Het verbetert en vermeerdert natuurlyk tooverboek
Over Het verbetert en vermeerdert natuurlyk tooverboek
Simon Witgeest met een natuurlijk toverboek, van verborgen te schrijven, inkt, lakken en verven te maken, dieren en dergelijke te verven en te houden, planten, metalen, balsemen, spiegels, tijdrekeningen en andere rare kunsten. Door Nico Koomen. Uit; https://www.dbnl.org/tekst/goer004verb01_01/goer004verb01_01_0003.php
[2v]Op ‘t Natuurlyk Tover-boek, van Simon Witgeest. Beef oude Besjes, beef, en Kinders met elkaar, Nu Simon Magus, zig koomt op een nieuw vertoonen, Dit is wat anders als een drooge blaas met Boonen; Hij Tovert in dit Boek of ‘t vol van Drommels waar. Laat Bekker hier eens by, met zijn Standvaste schaar, Die waar hy kan of mag, de Duyvel tragt te hoonen, Hier koomt een witte Geest, zig schijnbaarlijk vertoonen. Soo blijkt de Tovery, nu Middag-licht en klaar, Hy staak na dit gezigt dan vry het ydel poogen, Die nog niet zien kan, die heeft in derdaad geen oogen.. Een Simon kon de droes na wezen en Natuur, Dees witte Simon doet hem door de handen werken: My denkt die ‘t nog niet merkt die zal het ook niet merken, Hy offer vryelijk dees bladen aan het vuu Antwoort. Gewisselijk het Boek moest in het vlammen vuur, Ging ‘t na die geen ԥr wil, die ‘t dog niet kunnen merken Al woud men ‘t met een grif, haar in de Breinkas werken; ‘t Zijn dommerts inեr aart, baar wezen en Natuur. ‘t Zijn blinden die niet zien al gaf me haar twee paar oogen, Dus spaar dan inkt en pen, ‘t is dog maar ydel poogen, Zy hebben Toveri in haar verstand, dat ‘s klaar Een Schaduw, die zal zig gantsch schrikkelijk vertonen: En die het tegenspreekt zy gaan hem daadlijk Hoonen, Een Mantien aan de wand verbaast een heele Schaar, Dit is zoo een lieven leer, als of ‘t wat zonders waar Maar die het regt begrijpt vreest voor geen blaas vol boonen: Laat Simon zig maar als een witte Geest vertoonen, En jagen alմ gespuys na koy toe by elkaar. Roelof Roukema. [3r] |
Op ‘t Natuurlijk toverboek van Simon Witgeest. Beef oude besjes, beef, en kinderen met elkaar, Nu Simon Magus zich komt opnieuw vertonen, Dit is wat anders als een droge blaas met bonen; Hij tovert in dit boek of ‘t vol van dromen was. Laat Bekker hier eens bij met zijn standvastige schaar, Die waar hij kan of mag de duivel tracht te honen, Hier komt een witte geest, zich schijnbaar vertonen. Zo blijkt de toverij, nu middaglicht en klaar, Hij staakt na dit gezicht dan vrij het ijdele pogen, Die nog niet zien kan, die heeft inderdaad geen ogen. Een Simon kon de droes na wezen en natuur, Deze witte Simon laat zich door de handen werken: Me lijkt die ‘t nog niet merkt die zal het ook niet merken, Hij offert vrij deze bladeren aan het vuur. Antwoord. Zeker, het boek moest in het vlammen vuur, Ging ‘t naar diegene er wil, die ‘t toch niet kunnen merken Al wilde men ‘t met een griffel hen in de breinkast bewerken; ‘t Zijn dommerds in de aard, baar wezen en natuur. ‘t Zijn blinden die niet zien al gaf men hun twee paar ogen, Dus spaar dan inkt en pen, ‘t is toch maar ijdel pogen, Ze hebben toverij in hun verstand, dat ‘t klaar Een schaduw die zal zich gans verschrikkelijk zal vertonen: En die het tegenspreekt ze gaan hem dadelijk honen, Een mantel aan de wand verbaast een hele schaar, Dit is zo’n een lieve leer, als of ‘t wat bijzonders was. Maar die het recht begrijpt vreest voor geen blaas vol bonen: Laat Simon zich maar als een witte geest vertonen, En jagen al ‘t gespuis naakt toe bij elkaar. Roelof Roukema. [3r] |
Voor-reden tot den Leser. Nademaal ik altyd van Jongs aan een besonder genegentheyt heb gehad tot Konsten en Wetenschap, en nu daar veele jaren lang een groot deel van deselve opgesogt hebbe, van veele schryvers uyt verscheyde Talen en Landaard, soo heb ik geoordeeld dat ik alle Liefhebbers der selver konsten, een aangenaam dienst zal doen, hier hen een menigte van omtrent vijftien a sestien Hondert stukken op te dragen, en meede te deelen: die alle ofte seer vermakelyk en kortswylig, of seer nut en voordeelig zyn. [3v] Niemant zy nu soo beschroomt dat hy geloove dat sommige dingen mogten van de vervloekte Magia (die men by geloovige Toverye noemt) weesen: dewyl dit werk al tot vijf maalen door den Druk in ‘t ligt gegeven is: het geene een bewys is, dat het veele soo wel gevallen heeft, dat wy nu den sesden druk opleggen. Maar ik beken het, hier is een klagte geweest van sommige, dat is, dat door de haast des uytgevers, de druk-fauten niet behoorlyk en genoeg waren gecorigeert; als meede ook dat eenige stukken twee maalen wierden voorgedragen, en ook dat dit Werk al te groot was voor velen. [4r] Om hen hier dan in te dienen, en te geryven, soo heb ik de moeyte op my genomen om alle stukken die twemaal voor quamen, hier uyt dit werk te laten, voegende wederom in de plaats een aanhang van 112. stukken niet slegter als een van de voorige. Wy hebben ook eenige stukken verworpen die in de natuur vals waren, om niemant hier door te misleyden. Hier en boven soo hebben wy moeten eenigsints de order veranderen. Wy hebben hier weder by gevoegt dat in den vijfden druk was uytgelaten, namentlijk, het aanhangsel van ‘t Blanket werk, het welk wy soo Ԯ weynig hier en daar verkort hebben, als ook de [4v] Illuminatien, of water verwen, en ‘t afsetten van Bloemen, het welk ons door veel Liefhebbers wiert versogt, en aangeraden, om dat hier in desen sesden druk weer by te doen. Eyndelijk voegen hier dan by, nog eenige geheyme Konsten, vermaakelyke Klugten of Potsen en andere dingen, die nog niet in ‘t ligt geweest hebben. Neemt dan, waarde Leeser, dit Verbeetert en Vermeerdert Werk, schoon in veele dingen verkort, die van het slegtste waren, in dank aan en vermaakt u daar meede. Ondertusschen sal ik verblyven U E. Gedienst-waarde Vriend. S. Witgeest. In Navalia, den 12 September, 1698. [5r] |
Voorreden tot de lezer. Nadat ik altijd van jongs af aan een bijzondere genegenheid heb gehad tot kunsten en wetenschap en nu daar vele jarenlang een groot deel van die opgezocht heb van vele schrijvers uit verschillende talen en landaard, zo heb ik geoordeeld dat ik alle liefhebbers van die kunsten een aangename dienst zal doen, hier heen een menigte van omtrent vijftien a zestien honderd stukken op te dragen en mee te delen: die allen of zeer vermakelijk en kort durend of zeer nut en voordelig zijn. [3v] Niemand is nu zo beschroomd dat hij gelooft dat sommige dingen mochten van de vervloekte Magiërs (dat men bijgelovige toverij noemt) wezen: omdat dit werk al tot vijfmaal door de druk in ‘t licht gegeven is: hetgeen een bewijs is dat het velen zo goed gevallen is dat we nu de zesde druk opleggen. Maar ik beken het, hier is een klacht geweest van sommigen en dat is, dat door de haast der uitgever de drukfouten niet behoorlijk genoeg waren gecorrigeerd; als mede ook dat enige stukken tweemaal werden voorgedragen en ook dat dit werk al te groot was voor velen. [4r] Om hen hierin dan te dienen en te gerieven zo heb ik de moeite op me genomen om alle stukken die tweemaal voorkwamen hier uit dit werk te laten en voeg wederom in de plaats een aanhang van 112 stukken niet slechter als een van de vorigen. Wij hebben ook enige stukken verworpen die in de natuur vals waren om niemand hierdoor te misleiden. Hierboven zo hebben we enigszins de orde moeten veranderen. We hebben hier weer bijgevoegd dat in de vijfde druk was uitgelaten, namelijk, het aanhangsel van ‘t blanket werk, wat we zo weinig mogelijk hier en daar verkort hebben als ook de [4v] illuminatie of water verven en ‘t afzetten van bloemen wat ons door veel liefhebbers werd verzocht en aangeraden om dat hier in deze zesde druk weer bij te doen. Eindelijk voegen hier dan bij nog enige geheime kunsten, vermakelijke kluchten of potsen en andere dingen die nog niet in ‘t licht geweest zijn. Neemt dan, waarde lezer, dit verbetert en vermeerdert werk, ofschoon in vele dingen verkort die van het slechtste waren, in dank aan en vermaakt u daarmee. Ondertussen zal ik verblijven U E. gedienstige-waarde vriend. S. Witgeest. In Navalia, (Genemuiden) de 12de september, 1698. [5r] |
Den Uyt-gever tot den Leeser. Waarde Leser, al is ‘t schoon dat wy niet belooft en hebben de voorgaande vijfden Druk des natuurlijken Toover-boeks te vermeerderen: gelijk wy in de voorgaande tweeden Druk gedaan hebben: soo zijn wy op het aanhouden van sommige te raden geworden dit werk te vermeerderen: en te verbeteren: Inbrengende soodanige dingen, die de meeste behagen, en in den voorgaande druk waren uyt gelaten. Die dingen die door haastigheyd tweemaal voor quamen, heb ik selfs en door een ander laten uyt monsteren en verwerpen, nevens nog anderen die hier al te groten omslag maakten. Om dit wederom te vergoeden, soo brenge ik wederom nieuwe dingen in de plaats, die yder na mijn oordeel sullen behagen. Dit Werk heb ik selver in den Aanhang met Figuuren daar toe behoorende [5v] versien en verciert, op dat den Leeser de stukken te beter verstaen en vatten soude. Tot gemak en gerijf der Lief-hebbers soo heb ik ook een Inhoud des Werks, soo der Boeken als der stukken hier laaten byvoegen: op dat yder met een opslag sien kan, wat hier den inhoud van is, en sijn lust en begeerte ten eersten kan vinden, en in de Pagina op soeken. Gebruykt dan dese tegenwoordige dingen gunstige Leesers, en vermaakt u daar mede, of doet ԥr u voordeel meede, ‘t geen my aangenaam sal zijn, en my dunken sal dat ik Eer voor mijn kosten en moeyten hebbe. Ondertusschen wil ik verblijve altijd U E. Dienst-willigen Vriend. J. ten Hoorn. [1] |
De uitgever tot de lezer. Waarde lezer, al is ‘t mooi dat we niet beloofd hebben de voorgaande vijfde druk der natuurlijke toverboek te vermeerderen: gelijk we in het voorgaande tweede druk gedaan hebben: zo zijn we op het aanhouden van sommige te raden geworden dit werk te vermeerderen en te verbeteren: En brengen in zodanige dingen die de meesten behagen en in de voorgaande druk waren uitgelaten. Die dingen die door haastigheid tweemaal voorkwamen heb ik zelf en door een ander laten uit monsteren en verwerpen, nevens nog anderen die hier al te grote omslag maakten. Om dit wederom te vergoeden zo breng ik wederom nieuwe dingen in de plaats die ieder naar mijn oordeel zullen behagen. Dit werk heb ik zelf in de aanhang met figuren die daartoe behoren [5v] voorzien en versierd op dat de lezen de stukken te beter verstaan en vatten zou. Tot gemak en gerief der liefhebbers zo heb ik ook een inhoud van het werk en zo van de boeken als van de stukken hier laten bijvoegen: opdat iedereen met een opslag zien kan wat hier de inhoud van is en zijn lust en begeerte ten eerste kan vinden en in de pagina op te zoeken. Gebruikt dan deze tegenwoordige dingen. Gunstige lezers en vermaakt u daarmee of doe er uw voordeel mee, hetgeen me aangenaam zal zijn en me denken zal dat ik eer voor mijn kosten en moeite heb. Ondertussen wil ik verblijven altijd Uw E. Dienstwillige vriend. J. ten Hoorn. [1] |
Het Verbeetert en Vermeerdert Natuurlyk Toover-boek of Speel-toneel der Konsten. Het Eerste Boek. Bevattende verscheyden aardige Kluchten, Vermaakelijke Potsen, Natuurlijke Gaauwigheden, die den Onervaren Toovery schijnt, als mede het speelen uyt de Goochel tas. 1. Om heymelijk Kikvorschen in een Kaamer te doen koomen. Als men voor eenige groote personagien uyt de Goocheltas sal speelen, en men eenige Vertooningen op het onversienste doet, dat men eenige Kikvorschen als ten tyde van Pharao, laat koomen. Om dit in ‘t werk te stellen, soo neemt een linne sak, doet daar vijf en twintig kikvorsen in of meer, hangt die heymelijk [2] onder u rok: als gy nu een tyt lang hokus bokus hebt gespeelt, so maakt dat de kikvorschen met een geswintheit uyt de sak springen over de kamer daar de omstanders zyn, so sullen sy alle verschrikken en u als een Toovenaar uyt maaken. Men kan dese sak sodanig naayen, dat hy met een dun draadjen vast gemaakt is. ‘t Welk gy heymelijk tusschen uw naagels stukken trekkende de sak allengskens sal los werden en open gaan, waar door de kikvorschen sullen uytspringen, die de kikvorschen in een doos kan doen, en in sijn broek steken, de kouseband los doende, en de doos heymelijk oopenende, sullen kikvorschen uyt de broek springen onder de tafel daar gy aansit, en de heele Saal over springen. Dit spel wierd eens voor de Koning van Vrankrijk gespeelt, waar door alle de Dames seer vervaart wierden, en hadde de Googelaar sijn kunst niet geopenbaard, het soude hem het leven gekost hebben. II. Een Weddenschap om een Roomer van glas in drie reysen niet te konnen stukken slaan. Dit is een bedriegerye, die evenwel de omstanders vermaakt. Men wed dan met jemand, dat hy den Romer niet sal in drie reysen konnen stukken slaan; het wedden gedaan zijnde sal hy se ten eersten stukken slaan, en niet in de derde reys, ten ware hy de kneep wist, en de twee eerste reysen soo sagt sloeg, en de derde reyse hard, so had den slaander ‘t gewonnen, maar anders verlooren. III. Een Pots om jemant op een Solder te leesen. Laat jemant op de plaats sitten, met sijn hoed af, en gaat op de Solder hart op leesen, en giet hem van booven neer op het hoofd een pispot of een bak met water, soo sult gy wel soo lange leesen, tot [3] hy van selver sal by uw koomen, om uw wat af te smeeren. IV. Om jemant van onder een Mand te singen. Laat jemand onder een groote mand sitten, en gaat daar al singende rondom, ondertusschen soo giet wat water op de mand, soo sal hy daar wel haast van onder duikelen. V. Om alle Figuren te vertoonen. Men neemt een tinne Schootel; hier doet men wat water in, en men segt tegen de omstanders dat men daar allerley figuuren in sal doen verschijnen, als het dan gebeurd, dat een yder soo ernstig toe kijkt, soo sal men de vlakke hand in ‘t waater slaan, op dat se alle nat werden, soo sal een yder een verscheyde figuur van aangesicht maaken, ende gy sult se alle uytlacchen. VI. Om Peetersely op een Tafel te doen groeyen. Wanneer men jemant bedriegen wil aan een haart sittende, soo segt men, koom, ik sal, eer yemand dertig huysen vergeloopen en wederom gekomen is, daar op de taafel Pieterselie of yets anders doen groeyen, en soo het niet geschiedt, sult gy my met de tang wakker afrossen: Dit contract aldus gemaakt zijnde, soo legt men de tange met het eynde in het vuur, terwijl hy heen gaat; en tegen het wederom komen, soo set men de heete tange op sijn plaats; als hy nu siet datեr geen Pieterselie of jets anders gewassen is, soo neemt hy de tange om uw af te slaan, en met eenen brandt hy deerlijk sijn handen, en werd daar en boven van het gansche geselschap uytgelacchen. [4] VII. Om een stuk Gelds van onder een Kan te doen haalen, sonder dat gy de Kan selfs sult aanraken. Wed in een Geselschap dat gy een stuk gelds onder een Kan sult leggen, dat het yder een sal sien, en dat gy het stuk geldts daar onder van daan sult haalen, sonder dat gy de Kan aanraakt: als gy dit in ‘t werk wilt stellen, soo legt voor de oogen van alle de Omstanders het stuk geldts daar onder, maakt nu wat grimatsen, en slaat met uw hand boven op de kan, als of gy het gelt door de Tafel sloegt, en laat van onder de Tafel diergelijken stuk gelds sien, als gy onder de kan hebt gelegt, soo sal men meynen dat het gelt van onder de kan is: dan sal de Wedder kurieus sijn de Kan op te lichten. Terwijl hy de kan op heft, soo haald metեr haast het stuk gelds daar onder van daan, soo hebt gy ‘t gewonnen, ‘t geld daar onder van daan haalende sonder de kan op te lichten, want een ander doet het voor uw. VIII. Om jemants Hoofd door een Ring te steeken. t Is voor sommige niet onaardig, in een Geselschap zoo eenige Potsen en Quinkslaagen, om de Juffers wat te vermaken, voor den dag te brengen. Om nu het Hooft door een Ring te steken, is een geringe saak, dog in een geselschap moeyelijk te begrijpen, als het nu tot de saak begint te koomen; soo moet men sich houden of de Ring vry kleintjes was, om soo een hoofd daar door te konnen steeken, en dat gy uyt uw weddenschap scheyd: soo sal die gewed heeft, en sijn hoofd daar wil laaten door steeken, des te graager aanhouden. Neemt dan de Ring eyndelijk, en legt die aan het achterhoofd, krijgt dan behendig een speld ofte [5] naald, en steekt hem door den Ring in den kop dat zy het voelen, zoo sullen zy wel haast gelooven dat den kop door de ring gestooken is, en willen het de Omstaanders niet gelooven, zoo laaten zy het probeeren. Aldus kond gy een groot Brood of Kaas door het oor van een kan steeken. IX. Op wat wijse de Quak-salvers Fenijn indrinken sonder schade. Daar is een soorte van Quaksalvers de welke Fenijn indrinken, en dat sonder schaade, gelijk men onlangs den Orvietaan-verkooper heeft sien doen, dit geschied dan om het gemeene volkjen het geld uyt de beurs te kloppen, en te doen gelooven, dat hun dingen daarom te beeter waaren, om dat zy van het ingedronken Fenijn, door haar Medicamenten daar op ingenomen, geen schade lijden. Arme menschen die sich zoo laaten bedriegen. Laurentius dien grooten Man, heeft hun bedriegeryen al lang ontdekt, en was het dat geleerde Lieden hem gelesen hadden, of ten minsten de Mannen van de Chirurgie, soude het selve niet alleen handhaven of voeden, maar souden het liever weeren en verwerpen. Doch wat segt nu Laurentius van deese bedriegers, hy segt dan datse eerst wel ter deegen booter eeten, of drinken Olie, opdat de maag en slokdarm door het overvloedig vet, mochte aan het braaken geraaken, waar door sy dan al het Fenijn soo overgeeven, als sy het ingenomen hebben. Siet, zijn dat geen schoone kunsjes van deese Heeren? die met een half dosijn pagiens en lakeyen, en gemeenlyk met een heel dosijn narren en gekken verselt zyn. [6] |
Het verbetert en vermeerdert natuurlijk toverboek of speeltoneel der kunsten. Het Eerste Boek. Bevat verschillende aardige kluchten, vermakelijke potsen, natuurlijke gauwigheden die de onervaren als toverij schijnt, als mede het spelen uit de goocheltas. 1. Om heimelijk kikkers in een kamer te laten komen. Als men voor enige grote personages uit de goocheltas zal spelen en men enige vertoningen op het onvoorziene doet dat men enige kikkers als ten tijde van farao laat komen. Om dit in ‘t werk te stellen, zo neemt een linnen zak en doe daarin vijfentwintig kikvorsen of meer, hang die heimelijk [2] onder uw rok: als ge nu een tijd lang hocus pocus hebt gespeeld zo maak dat de kikkers met een gezwindheid uit de zak springen in de kamer daar de omstanders zijn en zo zullen ze allen verschrikken en u als een tovenaar uit maken. Men kan deze zak zodanig naaien dat het met een dun draadje vastgemaakt is. Wat ge heimelijk tussen uw nagels stuk trekt en de zak zal geleidelijk aan los worden en opengaan waardoor de kikkers eruit zullen springen. Die de kikkers in een doos kan doen en in zijn broek steken, de kousenband losdoen en de doos heimelijk openen en dan zullen de kikkers uit de broek springen onder de tafel daar gij aanzit en de hele zaal door springen. Dit spel werd eens voor de koning van Frankrijk gespeeld waardoor alle dames zeer bang werden en had de goochelaar zijn kunst niet geopenbaard, het zou hem het leven gekost hebben. II. Een weddenschap om een roemer van glas in drie keer niet stuk te kunnen slaan. Dit is een bedriegerij die evenwel de omstanders vermaakt. Men wedt dan met iemand dat hij de roemer niet in drie keer zal kunnen stukken slaan; als het wedden gedaan is zal hij ze direct stuk slaan en niet in de derde keer, tenzij hij de kneep wist, en de twee eerste keren zo zacht sloeg en de derde keer hard, zo had die sloeg ‘t gewonnen, maar anders verloren. III. Een pots om iemand op een zolder te lezen. Laat iemand op de plaats zitten, met zijn hoed af, en gaat op de zolder hardop lezen en giet hem van boven neer op het hoofd een pispot of een bak met water, zo zal ge wel zo lang lezen tot [3] hij vanzelf bij u zal komen om u wat af te smeren. IV. Om iemand van onder een mand te zingen. Laat iemand onder een grote mand zitten en ga daar al zingende rondom, ondertussen zo giet wat water op de mand, zo zal hij daar wel gauw van onder duikelen. V. Om allerlei figuren te vertonen. Men neemt een tinnen schotel; hier doet men wat water in en men zegt tegen de omstanders dat men daar allerlei figuren in zal laten verschijnen, zoals het dan gebeurt dat iedereen zo ernstig toe kijkt zo zal men de vlakke hand in ‘t water slaan zodat ze allen nat worden en zo zal iedereen een verschillend figuur van aangezicht maken en ge zal ze allen uitlachen. VI. Om peterselie op een tafel te laten groeien. Wanneer men iemand bedriegen wil die aan een haard zit zo zegt men, kom, ik zal eer iemand dertig huizen ver gelopen en wederom gekomen is daar op de tafel peterselie of iets anders laten groeien en zo het niet geschied zal ge mij met een tang dapper afrossen: Dit contract dat aldus gemaakt is, zo legt men de tang met het einde in het vuur terwijl hij heen gaat; en tegen het wederom komen zo zet men de hete tang op zijn plaats; als hij nu ziet dat er geen peterselie of iets anders gegroeid is zo neemt hij de tang om u te slaan en meteen brandt hij deerlijk zijn handen en wordt daarboven van het ganse gezelschap uitgelachen. [4] VII. Om een stuk gelds van onder een kan te laten halen zonder dat ge de kan zelf zal aanraken. Wed in een gezelschap dat ge een stuk geld onder een kan zal leggen, dat het iedereen het zal zien en dat ge het stuk geld daar onder vandaan zal halen, zonder dat ge de kan aanraakt: als ge dit in ‘t werk wil stellen, zo leg voor de ogen van alle omstanders het stuk geld daaronder, maak nu wat grimassen en slaat met uw hand boven op de kan alsof ge het geld door de tafel sloeg en laat van onder de tafel diergelijk stuk geld zien zoals ge onder de kan hebt gelegd, zo zal men menen dat het geld van onder de kan is: dan zal de wedder curieus zijn om de kan op te lichten. Terwijl hij de kan opheft, zo haal met een haast het stuk geld daaronder vandaan, zo hebt ge ‘t gewonnen, ‘t geld daaronder vandaan te halen zonder de kan op te lichten, want een ander doet het voor u. VIII. Om iemands hoofd door een ring te steken. t Is voor sommige niet onaardig in een gezelschap zo enige potsen en kwinkslagen om de juffers wat te vermaken voor de dag te brengen. Om nu het hoofd door een ring te steken is een geringe zaak, toch in een gezelschap moeilijk te begrijpen en als het nu tot de zaak begint te komen; zo moet men zich houden of de ring vrij kleintjes was om zo een hoofd daardoor te kunnen steken en dat ge uit uw weddenschap scheidt: zo zal die gewed heeft en zijn hoofd daar wil laten door steken des te grager aanhouden. Neemt dan de ring eindelijk en leg die aan het achterhoofd, krijg dan behendig een speld of [5] naald en steekt die door de ring in de kop zodat ze het voelen, zo zullen ze wel haast geloven dat de kop door de ring gestoken is en willen het de omstanders niet geloven, zo laten ze het proberen. Aldus kan ge een groot brood of kaas door het oor van een kan steken. IX. Op wat wijze de kwakzalvers venijn indrinken zonder schade. Daar is een soort van kwakzalvers die venijn indrinken en dat zonder schade, gelijk men onlangs den Orvietaan-verkoper (uit Italiaanse stad Orvieto) heeft zien doen, dit geschiedt dan om het gewone volkje het geld uit de beurs te kloppen en te laten geloven dat hun dingen daarom te beter waren omdat ze van het ingedronken venijn, door hun medicamenten daarop ingenomen, geen schade lijden. Arme mensen die zich zo laten bedriegen. Laurentius die grote man heeft hun bedriegerijen al lang ontdekt en was het dat geleerde lieden het gelezen hadden of tenminste de mannen van de chirurgie zouden het niet alleen handhaven of voeden, maar zouden het liever weren en verwerpen. Doch wat zegt nu Laurentius van deze bedriegers, hij zegt dan dat ze eerst wel terdege boter eten of drinken olie opdat de maag en slokdarm door het overvloedig vet aan het braken mocht geraken waardoor ze dan al het venijn zo overgeven zoals ze het ingenomen hebben. Ziet, zijn dat geen mooie kunstjes van deze heren? Die met een half dozijn pages en lakeien en gewoonlijk met een heel dozijn narren en gekken vergezeld zijn. [6] |
X. Om met de Beekers uyt de Goochel-tas te speelen. Als men in de Kermissen koomt, siet men veel Hokus Bokus meesters die uyt de Gogel-tas spelen, dat voor de Boeren wel Tooverye gelijkt: maar in der daat ingesien sijnde, is alles maar een gaauwigheyd. Men sietse dan voor eerst met Beekers speelen en Nootemuskaten. Deese Beekers sijn wat langwerpig hoog gemaakt, soo dat se met de vingers gemakkelijk op te grijpen sijn; dan soo maakt men drie balletjes van kurk, soo groot en rond als Notemuskaten. Men set dan de drie Beekers op een Taafel, en men legt daar deese kurkjes onder, die Nootemuskaten gelijken, onder elke kroes een, dat is men legt deese drie kurkjes op een rye, en het schijnt als of men de Beekers over yder set, maar terwijle men die neder set, gebeurd het dat men yder kurkjen tusschen de vingers, met een radde geswindigheyt weg-neemt, want als het langsaam toegaat, souw de Pots gemerkt werden, en men sou seggen, is het anders niet? Nu deese Balletjes weet men heymelijk te bergen, op dat men se in de handen niet en siet, of anders was de kaart verkeken. Als men dan nu in ‘t geloof is, dat deese Balletjes onder de kroesen sijn, soo segt men, dat gy maaken sult, dat dese Nootemuskaten, daar van onder sijn getoovert, men maakt dan eenige babbele-guychen en Potsen met het stokjen dat men in de hand heeft, en men ligt dan met een geswindheyt de Beekers op, soo siet een yder datեr niets onder is, wilt gy nu maaken datse daar wederom onder geraaken, soo moet gy deese Balletjes met uw hand geswind daar onder schuyven, als gy dan de Beekers weeder opligt, soo sult gy se daar onder sien leggen. [7] Het is ver best dat deese Beekers van blik gemaakt werden, want dan zijn se des te ligter. Item dat ook de Bolletjes van kurk gemaakt zijn, want hoe lichter de werktuygen zijn daar gy meede speelt hoe beeter en vaardich gy speelen kont: ten anderen blyven zy ook beeter om haar stroevigheyt aan de banden hangen. |
X. Om met de bekers uit de goocheltas te spelen. Als men in de kermissen komt ziet men veel hocus pocus meesters uit de goocheltas spelen dat voor de boeren wel toverij gelijkt: maar inderdaad goed gezien is alles maar een gauwigheid. Men ziet ze dan voor eerst met bekers spelen en notenmuskaat. Deze bekers zijn wat langwerpig hoog gemaakt zodat ze met de vingers gemakkelijk op te grijpen zijn; dan zo maakt men drie balletjes van kurk, zo groot en rond als notenmuskaten. Men zet dan de drie bekers op een tafel en men legt daar deze kurkjes onder die op notenmuskaten gelijken en onder elke kroes een, dat is men legt deze drie kurkjes op een rij en het schijnt alsof men de bekers over elke zet, maar terwijl men die neer zet gebeurt het dat men elk kurkje tussen de vingers met een radde gezwindheid wegneemt, want als het langzaam toegaat zou de pots gemerkt worden en men zou zeggen, is het anders niet? Nu deze balletjes weet men heimelijk te verbergen opdat men ze in de handen niet ziet of anders was de kaart verkeken. Als men dan nu in ‘t geloof is dat deze balletjes onder de kroezen zijn zo zegt men dat ge maken zal dat deze notenmuskaten daar vanonder zijn getoverd, men maakt dan enige babbelgrappen en potsen met het stokje dat men in de hand heeft en men ligt dan met een gezwindheid de bekers op en zo ziet iedereen dat er niets onder is, wilt ge nu maken dat ze daar wederom onder geraken zo moet ge deze balletjes met uw hand gezwind daaronder schuiven als ge dan de bekers er weer oplegt, zo sult ge ze daaronder zien liggen. [7] Het is ver het beste dat deze bekers van blik gemaakt worden want dan zijn ze des te lichter. Item, dat ook de balletjes van kurk gemaakt zijn, want hoe lichter de werktuigen zijn daar ge mee speelt hoe beter en vaardiger ge kan spelen: ten anderen blijven ze ook beter om hun stroefheid aan de banden hangen. |
XI. Om van een Nootemuskaat twee of drie te maaken uyt de Goocheltas. De Goochelaars hebben ook gemeen datse van een Notemuskaat, twee of drie maaken, ‘t welk mede alles in een rasse geswindheyd bestaat. [8] Sy neemen dan Bolletjes van kurk als boven gesegt is, waar van sy een toonen, en een of twee achter de hand houden tusschen de vingers, die een ander niet sien en kan, dese een vertoont zijnde, segje datje van deese eene, twee of drie Muscaatnooten sult maaken. Gy maakt onderwijlen eenige Grammatsen, gelyk se doen, en men laatեr een of twee van tusschen de vingers vallen, dat meede al met een rasse bedektheyd moet geschieden, soo schijnt het als of je van een, twe of drie gemaakt heb. Aldus kan men een verborgen houden tusschen de Vingers, en de andere die gy verdubbelen wilt in locht smijten, als die dan neervalt, vertoont gyեr twee, ‘t welk meede wel tooverye gelykt, als het wel gedaan werd, op deese wyse sijn verscheyden andere kunsjes meerder te doen, die men alle niet wel beschryven kan. XII. Om uyt de Goochel-tas met ballen te speelen. Dit gaat by naa op de selfde wijse als wy te vooren van de Notemuskaten gesegt hebben. Want men laat eenige kleyne Balletjes maaken van leer, die met pluymen of haar gevult zijn, deese weet men met een behendigheyd tusschen den duym en den vinger te houden, dat men het soo naauw niet sien en kan, en dan kan men een bal quansuis na Oost-Indien senden, en houden het achter hands, of hem op eeten, en haalen hem uyt zijn sak weederom of in ‘t oor kloppen, en haalen hem uyt de mond of ‘t oog weederom uyt; of smijten een in de logt en toonen twee in de hand. Dees en diergelyke kunsjes kunje meer uytrechten. XIII. Op wat wijse de Koorde-dansers dansen De Koorde-dansers te sien dansen, schynt wel seekerlyk voor de gemeene Aanschouwers [9] een tooverye: maar haar konst bestaat alleenig hier in, naamelyk datse een touw spannen, gelyk men siet dat vry strak is en met krijt gewreven; als sy hier op dansen hebben sy schoenen aan van een dunne sool, meede met krijt bestreeken, daar by sijn se luchtig gekleed: in de handen hebben sy een swaare lange stok, die aan beyde eynden met loot gevult is, wanneer sy sig nu al dansende het lighaam aan de rechterhand buygen, helt de grootste helft van de stok weder aan de linkerhand over, op dat sy in een geduurige belans of evenwigt mogten blyven; want soo lange sy sulks konnen doen, sullen sy noyt vallen, en hier in bestaat haar geheele konst van dansen: want indiense van haar middel-punt afweeken dan souden sy vallen. Ook houden sy geduurig het oog op het kruys daar hun touw op gespannen is op dat sy niet besijden het touw mogten stappen of springen. Ten derden, doet de strammigheyt van het kruyt hun minder vallen, want dat houd vast en beneemt de gladdigheyt in ‘t gaan. Ten vierden geeft het stijf-gespannen touw hem op, ‘t welk tot hen hoog springen veel helpt. XIV. Om een Ey in de lucht te doen vliegen. Alle konsten sijn aardig, en als men se weet agt men se weynig. Men neemt een Ey, in welke men een gaatje maakt, en men laat het wit met het door daar uyt loopen, in dit Ey doense dan een weynig dauw die men in de maand van Maay vergadert heeft; de gatjes stopt men met wat wit was toe; soo smijt men het ey in de locht, ‘t welk seer langsaam sal om laage koomen, en beneeden zijnde, kaatst men het weder in de locht, ‘t welk aardig sal weesen om te sien. [10] Ik meyne dat een leedich Ey, en de gaatjes met was toegestopt, het selfde meede doet. XV. Om uyt de Goochel-tas Kooren te malen. Wonderlijk is de Goochel-tas,want se levert koddige dingen uyt, alweer wat nieuws uyt Africa. Weg nu jongers, staa uyt de kinke, weg, nu dieven, Molenaars, en al die ‘t hantering is, ik ben de nieuwe Meelmaker. Om dit te doen, laat ik een houte langwerpige kroes draajen, in welke nog een andre houte beeker sluyt, die vry dik is, dog soo diep niet in en sakt, want tusschen de buytenste en de binnenste Beeker, moet soo veel ruymte zyn, datեr een halve hand vol meel in kan, als nu dit meel daar in is, soo set de binnenste kroes op het meel, soodaanig dat men het niet en kan bespeuren, datեr twee Beekers in malkanderen staan. Als gy nu speelen sult laat uw Beeker sien, soo sal niemant merken, dat het een dubbelde Beeker is, doet dan een weynig Kooren in den Beeker, en legt daar een leeren sakjen daar toe gemaakt over, en maakt wat grimatsen met uw stokjes, als of gy maalde, als de sienders dan lange genoeg hebben sien maalen, soo grypt het leere sakjen of neusdoek aan, soodanig dat gy den binnensten kroes daar kont behendig meede aflichten, stort dan den kroes uyt, soo hebt gy meel, en de omstanders sullen meynen, dat gy het meel gemaalen hebt. Om dit nog beter te doen, soo maakt men een houten deksel met een knopjen boven op; welken op den binnensten kroes past, soo kont gy den kroes met u neusdoek noch beeter afligten, sonder dat het gemerkt werd. [11] |
XI. Om van een notenmuskaat twee of drie te maken uit de goocheltas. De goochelaars hebben ook gewoonte dat ze van een notenmuskaat er twee of drie maken, ‘t welk mede alles in een snelle gezwindheid bestaat. [8] Ze nemen dan balletjes van kurk, als boven gezegd is, waarvan ze er een tonen en er een of twee achter de hand houden tussen de vingers die een ander niet zien kan, als de ene vertoond is zeg je dat je van deze ene twee of drie muskaatnoten zal maken. Ge maakt ondertussen enige grimassen, gelijk ze doen, en men laat er een of twee van tussen de vingers vallen dat mede al met een snelle gezindheid moet geschieden, zo schijnt het alsof je van een, twee of drie gemaakt heb. Aldus kan men er een verborgen houden tussen de vingers en de andere die ge verdubbelen wilt in de lucht smijten en als die dan neervalt vertoont ge er twee, wat mede wel toverij gelijkt, zoals het wel gedaan wordt. Op deze wijze zijn verschillende andere kunstjes meer te doen die men allen niet goed beschrijven kan. XII. Om uit de goocheltas met ballen te spelen. Dit gaat bijna op dezelfde wijze als we tevoren van de notenmuskaten gezegd hebben. Want men laat enige kleine balletjes maken van leer die met pluimen of haar gevuld zijn, deze weet men met een handigheid tussen de duim en de vinger te houden, zodat men het zo gauw niet zien kan en dan kan men een bal kwansuis naar Oost-Indi zenden en houden het achter de hand of eet het op of haal het uit zijn zak wederom of in ‘t oor kloppen en haal het uit de mond of ‘t oog wederom uit; of smijt er een in de lucht en vertoon er twee in de hand. Deze en diergelijke kunstjes kan je meer uitrichten. XIII. Op wat wijze de koorddansers dansen. De koorddansers te zien dansen schijt wel zeker voor de gewone aanschouwers [9] een toverij: maar hun kunst bestaat alleen hierin, namelijk dat ze een touw spannen gelijk men ziet dat het vrij strak is en met krijt gewreven; als ze hierop dansen hebben ze schoenen aan van een dunne zool en mede met krijt bestreken, daarbij zijn ze luchtig gekleed: in de handen hebben ze een zware lange stok die aan beide einden met lood gevuld is, wanneer ze zich nu al dansende het lichaam aan de rechterhand buigen helt de grootste helft van de stok weer aan de linkerhand over, opdat ze in een gedurige balans of evenwicht mochten blijven; want zolang ze zulks kunnen doen zullen ze nooit vallen en hierin bestaat hun gehele kunst van dansen: want indien ze van hun middelpunt afweken dan zouden ze vallen. Ook houden ze gedurig het oog op het kruis daar hun touw op gespannen is opdat ze niet bezijden het touw mochten stappen of springen. Ten derden, doet de stramheid van het krijt hen minder vallen, want dat houdt vast en beneemt de gladheid in ‘t gaan. Ten vierden heft het stijf-gespannen touw hen op, ‘t welk tot hun hoog springen veel helpt. XIV. Om een ei in de lucht te laten vliegen. Alle kunsten zijn aardig en als men ze weet acht men ze weinig. Men neemt een ei waarin men een gaatje maakt en men laat het wit met de dooier daaruit lopen, in dit ei doen ze een weinig dauw die men in de maand van mei verzameld heeft; de gaatjes stopt men met wat wit was toe; zo smijt men het ei in de lucht, wat zeer langzaam omlaag zal komen en als het beneden is kaatst men het weer in de lucht, ‘t welk aardig zal wezen om te zien. [10] Ik denk dat een leeg ei en de gaatjes met was toegestopt hetzelfde mede doet. XV. Om uit de goocheltas koren te malen. Wonderlijk is de goocheltas want het levert koddige dingen uit, alweer wat nieuws uit Afrika. Weg nu jongeren, sta uit de kinkel, weg nu dieven, molenaars en allen die het hanteren, ik ben de nieuwe meelmaker. Om dit te doen laat ik een houten langwerpige kroes draaien waarin nog een andere houten beker sluit die vrij dik is, dog zo diep niet inzakt, want tussen de buitenste en de binnenste beker moet zoveel ruimte zijn dat er een halve hand vol meel in kan, als nu dit meel daarin is zo zet de binnenste kroes op het meel, zodanig dat men het niet kan bespeuren dat er twee bekers in elkaar staan. Als ge nu spelen zal laat uw beker zien, zo zal niemand merken dat het een dubbele beker is, doe dan een weinig koren in de beker en leg daar een leren zakje daartoe gemaakt over en maakt wat grimassen met uw stokjes alsof ge maalde, als de kijkers dan lang genoeg hebben zien malen zo grijp het leren zakje of neusdoek aan, zodanig dat ge de binnenste kroes daar handig mee kan aflichten, stort dan de kroes uit en zo hebt ge meel en de omstanders zullen menen dat ge het meel gemalen hebt. Om dit nog beter te doen, zo maakt men een houten deksel met een knopje bovenop die op de binnensten kroes past, zo kan ge de kroes met uw neusdoek nog beter aflichten zonder dat het gemerkt wordt. [11] |
XVI. Om te maaken dat jemandt, terwijlen hy danst, het sweet uytbreeken sal, soo swart als Inkt. Neemt waar dat gy aan die persoon die gy dees part wilt speelen, ‘t avonds te vooren wat lamp swertsel in de koussen sult doen, in sulker voegen dat als hy danst hem ‘t selve swartsel uytbreeke ende ‘t sweet sal uyt hem koomen, soo swert als Inkt, ende hy en sal niet konnen weeten van waar hem sulks komt, sijnde een seer genoeglijk Spe XVII. Om jemant swarte Handen en Aansicht te doen hebben, niet weetende waar het van daan komt. Die gy een pots wilt speelen, neemt die sijn handschoenen, strooyt daar in het poeder van koperrood en Gal-nooten onder een gemengt, als nu de handen sweeten, sullen sijn handen soo swart werden als Inkt. Van gelyken kont gy het jemant in de Pruyk strooyen, soo sal sijn voor-hooft en aansicht als hy sweet, swart werden, om dat dit poeder in het sweet smelt, en een Inkt vertoont. XVIII. Om te maaken dat jemand meer als twee hondert scheeten sal laaten uyten lyve vliegen. Dese part sal beter vallen in jemand die over weg gaat, dan jemand die stil sit, naademaal dat hy elken tred die hy doen sal, eenen scheet sal laaten, ende willende deese part jemand speelen, sult gy van dit poeder of stof neemen dat in den Roskam blijft, als men een Muyl of Paart geroskamt heeft, ende ‘t selve poejer gemengt met soo veel aluyn, sult gy daar naa soo veel van nemen als op een Stuyver leggen kan, en dat gy hem te drinken geven in [12] Wijn of Bier, ende in den tijd van een half uur sult gy dat spottelijk werk sien, ende willende sulks beteren, sult gy hem een weinig azijns te drinken geven, ende hy sal ontslaagen zijn. XIX. Om twee stukken Gelds in een Neusdoek in handen van twee Persoonen te stellen, en te maaken dat den eenen beyde stukken Gelds in sijnen Neus-doek sal hebben. Gy sult eerst een Neusdoek hebben in welkers eenen hoek een stuk gelds genaayd sy, daar na suld gy dien Neusdoek neemen, en eenen anderen, ende sultze oover taafel spreyden, en twee stukken gelds hebben van de groote van ‘t stuk dat gy in de Neusdoek genaayt hebt, ende gy sult een stuk in elken Neusdoek afdoen, ende eerst zult gy den Neusdoek fobbelen daar ‘t stuk gelds in genaayt is, daar uyt met een knaphandigheyd het stuk gelds vatten ende hy sal denken datեt het stuk is, dat gyեr in leyt, daar naar sult gy de anderen met de munte op fobbelen ende met knaphandigheyt sult gyեr ‘t stuk in steeken, dat gy uyt den eersten naamt, ende daar naa zult gy aan beyde vragen of ze hun stukken hebben in de Neusdoek, waar op sy jaa sullen seggen, daar naar sult gy u Neusdoek doen geeven daar ‘t stuk gelts ingenaayt is, en met een rassigheyd nemende tusschen de vingeren den hoek daar de munte insteekt, schuddende den voorsz. Neusdoek, ende dan en sal geen stuk uytvallen, ende daar naar sult gy den anderen seggen die den anderen Neusdoek houd, dat hy sijnen Neusdoek schudde, en de twee stukken sullender uytvallen, ende sullender seer af verwondert wesen. [13] |
XVI. Om te maken dat iemand, terwijl hij danst, het zweet uitbreken zal zo zwart als inkt. Neemt waar dat ge aan die persoon die ge deze part wilt spelen ‘s avonds tevoren wat lampenzwartsel in de kousen zal doen, in zulke voegen dat als hij danst hem hetzelfde zwartsel uitbreekt en ‘t zweet zal uit hem komen zo zwart als inkt en hij zal niet kunnen weten vanwaar hem zulks komt, is een zeer genoeglijk spel. XVII. Om iemand zwarte handen en aanzicht te laten en niet weet waar het vandaan komt. Die ge een pots wilt spelen, neem die zijn handschoenen, strooi daarin het poeder van koperrood en galnoten ondereen gemengd, als nu de handen zweten zullen zijn handen zo zwart worden als inkt. Dergelijke kon ge het iemand in de pruik strooien zo zal zijn voorhoofd en aanzicht, als hij zweet, zwart worden omdat dit poeder in het zweet smelt en een inkt vertoont. XVIII. Om te maken dat iemand meer als tweehonderd scheten uit het lijf zal laten vliegen. Deze part zal beter vallen in iemand die over de weg gaat dan iemand die stil zit omdat hij te elke tred die hij doen zal een scheet zal laten. Wil ge deze part met iemand spelen zal ge van dit poeder of stof nemen dat in de roskam blijft als men een muilezel of paard geroskamd heeft en dat poeder gemengd met zoveel aluin zal ge daarna zoveel van nemen als op een stuiver leggen kan en dat ge hem te drinken geeft in [12] wijn of bier en in de tijd van een half uur zal ge dat bespottelijk werk zien en wil je zulks verbeteren, zal ge hem een weinig azijn te drinken geven en hij zal ontslagen zijn. XIX. Om twee stukken gelds in een neusdoek in handen van twee personen te stellen en te maken dat de ene van beide stukken gelds in zijn neusdoek zal hebben. Ge zal eerst een neusdoek hebben in diens ene hoek een stuk geld genaaid is, daarna zal ge die neusdoek nemen en een andere en zal ze over tafel spreiden en twee stukken geld hebben van de grootte van ‘t stuk dat ge in de neusdoek genaaid hebt en ge zal een stuk in elke neusdoek afdoen en eerst zal ge de neusdoek frommelen daar ‘t stuk gelds in genaaid is en daaruit met een knappe handigheid het stuk gelds vatten en hij zal denken dat het dat stuk is dat ge er in legt, daarna zal ge de andere met de munt frommelen en met knappe handigheid zal ge er het stuk in steken dat ge uit de eerste nam en daarna zal ge aan beide vragen of ze hun stukken hebben in de neusdoek, waarop ze ja zullen zeggen, daarna zal ge uw neusdoek laten geven daar ‘t stuk geld ingenaaid is en met een snelheid nemen tussen de vingers de hoek daar de munt insteekt en schudt die voorgenoemde neusdoek en dan zal er geen stuk uitvallen en daarna zal ge de andere zeggen die de andere neusdoek houdt dat hij zijn neusdoek schudt en de twee stukken zullen er uitvallen en ze zullen er zeer verwonderd van wezen. [13] |
XX. Om met Eyeren uit de Goocheltas te speelen. Maakt een gemeene Reis-sak, maar hy moet dubbelt wesen, dat is, datեr een middelschot tusschen gemaakt is, soodanich dat aan elke end een oopening is, dat is, daar dեene sijn boodem is, is dՠandere sijn oopening, neemt dan een Ey twee of drie; doet die in dՠeene sak, soo sal een jegelijk sien dat gy se in de sak gesteeken hebt, draayt dan de sak eenige reysen rondom, en preevelt wat Hokus Bokus, ondertusschen steekt uw hand in dՠandere sijde van den sak die aan de sijde leedig is, en keert hem om en om, soo lijkt daar niet in te wesen, maakt dan wederom wat grimatsen, en steekt uw hand in dՠandere sak so kont gy wederom de Eyeren toonen, dit stuk werks bestaat wederom in eenige behendige aardigheyd, of anders is de kaaert vals, en het wert gemerkt. XXI. Om uyt de Goocheltas met een penning te speelen. ‘t Sa jongens al weer wat uyt de Gogel-tas, dit is Hokus Bokus uyt de knapsak. Geeft my eens agtien schellingen, soo sal ik een raar stuk vertoonen, ‘t is hier met geen snorken of snuyven te doen, de daad sal ‘t al vergoen. Men neemt dan in dՠene hand een quantiteyt van schellingen, penningen of ander geld, houd dan in dՠeene hand vijf verborgen, en het overschot langt men aan een ander over, dieեr by staan, segt hem dan dat hy tien penningen teld op de tafel, soo strijkt men dan met een rassigheyd de tien penningen na sig, die met de vijf verborgen penningen die gy in de hand hebt vijftien maaken, hier by moet gy nog agt penningen doen. Dit gedaan zijnde laat ik seggen hoe veel penningen gy in uw hand wilt hebben, maar hy moet niet boven de achtien segfen, om dat dit het getal [14] is buyten die verborgen vijf, dieեr by gekomen sijn, namelijk by de tien die opgenomen zijn: dan soo vraagt men hem hoe veel hyեr in sijn hand wil hebben, soo hy dan antwoord twaalf penningen, en weet alreets dat hy vijftien heeft, soo segt men dat tegens hem geeftեr my een, langեr aan de Monsieur naast uw ook een, dan soo seg ik dat hy ԥr nog twaalf heeft, ‘t welk wel tooverye schijnt, want hy meent maar tien opgenomen te hebben, en drie uytgedeelt, soo is ‘t een vreemde saak nog twaalf te behouden. Dit komt alleen van de gever der penningen, die door een geswinde rassigheyd de vijf penningen daar by doet. XXII. Om twee hoofden tegen de muur met houtkool te teykenen, dat dեene een kaars uytblaast en de andere de kaars ontsteekt. Practica est Multiplex, qui nescit est Simplex, seyt de kaarel, als hy dit spectaakel sag. Om dit dan in ‘t werk te stellen teykent men twee hoofden aan de muer met hout kool, omtrent de mond maakt men een kleyn kuyltjen, in het eene legt men wat boskruyd, en in het ander gestoten zwavel, soo is ‘t gereed. Dit gedaan zijnde in een Compagni van Juffers, soo blaast een de kaars uyt, en uw makker begint daar op te fulmineren, en te donderen, onderwijlen grijpt ymant de kaars terwijl hy noch vonkt, en houd hem aan de mond van het beelt daar zwavel in gestoken is, soo sal hy terstond branden, en soo hebje wederom ligt. Daar na sal eens een ander komen en besigtigen dese tronien, soo sal hy eerst sijn kaars houden voor het gat daar het boskruyd in is, en de kaars sal terstond uytgeblaasen werden, welke hy dan weder, [15] de kaars nog vonkende, aan de andere tronie moet houden daar de swavel in is, soo sal de kaars terstond weder ontsteeken. Dese tronien of hoofden sal men wel wat behendig agter een Schilderye konnen maken, en ligten de Schilderye wat op, soo sal het uytblasen en aansteken, ‘t welk mede wel toverye sal schijnen. |
XX. Om met eieren uit de goocheltas te spelen. Maakt een gewone reiszak maar het moet dubbel wezen, dat is dat er een middelschot tussen gemaakt is, zodanig dat aan elke eind een opening is, dat is daar de ene zijn bodem is en de andere zijn opening, neemt dan een ei twee of drie; doe die in de ene zak, zo zal iedereen zien dat ge ze in de zak gestoken hebt, draai dan de zak enige keren rondom en prevel wat hocus pocus, steek ondertussen uw hand in de andere zijde van de zak die aan die zijde leeg is en keert hem om en om, zo lijkt daar niets in te wezen, maakt dan wederom wat grimassen en steekt uw hand in de andere zak en zo kan ge wederom de eieren tonen. Dit stuk werk bestaat wederom in enige handige aardigheid of anders is de kaart vals en het wordt gemerkt. XXI. Om uit de goocheltas met een penning te spelen. Tsa jongens alweer wat uit de goocheltas, dit is hocus pocus uit de knapzak. Geeft me eens achttien schellingen, zo zal ik een raar stuk vertonen, ‘t is hier met geen snorken of snuiven te doen, de daad zal ‘t al vergoeden. Men neemt dan in de ene hand een kwantiteit van schellingen, penningen of ander geld, hou dan in de ene hand er vijf verborgen en het overschot geeft men aan een ander over die erbij staat en zeg hem dan dat hij tien penningen telt op de tafel, zo strijkt men dan met een snelheid die tien penningen naar zich, die met de vijf verborgen penningen die ge in de hand hebt, vijftien maken, hierbij moet ge nog acht penningen doen. Als dit gedaan is laat ik zeggen hoeveel penningen ge in uw hand wilt hebben, maar hij moet niet boven de achttien zeggen omdat dit het getal [14] is buiten die verborgen vijf die er bij gekomen zijn, namelijk bij de tien die opgenomen zijn: dan zo vraagt men hem hoe veel hij er in zijn hand wil hebben, zo hij dan antwoordt; twaalf penningen, en weet alreeds dat hij vijftien heeft, zo zegt men dat tegen hem geef me er een, geef er aan de monsieur naast u ook een, dan zo zeg ik dat hij er nog twaalf hebt, ‘t welk wel toverij schijnt, want hij meent maar tien opgenomen te hebben en drie uitgedeeld, zo is ‘t een vreemde zaak nog twaalf te behouden. Dit komt alleen van de gever der penningen, die door een gezwinde snelheid de vijf penningen daarbij doet. XXII. Om twee hoofden tegen de muur met houtskool te tekenen, dat de ene een kaars uitblaast en de andere de kaars ontsteekt. Practica est Multiplex, qui nescit est Simplex, zegt de kerel toen hij dit spektakel zag. Om dit dan in ‘t werk te stellen tekent men twee hoofden aan de muur met houtskool, omtrent de mond maakt men een klein kuiltje, in het ene legt men wat buskruit en in de andere gestoten zwavel, zo is ‘t gereed. Als dit gedaan is in een gezelschap van juffers, zo blaast een de kaars uit en uw makker begint daarop te keer te gaan en te donderen, ondertussen grijpt iemand de kaars terwijl hij noch vonkt en houdt hem aan de mond van het beeld daar zwavel in gestoken is, zo zal het terstond branden en zo heb je wederom licht. Daarna zal eens een andere komen en bezichtigen deze tronie en zo zal hij eerst zijn kaars houden voor het gat daar het buskruit in is en de kaars zal terstond uitgeblazen worden, wat hij dan weer, [15] de kaars nog vonkende, aan de andere tronie moet houden daar de zwavel in is en zo zal de kaars terstond weer ontsteken. Deze tronies of hoofden zal men wel wat behendig achter een schilderij kunnen maken en licht de schilderij wat op en zo zal het uitblazen en aansteken, ‘t welk mede wel toverij zal schijnen. |
XXII. Om met een Pyl, Mes, Degen, door sijn lighaam te steeken, en een slot aan sijn mond te doen. Men siet menigmaal de Jan potagies en de boesonmaakers konsten doen, die gantsch wonderlijk [16] schijnen voor den siender, ja selver wel tooverye gelijkt te sijn, maer alle dingen is een weet sey de gek. Wanneer men dan een pijl door sijn hoofd wil schieten, soo maakt men dat de Pijl midden door sy, en men maakt een ysere beugeltjen die achter om het hooft heenen klemt, over welke men dan het haer moet kemmen op dat de beugel niet gesien werde. Op die plaats nu daar de pijl schijnt in te gaen, moet men schaepen bloed strijken en als neder laten druypen, op dat het in der daet soo schijne, als of hy doorschooten was, op de selfde wijse, steekt men ook een Mes door sijn hand, of been, en een degen door sijn lichaem, allenig maer door middel van een beugel, gelijk als de figure vertoont. Vorders om een Slot aen de mond te maken; neemt men een beugelslot, welkers beugel soo gemaekt is, dat hy in ‘t midden van malkanderen kan gaen, en evenwel uyt een stuk schijnt te wesen, als men het open doet, maer als men het aen de lippen doet hangen, doet men hem van malkanderen op die plaets daer hy in ‘t midden van een kan gaen, en men hegt hem aen de lippen, soo schijnt het datեr een slot aen hangt. |
XXII. Om met een pijl, mes, degen door zijn lichaam te steken en een slot aan zijn mond te doen. Men ziet menigmaal het Janhagel en de kunstenmaker (?) kunsten doen die gans wonderlijk [16] schijnen voor de toeschouwer, ja zelf wel toverij gelijkt te zijn, maar alle dingen is een weet zei de gek. Wanneer men dan een pijl door zijn hoofd wil schieten zo maakt men dat de pijl middendoor is en men maakt een ijzeren beugeltje die achter om het hooft heen klemt waarover men dan het haar moet kammen opdat de beugel niet gezien wordt. Op die plaats nu daar de pijl schijnt in te gaan moet men schapenbloed strijken en als neer laten druipen opdat het inderdaad zo schijnt alsof hij doorschoten was. Op dezelfde wijze steekt men ook een mes door zijn hand of been en een degen door zijn lichaam, alleen maar door middel van een beugel, gelijk als de figuur vertoont. Verder om een slot aan de mond te maken; neemt men een beugelslot, wiens beugel zo gemaakt is dat het in ‘t midden van elkaar kan gaan en evenwel uit een stuk schijnt te wezen als men het open doet, maar als men het aan de lippen laat hangen doet men het van elkaar op die plaats daar het in ‘t midden vaneen kan gaan en men hangt het aan de lippen, zo schijnt het dat er een slot aan hangt. |
XXIV. Om des nagts een groot ligt in een kamer te hangen, sonder datեr yets brand, op dat die daer in slapen verschrikken, en te doen meynen dat zy onder den blaauwen Heemel slaapen. Wanneer men een vreemd gast heeft, en men begeert hem des nagts als hy wakker werd vervaert te maken, soo hangt men maer eenige schelvissen en gesoute haring in sijn kamer, soo zal hy des nagts wakker werdende niet weten wat hy siet, en [17] vervaart werdende, meynen dat ԥr brand is. Item kont gy verrot hout nemen, dat des nagts glimt, en plakken verscheyde stukjes boven aan het ledekant, soo sal hy meynen als hy des nagts wakker werd, dat hy onder den blauwen gesternden hemel legt. XXV. Hoe men het ligt dat door drie gaten komt, kan vertoonen als of het door een quam. Men maakt dan in een venster twee of drie kleyne gaatjes digte by malkanderen, door welke men het sonne-ligt op een wit papier doet schijnen, welke drie besondere ligten sullen vertoonen, maar indienmen het papier daar verre van daan houd, sullen sy een ligt vertoonen, en het ligt zal grooter warden. XXVI. Om een Lamp te maken, die dՠomstanders groen, swart of geel vertoont. Laat een glase lamp blasen van groen doorschijnnig glas, doet daar in groen Olie en een groen gemaakt pit, als desen ontsteken is sullen alle omstanders groen gelijken. Indien gy nu begeert te hebben dat alle uw gasten als mooren schijnen, soo maakt de lamp van blik swart geschildert, en laat de Olie met het pit swart gemaakt zijn, soo gy se dan by avond ontsteekt sullen alle de gasten soo swart als mooren sien. Maar sulkx geschied beter als men het ligt door een rood geel of groen glas laat schijnen, op de selfde wijse kan men ook andere koleuren doen vertoonen. XXVII. Om een geselschap als Moren te doen verschijnen. Als gy uw gasten eens een pots schuldig sijt, en se aan uw Taafel wil swart doen sien, soo neemt Water in welke Galnoten hebben geweikt, laat dat weynig ruykend gemaakt werden door rosewater, [18] laatse daar mede niet alleen de handen maar ook het aansigt wassen, soo sal niemand yets merken, maakt dan een handdoek by de werk te hebben, die in Vitriool water gewassen is, en laaten sy daar haar handen en aansigt aan droogen, soo sullen sy soo swart werden als Moren. Want uyt Vitriool en Galnoten wert inkt gemaakt XXVIII. Om een Appel in een Neusdoek te doen, en den Appel door te hakken sonder de Neusdoek te schenden. Neemt een Appel, die niet al te hard is, wind hem losjes in uw Neusdoek, legt die dan op een Tafel, hakt met uw Mes op de Neusdoek, in welke de Appel is, soo sal de Appel ontstukken sijn, en de Neusdoek heel gebleven wesen. Dit wat behendig gedaan werdende schijnt wel toverye te sijn. XXIX. Een manier om een Koogel uyt een Musket te schieten dat hy midden door springt. Dit moet, indien men het in ‘t werk steldt, wat behendig gedaan werden, laat eenige kogels in twee stukken splijten, en wind hem in dun geslagen Tin of Loot, of men weetse weder aan een te schroeven, het musket geladen hebbende, en soo een kogel uytschietende, moet noodsakelijk in twee stukken springen. XXX. Om een kanne te maken uyt welke als men drinkt men sig selven bestort. Laat een aarde kanne bakken, en laatեr een gaatjen van de buyk tot in het hadt-vat van de kanne gemaakt werden, soo sal den drinker, wanneer hy [19] dorst heeft, sig selven altijdt bestorten, ten sy hy het gaatjen met sijn vinger of duim toehield. |
XXIV. Om Գ nachts een groot licht in een kamer te hangen, zonder dat er iets brandt, op dat die daarin slapen verschrikken en te laten denken dat ze onder de blauwe hemel slapen. Wanneer men een vreemde gast heeft en men begeert hem ‘s nachts als hij wakker wordt bang te maken, zo hangt men maar enige schelvissen en gezouten haring in zijn kamer, zo zal hij als hij ‘s nachts wakker wordt niet weten wat hij ziet en [17] bang worden en menen dat er brand is. Item, kon ge verrot hout nemen dat Գ nachts glimt en plakken verschillende stukjes boven aan het ledikant, zo zal hij menen als hij ‘s nachts wakker wordt denken dat hij onder de blauwe gesternte hemel ligt. XXV. Hoe men het licht dat door drie gaten komt kan vertonen alsof het door een kwam. Men maakt dan in een venster twee of drie kleine gaatjes dicht bij elkaar waardoor men het zonlicht op een wit papier laat schijnen, welke drie aparte lichten zich zullen vertonen, maar indien men het papier daar ver vandaan houdt zullen ze een licht vertonen en het licht zal groter worden. XXVI. Om een lamp te maken die dՍ omstanders groen, zwart of geel vertoont. Laat een glazen lamp blazen van groen doorschijnend glas, doe daarin groene olie en een groen gemaakte pit, als deze ontstoken is zullen alle omstanders groen gelijken. Indien ge nu begeert te hebben dat al uw gasten als Moren schijnen, zo maakt de lamp blikzwart geschilderd en laat de olie met de pit zwart gemaakt zijn, zo ge het dan bij avond ontsteekt zullen alle gasten zo zwart als Moren zien. Maar zulks geschiedt beter als men het licht door een rood, geel of groen glas laat schijnen, op dezelfde wijze kan men ook andere kleuren laten vertonen. XXVII. Om een gezelschap als Moren te laten verschijnen. Als ge uw gasten eens een pots schuldig bent en ze aan uw tafel zwart wil laten zien, zo neemt water waarin galnoten hebben geweekt, laat dat weinig ruikend gemaakt worden door rozenwater, [18] laat ze daarmee niet alleen de handen maar ook het aanzicht wassen, zo zal niemand iets merken, maakt dan dat je een handdoek bij het werk hebt die in vitriool water gewassen is en laten ze daar hun handen en aanzicht aan drogen, zo zullen ze zo zwart worden als Moren. Want uit vitriool en galnoten wordt inkt gemaakt XXVIII. Om een appel in een neusdoek te doen en de appel door te hakken zonder de neusdoek te schenden. Neemt een appel die niet al te hard is, windt het losjes in uw neusdoek, leg die dan op een tafel, hakt met uw mes op de neusdoek, waarin de appel is, zo zal de appel in stukken zijn en de neusdoek heel gebleven wezen. Als dit wat handig gedaan wordt schijnt het wel toverij te zijn. XXIX. Een manier om een kogel uit een musket te schieten zodat het midden doorspringt. Dit moet, indien men het in ‘t werk stelt, wat behendig gedaan worden, laat enige kogels in twee stukken splijten en windt het in dun geslagen tin of lood en men weet ze weer aaneen te schroeven en als de musket geladen is en zo een kogel uitschiet moet het noodzakelijk in twee stukken springen. XXX. Om een kan te maken waaruit als men drinkt men zichzelf bestort. Laat een aarden kan bakken en laat er een gaatje van de buik tot in het handvat van de kan gemaakt worden, zo zal de drinker wanneer hij [19] dorst heeft, zichzelf altijd bestorten, tenzij hij het gaatje met zijn vinger of duim dicht hield. |
XXXI. Om een Water-emmer aan een stok te hangen, die met zijn een eynde los op de Tafel leydt. Alle dingen segt men voor een spreekwoord is een weet, het schijnd vry wat wonders te zijn, dat men een Emmer met water aan een stok kan hangen. Nu om dit te doen, soo laat de stok dan een weynig plat gemaakt zijn, (of andre nemen wel het platte van een mes, doch het is even veel) hangt den Emmer daar aan, voegt daar na ontrent het midden van de Emmer, een ander stokjen die in perpen diculaar komt met de andere stok, also dat dan de stok vast gestoken zy tusschen het hangsel en tusschen die stok, dit gedaan zijnde, legt dan het ander eynde van de stok op een taafel of bank, soo sal de Emmer met water sig sonder te vallen om hooge houden. [20] XXXII. Om twee Persoonen op een linie te setten die niet langer is als een elle, dat se ergter malkander niet kunnen raaken. Wanneer gy in een geselschap zijt, soo wed met ymand dat hy hem op een linie, tou of yets anders sult setten, die niet langer is als een elle, dat hy uw, daar mede op staande, niet en sult konnen slaan. Als gy gewed hebt, soo legt uw touw op een drumpel, laat hem op het eene eynd staan, en doet de deur toe, staat gy dan op het ander eynd, soo sal hy u niet kunnen aanraken, want de deur was daar tusschen. |
XXXI. Om een wateremmer aan een stok te hangen die met zijn een einde los op tafel ligt. Alle dingen zegt men voor een spreekwoord is een weet, het schijnt vrij wat wonder te zijn dat men een emmer met water aan een stok kan hangen. Nu om dit te doen, zo laat de stok dan die een weinig plat gemaakt is, (of anderen nemen wel het platte van een mes, doch het is even gelijk) hang de emmer daaraan, voegt daarna omtrent het midden van de emmer een ander stokje die loodrecht komt met de andere stok, alzo dat dan de stok vast gestoken is tussen het hengsel en tussen de stok, als dit gedaan is leg dan het andere einde van de stok op een tafel of bank, zo zal de emmer met water zich zonder te vallen omhooghouden. [20] XXXII. Om twee personen op een linie te zetten die niet langer is als een el, dat ze echter elkaar niet kunnen raken. Wanneer ge in een gezelschap bent, zo wedt met iemand dat hij hem op een linie, touw of iets anders zal zetten die niet langer is als een el en dat hij u, als hij daarop staat, niet zal kunnen slaan. Als ge gewed hebt, zo leg uw touw op een drempel en laat hem op het ene eind staan en doe de deur dicht, staat ge dan op het ander eind zal hij u niet kunnen aanraken, want de deur is daartussen. |
XXXIII. Een Buydeltjen of Tipel-tasje dat qualijk te openen is. Dese buydel werdt gemaakt in form van een tasse, en werd met een ring gesloten, als volgt: ten eersten sijn aan beyde sijden twee riemen van leer, A B en D E, aan welkers eynden sijn twee ringen, B D, en den riem E D passeert door den ring B, sonder daar naderhand weer uyt te konnen geraken, ook dat dՠeene riem sig van de andere niet en kan separeeren, schoon dat de ring B mag geschoven werden langs E D. Ten tweeden boven aan de buydel is een stuk leer E, die de openinge des selfs bedekt, met verscheyden ringen gemaakt over dwars van dit stuk, door welke ringen een leeren bant getrokken is E, op het Eynd na de E toe, wat gespleten zijnde, soo datեr den riem D E kan in besloten warden. Ten derden, al de loosheyd om dese buydel te openen en te sluyten, bestaat in ‘t voegen des riems A. door dese splijting, of wel in het uytbrengen des selven, als die daar binnen gevoegd is. Om [21] sulks te doen, soo sal men de ring B. verschuyven tot in E en daar na passeeren den Ring D met sijn riem door de spleete die gemaakt is op het eynde van E, sulks doende, sal de Buydel gesloten blyven, ende herstellende de riemen in haar eerste stand sal het swaarlijk sijn het bedrog te ontdekken. Maar soo je dan de Buydel begeert te openen, doet als vooren het eynde des bands E passeren door de ring B, en daar na door des selfs plaats E, (in welke gy gevoegt hebt den leeren riem E D,) doet de selve wederom uytkomen: door dit middel dan sal de buydel open blijven. |
XXXIII. Een buideltje of tippeltasje dat kwalijk te openen is. Deze buidel wordt gemaakt in de vorm van een tas en wordt met een ring gesloten als volgt: ten eerste zijn aan beide zijden twee riemen van leer, A B en D E, aan wiens einden zijn twee ringen, B D, en de riem E D passeert door de ring B, zonder daar naderhand weer uit te kunnen geraken, ook dat dՠene riem zich van de andere niet kan separeren ofschoon dat de ring B mag geschoven worden langs E D. Ten tweede, boven aan de buidel is een stuk leer E, die de opening ervan bedekt en met verschillende ringen gemaakt over dwars van dit stuk, door welke ringen een leren band getrokken is E, op het einde naar de E toe en wat gespleten is zodat er de riem D E in besloten kan worden. Ten derden, al de loosheid om deze buidel te openen en te sluiten bestaat in ‘t voegen der riem A door deze splijting of wel in het uitbrengen ervan als die daarbinnen gevoegd is. Om [21] zulks te doen zo zal men de ring B verschuiven tot in E en daarna passeren de ring D met zijn riem door de spleet die gemaakt is op het einde van E, als je zulks doet zal de buidel gesloten blijven en herstel je de riemen in hun eerste stand dan zal het zwaar zijn het bedrog te ontdekken. Maar zo je dan de buidel begeert te openen, doe als tevoren. Laat het einde van band E passeren door de ring B en daarna door dezelfde plaat E, (waarin ge gevoegd hebt de leren riem E D,) laat die wederom uitkomen: door dit middel dan zal de buidel openblijven. |
XXXIV. Een Gochel-houtjen dat aardig is, om een touw ogenschijnlijk in twee stukken te breeken. Laat twee paar houtjes maken als A B en C D, hebbende de langte ontrent van een vinger, laat in het eene twee gaatjes maken die recht [22] doorgaan als E E E E om het touwtje F E door te steeken. Dit gedaan sijnde, laat nog een diergelijk maaken van het selfde hout, die het voorige soo gelijk zijn, dat men se niet kan onderkennen, maar de gaten moet gy op een andre wyse laten doorbooren, als G G, H H, C D, K K, I I, even eens als deese stippen staan, dat is, dat se door K K in gaan half wegen, en dan neerwaarts van G H tot I I weder onder uytkomen. Trekt dan uw touwtjen F E door de houtjes A B gins en weder, en vraag aan dՠomstanders waar sy [23] het willen gebrooken hebben, soo seggen sy uw een Plaats, dit gaat hokus bokus met een aardigheyd in uw tas of Japonserok, en gy krijgt het ander houtje heymelijk, welkers touwtjes K K gy meede heen en weder trekt, hebbende de selve houtjes digt aan malkander, en onder I I met uw vingers bedekt, op dat men de touwjes daar onder niet siet doorlopen; doet dan de houtjes sachjes aan ‘t bovenste eynd van malkanderen, het touwtjen eerst geset hebbende op die plaats daar het dՠomstanders begeerden gebrooken te hebben, soo sal het van malkander schijnen gebroken te zyn, ‘t welk wel Tovery sou schijnen, indien het behendig gedaan werd. |
XXIV. Een goochelhoutje dat aardig is om een touw ogenschijnlijk in twee stukken te breken. Laat twee paar houtjes maken als A B en C D, en hebben de lengte van omtrent van een vinger, laat in het ene twee gaatjes maken die recht [22] doorgaan als E E E E om het touwtje F E door te steken. Als dit gedaan is, laat nog een diergelijke maken van hetzelfde hout die de vorige zo gelijk is dat men ze niet kan onderscheiden, maar de gaten moet ge op een andere wijze laten doorboren, als G G, H H, C D, K K, I I, eveneens als deze stippen staan, dat is dat ze door K K in gaan half weg en dan neerwaarts van G H tot I I weer onder uitkomen. Trekt dan uw touwtje F E door de houtjes A B heen en weer en vraag aan dՠomstanders waar ze [23] het willen gebroken hebben, zo zeggen ze u een plaats, dit gaat hocus pocus met een aardigheid in uw tas of japon rok en ge krijgt het ander houtje heimelijk, wiens touwtjes K K ge mede heen en weer trekt en hebt dezelfde houtjes dicht aan elkaar en onder I I met uw vingers bedekt opdat men de touwtjes daaronder niet ziet doorlopen; doe dan de houtjes zachtjes aan ‘t bovenste eind van elkaar, het touwtje dat je het eerst gezet hebt op die plaats daar het dՠomstanders begeerden gebroken te hebben, zo zal het van elkaar schijnen gebroken te zijn, ‘t welk wel toverij zou schijnen, indien het behendig gedaan wordt. |
XXXV. Om drie houten Ballen aan twee Linten te krijgen, en alle vier einden tՠsamen te binden, dat de drie ballen daar uyt konnen gedaan werden, sonder de linten los te maaken, of de ballen te beschadigen. Laat by een draayer 3 houten ballen draayen, en laat door yder bal een gat booren, neemt dan 2 einden van ‘t lint, maar neemt het dubbeld, en steekt het in ‘t midden daar het te samen gebonden is door dՠeene bal, en doet dat dan daar het lint dubbeld is; opent en steekt dan dat andere door het geopende, trekt dan een lint met het ander in die bal, soo is ‘t of daar twee enkelde linten door heen steken, bind dan die twee eynden die in de hand sijn, trekt dat lint dan stijf aan soo springen die ballen los, en de linten blyven heel. XXXVI. Hoe men een Lint aanstukken kan snijden en weder heel maken. Neemt een Lint dat twee ellen lang is, houd in yder hand een eind, vat het daar na in ‘t midden [24] , en als men het wil doorsnijden, soo moet men het middelste subtijl laten vallen, en het eynde aantasten, als het doorgesneeden is, soo houd als of gy een poederken uyt u sak neemt om te strooyen, en steekt het einde in uw sak, dan is het lint weder heel. XXXVII. Hoe men een houten Manneken na Spangien, Italien en andere Gewesten senden sal, en maken dat het datelijk weder koome. Maakt een Rokjen, dat soo wijd is dat men dՠeene hand daar in steeken kan, maakt dan ook een houten Mannetjen, en ‘t hoofd daar van moet men een penninken in den romp gesteken worden, dat men het daar uyt kan trekken; houd u dan of gy de Bode wilt drinkgeld geven, steekt den romp in uw sak, doch gy moet het hoofjen in een kleyne tasse steeken die in het rokjen gemaakt is, keert dat rokjen dan dikwils om en de Boode is dan weg: soo gy dan hebben wilt dat hy weder sal komen moet gy dat hoofjen uyt de Tasse krijgen, en laat het rokjen kijken, dan is de Boode wederom gekomen. XXXVIII. Hoe men alderhande Coleuren van Lint uyt den mond sal doen koomen. Neemt verscheyden koleuren van Linten, van yder koleur twee ellen, rold dat rond in malkander, houd dat selve in u slinkerhand wel bedekt, en in de regterhand een bal, doet dan als of gy de bal in uw slinkerhand neemt, en steekt de Linten dan in uw mond, en als gy aan een van die einden trekt, sullen die tՠsaam gerolde linten dՠeene voor en dՠandere na, uyt de mond koomen tot het leste toe. [25] XXXIX. Om te maken dat een deel Penningen uyt de mond koomen. Snijd 30 of 40 ronde schijven van blik een weynig grooter als een Schelling, laat die allegaar hol op kloppen als kleyne Schotelen, legt die allegaar op malkanderen in uw hand en steekse soo behendig als ‘t immers mogelijk is, in uw mond, soo kan je die daar na malkander uythaalen. XL. Om te doen schijnen dat een Ey over de Tafel gaat. Blaast een Ey gantsch uyt, datեr niets in en blijve, laat dan een Bloedsuyger in het Ey kruypen, stopt het gaatjen met wit Was weder om toe: dewijl de Bloedsuiger geen logt kan krijgen, sal hy een tijd lang sig in ‘t Ey om en om bewegen, soo dat het de omstanders sal schijnen dat het Ey sig beweege. XLI. Om een Ey van een Tafelbord in een glas te brengen sonder aanraaken. Neemt een houten Tafelbord, legt het op de kant van een Tafel, soodanich, dat hy daar by na half af is, set in ‘t midden van dat Tafelbord een glas, op het glas weder, een houte Tafelbord, en op het bord een Ey. Neemt dan een beesem met een stok daar in, set hem onder digt aan de Tafel, aan de sijden daar het Taafelbord legt, treed daar met de voet sterk op, en slaat met desselfs stok eenige reysen tegens de Tafel, soo sal het onderste en het opperste Tafelbord van de Tafel vallen, en de Roomer sal op de Tafel staan met het Ey daar in. [26] XLII. Om een Penning met een sonderlinge behendigheyd in een glas te slaan. Set op het midden van een bank een glas, legt daar een houte Tafelbort op, set daar wederom een glas met een bord op, doet dit tot drie maalen toe, dat drie Tafelborden en vier glasen op elkander staan, neemt dan een Neusdoek of een kleyn Servetjen, ‘t welk gy langwerpig sult te samen winden omtrent een spanne lang, onder wat plat, en boven wat spits, soodanig dat het in het boovenste glas kan gesteeken werden. Steekt het dan regt over eynde in het glas, en legt boven op de spitse een penning: Neemt dan een middelmatige sterke stok, doet dan met dese stok een geswinde streek aan dit doekjen van boven na beneden, soo moet het uyt het glas springen en de penning daar in vallen. |
XXXV. Om drie houten ballen aan twee linten te krijgen en alle vier einden tezamen te binden dat de drie ballen daaruit gedaan kunnen worden zonder de linten los te maken of de ballen te beschadigen. Laat bij een draaier 3 houten ballen draaien en laat door elke bal een gat boren, neemt dan 2 einden van ‘t lint, maar neemt het dubbelt en steekt het in ‘t midden daar het tezamen gebonden is door de ene bal en doe dat dan daar het lint dubbelt is; open het en steek dan dat andere door het geopende, trek dan een lint met het andere in die bal, zo is ‘t of daar twee enkele linten doorheen steken, bindt dan die twee einden die in de hand zijn en trek dat lint dan stijf aan, zo springen die ballen los en de linten blijven heel. XXXVI. Hoe men een lint aan stukken kan snijden en weer heel maken. Neemt een lint dat twee ellen lang is, houdt in elke hand een eind, vat het daarna in ‘t midden [24], en als men het wil doorsnijden, zo moet men het middelste subtiel laten vallen en het einde aantasten, als het doorgesneden is zo houdt het alsof ge een poedertje uit uw zak neemt om te strooien en steekt het einde in uw zak, dan is het lint weer heel. XXXVII. Hoe men een houten manneke naar Spanje, Italië en andere gewesten zenden zal en maken dat het dadelijk terug komt. Maakt een rokje dat zo wijd is dat men de ene hand daarin steken kan, maakt dan ook een houten mannetje en ‘t hoofd daarvan moet een pennetje in de romp gestoken worden zodat men het daaruit kan trekken; houd u dan of ge de bode drinkgeld wil geven, steek de romp in uw zak, doch ge moet het hoofdje in een kleine tas steken die in het rokje gemaakt is, keer dat rokje dan vaak om en de bode is dan weg: zo ge dan hebben wilt dat hij terug zal komen moet ge dat hoofdje uit de tas krijgen, en laat het rokje kijken, dan is de bode wederom gekomen. XXXVIII. Hoe men allerhande kleuren van lint uit de mond zal laten komen. Neemt verschillende kleuren van linten, van elk kleur twee ellen, rol dat rond in elkaar en houd dat in uw linkerhand goed bedekt en in de rechterhand een bal, doe dan als of ge de bal in uw linkerhand neemt en steek de linten dan in uw mond en als ge aan een van die einden trekt zullen die tezamen gerolde linten de ene voor en de andere na uit de mond komen tot de laatste toe. [25] XXXIX. Om te maken dat een deel penningen uit de mond komen. Snijdt 30 of 40 ronde schijven van blik een weinig groter dan een schelling, laat die allemaal hol opkloppen als kleine schotels, leg die allemaal op elkaar in uw hand en steek ze zo behendig als ‘t immers mogelijk is in uw mond, zo kan je die daar na elkaar uithalen. XL. Om te laten schijnen dat een ei over de tafel gaat. Blaas een ei geheel uit zodat er niets in blijft, laat dan een bloedzuiger in het ei kruipen en stop het gaatje met witte was weder om dicht: omdat de bloedzuiger geen lucht kan krijgen zal hij zich een tijd lang in het ei om en om bewegen zodat het de omstanders zal schijnen dat het ei zich beweegt. XLI. Om een ei van een tafelbord in een glas te brengen zonder aanraken. Neemt een houten tafelbord, leg het op de kant van een tafel, zodanig dat het daar bijna half af is, zet in ‘t midden van dat tafelbord een glas en op het glas weer een houten tafelbord en op het bord een ei. Neemt dan een bezem met een stok daarin, zet die onder dicht aan de tafel aan de zijde daar het tafelbord ligt, treedt daar met de voet sterk op en slaat met de stok enige keren tegen de tafel, zo zal het onderste en het opperste tafelbord van de tafel vallen en de roemer zal op de tafel staan met het ei daarin. [26] XLII. Om een penning met een bijzondere handigheid in een glas te slaan. Zet op het midden van een bank een glas, leg daar een houten tafelbord op, zet daar wederom een glas met een bord op, doe dit tot driemaal toe, zodat drie tafelborden en vier glazen op elkaar staan, neem dan een neusdoek of een klein servetje wat ge langwerpig tezamen zal winden omtrent een spanne lang, onder wat plat en boven wat spits, zodanig dat het in het bovenste glas gestoken kan werden. Steek het dan recht overeind in het glas en leg boven op de spits een penning: Neem dan een middelmatige sterke stok, doe dan met deze stok een gezwinde streek aan dit doekje van boven naar beneden, zo moet het uit het glas springen en de penning daarin vallen. |
XLIII. Een Spel met twee ringen aan een touw dat seer aardig is. Dit is waarlijk een soet kunsjen, dat in ‘t eerste aansien onmoogelijk schijnd. Neemt dan een plankjen van een doos, soo dik als een rug van een mes, en omtrent een spanne lang, snijd het dan op die wijse gelijk als de Figuur uytwijst, maakt in ‘t midden een vierkant langwerpig gaatjen C D, soo groot omtrent datեr de ringen niet door en konnen koomen. Dan neemt men een touwetjen dubbel A K G L B, steekt die van vooren door het gat C D dobbeld, dat is in ‘t midden toegevouwen gelijk gy in G siet, steekt dan de twee eynden A en B door G, en doet aan elk eynd A en B een ring H en I, bind de eynden A en B aan het houtjen vast gelijk de Figuur uytwijst. Nu is de vraag hoe men deese ringen by malkander sal [27] brengen, om neevens elkander te hangen, sonder het touwetjen te breeken of los te doen. Neemt dan uw houwtjen bij A in de linkerhand, trekt dan met de rechterhand ‘t touw G na uw toe, en steekt beyde ringen van onderen door G, grijpt dan met de rechterhand de dubbelde snoer in E en F trektse heel door, soo hebt gy twee strengen, steekt door beyde den ring I op datse aan de sijde van E koome, neemt beyde touwetjes in G te saamen, trekt weder die twee eerst gedachte strengen door het gat C D, soo sullen de ringen by elkander sijn. [28] |
XLIII. Een spel met twee ringen aan een touw dat zeer aardig is. Dit is waarlijk een lief kunstje dat in ‘t eerste aanzien onmogelijk schijnt. Neemt dan een plankje van een doos, zo dik als een rug van een mes en omtrent een spanne lang, snijdt het dan op die wijze gelijk als de figuur uitwijst, maak in ‘t midden een vierkant langwerpig gaatje C D, zo groot omtrent dat er de ringen niet door kunnen komen. Dan neemt men een touwtje dubbel A K G L B, steek die van voren door het gat C D dubbel dat in het midden is toegevouwen gelijk ge in G ziet, steekt dan de twee einden A en B door G en doe aan elk eind A en B een ring H en I, bindt de einden A en B aan het houtje vast gelijk de figuur uitwijst. Nu is de vraag hoe men deze ringen bij elkaar zal [27] brengen om nevens elkander te hangen zonder het touwtje te breken of los te doen. Neemt dan uw touwtje bij A in de linkerhand, trekt dan met de rechterhand ‘t touw G naar u toe en steek beide ringen van onderen door G, grijp dan met de rechterhand de dubbele snoer in E en F en trekt ze geheel door, zo hebt ge twee strengen, steekt door beide de ring I op zodat het aan de zijde van E komt, neemt beide touwtjes in G tezamen, trekt weer die twee eerst gedachte strengen door het gat C D, zo zullen de ringen bij elkaar zijn. [28] |
XLIV. Om twee Plankjes door een touw soo vast aan een te verstrikken, datse nauwelyks konnen los gemaakt warden. Neemt twee plankjes ontrent soo dik als de rug van een mes, een spanne lang, gesneden op die wijse als deese Figuur uytwijst. Neemt dan een touwtjen omtrent een elle lang aan beyde eynden een groot oog als een vinger lang. Steekt dan een eynde van vooren door E, stroopt dan het oog oover het bortjen gelijk als I, steekt dan het ander eynd van het touw met sijn oog door G van vooren, neemt dan het ander houtjen en steekt het selfde eynd door H van onderen door, en van vooren door F wederom uyt. Slaat dan dat oog over C, en steekt deselvige door H weder uyt: Steekt dan het houtjen A B daar door, [29] trekt dan dat eyndt, ‘t welk gy door H gestooken hebt, weder te rug, soo sijn beyde plankjes aan malkanderen soo vast, dat een slegt hoofd die niet sal los maaken. Als gy het dan wederom begeert los te maaken, soo gaat aldus te werk: Neemt het eynd K en steek het in H, schrijft dan het eene houtjen door dit oog, steekt dan I door het gat G, soo maakt gy het houtjen los, en gelijk als gy hier doet, kunt gy ook met het ander houtjen doen. XLV. Om een Mes met sijn spits op een Kan te stellen, en ‘t selve door het open doen van het deksel in de kan te doen vallen. Neemt een tinnen Kan welkers deksel toe gedaan is, steld op het deksel een mes met sijn spits oover eynde, houd hem dan boven op het deksel met de voorste vinger van de linkerhand, grijpt dan met de vier vingeren des regterhands het oor van de kan, en de duym op het lit des deksels, maakt dat het deksel dan met een vaardigheyt oopen geraakke, soo valt het mes omgekeert met sijn helft in de kan. XLVI. Om een tafelbord met twee vlakke handen in ‘t midden sterk gehouden, met twee vingers uyt de hand te slaan. Laat yemand met beyde sijn uytgestrekte handen een houten Tafelbord recht in ‘t midden sterk vast houden. Staat dan recht teegens den houder oover, slaat dan uw linker vinger op het Taafelbord, en de rechter onder, slaat dus beyde de vingers geswind daar teegen aan, soo sal hy het Tafelvord laaten vallen. [30] |
XLIV. Om twee plankjes door een touw zo vast aaneen te strikken zodat ze nauwelijks los gemaakt kunnen worden. Neemt twee plankjes omtrent zo dik als de rug van een mes, een spanne lang, gesneden op de wijze als deze figuur uitwijst. Neemt dan een touwtje omtrent een elle lang en aan beide einden een groot oog als een vinger lang. Steekt dan een eind van voren door E, stroopt dan het oog over het bordje gelijk als I, steekt dan het ander eind van het touw met zijn oog door G van voren, neemt dan het ander houtje en steekt hetzelfde eind door H van onderen door en van voren door F wederom uit. Slaat dan dat oog over C en steekt datzelfde door H er weer uit: Steekt dan het houtje A B daardoor, [29] trekt dan dat eind wat ge door H gestoken hebt weer terug, zo zijn bede plankjes aan elkaar zo vast dat een eenvoudig hoofd die niet zal los maken. Als ge het dan wederom begeert los te maken, zo ga aldus te werk: Neemt het eind K en steek het in H, schuif dan het ene houtje door dit oog, steek dan I door het gat G, zo maakt ge het houtje los en gelijk als gr hier doet kan ge ook met het andere houtje doen. XLV. Om een mes met zijn spits op een kan te stellen en dat door het opendoen van het deksel in de kan te laten vallen. Neemt een tinnen kan wiens deksel gesloten is en stel op het deksel een mes met zijn spits overeind, houdt hem dan boven op het deksel met de voorste vinger van de linkerhand, grijpt dan met de vier vingers van de rechterhand het oor van de kan en de duim op het lid van de deksel, maakt dat het deksel dan met een vaardigheid open komt, zo valt het mes omgekeerd met zijn helft in de kan. XLVI. Om een tafelbord met twee vlakke handen in ‘t midden sterk vastgehouden, met twee vingers uit de hand te slaan. Laat iemand met beide zijn uitgestrekte handen een houten tafelbord recht in ‘t midden sterk vasthouden. Staat dan recht tegenover de houder, slaat dan uw linker vinger op het tafelbord en de rechter onder, slaat dus beide de vingers gezwind daar tegenaan, zo zal hij het tafelbord laten vallen. [30] |
XLVII. Om een Taafelbord door een ander Tafelbord van de Tafel te slaan, daar doch geen van die aangeroerd werd. Legt drie Taafelborden van hout op een Tafel naast malkanderen als A B C: Laat dan jemand de hand op het middelste bord leggen, en dat soo hard houden als het moogelijk is, als dit nu aldus gehouden werd, soo stoot het bord A geswind en sterk teegens B, soo sal het bord C van de Taafel af vallen. Hier aan siet men dat geswindheyd voor sterkte gaat. XLVIII. Om een Ey booven op sijn hoofd te kunnen sieden en koken. Neemt een nieuwbakken brood soo heet als het uyt den ooven koomt, snijd het midden door, datեr een gat in zy, doet daar het Ey in, en set het brood weder aan malkander, doet het in een korfjen, set het op u hoofd, soo sal het Ey gaar werden. XLIX. Om een Mortier van tien pond, door middel van een Wijnglas, op te lichten. Neemt een metalen Mortier, set die om met sijn boodem om hoog, maakt dat den bodem effen is, sonder eenige bulten of oneffenheden. Laat desen Mortier van acht of tien pond zijn. Maakt dan een deeg, gelyk men neemt om de disteleer-glasen [31] te lutteeren, maak dan op den boodem des Mortiers een balletje met dat deeg soo groot in ‘t ronde omtrent datեr den Roomer of Wijn-glas in past: Neemt dan een brandend papier, steekt dat in den Roemer, en set die verkeert op den Mortier, en bestrijkt hem rondom toe met het deeg, sodanig datեr de minste lucht niet in kan koomen. Als nu het papier ophoud te branden en den Romer koud is geworden, sult gy by het glas, lichtelijk den Mortier konnen opbeuren; soo niet, komt sulks by versuym dat het deeg niet behoorlijk aan den Romer is gelegt, en de lugt in den Romer gekoomen is. L. Om ymand by nagt te doen schijnen datեr spook is. Koopt eenige Kreeften, steld op elk een waslichjen, laat se aldus in een Kaamer of Thuyn loopen, soo sal men meynen dat het spook is. Item: Neemt Raapen, maakt daar een figuur van als een Doods-hoofd, hangt die op een Kerkhof over eenig licht dat in de Aarde staat soo sal den bygaanden vervaart werden, en meynen dat het Doods-hoofden zijn die daar spoken. LI. Om een langwerpig gesneden Papier te smijten dat het op sijn kant staa. Wanneer men een papiertjen heeft een vinger lang, en een vinger breed, soo geeft men het ymand in handen, en vraagt of hy het wel ten eersten kan smijten dat het op sijn kant staat. Elk nu van het Geselschap sal sulks beproeven, en niemand, al smeet hy het honderd maal, sal het niet konnen doen: Soo sal een yder antwoorden dat sy het niet konnen doen. Neemt gy dan het papiertjen slaat [32] het in ‘t middens eens toe, niet dat het toegevouwen blijve maar dat het half oopen zy: smijt het dan op de Taafel, soo sal het wel haast op sijn kant staan, en de Omstanders sullen om de pots moeten lacchen. LII. Om een Ey ten eersten op sijn spits te setten. Columbus te gast zijnde by eenige Spanjaarden, welke seyden of pochten dat sy America gevonden hebben. Columbus sijnde den waaren Vinder daar van, dit niet konnende verdraagen, liet een Ey op Taafel koomen, vraagden de gasten, of sy het Ey ten eersten op sijn kant konden doen staan, elk probeerde op de Taafel, maar niemant kon ‘t uytvinden. Columbus neemt op het lest het Ey op sijn eind, en slaat met geweld op de Tafel dat de spits booven breekt en het Ey terstond bleef staan, dit wisten wy ook wel seyden de Spanjaards: Nu ik America gevonden heb, antwoorde Columbus kont gy America mede wel vinden, alsoo keek een yder op sijn neus. LIII. Om een houte Mannetjen op het waater te konnen doen gaan. Neemt een blokjen een spanne lang, maakt dat onder hol, en gietեr loot in, of doetեr een Steen aan: Laat dit blokjen booven plat zyn met een kleyn plankjen, set daar een Mannetjen met een vaantjen op, dat het daar op vast zy, en set sulks in ‘t waater, soo sal het door het vloeyen van het waater voortgedreven werden en niet vallen, ‘t welk een aardig Spulletjen voor de Jongens is. [33] |
XLVII. Om een tafelbord door een ander tafelbord van de tafel te slaan, daar toch geen van die aangeroerd wordt. Leg drie tafelborden van hout op een tafel naast elkaar als A B C: Laat dan iemand de hand op het middelste bord leggen en dat zo hard vasthouden als het mogelijk is, als dit nu aldus gehouden wordt zo stoot het bord A gezwind en sterk tegen B, zo zal het bord C van de tafel afvallen. Hieraan ziet men dat gezwindheid voor sterkte gaat. XLVIII. Om een ei boven op zijn hoofd te kunnen zieden en koken. Neemt een nieuwbakken brood zo heet als het uit de oven komt, snijdt het midden door zodat er een gat in is, doe daar het ei in en zet het brood weder aan elkaar, doe het in een korfje en zet het op uw hoofd, zo zal het ei gaar worden. XLIX. Om een mortier van tien pond, door middel van een wijnglas, op te lichten. Neemt een metalen mortier, zet die om met zijn bodem omhoog, maak dat de bodem effen is zonder enige bulten of oneffenheden. Laat deze mortier van acht of tien pond zijn. Maakt dan een deeg gelijk men neemt om de distilleerglazen [31] te zuiveren, maak dan op de bodem van de mortier een balletje met dat deeg zo groot in ‘t ronde omtrent dat er de roemer of wijnglas in past: Neemt dan een brandend papier, steekt dat in de roemer en zet die verkeert op de mortier en bestrijk het rondom toe met het deeg, zodanig dat er de minste lucht niet in kan komen. Als nu het papier ophoudt te branden en de roemer koud is geworden zal ge, bij het glas, licht de mortier kunnen opbeuren; zo niet, komt zulks bij verzuim dat het deeg niet behoorlijk aan de roemer is gelegd en lucht in de roemer gekomen is. L. Om iemands bij nacht te laten schijnen dat er een spook is. Koopt enige kreeften, stel op elk een waslichtje, laat ze aldus in een kamer of tuin lopen, zo zal men menen dat het een spook is. Item: Neemt rapen, maakt daar een figuur van als een doodshoofd, hang die op een kerkhof over enig licht dat in de aarde staat en zo zal de voorbijganger bang worden en menen dat het doodshoofden zijn die daar spoken. LI. Om een langwerpig gesneden papier te smijten zodat het op zijn kant staat. Wanneer men een papiertje heeft van een vinger lang en een vingerbreed, zo geeft men het iemand in de handen en vraagt of hij het wel ten eerste kan smijten zodat het op zijn kant staat. Elk nu van het gezelschap zal zulks beproeven en niemand, al smeet hij het honderdmaal, zal het niet kunnen doen: Zo zal iedereen antwoorden dat ze het niet kunnen doen. Neemt gij dan het papiertje en slaat [32] het in ‘t middens eens toe, niet dat het toegevouwen blijft, maar dat het half open is: smijt het dan op de tafel en zo zal het wel gauw op zijn kant staan en de omstanders zullen om de pots moeten lachen. LII. Om een ei ten eerste op zijn spits te zetten. Columbus die te gast was bij enige Spanjaarden die zeiden of pochten dat ze Amerika gevonden hadden. Columbus die de ware vinder daarvan was kon dit niet verdragen en liet een ei op tafel komen en vroeg de gasten of ze het ei ten eerste op zijn kant konden laten staan, elk probeerde het op de tafel, maar niemand kon ‘t uitvinden. Columbus neemt tenslotte het ei op zijn eind en sloeg het geweld op de tafel zodat de spits boven brak en het ei terstond bleef staan, dit wisten we ook wel zeiden de Spanjaards: Nu ik Amerika gevonden heb, antwoordde Columbus kon ge Amerika mede wel vinden, alzo keek iedereen op zijn neus. LIII. Om een houten mannetje op het water te kunnen laten gaan. Neemt een blokje van een spanne lang, maakt dat onder hol, en giet er lood in of doe er een steen aan: Laat dit blokje boven plat zijn met een klein plankje, zet daar een mannetje met een vaantje op zodat het daarop vast is en zet zulks in ‘t water, zo zal het door het vloeien van het water voortgedreven worden en niet vallen, ‘t welk een aardig spelletje voor de jongens is. [33] |
LIV. Om een aardige Sterre in een Appel of Raap te snijden. Neemt een taamelijke groote Appel of Raap, snijd hem over dwars half open, op dat gy een effen vlakte hebt, daar de Sterre op gesneden werd. Snijd voor eerst een dubbelt kruys daar in na de linien A C, H F, B D, E G, soodanig dat gy het Mes maar een stroobreed diep in snijd, en dat niet recht needer, maar schuyns en dat dubbeld aan de linkerhand, en eens na de rechterhand [34] als E F D; sulks kunt gy op die wijs meerder linien maaken, als H I K L M N, &c. Dit gedaan zijnde, doet dan alle de stukjes O P Q R S T V, &c. Daar uyt soo sal het seer mooy ‘t aanschouwen sijn. LV. Om een Erwt op een stroo-pijp of tabaks-pijp te doen dansen. Neemt een stroohalm of Toobaks-pijp, steekt hem over eynde, legt dan booven op het gaatjen een Erwtjen dat heel rond is en niet seer groot, blaast van onderen door het gat van het pijpjen, soo sal het Erwtjen al dansende op springen, dat aardig is te sien. |
LIV. Om een aardige ster in een appel of raap te snijden. Neemt een tamelijke grote appel of raap, snijdt hem over dwars halfopen zodat ge een effen vlakte hebt daar de ster op gesneden wordt. Snijdt voor eerst een dubbelkruis en daarin na de linies A C, H F, B D, E G, zodanig dat ge het mes maar een strobreed diep in snijdt en dat niet recht neer, maar schuin en dat dubbel aan de linkerhand en eens naar de rechterhand [34] als E F D; zulks kan ge op die wijze meerder linies maken als H I K L M N, &c. Als dit gedaan is doe dan alle stukjes O P Q R S T V, etc. Daaruit zo zal het zeer mooi te aanschouwen zijn. LV. Om een erwt op een stropijp of tabakspijp te laten dansen. Neemt een strohalm of tabakspijp, steek het overeind en leg dan boven op het gaatje een erwtje dat heel rond is en niet zeer groot, blaast van onderen door het gat van het pijpje en zo zal het erwtje al dansende opspringen, dat aardig is om te zien. |
LVI. Om twee Messen die aan een stok steken op een Naald te doen draayen. Neemt twee Messen A A, steekt die door de hoepelstok B B, steekt dan door den hoepelstok in ‘t midden een dubbelde stuyver door G, Neemt dan een ander houtjen als D of als F, steekt daar een naald door als E E, set daar de messen op, [35] in ‘t middelpunt van de dubbelde stuyvers G, soo sullen de Messen daar op kunnen draajen, dat seer aardig is om te sien. LVII. Om sig onsienlijk te maaken. Den onwetenden sal het voor seeker tooverye schijnen, wanneer hy komt te hooren dat ik seg my onsienlijk te konnen maaken. Ik sal het echter konnen doen in alle geselschappen, op de markten, in de Kerk, of al waar men maar begeerd. Nu om kort te gaan, soo laat een tonne rondom vol gaatjes maaken, kruypt daar in, en laat hem booven toe doen, soo sult gy door de gaaten wel een yder sien, maar gy sult voor een yder onsienlijk schijnen, dan soo kunt gy uw selven in de ton op de Markt in de Kerk laaten brengen, om uw presentie onsienlijk te vertoonen. LVIII. Om een ring in een schootel waaters te smyten, en die, sonder het waater daar uyt te gieten, droog daar uyt te krijgen Neemt dan een vlakke schootel, doet daar wat water in, en smijt daar uw ring by: Nu is de vraag hoe dat gy uw ring daar wederom sult uyt krijgen sonder uw vingeren nat te maaken? Soo moet ik aldus te werk gaan: Ik neem een grooten Roomer of Bier-glas, en doet daar een brandent papiertjen in, terwijl het papier noch brandt, set ik den Roomer omgekeert in ‘t waater, en met sijn boodem na om hoog, als nu de lucht die in den Roomer is begint kout te werden, soo sal alle het vocht dat in de gedachte schootel was in den Roomer geperst werden, en de schootel sult gy leedig [36] sien, dan kunt gy den Ring sonder uw handen nat te maken, daar wederom uyt krijgen. LIX. Om door een stuk Broods een Roomer met Wyn ledig te maken. Dit gaat even op de selfde wijse als wy elders van de Kreeften hebben gesprooken, want een sneede Broods werdt soodanig gesneden, dat het met sijn een deel in den Roomer met Wijn hangt, en met het ander deel daar buyten, even by na als een Capitaal V, maar den Roemer moet vol van Waater of Wijn sijn. LX. Om een Penning in een glas te doen dansen. Dit spel kan best in de scheemer-tijd geschieden, wanneer men soo nauw niet sien kan hoe alles toegaat. Set dan een Roomer op een Taafel, en neemt een penning, duyt of yets anders, doet daar een weynig pik aan, en maaktեr een lang haar aan vast klevend, en doet die in den Roomer, maakt dat haar aan het andere eynd van uw voorsten vinger vast, door middel van wat pik, speeld dan met uw vingers op de Taafel, even of gy op een Instrument speelde, soos sal de penning beweegen en dansen. |
LVI. Om twee messen aan een stok te steken op een naald te laten draaien. Neemt twee messen A A, steekt die door de hoepelstok B B, steekt dan door de hoepelstok in ‘t midden een dubbele stuiver door G. Neemt dan een ander houtje als D of als F, steekt daar een naald door als E E, zet daar de messen op [35] in ‘t middelpunt van de dubbele stuivers G, zo zullen de messen daarop kunnen draaien dat zeer aardig is om te zien is. LVII. Om zich onzichtbaar te maken. De onwetenden zal het voor zeker toverij schijnen, wanneer hij komt te horen dat ik zeg me onzichtbaar te kunnen maken. Ik zal het echter kunnen doen in alle gezelschappen, op de markten, in de kerk, of al waar men maar begeerd. Nu om kort te gaan, zo laat een ton rondom vol gaatjes maken, kruip daarin en laat het boven dicht doen, zo zal ge door de gaten wel iedereen zien, maar ge zal voor iedereen onzichtbaar schijnen, dan zo kunt ge u zelf in de ton op de markt en in de kerk laten brengen om uw presentie onzichtbaar te vertonen. LVIII. Om een ring in een schotel water te smijten en die, zonder het water daaruit te gieten, droog daaruit te krijgen Neemt dan een vlakke schotel, doe daar wat water in en smijt daar uw ring bij: Nu is de vraag hoe dat ge uw ring daar wederom uit zal krijgen zonder uw vingers nat te maken? Zo moet ik aldus te werk gaan: Ik neem een grote roemer of bierglas en doe daarin een brandend papiertje, terwijl het papier noch brandt zet ik de roemer omgekeerd in het water en met zijn bodem naar omhoog, als nu de lucht die in de roemer begint koud te worden zo zal alle het vocht dat in de gedachte schotel was in de roemer geperst worden en de schotel zal ge leeg [36] zien, dan kan ge de ring zonder uw handen nat te maken daar wederom uit krijgen. LIX. Om door een stuk brood een roemer met wijn leeg te maken. Dit gaat even op dezelfde wijze zoals we elders van de kreeften hebben gesproken, want een snee brood wordt zodanig gesneden dat het met zijn ene deel in de roemer met wijn hangt en met het andere deel daarbuiten, even bijna als kapittel V, maar de roemer moet vol van water of wijn zijn. LX. Om een penning in een glas te laten dansen. Dit spel kan best in de schemertijd geschieden wanneer men zo nauw niet zien kan hoe alles toegaat. Zet dan een roemer op een tafel en neemt een penning, duit of iets anders, doe daar een weinig pek aan en maak er een lange haar aan vastklevend en doe die in de roemer en maak dat haar aan het andere eind van uw voorste vinger vast door middel van wat pek, speel dan met uw vingers op de tafel even of ge op een instrument speelde zo zal de penning bewegen en dansen. |
LXV. Een aardig spel met twee plankjes. Om dit te maaken soo neemt twee plankjes een spanne lang, een halve span breed, en een vierde van een vinger breed dik: Laat deese plankjes vierkant zijn gelijk als A C D F, sy moeten ook beyde eeven groot zijn, en eeven dik datեr een kleyn spijkertjen op de dikte kan geslagen werden. Dit gedaan sijnde, neemt dan drie roode lintjes of perkementjes, spijkert die daar op in deeser manieren: Neemt het lint A spijkert het in A, en aan het andere plankjes C B in C, spijkert ook het lint F in F en in het plankjen C B in E, neemt dan het darde lint spijkert dat op ‘t plankje C B in B, aan [40] de binnen sijde, en spijkert het op het plankje A D tusschen E C soo is het gedaan. Wanneer men nu een stukjen papier H legt tusschen de lintjes A en F, en de plankjes opligt aan de sijde van E C soo sal het papiertjen H leggen tusschen het lint C B gelijk in I te sien is. LXVI. Om een Toover-kootjen te maken. A o o B C o o D De Schaapen en Lammeren hebben in haare pooten seer kleyne kooten, hier pleegen wy, jong sijnde, vier gaatjes in te maaken en tweederley verwige draden in te steeken, die wy door trekkende, voor dՍ onkundige Jonghens Tooverye scheen. Om dit nu te beschrijven, soo laat A B C D de koot sijn, maakt vier gaatjes als o o o o, steekt dan een roode draad door het gat by B dat hy weeder uyt koome by het gat C, alsoo neemt een swarten draad, steekt hem door het gat by D dat hy by A weeder uyt koome, soo maaken de draden in de koot een kruys, bind dan de eynden die buyten de koot sijn vast, en schuyft de draaden heen en weder, soo sult gy een aardigheyd met de draaden sien. LXVII. Om te doen schijnen met ses plankjes, datեr meer als hondert sijn. Neemt de booven geseyde plankjes A F D E C B; maakt aldus nog vier aan malkanderen, [41] dat is, dat het lint B gespijkert zy aan een derde plankje, en de linten E F van gelijken, wanneer dit tot ses of acht toe gedaan werd, soo neemt de selve in uw hand, laat dՠeen voor dՍ ander uyt uw hand los, en als gy een los laat, moet gy een ander op neemen, soo sullen daar meer als duysend plankjes schijnen. Het gelijke de onkundige meede wel Tooverye te sijn, wanneer het wat ras gedaan werd. Ik heb Quaksalveren meenigmaal op de Kermissen, om de Boeren by hun te vergaderen, sien doen. LXVIII. Een Leer te maaken om steenen uyt de Aarde te haalen en op te ligten. Snijd een Leer de groote van een Daalder, maakt in het midden een gaatjen daar door, en steekt een Touwtjen door het gat, en laat aan het onderste eynd een knoopjen sijn, welke het Toutjen doorhaalende, onder teegen het gat, aan koome en het selve toesluyte, laat dit leertjen een nagt in water weyken, en plakt het dan soo nat op een Steen, trekt dan met het Touwtjen na omhoog, soo sult gy den Steen uyt de Aarde haalen. Dit is een Philosoophe reeden, want als het leertjen op den Steen geplakt werd, perst men al de logt die tusschen het leertjen en den steen is weg, welke het leertjen op den steen van buyten soo vast drukt dat het met geen geweld is van te trekken. Men noemt deese leertjes gemeenlijk trekleertjes, maar sy trekken niet, want het geheele effect of uytwerking hangt van het persen der locht. [42] LXIX. Om buyten op het Land alwaar men geen Tooren siet, de wind te kennen. Als men buyten is, gebeurt het wel dat men op een heyde is, en dat men geen Tooren of jets anders siet, om den wind te weeten, ja selfs niet aan de Wolken van de locht, soo neemt een hayrtjen uyt u Hoofd dat wat lang is, en houd dat met twee vingers aan het Eynd, laat dat in de locht hangen; soo sult gy sien na wat oort van de Weereld dat het heen waayt, als gy nu niet en weet aan wat oort dat Oost of West is, soo sult gy dat aan den Sonne weten, want in den opgang is hy in ‘t Oosten, op den middag in het Suyden en in den ondergang in het Westen. |
LXV. Een aardig spel met twee plankjes. Om dit te maken zo neemt twee plankjes een spanne lang, een halve span breed en een vierde van een vingerbreed: Laat deze plankjes vierkant zijn gelijk als A C D F, ze moeten ook beide even groot zijn en even dik zodat er een kleine spijkertjes op de dikte kan geslagen worden. Als dit gedaan is neem dan drie rode lintjes of perkamentjes, spijkert die daarop in deze manier: Neemt het lint A en spijkert het in A en aan het andere plankjes C B in C, spijkert ook het lint F in F en in het plankje C B in E, neemt dan het derde lint spijkert dat op ‘t plankje C B in B, aan [40] de binnen zijde en spijkert het op het plankje A D tussen E C zo is het gedaan. Wanneer men nu een stukje papier H legt tussen de lintjes A en F, en de plankjes oplicht aan de zijde van E C zo zal het papiertje H liggen tussen het lint C B gelijk in I te zien is. LXVI. Om een toverkootje te maken. A o o B C o o D De schapen en lammeren hebben in hun poten zeer kleine koten, hierin plagen we, jong zijnde, vier gaatjes in te maken en twee tweekleurige draden in te steken die we doortrokken en voor dՠonkundige jongens toverij scheen. Om dit nu te beschrijven, zo laat A B C D de koot zijn, maakt vier gaatjes als o o o o, steekt dan een rode draad door het gat bij B zodat het weer uitkomt bij het gat C, alzo neemt een zwarte draad, steekt het door het gat bij D zodat het bij A weer uitkomt en zo maak van de draden in de koot een kruis, bindt dan de einden die buiten de koot zijn vast en schuif de draden heen en weer, zo zal ge een aardigheid met de draden zien. LXVII. Om te laten schijnen met zes plankjes dat er meer dan honderd zijn. Neemt de boven gezegde plankjes A F D E C B; maakt aldus nog vier aan elkaar, [41] dat is, dat het lint B gespijkerd is aan een derde plankje en de linten E F dergelijk, wanneer dit tot zes of acht toegedaan wordt zo neemt die in uw hand, laat d e ene voor de andere uit uw hand los en als ge er een los laat moet ge een andere opnemen, zo zullen daar meer als duizend plankjes schijnen. Het gelijkt de onkundige mede wel toverij te zijn wanneer het wat ras gedaan wordt. Ik heb kwakzalvers menigmaal op de kermissen om de boeren bij hen te verzamelen dit zien doen. LXVIII. Een leer te maken om stenen uit de aarde te halen en op te lichten. Snijdt een leer de grootte van een daalder, maak in het midden een gaatje daardoor en steek een touwtje door het gat en laat aan het onderste eind een knoopje zijn die het touwtje doorhaalt en onder tegen het gat aankomt en het dicht sluit, laat dit leertje een nacht in water weken en plakt het dan zo nat op een steen, trekt dan met het touwtje daarna omhoog, zo zal ge de steen uit de aarde halen. Dit is een filosofische reden, want als het leertje op de steen geplakt wordt perst men al de lucht die tussen het leertje en de steen is weg, welke het leertje op den steen van buiten zo vastdrukt dat het met geen geweld is weg te trekken. Men noemt deze leertjes gewoonlijk trekleertjes, maar ze trekken niet, want het gehele effect of uitwerking hangt af van het persen der lucht. [42] LXIX. Om buiten op het land alwaar men geen toren ziet de wind te kennen. Als men buiten is gebeurt het wel dat men op een heide is en dat men geen toren of iets anders ziet om de wind te weten, ja zelfs niet aan de wolken van de lucht, zo neemt een haartje uit uw hoofd dat wat lang is en houdt dat met twee vingers aan het eind, laat dat in de lucht hangen; zo zal ge zien naar wat oord van de wereld dat het heen waait, als ge nu niet weet aan wat oord dat Oost of West is, zo zal ge dat aan de zon weten, want in den opgang is het in ‘t Oosten, op de middag in het Zuiden en in de ondergang in het Westen. |
LXX. Een manier om door de Logt te vliegen. Monsieur Toinard heeft een Instrument gesien met vier vleugels, door welken middel een mensch door de locht soude konnen vliegen, het welke lichtelijk te doen is. A. Is de Rechter Vleugel van vooren. B. De linker van achteren. C. De linker van vooren. D. De regter Vleugel van achteren E. Een touw aan de Linker-voet, die de linker vleugel B neertrekt, wanneer de regter-hand de vleugel A nedertrekt. F. Een touw aan de rechter-voet, die de vleugel D neertrekt, wanneer de linkerhand de vleugel C neerhaalt. Dit werktuig nu bestaat in twee stokken, die aan elk eind een vleugel van taf gemaakt hebben, welke van booven naar om laag gevouwen is, gelijk een gebogen riet, of gebrooken pijl. [43] Wanneer men nu vliegen wil, legt men deese stokken op de schouders, soo datեr twee vleugels van vooren sijn en twee van achteren. De voorste werden door de handen bewoogen, en de achterste door de voeten, die de vleugels met een touw trekken, sijnde aan de voeten vast gemaakt. De manier nu om deese vleugels te beweegen is deese, naamelijk wanneer de rechterhand de rechter vleugel neder trekt, die vooren met A geteikent is, soo trekt de linker voet, door middel van het touw E, de linker vleugel B naar om laag, en soo vervolgens trekt de linkerhand de vleugel C van vooren naar om laag, wanneer de regter voet D van achteren ooverhands naar om hoog trekt. Om dit wel te doen, behoorde het Lighaam aan elke deel iets te hebben dat logtig is, en van groot beslag om de swaarte des Lighaams wat te gemoet te koomen. Ook behoorde men daar een staart by te practiseeren, maer om die behoorlijk te bewegen is qualijk kans. Dit vliegen is nu niet gemaakt, om daar meede lang in de Logt te vliegen, maar om sig [44] gemakkelijker over een kleyn watertjen te begeven. En om dit vliegen te gewennen, moet men sulks eerst van een Bank of Tafel doen, daar na uyt een Venster, en van een Huys. |
LXX. Een manier om door de lucht te vliegen. Monsieur Toinard heeft een instrument gezien met vier vleugels door welk middel een mens door de lucht zou kunnen vliegen, wat lichtelijk te doen is. A. Is de rechtervleugel van voren. B. De linker van achteren. C. De linker van voren. D. De rechtervleugel van achteren. E. Een touw aan de linkervoet die de linker vleugel B neertrekt, wanneer de rechterhand de vleugel A neertrekt. F. Een touw aan de rechtervoet die de vleugel D neertrekt wanneer de linkerhand de vleugel C neerhaalt. Dit werktuig nu bestaat in twee stokken die aan elk eind een vleugel van taf gemaakt hebben, welke van boven naar om laag gevouwen is gelijk een gebogen riet of gebroken pijl. [43] Wanneer men nu vliegen wil legt men deze stokken op de schouders zodat er twee vleugels van voren zijn en twee van achteren. De voorste worden door de handen bewogen en de achterste door de voeten, die de vleugels met een touw trekken zijn aan de voeten vastgemaakt. De manier nu om deze vleugels te bewegen is deze, namelijk wanneer de rechterhand de rechtervleugel neer trekt die voor met A getekend is, zo trekt de linkervoet, door middel van het touw E, de linker vleugel B naar om laag en zo vervolgens trekt de linkerhand de vleugel C van voren naar omlaag wanneer de rechter voet D van achteren overhands naar omhoog trekt. Om dit goed te doen behoort het lichaam aan elk deel iets te hebben dat luchtig is en van groot beslag om de zwaarte van het lichaam wat tegemoet te komen. Ook behoort men daar een staart bij te praktiseren, maar om die behoorlijk te bewegen is kwalijk kans. Dit vliegen is nu niet gemaakt om daarmee lang in de lucht te vliegen, maar om zich [44] gemakkelijker over een klein watertje te begeven. En om dit vliegen te gewennen moet men zulks eerst van een bank of tafel doen, daarna uit een venster en van een huis. |
Een naader Onderrigt van het vliegen in de Lugt onlangs uyt het Frans door T. E. vertaalt. Een Af-schrift van een Brief, geschreven aan den Heer Toynard over een werk-tuyg van een nieuwe vindinge om in de Lugt te vliegen. Den Heer Toynard heeft schrijven gehad, dat den Heer Bosnier Slottemaker van Sabl in ‘t Land van Maine heeft een Werk-tuyg met vier Vleugels om te vliegen (uytgevonden,) schoon hy der nog een Af-beelding en netter beschrijvinge van verwagt als deese. Hier op volgt nu de beschrijvinge aldus. A. De Regter Vleugel van vooren. B. De Slinker Vleugel van agteren. C. De Slinker Vleugel van vooren. D. De Regter Vleugel van agteren. E. Een touw aan de Slinkervoet, die den Vleugel A. om laag haald. F. Een Touw aan de Regter voet, die den Vleugel D. neerhaald, terwijl de Slinkerhand den Vleugel C. om leeg haald. Dit werk-tuyg bestaat uyt twee stokken, die om yder Eynde hebben een lange Vensterraam van Tafetas, welke Venster-raam word gevonden als een gebrooken dunnen Pijl. Wanneer men vliegen wil, soo schikt men de [45] stokken op de schouderen: alzoo datեr 2 Ramen voor en 2 Ramen agter sijn. De Ramen van vooren worden beweegt door de handen, en die van agteren door de voeten, trekkende met een touw datեr aan vast gemaakt is. De order van ‘t beweegen deeser soorten van Vleugelen is alsoo: als wanneer de regterhand de regter-Vleugel neer trekt, van vooren gemerkt A. den Slinker voet trekt neer door middel van het Touw E. De Slinkervleugel van agteren gemerkt B. uorders de Rechterhand trekt de Slinkervleugel van vooren gemerkt C. neer, den regtervoet trekt neer door middel van het Touw F. De regter vleugel van achter gemerkt D. En alsoo by beurten den een na den ander als in een kruys. Deese beweeginge in een kruys schijnt seer wel bedagt te sijn: om dat het is ‘t geen natuurlijk aan de dieren en menschen is, wanneer sy gaan of swemmen, en dat doet hoopen, dat dit werktuyg wel gelukken sal. Men vindեr niet te min jets, dat om tot een goed gebruyk te brengen, twee dingen ontbreeken. Het eerste is, met moestեr jets aan maken seer ligt, en van grooter omslag: die vast gemaakt sijnde aan eenig deel des Lighaams, dat men moet kiesen, om dat het kan teegenwigt van den Mensch in de Lugt teegen wegen. Het tweede dink, soude te wenschen sijn, dat men der een staart aan maakte: want dat soude dienen om den vlugt der geene die vliegt te ondersteunen en te regeeren. Maar men soude veel swaarigheyd hebben, om de beweging en regeering aan die staart te geven: na verscheyden ervaarenissen, die door veel Persoonen eertyds onnut gedaan. Het eerste paar Vleugels, die uyt de handen van Sr. Besnier gekoomen sijn, en na Guibre gebragt: alwaar een Danser gekoft heeft, die hy gelukkig gebruykt. [46] Tegenwordig arbeyd hy aan een nieuw paar volkomender als het eerste paar: hy geeft niet voor, niet te min door sijn Werktuyg opgeheven te worden van de Aarde, nog sig langen tijd in de Lugt op te houden; ter oorsaak van ‘t gebrek van kragt en snelheyd, die noodig sijn, om deese soorten van Vleugelen dikmaals en kragtelijk te beweegen, of om van vliegen te spreken, om in de Lugt te drijven sonder de Vleugels te roeren. Maar hy versekerd, als vertrekkende van een plaats redelijk hoog, hy soude over een Revier, die vry breed is ligtelijk vliegen. Hebbende het versogt op verscheyde wijsen, en van verscheyden hoogten, hy heeft nu begonnen zig uyt te strekken van een voetbank af, daar na van een Taafel, hier naa uyt een Venster reedelijk hoog, hier naa van de tweede stelling af, eyndelijk van een solder af, van waar hy over sijn Buur-Huysen vloog, en sig allenskens oeffenende, en heeft sijn Werk-tuyg in staat gebragt, gelijk het heden is. Indien den konstigen werk-man, sijn vinding niet tot de volkomendheyd bragt, waar van elk een denkbeeld maakt, die gene sullen gelukkig sijn, om het tot de laaste volkomentheyd te brengen, en sullen hem niet min verplicht sijn: om dat hy een gesigt gegeven heeft, van welke de gevolgen konnen misschien soo wonderlijk worden, als die sijn van de eerste proeve van den Schipvaart. Want of schoon wy van Daute van Perouse geseyd hebben, het geen den Hollandschen Mercurius van ‘t Jaar 1673. Verhaald van eenen genoemd Bernion, die den hals brak, vliegende van Frankfort, ‘t geen men self te Parijs gesien heeft, en ‘t geen gebeurd is, op veel andere Plaatsen. Laat ons ‘t gevaar sien, en de swarigheyd die der in is, om dit voorneemen wel te doen gelukken. Men soude eyndelijk een konnen vinden, die veel [47] konstiger of minder ongelukkig konnen sijn, als die het nog toe besogt hebben. Als by voorbeeld een Dantes, die toegenaamt wierd Dedalus, om dat hy uytgevonden had een soorte van vleugels, met welke hy vloog: maar die waaren hem soo doodelijk niet als die van Icarus, want een van sijn Vleugelen gebrooken sijnde, als hy in de Lugt sijn vermaak gaf aan ‘t geheele pad van Perouse, hy nam de moeyte van sig op het dak van de Kerk van de H. Maria te laten vallen, en brak de heupe. |
Een nader onderricht van het vliegen in de lucht onlangs uit het Frans door T. E. vertaalt. Een afschrift van een brief, geschreven aan de heer Toinard over een werktuig van een nieuwe uitvinding om in de lucht te vliegen. De Heer Toinard heeft schrijven gehad dat de Heer Bosnier Slottemaker van Sabl in ‘t land van Maine heeft een werktuig met vier vleugels om te vliegen uitgevonden, ofschoon hij er nog een afbeelding en nette beschrijving van verwacht als deze. Hierop volgt nu de beschrijving aldus. A. De rechtervleugel van voren. B. De linkervleugel van achteren. C. De linkervleugel van voren. D. De rechtervleugel van achteren. E. Een touw aan de linkervoet die de vleugel A. omlaaghaalt. F. Een touw aan de rechtervoet die de vleugel D. neerhaalt terwijl de linkerhand de vleugel C. Omlaaghaalt. Dit werktuig bestaat uit twee stokken die om elk einde een lang vensterraam hebben van tafzijde, welk vensterraam wordt gevonden als een gebroken dunne pijl. Wanneer men vliegen wil zo schikt men de [45] stokken op de schouders alzo dat er 2 ramen voor en 2 ramen achter zijn. De ramen van voren worden bewogen door de handen en die van achteren door de voeten en trekken met een touw dat eraan vastgemaakt is. De orde van ‘t bewegen van deze soorten van vleugels is alzo: als wanneer de rechterhand de rechtervleugel neer trekt, van voren gemerkt A, de linkervoet trekt neer door middel van het touw E. De linkervleugel van achteren gemerkt B. Verder de rechterhand trekt de linkervleugel van voren gemerkt C neer, de rechtervoet trekt neer door middel van het touw F. De rechtervleugel van achter gemerkt D. En alzo om beurten de ene na de ander als in een kruis. Deze beweging in een kruis schijnt zeer goed bedacht te zijn: omdat hetgeen natuurlijk aan de dieren en mensen is wanneer ze gaan of zwemmen en dat laat hopen dat dit werktuig wel gelukken zal. Men vindt er niettemin iets dat om tot een goed gebruik te brengen, twee dingen ontbreken. Het eerste is, met moest er iets aan maken dat zeer licht en van grote omslag: als die vast gemaakt is aan enig deel des lichaam dat men moet kiezen omdat het kan tegenwicht van de mens in de lucht tegen te wegen. Het tweede ding, zou te wensen zijn dat men er een staart aan maakte: want dat zou dienen om den vlucht degene die vliegt te ondersteunen en te regeren. Maar men zou veel zwarigheid hebben om de beweging en regering aan die staart te geven: naar verschillende ervaringen door veel personen eertijds onnut gedaan. Het eerste paar vleugels, die uit de handen van Sr. Bosnier gekomen zijn en na Guibre gebracht: alwaar een danser het gekocht heeft die hij gelukkig gebruikt. [46] Tegenwoordig werkt hij aan een nieuw paar volkomener als het eerste paar: hij geeft niet voor, niettemin door zijn werktuig opgeheven te worden van de aarde, nog zich lange tijd in de lucht op te houden; ter oorzaak van ‘t gebrek van kracht en snelheid die nodig zijn om deze soorten van vleugels vaak en krachtig te bewegen of, om van vliegen te spreken, om in de lucht te drijven zonder de vleugels te beroeren. Maar hij verzekert, als vertrekkende van een plaats redelijk hoog, hij zou over een rivier die vrij breed is licht vliegen. Heeft het verzocht op verschillende manieren en van verschillende hoogten, hij is nu begonnen zich uit te strekken van een voetbank af, daarna van een tafel, hierna uit een venster redelijk hoog, hierna van de tweede stelling af, eindelijk van een zolder af, vanwaar hij over zijn buurhuizen vloog en zich geleidelijk aan oefende en heft zijn werktuig in een staat gebracht gelijk het heden is. Indien de kunstige werkman zijn uitvinding niet tot de volkomenheid brengt, waarvan elk een denkbeeld maakt, diegene zullen gelukkig zijn om het tot de laatste volkomenheid te brengen en zullen hem niettemin verplicht zijn: omdat hij een gezicht gegeven heeft waarvan de gevolgen misschien zo wonderlijk kunnen worden als die zijn van de eerste proeve van de schipvaart. Want ofschoon we van Daute van Perouse gezegd hebben, hetgeen de Hollandse Mercurius van ‘t jaar 1673 verhaald van een genoemd Bernion die de hals brak en vloog van Frankfort, ‘t geen men zelf te Parijs gezien heeft en ‘t geen gebeurd is op veel andere plaatsen. Laat ons ‘t gevaar zien en de zwarigheid die erin is om dit voornemen goed te laten gelukken. Men zou eindelijk een kunnen vinden die veel [47] kunstiger of minder ongelukkig kan zijn als die het nog toe geprobeerd hebben. Als bij voorbeeld een Dantes, die bijgenaamd werd Dedalus, omdat hij uitgevonden had een soort van vleugels waarmee hij vloog: maar die waren hem niet zo dodelijk als die van Icarus, want een van zijn vleugels was gebroken toen hij in de lucht zijn vermaak gaf aan ‘t gehele pad van Perouse, hij nam de moeite van zich op het dak van de kerk van de H. Maria te laten vallen en brak de heup. |
LXXI. Van een Lampe, die niet uyt gaat, hoe dat mense in de Sak draagt ofte oover de Aarde rolt. Het is van nooden dat het hol ofte den bak, daar men de Oly en het pit in doet, hebbe twee Assen ofte Spillen, gevoegd in een Cirkel, deese Cirkel heeft twee andere Spillen die in een twede Cirkel komen, van Koper ofte van andere harde materie, en eyndelijk deese tweede Cirkel heeft nog sijn particuliere Spillen, gevoegd in eenig ander ront lighaam dat om de Lampe henen komt, invoegen dat daar sijn 6 Spillen voor 6 differente stellingen die daar sijn boven, beneden, voor, agter, ter regter en onder de slinker sijden, en door hulp van deese Spillen met deese bewegelijke Cirkels, de Lampe sijnde in het midden, vind sig altijd gestatueerd in haar swarigheyds middelpunt, ook hoe men de selve keert of wend, ofte poogt om te werpen, het welke genoegelijk en wonderlijk is, voor die de oorsaak daar van niet en begrijpt. Men seyd dat een seker Keyser sig eertijds een Wagen ofte Sitplaats heeft doen toerusten na deese [48] konste gemaakt, ook soo dat hy sig altijt bevond in sijn rustplaatse, aan wat sijde dat de Wagen quam te schudden ofte te hellen, ja selfs zoo de Wagen om ver gevallen hadde; |
LXXI. Van een lamp die niet uitgaat, hoe dat men het in de zak draagt of over de aarde rolt. Het is van node dat het hol of de bak, daar men de olie en de pit in doet, twee assen of spillen heeft gevoegd in een cirkel, deze cirkel heeft twee andere spillen die in een tweede cirkel komen van koper of van andere harde materie, en eindelijk deze tweede cirkel heeft nog zijn aparte spillen gevoegd in enig ander rond lichaam dat om de lamp heen komt, invoegen dat daar zijn 6 spillen voor 6 verschillende stellingen die daar zijn, boven, beneden, voor, achter, ter rechter en onder de linker zijden, en door hulp van deze spillen met deze bewegelijke cirkels, de lamp is in het midden, vindt zich altijd gesteld in haar zwaarheid middelpunt, ook hoe men die keert of wendt of poogt om te werpen, wat genoeglijk en wonderlijk is, voor die de oorzaak daarvan niet begrijpt. Men zegt dat een zekere keizer zich eertijds een wagen of zitplaats heeft laten uitrusten naar deze [48] kunst gemaakt, ook zo dat hij zich altijd bevond in zijn rustplaats, aan wat zijde dat de wagen kwam te schudden of te hellen, ja zelfs zo de wagen omvergevallen was; |
LXXII. Om drie Stokken, Pypen, Lepels, &c. over eynde te setten, datեr een Wijn-kan sonder vallen op kan staan. Neemt d’ eerste Pijp A B, steld des selfs een eynde om hooge, en het ander eynd op een Tafel, legt hier op over dwars de Pijp van E F, ten derden, voegt de laatste Pijp C D onder de Pijp van A B, komende met C op E F, makende in ‘t midden een triangel. Dit gedaan sijnde sullen de Pypen over eynde blijven staan, waar op men een Schotel, of yets anders kan setten. LXXIII. Om een Hout of jets anders aan stukken te slaan met de eynde op twee Roomers gelegt, sonder datse storten of breken. Wanneer gy dit begeert te doen, soo moet gy twee Glasen op twee Bankjes van gelijke hoogte [49] zetten twee of drie voet van malkander, legt dan uw Stokkjen of iets anders even op de kant van de Glasen; de eynde van de Stokjes dienen wel wat scherp gemaakt: dit gedaan sijnde, slaat dan met een kloekken Stok in ‘t midden van het Stokjen dat op de Glasen leyd soo sal het zelve in stukken springen, zonder de Glasen te breken of het vogt daar uyt te schudden. Dit kan mede met twee Rieten of Strohalmen geschieden. Op gelyke wyse kan men op de Roemers, of op de Hand een Been stukken slaan, met de rug van een Mes, wanneer het been op de Muys van de Hand en de twee voorste Vingers komt uyt te rusten. |
LXXII. Om drie stokken, pijpen, lepels, etc. overeind te zetten zodat er een wijnkan zonder vallen op kan staan. Neemt de eerste pijp A B, stel diens einde omhoog en het ander eind op een tafel, leg hierop over dwars de pijp van E F, ten derden voegt de laatste pijp C D onder de pijp van A B, komt met C op E F, maakt in ‘t midden een triangel. Als dit gedaan is zullen de pijpen overeind blijven staan waarop men een schotel of iets anders kan zetten. LXXIII. Om een hout of iets anders aan stukken te slaan met het eind op twee roemers gelegd zonder dat ze storten of breken. Wanneer ge dit begeert te doen zo moet ge twee glazen op twee bankjes van gelijke hoogte [49] zetten twee of drie voet van elkaar, leg dan uw stokje of iets anders even op de kant van de glazen; de einden van de stokjes dienen wel wat scherp gemaakt: als dit gedaan is slaat dan met een kloeke stok in ‘t midden van het stokje dat op de glazen ligt zo zal het zelf in stukken springen zonder de glazen te breken of het vocht daaruit te schudden. Dit kan mede met twee rieten of strohalmen geschieden. Op gelijke wijze kan men op de roemers of op de hand een been in stukken slaan met de rug van een mes wanneer het been op de muis van de hand en de twee voorste vingers komt uit te rusten. |
LXXIV. Om drie Messen op de punt van een Naalde te doen Dansen. Voegd drie Messen aan malkander, in gedaante van een Balance, en een Naald in de Hand houdende, steld het punt daar van onder de rugge van het middelste mes A, aan welkers eynden de twee andere [50] messen zijn houdende. Dit gedaan hebbende, kond gy sagtelijk blasende ligtelijk de messen doen schudden, beven, bewegen ende dansen op de punt van de Naalde. LXXV. Om yemant te vertonen dat alle dingen met hem omdraeyen. Neemt yemant uyt den hoop, laat hy uw vast houden, en doet gy de oogen toe, laat hy u dan honderd maal in een cirkel rondom leyden met een geswindheyd, soo sal hy neder sijgen en alle dingen sullen met hem schijnen om te draeyen, daar gy selver, die de oogen toe gehad hebt, recht op sult blijven staan, sonder elders van te weten. LXXVI. Om houte Mannetjes te maken die booven van een gespannen touw na beneeden af loopen. ‘t Is een sonderlinge Kinder-vreugd, wanneer sy elders hoog een touw spannen, en op de Aerde vast maaken, en dat se daar op een houte Mannetjen stellen, die aan elke sijde een looden kogel heeft, daar van neer laten lopen. Het touw dan dus gespannen zijnde maeken sy dat aan beyde sijden een looden koogel is gemaakt, in dier voegen als dat het Mannetjen van booven naar om laag koomt, het regt blijft staan en door deese koogels in balans gehouden werd. Dit is voor den onkundigen aardig om te sien. Wanneer sy in de hoogte zijn en nog stil staan, maakt men daar een kleyn Mosketjen aan, ‘t welk aangestooken zijnde en afgeschoten, sal het Mannetjen terstond van booven na beneeden afloopen. [51] LXXVII. Met vijfderley gewigten allerley last te weegen van een pond tot 121. Toe. Ymand wil niet meer hebben dan vier gewigten, waar meede hy van een tot 40 kan weegen: soo moet sijn eerste gewigt een pond weegen, het tweede 3 pond, het derde 9 pond, en het vierde 27. Pond. Indien hy nu een pond wegen wil, zoo heeft hy een pond. Wil hy 2 pond wegen, zoo legt hy in dեene schale 3 en in dաndere een pond. Wil hy vier pond wegen, neemt hy 3 en een, voor 5 pond, legt hy in eene schael 9 en in dաndere schael drie en een, en aldus vaard hy voort tot veertig toe. Wanneer men ook met weynig looden van 1 tot 32 wil wegen, moet men ook vier gewigten hebben. Het eerste zy een loot, het tweede drie lood, het derde negen lood, en dewijl 9. 3. en een doet 13. zulks van 32 gesubstraheerd komt nog 19, sijnde het gewigt des vierden wigts. Met 5 gewigten kanmen van 1 tot 100 toe wegen. Het eerste zy een pond, het tweede drie pond, het derde negen pond, het vierde 27 pond, deze maken te samen uyt 40 pond, en van 100 gesubstraheerd blyft 60, sijnde de swaarte des vyfden gewigts. Indien men dan alzoo voort ging, en na 60 nam nog 81, zoo kan men van 1 tot 121 pond wegen: Aldus kan men verder en verder gaan. LXXIX. Hoe een Kind en een sterk Man aan een Stok een groote last dragen kunnen, en datze beyde na hun sterkte dragen. Laat de Stok dieze dragen zullen ses voeten lang sijn, en ‘t gewigt dat daar aan gedragen werd [52] vijftig ponden sijn, indien dit gewigt nu regt in ‘t midden hing, zou de Jongen te swaar dragen: wat raad voor desen Jongen te verligten schuyft dan het gewigt twee voeten van het midden des Stoks na den Man toe, so zal het den Jongen veel ligter konnen dragen als te vooren. LXXX. Een Stok of groote Merg-been op twee Stroohalmen stukken te slaan. Laat twee Persoonen elk een Sroo-halm dubbeld te zamen vatten, legt de Stok dan met beyde sijn eynden op de Stroo-halmen, slaat daar midden op, so sal uw Stok in stukken springen. Zulks kan ook aan de Tafel met groote Merg-beenen gedaan werden, wanneer men die met de rugh van een Mes regt in ‘t midden raakt. LXXXI. Om drie of vier honderd pond Steens op zyn buyk te konnen slaan. Maar als men considereert dat des Buyks Pens sak als een Blaas op gespannen is, en een opgespannen Blaas wel duysend pond gewigt van noden heeft, eer hy sal stukken bersten, zal men ook ligtelyk konnen beseffen, dat vier hondert pond Steens sonder groote swaarte of beschadiging te hebben, op de buyk kan gelegt en in stukken geslagen werden. |
LXXIV. Om drie messen op de punt van een naald te laten dansen. Voegt drie messen aan elkaar in gedaante van een balans en hou een naald in de hand, stel het punt daarvan onder de rug van het middelste mes A, aan wiens eind de twee andere [50] messen houden. Als dit gedaan is kan ge zachtjes te blazen de messen te laten schudden, beven, bewegen en dansen op de punt van de naald. LXXV. Om iemand te vertonen dat alle dingen met hem omdraaien. Neemt iemand uit de hoop, laat hij u vast houden en laat hem de ogen sluiten en laat hij u dan honderdmaal in een cirkel rondom leiden met een gezwindheid, zo zal hij neer vallen en alle dingen zullen met hem schijnen om te draaien daar ge zelf, die de ogen dicht had, rechtop zal blijven staan zonder van elders van te weten. LXXVI. Om houten mannetjes te maken die boven van een gespannen touw naar beneden aflopen. ‘t Is een bijzondere kindervreugde wanneer ze elders hoog een touw spannen en op de aarde vast maken en dat ze daarop een houten mannetje stellen die aan elke zijde een loden kogel heeft en daarvan neer laten lopen. Het touw dat dan aldus gespannen is maken ze dat aan beide zijden dat er een loden kogel is gemaakt, in die voegen als dat het mannetje van boven naar omlaag loopt het recht blijft staan en door deze kogels in balans gehouden wordt. Dit is voor de onkundigen aardig om te zien. Wanneer ze in de hoogte zijn en nog stil staan maakt men daar een klein musketje aan wat aangestoken wordt en afgeschoten zal het mannetje terstond van boven naar beneden aflopen. [51] LXXVII. Met vijf soorten gewichten allerlei last te wegen van een pond tot 121 toe. Iemand wil niet meer hebben dan vier gewichten waarmee hij van een tot 40 kan wegen: zo moet zijn eerste gewicht een pond wegen, het tweede 3 pond, het derde 9 pond en het vierde 27 pond. Indien hij nu een pond wegen wil zo heeft hij een pond. Wil hij 2 pond wegen zo legt hij in de ene schaal 3 en in de andere een pond. Wil hij vier pond wegen, neemt hij 3 en een, voor 5 pond, legt hij in een schaal 9 en in de andere schaal drie en een, en aldus gaat hij voort tot veertig toe. Wanneer men ook met weinig loden van 1 tot 32 wil wegen moet men ook vier gewichten hebben. Het eerste is een lood, het tweede drie lood, het derde negen lood en omdat 9 en 3 en een doet 13 zulks van 32 afgetrokken komt nog 19, is het gewicht der vierde gewicht. Met 5 gewichten kan men van 1 tot 100 toe wegen. Het eerste is een pond, het tweede drie pond, het derde negen pond, het vierde 27 pond, deze maken tezamen uit 40 pond en van 100 afgetrokken blijft 60, is de zwaarte van het vijfde gewicht. Indien men dan alzo voortging en na 60 nam nog 81 zo kan men van 1 tot 121 pond wegen: Aldus kan men verder en verder gaan. LXXIX. Hoe een kind en een sterke man aan een stok een grote last dragen kunne, en dat ze beiden naar hun sterkte dragen. Laat de stok die ze dragen zullen zes voeten lang zijn, en ‘t gewicht dat daaraan gedragen wordt [52] vijftig ponden zijn, indien dit gewicht nu recht in ‘t midden hing zou de jongen te zwaar dragen: wat raad voor deze jongen te verlichten. Schuif dan het gewicht twee voeten van het midden van de stok naar de man toe zo zal het de jongen veel lichter kunnen dragen als tevoren. LXXX. Een stok of groot mergbeen op twee strohalmen in stukken te slaan. Laat twee personen elk een strohalm dubbel tezamen vatten, legt de stok dan met beide zijn einden op de strohalmen, slaat daar midden op en zo zal uw stok in stukken springen. Zulks kan ook aan de tafel met grote mergbenen gedaan worden wanneer men die met de rug van een mes recht in ‘t midden raakt. LXXXI. Om drie of vierhonderd pond steen op zijn buik te kunnen slaan. Maar als men considereert dat de buik pens zak als een blaas opgespannen is en een opgespannen blaas wel duizend pond gewicht nodig heeft eer het in stukken zal barsten zo, zal men ook licht kunnen beseffen dat vierhonderd pond steen zonder grote zwaarte of beschadiging te hebben op de buik kan gelegd en in stukken geslagen worden. |
LXXXII. Om een Fles met een Stro-halm op te beuren. Neemt ongebruykt Stroo dat stevig is, vout dat te samen, zoodanig, dat het een hoek maakt, steekt het in een nauw-gehalsde Fles, so dat het grootste eynd uyt den hals der Flesse kijkt, en het andere eynd sig ter zyden in de Flesse uytspreyde, [53] als dan na de proportie van den hoek die in ‘t Glas komt, vattende het Stroo van buyten, zult gy kunnen den voorschreven Flesse by het Stroo opligten, en dat zoo veel zekerder als den hoek des Stroos sal te scherper sijn, en dat eynde dat gebogen is, het nauste koomen sal by de perpendiculaar Linie, die op het andere eynde correspondeert. |
LXXXII. Om een fles met een strohalm op te beuren. Neemt ongebruikt stro dat stevig is, vouw dat tezamen en zodanig dat het een hoek maakt, steekt het in een nauw-gehalsde fles zodat het grootste eind uit de hals der fles kijkt en het andere eind zich ter zijde in de fles uitspreidt [53] als dan de proportie van de hoek die in ‘t glas komt het stro vat van buiten zal ge kunnen de voorschreven fles bij het stro op kunnen lichten en dat zoveel zekerder als de hoek der stro te scherper zal zijn en dat einde dat gebogen is het nauwste komen zal bij de loodrechte linie die op het andere einde correspondeert. |
LXXXIII. Om een Stok op het uytterste van den Vinger over eynde te doen staan sonder vallen. Maakt of steekt aan de bovenste eynden van een Stok twee Messen vast, zoodanig als de Figuur [54] uytwijst, steld dan het eynde van den Stok op uw vinger of duym, of ander op den hoek van een Tafel of Bank, en de Stok sal over eynde blyven staan, al was het datmen daar de Kamer mede langs ging. LXXXIV. Om ‘s avonts in den donker te weten hoe de wind is. Soo wanneer gy ‘s avonds in de donker op de Straten of in een Tuyn sijt, zoo weet gy wel waar Oost, West, Zuyd en Noord leggen, als gy even wel niet sekerlyk en weet hoe de wind is, zo maakt u vinger in de mond nat, en steekt hem dan om hoogen, zoo zal aan die zyde daar den vinger eerst koud werd, den Wind van daan komen. LXXXV. Om eenige aardige vertoningen in een duystere Kamer te doen. Dit diende best in den nagt gedaan, om beter te vertonen, laat dan A B een kamer zijn. A B C die groot is, en B C een kamertjen dat veel kleynder is, neemt dat B een Muur is tussen de Kamers A en C, maakt in de Muur B verscheyde gaatjes, in welke men kleyne glaasjes met verscheyde geschilderde figueren kan setten. Soo men nu een Lamp steld in de Kamer B C, voor een der gaten daar een glas in is in B gemaakt, zoo zullen zig die figueren met hare koleuren geheel groot op de wand A vertoonen seer aardig om te sien. Op die wyse kan men jemand des nagts een Tooverye laten sien, want na de figueren op het glas zyn, sijn ook de Beelden in de duystere Kamer. [55] LXXXVI. Om ymand in een Spiegel te doen vertoonen dat hy een Beesten Kop heeft. Dit schijnt wel Toverye te zyn, alhoewel het niet en is. Men laat een Rat maken dat agt hoekig is, ‘t welk men elders op een bequame plaats vast maakt, op dat het met een hand vat mag omgedraayt werden. Op deze agt opper vlakken van dat Rad, laat daar eenige hoofden van Beesten of Duyvels schilderen. Boven dit Rad maakt men een Katrol aan welke men een Spiegel vast maakt, zoodanig, dat die voor de Spiegel staat, de figuuren van het Rad konnen in de Spiegel sien, en sig in ‘t midden van de Spiegel vertonen, als ԥr nu yemand koomt, die van de kneep niet en weet, en in de Spiegel siet, sal bevinden dat hy soodanigen Beeste Kop heeft, als ԥr in de Spiegel vertoont werd. Men moet maken dat dit rad wat bedekt gehouden werd, en datmen het heymelyk kan omdrayen, op dat de figuuren sig verscheydentlyk in de Spiegel vertoonen. Men moet ook versorgen dat ԥr geen swangere Vrouwen omtrent komen, op datze niet komen te schrikken. LXXXVII. Om yemand in een Spiegel te doen sien wat voor een Vryer of Vryster hy hebben sal. Men heeft by sommige luyden, die men Toveressen noemt, sekere konsjes, die maar in een gauwigheid bestaan, en dՠonnoosele laten sig menigmaals misleyden, agtende dat het den Duyvel doet. Onder allen heb jՠer die ymand laten sien wat voor een Vryster een Jongman sal hebben, of wat [56] voor een Vryer een Vryster sal hebben, by welke sy veel dingen of liegen en raden, of uyt uw eygen woorden gissen, soo je by haar maar niet bekent en zijt. Nu om haar konst in ‘t werk te stellen hebben sy dikwils verscheyde spiegels in een kaamer daar sy uw brengen, ‘t gebeurt nu als gy voor een spiegel keert en daar in siet, dat een ander ‘t sy uyt een luyk van een solder, of elders heymelijk door een beeldsel laat schijnen in een Spiegel die agter uw is, welkers beeld weederom schijnt in die spiegel daar gy voorstaat. Of dat regt over die spiegel daar gy voorstaat een hang kamertjen is, daar men een portret door vertoont dat in uw spiegel schijnt. Of dat men yemand in een donkere kamer brengt, en een tover-lanteren (daar ik terstond van spreeken sal) ontsteekt, in welke soo een beeldjen is welke men wil vertoonen, welke ligt in de spiegel komende, gy ook soodanigen sult sien, als sy uw seggen dat gy hebben of trouwen sult. |
LXXXIII. Om een stok op het uiterste van de vinger overeind te laten staan zonder te vallen. Maakt of steekt aan het bovenste einde van een stok twee messen vast, zodanig als de figuur [54] uitwijst, stel dan het einde van de stok op uw vinger of duim of anders op de hoek van een tafel of bank en de stok zal overeind blijven staan al was het dat men daarmee de kamer langs ging. LXXXIV. Om ‘s avonds in het donker te weten hoe de wind is. Zo wanneer ge ‘s avonds in het donker op de straten of in een tuin bent zo weet ge wel waar Oost, West, Zuid en Noord liggen, als ge evenwel niet zeker weet hoe de wind is zo maak uw vinger in de mond nat en steekt die dan omhoog en zo zal aan die zijde daar de vinger het eerste koud wordt de wind vandaan komen. LXXXV. Om enige aardige vertoningen in een duistere kamer te doen. Dit dient het beste in den nacht gedaan om beter te vertonen, laat dan A B een kamer zijn. A B C die groot is en B C een kamertje dat veel kleiner is, neem dat B een muur is tussen de kamers A en C, maakt in de muur B verschillende gaatjes waarin men kleine glaasjes met verschillende geschilderde figuren kan zetten. Zo men nu een lamp stelt in de kamer B C, voor een der gaten daar een glas in is in B gemaakt, zo zullen zich die figuren met hun kleuren geheel groot op de wand A vertonen, zeer aardig om te zien. Op die wijze kan men iemand ‘s nachts een toverij laten zien, want nadat de figuren op het glas zijn zo zijn ook de beelden in de duistere kamer. [55] LXXXVI. Om iemand in een spiegel te laten vertonen dat hij een beestenkop heeft. Dit schijnt wel toverij te zijn, alhoewel dat het niet is. Men laat een rad maken dat acht hoekig is wat men elders op een bekwame plaats vast maakt opdat als men het met een hand vat omgedraaid mag worden. Op deze acht opper vlakken van dat rad laat daar enige hoofden van beesten of duivels schilderen. Boven dit rad maakt men een katrol aan die men aan een spiegel vast maakt en zodanig dat die voor de spiegel staat de figuren van het rad in de spiegel kunnen zien en zich in ‘t midden van de spiegel vertonen. Als er nu iemand komt die van de kneep niet weet en in de spiegel ziet zal hij bevinden dat hij zodanige beestenkop heeft als er in de spiegel vertoond wordt. Men moet maken dat dit rad wat bedekt gehouden wordt en dat men dat heimelijk kan omdraaien opdat de figuren zich verschillend in de spiegel vertonen. Men moet ook verzorgen dat er geen zwangere vrouwen omtrent komen opdat ze niet komen te schrikken. LXXXVII. Om iemand in een spiegel te laten zien wat voor vrijer of vrijster hij hebben zal. Men heeft bij sommige lieden die men toveressen noemt zekere kunstjes die maar in een gauwigheid bestaan en de onnozele laten zich menigmaal misleiden en achten dat het de duivel doet. Onder allen heb je er die iemand laten zien wat voor een vrijster een jonge man zal hebben of wat [56] voor een vrijer een vrijster zal hebben, waarbij ze veel dingen of liegen en raden of uit uw eigen woorden gissen, zo je je hen maar niet bekend bent. Nu om hun kunst in ‘t werk te stellen hebben ze vaak verschillende spiegels in een kamer daar ze u brengen, ‘t gebeurt nu als ge voor een spiegel keert en daarin ziet dat een ander, hetzij uit een luik van de zolder of elders heimelijk door een afbeelding laat schijnen in een spiegel die achter u is wiens beeld wederom schijnt in de spiegel daar ge voor staat. Of dat recht over die spiegel daar ge voor staat een hang kamertje is daar men een portret door vertoont dat in uw spiegel schijnt. Of dat men iemand in een donkere kamer brengt en een toverlantaren (daar ik terstond van spreken zal) ontsteekt waarin zoՠn beeldje is welke men wil vertonen wiens licht in de spiegel komt en ge ook zodanig zal zien als ze u zeggen dat hij hebben of trouwen zal. |
LXXXVIII. Laterna Magica, of Toover-Lanteern. Laat u een Lantaarn maken op dese manier als dese nevensgaande figuure uyt wijst, daar van binnen een Lamp in is waar van de vlam tegens een ront geslagen en glat geschuurt blik aan schijnt, welk licht weer deurstraalt door een dikke pijp daar een seer doorschijnent glas in gehecht is, van bineen moet ook een schoorsteen zijn welke met veel pijpen van buiten voorsien is om de Rook van de Lamp uit te doen gaan, in het Deksel moet een schuif zijn daar het Plankje daar de geschilderde glaasjes in vast zijn in gestooken kunnen werden om te Tooveren. Wanneer men Tooveren wil, soo gaat men in een duistere Kamer en Laat het licht tegens een witte muur ofte wit kleet aanschijnen, so sal [57] het geen op de glaasjes geschildert staat, tegens de muur aanschijnen of het leevendige figuuren waaren. A. de Lamp met het Pit B, C. een stuk Blik dat hol uytgeslagen is, seer glat geschuurt, dat groot licht van sich geeft. D. de Schoorsteen in de Lantaarn. E. de Pijpen daar de Rook uyt gaat. F. een Pijp daar de Oly in de Lamp gedaan wert. G. het Deksel van de Lantaarn. H, H. het Sleufje of Opening daar de geschilderde Glasen in geset werden [58] als men Tooveren wil. I. de voet van de Lantaarn. K, de groote Pijp daar een Glas in staat daar de Tooverije door schijnt. L. L. de figuuren of geschilderde Glaasen, die in een Plankje vast zyn. Dit is seer aardig voor de aanschouwers te sien. LXXXIX. Om ymand valsch te doen sien, soodanig dat hy met zyn Vinger seker stokjen niet sal aanraken. Dit is maar een Kinder-spel, dog is een konst in de Optica. Laat ymand een stokjen in sijn hand hebben, houd dat in de hoogte, laat dan een ander die het een oog toedoet met sijn uytgestoken vinger daar na toe loopen, soo sal hy de stok niet raaken maar misgaan. Soo hy het just komt toe treffen, soo is ‘t een gelukjen dat niet altijt gebeurd. XC. Om een Mensch alsoo te disponeeren, dat hy een Ducaat op een mes leggende, niet ligtelijk sal afslaan. Steekt een Mes in de houten wand, daar men makkelijk kan na toe gaan, omtrent soo hoog als den persoon slaan sal, legt dan op het eynde van het hegt een ducaat of ander stuk gelds, segt tegens ymand dat hy sijn linker Oorlelletjen met de regterhand vast houde, en dan de linkerhand door de regter arm steeke, en het linker oog toe make, en alsoo over dwers naa het mes toe loope, en met den middelsten vinger van de linkerhand de ducaat afstooten, soo sal hy gemeenlijks mislopen. [59] XCI. Om ymand also te disponeeren, dat hy met beyde sijne opene oogen niet regt en sie. Laat ymand in een kamer zijnde, drie of vier schreden van een open deur af te treden, en de selve de rugge toe keeren, geeft hem dan een houten Tafelbordjen in sijn hand, en wed (indien hy onbedreven is) om so veel als hy wil, wanneer hy sich niet omkeere, ‘t selve niet door de deur sal smijten, ook sult gy hem noch vergunnen over de linkerschouder te mogen sien, soo sult gy het sonder twijffel gewinnen: want hy sal het bord hier of daar in een andere hoek van een kamer smijten. Als men nu op diergelijken wijs mede met negen keegels speeld, sal men daar veel klugts mede hebben. XCII. Een Figuur of afbeelding also te stellen, dat alles wat daar in geschilderd is, sich mismaakt vertoone. Dit kan geschieden door middel van een kaers of Sonne-schijn. Voor eerst laet men een Figuur af maalen, ‘t zy een aansigt, heel menschen lichaam, vogel of ander dier in goed proportie afgemaald, sulk een gedaante set men schuyn tusschen het ligt en een muur of wit papier, daar de Figuur na de Perspectijf op sal ontworpen werden, sodanig dat de alschijning der Figuur afgrijslijk door een gat teegens het papier koomt te schijnen, dan haeld men alle de liniamenten met rood aard of potloot na, soo hebt gy die mismaakte Figuur. Dan soo soekt men het punt om de Figuur over sijde aan te sien, soo sal de geheele proportie weder regt schijnen. [60] XCIII. Om door Konst des Nachts een Sterre te doen verschijnen. My komt alhier te vooren, op wat wijse men een helder glinsterende Sterre by nagt kan doen verschijnen in de Logt, soodanig dat de Menschen daar een schrik van krijgen ‘t Is niet onbekent dat ԥr rot en vermolmt hout is, ‘t welk gesien zijnde in den duyster, van sig een ligt geeft als een Ster; als men nu een tou kon spannen van het een hooge huys tot het ander, en men een instrument praktiseerde daar die houten Mannetjes aan vast zijn met loot, en men daar een weynig van dit hout aan vast maakte, soude het schijnen, als of ԥr een Sterre viel, dewijl het tou nog ‘t andere gereetschap niet wel door de duysterheyd kan gesien werden. Wanneer men dit hout boven aan het verhemelt van een Bedsteede of Ledekant vast maakt, sal het by nagt schijnen, of de bedsteede vol Sterren was. Als men dit dede in een Ledekant, daar men ymand vreemds liet slapen, soude verschrikken, soo ras als hy sijn ligt uytgeblasen had. LCIV. Om alles ‘t geen buyten een Kamer is van binnen te vertoonen. Men maakt dan een kamer gantsch donker; in welkers venster men een rond gaatjen boort, in dit gatjen set men een bril-glaasjen, (‘t welk men ook met de Cristallijne vogt uyt het oog van eenig dier kan doen) om het ligt met het schijnsel dat buyten is, door te doen komen, de muur die regt over het gat koomt dat in de vensters is, moet wit wesen, en in plaats van dat, kan men daar een vel wit Papier aan vast maken, op dat de koleuren [61] van dյyterlijke voorwerpen daar op mogten gesien werden; voorts moet de kamer over al sonder licht zijn, anders sou alles niet wel vertoont werden, dit soo gedaan zijnde, sal alles ‘t geen sig buiten de kamer in ‘t groot vertoont van binnen op het wit papier volkomelijk met sijn koleuren gesien werden, selfs hoe laat het aan de wijser is, maar alles sal verkeert schijnen: om dit nu regt te vertonen, moet gy nog een glas setten tussen het gat en Papier, en alles sal sig regt vertoonen. Die curieus is om dit in ‘t werk te stellen, sie daar van de Figuur by Beeverwijk in sijn schat der ongesontheyt, Capittel 26. |
LXXXVIII. Laterna Magica of toverlantaarn. Laat u een lantaarn maken op deze manier als deze nevensgaande figuur uit wijst, daar van binnen een lamp in is waarvan de vlam tegen een rond geslagen en glad geschuurd blik aan schijnt, wat licht weer doorstraalt door een dikke pijp daar een zeer doorschijnend glas in gehecht is, van binnen moet ook een schoorsteen zijn die met veel pijpen van buiten voorzien is om de rook van de lamp uit te laten gaan, in het deksel moet een schuif zijn daar het plankje daar de geschilderde glaasjes vast in zijn en ingestoken kunnen worden om te toveren. Wanneer men toveren wil zo gaat men in een duistere kamer en laat het licht tegen een witte muur of wit kleed schijnen, zo zal [57] hetgeen op de glaasjes geschilderd staat tegen de muur schijnen of het levendige figuren waren. A. de Lamp met de pit B, C. een stuk blik dat hol uitgeslagen is, zeer glad geschuurd dat groot licht van zich geeft. D. de schoorsteen in de lantaarn E. de pijpen daar de rook uitgaat. F. een pijp daar de olie in de lamp gedaan wordt. G, het deksel van de lantaarn. H, H, het sleufje of opening daar de geschilderde glazen in gezet worden [58] als men toveren wil. I, de voet van de lantaarn. K, de grote pijp daar een glas in staat daar de toverij door schijnt. L. L, de figuren of geschilderde glazen die in een plankje vast zijn. Dit is zeer aardig voor de aanschouwers te zien. LXXXIX. Om iemand scheel zal laten kijken zodanig dat hij met zijn vinger zeker stokje niet zal aanraken. Dit is maar een kinderspel, toch is het een kunst in de pptica. Laat iemand een stokje in zijn hand hebben, houdt dat in de hoogte, laat dan een ander die het een oog dicht doet met zijn uitgestoken vinger daarnaar toelopen, zo zal hij de stok niet raken, maar misgaan. Zo hij het juist komt te treffen zo is ‘t een gelukje dat niet altijd gebeurd. XC. Om een mens alzo te regelen dat hij een dukaat dat op een mes ligt er niet gemakkelijk zal afslaan. Steekt een mes in de houten wand daar men gemakkelijk naar toe kan gaan, omtrent zo hoog als de persoon slaan zal, leg dan op het einde van de hecht een dukaat of ander stuk geld en zeg tegen iemand dat hij zijn linker oorlelletje met de rechterhand vast houdt en dan de linkerhand door de rechterarm steekt en het linkeroog dicht sluit en alzo over dwars naar het mes toeloopt en met de middelste vinger van de linkerhand de dukaat afstoten, zo zal hij gewoonlijk mislopen. [59] XCI. Om iemand alzo te regelen dat hij met beide zijn open ogen niet recht ziet. Laat iemand die in een kamer is drie of vier schreden van een open deur af treden en die de rug toekeren, geef hem dan een houten tafelbordje in zijn hand en wed (indien hij onbedreven is) om zoveel als hij wil, wanneer hij zich niet omkeert het bord niet door de deur zal smijten, ook zal ge hem noch vergunnen over de linkerschouder te mogen zien en zo zal ge het zonder twijfel winnen: want hij zal het bord hier of daar in een andere hoek van een kamer smijten. Als men nu op diergelijke wijze mede met negen kegels speelt zal men daar veel kluchten mee hebben. XCII. Een figuur of afbeelding alzo te stellen dat alles wat daarin geschilderd is zich mismaakt vertoont. Dit kan geschieden door middel van een kaars of zonneschijn. Voor eerst laat men een figuur aftekenen, hetzij een aanzicht, heel mensen lichaam, vogel of ander dier in goede proportie getekend, zet zoՍ n gedaante schuin tussen het licht en een muur of wit papier daar de figuur naar het perspectief op zal ontworpen worden, zodanig dat het gehele schijnsel der figuur afgrijslijk door een gat tegen het papier komt te schijnen, dan haalt men alle gelaatslijnen met rode aarde of potlood na, zo hebt ge die mismaakte figuur. Dan zo zoekt men het punt om de figuur over zijde aan te zien en zo zal de gehele proportie weer recht schijnen. [60] XCIII. Om door kunst ‘s nachts een ster te laten verschijnen. Mij komt alhier tevoren op wat wijze men een helder glinsterende ster bij nacht kan laten verschijnen in de lucht en zodanig dat de mensen daar een schrik van krijgen. ‘t Is niet onbekend dat er rot en vermolmt hout is wat gezien wordt in het duister van zich een licht geeft als een ster; als men nu een touw kon spannen van het ene hoge huis tot het andere en men een instrument praktiseerde daar die houten mannetjes aan vast zijn met lood en men daar een weinig van dit hout aan vast maakte zou het schijnen alsof er een ster viel, terwijl het touw nog ‘t andere gereedschap niet goed door de duisterheid kan gezien worden. Wanneer men dit hout boven aan het gehemelte van een bedstede of ledikant vastmaakt zal het bij nacht schijnen of de bedstede vol sterren was. Als men dit deed in een ledikant waar men een vreemd iemand liet slapen zou die verschrikken zo ras als hij zijn licht uitgeblazen had. LCIV. Om al ‘t geen buiten een kamer is van binnen te vertonen. Men maakt dan een kamer gans donker; in wiens venster men een rond gaatje boort, in dit gaatje zet men een brilglaasje, (wat men ook met het kristallijne vocht uit het oog van enig dier kan doen) om het licht met het schijnsel dat buiten is door te laten komen, de muur die recht over het gat komt dat in de venster is moet wit wezen en in plaats van dat kan men daar een vel wit papier aan vast maken opdat de kleuren [61] van de uiterlijke voorwerpen daarop gezien mogen worden; voorts moet de kamer overal zonder licht zijn, anders zou alles niet goed vertoond worden, als dit zo gedaan is zal al ‘t geen zich buiten de kamer in ‘t groot vertoont van binnen op het wit papier volkomen met zijn kleuren gezien worden, zelfs hoe laat het aan de wijzer is, maar alles zal omgekeerd schijnen: om dit nu recht te vertonen moet ge nog een glas zetten tussen het gat en papier en alles zal zich recht vertonen. Die curieus is om dit in ‘t werk te stellen, zie daarvan de figuur bij van Beverwijk in zijn schat der ongezondheid, kapittel 26. |
XCV. Om des avonds in een kamer daar een kaars is, eenige Slangen aan de muur te vertoonen. Maakt uw van ligt papier een omgekromkelde slang, met haar behoorlijke koleuren geschildert. Neemt dan een lang yser of stok van een elle twee of drie lang, maakt daar boven op een stukjen uytgeholt glas op vast, maakt dan boven om de stok de slang zijn hooft vast, hem met sijn lighaam om de stok krinkelende, om het ligt te doen beweegen. Stelt dan dese stok en slang in een duyster kamer by de muur; stelt daar onder een brandende kaars, welkers rook na boven toe gaande deese slang bewogen werdende dan soo sal des selfs schaduwe aan de wand schijnen even of hy kroop en klom. Dit kan nog anders vertoond werden, wanneer in een muur of venster van een duystere Kamer, meenigte kleyne gaatjes gemaakt waren die digte by elkander stonden, soo dan het beeld van soo een papieren serpent buyten de gaten verkeert geset wierde: en door een kaars verligt sijnde, sal des selfs afschijnsel door al de gaten heen komen, en tegen over op de muur menigte slangen vertonen. [62] XCVI. Om yemandt een part te spelen sonder schade, dat terwijlen hy aan de Tafel sit, niet en sal konnen eeten, seer belaglijk om sien. Gy sult een weynig poeyer van Colloquint nemen, daar mede suldy de Teljor wrijven daar hy op eeten sal, soo sal hy niet kunnen eeten van alմ geene op ‘t selve Tafelbord sal worden geleydt, en wilt gy sulks beteren, suldy hem een weinig Brandewijns te drinken geven, ende een schoon Teljore doen geven, ende als dan sal hy konnen eten. XCVII. Om yemant die men niet gaarn aan de Tafel siet een pots te spleen. Wanneer men ymand heeft, die buyten dat hy genoodight is uw Tafel-vriend dagelijks soekt te wesen, soo neemt de wortelen van Arum, in ‘t Duyts Kalf-voet geseght, en snijd die voor sijn plaats daar hy sit, over de Salade in plaats van Ajuyn of parey, en laat hem sulks eten, soo sal sijn mond soo brandigh heet werden, als of hy met spelden en naalden door-stooken wierd. XCVIII. Om te maaken dat al wat yemand eet, bitter schijnd. Wanneer gy een Panne-lekker aan u Tafel hebt, en om hem de spijse tegen te maaken, soo wast u tafel-laaken en servetten, en al wat op de taafel leyd met het afsiedsel van Coloquint, soo sullen sijn handen, mes, taafel-borden, en voorts al wat hy in den mond steekt, bitter werden. Men kan ook het poeder van Coloquinten nemen en maken daar [63] de hand-doek, servetten, en tafel-laken mede bitter. XCIX. Om te weeten wanneer een Meyd of Knegt Wyn gaat tappen, ofte ook Wijn gedronken hebben. ‘t Gebeurt dikwils dat onse Wijn vaten leedig raaken, eer wy ‘t weeten, en om hier achter te koomen, moet men de Meyd of Knegt in een roemer laten tappen, wiens rand men met eenig swart bestreeken heeft: soo het nu gebeurtՠdat se onder het tappen uyt den Roemen drinken, sult gy een swarte ring om haar mond en neus sien staan, waar aan gy lichtelik bekennen sult, dat de Meyd of Knegt daar uyt gedronken hebben. C. Om te weeten, wie den Diefstal in uw huys gedaan heft. Wanneer men in sijn huys veele Dienstbooden heeft, soo is daar meenigmaal een dief onder, die dit of dat gestoolen heeft, soo gy nu yets bent quyt geworden: soo gaat heen, en neemt een tobbetjen, wiens bodem vry groot is; houd den bodem over een kaers, dat hy heel swart werde: set dan dit tobbetjen onder in de kelder op een duystere plaats, daar niemand kan sien dat het swart is: segt dan dat gy wel haast weten sult wie uw goed gestolen heeft, en laatse een voor een in de kelder gaan, en haar hand eens op deese swarte bodem slaan, en dan weder booven komen, als sy nu alle beneden sijn geweest soo visiteert haar handen, soo sullen sy alle swart zijn. Behalven die van den dief, want die heeft sijn handen niet op het tobbetjen durven slaan. [64] |
XCV. Om ‘s avonds in een kamer daar een kaars is enige slangen aan de muur te vertonen. Maakt u van licht papier een omgekronkelde slang met zijn behoorlijke kleuren geschilderd. Neemt dan een lange ijzer of stok van een el twee of drie lang, maakt daar boven op een stukje uitgehold glas op vast, maakt dan boven om de stok de slang zijn hooft vast en kronkel het met zijn lichaam om de stok om het licht te laten bewegen. Stelt dan deze stok en slang in een duistere kamer bij de muur; stel daar onder een brandende kaars wiens rook naar boven toe gaat, deze slang als die bewogen wordt dan zo zal diens schaduw aan de wand schijnen even of het kroop en klom. Dit kan nog anders vertoond worden wanneer in een muur of venster van een duistere kamer menigte kleine gaatjes gemaakt waren die dicht bij elkaar staan, zo dan het beeld van zoՠn een papieren serpent buiten de gaten omgedraaid gezet wordt: en door een kaars verlicht wordt zal diens afschijnsel door alle gaten heen komen en tegenover op de muur menigte slangen vertonen. [62] XCVI. Om iemand een part te spelen zonder schade, dat terwijl hij aan de tafel zit en niet zal kunnen eten, zeer behaaglijk om te zien. Ge zal een weinig poeder van kolokwint nemen, daarmee zal ge het tafelbord wrijven daar hij op eten zal, zo zal hij niet kunnen eten van al ‘t geen op hetzelfde tafelbord zal worden gelegd en wilt ge zulks verbeteren, zal je hem een weinig brandewijn te drinken geven en een schoon bord laten geven en als dan zal hij kunnen eten. XCVII. Om iemand die men niet graag aan tafel ziet een pots te spelen. Wanneer men iemand heeft, die buiten dat hij genodigd, is uw tafelvriend dagelijks zoekt te wezen, zo neemt de wortels van Arum, in ‘t Duits kalfsvoet genoemd, en snijdt die voor zijn plaats daar hij zit, over de salade in plaats van uien of prei en laat hem zulks eten, zo zal zijn mond zo brandend heet worden alsof hij met spelden en naalden doorstoken werd. XCVIII. Om te maken dat al wat iemand eet bitter schijnt. Wanneer ge een pannenlekker aan uw tafel hebt en om hem de spijs tegen te maken, zo was uw tafellaken en servetten en alles wat op de tafel ligt met een afkooksel van kolokwint, zo zullen zijn handen, mes, tafelborden en voorts alles wat hij in de mond steekt bitter worden. Men kan ook het poeder van kolokwint nemen en maak daarmee [63] de handdoek, servetten en tafellaken bitter. XCIX. Om te weten wanneer een meid of knecht wijn gaat tappen of ook wijn gedronken hebben. ‘t Gebeurt dikwijls dat onze wijnvaten leeg raken eer we ‘t weten en om hierachter te komen moet men de meid of knecht in een roemer laten tappen, wiens rand men met enig zwart bestreken heeft: zo het nu gebeurt dat ze onder het tappen uit de roemen drinken zal ge een zwarte ring om hun mond en neus zien staan waaraan ge licht bekennen zal dat de meid of knecht daaruit gedronken hebben. C. Om te weten wie de diefstal in uw huis gedaan heeft. Wanneer men in zijn huis vele dienstboden heeft zo is daar menigmaal een dief onder die dit of dat gestolen heeft, zo ge nu iets kwijt bent geworden: zo gaat heen en neemt een tobbetje wiens bodem vrij groot is; houdt de bodem over een kaars zodat het heel zwart wordt: zet dan dit tobbetje onder in de kelder op een duistere plaats daar niemand kan zien dat het zwart is: zeg dan dat ge wel gauw weten zal wie uw goed gestolen heeft en laat ze een voor een in de kelder gaan en hun hand eens op deze zwarte bodem slaan en dan weer boven komen, als ze nu alles beneden zijn geweest zo visiteert haar handen zo zullen ze alle zwart zijn. Behalve die van de dief, want die heeft zijn handen niet op het tobbetje durven slaan. [64] |
CI. Nog een ander Wijse, om een Dief te kennen. Wanneer nu yets uyt uw huis ontstolen is, soo segt, dat gy een Smit weet, die gy den dief een oog sult laten uytkloppen, by aldien gy het in agt dagen tijds niet weder in uw huis hebt. Den Dief dit hoorende, sal bang werden, voor eerst dat sijn diefstal mogt uytkomen, en ten tweden, dat hy sijn oog verliesen mogt, soo sal hy het gestolen goed wel heymelijk weder op sijn plaats brengen, en dat binnen de agt dagen. CII. Om een Ey regt over eynde te doen staan. Wanneer gy in een geselschap zijt, en men Eyeren by de hand heeft, soo laat een yder probeeren, of hy een Ey op sijn eynd kan setten, soo sal het niemand konnen doen. Ondertusschen hebt gy een Ey daar toe bereyt, dat niemant en weet, sulks geschied aldus: neemt een Ey en boort met een spelt daar twee gatjes behendig in, om het doojer met het wit uyt te blasen en vult het Ey met een half once quiksilver, maakt de gaatjes wederom behendig toe, en overstrijktse met wat geel van ‘t Ey, en laat het soo droogen, legt dan dit Ey, in de mand met Eyeren; laat dan vry yder een probeeren so hy het over eynde sal setten of niet, neemt dan u Ey dat gy kennen sult en set het op de Taafel needer, soo sal het seekerlijk staan, vermids de quiksilver naar om laag sakt, en het Ey op houd. CIV. Om een paard of Kameel door het oog van een naald te steeken. Dit schijnt wel tooverye als men het niet en weet, en verwed daar kap en kovel om als men het maar [65] weeten mag; als gy dan uw weddenschap gedaan hebt, soo neemt een matige naay-naald en gaat by een Paard, Oliphant, Kameel, en diergelijke groote beesten meer, en maakt wat potseryen, met de Beesten door het oog van de naald te steeken, als den wedder uw dan genoeg uytgelaggen heeft, soo neemt een kleyne speld, legt het oog van de naald op het Beest, steekt de speld door het oog van de naald tot in het Beest: soo hebt gy het Beest door het oog van de Naald gestoken. Alsoo kont gy een groote kaas of Brood door het oor van de kan steken, en ymands hooft door een ring. CV. Om Asperges te krijgen sonder saad of planten te hebben. Nemt den Hoorn van een ram, boord die van booven daar hy vast is door tot in de holligheyd die aan het onderste eynde is, set hem een halve voet diep in de aarde ter plaatse daar de Son weynig schijnt: hout hem gedurig vogtig, gy sult naa vier maanden tijdt, goede ende dikke. Aspergers sien opkomen, welks selfs zullen zaat geven. CVI. Om Muysen van Tarw te maaken. Neemt een hemd van een arbeyder, in het welke hy drie a vier weeken heeft gewerkt, ende dat by gevolg al stinkende van sweet is, legt het uytgespreyt sijnde in een vogtige kelder, stopt de logtgaten van de geseide kelder toe, stroyt eenige korlen van de beste Tarwe tusschen dat hembt in, en gy sult sien naa twee of drie dagen dat sy merkelijk swellen en een schimmelagtige ruygheyd krygen, daar naa sullen sig de voeten de staert ende het hooft van [66] een Muys vertoonen, die eyndelijk sal loopen ende andere teelen. CVII. Om Vloyen te maaken. Neemt van het stof dat aan de balken ofte agter de schilderijen en kassen en kisten sit, legt het op een houten plank in het beste van de Somer, besproeyt het eens met pis, en gy sult in drie a vier weeken meer vloeyen hebben dan u lief sal zijn, indien gy daar van de proef aan u huys neemt. CVIII. Om Dragon sonder planten of zaad te zaayen. Neemt een Ajun, snyd de selve de staart, of het geen dat uyt de aarde opschiet, af; steekt daar in drie a vier kernen Lijn-saat, set hem soo in de aarde in het voorjaar, ende gy sult binnen veertien dagen goede dragon sien opkomen. CIX. Om onsigtbaar schrift te schrijven. Neemt een Citroen, steekt een gaatje daar in, ende gebruikt die als voor een Inktpot, het selve gedroogt zijnde sal men aan het papier niet konnen merken, het sy men het tegen de Sonne-schijn hout ofte op het vuur legt, maar lang tegens het vier gehouden sullen de letteren so swart verschijnen als of die met Inkt geschreven waren, sonder het papier eenigsints te krenken, het selve kan men by gebrek van Citroenen met Aluin in water gesmolten doen. Behalven dat het papier om dat te doen voor den dag komen eenigsints gekrenkt werde, dog niet soodanig of men kan het bewaren ende altoos seer distinctelijk lessen. |
CI. Nog een ander wijze om een dief te kennen. Wanneer nu iets uit uw huis gestolen is zo zeg dat ge een smid weet die ge de dief een oog zal laten uitkloppen, bij al dien ge het in acht dagen tijd niet weer in uw huis hebt. De dief die dit hoort zal bang worden, voor eerst dat zijn diefstal mocht uitkomen en ten tweeden dat hij zijn oog verliezen mocht en zo zal hij het gestolen goed wel heimelijk weer op zijn plaats brengen en dat binnen de acht dagen. CII. Om een ei recht overeind te laten staan. Wanneer ge in een gezelschap bent en men eieren bij de hand heeft zo laat iedereen proberen of hij een ei op zijn eind kan zetten, zo zal het niemand kunnen doen. Ondertussen hebt ge een ei daartoe bereid dat niemand weet, zulks geschiedt aldus: neemt een ei en boor met een spelt daar twee gaatjes behendig in, om de dooier met het wit uit te blazen en vul het ei met een half ons kwikzilver, maakt de gaatjes wederom behendig toe en overstrijkt ze met wat geel van ‘t ei en laat het zo drogen, leg dan dit ei in de mand met eieren; laat dan vrij iedereen proberen zo hij het overeind zal zetten of niet, neemt dan uw ei dat ge herkennen zal en zet het op de tafel neer, zo zal het zeker staan vermits de kwikzilver naar omlaag zakt en het ei ophoudt. CIV. Om een paard of kameel door het oog van een naald te steken. Dit schijnt wel toverij als men het niet weet en verwed daar kap en kovel om als men het maar [65] weten mag; als ge dan uw weddenschap gedaan hebt zo neemt een matige naainaald en gaat bij een paard, olifant, kameel en diergelijke grote beesten meer en maakt wat potserij met de beesten door het oog van de naald te steken, als de wedder uw dan genoeg uitgelachen heeft zo neemt een kleine speld, leg het oog van de naald op het beest, steekt de speld door het oog van de naald tot in het beest: zo hebt ge het beest door het oog van de naald gestoken. Alzo kan ge een grote kaas of brood door het oor van de kan steken en iemands hooft door een ring. CV. Om asperges te krijgen zonder zaad of planten te hebben. Neemt de hoorn van een ram, boor die van boven daar het vast is door tot in de holte die aan het onderste einde is, zet het een halve voet diep in de aarde ter plaatse daar de zon weinig schijnt: houdt het gedurig vochtig, ge zal na vier maanden tijd goede en dikke asperges zien opkomen die zelf zaad zullen geven. CVI. Om muizen van tarwe te maken. Neemt een hemd van een arbeider waarin hij drie a vier weken heeft gewerkt en dat bij gevolg al stinkende van zweet is, leg het uitgespreid in een vochtige kelder, stop de luchtgaten van die kelder toe, strooi enige korrel van de beste tarwe tussen dat hemt in en ge zal zien na twee of drie dagen dat ze opmerkelijk zwellen en een schimmelachtige ruigheid krijgen, daarna zullen zich de voeten, de staart en het hoofd van [66] een muis vertonen die eindelijk zal lopen en anderen telen. CVII. Om vlooien te maken. Neemt van het stof dat aan de balken of achter de schilderijen en kasten en kisten zit, leg het op een houten plank in het beste van de zomer, besproei het eens met pis en ge zal in drie a vier weken meer vlooien hebben dan u lief zal zijn, indien ge daarvan de proef aan uw huis neemt. CVIII. Om dragon zonder planten of zaad te zaaien. Neemt een uien, snijdt diens staart of hetgeen dat uit de aarde opschiet af; steekt daarin drie a vier kernen van lijnzaad, zet het zo in de aarde in het voorjaar en ge zal binnen veertien dagen goede dragon zien opkomen. CIX. Om onzichtbaar schrift te schrijven. Neemt een citroen, steek een gaatje daarin en gebruik die voor een inktpot, als het gedroogd is zal men aan het papier niet kunnen merken, tenzij men het tegen de zonschijn houdt of op het vuur legt, maar lang tegen het vuur gehouden zullen de letters zo zwart verschijnen alsof die met inkt geschreven waren zonder het papier enigszins te krenken, hetzelfde kan men bij gebrek van citroenen met aluin in water gesmolten doen. Behalve dat het papier om dat te doen voor de dag komen enigszins gekrenkt wordt, toch niet zodanig of men kan het bewaren en altijd zeer onderscheiden lezen. [67] |
[67] Het Verbeetert en Vermeerdert Natuurlyk Tover-boek, of Speel-toneel der Konsten. Het Tweede Boek. Bevattende verscheyden Potsen en Natuurlijke Verborgentheden die men kan doen en nemen, omtrent het Water, Ys, Sneeu, Bier, wijn, en ander vochten meer. I. Van den Water-drinker, en verscheyde koleurige Wijnen en Gedisteleerde Wateren uyt te spouwen en te braken. Hoe dit Water drinken over eenige Jaaren van seker persoon is geschied, weet men tot nog toe niet seeker te seggen. Men meynt dat hy een fontenel had, die sig door de strot in den mond onder de tonge opende, hier door leyde een looden [68] Pijpjen, welke beneden in een leeren pijp eyndigde, en tot onder in de schoenen kan neer gaan, wanneer hy nu water dronk, liet hy al het water door deze Pijpen onder de schoenen uyt, ‘t welk niemand en merkte. Maar als het gebeurde dat hy allerley Fijne Wateren spoog, soo liep desen pijp in verscheyden Schaps-blaasjes, die hy in de sijden onder ‘t hemd hadde hangen, alle deze blasen moeten dan met allerley soorten van wynen en brandewijnen gevult sijn: wanneer hy dan diergelijke wateren spoog, duwde hy met sijn hand in de sijden, en persten deese vogten door de pijpen na de keel in den mond, en konde die doe lichtelijk uytbraken. Vorders kan men den hals bedekken met een lobbe, op dat de looden Pijpen, door den hals loopende, niet gesien werde. Noch heb ik een ander gesien, die ettelijke glasen met warm water agter malkanderen dronk en sijn maag soodanig gewend had, dat hy het water terstond [69] weder klaar konde uytspuwen: maar dese persoon, moest dit doen eenige uren na dat hy gegeten had, anders hadde het water troebel geweest. Wanneer sig hier ymand maar toe gewend, is het seer licht te doen, even gelyk als sommige, die yets lekkers gegeten hebbende het wederom in haar mond konnen doen komen. Vorders dronk hy het water klaar en helder, en braakten het rood. De oorsaak daar van was, dat hy iets roods gedronken of gegeten had, het welk het gedronken water terstond rood maakte, en het by gevolg rood uytgebraakt wierd. Ook was het van verscheyde reuk als Jasmijn, Roosen, Lelien, &c. om dat hy in yder glas, daar hy het water in spoog, een druppel of twee van der selver tinctuur, ofte essentie gedaan had. II. Om een Beeker van Ys te maken, en Ys in de Somer te vertoonen. Men neemt dan een gladde silveren of tinnen Beker, in de welke men sneeuw en sout doet, dit set men in een pot met water tot booven aan de rand, ondertusschen roerd men het Sout met de Sneeuw onder malkanderen, onderwijl als dit geschied, soo begint het Ys rondom buyten de Beker te groeyen, ja soo dik, dat men daar fatsoenlijk uyt kan drinken, als men de selvige van den tinnen of silveren Beeker heeft los gemaakt, door de voorige compositie daar uyt te gieten, en door warm of heet water daar in te storten. Wanneer het nu des Soomers gebeurt dat het hagelt, gelijk het veel gebeurt is, kan men op de selfde wijse te werk gaan, soo sal men in den Somer Ys kunnen vertoonen. [70] III. Om sneeuw tot in de Somer te bewaren. Sou het geen toverie zijn dat ik seyde, dat de Sneeuw in kaf, even als Campher in Lijnsaad, bewaard kan worden. Dit werd in Italien dagelijks in ‘t werk gesteld, alwaar sy op soo een wijse in de spelonken en holen der bergen, de Sneeuw tot in den Somer toe bewaren, om haar kannen en kruyken met water en wijn in te koelen. De gemeene luyden hebben daar groote winste af, met die aan de rijken te verkoopen. IV. Een Sak-fonteyn om malkander in een geselschap te bedriegen. Wanner men in een Maaltijd van goede vrienden by elkanderen is, werd het waardig geagt, dat men eenige fraaje kunsjes voor den dag kan brengen, soo kan men dit met desen mijn sak-fonteyn, daar men meede boerten wil, van ter sijden heymelijk in het aansigt schieten, niet wetende waar hem dit soo schielijk van daan koomt. Laat dan een Flesse van blik of koper maaken daar omtrent een mingelen nats in gaat, en dat in soo een gedaante dat men se bequaamlijk in den sak kan steeken, laat hier een pijp aan maaken, in welkers grond eenige ronde gaaties zijn, booven aan den hals moet ook een gat zijn, om een sleutel in te steeken, om open en toe te draayen. Neemt dan een spuyt, daar mede men, het sy water of wijn in de Fonteyn met kragt van boven in spuyt, en soo ras als het vogt daar in is, moet men de kraan vaardig toedraaynen, en set dan weder de spuyt, als hy met vogt geladen is op de mond van de fles ofte fonteyn, en doet de kraan weeder [71] open, en duwd het uyt de spuyt weeder in de fles tot dat hy vol is, draayt dan de kraan toe. Soo gy se nu gebruyken wilt, soo set ԥr het Instrument, van soo een forme als gy begeert, boven op, en versorgt datse wel digt sluyten, op dat ԥr geen logt ter zijden in een dringe. Hier mede kont gy op maaltijd, of daar gy het geselschap vermaaken wilt, veel kortswijl hebben. V. Om sonder weegen te weeten hoe veel sout in allerley sout waater is. Of welke vogt dikker of dunder is. Maakt een lank-werpig rond houtjen van swaar en wigtig hout, omtrent van een ander half voet lang, laat het ook aan ‘t eene eynd dikker zijn als aan ‘t andere eynd. Laat het dikste of onderste eynd uytgehold werden, giet dat dan vol met Lood, op dat als het houtjen in ‘t water geset werd, lijn-regt ofte perpendiculaar over eynde staat, en niet aan deese of geene zijde komt te hellen. Neemt dan een Tobbe of pot vol soet Waater, laat daar dan een lood souts in smelten, dit nu volkomen gesmolten zijnde, soo set daar het voorschreven stokjen in, en teykend dan aan het stokjen hoe diep het daar in sonk, dat met een gevoegelijk kan geschieden. Dit gedaan zijnde, smeld in het water nog een Lood souts en set het stokjen daar weeder in, en teykent met 1, 2, hoe diep het daar in sinkt, ‘t welk om de dikte des waters dan hooger sal dryven als te vooren. Dit kan men nu soo lange doen, tot ԥr ettelijke looden in het Water sijn gesmolten geweest. So het nu gebeurd dat men wil weeten in wat Zee-water meerder sout is, om sout uyt te kooken, behoeft men maar dit stokjen daar in te doen driven [72] soo sult gy terstond weten of ԥr veel of weynig souts in is. Behalven dit kan men meede lichtelyk wegen welk vocht of Waater dunst of dikst is, na dat ‘t selve daar min of meerder diep in sinkt. VI. Om te weeten van twee of meer lichamen, die swaarder sijn als het water, sijnde van verscheyden soort, nochtans evenwigtig, of zy in grootte over een koomen of niet. Neemt twee Metale Lichamen, als van geld, gelyk in gewigte, maar verscheyden in Metaal; indienje nu wilt weten, welke van beyden het grootste ofte kleynste lichaam of omtrek heeft: soo hangt beyde lighamen met een haartjen vast gemaakt aan een belans in ‘t water, en siet hoe dat de wigten minderen: soo sy eevenwigtig blyven, sijn se ook even groot van omtrek. Maar soo de belans ongelijk hangt in ‘t water, zijn se in groote van elkander verschillig, want welkers gewigte meer verminderd is de grootste. Hier door kan men weeten of eenig geld van een valsche munt is of niet. [73] |
Het Verbetert en Vermeerdert Natuurlijk Toverboek, of Speel-toneel der Kunsten. Het Tweede Boek. Bevat verschillende potsen en natuurlijke verborgenheden die men kan doen en nemen omtrent het water, ijs, sneeuw, bier, wijn en ander vochten meer. I. Van de waterdrinker om verschillend kleurige wijnen en gedistilleerde wateren uit te spuwen en te braken. Hoe dit water drinken voor enige jaren van zeker persoon is geschied weet men tot nog toe niet zeker te zeggen. Men meent dat hij een fontenel had die zich door de strot in de mond onder de tong opende, hierdoor leidde een loden [68] pijpje die beneden in een leren pijp eindigde en tot onder in de schoenen kan neer gaan, wanneer hij nu water dronk, liet hij al het water door deze pijpen onder de schoenen uit, wat niemand merkte. Maar als het gebeurde dat hij allerlei fijne wateren spuwde zo liep deze pijp in verschillende schapenblaasjes die hij in de zijde onder ‘t hemd had hangen, al deze blazen moeten dan met allerlei soorten van wijnen en brandewijnen gevuld zijn: wanneer hij dan diergelijke wateren spuwde duwde hij met zijn hand in de zijde en persten deze vochten door de pijpen naar de keel in de mond en kon die toen licht uitbraken. Verder kan men de hals bedekken met een lob opdat de loden pijpen, die door de hals lopen, niet gezien worden. Noch heb ik een andere gezien die ettelijke glazen met warm water achter elkaar dronk en zijn maag zodanig gewend had dat hij het water terstond [69] weer helder kon uitspuwen: maar deze persoon moest dit doen enige uren nadat hij gegeten had, anders was het water troebel geweest. Wanneer zich hier iemand aan gewent dan is het zeer licht te doen, even gelijk als sommige die iets lekkers gegeten hebben het wederom in hun mond kunnen laten komen. Verder dronk hij het water klaar en helder en braakte het rood. De oorzaak daarvan was dat hij iets roods gedronken of gegeten had wat het gedronken water terstond rood maakte en het bijgevolg rood uitgebraakt werd. Ook was het van verschillende reuk als jasmijn, rozen, lelies, etc. omdat hij in elk glas, daar hij het water in spuwde, een druppel of twee van die tinctuur of essentie gedaan had. II. Om een beker van ijs te maken en ijs in de zomer te vertonen. Men neemt dan een gladde zilveren of tinnen beker waarin men sneeuw en zout doet, dit zet men in een pot met water tot boven aan de rand en ondertussen roert men het zout met de sneeuw onder elkaar en ondertussen als dit geschiedt zo begint het ijs rondom buiten de beker te groeien, ja zo dik, dat men daar fatsoenlijk uit kan drinken als men die van de tinnen of zilveren beker heeft los gemaakt door de vorige compositie daaruit te gieten en door warm of heet water daarin te storten. Wanneer het nu in de zomer gebeurt dat het hagelt, gelijk het veel gebeurd is, kan men op dezelfde wijze te werk gaan en zo zal men in de zomer ijs kunnen vertonen. [70] III. Om sneeuw tot in de zomer te bewaren. Zou het geen toverij zijn dat ik zei dat de sneeuw in kaf, evenals kamfer in lijnzaad, bewaard kan worden. Dit werd in Itali dagelijks in ‘t werk gesteld alwaar ze op zoՠn wijze in de spelonken en holen der bergen de sneeuw tot in de zomer toe bewaren om hun kannen en kruiken met water en wijn te koelen. De gewone lieden hebben daar grote winst van met die aan de rijken te verkopen. (Mijn vader, van volkoomen.nl, heeft dat eens gedaan door in de winter een grote kuil te maken en die met sneeuw vulde en goed aanstampte. In de zomer lag daar nog de sneeuw, wel wat bruin gekleurd) IV. Een zakfontein om elkaar in een gezelschap te bedriegen. Wanner men in een maaltijd van goede vrienden met elkaar is wordt het waardig geacht dat men enige fraaie kunstjes voor de dag kan brengen, zo kan men dit met deze mijn zakfontein daar men mee grappen wil, van terzijde heimelijk in het aanzicht schieten en niet weet waar hem dit zo schielijk vandaan komt. Laat dan een fles van blik of koper maken daar omtrent een mengel nats in gaat en dat in zoՠn gedaante dat men het bekwaam in de zak kan steken, laat hier een pijp aan maken in wiens grond enige ronde gaatjes zijn, boven aan de hals moet ook een gat zijn om een sleutel in te steken, om te openen en dicht te draaien. Neemt dan een spuit waarmee men, hetzij water of wijn, in de fontein met kracht van boven in spuit en zo ras als het vocht daar in is moet men de kraan vaardig dicht draaien en zet dan weer de spuit, als het met vocht geladen is op de mond van de fles of fontein en doe de kraan weer [71] open en duw het uit de spuit weer in de fles totdat het vol is, draai dan de kraan dicht. Zo ge het nu gebruiken wilt zo zet er het instrument, van zoՠn vorm als ge begeert, bovenop en bezorg dat het goed dicht sluit opdat er geen lucht ter zijden in dringt. Hiermee kan ge op maaltijd of daar ge het gezelschap vermaken wilt veel tijdvermaak hebben. V. Om zonder te wegen te weten hoeveel zout in allerlei zout water is. Of welk vocht dikker of dunner is. Maakt een langwerpig rond houtje van zwaarwegend hout, omtrent van een anderhalf voet lang, laat het ook aan ‘t ene einde dikker zijn als aan ‘t andere eind. Laat het dikste of onderste eind uitgehold worden, giet dat dan vol met lood opdat als het houtje in ‘t water gezet wordt het lijnrecht of perpendiculair overeind staat en niet aan deze of gene zijde komt te hellen. Neemt dan een tobbe of pot vol zoet water, laat daar dan een lood zout in smelten en als dit nu volkomen gesmolten is zo zet daar het voorschreven stokje in en teken dan aan het stokje hoe diep het daarin zonk, dat meteen gevoegelijk kan geschieden. Als dit gedaan is zo smelt in het water nog een lood zout en zet het stokje daar weer in en teken het met 1, 2, hoe diep het daarin zinkt, wat om de dikte van het water dan hoger zal drijven als tevoren. Dit kan men nu zo lang doen tot er ettelijke loden in het water gesmolten zijn geweest. Zo het nu gebeurt dat men wil weten in wat zeewater meerder zout is om zout uit te koken, dan behoeft men maar dit stokje daarin te laten drijven [72] en zo zal ge terstond weten of ԥr veel of weinig zout in is. Behalve dit kan men mede licht wegen welk vocht of water dunst of dikst is, na dat dit daar minder of meerder diep in zinkt. VI. Om te weten van twee of meer lichamen, die zwaarder als het water zijn, van verschillende soorten, nochtans even zwaar en of ze in grootte overeenkomen of niet. Neemt twee metalen lichamen als van geld, gelijk in gewicht, maar verschillend in metaal; indien je nu wilt weten welke van beiden het grootste of kleinste lichaam of omtrek heeft: zo hang beide lichamen met een haartje vastgemaakt aan een balans in ‘t water en ziet hoe dat de gewichten minderen: zo ze gelijk gewicht blijven zijn ze ook even groot van omtrek. Maar zo de balans ongelijk hangt in ‘t water zijn ze in grootte van elkander verschillend, want wiens gewicht meer verminderd is de grootste. Hierdoor kan men weten of enig geld van een valse munt is of niet. [73] |
VII. Een werktuyg om het waater van onderen uyt de Zee te putten. Om dit Werk-tuyg te maken heeft men alleen een vierkante Emmer van doen, welkers beyde Bodemen E E soo sijn gemaakt, dat als het gewigt A het yser B neertrekt (aan welkers Emmer C, met twee handhaven D D, hebbende de twee klap deuren vast gehegt, sy) en alsoo de Emmer na om lage trekt; de wederstant van het water houd de Emmer in de postuur C, soo dat ‘t water ligtelijk op die tyd kan door gaan wanneer den Emmer nederdaald. Maar wanneer den Emmer door het tou F naa om hoog getrokken werd, soo trekt de weederstand van het water, die van die beweginge ontstaan is, den Emmer na de grond, en houd hem in den stand, gelijk in de figuur getoont werd; soo dat het water dat ԥr binnen besloten is niet uytgaan, nog het buytenste binnen komen kan. Hier door kan men weeten of het waater onder in de grond van de Zee soet is of niet, gelijk als van Linschoten meynt dat omtrent de Persisch Zee soude geschieden. [74] VIII. Om Bier en Waater onderscheiden in een Glas te doen, en ‘t Bier onder en het Waater boven, en dan het Bier van onder uyt te drinken. Neemt een wijd hoog Bier-glas, vult dat half vol Bier, doet dan op dat Bier in het glas een doek, of neusdoek uyt uw sak, giet daar het Waater op, tot het glas vol is, laat het dan sagjes door de doek lopen, op dat het Bier en het Water niet onder een menge, dan sult gy beyde de vogten onderscheydelijk van elkanderen gemengt sien. Wilt gy nu het Bier van onder uyt drinken, soo steekt daar een pijp in tot den bodem toe, en gy sult het alles van onderen uyt kunnen suygen. IX. Hoe men een glas Wijn sonder storten kan omkeeren. Om eenige kunsjes op een maaltijd te doen is het niet onaardig over maal een glas met Wijn sonder storten om te keeren: soo neemt dan een roomer, doet hem by na vol wijn of water, legt dan daar een Papier op dat niet te doorvloeyende is, houd uw hand dan op het Papier, en keerd de roomer om, laat uw hand van het Papier af, soo sal de Wijn niet uyt het glas storten, en op het Papier blijven staan. X. Om een Lighaam van vier even gelijke drie-hoeken gemaakt, te werpen, dat het met sijn spits onder en met sijn vlakte boven sta. Dit schijnt in ‘t begin den onwetenden een ongeloovige saak, maar als hy het eens siet, sal hy ԥr om laggen. Snijt dan van week houdt een Tretratron [75] of Lighaam met vier eeven gelijke drie-hoeken. Vult dan een tobbe met waater, en werpt hem daar in, soo salhet eene spits na onder toe slaan, en de Basis of het breede sal boven drijven. |
VII. Een werktuig om het water van onderen uit de zee te putten. Om dit werktuig te maken heeft men alleen een vierkante emmer nodig wiens beide bodems E E zo zijn gemaakt dat als het gewicht A het ijzer B neertrekt (aan wie emmer C, met twee handhaven D D, heeft de twee klapdeuren vastgehecht) en alzo de emmer naar omlaag trekt; de weerstand van het water houdt de emmer in de postuur C, zodat ‘t water licht op die tijd kan door gaan wanneer de emmer neerdaalt. Maar wanneer de emmer door het touw F naar omhoog getrokken wordt zo trekt de weerstand van het water, die van die beweging ontstaan is, de emmer naar de grond en houdt het in de stand gelijk in de figuur getoond wordt; zodat het water dat erbinnen besloten is niet uitgaan, nog het buitenste binnen komen kan. Hierdoor kan men weten of het water onder in de grond van de zee zoet is of niet gelijk als van Linschoten meent dat omtrent de Perzisch zee het zou geschieden. [74] VIII. Om bier en water verschillend in een glas te doen en ‘t bier onder en het water boven en dan het bier van onderuit te drinken. Neemt een wijd hoog bierglas, vul dat half vol bier, doe dan op dat bier in het glas een doek of neusdoek uit uw zak, giet daar het water op tot het glas vol is, laat het dan zachtjes door de doek lopen opdat het bier en het water niet ondereen mengt, dan zal ge beide vochten apart van elkaar gemengd zien. Wilt ge nu het bier van onderuit drinken, zo steekt daar een pijp in tot de bodem toe en ge zal alles van onderuit kunnen zuigen. IX. Hoe men een glas wijn zonder storten kan omkeren. Om enige kunstjes op een maaltijd te doen is het niet onaardig om over het maal een glas met wijn zonder storten om te keren: zo neemt dan een roemer, doet het bijna vol wijn of water, leg dan daar een papier op dat niet te doorvloeiend is, houdt uw hand dan op het papier en keer de roemer om, laat uw hand van het papier af en zo zal de wijn niet uit het glas storten en op het papier blijven staan. X. Om een lichaam van vier even gelijke driehoeken gemaakt te werpen zodat het met zijn spits onder en met zijn vlakte boven staat. Dit schijnt in ‘t begin de onwetenden een ongelovige zaak, maar als hij het eens ziet zal hij er om lachen. Snijdt dan van week hout een tretratron [75] of lichaam met vier even gelijke driehoeken. Vul dan een tobbe met water en werpt het daarin, zo zal de ene spits naar onder toe slaan en de basis of het brede zal boven drijven. |
XI. Een altijd springende Fonteyn. Het is seer vermaakelijk en playsierig, dat men in sijn Hofsteede of Thuyn, soodanigen Fonteyn weet te ordineeren, daar altijdt water uytspringt en noyt niet stil en staat, soo diend dit tot [76] een onderregting van die gene die hun vermaek met soodanigen Fonteyn believen te nemen. Men sal een Fonteyn laten maken gelijk dese Figuur uytwijst. De bak A met water gevult zijnde, loopt na om laag door de pijp B in de bak C, het water nu van de lugt gedrukt zijnde, word naar om hoog gedrongen door de pijp D, in de bak E, het water daar in komende, werd van het inloopende uyt de pijp D so geperst dat het door de pijp F moet uyt bersten; welk water recht neder vallende, komt wederom in de bak A, ‘t welk al gedurig omlopende, een altyd springende Fonteyn kan genoemd werden, en is seer playsierig in een Tuyn; Hofstede, of op het Land te gebruyken. XII. Om de Glasen en Kannen in de Somer soo koel te houden als in de Winter. ‘t Is in Italien en andere plaatsen gebruykelijk, hare drink-vaten tusschen eenige stukken Ys te leggen, doch dewijl men het Ys niet wel altijt hebben kan, so neemt gemeen put-water, smijt daar soo veel sout in als daar in kan smelten, dat gedaan zynde, soo doet daar noch soo veel Salarmoniac in, en alle bier of wijn-kannen sullen daar uytnemende kout in blyven. XIII. Een Middel om te weeten hoe veel Wijn of Water datter in eenige Tonnen noch overig is, sonder het Spons-gat te openen, alleen door het gat waar door men gemeenlijk tapt. Men sal maar nemen een pyp van een Glas, weynig gebogen na beneden en daar door selfs die [77] accommoderen in de tap, rechtende de rest van de pype om hoog, als dan sult gy sien dat de Wijn door de Pijp soo hoog, en niet hooger klimmen sal, alsse in ‘t vat is, door gelijke wetenschap sou men het Vat kunnen vullen ofte meerder daar by doen, ofte de Wijn veranderen van het eene Vat in het andere, sonder het Spons-gat te openen. XIV. Of het waar is dat eene ende ‘t selve Vat meer Wijn of Waater in houdt, in de kelder als op de Solder, en meer aan de voet van den Bergh als daar booven op. Լb>Tis een waaragtige sake, om dat het Water, en alle andere vogtigheden sich altijt in de ronde geeft, om het middelpunt der Aarde, en dewijl het Vat nader by het centrum is maakt het vlacke van het Water een kleynder globus, en dien volgens meer gevult, en uytstekende boven het Vat; ter contrarie, wanneer het selfde Vat is verde van het centrum der Aarde, maakt het vlakke van ‘t water een groote globe, en daaromme minder verheven boven uyt het Vat, waar van daan komt dat binnen sijn boorden meer water in de kelder houden sal onder aan de voet van den Berg, als op een Solder of op de top van een Berg. 1. Door deselve beginselen kan men besluyten, dat een selve Vat soo veel meer inhouden sal, als het meer nadert by het centrum. 2. Dat men een Vat soude konnen maaken seer dicht by het centrum, dat meer Waters sal houden booven sijn boorden, als in sijn begrijp, so de boorden niet te hoog en waren. 3. Dat het Waater na by het Centrum sig komente ronde, allen tՠhalven het Vat naulijks sou konnen raken, dat selve quetteerende ten deele, en [78] geheel als men het voorseyde Vat soude komen te dragen over het centrum. 4. Dat men niet soude kunnen dragen een Emmer of een Vat heel vol Waters, uyt de Kelders op de Solders, sonder iets te storten, ter oorsake in ‘t opgaan het Vat minder capabel word, en derhalven is het noodsakelijk, dat sy eenig deel van het vocht kome te ontladen. XIV. Om een Swem-riem te maken. Neemt goet sterk leer, omtrent een half elle breed en soo lang dat het den gebruyker op twee vingeren dik na, om het lijf toe gaat, daar na sal het met twee gordel-riemen, en twee daar teegenstaande gespen, al tՠsamen wel vast aangenayt en versien zijn. Dit leder deelt men in twee deelen heel gelijk, en op e lken deel naayt men eene op de selve manier, bereyd met Was en Terpentijn, te weten, een wel-bereyd Hondenvel, wanner het selve in Pens-soppen wel geweekt heeft, en in de naaden wel versien is, dat sy gelijk twee sakken tegen over malkanderen zijn, dog dat dՍ een niet breeder als dՠander aan genayt en werden, daar na sal men aan elke sijde van de Swem-riem nog een pijpjen hebben, soo lang dat het aan den Riem gebonden zijnde, men in den mond kan neemen, en ‘t selve dan in ‘t gesneden gaatjen steeken, en als dan de beyde pijpjes met vlas-hair, naast by de sakken ombinden, als dat men hem daar wel op verlaaten mag. En ten laatsten sal men ook in elk pijpken een wel gevoegt tapken maken. Dewijle dan by dese sakken met sonderlinge neerstigheyd te merken is, wanneer dat desen Swem-riem op de voorschreven manier bereyd is, en om het lijf gebonden, en wel opgeblasen behoordt te [79] werden; en sulken opblasen geschiet niet metեr haest, ten waare dat men nog dese bequame middel daar toe gebruykte, namelijk eer men beyde de pijpjes inbind, sal men te vooren aan yder dikste eynd van het pijpje, welk ingebonden sal werden, een ventoose, soo het Balance-maakers noemen, hebben; dat is sulken leertien gelijk aan de blaasbalken gevonden werd, men vind se ook by de Orgel of Blaas-balk-makers, en klep, of ventiel genaamd, maar het moet met meerder sorg, als aan de Blaas-balken noodig is, aan gehegt werden. En wanneer dan de wind door het pijpjen ingeblasen werd, moet volgen dat den wind van wegens het voorvallende klepjen de selve inhoud, tot den sak vol is, en als dan stopt men het pijpjen met het voorschreven wel gevoegt tapjen digt toe. Desen Riem is dan een bequam instrument in het onweer en Schip-breuk. |
XI. Een altijd springende fontein. Het is zeer vermakelijk en plezierig dat men in zijn hofstede of tuin zodanige fontein weet te ordineren daar altijd water uitspringt en nooit niet stil staat, zo dient dit tot [76] een onderrichting van diegene die hun vermaak met zodanige fontein believen te nemen. Men zal een fontein laten maken gelijk deze figuur uitwijst. De bak A die met water gevuld is loopt naar omlaag door de pijp B in de bak C, het water nu van de lucht gedrukt is wordt naar omhoog gedrongen door de pijp D, in de bak E, het water dat daarin komt wordt van het inlopende uit de pijp D zo geperst dat het door de pijp F moet uitbarsten; welk water recht neer valt en komt wederom in de bak A, ‘t welk al gedurig omloopt en een altijd springende fontein kan genoemd worden en is zeer plezierig in een tuin; hofstede of op het land te gebruiken. XII. Om de glazen en kannen in de zomer zo koel te houden als in de winter. ‘t Is in Italië en andere plaatsen gebruikelijk hun drinkvaten tussen enige stukken ijs te leggen, doch omdat men het ijs niet goed altijd hebben kan zo neemt gewoon putwater, smijt daar zoveel zout in als daarin kan smelten, als dat gedaan is zo doe daar noch zo veel zout ammoniak in en alle bier of wijnkannen zullen daar uitnemend koud in blijven. XIII. Een middel om te weten hoeveel wijn of water dat er in enige tonnen noch overig is, zonder het spongat te openen, alleen door het gat waardoor men gewoonlijk tapt. Men zal maar nemen een pijp van een glas, weinig gebogen naar beneden en daardoor zelf [77] overeenkomt in de tap, recht de rest van de pijp omhoog, als dan zal ge zien dat de wijn door de pijp zo hoog en niet hoger klimmen zal als het in het vat is, door gelijke wetenschap zou men het vat kunnen vullen of meer daarbij doen of de wijn veranderen van het ene vat in het andere zonder het spongat te openen. XIV. Of het waar is dat het ene en hetzelfde vat meer wijn of water bevat in de kelder als op de zolder en meer aan de voet van een berg als daar bovenop. Het is een ware zaak omdat het water en alle andere vochtigheden zich altijd in de rondte begeeft om het middelpunt der aarde en omdat het vat dichter bij het centrum is maakt het vlakke van het water een kleinere globe en dientengevolge meer gevuld en steekt uit boven het vat; ter contrarie, wanneer hetzelfde vat verder is van het centrum der aarde, maakt het vlakke van ‘t water een grote globe en is daarom minder verheven boven uit het vat, waar vandaan komt dat binnen zijn boorden meer water in de kelder houden zal onder aan de voet van de berg als op een zolder of op de top van een berg. 1. Door hetzelfde beginsel kan men besluiten dat een gelijk vat zo veel meer inhouden zal als het meer nadert bij het centrum. 2. Dat men een vat zou kunnen maken zeer dicht bij het centrum, dat meer water zal houden boven zijn boorden als in zijn omvang, zo de boorden niet te hoog waren. 3. Dat het water nabij het centrum zich komt in de rondte en alle te halve het vat nauwelijks zou kunnen raken, datzelfde overvloeiende ten dele en [78] geheel als men het voor genoemde vat zou komen te dragen over het centrum. 4. Dat men niet zou kunnen dragen een emmer of een vat heel vol water uit de kelders op de zolders zonder iets te storten, ter oorzaak in ‘t opgaan het vat minder capabel wordt en derhalve is het noodzakelijk dat het enig deel van het vocht komt te ontladen. XIV. Om een zwemriem te maken. Neemt goed sterk leer, omtrent een half elle breed en zo lang dat het de gebruiker op twee vingers dik na om het lijf toe gaat, daarna zal het met twee gordelriemen en twee daar tegenstaande gespen, alles tezamen goed vast aangenaaid en voorzien zijn. Dit leer verdeelt men in twee delen heel gelijk en op elk deel naait men een op dezelfde manier, bereid met was en terpentijn, te weten, een goed bereidt hondenvel, wanner dat in pens sappen goed geweekt heeft en in de naden goed voorzien is zodat ze gelijk twee zakken tegenover elkaar zijn, toch dat de ene niet breder als de andere aangenaaid wordt, daarna zal men aan elke zijde van de zwemriem nog een pijpje hebben, zo lang zodat het aan de riem gebonden is en men het in de mond kan nemen en hetzelfde dan in ‘t gesneden gaatje steken en als dan de beide pijpjes met vlashaar naast bij de zakken ombinden, als dat men zich daarop wel verlaten mag. En ten laatsten zal men ook in elk pijpje een goed gevoegd tapje maken. Omdat dan bij deze zakken met bijzondere vlijt te merken is wanneer dat deze zwemriem op de voorschreven manier bereid is en om het lijf gebonden en goed opgeblazen behoort te [79] worden; en zulk opblazen geschiedt niet met een haast, tenzij dat men nog dit bekwame middel daartoe gebruikte, namelijk eer men beide de pijpjes inbindt zal men tevoren aan elk dikste eind van het pijpje, wat ingebonden zal worden, een ventosen, zo het balansmakers noemen, hebben; dat is zo’n leertje gelijk aan de blaasbalgen gevonden wordt, men vindt ze ook bij de orgel of blaasbalgmakers en klep of ventiel genaamd, maar het moet met meerder zorg dan aan de blaasbalgen nodig is aangehecht worden. En wanneer dan de wind door het pijpje ingeblazen wordt moet volgen dat de wind vanwege het voorvallende klepje die inhoud tot de zak vol is en als dan stopt men het pijpje met het voorschreven goed gevoegde tapje dicht toe. Deze riem is dan een bekwaam instrument in het onweer en schipbreuk. |
XV. Om de diepte van de Zee op alle plaatsen sonder touw te meeten. Om dit te doen, soo maakt een Bol van Denneboomen hout of Boog-hout, of uyt eenig ander ligt hout, gelijk A: Laat dan deese kloot wel vernist of met pek besmeerd werden, op dat ԥr geen waater in en dringt, neemt dan een kloot, Loot of Steen, die swaarder is als de houten kloot, om de selve needer te haalen: Laat dan aan den bal A een haak gemaakt werden B, uyt koper of yser en een penne C, met sijn uyterste omgebogen F, drukt dan de pen met u vingers door het om gekrolde eynd in de voorseyde haak, hangt daar dan het gewigt D aan, door des selfs oog E, en laat soo den kloot met sijn aanhangende gewigt sagjes in ‘t waater needer daalen, gelijk de Figuur hier booven afgebeeld, [80] tot den grond toe al waar het gewigt D eenigsints gedrukt werd, en teegen den grond aan borst, soo dat de kloot A daar af springt, en naa om hooge drijft: om nu te weten hoe lange de kloot is onder geweest, soo moet daar toe eenige nette uurwerkjes hebben of water loopen, op welk men onfeylbaar tot het minste minutjen sien kan hoe lange de selve is onder geweest. [81] XVI. Om een Glas vol Wijn of water hebbende, soo vol te doen, datեr geen druppel meer in kan, daar nog booven dien eenige Ducaten in te laten vallen. Laet een Beeker of glas soo vol Wijn, Water of yets anders gedaan werden als het gaan kan, jaa dat ԥr niet een droppel meerder in kan gaan; steekt dan daar boven in ‘t midden nog een Ducaat in, soo sal hy sonder het vogt te doen uytloopen te gronde gaan, dit kunt gy met drie, vier of meerder probeeren. Nota: Hoe groter en wijder het glas is, en de vogt dikker, hoe meer Ducaten dat gy ԥr in sult steeken. Soo dat men in een tobbe met water dikwils agt of tien pond nog sou kunnen doen sonder dat se storten sou. XVII. Om te maken dat roode en witte Wijn onderscheydentijk in een glas gesien en gedronken werde. Schenkt dan in een gemeen glas den witten wijn, en in een nauw gehalst glaesjen den rooden Wijn, houd den mond van dat glaasjen met den duym toe, en houd het soo omgekeert in het glas met witte Wijn, doet dan uw duym weg als de mond van dat glaasjen den bodem raakt, en laat de roode alsoo sagjes daar onder lopen, soo sult gy den witten boven sien en den roode onder, maar om dit wel te doen, meen ik dat men sulks beter met een Wynverlaaters pomp souw doen, welke boven toe gehouden werd, tot dat hy in den grond van het Wijnglas koomt, en daar zijnde boven open gedaan werd. [82] XVIII. Om een glas met waater aan een touw te hangen, tegen welke geslagen zijnde, het waater niet neder valt en het glas niet breeken, en het water om het glas vloeye sonder storten. Als men dit ymand eerst segt, schijnt het een wondere saak te zijn, maar bekend zijnde lagt men daar mede. Neemt dan een glas water, doet die in een kalver- of verkens-blaas, bind die digt toe, en hangt hem op; daar tegens geslagen zynde, sal het water uyt het glas rondom den Roemer loopen het glas niet breeken, en het water niet nederstorten op de aard. Let wel dat de blaas diend opgeblasen te zijn. XIX. Om Waater in een glas te doen opklimmen. Neemt een Wyn-roemer en doet daar brandend werk in, houd hem dan op het koude waater, dat hy effen het water rake, en na dat de lugt in de roemer sal kout geworden zijn, soo sal het water opklimmen. Dit geschied op de selfde wijse als in ‘t koppen, of gelijk men met een warme fles de melk uyt de borsten haald. |
XV. Om de diepte van de zee op alle plaatsen zonder touw te meten. Om dit te doen, zo maakt een bol van dennenbomen hout of booghout, (Acer) of uit enig ander licht hout, gelijk A: Laat dan deze kloot goed vernist of met pek besmeerd worden opdat er geen water in dringt, neemt dan een kloot, lood of steen die zwaarder is als de houten kloot om die neer te halen: Laat dan aan de bal A een haak gemaakt worden B, uit koper of ijzer en een pen C, met zijn uiterste omgebogen F, druk dan de pen met uw vingers door het omgekrulde eind in de voorzegde haak, hangt daar dan het gewicht D aan, door diens eigen oog E, en laat zo de kloot met zijn aanhangende gewicht zachtjes in ‘t water neer dalen, gelijk de figuur hierboven afgebeeld [80] tot de grond toe al waar het gewicht D enigszins gedrukt wordt en tegen de grond aan barst zodat de kloot A daar af springt en naar omhoog drijft: om nu te weten hoe lang de kloot onder is geweest zo moet men daar toe enige nette uurwerkjes hebben of waterlopen waarop men onfeilbaar tot het minste minuutje zien kan hoe lang die is onder geweest. [81] XVI. Om een glas vol wijn of water te hebben en zo vol te doen dat er geen druppel meer in kan, daar nog boven in die enige dukaten te laten vallen. Laat een beker of glas zo vol wijn, water of iets anders gedaan worden als het gaan kan, ja dat ԥr niet een druppel meer in kan gaan; steekt dan daarboven in ‘t midden nog een dukaat in, zo zal het zonder het vocht te laten uitlopen te gronde gaan, dit kan ge met drie, vier of meer proberen. Nota: Hoe groter en wijder het glas is en het vocht dikker, hoe meer dukaten dat gij erin zal steken. Zodat men in een tobbe met water vaak acht of tien pond nog zou kunnen doen zonder dat het storten zou. XVII. Om te maken dat rode en witte wijn apart in een glas gezien en gedronken wordt. Schenkt dan in een gewoon glas de witte wijn en in een nauw gehalsd glaasje de rode wijn, houdt de mond van dat glaasje met de duim dicht en houdt het zo omgekeerd in het glas met witte wijn, doe dan uw duim weg als de mond van dat glaasje de bodem raakt en laat de rode alzo zachtjes daaronder lopen, zo zal ge de witte boven zien en de rode onder, maar om dit goed te doen, meen ik dat men zulks beter met een wijnverlaters pomp zou doen die boven dicht gehouden wordt totdat het in de grond van het wijnglas komt en als het daar is boven open gedaan wordt. [82] XVIII. Om een glas met water aan een touw te hangen en waartegen geslagen wordt het water niet neer valt en het glas niet breekt en het water om het glas vloeit zonder storten. Als men dit iemand eerst zegt schijnt het een wondere zaak te zijn, maar bekend zijnde lacht men daarmee. Neemt dan een glas water, doe die in een kalver- of varkensblaas, bindt die dicht toe en hang het op; als daartegen geslagen wordt zal het water uit het glas rondom de roemer lopen en het glas niet breken en het water niet neerstorten op de aarde. Let goed op dat de blaas dient opgeblazen te zijn. XIX. Om water in een glas te laten opklimmen. Neemt een wijnroemer en doe daar brandend werk in, houdt het dan op het koud water zodat het effen het water raakt en nadat de lucht in de roemer koud geworden is zo zal het water opklimmen. Dit geschiedt op dezelfde wijze als in ‘t koppen of gelijk men met een warme fles de melk uit de borsten haalt. |
XX. Een Water-Harnas. Om dit te maken, soo is eerst van nooden een paar goede wel getoude of bereide Runderhuyden, die men aan malkander lassen sal; ‘t welk alles zoo digt moet zijn, datter geen logt door en [83] kan, welk men bestryken zal met dry pond Was, een pond Terpentijn, en een vierrendeel goede harde vernis, laat dit alles te samen smelten, smeert dan hier het leeder mede in de Zonne-schijn. Smelt dan in een andere pot Pek, Terpentijn en een weynig was, daar in steekt men hennep, of lang vlas hair. Dese hennip moet men in zyden, die te zamen behooren in naaijen, en dat men dubbelde steeken op de manier als de Vissers Leersen genaayt zijn, dit leer moet dan opgenaayt werden als een tou of balge, welke booven eng en onder wijt is, daar na moet men anderhalve handbreed, of vier of vijf duym van den andere genaayde [84] bodem onderwaarts meeten, en in sulken wijte rondom het leer, ‘t welk te samen genaayt is, logt-gaten snyden (om door te zien) van eenderley wijse, en soo veel logt-gaten als men heeft, alsoo meenig sterk houten hol gedraayd pijpken moet men hebben, welke op dese manier moeten gemaakt werden, te weten, de holligheyt moet een duym wijt zijn, de dikte van het hout rondom ook een duym, en de lengte drie duymen, dan moet men soo veel ronde glaasjes hebben als ԥr pypjes zijn, welke in de selve passen, door welke men ligt schept. Laat dan de pypjes in pek, was, terpentyn en lyn olye zieden, soo sult gy dan de glaasjes in de voorschreven pypjes setten een halve duym breed van malkanderen met de voorschreven ingedoopten hennep of vlas. Dit gedaan zynde, sal men elk pypjen daar de glaasjes in staan, in de uytgesneden gaten van het leeren Harnas steeken, wel verstaande dat se eerst met vlas, ‘t welk in ‘t voorverhaalde cement gedoopt is, wel bewonden sullen werden, en de eyndekens van de voorschreven uytgesnede gaten, die sternsgewys zyn, sal men menigte van kleyne nagelties aan de ingesteken houten pypjes nagelen, en daar en boven met nog meer vetgesopte vlas haar daar om winden en met gesmeert bindgaren binden, dat de selve wel bewonden, en de vetgesmeerde houte pypkens wel digt en vast in het voorschreven Instrument staan. Als nu het lyf van ‘t Water-Harnas met het cement smeeren versien is, datter geen water of wint in en kan dringen, neemt dan een yseren of eyken reep, die soo groot moet zijn dat hy het onderste steel van het Waater-Harnas van binden kan begrypen. Den selven reep mag men wel onder aan de rant van ‘t Water-Harnas binden, neffens desen moet nog een houten reep zijn, die vast in ‘t midden van het Water-Harnas past, de hoogte [85] van die reep moet ontrent vierde-halve voet zijn. Na sulke wijte en lengte der vierde-halve voet, moet men drie of vier sterke, het sy gelijk, ronde of vierkante stokken hebben: deese moeten niet alleen aan den ondersten reep, maar ook aan den bovensten inwendig en niet van buyten aangeschroeft ofte wel vast aangebonden werden, invoegen dat men bemerken kan genoegsaam daar meede versekert te zijn. Daar na diend men twee goede sterke riemen te hebben, welke men aan de bovenste reep moet vast maaken, datze niet over malkander en konnen komen, die na vereysch van de engte en wijte mogen wenden. Dese vier stokken met twee reepen en riemen moeten van binnen in het leeren instrument ingehegt werden, soo vast als het lijden kan. Eyndelijk moet de geene die dit Harnas dragen wil, hem selven wegen. By voorbeeld, den gebruyker van ‘t Harnas weegt 150 pond, so sal men so veel steenen als 150 pond swaar wegen, welke steenen den Gebruyker in een sak in ‘t Harnas sal hangen, en stellen als dan het Instrument op het water, by soo ver dat dit gewigt van 150 ponden, het Harnas onder ‘t water tot op een half elle na trekke, soo is ‘t wel, maar indien het soo niet gebeurd, soo moet men noodwendig tot het gewigt des gebruykers, soo veel gebondenen steenen of gewigten ordineeren, tot dat het by gevoegde gewigte ofte steenen, ‘t selve seer na onder ‘t water trekken, dan heeft men de regte proportie, het overige gewigte, dat meerder weegt dan den Gebruyker, dat moet by sonder gewogen en opgeschreven werden. By voorbeeld, als het overwigt net 40 ponden weegt, de selve 40 ponden ordineert men van steen, lood of andere metalen, dog moet men agt neemen, dat al sulken overigen gewigt [86] van steen, lood, of yets anders wel ordentelijk in ‘t gewigt, het zy rondom, ten minsten in 4 of 6 delen, onder aan den yseren teep, net ingedeeld aanhangen moet werden. Als dan den gebruyker, welk vooren 150 pond gewogen heeft, in het Waater-Harnas kruypt, hem selven na sijn beste vermoogen onder aan sijne beenen omgord ende vast maakt: en hy hem selven vorder wilde voorsien met nog 10, 14 of 20 pond lood, yser of metaal, aan eenen kloot, of welke kloot of stuk aan een koorde of snoer hem met onder ‘t waater trekt kan hy de gebruyker door middel van de overige 40 ponden gewigts, (als by voorbeeld verklaart is, dan sommige moeten ofte mogten wel meerder overig gewigt hebben) waar dat hy dan wil in de diepste waateren soo ver sijne koorde aan ‘t bovenste gewigt lang is, daar onder gaan, staan, lesen, schrijven, eten, drinken, singen, en wat men voor kortswijl meer bedenken kan, en dit voor een langen tijd, sonder eenig gevaar. Met dit Harnas kan men in tijd van nood door de Rivieren of Zeen gaan en sig verbergen: ook soo kan men eenige kostelijke schatten hier door in de Zeen of andere wateren verbrengen. |
XX. Een waterharnas. Om dit te maken zo is eerst nodig een paar goede goed getouwde of bereide rund huiden die men aan elkaar lassen zal; wat alles zo dicht moet zijn dat er geen lucht door [83] kan, wat men bestrijken zal met drie pond was, een pond terpentijn en een vierendeel goede harde vernis, laat dit alles tezamen smelten, smeer dan hiermee het leer in de zonneschijn. Smelt dan in een andere pot pek, terpentijn en een weinig was, daarin steekt men hennep of lang vlas haar. Deze hennep moet men in de zijden en die tezamen behoorlijk innaaien en dat men dubbelde steken op de manier als de vissers laarzen genaaid zijn, dit leer moet er dan opgenaaid worden als een touw of vliesje die boven eng en onder breed is, daarna moet men anderhalve handbreed of vier of vijf duim van de andere genaaide [84] bodem van onderen meten en in zulke breedte rondom het leer, wat tezamen genaaid is luchtgaten snijden (om door te zien) van een manier en zoveel luchtgaten als men heeft alzo menig sterk houten hol gedraaide pijpjes moet men hebben die op deze manier moeten gemaakt worden, te weten, de holte moet een duim wijd zijn, de dikte van het hout rondom ook een duim en de lengte drie duimen, dan moet men zoveel ronde glaasjes hebben als er pijpjes zijn die daarin passen waardoor men lucht schept. Laat dan de pijpjes in pek, was, terpentijn en lijnolie koken, zo zal ge dan de glaasjes in de voorschreven pijpjes zetten een halve duimbreed van elkaar met de voorschreven ingedoopte hennep of vlas. Als dit gedaan is zal men elk pijpje, daar de glaasjes in staan, in de uitgesneden gaten van het leren harnas steken, wel verstaande dat ze eerst met vlas wat in ‘t voor verhaalde cement gedoopt is, goed omwonden zullen worden en de eindjes van de voorschreven uitgesneden gaten, die stervormig zijn, zal men menigte van kleine nageltjes aan de ingestoken houten pijpjes nagelen en daarboven met nog meer vet gestopte vlashaar daar omwinden en met gesmeerd bindgaren binden dan die goed omwonden en dat de vetgesmeerde houten pijpjes goed dicht en vast in het voorschreven instrument staan. Als nu het lijf van ‘t waterharnas met het cement smeren voorzien os zodat er geen water of wind in kan dringen, neemt dan een ijzeren of eiken reep die zo groot moet zijn dat het de onderste steel van het waterharnas van binden kan omvatten. Die reep mag men wel onderaan de rand van ‘t waterharnas binden, neffens deze moet nog een houten reep zijn die vast in ‘t midden van het waterharnas past, de hoogte [85] van die reep moet omtrent vierde-halve voet zijn. Na zo’n breedte en lengte der vierde-halve voet moet men drie of vier sterke, hetzij gelijke, ronde of vierkante stokken hebben: dezen moeten niet alleen aan de ondersten reep, maar ook aan de bovensten inwendig en niet van buiten aangeschroefd of goed vast aangebonden worden, invoegen dat men bemerken kan daarmee genoegzaam verzekert te zijn. Daarna dient men twee goede sterke riemen te hebben die men aan de bovenste reep moet vastmaken zodat ze niet over elkaar kunnen komen die naar het vereiste van de engte en breedte mogen wenden. Deze vier stokken met twee repen en riemen moeten van binnen in het leren instrument aangehecht worden, zo vast als het lijden kan. Eindelijk moet diegene die dit harnas dragen wil zichzelf wegen. Bijvoorbeeld, de gebruiker van ‘t harnas weegt 150 pond, zo zal men zoveel stenen als 150 pond zwaar wegen, welke stenen de gebruiker in een zak in ‘t harnas zal hangen en stellen als dan het instrument op het water, in zo ver dat dit gewicht van 150 ponden het harnas onder ‘t water tot op een half elle na trekt, zo is ‘t goed, maar indien het zo niet gebeurt zo moet men noodwendig tot het gewicht der gebruiker zoveel gebonden stenen of gewichten ordineren totdat het bijgevoegde gewicht of stenen het zeer naar onder ‘t water trekken, dan heeft men de rechte proportie, het overige gewicht dat meer weegt dan de gebruiker dat moet apart gewogen en opgeschreven worden. Bijvoorbeeld, als het overwicht net 40 ponden weegt, die 40 ponden ordineert men van steen, lood of andere metalen, toch moet men acht nemen dat al zulk overgewicht [86] van steen, lood of iets anders goed ordentelijk is in het gewicht, hetzij rondom en tenminste in 4 of 6 delen onderaan de ijzeren reep net ingedeeld aangehangen moet worden. Als dan de gebruiker, welk tevoren 150 pond gewogen heeft in het waterharnas kruipt en zichzelf naar zijn beste vermogen onderaan zijn benen omgord en vast maakt: en van zichzelf verder wilde voorzien met nog 10, 14 of 20 pond lood, ijzer of metaal aan een kloot of welke kloot of stuk aan een koord of snoer hem mee onder ‘t water trekt kan het de gebruiker door middel van de overige 40 ponden gewicht, (als bijvoorbeeld verklaard is, dan sommige moeten of mochten wel meer overig gewicht hebben) waar dat hij dan wil in de diepste wateren zo ver zijn koord aan ‘t bovenste gewicht lang is daar onder gaan, staan, lezen, schrijven, eten, drinken, zingen en wat men voor tijdverdrijf meer bedenken kan en dit voor een lange tijd zonder enig gevaar. Met dit harnas kan men in tijd van nood door de rivieren of zeen gaan en zich verbergen: ook zo kan men enige kostbare schatten hierdoor in de zeen of andere wateren opbrengen. |
XXI. Om een ruyme tijdt onder Waater te kunnen gaan. Is ‘t dat gy eenige tijd in ‘t water wilt gaan, soo stopt uw ooren toe, en neemt een swaren steen soo swaar als gy in ‘t water houden kunt, gaat daar meede onder waater, met op geblasen kaken en toegenepen oogen, alsoo sult gy een geruyme tijd onder het water kunnen blijven. [87] XXII. Om vierderley of meer Drank in een glas booven malkanderen te doen staan. Giet in een langwerpig rond glas twee vingeren hoog met melk, giet daar een weynig Olye over, neemd dan een stukjen Brood zoo rond als het glas is, leegt daar op de Oly, sulks kan men ook met een Papier doen, giet hier nu wederom Bier op; en doet weder Olie daar op, dan kunt gy daar rode en witte Wijn, &c. opgieten so lange tot het vol is. |
XXI. Om een geruime tijd onder water te kunnen gaan. Is ‘t dat ge enige tijd in ‘t water wilt gaan, zo stopt uw oren dicht en neemt een zware steen zo zwaar als ge in ‘t water houden kunt, gaat daarmee onder water met opgeblazen kaken en toegeknepen ogen, alzo zal ge een geruime tijd onder het water kunnen blijven. [87] XXII. Om vierderlei of meer drank in een glas boven elkaar te laten staan. Giet in een langwerpig rond glas twee vingers hoog met melk, giet daar een weinig olie over, neem dan een stukje brood zo rond als het glas is, leg daarop de olie, zulks kan men ook met een papier doen, giet hier nu wederom bier op; en doe weer olie daarop, dan kunt ge daar rode en witte wijn etc. op gieten zo lange tot het vol is. |
XXIII. Om Tabak door het water te Suygen. [88] De Perzianen hebben een gewoonte datze hare Tabaks-rook door het Water suygen, om dat de rook des te lieflelijker en te suyverder soude wesen, dit doen sy door middel van Kokus-Noten; maar ik heb het wel gedaan met een Glas A, half vol Water B, in welke stond een Pyp met brandende Tabak gevuld C, item nog een andere Pyp D, welke het Water niet aan en raakt, vorders is dit Glas met een Blaas E. Als nu yemand suygt door den Pyp D, sal de rook uyt het Water B, uyt de Pyp C, in den suyger zyn mond komen. XXIV. Hoe men Water in een Zeef kan dragen. Sulks kan op veelderley manieren geschieden, wanneer men de Zeef verstopt, of dat men het Water in een Blaas doen en in een Zeef legt, of dat men de Zeef in ‘t Water set, &c. Maar om dit wel te doen, so laat een Deksel op uw Zeef maken, dat daar seer nauw op past, met een kleyn gaatjen daar in, doet hem dan vol Water door het gaatjen, en houd het gaatjen met uw Duym toe, zoo zal het Water daar in blyven even als de Wyn in de Wynverlaters Hevels blyft. XXV. Om Bevroren Appelen, Rapen wortelen, &c. te ontdoyen datze niet bederven zullen. ‘t Gebeurt menigmaal in den Winter, dat uw Appelen, Rapen; Wortelen en diergelyke die gy tot Winter-provisie opgedaan hebt, komen te vervriesen, als men die nu by het Vuur brengt zullen zy alle ontdoyen, maar ook terstont bederven, goede raad is dan hier duur, Neemt dan uw bevroren Appelen, Rapen, &c. doetze in een [89] Tobbe met koud Water, soo sullen sy alle ontdoyen en lange kunnen goed blyven. XXVI. Om een Sneeuw-bal te doen Branden. Seker Quakzalver kreeg in de Winter een groote loop om dat hy Sneeuw-ballen kon maken die schenen te Branden: hy nam alleenig gestooten Kampher, die mede wit als Sneuw, en kneede die onder de Sneeuw, welke hy doe ligtelyk met vuur kon ontsteeken. XXVII. Om te maaken dat het Waater schijnt te Branden. Dit is niet onaardig in een Vyver te vertoonen als of het Water in de Brand was. Neemt alleen fijn gestooten Kampher, strooyd die op het Water, en ontsteekt de zelve, zoo sal den Brand in het Water schynen. XXVIII. Een Tobbe met hondert pond Waater te wegen en gelijk in de Schaal te maken, en in de Tobbe met Waater nog 25 pond te doen; zonder dat de Schaal overgaat. Dit schynt yets wonderlyks, en is egter soo bevonden, Laat een Tobbe met Water vullen, en weegt hem, dat hy in effen Balans staat, doet in deze Tobbe dan 25 pond levendige Visch, dat is, dat hy moet Swemmen, zoo zal de Schaal niet over gaan. De reden is, dat de Visch van de Logt dependert en geesins van het Water, maar te gronde gaande, heeft hy gewigt; op dese wyze kan men goed koop Visch kopen. [90] XXIX. Om koud en warm Water in een Vat gelijk te hebben. Dit weten gemeenlyk de Meysjes wel, die by de Branders woonen, als zy warm Water willen hebben uyt het Koel-vat of Disteleer-Ton. Want in deeze Tonnen is het Water altyd boven zeer heet, en onder is het koud, want het Disteleerende vogt boven in de Slange komende, maakt aldaar de warmte, die uyt de Slang aan het Water over geset werd en niet naar om lage gaat, maar om hoog ‘t. Is raar voor die het nooyt gesien heeft, maar het is voor een Distelateur seer gemeen. XXX. Om in den Somer het Water tot Ys te maken. Digby zegd datmen een Kruyk met siedent heet Waater tot boven toe moet vullen, en stoppen die zeer nauw toe. Laatze dan in een seer koele Put nederdaalen tot in den grond, die men zoo eenige uuren moet laten hangen; doet ԥr weder uyt, soo sult gy de kruyk moeten stukken slaan, om het ys daar uyt te hebben. |
XXIII. Om tabak door het water te zuigen. [88] De Perzen hebben een gewoonte dat ze hun tabaksrook door het water zuigen omdat de rook des te lieflelijker en te zuiverder zou wezen, dit doen ze door middel van een kokosnoot; maar ik heb het wel gedaan met een glas A, half vol water B, waarin stond een pijp met brandende tabak gevuld C, item nog een andere pijp D, die het water niet aanraakt, verder is dit glas met een blaas E. Als nu iemand zuigt door de pijp D zal de rook uit het water B, uit de pijp C, in de mond van de zuiger komen. XXIV. Hoe men water in een zeef kan dragen. Zulks kan op velerlei manieren geschieden, wanneer men de zeef stopt of dat men het water in een blaas doet en in een zeef legt of dat men de zeef in ‘t water zet etc. Maar om dit goed te doen, zo laat een deksel op uw zeef maken dat daar zeer nauw op past met een klein gaatje daarin, doe het dan vol water door het gaatje en houdt het gaatje met uw duim dicht, zo zal het water daarin blijven evenals de wijn in de wijnverlaters hevels blijft. XXV. Om bevroren appels, rapen wortels etc. te ontdooien zodat ze niet bederven zullen. ‘t Gebeurt menigmaal in de winter dat uw appels, rapen; wortels en diergelijke die ge tot winterprovisie opgedaan hebt komen te bevriezen, als men die nu bij het vuur brengt zullen ze allen ontdooien, maar ook terstond bederven, goede raad is dan hier duur. Neemt dan uw bevroren appels, rapen etc. en doe ze in een [89] tobbe met koud water, zo zullen ze allen ontdooien en lang goed kunnen blijven. XXVI. Om een sneeuwbal te laten branden. Zekere kwakzalver kreeg in de winter een grote loop omdat hij sneeuwballen kon maken die schenen te branden: hij nam alleen gestampte kamfer die mede wit als sneeuw is en kneedde die onder de sneeuw die hij toen licht met vuur kon ontsteken. XXVII. Om te maken dat het water schijnt te branden. Dit is niet onaardig in een vijver te vertonen alsof het water in brand staat. Neemt alleen fijn gestampte kamfer en strooi die op het water en ontsteekt die, zo zal de brand in het water schijnen. XXVIII. Een tobbe met honderd pond water te wegen en gelijk in de schaal te maken en in de tobbe met water nog 25 pond te doen; zonder dat de schaal overloopt. Dit schijnt iets wonderlijks en is echter zo bevonden. Laat een tobbe met water vullen en weeg het zodat het effen in balans staat, doe in deze tobbe dan 25 pond levendige vis, dat is dat het moet zwemmen, zo zal de schaal niet overlopen. De reden is dat de vis van de lucht afhangt en geenszins van het water, maar te gronde gaande heeft het gewicht; op deze wijze kan men goedkoop vis kopen. [90] XXIX. Om koud en warm water in een vat gelijk te hebben. Dit weten gewoonlijk de meisjes wel die bij de branders wonen als ze warm water willen hebben uit het koelvat of distelleerton. Want in deze tonnen is het water altijd boven zeer heet en onder is het koud, want het distillerende vocht dat boven in de slangen komt maakt aldaar de warmte die uit de slang aan het water overgezet wordt en niet naar omlaag gaat, maar omhoog ‘t. Is raar voor die het nooit gezien heeft, maar het is voor een distillateur zeer gewoon. XXX. Om in de zomer het water tot ijs te maken. Digby zegt dat men een kruik met ziedend heet water tot boven toe moet vullen en stoppen die zeer nauw toe. Laat het dan in een zeer koele put neerdalen tot in de grond die men zo enige uren moet laten hangen; doe het er weer uit, zo al ge de kruik in stukken moeten slaan om het ijs daaruit te hebben. |
XXXI. Hoe veel waaters een Schuyt in ‘t waater leggende, weg perst. Als een Schuyt in ‘t Water legt, sal hy niet boven op het Water leggen maar in het water insakken, dat is een buyk in ‘t Water maken, soo dese Schuyt duysend pond in de logt weegt, souw hy in ‘t water koomende ook duysend pond water weeg persen, en soo gy nu duysend pond steen of Lood in de Schuyd deed, sou hy twee duysend pond Waters weg persen. [91] XXXII. Om een Glas het onderste boven te houden in ‘t water sonder dat ԥr yets in loope. Neemt een hoog Glas steekt dat in een Emmer vol waater, soo sal daar geen water in lopen, want het glas vol logt is, en geen ydelheyd kan sijn, maar indien men het glas een weynig schuyns hielt, soo perst het water de logt uyt het glas, en de logt bobbelt booven uyt. XXXIII. Om de logt het water te doen om hooge trekken. Neemt een schijfjen van een Appel of een rond stukjen broods, maakt daar een gaatjen in, set in het gaatjen een wasligje, laat het branden, set dit in een schotel met Water, stulpt daar een hoog glas over, soo sal het ligt uyt gaan, en door de koude minder beweeginge de logt dikker werden, so werd het water door de uyterlijke logt daar in geperst, want de fijnste deeltjes die de logt in het glas uytbreyden, vlogen door de pijpjes van het glas weg, welke oorsaak waaren dat se de uyterlijke logt persteden, en de logt weder het water. XXXIV. Om het water een spanne hoog te doen opklimmen. Maekt een rond pijlaartjen van talk of gyps, in welkers hoogte een rond gemaakt is, set dit pylaartien in een kom met water, en laat het daar eenige uuren in staan, soo sult gy bevinden dat het waater heel na hoven geperst is, tot dat de rand van de pylaar met waater overloopt. Dit pylaartien weder gedroogt sijnde sal weder het water soo hoog doen opklimmen. Het is aardig om te sien. [92] XXXV. De manier om een Fonteyn te leyden van onder aan den Berg, over den top henen, en vorders te doen dalen aan de andere sijde. Men sal een Fonteyn maken een pijp van Loot, ofte van andere diergelijke materie, die gaat boven op den Berg, en ofgaande continueert tot aan de andere zijde, en een weynig lager als de Fonteyn, om dat het gelijk sy een suyger, daar ik hier voren van gesproken hebbe, daar naar maakt men een gat boven op de Pijp van den Berg, en hebbende een Orisicium, dat is de Pijp aan beyde eynden gestopt, giet men die de eerste maal vol Water, sluytende wel sorgvuldig het gat toe, dat boven op den Berg gemaakt was, als men nu aan beyde eynden de pijp wederom open doet, sal men sien dat het Water gedurig voor deeze Pijp sal opklimmen over den Berg henen en dalen tot aan de andere syde, welke een seer ligte dog edele inventie is, om Steden en Dorpen daar mede te voorsien, wanneer sy water gebrek hebben. XXXVI. Hoe men sig in een Schip-breuk kan behouden. Meenige souden al geven watse in de Wereld hebben, om als se Schip breuk lijden, behouden te moogen aan land komen. Wanneer men dan ter Schepe gaat op een periculeuse reys, moet men een party Verkens blasen mede nemen: als het dan eens tijd van nood is om te vergaan, moet men se alle opblaasen, en rondom sijn Lichaam hangen, soo sal men niet koomen te sinken, als men in ‘t Waater springt, en onderwijlen kan men soo veel met handen en Voeten [93] worstelen, als men kan, om elders aan Land te geraken. XXXVII. Om de Kan aan de mond so vast te doen kleven, dat se daar niet en is van te halen. Neemt het Melkagtige Sop uyt de Vygebomen, besmeert daar den mond van den Kan meede, als dan yemand daar uyt drinkt, sal hy daar niet van merken, maar de kan willende van de mond doen, sal daar soo hart aankleven, dat se daar niet en is van te krygen. XXXVIII. Om te maken dat de Dronkaarts een tegensin in het drinken krijgen. Neemt een Aal die leevendig is, en laat die in een mingelen Wijn sterven, geeft dan die persoon sulks te drinken, en hy sal na die tijd een walg tegen den dronk hebben. Het zaad van Kikvorschen in drank gedaan is ook goed. [94] |
XXXI. Hoe veel water een schuit die in het water ligt weg perst. Als een schuit in ‘t water ligt zal het niet boven op het water liggen maar in het water inzakken, dat is een buik in ‘t water maken, zo deze schuit duizend pond in de lucht weegt die als het in het water komt ook duizend pond water weg persen en zo ge nu duizend pond steen of lood in de schuit deed zou het tweeduizend pond waters weg persen. [91] XXXII. Om een glas onderste boven te houden in ‘t water zonder dat er iets inloopt. Neemt een hoog glas en steek dat in een emmer vol water, zo zal daar geen water in lopen, want het glas is vol lucht en er geen leegte kan zijn, maar indien men het glas een weinig schuin hield zo perst het water de lucht uit het glas en de lucht bobbelt bovenuit. XXXIII. Om de lucht het water te laten omhoogtrekken. Neemt een schijfje van een appel of een rond stukje brood, maakt daarin een gaatje, zet in het gaatje een waslichtje, laat het branden, zet dit in een schotel met water, stulpt daar een hoog glas over, zo zal het licht uitgaan en door de koude minder beweging en de lucht dikker worden, zo wordt het water door de uiterlijke lucht daarin geperst, want de fijnste deeltjes die de lucht in het glas uitbreiden vliegen door de pijpjes van het glas weg, wat de oorzaak was dat de uiterlijke lucht perste en de lucht weer het water. XXXIV. Om het water een spanne hoog te laten opklimmen. Maak een rond pilaartje van talk of gips in wiens hoogte een ronding gemaakt is, zet dit pilaartje in een kom met water en laat het daar enige uren in staan, zo zal ge bevinden dat het water heel naar boven geperst is totdat de rand van de pilaar met water overloopt. Dit pilaartje weer gedroogd zal weer het water zo hoog laten opklimmen. Het is aardig om te zien. [92] XXXV. De manier om een fontein te leiden van onderaan de berg, over den top heen en verder te laten dalen aan de andere zijde. Men zal een fontein maken van een pijp van lood of van andere diergelijke materie die gaat boven op de berg en afgaande continueert tot aan de andere zijde en een weinig lager dan de fontein omdat het gelijk als een zuiger is daar ik hiervoor van gesproken heb, daarna maakt men een gat boven op de pijp van de berg en heb een Orisicium, dat is de pijp aan beide einden gestopt, giet men die de eerste maal vol water en sluit goed zorgvuldig het gat toe dat boven op de berg gemaakt was, als men nu aan beide einden de pijp wederom open doet zal men zien dat het water gedurig voor deze pijp zal opklimmen over de berg heen en dalen tot aan de andere zijde, welke een zeer lichte toch edele inventie is om steden en dorpen daarmee te voorzien wanneer ze water gebrek hebben. XXXVI. Hoe men zich in een schipbreuk kan behouden. Menigeen zou alles geven wat ze in de wereld hebben om als ze schipbreuk lijden behouden aan land mogen komen. Wanneer men dan ter scheepgaat op een gevaarlijke reis moet men een partij varkensblazen mee nemen: als het dan eens tijd van nood is om te vergaan moet men ze allen opblazen en rondom zijn lichaam hangen, zo zal men niet komen te zinken als men in ‘t water springt en ondertussen kan men zoveel met handen en voeten [93] worstelen als men kan om elders aan land te geraken. XXXVII. Om de kan aan de mond zo vast te laten kleven dat het daarvan niet is te halen. Neem het melkachtige sap uit de vijgenbomen, besmeer daar de mond van de kan mee, als dan iemand daaruit drinkt zal hij daarvan niets merken, maar wil hij de kan van de mond doen zal het daaraan zo hard kleven dat het daarvan niet te krijgen is. XXXVIII. Om te maken dat de dronkaarts een tegenzin in het drinken krijgen. Neemt een levende aal en laat die in een mengel wijn sterven, geef dan die persoon zulks te drinken en hij zal na die tijd een walg tegen de dronk hebben. Het zaad van kikkers in drank gedaan is ook goed. [94] |
Het Verbeetert en Vermeerdert Natuurlyk Tover-boek, of Speel-toneel der Konsten. Het Derde Boek. Bevattende verscheyden Konstjes, Potsjes, en Klugtjes, die soo het speelen der Kaart, als andere speelen aangaan. I. Een bedrieglijke Bol om de kegel te schieten. Laat uw een houte Bol drayen, die aan de eene zijde uytgehold is, giet daar in een pond lood, stopt het weder digt toe, dat men sulks niet en merke, soo sal deze bol aan dՠeene sijde swaarder zijn als aan dՠandere sijde, die daar dan onbekendelijk mede speeld, sal noyd regt konnen schieten: maar is ‘t dat gy selver schiet, soo houd het swaarste deel des bals of kloots altijd boven of onder, zoo sult gy regt kunnen schieten. [95] II. Om negen Kegels in eene smeet om te slaan. De kegels moeten dan alle negen in een even gelijk-hoekig vierkant staan, drie en drie in geleden, gelijk in de volgende negen te sien zijn. 8 90 0 07 60 05 04 0 0 0 3 2 1 Neemt dan een bequame ronde gladde kloot, houd de selve dan by de kegel 1. die gy dan slaat op 2 en op 5, de keegel 2 verders treft 3, en 5 doet 6 en 9 omvallen, gelijk als 1 de 2 en 5 deed neervallen, soo is het dan ook mooglijk dat de kloot ook 4 en 7 om ver hale, en dat 4 tegens 8 valle, so dat men op die wijse het geheele spel kan om verre haalen, dit geschied best met sig dikwilts daar in te oeffenen. Wanneer ymand nu spele, dat hy een kloot even berby de kegels 1 2 3 kan laten rolle, soodanig dat 1 tegen 4 en 7 valt, en 2 teegen 5 en 8, als ook 3 teegen 6 en neegen, soo leggen sy meede alle gelijk onder de voet. III. Om dertig Dam-schijven met een mes op te ligten. Neemt een Damme legt die op een Taafel, steekt dan ‘t middel-punt van de selven u mes, legt [96] dan op dese dam random drie dammen, legt daar dan weeder drie op, soodanig dat sy de onderste kunnen vast houden, legt dan daar als weeder drie andere booven op, soo lange tot ԥr twee over blijven, legt die daar booven op, op dat se de drie vast houden. Als men nu het mes by sijn hegt grijpt, en seer langsaam opheft, soo sal men alle de dammen te gelijk kunnen opheffen. IV. Om schaak- en Dam-spel met leevende Personen te spelen. Dit kan gevoegelijk gedaan werden, wanneer men een Italiaanse vloer maakt van witte en blauwe stenen, soo kan men hier in plaats van schyven of dammen met levende menschen speelen, zijnde agt-maal-agt of vier-en-sestig velden gelegt van steenen. De witte dammen sullen de Jong vrouwen hieten, en de swarte de Jonkers, sijnde dՠeen aan dՠeene en dՍ ander aan de andere sy gesteld. Den Koning en Koningin kunnen bloemkranssen dragen om haar te onderkennen, wijl dat ԥr verscheiden personagien in ‘t schaak-spel te pas komen, alsoo kan een yder op soo een sonder wijse gekleedt sijn. Ondertusschen als men verby elkander treed, kan men eenige complimenten met handkussen en diergelijke doen, om alles des te ierelijker te vertonen. Aldus kan men met het dammen mede doen. V. Verscheyde kaarten op een rye leggende, te weten welke ymand gedagt heeft. Neemt dat ymand 10 kaarte-bladen of yets anders op een rye geleyd heeft in ordre, gelijk de volgende tien letteren: [97] ABCDEFGHIK. Laat nu ymand sonder u weten de agste, dat is H gedagt hebben, segt hem dat hy op de so meenigte als hy gedagt heet aan telle, van agteren aan, dat is van de K af, tot 21 toe (dat is het dubbel getal der kaarten ende een) tellende K voor negen I voor tien, &c. En soo tot een-en-twintig toe, soo sal 21. juyst op H komen, zijnde die kaarte die hy gedogt of aangeroerd heeft, en soo doende met meerder getal, komt men tot het begeerde. |
Het verbetert en vermeerdert natuurlijk toverboek, of speeltoneel der kunsten. Het derde boek. Bevat verschillende kunstjes, potjes en kluchtjes die zo het spelen der kaart als andere spelen aangaan. I. Een bedrieglijke bal om de kegel te schieten. Laat u een houten bal draaien die aan de ene zijde uitgehold is, giet daar in een pond lood, stop het weer goed dicht zodat men zulks niet merkt, zo zal deze bal aan de ՠene zijde zwaarder zijn dan aan de andere zijde, die daar dan onbekend mee speelt zal nooit recht kunnen schieten: maar is ‘t dat ge zelf schiet zo houdt het zwaarste deel van de bal of kloot altijd boven of onder, zo zal ge recht kunnen schieten. [95] II. Om negen kegels in een slag om te slaan. De kegels moeten dan alle negen in een even gelijkhoekig vierkant staan, drie en drie in leden, gelijk in de volgende negen te zien zijn. 8 90 0 07 60 05 04 0 0 0 3 2 1 Neemt dan een bekwame ronde gladde kloot, houdt die dan bij de kegel 1. die ge dan slaat op 2 en op 5, de kegel 2 verder treft 3, en 5 laat 6 en 9 omvallen, gelijk als 1 de 2 en 5 deed neervallen, zo is het dan ook mogelijk dat de kloot ook 4 en 7 omver haalt en dat 4 tegen 8 valt zodat men op die wijze het gehele spel omver kan halen, dit geschiedt het beste met zich vaak daarin te oefenen. Wanneer iemand nu speelt dat hij een kloot even voorbij de kegels 1 2 3 kan laten rollen en zodanig dat 1 tegen 4 en 7 valt en 2 tegen 5 en 8, als ook 3 tegen 6 en negen, zo leggen ze mede allen gelijk onder de voet. III. Om dertig damschijven met een mes op te lichten. Neem een dam en leg die op een tafel, steek dan մ middelpunt er van met uw mes, leg [96] dan op deze dam random drie dammen, leg daar dan weer drie op, zodanig dat ze de onderste kunnen vast houden, leg dan daar als weer drie andere bovenop, zo lang tot er twee over blijven, leg die daar bovenop opdat ze de drie vast houden. Als men nu het mes bij zijn heft grijpt en zeer langzaam opheft zo zal men alle de dammen tegelijk kunnen opheffen. IV. Om schaak- en damspel met levende personen te spelen. Dit kan gevoegelijk gedaan worden wanneer men een Italiaanse vloer maakt van witte en blauwe stenen, zo kan men hier in plaats van schijven of dammen met levende mensen spelen, zijn er achtmaal acht of vier-en-zestig velden gelegd van stenen. De witte dammen sullen de jonkvrouwen heten en de zwarte de jonkers en zijn de ene aan de ene en de andere aan de andere zijde gesteld. De koning en koningin kunnen bloemkransen dragen om ze te herkennen omdat er verschillende personages in ‘t schaakspel te pas komen, alzo kan iedereen op een bijzondere wijze gekleed zijn. Ondertussen als men voorbij elkaar treedt kan men enige complimenten met handkussen en diergelijke doen om alles des te sierlijker te vertonen. Aldus kan men met het dammen mede doen. V. Verschillende kaarten op een rij te leggen en te weten welke iemand gedacht heeft. Neemt dat iemand 10 kaartenbladen of iets anders op een rij gelegd heeft in orde, gelijk de volgende tien letters: [97] ABCDEFGHIK. Laat nu iemand zonder uw weten de achtste, dat is H gedacht te hebben, zeg hem dat hij op zo’n menigte als hij gedacht heet optelt, van achteren aan, dat is van de K af, tot 21 toe (dat is het dubbele getal der kaarten en een) tel K voor negenen I voor tien, etc. En zo tot een-en-twintig toe, zo zal 21 juist op H komen en is de kaart die hij gedacht of aangeroerd heeft, en zo doende met meerder getal komt men tot het begeerde. |
VI. Verscheyden Kaarten, in verscheyden ryen gelegt zijnde, te raden welks ymand gedagt heeft. Om dit spel te beginnen, soo is men gewoon vijftien kaarten te nemen, welke men in drie rye legt, soo dat in yder rye vijf kaarten komen te leggen. Laat dan ymand een kaart denken die hy begeerd, gedagt hebbende, sult gy vragen in wat ryen de kaart legt die hy gedagt heeft. Soo vergaaderd in ‘t bysonder de kaarten van een yder rye, en voegende de selve te samen, legd altijd de rye, daar in de gedagte kaarte gevonden werd, in het midden der twee andere. Legt dan wederom al de kaarten in de drie ryen, te weten een in de eerste, een in de tweede, en een in de derde, daar naa nogmaals een in de eerste, een in de tweede, en een in de derde rye, en soo vervolgens tot se alle geplaats zijn. Dit gedaan zijnde, vraagt wederom in wat rye de gedagte kaarte leyt, en neemt als vooren gesegt is, yder kaarte in het bysonder op, leggende drie rye daar gedagte kaarten is is, tusschen de twee andere ryen. Ten laatsten, legt nog eens deese kaarten in drie ryen, en vraagt in wat rye de gedagte kaarte werd gevonden, en weest vry verseekert dat se de derde is, van de rye daar in de selve leyd, ‘t welk anders lichtelijk te [98] raden is. Om de aardigheyd en konst wat bedekter te houden, kundt gy nog eens al de kaarten vergaaderen, en leggen in het midden der twee andere ryen, die rye daar de gedagte in is, en alsoo sal de selve zijn in ‘t midden der vijftien kaarten, ook alsoo, dat van wat sijde men begint te tellen, sal ‘t altijd de agterste zijn. VII. Om te raaden hoe veel punten dat ԥr zijn op drie kaarten, die ymand gekosen heft. Neemt een volle kaarte van twee-en-vijftig bladen: laat dan ymand daar drie uytnemen, die hy begeerd: segt hem dat hy tot de punten van yder kaarte, in ‘t bysonder soo veel kaarten by teld, dat het vijftien maakt, dit gedaan zijnde, moet hy u het resterende getal seggen, waar van 4 afgetrokken, sal de rest onfeylbaar zijn voor de somme der puncten op de drie kaarten. Laat de puncten der drie kaarten wesen 4, 7, 9, het staat dan vast, dat, om door elk 15 uyt te brengen (tellende de puncten van yder kaart) moet men elf kaarten by de 4, 8 by de 7, en 6 by de 9 tellen. Dan soo blijven daar nog overig vier-en-twintig kaarten: daar van 4 afgetrokken zijnde, rest twintig voor de somme der oogen op de drie gekoosen kaarten. Wanneer men dit spel wil practiseeren met 4, 5, 6, of met meer kaarten, ‘t zy dat daar twee-en-vijftig sijn, of meer of min; of dat men in plaatse van 15 teld 12, 13, 14, &c. soo is ‘t een generale regel ‘t gene volgt, multipliceert het getal dat gy wilt doen uytbrengen, met het getal der gekosen kaarten, en by het product vergadert het getal der gekosen kaarten, de somme daar van substraheert van het heele spel der kaarten, het overige resterende sal uw aanwijsen het getal dat gy sult aftrekken, [99] van de overige kaarten, om het spel te voltrekken, Wanneer der na de af-trekkinge niets overschiet, moet men het getal der overschietende kaarten effen uytwijsen de puncten der drie verkosen kaarten. Soo de Substractio niet geschieden kan, en het getal der kaarten te weynig is, soo moet men het getal der kaarten substraheeren van het ander getal, en de rest vergaderen by het getal der overige kaarten. VIII. Uyt verscheyde Kaarten te raden, welke yemand gedagt heft. Neemt soo veel kaarten als het u sal gelieven en laat de selve in order sien de geene die ԥr een van begeerd te denken, en dat hy onthoud de hoe menigste die sy, te weten de eerste, twede, of derde, &c. En op de selve tijd als gy hem de kaarte sien laat, de eene na de ander, teld se heymelijk, en als hy gedagt heeft, soo teld al verder, soo veel u belieft. Neemt dan al de kaarten die gy geteld hebt, daar van gy volkomentlijk het getal weet, en legt se op de andere die gy niet geteld en bebt, invoegen, dat soo gy die wederomme tellen wilde, dat se contrarie zijn geleyd, te weten, dat de leste de eerste zy, en de leste op een na de tweede, en soo voorts met de andere. Vraagt hem dan daar na de hoe menigste kaart hy gedagt heeft, en segt vrylijk dat se vallen sal sonder het getal der kaarten die gy secretelijk geteld en verlegt hebd: mids dat gy begind verkeerd te tellen, en dat gy op de eerste legd het getal, uytdrukkende de hoe meenigste kaarte dat gedagt was; want continueerende na de order der getallen en der kaarten en het sal noyt missen te komen op de gedagte kaarte, soo [100] haast als gy komd aan het getal dat secretelijk byn geteld is. By Voorbeeld. Neemt de kaarten A B C D E F G H I, 1, 2, 3, 4, 5, 6, 7, 8, 9, en dat de eerste A zy, de twede B, de derde C, &c, dat de gedagte kaarte zy de vierde, en dat gy vorder hebt geteld aan I, het welke 9 kaarten zijn: dan revenzeert dese 9 kaarten, en vraagd hoe menigste kaart hy gedagt heeft; soo sal hy de vierden antwoorden, soo suld gy hem seggen dat se de negenste komen sal, of, sonder dit te seggen, sult gy die op dese plaatse konnen bekennen; beginnende dan te tellen aan de leste, dat I is, stellende vier I vijf op H, ses op G, en soo voort, sult gy bevinden dat getal 9 altijd vallen sal op de gedagte kaart. |
VI. Verschillende kaarten die in verschillende rijen gelegd zijn te raden welke iemand gedacht heeft. Om dit spel te beginnen zo is men gewoon vijftien kaarten te nemen welke men in drie rijen legt zodat in elke rij vijf kaarten komen te liggen. Laat dan iemand een kaart denken die hij begeert, gedacht heeft, zal ge vragen in wat rij de kaart ligt die hij gedacht heeft. Zo verzamel apart de kaarten van elke rij en voeg die tezamen en leg altijd de rij daarin de gedachte kaart gevonden werd in het midden der twee andere. Leg dan wederom al de kaarten in de drie rijen, te weten een in de eerste, een in de tweede en een in de derde, daarna nogmaals een in de eerste, een in de tweede en een in de derde rij, en zo vervolgens tot ze allen geplaats zijn. Als dit gedaan is vraag wederom in wat rij de gedachte kaart ligt en neemt als voorgezegd is elke kaart apart op en leg drie rijen daar de gedachte kaart in is tussen de twee andere rijen. Tenslotte, leg nog eens deze kaarten in drie rijen en vraagt in wat rij de gedachte kaart wordt gevonden en weest vrij verzekert dat het de derde is van de rij waarin die ligt wat anders lichtelijk te [98] raden is. Om de aardigheid en kunst wat bedekt te houden kan ge nog eens alle kaarten verzamelen en leg in het midden der twee andere rijen die rij daar de gedachte in is en alzo zal die zijn in ‘t midden der vijftien kaarten, ook alzo dat van wat zijde men begint te tellen het zal altijd de achterste zijn. VII. Om te raden ho veel punten dat er zijn op drie kaarten die iemand gekozen heeft. Neemt een volle kaart van twee-en-vijftig bladen: laat dan iemand daar drie uitnemen die hij begeert: zeg hem dat hij tot de punten van elke kaart apart zoveel kaarten bij telt dat het vijftien maakt, als dit gedaan is moet hij u het resterende getal zeggen, waarvan 4 afgetrokken, zal de rest onfeilbaar zijn voor de som der punten op de drie kaarten. Laat de punten der drie kaarten wezen 4, 7, 9, het staat dan vast dat, om door elk 15 uit te brengen (tel de punten van elke kaart) moet men elf kaarten bij de 4, 8 bij de 7, en 6 bij de 9 tellen. Dan zo blijven daar nog overig vier-en-twintig kaarten: als daarvan 4 afgetrokken zijn rest twintig voor de som der ogen op de drie gekozen kaarten. Wanneer men dit spel wil praktiseren met 4, 5, 6, of met meer kaarten, hetzij dat daar twee-en-vijftig zijn of meer of minder; of dat men in plaatse van 15 telt 12, 13, 14, etc. zo is ‘t een generale regel ‘t gene volgt, vermenigvuldig het getal dat ge wilt laten uitbrengen met het getal der gekozen kaarten en bij het product verzameld het getal der gekozen kaarten, de som daarvan trek je af van het hele spel der kaarten, het overige resterende zal u aanwijzen het getal dat ge zal aftrekken, [99] van de overige kaarten, om het spel te voltrekken, Wanneer er na het aftrekken niets overschiet moet men het getal der overschietende kaarten effen uitwijzen de punten der drie gekozen kaarten. Zo het aftrekken niet geschieden kan en het getal der kaarten te weinig is zo moet men het getal der kaarten aftrekken van het andere getal en de rest verzamelen bij het getal der overige kaarten. VIII. Uit verschillende kaarten te raden welke iemand gedacht heeft. Neemt zoveel kaarten als het u zal gelieven en laat die in orde zien diegene die er een van begeert te denken en dat hij onthoudt de hoeveelste het is, te weten de eerste, tweede, of derde, etc. En op dezelfde tijd als ge hem de kaart zien laat, de ene na de ander, tel ze heimelijk en als hij gedacht heeft zo tel al verder, zoveel u belieft. Neemt dan al de kaarten die ge geteld hebt, waarvan ge volkomen het getal weet en leg ze op de andere die ge niet geteld hebt, invoegen, dat zo ge die wederom tellen wil dat ze contrarie zijn gelegd, te weten, dat de laatste de eerste is en de laatste op een na de tweede en zo voorts met de anderen. Vraag hem dan daarna de hoeveelste kaart hij gedacht heeft en zeg vrij dat het vallen zal zonder het getal der kaarten die ge geheim geteld en verlegd hebt: mits dat ge begint verkeerd te tellen en dat ge op de eerste legt het getal en uitdrukt de hoeveelste kaart dat gedacht was; want vervolgende naar de orde der getallen en de kaarten zal het nooit missen te komen op de gedachte kaart, zo [100] gauw als u komt aan het getal dat in het geheim geteld is. Bijvoorbeeld. Neemt de kaarten A B C D E F G H I, 1, 2, 3, 4, 5, 6, 7, 8, 9, en dat de eerste A is, de tweede B, de derde C, etc., dat de gedachte kaart is de vierde en dat ge verder hebt geteld tot aan I, wat 9 kaarten zijn: dan reserveer deze 9 kaarten en vraag hoeveelste kaart hij gedacht heeft; zo zal hij de vierde antwoorden, zo zal ge hem zeggen dat het de negende komen zal, of, zonder dit te zeggen, zal ge die op deze plaats kunnen bekennen; beginnen dan te tellen aan de laatste, dat I is, stel vier I vijf op H, zes op G en zo voort, zal ge bevinden dat dit getal 9 altijd vallen zal op de gedachte kaart. |
IX. Als verscheyden Persoonen voorgehouden zijn verschyden Kaarten, te raden wat kaarte elk van hun gedagt heeft. Soo daar nu vier Personen zijn, zoo neemd vier Kaarten, en die tonende aan de eerste, zegt hem dat hy eene daar van denke, welke hy wil, legd dan dese Kaarten ter zijden weg: neemd daar na vier andere, toond dezelve aan de tweede Persoon, om daar een (die hy wil) uyt te denken; doet van gelijken met de derde Persoon, als ook met de vierde. Neemt als dan de vier Kaarten van de eerste Persoon, en legt ze in vier ryen, en op deselve legt in de rye de vier Kaarten van de tweede Persoon, daar na die van de derde en vierde. Toont dan elk deze ryen in ‘t byzonder aan yder Persoon, vraag dan een yder van haar in wat [101] rye de gedagte Kaarte leyd, want voorseeker de Kaarte van de eerste Persoon, sal de eerste zijn van de rye, daar in hy seyd deselve te sijn. De Kaarten van de twede Persoon zal de twede van sijn rye weesen, en die van de derde, de derde van zijn rye; en alzoo van de vierde Persoon, daar in die rye word bevonden, en alzoo van andere meer, in dien ԥr meer Persoonen sijn, en by gevolg meer Kaarten. X. Een Kaarte-blad in ‘t lange gerold, zal meer Tabak in zig besluyten, als een in ‘t breede toegerold. ‘t Is een yder genoeg bekent dat der Kaarten Figuur lang en breet is, soo men de twee lange eynden aan malkanderen brengt, en die zo houd, en met Tabak, Sand, Koorn of yets anders vult, zal daar veel meer ingaan, dan dat men de brede eynden neemt, toe-rold en vuld, dit schijnd wel wonderlijk, maar werd in de proeve alsoo bevonden. XI. Om een Kaart te doen uytnemen, en na dat men ze gezien heeft, onder dՠandere Kaarten te steeken, en wel ondersteekende, hem drie Kaarten te toonen, daar zijn Kaart niet in zal sijn, en dan nog eens siende, sal men sijn Kaart daar onder vinden. Gy sult het eerste Spel doen als ik u dat getoont hebbe, ende als gy de Kaarte gevonden zult hebben, zult gy die voor al dՍ andere kaarten steeken, makende datze wat voor uyt steken uyt dՠandere kaarten, en daar na sult gy ԥr een andere Kaart voor [102] aan steeken die de andere Kaarten gelijkt, daar na zult gy hem de selve kaart toonen die ԥr voor is, en hem vragen of dat de kaart is die hy uyt nam, en hy neen seggende, sult gy de Kaarten om leeg houden, en sult met een knaphandigheyd sijn blad uytnemen, het welke het tweede is, en een weynig uyt alle de andere Kaarten uytsteekt, leggende dat soo bedektelijk op Taafel, en daar na ondersteekt weederom de kaart, en gy sult hem vraagen of dat de kaart is die hy uytnam, en hy sal neen seggen, dan sult gy die kaart ook op de taafel leggen, bedekt by dՠeerste kaart, hem nog toonende een ander blad, vragende of hy die uyt nam, en hy sal neen seggen, dan sult gy dat blad ook by de andere twee leggen, en daar na alle 3 de kaarten omkeerende sal hy de kaart sien die hy uytrok, en ‘t sal wonder om te sien zijn. XII. Om eenige hoopkens met de kaarten te maaken, en daar na siende, de kaart die onder de hoopkens zijn, sullen ‘t alle geblikken of leege blaaderen zijn, te weeten, in sulker voegen als gy se sult begeeren. Gy sult al de kaarten neemen, en de geblikken sult gy een weynig van onder en boven korten, als dՠander kaarten vallen, en de kaarten dat geen geblikken en sijn, sal men een weynig van de sijden afsnijden op dat se wat smalder als dՠandere vallen, daar na die wel onderstekende, sult gyեr soo veel hoopkens van leggen als uw goed dunkt, en willende datեr al te samen geblikken sijn, suld gy de kaart de breede af leggen in ‘t leggen van de hoopkens, en willende dat het al leege kaarten zijn, zuld gy de Kaarten na de lengte afnemen in ‘t maaken van de [103] hoopkens, ende gy sult het in ‘t werk sien wonderlijk en fray. XIII. Om ymand een Kaart in handen te geven, de welke hy omkeerende, bevinden sal een ander te wesen. Gy sult het bovengemelde eerste spel doen als ik uw wees, en na dat gy de Kaart gevonden sult hebben, sult gy se voor alle andere stellen, en maaken dat het tweeden blad dat agter aan de kaart staat, een weynigje boven dՠandere kaarten uytsteekt, dat metեr hand bedekkende, daarna sult gy hem dՠeerste Kaart toonen, hem vragende of dat de kaart is die hy uyt trok; en hy sal ja seggen, en in ‘t om leeg doen van de kaarten sult gy hem in handen geven dat blad dat een weynig buyten dՠandere kaarten uytsteekt, hem seggende dat hyմ vast houd, en een wijle tijds sult gy hem dat laten tonen; en hy sal vinden dat ‘t een andere kaart is, en seer verwonderd blijven. XIV. Om ymand in handen te geeven een Koning van een verwe, en daar na dien toonende, zal hy vinden eenen anderen te wezen. Gy sult een Koning nemen van wat verwe dat gy wild, en zult hem in ‘t midden in twee snyden midden door ‘t lijf, daar na zult gy eenen anderen koning nemen, en op dien dat lijf dat in tween gesneden is, leggen, dat in ‘t midden met de vinger bedekkende, op dat hy denkt dat het dien Koning is, daar na zuld gy hem dien Koning langs de voeten doen nemen, hebbende de helft onder u hand, en neemen zoo verborgen dat hy die niet gewaar en worde, daar na doende hem dien omkeeren, [104] zal hy hem van een ander couleur bevinden, en zeer verwonderd blyven. XV. Om een Kaart op een Tafel te doen wandelen. Dit Spel en zal men niet als by nagt kunnen doen, want gy zult moeten een Vrouwehair hebben wel dun en lang, dat men Գ nagts niet zien en kan, en knoopen dat aan een van uw Rokx-knoopen, met een eynde, en met den anderen zult gy een knoop maken, en daar wat Was aan doen, en ymand een Kaart daar laten uyt trekken, zoo zult gy met knaphandigheyd het einde van ‘t hair nemen, daar ‘t was aan is, en gy zult u de Kaart weder doen geven, die daar uytgetrokken was, en dan zult gy ‘t Hair aan de Kaart op de Tafel doen, en aldus zoo gy u van de Tafel begeeft, zal uw de Kaart na volgen, en de gene die het sien, zullen sig daar over zeer verwonderen. |
IX. Als verschillende personen voorgehouden zijn verschillende kaarten, te raden wat kaart elk van hen gedacht heeft. Zo daar nu vier personen zijn, zo neem vier kaarten en die tonen aan de eerste, zeg hem dat hij een daarvan denkt welke hij wil, leg dan deze kaarten ter zijden weg: neem daarna vier andere, toon die aan de tweede persoon, om daar een (die hij wil) uit te denken; doet dergelijk met de derde persoon als ook met de vierde. Neemt als dan de vier kaarten van de eerste persoon en leg ze in vier rijen en op die leg in de rij de vier kaarten van de tweede persoon, daarna die van de derde en vierde. Toon dan elk deze rijen apart aan elke persoon, vraag dan elk van hen in wat [101] rij de gedachte kaart ligt want voor zeker de kaart van de eerste persoon zal de eerste zijn van de rij, daarin hij zegt die te zijn. De kaart van de tweede persoon zal de tweede van zijn rij wezen en die van de derde, de derde van zijn rij; en alzo van de vierde persoon daar in die rij wordt gevonden en alzo van andere meer indien er meer personen zijn en bijgevolg meer kaarten. X. Een kaartblad in de lengte gerold zal meer tabak in zich besluiten als een in de breedte toegerold. մ Is iedereen genoeg bekend dat de kaart figuur lang en breed is, zo men de twee lange einden aan elkaar brengt en die zo houdt en met tabak, zand, koren of iets anders vult zal daar veel meer ingaan dan dat men de brede einden neemt, toerolt en vult, dit schijnt wel wonderlijk, maar wordt in de proeve alzo bevonden. XI. Om een kaart te laten uitnemen en nadat men het gezien heeft onder de andere kaarten te steken en goed ondersteken hem drie kaarten te tonen daar zijn kaart niet in zal zijn en dan nog eens zien zal men zijn kaart daaronder vinden. Ge zal het eerste spel doen zoals ik u dat getoond heb en als ge de kaart gevonden zal hebbe zal ge die voor alle andere kaarten steken, maak dat het wat vooruit steekt uit de andere kaarten en daarna zal ge er een andere kaart vooraan [102] steken die de andere kaart gelijkt, daarna zal ge hem dezelfde kaart tonen die er voor is en hem vragen of dat de kaart is die hij uit nam en hij zal neen zeggen en ge zal de kaart omlaag houden en zal met een knappe handigheid zijn blad uitnemen die de tweede is en een weinig uit alle andere kaarten uitsteek en leg die zo bedekt op de tafel en daar na ondersteekt wederom de kaart en ge zal hem vragen of dat de kaart is die hij uitnam, en hij zal neen zeggen, dan zal ge die kaart ook op de tafel leggen, bedekt bij de eerste kaart, en hem nog tonen een ander blad en vragen of hij die ook uitnam en hij zal neen zeggen, dan zal ge dat blad ook bij de andere twee leggen en daarna alle 3 de kaarten omkeren zal hij de kaart zien die hij uittrok en ‘t zal wonder om te zien zijn. XII. Om enige hoopjes met de kaarten te maken en daarna zien, de kaart die onder de hoopjes zijn, zullen allen gekleurde of lege bladeren zijn, te weten, in zulke voege als ge ze zal begeren. Ge zal alle kaarten nemen en de gekleurde zal ge een weinig van onder en boven korten, als de ander kaarten vallen en de kaarten dat geen gekleurde zijn zal men een weinig van de zijden afsnijden opdat ze wat smaller als de anderen vallen, daarna die goed ondersteken zal ge er zoveel hoopjes van leggen als u goed dunkt en wil dat er al tezamen gekleurde zijn zal ge de kaart in de breedte afleggen in ‘t leggen van de hoopjes en wil ge dat het al lege kaarten zijn zal ge de kaarten in de lengte afnemen in ‘t maken van de [103] hoopjes en ge zal het werk zien wonderlijk en fraai. XIII. Om iemand een kaart in handen te geven die hij omkeerde en bevinden zal een andere te wezen. Ge zal het bovengemelde eerste spel doen als ik u wees en nadat ge de kaart gevonden zal hebben zal ge die voor alle andere stellen en maken dat het tweede blad dat achteraan de kaart staat een weinig boven de andere kaarten uitsteekt en dat met de hand bedekken, daarna zal ge hem de eerste kaart tonen en hem vragen of dat de kaart is die hij uittrok; en hij zal ja zeggen en in ‘t omlaag doen van de kaarten zal ge hem in handen geven dat blad dat een weinig buiten de andere kaarten uitsteekt en zeg hem dat hij het vast houdt een tijdje en zal ge hem dat laten tonen; en hij zal vinden dat ‘t een andere kaart is en zeer verwonderd blijven. XIV. Om iemand in handen te geven een koning van een kleur en die hem daarna tonen en hij zal bevinden het een andere te wezen. Gij zal een koning nemen van wat kleur dat ge wilt en zal hem in ‘t midden in twee snijden midden door ‘t lijf, daarna zal ge een andere koning nemen en op die dat lijf dat in tweeën gesneden is leggen en dat in ‘t midden met de vinger bedekken op dat hij denkt dat het die koning is, daarna zal ge hem die koning langs de voeten laten nemen en heb de helft onder uw hand en neem die zo verborgen dat hij die niet gewaar wort, daarna laat hem die omkeren en [104] zal hij hem van een andere kleur bevinden en zeer verwonderd blijven. XV. Om een kaart op een tafel te laten wandelen. Dit spel en zal men niet dan bij nacht kunnen doen want ge zal een vrouwenhaar moeten hebben goed dun en lang dat men Գ nachts niet zien kan en knopen dat aan een van uw rokknopen met een einde en met het andere eind zal ge een knoop maken en daar wat was aan doen en iemand een kaart daaruit laten trekken, zo zal ge met knappe handigheid het einde van ‘t haar nemen daar ‘t was aan is en ge zal u de kaart terug laten geven die daar uitgetrokken was en dan zal ge ‘t haar aan de kaart op de tafel doen en aldus zo ge u van de tafel begeeft zal uw de kaart navolgen en diegene die het zien zullen zich daarover zeer verwonderen. |
XVI. Om een Kaart in drie stukken te snyden en die in elkander zoo vast te maaken, dat men se niet wel kan uyt-een krijgen. Snijd dan een reepjen van een Kaarte-blad, ruim een vinger anderhalf breed AA, geeft daar over langs een sneede BB, snijd dan een rond als CC met een gaatjen daar in. Snijd dan nog een stuk op zelve wijze. Nu is de vraag hoe ik die aan malkanderen krijg? Doet dan aldus: Neemt dan de Kaart A B F, vouwt het deel F F in het midden, steekt het door het gat D van de Kaart C, vout dan E E in ‘t midden met G geteykent dobbeld, steekt dan het eene eind door F in ‘t gat D, zoo zult gy G stekende in F ligtelijk door het gat [105] D konnen trekken, ‘t welk zeer raar is voor dՠonkundige. Wilt gy het nu weder uyt malkanderen doen, zoo steekt F F weederom door D, zoo zult gy E weeder konnen los maken. |
XVI. Om een kaart in drie stukken te snijden en die in elkaar zo vast te maken dat men ze niet goed uiteen kan krijgen. Snijdt dan een reepje van een kaartblad, ruim een vinger anderhalf breed AA, geeft daarover langs een snede BB, snijdt dan een rond als CC met een gaatje daarin. Snijdt dan nog een stuk op dezelfde wijze. Nu is de vraag hoe ik die aan elkaar krijg? Doe dan aldus: Neemt dan de kaart A B F, vouw het deel F F in het midden, steek het door het gat D van de kaart C, vouw dan E E in ‘t midden met G getekend dubbel, steekt dan het ene eind door F in ‘t gat D, zo zal ge G steken in F licht door het gat [105] D kunnen trekken wat zeer raar is voor dՠonkundige. Wilt ge het nu weer uit elkaar doen, zo steekt F F wederom door D, zo zal ge E weer kunnen los maken. |
XVII. Om Kersen aan een Kaarts-blad te doen, dat zeer aardig is. Neemt een Kaart A, maakt daar in twee sneeden B B, die van booven naar om lage gaan, zoodanig, dat het stuk Kaart C C. daar vast in blyve, snijd dan nog twee sneedjes D D. Nu is het [106] een kunst om een koppel Kersen daar aan te hangen. Neemd dan C C, voud dat in ‘t midden F, steekt dat door C dat het by G weder uyt komt. Neemt dan uw koppel Kersen, steekt die door de toegevouwen F, en haald F wederom te rugge, soo zullen daar de Kersen in hangen, die daar door dՠonwetende beswaarlijk konnen uytgedaan werden. Wilt gy de Kersen daar weder uyt hebben, soo steek F weder door G G, en gy suld ze ongebroken daar konnen uyt krygen. [107] Dit kan men nog op een andere wijze doen, gelijk de ander bygevoegde Fuguer vertoond. |
XVII. Om kersen aan een kaartenblad te doen dat zeer aardig is. Neemt een kaart A, maak daarin twee sneden B B, die van boven naar omlaag gaan en zodanig dat het stuk kaart C C. daarin vast blijft, snijdt dan nog twee sneetjes D D. Nu is het [106] een kunst om een koppel kersen daaraan te hangen. Neem dan C C, vouw dat in ‘t midden F, steekt dat door C zodat het bij G weer uitkomt. Neemt dan uw koppel kersen, steek die door de toegevouwen F, en haal F wederom terug, zo zullen daar de kersen in hangen die daar door de onwetende bezwaarlijk uitgedaan kunnen worden. Wilt ge de kersen daar weer uit hebben, zo steek F weer door G G, en ge zal ze ongebroken daaruit kunnen krijgen. [107] Dit kan men nog op een andere wijze doen gelijk de andere bijgevoegde figuur vertoont. |
XVIII. Een aardigheyd om een Kaarte-blad van sijn plaatse te doen komen, zonder die aan te raken. Neemd een Kaarte-blad en wed met ymand van uw Geselschap, dat gy eenige treden van het Kaarte-blad sult staan, en datեr een ander zoo na by sal blijven, dat hy ԥr zijn hand boven op kan houden, dog het Blad niet aanrake, zullende den bystaander een teken geven, wanneer gy na het Blad wild vatten. Soo het wedden nu aangaat, zoo maakt alle Deuren en Vensters van de Kamer toe, in welke gy het zuld doen, maar laat alleen een Venster open staan. Legt dan dat Kaarte-blad in ‘t opene Venster, dat het half op het Venster-raam legge en half hange in de Kamer, laat dan ymand by het Kaarte-blad staan aan de zijde, met zijn hand daar over, niet op, maar een spanne of twee hoog daar van. Staat gy dan na de deur, en zegt dat gy hem een teken geefd, dat het Blad by uw sal komen, mid zoo doet de Deur open, zoo sal de Logt en de Wind het Kaarte blad ten Venster uyt wajen, en gy by de Trappen eer sijnde, suld het eerste kunnen krijgen, en den wedder met dՍ oppasser sal uytgelachen werden. ‘t Is een bedrog maar aardig in een Geselschap. XIX. Een Kaarte-blad die ymand uyt het spel genomen heeft, in een Spiegel te wijsen. Dit komt den onwetenden vreemd voor, ja sommige souden meenen dat het Toverye was, daar egter de kunst soo groot niet en is, ik laat [108] ymand een kaart uyt het spel nemen, en besien hebben, weder insteken, of wel buyten het venster smijten, en daar na toon ik hem diergelijken bladt uyt mijn kaart in een Spiegel. De vraag is hoe sulks geschieden kan? Wanneer sulks geschieden sal, moet men daar toe bereyden, even als de hocus pocus Konstenaars. Sy kopen by een Kaarte-maker verscheyden soorten van een blad, als 36 bladen Herten, 36 bladen Ruiten, soo veel Scoppen, Boeren, Vrouwen, &c. Dese steeken sy heimelijk by sich, dՠeene soort in deese tas, en gene in een andere tas sak of beurs, tot dat gy se alle hebt van malkander konnen verbergen. Neemt dan een spel kaarten, laat daar een uyt trekken na voorgaande weddenschap, steekt die weder in u kaart, of smijtse in ‘t vuur of buyten het venster, als gy hem nu besigtigt hebt, maakt dan eenige babbeleguigjes gelijk de guichelaars doen, als met fluiten en blaasen, en krijgt ondertusschen met een behendige heymelijkheyd diergelijken uyt uw sak of tassen, en houd u dan of gy se uyt het spel kreeg, toond die dan in een Spiegel, soo hebt gy het gansche wedden spel gewonnen. |
XVIII. Een aardigheid om een kaartenblad van zijn plaats te laten komen zonder die aan te raken. Neem een kaartenblad en wed met iemand van uw gezelschap dat ge enige treden van het kaartenblad zal laten staan en dat er een ander zo nabij zal blijven dat hij er zijn hand bovenop kan houden, toch het blad niet aanraakt en zullen de bijstanders een teken geven wanneer ge het blad wil vatten. Zo het wedden nu aangaat zo maak alle deuren en vensters van de kamer dicht waarin ge het zal doen, maar laat alleen een venster open staan. Leg dan dat kaartenblad in մ open venster zodat de helft op het vensterraam ligt en half hangt in de kamer, laat dan iemand bij het kaartenblad staan aan die zijde met zijn hand daarover, niet er op, maar een span of tweehoog daarvan. Gaat ge dan naar de deur en zeg dat ge hem een teken geeft dat het blad bij u zal komen, mits zo doe de deur open en zo zal de lucht en de wind het kaartenblad te venster uitwaaien en gij bent eerder bij de trap zal het eerste kunnen krijgen en den wedder met de oppasser zal uitgelachen worden. ‘t Is een bedrog maar aardig in een gezelschap. XIX. Een kaartenblad die iemand uit het spel genomen heeft in een spiegel te wijzen. Dit komt de onwetenden vreemd voor, ja sommige zouden menen dat het toverij was, daar echter de kunst zo groot niet is, ik laat [108] iemand een kaart uit het spel nemen en bekeken heb er weer insteken of wel buiten het venster smijten en daarna toon ik hem diergelijk blad uit mijn kaart in een spiegel. De vraag is hoe zulks geschieden kan? Wanneer zulks geschieden zal moet men daartoe bereden even als de hocus pocus kunstenaars. Ze kopen bij een kaartenmaker verschillende soorten van een blad, als 36 bladen harten, 36 bladen ruiten, zo veel schoppen, boeren, vrouwen, etc. Deze steken ze heimelijk bij zich, de ene soort in deze tas en diegene in een andere tas, zak of beurs totdat ge ze alle hebt en van elkaar kunnen verbergen. Neemt dan een spel kaarten, laat daar een uittrekken na voorgaande weddenschap, steek die weer in uw kaart of smijt ze in ‘t vuur of buiten het venster, als ge hem nu gebruikt hebt maakt dan enige babbelguigjes gelijk de goochelaars doen als met fluiten en blazen en krijg ondertussen met een behendige heimelijkheid diergelijke uit uw zak of tassen en houd u dan of ze uit het spel kreeg, toon die dan in een spiegel en zo hebt ge de ganse weddenschap gewonnen. |
XX. Een wijse om te maken darեr een Vogel van een kaarte blad komt vliegen. Neemd dan een Spel Kaarten, of Kaarte-Bybel, snijd dan de bladen altemaal vierkand uyt, diemen dan fraaytjes op elkanderen moet naajen, zoodanig, datmen niet zien kan, of de kaarten leggen gelijk, maar boven op legd men een heel blad, op dat men niet soude sien, dat de kaart uytgehold was, maar onder doet men geen [109] blad, aldaar laat men het open, als men hier dan wat potsen meede wil uytregten, soo doet men aldus. Men moet dan in dat uitgesneden vierkant in welke A getekent is, een Mosje of eenig ander klein vogeltjen, of in de plaats van een voogeltjen wat Suiker, een kikvors, een Ey, of yets diergelijks, ‘t geen de omstanders begeeren, gelijk met D is aangewesen. B nu vertoont de kaart, op die wijse als hy moet genaait of door stoken werden, op welke de bovenste kaart, allenig moet geplakt of [110] gelijmt werden, op dat men de genaaide steken niet en moet sien, als men daar van binnen heeft gedaan het geen men begeerd, soo legt men daar een los kaarte-blaadjen over, dit blaatjen doet men daar van wat scheefjes op, om daar met de nagel van te kunnen schuyven. Dit dan aldus bereid zijnde, heeft men maar twee kaarten van doen, een soo gemaakt als gesegt is, en een ander die men gedurig om de klugt, en de toesienders te bedriegen, verschiet, en weder in de sak steekt, maar de andere haald men daar behendig wederom uyt, die men dan met een neusdoek dekt, die wat groot is. Ondertusschen maakt men soo wat potsen van pouha, en met andere wonderlijke dingen. Ten laasten steekt gy de eene hand daar onder en trekt het onderste blad van de kaart, dat ԥr met een weinigje Was aan vast gemaakt is, en legd het booven op de kaart, maakt dan weder wat hokus bokes, vat dan met een swier het kleet ofte neusdoek, en doet het al schuddende op, dan sal het vertoonen, ‘t geene gy daar in of onder hebt gedaan. Let wel dat gy de neus-doek of het kleet te gelijk met de kaart opvat en die schuddende, steektse met een geswindtheid in de sak, en maakt dan een harangue van het gene gy gedaan hebd. XXI. Om malkanderen door kaarte bladen yets geheyms te kennen te geven. Neemt een kaarte-spel, legd de kaarten op een sekere ordere na malkanderen, sodanig als gy se altijd weder kond vinden, al se nu vervolgens altijt in ordre leggen, soo schrijft van de eene kaarte-blad tot de andere toe, ‘t geen gy geheym wilt schrijven, [111] met seer weynig woorden. Schuift dan de kaarte-bladen onder een, soo sal niemand het schrift dat op de kaarten staat konnen verstaan, als uw vriend aan wien gy dat te kennen gegeven hebt, die se weder als in ordre brengen, en lesen datեr op staat. XXII. Om ymant een kaarte te doen uyt-trekken, die daar na onder dՠandere kaarte te ondersteeken, ende weeten te seggen wat het voor een kaarte was, die der uyt getrokken was. Gy sult daar wel op letten, dat eer gy de kaarte doet uyt-trekken, gy in uw memorie sult nemen, en sien wat voor een kaarte onder alle de Kaarten leyt, dan met een gratie of abelheid, op dat niemand en merke als gy de selve sult gesien hebben, sult gyեr een blad doen ofte laten uyttrekken, als gy dat sal uytgenomen ende gesien hebben, suld gy ‘t selve op de gedekte Tafel doen leggen, daar op dan leggende alle de andere kaarten, doende de helft afnemen ende het onderste boven leggen, wel lettende die al tՠsamen te nemen, ende soo moogt gy laten afnemen, ende weder boven op leggen, soo menigmaal als ‘t u belieft, daar na willende de Kaarte vinden die uytgetrokken was, siet in de kaarten, ende soekende de kaarte die gy eerst in memorie naamt, als gy de kaart vind dieder voren sal zijn; sal deselve wesen die der uytgetrokken was, ende soo is dat spel gedaan, ende merkt wel dit Spel wel te onthouwen, want dit is ‘t fondament van alle dՠandere spelen. [112] XXIII. Om een Kaart yemandt uyt te doen nemen, ende die daar naar onder de andere te doen, en naar veel onderstekens hem vraagen in de hoe veelste Kaarte hy begeert dat sich sijn kaarte bevinde, beginnende van onderwaart te tellen, makende dat sy haar in ‘t versogte getal sal vinden. Gy suld het eerste spel doen als ik u alree gewesen heb, ende daar naar de kaarte gevonden hebbende, suldy die ondersteken sonder te laten sien aan ymand, u derhalven wat achterwaarts trekkende, en die met de hand dekkende, op dat men niet sien en kan, suldy dan vraagen ten hoe veelen dat hy begeert dat sich de selve kaarte bevindende, ende soo hy ten lesten seyt, van onderen vijf kaarten af nemen, houdende de kaarten achterwaarts, en als dan in de seste, suldy hem sijne kaarte geven, ende soo suldy hem sijne kaart tot sulken getal geven alst hem belieft, gevende dit altijt in ‘t leste. XXIV. Om 4 Koningen te nemen oft 3. andere kaarte van gelijken, en steken dՠeene boven dՠandere Kaarte, dՠandere in ‘t midden, en de 3. onder, en doen daar naar die alle 3. by den anderen bevinden. Gy sult waarnemen dat eer gy op tafel legget de 3. koningen ofte de 3. kaarten die u sal gelieven te nemen, de vierde haar gelijke, ende leggense behendichlijken dattet niemand en merke boven op, ende dan suldy de andere 3. gelijke kaarten nemen, ende leggen se binnen op, en onder, ende in ‘t midden als ik u geseit hebbe, daar na suldy [113] doen afnemen ende leggende het onderste dat tet boven komen op de kaarten, ende daar naar in de kaarte siende, suldy sien dat se alle 3. by den anderen zijn sullen, ende ‘t sal wonderlijk vallen. XXV. Om eenige hoopkens met de Kaart te leggen, ende weten te seggen de Kaarte die boven op de hopen zijn. Gy sult waar nemen de kaarte te sien die men boven al de kaarte vind, eer gy de hoopkens leggen sult, ende onthouwense, ende daar naar suldy soo veel hoopkens maken als ‘t u belieft, ende willende weten de kaarten die booven liggen, suldy een kaarte van booven eender hoopkens nemen, seggende dat ‘t de geene is die gy saagt, daar naar sult gy de afgenomen kaarte alleen, ende nemende een ander kaart van eenen anderen berg, of hoop suldy die nemen die gy alree in de hand hebt, ende daar naar een andere nemen, ende seggende dattet de twede is die gy naamt, ende soo vervolgende nemen de laatste die gene die gy eerst saagt, of in gedagten neemt, ende daar naar toonende al de kaarten, sullen se sien dat gy ‘t geraden hebt, ende ‘t sal lustig zijn. |
XX. Een wijze om te maken dat er een vogel van een kaartenblad komt vliegen. Neem dan een spel kaarten of kaartenbijbel, snijdt dan de bladen helemaal vierkant ui, die men dan fraaitjes op elkaar moet naaien en zodanig dat men niet zien kan dan dat de kaarten liggen gelijk, maar bovenop legt men een heel blad, opdat men niet zou zien dat de kaart uitgehold was, maar onder doet men geen [109] blad, aldaar laat men het openen als men hier dan wat potsen mee wil uitrichten zo doet men aldus. Men moet dan in dat uitgesneden vierkant waarin A getekend is een musje of enig ander klein vogeltje of in de plaats van een vogeltje wat suiker, een kikvors, een ei of iets diergelijks, ‘t geen de omstanders begeren, gelijk met D is aangewezen. B nu vertoont de kaart op die wijze als hij moet genaaid of doorstoken worden waarop de bovenste kaart alleen moet geplakt of [110] gelijmd worden opdat men de genaaide steken niet moet zien, zoals men dan van binnen heeft gedaan hetgeen men begeert, zo legt men daar een los kaartenblaadje over en dit blaadje doet men daar van wat scheefjes op om daar met de nagel mee te kunnen schuiven. Dit is dan aldus bereid en heeft men maar twee kaarten nodig, een zo gemaakt als gezegd is en een ander waar men gedurig mee klucht en de aanschouwers te bedriegen, verschiet, en weer in de zak steekt, maar de andere haalt men daar behendig wederom uit die men dan met een neusdoek bedekt die wat groot is. Ondertussen maakt men zowat potsen van poeha en met andere wonderlijke dingen. Tenslotte steekt ge de ene hand daaronder en trekt het onderste blad van de kaart dat ԥr met een weinigje was aan vast gemaakt is en leg het boven op de kaart, maak dan weder wat hocus pocus, vat dan met een zwier het kleed of neusdoek en doe het al schuddende open dan zal het vertonen hetgeen ge daarin of onder hebt gedaan. Let wel dat ge de neusdoek of het kleed tegelijk met de kaart opvat en die schudden en steek het met een gezwindheid in de zak en maakt dan een preek van hetgeen ge gedaan hebt. XXI. Om elkaar door kaartenbladen iets geheims te kennen te geven. Neemt een kaartenspel, leg de kaarten op een zekere orde na elkaar en zodanig dat ze altijd weer kan vinden, als ze nu vervolgens altijd in orde liggen zo schrijf van het ene kaartenblad tot de andere toe hetgeen ge geheim wil schrijven, [111] met zeer weinig woorden. Schuift dan de kaartenbladen onder elkaar en zo zal niemand het schrift dat op de kaarten staat kunnen verstaan, als uw vriend aan wie ge dat te kennen gegeven hebt die ze weer als in orde brengt en lezen dat erop staat. XXII. Om iemand een kaart te laten uittrekken die daarna onder de andere kaarten te steken en weten te zeggen wat het voor een kaart het was die eruit getrokken was. Gij zal daar goed op letten dat eer ge de kaart laat uittrekken ge in uw memorie zal nemen en zien wat voor een kaart onder alle kaarten ligt, dan met een gratie of slimheid, opdat niemand het merkt dat ge die gezien zal hebben, zal ge er een blad doen of laten uittrekken, als ge dat zal uitgenomen en gezien hebben zal ge die op de gedekte tafel laten leggen en leg daarop dan alle andere kaarten, laat de helft afnemen en het onderste boven leggen goed opletten om die allemaal tezamen te nemen en zo mag ge laten afnemen en weer bovenop leggen, zo menigmaal als ‘t u belieft, daarna wil je de kaart vinden die uitgetrokken was, ziet in de kaarten en zoek de kaart die ge eerst in memorie nam, als ge de kaart vindt die er voor zal zijn; zal dat dezelfde wezen die er uitgetrokken was en zo is dat spel gedaan en merkt wel dit spel goed te onthouden, want dit is ‘t fundament van alle andere spelen. [112] XXIII. Om een kaart bemand uit te laten nemen en die daarna onder de anderen te doen en na veel insteken hem vragen in de hoeveelste kaart hij begeert dat zich zijn kaart bevindt, begin van onderaf te tellen en maak dat het in het verzochte getal zal vinden. Ge zal het eerste spel doen zoals ik u alreeds gewezen heb en als je daarna de kaart gevonden hebt zal je die ondersteken zonder te laten zien aan iemand, u trekt zich derhalve wat achterwaarts en bedek die met de hand opdat men het niet zien kan, zal je dan vragen te hoeveel dat hij begeert dat zich diezelfde kaart zich bevindt en zo hij het tenslotte zegt, van onderen vijf kaarten af nemen en houdt de kaart achterwaarts en als dan in de zesde zal je hem zijn kaart geven en zo zal je hem zijn kaart tot zo’n getal geven als het hem belieft en geef dit altijd in het laatste. XXIV. Om 4 koningen te nemen of 3 andere kaarten van gelijken en steek de ene boven de andere kaart, de andere in ‘t midden en de 3de onder en laat daarna die alle 3 bij de anderen bevinden. Ge zal waarnemen dat eer ge op tafel legt de 3 koningen of de 3 kaarten die u zal gelieven te nemen, de vierde hen gelijke, en leggen ze handig zodat het niemand merkt bovenop en dan zal je de andere 3 gelijke kaarten nemen en leggen ze binnen op en onder en in ‘t midden zoals ik u gezegd heb, daarna zal je [113] laten afnemen en leg het onderste zodat het boven komt op de kaarten en daarna kijk je in de kaart zal je zien dat ze alle 3 bij den anderen zijn zullen en ‘t zal wonderlijk vallen. XXV. Om enige hoopjes met de kaart te leggen en weten te zeggen de kaart die boven op de hopen zijn. Ge zal waarnemen om de kaart te zien die men boven alle kaarten vindt eer ge de hoopjes leggen zal en ze onthouden en daarna zal je zoveel hoopjes maken als ‘t u belieft en wil men weten de kaarten die boven liggen zal je een kaart van boven een hoopje nemen en zeggen dat het diegene die ge zegt, daarna zal ge de afgenomen kaarten alleen en nemen een andere kaart van een andere berg of hoop die zal je die nemen die ge alreeds in de hand hebt en daarna een andere nemen ende zeggen dat het de tweede is die ge nam en zo vervolgende nemen de laatste van diegene die ge eerst zag of in gedachten nam en daarna tonen alle kaarten en ze zullen zien dat ge ‘t geraden hebt en ‘t zal lustig zijn. |
XXVI. Om drie hopen te doen leggen mette kaarte sonder daar by te zijn, ende te wete te raden hoe veel oogen dat onder de 2 hopen zijn. Gy sult se waarschouwen dat in ‘t maken van de hopen, die met getal gemaakt moeten worden, te weten daar naar het ondersteken van de [114] kaarte, hy de eerste kaarte sie, die onderleyt ende sie hoe veel hy telt, ende soo ‘t een 6 is, dat hy de selve kaarte bedekt op de tafel legge, seggende ses, ende daar naar die volgt die daar op leggende seven, ende soo kaarten daar by voegende en het getal vermeerderende tot de 15 toe, ende dat sal eenen hoop zijn, daar naar siet de kaarte die onderleyt leggende die op de tafel, beginnende van dat getal ende altoos een kaarte meerderende tot het getal van 15 toe, ende alsoo suldy den derden hoop ook maaken, ende willende daar naar weten hoe veel oogen onder de 3 bergen oft hopen zijn, suldy de overschoten bladeren sien, sullen ook de oogen zijn, die men onder de 3 hopen vint, ende ‘t sal aardig en fray schijnen. XXVII. Om ses Hoopkens met de kaarte te maken, ende hem een kaarte te tonen, ende weten te seggen van wat blad het was. Gy sult al de kaarten in de hand nemen, ende met een knaphandigheydt suldy de leste kaarte sien, daar naar suldy vijf hoopkens maken, daar naar suldy den eersten hoop nemen, en verdelen van de onderste kaarten; eenen op elk hoopken, op de 5 hoopjens, die daar bleeven op de Tafel, daar naar u selven dՠoogen stoppende, suldy de leste kaarte laten sien die vervolgt, de welke de geen sal zijn, die gy eerst saagt, ende als gy se hebt laten sien, suldy die onder dՠander kaarten ondersteeken, ende daar naar suldy hem met een aardigheyt weten te seggen, wat het voor een blad was dat sy sagen, ende ‘t sal schoon zijn. [115] XXVIII. Een seer geestige konst met de kaart, om vier Asen, of vier Koningen, of andere vier kaarten van een slag, by malkanderen te toonen in de tegenwoordigheyt van alle die aan tafel sitten, te weten, die vier gelijke kaarten verstekende, en de selve wederom, sonder de kaart te verschieten, by malkander te doen vinden. Legt de 4 gelijke kaarten onder ‘t Spel by malkander, en houd dՠeen van de vier kaarten half boven dՠander, gelijk als men se in de hand heeft om te spelen, tusschen de onderste van allen, steekt twee van de andere kaarten, en bedekt se met dՠonderste kaart dat men de twee andere niet siet, en strijktse daar na al tՠsamen tot u, en trekt dan een van onder uyt, laatse sien, en legtse boven op, segt, daar is een van de vier gelijke kaarten, trekt nog een van onder uyt, sonder die te laten sien, want het een is van de 2 bedekte kaarten daar agter, de onderste van de vier gelijke was, daar na trekt nog een van beneden, steekende deselve in de kaarte zonder te laten sien, als de voorige, en segt, dat is nu de derde van gelijke (want zy de 2 die achter de eerste bedekt waren) niet gesien hebben, so blijven daar onder nog 3. gelijke kaarten by malkander, ende boven leidեr eer, dan meinen se datter maar een boven en onder is, ende 2. in ‘t Spel, laat dan ‘t Spel afheffen waar se willen, zet dan den ondersten hoop op den afgeven hoop, soo koomen al de vier gelijke kaarten by malkander. [116] XXIX. Om een kaarte te doen veranderen in een andere kaarte in tegenwoordigheyd van alle ‘t Volk. Neemt een blad welke u lust, en toond het aan ‘t volk, maakt dattet een geschilderde kaarte zy, of een Tien: seggende, siet gylieden wel, mijn Heeren wattet voor een blad is? Op dՠander zy hebt gy een aas gemaakt van enkel papier, en gy legtse onder den hoed, en met dat de kaarte bedekt is onder den hoed, dan keert de kaart om dat het niemand siet, seggende, gy Heeren: hebt gy wel gesien wat voor een kaart dat onder den hoed is, sy sullen antwoorden den klaver knegt: en als gy den hoet op neemt, soo is ‘t klaver Aas: neemt als dan de kaartop, die weg stekende dat het niemand daar onder sie, ende sy sullen sich verwonderen. XXX. Om eenige hoopjens met de kaart te maken, waar onder siende, men bevinden sal onder te wesen of al geschilderde, of simpelkaarten, soo gy ‘t hebben wilt. Neemt ‘t gantsche kaart-spel, kort alle de geschilderde een weynig van onder en boven, soo vallen sy korter als dաndere, maar de leege kaarte die suldy van beyde de sijden korten, op datse smalder vallen als dՠandere, daar na ondersteekse wel; maakt daar van so veel hoopjens als je lust: en soo je wilt dat al de hoopjens ongeschildert sullen wesen, neemt de kaarten af nae de brete inմ leggen van de hoopjens: maar soo je wilt dat se al leeg sijn, soo sult gy de kaarte in de lengte af nemen in ‘t maken van de hoopjens, ende soo vind gy u saken fiks. [117] XXXI. Een Wedspel omtrent de kaart. Neemt een kaart spel, legter drie bladen van om, dat de witte sijde beneden blijft, als boven, en legt het geheel Spel in u hand, en laat hun een van boven nemen, en daar in sien: die wederom boven leggende, laat u hant straks sinken met de kaarte deselve dՠonderste boven keerende, vraagt wat kaart het was die hy sach, en als hy se noemt soo wed om een kan Wijns, dat hy ‘t niet wel onthouden heeft, laat hem dan de kaart af nemen die boven leyt, soo vint hy se contrarie te sijn. XXXII. Om een kaart te laten trekken, en laten hem de selve kaart weder inմ kaartspel steken, dat gy sult alle kaarten na de solderinge werpen, soo dat de kaarten die hy getrokken heeft aan de solderinge kleven sal, de rest weder om leeg vallende. Gy sult de lange kaarten van schuppen of van herten alle met de punt eene weg leggen, en laten dan een blad daar uyttrekken, ende laatse hem besien: daar naar keert ‘t spel om, laat hem sijn getrokken blad weder in steken, soo sult gy sien dat de punt van sijn blad contrarie legt van dՠandere en daar suldy se kennen, siet dat je die met een abelheyd boven op de kaarte krijgt, hebt daar wit Was en kalk onder gesmolten, of Vogel-lym soo veel als een halve erwete; dat gereet hebbende in een hoexke onder de Tafel: En als je dit doet, soo werpt ‘t geheele spel dat bovenste na de solder, soo sal ‘t daar aan kleven, en de rest neer vallen: elk sal denken datեt Toverye is. [118] |
XXVI. Om drie hopen te laten leggen met de kaarten zonder daarbij te zijn en weten te raden hoeveel ogen dat onder de 2 hopen zijn. Ge zal ze waarschuwen dat in ‘t maken van de hopen, die met getal gemaakt moeten worden, te weten daarna het ondersteken van de [114] kaarten, hij de eerste kaart ziet die onder gelegd is en zien hoeveel hij telt en zo ‘t een 6 is dat hij die kaart bedekt op de tafel legt en zegt zes en daarna die volgt die daarop ligt zeven en zo kaarten daarbij voegen en het getal vermeerderen tot 15 toe en dat zal een hoop zijn, daarna ziet de kaart die onder ligt op de tafel, begin van dat getal en vermeerder altijd een kaart tot het getal van 15 toe en alzo zal je de derde hoop ook maken en wil men daarna weten hoe veel ogen onder de 3 bergen of hopen zijn zal je de overgebleven bladeren zien en dat, zullen ook de ogen zijn die men onder de 3 hopen vindt en ‘t zal aardig en fraai schijnen. XXVII. Om zes hoopjes met de kaarten te maken en hem een kaart te tonen en weten te zeggen van wat blad het was. Ge zal alle kaarten in de hand nemen en met een knappe handigheid zal je de laatste kaart zien, daarna zal je vijf hoopjes maken, daarna zal je de eerste hoop nemen en verdelen van de onderste kaarten; een op elk hoopje, op de 5 hoopjes die daar bleven op de tafel, daarna stop uw ogen dicht en zal je de laatste kaart laten zien die volgt wat diegene zal zijn die ge eerst zag en als ge die hebt laten zien zal je die onder de ander kaarten ondersteken en daarna zal je die met een aardigheid weten te zeggen wat het voor een blad het was dat ze zagen en մ zal mooi zijn. [115] XXVIII. Een zeer geestige kunst met de kaart om vier azen of vier koningen of andere vier kaarten van een sla bij elkaar te tonen in de tegenwoordigheid van allen die aan tafel zitten, te weten, die vier gelijke kaarten insteken en die wederom, zonder de kaart te verschieten bij elkaar te laten vinden. Leg de 4 gelijke kaarten onder ‘t spel bij elkaar en houdt de ene van de vier kaarten half boven de ander, gelijk als men ze in de hand heeft om te spelen, tussen de onderste van allen en steek twee van de andere kaarten en bedek ze met de onderste kaart zodat men de twee anderen niet ziet en strijk ze daarna alle tezamen tot u en trek er dan een van onderuit, laat die zien en leg die bovenop, zeg; dat is een van de vier gelijke kaarten, trek nog een van onderuit zonder die te laten zien, want het een is van de 2 bedekte kaarten daarachter die de onderste van de vier gelijken was, daarna trek er nog een van beneden en steek die in de kaart zonder te laten zien zoals de vorige en zeg; dat is nu de derde van gelijke (want de 2 die achter waren bedekten de eersten) niet gezien hebben, zo blijven daaronder nog 3 gelijke kaarten bij elkaar en boven ligt er een, dan menen ze dat er maar een boven en onder is en 2 in ‘t spel, laat dan ‘t spel opheffen waar ze willen, zet dan de ondersten hoop op de afgegeven hoop, zo komen alle vier gelijke kaarten bij elkaar. [116] XXIX. Om een kaart te laten veranderen in een andere kaart in tegenwoordigheid van al ‘t volk. Neemt een blad welke u lust en toon het aan ‘t volk, maakt dat het een geschilderde kaart is of een tien: en zeg; zie gij lieden wel, mijn heren wat het voor een blad is? Op de andere zijde hebt ge een aas gemaakt van enkel papier en ge legt die onder de hoed en met dat de kaart bedekt is onder de hoed dan keert de kaart om zodat het niemand ziet en zeg; gij heren: hebt ge wel gezien wat voor een kaart dat onder de hoed is, ze zullen antwoorden; de klaver knecht: en als ge de hoed opneemt, zo is ‘t klaveraas: neemt als dan de kaart op en steek die weg zodat het niemand daaronder ziet en ze zullen zich verwonderen. XXX. Om enige hoopjes met de kaart te maken en als men daaronder kijkt zal men bevinden onder te wezen of al geschilderde of eenvoudige kaarten, zo ge ‘t hebben wil. Neemt ‘t ganse kaar-spel, kort alle geschilderde een weinig van onder en boven, zo vallen ze korter dan de anderen, maar de lege kaarten die zal je van beide zijden korten opdat ze smaller vallen dan de andere, daarna ondersteek ze goed: maakt daarvan zoveel hoopjes als je lust: en zo je wilt dat alle dan onbeschilderde zullen wezen, neemt de kaarten af naar de breedte in het leggen van de hoopjes: maar zo je wilt dat ze alle leeg zijn, zo zal ge de kaarten in de lengte afnemen in ‘t maken van de hoopjes en zo vindt ge uw zaken fluks. [117] XXXI. Een weddenschap omtrent de kaart. Neemt een kaartspel, leg er drie bladen van om zodat de witte zijde beneden blijft als boven en leg het gehele spel in uw hand en laat hen een van boven nemen en daarin zien: die wederom boven leggen laat uw hand straks zinken met de kaart en die onderste boven keren en vraagt wat kaart het was die hij zag en als hij die noemt zo wed om een kan wijn dat hij ‘t niet goed onthouden heeft, laat hem dan de kaart afnemen die boven ligt, zo vindt hij het contrarie te zijn. XXXII. Om een kaart te laten trekken en laat hem diezelfde kaart weer in het kaartspel steken, dat ge zal alle kaarten naar de zolder werpen zodat de kaart die hij getrokken heeft aan de zolder kleven zal, de rest zal weer omlaag vallen. Ge zal de lange kaarten van schoppen of van harten allen met de punt weg leggen en laat dan een blad daaruit trekken en laat die hem bezien: daarna keet ‘t spel om en laat hem zijn getrokken blad weer insteken, zo zal ge zien dat de punt van zijn blad contrarie ligt van de andere en daar aan zal je die herkennen, ziet dat je die met een bekwaamheid boven op de kaart krijgt, heb daar witte was en kalk onder gesmolten of vogellijm zoveel als een halve erwt; dat je dat gereed hebt in een hoekje onder de tafel: En als je dit doet zo werpt ‘t gehele spel met dat bovenste naar de zolder, zo zal ‘t daaraan kleven en de rest neer allen: elk zal denken da het toverij is. [118] |
Het Verbeetert en Vermeerdert Natuurlyk Tover-boek, of Speel-toneel der Konsten. Het Vierde Boek. Begrypende verscheyden aardigheden die seer wonderlijk zijn, der Wis-konst en Meet-konst. I. Om de hoogte van een Tooren, Pilaar of yets anders te meten, door middel van twee kleyne stokjes of stroo-halmen. Men moet hebben twee stokjes, alsoo geproportioneert dat E B gelijk zy met D E met D A, als dan stellende het punt A na by den hoek van ‘t eene oog, en het ander toe doende, moet men te rugge gaan tot dat de gesichtelijke stralen ontdekkken [119] het punct van de hoogte C. en van de diept ofte Pylaar. Als dan soo meet de distantie die daar is van u voet tot by den boom, en gy sult hebben de hoogte van den selven. II. Om een Thuyn te planten, welke van sekere plaats gesien zijnde, een begeerde Figuur vertoond. Door middel van de Perspectijf kan men een Thuyn of Hof met Bomen, kruyden, of diergelijke dingen beplanten, welke van sekere plaatse gesien sijnde, by voorbeeld uyt een kamer-venster van een Paleys dat op den Hof siet, een Figuur als een Mensch, Arent, Leeuw of yets diergelijks dat men begeert, vertoont. Soo maakt men op het doek, dat op de raam van ‘t Instrument des Perspectijfs gespannen is, sodanigen Figuur als [120] men in den Hof wil hebben, die gemaakt zijnde, snijd men dat uyt; wanneer gy dan siet door het gaatjen G, sult gy gebieden over al stokjens te setten of een ander teeken te maaken op die plaats daar de eyndstralen van ‘t Instrument door passeeren. Gelijk men sulks beter uyt de Figuur afmeten sal. ‘t Selve kan ook door middel van dragen geschieden. Nu ‘t uytgesneeden beeld, plaatst dat in uw Instrumenten sonder doek bespannen, bind een fijne draad aan G, aan de lat F G, spand dat soo uyt, dat ‘t de eynde van ‘t uytgesneden beeld komt te raken, of dat het door de gaten gaat, en te gelijk het vlakke voorwerp raake. Want de aangeraakte plaats in ‘t vlak, in de plaats die met de punten over een komd van ‘t eerste beeld, die de draad aanraakt of laat door gaan. ‘t Is blykbaar door de voorgaande Figuur, en steld den gantschen aard der gesigts-stralen voor oogen; dit kan men ook gebruyken om Hoven te planten. III. Om Pilaren in een Kerk of Huys alsoo te stellen, datse van verre regt schynen, maar van na by van een te scheyden en te vallen, makende een ydele schrik voor die de oog-bedrieg-kunde niet verslaan. Franciscus Aguillonius in sijn vierde Boek van de gesigt-kunde, handelende van de bedriegelijkheden des gesigts ontrent de beweging en ruste, ontknoopt in de 142 Voorstel dՠoorsaak, waarom de vaarende ‘t Schip daar sy in sijn, schijnt stil te staan, en dՠandere die stil staan te bewegen. En met eenen legd hy uyt een verciersel van een oude Fabel. In de Pontius Euxinus, getuygt Plinius in sijn 4. Boek, 13. Hooft-stuk, sijn twee Eylanden [121] Syndromytes gesegt, die andere ook Cyaneae en Symplegades noemen. Dese seggen de Digters dat sig in den ingang van de Pontus vereenigen. Om deser oorsaaken wil hebben sommige die dwaal-sterren genoemd, ‘t welk den selfden Plinius segd in ‘t sesde Boek, in ‘t twaalfde Hoof stuk: sy sijn als dwalende klippen, en om sijn eygen woorden te gebruiken: Om dat se met een weynig tusschenwijte, die aan dՠoversijde sijn gelijken, siet men die als dubbeld, maar een weynig daar van afwijkende, gelijken sy sig te vereenigen. Te weten, om dat de varende sig na haar toe beweegden, en uyt de beweging van ‘t siende tuyg oordeelen zy dat de Eylanden sig beweegden, en scheenen haar dan in ‘t oog als by een te gaan. Hier voegt Aguillonius by, dat men het gesigt op diergeliike wijs kan doen dwalen, en daar door ymand ligtelijk vervaart maaken: ‘t welk in seker soort van gebouwen geschieden kan. Het werk-stuk toond hy met dese woorden aldus. Maakt uw een gebouw, welkers muuren voor eerst ‘t onderste deel in haar gehele omtrek omcingelen, met veele bogten van hoeken gebrooken sijnde. Laat dan een welfsel hier van af naar om hooge opgaan, sijnde met soo veel hoeken gekromt, die haar voortgang in andere, en weder in andere tՠsaamenvoegingen van vlakke deelen verdeeld werden. Voegd dan in elk vlak deel yder pylaar, welker opper-deel boven de wanden in de neder-hellende welfsel deelen in hegten, in deser wijse nogtans, dat die op den dorpel van ‘t gebouw staan, alle de pylaren regt schijnen, dat op die wijse ligt geschieden kan, soo beyde linien van alle de hoeken met een regt gesicht gelijk als uyt een diameter voor onse oogen koomen, verders de andere orders, die op de kolummen werden geset, werden door de neygingen van yder vlak verstaan soo [122] geleyd te werden, soo dat die van den drumpel des selfden Huys naar om hooge sien, meenen dat het dՠonderste order der deelen is. Dit dan soo sijnde, soo sal het geschieden, dat die metեr haast in het Huys soekt te lopen, dat alle de deelen van de kolommen, die boven de Muur op het gewelfsel staan, heel anders schijnen, en agter over schijnen te vallen, en dat ook alle de opperste reken oover hoop schijnen te vallen, soo dat den looper sig daar van sal soeken te verhoeden: Want die regt sullen schijnen aan die welke op den dorpel staat, sullen van een andere plaats krom schijnen, en die eerst geleeken te staan, sal men daar na nemen te vallen. |
Het Verbetert en Vermeerdert Natuurlijk Toverboek, of Speeltoneel der Kunsten. Het Vierde Boek. Omdat verschillende aardigheden die zeer wonderlijk zijn der Wiskunst en Meetkunst. I. Om de hoogte van een toren, pilaar of iets anders te meten door middel van twee kleine stokjes of strohalmen. Men moet hebben twee stokjes alzo geproportioneerd dat E B gelijk zijn met D E met D A stel dan het punt A nabij de hoek van ‘t ene oog en sluit de andere moet men teruggaan tot dat het gezicht stralen ontdekken [119] het punt van de hoogte C en van de diept of pilaar. Als dan zo meet de afstand die daar is van uw voet tot bij de boom en ge zal hebben de hoogte ervan. II. Om een tuin te planten en als die van een zekere plaats gezien wordt een begeerde figuur vertoont. Door middel van het perspectief kan men een tuin of hof met bomen, kruiden of diergelijke dingen beplanten en als die van een zekere plaatse gezien worden, bijvoorbeeld uit een kamervenster van een paleis dat op de hof ziet, een figuur als een mens, arend, leeuw of iets diergelijks dat men begeert vertoont. Zo maakt men op het doek dat op de raam van ‘t instrument der perspectief gespannen is zodanige figuur als [120] men in de hof wil hebben en als die gemaakt is snijdt men dat uit; wanneer ge dan ziet door het gaatje G zal ge gebieden overal stokjes te zetten of een ander teken te maken op die plaats daar de eindstralen van ‘t instrument door passeren. Gelijk men zulks beter uit de figuur afmeten zal. Hetzelfde kan ook door middel van dragen geschieden. Nu ‘t uitgesneden beeld plaatst dat in uw instrument zonder doek te bespannen, bindt een fijne draad aan G, aan de lat F G, span dat zo uit dat het einde van ‘t uitgesneden beeld komt te raken of dat het door de gaten gaat en tegelijk het vlakke voorwerp raakt. Want de aangeraakte plaats in մ vlak is in de plaats die met de punten overeenkomt van ‘t eerste beeld die de draad aanraakt of laat doorgaan. ‘t Is duidelijk door de voorgaande figuur en stel de ganse aard der gezicht-stralen voor ogen; dit kan men ook gebruiken om hoven te planten. III. Om pilaren in een kerk of huis alzo te stellen zodat ze van verre recht schijnen, maar van nabij vaneen te scheiden en te vallen en maakt een ijdele schrik voor die de oog-bedrieg-kunde niet verstaan. Franciscus Aguillonius in zijn vierde boek van de gezicht-kunde, handelt van de bedrieglijkheid der gezicht omtrent de beweging en rust en ontknoopt in het 142 voorstel de oorzaak waarom et varende schip daar ze in zijn schijnt stil te staan en de anderen die stil staan te bewegen. En meteen legt hij uiteen versiersel van een oude fabel. In de Pontius Euxinus, getuigt Plinius in zijn 4de boek, 13de hoofdstuk zijn twee eilanden [121] Syndromytes genoemd die andere ook Cyanean en Symplegaden noemen. Deze zeggen de dichters dat ze zich in de ingang van de Pontus verenigen. Vanwege deze oorzaak hebben sommige die dwaalsterren genoemd wat diezelfde Plinius zegt in ‘t zesde boek, in ‘t twaalfde hoofdstuk: ze zijn als dwalende klippen en om zijn eigen woorden te gebruiken: Omdat ze met een weinig tussenbreedte die aan de overzijde zijn gelijk en ziet men die als dubbel, maar een weinig daarvan afwijken gelijke ze zich verenigen. Te weten, omdat de varende zich naar hen toe bewegen en uit de de beweging van ‘t zien tuig oordelen ze dat de eilanden zich bewogen en schenen hun dan in ‘t oog als bijeen te gaan. Hier voegt Aguillonius bij dat men het gezicht op diergelijke wijze kan laten dwalen en daar door iemand licht bang maken: ‘dat in een zeker soort van gebouwen geschieden kan. Het werkstuk toont hij met deze woorden aldus. Maakt uw een gebouw wiens muren voor eerst ‘t onderste deel in zijn gehele omtrek omsingelen met vele bochten van hoeken die gebroken zijn. Laat dan een welfsel hiervan af naar omhoog opgaan en die is met zoveel hoeken gekromd die zijn voortgang in andere en weer in andere tezamen voegingen van vlakke delen verdeeld worden. Voeg dan in elk vlak deel elk een pilaar wiens opperste deel boven de wanden in de neer hellende welfsel delen in hechten, in deze manier nochtans dat die op de dorpel van ‘t gebouw staan alle pilaren recht schijnen dat op die wijze licht geschieden kan zo beide linies van alle de hoeken met een recht gezicht gelijk als uit een diameter voor onze ogen komen, verder de andere orde die op de kolommen worden gezet worden door de neigingen van elk vlak verstaan en zo [122] gelegd te worden zodat die van de dorpel hetzelfde huis naar omhoog zien en menen dat het de onderste orde der delen is. Als dit dan zo is zo zal het geschieden dat die met een haast in het huis zoekt te lopen dat alle delen van de kolommen die boven de muur op het gewelfsel staan heel anders schijnen en achterover schijnen te vallen en dat ook alle de opperste reken overhoop schijnen te vallen zodat de loper zich daarvan zal zoeken te verhoeden: Want die rechte zullen schijnen aan die op de dorpel staat en zullen van een andere plaats krom schijnen en die eerst leken te staan zal men daarna menen te vallen. |
IV. Om seven stukken gelds op een geometrise figuur alsoo te verschuyven, dat yder schuyf aan een eynd altijd aanvange, daar geen geld legd, en altijd op het eynde van een linie neer gelegd werde, De Figuur zy A B C D E F G H, nu schuif ik den eersten penning van A in F, en leg hem neder in F, dewijl ik nu van A aangevangen heb soo schuyf ik een penning na A toe, dat niet dan van D af kan geschieden. Nu, dewijl ik den tweden dan van D afgeschoven heb, schuyf ik den derden van G in D, also doet men den vierden penning uyt B in G, de vijfde uyt E in B, van H in E van C in H. Men moet dan altijd een penning leggen op die plaatse daar men van af begonnen heeft de seven stukken voleynd zijn, sal C alleen moeten open blijven. [123] Die nu dese Regel niet en weet, staat ԥr voor en kijkt, ja sal het duyzend maal proberen eer hy het kan vinden, ten zy dat het hem gezegt werd. V. Om het middel-punt van een Cirkel, die op papier, parkement of leer geschreven, sonder Instrument te vinden. Het papier daar de cirkel op gemaakt is, snijd dat rondom de cirkel af, vouwt hem dan toe soo hebt gy twee halve cirkels, vouwt dat dan nog eens toe, soo hebt gy vier quartieren. [124] |
IV. Om zeven stukken gelds op een geometrische figuur alzo te verschuiven dat elke schuif aan het eind altijd aanvangt daar geen geld ligt en altijd op het einde van een linie neer gelegd wordt. De figuur is A B C D E F G H, nu schuif ik de eersten penning van A in F en leg hem neer in F, omdat ik nu van A aangevangen heb zo schuif ik een penning naar A toe dat niet dan van D af kan geschieden. Nu, terwijl ik de tweede dan van D afgeschoven heb schuif ik de derde van G in D, alzo doet men de vierde penning uit B in G, de vijfde uit E in B, van H in E van C in H. Men moet dan altijd een penning leggen op die plaatse daar men van af begonnen is en als de zeven stukken gedaan zijn zal C alleen open moeten blijven. [123] Die nu deze regel en weet staat ervoor en kijkt, ja zal het duizendmaal proberen eer hij het kan vinden, tenzij dat het hem gezegd wordt. V. Om het middelpunt van een cirkel die op papier, perkament of leer geschreven is zonder instrument te vinden. Het papier daar de cirkel op gemaakt is snijdt dat rondom de cirkel af, vouw het dan toe en zo hebt ge twee halve cirkels, vouw dat dan nog eens toe zo hebt ge vier kwarten. [124] |
VI. Door drie gegeven punten in geen regte linien gesteld, in den omtrek van een rond te beschrijven. Laat de drie gegeven punten zijn A B C, om dit te doen, soo steld de eene voet van een gemeene passer in A, en beschrijft een halve cirkel, daar na de selfde opening des passers, maakt uyt B een andere Cirkel boog F G, die de eerste op twee plaatsen in H I doorsnijd, doet van gelijken tusschen B en C, trekt dan daar na door de gemeene sneeՠin de halve Cirkel-bogen twee regte linien, malkanderen met regte hoeken doorsnydende als K K, welke doorsnijdig het middenpunt is van deze drie gegeven punten, in welke men de passer sal setten en een ronde kring beschrijven. VII. Om van een Cirkel een vierkant te maken. Men neemt, om dit te doen, een Papier dat so rond is als een cirkel, ‘t welk men in vieren [125] snijd door het middelpunt heen. Legt dan de hoeken des papiers die het middelpunt uyt maken anders om na buyten toe, soo, dat al de buytenste deelen na binnen toegekeert zijn, soo hebt gy een vierkant. VIII. Om te vinden de hoogte van een Tooren, of yets anders door Sonneschijn. Neemt een regt stokje van drie, vier, of meer voeten lang, steekt het regt om hoog in de aarde, en meet sijn hoogte boven dՠaarde, en sijn schaduwe: desgelijks meet ook de schaduwe van de Tooren, wiens hoogte gy begeert te weten; multipliceert dat dan met de hoogte van ‘t stokje boven de aarde, hetgeen ԥr komt dat deeld door de hoogte van de schaduwe des stokjes, soo bekom je de hoogte van den Tooren. By voorbeeld. Laat het stokjen vijf voeten boven de aarde uytsteeken, en de schaduwe daar af laat zijn agt voeten: neemt ook dat de schaduwe van de Tooren is 480 voet multipliceert dan nu 480 met vijf (hoogte des Stokje) komt 4000; die divideert door 8, (schaduwe van het stokjen) sal koomen 300 voeten voor de hoogte van den Tooren: aldus doet ook met andere. |
VI. Door drie gegeven punten in geen rechte linie te stellen is de omtrek van een ronding te beschrijven. Laat de drie gegeven punten zijn A B C, om dit te doen zo stel de ene voet van een gewone passer in A en beschrijft een halve cirkel, daarna dezelfde opening der passer maak uit B een andere cirkel boog F G die de eerste op twee plaatsen in H I doorsnijdt, doe dergelijke tussen B en C, trek dan daarna door de gewone snede in de halve cirkelbogen twee rechte linies die elkaar met rechte hoeken doorsnijden als K K, welke doorsnijding het middelpunt is van deze drie gegeven punten waarin men de passer zal zetten en een ronde kring beschrijven. VII. Om van een cirkel een vierkant te maken. Men neemt om dit te doen een papier dat zo rond is als een cirkel, wat men in vieren [125] snijdt door het middelpunt heen. Leg dan de hoeken der papier die het middelpunt uitmaken anders om naar buiten toe zodat alle buitenste delen naar binnen toe gekeerd zijn, zo hebt ge een vierkant. VIII. Om te vinden de hoogte van een toren of iets anders door zonneschijn. Neemt een recht stokje van drie, vier of meer voeten lang, steekt het recht omhoog in de aarde en meet zijn hoogte boven de aarde en zijn schaduw: desgelijks meet ook de schaduw van de toren wiens hoogte ge begeert te weten; vermenigvuldig dan dat met de hoogte van ‘t stokje boven de aarde hetgeen er komt dat deel je door de hoogte van de schaduw der stokje, zo bekom je de hoogte van de toren. Bijvoorbeeld. Laat het stokje vijf voeten boven de aarde uitsteken en de schaduw daarvan laat zijn acht voeten: neem ook dat de schaduw van de toren is 480 voet, vermenigvuldig dan nu 480 met vijf (hoogte der stokje) komt 4000; die deel je door 8, (schaduw van het stokje) zal komen 300 voeten voor de hoogte van de toren: aldus doe ook met andere. |
IX. Om te weeten als men een Schip van verre siet varen hoe veel voeten dat het verre van u is. Als gy een Schip A in de Zee siet varen, is het vermakelijk voor de omstanders te weten hoe verre dat het van u is; om dit dan in ‘t werk te stellen: soo neemt een quadraat, steld aan den oever B B, en siet met uw oog E, in.wat graad dat de regte linie F G van het Schip komt, deze graad aftekenende, en deze linie hebbende, soo krijgt gy een regt-hoek H, met twee scherpe hoeken F G, maakt op de andere sijde ook soo een triangel als H D E; als gy nu H en D met voeten meet, soo hebt gy de helft van de verte des Schips welke soo veel by doende, soo suld gy het op een stip konnen seggen hoe verre het Schip van ‘t Land is. X. Om uyt Hout allerley formen van Beelden te maken. Neemt eenig welriekend hout, laat sulks fijn raspen, hoe fijnder hoe beter, dat kan men minst merken wat het is: doet hier by wat Muskus, Civet, Amber en diergelijke welriekende dingen, neemt dan Arabische Gom, of Gom dragant, laat die in ‘t water smelten, en maakt met dit hout een deeg, als dit wel doorkneed en doorwerkt is, doet men dat in sulke vormen als men begeerd, en laat het droogen, soo kund gy welriekende Mannetjes Wijfjes en Beesten hebben om [127] uw Thee-tafeltjes en Cabinetjes te vercieren, en uw kas wel te doen rieken. XI. Om te Raden waar het midden van de Wereld is. ‘t Is niet onaardig als men in een geselschap is somtijts eenige vrage voor te stellen, daar men eens om moet lachchen. By voorbeelt men vraagt aan ‘t geselschap of ymant weet waar het midden van de werelt is, den een sal seggen Oostindien, een ander Egipten, den darde Jerusalem, en soo voorts, dog sy radent geen van alle, dog als sy lang genoeg geraden hebben, soo segt het midden van de werelt is op dese plaats daar ik staa, en willen se het niet geloven, latense het meten. XII. Om by heldere Sonneschijn de Sterren aan den Hemel te zien. Dit behoord tot de Optica of gesigt-kunde, ‘t is seeker dat een sterk ligt het swakke verduystert, daarom werden de Sterren van de Sonne verduystert; om dat wy sterker van de Son als van de Sterren bescheenen werden. Om dan de Sterren te willen aan ymand vertoonen, moet men een seer diepe put maken, en daar in klimmen, soo sal men de Sterren aan den Hemel gemakkelijk kunnen sien. XIII. Om by de Sonne-schijn te weten hoe laat het is. ‘t Gebeurd menigmaal dat men in het Land is, en niet kan weten hoe laat het is. Houd dan uw vlakke hand in de Sonne schijn op de Aarde, maar de duym moet regt naar om hooge staan. [128] Steekt dan na de hoogte van het uyterste des duyms een houtjen of yets anders dat stevig is in de Aarde, maakt aan het eynde van de schaduwe, die door de Sonne van het houtjen komt, om het houtjen een cirkel met een touwetjen of draad, het zy waar gy dat kunt bekoomen. Meet dan van de schaduwe altijd twee vingers op den cirkel om, en maakt aan het eynd van de vinger een merk-teeken, soo sal twee vinger breed altijd een uur sijn; En om dit des te beeter te verrigten, is het best sulks ‘t huys eerst te probeeren, op dat als men in het Veld is, men daar vast op mag gaan. |
IX. Om te weten als men een schip van verre ziet varen hoeveel voeten dat het ver van u is. Als ge een schip A in de zee ziet varen is het vermakelijk voor de omstanders te weten hoe ver dat het van u is; om dit dan in ‘t werk te stellen: zo neemt een kwadraat, stel die aan de oever B B, en ziet met uw oog E, in wat graad dat de rechte linie F G van het schip komt, teken deze graad af en heb deze linie zo krijgt ge een rechthoek H, met twee scherpe hoeken F G, maakt op de andere zijde ook zo een triangel als H D E; als ge nu H en D met de voeten meet zo hebt ge de helft van de verte der schip en doe daar zoveel bij zo zal je het op een stip kunnen zeggen hoe ver het schip van ‘t land is. X. Om uit hout allerlei vormen van beelden te maken. Neemt enig welriekend hout, laat zulks fijn raspen, hoe fijner hoe beter, dat kan men minste merken wat het is: doe hierbij wat muskus, civet, amber en diergelijke welriekende dingen, neem dan Arabische gom of gom dragant, (Astragalus) laat die in ‘t water smelten en maak met dit hout een deeg, als dit goed doorkneed en doorwerkt is, doet men dat in zulke vormen als men begeert en laat het drogen zo kan ge welriekende mannetjes, wijfjes en beesten hebben om [127] uw theetafeltjes en kabinetjes te versieren en uw kast goed te laten ruiken. XI. Om te raden waar het midden van de wereld is. ‘t Is niet onaardig als men in een gezelschap is soms enige vragen voor te stellen daar men eens om moet lachten. Bijvoorbeeld men vraagt aan ‘t gezelschap of iemand weet waar het midden van de wereld is, de ene zal zeggen Oostindien, een ander Egypte, de derde Jeruzalem en zo voorts, toch ze raden het geen van alle, toch als ze lang genoeg geraden hebben zo zeg; het midden van de wereld is op deze plaats daar ik sta en willen sz het niet geloven, laten ze het meten. XII. Om bij heldere zonneschijn de sterren aan de hemel te zien. Dit behoort tot de Optica of gezicht-kunde, ‘t is zeker dat een sterk licht het zwakke verduistert, daarom worden de sterren van de zon verduisterd; omdat we sterker van de zon dan van de sterren beschenen worden. Om dan de sterren aan iemand te willen vertonen moet men een zeer diepe put maken en daarin klimmen, zo zal men de sterren aan de hemel gemakkelijk kunnen zien. XIII. Om bij zonneschijn te weten hoe laat het is. ‘t Gebeurt menigmaal dat men in het land is en niet kan weten hoe laat het is. Houdt dan uw vlakke hand in de zonneschijn op de aarde, maar de duim moet recht naar omhoog staan. [128] Steekt dan naar de hoogte van het uiterste der duim een houtje of iets anders dat stevig is in de aarde, maakt aan het einde van de schaduw die door de zon van het houtje komt om het houtje een cirkel met een touwtje of draad, hetzij waar ge dat kan bekomen. Meet dan van de schaduw altijd twee vingers op de cirkel om en maak aan het eind van de vinger een merkteken, zo zal twee vingerbreed altijd een uur zijn; En om dit des te beter te verrichten is het beste zulks thuis eerst te proberen opdat als men in het veld is men daar vast op mag gaan. |
XIV. Een werktuyg tot de doorzigt-kunde of perspectief, om alderley saaken naa het oog af te meten en te vormen. I. Maakt een Paralelogrammum of even wijdige vierhoek, A, B, C, D, van vier tՠsamen-gevoegde latten, welkers sijden A B, en C D, [129] de langten hebben van ontrent vijf handen breed, en de sijden A C en B D van vier handen breed, spandեr over een seer dun doek, dat doorschijnend is, even als de groote Juffers dragen om het aangesigt te dekken, soodanig nogtans, dat men het selve kan af en aan doen. II. In het deel E, van de fijde C D, is de lat over dwars beweeglijk H E F, om die na believen voorwaars en agterwaars in de spleet E te trekken. De lat H E F is de looper van ‘t werktuyg. III. In het deel F des loopers, is een andere lat F G, sijnde over dwers gesteld in den looper, soodanig dat hy na vereysch in de spleet F kan op en neer geschoten werden. In ‘t opperste van de lat F G is een kleyn gaatjen G, door welke het oog van den Teykenaar sien kan. IV. Dit gantsche werktuyg aldus gemaakt sijnde, steld men op een voet E I K, gelijk de Figuur vertoond. Alhoewel men den lat kan nemen en setten die in een blok, met welke men soo verrՠen soo naa soude kunnen komen als men begeerde. |
XIV. Een werktuig tot de doorzichtkunde of perspectief om allerlei zaken naar het oog af te meten en te vormen. I. Maakt een Parallellogrammen of evenwijdige vierhoek, A, B, C, D, van vier tezamen gevoegde latten wiens zijden A B, en C D, [129] de lengte hebben van omtrent vijf handen breed en de zijden A C en B D van vier handen breed, span er over een zeer dundoek dat doorschijnend is even als de grote juffers dragen om het aangezicht te bedekken, zodanig nochtans dat men het kan af en aan doen. II. In het deel E, van de zijde C D is de lat overdwars beweegbaar H E F, om die naar believen voorwaarts en achterwaarts in de spleet E te trekken. De lat H E F is de loper van ‘t werktuig. III. In het deel F der loper, is een andere lat F G, die overdwars gesteld wordt in de loper, zodanig dat het bijna naar de eis in de spleet F op en neergeschoten kan worden. In ‘t opperste van de lat F G is een klein gaatje G, waardoor het oog van den tekenaar zien kan. IV. Dit ganse werktuig dat aldus gemaakt ts stelt men op een voet E I K, gelijk de figuur vertoond. Alhoewel men de lat kan nemen en die in een blok zetten waarmee men zo ver en zo nabij zou kunnen komen als men begeerde. |
Om een monstreuse gedaante, behoorlijk te zien. [130] Men maakt een gedaante als de Figuur aanwijst op een plankjen of bort papier. Aan het eynd is een perbendiculaar houtjen opgerigt, langs welke men siet, zoodanig dat de stralen van uw oog B koomen te eynden op C, soo suld gy tot verwonderens toe dit lange monstreuse aansigt volmaakt sien, gelijk of ‘t een behoorlijk wel geproportioneert aansigt was. XVI. Hoedanig men aan de Hand, door de schaduw eens Stroohalms, de uuren des daags kan leeren kennen. Dit is wel een redelijk bekend en oud, dog te gelijk ook gantsch aardig Konst- stukje, alleen gebreektեr dit aan, dat weynige de regte handeling daar van hebben, om de uuren des daags te vinden, Op dat nu de reysende Persoonen te beter berigt hier van mogten hebben, soo staat te weten, dat se op de volgende maniere moeten te werk gaan. Die aan de Hand de uuren des daags wil weten, die neem een regte stro halm, rie of rijsje van hout, in de lengte der geheele voorste Vinger in den top tot den aanvang van dՠeerste linie der hand toe, genaamt de Disch-linie II. Als nu den Son schijnt, soo strekt men de linkerhand uyt, op sulk een wijs dat de vlakte des selven legt gewent tegens de regterhand, en steekt men de stro-halm tusschen den duym en voorste vinger regt over de linie des Levens, welkers voor uytstekende deel na de vlakke hand sig vergelijkt met de lengte des voorsten vingers, en over al een regten hoek met de Hand maakt. III. Dit gedaan sijnde, soo wend het gantsche lighaam van de Son af, met dՍ uytgestrekte hand [131] gins en herwaars na de Son toe, tot dat ‘t uyterste der schaduw, ‘t welk de weg des duyms in de vlakke hand werpt met de levens-linnie gelijk komt, en van de selve gelijk als vervuld werd. IV. Siet dan toe, aan welke Vinger de schaduwe des Strohalms komt te vallen, soo hebt gy de begeerde uur, als gy maar alleen te voren weet, ter welker uur de Son voor dien dag opgaat. Want soo de schaduw des voormiddags valt op ‘t uyterste des voorsten Vingers, soo is ‘t de naaste uur na Sonnen opgang, als hier 7. Valt se op ‘t uyterste des Ringvingers (of des derden in ordre) so is ‘t 8 uuren: of op ‘t uyterste des kleynen vingers, soo is ‘t 9 uuren. Op ‘t eersten lid des gedagten kleynen Vingers, van boven af te rekenen, soo is ‘t 10 uuren. Op ‘t middelste lid, is ‘t 11. Op ‘t derde is ‘t 12 uuren. V. Գ Namiddags. Soo de schaduw wederom valt op ‘t tweede Lid des kleynste Vingers, soo is het de eerste uur. Indien op het eerste, soo is het de tweede. Indien op het uyterste des kleynsten Vingers, soo is het de derde. Indien op het uyterste des Ring vingers, soo is de vierde uur, en so al voorts. VI. Gaat de Son ten 5 of ten 7 uuren op, soo werden dՠuuren op de deselve wijs ordentelijk na malkander getelt, en dan valt den middag, of de 12 uur, als se ten 5 uuren opgaat, op dՠeerste Linie, welke na de kleyne vinger in de vlakke hand staat of de Eysch-linie. Maar gaat se ten 7 uren op, soo valt de schaduwe op ‘t derde Lid des gedagten vingers. Dusdanig kan men de Astronomische uren, op alle tijden des daags, wanneer de Son maar schijnt, leren kennen. [132] XVII. Om met de Pen een Cirkel te trekken, sonder passer. Neemt een rond gesneden papier, soo groot als de Palm van een hand, neemt dan een pen op die wijse gelijk men schrijft; legt dan uw arm op de tafel, dat hy daar op kome te rusten, set dan een Ring-vinger omtrent op het midden des papiers, en de penne be-inkt zijnde, mede op ‘t selvige papier, draayt dan dat papiertjen met de linker-hand allenxkens sonder van sijn middelpunt te verschuyven en de ring-vinger onverrukt blijve, soo sal door de pen een egale ronde cirkel beschreven warden. |
Om een monstrueuze gedaante behoorlijk te zien. [130] Men maakt een gedaante als de figuur aanwijst op een plankje of bord papier. Aan het eind is een perpendiculair houtje opgericht waarlangs men ziet en zodanig dat de stralen van uw oog B komen te eindigen op C, zo zal ge tot verwonderen toe dit lange monstrueuze aanzicht volmaakt zien gelijk of ‘t een behoorlijk goed geproportioneerd aanzicht was. XVI. Hoedanig men aan de hand, door de schaduw van een strohalm, de uren van de dag kan leren kennen. Dit is wel een redelijk bekend en oud, toch tegelijk ook gans aardig kunststukje, alleen ontbreekt er dit aan dat weinige de rechte handeling daarvan hebben om de uren der dag te vinden. Op dat nu de reizende personen te beter bericht hiervan mochten hebben zo staat te weten dat ze op de volgende manier moeten te werk gaan. Die aan de hand de uren der dag wil weten die neemt een rechte strohalm, riet of twijgje van hout in de lengte der gehele voorste vinger in de top tot de aanvang van de eerste linie der hand toe, genaamd de dis-linie II. Als nu de zon schijnt zo strekt men de linkerhand uit, op zulke wijze dat de vlakte ervan gedraaid ligt tegen de rechterhand en steekt men de strohalm tussen de duim en de voorste vinger recht over de linie des levens wiens vooruitstekende deel naar de vlakke hand zich vergelijkt met de lengte der voorste vingers en overal een rechte hoek met de hand maakt. III. Als dit gedaan is zo draai het ganse lichaam van de zon af met de uitgestrekte hand [131] gins en derwaarts naar de zon toe totdat ‘t uiterste der schaduw, wat de weg der duim in de vlakke hand werpt met de levenslinie gelijkkomt en van die gelijk als vervuld wordt. IV. Ziet dan toe aan welke vinger de schaduw der strohalm komt te vallen, zo hebt ge het begeerde uur als ge maar alleen tevoren weet ter welk uur de zon voor die dag opgaat. Want zo de schaduw der voormiddag valt op ‘t uiterste der voorste vingers zo is ‘t het naaste uur na zonsopgang, als hier 7. Valt het op ‘t uiterste der ringvingers (of de derden in orde) zo is ‘t 8 uur: of op ‘t uiterste der kleinen vingers zo is ‘t 9 uur. Op ‘t eerste lid der gedachte kleine vingers, van boven af te rekenen, zo is ‘t 10 uur. Op ‘t middelste lid is ‘t 11. Op ‘t derde is ‘t 12 uur. V. Գ Namiddag. Zo de schaduw wederom valt op ‘t tweede lid der kleinste vingers zo is het het eerste uur. Indien op het eerste, zo is het de tweede. Indien op het uiterste der kleinste vingers, zo is het de derde. Indien op het uiterste der ringvingers, zo is de vierde uur en zo al voorts. VI. Gaat de zon ten 5 of ten 7 uren op zo worden de uren op de dezelve wijze ordentelijk na elkaar geteld en dan valt de middag of het 12de uur als het ten 5 uren opgaat op de eerste linie welke na de kleine vinger in de vlakke hand staat of de eis-linie. Maar gaat ze ten 7 uren op zo valt de schaduw op ‘t derde lid des gedachten vingers. Dusdanig kan men de astronomische uren op alle tijden der dag wanneer de zon maar schijnt leren kennen. [132] XVII. Om met de pen een cirkel te trekken zonder passer. Neemt een rond gesneden papier zo groot als de palm van een hand, neem dan een pen op de wijze gelijk men schrijft; legt dan uw arm op de tafel zodat die daarop komt te rusten, zet dan een ringvinger omtrent op het midden der papier en de pen met inkt mede op hetzelfde papier, draai dan dat papiertje met de linkerhand geleidelijk aan zonder van zijn middelpunt te verschuiven en de ringvinger niet gedraaid wordt en zo zal door de pen een egale ronde cirkel beschreven worden. |
XVIII. Om ses stukken gelds foodanig neder te leggen, dat yder nederlegging drie getelt werde, en van geen nederleggend stuk zjjn aanvang neme. Om dit te doen, maakt men met Inkt, krijt of Rood-aarde van een punt af seven streepen, die in haar omtrek alle eeven verre van malkanderen zijn, gelijk als A B C D E F G. [133] Op deese wijse tel ik dan altijd drie, en leg een penning neder ; maar nergens, daar men begint te tellen, moet men een penning neederleggen. Ik neem dan een van de ses penningen, en telle A een, B twee, en C drie, soo leg ik op C mijn penning. Ten tweeden, dewijl ik van A aangevangen heb, soo tel ik van D weder na A drie, en legge de penning op A neder. Ten derden doen ik van G in D. Ten vierden van B in G. Ten vijfden van E en B. En ten lesten van F in E. En dit sal een ander nietig ligt konnen nadoen. Ymand hebbende een stuk Gouts of een stuk silvers, te raden in welke hand hy het silver of het Goud heft. Wanneer men dit heymelijk wil doen, soo moet men aan het Gout een seeker getal of prijs setten, en van gelijken ook aan het Silver, soo dat het eene even, en het andere oneven moet zijn, of anders kan het niet geraden werden. By voorbeeld, laat het Goud acht en het Silver dertien wesen: Laat hem dan ‘t geen hy in de regterhand heeft multipliceren met het oneven getal; van gelijken, ‘t geene hy in de linkerhand heeft, het effen getal; laat dՍ uytkomsten te samen reekenen, en vraagt dan of de Somme even is of oneven, want by aldien dat se oneven is, moet het volgen dat het Silver in de regterhand is, en het Goud in de linker: maar als ԥr even uyt quam, soude het Silver in de linker en het Goud in de regterhand zijn. [135] |
XVIII. Om zes stukken geld zodanig neer te leggen dat elke neerlegging drie geteld wordt en van geen neerleggend stuk zijn aanvang neemt. Om dit te doen maakt men met inkt, krijt of rode aarde van een punt af zeven strepen die in hun omtrek allen even ver van elkaar zijn gelijk als A B C D E F G. [133] Op deze wijze tel ik dan altijd drie en leg een penning neer; maar nergens, daar men begint te tellen, moet men een penning neerleggen. Ik neem dan een van de zes penningen en te A een, B twee en C drie, zo leg ik op C mijn penning. Ten tweede, terwijl ik van A aangevangen ben zo tel ik van D weer naar A drie en leg de penning op A neer. Ten derde doe ik van G in D. Ten vierde van B in G. Ten vijfde van E en B. En tenslotte van F in E. En dit zal een ander niet licht kunnen nadoen. Iemand heeft een stuk goud of een stuk zilver, te raden in welke hand hij het zilver of het goud heeft. Wanneer men dit heimelijk wil doen zo moet men aan het goud een zeker getal of prijs zetten en dergelijk ook aan het zilver zodat het ene even en het andere oneven moet zijn of anders kan het niet geraden worden. Bijvoorbeeld, laat het goud acht en het zilver dertien wezen: Laat hem dan ‘t geen hij in de rechterhand heeft vermenigvuldigen met het oneven getal; dergelijk hetgeen hij in de linkerhand heeft, het effen getal; laat de uitkomsten tezamen rekenen en vraag dan of de som even is of oneven, want bij als het oneven is moet er volgen dat het zilver in de rechterhand is en het goud in de linker: maar als er even uit kwam zou het zilver in de linker en het goud in de rechterhand zijn. [135] |
Het Verbeetert en Vermeerdert Natuurlyk Tover-boek, of Speel-toneel der Konsten. Het vyfde Boek. Begrypende verscheyden manieren van wonderlijk en verborgen schrijven. I. Te schrijven dat niet kan gelesen werden ten sy in enig vogt, by het vuur, of ligt. Vooreerst neemt groene Vietriool, smelt die in water, schrijft daar mede op Papier, soo sullen de letters gedroogt sijnde, niet meer gesien werden. Wanneer gy den selve begeert te lesen: soo neemt Galnoten weykt die in ‘t water, het water klaar gemaakt sijnde, steekt daar het beschreven Papier in, soo zullen alle de letteren swart sijn. [136] Ten tweden, neemt Sal armoniak smelt het in water, schrijft daar mede, als gy dit schrijft tegens het vuur hout, sal het seer swaart werden. Sulks geschiede ook met Spiritus Vitrioli en meede met Liemoensap. Ten derden, Smelt Aluyn in wat Water, schrijft daar meede en laat het drogen. Als gy dit lezen wilt, soo steekt het in ‘t water, zoo zullen al de letteren terstond verschijnen. Ten vierden. Neemt fijn gewreven Goud-gelit, kookt die in Wijn-Asijn, doet het door en bewaart het schrijft, dan met Limoen sap, en gedroogt sijnde, steekt het in ‘t voorschreven vogt, soo zullen de letteren sig als melk vertonen. III. (II?) Een verborgen manier van schrijven. ‘t Is onder Koningen en Princen gebruikelijk Brieven te schryven op dese wijse, namelyk sy transporteren of versetten de woorden, op dat wanneer de selve in handen van vreemde Potentaten quamen te geraken, die niet zouden konnen gelesen werden, by voorbeeld ik schrijf: A de Vyand C Muur E gekomen. B is aan D reeds F Wy konnen H beschermen. G Ons nauwlijks I Indien K Gy ons M helpen O Verloren. L Niet komt N Syn wy Dat is nu op deeze wijse als ik meen. Want A is verknogt met B, B met C, en C met D, en soo voort met E, tusschen de tusschen-wijten nu die open sijn kan men eenige vreemde woorden tusschen voegen, op dat de vreemde Leeser die niet souw konnen leesen, want het maakt dan geen sin: sijnde het bedrog alleen maar openbaar die het weet. [137] IV. Om eenige letters op een Roemer of witte kan te schrijven, die men heymelijk lesen kan. Laat eenige stukjes Arabische gom of gomdragrant in regen-water smelten, schrijft daar mede op een Roemer, glas, kan, ey of diergelijke; gedroogt sijnde, houd se maar een weynig over de waassem van een kokende pot, en bestrijkt de selve dan met wat swartsel, soo sullen sig alle de letteren leesbaar vertonen. V. Een wonderlijke manier van schrijven. Neemt Gout-gelit kookt die met water en Asijn, schrijft daar mede op Papier. Laat het drogen, legt dan boven op het schrift een boek papier, strijkt dan boven op dit boek papier een papier van water auripigment en levende Kalk gemaakt, soo sullen de letters daar onder te voorschijn koomen. VI. Om met vier letteren allerley verborgen Schrift te schrijven. Om dit te doen, behoeft men alleen maar de vier letteren A B C D te gebruyken. Wy sullen dan een Alphabet schrijven, en onder elke Romeeynsche letter de sijne schrijven. By voorbeeld: A. E. I. O. c. d. b. a. V. B. C. D. cd. dd. bd. ad. F. G. H. K. dc. db. da. cb. L. M. N. P. Q. R. S. T. ab. ac. bb. aa. W. X. Y. Z. ccc. ddd. bbb. aaa Als gy nu secreet ofte verborgen begeert te schrijven, soo siet na de Romeynsche letteren. By voorbeeldt: De Stadt is overwonnen, wil ik dit nu verborgen schrijven, soo doen ik aldus: [138] D. E. S. T. A. D. ad. D. bb. aa. b. bb. I. S. O. V. E. R. b. bb. a. cd. d. ac. W. O. N. N. E. N. ccc a. ba. ba. d. ba. Als men dit een weynig gewoon is, soo gewend men daar soo toe, even of het een gemeen schrijven was. |
Het Verbetert en Vermeerdert Natuurlijk Toverboek of Speeltoneel der Kunsten. Het vijfde Boek. Omvat verschillende manieren van wonderlijk en verborgen schrijven. I. Te schrijven zodat het niet gelezen kan worden tenzij in enig vocht bij het vuur of lucht. Vooreerst neem groene vitriool, smelt die in water en schrijft daarmee op papier, zo zullen de letters als ze gedroogd zijn niet meer gezien worden. Wanneer ge die begeert te lezen: zo neem galnoten en week die in մ water en als het water klaar gemaakt is steek daar het beschreven papier in, zo zullen alle letters zwart zijn. [136] Ten tweeden, neem zout ammoniak en smelt het in water, schrijf daarmee en als ge dit schrift tegen het vuur houdt zal het zwart worden. Zulks geschiedt ook met spiritus vitriool en mede met limoensap. Ten derden, smelt aluin in wat water en schrijf daarmee en laat het drogen. Als ge dit lezen wilt zo steekt het in ‘t water, zo zullen alle letters terstond verschijnen. Ten vierden. Neemt fijngewreven goudglit, kook die in wijnazijn, doe het door en bewaar het schrift, dan met limoensap en als het gedroogd is steek het in ‘t voorschreven vocht zo zullen de letters zich als melk vertonen. III. (II?) Een verborgen manier van schrijven. ‘t Is onder koningen en prinsen gebruikelijk brieven te schrijven op deze wijze, namelijk ze transporteren of verzetten de woorden opdat wanneer die in handen van vreemde potentaten kwamen te geraken die niet gelezen zouden kunnen worden, bijvoorbeeld ik schrijf: A de Vijand C Muur E gekomen. B is aan D reeds F Wij kunnen H beschermen. G Ons nauwelijks I Indien K Gy ons M helpen O Verloren. L Niet komt N Zijn wij Dat is nu op deze wijze als ik meen. Want A is verknocht met B, B met C, en C met D, en zo voort met E, tussen de ruimtes nu die open zijn kan men enige vreemde woorden tussen voegen op dat de vreemde lezer die niet zou kunnen lezen want het maakt dan geen zin en is het bedrog alleen maar openbaar die het weet. [137] IV. Om enige letters op een roemer of witte kan te schrijven die men heimelijk lezen kan. Laat enige stukjes Arabische gom of gom dragant in regenwater smelten, schrijf daarmee op een roemer, glas, kan, ei of diergelijke; als het gedroogd is houdt het maar weinig over de wasem van een kokende pot en bestrijk die dan met wat zwartsel, zo zullen zich alle letters leesbaar vertonen. V. Een wonderlijke manier van schrijven. Neemt goudglit en kook die met water en azijn, schrijf daarmee op papier. Laat het drogen, leg dan boven op het schrift een boek papier, strijk dan boven op dit boek papier een papier van water auripigmentum en levende kalk gemaakt, zo zullen de letters daaronder te voorschijn komen. VI. Om met vier letteren allerlei verborgen schrift te schrijven. Om dit te doen behoeft men alleen maar de vier letters A B C D te gebruiken. We zullen dan een alfabet schrijven en onder elke Romeinse letter de zijne schrijven. Bijvoorbeeld: A. E. I. O. c. d. b. a. V. B. C. D. cd. dd. bd. ad. F. G. H. K. dc. db. da. cb. L. M. N. P. Q. R. S. T. ab. ac. bb. aa. W. X. Y. Z. ccc. ddd. bbb. aaa Als ge nu geheim of verborgen begeert te schrijven zo kijk naar de Romeinse letters. Bijvoorbeeld: De stad is overwonnen, wil ik dit nu verborgen schrijven, zo doe ik aldus: [138] D. E. S. T. A. D. ad. D. bb. aa. b. bb. I. S. O. V. E. R. b. bb. a. cd. d. ac. W. O. N. N. E. N. ccc a. ba. ba. d. ba. Als men dit een weinig gewoon is zo went men daar zo toe even of het een gewoon schrijven was. |
VII. Om alleenig met puncten verborgen te schrijven. Dese manier van schrijven is mede seldsaam en aardig, dog geheel ligt om te doen. Men neemt een gedrukt Boek. Als men nu yets schrijft, als de Stad sal morgen over gaan, soo soekt van ‘t begin des Boeks de letter D, die gevonden hebbende set daar mede een punt boven op, soekt dan na de E, en steld daar mede een punt boven op; doet soo ook met de S, T, en soo voort, tot gy soo veel hebt gedaan als gy begeert; soo kond gy dit boek maar aan ymand senden die het verstaat, en die sal sulks lesen, sonder dat het van een vreemde verstaan werd. VIII. Om met een linie een kruys te maaken. Maekt in u hand in de toevoeging die tusschen de pink en agter de hand is een linie met inkt, nijpt dan de hand toe, soo salեr een kruys staan. Maar om dit wat behendiger te doen, soo maakt men een linie op de hand, en een linie op een tafel: de hand steekt men dan onder de tafel, en men knijpt die met een gauwigheyt toe, dan dout men op de linie die op de tafel gemaakt is, als of men die tafel wilde douwen, ondertusschen veegt men die behendig af en men trekt de hant van onder de Tafel, en men laat het Kruys sien. [139] IX. Een geschrift te schrijven, dat men in een Spiegel makkelijker kan lesen als anders. Schrijft een schrift met u linkerhand, soodanig dat alle de letters verkeerd of links staan, soo sal men dat nauwelijks konnen lesen dan met moeyte; maar indien men het voor een Spiegel houd, sullen alle de letteren sig regt en leesbaar vertoonen. X. Om een Brief binnen in een Ey te schrijven. Om heymelijk te schrijven, is dit al een aanmerkens waardige konst, om bedektelijk aan een vriend een brief over te maken. Maakt een Inkt van Galnooten. Aluyn en Asijn, en schrjift daar mede op de witte bast het geene gy begeert, laat dit dan in de Sonne drogen, en kookt het Ey terstond in de Pekel tot dat het hard is: soo sullen de letters van de schil verdwijnen, en na binnen toe indringen, want de schil afgedaan sijnde, sal men de letters op het wit ingedrukt vinden. XI. Om malkanderen door een Ey yets te verstaan te geven. Bestrijkt een Ey rondom mager met wit Was, koud geworden sijnde, schrijft daar op met een Naald of Speld; ‘t geen gy begeert, vervult de letters dan met Edik in welke Galnooten hebbende geweykt, en laat dat Ey een geheele dag in Edik leggen, doetեr dan het wasch rondom af, en send het Ey na uw vriend toe die dat lesen [140] moet. Als hy nu dat geschrift wil lesen, moet het Ey hard gesooden werden, soo sal men het schrift op het wit van het Ey vinden. XII. Om alle geschrift uyt te doen. Mengt des Somers Ceruys met melk die uyt de groene Vygeboomen loopt, en maakt daar kleyne koekjes van, en in de schaduwe gedroogt sijnde, stoot se dan, en doetեr wederom melk van de Vygen by, en doet dit soo vier malen agter een. Als gy de selve wilt gebruyken, soo maakt de letteren een weynig nat, en strooyt daar op van dit poeyer, op dat het over al daar aan kleve, laat het daar op leggen, ten minsten twaalf uuren, vrijft daar na de letteren met een fijn doekjen van nieuw rouw Lynwaat, daar in Katoen, gelijk als tot een bal gebonden is. XIII. Een andere wijse. Neemt half Water, en half Sterk water, mengt dit onder een, en strijkt daar mede met een veertjen over het geschrift, soo sal het uyt gaan, bewatert dan het selve met een ander veertjen en laat het drogen. [141] XV. Om over uytgeschrapt schrift te schryven. Als men eenig schrift met een penne-mes uytgeschrapt heeft, soo kan men daar niet wel op schrijven, ten sy dat het vloeyd. Dog, om dit voor te komen, soo neemt de fijn gestooten gomme Sandrak, of Jenevers-booms gom, en wrijft die daar over, soo kunt gy na begeeren daar op schryven. Sommige nemen ook wel gestooten Hars, maar die is wat geelder. |
VII. Om alleen met punten verborgen te schrijven. Deze manier van schrijven is mede zeldzaam en aardig, toch heel licht om te doen. Men neemt een gedrukt boek. Als men nu iets schrijft, als de stad zal morgen over gaan, zo zoekt van ‘t begin der boek de letter D en als je die gevonden hebt zet daarmee een punt bovenop, zoek dan naar de E en stel daarmede een punt bovenop; doe zo ook met de S, T, en zo voort tot ge zoveel hebt gedaan als ge begeert; zo kan ge dit boek maar aan iemand zenden die het verstaat en die zal zulks lezen zonder dat het van een vreemde verstaan wordt. VIII. Om met een linie een kruis te maken. Maak in uw hand in de toevoeging die tussen de pink en achter de hand is een linie met inkt, knijp dan de hand toe en zo zal er een kruis staan. Maar om dit wat behendiger te doen, zo maakt men een linie op de hand en een linie op een tafel: de hand steekt men dan onder de tafel en men knijpt die met een gauwigheid toe, dan duwt men op de linie die op de tafel gemaakt is alsof men die tafel wilde duwen, ondertussen veegt men die behendig af en men trekt de hand van onder de tafel en men laat het kruis zien. [139] IX. Een geschrift te schrijven dat men in een spiegel makkelijker kan lezen dan anders. Schrijf een schrift met uw linkerhand, zodanig dat alle letters verkeerd of links staan, zo zal men dat nauwelijks kunnen lezen dan met moeite; maar indien men het voor een spiegel houdt zullen alle letters zich recht en leesbaar vertonen. X. Om een brief binnen in een ei te schrijven. Om heimelijk te schrijven is dit al een aanmerken waardige kunst om bedekt aan een vriend een brief over te maken. Maakt een inkt van galnoten, aluin en azijn en schrijf daarmee op de witte bast hetgeen ge begeert, laat dit dan in de zon drogen en kook het ei terstond in de pekel totdat het hard is: zo zullen de letters van de schil verdwijnen en naar binnen toe indringen, want als de schil afgedaan is zal men de letters op het wit ingedrukt vinden. XI. Om elkaar door een ei iets te verstaan te geven. Bestrijkt een ei rondom mager met witte was en als het koud geworden is schrijf daarop met een naald of spelt hetgeen ge begeert, vut de letters dan op met azijn waarin galnoten zijn geweekt en laat dat ei een hele dag in de azijn liggen, doe er dan de was rondom af en zendt het ei naar uw vriend toe die dat lezen [140] moet. Als hij nu dat geschrift wil lezen moet het ei hard gekookt worden en zo zal men het schrift op het witte van het ei vinden. XII. Om alle geschrift uit te doen. Mengt in de zomer loodwit met melk die uit de groene vijgenbomen loopt en maak daarvan kleine koekjes en als die in de schaduw gedroogd is stamp ze dan en doe er wederom melk van de vijgen bij en doe dit zo viermaal achter elkaar. Als ge die wil gebruiken zo maak de letters een weinig nat en strooi daarop van dit poeder opdat het overal daaraan kleeft, laat het daarop liggen, ten minsten twaalf uur, wrijf daarna de letters met een fijn doekje van nieuw ruw lijnwaad waarin katoen gelijk als tot een bal gebonden is. XIII. Een andere wijze. Neemt half water en half sterk water, (mengsel met methylalcohol) mengt dit ondereen en strijk daarmee met een veertje over het geschrift, zo zal het weg gaan, bewater het dan met een ander veertje en laat het drogen. [141] XV. Om over uitgeschrapt schrift te schrijven. Als men enig schrift met een pennenmes uitgeschrapt heeft zo kan men daar niet goed op schrijven, tenzij dat het vloeit. Toch, om dit te voorkomen, zo neemt de fijngestoten gom sandrak of jeneverbooms gom en wrijf die daarover, zo kan ge naar begeren daarop schrijven. Sommige nemen ook wel gestoten hars, maar die is wat geler. |
XVI. Om een brief of papier van den brand te bevrijden. Neemt een scherpe, Wijn-asijn en Eyer-wit, mengt daar Quiksilver onder, en bestrijkt daar mede den Brief drie maal agter een, en droogt het elke reyse, schrijft daar na op dit papier, soo sult gy hem niet verbranden, ten sy hy seer lange in het vuur was. XVII. Om Goude Letters te schrijven. Neemt Goud in blaadjes geslagen, vrijft het met Sal Armoniac op een Steen seer fijn, doet ԥr een weynig Water by, fijn genoeg gewreven sijnde, doet het in een glaasjen en gietեr Water op, laat soo het Sal Armoniak smelten, giet het Water sagjes af en mengt een weynig honing by het Gout, wrijft het te degen onder een, als gy daar nu begeert mede te schrijven, soo mengt het met Gom-Water en schrijftեr mede. [142] XVIII. Om ymand in een uur tijts te leeren schrijven. Men moet weten, dat men alle geschrift niet in soo een korte tijd kan leeren maar alleen het Romeynsche schrift. Ten is dan geen groote konst dat ymand linien kan maken. Ten tweeden een halve Maan, als ymand dit doen kan, sal hy ook alle de letters konnen naar maken, want sy alle uyt een regte linie en een halve Maan bestaande. De i l m n r t u sijn de regte linien, de kromme linien sijn c e o a, die van kromme en regte te samen geset sijn ʃ s f h k b p d q g x y z. XIX. Om letteren te schrijven, die niet gelesen konnen werden ten sy het papier verbrand is. Neemt seer sterken Asijn, beslaat het selve met het wit van een Ey, doet daar wat Quiksilver onder, en schrijft daar mede, soo sullen de letteren gelesen werden als het papier verbrand is. XX. Letteren die tegen de Kaars gelesen warden. Neemt Ceruys en mengt het selve met slijm van Gumme-dragand, schrijft dan daar mede op wit papier, soo sult gy het tegen het ligt kunnen lessen. XXI. Letteren met Asijn of Pis geschreven. Schrijft eenige letteren met Asijn of Pis, en gedroogt sijnde, sult daar niets van kunnen lesen, ten sy dat gy daar swartsel of verbrant papier over wrijft. [143] XXII. Een swarte brief met wit schrift te schrijven. Neemt klaar water, tempert dat met eyerdoyeren, soo dat gy daar mede schrijven kunt, geschreven hebbende, laat het drogen, bestrijkt dan den Brief met swarten inkt, droog sijnde is de selve niet leesbaar, schrabt dan met een penne-mes over het geschrevene, soo sal al het Ey-wit afgaan, en de letters sullen sig wit vertoonen. Let wel dat men het geschrift te regt droog laat worden eer men het afschrapt. Ik heb het selfs beproeft en goed bevonden. XXIII. Om een Brief in een Ey te verbergen. Als den Brief geschreven is snyd men die in kleyne vierkante stukjes, welke van agteren getekent werden 1 2 3, om die wederom in sijn plaats te konnen brengen. Blaast dan het doir en het wit uyt een Ey, en doet daar de Briefjes in, maakt het wederom toe met een weynig wit en kalk, soo sal men het niet eens vermerken. XXIV. Een wonderlijke symphatische Inkt te maken. Neemt een once Kalk en een half once Auripigment, stootse en mengtse onder een, doet het mengsel in een matras, en giet daar over vyf of ses oncen waters, tot het daar vier of vyf vingeren boven op staat, sluyt de matras met een kurk, was, of blaas digt toe. Digereert tien of twaalf uuren in warm sand, de matras somtyds om roerende: Laat dan alles te degen neder sinken, soo sal het vogt soo klaar werden als regenwater. Brand dan eenige stukjes kurk, en blust de selve [144] uyt in Brandewijn, ondoet het in een genoegsame quanteyt waters, in welke wat Arabische gomme gesmolten is, om een Inkt te maken die wat bleeker is als de gemene inkt, scheyd dan de kurk die niet gesmolten is van het water af, en doet ԥr wederom nieuwen in als te vooren, indien de inkt niet swart genoeg mogt wesen. Neemt dan een solutie van loot, die met gedisteleerden Asin gemaakt is, dese solutie moet so klaar wesen als Fonteyn-water, of anders kan men so veel sout van loot in ‘t water smelten. Schrijft dan met dit vogt, met een suyver pen, welke letteren, als het schrift gedroogt is, sullen verdwijnen. Schriift dan op dit onsigtbare schrift met een pen van den inkt, die van de gebrande kurk gemaakt is, dit schrift dan gedroogt zynde, zal het schynen met gemene swarten ink geschreven te zyn. Neemt dan wol, doopt het in het water, gemaakt van Kalk en Auripigment, maar het moet eerst helder en klaar zyn, wrijft dan met deze wolle de beschrevene plaats; het gene nu sigtbaar beschreven was, verdwynd, en ‘t geen niet leesbaar was, komt te voorschyn. |
XVI. Om een brief of papier van de brand te bevrijden. Neemt een scherpe wijnazijn en het witte van een ei en meng daar kwikzilver onder en bestrijk daarmee de brief driemaal achter elkaar en droog het elke keer, schrijf daarna op dit papier, zo zal ge het niet verbranden, tenzij het zeer lang in het vuur was. XVII. Om gouden letters te schrijven. Neemt goud in blaadjes geslagen, wrijf het met zout ammoniak op een steen zeer fijn, doe er een weinig water bij en fijn genoeg wrijven, doe het in een glaasje en gier er water op, laat zo het zout ammoniak smelten, giet het water zachtjes af en meng er een weinig honing bij het goud, wrijf het ter degen ondereen en als ge daarmee nu begeert te schrijven zo meng het met gom-water en schrijf er mede. [142] XVIII. Om iemand in een uur tijd te leren schrijven. Men moet weten dat men alle geschrift niet in zo’n korte tijd kan leren maar alleen het Romeinse schrift. Het is dan geen grote kunst dat iemand linies kan maken. Ten tweeden een halve maan en als iemand dit doen kan zal hij ook alle letters kunnen na maken want ze bestaan allen uit een rechte linie en een halve maan. De i l m n r t u zijn de rechte linies, de kromme linies zijn c e o a, die van kromme en rechte tezamen gezet zijn ʃ s f h k b p d q g x y z. XIX. Om letters te schrijven die niet gelezen kunnen worden tenzij het papier verbrand is. Neem zeer sterke azijn, besla dit met het witte van een ei en doe er wat kwikzilver onder en schrijf daarmee, zo zullen de letters gelezen worden als het papier verbrand is. XX. Letters die tegen de kaars gelezen worden. Neemt loodwit en meng het met slijm van gom dragant (Astragalus), schrijf dan daarmee op wit papier, zo sult ge het tegen het licht kan lezen. XXI. Letters met azijn of pis geschreven. Schrijf enige letters met azijn of pis en als het gedroogd is zal ge daarvan niets kunnen lezen, tenzij dat ge daar zwartsel of verbrand papier over wrijft. [143] XXII. Een zwarte brief met wit schrift te schrijven. Neemt klaar water, meng dat met eierdooiers zodat ge daarmee schrijven kan en als het geschreven is laat het drogen, bestrijk dan de brief met zwarte inkt en als het droog is dan is dat niet leesbaar, schrabt dan met een pennenmes over het geschrevene en zo zal het ei wit er afgaan en de letters zullen zich wit vertonen. Let wel dat men het geschrift te recht droog laat worden eer men het afschrapt. Ik heb het zelf beproefd en goed bevonden. XXIII. Om een brief in een ei te verbergen. Als de brief geschreven is snijdt men die in kleine vierkante stukjes die van achteren getekend worden met 1 2 3 om die wederom in zijn plaats te kunnen brengen. Blaas dan de dooier en het witte uit een ei en doe daarin de briefjes, maak het wederom dicht met een weinig wit en kalk, zo zal men het niet eens bemerken. XXIV. Een wonderlijke sympathische inkt te maken. Neemt een ons kalk en een half ons auripigmentum, stamp en meng ze ondereen, doe het mengsel in een matras en giet daar vier vijf of zes ons water op totdat het daar vier of vijf vingers bovenop staat, sluit de matras met een kurk, was of blaas dicht toe. Digereer het tien of twaalf uren in warm zand, de matras soms omroeren: Laat dan alles ter degen neer zinken, zo zal het vocht zo klaar worden als regenwater. Brandt dan enige stukjes kurk en blus die [144] uit in brandewijn, los het op in een voldoende hoeveelheid water waarin wat Arabische gom gesmolten is om een inkt te maken die wat bleker is dan de gewone inkt, scheidt dan de kurk die niet gesmolten is van het water af en doe er wederom nieuwe in als tevoren, indien de inkt niet zwart genoeg mocht wezen. Neemt dan een oplossing van lood die met gedistilleerde azijn gemaakt is, deze oplossing moet zo klaar wezen als bronwater of anders kan men zoveel zout van lood in ‘t water smelten. Schrijft dan met dit vocht met een zuivere pen wiens letters als het schrift gedroogd is zullen verdwijnen. Schrijf dan op dit onzichtbare schrift met een pen van de inkt die van de gebrande kurk gemaakt is en als dit schrift dan gedroogd is zal het schijnen met gewone zwart inkt geschreven te zijn. Neemt dan wol, doop het in het water gemaakt van kalk en auripigmentum, maar het moet eerst helder en klaar zijn, wrijf dan met deze wol de beschrevene plaats; hetgeen nu zichtbaar beschreven was verdwijnt en hetgeen niet leesbaar was komt tevoorschijn. |
XXVI. Een andere diergelijken Experiment. Neemt een boek van vier vingeren dik of dikker, indien gy dan wilt schryven met de eigenste desolutie van loot als boven gesegt is, soo leegt uw schrift tusschen het eerste blad of tusschen dաndere. Keert het blad om met het schrift boven leggende, strijkt dan op het leste blad, met boven geschrevene vogt van Kalk en Auripigment gemaakt, met een wolletjen, laat dat daar op leggen, doet het Boek toe, en slaat het vier of vyf reysen met uw handen: Keert het om en set het in de pers en opent het daar na, soo sal het onsigtbare schrift, sigtbaar werden. Dit [145] kan ook geschieden door tusschen komste van een muur, als men op elken sijde des muurs maar iets dede, ‘t geene de uytwaseming van de geesten belet. Hoe dat dit nu geschied, is al swaar om op te lossen. Voor eerst, dan is ‘t noodsakelyk dat men de kool van de kurk in brandewyn uytblusse, met welkers swart den onsigtbaren inkt moet gemaakt werden, en dit moet geschieden, anders soude men deze inkt niet kunnen uytwissen. Ten tweeden, komt de swartigheyd niet dan van den rook der Kurk-kolen, welke rook niet anders en is dan een logtig gemaakte Olye. Ten derden, dat de solutie van ‘t loot, die den onsienelyken inkt maakt, niet anders is, dan ontdaan loot, en dat op een onsigtbare wyze hangende in het suure vogt. Ten vierden, dat het uytwissende vogt een Alcali is, met de vuur deeltjes des Kalks gemengt, en de swavelige supstantie van den Auripigment. Dit nu vast gestelt zynde, seg ik, dat den sigtbaren inkt verdwijnt, wanneer men daar een uytdoende vogt op doet, dat dewijl dit leste sout te samen gesteld is uyt een Alcali Sout, en seer oli-agtige doordringende deelen, soo is dit mengsel als een soort van Seep, die een dunne rookagtige supstantie van de gebrande kurk kan ontdoen, die te voren was logtig gemaakt om met de Brandewyn te kunnen smelten, gelijk als een Seep, die gemaakt werd uyt een Olye en Alcali-Sout, waar door men smerige vlekken kan uytwijssen. Maar men soekt te weten, waarom de swartigheyt deser solutie weg gaat? Ik antwoord hier op, dat deze rook-deeltjes soo waren verdeeld en beslooten in het vogt, bestaande uyt Sulphur en Alcali, so datse onsigtbaar bleven, en wy observeren dagelyks, [146] dat in nauwkeurig soluytien, de gesolveerde saaken onsigtbaar en sonder warmte warden. Het weynigje Sal Alcali, datեr in de kool van de kurk was, verbind sig ook met het Alcali des Kalks, en is tot de solutie dienstig. Aangaande den onsienlyken Inkt, soo sult gy ligtelijk begrypen, waarom sig die swart vertoonen, wanneer dat vogt daar op gedaan werd, met welke dՠandere letters uytgingen, of des selfs vlekken uyt te doen, soo weet dan dat de solutie des loots, niet anders is dan onsigtbare loot-deeltjes, die door de suure punten opgeheven zyn, so moet dan dit loot weder levendig werden, met tեenemaal te vernielen, ‘t gene het selve logtig maakte; want het Alcali des kalks, met de swavel van den Auripigement verhard, is bequaam om het suur te breken, en de Lood-deeltjes aan te doen hangen. Soo verdwijnt dan dezen sienlyken Inkt, om dat de deelen gesmolten waren, welke de selvige swart maken. Maar in tegendeel vertoond sig den onsienlijken inkt, om dat de gesmoltene delen, weder levendig zyn geworden. Uyt de Kalk en den Auripigment onder een gemengt, en in water gedigereet, komtեr een reuk, gelyckende na de gene, welke men veroorsaakt, wanneer men gemeene Swavel in Wijn-steen-souts loge-kookt, maar deze is onaangenamer, om dat de arcenikale swavel met eenige souten vervult is, die den neus onaangenam zyn. De kalk nu is een Alcali, ‘t welk alhier wert, gelyk als het Sal Tartari in andere gelegentheden werkt. De matras moet seer digt toegesloten zyn, om dat de kragt des waters in het vlugge bestaat. De kalk behoud het gene aldervast in den Auripigment was, en de swavel is des te subtylder die ԥr uyt vliegt, om dat se uyt hare boeyen geraakt. [147] Het is noodzakelyk dat den swavel hier het gantsche Boek door dringt, om het schrift met deesen klaren inkt geschreven, swaart te maken, en op dat deze operatie des te ligter zy, slaat men het boek met de hand, en dan keert men het om, om dat de geesten of de vlugge swavel altyd na boven toe gaat. Ook legt men in een pers, op dat de swavel in de logt niet en verdwyne. Ik heb geobserveert, dat soo deze circumstantie niet in agt wierden genomen, het niet succedeerde, en dit doet my gelooven dat dese swavel het Boek doordringe, en dat se niet rondom door de sijden in gaat, gelijk veele geloven, want het Boek uyt de pers genomen zijnde, zal men de reuk genoegsaam door al de bladeren heen gewaar werden. Dit moet nog waar genomen werden, namelyk, dat de infusie van kalk en Auripigment versch moet wesen; want soo se niet versch en is, geschied de doordringende niet genoeg. Een yder van deze drie vogten, moet op verscheiden plaatsen gemaakt zyn, want soo se by malkanderen quamen, zouden malkanderen bederven. Als deze Auripigment en kalk te week staan, en al is ‘t dat se wel geslooten zyn is ‘t onmogelyk soo nauw te sluyten, of de logt werd met eenige deeltjens besmet, en deze maakt soo groten veranderinge, dat den sienbaren Inkt soo swart niet en is, en dՠonsienbare eenige swartigheyd krijgt. |
XXVI. Een ander diergelijk experiment. Neemt een boek van vier vingers dik of dikker, indien ge dan wil schrijven met de eigenste oplossing van lood zoals boven gezegd is zo leg uw schrift tussen het eerste blad of tussen de andere. Keer het blad om met het schrift boven liggend en strijk dan op het laatste blad met boven geschrevene vocht van kalk en auripigmentum gemaakt met een wolletje, laat dat daarop liggen, doe het boek dicht en sla het vier of vijf keer met uw handen: Keer het om en zet het in de pers en open het daarna, zo zal het onzichtbare schrift zichtbaar worden. Dit [145] kan ook geschieden door tussenkomst van een muur, als men op elke zijde van de muur maar iets deed hetgeen de uitwaseming van de geesten belet. Hoe dat dit nu geschied, is al zwaar om op te lossen. Voor eerst, dan is ‘t noodzakelijk dat men de kool van de kurk in brandewijn uitblust waarmee zwart de onzichtbare inkt moet gemaakt worden en dit moet geschieden anders zou men deze inkt niet kunnen uitwissen. Ten tweeden, komt de zwartigheid niet dan van de rook der kurkkolen, welke rook niets anders is dan een luchtige gemaakte olie. Ten derden, dat de oplossing van het lood, die de onzichtbare inkt maakt niet anders is dan opgelost lood en dat op een onzichtbare wijze hangt in het zure vocht. Ten vierden, dat het uitwissende vocht een alkali is met de vuur deeltjes van de kalk gemengd en een zwavelige substantie van het auripigmentum. Dit is nu vast gesteld en zeg ik dat de zichtbare inkt verdwijnt, wanneer men daar een uitdoende vocht op doet dat terwijl dit laatste zout tezamen gesteld is uit een alkali zout en zeer olieachtig doordringende delen, zo is dit mengsel als een soort van zeep die een dunne rookachtige substantie van de gebrande kurk kan oplossen die tevoren luchtig was gemaakt om met de brandewijn te kunnen smelten, gelijk als een zeep die gemaakt wordt uit een olie en alkali zout waardoor men smerige vlekken kan uitdoen. Maar men zoekt te weten waarom de zwartheid van deze oplossing weg gaat? Ik antwoord hierop dat deze rookdeeltjes zo waren verdeeld en besloten in het vocht, dat bestaat uit zwavel en alkali zodat ze onzichtbaar bleven en wij observeren dagelijks [146] dat in nauwkeurig oplossingen de opgeloste zaken onzichtbaar en zonder warmte worden. Het weinige zout alkali dat er in de kool van de kurk was verbonden zich ook met het alkali van de kalk en is tot de oplossing dienstig. Aangaande de onzichtbare inkt zo zal ge gemakkelijk begrijpen waarom die zich zwart vertoont wanneer dat vocht daarop gedaan wordt waarmee de andere letters uitgingen of diens eigen vlekken weg te doen, zo weet dan dat de oplossing van het lood niets anders is dan onzichtbare looddeeltjes die door de zure punten opgeheven zijn, zo moet dan dit lood weer levendig worden met te ene male te vernielen hetgeen het zelf luchtig maakte; want de alkali van het kalk met de zwavel van het auripigmentum verhard en is bekwaam om het zuur te breken en de looddeeltjes aan te laten hangen. Zo verdwijnt dan dezen zichtbare inkt omdat de delen gesmolten waren die het zwart maken. Maar in tegendeel vertoont zich de onzichtbare inkt omdat de gesmolten delen weer levendig zijn geworden. Uit de kalk en het auripigmentum ondereen gemengd en in water gedigereerd komt er een reuk, die lijkt op diegene die men veroorzaakt wanneer men gewone zwavel in wijn-steen-zout loog kookt, maar deze is onaangenamer om dat de arseenachtige zwavel met enige zouten vervuld is die de neus onaangenaam zijn. De kalk nu is een alkali wat alhier wordt gelijk als het zout tartarum in andere gelegenheden werkt. De matras moet zeer dicht toegesloten zijn omdat de kracht van het water in het vlugge bestaat. De kalk behoudt hetgeen aller vast in het auripigmentum was en de zwavel is des te subtiel die eruit vliegt omdat het uit haar boeien geraakt. [147] Het is noodzakelijk dat de zwavel hier het ganse boek door dringt om het schrift met deze klare inkt geschreven zwart te maken en opdat deze operatie des te lichter is slaat men het boek met de hand en dan keert men het om omdat de geesten of de vlugge zwavel altijd naar boven toe gaat. Ook legt men het in een pers op dat de zwavel in de lucht niet verdwijnt. Ik heb geobserveerd dat zo deze omstandigheid niet in acht worden genomen het niet voldeed en dit laat me geloven dat deze zwavel in het boek doordringt en dat het niet rondom door de zijden in gaat gelijk velen geloven want als het boek uit de pers genomen is zal men de reuk voldoende door al de bladeren heen gewaarworden. Dit moet nog waargenomen worden, namelijk dat de infusie van kalk en auripigmentum vers moet wezen; want zo het niet vers geschiedt het doordringen niet genoeg. Een elke van deze drie vochten moet op verschillende plaatsen gemaakt zijn, want zo ze bij elkaar kwamen zouden ze elkaar bederven. Als deze auripigmentum en kalk te week staan en al is ‘t dat ze goed gesloten zijn is het onmogelijk ze zo nauw te sluiten of de lucht wordt met enige deeltjes besmet en die maakt zo’n grotenverandering dat de zichtbare inkt er niet is en de onzichtbare enige zwartheid krijgt. |
XXVII. Om het geschrift dat door oudheyd is uytgegaan te herstellen. Neemt Galnoten, laat die een dag of twee in regen-water weyken strijkt dan van dit water [148] over het geschrift alwaar de letters sijn uytgegaan, gy kond het met een wolletie bestryken in dat selvige Water nat gemaakt, soo ras het nu droog sal zyn, sullen de letteren wederom op komen, en sig vertonen, even of se eerst geschreven waren. XXVIII. Om Goude Letters sonder Goud te maken. Neemt Auripigment. Fyne Krystal van elks een once. Stoot se elk besonder tot poeder, en mengt se onder malkanderen met wat wit van een Ey, en schrijft daar mede. Of ook Auripigmentum genaamt, dat is geel Arsenicum of ook Opriment by de Scilders, dat is geel Ratten kruyd, en een dodelijk vergif voor menschen en beesten. XXIX. Om silvere letters te maken sonder silver. Neemt Tin een once. Quik silver, twee oncen. Smelt de Tin, en smeld daar de Quiksilver by, set het van ‘t vuur af, roert het om tot dat het koud is, en tot een poeder geworden, welk men dikwils met water moet afwassen, tot het Water daar soo klaar of loopt, als gy het daar hebt opgegoten. Mengt dan dit voorschreven poeder met wat Gom-Water, en schrijft daar mede. [149] XXX. Om een gulde koleur sonder Gout te maken. Neemt gestooten Saffraan, beste Auripigment. Hase Gal (of van een Snoek, die beter is) Mengt dit alles onder een; en doet het in een glas, welke gy eenige dagen lang in Paarde-mest begraven sult, doet het dan daar uyt en bewaart het. XXXI. Een aardige wijse van schrijven. Wanneer gy een weynig witte of groene Vitriool in Water smelt, en met dese solutie schrijft, sult gy geen letters sien, ten sy gy wat kooksel van Galnooten maakt, en met een wolletjen daar over strijkt. Soo gy nu een ander wolletjen neemt, vervult met Geest van Vitriool, so strijkt sagjes over het geschrift henen, soo sullen de letters wederom verdwijnen. Maar indien men al wederom met een ander wolletjen vervult met Wynsteen Olie die door smelting gemaakt is, daar over heenen vryft, soo komt het geschrift wederom met gele letters voor den dag. De reden daar van dunkt my dat men op dese wyse zoude konnen afleggen, namelijk dat de Vitriool met de Galnoten vermengt totեt een rundsel werd, welke de Geest van Vitriool ontbind; maar den Oleum Tartari de kragt van dese zuyvere Geest brekende, geschied wederom op nieuws een Coagulatie, en daar komt wederom een nieuwe koleur te voorschijn. [150] XXXII. Een aardige Inkt van Roosen. Wanneer men in een sterk kooksel van gedroogde Rosen die rood sijn, een solutie of poeder van witte of groene Vitriool in smijt, sal het een gemeene Inkt werden, die de gemeene in swartigheyd niet heeft te wyken. Soo men daar nu enige droppelen Vitriool Geest in dropt, sal desen Inkt rood werden, maar indien ge daar eenige droppelen Armoniak Geest by doet, sal het een witagtige koleur krygen. De veranderinge deser koleuren spruyten hier uyt, dat de Vitriool Geest de Coagulatie van de Vitriool ontdoet, los en onsienlijk maakt, die wederom een hooge roode koleur krijgt als te voren, eer daar de Vitriool was by gedaan, om dat de selve Geest de deelen der Rosen, die in het vogt gesmolten sijn, uytbreyd en die sigtbaarder maakt. De vlugge Armoniak Geest, sijnde een Alcaly, breekt voor een gedeelte de punten van de suyvere Geest des Vitriools, soo dat de deelen der Roos, meer hebbende om uyt te breyden, digte by malkanderen dringen, en by gevolg een ander koleur krygen. Hier uyt volgd dat de droge Rosen, soo goed sijn om Inkt te maken, als de Galnooten, sulks kan mede met Indiaans Hout en andere dingen geschieden. |
XXVII. Om het geschrift dat door oudheid is uitgegaan te herstellen. Neem galnoten, laat die een dag of twee in regenwater weken, strijk dan van dit water [148] over het geschrift alwaar de letters zijn uitgegaan, ge kan het met een wolletje bestrijken in datzelfde water nat gemaakt, zo ras het nu droog zal zijn zullen de letters er wederom op komen en zich vertonen even of ze net geschreven waren. XXVIII. Om gouden letters zonder goud te maken. Neem auripigmentum. Fijne kristal, van elk een ons. Stamp ze elk apart tot poeder en mengt ze onder elkaar met het witte van een ei en schrijf daarmee. Of ook auripigmentum genaamd, dat is geel arsenicum of ook operment bij de schilders, dat is geel rattenkruid en een dodelijk vergif voor mensen en beesten. XXIX. Om zilveren letters te maken zonder zilver. Neemt tin, een ons. Kwikzilver, twee ons. Smelt de tin en smelt daar het kwikzilver bij, zet het van ‘t vuur, roer het om totdat het koud is en tot een poeder geworden wat men vaak met water moet afwassen tot het water daar zo klaar af loopt als ge het daar hebt opgegoten. Mengt dan dit voorschreven poeder met wat gom-water en schrijf daarmee. [149] XXX. Om een gulden kleur zonder goud te maken. Neemt gestampte saffraan, beste auripigmentum. Hazengal (of van een snoek, die beter is) Meng dit alles ondereen en doe het in een glas die ge enige dagen lang in paardenmest begraven zal, doe het dan daaruit en bewaar het. XXXI. Een aardige wijze van schrijven. Wanneer ge een weinig witte of groene vitriool in water smelt en met deze oplossing schrijf, zal ge geen letters zien, tenzij ge wat kooksel van galnoten maakt en met een wolletje daarover strijkt. Zo ge nu een ander wolletje neemt gevuld met geest van vitriool zo strijk zachtjes over het geschrift heen en zo zullen de letters wederom verdwijnen. Maar indien men al wederom met een ander wolletje gevuld met wijnsteen olie dat door het smelten gemaakt is daar overheen wrijft zo komt het geschrift wederom met gele letters voor de dag. De reden daarvan dunkt me dat men op deze wijze zou kunnen afleggen, namelijk dat de vitriool met de galnoten vermengt tot het een rondsel wordt die de geest van vitriool ontbindt; maar de olie van tartarum (wijnsteen) breekt de kracht van deze zuivere geest en geschiedt wederom opnieuw een samenballing en daar komt wederom een nieuwe kleur te voorschijn. [150] XXXII. Een aardige inkt van rozen. Wanneer men in een sterk kooksel van gedroogde rozen die rood zijn een oplossing of poeder van witte of groene vitriool in smijt zal het gewone inkt worden die de gewone in zwartheid niet hoeft te wijken. Zo men daar nu enige druppelt vitriool geest in druppels zal deze inkt rood worden, maar indien ge daar enige druppels ammoniak geest bij doet zal het een witachtige kleur krijgen. De verandering van deze kleuren spruiten hieruit dat de vitriool geest de samenballing van de vitriool ontdoet, los en onzichtbaar maakt die wederom een hoge rode kleur krijgt als tevoren eer daar de vitriool bij was gedaan omdat die geest de delen der rozen die in het vocht gesmolten waren uitbreidt en die zichtbaar maakt. De vlugge ammoniak geest is een alkali en breekt voor een gedeelte de punten van de zuivere geest der vitriool zodat de delen der roos meer hebben om uit te breiden en dicht bij elkaar dringen en bij gevolg een andere kleur krijgen. Hieruit volgt dat de droge rozen zo goed zijn om inkt te maken als de galnoten, zulks kan mede met Indiaans hout en andere dingen geschieden. |
XXXIII. Om een geheele dag met een Pen te schryven sonder Inkt-koker. Om ras en vaardig te Schrijven zonder de Pen gedurig in den Ink-koker te steeken, zo versnyd [151] een brave dikke Swane Schaft, versneden sijnde, giet hem vol Inkt, en stopt hem met een stukje Spons toe, dog zoodanig digt, dat als gy de Sponge drukt, daar inkt in Penne loopt, dit zoo op sijn maat gedaan hebbende, sult gy daar meede een gantsche dag of langer konnen Schrijven. XXXIV. Om op een Servet allerhande Wapens en Letters te verbeelden. Neemt Bord papier van het alderdikste dat gy krygen kont. Maakt met kool of potloot daar een Wapen op, of door een getrokken Letters so cierlijk als gy kond. Snyd dan al het overvloedige uyt, zoo hebt gy een plaat, welke van dik Lood gemaakt, niet vreemd soude zyn; legd dan u Servet in een Pers en legd daar het Bord-papier of het warm gemaakte Lood op, en draaid de Pers toe, soo zal het begeerde op de Servetten staan: ‘t welk seer cierlyk op de Bruyloften en Maaltyden is. XXXV. Om een Letter te Schryven, die Zeer heymelyk is op Papier, die men niet en zal konnen kennen op Papier daarze op staat, ten zy alleenlyk van de gene die het geheym weet. Gy sult weynig Salarmoniacy nemen, wel dun gestamt, ende daar van een weynigh nemen ende stampen in Water, ende Schrijft met dat Water, dat latende drogen, ende men sal ‘t niet onderkennen, ende daar naar als gy ‘t wilt Leesen, sult gy ‘t Papier voor ‘t vier houden wel heet, ende gy zult het Schrift sien uytkoomen so swart als inkt, een profijtelyk secreet ende weerdigh. [152] XXXVI. Een manier om verscheyde Figueren in de hand te schrijven. Wy zien dat die in Oost-Indien geweest hebben, of te Jerusalem, datze gemeenlijk eenige teykens op haar Armen en Handen hebben, deze werden aldus gemaakt. Sy nemen een Speld, met welke zy in de Huyd steken, zulke Figuuren als gy begeert, gestoken sijnde ende nog bloedende, wrijven zy daar wat Boskruid in, soo zullen daar die Letters en Figuren in staan die men gestoken heeft. XXXVII. Om door middel van een gedrukt Boek een heymelijke Brief te Schrijven. De konsten en wysen van bedriegen zijn oneyndig, want deze manier van Schryven dat hy niet ligt kan ondekt werden ten zy van die gene, die kundig van de kunst is. Om dit te doen neemt men zoo een Boek als men begeert, ‘t zy een Bybel, Paapse Avemaria-Boekxken of yets diergelijks; als men nu een Brief wil schryven zoekt men aan de kanten van het Blad, langs beyde zijden, als men begeert woorden te formeeren, eerst aan de regter sijde, daar na aan de linker, en men zet stippels by de Letters, en die doet men zoo lange tot men sijn meininge heeft beduid; dit gedaan sijnde zend men het Boek aan sijn Vriend, en die van de zaak bewust is, met een compliment, dat je hem bedankt voor de leening des Boeks, of dat hy het heeft laten leggen en diergelijke, zoo zal den andere uw Brief ontfangende met het Boek, uyt het Boek uw meninge verstaan. [153] |
XXXIII. Om een gehele dag met een pen te schrijven zonder inktkoker. Om ras en vaardig te schrijven zonder de pen gedurig in de inktkoker te steken, zo versnijdt [151] een flinke dikke zwanenschaft en als het versneden is giet het vol inkt en stop hem met een stukje spons dicht, toch zodanig dicht dat als de op de spons drukt daar inkt in de pen loopt, als dit zo op zijn maat gedaan is zal ge daarmee een ganse dag of langer kunnen schrijven. XXXIV. Om op een servet allerhande wapens en letters af te beelden. Neemt bord papier van het aller dikste dat ge krijgen kan. Maak met kool of potlood daar een wapen op of dooreen getrokken letters zo sierlijk als ge kan. Snijdt dan al het overvloedige uit, zo hebt ge een plaat die van dik lood gemaakt is en niet vreemd zou zijn; leg dan uw servet in een pers en leg daar het bordpapier of het warm gemaakte lood op en draai de pers zicht, zo zal het begeerde op de servetten staan: wat zeer sierlijk op de bruiloften en maaltijden is. XXXV. Om een letter te schrijven die zeer heimelijk is op papier die men niet zal kunnen herkennen op papier daar het op staat, tenzij allen van diegene die het geheim weet. Ge zal een weinig zout ammoniak nemen goed dun gestampt en daarvan een weinig nemen en stampen in water en schrijf met dat water, laat dat drogen en men zal het niet herkennen en daarna als ge wilt het lezen zal ge het papier voor het vuur houden goed heet en ge zal het schrift zien opkomen zo zwart als inkt, een profijtelijk geheim en waardig. [152] XXXVI. Een manier om verschillende figuren in de hand te schrijven. We zien dat die in Oost-Indisch geweest zijn of te Jeruzalem dat ze gewoonlijk enige tekens op hun armen en handen hebben en die worden aldus gemaakt. Ze nemen een speld waarmee ze in de huid steken zulke figuren als ge begeert en als het gestoken is en nog bloedt wrijven ze daar wat buskruit in en zo zullen daar die letters en figuren in staan die men gestoken heeft. XXXVII. Om door middel van een gedrukt boek een heimelijke brief te schrijven. De kunsten en wijzen van bedriegen zijn oneindig want deze manier van schrijven is dat het niet licht ontdekt kan worden tenzij van diegene die kundig van de kunst is. Om dit te doen neemt men zoՠn boek als men begeert, hetzij een bijbel, paapse Ave Maria boekje of iets diergelijks; als men nu een brief wil schrijven zoekt men aan de kanten van het blad, langs beide zijden, als men begeert woorden te formeren eerst aan de rechterzijde, daarna aan de linker en men zet stippels bij de letters en dit doet men zo lang tot men zijn mening heeft aangeduid als dit gedaan is zendt men het boek aan zijn vriend en die van de zaak bewust is met een compliment dat je hem bedankt voor het lenen van het boek of dat hij het heeft laten liggen en diergelijke, zo zal de andere die uw brief ontvangt met het boek uit het boek uw mening verstaan. [153] |
Het Verbeetert en Vermeerdert Natuurlyk Tover-boek, of Speel-toneel der Konsten. Het Sesde Boek. Begrypende verscheyden Inktmakingen en vergulden. I. Om seer goeden swarten Inkt te maken. Neemt ander-half pond Regen-water, ende doet daar in drie oncen gebroken Galnoten, ende latet zoo staan twee dagen in de Sonne. Dan doet ԥr noch by twee oncen Ongers Koper-rood klein gestoten, ende roeret wel onder een met een Stok; ende stellet wederom twee dagen in de Son. Ten laasten doed daar noch in een once Gomme van [154] Arabien die zeer klaar is, ende klein gestoten, met een once Granaat-appels schellen, indien gy die bekomen kond. Dan laat een weynig sieden met een sagt vyer, ende gietet klaar boven af, dat suld gy mogen bewaren in een Glas oft loden Vat, ende het zal zeer swarten ende uytermaten goeden inkt wesen. II. Een ander Maniere, om metter haast goeden swarten Inkt te maken. Gy zult nemen drie Pinten Wijn, een vierendeel van een Pond Galnoten in stukken gebroken, ende laat ze zieden in den voorsz Wijn, altijd wel omroerende: tot dat een derden-deel van den Wijn ingezoden is: Neemd het als dan van ‘t vier ende noch laauw zijnde doet ԥr een vierendeels Pond Koper-root in, ende roert het noch een wijle tijds wel, ende laat het staan tot des anderen daags. Neemd dan een ander Pot ofte Kruyke, daar in gy die inkt wilt laten, ende roert hem wel eerst omme ende sijgt hem door een Doek ofte Teems in dien anderen Pot, en dan doet ԥr vijf oncen Gomme in, en hy sal seer goed en swart wesen. III. Om Roden Vermiljoen-Inkt te maken. Neemd Vermiljoen, en wrijft ‘t op eenen Steen heel fijn, tot dat het geelagtig word, met schoon Water, en de selve gewreven sijnde, zuld gy het zelve Vermiljoen leggen in een stuk Krijts, het welk gy hol gemaakt sult hebben, daar zal de vogtigheyd in trekken, ende droog sijnde doet het [155] in een Doexken: als gy nu de Vermiljoen besigen wild, neemd daar van zoo veel gy wild, mengd se met geprepareerd klaar Ey, soo dik als Bry, laat se in den Sonne droogen in een Glas, ende wel gedroogd sijnde, doet het in een Doosken, ende willende Rood Schryven menget meest met Water en klaar Ey. Nota: Soo in uwe Verwe eenige Blaaskens of bobbelkens komen: zoo neemt wat materie uyt uwe Oren, of een droppelken Ossen Gal, of een weynig Myrrhe, doet het in de Verwe, sy sullen in ‘t roeren verdwijnen. IV. Om Cinaber of Vermiljoen te bereyden, datmen daar mede Schryven of Schilderen mag. Neemt den Cinaber, ende wrijftet zeer wel op eenen Steen, met schoon klaar water, ende laat hem droogen, doet hem daar na in een Glaasken of in eenen schonen nieuwen Pot, giet ԥr pis by, menget wel te gader, ende latet soo staan, tot avondt, dat al den Cinaber gesonken zy. Als dan ververschet de Pis, doende als boven, ende latet soo tot den morgen-stont staan rusten, aldus ende soo lange de Pis ververschende, tot dat het wel gepurgeert zy: te weten, vier of vijf dagen. Daar na neemd het wit van het Ey wel geklopt, tot dat het in klaar water verandert zy, het welk gy op den Cinaber gieten sult tot ԥr een vinger dik boven swemme. Onderroert daar na wel met een stokxken of ook met een kleyn beentjen, ende laat den Cinaber sinken, ende doet als gy te vooren met de Pisse gedaan hebt, twee of drie dagen lang: dit zal den stank van den Pis weg nemen: het welk gedaan zijnde, doet ԥr ander wit van het Ey by: [156] menget wel te samen, ende ‘t is gedaan, maar men moet het wel gestopt bewaren; Ende tեlkens als gy te werke stellen wilt, roertet wel omme. Als het wit van den Ey wel bereyt is op de na geschreven maniere, soo en corrumbeert of verderft het nimmermeer. V. Een goeden manier om Bresilie te bereyden. Neemt een mengelen goed klaar oud Bier, twee gemeene Roemers oud Regen-water, een Romer Wijn-Azijn, doet daar in een half pond Bresilie, drie lood witten klaren Aluyn, ende een lood Gomma Dragacani, sied het te samen op de helfte, ende giet het als dan klaar af, ende behoud het reynelijk datter geen stof nog vuyligheyd in kome, ‘t word hoe langer hoe schoonder. |
Het Verbetert en Vermeerdert Natuurlijk Toverboek of Speeltoneel der Kunsten. Het Zesde Boek. Omvat verschillende Inkt maken en vergulden. I. Om zeer goede zwarte inkt te maken. Neemt anderhalf pond regenwater en doe daarin drie ons gebroken galnoten en laat het zo staan twee dagen in de zon. Dan doe er noch bij twee ons Hongaars koperrood klein gestoten en roer het goed onder elkaar met een stok; en stel het wederom twee dagen in de zon. Tenslotte doe daarin noch een ons gom van [154] Arabië die zeer helder is en klein gestoten met een ons granaatappels schillen, indien ge die bekomen kan. Dan laat het wat koken met een zacht vuur en giet het heldere boven af, dat zal je mogen bewaren in een glas of loden vat en het zal zeer zwarten en uitermate goede inkt wezen. II. Een andere manier om met een haast goede zwarte inkt te maken. Ge zal nemen drie pinten wijn, een vierendeel van een pond galnoten in stukken gebroken en laat ze koken in die voor genoemde wijn, altijd goed omroeren totdat een derdedeel van de wijn ingekookt is: Neem het als dan van մ vuur en doe er als het nog lauw is er een vierendeel pond koperrood in en roer het noch een tijdje goed en laat het staan tot de andere dag. Neem dan een andere pot of kruik waar ge die inkt in wil laten en roert hem goed eerst om en zeef het door een doek of zeef in die andere pot en dan doe er vijf ons gom in en het zal zeer goed en zwart wezen. III. Om rode vermiljoen inkt te maken. Neem vermiljoen en wrijf het op een steen heel fijn totdat het geelachtig wordt met schoon water en als die gewreven is zal ge die vermiljoen leggen in een stuk krijt wat ge hol gemaakt zal hebben, daar zal de vochtigheid in trekken en als het droog is doe het [155] in een doekje en als ge nu de vermiljoen gebruiken wil neem dan daarvan zoveel ge wil en meng het met geprepareerd helder ei zo dik als brij, laat het in de zon drogen in een glas en als het goed gedroogd is doe het in een doosje en wil je rood schrijven meng het meest met water en helder eiwit. Nota: Zo in uw verf enige blaasjes of bobbeltjes komen: zo neemt wat materie uit uw oren of een druppeltjes ossengal en wat mirre en doe het in de verf, ze zullen in ‘t roeren verdwijnen. IV. Om cinnaber of vermiljoen te bereiden zodat men daarmee schrijven of schilderen mag. Neemt de cinnaber en wrijf het zeer goed op een steen met schoon helder water en laat het drogen, doe het daarna in een glaasje of in een schone nieuwe pot, giet er pis bij, meng het goed tezamen en laat het zo staan tot avond zodat alle cinnaber gezonken is. Als dan ververs de pis en doe als boven en laat het zo tot de morgenstond staan rusten, aldus en zo lang de pis verversen totdat het goed gezuiverd is: te weten, vier of vijf dagen. Daarna neem het wit van het ei goed geklopt totdat het in helder water veranderd is wat ge op de cinnaber gieten zal totdat het er een vinger dik boven zwemt. Roer het daarna goed met een stokje of ook met een klein beentje en laat de cinnaber zinken en doe zoals ge tevoren met de pis gedaan hebt, twee of drie dagen lang: dit zal de stank van de pis weg nemen: en als dat gedaan is doe er ander wit van het ei bij: [156] men het goed tezamen en ‘t is gedaan, maar men moet het goed gestopt bewaren; Ende telkens als ge het te werk wil stellen roer het goed om. Als het wit van een ei goed bereid is op de na geschreven manier zo corrumpeert of verderft het nimmermeer. V. Een goede manier om Brazilië (Caesalpinia echinata) te bereiden. Neemt een mengel goed klaar oud bier, twee gewone roemers oud regenwater, een roemer wijnazijn en doe daarin een half pond Brazilië, (Caesalpinia) drie lood witte heldere aluin en een lood gom dragant, kook het tezamen tot op de helft en giet het als dan helder af en behoudt het reine zodat er geen stof nog vuiligheid in komt, ‘t wordt hoe langer hoe mooier. |
VI. Nog een andere maniere om heel schoone Rood Bresilie te maken. Neemt een lood Bresilien hout, kleyn gemalen, bykans soo veel Aluyns, ook gebroken in een half pints Potjen, ende daar op Regen-water, tot het hout bedekt is, laat het een nagt weeken, doet ԥr dan Գ morgens soo veel Wyn Azyn, dat het Potjen op drie vingeren breet bedekt zy. Siedet dit te samen, tot dat het vier deelen ofte meer in gezoden is, gy zult het dikwils onder ‘t sieden omroeren, daar na sult gy ‘t selve door een doek zygen in eenen schonen Pot, stopt hem wel digt toe, ‘t sal goeden Inkt sijn. [157] VII. Om Bresilie te bereiden, en vierderhande Verve daar af te maken. Neemt Bresilie ende soo veel klaar water als gy wilt, ende latet meer dan het derdendeel in sieden, of tot dat u het koleur aanstaat, dat is, tot dattet rood genoeg is, daar na deeld de verwe in vier deelen. Ende wilt gy van dՠeene deel roode verve maken, en doet ԥr niet met allen toe, want het sal van selfs alsulks weezen. Wilt gy van dՠandere deel blauve maken, soo doet ԥr wat kalk-water by, ende het sal een seer schoon blau zijn, maar de Bresilie moet blau wesen. Wilt gy violetten hebben soo doet ԥr loge by: Maar wilt gyմ niet hebben, soe doeter Alumen Fecis by. VIII. Om schoone Blauve Inkt te maken. Neemt wel gesuyverde Smalte, mengt se met Gom-water, ende dat matig, dat het niet dik zy: Ende om de proeve daar van te doen, soo maakt een Letter ofte twee met den Smalte, ende droog zynde, legt ԥr een schoon Papier op, wryft dat Papier, ‘t welk op de Letter leyd, styf met ter hand, blyft het Smalte aan ‘t Papier hangen, soo moeter meer Gomme in. Om wel met de voorsz. Smalte te mogen schryven, soo moet men een slappe lange genebde penne hebben. Soo de smaalte te bruyn word door lange staan, giet het Gom-water af, ende doet ԥr klaar water op, roer het wel om, ende laatse sinken, ende giet als dan dat water daar van tot datse weder schoon is, ende als gy se wederom besigen wilt, gietեr Gom-water op, als vooren. [158] IX. Om op driederhande maniere gelen Inkt te maken. Neemd Orpigment, of Auripigmentum, fijn gewreven met klaar ey getempert, is schoon gelen Inkt. Desgelijks Saffraan met Eyer-doyers gemengt, is goeden gelen Inkt. Item, Saffraan geweykt in versche klare Eye een Etmaal lang, dat is 24 uuren, giet dat geel Ey-Water in een Potjen ofte Schelpe, ende tempert daar bereyde Masticot in, ‘t is ook schonen geelen inkt. X. Van Besie-Geel, diemen Duyvels Besien noemt, ende om ‘t selve te gebruyken. De Geele besien oft Duyvels-Besien: naar dat se gestoten of geplet zijn, zonder dat se tot Pulver gestoten zijn, ‘t welk niet en mag wesen, soo moet men die te weyke stellen met witte Aluin, ofte water daar Aluyn in gesmolten is, ende het sal hem tot een schone klare gele verwe geven. XI. Om groen te maken daar men mede Schryven ende verwen mag. Neemt Spaans groen, Litargirium ende Quiksilver, stampt het wel te samen met Kinderpisse, daar na schrijft ԥr, verft ԥr, of schildert ԥr mede, ende gy sult een seer schoon koleur sien, ofեt Amerant verwe waar, [159] XII. Nog om groenen Inkt te maken. Neemt Wijn-ruyt, stoot het in een Mortier, wringt se door een doek in een schelpe, oft elders in, doet daar gewreven Spaans groen in, tempert dat met Gom-water, laat het twee of drie dagen staan sonder roeren, want het beste ende het schoonste leit boven: Men kan desen Inkt wel een half Jaar in een glas goed houden. XIII. Nog Groene Inkt, op twee andere manieren. Neemt Spaans groen, lang ende sterk gewreven met Wyn-steen, ende Wyn-Azyn, ende door een doek gedaan, ende alsoo gebesiget, is goet; Item, Sapgroen met Gom-water gemengt, is ook goet. XIV. Om groene Letteren te schryven. Neemt het sap van ruyte, Spans groen, ende Saffraan, breekt het al te samen, mengt het met Gom-Water, ende schrijft ԥr mede. XV. Om witte Inkt te maken. Neemt lood-wit, wrijft het wel, tempert het als dan met sterk Gom-water, of met een matelyk Lijm waterken, desgelyks met klaar Eye getemperd, is schoonen witten Inkt op ‘t swart. [160] |
VI. Nog een andere manier om heel mooi rood Brazilië te maken. Neemt een lood Brazilië hout, klein gemalen, bijna zoveel aluin, ook gebroken in een half pint potje en daarop regenwater tot het hout bedekt is, laat het een nacht weken, doe ԥr dan Գ morgens zoveel wijnazijn in zodat het potje op drie vingeren breed bedekt is. Kook dit tezamen totdat het vier delen of meer ingekookt is, ge zal het vaak onder het koken omroeren, daarna zal ge het door een doek zeven in een schone pot, stop het goed dicht toe en het zal goede inkt zijn. [157] VII. Om Brazilië te bereiden en viervormige verf daarvan te maken. Neemt Brazilië en zo veel helder water als ge wilt en laat het meer dan het derdedeel in verkoken of tot dat u de kleur aanstaat, dat is totdat het rood genoeg is, daarna deel de verf in vier delen. En wilt ge van het ene deel rode verf maken doe er geheel niets toen want het zal van zichzelf al zulks wezen. Wilt ge van het andere deel blauw maken zo doe er wat kalkwater bij en het zal een zeer mooi blauw zijn, maar de Brazilië moet blauw wezen. Wilt ge violet hebben zo doe er loog bij: Maar wilt ge het niet hebben, zo doe er Alumen Faces bij. VIII. Om mooie blauwe inkt te maken. Neemt goed gezuiverde smalte, (pigment met een diepblauwe kleur) meng het met gom-water en dat matig zodat het niet te dik is: En om de proef daarvan te doen zo maak een letter of twee met de smalte en als het droog is leg er een schoon papier op, wrijf dat papier dat op de letter ligt stijf met de hand, blijft het smalte aan ‘t papier hangen zo moet er meer gom in. Om goed met die smalte te mogen schrijven zo moet men een slappe lange pen met een punt hebben. Zo de smalte te bruin wordt door lang te staan, giet het gom-water af en doet er helder water op, roer het goed om en laat het zinken en giet als dan dat water daarvan totdat het weer schoon is en als ge het wederom gebruiken wil gier er gom-water op als voren. [158] IX. Om op drievormige manieren gele inkt te maken. Neem oripigment of auripigmentum, fijngewreven met helder eiwit gemengd, is mooie gele inkt. Desgelijks saffraan eierdooiers gemengd is goede gele inkt. Item, saffraan geweekt in vers helder eiwit een etmaal lang, dat is 24 uren, giet dat geel ei-water in een potje of schelp en meng daarin bereide soda in, ‘t is ook mooie gele inkt. X. Van gele bessen die men duivelsbessen noemt en om dat te gebruiken. De gele bessen of duivelsbessen (Atropa belladonna? Die zijn zwart of een Cornus of Rhamnus?): na dat ze gestoten of geplet zijn zonder dat ze tot poeder gestoten zijn wat niet mag gebeuren, zo moet men die te week stellen met witte aluin of water daar aluin in gesmolten is en het zal het tot een mooie heldere gele verf geven. XI. Om groen te maken daar men mee schrijven en verven mag. Neemt Spaans groen, Litargirum en kwikzilver en stamp het goed tezamen met kinderpis, daarna schrijft er of verf er of schilde er mee en ge zal een zeer mooie heldere kleur zien alsof het amarantkleur was. [159] XII. Nog om groene inkt te maken. Neemt wijnruit, stamp het in een mortier, wring het door een doek in een schelp of elders in, doe daar gewreven Spaans groen in, meng dat met gom-water, laat het twee of drie dagen staan zonder roeren, want het beste ende het mooiste ligt boven: Men kan deze inkt wel een half jaar in een glas goed houden. XIII. Nog groene inkt op twee andere manieren. Neem Spaans groen, lang ende sterk gewreven met wijnsteen en wijnazijn en door een doek gedaan en alzo gebruikt is goed; Item, sapgroen (van Rhamnus cathartica) met gom-water gemengd is ook goed. XIV. Om groene letters te schrijven. Neemt het sap van ruit, Spaans groen en saffraan, breekt het alle tezamen, meng het met gom-water en schrijf er mee. XV. Om witte inkt te maken. Neemt loodwit, wrijf het goed en meng het als dan met sterk gom-water of met een matig lijm watertje, desgelijks met helder eiwit gemengd is mooie witte inkt op het zwarte. [160] |
XVI. Om witten Inkt te maken, waar mede op wit Papier geschreven, gemakkelyk gelesen wort. Neem versche witte en wel gewasschen Eyerschalen, wrijfse wel op eenen Steen, met klaar water afgespoelt. Doetse daar na in een schoon schotelke tot dat het Poeder al te gronde gesonken zy; als dan gieter ‘t water ligtelyken af, ende latet Poeder van selfs in de Sonne droogen, en gy sult een uytnemende schoon wit hebben, sulx als ter Werelt geensints gelyk zyn en sal, by also verre dat men ‘t wel reynlyken bereyde en beware. Als gy het te werke stellen wilt, soo neemt Gumme Armoniacum wel gewassen en gesuyvert, van de geele schelle die daar om is, latet daar na enen dag lank in gedisteleerde Azyn weken, des anderen-daags sult gy ‘t al gedissolveert vinden, en den Azyn sal wit worden als Melk, den welken gy door een schonen doek doen sult, ende sult ԥr voor een luttel van de voorsz. Poeder mede temperen: schrijft ԥr ofte schilderd ԥr mede, ende gy zult een sonderlinge schoon wit hebbe boven alle wit ter Wereld. XVII. Een goede manier om Goud te bereyden dat men daar meede schryven kan. Neemt opregte Salarmoniac, ende seer vet Gom-water, dat doet men soo lange wryven tot een wit Papjen wort, ende als dan zal men een blat geslagen Goud tՠeffens nemen, ende dat daar wel onder wryven tot dat het kleyn zy, ende als dan sal men wederom een ander nemen, ende dat ook soo gewreven zynde, wederom een ander, tot dat gy des Gouts genoeg hebt. Nota, dat het selve [161] Goud wel een uure gewreven moet werden, neemt het als dan wel reyn op, ende doet het in een suyver glasen Schale met zeer klaar en suyver Regen-water, het selve lauw makende, roert als dan met een suyvere veerken wel onder malkanderen, ende laat het staan sinken, giet het water soetlijk af, vult het wederom met schoon water, ende roert het wel om, gy moet het water soo dikwils af gieten; ende wederom vers op gieten, tot dat alle de vettigheyd ende onsuyverheyd wel af is: Ende als dan suldy ‘t Gout soetjens met een schoon Penceel in een schelpe doen, ende verspreyden in de schelpe, laat het als dan drogen. Als gy het gebruyken wilt, sult gy klaar ende dun gom-water nemen, ende gebruyken daar ‘t u l. belieft, maken niet meer nat als gy van noden hebt. XVIII. Om fijn Goud te bereyden, daar men mede Schildert ofte Schrijft. Neemt geslagen Goud, ende vier droppelen Honings, mengt wel al te samen, ende doet het in een Glaasjen. Ende als gy het te werke stellen wilt, soo tempert het met Gom-water ende het is gedaan. XIX. Op een andere manier Goud te bereyden. Neemt alsoo veel geslagen Silver ofte Gout, als gy wilt, ende spreydet uyt in een glasen effene Schale, die met schoon klaar water een weynig nat gemaakt zy, ende breekt met den Vinger, makende somtyds uwen vinger nat, maar en breid ԥt niet te wyt uyt, continueert aldus tot dat wel gebroken zy, daar altyd wat waters by doende. Ende [162] als u dunkt, dat het wel ende genoeg gebroken zy, vult de Schaal voort met schoon klaar water, ende onderroertse seer wel, daar na suldy het laten rusten een half ure lang, daar na suld gy het water al soetjens afgieten, ende het Goud sal in den grond van der Schale leggen, het welk gy na uwe beliefte sult laten drogen. Ende als gy het te werke stellen wilt, soo tempert met Gom-water, ende men moet tet wel gedekt houden, op dat het niet vuyl en worde. Dit is de alder-aardigste manier, om gemalen Goud of Silver te maken die men bedenken mag. XX. Om met Silver uyt de Pen of Penceel te Schrijven. Wild gy nu Silver bereyden om daar mede uyt de Penne ofte uyt den Penceel te schryven, soo handelt daar mede op de selve maniere als hier boven van het Goud is gezeyt, behalven dat gy in plaats van geslagen Goudbladen sult moeten nemen geslagen Silvere bladen: De rest is alles gelyk als met Goud. |
XVI. Om witte inkt te maken waarmee op wit papier geschreven gemakkelijk gelezen wordt. Neem verse witte en goed gewassen eierschalen en wrijf ze goed op een steen en met helder water afspoelen. Doe ze daar in een schoon schoteltje totdat het poeder geheel te gronde gezonken is; als dan giet er het water lichtjes af en laat het poeder vanzelf in de zon drogen en ge zal een uitnemend mooi wit hebben zulks als ter wereld geenszins gelijk zal zijn in alzo ver dat men ‘t wel rein bereidde en bewaart. Als ge het te werk stellen wil zo neemt gom ammoniak goed gewassen en gezuiverd van de gele schil die daarom is, laat het daarna een dag lang in gedistilleerde azijn te weken en de volgende dag zal ge het geheel opgelost vinden en de azijn zal wit worden als melk die ge door een schone doek doen zal en zal het ervoor met een beetje van het voor genoemde poeder mee mengen: schrijf ԥr of schilder er mee en ge zal bijzonder mooi wit hebben boven alle wit ter wereld. XVII. Een goede manier om goud te bereiden zodat men daarmee schrijven kan. Neemt echte zout ammoniak en zeer vette gom, dat laat men zo lang wrijven totdat het een wit papje wordt en als dan zal men een blad geslagen goud gelijk nemen en dat daaronder goed wrijven totdat het klein is en als dan zal men wederom een andere nemen en dat ook zo wrijven en wederom een andere totdat ge van het goud genoeg hebt. Nota, dat het [161] goud wel een uur gewreven moet worden, neem het als dan wel rein op en doe het in een zuivere glazen schaal met zeer helder en zuiver regenwater en maak dat lauw en roer he als dan met een zuiver veertje onder elkaar en laat het staan zinken, giet het water zachtjes af, vul het wederom met schoon water en roert het goed om, ge moet het water zo vaak afgieten en wederom vers op gieten totdat alle vettigheid en onzuiverheid er goed af is: En als dan zal je het goud zachtjes met een schone penseel in een schelp doen en verspreiden in de schelp, laat het als dan drogen. Als ge het gebruiken wil zal ge helder en dun gom-water nemen en gebruiken daar ‘t u belieft, maak niet meer nat als ge nodig hebt. XVIII. Om fijn goud te bereiden daar men mee schildert of schrijft. Neemt geslagen goud en vier druppels honing, meng alles goed tezamen en doe het in een glaasje. En als ge het te werk stellen wil zo meng het met gom-water en het is gedaan. XIX. Op een andere manier goud te bereiden. Neemt alzo veel geslagen zilver of goud als ge wilt ende spreidt het uit in een glazen effen schaal die met schoon helder water een weinig nat gemaakt is en breek het met de vinger en maak soms uw vinger nat, maar spreidt het niet te ver uit en vervolg aldus totdat het goed gebroken is en daar altijd wat water bij doen. En [162] als u denkt dat het goed en genoeg gebroken is, vul de schaal voort met schoon helder water en roer het zeer goed en daarna zal je het laten rusten een half uur lang, daarna zal je het water zachtjes afgieten en het goud zal in de grond van de schaal liggen wat ge naar uw believen zal laten drogen. En als ge het te werk stellen wil zo meng het met gom-water en men moet het goed bedekt houden opdat het niet vuil wordt. Dit is de alleraardigste manier, om gemalen goud of zilver te maken die men bedenken mag. XX. Om met zilver uit de pen of penseel te schrijven. Wil ge nu zilver bereiden om daarmee uit de pen of uit het penseel te schrijven, zo handel daarmee op dezelfde manier als hierboven van het goud is gezegd, behalve dat ge in plaats van geslagen goudbladen zal moeten nemen geslagen zilveren bladen: De rest is alles gelijk als met goud. |
XXI. Om verheven Letteren van Goud en Silver te maken. Neemt twee of drie bollen Looks maakse wel schoon ende stootse en parsset sap uyt, soo stijf als gy meugt. Dan doet ԥr een luttel Inks by, tot dat het swart is, of een luttel Saffraan sonder Inkt, ende schrijft daar meede grootagtige Letters of andere, ende laatse drogen. Daar na soo overtrektse nog eens om soo dik te maken als gy die begeert, ende laatse drogen, Als gy u Goud [163] daar op leggen wilt, soo maakt se warm met uwen aassem, ende legget daar op u Goud-bladen, dan dektet terstond met Catoen, ende wrijftet, soo salder afgaan daar niet gevat en heeft. Ende soo doende, sal u werk verguld blijven ende verheven, het welk lustig sal wesen om te sien. XXII. Om Letters en Inkt plakken uyt te doen op Papier. Neemt Salpeter ende Ongers Koperroot, van elks een Pond, destileert te samen, Dan neemt een Spongie, ende maakt die nat in dit water, ende wrijft daar mede de Letters, soo zullen sy terstond uytgaan. Oft anders, neemt poeder van wit been en plaaster twee oncen, wrijft het wel kleyn en mengt se tՠsamen, en tempertse dan met den doyer van een Ey, ende bestrijkt daar meede u Letters, en laatse also drogen. Dat gedaan zijnde, schrabt af met een Penne-mes soo sal ‘t Papier Wit blijven. XXIII. Een Water dat de Letters terstond etet van ‘t Papier. Neemt een pond Ongers Koperroot, drie pond Salpeters, vier oncen Vermilioen, ende vijf pond Aluyn, Roomsche foulie, stootet te samen te Pulver; ende distilleert in een glasen Vat met sagt vyer, soo sullender af distileeren twee waters, het eene wit, ende het ander groen. Ist dat gy neemt een luttel van het eerste, ende legget op een beschreven blad Papiers, wrijvende [164] voorts met een scherpen grauwen doek op de Letters, sy zullen terstond afgaan van het Papier, ende ‘t sal soo wit weesen als ofter noyt Inkt geweest en hadde. Ten anderen, ist dat gy ‘t voorzeyde water warm maakt, ende over dien damp houd een beschreven blad Papier, het zal terstond sien, als oft over tien jaar te vooren geschreven waar. XXIV. Om een Poeder te maken, daar men de Inktplekken, die op het Papier gevallen zijn, of ook de geschreven Letteren, mede uyt den Papiere doet. Neemt wel gewreven Ceruse, tempert se met Amandel-melk, laat ze droogen, dan sult gy se weder wryven, ende laat se dan drogen als boven, ende dat tot seven reysen: ende bewaart dit aldus te Poeder gebragt. Ende als gy ‘t gebruyken wilt, om de plekken ende het geschrift uyt te doen, neemt een kleyn doexken in schoon water nat gemaakt, wringt het water uyt ende spreydet op de plaatse daar gy ‘t gebruyken wilt, laat ‘t daar een luttel tijds op leggen tot dat het Papier en den Inkt wel vogtig af gevvorden zijn: daar na neemter dit doexken vvederom af, ende op de plekken of letters die gy uyt doen wilt, doet een weynig van ‘t voorseyde Ceruys-poeder, ende latet alzoo eenen geheelen nagt leggen. Des anderen daags neemt eenen drogen schonen doek, ende wastet weder op het voorzeyde Poeder, het Paper salder heel wit of blyven, om daar op te mogen schryven als te vooren, ende beter ook. Ende en is ter eerste reyse nog niet al uyt, soo doet het nog eens, ende gy en sulter geen gebrek aan vinden. [165] XXV. Om linien te maken, dewelke na dat het Geschrift droog zijn zal, alzoo ligtelijken uyt te doen sullen wezen, dat het schijnen sal dat men sonder linien geschreven heeft. Neemt Paragoensteen, stamp ende wrijft het wel: daar na neemt van den alderbesten Terrarium vini albi gecalcineert, laat ԥt dissolveeren in een schotel vol schoon klaar water, ende gieten ‘t dan af: met dit water sult gy het swart Paragoen poeder temperen, tot dat het inkt geworden sy, daar gy u Papier of Francijn mede regelen sult, ende schrijft op dese regelen met gemeynen inkt. Als ‘t geschrifte droog zijn sal, om de voorseyde Linien te verdryven, soo wrijftse met harde kruymen van Tarwen-Brood, ende zy zullen verdwijnen als of zy ԥr noyt geweest en hadden. |
XXI. Om verheven letters van goud en zilver te maken. Neemt twee of drie bollen knoflook en maak ze goed schoon en stamp ze en pers er het sap uit zo stijf als ge kan. Dan doet er een beetje inkt bij totdat het zwart is of een beetje saffraan zonder inkt, en schrijf daarmee grootachtige letters of anderen en laat ze drogen. Daarna zo overtrek ze nog eens om ze zo dik te maken als ge die begeert en laat ze drogen, Als ge uw goud [163] daar op leggen wil zo maak het warm met uw asem en leg daarop uw goudbladen, dan bedek het terstond met katoen en wrijf het zo zal er afgaan daar het niet gevat heeft. En zo doende zal uw werk verguld blijven en verheven wat lustig zal wezen om te zien. XXII. Om letters en inkt plekken uit te doen op papier. Neem salpeter en Hongaars koperrood, van elk een pond, destilleer het tezamen, Dan neem een spons en maak die nat in dit water en wrijf daarmee de letters, zo zullen ze terstond uitgaan. Of anders, neemt poeder van wit been en pleister twee ons, wrijf het goed klein en meng het tezamen en meng het dan met een dooier van een ei en bestrijk daarmee uw letters en laat het alzo drogen. Als dat gedaan is schrabt het af met een pennenmes zo zal ‘t papier wit blijven. XXIII. Een water dat de letters terstond eet van ‘t papier. Neemt een pond Hongaars koperrood, drie pond salpeter, vier ons vermiljoen en vijf pond aluin, Roomse foelie en stamp het tezamen tot poeder en distilleer het in een glazen vat met zacht vuur, zo zullen er af distilleren twee waters, het ene wit en het ander groen. Is het dat ge neemt een beetje van het eerste en leg het op een beschreven blad papier en wrijf [164] voorts met een scherpe grauwe doek op de letters, ze zullen terstond afgaan van het papier en het zal zo wit wezen alsof er nooit inkt op geweest had. Ten anderen, is het dat ge het gezegde water warm maakt en over die damp houdt een beschreven blad papier, het zal terstond zien alsof het voor tien jaar tevoren geschreven was. XXIV. Om een poeder te maken daar men de inktplekken die op het papier gevallen zijn of ook de geschreven letters mee uit het papier doet. Neemt goed gewreven loodwit, meng het met amandelmelk, laat het drogen, dan zal ge het wederom wrijven en laat het dan drogen als boven en dat zeven keer: en bewaart dit aldus tot poeder gebracht. En als ge ‘t gebruiken wil om de plekken en het geschrift uit te doen, neemt een klein doekje in schoon water nat gemaakt, wringt het water uit ende spreidt het op de plaatse daar ge ‘t gebruiken wilt, laat ‘t daar een klein tijdje op liggen totdat het papier en de inkt goed vochtig zijn geworden zijn: daarna neem er dit doekje wederom af en op de plekken of letters die ge uit doen wil doe er een weinig van մ voor genoemde loodwitpoeder en laat het alzo een gehele nacht liggen. De volgende dag neem he een droge schone doek en wast het weer op het voor vermelde poeder, het papier zal er heel wit van blijven om daarop te mogen schrijven zoals tevoren en beter ook. En is het in de eerste keer nog niet alles uit zo doe het nog eens en ge zal er geen gebrek aan vinden. [165] XXV. Om linies te maken die nadat het geschrift droog zal zijn alzo licht uit te doen zal wezen zodat het schijnen zal dat men zonder linies geschreven heeft. Neemt Paragonsteen, stamp en wrijft het goed: daarna neemt van de allerbeste Terrarium witte wijn gecalcineerd, laat het oplossen in een schotel vol schoon klaar water en gieten ‘t dan af: met dit water ge het zwarte Paragon poeder mengen totdat het inkt geworden is daar ge uw papier of perkament mee regelen zal en schrijf op deze regels met gewone inkt. Als ‘t geschrift droog zijn zal om die voor genoemde linies te verdrijven zo wrijf ze met harde kruimen van tarwebrood en ze zullen verdwijnen alsof ze er nooit geweest waren. |
[166] Het Verbetert en vermeerdert Natuurlyk Toover-boek, of Speel-toneel der Konsten. Het Sevende Boek. Begriepende de voornaamste dingen in de Tijdrekeningen en eenige andere vermakelijke Reekeningen. I. Om 32 Soldaten in een sekere ryen gesteld, agt uyt te nemen en vier in een andere plaats te setten, te doen schijnen dat ʼer geen gemist worden. In ʼt volgende vierkant A. B, C. D, zijn in den omtrek acht kleinder vierkant, F, A. B, C, D, E, F, G, H, in yder set men vier man. Welke in yder linie recht of neerwarts geteld, altijt 12 Man zijn. Nochtans van de binnenste E, F, G H, [167] twee Man weg genomen zijnde, als 2 uyt E. 2 uyt F, 2 uit G, en twee uyt H, welke tʼsamen 8 Men maeken, en in plaats van dese 8, soo set men 4 Man, in yder hoek, van, A een, B een, C een, en D een, soo blijven in de linien eevenwel 12 Mannen als te vooren. |
[166] Het Verbetert en vermeerdert Natuurlijk Toverboek, of Speeltoneel der Kunsten. Het Zevende Boek. Omvat de voornaamste dingen in de Tijdrekeningen en enige andere vermakelijke Rekeningen. I. Om 32 soldaten in zekere rijen gesteld om er acht uit te nemen en vier in een andere plaats te zetten en te laten schijnen dat er geen gemist wordt. In het vorige vierkant A. B, C. D, zijn in de omtrek acht kleine vierkanten, F, A. B, C, D, E, F, G, H, in elke zet men vier man. Die in elke linie recht of neerwaarts geteld altijd 12 man zijn. Nochtans van de binnenste E, F, G H, [167] zijn twee man weggenomen als 2 uit E. 2 uit F, 2 uit G, en twee uit H, wat tezamen 8 man maakt en in plaats van deze 8 zo zet men 4 man, in elke hoek, van A een, B een, C een, en D een, zo blijven in de linies evenwel 12 mannen als tevoren. |
II. Hoe men op de hand tellen kan hoe veel dagen yder Maend heeft. Om dit te weten, soo houd u duym, middelste vinger en pink om hoog, en de twee andere vingers om laag. Al de vingers die nu opsteken, zijn 31, en die neder leggen 30, teld dan van Maart af, laat de duym Maart zijn, de voorste vinger April, de middelste Mey, de volgende Junnius, de pink Julius, de duym wederom Augustus. Gaat soo tot de pink toe, welk December is, komd dan weder tot de duym Januarius [168] Februarius nu, weet men wel heeft altijd 28 of 29. dagen. ʼt Is gerieffelijk wanneer ymant geen Almanack by sig heft. III. Wanneer dryederley persoonen uyt driederley glasen drinken, te weten uyt welke een yder gedronken heeft. Wanneer dit gedaan werd, moeten daar drie glasen zijn, elk met verscheyde vogt gevult, als Bier, Mee en Wijn, yder getekent met een besonder getal, 1, 2, 3, laat het Bier getekent zijn 1, de Mee met 2, en de Wijn met 3, diergelijk getal schrijf ik mede de persoon toe, als Peterus 1, Cladius 2, en Maarten 3, nu seg ik tegens den eersten, namelijk Pieter, als hy uyt sijn glas drinkt, dat hy het getal verdubbele: Maar Claudius de [169] tweede, sal het getal van sijn glaas met 9 multipliceeren, en Marten de derde met 10, dese drie getallen by een geteld zijnde, hiet ik die van 60 af trekken: Vraagt dan hoe veel getal dat ʼer uyt gekomen is, dat divideert men met 8, so sal de quotient het eerste glas aanwijsen, de rest dat na de divisie over gebleven is, het twede, waar door dat dan ook het derde betekent is. By exempel: Peterus drinkt uyt het glas met Mee, so verdubbeld hy het getal des glas, welk 4 uyt brengt. Claudius drinkt ook uyt het Wijn-glas, en multipliceert sijn getal 3 met 9 ʼt welk 27 uytbrengt. Marten nu drinkt uyt het bier-glas, soo multipliceert hy 1 met 10, ʼt welk 10 blijft. De somme by een geteld zijnde, brengen 41 uyt, trekt die van 60 af, soo blijft ʼer 19 over, divedeert die met een 8. komt 2, en blijft over 3. hier uyt volgt dan dat Peterus de Mee, Claudeus de Wijn, en Maarten het Bier gedronken heeft. Of men hier het getal des eersten drinkers glas met 3 multepliceren, de tweede met 10 en de derde met 12, welke getallen alle drie te samen geteld werden, ʼt welk van 72 af getrokken, en het overige met 9 gedivideerd vverd, soo vvijst u den quotient het aan gelijk het genomen is. |
II. Hoe men op de hand tellen kan hoeveel dagen elke maand heeft. Om dit te weten zo houdt uw duim, middelste vinger en pink omhoog en de twee andere vingers omlaag. Alle vingers die nu opsteken zijn 31 en die omlaag liggen 30, tel dan van maart af en laat de duim maart zijn, de voorste vinger april, de middelste mei, de volgende juni, de pink juli, de duim wederom augustus. Ga zo tot de pink toe die december is, kom dan weer tot de duim januari, [168] februari nu weet men wel heeft altijd 28 of 29 dagen. Het is geriefelijk wanneer iemand geen almanak bij zich heeft. III. Wanneer drie soorten personen uit drie soorten glazen drinken, te weten uit welke elke gedronken heeft. Wanneer dit gedaan wordt moeten daar drie glazen zijn en elk met verschillend vocht gevuld als bier, mede en wijn en elk getekend met een apart getal 1, 2, 3, laat het bier getekend zijn 1, de mede met 2, en de wijn met 3, diergelijk getal schrijf ik mede de persoon toe als Pieter 1, Claudius 2, en Maarten 3, nu zeg ik tegen de eersten, namelijk Pieter, als hij uit zijn glas drinkt dat hij het getal verdubbeld: Maar Claudius, de [169] tweede, zal het getal van zijn glas met 9 vermenigvuldigen en Maarten, de derde, met 10, deze drie getallen bijeen geteld zei ik die van 60 af te trekken: Vraag dan hoe veel getal dat er uit gekomen is, dat deelt met 8 en zo zal de quota het eerste glas aanwijzen, de rest dat na het verdelen over gebleven is, het tweede, waardoor dat dan ook het derde bekend is. Bijvoorbeeld: Pieter drinkt uit het glas met mede, zo vermenigvuldigt hij het getal van het glas wat 4 geeft. Claudius drinkt ook uit het wijnglas en vermenigvuldigd zijn getal 3 met 9 wat 27 geeft. Maarten nu drinkt uit het bierglas, zo vermenigvuldigt hij 1 met 10, wat 10 blijft. De som bijeengeteld zijnde brengt 41 op, trek die van 60 af, zo blijven er 19 over, verdeel die met een 8, komt 2 en blijft over, hieruit volgt dan dat Pieter de mede, Claudius de wijn en Maarten het bier gedronken heeft. Of men hier het getal der eerste drinkers glas met 3 vermenigvuldigde, de tweede met 10 en de derde met 12, welke getallen alle drie tezamen geteld worden wat van 72 is afgetrokken en het overige met 9 verdeeld zo wijst u het quotiënt aan gelijk het genomen is. |
m
IV. Om ʼt Gulden-getal te vinden van de geboorte Christi af, tot nu toe, en in ʼt toekomende. Merkt dat het Gulden getal alle Jaren niet meer dan een vermeerderd, en niet hooger en komt dan 19: vvant als se 19 is, soo is het jaar daar aan vveder 1, en vervolgens also van jaar tot jaar, altijd gedeurende, ende is in Alexandrijnschen en Roomschen Almanak zijn beginsel gegeven in ʼt [170] eerste Jaar des Concilums van Nicenen, Anno Christi 323 van welke te rugge gerekend, soo word bevonden als dat se in ʼt eerste jaar na Christi geboorte geweest is twee, daarom dat se gevonden kan werden na dien regel: doet 1, tot den jare onses Heeren geboorte, deeld dan het selve door 19, het overschot van de delinge geeft te kennen het Gulden getal: soo daar niets overblijft, so is het getal, 19. By voorbeeld. Neemt het jaar 1678, en teld by ʼt selve een getal, ʼt welk 1679 uytbrengt, deeld het selve door 19, soo schiet ʼer 7 over, ʼt welk het gulden getal is van ʼt jaar 1678. Neemt ʼt jaar 1690 hier by doet 1 komt 1691 dievedeert dit door 19 komt. Als het 0 is soo is het gulden getal 19. Het getal van 89 wijst aan, dat ʼer soo veel omkeeren van gulden getal geweest zijn van Christi Geboorte af tot nu toe, het jaar van 1691 heeft 1 voor ʼt Gulden Getal. |
IV. Om het gulden getal te vinden van de geboorte Christus af tot nu toe en in het toekomende. Merkt dat het gulden getal alle jaren niet meer dan met een vermeerderd en niet hoger komt dan 19: want als het 19 is zo is het jaar daaraan weer 1 en vervolgens alzo van jaar tot jaar altijd durende en heeft in Alexandrijnse en Roomse almanak zijn begin gegeven in het [170] eerste jaar van het concilie van Nicea anno Christi 323 waarvan terug gerekend zo wordt bevonden als dat het in het eerste jaar na Christus geboorte geweest is twee, daarom dat het gevonden kan worden naar die regel: doe 1, tot het jaar van de geboorte van onze Heer, deel die door 19, het overschot van de deling geeft te kennen het gulden getal: zo daar niets overblijft zo is het getal, 19. Bijvoorbeeld. Neem het jaar 1678 en tel daarbij een getal wat 1679 geeft, deel die door 19, zo schiet er 7 over, wat het guldengetal is van het jaar 1678. Neem het jaar 1690, doe hierbij 1, komt 1691en verdeel dit door 19 komt. Als het 0 is zo is het guldengetal 19. Het getal van 89 wijst aan dat er zoveel omkeren van guldengetal geweest zijn van Christus Geboorte af tot nu toe, het jaar van 1691 heeft 1 voor het guldengetal. |
V. Om het gulden getal op de leden van uw vingers te tellen. In dese Figuur siet ghy dat al de leden binnens hand just 10 uytmeten: daarom soo beeld alle de gulden getal op de selve leden, in sulken vervolg en [171] order als ghy hier siet: teld dat op de selve leden by 100 jaren, op volgende maniere Steldt het jaar onses Heeren op ʼt onderste lit van de kleynste vinger of pinke, en het jaar van 100 op ʼt tweede lid des selfs, dan 200 op ʼt derde lid, en 300 boven op de pinke, dan 400 op ʼt onderste lid van de ringvinger, 500 op tweede lid des selfs, 600 op ʼt derde lid, 700 boven op de selfde, dan 800 weeder beneden op ʼt nederste lid van de middelste vinger, also voorts tellende, dat ghy koomt op de bovenste van den duym, op welke dan komt te vallen 1800, so mag men dan voorts als men wil 1900 setten van voren aan op ʼt nederste lid der pinke, en van daar wederom gaande voorts, als van begin aan [172] rondom tellen tot eeuwigheyd toe, en en sult verstaan, alleen tʼ elken reyse ygelijk jaar te gevallen komt op fijn gulden getal, vooren geteykent. By Voorbeeld. Het jaar 300 komt te vallen boven de pinke, aldaar vind ghy het gulde getal 16. Item 1500 komt op ʼt uyterste van de voorste vinger, daar vind ghy het gulden getal 19. Item 1600 valt op de benedenste lid van de duym, alwaar het gulden getal gevonden wert 5 te zijn, tellende voorts rondom tot in toe komende, ende alsoo kunt gy bekomen het gulden getal van yder hondert of duysend. Als ghy nu het gulden getal van hondert jaren gevonden hebt, so sult ghy lichtelik het guldengetal van de volgende jaren vinden, herstellende de 19 getallen op de binnenste leden van uw linkerhand in soodanige gevolg als deese Figuur uytwijst. Als by Voorbeeld. Om nu te weeten het gulden getal van ʼt Jaar 1678 want het gulden getal van 1600 is gevonden 5, so steld dat jaar 1600 op het tweede lid vande voorste vinger, al waar 5 getekent staat, ende teld van daar voorts van jaar tot jaar een lid rondom in des selve onder als die getallen op dese hand staat getekent, soo sal het jaar veertien ten eynde komen, boven op de pink, steld het volgende jaar 15, van vooren aan op het onderste lid van de duym, en de resterende jaren vervolgt voortaan tot het jaar 78, van welke gy het gulden getal begeert te hebben, en valt het eynd van de voorsz: alwaar 7 staat, ʼt welk het gulden getal is, en het naast-komende jaar sal het gulden getal 8 zijn en dat moet gy alsoo vervolgen [173] Dit selve hebt gy ook tot allen tijden lichtelijk te volgen op dʼ eygen hand, want al staan de gulden getallen daar juyst niet op geteykend, so wijst dat lid dat selvige genoegsaem uyt. By voor-beeld. Ik begeer by memorie te weten wat guldengetal op het bovenste van de ring-vinger valt: de leden van de duym houden in vervolgens 3 getallen, de voorste vinger 4, maken tʼ samen 7, de middelst vinger 4 komt 11, dan op het benedenste lid van de ring-vinger komt 12: ende de andere 13, de derde 14 het bovenste 15. [174] Om te weeten wat gulden getal ʼt selve lid moet hebben na de eerste Figuur so is ʼt te bemerken dat de benedenste leden van de punt tot aan den duym zijn 3, de andere leden van de ring-vinger, van gelijken vervolg, zijn mede 5, facit 10. de derde leden van de middelste vinger zijn mede 5. maken 15. Soo is daarom het bovenste van de pink 16, en boven op den ring-vinger valt 17. |
V. Om het guldengetal op de leden van uw vingers te tellen. In deze figuur ziet ge dat alle leden binnen de hand juist 10 uitmaken: daarom zo verbeeld alle guldengetal op die leden, in zulk vervolg en [171] orde zoals ge hier ziet: tel bij op diezelfde leden 100 jaren op de volgende manier. Stel het jaar onze Heer op het onderste lid van de kleinste vinger of pink en het jaar van 100 op het tweede lid er van, dan 200 op het derde lid en 300 boven op de pink, dan 400 op het onderste lid van de ringvinger, 500 op tweede lid er van, 600 op ʼt derde lid, 700 boven op dezelfde, dan 800 weed beneden op ʼt laagste lid van de middelste vinger, alzo voort tellen zodat ge komt op de bovenste van de duim waarop dan komt te vallen 1800, zo mag men dan voort als men wil 1900 zetten van voren aan op ʼt laagste lid der pink en vandaar wederom voort gaan als van het begin aan [172] rondom te tellen tot eeuwigheid toe en je zal verstaan alleen te elke keer elk jaar te gevallen komt op het fijne gulden getal, voor getekend. Bijvoorbeeld. Het jaar 300 komt te vallen boven de pink, aldaar vind je het gulde getal 16. Item 1500 komt op ʼt uiterste van de voorste vinger, daar vind je het guldengetal 19. Item 1600 valt op de benedenste lid van de duim, alwaar het guldengetal gevonden wordt 5 te zijn, tel voort rondom tot in toekomende en alzo kan je bekomen het gulden getal van elke honderd of duizend. Als ge nu het guldengetal van honderd jaren gevonden hebt zo zal je licht het guldengetal van de volgende jaren vinden, herstel de 19 getallen op de binnenste leden van uw linkerhand in zodanige vervolg als deze figuur uitwijst. Als bijvoorbeeld. Om nu te weten het gulden getal van ʼt jaar 1678 want het gulden getal van 1600 is gevonden 5, zo stel dat jaar 1600 op het tweede lid van de voorste vinger al waar 5 getekend staat ene tel vandaar voort van jaar tot jaar een lid rondom in dezelfde onder zoals de getallen op deze hand staan getekend, zo zal het jaar veertien ten einde komen boven op de pink, stel het volgende jaar 15 van voren aan op het onderste lid van de duim en de resterende jaren vervolg voortaan tot het jaar 78 waarvan ge het gulden getal begeert te hebben en valt het einde van die op alwaar 7 staat wat het gulden getal is en het naast komende jaar zal het gulden getal 8 zijn en dat moet ge alzo vervolgen [173] Ditzelfde hebt ge ook tot allen tijden lichtelijk te volgen op de eigen hand want al staan de gulden getallen daar niet juist op getekend zo wijst dat lid datzelfde voldoende uit. Bijvoorbeeld. Ik begeer bij memorie te weten wat gulde getal op het bovenste van de ringvinger valt: de leden van de duim houden in vervolgens 3 getallen, de voorste vinger 4, maken tezamen 7, de middelst vinger 4 komt 11, dan op het benedenste lid van de ringvinger komt 12: en de andere 13, de derde 14 het bovenste 15. [174] Om te weten wat guldengetal hetzelfde lid moet hebben naar de eerste figuur zo is het te bemerken dat de benedenste leden van de punt tot aan de duim zijn 3, de andere leden van de ringvinger van gelijk vervolg, zijn mede 5, samen 10, de derde leden van de middelste vinger zijn mede 5, maken 15. Zo is daarom het bovenste van de pink 16 en boven op de ringvinger valt 17. |
VI. Van het Maan-getal. Het Maan getal wijst ons in den Almanak van Maand tot Maand den eersten dag der Hebreeusche of Griekse maanden of Lunati, op welke dag de nieuwe Mane komd. Dit getal verminderd jaarlijks elf, of ʼt welk al even veel is, vermeerderd negentien, en mag wel 30 wesen, maar niet daar boven, de Epacta regt contrari, welke de ouderdom der Manen aanwijst, en jaarlijks elf vermeerderd of 19 verminderd, blijvende altijd beneden 30. Dit Maan-getal verloopt alle 312 jaren, en 208 dagen, een geheelen dag, die zy verminderd, gelijkerwijs de rekeninge van de anticipatie der nieuwe Mane is mede brengende. |
VI. Van het maangetal. Het Maan getal wijst ons in de almanak van maand tot maand de eersten dag der Hebreeuwse of Griekse maanden of Lunatie op welke dag de nieuwe maan komt. Dit getal vermindert jaarlijks elf, of wat al even veel is, vermeerder negentien en mag wel 30 wezen, maar niet daarboven, de Epacta recht contrarie die de ouderdom der manen aanwijst en jaarlijks elf vermeerdert of 19 vermindert en blijft altijd beneden 30. Dit maangetal verloopt alle 312 jaren en 208 dagen een gehele dag die ze vermindert, gelijkerwijs de rekening van de anticipatie der nieuwe maan mee brengt. |
VII. Om het Maan-getal op de drie leden van den duym te vinden. Hier toe zijn drie getallen van noden, op de drie leden van u duym, welke veranderlijk zijn na de anticipatie of verloop der nieuwe Manen, ontrent alle 312 jaren een, als boven verhaald is. Om dan de selve te stellen na dese tijd, beginnen van 1583 aan Anno 1700 na den nieuwen Gregoriaensen stijl, soo neemd voor de wortel of eerst Maan-tal 23, en addeert tot de selve 11, komt 34, want de sommen mag niet boven 30 klimmen, steld de resterende 4 op ʼt onderste lid van den duym, dʼ andere getallen werden bekomen door gedurige toedoeninge van 10, daarom tot de 4 zijnde gesteld op ʼt benedenste lid van den duym, addeerd 10, soo komt 14 op ʼt middelste lid, hier toe dan weder 10, komt 24 op den duym. Nota. Na den ouden stijl te rekenen, soo is de wortel of eerste Maan-getal 12 van Anno 1577 af, tot 1881 te geduurende, daarom so doet 11 daar toe, so hebd gy beneden op den duym 25 om te hebben de andere getallen, soo teld 10 tot 23 weg werpende 30, blijft voor het middelste lid 3. daar toe weder 10, soo hebd gy 13. boven op den duym, tot den ouden stijl dienstig. Om hier uyt te vinden het Maan-getal, soo trekt het gulden getal van u jaar 20 de rest steld op de drie leden van u duym, settende op ʼt benedenste lid 1, tellen soo voorts opwaarts dat boven drie komd dan beneden weder 4 so lange rondom gaande, tot dat gy de reste vol-teld hebt, merkende dat dat lid daar de tellinge op ge-eyndigt is, addert dat getal te samen, op ʼt selfde lid getekent met u gestelde reste, weg werpen de 30 indien u omme is, so krijgt gy het Maan-getal des selve jaars. By voorbeeld. Het jaar 1687 van welke het gulden getal geweest is, en de rest uyt 20 is 13, welke na de tellinge op den duym is eyndigende onder op den duym [176] alwaar 4 getekent staat, addeert 13, tot vier, maakt op welk het Maan-tal of Epacten zijn, maar soo de somme hooger is als 30, soo snijd 30 af en de rest is het maan-tal na den nieuwen Gregoriaansen stijl. VIII. Om altijd te vinden op wat dag van de Maanden van January en Maart dat het nieuwe Maan is, soo min of meer na den nieuwen of ouden stijl verschelende. Als gy nu in ʼt voorgaande het Maan-getal geleerd hebt, soo doet nu de selve 7, werpende 30 weg, soo de somme meer komt te bedragen, ʼt geene daar uyt komt, wijst aan den dag wanneer het nieuwe Maan in January en Maart zijn sal. By Voorbeeld. Anno 1678 na den nieuwen stijl is het Maan-getal 17, teld daar 7 by, soo hebt gy op den 24 Maart en January nieuwe Maan volgens de stelling van A. Metius, dat als men daar by doet in plaats van 7, komt het met onsen Almanak op 22, en na den ouden stijl op 12. |
VII. Om het maangetal op de drie leden van de duim te vinden. Hiertoe zijn drie getallen nodig op de drie leden van uw duim die veranderlijk zijn naar de anticipatie of verloop der nieuwe manen, omtrent alle 312 jaren een als boven verhaald is. Om dan die te stellen naar deze tijd en beginnen van 1583 aan anno 1700 naar de nieuwe Gregoriaanse stijl, zo neem voor de wortel of eerste maangetal 23, en voeg toe tot die 11, komt 34, want de som mag niet boven de 30 klimmen, stel de resterende 4 op het onderste lid van de duim, de andere getallen worden bekomen door gedurige toedoen van 10, daarom tot de 4 zijnde gesteld op het benedenste lid van de duim, voeg toe 10, zo komt 14 op het middelste lid, hiertoe dan weer 10, komt 24 op de duim. Nota. Naar de ouden stijl te rekenen zo is de wortel of eerste maan getal 12 van anno 1577 af tot 1881 durend, daarom zo doe 11 daartoe, zo heb je beneden op de duim 25 om te hebben de andere getallen, zo tel 10 tot 23 en werp weg 30, blijft voor het middelste lid 3, daartoe weer 10, zo heb je13 boven op de duim, tot de oude stijl dienstig. Om hieruit te vinden het maangetal, zo trekt het guldengetal van uw jaar 20 de rest stel die op de drie leden van uw duim en zet op het benedenste lid 1, tel zo voorts opwaarts dat boven drie komt dan beneden weer 4 en ga zo lang rondom totdat ge de rest vol-telt hebt, merk dat het lid daar de telling op geëindigd is voeg toet dat getal tezamen, op hetzelfde lid getekend uw gestelde rest, werp weg de 30 indien u om is zo krijgt ge het maangetal van hetzelfde jaar. Bijvoorbeeld. Het jaar 1687 waarvan het guldengetal geweest is en de rest uit 20 is 13, die na de telling op de duim eindigt onder op de duim [176] alwaar 4 getekend staat, voeg toe 13, tot vier, maak op welk het maangetal of Epacten zijn, maar zo de som hoger is dan 30 zo snijdt 30 af en de rest is het maangetal naar de nieuwe Gregoriaanse stijl. VIII. Om altijd te vinden op wat dag van de maanden van januari en maart dat het nieuwe maan is, zo min of meer naar de nieuwe of oude stijl verschillen. Als ge nu in het voorgaande het maangetal geleerd hebt zo doe nu dezelfde 7, werp 30 weg, zo de som meer komt te bedragen hetgeen daaruit komt wijst aan de dag wanneer de nieuwe maan in januari en maart zijn zal. Bijvoorbeeld. Anno 1678 naar de nieuwe stijl is het maangetal 17, tel daar 7 bij en zo hebt ge op 24 maart en januari nieuwe maan volgens de stelling van A. Metius, dat als men daarbij doet in plaats van 7, komt het met onze almanak op 22 en naar de oude stijl op 12. |
IX. Den dag der nieuwen Mane van Januari en Maart noch lichter te bekomen. In ʼt voorgaande hebbe wy drie getallen op den duym gesteld, als, 4, 14, 24, om door den selven op deese tegenwoordige tijd van honderd jaren het Maan-tal te vinden, na den nieuwen [177] Gregoriaanse stijl, waar door voorts bekend gemaakt werd op wat dag in January en Maart het nieuwe Maan zal zijn, welke dag der nieuwe Mane ligter te bekomen sal zijn, als gesteld werd op de duym deese drie volgende getallen 10, 20, 0, gelijk als dese Figuur aanwijst, trekt nu het gulden getal van u tegenwoordig jaar uyt 20, en de rest teld als vooren geleert is, en het getal daar u rest op eyndigt, addeert tot de selve rest, soo hebt gy na den Nieuwen stijl gevonden den dag der nieuwe Manen in Januarius en de Maart. By voorbeeld. Anno 1678 is het gulden getal 7, dese van 20 getrokken rest 13, welke op de drie leden des duyms getelt als vooren, soo eyndigt de selve op ʼt onderste eynde des duyms, alwaar 20 staat deese met 13 geaddeert, wijst den dag van de nieuwe Maan in Januario en Maart volgens Metius. Maar om na den ouden stijl te werken soo stelt de drie getallen op de drie leden van de duym op volgende ordre 0, 10, 20, en werkt als vooren gesegt is. [178] |
IX. De dag der nieuwe maan van januari en maart noch lichter te bekomen. In het voorgaande hebben we drie getallen op de duim gesteld als 4, 14, 24 om daardoor op deze tegenwoordige tijd van honderd jaren het maangetal te vinden naar de nieuwe [177] Gregoriaanse stijl waardoor voorts bekend gemaakt wordt op welke dag januari en maart nieuwe maan zal zijn en die dag van de nieuwe maan is gemakkelijker te bekomen als er gesteld wordt op de duim deze drie volgende getallen 10, 20, 0, gelijk als deze figuur aanwijst, trek nu het gulden getal van uw tegenwoordig jaar uit 20,en de rest tel je zoals tevoren geleerd is en het getal daar uw rest op eindigt voeg die toe tot die rest, zo hebt ge naar dn nieuwe stijl gevonden de dag der nieuwe manen in januari en maart. Bijvoorbeeld. Anno 1678 is het guldengetal 7, die van 20 afgetrokken rest 13, die op de drie leden der duim geteld als voor zo eindigt die op het onderste eind van de duim alwaar 20 staat en die met 13 toegevoegd wijst den dag van de nieuwe maan in januari en maart volgens Metius. Maar om nar de ouden stijl te werken zo stel de drie getallen op de drie leden van de duim op volgende orde 0, 10, 20, en werk als voorgezegd is. [178] |
X. Den Sonnen cirkel te vinden op de hand na dʼ Oude en Nieuwe stijl. Anno 1621 is na den Ouden stijl de Sonne cirkel 1 volgens Metius, daarom steld ʼt selve jaar op ʼt onderste lid van u voorste vinger, en teld van daar voorwaarts van Vinger tot Vinger; eerst de onderste leden, en dan de bovenste toppen of nagelen, vervolgende voorts meede alle die krakelen buytens hands, welke alle te samen zijn met 28 tʼ elken reyse, springende van de pinke op de voorste Vinger, gelijk in de Figuren staat afgebeeld. Merkt dan op wat lid, dan u jaar is eyndigende, en die wijst u aan het Sonne-cirkel. Van den Jare 1625 tellende na de ordeninge der [179] getallen van den Jare 1621 af, soo bevind gy dat het Jaar 1625 is eyndelijk op het vierde lid van de voorste vinger, namelijk op het getal van 5, welke dan sal zijn het Sonne-cirkel, maar rond tellende tot 78, soo krijgt gy het getal 2, welke het Sonne-cirkel van ʼt jaar 1678 is, volgens Metius. Maar soo gy ʼt selve begeert na den nieuwen stijl, soo addeert by ʼt selve 20, en soo het selve hooger komt als 28, soo trekt daar 28 af en het overige blijft het Sonnen-cirkel na den nieuwen stijl. |
X. De zonnecirkel te vinden op de hand naar de oude en nieuwe stijl. Anno 1621 is naar de oude stijl de zonnecirkel 1 volgens Metius, daarom stel dat jaar op het onderste lid van uw voorste vinger en tel vandaar voorwaarts van vinger tot vinger; eerst de onderste leden en dan de bovenste toppen of nagels, vervolgende voorts mede alle knokkels buiten de hand die allen tezamen zijn met 28 te elke keer en spring van de pink op de voorste vinger, gelijk in de figuur staat afgebeeld. Merk dan op wat lid waarin uw jaar eindigt en die wijst u aan de zonnecirkel. Van het jaar 1625 tel je naar de ordening der [179] getallen van het jaar 1621 af, zo bevindt ge dat het jaar 1625 is eindelijk op het vierde lid van de voorste vinger, namelijk op het getal van 5, die dan zal zijn de zonnecirkel, maar als je rond telt tot 78 zo krijg ge het getal 2 die de zonnecirkel van het jaar 1678 is volgens Metius. Maar zo ge hetzelfde begeert naar de nieuwe stijl zo voeg er 20 toe en zo die hoger komt dan 28 zo trek daar 28 af en het overige blijft de zonnecirkel naar de nieuwe stijl. |
XI. Drie persoonen, drie verscheyden dingen onder haar verborgen hebben, te raden wat een yeder heeft. Drie persoonen als Piet, Kees, en Klaas, hebben onder haar lieden verborgen een ring, een silveren beker, en een goude kroon; om nu te raden welk een yeder verborgen heeft; soo laat den ring een, de beker twee, en de kroon drie zijn. Laat daar na het getal des dings, dat den eersten heeft genomen multipliceeren met drie, des anderen met tien, en ʼt getal des dings dat den derden heeft met twaelf, de somme van het geene dat daar af komt laat u seggen, dat gy trekken suld van 72, ʼt blijvende divideert door 9, ʼt komende, seyd u ʼt geene dat den eersten heeft verborgen, en ʼt half deel van ʼt overblijf ʼt geene den tweeden heeft genomen, het derde meld sich selfs. By voorbeeld. Laat Piet hebben genomen den Beeker, Kees den Ring, en Klaas de Kroon, dat is 2, 1, 3, [180] multipliceert nu 2 met 3, een met tien, en drie met twaalf, komt 6, 10, 36, addeert, die komt 52. trekt die van 72 blijft twintig, deeld die door 9 komt 2 voor de beeker die Piet heeft, dʼ overblijvende twee neemd half, komt een voor den ring die Kees genomen heeft, en by gevolg heeft Klaas de goude Kroon verborgen. XII. Vier persoonen, vier verscheyde dingen onder haar verborgen hebbende, te raden wat elk heeft. Daar zijn vier persoonen, Steven, Klaas, Kees, Matthijs, de welke onder haar verborgen hebben een Schelling, Ducaton, Rijxdaalder, en een Rosenobel, om nu te raden welk een yder sal genomen hebben, soo laat de Schelling zijn een, de Ducaton twee, de Rijxdaalder drie, en de Rosenobel vier. Daar na laat het getal van de schelling multipliceren met twee, ʼt getal van de ducaton met 21, van de Rijksdaalder met 25, en van de Rosenobel met 26, laat dan dese vier uytkomsten by een tellen, de somme seggen, trekkende de selve van 260, het resteerende deeld door 24, het quotient seyd u ʼt geene dat den eersten heeft genoomen, het resterende divedeert met 5, en het quotient segt dat den tweden heeft genomen, en ʼt overblijvende van dese twee divisie, meld ʼt geene dat den derden heeft verborgen, het resterende sal dan de vierde moeten verborgen hebben. By Voorbeeld. Laat Steven hebben de Rjiksdaalder, Klaas de [181] Rosenobel, Kees de Ducaton, en Matthijs den Schelling, soo koomen dese vier getallen, 3, 4, 2, 1 nu multipliceert 3 met 2, 4 met 21, 2 met 25 en 1 met 26, sal komen 6, 84, 50, en 26, die tʼ samen geaddeert, koomt 166, dit u gesegt zijnde, trekt het van 260 rest 94 die door 24 gedivideert, komt 3 voor de Rijksdaalder die Steven genomen heeft. en dʼ overige 22 divideerd vorders met 5, komt 4; voor den Rosenobel, die Klaas genomen heeft; maar het overblijvende van dese tweede divisie te weten twee, meld dat de derde Ducaton had genomen, de resterende schellingen sal Matthys dan moeten verborgen hebben. XIII. Om te vinden hoe veel boonen de vier-en-twintigste knoop soude mogen bedragen. 0. 1. 2. 3. 4. 5. 6. 7. 8. 1. 3. 9. 27. 81. 243.729. 2187. 6561. Multipliceert nu 6561 (staan onder 8) met 2187 (daar 7 boven staat) komt 14348907 voor het getal daar 15 boven staat behoord te staan; want 8 en 7 maaken 15. Multipliceert vorders 14348907 met 6561, (daar 8 boven staat) sal komen 94143178827 voor het getal daar 23 behoord boven te staan. Want vijftien en acht maaken drie-en-twintig, zijnde van het beginsel het vier-en-twintigste getal, en soo veel boonen beloopt de vier-en-twintigste of de laaste knoop. Wijders multipliceert deese 94143178827 met 3 (de proportie) komt 282429536481, hier van [182] neemt een, de waarde des eerste knoops, deelende de rest als 282429539536480 door twee (de proportie min een) sal komen 141214768240 voor de somme aller boonen van de vier-en-twintig knoopen, ʼt selve divideert nu met 200 tot penningen, en de penningen met sestien tot stuyvers, met dertig tot daalders sal komen 1470987 daalders 5 stuyvers: een en een vijfde penningh. |
XI. Drie personen die drie verschillende dingen onder zich verborgen hebben, te raden wat elk heeft. Drie personen als Piet, Kees en Klaas hebben onder zich verborgen een ring, een zilveren beker en een gouden kroon; om nu te raden wat elk verborgen heeft; zo laat de ring een, de beker twee en de kroon drie zijn. Laat daarna het getal der ding dat de eersten heeft genomen vermenigvuldigden met drie, de andere met tien, en het getal der ding dat de derde heeft met twaalf, de som van hetgeen dat daarvan komt laat u zeggen dat ge aftrekken zal van 72, het overblijvende verdeel door 9, het komende zegt u hetgeen dat de eersten heeft verborgen en het halve half deel van dat er overblijft hetgeen de tweeden heeft genomen, het derde meldt zichzelf. Bijvoorbeeld. Laat Piet hebben genomen de beker, Kees de ring en Klaas de kroon, dat is 2, 1, 3, [180] vermenigvuldig nu 2 met 3, een met tien en drie met twaalf, komt 6, 10, 36, voeg toe en dan komt 52, trek die af van 72 en blijft twintig, deel die door 9 komt 2 voor de beker die Piet heeft, de overblijvende twee neem een half, komt een voor de ring die Kees genomen heeft en bijgevolg heeft Klaas de gouden kroon verborgen. XII. Vier personen die vier verschillende dingen onder zich verborgen hebben, te raden wat elk heeft. Daar zijn vier personen, Steven, Klaas, Kees en Matthijs die onder zich verborgen hebben een schelling, dukaat, rijksdaalder en een Rosenobel, om nu te raden welke elke zal genomen hebben, zo laat de schelling zijn een, de dukaat twee, de rijksdaalder drie en de Rosenobel vier. Daarna laat het getal van de schelling vermenigvuldigen met twee, het getal van de dukaat met 21, van de rijksdaalder met 25, en van de Rosenobel met 26, laat dan deze vier uitkomsten bijeen tellen en zeg de som en trek af van die 260, het resterende deel je door 24, het quotiënt zegt u hetgeen dat de eerste heeft genomen, het resterende verdeel met 5 en het quotiënt zegt dat de tweede heeft genomen en het overblijvende van deze twee divisie vermeld hetgeen dat de derde heeft verborgen, het resterende zal dan de vierde moeten verborgen hebben. Bijvoorbeeld. Laat Steven hebben de rijksdaalder, Klaas de [181] Rosenobel, Kees de dukaat en Matthijs de schelling, zo komen deze vier getallen 3, 4, 2, 1 nu vermenigvuldig 3 met 2, 4 met 21, 2 met 25 en 1 met 26, zal komen 6, 84, 50, en 26, die tezamen gevoegd worden en komt 166, dit u gezegd zijnde, trek van 260, rest 94 die door 24 verdeeld wordt, komt 3 voor de rijksdaalder die Steven genomen heeft en de overige 22 verdeel verder met 5, komt 4; voor de Rosenobel die Klaas genomen heeft; maar het overblijvende van deze tweede divisie te weten twee, meldt dat de derde dukaat had genomen, de resterende schellingen zal Matthijs dan moeten verborgen hebben. XIII. Om uit te vinden hoe veel bonen de vier-en-twintigste knoop zou mogen bedragen. 0. 1. 2. 3. 4. 5. 6. 7. 8. 1. 3. 9. 27. 81. 243.729. 2187. 6561. Vermenigvuldig nu 6561 (staat onder 8) met 2187 (daar 7 boven staat) komt 14348907 voor het getal daar 15 boven behoort te staan; want 8 en 7 maken 15. Vermenigvuldigd verder 14348907 met 6561, (daar 8 boven staat) zal komen 94143178827 voor het getal daar 23 behoort boven te staan. Want vijftien en acht maken drie-en-twintig, en is van het begin het vier-en-twintigste getal en zoveel bonen beloopt de vier-en-twintigste of de laatste knoop. Verder vermenigvuldig deze 94143178827 met 3 (de proportie) komt 282429536481, hiervan [182] neem een, de waarde der eerste knoop, deel de rest als 282429539536480 door twee (de proportie min een) aal komen 141214768240 voor de som aller bonen van de vier-en-twintig knopen, verdeel dat nu met 200 tot penningen, en de penningen met zestien tot stuivers en met dertig tot daalders zal komen 1470987 daalders 5 stuivers: een en een vijfde penning. |
XIV. Vrage. Hesiodes eens aan Homerus vragende hoe veel Griekse Soldaten dat ʼer tegens Troyen opgetrokken waren? Homerus antwoorde: de Grieken hebben seven keukens, en in ider keuken leggen vijftig braatspitten, en het vleis dan aan elk spit gebraden werd, is voor 900 menschen. Vrage hoe veel Soldaten dan dat ʼer voor Troyen opgetrokken zijn geweest? Antwoord 315000 zijnde drie maal honderd duysend, en 15000 Soldaten. XV. Vrage. Op een Hofstee werden vier jonge Dames van haare Vryers 483 stuks boom-fruit vereert. En dat van vierderley soorte onder een geleyd: Waar af dʼ eene neemt een seeker getal, dʼ andere neemt een vierde des getals (min twee stuks) meer, de derde neemd een vierde des getals (meer 15 stuks, min als dʼ eerste, de vierde neemd eens soo veel (min tien stuks) als de derde: Vrage hoe veel stuks yder Dochter nam? Antwoord de eerste honderd, de tweede 123, de derde 90, de vierde 170. [183] XVI. Manier om behendige Brieven te schrijven door verplaatsingen van Letteren of door Cyfergetal. Wanneer gy yets geheyms aan malkanderen schrijven wild dat een ander niet leesen mag, soo weet men de letteren te verplaatsen, als een A voor een B, en een B voor een C, en soo voorts. Aldus heeft den Keyser Julius Caesar gedaan: siet hier van Suetonius in ʼt leven van Julius Caesar, desgelijks ook Octavius Augustus, die A voor D, en B voor C settende. Voorbeelden voor deese. ABCDEFGHIKLMNOPQRSTVUWXYZ Neemt. BCDEFGHIKLMNOPQRSTVUWXYZA Of ZYXWUVTSRQPONMLKIHGFEDCBA Tot een Voorbeeld. Deo optimo debemus Optima. Koomt. Efp pruknp efcfnwt prukb. Of neemd Cijffer-getal in plaats van de Vocalen als, 1 b c d 2 F g h 3 K L m n 4 p q r S T 5 W x 6 z. Tot een Voorbeeld Een yder te verpligten en niet verplicht te zijn: is meer als menschelijk. Koomt. 22n 6d2r t2 v2rpl3cht2n 2n n32t v2rpl3cht t2 z6n: 3s m22r 1ls m2nsch2l6k. Men maakt ook de letters die dubbeld staan met een streek boven op. [184] |
XIV. Vraag. Hesiodes vroeg eens aan Homerus hoe veel Griekse soldaten dat er tegen Troje opgetrokken waren? Homerus antwoordde: de Grieken hebben zeven keukens en in elke keuken liggen vijftig braadspitten en het vlees dan aan elk spit gebraden wordt is voor 900 mensen. Vraag, hoeveel soldaten dan dat er voor Troje opgetrokken zijn geweest? Antwoord 315000, dat is drie maal honderdduizend en 15000 soldaten. XV. Vraag. Op een hofstee werden vier jonge dames van hun vrijers met 483 stuks boomfruit vereerd. En dat van vier soorten onder elkaar gelegd: Waarvan de ene neemt een zeker getal, de andere neemt een vierde der getal (min twee stuks) meer, de derde neemt een vierde der getal (meer 15 stuks, minder als de eerste, de vierde neemt eens zo veel (min tien stuks) als de derde: Vraag hoeveel stuks elke dochter nam? Antwoord; de eerste honderd, de tweede 123, de derde 90, de vierde 170. [183] XVI. Manier om behendige brieven te schrijven door verplaatsingen van letters of door cijfergetal. Wanneer ge iets geheims aan elkaar schrijven wil dat een ander niet lezen mag zo weet men de letters te verplaatsen als een A voor een B, en een B voor een C en zo voorts. Aldus heeft keizer Julius Caesar gedaan: ziet hier van Suetonius in het leven van Julius Caesar, desgelijks ook Octavius Augustus die de A voor D, en B voor C zette. Voorbeelden voor deze. ABCDEFGHIKLMNOPQRSTVUWXYZ Neem. BCDEFGHIKLMNOPQRSTVUWXYZA Of ZYXWUVTSRQPONMLKIHGFEDCBA Tot een voorbeeld. Deo optimo debemus Optima. Komt. Efp pruknp efcfnwt prukb. Of neem cijfergetal in plaats van de vocalen als, 1 b c d 2 F g h 3 K L m n 4 p q r S T 5 W x 6 z. Tot een voorbeeld Een yder te verpligten en niet verplicht te zijn: is meer als menschelijk. Komt. 22n 6d2r t2 v2rpl3cht2n 2n n32t v2rpl3cht t2 z6n: 3s m22r 1ls m2nsch2l6k. Men maakt ook de letters die dubbel staan met een streek bovenop. [184] |
XVII. Om acht kannen Wijn in twee even deelen te deelen, sonder meer als deese drie ongelijke Flessen te gebruyken, dʼ een van acht kan, dՠander van vijf, en de laatste van drie kannen. De drie letters ABC, betekent drie Flessen A van 8 kan, B van 5 kan, en C van drie kan; schenkt de flesse B eerst vol uyt de Flesse A, en ʼt geene noch in B over is, namelijk twee kan schenkt die in C, vuld nu wederom de Fles B uyt A, en ʼt geene in B is, doet daar van C voort vol, Dewijl nu in C alreeds twee kannen waren, soo moet volgen dat uyt B in welke 5 kannen waren, maar een in C geschonken is, en derhalven in B alleenig vier kannen zijn gebleven, het welk de begeerde helft was. XVIII. Om te raden wat getal ymand gedagt heeft. Doet yemand een getal denken, by exempel 8, doet dit vermenigvuldighen met drie, komt 24, laat dit midden door doen, komt 12, dit weder met [185] 3 vermenigvuldigd, komt 36; nu moet men vragen hoe veel maal negen in de uytkomst is, soo sal hy antwoorden 4 maal dit getal met twee verdubbelende, maekt het gedagte getal 8 of Wanneer ymand nog eens gedagt heeft, by voorbeelt 7. doet het met drie vermenigvuldigen, komt 21. (ʼt welk wanneer dit getal oneven is so moet ʼer altijd een by gevoegd werden, maakt dan 22, midden door gedaan zijnde, maekt elf, laat andermaal 3 vermenigvuldigen, maakt 33. vraegd nu wederom hoe veel negen daar in is, antwoort driemaal, soo verdubbeld dese drie en maakt 6, doed daar noch een by, en komt seven het gedagte getal. XIX. Om te raden hoe veel oogen yemand onder en boven geworpen heeft. Laat ymand werpen hoe dikmaals hy ook wil, soo sal yder dobbel steen onder en boven altijd 7 hebben. Soo hy nu met 2 steenen ses maal geworpen heeft, soo moeten daar onder en boven 84 oogen geweest zijn. |
XVII. Om acht kannen wijn in twee even delen te verdelen, zonder meer als deze drie ongelijke flessen te gebruiken, de ene van acht kan, de andere van vijf en de laatste van drie kannen. De drie letters ABC, betekenen drie flessen A van 8 kan, B van 5 kan en C van drie kan; schenk de fles B eerst vol uit de fles A, en hetgeen nog in B over is, namelijk twee kan, schenk die in C, vul nu wederom de fles B uit A, en hetgeen in B is doe daar van C voort vol, omdat er nu in C alreeds twee kannen waren zo moet volgen dat uit B 5 kannen waren, maar een in C geschonken is en derhalve in B alleen vier kannen zijn gebleven, wat de begeerde helft was. XVIII. Om te raden wat getal iemand gedacht heeft. Laat iemand een getal denken, bijvoorbeeld 8, laat dit vermenigvuldigen met drie, komt 24, laat dit midden door doen, komt 12, dit weer met [185] 3 vermenigvuldigd, komt 36; nu moet men vragen hoe veel maal negen in de uitkomst is zo zal hij antwoorden 4 maal dit getal met twee verdubbelen maakt het gedachte getal 8 af. Wanneer iemand nog eens gedacht heeft, bijvoorbeeld 7, laat het met drie vermenigvuldigen, komt 21. (wat wanneer dit getal oneven is zo moet er altijd een bijgevoegd worden, maakt dan 22 als het midden door gedaan is maakt elf, laat het andermaal met 3 vermenigvuldigen maakt 33, vraag nu wederom hoe veel negen daar in is, antwoord driemaal, zo verdubbeld deze drie en maakt 6, doe daar nog een bij en komt zeven het gedachte getal. XIX. Om te raden hoe veel ogen iemand onder en boven geworpen heeft. Laat iemand werpen en hoe vaak hij ook wil zo zal elke dobbelsteen onder en boven altijd 7 hebben. Zo hij nu met 2 stenen zesmaal geworpen heeft zo moeten daar onder en boven 84 ogen geweest zijn. |
m
XX. Een andere Manier. Laat ymand 3 gedagt hebben, doet het hem verdubbelen, maackt 6. teld daar 4 by komt 10. multipliceert met 5, maackt 50, teld daar twaalf by komt 62, multipliceert het selve met tien, komt 620, trekt hier van 320 af, rest 300, doet hier de laatste letters aan de regterhand weg, rest alleenlijk drie, welk het gedagte-getal is. [186] XXI. De oogen te raden die met drie, vier of meer dobbel steenen geworpen zijn. Om dit te doen, soo weet dat de oogen van yder steen altijd onder de tien zijn, en men kan de oogen van elke steen, ook voor een getal nemen dat ymand denkt. By exempel, ymand werpt met drie stenen, wanneer gy nu begerig zijt te weten, hoe veel ogen dat op elke steen in ʼt bysonder zijn, en op alle drie te samen, soo segd dat hy de ogen van de eene steen verdubbelde, en daar nog vijf by telle, en met vijf multiplicere, laat by yder uytkomst elf doen, laat dan de ogen van de andere steen by deese somma vergaderen, en dat dan met tien multipliceren. Eyndelijk, laat daar de ogen van de derde dobbel-steen by tellen; dit alles behoorlijk gedaan zijnde, soo vraagd na de uytkomst, trekt daar dan 350 af, en ʼt geen daar over is, zijn de ogen. XXII. Om te raden verscheyde getallen die yemand denkt mits dat het getal minder zy dan tien. Laat ymant gedagt hebben 3, 5, 8, 2, het eerste getal verdubbeld of met twee gemultipliceert komt 6, daar by 5 geteld komt 11, die met vijf gemultipliceert komt 55, daar by geteld maakt 65, hier by gedaan het tweede getal vijf, komt 70, dat door 10 gemultipliceert, brengt 700, hier by gevoegd het derde gedagte getal 8 komt 708, dit met 10 gemultipliceert, geeft 7780 daar by het vierde gedagte getal geteld, maakt 7082, [187] trekt daar van af 3500, soo is ʼer overig 3582. Dit getal in ordre gesegt, is het eerste getal 3, het twede 5, het derde 8, en het laatsten 2. |
XX. Een andere manier. Laat iemand 3 gedacht hebben, laat het hem verdubbelen, maakt 6, tel daarbij 4 komt 10, vermenigvuldigd met 5, maakt 50, tel daar twaalf bij komt 62, vermenigvuldigt het met tien, komt 620, trekt hiervan 320 af, rest 300, doe hier de laatste letters aan de rechterhand weg, rest alleen drie, die het gedachte-getal is. [186] XXI. De ogen te raden die met drie, vier of meer dobbelstenen geworpen zijn. Om dit te doen zo weet dat de ogen van elke steen altijd onder de tien zijn en men kan de ogen van elke steen ook voor een getal nemen dat iemand denkt. Bijvoorbeeld, iemand werpt met drie stenen, wanneer ge nu begerig bent te weten hoeveel ogen dat op elke steen apart zijn en op alle drie tezamen zo zeg dat hij de ogen van de ene steen verdubbelt en daar nog vijf bij telt en met vijf vermenigvuldigt, laat bij elke uitkomst elf doen, laat dan de ogen van de andere steen bij deze som verzamelen en dat dan met tien vermenigvuldigen. Eindelijk, laat daar de ogen van de derde dobbelsteen bijtellen; als dit alles behoorlijk gedaan is zo vraag naar de uitkomst, trek daar dan 350 af en hetgeen daar over is zijn de ogen. XXII. Om verschillende getallen te raden die iemand denkt mits dat het getal minder is dan tien. Laat iemand gedacht hebben 3, 5, 8, 2, het eerste getal verdubbel of met twee vermenigvuldigd komt 6, daarbij 5 geteld komt 11, die met vijf vermenigvuldigd wordt komt 55, daarbij geteld maakt 65, hierbij gedaan het tweede getal vijf, komt 70, dat door 10 vermenigvuldigd wordt brengt 700, hierbij gevoegd het derde gedachte getal 8 komt 708, dit met 10 vermenigvuldigd geeft 7780 daarbij het vierde gedachte getal geteld maakt 7082, [187] trek daarvan af 3500, zo is er over 3582. Dit getal in orde gezet is het eerste getal 3, het tweede 5, het derde 8, en het laatsten 2. |
XXIII. Een ander manier. Laat yemand drie gedagt hebben, doet het verdubbelen, maakt ses, doet daar 5 by, komt 11, multipliceert het selve met 5 maakt 55, by welke tien vergadert, multipliceert nog eens met tien, rest 650 trekt daar 350 af, blijft 300 van welke het getal aan de linker-hant het gedagte getal is, te weeten drie. [188] Exempel. Een ander. Laat yemand 9 gedagt hebben, doed hem dan noch een twede getal denken dat minder is als het eerste als 7, dat hy dan noch een getal denke dat soo veel meerder is als het eerste, als elf, doed hem dan dese twee laaste getallen te samen adderen, en die u seggen. Soo is de helft daar van het eerste gedachte getal, of soo gy al de getallen laat te samen rekenen soo is de derde part het gedagte getal. Exempel. 9 7 11 addeert -- 18 de helft is -- 9 XXIV. Een ander. Laat ymant 10 gedagt hebben, laat dat getal hem verdubbelen, komt 20, seghd dat hy daar 6, of meer na uw believen by teld, maakt 26, laat dit dan midden door delen, komt 13, dit gedaan zijnde, laatեr dan soo veel af doen als eerst gedagt is, blijft 3, als men nu begeert te raden hoe veel daar overigh blijft, soo doet midden door dat getal, dat gy daar hebt laten by doen ‘t welk dan drie is, en met dit overige getal drie over een komt. [189] Exempel. Verdubbelt 10 -- 30 teld 6 -- de helft -- 13 -- 3 |
XXIII. Een andere manier. Laat iemand drie gedacht hebben, laat het verdubbelen, maakt zes, doe daar 5 bij komt 11, vermenigvuldig het met 5, maakt 55, doe daar tien bij en vermenigvuldig het nog eens met tien, rest 650, trek daar 350 af, blijft 300 die het getal aan de linkerhand het gedachte getal is, te weten drie. [188] Voorbeeld. Een ander. Laat iemand 9 gedacht hebben, laat hem dan noch een tweede getal denken dat minder is dan het eerste als 7, dat hij dan noch een getal denkt dat zoveel meer is als het eerste, als elf, laat hem dan deze twee laatste getallen tezamen voegen en die u zeggen. Zo is de helft daarvan het eerste gedachte getal of zo ge alle getallen laat tezamen rekenen zo is de derde part het gedachte getal. Voorbeeld. 9 7 11 voeg toe -- 18 de helft is -- 9 XXIV. Een ander. Laat iemand 10 gedacht hebben, laat dat getal hem verdubbelen, komt 20, zeg dat daar 6 of meer naar uw believen bij telt, maakt 26, laat dit dan middendoor delen, komt 13, als dit gedaan is laat er dan zoveel af doen als eerst gedacht is, blijft 3, als men nu begeert te raden hoeveel daar over blijft, zo doe het middendoor dat getal dat ge daarbij hebt laten doen wat dan drie is en met dit overige getal drie overeenkomt. [189] Voorbeeld. Verdubbel 10 -- 30 tel 6 -- de helft -- 13 -- 3 |
XXV. Om te weeten als men verscheyde dobbelstenen geworpen heeft, hoe veel het getal der oogen uytbrenght. Laat ymand met drie stenen werpen, die geworpen heeft moet dan het getal van de ogen te samen rekenen, laat dan een steen leggen, en doed hem rekenen, de onderste ogen van de twee andere stenen, ‘t selve getal by het vorige rekenen. Laat dan noch eens werpen met de twee steenen, en rekend de ogen die boven zijn by het ander getal, laat dan weder een steen leggen, en rekend dan de ogen die onder de andere steen zijn, by het voorige getal. Doed dan noch eens werpen met de derde steen, en vergadert de ogen die boven zijn by de vorige somme, laat dese steen dan ook stil leggen gelijk de andere. Dit gedaan zijnde, moet ghy sien de oogen die boven op de steenen zijn, en teld daar 21 by, soo suld gy het kunnen raden. By Exempel. Soo in de eerste werp zijn geweest 3, 4, 2 welker somme negen maakt. Laat dan een steen alleen [190] leggen, soo hy leyd, te weten drie, neemd dan de twee onderste oogen van de twee andere stenen, welk maaken de 3 en 5, teld die by de 9, maken 17, werpt dan weder met dese twee steenen, de bovenste oogen zijnde 6, 1 teld die by de 17, en maakt 24. Laat dan een apart leggen, teld dan de andere ogen van de andere steen by 24 en brengen uyt 25. werpt dan weder met de laatste steen, welk zijnde vergaderd die by 25, en maaken 26 besiet nu de oogen van de steen die boven leggen, welke zijn 5, teld daar 21 by, maekt 26. Welk het geraden getal is. XXVI. Een Eeuwigh-duurende Almanach. Dese Almanach werd aldus gesteld: Voor eerst dan stel ik de Sondaghs letters welke zijn volgende van yder jaar in ‘t toekomende. Sond. Lett. Jaren. D 1682 C 1683 B A 1684 -- -- G 1656 F 1686 E 1687 D C 1688 -- -- B 1689 A 1690 G 1691 F E 1692 -- -- D 1693 G 1694 Jaren. Sond. Lett. 1695 B 1696 A G -- -- 1697 F 1698 E 1699 D 1700 C B -- -- 1701 A 1702 G 1703 F 1704 E D -- -- 1705 C 1706 B 1707 A 1708 G E -- -- 1709 E 1710 D [191] |
XXV. Om te weten als men verschillende dobbelstenen geworpen heeft hoeveel het getal der ogen maakt. Laat iemand met drie stenen werpen, die geworpen heeft moet dan het getal van de ogen tezamen rekenen, laat dan een steen leggen en laat hem rekenen, de onderste ogen van de twee andere stenen en dat getal bij de vorige rekenen. Laat dan noch eens werpen met de twee stenen en reken de ogen die boven zijn bij het andere getal, laat dan weer een steen leggen en reken dan de ogen die onder die andere steen is bij het vorige getal. Laat dan noch eens werpen met de derde steen en verzamel de ogen die boven zijn bij de vorige som, laat deze steen dan ook stilliggen gelijk de andere. Als dit gedaan is moet ge zien de ogen die boven op de stenen zijn en tel daar 21 bij, zo zal je het kunnen raden. Bijvoorbeeld. Zo in de eerste worp zijn geweest 3, 4, 2 welke som negen maakt. Laat dan een steen alleen [190] leggen zo het ligt, te weten drie, neem dan de twee onderste ogen van de twee andere stenen, die maken de 3 en 5, tel die bij de 9, maakt 17, werp dan weer met deze twee stenen, de bovenste ogen zijn 6, 1 tel die bij de 17 en maakt 24. Laat dan een apart leggen, tel dan de andere ogen van de andere steen bij 24 en brengt op 25, werp dan weer met de laatste steen en die samen met die 25 en maken 26 beziet nu de ogen van de steen die boven liggen, welke zijn 5, tel daarbij 21, maakt 26. Welk het geraden getal is. XXVI. Een eeuwigdurende almanak. Deze almanak wordt aldus gesteld: Voor eerst dan stel ik de zondag letters die volgen van elk jaar in ‘t toekomende. Zond. Lett. Jaren. D 1682 C 1683 B A 1684 -- -- G 1656 F 1686 E 1687 D C 1688 -- -- B 1689 A 1690 G 1691 F E 1692 -- -- D 1693 G 1694 Jaren. Zond. Lett. 1695 B 1696 A G -- -- 1697 F 1698 E 1699 D 1700 C B -- -- 1701 A 1702 G 1703 F 1704 E D -- -- 1705 C 1706 B 1707 A 1708 G E -- -- 1709 E 1710 D [191] |
Nu volgen de Maanden, dagen en Sondagsletters in haar order. April. September, Junius, Augustus. Majus. January. November. 30 30 30 31 31 31 30 Juilius. Decemb. Februarius. Maart. October. 31. 31. 28. 31. 41. 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20 28 22 23 24 25 26 27 27 29 30 31 G F E D C B A Sons.Maand. Dingsd, Woen. Dond.Vryd.Sater.
Om nu te sien wat datum van het Jaar is, so weet men voor eerst het hoe veelste Jaar het is na Christi Geboorte, als ook de maand en dag der weke, als ymand dit in sijn hoofd heeft, kan hy lichtelijk te rechte komen. By voorbeeld: Ik sie in de Tafel op het Jaar 1682 dat de Sondags letter een D is, so ga ik met dese D en sie wat voor een dag daar onder staat, so bevind ik Woensdag. Dan soo soek ik in de Maand in wat voor een regel hy staat en bevinde in de sevende October. Nu weet ik ten naasten by of ik in ‘t begin midden of eynde der Maand ben, en dewijl wy nu dit schrijvende op het eynde lopen, en heden Dingsdagh is, soo tel ik met mijn Woensdagh [192] daar de sondags letter D op stond, en kom tot 21, welk is Woensdag, 22 Donderdag 23 Vrydag 24 Saturdag, 25 Sondagh, 26 Maandagh, ergo heden Dingsdag den 27 October. Indien ‘t nu geheel aan ‘t eynde van de Maand is, dat is den 31 October, en ik wil weten den hoeveelsten ik morgen kan soeken. Soo speurt eerst uw Maand op, die November is in de vierde reye of order. Dan soo kom ik wederom tot mijn Woensdag, die in de reeks van die Maand op 4 vald, soo tel ik voort tot het eynd welke is Saturdag, en keer my weder tot het begin, soo vald Sondag op 1, want gisteren was het Saturdag den lesten October: Noch dien ik hier te spreeken van de Schrickel-Jaren: al waar in de order twee letters gevonden werden: By voorbeeld, in ‘t jaar 1684 is B en A twee Sondags letters, soo regeerd B alleen tot Maart en A begint met de Sondag in Maart. Hier moet sorgvuldig opgelet werden, anders soude men ligtelijk konnen dwalen. XXVII. Om de getallen op verscheyde manieren in Versen uyt te spreken. In het duyts begrijpt de volgende Rijm alle de getallen. 1. 2. 3. 4. 5. 6. 7. 8. 9 t’saam, Steld men alle de tallen sonder nul bequaam. Vijf, twee, acht, negen, drie, seven, een, vier, ses Vier, drie, seven, een, vijf, twee, acht, negen. 5. 2. 8. 9. 3. 7. 1. 4. 6 4. 3. 7. 1. 5. 2. 8. 9. Deese zijn alsoo te lesen in ‘t Latijn [193] Quinque, duo, octo, novem, tria, septem, unum, quatuor, sex: Sex, tri, septem, unum, quinque, duo, octo, novem. Op die manier telt men ook in ‘t Neerduyts. 1, 2, 3, 4, 5, 6, 7, 8, 9 siet, Ontrecht in maat-getal dat vliet. XXVIII. Een sonderlinge wens van een vogelaar. Seeker Vogelaar gaande uyt schieten, vangt twe vogels, siende nog verscheyde anderen, wenschte dat hy noch soo veel, en dubbel soo veel hadde, soo souw hy met sijn twee honderd kunnen maken. Nu is de vrage hoe veel Vogels daar geweest zijn? Antwoord. De vogels zijn geweest 14 Noch soo veel doen 28 En noch soo veel 56 Daar by getelt 2 -- Maaken 100 XXIX. Het getal eenes Osses voetstappen te rekenen. Imant vraegd my of ik wel tellen en na rekenen kan de voetstappen die sijn ploegende Os dien dag gedaan heeft, op het ploegde Land? hier een weynigh overpeynsende geef ik tot antwoord dat de voetstappen, die hy de gantsche dagh gedaan heeft, niet meer te sien zijn, veel minder te tellen en uyt te rekenen, dewijl de ploeg, de selve alles bedekt heeft So dat dit een vraag is om een konstig Reken meester te bedriegen. [194] XXX. Waarom dat ʼer minder Wolven sijn dan Schapen. Dit schint yet wonders te wesen, dewijl de Wolven veele in ‘t getal voortbrengen, en de Schapen maar een gelijk, en de Schapen gedurig tot nut van de menschen geslacht werden. Maar men moet weten, dat al isմ dat de Wolven veele te gelijk baren, de Schapen nochtans dikwijlder baren dan de wolven. Item dat de Wolven malkanderen in hongers-noot op eten, want sy komen in kringen by malkanderen loopen en vegten, die dan dood blijft is een aas voor de levende, welk gevegt soo lange duurt tot sy alle versadigt zijn. XXXI. Hoe een egte Soon, zijnde de vierde binnen het Jaar dat zijn Vader trouwde, kan gebooren werden. Wanneer ymand trouwd, kan het gebeuren, dat de Vrouw in dՠeerste drie Maanden, elke staag een misval heeft, ‘t welk alle Maanden een zijnde, drie uyt maakt, nu als sy in de vierde Maand weder swanger is, en de negen Maanden vol uyt draagd, soo heeft sy vier kinderen binnen het Jaar gehad. |
Nu volgen de maanden, dagen en zondagsletters in hun orde. April. September, Juni, Augustus. Maart Januari. November. 30 30 30 31 31 31 30 Juli. Decemb. Februari. Maart. Oktober. 31. 31. 28. 31. 41. 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20 28 22 23 24 25 26 27 27 29 30 31 G F E D C B A Zons.Maand. Dinsd, Woen. Dond.Vrijd.Zater. Om nu te zien wat datum van het jaar is zo weet men als eerste het hoeveelste jaar het is na Christus geboorte als ook de maand en dag der week, als iemand dit in zijn hoofd heeft kan hij licht te recht komen. Bijvoorbeeld: Ik zie in de tafel op het jaar 1682 dat de zondag letter een D is, zo ga ik met deze D en zie wat voor een dag daaronder staat, zo bevind ik woensdag. Dan zo zoek ik in de maand in wat voor een regel het staat en bevindt in de zevende oktober. Nu weet ik ten naaste bij of ik in ‘t begin midden of einde der maand ben en omdat we nu dit schrijven op het eind loopt en heden dinsdag is zo tel ik met mijn woensdag [192] daar de zondag letter D op stond en kom tot 21, wat is woensdag, 22 donderdag 23 vrijdag 24 zaterdag, 25 zondag, 26 maandag, ergo heden dinsdag de 27ste oktober. Indien ‘t nu geheel aan ‘t einde van de maand is, dat is de 31ste oktober, en ik wil weten de hoeveelste ik morgen kan zoeken. Zo speur eerst uw maand op die november is in de vierde keer of orde. Dan zo kom ik wederom tot mijn woensdag die in de reeks van die maand op 4 valt, zo tel ik voort tot het eind welke is zaterdag en keer me weer tot het begin, zo valt zondag op 1, want gisteren was het zaterdag de laatste oktober: Noch dien ik hier te spreken van de schrikkeljaren: alwaar in de orde twee letters gevonden worden: Bijvoorbeeld, in ‘t jaar 1684 is B en A twee zondag letters, zo regeert B alleen tot maart en A begint met de zondag in maart. Hier moet zorgvuldig opgelet worden anders zou men licht kunnen dwalen. XXVII. Om de getallen op verschillende manieren in verzen uit te spreken. In het Duits omvat de volgende rijm alle getallen. 1. 2. 3. 4. 5. 6. 7. 8. 9 tezamen, Stelt men alle de getallen zonder nul geschikt. Vijf, twee, acht, negen, drie, zeven, een, vier, zes Vier, drie, zeven, een, vijf, twee, acht, negen. 5. 2. 8. 9. 3. 7. 1. 4. 6 4. 3. 7. 1. 5. 2. 8. 9. Dezen zijn alzo te lezen in ‘t Latijn [193] Quinque, duo, octo, novem, tria, septem, unum, quatuor, sex: Sex, tri, septem, unum, quinque, duo, octo, novem. Op die manier telt men ook in ‘t Nederduits. 1, 2, 3, 4, 5, 6, 7, 8, 9 ziet, Onterecht in maat-getal dat vliedt. XXVIII. Een bijzondere wens van een vogelaar. Zekere vogelaar ging uit schieten en ving twee vogels en zag nog verschillende anderen en wenste dat hij nog zoveel en dubbel zoveel had, zo zou hij met de zijne tweehonderd kunnen maken. Nu is de vraag hoe veel vogels daar geweest zijn? Antwoord. De vogels zijn geweest 14 Noch zo veel doen 28 En noch zo veel 56 Daarbij geteld 2 -- Maken 100 XXIX. Het getal van een os voetstappen te rekenen. Iemand vroeg me of ik wel tellen en narekenen kan de voetstappen die zijn ploegende os die dag gedaan heeft op het geploegde land? Hierover een weinig peinzende gaf ik tot antwoord dat de voetstappen die het de ganse dag gedaan heeft niet meer te zien zijn en veel minder te tellen en uit te rekenen omdat de ploeg alles bedekt heeft. Zo dat dit een vraag is om een kunstig rekenmeester te bedriegen. [194] XXX. Waarom dat er minder wolven zijn dan schapen. Dit schijnt iets wonderlijks te wezen omdat de Wolven veel in ‘t getal voortbrengen en de schapen maar een tegelijk en de schapen gedurig tot nut van de mensen geslacht worden. Maar men moet weten dat al is het dat de wolven veel tegelijk baren de schapen nochtans vaker baren dan de wolven. Item dat de wolven elkaar in hongersnood opeten want ze komen in kringen bij elkaar lopen en vechten en die dan dood blijft is een aas voor de levende, welk gevecht zo lang duurt tot ze allen verzadigt zijn. XXXI. Hoe een echte zoon, de vierde binnen het jaar is dat zijn vader trouwde, kan geboren worden. Wanneer iemand trouwt kan het gebeuren dat de vrouw in de eerste drie maanden elke keer een misval heeft, wat alle maanden een is en drie uitmaakt, nu als ze in de vierde maand weer zwanger is en de negen maanden vol uitdraagt zo heeft ze vier kinderen binnen het jaar gehad. |
XXXII. Een aardige inhoud en uytcyferinge op een Bort by een Meester die de Cijfer-konst leerde, in School opgehangen. Op dit Bort stond dan aldus geschreven. Hoort Arithmeticasche geesten, Twaalef Buyk-rommelingen maken een veeste. [195] Twaalf Veesten gevangen in Neus of Mond, Maken een wel-gesalmeerde Stront, Twaalf Stronten, let hier wel op, Maken soo veel Stront als een Schop, Twaalf Schoppen Stronts afgestreeken met een Lemmer, Vullen gesamentlijk eenen Emmer, Twaalf Emmeren Stront, ‘t sy van Wiesen of Narren, Maken uyt een volle Karre, Twaalf Karren Stronts; ‘t sy klein of groot, Vullen een volkomen Boot, Twaalf Booten Stronts van Borgers oft Eelen, Maaken uyt een heele Karveele, Nu doet men weten en verstaan Hoe veel Buyk-rommelinge in een Karveele Stront gaan? Facit 3583 1808. Buyk-rommelingen Uytscijferinge van de nevenstaande voorstellinge, 1 Veest maakt 12 Buykrommelingen 12 -- 144 stront 12 -- 288 144 -- 1728 Schop. 12 -- 3456 1728 ------ 2036 Em: 12 [196] ------- 41442 20736 ------ 248832 Karren. 12 -- 497664 248832 ------- 2985984 Boot. 5971968 12 ------ 5871968 2985984 ------ Facit 35831808 Karvelen. |
XXXII. Een aardige inhoud en uitcijfering op een bord bij een meester die de cijferkunst leerde in de school opgehangen. Op dit bord stond dan aldus geschreven. Hoort Aritmetische geesten, Twaalf buikrommelingen maken een wind. [195] Twaalf winden gevangen in neus of mond, Maken een goed gezalfde stront, Twaalf stronten, let hier wel op, Maken zo veel stront als een schop, Twaalf schoppen stront afgestreken met een lemmet Vullen gezamenlijk een emmer, Twaalf emmers stront, hetzij van wijzen of narren, Maken uit een volle kar, Twaalf karren stront; ‘Hetzij klein of groot, Vullen een volkomen boot, Twaalf boten stront van burgers of edelen, Maken uit een hele karveel, Nu laat men weten en verstaan Hoeveel buikrommelingen in een karveel stront gaan? Som 3583 1808 buik-rommelingen Uitcijfering van de nevenstaande voorstelling, 1 wind maakt 12 buikrommelingen 12 -- 144 stront 12 -- 288 144 -- 1728 schop. 12 -- 3456 1728 ------ 2036 em: 12 [196] ------- 41442 20736 ------ 248832 karren. 12 -- 497664 248832 ------- 2985984 boot. 5971968 12 ------ 5871968 2985984 ------ Som 35831808 karvelen. |
XXXIII. Van de Progressien en van de wonderbare meenigvuldige der dieren, planten, vrugten, Gout en Silver, als men altijt argumenteert met sekere proportie. Hier sal ik u voorstellen niet min sekere ative als admirable dingen, maar soo seker en soo licht te bewijsen, dat men niet en behoeft al de getallen te multipliceeren, om daar van proeve te doen, en voor eerst. XXXIV. Van de Mostert Saatjes. Ik segge dat al het Saat dat in twintig jaar van een Mostert saatje sal voor komen, en soude niet konnen blijven in het geheele begrijp des Weerelts [197] wanneer die schoon duysent maal grooter was als se is, en anders niet en hielde als kleyne mostert saatjens, van het middelpunt af tot boven aan het Firmament; dit wort beweesen als volgt, een plante van Mostert saat, kan alleen lichtelijk voortbrengen meer dan duysent korlen, maar later ons maar duysent nemen, en geduurende twintig jaaren, dat is 20 maal 1000 gemultipliceert, mits dat men al de Saatjes die yder jaar voort komen wederom saayt, die elkens een plant voortbrengen van 1000 saatjes, dit soo zijnde sal daar ten eynde van 17 jaaren een getal komen, dat soo veel sandts te boven gaan sal alsser leggen kan, tot het Firmament toe, want volgens de Rekening van Archimedes, en de aldersekerste opinie van de groote des Firmamends die ons Ticho Braht nagelaten heeft, soo kan het getal der sanden uytgedrukt worden met 49 cyfers, in plaats dat men voor het getal der Mostert saatjens in 17 jaare alreede 52 cyfers vint. En alsoo een Mostert saatje ongelijk grooter is als een sant korentje, ‘t is wel te gelooven dat voor de 17 jaar al het saat dat successivelijk van een saatje kan voort komen in het begrijp des heele Werelts niet soude konnen worden begrepen, en wat soude het dan zijn, soo men continueerde te multipliceeren elke reys met duysent tot 20 jaaren toe, ‘t is een saak soo klaar als den dag, dat de veelheyt der Mosters kroontjes honderd duysentmaal grooter soude zijn als de geheele Weerelt. XXXV. Van de Biggens. Is het niet een geneugelijke en een admirable propositie, dat men seyt dat de groote Turk met alle sijn inkomste niet een jaar lank soude konnen voeden, [198] alle de biggen, die in twaalf jaar tijds van een sog en van haar geslacht voort komen, en nogtans is het een waaragtige saake, want laat ons nemen datter een sog tեner dragt 6 voort brengen kan, als twee Mannekens en 4 Vroukens, en dat yder Vrouke 12 jaaren lank soo veel Biggens voort brengt, men sal bevinden na experientie des tijts, meer dan drie en dertig miljoenen Biggens en soggen, en alsoo een kroon des jaars niet te veel is om soo een Beest te onderhouden en te voeden, want het geen twee penningen des daags en bedraagt, moest men ten minsten soo veel kroonen hebben om die een jaar lank te onderhouden, en alsoo den grooten Turk geen 33000 milioenen des jaars in te komen en heeft, is de propositie waaragtig. XXXVI. Van de Graan Koorentjes. Gy sult alle verwondert zijn, zoo ik segge dat een graantje Koorens, met al dat in den tijt van 11 Jaaren successivelijk of voort koomen kan, die getal Koorentjes uytbrengen sal 244.140.625.000.000.000.000. welke bedraagt 244 quintilioenen. De sake gestelt dat men alle Jaar saayden, en dat yder saatje 50 Koorentjes voortbracht, het welke weynig is, want sy brengender somwijle 70, 80 ja 100 voort, ook wel meer, deese somme sal een cubyk Lichaam maaken van 244140 Fransche mijlen, gevende aan yder hondert Korentjes voor lenkte en diepte, en dien volgens soo gy naamd 244, 1400. Steeden soo groot als Parijs, haar gevende een mijl in ‘t vierkant, en hondert voeten in de hoogte, en de selve soude vol Kooren zijn van boven tot beneden, schoon dat daar anders niet in waar als Kooren, neemt nu dat een Maat [199] ofte een Schepel soo veel water als een cubijkse voet, begrijpende een milioen Korentjes, soo komender 244. 140. 624. 000. 000. 000. Scheepels, een getal dat soo groot is, dat soo men het wilde laden in Scheepen, een 1004 Scheepels in elk Schip deede, men soude soo veel Scheepen behoeven, dat se de Oceaan qualijk soude konnen dragen, te weten 244: 140: 624: 000. 000. 000. En rekende yder Schepel teegen het vierde deel van een kroon, sullen de selve beloopen, 61: 635: 156: 250: 000: kroonen die ik niet geloove datter in de gantsche weerelt zijn, is het dan niet wel gemenageert, dat men een zaatje saaydt, met al daar in een heel jaar van voort komt, mids dat men Landryen hadden daar toe van noeden, en onder dien niets en consumeerden. XXXVII. Van de Erweten. Ik wil dat elke erwete 30 anderen voort brenge, en dat men al die daar van komt 12 jaren saayde; dit soo sijnde sal men bevinden 531: 441: 000: 000: 000: 000: Erweten, als men der 50 geeft voor de lengte, breete en dikte van een voet in ‘t vierkant, sullen de selve uytbrengen 4, 251. 528. 000. 000. Teerlingen voeten, laat uw een teerling voet: dat is een vierkante voet waardig zijn: een vierendeel van een kroon, soo sullen se meerder kroonen beloopen als der in de geheele Weerel zijn: namentlijk 1: 620: 882: 000: 000: kroonen, en soo ymant deese Erwete wilde verspreyde door de geheele Wereld, en soude het gantsche vlak van de Kloot der Aarde en van het water niet meede konnen bedekken, als, hy die maar leyde een erweet dik op malkanderen. [200] |
XXXIII. Van de progressie en van de wonderbare vermenigvuldiging der dieren, planten, vruchten, goud en zilver als men altijd argumenteert met zekere proportie. Hier zal ik u voorstellen niet minder zekere actieve als aangename dingen, maar zo zeker en zo licht te bewijzen dat men niet behoeft alle getallen te vermenigvuldigen om daar van proeve te doen en voor eerst. XXXIV. Van de mosterdzaadjes. Ik zeg dat al het zaad dat in twintig jaar van een mosterd zaadje zal voorkomen zou niet kunnen blijven in de gehele omvang van de werend [197] en zelfs als die duizend maal groter was dan ze is en niets anders bevatte dan kleine mosterd zaadjes van het middelpunt af tot boven aan het firmament; dit wordt bewezen als volgt, een plant van mosterd zaad kan alleen lichtelijk voortbrengen meer dan duizend korrels, maar laat er ons maar duizend nemen en gedurende twintig jaren dat is 20 maal 1000 vermenigvuldigd, mits dat men alle zaadjes die elk jaar voortkomen wederom zaait die telkens een plant voortbrengen van 1000 zaadjes, dit zo zal daar ten einde van 17 jaren een getal komen dat zoveel zand te boven gaan zal als er liggen kan tot het firmament toe, want volgens de rekening van Archimedes en de aller zekerste opinie van de grootte der firmament die ons Ticho Braht nagelaten heeft zo kan het getal der zand uitgedrukt worden met 49 cijfers, in plaats dat men voor het getal der mosterd zaadjes in 17 jaar alreeds 52 cijfers vindt. En alzo een mosterdzaadje duidelijk groter is dan het zandkorreltje is het wel te geloven dat voor de 17 jaar al het zaad dat successievelijk van een zaadje kan voortkomen in de omvang der hele wereld niet zou kunnen worden begrepen en wat zou het dan zijn zo men continueerde te vermenigvuldigen elke keer met duizend tot 20 jaren toe, ‘t is een zaak zo helder als de dag dat de hoeveelheid van mosterdzaadjes honderdduizend maal groter zou zijn als de gehele wereld. XXXV. Van de biggen. Is het niet een genoeglijke en een aangenaam voorstel dat men zegt dat de grote Turk met al zijn inkomsten niet een jaar lang zou kunnen voeden en [198] alle biggen die in twaalf jaar tijd van een zeug en van haar geslacht voortkomen en nochtans is het een ware zaak, want laat ons nemen dat er een zeug te ene dracht 6 voort brengen kan als twee mannetjes en 4 vrouwtjes en dat elk vrouwtje 12 jaren lang zoveel biggen voortbrengt, men zal bevinden na verloop der tijd meer dan drie en dertig miljoenen biggen en zeugen en alzo een kroon der jaar niet teveel is om zo’n beest te onderhouden en te voeden, want het bedraagt geen twee penningen per dag en moest men tenminste zoveel kronen hebben om die een jaar lang te onderhouden en alzo de grote Turk geen 33000 miljoenen per jaar inkomen heeft is dit voorstel waar. XXXVI. Van de graankorreltjes. Ge zal allen verwonderd zijn zo ik zeg dat een graantje koren met alles dat in de tijd van 11 jaar er successievelijk van voort komen kan het getal der korreltjes opbrengen zal 244.140.625.000.000.000.000 wat bedraagt 244 quintiljoenen. De zaak wordt gesteld dat men alle jaren zaaide en dat elk zaadje 50 korreltje voortbracht, wat weinig is, want ze brengen er soms 70, 80 ja 100 voort en ook wel meer, deze som zal een kubiek lichaam maken van 244140 Franse mijlen en geeft aan elk honderd korreltjes voor lengte en diepte en dientengevolge zo ge nam 244, 1400 steden zo groot als Parijs en gaf die een mijl in ‘t vierkant en honderd voeten in de hoogte en die zou vol koren zijn van boven tot beneden ofschoon dat daar niets anders in was dan koren, neem nu dat een maat [199] of een schepel zoveel water als een kubieke voet en omvat een miljoen korreltjes zo komen er 244 140 624 000 000 000 schepels, een getal dat zo groot is dat zo men het wilde laden in schepen en een 1004 schepels in elk schip deed men zou zoveel schepen behoeven dat ze de oceaan kwalijk zou kunnen dragen, te weten 244: 140: 624: 000. 000. 000. En reken elke schepel tegen het vierde deel van een kroon en zullen die belopen 61: 635: 156: 250: 000: kronen die ik niet geloof dat er in de ganse wereld zijn, is het dan niet goed gemenageerd dat men een zaadje zaait met alles dat daarvan in een heel jaar van voortkomt, mits dat men landerijen had daartoe nodig en ondertussen niets consumeerden. XXXVII. Van de erwten. Ik wil dat elke erwt 30 anderen voortbrengt en dat men alles dat daarvan komt 12 jaren zaaide; als dit zo is zal men bevinden 531: 441: 000: 000: 000: 000: erwten als men er 50 geeft voor de lengte, breedte en dikte van een voet in մ vierkant zullen die uitbrengen 4, 251. 528. 000. 000 teerlingen voeten, laat uw een teerling voet: dat is een vierkante voet waardig zijn: een vierendeel van een kroon en zo zullen ze meer kronen belopen als er in de gehele wereld zijn: namelijk 1: 620: 882: 000: 000: kronen en zo iemand deze erwten wilde verspreiden door de gehele wereld hij zou het ganse vlak van de kloot der aarde en van het water er niet mee kunnen bedekken, als hij die maar legde een erwt dik op elkaar. [200] |
XXXVIII. Van de menigvulding der Menschen. Daar zijn ʼer die niet begriepen konnen hoe het wesen mag, dat van 8 Personen die na de Sont-Vloed overbleven, te weeten vier Mans ende vier Vroewen, soo veel Menschen gesproten zijn, alsser behoefde om een monargie te beginnen onder Nimrots, en een Armade toe te rusten van 200 duysent Menschen, om trent 200 jaren na de Sont-vloet, maar de saake is so wonderlijk niet, als men neemt een van de Kinderen No, want merkende, dat de generatie sich over dertigh jaaren vernieuwen, en seven voudig vermeerderen konnen, van een familie vermenigvuldigen agtmaal hondert duysent Zielen ofte Menschen, in dese vernieuwinge des Werelds, waar in de Menschen doenmaals langer leefden, en meerder vrugt-baar waren; daar zijnder ook die het wonder geeft, het geen men leest van de Kinderen Israls, dat sy van 70 in ʼt getal na 120 jaren soo vermeenigvuldigen, dat se sterk waren over de 600 duysent comparant personen sonder de Vrouwen, Kinderen, en ander oude, die bequaam waaren tot den oorlog: maar die anders effen rekeninge wilde maken, sal bevinden, dat de Familie van Joseph alleen bestant genoegh was om dit getal uyt te brengen, hoe veel te meer dan noch alle de huysgesinnen tՠsamen. XXXIV. Progressie of Voortgank lopende tot 64 toe. Noch is het goed Matimaticus te zijn, om niet bedrogen te worden! Gy sult Luyden vinden, soo simpel, dat sy eenige koop sullen maken, met conditie van soo veel koorens te geven alsser van nooden sijn om te vullen 64 plaatse, leggende een [201] koorentje in de 1 plaatse, 2 in de tweede, 4 in de derde, en so voorts, en sy en sien niet de goede luyden, dat alleen haar Solders, maar alle de Magesinen der Weereld, daar toe niet genoeg en zijn, want het getal van de koorentjes bedraaght over de somme van 184467440951615, het welk so groot is, dat men daar meede soude konnen laden 1779199825 Schepen, als yder Schip konde houden 2500 mudden koorn, dat lichtelik te ondersoeken is, en soo men wilde tellen soo veel Deniers alsser Greynen sijn, en dat reduceert, tot groot Gelt, het sal soodanigen schat uytbrengen, dat nog Crassus, nog Cresus, nog Thinnoyse, nog Spanjaarts, nog al de Prinsen der weerelt, het tiende deel daar van niet soude kunnen voortbrengen, daar sijn meer graan korentjes als deniers, nochtans is het kennelijk, datter in de gantsche Weerelt niet genoeg en zijn, om alle de voorgemelde Scheepen te laden. Nog was het een saake vry wat absurter, soo ymant aannam te vullen 64 Plaatsen, te weten soo veel alsser sijn in het Schaak-spel, ofte op het Dam-bort, voortgaande met 3 voudige proportie, want hy behoeven moeste 14456127343093749488594646427 graan koorentjes ofte deniers, en so dit weyt korentjes waren, en dat men daar de Scheepen meede wilden laaden, men soude een sulken schrikelijken getal Scheepen van doen hebben, dat se niet alleen den Oceaan souden bedekken, maar meer dan hondert milioenen golven, die so groot waren als het water en de Aarde tՠsamen, soo de Graan van Coriander waaren, men souden der meer dan 70 globen meede konnen stoffeeren, so groot als het Aartrijk, ‘t welk alles lichtelijk te reekenen is, soo men de Graantjes reduseert in eenige maten, en de lading der Scheepen considereert, vergelijkende een Graen Coriander met een ander dat grooter is, alles na de geometrische proportie. [202] |
XXXVIII. Van de vermenigvuldiging der mensen. Daar zijn er die niet begrijpen kunnen hoe het wezen mag dat van 8 personen die na de zondvloed overbleven, te weten vier mannen en vier vrouwen, zoveel mensen gesproten zijn als er behoefde om een monarchie te beginnen onder Nimrod en een armada uit te rusten van 200 duizend mensen omtrent 200 jaren na de zondvloed, maar de zaal is niet zo verwonderlijk als men neemt een van de kinderen van Noach want als je merkt dat de generatie zich over dertig jaren vernieuwt en zevenvoudig vermeerderen kunnen, van een familie vermenigvuldigen achtmaal honderdduizend zielen of mensen, in deze vernieuwing der wereld waarin de mensen toenmaals langer leefden en meer vruchtbaar waren; daar zijn er ook die het verwondering geeft hetgeen men leest van de kinderen Aals dat ze van 70 in het getal na 120 jaren zo vermenigvuldigen dat ze sterk waren over de 600 000 comparant personen zonder de vrouwen, kinderen en andere oude die bekwaam waren tot de oorlog: maar die anders effen rekening wil maken zal bevinden dat de familie van Joseph alleen bestand genoeg was om dit getal uit te brengen, hoeveel te meer dan noch alle huisgezinnen tezamen. XXXIV. Progressie of voortgang die loopt tot 64 toe. Noch is het goed mathematicus te zijn om niet bedrogen te worden! Ge zal de lieden vinden zo eenvoudig dat ze enige koop zullen maken met conditie van zoveel koren te geven als er nodig zou zijn om te vullen 64 plaatsen en leg een [201] korreltjes in de 1ste plaats, 2 in de tweede, 4 in de derde en zo voorts en ze zien niet die goede lieden dat niet alleen hun zolders, maar alle magazijnen der wereld daartoe niet genoeg zijn, want het getal van de korreltjes bedraagt over de som van 184467440951615 wat zo groot is, dat men daarmee zou kunnen laden 1779199825 schepen en als elk schip kon houden 2500 mudden koren, dat licht te onderzoeken is, en zo men wilde tellen zo veel deniers als er greinen zijn en dat reduceert tot groot geld, het zal zodanige schat uitbrengen dat nog Crassus, nog Croesus, nog Thinnoyse, nog Spanjaarden, nog alle prinsen der wereld het tiende deel daarvan niet zou kunnen voortbrengen, daar zijn meer graankorreltjes als deniers, nochtans is het duidelijk dat er in de ganse wereld niet genoeg zijn om alle de voorgemelde schepen te laden. Nog was het een zaak vrij wat absurder zo iemand aannam te vullen 64 plaatsen, te weten zoveel als er zijn in het schaakspel of op het dambord voortgaande met 3voudige proportie, want hij moest behoeven 14456127343093749488594646427 graankorreltjes of deniers en zo dit tarwekorreltjes waren en dat men daarmee de schepen wilden laden, men zou zo’n verschrikkelijk getal schepen nodig hebben zodat ze niet alleen de oceaan zouden bedekken, maar meer dan honderd miljoenen golven die zo groot waren als het water en de aarde tezamen, zo het graan van koriander was, men zou er meer dan 70 globen mee kunnen stofferen zo groot als het aardrijk, wat alles licht te rekenen is zo men de graantjes reduceert in enige maten en de lading der schepen considereert en vergelijkt een graan koriander met een ander dat groter is, alles naar de geometrische proportie. [202] |
XL. Van een Dienaar op sekere conditie aangenomen. Een Dienaar seyt aen zijn Heer, dat hy te vrede is te dienen soo lank als hy leeft, als alleenlijk dat hy hem geve soo veel plaats Aarde als hy behoeft om te saayen een korentje Graans, met alles datter in acht jaaren van voort komen sal, meent ghy dat dit goede koop sy voor my, ik achte dat het een diefagtige koop is, want wanneer hy maar van doen had de vierde van een duym voor de plaatse tot yder korentie, en dat elk niet meer teffens voort bragt als 40 Graanen yder jaar, soo salder ten eynde van acht jaaren, koomen voor het getal der Koorentjes, ofte Granen 6553600000000, deese met 4 tot duymen gemaakt, alsoo het vierendeelen zijn, koomt 163840000000 duymen, laat nu 12 duymen een voet maken, soo gaander 144 duymen in het vierkant, in een voet door welke de voorige genoemde 163840000000 gedeelt zijnde, komt 11377777777 vierkant voeten, neemt nu dat een uure gaans in ‘t vierkant doen 324000000 voeten, hier door de vierkant voeten gedeelt zijnde, so komter voor het quotient over de 35 uren in ‘t vierkant, die mijn Heer den knegt om sijn kooren te saayen van doen sal hebben, dat by na een heele proventie is. Vervolgh. Deese laatste questie hebbe ik doorgaans moeten veranderen, en na onse styl voegen, alsoo die van den Auteur defect en vol fouten was, gelijk ik ook by na alle de anderen hebbe moeten veranderen, hier kon ik niet na laten een exempel by te [203] voegen, dat eertijts gestelt is by Luddolf van Keulen, sijnde de laatste questie van zijn Algebra ofte konst vrage, staande in het Boek van den Sirkel, daar hy aldus spreekt. Een Man brenght uyt Indien 40 Diamanten, welke meer dan hondert Ducaten waardig sijn, dese wil hy aan een ander verkopen, alsoo dat den kooper betaalen sal voor den eersten Diamant een Sant koorentie, voor den tweeden tien voor den derden 100 voor den vierden duysent, voor den vijfden 10000 en soo voort altijt voor de volgende Diamanten, tien maal soo veel sandt kornen als de naaste-voorgaande, en dat tot den veertigsten Diamant toe. De vraag is, of de kooper wel mogelijk is de Diamanten met het beloofde Sant te betalen? Antwoord onmogelijk. Volght de bewijsinge. Laat Aɉɉɉɮ..B de lengte zijn van een duym breet, dese wert gedeelt in 30 gelijke deelen, dan werden gesien 30 spasien waar van tussen elk gaan 20 santies kornen in de lengte aan malkanderen rakende, en konnen leggen, nu ik neeme dat daar 100 leggen konnen, dat is, tusschen A ende B 300 leggen, als nu een voet lank is twaalf duym, dan komt voor een voet in de lengte 3600 sandt koornen, Item een grooten Duytse mijlen doet 22500 voeten, desen gemultipliceert met 36000 komt 810000000, en soo veel Sant-kornen digte aan malkanderen geleyt, sullen langer linen maken als een duytse myle, dese multipliceert met 5000 soo komt voor 5000 mylen lengte 40500000000000 sandt kornen diens quadraat is 16402500000000000000000000, dit quadraat is een korn dik, het welk gemultipliceert met sijn radix, maakt 694301250000000000000000000000000000000000, [204] dit is een corpus van 4050000000000 sant koorn hoog, en dik, en grooter dan 5 Duysent duytse mylen, dik, lank, en breedt, het welk veel groter is dan de gantsche Weereldt, en by soo verre het Aartrijk met alles dat daar op ofte aanklevende is; Sant waaren, soo soud men nochtans den Diamant-koper niet kunnen betalen na sijn voorgaande begeeren. Soo dat den laatsten Diamandt soude komen op 1000000000000000000000000000000000000000, dat veel meer is als het voorgevonde getal, en voor alle de Diamanten souden komen 1111111111111111111111111111111111111111 sant koornen, welk getal onmogelijk is te bekomen, ofte voor Menschen handen te tellen, maar een getal te vinden, dat de begeerde sanden te booven gaat, en veel duysent maal meer betekent, is ligt om te doen. Imand heeft bedongen een Put te graven 100 voeten diep, voor 50 Guldens, nu gebeurt het als den Put 80 voeten diep gegraven is, dat sy beyde onder malkanderen oneens worden, de vraag is hoe veel den Arbeyder van sijn arbeyt ontfangen sal? Facit 32 111/8 guldens, hier vallen twee progressie, de een beginnende van 1 tot 100, de andere van 1 tot 10, daar van soekt by de somme als ‘t volgt. Vergadert 1 1 Tot 100 80 --- -- komt 101 81 multipliceert met 50 40 -- -- komt 5050 3240 somme. [205] XLI. Hoe veel Silver draad men van doen heeft om die rondtom den gantschen Aertkloot te doen. Om dit te doen, moet men weeten, dat uyt een loot Silver ses honderd voeten lang draad kan gemaakt werden. Soo men nu meent dat de Wereld in sijn omtrek 216000 mijlen heeft, soo geeven 14 Mijlen een pond, en 216000 mijlen 154 pond en vier veertiende pond, uyt welke men soo veel draat kan maaken, dat men sulks om de geheele Wereeld-kloot kan winden. |
XL. Van een dienaar op zekere conditie aangenomen. Een dienaar zegt tegen zijn heer dat hij tevreden is te dienen zo lang als hij leeft als alleen dat hij hem zoveel plaats aarde geeft als hij behoeft om een korreltje graan te zaaien met alles dat er in acht jaren van voortkomen zal, meent ge dat dit goede koop is voor mij, ik acht dat het een diefachtige koop is want wanneer hij maar nodig had het vierde van een duim voor de plaats tot elk korreltje en dat elk niet meer gelijk voortbracht als 40 granen elk jaar zo zal er ten einde van acht jaren komen voor het getal der korreltjes of granen 6553600000000, die met 4 tot duimen gemaakt, alzo het vierendelen zijn, komt tot 163840000000 duimen, laat nu 12 duimen een voet maken en zo gaan er 144 duimen in het vierkant, in een voet waardoor de vorige genoemde 163840000000 gedeeld worden komt tot 11377777777 vierkant voeten, neemt nu dat een uur gaan in ‘t vierkant doet 324000000 voeten, waardoor de vierkant voeten gedeeld worden zo komt er voor het quotiënt over de 35 uren in ‘t vierkant die mijn heer de knecht om zijn koren te zaaien nodig zal hebben dat bijna een hele provincie is. Vervolg. Deze laatste kwestie hebbe ik doorgaans moeten veranderen en naar onze stijl voegen, alzo die van de auteur defect en vol fouten was gelijk ik ook bijna alle anderen heb moeten veranderen, hier kon ik niet nalaten een voorbeeld bij te [203] voegen dat eertijds gesteld is bij Luddolf van Keulen en was de laatste kwestie van zijn algebra of kunst vraag en staat in het boek van de cirkel daar hij aldus spreekt. Een man brengt uit Indien 40 diamanten die meer dan honderd dukaten waard zijn, die wil hij aan een ander verkopen alzo dat de koper betalen zal voor de eersten diamant een zandkorreltje, voor de tweede tien, voor de derde 100, voor de vierden duizend, voor de vijfde 10000 en zo voort altijd voor de volgende diamanten tien maal zo veel zandkorreltjes als de naaste-voorgaande en dat tot de veertigsten diamant toe. De vraag is, of de koper wel mogelijk is de diamanten met het beloofde zand te betalen? Antwoord onmogelijk. Volgt het bewijs. Laat A,-..B de lengte zijn van een duim breed die wordt gedeeld in 30 gelijke delen, dan worden gezien 30 spaties waarvan tussen elk gaan 20 zandkorreltjes in de lengte aan elkaar raken en kunnen liggen, nu ik neem dat daar 100 liggen kunnen, dat is tussen A ende B er 300 liggen, als nu een voet lang is twaalf duim dan komt voor een voet in de lengte 3600 zandkorreltjes, Item een grote Duitse mijl doet 22500 voeten, vermenigvuldig die met 36000 komt 810000000 en zoveel zandkorreltjes dicht aan elkaar gelegd zullen langere lijnen maken dan een Duitse mijl, vermenigvuldig die met 5000 zo komt voor 5000 mijlen lengte 40500000000000 zandkorreltjes en diens kwadraat is 16402500000000000000000000, dit kwadraat is een korrel dik, wat vermenigvuldigd wordt met zijn radix, maakt 694301250000000000000000000000000000000000, [204] dit is een corpus van 4050000000000 zandkorreltjes hoog en dik en groter dan 5000 Duitse mijlen, dik, lang en breed, wat veel groter is dan de ganse wereld en bij zo ver het aardrijk met alles dat daarop of aankleeft zand was zo zou men nochtans de diamant-koper niet kunnen betalen naar zijn voorgaande begeren. Zodat de laatste diamant zou komen op 1000000000000000000000000000000000000000, dat veel meer is dan het voor gevonden getal en voor alle diamanten zou komen 1111111111111111111111111111111111111111 zandkorrels wat getal onmogelijk is te bekomen of voor mensen handen te tellen, maar een getal te vinden dat het begeerde zand te boven gaat en veel duizendmaal meer betekent is licht om te doen. Iemand heeft bedongen een put te graven 100 voeten diep voor 50 gulden, nu gebeurt het als de put 80 voeten diep gegraven is dat ze het beiden onder elkaar oneens worden, de vraag is hoeveel de arbeider van zijn arbeid ontvangen zal? Som 32 111/8 guldens, hier vallen twee progressies, de een begint van 1 tot 100, de andere van 1 tot 10, daarvan zoek bij de som zoals ‘t volgt. Verzamelt 1 1 Tot 100 80 --- -- komt 101 81 vermenigvuldigd met 50 40 -- -- komt 5050 3240 som. [205] XLI. Hoe veel zilverdraad men nodig heeft om die rondom de ganse aardkloot te doen. Om dit te doen moet men weten dat uit een lood zilver zeshonderd voeten lang draad kan gemaakt worden. Zo men nu meent dat de wereld in zijn omtrek 216000 mijlen heeft, zo geven 14 mijlen een pond en 216000 mijlen 154 pond en vier veertiende pond waaruit men zoveel draad kan maken dat men zulks om de gehele wereldkloot kan winden. |
[206] Het Verbeetert en Vermeerdert Natuurlyk Tover-boek, of Speel-toneel der Konsten. Het Achtste Boek. Behelsende verscheyde konsten aangaande het Verwen, en Verlakken. I. Om een Papier van allerhande Verwen te maken, welkers uytgedrukte beeld niet kan gesien werden als in den Sonne. De Chymie is een Moeder van wonderlijke uytwerkingen, altijt wat nieuws, segt het spreekwoord, brengt Africa voort. In Vrankrijk heeft [207] seeker Chymicus een kooperstuk uytgevonden ‘t welke hy allerley verwen kan geven, die men niet in ‘t ligt noch schaduwen kan sien dan alleenlijk in den Sonne, dan geeft het een kouleur van sig als een Opaal. Daar is hem veel gelds voorgebonden, maar wilde het niemant leeren, ‘t welk aldus is. Neemt gemeen Sout een deel, Salarmoniak twee deelen (want in deese beyde sijn alle verwen besloten) groene en blauwe Vitriool, Aluyn de Rocca, eens soo veel als het bovenste: Mengt alles onder malkanderen, en set het in een wasembad, welke de Chymisten wel bekend is. Als het vogt nu begint uyt te wasemen, soo houd daar het uytgedrukte kooperbeeld over, soo krijgt gy uw begeerden. Het schijnd als de hals van een duyve, en Paauwen start. II. Om Geel was wit te maaken. Neemt een quantiteyt Geel Wasch, schaaft het selve in dune Schavelingen, legt het eenige tijd in de heldere logt, voornamelijk in de Mey, soo sal het Wasch soo Wit werden als sneeuw, ‘t welk men dan tot koken sal smelten. III. Om Lakken of Verwen te maaken uyt allerley Wortels, bladeren en Kruyden. Neemt soodanig een Kruyd, Wortel, Bloen of Ԡbladen die gy begeert, stoot se fijn, en doetse in een aarde Pot, giet daar een genoegsaam deel waters op, doet by yder pond omtrent een Lepel vol goede loog, dit te samen in ruym vogt gekookt [208] hebbende, filtreert het Kooksel, en ‘t geene doorgelopen, dropt daar een sterke solutie van Aluyn in, soo sal de Lacca op de grond needersinken. Dese moet gy dan soo lange met waater afwasschen tot het water daar soet af komt, droogt dan dese Lak in den Son, of laat het vogt door een kladpapier loopen, soo hebt gy al de Lakka op ‘t papier die dan haastiger droogen sal. IV. Om allerley Been en Yvoor te koleuren. Wanneer men Beenen of Yvoor met een andere koleur begeert te hebben, soo wast se eerst schoontjes af, en kooktse in Aluyn-water, maar daar na in Pis of ‘t Kalk-water, in welke ghy eenige Geele, Blauwe, of andere koleur gemenght hebt, kooktse wederom op, soo sullense alle gekoleurt zijn. V. Om beenders wit te maken. Neemt Kalk en Water, leght u Beenders daar in, laatse te samen sieden, ende schuimet altijt. VI. Om Beenders Groen te maken. Neemt scherpen Wijn-azijn, een pont Spaans groen, gevijlt Orichalchum, elks drie oncen, Rutte een handt vol: Wrijft ende stoot dese dingen elk bysonder, mengtse onder een, ende laat hier in de Beenders veertien dagen lank weyken. [209] VII. Om wit Been swart te Verwen. Neemt Gout-glit, levende Kalk, elk ses oncen, Put-water oft eenig ander Waater, soo veel noodigh is, mengt het onder een, en ziedet in dit Water de Beenderen die ghy swart verwen wilt. VIII. Om allerley Been en Hout te verwen. Neemt scherpen Wijn-azijn in een glas, doet daar by gevijld Kooper, Vitriol, Aluyn, Spaans-groen, elk even veel, menght het al onder een, ende latet alsoo staan seven dagen lang, latet daar naar zieden, doeter de Beenders of het Hout by, daar by doende een weynig Aluyns, en de sy sullen verwen met al sulken verwe als gy suld begeeren. IX. Een Vernis om schilderyen uyt te haalen. Wanneer de schilderyen doof van koleur geworden zijn, haald men die met eenig vernis uyt, waar door se wederom schijnen of se nieu waren, soo Neemd Hars die geel is, 1 pond. Jenevergom, twee oncen, Veneetse Terpentijn, een once, Lijn Olie, twee oncen. Laat de hars eerst op het vuur smelten, en giet se daar op dat se suyver sy, smelt de Jenever gom in de Olie, doet se meede door, mengt dan alles onder een, en kookt het met een sacht vuurtjen, geduyrig om roerende, tot alles vermengd is, en bewaart het in een glas, met welke ghy de schildereyen [210] kond op helderen, die met een wolletjen in dat Vernis bevogt, bestrykende. X. Een ander vernis, dat eerder droogt. Neem Suyvere Wierook. Jenever Gom, van elks even veel: stootse beyde tot een fijn poeder, doedt daar soo veel Veneedse Terpentin by, als gy dunkt dat het genoeg is, mengt se op het vuur, en giet se door, ‘t welk gy tot het eygenste gebruyk als voren kond bewaren. |
[206] Het Verbetert en Vermeerdert Natuurlijk Toverboek of Speeltoneel der Kunsten. Het Achtste Boek. Omvat verschillende kunsten aangaande het verven en verlakken. I. Om een papier van allerhande verven te maken wiens uitgedrukte beeld niet gezien kan worden dan in de zon. De chemie is een moeder van wonderlijke uitwerkingen en altijd met wat nieuws, zegt het spreekwoord, brengt Afrika voort. In Frankrijk heeft [207] zekere chemicus een koperstuk uitgevonden wat hij allerlei verven kan geven die men niet in ‘t licht noch schaduwen kan zien dan alleen in de zon dan geeft het een kleur van zich als een opaal. Daar is hem veel geld voor geboden, maar wilde het niemand leren, wat aldus is. Neem gewoon zout een deel, zout ammoniak, twee delen (want in deze beiden zijn alle verven besloten) groene en blauwe vitriool, aluin de Rocca, (rotsaluin) eens zo veel als het bovenste: Meng alles onder elkaar en zet het in een wasem bad die de alchemisten wel bekend is. Als het vocht nu begint uit te wasemen zo houdt daar het uitgedrukte koperbeeld over, zo krijgt ge uw begeerte. Het schijnt als de hals van een duif en pauwen staart. II. Om geel was wit te maken. Neemt een hoeveelheid gele was, schaaft het in dun schaafsel en leg het enige tijd in de heldere lucht, voornamelijk in mei, zo zal de as zo wit worden als sneeuw wat men dan tot koken zal smelten. III. Om lakken of verven te maken uit allerlei wortels, bladeren en kruiden. Neemt zodanig kruid, wortel, bloem of bladeren die ge begeert, stamp ze fijn en doet ze in een aarden pot, giet daarop een voldoende deel waters, doe bij elk pond omtrent een lepel vol goede loog, als dit tezamen in ruim vocht gekookt [208] is filtreer het kooksel en hetgeen erdoor loopt druppel daar een sterke oplossing van aluin en zo zal de lak op de grond neerzinken. Die moet ge dan dan zo lang met water afwassen tot het water daar zacht van komt, droog dan deze lak in de zon of laat het vocht door een kladpapier lopen, zo hebt ge alle lak op ‘t papier die dan haastiger drogen zal. IV. Om allerlei been en ivoor de kleuren. Wanneer men benen of ivoor met een andere kleur begeert te hebben, zo was ze eerst schoontjes af en kook ze in aluinwater, maar daarna in pis of kalkwater waarin ge enige gele, blauwe, of andere kleur gemengd hebt, kook het wederom op zo zullen ze allen gekleurd zijn. V. Om beenderen wit te maken. Neemt kalk en water, leg uw beenderen daarin en laat ze tezamen koken en schuim het altijd. VI. Om beenderen groen te maken. Neemt scherpe wijnazijn, een pond Spaans groen, gevijld Orichalchum, (metaallegering, vermoedelijk bergkoper) elk drie ons, ruit een handt vol: Wrijf en stamp deze dingen elk apart en meng ze onder elkaar en laat hierin de beenderen veertien dagen lang weken. [209] VII. Om witte benen zwart te verven. Neemt goud glit levende kalk, elk es ons, putwater of enig ander water zo veel nodig is, meng het ondereen en kook in dit water de beenderen die ge wart verven wil. VIII. Om allerlei been en hout te verven. Neemt scherpe wijnazijn in een glas, doe daarbij gevijld koper, vitriool, aluin, Spaans-groen, elk even veel, meng alles onder elkaar en laat het alzo staan zeven dagen lang, laat het daarna koken en doe er de beenderen of hout bij en doe daarbij een weinig aluin en die zal ge verven met al zulke verf als ge zal begeren. IX. Een vernis om schilderijen uit te halen. Wanneer de schilderijen dof van kleur geworden zijn haalt men die met enig vernis uit waardoor ze wederom schijnen alsof ze nieuw waren, zo Neem hars die geel is, 1 pond. Jenevergom, twee ons, Veneetse terpentijn, (Larix) een ons, Lijnolie, twee ons. Laat de hars eerst op het vuur smelten en giet het daarop dat het zuiver is, smelt de jenever gom in de olie en doe het mede door, meng dan alles ondereen en kook het met een zacht vuurtje en gedurig omroeren totdat alles vermengd is en bewaar het in een glas waarmee ge de schilderijen [210] kan ophelderen en bestrijk die met een wolletjes in dat vernis bevochtigd. X. Een ander vernis dat eerder droogt. Neem zuivere wierook. Jenever gom, van elk even veel: Stamp ze beiden tot een fijn poeder, doe daar zoveel Veneetse terpentijn bij als ge goed lijkt dat het genoeg is, meng het op het vuur en giet het door wat ge tot eigen gebruik zoals voor kan bewaren. |
XI. Een gulde Vogt, om Leer, Silver en Glas te vergulden. Neemd drie pond Lijn Olie, kookt se op een sagt vuurtien, tot dat je dunkt dat het genoeg is, ‘t welk gy probeert met een hoender veer daar in te steeken, want als gy hem straks uythaalt en dan verbrand, so ist genoeg, soo niet moet die noegh meer gekookt werden, maakt dat onder het kooken de vlamme van onderen daar niet in slaat, dan is best over een Fornuis te kooken. Genoeg gekokt sijnde doet daar by Spiegel Hars, Harde Vernis, 3 pond, Aloes Hepatica, een vierendeel pond. Stood se alle tot poeder, en mengt se by de olie, en kookt alles behoorlijk onder een, indien het te klaar is, soo doed daar noch ander half once of twee oncen Olie by, giet het dan daar op dat het suyver sy; als gy nu vergulden wilt, behoeft gy maar met een penceel te strijken, soo sal het als gout vertoonen. [211] XII. Om pluymen van Gevogelte te verwen. Wanneer men de Pluymen met verscheyde koleuren wil verwen, moet men haar eerst te degen met regen water wasschen: en dan in aluyn-water kooken, en terwijl se nog warm sijn in eenigh Safferaan water, of weeksel van Indigo, van Sap-groen, en diergelijk smijten, om soo een koleur aan te neemen als het behoorlijk is. Van dese pluymen kan men Moffen maken voor de Juffers en Fontangies en Mutsen met Franjen om het Hoofd, Roosjes op de Hoed, Franjen om de Handschoenen, Roosjes aan de beenen en diergelijke. Maar is ‘t dat se groot sijn, maakt men daar Somen-hoedjes voor de Juffers en kinderen van. XIII. Een Chineesche manier van verlakken. 1. Neemt wel gesuyverde gom lacca, (waar van onder sal gesproken werden) doed deese in een wijd glas op dat die niet en breken. 2. Giet hier op seer goede voorloop van Brandewijn, tot de hoogte van vier vingeren. 3. Laat dit een dag of twee staan, somtijds eens met een spatel om schuddende, op dat de gom aan de fles niet blijve hangen. 4. Dit gedaan zijnde, sijgt de selve door een doek met de vinger uytpersende, doet het selve dan in een fles met een naauwe hals. 5. Laat dit op een warme plaats staan digereren, of op warme assche omtrent 24 uuren. 6. Soo sult gy Vernis seer klaar en doorschijnend sien booven drijven. Dit is dan het Vernis om alle dingen te gladden. [212] XIV. Een Manier om Lacca te suyveren. 7. Moet men Gom Lacca van sijn stokjen suyveren, daar de selve aan gewassen is. 8. Dan sal men dit tot een grof poeder in de vijsel stouten. 9. Doet dan dit groove poeder in een groove doek, met eenige stukjes suyvere seep, laat dan een nagt in een kom met schoon water weeken. 10. Roert dan des anderen daags deese groove doek met lak soo langen door het water, tot datեr een roode koleur uyt geverft is; by welk men wat aluyn doed, sonder seep nochtans, dat tot verscheyde gebruyk bewaard werd: ‘t geen dan in de doek blijft, is de gesuyverde vernis, om hier boven te gebruyken. Een manier om stokjes en ander Huys-raad te vernissen. Rood Vernis. 11. Neemt de beste tranen van Draken-bloed, smelt die in dit Vernis, die booven No. 10 in ‘t sakjen gebleven is, en hier moet de stok bestreken werden, waar van hier onder meerder. Swart Vernis. 12. Om een swarte grond te maken, is het swart uyt beenen gebrand het beste welk fijn gevreven zijnde, onder het vernis ofte lak, die in ‘t sakjen geprepareert is gemengt werd. [213] De manier om in ‘t werk te stellen. 13. Laat een kisjen, stok, of yets anders van ligt hout maaken, dat seer net gepolijst is, en soo gy het met verscheyde koleuren gevlekt wilt hebben, soo neemt vernis die seer fijn is, en mengd die onder het booven gemelde vernis, No 6. gemeld. 14. Met dit mengsel suld gy tot driemaals toe bestrijken, maar de eerste strijking moet niet met al te dikken strijking wesen, maar redelijk dun, het tweede moet wat dikker weesen, ende het derde noch dikker, dit laat men droogen, gedroogt zijnde, wrijft men ‘t selve met seer fijn gewreeven puim-steen-poeder, op dat het glad en gepolijst werd. 15. De vlekken werden gemaakt met het swarte vernis No. 12. die men soo hoog van kouleur kan maken als men begeert, en leggen daar dan over u vernis No 6 tot vier of vijf maals toe; gedroogt zijnde sal men weder polysten. Men moet waarnemen dat de vlekken sig vertoonen als schilpad. 16. Uw werk dus gepolijst en gezuyvert sijnde, werd ten laasten met de tinctuur in No. 10 uytgedrukt, twee of drie maals overstreken: dan wrijft men weder met puymsteen, en dan met gebrand tin, dat eerst geschied met een natte lap. |
XI. Een gulden vocht om leer, zilver en glas te vergulden. Neem drie pond lijnolie, kook het op een zacht vuurtje tot je denkt dat het genoeg is wat ge probeert met een hoender veer daarin te steken, want als ge het straks uithaalt en dan verbrand dan is het genoeg, zo niet moet die nog meer gekookt worden, maak dat onder het koken de vlam van onderen daar niet in slaat, dan is het beste over een fornuis te koken. Als het genoeg gekookt heeft doe het daarbij. Spiegelhars, Harde vernis, 3 pond, Alo de vorm hepatica, een vierendeel pond. Stamp alles tot poeder en meng het bij de olie en kook alles behoorlijk ondereen, indien het te helder is zo doe daar noch anderhalf ons of twee ons olie bij en giet het dan daarop dat het zuiver is; als ge nu vergulden wil behoeft ge maar met een penseel te strijken zo zal het zich als goud vertonen. [211] XII. Om pluimen van gevogelte te verven. Wanneer men de pluimen van verschillende kleuren wil verven moet men het eerst ter degen met regenwater wassen: en dan in aluinwater koken en terwijl ze nog warm zijn in enig saffraan water of weeksel van Indigo, van sapgroen en diergelijk smijten om zo een kleur aan te nemen zoals het behoorlijk is. Van deze pluimen kan men moffen maken voor de juffers en hoofdsieraden en mutsen met franjes om het hoofd, roosjes op de hoed, franjes om de handschoenen, roosjes aan de benen en diergelijke. Maar is ‘t dat ze groot zijn maakt men daar zomerhoedjes voor de juffers en kinderen van. XIII. Een Chinese manier van verlakken. 1. Neemt goed gezuiverde gom lacca, (Phytolacca) waarvan onder zal gesproken worden) doe die in een breed glas opdat die niet breekt. 2. Giet hierop zeer goede voorloop van brandewijn tot de hoogte van vier vingers. 3. Laat dit een dag of twee staan, soms eens met een spatel omschudden opdat de gom niet aan de fles blijft hangen. 4. Als dit gedaan is zeef het door een doek en pers het met de vinger uit, doe het dan in een fles met een nauwe hals. 5. Laat dit op een warme plaats staan digereren of op warme as omtrent 24 uren. 6. Zo zal ge de vernis zeer helder en doorschijnend zien boven drijven. Dit is dan het vernis om alle dingen te gladden. [212] XIV. Een manier om Lacca te zuiveren. 7. Moet men gom Lacca van zijn stokje zuiveren daar die aan gegroeid is. 8. Dan zal men dit tot een grof poeder in de vijzel stampen. 9. Doe dan dit grove poeder in een grove doek met enige stukjes zuivere zeep, laat het dan een nacht in een kom met schoon water weken. 10. Roer het dan de volgende dag deze grove doek met lak zo lang door het water totdat er een rode kleur uit geverfd komt wat men bij de aluin doet, zonder zeep nochtans, dat tot verschillend gebruik bewaard wordt: hetgeen dan in de doek blijft is de gezuiverde vernis om hierboven te gebruiken. Een manier om stokjes en ander huisraad te vernissen. Rode vernis. 11. Neem de beste tranen van drakenbloed, smelt die in dit vernis die boven No. 10 in ‘t zakje gebleven is en hiermee moet de stok bestreken worden, waarvan hieronder meer. Zwarte vernis. 12. Om een zwarte grond te maken is het zwart uit benen gebrand het beste en als dit fijn gewreven is onder het vernis of lak, die in ‘t zakje geprepareerd, is gemengd wordt. [213] De manier om in ‘t werk te stellen. 13. Laat een kistje, stok of iets anders van licht hout maken dat zeer net gepolijst is en zo ge het met verschillende kleuren gevlekt wil hebben zo neemt vernis die zeer fijn is en meng die onder het boven gemelde vernis, No 6. gemeld. 14. Met dit mengsel zal ge tot driemaal toe bestrijken, maar het eerste strijken moet niet met al te dikke strijken wezen, maar redelijk dun, het tweede moet wat dikker wezen en het derde noch dikker, dit laat men drogen en als het gedroogd is wrijft men het met zeer fijngewreven puimsteenpoeder opdat het glad en gepolijst wordt. 15. De vlekken worden gemaakt met het zwarte vernis no. 12 die men zo hoog van kleur kan maken als men begeert en leg daar dan over uw vernis no. 6 tot vier of vijfmaal toe; als het gedroogd is zal men het weer polijsten. Men moet waarnemen dat de vlekken zich vertonen als een schildpad. 16. Uw werk dat dus gepolijst en gezuiverd is wordt tenslotte met de tinctuur in no. 10 uitgedrukt, twee of driemaal overstreken: dan wrijft men weer met puimsteen en dan met gebrande tin dat eerst geschiedt met een natte lap. |
XV. Om gesprenkelde gulde Lijsten en Kassen te maaken. 17. Neemt goud welk de Borduurders en Knoopmakers gebryken, snijd die met de schaar soo fijn als sand. [214] 18. Mengt dan onder uw vernis wat root groen oft violette koleur. 19. Srijkt met het neersetsel van uw vernis en nog nat zijnde, sprengt daar uw goud over, en laat het soo droogen. 20. Neemt dan uw vernis met Drakebloed vermengt, en bestrijkt daar meede gedroogt sijnde, hervat sulks nog eens, strijkt dan weeder gedroogt weesende met uw vernis No. 6. dan moet gy noch eens met puymsteen, gebrand Tin uw polijsting verrigten. XVI. Om Turks ofte gemarmelt Papier te maken. Men laat gom dragant ofte Arabische gom in water weeken, ‘t welk soo dik moet werder dat ԥr de verf op kan drijven: sommige konnen dit wel met Lijm of Stijfsel water doen, daar na doet men het door een doek of seef om van alle vuyligheyd te suyveren; dit gedaan sijnde werd dit vogt in houten bakken gedaan, die soo groot zijn als een vel Papier, en omtrent twe of drie vinger diep, dan soo sprengt men daar de koleuren op, en werden van elkander verspreyd, hier op legt men het Papier, gelijk terstond sal gesegt werden. Maar men moet letten, dat het water niet te lymig sy of te dun: want soo het water te dik was soude de verven niet vloeyen, en te dun zijnde, sou de verf meest na de grond sinken. Hoe de koleuren ligter zijn, hoe sy tot dit werk bequamer zy. Lak gebruykt men tot rood: Indigo oft Lak-moes tot blaauw, voornamelijk daar een weynig loodwit meede vermengt, want anders is ‘t al te blaauw. Auripigment is goed tot geel, en Ceruys oft Lood-wit tot wit, alhoewel het swaar is, maar men moet het uyt nood gebruyken, [215] dewijl ԥr geen wit gevonden werd dat wit is. Elke verf werd dan besonder gewreven met wit van een Ey en Ossegal, waar by sommige een weynig Pieterceelie doen, dog dat is soo noodig niet. De verf aldus op een Marmer steen fijn gewreven zijnde, doet men in bakjes, de verwen moeten niet te dik noch niet te week zijn: ‘t welk men beproeven kan met die op het water (daar de gom in gekookt is) te spatten, soo se dan op het water drijven en fraaytjes van elkander verspreyden, is het goed, soo niet moet men daar noch wat Osse gal in doen. Men doet dan in yder verfbakje een quaast, met welke men op het water uyt elk bakje spat, tot het water meest bedooken is, het water aldus bedoken zijnde heeft men een kam, die men uyt yser draadjes maakt, door een houtje gesteken met welke door de verf haald die op het Water gespad is, welke ronde droppelen sich dan sullen verspreyden, als veeren, pluymen, &c. Deese kammen werden mede van verscheyde wijdte en digte gemaakt, om de figuren, verscheyden te maken, ‘t welk dՠervaring best sal leeren. Wanneer men het Papier op sijn Frans nu glad wil hebben, moet het geglad werden, op een Lek-Tafel oft glad-tafel, die van een groote Mormersteen of twee gemaakt is, over welke uwe sware pok-houte rollen loopen, tusschen een schuyf die daar met eenig gewigt boven op gemaakt werd, om des te swaarder te zijn. XVII. Een ander manier om Papier te marmeren. Prepareet de Verf met Pis of Brandewijn, en doet daar soo veel Osse-gal by tot dat het op het water wil drijven. Het water nu daar gy de [216] verwe in spat moet met Arabise gomme verdikt werden. Dan hebt gy Frans Gemarmelt Papier. XVIII. Om allerley Ho ut op verscheyden manieren te verwen, voor de Schrijnwerkers. Neemt des morgens vroeg soo veel versche Paarde-stont als gy krijgen kont, perst daar de vogtigheyd uyt, en doet dat soo lange eenige dagen achter een tot dat gy deese vochtigheyd genoeg hebt, daar na soo doet in elke pinte deser vochtigheydt, soo veel Aluyns, en Gomme van Arabien, elks soo veel als een boon groot, en tempert met deser vogtigheyt al sulken Verwe als gy begeert, en in soo veel diversche potkens, als gy verscheyde Verwen begeert: Dit aldus gedaan wesende, soo legt daar in sulke stukskens hout als gy tot het inleggen van eenig Schrijn-werk begeert te gebruyken, latet daar in leggen eenige dagen, hoe langer, hoe beter dattet de Verwe sal aannemen. Ende alsoo doende, suld gy hebben hout om in te leggen, van verscheyden koleuren, welker Verwen nimmermeer sullen afgaan. XIX. Om Ebbenhout te maken, gelijk oft alsoo gewassen waare. Alle hout dat hard, klaar, en wigtig is, kan tot forme van Ebben-hout gemaakt worden, gelijk als Esschen-hout, Ceder-hout, Moerbesien-hout, ofte Pok-hout, op deese maniere: Neemt eenige stukken deses houts legt se te weyken drie ofte vier dagen lang, in Aluyn-water, stellet op een warme plaatse, op dattet altijd mag warm blijven, [217] daar naar soo ziedet in Olye, daar in dat een hasenoot groot Vitriools en Solfers gesmeten is, een uure lang ofte weynig min, want hoe dat men ‘t langer ziedet, hoe dattet swarter worden sal, dan al te lange en is ook niet goet, mits datեr daar door brandig, en al te kortbrekig worden soude, want ist van passe gezooden, soo sal ‘t uytnemende swart wesen. |
XV. Om gesprenkelde gulden lijsten en kasten te maken. 17. Neemt goud dat de borduurders en knoopmakers gebruiken, snijdt die met de schaar zo fijn als zand. [214] 18. Ment dan onder uw vernis wat rood, groen of violette kleur. 19. Strijk met het natte van uw vernis en nog nat zijnde bespreng daar uw goud over en laat het zo drogen. 20. Neemt dan uw vernis met drakenbloed vermengt en bestrijk het daarmee als het gedroogd is, hervat zulks nog eens, strijk dan als het weer gedroogd is met uw vernis no. 6, dan moet ge noch eens met puimsteen, gebrande tin uw polijsten verrichten. XVI. Om Turks of gemarmeld papier te maken. Men laat gom dragant of Arabische gom in water weke wat zo dik moet worden dat er de verf op kan drijven: sommige kunnen dit wel met lijm of stijfsel water doen, daarna doet men het door een doek of zeef om van alle vuilheid te zuiveren: als dit gedaan is wordt dit vocht in houten bakken gedaan die zo groot zijn als een vel papier en omtrent twee of drie vinger diep, dan zo sprengt men daar de kleuren op en worden van elkaar verspreid, hierop legt men het papier, gelijk terstond zal gezegd worden. Maar men moet opletten dat het water niet te lijmig is of te dun: want zo het water te dik was zouden de verven niet vloeien en als het te dun is zou de verf meest naar de grond zinken. Hoe de kleuren lichter zijn, hoe ze tot dit werk bekwamer zijn. Lak gebruikt men tot rood: Indigo of lakmoes tot blauw, voornamelijk daar een weinig loodwit mee vermengd is, want anders is ‘t al te blauw. Auripigmentum is goed tot geel en ceruse of loodwit tot wit, alhoewel het zwaar is, maar men moet het uit nood gebruiken, [215] omdat er geen wit gevonden wordt dat wit is. Elke verf wordt dan apart gewreven met het witte van een ei en ossengal waarbij sommige een weinig peterselie doen, dog dat is niet zo nodig. De verf die aldus op een marmeren steen fijngewreven is doet men in bakjes, de verven moeten niet te dik noch niet te week zijn: wat men beproeven kan met die op het water (daar de gom in gekookt is) te spatten, zo het dan op het water drijft en zich fraai van elkaar verspreiden dan is het goed, zo niet moet men daar noch wat ossengal in doen. Men doet dan in elk verfbakje een kwast waarmee men op het water uit elk bakje spat tot het water meest bedekt is, het water dat aldus bedekt is heeft men een kam die men uit ijzerdraadjes maakt, door een houtje gestoken waarmee men door de verf haalt dat op het water gespat en die ronde druppels zullen zich verspreiden als veren, pluimen etc. Deze kammen worden mede van verschillende breedte en dikte gemaakt om de figuren verschillende te maken wat de ervaring het beste zal leren. Wanneer men het papier op zijn Frans nu glad wil hebben moet het glad gemaakt worden op een lek-tafel of gladde tafel die van een grote marmersteen of twee gemaakt is waarover uw zware pokhouten rollen lopen en ondertussen schuift men er enig gewicht dat bovenop gemaakt wordt om des te zwaarder te zijn. XVII. Een ander manier om papier te marmeren. Prepareer de verf met pis of brandewijn en doet daar zoveel ossengal bij totdat het op het water wil drijven. Het water nu daar ge de [216] verf in spat moet met Arabische gom verdikt worden. Dan hebt ge Frans gemarmeld papier. XVIII. Om allerlei hout op verschillende manieren te verven voor de schrijnwerkers. Neemt ԥs morgens vroeg zo veel verse paardenstront als ge krijgen kan, pers daar de vochtigheid uit en doe dat zo lang enige dagen achtereen tot dat ge van deze vochtigheid genoeg hebt, daarna zo doe in elke pint deze vochtigheid zoveel aluin en Arabische gom en van elk zoveel als een boon groot en meng met deze vochtigheid al zulke verf als ge begeert en in zo veel diverse potje als ge eist en verven begeert: Als dit aldus gedaan is zo leg daarin zulke stukjes hout als ge tot het inleggen van enig schrijnwerk begeert te gebruiken, laat het daarin liggen enige dagen, hoe langer, hoe beter zodat het de verf zal aannemen. En als je alzo doet zal ge hebben hout om in te leggen van verschillende kleuren welk verven nimmermeer zullen afgaan. XIX. Om ebbenhout te maken gelijk of het alzo gegroeid was. Alle hout dat hard, helder en gewichtig is kan tot een vorm van ebbenhout gemaakt worden gelijk als essenhout, cederhout, moerbei-hout of pokhout op deze manier: Neem enige stukken van het hout en leg ze te weken drie ofte vier dagen lang in aluinwater, stel het op een warme plaatse opdat ze altijd warm mogen blijven, [217] daarna zo kook ze in olie waarin een hazelnoot groot vitriool en zwavel gesmeten is een uur lang of wat minder, want hoe dat men langer kookt hoe dat het zwarter worden zal, dan al te lange en is ook niet goed mits dat er daardoor brandig en al te kort brekend worden zou, want is het van pas gekookt dan zal het uitnemend zwart wezen. |
[218] Het Verbetert en vermeerdert Natuurlyk Toover-boek, of Speel-toneel der Konsten. Het Negende Boek. Behelsende verscheyde Konsten, aangande de Dieren. I. Om het hair van een wit Paart met een Oranie koleur te verwen, dat niet af en gaat. Men segt dat men het hair van een wit Paart met Orangie vlakken kan doen werden dat het noyt sal af gaan, ten zy het hair uyt-valt, Wanneer men het hair van een Paard kamt, soo maakt men dat heir, ‘t welk gy op de kam hebt, met Sterkwater nat, ‘t welk ghy terstond met gemene loogh [219] moet wasschen, en sal een Orangie koleeur geven, Konnen hier de Liefhebbers van Paarden eenig voordeel by doen, ‘t is haar gegunt, ‘t geeft nogtans een voet om de Paarden met een cierlijke koleur te doen pronken, ik geloof dat men ‘t yser wel sou konnen uitwerken. Want de Katone-winkels hebben een Katoen dat kastanie bruyn gespikkeld is, ‘t welk geschied wanneer de witte-katoenen eerst door een vergalt water getrokken werden, en daar na met een Water verf gemaakt uyt yser roest besprenkelt werden, zijnde een vaste koleur, die door ‘t wassen niet af en gaat: door dit middel geloof ik dat men fraaye bruyne Paarden soude kunnen maaken. II. Om Eyeren lang te bewaren. Wanneer het Soomers heet is, en men veel eyeren van sijn Hoenderkens krijgt, kan men die niet beeter bewaren, dan die in droog Sout te leggen: sulks doet men gemeenlijck in Oost-Indien. III. Om een Hoen een gantsche dag stil te doen leggen sonder sigh te verroeren. Legd dan een Hoen dat met sijn pooten gebonden is op de vloer; welke voelende gebonden te zijn, sal sijn best doen met sijn vleugels en met spartelen om daar van verlost te sijn, dogh alles vergeefs, ten laasten wanhopende; sal hy stil blijven leggen, als het Hoen dan stil blijft leggen, haalt dan met kryt een linie op de vloer en laat het oog des Hoens daarop leggen, ontbind dan de banden van sijn pooten, soo sal het Hoen soo stil blijven [202] leggen, en niet weg vliegen, alhoewel je het Hoen daar toe aanporde. IV. Een manier om Eynd-Vogels, Gansen en andere gevoogelten jaaren lang sonder bederven te bewaren. Het gebeurt dikwils dat sommige schilders verlegen zijn om eenig gevogelt na het leven te schlderen, by gebrek van de selve te hebben, foo heeft men een manier uytgevonden om die ettelijke jaaren agter een sonder bederven met haar pluymen goet te houden. Deese manier geschied aldus: men neemt sulke vogels als men wil, die men van haar ingewanden eerst ontweyd. Dese hangt men met de pooten om hoog in een wijde glase fles, dan soo neemt men een Pijp Tabak, en men berookt de selve louter. Dit gedaan sijnde bind men een blaas digt rondom de fles, maar men moet maaken, dat men in ‘t toesluyten een volle mond met rook binnen blaast, hier door sullen sy lange jaren konnen bewaart warden. |
[218] Het Verbetert en vermeerdert Natuurlijk Toverboek of Speeltoneel der Kunsten. Het Negende Boek. Omvat verschillende kunsten aangaande de dieren. I. Om het haar van een wit paard met oranje kleur te verven dat er niet afgaat. Men zegt dat men het haar van een wit paard met oranje vlekken kan laten maken dat het er nooit af zal gaan, tenzij het haar uitvalt. Wanneer men het haar van een paard kamt zo maakt men dat het haar wat ge op de kam hebt met sterk water nat wat ge terstond met gewone loog [219] moet wassen en het zal een oranje kleur geven. Kunnen hier de liefhebbers van paarden enig voordeel bij doen, het is gen gegund, het geeft nochtans een voet om de paarden met een sierlijke kleur te laten pronken, ik geloof dat men het ijzer wel zou kunnen uitwerken. Want de katoenwinkels hebben een katoen dat kastanjebruin gespikkeld is wat geschiedt wanneer de witte katoen eerst door een gal water getrokken worden en daarna met een waterverf gemaakt uit ijzerroest besprenkeld worden en dat is een vaste kleur die door ‘t wassen niet er af gaat: door dit middel geloof ik dat men fraaie bruine paarden zou kunnen maken. II. Om eieren lang te bewaren. Wanneer het zomers heet is en men veel eieren van zijn hoenderen krijgt kan men die niet beter bewaren dan die in droog zout te leggen: zulks doet men gewoonlijk in Oost-Indië. III. Om een hoen een ganse dag stil te laten liggen zonder zich te verroeren. Leg dan een hoen die met zijn poten gebonden is op de vloer en die voelt gebonden te zijn zal het zijn best doen met zijn vleugels en met spartelen om daarvan verlost te zijn, toch alles tevergeefs, tenslotte wanhoopt het en zal het stil blijven liggen, als het hoen dan stil blijft liggen haal dan met krijt een linie op de vloer en laat het oog der hoen daarop liggen, maak los dan de banden van zijn poten en zo zal het hoen zo stil blijven [202] liggen en niet weg vliegen, alhoewel je het hoen daartoe aanporde. IV. Een manier om eendvogels, ganzen en andere gevogelte jarenlang zonder bederven te bewaren. Het gebeurt vaak dat sommige schilders verlegen zijn om enig gevogeld naar het leven te schilderen en vanwege gebrek die te hebben zo heeft men een manier uitgevonden om die ettelijke jaren achtereen zonder bederven met hun pluimen goed te houden. Deze manier geschiedt aldus: men neemt zulke vogels als men wil die men van hun ingewanden eerst ontweid. Dezen hangt men met de poten omhoog in een wijde glazen fles, dan zo neemt men een pijptabak en men berookt die zuiver. Als dit gedaan is bindt men een blaas dicht rondom de fles, maar men moet maken dat men in ‘t toesluiten een volle mond met rook binnen blaast, hierdoor zullen ze lange jaren bewaard kunnen worden. |
V. Manier om Lichamen te balsemen op de wijse van den Heer de Bils. Leesende in de Collectana van den Heer Doctor Blankaart, vind ik de manier van balsemen, die den Heer Louis de Bil pleeg in ‘t werk te stellen, welke aldus is. Hy ontbloote dan eerst de holligheden, te weten het hooft, borst, en onderbuyk, van haare ligt-bedervende deelen, sijnde het vel van de spieren [221] los gemaakt, en goot dagelijks vier of vijf maalen brandewijn en pekel daar tusschen, waar toe hy een bequame houten mout had, om het lichaam daar in te leggen. Het vel hield hy gedurig met water door een spongie slap: op dat het door de sterke soutigheydt en hitte van de Brandewijn niet uyt sijn ploy sou raken. Dit agt dagen geduurt bebbende, scheyde hy de groote spieren ten deele met een beene mesje seer subtijl, en strooyde daar tusschen een seer tՠsamen trekkende poeder van Aluyn, wilde Granaat bloemen, Granaat-schillen, Alo, Myrrhe, Mastrix, Olibanum, gemeene Roomsche Alsem, Averuyt, Majoleyn, Munt, Hysop en diergelijke meer: dit stroyde hy ook tusschen het vel, voornamelijk in de holligheden. Wanneer hy nu oordeelde dat de spieren en het vel door deese middelen van haar bedervinge bevryd waren, nam hy fijne gedisteleerde Olien, als Oleum Spicae, Lavendulae, Menthae, Majoranae, &c. En smeerde daar meede tusschen alle deelen in, welke hy daar in liet droogen, om van alle bedervingen vry te zijn, de lichamen dus bereyd zijnde kunnen vijftig en meer jaren sonder bederven gehouden werden. Het vel koleurde hy met Alkonet-wortel, die in Lavendel-olie geweekt was: Hier moet in ‘t begin somtijds na gesien werden, om het uytslaan te benemen. Het ingewand, als Hert, Lever Long, Darmen wat diergelijken meer is, leyde hy drie dagen in pekel, om alle bloe en rottende vuyligheeden daar uyt te trekken, deese droogde hy dan hart tegen een vuur sonder rook, dan heeft hy daar Spiritus vini rectificati, waar in Gum Laccae, Copal en diergelijke in gesmolten was, overgestreeken, dit wel tien of twaalf malen hervattende. [222] VI. Een hulp-middel tegen de Muggen. Wanneer de Muggen iemand des nachts quellen, soo hangt men in de bedstede alleen een sakje met komijn-saad, of een bosjen alsem, Sint Jans kruyt, kennipsaads-bladen, &c. en gy sult geen Muggen vernemen. VII. Om de Weegluysen te verdryven. Weeg-luysen of Wand-luysen in sijn huys of bedsteeden te hebben, is een groote plaag, soo neemt dan Brasilische Peper, kookt die in water en schuurt daar uw bedstede meede. Item, rookt deselve louter alle daagen met swavel, soo sullen sy door de stank haar adem niet konnen krijgen by gevolg moeten sterven. VIII. Om Eyeren soo week te maaken dat mense door een ring trekken kan, of in een naauw gehalsde fles steeken. Legt de Eyeren eenige daagen in seer sterke Wijn Azijn, soo sullen de Eyers soo week werden als deeg, rold se dan sagjes langwerpig uyt met u hand, soo sult gy de selve door een ring moogen steeken; of soo gy ‘t selfde in een flesse wilt doen, soo sal de eyerschale, die te vooren door den Azijn week geworden was, weder hard worden als te vooren. [223] IX. Om een Ey te maken soo groot als men begeerd. Neemt soo veel Eyeren als gy wilt, neemt daar al de doyeren uyt, en slaatse onder een, bind se dan in een blaas te samen als een ronde bal, steek dese bal in kookend water, en laat de doyeren stremmen; neemt daar na al het wit, doetse van gelijken in een blaas, en legt daar de gestremde doyeren midden in, bind hem dan weder als een ronde bolle stijf toe, laat hem van gelijken stremmen, dit gedaan zijnde, zoo hebt gy een volkomen ey sonder doyer. Neemt dan al de eyerschalen, en na dat gyse afgewasschen, gedroogd en fijn gestampt hebt, soo laat se eenige dage in scherpe Azijn leggen, en maakt ԥr also een papjen af; dan sullen zy heel week werden, bestrijkt dan u ey hier mede met een quasje, en smijt het ey in ‘t koud water, soo sal het een volkomen harde schaal krijgen. |
V. Manier om lichamen te balsemen op de wijze van de heer de Bils. Las in de Collectana van de heer Doctor Blankaart en vond ik de manier van balsemen die de heer Louis de Bil in ‘t werk plag te stelle, welke aldus is. Hij ontblootte dan eerst de holligheden, te weten het hoofd, borst en onderbuik van hun licht-bedervende delen en was het vel van de spieren [221] los gemaakt en goot dagelijks vier of vijf malen brandewijn en pekel daartussen waartoe hij een bekwame houten mout had om het lichaam daarin te leggen. Het vel hield hij gedurig met water door een spons slap opdat het door de sterke zoutheid en hitte van de brandewijn niet uit zijn plooi zou raken. Toen dit acht dagen geduurd had scheidde hij de grote spieren ten dele met een benen mesje zeer subtiel en strooide daartussen een zeer tezamen trekkend poeder van aluin, wilde granaat bloemen, granaat-schillen, Alo, mirre, wierook, gewone Roomse alsem, averuit, marjolein, munt, hysop en diergelijke meer: dit strooide hij ook tussen het vel, voornamelijk in de holligheden. Wanneer hij nu oordeelde dat de spieren en het vel door deze middelen van hun bederf bevrijd waren nam hij fijne gedistilleerde olies als Oleum Spicae, Lavendulae, Menthae, Majoranae, etc. En smeerde daarmee tussen alle delen in wat hij daarin liet drogen om van alle bederf vrij te zijn, de lichamen die dus bereid zijn kunnen vijftig en meer jaren zonder bederven gehouden worden. Het vel kleurde hij met Alkanna wortel die in lavendelolie geweekt was: Hier moet in ‘t begin soms naar gezien worden om het uitslaan te benemen. Het ingewand als hart, lever, longen, darmen en wat diergelijke meer is legde hij drie dagen in pekel om alle bloed en rottende vuiligheden daaruit te trekken, deze droogde hij dan hard tegen een vuur zonder rook, dan heeft hij daar Spiritus vini rectificati waarin gom lak, kopal en diergelijke in gesmolten was overgestreken, dit hervatte hij wel tien of twaalf malen. [222] VI. Een hulpmiddel tegen de muggen. Wanneer de muggen iemand Գ nachts kwellen zo hangt men in de bedstede alleen een zakje met komijnzaad of een bosje alsem, Sint-Jans kruid, hennep bladeren etc. en ge zal geen muggen vernemen. VII. Om de weegluizen te verdrijven. Weegluizen of wandluizen die men in zijn huid of bedstede heeft is een grote plaag, zo neem dan Brazilië peper (Capsicum), kook die in water en schuur daar uw bedstede mee. Item, berook die zuiver alle dagen met zwavel, zo sullen ze door de stank hun adem niet kunnen krijgen en bij gevolg moeten sterven. VIII. Om eieren zo week te maken dat men ze door een ring trekken kan of in een nauw gehalsde fles steken. Leg de eieren enige dagen in zeer sterke azijn zo zullen de eieren weer worden als deeg, rol ze dan zachtjes langwerpig uit met uw hand, zo sult ge die door een ring mogen steken; of zo ge die in een fles wil doen zo zal de eierschaal die tevoren door de azijn week geworden was weer hard worden als tevoren. [223] IX. Om een ei te maken zo groot als men begeert. Neem zoveel eieren als ge wilt, neemt daar alle dooiers uit en sla ze ondereen, bindt ze dan in een blaas tezamen als een ronde bal, steek deze bal in kokend water en laat de dooiers stremmen; neem dan al het wit, doet het dergelijk in een blaas en leg daar de gestremde dooiers midden in, bindt het dan weer als een ronde bolle stijf toe en laat het gelijk stremmen, als dit gedaan is zo hebt ge een volkomen ei zonder dooier. Neem dan alle eierschalen en nadat ge ze afgewassen, gedroogd en fijngestampt hebt zo laat ze enige dagen in scherpe azijn liggen en maakt er alzo een papje van; dan zullen ze heel week worden, bestrijkt dan uw ei hiermee met een kwastje en smijt het ei int koud water, zo zal het een volkomen harde schaal krijgen. |
X. Een valle om Muysen en Rotten te vangen. Neemt drie houties als A B C, snijd in A een krappe D, op dat het houtjen C daar in mach passen. Snijd in ‘t selfde houtie noch een ander krappe E om het houtjen B daar in te voegen. Snijt ԥr nu noch een in het houtjen C in E om het houtjen B daar in te voegen; steld dan de selve als in de Figuur word aangeweesen. Maak ook het houtjen A aan het eynd G een weynig scherp om daar een stukjen Spek of Kaas aan te steken. Legt dan op dit gestel een plank of deur H, met een sware steen of hout L. Wanneer nu de Rat of Muys aan het [224] aas K begint te treken, so valt de planke met sijn op hebbende swarte, den Muys of Rat boven op het lijf en verplettert hem. Dese vondt schijnt sijn oorspronk uyt de Mathematische Konsten te nemen, en is een middel om sig in korten tijdt van sulke gedierten te suyveren, want men kan ԥr vijf of ses tegelijke setten. XI. Om Hoorens soo Week te maaken, dat men ԥr Beeldwerk in kan druken. Neemt twee pond Pot-as, half soo veel levende kalk, twee mingelen water, laat het twee derden-deel versieden, steekt ԥr dan een pluym in, soo ver als sich de pluyme stroopen laat, soo is ‘t genoeg; soo niet so laat het noch langer sieden; na dat het een weynig gestaan heeft, so giet er het klaar af, in welke ghy u schaafsel van hoorn twee dagen sult laten weeken; bestrijkt daarna de handen met Olie, en kneed het tusschen de vingers als een deeg, en drukt ԥr daar na in dat ghy begeerd. [225] XII. Om Hoorens in vormen te gieten als Loot. Neemt Pot-as en levende Kalk, maakt daar een sterke loogh af, sied dan uw schaafsel of vijlsel van Hoorens in dese loog, so sal ‘t werden als pap, en wilt gy dat hebben dat de selve eenige Verwe aanneemt, soo mengt de selve daar onder. XIII. Om alderley soorten van Vogels te vangen. Soo gy vogelen met de hand wilt vangen, soo neemt sulk zaad, als de Vogelen die gy wilt vangen, eeten, weekt het selve in Brandewijn, en smijt het selve voor de Vogelen soo sullen sy dronken werden en sich lichtelijk laten vangen. XIV. Dat het gekookt vleys bloedigh en wormachtigh schijndt. Bestrijkt de Kreeften rondom met Brandewijn, soo werden sy so schoon rood, even of sy gesoden waren: Indien dese dan op een Tafel [226] gesteld werden onder gekookten, sal het een sonderling spectakel geven. XVI. Hoe men een leuye Maagd wakker maakt, of dat sich yemaed moet krouwen als of hy ‘t heele lyf vol Luysen hadde. Koopt in den Apotheek Pluym Aluyn, stoot het kleyn, strooyd dat yemant in de nek, of in ‘t bed, sy konnen niet rusten, of sy moeten altijd krouwen. XVII. Om te maaken dat yemand al de honden sullen bepissen die op straat loopen. Bestrijkt den geenen die gy wilt bedriegen, de schoenen met een Bokkings of met een Haringshoofd, so sullen alle honden die daar aan ruyken haar bepissen, dat seer belachelijk is om te sien. XVIII. Om deVogels van de Vruchtboomen te houden. Wanneer de Boomen vrugten dragen, hebben zy veel nood van de Vogels. Hier toe nemen sommige een stok, aan welk sy een oud hemd met een hoed, &c. steken, en binden hem aan den boom; maar om die niet te doen, moet men Knoflook nemen en binden ettelijke bossen aan de Bomen, soo sullen de Vogelen door de sterke reuk daar niet aan komen. [227] XIX. Een Wonderlijke ervareng met een Henne, die door de kop gestoken is. Soo men een Henne neemt en het hoofd op een Tafel legt, en een mes door het hoofd steekt van boven dat het onder weder uit komt en het mes in de tafel blijft steken, sal het de henne niet schadelijk zijn, wanneer men het mes daar dadelijk weder uyt hale, en de hen haar bek opene, stekende daar een brokjen brood in. |
X. Een val om muizen en ratten te vangen. Neemt drie houtjes als A B C, snijdt in A een krappe D opdat het houtje C daarin mag passen. Snijdt in hetzelfde houtje noch een ander krappe E om het houtje B daarin te voegen. Snijdt er nu noch een in het houtje C in E om het houtje B daarin te voegen; stel dan die als in de figuur wordt aangewezen. Maak ook het houtje A aan het eind G een weinig scherp om daar een stukje spek of kaas aan te steken. Leg dan op dit gestel een plank of deur H met een zware steen of hout L. Wanneer nu de rat of muis aan het [224] aas K begint te trekken zo valt de plank met zijn opheffende zwaarte de muis of rat boven op het lijf en verplettert hem. Deze vondst schijnt zijn oorsprong uit de mathematische kunsten te nemen en is een middel om zich in korte tijd van zulk gedierten te zuiveren, want men kan er vijf of zes tegelijk zetten. XI. Om horens zo week te maken dat men er beeldwerk in kan drukken. Neemt twee pond potas, half zo veel levende kalk, twee mengel water, laat het twee derden-deel verkoken, steekt er dan een pluim in en zo ver als de pluim zich stropen laat zo is ‘t genoeg; zo niet zo laat het noch langer koken; nadat het een weinig gestaan heeft zo giet er het heldere af waarin ge uw schaafsel van hoorn twee dagen zal laten weken; bestrijk daarna de handen met olie en kneed het tussen de vingers als een deeg, en drukt er daarna in dat ge begeert. [225] XII. Om horens in vormen te gieten als lood. Neem potas en levende kalk, maak daarvan een sterke loog, kook dan uw schaafsel of vijlsel van horens in deze loog, zoals het als pap worden en wilt ge dat hebben dat het dezelfde kleur aanneemt zo meng het daar onder. XIII. Om allerlei soorten van vogels te vangen. Zo ge vogel met de hand wil vangen, zo neem zulk zaad als de vogels die ge wilt vangen eten, week het in brandewijn en smijt het voor de vogels zo zullen ze dronken worden en zich lichtelijk laten vangen. XIV. Dat het gekookte vlees bloedig en wormachtig schijnt. Bestrijk de kreeften rondom met brandewijn zo worden ze zo mooi rood even of ze gekookt waren: Indien deze dan op een tafel [226] gesteld worden onder gekookte zal het een bijzonder spektakel geven. XVI. Hoe men een lieve maagd wakker maakt of dat zich iemand moet krabben alsof hij het hele lijf vol luizen had. Koop in den apotheek pluim aluin, stamp het klein en strooi dat iemand in de nek of in ‘t bed, ze kunnen niet rusten of ze moeten altijd krabben. XVII. Om te maken dat bemant al de honden zullen bepissen die op straat lopen. Bestrijk diegene die ge wil bedriegen de schoenen met een bokking of met een haringhoofd, zo zullen alle honden die daaraan ruiken hen bepissen dat zeer belachelijk is om te zien. XVIII. Om de vogels van de vruchtbomen te houden. Wanneer de bomen vruchten dragen hebben ze veel nood van de vogels. Hiertoe nemen sommige een stok waaraan ze een oud hemd met een hoed, etc. steken en binden het aan de boom; maar om die niet te doen moet men knoflook nemen en binden ettelijke bossen aan de bomen, zo zullen de vogels door de sterke reuk daar niet aan komen. [227] XIX. Een wonderlijke ervaring met een hen die door de kop gestoken is. Zo men een hen neemt en het hoofd op een tafel legt en een mes door het hoofd steekt van boven zodat het onder weer uit komt en het mes in de tafel blijft steken zal het de hen niet schadelijk zijn wanneer men het mes daar dadelijk weer uit haalt en de hen haar bek opent steek daar een brokje brood in. |
XX. Om twee Hennen des ‘s nachts op sijn vingeren te dragen. Gaat dan des nachts in het hoenders kot, wanneer de hoenders slapen, soo houd uw vingers aan de spooren, soo sitten sy daar op, en lijden dat men haar drage waar men begeerde. Maar met de Hanen wil het soo wel niet gelucken. XXI. Een maniere om levendige Kreeften voort te brengen. Neemt wel gewassen Kreeften, laat se ten minsten twee of drie uren in een goedt deel Rivier-waater koken: bewaart dit kooksel, en laat de Kreeften in een kolf of ‘t Matras kooken, en haalt al het vogt over, dat gy kond krijgen, en bewaart het alleen. Brand dan de kreeften in een Weerstuyt oven, en haalt daar het sout uyt door het eerste kooksel; giet het door een klad papier, en laat de vogtigheydt uyt koken tot ԥr een sout overblijft. Giet het overgehaalde water daar over, zet het op een vogtige plaats om te doen rotten, en na weinigh [228] dagen sult ghy daar kleyne diertjes in sien bewegen, die men met Osse bloed moet voeden, tot se groot sijn als een erwetjen, doet se dan in een Emmer met Rivier-water en Osse Bloed, en verandert het Water en Osse Bloed alle drye dagen: soo sullen sy groeyen en groot werden, tot se de grote hebben van de vorige. XXII. Om een Hoen of ander gevogelt te dooden, dat het lekker sal smaken. Laat het Hoen of gevogelt, dat gy doden wilt, een lepel Asijn door swelgen, houd hem dan de bek een weynig tijdt toe, dood hem dan, so sal hy seer lekker en delicaat wesen. XXIII. Om voor het Hooft der Paarden een witte Sterre te doen wassen. T en staat niet onaardig dat twee of meer Paarden voor een Karos, elk een Witte sterre voor haar hooft hebben. De wetenschap is kleyn, want op die plaats daar men begeert dat een sterre sal groeyen, behoeft men maar ‘t hayr uyt te plukken, soo sal na dat dit dikwils gedaan is, aldaar Wit hair komen te groeyen. XXIV. Om Vogels en Visschen met de hand te vangen. ‘t Is vermakelijk dat men Voogels en Visschen soo dronken kan maken, dat men se met de hand vangen kan. Neemt kraan-oogen, stampt se grof en laatse onder brood bakken, werpt se de vogels voor, als sy dat dan sullen eten, werden sy [229] soo tam, dat mense met de hand kan vangen. Als men nu dit meede in het waater smijt sullen alle de visschen boven komen drijven, die gy met de hand daar uyt kond halen, en eten se. XXV. Om visschen te vangen. Neemt Coccules die men van Oosten brengt, Comijn, Kaase die oud is, ende Terwen-bloeme, maakt hier van met Wijn een Massa en daar van kleyne pillekens, als Erweten, smijt die ergens in een stil water daar Visschen zijn, ende alle de visschen die daar van sullen eeten, ofte proeven, sullen straks na den kant der water komen, of sy dronken waren, soo dat men se met de handen sal konnen grijpen, gelijk men sulks meenigmaals versogt heeft. XXVI. Om vliegen te vangen. Neemt een flesje met een korte naauwe hals, doet daar wat honing in met wat bier en bestrijkt daar de rand meede, soo sullen alle de vliegen daar in komen. XXVII. Om de Vliegen te dooden. Neemt swarte Nies-wortel, en Orpigment legt dat te weyke in Soete-melk, besproeyt hier mede de Plaatse daar de Vliegen zijn, ende sy sullen al tՠsamen sterven: En indien gy deese Melk met Aluyn, ende met Origanum gestooten, mengt [230] en daar mede smeert, soo en sullen sy daar op niet sitten. XXVIII. Op dat de Vliegen de Beesten niet en quellen. Soo verre als gy de Paarden of de Muylen besmeert met het Sap van Kauwoerden-bladers, in ‘t midden van de Somer, soo en salder niet een Vliege op sitten konnen. XXIX. Om de verdronken Vliegen ofte Byen, wederom levendig te maaken. Legt de verdronken Vliegen in Laauwe asch, en de verdronken Byen in sap van Nipto, en sy sullen wederom levendig worden. XXX. Om de Kalanders, die het Koorn op de Solder op eeten te verdrijven. Neemt Pekel en Look, elk soo veel genoeg is, siedet te samen, en besproeyt hier meede de solder ende den Muur. |
XX. Om twee hennen des ‘s nachts op zijn vingers te dragen. Gaat dan ‘s nachts in het hoenders kot wanneer de hoenders slapen, zo houdt uw vingers aan de sporen, zo zitten ze daarop en lijden dat men hen draagt waar men begeert. Maar met de hanen wil het zo goed niet lukken. XXI. Een manier om levendige kreeften voort te brengen. Neem goed gewassen kreeften, laat ze ten minsten twee of drie uren in een goed deel rivierwater koken: bewaar dit kooksel en laat de kreeften in een kolf of matras koken en haal al het vocht over dat ge kan krijgen, en bewaar het alleen. Brand dan de kreeften in een weerstuit oven en haal daar het zout uit door het eerste kooksel; giet het door een klad papier en laat de vochtigheid uitkoken tot er een zout overblijft. Giet het overgehaalde water daarover, zet het op een vochtige plaats om te laten rotten en na weinig [228] dagen zal ge daar kleine diertjes in zien bewegen die men met ossenbloed moet voeden tot ze groot zijn als een erwtje, doe ze dan in een emmer met rivierwater en ossenbloed en verander het water en ossenbloed alle drie dagen: zo zullen ze groeien en groot worde, tot ze de grootte hebben van de vorige. XXII. Om een hoen of ander gevogelte te doden zodat het lekker zal smaken. Laat het hoen of gevogelte dat ge doden wilt een lepel azijn door zwelgen, houdt het dan de bek een weinig tijd dicht en doodt het dan, ze zal het zeer lekker en delicaat wezen. XXIII. Om voor het hoofd der paarden een witte ster te laten groeien. Het staat niet onaardig dat twee of meer paarden voor een karos elk een witte ster voor hun hoofd hebben. De wetenschap is klein want op die plaats daar men begeert dat een ster zal groeien behoeft men maar ‘t haar uit te plukken en zo zal men als dit vaak gedaan is aldaar wit haar komen te groeien. XXIV. Om vogels en vissen met de hand te vangen. ‘t Is vermakelijk dat men vogels en vissen zo dronken kan maken dat men ze met de hand vangen kan. Neem kraanogen, (Strychnos nux-vomica) stamp ze grof en laat ze onder brood bakken, werp ze de vogels voor en als ze dat dan zullen eten, worden ze [229] zo tam zodat men ze met de hand kan vangen. Als men nu dit mede in het water smijt zullen alle vissen boven komen drijven die ge met de hand daaruit kan halen en ze eten. XXV. Om vissen te vangen. Neem Anamirta cocculus die men van het Oosten brengt, komijn, kaas die oud is en tarwebloem, maak hiervan met wijn een massa en daarvan kleine pilletjes als erwten, smijt die ergens in een stil water daar vissen zijn en alle vissen die daarvan zullen eten of proeven zullen straks naar de kant van het water komen of ze dronken waren zodat men ze met de handen zal kunnen grijpen, gelijk men zulks menigmaal geprobeerd heeft. XXVI. Om vliegen te vangen. Neemt een flesje met een korte nauwe hals, doe daar wat honing in met wat bier en bestrijk daar de rand mee, zo zullen alle vliegen daarin komen. XXVII. Om de vliegen te doden. Neemt zwarte nieswortel (Helleborus niger) en auripigmentum en leg dat te weken in zoete melk en besproei hiermee de plaats daar de vliegen zijn en ze zullen allen tezamen sterven: En indien ge deze melk met aluin en met Origanum gestampt mengt [230] en daarmee smeert zo zullen ze daarop niet zitten. XXVIII. Opdat de vliegen de beesten niet kwellen. Zo ver als ge paarden of muilezels besmeert met het sap van kauwoerden-bladeren in ‘t midden van de zomer zo zal er niet een vlieg op zitten kunnen. XXIX. Om de verdronken vliegen of bijen wederom levendig te maken. Leg de verdronken vliegen in lauwe as en de verdronken bijen in sap van Nepeta en ze zullen wederom levendig worden. XXX. Om de korenworm die het koren op de zolder opeten te verdrijven. Neem pekel en knoflook, van elk zoveel als genoeg is, kook het tezamen en besproei hiermee de zolder en de muur. |
XXXI. Noch op een ander wijse. Neemt Sagapenum, Moer van Olie, Bevergeyl, Savelboom, Solfier, Hertshoon Vette Galbanum, elks soo veel noodig is, ende berookt hier meede de Solder. [231] XXXII. Hoe dat men de Vogels kan leeren spreeken. Men moet de Vogels, die men wil leeren spreken ofte singen, voor eerst in ‘t duyster houden, dan sal men een Kaarsse omtrent haar huysken houden, ook somtijds honger laten lijden. De jonge en die de breedste tongen hebben, die sijn tot leeren alderbequaamst. Onder de Papagaayen, zijn de geene de alderbequaamste, die vijf vingers aan haar pooten hebben. Dan door honger worden sy alderbest geleert. Ende door de duysterheyt, soo houden sy beter in haar memorie, het geene dat haar voor word geklapt, mits sy als dan nergens op anders en hebben te denken. Een kaarse of Lantaarne, is goed in de selve Kamer te hangen overmids dat se in al te groote duysterheyd niet en doen als slaapen, dan het en mach maar een kleyne Kaarse, ofte Lantaarnken wesen. XXXIII. Een hulpe-middel tegen de Luysen der Vogelen. Hier tegens en sult gy anders niet gebruyken als Olie van Lijnzaat, daar meede dat men se wel ter deegen besmeeren sal. XXXIV. Om Hoenders vet te maken. Als men de Hoenders wil vet maken, soo sal men se opsluyten in een Renne, ende men sal se alle uuren eeten geven, elke reyse een weynig, maar weynig te drinken, het beste dat sy eten rnogen, dat is geweykte Tarruw, ofte Gerst. Dan men mach se over de drie weken niet mesten, want [232] sy souden door groote vettigheyd wel komen te sterven. XXXV. Een ander manier om Hoenders te mesten. Als men de Hoenders vet maken wil, soo sal men se op een warme plaatse in ‘t duyster houden, men sal se de slachveeren uyt trekken en haar tՠeten geven deeg van Gerste-meel, ofte gerstemeel, ende gemalen Lijn-zaad onder malkanderen gemengt; Sommige die mengen daar onder ook wel Terwen bloeme, ja ook wel Wijn. Sommige die geeven se ook Terwen-broodt, in Bier geweykt. XXXVI. Om te verhoeden dat de Hennen haar Eyeren niet en eten. Blaast het witte des Eys daar uyt, ende tot den doir, soo giet een weynig Gips, met water gemengt, op dat ԥt soo hard word als de Schale, want als sy die wederom meynen te eten, end anders niet daar in en vinden, soo sullen sy daar of wennen, ende geen Eyeren meer eten. XXXVII. Om de Hennen groote Eyeren te doen leggen. Neemt rooden Bolus, meng die onder haar eeten, en sy sullen groote Eyeren leggen. XXXVIII. Om de Hoenders van Vlooyen te bevrijden. Als de Hoenders gekipt hebben, soo sal men haar uyt den nest het oude stroo benemen, en ander [233] versch stroo daar onder leggen: op dat ԥr noch Vlooyen, noch eenig ander Gewormte in genereere, die de Hennen haar rust benemen mogen. XXXIX. Om de Hennen van de Vosschen te bevrijden. Neemt eenen gesooden Vos, kapt hem in kleyne stukjens, ende geeft dat de Hennen tՠeten, ende sy sullen daar door twee maanden lang vry van den Vos wesen. Het selve mag men ook doen in de Gansen, en in de Enden, gelijk dat menigmaals is besocht geweest. XL. Dat de Hennen niet siek en werde van de Sprou. Maakt Origanum in water nat, en geeft haar daar van met Gersten-water te drinken, ofte wrijft haar den bek met Look: ofte geeft haar water te drinken, daar in dat Look geweykt heeft. |
XXXI. Noch op een andere wijze. Neemt Sagapenum (Ferula persica) moer van olie, bevergeil, savelboom, (Juniperus sabina) zwavel, hertshoorn vette galbanum (Ferula galbanifera), elk zoveel als nodig is en bestrooi hiermee de zolder. [231] XXXII. Hoe dat men de vogels kan leren spreken. Men moet de vogels die men wil leren spreken of zingen voor eerst in ‘t duister houden, dan zal men een kaars omtrent hun huisje houden, ook somtijds honger laten lijden. De jonge en die de breedste tongen hebben die schijnen tot leren aller bekwaamst. Onder de papegaaien zijn diegene de aller bekwaamste die vijf vingers aan hun poten hebben. Dan door honger worden ze het aller beste geleerd. En door de duisterheid zo houden ze beter in hun memorie hetgeen dat hen voor wordt geklapt, mits ze als dan nergens op iets anders hebben te denken. Een kaars of lantaarn is goed in die kamer te hangen overmits dat ze in al te grote duisterheid niets anders doen dan slapen, dan het mag maar een kleine kaars of lantaarntje wezen. XXXIII. Een hulpmiddel tegen de luizen der vogels. Hiertegen zal ge niets anders gebruiken als olie van lijnzaad en daarmee dat men ze terdege besmeren zal. XXXIV. Om hoenders vet te maken. Als men de hoenders wil vet maken zo zal men ze opsluiten in een ren en men zal ze alle uren te eten geven, elke keer een weinig, maar weinig te drinken, het beste dat ze eten mogen dat is geweekte tarwe of gerst. Dan men mag ze over de drie weken niet mesten want [232] ze zouden door de grote vetheid wel komen te sterven. XXXV. Een andere manier om hoenders te mesten. Als men de hoenders vet maken wil zo zal men ze op een warme plaatse in ‘t duister houden, men zal ze de slagveren uittrekken en hen te eten geven deeg van gerstemeel of gerstemeel en gemalen lijnzaad onder elkaar gemengd; Sommige die mengen daaronder ook wel tarwebloem, ja ook wel wijn. Sommige die geven ze ook tarwebrood in bier geweekt. XXXVI. Om te verhoeden dat de hennen hun eieren niet eten. Blaat het witte van het ei daaruit en tot de dooier, zo giet een weinig gips met water gemengd op dat het zo hard wordt als de schaal, want als ze die wederom menen te eten en niets anders daarin vinden zo zullen ze daarvan af wennen en geen eieren meer eten. XXXVII. Om de hennen grote eieren te laten leggen. Neemt rode Bolus, meng die onder hun eten en ze zullen grote eieren leggen. XXXVIII. Om de hoenders van vlooien te bevrijden. Als de hoenders gekipt hebben zo zal men uit hun nest het oude stro benemen en ander [233] vers stro daaronder leggen op dat er noch vlooien noch enig ander gewormte in genereert die de hennen hun rust benemen mogen. XXXIX. Om de hennen van de vossen te bevrijden. Neemt een gekookte vos, kap het in kleine stukjes en geeft dat de hennen te eten en ze zullen daardoor twee maanden lang vrij van de vos wezen. Hetzelfde mag men ook doen in de ganzen en in de eenden gelijk dat menigmaal verzocht is geweest. XL. Dat de hennen niet ziek en worden van de spruw. Maat Origanum in water na, en geeft haar daarvan met gerstewater te drinken of wrijft hen de bek met look: of geeft hun water te drinken waarin look geweekt heeft. |
XLI. Op dat de Hennen geen Wind-eyers en leggen. Neemt Eyer-wit hard gebraden, Rozijnen ook een weynig gebraden, ende onder een gestooten, ende geeft haar daar van tՠeeten, des morgens nuchteren. XLII. Een Hulp-middel tegens de gebreken der oogen van de Hoenders. Neemt Vrouwen melk, ofte Sap van Porceleyne, ende bestrijkt haar daar meede de oogen. [234] Ofte neem Salarmoniac, Comijn, ende Hooningh, elks even veel, te samen gestooten, ende bestrijkt haar hier mede de oogen, ende laat se uyt de Sonne blijven. XLIII. Een hulpmiddel tegens den Buyk loop der Hoenders. Neemt een hand vol Terwen-bloeme, ende ontrent soo veel Was, menget dit met Wijn tot een masse, ende geeft haar daar van nuchteren tՠeten. Ofte geeft haar te drinken het sop, daar in dat Queen gesoden hebben, ende ook de gebraden Queen. XLIV. Om Hanen ofte Capoenen van sprauw te bevrijden. Neem Look, snijt het kleyne, ende doet het in ziedende Olie, ende bestrijkt haar met dese Olie inwendig den Bek, als die kout geworden is: Ende soo verre als ghy haar ook Look in geeft, so sullen sy noch sekerder genesen. Item, soo is haar ook daar toe goedt het Lus-kruyt, als men haar dat met erwten tՠeten geeft. Item, soo neemt een gesuyverde Squille, laatse in water weyken, ende geeft haar daar van met Bloeme te eten. So verre als den sprou komt de overhant te nemen, soo steekt haar in de benen onder de knyen, met den punt van een Mes, ende drukt haar rondom de oogen, ende wrijft haar de wondekens van steeken met een weynigh Zouts. Sommige die berooken haar het hoofd met Hysoppe, met Origano, ende met Timo, en sy wrijven haar den bek met Look. Sommige die sieden Look n Menschenpisse, [235] ende hier mede wrijven sy den bek wel hard, sonder de oogen te geraken XLV. Dat den Haan op de Henne niet en springt. Neemt gemeyne Olie, ende wrijft hier mede den Aarts van den Haan, soo en sal hy niet op de Henne komen. XLVI. Om den Haan syn kraayen te benemen. Wrijft hem sijn geheele hooft met Olie, ende hy en sal niet kraayen. XLVII. Om Eyers uyt te broeden sonder Henne. Neemt twee Oor-kussens, ende volt die met Hoenders drek, seer kleyn gestooten, naayt daarop dicht by een, Hoender pluymen, neemt daar naar de Eyeren, ende legt se met het scherpste eynde op het eene kussen, daar naar soo legter het ander kussen boven op, in een warme plaatse, ende laat se also twee dagen liggen, sonder die te aan roeren, daar naar soo keert se en wend se stadig om twintig dagen lang, op dat se van alle kanten even wel mogen gebroed worden, ende als gy de jonge kiekens omtrent den een en twintigsten dag sult horen piepen, soo sult ghy se uyt de schillen helpen: Het welke soo grooten wonder niet en is, want Aristoteles verhaalt dat men de Hoenders in Egipten wel onder der aarden kan uytbroeden. Men heeft ook by onse tijden geweten, dat men de jonge Hoenders in Paarde mist sonder Henne heeft uytgebroedt. [236] Of Neemt de Eyers, en legt se in warme Paardemist, ende geeft haar alle tien dage versche Paardemist, op dat se niet en komen te verkouden, maar altijdt warm mogen gehouden worden, dan men sal de Eyeren somtijdts omkeeren, tot datter de Kiekens uyt komen. XLVIII. Hoe men sal weeten, uyt welke Eyers Hanekens ofte Hennekens komen sullen. Hier van sult gy weten, dat uyt de ronde Eyers altijt Haankans gebroet worden, ende uyt de langwerpige Hennekens. XLIX. Op dat de Duyven haar Jongen niet en verlaten. Bestrijkt de deure, de vensters, ende alle de hoeken van de Duyf-huzsjes, met Olie van Sesamijn, en sy sullen blijven. Item, soo neemt Komijn, ende Linsen in Meede geweikt, smijt haar die voor, ende sy en sullen niet wech vliegen. Item, soo geeft haar voor een drank Honing-water, ofte Linsen, in soete Mede gesoden. L. Om te beletten dat de Duyven niet wech en vliegen. Neemt Gersten-meel, gedroogde en gestampte Vijgen, mengt het al wel onder een met Honig, ende smijt dit voor de Duyven. Sommige smijten se ook wel Komijn voor. Item, soo neemt het hoofd van eenVleer-muys steekt dat boven op [237] het Duyf-huys. Item, neemt takken, met de Bloemen van den wilden Wjngaart, ende hangt dit rondom van binnen in ‘t Duyf-huys. |
XLI. Op dat de hennen geen windeieren leggen. Neemt eierenwit hard gebraden, rozijnen ook een weinig gebraden en ondereen gestampt en geef hun daarvan te eten, ‘s morgens nuchter. XLII. Een hulpmiddel tegen de gebreken der ogen van de hoenders. Neemt vrouwen melk of sap van postelein en bestrijk hen daarmee de ogen. [234] Of neem zout ammoniak, komijn en honing, van elk even veel en tezamen gestampt en bestrijkt hen hiermee de ogen en laat ze uit de zone blijven. XLIII. Een hulpmiddel tegen buikloop van de hoenders. Neemt een hand vol tarwebloem en omtrent zoveel was, meng dit met wijn tot een massa en geef hen daarvan nuchter te eten. Of geef hen te drinken het sap waarin kweeappel gekookt is en ook de gebraden kwee. XLIV. Om hanen of kapoenen van spruw te bevrijden. Neem look, snij het klein en doe het in kokende olie en bestrijk hen met deze olie inwendig de bek als die koud geworden is: En zo verre als ge hen ook look in geeft zo zullen ze nog zekerder genezen. Item, zo is hen ook daartoe goed het luiskruid (Delphinium staphisagria) als men hen dat met erwten te eten geeft. Item, zo neem een gezuiverde Urginea maritima en laat het in water weken en geef hun daarvan met bloem te eten. Zo ver als de spruw komt de overhand te nemen zo steek hen in de benen onder de knieën met de punt van een mes en druk hen rondom de ogen en wrijf hen de wondjes van de steken met een weinig zouts Sommige die beroken hen het hoofd met hysop, met Origanum en met tijm en ze wrijven hen de bek met look. Sommige die koken look in mensenpis [235] en hiermee wrijven ze de bek goed hard zonder de ogen te geraken. XLV. Dat de haan niet op de hen springt. Neemt gewone olie en wrijf hiermee de aars van de haan, zo zal hij niet op de hen komen. XLVI. Om de haan zijn kraaien te benemen. Wrijf hem zijn gehele hoofd met olie en hij zal niet kraaien. XLVII. Om eieren uit te broeden zonder hen. Neemt twee oorkussen en vul die met hoenders drek, zeer klein gestoten, naai daarop dicht bijeen hoenderpluimen en neem daarna de eieren en leg ze met het scherpste einde op het ene kussen, daarna zo leg er het ander kussen bovenop in een warme plaats en laat ze alzo twee dagen liggen zonder die te aan roeren, daarna zo keert ze en wend ze gestadig om twintig dagen lang opdat ze van alle kanten even goed mogen gebroed worden en als ge de jonge kiekens omtrent de een en twintigste dag zal horen piepen zo zal ge ze uit de schillen helpen: Wat zo’n groot wonder niet is want Aristoteles verhaalt dat men de hoenders in Egypte wel onder de aarde kan uitbroeden. Men heeft ook in onze tijden geweten dat men de jonge hoenders in paardenmest zonder hen heeft uitgebroed. [236] Of; Neem de eieren en leg ze in warme paardenmest en geef hun alle tien dage verse paardenmest opdat ze niet komen te verkoelen, maar altijd warm mogen gehouden worden, dan men zal de eieren soms omkeren totdat er de kiekens uit komen. XLVIII. Hoe men zal weten uit welke eieren hanen of hennen komen zullen. Hiervan zal ge weten dat uit de ronde eieren altijd hanen gebroed worden en uit de langwerpige hennen. XLIX. Opdat de duiven hun jongen niet verlaten. Bestrijk de deuren, de vensters en alle hoeken van de duivenhuizen met olie van sesam en ze zullen blijven. Item, zo neem komijn en linzen in mede geweekt, smijt hen die voor en ze zullen niet wegvliegen. Item, zo geef hun voor een drank honingwater of linzen en zoete mede gekookt. L. Om te beletten dat de duiven niet wegvliegen. Neemt gerstemeel, gedroogde en gestampte vijgen, meng alles goed onder elkaar met honing en smijt dit voor de duiven. Sommige smijten ze ook wel komijn voor. Item, zo neem het hoofd van een vleermuis en steek dat boven op [237] het duivenhok. Item, neem takken met de bloemen van de wilde wijngaard en hang dit rondom van binnen in ‘t duivenhok. |
LI. Om de Duyven te doen vermenigvuldigen. Neemt een Bekkeneel van een oud Man, hangt dat in ‘t Duyf-huys, ende sy sullen vermenigvuldigen, ende in rust leeven. Dit doet ook de Melk van een Vrouwe, die een Dochterken suygt, als men dat in een Flesken in ‘t Duyvekot hangt. LII. Om de Duyven tot het Duif-huys te trekken. Neemt Sorgum veertig pondt, Komijn ses pont, Honig tien pondt, Costum, een pondt, ziedet al te samen met water kort in, doet daar naa by goeden Wijn, soo veel nodig is, met vijftien pond oude Leem, ende legt dit al ‘t samen op een hoop, in ‘t midden van het Duyf-huys, soo sullen alle vreemde Duyven na u Duyf-huys rasen, soo haast als sy den reuk gewaar worden, die uw Duyven altijdt by haar hebben sullen, ende sullen haar alsoo op den reuk volgen, ende in u Duyf-huys gekomen wesende, ende sullen sy dat niet meer verlaten door den goeden smaak ende reuk die sy aldaar vinden sullen. LIII. Op dat de Katten de Duyven niet en quellen. Neemt Taxkens van Ruyte, hangt die overal in de gaten ende in-gangen van het Duyf-huys, ende de Katten en sullen daar niet komen, mits sy dit Kruyt haten. [238] LIV. Om witte Pauwen te genereren. Men sal het Paauwen-kot over al sneeu wit maken, en met witte kalk bestrijken, ofte met witte lynwaat bekleeden, en daar in houden soo veel mogelijk is, ja men sal ook de Solderinge sneeu wit maken, op dat se anders niet en konnen sien dan wat sneeu wit is als sy kakelen: of op haar Eyeren sitten te broeden, ende sy en sullen niet dan witte jongen voort-brengen, ende van gelijken sal men ook doen met alle andere Gevogelte. Voorts soo en sal men de jonge gekipte Paaukens in twee dagen geen eten geven, dan den derden dag sal men haar maaken een deeg van Gersten-meel, ende van goeden Wijn, ende daar van laten eten. LV. Om de Phasanten Vet te maken. Men sal se den eersten dag eten voor setten ende des anderen daags sal men se Mede te drinken geven. Haar eten sal wesen Gersten meel met water te samen gekneedt, voorts sal men se te eten geven goede Tarwe, Lijn-zaad dat gesooden is, ende Gersten-meel te samen gemengt: Men mach hier ook wel Olie by doen, Massen daar van maaken, ende haar daar van laten eeten, soo veel als sy willen. Sommige geven se ook tՠeten Fenegriek-zaad, vijf dagen lang. Sy worden gemeynlijk in twee maanden vet. Als sy eenig gebrek hebben, soo worden sy genesen met de selve remedien, daar de Hoenders mede genesen worden. [239] LVI. Om Patrijsen te vangen. Neemt Terwen-bloeme, maakt daar van een Deeg, met goeden Wijn gekneet, en maakt daar van pillekens als kleyn Erweten, ende als sy daar van eenige in ‘t lijf hebben, soo worden sy soo dronken, dat men die met de hand vangen kan. LVII. Hoe dat men de Exters verdrijven kan. Neemt een dooden Exter, ende hangt die aan eenen tak, ofte staak, ende de andere die siende sullen van daar vlieden, meinende datter eenige lagen op haar worden geleyt. Item, soo neemt wortels van swarten Nies-wortel, met Wijn nat gemaakt, ende smijt die voor de Exters met Gerste meel vermengt. Item, al eer men de Exters in eenig veld siet vallen, sal men aldaar gerugte van leelijk geschrey maaken, ende sy sullen daar doot verschrikt wesende, van daar blijven. LVIII. Hoe dat men de Gansen sal mesten. Voor eerst soo set de Gans op een warme plaatse, en neemt twee deel Terwen-bloeme, ende vier deel Semel, mengt het, ende kneed dit onder een, met warm water, ende laatse daar van eten soo veel als sy willen. Men sal se driemaal daags tՠeten geven: ende des nachts eens drinken, soo sal men haar gedroogde Vijgen in kleyne stukskens gesneden, in haren drank leggen, twintig [240] dagen lang, ende sy sullen een groote Lever krijgen, ende wel vet worden. Sommige die nemen Terwe die in goet Bier geweykt is, ofte Gerste, laten haar daar van eten soo veel als sy willen, ende worden soo vet als men die soude begeeren, dan men geeft se allenskens meer en meer, tot dertig dagen toe. LIX. Een manier om Gansen te mesten. Men mach ook de Gansen kroppen, tweemaal des daags, dan men moetse altijt te vooren te drinken geven. De Gansen die men mesten wil, en dienen over de drie Maanden niet oud te wesen, men sal se opsluyten, ende geven se te eten Deeg van Terwenbloeme, ende men moet se altijd even veel tՠeten geven, ende te drinken soo veel als se begeren, ende als men se alsoo tracteert twee maanden lang, soo sullen sy vet genoeg werden: dan men moet se wel suyver setten, want sy zijn geerne op reyne plaatsen, al ist sake dat se een reyne plaatse haast onreyn maken. |
LI. Om de duiven te laten vermenigvuldigen. Neemt een bekkeneel van een oude man, hang dat in մ duivenhok en ze zullen vermenigvuldigen en in rust leven. Dit doet ook de melk van een vrouwe die een dochtertje zuigt als men dat in een flesje in een duivenhok hangt. LII. Om de duiven tot het duivenhok te trekken. Neemt Sorghum veertig pond, komijn zes pond, honing tien pond, Costus, een pond, kook alles tezamen met water kort in, doe daarna bij goede wijn, zoveel als nodig is met vijftien pond oude leem en leg dit alles tezamen op een hoop in ‘t midden van het duivenhok en zo zullen alle vreemde fuiven naar uw duivenhok trekken zo gauw als ze de reuk gewaar worden die uw duiven altijd bij hen zullen hebben en zullen hen alzo op de reuk volgen en als ze in uw duivenhok gekomen zijn zullen ze die niet meer verlaten door de goede smaak en reuk die ze aldaar vinden zullen. LIII. Op dat de katten de duiven niet kwellen. Neem takjes van wijnruit en hang die overal in de gaten en ingangen van het duivenhok en de katten zullen daar niet komen, mits ze dit kruit haten. [238] LIV. Om witte pauwen te genereren. Men zal het pauwenhok overal sneeuwwit maken en met witte kalk bestrijken of met witte lijnwaad bekleden en daarin houden zoveel mogelijk is, ja men zal ook de zolder sneeuwwit maken opdat ze anders niets anders kunnen zien dan wat sneeuwwit is als ze kakelen: of op hun eieren zitten te broeden en ze zullen niets dan witte jongen voortbrengen en dergelijke zal men ook doen met alle andere gevogelte. Voorts zo zal men de jonge gekipte pauwtjes in twee dagen geen eten geven, dan de derde dag zal men hen maken een deeg van gerstemeel en van goede wijn en daarvan laten eten. LV. Om de fazanten vet te maken. Men zal ze de eersten dag eten voor zetten en de volgende dag zal men ze mede te drinken geven. Hun eten zal wezen gerstemeel met water tezamen gekneed, voorts zal men ze te eten geven goede tarwe, lijnzaad dat gekookt is en gestemeel tezamen gemengd: Men mag hier ook wel olie bij en een massa daarvan maken en hen daarvan laten eten zoveel als ze willen. Sommige geven ze ook te eten fenegriek-zaad vijf dagen lang. Ze worden gewoonlijk in twee maanden vet. Als ze enig gebrek hebben zo worden ze genezen met dezelfde remedie daar de hoenders mee genezen worden. [239] LVI. Om patrijzen te vangen. Neem tarwebloem en maak daarvan een deeg met goede wijn gekneed en maat daarvan pilletjes als kleine erwten en als ze daarvan enige in ‘t lijf hebben zo worden ze zo dronken dat men die met de hand vangen kan. LVII. Hoe dat men de eksters verdrijven kan. Neemt een dode ekster en hang die aan een tak of staak en de anderen die dit zien zullen van daar vlieden en menen dat er enige lagen op hen worden gelegd. Item, zo neem wortels van zwarte nieswortel met wijn nat gemaakt en smijt die voor de eksters met gerstemeel vermengt. Item, al eer men de ekster in enig veld ziet vallen zal men aldaar lawaai van lelijk geschrei maken en ze zullen daardoor verschrikt wezen en vandaar blijven. LVIII. Hoe dat men de ganzen zal mesten. Voor eerst zo zet de gans op een warme plaats en neem twee deel tarwebloem en vier delen zemelen, meng het en kneed dit ondereen met warm water ende laat ze daarvan eten zoveel als ze willen. Men zal ze driemaal daags te eten geven: en ‘s nachts eens drinken, zo zal men hen gedroogde vijgen in kleine stukjes gesneden in hun drank leggen twintig [240] dagenlang en ze z sullen een grote lever krijgen en goed vet worden. Sommige die nemen tarwe die in goed bier geweekt en of gerst en laat hen daarvan eten zoveel als ze willen en worden zo vet als men die zou begeren, dan men geeft ze geleidelijk aan meer en meer, tot dertig dagen toe. LIX. Een manier om ganzen te mesten. Men mag ook de ganzen kroppen, tweemaal per dag, dan men moet ze altijd tevoren te drinken geven. De ganzen die men mesten wil dienen niet over de drie maanden oud te wezen, men zal ze opsluiten en ze geven te eten deeg van tarwebloem en men moet ze altijd evenveel te eten geven en te drinken zoveel als ze begeren en als men ze alzo behandelt twee maanden lang zo zullen vet genoeg worden: dan men moet ze goed zuiver zetten want ze zijn graag op reine plaatsen, al is het zaak dat ze een reine plaats gauw onrein maken. |
LX. Van de Byen. De plaatse daar men Byen houden wil, die moet altijt in het Zuyden staan, op datse des Somers ende ook des Winters altijt de soele Locht genieten mogen. Het beste water dat de Byen genieten mogen, is het gene dat over steenachtige gronden loopt ende altijt klaar is, midts sy daar door dies te beteren honig genieten, dan men moet n ‘t water steenen leggen, of eenig hout, dat buyten [241] ‘t water uyt kijkt, op dat se des te gemakkelijker daar by komen mogen; En soo verre als ԥr geen strooment water omtrent en is, so sal men daar uyt eenen klaren put putten, en door eenige Gooten laaten loopen, niet verre van haar woonplaatse, op dat sy door het water dragen niet en koomen sik te worden. Van den Thimus halen sy haar beste voetseI, en daar van maaken sy ook den besten Honing, ende krijgen daar van de meeste jonkskens. Savie, kruidt Thymbra, ende Cytilus, zijn der Byen haar beste voetsel. De huyskens, ofte korven der Byen, de beste die van Denenhout, van Abbelen-hout, of van Stroo gemaakt worden, van eenen ellebooge breedt, ende twee elleboge hoog, die men van buyten met Leem, met kalk, ofte met Koe-stront bestrijken sal, midts sy daar door min te verkorten komen. Dit Dierken woont geerne in stilte, ende en bemint niet de conversatie van menschen: daarom dat men rondomme hare korven, wel behoort een licht, ende door gate schutsel maken, op datse daar door vliegende, van de Vogelen ende van den Dau mogen bevrijd wesen. Sy genieten geerne altijt eenderley Aas, daarom soo verre als men se met de korven vervoert op een ander plaatse, des te liever ende te eer tot uytvliegen geneygt zijn. Als sy van den Tirhimalu komen te eten ofte daar van smaken so sterven sy van Buykloop: daarom dat men dat voorsz. kruyt daar omtrent wasschende tՠeenmaal overal sal uytroeyen, ende soo verre sy daar van besmet zijn, soo sal men Granaat schellen kleyn stooten, ende siften ende die met Honig vermengen, ende haar voor leggen. Ende soo verre als ghy bevindt dat se blindagtig geworden zijn, soo sal men se berooken met Origano. [242] LXI. Hoe dat men aan Byen geraken sal. Als gy merkt dat ԥr een Swerm wil uytvliegen, door ‘t geraas dat men van binnen hoort, ende ook aan de gene die vooren uyt komen, ende voor den Korf swermde blijven, aldaar sy den grooten hoop verwagten, soo sal men met sandt onder de Byen smijten, ende een groot geluydt met een Bekken maken, waar door sy verschrikt wesende, de selve sullen konnen worden geleyt daar men se hebben wil, ende als men siet dat sy ergens aan eenen Boom kleven op een poop, soo sal men een Byenkorf gereedt hebben die van binnen met honing besmeert is, den selven digt daar aan gehouden wesende, sal men dese voorsz. Byswerme met eene vleugel daar instrijken: Ende daar in wesende sullen sy seer geerne daar in blijven, sonder in haaren ouden Korf te keeren, al set men ook desen Korf daar dicht by: want sy zijn seer geerne in een nieuwe wooninge. LXII. Hoe dat men de Byen vervoeren sal. Als men de Byen wil vervoeren, soo sal men die des nachts stillekens met sakken toe binde, men sal se van daar nemen, aleer dattet dag is, want op dese manier sullen sy alder minst verstoort ende bedroeft warden. LXIII. Om te beletten dat de Byen niet weg en vliegen. Om dit te beletten, soo en is ԥr niet beter dan dat men rondom de gaatkens van de Bye-korven, smere met drek van een jonge geworpen Kalf. [243] Ofte als ghy siet dat den gantschen swerm daar noch in is, so tracht den Koning soetkens by sijn Vleugelkens te vangen, ende breekt hem de endekens van sijn Vleugelkens af, soo en sal hy niet verre vliegen, ende daar hy blijft, daar blijft voorts den gantschen hoop. Ofte, soo verre, als gy den Korf van buyten des avonts met tamme ende wilde Olijf bladers te samen gestoten, bewrijft, ofte den Korf van buyten met Meede nat maakt, soo en sullen sy niet weg vliegen. De jonge Bykens sal men in een Bekken voorsetten, Meede, daar in dat Thymus met sijne Bloemkens geleyt is. Andere nemen Rozijnen, met Thymus tՍ samen gestooten tot een massa, die sy haar voor-leggen, daar uyt dat se seer wel gevoedt worden: Ende dat insonderheydt, als sy van wegen de koude, ofte regen, ofte windt, bedwongen zijn in den Korf te blijven. Ende als nu den voor-somer thien dagen begonnen is, soo suld gy de Korven met Koe-drek berooken, waar door dat sy als dan sullen bedwongen wesen uyt te vliegen, op welken tijd, gy hare Korven sult mogen reynigen ende schoon maken: Want den stank van den Koedrek, maakt se traag ende hy bederft en behindert ook de Spinne-koppen daar omtrent hare netten te spannen. LXIV. Om wat tijd dat men de Honing vergaderen sal. Den rechten tijd, om de korven van den Honing te berooven, of dien te slaan, is in den Mey, ende in ‘t beginsel van den Herfst: want soo verre als men den Honing daar uyt neemt al eer de Honingraten volkomen zijn, soo worden sy seer verstoort, ende sy moeten van dorst op-houden, gelijk sy ook sullen doen, soo verre als men de korven door gierigheydt, al te seer van den Honing [244] berooft: Want men moet haar ‘t tiende deel laten behouden, namelijk, in den Voorsomer, ende in de Somer, maar des Winters de twee deelen haar laten, ende nemen daar uyt een derde-deel, dus doende, en sullen sy daar over soo mismoedig niet wesen, en sullen noch voedsel genoeg behouden. Voorts sal men se uytdrijven met den rook van Koemist. LXV. Remedien om van de Byen niet gesteeken te worden, als men de honing daar uyt halen wil. Neemt Fenegriek-meel nat in dՠooven gedroogt giet daar by sap van wilde Malve, en Olie, maket als een dunne Pap, hier meede besmeert alle de naakte plaatsen van ‘t Lichaam. Neemt ook daar van eenen Mont vol en spuyt dat twee ofte driemaals achter een, door de gatjens in den Korf. Item, soo neemt droogen Koedrek, steekt hem aan een Pottjen, en settet dichte by de gaatjens van den Byen-korf, een halve ure lang, op dat de Rook daar in mag trekken, daar naar soo neemt hem van daar, en laat hem daar omtrent voorts uytrooken, soo sult gy met vreeden den Honing mogen uytnemen. [245] |
LX. Van de bijen. De plaats daar men bijen houden wil die moet altijd in het zuiden staan opdat ze in de zomer en ook in de winter altijd de zoele lucht genieten mogen. Het beste water dat de bijen genieten mogen is hetgeen dat over steenachtige gronden loopt en altijd helder is mits ze daardoor des te beteren honig genieten, dan men moet n ‘t water stenen leggen of enig hout dat buiten [241] ‘t water uitkijkt opdat ze des te gemakkelijker daarbij komen mogen; En zo ver als er geen stromend water omtrent is zo zal men daar uit een heldere put putten en door enige goten laten lopen, niet ver van hun woonplaatse opdat ze door het water dragen niet ziek komen te worden. Van de tijm halen ze hun beste voedsel en daarvan maken ze ook de beste honing en krijgen daarvan de meeste jongens. Salie, kruid Thymbra en Cytisus zijn de bijen hun beste voedsel. De huisjes of korven der bijen zijn de beste die van dennenhout, van abeelhout of van stro gemaakt worden van een ellenboog breed en twee ellenbogen hoog die men van buiten met leem, met kalk of met koeienstront bestrijken zal, mits ze daardoor minder te verkorten komen. Dit diertje woont graag in stilte en bemint niet de conversatie van mensen: daarom dat men rondom hun korven wel behoort een licht en door gaten schutsel maken opdat ze daardoor vliegen van de vogels en van de dauw mogen bevrijd wezen. Ze genieten graag altijd een soort aas en daarom zo ver als men ze met de korven vervoert op een andere plaatse, des te liever en te eerder tot uitvliegen geneigd zijn. Als ze van de Euphorbia komen te eten of daarvan proeven zo sterven ze van buikloop: daarom dat men dat voor genoemde kruid dat daaromtrent groeit te ene male overal uitroeien en zo ver ze daarvan besmet zijn zo zal men granaatschillen klein stampen en zeven en die met honing vermengen en hen voor leggen. En zo verre als ge bevindt dat ze blindachtig geworden zijn zo zal men ze beroken met Origanum. [242] LXI. Hoe dat men aan bijen geraken zal. Als ge merkt dat er een zwerm wil uitvliegen door ‘t geraas dat men van binnen hoort en ook aan diegene die voor uitkomen en voor de korf blijven zwermen en aldaar ze op de grote hoop wachten zo zal men met zand onder de bijen smijten en een groot geluid met bekken maken waardoor ze verschrikt worden en dan kan men ze leggen waar men ze hebben wil en als men ziet dat ergens aan een boom kleven op een hoop zo zal men een bijenkorf gereed hebben die van binnen met honing besmeerd is en die daar dicht aan houden zal men die voor genoemde bijenzwerm met een vleugel daar instrijken: E als ze daarin zijn zullen ze zeer graag daarin blijven, zonder in hun oude korf te keren al zette men ook deze korf daar dichtbij: want ze zijn zeer graag in een nieuwe woning. LXII. Hoe dat men de bijen vervoeren zal. Als men de bijen wil vervoeren zo zal men die Գ nachts stilletjes met zakken toebinden men zal ze vandaar nemen aleer dat het dag is want op deze manier zullen ze allerminst verstoord ende bedroefd worden. LXIII. Om te beletten dat de bijen niet wegvliegen. Om dit te beletten zo is er niet beter dan dat men rondom de gaatjes van de bijenkorven smeert met drek van een jong geworpen kalf. [243] Of als ge ziet dat de ganse zwerm daar nog in is zo tracht de koning zachtjes bij zijn vleugeltjes te vangen en breek hem de eindjes van zijn vleugeltjes af en zo zal hij niet ver vliegen en daar hij blijft daar blijft voorts de ganse hoop. Of zo ver als ge de korf van buiten Գ avonds met tamme en wilde olijf bladeren tezamen gestoten wrijft of de korf van buiten me mede nat maakt zo zullen ze niet wegvliegen. De jonge bijen zal men in een bekken voorzetten mede en daarin die Thymus met zijn bloempjes gelegd is. Anderen nemen rozijnen met Thymus tezamen gestoten tot een massa die ze hen voorleggen waaruit ze zeer goed gevoed worden: En dat vooral als ze als ze vanwege de koude of regen of wind gedwongen zijn in de korf te blijven. En als nu de voorzomer tien dagen begonnen is zo zal ge de korven me koeiendrek beroken waardoor dat ze als dan zullen gedwongen wezen uit te vliegen op welke tijd ge hun korven zal mogen reinigen en schoon maken: Want de stank van de koeiendrek maakt ze traag en het bederft en verhindert ook de spinnen daar omtrent hun netten te spannen. LXIV. Om wat tijd dat men de honing verzamelen zal. De rechte tijd om de korven van de honing te beroven of die te slaan is in mei en in het begin van de herfst: want zo ver als men de honing daaruit neemt al eer de honingraten volkomen zijn zo worden ze zeer verstoorde en ze moeten van dorst ophouden, gelijk ze ook zullen doen in zo ver als men de korven door gierigheid al te zeer van de honing [244] berooft: Want men moet hen ‘t tiende deel laten behouden, namelijk in de voorzomer en in de zomer, maar in de winter hen twee delen laten en nemen daaruit een derdedeel, als je aldus doet zullen ze daarover niet zo mismoedig wezen en zullen noch voedsel genoeg behouden. Voorts zal men ze uitdrijven met de rook van koeienmest. LXV. Remedie om van de bijen niet gestoken te worden als men de honing daaruit halen wil. Neem fenegriek-meel nat in de oven gedroogd en giet daarbij sap van wilde malve en olie, maak het als een dunne pap en besmeer hiermee alle de naakte plaatsen van ‘t lichaam. Neem ook daarvan een mond vol en spuit dat twee- of driemaal achtereen door de gaatjes in de korf. Item, zo neem drogen koeiendrek en steek het aan een potje en zet het dicht bij de gaatjes van de bijenkorf, een half uur lang opdat de rook daarin mag trekken, daarna zo neem het vandaar en laat het daar omtrent voorts uitroken, zo zal ge met vrede de honing mogen uitnemen. [245] |
Het Verbetert en vermeerdert Natuurlyk Toover-boek, of Speel-toneel der Konsten. Het Tiende Boek. Behelsende verscheyde Konsten, aangande de Gewassen. I. Om alderley vruchten van Was te maaken. Neemt uw vrugt, by voorbeeld een Aprikoos, snijdt hem midden door, legt hem met sijn open gesneden plat, op de grondt neer, maakt dan hier rondom een walletjen van potaarde, neemt dan fijn gewreven Gypsum, dat is pleyster, mengt die met water, giet dat booven op de Apricoos, laat het droogen, soo hebt gy de vorm van de eene [246] helft. Doet ook soo met de andere helft, dese vormen hebbende, giet die vol gesmolten was, en legt dan beyde stuken op malkanderen, op dat het als een Aprikoos mag gelijken, dat gedaan zijnde, moet ghy se met verwe beschilderen, gelijk de vrugten zijn. II. Om een roode Roos terstond wit te make.n Wanneer een roode purpere Roos versch is, en gy hem begeert wit te maaken, soo rookt een weynig swavel, hout dan uw roos daar over, soo sal hy aanstonds wit warden. III. Om allerley Vruchten die in de Somer groeyen des Winters te vertonen. Die allerlei soorten van Vruchten willen goed houden tot in de Winter toe, om dan sijn Gasten te tracteren, moeten alleenig maken, dat se de gesting daar van af konnen weeren, ‘t welk gedaan zijnde, sullen de Vrugten lange konnen goed blijven. Om dit dan in ‘t werk te stellen, moet men de Vrugten droog in Flessen doen, uyt welke men de logt met een logt pomp heeft uytgetrokken. Dese Flessen dan wel toegestopt zijnde, kan men se op een koele plaats setten, of in een Regenbak hangen om te gelegener tijd te konnen uythalen. IV. Om van Sestien Mingelen Edik al sijn leven in sijn huyshouding genoeg te hebben. Dese kunst is seer profijtelijk, en kan de Asijnmakers geen weinig schaade aanbrengen, men [247] neemt een vatjen van sestien mingelen edik, die heel sterk suur is. Dese legt men op solder des Somers, en des winters in de kelder, of op een ander plaats daar het warm is. Dan soo tapt men twee mingelen edik van het vat in een fles, die men weg set, en men vult het vat weder met twee mingelen heet water vol, soo sal die weder in bequame edik verandert werden, tegen dat gy de twe mingelen edik verbruykt hebt, tapt dan weder uw fles vol edik, en giet ԥr weder heet water in, en contineerd dit altijt, soo hebt gy tot hondert jaren toe edik genoeg. V. Om een versche geplante kruyd altijd te bevogtigen sonder dat men daar by is. ‘t Gebeurt dikwils dat ik in mijn Thuyn iets pleeg te verplanten, als nu de Sonne heet scheen, verdorde het verplante menigmaal, My wierde te rade gegeven, dat ik een pottie soude nemen met schoon water gevult, hier dede ik een wolle lapjen in, dat eerst met water nat gemaakt was half uyt hangen, namelijk dat het eene eynd in ‘t water was en het ander buyten, dit sette ik by het gene ik verplant hadde, en wierde aldus gedurig bevogtigt, want na verloop van eenige uuren was het pottie geledigt. |
Het Verbetert en vermeerdert Natuurlijk Toverboek of Speeltoneel der Kunsten. Het Tiende Boek. Omvat verschillende Kunsten aangaande de Gewassen. I. Om allerlei vruchten van was te maken. Neemt uw vrucht, bijvoorbeeld een abrikoos, snijdt het midden door, leg hem met zijn opengesneden plat op de grond neer, maak dan hier rondom een walletje van potaarde, neem dan fijngewreven gips, dat is pleister, meng die met water en giet dat boven op de abrikoos, laat het drogen en zo hebt ge de vorm van de ene [246] helft. Doe ook zo met de andere helft, als je deze vormen hebt giet die vol gesmolten was en leg dan beide stukken op elkaar opdat het als een abrikoos mag gelijken, als dat gedaan is moet ge ze met verf beschilderen gelijk de vruchten zijn. II. Om een rode roos terstond wit te maken. Wanneer een rode purperen roos vers is en ge het begeert wit te maken zo rook een weinig zwavel, houdt dan uw roos daarover zo zal het aanstonds wit worden. III. Om allerlei vruchten die in de zomer groeien in de winter te vertonen. Die allerlei soorten van vruchten wil goed houden tot in de winter toe om dan zijn gasten te trakteren moet alleen maken dat ze de gisting daarvan af kunnen weren en als dat gedaan is zullen de vruchten lang goed kunnen blijven. Om dit dan in ‘t werk te stellen moet men de vruchten droog in flessen doen waaruit men de lucht met een luchtpomp heeft uitgetrokken. Deze flessen dan goed dicht gemaakt kan men ze op een koele plaats zetten of in een regenbak hangen om te gelegener tijd te kunnen uithalen. IV. Om van zestien mengel azijn al zijn leven in zijn huishouding genoeg te hebben. Deze kunst is zeer profijtelijk en kan de azijnmakers geen weinig schade aanbrengen, men [247] neemt een vaatje van zestien mengel azijn die heel sterk zuur is. Die legt men op zolder des zomers en des winters in de kelder of op een ander plaats daar het warm is. Dan zo tapt men twee melk azijn van het vat in een fles die men weg zet en men vult het vat weer met twee mengel heet water vol, zo zal die weder in bekwame azijn veranderd worden tegen dat ge de twee mengel azijn verbruikt hebt, tapt dan weer uw fles vol azijn en giet er weer heet water in vervolg dit altijd, zo hebt ge tot honderd jaren toe azijn genoeg. V. Om een net geplante kruid altijd te bevochtigen zonder dat men daarbij is. ‘t Gebeurt vaal dat ik in mijn tuin iets pleeg te verplanten als nu de zon heet schijnt verdorde het verplante menigmaal, Me werd te rade gegeven dat ik een potje zou nemen met schoon water gevuld, hierin deed ik een wollen lapje dat eerst met water nat gemaakt was dat er half uithing, namelijk dat het ene eind in ‘t water was en het andere buiten, dit zette ik bij hetgeen ik verplant had en het werd aldus gedurig bevochtigt, want na verloop van enige uren was het potje geleegd. |
VI. Om eenige geboomten door het distelleren te vertonen. Wanneer men honderd pond Harts-hoorn Elpen-been, gemeene beenen of diergelijke disteleert door een kolf, soo sal de recipient of ontfanger rondom met geboomt begroeyen even als Wilgen [248] die in den winter sonder bladen zijn, so aardig dat het geen Schilder kan na doen, ik heb het menigmalen met verwonderinge gesien. VII. Eenige Regulen die men in het planten en sayen omtrent de Aarde waar te nemen heeft. Alle Aarde daar men iets in plant of saayt moet niet te veel noch te weynig vlug Souts by sich hebben. Want indien ԥr te weinig is, kan de geestagtige stoffe der planten of zaden niet genoegsaam werksaam werden, waar door de planten seer schraal en tenger voor den dag komen: Maar indien ԥr veel sout is, soo belet het eene werk ende deeltjes het ander, soo datse niet behoorlijk in de pijpjes van de plant of saad kunnen gestooten werden, waar door de selve mede mager en schraal blijven, ‘t welk men op de Heyden siet. Ten tweeden moet alle Aarde los en luchtig zijn, want anders gaan de planten en boomen uyt. De reden hier van is, dat als de planten van onderen haar sap en voedsel krijgende, en ‘t selve na boven toe loopende, moet de logt persen: om het sap dat van onderen uyt de aarde moet in de wortel lopen, voort te persen: soo nu de aarde lugtig is, gaat dit wel, maar indien die rondom de planten vast is, en de logt van de plant tot de wortel niet kan geperst werden, moet de plant noodsakelijk sterven of traag voort komen, waar uyt dan blijkt dat de planten de logt soo wel van nooden hebben als de Dieren. Ten derden, alle gewasschen die in haar blaaden en vrugten weynig sap hebben, moet men niet in een vogtige plaatse planten, want de veelheyt van het water (welkers deeltjes meest te grof zijn) konnen door des selfs enge pijpjes niet geperst warden, [249] gelijk als alle Speceryen, Kaneel, Nagelen, Cypers, Mirten, Olijf, Orangien, Lauwrier, Rosmarein, Thijm, en diergelijke meer. Ten vierden, moet men vochtighe gewassen in geen drooge aarde setten, als Aardbesien, Suringe, Pietterselie, Salada, Komkommers, Pompoenen, en soo voorts, want dan is ԥr geen vogt genoeg om deese pijpjes gedurig te vullen. Ten vijfden, planten die in ‘t water groeyen, kan men niet wel in een losse grond planten, maar moeten in een kleyachtige en waterige aarde wesen: wandt indien sy in het water een lugtige grond hadden gelijk als Riet, soud het licht om verre vallen. Ten sesden, merk ik aan dat alle Aarden moeten zijn bereyd na dat de pijpjes of vesels der planten groot of kleyn zijn, want als sy groot en grof zijn kan daar veel water in, indien sy fijn zijn, gaat ԥr weynig water in. Ten sevenden, alle planten die specry-achtig zijn, zijn best geplant in een sandige wel gemeste Aarde, dat is, daar matig vlug sout in is, ‘t welk in de mest altijd gevonden werd. Ten achsten, alle drooge planten die soo speceryachtig niet en zijn, hebben liever een drooge sandige Aarde, daar verrot hout ofte een weynig rund onder. Ten neegenden, dat alle sappige planten beter de schaduwe konnen verdragen als de drooge en speceryagtige, om dat het voedsel dat in de grove pijpen gaat, sulken grooten persing nog beweging niet van doen heeft, als wel de fijne pijpen, in welke kleynder deeltjes, die vlug zijn, door de suptijle materie en de locht moeten bewogen en ingedrongen werden. Ten tienden, willen geen vogtige kruyden grote [250] warmte hebben, soo daar geen groote vogtigheydt by komt, want men siet dat sulke kruyden in de Sonne staande, dikmaals haar bladen als verlebt laten hangen, en des avonds weder opluyken, Wederom, drooge en speceryachtige kruyden en kunnen uyt de Sonne niet wel groeyen. Ten elfden, alle vogtige en sappige kruyden verlijsen des Winters haare bladen, en sommige mede haar wortelen, maar die weynig water en weynig Olie hebben en vlug Sout, siet men sommige des Winters over blijven, als Laurier Abrotonum, Ruta, Agrifolium, Buxus en diergelijke. Ten twaalfden, alle speceryachtige gewassen verdragen de koude niet wel, ten zy de selvige overvloed van hars hebben. |
VI. Om enige geboomte door het distelleren te vertonen. Wanneer men honderd pond hertshoorn, ivoor of gewone benen of diergelijke distilleert door een kolf zo al de recipient of ontvanger rondom met geboomte begroeien evenals wilgen [248] die in de winter zonder bladeren zijn en zo aardig dat het geen schilder kan na doen, ik heb het menigmaal met verwondering gezien. VII. Enige regels die men in het planten en zaaien omtrent de aarde waar te nemen heeft. Alle aarde daar men iets in plant of zaait moet niet te veel noch te weinig vlug zout bij zich hebben. Want indien er te weinig is kan de geestachtige stof der planten of zaden niet voldoende werkzaam worden waardoor de planten zeer schraal en tenger voor de dag komen: Maar indien er veel zout is zo belet het een werk en deeltjes het andere zodat ze niet behoorlijk in de pijpjes van de plant of zaad kunnen gestoten worden waardoor die mede mager en schraal blijven wat men op de heide ziet. Ten tweeden moet alle aarde los en luchtig zijn, want anders gaan de planten en bomen dood. De reden hiervan is dat als de planten van onderen hun sap en voedsel krijgen en dat naar boven toe loopt moet het de lucht pers: om het sap dat van onderen uit de aarde in de wortel moet lopen voort te persen: zo nu de aarde luchtig is gaat dit wel, maar indien die rondom de planten vast is en de lucht van de plant tot de wortel niet geperst kan worden moet de plant noodzakelijk sterven of traag voortkomen waaruit dan blijkt dat de planten de lucht wel zo nodig hebben als de dieren. Ten derden, alle gewassen die in hun bladeren en vruchten weinig sap hebben moet men niet in een vochtige plaats planten want de hoeveelheid van het water (wiens deeltjes meest te grof zijn) kunnen door diens enge pijpjes niet geperst worden, [249] gelijk als alle specerijen, kaneel, kruidnagels, cipres, mirten, olijf, oranjeappels, laurier, rozemarijn, tijm en diergelijke meer. Ten vierden, moet men vochtige gewassen in geen droge aarde zetten als aardbeien, zuring, peterselie, sla, komkommers, pompoenen en zo voorts want dan is er geen vocht genoeg om deze pijpjes gedurig te vullen. Ten vijfden, planten die in ‘t water groeien, kan men niet goed in een losse grond planten, maar moeten in een kleiachtige en waterige aarde wezen: want indien ze in het water een luchtige grond hadden gelijk als riet, zouden ze licht omvervallen. Ten zesden, merk ik aan dat alle aarde moeten zijn bereid naar dat de pijpjes of vezels der planten groot of klein zijn, want als ze groot en grof zijn kan daar veel water in, indien ze fijn zijn gaat ԥr weinig water in. Ten zevenden, alle planten die specerijachtig zijn dan zijn best geplant in een zandige goed gemeste aarde, dat is, daar matig vlug zout in is wat in de mest altijd gevonden wordt. Ten achtste, alle droge planten die niet zo specerijachtig zij, hebben liever een droge zandige aarde daar verrot hout of een weinig mest onder. Ten negende, dat alle sappige planten beter de schaduw kunnen verdragen dan de droge en specerijachtige omdat het voedsel dat in de grove pijpen gaat zo’n grote persing nog beweging niet nodig heeft als wel de fijne pijpen waarin kleine deeltjes die vlug zijn door de subtiele materie en de lucht moeten bewogen en ingedrongen worden. Ten tienden, willen geen vochtige kruiden grote [250] warmte hebben zodat daar geen grote vochtigheid bij komt, want men ziet dat zulke kruiden die in de zon staan vaak hun bladeren als verlet laten hangen en Գ avonds weder opluiken, Wederom, droge en specerijachtige kruiden kunnen uit de zon niet goed groeien. Ten elfden, alle vochtige en sappige kruiden verliezen in de winters hun bladen en sommige mede hun wortelen, maar die weinig water en weinig olie hebben en vlug zout ziet men sommige des winters over blijven als laurier, Artemisia abrotanum, Ruta, Ilex aquifolium, Buxus en diergelijke. Ten twaalfden, alle specerijachtige gewassen verdragen de koude niet goed, tenzij die overvloed van hars hebben. |
VIII. Om een gesonde blanke Tabak te maken. Men moet vooral weten dat de Tabak die men dagelijks gebruykt om te roken, een seer gevaarlijke en schadelijke saak is, en oorsaak van verscheyden Siekten. Maar anders is de Tabak een sonderling goed kruyt in sig selven, sijnde van de Ouden een Koninklijk kruyd genoemt, volgens het gemeen gebruyk uyt een aarde Pijp gerookt, met de mond de Rook insuygende, ‘t is seg ik, een schadelijk vergif: want een yder kan ligt afmeten dat de balsem Olie daar daar binnen is, volkomelijk door het vuur van de Pijp verdwijnt, en dat het juyst de ondeugende vogten niet en trekt, en de sinnen met de naukeurige Geesten ontroeren. Want die de selvige gebruykt werd dikwils als gek en ongevoelig, voornamelijk die het niet gewoon sijn, gelijk dՠervaring daar van getuygenis draagt, ik agte dan voor seker, dat dese nieuwe uytvinding, [251] niet alleen veel beter is, als de gemeene wijse, maar ook seer gesond te sijn, siet dan hier toe hoe ik mijn witte Tobak toebereyde. Neemt dan een aarde Pot van soo een gedaante als het uw belieft, laat hem binnen en buyten wel verglaast sijn: de Pot moet van binnen ook twee of drie gaten hebben, in welke gy kleyne Pijpjes sult steken, de lengte van een vierendeel els, giet daar dan omtrent een halve Pot Wijns in, doet daar by. Rijpe en drooge Tabak-bladen een halve hant vol. Betoni Oogentroost, van elks half soo veel. Kaneel een half Loot. Men stoot de Kruyden kleyn; en daar na de Kaneel, doet het alles in een Pot, set het op een Konfoor met Vuur, alwaar gy het toegedekt sult laten koken, soo komt ԥr een treffelijke en wel riekende damp door de Pijpjes: in plaats van die gemeene stinkende en boosaardige Tabaks rook, die sult gy door de mond in halen, welke gy in de mond eenige tijdt sult laten, en dan weder uyt doen vliegen. Dit suyvert en reynigt de Hersenen, het verdroogt de sinkingen, ‘t versterkt het Hooft, geneest de Tand-pijn, en alle loopende ogen, oren en mond, het heeft noch ontelbare krachten. IX. Om groote Aspergies te doen wassen. De Aspergies wil men gemenelijk vry groot hebben, ‘t welk in de Tuynen niet wel gelukken wil, maar men moet se aan de kanten van de slooten en Rivieren, alwaar riet wast, saayen, aldaar sullen sy seer groot wassen. [252] X. Om een Damast Roos schoon rood te maken. Den geleerden Athanasius Kircherus Jesuit tot Roomen, schrijft dat ԥr in China rosen sijn, welke haar Koleur des daags tweemaals veranderen. De reden geeft hy met een experiment daar by te doen: want neemt, segt hy, een damast roos, en berookt die met Salarmoniac, sult gy met verwondering sien, dat de roos schoon rood sal werden, maar eyndelijk geel en wit. |
VIII. Om een gezonde blanke tabak te maken. Men moet vooral weten dat de tabak die men dagelijks gebruikt om te roken een zeer gevaarlijke en schadelijke zaak is en oorzaak van verschillende ziekten. Maar anders is de tabak een bijzonder goed kruid op zichzelf en is van de ouden een Koninklijk kruid genoemd volgens het algemeen gebruik uit een aarden pijp gerookt, met de mond de rook inzuigen, մ is zeg ik, een schadelijk vergif: want iedereen kan licht afmeten dat de balsem olie die daarbinnen is volkomen door het vuur van de pijp verdwijnt en dat het juist de ondeugdelijke vochten niet trekt en de zinnen met de nauwkeurige geesten ontroeren. Want die het gebruikt wordt vaak gek en ongevoelig, voornamelijk die het niet gewoon zijn, gelijk de ervaring daarvan getuigenis draagt en ik acht het dan voor zeker dat deze nieuwe uitvinding, [251] niet alleen veel beter is dan de gewone wijze maar ook zeer gezond te zijn, ziet dan hiertoe hoe ik mijn witte tabak bereidt. Neem dan een aarden pot van zo’n gedaante als het u belieft, laat hem binnen en buiten goed verglaasd zijn: depot moet van binnen ook twee of drie gaten hebben waarin ge kleine pijpjes zal steken, de lengte van een vierendeel els, giet daar dan omtrent een halve pot wijn in en doe daarbij; Rijpe en droge tabak-bladen een halve hand vol. Betonie Ogentroost, van elk half zo veel. Kaneel een half lood. Men stampt de kruiden klein en daarna de kaneel, doe alles in een pot en zet het op een komfoor met vuur, alwaar ge het toegedekt al laten koken en zo komt er een voortreffelijke en wel riekende damp door de pijpjes: in plaats van de gewone stinkende en boosaardige tabaksrook, die zal ge door de mond inhalen en die ge in de mond enige tijd zal laten en dan weer uit laten vliegen. Dit zuivert en reinigt de hersens, het verdroogt de zinkingen, ‘t versterkt het hoofd, geneest de tandpijn en alle lopende ogen, oren en mond, het heeft noch ontelbare krachten. IX. Om grote asperges te laten groeien. De asperges wil men gewoonlijk vrij groot hebben wat in de tuinen niet goed gelukken wil, maar men moet ze aan de kanten van de sloten en rivieren, alwaar riet wast, zaaien en aldaar zullen ze zeer groot groeien. [252] X. Om een damast roos mooi rood te maken. De geleerde Athanasius Kircherus, Jezuet te Rome schrijft dat er in China rozen zijn die hun kleur per dag tweemaal veranderen. De reden geeft hij met een experiment daarbij te doen: want neemt, zegt hij, een damast roos en berook die met zout ammoniak ge zal met verwondering zien dat de roos mooi rood zal worden, maar eindelijk geel en wit. |
XI. Om gemeen vlas als zijde te maken. Om een gemeen Vlas te maken als of het zijde was, soo neemt kalk en weed-asse, maakt daar een sterke loog uyt, kookt daar uw vlas in, soo sal se werden als sijde, heel blinkend. XII. De Wijse om Pluymen te bereyden om se te konnen spinnen. Neemt de bovengeschreve loog van kalk en weed-asse, kookt daar het pluymagtige gedeelte der veeren in, soo sal men het als wolle konnen spinnen. XIII. Om de Vrugten het geheel jaar door goed te houden. Doet de vrugten in een Vat van Tin, soldeert se vast toe, op dat ԥr nog Logt nog Water door kan dringen: en laat se gedurig in een Regenbak hangen. Hier toe kan men best groote Thee flessen gebruyken. [253] XIV. Om de Roosen altijd groen te bewaren. Neemt de Roosen, als sy half open zijn, steek se in een groene gekloven Riet, bindet wederom soetjes toe, ende sy sullen altijt daar in groen blijven: Ofte neemt een eyken Vatjen, doet dit vol van al sulke bloemen als ‘t u belieft, ende bedek se voorts met Knoppen van Roosen, die noch niet open en zijn, stopt dat Vatjen wel dichte toe, bekleedet met pik datter geen water in en mag, legget daar na ergens in de grondt van Bornpot, of in een Regen-bak, of in een Gracht, op dat se niet en komen te verrotten, ende daar in sullen sy lange groen blijven, om dat se gestopt leggen. Merkt dit kan hier in onse Land niet wel geschieden omdat wy sulk dik riet niet en hebben, hierom is ‘t best een ander manier te gebruyken: gelijk de volgende zijn. XV. Om de Roosen een gantsche jaar lang groen te behouden. Neemt Zout ende wijn soo veel als ‘t noodig is, doet dat al in een pot, ende volt hem daar naar met Roosen, die nog niet geheel open en zijn, stopt den pot dicht toe, ende stelt hem ergens op een Kamer. Als gy nu eenige wilt uyt nemen, so leg se, boven op een oven, so sullen sy ontsluyten, ende sy sullen soo groen ende soo welriekend wesen, of sy maar eerst geplukt waren. Dit noch op een lichter manier. Als de Roosen half open zijn, snijd die savons van den Roosen boom met een mes, laat die dan een geheelen nacht in de lucht leggen, smorgens doet die in een [254] verloden Pot, stopt die wel toe en overdekt die met droog sand. Dit is seer licht en onkostelijk om te doen by de voorgaande manieren van doen. XVI. Om allerley Appelen te bewaaren. Als gy de Appelen lange bewaaren wilt, soo kiest de geene die wel hard ende gave zijn, sonder eenige blutsen, bewintse eerst met Hennip ende daar naar soo bekleedse met was, ende legtse alsoo in den Honing, datse wel daar in bedekt mag liggen, ende aldus doende sullen sy altijdt even groen ende versch blijven. Of De Appelen sullen lang duuren, als men die met der hand af plukken ende als sy recht rijpe zijn, bewintse in wat er-mosch dat drooge is, legt se alsoo in eenen aarden Pot, dicht toe gestopt, op een koude drooge plaatse. Sommege die bekleeden de Appelen met pot-aarde, latende drogen, ende leggense alsoo aan dՠeene zijde. De Appelen konnen ook lange bewaart worden, als men die legt op Noote-bladers. Item, soo worden sy ook aldus bewaart. Neemt eenen onverlooyden Pot, die onder voort-gaat, ende verlooyt is, legt daar in de Appelen die gy met de handen hebt af geplukt, ende stopt den pot digt boven toe, hangt desen Pot alsoo den gantschen Winter aan eenen boom, ende de Appelen sullen daar in soo goed blijven, als sy daar in geleyt zijn. Item, soo werden ook de Appelen op dese navolgende manier bewaart, gelijk ik selve sulks hebben beproeft: Bind elken Appel in een Vijgen-blad, daar na soo bekleed hem met pot aarde, ende laatse also [255] liggen droogen. De Appelen worden ook wel bewaart in moer van wijn, ja ook wel in goeden Wijn. Maar als men de Appelen in een Pot sluyt, wel dicht toe gestopt, ende alsoo in een Wijn-vat legt, dat den Pot drijvende blijve, soo sullen sy ook daar in goed blijven. De Appelen worden ook in alderley zaad sekerlijck bewaart, Of Neemt afgesneden Appelen die wel gaaf zijn, legt se op een koelen Solder, die de Vensters in ‘t Noorden staan, die men met schoon weder sal open setten. Sy worden ook wel bewaart op alle koude drooge plaatsen, op Kalf leggende. |
XI. Om gewoon vlas als zijde te maken. Om een gewoon vlas te maken alsof het zijde was zo neem kalk en wede as, maak daarvan een sterke loog en kook daar uw vlas in en zo zal het worden als zijde, heel blinkend. XII. De wijze om pluimen te kunnen bereiden om ze te kunnen spinnen. Neemt de boven geschreven loog van kalk en weedas, kookt daar het pluimachtige gedeelte der veren in, zo zal men het als wol kunnen spinnen. XIII. Om de vruchten het geheel jaar door goed te houden. Doe de vruchten in een vat van tin, soldeert ze vast dicht opdat er nog lucht nog water door kan dringen: en laat ze gedurig in een regenbak hangen. Hiertoe kan men het beste grote thee flessen gebruiken. [253] XIV. Om de rozen altijd groen te bewaren. Neem de rozen als ze half open zijn, steek ze in een groene gekloven riet, bindt het wederom zachtjes toe en e zullen altijd daarin groen blijven: Of neemt een eiken vaatje, doe dit vol van al zulke bloemen als ‘t u belieft en bedek ze voorts met knoppen van rozen die nog niet open zijn, stopt dat vaatje goed dicht en bekleedt het met pek zodat er geen water in mag, leg het daarna ergens in de grond van waterput of in een regenbak of in een gracht opdat ze niet komen te verrotten en daarin zullen ze lang groen blijven omdat ze gestopt liggen. Merk dit kan hier in ons land niet goed geschieden omdat we zulk dik riet niet hebben, hierom is ‘t beste een andere manier te gebruiken: gelijk de volgende zijn. XV. Om de rozen een ganse jaar lang groen te behouden. Neem zout en wijn zoveel als ‘t nodig is, doe dat alles in een pot en vul het daarna met rozen die nog niet geheel open zijn, stop de pot dicht toe en stelt het ergens op een kamer. Als ge nu enige wit uitnemen zo leg ze boven op een oven zo zullen ze openen en ze zullen zo groen en zo welriekend wezen of ze maar net geplukt waren. Dit nog op een lichter manier. Als de rozen halfopen zijn snijdt die Ԡs avonds van de rozen boom met een mes, laat die dan een gehele nacht in de lucht leggen, ‘s morgens doe die in een [254] verloden pot, stop die goed toe en overdek die met droog zand. Dit is zeer licht en goedkoop om te doen bij de voorgaande manieren van doen. XVI. Om allerlei appels te bewaren. Als ge de appels lange bewaren wil zo kies diegene die goed hard en gaaf zijn zonder enige blutsen, omwindt ze eerst met hennep en bekleed ze daarna met was en leg ze alzo in de honing zodat ze goed daarin bedekt mogen liggen en als je aldus doet zullen ze altijd even groen en vers blijven. Of ; De appels zullen lang goed blijven als men die met de hand afplukt en als ze recht rijpe zijn, omwindt ze in water-mos dat droog is, leg ze alzo in een aarden pot, dicht toegestopt op een koude droge plaats. Sommige die bekleden de appels met potaarde en laten ze drogen en leggen ze alzo aan de ene zijde. De appels kunnen ook lang bewaard worden als men die legt op notenbladeren. Item, zo worden ze ook aldus bewaart. Neem een nier verloodde pot die onder voortgaat en verlood is, leg daarin de appels die ge met de handen hebt afgeplukt en stop den pot dicht boven toe, hang deze pot alzo de ganse winter aan een boom en de appelen zullen daarin zo goed blijven zoals ze daarin gelegd zijn. Item, zo worden ook de appels op deze navolgende manier bewaard gelijk ik zelf zulks hebben beproefd: Bindt elke appel in een vijgenblad, daarna zo bekleedt het met potaarde en laat ze alzo [255] liggen drogen. De appels worden ook wel bewaart in moer van wijn, ja ook wel in goede wijn. Maar als men de appels in een pot sluit, goed dicht toegestopt, en alzo in een wijnvat legt zodat de pot drijven blijft zo zullen ze ook daarin goed blijven. De appels worden ook in allerlei zaad goed bewaard, Of; Neem afgesneden appels die goed gaaf zijn, leg ze op een koele zolder waarvan de vensters in ‘t Noorden staan die men met mooi weer zal openzetten. Ze worden ook wel bewaard op alle koude droge plaatsen als ze op kaf liggen. |
XI. Poeder om te versilveren. Smelt een stuk Silver of twee in sterk water, gesmolten zijnde, doet daar poeder van sout en Wijnsteen by, tot het sterk water tot een poder kan gebragt werden: wrijft dan met dit gedrongde poeder yser, kooper of eenige andere metaal, soo sal het versilverd warden. XII. Een manier om de Marmersteenen te koleuren en te schilderen. Dit geheym heeft P, Baldigiana aan de Heer Abt Nazari bekend gemaakt, en is veel makkelijker en ligter om te doen, dan Pater Kircherus in sijn Mundus Subterraneus gedaan heft. 1. De koleuren die hy daar toe neemt sijn Gommen: tot rood neemt hy Sanguis draconis in guttis. 2. Tot geel gebruykt hy Gutta Gamba. 3. En [261] om swart te maaken diend hy sig van de Gommeuse substantie, van welke de Mumien vol zijn. De maniere om de koleuren te bereyden is deese: Hy maakt van de gommen een fijn poeder, dat weekt hy op een Marmer-steen met goede Brandewijn, en als hy de koleuren daar op leydt, laat hy de Marmer dien hy beschilderen wil, eerst warm werden, op dat de koleren des te dieper mogten indringen. Door dit middel kan men op Marmer schilderen het geene men begeert, en de saaken staan daar soo natuurlijk op als of se daar in gegroeyd waren. P. segt sulks beproeft te hebben met goed succes, Kircherus op Marmer van Carara; maar hy durft niet verseekeren of het ook op ander souw gaan dat harder is, want daar is tusschen de Marmersteenen groot onderscheyd. XIII. Een Poeder te maken, dat alle Metalen oogenschijnlijk doet smelten. ‘t Volgende poeder wert na den vinder het Teophrastische Poeder genoemd, en is aldus bestaande: Neemt Salpeter, acht lood. Swavel, vier lood. Wijnsteen, een lood. Alles onder malkanderen gestooten zijnde, sift het door een teems, legt uw Metaal dan in dit poeder, en bedekt het daar te degen meede, steekt het dan met de lonte aan, soo versmelt het terstont. [262] XIV. Om Loot in Koper te veranderen. Neemt dunne looden platen, gecalcineerden Vitriool of Crocis Martis, legt dit by lagen in uw kroes, laat dit te samen smelten, soo veranderd het loot in kooper, waar by men rijk kan werden. XV. Hoe de Swaartvegers maaken dat de degens haast uyt de schede gaan. ‘t Gebeurd menigmaal, dat de degens in de schede soo verroesten, dat men se daar niet uyt trekken kan, dit weten de swaartvegers voor te komen, met de punt alleen met wat ongel te bestrijken, want men siet gemeenlijk dat de punt van een degen eerst sal roesten. |
XI. Poeder om te verzilveren. Smelt een stuk zilver of twee in sterk water en als het gesmolten is doe daar poeder van zout en wijnsteen bij tot het sterk water tot een poeder kan gebracht worden: wrijf dan met dit gedroogde poeder ijzer, koper of enig andere metaal, zo zal het verzilverd worden. XII. Een manier om de marmerstenen te kleuren en te schilderen. Dit geheim heeft P, Baldigiana aan de heer abt Nazari bekend gemaakt en is veel gemakkelijker en lichter om te doen dan pater Kircherus in zijn Mundus Subterraneus gedaan heeft. 1. De kleuren die hij daartoe neemt zijn gommen: tot rood neemt hij drankenbloed in druppels. 2. Tot geel gebruikt hij Gutta Gamba (Garcinia cambogia). 3. En [261] om zwart te maken bedient hij zich van de gomachtige substantie waarvan de mummies vol van zijn. De manier om de kleuren te bereiden is deze: Hij maakt van de gommen een fijn poeder, dat weekt hij op een marmersteen met goede brandewijn en als hij de kleuren daarop ligt laat hij het marmer die hij beschilderen wil eerst warm worden opdat de kleuren des te dieper mochten indringen. Door dit middel kan men op marmer schilderen hetgeen men begeert en de zaken staan daar zo natuurlijk op alsof ze daarin gegroeid waren. P. zelf zulks beproefd te hebben met goed succes, Kircherus op marmer van Carrara; maar hij durft niet verzekeren of het ook op ander zou gaan dat harder is, want daartussen en marmerstenen is groot verschil. XIII. Een poeder te maken dat alle metalen ogenschijnlijk laat smelten. ‘t Volgende poeder wordt naar de vinder het Theophrastische poeder genoemd het bestaat aldus: Neem salpeter, acht lood. Zwavel, vier lood. Wijnsteen, een lood. Als alles onder elkaar gestampt is zeef het door een teems, leg uw metaal dan in dit poeder en bedek het daarmee ter degen, steek het dan met de lont aan en zo versmelt het terstond. [262] XIV. Om lood in koper te veranderen. Neemt dunne loden platen, gecalcineerde vitriool of Crocus Martis (Kobaltcarbonaat), leg dit bij lagen in uw kroes, laat dit tezamen smelten zo verandert het lood in koper waarbij men rijk kan worden. XV. Hoe de zwaardvegers maken dat de degens gauw uit de schede gaan. ‘t Gebeurt menigmaal dat de degens in de schede zo verroesten zodat men ze daaruit niet trekken kan, dit weten de zwaardvegers te voorkomen met de punt alleen met wat ongel te bestrijken, want men ziet gewoonlijk dat de punt van een degen het eerste zal roesten. |
XVI. De Wijse om op roodt Koper te etsen. Wanneer men sijn platen wel geslepen heeft, soo bestrijkt men die met een mengsel als volgt: Men neemt tien loot Griex pek, of Bourgoendies pek, en soo veel Tyrische hars, anders gemeene hars gesmolten zijnde, doet ԥr by agt loot Noot-olie, roerd het op ‘t vuur een half uur lang om, kookt het tot de dikte van een Syroop, en koel geworden zijnde, sig laat spinnen met draden, sijgt het dan door een doek en bewaart het. Neemt dan u wel geslepen plaat, legt die op een konfoor met vuur, warm zijnde, neemt se af en bestrijkt met uw vernis over al seer dun. Dit gedaan zijnde, laat de plaat dan over een kaars of lamp over al swart warden. Dan soo legt gy uw plaat op de twee brandysers [263] en steekt daar rondom vuur, soo sal de plaat hard op droogen. Tekend dan hier op ‘t zy met krijd of roodaarde ‘t gene gy begeert te etsen, ‘t welk gy dan met de naalden gelijk hier de Figuur volgd moet uytsteken. Welke meest alle driekantig zijn, dՠeen grof en dՠander fijn, na verscheyde gebruyken: men doet het ook wel maar met gemeene naalden die men daar toe slijpt. In de navolgende figuren siet gy den breeden geslepen ets-naald, wiens ovael ABCD is, als een snede der penne, en dat deel by C, het eynde waar mede men schrijft. De manier om door strepen meede te maaken, is als EF vertoond, welke al willens grooter afgebeeld zijn, als sy behooren. Voor eerst siet gy dat ABCD een ovaal vertoont soo wanneer gy nu met het eynde van u brede ets-naald in het koper tot de letters BD ‘t welk het breedste van de ovaal is, in dringt, soo hebt gy een streep gemaakt soo breed als de linie BD van een is, en in ‘t midden soo diep als AC lang is, en soo gy uw naald soo diep niet en drijft, soo maakt gy een streek soo breed en diep als de Figuur F aanwijst, met de letters GHI. [264] Soo gy uw naald niet diep en drukt, sal u trek niet diep zijn, maar smalder, maar dieper in stekende, sal se dieper en breder zijn, gelijk als K in ‘t midden gemaakt heeft, het welk afgetekent is met de letters LMN, alwaar ghy siet dat sagt begonnen zijnde by L, en daar na allengskens dieper tot aan M, ende van M de hand verligtende tot aan N, soo suld gy een trek maken als de streek getekent L M N, en so voorts. Uw plaat nu wel uyt gegraveert, giet men daar het sterk-water over, gemaakt aldus: Neemt een half pint sterke Wijn-asijn, twaalf loot sal armoniac: Item, twaalf loot gemeen Sout, en agt loot gesuyvert Spaans-groen, Alles wel gestoten zijnde, doet het by malkander, en giet se in een groote verglaasde pot, toegedekt zijnde, laat se eenige reysen op kooken, somtijds eens om roerende: indien het te sterk is, kund gy het altijd met water temperen. [265] |
XVI. De wijze om rood koper te etsen. Wanneer men zijn platen goed geslepen heeft zo bestrijkt men die met een mengsel als volgt: Men neemt tien lood Grieks pek of Bourgondisch pek en zoveel Tyrische hars, anders gewone hars en als het gesmolten is doe er bij acht lood notenolie en roer het op ‘t vuur een half uur lang om, kook het tot de dikte van een siroop en als het koel geworden is zich laat spinnen met draden, zeef het dan door een doek en bewaar het. Neem dan u goed geslepen plaat, leg die op een komfoor met vuur en als het warm is neem het af en bestrijk met uw vernis overal zeer dun. Als dit gedaan is laat de plaat dan over een kaars of lamp overal zwart worden. Dan zo legt ge uw plaat op de twee brandijzers [263] en steek daar rondom vuur, zo zal de plaat hard opdrogen. Teken dan hierop hetzij met krijt of rode aarde hetgeen dat ge begeert te etsen wat ge dan met de naalden gelijk hier de figuur volgt moet uitsteken. Welke meest alle driekantig zijn, de ene grof en de andere fijn, naar verschillende gebruiken: men doet het ook wel maar met gewone naalden die men daartoe slijpt. In de navolgende figuren ziet ge de brede geslepen etsnaald, die ovaal ABCD is, als een snede der pennen en dat deel bij C het einde waarmee men schrijft. De manier om door strepen mede te maken is als EF vertoond, welke al willens groter afgebeeld zijn zoals ze behoren. Voor eerst ziet ge dat ABCD een ovaal vertoont en zo wanneer ge nu met het einde van uw brede etsnaald in het koper tot de letters BD , wat het breedste van de ovaal is, indringt zo hebt ge een streep gemaakt zo breed als de linie BD van een is en in ‘t midden zo diep als AC lang is en zo ge uw naald zo diep niet drijft zo maakt ge een streek zo breed en diep als de figuur F aanwijst met de letters GHI. [264] Zo ge uw naald niet diep drukt zal uw trek niet diep zijn, maar smalde, maar als je het dieper insteekt zal het dieper en breder zijn gelijk als K in ‘t midden gemaakt heeft, wat afgetekend is met de letters LMN, alwaar ge ziet dat zacht begonnen is bij L en daarna geleidelijk aan dieper tot aan M en van M de hand verlichten tot aan N, zo zal ge een trek maken als de streek getekend L M N, en zo voorts. Uw plaat is nu goed gegraveerd en giet men daarover het sterk water, gemaakt aldus: Neem een half pint sterke wijnazijn, twaalf lood zout ammoniak: Item, twaalf lood gewoon zout en acht lood gezuiverd Spaans groen. Als alles goed gestampt is doe het bij elkaar en giet het in een grote verglaasde pot die toegedekt is, laat het enige keren opkoken, som eens omroeren: indien het te sterk is kan ge het altijd met water mengen. [265] |
XVII. Om valsche Koralen te maken. Op de selfde wijse als boven van de Paarlen gesegd is kan men ook valsche koralen maken. Men neemd dan Cinnaber of vermilioen, daar maakt men een deeg van met wit van een Ey, maakt dan daar ronde pilletjes van soo groot, gelijk de kralen sijn, die men gemeenlijk om den hals draagt, en doorboort se met een verkens-borstel, Of maakt ԥr boompjes van gelijk als de koraal groeyt, als se nu ter degen gedroogt sijn, soo bestrijkt se van buyten met wit van een Ey, en laat se drogen, soo hebd gy een schoone rode koraal, welke wel bereyd sijnde de natuurlijke in schoonheyt niet en hoeft te wijken. XVIII. Om de sterkte des Magneets te wegen. Neemt een Waag-schaal die even gelijk hangd doed in dՠeene schaal den Magneet, en doed in dաnder schaal soo veel gewigts als de Magneet weegd. Dit gedaan zijnde, soo houd de schaal daar het gewigt in is, over eenige yser, soo sal die schaal neer trekken. Doed dan in dՠandere schaal die na om hoog gaat soo veel sands tot hy met de andere gelijk hangt. Dit gedaan zijnde, weegd het sand, soo suld gy tot u voornemen kunnen geraken. XIX. Te maken dat een kleyn Scheepjen op het water vare daar men het gebiedt. Neemt dan een klein Scheepjen een halve voet omtrent lang, snijd daar toe een houte Mannetjen aan ‘t Roer, slaat dan aan het Roer verscheyde [266] ysere spijkertjes, die men just niet en behoeft te sien. Laat het Scheepjen dan varen, hebd dan een stok welke aan het eynde een stuk yser heeft, aan welke de Magneet gestreken is. Gebied dan uw Schipken te varen soo hier als daar na toe, soo suld gy met uw stok daar omtrent komende het Roer doen bewegen, en het Mannetjen sal schijnen dese beweginge te maken: ‘t welk aardig om sien is. XX. Om eenige Naalden in een glas te doen dansen en huppelen. Neemt eenige Naalden van staal, doet se in een Bierglas, neemt dan een goede Magneet-steen, en houd die daar omtrent, soo sullen de naalden bewogen werden en op en neder huppelen. Sulks kan men ook op een tafel doen die dun is, houdende daar de Magneetsteen onder, soo sullen sy om en wederom loopen. XXI. Om eenige Naalden, die boven op een tafel leggen te doen bewegen. Legt op een tafel die Matig dun is, so veel naalden als u belijft, houd dan onder de tafel behendiglijk een goede Magneet of Seylsteen: als gy die verwemelt, soo sullen tot verwonderens toe al de Naalden sig van de eene plaats in de andere bewegen en verplaatsen. [267] |
XVII. Om valse koralen te maken. Op dezelfde wijze als boven van de parels gezegd is kan men ook valse koralen maken. Men neemt dan Cinnaber of vermiljoen, daarvan maakt men een deeg met het witte van een ei, maak dan daarvan ronde pilletjes zo groot gelijk de kralen zijn die men gewoonlijk om de hals draagt en doorboor ze met een varkensborstel. Of maak er boompjes van gelijk als de koraal groeit, als ze nu ter degen gedroogd zijn zo bestrijk ze van buiten met het witte van een ei en laat ze drogen, zo heb je een mooie rode koraal en als die goed bereid is voor de natuurlijke in schoonheid niet hoeft te wijken. XVIII. Om de sterkte der magneet te wegen. Neem een weegschaal die even gelijk hangt, doe in de ene schaal de magneet en doe in de andere schaal zoveel gewicht als de magneet weegt. Als dit gedaan is zo houdt de schaal daar het gewicht in is over enig ijzer, zo zal die schaal neertrekken. Doe dan in de andere schaal die naar omhoog gaat zoveel zand totdat het met het andere gelijk hangt. Als dit gedaan is weeg het zand, zo zal ge tot u voornemen kunnen geraken. XIX. Te maken dat een klein scheepje op het water vaart daar men het gebiedt. Neem dan een klein scheepje van een halve voet omtrent lang, snijdt daartoe een houten mannetje aan ‘t roer, sla dan aan het roer verschillende [266] ijzeren spijkertjes die men juist niet behoeft te zien. Laat het scheepje dan varen, heb dan een stok die aan het eind een stuk ijzer heeft waaraan de magneet gestoken is. Gebied dan uw scheepje te varen zo hier als daarnaartoe, zo zal ge met uw stok daar omtrent komen het roer laten bewegen en het mannetje zal schijnen deze beweging te maken: wat aardig om te zien is. XX. Om enige naalden in een glas te laten dansen en huppelen. Neem enige naalden van staal, doe ze in een bierglas, neem dan een goede magneetsteen en houdt die daar omtrent, zo zullen de naalden bewogen worden en op en neer huppelen. Zulks kan men ook op een tafel doen die dun is en houdt daar de magneetsteen onder, zo zullen ze om en wederom lopen. XXI. Om enige naalden, die boven op een tafel liggen, te laten bewegen. Leg op een tafel die matig dun is zoveel naalden als het u belieft, houdt dan onder de tafel behendig een goede magneet of zeilsteen: als ge die verandert zo zullen tot verwonderen toe alle naalden zich van de ene plaats in de andere bewegen en verplaatsen. [267] |
Het Verbetert en vermeerdert Natuurlyk Toover-boek, of Speel-toneel der Konsten. Het Twaalfde Boek. Behelsende verscheyde Konsten, die door het Vuur en hitte gedaan worden. I. Een manier hoe men het vuur kan handelen sonder sich te branden. De Quaksalvers, om haar Balsemen; Olium en wat diergelijke meer is, te verkopen aan het gemeene Volk, wassen hare handen af in gesmolten loot, om dat se schijnen souden haar handen te branden, en die wederom op staande voet door haar Olien en Balsemen te genesen, en soo het volkjen [268] te doen gelooven, dat se daar door alleen moeten geneesen worden, als sy haar mochten gebrand hebben, even als sy sien dat de Quaksalvers haar geneesen, als sy sig gebrand hebben. Om dit bedrog eens te ontdekken, en met eenen bekend te maaken, dat de Doctoren dat soo wel weten als zy. Soo isմ, dat se eerst haare handen smeeren of wasschen met eenige dingen, waar door het vuur of de hitte geen schade aan haar doen kan; de middelen dan die se gebruyken sijn vischlijm, aluyn en brandewijn, waar meede de handen gesmeert zijnde, niet branden sullen: of sy nemen wel wit van een Ey, met slijm van Heemst-wortel en vlooyen-saad, met kalk en radijs-sap gemengt, hier meede strijken sy haar handen, en sullen niet branden. II. Om yemand een Olykoek of een Brood uyt de hand te blasen. ‘t Is seer vermaakelijk wanneer men in eenig geselschap is, daar men op Olykoeken genoodigt werd, dat men eenige klugten voor den dag kan brengen, waar meede een geheel geselschap vermaakt werd, Om nu ymand een Olykoek uyt de hand te blasen, soo wed men eerst om een kan wijns of twee, of een pot vol Wafels, dat gedaan zijnde, soo laat de persoon daar gy meede gewed hebd, een warme Olykoek tusschen sijn handen nemen, soo heet als hy verdragen kan, laat hem die dan soo vast houden als hy wil, blaast dan op de Olykoek, soo sal die soo heet werden, dat hy die wel haast door de hitte sal laten vallen, of uw gewonnen geven. Sulks geschied ook met brood, wanneer het nog warm is, en men dan het mes daar kruyswijs door [269] steekt, soo geeft ymand het brood te houden op die sijde daar het mes heeft door gegaan, soo blaast dan van boven neder daar het mes is doorgestoken, soo sal hy wel haast het brood uyt sijn handen laten vallen. III. Om Rook, Vuur en Vlam uyt den Mond te blasen. Neemt geele tondel, ofte swamp by de drogiste genoemd, soo groot als een duyven Ey, laat die aan het vuur effen vonk vatten, legt het dan in een graauw Papier, vouwt het toe, en steek het in de sak omtrent een half quartier uurs eer men ‘t in ‘t werk stelt. Als men dan dit vertoonen wil, soo staat men wat verre af van het volk, met laat een schootel met werk of vlas komen, nodigd dan u gasten op deese salaad, steekt dan een hand vol werks in uw mond, haald dan de Tondel met u neusdoek uyt u sak, en houd uw als of gy niesen wildet, terwijle gy nu de neus snuyt, soo steekt het Papiertjen met de tondel in uw mond, ‘t welk gy soo wat behendig doen moet, of anders souw het ligt bemerkt werden, doet dan wederom wat vlas in den mond, om het vuur aan te houden, als dit soo wat geduurt heeft, soo snijdt weder quansuys uw neus, en spuwt dan heymelijk de brok in uw neusdoek onderwijlen moet gy soo wat korts willigheyd voor den dag brengen, om het de bekijkers des te aangenamer te maken, [270] IV. Om Vuur te eeten, en brandend Lood en Olie over sijn Tong te doen, en een gloeyend Yser over sijn tonge te strijken. Het Vuur-eten is al een seer rare konst, en noch aan weynige bekend. Wanneer sy deese konst in ‘t werk stellen, nemen sy een stuk Arabische gom in den mond, met welke sy haar tonge en gantschen mond gedurig meede vet maken: als sy dan vuur of yets diergelijks dat branden is in haar mond doen, soo is het selve geblust, eer het vleesch geraakt werd, konnende geen de minste schade aanbrengen. V. Om yets in sijn hand te doen branden sonder beseeren. Om een raar kunsjen, voornamelijk by den avond te vertoonen, is ‘t als dat men voorloop van Brandewijn neemd, en die in het hol van sijn hand doed, en de selve aan brand steekt, soo sal de selve branden sonder dat uw hand beseert werd. |
Het Verbetert en vermeerdert Natuurlijk Toverboek of Speeltoneel der Kunsten. Het Twaalfde Boek. Omvat verschillende Kunsten die door het Vuur en hitte gedaan worden. I. Een manier hoe men het vuur kan handelen zonder zich te branden. De kwakzalvers om hun balsemen; olies en wat diergelijke meer is te verkopen aan het gewone volk wassen hun handen af in gesmolten lood zodat ze schijnen zouden hun handen te branden en die wederom op staande voet door hun olies en balsemen te genezen en zo het volkje [268] te laten geloven dat ze daar oor alleen genezen moeten worden als ze zich mochten gebrand hebben even als ze zien dat de kwakzalvers zich genezen als ze zich gebrand hebben. Om dit bedrog eens te ontdekken en meteen bekend te maken dat de doctoren dat wel zo goed weten als zij. Zo is ‘t dat ze eerste hun handen smeren of wassen met enige dingen waardoor het vuur of de hitte geen schade aan hen kan doen; de middelen dan die ze gebruiken zijn vislijm, aluin en brandewijn waarmee als de handen gesmeerd zijn niet branden zullen: of ze nemen wel het witte van een ei met slijm van heemst-wortel en vlooienzaad (Plantago psyllium) , met kalk en radijs-sap gemengd, hiermee bestrijken ze hun handen en ze zullen niet branden. II. Om bemand een oliekoek of een brood uit de hand te blazen. ‘t Is zeer vermakelijk wanneer men in enig gezelschap is daar men op oliekoeken genodigd wordt dat men enige kluchten voor de dag kan brengen waarmee een geheel gezelschap vermaakt wordt. Om nu iemand een oliekoek uit de hand te blazen zo wedt men eerst om een kan wijn of twee of een pot vol wafels, als dat gedaan is zo laat de persoon daar ge mee gewed hebt een warme oliekoek tussen zijn handen nemen zo heet als hij verdragen kan, laat hem die dan zo vast houden als hij wil, blaas dan op de oliekoek, zo zal die zo heet worden dat hij die wel gauw door de hitte zal laten vallen of u gewonnen geven. Zulks geschiedt ook met brood wanneer het nog warm is en men dan het mes daar kruisvormig door [269] steekt, zo geef iemand het brood te houden op die zijde daar het mes is door gegaan, zo blaas dan van boven neer daar het mes is doorgestoken, zo zal hij wel gauw het brood uit zijn handen laten vallen. III. Om rook, vuur en vlammen uit de mond te blazen. Neem gele tondel of swamp bij de drogist genoemd zo groot als een duivenei, laat die aan het vuur effen vonk vatten, leg het dan in een grauw papier en vouwt het dicht en steek het in de zak omtrent een half kwartier eer men ‘t in ‘t werk stelt. Als men dan dit vertonen wil zo staat men wat ver af van het volk, men laat een schotel met pluksel of vlas komen, nodig dan u gasten op deze salade, steek dan een hand vol pluksel in uw mond, haal dan de tondel met uw neusdoek uit uw zak en gedraag u alsof u niezen wil, terwijl ge nu de neus snuit zo steek het papiertje met de tondel in uw mond, wat ge zo wat behendig doen moet of anders zou het licht bemerkt worden, doe dan wederom wat vlas in de mond om het vuur aan te houden, als dit zo wat geduurd heeft zo snijdt weer kwansuis uw neus en spuw dan heimelijk de brok in uw neusdoek ondertussen moet ge zo wat kort willigheid voor de dag brengen om het de bekijkers des te aangenamer te maken, [270] IV. Om vuur te eten en brandend lood en olie over zijn tong te doen en een gloeiend ijzer over zijn tong te strijken. Het vuur-eten is al een zeer rare kunst en noch aan weinig bekend. Wanneer ze deze kunst in ‘t werk stellen nemen ze een stuk Arabische gom in de mond, waarmee ze hun tong en ganse mond gedurig mee vet maken: als ze dan vuur of iets diergelijks dat brandend is in hun mond doen zo is het geblust eer het vlees geraakt wordt en kan niet de minste schade aanbrengen. V. Om iets in zijn hand te laten branden zonder bezeren. Om een raar kunstje en voornamelijk bij de avond te vertonen is ‘t als dat men voorloop van brandewijn neemt en die in de holte van zijn hand doet en dat aan brand steekt zo zal het branden zonder dat uw hand bezeerd wordt. |
VI. Om den groeyenden Boom der Philosophen te maken. Om dit te doen, soo neemdt twee oncen Sterk-water, dissolveert daar een half once fijn gekopeleert Silver in: Neemt dan noch een once Sterk-water, doed daar in een half lood quiksilver, mengt beyde de stoffen onder een, schud het om in een glas, daar een half pond water in is, en stopt het dicht toe, soo sal men daar den groeyenden Boom der Philosophen sien wasschen. [271] Wanneer men Silver in Sterk-water gesmolten heeft, en men doed daar Salarmoniak by, suld gy het selfde vernemen. VII. Om Donder-Goud te maken. Neemt Koninks-water, (dat is sterk-water met Salarmoniak gesmolten) soo veel het u belieft, laat hier eenige stukken gouts in smelten; gesmolten zijnde, laat het vogt door een klad Papier loopen, druypt ԥr dan eenige droppelen Oly van Wijn-steen-sout in, soo sal het gesmolten goud op de grond sinken, wascht dan het neder gesonken gout eenige reysen af. Dit poeder gedroogt zijnde in den Son, sal altijd swaarder zijn als het goud selver eer het gesmolten was. Legt dan een duyt op een kooltjen vuurs met een greyntjen van dit poeder, soo sal het een slag geven als een kanon schoot. Andere doen dit ook met ses oncen Wijn-steen-sout, twee oncen swavel, en een once Salpeter, alles tot een poeder onder malkander geroert. VIII. Hoe men op een doek een kool vuurs kan leggen sonder die te branden. Neemt een Tinne lepel, Tabaksdoos of yets anders ‘t geene rondagtig is, spandt hier over u Neus-doek heel strak, legdt dan daar vry een kooltjen vuurs op, en blaast het aan soo sal het niet branden Of neemd een Tinne-beker die vol water is, hier werd een draad om gebonden, die seer strak moet wesen, als men de vlamme van een kaars daar aanhout, sal die niet branden. [272] Sulks gebeurt ook als men een blad Papier boven den vlam van een kaars houd, en daar louter op blaast, soo sal het Papier niet in de brand geraken IX. Om sonder Weeg-tuyg te weeten hoe veel rook van yder verbrand lighaam vervloogen is. Wanneer men wil weten hoe veel rook van eenig vuur vervlogen is, behoeft men die stoffe die verbrand werd maar eerst te wegen, welke dan verbrand zijnde, weegt men de assche en men trekt het af van het gewigt der verbrande stof. By voorbeeld, hebt hondert pondt hout, die verbrand sijnde soo weegt de overige asse die tien pond omtrent mag wegen, trekt die van honderd, soo isեr tnegentig pond rook geweest. X. Glaasjes welke in ‘t vuur gesmeeten sijnde, een slag geven als een Musquet. Om dit te doen gaat men by een glaas-blaser en men laat eenige ronde glaasjes maaken soo groot als een graauw erwet, hier binnen wert een weynig Brandewijn gedaan, en weder met een stukje glas toegelijmd. Deese doet men in ‘t vuur of in de Vrouwen vuur tessen, als de Brandewijn dan in damp komt te veranderen, springen de glaasjes stukken en geven een groote slag. |
VI. Om de groeiende boom der filosofen te maken. Om dit te doen zo neem twee ons sterk water, los daarin op een half in fijn gekoperd zilver : Neem dan noch een ons sterk wateren doe daarin een half lood kwikzilver, meng beide de stoffen ondereen, schudt het om in een glas daar een half pond water in is en stop het dicht toe, zo zal men daar de groeiende boom der filosofen zien groeien. [271] Wanneer men zilver in sterk water gesmolten heeft en men doet daar zout ammoniak bij zal ge hetzelfde vernemen. VII. Om donder-goud te maken. Neemt koninks-water, (dat is sterk water met zout ammoniak gesmolten) zo veel het u belieft, laat hier enige stukken goud in smelten en als het gesmolten is laat het vocht door een klad papier lopen, druppel er dan enige druppels olie in van wijnsteen zout en zo zal het gesmolten goud op de grond zinken, was dan het neer gezonken goud enige keren af. Als dit poeder gedroogd is in de zon zal altijd zwaarder zijn als het goud zelf eer het gesmolten was. Let dan een duit op een kooltje-vuur met een greintje van dit poeder zo zal het een slag geven als een kanonschot. Andere doen dit ook met zes ons wijnsteen-zout, twee ons zwavel en een ons salpeter, alles tot een poeder onder elkaar geroerd. VIII. Hoe men op een doek een kool vuur kan leggen zonder die te branden. Neem een tinnen lepel, tabaksdoos of iets anders hetgeen dat rondachtig is en span hierover uw neusdoek heel strak, leg dan daar vrij een kooltje-vuur op en blaas het aan zo zal het niet branden Of neem een tinnenbeker die vol water is, hier wordt een draad om gebonden die zeer strak moet wezen als men de vlam van een kaars daartegen houdt zal die niet branden. [272] Zulks gebeurt ook als men een blad papier boven de vlam van een kaars houdt en daar sterk op blaast, zo zal het papier niet in de brand geraken. IX. Om zonder weegtoestel te weten hoeveel rook van elk verbrand lichaam vervlogen is. Wanneer men wil weten hoeveel rook van enig vuur vervlogen is behoeft men die stof die verbrand werd maar eerst te wegen die dan verbrand is, weegt men de as en men trekt het af van het gewicht der verbrande stof. Bijvoorbeeld, hebt honderd pond hout en als die verbrand is zo weegt de overige as die een tien pond omtrent mag wegen, trek die af van honderd, zo is er negentig pond rook geweest. X. Glaasjes die in het vuur gesmeten zijn een slag geven als een musket. Om dit te doen gaat men bij een glasblazer en men laat enige ronde glaasjes maken zo groot als een grauwe erwt, hierin wordt een weinig brandewijn gedaan en weer met een stukje glas dicht gelijmd. Die laat men in ‘t vuur of in de vrouwen vuur stoken, als de brandewijn dan in damp komt te veranderen springen de glaasjes stuk en geven een grote slag. |
XI. Om een neusdoek in de brand te steken, sonder die te verbranden. Onder andere kunsten is dit mede vry wat vreemds, neemt om dit te doen u neusdoek en [273] steekt hem in goede Brandewijn, en steekt hem aan de vlam, so sal hy lichter laagh branden, en de neusdoek sal heel blijven. XII. Om een uyt geblaasen kaars aan een beeld tՠontsteken. Wanneer als ghy wedden wild om een uitgeblasen kaars aan eenig beeld tՠontsteken, soo moet ghy eerst den mond van het beeld met swavel bestryken, dan kond gy in den avondstond wedden, als uw weddenschap gedaan is, soo blaast de kaars uyt, en vonkende, soo loopt na het beeld, en steekt, de vonk aan die plaats daar gy de Swavel gestreeken hebt, so sal hy dadelijk aan brand vliegen. XIII. Om te maken dat een Pot niet over kookt. Wanneer men een pot ‘t zy Vleys, Vis, erwetten of yets anders over het vuur heeft, en men dikmaals eenig huyswerk moet doen, of dat men uyt moet zijn, soo is het een ligt middel den pot te verseekeren van niet over te lopen: neemd maar eenige stukjes groene Kaas, smijt die in de pot, soo heeft den pot geen noot van over koken. XIV. Om door een brandende Lonte te weeten wat uur het is. Wanneer een Soldaat op de Schildwagt staat, en geen uuren kan hooren slaan, of geen horologie kan sien, soo kan hy evenwel het uur door middel van een Lonte komen te weeten. Steekt dan uw Lonte aan op die plaats daar gy het uur [274] kunt weeten, en merkt hoe verre dat uw lont in een uur af-brand: Dit wetende sult gy haast gewaar kunnen werden op Sinternel-huysjen hoe veel uren ghy daar gestaan hebd, als gy maar acht geeft hoe menigmaal de lont sulke stukjes vermindert is, als uw in dat uur afbrande. XV. Een brandende Kaars om gekeerd in sijn hand te konne houden sonder sig te branden. Neemd een brandende kaars tusschen uw vingers digt aan het lemmer, keerd uw hand met de kaars dan om, in dien ghy nu de hand stil houd, suld ghy uw verbranden, maar die gedurig bewegend, soo suld ghy daar geen nood af hebben. |
XI. Om een neusdoek in de brand te steken zonder die te verbranden. Onder andere kunsten is dit mede vrij wat vreemds, neem om dit te doen uw neusdoek en [273] steek het in goede brandewijn en steek het aan de vlam, zo zal het lichter laag branden en de neusdoek zal heel blijven. XII. Om een uitgeblazen kaars aan een beeld te ontsteken. Wanneer als ge wedden wil om een uitgeblazen kaars aan enig beeld te ontsteken, zo moet ge eerst de mond van het beeld met zwavel bestrijken dan kan ge in de avondstond wedden en als uw weddenschap gedaan is zo blaas de kaars uit en vonkende zo loopt naar het beeld en steek de vonk aan die plaats daar ge de zwavel gestreken hebt, zo zal het dadelijk in brand vliegen. XIII. Om te maken dat een pot niet overkookt. Wanneer men een pot hetzij vlees, bis erwten of iets anders over het vuur heeft en men vaak enig huiswerk moet doen of dat men uit moet zijn, zo is het een licht middel den pot te verzekeren van niet over te lopen: neem maar enige stukjes groene kaas, smijt die in de pot en zo heeft de pot geen nood van over te koken. XIV. Om door een brandende lont te weten wat uur het is. Wanneer een soldaat op de schildwacht staat en geen uren kan horen slaan of geen horloge kan zien, zo kan hij evenwel het uur door middel van een lont te komen weten. Steek dan uw lont aan op die plaats daar ge het uur [274] kan weten en merk hoever dat uw lont in een uur afbrandt: Als je dit weet zal ge gauw gewaar kunnen worden op Sinternel-huisjes hoeveel uren ge daar gestaan hebt als ge maar acht geeft hoe menigmaal de lont zulke stukjes verminderd is als u in dat uur afbrandde. XV. Een brandende kaars omgekeerd in zijn hand te kunnen houden zonder zich te branden. Neem een brandende kaars tussen uw vingers dicht aan het lemmer, keer uw hand met de kaars dan om, indien ge nu de hand stilhoudt zal ge u verbranden, maar die gedurig bewegen zo zal je daar geen nood van hebben. |
XVI. Een maniere om Campher te maken, bequaam om in Vuur werk te gebruyken. Om dit te doen soo neemt jenever-gom, anders gom Sandrak, witte vernis genoemt, stoot daar van een pond, giet hier over soo veel gedisteleerden edik, dat de gom in een glas gedaan sijnde moy bedoken sy, laat dit twintig dagen in paarde mist staan: giet het daar na in een ander glas met een wijde hals over, set het dan een maand lang in de Son om te door kooken, so hebd ghy een Campher die de natuurlijke seer gelijk is. XVII. Een aardige wekker om des nagts Wakker te werden en een kaars aan te steken. Wanneer men op een reys of elders anders is, alwaar men geen klok kan hooren slaan, en egter [275] des nagts geern souw willen gerust slapen, en des ogtens op sijn tijd wakker sijn, en dadelijk ligt in sijn Kamer vinden. Om dit dan te doen soo neemt een Lont, en besiet hoe veel hy in een uur afgebrand heeft, dit geteykent hebbende, kont gy hem soo veel stucken als gy des nagts uuren wilt slapen, afmeten. Slaat dan een spijker in de muir, hangt daar de lont aan, op die plaats daar gy hem af gemeten hebt, bind hem daar aan met een swavelige draat, soodanig, dat een eynd aan een kaars of Lamp gerake, als de lonte nu soo verre is afgebrant, soo sal de swavel-draad in de brand gaan en de lamp ofte kaars aansteken; soo gy nu met een swavel draad aan de lonte by de spijker een steen hangt soodanig dat als de lont op sijn tijd is afgebrand, mede in de brand vliegt, soo sal de steen neder vallen, ‘t welk den slapende sal wakker maken en doen opstaan. XVIII. Om een Ey al blasende in sijn handen gaar te maken. Dat men een Ey al blasende in sijn handen gaar kan blasen, schijnt yets wonderlijks te seggen, maar als de konst gemeen is, is nooyt de saak soo groot. Men neemt dan een rond brood dat eerst heet uyt den oven komt, ‘t welk men met een geswindheyd open snijden en een Ey daar in steekt, en dadelijk wederom toe legt, dan soo blaast men rontom het brood in de hand hebbende, so lange tot het kout is geworden: neemt dan het Ey daar uyt en gy sult bevinden dat het gaar sal sijn. [276] XIX. Of dry schijven in een rye gestelt, van een kanonschoot gelijk konnen geraket werden. Indien daar drie schijven op een linie gesteld, alle van eenderley groote en de eerste door het geschut getroffen wiert, sou hy niet door de voorst in de middelste en achterste geschooten werden, maar door de voorste overde middelste en treffen de achterste, want de kanon schoot gaat boog-gewijs. XX. Om te maken een Kaarse die niet uyt te blasen en is. Neemt voor eerst een pijpje, volt die met Solfer en met gekapt lijnwaat, en bekleet die van onder toe boven met Was, steekt se daar na aan, dese Kaarse en kan noch door groten wind, noch door sterk blasen uytgedaan worden. Of. Neemd een pond Was, twee oncen Solfers, en twee oncen levende Kalk, olie van oker noten, een once, maakt hier van een Kaarsse, met garen van Katoen, smijt se daar na in ‘t water, ende sy sal van selfs worden brandende. Of. Neemt Was en Solfer van elks even veel, smeltet te samen, maakt hier van een kaarsse, dan het Solver moet wel suyver zijn. |
XVI. Een manier om kamfer te maken bekwaam om in vuurwerk te gebruiken. Om dit te doen zo neem jenever-gom, anders gom sandrak of witte vernis genoemd, stoot daarvan een pond, giet hierover zo veel gedistilleerde azijn dat als de gom in een glas gedaan is moet onder zijn, laat dit twintig dagen in paardenmest staan: giet het daarna in een ander glas met een wijde hals over, zet het dan een maand lang in de zon om te door koken, zo heb je een kamfer die de natuurlijke zeer gelijk is. XVII. Een aardige wekker om ‘s nachts wakker te worden en een kaars aan te steken. Wanneer men op een reis of elders anders is alwaar men geen klok kan horen slaan en echter [275] ‘s nachts graag zou willen gerust slapen en ‘s ochtend op tijd wakker zijn en dadelijk licht in zijn kamer vinden. Om dit dan te doen zo neem een lont en beziet hoeveel het in een uur afgebrand heeft, als je dit afgetekend hebt kan ge het in zoveel stukken als ge ‘s nachts uren wil slapen afmeten. Sla dan een spijker in de muur, hang daar de lont aan op die plaats daar ge het afgemeten hebt, bindt het daaraan met een zwavelige draad en zodanig dat een eind aan een kaars of lamp raakt, als de lont nu zo ver is afgebrand zo zal de zwaveldraad in de brand gaan en de lamp of kaars aansteken; zo ge nu met een zwaveldraad aan de lont bij de spijker een steen hangt zodanig dat als de lont op zijn tijd is afgebrand mede in de brand vliegt zo zal de steen neer vallen wat de slapende zal wakker maken en laten opstaan. XVIII. Om een ei al blazende in zijn handen gaar te maken. Dat men een ei al blazende in zijn handen gaar kan blazen schijnt iets wonderlijks te zeggen, maar als de kunst algemeen is dan is de zaak nooit zo groot. Men neemt dan een rond brood dat net heet uit de oven komt wat men met een gezwindheid open snijdt en een ei daarin steekt en dadelijk wederom dicht maakt, dan zo blaast men rondom het brood die je in de hand hebt zo lang tot het koud s geworden: neem dan het ei daaruit en ge zal bevinden dat het gaar zal zijn. [276] XIX. Of drie schijven in een rij gesteld van een kanonschoot gelijk geraakt kunnen worden. Indien daar drie schijven op een linie gesteld, allen van een grootte en als de eerste door het geschut getroffen wordt zou het niet door de voorst in de middelste en achterste geschoten worden, maar door de voorste over de middelste en treffen de achterste, want het kanonschot gaat boogvormig. XX. Om te maken een kaars niet uit de blazen is. Neem voor eerst een pijpje, vul zie met zwavel en met gekapt lijnwaad en bekleed die van onder tot boven met was, steek ze het daarna aan en deze kaars kan noch door grote wind, noch door sterk blazen uitgedaan worden. Of. Neem een pond was, twee ons zwavel en twee ons levende kalk, olie van walnoten, een ons, maak hiervan een kaars met garen van katoen, smijt het daarna in մ water en het zal van zichzelf gaan branden. Of. Neem was en zwavel van elk even veel, smelt het tezamen, maak hiervan een kaars, dan de zwavel moet wel zuiver zijn. |
XXI. Een Vuur dat met geen water te blusschen en is. Neemt Solfer, Peteroolie, Olie van Genever, en Salpeter, van elks even veel, Pek, Ganse smout, [277] ende Ende smout, Duyvendrek, en Vernis, ook van elks even veel, Aspalti, de vijf deelen, menget te samen met Brandewijn, Of. Neemt Vernis, Solfer, Genever-olie van Lijnsaad, Peterolie, ende Spiegelharst, van elks even veel, Brandewijn, drie deelen en een half, Salpeter, droog hout van Laurierboom, gepoedert, soo veel alst nodig is, om hier van een deeg te maken: Doet dit al tՠsamen in een glas, en begravet drie maanden in Peerdemist, daar na soo formeert daar af Vyer-ballen, ofte Kaarssen, steekt se aan, soo en sullen sy met geen water uytgeblust worden. XXII. Fackelen die door den wint met uytgewaayt en worden. Men sal de wieken in Salpeter voor eerst sieden, daar naa droogen, ende voorts de fakkelen met half Was, ende half Solfer opmaken, dese fakkelen en worden door den wind niet uytgewaayt, hoe die ook wesen mag. XXIII. Vier uyt het water te doen branden. Neemt een geheele eyer-schale, volt die met solfer ende met levende Kalk, stopt het gaatjen toe, smijt se daar na in ‘t water, ende sy sal van selfs worden brandende. XXIV. Een Kaarsse die in ‘t water brand. Neemt Was, Solver, en Azijn, elks een deel, latet te samen zieden, tot dat den Azijn verzoden is: hier van maakt een Kaarsse. [278] XXV. Een vyer dat onder het water Brand. Neemt anderhalf pond Bus-poeder, een half pond Colophonio, olye van Olyven, ses oncen, Solfer, vier oncen, menget al wel onder een ende alst al wel onder den anderen gemenget en gedroogt is: Hier van neemt een stuk, steket aan, en smijtet in ‘t water, ofte maakt hier van eenen Bal, bekleed hem met Pek, bindt den selven over al rondom met bindgaren: daar na soo bekleed hem wederom met Pek, daar na wederom met bindt-garen, en wederom met Pek, als dit al tՠsamen alsoo wel drooge geworden is, soo maakt een gaatjen daar in, steeker het vyer in, ende alst wel in ‘t branden is, soo smijtet in ‘t water. XXVI. Een vuur dat niet uytgeblust kan worden. Neemt Vernis, 10 pond, Solfer, 4 pondt, Olye van Terpentijn, 2 pondt, Salpeter, anderhalf pond, witte Wierook, een pond, Camphora, 6 oncen: goede Brandewijn, 14 oncen, menget al tՠsamen op heete kolen; Hier in sult gy werk steeken, ende kan niet uytgeblust worden, waar men die heenen smijt. Of Neemdt Vernis, 12 pond, Olie van Spiegelharst, Olie van Was, van elks een pondt, Olie van Terpentijn, drie oncen, Solfer, twee pont, Salpeter, vier pondt, Kamfer, een pondt, Brandewijn, twee pondt, Aspalte gepoedert, drie pondt, menget al te samen op hete kolen. [279] XXVII. Om te maaken een koperen Appel die windt van hem geeft. Laat maaken eenen ronden koperen appel, soo groot als een hoofd, van binnen hol, daar inmaakt een kleyn gaatjen, volt hem met water, hout hem dicht aan ‘t vuur; soo sal daar uyt vliegen eenen vochtigen wind. XXVIII. Om Ys te doen branden. Maakt een Kaarsse van Solfer en van gestooten koolen, bekleedse met papier en hangt se onder de druypen, als ‘t hart vriest, soo sal sy tՠeenemaal met Ys bewassen, ende steekt dese Kaarsse aan, en sy sal branden tot een verwonderinge van alle die ‘t sien. |
XXI. Een vuur dat met geen water te blussen is. Neemt zwavel, peterolie, olie van jenever en salpeter, van elk even veel, pek, ganzen smout, [277] en eenden vet, duivendrek en vernis, ook van elk even veel, asfalt, vijf delen, meng het tezamen met brandewijn, Of. Neem vernis, zwavel jeneverolie, van lijnzaad, peterolie en spiegelharst, van elk even veel, brandewijn, drie delen en een half, salpeter, droog hout van laurierboom, gepoederd zoveel als het nodig is om hiervan een deeg te maken: Doe dit alles tezamen in een glas en begraaf het drie maanden in paardenmest, daarna zo vorm er van vuurballen of kaarsen en steek ze aan, zo zullen ze met geen water uitgeblust worden. XXII. Fakkels die door de wind niet uitgewaad worden. Men zal, de doeken in salpeter voor eerst koken en daarna drogen en voorts de fakkels met half was en half zwavel opmaken, deze fakkels worden door de wind niet uitgewaaid hoe die ook wezen mag. XXIII. Vuur uit het water te laten branden. Neemt een gehele eierschaal en vul die met zwavel en met levende kalk, stop het gaatje dicht en smijt het daarna in մ water en het zal vanzelf gaan branden. XXIV. Een kaars die in ‘t water brandt. Neem was, zwavel en azijn, elk een deel, laat het tezamen koken totdat de azijn verkookt is: maak hiervan een kaars. [278] XXV. Een vuur dat onder het water brandt. Neemt anderhalf pond buskruit, een half pond Grieks pek, olie van olijven, zes ons, zwavel, vier ons, meng alles goed onder elkaar en als het goed onder elkaar gemengd en gedroogd neem hiervan een stuk, steek het aan en smijt het in մ water of maak hiervan een bal en bekleed die met pek, bindt het overal rondom met bindgaren: daarna zo bekleed het wederom met pek, daarna wederom met bindgaren en wederom met pek, als dit alles tezamen alzo goed droog is geworden zo maak een gaatje daarin, steek er het vuur in en het goed aan het branden is zo smijt het in ‘t water. XXVI. Een vuur dat niet uitgeblust kan worden. Neem vernis, 10 pond, zwavel, 4 pond, olie van terpentijn, 2 pond, salpeter, anderhalf pond, witte wierook, een pond, kamfer, 6 ons: goede brandewijn, 14 ons, meng alles tezamen op hete kolen; Hierin zal ge doeken stelen en dat kan niet uitgeblust worden waar men die heen smijt. Of; Neem vernis, 12 pond, olie van spiegelhars, olie van was, van elk een pond, olie van Terpentijn, drie ons, zwavel, twee pond, salpeter, vier pond, kamfer, een pond, brandewijn, twee pond, asfalt gepoederd, drie pond, meng alles tezamen op hete kolen. [279] XXVII. Om te maken een koperen appel die wind van zich geeft. Laat maken een ronde koperen appel zo groot als een hoofd en van binnen hol, maak daarin een klein gaatje, vul het met water en houdt het dicht aan ‘t vuur; zo zal daaruit vliegen een vochtige wind. XXVIII. Om ijs te laten branden. Maak een kaars van zwavel en van gestampte kolen, bekleedt het met papier en hang het onder de druppels als het hard vriest, zo zal het helemaal met ijs begroeien en steek deze kaars aan en het zal branden tot een verwondering van allen die ‘t zien. |
[280] Het Verbeetert en Vermeerdert Natuurlyk Tover-boek, of Speel-toneel der Konsten. Het Dertiende Boek. Behelsende verscheyde aardigheden, die door middel van Spiegels, Glasen, Brillen &c. uytgewerkt warden. 1. Om ymand sijn aansigt verkeert te doen sien sonder Spiegel. ‘t Is aardig aan een Tafel, dat men ymand sijn tronie verkeerd doet sien. Dit geschied wanneer daar schoon gescheurde silvere of tinne lepels [281] op de Tafel komen; siet dan in ‘t hol van de lepels, soo sult gy bevinden dat uw tronie verkeert is. II. Om drie of meer Manen te vertoonen. Wanneer des Avondts de Maan helder schijnt, soo neemt een klaare spiegel, laat de Maan daar in schijnen; soo sult gy verscheyden Maanen sien. |
[280] Het Verbetert en Vermeerdert Natuurlijk Toverboek of Speeltoneel der Kunsten. Het Dertiende Boek. Omvat verschillende aardigheden die door middel van spiegels, glazen, brillen etc. uitgewerkt worden. 1. Om iemand zijn aanzicht verkeert te laten zien zonder spiegel. ‘t Is aardig aan een tafel dat men iemand zijn tronie verkeerd laat zien. Dit geschiedt wanneer daar mooi geschuurde zilveren of tinnen lepels [281] op de tafel komen; ziet dan in ‘t hol van de lepels, zo zal ge bevinden dat uw tronie verkeerd is. II. Om drie of meer manen te vertonen. Wanneer ‘s avonds de maan helder schijnt zo neem een heldere spiegel en laat de maan daarin schijnen; zo zal ge verschillende manen zien. |
III. Om de hoogte van een Toren of yets anders door een Spigel te vinden. Legt uw Spiegel eenige voeten wijd van de Toren, plat op dՠaarde neer, en gaat soo verre af, tot dat gy in het selve sult konnen sien het bovenste spits van de Tooren, soo komt de Spiegel in het midden tusschen uw en de Toorn: daar na meet de wijdte tusschen u voeten en de Spiegel, en sulke proportie als ԥr is tusschen de hoogte van uw lichaam, en tegens de wijdte van u voeten, tot de Spiegel, sulke proportie is ԥr ook tusschen de wijdte van de Spiegel tot onder aan den Toren tegens de hoogte des selven. By Voorbeeld. Laat u Spiegel 240 voeten wijt van ‘t onderste des Toorens leggen: en om in het selfde te vernemen het bovenste spitse van den Toren, soo neem ik of gy noch 5 drie vijfde voeten van de Spigel te rugge moest gaan, al eer gy sulks meugt doen; ik neem meede of de hoogte van uw lichaam waar 7 voeten, met deese drie getallen werkt dan gelijk volgt. [282] komt 300 voet voor de hoogte van den toren aldus doet met anderen. IV. Om een glas stukken te roepen. Om dit te doen, soo heeft men eenige pints roemers, laat dՏmstanders daar een na haar welgevallen uyt-kiesen, op dat een yder mag sien dat het alles sonder bedrog of gaauwigheyd toe gaat. Ymand van dՏmstanders houde hem dan vast, het geluyd des Romers eerst beproevende, dan soo voegt men den mond omtrent het midden van het glas, geeft dan met uw stem een geluyd die in een octaaf of achteling hoger is als de Romer, dan sal het glas terstondt mede klinken, bykans tot kryselens toe, soo dat den vast-houder des Romers, een lillinge en bevinge in sijn hand gevoeld, welke stem met een langen adem, sonder ophouden aanhout, breekt het glas in stukken, sodanig dat de bereuk rond en dwers door de buyk van de Romer, en selfs door de knopen van de voet heenen gaat, van dat deel af dat tegens de mond is. Yemand die sulks begeerd in ‘t werk te stellen, die moet een heldere en door dringende stemme hebben, want de doffe en heese stemmen deugen daar niet toe. V. Een manier om Vergroot-glasen te maken. Hier toe zijn verscheyde manieren van slijpen, maar die alle konnen niet volkomelijk rondt zijn, noch kleyn genoeg. [283] Om dit dan in ‘t werk te stellen, neemt men klaar doorschijnend Spiegel-glas, ‘t welk ligt smelt. Breekt hier van kleyne stukjes en maakt die met wat speeksel aan een naald of priempjen vast klevend, houd dat dan een lamp of kaars soo werd daar een glasen koegeltjen uyt. Dese kunt gy maken van verscheyde grote. Hoe kleynder, hoe meer sy vergrooten, de kleynste zijn, als een Mostert-zaad, welke dan in ronde kasjes geset werden, en konnen een saak meer als duysentmaal groter vertonen. |
III. Om de hoogte van een toren of iets anders door een spiegel te vinden. Leg uw spiegel enige voeten wijdt van de toren plat op de aarde neer en ga er zo ver van af totdat ge daarin kan zien de bovenste spits van de toren, zo komt de spiegel in het midden tussen u en de toren: daarna meet de wijdte tussen uw voeten en de spiegel en zulke proportie als er is tussen de hoogte van uw lichaam en tegen de afstand van uw voeten tot de spiegel, zulke proportie is er ook tussen de afstand van de spiegel tot onder aan de toren tegen de hoogte ervan. Bijvoorbeeld. Laat uw spiegel 240 voeten ver van de onderste der toren liggen: en om daarin te vernemen de bovenste spits van de toren zo neem ik of gij noch 5 drie vijfde voet van de spiegel terug moet gaan al eer ge zulks mag doen; ik neem mede of de hoogte van uw lichaam was 7 voeten, met deze drie getallen werk dan gelijk volgt. [282] kom 300 voet voor de hoogte van den toren aldus doet met anderen. IV. Om een glas in stukken te roepen. Om dit te doen zo heeft men enige pinten roemers, laat ge omstanders daar een naar hun welgevallen uitkiezen zodat iedereen mag zien dat het alles zonder bedrog of gauwigheid toegaat. Iemand van de omstanders houdt hem dan vast en beproeft eerst het geluid van de roemers, dan zo voegt men de mond omtrent het midden van het glas en geef dan met uw stem een geluid die in een octaaf of acht hoger is dan de roemer, dan zal het glas terstond mede klinken, bijna tot krijzelen toe zodat de vast houder der roemer een trilling en beving in zijn hand voelt, welke stem met een lange adem zonder ophouden aanhoudt breekt het glas in stukken, zodanig dat de breuk rond en dwars door de buik van de roemer en zelfs door de knopen van de voet heen gaat van dat deel af dat tegen de mond is. Iemand die zulks begeert in ‘t werk te stellen die moet een heldere en doordringende stem hebben, want de doffe en hese stemmen deugen daar niet toe. V. Een manier om vergrootglazen te maken. Hiertoe zijn verschillende manieren van slijpen, maar die kunnen allen niet volkomen rond zijn nog klein genoeg. [283] Om dit dan in ‘t werk te stellen neemt men helder doorschijnend spiegelglas wat licht smelt. Breek hiervan kleine stukjes en maak die met wat speeksel aan een naald of priempje vastkleven, houdt dat dan een lamp of kaars en zo komt daar een glazen kogeltjes van. Deze kan ge maken van verschillende grootte. Hoe kleiner, hoe meer ze vergroten, de kleinste zijn als een mosterdzaad die dan in ronde kastjes gezet worden en kunnen een zaak meer dan duizendmaal groter vertonen. |
VI. Een Spiegel welke men sijn aansigt soo groot als een Reusen aansigt siet. Men maakt dan een ronde Spiegel van dik glas, dit laat men hol uyt slijpen en van achteren met foelje gelijk andere Spiegels beleggen, soo sult gy in de Spiegel siende; een aansicht hebben als een Reus, vervaarlijk om aan te sien. VII. Een Cylinder Spiegel te maken, om verscheyde dingen mismaakt te sien. Neemt een lang Cylinder bier-glas dat schoon en helder is, laat dat een weynig minder dan de helft van onder tot boven toe met folie beleggen. Dit behoorlijk gedaan zijnde, legt men daar eenige geschilderde Figuuren voor, welke in deese Cylinder-spiegel van een vreemde gedaante suilen verschijnen. Deese mismaakte gedaanten kan men afschetsen met haar koleuren, op welke af-schetsingen de Spiegel geset zijnde, alles weeder behoorlijk in de Spiegel sal vertoond warden. [284] VIII. Om een schrift te maken, dat men door middel van een Spiegel aan de wand kan lessen. Men maakt eenige Romeynsche letteren die men in de bord-papier uytsnijd, niet gelijk men die gemenelijk schryft, maar verkeerd en averegts om, hier door laat men het Sonne-ligt in een Spiegel schijnen, ‘t welk gy wederom tegens een want die beschadut is kunt reflecteren, Dese konst en is van geen groot belang, ten zy gy het ligt heymelijk in een Kamer kunt doen komen, daar eenige luyden vergaderd zijn, waar van verscheydene sullen schriken, als sy dat sien, niet wetende waar het van daan komt. Men kan het ook by avond genoegsaam doen door middel van een kaars. IX. Om door een vlakke Spiegel boskruyd aan brand te steeken. Om dit in ‘t werk te stellen, soo leegt men op sekere plaats het Buskrud, neem dan vyf of ses vlakke Spiegels (na dat de Son swak of sterk schijnd,) steld dan die soodnig, dat de Son uyt yder Spiegel als in een punt van het kruyd koomt vallen, soo sal al het bus-poeder in de brand vliegen, dit is bequaam om eenige kruyd-huysen van den vyand in de brand te steeken en te doen opspringen. [285] X. Om de vyand te verspieden door middel van een Spiegel, als hy een half of heel uur van u is. Neemt maar een goede vlakke Spiegel, hoe grooter dat hy is, hoe beter, Laat dan boven, onder en aan de rechte sijde een lijst maken anderhalf duym hoog, maar niet aan de linker zijde, welk open moet blijven, houd dan de Spiegel tegen die streek daar de vyand legd, soo kunt gy hem makkelijk sien marceren, schantsen maken, &c. |
VI. Een spiegel waarin men zijn aanzicht zo groot als een reuzen aanzicht ziet. Men maakt dan een ronde spiegel van dik glas, dit laat men hol uitslijpen en van achteren met foelie gelijk andere spiegels beleggen, zo zal ge in de spiegel kijken en een aanzicht hebben als een reus, vervaarlijk om aan te zien. VII. Een cilinder spiegel te maken om verschillende dingen mismaakt te zien. Neemt een lang cilinder bierglas dat schoon en helder is, laat dat een weinig minder dan de helft van onder tot boven toe met folie beleggen. Als dit behoorlijk gedaan is legt men daar enige geschilderde figuren voor die in deze cilinderspiegel van een vreemde gedaante zullen verschijnen. Deze mismaakte gedaanten kan men afschetsen met hun kleuren op welke afschetsen de spiegel gezet wordt alles weer behoorlijk in de spiegel zal vertoond worden. [284] VIII. Om een schrift te maken dat men door middel van een spiegel aan de wand kan lezen. Men maakt enige Romeinse letters die men in het bordpapier uitsnijdt, niet gelijk men die gewoonlijk schrijft, maar verkeerd en averechts om, hierdoor laat men het zonlicht in een spiegel schijnen wat ge wederom tegen een wand die beschaduwd is kunt reflecteren, Deze kunst is van geen groot belang, tenzij ge het licht heimelijk in een kamer kan laten komen daar enige lieden verzameld zijn waarvan verschillenden zullen schrikken als ze dat zien en niet weten vanwaar het komt. Men kan het ook bij avond voldoende doen door middel van een kaars. IX. Om door een vlakke spiegel buskruit in brand te steken. Om dit in ‘t werk te stelle, zo legt men op zekere plaats het buskruit, neem dan vijf of zes vlakke spiegels (na dat de zon zwak of sterk schijnt,) stel dan die zodanig dat de zon uit elke spiegel als in een punt van het buskruit komt te vallen en zo zal alle buskruit in brand vliegen, dit is bekwaam om enige kruithuizen van de vijand in de brand te steken en te laten opspringen. [285] X. Om de vijand te verspieden door middel van een spiegel als die een half of heel uur van u is. Neem maar een goede vlakke spiegel, hoe groter dat het is hoe beter, Laat dan boven, onder en aan de rechterzijde een lijst maken van anderhalf duim hoog, maar niet aan de linkerzijde die open moet blijven, houdt dan de spiegel tegen die streek daar de vijand ligt, zo kan ge hem gemakkelijk zien marcheren, schansen maken etc. |
XI. Een Glas, door welke een Soldaat gesien zijnde, een gantschen Compagnie schijnd uyt te maken. Men maakt glaasjes van omtrent een ducaton groot of wat grooter, dese werden met verscheyde vlakten geslepen, die rond of kantig zijn, als men hier door een man siet, sult gy daar door soo veel mannen schijnen te sien als ԥr vlakten zijn, so dat indien ԥr veel vlakten zijn, ook veel personen gesien werden. Indien men ook een Spiegel maakt van sestien of meer vierkant of ronde stukken aan een gemaakt, sult gy daar in siende, uw selven soo dikwils siende als ԥr stukken zijn. XII. Om een vierkant kasjen te maken van Spiegels, dat soo grooten glans van sig geeft, dat een Arend daar niet op sal kunnen sien. Laat een vierkant kasjen maaken omtrent twee spannen lang en een breedt min of meer, laat het inwendig so onder als boven met vlakke Veneetsche Spiegels bekleeden. Dit kasjen kan men nu voorts oppronken met beeldjes, gesteenten, gout en [286] silver. Set dit kasjen dan in een kamer rondom met Tapyten behangen, op dat men maar een vier kant gat sie, set dan in het kasjen een wasligjen te branden. Soo sal het den onkundigen een groot wonder schijnen om de menigvuldige reflexien, daar een Arent niet op sal kunnen ster-oogen. XIII. Door een Glas met water en ligt in een geschrift van verre te lessen. Neemt een klaar Cristalijn glas, in forme van een bal, vuld dat met suyver klaar water, en hangt het voor een brandend licht, soo werd niet alleen de kamer daar door verligt, maar het ligt schijnt ook seer sterk aan de wand die daar tegen over is, sodanig, dat men daar seer klein geschrijft by kan sien te lesen. Dit groot licht weten de graveerders, Goud en Silver-smits, &c. sig wel te nutte te maken, om daar by te sien. XIV. De eygenschap van een goede Spiegel. Daar zijn al verscheydene bequamheden nodig om een goede Spiegel te hebben, voor eerst moet het glas dik zijn, helder en reyn, niet sandig of vol blaasjes. Ten tweden moet het glas gelijk, glad en effen wesen. Ten derden dient het doorluchtig te wesen. Ten vierden dat de straalen daar recht op vallen. Ten vijfden, dat het sonder eenige verwe zy, anders soude uw aangesigt dՍ eygenste verwe schijnen te hebben. Ten sesden, daar moeten in de Spiegel geen vlekken zijn, want als ymand alsoo in de Spiegel schijnd, even als hy selver is, sal de spiegel van goede deugden zijn. Ten sevenden soo steek een spelle of naalde, door [287] uw hoed voor over de neus, en siet of hy in de Spiegel dubbeld gesien werd, is ‘t dat hy niet, dubbeld gesien werd, is hy goed. XV. Om een glas aardig van een te scheyden. Dit kan men doen met een draad die nat gemaakt is van Terpentijn-olie, welke om het glas gewonden zijnde en ontstoken, en na het branden met eenige druppelen koud waters daar op gesprenget, sal terstond van een scheyden, ‘t welk de Chimisten wel weten, om hare glasen te scheyden. Maar ik heb nog een andere manier uytgevonden, namentlijk als ik een glas met Brandewijn heb, ontsteek ik dat, en de vlam uyt gegaan sijnde, sal het glas rontom afscheuren, ‘t welk men moet doen aan sulke glasen welke boven een stukjen uyt hebben, soo werden sy wederom bequam om te gebruyken. |
XI. Een glas waardoor een soldaat gezien wordt een ganse compagnie schijnt uit te maken. Men maakt glaasjes van omtrent een dukaat groot of wat groter, dezen worden met verschillende vlakten geslepen die rond of kantig zijn en als men hierdoor een man ziet zal ge daardoor zo veel mannen schijnen te zien als er vlakken zijn zodat indien er veel vlakken zijn ook veel personen gezien worden. Indien men ook een spiegel maakt van zestien of meer vierkante of ronde stukken aaneen gemaakt zal ge daarin zien en u zelf zo vaak zien als er stukken zijn. XII. Om een vierkant kastje te maken van spiegels dat zo’n grote glans van zich geeft dat een arend daarop niet zal kunnen zien. Laat een vierkant kastje maken van omtrent twee spannen lang en een breed min of meer, laat het inwendig zo wel onder als boven met vlakke Venetië spiegels bekleden. Dit kastje kan men nu voorts oppronken met beeldjes, gesteenten, goud en [286] zilver. Zet dit kastje dan in een kamer rondom met tapijten behangen opdat men maar een vierkant gat ziet en zet dan in het kastje een waslichtje te branden. Zo zal het de onkundigen een groot wonder schijnen vanwege de menigvuldige reflectie daar een arend niet op zal kunnen knipperogen. XIII. Door een glas met water en licht in een geschrift van verre te lezen. Neemt een helder kristallen glas in de vorm van een bal, vul dat met zuiver helder water en hang het voor een brandend licht, zo wordt niet alleen de kamer daardoor verlicht, maar het licht schijnt ook zeer sterk aan de wand die daartegen over is, zodanig dat men daar zeer klein geschift bij kan lezen. Dit groot licht weten de graveerders, goud en zilversmeden etc. zich wel te nut te maken om daarbij te zien. XIV. De eigenschap van een goede spiegel. Daar zijn al verschillende bekwaamheden nodig om een goede spiegel te hebben, voor eerst moet het glas dik zijn, helder en rein, niet zandig of vol blaasjes. Ten tweede moet het glas gelijk, glad en effen wezen. Ten derde dient het doorluchtig te wezen. Ten vierden dat de stralen daar recht op vallen. Ten vijfden, dat het zonder enige verf is, anders zou uw aanzicht die eigenste verf schijnen te hebben. Ten zesden, daar moeten in de spiegel geen vlekken zijn, want als iemand alzo in de spiegel schijnt even alsof hij het zelf is zal de spiegel van goede deugden zijn. Ten zevenden, zo steek een spelt of naald door [287] uw hoed voorover de neus en ziet of het in de spiegel dubbelgezien wordt, is dat het niet dubbel gezien wordt is het goed. XV. Om een glas aardig vaneen te scheiden. Dit kan men doen met een draad die nat gemaakt is van terpentijnolie die om het glas gewonden is en ontstoken en na het branden met enige druppels koud water daarop gesprengd zal terstond vaneenscheidt wat de alchemisten wel weten om hun glazen te scheiden. Maar ik heb nog een andere manier uitgevonden, namelijk als ik een glas met brandewijn heb ontsteek ik dat en als de vlam uitgegaan is zal het glas rondom afscheuren wat men moet doen aan zulke glazen die boven een stukje uit hebben, zo worden ze wederom bekwaam om te gebruiken. |
XVI. Kraak glasje waar op men staan kan sonder te breken. Daar zijn eenige glasjes lankwerpig en peerelwijs om gebogen, loopende heel dun aan het [288] eynd, als men op het dikste van dit glas slaat met eenig houd soo sullen sy niet breken, maar niet alleen op des selfs buyk geslagen werden is nu dat het dunste eynd daar van gebroken is, sullen sy dadelijk in hondert duysend stukken springen, niet wetende waar de stukken gebleven sijn. Wanneer men dese glaasjes in het Instrument van den Heer Robbert Boyle doet, en de lugt uythaald, springen sy mede in stukken. Sommige springen in stukken so men se maar een weynig wrijft. |
XVI. Kraakglaasje waarop men staan kan zonder te breken. Daar zijn enige glaasjes langwerpig en parelvormig omgebogen en lopen heel dun aan het [288] eind, als men op het dikste van dit glas slaat met enig hout zo zullen ze niet breken, maar niet alleen op diens buik geslagen worden en is nu dat het dunste eind daarvan gebroken is zullen ze dadelijk in honderdduizend stukken springen en niet weten waar de stukken gebleven zijn. Wanneer men deze glaasjes in het instrument van den Heer Robbert Boyle doet en de lucht eruit haalt springen ze mede in stukken. Sommige springen in stukken zo men ze maar een weinig wrijft. |
XVII. Om pluymen van glas te maken. Pluymen van glas te maken is een aardige konst, bequaam om sich in de somer mede te wayen, en de hete sonne van het aangesigt of te weren. Zijn [289] ook seer fraay om boven op de knodsen en pilaren van de Lede kanten te plaatsen. De wijse van maken is aldus: men neemt een wiel, of rad, daar men wolle of yets diergelijke op spint, ‘t welk men by de hand set. Dan neemt men glase pijpen, van wat koleur als gy begeert, welke aan de lamp konnen smelten, hier van maaken sy aan de vlam van de Lamp eerst een fijne draad, die se aan het rad of wiel vast hechten het wiel dan omme drayende, sult gy een lange dunne draad krijgen, die gy so lang kont maken als gy begeert. Als gy nu draden genoeg hebt, soo breekt die in soo lange stukjes als gy begeert, tot dat gy een hand vol hebt, laatse van onderen alle in een smelten, of maakt ԥr een hand vat aan van glas, soo sult gy een pluym hebben seer schoon om te sien, voor namelijk wanneer se van allerley koleur gemaakt is. Soo men dese glaase draatjes in een schaft van een Pen weet vast te maken, sal de selve van sommige, die het kunsjen niet en weeten, voor, ik weet niet wat voor een vreemde vogel-veer aangesien werden. |
XVII. Om pluimen van glas te maken. Pluimen van glas te maken is een aardige kunst en bekaam om zich in de zomer mee te waaien en de hete zon van het aanzicht af te weren. Zijn [289] ook zeer fraaie om boven op de knotsen en pilaren van de ledikanten te plaatsen. De wijze van maken is aldus: men neemt een wiel, of rad daar men wol of iets diergelijke op spint, wat men bij de hand zet. Dan neemt men glazen pijpen van wat kleur als ge begeert die aan de lamp kunnen smelten, hiervan maken ze aan de vlam van de lamp eerst een fijne draad die ze aan het rad of wiel vast hechten en het wiel dan omdraaien zal ge een lange dunne draad krijgen die ge zo lang kan maken als ge begeert. Als ge nu draden genoeg hebt zo breek die in zulke lange stukjes als ge begeert totdat ge een hand vol hebt, laat ze van onderen allen ineensmelten of maak er een handvat aan van glas, zo zal ge een pluim hebben zeer mooi om te zien en voornamelijk wanneer ze van allerlei kleur gemaakt is. Zo men deze glazen draadjes in een schaft van een pen weet vast te maken zal die van sommige, die het kunstje niet weten, voor ik weet niet wat voor een vreemde vogelveer aangezien worden. |
XVIII. Om door een Cylinderspiegel, eenige gedaante seer Monstreus te vertonen. Maakt een verbeeldinge van een hoofd of yets diergelijks, dat in een vierkant kan staan als A B C D, deylt dat met dwerse en perpendiculare linien; soodanig dat alle vierkanten even een sijn. Maakt dan een cirkel uyt het middel punt S, sijnde M O N, welkers middellijn, soo groot is als de middelijn van de voet des cylinder-spiegels. Deelt dan den halven Diameter S O in vier gelijke deelen. Set dan de voot van uw passer in de punt P. en maakt soo veel cierkels als het vierkant A B C D dwerse linien heeft, namelijk vijf. dՅerste cirkel. [290] F G H laat dit soo verre van het centrum sijn, als een genoegsame reflexie in de spiegel vereyst, welke na de voet des spiegels verscheyden is: laten na dաndere cirkels soo groeyen als de proportie is tusschen 22 21, evenwel kan men de cirkels maken dat se even wijt van elkanderen staan. Laat dan de eerste omtrek F G A in soo veel delen gedeelt werden als de Basis of voet C D van vierkant A B C D, te weten in vier delen, laat evenwel een boog van F door M E in H, gelijk als overvloedig sijnde, wiens groote het gebruyk en dՠervaring sal bepalen. Soo men dan uyt het punt S, door [291] de punten der verdelinge rechte linien tot dՠuytterste omtrek I K L haalt, soo hebt gy een Figuur die geproportioneert is met de figuur A B C D, na de gesigt-kunde, hebbende so veel vierkante ruymten als A B C D, dit gedaan zijnde, kan men na proportie de figuur in A B C D daar in verbeelden, soo hebt gy een wanschapen figuur. Maar soo gy uw cijlinder spiegel op cirkel M O N set, soo sal sig alles in de spiegel vertonen als de figuur A B C D aanwijst, Maar ist dat gy de Cijlinder set voor de figuur A B C D sal sig alles verspreyd vertonen als gesegt is. XIX. Om eenige Beelden schielijk te vertonen, en schielijk te doen verdwijnen. Neemt een middelmatige pot, hebbende een glase bodem, die daar met kalk of haars aan vast gemaakt is: vult die met water en laat dan een houte rat maken, die in sijn omgaang verscheyde figuuren heeft, dit rad omgedraayd sijnde sal eenige figuuren verschuyven, en andere doen blijken, voornamelijk soo in het deksel van de pot een gat is dat soo groot is, om bequamelijk de figuuren daar door te sien. Het beeld nu dat onder bodem is, dat op de openinge past, sal soo verhoogt werden, dat men het boven op het oppervlak van het water sal sien: ‘t welk voor de sienders wonderlijk is, wijlse niet konnen bevatten hoe de beelden boven op het water komen, die nog in oog onder het water sijn. Dit expertiment is ligt om te doen, als men maar de glase bodem wel kan maken. [292] XX. Om een Romer soodanig te snijden, dat hy uyt malkander hangt, en egter om uyt te drinken bequaam is. Dese Romers siet men dikwils tot Amsterdam te koop, en schijnt yets raars te willen zijn. ‘t Zijn Veneetse Kristalijne glasen met hooge voeten. Maakt eerst dat ԥr boven aan een kleyn scheurtjen is, dan kan men van dat scheurtjen af eenige kringen maaken, die slangwijs rond om de Romer van boven naar beneden loopen, ‘t welk gevoegelijkst door een Diamant geschied. Dan soo neemt men een lont die blaast men boven aan het scheurtjen, soo sal het scheuren in die gemaakte kringen; als men dan al verder en verder de lonte brengt, sal het tot onder toe scheuren. Dan soo kan men de Romer als een limoen-schil uyt malkander doen hangen; en weder in malkander setten, dat met een behendige beweginge geschied. Als men nu hier Wijn in giet, sal den drinker sig bestorten, alhoewel het glas regt gehouden werdende, de Wijn daar in blijft. Dit komt hier van daan, dat als het glas regt gehouden werd, de ribbetjes of splijtingen des glas op elkander digt sluyten; maar als men die aan de mont set, buygt het glas en de Wijn stortեr uyt, daarom moet den drinker weten dat hy de Romer met sijn neus en lippen moet aanraken, indien hy sonder storten begeerd te drinken, op dat het glas niet van elkander wijke. De Herbergier in den Helm tot Emden wist met sulke Roemers sijn Wijn te consumeren, want de vreemdelingen waren nieusgierig om uyt deese Romers te drinken, ondertusschen als ԥr een brak, moest den breker daar een Ducaton voor betalen. [293] XXI. Om Glas te maken. Neemt een heldere Key uyt de Straat, kalcineert die, blust hem uyt, doet dit verscheyde reysen, tot sy tusschen de vingers friabel is, stampt hem dan heel fijn, en doet by een once een dragme Sal tartary, dit gedaan zijnde, set het een uur of twee in ‘t vuur, soo sult gy Cristal hebben, wilt gy nu een Robijne coleur hebben, soo neemt een aasjen Goud, legt dat in Konings-water soo sal het smelten, en doorbijten. Doet dan dit aasjen by uw Sal Tartary, en set het te gelijk op het vuur. Alsoo werd uyt silver blaauw, uyt Kooper groen, &c. Alsoo geeft elk metaal een besonder koleur. XXII, Om witte Barn-steen te maaken, schoonder als opregte. Neemt wel gesyvert wit van ‘t Ey, een goede quantiteyt, laat die in de sonne tot een Massa verstrijven, als de selve nu hart genoeg is kond gy daar uyt laten maken wat gy begeert, en sal de oprechte in klarigheyd overtreffen: hier by doen sommige een weynig van de suyverste tragecant. Andere nemen poeder van kristal fijn gewreven met wit van een Ey van wat water Sastran, ‘t welk se in een glas doen, en in ‘t heete water setten, tot het hard geworden is. [294] |
XVIII. Om door een cilinderspiegel enige gedaante zeer monstrueus te vertonen. Maakt een afbeelding van een hoofd of iets diergelijks dat in een vierkant kan staan als A B C D, verdeel dat met dwarse en perpendiculaire lijnen; zodanig dat alle vierkanten even gelijk zijn. Maak dan een cirkel uit het middelpunt S, is M O N, wiens middellijn zo groot is als de middellijn van de voet der cilinderspiegel. Deel dan den halve diameter S O in vier gelijke delen. Zet dan de voet van uw passer in punt P en maak zoveel cirkels als het vierkant A B C D dwarse linies heeft, namelijk vijf. De eerste cirkel.[290] F G H laat dit zo ver van het centrum zijn zoals een voldoende reflectie in de spiegel vereist die naar de voet der spiegel verschillend is: laat dan de andere cirkels zo groeien als de proportie is tussen 22 21, evenwel kan men de cirkels maken dat ze even ver van elkaar staan. Laat dan de eerste omtrek F G A in zoveel delen gedeeld worden als de basis of voet C D van het vierkant A B C D, te weten in vier delen, laat evenwel een boog van F door M E in H gelijk als overvloedig te zijn wiens grootte het gebruik en de ervaring zal bepalen. Zo men dan uit het punt S door [291] de punten der verdeling rechte linies tot de uiterste omtrek I K L haal, zo hebt ge een figuur die geproportioneerd is met de figuur A B C D naar de gezichtskunde en heeft zoveel vierkante ruimten als A B C D, als dit gedaan is kan men naar proportie de figuur in A B C D daarin verbeelden, zo hebt ge een wanschapen figuur. Maar zo ge uw cilinderspiegel op cirkel M O N zet zo zich alles in de spiegel vertonen als de figuur A B C D aanwijst. Maar is het dat ge uw cilinder zet voor de figuur A B C D zal zich alles verspreidt vertonen zoals gezegd is. XIX. Om enige beelden schielijk te vertonen en schielijk te laten verdwijnen. Neem een middelmatige pot met een glazen bodem die daar met kalk of hars aan vast gemaakt is: vut die met water en laat dan een houten rad maken die in zijn omgang verschillende figuren heeft, dit rad dat omgedraaid wordt zal enige figuren verschuiven en anderen laten blijken, voornamelijk zo in het deksel van de pot een gat is dat zo groot is om bekwaam de figuren daardoor te zien. Het beeld nu dat onder de bodem is dat op de opening past zal zo verhoogd worden dat men het boven op het oppervlak van het water zal zien wat voor de toeschouwers wonderlijk is omdat ze niet kunnen bevatten hoe de beelden boven op het water komen die nog in het oog onder het water zijn. Dit experiment is licht om te doen als men maar de glazen bodem goed kan maken. [292] XX. Om een roemer zodanig te snijden dat het uit elkaar hangt en echter om uit te drinken bekwaam is. Deze roemers ziet men vaak te Amsterdam te koop en schijnt iets raars te willen zijn. ‘t Zijn Veneetse kristallen glazen met hoge voeten. Maak eerst dat er bovenaan een kleine scheurtjes in zijn dan kan men van dat scheurtje af enige kringen maken die slangwijs rondom de roemer van boven naar beneden lopen, wat gevoegelijkst door een diamant geschiedt. Dan zo neemt men een lont en die blaast men bovenaan het scheurtje en zo zal het scheuren in die gemaakte kringen; als men dan al verder en verder de lont brengt zal het tot onder toe scheuren. Dan zo kan men de roemer als een limoenschil uit elkaar laten hangen en weer in elkaar zetten dat met een behendige beweging geschiedt. Als men nu hierin wijn giet zal de drinker zich bestorten, alhoewel het glas recht gehouden wordt en de wijn daarin blijft. Dit komt hier vandaan dat als het glas recht gehouden wordt zullen de ribbetjes of splijtingen der glas op elkander dicht sluiten; maar als men die aan de mond zet buigt het glas en de wijn stort eruit, daarom moet de drinker weten dat hij de roemer met zijn neus en lippen moet aanraken indien hij zonder storten begeert te drinken opdat het glas niet van elkaar wijkt. De herbergier in de Helm te Emden wist met zulke roemers zijn wijn te consumeren want de vreemdelingen waren nieuwsgierig om uit deze roemers te drinken, ondertussen als er een brak moest de breker daar een dukaat voor betalen. [293] XXI. Om glas te maken. Neem een heldere kei uit de straat, calcineert die en blus het uit, doe dit verschillende keren totdat het tussen de vingers fragiel is, stamp het dan heel fijn en doe bij een ons een drachme zout tartarum, als dit gedaan is zet het een uur of twee in ‘t vuur, zo zal ge kristal hebben, wil ge nu een robijnen kleur hebben zo neem een aasje goud, leg dat in Koningswateren zo zal het smelten, en doorbijten. Doe dan dit aasje bij uw zout tartarum en zet het tegelijk op het vuur. Alzo wordt uit zilverblauw, uit kopergroen, etc. Alzo geeft elk metaal een aparte kleur. XXII, Om witte barnsteen te maken, mooier als de echte. Neem goed gezuiverd witte van een ei een goede hoeveelheid, laat die in de zon tot een massa verstijven, als dat nu hard genoeg is kan ge daarvan laten maken wat ge begeert en zal de echte in helderheid overtreffen: hierbij doen sommige een weinig van de zuiverste tragacant. (Astragalus) Andere nemen poeder van kristal fijngewreven met het witte van een ei en van wat water Sastra wat ze in een glas doen en in het hete water zetten tot het hard geworden is. [294] |
Het Verbetert en vermeerdert Natuurlyk Toover-boek, of Speel-toneel der Konsten. Het Dertiende Boek. Behelsende verscheyde aardigheden, die de klanken en het geluyd betreffen. I. Om een Spreek-trompet te maken. De Spreek trompetten zijn op de Schepen als anders om van verre tot malkanderen te spreeken seer dienstig, dՠEngelsen zijn daar de eerste vinders van, men kan se maken van blik of koper. Sy hebben een figuur als een gemeene Trompet, dat is van een enge pijp sich allengskens verwijderende tot wijte van meer dan een half elle ruym diameters, [295] maar de enge pijp moet so nauw sijn, dat ԥr den mond effen op sluyte, Des selfs langte is omtrent twee ellen: hier meede kan men een half uur verre roepen. II. Om te doen schijnen dat een geschilderde Kikvorsch aan ‘t quakken raakt. Maakt een gat in een muur, set daar een leevende Kik-vorsch in, maakt dat behendig toe met een schildereytje daar een Kik-vorsch in geschildert is, echter soodanig, dat een weynig van het gat daar de kik-vorsch in is, open blijve, als men dan met een kaars daar voor komt, sal de kik-vorsch door ‘t licht beginnen te quaaken, die nu sulks niet en weet, sal meynen dat het de geschilderde Kik-vorsch doet. III. Om een Snaar op een Viool sonder aanroeren te bewegen. Neemd twee Violen, steld de snaren beyde op eenen toon, lecht se beyde op eene taafel die uyt eene plank gemaakt is, en strijkt wat hard over de eene: soo sal de snaar van die stille lecht sich bewegen: ‘t welk men noch beter kan sien, wanneer men daar een strootjes op lecht, soo sal dat door de snaar bewogen werden, merkt dat se op eene plank beyde moeten leggen, of het sal niet aangaan. [296] IV. Hoe men met een Stemme of musicaal instrument twee of drie stemmen met een Musicaal accoort kan maken. De Musicant moet sich dan op een plaats begeven daar een Echo of meer stemmen zijn, Indien hy een Echo treft, die alleen eenmaal antwoord, soo kan hy een stuk met twee stemmen singen. Maar by aldien den Echo tweemaal antwoord kan hy een trium, vier maal een quator, &c. Doch dit stuk moet sonderling van een Musicant daar toe gemaakt zijn. By voorbeeld als jemand singt ut, soo antwoort de Echo ut, ondertusschen singt hy Sol, soo dat men op eene tijd twee onderscheydelijke stemmen kan hooren, als ut sol, zijnde een lieffelijke consonantie. Als dan de Echo voort vaart de sol te singen, soo souw hy een ander sol hoog of laag konnen intooneren, en een octaaf maken die soo volkomen is als eenige consonantie in de Musijk. |
Het Verbetert en vermeerdert Natuurlijk Toverboek of Speeltoneel der Kunsten. Het Dertiende Boek. Omvat verschillende aardigheden die de klanken en het geluid betreffen. I. Om een spreektrompet te maken. De spreek trompetten zijn op de schepen als anders om van verre tot elkaar te spreken zeer dienstig, de Engelsen zijn daar de eerste vinders van, men kan ze maken van blik of koper. Ze hebben een figuur als een gewone trompet, dat is van een enge pijp die zich geleidelijk aan wijder worden tot wijdte van meer dan een half elle ruim diameter, [295] maar de enge pijp moet zo nauw zijn zodat de mond er effen op sluit. Diens lengte is omtrent twee ellen: hiermee kan men een half uur ver roepen. II. Om te laten schijnen dat een geschilderde kikker aan het kwaken raakt. Maak een gat in een muur, zet daar een levende kikker in, maak dat behendig dicht met een schilderijtje daar een kikker in geschilderd is, echter zodanig dat een weinig van het gat daar de kikker in is openblijft, als men dan met een kaars daarvoor komt zal de kikker door ‘t licht beginnen te kwaken, die nu zulks niet weet zal menen dat het de geschilderde kikker doet. III. Om een snaar op een viool zonder aan te roeren te bewegen. Neem twee violen, stel de snaren beide op een toon, leg ze beiden op een tafel die uit een plank gemaakt is en strijk wat hard over de ene: zo zal de snaar van die stilligt zich bewegen: wat men noch beter kan zien wanneer men daar een strootjes op legt, zo zal dat door de snaar bewogen worden, merk dat ze op een plank beiden moeten liggen of het zal niet aangaan. [296] IV. Hoe men met een stem of muzikaal instrument twee of drie stemmen met een muzikaal akkoord kan maken. De muzikant moet zich dan op een plaats begeven daar een echo of meer stemmen zijn. Indien hij een echo treft die alleen eenmaal antwoord, zo kan hij een stuk met twee stemmen zingen. Maar bij al dien de echo tweemaal antwoordt kan hij een drie, viermaal een quatuor, etc. Doch dit stuk moet apart van een muzikant daartoe gemaakt zijn. Bijvoorbeeld als iemand zingt ut, zo antwoordt de echo ut, ondertussen zingt hij sol zo dat men op ene tijd twee verschillende stemmen kan horen, als ut sol, wat een liefelijke consonantie is. Als dan de echo voortgaat de sol te zingen zo zou het een andere sol hoog of laag kunnen intoneren en een octaaf maken die zo volkomen is als enige consonantie in de muziek. |
VI. Om van verre een te hooren spreeken die men van na by niet kan hooren. De kinderen die weeten alsեr elders een balk is, aan het eene eynd van de balk te spreken, latende een aan het andere eynd luysteren, soo sal het die daar na luysterd het klaarder hooren als die na by is. Alfoo pleegen wy meede aan de bruggen te doen met houte leuningen, wanneer men aan het een eynd van de leuning sagjes sprak, kan men sulks aan het andere eynd genoegsaam hooren, als men sijn oor aan de selve leuning hield. Dit kan ook omtrent Muuren geschieden, wanneer daar soo een lange balk is ingemetseld, dat juyst van het gemeene volk niet gesien werd, dan soo gelijkt het wel een mirakel gelijk elders in Engeland aan een Kerk is gemaakt. VII. Om yemant het geluyd van een Klok te doen hooren door middel van een schaar. Neemt een draad vier of vijf ellen lang, bind in ‘t midden van dese draad een beugelschaar, [299] wind dan beyde eynden van dese draad om beyde midelste vingers van u hand, dat is om elke vinger een eynd, gaat dan op een hoge bank, en steekt de middelste vingers in beide ooren, laat dan de schaar op de steene vloer hangen, en slingerd hem heene en weder, soo sult gy een geluyd hooren als van een klok. Sulks kan men mede doen met de tang. VIII. Om een geluyd te doen hooren door middel van Romers even of de Kloken speelden. Neemt eenige Romers in ordere alle van verscheyde klank, als, A. B. C. D. E. F. Laat A een hoger toon hebben als B, en B hooger als C, en C hoger als D, &c. Slaat dan van A tot E, en wederom van F tot A, soo hebt gy een aardige resonantie; noch beter is ‘t als gy sulke twe orders hebt, en dat twee slaan soodanig, dat als gy op A slaat een ander op E slaat, &c. soo hebt gy een Musicaal consert, dat seer lieflijk klinkt. IX. Om te maken dat jemand door het geluyd van eenige May-torren niet slapen kan. Wanneer men jemand heeft die men begeerd dat niet slapen sal, soo legd men onder sijn hoofd peuliw een Mey-torre, welke dan sal gonsen, so dat hy hier door niet sal kunnen slapen, niet wetende waar het hem van daan komt, ten zy het bed weder vermaakt en de Torre weg gedaan werd. [300] X. Om een glas met water, daar een penning in ligt, geluyd te doen geven, den penning te doen bewegen, en het water te doen sieden. Doet in een Veneets glas water, doch niet heel vol, smit daar een penning in, maakt dan uw middel-vinger in het water nat, strijkt dan met de natte vinger over de rand van de Romer, de voet met dՠandere hand op een Tafel vast houdende, soo sal dat glas een wonder geluyd geven, de penning sal sich bewegen, en het water sal schijnen te koken. |
VI. Om van verre een te horen spreken die men van nabij niet kan horen. De kinderen die weten als er elders een balk is aan het ene eind van de balk te spreken en laten er een aan het andere einde luisteren en zo zal die daarnaar luister het helderder horen dan die nabij is. Alzo plegen we mede aan de bruggen te doen met houten leuningen, wanneer men aan het een eind van de leuning zachtjes sprak kan men zulks aan het andere eind voldoende horen als men zijn oor aan dezelfde leuning hield. Dit kan ook omtrent muren geschieden wanneer daar zo’ n lange balk in is ingemetseld dat het net van het gewone volk niet gezien wordt, dan zo gelijkt het wel een mirakel gelijk elders in Engeland aan een kerk is gemaakt. VII. Om iemand het geluid van een klok te laten horen door middel van een schaar. Neem een draad vier of vijf ellen lang, bindt in ‘t midden van deze draad een beugelschaar, [299] windt dan beide einden van deze draad om beide middelste vingers van uw hand, dat is om elke vinger een eind, ga dan op een hoge bank en steek de middelste vingers in beide oren, laat dan de schaar op de stenen vloer hangen en slinger het heen en weer, zo zal ge een geluid horen als van een klok. Zulks kan men mede doen met de tang. VIII. Om een geluid te laten horen door middel van roemers even of er klokken speelden. Neemt enige roemers in orde van verschillende klanken als A. B. C. D. E. F. Laat A een hogere toon hebben dan B, en B hoger dan C, en C hoger dan D, etc. Sla dan van A tot E en wederom van F tot A, zo hebt ge een aardige resonantie; noch beter is ‘t als ge zulke twee orde hebt en dat twee slaan zodanig dat als ge op A slaat een ander op E slaat, etc. zo hebt ge een muzikaal concert dat zeer lieflijk klinkt. IX. Om te maken dat iemand door het geluid van enige mei-torren niet slapen kan. Wanneer men iemand heeft die men begeert dat niet slapen zal, zo legt men onder zijn hoofdkussen een mei-tor die dan zal gaan gonzen zodat hij hierdoor niet zal kunnen slapen en niet weet waar het hem vandaan komt, tenzij het bed weer vermaakt en de tor weg gedaan wordt. [300] X. Om een glas met water, daar een penning in ligt, geluid te laten geven, de penning te laten bewegen en het water te laten koken. Doe in een Veneets glas water, doch niet heel vol, smijt daar een penning in, maak dan uw middelvinger in het water nat, strijk dan met de natte vinger over de rand van de roemer, de voet met de andere hand op een tafel vast houden en zo zal dat glas een wonder geluid geven, de penning zal zich bewegen en het water zal schijnen te koken. |
XI. Een aardige Echo. Als men een aardige Echo wil horen, die vyf maal wederom galmt, met onderscheydelijke verstaanbare woorden, moet men aan soo een plaatse gaan: daar een Echo veelvuldig wederom galmpt: roept dan de naarvolgende woorden luydkeels uyt soo hebt gy vijfderley wederom galmen. clamore constablis. amore stabis more en abis ore bis re is onvermeert overtreden vertrouwelijk Vermeert vertreden trouwelijk Meert treden rouwelijk Eert reden ouwelijk eden welijk den lijk [301] XII. Om op het Land een stem te doen hooren, even of die uyt den Hemel quam. Men laat een spreek-trompet maaken, even als elders gesprooken is, hier gaat men mede op eenToorn, hier roept men door met een lamentable stemme tegens jemand in ‘t Land, dat hy sig bekeere, &c. soo sal hy omsien, en niemand siende, meenen dat hy een stemme uyt den Hemel hoore, waar door een Boer in Holland zijnde, van een quaad leven bekeerd is. XIII. Om een half Vel Papier te doen slaan als een Mosket. Neemt dan een vel Papier, vouwt dat in quarto, en daar na in octavo, soo hebt gy vier octavo bladen, neemd dan de twee binnenste met uw rechterhand, en slaat dat boven de arm uyt, soo sal het een slag geven als een Mosket. XIV. Om Erweten of yets anders op een Klave-Cimbel te doen dansen. ‘t Is aardig om te sien hoe dat een Klave-Cimbels snaar bewogen zijnde soo een groote beweginge [302] maakt dat het geene daar omtrent is meede al dansende bewogen werd, want legt onder de snaren op de plank eenige erweten, Sout, Haver of yets anders dat sig ligt beweegt, soo sullen sy al dansende bewogen werden, want de snaar bewogen zijnde, beweegt de locht, de locht wederom de plank van de Klave-cimbel, en die wederom de erweten of het geene daar op leyd. XV. Om een doods-hooft te doen spreken. Onder de natuurlijke Gogeleryen is het meede niet onaardig een doods-hooft te doen spreken: sullende veele die het hooren verbaast maken, en andere die het weeten doen laggen. Om dit Tooverstuk dan in ‘t werk te stellen, soo laat men een Tafel maken met vier voeten, van welke een voet hol is en boven in de Tafel sijn openinge heeft. Dit soo gemaakt sijnde, moet in de vloer een pijp gaan tot onder in een kelder, op welke pijp de holle voet van de Tafel staat. Over de Tafel nu legt men een Tapijt om het bedrog niet te merken, op die plaats nu daar het gat is, set men het doods hooft op het kleed, en een ander heeft onder in de kelder sijn oor aan de pijp om te hooren watեr inde kamer, daar het doods-hooft spreeken sal, gesecht wert. Als men nu het doods-hoofd yets vraagt, soo spreekt die geen, welke in de kelder is door de pijp, en het schijnt dat het doods-hoofd dan sekerlijk spreekt. [303] |
XI. Een aardige echo. Als men een aardige echo wil horen die vijfmaal wederom galmt met verschillende verstaanbare woorden moet men aan zo’n plaatse gaan daar een echo veelvuldig wederom galmt: roep dan de navolgende woorden luidkeels uit en zo hebt ge vijfvormige wederom galmen. clamore constablis. amore stabis more en abis ore bis re is onvermeert overtreden vertrouwelijk Vermeert vertreden trouwelijk Meert treden rouwelijk Eert reden ouwelijk eden welijk den lijk [301] XII. Om op het land een stem te laten horen even of die uit de hemel kwam. Men laat een spreektrompet maken even als elders gesproken is, hiermee gaat men op een toren en hier roept men door met een droevige stem tegens iemand in ‘t land dat hij zich bekeert etc. zo zal hij omzien en niemand zien en menen dat hij een stem uit de hemel hoort, waardoor een boer die in Holland was van een kwaad leven bekeerd is. XIII. Om een half vel papier te laten slaan als een musket. Neem dan een vel papier, vouw dat in kwart en daarna in acht, zo hebt ge vier octavo bladen, neem dan de twee binnenste met uw rechterhand en sla dat boven de arm uit, zo zal het een slag geven als een musket. XIV. Om erwten of iets anders op een klavecimbel te laten dansen. ‘t Is aardig om te zien hoe dat een klavecimbel snaar bewogen is zo’n grote beweging [302] maakt dat hetgeen daar omtrent is mede al dansende bewogen wordt, want leg onder de snaren op de plank enige erwten, zout, haver of iets anders dat zich licht beweeg, zo zullen ze al dansende bewogen worden, want als de snaar bewogen is beweegt de lucht, de lucht wederom de plank van de klavecimbel en die wederom de erwten of hetgeen daarop ligt. XV. Om een doodshoofd te laten spreken. Onder de natuurlijke goochelarijen is het mede niet onaardig een doodshoofd te laten spreken: en zal velen die het horen verbaasd maken en andere die het weten laten lachen. Om dit toverstuk dan in ‘t werk te stellen zo laat men een tafel maken met vier voeten waarvan een voet hol is en boven in de tafel zijn opening heeft. Als dit alzo gemaakt is moet in de vloer een pijp gaan tot onder in een kelder op welke pijp de holle voet van de tafel staat. Over de tafel nu legt men een tapijt om het bedrog niet te merken en op die plaats nu daar het gat is zet men het doodshoofd op het kleed en een ander heeft onder in de kelder zijn oor aan de pijp om te horen wat er in de kamer, daar het doodshoofd spreken zal, gezegd wordt. Als men nu het doodshoofd iets vraagt zo spreekt diegene die in de kelder is door de pijp en het schijnt dat het doodshoofd dan zeker spreekt. [303] |
XVI. Om te maaken dat een Kalfs hoofd dat gebraaden is 10 oft 12 maal roepen sal, of het levendig waare. Gy sult een doosken nemen dat kleyn zy, ‘t selve vol gatjens boorende, daar naa neemt eenen groenen Vorsch, en den selven sult gy in dit Doosken doen, dan sult gy eerst sien een groot blad in ‘t doosken te doen, op dat den Vorsch het doosken niet en rake, soo ook boven op, daar naar als men het Kalfs-hoofd op tafel brengt, terwijle dat ‘t heet zy, sult gy ‘t voorsz. doosken daar den levendigen Vors in is in ‘t Kalfs mond steeken, soo dat den Vorsch sulke hitte niet lijden kunnende, sal beginnen te queken ende al sulken stemme beslooten wesende, sal een stemme maken, diergelijk als van een Kalf, ende een jegelijk sal meynen dat ‘t Kalfs-hoofd sulken geluyt make, ende sullen feer verwonderen. XVII. Om heymelijk te doen beeven de Snaar van een Fiool, ofte iets dat daar op leydt, sonder dat de selve van ymant aangeraakt word. Dit is een Mirakel in de Musyke, en seer ligtelijk te ondersoeken, neemt een gemeene Fiool oft eenig diergelijke Instrument, kiest eenige twe distantie snaaren, invoege dat daar een ander tusschen beyde zy, accoort deese twee uyterste snaren in gelijke toon sonder te raaken die in het midden leydt, strijkt met de strijkstok een weynig hart op de grootste van deese twee, en u sal wonder te vooren koomen, want op de selve tijd dat de snaar gestreken met de strijk-stok sal komen te beven, sal ook de andere snaar die gelijke toon heeft, [304] oogenschijnlijk beven sonder datse van ymand word aangeroerd, ja selfs de snaar in het midden beweegt sig in geenderley maniere, en soo gy de eerste snaar stelt op een andere toon de sleutel los drayende ofte de vinger op een van de toetse houdende, en sal de andere snaar sich niet bewegen, nu vrage ik waar dit beven der snaar van daan koomt, is het door eenige verborge simpatije, of veel eer, dat de snaar gestelt op gelijke toon, lichtelijk ontfangt de inpressie des luchts, die bewogen word door het bewegen van de eerste, hoe koomt het dat sy beeft soo haast als de eerste wort gestreken met de strijk-stok. By deese aparentie sal ik voegen hoe het voorgaande noch wonderlijker geschieden kan, met twee Luyten, twee Harpen, twee Fioolen, twee Klavecymbaals, ofte met twee andere Instrumenten, gestelt in gelijke toon, want het eene Instrument door eenige handt matich aangestelt zijnde, sal een bewegen geven aan de snaar van het ander, invoegen dat soo de snaar van elk der voorseyde instrumenten so geaccordeert zijn, dat die ten vollen sonder divisie aangetast zijnde, eenige harmonie konnen exprimeeren, het welke lichtelijk met twee harpen ofte met twee Klavercymbaals kan geschieden, een van beyde geraakt zijnde sal in het ander diergelijke harmonie verwekken, mits dat de distantie tusschen twee aan haare positie recht worde gekoosen, het welke bysonder dan verstandelijker en ogenschijnlijker geschieden sal, wanneer de snaaren in unison gestelt zijn, en voornamelijk soo dik en even lang zijnde, daar uyt dan openbaar is, dat op een selve instrument, een snare gemaakt zijnde die meerder sal bewegen, welke van een toon is als die geene die daer meede staan in de octavo, en meerder octavo als die met haar staan in eenige andere Consonantie tusschen spesie, anders soo men dit bewegen der twee gelijke [305] snaren noch klaarder sien wil, lecht op de eene snaar een dun spaantie ofte een kleyn papiertje, soo sal men terwijl de andere wordt aangeraakt, dit papiertje volkomelijk sien bewegen. |
XVI. Om te maken dat een kalfshoofd dat gebraden is 10 of 12 maal roepen zal alsof het levend was. Ge zal een doosje nemen dat klein is en dat vol gaatjes boren, neem daarna een groene kikker en die zal ge in het doosje doen, dan zal ge eerst zien om een groot blad in ‘t doosje te doen op dat de kikker het doosje niet aanraakt en zo ook bovenop, daarna als men het kalfshoofd op tafel brengt terwijl dat ‘t heet is zo zal ge het vermelde doosje waar de levende kikker in is in de kalfsmond steken zodat den kikker zulke hitte niet lijden kan en zal beginnen te kwaken en al zo’n besloten stem zal een stem geven diergelijk als van een kalf en iedereen zal menen dat ‘t kalfshoofd zo’ m geluid maakt en zullen zich zeer verwonderen. XVII. Om heimelijk te laten beven de snaar van een viool of iets dat daarop ligt zonder dat die van iemand aangeraakt wordt. Dit is een mirakel in de muziek en zeer licht te onderzoeken, neem een gewone viool of enig diergelijke instrument, kies enige twee distantie snaren, invoegen dat daar een ander tussen beide is, akkoord deze twee uiterste snaren in gelijke toon zonder aan te raken die in het midden ligt, strijk met de strijkstok een weinig hard op de grootste van deze twee en u zal wonder tevoren komen, want op dezelfde tijd dat de snaar gestreken met de strijkstok zal komen te beven zal ook de andere snaar die gelijke toon heeft, [304] ogenschijnlijk beven zonder dat die van iemand wordt aangeroerd, ja zelfs de snaar in het midden beweegt zich op geen manier en zo ge de eerste snaar stelt op een andere toon en de sleutel los draait of de vinger op een van de toetsen houdt zal de andere snaar zich niet bewegen, nu vraag ik waar dit beven der snaar vandaan komt, is het door enige verborgen sympathie of veel eerder dat de snaar gesteld op gelijke toon licht ontvangt de impressie der lucht die bewogen wordt door het bewegen van de eerste, hoe komt het dat ze beeft zo gauw als de eerste wordt gestreken met de strijkstok. Bij deze apparente zal ik voegen hoe het voorgaande noch wonderlijker geschieden kan met twee luiten, twee harpen, twee violen, twee klavercimbels of met twee andere instrumenten gesteld in gelijke toon, want het ene instrument die door enige hand matig aangesteld is zal een bewegingen geven aan de snaar van de andere, invoegen dat zo de snaar van elk der voorzegde instrumenten zo geaccordeerd zijn dat die ten volle zonder divisie aangetast zijn enige harmonie kunnen uitvoeren was licht met twee harpen of met twee klavercimbels kan geschieden, als een van beide geraakt is zal in de andere diergelijke harmonie verwekken, mits dat de distantie tussen twee aan hun positie recht wordt gekozen wat bijzonder de dan verstandelijker en ogenschijnlijker geschieden zal wanneer de snaren in uni gesteld zijn en voornamelijk zo dik en even lang zijn waaruit dan openbaar is dat op en hetzelfde instrument en snaar die gemaakt is die meer zal bewegen, welke van een toon is als diegene die daarmee staan in de octavo en meerder octavo als die met hen staan in enige andere consonantie tussenruimtes, anders zo men dit bewegen der twee gelijke [305] snaren noch duidelijker zien wil, leg op de ene snaar een dun spaantje of een klein papiertje, zo zal men terwijl de andere wordt aangeraakt dit papiertje volkomen zien bewegen. |
XVIII. Om een Doove, een Fiool of een Lier te doen hooren spelen. Speelt op een Fiool, Lier oft eenig ander diergelijk instrument, laat den Dooven in ‘t hoofd oft hals van de Fiool of Lier byten, soo sal hy een lieflijke dreun van het speelen in sijn herseninge gewaar werden, dit schynt een wonder te sijn, maar eeven wel gebeurlijk. XIX. Een Instrument te maken dat van verre doet hooren, gelijk de Verkijkende Brillen van verre doen sien. En meent niet dat de Mathematische Konst, die met sulke schoone behulpselen het ghesichte te baate koomt, het gehoor iets soude doen ontbreken, men weet dat men somtijds door batanen, dat is, door eenige lange Pypen, malkanderen van verre wel perfect kan verstaan: de ervarentheyd leert ons ook dat in sulke plaatsen, daar de lange galderyen met verwulfsels zyn uyt gehaalt, sal ‘t gebeuren, dat een mensche sachjens aan den eenen hook sprekende, van andere menschen aan de andere hoek perfect kan verstaan worden, hoewel dat de andere Persoonen tusschen beyde zijnde, niemandalle en hooren, ‘t is een generaal presipium dat dat over al gelt, dat de holle pypen grootelijks dienen om de activiteyten der nateurlijke oorsaken te versterken, wy sullen sien, dat het vuur gedwongen [306] in sulke pypen sal branden tot drie ofte vier voeten hoog, het welke in een vrye lucht qualijk sal konnen geschieden, het springen der Fonteynen leert ons, hoe dat het water met groote violentie op vloeyt, wanneer het in grooten ofte Canaal word gedwongen, de Verre kykers doen ons van gelijken sien, hoe dienstelijk sodanige pypen zijn om de specie en het ligt dies te sigtbaarder te maken. Men seit dat een seeker Prince in Italien een schoone sale heeft, waar in hy lichtelijk en perfect kan hooren, al de discoursen der gener die daar omtrent om de galderyen wandelen, en dat door sekere vase en kanalen die op den Hof en dese respondeeren, Vitruvius selfs, de Prince van alle Argitecten, maakt men sich van eenige Kanalen die de stemme der Ageerders en de Comede Speelders deden verheffen Ten is niet van noden soo veel te spreeken om te bewijsen door wat beginsel de eerste inventie van sulke nieuwe Sarbatanen ofte stem-trechters eerst gesproten zy, daar mede sommige groote Personagie in onsen tijt sich weten te behelpen, sy werden gemaakt van silver, Koper, ofte eenige andere luydende Materyen, op de maniere van een waren tregter, men voegt het wyde uytgeholde eynde na die geene die spreekt, ofte iets voor draagt, om daar door het geluyt der stemme te vergaren en te maken dat die pypen die aan het oore komt, de selve dies te klaar in slaat, en minder wort gedissipeert ofte gebroken, en dien volgens meerder gesterkt word. XX. Een Maniere om te verlakken. Neemt van de beste Sand-lak twee oncen, set die op voorloop van Brandewijn die seer sterk is tien oncen. Laat dit eenige dagen in de heette [307] Sonne staan, soo sal de voorloop van Brande Wijn heel schoon roodt werden, welke gy bewaaren sult en tot het gebruyk bewaren. Neemt dan lym, kookt die in water, met sodanigen fijn gewreven verf, als gy begeert dat u koleur sal zijn, dit dik genoeg gekookt hebbende bestrijkt daar het gene mede dat gy wilt verlakken en laat het drogen, is ‘t dat het elders ongelijk is, soo moet gy dat een weynig gladden. Maar soo ghy uw Lak-werk silveragtig wilt hebben, soo lymt eerst maar met simpel gekookte lijm, noch nat zijnde, strooyt daar over van het kleyn gesneden plat geslagen Silver of klater silver dat de verciersters gebruyken om haar Bloemen op te pronken, stroyt over al te degen, dat er geen plaats open blieve, gedroogt zijnde lakt men het over al effen. Dit nu gedaan zijnde, neemt men de boven geschrevene Tinctuur van Lak en men strijkt daar over, ‘t welk soo dikwils herdaan werde, tot ԥr een bequame korst van Lak boven over heene gedroogt is. Maar men moet weten, dat het altijt in de Sonne moet gedroogt werden, of anders blinkt het niet. |
XVIII. Om een dove een viool of een lier te laten horen spelen. Speel op een viool, lier of enig ander diergelijk instrument, laat de dove in ‘t hoofd of hals van de viool of lier bijten, zo zal hij een lieflijke dreun van het spelen in zijn hersens gewaarworden, dit schijnt een wonder te schijn, maar evenwel te gebeuren. XIX. Een instrument te maken dat van verre laat horen, gelijk de verkijkende brillen van verre laten zien. En meent niet dat de mathematische kunst die met zulke mooie hulpmiddelen het gezicht te baat komt het gehoor iets zou laten ontbreken, men weet dat men soms door batanen, dat is door enige lange pijpen, elkaar van verre wel perfect kan verstaan: de ervaring leert ons ook dat in zulke plaatsen daar de lange galerijen met verwulfsels zijn uitgehaald dat zal ‘t gebeuren dat een mens die achtjes aan de ene hoek spreekt van andere mensen aan de andere hoek perfect kan verstaan worden, hoewel dat de andere personen die tussen beide zijn, niemendal horen, ‘t is een algemeen term dat overal geldt dat de holle pijpen zeer dienen om de activiteiten der natuurlijke oorzaken te versterken, we zullen zien dat het vuur gedwongen [306] in zulke pijpen zal branden tot drie of vier voeten hoog wat in een vrije lucht kwalijk zal kunnen geschieden, het springen der fonteinen leert on, hoe dat het water met grote kracht omhoog vloeit wanneer het in goten of kanalen wordt gedwongen, de verrekijkers laten ons dergelijke zien, hoe dienstig zodanige pijpen zijn om de specie en het licht des te zichtbaarder te maken. Men zegt dat een zekere prins in Italië een mooi zaal heeft waarin hij lichte en perfect kan horen alle de discussie van diegene die daar omtrent om de galerijen wandelen en dat door zekere vazen en kanalen die op de hof en deze responderen, Vitruvius zelf, de prins van alle architecten, maakt men zich van enige kanalen die de stem der ageerde en de komediespelers lieten verheffen. Het is niet nodig zoveel te spreken om te bewijzen door wat beginsel de eerste inventie van zulke nieuwe Sarbatanen of stemtrechters eerst gesproten is waarmee sommige grote personages in onze tijd zich weten te behelpen, ze worden gemaakt van zilver, koper of enige andere klinkende materies op de manier van een warentrechter, men voegt het wijde uitgeholde einde naar diegene die spreekt of iets voordraagt om daardoor het geluid der stem te verzamelen en te maken dat de pijpen die aan het oor komt die er des te helder in slaat en minder wordt verkwist of gebroken en dientengevolge meer versterkt wordt. XX. Een manier om te verlakken. Neemt van de beste zandlak twee ons, zet die op voorloop van brandewijn die zeer sterk is, tien ons. Laat dit enige dagen in de hitte van de [307] zon staan, zo zal de voorloop van brandewijn heel mooi rood worden die ge bewaren zal en tot het gebruik bewaren. Neem dan lijm, kook die in water met zodanige fijngewreven verf als ge begeert dat uw kleur zal zijn, als dit dik genoeg gekookt is bestrijk daar hetgeen mee dat ge wit verlakken en laat het drogen, is ‘t dat het elders ongelijk is zo moet ge dat een weinig gladden. Maar zo ge uw lakwerk zilverachtig wil hebben, zo lijm het eerst maar met eenvoudig gekookte lijm, als het nog nat is strooi daarover het klein gesneden platgeslagen zilver of klater zilver dat de versiersels gebruiken om hun bloemen op te pronken, strooi het overal terdege zodat er geen plaats over blijft en als het gedroogd is lakt men het overal effen. Als dit nu gedaan is neemt men de boven geschrevene tinctuur van lak en men strijkt daarover, wat zo vaak opnieuw gedaan moet worden tot er een bekwame korst van lak boven overheen gedroogd is. Maar men moet weten dat het altijd in de zon moet gedroogd worden of anders blinkt het niet. |
[308] Het Verbeetert en Vermeerdert Natuurlyk Tover-boek, of Speel-toneel der Konsten. Het Veertiende Boek. Behelsende verscheyde manieren van Rare konsten. I. Om Wormtjes te maken door het smeeren van een Boterham. Het is een aardig en vermakelijk konstjen dat men in ‘t smeeren van een Boterham Wormtjes maakt, het geen den onervaren voor ware Kase Maden of Wormtjes sal houden. Om dit nu te doen, soo laat een Mes maken, of laat u Mes boven aan de sijde van de punt na den rug des mes een [309] of twee gaatjes maken soo groot als dit o oogje is. Indien men 2 oogjes daar aan laat maken soo staan die in alsulken gedaante o o boven malkander. Sommige tot meer vermaak soo is alleen het een oogje door: en het ander niet door, op de eene sijde des mes staan de oogjes aldus. o toe op de ander sijde o open. o oopen o toe. Als men nu met het Mes de Boter wat soetjes smeert, soo komen der eenige Wormtjes van Boter door het open gat: dit sullen seer wel Maden gelijken, voornamelijk als het van witte Winter Boter is. II. Om door een diepe plas Waters te komen door middel van een Mes. Het gebeurt somtijds dat men voor een groten of diepen plas waters koomt: daar door men niet droog-voets komen kan, (doch weet evenwel dat den plas geen drie vier of vijf voeten diep moet wesen) indien men nu een Mes by sich heeft, soo neemt u mes en snijd eenige Soden uyt het Land, of uyt het vaste Kley-land; leyt die hier en daar soo veel op malkander datse boven water komen: Men behoeft just hier van geen geheelen Dam of Bruggetje te maken, maar alleen hier en daar soo een hoogte daar men met den voet op staan en stappen kan, gaat dan hier droog voets over. Dit is by my selfs besocht en goed bevonden, verlegentheyd soekt list, seyt het Spreek-woord. OOOOO Aldus leggen dan u gesneden soden. [310] |
[308] Het Verbetert en Vermeerdert Natuurlijk Toverboek of Speeltoneel der Kunsten. Het Veertiende Boek. Omvat verschillende manieren van Rare kunsten. I. Om wormpjes te maken door het smeren van een boterham. Het is een aardig en vermakelijk kunstje dat men in ‘t smeren van een boterham wormpjes maakt, hetgeen de onervaren voor ware kaas maden of wormpjes zal houden. Om dit nu te doen zo laat een mes maken of laat uw mes bovenaan de zijde van de punt naar de rug der mes een [309] of twee gaatjes maken zo groot als dit o oogje is. Indien men 2 oogjes daaraan laat maken zo staan die in als zulke gedaante o o boven elkaar. Sommige tot meer vermaak zo is alleen het een oogje door: en het ander niet door, op de ene zijde der mes staan de oogjes aldus. o dicht op de ander zijde o open. o open o dicht. Als men nu met het mes de boter wat zachtjes smeert zo komen er enige wormpjes van boter door het open gat: dit zal zeer goed op maden gelijken, voornamelijk als het van witte winter boter is. II. Om door een diepe plas water te komen door middel van een mes. Het gebeurt somtijds dat men voor een grote of diepe plas water komt: waardoor men niet droogvoets komen kan, (doch weet evenwel dat den plas geen drie vier of vijf voeten diep moet wezen) indien men nu een mes bij zich heeft zo neem uw mes en snijdt enige zoden uit het land of uit het vaste kleiland; leg die hier en daar zoveel op elkaar zodat ze boven water komen: Men behoeft juist hiervan geen gehele dam of bruggetje te maken, maar alleen hier en daar zo’n hoogte daar men met den voet op staan en stappen kan, ga dan hier droogvoets over. Dit is door mij zelf onderzocht en goed bevonden, verlegenheid zoekt list, zegt het spreekwoord. OOOOO Aldus leggen dan uw gesneden zoden. [310] |
[308] Het Verbeetert en Vermeerdert Natuurlyk Tover-boek, of Speel-toneel der Konsten. Het Veertiende Boek. Behelsende verscheyde manieren van Rare konsten. I. Om Wormtjes te maken door het smeeren van een Boterham. Het is een aardig en vermakelijk konstjen dat men in ‘t smeeren van een Boterham Wormtjes maakt, het geen den onervaren voor ware Kase Maden of Wormtjes sal houden. Om dit nu te doen, soo laat een Mes maken, of laat u Mes boven aan de sijde van de punt na den rug des mes een [309] of twee gaatjes maken soo groot als dit o oogje is. Indien men 2 oogjes daar aan laat maken soo staan die in alsulken gedaante o o boven malkander. Sommige tot meer vermaak soo is alleen het een oogje door: en het ander niet door, op de eene sijde des mes staan de oogjes aldus. o toe op de ander sijde o open. o oopen o toe. Als men nu met het Mes de Boter wat soetjes smeert, soo komen der eenige Wormtjes van Boter door het open gat: dit sullen seer wel Maden gelijken, voornamelijk als het van witte Winter Boter is. II. Om door een diepe plas Waters te komen door middel van een Mes. Het gebeurt somtijds dat men voor een groten of diepen plas waters koomt: daar door men niet droog-voets komen kan, (doch weet evenwel dat den plas geen drie vier of vijf voeten diep moet wesen) indien men nu een Mes by sich heeft, soo neemt u mes en snijd eenige Soden uyt het Land, of uyt het vaste Kley-land; leyt die hier en daar soo veel op malkander datse boven water komen: Men behoeft just hier van geen geheelen Dam of Bruggetje te maken, maar alleen hier en daar soo een hoogte daar men met den voet op staan en stappen kan, gaat dan hier droog voets over. Dit is by my selfs besocht en goed bevonden, verlegentheyd soekt list, seyt het Spreek-woord. OOOOO Aldus leggen dan u gesneden soden. [310] |
[308] Het Verbetert en Vermeerdert Natuurlijk Toverboek of Speeltoneel der Kunsten. Het Veertiende Boek. Omvat verschillende manieren van Rare kunsten. I. Om wormpjes te maken door het smeren van een boterham. Het is een aardig en vermakelijk kunstje dat men in ‘t smeren van een boterham wormpjes maakt, hetgeen de onervaren voor ware kaas maden of wormpjes zal houden. Om dit nu te doen zo laat een mes maken of laat uw mes bovenaan de zijde van de punt naar de rug der mes een [309] of twee gaatjes maken zo groot als dit o oogje is. Indien men 2 oogjes daaraan laat maken zo staan die in als zulke gedaante o o boven elkaar. Sommige tot meer vermaak zo is alleen het een oogje door: en het ander niet door, op de ene zijde der mes staan de oogjes aldus. o dicht op de ander zijde o open. o open o dicht. Als men nu met het mes de boter wat zachtjes smeert zo komen er enige wormpjes van boter door het open gat: dit zal zeer goed op maden gelijken, voornamelijk als het van witte winter boter is. II. Om door een diepe plas water te komen door middel van een mes. Het gebeurt somtijds dat men voor een grote of diepe plas water komt: waardoor men niet droogvoets komen kan, (doch weet evenwel dat den plas geen drie vier of vijf voeten diep moet wezen) indien men nu een mes bij zich heeft zo neem uw mes en snijdt enige zoden uit het land of uit het vaste kleiland; leg die hier en daar zoveel op elkaar zodat ze boven water komen: Men behoeft juist hiervan geen gehele dam of bruggetje te maken, maar alleen hier en daar zo’n hoogte daar men met den voet op staan en stappen kan, ga dan hier droogvoets over. Dit is door mij zelf onderzocht en goed bevonden, verlegenheid zoekt list, zegt het spreekwoord. OOOOO Aldus leggen dan uw gesneden zoden. [310] |
III. Om een Vrouwmensch te beproeven ofse Maagd is of niet. Tot vermaak van de swaarmoedige Geesten so sal ik hen hier een kluchtige en vermakelijke ervarenis doen, die men ook somtijds een pots of klugt mag noemen, die den onervarene wel licht voor een ware Tovery mogt op nemen: doch het is maar een gauwigheyd of een weet, als men seyt. Doch niet te min op dat de Liefhebbers evenwel niet en mochten denken dat hier wat onbetamelijks of Nikkers werk mochte onder lopen, soo sal ik het selve openbaren, hoe het toe gaat, en daarse uyt sien konnen dat het een vermakelijke kortswijl is. In het voorby gaan Leesers, wie gy ook zijt: soo moet ik UE. ook seggen, dat gy het geen gy siet bedrieven, dat u schijnt wonderlijk en onbegrijpelijk niet aanstond voor Tovery houd: want in de nateur zijn duysend dingen, die ons onbekent zijn, die somtijds aan de ondersoekers der selve, geopenbaart worden. Wie moet sich niet verwonderen, by aldien het nu soo niet bekent waar, dat ԥr een steen is, die de kraght heeft om yser na sich te trekken, die men eertijds Magneet, en nu Seyl-steen noemt. Dit dan voor af geseyt: soo gelieft eens te letten, dat men eerst bemerkt, dat alle Vrouluyden, laten sy vry soo eerlijk zijn als Susanna, Lucretia: Hippo en andere: doch weynige uytgesondert mag ik liever seggen, om te min te dwalen niet bewust of versekert zijn, datse Maagd zijn, of om noch nader te spreken, dat se haar Maagdom, na de Joodsche strengheyd van oordeelen, hebben of draagen: Waarom de hedendaagsche Jooden haar [311] Dochters soo jong laten trouwen: ja de Priesters moesten Meysjes van elf jaren trouwen. Daar na soo word het woord van Pucellago of Maagdom tweesins verstaan: waar uyt onsen Kluchtemaker sijn voordeel trekt. Een ruymen sin is, een Vrouw-mensch is Maagd als sy niet van een Man-mensch beslapen is. Den bekrompen of engen sin is. Als de Dogter noch haar Hymen of Maagde-bloem-vleisje heeft: hoewel dit alleen maar by sommige Ontleed-kundige word geaffirmeert dat yder Maagd dat heeft. Doch wy willen ons niet in-laaten om dit geheym te ondersoekken: maar laten dat voor de gene die der voordeel mee meynen te doen: als zy dit weten, en voor de geene die het kopen, om daar op noch geld toe te bedingen. Hierom soo kan dan het sulken grooten misdaad niet wesen als de oude Genees-Heeren eertijds in een vers songen op de Latijnsche voeten deeden loopen. Magnum est crimen, rumpere Virginis Hymen. My dunkt niet dat het soo een swaaren misdaad is, groter crimen is het, als doen de Meyd van een seeker Drost van Salland seyde tegen haar Minnaar, jou Schelm en Vagebond, kan stu niet doen? waarom heeft stu my soo baloorig gemaakt? Eyndelijk den weg daar Salomon van spreekt, is een onnaspeurelijke passagie, wie sal het uytvinden? Hierom dan Lief-hebbers worden de Slooven of Mallooten soo ontstelt, als men haar op de proef wil stellen; dewijle haar veele dingen bewust en niet bewust zin. Om nu dit kluchtig potsje te beginnen: daar niemant mee ge-ergert kan zijn, ja al was het selfs een van de fijne of superfijnste Menoniste Susjes. Maar al evenwel Heeren en Juffrouwen, de klucht die men met de Meysjes hier door daar mee heeft is dubbeld het geld waard, ja meer als [312] dit geheel Toverboekje kosten sal. Om dit nu (na lang u gedult Lief-hebbers misbruykt te hebben) in ‘t werk te stellen: soo begint men aldus. Ik weet en heb een onvervalschte en wis-konst waar door ik weeten en sien kan: ja alle omstanders toonen soo klaar als den Middag son of een Dochter Maagd is of niet, dat is op dat gy my wel verstaat of sy noch haar Maagdom draagt, ‘t geen voor vele soo een lastig pak is, voornamelijk in den Maand van Maay, en of sy dat alrede verloren heeft. |
III. Om een vrouwmens te beproeven of ze maagd is of niet. Tot vermaak van de zwaarmoedige geesten zo zal ik hen hier een kluchtige en vermakelijke ervaring bij doen die men ook somtijds een pots of klucht mag noemen die de onervarene wellicht voor een ware toverij mocht opnemen: doch het is maar een gauwigheid of een weet zoals men zegt. Doch niettemin opdat de liefhebbers evenwel niet mochten denken dat hier wat onbetamelijks of slecht werk mocht onderlopen zo zal ik het openbaren hoe het toegaat en daar men uit zien kan dat het een vermakelijke kortswijl is. In het voorbij gaan lezers, wie ge ook bent: zo moet ik u edele ook zeggen dat ge het een ge ziet bedrijven dat u schijnt wonderlijk en onbegrijpelijk en niet aanstonds voor toverij houdt: want in de natuur zijn duizend dingen die ons onbekend zijn die soms aan de onderzoekers ervan geopenbaard worden. Wie moet zich niet verwonderen omdat het nu zo niet bekend was dat er een steen is die de kragt heeft om ijzer naar zich te trekke, die men eertijds magneet en nu zeilsteen-steen noemt. Dit dan vooraf gezegd: zo gelief eens te letten dat men eerst bemerkt dat alle vrouwen vrij en zo eerlijk zijn als Susanna, Lucretia: Hippo en andere: doch weinige uitgezonderd mag ik liever zeggen om te minder te dwalen niet bewust of verzekerd zijn dat ze maagd zijn of om noch nader te spreken dat ze hun maagdom naar de Joodse strengheid van oordelen hebben of dragen: Waarom de hedendaagse Joden hun [311] dochters zo jong laten trouwen: ja de priesters moesten meisjes van elf jaren trouwen. Daarna zo wordt het woord van Pucellago of maagdom tweevormig verstaan: waaruit onze kluchtenmaker zijn voordeel trekt. Een ruime zin is een vrouwmens is maagd als ze niet van een man beslapen is. De bekrompen of enge zin is; Als de dochter noch haar hymen of maagdenbloem-vliesje heeft: hoewel dit alleen maar bij sommige ontleedkundige wordt bevestigd dat elke maagd dat heeft. Doch we willen ons niet inlaten om dit geheim te onderzoeken: maar laten dat voor diegene die er voordeel mee menen te doen: als ze dit weten en voor diegene die het kopen om daarop noch geld toe te bedingen. Hierom zo kan dan het niet zoՠn grote misdaad wezen zoals de oude geneesheren eertijds in een vers zongen op de Latijnse voeten lieten lopen. Magnum est crimen, rumpere Virginis Hymen. Me dunkt niet dat het zoՠn zware misdaad is, grotere misdaad is het als toen de meid van een zekere drost van Salland zei tegen haar minnaar, jou schelm en vagebond, kan u het niet doen? Waarom heeft u me zo balorig gemaakt? Eindelijk de weg daar Salomon van spreekt is een onnaspeurbare passage, wie zal het uitvinden? Hierom dan liefhebbers worden de sloven of malloten zo ontsteld als men hen op de proef wil stellen; terwijl hen vele dingen bewust en niet bewust zijn. Om nu deze kluchtig pots te beginnen: daar niemand mee geërgerd kan zijn, ja al was het zelf een van de fijne of super fijnste Mennonieten zusjes. Maar al evenwel heren en juffrouwen, de klucht die men met de meisjes hierdoor daarmee heeft is dubbel het geld waard, ja meer als [312] dit geheel toverboekje kosten zal. Om dit nu (na lang uw geduld der liefhebber misbruikt te hebben) in ‘t werk te stellen: zo begint men aldus. Ik weet en heb een onvervalste wiskunst waardoor ik weten en zien kan: ja alle omstanders tonen zo klaar als de middagzon of een dochter maagd is of niet, dat is op dat ge me goed verstaat of ze noch haar maagdom draagt hetgeen voor velen zo’ n een lastig pak is en voornamelijk in de maand mei en of ze dat alreeds verloren heeft. |
Ik set allen maar een strootje of een koorenader in de aarde daar door ik een dunne stro-pijpje steke, alsoo dat het wel een kruys schijne, dit ga ik dan nat maken door Wijn of Water: en sie ondertusschen op het Vrouw-mensch, voorwien ik het doe, of die ik beproeven wil, sonder eenige tooverwoorden te spreken: wanneer nu de dochter geen Maagd is soo sal de gekruyste koren are eenige malen rondom drajen, en somtijds wel tot 10 of 12 malen toe, dit drayen dan is het teyken dat sy haar Maagdom verloren heeft: maar wanneer de kooren aar niet om en draayd dat is een teyken dat sy so suyver Maagd is als een glas. My dunkt ik hoor veel Liefhebbers vrage, hoe dat dit nateurlijker wijse geschiden kan? hier op antwoord ik dat het nochtans natuurkundiglijk geschied: en dat men der in de Philosophy redenen van geven kan. Die ik hier garen geven wil: en ook gaarn ontdekken: maar daar is misschien een Turk op de kust, dat is een Vrouw mensch mogt dit lesen: het [313] geen ik niet begeer te hebben, hierom dan soo moet ik Prac utie gebruyken of voorsichtig wesen: om dit geheym te ommantelen of bedekken, dat alleen voor eenige mannen van verstand verstaan worde. Soo uw ymand dit graag weten wil, die moet eerst dit onderstaande ABC ontcyferen: daar sult gy onder de schors van andere letteren vinden den waren sijn, de vindinge, uyt-legginge, en de raarste klugt die u in u leven is voorgekomen, alwaar gy ook soo oud als Nestor of Methusalem. Het eerste ABC. A. B. C. D. E. F. G. H. I. O. P. K. T. U. W. C. X. V. I. K. L. M. N. O. P. Q. R. E. Q. S. F. B. A. H. R. L. S. S. T. U. V. Q. X. Y. Z. J. M. N. I. S. Z. * Om dit te ontcijferen soo leest voor A O voor B P voor C K voor D T voor E U en soo voort met de andere letteren, dit leest voor een X en dit * voor Y X dit voor Z. Sleubtub zuun bi ton fub cuub cuxu * fub, sob Moon pu qubn fooqn tob taal kxoloknul funnulj aw sunnuljsulobtulu. Coon bi saaln ub suumn xun sascubtu O P K. zuulaf taal obtulu sunnulub, osjj. Het tweede ABC. O P K T U W C X V W F Q V A X P R B E Q S F B A G R L O M A H N I T S Y J M N I S Z * F W Z U C D J K O [314] Om dit te ontcifferen, soo set dit volgende eerst over in dit tweede ABC, en soekt dat dan weerom op in het eerste ABC, soo bekoomt gy den waren sin. Als men de Koorenaar neemt, die moet versch en niet droog zijn. Nota bene. Vyee z voae X ix XII hees ih: Den ras dezay heemz raz. Pavyeejva wzyii, an vyeei wopr daayih Al weerom ‘t geheym op een ander manier, leest dit nu Lingua Antigotica Of op sijn tegen Gotthis. Summa sob oknul Hier volgt nu het Tegen-Gothis. Eid dijem eyd nem liw roov kijlree neraalkrev, raad roov tijaard nem teh oorts tein, net fijlb oos naats: raam eid nem liw tmaahcseb, uekaam, raad roov tijard nem teh oorts oos leev neelaam mo. Dits nu genoeg voor de Liefhebbers. (Deese 3 woorden moeten door het eerste Alphabet of A B C ontcijfert worden, en men aanstonds ‘t volgende leesen konnen. Dit geschiede dan alles tot een goed eynde. Mundus vult decipi seyt de Periodista, dat is te seggen in ‘t goed Hollands. De Meysjes worden schierdul; dat sy dit niet verstaan konnen. Maar ik raad u Jongmans dat gy dit haar niet oopenbaart, of laat se u daar voor een Faveurtje geven: doch eerst geld, dan waar} |
Ik zet allen maar een strootje of een korenaar in de aarde waardoor ik een dunne stro-pijp steek, alzo dat het wel een kruis schijnt, dit ga ik dan nat maken door wijn of water: en zie ondertussen op het vrouwmens voor wie ik het doe of die ik beproeven wil, zonder enige toverwoorden te spreken: wanneer nu de dochter geen maagd is zo zal het gekruiste korenaar enige malen rondom draaien en somtijds wel tot 10 of 12 maal toe, dit draaien dan is het teken dat ze haar maagdom verloren heeft: maar wanneer de korenaar niet omdraait dat is een teken dat ze zo’n zuivere maagd is als een glas. Me dunkt, ik hoor veel liefhebbers vragen hoe dat dit op natuurlijke wijze geschieden kan? Hierop antwoord ik dat het nochtans natuurkundig geschiedt: en dat men er in de filosofie redenen van geven kan. Die ik hier graag geven wil en ook graag openbaren: maar daar is misschien een Turk op de kust dat het een vrouwmens mocht dit lezen: hetgeen [313] ik niet begeer te hebben, hierom dan zo moet ik praktijk gebruiken of voorzichtig wezen om dit geheim te ommantelen of bedekken zodat het alleen voor enige mannen van verstand verstaan wordt. Zo u iemand dit graag weten wil die moet eerst dit onderstaande ABC ontcijferen: daar zal ge onder de schors van andere letters vinden de waren te zijnde uitvinding te vinden en de raarste klucht die u in uw leven is voorgekomen al was ge ook zo oud als Nestor of Methusalem. Het eerste ABC. A. B. C. D. E. F. G. H. I. O. P. K. T. U. W. C. X. V. I. K. L. M. N. O. P. Q. R. E. Q. S. F. B. A. H. R. L. S. S. T. U. V. Q. X. Y. Z. J. M. N. I. S. Z. * Om dit te ontcijferen zo leest voor A O voor B, P voor C, K voor D, T voor E, U en zo voort met de andere letters, dit leest men voor een X en dit * voor Y, X dit voor Z. Sleubtub zuun bi ton fub cuub cuxu * fub, sob Moon pu qubn fooqn tob taal kxoloknul funnulj aw sunnuljsulobtulu. Coon bi saaln ub suumn xun sascubtu O P K. zuulaf taal obtulu sunnulub, osjj. Het tweede ABC. O P K T U W C X V W F Q V A X P R B E Q S F B A G R L O M A H N I T S Y J M N I S Z * F W Z U C D J K O [314] Om dit te ontcijferen zo zet dit volgende eerst over in dit tweede ABC en zoek het dat dan weerom op in het eerste ABC, zo bekomt ge den waren zin. Als men de korenaar neemt die moet vers en niet droog zijn. Nota bene. Vyee z voae X ix XII hees ih: Den ras dezay heemz raz. Pavyeejva wzyii, an vyeei wopr daayih Al wederom ‘t geheim op een ander manier, lees dit nu lingua Anti gotisch. Of op zijn tegen Gotisch. Summa sob oknul Hier volgt nu het tegen-Gotisch. Eid dijem eyd nem liw roov kijlree neraalkrev, raad roov tijaard nem teh oorts tein, net fijlb oos naats: raam eid nem liw tmaahcseb, uekaam, raad roov tijard nem teh oorts oos leev neelaam mo. Dit is nu genoeg voor de liefhebbers. (Deze 3 woorden moeten door het eerste alfabet of A B C ontcijferd worden zodat men aanstonds ‘t volgende lezen kan. Dit geschiedt dan alles tot een goed einde. Mundus vult decipi seyt de Periodista, dat is te zeggen in het goede Hollands. De meisjes worden schier dol dat ze dit niet verstaan kunnen. Maar ik raad u aan jonge mannen dat ge dit haar niet openbaart of laat ze u daar voor een faveurtje geven: doch eerst geld, dan waar}. |
m
IV. Om een Lees-slotje op te leesen sonder het woord te weeten. Of dit schoon by sommige onmogelijk schijnt, soo kan nochtans dit wel geschieden, als men [315] der op deese volgende manier mede omgaat. Het Kooperen leesslottje heeft 7 of 8 schijven van gedaante, als men by de Figuur hier nevenstaande sien kan. Ende de sleutel of pen is van gedaante als men by de Figuur C sien kan. Bij de letter A worden de letteren die op de 7 schijven staan vertoont. de eerste schijve. de tweede schijve. de derde schijve. de vierde schijve. de vijfde schijve. de sesde schijve. de sevende schijve. Rondom het Slottje staan deese 6 namen beschreven, Abraham, Salomon, Jesaias, Habakuk, Nehemia, en Jesrael. Hier heeft de seevende schijve deese Seven letteren A S J H N J. De sesste schijve B A E A E E. De vijfste schijve R L S B H S. De vierde schijve A O A A E R. De derde schijve H M I K M A. De tweede schijve A O A U I E. De eerste schijve M N S K A L. Indien nu de sevende of onderste schijve vast is, soo heeft men maar 6 schijven om te drayen, Elke schijf behoeft men niet meer als 6 maal te verdrayen om dat elk maar 6 letteren heeft, begint van de seevende schijf, draayt 6 maal of min als 6 maal, indien gy voelt dan het sleuteltje los word soo haald het op, want het komt open te staan voor de sleutel, gelijk men in de ronde schijf sien kan by de letter B hier vertoont. Nu draayt soo veeL [316] maal aan de seste schijf tot dat se los is. Nu draayt aan de vijfde schijf, tot dat se los is: Siet nu of de letters beginnen woorden uyt te maken die spelbaar zijn, gaat soo voort met de vierde schijf te drayen, daar vind gy beginsels van woorden, en ‘t sleutel begint al verder uyt te gaan, gaat soo voort met de derde schijf te drayen, nu siet men wel welke woorden dat ԥr uyt koomen sullen, als gy nu de tweede schijf sult soo veel omgedraayt hebben, dat de sleutel na boven koomt, soo valt u nu de eerste schijf licht om te drayen, want deese woorden van Abraham, Salomon, Jesaias, Habakuk, Nehemia en Jesrael moeten der uytkomen. Dese namen en letters staan hier maar tot een voorbeeld, doch de lees-slottjes hebben andere letteren en namen: ja elk slottje heeft besondere namen. Wanneer men eenmaal een slottje geopent heeft soo kan men licht een van de 6 namen onthouden, waar door men het dan altijd kan openen. Al wat menschen konnen dekken. Word door menschen wel ontdaan: Doch ‘t verstand moet daar toe strekken, Sal men dat te recht verstaan. |
IV. Om een lees-slotje op te lezen zonder het woord te weten. Ofschoon dit bij sommige onmogelijk schijnt zo kan nochtans dit wel geschieden als men [315] er op deze volgende manier mee omgaat. Het koperen leesslotje heeft 7 of 8 schijven van gedaante zoals men bij de figuur hier nevenstaande zien kan. En de sleutel of pen is van gedaante zoals men bij de figuur C zien kan. Bij de letter A worden de letters die op de 7 schijven staan vertoond. de eerste schijf. de tweede schijf. de derde schijf. de vierde schijf. de vijfde schijf. de zesde schijf. de zevende schijf. Rondom het slotje staan deze 6 namen geschreven, Abraham, Salomon, Jesaja, Habakuk, Nehemia, en Israël. Hier heeft de zevende schijf deze Zeven letters A S J H N J. De zesde schijf B A E A E E. De vijfde schijf R L S B H S. De vierde schijf A O A A E R. De derde schijf H M I K M A. De tweede schijf A O A U I E. De eerste schijf M N S K A L. Indien nu de zevende of onderste schijf vast is zo heeft men maar 6 schijven om te draaien, Elke schijf behoeft men niet meer als 6 maal te verdraaien omdat elk maar 6 letters heeft, begin van de zevende schijf, draai het 6 maal of minder dans 6 maal, indien ge voelt dan het sleuteltje los wordt zo haal het open want het komt open te staan voor de sleutel, gelijk men in de ronde schijf zien kan bij de letter B hier vertoont. Nu draait zoveel [316] maal aan de zesde schijf totdat het los is. Nu draai aan de vijfde schijf totdat het los is: Ziet nu of de letters beginnen woorden te vormen die te spellen zijn, ga zo voort met de vierde schijf te draaien, daar vind ge beginsels van woorden en de sleutel begint al verder uit te gaan, ga zo voort met de derde schijf te draaien, nu ziet men wel welke woorden dat er uitkomen zullen, als ge nu de tweede schijf zoveel zal omgedraaid hebben dat de sleutel naar boven komt zo valt u nu de eerste schijf licht om te draaien, want deze woorden van Abraham, Salomon, Jesaja, Habakuk, Nehemia en Israël moeten er uitkomen. Deze namen en letters staan hier maar tot een voorbeeld, doch de leesslotjes hebben andere letters en namen: ja elk slotje heeft aparte namen. Wanneer men eenmaal een slotje geopend heeft zo kan men licht een van de 6 namen onthouden waardoor men het dan altijd kan openen. Al wat mensen kunnen bedekken. Wordt door mensen wel geopend: Doch ‘t verstand moet daartoe strekken, Zal men dat terecht verstaan. |
V. Om een Peperhuys uyt een Kring te blasen op een vloer. In onse Stad was een seeker Schilder, die had in een Geselschap een groot vermaak met te wedden dat niemant van het geselschap een Papiertje of een Peperhuysje dat hy in een kring leyde op de vloer, die hy met wit krijt trok: konde buyten den kring blasen, want yder begon te blasen met al sijn kragt en niemant konde dat doen. Verstaat my wel, wanneer men sulks doen wil, soo moet het in den avond weesen, en men moet [317] daar toe het vereyschte gereed en by sich hebben. Neemd een hoofd-hair, maakt die met het een eynde aan een spelde vast, en aan het andere eynde maakt het vast aan een wit papiertje of peperhuysje soodanig als gy hier in den binnensten Kring siet afgebeeld; let wel dat het haar niet langer zy dan den Kring die gy gemaakt hebt, dan soo soekt het kruys van vier Vloer-steenen, als men hier ook siet afgebeeld, steekt u speld daar in tot aan de kop toe, en het is gedaan, laat nu elk blasen soo lang hy wil, hy sal het Papiertje daar niet uyt blasen konnen. |
V. Om een peperhuis uit een kring te blazen op een vloer. In onze stad was een zekere schilder en die had in een gezelschap een groot vermaak met te wedden dat niemand van het gezelschap een papiertje of een peperhuisje dat hij in een kring legde op de vloer die hij met wit krijt trok buiten de kring kon blazen want elk begon te blazen met al zijn kracht en niemand kon dat doen. Versta me goed, wanneer men zulks doen wil zo moet het in de avond wezen en men moet [317] daartoe het vereiste gereedschap bij zich hebben. Neem een hoofdhaar, maak die met het ene eind aan een speld vast en aan het andere eind maak het vast aan een wit papiertje of peperhuisje zodanig als ge hier in de binnensten kring ziet afgebeeld; let goed op dat het haar niet langer is dan de kring die ge gemaakt hebt, dan zo zoek het kruis van vier vloerstenen zoals men hier ook ziet afgebeeld, steek uw speld daarin tot aan de kop toe en als het is gedaan laat nu elk blazen zo lang hij wil, hij zal het papiertje daar niet uit kunnen blazen. |
VI. Om een Taart of Pankoek door drie sneeden in agt stukken te snijden. Wy oordeelen dat het veele niet onaangenaam sal zijn: voornamelijk, die sodanige Jonge luyden, die op een Gast maal somtijds te beurt valt om de Taarte in stukken te snijden of wel in eenige deelen te snijden. [318] Indien der dan mogt een Vraag-stuk voor vallen, hoe dat men een Taart of ronden Koek door drie sneden alleen in 8 deelen soude konnen deelen: het geen wel schijnt ondoenelijk te weesen. Soo kan dan dit op deese volgende manier verrichten. Men snijde de eerste sneede krom aldus Ͻ bykans, en de tweede sneed aldus C daar over heen, of liever door heen, soo dat men 5 stukken maakt. De derde sneede is recht door de 2 sneeden heen, gelijk in de bovenstaande Figuur te sien is: en alsoo sult gy 8 deelen of stukken hebben, die eeniger maten even groot zijn. |
I. Om een taart of pannenkoek door drie sneden in acht stukken te snijden. We oordelen dat het velen niet onaangenaam zal zijn: voornamelijk, die zodanige jongelieden die op een gas maal somtijds te beurt valt om de taart in stukken te snijden of wel in enige delen te snijden. [318] Indien er dan een vraagstuk mocht voorvallen hoe dat men een taart of ronde koek door drie sneden alleen in 8 delen zou kunnen verdelen: hetgeen wel schijnt ondoenbaar te wezen. Zo kan je dan dit op deze volgende manier verrichten. Men snijdt de eerste snede krom aldus Ͻ bijna en de tweede snede aldus C daar overheen of liever doorheen zodat men 5 stukken maakt. De derde snede is recht door de 2 sneden heen, gelijk in de bovenstaande figuur te zien is en alzo sult ge 8 delen of stukken hebt die eniger maten even groot zijn. |
VII. Om een Ey of Ey-rond met een Passer te maken. Soo ymand begeerig is, om een gedaante van een Ey door een Passer te trekken, die beginne dit werk aldus, die maake eerst een linie, gelijk hier nevens by de letteren A B aangewesen word, en maake daar op met een Passer een half rond soo dat A B den Diameter of middelijn is, uyt welke midlijn men een drie hoek maakt als A B C, merkt, deesen drie hoek behoeft juyst niet gelijk sijdig te wesen, dat is, dat de linien A B, B C, en C A even lang zijn gelijk nu hier den driehoek ABC ook niet en is, Verlangt nu de linie A C, soo ver omtrent als men hier siet, of dat de linie: A C soo [319] lang zy, als de linie A B, verlangt nu ook de linie B C, dat se is als de linie A B. Trekt nu verder uyt het punt B een Boog van A, tot het eynde van de linie B C, wederom trekt uyt het punt A een Boog van B tot het eynde van de linie A C, dit gedaan zijnde, trekt uyt het punt C een Boog van het eynde der linie B C, tot het ander eynde der linie A C, en het is gemaakt. VIII. Om Goud te leggen op een swarten grond. Neemt Lamp swart maakt ԥr een grond af, op welk gy Goud met Gom-water leggen sult. IX. Om het Goud te leggen op een slechten grond. Neemt fijn Gips, Aloe Epaticum, Bolus Armenius, van elks eeven veel, tempert dat met het wit van een Ey, dat versch zy: en door een doek gedaan, en is den grond te sterk, tempert het met schoon sterk Water. X. Om het Goud noch op een andere manier te leggen. Neemt sterk Gom-water, met welk gy het Goud alleen leggen sult, en desen grond sal goed wesen op Pargament. Dit selve meugt gy ook met het wit van een versch ey doen, en ook wel met vijgen-melk alleen. [320] XI. Om Goud op Marmer-steen, of op een Tafel of berd te leggen. Nemt Bolus Armenicus, en breekt het wel met lijn-saat of noten oly: en als ghy het goud op deesen grond leggen wilt, soo maakt dat het niet te vochtig of te droog en zy. Merkt Leeser anders soo neemt men van den oudsten en diksten Lyn-olie die men bekomen kan, die doet men in eenige roode of gele Verwe, en die dan van pas droge zijnde, soo leyd men het blad goud op. XII. Om een goud te leggen daar op men Goud leyt, dat men bruyneren mag. Neemt Gips een Ooker-noot groot, Bolus Armenicus een Boon groot, Alo Epaticum een Boon groote, Suyker Kandy een Boon groot: stampt elk besonder, en het een op het ander doende, doet ԥr een weinig Civir of Honing by. XIII. Om letteren te schrijven, die men met goud, Silver, &c. bestrijken mag. Neemt Paragon-steen of Kristal, breekt dat wel met het wit van een Ey, en schrijfter [321] meede, wat gy wilt, en als het droog is, so wrijft het geschrijft met Goud, Silver of ander Metaal, soo als gy wilt, en het sal der de koleur van hebben. XIV. Om een Goud-grond op Sijden stof of Linnen te leggen. Eerst moet men den grond van Pargament-lym leggen, op sijden laken, op dat het niet door en sla, daar na neemt Ceruse, Bolus Armenicus, Spaans-groen van elks even veel, en wrijft dit al te samen drooge op een Porphijrsteen, en doet het in een geloyt Pannetje, makende een weekachtig deeg met Vernis, soo dat gy het gemakkelijk met de Penceel nemen kond, en dat op een kleyn vuurtje dat het niet en siede. Soo men wil een Goud-grond op Marmersteen leggen, die doe daar geen Lym eerst op, maar neme maar alleen Ceruse, Bolus Armenicus en Spaans-groen, als boven gemelt is, en het sal goed zijn. XV. Om een Bytende Goud-grond, op Kooper of Yser te leggen. Neemt weeken Vernis een pond, Terpentijn, Lyn-saad oly, van elks een once, mengt dat al te samen wel, en het is gemaakt. [322] |
VII. Om een ei of eirond met een passer te maken. Zo iemand begerig is om een gedaante van een ei door een passer te trekken die begint dit werk aldus, die maakt eerst een linie gelijk hier nevens bij de letters A B aangewezen wordt en maakt daarop met een passer een halve rondte zodat A B de diameter of middellijn en uit die middellijn men een driehoek maakt als A B C, merk, deze driehoek behoeft juist niet gelijkzijdig te wezen, dat is dat de linies A B, B C, en C A even lang zijn gelijk nu hier de driehoek ABC ook niet is. Verleng nu de linie A C, zover omtrent als men hier ziet of dat de linie A C zo [319] lang is als de linie A B, verleng nu ook de linie B C, zodat het is als de linie A B. Trek nu verder uit het punt B een boog van A tot het einde van de linie B C, wederom trek uit het punt A een boog van B tot het einde van de linie A C, als dit gedaan is trek uit het punt C een boog van het einde der linie B C, tot het ander einde der linie A C en het is gemaakt. VIII. Om goud te leggen op een zwarte grond. Neem lampzwart en maak er een grond van waarop ge goud met gom-water leggen zal. IX. Om het goud te leggen op een rechte grond. Neem fijn sips, Alo de vorm Epaticum, Bolus Armeniacum, van elk even veel, meng dat met het witte van een ei dat vers is en door een doek gedaan en is de grond te sterk, meng het met schoon sterk water. X. Om het goud noch op een andere manier te leggen. Neem sterk gom-water, waarmee ge het goud alleen leggen zal en deze grond zal goed wezen op perkament. Datzelfde mag ge ook met het witte van een vers ei doen en ook wel met vijgenmelk alleen. [320] XI. Om goud op marmersteen of op een tafel of plan te leggen. Neem Bolus Armeniacum en breekt het goed met lijnzaad of notenolie: en als ge het goud op deze grond leggen wil zo maak dat het niet te vochtig of te droog is. Merk lezer, anders zo neemt men van de oudsten en dikste lijnolie die men bekomen kan, die doet men in enige rode of gele verf en als die dan van pas droog is zo legt men het bladgoud erop. XII. Om een goud te leggen waarop men goud legt dat men polijsten mag. Neem gips een grote walnoot, bolus Armeniacum, een boon groot, Alo de vorm Epaticum, een boon groot, suiker kandij, een boon groot: stamp elk apart en doe het ene op het andere en doe er een weinig civet of honing bij. XIII. Om letters te schrijven die men met goud zilver, etc. bestrijken mag. Neemt Paragon-steen of kristal, breek dat goed met het witte van een en schrijf er mee [321] wat ge wilt en als het droog is zo wrijf het geschrift met goud, zilver of ander metaal zoals ge wilt en het zal er de kleur van hebben. (Paragoneren dat is gelijk maken, effenen een steen waarmee men polijst zoals een puimsteen of Zweedse steen) XIV. Om een goudgrond op zijden stof of linnen te leggen. Eerst moet men de grond van perkamentlijm leggen op zijden laken opdat het niet doorslaat, daarna neem loodwit, bolus Armeniacum, Spaans-groen, van elk even veel en wrijft dit alles tezamen droog op een porfiersteen en doe het in een loden pannetje en maak een weekachtig deeg met vernis zodat ge het gemakkelijk met de penseel opnemen kan en dat op een klein vuurtje zodat het niet heet kookt. Zo men wil een goudgrond op marmersteen leggen, doe daar eerst geen lijm op, maar neem maar alleen loodwit, bolus Armeniacum en Spaans-groen zoals boven gemeld is en het zal goed zijn. XV. Om een bijtende goudgrond op koper of ijzer te leggen. Neem weke vernis, een pond, terpentijn, lijnzaadolie, van elk een ons, meng dat alles goed tezamen en het is gemaakt. [322] |
XVI. Om een Goud-verwe te maken sonder Goud. Indien men het sap van Seffraan bloemen, die noch versch op den struyk zijn bekoomen, soo mag dat neemen, of anders neemt droogen Safferaan wel gepulfeert, en doet ԥr soo veele blinkenden Operimentum by, dit geschilfert en niet aardachtig zy, daar na met Geyten of Snoeken gal (die de beste is) sult gy ‘t wel onder een mengen. Dit gedaan zijn, legt het met een vles onder een Mest hoop, en laat het daar sommige dagen leggen, daar na bewaart het tot dat gy der mee schryven wilt, gy sult een uytnemende schoon Gout-verwe koleur hebben. XVII. Om een Goud Verwe te maken daar men meede schrijven en Vergulden kan, op Yser, Hout, Glas en Been. Neemt een Ey op den selfden dag geleyt, ‘t welk men aan een eynde open doen sal, en daar door het wit uyt blasen, daar na neemt twee deelen Quik-silver, een deel Sal Armoniacum dat suyver zy en wel gestooten, van de twee dingen sult gy soo veel op den Dooyer des Eys doen, die noch in de schaale gebleven is, tot dat de schale daar vol af is, en onderroert het met een kleyn stokje, stopt het met selve stuk schaal, dat gy der uytgebrooken hebt, en met een weynig Was toe makende, soo dat ԥr niet uyt noch in en kan koomen, Legt daar na dit Ey in Paardemist recht over eynde met het open opwaards, neemt dan noch een ander halve Ey schelle, die gy op de bovenste openheyt dekken sult, en overdekt die met Mest; en laat dat daar 20 of 25 dagen lank leggen, soo sult gy een [323] seer schoone Goud verf hebben, om daar mee te schrijven en schilderen, soo gy wilt. Is het u noch te hard of te dik, soo dunt het met een weynig Gomwaters. XVIII. Om een schoone Goud-verf te maken met kleyne kosten en moeyten. Neemt Citrangel of seer geele Oranie Appelschellen, doet ԥr ‘t wit wel reyn uyt; stampt die daar na seer wel in een schoonen steenen of houten Mortier, en neemt Swavel die heel geel, en seer blinkende zy gepulverd, die gy by de gestamte schellen doen sult, en al te samen wel stooten. Dit gedaan zijnde, soo doet dit samen in een vles, en bewaart die in een Kelder of op een vochtige plaats 8 of 10 dagen lank. Ten lesten sult gy ‘t een weynig aan ‘t vuur verwermen, schrijft ԥr of schildert ԥr meede, en het sal een uytsteekende Goud-verwe zijn. XIX. Om verheven Letteren van Goud en Silver te maaken. Laat men twee of drie Bollen Looks nemen, en maken die te rechte schoon, parst het sop daar soo stijf uyt als men kan. Doet hier een weynig Inkts in tot dat het swart is, of een weynig Saffraans sonder Inkt, schrijft daar me grootachtige letters of anders, en laat die droogen. Daar na overtrekt die noch eens om soo dik te maaken, als men wil, en laat die drogen. Als gy ‘t Gout daar op leggen wilt, soo maakt het warm met u adem [324] en legt het Goud blad daar op, dan dekt het terstond met Katoen, en wrijft het, soo sal het der afgaan dat het niet gevat heeft: Soo doende soo sal u werk verheven verguld blyven. |
XVI. Om een goudverf te maken zonder goud. Indien men het sap van saffraan bloemen die noch vers op de struik zijn bekomt zo mag dat nemen of anders neem droge saffraan goed verpoederd en doe er zoveel blinkende auripigmentum bij, die schilachtig en niet aardachtig is, daarna met geiten en snoekengal (die de beste is) zal ge hoed goed onder elkaar mengen. Als dit gedaan is leg het met een vlees onder een mesthoop en laat het daar sommige dagen liggen, daarna bewaar het totdat ge er mee schrijven wil en ge zal een uitnemende-e mooie goudverf kleur hebben. XVII. Om een goudverf te maken waarmee men schrijven en vergulden kan op ijzer, hout, glas en been. Neem een ei op dezelfde dag gelegd wat men aan een einde open doen zal en daardoor het witte uitblazen, daarna neem twee delen kwikzilver en een deel zout ammoniak dat zuiver is en goed gestampt, van die twee dingen zal ge zoveel op de dooier van het ei doen die nog in de schaal gebleven is totdat de schaal daar vol van is en roer het met een klein stokje, stop het dicht met hetzelfde stuk schaal dat ge er uit genomen hebt en maak het met een beetje was dicht zodat er niets uit nog in kan komen, Leg daarna dit ei in paardenmest recht overeind met het open eind omhoog, neem dan noch een ander half eierschil die ge op de bovenste opening bedekken zal en overdek die met mest; en laat dat daar 20 of 25 dagen lang liggen, zo zal ge een [323] zeer mooie goudverf hebben om daarmee te schrijven en schilderen zo ge wilt. Is het u noch te hard of te dik zo verdun het met een weinig gomwaters. XVIII. Om een mooie goudverf te maken met weinig kosten en moeite. Neemt citroen of zeer gele oranjeappelschillen, doe er het witte goed uit; stamp die daarna zeer goed in een schone stenen of houten mortier en neem zwavel die heel geel en zeer blinkend is en goed verpoederd die ge bij ge gestampte schillen zal doen en alles tezamen goed stampen. Als dit gedaan is zo doe dit tezamen in een fles en bewaar die in een kelder of op een vochtige plaats 8 of 10 dagen lang. Tenslotte zal ge het een weinig bij het vuur verwarmen en schrijf er of schilder er mee en het zal een uitstekende goudverf zijn. XIX. Om verheven letters van goud en zilver te maken. Laat men twee of drie bollen knoflook nemen en maak die terecht schoon, pers het sap daar zo stijf uit als men kan. Doe hierin een weinig inkt totdat het zwart is of een weinig saffraan zonder inkt, schrijft daarmee grootachtige letters of anders en laat die drogen. Daarna overtrekt die noch eens om ze zo dik te maken als men wil en laat die drogen. Als ge het goud daarop leggen wil zo maakt het warm met uw adem [324] en leg het goudblad daarop, dan bedek het terstond met katoen en wrijf het, zo zal er afgaan dat het niet gevat heeft: Zodoende zo zal u werk verheven verguld blijven. |
XX. Van de Kruyden die liefde verwekken. Sommige seggen dat Glas, in sap van Kruyskruyd, en in Bokken-bloed gesooden, heel moruw word als Was, soo dat men daar in drukken mag al ‘t geen men wil, en ‘t selve weerom hard word, als men ‘t selve weerom in koud Water leyt. Ik geloof het niet: maar by Petronius word verhaalt, dat een Konstenaar quam by den Keyser Tiberius, die een glas had gemaakt, dat vallende niet en brak, maar een deuk kreeg als of het Tin of Lood waar: dog dit kost den man sijn leeven. Alsoo sal dit ook zijn, als dat den Diamant door Bokken-bloed vermorwt word, dit is vals bevonden. Noch iets van de selve geloofwaardigheyd. Den geleerden Heer Costoeus schrijft, dat die geen die hen handen bestrijken met het sap van Bingelkruyd (Latijn Mercurialis) met het sap van witten Heumst en van Porceleyne vermengt, gesmolten Loot sullen handelen konnen, sonder daar eenig letsel van te gevoelen. Ik begeere het niet te versoken. Sommige seggen wanneer men sijn handen met het sap van wilden Radijs wrijft, dat mende Slangen vrylijk mag aanraaken, dit soude konnen waar wesen, maar heb geen gelegenheyd om dit te konnen besoeken. Met de wortelen van wilden Radijs, kan men Yvoor schoon maken. Dit kan men versoeken. Men seyt dat het Yvoor sacht word, als dat ses uuren daar meede gesooden word: en daen alsoo [325] bequaam maakt om daar iets in te drukken, of yets daar van maken. Het geen ik ook niet licht geloof. Hier volgen noch middelen om by yder lief en aangenaam te worden door de kruyden, ‘t geen ik niet geloven kan, doch die lust heeft die besoek het, ‘t kan geen hinder toebrengen. Men seyt, dat die den wortel van Eryngium by sich dragen, altijd welkoom, aangenaam en lief getal sullen zijn. Sommige gelooven in Italien als men het sap van Papen kruyd met oly vermengt, en daar mee fijn bestrijkt dat hy daar door lief getal, en aangenaam by Groote Heeren en Vorsten sal weesen, soo dat hy sal verkrijgen wat hy begeert. Dit derf ik niet verseekeren, dewijl wy niemant konnen, die besocht heeft. Sommige Hovelingen strijken sy met Oly van Lelien, of Verligistrum daar het zaad van groot Oraat in te week in gestaan of gesoden heeft, hoopende by hen Heeren te aangenamer te worden, en by Jonkvrouwen schoonder en te behaaglijker te schynen, en alle tovery te beletten. Sommige meynen ook als sy ‘t kruyd Leontopodion by sich dragen, dat se over al welkomen en aangenaam sullen zijn. |
XX. Van de kruiden die liefde verwekken. Sommige zeggen dat glas in sap van kruiskruid en in bokkenbloed gekookt geel murw wordt als was zodat men daarin drukken mag al ‘t geen men wil en dat het wederom hard wordt als men het wederom in koud water legt. Ik geloof het niet: maar bij Petronius wordt verhaald dat een kunstenaar kwam bij keizer Tiberius die een glas had gemaakt als dat viel het niet brak, maar een deuk kreeg alsof het tin of lood was: dog dit koste dn man zijn leven. Alzo zal dit ook zijn als dat de diamant door bokkenbloed vermurwd wordt, dit is vals bevonden. Noch iets van dezelfde geloofwaardigheid. De geleerde heer Costoeus schrijft dat diegene die hun handen bestrijken met het sap van bingelkruid (Latijn Mercurialis) met het sap van witte heemst en postelein vermengt, gesmolten lood zullen handelen kunnen zonder daar enig letsel van te voelen. Ik begeer het niet te verzoeken. Sommige zeggen wanneer men zijn handen met het sap van wilde radijs wrijft dat men de slangen vrij mag aanraken, dit zou waar kunnen wezen, maar ik heb geen gelegenheid om dit te kun verzoeken. Met de wortels van wilde radijs kan men ivoor schoon maken. Dit kan men verzoeken. Men zegt dat het ivoor zacht wordt als dat zes uren daarmee gekookt wordt: en dat men het alzo [325] bekwaam maakt om daar iets in te drukken of iets daarvan te maken. Hetgeen ik ook niet licht geloof. Hier volgen noch middelen om bij ieder lief en aangenaam te worden door de kruiden, hetgeen ik niet geloven kan, doch die lust heeft die probeert het, ‘t kan geen hinder toebrengen. Men zegt dat die de wortel van Eryngium bij zich dragen altijd welkom, aangenaam en geliefd zullen zijn. Sommige geloven in Italië als men het sap van paardenbloem met olie vermengt en daarmee fijn bestrijkt dat hij daardoor geliefd en aangenaam bij grote heren en vorsten zal wezen zodat hij zal verkrijgen wat hij begeert. Dit durf ik niet te verzekeren omdat we niemand kennen die het geprobeerd heeft. Sommige hovelingen bestrijken zich met olie van lelies of Verligistrum (groene Ligustrum?) daar het zaad van de grote leeuwenbek in te week in gestaan of gekookt heeft en hopen bij de heren te aangenamer te worden en bij de jonkvrouwen mooier en te behaaglijker te schijnen en alle toverij te beletten. Sommige menen ook als ze het kruid Leontopodium bij zich dragen dat ze overal welkom en aangenaam zullen zijn. |
XXI. Om swarten Inkt te maken die niet veel en kost. Neemt sulke verf als de Leertouwers gebruyken om hun leer swart te verwen: die kost niet veel, en dan neemt de galle van een visch Sepia genaamt die men by na om niet heeft, insonderheyt in die steeden die aan Zee leggen als Venetien: Dese galle kont gy van langerhand vergaderen: mengt daar na de gal met de Leertouwers verf sonder iets anders daar by te doen, gy sult een seer [326] goeden Inkt hebben. En begeert gy die noch beter te hebben, soo mengt ԥr een poeder in dat hier na beschreven word. Desen Inkt sal ook goed zijn om kopere platen meede te drukken, als men der een weynig vernis by doet, en een weynig lijnsaadt oly: alsoo dat hy van selfs vloeyende worde, om dies te beter in alle gegraveerde linien loop, en dies te beeter op het papier vatte, sonder uyt te breyden ofte kladden. XXII. Om een aardige Inkt pulver te maken, die men droog by sig kan dragen, die men met een weynig wijn-asijn, of ander vogt kan mengen om meede te schrijven. Met dit pulver kan men alle slegten swakken Inkt verbeteren, hoe slegt die ook is. Neemt Persiken of Apprikoosen steenen met de kernen, soete of bittere Amandelen met de schelp veel beeter met die kernen als sonder de selve. Neemt dit alles, of ‘t geen gy van beyden kond bekoomen, en laat die op koolen verbranden, en als die wel gloeyende rood zijn, soo neemt die van het vuur en aldus tot koolen verbrand, en bewaart het in een panne. Neemt dat Resina Pini in een [327] pan, en laat den vlam daar inslaan. Neemt dan een ander pannetje of dun sackjen met stokjes kruys wijse of andersints open gespert, en hangt het met het open neerwaarts boven de vlam, soo dat al den rook van de Resina Pini rondom binnen de pan of sakjen blijven hangen: en als de Resina verbrand, en alles koud sal weesen, soo laat al deesen rook op een papier of tafel uyt vallen, en bewaart hem. Maar staat uw die moeyte niet aan soo koopt dit swartsel van die de Boekdrukkers inkt maken. (Dat is; u nemen de Drukkers gemeene swartsel daar toe, ‘t geen wel te bekomen is. Neemt van dit swartsel een deel, koperrood een deel, gefryte gal-noten twee deelen, Aarabische Gomme vier deelen. Alle deese dingen moeten wel gestamt gesift en wel onder een gemengt zijn: daar na bewaart dit pulver wel in een linnen of leeren sakjen, hoe het ouder wort hoe het beter is. Als gy te werk wilt stellen om Inkt te maaken, soo neemt een weynig: en tempert het met Wijn, Bier, Azijn of Water, en soo gy de nattigheyt warm maakt, den Inkt sal der te beter af zijn: schoon het met koud water wel geschieden kan. Desen Inkt moogt gy over dragen sonder u te bestorten. En hebt gy Inkt die niet en droogt, doet ԥr een weynig van dit poeyer in, hy sal terstond goed en blinkende worden.) XXII. Om een bequamen swarten Inkt te maken. Neemt goede Gal-nooten, stoot se in stukken, en legt die in een yseren pan met een weynig oly, laat die een weynig vrijven, en neemd dan een pond daar van, dat men in een gelooyt vat moet doen, daar witten Wijn bygietende, tot dat het een groote Palm over swommen leggen, Daar na neemt een half pondt wel gestampte Arabische [328] Gom en acht oncen Vitriolum wel gepulvert, mengt het onder een, en set het sommige dagen lank in den Son: roert het alsoo dikmaals om als gy kond, en laat het een weynig sieden soo gy siet dat het van nooden is, daar na sieget door en het is gemaakt. En op den grond-sop dat ԥr in blijven sal, meugt gy noch een weynig Wijns gieten, en laten ‘t een weynig op sieden, en voort door-sijgen. Op dit grond-sop meugt gy soo dikmaals Wijn gieten als gy wilt, tot dat gy siet dat ԥr den Wijn niet meer afgeverft en word. Daar na mengt al den Wijn onder een, in welke gy weerom varsche Galnoten, Gom, en Koperrood doen sult als te vooren. Het selve daar na in den Son houdende en laten opsieden, dan sult gy beteren Inkt hebben dan met den eersten. Doet altijd aldus, want hoe gy dit meermalen sult doen, hoe beter ‘t zijn sal, en ‘t sal te minder kosten. En is hy u te dik, of dat hy niet en vloeye. Soo doet ԥr een weynig klare loog by, waar meede hy vloeyende genoeg sal worden. En is hy te dun, doet ԥr wat Arabische Gom by. De proef van de Galnooten is dit Wanneer kleyn gekronkelt en wel dicht van binnen zijn, ook soo zijn de blaauwe Galnoten beter als de lichte groene of geelachtige. De proef van den besten Vitriool of Kooper-rood. Is wanneer die van binnen schoon en Heemel verwig is. De proef van de Arabischen Gom. Is altijd klaar en broosch, soo dat se in ‘t stampen lichtelijk pulvert sonder aan malkander te kleven. [329] XXIV. Om roden blauwen Inkt van Brasilien-hout te maken. Neemt een pot met water, doetեr levende Kalk in een Ookernoot groot, en laat het soo een geheelen nacht lank staan, daar na neemt soo veel gebroken Brasilie hout, dat het vat daar gy het in doen wilt, half vol zy. Daar na giet ԥr Kalk-water by, na dat het wel door gedaan zy, laat het in dit water weiken vier uren lank, en laat het daar na sieden tot op de helft. Als dan hellet vat een weynig, daar de Brasilie in gesoden heeft, en vergaart die verwe af in een suyker vat, daer by doende als ‘t wel warm is, roots alluyn wel gepluvert een Erwete groot: dan sult gy een sonderlinge schoone Verwe hebben, om daer met te schilderen ofte schrijven: wil men der mee schrijven soo doet ԥr wat Gom-water by. Wilt gy ‘t blaauw hebben, soo doet ԥr drie Oncen looge by, weynig meer of min in een vat, en men sal een uyt-nement blauw hebben. XXV. Om witte letters op swart te hebben. Neemt Melk van Vyge-bomen in een glas en laat het een half uur lank in den Son staan, daar na tempert het met Gom-water, als ghy der mede schrijven wilt, soo neemt Inkt, en maakt een swart vel, soo groot als gy wilt, het welk na dat het droog sal zijn, wrijft het stijf met een doek: dan sullen de letteren, die gy met den Melk geschreven hebt, sich ontdekken, en het Papier sal der wit afblijven om dat het met den Melk bewaart is. [330] |
XXI. Om zwarte inkt te maken die niet veel kost. Neem zulke verf als de leertouwers gebruiken om hun leer zwart te verven: die kost niet veel en dan neemt de gal van een vis Sepia genaamd die men bijna om niet heeft, vooral in die steden die aan zee liggen als Venetië: Deze gal kan je langzamerhand verzamelen: meng daarna de gal met de leertouwers verf zonder iets anders daarbij te doen en ge zal een zeer [326] goeden inkt hebben. En begeert ge die noch beter te hebben, zo meng Բ een poeder in dat hierna beschreven wordt. Deze inkt zal ook goed zijn om koperen platen mee te drukken als men er een weinig vernis bij doet en een weinig lijnzaadolie: alzo dat het vanzelf vloeiend wordt om des te beter in alle gegraveerde linies te lopen dus te beter op het papier vat zonder uit te breiden of te kladden. XXII. Om een aardig inkt poeder te maken die men droog bij zich kan dragen die men met een weinig wijnazijn, of ander vocht kan mengen om mee te schrijven. Met dit poeder kan men alle rechte zwakke inkt verbeteren, hoe slecht die ook is. Neemt perziken of abrikozen stenen met de kernen, zoete of bittere amandelen met de schil veel beter met die kernen als zonder die. Neem dit alles of hetgeen ge van beiden kan bekomen en laat die op kolen verbranden en als die goed gloeiend rood zijn zo neem die van het vuur die aldus tot kolen verbrand zijn en bewaar het in een pan. Neem dat resin van Pinus in een [327] pan en laat de vlam daar inslaan. Neemt dan een ander pannetje of dun zakje met stokjes kruisvormig of anderszins opengesperd en hang het met het open neerwaarts boven de vlam zodat alle rook van de resin Pinus rondom binnen de pan of zakje blijft hangen: en als de resin verbrand en alles koud zal wezen zo laat al deze rook op een papier of tafel vallen en bewaar hemt Maar staat u die moeite niet aan zo koopt dit zwartsel van die de boekdrukkers inkt maken. (Dat is; u neemt de drukkers gewone zwartsel daartoe, hetgeen goed te bekomen is. Neem van dit zwartsel een deel, koperrood een deel, gefruite galnoten twee delen, Arabische gom vier delen. Al deze dingen moeten goed gestampt, gezeefd en goed onder elkaar gemengd zijn: daarna bewaar dit poeder wel in een linnen of leren zakje en hoe het ouder wordt hoe het beter is. Als ge te werk wilt stellen om inkt te maken zo neem een weinig en meng het met wijn, bier, azijn of water en zo ge de nattigheid warm maakt zal de inkt ervan te beter zijn: ofschoon het met koud water wel geschieden kan. Deze inkt mag ge over u dragen zonder u te bestorten. En hebt ge de inkt die niet droog, doe er een weinig van dit poeder in en het zal terstond goed en blinkend worden.) XXII. Om een bekwame zwarte inkt te maken. Neem goede galnoten, stamp ze in stukken en leg die in een ijzeren pan met een weinig olie en laat die wat wrijven en neem dan een pond daarvan dat men in een gelooid vat moet doen en daar witte wijn bijgieten totdat het tot een grote palm over zwemmen leggen (?), Daarna neem een half pond goed gestampte Arabische [328] gom en acht ons vitriool goed verpoederd, meng het ondereen en zet het sommige dagen lang in de zon: roer het alzo vaal om als ge kan en laat het een weinig koken zo ge ziet zo ziet dat het nodig is en zeef het daarna door en het is gemaakt. En op het grondsop dat erin blijven zal mag ge nog een weinig wijn gieten en laat het wat opkoken en voort doorzeven. Op dit grondsop mag ge zo vaak wijn gieten als ge wilt totdat ge ziet dat de wijn er niet meer van gekleurd wordt. Daarna meng al de wijn ondereen waarin ge weerom verse galnoten, gom en koperrood doen zal zoals tevoren. En dat daarna in de zon houden en laten opkoken dan zal ge betere inkt hebben dan met de eerste. Doe altijd aldus want hoe ge dit meermalen zal doen, hoe het beter zal zijn en het zal te minder kosten. En is het u te dik of dat het niet vloeit, zo doe er een weinig klare loog bij waarmee het vloeiend genoeg zal worden. En is het te dun, doe er wat Arabische gom bij. De proef van de galnoten is dit; Wanneer ze klein gekronkeld en goed dicht van binnen zijn, ook zo zijn de blauwe galnoten beter dan de lichte groene of geelachtige. De proef van de beste vitriool of koperrood. Is wanneer die van binnen mooi en hemelkleurig is. De proef van de Arabische gom. Is altijd helder en bros zodat het in het stampen licht verpoederd zonder aan elkaar te kleven. [329] XXIV. Om rode en blauwe inkt van Brazilië hout te maken. Neemt een pot met water, doe er levende kalk in een walnoot groot en laat het zo een gehele nacht lang staan, daarna neem zoveel gebroken Brazilië hout dat het vat daar ge het in doen wil half vol is. Daarna giet er kalkwater bij en nadat het door gedaan is laat het in dit water weken vier uren lang en laat het daarna koken tot op de helft. Als dan hel het vat een weinig daar de Brazilië in gekookt heeft en verzamel de verf in een suikervat en doe daarbij als het goed warm is rode goed gezuiverde aluin een erwt groot: dan zal ge een bijzondere mooie verf hebben om daarmee te schilderen of te schrijven: wil men er mee schrijven zo doe er wat gom-water bij. Wilt ge het blauw hebben zo doe er drie ons loog bij, weinig meer of minder in een vat, en men zal een uitstekend blauw hebben. XXV. Om witte letters op zwart te hebben. Neem melk van vijgenbomen in een glas en laat het een half uur lang in de zon staan, daarna meng het met gom-water, als ge er mee schrijven wil zo neem inkt en maakt een zwart vel zo groot als ge wilt wat na dat het droog zal zijn wrijf het stijf met een doek: dan zullen de letters die ge met de melk geschreven hebt zich ontbloten en het papier zal er wit van blijven omdat het met de melk bewaard is. [330] |
XXVI. Om een Wapen op een Bloem, als een Roose of Violette te maken, door Goud of Silvere bladen. Neemt Sal Armoniacum, en wrijft het op een steen met Azijn en een weynigh Kandy suyker, en bewaart dat in een Vles. Dan neemt de Roose Angelier of Violetten, legt de kleyne blaadtjes effen met Was, dan maakt ԥr op met een (*) kleeyn Penceel al sulken betrekt of wapen als gy wilt, en laat het een uur of meer droogen. Dat gedaan zijnde, legt ԥr u Goud of Silver-blad, en douwt het een weinig met Katoen, soo sal ‘t geen niet vast is afgaan, en u werk sal net blijven. (*)Wel te verstaan nat gemaakt in de vocht van Sal Armoniacum, Azijn en Suyker, dit vergeet den Autheur te seggen. XXVII. Om blaauw te Verwen. Men plagt het wede kruyt (Isatis Glastrum) eer het bloemen krijgt te stooten, en te stampen en het sap daar uyt te persen: en daar groote ronde balletjes af te maken, die vande Verwers gebruykt wort en Pastel genoemt is, om het wolle laken en Wolle selfs ook linnen blaaw te verwen. De kinderen mengelen en wrijvende blaauwe Koren bloemen met wit van eyeren om daar mee blauwe letteren te maken. De besien van Myrtus worden gebruykt om daar meede Azuyr te verwen en te schilderen. De Visschers de Portugeesen sieden de Schors van den boom Alaternus in ‘t water, geven daar meede hun netten rosagtige verwe. De Verwers sieden de stucken van ‘t hout, dat bleek is, en maaken daar van een swartagtige blaauwe verwe. [331] XXVIII. Om geel te Verwen. Curcuma geeft de kleederen van de Roomsche Vrouwen een seer goede verwe, mits daar wat schillen van eyken boomen, Roet, Grioffels-naagelen en wat Saffraens by doende. Curcuma geeft ‘t verstorven of bleek was ook een seer goede verwe en gekant zijnde geeft sy een geele verwe van haar: daar om noemen sommige Curcuma Saffraan van Indien: Wilden Dragon gekaut zijnde verwen ‘t speeksel geel. Brasiljo Peeper by de spijse gedaan verft die geel. Met de bloemen Gulden-Distel en van Carthamus word den Saffraan vervalst. De binnenste geele Schorsse van sause-boom houd, word van de Schilders gebruykt. De struyken takken van Brem dienen de Italianen om de Geleyse en andere schootelen een geele verf te doen krijgen, ja sonder deselve konnen sy die geen Goud-verf geven. Den eersten Akker brem word om sijne bloemens wil geplukt, om de kleederen geel te verwen in de Verweryen gebruykt. Den wortel van den Berg Sause-boom (Berberis Montana Alphina Licum Creticum) verft schoon Geel. Den ander wortel Radix Dracena affinis die geel is, en gekaaut ‘t speeksel geel verwende. Den Curcuma-wortel der Apothekars is van binnen geel en kan ook geel verwen. Indisch Saffraan word by de spijs gebruykt om die geel te verwen. Larigiri, Petroamydala heeft een groots en vasten wortel daar de Jooden schoon geel mee verwen. [332] XXIX. Om Groen te verwen. De Hautjes van het kleyne Giliotropium (Tornasol) aan papier, doek en laken gestreken zijnde, verwen die met een bloeyende of groeyende groene Verwe: die daar na haasteljk in een schoone plauwe, of blijde Paarsche verwe verandert. Wouwe, verft de wolle lakens geel, als ook het linnen, ‘t geen geel sal sijn moet heel wit weesen: maar ‘t geen blaau is word door Wouwe Groen geverft. Om groene Letteren te maken, neemt men sap van Wijn-ruyt, Kooper-root en wat Safferaan, en men stoot dat samen, en als men daar mee schrijven wil, doet men wat Gom-water by. Of men neemt in plaats van Wijn-ruyt ‘t water daar de Wijn-ruyt in gesoden is. Het sap van Penseen-bloemen, word uytgetrokken van de Schilders, met water daar een weynig Aluyns in is, om groen te schilderen, gelijk het sap van blauwe Lisch-bloemen. Van de bladeren van Steen-Violieren, maakt men een seer schoone groen verwe, stootende die selve met een weynig aluyns, en soo het sap daar van bewarende: ‘t welk de Schilders en water-verwers seer wel bekent is. De Goud bloemen worden gebruykt om het hair geel te maaken: maar de bladeren gestooten of gewreven, geven ook een seer groene verf van sich. Als de Rijn-bessen eer sy rijp zyn, gedroogt zynde in gemeyn water of in Aluyn-water geleyt worden, daar geven sy een gele verwe van sich. Maar volkoomen rijp zynde verwen sy groen. Als die rijp zyn, word ԥr een sap uit gedout, ‘t welk met Aluyn gesoden zynde, voor een donkere groene [333] verwe van de Schilders gebruykt word, welke verwe men hier Sap-groen noemt. XXX. Om Paars te verwen. De soort van See Fucus die omtrent het Eyland Candien wast, word gebruykt om Huyven, Dokken, Wolle, Katoen, en Linnen, Laken en Kleederen, daar mede Paarsch te verwen: welke verwe soo schoon is, terwijlen sy noch versch is, dat sy het oprechte Purper beschaamt en te boven gaat. Doch het beste word omtrent den Noord Oost strand van ‘t Eyland van Candien gevonden. Siet het geen ik in het voorgaande stuk by de Letter A heb aangeteykent van het Paars. Het sap van de Krake of Postel-besien, vers uytgedouwt zijnde mogt wel dienen, om linnen en wolle paarsch te verwen. De Schilders en verligters weten de Krake Besien ook te gebruyken. |
XXVI. Om een wapen op een bloem als een roos of viool te maken door gouden of zilveren bladen. Neem zout ammoniak en wrijf het op een steen met azijn en een weinig kandij suiker en bewaar dat in een fles. Dan neem de roos, anjer of viool, leg de kleine blaadjes effen met was, dan maak erop met een klein penseel al zulke omtrek of wapen als ge wil, en laat het een uur of meer drogen. Als dat gedaan is leg er uw goud of zilverblad op en duw het een weinig met katoen, zo zal hetgeen er niet vast is afgaan en uw werk zal net blijven. Wel te verstaan nat gemaakt in het vocht van zout ammoniak, azijn en suiker, dit vergeet de auteur te zeggen. XXVII. Om blauw te verven. Men plag het wede kruid (Isatis tinctoria) eer het bloemen krijgt te stoten en te stampen en het sap daaruit te persen: en daar grote ronde balletjes van te maken die van de ververs gebruikt wordt en pastel genoemd is om het wollen laken en wol en zelfs ook linnen blauw te verven. De kinderen mengen en wrijvende blauwe korenbloemen met het wit van eieren om daarmee blauwe letters te maken. De bessen van Myrtus worden gebruikt om daarmee azuur te verven en te schilderen. De Portugese visser koken de schors van de boom Rhamnus alaternus in մ water en geven daarmee hun netten rosachtige kleur. De ververs koken de stukken van ‘t hout, dat bleek is, en maken daarvan een zwartachtige blauwe verf. [331] XXVIII. Om geel te verven. Curcuma geeft de kleren van de Romeinse vrouwen een zeer goede verf, mits daar wat schillen van eikenbomen, roet, kruidnagels en wat saffraan bij te doen. Curcuma geeft ‘t verstorven of wat bleek was ook een zeer goede verf en gekamd zijnde geeft het een gele verf van zich: daarom noemen sommige Curcuma, saffraan van Indien: Wilde dragon (Anacyclus pyrethrum) dat gekauwd is verft ‘t speeksel geel. Brazilië peper (Capsicum) bij de spijs gedaan verft die geel. Met de bloemen van gulden distel (Scolymus hispanicus) en van Carthamus wordt de saffraan vervalst. De binnenste gele schors van de sausen-boom hout (Berberis) wordt van de schilders gebruikt. De struiken en takken van brem (Genista tinctoria) dienen de Italianen om de aardewerk en andere schotels een gele verf te laten krijgen, ja zonder die kunnen ze geen goudverf geven. De eerste akker brem wordt vanwege zijn bloemen geplukt om de kleren geel te verven in de ververijen gebruikt. Den wortel van den berg sausen-boom (Berberis montana) verft mooi geel. De andere wortel van radix Dracaena affinis(?) die geel is en gekauwd verft het speeksel geel. De Curcuma-wortel der apothekers is van binnen geel en kan ook geel verven. Indisch saffraan (Curcuma) wordt bij de spijs gebruikt om die geel te verwen. Larigiri, (?) Petroamydala (rots amandel?) heeft een grote en vaste wortel daar de Joden mooi geel mee verven. [332] XXIX. Om groen te verven. De hauwtjes van het kleine Giliotropium (tournesol, Crozophora tinctoria) dat aan papier, doek en laken gestreken is verven die met een bloeiende of groeiende groene verf: die daarna haastig in een mooie blauwe of blijde paarse verf verandert. Wouw, (Reseda luteola) verft de wollenlakens geel, als ook het linnen, hetgeen geel zal zijn moet heel wit wezen: maar hetgeen blauw is wordt door de wouw groen geverfd. Om groene letters te maken neemt men sap van wijnruit, koperrood en wat saffraan en men stoot dat tezamen en als men daarmee schrijven wil doet men wat gom-water bij. Of men neemt in plaats van wijnruit het water daar de wijnruit in gekookt is. Het sap van pensee-bloemen (Viola tricolor), wordt uitgetrokken van de schilders met water daar een weinig aluin in is om groen te schilderen gelijk het sap van blauwe lisbloemen (Iris germanica). Van de bladeren van steenviolieren, (Erysimum cheiri) maakt men een zeer mooie groene verf en stamp die met een weinig aluin en zo het sap daarvan bewaren wat de schilders en waterververs zeer goed bekend is. De goudbloemen worden gebruikt om het haar geel te maken: maar de bladeren gestampt of gewreven geven ook een zeer groene verf van zich. Als de rijnbessen (Rhamnus cathartica) eer ze rijp en gedroogd in gewoon water of in aluinwater gelegd worden daar geven ze een gele verf van zich. Maar volkomen rijp zijnde verven ze groen. Als die rijp zijn wordt er een sap uit geduwd wat met aluin gekookt wordt voor een donkere groene [333] verf van de schilders gebruikt wordt welke verf men hier sapgroen noemt. XXX. Om paars te verven. De soort van zee Fucus die omtrent het eiland Kreta groeit wordt gebruikt om huiven, dokken, wol, katoen en linnen, laken en kleren daarmee paars te verven: welke verf zo mooi is terwijl het nog vers is dat ze het echte purper beschaamt en te boven gaat. Doch het beste wordt omtrent het Noord Oost strand van մ eiland Kreta gevonden. Ziet hetgeen ik in het voorgaande stuk bij de letter A heb aangetekend van het paars. Het sap van de kraken of postelbessen (Vaccinium myrtillus) die vers uitgeduwd zijn mocht wel dienen om linnen en wol paars te verven. De schilders en verlichters weten de krakenbessen ook te gebruiken. |
XXXI. Om Swart te verwen. Het sap van de Beesjes van Gadik, maakt het hair swart, welk sap ook goed is om Borstel en Veeren en Pluymen meede te verwen, eerst in Aluyn-water gesoden zijnde. De water Andoorn of water Malrove, heeft de naam van Heydens kruyd of Egiptenaars kruyd gekregen, om dies wille dat de Land-loopers en bedriegelijke Waarseggers, die sich selven voor Egiptenaars en Heydens uytgeven, hun huyd met dit kruyd bestrijken, de selve een swarte verwe doen krijgen, sulks als men de Egiptenaars en de geele Mooren of Afrikanen siet hebben. Want het sap van dese Malrove, pleegt al ‘t gene [334] daar mede bestreken word, een dusdanige swarte verwe te geven, die in de selve soo vastelijk doet houden, dat men die niet afwasschen kan, of met wrijven uyt doen kan: alsoo dat de doeken die daar eens in gedoopt zijn, eeuwiglijk de voorseyde verwe behouden. De Schorssen van Elsen-boomen worden gebruykt om slechte Laken, Linnen, Vilten en Hoeden swart te verwen. XXXIII. Om rood te verwen. Meer-roote (Rubia) een kruyd wiens wortel tot poeder gestamt worden Mee krappen genoemt en gebruykt om rood te verwen. Den wortel van Anchusa is bequaam om hout en was rood te verwen. Deesen wortel heeft een levendige roode verwe. De gestoten wortel van Alkanna of Henne by de Arabiers, en by ons Cyprus genaamt met water gemengt, verft ros. Men gebruykt het om de handen, voeten en nagelen root te verwen in Turkyen. Den wortel van Coggygria of Verf-loof is bequaam om daar meede te verwen: want sy maakt de wolle en alderhande lakenen rood. Den Iles of Scharlaken-beesie-boom, Karmozijn, Coccinille-boom, die Besien heeft daar in een Wormtje sit dat gedood en gedroogt zijnde de beste roode verwe geeft, de ander Verve komt van de blaasjes daar de Wormtjes in schuilen. De Lacca, (Sacea Arabum) gekaaut geeft een seer schoone roode Verve van sich. Sanguis Draconis, Draken-bloed uyt West-Indien, dient om meede te schilderen: want sy geven een schoone roode Verve van sich. Den Indiaanschen Heylboom (in ‘t Latijn Indorum [335] Ferruminatrix, Indiaansche Woud-kruyd) word door geduyrig vervolg van Blaaderen soo groot als een Boom,daar in de Indiaansche Vijgeboom (Tanae Dodonaee) gelijkende maar de vrugten zijn kleynder, en volder van Doornen daar een rood sap uytvloeid, dat lymachtig is, bequaam om laken te Verven. Het Brasilien gesaagt en gekookt geeft een roode Verve, dit seer bekend, derhalven onnoodig om daar meer van te schrijven. XXXIV. Om Eyeren te verwen. Indien men begeert Eyers schoon rood te verwen, soo doet wat meede in ‘t water, daar men de Eyeren in kookt, en sy sullen schoon rood weesen. Indien men Brasilie-hout gesaagt als het verkoft word, doet by de Eyeren in ‘t water sy sullen paars van Coleur weesen. Indien men look by de Eyeren in ‘t water doet soo sullen de Eyeren geel worden. Indien men Wijn-ruyd doet by de Eyers in ‘t water soo sullen de selve groen worden. XXXV. Van welke stoffe men Besemen maken kan. De gelegentheyd of ongelegentheyd is dikmaal een voedster van Konsten en Wetenschappen. Indien men verlegen is om iets te hebben om te vangen, soo soekt maar de volgende stoffen tot u dienst. Als ‘t kruyd Osyris (Belvedere) en Seoparia daar men besemen van maakt. Elichryson: een kruyd, in Spanjen genoemt Scoba Hedionda maakt men Besemen daar van. [336] De Rysagtige Condrille in Spanjen maakt men Beesemen van. Steekenden Palm: In Italien maakt men der Beesemen van. Van teenen van Brem maakt men Beesemen. Van groote Heyde maakt men Beesemen. Van Chamergiphes, of leegen Dadel-boom maakt men Besemen van. Van Berken takjes maakt men Besemen. Van Spaat maakt men ook Besems in Spanjen. |
XXXI. Om zwart te verven. Het sap van de besjes van hadik (Sambucus ebulus) maakt het hair zwart, welk sap ook goed is om borstel en veren en puimen mee te verwen als het eerst in aluinwater gekookt is. De water andoorn of water malrove, (Marrubium) vulgare heeft de naam van heidens kruid of Egyptenaar kruid gekregen, omdat de landlopers en bedrieglijke waarzeggers die zichzelf voor Egyptenaren en heiden uitgeven hun huid met dit kruid bestrijken en laten die een zwarte kleur krijgen zulke als men de Egyptenaren en de gele Moren of Afrikanen ziet hebben. Want het sap van deze malrove pleegt al ‘t gene [334] daarmee bestreken wordt een dusdanige zwarte verf te geven die het daarin zo vast laat houden dat men die niet afwassen kan of met wrijven uit doen kan: alzo dat de doeken die daar eens in gedoopt zijn eeuwig de voorzegde verf behouden. De schorsen van elzenbomen worden gebruikt om slechte lakens, linnen, vilten en hoeden zwart te verven. XXXIII. Om rood te verwen. Meekrap (Rubia tinctorum) is een kruid wiens wortel tot poeder gestamd wordt en meekrap genoemd en gebruikt om rood te verven. De wortel van Anchusa is bekwaam om hout en was rood te verven. Deze wortel heeft een levendige rode verf. De gestoten wortel van Alkanna tinctoria of henna bij de Arabieren en bij ons Cyprus genaamd met water gemengd verft roze. Men gebruikt het om de handen, voeten en nagels rood te verven in Turkije. De wortel van Cotinus coggygria of verf-loof is bekwaam om daarmee te verven: want het maakt de wol en allerhande lakens rood. De Ilex of scharlakenbessenboom, karmozijn, coccinelle-boom (Opuntia coccinella), die besjes heeft waarin een wormpje zit dat gedood en gedroogd is de beste rode verf geeft, die ander verf komt van de blaasjes daar de wormpjes in schuilen. De Lacca, (Phytolacca esculenta) gekauwd geeft een zeer mooie rode verf van zich. Sanguis Draconis, drakenbloed uit West-Indië (Daemonorops draco) dient om mede te schilderen: want se geven een mooie verf van zich. De Indiaanse heilboom (in ‘t Latijn Inodorum [335] Ferruminatrix, Indiaanse woudkruid (Cactus soort) wordt door gedurig vervolg van bladeren zo groot als een boom daar in de Indiaanse vijgenboom (Tanae Dodonaee) op gelijkt, maar de vruchten zijn kleiner en voller van dorens waar een rood sap uitvloeit dat lijmachtig is en bekwaam om laken te verven. Het Brazili (Caesalpinia) gezaagd en gekookt geeft een rode verf, dit is zeer bekend, derhalve onnodig om daar meer van te schrijven. XXXIV. Om eieren te verven. Indien men begeert eieren mooi rood te verven zo doet wat mede in het water waar men de eieren in kookt en ze zullen mooi rood wezen. Indien men Brazilië-hout zaagt als het verkocht wordt en doe die bij de eieren in het water zullen ze paars van kleur wezen. Indien men look bij de eieren in ‘t water doet zo zullen de eieren geel worden. Indien men wijnruit bij de eieren doet zo zullen die groen worden. XXXV. Van welke stof men bezems maken kan. De gelegenheid of ongelegenheid is vaak een voedster van kunsten en wetenschappen. Indien men verlegen is om iets te hebben om te vangen zo zoekt maar de volgende stoffen tot uw dienst. Als ‘t kruid Osyris (Belvedere) of Kochia scoparia daar men bezems van maakt. Helichrysum; een kruid in Spanje genoemd Scoba Hedionda maakt men daar bezems van. [336] De twijgachtige Chondrilla maakt men in Spanje bezems van. Stekende palm (Ruscus aculeatus) : In Italië maakt men er bezems van. Van tenen van brem maakt men bezems. Van grote heide (Erica arborea) maakt men bezems. Van Chamaerops humilis of lage dadelboom maakt men bezems van. Van berkentakjes maakt men bezems. Van spaat (?) maakt men ook bezems in Spanje. |
XXXVI. Om Glasen, Beekers, glinsterend te maken. Soo neemt Glas-kruyd, wrijft daar u glasen, Beekers en ander vaten mede. Paarde-staart, by Kist-makers Schaaf strooy, daar mee wrijft men alle Houd-werk glad en glimmende. XXXVII. Om een Aas te maken waar door men wilde Vogels, als Eynd-vogels en andere Vogels kan vangen. Neemt den Wortel en ‘t Zaad van Keel Kruyd legt dat een dag en een nacht in ‘t water te weyken met Scharlakens Greyn, dat sied al te samen in ‘t selve water, tot dat het greyn wel van ‘t water geswollen is. Dat gedaan zijnde, legt het greyn aldus toegemaakt zijnde, in de plaats daar de Wilde Gansen en Eynd-vogels koomen sitten, sy sullen aanstonds dit greyn op eeten, en terstond in slaap vallen, of sy dronken waren; dan kan men die met de hand vangen. Maar daar moet veel van dit Keel-kruyd saad en wortel wesen, voornamelijk om der Gansen wille. [337] Het selve is ook goed, om met meenigte alderhande soorten van Vogelen te vangen. Men sied ook dit Greyn met Swavel, en legt het dan in de plaats, daar de vogels gewoon zijn hun aas te haalen: en alle die van dit Greyn eten, die moeten neder vallen en sterven, ten zy men hen Oly van Olyven te drinken geeve? dan koomen sy terstond weer tot sich selve. XXXVIII. Om de muggen te verdrijven en te dooden. Al het geen dat men voor de Muggen Vliegen en Schieters wil bewaren, soo moet men Alsem in Oly leggen, en bestrijken ‘t geen daar mee dat men daar voor wil bewaren. Het kruyd ‘t alderkleynste Couyza of Conyza Wijfje genaamt, wanneer men dat ergens leyt, of daar van een rookinge maakt, dat verdrijft de Muggen, en dood de Vlooyen door sijn sterken reuk, desgelijks verdrijft het ook de slangen. Het zaad van Cauwoerden gestooten, het sap op de Huyd van de Ossen, Paarden, Muylen of Ezels gestreeken; keert de Vliegen, Horsels, Wespen en Muggen daar van. Selfs den rook. van de bladeren der Cauwoerden als die gebrand worden, verdrijft dusdanigen ongedierte. De bladeren en ook de Nootjes van de Cypressen bomen gebrand, verjagen door sijn rook de Muggen. De schavelingen of dunne stukjes van Cipressen-hout, tusschen de kleederen geleyt, bewaren die tegen de motten. Harst van Cypressen-hout dood ook, of verjaagt alle motten, Schieters, Moluven, Mijten en diergelijke ongedierte, die in de Kisten en Kassen de Kleederen verderven. [338] XXXIX. Om de Flawijnen te verjagen. Men heeft by lang ondersoek, en aanmerkinge bevonden, dat ԥr niet beter en is om de Flawijnen of Vissen en Katten van de Hoender-kotten, en Duyvekotten te verdrijven; als dat men daar by en omtrent een groote meenigte Wijn-ruyt plant, of ook dat men voor den ingank een goed deel Wijn-ruyt legge. Ook soo konnen de Slangen, Hagedissen den reuk en schaduwe van de Wyn-ruyt niet verdragen, soo dat men die daarmede verdrijven kan. XL. Om de Mieren te verdrijven. Neemt Alsem met wilde Orega, en legt die op die plaats, daar de Mieren zijn, en die sullen verdreven worden. Op een ander manier. Als men de hoolen daar de Mieren in plegen te nestelen met kleyn Heliottopion of Tornesol, een kruyd alsoo genaamt, stopt, soo doet men die altemaal sterven, sonder dat se daar uyt mogen komen. Noch op een ander manier. De Hooveniers en Land-luyden hangen het kruyd Orega (Origanum) aan de Boomen, die van de Mieren seer gequelt worden, en worden daar door verdreven. Palladius getuygt, dat als men de hoolen of nesten der Mieren, met Orega en Sulfel stopt, dat dan de Mieren weg loopen. [339] |
XXXVI. Om glazen en bekers glinsterend te maken. Zo neem glaskruid (Parietaria officinalis) wrijf daar uw glazen, bekers en andere vaten mee. Paardenstaart (Equisetum hyemale) bij kistenmakers schaafstro, daarmee wrijft men alle houtwerk glad en glimmend. XXXVII. Om een aas te maken waardoor men wilde vogels als eendvogels en andere vogels kan vangen. Neem de wortel en het zaad van keelkruid, (Ligustrum vulgare) leg dat een dag en een nacht in ‘t water te weken met scharlaken korrels en kook dat alle tezamen in hetzelfde water totdat de korrels goed van het water wollen zijn. Als dat gedaan is leg de korrels aldus toegemaakt zijnde in de plaats daar de wilde ganzen en eendvogels komen zitten, ze zullen aanstonds deze korrels opeten en terstond in slaap vallen of ze dronken waren; dan kan men die met de hand vangen. Maar daar moet veel van dit keelkruid zaad en wortel wezen, voornamelijk vanwege de ganzen. [337] Hetzelfde is ook goed om met menigte allerhande soorten van vogels te vangen. Men kookt ook deze korrel met zwavel en legt het dan in de plaats daar de vogels gewoon zijn hun aas te halen en allen die van deze korrels eten die moeten neer allen en sterven, tenzij men hen olie van olijven te drinken geeft? Dan komen ze terstond weer tot zichzelf. XXXVIII. Om de muggen te verdrijven en te doden. Al hetgeen dat men voor de muggen, vliegen en schieters wil bewaren zo moet men alsem in olie leggen en bestrijken ‘t geen daarmee dat men daarvoor wil bewaren. Het kruid dat het allerkleinste Conyza of Conyza wijfje genaamd (Inula conyzae), wanneer men dat ergens legt of daarvan een rook maak, dat verdrijft de muggen en doodt de vlooien door zijn sterke reuk, desgelijks verdrijft het ook de slangen. Het zaad van kauwoerden gestampt en het sap op de huid van ossen, paarden, muilezels of ezels gestreken keert de vliegen, horzels, wespen en muggen daarvan. Zelfs de rook van de bladeren der kauwoerden als die gebrand worden verdrijft dusdanig ongedierte. De bladeren en ook de nootjes van de cipressenbomen gebrand verjagen door hun rook de muggen. De schaafsel of dunne stukjes van cipressenhout tussen de kleren gelegd bewaren die tegen de motten. Hars van cipressenhout doodt ook of verjaagt alle motten, schieters, motten, mijten en diergelijk ongedierte, die in de kisten en kasten de klederen verderven. [338] XXXIX. Om de steenmarter te verjagen. Men heeft bij lang onderzoek en aanmerkingen bevonden dat er niet beter en is om de marter of vissen en katten van de hoenderkotten en duivenhokken te verdrijven; als dat men daarbij en omtrent een grote menigte wijnruit plant of ook dat men voor de ingang een goed deel wijnruit legt. Ook zo kunnen de slangen, hagedissen de reuk en schaduw van de wijnruit niet verdragen zodat men die daarmee verdrijven kan. XL. Om de mieren te verdrijven. Neem alsem met wilde Origanum en leg die op die plaats daar de mieren zijn en die zullen verdreven worden. Op een andere manier. Als men de holen daar de mieren in plegen te nestelen met kleine Heliotropium of tournesol, een kruid alzo genaamd, stopt zo laat het die allemaal sterven zonder dat ze daaruit mogen komen. Noch op een andere manier. De hoveniers en landlieden hangen het kruid Origanum aan de bomen die van de mieren zeer gekweld worden en worden daardoor verdreven. Palladius getuigt dat als men de holen of nesten der mieren met Origanum en zwavel stopt dat dan de mieren weg lopen. [339] |
XLI. Om de Mollen te verdrijven en te doen sterven. Neemt Look, en legt het rond om de holen van de Mollen, ‘t sal de selve verdrijven, en doen sterven. Ook aan de Boomen gehangen daar Fruyt op is: daar op sullen de Vogels niet komen om de vruchten te eeten. Of men mag in plaats van Look, Ajuyn of Parey neemen: ‘t geen ‘t selve uytwerksel sal doen. Op een ander manier. Op de Bedden daar de Carduus Benedictus op wast, daar in sullen geen Mollen komen wrotten: want dit kruyd verdrijft de Mollen en andere Beesten, die de Hoven schadelijk zijn. Noch een ander manier. De Italianen seggen, dat wanneer een takje van Berg-vlier in de hoolen der Mollen gestoken word, dat het de Mollen daar doet uyt koomen of dat se sterven moeten. Dewijl nu den gemeynen Vlier krachtiger is, als den Berg-vlier, soo sal misschien die hier toe noch bequamer zij. XLII. Om Motten of Schieters te verdrijven en te dooden. 1 Averoone een kruyd in de Kleer-kassen, geleyt bewaart de selve kleeren voor Motten en Schieters, min of meer als den Alsem: maar geeft die beter reuk, hierom misschien noemen de Franschen dit kruyd Garderobbes, en de Italianen Brotano en Herba Cansorata. [340] 2 Neemt Alsem en legt dat in de Kleerkassen, het sal de motten verdrijven. 3 Het Piment of Duyven-kruyd gedroogt zijnde, ende tusschen de kleederen geleyt: niet alleen, dat de kleederen daar na fraay ruyken sullen: maar sal die selve ook voor alle motten en schieters bewaaren. Hier om is het geagt en gepresen. 4 De Wortel van Coryosyl laaten gedroogt, en de met een weynig Azijn besprengt, in Kisten Kassen en Koffers geleyt, bewaaren de kleeren tegen Motten en schieters en geven die een goeden reuk. 5 De Bloemen van Limiria of Wild-Vlas gedroogt zijnde, en by de kleeren geleyt, bewaren die voor de motten en Schieters. 6 Het kruyd Elichrijson tusschen de kleederen geleyt, belet dat die van de motten of Wormen niet gegeeten of van de schieters niet geschendt worden. 7 De Rijn-bloemen hebben den naam ook van Motten-kruyd bekoomen (in ‘t Latijn Tinearia, in de Apotheeken Staechia, en Stichas Citrina) om dat die bloemen daar van in de Kleer-kassen geleyt zijnde, de selve bewaaren voor de Motten en Schieters. 8 Den wilden Roosermarijn (Rosmarinus Silvestre) droog in de Kleerkassen tusschen de Kleederen geleyt, bewaart die voor ‘t verderf van de Motten en Schieters. 9 Lavender of Lavendel dient seer wel om tusschen de Lijn-waad en kleederen te leggen, die daar af een goeden reuk krijgen, en voor de Motten bewaart. 10 Het Anijs-saad tusschen de kleederen geleyt belet dat daar geen Motten by koomen. 11 De bladeren van beyde Varen (mannetje en vrouwtje) onder het Bed-strooy verdrijven de Wand-luysen: en tusschen [341] de kleederen geleyt, bewaaren die voor Motten en Schieters. 12 Men leyt het Seven getyden kruyd (in ‘t Latijn Trifolium Odoratum) droe zijnde tusschen de kleederen, om dat men voor seeker hout, dat het de Motten, Schieters, en ander ongedierte van de Kleederen verdrijft, en daar voor bewaart. 13 De Gaagel (Mijrtus Brabantica) heeft deese nutheyd, dat het droog zijnde, als ook zijn vruchten in de Kleer-kassen geleyt zijnde, zeer dienstelijk voor de Kleederen is, om voor de Motten en Schieters te bewaaren. 14 De bladeren van Cytroen-boomen geeven de Kleederen een goeden reuk, en bewaaren die voor de Motten en gewormte. 15 De Schavelingen of dunne stukjes van Cypres-boomen, tusschen de Kleederen geleyt bewaren de selve voor de Motten. Als meede het harst van Cypres-hout dood of verjaagt alle Motten, Schieters, Meluwen en diergelijk ongedierte dat de kleederen verderft. 16 Een takje van ‘t Indiaans blad (Folium Indum, of Folium Indicum) op het Indiaans Tamalapatra genoemt, by de kleederen geleyt, bewaart die voor alle Motten. Om dat men op alle plaatsen, en tot allen tijden juyst niet die kruyden by de hand heeft, of bekoomen kan om de kleederen voor de Motten te bewaren, soo heb ik soo veelderley gesegt, op dat men een van de selve soude konnen gebruyken. [342] XLIII. Om Hagedissen te verjagen en dooden. De Wijn-ruyt verdrijft de Hagedissen, als ook de Slangen, en andere Fenynige Beesten: want sy derven die niet naderen soo verre als haar schaduwe strekt. Den Wortel van Krieken over Zee heeft die kragt, en dat eygen, dat se op Slangen, Aspik-Slangen en Hagedissen geleyt, de selve doet slapen, en somtijds doet sterven. De Land-luyden seggen, dat wanneer Slangen en Hagedissen en andere vergiftige dieren terstond sterven, als sy met een stokje of roedtje van Haselaar gesneden, geslagen of gesmeeten zijn. |
XLI. Om de mollen te verdrijven en te laten sterven. Neem look en leg het rondom de holen van de mollen, het zal die verdrijven en laten sterven. Ook aan de bomen gehangen daar fruit op is: daarop zullen de vogels niet komen om de vruchten te eten. Of men mag in plaats van look, uien of prei nemen: hetgeen dezelfde uitwerking zal doen. Op een andere manier. Op de bedden daar Cnicus benedictus op groeit daarin zullen geen mollen komen wroeten: want dit kruid verdrijft de mollen en andere beesten die de hoven schadelijk zijn. Noch een andere manier. De Italianen zeggen dat wanneer een takje van berg-vlier in de holen der mollen gestoken wordt dat het de mollen daar laat uitkomen of dat ze sterven moeten. Omdat nu de gewone vlier krachtiger is dan de berg-vlier, zo zal misschien die hiertoe noch bekwamer zijn. XLII. Om motten of schieters te verdrijven en te doden. 1 Artemisia abrotanum of averone is een kruid in de kleerkasten gelegd bewaart die kleren voor motten en schieters, min of meer als de alsem: maar geeft die betere reuk, hierom misschien noemen de Fransen dit kruid Garderobbes en de Italianen Brotano en Herba Cansorata. [340] 2 Neem alsem en leg dat in de kleerkasten, het zal de motten verdrijven. 3 Het piment of duivenkruid (Artemisa campestris) dat gedroogd is en tussen de kleren gelegd: niet alleen dat de kleren daarna fraai ruiken zullen: maar zal die ook voor alle motten en schieters bewaren. Hierom is het geacht en geprezen. 4 De wortel van Coryosyl (Conyza?) laat gedroogd en met een weinig azijn besprengt in kisten, kasten en koffers gelegd bewaren de kleren tegen motten en schieters en geven die een goede reuk. 5 De bloemen van Linaria of wild vlas die gedroogd zijn en bij de kleren gelegd bewaren die voor de motten en schieters. 6 Het kruid Helichrysum stoechas tussen de kleren gelegd belet dat die van de motten of wormen niet gegeten of van de schieters niet geschonden worden. 7 De rijnbloemen (Antennaria dioica) hebben de naam ook van mottenkruid bekomen (in ‘t Latijn Tinearia, in de spotheken Staechia en Stoechas Citrina) omdat de bloemen daarvan in de kleerkasten gelegd zijnde die bewaren voor de motten en schieters. 8 Den wilde rozemarijn (Rosmarinus sylvestris, Myrica gale?) droog in de kleerkasten tussen de kleren gelegd bewaart die voor ‘t verderf van de motten en schieters. 9 Lavender of lavendel dient zeer goed om tussen het lijnwaad en kleren te leggen die daarvan een goede reuk krijgen en voor de motten bewaart. 10 Het anijszaad tussen de kleren gelegd belet dat daar geen motten bij komen. 11 De bladeren van beide varen (mannetje en vrouwtje) onder het bedstro verdrijven de wandluizen en tussen [341] de kleren gelegd bewaren die voor motten en schieters. 12 Men legt het zevengetijdenkruid (in ‘t Latijn Trigonella caerulea) droog zijnde tussen de kleren omdat men voor zeker houdt dat het de motten, schieters en ander ongedierte van de kleren verdrijft en daarvoor bewaart. 13 De gagel (Myrica gale) heeft deze nuttigheid dat als het droog is als ook zijn vruchten in de kleerkasten gelegd zeer dienstig is voor de kleren om die voor de motten en schieters te bewaren. 14 De bladeren van citroenbomen geven de kleren een goede reuk en bewaren die voor de motten en gewormte. 15 De schaafsel of dunne stukjes van cipresbomen tussen de kleren gelegd bewaren die voor de motten. Als mede de hars van cipres-hout doodt of verjaagt alle motten, schieters, houtluizen en diergelijk ongedierte dat de kleren bederft. 16 Een takje van ‘t Indiaans blad (Folium Indum, of Folium Indicum) op het Indiaans Tamalapatra genoemd, (Cinnamomum malabathrum) bij de kleren gelegd bewaart die voor alle motten. Omdat men op alle plaatsen en tot allen tijden juist niet die kruiden bij de hand heeft of bekomen kan om de kleren voor de motten te bewaren zo heb ik er zoveel gezegd opdat men een van die zou kunnen gebruiken. [342] XLIII. Om hagedissen te verjagen en doden. De wijnruit verdrijft de hagedissen, als ook de slangen en andere giftige beesten: want ze durven die niet te naderen zo ver als hun schaduw strekt. De wortel van krieken over zee (Physalis alkekengi) heeft die kracht en dat eigen dat het op slangen, aspic-slangen (Vipera aspis) en hagedissen gelegd die laat slapen en somtijds laat sterven. De landlieden zeggen dat wanneer slangen en hagedissen en andere vergiftige dieren terstond sterven als ze met een stokje of roede van de hazelaar gesneden geslagen of gesmeten zijn. |
XLIV. Om de Kalanders te verdrijven. Alsem met Averone by het Koorn geleyt, bewaart die langen tijd voor ‘t verderven of vermuffen, en verdrijft daar van ook den Kalander en ander diergelijk ongedierte. Het kruyd Conyza op of by ‘t Kooren geleyt, bewaart het voor een langen tijd voor den Kalander. Merkt, niet voor altijd: maar een langen tijd. XLV. Om de Muysen te verjagen of te dooden. Men wil, dat sommige Muysen die het saad van het kruyd genaamt Thunis Bloemen, gegeten en geknabbelt hadden, niet verre van daar zijn dood gebleven. Dioscorides betuygt dat den witten Nies wortel (of witten Helleborus) met Gersten-meel en Honing [343] vermengt, en samen gekneed, goed is om Rotten, en Muysen en diergelijk ongedierte te verjagen en te dooden. Sommige mengen ‘t pulver van swarte Nieswortel (swarten Helleborus) met eenige lekkere spijse, en dooden daar mee de Rotten en Muysen. Aconitum of geele Wolfs wortel, wiens meede soorte deesen Napellus of blaauwe Wolfs-wortel, anders Monniks-kapjes genaamt, pleegt de Muysen om te brengen: waarom men die met die namen van Myoctonon, Myophonon of Luricida, dat is, Muysen dooder te noemen. De wolagtigheyt van de Lisch dooden, is selfs den gemeynen man (seyt Lobel) bekent, dat die de muysen dood, als sy die eeten. Cepe-muris dat is muysen ajuyn, dood de muysen al was het maar dat sy der gedisteleerdt waater van dronken: dit heet ook Sqillen of seed ajuyn. Elver-wortel, Carlina genoemt heeft kragt om Honden, Verkens en Muysen te dooden. Den Witten Chameleor heeft de kragt om de Honden, Verkens en Muysen te doen sterven, als men hen koekjes van deesen Wortel, met geroost en beslagen gersten-meel met water en Oly gekneet daar van in geeft of voorwerpt. Den rook van verbrand Iben-boom (Taxus) verjaagt de muysen. Wanneer men papier, door het water haalt daar Alsem in geweykt is, en dan daar na bedrukt of beschrijft, dat selve papier sal van de muysen niet gegeten worden. Om slangen, Rotten en Muysen te verdryven, soo moet men Brionie-wortel braden, en die dan warm alsoo in stukken snijden: want die geeft van sig een damp of reuk soo sterk, dat een Slang of Rot die deesen rook riekt terstond daar af sterft. Nochtans soo willen sommige seggen dat die in ‘t [344] Frans Columbrine heet en in ‘t Griex Ophiostaphyle, om dat de Slangen omtrent deesen Wortel nestelen ‘t geen ik niet gelooven kan. Om Veld-Ratten of Muysen te verdrijven, so neemt Laurier-bladen, en stopt daar de holen van de selve mee toe: want men gelooft seeker dat sy sterven sullen als sy die blaaderen ruyken of smaken. |
XLIV. Om de korenworm te verdrijven. Alsem met averone bij het koren gelegd bewaart die langen tijd voor ‘t verderven of vermuffen en verdrijft daarvan ook de korenworm en ander diergelijk ongedierte. Het kruid Inula conyzae op of bij het koren gelegd bewaart het voor een lange tijd voor de korenworm. Merkt, niet voor altijd: maar een langen tijd. XLV. Om de muizen te verjagen of te doden. Men wil dat sommige muizen die het zaad van het kruid genaamd Thunis bloemen (Tagetes), gegeten en geknabbeld hadden niet ver va daar zijn dood gebleven. Dioscorides betuigt dat de witte nieswortel (of witte Helleborus is Veratrum album) met gerstemeel en honing [343] vermengt en tezamen gekneed goed is om raten en muizen diergelijk ongedierte te verjagen en te doden. Sommige mengen het poeder van de zwarte nieswortel (Helleborus niger) met enige lekkere spijs en doden daarmee de ratten en muizen. Aconitum vulparia of gele wolfswortel, wiens mede soort deze Aconitum napellus of blauwe wolfswortel is, anders Monnikskapjes genaamd, plag de muizen om te brengen: waarom men die met die namen van Myoctonon, Myophonon of Luricida, dat is muizendoden te noemen. De wolligheid van de lisdodden (Typha), is zelf de gewone man (zegt Lobel) bekend dat die de muizen doodt als ze dat eten. Cepe-muris dat is muizenuien, (Urginea maritima) doodt de muizen al was het maar dat ze er gedistilleerd water van dronken: dit heet ook Squilla of zeeuien. Everwortel, Carlina genoemd (Cirsium arvense) heeft kracht om honden, varkens en muizen te doden. De witte chamaeleon(Chamaeleon gummifer) heeft de kracht om de honden, varkens en muizen te laten sterven als men hen koekjes van deze wortel met geroosterd en beslagen gerstemeel met water en olie gekneed daarvan in geeft of voorwerpt. De rook van verbrande Iben-boom (Taxus baccata) verjaagt de muizen. Wanneer men papier door het water haalt daar alsem in geweekt is en dan daarna bedrukt of beschrijft, dat papier zal van de muizen niet gegeten worden. Om slangen, ratten en muizen te verdrijven zo moet men Bryonia dioica wortel braden en die dan warm alzo in stukken snijden: want die geeft van zich een damp of reuk af zo sterk zodat een slang of rat die deze rook ruikt terstond daarvan sterft. Nochtans zo willen sommige zeggen dat die in ‘t [344] Frans columbrine heet en in ‘t Grieks Ophiostaphyle omdat de slangen omtrent deze wortel nestelen hetgeen ik niet geloven kan. Om veldratten of muizen te verdrijven zo neem laurierbladeren en stop daar de holen van die mee toe: want men gelooft zeker dat ze sterven zullen als ze die bladeren ruiken of smaken. |
XLVI. Hoedanig men aan de Hand, door de schaduw eens stroohalms, de uuren der daags kan leeren kennen. Dit is wel een redelijk bekend en oud, doch te gelijk ook gansch aardig Konst-stukje; alleen gebreekt ԥr dit aan; dat weynig de regte handeling daar van hebben, om de uuren des daags te vinden. Op dat nu de reysende Persoonen te beeter berigt hier van mochten hebben, soo staat te weeten, dat se op de volgende maniere moeten te werk gaan. Die aan de Hand de uuren des daags wil weten, die neemt een regte Stroo-halm, Riet, of rijsje van hout, in de lengte der geheele voorste Vinger in den top tot den aanvang van dՠeerste linie der Hand toe, genaamt Disch-linie. II. Als nu de Son schijnd, soo steekt men de linkerhand uyt, op sulk een wijs dat de vlakte des selven legt gewend tegens de rechterhand, en steekt men de Stroo-halm tusschen den duym en voorste vinger regt over de linie des Levens, welkers voor uytsteekende deel na de vlaakke hand sig vergelijkt met de lengte des voorsten vingers, en over al een rechten hoek met de Hand maakt. III. Dit gedaan zijnde, soo wend het gantsche lichaam van de Son af, met dՍ uytgestrekte Hand gints en herwaarts na de Son toe, tot dat ‘t uyterste [345] der schaduw, ‘t welk de weg des duyms in de vlakke handt werpt met de levens linie gelijk komt, en van de selve gelijk als vervuldt werd. IV. Siet dan toe; aan welke Vinger de schaduwe des Stroo-halms komt te vallen, soo hebdt gy de begeerde uur, als gy maar alleen te vooren weet, ter welker uur de Son voor dien dag opgaat. Want soo de schaduw des voormiddags valt op ‘t uyterste des voorsten Vingers, soo is ‘t de naaste [346] uur na Sonnen opgang, als hier 7. Valtse op ‘t uyterste des Ringvingers (of des derden in ordre) soo is ‘t 8 uuren: of op uytenste des kleynen vingers, soo is ‘t 9 uuren. Op ‘t eerste lid des gedagten kleynen Vingers, van boven af te reeken, soo is ‘t 10 uuren. Op ‘t middelste lid, is ‘t 11. Op ‘t derde is ‘t 12 uuren. V. Գ Namiddags. Soo de Schaduw wederom valt op ‘t tweede Lid des kleynste Vingers, soo is ‘t dՠeerste uur. Indien op ‘t eerste, soo is ‘t de tweede. Indien op ‘t uyterste des kleynsten Vingers soo is de derde. Indien op ‘t uyterste des Ring-vingers, soo is de vierde uur, en soo al voorts. VI. Gaat de Son ten 5. of ten 7 uuren, op, so werden dՠuuren op deselve wijs ordentelijk na malkander getelt, en dan valt den middag, of de 12 uur, als se ten 5 uuren op gaat, op dՠeerste Linie, welke na de kleyne vinger in de vlakke hand staat, of de Eysch linie. Maar gaat se ten 7 uuren op so valt de schaduwe op ‘t derde Lid des gedachten vingers. Dusdanig kan men de Astronomische uuren, op alle tijden des daags, wanneer de Son maar schijnt, leeren kennen. |
XLVI. Hoedanig men aan de hand door de schaduw van een strohalm de uren der dag kan leren kennen. Dit is wel een redelijk bekend en oud, doch tegelijk ook gans aardig kunststukje; alleen ontbreekt er dit aan; dat weinig de rechte handeling daarvan hebben om de uren der dag te vinden. Op dat nu de reizende personen te beter bericht hiervan mochten hebben zo staat te weten dat het op de volgende manier moet te werk gaan. Die aan de hand de uren der dag wil weten die neemt een rechte strohalm, riet of twijgje van hout in de lengte der gehele voorste vinger in de top tot de aanvang van de eerste linie der hand toe, genaamd dis-linie. II. Als nu de zon schijnt zo steekt men de linkerhand uit op zo’n manier dat de vlakte ervan ligt gedraaid tegen de rechterhand en steekt men de strohalm tussen de duim en voorste vinger recht over de linie der leven wiens vooruitstekende deel naar de vlakke hand zich vergelijkt met de lengte der voorste vingers en overal een rechte hoek met de hand maakt. III. Als dit gedaan is zo draai het ganse lichaam van de zon af met de uitgestrekt hand ginds en herwaarts naar de zon toe totdat ‘t uiterste [345] der schaduw, totdat de weg die de duim der vlakke hand werpt met de levens linie gelijk komt, en van die gelijk als vervuld wordt. IV. Ziet dan toe aan welke vinger de schaduw der strohalm komt te vallen, zo hebt ge het begeerde uur, als ge maar alleen tevoren weet ter welk uur de zon voor die dag opgaat. Want zo de schaduw der voormiddag valt op ‘t uiterste der voorste vingers, zo is ‘t de naaste [346] uur na de zonsopgang, als hier 7. Valt het op ‘t uiterste der ringvingers (of de derde in orde) zo is ‘t 8 uur: of op uiterste der kleine vingers, zo is ‘t 9 uur. Op ‘t eerste lid der gedachte kleine vingers, van boven af te rekenen, zo is ‘t 10 uur. Op ‘t middelste lid, is ‘t 11. Op ‘t derde is ‘t 12 uur. V. Namiddag. Zo de schaduw wederom valt op ‘t tweede lid van de kleinste vingers, zo is ‘t het eerste uur. Indien op ‘t eerste, zo is ‘t de tweede. Indien op ‘t uiterste der kleinste vingers zo is de derde. Indien op ‘t uiterste der ringvingers, zo is de vierde uur en zo al voorts. VI. Gaat de zon ten 5 of te 7 uren, op, zo worden de uren op dezelfde wijze ordentelijk na elkaar geteld en dan valt dn middag of 12 uur als het ten 5 uur opgaat op de eerste linie die na de kleine vinger in de vlakke hand staat of de eis linie. Maar gaat het ten 7 uren op zo valt de schaduw op ‘t derde lid der gedachte vingers. Dusdanig kan men de astronomische uren op alle tijden der dag wanneer de zon maar schijnt leren kennen. |
XLVII. Om muysen te vergaderen. Castor Durante seyt als men vuur van Esschen-hout (of Qualster genaamt) maakt en daar een diepen pot of ketel op set, en daar in twee levende Muysen in doet, dat alle Muysen van ‘t gansche Huys omtrent dat vuur sullen koomen. Mogelijk door het gepiep der muysen die in den Pot zijn. Doch ik geloof of het vuur van ander hout waar, dat het eeven eens zijn soude. [347] XLVIII. Om de Aard-muysen te dooden. Palladius raad ons dat men sal de hoolen of gaaten der veld-muysen stoppen, met Ole-ander bloemen of bladeren, want sy sullen sterven, als sy deselve ruyken of eeten. XLIX. Om Vleermuysen te verjagen. De rook van verbranden Helix of Veyl verjaagt de Vleermuysen. Neemt taaje takken van steekende Palm (acutai Myrtus) die men in Italien gebruykt om besemen van te maken, en behangt daar u gerookt of gesout vleesch meede, soo en sullen der geen Muysen, Ratten, of Vleermusen by komen. Den Platanus-boom of Plaan-boom heeft een besonder eygenschap, om de Vleermuysen te verjaagen, want nimmermeer sullen de Vleermuysen in huysen koomen, daar een Plaan-tak opgehangen is. L. Om Eynd-vogels te voeden. Het kruyd Water-linsen heeft nog steelen Bloemen, in ‘t Latijn lens Lamstris, lens Aquatilas, lens Palustus, in de Apotheek lenticula Aquae en Anatum Herba, dat is soo veel als eynden groen, Eynden-brood, om dat dit de Eynden een goed voedsel versterkt: doch dit niet alleen de Eynden maar ook de Gansen en Hoenderen, eten dat seer gaarn, soo wel alleen, als met Semel of Meel vermengt. [348] LI. Om Eykhoorntjes te voeden. De Nootjes van den Beuk-boom, die men Beuk noemt, worden seer gaarn van de Eykhoorntjes gegeten: als ook meede van de Muysen; men wil seggen, dat se veel doen om de Eykhoorntjes en Muysen te vermenigvuldigen. LII. Gansen vet te maken. In Italien mest men de Gansen met het kruyd genaamt Kolle-bloemen, roode Klap-roosen, Koorn-roosen, of wilden Heul genomen. Ook soo mag men de Gansen, Eynden-groen te eeten geven, de ander spijs der Gansen is bekent genoeg. LIII. Hasen te voeden. Soo mag men Gansen-distel, Konynen-kruyd, en meer andere te eeten geeven, daar zijn meer kruyden als Gerve, Reyne-vaar, Weg-breede en s. v. die genoeg bekent zijn. LIV. Om Quakkelen vet te maaken. De oude Schrijvers verhalen, dat men Quakkelen en de Geyten met de Wortel van swart Nies-kruyd pleegt vet te maken, daar nochtans de Wolven en Vossen van sterven. [349] LV. Voogels te vangen. De Spanjaarden plachten met de Besien van Thymelea, of Sinal Nezercon genoemt in de Maanden van October en November de Vogeltjes te vangen. Daar zijn noch meer manieren om Vogeltjes te vangen die wy hier na sullen verhaalen, en sullen ons tot iets anders keeren van dien aard. LVI. Meerlen, Lijsters, en andere Voogels te vangen. De Beesien of Vruchten van Keel-kruyd, Mond-hout of Ligustrum, worden van de Meerlen, Lijsters, Sneppen en diergelijke Vogelen in den Winter veel gesogt en gaarn gegeten waarom men die ook daar mede kan vangen. LVII. Eynden en Duyven te vangen. Soo men begeert Duyven en eynden te vangen soo kookt witte Lies-wortel met Tarwe, alsoo lange tot dat de Tarwe breekt, en geeft die dan de Duyven of Eynde te eeten, kort daar na sult gy die met de hand vangen. LVIII, De Kikvorsschen te dooden. Gesnerus betuygt dat het sap van de Thora Valdensis soo vergiftig is, als men een naalde doopt in dit sap, en het aan een Kikvorsch strijkt, ter stond sterven sal; immers soo het ‘t oprechte sap is. [350] |
XLVII. Om muizen te verzamelen. Castor Durante zegt als men vuur van essenhout (of Qualster genaamd) maakt en daar een diepe pot of ketel op zet en daarin twee levende muizen in doet dat alle muizen van het ganse huis omtrent dat vuur zullen komen. Mogelijk door het gepiep der muizen die in de pot zijn. Doch ik geloof of het vuur van ander hout was dat het eveneens zijn zou. [347] XLVIII. Om de aardmuizen te doden. Palladius raadt ons aan dat men zal de holen of gaten der veldmuizen dicht stoppen met oleander bloemen of bladeren, want ze zullen sterven als ze daarvan ruiken of eten. XLIX. Om vleermuizen te verjagen. De rook van verbrande Hedera helix of veyl verjaagt de vleermuizen. Neemt taaie takken van stekende palm (Ruscus aculeatus) die men in Italië gebruikt om bezems van te maken en behang daar uw gerookte of gezouten vlees mee, zo zullen er geen muizen, ratten of vleermuizen bij komen. De Platanus-boom of plaan-boom heeft een bijzondere eigenschap om de vleermuizen te verjagen, want nimmermeer zullen de vleermuizen in huizen komen daar een plaan-tak opgehangen is. L. Om eendvogels te voeden. Het kruid waterlinze (Lemna) heeft nog stelen of bloemen, in ‘t Latijn lens Lamstris, lens Aquatilas, lens Palustris, in de Apotheek lenticula Aquae en Anatum Herba, dat is zoveel als eenden groen, eendenbrood, omdat dit de eenden en als goed voedsel versterkt: doch dit niet alleen de eenden maar ook de ganzen en hoenderen eten dat zeer graag en zo wel alleen als met zemelen of meel vermengt. [348] LI. Om eekhoorntjes te voeden. De nootjes van de beuk-boom die men beuk noemt worden zeer graag van de eekhoorntjes gegeten: als ook mede van de muizen; men wil zeggen dat se veel doen om de eekhoorntjes en muizen te vermenigvuldigen. LII. Ganzen vet te maken. In Italië mest men de ganzen met het kruid genaamd kolle-bloemen, (Papaver rhoeas) rode klaprozen, korenrozen of wilde heul genomen. Ook zo mag men de ganzen eenden groen (Lemna)te eten geven, de andere spijs der ganzen is bekend genoeg. LIII. Hazen te voeden. Zo mag men ganzendistel, konijnenkruid en meer andere te eten geven, daar zijn meer kruiden als duizendblad, reinvaarn, weegbree en dergelijke die genoeg bekend zijn. LIV. Om kwartels vet te maken. De oude schrijvers verhalen dat men kwartels en geiten met de wortel van zwart nieskruid (Helleborus niger) plagen vet te maken, daar nochtans de wolven en vossen van sterven. [349] LV. Vogels te vangen. De Spanjaarden plachten met de bessen van Thymelae of Daphne mezereum genoemd in de maanden van oktober en november de vogeltjes te vangen. Daar zijn noch meer manieren om vogeltjes te vangen die we hierna zullen verhalen en zullen ons tot iets anders keren van dien aard. LVI. Merels, lijsters en andere vogels te vangen. De bessen of vruchten van keelkruid, mondhout of Ligustrum worden van de merels, lijsters, sneppen en diergelijke vogels on de winter veel gezocht en graag gegeten waarom men die ook daarmee kan vangen. LVII. Eenden en duiven te vangen. Zo men begeert duiven en eenden te vangen zo kook witte lis-wortel (Iris florentina) met tarwe alzo lang totdat de tarwe breekt en geef die dan de duiven of eenden te eten, kort daarna zal ge die met de hand vangen. LVIII, De kikkers te doden. Gesnerus betuigt dat het sap van de Thora Valdensis (Ranunculus thora) zo vergiftig is dat als men een naald doopt in dit sap en het aan een kikker strijkt het terstond sterven zal; immers zo het ‘t oprechte sap is. [350] |
LIX. Om Visschen te dooden. Soo men neemt Hirten sponsien, Hirts schwammen, in ‘t Latijn Cervi Boletus genaamt, en die in ‘t water werpt, zijn soo koud van aard dat se Visschen doen sterven. Plinius schrijft dat de derde soort van Cyclaminos de Visschen doet sterven. LX. Om de Visschen te genesen. Wanneer de Visschen in de Vijvers siek zijn, soo kan men die aldus wederom gesont maken en genesen. Neemt de groene bladeren van Piterselie, en strooyt die in de staande Waters of Vyvers, doen de Visschen wederom bekomen en verquikken: soo sy te vooren door eenig vergift vergeven zijn. LXI. Om de grondigen smaak der Visschen te benemen. In Italien gebruyken de Visschers het kruyd Menthastrum of wilde Munte, om de Visschen van ettelijcke Poelen of Meeren te sieden of te stooven om hunne grondigen smaak te benemen: anders word dit Menthastrum niet veel om sijn swaaren reuk in spijs gebruykt. LXII. Om Visschen te vangen. De vruchten en Bladeren van de soorten van Wolfs-melk (Thijmalus) hoewel sy sachter en onsterker zijn, nochtans konnen sy de Visschen die in de staande wateren of vijvers zijn, geworpen zynde, tot een beswijminge brengen, en op het [351] water doen drijven, als of sy half dood waren, so Galenus daar van schrijft, maar dan moest men seer veel van die vruchten of bladeren nemen, om dies wille dat de kracht daar van door de menigte des waaters haast Verspreyt word, of verdwijnt. De Meede met veel saads is de visschen seer aangenaam. De wormties die in de droog Volders kaarden in den herfst gevonden vvorden genesen de pijne en alle gesvvellen en svveeringen die aan en omtrent de nagels komen, daar op gebonden. Deselve vvorden van de Visschers aan hun angel gedaan om daar mede visschen te vangen. De Olm-boomen die omtrent Salamanca (seyt Clusius) staan, en by de riviere Tormes groeyen, hebben aan hun vvortel soo veel dunne veeselingen als draatjes, die heel rood van verve vvorden; als sy van het voor by gaande vvater besproeyt zyn: en daar aan vvassen kleyne krabbetjes, als garnaat, die van de Visschers vergaadert vvorden om visschen meede te vangen: dan als sy grooter vvorden; soo kruypen sy uyt de vvortelen, en vliegen vveg als aardsche Sprinkhaanen: dan daar naa so komen sy vvederom in ‘t vvater om jongen te krygen. Het schijnt dat dit een haft-vvorm of Over aas is. LXIII. Om de Pier-wormen uyt de aarde doen kruypen. De Visschers stampen de snoesters van oker-nooten en vverpen se in het vvater, en storten ‘t selve vvater op de aarde, vvelk vvater de pier-vvormen uyt de aarde sal doen kruypen. Ik heb gesien dat men menschen Pis op de aarde stort, en die intrekkende quamender pier-vvormen uyt de aarde. [352] |
LIX. Om vissen te doden. Zo men neemt herten spons, hertenzwammen ‘t Latijn Cervi Boletus (Elaphomyces cervinus) genaamd en die in ‘t water werpt ze zijn zo koud van aard dat ze de vissen laten doen sterven. Plinius schrijft dat de derde soort van Cyclamen de vissen laat sterven. LX. Om de vissen te genezen. Wanneer de vissen in de vijvers ziek zijn zo kan men die aldus wederom gezond maken en genezen. Neemt de groene bladeren van peterselie en strooi die in de staand water of vijver, het laat de vissen wederom bekomen en verkwikken: zo ze tevoren door enig vergift vergeven waren. LXI. Om de grondige smaak der vissen te benemen. In Itali gebruiken de vissers het kruid Menthastrum of wilde munt om de vissen van ettelijke poelen of meren te koken of te stoven om hun grondige smaak te benemen: anders wordt dit Menthastrum niet veel om zijn zware reuk in spijs gebruikt. LXII. Om vissen te vangen. De vruchten en bladeren van de soorten van wolfsmelk (Tithymalus) hoewel ze zachter en zwakker zijn, nochtans kunnen ze de vissen die in de staande wateren of vijvers zijn als het geworpen wordt tot een bezwijming brengen en op het [351] water laten drijven alsof ze half dood waren, zo Galenus daarvan schrijft, maar dan moest men zeer veel van die vruchten of bladeren nemen omdat de kracht daaraan door de menigte der water gauw verspreid wordt of verdwijnt. De mede met veel zaad is de vissen zeer aangenaam. De wormpjes die in droge volders (Dipsacus fullonum) kaarden in de herfst gevonden worden genezen de pijn en alle gezwellen en zweren die aan en omtrent de nagels komen, daarop gebonden. Dezelfde worden van de vissers aan hun angel gedaan om daarmee vissen te vangen. De olmbomen (Ulmus) die omtrent Salamanca (zegt Clusius) staan en bij de rivier Tormes groeien hebben aan hun wortel zoveel dunne vezels als draadjes die heel rood van kleur worden; als ze van het voorbij gaande water besproeid zijn en daaraan groeien kleine krabbetjes als garnaal die van de vissers verzameld worden om vissen mee te vangen: dan als ze groter worden zo kruipen ze uit de wortels en vliegen weg als aardse sprinkhanen: dan daarna zo komen ze wederom in ‘t water om jongen te krijgen. Het schijnt dat dit een half worm of over aas is. LXIII. Om de pierwormen uit de aarde te laten kruipen. De vissers stampen de schalen van walnoten en werpen die in het water en storten hetzelfde water op de aarde welk water de pierwormen uit de aarde zal laten kruipen. Ik heb gezien dat men mensenpis op de aarde stort en die trok er in en kwamen er pierwormen uit de aarde. [352] |
Het Toneel der Konsten. Het Vyftiende Boek. Waar in verhandelt werd: De manier van verwen, en Coleuren te maken op Beelden, Beesten, Bloemen, Kruyden, en alles wat de Schilder-konst vereyst. [401] Het Zestiende en Zeventiende Boek geeft aan hoe men bloemen en vruchten zal kleuren. [438] Het Toneel der Konsten. Achtiende Boek. Waar in gehandelt wert, van alderhande Blanket-werk, tot vercieringe des aangesigts en Hande, en al wat tot een cierlijk Lighaam behoort. I. Tegens de Sproeten in het Aansigt. Neemt rosewater drie oncen, doet daar in drie grein sublimaat, ende wascht uw daar dagelijks mede. Of men neemt Verkens-melk, met welke men het aansigt dagelijks wast, soo sal het tՠeenemaal vervellen, en suyvere huyd maken. II. Om sagte en witte Handen te krijgen. Neemt Amandel Koeken, die by de Apothekers te vinden sijn, of in plaats van die, heele Amandelen, stoot die aan stukken, en wascht daar [439] dagelijks uw handen mede, soo sullen sy wit en sagt warden. Men kan ook wel een weynig Olie van Wijn-steen daar onder mengen, soo sullen de handen des te witter warden. III. Ruykende Hand-schoenen, om de Handen sagt te maken. Neemt een half pond Wit Wasch, Walschot en Sperma Ceti, Veneetse Terpentijn, Olie van groote Cataputia, van Jasmyn, van Soete Amandelen, elx een once, Aluyn en Campher, van elx een drachmen. Laat dit te saamen smelten, en doopt daar het Leer in, dat gy met uw handen wel vryven sult, laat de selve dan een tijd lang hangen, en wast se daar na met Roose-water, soo kont gy daar handschoenen van bereyden. Ist dat gy se nu nog op een andere wyse begeert ruykend te maken, soo druyt daar eenige droppelen Balsem van Peru onder, oft Olie van Rhodushout, wat Civet, Amber oft Muscus. Soo kond gyse soo aangenaam van Reuk maken, als gy zelfs begeert. IV. Een Water, om de Vlekken uyt het aansicht te verdryven. Plukt de Bloem van Vlier, Venkel, Wijnkruyt, van elx even veel. Haalt het Water daar van over den helm, wast uw daar mede, en gy sult daar wonderlijke uytwerking van zien. [440] V. Een zeldsaam Water, om schoone handen en een schoon Aansicht te krijgen. Neemt Bladen van Witte Lis, haalt het Water daar van over, in glase oft verloode vaten, op een sagt vuurtjen, neemt dan Wit Sandel Hout, wast het wel, laat die in ‘t voorseyde Water weiken, tot dat die wel geswollen is, doet dan by yder once van dat water, een half once ofte dry vierendeel-loots Mastix, die wel gewassen en gedroogt is, haalt dat in het bad over, leggende in de mond van den Helm, een weinig Muscus, soo gy het wel riekend wilt hebben, sult gy een diftig water krygen, van weinige tot nog toe bekend. VI. Een ander water, om het aansicht schoon te houden. Neemt wit van Eyeren, haalt het over, om een Water daer uyt te distilleeren, wast daer soo dickwils uw aensicht mede als het uw belieft. VII. Een Water om het aansicht helder en blinkent te maken. Neemt Ezelinne Melk, en schalen van Eyeren, laat daar een Water van disteleeren, en wast het aansicht daar meede, soo sult gy blank, schoon en wit warden. VIII. Een Water om Roode Wangen te maken. Neemt een Schenkel van een Koe ofte Os, dat is onder de knye, doet daar het vel af met de tengels, breekt dan het knye in stukken, te weten [441] het been, zenuwen en merg distilleert daar een Water af, en wast daar Գ ogtens mede. IX. Een Blanketsel om het aansigt en andere deelen des Lichaams te reyningen. Neemt Witte Borax, twee oncen, Aluyn, een once. Camper, twee drachmen. Gemeene Aluyn, van elx een once. Elk besonder gestooten zijnde, menget met elkander, doet het dan in een groot vat, met Fonteynwater, die gy toe dekken sult, doende die met een doek digt toe, laat het dan twee uuren lang op het vuur staan, set het dan af, en koud geworden sijnde, doet het in een ander vat. Neemt dan het wit van twee wigtige Eyeren, die op de selfde dag geleyt zijn, en slaat het met verjuys: doet het dan in ‘t vat met water, en laat het twintig dagen in de Sonne staan soo hebt gy een goed water. X. Om het aansicht te doen Glimmen. Neemt een Limoen, doet daar een gat in, soo groot dat men ԥr een Noot in steeken kan, vult het met Kandy-Suyker, en mengt daar onder vijf of ses blaadjes Gout, en maakt het weder toe met dat stuk, welke gy daar uyt gesneden hebt, nayende dat met een naalde toe, om wel te doen sluyten, laat deese Limoen dan op de kolen braden, met de naad boven, als se begint te braden, moet gyse sommige reysen om wenden, tot dat sy eenige tijd sweet, doet hem dan van het vuur om daar van te gebruyken, steekt dan uw vinger in het gat, dat [442] gy toe gebonden had, en strijkt daar het aansicht mede, soo hebt gy het na uw wensch. |
Het Toneel der Kunsten. Het Vijftiende Boek. Waarin verhandeld wordt: De manier van verven en Kleuren te maken op Beelden, Beesten, Bloemen, Kruiden en alles wat de Schilderkunst vereist. Dat laat ik gaan. [401] Het Zestiende en Zeventiende Boek geeft aan hoe men bloemen en vruchten zal kleuren. Dat sla ik ook over. [438] Het Toneel der Kunsten. Achttiende Boek. Waarin gehandeld wordt van allerhande blanketwerk tot versiering der aangezicht en handen en alles wat tot een sierlijk lichaam behoort. I. Tegen de sproeten in het aangezicht. Neemt rozenwater drie ons, doe daarin drie grein sublimaat en was u daar dagelijks mee. Of men neem varkensmelk waarmee van het aanzicht dagelijks wast, zo zal het te enenmale rvellen en een zuivere huid maken. II. Om zachte en witte handen te krijgen. Neem amandel koeken die bij de apothekers te vinden zijn of in plaats van die hele amandelen, stamp die in stukken en was daar [439] dagelijks uw handen mee, zo sullen ze wit en zacht worden. Men kan ook wel een weinig olie van wijnsteen daaronder mengen, zo zullen de handen des te witter worden. III. Ruikende handschoenen om de handen zacht te maken. Neemt een half pond witte was, walschot en Spermaceti (alle twee wasachtige substantie uit de potvis), Veneetse terpentijn,(Larix) olie van grote Cataputia (Ricinus communis), van jasmijn, van zoete amandelen, elk een ons, aluin en kamfer, van elk een drachme. Laat dit tezamen smelten en doop daarin het leer dat ge met uw handen goed wrijven zal, laat het dan een tijd lang hangen en was ze daarna met rozenwater, zo kan ge daar handschoenen van bereiden. Is het dat ge ze nu nog op een andere wijze begeert ruikend te maken, zo drup daar enige druppels van balsem van Peru (Myroxylon balsamum) onder of olie van Rhodus hout, (?) wat civet, amber of muskus. Zo kan ge zo aangenaam van reuk maken, als ge zelf begeert. IV. Een water om de vlekken uit het aanzicht te verdrijven. Pluk de bloem van vlier, Venkel, wijnruit, van elk even veel. Haal het water daarvan over de helm, was u daarmee en ge zal daar wonderlijke uitwerking van zien. [440] V. Een zeldzaam water om schone handen en een schoon aanzicht te krijgen. Neem bladeren van witte lis (Iris florentina), haal het water daarvan over in glas of verloodde vaten op een zacht vuurtje, neem dan wit sandaal hout, was het goed, laat die in ‘t voorzegde water weken totdat die goed gezwollen is, doe dan bij elke ons van dat water een half ons of drie vierendeel-lood mastiek die goed gewassen en gedroogd is haal dat in het bad over en leg in de mond van de helm een weinig muskus, zo ge het goed riekend wilt hebben zal ge een deftig water krijgen van weinigen tot nog toe bekend. VI. Een ander water om het aanzicht schoon te houden. Neemt het witte van eieren en haal het over om een water daaruit te distilleren, was daar zo dikwijls uw aanzicht mee als het u belieft. VII. Een water om het aanzicht helder en blinkend te maken. Neemt ezelinnenmelk en schalen van eieren, laat daar een water van distilleren en was het aanzicht daarmee, zo zal ge blank, schoon en wit worden. VIII. Een water om rode wangen te maken. Neem een schenkel van een koe of os, dat is onder de knie, doe daarvan het vel af met de tengels, breek dan de knie in stukken, te weten [441] het been, zenuwen en merg, distilleer daar een water van en was daar ‘s ochtend mee. IX. Een blanketsel om het aanzicht en andere delen der lichaam te reinigen. Neem witte borax, twee ons, Aluin, een ons. Camper, twee drachmen. Gewone aluin, van elk een ons. Elk wordt apart gestampt en dan met elkaar gemengd, doe het dan in een groot vat met bronwater die ge toe dekken zal en doe die met een doek dicht toe, laat het dan twee uren lang op het vuur staan, zet het dan af en als het koud geworden is doe het in een ander vat. Neemt dan het wit van twee gewichtige eieren die op dezelfde dag gelegd zijn en sla het met verjus: dot het dan in ‘t vat met water en laat het twintig dagen in de zon staan, zo hebt ge een goed water. X. Om het aanzicht te laten glimmen. Neem een limoen, doe daar een gat in zo groot dat men ԥr een noot in steken kan, vul het met kandijsuiker en meng daaronder vijf of zes blaadjes goud en maak het weer dichte met dat stuk die ge daaruit gesneden hebt, naai dat met een naald dicht om het goed te laten sluiten, laat deze limoen dan op de kolen braden met de naad boven en als het begint te braden moet ge sommige keren omdraaien totdat het enige tijd zweet, doe het dan van het vuur om daarvan te gebruiken, steek dan uw vinger in het gat dat [442] ge toegebonden had en strijk daarmee het aanzicht, zo hebt ge het naar uw wens. |
XI. Water van witte Meloenen, om een suyvere huyd te maken. Neemt witte Meloenen, die van haar schorsen wel gesuyvert zijn, en snijdse in stukken, soo dik als een vinger, weg doende het middelste. Neemt dan het volgende. Aluyn, vier oncen. Quick-silver, die gedood is. Aluyn Roche, gebrand, elx een once. Verkens Reusel, twee oncen. Terpentijn, een pond. 12 Eyeren met haar schalen gestampt Limoen sop, soo veel gy wilt. Suyker, 40. Oncen. Geyte-Melk, Witte Wijn, elx een pint. Doet alles gesamentlijk in een glase kolf, en haalt hier een water uyt, op een sagt vuurtjen, ‘t welk deftig is om te wassen. Alsoo maakt men ook een water van Kalebassen, als ook van de topjes en bloeysels van bomen en kaasjes bladen, Wilde Wijngaart en andere dingen. XII. Een Water om een blank aansigt te krijgen. Neemt Silver-glit oft Lithargirium argenti een once, stoot het seer fijn, en doet het in een potjen, giet daar over goede witte Wijn-Edik, laat het soo lange verkoken, dat het drie vinger lang gesakt is, laat het koud werden, doet het door een teems oft doek, en bewaart het. [443] Nog is goed Melk, en sap van orangie, met Olie en Wijn-steen gemengt. XIII. Een wonderlijk water, dat seer ligt te maken is, om het aansigt schoon te houden, maar kan op zeekere tijd van ‘t Jaar alleen gemaakt werden. Plukt de Gerst, wanneer die nog melkagtig is, en nog niet tot een vaste groy geworden, als gy deese in een Mortier gestoten hebt, giet daar Ezelinne Melk by, en distilleert het in ‘t Water bad, wast dan het aansigt met dit water, dit is beproeft: dog dit water kan maar eenmaal in ‘t jaar gemaakt warden. XIV. Een Blanketsel, om het aangesigt wit te maken en te vercieren. Neemt Glit. Mastix. Wierook, Spiegel hars, van elks even veel. Vrijft het alles kleyn op een marmer-steen, met goede welriekende Wijn vervogtigende, laat het door een glase Kolf distilleren, tot dat de vuyligheyd droog is, ontfangt het water in een glasen phiool, wast daar het aansigt meede als gy slapen gaat, soo zal het blank werden, ‘t welk met geen ander heeft konnen geschieden. X. Een Wijn om het aansicht te Blanketten. De Wijn die men voor het aansicht maakt, is een Verciersel voor de Vrouwen, ‘t welk aldus gemaakt werd. [444] Neemt Brasili-Hout. Aluyn. Stootse en doetse in Roode wijn, laatse te samen koken, tot dat ses deelen van de Wijn tot een geworden sijn: als het koud is, laat de Vrouw daar een stuk Katoen in nat maken, en laatse wassen op die plaatsen daar het haar belieft. XVI. Een voordeftig en sonderling blanketsel dat seer goed is. Neemt versche Limoenen, parst daar het sop uyt, en distilleert het door een glasen Helm, ‘t welk een sonderling middel is om het aansigt te vercieren. XVII. Een ander Blanketsel. Distileert het water uyt groene Pijn-Appels, ‘t welk de rimpels uyt het aansigt doet gaan, en maakt dat ymand weder jong werd. XVIII. Een ander beproeft middel, om het aansigt schoon te maken. Snijd een Meloen in stukjes. Wortels van Arum, een hand vol. Limoen Sop, agt oncen. Geyte Melk, Sestien oncen. Laat alles door een glasen Kolf in het water-bad distilleeren. Dit water is treffelijk en wonderbaar. [445] XIX. Een ander sonderling Blanketsel, wonderlijk om het aansicht schoon te maken, ‘t welk beproeft is. Neemt een half dosijn Limoenen, haktse aan stukken, laatse in een pintje Soete Melk weiken, met een once witte Suyker, en soo veel Aluyn, distilleert het in ‘t bad, en wast uw daar des avonts mede. XX. Om roode wangen en lippen te maken. Neemt Concenilie, laat die in Rose-water weiken, de tinctuur daar uyt getrokken sijnde, doopt daar eenige stukjes witte wolle in, en laat die lapjes drogen, en doopse dan daar weder in, en laat weder drogen, doet dit soo lange tot de lapjes rood genoeg sijn. Als gy uw dan rood wilt maken, soo maakt de lapjes een weynig met speeksel, en vrijft daar mede op uw koonen, soo sullen sy aangenaam rood warden. |
XI. Water van witte meloenen om een zuivere huid te maken. Neem witte meloenen die van hun schorsen goed gezuiverd zijn en snij ze in stukken zo dik als een vinger en doe weh het middelste. Neem dan het volgende. Aluin, vier ons. Kwikzilver dat gedood is. Aluin rots, gebrand, elk een ons. Varkens reuzel, twee ons. Terpentijn, een pond. 12 Eieren met hun schalen gestampt Limoensap, zoveel ge wilt. Suiker, 40 ons. Geitenmelk, Witte wijn, el een pint. Doe alles gezamenlijk in een glazen kolf en haal hier een water uit op een zacht vuurtje, wat welk deftig is om te wassen. Alzo maakt men ook een water van kalebassen, als ook van de topjes en bloemen van bomen en kaasjes bladeren, wilde wijngaard en andere dingen. XII. Een water om een blank aanzicht te krijgen. Neemt zilver-glit of Litargirum argentum, een ons, stoot het zeer fijn en doe het in een potje, giet daarover goede witte wijnazijn en laat het zo lange verkoken totdat het drie vinger lang gezakt is, laat het koud worden, doe het door een teems of doek en bewaar het. [443] Nog is goed melk en sap van oranjeappels met olie en wijnsteen gemengd. XIII. Een wonderlijk water dat zeer licht te maken is om het aanzicht schoon te houden, maar kan op zekere tijd van ‘t jaar alleen gemaakt worden. Pluk de gerst wanneer die nog melkachtig is en nog niet tot een vaste groei geworden, als ge deze in een mortier gestoten hebt giet daar ezelinnenmelk bij en distilleer het in ‘t waterbad, was dan het aanzicht met dit water, dit is beproefd: dog dit water kan maar eenmaal in ‘t jaar gemaakt worden. XIV. Een blanketsel om het aangezicht wit te maken en te versieren. Neem glit. (loodoxide) Mastiek. Wierook, Spiegelhars, van elk even veel. Wrijf alles klein op een marmersteen en met goede welriekende wijn bevochtigen laat het door een glazen kolf distilleren totdat de vuiligheid droog is, ontvang het water in een glazen fiool, was daarmee het aanzicht als ge slapen gaat, zo zal het blank worden wat met geen ander heeft kunnen geschieden. X. Een wijn om het aanzicht te blanketten. De Wijn die men voor het aanzicht maakt, is een Versiersel voor de Vrouwen, ‘t welk aldus gemaakt werd. [444] Neem Brazili hout. Aluin. Stamp ze en doe ze in rode wijn en laat ze tezamen koken totdat zes delen van de wijn tot een geworden zijn: als het koud is laat de vrouw daar een stuk katoen in nat maken en laat ze wassen op die plaatsen daar het haar belieft. XVI. Een voordeftig en bijzonder blanketsel dat zeer goed is. Neemt vers limoenen, pers daar het sap uit en distilleer het door een glazen helm wat een bijzonder middel is om het aanzicht te versieren. XVII. Een ander blanketsel. Distilleer het water uit groene pijnappels wat de rimpels uit het aanzicht laat gaan en maakt dat iemand weer jong wordt. XVIII. Een ander beproefd middel om het aanzicht schoon te maken. Snijdt een meloen in stukjes. Wortels van Arum, een hand vol. Limoensap, acht ons. Geienmelk, zestien ons. Laat alles door een glazen kolf in het waterbad distilleren. Dit water is voortreffelijk en wonderbaar. [445] XIX. Een ander bijzonder blanketsel, wonderlijk om het aanzicht schoon te maken wat beproefd is. Neem een half dozijn limoenen, hak ze in stukken, laat ze in een pintje zoete melk weken met een ons witte suiker en zoveel aluin, distilleer het in ‘t bad en was u daar ‘s avonds mee. XX. Om rode wangen en lippen te maken. Neemt cochenille, laat die in rozenwater weken en de tinctuur die daaruit getrokken is doop daar enige stukjes witte wol in en laat die lapjes drogen en doop ze er dan weer in en laat weer drogen en dot dit zo lang tot de lapjes rood genoeg zijn. Als ge u dan rood wil maken zo maak de lapjes een weinig nat met speeksel en wrijf daarmee op uw konen zo zullen ze aangenaam rood worden. |
XXI. Een ander manier. Neemt Alcanet wortel, weikt die in water, tot al de tinctuur uyt getrokken is, dit vogt dampt men sagjes uyt, tot het dik geworden is, dan bestrijkt men daar eenige witte papieren mede, op welke gy het sult laten drogen. Wanneer gy het dan gebruyken wilt, so maakt een weynig nat met spog en strijkt daar meede over uw wangen. XXII. Een ander. Sommige vergaderen, de Sneeuw, die in de Maand van Maart gevallen is, welke sy het gansche jaar door bewaren, en sig daar mede wasschen. [446] XXIII. Nog een ander. Neemt een pint Regen-water, druypt daar hondert droppelen Olie van Wijn-steen in, en giet ԥr een weynig Rose-water by, soo hebt gy een deftig blanket-water. XXIV. Om een huyd seer sagt en wit te maken. Neemt loog van Wijnsteen-sout, die niet al te sterk is, vier oncen Olie van bittere Amandelen, die door uytpersinge gemaakt is, soo veel het uw belieft, laat ԥr soo veel onder malkanderen gemengt werden, dat het vogt terstond wit werde, en alsoo blijve, laat dan hier de huyd des ogtens en des avonds mede gevreven warden. XXV. Een ander. Neemt Levende Swavel gestooten, een once, en twee oncen Swarte Seep, bindt het in een doekje te samen, hangt het neegen dagen lang in een pond Asijn, gebruykt dit vogt dan, twee maals daags de huyd daar mede vryvende. XXVI. Een ander Blanketsel. Neemt Lithargirie, oft Goud-glit een once, giet daar een pond Azijn over, laat dit een nagt staan weiken, giet dan daar twee oncen loog van Wijnsteen sout by, soo hebt gy een vogt soo wit als melk, met welke gy wasschen kon. [447] XXVII. Een blanket water, om de vuurigheyt uyt het Aangesicht weg te nemen. Neemt twee dragmen Campher, snijd die in kleyne stukjes, vrijft dat in een steenen Mortier, daar allenxkens het sop van eene Limoen by druypende, doet dan daar by een pond witte Wijn, giet het dan door een doek, en laat de overige Kampher in een doekje gebonden, in de fles hangen; hier mag men dagelijks eenige reysen mede wassen. XXVIII. Een gedistilleert Blanket-water. Neemt Spaans groen, vier oncen, giet daar over twee pond Wijn-asijn, doet het te samen in een Kolf, en distilleert ‘t op het sand, met een sagte warmte, bewaart dan het eerst uytkoomende Phlegma, met welke men het Aansigt twee maals des daags sal wasschen, dit is seer goed tegens de vuurigheyt. XXIX. Een ander. Neemt Sublimaat, een once, stootse fijn, en doet het in een Tinne Kom, giet daar over dry pond Fonteyn-water, laat dit soo vier-en-twintig uuren staan, somwijls met een houte spatel omroerende, welk vogt swart sal werden, filtreert dit door een Grauw papier, soo werd het helder en klaar; hier mede mag men het aansigs eens daags wasschen. [448] XXX. Een ander tegens de Vuurigheyt. Neemt Sout van Loot, ses greyn. Campher, een dragme. Rosewater, drie oncen. Mengt dit onder een, wast hier alle dage meede. |
XXI. Een andere manier. Neemt de wortel van Alkanna tinctoria en week die in water tot alle tinctuur eruit getrokken is, dit vocht dampt men zachtjes uit tot het dik geworden is, dan bestrijkt men daar enige witte papieren mede waarop ge het zal laten drogen. Wanneer ge het dan gebruiken wilt zo maak een weinig nat met spuug en strijk daarmee over uw wangen. XXII. Een ander. Sommige verzamelen de sneeuw die in de maand maart gevallen is die ze het ganse jaar door bewaren en zich daarmee wassen. [446] XXIII. Nog een ander. Neemt een pint regenwater, druppel daar honderd druppels olie van wijnsteen op en giet er weinig rozenwater bij, zo hebt ge een deftig blanketwater. XXIV. Om een huid zeer zacht en wit te maken. Neem loog van wijnsteen-zout die niet al te sterk is, vier ons olie van bittere amandelen dat door uitpersen gemaakt is en zoveel het uw belieft, laat er zoveel onder elkaar gemengd worden dat het vocht terstond wit wordt en alzo blijft, laat dan hiermee de huid ‘s ochtend en Գ avonds gewreven worden. XXV. Een ander. Neem levende zwavel gestampt, een ons, en twee ons zwarte zeep, bindt het in een doekje tezamen, hang het negen dagen lang in een pond azijn gen gebruik dit vocht dan tweemaal per dag om de huid daarmee te wrijven. XXVI. Een ander blanketsel. Neemt Litargirum, of goud-glit een ons, giet daar een pond azijn over, laat dit een nacht staan weken, giet dan daar twee ons loog van wijnsteen zout bij, zo hebt ge een vocht zo wit als melk waarmee ge wassen kan. [447] XXVII. Een blanket water om de vurigheid uit het aangezicht weg te nemen. Neemt twee drachmen kamfer, snijdt die in kleine stukjes, wrijf dat in een stenen mortier en laar daar geleidelijk aan het sap van een limoen in druppelen doe dan daarbij een pond witte wijn, giet het dan door een doek en laat de overige kamfer in een doekje gebonden in de fles hangen; hiermee mag men dagelijks enige keren wassen. XXVIII. Een gedistilleerd blanket-water. Neem Spaans groen, vier ons, giet daarover twee pond wijnazijn, doe het tezamen in een kolf, en distilleer het op zand met een zachte warmte, bewaar dan het eerst uitkomende flegma waarmee men het aanzicht tweemaal per dag zal wassen dit is zeer goed tegen de vurigheid. XXIX. Een ander. Neemt sublimaat, een ons, stamp het fijn en doe het in een tinnen kom, giet daarover drie pond bronwater en laat dit zo vier-en-twintig uren staan, soms met een houten spatel omroeren en dat vocht zal zwart worden, filtreer dit door een grauw papier, zo wordt het helder en klaar; hiermee mag men het aanzicht eens per dag wassen. [448] XXX. Een ander tegen de vurigheid. Neemt zout van lood, zes grein. Kamfer, een drachme. Rozenwater, drie ons. Mengt dit ondereen en wat hier alle dagen mee. |
XXXI. Een bedrieglijk Blanketsel, om ymand swart te maken, in plaats van wit. Neemt soo veel Silver als gy begeert, smelt dat in sterk-water, dampt dan het sterk-water uyt tot het droog is, giet dan op dese kalk schoon regen-water, en dampt het weder uyt, dit tot drymaal herhalende, en als de groenagtige coleur, die men gemeenlijk in de krystallen van Silver siet, ‘t eene maal verdwijnt. Laat dan de Persoon die gy bedriegen wilt, sijn aansigt met sijn eygen spog nat maken, en bestrijken het selve met een weynig van dit poeder, soo sal de huyd ongemeen wit werden, en na dat het sal gedroogt wesen, sal de koleur veel swarter sijn dan inkt. XXXII. Om nette swarte wijnbrauwen te maken. Laat uw Wijn-brauwen eerst nettjes scheeren neemt dan een kruyd-nagel, en brand die aan de Kaars, maakt die dan een weynig nat met spog, en bestrijkt daar de wijn-brauwen mede, soo verre als het hayr is, met een swarte linie, soo sult gy aanlokkige wijn-brauwen hebben. [449] XXXIII. Om Moesjes en het aansigt te maken. Neemt Wit Was, een loot, doet hier by een vierendeel loots Terpentijn, smelt dit onder malkanderen, en smeert daar mede op sijne swarte sijde, soo kont gy daar sulke moesjes van gedaante, grooten figuur van snijden als het uw belief. XXXIV. Om het Hayr te krullen. Sommige hebben haar Hair regt neder hangende als een Pond Kaarsen, en souden wel veel willen geven, datse goed gekrult Hair hebben, derhalven heb ik deese practijk uytgevonden. Bind uw hair op, en neemt dan een Comfoor met vuur, op welke een Pot met water staat te koken, laat dan de eene opgebonden lok hairs daar twee uuren lang in koken, het Hooft rontom met servetten bindende op dat de heete wasem daar geen schade aan en doet. Dit kont gy op uw gemak doen, settende het Comfoor met de siedende pot op een lage Tafel, alwaar gy met een stoeltjes kont by gaan sitten, dit gedaan sijnde soo kont gy de andere op geknoopte lok daar ook soo lang in houden als de andere, laat dan uw Hair droogen, soo sal het soo lange gekrult blijven, tot dat het verwassen is, ‘t welk gy dan alweder op de selve wijse kont doen. XXXV. Een ander manier om het Hair te doen krullen. Nog heb ik een kunsje, om die Hair hebben als een die uyt Brasyl gekoomen is, te doen krullen. Laat uw een Kam maken van Yser, maakt dese kam geduurig heel warm, als gy daar meede sult [450] kammen, soo sal uw hair gekrult werden, maar men moet het al verscheyde reysen op een Dach doen. XXXVI. Noch een andere wijse om het Hayr te doen krullen. Neemt Arabische-Gom, een once, laat dat in dry oncen water smelten, bestrijkt daar des Avonds als gy slapen gaat uw hair mede, dat het nat is, wind uw hair-lokken dan op tobaks pijpjes oft papiertjes, en steekt het onder uw muts, soo sal het Գ ogtens droog zijn, kamt het dan uyt en poeyert het, soo sult gy de heele dag schoon gekrult hair hebben. XXXVII. Nog een manier om het Hayr te krullen. Neemt tobaks-pijpen ofte ysertjes, welke soo dik zijn als tobax-pijpen, maakt die heet, en laat uw Hair daar van een ander voorzigtig, dat hy uw niet brand, opwinden, soo sal uw hair mede gekrult zijn. XXXVIII. Om Blond Hayr te maken. Men ziet veele Waterlandsche Boerinnen, die met het Hoofd blood gaan, blond hair hebben, welk kunsjen zy weeten te doen, met het selve alle weeken in Seep-sop te wasschen, met loog daar in, ‘t welk het hair wit bijt. XXXIX. Om het Hayr swart te verwen. Neemt basten van eyke Boomen, kookt die in water, en wast uw hair daar somtijds meede, en gedroogt zijnde, sal het swart warden. [451] Of men smelt Silver in sterk-water, en men bevogtigt de Kam met dit water, ‘t welk het hair seer swart maakt, dit wil ik niemand raden, alsoo dat het Hair te veel stukken gegeten werd. XL. Om swarte Tanden wit te maken. Neemt puym-steen stoot die fijn, drupt daar eenige druppelen geest van koper-root in, (dat by dՠApotheekers wel te krijgen is,) laat het drogen, soo zullen uw tanden daar seer wit mede warden. Of neemt alleen de Tartarus Vitriolatus, De Chymisten en Apothekers wel bekent, vrijft daar uw tanden meede, en sullen terstond wit werden. |
XXXI. Een bedrieglijk blanketsel, om iemand zwart te maken in plaats van wit. Neemt zoveel zilver als ge begeert, smelt dat in sterk water, damp dan het sterk water uit tot het droog is, giet dan op deze kalk schoon regenwater en damp het weer uit, dit tot driemaal herhalen en als de groenachtige kleur die men gemeenlijk in de kristallen van zilver ziet ‘t ene maal verdwijnt. Laat dan de persoon die ge bedriegen wil zijn aanzicht met zijn eigen spuug nat maken en bestrijken het met een weinig van dit poeder, zo zal de huid ongemeen wit worden en na dat het gedroogd zal wezen zal d ekleur veel zwarter zijn dan inkt. XXXII. Om nette zwarte wenkbrauwen te maken. Laat uw wenkbrauwen eerst netjes scheren, neem dan een kruidnagel en brand die aan de kaars, maak die dan een weinig nat met spuug en bestrijk daarmee de wenkbrauwen zo ver als het haar is met een zwarte linie, zo zal ge aantrekkelijke wenkbrauwen hebben. [449] XXXIII. Om moesjes en het aanzicht te maken. Neemt witte was, een lood, doe hierbij een vierendeel lood terpentijn, smelt dit onder elkaar en smeer daarmee op zwarte zijde, zo kan ge daar zulke moesjes van gedaante, grote figuur van snijden als het u belieft. XXXIV. Om het haar te krullen. Sommige hebben haar haar recht neer hangen als een pond kaarsen en zouden wel veel willen geven dat ze goed gekruld haar hebben, derhalve heb ik deze praktijk uitgevonden. Bindt uw hair op en neem dan een komfoor met vuur waarop een pot met water staat te koken, laat dan de ene opgebonden lok haar daarin twee uren lang koken, het hoofd rondom met servetten binden opdat de hete wasem daar geen schade aan doet. Dit kan ge op uw gemak doen en zet de komfoor met de kokende pot op een lage tafel alwaar ge met een stoeltjes bij kan zitten, als dit gedaan is zo kan ge de andere opgeknoopte lok daar ook zo lang in houden als de andere, laat dan uw haar drogen, zo zal het zo lang gekruld blijven totdat het vergroeid is wat ge dan weer op dezelfde wijze kan doen. XXXV. Een andere manier om het haar te laten krullen. Nog heb ik een kunstje om die haar hebben als een die uit Brazilië gekomen is te laten krullen. Laat u een kam maken van ijzer, maak deze kam gedurig heel warm, als ge daarmee zal [450] kammen zo zal uw haar gekruld worden, maar men moet het al verschillende keren op een dag doen. XXXVI. Noch een andere wijze om het haar te laten krullen. Neem Arabische-gom, een ons, laat dat in drie ons water smelten, bestrijk daar ‘s avond als ge slapen gaat uw haar mee dat het nat is, windt uw haarlokken dan op tabak pijpjes of papiertjes en steek het onder uw muts, zo zal het Գ ochtend droog zijn, kam het dan uit en poeder het, zo zal ge de hele dag mooi gekruld haar hebben. XXXVII. Nog een manier om het haar te krullen. Neem tabakspijpen of ijzertjes die zo dik zijn als tabakspijpen, maak die heet en laat uw haar daar van een ander voorzichtig zodat hij u niet brandt opwinden, zo zal uw haar mede gekruld zijn. XXXVIII. Om blond haar te maken. Men ziet vele boerinnen van Waterland die met het hoofd bloot gaan en blond haar hebben, welk kunstje ze weten te doen door het alle weken en zeepsop te wassen met loog daarin wat het haar wit bijt. XXXIX. Om het haar zwart te verven. Neemt basten van eikenbomen, kook die in water en was uw hair daar somtijds mee en als het gedroogd is zal het zwart worden. [451] Of men smelt zilver in sterk water en men bevochtigt de kam met dit water wat het haar zeer zwart maakt, dit wil ik niemand aanraden, alzo dat het haar in veel stukken gegeten wordt. XL. Om zwarte tanden wit te maken. Neem puimsteen en stamp die fijn, druppel daar enige druppels van geest van koperrood in, (dat bij de apothekers wel te krijgen is,) laat het drogen, zo zullen uw tanden daar zeer wit mee worden. Of neem alleen de Tartarus vitriool, de alchemisten en apothekers wel bekent, wrijf daar uw tanden mee en ze zullen terstond wit worden. |
XLI. Om Rood en wit Hayr swart te maken. Sommige hebben een aansienlijk hayr, en wilden het liever swart hebben als van een andere koleur. Soo neemt men alleen twee oncen sterk water, dissolveert daar alleen een half once fijn gecopelleert Silver in: neemt dan nog een once sterk-water, doet daar in een half loot quik-silver, mengt beide stoffen onder malkanderen, schud het om in een Glas met welke men het hayr kemt en vrijft, soo sal het soo lange swart blijven tot het uytvalt. Maar men moet wagten dat de huyd van het hayr niet geraakt werde, anders sou het door-eeten. XLII. Om het Hayr te doen wasschen. Neemt drie Lepels Honing, en drie Handen vol Wijngaart-rankjes, daar de Wijngaart sig mede vast hout en opklatert, stamt se te degen, en drukt [452] ԥr het sop uyt, ‘t welk gy onder de Honing sult mengen, wast dan daar de kaale plaatsen meede, daar gy wilt hebben dat het Hayr dik en lang wast. XLIII. Een ander. Wast alleenig de kaale plaatsen maar met Honing-water, of neemt Franse-wijn, een half pint, vangt dan hondert Honing Byen, en laat die in de Wijn weiken. Of neemt Honing Byen, soo veel als gy begeert, verbrand se tot assche, maakt daar een loog uyt met Franse Wijn, en wast daar mede. XLV. Om het Hayr op allerley plaatsen weg te doen gaan. Neemt vijftig of sestig eyer schalen, stoot se fijn tot een poeder, haalt daar een water van over, met welke gy de plaatsen wasschen sult, daar gy geen Hair begeert te hebben. XLV. Een Zeep te maken, om de handen te wasschen. Neemt Veneetse Zeep, 1 pond. Roode Suyker, drie oncen. Gom dragant, een half once. Laat de Gom eenige tijd in water leggen, om die week te maken, neemt dan de geschrabde zeep, en doetse in een Ketel met het andere, mengt het met een houte Spatel wel romtom, tot se werd als een Lijm, wast dan daar uw handen mede, soo sult gy daar goede effecten van gewaar werden. [453] XLVI. Een welriekende Zeep-bal te maken. Neemt Spaanse Zeep, twe oncen. Ireas poeder, Sandel Hout, elx een scruple. Olie van Rhoodus hout. Nagelen, elkx ses droppelen. Kneed alles te degen onder een, en maakt daar Zeepballetjes van. XLVII. Een ander manier, om welrijkende Zeepballetjes te maken. Neemt Spaanse Zeep, twee oncen. Witte Suyker, twee drachmen. Olie van Jasmyn, soo veel als genoeg is om daar onder te konnen kneden. Dit alles onder een gemengt zijnde, maakt daar balletjes af, om meede te wassen. XLVIII. Een Pomade om de Baard en Knevels op te setten. Neemt een once Roos-salf, smelt daar by een half loot Wit Was, doch in den Somer daar vvat meer by, druypt daar dan ses of seven droppelen Olie van Rhodus Hout by, hier kont gy langvverpige Rolletjes van maken, en daar meede ter gelegener tijd de knevels op strijken. XLIX. Een ander. Neemt Rose-salf, als voren gesegt is, met vvat Was stijf gemaakt, druypt daar eenige droppelen Olie van Jasmyn in, die hier uyt Italien gebrogt. [454] vverd, alles te degen onder een gesmolten sijnde, maakt daar mede Rolletjes af, soo hebt gy een bequame Pomade. Maar om de selve vvitter te hebben, kan men daar eenige droppelen Olie van Wijnsteen by doen. L. Manier om de Knevels op te setten. Sommige hebben geern lange Knevels, en zijn nochtans neervvaarts vvassende, om dit dan voor te komen, en se na om hoog te doen vvassen, soo laat men een Schaar maken, vvelkers Scharen niet snijdende maar rond sijn, als Priemtjes, dese laat men op het vuur heet vvorden, hier mede vat men de Knevels, en men draaytse naar om hoog, soo blijven sy over eynde staan. |
XLI. Om rood en wit haar zwart te maken. Sommige hebben een aanzienlijk haar en wilden het liever zwart hebben als van een andere kleur. Zo neem men alleen twee ons sterk water los daar alleen een half ons fijn gecopuleerd zilver in: neem dan nog een ons sterk water, doe daarin een half lood kwikzilver en meng beide stoffen onder elkaar, schudt het om in een glas waarmee men de haar kamt en wrijft, zo zal het lang zwart blijven tot het uitvalt. Maar men moet wachten dat de huid van het haar niet geraakt wordt, anders zou het dooreten. XLII. Om het haar te laten groeien. Neem drie lepels honing en |