Der IX quaesten

Over Der IX quaesten

De 9 kwaadste mensen waaronder Pilatus gerekend wordt, Mohammed, Judas, Julianus

Van Pylatus.

Pylatus Pontius een rechter ghestelt ouer dat Ioetsche volcke, is mede gherekent vanden .ix. quaetsten. om dat hi dat alderbeste goet dat inden hemel ende inder eerden is so deerlijc, so tyrannelijc, versmaet, [C4r] ghepijnicht, ende ter doot ghebracht heeft.

Dese Pylatus was een bastaert, ende een ouerwonnen hoerenkint. want het geuiel op eenen tijt dat de coninc. Atus reedt iagen in een bosschaye daer hi een herte volchde so lange dat hi sijn volc verloos. ende hi quam soe diep int bosch so dat hi hem alleen vant, en de sonne ginck onder, ende de nacht quam an. ende hi quam ten laetsten wt dat bosch daer hy inden weghe een huys vant des hi blijde was. Ende daer woende een molenaer den hi om herberge badt, daer hi wel ontfangen was ende die molenaer dede hem goet chiere na sinen schamelen staet. Als si nv al gheeten ende ghedroncken hadden, so soude elck te ruste gaen. Ende die molenaer had een schoon suuerlijke dochter de den coninc. Atus te bedde wijsde. ende si leyde hem in die camer slapen [C4v]

Als die dochter nv alleen in die camer metten coninc was so weert die coninc ontsteken met haerder liefden ende hi sprack met haer so lange, ende so minnelijc dat si hem consenteerde tot sijnder begheerten, ende si quam bi hem slapen, ende hi dede met haer sinen wille soe dat si van hem op den seluen nacht ontfangen heeft een kint Ende daer na quam die coninc dicwil iagen in dat verseyde bosch, ende hi verloes hem dicwil van sijn volck, ende hi quam spreken met des molennaers dochter. Als nv den tijt der natueren volbracht was so baerde des moelenars dochtere dye Pijla was ghenoemt eenen soen, dien si dede noemen na haerder beyder naem na den coninc ende na haer wert gheheten Pylatus, Ende dese molennaer hielt op dezen sone seer lieflijc, ende eerlijc tot dat hi drie iaren oudt was, ende doe senden si hem bi den coninc int hof, die daer gestelt wert bides conincs echte sone dien hi hadde bi sinder coninginnen die ooc soe oudt was als Pylatus. ende si wiessen te samen op ende spelden te samen

Van Pilatus.

Pilatus Pontius, een rechter gesteld over dat Joodse volk, is mede gerekend onder de 9 kwaadste omdat hij dat allerbeste goed dat in de hemel en in de aarde is zo deerlijk, zo tiranniek, versmaat, [C4r] gepijnigd en ter dood gebracht heeft.

Deze Pilatus was een bastaard en een overwonnen hoerenkind. Want het gebeurde op een tijd dat de koning Atus reedt jagen in een bos daar hij een hert volgde en zo lang dat hij zijn volk verloor en hij kwam zo diep in het bos zodat hij zich alleen vond en de zon ging onder en de nacht kwam aan. En hij kwam tenslotte uit dat bos waar hij onderweg een huis vond, dus hij was blijde. En daar woonde een molenaar die hij om herberg bad, waar hij goed ontvangen was en de molenaar deed hem goede sier naar zijn schamele staat. Toen ze nu al gegeten en gedronken hadden zo zou elk te ruste gaan. En die molenaar had een mooie zuivere dochter die koning Atus het bed wees. En ze leidde hem in die kamer te slapen [C4v]

Toen die dochter nu alleen in die kamer met de koning was zo werd die koning ontstoken met haar liefde en hij sprak zo lang met haar en zo beminnelijk dat ze hem toestemde zijn wil tot zijn begeerte en ze kwam en hij deed met haar zijn wil zodat ze van hem op dezelfde nacht een kind ontvangen. En daarna kwam die koning vaak jagen in dat voorgenoemde bos en hij verloor vaak zijn volk en hij kwam spreken met de molenaarsdochter. Toen nu de tijd van de natuur volbracht was zo baarde de molenaarsdochter, die Pila was genoemd, een zoon die ze liet noemen naar hun beide namen, naar de koning en naar haar waard, geheten Pilatus. En deze molenaar hield deze zoon zeer lieflijk en eerlijk op tot dat hij drie jaren oud was en toen zonden ze hem bij de koning in de hof, die daar gesteld werd bij de konings echte zoon die hij had bij zijn koning die ook zo oud was als Pilatus. En ze groeiden tezamen op en speelden tezamen.

Hoe Pylatus doot sloech des conincs soen van vrancrijck

Dese twee kinderen waren altijt bi malcanderen als brueders, so ghevielt op een tijt dat si te samen speelden, ende si worden vechtende, ende pilatus nam eenen priem ende stack sinen brueder den rechten eerfgenaem doot. Als [D1r] dit de coninc. hoorde, so was hi seer bedroeft van sinen sone ende was seer gram ende toornich op Pylatum. Doe vraechde die coninc. raet sinen heeren, die hem alle seyden dat Pylatus dlijf verbuert hadde. Doe sende hi Pylatum tot Rome te ghijsele voor den thijns den hy den Romeynen schuldich was. Daer was ooc te ghijsele ghestelt des conincs sone van vrancrijck. Ende Pylatus ende hi waren te samen grote ghesellen So geuielt op een tijt dat si woorden ghecregen tusschen hen beyden so dat si worden vechtende, maer Pylatus behielt de ouerhant, ende hi stack des conincs van vrancrijck soen doot. Doe waren die Romeynen bedroeft, ende wisten niet wat si met Pylatum maken souden, want si en dorsten hem niet doden om sijns vaders wille. Soe was daer een landt ouer zee geheeten Pontus, daer quaet straf ongevreest volck woende, die haer ouersten ende rechters al plaghen doot te slaen, so dat daer geen regeerder noch rechter int landt en was. so senden sy Pylatum daerwaerts, ende stelden hem daer voor eenen rechtere Als hi daer een wijle tijts geweest had, so leefde hi so wel metten volck met subtijlheyt en schonen woorden dat si hem al beminden, ende waren hem onderdanich ende subiect, ende van dien lande was hi genoemt Pontius pylatus. Als coninc. Herodes verhoorde dat hi dat landt van Pontem so onder subiectie gebracht hadde, so stelde hi hem bi de macht des Keysers een arbiter ende rechter in die stadt van Iherusalem ouer die Ioden. Daer nae als hi nv rechter was so versaemdy eenen groten schat ende vertrack dair met ouer zee byden keyser van Rome ende hi begaefde hem met groten ghelde, van hem begheerende dat hi hem verleenen wylde dat landt te besitten [D1v] te leene dat hemHerodes beuolen had, waerom dat Herodes ende Pylatus worden vianden totter tijt toe dat Christus Ihesum in sijn passie ende bittere lijden was so dat pilatus doe sende Ihesum Chrystum tot herodem ende doe worden si wederom goede vriendenEnde na dat Pylatus Ihesum gedoot hadde met onrecht ende van vresen om te verliesen sijn officie. So gheuielt dat keyser Tiberius gecreech sulcken siecte en passie dat gheen meester ter werelt en conde hem ghenesen. Doe wert den keyser geseyt hoe te Ihrlem was een meester gheheten Ihesus Christus die alle siecten genesen conde met eenen woorde. maer die keyser wiste niet dat hy doot ende ghecruyst was. [D2r]

Hoe Pilatus dood sloeg de konings zoon van Frankrijk.

Deze twee kinderen waren altijd bij elkaar als broeders, zo gebeurde het op een tijd dat ze tezamen speelden en ze begonnen te vechten en Pilatus nam een priem en stak zijn broeder, de rechte erfgenaam, dood. Toen [D1r] dit de koning hoorde zo was hij zeer bedroefd van zijn zoon en was zeer gram en vertoorn op Pilatus. Toen vroeg de koning raad aan zijn heren die hem alle zeiden at Pilatus het lijf verbeurd had. Toen zijn hij Pilatus tot Rome te gijzeling voor de accijns die hij de Romeinen schuldig was. Daar was ook te gijzeling gesteld de koningszoon van Frankrijk. En Pilatus en hij waren tezamen grote gezellen. Zo gebeurde het op een tijd dat ze woorden kregen tussen hen beiden zodat ze begonnen te vechten. Maar Pilatus behield de overhand en hij stack de zoon van de koning van Frankrijk dood. Toen waren de Romeinen bedroefd en wisten niet wat ze met Pilatus maken zouden, want ze durfden hem niet te doden vanwege zijn vaders wil. Zo was daar een land over zee, geheten Pontus, daar kwaad straf onbevreesd volk woonde, die hun oversten en rechters al plagen dood te slaan, zodat daar geen regeerder noch rechter in het land was. Zo zonden ze Pilatus derwaarts en stelden hem daar voor een rechter. Toen hij daar een tijdje geweest was zo leefde hij zo goed met het volk, met subtiel en schone woorden zodat ze hem geheel beminden en waren hem onderdanig en subject en van dat land was hij genoemd Pontius Pilatus. Toen koning Herodes hoorde dat hij dat land van Pontus zo onder subjectie gebracht had zo stelde hij hem bij de macht van de keizer een arbiter en rechter in de stad Jeruzalem over de Joden. Daarna toen hij nu rechter was zo verzamelde hij een grote schat en vertrok daarmee over zee bij de keizer van Rome en hij begaafde hem met groot geld en begeerde van hem dat hij hem verlenen wilde dat land te bezitten [D1v] te leen, dat hem Herodes bevolen had, waarom dat Herodes en Pilatus vijanden worden tot de tijd toe dat Christus Jezus in zijn passie en bittere lijden was, zodat Pilatus toe Jezus Christus zond naar Herodes en toen werden ze wederom goede vrienden. En nadat Pilatus Jezus gedood had met onrecht en van vrees om te verliezen zijn officie. Zo gebeurde het dat keizer Tiberius kreeg zoՠn ziekte en lijden dat geen meester ter wereld hem kon genezen. Toen werd de keizer gezegd hoe te Jeruzalem een meester was geheten Jezus Christus die alle ziekten genezen kon met een woord. Maar de keizer wist niet dat hij dood en gekruisigd was. [D2r]

Hoe die keyser sende den heere Volutianum tot Iherusalem.

Als die keyser dit verstaen hadde, so seyde totten eedelen man volucianum Bereyt v, ende besorcht v van ghelde, ende reyst terstont ouer zee tot Iherusalem ende segt pylato dat hy mi sende den groten meester Ihesum Christum die mi mach ghesont maken Ende doe vertrack volutianus ende quam met goeder auentueren te Iherusalem tot pilatum ende seyde dat hem de keyser ontboden hadde, dat hi hem senden soude den groten propheet Cristum Ihesum. van welcken woorden Pylatus veruaert was en badt den ridder Volucianum dat hi hem .xiiii. dagen dach wilde gheuen, om den meester Ihesum te soecken. Binnen desen tijden geuielt dat Volucianus sprack met die weerdighe vrouwe Veronica, dye ons heeren heymelijcke discipelersse was Ende hi vraechde haer waer hi mochte vinden den groten meester Ihesum. Doe seyde veronica Ihesus was mijn alderliefste meester, die is van Pylatus ende den ioden gedoot. Ende inden tijden als hi hier was prekende ende in veel ander plaetsen, so en mocht ic hem tot allen tijden na mijnen wille niet sien, so wildick laten maken een beelde na sijn gelijckenisse in eenen doeck, ende als ic wilde gaen totten schylder so gemoete mi mijn minlijc meester Ihesus, ende hi nam den doeck ende dructe an zijn aensicht, ende daer bleef in staen de gelijckenis des aensichts van mijnen lieuen meester Iesum. Ende dat selue beelde heb ic noch bi mi, wilt dijn heer an hem gelouen hi sal gesont werden. Doe nam volucyanus veronicam met hem ende brochtse voor den keyser, ende si bracht met haer dat beelde inden doeck [D2v]

Aldus is Volucianus weder binnen Rome ghekeert ende heeft den keyser al dick vertelt, ende hoe die grote meester Ihesus doot was, ende hoe hem Pylatus hadde doen crucen. mer met mi is comen een vrouwe die met haer ghebracht heeft eenen doeck, daerin ghebeelt is dat aensicht des meesters Ihesum, ende wildi aen hem ghelouen ghi sult ghenesen van al v siecten Doe liet die keyser Tiberius voor hem comen die weerdige vrouwe veronicam, ende hi gheloofde an Chrystum Ihesum ende hi weert terstont ghesont heel ende al.

Hoe de keizer de heer Volutianus naar Jeruzalem zond.

Toen de keizer dit verstaan had zo zei hij tot de edele man Volutianus; Bereid u en bezorg u van geld en reis terstond over zee tot Jeruzalem en zeg Pilatus dat hij me zendt de grote meester Jezus Christus die me gezond mag maken. En toen vertrok Volutianus en kwam met goede avonturen te Jeruzalem tot Pilatus en zei dat hem de keizer ontboden had, dat hij hem zenden zou de grote profeet Christus Jezus. Van die woorden werd Pilatus bang en bad de ridder Volutianus dat hij hem 14 dagen dag wilde geven om de meester Jezus te zoeken. Binnen deze tijden gebeurde het dat Volutianus sprak met die waardige vrouwe Veronica, die onze heer heimelijke discipel was. En hij vroeg haar waar hij mocht vinden de grote meester Jezus. Toen zei Veronica; Jezus was mijn allerliefste meester, die is van Pilatus en de Joden gedood. En in de tijden toen hij hier was preken en in veel andere plaatsen zo mocht ik hem tot alle tijden niet zien naar mijn wil, zo wilde ik laten maken een beeld naar zijn gelijkenis in een doek en als ik wilde gaan tot de schilder zo ontmoette ik mijn minlijke meester Jezus en hij nam de doek en drukte het aan zijn aanzicht en daar bleef in staan de gelijkenis van het aanzicht van mijn lieve meester Jezus. En datzelfde beeld heb ik noch bij me, wil uw heer aan hem geloven, hij zal gezond worden. Toen nam Volutianus Veronica met zich en bracht haar voor de keizer e ze bracht met haar dat beeld in de doek. [D2v]

Aldus is Volutianus weer binnen Rome gekeerd en heeft de keizer al vaak verteld en hoe die grote meester Jezus dood was en hoe Pilatus hem had laten kruisigen. Maar met mij is gekomen een vrouwe die met zich gebracht heeft een doek waarin afgebeeld is dat aanzicht van de meester Jezus en wil je in hem geloven zal je genezen van al je ziektes. Toen liet keizer Tiberius voor hem komen die waardige vrouwe Veronica en hij geloofde aan Christus Jezus en hij werd terstond gezond heel en heel ende al.

Hoe Pylatus brieuen ontfinck vanden bode des Keysers Tiberij, dat hi te Rome soude comen biden Keyser

[Dr3] Als de keyser Tiberius al die dinghen gehoort hadde van Voluciano, so wert hi seer verstoort ende gram op Pylatum, ende ontboodt hem met brieuen dat hi by hem soude comen te Rome sonder eenich lanck vertrecken. Doe wilde Pylatus hem bevrijen van allen arghe, so nam hi den rock ons heeren, den de weerde moeder maria ghemaect ende ghebreyt hadde haren sone Cristum Ihesum die met hem op wies. Doe quam Pylatus van ouer zee tot Rome biden keyser Tiberio, mer hi had ons heeren rock onder zijn ander clederen an ghetrocken. Al wast dat die keyser Pylatus doot hadde gesworen, nochtans als hi hem sach so ontfinck hy hem lieflijc, des si hem al verwonderde die dat sagen. Ende na veel reden die si tsamen hadden so nam pylatus oorlof aen den keyser ende ghinc in zijn herberge Terstont als pilatus wech was so wert die keyser weder so gram op hem dat hy hem wel metten tanden had willen verschueren. ende deden weder halen. ende terstont als hi hem sach was die gramscap wech ende hi ontfinck hem weder minlijc, dat hem allen wonder gaf. ende dat gebuerde so dicwijls. Ten lesten wert den keyser geseyt dat hi aen had den rock des groten meesters Ihesum, ende door die cracht wert v benomen v gramscap op pilatum. Doe wert pilato den rock Ihesum wtgetrocken, ende doe bleef die gramscap des keisers, ende hi dede pilatum vanghen, ende hi ghinck te rade met wat doot hi hem soude doen steruen. Dat vernam pilatus ende nam doe zijn eygen mes ende dode hem seluen. Doe wert hi inden Tyber gheworpen met eenen grooten steen anden hals. Doe maecten daer die duuelen so groten tempeeste dat hi weder wten Tiber ghetrocken wert, ende wert geworpen in een water tusschen twee bergen dair hem [D3v] die duuelen tot noch toe pijnigen. Ende zommige seggen alsmen in dat water werpt met eenen steen, dan isser sulcken misbaer al sou de werelt vergaen.

Eusebius scrijft van pilatum. Int iaer ons heren .xxxvi. inden tijden vanden Tiberius als hi .xxi. iaer keyser had geweest so had pilatus Tiberio eenen brief gescreuen vander leringe christus. ende thoonde den brief voort den Senatoren. om dat si ooc die heylicheyt annemen souden. want als Rychardus seyt Het was een gewoente onder de romeynen, dat alle de opperste dye gestelt waren in ander landen die screuen ouer den keyser, ende senatoren alsser eenige nieuwicheden geschieden. so dede pilatus ooc Ende den brief van pilatus was dit. Ic pontius pilatus den keyser Claudio Tiberio ootmoedige saluyt. Cortelinge heb ic geproeft dat die Ioden hebben hen seluen en haer nacomelinge gebracht in groten last ende verganc, wan haren vaderen was gelooft dat haren god hem gezonden sou werden door een heylige maecht, dye haer coninc. van rechts wegen soude geheten worden. Dese is gezonden in Iudea nv in mijnen tijden Ende als hen die ioden gesien hebben dat hi die de blinden verlichte, die lazersche reynichde, die gichtige genas die doden verwecte, ende geboodt den winden, ende met drogen voeten wandelde hi op die zee, en dede so veel ander merakelen, dattet gemeyn ioetsche volc hem sey te zijn die sone gods, so gecregen de princen der priesteren groten haet op hem, ende hebben hem in mijnen handen geleuert, ende hebben hem met lueghenen beschuldicht ende seyden dat hi was een touenaer, ende die tegen haer wet dede. So hebbic tot haren wille hem gheleuert gegheesselt, ende si hebben hem ghecruyst, ende sy hebben [D4r] wachters gestelt an zijn graf, ende als mijn ruyters dat graf aldus bewaerden, so verrees hi vander doot an den derden dach. Doe waren de Ioden met valscheyt beuangen ende gauen den wachters veel gelts om te swigen, mer souden seggen dat zijn discipulen dlichaem gestolen hadden, mer conden niet swigen datter geschiet was, mer seyden dat hi verresen was, ende dat si een visioen der engelen gesien hadden ende dat si gelt vanden ioden ontfangen hadden Ende dit heb ic gescreuen dat men niet anders gelouen sal, noch der ioden luegenen. So Richardus seyt. Tiberius nam den brief ende ginc met groter begeerten totten senatoren, begeerende datmen den god christus soude ontfangen, mer si en wildent niet doen. Comestor. Na dit wert pilatus geaccuseert voor den keyser, als van die doot der onnosel kinderkens, ende dat hi dat ghelt ders tempels wten stock genomen had, ende sinen wille daer met gedaen. Daerom stelde hem die keyser ballinck in een eylant bi Lyons daer hi gheboren was, dat hi daer steruen soude in een schande van al sinen vrienden.

Hoe Pilatus brieven ontving van de bode van keizer Tiberius dat hij te Rome zou komen bij de keizer.

[Dr3] Toen de keizer Tiberius al die dingen gehoord had van Volutianus zo werd hij zeer verstoord en gram op Pilatus en ontbood hem met brieven dat hi bij hem zou komen te Rome zonder enige langer uitstel. Toen wilde Pilatus zich bevrijden van allen zorgen, zo nam hij de rok van onze heer die de waardige moeder Maria gemaakt en gebreid had voor haar zoon Jezus Christus die met hem opgroeide. Toen kwam Pilatus van over zee te Rome bij de keizer Tiberius, maar hij had de rok van onze heer onder zijn andere kleren aangetrokken. Al was het dat de keizer Pilatus dood had gezworen, nochtans toen hij hem zag zo ontving hij hem lieflijk, dus allen verwonderden zich die dat zagen. En na veel reden die ze tezamen hadden zo nam Pilatus verlof aan de keizer en ging in zijn herberg. Terstond toen Pilatus weg was zo werd de keizer weer zo gram op hem dat hij hem wel met de tanden had willen verscheuren en liet hem weer halen. Terstond toen hij hem zag was die gramschap weg en hij ontving hem weer minnelijk, wat hen allen verwonderde en dat gebeurde zo vaak. Tenslotte werd de keizer gezegd dat hij de rok aan had van de grote meester Jezus en door die kracht werd u benomen uw gramschap op Pilatus. Toen werd bij Pilatus de rok uitgetrokken en toen bleef de gramschap van de en hij liet Pilatus vangen en hij ging te rade met wat dood hij hem zou laten sterven. Dat vernam Pilatus en nam toen zijn eigen mes en doodde zichzelf. Toen werd hij in de Tiber geworpen met een grote steen aan de hals. Toen maakten de duivels daar zo’n grote tempeest dat hij weer uit de Tiber getrokken werd en werd geworpen in een water tussen twee bergen daar hem [D3v] de duivels tot noch toe pijnigen. En sommige zeggen als men in dat water werpt met een steen, dan is er zulk misbaar als zou de wereld vergaan.

Eusebius schrijft van Pilatus. In het jaar ons heren 36 in de tijden van Tiberius toen hij 21 jaar keizer was geweest zo had Pilatus Tiberius een brief geschreven van de leer van Christus en toonde de brief voort de senatoren omdat ze ook die heiligheid aannemen zouden. Want zoals Richardus zegt; Het was een gewoonte onder de Romeinen dat alle de opperste die gesteld waren in andere landen die schreven over de keizer en senatoren als er enige nieuwigheden geschieden, zo deed Pilatus ook. En de brief van Pilatus was dit; Ik, Pontius Pilatus, doe de keizer Claudius Tiberius ootmoedige saluut. Kortgeleden heb ik geproefd dat de Joden hebben zichzelf en hun nakomelingen gebracht in grote last en zorgen, want van hun vaderen was beloofd dat hun god hen gezonden zou worden door een heilige maagd die hun koning van rechts wegen zou geheten worden. Deze is gezonden in Judea nu in mijn tijden. En toen de hem die Joden gezien hebben hebben dat hij die de blinden verlichte, die melaatse reinigde, de jichtige genas, di doden opwekte en gebood de winden en met droge voeten wandelde hij op de zee en deed zo veel andere mirakels, zodat het gewone Joodse volk hem zei te zijn de zoon van god. Zo kregen de prinsen der priesters grote haat op hem en hebben hem in mijn handen geleverd en hebben hem met leugens beschuldigd en zeiden dat hij was een tovenaar en die tegen hun wet deed. Zo heb ik hem tot hun wil geleverd, gegeseld en ze hebben hem gekruisigd en ze hebben [D4r] wachters gesteld aan zijn graf en toen mijn ruiters dat graf aldus bewaarden zo verrees hij van de dood in de derde dag. Toen waren de Joden met valsheid bevangen en gaven de wachters veel geld om te zwijgen, maar zouden zeggen dat zijn discipels het lichaam gestolen hadden, maar konden niet zwijgen dat er geschied was, maar zeiden dat hij verrezen was en dat ze een visioen der engelen gezien hadden en dat ze geld van de Joden ontvangen hadden. En dit heb ik geschreven dat men niets anders geloven zal, noch de Joden leugens. Zo Richardus zegt; Tiberius nam de brief en ging met grote begeerten tot de senatoren, begeerde dat men de god Christus ze ontvangen, mar ze wilden het niet doen. Comestor. Na dit werd Pilatus verontschuldigt voor de keizer, als van de dood der onschuldige kindertjes en dat hij dat geld van de tempel uit de stok genomen had en zijn wil daarmee gedaan. Daarom stelde hem de keizer als balling in een eiland bij Lyons daar hij geboren was dat hij daar sterven zou in een schande van al zijn vrienden.

Eusebius seyt.

Na veel armoeden ende tribulacien die op Pylatum quamen soe doode Pylatus hem seluen met sijn eyghen hant Ende na Pylatus quam een ander arbiter ende rechter in Iherusalem dye Caypham af nam sijn priesterscap, ende alle sijn heerlijckheden, ende hy stelde eenen anderen ouersten priestere voor hem in sijn stede [D4v]

Eusebius zegt.

Na veel armoede en tegenspoed die op Pilatus kwamen zo doodde Pilatus zichzelf met zijn eigen hand. En na Pilatus kwam een andere arbiter en rechter in Jeruzalem die Caipham afnam zijn priesterschap en al zijn heerlijkheden en hij stelde een anderen overste priester voor hem in zijn plaats. [D4v]




Hoe Albanus wert schipbrueckich, ende lande in Galissien. ende quam biden coninc. Vespasianus

Sommige scriuen als Pilatus des keysers brieuen ontfangen had int iaer ons heeren .xxxvii. so sende hi ouer eenen eedelen man Albanus geheeten om hem te verontschuldigen biden keyser. Ende hi quam met eenen scepe int landt van Galissien daer sy schipbrueckich worden. So was daer een recht, die schipbrueckich is ende te lande quam, die most eygen zijn totten here ders lants daer hi an quam. So wert Albanus gebracht voor, den coninc. Vespasianus. die hem vraechde van waer hi was. Albanus seyde Ic ben van Iherusalem. So sidi seyde Vespasianus van een landt daer wijse meesters woenen, al dus suldi mi gesont maken, want hi had een plage, dat leuende wespen vloegen wt ende in zijn nase, dat hijt selue niet keeren en mochte. noch gheen meester en conde hem genesen noch helpen van sijnder plaghe [E1r]

Doe seyde Albanus Ic en can v niet genesen, maer hi die blinden siende maect, die doden verwect, dye can v ghenesen, wildi an hem gelouen. Doe seyde Vespasianus wie is dat, Albanus seyde dat is Ihesus Cristus den die Ioden gedoot hebben, gelooft in hem, ende ghi sult ghenesen. Doe seyde vespasianus Ic geloue dat hy die doden verwect mach hi mi ghenesen. Terstont hi wert ghesont, ende die wespen vielen wt sijnder nasen. Doe seyde vespasianus Nv gelouick sekerlijc dat hi was ende is die sone gods Ic sal sijn doot wreken, ende daer toe sal ic mi schicken. Daer na track hy voor Iherusalem met groter heyrcracht ende beleyde die stadt op eenen paesdach als al dat volc vanden lande daer binnen was om haer hootghelt te betalen, so datter menich duysent van honger sterf. want een muys werter vercocht voor .C. gouden penningen. Ende binnen desen belegge so sterf die Keyser van Rome Tiberius Ende Vespasianus wert Keyser ghecoren, waerom dat hy terstont vertrack na Rome, ende hi liet sinen sone Tytus int belegghe als heere ende capiteyn vanden heyre. Ende die van binnen waren so belast dat de moeder at haer kint. Men vant niet in al die stadt noch catte hont, ratte, noch muys, ten was al gheten. Ende si leeden van binnen so groten hongher dat sy die poorten open deden ende lieten hem dootslaen van haren vianden, so dat daer doot bleuen inder stadt .xi.C.M. menschen. ende vii.m. wertter vercocht. ende men gaf .xxx. ioden om eenen penninck. Aldus onsalichlijc sterf Pylatus ende so veel Ioden, om dat si den onnoselen Ihesum so deerlijc bitterlijc, onschuldichlic, gedoot hadden. welcke doot ende bitter passie moet zijn tonser sielen salicheyt. Amen [E1v]

Hoe Albanus schipbreuk leed en landde in Galicië en kwam bij de koning Vespasianus

Sommige schrijven toen Pilatus de brieven van de keizer ontvangen had in het jaar ons heren 37zo zond hij over een edele man Albanus geheten om hem te verontschuldigen bij de keizer. En hij kwam met een schip in het land van Galicië waar hij schipbreuk leed. Zo was daar een recht, die schipbreuk lijdt en te lande kwam, die moest eigen zijn tot de heer van het land waar hij aankwam. Zo werd Albanus gebracht voor de koning Vespasianus die hem vroeg vanwaar hij was. Albanus zei; Ik ben van Jeruzalem. Zo zei Vespasianus; van een land daar wijze meesters wonen, aldus zal je me gezond maken, want hij had een plaag dat levende wespen vlogen uit en in zijn neus dat hij het zelf niet keren mocht, noch geen meester kon hem genezen, noch helpen van zijn plaag. [E1r]

Toen zei Albanus; Ik kan u niet genezen, maar hij die blinden ziende maakt, de doden opwekt, die kan u genezen, wild je aan hem geloven. Toen zei Vespasianus; wie is dat, Albanus zei; dat is Jezus Christus den de Joden gedood hebben, geloof in hem en ge zal genezen. Toen zei Vespasianus; Ik geloof dat hij de doden opwekken mag en mij genezen. Terstond werd hij gezond en die wespen vielen uit zijn neus. Toen zei Vespasianus; Nu geloof ik zeker dat hij was en is die zoon van god. Ik zal zijn dood wreken ene daartoe zal ik me schikken. Daarna trok hij voor Jeruzalem met grote legerkracht en belegerde de stad op een Paasdag toen al dat volk van het land daarbinnen was om hun hoofdgeld te betalen, zodat er menige duizenden van honger stierven. Want een muis wed er verkocht voor 100 gouden penningen. En binnen deze belegering zo stierf de keizer van Rome,Tiberius. En Vespasianus werd keizer gekozen, waarom dat hij terstond vertrok naar Rome en hij liet zijn zoon Titus in het beleg als heer en kapitein van het leger. En die binnen waren zo belast dat de moeder at haar kind. Men vond niet in de hele stad noch katte, honden, ratten, noch muizen, het was alles opgegeten. En ze leden van binnen zo’n groten honger dat ze de poorten opendeden en lieten zich dood slaan van hun vijanden, zo dat daar dood bleven in de stad elf honderd duizend mensen end zeven duizend werden er verkocht en men gaf 30 Joden om een penning. Aldus onzalig stierf Pilatus en zo veel Joden omdat ze de onschuldige Jezus zo deerlijk, bitter, onschuldig gedood hadden. Welke dood en bittere passie moet zijn tot onze zielenzaligheid. Amen. [E1v]


Vanden valschen Machamet.

Machamet der Sarachenen apostel, is wel een vanden .ix. quaetsten gerekent, wantmen leest in gheenen scriften van niemant die so veel quaets der heyliger kercken gedaen heeft, ende so veel sielen verleyt heuet als dese machamet, so mach hi weel gerekent sijn onder die quaetsten, want een siel is beter dan al die lichamen der werelt. Dese machamet was gecomen vanden geslachte van Ismahel Abrahams bastaert soen die een aenbeder was der afgoden. Dese machamet was geboren in een dorp geheten Ytrarip byder stadt van Mecha, en zijn vader heete Adalam, ende zijn moeder Emma [E2r] de dochter van Hayp. Dese machamet in zijn ioncheyt was groot van wasse, ende om dat hy arm was, so dreef hi die camelen, die in vreemde landen om comenschap gingen. so dat hi namels ooc een rijck coopman wert. Ende hi dede comenschap metten kersten ende Ioden biden lande van Egipten. Op een tijt quam hi int landt van Corosaym daer die princesse vanden lande een weduwe was ende sonder man, die haer seer verwonde van die costleijcke specerie die machamet brochte, ende si sprack met hem. Doe wrachte hi met sijnder touerien ende hi seyde totter princesse cadiga dat hi was die selue messias die den Ioden ghelooft was, nochtans was hi een arm catiuich mensce, ende een vuyl dronckaert want hi was besiect, ende had die vallende siecte, so dat hi dicwil onuersiens ter eerden storte. Mer niet te min, hi sprack so properlijc metter princesse Cadiga die van sijnder kettiuicheyt niet en wist, want si meende dat in hem verborghen had gheweest dye godlijcke cracht, ende so wert hi prince van dien lande door zijn practijcke. Ende dicwil viel hi eerden van sijn siecte. Dit siende zijn vrouwe Cadiga wert bedroeft dat si so onreynen besiecten man hadde genomen, mer hy ontgaft haer met schonen woorden ende seyde. Ic ben een mensche van vleesch en bloede, ende die archangel Gabriel comt zomtijts met mi spreken, en dan can ic die claerheyt nyet verdragen, ende dan val ic ter eerden. Dese valsche machamet bestont te regneren nade geboorte ons heren .vi.C.xxvi, bi keyser Herclius tijden, dye coninc. Cosdras versloech, ende verderf sinen toorne den hy gemaect had van siluer ende gout in die eere der afgoden, so dat die duuelen sijn afgoden niet meer beschermen en mochten, [E2v]

Hier teghen verwecte die duuel in dien tijden den ongheleerden valschen propheet Machamet, die een anbeder der afgoden was, ende eerde die afgoddinne Venus, ende want den vrijdach is gheheten na Venus in latijn, daerom is den vrijdach der Sarasinen ende Machameten sondach, ofte heylich dach. Dese machamet bedroech ontallijke veel menschen met sijn luegenen ende boevrijen. Ende al die vrouwen ende mannen van Arabien meenden, dat alle die geboden die hi den volcke gaf dat hi die ontfangen hadde vanden archangel Gabriel

In den tijden wasser een clerck te rome die daer een beneficie begheerde, daer hi niet toecomen en mochte, dyes hi gram wert, ende vertrack ouer zee ende hi quam bi Machamet, die hem leerde veel scrifturen, ende hi geloofde hem groot te maken onder dat volck. Ende die clerck had een witte duue gheleert so wanneer dat machamet predicte so quam de duue op machamets schouweren ghevloegen, ende stack haren beck in sijn oore, ende adt daer terwe wt gelijc si ghewoen was te doen. dan seyde hi den volcke dattet die heylige gheest was de hem instorte dat woort dat hi hen lieden seyde. Ende daer was ooc een os dye wt sinen handen plach te eten, ende als hi den volcke nieuwe gheboden wilde geuen, so screef hi die in een tafel ende bant die den osse an den hals, ende als de osse dan machamet hoorde spreken, so quam hi ghelopen door al dat volc ende brocht die voor sinen meester, dan seyde machamet dat die gheboden van god gesonden waren. Oock wasser een Sergius gheheten die leerde machamet dat oude ende nieuwe testament. Ende om dat de kersten bidden oostwaert, ende die Ioden westwaert, so geboodt [E3r] hi sinen volck te bidden zuytwert. Ende van doen voort anbaden si die goddinne Venus, ende hi maecte den vrijdach na Venus haren sondach. Aldus heeft hy seer veel landen ende volcx verleyt met sijnder valscher leringhen ende loegenen, die wel bi .ix.C. iaren in dolingen hebben gheweest buyten den wech des eeuangelien ende noch bliuen, daerom ist te sorghen datter menich hondert .m. door hem buyten den enghen wech blijuen, waer af int euangelic staet. Den wech is enge die daer leyt totten leuen, ende luttel wandelen door hem

Van de valse Mohammed.

Mohammed, de Saracenen apostel, is wel een van de 9 kwaadsten gerekend, want men leest in geen schriften van niemand die zo veel kwaads de heilige kerk gedaan heeft end zo veel zielen verleid heeft als deze Mohammed. Zo mag hij wel gerekend zijn onder de kwaadsten, want een ziel is beter dan alle lichamen der wereld. Deze Mohammed was gekomen van het geslachte van Ismael, Abrahams bastaardzoon, die een aanbidder was der afgoden. Deze Mohammed was geboren in een dorp geheten Ytrarip, bij de stad Mekka, en zijn vader heette Adalam, en zijn moeder Emma, [E2r] de dochter van Hayp. Deze Mohammed was in zijn jonkheid groot van groei en omdat hij arm was zo dreef hij de kamelen die in vreemde landen om koopmanschap gingen. Zodat hij later ook een rijke koopman werd. En deed koopmanschap met de christen en Joden bij het land van Egypte. Op een tijd kwam hij in het land van Corosam daar de prinses van het land een weduwe was en zonder man die zich zeer verwonderde van de kostbare specerij die Mohammed bracht en ze sprak met hem. Toen wrochtte hij zijn toverij en hij zei tot de prinses Cadiga dat hij was dezelfde Messias die de Joden beloofd was, nochtans was hij een arm ellendig mens en een vuile dronkaard, wat hij was ziek en had de vallende ziekte zodat hij vaal onvoorziens ter aarde stortte. Maar niettemin, hij sprak zo goed met de prinses Cadiga die van zijn ellendigheid niets wist, want ze meende dat in hem verborgen was geweest de goddelijke kracht, en zo werd hij prins van dat land door zijn praktijken. En vaak viel hij ter aarde vanwege zijn ziekte. Dit zag zijn vrouw Cadiga en werd bedroefd dat ze zoծ onreine zieke man had genomen, maar hij vergaf het haar met schone woorden en zei; Ik ben een mens van vlees en bloed en de aartsengel Gabriel komt soms met me spreken en dan kan ik die helderheid niet verdragen en dan val ik ter aarde. Deze valse Mohammed bestond te regeren na de geboorte van onze heer 626 in de tijd van keizer Herclius die de koning Cosdras versloeg en bedierf zijn torens die hij gemaakt had van zilver en goud in de eer van de afgoden, zo dat die duivels zijn afgoden niet meer beschermen mochten. [E2v]

Hiertegen verwekte de duivel in die tijden de ongeleerde valse profeet Mohammed, die een aanbidders der afgoden was, en eerde de afgodin Venus en omdat de vrijdag is geheten naar Venus in Latijn, daarom is de vrijdag bij de Saracenen en Mohammed

Zondag of heilige dag. Deze Mohammed bedroog ontelbaar veel mensen met zijn leugens en boeverijen. En al die vrouwen en mannen van Arabi meenden dat alle geboden die hij het volk gaf dat hij die ontvangen had van de aartsengel Gabriel.

In die tijden was er een klerk te Rome die daar een beneficie begeerde, daar hij niet toekomen mocht, dus werd hij gram en vertrok over zee en hij kwam bij Mohammed en leerde hem veel schriften en hij beloofde hem groot te maken onder dat volk. En die klerk had een witte duif geleerd zo wanneer dat Mohammed preekte zo kwam die duif op Mohammed schouders gevlogen en stak haar bek in zijn oor en haalde daar tarwe uit, gelijk ze gewoon was te doen. Dan zei hij het volk dat het de Heilige Geest was die hem instortte dat woord dat hij hen lieden zei. En daar was ook een os die uit zijn handen plag te eten en als hij het volk nieuwe geboden wilde geven zo schreef hij die in een tafel en bond het de os aan de hals en als de os dan Mohammed hoorde spreken zo kwam die gelopen door al dat volk en bracht die voor zijn meester, dan zei Mohammed dat die geboden van god gezonden waren. Ook was er een Sergius geheten die leerde Mohammed dat oude en nieuwe testament. En omdat de christenen oostwaarts bidden en de Joden westwaarts, zo gebood [E3r] hij zijn volk te bidden zuidwaarts. En van toen voort aanbaden zei de godin Venus en hij maakte de vrijdag naar Venus hun zondag. Aldus heeft hij zeer veel landen en volk verleid met zijn valse leringen en leugens die wel bij 900 jaren in dolingen hebben geweest en buiten de weg van het evangelie en noch blijven, daarom is het te bezorgen dat er menige honderd duizenden door hem buiten de enge weg blijven waarvan in het evangelie staat; De weg is eng die daar leidt tot het leven en weinig wandelen door hem.


Hoe Machamet was vonden in ouerspel

Op een tijt als Machamet in sijn valsche regnacie was, so had hi begracijt een schoon kersten maechdeken maria gheheten, daer hi op verlieft was, so dat hi haer grote dingen gheloofde, ende oock [E3v] gaf hi haer ooc grote gauen, soe dat si hem consenteerde ende hi quam bi haer slapen. So quam sijn vrouwe Cadiga op een tijt daer hi sliep, ende si vant hem ligghen bi der maecht te bedde, des si gram wert, ende seyde. Is dyt een werck van eenen propheet behoert v dit te doen Doe sey machemet beschaemt zijnde ende swoer dattet niet meer gheschien soude, dyes si doe te vreden was. Daer na vantse hem weder liggen bider kersten maecht dies Cadiga seer gram wert, ende sey dat hy meyneedich ende versworen was. Doe sey machamet dat hem god beuolen had, ende met hem gedispenseert, daer af getuygen waren die archangelen Michael ende Gabriel, dat hi maechden ende vrouwen mochte nemen die hy wilde, om datter grote propheten af comen souden hoe wel dat hi noyt maer een dochter en had die nochtans geen prophetesse en was. Somen ooc leest van hem dat hi op een tijt beminde die schone vrouwe zanabab, die huysvrou van Sed. ende machamet quam bi Sed ende seyde. O Sed die heere ghebiedt v dat ghi v wijf verlaten sult, ende als Sed dwijf verlaten had so namse machamet tot hem. Ende daerom consenteert hi dat men hebben mach .iiii. getroude huysvrouwen. ende so veel concubinen alsmen voeden can. Machamet seyt dat meyneedicheyt geen sonde en is, mer stelt daer alleen penitencie voor. So wanneer yemant meyneedich is die sal .x. arme menschen spijsen, oft eenen geuangen verlossen, ende dye dat niet en vermach sal .iii. dagen vasten. ende hier wt comt dat veel heyden niet en vresen te versweeren, nochtans hebben sy een maniere van sweeren die si niet gheern en breken, sonderlinghe als si sweeren op haren tant. Hi stelt ooc datmen weel stelen [E4r] en rouen mach, op datmen daer af dat vijfste deele god gaue Ende machamet hielt selfs dieuen, en straetrouers die de cooplieden afsetten ende brocheen hem den roof Ende wie teghen sijn valsche leeringe was den dede hi doden. Daer was een oudt Iode dye sijn leeringhe versmade, den liet hi vermoorden in sijn bedde. Dese machamet stelt niet datmen eenige restitucye doen sal van eenighen roof, tis ooc der sarasinen maniere niet. Maer tis hen lieden ghenoech voor alle misdaden te segghen Ten is gheen god dan god, en sijn bode machamet. Ende om dat Ismahel daer dye Sarasinen afcomen sijn wert van sinen vader Abraham besneden tot sinen .xiii. iaren. so stelt hy ooc die besnijdenisse ten .xiii. iaren. Machamet stelt datmen bouen .iiii. ghetroude wijfs niet hebben en mach, mer men machse driewerf repudieren ende wech iagen ende nemense altoos woder, of nemen ander vrouwen in haer stede.

Hoe Mohammed was gevonden in overspel.

Op een tijd toen Mohammed in zijn valse bestuur zo had hij begunstigd een mooi maagdje, Maria geheten, waarop hij verliefd was zodat hij haar grote dingen beloofde en ook [E3v] gaf hij haar ook grote gaven zodat ze hem toestemde en hij kwam bij haar slapen. Zo kwam zijn vrouwe Cadiga op een tijd daar hij sliep en ze vond hem liggen bij de maagd te bed, dus werd ze gram en zei: Is dit een werk van een profeet, behoort u dit te doen. Toen zei Mohammed die beschaamd was en zwoer dat het niet meer geschieden zou, dus was ze toen tevreden. Daarna vond ze hem weer liggen bij de christen maagd, dus werd Cadiga zeer gram en zei dat hij meinedig en verzworen was. Toen zei Mohammed dat god hem bevolen had en met hem gedispenseerd, waarvan getuigen als de aarstengel Michael en Gabriel, dat hij maagden en vrouwen mocht nemen die hij wilde omdat er grote profeten van zouden komen, hoewel dat hij nooit meer dan een dochter had die nochtans geen profetesse was. Zo men ook leest van hem dat hij op een tijd beminde die schone vrouwe Zanabab, die huisvrouw was van Sed. En Mohammed kwam bij Sed en zei: O Sed, de heer gebied u dat gij uw wijf verlaten zal, en toen Sed het wijf verlaten had zo nam Mohammed haar tot hem. En daarom staat hij toe dat men hebben mag 4 getrouwde huisvrouwen en zo veel bijzit als men voeden kan. Mohammed zegt dat meineed geen zonde is, maar stelt daar alleen penitentie voor zo wanneer iemand meinedig is die zal 10 arme mensen spijzen of een gevangene verlossen en ie dat niet vermag zal 3 dagen vasten. En hiervan komt het dat veel heidenen niet vrezen te verzweren. Nochtans hebben ze een manier van zweren die ze niet graag breken, vooral als ze zweren op hun tand. Hij stelt ook dat men wel stelen [E4r] en roven mag, opdat men daarvan dat vijfde deel aan god gaf. En Mohammed hield zelf dieven en straatrovers die de kooplieden afzetten ende brachten hem de roof. En wie tegen zijn valse lering was die liet hij doden. Daar was een oude Jood die zijn lering er was een versmaadde, die liet hij vermoorden in zijn bed. Deze Mohammed stelt niet dat men enige restitutie doen zal van enige roof, het is ook de Saracenen manier niet. Maar het is hen lieden genoeg voor alle misdaden te zeggen: Er is geen god dan god en zijn bode Mohammed. En omdat Ismahel, daar de Saracenen van gekomen zijn, van zijn vader Abraham werd besneden op zijn 13de jaar, zo stelt hij ook die besnijdenis te 13de jaar. Mohammed stelt dat men boven de 4 getrouwde wijven niet hebben mag, maar men mag ze driewerf verstoten en weg jagen en nemen ze altijd terug of nemen andere vrouwen in hun plaats.

Machamet stelt oock in sijnder wet, so wie misdoet met een ander ghehuwede vrouwe die salmen beide doot steenighen. misdoet yemant met een onghehuwede vrouwe. den gheeftmen lxxx. slaghen, misdoetmen noch daer mede so verliest hi sijn een hant. misdoet hi noch met een ongehuwede vrouwe, so verliest hi eenen voet.

Machamet stelt oock datmen huwen mach an zijn gheslachte, op dattet bloet niet en soude vergaen. ende die vrientschap te meerder soude blijuen. [E4v]

Desen machamet segghen si te zijn een propheet, nochtans en dede hi noyt mirakelen, want dat volck gelouet lichtelijck dat na de wellust des vleesch is. want hi die scriftueren ooc stelt tot genuechten van spijse ende van drancke na dit leuen.

Mohammeds stelt ook in zijn wet, zo wie misdoet met een ander gehuwde vrouwe, die zal men beide dood stenigen. Misdoet iemand met een ongehuwde vrouwe, die geeft men 80 slagen, misdoet men noch daarmee zo verliest hij zijn een hand. Misdoet hij noch met een ongehuwde vrouwe, zo verliest hij een voet.

Mohammed stelt ook dat men huwen mag in zijn geslacht, opdat het bloed niet zou vergaan en de vriendschap te meerder zou blijven. [E4v]

Deze Mohammed zegt te zijn een profeet, nochtans deed hij nooit geen mirakels, want dat volk gelooft licht dat het naar de wellust van het vlees is. Want hij stelt de Schrift ook tot genoegen van spijs en van drank na dit leven.

Hoe die sarasinen in haer wet gehouden werden door bedwanck vanden sweerde

Die valsche Machamet seyt ooc in sinen scriften. God heeft mi gheboen dat ic dat volck sal doen ghelouen niet met mirakelen, mer metten sweerde. tot dat si kennen, datter gheen god en is dan god. [F1r] ende sijn bode machamet, ende ist dat si dat belijen, soe behouden si leuen ende goet. ende so worden si meest met bedwanghe int gheloue ghehouden.

Hi ghelouet ooc hem allen dye sijn wet houden grote blijdscapen. Ende eer die sarasinen gaen bidden soe wasschen si handen, mont, schamelheyt, armen, oren. beenen, ende voeten. ende dan roepen si O god die gheen ghelijcken en heeft, wiens prophete was machamet Si vasten ooc int iaer een gheheel maent alle die daghen, mer si eeten snachts. Daer sijn veel sarasinen die haer wet houden ende souden geern keeren, want men houtse int gheloue met dat dreygen vanden sweerde, want alsmen predict haer loghenachtige wet so hout de predicant een bloot sweert in sijn hant ofte men stellet daer in een hoghe plaetse voor den volcke so lange als dat sermoen duert, gelijck bi ons kersten dat cruys, niet in een teken van bedwanghe oft van ghewelt, maer in een teken van onnoselheit ende goedertierenheyt.

Machamet verbiedt oock den sarasinen wijn te drincken, om datter twee engelen (so hi seyt) waren ghesonden hier beneden om die werelt te regeren. die op een tijt bi eender vrouwen ghenoot waren ten eeten. ende si droncken soe vele wijns dat si droncken worden ende mysdeden metter vrouwen, so dat die engelen noch daer voor penitencie doen. ende hangen, ende sullen blijuen hanghen totten wtersten daghe toe an yseren ketten inden toorn van Babilonien. ende om deser luegenen wille verbiedt hi den wijn. nochtans dranck hi dicwil selue droncken, ghelijck die besiecte menschen altijt veel drincken. [F1v]

Hoe de Saracenen in hun wet gehouden worden door dwang van het zwaard.

Die valse Mohammed zegt ook in zijn schriften: God heeft me geboden dat ik dat volk zal aten geloven, niet met mirakels maar met het zwaard totdat ze kennen dat er geen god is dan god [F1r] en zijn bode Mohammed. En is het dat ze dat belijden, zo behouden ze het leven en goed. En zo worden ze meest met bedwang in het geloof gehouden.

Hij belooft ook hen allen die zijn wet houden grote blijdschap. En eer de Saracenen gaan bidden zo wassen ze de handen, mond, schaamstreek, armen, oren, benen en voeten en dan roepen ze; O god die geen gelijke heeft, wiens profeet was Mohammed. Ze vasten ook in het jaar een gehele maand alle dagen, maar ze eten’s nachts. Daar zijn veel Saracenen die hun wet houden en zouden graag keren, want men houdt ze in het geloof met dat dreigen van het zwaard. Want als men preekt hun leugenachtig wet zo houdt de predikant een bloot zwaard in zijn hand, of men stelt het daar in een hoge plaats voor het volk zo lang als die sermoen duurt, gelijk bij ons christen het kruis, niet in een teken van bedwang of van geweld, maar in een teken van onschuld en goedertierenheid.

Mohammed verbiedt ook de Saracenen wijn te drinken omdat er twee engelen (zo hij zegt) waren gezonden hierbeneden om die wereld te regeren die op een tijd bij een vrouw genodigd waren ten eten. En ze dronken zo veel wijn dat ze dronken werden en misdeden met de vrouw, zodat die engelen noch daarvoor penitentie doen en hangen en zullen blijven hangen tot de uiterste dagen toe aan ijzeren kettingen in de toren van Babylon. En vanwege deze leugen verbiedt hij de wijn. Nochtans dronk hij zichzelf vaak dronken, gelijk de zieke mensen altijd veel drinken. [F1v]

Hoe Machamet belooft hen die zijn wet houden wel eeten en drincken, ende goet chiere int paradijs

Machamet seyt. God heeft belouet den sarasinen, ende sinen prophete machamet. Soe wie daer doet na die wet van machamet, de sal besitten dat pardijs dat hoofken der wellusticheyt verchiert met springende fonteynen, daer sullen si eewelijc woenen, ende bedect sijn van de schaduwe der bomen dye altoos sullen gruen staen vol welrieckende bloemen, daer en sal hitte noch coude zijn, daer sullen si eten alderley spisen en vruchten. wat elck begheert sal hi terstont bi hem vinden, ende sullen ghecleet zijn met siden clederen van alderley verwen, ende sullen altijt sitten in vruechden. Dye engelen sullen hem dienen wt gulden ende silueren vaten den wijn daerin schinckende ende sullen seggen Eet ende drinct in genuechten, want dat v god belooft heeft, dat heeft hi v nv voldaen Ende si sullen daer versaemt zijn met de alderschoonste maechden blinckender dan Iacinten, welcke maechden niet besmet en sijn vanden menschen noch vanden duuel. Dit sal hem gegeuen [F2r] werden die ghelouen in machamets wet, en dye niet sullen eewelijc sijn in die helsche pijne.

Hoe Mohammed belooft hen die zijn wet houden goed eten en drinken en goede sier in het paradijs

Mohammed zegt: God heeft beloofd de Saracenen en zijn profeet Mohammed. Zo wie daar doet naar de wet van Mohammed die zal bezitten dat paradijs dat hofje der wellust versierd met springende fonteinen, daar zullen ze eeuwig wonen en bedekt zijn van de schaduw der bomen die altoos groen zullen staan vol welriekende bloemen, daar zal hitte noch koude zijn, daar zullen ze eten allerlei spijzen en vruchten. Wat elk begeert zal hij terstond bij hem vinden en zullen gekleed zijn met zijden kleren val allerlei kleuren en zullen altijd zitten in vreugden. De engelen zullen hen bedienen uit gouden en zilveren vaten en de wijn daarin schenken en zullen zeggen: Eet en drink in genoegen, want dat u god beloofd heeft dat heeft hij u nu voldaan. En ze zullen daar verzameld zijn met de aller schoonste maagden die meer blinken dan hyacinten. Die maagden zijn niet besmet van de mensen, noch van de duivel. Dit zal hen gegeven [F2r] worden die geloven in Mohammed wet en die niet zullen eeuwig zijn in de helse pijn.

Van machamets eynde ende doot.

So hi veel lieden bedroghen had, so wert hi ooc bedrogen, want als hi .x. iaer in Damasco coninc. gheweest was, so gaf hem een van sinen discipulen een dootlijc fenijn in sinen dranck al heymelijc, ende terstont als hi dat ghedroncken hadde, so gevoelde hy so groten bangichede dat hi wel gevoelde dat hi steruen moste. Doe seyde machamet Mijn vrienden, mijnen tijt is hier, ic en mach niet langer bi v bliuen. maer blijft volstandich in ons geloue, so sal v god gheuen dat paradijs der wellusticheyt. Ende na desen woorden sterf hi, ende voer metten duuelen int dal der droefheyt. daer hi wel ontfangen wert, als een getrou dienare [F2v]

Ende die pijne van machamet wert noch daghelijcx vermeerdert door die oorsaken de hy ghestelt ende achtergelaten heeft. waerbij ontallijcke veel sielen verloren werden, alst wel te besorgen is. Ende als hi eerst coninck wert seyde hi selue. Na .x. iaren hier na so sal ic steruen, ende sal an den derden dach verrijsen Hierom als machamet gestoruen was, so verwaerden sijn discipulen sinen lichaem verwachtende dat hi verrijsen soude an den derden dach, ende want si sagen ende roecken dat hi seer stanck, ende niet verrees, so lieten si sijn lichaem ligghen onbegrauen. Ende na .ix. daghen quam zijn discipel Albunor sien na machamets lichaem, so vant hi dattet al gheeten was vanden honden, soe dat daer niet bleuen was dan die gebeenten. Aensiet wat crancker loon volcht na en quaet leuen.

Van Mohammeds einde en dood.

Zo hij veel lieden bedrogen had, zo werd hij ook bedrogen, want toen hij 10 jaar in Damascus koning was geweest zo gaf hem een van zijn discipelen een dodelijk venijn in zijn drank al heimelijk. Terstond toen hij dat gedronken had zo voelde hij zo. Grote bangheid zodat hij wel voelde dat hij sterven moest. Toen zei Mohammed: Mijn vrienden, mijn tijd is hier, ik mag niet langer bij u blijven, maar blijf volstandig in ons geloof, zo zal god u geven dat paradijs der wellust. En na deze woorden sterf hij en voer met de duivels in het dal der droefheid, waar hij goed ontvangen werd als een trouwe dienaar. [F2v]

En di pijn van Mohammed wordt noch dagelijks vermeerderd door de oorzaken die hij gesteld en achtergelaten heeft waarbij ontelbare veel zielen verloren werden, zoals het wel te bezorgen is. En toen hij net koning werd zei hij zelf: Na 10 jaren hierna zo zal ik sterven en zal op d derde dag verrijzen. Hierom toen Mohammed gestorven was zo bewaarden zijn discipelen zijn lichaam en verwachten dat hij verrijzen zou op de derde dag, en omdat ze zagen en roken dat hij zeer stonk en niet verrees, zo lieten ze zijn lichaam onbegraven liggen. En na 9 dagen kwam zijn discipel Albunor zien naar Mohammeds lichaam, zo vod hij dat het geheel opgegeten was van de honden, zodat daar niets bleef dan de gebeenten. Aanziet wat zwak loon volgt na een kwaad leven.

Vanden verrader Iudas

In Iherusalem was een vrouwe geheten Borre, ende haer man was geheten Ruben. Dees liggende te samen op haer bedde hebbende gheselscap te gader na den staet des huwelijcx Ende corts daer na so viel de vrouwe Borre in slape ende haer droomde dat si had ontfangen een kint, welc kint soude sijn in sijn leuen die meeste moorder ende verrader vander werelt. Ende als si ontspranck wten slape so verteldese haren droom tot haren man Ruben. ende seyde Ick heb desen nacht een kint ontfanghen. welck sal wonderlijcke veel quaets doen in sijn leuen ende ist dat ic ontfangen heb, so weet ic wel dattet so sal [F3r] sijn. Doe seyde Ruben haer man, sidi al sot dat ghi wilt ghelouen in dromen, segt doch daeraf niet meer Doe seyde Bore lieue man ic heb ontfanghen, ende werdic emmermeer verlost van desen kinde ghy sult mijnen droom waer vinden. Ende noch meer droomde mi dat hi gedoot had eens conincs sone. ende dat hi v ooc hadde ghedoot. ende dat hi my getrout had tot eenen wijue, ende dat hy vercocht hadde den verlosser van alder werelt den Ioden. Ende als Ruben dit hoorde van Bore sijnder huysvrouwe so was hi seer verwondert. Ende als dye ix. maenden om waren, ende den tijt der natueren volbracht was soe werdt si verlost van eenen ionghen sone den si Iudas dede heten. den si opvoede ende bi haer hielt tot dat hi een maent oudt was. Binnen welcken tijt Borre sijn moedere was altijt denckende ende ouerlegghende haren droome. maer sy en dorste hem niet doden door anxte ende sorghe dat yemant soude hebben moghen weeten. Ende si en dorsten oock niet houden noch opbrenghen door sorghe ende anxt diese van hem hadde, maer die vader ende moeder namen raet met malcanderen ende ten letsten leyden si dat kint in een vaetken ende settent soe op die zee ende lietent drijuen op die auentuere. Ende dye winden ende waghen dreuen hem voort tot dat hy quam an een eylandt dat Scharioth gheheeten was daer hi namaels bi geheten was Iudas scharioth.

Van de verrader Judas.

In Jeruzalem was een vrouwe geheten Borre en haar man was geheten Ruben. Deze lagen tezamen op hun bed en hadden gezelschap tezamen naar de staat van het huwelijk. En kort daarna zo viel vrouwe Borre in slaap en ze droomde dat ze had ontvangen een kind, dat kind zou zijn in zijn leven de grootste moordenaar en verrader van de wereld. En toen ze opsprong uit de slaap zo vertelde ze haar droom tot haar man Ruben. Ze zei: Ik heb deze nacht een kind ontvangen en die zal wonderlijk veel kwaads doen in zijn leven. Is het dat ik ontvangen heb, zo weet ik wel dat het zo zal [F3r] zijn. Toen zei Ruben haar man; ben je geheel zot dat ge wilt geloven in dromen, zeg toch daarvan niet meer. Toen zei Borre; lieve man, ik heb ontvangen en word ik immermeer verlost van dit kind, ge zal mijn droom waar vinden. En noch meer droomde ik dat hij gedood had eens koningszoon en dat hij u ook had gedood ende dat hij mij getrouwd had tot een wijf en dat hij verkocht had de verlosser van de hele wereld aan de Joden. En toen Ruben dit hoorde van Borre, zijn huisvrouw, zo was hij zeer verwonderd. En toen die 9 maanden om waren, en de tijd der natuur volbracht was zo werd ze verlost van een jonge zoon die ze Judas lieten heten. Die voedde ze op en hielden bij zich totdat hij een maand oud was. Binnen die tijd dacht en overlegde Borre, zijn moeder, altijd haar droom. Maar ze durfde hem niet te doden door angst en zorgen dat iemand het zou hebben mogen weten. En ze durfden hem ook niet te houden noch opbrengen door zorgen en angst die ze van hem hadden, maar de vader en moeder namen met elkaar raad en tenslotte legden ze dat kind in een vaatje en zetten het zo op de zee ende lieten het drijven op het avontuur. En de winden en golven dreven hem voort totdat hij aan een eiland kwam dat Scharioth geheten was daar hij later bij geheten was Judas Scharioth.

Hoe de coninghinne van dat landt dede hem visschen wt dat water vander zee [F3v]
Hoe de koningin van dat land hem liet vissen uit dat water van de zee. [F3v]

Hoe de coninginne dede Iudam halen wter zee.

Die coninginne des en conde gheen kinder crigen bi haren man, so lachse op een tijt tertinnen ende sach ter zeewaert in, ende daer sachse comen drijuen een vatken ten oeuer waert, dwelcsi dede terstont wten water op brenghen, ende dedet openen, ende sach datter in [F4r] lach een schoon ionge sone, dwelc was Iudas scharioth. Als die coninghinne dat sach seyde si Och lasen mocht ic mijn volck wijs maken dat dit ware mijn kint het soude sijn een groote blijdschap in dlandt Doe maectese haer terston oftse swaer ghynck van kinde. Ende corte tijt daer na so maecte si den volcke wijs datse gheleghen was van Iudas. Ende als si dit een wijle bi hair ghehouden hadde, so dede sijt eerlijcken voetsteren ende opbrengen ghelijc haer eyghen kint ende si haddet seer lief

Hier na gheuielt op eenen nacht dat die coninginne ontfinck van haren man den coninc. een kint, daer si na .ix. maenden af verlost wert.

Hoe de koningin Judas uit de zee liet halen.

Die koningin dus kon geen kinderen krijgen bij haar man, zo lag ze op een tijd ter tinnen en zag ter zeewaarts in en daar zag ze komen drijven op een vaatje ten oever waart, wat ze terstond uit het water liet opbrengen en liet het openen en zag dat er in [F4r] lag een mooie jonge zoon, wat Judas Scharioth was. Toen de koningin dat zag zei ze: Och helaas, mocht ik mijn volk wijs maken dat dit mijn kind is, er zou grote blijdschap zijn in het land. Toen maakte ze zich terstond alsof ze zwaar ging van kind. En korte tijd daarna zo maakte ze het volk wijs dat ze gelegen was van Judas. En toen ze dit kind een tijdje bij haar gehouden had zo liet ze het fatsoenlijk voetsteren en opbrengen gelijk haar eigen kind en ze had het zeer lief.

Hierna gebeurde het op een nacht dat di koningin ontving van haar man de koning een kind, waar ze na 9 maanden van verlost werd.

Hoe Iudas dode des conincs sone

Als des conincs kint was wat oudt ende groot worden, so was dicwil kijuinge ende vechtinge tusschen Iudam ende des conincs sone. mer Iudas was die oudtste ende stercste, dies hi altijt sloech ders des conincs sone, dat de coninghinne hoorde op een tijt, die seer gram wert ende verstoort, ende seyde tot Iudas. Ist sake dat ghi mijnen sone meer slaet, het sal v berouwen, ende ic sal v doen verdrijuen wt mijnenen houe ende wten lande want ghi en sijt mijn sone noch mijn kint ooc niet [F4v]

Doe seyde Iudas, ben ic v sone niet, neen sey de coninginne, daerom muechdi mi wel lief hebben. Ic heb v geuonden in die wilde zee, ende ic dede v wthalen, ende heb v doen op voeden in mijn hof tot nv toe, ende heb v eerlijck onderhouden ghelijc mijn eygen sone. Daerom seggict v nv te voren en doet hem gheen quaet meer, ofte tsal v anders berouwen dat ghi hem oyt ghesien hebt Ende als dit die coninghinne geseyt hadde soe hadde Iudas daer af groot verwonderen, want hi meende altijt te voren dat hi ders conincs sone hadde geweest So gheuielt op eenen dach dat die coninc. ende coninginne trocken buyten spaceren in die velden ende bosschen om hem te vermaken, ende des conincs soen ende Iudas bleuen te huys. Als nv Iudas wiste dat si al wech waren, ende dat si sommighe daghen souden wtbliuen so nam Iudas een messe ende quam biden sone des conincs ende dode hem. Ende als hi sach dat des conincs sone doot was, so liep hi wech dat hem die coninginne niet vinden soude om hem weder te doden, soe quam hi bi volc daer hy mede vertrack na Iherusalem daer hi bleef woenen.

Hoe Judas doodde de konings zoon.

Toen het koningskind wat oud wat oud en groot geworden zo was vaak kijven en vechten tussen Judas en de koningszoon. Maar Judas was de oudste en sterkste, dus sloeg hij altijd de koningszoon, wat de koningin hoorde op een tijd, die zeer gram werd en verstoord en zie tot Judas; Is het zaak dat ge mijn zoon meer slaat, het zal u berouwen en ik zal u laten verdrijven uit mijn hof en uit het land, want ge bent mijn zoon noch mijn kind ook niet. [F4v]

Toen zei Judas; ben ik uw zoon niet, neen, zei de koningin, daarom mag je me wel lief hebben. Ik heb u gevonden in de wilde zee en ik liet u eruit halen en heb u laten opvoeden in mijn hof tot nu toe en heb u fatsoenlijk onderhouden, gelijk mijn eigen zoon. Daarom zeg ik u nu tevoren, doe hem geen kwaad meer of het zal u anders berouwen dat ge hem ooit gezien hebt. En toen dit de koningin gezegd had zo had Judas daarvan grote verwondering, want hij meende altijd tevoren dat hij de koningszoon was geweest. Zo gebeurde heet op een dag dat de koning en koningin naar buiten trokken wandelen in de velden en bossen om zich te vermaken, en de koningszoon en Judas bleven thuis. Toen nu Judas wist dat ze allen weg waren en dat ze sommige dagen zouden wegblijven, zo nam Judas een mes en kwam bij de zoon van de koning en doodde hem. En toen hij zag dat de koningszoon dood was zo liep hij weg dat de die koningin hem niet vinden zou om hem weer te doden, zo kwam hij bij het volk waarmee hij vertrok naar Jeruzalem waar hij bleef wonen.

Hoe Pylatus sprack met Iudam, ende hoe hi hem begheerde tot sinen dienaer.

[G1r] Des anderen daghes als Iudas tot Iherusalem gecomen was, so ghinc hi wandelen om die stadt te besiene.

So quam hem int tghemoete die rechtere Pilatus, ende sach dat Iudas was een schoon ionck man, ende wel ghecleedt, ende bequaen om dienen inder heeren houe, so dat Pilatus Iudam ontboodt om bi hem te comen. Als nv Iudas voor Pilatum quam soe dede hi pilato sulcken reuerencye ende huesscheyt dat hem Pilatus heel begracijde, ende hy vraechde hem van waer hi was. Iudas seyde, heere dat en can ick v nyet gheseggen, mer ic ben opghehouden in eens conincs hof, ende nv ben ic hier ghecomen om eenen goeden heere te dienen. Doe seyde Pilatus tot hem wilt ghy mi dienen ick sal v goeden loon gheuen. [G1v]

Doe seyde Iudas. Eerweerdighe heere ic ben tot uwen ghebode, dus belieuet v ic sal v trouwelijcken dienen. ende van doen voort behielt Pilatus Iudam in sijn huys ende in sinen dienst.

Hoe Pilatus sprak met Judas en hoe hij hem begeerde tot zijn dienaar.

[G1r] De volgende dag toen Judas te Jeruzalem gekomen was zo ging hij wandelen om de stad te bezien.

Zo kwam hem tegemoet de rechter Pilatus en zag dat Judas was, een mooie jonge man en goed gekleed en bekwaam om te dienen in er heren hof, zodat Pilatus Judas ontbood om bij hem te komen. Toen nu Judas voor Pilatus kwam zo deed hij zulke reverentie en hoffelijkheid dat Pilatus hem heel begeerde en hij vroeg vanwaar hij was. Judas zei’ heer, dat kan ik u niet zeggen, maar ik ben opgehouden in een koningshof en nu ben ik hier gekomen om een goede heer te dienen. Toen zei Pilatus tot hem; wilt ge mij dienen, ik zal u een goed loon geven. [G1v]

Toen zei Judas; Eerwaardige heer, ik ben tot uw gebod, dus belieft het u ik zal u trouw dienen. En van toen voort behield Pilatus Judas in zijn huis en in zijn dienst.

Hoe Iudas dootsloech sinen vader Ruben

Als Iudas nv was inden dienst van Pilatus so diende hi so wel, ende was so neernstich in alle dinghen van sinen here, so dat pilatus hem lieuer hadde dan eenich van sinen dieners, so dat meest al pilatus huys bi Iudam gheregeert was, so dat meestal die ander knechten waren sijn vianden. So geuielt op een tijt dat Pilatus ghinc spaceren om een luchtken te rapen, so quam hi ghewandert voorby eenen boomgaert die Ruben Iudas vader toebehoorden. waerin dat stont eenen schonen appelboom vol van [G2r] appelen, vanden welcken Pylatus begheerde te eeten, ende hi riep Iudam tot hem ende seyde loopt lichtelijc inden boomgaert ende haelt mi appelen van den groten boom, oft tsoude mi qualijcken becomen creech icse niet Terstont liep Iudas inden hof ende hi beghan tacken vanden boom te houwen voor sinen meester pilatum Ende Ruben Iudas vader zijnde in sijn huys hoorde dat houwen an den appelboom, so terstont quam hi wt ende hi sach Iudam staen houwen an den appelboom ende si en kenden malcanderen niet. Ende Ruben wert seer gram ende seyde. Ghy sijt wel een quaet boeye dat betoondi wel an v wercke, Condi niet te vreden sijn metten appelen, ghy en moet mijnen appelboom verderuen. Dus hadden si te samen veel quade woorden, so dat si int eynde worden vechtende so langhe dat Iudas gecreech die ouerhant, ende hi sloech doot sinen eyghen vader Ruben.

Hoe Judas dood sloeg zijn vader Ruben.

Toen judas nu in de dienst van Pilatus was zo diende hij zo goed en was zo vlijtig in alle dingen van zijn heer zodat Pilatus hem liever had dan enige van zijn dienaars, zo dat meestal Pilatus huis door Judas geregeerd werd zodat meestal de andere knechten zijn vijanden waren. Zo gebeurde het op een tijd dat Pilatus ging wandelen om een luchtje te rapen, zo kwam hij gewandeld voorbij een boomgaard die Ruben, Judas vader, toebehoorden. Daarin stond een mooie appelboom vol van [G2r] appelen, waarvan Pilatus begeerde te eten en hij riep Judas tot hem en zei; loop licht in de boomgaard en haal me appelen van de grote boom of het zou me kwalijk bekomen kreeg ik ze niet. Terstond liep Judas in de hof en hij begon takken van de boom te houwen voor zijn meester Pilatus. En Ruben. Judas vader, was in zijn huis en hoorde dat houwen aan de appelboom, zo kwam hij terstond uit en hij zag Judas houwen aan de appelboom en ze herkenden elkaar niet. En Ruben werd zeer gram en zei: Gij bent wel een kwade boef, dat toon je wel aan uw werken. Kon je niet tevreden zijn met de appelen, ge moet mijn appelboom verderven. Dus hadden ze tezamen veel kwade woorden zodat in het einde ze begonnen te vechten en zo lang totdat Judas de overhand kreeg en hij sloeg zijn eigen vader Ruben dood.

Hoe Borre claechden ouer Iudam tot Pilatum

[G2v] Als Borre die kijuinge hoorde so gincse inden boomgaert om sien na haren man Ruben, ende als si quam onder den appelboom so vant si daer haren man door ligghen des si groot misbaer maecte, ende seyde o wee o lazen ouer my arm wijf, dat mijn man dus deerlijck vermoort is vanden valschen verrader ende Iudas liep wten boomgaert ende hi bracht Pilato de appelen Ende corts hier na quam Borre seer crijtende en weenende ende claechde pilato ouer Iudam hoe dat hi verslaghen hadde haren man Ruben. maer pilatus hadde Iudam seer lief, so dat hy luttel hoorde nae haer claghen. Maer niet te min Pilatus dede Iudam bi hem comen ende vraechde hem oft dat waer was dat die vrouwe seyde. Doe vertelde Iudas alle die ghelegentheyt voor Pilatum hoe en wat daer geschiet was, ende seyde dattet waer was, maer Ruben haer man versochtet eerst op mi ende hi wilde mi slaen, so weerde ic mi na mijn beste, maer ic en begheerde hem ooc niet doot te slaen al ist qualijck gheuallen. dat is mi leedt ghenoech. Doe nam Pilatus die vrouwe bi hem alleen ende sprack met haer suetelijck ende seyde O lieue vrouwe ghien muecht v aldus nyet verslaen, noch so groten druck niet maken, ghi en muecht dus niet weenen en schreyen, ghi soudt v selue verderuen ende een siecte gecrijghen, want ghy weet oock wel, een dinck dat gheschiet ende ghedaen is, en can men niet maken onghedaen ende wilt volghen dat oude spreeken Men sal die dooden metten leuende vergheeten. [G3r]

Daerom doet wel, ende wilt niet meer soe seer bedroeft sijn noch oock so deerlijck claghen, maer ick soude v raden dat ghy soudt nemen eenen anderen man daer ghi troost ende raet af hebben mochte. ende dat ghy soudet trouwen mijnen dienaer Iudam, dye verstant heeft van als, ende watmen inder heeren houen behoeft om daer rentmeester te werden ende weet ooc wel wat totten huyshouwen behoort. Doe seyde Bore, om alder werelt goet en wildic dat niet doen. Doe seyde pylatus, vrouwe ghy en sult niet kiesen, dus gaet wat tot huys, tot dat ick v weder ontbiede, want ic hebbe nv sonderlinghe dinghen te doen. Doe scheyde Bore van dair, ende pilatus sprack heymelijc met Iudam ende seyde. Ghi en hebt rijcdom, noch, erfnis, landt, noch sandt, ende dese vrou is rijck van poscessien, van lande, ende is ooc rijck van ander goeden, van gout, siluer, ende van grote vrienden, dus wil di haer hebben tot v wijf so en derfdy nemmermeer ghebreck hebben. Doe seyde Iudas Heer soe veel als uwer gracien daer af belieft, ende mi daer toe raet des ben ic te vreden. Daer na dede Pilatus Bore weeder tot hem halen, ende seyde, vrouwe wilt niet meer dus weenen en claghen, en laet die sware melancolie varen dat ghi in gheen siecte en valt, ende ic sal v so grote vrienschap doen al waerdy mijn eyghen moeder. Dus moet ghi v seluen wat bedwinghen ende v weesen eerbaerlijck houwen also een eerbaer goede vrouwe toebehoort, ende ghi moet dincken dat v goede man doot is ende v droefheyt, v weenen, v claghen, en can hem niet weder leuende maken. [G3v]

Ende Iudas is mijn dienaer den ic beminne, daerom en can ic hem niet veriagen, daerom neemt hem voor uwen man ende trouwet hem om mijnen wille, want hi is een ionck man, ende cloeck in allen dinghen, Ick seg v voorwaer ghy sulter an hebben eenen beteren man dan ghi ghehadt hebt. Ende eest dat ghijt doet, ic sal v vrientschap doen, ende helpen v in allen dinghen dat v van noode is, ende so lange als ic leue sal ic doen al dat v belieuen sal. Ende Pilatus seyde haer so veel dat si hem ten laetsten consenteerde, ende sy troude Iudam voor haren man, maer Bore en wiste niet dat hi haer sone was, noch hi datse sijn moeder was.

Hoe Borre klaagde over Judas tot Pilatus.

[G2v] Toen Borre dat kijven hoorde zo ging ze in de boomgaard om zien naar haar man Ruben en toen ze kwam onder de appelboom zo vond ze daar haar man doodliggen, dus maakte ze groot misbaar en zei; o wee, o helaas, mij arm wijf dat mijn man dus deerlijk vermoord is van de valse verrader. En Judas liep uit de boomgaard en hij bracht Pilatus de appelen En kort hierna kwam Borre zeer krijsende en wenende en klaagde Pilatus over Judas, hoe dat hij verslagen had haar man Ruben. Maar Pilatus had Judas zeer lief, zodat hij weinig luisterde naar haar klagen. Maar niettemin Pilatus let Judas bij hem komen en vroeg hem of dat waar was dat die vrouwe zei. Toen vertelde Judas alle gelegenheid voor Pilatus hoe en wat daar geschied was en zei dat het waar was. Maar Ruben, haar man, verzocht het eerst op mij en hij wilde me slaan, zo verweerde ik het naar mijn beste vermogen, maar ik begeerde hem ook niet dood te slaan, al is het kwalijk gebeurd, dat is me leed genoeg. Toen nam Pilatus die vrouwe bij hem alleen en sprak met haar lieflijk en zei: O lieve vrouwe, ge mag u aldus niet verslaan, noch zo.n grote drukte niet maken, ge mag dus niet wenen en schreien, ge zou u zelf verderven en een ziekte krijgen, want ge weet ook wel een ding dat geschied en gedaan is kan men niet ongedaan maken en wil volgen dat oude spreekwoord. Men zal de doden met den levende vergeten. [G3r]

Daarom doet wel en wil niet meer zo zeer bedroefd zijn, noch ook zo deerlijk klagen, maar ik zou u aanraden dat ge zou nemen een andere man daar gij troost en raad van af hebben mocht. En dat ge zou trouwen mijn dienaar Judas, die verstand heeft van alles en wat men in de heren hoven behoeft om daar rentmeester te worden en weet ook wel wat tot het huishouden behoort. Toen zei Bore, om al het hele goed van de wereld wil ik dat niet doen. Toen zei Pilatus; vrouwe ge zal niet kiezen, dat ga wat naar huis totdat ik u weer ontbiedt, want ik heb nu bijzondere dingen te doen. Toen scheidde Borre vandaar en Pilatus sprak heimelijk met Judas en zei: Ge hebt rijkdom, noch erfenis, land, noch zand en deze vrouw is rijk van bezittingen, van land en is ook rijk van ander goederen, van goud, zilver en van grote vrienden, dus wil ge haar hebben tot uw wijf, zo behoef je nimmermeer gebrek te hebben. Toen zei Judas: Heer, zo veel als uw gratie daarvan belieft en mij daartoe aanraadt, dus ben ik tevreden. Daarna liet Pilatus Borre weer tot hem halen en zei: vrouwe, wil niet meer aldus wenen en klagen en laat die zware melancholie varen zodat ge in geen ziekte valt en ik zal u zoՠn grote vriendschap doen al was je mijn eigen moeder. Dus moet ge u zelf wat bedwingen ene u wezen eerbaar te houden alzo een goede eerbare goede vrouwe toebehoort en ge moet denken dat uw goede man dood is en uw droefheid, uw wenen, uw klagen kan hem niet weer levend maken. [G3v]

En Judas is mijn dienaar die ik bemin, daarom kan ik hem niet verjagen, daarom neem hem voor uw man en trouw hem vanwege mij, want hij is een jonge man en kloek in alle dingen. Ik zeg u voorwaar, ge zal er aan hebben een betere man dan gij gehad hebt. En is het gij het doet, ik zal u vriendschap doen en helpen u in alle dingen dat u van node i en zo lang als ik leef zal ik alles doen dat u believen zal. En Pilatus zei haar zo veel dat ze hem tenslotte toestemde en ze trouwde Judas voor haar man, maar Borre wist niet dat hij haar zoon was, noch hij dat ze zijn moeder was.


Hoe Bore seer weende deerlijck claechde tot Iudam haren man haer meninninge van haren voorleeden droom

[Gvr] Doe Bore ende Iudas een corte wijle te samen in huwelijcke gheweest waren So gheuielt op eenen dach dat Bore sat in ghepeyse ende si wert terstont seer weenende ende wranck deerlick haer handen so dattet elcken iammeren mochte. Dies Iudas haer vraechde die sake haerder droefheyt ende seyde. Ic bidde v weerde vrouwe segt mi wat v let. Doe seyde Bore Ic armen bedructe vrouwe, ic mach wel weenen en clagen. Tis gheleden .xxii. iaren oft daer omtrent, dat ic had een kint ende doe dat een maent oudt was soe sloet ict in een tonneken ende settet so int water Ende ic sorghe dat ic nv verloren ben want mi droomde opden seluen nacht dat ic dat kint ontfangen hadde dat hi soude dootslaen eens conincs sone, ende sinen vader, ende na dat so soude hy mi trouwen tot sinen wijue, ende dat hi noch veel meer misdaden, verrader nien, ende ander quaets doen soude, ende ten lesten soude hy verraden ende vercopen den verlosser der werelt tot den Ioden om .xxx. penninghen. Doe dacht Iudas in hem seluen dat hi die man was, want om dat de coninghinne die hem op gheuoet hadde hem bekeeuen had so had hi verslaghen haren sone. ende ooc seydse datse hem opt water gheuonden had, ende dede hem daer wt halen daer hy besloten lach in een tonneken, ende so dachte hi dattet die coninghinne was ende haer sone die hi had ghedoot. ende dattet sijn vader soude zijn den hi inden boomgaert gedoot hadde, ende dattet zijn moeder soude sijn die hi ghetrout hadde. wair af hi hadde groot achterdencken ende leetwesen tot dattet gheuiel int selue iaer dat ons salichmaker Christus Ihesus wylde lijden voor ons sijn bitter passie, ende steruen den bitteren doot. In welcken tijden Ihesus was leerende en prekende dat volck, ende dede menich schoon mirakele, als elck mensche sach ende hoorde.

Iudas was seer tonvreden in sijn herte van die groote misdaden ende quaet dat hy ghedaen hadde teghen Borre sijn moedere ende wijf, ende hi viel voor haer op sijn knijen ende badt haer ootmoelijc dat sijt hem vergheuen wilde, want hijt in gheender manieren en haddet gheweten, ende si vergaft hem al gheheel wt goeder herten, ende met gohden wille

Hoe Borre zeer weende en deerlijk klaagde tot Judas haar man haar mening van haar voorleden droom.

[Gvr] Toen Borre ende Judas een kort tijdje tezamen in huwelijk geweest waren zo gebeurde het op een dag dat Borre zat in gepeins en ze begon terstond zeer te wenen en wrong deerlijk haar handen zodat iedereen het bejammeren mocht. Dus vroeg Judas de zaak van haar droefheid en zei: Ik bid u waarde vrouwe, zeg me wat u let. Toen zei Borre: Ik armen bedrukte vrouwe, ik mag wel wenen en klagen. Het is geleden 22 jaren of daar omtrent dat ik had een kind en toen dat een maand oud was zo sloot ik het in een tonnetje en zette het zo in het water. En ik bezorg dat ik nu verloren ben want ik droomde op dezelfde nacht dat ik dat kind ontvangen had dat hij zou doodslaan een koningszoon en zijn vader en nadat zo zou hij mij trouwen tot zijn wijf en dat hij noch veel meer misdeed, verrader zijn en ander kwaads doen zou ende tenslotte zou hij verraden en verkopen de verlosser der wereld aan de Joden om 30 penningen. Toen dacht Judas in zichzelf dat hij die man was, want omdat de koningin die hem opgevoed had hem bekijft had zo had hij verslagen haar zoon. En ook zei ze dat ze hem op het water gevonden had en liet hem daaruit halen daar hij h besloten lag in een tonnetje en zo dacht hij dat het de koningin was en haar zoon die hij gedood had en dat het zijn vader zou zijn die hij in de boomgaard gedood had, en dat het zijn moeder zou zijn die hij getrouwd had. Waarvan hij had grote achterdocht en leedwezen totdat het gebeurde in hetzelfde jaar dat onze zaligmaker Christus Jezus wilde lijden voor ons zijn bittere passie en sterven de bittere dood. In die tijden dat Jezus leerde en preekte dat volk en deed menig mooie mirakels zoals elk mens zag en hoorde.

Judas was zeer ontevreden in zijn hart van die grote misdaden en kwaad dat hij gedaan had tegen Borre, zijn moeder en wijf, en hij viel voor haar op zijn knien en bad haar ootmoedig dat zij het hem vergeven wilde, want hij had het op geen manier geweten, en ze vergaf het hem al geheel uit een goed hart en met goede wil.


Hoe Iudas viel op sijn knien voor Cristum Iesum ende badt hem om verghiffenis gracie ende barmherticheyt van sinen sonde.

[H1r] Doe Iudas nv alle idnghen wiste hoe dattet met hem ghelegen was, so nam hi oorlof an sijn moeder ende ghinck terstont tot onsen heere ende salichmaker Cristum Ihesum, want hy had ghehoort dattet was een heylich propheet, ende vergaf den zondaers haer sonden. Als nv Iudas bi Ihesum quam so viel hy voor hem op sijn knijen, ende badt seer ootmoedelijc met heeten tranen om sijn gracie, barmherticheit, ende verghiffenis van sinen sonden, ende terstont vergaf hem die heer sijn sonden. Ende doe badt Iudas Ihesum dat hi hem ontfangen wilde, ende laten hem sijn een van sinen discipulen Ende ons salichmaker aensiende sijn groot berouwe, ende sijn ootmoedich bidden nam hem in sinen apostel, ende te voren waren daer .xi. apostolen. ende met Iudam wasser doe .xii. Ende doe gaf hi Iudam de officie ende maecte hem dispensier, ontfanger, ende wtgheuer. ende hy cocht al dat die heere behoefde met sinen iongheren. Ende al dat den sueten Ihesum ghegeuen wert dat ontfinck Iudas ende altijt behielt hi dat thiende deel voor hem seluen.

Hoe Judas viel op zijn knieën voor Christus Jezus en bad hem om vergiffenis, gratie en barmhartigheid van zijn zonden.

[H1r] Toen Judas nu alle dingen wist hoe dat het met hem gelegen was zo nam hij verlof aan zijn moeder en ging terstond tot onze heer en zaligmaker Christus Jezus, want hij had gehoord dat het was een heilige profeet en vergaf de zondaars hun zonden. Toen nu Judas bij Jezus kwam zo viel hij voor hem op zijn knieën en bad zeer ootmoedig met hete tranen om zijn gratie, barmhartigheid en vergiffenis van zijn zonden en terstond vergaf hem de heer zijn zonden. En toen bad Judas Jezus dat hij hem ontvangen wilde en hem een van zijn discipelen laten zijn. En onze zaligmaker zag aan zij grote berouw en zijn ootmoedig bidden nam hem tot zijn apostel en tevoren waren daar 11 apostels en met Judas waren er toen 12. En toen gaf hij Judas het officie en maakte hem dispensier, ontvanger, en uitgever en hij kocht alles dat de heer behoefde met zijn jongeren. En al dat de lieve Jezus gegeven werd dat ontving Judas en altijd behield hij dat tiende deel voor zichzelf.

Hoe Iudas Ihesum vercochte voor .xxx. penningen.

[H1v] Na dien dat ons salichmaker Ihesus Lazarum verwect hadde vander doot in Bethanien, soe quam Ihesus bi lazarum eeten met sinen discipulen Ende Lazarus vertelde daer van die manieren ende bitterheyt der doot waer af Ihesus in zijn menschelijcke natuere verscricte dat hi heel ontstelt was in sijn aensichte ende in al sijn leeden, want hi wel wiste dat hi corts steruen moste den doot voor ons sondaren. Dit siende magdalena, storte costelijke salue op zijn hoot. weert sijnde .iii.C. penningen. Doe wert Iudas gram ende seyde, wat doet dat groot verlies, men hadt mogen vercopen ende hebbent den ghedeylt. Ic. ende Iudas dachte sijn scade te verhalen. ende hi ghinck des goensdaechs daer na totten princen der priesteren ende vercocht Ihesum voor .xxx. penningen.

Hoe Judas Jezus verkocht voor 30 penningen.

[H1v] Na dien dat onze zaligmaker Jezus Lazarus opgewekt had van de dood in zo kwam Jezus bij Lazarus eten met zijn discipelen. En Lazarus vertelde daar van de manieren en bitterheid der dood, waarvan Jezus in zijn menselijke natuur van schrok zodat hij geheel ontsteld was in zijn aanzicht en in al zijn leden, want hij wist wel dat hij gauw moest dood voor onze zondaren. Dit zag Magdalena, stortte kostbare zalf op zijn hoofd die waardwaren 300 penningen. Toe werd Judas gram en zei: wat doet dat groot verlies, men had het mogen verkopen en hebben het verdeeld. Ik en Judas daten hun schade te verhalen en hij ging de woensdag daarna tot de prinsen der priesters en verkochten Jezus voor 30 penningen.

Hoe Iudas socht tijt ende stonde om te leueren den minlijcken Ihesum.

Uan dier voort soe practseerde die verrader Iudas hoe hy zijn beloften mochte quijten. so wiste hi wel dat dye heere dicwils ginc bidden int hoofken. Ende ders donderdaechs was Iudas metten heere in zijn leste auontmael, daer hem dye heere gaf in een teken der liefden zijn vleesch ende bloet. ende wiesche hem ooc sijn voeten met den anderen [H2r] apostelen, ende ghinc daer na int hoofken bidden sinen hemelschen vader voor onse salicheyt. Ende Iudas quam met veel volcx int hoofken, ende seyde henlieden, den ic cusse dat is de man hout hem vast. Ende Ihesus quam hen teghen ende vraechde hen lieden, wien suecti, si antwoorden Ihesum van Nazareth. Ihesus seyde ic bent. Ende terstont vielen si achterwaerts ouer ter eerden Ende de here lietse doe weder opstaen en seyde Ist dat ghi mi suect laet dees gaen. Doe ghinc Iudas stoutelijck tot Iesum ende custen Doe seyde Ihesus Vrient waer toe sidi comen dat ghi leuert den sonde ders menschen met een cusse. Doe vinghen si Ihesum ende bonden hem ende brochten hem eerst voor Annam. doe voor Caypham. Pilatum, ende Herodem. Ende Iudas ghinc alomme metten knechten ende sach dat die suete Ihesus so iammerlijc getracteert wert, so wast hem leet dat hi hem geleuert had ende hi ginc totten ouersten ende princen der priesteren, ende seyde Ic heb gesondicht dat ic verraden hebbe dat onnosel rechtuaerdich bloot, doen seyden si, Siet wat ghi gedaen hebt, daer en leyt ons niet aen. Doen wert hi mistroostich ende werp tgelt voor haer voeten ende hi ghinck van daer ende hi verhinck hem seluen, ende barst int middel. Siet doch wat onsaligher eynde had Iudas na onsalighe quade wercken.

Hoe Judas zocht tijd en stonde om te leveren de beminnelijke Jezus

Vandaar voort zo prakkiseerde de verrader Judas hoe hij zijn beloften mocht kwijten. Zo wist hij wel dat de heer vaak ging bidden in het hofje. Ee de donderdags was Judas met de heer in zij laatste avondmaal, waar hem de heer een teken der liefde gaf van zijn vlees en bloed en waste hem ook zijn voeten met de anderen [H2r] apostels en ging naar het hofje bidden zijn hemelse vader voor onze zaligheid. En Judas kwam met veel volk in het hofje en zei hen: die ik kus dat is de man houdt hem vast. En Jezus kwam hen tegen en vroeg: wie zoeken jullie, ze antwoorden; Jezus van Nazareth. Jezus zei: Ik ben het. En terstond vielen ze achterover ter aarde. En de heer liet ze toen weer opstaan en zei: Is het dat gij mij zoekt, laat dezen gaan. Toen ging Judas dapper tot Jezus en kuste hem. Toen zei Jezus: Vriend, waartoe ben je gekomen dat ge levert de zonden der mensen met een kus. Toen vingen Ze jezus en bonden hem en brachten hem eerst voor Annas, toen voor Caipham, Pilatus en Herodes. En Judas ging alom met de knechten en zag dat die lieve Jezus zo jammerlijk behandeld werd, zo was het hem leed dat hij hem geleverd had en hij ging tot de overste en prinsen der priesters en zei: Ik heb gezondigd dat ik verraden heb dat onschuldig, rechtvaardig bloed, toen zeiden ze: Ziet wat gei gedan hebt, dat kan ons niets schelen. Toen werd hij mistroostig en wierp het geld voor hun voeten en hij ging vandaar en hij verhing zichzelf en borst in het midden. Ziet toch wat onzalig einde had Judas na onzalige kwade werken.


Van Iulianus apostate Keyser

[H2v] Doen Iulianus noch ionck was in sinen kintschen daghen so wert hy ter scholen ghestelt ende hi leerde seer wel, ende hi was een duechdelijc ionghe so dat hi hem begaf by een vergaderinge van goede ԛH3r] ende deuote mannen ende wert haer medebrueder, ende was gherekent voor een vanden besten, ende hy scheen seer deuoet ende had eenen goeden name. So gheuielt dat tկorloghe was int landt, ende daer was een rijcke vrouwe die veel gelts had, ende om dattet te bat bewaert soude sijn, so vuldense drye grote potten met gout ende strayden asschen daer ouer ende brachtse so tot Iulyanum dat hise bewaren soude. Ende als Iulianus dit te verwaren hadde so nam hi dat ghelt wt ende deder sinen wille met, ende vulde die potten weder vol asschen Ende als die oorloghe ghedaen was so quam die vrouwe om haer ghelt weder te halen, so vernamse dattet ghelt wt was, so seydese, brueder Iuliane waer is mijn ghelt, Iulianus seyde, Ic en weet van gheenen gelde, ghi hebt mi gebracht .iii. potten met asschen dye haelt weder als ghi wilt. ende dye vrouwe en conde anders niet ghecrighen des si bedroeft was. Ende Iulianus nam dat ghelt ende ghinck daer met wech ende verliet sijn brueders ende sijn habijt, ende quam tot Rome daer hi burger wert, ende hi dede met sijnder nigromancien so veel dat hi seer liefgetal ende bemint wert ende wert cortelinge Senatoer ende raetsman van Romen. ende daer na wert hi keyser door dat ghelt. Ende doe verliet hi de kersten wet, ende vervolchde die kersten met so groter tyrannien ende onmenschelicker persecucien dat niet te scriuen en ware. Als Iulianus ionck was so woende hi met een swart constenaer ende Iulianus las op een tijt in die boecken van nigromancien, dies de duuelen terstont bi hem waren ende vraechden hem wat hi wilde, ders hi vervaert was ende sloech dat teken des cruces voor hem terstont vloeden si al weder van hem. Ende Iulianus vertelde [H3v] sinen meester dat de duuelen bi hem waren, ende dat si vloeden van dat teken des cruces. Doe seide die meester, de die nigromancie vseren wil die moste schouwen dat cruce. Daerom als hi nv keyser was so dedy alomme dye crucen destrueeren waer dat hise mochte vinden.

Van Julianus afvallige keizer.

[H2v] Toen Julianus noch jong was in zijn kindse dagen zo werd hij ter school gesteld en hij leerde zeer goed. Hij was een deugdelijke jongen zodat hij zich begaf bij een vergadering van goede ԛH3r] en devote mannen en werd hun medebroeder en was gerekend voor een van de besten en hij scheen zeer devoot en had een goede naam. Zo gebeurde het dat er oorlog was in het land en daar was een rijke vrouwe die veel gelds had en omdat het te beter bewaard zou zijn zo vulde ze drie grote potten met goud en strooide daar as over en bracht dit naar Julianus dat hij het bewaren zou. En toen Julianus dit te bewaren had zo nam hij dat geld eruit en deed daar zijn wil mee en vulde die potten weer vol as. En toen de oorlog gedaan was zo kwam die vrouwe om haar geld weer te halen, zo vernam ze dat het geld eruit was, zo zei ze: broeder Julianus, waar is mijn geld. Julianus zei: Ik weet van geen geld, ge hebt me gebracht 3 potten met as, haal die weer als ge wilt. En die vrouwe kon niets anders krijgen, dus was ze bedroefd. En Julianus nam dat geld en ging er mee weg en verliet zijn broeders en zijn habijt en kwam te Rome daar hij burger werd en hij deed met zijn nigromantie zo veel dat hij zeer lieftallig en bemind werd en werd gauw senator en raadsman van Rome en daarna werd hij keizer door dat geld. En toen verliet hij de christelijke wet en vervolgde de christenen met zo’n grote tirannie en onmenselijke vervolging dat het niet te schrijven is. Toen Julianus jong was zo woonde hij met een zwarte kunstenaar en Julianus las op een tijd in die boeken van nigromantie, dus de duivels waren terstond bij hem vroegen hem wat hij wilde, dus was hij bang en sloeg dat teken van het kruis voor hem en terstond vlogen ze allen weer van hem. En Julianus vertelde [H3v] zijn meester dat de duivels bij hem waren en dat ze vlogen van dat teken van het kruis. Toen zei die meester die de nigromantie gebruiken wil die moet schuwen dat kruis. Daarom toen hij nu keizers was zo liet hij alom de kruisen vernielen waar hij ze kon vinden.

Hoe Iulianus wert doot ghesteken

Als Iulianus een wijle tijts geregneert hadde so track hi met groter heyrcracht in Sassen om een stadt te beligghen. Tusschen weghen so quam hy voorby een stadt daer een heylich bisscop woende daer Iulianus om vitalie sandt, ende om dat daer een dueren tijt was so senden si hem garsten broot, ders hy seer gram was ende sende hem wederom hoy, ende dede hem seggen. Ghi hebt mi ghesonden peerden spijse so sendic peerden spijse weder. mer ic gheloue v als ic weder [H4r] keere so sal ic v besoecken. ende Iulianus track voort ende beleyde die stadt in Sassen. Binnen desen tijden die heylighe bisscop vervaert sijnde van dat dreygement des keysers so vermaende hi zijn volck dat si den heere om sijn barmherticheyt bidden souden. En ghinck processie ende baden vierichlijck om gracie so dat hem die heere verhoorde in haer ghebet. Ende dye bisschop had ooc vergadert van dat ghemeen volck veel iuwelen van siluer ende van gout, om daer den keyser met te beschincken, ende sinen toorn daer met te versachten. So gheuielt te Meydenborch dat dye coster van sinte Mauricius kercke daer sinen lichaem was, sijn harnas, zijn speer, quam des smorgens in die kercke ende sach dattet harnas ende speer al wech was vander plaetsen daert plach te hanghen, so was hi seer droeuich ende vervaert, ende hi en dorstet niemant te kennen geuen, ende ghinc weder bedruct van daer, ende hy quam weder ter kercken te vespertijt ende hi sach dat harnasch ende speer op zijn oude plaetse des hi verblijdt was, mer de speer was al bebloet. Terstont quam die tijdinge ouer al, dat die keyser doot was. Ende hoe dat een wit ridder quam gheronnen door al dat heyr ende doorstack den keyser met eender lancien, ende niemant en wiste van waer hi quam, oft waer hi bleef. Als Iulianus geuoelde wel dat hi steruen most so wiste hi niet wat spijte dat hi god doen wilde, ende hy ontfinck dat bloet wt zijnder wonden in zijn hant ende werp dat op in de lucht, ende riep, vicisti galilee. o ghi galileus ghi hebt verwonnen. ende met dien so sterf hi onsalichlijck. Ende al dat lant was verblijdt ende dancte god van zijn gracie. Ende Iulianus creech loon na werk, mer god verlene ons zijn gracie. [H4v]

Hoe Julianus werd dood gestoken.

Toen Julianus een tijdje geregeerd had zo trok hij met grote legermacht in Saksen om een stad te belegeren. Onderweg zo kwam hij voorbij een stad waar een heilige bisschop woonde waar Julianus om voedsel zond en omdat het daar een dure tijd was zo zonden ze hem gerstebrood waarom hij zeer gram was en zond hen wederom hooi en liet hen zeggen: Ge hebt mij gezonden paarden spijs, zo zend ik paarden spijs terug. Maar ik beloof u als ik terug [H4r] keer zo zal ik u bezoeken en Julianus trok voort en belegerde die stad in Saksen. Ondertussen was de heilige bisschop bang van dat dreigement en zo vermaande hij zijn volk dat ze de heer om zijn barmhartigheid zouden bidden. En deed processie en baden vurig om gratie zodat hen de heer verhoorde in hun gebed. En de bisschop had ook verzameld van het gewone volk veel juwelen van zilver en van goud om daarmee de keizer te schenken en zijn toorn daarmee te verzachten. Zo gebeurde het te Meidenborch (Lbeck) dat de koster van Sint Mauricius kerk, waar zijn lichaam was, zijn harnas, zijn speer, kwam ‘s morgens in de kerk en zag dat de harnas en speer al weg was van de plaats daar plag te hangen, zo as hij zeer bedroefd en bang en hij durfde het niemand te kennen geven en ging weer bedrukt vandaar en hij kwam weer ter kerke met vespertijd en hij zag dat het harnas en speer op zijn oude plaats, dus was hij verblijd, maar de speer was geheel bebloed. Terstond kwam de tijding overal dat de keizer dood was. En hoe dat een witte ridder kwam gereden door door al dat leger en doorstak de keizer met een land en niemand wist vanwaar hij kwam of waar hij bleef. Toen Julianus wel voelde dat hij sterven moest zo wist hij niet wat spijt dat hij god doen wilde en hij ontving dat bloed uit zijn wonden in zijn hand en wierp dat op in de lucht en riep, vicisti galilee: O gij Galliër, ge hebt overwonnen en met die zo stierf hij onzalig. En dat hele land was verblijd en dankte god van zijn gratie. En Julianus kreeg loon naar werk, maar god verleent ons zijn gratie. [H4v]


Zie verder: http://www.volkoomen.nl/