyptische zonnegod Re en de Griekse Phoibos Volgens sommigen stelde de vogel bij de Egyptenaren de zon voor die elke morgen herrijst. Anderen denken aan een periode van vijfhonderd jaren die gevierd zou zijn door het ontsteken van vuur en het verbranden van een nagemaakte vogel die de vluchtigheid van de tijd verbeelden moest.
Volgens Dr. G. Seyffarth staat de feniks in nauw verband met een astrologisch verschijnsel, de periodieke doorgang van Mercurius door de zon, die regelmatig na zeshonderd en twee en vijftig jaren en kort na de lentenachtevening plaats vindt waardoor de feniks periode grote betekenis voor de chronologie zou krijgen.
De originele legende zou geassocieerd zijn met zonnemythen en de heldere kleuren die aan de vogel toegeschreven worden, vertegenwoordigen de pracht van de zonsopgang. De veranderingen van de originele mythe is toe te schrijven aan de Christelijke vertalers van de Septuagint, waarin zekere passages gedacht werden te verwijzen naar de Phoenix. Volgens Joodse traditie gold bij Israëlieten de Phoenix als symbool van onsterfelijkheid. Zo lezen we in Job 29:18’Dan, zeg ik, ik zal sterven in mijn nest, en ik zal mijn dagen vermenigvuldigen als de Phoenix,’/i> (of zand) Het woord ‘shool’ wordt door zand vertaald, wat de gewone betekenis is, maar volgens de Joodse geleerden wordt er ook de wondervogel onder verstaan. De Engelse Revised Version behoudt het woord zand, maar in de marges lezen we, ‘ Phoenix’ wat betekent dat die vertaling nog door sommigen aangehouden wordt.
Ook het Griekse Phoenix betekent palmboom als wel de vogel. Tertullian, 202 na Chr., vertaalt Psalm 92: 13: ‘De rechtvaardige zal groeien als de Phoenix.’(nu een palm). Zo maakt hij in ‘The Resurrection of the Flesh, 13 de vogel tot symbool van opstanding. Nadat hij de zelfverbranding van de vogel beschrijft zegt hij dat de Phoenix zich vernieuwt, nieuw leven uit zijn eigen as. Hij concludeert bij het aanhangsel.’ Zal men sterven voor niets als vogels geen twijfels hebben over hun opstanding?’
De vraag luidt steeds welke vogel zou men bedoeld hebben?
In Egypte wordt de vogel meestal afgebeeld als een reiger, maar in de klassieke literatuur meestal als een pauw of een adelaar. Zie Avis paradisi, 15.
Zoals de feniks een wondervogel was, is in figuurlijke zin een feniks een groot man wiens naam en daden telkens met ontzag genoemd worden. Vondel is de feniks van onze dichters.
Uit zijn as herrijzen. = Weer worden opgebouwd na de brand en mooier dan te voren.
Mulder: Haymo - Haymo van Auxerre, negende-eeuws bijbelcommentator.
De Christus-allegorie vindt een opmerkelijke bevestiging bij Tacitus, die in zijn Annalen (VI, 28) vermeldt dat de feniks zich zou hebben vertoond tijdens de regering van Tiberius, in 34 na Christus. De vogel kwam ook voor in de bijbel, in Psalm 92 en Job 29. In de eerste tekst is de wondervogel gewijzigd in een palm, de tweede luidt in een moderne vertaling: ‘Ik dacht: tegelijk met mijn nest zal ik de geest geven, en mijn dagen vermeerderen als de feniks’
Dat Onze Lieve Vrouwe naar de stad ontkwam - aangespoord door een engel die hem in een droom verschijnt vlucht Jozef met zijn gezin naar Egypte, waar hij blijft tot na de dood van Herodes, ‘opdat vervuld zou worden hetgeen de Heer door de profeet gesproken heeft, toen hij zei: Uit Egypte heb Ik mijn Zoon geroepen’ (Mattheüs 2:15. Zie voor de profetie Hosea 11:1.)
6065Fulcica spreket isidorus es .i. uogel hetet aldus sijn ulesch smaket alst ware .i. hase vp marassche nemetet sine ase ende emmer maket hi sijn nest 6070dart met watre es gheuest dit hetet der uroetster vogel een hute sinen lande vliegeter gheen mar int lantscap dar hi broet lesemen dat hi hem seluen voet 6075ende ne ulieghet hare no dare cronien heuet hi ommare ambrosius spreketer af te waren datmen vint erande haren die sine ionc vernoiet te voedene 6080ende werptse hute sinen broedene so comet fulcica ghinder ende uoedet des harens kinder met sinen ionghen in sinen nest dese exemple war goet geuest 6085elken mensce die wel doen woude ende merken dat hem ontfarmen soude der armer ende hem goets ionnen die hem ielpen niet ne connen |
43. 6065 Fulica, spreekt Isidorus, is een vogel die heet aldus. Zijn vlees smaakt als was het een haas Op moerassen neemt het zijn aas en immer maakt het zijn nest 6070 waar het met water is bevestigd. Dit heet de verstandigste vogel een uit zijn land vliegt er geen maar in het landschap daar hij broedt leest men dat het zichzelf voedt 6075 en vliegt niet hier en daar. Krengen heeft hij onmin. Ambrosius spreekt er van te waren dat men vindt een soort arend die zijn jongen vermoeit te voeden 6080 en werpt ze uit zijn broedsel dan komt fulica daar en voedt de arend kinderen met zijn jongen in zijn nest. Dit voorbeeld was goed geweest 6085 voor elke mens die goed doen wou en merkt dat zich te ontfermen zou de armen en hun het goede gunnen die zich niet helpen kunnen. |
Fulica atra, L. (donker zwart) Meerkoet, naar het keffende geluidje dat het maakt. Het Latijnse Fulica bleef in Frans foulque. Duitse Moorhuhn, Engelse moorhen, moor: moeras.
Ze maken hun nesten met bladeren van gras en riet die ze in de rivieren, waar de stroom door gaat, tussen het riet vastmaken zodat die niet door het water weg gevoerd worden. In de broedtijd bewoont ieder paar een apart gebied waar het geen anderen duldt. Onmiddellijk na het broeden verenigen ze zich weer tot gezelschappen die langzamerhand aangroeien tot ontelbare zwermen.
Het is meer een arend en voor de bastaardarend, zie Aquilegia, 2.
Fatator dats bekent 6090es .i. uogel van orient die hastech seere es om sijn broeden ende ne can hem seluen niet uoerhoeden hine leit sine heier so int iaer datsem dachterwinter swaer 6095alle dicken ueruriesen doet exemple gheuet hi arde goet hem die hertijt willen clemen dat si neder weder moeten rennen ontier ende si werden so wart 6100datmense ter eren begart het warem beter dat si ombeden her si omme dere streden dansi met scanden moeten beeten ende alse die tijt beginnet heeten 6105so broedet fatator anderwarf houer dat hem erst verdarf so comet hem danne niewe broet des lettel ander vogel doet die sinen nest maket inder wostinen 6110want alle wel naer maer eens ne pinen jnt iar omme hare ionc ghemene sonder fatator allene |
44. Fatator, dat is bekend, 6090 is een vogel van de Oriënt die haastig zeer is om zijn broeden en kan zichzelf niet verhoeden hij legt zijn eieren zo in het jaar dat hem de nawinter zwaar 6095 allen vaak bevriezen doet. Voorbeeld geeft hij aardig goed hem die hoog willen klimmen dat ze weer neer moeten rennen totdat ze worden zo gewaardeerd 6100 dat men ze te eren begeert het was hem beter dat ze baden eer ze om die eer streden dan ze met schande moeten boeten. En als de tijd begint met hitte 6105 dan broedt fatator ander maal omdat hem ‘t eerste bedierf dan komt hem dan nieuwe broed als weinig andere vogels doen die zijn nest maakt in de woestijnen 6110 want waar we allen bijna om denken in het jaar komen hun jongen algemeen uitgezonderd de fatator alleen. |
?
Fetix es .i. uogel mede die oec na fatators zede 6115tweewarf in den iare broet lse aristotiles te wetene doet ende al vintmen lettel vogele minder nochtan wint hi uele kinder sine eier ne ueruriesen niet 6120want ert dien somer siet sone wilt noten nochte broeden dus werdet hem gheloent met goeden dattet wint datter begart die wille sijn uroet ende wart 6125lere te tijt doen sine saken so mach hem groote ere naken |
45. Fetix is een vogel mede die ook naar fatators zede 6115 twee maal in het jaar broedt, als Aristoteles te weten doet, en al vindt men weinig vogels kleiner nochtans wint hij vele kinderen. Zijn eieren bevriezen niet 6120 want eer het de zomer ziet dan wil het paren nog broeden. Dus wordt het hem geloond met goede dat het wint wat het begeert die wel zijn verstandig en waard 6125 leert op tijd te doen zijn zaken dan mag hij grote eer maken. |
?
Ficedula seit isidorus es .i. uogel heetet dus omme dattet gherne etet fighen 6130waer datese mach gecrighen soete boem urucht es sine spise merket hier up ghi grote wise wat dat diet bedieden can die boem bediedet wel elc man 6135men vindet misselike bome jn arderike als icket goeme die urucht bringhen na sire nature some soete some sure dit vrucht dat sijn onse gewerke 6140dit willic dat elc wise merke ende hi den goeden mensce minne om de doghet die hi heuet inne ende late den quaden henen uaren want alse de wale seit te waren 6145hi mach goede dachuart tellen die hem maket quite vanden fellen mint die urucht soete ende goet ghelijc dat ficedula doet |
46. Ficedula, zegt Isidorus, is een vogel die heet aldus omdat het graag eet vijgen 6130 waar dat ze het mag krijgen, zoete boomvrucht is zijn spijs. Merkt hier op, gij grote wijze wat dat dier betekenen kan. De boom betekent wel elke man 6135 men vindt verschillende bomen in het aardrijk, zoals ik het gok, die vrucht brengen naar hun natuur soms zoet, soms zuur, deze vruchten dat zijn onze werken 6140 dit wil ik dat elke wijze opmerkt en hij die de goede mensen bemint om de deugd die hij heeft in laat de kwade heen varen want als hij die wel zegt te waren 6145 hij mag goede (God) dagreis vertellen die zich ontdoet van de felle bemint de vrucht zoet en goed gelijk dat ficedula doet |
? Coracias garrula, L. (Latijn corax: raaf, en babbelaar) is de scharrelaar of Duitse papegaai, Duitse Blauracke, Engelse roller, Franse rolier d’Europe. Leeft van kevers, insecten, kikkers, wormen, muizen en vijgen.
Falco dats de ualke in latijn 6150dar .viij. manieren aue sijn also alse bescriuen de clerke des lettel hort te minen werke want ets cont gnoech den leken diese toeuen ende streken 6155ende roepen ende huken bedi latix hem ibruken doch willic twerande manieren vanden valke iv visieren alse donhedel valke bestaet 6160den eigher ende hine nederslaet latet die eigher enen ael ut varen donedel valke gripet den al te waren enen laetien eigher enen ulieghen dus so lati hem bedrieghen 6165mar dedele valke doet des niet ende alsi sulke scalkeit siet so doet hi te mere pine den eigher om de scalceit sine ende ne latene niet ontfaen 6170her hi den eigher euet gheuaen donedele valke dat verstaet bediedet des heren onedel daet alsi wetlike heuet verstaen dat sine liede ebben mesdaen 6175so latise quite om ghelt dus wert hi van der eren iuelt want donedel quade goet vortrechthi ende mint in sinen moet mar dit ne doet niet dedele valke 6180hi uaet hi slaet ende uelt scalke ende doet elken na die wet die int lantscap es gheset f. gaet hute ende uort meer so horet uort vander .G. |
47. Falco, dat is de valk in het Latijn, 6150 waar acht soorten van zijn alzo als schrijven de klerken dus weinig behoort tot mijn werk want het is bekend genoeg de leken die ze ophouden en strijken 6155 en roepen en hokken daarom laat ik hen ontbreken. Doch wil ik twee soorten manieren van de valken u geven als de onedele valk bestaat 6160 de reiger en hij hem neerslaat laat de reiger een aal uit gaan de onedele valk grijpt er naar en laat die reiger heen vliegen dus zo laat hij zich bedriegen, 6165 maar de edele valk doet dat niet en als die zulke schalksheid ziet dan doet hij te meer pijn de reiger om de schalksheid van hem en laat hem niet ontgaan 6170 eer hij de reiger heeft gevangen. De onedele valk, dat verstaat, betekent de heren onedele daad als hij wettelijk heeft verstaan dat zijn lieden hebben misdaan 6175 dan laat hij ze vrij om het geld dus wordt hij van de eer geveld want het onedele kwade goed voor trekt en bemint in zijn gemoed, maar dit doet niet de edele valk 6180 hij vangt, hij slaat en velt die schalk en doet elk naar die wet die in zijn land is gezet. F gaat uit en voort meer, zo hoort voort van de g. |
Falco peregrinus, Tunstall. (vreemd, vergelijk het Franse pelerin wat bij ons pelgrim werd) Slechtvalk (slecht in de betekenis van eenvoudig of gewoon) trekvalk, hij komt over de hele wereld voor, Duitse Wanderfalke, Engelse peregrine falcon en Franse faucon pelerin. Chaucer spreekt over: ‘’ic faucon peregryn thanne semed she’’ik gelooof dat ze een pelgrimsvalk was’. De pelgrimsvalk heet zo omdat men nooit haar nest heeft gevonden.
Het is de moordenaar van klein en groot gevogelte, ook wel insecten, ratten en muizen, maar meestal toch van vogels, kippen en duiven. Bij het uithalen van een valkennest vond men tweeëntwintig duivenringen. Die waren van postduiven afkomstig.
Is gemakkelijk te temmen en was populair bij de valkeniers, maar minder dan de giervalk. Voor de valkenjacht wordt het vrouwtje gebruikt die veel groter en sterker is dan het mannetje en die de wouw, reiger en kraai meester kan worden. Mogelijk is de onedele F. subbuteo, L. (onderbuizerd) de boomvalk Dit waren de kleinere valken die voor de vrouwen waren bij de valkenjacht.
6185hort uort der edelre uogele pine hare euel hare medicine Tholomeus dins gheene ghile hieten alle coninghe bi wile die in egipten droeghen croene 6190een tholomeus regnerde scone jn dien tiden wi lesen dus dat aquila ende simacus ende theodocion mesters waren van ghroter wardecheit te waren 6195dese drie bi haren vorsoeke si screuen in enen boeke der edelre uogele medicine also alset inden latine van broeder albrechte es bescreuen 6200ende iacob saelt iv nu vort gheuen die namen van den cruden diere sijn salic iv gheuen int latijn die kennisse also alst is sal kinnen elc apotikaris 6205anden houede na dat wijt kinnen sulwi leeren dit beghinnen wert .i. uogel siec in doghen men salne te ghenesene poghen met fijnre oliuen van oliuen 6210diemer hem in sal sochte driuen ende dit salmen doen dicken wast hem up dat oghe dat witte men sal puluer van venkel sade ende urouwen melc dats datic rade 6215warmen dar af comet hem de bate heuet hi bestoppet die nasegate stafisagria ende peper der toe mac puluer ente gader doe ende blast hem in wiltune inesen 6220met ere pipen inder nese ende wrijf hem sinen roest der mede met pulure van stapisagria heuet hi reume in thouet mede doe hem dits die behendechede 6225rute omtrent die nasegate ende sijn aes nette dats sine bate jn ruten sap dat hi sal heten noch ene bate saltu weten nem oec loec ghestampt met wine 6230dat doe inde nesegate sine ende settene dart es sonder lecht ende latene enen dach uasten echt heuet hi pipeide horet hier na nem puluer van stafisagria 6235dat met onege wel ghemanc wrijf sine tonghe dats de ganc ende ghef hem botre tetene dan ende ne gheneset hi niet der an witte coelen salmen droghen 6240dat puluer sal sine macht toghen roepet hi oec te vele int huus dan so nem ene uledermuus ende stamp peper der inne dit hase hi swiget ten beghinne 6245vindemen de uledermus oec niet so eist recht datmen besiet om el eneghen uogel dan want dar nes gheen uerlies an ende mer ghemalen peper indoe 6250dat salre lichte elpen toe die uele roepet men wil dat kinnen dat hi eier euet binnen gheneset hi qualike du salt hem gheuen muse tetene die leuen 6255jofte en onts welpen heret siet jofti sijn aes te werpene pliet dicken seghet dit ghedichte nem een uirendeel allinges ghewichte scamonia entar toe comijn 6260moet oec also uele sijn dat salmen pulueren ende minghen dar mede sijn aes bespringhen sijn aes moet sijn uet swinijns ulesch ende mac van allinc iwichte den esch 6265apoticarise sullen di wel dat rechte wisen sonder fel ne mach hi oec niet eten ditte so nem van den eie dat witte werp dat puluer dar ter stede 6270dan in sinen bec der mede noch wes ere sake vroet die ter seluer dinc es vroet mac hem eiere met melke van gheeten ghef hem tetene doe dat ic hete 6270alse vpt vier gheronnen si hi werdet ghesont dan ende vri den auec ende sinen gheslachte elpet arde wel met machte beghinnet hem te mutene lusten 6280doene van alre pinen lusten ende ghef hem aes ghenoech alleweghe na sijn iuoech also dicken alsi heuet broke also dicken sekerleke 6285falgierthi inder uederen mede dits der naturen hemelichede grone saden onder de uoete sijn hem nutte te sire boete ende dar die sonne scinet heet 6290eist best dat hem te stane steet heuet hi den rede hore hier na jnt sap van artimesia dat wanic dat biuoet si ghef hem sijn aes ende noch der bi 6295moet hennen aes wesen der toe vierewarf iofte viue der toe offete doe dit ouer een bint hem uaste dat rechter been jnt middele den beene saltu sien 6300ene adre ende mettien saltune wiselike laten dar af sal hem comen de baten hier bi machtu kennen mede oftie uogel heuet den rede 6305so weltijt so hanghen den uoghele sijn hoeuet ende sine uloghele ende hi heuet ende toghet jn plumen ofti cout ghedoghet ende hi wel naset niet 6310ende hi ghierlike der ane siet ende hijt qualike in mach bringhen bi aldus danen dinghen mach merre sien diere ware toe gheuet ofti enen rede heuet 6315dan elpet hem also die raet hier bouen bescreuen staet often seere durstet doe dus nem colen leuisticus dats sine toename in latijn 6320anijs stalen sulre toe sijn ende venkelstalen siet dit in wine oec ester nutte toe te sine alst es ghesoden recht ghenoech een lepel honex int gheuoech 6325dat salmen ouer een coelen dan ghef hem dit drinken ofti ne can so salment inden becke ghieten ofte doe hem eens daghes ghenieten aes met honeghe bestreken 6330des naestes daghes inder weken bestrijc sijn aes hoe soet gaet met ere olien hetet rosaet es hi oec vander gallen so bespars sijn aes met allen 6335met blade van wlgheboeme alse die uloghele hem anghen somen so nem danne ganse bloet ende smout van gansen esser toe goet ende salue sine ulogle saen 6340ende latene ter sonnen staen ende gef hem tetene van gansenvet hore noch en ander ende bet nem olie die hetet laurijn ende dwa teersten die uloglen sijn 6345ende onder die ulogle saltu mede sine asselen saluen wel ter stede echt nem galle vanden swine ende salfer mede die ulogle sine ende gaf hem aes mede ghemeene 6350jnden sape van uerbene oftin sape van salie crude heuet hi andie uloglen rude nem cruud dat geheten is jn latin edera terrestris 6355sijn dietsch der af alsict wet es datmen goutdraue of dresen heet siet dat in watre entie blade om sine nasegaten begade dar si sire siden ghenaken 6360sijn aes dat soutu nat maken jnt water dart cruud in soet dit water es oec ten uoeten goet hetene sine uloglen de sieren helpem dan in derre manieren 6365ghef hem bux ulesch nat in aysine ende bestrijc die uederen sine met waremen aisine des gome ende met olien van lauwerbome ende dat so doe menechwarf 6370breket hem uedere dit so bedarf dattu sachte hute doen wilt datte nem dat bloet van ere ratte ende bestrijc der uederen stat sonder pine soe dan ute gaet 6375ende siet honech dat radicke ende alse dat seere werdet dicke nem dan een roedekin van sonderliker mate dat die groote si vanden gate daer die vedre in was ghestaen 6380ende doenre thonech mede saen dar sal curtelike wedere wassen ene niewe uedere es hem scinkel iof ulogel ontwee so nem warem aloe 6385ende binter vp dat bliuen mach enen nacht ende enen dach echt anen drec in edec ghesoden es der up goet te sinen noden es .i. uogel ongheroe 6390vpt rec ofte up die hant dertoe siet merre in watre ende darmede so bestrijc sine lede ende huten watre neghenwarf also dicken alsem bedarf 6395heuet hi theuel dat hetet rampa jc waent in dietsch es de crampa jn artimesia dat es heet saltu sijn aes netten ireet jn lams bloet warem net sine uoete 6400dit es oec ene andre boete joftu salt nemen warmen wijn dar netelen in ghesoden sijn ende dar mede sine uoete dwaen ende dar hute sijn aes ontfaen 6405eist dat hi smelten niet ne can eens hanen galle ghef hem dan ende witte slecken gesoden geheten smelti te seere du salt weten hoe dat hi te stoppene si 6410een lettel saeps van iusquiami ghef hem drinken ende netter al sijn aes in datti heten sal heuet hi luse so nem dan van alsenen sape ende nochtan 6415water darmen in siedet ditte ende alsi ter sonnen sit bespoiene ende makene nat voerwart hem sal elpen dat dits der uoghele medicine 6420jeghen mesquame ende pine den latine ghelijc wel na also alst wilen aquila cimacus ende theodocion screuen den coninc theolomon 6425jacob hine vants nemme hort uort uoghele namen in .g. |
48. 6185 Hoort voort van de edele vogel pijn, hun euvel en hun medicijn, Ptolemaeus, dat is geen grap, heten alle koningen vroeger die in Egypte droegen de kroon. 6190 Een Ptolemaeus regeerde mooi in die tijden, we lezen dus dat Aquila en Cymacus en Theodocion meesters waren van grote waardigheid waren. 6195 Deze drie vanwege zijn verzoek die schreven een boek de ԥdele vogels medicijn’ alzo als het in het Latijn. Door broeder Albertus is het beschreven 6200 en Jacob zal het nu voort geven. De namen van de kruiden die er zijn zal ik u geven in het Latijn. Die kennis, alzo als het is, zal kennen elke apotheker 6205 uit het hoofd naar dat wij het kennen. Zullen we leren dit begin. Wordt een vogel ziek in de ogen, men zal te genezen pogen met fijne olie van olijven 6210 die men hem zacht zal inwrijven en dit zal men doen vaak. Groeit op dat oog dat witte, men zal poeder van venkelzaden en vrouwenmelk, dat is dat ik aanraad, 6215 warmen daarvan komt hem baat. Heeft hij verstopt de neusgaten, Delphinium staphisagria en peper daar toe maak poeder en meng het toe en blaast hem wil u het genezen 6220 met een pijp in de neus en wrijf hem zijn roest daar mee met poeder van staphisagria. Heeft hij reuma in het hoofd mede doe hem, dit is de handigheid, 6225 ruit omtrent de neusgaten en zijn aas natten mede dat is zijn baat in ruitensap dat hij zal eten. Noch een baat zal u weten, neem ook look gestampt met wijn 6230 dat doe in de neusgaten van hem en zet hem daar zonder licht en laat hem een dag vasten echt. Heeft hij pip, hoor hier na, neem poeder van staphisagria 6235 dat met honing goed is gemengd wrijf zijn tong, dat is de gang, en geef hem boter te eten dan en geneest hij niet daar van witte kolen zal men drogen 6240 dat poeder zal zijn macht getuigen. Roept hij ook te veel in het huis, dan zo neem een vleermuis en stamp peper daar in het aas, hij zwijgt van het begin. 6245 Vindt men de vleermuis ook niet dan is het recht dat men beziet om elke andere vogel dan waar daar is geen verlies aan en met gemalen peper in doen 6250 het zal licht helpen daar toe, Die veel roepen, men wil dat kennen, dat ze eieren heeft binnen geneest hij moeilijk, je zal hem geven muizen te eten die leven 6255 of een hondenwelp eer het ziet. Of hij zijn aas te verwerpen pleegt vaak, zegt dit gedicht; Neem een vierendeel geheel gewicht scammonia en daar toe komijn 6260 dat moet ook alzo veel zijn dat zal men verpoederen en mengen daarmee zijn aas besprengen zijn aas moet zijn vet zwijnenvlees en maak van alle gewicht de eis 6265 apothekers zullen u wel dat rechte wijzen zonder fout. Mag hij ook niet eten dit, dan neem van het ei dat witte werp dat tot poeder daar ter plaatse 6270 dan in zijn bek daarmee. Noch is er een zaak bekend die voor hetzelfde ding is goed, maak hem eieren met melk van geiten geef hem te eten, doe dat ik zeg, 6270 als op het vuur gestold is hij wordt gezond dan en vrij. De havik en zijn geslacht helpt dit erg goed met macht. Begint hem ook ruien lusten 6280 doe hem van alle pijnen rusten en geef hem aas genoeg allerwegen naar zijn gevoeg alzo vaak als hij braakt (breuk) alzo vaak zeker. 6285 Valt hij in de veren mede, dit is de naturen heimelijkheid, groene zoden onder de voeten zijn hem nuttig tot zijn verbetering en waar de zon schijnt heet 6290 is het beste dat hij te staan staat. Heeft hij koorts, hoor hierna, in het sap van Artemisia, dat waan ik dat het bijvoet is, geef hem zijn aas en nog daar bij 6295 moet kippenaas wezen daar toe vier maal of vijf daartoe. Of doe dit tezamen bindt hem vast dat rechter been in het midden van het been zal u zien 6300 een ader en meteen zal u wijselijk (bloed) laten daarvan zal hem komen baten. Hierbij mag u kennen mede of die vogel heeft de koorts 6305 zo dan hangen bij de vogel zijn hoofd en zijn vleugels en hij beseft en getuigt in pluimen of hij koude gedoogt en hij aast bijna niet 6310 of gretig daaraan zit en hij het moeilijk in kan brengen. Bij al dusdanige dingen mag men zien die er waren toegeeft dat hij de koorts heeft 6315 dan helpt hem alzo die raad die hierboven beschreven staat. Of zeer dorstig is doe dus dit, neem kolen van Levisticum, dat is zijn bijnaam in Latijn, 6320 anijs stalen zullen er bij zijn en venkelstalen, kook dit in wijn. Ook is het nuttig toe te zijn als het is gekookt recht genoeg een lepel honing in het behoorlijke 6325 dat zal men over de kolen doen dan geef hem dit te drinken en als hij niet kan dan zal men het in de bek gieten of doe hem een dag genieten aas met honing bestreken, 6330 de volgende dag in die week bestrijk zijn aas, hoe zo het gaat, met een soort olie die heet rosaet. Is hij ook ziek van de gal, zo besproei zijn aas met allen 6335 met bladen van wilgenboom. Als de vleugels hem hangen soms, zo neem dan ganzenbloed en vet van ganzen is er toe goed en zalf zijn vleugels gelijk 6340 en laat hem in de zon staan en geef hem te eten van ganzenvet. Hoor noch een ander en beter, neem olie die heet laurijn (Laurus) en was ten eerst de vleugels van hem 6345 en onder die vleugels zal u mede zijn oksels zalven daar ter plaatse. Echt neem gal van de zwijnen en zalf er mee die vleugels van hem en geef hem aas mee algemeen 6350 in het sap van Verbena of in sap van salie kruiden. Heeft hij aan die vleugels schurft, neem kruid dat geheten is in Latijn Hedera terrestris 6355 zijn Diets daarvan, zoals ik het weet, is dat men het gonderave of hondsdraf heet, kook dat in water en die bladen om zijn neusgaten bewerken waar ze de zijden raken, 6360 zijn aas dat zou u nat maken in het water daar het kruid in kookt dit water is ook voor de voeten goed. Hebben zijn vleugels de zeren, help hem dan in deze manieren; 6365 geef hem bokkenvlees genat in azijn en bestrijk de veren van hem met warme azijn, zoals ik gok, en met olie van de laurierboom en dat zo doe vaak. 6370 Breken hem veren, dit zo behoeft dat u ze zacht uit wil doen, neem dat bloed van een rat en bestrijk de veren plaats dat ze zonder pijn dan uit gaan. 6375 En kook honing met radijs en als dat zeer wordt dik, neem dan een twijg van zulke maat naar de grootte van het gat waar de veren in had gestaan 6380 en doe er de honing mee samen daar zal gauw weer groeien een nieuwe veer. Is hem schenkel of vleugel in twee, zo neem warme Alo 6385 en bindt het er op dat blijven mag een nacht en een dag, echt hanendrek in azijn gekookt is daar op goed in zijn noden. Is een vogel onrustig 6390 op het rek of op de hand, daartoe kook mirre in water en daarmee zo bestrijk zijn leden en uit dit water negen maal alzo vaak als het nodig was. 6395 Heeft hij het euvel dat heet rampa, ik waan het in Dietse is het kramp, in Artemisia dat bijvoet heet zal u zijn aas natten gereed in lammeren bloed warm nat zijn voeten. 6400 Dit is ook een ander genezing of u zal nemen warme wijn waar netels in gekookt zijn en daarmee zijn voeten wassen en daaruit zijn aas ontvangen. 6405 Is het dat hij toilet niet maken kan, een hanengal geef hem dan en witte slakken gekookt te eten. Doet hij te veel, u zal het weten hoe dat hij te stoppen is 6410 wat sap van Hyoscyamus geef hem te drinken en nat alles in zijn aas dat hij eten zal. Heeft hij luizen, zo neem dan van alsemsap, of nochtans 6415 water waar men in kookt dit en als hij in de zon zit besproei en maak nat voorwaarts, hem zal helpen dat. Dit is de vogels medicijn 6420 tegen misval en pijn het Latijn gelijkt bijna alzo als wijlen Aquila, Syimacus en Theodocion schreven de koning Ptolemaeus. 6425 Jacob die vond nimmer, hoort voort vogelnamen in g. |
Gricis seit iacob van uitri dattet een uremt uogel si so groot datsi den man bestaen 6430ghewapint ente doot slaen hare clawen sijn so groot dat merre hute drinket ter noot alse oft ute enen orne ware jn icia oric des mare 6435dat inden lande es van endi lesemen dat sulc uogel si jn enen lande ouden si daer dar die toeganc es te swaeer dart goud es ende diere steene 6440menschen comen es daer gheene want terst dat si sien den man bestasine ende doodene dan alse iofti ware ghemaket uan gode der urecheit tenen weder bode 6445alset wareit wel mach wesen dar wonet .i. uolc als wijt lesen met enen oghen heten arismaspi ne waer ene oghe nebben si omme die mirauden die si wachten 6450ende winnense hem af met crachten de mirauden ebsi uercoren bouen allen andren als wijt horen men vindet dit staende wilment souken jn de glose van moises bouken 6455vieruoetech so sijn die uogle ende ebben ghemaect houet ende vlogle na den aren maer mere so uele dattet gaet al uten spele achter gheliken sj den lioene 6460vogle van desen doene segmen datter menech sij bj den berghe van perbolj dat pard atensi enten man experimentator segt nochtan 6465dat hi ghegaet es den steen jn sinen heuet al in een ende dat es wel te uerstane om eneghe bate tontfane sone eist hem niet te rechte onsact 6470got hen euet die stene ghemaect ende hem ghegheuen cracht mede om des menschen salichede |
49. Grifis, zegt Jacob van Vitry. dat een vreemde vogel is zo groot dat ze de man bestaan 6430 gewapend en ze dood slaan. Hun klauwen zijn zo groot dat men er uit drinkt ter nood alsof het een horen was. (a) In Scythia, hoor ik het bericht 6435 dat in het land is van Indië leest men dat er zulke vogels zijn. In een land houden ze daar waar de toegang is te zwaar waar het goud is en dure stenen. 6440 Mensen komen daar geen want als ze eerst zien de man bestaan ze en doden hem dan alsof ze waren gemaakt van God de wreedheid tot een tegen bode. 6445 Alzo het de waarheid wel mag wezen daar woont een volk, zoals wij het lezen, met een oog en heten Arismaspi maar een oog hebben zij om de smaragden die ze bewaken 6450 en winnen ze van hen af met kracht. De smaragd hebben ze uitverkoren boven alle anderen, zoals wij het horen. Men vindt dit staande, wil men het zoeken in de glossaria van Mozes boeken. 6455 (b) Viervoetig zo zijn die vogels en hebben gemaakt hoofd en vleugels naar de arend, maar groter zo veel dat het gaat al uit te spel, achter gelijken ze de leeuw. 6460 Vogels van deze vorm zegt men dat er menige zijn bij de berg van Hyperborea. Het paard haten ze en de mens. (d) Experimentator zegt nochtans 6465 dat ze de agaat hebben de steen in zijn nest al ineen en dat is wel te verstaan om enige baat te ontvangen zo is het hem niet te recht ontzegd. 6470 God hun heeft die steen gemaakt en hen gegeven kracht mede om de mensen zaligheid. |
Griffioen, is een naam met de uitgang van schorpioen. Midden-Nederlands grifoen, Frans griffon en Engels griffin, oud-Frans grifoun van Latijn gryphus.
De Hollandse benaming is vogel grijp, midden-Nederlands vogelgripe, Duits Greif, oud-Hoogduits Grifo, van Latijnse gryphus wat van het Griekse gryps: gedraaid of haakbek stamt. Een fabelvogel. Volksetymologisch zocht men verband tussen de naam grijp en ons woord grijpen, reden waarom er van grijpvogel gesproken wordt.
(a) ‘Een griffioen bewaakt die bergen waar gemzen en kostbare stenen zijn als emerald en jaspis en zorgen ervoor dat die niet weggenomen kunnen worden. In sommige landen van Scythia is er overvloedig goud en kostbare stenen, maar vanwege de griffioen durft men daar niet openlijk te komen. Daar is de ook beste emerald en kristal’ Aristeas, 900 v. Chr., verhaalt van hen in zijn gedicht Arismaspeia. Hij had een reis gemaakt naar het land der Issodoniers (ongeveer bij Irkoetsk) die de buren waren van de Arismaspen en mensen waren met een oog (arima: een, spou: oog) Dat de griffioenen in het hoge noorden op de Rhipaise bergen de goudmijnen tegen de Arimaspen bewaakten. Ze leefden met de rijdende Scythisch Arimaspen en zo ook met hun paarden in vaste vijandschap. Vandaar het spreekwoord: ‘augentur grypes equis, dat is; ‘het onmogelijke zal mogelijk worden’. Vervolgens kwam ze voor bij Herodotus, 484-424. Aeschylos laat de titaan Oceanus op een griffioen rijden.
De Sumeriers hadden hun koninklijke reuzenarend Imgig. De Grieken wisten van Herodotus dat er ԡchter de bronnen van de Nijlՠreuzenvogels huisden die gemakkelijk een mens mee de lucht in kon voeren. Fantastisch vooral zijn de cherubim’s in de visioenen van de profeet Ezechil, zij verschijnen op de storm uit het noorden in een vurige gloed en lijken op mensen, maar ieder van hen heeft vier gezichten, namelijk van een mens, van een leeuw, van een stier en van een adelaar. Herder dacht dat de griffioen de oervoorstelling van de cherubijnen waren en haalt daarbij als bewijsplaats het eerste boek van Mozes aan, Gen. 3: 24. Het is de Assyrische kղub die op het paleis van Assurnasirpal staat, een reuzenvogel met leeuwenvoeten en een mensenkop. Het woord kwam als Hebreeuws kerub: gevleugelde engel, in de bijbel. Bij de Grieken werd het gryps en vandaar stamt het Germaanse grip, dat met de aanleuning gripan: grijpen, tot het sprookjesachtige vogeldier werd afgebeeld.
De oorsprong lag wel in de Indische wereld en was een voortbrengsel van de Indische tapijtweverij. De Indische heilige dieren werden immers in alle mogelijke decoratieve vormen afgebeeld en geregeld tot dergelijke fantastisch vormen herschapen. Toen de Grieken aan de hoven van de Perzische koningen dergelijke tapijten zagen, hielden zij de afgebeelde diermotieven voor werkelijk bestaande diervormen en voor monsters uit het wonderland Indi. Op die manier verhuisde ook de griffioen naar de Europese sage en trad op in de symboliek van die tijd en in de kunst als bijvoorbeeld in arabesken van zuilen.
In de middeleeuwen bracht men griffioen klauwen (dit waren fossiele Rhinocerospoten) en griffioen eieren (van de struisvogel) uit het morgenland mee die veel in relikwien verwerkt werden en zich in verzamelingen van kerkelijke kunstschatten bevindenԮ
(b) Het dier is hoger dan de leeuw en de achterpoot is gekloven als die van het hert. Aelianus beschrijft de rug van dit fabeldier als bezet met zwarte, de borst met rode en de vleugels met witte veren. Volgens Ctesias zou hij glanzend blauwe halsveren hebben en vurige ogen.
(c ) Dit beest is in staat om twee man weg te voeren, een hert of ander beest. Het lichaam is groter dan acht leeuwen want als ze een os gedood heeft, een paard of zelfs een gewapend man, dan tilt ze die op en draagt die in de vlucht.
(d) Ԛe bouwen hun nest van goud dat ze opgegraven hebben en leggen er twee eieren in die groter, harder, heter en droger zijn dan arendseieren. Hij legt in zijn nest een steen die smaragd heet en die goed is tegen de venijnige beesten van de bergen’.
Soort duif?
Gestrudus es .i. uoghel clene ghelijc der arden yplumet rene 6495vpt houet es hem alsict vernam van plumen ghemaect i cam die ulieghen up ende neder inder ghebaren vp ende neder alse zeebaren ghemene liede maken ons vroet 6500dat die padde hare eyer broet ende als die jonc comen vt algader dan eerst kinsi moeder ende vader om dat si hem gheliken dinken sulke die vor gode stinken 6505slachten der gostruden wel si sijn van arten arde fel siensj dat hare kindre keren ter doghet ende ter eren ons heren sone doensj hem gheen goet 6510mar settensj haren moet ter rikeit enten quaden dinghen ende si oncuscheit uort bringhen so dinct hem dat sj hem slachten dan wilsj der kinder achten 6515ende ebben glorie groot int herte hare loen wert die ewelike smerte |
51. Grostrudis is een vogel klein gelijk de arend gepluimd rein. 6495 Op het hoofd is hem, als ik het vernam van pluimen gemaakt een kam die vliegen op en neer in de gebaren op en neer als de zeebaren. Gewone lieden maken ons bekend 6500 dat de pad haar eieren broedt en als de jongen komen uit al lemaal dan eerst kennen ze moeder en vader omdat ze hen gelijk denken. Zulke die voor God stinken 6505 slachten de Grostrudis wel ze zijn van hart erg fel zien ze dat hun kinderen keren ter deugd en te eren onze Heren dan doen ze hen geen goed 6510 maar zetten hun gemoed tot rijkheid en tot kwade dingen en ze onkuisheid voort brengen zo denkt hij dat ze hem slachten dan wil ze de kinderen achten 6515 en hebben glorie groot in het hart hun loon wordt de eeuwige smart. |
De pad die eieren broedt, dat zal slaan op een basilisk. Ook wordt daarvan verteld dat die uitgebroed worden door een zwarte haan van zeven jaar oud, zie 54.
Grus es in dietsch .j. crane elx jars plechtj te bestane sine uard van oesten te westen 6520jeghen den winter vte sinen nesten ende sceppet danne sine scare als oft .j. lettre ware alsj scepen hare wechuard dan ebben sj enen diese beward 6525alsi roept uolghen sj hem nar sij kinnen haren luud clar wertj heesch so comter mede .j. ander roepende in sine stede ende dar sj beeten bj nachte 6530setten sj hare sciltwachte so dat de tiende waken moet dan houden die wachters in den voet .j. keselkin oft hem wee doet die vaec dat hem die voet ontdoet 6535ende hem die kesel dan ontualle so roeptj dat sijd oren alle ende alsj verre wil doen vlucht so vliechtj oghe inde lucht om dat si verre willen sien 6540jnt lant dar sj willen tien experimentator die seghet dat die crane te roepene pleghet alsi .i. nat swerc siet effen hi wil dat dandre alle beseffen 6545ende si hasen na hare eten ende alsi omme ardinge beeten hare leedere staet inder hoede al omme te siene alse die vroede so roepet hi lude siet hi den man 6550ende waerscuwet dandre dan alsi van uerren lande comen ebmen dicken wel vernomen dat si steene hute werpen dan darmen goud hute purgeren can 6555want alsi verre sullen ulieghen weetmen uoer waer sonder lieghen dat si in swelghen sant ende stene ende in hare uoete so menech ene hebsi kesel dits hare sin 6560omme swaer te sine int beghin dat niet te vardech mar ghestade har ulieghen si met goeder stade dat si steene uoeren in uoeten weten scipmans diese ghemoeten 6565want dar si houer de scepe liden es ghesciet ter menegher tiden dat sire so uele uallen lieten dat sijs mochten cume ghenieten die gheruste elpen den moeden 6570andie oude willic v beuroeden die swartste ebben meest iaer dat seggic iv al ouer waer datmen lieden vindet cleene die bi namen heten pigmeene 6575die ieghen die cranen striden ende pais ebben alsi danen tiden sijn ulesch es art ende swaer bedi so rademen ouer waer dattet best ware dat hi laghe 6580jn die zomertijt twe daghe ende in wintertijt daghe drie want aldus so morwet hie. |
52. Grus is in Dietse een kraan. (a) Elk jaar pleeg het te bestaan zijn vaart van oost naar West 6520 tegen de winter uit zijn nest en vormt dan zijn schaar alsof het een letter was. Als ze scheppen hun weg dan hebben ze er een die ze beschermt 6525 als hij roept volgen ze hem na en kennen zijn geluid helder wordt hij hees, dan komt er mede een ander roepen in zijn plaats. (b) En waar ze stoppen bij nacht 6530 zetten ze hun schildwacht zo dat de tiende waken moet. Dan houden die wachters in de voet een kiezeltje dat hem wee doet de slaap dat hem de voet opent 6535 hem die kiezel dan ontvalt dan roept hij dat zij het horen alle. En als ze ver willen doen een vlucht dan vliegen ze hoog in de lucht omdat ze ver willen zien 6540 in het land waar ze willen heen. Experimentator die zegt het dat de kraan te roepen pleegt als het een natte wolk ziet effen hij wil dat de andere alle beseffen 6545 en zich haasten na hun eten en als om hun dingen wachten. Hun leider staat in de hoede al om te zien als de verstandige dan roept hij luid, ziet hij de man 6550 en waarschuwt de anderen dan. (e)Als ze van verre landen komen heeft men vaak wel vernomen dat ze stenen uit werpen dan waar men goud uit purgeren kan 6555 want als ze ver zullen vliegen weet men voor waar zonder liegen dat ze inzwelgen zand en stenen en in hun voeten zo menigeen hebben ze kiezels, dit is hun zin, 6560 om zwaar te zijn in het begin dat niet te snel maar gestadig ze vliegen met goede stade dat ze stenen voeren in de voeten weten scheepslui die ze ontmoeten 6565 want waar ze over de schepen gaan is geschied te menige tijden dat ze er zo vele vallen lieten dat ze mochten nauwelijks tegen bestand waren. De uitgeruste helpen de moede 6570 van de oude wil ik u onderrichten de zwartste hebben de meeste jaren. Dat zeg ik al voor waar dat men lieden vindt klein die bij namen heten Pygmeen 6575 die tegen de kranen strijden en vrede hebben als ze dan verdwijnen. Zijn vlees is hard en zwaar Daarom zo raadt aan men voor waar dat het best was dat het lag 6580 in de zomertijd twee dagen en in wintertijd dagen drie want aldus zo vermurwt het. |
Grus grus, L. Kraanvogel, midden-Nederlands crane en kraan, oud-Hoogduits Chranuh en Krano, midden-Hoogduits Kranech en Krane (nu Kranich) Angelsaksisch cranoc en cran (nu crane) Dit woord stamt uit West Germaans kranuka, een vogelnaam die oerverwant is met Armeens krunk, de grondvorm betekent huilen of schreien, naar het geluid dat de vogel maakt, ԧruh, kruh’ Het Griekse geranos werd in Latijn garrulus: de pratende of schetterende, tot grus. Franse grue cendree. Het woord 'congres' is ontleend aan Latijn congressus, tezamen komen als kranen’
(a) Deze vogel is beroemd door zijn tochten die hij in de herfst van het noorden naar het zuiden en in de lente in andere richting maakt. Ze vliegen in V vorm met gestrekte hals. Aan de spits van de vlucht staat een leidsman van de trekvogels die van tijd tot tijd een geroep laat horen dat door de ganse troep achter elkaar wordt beantwoord.
(c )De verschillende buigingen van hun stem en de wijze van hun vlucht werden door de oude Grieken, wiens land de hoofdweg voor de tochten van deze vogels is, als een teken van lucht- en weersveranderingen gezien.
(b) Zonder schuw te zijn is hij toch buitengewoon voorzichtig en laat zich niet gemakkelijk in de val lokken. Nooit verliest hij de zorg voor zijn veiligheid uit het oog, ieder gezelschap zet wachten uit die nauwgezet hun taken vervullen. De vogel zal nooit terugkeren naar een plaats waar het eens verstoord is geweest, zonder vooraf verspieders uit te zenden. Volgens Plinius en andere klassieke schrijvers plaatsen de kraanvogels wanneer ze tijdens hun grote trek uitrusten schildwachten rondom de plaats waar ze zich verzameld hebben. De kraanvogel bewijst een grote intelligentie bij zijn reis en verschillende legenden groeiden hier mee op. ‘Ee kraan rustte op een poot en hield in de ander een stuk steen en zo gauw als haar zinnen ingeslapen waren viel die met een klap op de grond waardoor ze wakker werden en waardoor ze altijd klaar is om zich te verdedigen tegen haar vijanden’ Dit wordt gemeld door Aelianus en herhaald door Isidorus. Zodoende is een kraanvogel die een steen draagt een teken van waakzaamheid.
(e) Een ander verhaal dat ontkend wordt door Aristoteles maar verzekerd door Aelianus was dat voordat een lange vlucht begon de kraan een steen als ballast in zwolg. Deze steen werd geprezen als een toetssteen voor goud. Of de kraanvogel heeft een steen in de maag en als die in vuur gebrand wordt verandert in goud. Plinius zegt dat als de kraanvogels over de Zwarte Zee willen vliegen eerst naar een pas tussen de kapen Criumetopon en Carambis gaan en zich daar met ballast bezwaren. Op het midden van de weg werpen ze dan de steentjes weg, die ze in de poten gehouden hadden, en als ze aan land komen spuwen ze ook het zand uit. De kraan draagt een steen in zijn muil als ze over de bergen vliegen anders maken ze lawaai. De tong van een verliefde moet zo ook altijd een steen dragen.
Glutis alse plinius spreket es die die langhe tonghe ute steket 6585een uoghel ende alsi werdet gheware dat die uoghele met grooten scaren jeghen den winter enen varen die swalewen metten oudeuaren so ulieghet hi dor gheselscap mede 6590mar alsem die pijnlikede vanden vlieghene gaet in hant so bliuet hi achter in enech lant doch ulieghet hi somwile henen jn curten dachuarden ende in cleenen 6595so dattene die winter begaet diene metten coude uerslaet een ander uoghel es dan aldus jn azia hetet cicrauius die aldore mede vart 6600ende trechter enech achterwart eists nachtes eists dages so roepet hi dan ende troestse dat si uolghen an dese twerande uoghele dar ic af rime bedieden twerande pelegherime 6605dien dien wi metten cruce te waren ten heneghen lande wart sien varen om dat heleghe lant te winne die heet sijn inden beghinne alsi ghesalscap goet ter cure 6610sien varen van haren gheburen mar terst datsi werden gheware dat die vart een deel wert sware heeschen si aflaet ende willen keren ende visieren ende willen leeren 6615varen si achter te sulken art dat si niet ne doeghen ter vart aldus warem dat men bekinnen niet ne mach no beghinnen ende moet ghedoghen datsi spreken 6620rome ne laet hem niet ghebreken sone sendet hute gnoech legate die de traghe dor gelts bate absolueren van allen mesdaden ende sentse van sonden ontladen 6625tharen pape te lande weder o wi die dat uerdient hier neder dat al sine sonden sijn uerlaten dats salicheit van groter baten ende dies uerdient uoer sine doot 6630met rechte maket hi bliscap grot o wach o meneghe heremite ho menech monec van scarpen abite vintmen die langhe heuet gheleeft entie lettel solaes heuet 6635silentie ende discipline gehouden heuet ende sware pine lesen singhen ende waken ende cranke lijfnere te desen saken ende noch ne quam hem niet de bate 6640van rome lettren van aflate sente pauwels ic iloefs di ende allen pauesen der bi die dinen stoel hebben beseten dien uraie mont hi laet ons weten 6645dat got elken lonen sal recht na sire pinen al dit willic spreken elc man gome beouden der herliceit van rome pelgherijm nu merke dis 6650slachtstu den uogel glutis heuestu die cruce ontfaen got heeschet sijn belof wldaen ne soeker af negheen aflaet hensi oft sonder loes so staet 6655so dattu dars uoer gode gien wies kennesse niemen mach ontulien |
53. Glutis, zoals Plinius spreekt, is diegene die lange tongen uit steekt. 6585 Een vogel en als die wordt gewaar dat de vogels met grote scharen tegen de winter heen varen de zwaluwen met de ooievaren dan vliegt het met het gezelschap mee. 6590 Maar als hem de pijnlijkheden van het vliegen komt dan blijft hij achter in enig land toch vliegt het soms wel heen in korte reizen en in kleine 6595 zo dat hem de winter begaat die het met koude slaat. Een ander vogel is er dan aldus in Azie die heet Sicramus die aldoor mee vaart 6600 en blijft er een achter is het nacht, is het dag dan roept hij dan en troost ze dat ze volgen na. Deze twee soorten vogels waar ik van rijm betekenen de twee soorten pelgrims 6605 die wij met het kruis waren tot enige landen waart zien varen om het heilige land te vinden. Die heet zijn in het begin als gezelschap groot ter keur 6610 zien gaan van hun buren maar ten eerste dat ze worden gewaar dat de vaart een deel wordt zwaar eisen ze aflaat en willen keren en laten zien en willen leren 6615 komen ze na in zulke aard dat ze niet deugen ter vaart. Aldus bewaart hij zich dat men bekennen niet zo mag beginnen en moet gedogen dat ze spreken. 6620 Rome laat zich niet ontbreken zo zendt het uit genoeg legaten die de trage door geldbaten vrijspreken van alle misdaden en zendt ze van zonden ontladen 6625 naar hun priesters te lande weer. O wi! die dat verdienen hier neder dat al hun zonden zijn vergeven dat is zaligheid van grote baten! en die verdient het voor zijn dood 6630 met recht maakt hij blijdschap groot. O wacht! o menige heremiet hoe menige monnik van scherpe habijt vindt men die lang hebben geleefd en die weinig solaas heeft, 6635 zwijgzaamheid en discipline gehouden heeft en zware pijn lezen, zingen en waken en zwak voedsel in deze zaken en noch kwam hem niet de bate 6640 van Rome brieven van aflaten. Sint Paulus, (Petrus) ik beloof u en alle pauzen daar bij die uw stoel hebben bezet uw fraaie mond hij laat ons weten 6645 dat God elk belonen zal recht naar zijn pijn al dit wil ik spreken, elke man neem kennis behouden de heerlijkheid van Rome. Pelgrim, nu merk dit 6650 slacht u de vogel glutis heeft u het kruis ontvangen God heeft zijn belofte voldaan Nee, zoek er geen aflaat van. tenij of het zonder bedrog zo staat 6655 zoals u daar voor God gaat wiens kennis niemand mag ontgaan. |
Glottis littoreus is de groenpotige strandruiter of groenpoot strandsnip (synoniem Tatanus glottis) Gewoonlijk ziet men hem alleen, hoewel bijna altijd omringd door verscheidene soorten van strandlopers, steltkluiten, grutto’s en zelfs zwemvogels, vooral eenden, naar het schijnt treedt hij bereidwillig als leider van deze vogels op, ze volgen hem althans blindelings. De opgewektheid, behendigheid en beweeglijkheid die aan alle ruiters eigen zijn heeft hij in hoge mate. Zijn houding is flink en kan zelfs fier heten. Hij stapt met waterpas gerichte romp vlug en luchtig over de vaste bodem, loopt graag in het water.
Emberiza cirlus is de cirlgors die in Z. Europa voorkomt, in de broedtijd is het mannetje opgewekt en zingt van smorgens tot savonds zijn eentonig liedje, dat in Duits gehoord wordt als ԓs, ss noch viel zu fruh'f ‘wenn ich ‘ sichel hatt, wollt ich mit schnitt, of ‘wie, wie hab ich die lieb’ Na de broedtijd verenigen ze zich tot zwermen, ook komen er wel leeuweriken, vinken en kramsvogels bij. In het voorjaar komen ze weer naar hun woonplaatsen terug Of het sijsje Chrysomitris spinus, hoewel minder waarschijnlijk.
Gallus es in dietsch die hane menech kinnet sine gedane wilen bi nachte ende bi daghe 6660wiset hi bi nachte sonder zaghe ende slaet sine uederen dan alse die hem ten sanghe ghereet vort an luud es sijn sanc te middernachte ende biden daghe singhet hi sachte 6665metten winde hormenne varre parde sochten al waer si arre alsi horen haren sanc kemele stouter af in haren ganc helfs ghedroech scuwet sijn luud 6670die hane hetet menech cruud dies niet ne ghenasen andre diere bider sonnen es sine maniere dat hi wille rusten gaen die lewe ontsiet sonder waen 6675sekerlike den witten hane oude boeke doen te uerstane dat een hout hane een ei leghet darmen houer war af seghet datter basilicus af comet 6680een dier dat die werelt verdoemt mar tote deser creaturen moet uele gheuoeges bi naturen jn waremen drecke leget hijt dar broedet nature te sire tijt 6685dan comet dat dier ute na sinen art ende heuet eens serpents start ende anders eist ghelijc den hane die ghesien ebben sine gedane segghen thy es sonder scale 6690jn .i. uel beloken altemale dicke ende starc ende wel behoet sulke wanen dat dit broet joftie padde iof dat serpent ende dits ouer borte bekent 6695alse .i. ane uechtet den zeghe maket hi hem fier alleweghe ende singhet ende gaet den oghen ganc die uerwonne crupet onder banc ende alse hennen bliuen doot 6700lati sinen sanc van rouwen groot |
54. Gallus is in Diets de haan. (a) Menigeen kent zijn gedaante. Wel bij nacht en bij dag 6660 wijst hij bij nacht, zonder sage en slaat zijn veren dan als die zich tot zingen bereidt voort aan. Luid is zijn zang te middernacht en bij de dag zingt het zacht 6665 met de wind hoort men het ver. Paarden verzachten, al waren ze kwaad als ze horen hun gezang kamelen gaan harder in hun gang elf gedrocht schuwt zijn geluid. 6670 De haan eet menig kruid die niet genezen andere dieren. Bij de zon is zijn manier dat hij wil rusten gaan. De leeuw ontziet, zonder waan, 6675 zeker de witte haan. (b) Oude boeken doen verstaan dat een oude haan een ei legt waar men voor waar van zegt dat de basilisk daar van komt 6680 een dier dat de wereld verdoemt maar tot deze creatuur moet veel gevoegd worden door natuur in warme drek legt hij het daar broedt natuur tot zijn tijd 6685 dan komt dat dier uit naar zijn aard en heeft een serpenten staart en anders is het gelijk de haan. Die het gezien hebben zijn gedaante zeggen, het ei is zonder schaal 6690 in een vel opgesloten helemaal, dik en sterk en goed behoedt. Sommige wanen dat dit broedt of de pad of dat serpent. En dit is voor grap bekend 6695 als een haan bevecht de zege maakt hij zich fier allerwegen en zingt het en gaat de hoge gang die overwonnene kruipt onder de bank. En als hennen blijven dood 6700 laat het zijn zang van rouw groot. |
Gallus gallus, (G .domesticus: tam) Haan, midden-Nederlands hane, oud-Saksisch en oud-Hoogduits Hano (nu Hahn (vergelijk hen en hoen, Huhn) oud-Engels hona, Gotisch hana en Angelsaksisch hani wat uit Germaans xanan gevormd is en zo genoemd naar zijn gekraai, vergelijk het Latijnse cano en oud-Iers canim: ik zing.
(a) De haan blijkt al bij de eerste christenen een belangrijke functie te hebben gehad. Hanen waren weervoorspellers, ze waakten ‘s nachts en kondigden de dageraad aan. De hanen hadden daardoor een horlogefunctie. De haan heeft daarom een speciale relatie met de zon, hij kondigt het licht aan, het tussenlicht terwijl de zon er nog niet is. De Romeinen geloofden dat deze strijdbare vogel andere dieren kon verjagen en door zijn gekraai ook de boze geesten van de nacht op de vlucht dreef. De haan was in staat de leeuw, koning der dieren, op een afstand te houden. Op sommige oude mozaïeken zie je de haan zegevierend zitten op de rug van een leeuw als een teken van overwinning. In Spreuken 30:30 wordt de haan vergeleken met de koning: ‘Vier dingen hebben een statige gang, een leeuw, de held onder de dieren, voor niets schrikt hij terug, een haan (windhond) die trots voor de kippen uitloopt’
(b) zie 51. De zwarte hanen leggen eieren als ze zeven jaar oud zijn, dat zijn eieren waaruit een draak of basilisk komt. Daarom worden zwarte hanen voor ze zeven jaar oud zijn gedood. H. Hildegard meldt: ‘De basilisk ontstaat uit zekere wormen die wat van duivels werk hebben, net als de padden. Als de pad zich drachtig voelt en ziet een slangenei, zet het zich daarop te broeden tot haar jongen ter wereld komen. Eigenlijk is de verklaring simpel. Het vrouwtje van de adder legt in juli, augustus of september een vijftien tot vijf en dertig witte eieren die als een parelsnoer tezamen hangen, de haneneieren van het volksgeloof, ter grootte van duiveneieren met een buigzame schaal en weinig eiwit. Die worden op vochtige, warme plaatsen gelegd als mest en dergelijke Na drie weken komen de jongen uit waar de moeder zich niet om bekommert.
Mulder: Door zijn rol in het leven van Petrus werd de haan het symbool van de oproep tot bekering. Een verwerking hiervan in verhaalvorm is de vertelling over twee vrienden die zich bij een diner in Bologna een haan lieten serveren, en toen de vogel dampend op tafel werd gezet goedkeurend zeiden: ‘Eit beest is zo goed voorgesneden dat zelfs Sint-Petrus of Christus Zelf er geen hele vogel meer van zouden kunnen maken’ Meteen sprong de haan kraaiend op, met veren en al, en bespatte de mannen vleugelklapperend met de saus waarin hij was opgediend. Als straf voor hun onbezonnen godslastering werden de twee tegelijkertijd geslagen met melaatsheid.
In Bazel werd in 1474 een haan veroordeeld tot de brandstapel omdat hij een ei had gelegd. Het hanenei is iets minder onwaarschijnlijk dan het lijkt: Aristoteles wees er reeds op dat zich bij oude hanen onder het middenrif, op de plaats waar zich bij de kip de eieren bevinden, een gele, eivormige substantie kan ontwikkelen. Ook worden misvormde eieren of eieren met een dubbele dooier wel ‘hanenei’ genoemd.
(c ) Hanengevechten, alektryomachien, zijn sinds oude tijden gebruikelijk, ook bij ons. Men maakte ze voor de strijd klaar en gaf ze zelfs ijzeren sporen. Ze gaan altijd door en geven niet op. Zo trok de Griekse vorst Themistocles op tegen de Perzen en zag hanen vechten. Hij bleef stilstaan en liet zijn leger halt houden om hier naar te kijken. Ze zagen dat er moed in hanen was en dat die niet voor wijf en kinderen of voor de vaderlijke Goden of voor eer of vrijheid de strijd aangingen, maar alleen omdat de een niet voor de ander wijken wilde. In Engeland werd het zelfs systematisch geregeld onder Hendrik VIII en Karel II, de eerste stichtte het eerste grote nationale hanengevecht te Westminster dat sindsdien de naam van Royal cockpit behield. Shakespeare, King Henry V, I, Pr.11: ‘dit hanenstrijdperk’ waarmee hij zijn toneel vergelijkt, naar de geringe afmeting.
Galina dats name der hennen agustinus doet bekinnen dat soe hare kiekine bewart naturlike ende niet ne spart 6705hare lijf ieghen hanen ende wuwen om dat si die kiekine uerduwen someghe kiekine ombehoet willen node sijn ghebroet ende wandelen buten haren ulerken 6710ende alse dit die uoghelen merken so moeten si ter proien gaen hier bi machmen sin verstaen plinius die mester ombint datmen erande netelen vint 6715dar die kiekine af bliuen doot heten sire af cleene iof groot die henne kinnet wel dit cruud ende dar soese uint so trectse vt werpmen den kiekine spise ter noot 6720ende het danne es te groot die moeder breket hem te sticken dit sietmen an goede meesters dicken alse arem clerken comet te voeren groote worde die si horen 6725so doensem die meesters uerstaen waer die worde enen gaen heier scarp ten mintsten ende screef de gone diet wel kende bringhen anen als wijt kennen 6730entie plonke bringen hennen die scarpe sijn van bester smake jn egipten es ene sake dar broeden si inden sande ghereet kiekine dar gheene henne af weet 6735plinius spreket sonder zaghe dat die henne inden daghe dat soe .i. hey uerbringen mach dat hare van iaspise die slach dat .i. serpent es vanden quaden 6740altoes niet ne mach gescaden ja hare ulesch es medicine jeghen dies serpents uenine dus radic elken man dar toe: dat hi elkes daghes hiet goets doe 6745dattene moghe inden daghe lossen uandes viants slaghe de besten hennen des ghelouet sijn die root sijn om thouet ens eis dodre in die volle mane 6750heuet dit in doemen te verstane vp dat .i. deel uerwarmet si den uiere gheleghen bi dattet alle smette af dwaet die .i. wollin cleet ontfaet |
55. Galina, dat is de naam van de hennen. (a) Augustinus doet bekennen dat ze zo haar kuikens beschermt natuurlijk en niet spaart 6705 haar lijf tegen hanen en wouwen omdat ze de kuikens verteren. Sommige kuikens niet behoedt die willen moeilijk zijn gebroed en wandelen buiten haar vlerken 6710 en als dit de vogels merken dan moeten ze te prooien gaan. Hieraan mag men zin verstaan. Plinius die meester ontbindt dat men een soort netels vindt 6715 waarvan de kuikens blijven dood eten ze er van weinig of veel de hen kent wel dit kruid en waar ze het vindt zo trekt ze het uit. Werpt men de kuikens spijs ter nood 6720 en het dan is te groot de moeder breekt het in stukken. Dit ziet men van goede meesters vaak als een arme klerk komt te voren grote woorden die ze horen 6725 dan doen ze het de meesters verstaan waar die woorden heen gaan. Eieren scherp ten minste het einde schreef diegene die het wel kende brengen hanen, zoals wij het kennen 6730 en die stompe brengen hennen die scherpe zijn van beste smaak (b) In Egypte is een zaak daar broeden ze in het zand gereed kuikens, waar geen hen vanaf weet. 6735 Plinius spreekt zonder sage dat de hen in de dag dat ze een ei uitbrengen mag dat haar van aspis de slag, dat een serpent is van de kwaadheid 6740 altijd niet mag schaden ja, haar vlees is medicijn tegen het serpenten venijn. Dus raad ik elke man daar toe dat hij elke dag iets goeds doet 6745 dat hij mag op de dag zich lossen van de vijands slagen. De beste hennen, dus geloof het zijn die rood zijn om het hoofd. En eierdooier met volle maan 6750 heeft dit in, laat men verstaan, opdat een deel verwarmd is het vuur gelegen nabij dat het alle smetten afwast die een wollen kleed ontvangt. |
Kip, vergelijk het midden-Nederlands kippen: uitbroeden, men kan denken aan het open pikken van de schaal, of de lokroep. Kloekhen of klokhen is zo genoemd naar haar geluid, in Duits Henne en Engels hen wat uit hanena stamt en mogelijk tot de haan behorend betekent.
(a) Dit dierengeslacht heeft een zonderlinge genegenheid tot de kuikens, en omdat ze ze zwak zijn bedekt ze met haar vleugels de kuikens tegen de kiekendief, iets wat je bij geen ander dier ziet. De hen verzamelt het graan om de kuikens eten te geven en staat klaar om hen de weg met haar stem te wijzen. Mochten ze verstrooid zijn dan klokt ze ze bij elkaar en neemt de trouwe plicht van een moeder waar. Ze blijft vreesachtig maar wordt een heldin als ze kuikens heeft en als we die vangen willen of leed doen ons heftig aanvliegt, zie Matth. 23: 37, Lucas 13: 34, ‘Hoe menigmaal heb ik uw kinderen willen bijeen vergaderen, gelijk een hen haar kuikens bijeen vergadert onder de vleugelen.’.
(b) zie struisvogel.
6755Gallinacius dats die capoen ende es .i. onnutte hoen sonder kiekinen alleene hi hetet met hennen ghemeene mar hine uoetse nochne uecht 6760altoes niet om hare recht met uederslaghen no met sanghe verscedet hi niet die wilen langhe men leset dat sijn ulesch wel uoet ende het maket utermaten goet bloet 6765wie bediedet dan die capoen bet dander kerceren doen sine winnen noch ne uoeden niemen ghestelic noch ne hoeden vergaue die here vander sonnen 6770dat si ghene kinder wonnen noch sine segghen hare ghetiden te rechte niet alse die wilen liden mar mattinen ende uort toter noene segghen si te samen teenen doene 6775die beste sijnt dar wi af couten want dandre hare ghetiden souten dese ne doghen groot ne cleene sonder tes dieuels cokene alleene want sine bringhen urucht no urome 6780jn die werelt hoe soet come lapidarius ende iacob seghet datmen den hane te wrne pleghet na dat hi es .iii. iar hout ende menne danne .v. iar hout 6785jofte .vi. ende uort an wast hem ande leure dan een steen heetet allectorius na dien dat hine ontfaet aldus ne drinket hi nemmermeer dar nar 6790dus weetmen oft hine heeft uor war [in der steene boec hier nar hort sine cracht openbar] |
56. 6755 Gallinacius, dat is de kapoen, en is een onnuttige hoen (a) zonder kuikens alleen. Hij eet met hennen algemeen maar hij voedt ze niet of vecht 6760 altijd niet om zijn recht met verenslagen nog met zang onderscheidt hij zich niet de hele tijd lang. (b) Men leest dat zijn vlees wel voedt en het maakt uitermate goed bloed. 6765 Wat betekent dat de kapoen beter dan de kerkheren doen? ze winnen niet nog voeden niemand geestelijk of hoeden vergeef die Heer van de zon 6770 dat ze geen kinderen wonnen! noch zeggen ze hun getijden oprecht niet, als ze willen belijden maar metten en voorts tot noen zeggen ze tezamen in een doen. 6775 De beste zijn het, waar we van praten, want de andere hun getijden zoeken deze deugen niet groot of klein alleen voor de duivels keuken alleen want ze brengen geen vrucht of voordeel 6780 in de wereld, hoe het ook komt. Lapidarius en Jacob zeggen dat men de haan te voeren (castreren?) pleegt nadat hij is drie jaar oud en men hem dan vijf jaar houdt 6785 of zes en dan groeit hem aan een andere in de lever dan een steen die heet allectorius nadat hij die ontvangt aldus en drinkt hij nimmermeer daarna, 6790 dus weet men of hij er een heeft voor waar. [in het stenenboek hierna hoor van zijn kracht openbaar] |
Kapoen, Duits Kapaun, midden-Nederlands capun, van Piccardisch capon, uit Frans chapon, uit Latijn capo, van Grieks kapon, van Hebreeuws kapporeth dat eigenlijk een zoenoffer was, een hoen die op de vooravond van de verzoendag gedood werd en waarop de zonden werden overgedragen. (Hij is kapoeres: hij is dood) Een gecastreerde haan.
(a) ‘Ee kapoen broedt op eieren, die niet zijn eigen zijn, alsof het een kip is. Soms worden zijn voeten gebroken om hem te dwingen eieren uit te broeden. Hij vergezelt de hennen en eet van hun voedsel. Hij wordt vet van hen maar maakt hen niet vet. Wanneer hij vet is worden en zijn poten samengebonden zijn hangt hij met zijn hoofd naar de grond en wordt aan zijn poten naar de markt gedragen’
(b) Kapoenen zijn gelubd. Want het vlees dat anders door haar hitte en gestadig springen op de kippen droog en mager wordt is nu gematigd en licht om te verteren.
(c ) ‘Ee haan broedt een kostbare steen uit die allectricium genoemd wordt. De haan draagt die steen en door die steen is de leeuw bang van hem, vooral als het een witte haan is. Want de leeuw is bang voor een witte haan. De steen maakt je onoverwinbaar als je die bij je draagt. Die steen wordt gevonden in zijn maag en lijkt op dof kristal’.
Gallus siluester dat fasaen es .i. wilt hane sonder waen 6795scone gheplumet ende mengertire ende .i. deel van stouter manire jn sconen wedre esset bliue jn andren heuetet droeue getide ende decket hem dan inder haghen 6800des smorghins alset gaet daghen ende des auonts spade mede gaet ter weiden na sire sede sijn ulesch es lichts ghemeene sonder ionghe partricen alleene |
57. Gallus silvester, dat is de fazant. Is een wilde haan, zonder waan 6795 mooi gepluimd in vele kleuren en een deel van dappere manieren. In schoon weer is het blij in andere heeft het droeve tijden en bedekt zich dan in de hagen. 6800 ‘s Morgens als het gaat dagen en ‘s avonds laat mede gaat het weiden naar zijn zede. Zijn vlees is licht algemeen uitgezonderd jonge patrijzen alleen. |
Phasianus colchicus, L. Fazant stamt uit de kustlanden van de Kaspische Zee en werd door de Argonauten van de stroom Phasis in Colchis meegebracht.
Fazant, midden-Nederlands fassane, Duits Fasan en Engels pheasant, oud-Engels fesant, Frans geant, oud-Frans fesant of faisan. Dat woord stamt uit het Latijnse phasianus en dit van Grieks phasianos: vogel uit Phasis.
6805Garrulus es eens uogels name die in busschen ende in bramen voer alle uoghele die leuen meest luuds meests criscens ut can gheuen dies es hi garrulus ghenamt 6810een gai hetet int duutsce lant van bome te boeme ulieget ende springet ende crischet ende garrelt mer dant singet noch ghedurt in ghere stede wat so bi hem lidet oec mede 6815eist man of uogel of enech dier bespot dit uogelkin onghier ende conterfait alrande luud vanden uoglen dar vt somwile eist so sot 6820dathet maket so uele sijn spot dattet hem seluen niet ne hoet so nemet die spareware in den voet gheplumet est van meneger gedane experimentator doet te uerstane 6825dattet dicken verwoedens pliet ende ment hem seluen verhanghen siet garrilus dinke mi wele bedieden someghe menistrele die altoes sijn ongestade 6830ende callen uro ende spade vele borden uele loghen ende conterfaiten die si moghen beede rudderen ende papen porters vrouwen ende cnapen 6835dar si scone omme sijn gheplumet mar dicken gheualt dat sulc tumet alsi sijns selues niet nemet ware metten elschen spareware diene metten clawen lauwet 6840alsi pipet blaset ende mauwet want selden ebmer eneghen uernomen die te goeden hende sijn comen alse menech helech na minen wane alsmen vindet swarter swanen |
58. 6805 (a) Garrulus is een vogel naam die in bosjes is en in bramen voor alle vogels die leven het meeste geluid, het meeste krijsen uit kan geven, daarom is hij garrulus genaamd. 6810 Een gaai heet het in Duitsland. Van bomen tot bomen vliegt het en springt en krijst en garrelt meer dan het zingt noch blijft het in geen een plaats. (b) Wat zo bij hem gaat ook mede 6815 is het man of vogel of enig dier bespot dit vogeltje al onguur en spreekt allerhande geluid van de vogels daar uit. Soms is het zo zot 6820 dat het maakt zoveel zijn spot dat het zichzelf niet behoedt dan neemt de sperwer het in de voet. Gepluimd is het van menige gedaante. Experimentator laat verstaan 6825 dat het vaak te verwoeden pleegt en denkt dat het zichzelf verhangen ziet. Garrulus denk ik wel betekent sommige minstrelen die altijd zijn ongedurig 6830 en roepen vroeg of laat veel boertigheden en veel leugens en praten dat ze mogen beide ridders en papen poorters, vrouwen en knapen 6835 waar ze mooi om zijn gepluimd. Maar vaak gebeurt het dat zulke tuimelt als ze zichzelf niet nemen waar met de helse sperwer die het met de klauwen slaat 6840 als hij fluit, blaast en miauwt. Want zelden heeft men er enige vernomen die te goede einde zijn gekomen alzo zijn er menige heilig, naar mijn waan als men vindt zwarte zwanen! |
(a) Garrulus: praatziek, babbelzuchtig of luidruchtig. Garrulus glandarius, L. (op eikels betrekking hebbende) is de Duitse Eichelhaher, Frans geai des chenes, Vlaamse gaai of eikelaakster, gaai in de betekenis van blij, Middelnederlandse garrele, en ԧarrelen’ betekenen snappen en snateren. De meerkol of markol, markolf is in de middeleeuwse literatuur het type van de grappenmaker en de vogel die diergeluiden weet na te bootsen kreeg de naam van deze aarts spotter.
(b) Hij fladdert van boom tot boom en krijst meer dan hij zingt. Gaaien kunnen niet op n plaats blijven zitten. Zijn stem vloekt met zijn prachtige kleed, het is een oorverdovend gekrijs. Het wordt weergeven door ‘schraak, schrek, retsj, re, kre, gre, ke’ In ieder geval is het zeer vals en onwelluidend, het snerpt door het bos heen. Het wordt met bijgelovige angst aangehoord, vooral omdat men de mooie vogel vaak niet ziet. Het wordt als een angstig voorteken gezien als de schreeuw-aakster zijn stem verheft. Maar ze kan ook andere geluiden nadoen en is dan zeer melodieus. Ze kan in stilte zitten te kwelen in een kunstlievende bui en dan de mooie motieven van anderen lenen. Om te schelden neemt ze klanken over van haar tegenstanders. Vooral het miauwen van de buizerd kan ze goed nadoen. Ze roept ook margolf waarvan men natuurlijk meerkol of maarkol maakt. Dat heeft geen goede klank en heeft dezelfde betekenis als nachtmerrie.
In hun dwaasheid zijn ze niet altijd op hun hoede en vallen dan in de klauwen van de sperwer. Het zinnebeeld van die bont uitgedoste muzikanten en andere kunstenmakers die niet te vertrouwen zijn. Ze vertellen de hele dag fabeltjes en leugens en maken iedereen belachelijk, ridders, geestelijken, burgers, edelvrouwen en dienaars. En maar al te vaak komt een van hen ten val als hij niet oplet wanneer hij staat te toeteren, te fluiten en kwaad te spreken en zo een makkelijke prooi wordt voor de sperwer uit de hel. Je hoort maar zelden dat het goed afloopt met die kunstenmakers. Er zijn volgens mij evenveel heiligen onder als er zwarte zwanen zijn!
6845Graculus dats die roec als ons toghet broeder albrechts boec want altoes so roepet hi gra der craien so es hi ghemaket na ende broedet up bomen inden tsoppe 6850so grote menege tenen troppe ouer een draghen si wel hare ne gheen nes andren fel alse elc soeket sijn ghenoet soe es hare roepen so groot 6855die hie aset ende voet sine soe weltijt dat soe broet die die ionghe tetene pleghen segghen si sijn best gheuleghen g. gaet hute vort suldi 6860voghele namen horen in .j. |
59. 6845 Graculus dat is de roek, zoals ons toont broeder Albertus boek, (a) want altijd roept hij gra. De kraaien is hij zo gemaakt na en broedt op bomen in de toppen 6850 zo’n grote menigte in een troep overeen komen ze goed en zijn voor de andere niet fel. Alzo als elk zoekt zijn echtgenoot dan is hun roepen zo groot 6855 die hij aas geeft en voedt zijn ze in de tijd dat ze broedt die de jongen te eten plegen zeggen, ze zijn best gevleugeld. g gaat uit en voorts zal u 6860 vogels namen horen in j. |
Corvus frugilegus, L. (Latijn corvus: raaf, en oogstlezer) Roek of zaadkraai, Duitse Saatkrahe, Engelse rook en Franse corbeau freux.
(Pyrrhocorax (Grieks pyrrho: rood, corax: raaf) steenkraai, P. graculus, L, (kraai) alpenkauw, komt in bergen voor)
(a) De raaf, niet de roek, die steeds weer ԣras, crasՠzegt ofwel ԭorgen, morgen’is het beeld van de verstokte zondaar die zijn bekering steeds weer uitstelt. De heilige Augustinus noemt ze wegens dat geroep duivelse dieren omdat de mensen tot luiheid worden aangezet door hun geroep, ‘cras, cras’ ‘Tot morgen, tot morgen’ en doelt op de eerste woorden van het rijmpje ‘cras, cras, semper cras,
et sic elabitur aetnas’
Vondel, Op ‘t veroveren van Coevorden;
‘De raven roepen kras kras.
Maar Ravenshoofd roept heden’ (Rabenhaupt)
(b) Handelingen 17: 18 waar bij Paulus optreden de nieuwsgierige Grieken vroegen; ԕ wat wil toch deze ‘klapper’ zeggen?’ Het woord klapper is in het Grieks de aanduiding van een vogel die een zaadje oppikt. Het Griekse spermologos: zaadverzamelaar wordt in het Latijn verklaard met frugilegus Wat deze vogel betreft die in het Latijn Graculus genoemd wordt, zijn er verschillende mogelijkheden voor de naam. Isidorus meent dat het komt van ԡ garrulitate sua’’Van zijn gesnap’ vooral tijdens de paring. Zijn snater staat zelden stil.
Soms komen ze met duizenden bij elkaar om vergadering te houden, het ziet er zwart van. Samen zingen ze een geweldig lied.
Ibis alse solinus seghet es .i. uoghel die te wandelne pleghet neuen den hoeuere dats sine maniere van niluse der grooter riuiere 6865serpenten eier can hi vinden ende die draghet hi sine kinden want sine lief ebben seere ende hine cessert nemmermere te verterne dat quade saet 6870enewarf int iar dat uerstaet versamen hem uliegende serpente jn arabien tenen couente alse omme te uliegene uten lande alder werelt ter scande 6875ende alsi huten lande uaren comen die hiben met haren scaren ende ghemoetense indie lucht niet enen van alder ulucht die de werelt willen plaghen 6880sone laten si dat lijf ontdraghen tfenijn van desen uliegenden dieren dat es van so felre manieren dat .i. man es des liues quite heri beseft dat menne bite 6885nochtan ne sterueter af ibis niet jsidorus te segghene pliet alsi ghesmelten niet ne can dat hi in sinen becke dan water nemet na sire sede 6890ende purgert hem der mede neuen marasche oft bider ze ofte bi riuieren es hi emmerme om cronien ofte om uissce doot die hi hetet te sire noot 6895waer so si sijn; sijn si al wit sonder te pelenchen wi lesen dit sijn si swart dats openbare sulc waent dat es die oudeuare mar dan es niet en ware dan 6900also alsmen imerken can dat ware van oudeuars manieren diemen niet ne can uisieren datse noit mensce in europen sach plinius die doet ghewach 6905dat ibis es crum ghebect hier bi merket ende mecket want dodeuare heuetene recht josefus bescriuet ons echt dat groot ere van ethyopen 6910jn egipten quam geloepen doe moises was .i. ionghelinc ende hi der iben uele vint ende stieretse uoer sijn ere dar hi was marscalc inder were 6915ende uoer mits dor die wostine die was wl wormen van uenine die worme atense ende verdreuen so dat die lieden onghescadet bleuen ende quamen al onuersien 6920jn ethiopen ende mettien wan moyses lant ende stede die saba heetet ende dar toe mede wan hi al dat was der inne ende nam des lants coninghinne |
60. Ibis, zoals Solinus zegt, (a) is een vogel die te wandelen pleegt naast de oever, dat is zijn manier, van de Nijl, de grote rivier. 6865 Serpentseieren kan hij vinden en die draagt het naar zijn kinderen want ze het lief hebben zeer en hij is onvermoeibaar immer te verteren dat kwade zaad. 6870 (b) Een maal in het jaar, dat verstaat, verzamelen zich vliegende serpenten in Arabië voor een convent als om te vliegen uit de landen al de wereld te schande 6875 en als die uit het land varen komen die ibissen met hun scharen en ontmoeten ze in de lucht niet een van al die vlucht die de wereld willen plagen 6880 al gauw laten ze dat lijf ontdragen. Het venijn van deze vliegende dieren dat is van zulke felle manier dat een man is het leven kwijt voor hij beseft dat men hem beet, 6885 nochtans sterft de ibis niet. Isidorus te zeggen pleegt als het niet ter toilet kan dat hij in zijn bek dan water neemt naar zijn zede 6890 en purgeert zich ermee. Naast moerassen of bij de zee of bij rivieren is hij immermeer om krengen of om vissen dood die hij eet tot zijn nood. 6895 Waar zo ze zijn; zijn ze geheel wit uitgezonderd te Pelechusa, (H) wij lezen dit, zijn ze zwart, dat is openbaar, sommige wanen dat is de ooievaar maar dat is niet waar dan 6900 alzo als men opmerken kan dat het was van ooievaars manieren die men niet kan versieren omdat nooit een mens in Europa ze zag. (d) Plinius die doet gewag 6905 dat ibis is krom gebekt hierbij merkt en mik want de ooievaar heeft het recht. (e) Josephus beschreef ons echt dat grote leger van Ethiopië 6910 in Egypte kwamen gelopen toen Mozes was een jongeling en hij daar ibis vele vindt en stuurde ze voor zijn leger daar hij was maarschalk in verweer 6915 en voer idden door de woestijn die was vol wormen van venijn de vogels aten ze en verdreven zo dat zijn lieden onbeschadigd bleven en kwamen al onvoorzien 6920 in Ethiopië en meteen won Mozes land en steden die Saba heette en daar toe mede won hij al dat was daar in en nam de koningin van het land. |
Threskiornis aethiopicus; uit Ethiopië (Ibis religiosa (geheiligd) Ibis of de nijlreiger, de slangen verslindende vogel van Thoth, de god van wijsheid die met een ibiskop afgebeeld wordt heet in oud-Egyptisch hbj, in Grieks en Latijn Ibis, in Duits, Engels en Frans Ibis. Sommigen zeggen dat ze geheiligd werd vanwege het slangen verdelgen, anderen omdat zijn veren op de schijngestalten van de maan lijken of omdat zijn komst het wassen van de Nijl aankondigde.
(a) Hij leeft van slangen, sprinkhanen en kevers die uit de woestijn van Libië komen overgevlogen. Hij wil niet dat ze in Egypte aankomen en daar schade doen, maar gaat ze tegemoet en eet ze op.
(b) ‘Naar mij gezegd wordt’ verhaalt Herodotus, ԩs bij de stad Butus in Arabië een oord gelegen waar men vliegende slangen aantreft. Ik bezocht dit oord en zag er een ongelooflijke hoeveelheid beenderen en graten tot talloze grote en kleine hopen opeengestapeld. Het ligt in een door bergen ingesloten dal dat met de uitgestrekte Egyptische vlakte in gemeenschap staat. Ik vernam dat de gevleugelde slangen in de lente van Arabië naar Egypte vliegen, maar bij de uitgang van het dal Ibissen ontmoeten ze en worden door die om het leven gebracht om welke redenen de Ibissen bij de Egyptenaren in hoog aanzien staat. De gedaante van deze slangen is als die van de waterslangen, hun vleugels hebben geen veren, maar komen in maaksel met de vleermuisvleugels overeen’ Onduidelijk is het welk dier genoemd wordt maar het zou de vliegende draak kunnen zijn, Draco volans, een O. Indische boom-agamen. Ze hebben geen vleugels maar bezitten valschermen en kunnen daarmee 6-10m gaan. Dit dier wordt een 20cm groot.
De Ibis, de heilige vogel van de Egyptenaren, gold als symbool van het water en de slang als zinnebeeld van de warmte. Door de overstroming (Ibis) van de Nijl en de daaropvolgende hitte (slang) ontstonden ziekte bevorderende kiemen die de lucht bedierven en de dood veroorzaakten. Het kind van water en hitte (basilisk) doodde door verpesting van de atmosfeer alles wat ademt en leeft. Een oude Egyptische afbeelding stelt de basilisk dan ook voor als een dier met een gekroonde ibiskop op een slangenlichaam. Oorspronkelijk was het zo de heilige Ibis die men het vaderschap van dit wonderdier toedichtte. Tot de 19de eeuw wist men vrijwel niet welke vogel de ouden met de ‘ibis’ edoelden. De Arabische naam voor Ibis betekent wachter en men dacht zo dat de haan bedoeld werd.
(c ) ‘Het schijnt dat deze ibisvogel vrij heet van aard en gauw verstopt is. Hiervan weet hij zich te ontlasten door zichzelf met zijn kromme snavel in zijn achterpoort een klysmar in te schieten van zeewater’ Men denkt dat de mens het hiervan van geleerd heeft. Daarom is de ibis het symbool van gezondheid of vanwege de slangen die hij zo goed opruimt.
(d) Mogelijk de zwarte ooievaar, Ciconia nigra.
(e) Men vindt een mooie vertelling over Mozes die in papieren kisten ibisvogels meegevoerd zou hebben toen hij als jongeman met een machtig Egyptisch leger tegen de Ethiopiers ging strijden. Die hadden de toegang door slangen en andere vergiftigde dieren ontoegankelijk gemaakt. De ibisvogels werden ter bestemder plaatse heimelijk uit de kisten gelaten en hebben het vergiftigde gedierte geheel en al verslonden. Dan zou Mozes in allerijl de Ethiopiers hebben aangevallen en ze verslagen hebben. Mozes veroverde dadelijk het land en nam de hoofdstad Saba in. Hij onderwierp Ethiopië en nam de koningin van het land tot vrouw. Dit volgens Jozephus.
(H) Plousion - grote Egyptisch-Griekse stad aan de mond van de Nijl.
6925Ibos es .i. uogel bekent jnt lantscap van orient een starc uogel ende stout die vp part ewelike nijt out gras heti als de gans doet 6930sijn luud es alsi ware verwoet ende an te horne seere wreet dat part heuetene seere leet om dat es vanden lude veruart ende ibos heuetene weder onwart 6935want hettene hute lande uerdriuetende dits nijt die niet achter bliuet |
61. 6925 Ibos is een vogel bekend in het landschap van de Oriënt. Een sterke vogel en dapper die op het paard eeuwige nijd houdt gras eet het zoals de gans doet. 6930 Zijn geluid is alsof hij was verwoed en aan te horen zeer wreed. Het paard heeft het zeer leed omdat het is van het geluid bang en ibos heeft hem weer onwaaardig 6935 omdat het die uit het land verdrijft Dit is nijd die niet achterblijft. |
Geen ibis, die leeft van ongedierte. Naar het paard en stevigheid is het wel een struisvogel, zie 31 en 106.
m
Incendula dats bekent een uoghel van orient ende es van des rauens gheslachte 6940beede bi daghe ende bi nachte es tusschen hem enten hule strijt want incendula daghes tijt omme dat hem dert sijn luud sine eier te supene hut 6945entie hule ne latets niet mar weder hi te roeuene pliet want nachtes alse die hule siet best so roeuet hi des anders nest dus gheldet elc andren quaet met quade 6950ende bliuen beede inder scade |
62. Incendula dat is bekend een vogel van de Oriënt en is van het raven geslacht. 6940 Beide bij dag en bij nacht is tussen hem en de uil strijdt want incendula op dag tijd om dat hem deert zijn geluid zijn eieren zuipt het uit 6945 en die uil laat dat niet maar weer hij te roven pleegt want ‘s nachts als de uil ziet best dan berooft hij de ander zijn nest. Dus vergeld elk de andere kwaad met kwaad 6950 en blijven beide in de schade. |
Zie 16 en 27.
Irundo dats der swalewen name swart van plumen sere bequame menech kinnet hare ghedane alse die dagheraet comet ane 6955groetsoene met soeten sanghe ende ne latet den slapre niet rusten langhe mar soe uermaent hem dat hi waket ende gode danket diet al maket onder den rechtren ulogel bloet 6960nem vander swalewen dats goet den oghen die sijn tonghemake solinus seit ene sake dat hare nature doet weten al ofte .i. huus saen vallen sal 6965want dar in maken si gheen nest bouen allen voghelen pijnsi best om hare ionc te broedere ende oec te behoedene oec so vinde men meneghe ene 6970die in die leure draghen steene diemen celidonius nomet daer hier na tale af comet te wat dinghen si sijn goet ende hoe dat mense bekinnen moet 6975jn ouden philosofen boeken machmen vinden wilment soeken dien dat heleghe vier ontsteken hetet hi die swalewe dar af breket epelencie vergaet der mede 6980ysidorus scriuet wonderlicede datse gheen uoghel hoe soet gaet jn proien nemmermeer ne uaet hare comen har uaren es wel ghewacht si varen wech uoer des winters cracht 6985jn warmen lande dar bi naturen ne gheen winter can gheduren al dar vintmense plumeloes hare compsts bodescapt altoes den inganc vanden lentine 6990selden roefmen hare ionxkine ende men doet hem scade noode die priuilegie ebben si van gode aristotiles ende adelijn twe arde groote meesters sijn 6995segghen entit es wel bekent wie dat hare ionc blent dat hem die oghen weder comen met enen crude horwi nomen ende het hetet celidonia 7000ende dits wonder hoe soet ga |
63. Irundo, dat is de zwaluwen naam, zwart van pluimen en zeer bekwaam menigeen kent hun gedaante. Als de dageraad komt aan 6955 begroet ze die met zoete zang en laat de slaper niet rusten lang maar ze vermaant hem dat hij waakt en God dankt die het al maakt. Onder de rechtervleugel het bloed 6960 neem van de zwaluwen, dat is goed, de ogen die zijn te ongemak. Solinus zegt een zaak (a) dat haar natuur laat weten al of een huis instorten zal 6965 want daarin maken ze geen nest. Boven alle vogels denken ze het best om hun jongen te broeden en ook te behoeden. (b) Ook zo vindt men menigeen 6970 die in de lever dragen stenen die men celidonius noemt, waar hierna een verhaal van komt tot wat dingen ze zijn goed en hoe dat de mensen het kennen moet. 6975 In oude filosofen boeken mag men vinden, wil men het zoeken, die dat heilige vuur ontsteekt eet hij de zwaluw, daarvan breekt epilepsie vergaat daar mede. 6980 Isidorus schrijft wonderlijkheden dat haar geen vogel, hoe zo het gaat, als prooi nimmermeer vangt. Hun komen en hun gaan is goed opgewacht ze gaan weg voor de winter kracht 6985 in warme landen daar van naturen geen winter kan het verduren aldaar vindt men ze pluimloos. Hun komst boodschapt altijd de ingang van de lente. 6990 Zelden rooft men hun jongen en men doet ze schade node. (e) Die privilegie hebben ze van God. (f) Aristoteles en Adelinus die twee erg grote meesters zijn 6995 zeggen en dit is wel bekend waren hun jongen blind dat hen de ogen weer komen met een kruid horen we noemen en het heet Chelidonium 7000 en dit is wonder hoe het zo gaat. |
Hirundo, Zwaluw, midden-Nederlands swalewe en swaluwe, oud-Saksisch Swala, oud-Hoogduits swalwa (nu Schwalbe) oud-Egels swealve (nu swallow) oud-Noors svala wat uit Germaans swalwon stamt.
(a) De verkondiger van het voorjaar. Zo gauw de vogeltjes bij hun oude huizen teruggekomen zijn houden ze inspectie. Is er een nest verstoord dan worden er geen nieuwe meer gemaakt. Dat is een ramp, want in het gebouw waar ze nestelen slaat geen bliksem in. Die het nest beschadigt heeft geen geluk meer. Ook waar onrecht en twist heerst, daar komen ze niet of gaan er vandaan. Daarom vliegt de zwaluw na de terugkeer in de lente dadelijk naar zijn oude nest om te kijken of alles daar nog goed gaat. Daar gaat ze heen en komt pas terug als ze met de nestbouw gaat beginnen.
(e) Het zijn vogels van Maria, Duitse Muttergottesvogel en de Herrgottvogelein. Dood deze vogeltjes en je vee krijgt ongeluk of er komt bliksem. In West Vlaanderen wordt het de vogel van Onze Lieve Vrouw genoemd omdat ze omstreeks mei, de maand van Maria, verschijnen en met Maria Geboorte, 8 september, weer vertrekken. Die dag is bekend als zwaluwenafscheidsdag.
(b) ‘wordt een jonge zwaluw van het eerste broedsel en voor de eerste volle maan levend opengesneden dan vind je in de maag twee steentjes’ Dioscorides weet te melden: ‘De jongen uit de eerste broedsel hebben een twee steentjes in de maag. Bind ze in kalfs- of hertenhuid en leg die op de naakte arm, dan helpt dit tegen epilepsie. Op sommige plaatsen werken ze ook tegen zwaarmoedigheid, geheugenloosheid en hoofdpijn.
(c ) Onder het vliegen vangen ze insecten en eten die al vliegend op.
(d) Als in het najaar de insecten minder worden, maken de zwaluwen zich gereed om te vertrekken. Ze verzamelen zich op de vorsten en goten van huizen. Verscheidene dagen vliegen ze rond totdat er een frisse noordenwind waait waarop ze besluiten de reis aan te vangen. Ze vertrekken naar een ander land in de winter of slapen onder water tot de lente. Ze komen ook vaak samen in het riet die onder hun last wel eens tot op het water doorbuigt, tot ze door het gewicht brak en de vogels in de rivier vielen. Dat werd vergezeld door hun klaagzang die wel een kwartier duurde. Daaruit ontstond waarschijnlijk het algemene geloof dat de zwaluwen in verstijfde toestand in het water en aan de rivieroevers overwinteren.
(e) Vooral werden ze gebruikt om de ogen beter te maken. De Grieken en Romeinen zagen haar als scherpziend dier en meenden dat de ogen onverstoorbaar waren.
Dit zien we ook bij het kruid
Chelidonium, de stinkende gouwe. De plant voert de naam naar het Griekse chelidon: een zwaluw. Een betekenis tussen plant en vogel probeert Plinius te doorgronden als hij fabelt dat de zwaluwen met hun bloemen het gezichtsvermogen herstellen. Het verhaal van de zwaluw is vreemd, maken we Plinius verhaal echter af dan vermeldt hij ook dat de plant bloeit met de komst van de zwaluw en verdwijnt met hun vertrek. Theophrastus vertelt dat de chelidon bloeit als de zwaluwwind blaast. Resumerend zou men aannemen dat de seizoeninvloeden het origineel was van de naam en de meer interessante fabel een later sprookje.
Isida na dat icket weet es diemen isuoghel heet van plumen van sconre maniere groene gheleu root menghertire 7005sietmen dar vp die sonne bliken si dinken den safire gheliken vanden voeten neuet nemme dan crumme clawen alleene twe sijn beckelkin es curt ende recht 7010an uisscelkine ineret hem echt dies eist gherne den watre bi jn derde so broeden si dar si hole metten becken maken entie arde hute trecken 7015van desen uoghele segghen liede dat ic uoer waer niet bediede ende inne weet oft es gheloghen es hem sijn uel af getoghen ende an enen wech isleghen 7020dattet alle iare sal pleghen te vermutene inder ghebare recht oft uoghelijn leuende ware |
64. Isida, naar dat ik het weet, is die men ijsvogel heet. Van pluimen van schone manieren groen, geel, rood in velerlei 7005 ziet men daar in de zon blinken ze denken de saffier gelijk. Aan de voeten heeft nimmer dan kromme klauwen alleen twee. Zijn bekje is kort en recht 7010 van vissen voedt het zich echt dus is het graag het water nabij. (a) In de aarde zo broeden zij daar ze holen met de bek maken en de aarde uittrekken. 7015 (b) Van deze vogel zeggen lieden dat ik voor waar niet bedien en ik niet weet of het is gelogen is hem zijn vel afgetrokken en aan een wig geslagen 7020 dat het alle jaren zal plegen te vernieuwen in de gebaren echt of het een vogeltje levend ware. |
Alcedo atthis, L. In vroegere, oude tijd, toen het blauwglanzende ijzer diende om er sieraden van te maken is de blauwglanzende vogel daarnaar genoemd. Naast oud-Hoogduits Isarnovogal en Isarno, komt Angelsaksisch isern: de ijzeren, naast amarvogal en amero, voor. Toen de kleur bij het ijzer verdween werd isarno, onder invloed van het geleerde bericht dat de alcedo in de winter broedt, omgevormd tot is-aro: ijsaar (arend) waarbij op de roofvogelachtige wijze waarop de vogel vissen vangt een vergelijk gezocht werd. Het midden-Hoogduits Isvogel werd tot voorbeeld van onze ijsvogel in Duits Eisvogel, in Deens isfugl en in Zweedse isfagel. Engelse king-fisher, van Saksisch cyning, wat koning of chef betekent, of halcyon. Het is een echte visser, de Martin pecheur van de Fransen.
(a) De ijsvogel legt zijn eieren in tunneltjes die het zelf uitgraaft langs de oevers van een stroom, die kan van een halve tot een hele meter diep zijn.
(b) ԁls je een dode ijsvogel aan een draadje ophangt zal die als een kompas of zeilsteen naar het noorden wijzen of, naar een andere mening, met zijn borst de heersende windrichting aanwijzen’. Turn their halcyon beaks with every gale,’ en draait als een weerhaan rond’. King Lear ii, 2, 84. Hang hem op aan de mast om de windrichting te bepalen.
Na hun dood gaan ze niet tot ontbinding over maar als ze aan de snavel opgehangen worden zullen ze jaarlijks ruien en dan een nieuw verenkleed krijgen. Zie 13.
Isopis es .i. uoghel mede die oec gherne sine stede 7025nemet bi lopenden waterkinen om te vane uisscelkine een deel swart vpten start dat dicken up ende neder vart met sinen starte so slaet dart siet 7030al pipende so vart dit ende meent de ghene wel die in dese werelt fel die onghestade es als de beke hem gheneren sondeleke 7035ende veruart sijn in haren sin want si niet ter werelt in winnen dat ghedurech si dies beuen si dicken bedi nochtan darme lijfnere 7040dar si an legghen hare ghere doen se minnen de lopende beke dar si in leuen sorgheleke j. gaet hute hort hier naer voghele namen die sijn in .k |
65. Isopigis is een vogel mede die ook graag zijn plaats 7025 neemt bij lopende watertjes om te vangen visjes. Een deel zwart op de staart dat veel op en neer gaat met zijn staart zo slaat het daar het zit 7030 al fluitende zo vliegt dit. En bedoelt diegene wel die in deze wereld is fel die ongedurig is als de beken en zich voeden zondig 7035 en bang zijn in hun geest wat ze niet de wereld in winnen dat gedurig is dus beven ze vaak, o wee! Nochtans de arme lijfeigenen 7040 daaraan leggen hun verlangen. laat ze minnen de lopende beken waar ze in leven zorgelijk. j gaat uit hoort hierna vogelnamen die zijn in k. |
Ekster of kwikstaart?
7045Kyliodomos lesen wi es een uoghel in endi tert dat hi ter werelt bart vlieghet hi ter sonnen wart jn toestene dar soe vp vart 7050ende alsoe kert ten westenen wart so kert hi hem mede al daer ijn leuen dat nes mar .i. iaer binnen den iare heri steruet wint hi .ij. ionc dus ne uerderuet 7055sijn gheslachte niet al dan sijn ulesch es ghesont elken man ets goet ieghen tgroot euel geheten want et uerdriuet als wijt weten ende ieghen menech euel groot 7060so est arde goet ter noot |
66. 7045 Kiliodromos lezen wij is een vogel in Indi. Ten eerste dat hij ter wereld komt vliegt het zon waarts in het oosten, daar ze opgaat 7050 en alzo keert het ten westen waart, dan keert hij zich mede al daar. Zij leven dat is maar een jaar binnen het jaar eer hij sterft wint hij twee jongen, dus niet verderft 7055 zijn geslacht al uit dan. Zijn vlees is gezond voor elke man het is goed tegen het epilepsie gegeten want het verdrijft het, zoals wij het weten, en tegen menig euvel groot 7060 zo is het erg goed ter nood. |
Een soort Feniks.?
Kym spreket aristotiles dat .i. groot starc uogel is entie ghene felleit heuet els dan hi bi proien leuet 7065ghedoghech es hi oric spreken den uoghelen die up hem steken narenst es hi ende goet om te uoedene sijn broet ende andre uoghelen ionc mede 7070want enen aren vintmen van quader zede die tilike als men spreket sine ionc vte sinen neste steket want si hem vernoien te voedene te bewarne ente behoedene 7075kimme ontfarmets alsise siet cranc ende voetse al sonder danc ay ghi edele riddren ghi heren an desen vogel soudi leeren ghi leuet bider proien mede 7080dats bider armer liede lede ne sijt niet onnouesch inder proie ne uerlieset niet die langhe ioie vander werelt ere cranc verdraghet dit arem uolc imanc 7085alse kim doet dar wi af spreken den uoghelen die up hem steken voedet oec na des uogels sede verdreuene arens ionghe mede dat sijn elpelose edelinghe 7090elpet datmense dar toe bringhe dat si niet ne comen te valle dat sijn doghede dar gi alle bi soudet regneren emmermeere voer gode ende in der werelt ere |
67. Kim, spreekt Aristoteles, dat een grote sterke vogel is en die geen felheid heeft anders dan dat hij van prooien leeft. 7065 Deugdzaam is hij, hoor ik spreken, de vogels die op hem steken. Naarstig is hij en goed om te voeden zijn broed en andere vogeljongen mede. 7070 Want een arend vindt men van kwade zede, de al gauw, zoals men spreekt zijn jongen uit zijn nest steekt want ze vermoeien zich ze te voeden en te bewaren en te behoeden. 7075 Kim ontfermt zich over hen als hij ze ziet zwak en voedt ze al zonder dank. Aai! gij edele ridders, gij heren van deze vogel zou u leren gij leeft van prooien mede, 7080 dat is bij de arme lieden leden nee wees niet onhoffelijk in de prooi ge verliest niet die lange vreugd van de wereld eer die is zwak verdraagt dit arm volk algemeen 7085 zoals kim doet, waar we van spreken, de vogels die op hem steken. voedt ze ook naar de vogels zede verdreven arendsjongen mede dat zijn hulpeloze edelen 7090 helpt dat men ze daar toe brengen dat ze niet komen te vallen dat zijn deugden, daar gij alle bij zou regeren immermeer voor God en de wereld eer. |
Aquilegia clanga, Pallas, (klinken, het geluid) is de bastaardarend of grote schreeuwarend, Duitse grosser Schreiaredler, Engelse spotted eagle en Franse aigle criard. Zijn stem lijkt op het blaffen van een hond.
‘Mocht het toch gebeuren dat de adelaar drie jongen heeft gooit ze een jong uit het nest vanwege het probleem met voeden. Maar een vogel die Ossifraga (zie 2, of Fulligo, Fulica is de meerkoet, onwaarschijnlijk) genoemd wordt voedt het jong die de adelaar weggegooid heeft, vandaar bastaardarend. Of het is de zeearend, daarvan werd gedacht dat het geen soort van zichzelf is, maar mongrool die uit diverse soorten ontstaan.
De zeearend werd ossifragi genoemd wat ‘beenbreker’ betekent omdat ze beenderen van hoog laten vallen en zo breken. Dit slaat misschien op de lammergier. Veel lammergieren laten beenderen te pletter vallen. Daarom noemde men ze in de oudheid ossifragus en heten ze in Spanje nog quebranta-huesos, wat alle twee beenderenbreker betekent.
7095Karolus es bekent een uoghel van orient scalc alse aristotiles seghet die gherne der ledecheiden pleghet ende gherne ne winnet hi ionghe niet 7100doch omme dat nature ghebiedet so notet hi te somegher stont ende alse die zoe danne vort comt dat soe met eieren es beuest leghet soese in wilder duuen nest 7105dus moet die duue uoeden daer dat hare niet bestaet .i. haer |
68. 7095 Karkolas is bekend een vogel van de Oriënt. Schalks, zoals Aristoteles zegt, die graag ledigheid pleegt en graag nee wint hij jongen niet 7100 maar omdat natuur gebiedt zo paart hij in sommige tijden en als ze zij zo merkt dat ze met eieren is bezet legt ze die zo in een wilde duivennest 7105 dus moet de duif voeden daar dat van haar niet is. |
Cuculus canorus, een koekoek soort?
Komor spreket aristotiles dat in arabia .i. uoghel es ende es .i. bosuoghel die mest winnet 7110val allen uoghelen diemen kinnet want .v. waruen iofte .vi. int iaer wint hi ionghe dat es waer ende dit ne doet gheen ander el ende dits te wonderne also wel 7115dat hi ghene vrucht ne winnet heri in den hemel kinnet sterren risen die die macht hebben van te gheuene dracht ende alsi die sterren siet risen 7120so noet hi na sire wise |
69. Komor, spreekt Aristoteles, dat in Arabië een vogel is en is een bosvogel die het meest wint 7110 van alle vogels die men kent want vijf of zes maal in het jaar wint hij jongen, dat is waar, en dit doet geen ander els. En dit is te verwonderen alzo wel 7115 dat hij geen vrucht wint eer hij de hemel kent sterren rijzen die die macht hebben van te geven dracht en als hij die sterren ziet rijzen 7120 dan paart hij naar zijn wijze. |
De oerkip? Zie 54 .
Kyces spreket aristotiles dat oec mede .i. uogel es die menegherande soen gheuet vt want elkes daghes verwandelt sijn luud 7125van hare van wllen es sijn nest ende up hoghe bome gheuest ende dar ontoudet hi sijn broet alse die ekelen sijn ripe ende goet so gadert hi spise gnoech 7130tetene na sin gheuoech alse sine ionghe vp sijn comen so dat si doghen ter uromen houdensise ledech ende uoeden vader moeder ende broeden 7135die hem seluen dan van ouden voeden ne connen no ouden dorper mensche merc hier up wel hier gaet hute .k. ende gaet in .l. |
70. Kites, spreekt Aristotiles, dat ook mede een vogel is die veelvormig zo geeft uit want elke dag verandert zijn geluid. 7125 Van haar en van wol is zijn nest en op hoge bomen is gevestigd en daar houdt het zijn broed als de eikels zijn rijp en goed dan verzamelt hij spijs genoeg 7130 te eten naar zijn gevoeg. Als zijn jongen op zijn gekomen zodat ze deugen ter kracht houden ze hen vrij en voeden vader moeder, en broeden 7135 die zichzelf dan van ouderdom voeden niet kunnen of willen. Dorpse mensen, merk hier op wel! Hier gaat uit k en gaat in l. |
Vlaamse gaai? En dan Dendrocitta rufa, de boomekster, de kotri van Indië.
Larus alse de glose seghet 7140die up moyses boeke leghet es verboden in doude wet tetene van em es gheset dat hi proihet in sire ulucht beede int water ende in die lucht 7145ende bediedet den duuel wel die emmer hem allen es fel die willen leeden elech leuen dar si met gode omme sijn verheuen alse uogele in die lucht ulieghen 7150ofte weder si hem laten bedrieghen jn dit wandel ertsce goet dat bediedet es bider uloet vp hem allen groot ende cleene sethi sine proie ghemeene 7155die ertsche larus als diet al bringhen wille in sinen val |
71. Larus, zoals de glossaria zegt 7140 die op Mozes boeken ligt, (a) is verboden in de oude wet te eten. Van hem is gezet dat hij prooi vangt in zijn vlucht beide in het water en in de lucht. 7145 En betekent de duivel wel die immer hen allen is fel die willen lijden heilig leven waar ze met God om zijn verheven als vogels die in de lucht vliegen 7150 of weer ze zich laten bedriegen in dit wankele aardse goed dat betekent is bij de vloed op hen allen, groot en klein zet hij zijn prooi algemeen 7155 de aardse Larus, als die het al brengen wil in zijn val. |
Larus argentatus, Pontoppidan. (Grieks laros; gulzige zeevogel, en zilverachtig) Zilvermeeuw, Duitse Silbermowe, Engelse herring gull en Franse goeland argente. Het is de meeuw die de boot volgt en op vuilnishopen voorkomt. Deze meeuw rooft ook van collega meeuwen de eieren en zelfs van andere vogels maar ook muizen en kikkers.
(a) De onreine vogel van Levit. 11 en Deut. 14; 15, mogelijk is het een naam voor zeevogels in het algemeen en zeemeeuwen in het bijzonder.
Pluvialis apricaria, L. (van apricor: zich in de zon koesteren) (Charadius pluvialis) Goudpluvier of goudenregen fluiter, Duitse Goldregenpfeifer of Goldkiebis, Franse pluvier dore, Engelse golden plover. Lucidus: oplichtend.
Het zijn vogels van de toendra’s en moerassen. Caladrius is genoemd door Aristoteles en het verschijnt in twee passages van de Pentateuch. Plinius zegt: in de Hercynian wouden van Germanië hebben we gehoord dat er vreemde soorten vogels zijn wiens veren als vuur schijnen in de nacht’.
Lucina als ons doet verstaen sente ambrosius van melan es .i. uoghelkin dat broet sine eier nachts ende behoet 7175ende singhet dien nacht al dure enture sonder slapen dats sine nature oec scinet ofte sente ambrosius sprake dattet singhet om die sake om dat met sinen soeten sanghe 7180sijn broet leuen der af ontfanghe endit te wonderne seere ende niet te twifelne min no mere want menech mester ende sente agustijn seghet houer waer fijn 7185dit selue mede vanden lione dit wille die nature doen |
73. Lucina, als ons doet verstaan Sint Ambrosius van Milaan. is een vogeltje dat broedt zijn eieren ‘s nachts en behoedt 7175 en zingt die nacht al door en door zonder slaap, dat is zijn natuur. Ook schijnt het, zoals Sint Ambrosius sprak, dat het zingt om die zaak omdat met zijn zoete zang 7180 zijn broed het leven daarvan ontvangt. En dit is te verwonderen zeer en niet te twijfelen min of meer want menig meester en Sint Augustinus zegt het voor waar te zijn 7185 dit zelfde mede van de leeuw dit wil de natuur doen. |
Luscinia luscinia, L. Noorse nachtegaal of filomeel, midden-Nederlands nachtegale, oud-Engels nihtegale (nu nightingale) oud-Saksisch en oud-Hoogduits Nahtigala wat nachtzanger betekent, galan is zingen, zie galm en gillen (nu is het die Nachtigall) dat van West Germaans nahtagalon, nachtzanger komt.
Het Franse woord rossignol doet aan de roestbruine kleur denken, maar komt uit Latijn luscina.
Vergilius, Georgica IV, 511-515, verhaalt van een nachtegaal die in rouw jammert onder de schaduw van de populier omdat ze het verlies van haar jongen betreurt die een ruwe ploeger ontdekt had en nog onbevederd uit het nest had getrokken. Zij weent de hele nacht lang en hurkt op een twijg hernieuwt ze telkens haar klagende melodie die de omgeving vervult met haar droeve klacht. Zie 104.
Lunacos spreket aristotilus es .i. uogel sijt ghewes die seere scarp es in sijn sien 7190derre manieren vogele plien er hare ionc plumen beghinnen dat si die clareit vander sonnen keren omme te siene der in ende wel hare die meer ofte min 7195sine hoghen tranen clene of groot hi moeter omme coren de doot dandre uoeti so hi mach best bider ze so es sijn nest want hi hem bider ze ghenert 7200dar hi uisscelkine vertert ende alsi bouen anget in de lucht die uoghele onder ebben vrucht risen si dat mense vanghe ende duken int water so langhe 7205dat si verdrinken ende bouen driuen die heti dan dus horent wijt scriuen dit scinet een deel openbare oft erande haren waren |
74. Linacos, spreekt Aristoteles. is een vogel, dit is gewis, zeer scherp is in zijn zien. 7190 (a) Dergelijke soorten vogels plegen eer hun jongen pluimen beginnen dat ze die in de helderheid van de zon keren om te zien daarin en wel hierom meer of min 7195 zijn ogen tranen, klein of groot hij moet erom kiezen de dood de andere voedt zo hij mag best. Bij de zee is zijn nest want hij zich bij de zee geneert 7200 waar hij vissen verteert. (b) En als ze boven hangen in de lucht die vogels onder hebben angst vrezen ze dat men ze vangt en duiken in het water zo lang 7205 dat ze verdrinken en boven drijven die eet het dan, aldus horen wij schrijven dit schijnt een deel openbaar of een soort arend was. |
Haliaeetus albicilla, L.Halis; zon, aietos; adelaar, en witstaart. Zeearend, witstaart, Duitse Seeadler, Engelse white tailed eagle en Franse pygargus a queue blanche of aigle pygargue. De naam witstaart, naar de zuiver witte staart, komt overeen met het Franse pygargue.
(a) zie 2. ‘Er is een soort adelaar die zeer scherp van gezicht is en die neemt haar jongen in haar klauwen en laat ze even naar de zon kijken, voordat hun vleugels volgroeid zijn. Als de jongen niet stijf en strak naar de zon kijken slaat ze hen of verjaagt ze uit het nest en verzorgt ze niet verder.
(b) Deze arend wiekelt in de lucht. Het is een hoogst bekwaam visser die uit de lucht de grootste vissen kan zien en dan op hen neerschiet om ze met zijn forse klauwen te bemachtigen, hij stoot door tot in het water.
Van de visarend werd gedacht dat hij de vis zo bang maakte en afschrikte dat als hij over de wateren vloog de vissen zich omdraaiden en als dood bleven liggen en zo een gemakkelijke prooi vormden. Shakespeare noemt de macht van de vogel op een gewone manier in Coriolanus iv, 7, 34; ‘I think heլl be to Rome’. ‘Voor Rome blijkt hij
As is the osprey to the fish, who takes it’’as voor de vis de waterarend, grijpend’
By sovereignity of nature’’wat zelfs als prooi zich biedt’.
Dit idee komt niet van de ouden. Aristoteles zegt meerdere malen dat de visarend bidt op zeevogels. Plinius zegt hetzelfde, maar voegt toe dat de zeearend in het water duikt om vis te vangen, niets dus over betoveren. In de 16de eeuw wordt vermeld dat de hengelaars hun aas met zeearendvet insmeren en denken dat het aas dan beter is. Dit vanwege het feit dat de visarend dat boven in de lucht doet en de vissen daaronder dan hun witte buiken tonen, zodat dit ook effect zal hebben.
Lagepus mach int latijn 7210in onse dietsch haseuoet sijn want dar si in de plumen staen sijn si alse aseuoeten gedaen des uogels uoete sekerlike dits de scuwt properlike 7215beede in haghen ende in holen leeti sijn droeue lijf uerstolen ende hetet sine proie alleene men vintse wel na alleghemeene bi na alse groot alse die haren 7220ende met plumen seere verladen si sijn oec geornet mede want sijn vp sien es wonderlichede sijn oghen root alst ware .i. brant ende hi es alre uoglen viant 7225want si na hem stekens plien omme dat sine dages selden sien hier gaen ute namen in .l. van .m. uerstaet die namen wel |
75. Lagopus mag in het Latijn 7210 in ons Diets hazenvoet zijn als waar ze in de pluimen staan zijn ze als hazenvoeten gedaan. De vogel voeten zeker dit is die schuwt eigenaardig. 7215 Beide in hagen en in holen ligt zijn droevig lijf verborgen en eet zijn prooi alleen. Men vindt ze bijna algemeen bijna alzo groot als de arend 7220 en met pluimen zeer beladen. Ze zijn ook gehoornd mede want zijn opzien is een wonderlijkheid. Zijn ogen rood als ware het een brand en hij is alle vogels vijand 7225 want ze naar hem steken plegen omdat ze het op de dag zelden zien. Hier gaan uit namen in l, van m verstaat die namen goed. |
Lagopus lagopus, L.(hazenvoetachtig) Moerassneeuwhoen, Duitse Morschneehuhn, Engelse willow grouse en Franse lagopede blanc. Komt in N. Europa en N. Azië voor.
Witte vleugels en zwarte staartveren, in de winter zuiver wit. De mannetjes hebben boven het oog een kale rode vlek. In N. Engeland heeft men een verwante vorm, scoticus, die bruine slagpennen heeft en geen wit winterkleed. Boven het oog bevindt zich een havemaanvormige naakte plek die in de voortplantingstijd bijna kamvormig opzwelt en een karmijnrode kleur krijgt. Ze staan wat grootte betreft tussen de korhoen en patrijs.
Miluus alse wi wanen wale 7230es ene wwe in onse tale crumbeckede ende crum van uoeten mare niet scalxs dar si ghemoeten hennen kiekine ende vogelkine dar na doen si hare pine 7235dinc die niet mach comen te baten diemen hute werpet vpter straten dar af maken si hare spise plinius scriuet die wise dat hare leure draghet medicine 7240die wwe pleget bout te sine jeghen vogelkine cleene ende bloode iegen dandre ghemeene so uliet den cleenen spareware ende dits wonder van hare 7245aristotiles die seghet dat erande wouwe pleghet jn die ioghet van hare ioien dat soe uaet uogelkine in proien darna croenien dar na vlieghen 7250jnt hende steruet soe sonder lieghen van ongre die hare gaet an om dat soe hare niet ineren can |
76. Milvus, als we wanen wel, 7230 is een wouw in onze taal. Kromme bek en krom van voeten maar niet schalks daar ze ontmoeten hennen, kuikens en vogeltjes daarna doen ze hen pijn. 7235 (a) Dingen die niet mogen komen te baten, die men uitwerpt op de straten daarvan maken zij hun spijs Plinius schrijft, die wijze dat hun lever draagt medicijn. 7240 De wouw pleegt dapper te zijn tegen vogeltjes klein en bang tegen de andere algemeen zo vliedt het de kleine sperwer en dit is een wonder van haar. 7245 Aristoteles die zegt dat een soort wouw pleegt in de jeugd van haar vreugde dat zo vangt vogeltjes in prooi, daarna krengen en daarna vliegen 7250 op het eind sterft ze, zonder liegen, van honger die haar gaat aan omdat ze zich niet voeden kan. |
Milvus milvus, L. Wouw of milaan, midden-Nederlands wouwem en wuwe, oud-Hoogduits Wiwo en Wio (nu Weihen en Weih) De vogelnaam betekende oorspronkelijk jager. Engels kite, oud-Engels cyta.. Franse milan royal, Duitse roter Milan.
Het is een indrukwekkende vogel van vijf en zestig tot zeventig cm lengte en hier zijn mannetjes en vrouwtjes even groot. Ze hebben honderd veertig tot honderd vijftig cm vlucht, vijftig cm vleugellengte en acht en dertig cm staart lengte. De staart is wel tien cm diep gegaffeld.
(a) Als de aasgieren genoeg gegeten hebben komt de wouw in groepen aangevlogen voor de restanten. Het bedelen zit hen in het bloed. Dat doet hij bij edelvalken die, om van het gezeur af te zijn, hun buit hem laten en een andere buit opzoeken. Behalve dood aas neemt hij ook levend gedierte dat vooral bij het water te vinden is, ratten, mollen muizen, kikkers en ook slangen zijn hem welkom. Hij ligt op de loer om wilde vogels te pakken en pakt graag kuikens en eet kadavers en onzuivere zaken. De vogel is in de vijftiende en zestiende eeuw talrijk geweest in de grote stad Londen. Dat kwam omdat daar eerst nog geen stadsreiniging was en het afval vooral van slagerijen gewoon op straat werd gesmeten. Toen liet hij zich door kinderen uit de hand voeren. Toen Londen een stadsreiniging kreeg was zijn gouden tijd voorbij.
Evenwel al heeft deze vogel een groot lijf toch heeft hij geen groot en dapper hart en wijkt hij gemakkelijk en wordt door de valk gevangen. De koningswouw is allesbehalve een koninklijke vogel omdat hij traag, tamelijk log en afschuwelijk lafhartig is. Zijn naam wijst op de rol die hij vroeger speelde bij het vluchtbedrijf. De jacht met de valk op de koningswouw was een strijd waarbij beide strijders zich zeer hoog in de lucht verheffen wat een groots schouwspel opleverde, vorsten en groten waren er zeer op gesteld. Het was een kostbaar vermaak omdat de koningswouw in vele streken niet voorkomt zodat het veel moeite kostte het nodige aantal exemplaren te vangen en naar het jachtveld te vervoeren waar ze gelijk met de valk werden losgelaten.
Elanus melanopteris is de zwartvleugelige bastaardwouw, maar heeft oranje gele voet.
Melancorfus als ons seget plinius dart ware in leghet es .i. uogelkin niet groot dat seere wasset in sijn ghenoet 7265want bouen .xx. winnen si al ende emmer onneffene int ghetal so nerenst so nes voghelijn omme te voedene die kinder sijn dat machmen an die meneghe sien 7270want alsi te ulieghene plien ende si uolghen huten neste der moeder sijn si uort ten besten ende volghen na hare wise vader ende moeder om hare spise 7275met ere arde groter scare alse oft ene scole uoglen ware dese sijn in proien gegeuen starken uoglen diere bi leuen |
78. Melancorifus, als ons zegt Plinius, daar het ware in ligt is een vogeltje niet groot dat zeer groeit in zijn paren 7265 want boven twintig winnen ze al en immer oneffen in het getal. Zo vlijtig is dit vogeltje om te voeden de kinderen van hem dat mag men aan de menigte zien 7270 want als ze te vliegen plegen en ze vliegen uit het nest de moeder zijn ze voort ten besten en volgen naar hun wijze vader en moeder om hun spijs 7275 met een erg grote schaar alsof het een school vogels was. Deze zijn tot prooi gegeven sterke vogels die er van leven. |
Tot de pluimhoenderen, die ook wel tot de pauwvogels behoort, heeft een nauwe verwant, Ceratornis melanocephala, de jewar.
Morpex es .i. swart uoghel 7280an plumen an becke ende an ulogel van clawen scarp ende van becke een bastart haren eist als icket mecke hi ghenert hem in riuieren an visschen na sire manieren 7285al ghenert hi hem int water best vp bomen nochtan maket hi sijn nest ende uoedet met visschen sinen ionghe ende alsi comen ten heersten spronghe om te vlieghene sijn si verladen 7290so ontsiensi hare scaden dat si vt werpen hare spise om te ulieghene in lichter wise dies niet ne doen bliuen so swaer datmense dicken vaet al daer 7295sulke vindemen alsment weet van naturen alse heet dat si in couder wintertijt ondoen hare uloglen wijt ende vercoelen hem in den wint 7300hare drec es so heet alsemen vint datter groene bome af verdroghen dit machmen merken ende goemen |
79. Morpex is een zwarte vogel 7280 van pluimen, van bek en van vleugel van klauwen scherp en van bek, een bastaard arend is het, zoals ik het merk. Hij voedt zich bij rivieren met vissen naar zijn manieren, 7285 (a) al voedt hij zich in het water best op bomen nochtans maakt hij zijn nest en voedt met vissen zijn jongen. En als ze komen voor de eerste sprong om te vliegen, zijn ze verladen 7290 zo ontzien ze hun schade dat ze uitwerpen hun spijs om te vliegen in lichtere wijze die het niet doen, blijven zo zwaar dat men ze veel vangt al daar. 7295 (b) Sommige vindt men, zoals men het weet, van naturen alzo heet dat ze in koude wintertijd openen hun vleugels wijd en verkoelen zich in de wind. 7300 Hun drek is zo heet, als men vindt. dat de groene bomen daarvan verdrogen dit mag men merken en getuigen. |
Phalacrocorax carbo, L. ‘Grieks phalakros: kaalkop, corax: raaf of kraai, carbo; koolzwart (Carbo cormoranus) Aalscholver, schollevaar of waterraaf, midden-Noord-Duits scalvaron: waterduiker. Waarschijnlijk is dit uit ouder schorver ontstaan, vergelijk oud-Hoogduits scarba, oud-Engels scraeb en oud-Noors skarf. Het dier is zo genoemd naar zijn hees geschreeuw. Engels cormorant, Duitse Kormoran, Franse cormoran moyen of grand cormoran, wat afgeleid is van Corvus marinus: zeeraaf.
(a) Als nachtkwartier dienen de in het binnenland staande hoge bomen, diezelfde bomen worden later als broedplaats gebruikt. Dei sterven af door de drek. Hun vraatzucht is grenzeloos groot. Ze eten net zoveel vis als een mens of pelikaan wat weer even vlot wordt uitgescheiden. Op zee slapen ze op rotsachtige eilanden waar ze een vrij uitzicht hebben naar alle kanten en gemakkelijk af en aan kunnen vliegen. Zulke eilanden zijn reeds op een afstand zichtbaar aan de witte laag drek waarmee deze vogels het bedekt hebben. Soms is dit vijftig meter hoog. Dat zal op den duur een goede guanolaag vormen, mits het klimaat wat minder regenachtig was zoals in Peru waar de zon het uitdroogt. Die laag werd vroeger veel als meststof gebruikt omdat het veel fosfaat bevat.
Op reeksen staan ze gerangschikt en ongeveer in de trant van een troep soldaten zitten de zwarte vogels in schilderachtige houding op de rotspunten en kijken allen in dezelfde richting, namelijk de zee. Slechts weinigen zitten onbeweeglijk, ieder beweegt minstens een lichaamsdeel. Het kwispelen en waaien met de vleugels houdt soms meer dan een kwartier aan en heeft blijkbaar tot doel om de veren geheel te drogen.
Menedides als ict beuant sijn uoglen in egipten lant 7305alse isidorus doet verstaen die die name ebben ontfaen van menoene den here groot die wilen bleef uoer troien doot want si comen gheuaren 7310hute egipten met groter scaren dar troien stont als men noch seghet dar menon begrauen leghet ten vichten iare dits ghene saghe ende ulieghen danne .ij. daghe 7315omtrent sijn graf ende upten darden gaet hare spel al buten varden want elc gaet daer den andren scoren ende striden dan sonder gheduren so datter uele bliuen doot 7320ende dits van uoglen wonder groot |
80. Mennonides, als ik het vond, zijn vogels in Egypte land, 7305 als Isidorus doet verstaan, die die naam hebben ontvangen van Memnon, de heer groot die wijlen bleef voor Troje dood. Want ze komen gevaren 7310 uit Egypte met grote scharen waar Troje stond, zoals men noch zegt. waar Mennon begraven ligt. Te vechten daar, dit is geen sage, en vliegen dan twee dagen 7315 omtrent zijn graf en op de aarde gaan hun spel al buiten vrede want elk gaat daar de ander verscheuren en strijden dan steeds door zodat er vele blijven dood 7320 en dit is van vogels wonder groot. |
Phoenicopterus ruber, (rood) De Griekse naam van de flamingo is op de kleur van de vleugeldekveren gegrond. De bij Aristoteles voorkomende naam ‘Phoinikopteros, betekent purpervleugel. De Romeinen namen deze naam over en de Fransen werden door dezelfde beweegreden geleid toen zij de vogel flamant rose noemden, (oorspronkelijk flammant) wat in Duits Flamingo, Flaming en Flamant werd en in Engels flamingo. (Of de kraan Grus grus) Vooral in de broedtijd vertonen ze een opwindende dans. Met korte en stijve pasjes lopen ze met half uitgespreide vleugels om elkaar heen, soms buigend en zich weer uitstrekkend. Hoe hoger ze opspringen hoe sneller de dans gaat. Soms vliegen ze wel vijf meter op om dan weer langzaam naar beneden te zakken. Soms slaat en hele groep aan het dansen, ook de jongen. Homerus vermeldt dat ze trots zijn, Ilias II 469. In III 8 wordt het optrekken van de legers der Grieken en Trojanen beschreven. Tegenover de zwijgend opgetrokken Grieken worden de Trojanen gesteld die op schreeuwende kraanvogels lijken. De indruk wordt gewekt van ‘Veel geschreeuw, weinig wol’ Men zegt dat hij Palamedes vogel genoemd wordt omdat die in de Trojaanse oorlog de slagorde van de kranen geleerd heeft.
De bioloog Cuvier identificeerde de memnonsvogel met de kemphaan. De geschiedenis van Memnon zou de massale schijngevechten moeten verklaren die deze vogels uitvoeren als baltsritueel.
Mulder: Toen het lijk van koning Memnon werd verbrand, zou hij door zijn moeder Aurora veranderd zijn in een vogel. Uit zijn as vlogen andere vogels op, de memnonides, die ieder jaar uit Ethiopië naar Troje trokken en boven de tombe van Memnon met elkaar vochten. (Zie OvidiusՠMetamorphosen, 13, 600 en 617.) De geschiedenis van Memnon zou de massale schijngevechten moeten verklaren die deze vogels uitvoeren als baltsritueel.
Mauca dats der mewen name een uoghel esset ombequame al es soe gheplumet wel na hare macht so es soe fel 7325bi uisschen leuet soe inder ze maer ne gheene dinc begert soe me tetene dan van enen uerdronkenen man so ontgont soene andie oghen dan alse .i. storem naken sal 7330so roepen si ende maken ghescal ende dat comet hem al van ioien om dat si hopen der proie |
81. Meauca, dat is de meeuwen naam, een vogel is het onbekwaam al is ze zo gepluimd goed. Naar haar macht is ze zo fel 7325 van vissen leeft het zo in de zee maar geen ding begeert ze meer te eten dan van een verdronken man ze begint zo aan de ogen dan als een storm naken zal 7330 dan roepen ze en maken geschal en dat komt hen al van vreugde omdat ze hopen op prooi. |
Larus hyperboreus, Gunn.(bewoner van het hoge noorden) (Larus glaucus, L. (blauwachtig) De burgemeester, in Fries iiskob, Duitse Eismowe, Engels glaucous gull, Franse goeland bourgmestre.
Een 70cm lange meeuw, lijkt op de zilvermeeuw maar heeft geen zwart in de slagpennen. Vliegt langzaam en zwevend, als een arend, deze vergezelde als echte veelvraat walvisvaarders. Meeuwen leven van zeevis, ԭaar er is geen prooi waar ze meer op belust zijn dan drenkelingen, die ze altijd eerst de ogen uitpikken. Als er storm op komst is, krijsen ze verheugt bij het vooruitzicht van prooi’.
Merelus es des smerels name en uogelkin scone ende bequame 7335dapper stout ende seere snel ende cleinen uogelkinen fel het dar mere dinc bestaen dan sine macht mach begaen ende verwinnet met snelleden 7340ende met sire uromeliceden dicken ongelike dinc marc hier up edel ionghelinc stati tharte ter dogheden wart wes ter doghet coene ende onueruart 7345wel scalc si den riken vrecken die vpten dieren tijt mecken dats der armer tempeest dan wanen si emmer winnen meest dan so maken si hare ioie 7350doch werden si noch der viande proie got mach di wel van oghen saken met sire macht uerwinre maken |
82. Merelus is de merels naam. Een vogeltje mooi en bekwaam 7335 dapper, flink en zeer snel en op kleine vogeltjes fel het durft meer dingen te bestaan dan zijn macht mag begaan en overwint met snelheid 7340 en met zijn dapperheid vaak ongelijke dingen. Merk hier op, edele jongeling. staat je het hart ter deugdheden waart wees ter deugd, koen en onvervaard, 7345 wel schalks zijn de rijke vrekken die op de dure tijd mikken dat is de arme lieden tempeest dan wanen ze immer te winnen het meest dan zo maken ze hun vreugde 7350 doch worden ze noch de vijanden tot prooi, God mag je wel van hoge zaken met zijn macht overwinnaar maken. |
Turdus merula, L. (merel) is de merel, de Duitse Amsel, de Engelse blackbird en Franse merle noir.
Het zou oook een mees kunnen zijn. De merel komt een paar kapittels verder voor.
Of Turdus viscovrus, de grote lijster.
Mvscicapa dats .i. uoghel ende heuet plumen ende ulogel 7355naden laenre arde naer mar minder es hi wetet voer waer mere dandie duue oec es gheuoet ghebecket sijt seker des also alsmen die swalewe siet 7360ende oec uele mere niet traghe es hi in sire uloghe ende sijn ulieghen dat nes niet hoghe al heuet hem dit nature ontouden anders heuet soe hem gehouden 7365ende te sire lijfnere ghegheuen want onder alle voglen die leuen so nes der scrifturen cont dat enech heuet so widen mont na dien te siene dat hi es groot 7370enties heuet hi ulieghen noot want hi al bi ulieghen leuet ende gapet wide dar hise heuet so datter hem in die kele dicken te samene ulieghen uele 7375ende dies heetmenne muscicapa dats uliegheuangre in dietsch wel na |
83. Muscipia dat is een vogel en heeft pluimen en vleugel 7355 naar de leeuwerik aardig naar maar kleiner is hij, weet het voor waar, groter dan de duif ook is voeten, bek, zij het zeker dit, alzo als men de zwaluwen ziet 7360 en ook veel meer niet. Traag is hij in zijn vlucht en zijn vliegen dat is niet hoog. Al heeft hem dit natuur onthouden anders heeft ze hem zo gehouden 7365 en tot zijn voeding gegeven want onder alle vogels die leven zo de schriften vertellen dat enige hebben zo’n wijde mond naar zijn vorm dat hij is groot 7370 en die heeft de vliegen nodig omdat hij geheel van vliegen leeft en gaapt wijd daar hij ze ziet zo dat er hem in de keel veel tezamen vliegen veel 7375 en die heet men muscicapa dat is vliegenvanger in Diets bijna. |
Muscicapa striata, Pallas. (gestreept) Grauwe vliegenvanger, Duitse Grauer Fliegenschnapper, Engelse spotted flycatcher en Franse gobemouche gris.
De vliegenvanger is een kleine en weinig schuwe vogel die zich graag in de tuinen ophoudt en daar nestelt. De grauwe is grauw en wit getekend op de kop, het meeste muiskleurig en van onderen lichter dan boven. Een vrij brede en afgeplatte snavel die omgeven is door een stijve borstel. Zit op een takje en vliegt van daar telkens naar een vlieg, keert dan weer terug naar zijn standplaats.
Merops alse plinius seghet es .i. uoghel die des pleghet jn derde te broedene ende in holen 7380sesse uoete diep so dat hi verstolen sine ionc der onder uoedt tote dat si sijn te uliegene goet van plumen es hi en deel grau ende vpten rug kerende int blau 7385ende uoer die barst een deel root wit ande wamme ende niet wel groot |
84. Merops, zoals Plinius zegt, is een vogel die dit pleegt in de aarde te broeden en in holen, 7380 honderd tachtig cm diep zodat hij is verscholen zijn jongen daar onder voedt totdat ze zijn in het vliegen goed. Van pluimen is hij en deel grauw en op de rug kerend in het blauw 7385 en voor de borst een deel rood wit aan de buik en niet zeer groot. |
Merops apiaster, L. Bijenneter, Duitse Bienenfresser, Engelse bee eater, Franse guepier
Geelwit voorhoofd en kastanjebruine kop wat doorgaat op de bovendelen en op de vleugel gemengd met groen en zwart, gele hals, groene staart met in het midden langere pennen.
Een holenbroeder uit Z. Europa.
Merula dats der merlen name die soete singhet ende bequame alse die lentijn comen wille 7390vanden wintre swighet soe stille experimentator die seghet dat die merle diemen pleghet jn gaiolen te oudene stille dat soe ieghen naturen wille 7395vlesch sullen heten ente bet singhen ende dit selue sietmen wlbringhen der lewerken enter calandren ende oec someghen uoglen andren al es soe swart gherne soe badet 7400hare plumen streectsoe ende begadet alse ofte soe wilde wesen wit maer om niet so doet soe dit want sonder hare sanc alleene soe es in hare gnoechte cleene 7405jn ircania es soe wit vonden dat die moreie es nu bi stonden die merle ne can niet muten sonder anden becke buten pleget soe telken iare dit 7410dat hi werdet van ghelewen wit |
85. Merula dat is de merels naam die zoet zingt en bekwaam als de lente komen wil, 7390 in de winter zwijgt het stil. Experimentator die zegt dat de merel, die men pleegt in kooien te houden stil, dat ze tegen natuur wil 7395 vlees zullen eten en beter zingen. En dit zelfde ziet men wel doen de leeuwerik en calander en ook sommige vogels ander. Al is ze zo zwart, graag ze baadt 7400 haar pluimen strijk ze zo en begaat alsof ze wilde wezen wit, maar om niet zo doet ze dit want uitgezonderd haar zang alleen zo is in haar genoegen klein. 7405 In Yrcanie is ze wit gevonden dat is de Morei nu ter stonden, De merel kan niet ruien uitgezonderd aan de bek buiten pleegt zo elk jaar dit 7410 dat hij wordt van geel tot wit. |
Turdus merula. Merel of zwarte lijster. Oud-Hoogduits Amusla of Amsala (nu Amsel, Frans amsal en Engels ouse of ouzel) uit Angelsaksisch osle dat uit amsle stamt en dit uit Germaans amuslon en dat van Indogermaans ames. Dat woord kan via een andere kant op het Latijnse merula teruggevoerd worden, via oud-Frans merle kwam Engels merle, midden-Hoogduits heeft merlin en midden-Nederlands merle wat merel werd. Engelse blackbird en Franse merle noir.
Het is een vogel die graag een bad neemt. Kleurveranderingen vanwege de verwisseling met andere lijsterachtigen die hier op doortocht komen.
Monedula es der cauwen name van swarten plumen bequame seluer mint soe gelt ende goud ende dits bider naturen ghewoud 7415nochtan ne weet soe wat hare sal sonder dat soet decket al jn steden dart verholen blijft wel soe den urecken man bescrijft die swart es van wlen sonden 7420ende sine rikeit tallen stonden so decket dat hi uerliest der mede sijn ghemac sine salichede der werelt ere de minne ons heren men mach die cauwe spreken leeren 7425wilment pinen ionc bestaen soe wachtet nauwe der zonnen vpgaen ende groetse met hare sprake experimentator seit vremde sake dat couwen ulesch niet nes goet 7430want het thouet crouwen doet |
86. Monedula is de kauw naam van zwarte pluimen bekwaam. Zilver bemint, geld en goud en dit is van de natuur geweld 7415 nochtans nee weet zo wat ze mee zal uitgezonderd dat ze het bedekt al in plaatsen waar het verborgen blijft. Wel zo de vrekkige man beschrijft die zwart is van vuile zonden 7420 en zijn rijkheid te allen stonden zo bedekt dat hij verliest daarmee zijn gemak, zijn zaligheden de wereld eer, de minne van onze Heer. Men kan de kauw spreken leren 7425 wil men het pijnen met het jong te doen zo wacht nauw de zonsopgang en begroet ze met haar spraak. Experimentator zegt een vreemde zaak dat kauwen vlees niet is goed 7430 want het hoofd krabben doet. |
Corvus monedula, Vieill. (Corvus: raaf, monedula is Latijn voor kraai) (Colaeus monedula, L.) Kauw, kerkkauw of torenkraai, Duits Dohle, Engels daw of jackdaw, Franse choucas des tours.
Het is een slimme vogel en neemt dingen diefachtig weg en verbergt die op geheime plaatsen. Ze worden al jong uit het nest gehaald om ze te temmen. Die hechten zich spoedig aan hun meester maar hebben toch weer de dief- en moordachtige neigingen van de kraaien.
Mergus es de uogel godeweet diemen met ons dukerre heet jn marassche in riuieren wandelt hi na sire manieren 7435omme dat hi die vissche vaet langhe hi onder dat water gaet doch moethi weder in die lucht ende weder nemen sijn ademtucht hare ionc sijn so gedaen 7440terst datsi uten doppe gaen al uerliesen si vader ende moeder dat si hem sonder behoeder bedraghen connen ende gheneren ambrosius scriuet sonder sceren 7445dat alse die dukere te lande vliet ende hi roepende huter ze tiet dat sie uoerweten ende uoersien tempeest die dan sal gheschien te wintre alsi stille leghet 7450eist dat hi uets te wesene pleghet om dat hi minst danne ulieghet het ne si oec iofte die nature lieghet elc uoghel ulieghet meer int clare dan in die lucht dicke ende sware 7455voghele namen gaen hute in .m van .n. comen dandre na hem |
87. Mergus is de vogel, God weet die men bij ons duiker heet. In moerassen en in rivieren wandelt hij naar zijn manieren 7435 omdat hij de vissen vangt en lang hij onder het water gaat doch moet het weer in de lucht en weer nemen zijn ademzucht. Hun jongen zijn zo gedaan 7440 ten eerste als ze uit de dop gaan al verliezen ze vader en moeder dat ze zich zonder behoeder gedragen kunnen en voeden. Ambrosius schrijft zonder scherts 7445 dat als de duiker te lande vliedt en hij roepende uit gaat dat ze voorweten en voorzien tempeest die dan zal geschieden. In de winter, als het stil ligt 7450 is het dat hij vet te wezen pleegt omdat hij het minst dan vliegt het nee is ook of de natuur liegt elke vogel vliegt meer in het heldere dan in de lucht dik en zwaar. 7455 Vogelnamen gaan uit in m, van n komen de andere na hem. |
Met de naam duiker denken we aan Podiceps cristatus, L.de fuut, maar zijn vlees is niet eetbaar en vliegt weinig.
Mergus merganser, L. (Latijn mergus: duiker, anser: gans) is de grote zaagbek, zaageend, rosewaard, korporaal, boterbuik of duikergans, Duitse grosser Sager, Engelse goosander, Franse harle bievre. Alleen, de grote zaagbek broedt in het noorden, soms in N. Duitsland, Deense eilanden en Engeland. Vliegt zeer goed en duikt zeer goed.
Nisus dats die spareware onder dedele voghele .i. uogel mare want hi met proien hem ghenert 7460hine pleghet no begart [ghenen gheselle an sine side sulke wanen dat es van nide ende sulke dat hem doet houerde want hi den seghe alleene begherde] 7465ende ets te gheloeuene dat ic telle want hi ne wil gheenen gheselle ebben dan sines selues beiach gheselscap vliet hi nacht ende dach nochtan es dit uoer waer gheset 7470dat die spareware vaet sijn musschet ende dit spreket aristotiles dat ieghen die nature es van allen uoghelen ghemeene die hem met proien groot of cleene 7475gheneren dat hi vaet gheslachte dat hem bestaet mar die spareware es van desen onsculdech deser edeleden want hi proien up sijn ghenoot 7480scamedi mensce van scanden groot dat elc uoghel ende elc dier esset wreet ende onghier al eist dat bi proien leuet dattet den sinen urede gheuet 7485mar du entie spareware hebbet dese edeleit ommare die wilde sparewe pleghet an wintertijt als men seghet dat hi nauonts dat uoghelkin vaet 7490ende onder hem oudet dar hi staet om te vermane sine voete des morghens met goeder moete latijt quite varen ende vri een scone exemple dinket dit mi 7495ende houesch ende seere goet ende elc danke datmen hem doet ende elc sinen wert verdraghe die edele spareware broet in der haghe die dorpre die lettel doech 7500hi broedet up die bome hoech mar elc mensche wese des vroet so edelre baren so mere hoemoet |
88. Nisus, dat is de sperwer, (a) onder de edele vogels een vogel bekend omdat hij zich met prooien voedt, 7460 (b) hij pleegt of begeert geen gezel aan zijn zijde (Sommige wanen dat is van nijd en sommige dat hij dat doet uit hovaardigheid omdat hij de zege alleen begeert) 7465 en het is te geloven wat ik vertel want hij wil geen gezel hebben dan zijn eigen bejaag gezelschap vliedt hij nacht en dag. Nochtans is dit voor waar gezet 7470 dat de sperwer vangt zijn gezel. En dit spreekt Aristoteles dat dit tegen de natuur is van alle vogels algemeen die prooien groot of klein 7475 voeden met dat ze vangen dan dat ze hun eigen geslacht slaan, maar de sperwer is van deze onschuldig van deze edelheid want hij prooit op zijn echtgenoot. 7480 Schaam je, mens, van schande groot dat elke vogel en elk dier is het wreed of onguur al is het dat het van prooien leeft dat het de zijne vrede geeft, 7485 maar u en die sperwer hebben deze edelheid niet. De wilde sperwer pleegt in de wintertijd, zoals men zegt dat hij ‘s avonds een vogeltje vangt 7490 en onder zich houdt waar hij staat om te verwarmen zijn voeten ‘s morgens met goede moed laat hij het gaan varen en vrij. Een mooi voorbeeld denk ik 7495 en hoffelijk en zeer goed en elk bedankt dat men hem zo doet en elk zijn waard verdraagt. (e)De edele sperwer broedt in de hagen de dorpse die weinig deugt 7500 hij broedt op de bomen hoog. Maar elk mens wees er dus bekend Hoe edeler gebroed, hoe meer ootmoed. |
Accipiter: scherpvleugelen A. nisus, L. (aanstormen, Koning Nisos is volgens de sage in een sperwer veranderd) Sperwer,of vinkensperwer. Hij volgt de trek van de vinken zodat hij te vinden is in de beukenwouden. Maar hij lust ook duiven, tortels, muizen en insecten. Duitse Sperber, Engels sparrow hawk of sparhawk, dus eet ook sparrows of mussen, Franse epervier d'europa. Musket is het mannetje die kleiner is dan het vrouwtje.
De sperwers munten uit door hun vermetelheid en behendigheid bij het uitoefenen van het roversbedrijf. Ze behoren tot de meest begaafde leden van deze familie. Hij stoot graag van een boomtak schuin naar beneden in een troep mussen en ziet dan geen gevaar. Alle vogels die kleiner dan een patrijs zijn hebben van zijn aanvallen te lijden en kleine zoogdieren worden evenmin gespaard. Ze zijn van dezelfde kleur maar het vrouwtje is een 10cm groter
(a) Vooral het wijfje werd afgericht voor de vlucht op kwartels en andere kleine vogels.
(b) ‘Het is een roofvogel die geen gezel aan zijn zijde duldt. Uit afgunst, zeggen sommigen, maar anderen beweren dat het voorkomt uit hoogmoed, omdat de sperwer de eer van iedere overwinning voor zichzelf wil opeisen’.
(c ) De wilde sperwer vangt in de winter iedere avond een vogeltje en houdt dat ‘s nachts in zijn klauwen om zijn poten warm te houden, ‘s Ochtends laat ze het vriendelijk weer vliegen. Een behartigenswaardig verhaal, ‘wees altijd dankbaar en schik u naar uw gastheer’.
(e) De edelste soort sperwer nestelt in struiken, de gewone sperwer die weinig waard is, broedt in hoge bomen. Onthoud deze wijze les: hoe edeler gebroed, hoe meer ootmoed.
Nocticorax mach in latijn jn dietsch .i. nachtrauen sijn 7505ende es ene maniere van hulen diemen hort bi nachte dulen ende dinke mi an mijn verstaen dat mach sijn .i. hoerhaen een bosch uogel al hut ende huut 7510ende es gheuedert naden scuwt nachts ulieght hi in uelden in husen ende leuet bi proien van musen dar toe mint hi des menschen drec crum heuet hi clawen ende bec 7515daghes sietmenne selden iof niet want hi die clare sonne vliet |
89. Nocticorax mag in Latijn en in Diets een nachtraaf zijn. 7505 En is een soort van uil die men hoort bij nacht dwalen en denk ik te verstaan dat mag zijn een auerhaan. Een bosvogel geheel door en door 7510 en is geveerd naar de schavuit. (Bubo) ‘s Nachts vliegt hij in velden en in huizen en leeft van prooien van muizen daar toe bemint hij de mensendrek. Krom heeft hij klauwen en bek 7515 op de dag ziet men het zelden of niet omdat hij de heldere zon vliedt. |
Nycticorax nycticorax, L. (Grieks nyx: nacht, corax: raaf, nachtraaf) Kwak, nachtraaf of nachtreiger, Duitse Nachtreiher, Engelse black crowned night heron en Franse heron bihorau.
Een reigersoort van zestig cm hoog. een wit voorhoofd met zwarte kop met een paar lange witte sprieten, de rest is zwart met een wat witte onderkant. Die is overdag rustig en wordt met de schemering actief. Dan laat hij zijn ‘kwak,’ horen, hees en rauw. Als nachtdier vliegt het onhoorbaar als een uil.
Het is een nachtvogel, een nachtegaal, een soort uil of de nachtzwaluw. Er zijn er die beweren dat het een dier is en geen vogel. Het is een geit met paardenpoten en een bek zo groot als een half openstaande brake, waarmee de hennep gebraakt of gebroken wordt. Anderen verzekeren dat het een gems is met vleugels. Men schrijft het geluid toe aan een klein paardje, de ronnekemere, onder Winterswijk denkt men aan de Berndekesjacht. De moeder verhaalt haar kind van de boze bisschop, Berendje van Geulen. Slechts aan weinigen is het gegund hem te zien. Ook in het noorden is hij bekend. In west Europa werd het beschouwd als een vogel van duisterheid wiens treurende gekraai een teken van kwaad was. Het is een alpdamon die in de vorm van een nachtvogel de nachtschade brengt en de dood aankondigt. ‘s Nachts komt de nachtkraai met zijn hatelijk geluid en verkondigt de dood van de mens. Hij heeft een menselijke stem.
In Shakespeare Much Ado About Nothing II iii 84, verwijst Benedick snijdend naar Balthasars gezang: ‘pray God his bad voice bode no mischief. I had as lief have heard the night-raven, come what plague could have come after is’ ‘als het een hond geweest was, die zo gehuild zou hebben, dan zouden zij hem opgehangen hebben en ik bid God, dat zijn schorre stem geen onheil aankondig! Ik had even lief de nachtraaf horen krassen, welk ongeluk daar ook op gevolgd ware.’ Vondel, Koning Davids Harpzangen, CI;
‘Geleek in een woestijn
De pelikaan heel stuur
Of de nachtrave in de muur’.
Nepa dinct mi die sneppe wesen die so clar hord als wijd lesen alst in scripturen es gheset 7520dat soe hare oren ande erde trect ende hort arde wel der bi of enech worm in derde sj dan steket sinen bec dies lanc jn derde ende aeltse vte an haren danc 7525daghes eist in die aghe bedect mar ieghen auont het vte trect ende in die morghenstont al vro hier bi werden si gheuanghen soe vlesch vander sneppen es ghesont 7530want het werdet uerduwet in curter stont vander .N. hendic die wort ende vander .o. scriuic v vort |
90. Nepa, denk ik de snip te wezen. die zo scherp hoort, zoals wij het lezen, zoals het in schriften is gezet 7520 (a) dat ze haar oor op de aarde legt en hoort erg goed daarbij of er enige wormen in de aarde zijn dan steekt het zijn bek, die is lang in de aarde en haalt ze er uit tegen hun dank. 7525 Op de dag is het in de hagen bedekt maar tegen de avond er op uittrekt en in de morgenstond al vroeg hierbij worden ze gevangen zo. Vlees van de snip is gezond 7530 want het wordt verteerd in korte tijd. Van de n eindig ik het woord, en van de o schrijf ik u voort. |
Gallinago gallinago, L.. Latijn gallina: hen. Snip naar zijn snebbe, de spitse snavel, Engelse snipe, Duitse Habergeisz of Bekassine en de becassine van de Fransen.
(a) Ze leven van wormen die ze door eigenaardig trippelen van de pootjes omhoog laat komen in de drassige grond.
De houtsnippen worden in november en december gejaagd. Dan hoort men de jager roepen ‘Tiro, houtsnip’ Tiro komt van het van Fran tire haut: ‘Leg hoog aan’
Shakespeare, Hamlet; v, 2, (Why, as a woodcock to mine own springe), Als een snip in mijn eigen strik gevangen’. Vondel in zijn ‘bijschriften op de twalef maanden’, schrijft bij januari:
‘Wien ‘t lust, dat die ten ijs met sleeën om snippen vaar
‘T Is best dat grootvaar thuis den dis en haard bewaar.’
Onocrotallus es bekent een uogel van orient 7535ende es verboden in doude wet so dattene gheen iode ne het enen starken bec heueti ende langhen dar hi mede can vissce vanghen ende roepet lude naden butore 7540also datmen verre hore enen crop heuet hi alse .i. sac dar mede doet hi sijn ghemac want dar in gadert hi te sire noot van visscen sinen crop so groot 7545nochtan dat hem die buec es wl ende dan nes hi niet so dul alsem de buec idel es die vissce des sijt gewes hute sinen croppe hine werptse vt dan 7550ende wllet sinen buec deran om dese onsuuerheit wanemen te bet dattene verboet doude wet |
91. Onocrotallus is bekend, een vogel van de Oriënt, 7535 en is verboden in de oude wet zo dat geen Jood het eet. Een sterke bek heeft het en lang waar hij mee kan vissen vangen en roept luid naar de Butorius 7540 alzo dat men het ver hoort. Een krop heeft hij als een zak waarmee doet hij zijn gemak want daar in verzamelt hij voor zijn nood vissen, zijn krop is zo groot, 7545 nochtans als bij hem de buik is vol dan is hij niet zo dol als bij hem de buik leeg is de vissen, dit is gewis uit zijn krop werpt hij ze dan 7550 en vult zijn buik daarmee. Om deze onzuiverheid, waande men het te zijn, dat het verbood de oude wet. |
Pelecanus onocrotalus, L. heeft deze naam gekregen omdat hij zijn hoofd in het water steekt en dan een geluid als een ezel maakt. Het is een schreeuwer wat uit zijn bijnaam Onokrotalos blijkt: ‘die lawaai maakt als een ezel’, onos; ezel, krotalon, ratelaar.
Roze pelikaan, zie 94, pelikaan.
Hun totebel snavel is uitstekend geschikt voor het vangen en vasthouden van de buit. De bovensnavel is plat en de ondersnavel draagt een zak die tot grote afmetingen kan worden uitgerekt. De keelzak kan wel twintig en meer pinten water opnemen. Hun slokdarm is zo wijd dat je met de hand vissen uit de maag kan halen. Sanctius schrijft dat er een geweest is waarin men een jonge Moor vond. De zak wordt gebruikt als schepnet bij de visvangst en niet voor opslag. Vanwege de ligplaatsen zijn het meestal natte en vochtige nesten die door het neertrappen van riet en biezen op lompe wijze vervaardigd zijn. De hele omtrek is bedekt met hun vloeibare witte uitwerpselen en dat en de talrijke vissen, die bij het voederen verloren gingen, verspreiden in dit jaargetijde een walging wekkende verpestende stank. Een onrein dier, zie Leviticus 11.
Osma es .i. uogel wit groot alse de swane die gherne sit 7555bi watre dar vissce sijn vele neffenst den alse an sine kele hanghet hem .i. sac wijt ende groot die hem nature gheuet ter noot om vele vissche derin tontfane 7560ende sine nature derbi te ghestane want hem vele hetens bedarf ende menne vintse nieweren menechwarf dan in groten waterlande want clene water ebben si thanden 7565van visschen ghemaket al bloet den buc hebben si lanc ende groot |
92. Osma is een vogel wit groot als de zwaan. Die graag zit 7555 bij water waar vissen zijn veel naast de hals en aan zijn keel hangt hem een zak, wijd en groot die hem natuur geeft ter nood om vele vissen daarin te ontvangen 7560 en zijn natuur daarbij te staan omdat hij veel eten nodig heeft. En men vindt ze nergens zo menigvuldig Dan in de grote waterlanden want kleine waters hebben ze gelijk 7565 van vissen gemaakt al leeg. De bek hebben ze lang en groot. |
Zie 94 en 91
Oriolus es een uogel ghenoemt van den sanghe die van hem comet ende es van plumen openbare 7570scone ofti goudijn ware jn bomen broedet hi ende singhet also alse sine wlbringhet jc wanet menet die wedewale al es oriolus iplumet wale 7575sijn drec heuet so sware lucht dat hijt selue so seere urucht dat hi seere scuwet sijn smelt want begatene die ghewelt vanden stanke hi es so groot 7580hi maghere lichte af bliuen doot verheft v niet steruelike keitiue vp die sconeit van ven liue wildt v seluen wel bekinnen ghi vindet in huer erten binnen 7585ghenoech des ghi v moget scamen alle sijn wi arde te samen jn .o. ne vandicker nemme nu hort vort vander .p. |
93. Oriolus is een vogel, genoemd naar het gezang dat van hem komt. En is van pluimen openbaar 7570 mooi of het van goud was in bomen broedt hij en zingt alzo als het zijn naam uitbrengt ik waan het bedoelt de wielewaal. Al is Oriolus gepluimd wel 757 zijn drek heeft zo’n zware lucht dat hij het zelf zo zeer vreest dat hij zeer schuwt zijn geur want begaat hem dat geweld van de stank, die is zo groot 7580 hij mag er licht van blijven dood. Verhef u niet, sterfelijke ellendige op de schoonheid van uw lijf wil u zelf wel bekennen gij vindt in uw hart van binnen 7585 genoeg waar gij u voor mag schamen alle zijn we van aarde (stof) tezamen. In o vond ik er nimmer, nu hoort voorts van de p. |
Oriolus oriolus, L: Latijn aureolus: goud, ook klanknabootsend. Wielewaal, midden-Hoogduits Witewal, midden-Hoogduits en midden-Nederlands Wedewale, midden-Engels wudewale wat woodwale werd. Dit woord stamt van Germaans widu of wuduwalon waarbij wude hout betekent, de tweede naam is een vogelnaam die in Engels hickwall: groene specht, terugkeert. De oude naam is teruggebracht tot Duitse Pirol dat in midden-Hoogduits Piro was. Met zijn vele bijnamen Pirolf, Berolft, Hiltrof, Tyrolt, Gerolf, Wyrok en dergelijke werd de fluitende paringsgroet van de vogel nagebootst. Als je zijn paringsroep fluit komt de vogel eraan.
(a) Wielewaal, een schoonheid van helder goudgeel en zwartbont. Een van de fraaiste vogels ter wereld. Het mannetje schittert als fel goud waarbij het zwart van de staart en wieken heerlijk afsteekt.
(b) Hun nest hangt tussen twee takken van bomen of in een wig en zweeft dus in de lucht om voor vijanden verschoond te blijven. Het is een soort van muts of zak uit stro, mos en haar samengesteld. Ze zouden de uitwerpselen er niet uit gooien zodat er een grote stank van komt ‘Ee wielewaal heeft mooie veren, maar zijn uitwerpselen verspreiden zo’n walgelijke stank, dat hij er zelf voor terugdeinst. Ja, de stank ervan is z groot, dat hij eraan dood kan gaan als dat hem bereikt. Verhef u niet op de schoonheid van uw lichaam, ellendige sterveling. Als u de hand in eigen boezem wilt steken, vindt u voldoende om u voor te schamen. Wij zijn allen stof’.
Pellicanus spreket agustijn 7590ende isidorus de meester fijn dat .i. grau uoghel sij jn egipten wandelti vp nilus die grote riuiere pellicanus euet .i. maniere 7595dat hi sine ionghe minnet mar alsise so pijnlic kinnet want si ghier sijn an hare aes so dootse die arem duaes drie daghe beweent hise onblide 7600dan ontdoeti sijn selues side ende met sinen bloede roet so verwectise van der doet oec es mede van hem bekent als enich gheuenijnt serpent 7605sinen ionghen nemen tleuen dat hijd hem mach wedergheuen want tusschen hem ende dat serpent es altoes onurede bekent ende dats om dat pellicane 7610serpente hem pinen te uerslane expumentator die scriuet dat die pellicaen cranc bliue na dat bloeden dat hi bloet vp sijn dus vercorne broet 7615so dat hi in ghere wise vlieghen mach om sine spise so moeten sine jonghe dan dor die noot die hem gaet an soeken hare tweier beiach 7620sulc es traghe vpten dach dat van quader herten bliuet jn dat nest doot ende ontliuet sulc ulieghet hute ende uoet hem seluen ende beueelt sine oude den eluen 7625ende sulke sijn oec houes ende vroet ende ghedinken om dat goet dat hem moeder ende vader dede ende hem ende hemseluen mede alse dan die moeder oftie vader 7630werden des gheware algader ende vander cranceit sijn ghenesen die hem houesch ebben ghewesen die houti ende uoetse warde ende dandre iaghet hi sire uarde 7635twerande sijn pellicane deene sijn in foreeste ic wane dats die serpente vertert ende dierem bi ghenert ende dits gheen recht pellicaen 7640want hem .i. darem es gegaen vanden gheswelghe toten huteganghe dus ne mach hem gheene spise langhe jn sinen lachame gheduren ende bliuet magher bi naturen 7645der ouder filosofen boec die van wondre doet ondersoec seghet dat in licia gheschiet wonder datmen bescreuen siet elxs iars comen daer tere stede 7650bitende uogle ende andre mede jn ene maent vp ene riuiere dar uechten si in felre maniere dat dar menech werdet ghewont ende ontplumet ter seluer stont 7655vanden plumen makemen dar na bedden dan in licia ende men seghe dat de pellicane pleghen desen strijt te bestane elc mensce pinem te verstane 7660de nature vanden pellicane die sine ionghe slaet to doot om hare dorper gulseit groot ende dan verwecket met sinen bloede dit can wel doen got de goede 7665adaem onse vader die langhe doet adde ghesijn ende inde grote noet ontier ende dats dien here verdochte die ons met sinen bloede cochte ende ons lijf dede derbj ontfaen 7670dit was die vraye pellicaen wi sijn die nu ontfarmen jhesus lede ende carmen jn arderike van armoeden jn sine lede machmen voeden 7675gode als enen uercrancten man dien dor ons sijn bloet ontran nv vintmen traghe dorpers kinder die hem seluen mer no minder voeden ne conen noch gode mede 7680ne danken van sire oueschede dese bedaruen in de neste dit sijn de Joden die int leste om dat si traghelike ghelouen jn die elle sullen bliuen bescrouen 7685oec sijn dar ionc dier up vlieghen ende vader ende moeder bedrieghen ende hem seluen allene asen dat sijn de ghene die verduasen ende gode laten ende anebeden 7690afgode met groter dulheden mar die goede kinderkine bepensen die dogt ende die pine die ihesus xpristus om ons ydogde dar hi andie cruce droghede 7695ende ons met sinen bloede ynas ende danken sinen leden das den armen van emelrike die si uoeden hoemoedelike wel hem dies sijn bedacht 7700want alsi comet in sine macht hi saels hem danken inden trone ende uoeden met eweliken lone enten dorpre metten traghe sal hi in der hellen iaghen |
94. Pellicanus, spreekt Augustinus 7590 en Isidorus, die meester fijn. dat het een grauwe vogel is. In Egypte wandelt het op de Nijl, die grote rivier. (a) Pelikaan heeft een manier 7595 dat hij zijn jongen bemint maar als hij ze pijnlijk kent omdat ze zo gierig zijn om hun aas dan doodt ze hen die arme dwaas. Drie dagen beweent hij ze droevig 7600 dan opent het zijn eigen zijde en met zijn bloed rood dan verwekt hij ze uit de dood. Ook is mede van hem bekend als enig venijnig serpent 7605 zijn jongen nemen het leven dat hij het hun mag weergeven want tussen hem en het serpent is altijd strijd bekend en dat is omdat de pelikaan 7610 serpenten denken hem te verslaan. Experimentator die schrijft dat de pelikaan zwak blijft na dat bloeden, dat hij bloedt op zijn dus uitverkoren broed 7615 zodat hij in geen wijze vliegen mag om zijn spijs dan moeten zijn jongen dan vanwege de nood die hen gaat aan zoeken hun allen bejag. 7620 Er zijn er die traag zijn op de dag dat het van een kwaad hart er blijft in dat nest dood en ontlijft. Er zijn er die vliegen uit en voeden zichzelf en beveelt zijn ouders het elfsgedrocht. 7625 En er zijn die ook hoffelijk zijn en goed en denken om dat goede dat hen moeder en vader deden en voeden hen en zichzelf mede. Als dan de moeder of die vader 7630 worden dat gewaar allemaal en van de zwakte zijn genezen die hen hoffelijk zijn geweest die houden ze en voeden ze waardig en de andere jagen ze uit hun gezicht. 7635 (b) Twee soorten zijn er van pelikanen de ene leeft in het bos, als ik waan, dat is die serpenten verteert en die er zich mee voedt en dit is geen echte pelikaan 7640 want hem is een darm uitgegaan van het zwelgen tot de uitgang dus mag geen spijs lang in zijn lichaam blijven en blijft mager bij naturen. 7645 Het oude filosofen boek die van wonderen doet onderzoek zegt dat in Licie geschiedt een wonder, dat men beschreven ziet. Elk jaar komen daar ter plaatse 7650 bijtende vogels en andere mede in een maand op een rivier daar vechten ze in felle manieren zodat daar menige wordt gewond en ontpluimt gelijker tijd 7655 van de pluimen maakt men daarna bedden dan in Licie. En men zegt dat de pelikaan plegen deze strijd te bestaan. Elk mens pijnigt zich te verstaan 7660 de natuur van de pelikaan die zijn jongen slaat dood om hun dorpse gulzigheid groot en ze dan opwekt met zijn bloed dit kan wel doen God, de goede 7665 Adam onze vader, die al lang dood was geweest en in grote nood tot hier dat de Heer hem bevrijde die ons met zijn bloed kocht en ons lijf deed daarbij ontvangen, 7670 dit was die fraaie pelikaan. Wie zijn ze, die zich nu ontfermen In Jezus lijden en kermen in het aardrijk van armoede in zijn leden mag men voeden. 7675 God als een verzwakte man die voor ons zijn bloed liet gaan. Nu vindt men trage dorpse kinderen die zichzelf min of meer niet voeden kunnen, nog God mede 7680 nee, bedanken van zijn hoffelijkheid deze sterven in het nest, dit zijn de Joden die tenslotte omdat ze traag geloven in de hel zullen blijven schreien. 7685 Ook zijn daar jongen, die uit vliegen en vader en moeder bedriegen en zelf alleen eten, dat zijn de heidenen die verdwazen en God verlaten en aanbidden 7690 afgoden met grote dolheden. Maar de goede kinderen denken om de deugd en de pijn die Jezus Christus om ons gedoogde waar hij aan het kruis droogde 7695 en ons met zijn bloed genas en bedanken zijn leden dat de armen van het hemelrijk die ze voeden ootmoedig wel hem die daar op zijn bedacht 7700 want als hij komt in zijn macht hij zal hen bedanken in de troon en voeden met het eeuwig loon en de dorpse met de trage zal hij in de hel jagen. |
Pelecanus onocrotalus, L, Pelikaan, midden-Nederlands pellicaen, Duitse Rosapelikan, Engels white pelican en Franse pelican blanc dat uit Latijn pelicanus en dat uit Grieks pelekan stamt, van pelekas: boomspecht, vergelijk Sanskriet parasus: aks of bijl. Het is een Oosters leenwoord, vergelijk het Babylonisch-Assyrisch pilaqqu: aks of bijl. In Hebreeuws wordt ze qaաth genoemd, de vertaling zou ‘vergeven’ zijn, vanwege het feit dat de ouden de jongen met verteerd voedsel voeden, wat ze uit de bek halen.
(a) ‘Ee serpenten haten deze vogel door instinct. Want als de moeder om voedsel gaat dan klimmen ze op een boom en steken en infecteren de jongen. Als de moeder weer terugkomt maakt ze zich drie dagen zorgen om de jongen. Dan slaat ze zich op de borst zodat er bloed uitspuit en brengt dit hete bloed op haar kinderen, door de kracht van dit bloed komen de dode kinderen weer tot leven. Door de grote bloeding wordt de moeder duizelig, de jongen gaan dan uit het nest om voor zichzelf voedsel te zoeken. Sommige van hen verzorgen hun duizelige moeder met voedsel en sommige zijn onvriendelijk en denken niet aan hun moeder. Maar de moeder houdt dit in de gaten en als ze weer op sterkte is voedt en liefkoost ze de jongen die haar in haar nood bijstonden en duwt de anderen als onwaardig weg die niet meer bij hen mogen wonen’.
Sinds oude tijden is ze het symbool van opofferende moederliefde, sinds de middeleeuwen ook de offerdood en lijden van Christus omdat men zegt dat het dier zijn borst verwondt en zijn kinderen voedt met zijn bloed. ‘Wie bekommert zich tegenwoordig om zijn medechristenen, de leden van Christus lichaam, die in armoede verkwijnen? In hen kan men Jezus zien die voor ons Zijn bloed vergoot, en hen voedt zoals men een zieke zou voeden. Maar er zijn ook luie, slechte kinderen, die zichzelf niet kunnen voeden, en God niet dankbaar zijn voor Zijn offer, zij sterven in het nest. Dit zijn de Joden die uiteindelijk voor eeuwig naar de hel worden verbannen omdat ze traag van geloof zijn en blijven wachten op de Verlosser. Er zijn ook jongen die uitvliegen, maar zich niet om hun vader en moeder bekommeren en alleen zichzelf te goed doen. Dit zijn redeloze heidenen, die zich van God afkeren en in hun verdwaasdheid afgoden aanbidden. De goede kinderen gedenken het lijden en de dood van Jezus Christus, Die aan het kruis kwijnde van dorst en ons behield door het vergieten van Zijn bloed. Zij danken Hem door Zijn leden, de armen van deze wereld, genadig te voeden. Zalig zijn zij die hieraan denken want als Hij weerkomt in Zijn volle glorie zal Hij in de hemel Zijn dankbaarheid tonen en hen voeden met Zijn eeuwige loon. Maar de luiaards en de zondaars en degenen die traag van geloof zijn zal Hij in de hel storten’ .
Dit symbool komt niet van de klassieke schrijvers. Maar het schijnt zich ontwikkeld te hebben tijdens de eerste drie Christelijke eeuwen door commentators op de Septuagint. Er zijn verschillende versies.
1, Een verhaal gaat rond dat de jongen gedood werden door de moeder (of door een serpent) die na drie dagen van berouw (of de manlijke vogel die na drie dagen terugkeert) hen weer tot leven wekt door zichzelf te verwonden met de bek en hen met bloed te besprenkelen. De Septuagint verwijst naar de pelikaan in Psalm 102; 7 en Jes. 34; 11 maar geeft geen materiaal voor voorgaand verhaal.
Of het verhaal is van een Egyptische versie en verwijst naar een andere vogel. Het eerste idee lijkt in de Physiologus aanwezig te zijn. ‘de slang blaast zijn gif in het nest en doodt de jongen. De moeder die terugkomt ziet de jongen dood en vliegt op naar een wolk. Ze strijkt zichzelf in haar zijde met de vleugels tot het bloed eruit stroomt en laat de druppels door de wolken vallen op de jongen, die weer tot leven komen’ Soms wordt verhaald dat de moeder zich zo doodt, maar meestal dat ze duizelig wordt en dan door haar jongen gevoed wordt. Als ze sterk genoeg zijn gooit ze die eruit die haar niet geholpen hebben.
2, Anderen dat de moeder de jongen door liefde knuffelt en ze zo doodt.
3, Of dat de jongen als ze ouder worden hun ouders in het gezicht slaan, die worden boos en doden de jongen.
Alle verwijzingen van de pelikaan tot in de zestiende eeuw verwijzen naar het opwekken in het leven door de bloeddruppels van de ouden.
Andere mogelijkheid. ‘Dat de pelikaan in plaats van zijn nest in het geboomte en op de hoogte maakt het op de vlakke grond maakt. Dat hebben de mensen zo ook gezien en bij het nest droge koemest steken waaronder zij vuur leggen. Wanneer nu de pelikaan de rook verneemt tracht hij door het slaan met de vlerken het vuur te doven wat integendeel hierdoor sterker aangewakkerd wordt en daardoor zijn vlerken verbrand en in het vuur valt zodat gij voor de vogelaars een prooi wordt.’
(b) is wel de Ibis, zie 61.
(c ) ‘Jaarlijks vechten ze in Lycië (gebied in Klein-Azië) omtrent de rivier Xanthus met raven, kraaien en andere vleeseters. Als zij de overwinning behalen beloven ze de inwoners overvloed van allerlei vruchten maar als ze overwonnen worden, de vruchtbaarheid van schapen, runderen en andere viervoetige dieren. Van de veren die in het rond stuiven maken de Lyciers bedden’
Mulder; Het legendarische levenwekkende bloed van de pelikaan zou zijn bestaan kunnen ontlenen aan de gewoonte van deze vogels om hun jongen te voeden met (bloederige) vissen uit hun keelzak. Een andere verklaring is gezocht in de rode kropvlek en de keelzak die in de broedtijd bij de kroeskoppelikaan zichtbaar worden en die eruitzien als een wond.
Lycië - gebied in Klein-Azië.
In de allegorische identificatie van de pelikaan met Christus weerklinkt Psalm 102:7: ‘Ik ben gelijk aan een pelikaan in de woestijn’
Zo heeft de goede God ook met onze stamvader Adam gehandeld - na Zijn dood en voor de Opstanding zou Christus een bezoek aan de hel gebracht hebben, waarbij Hij uit het voorgeborchte de aartsvaders bevrijdde en andere deugdzame zielen uit het Oude Verbond die daar Zijn komst afwachtten om met Hem ten hemel te varen.
De leden van Christus lichaam - de door Christus op aarde achtergelaten arme medebroeders, de armen en behoeftigen. Zie I Cor. 6:15: ‘weet gij niet, dat uw lichamen leden van Christus zijn?’ Zie ook I Cor. 12:12-31 en Matt. 25:40: ‘In zoverre gij dit aan een van mijn minste broeders hebt gedaan, hebt ge dit mij gedaan’.
7705Porfirio alse die lettre seghet heuet des gheen uoghel pleghet want enen voet euet hi als de haren den anderen als de gans te waren desen hete wi den buc haren 7710hi can oghe in de lucht varen ende merket nouwe in sijn clemen waer de uissche int water swemmen dan sciet hi neder met uluchte groot ende grijpt den visch in sinen poet 7715die ghemaket es na sarens voet metten andren hi dat doet also dathi mach vp risen ende ulieget wech met sire spise men vintse groot enten maten cleene 7720vele inde werelt ghemeene |
95. 7705 Porphiro, zoals de brief zegt. heeft wat geen vogel pleegt want een voet heeft het als de arend de andere als de gans te zijn. Deze noemen wij de bokarend. (broek) 7710 Hij kan hoog in de lucht varen en merkt goed in zijn klimmen waar de vissen in het water zwemmen dan schiet hij neder met vlucht groot en grijpt de vis in zijn poot 7715 die gemaakt is naar de arends voet met de andere hij dat doet alzo dat hij mag op rijzen en vliegt weg met zijn spijs. Men vindt ze groot en de maat klein 7720 veel in de wereld algemeen. |
Haliaeetus albicilla, L.zie 74.
‘Een adelaar, die een prooi op het water slaat, heeft een poot gesloten en dicht en zwemt daarmee. De andere poot is een gespleten voet vol met scherpe klauwen waarmee ze de prooi slaat.’ Mogelijk omdat de adelaar, die een prooi op het water slaat, een poot gesloten heeft waarmee ze dan zou zwemmen. De andere poot is een gespleten voet vol met scherpe klauwen waarmee ze de prooi slaat.
Pauo es in dietsch de pau die es van vedren root ende blau entie sconste es diemen kent ghehouet es hi als serpent 7725elc man kennet wel sine ghedane des keric mi te min dar ane maer .i. meister spreket dese sake pau es ihouet als de drake sijn luud es oft de duuel ware 7730sijn ganc stille inde ghebare als die dief sine plumen mede recht na des emels sconede sijn luud veriaghet war si sijn alle beesten die draghen venijn 7735noch hare gheen ne bliuet lanc dar si horen sinen sanc augustijn segt openbare dat paus vleesch binnen .j. jare none stinket no rot 7740die pau es .i. ouerdich sot siemen om sine sconeit an hi ondoet sinen start dan jeghen de sonne dat men bedien sine sconeit mach ysien 7745mar alsi sinen voet siet velti den start dan ende vliet xxv. jaer mach hi leuen jn houden bouken vintmen bescreuen dat den ouden wast int houet 7750een precios steen dies ylouet die pau werpet als die loure vallen sine stert vedren met allen ende latj hem node kinnen tote dat si hem weder wasse beghinnen 7755alsi ontwake wert bj nachte so roepti lude ende onsochte want hi euet var ende toren dat sine sconeit es verloren eier legghensi eens te jare 7760ende die pawinne pinet hare dat soese den pau onstect want vint hise dat hise breect sine jonc willi verslaen tote dien dat hem de coppe siet vte gaen 7765bonen niet te sere ghebraden doet die pau gherne ghegaden als die pau clemmet oghe dat meent rein al waest terst droghe witte pawe vindmen mede 7770ende wilde pawe in somegher stede mar niet van vedren so fijn als die huus pawe sijn |
96. Pavo is in Diets de pauw, (a) die is van veren rood en blauw en de mooist die men kent. Gehoofd is hij als een serpent. 7725 (b) Elke man kent wel zijn gedaante dus vertel ik daar weinig van. Maar een meester spreekt deze zaak, de pauw heeft een hoofd als een draak zijn geluid is of het de duivel was, 7730 zijn gang stil in die gebaren als de dief, zijn pluimen mede recht naar de hemelse schoonheden. Zijn geluid verjaagt, waar ze zijn alle beesten die dragen venijn 7735 en geen van hen blijft lang waar ze horen zijn zang. Augustinus zegt openbaar dat pauwen vlees binnen een jaar niet stinkt of verrot. 7740 (d) De pauw is een hovaardige zot ziet men het om zijn schoonheid aan hij opent zijn staart dan tegen de zon dat men daarom zijn schoonheid mag zien, 7745 maar als hij zijn voeten ziet velt hij de staart neer en vliedt. Vijf en twintig jaar mag hij leven. In oude boeken vindt men beschreven dat bij ouderdom groeit in het hoofd 7750 een kostbare steen, dus geloof het. De pauw werpt als de bladeren vallen zijn staartveren met z’ allen en laat zich nauwelijks kennen totdat ze weer groeien beginnen 7755 als hij ontwaakt wordt bij nacht dan roept hij luid en hard want hij heeft gevaar en is vertoornd dat zijn schoonheid is verloren (e) Eieren leggen ze eens in het jaar 7760 en de pauwin denkt bij zichzelf dat ze die voor de pauw verbergt want vindt hij ze, dat hij ze breekt. Zijn jongen wil hij verslaan totdat ze uit de kop ziet uitgaan. 7765 Bonen niet te zeer gebraden doet de pauw graag pakken. As de pauw klimt hoog dat betekent regen, al was het eerst droog. (f) Witte pauwen vindt men mede 7770 en wilde pauwen in sommige plaatsen maar niet van veren zo fijn als de huispauwen zijn. |
Pavo cristatus: gekamd. Pauw, midden-Nederlands pau, oud-Hoogduits Pfawo (nu Pfau) oud-Engels pawa en pea, (Frans paon) wat uit Latijn pavo of pavonis stamt en dit uit Grieks en dat uit een vreemde taal, waar het toghai heet. In Hebreeuws heet het dier tukkijim dat van Sanskriet cikhi stamt. Een vermenging met haan en vogel vertoont noord-Duits Pawenhan en midden-Engels pecock zodat het nu peacock is.
(a) Shakespeare i King Henry VI, iii, 3,6;
‘And like a peacock sweep along his tail’, ‘En pronkt, een pauw gelijk, vrij met zijn staart
Weլl pull his plumes and take away his train’ Wij plukken hem en knotten zijn pronk.’
(b) ‘Ee pauw heeft een stem als een vijand, het hoofd van een serpent en gezicht van een dief. Hij verrast met zijn stem de ongenode gasten die in zijn tuin komen, is een goede schatbewaarder. Met zijn stem verschrikt hij serpenten en verdrijft alle giftige dieren zodat die niet zullen blijven waar zijn geluid wordt gehoord’
(c ) Zijn vlees is zo hard dat het moeilijk rot en met koken hard blijft. Galenus vermeldt dat ze moeilijk te verteren zijn. Augustijn beweert dat pauwenvlees niet verrot, maar wel een jaar lang goed blijft. Vanwege het idee dat pauwenvlees niet vergaat kwam het gebruik van de pauw als symbool van onsterfelijkheid.
(d) ‘Ee pauw heeft vuile en gerimpelde voeten. Hij is verwonderd over het opstijgen en de prachtheid van zijn veren en steekt ze op als een cirkel boven zijn hoofd dan kijkt hij naar zijn voeten en ziet hun vuiligheid en alsof hij beschaamd is laat hij zijn veren plotseling vallen en schenkt geen aandacht meer aan die pracht’ In de Physiologus staat dan ook: ‘Hij ziet zijn voeten en schreeuwt vervaarlijk en ziet dat ze niet in verhouding zijn met de rest van het lichaam. Daarom houdt hij zijn lange staart gespreid als hij geprezen wordt en lager als men naar zijn voeten kijkt.’ ‘Het is een engel in veren en een rover in voeten en heeft een nare en helse stem waarvoor wij ijzen moeten’ .
(e) Het mannetje begeert wel vijf wijfjes en als hij geen andere vindt zal hij op de broedende afvliegen en de eieren breken. ‘Ee pauw is een vogel die niet van zijn kinderen houdt en het mannetje zoekt het vrouwtje op en pakt haar eieren om ze te breken zodat het vrouwtje hem bedriegt en haar eieren verbergt’ .
(f) Witte pauwen werden als een bijzonder privilege gehouden op het kasteel Staverden bij Ermelo op de Veluwe, speciaal voor de helmsier van de Gelderse hertogen.
Perdix heet pertrice bj namen jacob ende ysidorus te samen 7775ende sente segghen ambrosis mi dat .i. loes voghel sj want elc anders eier stelt maer als die ionghe sijn ghetelt kinnen si die moeder diese wan 7780biden lude ende uolghen hare dan hare nest oric ghewaghen makensi gherne in dicke aghen ende comt hiemen ten neste nar die moeder comt hem ieghen dar 7785ende gebard als of soe cranc ware om dat soene wil doen volghen hare ende verre of leeden anders waer als hare jonc ebben vaer vallensi vp ward ende decken hem mede 7790met rusen dit es hare sede die si ouden in hare voete hare luxurie es arde onsoete dat si noten jeghen nature plinius scriuet in sine scripture 7795dat die anekine om tiden sere om die ennekine striden entiere uerwint dat hi onsoete den anderen terdet onder de voete gheen wilt ulesch es so ghesont 7800alse die pertrice in hare stont hare galle alse plinius seghet vp datmerre effene ieghen weget honex ende mint minghe dan dattet doghen verclarsen can |
97. Perdix heet patrijs bij naam. (a) Jacob en Isidorus tezamen 7775 en Sint Ambrosius zeggen mij dat het een loze vogel zij want elk de ander z’ eieren steelt maar als de jongen zijn geteeld kennen ze de moeder die ze won 7780 bij het geluid en volgen haar dan. (b) Hun nest, hoor ik gewagen, maken ze graag in dikke hagen en komt iemand het nest bij de moeder komt hij tegen daar 7785 en gebaart alsof ze ziek was omdat ze hem wil doen volgen haar en ver of leiden anders heen. Als hun jongen hebben gevaar vallen ze opwaarts en bedekken zich mede 7790 met de rus, dit is hun zede die ze houden in hun voeten. Hun wulpsheid is zeer erg dat ze paren tegen natuur. Plinius schrijft in zijn schrift 7795 dat de haan in die tijden zeer om de hennen strijden en die hij overwint, dan hij gard de andere trapt onder de voeten. Geen wild vlees is zo gezond 7800 als van de patrijs in alle tijd. (d) Hun gal, zoals Plinius zegt opdat men er gelijk bij weegt honing en munt mengen dan dat het de ogen verhelderen kan. |
Perdix perdix, L Patrijs of veldhoen, midden-Nederlands pertrijs of patrice, Engels partridge, van oud-Frans pertris of perdris (nu perdrix gris) van Latijn perdicem en dat van Grieks perdix, mogelijk naar het geluid dat de vogel maakt als hij van de grond los komt. De Duits Rebhuhn heette in oud-Hoogduits Reb(a)huon, vergelijk Noord Duits rap: snel, Raphone.
(a) Toen Jeremia 17: 11 de patrijs beschuldigde van nestroverij was hij op onzekere grond: ‘Een veldhoen, dat zijn eieren uitbroedt, die het niet gelegd heeft...en bij zijn einde zal hij een dwaas zijn’. Hij verwijst hier naar het oude geloof dat een patrijs eieren steelt van andere nest en ze uitbroedt als haar eigen. Dat de gestolen kuikens terugvliegen naar hun echte moeder zo gauw als ze kunnen vliegen. Er wordt aangenomen dat de vers eindigt met ‘zo dat hij rijk wordt en niet door recht, in het midden van de dag zullen ze hem verlaten.’ Mogelijk werden de eieren gewoon verzameld om te eten en heeft het niets met de hen te maken die zijn eieren telt.
(b) Patrijzen verbergen en maken hun nesten in dorens en twijgen van struiken en bosjes zodat ze goed verdedigd zijn tegen wilde beesten. De jongen bewegen al zeer behendig vanaf hun eerste levensdag. Moedig stellen beide ouders zich te weer, doen geen aanval maar trachten de aandacht van de vijand op zich te vestigen en van de jongen af te leiden tot ze van oordeel zijn dat die zich ver genoeg verwijderd heeft.
(c ) ‘Ee patrijs in een onrein dier. In zijn vergeetachtigheid vergeet hij de sekse en het verschil tussen mannetjes en vrouwtjes. Ze hebben hun gelijken niet onder de dieren in ritsigheid ’zoals Plinius betuigt. De oorzaak is de overtolligheid waar zij zo vol van zijn zoals Aristoteles aanwijst in zijn boek. We lezen dat ze hun zaad schieten als ze zichzelf in een spiegel zien, of als ze maar vrouwtjes zien of horen spreken. Het vreemde is dat alle andere dieren daarvan korter leven maar de patrijs vet wordt en meerdere jaren leeft dan een haan.
(d) ‘Ee gal van een patrijs dat gemengd wordt met hetzelfde gewicht aan honing, verheldert het gezicht en daarom moet dit in een zilveren doos gehouden worden’ Vroeger werd de gal en andere delen tegen oogziektes, slecht horigheid en vele andere ziektes gebruikt.
7805Platea alse plinius seget es .i. uogel die des pleghet dat hi de dukers wacht in de ze ende doet hem dan so wee dat hi hem hare proie ontdraghet 7810oec lesemen dat hi hem verdraghet met musselen die hi swelget gheel alsise heuet uerduwet een deel werpet hi hute die scellen weder ende latet dandre vallen neder |
98. 7805 Platea, als Plinius zegt, is een vogel die dit pleegt dat hij de duiker opwacht in de zee en doet hen dan zo wee dat hij hun prooi ontneemt. 7810 Ook leest men, dat hij zich verdraagt met mosselen, die hij opzwelgt geheel als hij ze heeft verteerd een deel werpt hij uit de schellen weer en laat het ander vallen neer. |
Larus marinus, L. (van de zee) is de mantelmeeuw, Duitse Mantelmowe, Engelse great black backed gull en Franse goeland marin.
De mantelmeeuw rooft eieren en eet vis en dode dieren, ook zwakke dieren en kleine dieren aan het strand. Als de schaal te hard is vliegt ze ermee omhoog en laat het dan te pletter vallen.
7815 Plumales dat sijn manieren erande van pluuieren diemen seghet dat bider lucht leuen sondre andre vrucht nochtan vintmense wel gheuoet 7820waer bi men wil wesen vroet datse uoedet de lucht alleene dats om datmen groot no cleene jn haren darem ne vint dies wanic datse voedet de wint |
99. 7815 Pluviales, dat zijn manieren, een soort van pluvieren die men zegt dat van de lucht te leven zonder andere vrucht. Nochtans vindt men ze goed gevoed 7820 waarbij men wil wezen bekend dat ze gevoed worden door de lucht alleen dat is omdat men groot of klein in hun darmen niets vindt dus waan ik dat ze gevoed worden door de wind. |
Phaeton aethereus, de keerkringvogel met lange staartveren vandaar de Franse naam paille en quene. Zoon van de zon noemde Linnaeus een vogel die voor de zeeman een kenteken is dat zijn vaartuig de hete aardgordel bereikt heeft. Komt voor in de zeeën van de tropische aardgordel die over de onafzienbare oceaan dwaalt. Soms begeleiden ze de schepen dagenlang. Ze kunnen in de lucht staan en duiken naar vissen.
7825Pica dats der aecstren name van plumen scone ende bequame soe ende hie vele scalcheit can hare nest onsetsi elken man so maket scarp van dornen buten 7830bouen can soet decken ende sluten ende maket ij gate me no min dar soe selue gaet vte ende jn met erden maket soet sochte binnen plinius doet ons bekinnen 7835dat aecstren ionghe ouer waer gheten maken doghen claer ende dat si sijn gheuleghen best worde daecstre in .i. strec gheuest al tlijf houtse stille ghemene 7840sonder metten becke allene dar toe doet soe hare macht hoe soet ondoet met hare cracht jonc vp ghehouden leren si wale some spreken meneghe tale 7845ende oren nauwe na die word dat sise gherne bringhen vord die die tonghen ebben breet spreken best ende ghereet |
100. 7825 Pica dat is de ekster naam, van pluimen mooi en bekwaam zij en hij die veel schalksheid kan. (a) Hun nest ontziet elke man ze maakt het scherp van dorens buiten 7830 boven kan ze het bedekken en sluiten en maakt twee gaten min of meer waar ze zelf gaat uit en in met aarde maakt ze het zacht van binnen. Plinius doet ons bekennen 7835 dat eksterjongen voor waar gegeten maken de ogen helder. En waar ze zijn gevlogen het meest wordt de ekster in een strik gevat. (b) Het hele lijf houden ze stil algemeen 7840 uitgezonderd met de bek alleen daartoe doet ze haar macht hoe ze het opent met haar kracht. Jong gehouden leren ze wel soms spreken menige taal 7845 en horen goed naar dat woord dat ze graag brengen voort. Die de tong hebben breed spreken het beste en gelijk. |
ica pica, L. Ekster, midden-Nederlands aecster of (a)exter, Duits Alster of Elster, midden-Hoogduits Agalaster, oud-Hoogduits Agalstra of Egilistra. Dit stamt uit een West Germaans woord ago, vergelijk het oud-Saksisch Agastria, oud-Engels agu en Friese akke of aakster, mogelijk is het dier genoemd naar zijn spitse staart of snavel. Engels magpie, origineel magot pie, van Frans mag, wat een afkorting is van Margaret, en van pie bavarde, dat eerste deel van het Latijnse pica, vergelijk picus: woodpecker, het is Margarets pie of kraai, mogelijk naar zijn geluid ‘shatterpie’ Het betekent ook kletskous in het Engels, Frans pie.
(a) Het nest plaatsen ze het liefst aan landwegen in hoge bomen, ook in kreupelhout aan de bosrand. Van buiten is het nest groot en kan dan wel zestig cm in diameter zijn hoewel het van binnen maar een twintig cm meet en als een zachte matras bekleed is. Eksters maken vaak grote nesten die alle jaren groter worden, zodat het soms lijkt alsof er een man in de boom zit. Het nest is stevig gebouwd van doornige takjes en van binnen met leem bestreken en meestal overwelfd. ‘Hij bouwt een nest met twee holen, de ene gaat hij in en in de ander doet hij zijn staart’.
(b) Vondel, Harpoen aen Jonckheer Landelot;
‘En weet haar moed hier na te strekken en te vieren
Veel dingen zijn nut, maar ‘t is niet al te fraai
Een huis die versierd is met een mooie papegaai
Maar snatert hij te veel, hij is gelijk een ekster’.
Het is bekend dat er eksters gestorven zijn vanwege kwaadheid omdat ze sommige woorden niet konden leren of uitspreken en ook dat ze, hoe vaak ze sommige woorden ook gehoord en gerepeteerd hebben, die vaak vergeten. Hun geheugen is zo klein en ze vergeten de woorden gauw. Als eksters ouder worden kan men ze leren praten. Om te kunnen praten heet het, dat hij van de tongriem moet worden gesneden. Daarvan maakt men in sommige streken dat op drie vrijdagen een stukje van zijn tong moet worden gesneden. Daardoor gaat het dier echter niet spreken, het bezwijkt aan die foltering.
Picus es i uoghel echt 7850na minen wanen eist .i. specht also sterc es hi ghebect dat hi die bome dore pect onder die scorse na sire wise soeket hi worme te sire spise 7855jn olen bomen maectj sine nest dar broeti sine jonghe best sloughe oec iemen yser of hout jn die gate met ghewout ende picus niet in ne mochte 7860hi vloghe och ende sochte j. cruud dart mede uloghe vte dat hoe vaste dattet stake int gat oude bouke segghen dat van desen crude tere stat 7865dat mer mede mach ontsluten alrande slote van buten die die word dar toe can segghen diere mede toe ghelegghen gheen mensche kennet echt 7870sonder bj naturen die specht scarp sin sine clawen ghemene dies sieti node up die stene sulc ghelijct merlen wale sulc .i. deel den wedewale 7875sulke sijn up thouet roet die sijn sconst ende groet |
101. Picus is een vogel echt, 7850 naar mijn waan is het een specht. Alzo sterk is hij gebekt dat hij de bomen doorpikt onder de schors, naar zijn wijze zoekt hij wormen voor zijn spijs. 7855 In holle bomen maakt het zijn nest daar broedt het in zijn jongen best. (a) Sloeg ook iemand ijzer of hout in die gaten met geweld zodat Picus er niet in mocht, 7860 hij vloog ook en zocht een kruid waar het mee uitvloog dat hoe vast het ook stak in het gat. Oude boeken zeggen dat van dit kruid daar ter plaatse 7865 dat men ermee kan openen allerhande sloten van buiten die het woord erbij kan zeggen die er mede aan liggen geen mens kent het echt 7870 alleen van naturen die specht. Scherp zijn de klauwen algemeen dus zit ze node op een steen. Er zijn er die lijken op de merel wel of voor een deel op de wielewaal. 7875 Sommige zijn op het hoofd rood die zijn de schoonste en groot. |
Picus, Latijn voor specht. Specht, midden- en oud-Hoogduitse Speht, nu Specht, Engelse speight of wood-pecker, oud-Frans espoit en nu epeiche of pic. Waarschijnlijk betekent het woord in Indo-Germaans een grote vogel die bont is of vlekken heeft. Of het duidt op de spitse snavel, vergelijk spijker.
Dendrocopos major, L. (Grieks dendron; boom kopto; slaan, en groter) grote bonte specht, Franse pic bigarre, Duitse Grosser Buntspecht, Engelse Northern great spotted woodpecker die vooral de dennenbossen bewoont. Het is onze bekendste specht.
(a) Salomon had zo’n kracht ook nodig bij het bouwen van de tempel, 1 Kon. 6:7 ‘en geen hamer of beitel of enig ijzeren gereedschap werd gehoord bij het bouwen van het huis,’. Hij moest dus magische krachten gebruiken. Zie de tamur of schamir of Salomonsworm onder wormen, 29.
Het voorschrift luidde: ‘Indien gij echter een altaar van stenen voor Mij maakt, dan moogt gij het niet bouwen van gehouwen steen; wanneer gij dat met uw houweel bewerkt, ontwijdt gij het’. (Ex. 20:25, 26)
Het is een overblijfsel uit oude tijden, men geloofde dat op eenzame plaatsen onwezenlijk grote schatten lagen opgestapeld. In verlaten burchten en kastelen bevonden zich met goud en edelstenen gevulde kamers die door het toverwoord van een meester gesloten was. Wie dit verstond en de toverij kon verbreken kwam in het bezit van alle rijkdom kon een zorgeloos leven, stad en landen weerstaan en elke wens vervullen. Maar het middel om de opheffing de vinden? Die interessante vraag hebben velen zich gesteld. Velen offerden niet zelden hun vermogen, lijf en leven om het grote raadsel dat die uit hun hebzucht ontsprong, te ontsluieren. Die waanzin die zovele ongelukkig maakte, was mogelijk sneller verdwenen als niet zo nu en dan een bedrieger opdook die zich bij de bijgelovige onder de naam schatgraver bekend maakte. Ze gaven op bedrieglijke wijze voor het middel en de toverformule te kennen waarmee men verborgen schatten konden vinden. De menigte, gelovig als ze was, kocht het aangeprezen middel voor duur geld ging dan ook geheid in het middernachtelijk uur door storm, bliksem en donder in de afgelegen plaatsen om het geluk te vinden. Niet overal lag tenslotte zo’n schat, er waren speciale plaatsen die gezocht moesten worden. Als ze dachten dat ze de lang vermeende plaats genaderd waren, zonk hun hoop toch weer snel in. Onder alle toverwortels was het een zeker kruid die vooral de aandacht trok.
Plinius (XXV,5) spreekt al over zo’n kruid: ‘Demokritus heeft het gezegd en Theophrastus geloofde dat het een kruid is dat als het door een vogel bij een boom werd gebracht waar het door aanraking de wig die de herders erin geslagen hadden er uittrekt’
Er zijn verschillenden spechten, een groene en een kleine groene specht, kleine en een middelste bonte specht en een zwarte specht.
Passer es der musscen name jn huse te broedene es em bequame dicken dinkensj verwoeden 7880alsj noten ende broeden die eetste voghel est van naturen die men vind inder scripturen die soen leuen langher dan die hien wilmen segghen ende sien 7885aristotiles die seghet dat die hie allene pleghet nemme te leuene dan j. iar dat mach sijn inden lande dar mar hier nest niet des siwi vroet 7890jc waent onse coude lant doet jn someghen steden wilmen callen dat si van den gheuele vallen mar aristotiles die seghet dats om dat die mussche pleghet 7895tetene dat belsaet dar of comt hare dat quaet alse die jonghe vte vlieghen doude ne willense niet bedrieghen sine vlieghen mede ende hare ybure 7900ende houdense dits ouesce nature dus soude starke entie vroede den cranken nemen in sire hoede ende bewaren ende bekeren bede van scanden ende onneren |
102. Passer is de mussen naam in huis te broeden is hem bekwaam. Vaak denk je ze zijn dol 7880 als ze paren en broeden, (a) de heetste vogel is het van naturen die men vindt in de schriften. Die zij leven langer dan de hij wil men zeggen en zien. 7885 Aristoteles die zegt dat de hij alleen pleegt nimmer langer leven dan een jaar. Dat mag zijn in de landen daar maar hier is het niet, zoals wij bevroeden 7890 ik waan het ons koude land dat doet (b) In sommige steden wil men roepen dat ze van het dak afvallen, maar Aristoteles die zegt dat is omdat de mus pleegt 7895 te eten dat bilzekruid daarvan komt hun dat kwaad. Als de jongen uitvliegen de ouden willen ze niet bedriegen zij vliegen mee en hun buren 7900 en beschermen ze, dit is hoffelijke natuur. Dus zou de sterke en de verstandige de zwakken nemen in zijn hoede en beschermen en bekeren beide van schande en oneer. |
Passer, Latijn, het woord komt van patiendo: lijden, omdat deze vogel vanwege zijn geilheid en steeds vermenging de vallende ziekte heeft en daarom slechts twee jaren leeft. Mus, midden-Nederlands mussche, midden-Hoogduits Mussche, van Latijn muscio dat eigenlijk vliegenvanger betekent en zo van het Latijnse musca: vlieg, is afgeleid. Duits Sperling wat wel verbasterde tot Spatz (mogelijk in verband met Spass, het is een schelm onder de vogels) midden- Hoogduits Sparwe, Angelsaksisch spearwa wat in Engels sparrow werd, dat van een bronwoord stamt dat kleine vogel betekent. Frans moineau (franc) wat men met de bruine pij van een moine: monnik, in verband brengt, komt van muscio: klein vogeltje.
Passer domesticus, L. (niet tam, maar van het huis, ze laat zich moeilijk temmen) de tjilpende huismus.
(a) Het is een hete vogel en wellustig, zijn vlees wordt vaak als voedsel genomen om lichamelijke liefde op te wekken.
‘De kunst van vrijen zal u die zijn voorgeschreven?
Van een mus? Zult gij naar hare wetten leven?’
Een rijk koopman verzekert dat een mus zeventien gangen na elkaar deed en dat in een tijd van vier en twintig uur, maar dat ze de vleugels en staart ‘dapper liet hangen en seer besweet was’ Wat ook door anderen bevestigd werd.
Chaucer vertelt in de proloog over de man van ‘’t gericht
‘Die had een vuurrood cherubijnengezicht’
Want opgezet was ‘’t en zijn ogen klein’
Hij was zo heet en geil als mussen zijn’ ‘As hoot he was and lecherous as a sparwe’
Ze maken ze ook de mensen zo die ze eten. In Lev. 14 wordt geboden om de melaatsen, als ze gezuiverd zijn, twee mussen te offeren hoewel zoiets in geen offerande plaats heeft. Sommigen menen dat dit hier gebeurt omdat de melaatsen hun geilheid gelijk met de mussen offeren. Ze offeren alle wellust van de wereld zodat ze hun vorige en toekomende leven zullen overdenken.
(b) De mussen vallen dood van het dak. Zo warm is het. Oorspronkelijk; de mossen vallen dood van het dak. Op de oude boerderijen werd het mos droog met hitte en had dan kans om op de grond te vallen.
(c )Ze eten venijnige zaden als het bilzekruid zonder gevaar, maar daarom hebben ze wel wat last van de vallende ziekte.
Philomene in onse tale ludet wel die nachtegale ende heuet van sanghe den prijs bouen alle vogle in goeder wijs 7925vro wert so in der dagheraet ende louet die sonne eer so up gaet jn lentijn ende in somers beghin sinc soe ende nemmee no min jn lentijn tijd vouch soe hare so 7930van haren sanghe werd soe so vro dat soere selden omme het ende singt te nerensteliker ende te bet ja dar soe te prighe singhet heer soe hare uerwonnen ghinghet 7935hare nerenst es so groet so sal eer singhende bliuen doet sulc meester seit also verstaet alst met hare ten ende gaet dat soes beghint metten daghe 7940ende verheft hare van slaghe te slaghe toter noenen dat de hitte es groet dan vallesoe van den bome doet alle noten van musiken consi singhen ende striken 7945ja die oude leren de jonghe ende formeren hare tonghe vp ende neder talre note dus leert elc sine rote mar als die daghe ten lancsten comen 7950so es hem hare sanc benomen so dat men van hem niet entuint te wintertide van hem vint sonder dat sulc openbard dat mense dan eet roebard 7955ende dit scijnt openbar dat hem dus hout ouer waer alsi broeden ende noten dan wert hem hare sanc uerstoten |
104. Philomena in onze taal luidt wel de nachtegaal. En heeft van zang de prijs boven alle vogels in goede wijs 7925 vrolijk wordt ze in de dageraad en looft de zon voor die op gaat in lente en in zomers begin zingt het, en anders weinig. De lentetijd voegt haar zo 7930 van haar zang werd ze zo vrolijk dat ze er zelden door eet en zingt te naarstig en te beter, ja, daar ze te strijden zingt als zij zich overwonnen vindt, 7935 hun bedrijvigheid is zo groot ze zal eerder zingende blijven dood. Sommige meesters zeggen, alzo verstaat als het met haar ten einde gaat dat ze zo begint met de dag 7940 en verheft zich van slag tot slag tot de noen, dan is de hitte is groot dan vallen ze van de bomen dood. Alle noten van muziek kan ze zingen en strijken 7945 ja, de ouden leren de jongen en vormen hun tong op en neer met te alle noten dus leert elk zijn groep. Maar als de dagen langer worden 7950 dan is van hen de zang benomen zodat men van hem niets vindt in de wintertijd van hem vindt. Uitgezonderd dat sommige openbaar dat men ze dan noemt roodborstje 7955 en dit schijnt openbaar dat men dus houdt voor waar. Als ze broeden en paren dan werd hem de zang verstoten. |
Philomela was de dochter van de Atheense koning Pandion. Haar zuster Procne was getrouwd met de koning van Thracië, Tereus. Die onteerde Philomela en sneed haar daarna de tong af zodat ze hem niet kon verraden. Door middel van een kunstig geweven kleed weet ze haar zuster Procne haar ongeluk voor te stellen. Als wraak zetten ze Tereus zijn eigen zoon als maal voor. Die ontdekt dan de gruwelijke wraak en probeert beide zusters te doden. Nu grijpen de goden in en veranderen Tereus in een havik (of hop), Procne in een zwaluw en Philomela in een nachtegaal. Haar naam is nu het symbool voor lied en ook voor pozie omdat ze veel door de dichters gebruikt wordt. Shakespeare Titus Andronicus, 2, 3, 43; ‘Waarop zijn Philomela tongloos wordt’
De slag van de nachtegaal moet twintig a vier en twintig verschillende strofen bevatten om de naam van uitmuntend te verdienen. Bij vele van deze virtuozen is de afwisseling geringer. De woonplaats oefent hier een belangrijke invloed op uit. Worden de jongeren begeleid door oudere en meer bedreven kunstenaars dan stijgen ze naar grotere hoogtes. Ouderen slaan zo meestal beter dan jongeren, oefening baart kunst. Het vurigst worden ze als er ijverzucht in het spel is, het lied wordt dan een wapen dat elke strijder op zijn best mogelijke wijze tracht te hanteren. ‘Gelijk de nachtegaal zijn jongen went tot zingen. Zo leert een vader ook zijn kinderen goede dingen’ Hij heeft zo pedagogische eigenschappen.
Erithacus rubecula. L. (rode keel) die overal naar zijn rode borst en keel heet. Roodborstje, Duits Rotkehlchen, Engelse robin redbreast en in Frans rouge-gorge. Omdat men niet wist waar ze bleven werd gedacht dat ze van kleur veranderden en in de winter een roodborstje werden, zie 73.
Presitacus dat dinke mi sijn 7960die pape gaie dar ons solijn ende Jacob scriuen in haren doene een uoghel est van plumen groene om den als den rinc van plumen gheuarwet als van goutscumen 7965ene tonghe groet ende breet dar hi mede formert yreet woerde als oft .i. mensche ware jn den ersten of in den andren jare so sijnsi te lerne best 7970ende ontouden dat men em vest den bec ebben si so crum ende so starc al vielen si van oghen vp .i. sarc si souden hem up den bec ontfaen hare houet es ard sonder waen 7975dat mense met enen ysere slaet als mense wil duinghen dat soet verstaet te sprekene na des menschen wise haren poet stecsoe in de spise jn den bec dits wonder mee 7980jnt gheberchte van gelboe segmen dat hi broedens pliet dar het selden reint of niet want die rein es hare doot dien stert queket so met gnouchten groot 7985ende strikene dicke ende makene fijn ende sere gherne drinken si wijn men lest ins coninc karles tiden dat hi wilen soude liden dort wout te grieken ende sijn here 7990om te varne ouer mere papen gaihen camen tier stont ende seider keiser vare ghesont doe was hi coninc ywarlike van der cronen van vrankerike 7995ende hi wart romsch keiser der nar dus worden hare warde war den paus lewen lese wi mede gaf .i. man vp oueschede enen papegay sprac ynouch 8000ende doe mense ten paus drouch ende soe was up hare vard soe sprac jc vare ten paus ward ende terst dat soe den paus sach omboet soe hem goeden dach 8005achter .i. ii. warf te samen dese dinc so wel den paus bequamen dat hi dicken sonderlinghen der jeghen sprac om dach cortinghe nv het van der p. vte es 8010ghi sult vort oren van der .s. |
105. Psittacus, dat denk ik te zijn, 7960 de papegaai waar ons Solinus en Jacob schrijven in hun doen. Een vogel is het van pluimen groen om de hals een ring van pluimen geverfd als van bladgoud. 7965 (a) Een tong groot en breed waar hij mee vormt gelijk woorden, alsof het een mens was in het eerste of in het volgende jaar dan zijn ze te leren het beste 7970 en onthouden dat men ze inprent. De bek hebben ze zo krom en zo sterk al vielen ze van hoogte op een zerk ze zouden zich op de bek ontvangen. (b) Hun hoofd is hard, zonder waan, 7975 dat men ze met een ijzer slaat als men ze wil dwingen dat ze het verstaat te spreken naar de mensen wijze. Met hun poten steken ze de spijs in de bek, dit is een wonder meer. (e) 7980 In het gebergte van Gilboa, zegt men, dat hij te broeden pleegt waar het zelden regent of niet want de regen is hun dood. (f) De staart verkwikt ze met genoegen groot, 7985 en strijkt het veel en maakt het fijn. En zeer graag drinken z |