De hoofsche pasteybacker
Over De hoofsche pasteybacker
In De verstandige huyshouder, de hoffelijke pasteibakker, waarin beschreven wordt hoe men pasteien, taarten, suikerwafels. Makarons, fijne korsten, room, hammen, van kapoenen en andere dieren te maken, vissen te bereiden. 1669
p. 177-192 (fol. Z-A) Amsterdam 1669.
Signatuur Universiteitsbibliotheel Amsterdam OTM: 0 93-54 (2)
Uit; http://www.kookhistorie.nl/
Bewerkt door Nico Koomen.
De hoffelijke pasteibakker.
[177]
1 Om bruyne pasteykorst te maecken. |
[177]
1. Om bruine pasteikorst te maken. |
2 Om witte korst te maecken. |
2. Om witte korst te maken. |
3 Om witte fijne pasteykorst te maecken. |
3. Om witte fijne pasteikorst te maken. |
4 Om een suyker pasteykorst te maecken. |
4. Om een suiker pasteikorst te maken. |
5 Om koleur aen de pasteykorst te geven. |
5. Om kleur aan de pasteikorst te geven. |
6 Om pasteybackers saen te maecken. |
6. Om pasteibakkers room te maken. |
7 Om andere saen, die beter is, te maecken. |
7. Om andere room, die beter is, te maken. |
8 Om een ham in pastey te setten. |
8. Om een ham in pastei te zetten. |
9 Om een ham op een andere wijse in een korst te setten. |
9. Om een ham op een andere wijze in een korst te zetten. |
10 Om een ham op noch een andere wyse in een korst te setten. |
10. Om een ham op noch een andere wijze in een korst te zetten. |
11 Om een warme vleesch-pastey toe te stellen. |
11. Om een warme vleespastei te bereiden. |
12 Om een pastey van een kalfsborst, van een kapoen, van duyvven, en van klein gebeente te maecken |
12. Om een pastei van een kalfsborst, van een kapoen, van duiven en van klein gebeente te maken. |
13 Om een pastey met soete saus te maecken. |
13. Om een pastei met zoete saus te maken. |
14 Om een pastey van gehackt vleesch te maecken. |
14. Om een pastei van gehakt vlees te maken. |
15 Om een ander pastey van gehackt vleesch te maecken. |
15. Om een andere pastei van gehakt vlees te maken. |
16 Om een tourte van gehackt vleesch te maecken. |
16. Om een taart van gehakt vlees te maken. |
17 Om een Engelsche pastey te maecken. |
17. Om een Engelse pastei te maken. |
18 Om een Switsersche pastey te maecken. |
18. Om een Zwitserse pastei te maken. |
19 Om een Italiaensche pastey te maecken. |
19. Om een Italiaanse pastei te maken. |
20 Om kleyne Spaensche pasteyen te maecken. |
20. Om kleine Spaanse pasteien te maken. |
21 Om princesse pasteitjes te maecken. |
21. Om prinsessen pasteitjes te maken. |
22 Om een karper, of ander visch in een korst te legghen, en kout tեten. |
22. Om een karper of andere vis in een korst te leggen en koud te eten. |
23 Om een visch-pastey te maecken, die gedeckt of ongedeckt is, en warm geten moet worden. |
23. Om een vispastei te maken die bedekt of onbedekt is en warm gegeten moet worden. |
24 Om visch sonder been, en gehackt sijnde in pastey te setten. |
24. Om gehakte vis zonder graten in pastei te zetten. |
25 Middel om de beenen uyt de visch te neemen, en de visch te bereyden en te hacken, om hem in pastey te setten. |
25. Middel om de graten uit de vis te nemen en de vis te bereiden en te hakken om het in pastei te zetten. |
26 Om een tourte van pasteybackers saen te maecken. |
26. Om een taart van pasteibakkers room te maken. |
27 Om tourt van osse mergh te maecken. |
27. Om taart van ossenmerg te maken. |
28 Om een specktourte te maecken. |
28. Om een spektaart te maken. |
29 Om een eyertourt te maecken. |
29. Om een eiertaart te maken. |
30 Om een appeltourt te maecken. |
30. Om een appeltaart te maken. |
31 Om taerten te maecken. |
31. Om taarten te maken. |
32 Om een amandeltaert te maecken. |
32. Om een amandeltaart te maken. |
33 Om suyckerwaeffelen te backen. |
33. Om suikerwafels te bakken. |
34 Om marssepeyn te maecken. |
34. Om marsepein te maken. |
35 Om makaronnen te maken EYNDE |
35. Om makarons te maken EINDE. |
Zie verder: volkoomenoudeherbariaenmedisch.nl/ en: volkoomen.nl
177] 1. Om bruine pasteikorst te maken.
Neem tot een voorbeeld omtrent twaalf ponden roggemeel daar men de grove bolster uitgedaan heeft. Kneedt dit met warm water op die manier dat het vast is. Deze korst zal voornamelijk dienen om een ham of grof vlees daarin te zetten waarvan de korst sterk en een duimdik moet zijn. Men mag wel een half pond boter in dit deeg doen.
2. Om witte korst te maken.
Doe op de kneedschijf, dat is op een schone en reine tafel, zes pond tarwemeel; maak een kuil of sleuf in ‘t midden. Doe er twee ponden verse boter in. En indien de boter hard is zo moet men het kneden eer men die op de kneedschijf legt zodat het zacht zou worden. Als de boter in het meel gedaan is zal men omtrent drie ons zout, zo fijn als stof, daaronder mengen. Doe er ook in ‘t begin omtrent een mutsje water bij en begin dan te kneden en laat het goed door de handen laten; en men zal telkens als men het deeg kneedt een weinig water daarin doen.
Als het deeg goed gebonden en doorkneed is zal men ‘t met een houten rol uitrollen. Strooi een weinig droog meel onder het deeg en ook daarboven over opdat het niet aan de kneedschijf en ook niet aan de houten rol blijft hangen.
Hier staat in ‘t algemeen aan te merken dat het dienstig is het deeg in de winter vetter te maken zodat het beter te handelen zou zijn. In tegendeel als het warm is moet men het wat magerder maken en bij gevolg wat minder boter daarin doen opdat het vaster zou wezen. Want de warmte maakt de korst te week en doet dat het niet bestaan kan als het te vet is. Doch men moet het deeg toebereiden naar dat men de korst fijn wil hebben.
Hier staat ook waar te nemen dat indien het koud is als men de korst kneedt het dienstig is die met een warme doek te bedekken als het half gekneed is om het te ontdooien. Daarna zal men het voorts kneden totdat het goed gebonden is en geen kluiten daarin voelt.
3. Om witte fijne pasteikorst te maken.
Maak wit deeg en in plaats van niet meer dan twee pond boter in drie pond meel te doen zo zal men drie ponden daarin kneden; en deze korst zal zeer geschikt zijn om pasteien van een kalfsborst, duiven, kalfsdijen en meer andere dingen die men warm eet te maken.
Als men deze korst opmaakt zal men de bodem omtrent twee rijksdaalders dik maken en in ‘t midden wat dikker dan aan de kanten opdat het de korst te beter zou kunnen dragen.
4. Om een suiker pasteikorst te maken.
Neem tot een voorbeeld een vierendeel poedersuiker door een zeef gedaan en doe die in een zuivere marmeren zeef. [178]. Doe er ‘t vierendeel van ‘t wit van een ei bij en omtrent een halve lepel vol van citroensap. Roer deze dingen zachtjes tezamen totdat de suiker begint te smelten. En indien het moeilijk wil smelten zo doet men er enige druppels van rozenwater daarbij. Voorts, als de suiker begint dik te worden zal men met de stamper daarop stoten om een vast deeg daarvan te maken en als het goed gestold en mengt men is de korst van de pastei daarop.
5. Om kleur aan de pasteikorst te geven.
Klop het wit en dooiers van eieren tezamen alsof ge een eierkoek daarvan begeerde te maken. En indien ge wil dat de korst diep van kleur zal zijn zal ‘t genoeg zijn ‘t wit van een ei alleen met twee of drie dooiers te mengen. Maar indien men de korst bleek van kleur begeert dan zal men slechts de dooiers van de eieren nemen en die met een weinig water mengen en doorkloppen.
Om dit mengsel te gebruiken zo neem een zacht veren kwastje of van een borstel opdat de korst niet gescheurd wordt.
Indien ge geen eieren tot bestrijken wil gebruiken zo kan ge wat saffraan of goudsbloem in melk doen of honig in plaats van de eieren gebruiken gelijk de pasteibakkers om de eieren te sparen.
6. Om pasteibakkers room te maken.
Neem tot een voorbeeld een half pintje melk, te weten het gewicht van anderhalve pond omdat de maten soms veel verschillen. Doe deze melk in een braadpan op ‘t vuur. Neem vier eieren en terwijl de melk op ‘t vuur staat om warm te worden zo breek twee van de vier eieren en meng die met omtrent anderhalf vierendeel tarwemeel en doe er een weinig melk daarbij. Als het meel zo goed gemengd is dat er geen klonters in zijn zo zal men ook de twee andere eieren, de ene na de andere daarin doen om beter in dit mengsel te mengen.
Als de melk begint te koken zal met geleidelijk aan dit beslag van eieren en meel met een weinig melk gemengd daarin doen en aldus op een klein vuurtje zonder rook laten koken. Roer het met een lepel om. Men moet er ook, terwijl het kookt, zout naar behoren en een vierendeel boter in doen.
Deze room moet een kwartier of ruim 20 minuten koken. Daarna giet men het in een schotel en men bewaart dit kooksel wat van de pasteibakkers saan genoemd en in veel gebak gebruikt wordt.
7. Om andere room, die beter is, te maken.
Neem tot een voorbeeld een vierendeel van zoete geschilde amandels.
Stamp het in een mortier en doe er geleidelijk aan een groot vierendeel of bijna een half pond suiker in. Meng dit tezamen en doe er telkens een weinig rozenwater bij.
Als de amandels aldus klaar gemaakt zijn zo neem een half pintje melk en vier verse eieren. Breek de eieren en doe alleen de dooiers in een schotel en meng het met een weinig melk. Daarna zal men dit in het amandeldeeg doen om het tezamen te mengen.
Neem daarna vier lepels vol van tarwemeel, meng dit met een gedeelte [179] van uw melk en als het goed gemengd zo giet de overige melk daarin en dan zal men het koken. Doch men moet een weinig melk overhouden om daarvan in dit kooksel te doen zo het in ‘t koken te dik wordt.
Als dit kooksel omtrent halfgaar is zo doe er uw mengsel van amandels in en wat zout bij en roer het dus goed om terwijl het kookt. Daarna als het gekookt en dik genoeg geworden is zal men ‘t in een schotel gieten en deze room stil laten staan tot de volgende dag of tenminste totdat het gestijfd is en zo dik is dat men die met een mes, als of het deeg was, snijden kan.
8. Om een ham in pastei te zetten.
Week een ham in vers water nadat het groot, dik of hard gerookt is. Indien die dik en gerookt is zo zal men hem tenminste vierentwintig uren of langer laten liggen en daarna beproeven of het genoeg ververst is. Maak dan een opening, of diepe snee in ‘t midden van ‘t vlees om een stuk uit te halen en dus beter te beproeven of het vers genoeg is. Indien ja, zo snij onder al het bruine en het harde vlees en dat al te zout is af. Daarna slaat men ‘t zwoerd daaraf en laat ook de hiel afsnijden.
Als de ham aldus bereid is zal men zoveel pasteideeg zoals ertoe nodig is op de kneedschijf uitstrekken en deze korst daar het in liggen zal omtrent twee duimdik maken en op de bodem een laag spek zo groot als de ham is uitstrekken. Op deze laag spek zal men een grote hand vol peterselie die grof gekerfd is spreiden en dan de ham met specerijen als gember, peper, kruidnagels, notenmuskaat en pijpkaneel, alles klein gestamp, bestrooien en daarna op dit bedje van peterselie leggen.
Voorts zal men boven op de ham enige kruidnagels en stukjes kaneel steken en weer een hand vol peterselie, een laag spek daarop spreiden en noch vijf of zes laurierbladeren op het spek bedekken. Eindelijk zal met ruim een half pond boter die zodanig in de breedte gekneed is zodat het alle stukken spek beslaat die op de ham liggen en daarover spreiden.
Men zal dan zoveel deeg op de kneedschijf uitstrekken als men behoeven zal om de bedekking tot de pastei te maken en daarna zal men die in de oven doen die bijna zo heet moet zijn als of men roggebrood daarin zou bakken. Indien de ham dik is zo zal het wel drie uren daarin moeten staan, indien matig dan zo zal het twee en een half of twee uren genoeg zijn, naar het groot of klein is.
Als deze pastei omtrent een half uur in de oven heeft gestaan zo moet men twee of drie gaten in de bedekking boren om lucht aan de pastei te geven; of anders zou het barsten wat ook in alle andere zware pasteien waargenomen moet worden.
Indien de korst in korte tijd bruin wordt zo is dat een teken dat de oven te heet is en dat de pastei verbrand; daarom moet men de hitte verminderen. Maar indien in tegendeel de korst bleek blijft zo is ‘t een teken van dat de oven niet heet genoeg is en dat men die heter moet maken zodat deze pastei gaar kan worden en als die gaar is zal men het de oven nemen. Een dag daarna zal men de gaten, die in de bedekking zijn, met deeg dichtmaken zodat er geen lucht zou doorkomen die veroorzaken zou dat men deze ham niet lang goed zou kunnen houden. [180]
9. Om een ham op een andere wijze in een korst te zetten.
Week een Westfaler of gewone ham in water tot dat het vochtig genoeg is. Snij er dan het bruine en gele vlees af totdat ge aan het rode komt, gelijk ook de schenkel. Licht mede het zwoerd daaraf en indien het spek meer dan een vingerdik is zo snij het overige daaraf wat men in sneden zal snijden om deze pastei te bedekken.
Deze ham aldus klaar gemaakt zal men in water daar enige laurierbladen en andere fijne specerijen ingedaan zijn halfgaar koken en dan op een tralie weer laten drogen. Men kan, als het halfgaar is, het been daaruit nemen zodat die in het voorsnijden niet zou hinderen.
Als de ham droog is zal men een bodemkorst van bruin deeg of van grof wit zemel meel zonder boter maken. Men kan deze pastei als een wildbraad opdienen: maar ‘t is beter dat ze geheel bereid en van ‘t been ontbloot is uit oorzaak van de dikte van ‘t vlees. Om dan een beenloze pastei van deze ham te maken moet men een ronde korst die groot genoeg is bereiden op de hoogte op een halve voet (15cm) en de dikte op een grote duim nemen. Men zal dan het binnenste van de korst met grote sneden spek voorzien en daarop een weinig peterselie doen die grof gehakt is. Daarna zal men de ham met een weinig fijne specerijen als witte peper en kaneel, allen fijngestampt, bestrooien en dan de ham op deze laag spek leggen en omtrent een dozijn kruidnagels en ook zoveel stukjes kaneel op de ham steken gelijk ook een paar gekerfde uien, een weinig peterselie en tijm, een half pond varkensreuzel, een half pond ossenmerg en een half pont goede verse boter die plat gekneed is en waarmee de ham bovenop bedekt wordt. Op de boter zal men noch een greepje witte peper en ook zoveel kaneel, beide gestampt, doen en daarna enige sneden spek en enige laurierbladen daarop leggen. Eindelijk zal men deze korst met een bedekking van ruim een duimdik bedekken en daarin in ‘t midden een opening maken waar men weer een kroontje of spits opzetten zal en dan deze gehele pastei op een blad papier zetten om in de oven te doen. Deze pastei behoeft vierentwintig of dertig uren tijd om gaar te worden en men zal de oven niet zo heet opstoken alsof men roggebrood daarin wilde bakken. Als deze pastei vijf of zes uren in de oven heeft gestaan, zal men het uitnemen en op een schijf zetten en de bedekking losmaken en afnemen om te zien of het vol vleessap is of niet. Want indien het vleessap weg is zo moet men de korst weer met goed vleessap daar geen groen noch zout in is vullen. Indien men vleessap van een gesneden ram heeft zo mag men ‘t met het vleessap vermengen. Daarna zal men de pastei weer bedekken en voorts weer in de oven zetten en alle vijf uren die er weer uithalen en zo men die droog bevindt weer sap daarin doen en dit zo lang totdat de spijs in de korst gaar is. Doch vier of vijf uren voor dat die geheel gaar is mag men die met enige versieringen van gewassen, doch goed klaar gemaakt versieren.
Terwijl men deze korst gaar maakt moet men de oven warm houden en daar telkens gloeiende kolen, ver van de pastei af, inleggen en soms takkenbossen die zeer droog zijn.
10. Om een ham op noch een andere wijze in een korst te zetten.
Men moet de ham klaar maken gelijk hiervoor gezegd is. Als het [181] in water halfgaar gekookt en van zijn been ontbloot is zal men het aan de magere zijde larderen met spek dat met gestampte peper en met fijne specerijen bestrooid is en omtrent zo dik als een schrijfpen is. Daarna zal men de spijs met fijne specerijen en ook met witte peper bestrooien en dan een korst bereiden gelijk hiervoor verhaald is daar men enige sneden spek met een weinig peterselie en tijm in zal doen en daarna het vlees daarop zetten waarop men vijf of zes kruidnagels en een dozijn kleine stukjes kaneel zal steken en twee greepjes van gestampte kaneel op strooien. Doe er ook bij een weinig peterselie, een gekerfde uien, een half vierendeel krenten, de helft van een gekonfijte citroenschil, in kleine stukjes gesneden, bijna een half pond goede poedersuiker, een half pond verse boter, een half pond verse varkensreuzel, een half pond ossenmerg en een grote snee spek daar bovenop met een of twee laurierbladen en een weinig tijm. Bedek deze pastei en maak een gat in de bedekking met een krans op de bedekking en laat deze pastei braden gelijk hiervoor gezegd is en zie telkens naar de saus die men op dezelfde wijze weer moet opvullen. Drie of vier uren eer deze kost gaar is kan men ook enige gewassen daarop doen en twee uren voordat men het uit de oven haalt een zoete saus daarop gieten die uit een glas vol witte wijn, een vierendeel suiker, een weinig gestampte kaneel en, zo ge wil, een weinig azijn bestaat.
Indien men deze pastei in een keer niet geheel opeet zo zal men die weer op kunnen warmen en indien er vleessap ontbrak een weinig vleesnat van andere spijs daaronder doen.
11. Om een warme vleespastei te bereiden.
Neem een achterbout van een gesneden ram, vil het, neem de benen en de zenuwen daaruit. Klop daarna het vlees met een houten rol om het week te maken, hak het daarna zeer klein en strooi al hakkende specerijen en een weinig zout daarop. Als dit vlees aldus gehakt is zal men de pastei met een bruine korst bereiden en die ten minsten twee vingers dik maken, naar mate dat de pastei groot zal zijn: doch maak de korst hoog.
Bedek de bodem en de zijde van binnen met sneden spek en doe ook op de grond een grote handvol ossenvet dat klein gehakt is. Daarna zal men de spijs in de korst zetten en als de kastanjes rijp zijn zoveel daarvan zoals het u belieft half gebraden en geschild daarin doen.
Als de spijs in de korst is zal men een handvol ossenvet, klein gehakt, en omtrent een half pond ossenmerg, aan kleine stukjes gesneden omtrent zo groot als een noot bij doen. Bedek dit alles met enige sneden spek en maak er een bedekking van een bruine korst op met een gat in ‘t midden.
Deze pastei moet twintig of vierentwintig uren in de oven staan die in deze tijd dicht gestopt moet zijn zodat de hitte groot genoeg zou zijn om deze pastei gaar te maken die men verschillende malen eruit moet halen om daar dit volgende sap in te gieten. Neem de benen en ‘t vel die ge van uw bout gedaan hebt, breek de benen aan grote stukken en kook het met het vel in water zonder zout omtrent anderhalve uur lang en als hetzelfde tot op een pintje verkookt is zo zal ge het sap op de volgende wijze gebruiken.
Als de pastei omtrent vier uren in de oven heeft gestaan zal men het daaruit halen en met een trechter omtrent een mutsje van deze vermelde warme sap daarin doen. Daarna zal men de pastei weer in de oven zetten en ten einde van twee of drie uren weer uit halen om indien er sap ontbreekt van die daar weer [182] in te doen; en aldus zal men telkens de pastei er uithalen om saus daarin te doen totdat vijftien of zestien uren zijn verlopen waarna men noch eens de pastei uit de oven zal halen en zijn bedekking afnemen om die met dooiers van harde eieren, in ‘t midden doorgesneden, te versieren. Men kan er dan ook kampernoelies, hanenkammen, hanenkloten en andere snuisterijen in doen. Deze snuisterijen moeten met specerijen bestrooid zijn.
Daarna zal men deze pastei weer in de oven zetten en omtrent drie uren daarin laten zodat het verder gaar zou worden. Dat sap moet geheel verkookt zijn eer men de pastei uit de oven neemt en men moet het vuur altijd in die voege in de oven onderhouden dat er hitte genoeg, om de pastei gaar te maken zonder het te verbranden. Eindelijk zal men die aldus warm en bedekt op de tafel zetten om daarvan te eten en indien dezelfde niet in een maaltijd opgegeten wordt zo kan men het weer op laten warmen totdat het geheel opgegeten is.
12. Om een pastei van een kalfsborst, van een kapoen, van duiven en van klein gebeente te maken.
Meng uw pasteikorst die van fijn deeg moet zijn. Maak het groot en hoog naar de maat van hetgeen dat ge erin begeert te doen en dat de bodem in het midden een weinig dikker is dan ‘t overige van de korst. Bedek de bodem met een weinig gehakt ossenvet en merg, zo ge hebt, of doe er klein gehakt spek in en zo groot omtrent als erwten. Neem dan de spijs, die gij in de korst wil zetten en die tevoren met warm water gewassen en weer droog moet zijn. Daarna moet men die in riemen van twee vingers breed en de ribben in ‘t midden door snijden.
Indien ‘t een kapoen is of enig gevogelte dat men in de korst wil zetten zo moet men de borst platkloppen, het grove gebeente breken en enige sneden in de borst maken; ook de hals, de einden der vleugels en de benen afsnijden en de spijs aldus in de korst zetten. Daarna zal men die met specerijen en een weinig zout klaar maken en vervolgens een kluit boter en enige sneden spek in de korst doen. Men kan er ook enige snuisterijen van asperges, van artisjokken, dooiers van harde eieren, die heel of in kwarten gesneden zijn, kampernoelie, zure druiven, klein gehakte peterselie en ook kleine frikandel bijvoegen. Leg daarna op deze ingrediënten verschillende sneden spek en uitgespreide boter. Bedek daarna de korst en verzorg het met papier zodat het niet uit elkaar barst. Maak een gat in ‘t midden van de bedekking en bestrijk de korst en zet het dan in de oven. Maak dat er zodanige hitte bij komt als tot gewone pastei vereist is en het zal in de tijd van anderhalve uur gaar zijn, soms in meer en soms in minder tijd, naar dat de pastei groot en ook naar dat de oven heet is.
Men kan dusdanige pasteien ook van duiven en andere klein gebeente klaar maken.
13. Om een pastei met zoete saus te maken.
Indien men een dusdanig pastei met zoete saus begeert te maken zo haal het uit de mond van de oven als het gaar is en zet een trechter in ‘t gat dat in ‘t midden van de bedekking is; doe er een glas vol of zoveel als nodig zal zijn naar de grootte van de pastei van goed gesuikerde hippocras of gesmolten boter daar men suiker in gesmolten heeft en een weinig kaneel, wat meer of minder naar de grootte [183] van de pastei. Zet dan de pastei weer in de oven en maak het voort gaar.
15. Om een andere pastei van gehakt vlees te maken.
Neem zuiver kalfsvlees met vet doorgehakt en gelijk als de voorgaande pastei bereidt en klaar gemaakt. Maak een saus van verjus en enige dooiers van eieren tezamen geklopt. Men besproeit met dit sap deze pastei als het gaar is en zet de pastei weer in de oven omtrent een half kwartier van een uur lang om dit sap dik te laten worden.
Men moet het vlees van deze pastei goed vast aan de korst voegen en daarom zal men die met de vingers persen, vooral langs de kant zodat de korst sterk zou zijn. Als men de eerste laag van de spijs gespreid heeft zal men die met asperges en andere snuisterijen bedekken daar men, als de tijd het toelaat, half gebraden kastanjes en kruisbessen bij mag doen. Rasp daarna een weinig notenmuskaten op deze snuisterijen die men weer met gehakt vlees gelijk tevoren bereid zal bedekken. En na dat men deze spijs een weinig op deze snuisterijen gedrukt [184] heeft zal men de kant van de korst oprichten en met een ring van deeg die men van binnen daarin zal voegen versterken en maken dat het een weinig over ‘t vlees heen ligt daar men dan enige kleine frikandellen die men hiertoe van hetzelfde vlees gemaakt heeft bijvoegt. Rasp een weinig notenmuskaten op de pastei als het gereed is om in de oven gezet te worden. Laat deze pastei aldus bakken en haal het als het bijna gaar is tot in de mond van de oven om er de witte saus in te doen waarvan we hiervoor gesproken hebben. Daarna zal ge deze pastei voort gaar maken. Men kan dusdanige pastei ook in een taartpan bakken en de korst met lofwerk maken.
16. Om een taart van gehakt vlees te maken.
Neem naar uw believen vlees van een kalf of van een kapoen of ander vlees dat gekookt is. Vil het en neem de zenuwen en benen daaruit. Hak dit vlees zeer klein en stamp het daarna in een vijzel. Doe er een weinig jonge en ook zoveel oude kaas bij die geraspt of zeer klein gesneden is. Voeg er mee zes eieren bij die goed geklopt zijn en zoveel ossenmerg als daartoe nodig is, of varkensreuzel die klein gesneden is. Meng dit alles tezamen en maak het toe met fijn zout en een weinig specerij, of gestampte kaneel.
Als ge alles in deze manier gereed gemaakt hebt zo zet uw korst in de taartpan en bedek het goed met hetgeen dat ge klaar gemaakt hebt en bedek het met een deksel van uw deeg, maak daarin een gaatje in het midden en laat deze taart op die manier genoeg bakken en gaar worden.
17. Om een Engelse pastei te maken.
Neem een murwe haas die gevild is en doe alle ingewanden daaruit. Snij het hoofd en de poten af, klop de borst plat en sla rijkelijk op ‘t vlees zodat het malser wordt. Snij kleine sneetjes in de rug en de dijen die tamelijk lang en diep zijn; of snij de haas aan stukken en lardeer daarna het vlees met kleine stukjes spek.
Als de haas aldus klaar gemaakt is zo neem het deeg tot korst die groot genoeg en twee vingers dik is en leg het op een vel papier. Spreid op de ene zijde van dit deeg een onderlaag of bed van merg of ossenvet of klein gehakt spek. Dit spreidsel moet zo lang en breed zijn als de haas en met specerijen en zout klaar gemaakt. Leg daarna de haas op dit bed van vet met de buik onder en indien men de haas aan stukken had gesneden zo moet men alle stukken weer op zijn plaats brengen. Daarna zal men de haas bovenop met specerijen en zout bestrooien en ook merg of gehakt vet en daarna enige snuisterijen van krenten en gekonfijte citroenen en limoenschillen aan kleine stukjes of dunne sneetjes gesneden daarover doen. Doe er ook bij kluitjes van ossenmerg, kampernoelies, zo ge hebt, kluitjes van kalfsvlees, geschilde hanenkammen, dooiers van harde eieren die heel of in vieren gesneden zijn en kappertjes zo er zijn. Men moet alle deze snuisterijen tezamen mengen en met een weinig specerijen en zout door strooien en als men dit alles op de haas gedaan heeft het met een dun spreidsel van gehakt vet bedekken en ook enige sneetjes spek daarover doen. Daarna zal men omtrent een half pond goede verse boter daar over spreiden en op de boter een grote handvol suiker strooien.
[185] Als de pastei aldus klaar gemaakt en versierd is zo bedek het met de andere zijde van het deeg daar men niest op gelegd heeft en als het goed gestampt is en goede vorm heeft zo moet men het bestrijken en daarna op een blad papier in de oven zetten en wel goed opletten dat het niet breekt. Als het een half uur in de oven heeft gestaan zal men een gat in ‘t midden van de bovenste korst maken zodat het niet barsten zou en de oven zo heet stoven als voor een kalkoen. Deze pastei kan in ruim twee uren gaar worden.
Enige lieden weken een half grein muskus in rozenwater en doen dat in deze pastei. Maar de reuk van muskus is hinderlijk bij het meeste deel der vrouwen en ook aan enige mannen en daarom is het dienstig die niet daarin te doen.
Als deze pastei gaar is zal men het uit de oven halen en met zekere dikke vocht of siroop die van poedersuiker, het witte van een ei in rozenwater gemengd en stijf is bedekken die men met een mes of met de rug van een lepel daarop zal leggen, doch zeer dun, en bijna gelijk een blad papier. Zo gauw de pastei aldus bedekt is zal men het omtrent een acht minuten weer vooraan in de oven zetten om dit vocht te drogen. De warmte moet zeer zacht zijn zodat deze bestrijking wit zou blijven: want indien de oven te heet is zo zou het rood worden. Zo gauw als het droog is moet men de pastei uit de oven nemen, en zo snel opdienen als mogelijk is opdat de pastei niet koud wordt en het bestreken niet smelten zou.
18. Om een Zwitserse pastei te maken.
Maak een witte korst van ruim een vingerdik. Leg op de bodem een handvol gehakt kalfsvlees met vet en stoffeer daarna de pastei met een haasje of jong konijn dat aan stukken gesneden is. Maak de spijs klaar met specerijen en zout en doe er veel kastanjes bij, ook kampernoelies in stukjes gesneden en meer andere snuisterijen zo men heeft. Doe een handvol gehakt kalfsvlees met vet daarop en zes of zeven frikandellen en daarna een half pond boter, een vierendeel pond melk en ook zoveel ossenvet dat gehakt is en eindelijk enige sneetjes spek op dit alles.
Als deze paste aldus klaar gemaakt is zo bedek het met een bedekking van omtrent een vingerdik. Bestrijk deze bedekking en maak een gat middenin. Daarna moet men de korst rondom met geboterd papier zo hoog als de korst zelfs is omvangen en dit papier met zeilgaren dicht binden zodat de pastei niet breken zou. Zet die in de oven op een blad papier en maak de hitte niet groter dan alsof men een koek daarin zou bakken. Omtrent twee uren zijn nodig om deze pastei gaar te maken.
19. Om een Italiaanse pastei te maken.
Maak een witte korst van ruim een duimdik, stoffeer dan de bodem met een handvol kalfsvlees dat met vet gehakt is en doe er daarna drie patrijzen of drie duiven bij die men de voeten, vleugels en hals afgesneden, de borst platgeklopt en met spek door ‘t vlees heen gelardeerd heeft. Bestrooi hen daarna met specerijen en fijn zout. Doe er ook geschilde kastanjes, pingels en krenten in en van elk een handvol; drie dooiers van harde eieren, in ‘t midden doorgesneden, een weinig gestampte kaneel, anderhalf vierendeel suiker, een sneetje gekonfijte citroen, kampernoelies en andere snuisterijen zo [186] men heeft. In plaats van patrijzen en duiven kan men ook ander vlees in deze pastei gebruiken; tot een voorbeeld een konijn, in stukken gesneden en goed doorspekt.
Om de korst van deze pastei te versterken zal men op alle deze materialen een handvol gehakt kalfsvlees doen met merg of vet, zes of zeven frikandellen, een half pond boter, gehakt vet en merg, van elk een vierendeel en enige sneetjes spek daar bovenop. Bedek deze pastei met een bedekking van een kleine vingerdik, bestrijk de bedekking en maak in ‘t midden een opening daarin.
Men moet deze korst met papier verzorgen gelijk hiervoor meer verhaald is en de oven zacht stoken als om een koek te bakken. Als het bijna gaar is zal men het uit de oven nemen en met een trechter door het gat dat in de bedekking is zoet sap daar gieten die van een vierendeel suiker, een mutsje wijn, en een weinig gestampte kaneel klaar gemaakt is. Zet dan de pastei weer in de oven omtrent een half uur om deze zoete saus te binden.
20. Om kleine Spaanse pasteien te maken.
Maak fijn deeg en neem drie vierendeel pond meel en doe vier dooiers van eieren in. Als dit deeg gekneed is zo maak kleine pasteikorsten zo dik als de rand van een rijksdaalder, dikker of dunner naar dat de pastei groot zal zijn en doe daarin dit volgende haksel.
Hak kapoenvlees heel klein; doe er een vierendeel varkens en een vierendeel vlees van een gesneden ram in, twee klompjes kalfsvlees, vet spek, goede merg en ossenvet, van elk een vierendeel pond en veel kampernoelies, zout en specerijen en hak dit alles tezamen.
Bedek uw korst met dit haksel en leg daarna de reuzel daarop, leg er de bedekking op en bestrijk het en maak daarna deze kleine pasteien gaar.
21. Om prinsessen pasteitjes te maken.
Neem suikerdeeg; maak er kleine korsten van zo dun als ‘t mogelijk is. Zet het in kleine taartpan. Bedek deze korsten met gebraden of gekookt vlees dat lekker is, gelijk met blank kapoenvlees dat fijngehakt is, met ossenmerg en met specerijen en zout klaar gemaakt. Men kan er ook balletjes van gehakt vlees, kampernoelies, in boter gebraden, en diergelijke dingen in doen.
Als deze pasteitjes aldus klaar gemaakt en versierd zijn zal met hen met hetzelfde deeg bedekken en daarna gaar maken, te weten met een matige hitte en ze zullen in een kwartier gaar zijn.
22. Om een karper of andere vis in een korst te leggen en koud te eten.
Neem een goede karper of enige andere dikke vis en doe er de schubben af zo het er heeft. Haal er de gom uit. Daar zijn vissen die men de huid afhalen moet gelijk paling. Als men de gom uitgehaald heeft moet men ook de kieuwen, die de longen van de vis zijn, weg nemen. Als de vis aldus klaar gemaakt is zal men diepe sneden op de rug maken en de vis met paling, ja zelfs ook met spek larderen. Verzuim niet de hom en kuit die in de buik is eruit te halen.
Als de vis geheel klaar gemaakt is zal men het deeg van de korst twee of [187] drie vingers dik uitspreiden en, indien de vis groot is die men in de korst begeert te doen, ruim van lengte en breedte maken. Daarna zal men op ‘t einde van dit uitgespreide deeg een bed van verse boter, naar dat de vis lang is, spreiden en daar specerijen en zout op strooien en dan de vis daarop leggen. Daarna zal men de vis van binnen en buiten met specerijen en fijn zout bestrooien en een kluit boter in de buik steken. Men zal de vis ook met andere boter overstrijken en enige laurierbladen daarop doen en de hom of kuit ter zijden van de vis leggen en met specerijen bestrooien. Zout de pastei naar uw welgevallen en als dit alles dus klaar gemaakt is zo sla het deeg over de pastei heen en kneed het goed dicht toe en overstrijk het daarna. Zet dan deze pastei in de oven en als het omtrent een half uur daarin is geweest zo maak een klein gaatje boven in de korst. Zet het daarna weer in de oven en maak het voort gaar.
Dusdanige pastei behoeft wel drie uren om gaar te worden, zo het groot is. En als men het gaar oordeelt zal men het uit de oven halen en met een klein stokje dat men door ‘t gaatje wat op de korst is zacht zal steken en bezien of de saus noch over de vis heen komt: want indien dat te kort is, gelijk dikwijls gebeurt, zo zal men boter smelten die men met specerijen en een weinig fijn zout zal klaar maken. Daarna zal men deze boter door middel van een trechter in de pastei gieten om het sap te vermeerderen. En dag na dat de pastei gaar gemaakt is zal men ‘t gat stoppen dat in de bedekking van de korst is door een weinig deeg daarin te doen.
23. Om een vispastei te maken die bedekt of onbedekt is en warm gegeten moet worden.
Neem zodanige vis zoals ‘t u belieft, te weten en karper, een paling, een zeelt of een snoek. Bereidt het op dezelfde wijze zoals hiervoor gezegd is, behalve dat het niet gelardeerd moet zijn.
Men vindt er die achten dat men de vis in warm water moet doen als het gesneden en klaar gemaakt is en vooral zo het slijmerig is gelijk de paling en zeelt eer men het in de korst doet. Dit wordt ook van de pasteibakkers gedaan: want indien men de vis heel rauw in een korst sluit zo laat het de korst barsten.
Als de vis bereid is moet men een korst van fijn deeg, groot naar mate van de vis, klaar maken. Want de korsten van vis worden gewoonlijk ovaalvormig gemaakt. Men maakt echter de korst van deze pasteien niet zo fijn, dat is dat men er niet zoveel boter in doet, vooral als men het open laat omdat de korst licht omvalt en de saus verloren gaan zou. Deze korst moet omtrent twee of drie rijksdaalders dik zijn. De pasteibakkers kneden het ook met water zodat het vaster zou zijn en indien men een open pastei wil hebben zo moet men de korst een uur of twee in de lucht zetten, zodat het vaster zou worden eer men de vis daarin doet.
De korst moet naar de grootte van de vis geregeld zijn en als het vast genoeg is zal men de bodem met verse boter beleggen en die met specerijen en fijn zout bestrooien en dan de vis daarin leggen na dat men enige sneden in de rug en daar het op zijn dikste is gegeven heeft. Indien de vis in stukken is gesneden zo moet men de stukken weer op zijn plaats voegen zo de korst ovaalvormige gemaakt is. Leg ook enige spanen boter in de buik van de vis en bedek het daarna ook daarmee en strooi er specerijen en fijn zout op. Men kan de hom en kuit aan de zijde van de vis leggen en het op eenzelfde wijze [188] bestrooien. Men mag ook pingels, krenten, kampernoelies, kappertjes, asperges, stukjes van artisjok en andere diergelijke dingen, ook harde druiven zo men heeft daarbij doen. Sommigen doen er ook oesters in die men uit kokend water heeft gehaald. Maak dat uw pastei goed, doch niet al te zout is.
Indien de korst fijn is of zo men weet dat het in de oven omvallen zal als de gesmolten boter het bevochtigt zo moet men die van buiten omwinden en twee of driemaal van buiten zeilgaren daarom doen. Zet deze pastei dan in de oven en let goed op dat de korst aan de ene of de andere zijde niet omvalt en indien het ergens neervalt zo moet men het zachtjes met een ovenijzer weer oprichten. Als het halfgaar is zo zal men het in de mond van de oven halen om daar weer boter en gestampte verjus in te doen of anders twee ons amandels die geschild en gestampt of met een weinig verjus tot melk gebracht zijn. Zet die pastei dan weer in de oven. Deze vispasteien die open zijn kunnen in omtrent anderhalve uur gaar worden zo ze matig groot zijn.
Indien men een gehele paling in een korst wil brengen en een open pastei daarvan wil maken zo moet men het omrollen en zijn graat in de lengte van vier duimen doorsnijden, want anders zal het zich in het braden weer recht uitstrekken en daardoor de pastei breken en bederven. Daarom is het beter het in zulke lange stukken te snijden zoals men begeert.
Men kan deze vispasteien ook bedekken en dan moet men een korst van fijn deeg, die lang en breed genoeg is, wijd uitspreiden om de pastei van een stuk deeg te maken. Als dit deeg aldus klaar gemaakt is zal men op het ene einde een laag of bed van verse boter maken en met specerijen bestrooien. Daarna zal men de vis daarop leggen en als de pastei geheel bedekt is met het gedeelte van het deeg daar niets op ligt bedekken en een gat in ‘t midden van de bedekking maken gelijk meermalen aangewezen is.
Men maakt soms ook ronde pasteien met vis die bedekt moeten zijn gelijk we aangewezen hebben en de vis die men daarin doet moet in stukken gesneden zijn.
24. Om gehakte vis zonder graten in pastei te zetten.
Maak een korst van fijn deeg, spreidt op de bodem enige spanen boter en vul dan de korst half met gehakte karper of andere vis die zodanig klaar gemaakt is gelijk we hierna zullen aantonen. Leg daarna op deze gehakte vis een laag van verschillende snuisterijen, tot een voorbeeld enige stukjes van artisjok of gekookte asperges of kuit of hom van karper die eens gekookt is of ook half gebraden kastanjes of doorgesneden dooiers van harde eieren en zelfs enige brokjes van ossenmerg. Als de korst met dusdanige snuisterijen voorzien is zal men noch enige spanen boter daarin doen en indien men dusdanige dingen daarin niet doet zo moet men echte boter op de eerste laag vis leggen en dan ‘t overige vishaksel voort daarin doen en noch een brokje boter daarboven op spreiden en dan de bedekking daarop leggen daar een gaatje in moet zijn. Zet deze pastei in de oven die zacht gestookt moet wezen.
Indien men open pasteien maakt zo kan men als ze gaar zijn een zoete saus gelijk hiervoor verhaald is daarin doen gelijk ook het vleessap van gesneden ram vlees of van enig ander gebraden vlees of een sap van rauwe dooiers van eieren met verjus week gemaakt. Daarna moet men de pastei weer een [189] weinig in de oven zetten zodat het de smaak van deze saus zou krijgen en de saus dik wordt. Doch deze pasteien zijn slecht te handelen zo ze wat groot zijn en daarom kan men er gemakkelijker taarten van maken met een korst van loofwerk.
25. Middel om de graten uit de vis te nemen en de vis te bereiden en te hakken om het in pastei te zetten.
Om een haksel van vis te maken moet men als eerste de schubben, zo het nodig is, en dan het vel daarvan doen, daarna de buik openen en al ‘t gom en ingewand, kuit, hom, lever en bloed daaruit nemen. Eindelijk zal men de vis van de graat scheiden en zelfs ook de kleine graatjes nauwkeurig daaruit halen wat men doen kan met de vis door middel van een mes aan repen te snijden. Maar omdat dit moeilijk te doen is omdat de rauwe vis de pastei laat barsten zo is het dienstiger de vis op de volgende wijze van zijn graten te ontbloten.
Als de vis klaar gemaakt is moet men het in water dat bijna kookt werpen en het, naar dat het dik of dun is, daarin langer of korter laten weken en het dan uithalen als men de vis licht van de graat kan scheiden en aldus zal men gemakkelijk de graten daaruit kunnen nemen. Doch omdat het water een gedeelte van de smaak van de vis overneemt zo moet men het in weinig sop koken en na dat men het in zijn weinige sop half heeft laten koud worden zodat het de smaak daarvan zou krijgen zo zal men de vis gemakkelijk van de graat kunnen scheiden. Als dit gedaan is leg de vis op een tafel en doe er een weinig peterselie, zout en specerijen bij en zo ge veel van zoets houdt ook krenten en pingels die goed schoongewassen zijn. Men moet dit alles tezamen hakken en als het haksel klaar is de pastei daarmee bedekken gelijk gezegd is.
Indien ge haksel over hebt zo doe het in een pan met boter en keer het terwijl het aldus braadt telkens om. Men kan er ook kappertjes en een weinig van het weinige sop, zo men heeft, en op ‘t einde een weinig verjus daarbij doen. Als het haksel gaar en de saus gemaakt en goed van smaak is zo rasp een weinig notenmuskaat op ‘t hak ze zo men geen specerijen daarin gedaan heeft. En om dit haksel te meer te bedekken zo kan men ‘t wit en de dooiers van harde eieren hakken en die onder de gehakte vis mengen of ook vleessap van gesneden ram vlees of van ander vlees daarbij doen.
Indien men frikandellen van vis wil maken zo neem gehakte vis eer het in de pan gebakken is, maak het week in een weinig wit van een ei of verjus of witte wijn. Druk dan dit haksel in de hand om het te binden, gelijk frikandellen van vlees, en maak het daarna gaar gelijk het haksel.
Daar zijn er die deze gehakte vis koken eer ze er pasteien van maken; maar het is dan te week vanwege het sap.
26. Om een taart van pasteibakkers room te maken.
Maak een korst van fijn deeg en zet het in een taartpan die van binnen vertint moet zijn opdat de taart niet naar koper zou smaken. Men moet ook een klontje boter op de bodem van de taartpan wrijven zodat de taart daar niet aan zou bakken. Men moet de taartpan van binnen met vet bestrijken. Zo men een gebak zonder korst [190] daarin wil zetten zo behoeft men de bodem van de taartpan niet met boter te bestrijken, maar met wat meel te bestrooien opdat de korst daaraan niet vast zou worden.
Als de korst op deze wijze in de taartpan gezet is moet men in een schotel op een laag vuur een vierendeel pond verse boter voor een middelmatige taart smelten en als die gesmolten is zoveel pasteibakkers room, hiervoor beschreven, een grote hand vol suiker, een weinig gestampte kaneel en zeer weinig rozenwater daarin doen. Men kan er krenten, pingels die schoon gewassen zijn en kleine sneetjes van gekonfijte limoenschil bij voegen. Als dit alles tezamen gemengd is zal men het in de korst doen die omtrent zo dik als een dukaton moet zijn en daarna de bedekking daarop maken. Men behoeft omtrent een kwartier om deze taart te bakken en als het gaar of ten naasten bijna gaar is zal men het uit de oven nemen om het met suiker te bestrooien; dan zal men het weer een weinig in de oven zetten zodat de suiker stijf wordt en daarna weer uit de oven halen en met enige druppels rozenwater besprengen.
Hier staat aan te merken dat als men een taart in een taartpan zet en in de oven gaar maakt men soms de taartpan op gloeiende kolen moet zetten.
27. Om taart van ossenmerg te maken.
Neem een vierendeel van een pond ossenmerg, duw het met uw vingers in kleine stukjes zo groot als kleine noten en doe er omtrent zoveel poedersuiker bij, twee dooiers van eieren, een klein greepje specerij, een weinig fijn zout, pingels, krenten en limoenschil die klein gehakt is. Doe er ook gestampte biscuit of makarons of geschilde en gestampte amandels in of kruim van witbrood zo groot als een kippenei: Meng dit alles met een schepje of een lepel onder elkaar en doe het daarna in een korst die in een taartpan staat en dek het toe met een korstdeksel dat men goed verzorgen moet van open te spatten; of men kan er ook een tralie deksel op zetten. Als de taart gaar is zo bestrooi het met suiker en zet het weer een weinig in de oven.
28. Om een spektaart te maken.
Snijd het vet van ‘t spek met een mes of hak het heel klein. Men mag het ook enige tijd in schoon water weken. Weeg daarna een vierendeel pond daar af. Doe er omtrent zoveel suiker bij, twee dooiers van eieren, een vingergreepje van specerijen, een weinig fijn zout, omtrent het derde deel van een limoenschil, zoveel fijn gekruimd witbrood als een ei groot is of gewreven makaron of slechts zoveel geschilde en gestampte amandels, met een weinig rozenwater; of anders in plaats van dit alles, een grote lepel vol van pasteibakkers room, hiervoor beschreven, die in alle taarten goed is. Meng dit alles tezamen daar men noch een weinig krenten en pingels bij doen mag. Doe daarna dit alles in een korst die alreeds in de taartpan staat, maak het verder klaar en zet het te bakken. Bestrooi het als het gaar is met suiker en zet het weer even in de oven en haal het er daarna weer uit en bespreng het met enige druppels rozenwater.
29. Om een eiertaart te maken.
Zet in uw taartpan een korst van fijn deeg, strooi daarin een handvol poedersuiker. Snij de dooiers van omtrent twintig harde eieren in twee stuken [191] of neem groter of kleiner getal van eieren naar dat ge nodig hebt. Leg deze doorgesneden dooiers op een rij op de suiker die op de bodem van de korst gestrooid is en steek dan vijf of zes kruidnagels op vijf of zes van deze halve dooiers en bestrooi deze doorgesneden eieren met een weinig gestampte kaneel. Doe er zoveel gekonfijte limoenschil bij als het belieft en ook pingels en krenten. Strooi een grote hand vol suiker op de deze ingrediënten en spreidt een goede brok van verse boter daarover, te weten omtrent een half vierendeel die plat uitgedrukt is en op de suiker gelegd wordt. Verzorg deze pastei goed met pastei banden en maak het daarna gaar gelijk de andere taarten. Als het gaar is zo besuiker het en zet het weer even in de oven en bespreng het hier en daar met een beetje rozenwater.
30. Om een appeltaart te maken.
Zet een korst in de taartpan op die wijze zoals hiervoor gezegd is. Strooi een laag suiker op de bodem en bedek het daarna met appels of peren die geschild en klein gehakt of aan daalders gesneden zijn: doch men moet de pitten en klokhuizen daaruit nemen. Meng er pingels, krenten en limoenschil onder indien zo ge het begeert. Bestrooi dit alles met een weinig gestampte kaneel, voeg er poedersuiker naar uw believen bij; gelijk ook een brok verse boter zo groot als een grote noot voor een middelmatige taart. Bedek dan deze taart met een bedekking die doorgesneden en gekleurd is en zet het in de oven. Bestrooi het met suiker als het gaar is en zet het er weer voor een korte tijd in.
31. Om taarten te maken.
Maak uw korst snel. Het deeg moet niet zo fijn zijn als dat van een taart. Maak de bodem zo dik als een halve rijksdaalder, doch in het midden wat dikker. Als de korst droog genoeg is zal men het met pasteibakkers room, met confituren of met fruit versieren die met suiker, krenten, pingels, gestampte kaneel, of gestampte specerijen, met verse boter en andere bij mengsels voorzien zijn alsof men een taart daarvan zou maken. De taart aldus klaar gemaakt moet boven wel met enige banden van pastei verzorgd worden. Daarna moet men het besuikeren en in de oven zetten en als het gaar is weer met suiker bestrooien en met enige druppels rozenwater besprengen.
32. Om een amandeltaart te maken.
Stort tot een voorbeeld drie vierendeel fijn meel of een weinig meer op de schijf, maak een kuil in ‘t midden en doe bijna een half pond poedersuiker daarin, gelijk ook een half pond zoete geschilde amandels. Stamp dit alles in een stenen vijzel. Voeg er ook anderhalf vierendeel ongezouten boter en weinig zout bij, omtrent zoveel als een kleine noot, twee of drie dooiers van eieren en een weinig rozenwater. Meng dit alles tezamen en zo het deeg te hard is zo doe er een beetje rozenwater bij omtrent zoveel als een kleine noot: twee of drie dooiers van eieren en een weinig rozenwater bij, doch dat zeer goed is. Spreidt dan dit deeg op papier dat met boter vet gemaakt hebt en strek het zo wijd uit dat het ruim een duimdik blijft. Men overstrijkt het soms maar ‘t is beter dat met het ongestreken in de oven zet. Men moet het met een zachte hitte stoken, en in de [192] tijd van een uur of wat langer zal het gaar zijn. Haal het dan uit de oven en indien ze niet overgestreken is zo besuiker het met glinstersuiker die er zo dun als papier op liggen moet. Zet het dan weer even in de oven totdat het opgestreken suiker gedroogd is.
33. Om suikerwafels te bakken.
Klop drie eieren met een vierendeel suiker en doe er dan een vierendeel meel bij. Meng dit tezamen met een half vierendeel ongezouten gesmolten boter. Indien het wat te week is zo doe er wat suiker en meel bij.
Maak daarna het wafelijzer aan beide zijden matig heet en doe er dan de grootte van een ei van uw deeg in dat men wat in de lengte moet uitstrekken. Sluit het ijzer zacht toe en leg het op ‘t vuur en keer het om zodat de wafel aan beide zijden gaar zou worden. Neem het er dan zachtjes uit en snij de kanten er af. Deze wafels smaken beter koud dan warm.
34. Om marsepein te maken.
Neem een pond van zoete nieuwe en hele amandels; doe hen in bijna koken water en laat hen omtrent een kwartier daarin, dan van het vuur afzetten te weken om de schil zacht te maken. Schil hen daarna en doe hen zo gauw ze geschild hebt in vers water. Was hen dan eens of tweemaal en leg hen dan in een zeef uit de druppelen. Stamp hen daarna in en stenen mortier en doe er telkens een weinig rozenwater op terwijl ge hen stampt zodat ze geen olie zouden afgeven. Stamp hen zo lang totdat ze zacht zijn geworden en geen hardheid hebben, maar in vast deeg zijn veranderd. Doe dan in elke pond gestampte amandels een half pond of drie vierendeel poedersuiker. Meng dit goed tezamen en voeg er ook het witte van een vers ei bij. Stamp dit alles opnieuw in de mortier en doe dan dit deeg daaruit in een schotel. Kneed dit deeg op een schijf die men telkens met een weinig poedersuiker, in plaats van meel, moet bestrooien zodat het deeg niet aan de schijf, noch aan de vingers zou kleven.
Deel dit deeg in zoveel stukken als ‘t u belieft; en geef daaraan de gestalte die ge begeert. Indien ge er taarten van maakt zo geef daaraan de dikte van zeven of acht bladen papier en zet het op wit papier als ze bereid zijn. Zet hen daarna in een oven te drogen die slechts een weinig warm is opdat ze niet aanbranden zouden; de vloer moet echter tamelijk heet zijn. Haal de marsepein die aldus gedroogd zijn uit de oven om ze te vergulden, dat is met glinsterend suiker over te strijken, wat met de rug van een lepel of met een mes gedaan moet worden. Zet het dan weer vooraan in de oven om deze suiker te laten drogen omtrent een 8 minuten en neem het er dan weer uit.
35. Om makarons te maken
Schil en stamp amandels gelijk hiervoor gezegd is en maak er een zacht deeg van. Tot een voorbeeld, doe in een pond amandels ook zoveel poedersuiker en ‘t witte van vier eieren. Meng dit tezamen met een weinig rozenwater daarbij te doen en doe ‘t weer in de mortier om dit deeg goed te binden wat echter wat zacht moet zijn. Leg het op wit papier, snij het aan stukken van elkaar die men wat langwerpig moet maken, gelijk de makarons zijn, en bestrooi hen met fijne suiker. Zet het dan in de oven totdat ze droog en vast genoeg zijn, even gelijk met de marsepein, doch ze moeten een weinig langer daarin wezen omdat ze wat dikker zijn.
EINDE.