Inrichting en gebruik Drentse boerderij
Over Inrichting en gebruik Drentse boerderij
Historie naar de inrichting van een boerderij in Drenthe,
Er zijn natuurlijk verschillende soorten boerderijen. Ik ga uit van de boerderij waarin ik woonde te Peize, Drenthe.
Dat waren twee huizen. De ene was oorspronkelijk gebouwd met een dars of dors voor vee en opslag. Meestal met een afscheiding voor de varkens voor winterslacht. Die werden op Sint-Maarten geslacht, dan was er ook voldoende in huis, alles geoogst en geslacht en kon er wat voor de kinderen af.
De andere was precies hetzelfde als het voorhuis en was daarvoor gebouwd als woning van de ouders. Opeenvolgende kwam je daar dus te wonen.
Er zijn voor elk huis twee deuren via een pad van keitjes. De voorste was de rouw- en trouwdeur. Daar kom je gewoonlijk maar tweemaal door in je leven, met huwelijk en dood. De achterdeur was de deur waardoor je binnenkwam. Die was altijd open. Zelfs toen ik jong was toen was die deur nooit gesloten. Je kende en vertrouwde elkaar, er waren geen vreemdelingen. Bovendien was er weinig te halen, alleen noodzakelijke dingen en andere weeldeartikelen waren er weinig.
Door de voordeur kwam je in de kamer. Bij grotere en duurdere huizen was er zelfs een pronkkamer waar je alleen kwam met hoog bezoek, familie e.d. Daar werd alle kostbaarheden ten pronk gesteld.
In die kamer was een hele grote schouw waar het vlees aan hing aan haken om te roken, rookvlees, om die goed te houden. Die was zo groot dat zwarte Piet er gemakkelijk door kon. Die was dan zwart van de roet of de hel waar hij oorspronkelijk vandaan kwam. Sinterklaas was wit, die dan kwam dan ook uit de hemel. In die schouw was de haal. Een lang stuk ijzer met verschillende tanden waar je de kookpot aan kon hangen.
Voor de ramen waren luiken om de ergste koude te weren in de winter. Voor die ramen stonden dan ook meestal leilinden om die in de zomer de warmte buiten te houden die tegen de winter gesnoeid werden om het zonlicht in te laten. Het huis stond met de voorkant dan ook meestal naar het zuiden.
Turf en veen werden van een veenplaats gehaald waar elk huisgezin een stuk land had. Dat werd in de zomer op stukken gezet en tegen de winter binnen gehaald. De zolder van de kamer was dan ook niet wit, maar grijs geverfd. Het wit zou niet lang duren met die rook. Wel was er een aan de randen een bloemenmotief gemaakt en vooral in de hoeken.
Op het eind van de kamer stonden twee bedsteden. De linkse had aan de voorkant een bitterkastje. Daarin stonden de kruidenbitters, jenever en glazen. De jenever werd zo bij de herbergier gehaald meestal met een kan. Die kreeg de jenever dan ook in tonnen aan. Bier in fles kwam pas na 1960 in gebruik. Vanwege de armoede hadden velen er een bijverdienste bij. De ene verkocht eieren, de andere petroleum en dergelijke. Verschillende tapten jenever en werden zo kleine café s. Toen ik daar kwam te wonen waren er binnen een straal aan 500 meter wel 5 café ‘s.
In die bedsteden had je dus dat bitterkastje. De mevrouw van wie ik dat huis kocht vertelde dat zij met haar voeten tegen dat kastje aan lag want ze was kleiner dan haar man. Die bedesteden waren een 130cm breed en 160cm lang. Je lag dus niet gestrekt maar je leunde tegen kussens aan en lag zo schuin omhoog. Dat komt omdat men eens gezien had dat een dode met de mond open lag. Als je dus schuin had kon je levensgeest er niet zo gemakkelijk uitlopen. Haar moeder was rond 1980 nog zo zittend gestorven in die bedstede. Onder hen lagen de aardappels en de geldkist. Boven aan het voeteneind de pisplank en pot. Heb meermalen horen verhalen als er weer en kleine kwam dat er een doos gepakt werd die met de kleine op die pisplank gezet werd. In het midden hing een touw waarmee je dan optrekken kon. Het was daar uiteraard zeer donker in.
De bedstede aan de andere kant die werd gebruikt voor de kinderen. Soms wel 5-10 per bedstede. Dat komt omdat ok het onderste deel gebruikt werd, dat waren de ondergeschoven kinderen. Als je daar met zijn vieren in lag moest je op commando omdraaien. Je lag dan ook heerlijk warm. Dat is wat anders in de armelijke huizen. Daar lagen de kinderen op zolder, een ruimte van het huis breed en een 3m. lang onder de kale dakpannen. In de winter kon de sneeuw er zo doorwaaien en werd je ճ morgens wakker met sneeuw op je hoofd. Dat zie je ook niet meer, ճ morgens waren de ramen bevroren met allerlei verschillende ijskristallen bedekt. Dan kon je daardoor niets zien.
De bedsteden waren van binnen met blauw gekleurd. Dat houdt de vliegen en muggen weg. Verdere kleuren waren eenvoudig, wit, zwart en voor rood ossenbloed. Goedkope kleuren. Ossenbloed was van geslachte ossen. Dat is nu wel mooi, maar vroeger veel minder. Er werd zoveel mee geverfd als er bloed was. Het jaar erop ging men verder. Dus de kleuren waren ongelijk, vlekkerig.
Tussen die bedesteden was een gang. Aan weerszijden waren er twee kasten. De ene voor de kleren van de vrouw en de andere voor de heer des huizes.
Daarachter was ruimte voor potten, pannen, huisraad en dergelijk wat later meestal de keuken werd. Water uit de waterleiding kwam daar pas rond 1960. Achter het huis was de waterput. Ook was er een grotere verder op de weg die in de zomer gebruikt werd als de waterput leeg stond.
Achter het huis stond de stookhut. Als het Pasen was ging de kookketel in die stookhut. Het oude spul van de winter werd verbrand, Paasvuren. Men had de winter weer overleefd. Het nieuwe jaar kwam eraan, kippen gingen weer eieren leggen en de eerste groene kruiden kon men eten. Nieuwe of zomerkleren werden aangetrokken, men was op zijn Paasbest. Als was het nog zo koud, dit ging door, het was voorjaar. In die stookhut werd gekookt en gegeten. Men was toch alle dagen buiten en ging alleen naar binnen om te slapen.
De raamposten waren aan de onderkant van beton. Alles was erop gericht om zo weinig mogelijk kosten te maken. De raamposten kon je binnen een dag gewoon staande verven, alleen de dors- of dars deur duurde wat langer. Het dak was van riet dat vroeger goedkoop was en je zelf kon maken. Als je dat niet had nam je rogge stro om de gaten op te vullen. Dat stro hing wat over zodat het onderliggende hout niet kon verrotten.
Boven de kamers was de zolder. Die werd geheel gebruikt om er hooi in te zetten. Verder niets. De weiden waren meestal wat verder gelegen. Omdat het meestal kleine boeren waren met een 5-10 koeien werden hondenkarren gebruikt. Daarop wat melkbussen.
De uitgaansmogelijkheden waren vroeger beperkt. Er was weinig verkeer en ontmoetingsgelegenheden. Men bakte zelf brood, zorgde voor je eigen behoefte. Dus hoefde je niet verder te reizen. Meestal kon je elkaar alleen met kermis ontmoeten. Dat zorgde voor veel uitspattingen. Trouwen binnen de families was dan ook heel gebruikelijk. Er was te kort contact met andere mensen, dorpen. Vooral als je wat verderop in de heide woonde. Vooral als je niet gelovig was want de kerk is een samenkomst en binding van mensen. Daar hoorde je wat en vertelden ze elkaar de laatste nieuwtjes. Je zag hoe het met een ander ging, wat ze droegen et cetera.
zie verder: http://volkoomenoudeherbariaenmedisch.nl/ en : http://www.volkoomen.nl/