Shakespeare bloemen
Over Shakespeare bloemen
Dichters bloemen, Shakespeare, Chaucer, Vondel met hun toepassing, bedoelingen en gebruiken,
Inleiding.
Deze Meester kan je op verschillende manieren bezingen. Laten we de inhoud van zijn poëmen buiten beschouwing en kijken we alleen naar het gebruik van de planten en dieren dan vallen ons, zoals bij elke schrijver, enkele dingen op.
Je ziet dat hij het taalgebruik en planten-, diersymboliek, die bij de schrijvers van zijn tijd gewoon waren, gebruikt. Hij vermeldt vrijwel geen nieuwe soorten, hoewel die in die tijd sterk in opkomst waren. Velen zijn de bekende oude planten die al eeuwen in gebruik zijn. De meeste zijn naar de beschrijving van de oude meesters als Plinius. Die zijn voor ons nog vaak vreemd genoeg, hij vermeldt bijvoorbeeld de eenhoorn en andere vreemde wezens. Dat is dan altijd een restant van oude overleveringen, geschriften. Die werden in de oudheid terdege bestudeerd.
Ze worden met hun gebruiken vermeld, net zoals de gewone Engelse planten die de meeste dorpeling kent. Omdat wij dit ons vaak niets meer zegt zijn het voor ons soms bijzonderheden. We kunnen ze daarom vaak niet plaatsen.
Opvallend is dat hun namen vrijwel nog gelijk zijn met die van tegenwoordig. Hun plaats, gebruik en symbool is vaak treffend uitgezocht voor die plaats in het verhaal zodat ze ergens voor dienen, het verhaal versterken. We leren de gebruiken van zijn tijd, de mensen, hun kleding, wat ze aten en welke sport ze uitoefenden. De moed van soldaten, ontdekkingsreizigers en handelaren die door het land trokken. De intriges van het hof. Hij vertaalt zijn ideeën over mensen in bloemen, van koningen en koninginnen tot het gewone volk, hoe ze waren en eruitzagen. Dit doet hij ook met dieren, vogels, muziek, sport en het jaarseizoen.
Maar altijd zijn het planten die we nog herkennen bij de velden van Avon. Hij nam vaak de soorten die de botanist Gerard vermeldde. Deze beroemde botanist studeerde in ons land zodat die plantenkennis eigenlijk ook wat van ons is. Gerard schreef een botanisch werk in 1597. Shakespeare zal zijn werk geregeld bestudeerd hebben of met hem overlegd hebben.
Hij was een landsman met liefde voor bloemen. Hoewel een paar poëmen helemaal geen bloemen bevatten en anderen geregeld. Er zijn wel overvloedig bloemen in zijn latere spelen, vooral in ‘The Winter’s Tale’. Dit werk was dan ook geschreven toen de poet in zijn Stratford leefde. Ook ‘A Midsummer Night’s Dream’ is vol met bloemen, mogelijk omdat in zijn geest elfjes en bloemen onafscheidelijk waren.
Waarschijnlijk was zijn ouderlijke huis een huis met hof, met een kruidentuin mogelijk zelfs met een fruittuin. De markt van Stratford was in zijn tijd klein, het was een gewoon plattelandsdorpje, waar weinig gebeurde of te koop was. De bloeiende weiden en de brede rivier Avon waren vlakbij zijn geboorteplaats. Wat verder waren de prachtige huizen van Warwickshire met prachtige tuinen. Hij vertrok daar omstreeks 1585 en 1589. Toen hij terugkwam was hij beroemd en populair. Hij verbleef zijn laatste jaren in het aardige huisje, met zijn mooie tuin dat hij kocht toen het succes hem toeviel.
Shakespeare, Hamlet iv, vii 144:
‘Collected from all simples that have virtue.’ ‘Getrokken uit al wat er heilzaam groeit’
‘Under the moon, can save the thing from death’. ‘In het ondermaanse, van de dood kan redden’.
In de tijd van Shakespeare leefde men dicht bij de dood, een wereld vol gevaar van oorlog en ziektes. Zijn vele verwijzingen hiernaar bewijzen hoe die zaak in zijn hoofd omging. Bloemen verschijnen in guirlandes, kransen, daarnaast zijn kruiden, simples, vertegenwoordigers van de bittere oogst van veronachtzaming, verspilde jaren, verwoesting van oorlog. Hij schijnt te voelen dat op plaatsen waar netelen groeien bloemen horen te zijn, net zoals daar vaak kwaad is waar goed zou moeten zijn. Schrijvende King Richard II denkt hij aan slecht beleid en kwaad in zijn landstreek, III, iv.36;
‘The noisome weeds, which without profit suck’. ‘Het onkruid, dat schaadt, terwijl het nutteloos is als gezonde bloemen’.
‘The soil’s fertility from wholesome flowers....’. ‘De vruchtbare sappen van de grond ontzuigt’.
‘... our sea-walled garden, the whole land’. ‘Nu het rijk, die door zee omwalde tuin’.
‘Is full of weeds, her fairest flowers chok’d up’. ‘Vol onkruid is, verstikt zijn schoonste bloemen’.
Vruchtbomen ongeënt, zijn heggen woest’.
Zijn taxustooi verwaarloosd, het nuttig kruid’.
Van boze rupsen wemelend?’
Iedereen begrijpt wat hij bedoelt met noisome weeds.
De bloemen die de arme radeloze Ophelia draagt als ze de kamer binnenkomt van het grote kasteel Elsinore zijn niet per ongeluk gekozen. Bloemen en kruiden hebben altijd veel betekenis gehad voor het landvolk.
Medicinale kruiden werden “simples” genoemd en keukenkruiden waren bekend als potherbs, ze behoeden tegen ziektes, hielpen bij wonden en geurden de pot. Iedereen had kruiden die in elk huis aan een nagel hingen te drogen, sommige grotere huizen hielden kruiden in een still-room, (van distilling) of persten het sap vanwege de geuren en essences. In die tijd hielden de apotheken, de chemisten van hun tijd, kruiden, drugs (van drogen) en geurende specerijen van overzee en beschreven die voor allerhande ziektes. Er was geen apotheek zoals wij die nu kennen, de geurende apotheek van toen was befaamd en de apotheker was een belangrijk man. In ‘The Merry Wives of Windsor, III,3,80,’ maakt Falstaff een interessante verwijzing naar de Londense straat waar de apothekers hun zaken hielden, een straat bekend als Bucklesbury. Falstaff zei dat de overdadig geklede en geparfumeerde dandy’s van het hof roken als ‘like Bucklesbury in simple time’. Die straat kon ook van veraf geroken worden, zo krachtig was de geur van specerijen en kruiden.
Uit; http://www.nndb.com/people/846/000024774/geoffrey-chaucer-sized.jpg
Chaucer.
Verder wordt Chaucer vaak aangehaald. Zijn ‘Canterbury Tales’: ‘Kantelberg Verhalen’ is wereldberoemd. Het zijn verhalen die pelgrims elkaar vertellen op weg naar Canterbury. Hij gebruikt vaak andere woorden dan Shakespeare. Sommige woorden zijn gewoon moeilijk te vertalen, het zijn vaak oude termen die in de loop der jaren in vergetelheid zijn geraakt. Alleen door het hele verhaal te lezen zijn sommige zinnen te begrijpen.
Chaucer is geboren omstreeks 1342. Op 16-jarige leeftijd werd hij page aan het hof. In 1359 vergezelde hij het leger die Frankrijk binnenviel onder Eduard III. Tussen 1372 en 1384 bezocht hij Italië, Vlaanderen, Frankrijk en Lombardije als een diplomatiek vertegenwoordiger. In 1386 werd hij Knight of the Shire voor Kent. Hij stierf te Westminster in 1400.
Vondel.
Dan Vondel, vrij onbekend de laatste tijd. Hoewel, als je vraagt of iemand deze strofen kent, Gijsbrecht van Aemstel:
‘Waer werd oprechter trouw
Dan tusschen man en vrou
Ter weereld oyt gevonden?’
Dat zijn de eerste regels die nog door velen herkend worden, vooral de oudere HBOers.
Vondel is geboren in Keulen op 17 november 1587. Hij is van afstamming een Brabander omdat zijn ouders uit Antwerpen afkomstig waren. Zijn vader vestigde zich in 1597 als winkelier te Amsterdam. Hij overleed in 1608 en liet zijn moeder in goeden doen achter. Vondel huwde de 20ste november met Maaiken de Wolff die zijn hulp in de kousenwinkel werd zodat hij tijd kreeg om de dichtkunst te beoefenen.
Twee kinderen had hij al verloren. Op het eind van zijn leven ziet hij zijn zoon die vrijwel alles opgemaakt heeft naar Indië vertrekken. Op die reis stierf hij en liet een liefhebbende maar berooide Vondel achter.
‘Ach de ouders telen ’t kind, en maken ’t groot met smart
De kleine treden op ’t kleed, de grote treden op ’t hart’.
Op zondag 5 februari 1679 overleed hij in de ouderdom van 91 jaren.
Hij is meer een dichter. Hij heeft in pracht van taal en rijkdom van woorden het Diets verklankt tot een melodie van het schone. Hij heeft het Nederlands gevormd tot de taal der Kunst.
Zijn woord is muziek en zijn veer is de tekenstift van vele kleurrijke taferelen. Hij laat zijn beelden leven. Het ritselen der bladeren, het groenen der eiken, de macht van jeugdige liefde en de kracht van het staal, de donder van het geschut, het geknetter der vlammen en het gesuis van de zuidenwind, dat alles leeft in zijn werk door. Hij laat het water ruisen en de beek murmelen in de Hollandse beemden. Hij is ook de man die tegen de geestelijken strijdt, die de fouten van het volk blootlegt, zijn tegenstanders bestrijdt in zijn hekeldichten. Hij was duidelijk vóór Oldebarneveldt. Gijsbrecht van Amstel droeg hij op aan zijn vriend Hugo de Groot, de beroemde balling. Dit is een lokaal, historische treurspel die voor het eerst werd opgevoerd in de nieuwe Amsterdamse schouwburg. Boven de poort prijkte het versje van Vondel:
‘De weereld is een speeltoneel
Elck speelt zijn rol en krijght zijn deel’.
Tegenover de ingangspoort:
‘Geen kint den Schouwburgh lastig zy
Tobackpijp, bierkan, snoepery
Noch geenerley baldadigheit
Wie anders doet, wort uitgeleyt’. Er wordt dus al gerookt.
Schouwburgen werden opgericht. Men wilde, in navolging van vele Italiaanse academies, de wetenschap door voordrachten en redevoeringen in volkstaal populariseren
Hij leefde in een tijd van verdwijnende Spaanse invloed en van onzekerheden in het bewind, maar wel met voortdurende ontwikkeling van de Nederlanden. Hij bezingt de lof van de Nederlandse krijgshelden, koophandel en scheepvaart. Vele werken zijn van dezelfde vorm als Shakespeare, de gouden tijd van de Grieken en zelfs enkele malen gebruikt hij hetzelfde thema. Hij gebruikt als stadsmens minder bloemen en dieren. Vaak heeft hij werken van godsdienstige aard, het is de strijd van de Gereformeerden en Katholieken, een wereld waarin hij zichzelf en de waarheid zoekt. Het is de tijd van een nieuwe vorst.
Gek genoeg vind je in ons land meer werken over Shakespeare, zijn bloemen-, dierengebruik etc, dan van Vondel. Omdat over Shakespeare meer dingen uitgewerkt zijn en meer historische gebruiken weer geeft, wordt die als leidraad genomen.
http://www.elysiumgates.com/~nimrodel/nirodelverse.jpg
Shakespeare ’s fairy folk of elven.
Shakespeare leefde in een duistere tijd, de tijd van Elisabeth I, een tijd vol van angsten en bijgeloof. Mensen geloofden in het bovennatuurlijke, in elfjes en heksen, magische krachten, gifbrouwsels, liefdesdranken, voortekens in de hemel en voorbodes van donkere tijden. Dit was Shakespeare zonder twijfel allemaal bekend en zo vinden we Puck en ‘the little people’ (zoals elfjes werden genoemd) in ‘A Midsummer Night’ s Dream’, de drie heksen in ‘Macbeth’, de geest in ‘Hamlet’ en de zeer overtuigende streken van Caliban en Ariel in ‘The Tempest’. Ook de gedroogde kruiden of “simples” dienden niet alleen om het eten te kruiden of als geneeskruid, maar waren ook een krachtig voorbehoedmiddel tegen heksen, elven en ander gespuis.
In Engeland en Frankrijk werd de koning der feeën Oberon genoemd, hij regeerde het feeënland met zijn koningin Titania. De grootste feesten op aarde werden in de midzomernacht gehouden. Dan kwamen al de feeën rondom hem samen en dansten zo vrolijk. ‘Midsummer Night’:
‘Viert dan, blij als vogel, feest
Iedere elf en tovergeest
Zingen saam in harmonie
Dansen op de melodie’.
Fairy folk.
De elven of alven maken een gewichtig bestanddeel van de geestenleer van onze voorvaderen uit. Men onderscheidde twee soorten, de licht-alven, die blanker dan de zon zijn, bijna doorschijnend met witte, van zilver schitterende kleren.
Dit duurde totdat de zendelingen de mensen leerden dat de elven slechts duistere demonen waren, hun gunstige gaven werden op de engelen overgebracht die men nu smeekte om de vrienden der mensen te mogen worden zodat die gunstig gestemd werden met dezelfde offergaven. De elven werden op vele plaatsen verdoemd en kregen iets onheilspellends over zich. Zo werden het de zwarte alven der duisternis, wezens van een donkere kleur en dikwijls misvormd, ze drijven hun spel in de nacht en schuwen de zon.
In “The Wife of Bath’s Tale” verwijst Chaucer naar dit geloof. Mogelijk dat naar dit historische document dit daar nog steeds geloofd wordt dat Engeland het land van de elfjes is.
‘In th’oulde dayes of the Kyng Arthour’. ‘In koning Arthur’s overoude dagen’.
‘Of which that Britons speken greet honour’. ‘Waar Britten met veel eerbied van gewagen’.
‘Al was this land fulfild of fayerye, vol van fairy folk’. Krioelde heel dit land van feeënrijk’.
‘The elf-queenen with hir joly compaigny’. ‘De elfenkoningin met dartele rei’.
‘Daunced ful ofte in many a grene mede’. ‘Danste wel vaak in menige groene wei’.
‘This was the olde opinion, as I rede’. ‘Dus, lees ik, was het geloof van die oude tijden’.
‘I speke of manye hundred yeres ago’. ‘Ik spreek van vele honderden jaren her’.
‘But now kan no man se none elves mo’. ‘Nu ziet geen mens meer elfen, her noch der’.
‘For now the grete charitee and prayeres’. ‘Dankzij de giften en gebeden’.
‘Of lymytours and othere hooly freres’. ‘Van bedelmonnik en heilig ordeleden’.
‘That serchen every lond and every streem’. ‘Die alom zwerven over berg en dal’.
‘As thikke as motes in the sonne-beem’. ‘Zo dicht als stofjes in een zonnestraal’.
‘Blessynge halles, chambres, kichenes, boures’. ‘Om gezegende hallen, keuken, zaal en gemak’.
Citees, burghes, castels, hye toures’. ‘Kasteel en burcht, stad en torendak’.
‘Thropes, bernes, shipnes, dayerye’s. ‘En dorp en schuur en stal en boerenstee’.
This maketh that ther ben no fayeryes’. ‘Te zegenen, verdwenen elf en fee’.
‘For ther as wont to walken was an elf’..’ Want waar tevoren trippelde een elf’.
‘Ther walketh now the lymytour hymself’. ‘Daar trippelt nu de bedelmonnik zelf’.
‘In undermeles and in morwenynges’. ‘Omtrent de ochtendstond en de noen’.
‘And seyth hys matyns and his hooly thynges’. ‘En loopt zijn metten en heilige dingen te doen’.
‘As he gooth in hys lymytacioun’. ‘Wanneer hij rondgaat binnen zijn gebied’.
‘Wommen mat go now saufly up and doun’. ‘Gevaren zijn er voor de vrouwtjes niet’.
‘In every bussh or under every tree’. ‘Onder de bomen als ze gaan door ’t bos’.
‘Ther is noon oother incubus but he’. ‘Geen andere incubus loopt er toch los’.
And he ne wol doon hen but dishonour’. ‘Dan hij, en hij zal ze enkel oneer doen’ . Shakespeare ’s ringlest.
Mysterieuze cirkelen die donkere nevelen in het bijgeloof veroorzaken.
Bij paddenstoelen vermoed je mysterieuze krachten, venijnige schepsels, heksen, tovenaars en kobolden. Ze groeien spontaan in een nacht op duistere plaatsen waar vreemde geluiden en drukkende stiltes heersen. Sommigen groeien ze in zogenaamde heksenkringen. Meestal zijn die rond, dus een kring, maar ook zijn er hoefvormige. Die zijn berucht. Alle jaren groeien die steeds verder naar buiten, steeds meer gebieden opslokkend, waardoor in het midden een steeds groter wordende plek ontstaat, de dansplaats. Kringen van meer dan 100m zijn gevonden. Een grote ronde dansplaats, met aan de rand die mysterieuze kring. Merkwaardig en opvallend is dat die kring donkergroen oplicht, we weten nu dat dit het groen is dat door afstervende en verrotte wortels goed bemest is. Een verontrustende kleurvorming. Tel al die zaken op, het mysterieuze, het duistere heeft in je tuin toegeslagen en, een teken gegeven, een zeker omen dat er iets gebeurt of de dood je wacht.
Elfen zijn geestelijk schepsels die op het gras dansen, in boombladeren zitten of in het maanlicht. Ze hebben prachtig goudkleurig haar, zachte welluidende stemmen en toverharpen. Ze hebben een koning en koningin, trouwen en worden ten huwelijk gegeven. Ze personifieerden de trillingen van de lucht, de waarneembare maar oneindige melodie van de natuur, de kleine schoonheden die een liefhebber van het buitenleven waarneemt of denkt waar te nemen op heuvels en dalen, bos en weide, gras en boom, rivier en maanlicht.’ De elven zijn zo klein dat ze vrijwel onzichtbaar kunnen rondzweven terwijl ze onderwijl over bloemen, vogels en vlinders waken. Ze zijn hartstochtelijk verzot op dansen en glijden daarom dikwijls op de manestralen op aarde neer om op het groen te dansen. Ze houden elkaar bij de hand vast en dansen in cirkels. Zo maken ze de elvenkringen die men onderscheiden kan van de duivelse kringen door het diepere groen en de grotere weelderigheid van het gras dat hun kleine voeten hebben gedrukt. Kom niet buiten, die elven zijn geestdriftige musici en hebben aardigheid in een zekere melodie die als elvendans bekend is. Als je die hoort kan je je danslust niet bedwingen. Plotseling zal je merken dat je niet op kan houden en verder moet dansen totdat je van uitputting sterft, tenzij, tenzij je handig genoeg bent om de melodie achterstevoren te spelen of als iemand zo goed is om de snaren van de viool te breken.
Shakespeare laat een toverkring ontstaan door dansende elven in zijn ‘Macbeth’ (derde toneel van het eerste bedrijf) vergelijk verder ‘Othello’, ‘Storm’, ‘Romeo en Julia’, Macbeth 1,3, 25.
‘Noodlotzusters, hand in hand
Zwevend over zee en land
Draait en zwaait aldus in het rond
Driemaal uw deel, driemaal ’t mijner
Driemaal nog, het moet negen zijn
Stil: de toverkring is klaar’.
De heksen betoveren de plaats waar Macbeth moet voorbijgaan, door een rondedans waarbij zij, het gezicht naar buiten gekeerd, elkaar de hand reiken. Wie binnen de toverkring treedt is onder hun invloed.
De wonderbaarlijke Shakespeare wijst in ‘Tempest’ act 5 scène 1 op het ontstaan van heksenringen:
‘Gij elfenvolk van heuvel, beek en bos,
Gij die in het land geen voetspoor achterlaat,
De ebbende Neptune naijlt, en vliedt,
“..you demy-Puppets, that’. ‘Als hij terugkomt, kleine popjes, die’.
‘Bij moone-shine doe the greene sowre Ringlest make’. ‘Op ‘t gras, bij maanlicht, wrange rondjes maakt’.
‘Wherof the Ewe not bites, and you, whose pastime’. ‘Door het schaap gemeden, die tot tijdverdrijf’.
‘Is to make midnight mushrumps’. ‘‘s Nachts kampernoeljes vormt, en u verheugt’.
Op ‘t plechtige avondluiden’.
In de ‘Midsummer Nights Dream’ zijn de elfen druk aan het werk om de kringen in het woud voor Oberon en Titania fris te houden. Daar zegt een elfje:
‘Over berg en vallei
Over heg en muur
Door het park, door de wei
Door rivier en door vuur
Zwerf ik rond met elfenspoed
Vlugger dan de maanbol doet
Dien mijn koningin en houdt
Fris haar perkjes in het woud’.
Shakespeare ’s fairy cups.
Uit; http://en.wikipedia.org/wiki/Oberon
Fairy cups.
Ook de cowslip (Primula) heeft een sprookjesrol. In sommige plaatsen van Engeland is de plant bekend als fairy cups en verbonden met het elfenvolk. Zijn gele bloem is bekroond met 5 oranje vlekken, het is de freckled cowslip, ‘King Henry’ V 2, 49. De 5 vlekken zijn de gaven van de elfenkoningin en hierin ligt de kracht. Shakespeare verzekert “These be rubies fairy favours”.
We krijgen een goed idee over de grootte van Oberon, koning van de elven, en Titania, zijn vrouw, als we zien dat Ariel in de kelk van een van die kleine gele bloempjes kon kruipen en dat elven zich in eikelschalen konden verbergen.
In ‘Tempest’, v,1,80 zingt Ariel;
‘Bloemsap puur ik als de bij
In een klokje vlij ik mij
Rust bij uilgekras en vrijdag
Op een vleermuis vlieg ik blij
Zweef de zomer steeds ter zij
Vrij en blij geniet ik dan het leven
Onder de bloesem van geurige dreven’.
Als glinsterende dauwdruppen beginnen te vallen kijken kleine gezichtjes hoopvol door de grasbladen naar een vriendelijke cowslip. Een moment later klimmen kleine wezens op de stengels en verdwijnen in de dichtst bijzijnde bloemenbel. Dan verschijnt een symfonie van zachte zoete geluiden, wie het kan verstaan hoort de muziek van het feeënland.
De bloem bevat veel honig, een favoriet van bijen. ‘Tempest’;
‘Where the bee sucks, there suck I’.
In a cowslip’s bell I lie’.
Zijn beschrijving van de cowslips als “pensioners” van Titania is interessant omdat koningin Elisabeth aan haar hof te Londen altijd omgeven was door 50 van de edelste, nobelste, grootste en knapste jonge mannen van het rijk. Ze waren rijk gekleed en bedekt met juwelen en acteerden als eregard, ze waren bekend als gentlemen pensioners. Waar de koningin reisde daar reisden zij.
‘The cowslips tall her pensioners be’. ‘Gouden primula’s zijn haar wacht’
‘In their gold coats spots you see’.’ Geef eens op die sprenkels acht’.
‘Those be rubies, fairy favours. ‘In haar kleed, dat zijn robijnen’.
‘In their freckles live their savours’. ‘Elfengaven, geurenschrijnen’.
‘I must go seek some dewdrops here’. ‘Ik moet om dauwdruppen in het veld hierdoor’.,
‘And hang a pearl in every cowslip’s ear’. ‘En hang een parel in elke primula’s oor’.
Ook werd er de cowslip-wine van gemaakt, een heerlijk geurende amberkleurige drank, getrokken van de nectar van de bloemen.
‘Pale cowslip, fit for maiden’s early bier’.
De “crimson drops i’ the bottom of a cowslip’, de droppen zijn de vlekken. De cowslip is zo genoemd zijn omdat de cow aan de bloem likt met zijn lips. Sommige schrijvers menen dat het plantje zo heet omdat de bloem lijkt op de lippen van een koe. Het vee eet deze plant niet waardoor ze veel voorkomt op graslanden waar vee graast. De naam cowslip is verbonden met het Angelsaksisch cusloppe of coweslepe, dit werd in oud-Engels cu-sloppe of cu-slyppe. Het oud-Engels cuslyppe is geen kuslip, maar staat voor cu: een koe, en slyppe: kleverige of slijmige substantie, met andere woorden, koeienmest. De plant zou daar ontspringen waar de vlaaien waren gevallen.
Aan de andere kant maakte hij een kleine kleurengrap in ‘A Midsummer Nights Dream’. Thisbe, in dit wonderlijke komische spel, verhaalt:
“These lily lips
This cherry nose
These yellow cowslip cheeks”.
Uit' http://engelfilm.underground-channel.de/elfenseite/bild2.jpg Elfen sind unsichtbar, denn sie.
Shakespeare ’s wonder to make of fern asshen glas.
Onzichtbaar door varenzaad.
Men hoort Vergilius nog zeggen: ‘hic nihil nisis carmina desuni’; ‘hier ontbreekt mij niets meer dan dat ik ook toveren en bezweren kan”. Er is geen kruid waarmee meer heksenwerk en duivelskunsten bedreven is dan met de bescheiden varen. Alleen varens waren in staat om mysterieuze dingen te laten verschijnen.
Varens geven geen zaden, dat was wel duidelijk. Omdat men ze nooit zag bloeien en doordat ze in donkere bossen groeien, moesten ze wel duivelse krachten bezitten. Varens zouden het werk van de duivel zijn. Deze zaden kan je alleen verkrijgen als je het kruid bezweert en de duivel daarover aanroept. Dan zweet het een gomhars uit dat gelijk hard en zwart zaad wordt. Met dat zaad zie je de schatten van de aarde in een donker blauw licht weerspiegelt alsof de aarde van glas is.
In the ‘Squire’s Tale’ vertelt Chaucer (1387) wonderlijke verhalen over bijzondere dingen.
‘Thus seyn the people, and drawen hem apart’. ‘Zo sprak het volk en is uiteen gestoven’.
‘But nathelees somme seyden that it was’. ‘Sommigen zeiden, het was een wondere zaak.’
‘Wonder to make of fern-asshen glas’. ‘Dat men uit as van varens glas kon maken’.
Hoe verkrijg je nu het zaad? Hiervoor ga je naar een kruisweg in het bos waarover reeds lijken naar het kerkhof gedragen zijn. Daar verschijnen dan vele geesten van gestorvenen, bekenden en onbekenden die je aanmanen toch van je voornemen af te zien. Je stelt je op naast de varen vlak voor middernacht in de mystieke Johannisnacht en trek er een cirkel om heen. Als de boze nadert en roept, die de stem simuleert van een verliefde of ouder, geef er geen aandacht aan en draai je hoofd niet om, doe je dit wel dan blijf je zo de rest van je leven. De elfen, aangevoerd door hun koningin en de boze horde, komen in slagorde op je af om het onzichtbaar makende zaad in bezit te nemen. Om klokslag middernacht zal de varen gaan bloeien en gelijk groeien er kogelvormige, fonkelend gouden zaden uit die met grote snelheid op de aarde vallen en in de diepte verdwijnen. De zaden slaan met zo’n kracht neer dat niemand ze kan opvangen. Zelfs als je er een ijzeren pan onder zet zal je ze niet op kunnen vangen. De ijzeren bodem wordt door de neervallende kogels doorboord. Toch is er een middel om ze te pakken te krijgen. Als je een diepzwart bokkenvel neemt en die onder de varen plaatst en als je dan uit kleedt en op de kruising de tijd afwacht tot het zaad rijp is, dan heb je een kans. Als je op die St. Jansnacht, ondanks de nijdige waakzaamheid van de kwade geesten, het varenzaad kan bemachtigen en dit zorgvuldig verbrandt dan kan je de as als een wonderbaarlijke toverspiegel gebruiken. Je kan erin zien welk lot je vrienden boven het hoofd hangt en als het hen dan ook goed gaat verandert de as in een mooie bloem, zijn ze gestorven of gaat het hen slecht dan blijft de as koud en levenloos. Dat zaad is dan ook alleen maar bruikbaar na betovering en maakt degene die het draagt onzichtbaar en bracht hem geluk, ook in het spel. Zie ‘1 Henry IV, 2,2,90’: ‘We have the receipt of fern seed, we walk invisible’; ‘wij hebben het recept van varenzaad, wij zwerven onzichtbaar rond. Nu, op mijn woord, ik geloof dat je het meer aan de nacht dan aan het varenzaad te danken hebt, als je onzichtbaar rondzwerft’.
Varen komt verder voor in ‘Midsummer Night’s Dream’ iii, 1, 10; ‘Through bog, through bush, through brake, through briar’. Brake is de vrouwelijke varen en is zo genoemd omdat de wilde beesten ‘break out of them’.
Chaucer so plesaunt was his ‘In principio’.
6. Sint-Jans vuren.
Uit; http://elmfield.com/2011/07/st-johns-festival/
Een van de belangrijkste feesten ter ere van Balder (zon) werd gehouden tijdens de zomerzonnewende, dat was midden in de winter en midden in de zomer. Men beschouwde die laatste dag als de gedenkdag van zijn dood en van zijn neerdaling in de onderwereld. Op die dag, de langste van het jaar, kwamen de mensen bij elkaar en staken grote vreugdevuren aan. Jubelend reikten de mensen elkaar de hand. Juichend en zingend dansten ze om het vuur, rijk en arm, jong en oud. De jonge bruidsparen sprongen tezamen om zich van alle boze en zieke stoffen te zuiveren. Men wierp niet alleen bloemen en kruiden in het vuur, waarmee gelijk alle ongeluk in rook opging, maar ook paardenkoppen, knoken en zelfs levende dieren, die eerst als offergave gediend hadden, dat verdreef de boze geesten. Ze keken naar de zon die in de hoge Noorse streken weinig beneden de horizon daalt eer zij weer opkomt. Dit is de Moeder Nacht.
Het St. Jansfeest valt in de tijd van de zonneomloop. In de voorchristelijke tijd was dit de datum van het zonshoogtefeest. Die nacht heet nu St. Jansnacht, omdat die heilige Balder de Goede geheel en al vervangen heeft. Het springen bij de St. Jansvuren werd in verband gebracht met Lucas 1, vers 41: ‘En het geschiedde als Elisabeth de groeten van Maria hoorde, zo sprong het kind op in haar buik’. St. Jan was een licht, een brandend en helder licht zoals Christus hem noemde (Johannes 5:35) Nu geloofde men dat het kwaad geen uitwerking meer had als het St. Jans evangelie gelezen werd. In de general prologue vertelt Chaucer in zijn ‘Canterbury Tales’: ‘So plesaunt was his ‘In principio’. Dit waren de openingswoorden van het evangelie van St. Jan die in de middeleeuwen het middel was tegen de duivelse machten. Dit gebruik van het St. Jansevangelie werd op 18 augustus, 1601, in de synode van Gouda verboden.
Het feest zou een herinnering zijn aan het gebeente van St. Jan dat verbrand werden op die dag. De verzamelde bloemen zouden een herinnering zijn dat St. Jan bloemen voor de hemel verzameld had.
Hypericum is het St. Janskruid en die werd onder christelijke invloeden gewijd aan St. Jan wiens feest viel in de tijd dat de zon het hoogst aan de hemel staat zodat die Heilige de heldere getuige van het Licht werd. Gewoonlijk noemt men het rode sap van de plant het bloed van St. Jan, de duivels van de ouden zijn verdwenen in de dunne lucht en vervangen voor een christelijk feest en heiligen.
Vondel in ‘Bespiegelingen van Godts wercken’, geeft medische tips
‘Sint-Janskruid heelt en streelt de zenuw, die, verwarmt
En opdroogt, de kracht gevoelt, die haar beschermt
Verstramde zenuwen, van koude doodgevroren
Genezen van de vos (vossenstaart) verkwikt als herboren’.
Shakespeare, My part of death.
De venijn, Taxus baccata, groeit langzaam maar gaat wel eeuwenlang en onverstoorbaar door. De venijnboom is een boom die zeer oud, wel ouder dan de eik kan worden. Zijn grote ouderdom verleende hem de glans van onsterfelijkheid. Onsterfelijke taxusbomen zien we vooral in Engeland waar er veel rondom oude begraafplaatsen voorkomen.
Het gebruik om de venijnboom op de plaatsen van de doden te planten gaat zeker op heidense tijden terug. Het duistere, donkere loof met zijn giftige bestanddelen maakte de taxus tot dodenboom. In de Bretonse kerkhoven is er gewoonlijk maar een grote taxus. Hiervan vertelt men dat uit de mond van ieder op het kerkhof rustende dode een venijnwortel groeit. Men hoedt zich om van zo’n venijn bladeren te plukken of ze om te hakken. Door zijn mysterieuze eigenschappen werd de venijn in Engeland bij kerken geplant. Niet omdat ze duivels verjaagde, maar omdat het de venijnige geuren die uit de graven opstegen met zonsondergang, aantrok en inbond. Als treurboom verschijnt de venijn ook bij Shakespeare. Zo vermeldt die het gebruik van de yew om die in lijkendoeken te steken. Twelfth Night 2,4, 54.
‘My shroud of white, stuck all with yew.
O prepare it;
My part of death, no one so true.
Did share it’.
Op een andere plaats spreekt de dichter van de double fatal yew, (dubbele fatale venijn) eenmaal omdat zijn bladeren giftig zijn en de tweede maal vanwege zijn gebruik in dodencultus.’Richard II 3,2, 120’, ‘Van giftig, dubbel moordend taxushout’.
Zie ook ‘Titus Andronicus’ 2,2. ‘de ongelukstaxus’, en ‘Hamlet’ 1, 5, ‘het sap van de god vervloekte taxusboom’.
‘Heb ik geen reden, denkt ge, om bleek te zien?
Die twee daar hebben mij hierheen gelokt
Gij ziet, het is een woest, afschuwelijk dal
De bomen, trots de zomer, schraal, ontblaard
Geheel met mos bedekt en boze mistel
Nooit schijnt de zon hier en geen vogel broedt er
Dan dagschuwe uilen en onzalige raven
Zij toonden mij dit schrikwekkend dal
En zeiden, dat in het holst van de nacht
Een duizend boze geesten, duizend slangen
Tienduizend egels en gezwollen padden
Dooreen, er zulke gruwbare kreten slaakten
Dat ieder sterfelijk wezen, dat ze hoort
Terstond waanzinnig wordt of plotseling sterft
En nauwelijks was dit hels verhaal verteld
Of zij bedreigden mij, dat ze aan de tronk
Mij binden zouden van een giftige venijn
Ten prooi aan deze jammerlijke dood’
Het is een van de weinige coniferen die geen harsgangen bezit en zelfs dodelijk giftig is. Het is dan ook meermalen voorgekomen dat vee of herten die met deze plant gevoerd werden vrij kort daarna overleden. Tijdens en na de middeleeuwen is de venijn in aantal achteruitgegaan, vooral door zijn giftige eigenschappen, paarden die aan een huis gebonden waren aten tijdens het wachten van de taxushaag en stierven. Om die reden is de plant op vele plaatsen uitgeroeid. De venijn is in ieder geval zo gevaarlijk dat in Engeland de eigenaar van een plant, die overhangt op het land van de buurman, aansprakelijk is voor vergiftigingen. In veel landen was het dan ook verboden om de venijn te planten.
Onder de dingen die door de heksen in hun heksenketel geworpen en samen gebrouwen werden waren venijntwijgen die men afrukte tijdens de maansverduistering, zie Shakespeare ‘Macbeth’ IV, 1.27:
‘Gall of goat, and slips of yew
Sliver’d in the moon’s eclipse’.
‘1heks: Driemaal heeft mijn kat gemauwd’.
2heks: Viermaal blies mijn egel reeds’.
3heks: Rietwouw roept; het is tijd, het is tijd’.
1heks: Om de ketel! Ik begin!
Het giftig ingewand erin!
Pad, die onder koude steen
Dertig etmaal en nog een
Slapend, gif hebt uitgezweet
Gij het eerst erin geheet’.
Allen: Poken! dubbel, dubbel stoken!
Vuur, gij vonkelen! ketel, smoken’.
2heks: Slang, in vuile poel gebroed
Smoor en gloei in ’s ketels gloed!
Meerkatoog en roerdomplong
Vleermuiswol en addertong
Kikvorsteen, hagendissenpoot
Uilenvleugel, paddenbrood
Laat het tovermengsel koken
Als een helsoep walmen, roken!
Allen: Poken! dubbel, dubbel stoken!
Vuur, gij vonkelen! ketel, smoken!
3heks: Drakenschubben, wolventand
Haaienmaag en ingewand
Mummiesap met bloed van raven
Scheerlingwortel, ’s nachts gegraven
Lever van woekerjood
Geitegal en venijnenloot
Bij een maaneclips gesneden
Turkenneus en negerteen
Vinger van een knaap, gesmoord
In een poel bij zijn geboorte
Dikt het mengsel als het behoort
Voeg nog een tijgermaag erbij
En gereed is onze brij’.
Allen: Poken ! dubbel, dubbel stoken
Vuur, gij vonkelen ! ketel, smoken!
2 heks: Koel het nu af met apenbloed
En de toverbrij is goed’.
Hecate: Voortreffelijk, thans is het naar mijn zin
Elk uwer deelt in het schoon gewin
Maar komt, de ketel nu omringd
Op elfenwijs, en zingt dan, zingt
Dat al uw kracht in het mengsel dringt (muziek en dans)
Gezang: Geesten wit en grauw, geesten rood en zwart
Roeren! roert nu, roert ! geroerd en niet gemopperd !
Danst en roert en pookt: krachtig zij het venijn
Alle kwaad verschijnt en alle goed verdwijnt’.
Een boog gemaakt van dit hout kan een pijl wel 120m. ver schieten. Duizenden boogschutters, met bogen van dit hout gemaakt, waren de grootste kracht van de Engelse legers in Frankrijk, de Franse pijlen bereikten hen niet, maar hun pijlen wel de Fransen. Chaucer noemt de venijn ‘shooter yew’ en beschrijft zijn boogschutter als dragende een ‘mightie bowe’.
Shakespeare ’s digg’d i the dark.
De gevlekte scheerling, Conium maculatum, is een duivelse plant, de met portwijn getekende blokken op de blauwwazige stengels hebben een dodelijk uiterlijk. In het wild groeit de gevlekte op ruige ruigtes en donkere kerkhoven. Op die laatste plaats zou het door de duivel geplant zijn op graven van overwonnen zielen. Ofschoon de plant zijn eigen signatuur van vernietiging met zich meedraagt zijn kinderen vergiftigd doordat ze er blaaspijpen van maakten. Gewetenloze vervalsers of slordige kwekers vermengden het zaad wel met anijszaad, waar het veel op leek. Door het blad te wrijven is ze te herkennen aan de weerzinwekkende geur, muizenurine. De melksap bevattende wortel bevat, met de stengel, het meeste gif.
Zie ‘Macbeth’ IV,1 de “root of hemlock digg’d i the dark”. Het was een hoofdbestanddeel van het brouwsel van heksen. Het is een kruid van Saturnus en gevaarlijk voor de privé delen, ‘yet applied to the privities, it stops its lustul thoughts’. De bladen werden als omslag op de geslachtsdelen gelegd die het laat inslapen en lustige gedachten stopt. De borsten van de meisjes werden niet groter en de testikels van de jongens ontwikkelden zich niet.
Als symbool van Frankrijks verwoesting, Shakespeare in ‘King Henry’ V, v,2, 41;
‘Sterft onverzorgd; zijn fraaie dichte heggen
Zijn, als langharige en stoppelige gevangenen
Door wilde twijgen haveloos, op zijn akker
Die braak nu liggen, tieren dolik, scheerling
En weelderige aardrook, en het kouter roest
Dat zulk een woest woekering moest ontwortelen
Het effen weiland, eens zo schoon gesierd
Met sleutelbloemen, pimpernel en klaver
De zeis nu dervend, brengt, verwilderd, geil
In woeste moedwil niets dan onkruid voort
Dan ruwe distels, wilde zuring, klissen’.
Shakespeare, insane root met de heben sad.
9. Insane root.
Bilzekruid of Engelse henbane, Hyoscyamus, is zeer giftig, vrijwel net zo erg als de scheerling. Het heeft een somber kleed van dicht bijeen staande, stinkende bladeren. Bilzekruid verschijnt op eenzame, verwaarloosde plaatsen, het meest op vochtige, zandige plaatsen. Het is een slang onder de planten of heeft er associatie mee.
Henbane zou de insane root van Shakespeare zijn geweest toen Macbeth en Banquo de drie heksen ontmoetten op de heide.
‘Or have we eaten on the insane root
That takes the reason prisoner?’ De insane root, (krankzinnigheidswortel) die de rede gevangenneemt, veroorzaakt delirium en gekte.
Shakespeare laat de vader van Hamlet doden door wat sap van hebenona in zijn oor te gieten. Maar bilzekruid werkt voornamelijk door de huid, vooral door de slijmvliezen, in principe kon de vader van Hamlet zo niet gedood worden.
‘’t Vind u bereid’.
Maar trager waart ge ook dan het vadsig kruid’.
Dat langzaam wegrot aan het strand der Lethe’. (vergeten)
Bracht u dit niet tot handelen. Hoor nu Hamlet!
Het werd uitgestrooid, dat toen ik in mijn hof’.
Te slapen lag, een slang mij stak, zo werd’.
Door een verdicht verhaal heel het oor van het land’.
Omtrent mijn dood misleid; weet edel jongeling’.
De gifslang, die uws vaders leven stak’.
Draagt thans zijn kroon… ‘.
‘50 ‘Sleeping with mine orchard’. ‘Toen ik in mijn lusthof sliep’.
‘My custom always in the afternoon’. ‘Zoals ik in ‘t namiddaguur gewoon was’.
‘Upon my secure hour thy uncle stole’. ‘Besloop uw oom mijn zorgeloze rust’.
‘With juice of cursed hebenon in a vial’. ‘Met giftig, vloekbaar ebbensap gewapend’.
‘And in the porches of my tears did pour’. ‘En goot dat van melaatsheid zwangere vocht’.
‘The leperous distilment’. ‘In de ingang van mijn oor’.
Zijn werking is’.
Aan ’s mensen bloed zo fel vijandig, dat’.
Het snel als levend kwik zich allerwegen’.
Verspreidt door de aderen van het lichaam, en’.
Met plotseling geweld het levens vocht’.
Doet stremmen, stollen, als zure leb’.
De melk verdikt, zo overkwam het ook mij’.
En op het eigen ogenblik heeft me een uitslag’.
Als een melaatse het zuivere lijf omschorst’.
Ruw, dik, van aanzien walgelijk’.
Dus werd ik slapend, door een broeders hand’.
Van leven, kroon en gade opeens beroofd’.
In mijner zonden volheid afgesneden’.
En zonder biecht, ontheffing of sacrament’.
Met ongesloten rekening ten gerecht’.
Met heel mijn schuldenlast op mijn hoofd gezonden’.
Wat Shakespeare dan bedoelde in Hamlet 1,5, 60 met ‘cursed hebenon’? Commentators doelen op een bijzondere plant met dodelijke effecten, in plaats van een plant die de dood aangaf. Maar, hoe maken poëten woorden, wat bedoelen ze en waar hebben ze de informatie vandaan gehaald? Men denkt dat Shakespeare het sap van hebenon of hebona opgepikt moet hebben van de ‘youce of Hebon’ uit Marlows ‘The Jew of Malta’ uit 1590. Daar hoopte Barabbas dat het vergiftigde voedsel dat hij naar zijn dochter zond zou werken als de wijn van de Borgia’s en het bloed van de Hydra en de ‘youce of Hebon’, het gif van de Styx en de adem van zijn bewaarder, Cocytus. Marlow en Shakespeare zijn beiden wel bekend geweest met The Garden of Proserpina uit Spenser’s ‘Faerie Queene’, II, 51-6, die bewaakt werd door de Cocytus waarin bomen en planten stonden.
‘direful deadly blacke both leafe and bloom
Fit to adorne the dread, and decke the drery toombe” met de ‘heben sad’, en de
‘mournfull Cypresse’.
‘Dead sleeping Poppy, the blacke Hellebore,
Cold Coloquintida, and tetra mad
Mortall Samnitis, and Cicuta bad’.
Spenser, op zijn beurt, zal Gower’s ‘hebenus that slepy tre, which furnished the boards of the couch of Sleep’ gekend hebben. Zo is hebenon of hebona simpelweg afgeleid van het Latijnse ebenus, het zwarte ebbenhout dat gebruikt werd in begrafenisrituelen.
Maar Ebenus is de middeleeuwse naam voor Cicuta virosa, Conium groeit meer in zuidelijke streken, ze werden vaak met elkaar verwisseld.
Shakespeare, Badge of the hell.
10. Badge of the hell.
Volgens de klassieken was de koningstroon van Pluto, god van de onderwereld, gemaakt van het zwarte ebbenhout, Diospyros ebenus. Ebbenhout werd wel gebruikt om er wiegen van te maken zodat kinderen niet bang zouden worden van zwarte gezichten.
‘Love’s Labour Lost; IV, 3, 247,
‘King. ‘By heaven, thy love is black as ebony’. ‘Uw kind is zwart als ebbenhout, bij God!’
‘Ber. ‘ Is ebony like her? O wood divine’. Is ebbenhout als zij? O goddelijk hout!’
‘A wife of such wood were felicity’. ‘Een vrouw uit zulk hout waar ‘t heilrijkst lot’.
‘O! who can give an oath? where is a book?’ ‘Wie geeft me een boek en hoor mij, als ik zweer’.
‘That I may swear beauty doth beauty lack’. ‘Dat schoonheid alle schoonheid derft, ten ware’.
‘If that she learn not of her eye to look’. Zij van haar ogen gloedvol blikken leer’.
‘No face is fair that is not full so black’. ‘O, schoon is geen gelaat, min zwart dan het hare’
‘King. ‘O paradox! Black is the badge of the hell’. ‘Wat paradox! Zwart is de leus van de hel’.
‘De kleur van krochten en het kleed van de nacht’.
‘En blankheid staat bij hemelreinheid wel’.
‘Ber. ‘De duivel lokt het liefst in engelen dracht’.
Zoals ravenzwart mijn liefste hoofd bedekt’.
Dan rouwt het, wijl vals haar, verf en vernis’.
Met ijdele schijn verliefde dwazen trekt’.
Doch zwart is schoon, sinds zij geboren is’.
Vondel, ‘Salomon’
‘….ik ga voorbij die schat van dierbaar ebbenhout’.
Shakespeare ’s soon speeding gear.
11. Soon-speeding gear.
Ondanks alle oude waarschuwingen ziet men de akoniet, Aconitum, nog steeds in tuinen als een herinnering aan oude pijlgiften, moordenaars en fatale vergissingen. Plantverzamelaars nemen deze plant dan ook altijd op als ze handschoenen aan hebben. Het gif kan door een wondje of de mond opgenomen worden en is vrij snel actief. Net als de meeste ranonkelachtige is het groen schadelijk voor vee, maar gedroogd onschadelijk.
De akoniet ademt een duistere sfeer uit. Doordat de bloem met de kap bedekt is van de Noorse helden symboliseert de plant ridderschap, met zijn giftige adem is het typisch een ongeluksplant en behoort tot de kruiden van duistere praktijken die in donkere en eenzame plaatsen groeien
De Engelse botanist Gerard vertelt ons dat het gif van de monnikskap van zo’n kracht is, dat een mens of dier dat verwond wordt door een pijl of iets dergelijks, waarin dit gif gedoopt is, binnen een half uur zal sterven.
Vrijwel zeker heeft Aristoteles er de dood door gevonden en zou het gif zijn dat Romeo (te vroeg) innam.
V,1,60: ‘...let me have’. ‘Geef me’.
‘A dram of poison, such soon-speeding gear’. ‘Een slok vergif, een drank, die snel en krachtig’.
As will disperse itself through all the veins. ‘Door de aderen zich verspreidt, zodat de man’.
’That the life-weary taker may fall dead’. ‘Die levensmoede is, drinkt en neerstort’.
‘And that the trunk may be discharg’d of breath’. ‘En dat zijn borst van de adem zich ontlaadt’.
‘As violently as hasty powder fir’d’. ‘Met zulk geweld, als het haastig kruit ontvlamt’.
‘Doth hurry from the fatal cannon’s womb’. ‘En losbreekt uit moorddadig krijgsgeschut’.
‘...To Juliet’s grave, for there must I use thee’. ‘Naar Julia’s graf, want daar behoef ik u’.
‘II King Henry IV’: 4,4,44
‘En voor uw vrienden wordt gij dan een schutse’.
Een gouden ring, uw broeders samenbindend’.
Zodat het vat, dat aller bloed vereent’.
‘Mingled with venom of suggestion’. ‘Al wordt er het gif des lasters in gemengd’.
‘As, force perforce, the age will pour in it’. ‘Dit laat de tijd niet na erin te storten’.
‘Shall never leak, though it do work as strong’. ‘Nooit lek wordt, zelfs al werkt dit gif zo sterk’.
‘As aconitum or rash gunpowder’. ‘Als akoniet of snel ontvlammend kruid’.
Vondel, De Vaderen;
‘Zo’n gruwelijke dood, heb ik wel ooit gevoeld
Met dodelijk Aconith u schotel, mijn behoeder
Oft met vergif verhaast de dagen van mijn Moeder’.
Vondel, Geboorteclock;
‘De prins werd vriendelijk aangekwispeld door een leeuw
De vloeken weken hem en bleke razerijen
Men zag de lucht geveegd van krom geklauwde Harpijen
Geen raadsel breiende Sphynx leide op ’t verslinden toe
Chimeren waren voorts het vonken spuwen moe
Geen Gorgonen piepte meer, geen Hydra’s nijdig bliezen
Geen Scilla blaatte meer, de Phytons staakten ’t biesen
Elk ingezetene had liefde en vrede tot zijn wit
De kruidlezer vond geen dodelijke aconiet
De boter geur en kleur kreeg als oranjevruchten
Maar dit was aangenaam, geen oorzaak van verzuchten
Ik sluimerde daar na, waar dacht men dat ik was
In onze lusthof, waar ik keurig bloemen las
In frisse kransen vlocht, en zoete rozenhoedjes’.
Vondel, Bespiegelingen van Godts wercken;
‘Doorsnuffelen mijnen, stof, en stenen, planten, dieren
Dan blijkt hoe heilzaam ende en elks behoudenis
Waar van ’t aloude gebruik een ondervindster is
Ook zulk dat dodelijk en moordende vergiften
Van akoniet en slang door louteren schiften
Verlaten hun aard en stekende venijnen’.
Chaucer, chauntecleer, katapuce.
Uit; http://www.stephenmorrisauthor.com/april-fools-day/
12. Chauntecleer (chante: zingen, cleer: helder)
Hippocrates liet de theorie van zwarte gal het licht zien wat verantwoordelijk was voor verschillende ziektes, onder andere melancholie en krankzinnigheid. De kerstroos, Helleborus, zou door zijn laxerende werking dit verdrijven. Helleborosus is bij Plautus een mens die niet goed bij het verstand is en nieskruid nodig heeft. Horatius prijst het als geneesmiddel aan (satiren II 3, 82) “Danda est ellebori multo pars maxima avaris”, dat wil zeggen, men moet de geesteloze er veel van geven. Drink Helleborus, was een Grieks gezegde, als ze bedoelden ‘je bent niet goed bij je hoofd’. Nog lang is het voor geestesziekten in gebruik geweest, men herinnert zich de fabel van La Fontaine, Le Lievre et la Tortue, waarin de schildpad aan een haas voorstelde te wedden wie er het eerst op zekere plaats zou zijn. Hierop had de haas geantwoord dat ze aan het malen was en enige hoeveelheden nieskruid moest nemen.
In the Nun’s Priest Tale vertelt Chaucer in zijn Canterbury Tales over de geesteszieke, de haan Chauntecleer die een slechte droom heeft gehad in de nacht voordat hij door de vos gepakt wordt. Pertelote, zijn favoriete hen, denkt dat hij ziek is en suggereert hem een laxatief te nemen uit de tuin van de weduwe. Hij zou geholpen worden met purgerende, laxerende middelen en een kruid tegen melancholie.
‘For Goddes love, as taak som laxatyf’. ‘Neem dan een laxatief, om Godes min’.
Up peril of my soule and of my lyf’. ‘Ik schiet er graag mijn lijf en ziel bij in’.
I conseille yow the beste, I wol nat lye’. ‘Zo ik ongelogen u niet ten beste raadt’.
‘That bothe of colere and of melancolye’. ‘Dat ge van rode en zwarte gal’.
‘Ye purge yow; and for ye shal nat tarie’. ‘U schoon purgeren moet, en doe het voort’.
‘Though in this toun is noon apothecarie’. ‘Er is wel geen apotheek in dit oord’.
‘I shal myself to herbes techen yow’. ‘Maar zelf leer ik u de kruiden wel’.
‘That shul been for youe hele and for youre prow’. ‘Waarbij gij baat zult vinden en herstel’.
‘And in oure yeerd tho herbes shal I fynde’. ‘En ik zal die kruiden vinden in onze gaard’.
The whiche han of hire propretee by kynde’. ‘Die de eigenschap bezitten uiteraard’.
‘To purge yow bynethe and eek abobe’. ‘Het lijf te purgeren, onderlangs en boven’.
‘Foryet nat this, for Goddes owen love!’’Bij Gods minne, wil me toch geloven’.
‘Ye been ful coleryk of compleccioun’. ‘Dat ge galachtig van samengesteldheid bent’.
‘Ware the sonne in his ascencioun’. ‘Zorg dat de zon in zijn ascendant’.
‘Ne fynde yow nat repleet of humours hoote’. ‘U niet vindt opgekropt met hete vochten’.
‘And if it do, I dar wel leye a grote’. ‘Ik wed om een groot, zo dat gij gebeuren mocht’.
‘That ye shul have a fevere terciane’. ‘Dan zal de derdedaagse koorts u rijden’.
‘Or an agu, that may be youre bane’. ‘Of het koudwee, en uw dood is niet te mijden’.
‘A day or two ye shul have digestyves’. ‘Slik voor een dag of twee eerst digestiven’.
‘Of wormes, er ye take youre laxatyves’. ‘Van wurmen en daarna pas laxativen’.
‘Of lawriol, centaure and fumetere’. ‘Van kerslaurier, santorie, aardrook’.
‘Or elles of ellebor, that groweth there’. ‘Of anders nieskruid, want dat groeit hier ook’.
‘Of katapuce, or of gaitrys beryis’. ‘Van kattepuit of geitebes’.
‘O herbe yve, growing in oure yeerd wher ther mery is’. Van het grote veil, waar het erf vol van is’.
‘Pekke hem up right as they growe and ete hem yn’. ‘Pluk het zoals het groeit en eet er van’.
‘Be myrie, housbonde...... Kom, wees vrolijk, man’.
Lawriol, Daphne mezereum, het peperboompje purgeert, vandaar de Engelse naam lawriol, spurge laurel, het is de oude laurier, naar de overeenkomst van de bladeren met die van de gewone spurge, Euphorbia.
Centaurium erythraea, door de monniken werd het erop gehouden dat het deze plant was die gebruikt werd door de centaur Chiron om de wond in de voet van Patroklos mee te genezen. Duizendguldenkruid verkreeg zijn naam door zijn vele goede eigenschappen en werd vroeger dan ook met honderden ponden tegelijk ingezameld. Fumetere komen we nog elders tegen.
Gaytrys beryis, Gerard, noemt gatter trees of goat tree als naam voor Euonymus europaeus. Gatteridge en gatter-tree betekenen geitenbos, oud-Engels gat: geit. Hij haalt Theophrastus aan die vermeldt dat ze fataal zijn voor geiten.
Katapuce, de Engelse naam spurge, Euphorbia lathyrus, betekent een purgerende plant, via Frans
purge, afgeleid van espurgier: purgeren, stamt het woord van Latijn expurgare, purgeren: schonen.
Vergelijk het Duitse Scheisskraut, ons schijtkruid.
Het was de middeleeuwse cataputia (een veerlatinisering van het Italiaanse cacapuzza: stront, stank)
Vondel, ‘De Heerlijckheyd van Salomon’; ‘Met ’t loofwerk van Euphorb, en Scammonye bladen gesierd is het schild’.
Euphorb is de Euphorbia, Scammonye komt van Convolvulus scammonia, L. (bindkruid) is een bladverliezende, meerjarige plant. Wit/purperen bloemen en windende stengels. Deze plant levert de scammonia van de ouden. Dit is een purgeermiddel, Engelse purging bindweed, dat uit de dikke meerkoppige wortel gewonnen wordt en gedroogd in de handel komt. De Arabieren gebruiken het als sterk laxerend middel.
Een andere purgeermiddel komt van rabarber,
. Vondel, ‘De Heerlijckheyd van Salomon’;
‘t Elleborum het zwart, de Rha het groen vergad’ren
En of zulks toegaat in ons zwak, en teder lijf’.
De in de gebergte van China en Tibet inheemse plant brengt naar het westen de Perzisch naam rewend mee. Door verbinding met de naam Rha, bij de Grieken de naam voor de Wolga waar de plant zou groeien, werd het van klinker veranderd en Rha of Rheon genoemd door de Grieken. Barber waren de barbaren die daar woonden, samen dus rabarber. Galenus en Plinius maakten van deze tot dan toe onbekende plant gebruik bij verstoppingen. Het was eerst een medische plant. Na 1800 kwamen er bastaarden waaruit de tegenwoordige rassen stammen. De eerste hybriden hadden zure stengels en groene bladstelen, maar geleidelijk aan werd dit steeds beter, nu zijn er met rode bladstelen die minder zuur zijn. Het idee om de stelen als groente te gebruiken stamt waarschijnlijk uit Engeland.
Shakespeare, there were mery is.
13. There were mery is.
Herbe yve, Hedera helix, de klimop, ‘growing in oure yeerd wher ther mery is’.De blijdschap slaat op het blad van de klimop. De oude wijngod Bacchus wordt vaak voorgesteld als met klimopbladeren omkranst. Dat zou hem tegen dronkenschap behoeden, dit werd zo ook door de mensen gebruikt. Door dit gebruik werd de klimop ook het zinnebeeld van vrolijkheid en scherts. Een man gekroond met klimop kan niet dronken worden.
Een bos van klimop werd dan ook vroeger in Engeland buiten de taveerne geplaatst als een indicatie dat daar wijn werd verkocht. “Alwaar men wijn te koop had, werden daar van kransen tot een teken opgehangen; daarom is het Latijnse spreekwoord, dat goede wijn geen veil-krans (klimopkrans) van node heeft”. Goede wijn behoeft dus geen (klimop) krans, is nog een bekende uitdrukking. In de ‘General Prologue’ van de Canterbury Tales vertelt Chaucer:
A garland hadde he set upon his heed’. ‘Een krans had hij op zijn hoofd gezet’.
‘As greet as it were for an ale-stake’. ‘Alsof het een groet was voor het bierteken’.
Men veronderstelt dat hij de ale-stake bedoelde als de bos die het teken was voor een taverne.
Zie je daar nog eren uil bij staan is betekent het dat in een klimopbos wijsheid en aanspraak verenigd zijn.
Als de klimop een boom met zijn groen bedekt is het tot een gevaarlijke vijand van de boom geworden. Vele bomen zijn zo van onder tot boven bekleed en in talloze armen verdeelt de plant daar zijn macht. Klimop slingert zijn groene takken door de eeuwen heen en heeft overal zijn beschermende armen uitgebreid als een zinnebeeld van trouwe aanhankelijkheid. Door zijn omhelzing wordt het voorwerp van zijn liefde niet gewurgd. Klimop omvat de dunne tak met dezelfde innigheid als de dikke stam. De stengel is zo zwak, dat die zichzelf niet rechtop kan houden. Een boom wordt door die plant dus niet afgeknepen.
‘Midsummer Night’ iv, 1, 48;
‘So doth the woodbine the sweet honeysuckle
Gently entwist; the female ivy so’.
‘Tempest’ 1,2, 80: ‘Hij werd het klimop, dat mijn vorstenstam
Omwond, mijn sappen zoog’.
Vondel, ‘De Vaderen’;
‘Ik, oud en vruchteloos slecht d’holle Eik, die naakt
Mismaakt en bladerloos geen schaduw langer maakt
En tot de wortel toe verdort, niet om te verslimmen (slechter)
Alleen voor de veyl verstrekt een ladder om te klimmen’.
Chaucer, love ’s potion.
14. Love’s potion.
De liefdesdranken zijn feitelijk afrodisiaca, middelen om de geslachtsdrift op te wekken. Ze zijn in de romantiek bedoeld om iemand tegen zijn wil in liefde te laten ontvlammen voor de schenker of schenkster van de drank. Men herinnert zich slechts hoe Brangaene aan de van de dorst smachtende Tristan en Isolde, bij vergissing, de drank schenkt die bedoeld was om bij de ontmoeting van Isolde met haar toekomstige gemaal, Koning Mark, een rol te laten vervullen. Men kent de gevolgen. Zie Chretien de Troyes schitterende liefdesdrama Tristan et Iseut en Wagners muziekdrama.
Zie de frivole poëzie van de Fransen, La Fontaine’s ‘La mandragore’, bij de Italianen Machiavelli’s lustspel ‘La Mandragola’.
De liefdesdranken bevatten vooral de giftige doornappel en Mandragora. Ze verhogen de geslachtsdrift met uitschakeling van de ordenende wils functie, zodat de vleugels van het morele overwicht op die driften gevierd worden.
In the ‘Wife of Bath’s’ Prologue verhaalt Chaucer in zijn Canterbury Tales, 1387, over een liefdesdrank:
‘Lucia, likerous, loved hire housebonde so’. Lucia, graag en lustig, hield zo van haar man’.
‘That, for he sholde alwey upon hire thynke’. ‘Dat, omdat ze eraan altijd aan dacht’.
‘She yaf hym swich a manere love-drynke’. ‘Gaf ze hem een soort liefdesdrank te drinken’.
‘That he was deed er it were by the morwe’. ‘Zo dat hij dood was voor de morgen aanbrak’
‘And thus algates housbondes han sorwe’. ‘Ja, en zo al tezamen had de huisvrouw zorgen’.
Shakespeare, thee tot that sleep.
15. Het luik der ogen valt.
Zeer uitvoerig beschreef Apuleius in zijn Metamorfosen de daden van een gifmengster. Hier zou een jonge man vergiftigd worden, maar de arts weigerde om een dodelijk gif te geven en gaf daarom een slaapmiddel uit alruinwortel dat voor enige tijd een op de dood zeer gelijkende slaap voorstelde. In Shakespeare’s ‘Romeo en Julia’ komt dit ook voor, hij had dit mogelijk van Apuleius overgenomen. Shakespeare was zich bewust van de krachten en mysteries van de mandraak.
4,1,90:
‘’t Is morgen woensdag’.
Draag zorg, de nacht, die volgt, alleen te zijn’.
Uw voedster slaapt dan niet in uw vertrek’.
Neem dit flesje, als gij te bedde ligt’’.
En drink dit vocht, van kruidensap bereid’.
Onmiddellijk zal een kille slaperigheid’.
Door al uw aderen stromen, iedere pols’.
Verflauwt, staat stil, geen warmte of adem getuigt’.
Dat gij nog leeft, het rood van wang en lip’.
Wordt grauw als as, het luik der ogen valt’.
Als sloot de dood de dag des levens af’.
Elk lid, van buigingskracht beroofd, wordt stijf’.
En strak en koud, als door de hand des doods’.
En zulk een schijnbeeld van kille dood’.
Verblijft gij twee en veertig uren lang’.
Dan zult ge ontwaken als uit een zoete slaap’.
Verschijnt dus morgen uw bruidegom’.
En wekt hij u tot de echt, dan zijt ge dood’.
En, naar ’s lands wijze, wordt gij op de baar’.
In uw schoonste klederen, onbedekt’.
Gedragen naar datzelfde aloude gewelf’.
Dat heel het geslacht der Capulets omsluit’.
Omstreeks die tijd, dat gij ontwaken zult’.
Zal Romeo, wie ik ’t schriftelijk meld’.
Hierheen zich spoeden, samen wachten wij’.
Het ontwaken af’.
In ‘Cymbeline’ v,5 50 wordt dit ook gebruikt:
‘Vaak de koningin, heer, bij mij aan’.
Vergiften haar te mengen, zij gaf voor’.
Dat zij haar weetlust zou voldoen, door het doden’.
Van hond en kat en dergelijk gespuis’.
Ik duchtte een erger doel, waarom ik haar’.
Een schadeloos mengsel gaf, dat plotseling’.
Het leven schorst, doch korte tijd daarna’.
Neemt ieder levenswerktuig ongedeerd’.
Zijn taak weer op. Hebt gij daarvan gebruikt?
Imogeen: ‘Waarschijnlijk wel, want ik was dood’.
Als slaap- en dodelijk middel wordt de mandraak ook gemeld door Shakespeare in ‘Othello’ III, 3, 330.
‘Not poppy nor mandragora’. Geen papaver- noch alruinsap’.
‘Nor all the dowsy syrups of the world’. ‘Noch al der wereld sluimerdranken brengen’.
Shall ever medicine thee tot that sleep’. ‘Den zoete slaap u weder’.
‘Which thou owedst yesterday’. ‘Die nog gisteren U eigen was’.
Zie ook Antonius and Cleopatra I, 4, 80.
De mandraak was een plant van haat en liefde. Uit deze plantenfamilie, Solanaceae, werden toverdranken gebrouwen die zelfs de dood konden brengen waardoor de mensen zeggen, ‘hij heeft mandragora gekregen’. Het kruid is een echt vergetelheidsdrank. ‘Geef me Mandragora te drinken.’ zegt Cleopatra, (Anthony and Cleopatra) ’ ....dat ik de tijd verslaap als Antonius weg is’.
De appels zijn, met wijn, gebruikt als slaapmiddel.
De geruime tijd inslapende, maar niet dodende middel speelt overigens ook een rol in Sneeuwwitje en Doornroosje.
De meeste schrijvers handelen bij deze plant meer over het bijgeloof door de vorm der wortels, zie de volgende. De slaapdranken zijn waarschijnlijk meer afgeleid van de vruchten.
Shakespeare, mandrakes.
16. Alruintje.
De mandraak is een van de oudst bekende narcotische middelen. Zijn identiteit is zonder twijfel, hoewel het kruid eeuwenlang in mysteries en magie gehuld was. De wortel heeft de vorm van een mens en zou de eigenaar geluk en voorspoed bezorgen. Ze werden duur verkocht en in houten kistjes bewaard die met zilver belegd waren.
‘2 King Henry’ 1,2,20:
‘Gij verwenst alruintje, gij deugt veel beter om op mijn muts gestoken te worden, dan om mijn hielen te volgen. Nog nooit heb ik een agaatmannetje tot dienaar gehad, maar ik zal u niet zetten in goud of zilver’.
Naar Flavius Josephus groeide het gewas bij Jeruzalem en zou de plant voor iedereen die het zocht in de grond verdwijnen. Dat kon voorkomen worden door de plant met urine te overgieten. Het plukken van de wortel zou zeer moeilijk gaan, hiervoor waren zekere voorbereidingen nodig. De wortel kon bij uitgraven verdwijnen of zo’n verschrikkelijke kreet slaken dat de graver van schrik zou sterven. De mandraak zou dan ook alleen maar daar groeien waar een onschuldig man gehangen was en ontstaan zou zijn uit zijn laatste zaaduitstorting. Bij het graven moest de graver met zijn gezicht naar het westen zich achter de mandraak plaatsen en er driemaal met zijn zwaard omheen gaan. Hierna kon begonnen worden met graven, echter zonder de wortel aan te raken. Door de vorm van de wortel werd verondersteld dat het een kabouter of een ander mysterieus wezen was die bij aanraking die verschrikkelijke gil zou laten horen. Voor het uittrekken werd dan een zwarte hond genomen die met een touw om de staart gebonden de wortel eruit trok.
In de mythologie is de mandraak een wijszeggende, demonische geest of een klein halfduivels wezen in mensengestalte die de bezitter rijk zou maken. De plant is ook wat behaard en in sommige aangroeisels zijn zelfs manlijke of vrouwelijke delen te herkennen. De wortel heeft de vorm van een naakte mens, de vier worteltakken waren de twee armen en benen. De manlijke vormen bezitten een baard en zouden de mannelijkheid stimuleren, de vrouwelijke, die zeldzamer waren, werden met lange haren afgebeeld en zouden de vruchtbaarheid bevorderen.
Shakespeare was wel bekend met zijn mysteries.
Moord en kwaad waren synoniem met de mysterieuze wortel, als Suffolk antwoord aan Koningin Margaret, in het tweede deel van ‘Henry VI’, III, 2, 310:
‘Suffolk: ‘A plague upon them, wherefore should I curse them’. ‘Haal hen de pest! Waartoe zou ik hen vloeken?’
‘Would curses kill as doth the mandrakes groan’. ‘Als vloeken dood bracht als de alruinkreet’.
‘I would invent as bitter-searching terms. ‘Dan vond ik bitter boze woorden uit’.
‘As curst, as harsh and horrible t hear’. ‘Zo woest, zo hard, zo verschrikkelijk voor het gehoor’.
‘As lean-faced envy in het loathsome cave’. ‘En stiet ze door de opeengeklemde tanden’.
Met zoveel blijk van ingevreten haat’.
Als in haar gruwelijk hol de magere Nijd’.
Mijn tong zou bij het heftig spreken struikelen’.
Mijn oog zou als de vuursteen vonken sprankelen’.
Mijn haar als van een razende op gaan rijzen’.
Ja, ieder lid zou doen, als vloekte het mee’.
En nu juist dreigt mijn hart, bezwaard, te breken’.
Als ik niet vloekte. Zij vergif in hun drank’.
Gal, erger nog dan gal, hun heerlijk maal’.
Hun liefste schaduw van cipressenwoud’.
Hun dagelijks aanblik van boze basilisken’.
Hun zachts gevoel scherp als hagendissenpriemen’.
Afschuwelijk hun muziek als slangengesis’.
Door uilen onheilskreten begeleid’.
Al de ijselijkheden van de diepste hel’.
Door een misverstand is Romeo niet bij het ontwaken van Juliet aanwezig. Die roept bij haar angstig ontwaken in de grafkamer uit, iv, 3. 44;
“Alack, alack! is it not like that I’. ‘Wee, wee mij, is het niet waarschijnlijk, dat’.
‘So early waking, whith loathsome smells.’ ‘Ik vroeg ontwakend, in die pestlucht, bij’.
‘And shrieks like mandrakes totn out of the earth’. ‘Gekrijs als van alruinen, de aard ontscheurend’.
‘The living mortals hearing them run mad’. ‘Dat levenden, die ‘het horen, zinloos maakt’.
‘O! if I wake, shall I not be distraught’. ‘ O, zal ik ontwakend, niet verbijsterend zijn’.
‘Environed with all these hideaous fears?’.’Omringd van al die akeligheid en schrik’.
‘II King Lear’ VI, III, 2,310 ‘Kill, as doth the mandrake’s groan’. ‘Doodt zoals de mandraakschreeuw doet’.
Vondel, De Heerlijckheyd van Salomon;
‘Hier danst een ouwe baas met zijn mantel lang
En bruingrauw stijl omgordt met een blauwe adderslang
Die knaagt haar kronkelstaart en kunstelijk ik bespore
Ruit, vuurkruid (witte nieswortel) en komijn, alruin en mandragore’. (alruin en mandragora is dezelfde naam voor 1 plant)
Chaucer, dwale.
17. Dwale.
De narcotische, hallucinerende werking van Atropa belladonna, (ook een Solanaceae) ziet men in het woord dolkruid, de Duitse Tollkirsche, toll: dol, dolle kers. Het Engelse dwale betekent ook een slapende versterking, dwalen. In de ‘Reeve’s Tale’ van Chaucer gaat de molenaar en zijn vrouw naar bed, toen hadden ze zoveel bier gedronken dat ‘hem needed no dwale’. Chaucer:
‘Arise, quods she; what, have ye dronken Dwale?
Why slepen ye? It is no nitertale’.
Met het sap van de plant werd ook vroeger, door zijn giftigheid, de huid gebleekt en puistjes verwijderd. In oude tijden was in Engeland het dwalwater favoriet bij de dames om vlekken weg te werken.
Belladonna betekent schone vrouw, het sap van deze plant werd op de ogen gedruppeld, waardoor er glanzende ogen en een grotere oogappel werd verkregen. Dit kan ook bereikt worden door een deel van het blad buitenwaarts op de ogen te leggen. Of de plant is zo genoemd omdat dit sap, ingenomen, illusies gaf van mooie vrouwen. In geringe hoeveelheid veroorzaakt het ook hallucinaties en diepe slaap. Het is een oud bijgeloof dat op zekere tijden de plant de vorm aanneemt van een tovenares van een heerlijke schoonheid waar het gevaarlijk is om naar te kijken
Een ander verklaring verhaalt een drastischer behandeling van de vrouwelijke sekse, een Italiaanse gifmenger zou er gebruik van gemaakt hebben om de lieflijke dames naar de hemel te verwijzen.
Een paar gram gedroogde bladeren zal al snel lijden tot een droge keel en een zeer extravagant delirium, vaak vergezeld door een oncontroleerbaar lachen, soms met onophoudelijk praten, maar soms met totaal verlies van de stem. Hij die het eet verliest direct al zijn geheugen en kennis en is bezig om elke steen om te draaien alsof hij met iets zeer belangrijk aan het werk is. Is dit de plant die Shakespeare noemt waar Banquo vraagt: ‘or have we eaten of the insane root that takes de reason prisoner?’ Of was dit van Hyoscyamus, de henbane of insane root?
Shakespeare, this is some changeling.
18. Wisselkinderen.
Meelbrij met moederkoren werkte dodelijk. Moederkoren is een schimmelwoekering in het graan, vooral rogge. Vroeger was dit in natte jaren heel schadelijk omdat het moeilijk gezuiverd kon worden. Tegenwoordig haalt men er LSD uit. Eerst wordt het zenuwsysteem beschadigd en dan komt het tot een verschrikkelijke jeuk, kriebelziekte, dan tot een lang aanhoudende pijnlijke spierkramp en vaak veroorzaakt dit epilepsieachtige aanvallen. Het ergste van alles was het heilige vuur: Ignis Sacer, dat gaf pijnen in de ledematen die zich onder heftige branden donkerrood en dan zwart kleurden om dan zonder bloeding af te vallen. Een soort droge versterving. Door dorst, krampen en door verkramping van de spieren voerde dit uiteindelijk tot de dood.
Misschien is hieruit het bijgeloof ontstaan van “het beschreien van de kinderen door de ‘kornmuhme’, een aardkol of trol die haar verkommerde kind tegen een menselijk kind uitwisselde. De reden hiervan is dat de kinderen die aan moederkoren leden met verkromde vingers stierven. In de morgen van hun dood vond de moeder dan haar kind heel anders dan gewoonlijk, verkrampt, en dacht dat haar kind geruild was door de aardkol die het levende mensenkind geruild had voor haar dode trollenkind. Die dode kinderen werden dan wisselkinderen genoemd.
Wisselkinderen, ‘Winters Tale’; III, 3,122, ‘erg, erg! Maar kijk eens hier, jongen. Hier is heel wat anders; jij vindt stervende, ik pasgeborene. Hier kun je staan te kijken; zie eens, wat een doopkleed voor een grotelui’s kind! En kijk daar eens; neem dat op, neem het op jongen; doe het eens open. Zo, laat eens kijken. Het is mij voorspeld, dat ik nog eens rijk zou worden door de tovergodinnen, dat is zeker een wisselkindje, (this is some changeling) hou het open, wat is erin jongen?’
Stoffel: ‘Je fortuin is gemaakt oude. Als de zonden van je jeugd vergeven zijn, dan zul je nu goede dagen hebben, Goud, klinkklaar goud’.
Herder: ‘Dat is elfengoud, jongen, en dat zullen wij er nog wel verder aan merken.’
Shakespeare, she wears the willow.
Uit; http://en.wikipedia.org/wiki/Ophelia
19. She wears the willow.
Shakespeare, tremble, like the aspen leaves.
20. Vrouwentongen.
De wilg verschijnt bij ons als een verfrommelde boom met een plompe stam en geschoren hoofd, hij behoorde tot de zogenaamde ongeluksbomen. Diegene aan de bijl waren ontkomen werden aan de boom der vloeks, de wilg, gehangen. In geheimzinnige veemgerichten lag de wilg naast het blanke zwaard op de tafel van de vrijgraven. Die ter dood waren veroordeeld werden met een wilgenstrik opgeknoopt aan de dichtst bij gelegen boom. De geknotte wilg was een symbool des doods. Hij was zelf al onthoofd. In de onderwereld waren uitgestrekte bossen van wilgen en daarin woonde de god des doods, Vidharr.
Zelfs in de bijbel is het een ongeluksboom. Ter herinnering aan hun gevangenschap in Babylon zongen de Joden en werd aan de wilg de harp opgehangen. Judas heeft zich aan een wilg verhangen met een strik, zijn dode lijf stortte op de bodem en barstte zodat alle ingewanden eruit vielen. Sindsdien ligt er een vloek op de wilg. De wilg kreunt en barst en ook zijn buik is hol tot op de huidige dag. Daardoor heeft het een slechte naam en is het gebrandmerkt. Daarom zijn de oude wilgen hol en geplet.
Vondel, ‘Ezechias de godsdienstige’.
‘’t Huis Jacob’s zuchten zou op de oever van de Euphraat
’t Huis Israel’s einde zou zijn hemelse gezangen
En aende wilgen droef zyn herpen laten hangen’.
Wilgen zijn bitter en zijn een teken van ongemak en bitterheid, al zo in de tijd van Elisabeth waarin diegene die rouwde een wilgenkrans droeg. In Engeland is er de uitdrukking, ‘she wears the willow’, een teken dat de vrouw weduwe is en niet meer wil hertrouwen.
In ‘Hamlet, 4,7,170,’ verdrinkt Ophelia daar waar het grijze lover van een wilgenboom in het water weerspiegelt.
‘Laertes: Drwon’d ! O, where?’ . ‘Wat, verdronken, Waar?’
Queen: ‘There is a willow grows aslant a brook’. ‘Koningin.: Ginds buigt een wilg over ’t beekje heen’.
That shows his hoar leaves in the glassy stream’. ‘En spiegelt in de vliet zijn grijze bladeren’.
Daar komt zij, woest bekranst met dovenetels’.
Madeliefjes, boter-, lange purperbloemen’.
Die het ruwe herdersvolkje ruw benoemt’.
Maar het schuchtere meisje dodemansvingeren noemt’.
Zij klom en reikte om aan dunne twijgen’.
Haar onkruid op te hangen, doch daar brak’.
Een valse tak, en met haar schatten viel zij’.
In het schreiend beekje. Het wijd gespreid gewaad’.
Hield haar een wijl, gelijk een meerelf, boven’.
Waarbij zij rijmpjes zong uit oude deunen’.
Als een, beseffeloos voor het gevaar, of als’.
Een wezen, dat, voor het element geboren’.
Er mee vertrouwd is, doch dit duurt niet lang’.
Haar klederen zogen het water op en trokken’.
Het arme kind, tot op het laatste nog zingend’.
In ’t modderig graf!’
Een verbinding met smart. Het is een boom vol droefenis.
In ‘Othello’ iv, 3, 28 zingt de droeve Desdemona het lied van de wilg:
“Sing willow, willow, willow’.
Sing all a green willow must be my garland”.
Het lied van wilgen, een oude deun, maar als op haar gedicht. Zij zong het, toen zij stierf’.
‘Ach, de arme zat onder de eik in haar smart’.
Zingt: ‘wilgen, groene wilgen’.
Het hoofd op de knie en de hand op het hart’.
Zingt: ‘wilgen, wilgen, wilgen’.
Het beekje aan haar voet, ach het ruiste haar klacht’.
Zingt: ‘wilgen, wilgen, wilgen’.
Haar tranen, zij vloten; de rots, zij werd zacht;
Leg dat daarginds neer’.
Zingt: ‘wilgen, wilgen, wilgen’.
‘k Bid u, maak haast, zo dadelijk komt hij hier’.
Zingt allen: ‘mijn krans moet van wilgenloof zijn’.
Laat niemand hem laken, zijn toorn is zo schoon’.
Nee, dat volgt niet. Hoor, wie is ‘t die daar klopt?
Emilia: Het is de wind’.
Desdemona: Mijn lief noemde ik trouweloos, en wat zei hij mij?
Zingt: ‘wilgen, wilgen, wilgen’.
Boel ik ook met vrouwen, met mannen bedoelt gij’.
Much Ado About Nothing, II, 1, 190;
‘’‘eenvoudig naar de naaste wilg, voor uw eigen zaken, Graaf.
Op welke manier wilt gij uw treurkrans dragen?
Guido Gazelle dicht de boom ook zo:
“waarom, droeve wilgenboom
Staat gij op de mandelstroom?
Waarom laat ge uw lange takken
tot in ‘t Koele water zakken?
daarom zucht ik, daarom steen ik
daarom, neergebogen, ween ik,
daarom treurt de Wilgeboom
op de zwarte Mandelstroom”.
Wilgen zijn buigzaam. Gevlochten tenen (een twijg die op vaste maat is afgesneden en gebundeld, ook wel rijs genoemd) worden voor verschillende doeleinden gebruikt, waterwerken, huizenbouw, manden en dergelijk. Zo’n wilgensoort die gebruikt wordt om er huisraad uit te maken wordt osier genoemd. Dit woord komt van oud-Frans osierre: dat wat groeit in een ausarium: rivierbedding.
De buigzame osier komt voor in ‘Love’s Labour Lost’ iv, 2,112: “Those thoughts to me were oaks, to tee like osiers bowed”. ‘Zijn gedachten waren als een eik, die van de ander even meegaand als een wilg’.
Vrouwentongen wordt de tril of Engelse asp genoemd, Populus tremulus, omdat zijn bladeren bij het minste of geringste bewegen en altijd te horen zijn, daarom ook wel bevende ratelaar. Trillen of sidderen als een espenblad is een bekende uitdrukking. De esp was een teken van schandaal omdat zijn bladeren gemaakt waren van vrouwentongen. Chaucer zegt dan ook:
‘And quake as doth the leaf of Aspen green’.
‘To shake like an aspen’ is een van de oudste Engelse gezegden. Dat ritselen wordt veroorzaakt door de eigenaardige opbouw van het blad aan de bladsteel die plat en breed is en een verticale stand heeft, terwijl het blad horizontaal staat. De bladsteel is dan ook nog zeer slap en wordt dan zo ook met het minste windzuchtje beroerd. Mogelijk dat dit dient om de verdamping te bevorderen en zo de boom een goede groei geeft. Terwijl bij andere bomen de bladeren slapen is het blad van de ratel altijd druk bezig.
De bladen vinden geen rust omdat het kruis van Christus uit dit hout gemaakt is. De licht bewegende bladeren zorgen steeds voor ‘onrust” ze sidderen of popelen. De populier werd met eeuwige onrust gestraft omdat het de enige boom was die niet voor de Heer buigen wilde en siddert nu net als de eeuwige Jood die niet rusten kan.
Shakespeare noemt de asp nog aspic in ‘Antony and Cleopatra’ v, 2, waar de aspic de slang is die Cleopatra dodelijk steekt en gebracht wordt in een mandje met asp-, populierbladeren;
240 “The pretty worm of Nilus there’. ‘Hebt gij de lieve Nijlworm meegebracht’.
‘That kills and pains not’. ‘Die zonder smarten doodt?’
296, ‘Have I the aspic in my lips? Dost fall?’ ‘Heb is een aspis op mijn lippen? Valt gij?’
‘If thou and nature can so gently part’. ‘Was u het afscheid van natuur zo zacht’.
‘The stroke of death is as a lover’s pinch’. ‘Dan is de dood gelijk de kneep van een minnaar’.
‘Which hurst, and is desired’. ‘Die smart, maar lieflijk is’.
354-7: ‘This is an aspic’s trail; and these fig leaves’. ‘Dit is een aspiswond, de vijgenbladen’.
‘Have slime upon them, such as the aspic leaves’. ‘Zijn ook met slijm, als de aspisbladeren’.
‘Upon the caves of Nile”. ‘In haar holen aan de Nijl’.
‘Titus Andronicus’ II, 4, 44. ‘O, had het monster ooit die leliehanden’.
‘Tremble, like the aspen leaves, upon a lute’. ‘Als espenblad zien trillen op een luit’.
Zodat de zijden snaren teer die kusten’.
Op de terugweg van de Tartaros vlocht Hercules een krans van takken van de boom die Hades had geplant in de Elyzeese velden ter gedachtenis aan zijn minnares, de mooie Leuke. De buitenste bladeren van deze krans bleven zwart omdat dit de kleur is van de onderwereld, maar de bladeren die tegen het voorhoofd van Hercules aanzaten werden door zijn roemrucht zweet zilverwit gebleekt. De kleur van de witte populier geeft zo aan dat hij in beide werelden geweest is.
De witte lijnen zijn vaak te zien in de plotselinge zomerwinden, dit is een zekere indicatie van komende regen, de ‘wheather tree shows its white lining, there will be rain’. Heen en weer zwaaiend in de wind schitteren ze eerst licht dan donker al naar de zijde die zich vertoont, daarom is de boom aan de Tijd gewijd met zijn afwisseling van dag en nacht. Het blaadje is omgekeerd, Fries it bledtsje is omteard, Duitse das Blatt hat sich gewandt en Franse la carte est tournee
Ook de spreuk als een blad omslaan, berust vooral op het gedrag van de popel wiens bladeren op St. Jansdag hun plaats veranderen zodat ze daarna de boom geen bescherming meer bieden tegen de regen.
Vondel, Salmoneus;
‘De krans van populier
Bekranst zijn priesterdom’. (Hercules)
Faeton wist van zijn vader gedaan te krijgen dat hij eens in de zonnewagen mocht rijden. Hij verloor de macht over de paarden die het hemelse vuur trokken zodat de aarde verschroeid werd. Zeus maakte er een einde aan door een bliksemstraal te zenden die Faeton op aarde liet tuimelen. Zijn zusters bleven onophoudelijk om zijn dood schreien. Ze trokken zich de haren uit ’t hoofd, krabden de borsten open en riepen zijn naam te vergeefs. Toen Faethusa, de oudste, op zekere tijd wilde gaan zitten voelde ze haar knieën verstijven. Ze begon om hulp te roepen. Hierop wilde Lampetia toeschieten, maar haar voeten hadden reeds wortel geschoten. Febe, door dit rampzalig voorval tot wanhoop vervoerd, wilde heur haar uit trekken maar ze trok niets dan bladeren, haar beenderen werden boomstammen en haar armen takken. De bast had al haar ganse lichaam bedekt en liet niets vrij dan de mond. Maar hun tranen bleven vloeien. Men zag ze uit deze nieuwe bomen druipen en, door de zon hard gemaakt, werden ze amber.
Vondel bezingt in ‘Faeton of reuckeloze stoutheit’ de ondergang van Phaeton met de zonnewagen en het veranderen van zijn zusters in populieren.
‘De tranen biggelen als brantsteen in de zon’.
Shakespeare, threatening twigs of birch.
Uit; https://www.pinterest.com/CeruleanHMC/caricatures-georgian-and-regency/
De Boom der Wijsheid.
De berk wordt in het Latijn Betula genoemd. Dit woord komt mogelijk van het Latijnse batuare: slaan, de twijgen werden wel als roede gebruikt. De Finnen slaan zich ermee tijdens een dampbad om de bloedcirculatie te bevorderen. De berkenreis werd gebruikt tot het vervaardigen van bezems en diende weleer bij het spitsroedenlopen om de veroordeelden te pijnigen. Sommige volken gebruikten twijgen van deze boom om er mee te geselen en noemden daarom de boom “De Boom der Wijsheid” omdat de boosdoeners door zo’n tuchtiging wel tot betere gedachten kwamen.
Zo werden de roeden in oude tijden door Engelse schoolmeesters gebruikt, ouders bedreigden hun kinderen met deze afstraffing, zie Shakespeare in ‘Measure for Measure’ i, 3, 23-7:
‘Wij hebben stipte wetten, strenge straffen’.
Vereiste breidels voor halsstarrige paarden’.
Die wij nu veertien jaar lieten slapen’.
Gelijk een oude leeuw, die in een grot’.
Geen prooi meer zoekend, sluimert. Nu, gelijk’.
‘As fond fathers’. ‘En zwakke vaders’ .
‘Having bound up the threatening twigs of birch’. ‘Berkenrijsjes bindt’.
‘Only to stick it in their children’s sight’. Alleen om het oog der kinderen te verschrikken’.
‘For terror, not tu use, in time the rod’. ‘Niet voor gebruik, zodat de roede dra’.
‘Becomes more mock’d dan fear’d’. ‘Meer spot dan vreze wekt, zo is de wet’.
Uit; http://projects.iq.harvard.edu/stigmainshakespeare/katherine’s-limp
Uit; http://idioms.chat.ru/17/pix/539.gif
23. And sweeter than the kernels.
Shakespeare, as will a chestnut in a farmer ‘s fire.
22. Kastanjes uit het vuur halen.
Kastanjes, Castanea sativa, uit het vuur halen is een uitdrukking die ontleend is aan de fabel. In Duits heet het Die kastanien aus dem Feuer holen, in Frans tirer les marrons du feu en in Engels to pull the chestnuts out of the fire. Een aap die kastanjes uit het vuur wilde halen was bang zich te branden en gebruikte hiervoor de poot van een daarbij liggende slapende hond.
Op kerstavond werden door bruidsparen noten in het vuur geworpen. Als deze noten stillagen en tezamen verbrandden, dan werd het een gelukkig huwelijk; als ze uit elkaar vielen, dan betekende dat een ongelukkige, kraakte het daarbij, dan zou het in de toekomst kraken.
Vrijsters gooiden noten, met de namen van haar aanbidders, in het vuur met Allerheiligen om uit te maken wie van hen haar liefde waardig was. Degene die kraken of springen zijn niet te vertrouwen, zij die rustig liggen te branden zijn de ware. Kastanjes waren een soort huwelijksorakel in Engeland. Naar dit geluid maakte Shakespeare ‘Taming of the Shrew’ 1, 2,208:
“Do you tell me of a woman’s tongue’. ‘En reutelt gij me niet van een vrouwentong’.
‘That gives not half so great a blow to hear’. ‘Die half zo luid niet klapt als een kastanje’.
‘As will a chestnut in a farmer’ s fire?’ ‘In het haardvuur van een pachter?’
Bij Vondel, Vermaeckelijcke Inleydinghe LI’, is het een aap en een kat, gevolgd door de moraal.
‘Den Aep en de Katte;’
‘De Sim, om ’t afwezig huisgezin te verrassen
Te snoepen de gebraden kastanjes in de asse
Nam ’s katten linkerpoot, hoe zeer zij was vervaard
En krabde de gebraden kastanjes uit de haard
De poes heeft luid gemiauwd als zij haar klauw verbrande
En riep: houd op, houd stil, mijn linkerpoot lijdt schade
Mijn vlees is niet van staal en ijzer als het dijn
Wat tirannie is dit, ik lijd grote pijn
Maar onze moeder Sim liet niet af van verzengen
Voor ze de haard had ontbloot van gloeiende karstengen
Belachende de kat in ’t midden van ’t verdriet
En riep: Wat schreeuwt gij, uw pijn voel ik niet
Een Koning, die zijn rijk en palen wil vergroten
Gebruikt zijn eigen volk en kloeke rijksgenoten
Hij houdt zich uit het gevaar en haalt als met zijn hand
Al ’t gene zijn hart wenst uit oorlogs felle brand.’
Vondel, ‘Herderskout’;
‘...Gij mag de nacht wel bij ons blijven rusten
We hebben thuis rijpe appels, zo ze u lusten
De nieuwe vrucht, kastanjes,….’ Hieruit zou je opmaken dat de kastanjes net ingevoerd waren.
Hoewel, Chaucer, 1387:
‘And many homely trees there were’. ‘En veel bekende bomen waren er’.
‘That peaches, coines, and apples bere’. ‘Die perziken, kweeperen en appels dragen’.
‘Medlars, plummes, peers, chesteinis’. ‘Mispel, pruimen en kastanjes’.
Cerise, of which many one faine is’. ‘Kersen waarvan velen fijn zijn’.
Die spreekt toch duidelijk over de kastanje
Mogelijk dat Vondel doelt op de paardenkastanjes, hoewel die niet eetbaar zijn.
Shakespeare, and sweeter than the kernels.
De hazelaar, Corylus avellana, is een sprookje en volledig versierd met harten. De hazelaar behoudt zijn bladeren zelfs nadat andere bomen al ontmanteld zijn en geeft het bos dan een warme gloed, een warme kleur als de gloed van de morgenwarmte.
De noten zijn vaak bedekt door die bladeren en de vruchten van de hazelaar bevatten een verborgen levenskracht. Over de hazelaar als symbool van vruchtbaarheid zijn vele verhalen in omloop. Als vrouwen bijvoorbeeld niet tevreden waren met hun mannen, legden ze een met vele noten behangen hazeltak boven het echtelijk bed. In vele dorpen was het gebruik dat jonge vrouwen de zekerheid in verwachting te zijn, door een hazeltak in de hand lieten zien.
In de ‘Taming of the Shrew’, ii, 1, 255 zegt Petruchio tot Katharina;
‘Hoe komt men aan het verhaal dat Kaatje hinkt?’
‘Kate, like the hazel-twig’. ‘Want Kaatje is slank en recht’.
‘Is straight and slender, and as brown in hue’. ‘Gelijk een hazeltak, ze is bruin van haar’.
‘As hazel nuts, and sweeter than the kernels’. ‘Gelijk een hazelnoot, en zoeter dan haar kern’.
‘O! let me see thee walk: thou dost not halt’. ‘O! loop eens op, nee hinken doet ge niet’.
Verder komt de hazelaar voor in ‘Romeo en Julia’. I, 4, 68, waar Romeo een droom had;
‘Mecutio; O zo, ik zie, fee Mab heeft u bezocht’.
Ze is de elfenkoningin, die dromen brengt’.
Zij komt, niet groter dan het beeldje op’.
De agaatsteen in de ring van een alderman’.
En rijdt, met een gespan van zonnestofjes’.
Over de neus van de mensen in hun slaap’.
De radarspaken zijn van spinnenbenen’.
Van fijne sprinkhaanvleugels is de kap’.
Van het web der kleinste spinnen zijn de teugels’.
Van maneschijnstralen is het tuig, de zweep’.
Is van krekelscheen en biezenpluis’.
Haar voerman is een mug, in het grijs gekleed’.
Niet half zo groot als het ronde wormpje. Dat’.
In het vingertopje huist van luie meisjes’.
Haar rijtuig is holle hazelnoot’.
Gemaakt door meester Eikhoorn of baas Wurm’.
Van oudsher reeds der elfen wagenmakers’.
En met dit span bezoekt ze nacht op nacht’.
Het brein van minnaars, die alsdan van liefde’.
De knie van hovelingen, die dan van’.
De hand van procureurs, die dan van kosten’.
Den mond van meisjes, die dan van kussen dromen’.
Maar deze straft vaak Mab in toorn met puistjes’.
Wijl snoeperij haar adem heeft vervalst’.
Soms galoppeert zij op de neus van een hoveling’.
Die speurt dan dromend nieuwe gunstbewijzen’.
Soms neemt zij het staartje van een big en kittelt’.
Een zielenherder in zijn slaap in de neus’.
Dan droomt hij dadelijk van een vetter kerspel’.
Soms draaft zij op de hals van een soldaat’.
Die menige vijand dan de hals doorklieft’.
Van bressen, hinderlagen, Spaanse klingen’.
Van drinken uit een reuzenpokel droomt’.
Dan hoort hij vlak aan het oor een trom, springt op’.
Ontwaakt, en vloekt een schietgebed of twee’.
En slaapt weer in. Dit is dezelfde Mab’.
Die ’s nachts de manen der paarden vlecht’.
En slordig haar dooreen wart tot een vilt’.
Waarvan de ontwarring tal van rampen spelt’.
Dit is dezelfde heks, die meisjes drukt’.
Als ze op de rug gaan liggen, en haar zo’.
Aan ’t dragen went, waardoor zij vrouwen worden’.
Voor een koude in het hoofd, schrijft Chaucer,
‘Take small note kennelys, and roost them, and ete hem with a lytyl powder of peprys when thou gost to bed’.
Vondel schrijft in ‘De Leeuwendalers’;....Met een hazelaren stok’.
Een bijzonder gebruik heeft de hazelaar ook als knuppel. Het is een boom van wijsheid, vandaar goed materiaal voor alle krachtige roeden.
De knuppel uit de zak was een knuppel uit de hazelstruik. De staf van pelgrims was gewoonlijk van de hazelaar gesneden en mensen die lange pelgrimstochten gemaakt hadden bewaarden de schat als een staf, ja, hij werd zelfs met hen begraven.
Het was de hazelaarsstaf die St. Patrick gebruikte toen hij de slangen voor zich uit, Ierland uitjoeg.
Corylus maxima (de grootste) is de baardnoot of langbaardnoot naar de franje onderaan de noten. In het Engels heet die filbert. Dit naar de Normandische naam, noix de filbert: de noot van (St.) Philibert, abbe van Jumieges in Normandië, 684, omdat de noten verschijnen en klaar zijn op zijn feestdag, eind augustus. Shakespeare vermeldt die vorm als “filbert” in Tempest, II, 2, 180;
“To clust’ring filberts”.
Shakespeare, hollow walnut.
24. Hollow walnut.
Tussen het bovenste deel van een mannenhoofd en een halve walnoot, Juglans nigra, bestaat veel overeenkomst. De harde bolster is de kale schedel, de dunne bruine schil is de bruine huid en het gelobde witte vlees zijn de hersens,
‘Merry Wives of Windsor’ iv, 2,170.
‘As jealous as Ford, that searched a hollow walnut for his wife’s leman’. ‘Zo jaloers als Ford, die een holle noot doorzocht om zijn vrouw’s lief te vinden’.
Vondel, ‘Zeemagazyn’;
‘Hier hagelt lood, en schroot, en kogel, Pluto’s schroom
Zo veel als ‘t notenbos van zijn notenboom
Kan schudden’.
Shakespeare, thou art an olm, my husband, I an vine.
25. The barky fingers of the elm.
De iep is een boom met karakter en persoonlijkheid.De indrukwekkende en in de zomer licht onregelmatige omtrek van de boom is dikwijls verdeeld in segmenten. In de winter eindigen zijn grote naar boven gerichte hoofdtakken in tienduizenden tere, dooreen geweven twijgjes zodat het lijkt of de boom in een nevelachtige stralenkrans gehuld is. Dit is het karakteristiek van de olm, de gaffeling van de twijgen tot een fijn kantwerk van twijgjes waarin de oorspronkelijke hoofdtak vrijwel niet meer te volgen is, opgelost in een wirwar van kleine pritelige takjes.
Zie Shakespeare in ‘Midsummer Night’s Dream’ 1,49: “The barky fingers of the elm”. .
Iepen waren bij de Romeinen zeer geliefd die ze gebruikten om de wijnstok aan te laten ranken. Het trouwen van de iep met de druif was een gewoonlijke verwijzing bij de Romeinse poëten.
Men maakte dan ook onderscheid tussen druiven die gekweekt waren met die staken en druiven die die steunsels gemist hadden. Iep en druif zijn zo het symbool voor vriendschap en huwelijk.
De iep is met de druif door de Romeinen geïntroduceerd vanwege dit huwelijk. Hetzelfde gebruik zien we later bij ons waar de gevleugelde takken van de kurkiep gebruikt werden als rijstakken bij de erwtenteelt. Zie Shakespeare waar de jaloerse Adriana meent dat haar man er staat en zijn tweelingbroer Antipholes wil omhelzen.
“Sta toe, dat ik mijn armen om u sla’.
‘Thou art an olm, my husband, I a vine’. ‘Ik ben een wingerd, gij een olm, mijn gade’.
‘Whose weakness, married to thy stronger state’. ‘Mijn zwakheid, om uw forse stam gerankt’.
‘Makes me with thy strenght to communicate’. ‘Voelt en geeft toe, dat ze alle kracht u dankt’.
Wat tussen ons zich dringt en u omvat’.
Hetzij mos of braam of klimop, onbeschaamd’.
Het snoeimes kapt het weg, het zou u verderven’.
Vondel bespreekt in ‘De Heerlijckheyd van Salomon’ de minneboefjes (Amor) in de trouw van de iep en wijngaard.
‘De kromme Olm wordt omhelsd van Wijngaard goedertieren
De toverlieden, en de zoete minneklachten
De telg, overladen van ’t balsem druppelden hout
Steeds onder ’t nest trilt de liefdekens veelvoud
De schoonheid legt, lust broeit, de hartstochten, door ’t veel tergen
Van de brand, ’t gebroedsel kipt van dees Pygmeense dwergen
De een legt het eiwit nog, de ander leeft al vlug
Een ander stoppelhaard, een ander leerling jeugdig
Van tak tot tak, van haag tot haag wispelt vreugdig
En in appelaars schaduw zacht dobbedobt en slaapt
En van zijn armen neer zijn koker hangen laat
Die vurige damp uitbraakt en op een musje teder
Proeft een ander zijn boog, die reuzen velt ten neder’.
Prachtige iepen werden in de buurt van Londen gevonden en andere grote steden, want deze boom verdraagt een vervuilde lucht die niet geschikt is voor vele andere bomen. De geweldige iepen van Hyde Park en Kensington Gardes werden zeer geprezen door hen die er rust zochten en vertoefden vanwege de aangename schaduw dat ze gaven. Duizenden konden met Milton zeggen:
‘Not always city-pent nor pert at home
I dwell; but when spring calls me forth to roam
Expatiate in our proud suburban shades
Of branching elms that never sun pervades’.
Chaucer:
‘The elmis grate and small’.
Vondel, Gutenbergs geroofde letter.
26. Boeken-Beuk.
Bekend is dat er tussen de Buche en Buch (beuk en boek) een zakelijke samenhang is. Beuk, de oude bueckenboom, buche of boekenboom. Indrukwekkende beuken staan er te Arnhem, die uitstekende beukengronden noemt men nog boekengronden, zie ook de namen Boekelo, Boxtel en Boekel.
De bast van de beuk is zacht en goed te snijden, wat op bijna alle beuken goed te zien is. De boekdrukkunst zou door Laurens Jsz. Koster te Haarlem uitgevonden zijn omdat hij op de stam van de beuk, (boek) letters kerfde, de letters van de stam haalde en ontdekte dat die een afdruk vormden op de grond en zo op de gedachte kwam om die letters als zetmateriaal te gebruiken.
De strijd om de roem waar de boekdrukkunst uitgevonden is wordt op meer dan 5 plaatsen gestreden. Volgens H. Junius zou Gutenberg, als leerling van Koster in een kerstnacht zijn gereedschappen gestolen hebben. In ieder geval wordt het jaar 144? Als het jaar van de uitvinding bepaald.
Vondel, de ‘Druckkunst aen Balthasar Moerentorf’.
‘Dat Laurens Koster (dien ik hier
Nu niet met delfisch lauwerier
Maar met zijn eigen beukeloof krans)
In Holland oplook met die glans
En de eerste boekenstaaf sneed uit bomen
Die voor geen heilige eiken schromen
Al beroemd Mentz zich van zulke vondst
De keustad klopt op haar mond
Als Haarlem spreekt, de fiere Rijn
Geeft de eer aan ‘t Spare, met die schijn
Van recht, en zwijgt van Vuist, de zetter (Faust de compagnon van Gutenberg)
En Gutenbergs geroofde letter’.
De pinvormige rustende knoppen van de beuk zwellen in het voorjaar op en fonkelen als gebrand koper, ze gloeien in de voorjaarszon van brons tot rood waarna de hele boom in een emeraldzijde kleur uitbarst, dan trekt de boom de aandacht. Beukenbossen zijn buitengewoon donker en schaduwrijk. De boom moet veel blad maken omdat de zon zijn zachte bast kan beschadigen.
Vondel, de ‘Heerlijckheyd van Salomon’;
‘Het schaduwende loof eens planebooms u frisch
Een zonnehoed verstrekt, een beuckelaer uw dis’.
Vondel, ‘Hippolotys of rampsalige Kuyscheyd’;
‘De beukebomen bladen en takjes zoetjes trillen
Getroffen van de wind…’
Vondel, ‘Herderskout’;
‘In ’t groen, zo dicht van beukenloof bedekt’.
Een beuk geeft slecht werkhout, maar goed brandhout,
Vondel, ‘De Leeuwendalers’;
‘Hak beuken af tot brand, leg rijsbos op ’t vuur
Houw eik en elzen om’.
Vondel, ‘Begroetenis aen Fredrick Henrick’;
‘Hollandse maagden, vlecht Oranje met laurieren
En bekranst Frederik, die in ’t land bestieren….
‘Een beukelaar des lands’.
Vondel, luwe schaduw.
27. Zoete schaduw.
Bekend is de plataan, Platanus, geworden als de plataan van Lydia waar de grootvorst Xerxes door zo’n boom in vervoering raakte. Hij liet zijn leger van 1 700 000 man halthouden om de schoonheid en hoogheid van deze boom te bewonderen. Bij zijn vertrek liet hij die met sieraden omhangen en stelde er een speciale bewaker over aan. Toen hij gedwongen werd verder te gaan liet hij het beeld van de boom in een gouden medaille slaan die hij altijd bij zich droeg. Handel’s Largo is de melodie die Xerxes tot de boom in de opera zingt.
‘Er was nooit lieflijker en zoeter schaduw van enige boom
Dan die van mijn beminde plataan’.
Homerus spreekt van altaren onder de plataan opgericht. Vertaling van Vondel:
‘Wij bouwden bij een bron gewijde zoenaltaren
En smeekten met den geur, ten hemel opgevaren
In luwe schaduw van een groenenden Plataan
Waar langs ene beekje vloot, nabij zijn voet ontstaan
Toen sprong een schrikbarende slang, met fonklend rood gespikkeld
Als door den Dondergod tot honger aangeprikkeld
Van onder ‘t outer (altaar) uit en sloeg zich om den boom’.
Shakespeare, humble mulberry.
28. Humble mulberry.
De moerbei of mulberry, Morus, als haag is geschikt om de wind te breken, sommige soorten zijn geschikt voor wegbeplanting maar willen in de winter nog wel eens wat afvriezen. Ook zijn ze geschikt als leiboom.
De vier kleine, nauwelijks zichtbare bloemdekblaadjes worden dik en sappig en vormen het eetbare gedeelte. Dan is de boom behangen met guirlandes van neerhangende vruchten die de tuin een feestelijk aanzien geven. De donkerrode vruchten zijn verzamelvruchten, net zoals bij de framboos, en tevens schijnvruchten. De vrucht valt af bij rijpheid. Door aan een tak te schudden kun je rijpe, braamachtige vruchten zo in een laken opvangen. Vallen die vruchten op een sierbestrating geven die een niet te verwijderen kleur.
De mulberry komt ook voor in Shakespeare ‘Midsummer Night’s Dream’ III 1,174 en ‘Coriolanus’ III, 2, 79:
‘Ja, buig in deemoed, vaak, ter tuchtiging’.
‘Now humble as the ripest mulberry’’. Van uw trotse hart, als waar het een rijpe moerbei’.
Die, aangeraakt, reeds valt’.
Milton’s boom te Cambridge stond er nog eind vorige eeuw. Maar de boom die door Shakespeare geplant was in zijn tuin te Stratford werd omgehakt door de man die het huis kocht omdat de mensen hem zo lastigvielen en naar de boom wilde kijken.
De oude Grieken gebruikten het sap om wijn te kleuren, ook dames. Virgilius, vertaling Vondel: ‘En Egle kwam op slag de bange maats te baat
Nimf Egle, de allerschoonste en sierste van ‘t gelaat
Der vliedgodinnne. Toen de God nu kwam te ontwaken
En d’ogen opsloeg, toen bemaalde zij zijn kaken
De kin en ‘t voorhoofd met een moerbei paars en rood.’
Vondel, ‘De Leeuwendalers’;
‘..de felste en wreedste stieren
Bedaren in ’t gevecht, waar zij voorbijkomt zwieren
De boterbloem verguldt de weide op haar tred
De stroom gevoelt een gloed in ’t koelste van zijn bed
Wat zou men van de mond als zeldzaamheden vertellen?
Een moerbei, rijp van pas, geen moerbei, twee morellen
Wat zou men roemen van dat levendige git
Of liever van de kool, die onder ’t voorhoofd zit
En gloeit me al te heet? Wat zou men van de vlechten
Zo geel een ijl, als goud en barnsteen hechten
Verhalen, daar mijn hart en ziel zich in verstrikt?
…..Ja, wie bemint ze niet? Wie zet haar deugd te hoog?
Ze verfde nooit haar wangen met moerbei of morellen
Ze loogt noch bleekt heur haar’.
Shakespeare, silk stockings.
Uit; http://en.wikipedia.org/wiki/Andrew_Aguecheek
29. Silk stockings.
Het blad van de witte moerbei, Morus alba, wordt gebruikt voor de zijdenwormteelt. Die spint voor zijn cocon een draad van 3000m. Bruikbaar daarvan is 300-900m. In Venetië kwam niet alleen de handel, maar ook zijdetelers, spinners en wevers over om in Italië de zijdeteelt op te zetten. Venetië speelde in de 15de en 16de eeuw een belangrijke rol. Zijde is altijd een exclusief product geweest.
Zijden kousen komen voor in ‘2 King Henry the Fourth’, 2,2, 18:
‘or to take note how many pair of silk stockings thou hast’.
Antony and Cleopatra, 2,2,210:
‘Een schaar van maagden, ware Nereiden’.
Zag haar naar de ogen; elke buiging deed’.
De groep nog schoner zijn. Die het roer bestuurde’.
Geleek een meergodin, het zijden tuig, the silken tackle’.
Trilde, als die handen, zacht als bloemen, het grepen’.
‘Cymbeline’, 3,3,22:
’Dan dat men ruist in onbetaalde zijde’.
Waarvoor wie het prachtkleed levert, buigt, maar toch’.
De schuld niet schrapt’.
Vondel, ‘Huigh de Groots Josef of Sofompaneas’;
‘En klederen van de wol der Seres ons gestuurd
En binnen Babylon op ’t geestigste geborduurd
En paarlen, blank als sneeuw, gevist op Indus kanten’. (De oud-Chinese naam voor zijde is ser, seres was de naam van de Grieken voor de Noordkant van Sinae (China) Hij wist toch blijkbaar het verschil tussen zijde en wol niet)
Vondel, ‘Bruyloftsbed van Pieter Cornelsz. Hoofd en Helionora Hellemans’.
‘Bij zijde en wormgespin….’
Shakespeare ’s figleaves.
30. Figleaves.
Ficus carica, de vijg, wordt al in Genesis gebruikt om de schaamte te bedekken. Het handvormige blad is groot met een dikke hoofdnerf. Die grote, taaie bladeren worden in het Oosten gebruikt om er mandjes, paraplu’s en schalen van te maken. Fruit bestemd voor export is nog vaak in vijgenbladen gewikkeld. Zo is het mogelijk dat Shakespeare bekend was met het blad. Hij noemt figleaves in ‘Antony and Cleopatra’ 2, 243-4, 269-9, 354-7.
De vijg kan gekookt, gekonfijt of vers gegeten worden. Voor lange tochten worden ze wel gedroogd en aan lange slingers gehangen. De vijg is in het Oosten een dagelijks voedsel.
Ook Shakespeare meldt de vijg in de ‘Midsummer’s Night Dream’ III, 1,170 en de Spaanse vijg in ‘King Henry V’, III, 6,62. Antony and Cleopatra, 1,2,30;
‘O, heerlijk! Een lang leven smaakt mij nog beter dan vijgen’. De gewone vijgen kwamen uit Spanje. Opuntia, een cactusachtige, wordt ook wel Indische vijg genoemd maar was toen nog niet bekend.
Chaucer, fyn ciprees.
31. Fyn cyprees.
De vruchteloze betovert het gemoed door zijn piramidale hoge groei die haar het zinnebeeld van de zonnestraal en vlam heeft gemaakt. Bij de Grieken was ze het zinnebeeld van de uit de aarde voortkomende eeuwige verjonging van de natuur zodat men leven en dood in haar meende te zien. Ze was gewijd aan het Noodlot, aan de Furiën, aan Proserpina en vooral aan Pluto. Maar ook het zinnebeeld van de uit de aarde voortkomende eeuwige verjonging van de natuur, zodat men leven en dood in haar meende te zien. Bij de offers die ‘s nachts aan Pluto werden gebracht droeg de priester een krans van cipressenloof. Omdat nu ernst en droefheid in haar verenigd waren lag er een diepere zin in de mening dat Amor de pijlen uit cipressenhout sneed die hij naar de aarde slingerde om liefdessmarten voort te brengen. Alleen de gouden pijlen uit zijn koker brachten geluk aan.
De scepter van Zeus stelde men zich ook voor als van dit hout gesneden, omdat hij heer was over leven en dood.
Vondel, ‘De Leeuwendalers’;
‘Men zal uw zerk rondom beplanten met cipressen
En wensen dat ze in het graf uw minnevuur mag lessen’.
In ‘The Tale of Sir Thopas’ vertelt Chaucer in de Canterbury Tales echter over lieflijke dingen, maar ook over een speer van cypres.
‘His sadel was of rewel boon’. ‘Zijn zadel was van elpenbeen’. (:ivoor)
‘Hys brydel as the sonne shoon’. ‘Als lichte zon zijn breidel scheen’.
‘Or as the moone light’. ‘Of als de maan te noen’.
‘His spere was of fyn ciprees’. ‘Zijn speer van fijn cipreshout’.
Cipressenhout gold voor onvergankelijk en onverstoorbaar. Het mooie geurende hout heeft een roodachtige gloed die nooit verdwijnt. Dit hout is zeer hard en gold voor onvergankelijk. Voor alle grote bouwwerken werd dit hout gebruikt, daarom was ook de brug die Semiramis over de Eufraat liet leggen van dit hout. Zo voldaan was Plato over zijn hardheid dat hij de wetten op tafelen van cipreshout liet leggen in plaats van het op koperen platen graveren. Het hout werd gebruikt voor de handelsschepen van Fenicië. Zoals waarschijnlijk de ark van Noach uit cipres gemaakt was, zo bouwde Alexander de Grote zijn Euphraat vloot uit dit edele materiaal.
Shakespeare heeft een kast van cipressehout in ‘Taming of the Shrew’, II, 1, 353 als teken van weelde.
Een cipressenbos komt voor in ‘Coriolanus’ 1,10, 30’.
Shakespeare, he shall flourish.
Van; F. Antoine.
32. He shall flourish.
Een van de machtigste bomen van de Libanon is de ceder. De boom kan wel 40m hoog worden met een karakteristieke afgeknotte, vlakke top.
De ceder, heeft net als de eik, machtige armen die horizontaal uitstaan en even dik en groot zijn als een volwassen boom. De ceder overheerst met zijn armen een uitgestrekt gebied. Het is een indrukwekkende verschijning, machtig en gespierd, een boom met charisma. De ceder is een van de meest waardevolle monumenten van aarde, religie, historie, kunst en dichters, allen hebben die boom aanbeden en bezongen.
De edelste onder de bomen, de roem der plantenwereld, en als zodanig het zinnebeeld van macht, grootheid, uitgestrektheid en verhevenheid.
Shakespeare in ‘King Henry VIII, 5, 5, 54
‘He shall flourish’. ‘Hij zal bloeien’.
‘And like a mountain cedar’. ‘En als de bergen ceder’.
‘Reach his branches’. ‘Uitbreiden zijn takken’.
‘To alle the plains about him’. ‘Over al het land in het rond’.
Vondel, ‘Huigh de Groots Josef of Sofompaneas’;
‘Van duurzaam cederen hout op de Libanon afgehouwen’.
Vondel, ‘Hierusalem verwoest’;
‘Ziet hoe de bliksem Gods mijn hemelhoge Ced’ren
En Marmer gepolijst ter Helle gin verned’ren.
……………..
Een gloeiende brand, daar hij de gouden vensters
Van ‘ heiligdom me’ blaakte, en Godvergeten stout
’t Vervloekte vuur stak aan ’t gewijde ced’renhout
De ceder reikt zijn hitte’ d’olijf te om te lessen
D’Olijf de Den ontvonkt; de Dennen den Cypressen’.
Chaucer, fyrbond.
33. Fyrbond.
Het hout van de den, Pinus, bevat hars en is daarom geschikt om als fakkel te dienen en zo werd het gebruikt op het altaar der goden waar de boom aan gewijd was, Ceres, Pan, Neptunus, Cybele. Men verhaalt dat een pijnboomtoorts aan bruiden en pasgetrouwden werd toegestuurd en daarom Pronubia Pinus (de pijn van ondertrouw) heette, een teken van brandende liefde van de vrouw tot haar man.
Dit brandende gevoel zien we in de namen terug, het is de Duitse Fohre wat in het oud-Hoogduitse forha was, in het Engels fir, oud-Engels furh, fyrh, in oud Noord Duits/Zweeds als fura, bij ons werd het in midden-Nederlands vuren, vurenhout is bekend. Is het woord verwant met de vurige Furiën? De Engelse botanist Gerard verhaalt ons dat het hout, vanwege zijn brandbaarheid, door de mensen fire of firre wood genoemd werd omdat het de meest vlambare is van alle houtsoorten en zo vol gom dat het branden zal als een toorts.
In the ‘Merchant’s tale’ vertelt Chaucer in zijn ‘Canterbury Tales’.
‘In libertee, and eek in mariage’. ‘In vrijheid en ook in huwelijk’.
‘And with hire fyrbond in hire hand aboute’. ‘En met haar brandende toorts in haar hand rond’.
‘Daunceth biforn the bride and al the route’. ‘Danste ze de route voor bruid en bruidegom’.
De fyrbond is de toorts voor vrijheid en de trouwprocessies. Shakespeare in ‘Coriolanus’ 1,6,3’;
‘Laat me u aan ’t hart drukken’.
Zo sterk van arm als toen ik bruidegom was’.
Zo blij van hart, als toen de huwelijkstoorts’.
Ons het einde van de dag verkondde en bedwaarts riep’.
‘Tempest’ 4,1,20’:
‘Geef acht, indien gij wenst, dat Hymens fakkel’. (god van ’t huwelijk)
U met haar licht bestraal’.
Vondel, ‘De Tortsen van Aalard Krombalck en Tesselscha Roemers’;
‘Vlecht hoeden en ontsteekt de toortsen van dit feest’. (de bruiloftsfakkels)
In de ‘Amsteldamse Hecuba’.
‘Tevens komen huwelijksgewijze de fakkelen voor uit’.
‘De Leeuwendalers’;
‘..Brengt vrolijk pijnloof, groene meien’.
Een dennenheuvel tovert bij zon op- en ondergang een eigenaardig kleurenspel voor de ogen. Als de zon fonkelend achter een dennenboom zakt worden de sombere bladeren als door toverkracht in een kleurenfontein veranderd die zich als een brandende toorts te midden van het zonlicht uitspreidt. Witte draden van zilveren haren zwieren door die vurige omarming. Shakespeare meldt: “wanneer van onder deze ondermaanse bol zij de trotse toppen der oosterse dennen in vuur zet”. Merchant of Venice iv, 1,75;
‘Bedenk, het is de Jood, met wie ge u inlaat’.
Ga eerder nog naar het strand der zee en geef’.
De vloed bevel, dat hij in eb verander’.
Daag eerder nog de wolf tot een verhoor’.
Waarom hij het ooi deed blaten om het lam’.
‘You may as well forbid the mountain pines’. ‘Verbied veeleer de fiere pijn der bergen’.
‘To wag their high tops, and to make noise’. ‘Te schudden met de hoge top, te ruisen’.
‘Als hem de storm met vlaag op vlaag bestookt’.
Leg eer de hardste taak u op, dan dat’.
Gij het hardste, dat bestaat, tracht te verzachten’.
Zijn Jodenhart… ’
‘Anthony and Cleopatra’, 4, 12 20:
‘Voor Caesar, die nu bloeit, de den, die boven’.
Hen allen uitstak, staat ontschorst’.
Shakespeare, open arse.
34. Openaers.
De vruchten van de mispel, Mespilus, zijn eerst groen en kleuren later in oktober roodbruin. Laat ze maar hangen tot diep in het najaar dan krijgen ze een betere smaak, of nadat de vorst er overheen is gegaan worden ze zacht. Het vruchtvlees gaat dan gisten en wordt sappig en geurend, ze zijn dan niet rot, het gezegde vermeldt wel ‘zo rot als een mispel’, maar ze hebben dan een opmerkelijke, zuurzoete, wijnachtige smaak. Dan kunnen ze gekonfijt of tot jam of gelei gemaakt worden.
De vorm is wat eigenaardig, ze lijken een kroon te dragen op de top, het zijn de vijf bloembladen, als je ze eraf wrijft zie je dat de bodem wat hol is. Vandaar de naam openaers: open gat. Openaers als naam is verdwenen. Door de vooroordelen van vroegere eeuwen was het niet toegestaan die naam te gebruiken.
In the ‘Reeve’s Prologue’ vertelt Chaucer in de Canterbury Tales het verhaal van de oude timmerman Osewold the Reve;
‘But ik am oold, me list not pley for age’. ‘Maar ik ben oud, mijn rest geen plezier vanwege mijn leeftijd’.
‘Gras tyme is doon, my fodder is now forage’. ‘Grastijd is gedaan, mijn voer in nu als hooi’.
This white top writeth myne olde yeris’. ‘Deze witte top omkranst mijn oude hoofd’.
‘Myn herte is also mowled as myne heris’. ‘Mijn hart is ook zo vermolmt als mijn haar is’.
‘But if I fare as dooth an open-ers’. ‘Maar als ik bang ben als een openaers doet’.
‘That ilke fruyt is ever lenger the wers’. ‘Die lelijke vrucht die van slecht tot erger wordt’.
‘Til it be roten in mullok or in stree’. ‘Totdat die tenslotte op een hoop in stro rot’.
‘We olde men, I drede, so fare we’. ‘Wij oude mannen, ben ik bang, vergaan zo’.
Til we be roten, kan we nat be rype’. ‘Tot we verrot zijn kunnen we niet meer rijpen’.
‘We hoppen alwey whil the world wol pype’. ‘We hopen altijd dat de wereld vol pijpen zal zijn’.
‘For in ouer wyl ther stiketh evere a nayl’. ‘Want in ons lijf steekt overal een nagel’.
‘To have an hoor heed and a grene tayl’. ‘Zo dat we een smal hoofd en een groen lijf krijgen’.
‘As hath the leek.. Zoals de prei’.
Shakespeare in ‘Romeo and Juliet’ II, 1, 36:
‘If love be blind, love cannot hit the mark’. ‘Is liefde blind, dan kan zij het doel niet treffen’.
‘Now will he sit under a medlar tree’. ‘Nu strekt hem wis een mispelboom tot dak’.
‘And wish his mistress were that kind of fruit’. ‘En wenst hij, dat zijn liefje zulke een vrucht ware’.
‘As maids call medlars, when they laugh alone’. ‘Die tot hem riep, ‘kom pluk me, pluk terstond’.
‘O Romeo! that she were O, ! that she were’. ‘O Romeo! Waar’ dit zo, O, waar dit zo!’
‘An open et caetera, (open arse) thou a poperin pear’. En viel zij maar vanzelf u in de schoot’.
De Engelsman Gerard verzachtte dit woord al en gebruikte de nog geldende naam medlar wat stamt uit het Grieks mespile of mespilon.
Zo wordt de medlar ook gebruikt door Shakespeare in ‘As You Like It’ III, 2,125:
‘Rosalinde: ‘Stil, dwaze nar, ik vond dit aan een boom’.
Toetsteen: ‘Nu voorwaar, die boom draagt slechte vruchten’.
Rosalind: ‘Ik zal er u op enten, en dan op u een mispeltak, dat geeft de vroegste vrucht van de hele streek; want gij zijt al verrot, eer ge half rijp zijt, en dit is eigenlijk het ware van een mispel’.
‘Measure for Measure’ iv, 3, 18; 4;
‘Timon of Athens’ IV, 3,307: ‘is een mispel u gehaat?’’Dost hate a medlar? Het woord medlar betekent zowel mispel als koppelaar, bemiddelaar. De betekenis van het zeggen wordt verder duidelijk als men ‘As You Like It’ III, 2,125 opslaat. Met het oog hierop is ook het volgende zeggen ‘it looks like thee’, ‘met haar binnenste is als gij’, vertaald.
Shakespeare, apple-john.
Uit; http://www.thebeercompany.co.uk/the-beers/copper-dragon-golden-pippin/
35. Apple-john.
Appels zijn al sinds eeuwen gekweekt en gegeten. Elk land heeft wel zijn eigen appels en vormen.
Chaucer vermeldt dat ze in zijn tijd al gewoon waren:
‘Your cheekes embolmed like a mellow costard’.
De Costard stamt uit de 13de eeuw en kwam Frankrijk, waar vele appelsoorten vandaan kwamen. Deze appel komt voor in rekeningen uit 1292. Nog lang was het gezegde bekend als ‘Costard monger’, een schaal met groenten waarin deze appel het hoofdgerecht was.
St. Jan, bijgenaamd het Lam, was een landbouwer uit Tihange die leefde in de 7de eeuw. Op een dag ging hij rond zijn erf en ontmoette een pelgrim die hem zei dat de bisschopsstoel van Tongeren open was en dat God hem beval bisschop te zijn. Jan antwoordde dat hij ongeleerd was en niet geloven kon dat zulks de wil van God zou zijn, net zomin als hij geloven kon dat zijn droge stok kon groeien en vruchten zou dragen. Hij stak de stok in de aarde en ziet, hij schoot wortels, bladeren en werd een appelboom en deze droeg appels die sindsdien St. Jansappelen heetten. Ze zijn wel zo genoemd naar St. Johannes de Doper, 27 december, de tijd dat de vrucht voor het eerst rijp is en gegeten kan worden.
Shakespeare noemde zo’ n appelsoort, apple-john.
1‘King Henry’ IV, 3, 3, 4-5
‘I am withered like an old apple-john’. ‘Ik ben zo verschrompeld als een oude pippeling’.
‘II King Henry IV’ 2, 4, 4-9:
‘The prince once set a dish of apple-johns before him, and told him there were five more Sir Johns, and pulling off his hat, said: I will now take my leave of these six, dry, round, old, withered knights’. ‘De prins zette eens een schotel met pippelingen voor hem neer, met het zeggen, dat daar nog vijf andere pippelingen waren; en, terwijl hij zijn hoed afnam, zei hij; ik neem hiermede afscheid van deze zes droge, ronde, oude, gerimpelde pippelingen’.
Dit slaat op deze appel die twee jaar bewaard kon worden, maar dan wel erg gerimpeld en gekrompen is.
Pippin of pippeling zijn appels die verkregen zijn van pip ofwel zaad. Die werden gebracht uit Frankrijk, in het 16de jaar van Henry VIII.
De golden pippin werd Reinette d’Angleterre genoemd en was bij ons bekend als de Engelse goud pepping. Dat was een appel van Engelse origine en zou ontstaan zijn te Parham Park in Sussex. Catharina van Rusland, die er dol op was, zou ze elk jaar vanuit Engeland gehaald hebben voor eigen gebruik.
Verder noemt hij codling, (van Angelsaksisch quer-de-lion, van Frans coeur-de-lion: leeuwenhart, een soort harde appel)
In ‘Twelfth Night’ I, 5, 165-7:
“Not yet old enough for a man, nor young enough for a boy, as a squash is before ‘tis a peascod, or a codling when ‘tis almost an apple’. ‘Nog niet oud genoeg voor een man en niet jong genoeg voor een jongen, te groot voor servet en te klein voor tafellaken, geen vis en geen vlees, het is als tussen water en wind, tussen jongen en man’.
Al de verschillende soorten werden al geënt, ‘Coriolanus’ 11, 1, 202:
‘Toch, ja waarlijk’.
Hier zijn oude appels, wilde, gans onvatbaar’.
Voor enting naar uw smaak’.
Crab, geen kreeft, de naam is waarschijnlijk van Scandinavische oorsprong, in noordelijke streken was het de scrab tree, de betekenis is onduidelijk. Waarschijnlijk is het de naam van de wilde appel die nogal zuur was.
‘King Lear’ 5, 15-6 “She’s as like this as a crab’s like an apple”.
In ‘Love’s Labour’s Lost’.
‘When roasted crabs hiss in the bowl’. ‘De ketel appels sissen doet’.
‘Then nightly sings the staring owl’. ‘Dan roept de nachtuil welgemoed, Toehoe’.
Dat slaat op de werkzaamheden die in de winter verricht worden.
De kleine crab appel met zijn heerlijke geur en mooi roze witte bloemen. In zijn dagen was een ‘roasted crab’ in de hete ale een populaire kerstdrank.
Verwarrend is het in ‘Tempest’ als Caliban zegt:
‘I prithee, let me bring thee where crabs grow’. Dit verhaal werd gespeeld op een eiland waar het natuurlijk is crabs aan de oever te zoeken. Dan begrijpen we ook wat Caliban bedoelde en hoe Puck in ‘A Midsummer Night’s Dream’ ii, 1,46, vermomd door magische krachten in een crab apple, op kon duiken in de alebowl van een oude dame en er de oorzaak van was dat ze haar drank morste.
‘And sometimes lurk I in a gossip’s bowl. In very likeness of a roasted crab’. ‘In het bowlglas houd ik mij als een geroosterde appel, maar nauw’.
‘And, when she drinks, against het lips I bob’. ‘Brengt een mij aan de mond, of ik bedauw’.
‘And on her wither’d dewlap pour the ale’. Al spartelend de oude boezem met het nat’.
Andere appels waren carraway, leather-coat, pomewater, lording en bitter sweet’.
‘Romeo and Juliet’ ii 4 84: ‘Thy wit is a very bitter-sweeting; it is a most sharp sauce’. ‘Uw scherts heeft wel wat wrangs, gij wordt scherp als moes van zure appelen’.
Commentators willen met dit woord een appel aanduiden, maar Gerard gebruikte dit woord voor de bitterzoet, Solanum dulcamara.
Vondel, ‘Adam in ballingschap’.
‘De vrucht is vers en rijp
En lekker op de tong, bekoorlijk in haar ogen
Zo wordt gevoelen, smaak, met een gezicht bedrogen
Drie zinnen treffen de appelbeet alleen’.
‘....bespiegel deze hemelvrucht
Die gouden appel, mild van sappen
Hij schenkt u hemelse eigenschappen’. (Dit naar de gouden appelen van het Paradijs).
Vondel, ‘Op de lof van de Ystroom’.
‘En nektar, op de Muiderbergen
Gewassen om Parijs te tergen
Hier groeit het al
Nu breekt de nijd haar hart en gal
Hier riekt de kruidgeur van de Molukken
En wat de wereld teelt in ’t rond
Hier is het lekkerland te plukken
En de appels groeien in de mond’.
Shakespeare, Poprin pear.
Uit; https://shakesyear.wordpress.com/2011/06/20/romeo-and-juliet-mercutios-misogyny-part-1-of-2/
36. Poprin pear.
Een perenboom is een mooi recht opgaande, bladverliezende boom die meestal hoger en smaller wordt dan de appel met minder vertakkingen. Kenmerkend is dat de perenbloesem altijd puur wit is, de appel is meer bedeesd van buiten, vaak met een blos overtrokken en van binnen besneeuwd. De vrucht is meestal niet verdiept bij de bevestigingsplaats van de steel, zoals bij de appel.
De peer zou vanwege zijn slanke vorm als sier- of laanboom gebruikt kunnen worden.
In the ‘Merchant’s Tale’ vertelt Chaucer in de ‘Canterbury Tales’ over de pyrie met zijn heerlijk groene blad.
“So longe aboute the aleyes is he goon
Til he was come agaynes thilke pyrie
Where as this Damyan sitteth ful myrie
An heigh among the fresshe leves green
This fresshe May, that is so bright and sheene”.
Ook Shakespeare vermeldt de pear in ‘All’s Well That Ends Well’, I, 1,178;
‘Maagdelijkheid doet als een oude hoveling, en draagt haar hoed tot hij uit de mode is, rijk versierd, maar niet sierlijk, juist als de hoedengesp en de tandenstoker, die niemand meer draagt. Ouderdom is beter voor uw wijn dan voor uw wang, en uwe jufferschap, uw oude jufferschap, is als een ineengeschrompelde Franse peer, zij is lelijk voor het oog en droog van smaak, trouwens het is een ineengeschrompelde peer, zij was vroeger beter, trouwens, ja, het is een ineengeschrompelde peer. Wat wilt gij er mee doen?’
‘Merry Wives of Windsor’, iv, 5,100.
Velen van de bekende waardevolle soorten danken we aan de Belgische ooftzoekers. Die hebben door cultuur en meer nog door toevallige kruisingen voor vermeerdering van onze perensoorten bijgedragen. De naam is van de Belgische plaats Poperinghe. De poppering pear wordt gehoord bij ‘Romeo en Julia’, II, i, 39,40:
“O, Romeo that she were, O that she were’.
An open arse (mispel), op thou a Poprin pear”.
Shakespeare, quinces.
37. Queen.
De kwee moet je niet verwarren met de Japanse kwee die later als sierstruik is ingevoerd. Cydonia heet de kwee en is zo genoemd naar zijn inlandse plaats Cydon, nu Canea, te Kreta.
Vanuit die naam komt in oud-Hoogduitse, + 1100, de naam qitina voor waaruit het oud-Nederlandse queen en de Engelse quince ontstond.
In Amerika is quince echter een scheldnaam, zoveel als zuurpruim, kweene of kwee is bij ons een verachtelijk woord voor wijf, bij de Engelsen een hooggeplaatste vrouw, The Queen.
De goudgele, heerlijk ruikende vrucht werd als genotmiddel hoog geschat. Het is de gouden appel van de Grieken. De geur van de appel is overheerlijk, maar de smaak echter veel minder zodat de vrucht ook vrijwel niet rauw wordt gegeten, maar met suiker wordt ingemaakt. De vrucht werd dan vroeger algemeen gebruikt om er een jam van te maken, de marmelade.
‘Romeo and Juliet’ iv,4,2:
‘They call for dates and quinces’. ‘Voor de pasteien zijn ook nog dadels nodig’.
En kweeën ook.’
Chaucer, to doon honour to May.
38. To doon honour to May.
Voor iedereen symboliseert de meidoorn de verandering van het voorjaar in zomer. Het is een Iers geloof dat de zon op deze 1ste mei extra vroeg verschijnt. De meidoorn spreekt over seks en vruchtbaarheid die zoveel mogelijk beschermd moet worden in deze kritische tijd. De beschermende planten waren van oudsher de meidoorn en in hogere gebieden de lijsterbes. Die boom was een bezield wezen, de ziel van het voorjaar, de vruchtbaarheid woonde in die boom. Bij de meifeesten haalde men die boom in een optocht uit het bos met zoveel mogelijk wagens en ossen ervoor als om aan de boom te laten zien hoe zwaar men de oogst in gedachten had. De boom werd met water besprenkeld wat zou helpen voor voldoende regenval. Na geplant te zijn werd die versierd met linten, eieren, het symbool van leven en groeikracht. Soms kwam bovenop de boom een haan te staan, het symbool van vruchtbaarheid. Zie Shakespeare ‘Henry VI’, 2, 5;
‘Gives not the hawthorn bush a sweeter shade’.
Vooral in Engeland werd de meidoorn als mayboom gebruikt.
De may-bough hing over de huizen en met de may-pole zijn dit overblijfselen van oude gebruiken. In een paar plaatsen van Engeland werd de meikoningin, May-day Queen, gekozen en gekroond met meidoornbloemen, haar escorte voor die dag werd gekroond met de meer mannelijke eik. De dag werd gevierd als een vakantiedag. In sommige plaatsen werden May-day sporten gehouden.
Eeuwen daarvoor leken de straten van de steden ook op bloembogen door de takken die iedereen uit zijn deur stak. De jongelui beleefden de maying na middernacht en werden vergezeld door muziek. Ze verlieten de stad om hun geest te vernieuwen en keerden terug in een blijde optocht met de schoonheid en geur van de bloemen, ze droegen meidoorn, berken en andere bomen. Kransen van wilde bloemen en boeketjes droegen ze in hun handen waarmee ze het huis versierden.
In the ‘Knight’s Tale’ vertelt Chaucer;
‘En ‘t bos waar Palomon was schuil gegaan’.
Daar stevent hij bij toeval recht op aan’.
‘To maken hym a gerland of the greves’. ‘ Van zins er lover voor een krans te garen’.
‘Were it of wodebynde or hawthorn leves’. ‘Van kamperfoelie maar of meidoornbladeren’.
‘And loude he song ayeyn the sonne shene’. ‘En luid zong hij de schone zon tegemoet’.
‘May, with alle thy floures and thy grene’. ‘Mei, met uw bloemen en uw groen, gegroet’.
‘Welcome be thou, faire, fresshe May’. ‘En welgekomen, schone, frisse mei!’
‘In hope that I som grene may’. ‘Ik hoop dat gij wat groen bewaart voor mij’.
In het zelfde stuk zegt hij:
‘To doon honour to May’. ‘En dat hij de mei zijn hulde brengen mag....’.
Vondel, ‘Zegezang ter eere van Gillis van Vinckenroy’;
‘Daar reeds de meibomen staan
Voor ’t huis geplant, en heldere kransen
De straat versieren, met hun glansen
Van flikkerend goud en lachend groen?’
Vondel, ‘Geboortekrans’.
‘Van bloemen zich alszins verspreide
April van nieuws de velde beklede
De leeuwerik en de koekoek beide
Verkondigen de aanstaande mei
De jeugd van ’t jaar, de bloem der tijden’.
Vondel, ‘Geboorteclock’;
‘En zondert kuise bies, versmaad in alle andere tuinen
Op Pindus heuvelen en spitse kruinen
Zuig godenlekkernij, och of na mijn dood
Veldgodinnen, violet, wit, purper, blauw en rood
Lavendel, incarnaat, en paars, en geel schakeerden
En weefden tot een pels en ’s dichters uitvaart vierden
Met Flora’s dierbaarste dracht. Maar zeg met lieve lent
En zoete koele mei, nooit was mijn oog gewend
Zoveel schats en prachts te zien geopend op ’t evend
Hoe zijt ge vol ziels, vol juichings en vol levens?
Zij antwoord: verwondert u welke bloeilust mij ontvonkt?
Aanschouw die daar die met haar zwangere lichaam pronkt…’
De meidoorn was, voor de roos, het badge van Tudor. In het wapen van het huis Tudor is een kroon geplaatst temidden van meidoorntakken met bessen. Hierover gaat het volgende verhaal.
De wrede koning Richard III had vele vijanden en eindelijk landde Hendrik Tudor met zijn leger in Zuid-Wales (1485) Richard rukte direct op, maar verloor de slag en zijn leven te Bosworth. Het verhaal vertelt nu dat hij trachtte te vluchten en daarbij zijn kroon in een meidoornbosje verborg. De kroon werd toch gevonden en door Lord Stanley naar de nieuwe koning Hendrik VII, Hendrik Tudor, geplaatst, die het gebeurde in zijn wapenschild opnam terwijl het spreekwoord ontstond: ‘Cling to the crown though is hangs on a bush’.
Shakespeare, a roan tree witch.
39. Witchen tree.
Bij de druïden was de Sorbus aucuparia een heilige, magische boom. Nu nog noemt men het in het Engels ‘rowan tree’, waarbij rowan te herleiden is tot oud-Noors raun, ‘runa’ hetgeen ‘geheim’ betekent. In Wales staan er bij de kerken nog veel lijsterbesbomen. Men beweert dat waar men ook overblijfsels uit de tijd der druïden vond men ook bijna zeker was de lijsterbes, of zijn vervallen stronken te ontmoeten.
Vaak werd het gewas ook geplant bij stallen. Stukken van de boom werden binnen een hoeve geplaatst. De 2de mei was de aangewezen dag om de stallen met lijsterbestwijgen te bedekken. Ook dwongen de herders op die dag hun kudde, door een hoepel van dit hout gemaakt te gaan. Degene die diep in de nacht moest reizen droeg een (v vormig) twijgje in hun zak of hielden die boven de kop van het paard om zich van een veilige reis te verzekeren. Als antimagisch middel gebruikten ze zweepstelen van hetzelfde hout.
In het volksgeloof werd de boom trouwens meer gezien als een boom waarmee hekserij en kwade toverij kon worden gebroken. De rowan werd witchwood genoemd vanwege zijn kracht die tegen hekserij zou beschermen. Deze boom zou in Ierland opspruiten op de plaats waar onschuldige gedood waren. Als een landsmeisje niet snel genoeg boter kon maken dan roerde ze die door met een rowan twijg en sloeg de koe met een andere om de heksenkracht te breken. Op de eerste meidag, als de heksen en elfen weg zijn, worden er in Ierland stukjes rowan genageld boven deuren en in de melk gestoken, zodat ze niet gestolen zouden worden op deze dag der dagen. De rowan was een krachtig iets.
De woorden in ‘Macbeth’, ‘Aroint thee, witch’, worden door sommige commentators gedacht dat dit een verbastering is van de woorden van Shakespeare en dat er origineel stond: ‘A Roan tree witch’. Het is de witchen tree.
Sorbus aria, de haagappelboom of meelbes is de Witte Boom.
Het is de witte onderkant van de bladeren die door de wind naar ons gedraaid wordt, dit in combinatie met de witte bloemen.
Chaucer zegt:
‘And as I stood and cast aside mine’s eie’.
I was ware of the fairest medle-tree’.
That ever yet in al my life sie’.
Shakespeare, as cherry is to cherry.
Uit Redoute.
40. I will dance and eat plums at your wedding.
Chaucer, 1387: ‘And many homely trees there were.
That peaches, coines, and apples bere’’.
Medlars, plummes, peers, chesteinis’.
Cerise, of which many one faine is’.
Notis, and aleis, and bolas’.
That for to sene it was solas’.
With manie high laurer end pine’.
Was ranged clene all that gardine.
Witg cipris and with oliveris’ .
Of which that nigh no plenty here is’.
Vondel, ‘Anagram van Priaap’;
‘Om de snoepvogels te zien uit de krieke bomen’.
Al vroeg werden diverse Prunussoorten gekweekt als kers, sleedoorn, pruim, amandel en abrikoos. Shakespeare noemt de kers, cherry, in ‘King Henry VIII’, v, 1, 169. ‘King Richard III’, 1,1, 90, ‘een kersenmond, schone ogen, zoete tong’. ‘As cherry is to cherry’.
De kers bereikte 120 jaar nadat Lucullus die ontdekte Engeland, dat was in 53 na Chr. Niet verwonderlijk dat hij de kers kende.
Het is echter de vraag of Shakespeare de perziken kende, hij gebruikte alleen de term peach-coloured, ‘Measure for Measure’ iv,3,12 en ‘II King Henry IV’, II,2,19. Gerard beschrijft al wel diverse soorten perziken.
De abrikoos behoort tot hetzelfde geslacht, maar is nogal gevoelig voor nachtvorst en wordt alleen in zuid Nederland als leiboom tegen een zonnige muur gekweekt. Shakespeare haalt de apricot aan in ‘Midsummer Night’s Dream’ iii, 1, 169;
‘Feed him with apricocks and dewberries’. ‘Voedt hem met abrikozen en bramen’.
In ‘King Richard II’, iii, 4, 29:
‘Go, bind up yon dangling apricocks’.
Amandels waren ook bekend.
Vondel, ‘Huigh de Groots Josef of Sofompaneas’;
’Amandels, dadels, myrrhe en balsem’.
Shakespeare haalt een gezegde aan in ‘Troilus and Cressida’ V. 2. 193: ‘The parrot will do more for an almond’. ‘Een papegaai kan niet meer doen voor hem dan een amandel’.
Marsepein komt voor in ‘Romeo and Julia’, 1,5,9. Marsepein komt van de amandel, ei en suiker.
Wel kende hij de pruimen, een bekend Shakespeare gezegde is:
‘I will dance and eat plums at your wedding’, blijkbaar toch een feestelijke gebeurtenis, wat bijzonders.
Gestoofde pruimen, King Richard IV, III, 3,129, waren een gerecht waar oude zondaars meermalen hun toevlucht toe namen, in de hoop hierdoor hun vroegere krachten terug te krijgen, een hoop die maar al te dikwijls ijdel bleek.
‘Venus and Adonis’ 523:
‘Vorstinne, zegt hij, zo ik schuchter ben’.
Denk aan mijn groene jaren, tracht mij niet’.
Te kennen eer ik nog mij zelve ken’.
Doe als de visser, die jong broed ontziet’.
De rijpe pruim valt af, de groene hangt’.
Onaf geplukt, haar vlees is hard en wrang’.
‘Stewed pruimen’ werden meestal als verfrissing in huizen van kwalijke reputatie gebruikt, ‘1 King Henry IV’ iii 3 128, ‘Merry Wives of Windsor’ i 1 296, ‘Measure for Measure’ ii 1 92 etc. maar pruimen werden ook gebruikt door respectabele mensen, ‘Winters Tale’ iv 3 51.
Vondel, ‘De Leeuwendalers’;
‘Aan de andere ’t welig ooft, en pruimen en morellen’. (soort kers)
Shakespeare spreekt over damson, dit is een afleiding van Damask(us) ‘My wife desired some damsoms’. King Henry VI’, 1, 101. Wij kennen die damsoms onder de naam zwets.
Prunus spinosa is de sleedoon die in Engels sloe heet.
De onrijpe vruchten zijn purperblauw en worden zwart als ze rijpen. Die zwarte, donkere kleur heeft geleid tot mooie vergelijkingen, ogen zo zwart als de slee zijn bezongen door poëten.
Chaucer verwijst naar zijn kleur:
‘Ful crooked was that foule’s sticke’.
And knotted here and there also’.
And blacke as berrie of any slo’.
Chaucer, be ay of chiere as light as leef on lynde.
41. Zo blij als een lindeblad.
Als vrouwelijke boom is de linde, Tilia, de tegenhanger van de manlijke, de eik, symbool van moed, kracht en roem. Zachtheid is zijn deugd en al zijn handelwijze worden door liefelijkheid gekenmerkt. Zijn fraaie, edele vorm, de vrolijke lichtgroene en zachte bladeren, zacht is het geruis van de wind door zijn takken. Een linde is in onze dorpen een levende antiquiteit wiens vertrek een pijnlijke leegte zou achterlaten, waar linden zijn is gezelligheid, huiselijk leven. Vooral vonden trouwerijtjes plaats onder de linden. Als een eed van trouw onder de vrije hemel afgelegd werd is dit onder de linde een waardige plaats. In die dorpskernen waren vaak eeuwenoude linden aanwezig.
De linde beschut al degene die onder haar verkoeling en verpozing zoeken met een dicht en bedekkend bladerdak. In de bloeitijd is de boom omgeven door een zacht gekleurd kleed. Zoet is zijn parfum met een tikje ondeugend aroma. Vooral ‘s avond geurt de linde, als de nachtegaal uit alle macht in zijn laagste takken zingt en de lijster juicht en jubelt in de hogere. Dan is er die geheimzinnige weelde van geuren die de fijnste snaren van verbeelding en herinnering laten trillen.
In the ‘Clerk’s Tale’ vertelt Chaucer in zijn ‘Canterbury Tales’;
‘Be ay of chiere as light as leef on lynde’. Een gezegde: ‘wees altijd zo licht van hart als een lindeblad’.
Vondel, ‘Geboorteclock’;
‘…de dag ten einde als voor, met peinzen op en neder
Nu mijmert ze in de tuin, daar schildpad, Cherubijn
Dolfijn, en koperen slang breekt ’t kristallijn
Nu, op ’t heetst van de dag om de zon te mijden
Wordt ze overschaduwd in linde- en iepengalerijen.
Vondel, ‘Inwying der Doorluchtige Schoole’.
‘Ze schept, door hem, in Holland Helicon
Ik kwinkeleer, beschaduwd voor de zon
In lindelanen..’
‘De Leeuwendalers’;
‘Hier rijst de Leeuwenbrugh, en ginder breidt de linden
Waaronder ik tersluiks mijn vrijer wist te vinden
Zijn bevende armen uit, en is alreeds krom
En gemelijk, als ik, van ouderdom’.
G. Gezelle dicht alzo:
‘O! wat schoon, wat bolgekruinden
Lindeboom,
Van verre ik staan zie, blinkende in den
morgendoom!
Heel is hij gewelkerd al en
duizendvoud
Van verwen, langzaam afgesleten
guldengoud
Weest gegroet mij, nauwlijks uit den
morgendoom
Erkenbaar Lieve-vrouwken, aan den
lindeboom!’
Shakespeare, under the coole shade of a Siccamore.
42. Sycamore.
Chaucer sprak over de bergesdoorn, Acer pseudoplatanus, als een zeldzame exotische boom. Gerard in 1597 verhaalt dat de great maple a stranger is. Net als de echte plataan werd de boom in Engeland geplant om de edelen schaduw te verschaffen.
Waarschijnlijk is de boom geïntroduceerd in Schotland in de 15de eeuw, in Engeland in 1565. De eerste vermelding van de naam sycomore is de speech door Boyet in Shakespeare’s ‘Love’s Labour Lost’, 1598:
“Under the coole shade of a Siccamore’.
I thought to close mine eyes some halfe an houre”.
Shakespeare had deze naam geleend van Gerard.
In Engeland komt zo de naam sycomore: wilde vijgenboom voor. Volgens de traditie klom Zacheus in de wilde vijgenboom (Ficus sycamorus) om de Heer te zien. Bij de mystieke spelen van de middeleeuwen ontbrak ten ene male die boom in Engeland waardoor de esdoorn als vervanger optrad. Vandaar dat de boom nu algemeen bekend is als sycamore.
Vergelijk de echte sycamore in ‘Romeo and Juliet’ i, 1,128.
Shakespeare, my graines ash.
Uit; http://www.kranenburgia.nl/oal2c.asp
43. My graines ash.
De waarde van essenhout, Fraxinus, is gelijk aan dat van de eik. Het is een hardhoutsoort die taaiheid, sterkte en veerkracht combineert, alleen niet tegen vocht bestand is. De jonge, slanke stammen dienden voorheen tot lansschachten waarom men essenplantsoenen rondom de middeleeuwse burchten aanlegden. De es komt niet alleen voor in de Noorse godenverhalen, ook Homeros laat in de handen der goden geen andere speren zien dan die uit essenhout vervaardigd. Daaruit blijkt dat het hout door hem als goddelijk hout werd beschouwd. Aan Mars, de god van oorlog, was de es gewijd want Mars voorzag zijn krijgers van speren, ook de speren van de Amazones. Met dit hout zou de machtige Achilles een speer gemaakt hebben waarmee Hector gedood werd.
Het hout is geschikt voor vrede als wel voor oorlog.
Hierop doelt ook Shakespeare in ‘Coriolanus’ iv,5,112:
‘Laat mij de armen’.
‘That body, where against’. ‘Nu omdat lichaam strengelen, waar mijn speer’.
‘My graines ash an hundred times hath broke’. ‘Van essen kloofhout honderdmaal op brak’.
De maan met splinters schrammend!’
Vondel, ‘Vermaeckelijcke Inleydinghe XIV’.
‘De Esschenboom en ’t Riet;
‘De dik gegroeide es, wiens stijle toppen gingen
Recht naar de sterren toe en ’s Hemels zolderingen
Trotseerde, dat hij stond verheven in het foreest
Spijt de allerfelste storm en allerlei tempeest
Braveerde dat hij was veel sterker van vermogen
Als ’t Riet, dat door de wind gestadig wordt gebogen
Als ’t wankelbare Riet, dat siddert, schudt en beeft
Voor d’allerminste koelte, die langs de velden zweeft
Hij eindigt nauwelijks, een bui ontstaat met snelle vaart
En velt de Essenboom ontwortelt uit de aard
’t Riet, speurende val van diegene, die terstond
’t Gebladerte hoofd op stak en hoogverheven stond
Dus bij zichzelf spreekt, o, veilig wonderbaarlijk
Is nederige staat voor hoogheid, die gevaarlijk
Het Onderwerp is van allerhande leed
En schielijk wordt gedreigd om te vallen eer men ’t weet’.
http://www.civicheraldry.co.uk/berkshire_new.JPG
in pale each crowned with an oak.
Shakespeare, crowned with oak.
44. Crowned with oak.
In die donkere eikenhagen lagen ook de eretekens die de dappere helden met eergevoel tevoorschijn haalden zo gauw het krijgsrumoer begon. Komen ze als bevrijders van het vaderland terug dan ontvangen ze van de overlevenden kransen van eikenloof die de overwinnaars op het hoofd gezet worden. Voor hen gold zo’n eikenkroon voor meer eer dan een gouden vorstenkroon. Het gebruik om overwinnende krijgslieden een eikenkrans op te zetten heeft zich lang volgehouden.
In ‘Coriolanus 1, 3,10’ zegt Shakespeare ‘To a cruel war I sent him, from where he returned his brows crowned with oak’. ‘Ik zond hem in een moorddadige krijg, hij kwam ervan terug met eikenloof om de slapen’.
In hetzelfde verhaal, v,2,120; ‘De flinkste kerel blijft onze veldheer, hij is een rots, een eik, waar de storm geen vat op heeft’.
‘As You Like It’, 3,2, 240:
’Ik vond hem onder een boom liggen, als een afgevallen eikel’.
Rosalinde: Die eik mag wel Jupiter’s boom heten als hij zulke vruchten afwerpt’.
Het is de boom der goden, van Wodan, Zeus en andere goden. Het geloof in de heiligheid van de eikenboom wortelde diep in het gemoed van onze voorvaders zodat de eerste boden van het nieuwe geloof vaak vergeefs daartegen vochten.
De eik is een boom die charisma bezit. De eik is de koning van het woud, het embleem van majesteit, kracht en duurzaamheid, een eerbiedwaardige patriarch.
De eik, die de machtigste van alle Europese bomen is, kan wel honderden jaren oud worden. Oude eiken kunnen enorme bomen zijn die wel tot 35 meter hoog kunnen worden. Het is een boom van slome groei maar gaat onverstoorbaar door, de eik heeft alle tijd. Tenslotte krijgt het een stevigheid waar je niet omheen kan, met geweldige armen elk zelf als een machtige boom, die armen staan vrij horizontaal alsof ze de wereldatlas moeten dragen. Het zijn spierballen van deze Hercules die alleen door de geweldige ceder van de Libanon wordt geëvenaard. We spreken bij zulke bomen over het fort eik. Het is een boom die onder het beheer van Jupiter staat.
De bijzondere en zeer gewaardeerde kwaliteiten van de eik zijn hardheid en taaiheid. Shakespeare gebruikt twee strofen om deze kwaliteiten uit te drukken die misschien meer overtuigender zijn dan andere woorden. ‘Measure for Measure’ II, 2, 117:
‘Erbarmingsvolle Hemel’.
‘Thou rather with thy sharp and sulp’hrous bolt’. ‘Gij splijt met uwe scherpe donderkegge’.
Splitt’st the unweldgeable and gnarled Oak’. Veel eerder dan de tedere, de onkliefbare’.
‘Than the soft Myrtle’. ‘En knoestige eik, de mens, de trotse mens’.
Met korte, nietig kleine macht bekleed’.
Het meest vergetend, wat hij het zekerst kent’.
Zijn aard van glas, speelt, als een toornige aap’.
Voor het oog des hemels zulke vreemde kluchten’.
Dat de engelen wenen, die, zo onze luim’.
Hun eigen waar, zich sterflijk zouden lachen’.
‘3 King Henry’ 2,1,60’;
‘En, zij de bijl ook klein, een tal van slagen’.
Houwt om en velt de sterkste, hardste eik’.
‘Coriolanus’ 1,1, 180:
‘..uw liefde is als de trek’.
Eens zieken, die verlangt naar wat zijn kwaal’.
Verergeren moet. Wie op uw gunst betrouwt’.
Hij zwemt met loden vinnen, en wil eiken’.
Gaan vellen met een rietstaf!’
De (Robur) robuuste eiken leveren het duurzame en krachtige eikenhout. Vroeger werd het vooral gebruikt voor schepen en balken van kerken. Kerken die in de 13de eeuw gebouwd waren bleken na de sloop nog goed hout te hebben.
Konings Arthur ronde tafel was gemaakt van eikenhout en hiervan was ook de wieg gemaakt van Edward II die bewaard wordt te Caernarvon Castle. De ronde tafel wordt bewaard in de county hall te Winchester. Deze tafel moet gesneden zijn van een boom van onmetelijke omvang omdat die zowat 6m in diameter meet. Veel kogelgaten zouden erin zitten wat door Cromwells soldaten veroorzaak werden.
Ook de machtigste eik was zelf ook eens een eikel.
De eik is bekend om zijn eikels die het ook in groten getale produceert. De eikels waren een belangrijk voer voor de varkens. De bossen werden wel belast naar gelang het aantal varkens dat erin kon leven. Mast, ‘Timon of Athens’ iv, 3,422, is het voedsel voor zwijnen.
De dichters verhalen dat de eerste mensen zich ermee voedden en om die reden geloofden de Grieken dat de eik de eerst geschapen boom was. Hesiodus schreef 800v Chr.: ‘waar rechtvaardige mensen wonen daar is hongersnood onbekend. De Goden zullen hen honig, schapen en eiken, rijk beladen met eikels, schenken’. Volgens Plinius, in zijn verwijzing naar de wet van de 12 tafelen, werd de eikel gegeten door de mens voor de komst van de graangewassen, en dat in zijn tijd nog vele volken van eikels leefden.
Vertaling van Ovidius:
“D’alouden leefden bij de kruiden, groente en blaren
Die ‘t aardrijk voortbracht uit de onbezaaide grond
Nu plukten zij het gras en klaver in de mond
Dan brasten zij met loof en malse bladertoppen
Daarna was ‘t vetpot met gevonden eikelknoppen
Een aan de harde eik groeide een gewisse schat”.
(Met een eetbare eikel kan ook op een kastanje of beuk gedoeld zijn bij de ‘ouden.’)
Chaucer vertelt ook van sommige, die ‘wonte lightlie to slaken hir hunger te even, with akehornes of okes’.
Uit de bast wist men ook een inkt te bereiden, galappelinkt, die de donkerste van de vroegere kleuren was. Zie Shakespeare in ‘Twelfth Night’ III, 2,52: ‘Let there be gall enough in thy ink’.
Vondel, ‘Wiltzangk op de zelve Hofstede’;
‘Hier ruist de koelte in ’t eikenhout
En vers gesproten lof
Hoe straal de boterbloem als goud
Vondel, ‘De Leeuwendalers’.
‘Hij sloeg met alle macht zijn armen om mijn lijf
Noch vaster dan de veil een eik kan omvatten’.
Vondel, ‘De Vaderen’;
‘Ik, oud en vruchteloos slecht d’holle Eik, die naakt
Mismaakt en bladerloos geen schaduw langer maakt
En tot de wortel toe verdort, niet om te verslimmen (slechter)
Alleen voor de veyl verstrekt een ladder om te klimmen’.
Vondel, ‘Maeghden’;
‘Bestoken, reis op reis, van ’t noorden en van ’t zuiden
Een hoog gewassen eik, die over bossen ziet
En diep in Taurus ruig zijn taaie wortels schiet
Hij kraakt vast, en bestrooid de grond met blad en lover
En helt aan de linker, dan weer de rechter ten over
Zo wordt mijn vlotte geest gedreven heen en weer.’
Vondel, ‘Vermaeckelijcke Inleydinghe III’;
Vanden Eyck ende Olmboom;
‘De beschaduwde Olm bad de eik, de bomenkoning
Dat zonder lang dralen of enige verschoning
Hij ’t bladerrijke geboomte, dat om hem stond gegroeid
Ten aarde velle zou, opdat hij schoon bloeide
Zich heerlijk tonen mocht, en zonder enige kommer
Zijn groen uitbreiden kon en veel begeerde lommer
Maar als de verstandige eik zijn schalkheid werd gewaar
Sprak hij; waar blijf ik dan op ’t strengste van ’t jaar
Wanneer de zure herfst en winter met zijn buien
Als uitgelaten heel, zo fel begint te luiden?
Dat mijn volwassenheid nog dikte komt te staan
Hoe diep ik in d’afgrond mijn kromme wortel sla
Tenzij een dikke schaar van Beuken, Elzen en Linden
Afschutten ten mijner baat ’t gebulder van de winden
Dies ik uw schalkheid spoor en wel tastelijk en grof
En u ’t ter uwer straf verban voor eeuwigheid uit mijn hof
Gij vorsten, luistert toe, en wil deze lering vatten
Dat het heil van de prinsen bestaat uit het heil van de onderzaten
Dat hij gelukkig is die de vleiers tong ontgaat
En van ’t gezelschap der lofuiters zich ontslaat
Wiens enige doel het is de plasdank van haar Heeren
En tot de bodem toe de rijken om te keren.’
Shakespeare, heart of an elder.
Uit; http://www.horntip.com/html/books_&_MSS/1870s/1870s--1910ca_1601__mark_twain_(PB)/index.htm
45. Heart of elder.
De plakkaten bloemen van de vlier, Sambucus, geven zo’n sterke geur af dat ze verdoven. Dodonaeus: “dat vlierbloeme gheroke hooft sweremake”. Dit gebeurt alleen als er zwaar geroken is. Het symbool van kommer, de stinkende vlier. Zie Shakespeare in ‘Cymbeline’, iv, 2,59:
“And let the stinking elder, grief, untwine’. ‘Verkwijn. En sterve uw wortel, leed, dat vrij van boei’.
‘His perishing root with the increasing vine’. ‘Met nieuwe kracht het blij vertrouwen groeit’.
Evelyn, 1706, maakt het nog bonter: ‘A certain house in Spain, seated amongst meny Elder-tree diseased and killed almost all the inhabitants, which when at last they were grubbed up became a very wholesome and healthy place’. Dikwijls ruiken aan deze bloemen zou het gezicht zelfs rood kleuren, een zware geur.
Het is de meesten wel eens opgevallen dat er een gom uit de struik vloeit. Deze gom verhardt zich en krijgt de vorm van een oor. Die gom wordt Judas-oor genoemd naar de sage dat Judas zich aan deze boom verhangen zou hebben. Ook Shakespeare in ‘Love Labour’s Lost’ doelt op het middeleeuwse idee dat Judas zich aan deze boom had verhangen.
De vlier heeft een genezende reputatie, er is vrijwel geen ziekte van hoofd tot teen die het niet geneest. We kunnen begrijpen waarom bij Shakespeare de Host in ‘The Merry Wives of Windsor’, 2,3,25 doctor Caius zijn Aesculapius noemt, zijn Galenus, zijn heart of elder.
Ook wordt de vlier genoemd in Henry V: ‘That’s a perilous shot out of an elder’.
‘Titus Andronicus’ 2,3,270;
‘Zoek uw loon’.
Het ligt onder netels aan de voet van de vlierboom’.
In Chaucers dagen werd de vlier day hyldor of hyllantre genoemd.
Shakespeare, idle weeds.
46. Idle weeds.
Dolik, Lolium temulentum, (de naam betekent verdovend, bedwelmend) komt in koren voor, vooral in haver. Het is een van de kruiden waarvan men dacht dat het koren hierin veranderde, een degeneratie zoals Theophrastus dacht dat goede rogge in kwade veranderde.
In vroegere tijden toen de koren nog niet zo goed gezuiverd kon worden kon het hier veel in voorkomen. In jong stadium is het alleen door een kenner van het koren te onderscheiden en wordt dan ook wel dolle tarwe genoemd.
Brood dat deze korrels bevat is bedwelmend, vooral als het warm wordt gegeten. Deze bedwelming stijgt naar het hoofd, veroorzaakt oogontstekingen, zelfs blindheid, duizelingen en een soort van dronkenschap. Om die reden werd het wel dronken dolik genoemd. Bij hevige aantastingen kan het zelfs de dood veroorzaken. Die bedwelmende eigenschap zou door gisting nog versterkt worden en gewetenloze branders zouden deze zaden zelfs door bier en brandewijn gedaan hebben om die zo koppiger te maken. Te Londen zou er voor dat doel zelfs een veld vol van gestaan hebben. ‘King Henry VI’, 3,2,50:
‘Goede morgen, dapperen. Wenst gij graan voor brood?
Bourgondië’s hertog zal wel vasten, denk ik’’.
Eer hij voor zulk een prijs het weer koopt’.
Het was vol dolik, staat de smaak u aan’.
Dolik betekent dol, plus achtervoegsel ik (als in stommerik) dat betekent dus dolkruid dat verdovend of bedwelmend werkt, het is de Duitse Schwindel of Taumelgras, Franse yvraje betekent dronkenschap, het Engelse darnel heeft dezelfde betekenis.
Wat we ook zien in ‘King Lear’ IV, 4,5:
‘Helaas, hij is het, hij is juist daar gezien’.
Opbruisend als de woeste zee, luid zingend’.
Gekranst met aardveil en met akkeronkruid’.
Met bolderik, kervel, netels, koekoeksbloemen’.
‘Darnel and all the idle weeds that grow’. ‘En dolik en wat nog meer nutteloos groeit’.
‘In oud sustaining corn’. ‘Bij het voedzaam koren’.
Darnel veroorzaakte blindheid of dim-sighted, hij heeft darnel gegeten. Zo behoorde darnel tot de kruiden die gedragen werden door gekke, dwaze koning Lear met goede reden.
Waarschijnlijk is het dit gewas die Shakespeare cockle noemt, “sow’d cockle reap’d no corn” in ‘Love’s Labour’s Lost’, 3,383.
Shakespeare, whaet en rye.
Uit; https://www.pinterest.com/pin/249809110553081324/
47. Wittebrood.
Bij de Germaanse volkeren kwam het brood eerst tegen het begin van de middeleeuwen algemeen in gebruik. Het verving de brei of de tot een deegachtige massa gaar gekookte mengsels van meel en watermelk die tot stukken gemaakt en met water en zout gegeten werden. Nog later liet men de brij door koken dik worden, waarna men het stijve deeg in de zon of op het vuur droogde en op hete stenen bakte. In Zweden kende het volk nog in de 16de eeuw geen ander brood dan de ongegiste, harde koeken die uit water en meel gekneed en gedroogd waren. Sinds de 18de eeuw vond wittebrood geweldige uitbreiding. In midden-Nederlands van 1253 komt wei en weite voor, vergelijk oud-Engels hwaete, dit werd tot wheat. In het oud-Hoogduits komt de tarwe voor als hweizi in Gotisch betekent hvaiteis wit koren of wittebrood, een latere vorm waaraan we kunnen ontlenen dat een vroegere graansoort donkerder brood gaf.
Vondel, ‘Maeghden’;
‘Die onder schijn van weite, en wijndruif tot spijze.’
In ‘Tempest’ iv 1, 61 komen verschillende granen voor als wheat, rye, barley, oats, ook vetches en peas.
‘Ceres, gij zegenschenkster, het rijke veld’.
Vol tarwe, rogge, haver, gerst en spelt’.
Uw groene heuvels, waar het wolvee weidt’.
In kooien schuilt, met dekriet overspreid’.
Die beekjes, op uw levenwekkend woord’.
Door vochtige april met bloemrijk groen omboord’.
Dat koele nymfen kuise kransen biedt’.
Uw heidebosjes, waar de jongeling vliedt’.
Wie zijn geliefde ontvlood, uw wingerdrijen’.
‘Antony and Cleopatra’, 2,6, 30:
‘De zee van rovers zuiveren, en naar Rome’.
Voorraad van tarwe zenden’.
In ‘Coriolanus’ komt er een opstand van de arme burgers tegen de rijke edelen, 1,1, 80:
‘Voor ons zorgen ! Waarachtig’.
Zij hebben nog nooit voor ons gezorgd’.
Ons laten verhongeren ja, terwijl hun schuren met koren volgepropt zijn, verordeningen maken omtrent de woeker, om de woekeraars te ondersteunen. Dagelijks de een of andere heilzame wet tegen de rijken afschaffen en dagelijks scherpere bepalingen invoeren om de armen te boeien en te knevelen. Als de oorlog ons niet opeet, dan doen zij het, en dat is al hun liefde jegens ons.’
Vondel, ‘Zeemagazyn’.
‘Nieuw Nederland bezaait, belooft ons een macht van koren
Een ander Polen schijnt voor Holland daar geboren’. (N. Amerika)
Geregeld spreekt hij van Polen.
‘’t Land wat ons koren stuurde’
Vondel, ‘Bespiegelingen van Godts wercken’.
‘De zwangere korenaar, die, zegenrijkste van zaad
En allervolst, haar hoofd ter aarde hangen laat
Leert ootmoed aan de rijke, en adel, en geleerde’.
Acres of the rye
‘As You Like It’ v 3,23:
‘Sweet lovers love the spring’. ‘Ja, liefde mint de mei’.
‘Between the acres of the rye’. En in de rogge vlijt zich teer’. De roggeplant kan een paar meter lang worden en maar enkele mm. dik, maar is toch zeer veerkrachtig, het is bekend als het wuivende graan.
Shakespeare, small beer.
Uit; http://internetshakespeare.uvic.ca/m/lifetimes/society/city%20life/trades/brewer.html
48. Small beer.
De Germanen schijnen in Caesars tijd het bier nog niet gekend te hebben. Toen ze uit de historische nevelen tevoorschijn kwamen en zich meer toelegden op akkerbouw werd er ook gerst gekweekt. Een anderhalve eeuw na Caesar vermeldden Diodorus en Tacitius het wel. Ammianus Marcellinus kende de Galliërs als een drankvolk.
Toch werd hier tot de middeleeuwen toe niet veel bier gedronken. De heilige Columbanus trof omstreeks 600 bij de Sueven een cupa gevuld met bier aan waarmee ze Wodan een drankoffer wilden brengen. Meestal werd er wijn gedronken, vooral in zuidelijker streken totdat het door betere bereidingsmogelijkheden, vooral door de kunst om het houdbaar te houden, opnieuw terrein veroverde. Van oudsher waren stoffen toegevoegd als eikenbast, boombladeren, bittere wortelen, wilde kruiden zoals het duizendblad en gagel. Met de komst van hop kwam het nieuwe, Europese bier. Door de bittere bijwerking werd het bier houdbaar en kon ver vervoerd worden.
Het oorspronkelijk alleen door kloosters geoefende bierbrouwen hangt samen met de hopbouw dat voornamelijk in de kloosters van N. Gallië geschiedde. Het gehopte bier stelde zich naast de ongehopte dat onder de namen ealu, Engels ale of ealo en oud-Noors ol bij de oude Germanen gewoon was. In sommige samenstellingen betekent het vroeger een feest waar drank werd gebruikt, zie bridal. Chaucer spreekt in de ‘Canterbury Tales’ meestal van ale. In the ‘Pardoners’s prologue’ vertelt hij;
‘Now have I dronk a draughte of corny ale’.
Hier onderscheidt hij het ale dat van koren, Hordeum, gemaakt was met de andere ale.
Het gebruik leerden de Engelsen van ons
‘Hops, reformation, bays and beer
Came to England all in one year’.
Gerard, 1597, verkoos al de beer boven ale.
Daarvoor gebruikte men onder andere gagel, duizendblad, hondsdraf, vergelijk de namen alehoof en tunhoof en de naam alecost voor Chrysanthemum balsamita.
‘2 King Henry IV’, 2,2,8: ‘small beer’, is zeer dun bier en onbelangrijk. Het eerste bier dat verkregen werd was zeer sterk. Uit datzelfde brouwsel werd een tweede en lichter bier verkregen. Als het voor de derde maal gebruikt werd was het zeer licht bier, een kinderbier, small beer. ‘To think no small beer of oneself’, heeft een goede dunk van zichzelf.
Porter is een donkerbier, een woord dat afgekort van Porter’s beer, porter’s ale, bier dat favoriet is bij porters, portiers.
Wuivend riet.
Shakespeare, waving sedges.
49. Waving sedges.
Zegge, Carex, de zegge is een tot een halve meter hoge plant met bloei in mei/juli. De plant kruipt met een stevige, ondergrondse wortelstok. Hieruit verschijnen de driekantige, slanke stengels. De smalle grasachtige bladeren hangen vaak sierlijk over. Bovenaan staan enkele manlijke bloeiwijze waaronder vrouwelijke aartjes.
De zegge komt algemeen voor in slecht verzorgde weilanden, wegbermen en dijken.
In Angelsaksisch komt de naam secg voor, een riet of gladiool, (een variant van sectie, verbonden met sax, saw: zaag, de betekenis is snijgras) het is de Engelse sedge, zie Shakespeare in ‘Taming of the Shrew’, Inleiding, II,53;
‘Houdt gij van schilderijen? Dadelijk halen’.
Wij u Adonis, rustend aan een beek’.
‘And Cytherea all in sedges hid’.’ En Cytherea, diep in het riet verborgen’.
‘Which seems to move and wanton with her breath’. ‘Dat licht bewogen met haar adem speelt’.
‘Even as the waving sedges play with the wind’. ‘Zoals wij riet zien dartelen met de wind’.
‘Spear grass’ 1 ‘King Henry IV’ ii, 4,340;
‘Is genaamd aculeatum, er zijn drie soorten van. De eerste heeft vijf van zulke prikkers aan de top en wordt daarom pentadactylon genoemd of five finger grass’. Mogelijk Agrostis.
Shakespeare, reed.
50. Het suizelende riet.
Riet, Phragmites, wordt een paar meter hoog. Tegen de tijd dat de vruchtjes rijp zijn, worden de steeltjes van de aartjes bedekt met lange zijdeachtige haren, zodat de bloeiwijze op een grote bal van veren lijkt.
Het golvende riet met zijn pluimachtige bloemtrossen en blauwachtige groene bladeren, dat aan de oevers van onze wateren groeit, wekt bij ons steeds een eigenaardig schoonheidsgevoel op.
Vondel, ‘Het Lof der Zeevaert’;
‘Dorst met een rieten schuit, en met gevlochten biezen.’(Een verwijzing naar de boten van Papyrus bij de Egyptenaren)
Vondel, ‘Brief aan den Drost van Muyden’;
‘Biezen, lof, en ruigte, en riet
Weksters van de nachtegalen
Die hier in de takken dalen
’t Welk de leeuwerik lijkt te node
’t Zij hij rust op een groene zode
’t Zij zijn keeltje stilletjes steigert….. ’
Riet was bij de Grieken het zinnebeeld van muziek. De legende zegt dat Pan de schone Syrinx achtervolgde tot aan de rivier Ladon waar de nimf de hulp van de stroom inriep om aan de bosgod te ontkomen en op haar verzoek in riet veranderd werd. Pan sneed toen verscheidene rietstengels af tot aandenken, bracht ze aan zijn lippen en ontdekte zo de beroemde herdersfluit. Athene zou de fluit hebben verworpen omdat die het gezicht van de musicus misvormt. Het is geen zinnebeeld van de hogere toonkunst. De lier, waarbij je gelijk de stem kan gebruiken, was het hogere instrument van de god Apollo.
Riet komt voor in ‘Antony and Cleopatra’, 2,:
‘Ik had al even lief een riet, dat mij geen dienst kon doen, als een hellebaard, die ik niet kan tillen’.
Shakespeare, light of heart, rushes strewed.
51. Light of heart.
De russen, Juncus, zijn nuttige planten, ze worden gebruikt in vlechtwerk en om takken en bloemen aan te binden. In vroegere dagen werden de russen veel meer gebruikt, slaapkamers, eetkamers, de hal, theater, kerken en voorkamers in paleizen als in die van koningin Elisabeth werden met hen bestrooid. Karpetten kwamen pas voor bij Edward III, 13de eeuw. De vloeren werden elke dag of 1 keer in de week verfrist, in die tijd was het de gewoonte om van alles van tafel te gooien, botjes kwamen zo op de vloer bij de honden. Mogelijk waren er ook al kruiden en kwamen er wat verfrissende bloemen bij.
De rush komt voor in ‘Taming of the Shrew’, iv,1,45: ‘the house is trimmed, rushes strewed, cobwebs swep’”, ‘het huis is schoon, russen zijn gestrooid en spinragen zijn geveegd’. Blijkbaar werden ze als sier en als verfrissing op de grond gestrooid. ‘Cymbeline’ II,2,12: ‘zo sloop eens zacht Tarquinius over de bies, dat was toen hij verstopt was in de kist om Imogeen te bedriegen’. Ook in het gedicht ‘Lucretia’ worden biezen vermeld waarmee, overeenkomstig het gebruik van zijn tijd, de vloeren bestrooid waren. ‘King Henry IV’, V,5,1: ‘meer biezen, meer biezen!’. Evenals in die tijd de vloeren van de feestzalen worden hier, ter ere van de komst van de pas gekroonde koning, de straten met biezen bestrooid.
Zie het spreekwoord, ‘De biezen pakken’, dat wil zeggen ervandoor gaan, zijn matten oprollen. In het Fries ‘syn bizen pakke’.
‘Coriolanus’, 1,4,10:
‘Eer rijten we onze muren’.
Omver, dan dat ze ons kerkeren. Onze poorten’.
Zijn slechts voor de schijn, door biezen, toegesloten’.
Vondel, ‘Joannes de boetgezant’;
‘Op een biezenmat, met zijn hand gevlochten’.
Verder;
‘Recht naar die toren toe, de koperen deur knarst open
Hij treedt de kerker in, daar slak en pad kropen
En slechts een biezenmat de naakte leden, gestrekt
Op een bundel stro, voor kou beschut en bedekt
De kerker wordt bewaakt door gruwelijke honden’.
De halmen van alle biezen zijn gevuld met lucht houdend merg, vooral van de pitrus. Het merg is heel geschikt om er lonten voor kaarsen van te maken. Voor het verkrijgen van een lont pel je de buitenkant ervan af, wat heel voorzichtig moet gebeuren want het merg wordt zo stuk getrokken. Het beste is van onderaan af te beginnen. Wanneer een zo lang mogelijke lont is verkregen kan die in een vloeibare was of vet gedoopt worden, waarna er een soort kaars wordt verkregen, dit wel verscheidene malen herhalen, dan zal de lont branden met een korte heldere vlam.
‘Romeo and Juliet’ 1,4,34.
‘A torch for me; let wantons, light of heart’. ‘Voor mij een toorts; dat dartelen, licht van hart’.
‘Tickle the senseless rushes with their heels’. ‘Het gevoelloos strooibies kittelen met de voeten’.
Voor mij, ik houd me aan ’t oude en ware woord’.
‘...I’ll be a candle-holder’. ‘Wie het licht te dragen heeft, zie rustig toe’.
Hoe mooi het spel ook mag wezen, ik ben het moe’.
De waterrus, Juncus articulatus (geleed) is de Engelse shining fruited jointed rush. Het is een algemene vorm die in vochtige en waterrijke gebieden voor komt en 30-60cm hoog wordt. De bloemen komen in juli en augustus en worden gevolgd door de donkere, glimmende zaden.
Zijn opgaande, eindstandige tros is mogelijk geschikt voor Chaucer’s beschrijving;
‘The stalke was as rishe right
And thereon stood the knops upricht’.
Shakespeare, your date is better in your pie and porridge than in yor cheeck.
Uit; http://toriavey.com/history-kitchen/2014/03/shakespearean-cooking-funeral-baked-meats/
52. Date.
De dadelpalm, Phoenix, levert dadels die in trossen langs het blad hangen. In volle groei kan een boom 18-20.000 dadels leveren. Het vruchtvlees is zoet, bevat 54% aan suiker en wordt vers of gedroogd gegeten of tot dadelkoeken gemaakt. Zo werden ze wel op markten verkocht.
Shakespeare in ‘All’s Well That Ends Well’ I, 1, 173 waar Parolles spreekt over de maagdelijkheid van Helena.
‘Laat zien; nu op mijn woord, slecht, als aan haar iemand behaagt, aan wie zij niet behaagt. Zij is een waar, die door het liggen haar glans verliest; hoe langer bewaard, hoe minder waard; weg er mee, terwijl ze nog gewild is; neem de tijd waar; dat er vraag naar is! Maagdelijkheid doet als een oud hoveling, en draagt haar hoed, tot hij uit de mode is, rijk versierd, maar niet sierlijk, juist als de hoedengesp en de tandenstoker, die niemand meer draagt. ‘Your date is better in your pie and your porridge than in your cheek’. ‘Ouderdom is beter voor uw wijn dan voor uw wang; en uw jufferschap, uw oude jufferschap, is als een ineen geschrompelde Franse peer, zij is lelijk voor het oog en droog van smaak; trouwens het is een ineengeschrompelde peer; zij was vroeger beter, trouwens, ja, ‘t is een ineengeschrompelde peer. Wat wilt gij er mee doen?’
‘The Winters Tale’ IV.3. 50, waar kruiden nodig zijn voor het schaapscheerderfeest:
‘Drie pond suiker, vijf pond krenten, rijst; wat wil die zus van mij nu met rijst doen? Maar mijn vader heeft haar tot koningin van het feest gemaakt, en ze wil dat nu zo. Daar heeft ze me vier en twintig ruikers gemaakt voor de scheerders, allen drie stemmige liedjeszangers, en heel goede ook, maar de meeste zijn tenors en bassen, maar er is en puritein bij, en die zingt psalmen bij de horlepiep. ‘I must have saffron, to colour the warden pies; mace, dates, none; that’s out of my note: - nutmegs seven; a race of two of ginger, four pound of prunes’. ‘Ik moet saffraan hebben om de perenkoekjes te kleuren, foelie, dadels niet, dat staat niet op mijn lijstje, muskaatnoten, zeven stuks, een paar stukken gember, o’, maar die moeten ze mij geven, vier pond pruimen, en even zoveel trosrozijnen’.
Vondel, ‘De Heerlijckheyd van Salomon’;
’Amandels, dadels, myrrhe en balsem….’
De boom is tweehuizig, Theophrastus wist de noodzakelijkheid en vertelt hoe te handelen, hoewel ze het principe niet kenden. Sinds de ouderdom was kunstmatige bevruchting een gewoonte, de trossen van de manlijke bloemen werden aan de vrouwelijke gehangen. Volgens de ouden helden de bomen zelfs naar elkaar over.
Vondel, ‘De Heerlijckheyd van Salomon’.
’De rechte Palm in ’t neigen
Kust vriendelijk zijn bruid’.
De stam is zeer elastisch, een storm kan hem wel buigen of uit de grond rukken, maar niet breken. Die stammen werden wel als balken gebruikt waaraan men de eigenschap toeschreef dat ze bij belasting niet doorbogen, maar zich tegen de druk in gingen krommen. Waar dan mogelijk de uitdrukking vandaan komt, ‘de palm groeit tegen de verdrukking in’, vergelijk. Vondel ‘Palamedes’ 1042;
“toon dat waere deughd.
Als d’eedle pallemboom, geen last te draeghen weygert
En tegens ‘t swaer gewight der lasteringen steygert”.
Vondel, ‘Bespiegelingen van Godts wercken’;
‘Behalve dat ons plant en kruid en dier genezen
Kan elk uit haar aard en eigenschappen lezen
Een lering voor ’t gemoed, de brave dadeltak
Door de Duitsers palm genoemd, bezwijkt niet onder ’t pak
Met heft het hoofd om hoog, en leert in tegenspoeden
Volharden, en getroost de schade met baat vergoeden
De kuisheid wederstreeft, gelijk de lauwrier
De vlamme, en slaat geluid in ’t heilloos minnevier’.
Vondel, ‘Huigh de Groots Josef of Sofompaneas’;
‘’t Zij dat er alruin bloeit, of palmbomen staan
Wier tak zich niet buigt, hoe zwaar zij hangt geladen’.
Bij de vroege christenen werd de palm als levensboom op de graven geplant, in de tijden van vervolging waren ze wel te buigen maar groeiden tegen de verdrukking, ze braken niet. Tevens is de palm een symbool van wederopstanding, naar de telkens opschietende, altijd groene spruiten.
Vondel, ‘Salomon’;
‘Dan smaakt geen muskadel zo lekker als haar borsten
Wat dochter treedt zo braaf, als deze spruit der vorsten
Hoe rijzig schiet ze omhoog, gelijk een palmboom
Dan viert de minnegloed der poëzie de toom
Om ’t lichaam naar zijn lust met zulk een geur te kleden
En wederom te ontkleden haar schone albasten leden
Die wijnkroes boordevol, en rond gedraaid en net
Die gouden tarweschoof, met leliën bezet
De dicht gesloten hof, en wat voor lieve namen
En titels zijn vermaak en liefde meer betamen’.
Shakespeare, Phoenix en de tortel vlood, liefde en echte trouw zijn dood.
53. De palm-tree, Phoenix, komt voor in ‘As You Like It’, III,2,186.
,De Phoenix van de Arabieren is een mythologische vogel, ook de palmboom wordt zo genoemd, ook wel Feniks. Er is maar 1 boom in Arabië waar de vogel haar nest bouwt. Als ze oud wordt spreidt ze haar vleugels en vliegt naar deze boom. Daar bouwt ze haar nest van aromatische twijgen, cassia en wierook, en verbrandt in haar eigen geur, ze wordt verteerd door de vlammen. Uit de as komt ze vernieuwd tevoorschijn, met zijn geboorte is ook de boom opnieuw geboren. Shakespeare schijnt te twijfelen over dit verhaal. In de ‘Tempest’ verdwaalt Sebastian op een magisch eiland en gelooft half in beest en boom als een vogel van verbeelding. III, 3, 23;
‘Now I will believe’. ’Ik geloof nu ook’.
‘That there are unicorns; that in Arabia’. ‘Aan eenhoorns, dat in Arabië’.
‘There is one tree, the Phoenix throne; one Phoenix’. Een boom, de troon van de Phoenix groeit, een’.
‘At this hour reigning there’. ‘Nog heden daar regeert’.
Maar er is twijfel. Hij vermeldt de boom weer in het openingsvers van de ‘Phoenix and the Turtle’:
‘Let the bird of loudest lay’. ‘Dat de vogel, luidst van stem’.
‘On the sole Arabian tree’. ‘Op Arabisch boom zich zet.
‘Herald sad and trumpet be’. ‘Daar heraut zij en trompet’.
‘To whose sound chaste wings obey’. Kuise wieken roep met klem’.
De tortel heeft zijn naam naar het geluid dat die maakt, het is een simpele vogel. Is kuis en als hij zijn makker verliest zoekt hij niet het gezelschap van een ander maar gaat alleen en heeft diegene in gedachte die hij verloren heeft, weent al die tijd, houdt van en kiest rustige plaatsen en vermijdt het gezelschap van mensen. Troilus and Cressida iii, 2, 185, ‘as turtle to her mate’. De tortel blijft trouw en wil ook haar partner niet overleven. Als de overlevende ooit zou paren met een ander, dan zal hij bij leven of dood, het moge een hij of zij zijn, de naam en eer ontzegd krijgen van een ware tortelduif.
De vogel en de boom zijn symbolen van onsterfelijkheid, de tortel is het symbool van liefde, er kan er maar 1 zijn, de vogel wordt gebruikt als een voorbeeld van uitzonderlijkheid. Koppel de Phoenix, een ideale vrouw die perfect is in liefde, met de tortel die trouw aan zijn maat is tot in de dood. Ze worden 1 in de dood door het verbranden van zichzelf in een verterend vuur.Vandaar;
‘The Phoenix and the Turtle’.
‘Love and Constancy is dead’. ‘Liefde en echte trouw zijn dood’.
‘Phoenix and the Turtle fled’. ‘Phoenix en haar tortel vlood’.
‘In a mutual flame from hence’, ‘Een vlam deed hen vergaan’.
Nam de min twee wezens in’.
’t Innigst wezen was toch een’.
Twee in schijn, verdeling geen’.
Veelheid sneefde door de min’.
Harten twee, doch niet gescheiden’.
Afstand zonder afstand, ja’.
Bij dien tortel en zijn ga’.
Wonder! Slechts niet bij die beiden’.
Liefde gaf zo heldere schijn’.
Dat de tortel heel zijn wezen’.
In de Phoenix ogen kon lezen
Ieder noemde de ander mijn.…
Ach, het edelst paar is dood’’.
Nu de Phoenix de ogen sloot’.
De adem tortels borst ontvlood’.
En geen kroost ontsproot uit hun echt’.
Niet door zwakte was ontzegd’.
Maar hun kuisheid was oprecht’.
‘a phoenix among women’ :
AIf she be furnished with a mind so rare’.
She is alone the Arabian bird’.
‘3 King Henry vi’, 1, 4, 36;
‘Mijn as kan, als de feniks doet, een vogel’.
Verwekken, die mij op u allen wreekt’.
Vondel,’ Joannes de boetgezant’;
‘De ceder, de kaneel, de laurier rijk afgebeeld
Elk met haar ranke siert zijn plooien opgestreeld
De wit gevlerkte zwaan die hem toejuicht met vermaken
Een nieuwe lofzang op zijn gouden mantel wil laken
De phoenix hier zijn nest en grafstee bouwen wil’.
Shakespeare, rice.
54. Rice.
Rijst is het hoofdvoedsel van de helft van de wereldbevolking. Rijst groeit in vochtige gebieden wat in Japan, China, Java en andere landen sinds alle tijden tot kunstige waterwerken geleid heeft die een grotere onafhankelijkheid van het regenseizoen mogelijk hebben gemaakt en tot 2 oogsten in het jaar geleid heeft.
De Arabieren brachten het van India naar de Nijldelta, N. Afrika en vandaar naar Sicilië. De Moren zorgden voor de overbrenging, 640‑1517 na Chr., naar Spanje.
Met de legers van Keizer Karel kwam het in Lombardije, Italië en vandaar naar Z. Frankrijk. Omstreeks 1580 arriveerde het in Italië waar het enorm toenam, van de monden van de Alpenrivieren tot aan de Romagna. De kunstmatig bevloeide velden veroorzaakten koorts en malaria zodat de verbouw van regeringswege beperkt werd.
‘The Winters Tale’ IV.II.50: waar de zotte zoon van de schaapherder zich afvraagt wat Perdita met rijst moet, rice, en iv 3,11;
‘Laat er eens zien, wat heb ik voor ons schaapscheerfeest te kopen? Drie pond suiker, vijf pond krenten, rijst, wat wil die zus van mij met rijst doen? Maar mijn vader heeft haar tot koningin van het feest gemaakt en ze wil dat nu zo’.
Chaucer, sugre that is trye.
55. Sugre that is trye.
In de 9de eeuw raffineerden de Arabieren al suiker dat in het voormalige Susiana groeide. In 996 kwam uit Alexandrië suiker naar Venetië en daar zou het in de lang gebruikte broodvorm gebracht zijn. Die vorm zou uit China stammen.
Toch bleef suiker zeldzaam tot aan de kruistochten. In 1176 schonk Willem II een molen tot het malen van suikerriet aan de monniken van het klooster Monreale te Sicilië. Eerst door de kruistochten werd het algemeen bekend. Marco Polo verhaalt van suikerfabrieken in China in de 13de eeuw na Chr. In 1319 zond T. Loredano, een Venetiaans koopman, een lading van 100 000 Engelse ponden suiker naar Londen om tegen wol te worden omgeruild.
In the ‘Tale of sir Thopas’ vertelt Chaucer over lieflijke dingen;
‘Of romances that been roiales’. ‘Van koninklijke romances’.
‘Od popes and of cardinales’. ‘Of van paus of kardinaal’.
‘And eek of love-likynge’. ‘En ook een minne geval’.
‘They fette hym first the sweete wyn’. ‘Zij brachten hem eert de zoete wijn’.
‘And mede eek in a mazelyn’. ‘En maakten mede in een kommetje’.
‘And roial spicerye’. ‘En specerijen dure’.
‘Of gyngebreed that was ful fyn’. ‘En gemberkoeken o zo fijn’.
‘And lycorys, and eek comyn’. ‘En zoethout en ook komijn’.
‘With sugre that is trye’. ‘Met suiker zoet en pure’.
Suiker dat men probeerde is wel een opvallend detail. Bij Shakespeare is suiker blijkbaar algemeen. In ‘The Winters Tale’ IV.II.50 moet er al drie pond suiker gehaald worden met andere specerijen.
Suiker, ‘I King Henry IV’ ii, 4,25 en ‘Love Labour Lost’ v, 2, 231. Sugar candy in ‘1 King Henry IV’ iii, 3, 180 waar het al gewoon is;
‘Een eerlijke vrouw van zakkenrollerij te beschuldigen! Wel, jij, liederlijke, onbeschaamde, opgezwollen schelm, als er iets in je zak zat dan herbergierrekeningen, nota’s uit knippen, en voor een armzalige stuiver kandijsuiker om de keel glad te houden, als je zakken gevuld waren met andere ongerechtigheden dan deze, dan ben ik een schurk’.
bij Vondel in het ‘Suikerliet’ komt de suiker al uit Brazilië;
‘Het lust der feestgenoten blij
De zoetigheid, van elk gewenst, de prijzen
Te loven dat al de aderen rijzen
Verslingert op ’t puik van lekkernij
Het godendom en mensdom haakt
Naar lieflijkheid, met matigheid gesmaakt
En, als dauw, gestort op lekkere tongen’.
….3 ‘Zo gaat het naar de hemelstijl
En hier benden, in ’t wentelen der jaren
Ontziet men niet met lust te varen
Ter wereld uit naar suikerzoet Brasil
Daar ijvert elk om suikerriet
Te snijden, in het wildemans gebied’.
Shakespeare, saffron to colour de warden pies.
56. Saffron my predicacioun.
Saffraan, Crocus, gold als de koning der specerijen, maar ook als de duurste. Dat komt door de winning. 100 gram saffraan wordt gewonnen uit 18 286 bloemen.
Saffraan is die gele kleur die op oosterse tapijten zo sterk tot uitdrukking komt. Vanwege zijn goudkleur werd het gebruikt als goudvernis, verwerkt in goudbroden, goudrijst, het kleuren van kaas etc. Vanouds werden hier de gordijnen er roomkleurig mee geverfd. Nog wordt saffraan gebruikt door kanariekwekers, ze kleuren geler als men ze met saffraan voert. De rijke Arabieren verven nog hun ooglid, vingertoppen en tanden goudkleurig als teken van welstand. Het was een van de kastetekens van India, het teken der rijken.
In the ‘Pardoners’s Prologue’ kleurde Chaucer in de ‘Canterbury Tales’ er zijn verhaal mee: ‘To saffron with my predicacioun’.
Saffraan werd gemengd met wijn tijdens trouwceremonies, saffraan was dan ook aan Venus gewijd en zou een liefdesdrank zijn. Het gaf de meisjes kleur op de trouwdag.
De saffraan groeide zo rijk in een bepaald deel dat die bekend werd als Saffron Hill. Het kruid werd hoog vereerd in Engeland. Zo lezen we dat de spenen van gekleurd saffraan waren en sommige snoepgoed grote aftrek had. Saffraan werd zoveel gebruikt als verfstof dat Hendrik VIII een verbod uitvaardigde dat saffraan verboden werd als haarverf.
Shakespeare in de ‘Winters Tale’ laat de clown zeggen, IV, 3, 17;
‘I must have saffron, to colour de warden pies’, hij moest saffraan hebben, ‘om kleur te geven aan een soort stoofpeergebak’.
Traditioneel wordt een saffraankleurige baard toegeschreven aan Judas, zo ook aan Kaïn zodat we Shakespeare kunnen verklaren in de ‘Merry Wives of Windsor, 1,4,25,’ als Simple, om zijn meester te beschrijven, zegt:
‘He hath but a little wee face, with a little yellow beard’.
Veel komt de saffranen dageraad voor bij Vondel, dit werd zo bezongen door Homerus.
Vondel, ‘Henriette Marie t’Amsterdam’;
‘Zo lang ’t hemels licht, met zijn saffranen tonen
Zich spiegelde in ’t kristal van de Amsterdamse stromen
En zegende, met gras en bloemen, Gijsbrecht’s wei
Rook Amsterdams burgerij nooit bloesemrijker mei
De leeuwerik kwinkeleert. De bomen en prielen
Onthalen deze dag, als met herboren kelen
De koekoek houdt zijn toon, daar ’t groen gulhartig lacht
De nachtegaal verheft zijn klanken uit volle kracht
En loopt gevaar, dat hij zal barsten door al dat brallen’.
Vondel, ‘Bespiegelingen van Godts wercken’;
‘Saffraan verheugt de geest’.
Chaucer, galyngale.
Uit; http://www.theoldfoodie.com/2006/10/chaucers-cook.html
57. Galyngale.
Galanga, Alpinia, werd eens gebruikt als een aromatische opwekkend middel door de Arabieren en Grieken. De plant wordt in India als geurende stimulans gebruikt.
In de ‘Canterbury Tales’ vertelt Chaucer in de ‘General Prologue’:
“And poudre-marchant tart and galyngale’.
Wel koude he knowe a draughte of Londoun ale”.
De poudre-marchant was een taartgeurend poeder, galyngale was, volgens een commentator, een specerij die gemaakt werd van de wortel van Cyperus. Die werd wel gebruikt als vervanger.
Shakespeare, buy gingerbread.
58. Gingerbread.
In Angelsaksische medische boeken uit de elfde eeuw komt gember, Zingiber, voor. In the ‘Tale of sir Thopas’ vertelt Chaucer in zijn ‘Canterbury Tales’ over lieflijke dingen;
‘Of gyngebreed that was ful fyn’.
Ingemaakte gember kwam met suiker in de handel. Engelse herbergiers hadden gemalen gember in voorraad om die op het bier van dorstige klanten te strooien en door te roeren met een gloeiende pook, de ginger ale, -beer. Huisvrouwen maakten vaak hun eigen ginger. Hierbij was het wel belangrijk om de handen te beschermen bij het schrapen van de wortels, anders branden je handen dagenlang. In 1884 kocht men in Engeland 5.600.000 ponden ginger in voor een waarde aan 620 000 Engelse ponden. Ginger komt voor in Shakespeare’s ‘Twelfth Night’, II, 3, 126 en ‘Measure for Measure’, IV, 3,6,9
Ook moest er een goedkoop soort ginger geweest zijn, ‘Winter’s Tale’ IV, en ‘King Henry IV’, II, 1,26, zoals de clown in de ‘Winter’s Tale’ IV. II. 50 zegt dat hij dit kon krijgen:
‘I spent eleven pence (for ale), beside three races of ginger. Tapster, ho, for the king a cup of ale and a fresh toast; her’s two races more’. Race is mogelijk een afgepaste hoeveelheid.
Gemberbrood was heel populair in Engeland. ‘Love’s Labour Lost’ v:1: ‘An I had but one penny in the world, thou shouldst have it to buy gingerbread’.
Chaucer, notemuge to putte in ale.
59. Notemuge.
Muskaatboom, Myristica, Engelse nutmeg. In de 6de eeuw werd de specerij door Arabieren uit Indië naar Constantinopel gebracht. In India was het al lang daarvoor in gebruik en ook in oude Egyptische mummiekisten heeft men de muskaatnoot gevonden.
Later was het algemeen in Europa. In de 9de eeuw werd het door Arabieren in de medicijnen en als liefdesdrank gebruikt. Op het eind van de 12de eeuw was het in N. Europa bekend.
In Engeland was de specerij in de 14de eeuw in hoge aanzien, een pond van deze specerij had de waarde van 3 schapen. Chaucer noemt in zijn ‘Canterbury Tales’ een 14de eeuws mengsel van nootmuskaat en bier. In the ‘Tale of sir Thopas’;
‘And notemuge to putte in ale’.
Shakespeare noemt ze met de cloves die in een lemon zijn gestoken in ‘Love’s Labour’s Lost’ v,2,650:
‘A gilt nutmeg’.
A lemon’.
Stuck with cloves’. Zie ook ‘Winters Tale’ iv 3,49.
Shakespeare, as an orange.
60. Orange.
De citroen die wij nu kennen bevat veel meer sap dan de originele vorm, dit is Citrus x limonia. Het intensieve vruchtenzuur van was een geliefde bijgave in vele etenswaren. Onrein, smakeloos water werd ermee drinkbaar gemaakt en met de gelijker tijd bekend geworden suiker werd de kostelijke veel begeerde limonata gemaakt, in Engeland was de lemonade bekend in 1663.
Uit het Arabisch stamt het Franse limon, de Engelse lime of lime-juice. Shakespeare schrijft over de lemon in ‘Love’s Labour’s Lost’, v,2,653 en ‘Much Ado About Nothing’, II,1,305.
‘De graaf is noch treurig, noch ziek, noch vrolijk, noch wel, maar zuur, Prins, zuur als een citroen en ook wel wat van die jaloerse kleur’.
De kruisvaarders ontdekten de oranjeappel in Palestina. Uit Sanskriet, via Perzisch kwam de Franse naam pomme d’orange ca 1300 en orange omstreeks 1393, naar de daar inlandse naam voor aureum: goud. De o is gevormd onder invloed van de naam van de stad Orange. Zie Shakespeare in ‘Much Ado About Nothing’, iv, 1,30;
‘Civil count, civil as an orange, and something of that jealous complexion’. ‘Geef niet uw vriend die voze oranjevrucht. Ze is slechts de schijn en schaduw van haar eer’. Civil is waarschijnlijk een verbastering van het woord Seville.
Vondel, ‘Joannes de boetgezant’;
‘..een ander Ofir vloeide in ’s Konings kist en kas
Nu schenen veld en bos van wildbraad leeg gevangen
Limoen, olijf, granaat, en gouden orangen hangen
Aan takken, druppende de juffrouwen in de mond’.
Vondel bezingt vooral de oranjeappel.
‘Op de Beeldenis van Vostinne Amelia’;
‘Had Paris haar belonkt in ’t midden van de godinnen
Had hem Amelia beschenen met een blik
Hij had haar als schoonste geroemd, nu schonk haar Frederik
De Oranjeappel, als aan een der ere der Vorstinnen’.
Vondel, ‘Palamedes oft vermoorde Onnooselheyd’;
‘Oranjemei lied
‘O, hoe zalig is het te duiken
Onder de Oranjeboom
Bij een kristallijnen stroom
Gouden appels te plukken
En te reuken geur en lucht
Van die schone Oranjevrucht’.
Shakespeare, is as luscious al locusts.
61. Locusts.
‘The food that to him now is as luscious as locusts, shall be to him shortly as bitter as coloquinta’, ‘Othello’ i, 3, 354. ‘wat hem nu zoet smaakt als honing, wordt hem alras zo bitter als kolokwint’.
Lotus, Zizyphus lotus, wordt gehouden voor de lotusboom die in de werken van Homerus voorkomt. ‘De bomen rondom hen waren vol voedsel, lotus was hun naam, het sap was als nectar etc. De vruchten ervan zijn eetbaar en werden in ouden tijden, evenals nu, door de bewoners van Tunis en Tripoli gegeten die daardoor de naam van Lotophagen: lotuseeters, verkregen. Toen Odysseus daar aan land ging werd hij en zijn metgezellen vriendelijk ontvangen en kregen zoveel lotusvruchten te eten als zij maar wilden. Door die vruchten uit te persen en te mengen met water wordt een wijn verkregen die maar een paar dagen goed blijft en waarschijnlijk dezelfde wijn is die zulke vreemde verschijnselen bij Odysseus en zijn mannen opriep. Het beviel hen bij de Lotophagen zo goed dat zij niet meer naar het schip wilden terugkeren en met geweld gehaald moesten worden en vastgebonden zodat zij niet meer zouden vluchten.
Kolokwint, Citrullus colocynthus, is een taaie komkommerachtige die een gele vrucht geeft met een dunne breekbare schil, waarbinnen zich week, zeer bitter en lichtkleurig vlees bevindt.
Het is mogelijk de kolokwint van 1 Koningen 6:18. De vergiftigde vrucht van een wilde klimplant werd door de jonge profeten bij vergissing voor eetbare meloenen gehouden. De profeetskomkommer die zo bitter was, een tegenstelling met de zoete lotus.
Shakespeare, Rosemary and bays.
62. Bays.
De laurier, Laurus, is een sierboom met donkergroene, leerachtige bladeren.
In the ‘Merchant’s Tale’ vertelt Chaucer in zijn ‘Canterbury Tales’ over de altijd groene laurier;
‘Myn herte and alle my lymes been as grene’.
As laurer thurgh the yeer is for the sene’.
Het Engelse sweet bay is een afleiding van 15de eeuws baie en dat van Latijn baca: bes, het is de besboom. Shakespeare in ‘Pericles’ iv, 6,160: ‘Rosemary and bays’.
Studenten die een graag gehaald hadden aan de universiteit werden bachelors genoemd, dit woord stamt van Frans bachelier en dat van Latijn baccalaureus: laurierbes. Die studenten was het niet toegestaan te trouwen, hun taken als echtgenoot en vader zou hen weghouden van hun literaire overpeinzingen en zo werden in de loop der tijd vrijgezellen jongens bachelors genoemd.
Geregeld noemt Shakespeare het bekransen met de roemrijke laurier, Antony and Cleopatra 3, 1,10
‘Antonius, op de zegekar u plaatsen’.
U kransen met laurieren’.
De laurier was een geluksbrenger, maar zo gauw het gewas verdorde was dit een boos teken waardoor oorlog, ziekte en dood aangekondigd werd. Zo zou voor de dood van Nero de laurier beginnen te verwelken ofschoon het een milde winter geweest was. Toen in latere tijden, 1629, in Padua de pest uitbrak stierven de laurieren als eersten. Dit overtuigde de mensen dat de lucht met schadelijke stoffen gevuld moet zijn geweest.
Het afsterven van de laurier was een slecht teken, een voorbode van de dood. Men dacht dat de koning dood was, zei de kapitein van de Wales in ‘King Richard’ II, 4,8;
‘Elk acht de koning dood; wij wachten niet’.
The bay trees in our country are all wither’d’.
‘In het ganse land staan de laurieren dor’.
Vondel, ‘Begroetenis aen Fredrick Henrick’;
‘Hollandse maagden, vlecht Oranje met laurieren
En bekranst Frederik, die in ’t land bestieren’.
Vondel, ‘Inwying van den Christen tempel t’Amsterdam’;
‘Al zijn de ganzen schuw van heilige laurieren
En vijand van de zwaan, op wiens muziek ze tieren’.
In de ‘Amsteldamse Hecuba’;
‘.... naar zeden gepruikt met de heilige laurier’.
Vondel, ‘Bespiegelingen van Godts wercken’, de medische gebruiken;
‘De heilige laurier verdubbelt onze krachten
Verwarmt het ingewand, schept vrolijke gedachten’.
Shakespeare, Is ‘t so saucy?
Uit; http://bardfilm.blogspot.nl/2013_04_01_archive.html
63. Is ‘t so saucy ?
Vroeger en ook in latere tijden was peper, Piper, het symbool van de gehele specerijenhandel. Venetië, Genua en Zuid Duitse handelssteden dankten daaraan voor een groot deel hun rijkdom. In de Middeleeuwen werd de tol op peper ontwikkeld en in de 14‑15de eeuw werd het bij geldnood als betalingsmiddel gebruikt. Huren, bruidsschatten, belastingen en dergelijke werden wel met peper betaald, peperduur.
Pepper komt voor in ‘Twelfth Night’ III, 4,158:
‘..I warrant there’s vinegar and pepper in’t’. ‘Ik verzeker u, er is peper en azijn in’.
‘Is ‘t so saucy?’ ‘Is ze zo sterk gekruid?’
Vondel, ‘Op Maria de Medicis’;
‘Ons Holland strekt een schuur
Voor ’t Indische gewas. Het Noorden heeft geladen
Al ’t geen ’t oosten teelt. Al wat het hemels vuur
Deze zomers kookt en braadt, bewaard, in dit gewest
De kille wintervorst, die vurig de peper kauwt
Arabië geeft ons zijn wierookvat ten beste
De handel met de Pers tot noch toe niet verflauwt
Hij ruilt zijn zijde en zijn katoenen ware.’
De Spanjaarden noemden de specerij peper pimiento, dit van Latijns pigmenta wat meervoud is van pigmentum: een specerij, zie middeleeuws Engels piment: wijn met honig en specerijen, zoals Absalon zond naar de vrouw van de timmerman Alison in Chaucer’s ‘The Millers Tale’.
Shakespeare, soft myrtle.
Uit J. Grandeville.
64. Soft myrtle.
Myrtus communis, mirt, is een dicht bebladerde, altijdgroene struik van 2‑5m. hoog. Heeft zoete, geurende witte bloemen. Mirt heeft sinds de oudheid een associatie met vrede, liefde en onsterfelijkheid. In de Bijbel is ze het beeld van de heerlijkheid van het Beloofde Land in tegenstelling met de toestand in Exodus. Jesaja stelt tegenover de doornstruik dan ook de mirt. De mirt stamt uit het Paradijs. Adam en Eva werden door een engel met vlammend zwaard uit het paradijs verdreven en gingen wenend de laatste maal door de vruchtbare tuin, naar de vrucht beladen bomen en de schitterende bloemen. Aan de weg stond de vriendelijke mirt, Adam strekte zijn hand uit en brak een twijg af om een aandenken aan die zalige tijd mee te nemen. Buiten plantte hij die twijg in de aarde en begoot die met hete tranen. En daar groeide het op tot aan de huidige dag, een herinnering aan gelukkige tijden. En daarom draagt ook de gelukkige bruid op haar huwelijksfeest de mirtenkrans, die ze een heel leven lang zal bewaren als een herinnering aan deze gelukkige dag. De altijd groene bladeren zijn een zinnebeeld van de hoop op een paradijs van geluk, dat wij op aarde alleen in de liefde kunnen vinden.
Shakespeare in ‘Measure for Measure’ II, 2,117 vergelijkt de soft myrtle met de gnarled oak. Hij moet de struik dan gekend hebben. In zijn tijd was ze toch nog zeldzaam en zeer duur. Mogelijk dat hij de mirt kende doordat de Joden die veel gebruiken als bijvoorbeeld bij het loofhuttenfeest.
‘Anthony and Cleopatra’, 3,12, 10’;
‘Nog pas was ik zo klein bij zijn belangen’.
Als de ochtenddauwdrop op het mirtenblad’.
Bij de eind’looze oceaan’.
Vondel, ‘Altaergeheimenissen’, een bruidsgebruik;
‘roze- en mirtekransen bekransen het lieve paar’.
Vondel, ‘Bruyloftsbed van Pieter Cornelsz. Hoofd en Helionora Hellemans’;
‘De kerken van mijn rijk, de goddelijke glansen
Van offervuur, de geur van ademende kransen
Noch zoet wierookreuk, dat ’t altaar van zich geeft
Geen marjoleinen beemd, geen mirtenbos, dat leeft….’
‘In ’t uiterste gaat met de roodheid uwer lippen
En zoete hemeldauw en milde nectar lept
En riekt de ambergeur van ’t overlieflijk hijgen
En kust de rozenmond, die ’t volk gebiedt met zwijgen….
Daar ’t bruiloftsbed duikt in frisse mirtebladen’.
Mirt is iets anders dan Myrrha, mirrre..
Myrrha.
Volgens de mythologie was er een goedgebouwde en trotse koning, Theias, die in zijn hoogmoed dacht mooier te zijn dan Venus, de godin der liefde. Tot zijn straf zorgde de godin ervoor dat zijn dochter, Myrrha genaamd, (Commiphora myrrha) van haar eigen vader hield zodat in het huis hoogmoed, jaloersheid, kwaad, zonde en laster woonde. Toen de vader in de gaten kreeg dat zijn kind hem bedrogen had werd hij ontzettend kwaad en probeerde haar te doden. Die vloog, door de kwade vader achternagezeten, over dal en heuvel, door bos en woud tot Arabië. Daar leek het alsof de vader haar inhaalde maar op hetzelfde moment dat hij haar grijpen wilde, verscheen de godin die de oorzaak van het kwaad was, en veranderde haar in een boom waartegen zijn woede niets uithaalde. In vertwijfeling greep de koning zijn zwaard en doorstak zichzelf om zijn schande niet te overleven. Myrrha was echter in verwachting van haar vader. Als boom schonk zij het leven aan een zoon, Adonis. Die zou later het ideaal der manlijke schoonheid vormen. De mooie Myrrha huilt nog steeds tranen die geparfumeerd zijn van berouw.
De mirt is dus de geurende plant die, net als rozemarijn, bij de liefde gebruikt werd. De myrrhe is een gom die gebruikt wordt voor parfum en wierook.
Symbolische is de wierook van mirre het zinnebeeld van gebed, de mirrhehars een symbool van bittere rouw. Een hars die door de 3 Koningen werd meegenomen.
Vondel, ‘Op Maria de Medicis’;
De vrucht des Arabiers, de Perzische waren
Ze proeft met grote smaak welriekend pijpkaneel
’t Verkwikkende gerecht, dat oosterse akkers baren
Ze ruikt de vruchtbaarheid van ’s werelds ander deel
Het wierook, balsem, myrrhe’.
Shakespeare, The gods themselves throw incense.
65. Incense.
‘King Lear’ v, 3,21;
‘The gods themselves throw incense’.
Boswellia soorten zijn bekend als stamplanten van olibanum of wierook, de Engelse frankincense tree of olibanum tree, in Frans encens, Duits Olibanum en Weihrauch: gewijde rook. Frank‑incense betekent vrij brandend. Een gomhars dat, gemengd met andere stoffen, zowel in Europa als in andere landen voor religieuze doeleinden wordt gebruikt. De Katholieke kerk gebruikt de wierook om de zinnebeeldige betekenissen daaraan verbonden, bijvoorbeeld de wierook stijgt op in rookwolken, ‘symbool van het ten hemel opstijgend gebed’.
Shakespeare, wich no balm can cure.
Uit Megenberg.
66. No balm can cure.
Balsemboom, Commiphora opobalsamum, is een veel vertakte struik/boom die 5‑6m groot kan worden. Ze groeit maar op 1 plaats, dat is in Egypte vlak bij Cairo.
Met de hars werden gestorven heersers en waardigheidsdragers gebalsemd om hun de toegang tot het dodenrijk te verzekeren. Balsem gedronken in wijn was goed tegen de bijten van venijnige beesten, het verwarmde het hart en dreef alle kwaadheid en melancholie weg. Het sap lijmde wonden tezamen.
Men geloofde dat deze balsem zo krachtig was, dat als je er een vinger mee insmeerde hij door vuur kon gaan zonder pijn te lijden. Vandaar het gezegde: ’Is er geen balsem in Gilead?’ in de betekenis dat er geen heling voor de zieke is.
‘King Richard’ II, i, 1, 171-2:
‘Pierced to the soul with slander’s venom’d spear’. ‘Door ‘s lasters giftspeer in de ziel gewond’.
‘The which no balm can cure but his heart-blood’. ‘Geen balsem heelt mij, dan het bloed zijns harten. Dat gif dorst ademen’.
Zo ook in ‘3 King Henry VI’, iv, 8, 41:
‘My pity hath been balm to heal their wounds’. ‘Mijn berouw is de balsem om hun wonden te helen’.
‘Coriolanus’ 1,6,60;
‘Wel wenste ik zeer’.
Dat gij een heilzaam bad verkoos en balsem’.
Voor uw wonden vroeg’.
Balsam of balsamum wordt vermeld in ‘Timon of Athens’ iii, 5, 110 en ‘Comedy of Errors’ iv, I, 88.
Chaucer, verwijzend naar een heerlijke geur:
‘As men a pot-full of baume held’.
Emong a basket-full of roses’.
Vondel, ‘Hippolotys of rampsalige Kuyscheyd’.
‘Of de Arabier in ’t balsemwoud….’
‘Geen steen zo wit als sneeuw, een zeegift opgesmeten (een parel)
Aan Indiaanse strand, van ’t oor drupt, en de pruik
Gespreid naar nardus noch Assyrische balsemstruik
Dat reukloos mijn haar en vlechten zwaaien…’
Vondel, ‘Huigh de Groots Josef of Sofompaneas’;
‘Van duurzaam cederen hout op de Libanon afgehouwen ..’
’Amandels, dadels, myrrhe en balsem.’
Chaucer, with brasile.
67. Zo hard als Brazilianen.
Caesalpinia sappan, de sappanhoutboom, levert het sappanhout waarvan het afkooksel eerst zwart is maar door toevoeging van aluin fraai rood en als verf gebruikt wordt. Uit sappanhout kan men een fraaie rode inkt koken waarmee de Chinezen hun papier helderrood weten te kleuren.
Reeds in de 14de eeuw was hout onder de naam lignum presillum bekend. Het midden-Hoogduits heeft presil-, priselholz. Toen men in Z. Amerika dergelijk hout in overvloed ontdekte heeft het woord presillum aanleiding gegeven tot de naam Brazilië.
In de epiloog van the Nun’s Priest Tale vertelt Chaucer in zijn ‘Canterbury Tales’.
‘Him nedeth nat his colour for to dyen’.
With brasile, ne with greyn of Portyngale’. ‘Hij had geen behoefte om zijn gezicht met rood te kleuren door rode verf te gebruiken dat gemaakt was van brazilhout of cochineal’.
De uitdrukking zo hard als Brazilianen verwijst naar dit hout, het brazilhout.
Shakespeare, the tuft of olives.
Uit; http://en.wikiquote.org/wiki/Wikiquote:Quote_of_the_day/April_2013
68. De tijd van algemene vrede naakt.
Shakespeare ‘As You Like It’, III, 5,74:
‘Tis at the tuft of olives here hard by’. Rosalind vergelijkt verschillende zaken, dat olijven hier hard bij zijn.
De olijf is een van de belangrijkste bomen van de oudheid, mislukken van de oogst stond voor armoe, hongersnood en geen medicijn. Waar de olijfboom beschut en verzorgd werd, daar heerste rijkdom en als gevolg daarvan vrede. Als er oorlog en moord woedde kwam de boom in verval en vergetelheid. Het hout werd gebruikt door ruwe bendes als oorlogsmateriaal en zo kwam de boom aan een roemloos einde. Op deze grond is de olijf sinds de oudste tijden het symbool van vrede en symbool van verzoening is het door Gen. 8,11.
In Griekenland was een krans van olijftwijgen de hoogste eer voor vooraanstaande burgers en ook de hoogste prijs bij de Panathenaen en Olympische Spelen, zo ook later bij de Romeinse veldheren. Zich met een olijventak sieren was een bijzondere onderscheiding. Het kwam voor, dat mannen die haar waarde voelde, alle geschenken afsloegen en om een olijventak vroegen.
Het is de boom van vrede, ‘Anthonius and Cleoptra’ 4,6, 4;
‘Caesar: ‘De tijd van algemene vrede naakt’.
Brengt deze dag ons heil, drie werelddelen’.
Zien ’t bloeien des olijfs’.
Vondel, ‘Vredewens aan Constant Huygens’;
‘De olijf behaagt mij boven de laurier
Wat is de krijg een verslindend dier’.
Vondel, ‘Het Lof der Zeevaert’;
‘Wat vlaggen ziet men hier afzwieren van haar strengen
Wat kleuren groen, en geel, hun mengsels hier vermengen
Orangie, blange, bleu. Wat purper, en rood houd
Wat levend vermiljoen het oog met lust aanschouwt
Wat wapens brommen hier in wimpels, toppestanders
En sluiers van fijn draad. O, welke salamanders
Wat leeuwen zilverblank in paars, in rood en groen
Hier zweeft een adelaar. Daar slingert een griffioen
Hier pronkt een pauwenstaart, bezaaid met gouden ogen
De praal van Juno’s koets. En ginder komt gevlogen
Een witte Noach’s duif met de olijventak’.
Shakespeare, potato finger.
Uit; https://hobbinol.wordpress.com/2011/08/12/identifying-the-vegetable-in-marvell’s-my-vegetable-love/
69. Zoete potato.
Ipomoea batatas, de Engelse sweet potato en onze patattenwinde werd bekend toen Columbus deze knollen meenam naar Spanje in 1493. Pigasetta berichtte in 1519 over zijn cultuur. Vlak daarop kwam het naar de Canarische eilanden. De knol kwam eerder dan de aardappel in Engelandt, in 1577, maar werd later door de aardappel verdrongen, maar zijn naam is in sommige streken blijven hangen. Eerst was het potato, dan botata en zo werd het de zoete, sweet potatoe. Het is de potato van Shakespeare en van vroegere schrijvers. Patatten zijn bekend. ‘Troilus and Cressida’ v,2,56;
‘wat kittelt daar de wellustigheid, met zijn vette pens en zijn aardappelvinger, die twee bij elkander! Snerk, ontucht, snerk! ‘
Het werd in Shakespeare’s tijd voor een sterke prikkel tot wellust gehouden. Zie ook ‘The Merry Wives of Windsor’ V,5,21;
‘Mrs Ford: ‘Sir John, zijt gij daar, mijn diertje, mijn hertebok?’
Falstaff. ‘Mijn hinde met de zwarte pluim?
Laat nu de hemel patatten regenen, laat het donderen op de zangwijze van Juffer Groenmouw, laat het nu geurige suikertjes hagelen en kruiswortels sneeuwen; laat er een storm van liefdesprikkels losbreken, hier heb ik mijn toevluchtsoord’.
Shakespeare, I can cut a caper.
70. Desire shall fail.
De kappertjesstruik, Capparis, heeft harde olijfgroene bloemknoppen die geplukt worden voor het ontluiken. Ze worden daarna ingelegd in een mengsel van zout en azijn. De kappertjes werden wel in wijn gedaan om die te laten geuren. Het is een smaakmaker, vooral bestemd voor de ouderen als de eetlust minder wordt, de kapper kan hiertoe een stimulans zijn bijvoorbeeld in de vorm van een sausje.
‘… op de dag, dat men ook vreest voor de hoogte, er verschrikkingen op de weg zijn, de amandelboom bloeit, de sprinkhaan zich voortsleept en de kapperbes niet meer helpt; want de mens gaat naar zijn eeuwige huis en de rouwklagers gaan rond’. Eccl. 12:5/7. Hier wordt gesproken over de realiteit van ouder worden en het verloren gaan van de lust dat in de jeugd zo gewoon was. Smaak en appetijt zijn een van de eersten die de ouder wordende mens verlaten. Een stimulans tot het terugkrijgen was de capper. In de King James versie staat desire shall fail. Het verband van de ouderdom en de plant ligt hem in de afrodisie werking van de vrucht.
Shakespeare in ‘Twelfth Night’, i, 3,129 waar Sir Andrew zich niet wenst te vergelijken met een oude man; ‘Sir And. Faith, I can cut a caper’. ‘Wel, ik kan een goede flikker slaan en in de bokkensprong ben ik, durf ik te zeggen, zo sterk als iemand in Illyrie’.
Shakespeare, pomegranate.
71. Boom van de onderwereld.
Punica was de naam van Carthago, (een Phoenische nederzetting) en vandaar heet de vrucht Malum punicum: appel van Carthago. De naam mala punica verkreeg het waarschijnlijk nadat de Romeinen de rijkdom aan granaatappelen in de kolonies van Carthago leerden kennen. (De oorlogen tussen de Romeinen en Carthago worden Punische oorlog genoemd
De vrucht heeft de vorm van een appel, een harde schil en roze vlees dat tamelijk zoet van smaak is. De vrucht zit verder vol met zaden, de granaten. De zachte zaden worden wel met suiker gegeten of gedroogd. Uit de vrucht wordt al sinds de oudheid en in Salomons dagen een verfrissende drank bereid of een siroop, de grenadine of granadine wat een aangename drank is voor de reizigers in die streken.
Door zijn talloze zaden wordt de vrucht geassocieerd met vruchtbaarheid en als gevolg daarvan rijkdom. De granaatappel is het symbool van vruchtbaarheid en overvloedig leven
In de geschiedenis van Proserpina speelt de granaatappel een belangrijke rol. Toen zij eens bloemen plukte op de berg Etna werd zij door Pluto geschaakt. Jupiter beloofde aan de treurende Ceres dat hij haar dochter zou teruggeven mits zij in het schimmenrijk nog niets had gebruikt. Mercurius werd naar de onderwereld gezonden om haar te halen maar ongelukkigerwijze had Proserpina een granaatappel gevonden en zeven gouden pitten gegeten. Niemand had het gezien, buiten Askalaphos die het geheim verried. Als straf mocht Proserpina slechts de ene helft van het jaar op de bovenwereld blijven, de andere helft moet zij in het schimmenrijk vertoeven. Askalaphos werd door Ceres, als straf voor zijn verraad, in een nachtuil veranderd. Daarom werd de granaatboom, ook omdat die uit bloed was ontstaan, een boom van de onderwereld genoemd.
‘All’s Well that Ends Well’, 2,3,270:
‘Loop man, gij werd in Italië afgeranseld, omdat gij een pit uit een granaatappel gestolen hebt’.
Vondel, kandeel.
72. Kandeel.
Kaneel is afkomstig uit de binnenbast van de scheuten en takken van de kaneelboom, Cinnamomum. Die bast pelt gemakkelijk af waarna de kaneelstrips rond een dunne stok worden gewonden en de buitenbast verwijderd wordt. Kaneel is van zo’n ongelofelijke zachtheid, zo aromatisch en zo zuiver. In donkere sausen geeft het een mysterieus tintje, zo ook in koek en toost. Met zijn warme bruine kleur vloeit het over vele etenswaren met vele plezierige kwaliteiten. Zulk eten wordt vaak een delicouse dish. Een bekend kaneelgerecht is kandeel, het traditionele drankje voor kraamvrouwen en hun bezoek. Kandeel is een mengsel van kaneel, wijn, suiker, melk en een eierdooier.
Vondel, ‘Adam in ballingschap’;
“De boom zweet honigdau, de beeck geeft room en wijn
De boomschors is kanneel, hier valt de zonneschijn
Gematight, niet te heet, noch koel”.
Vondel, ‘Hierusalem verwoest’;
‘Scharlaken, purper, fyn en eel
Arabische wierook en kanneel’.
Vondel, ‘Op Maria de Medicis’;
‘De vrucht des Arabiers, de Perzische waren
Ze proeft met grote smaak welriekend pijpkaneel
’t Verkwikkende gerecht, dat oosterse akkers baren
Ze ruikt de vruchtbaarheid van ’s werelds ander deel’.
Vondel, mirobalanen.
Uit; http://feenkraut.de/herbs/Amalaki.html
73. Mirobalanen.
De vruchten van Phyllanthus waren vroeger in artsenij als mirobalani emblicae bekend. Ze vinden toepassing in de Indische keuken om de spijzen geurig te maken en worden wel gekonfijt of als zuur gegeten.
Vondel, ‘De Heerlijckheyd van Salomon’;
‘Een zijden kleed waarop eikel, lelie en violet
Olijf, mirobalanen....’
Vondel, nardus.
Uit http://www.itmonline.org/image/val2.JPG
74. Nardus.
De rizomen en aarachtige wollen stengels van de nardusplant, Nardostachys, worden gedroogd voordat de bladeren zich ontvouwen. Hieruit wordt een roze/rode, zoet ruikende exquise zalf of olie gewonnen. De zalf zou nu, net als in vroegere tijden, in albasten kruiken vervoerd worden. De zalf werd gebruikt door de dames van Nepal en andere delen van India als een olie om het haar te parfumeren. Het zou ook gebruikt zijn door de dames van het oude Rome die, naar de sterke geur, een andere smaak gehad moeten hebben dan de tegenwoordige dames van Europa. Met de zalf werd in de oudheid bij feestmaaltijden gezalfd. Bij de Romeinen om het hoofd te zalven. In begrafenis werd er gezalfd vanwege zijn geur en om verrotting te voorkomen. Het had een helende werking, bezat krachten om vele gebreken te genezen, was versterkend en werkte vergif tegen. Dit alles was reden genoeg om geachte burgers met deze en andere welriekende oliën te zalven. Vanwege zijn kostbaarheid werd de zalf vele malen vervalst.
Vondel, ‘Lucifer’;
‘Doch zoet, als Nardus geur ‘.
Shakespeare, flowers, bloemen.
75. Bloemen.
‘Anthony and Cleopatra’, 4,14,50: ‘Waar zielen zich op bloemen vlijen’.
‘2 King Henry’ VI,3,2,60: ‘Bleek als een sleutelbloem van bloeddrinkend zuchten’.
Vondel, ‘Byschriften op de twalef maenden’;
Grasmaent (april)
‘De blijde grasmaand voegt een muts met groene pluimen
Het vrolijk grasgroen kleed, de bloemkorf, tulp en luit
De huisman jaagt de koe in ’t gras, de koestal uit
En melkt en karnt, ’t is tijd de stal, ’t veld te ruimen
Om bloemhof en om de bron, om lusthof en prieel
De lente nodigt de jeugd, de winter heeft zijn deel
Dat eeuwig duurt, het is hier eeuwig lente
Geen kou verbijt dit groen
Geen vuile mist, geen hagelbui, noch sneeuwen
Schofferen deze verf
Deze bloemhof houdt zijn aanschijn door de eeuwen
En weet van geen bederf
De honingbij vindt hier geen bloem bedorven
Zij zuigt, terwijl ik rijm
De honingdauw, en vult haar holle korven
Met rozengeur en thijm
Deze veldzwerm ziet de beemd nooit verdorren
Het leeft er overal
Van krekel, wijwouter, gouden torren
En juffrouwen zonder gal
De maanbloem, de sterrenbloemen lokken (Lunaria en Aster)
Die vlugge zielen uit
De morgenster, de korenbloem, de klokken
Ontluiken op ’t geluid
De kievitsbloem en keur van schone tulpen
Die als ’t kameleon
Met menig slag van kleur zijn behulpen
Bekoren zelfs de zon
Genoffel, vaak eenvervig of gemengeld (anjer)
Gezegend met een lucht
Van nagelkruiden in zoveel kleuren gesprengeld
Het hart verkwikt, als ’t zucht’.
=Tulipa Semper Augustus van 1637. Uit royal horticultural society.
Vondel, tulpen.
76. Tulpenmania.
In het midden der 17de eeuw overtrof de handel van Holland die van alle andere landen. Daarheen vloeiden schatten van de beide Indien. Aanzienlijke kooplieden uit Genua bouwden naast de rijke Fuggers in Amsterdam paleizen en leefden daar als vorsten. Amsterdam werd het handelscentrum. Er kwam een handelsbeurs zodat goederen van hand tot hand konden gaan en een wisselbank om de vreemde valuta te verhandelen. Uit de havens van de Levant en Italië kwamen allerhande zeldzaamheden op de markt, ook vreemde planten. De anders zo rustige en bedaarde Hollander werd opeens door een waanzin voor bloemen aangegrepen.
Vondel, ‘De bruyloft van Joan van de Pol en Duifken van Gerwen’;‘De lent en schildert hier geen spikkelige bloemen
Of tulpen schoon van nerf, waar Bloemaerds hart aan hangt’. ( een liefhebber van bloemen)
Alleen gold hier geen poëtische verering of idealiste trekken, maar was alles materieel, een openbaring van de handelsgeest. Het was een koorts die dan ook met recht de naam tulpenmanie heeft gekregen.
De grote tulpenmania brak uit in 1634-1637, midden in de dertigjarige oorlog van het grote cultuurland Duitsland. Toen bloeide Holland, de tijd van de grote winsten, de O.I.C. We waren grote liefhebbers van bloemen en het bloemenland bij uitstek. Sprak men in andere landen over juwelen, jacht en oorlog, bij ons over bloemen, “on causait fleurs” zoals een Fransman verhaalt. Men ging van bed tot bed, prijzen werden verdeeld en men besprak de waarde van een nieuwigheid. Wat de diamant was onder de edelstenen was de tulp onder de bloemen. Tevergeefs werd een bod gedaan van f 12 000, - voor 10 bollen ‘Semper Augustus’. In 1625 was de kleine voorraad van ‘Semper Augustus’ nog steeds in een hand. De eigenaar weigerde aanbiedingen van f 2000, - en f 3000, - per bol. Ook andere bollen gingen als goudstaafjes over de toonbank. 1 enkele bol had de waarde van een huis.
Vondel, ‘De Leeuwendalers’;
‘Ik hoor, gij hebt de bloem van ’t landschap uitgepikt
Ja, wel te recht de bloem, men praat me van geen tulpen
Noch van Augustus zelf’. (De tulp Semper Augustus wordt hier bedoeld)
Vondel, ‘Bespiegelingen van Godts wercken’;
‘Hoe schoon schakeert natuur de tulpen, schatten waard
Gewogen tegen goud, verheven tot Augusten
De schoonste en duurste bloem, waarop ooit bijen rusten’.
‘Op de teekeningen van Catharina Questiers’;
‘Ja een oud bloemist beroofd
Van zijn zinnen, van zijn ogen
Die van gene bedrog bewust
Waant de levende Augustus aan te zien en staat bedrogen’. (een levende tulp)
In populaire artikelen over tulpemanie leeft het verhaal voort van een transactie, waarbij een heel lijstje van de meest vreemde zaken tot een gezamenlijke waarde van f 2500, - of f 3000, - betaald zou zijn voor 1 bol van de tulp ‘Viceroi’.
De waarheid is echter dat dit te vinden is in een pamflet over de windhandel waarin als een wonder ‘tot ghedachtenisse van de nacomelinghen’ wordt medegedeeld dat men in 1636 dit alles voor 1 bol kon kopen, ‘alle deze navolghende parcelen om de weerde van een bloem’. Zo’n transactie heeft dus niet bestaan maar geeft een idee wat je met die f 2500, - kon kopen.
2 lasten tarw................................448 gulden
Vier lasten rogghe........................558 ,,
Vier vette ossen....................…....480,,
Acht verckens..............................240,,
Twaelf vette schapen...................120,,
Twee oxhoofden wijn....................70,,
Vier tonnen acht guldens bier........32,,
Twee tonnen boter..................…..192,,
Duysent pont kaes........................120,,
Een bedde met sijn toebehooren...100,,
Een pack kleeren............................80,,
Een silveren beecker.......................60,,.
Somma in alles.......................... 2500 guldens.
Doet hier noch by een schip om alle dese waren te voeren weerdich 500 guldens, so hebt ghy 3000 guldensom welcke somme de beste tulp-bolle niet en is te koopen (soo de floristen segghen)”
Vondel, ‘Vermaeckelijcke Inleydinghe’;
‘De Bloemhof ligt nu naast, wiens bedden zijn als schulpen
Heel uitheems van begrip, daar menigte van tulpen
Als in slaghorden staan, en steken haren kop
Veelverwig naar de lucht en naar de sterren op
Mij lust niet al de rest der bloemen te verhalen
Daar Flora prachtig schijnt op ’t sierlijkst mee te pralen
Als Zephyr haar omhelst, als zijn gezochte bruid
En violetten blaast met zijn adem uit
Zo dikmaal hij haar kust in dalen en priëlen
Wanneer zij onderling elkander ’t harte ontstelen
Hier heeft zijn zetel-stoel gebouwd de blijde Mei
Van thijm, van roosmarijn, en bloemen veelderley
Wat mengsels gloeien hier? Daar d’hommelende bijen
Om zoeten honing haar wellust komen vrijen’.
Vondel, ‘Op Gerardus Hulft’;
‘De rijp, de nevel en de mist
Verstikt de tulp; een felle storm
Vernielt haar bloem, een bitse worm
Verbijt haar leven, eer men ’t gist
De parelmoerbloem, op haar steel
Volgt de eeuwigheid, in duurzaamheid
En blijft tot dat de wereld schreit’.
Vondel, ‘Aen den edelen Heer Francois Junius’;
‘Wie lust schept in een enig ding
Zijn leven is verandering
Zo leeft natuur, van schulp in schulp
En toont haar kunst, van tulp in tulp
De duivenhals, bij zonneschijn
Gelijkt turkoois, saffier, robijn
En goud en zilver, en van alle’.
Vondel, ‘Byschriften op de twalef maenden’;
Bloeimaent;
‘De maagdelijke bloeimaand schijnt het hart der jeugd te blaken
Maar niet door blauw gewaad, of bloemen, schoon van glans
En tulpen, die zij hecht aan haar rijke krans
Maar door de bloem, waarmee ze verft haar mond en kaken
Ik zie asperges, en roos, ik hoor gondelzang en snaar
De tweeling kust zijn broer, de jeugd de bloem van ’t jaar’.
Vondel, kievitsbloem.
uit hortus eystettensis
77. Kievitsbloem.
Fritillaria meleagris. Het laatst woord is Grieks, meleagris betekent paarlhoen, de bloem is gevlekt als een paarlhoen. Kievitsbloem, Duitse Kiebitzei of Perlhuntulpe heet zo omdat de bloei begint met de komst van de kievit en de gesloten bloem wel wat op een kievitsei lijkt, lichte vlekken op een donkere ondergrond. De hangende bloemklokken zijn groot, bruinrood, met vierkante vlekken, als een schaakbord, Duitse Schachblume. Bij de Fransen lijkt de bloem meer op een dambord, vandaar damier, ook Kuckuckstulpe omdat de aan de tulp verwante bloem bloeit met de komst van de koekoek
Slangenhoofd naar de bloemvorm. In Engeland heet het dan ook snakes head. Dat slaat op de volgende opmerkelijke eigenschap: zolang de bloem nog niet bloeit kan de stengel zich bij koud weer buigen en daarbij de knop plat tegen de grond drukken. Symbool voor hardnekkige doch afgewezen minnaars
Nauw verwant met de keizerskroon.
Vondel, ‘Byschriften op de twalef maenden’.
‘De kievitsbloem en keur van schone tulpen’.
Shakespeare, crown imperial.
uit hortus eystettensis
De pronkende keizerskroon, Fritillaria imperialis, heeft zijn trotse naam naar de bloemen die uitgezakt en vooroverhangen rondom de stengel wat op een kroon lijkt. Uit zijn oriëntaalse groeiplaats kwam de plant naar Constantinopel. De Turken gebruikten grote sommen gelds om ze te telen en brachten de cultuur op huidige hoogte.
In een dertiende-eeuws poortgebouw van de stad Winchester, Engeland, staat een beeltenis van de Madonna met een Fritillaria tak in haar hand in plaats van de gebruikelijke Madonnalelie. In Engeland was de keizerskroon dus eerder bekend dan in Wenen. Mogelijk is deze plant door terugkerende kruisvaarders meegenomen. Verder is het gewas in Engeland niet in gebruik of bekend geweest.
Shakespeare noemt de plant in ‘Winter Tale’ 4, 126: ‘The crown imperial; lilies of all kind’.
The Scilla Fairy
Shakespeare, azured harebell.
78. Bluebell.
Bluebell, Scilla, was in de 16de eeuw de naam voor campanulasoorten. Eeuwenlang heeft het de Engelse eikenbossen blauw gekleurd. De eerste vermelding van de naam voor Scilla zien we bij William Turner, 1548. Bij Gerard, 1597, heet ze “Hyacinthus Anglicus”, vanwege zijn vele voorkomen, verder blew English hare-bells en English jacint. Shakespeare heeft Gerards boek wel gelezen en we lezen de ‘azured hare-bell’ in ‘Cymbeline’ iv ii 222; ‘die als haar aderen zijn, de eglantine die niet zoeter is dan haar adem etc.:
‘ ..thou shalt not lack’.
The flower that’s like thy face, pale primrose, nor’.
The azured harebell, like thy veins’.
De bluebelle begint zich dan te vestigen in de Engelse geest. In 1794 komt ze pas echt voor in Martyn’s editie van Rousseau’s botanie. In de 19de eeuw noemt Keats vaak de “shaded Hyacinth, de sapphire queeen of the midway, of bluebells being like the blue sky breaking up through the earth”.
Azuurblauw is de diepe blauw van de hemel. Personen van grote heerlijkheid en oprechtheid worden soms beschreven als true-blue.
In Engeland staan de bossen in het voorjaar vol met deze bleubells. Ze groeien massaal in de wouden. De bluebell -agraphis nutans- was voorgesteld als een embleem van de blauwe oceaan waarover de Britten de rol speelden.
Uit; http://www.ibiblio.org/wm/paint/auth/waterhouse/adonis.jpg
Shakespeare, Venus and Adonis.
79. Venus en Adonis.
‘Venus and Adonis’;
620: ‘Gij licht met dunne spriet de ever velt’.
De ever, die zijn felle tand staag wet’.
Zijn slachterszin op moorden heeft gezet’.
Is hij vergramd, zijn borstelrug, gebogen’.
Schrikt met zijn spietsen elke vijand af’.
Een vuur, dat angst verwekt, spat hem uit de ogen’.
Zijn snuit delft, waar hij rondwoelt, graf op graf’.
Hij rent ter neer, wat zich aan hem durft wagen’.
En wie zijn tanden treffen is verslagen’.
Zijn flanken, fors, gedekt met borstelig haar’.
Zijn ondoordringbaar voor uw jagersspriet’.
Niet licht brengt iets zijn zware nek in gevaar’.
De leeuw ontziet de toornige ever niet’.
Bang wijkt het dicht, verward struweel uiteen’.
Breekt hij verwoed door hulst en bramen heen’.
940 ‘U treft des noodlots vloek voor deze moord’.
Wijl gij niet onkruid wiedt, maar bloemen plukt’.
Hij was bestemd voor Liefdes gouden schicht’.
Niet voor uw zwarte, waarvoor het leven zwicht’.
1050 ‘En naar de brede wond, die de ever sloeg’.
In hett week van de zij, wier lelieblanke huid’.
Geverfd der wonde purperen tranen droeg’.
En gras, kruid, bloem en onkruid in het rond’.
Zien rood, als medebloedend uit zijn wond’.
1130 ‘Zij licht zijn oogleden op, en ach, de luister’.
Der lampen is gedoofd, haar glans werd duister’.
Twee spiegels, waarin zij wel duizendmalen’.
Zichzelve zag, thans zonder weerschijn’.
Weg is dat licht en machteloos zijn de stralen’.
1060 ‘Inmiddels was de jongeling aan haar voet’.
Gelijk een damp uit haar gezicht vervloten’.
En uit zijn op de grond gesprenkeld bloed’.
Een bloempje, purperrood en wit, ontsproten’.
Een beeld als het ware van zijn bleke wangen’.
Waar ronde parels, kostelijk bloed, op hangen’.
Zij bukt en ruikt, hoe zoet het bloempje geurt’.
Wat haar aan Adonis adem doet herdenken’.
Zij wil, nu hij haar zo wreed is ontscheurd’.
De bloem een woning aan haar boezem schenken’.
Zij breekt de steel, en uit de wonde banen’.
Vochtdruppels zich een weg, zij noemt die tranen’.
Uit Ovidius kunnen we halen dat men Adonis zich jaarlijks zal herinneren en dat uit zijn bloed een bloem was voortgekomen.
Adonis werd in de gedaante van een schone jongeling als zonnegod vereerd aan de kusten van Syrië, Fenicië en Egypte. Vooral te Byblis en in Alexandrië werden schitterende feesten gevierd te zijner ere. Het feest duurde twee dagen. Op de eerste werd met veel klachten en gejammer het verdwijnen van Adonis naar de onderwereld beklaagd, op de tweede werd met buitensporige vreugde zijn terugkeer gevierd. Onder het zingen van liederen, die Aphrodite ’s liefde voor Adonis bezongen en haar smart bij het vernemen en bij het vinden van de stervende, liepen vrouwen naar het beeld van Adonis te zoeken. Nadat dit gevonden was, werd het met het beeld van de godin op een pronkbed tentoongesteld en eindelijk onder luide jammerklachten begraven of in zee geworpen. Ook plaatste men potten met kort bloeiende planten in de deuren van de huizen en de voorhoven van de tempels, de tuinen van Adonis.
Bij dit feest speelt de Adonistuin een belangrijke rol. De Adonistuin, met snel kiemende en snel verwelkende planten, is spreekwoordelijk voor alles wat vergankelijk is. Het is het feest van de snel opbloeiende en ontwikkelende, maar ook evenzo snel afstervende natuur.
Adonis is het symbool van een smartelijke herinnering of geliefde.
Shakespeare laat een van zijn personages zeggen:
‘Thy promises are like Adonis garden’. ‘Jouw beloften zijn als een Adonis tuin’.
‘That one day bloom’d end fruitful were the next’. ‘Die een dag bloeit en de volgende dag vrucht levert’.
Vondel, ‘Salomon’;.
‘Zijn lijk betreuren, op ’t jaarlijks offerfeest (van Adonis)
Wanneer het jaargetijde in bloed verkeert in vlieten
Die uit het cederbos van Libanon zeewaarts schieten
Een wonderteken, ’t welk de Joden overtuigt
Dat elk met reden zich voor onze Godheid buigt’. Vondel brengt de rode kleur van Adonis in verband met de rode verf van de wateren.
Vondel, ‘Geboorteclock’;
O Ajax (anjelier) Hyacint, Adonissen, (of Anemoon) Narcissen’.
De naam Adonis is afgeleid van het Fenicië adon: heer, verder wordt de Griekse Adonis gelijkgesteld met de Syrische Tammoez. Die laatste werd gedood door een zeug met maansikkelvormige tanden. Het bloed van Tammoez is allegorisch voor de anemoon die na de winterregens de hellingen van de Libanon rood kleurt. De geboorte van adonis uit de mirreboom, mirre was een bekend afrodisiacum, geeft het karakter van zijn riten aan, een echt vrouwenfeest.
Shakespeare, I know a bank where the wild thyme blows.
80. I know a bank.
Kamperfoelie, Lonicera periclymenum, is een vaste vereerder van poëten en aanbeden om de groei in de boom die het omhelst of omarmt. Zijn vroege verschijning van blauw - grijs die over de nederige gronden kruipt gaf het de naam van Moeder van het Woud. Kamperfoelie vormt in het woud lianen die naar het licht willen en die de gastheer, die de plant toegestaan heeft om op zijn rug te klimmen, tegelijk de hals snoert en dreigt te verstikken. De kamperfoelie windt zich op en de gastheer nog meer.
De tuinkamperfoelie is een embleem van aanhankelijkheid en betrouwbaarheid. Als woodbine bindt het en omarmt het struiken en bomen als de ‘doting’ Queen Titania fluistert tot de arme betoverde Nick Bottom, de wever: 4,1,40;
‘Sleep thou, and I will wind thee in my arms.’.
So doth the woodbine the sweet honeysuckle’.
Gently entwist’.
Dit lijkt te suggereren dat de hechtranken van de kruipende woodbine verward zijn boven zijn eigen bloesems, de honeysuckle. De echte woodbine is meer een kruiper, een bodembedekker, de klimmende vorm is de honeysuckle.
De eerste bloemen verschijnen en een geur wordt ontloken, dat is om ongeveer zeven uur in de avond en met acht uur zijn de meeste bloemen wel open. Als nachtbloem is de kamperfoelie in een licht kleed gehuld, maakt zich ‘s avonds stralend gereed om bezoekers te ontvangen. In dit duistere en stille uur stroomt zijn zoete geur naar buiten zodat het bloempje door zwevende nachtvlinders geliefkoosd kan worden.
Zwoele zomeravonden zijn zoete kamperfoelieavonden, ze verspreiden een heerlijke geur voor nachtvlinders.
Het is de Engelse honeysuckle, wat honing en zuigen betekent, vroeger werd deze naam gebruikt voor klavers. ‘Where honey-suckles, ripen by the sun’, verhaalt Shakespeare in ‘Much Ado About Nothing’ III, 1,8.
De kamperfoelie is geliefd voor bogen en priëlen, groeit goed en geeft schaduw en schuilplaats voor geliefden, geheime ontmoetingen. In ‘Much Ado About Nothing’, 3,1,8, zegt Hero:
‘steal into the pleached bower, where honeysuckles, ripen’d by the sun, forbid the sun to enter’. ‘Dat ze eens moet sluipen in een dicht prieel, van kamperfoelie, die de zonneschijn waardoor zij groeide, thans de toegang weert’. Een pleached bower was een vrijgemaakte haag tussen struiken.
In ‘A Midsummer Night’s Dream’ ii, 1, 248 kom je als een van de eerste verhalen die van Koning Oberon’s speech tegen. Hij spreekt tot zijn elfachtige boodschapper Puck;
‘I know a bank where the wild thyme blows’. ‘Ik weet een plekje waar de tijm nu bloeit’.
‘Where oxlips and the nodding violet grows’. ‘De sleutelbloem en het zachte viooltje groeit’.
‘Quite over-canopied with luscious woodbine’. ‘Geheel overdekt door weelderig kamperfoelie’.
‘With sweet musk-roses and with eglantine’. ‘Met zoete muskroos en eglantine’.
‘I know a bank’, is een van de meeste bekende gezegden van het spel. Hij zou dit geschreven hebben voor feestelijkheden die met een bruiloft waren verbonden.
Chaucer spreekt al over zijn geur en prijst de kamperfoelie;
‘Wore chapelets on hir hede’. Ze droegen kransen op hun hoofden’.
Of fresh wodebind, be such as never were’. Van verse kamperfoelie, zoals er nog niet gezien zijn’.
To love untrue, in word, ne thought, ne dede’. In liefde nooit ontrouw, nog in woord of gedachten’.
But ay stedfast, ne for plesance ne fere’. Trouw, niet voor plezier te gaan’.
Tho’ that they shoulde hir hertes all to tere’. Tot dat zou hun hart altijd naar neigen’.
Would never flit, but ever were stedfast’. Zouden nooit flirten, maar altijd trouw’.
Till that hir lives thei asunder brust’. Tot dat hun leven zou eindigen’.
De poëet trok zijn verbeelding van constante affectie wel zonder twijfel van de klimmende natuur van de woodbinde en zijn trouw aan de boom.
Shakespeare, I’ ll hang my head and perish.
Uit; M. Voghterr.
81. I’ll hang my head and perish.
Aan het steeltje van het lelietje der dalen, Convallaria majalis, hangen mooie witte, zoet ruikende, klokvormige bloemen allen aan een kant van de stengel naar beneden.
Het is een schaduw minnende plant die in oude beuken en eikenbossen groeit, is dus geschikt voor ondergroei. Van zeer vroeg tijden af aan is de zuiver witte en onschuldige meilelie geassocieerd met de dood van jonge geliefden. In de Frithofs sage laat de ongelukkige Ingeborg zijn graf met lelies bedekken en in de oude Zweedse ballade van kleine Rosa verschijnen deze leliën die verwijzen naar de begraven geliefde: ‘Er sprongen lelies op van elk graf, zij groeiden tezamen met elk blad’.
Shakespeare schrijft naar zijn hangende vorm, ‘Henry VIII’, 3,1,148;
‘O, hadde ik Engelands aarde nooit betreden’.
De vleierij nooit, die er groeit, geproefd!
Ja, engelen schijnt gij, doch God kent uw hart’’.
Er leeft geen vrouw, die zo ellendig is!
Gij armen, ach ! waar is thans uw geluk?’
‘Shipwreck’d upon a kingdom where no pity’. ‘Ik ben op een rijk gestrand, waar mij geen deernis’.
‘No friends, no hope, no kindred weep for me’. ‘Geen vriend, geen hoop, geen bloedverwant beschreit’.
‘Almost no grave allowed me! like the lily’. ‘Mij schier geen graf gegund wordt! Als de lelie’.
‘That once was mistress of the field and floorished’. ‘Die eenmaal bloeide als koningin des velds’.
‘I’ll hang my head and perish’. ‘Neig ik mijn hoofd en sterf’.
Uit J. Grandeville.
Chaucer, his nekke whit was as the flour-de-lis.
82. His nekke whit was as the flour-de-lys.
In Engeland kwam de witte lelie, Lilium candidum, waarschijnlijk met de kruisvaarders mee. Chaucer vermeldt de lelie in ‘The Canterbury Tales’. In de General Prologue verhaalt hij;
‘his nekke whit was as the flour-de-lys”. Meerdere malen verwijst hij naar deze sneeuwwitte bloem. ‘Than is the lylie upon his stalke grene’. In the ‘Tale of sir Thopas’ vertelt hij dat de top van de helm versierd was in de vorm van een toren met aan de top een leliebloem, het heraldische teken.
‘As sparkle out of the bronde’. ‘Zo schoot hij heen te hande’.
‘Upon his creest he bar a tour’. ‘Zijn hellekam was een kasteel’.
‘And therinne stiked a lilie flour’. ‘Waarin een lelie op een steel’.
Dit zal zonder twijfel op de lelie slaan, vlak ervoor heeft hij het over:
‘Ful strong it was of plate’. ‘Van platen hard en hecht’.
‘And over that his cote-armour’. ‘Waarover hij zijn wapenrok’.
‘And which as is a lilye flour’. ‘Zo wit als witte lelie trok’.
Gerard in zijn ‘Herball’ van eind zestiende eeuw vermeldt dat ‘our English white Lilly groweth in most gardens of England’. Shakespeare noemt de plant in ‘Winter Tale’ 4, 126:
‘The crown imperial; lilies of all kind.
The flowerd de luce (:Iris) being one’.
‘Cymbeline’, 2,2 15: ‘O, Cytherea’.
Wat leent ge uw bed bekoorlijkheid!! Gij lelie’.
Fris, blanker dan het linnen! Mocht ik slechts’.
U even strelen, en een kus een enkele’.
U drukken op die heerlijke robijnen’.
Tot kussens als gevormd. Het is haar adem’.
Die hier de lucht doorgeurt. Zie hoe de vlam’.
Zich glurend buigt om onder het lid die sterren’.
Te zien, verscholen achter valgordijnen’.
Van wit tot blauw dooraderd, met een tint’.
Als van het azuur des hemels’.
In ‘Venus and Adonis’, als de liefdeskoningin de onwillige jongeling wil verstrikken, zie je een getuigenis van de zuiverheid van lelie en sneeuw: 36’;
‘Full gently now she takes him by the hand’. ‘Nu vat ze hem recht teder bij de hand’.
‘A lily prison’d in a goal of snow’. ‘Een lelie met een sneeuwen koord omwonden’.
‘Or ivory in an alabaster band’. ‘Of ivoor met een albasten rand’.
‘So white a friend engirts so white a foe’. ‘Een vijand, blank, door blanker vriend gebonden’.
‘This beauteos combat, wilful and unwilling’. ‘Het beeld van die strijd, met streven en weerstreven’.
‘Showe’d like two silver doves that sit abilling’. ‘Een paartje zilverduiven kan het geven’.
De lelie van Adonis onwillige hand is gevangen in een sneeuwbal die zeker zal smelten met de koorts van haar onbeantwoorde liefde zoals in een later vers Venus pleit, 400;
‘Who is so faint, that dare not be so bold’. ‘Wie is zo bang, dat hij, is het weder koud’.
‘To touch the fire, the weather being cold?’ ‘Zo het vuurtje vlamt, de hand er niet bij houdt?”
Adonis sterft ook hier, 1052;
‘En naar de brede wond die de ever sloeg’.
In het weke van de zij, wier lelieblanke huid’.
Geverfd, der wonderen purperen tranen droeg’.
En gras, kruid, bloem en onkruid in het rond’.
Zien rood, als medebloedend uit zijn wond’.
‘Titus Andronicus’, 3,1, 109;
‘Fresh tears’.
Stood on her cheeks as doth the honey-dew’. ‘Weer verse tranen, als een zoete dauw’.
‘Upon a gather’d lily almost withered’. ‘Op een geplukte en schier verlepte lelie’.
‘King John’;
‘Of Nature’s gifts thou may’st with, lilies boas’.t
And with the half-blown rose”.
Verder in ‘King John’;
‘To gild refined gold, to paint the lily’.
De lelie is een symbool van zuiverheid met de fijnste kwaliteiten van witheid in zijn sonnetten, hij gebruikt de bloem in symbolische zin, een symbool die al eeuwen onveranderd is als ‘a most unspotted lily shall she pass’, vooral als hij de handen en vingers van zijn helden beschrijft. Zuiverheid en maagdelijkheid, een oude combinatie, ‘Love’ s Labour Lost’, v, 2,350: ‘Ja, bij mijn maagdelijke eer, zo onbesmet. Als het blanke der reinste lelie’.
De lelieklokken dienen bijzonder om de elfen tot gebed te roepen. Elke bloem had een elf die met haar geboren wordt en met haar vergaat. Zo is het goed te begrijpen dat de sneeuwwitte bloemen in de schemering op elfjes lijken die door de wind heen en weer gewiegd worden. Zo zal men ook Oberon en de elfen vaak afgebeeld zien met een lelietak die als een toverstaf in hun handen wordt gehouden.
De lange witte lelie is altijd in strijd geweest met de roos om de titel ‘koningin van de bloemen’, we zien dit in ‘Henry VIII’ waar droevige Queen Katharine zegt: ‘Like the lily, that once was mistress of the field and flouris’d, I’ll hang my head and perish’.
De roos is de koningin der bloemen, de lelie de koning, ook in Frans is de lelie manlijk. De lilie is “est le roi des fleurs, don’t la rose est la reine”.
Vondel, ‘De Heerlijckheyd van Salomon’;
‘Mijn bloem, en lelie, roos, midden in ’t gebloemte gekropen
Een roze, een lelie is, de een toe, de ander open
Deze bloeme ik met mijn hand als eerste afplukken wil
Die ruiken, kussen, in mijn boezem steken stil
Als de appelaar bent gij, mijn lief, als onder de andere bomen
Een vrucht en bloesem hebt ge uit de stam bekomen
Die vrucht is proeven wil, de bloesem ruiken ach..’
Vondel, ‘Maria Stuart of gemartelde Majesteit’;
‘…. Zo bloeit de lelie ’t blankst tussen distelen en doornen’.
Vondel, ‘Maeghden’;
‘Mijn ogen zullen deze lelie zien verflensen
En sterven op ’t bed van deze groene zoden?’
Ook in de heraldiek is de strijd tussen lelie en lis gevoerd. Die strijd is nog steeds niet gestreden. Welke bloem bloeit er op het Franse wapen, de lis of lelie?
Vondel, ‘Bruyloftsbed van Pieter Cornelsz. Hoofd en Helionora Hellemans’;
‘Bij zijde en wormgespin..
‘k Wens hem zijn bruid wat wenselijk is
Als mij de bloem van Medicis
De roos gehuwd aan de leliebloem
Toscanes lof en Frankrijk’s roem..’
Vondel, ‘Begroetenis aen Fredrick Henrick’;
‘… hoe de gevlerkte leeuw, de roos, de Franse lelie
Ons zweren hun trouw bij ’t heilig Evangelie’.
Shakespeare Fleur de lys.
83. Fleur de lys.
Sinds oude tijden is de iris het symbool van kracht en koningschap. Zijn silhouet gaf vorm aan de scepter, de driebladige vorm betekent vertrouwen, wijsheid en dapperheid.
Over het ontstaan de iris in het Franse wapen gaat het volgende verhaal. Koning Clovis, die met een Christin getrouwd was, vocht bij Keulen tegen de invallende Goten, 465‑511 na Chr.. Hij bad tot de Christengod, dat als die hem de overwinning schonk, hij christen zou worden. Hij zocht naar een plaats om de Rijn over te steken en zag een lis in een bocht groeien (=ondiepte). Hij stak daar over en won en zijn mannen sierden zich daarna met de lis. Hij plaatste de gouden lis op zijn blauwe banier, semee de lis d’or (drie als symbool van de H. Drie-eenheid) Zo werd de bloem de nationale bloem en symbool van Christelijkheid in Frankrijk.
De Franken kozen de iris, lis des marais, als hun badge ter herinnering van hun oorsprong omdat zij afkomstig waren van het marshland, Friesland. Een gouden lelie (iris) op blauwe grond, dat was het heraldische symbool van de Franse koningen.
De Dauphin, als de oudste zoon van de koning, wordt dikwijls de lelie van Frankrijk genoemd. Dit is een metafoor die geïmiteerd werd door Shakespeare toen hij King Henry Princes Katherine liet aanspreken als ‘My fair flower de luce’. Hij had ook ‘my fair lily’ kunnen zeggen in de scène waar hij haar probeert te behagen in een mengsel van Frans en Engels.
De ouders van Joan d’Arc hadden de bijnaam ‘du Lys’. Op hun wapen hadden ze een kroon van lelies boven een zwaard en 2 lelies op een blauwe grond.
Joan d’Arc roept in ‘Henry VI’, 1,2,90:
‘Here is my keen-edged sword’.
Deck’d with fine flower-de-luce on each side’.
De eerste keer dat de Franse lelies op hetzelfde schild verschenen als de Engelse leeuwen was op het schild van Edmund van Lancaster, de tweede zoon van Henry III die met Blanche van Artois huwde in 1275. De fleur de lys kwam op de legerjas van de Engelsen. Daar bleef het, vreemd genoeg meer dan 250 jaar nadat Calais weer tot Frankrijk gekomen was. Mogelijk had men het niet opgemerkt. Het verlies van Calais wordt verwezen in ‘Henry VI’ part I:
‘Cropp’d are the flower-de-luces in your arms;
Of England’s coat one half is cut away’.
Met vele veranderingen bleef de fleur de lis op het Engelse schild, en dus op de Engelse munten, tot de regering van George III, toen hij in het jaar 1801 de titel van Koning van Frankrijk liet vallen. De fleur de lis verdween uit de koninklijke legers.
Shakespeare , ’ t is call’d the evil.
84. King’s evil.
Hij die klierziektes heeft kan genezen worden door iemand die met de helm geboren is, dat is de 7de of 14de zoon. Die iemand moet ook een teken in zijn hand hebben, de figuur van een lelie onder de tong, een vlek in het voorhoofd of handpalm of op de rug bezitten. Die heeft een hogere macht, een macht die ook de koningen van Frankrijk bezaten om door aanraking en het uitspreken van een formule de kwaal te genezen. Ook de koningen van Engeland beweerden die macht te bezitten, zie ‘Macbeth IV’, 3, 139.
‘Malcolm: ‘Comes the king forth, I pray you?’ ‘Ik bid u, komt de koning buiten?’
‘Doctor: Ay sir; there are a crew of wretched souls’. ‘Ja, heer! Veel arme zielen wachten reeds’.
‘That stay his cure, their malady convinces’. ‘Op heeling van zijn hand, hun krankte spot’.
‘The grat assay of art; but at his touch’. ‘Met alle kunst, maar, door hem aangeroerd’.
‘Such sanctity hath heaven given his hand’. ‘Zo heeft de hemel zijn hand geheiligd’.
‘They presently amend’. ‘Herstellen ze onmiddellijk’.
‘Malcolm: I thank you doctor’. ‘Ik dank u dokter’.
‘Maiduff: Whats the disease means?’ Wat kwaal is dat?’
‘Malcolm: ‘t is call’d the evil’. ‘Men noemt het koningseuvel’.
‘A most miracolous work in this good king’. ‘Het is een wonderdaad van de goeden koning’.
‘Which often, since my here remain in England’. ‘Die ik hem, sinds ik in Engeland was, reeds vaak’.
‘I have seen him do. How he silicits heaven’. ‘Volbrengen zag. Hoe hij de hemel smeekte’.
‘Himself best knows; bu stangely-visited people’. ‘Weet hij het best, maar vreemd bezochte lijders’.
‘All swoln and ulcerous, pitiful to the eye’. ‘Met grote kliergezwellen, deerniswaard’.
‘The mere despair of surgery, he cures’. ‘De wanhoop der geneeskunst, heelt hij plotseling’.
‘Hanging a golden stamp about their neck’s. ‘Door onder vroom gebed een gouden penning’.
‘Put on with holy prayers; and ‘t is spoken’. ‘Hun om de hals te hangen; en men zegt’.
‘To the succeeding royalty he leave’s. ‘Dat hij zijn ‘volgers op de troon die zegen’.
‘The healing benedictio’. ‘Van heelkracht achterlaat’.
Bij dit vermogen’.
Heeft hij de hemelgave der voorspelling’.
En zweeft er om zijn troon nog menige zegen’.
Die hem Gods gunsteling roemt’.
http://www.hellenica.de/Griechenland/Mythos/Bild/HylasNymphs.jpg Hylas und die Najaden auf einem ...
Shakespeare, your nymphs, call’d Naiades.
85. Najaden, die in slingerbeekjes waden.
De namen seggs, sheggs, skeggs en ceggs zijn namen die dateren van Angelsaksische tijden voor de lis, segg: een kleine zwaard. De lis komt overal voor op vochtige en moerasachtige plaatsen.
In mei en juni bloeit de lis met gele bloemen die op lange ronde stengels staan, ze verschijnen uit het midden van de zwaardvormige bladeren. Daar staat met vorstelijke gratie de edele gestalte van onze gele lis, de prinses van de slootoeverflora, de vorstin van de waterkant. Hoog en slank met voornaam gebaar laat ze haar citroengele bloemen in gedurige opeenvolging ontluiken aan de stevige stengels. Ook wordt ze in vele streken ‘Pinksterbloem’ genoemd. Het is begrijpelijk dat het volk dit prachtige bloemenkind gedoopt heeft naar het feest van de herleving van de natuur na de uitstoring van de Heilige Geest. Met Pinksteren domineert dan ook de gele lis de hele flora van de vochtige weide. Ze praalt met tientallen op orchideeën gelijkende grillige bloemdekken. Ze is het symbool van hoogtij in onze inheemse wilde bloemenflora.
‘Tempest’ 4,1,128;
‘Najaden, die in slingerbeekjes woont’.
Gij, liefelijk van gelaat, met lis gekroond’.
Betreedt dit groen, verlaat uw kronkelvliet’.
Spoedt u hierheen, het is Juno, die het gebiedt’.
Komt koele nymfen, helpt hier dit verbond’.
Van echte liefde vieren, komt terstond’.
Vondel, waternimfen.
Mummelsee, mummel; waterlelie of nix uit Kircher, 1678,
6. Waternimfen.
Nymfen zijn liefelijke wezens met jeugdige schoonheid, half godinnen, half mensen. Ze wonen op verscheidene plaatsen van de aarde waar ze de mensen behulpzaam zijn. Sommigen houden van het bos, weer anderen van de bergen. Hiernaar heten ze bos-, berg-, dal- en waternimfen.
De laatste stelt men zich voor met kannen en waterkruiken op het hoofd. Ze zijn luchtig bezig met dans en spel, zingen vrolijke liederen en mengen zich graag in de aangelegenheden van mensen. Hiervoor hoef je niet bang te zijn want ze naderen de mensen alleen maar om ze te zegenen en zullen geen kwaad doen. De man heeft meestal een lange baard, is vaak roodharig en bloeddorstig en houdt van eenzaamheid. Het is de bullebak, de boeman. De vrouwelijke verschijnen als zittend in de zon en laten hun lange haren golven over hun voorkant die van wonderbaarlijke schoonheid is.
Het zijn de waterlelie bloemen. Zo gauw als je weg bent zijn het weer nimfen. Ze vertonen zich graag bij warme zonneschijn aan jonge schaapherders en koewachters, kammen het lange haar, hekelen, spinnen en kloppen vlas, wijzen, stampend met de voet, de plaats aan waar een schat verborgen ligt. Ze bezitten de gave der voorspelling. Pluk je hun bloemen in maannachten dan gelden die als een tovermiddel die liefde en rijkdom brengen.
Bij het afplukken moet je voorzichtig te werk gaan en de oren met watten dicht stoppen, omdat watergeesten of nixen alles in het werk stellen om de roof te voorkomen en je zo licht te water geraken kan. De nimfen werken tegen de nixen, vandaar de voorkomende naam marrose: de maren of geesten. Ze kunnen heet water in koud veranderen en ook hete liefde in ijskoude.
Vondel, ‘Geboorteclock’;
‘Niettemin toonde de vijvernimf zich terstond
Genegen, en kwam opgeborreld uit de grond
Waar ’t hoffelijk de wortels laaft van maagdelijke linden
Met een sleep, die zich gereed tot haar dienst laat vinden
Van beiderlije sexe, te weten: Pruikjenat
Spuitverre en Lobberich, gehuld met lelieblad
Loeroogje, Rodelip, Muurweekster, Barekenster
Zabdsifter, Duivekuif, Trekbekje, en Overzwemster
Met ongegordde kleding en boven de navel naakt
Duikin, en Stommeldier, die Danslicht tepels laakt
Allen afgericht op een rij, op spel, op rijm, op versjes
Allemaal blank van vel, geschoeid met paarse laarsjes
Tot de kuit toe, om de scheen, wier lieve vrijers zijn:
Keiraper, Grondelief, Belblazer, Traligrijn (Venstergluurder)
Met hoeden van kroos gevormd; Kuilgraver, Angeltakker (Vishoekdief)
En Fuikelichter, kort genaamd Visse schaker
Rietplukker, Zegenself, en Raakwat nimmer stil
Voorts Krijtluid, Lieskop, Kijkuit en Waterkil
Altezamen groen van baard en ’t onderlijf bevlochten
Met mos en kruid, waar rijp en winters niets op vermochten
De vijvernimfen zilver nar gietend uit ene kruik
Van glinsterend bergkristal, hun parelsnoeren pruik
Beurde in de bladeren, waar ’t gevogelte tsjilpt en snatert
Van de ene schouder hangt een mantel gewatert
Blankeblauw kamelot, de Nereïden gift
En zwenkend ’t gelaat eens overheen de drift
De dienstbare godheden die met parelmoeren lijven
Al reeds dartelheid op de glazen stroom bedrijven
’t Is, zeiden ze, al lachend en niet weinig in hun schik
Nu tijd, dat elk ten dans zijn wederga uitpik
En Wilems wieg vereert met feestelijke spelen
Vier Tritons op dat woord, die elk van toon verschelen
Klinkhorens luiden doen en blazen schor geluid
Blauwogige juffers, fluks gepaard, zijn vrijers buit
En na een heuse kus elk huppelt, wuft van trede
Zij dansen, en hun beeld danst in de baren mede
Tegenvoeters en wij elkaar zo betreden
Met hoofden naar omhoog, met zolen naar beneden
’t Gulhartige dansers hart door geile wulpsheid steigert
Wie ’t kristallijn ontdekt, ’t geen kleding de ogen weigert
Nu springt men hand aan hand, nu los, nu rechts, dan links
Nu voor, dan achterwaarts, elk treedt wat zonderling
Zij weten naar ’t geklank de lichamen te mengelen
’t Onwarren, warren weer, ’t ontknopen en ’t strengelen
Ten leste afgemat, zo duiken ze alle gaar
Geleidelijk grondwaarts, tot met bedruppelt haar
Elk op een dolfijn gezeten, opkijkt ijlings
De Nymphen zitten dwars, de golfridders schrijlings
Nu steken ze de ring, nu rennen zij om strijd
Nu is het vechten ernst, nu is ’t afreken tijd
De vijver ruist van ’t schuim, de stomme kudden hijgen
Geen bloed wordt hier gestort, ofschoon ze vinnig krijgen’.
http://thanasis.com/am17b.jpg
Shakespeare, Daffodils’ That come begore the swallow dares.
87. Daffodils, that come before the swallow.
In Engeland wordt de narcis daffodil genoemd, de bloem wordt geïdentificeerd met de heilige bloem van de Grieken en geassocieerd met het Elysium, de asphodelvelden, de velden van de hemel.
Van asphodel werd het via affodilus, daffodil. Sommigen leiden het woord af van een oud Engels woord affodile, dit betekent ‘dat wat vroeg komt’. Sommigen denken dat het woord afgeleid is van Dis’s lily. (Dionysos lelie)
De narcis was opgedragen aan Demeter en haar dochter Hecate (heks), koningin van de Hades. Vandaar dat sommige schrijvers verwijzen naar de narcis als de bloem die opsprong om Persphone te omgeven in haar Siciliaanse omgeving. Als ze op de weide speelt plukt ze rozen en crocus, violen, iris, hyacinten en ook de narcis, de nieuw geschapen wonderbloem bij wiens aanblik goden en mensen verbaasd staan. Die komt met honderd hoofden uit de wortel tevoorschijn en wiens lucht de hemel, zee en aarde vervrolijkt. Als ze stopt om de Elyseese bloemen te plukken, schudt en trilt de hele aarde. Plotseling verschijnt Dionysos (Dis) en pakt de verschrikte maagd en plaatst haar in de wachtende wagen, wiens koolzwarte paarden haar wegbrengen, naar het donkere koninkrijk waar ze koningin wordt.
Zo’n toespeling maakt Shakespeare als hij Perdita, die naar voorjaarsbloemen uitkijkt, laat zeggen, ‘Winter’s Tale’ IV, 4, 118:
‘Liefste vriend’,
Had ik nu maar wat van die lentebloemen, die’..
Uw levenslente passen; en ook de uwe’.
Mijn blijde speelgenoten, die uw maagdenkrans’.
Zo keurig door uw lokken hebt geslingerd’.
“O Proserpina’. ‘O, hadde ik nu, Proserpina, die bloemen’.
‘For the flowers now that frighted thou lett’s fall’. ‘Die gij, toen Pluto’s wagen u ontvoerde’.
‘From Dis’s wagon! Daffodils’.’ Van schrik liet glippen uit uw hand, narcissen’.
‘That come before the swallow dares, and take’. ‘Die komen eer de zwaluw het waagt, en die’.
‘The winds of March with beauty’. ‘De maartse wind betovert door haar schoonheid’.
‘Or Cytherea’s breath: pale prime-rose’. ‘Of Cytherea’s adem, bleke vroegeling’.
‘That die unmarried, ere they can behold’. ‘Die sterven, eer het vlammend oog der zon’.
‘Bright Phoebus in his strength, a malady’. ‘Haar reinheid heeft gerept, een stervenslot’.
‘Most incident to maids; bold oxlips and’. ‘Aan menig maagd beschoren, sleutelbloemen’.
‘The crown imperial; lilies of all kind’. ‘Zo fier op ’t gele kelkje, keizerskronen’.
‘The flower de luce being one. O! these I lack’. ‘En bloemen menigvoud, en ook de lelie’.
‘To make you garlands of, and my sweet friend’. ‘Die mis ik om er kransen mee te vlechten’.
‘To strew him o’er and o’er! ‘ ‘En mijnen dierb’re vriend mee te overstelpen’.
‘Florzell: ‘What! like a cors ‘Begraven wilt gij mij?’
‘Perdita: ‘No like a bank for love to, lie and play on’. ‘Nee, ‘t ware een heuvel waar liefde op rustte en stoeide’.
‘Not like a corse; or if, -not to beburied’. ‘Moet ik u, begraven’.
‘But quick and in mine arms’. ‘Levend zij ‘t en in mijn armen’.
‘Come, take your flowers’. ‘Kom, neem uw bloemen aan’.
Perdita is hier gastvrouw voor haar pleegvader, de schaapherder, bij een vrolijk herdersfeest genaamd the feast of sheep-shearing. Ze verwelkomt haar gasten met bloemen. Ze zegt dat ze hen niet met de voorjaarsbloemen kan verwelkomen als daffodils, ‘that come before the swallow…... en herinnert haar gasten aan de droeve gebeurtenis met Proserpina die bij haar kidnapping de lelies op aarde liet vallen zodat die in daffodils veranderden toen ze de aarde raakten. Deze verandering is mogelijk naar de hangende bloemhoofden, dit zien we ook bij violen en sneeuwklokjes, symbolen van verdriet en tranen. Maar ze komen in het zoetste tijdstip van het jaar.
In hetzelfde verhaal:
‘When daffodils begin to peer,
With heigh! the doxy, over the dale,
Why, then comes in the sweet o’ the year’.
Vondel, ‘Minnedeuntjes’;
‘Toen Narcis het water kliefde
Met de stralen van zijn ogen
Hij op zijn schijnen verliefd
En, van minnegloed bewogen
Om te blussen de waterbrand
Riep; ay, trouw toch hand aan hand
………..
Zijn hand, zo blank en teder
Bood hij aan de schijn op trouw
Die bood hem de hand ook weder
Doch vergeefs, zodat hij vol rouw
Schreide; waarom versmaadt gij mij
Die u uit vurig liefde vrij
…………
Als geen trouw hem mocht opbeuren
En hij zijn wens moest derven
Ging de vrijer leggen treuren
En verloor zijn schone verve
Al de schoonheid, zo groot van roem
Werd veranderd in een bloem’.
Het verhaal van Narcissus is een droevig verhaal, Emilia vraagt aan haar bediende in ‘The Two noble Kinsmen of er niet genoeg maagden waren’. ‘That was a fair boy certaine, but a foole
To love himselfe: were there not maids enough?”
Vondel, ‘De bruyloft van Joan van de Pol en Duifken van Gerwen’;
‘De lent en schildert hier geen spikkelige bloemen
Of tulpen schoon van nerf, waar Bloemaerds hart aan hangt (een liefhebber van bloemen)
Tot dat hij met Narcis een schijn in ’t water vangt
Het woelt er dagelijks met laden en lossen
Van afgehouwen hout en hele Noordse bossen
Gestapeld hemelhoog’.
Vondel, ‘Bespiegelingen van Godts wercken’;
‘Narcis, die bronnen mint, verdroogt en vaagt de wonden’.
Shakespeare, weiden des doods.
87. Weiden des doods.
‘Cymbeline’ v,4,95:
‘Gaat schimmen, rust in het Elyseese veld’.
Waar eeuwige bloemenperken u omringen’.
Dit is mogelijk de Narcis of asffodil van Homerus die over de weiden des doods sprak, de asffodilweiden waar de schaduwen van de helden verzameld waren in de Hades. Die eten van zijn wortels.
Zijn de schimmen eenmaal binnen de poort van Hades duistere rijk, dan moeten ze voor de drie rechters verschijnen, Minos, Rhadamanthys en Aiakos, zonen van Zeus, die wijze koningen op aarde waren en nu oordelen over het aardse bestaan van de doden.
Wie goed noch slecht geleefd hebben, en dat zijn de meeste mensen, worden verwezen naar de Affodilweiden, genoemd naar de onopvallende bloem die er bloeit. Ze leiden er een vreugdeloos bestaan, ze kunnen niet meer denken en voelen en weten ook niets meer van hun bestaan op aarde, ze hebben gedronken uit de Lethe, de rivier van Vergetelheid. Alleen, als door de levenden een bloedoffer van lammeren wordt gebracht, krijgen ze even hun gewone bewustzijn terug.
De dappere helden, buitengewone edelen en edele burgers gingen naar het Elysion. Dit is een heerlijk land. Dit ligt terzijde van het Dodenrijk. Het heeft een eigen zon en maan die nooit verduisterd wordt door wolken of noodweer, het is er altijd zomer, met zoele westenwinden die koelte brengen. Op de Elysische velden bloeien de prachtigste bloemen, men geniet er van muziek en voordracht van dans zoals op de mooiste oorden op aarde. Men zou zelfs na verloop van tijd weer in een nieuw lichaam op aarde kunnen terugkeren, dat tijdstip mochten de zielen zelf bepalen.
Nog heerlijker stelde men zich het leven voor van diegenen die, na beëindiging van drie levens, telkens door de rechter van de Elysische velden waardig gekeurd zijn. Zij mogen naar de Eilanden van de Gelukzaligen die aan het eind van de wereld zijn gelegen. Zij zijn vrij van alle verdriet en zorgen en hoeven nooit meer terug naar de aarde.
Vondel, hyacint.
88. Niet beschreven.
De hyacint zou ontstaan zijn uit het bloed van Hyacinthus. Daaruit ontstond een bloem die met de rouwtekens ay, ay, geverfd was.
Vondel, ‘Herscheppingen’, X 293-305, vertaling van Ovidius:
“.. Terwijl Apollo dus kermde en schreide
Begonnen druppels van dit bloet, het welck de weide
Besprengkelde, geen bloet te schijnen, maer een bloem
Rees schooner uit den gront der aerde, die den roem
Van Tirius purper dooft, doch liefelijck van geuren
Schijnt, als een lelie, het hooft om hoogh te beuren
En treckt alleen den vorm der witte lelie aen
Maer wat de verf belangt, zy pronckt met purpre blaen
Dit docht Apollo niet genoegh: want Godt vereerde
Hem met deze eere, en schreef van rouwe, die hem deerde
Zijn kermen op de blaen, daer leest men nog ay ay
Men ziet de boeckstaef van den lijckrouwe en ‘t geschrey
Getekent op dees bloem’.
De bloem die de dichter voor de ogen stond had dus de bloemvorm van de lelie. De ‘geuren’ van Vondel staan niet in het origineel vermeld en zijn een voorbeeld van dichterlijke vrijheid. Vondel dacht natuurlijk aan de geuren van onze hyacintenbloem. De hyacint voldoet in geen geval aan deze beschrijving.
Virgilius beschreef het gewas als bloedrood, en naar de tekst van Ovidius moeten er tekens, of vlekken in de bloem aanwezig zijn. Wij zien die initialen of de tekens ervan niet bij de Hyacint en daarom wordt het gewas Hyacinthus non scriptus: niet beschreven genoemd. Die hyacinth kennen we nu als Scilla non scriptus. Mogelijk was dit de Martagon lelie, zie afbeelding.
Vondel, ‘Geboorteclock’;
‘O Ajax (anjelier) Hyacint, Adonissen, (Anemoon) Narcissen
Ik wil troon en kerktapijt om uw luister missen
Apollo’s rijk penselen op dit schilderij
Mozaische tempelpracht en kunst is hier doof bij
Beziet eens dat ivoor, die vlammende robijnen
Dat goud, en die turkoois,. Helaas, ik sla aan ’t kwijlen
Ik wordt weer verliefd. O, welke veldjuffer zal
Mij kronen in een heel aanminnig bloemendal
Daar ’t voorjaar eeuwig jong van rimpels weet noch kreuken
En tot zielsterking steeds uitlevert de reuken
Waar ik in vlietwater ruisen hoor
En wij met vrij gezicht de mengsels door en door
Daar Juno’s pauwenpraal en Partse koningsgordel
De bloemverscheidenheid’.
Vondel, zonnebloem.
89. Zonnekoning.
Helianthus is afgeleid van Grieks helios: de zon, en anthos: een bloem, is een verwijzing naar de mening dat de bloemen naar de zon draaien. Dat doet alleen de eenjarige zonnebloem
De zonnebloem heeft een prachtig hoofd en draait zijn gezicht naar de zon, als de zon draait, draait ze mee, de bloem wil de zon in zijn gezicht zien. De zonnebloem verdraait zijn hals en als de zon in het westen ondergaat moet de plant wel nekpijn hebben, maar in de vroege morgen, als de zon weer ontwaakt, staat de bloem al lang weer op zijn goede plaats en blikt het de zon in het gezicht.
De zonnebloem is als een grote bloemenstad op het eind van een lange groene laan. Tegen het einde van de 16de eeuw werd de zonnebloem in Europa bekend en nam snel toe in bekendheid, vooral ook door zijn heliotropismus (plantenbewegingen). De zonnebloem verscheen daarom ook als wapenbloem of zegelbloem, als teken van leenplichtig ridderschap en trouwe aanhankelijkheid. Vooral was ze geliefd bij de zonnekoning, Lodewijk XIV, die zich zag als een zonnegod. Alle ogen moesten zich naar hem richten.
Vondel, ‘Op de toetssteene feesttafel der Goden’;
‘.. de zonnebloem volgt met haar drijvende ogen
De zon, haar bruidegom
Zij lonkt hem aan, van zuivere min bewogen
En zoekt zijn gunst al om
Wanneer haar lief zijn hoofd en gouden luister
Des avonds onder daalt
Dan leent ze noch de zonneglans bij duister
Hoe diep hij nederdaalt’.
Vondel, ‘Bespiegelingen van Godts wercken’;
‘De zwangere korenaar, die, zegenrijkste van zaad
En allervolst, haar hoofd ter aarde hangen laat
Leert ootmoed aan de rijke, en adel, en geleerde
De zonnebloem, die nooit zich van de zonne keerde
Vermaant ons ’t oog te slaan naar aller lichten bron
En ’t aangezicht van God te kennen in de zon
De bomen leren God te zoeken in de wortel’.
Clytia verloor haar hart aan Apollo (de zon) maar werd door hem genegeerd, hij ging met prinses Leukothea om. Clytia vertelde die verhouding aan de koning en die werd kwaad op het gedrag van zijn dochter en begroef haar levend. Apollo keerde terug naar de hemel en keek niet naar de ongelukkige Clytia om. Die viel bitter huilend vanwege haar gedrag op de grond en bleef daar negen dagen lang wachten op de komst van Apollo en hoopte op een blik van medelijden. De goden zagen haar berouw en veranderden haar in de heliotroop. Ze ligt nog in de lengte op de aarde en kijkt naar de hemel met een half geopend oog alsof ze wacht op vergiffenis.
Ze werd door de goden in een plant veranderd, een plant met een bloem die op de lichte viool lijkt, een plant met hangend hoofd die zoete tranen huilt in de dauw en naar de zon, waar ze van houdt, haar hoofd wendt. (Waarschijnlijk wordt op de wegwarte, Chicorium, gedoeld) Zonnewende omdat ze de bloemen naar de zon keert, of omdat ze in de zon de bloem opent of omdat ze bloeit in de tijd van de zonnewende. De ouden omvatten onder de naam heliotroop vele planten.
‘Ovidius Metamorfosen’, IV, v. 265, vertaling van Vondel:
“Haer voeten, zeght men dat in d’aerde hechten bleven
De blaeuwe verf verkeert ten deele na haer leven
In zeker bloedloos kruit, en blijft noch rood geverft
En een viool gelick bedektze, daerze sterft
De rooden roozemont: en schoon de taeie wortel
De beenen vasthoude, en hier tegens woele en sportel
De zon toe, en volhardt in haren minneplicht”.
Vondel, De Heerlijckheyd van Salomon;
‘Een hoed geweven van bloemen die wel verwaaien
Citroenen, aren, en Clytjen (Clytie, zonnebloem) die steeds draaien’.
Chaucer, trewe-love he beer.
90. Love-appel.
Paris is gewijd aan de Trojaanse koningszoon Paris. Op de bruiloft van Peleus en Thetis wierp Eris, de godin van de tweedracht, een appel met het opschrift ‘voor de mooiste’ tussen de feestvierders. Paris was de man die de twistappel of Erisappel moest toekennen aan de schoonste der godinnen. Dit waren Hera, Aphrodite en Athene (of de Romeinse Juno, Minerva en Venus) Hij gaf de appel aan Aphrodite omdat zij hem de mooiste vrouw ter wereld beloofde. Hierop schaakte hij Helena wat de aanleiding werd tot de Trojaanse oorlog.
Dit verhaal komen we tegen in deze plant. De rijpe bes van deze plant zou de twistappel zijn, de vier bladeren zijn de drie godinnen en Paris zelf.
De vier bladen staan direct tegenover elkaar op de manier van een Bourgondisch kruis of liefdesknot, waarom de ouden het truelove noemden. Daarom zou paris van het zelfstandig naamwoord par: een paar, afgeleid zijn, de naam betekent daarom liefdesplant.
Het is de love-appel van vroegere dagen.
In the ‘Miller’s Tale’ vertelt Chaucer over de knappe jongeling Absalon die op liefdespad ging. ‘Therfore I wol go slepe an houre’. ‘Daarom wil ik een uur gaan slapen’.
‘And al the night thanne wol I wake and pleye’. ‘De gehele nacht zal ik wakker zijn en spelen’.
Whan that the firste cock hath crowe, anon’. ‘Tot dat de eerste haan kraait, dan’.
‘Up rist this joly lovere Absolon’. ‘Tot rust kwam de aardige verliefde Absalon’.
‘And hym arraieth gay, at poynt-devys’. ‘Hij kwam tot het spel, zeker weten’.
‘But first he cheweth greyn and lycorys’. ‘Maar eerst kauwde hij cardamon en zoethout’.
‘To smelle sweete, er he hadde kembd his heer’. ‘Voor een goede reuk, voor hij zijn haar kamde’.
‘Under his tonge a trewe-love he beer’. ‘Onder zijn tong droeg hij een liefdesblad’.
‘For therby wende he to ben gracious’. ‘Want hij dacht dat dit hem aangenaam maakte’.
Hij had een blad van het kruid Paris onder zijn tong want hij dacht dat hij op die manier lieflijker zou lijken.
Culpeper noemt herb true love of one berry een plant van Venus. Hij vermeldt dat de 4 bladeren tegenover elkaar staan in ‘manner of a cross or ribband tied (as it is called) in a true-love’s knot’.
http://www.ibiblio.org/eldritch/cml/r12.jpg
Shakespeare, dead men ’s fingers.
91. Dead Men’s Fingers.
De ouden vermelden dat de naam Orchis testikels betekend en dat sommige het Venus orchis noemden. Verder dat de weke knollen van de Cynosorchis (Anacamptis pyramidalis) geweekt in geitenmelk door mannen hen naar vrouwen deed verlangen, de kleine werd echter gebruikt om die lust te verminderen. De knollen zijn zo elkaars tegenpolen. Deze planten hebben twee knollen, een stevige die dit jaar gevormd is en een zachte die het vorige jaar gevormd is.
Vrouwen verzamelden de nationale orchideeën en keken naar de volle knol van de plant en gebruikten ze in wijn voor een amoureuze beker die het gewenste effect gaf. Vroeger groeiden er genoeg voor een orgie.
De knol is bekend door wilde namen. Het standelkruid betekent standel: van stand. De plant groeit met een stijve stengel een span hoog en werd vergeleken met het manlijke deel.
Aan de Schotse grens vertellen kinderen elkaar dat de worte
l de duim was van sommige onbegraven moordenaars terwijl Shakespeare’s naam dead men’s fingers nog in Sussex in gebruik is. Dead Men’s Fingers, de locus classicus voor deze naam is ‘Hamlet IV’,vii, 170-2 waar Shakespeare de dead men’s fingers insluit bij de bloemen van Ophelia’s zelfmoord. Deze naam werd gebruikt door ‘koude maagden’.
‘Ginds buigt een wilg zich over het beekje heen’.
En spiegelt in de vliet zijn grijze bladeren’.
‘There with fantastic garlands did she come’. ‘Daar komt zij, woest bekranst met dovenetels’.
‘Of crow-flowers, daisies, and long purples’. ‘Madeliefjes, boter- lange purperbloemen’.
‘That liberal shepherds give a grosser name’. ‘Die het ruwe herdersvolkje ruw benoemt’.
‘But our cold maids do dead men’s fingers call them’. ‘Maar het schuchtere meisje dodemansvingers noemt’.
Zij klom en reikte om aan de dunne twijgen’.
Haar onkruid op te hangen, doch daar brak’.
Een valse tak, en met haar schatten viel zij’.
In ’t schreiend beekje’.
Stander, standergrass, cullions, cocks, pintel, (:penis) ram’s horn zijn namen die gegeven werden door de schaapherders aan ‘hete maagden’. Dit naar de erecte vorm boven de twee knollen.
Bloemen in speren die nooit bezeren groeien bij de baden waar de naiaden waden in purperen aren. Lythrum, de kattestaart, is een van de mooiste oeverplanten. Is het de lang purper van Ophelias krans, gay long-purples en long purples? De naam wordt gebruikt in Somerset. Waarschijnlijk doelde Shakespeare op Orchis maculata. Hoewel, de kattenstaart, bloeit en groeit wel bij de wilg aan de stroom waar Ophelia verdronken is.
Shakespeare, streak’d gilliyvors.
Uit J. Grandeville.
92. Streak’d gillyvors.
Eugenia caryophylla is de kruidnagel. De nagelachtige vorm van de specerij gaf het de naam cloves of nagels. Europese geneesheren zagen in de geurende anjer de vervanger van de kruidnagel.
Vondel, ‘Op Gerardus Hulft’;
‘Hier geeft de nagelbloem, lelie en roos
Gemengd uit verschillende kleuren’.
Vondel, ‘Byschriften op de twalef maenden’;
‘De kievitsbloem en keur van schone tulpen
Die als ’t kameleon
Met menig slag van kleur zijn behulpen
Bekoren zelfs de zon
Genoffel, vaak eenvervig of gemengeld (anjer)
Gezegend met een lucht
Van nagelkruiden in zoveel kleuren gesprengeld
Het hart verkwikt, als ’t zucht’.
Sinds oude tijden heeft de anjer geur gegeven aan vrolijke feesten, aan wijn en bier. De hele oude Engelse naam sops in wine of sops getuigt hiervan.
De wijn die gepresenteerd werd aa bruiden na de trouwceremonie was meestal doortrokken met een anjergeur en zo kreeg het later een erotisch karakter. De vederanjelier heette ook sop in wine want men gebruikte het om lekkere schotels, wijn en andere dranken te kruiden en smakelijk te maken. De sops is de huwelijkskoek, ‘The Taming of The Shrew’, III, 2,175; en wierp wat van de huwelijkskoek in ’t glas nog over was’. Het was toen de gewoonte om na de inzegening van het huwelijk in de kerk wijn en koek aan te bieden welke laatste in de wijn gesopt werd. Dit had bij alle huwelijken plaats tot welke stand het paar ook behoorde. Zo wordt bij gelegenheid van het huwelijk van Philips en koningin Maria, 1554, dit gedeelte aldus beschreven: ‘The trumpets sounded, and there remained until mass was done, at which time wine and sops were delivered to them both’.
Dianthus caryophyllus, de anjer, of zoals die in Engeland genoemd wordt de clove, omdat het de cloves: klavers, van de handel waren vanwege hun heerlijke klaverachtige geur. De naam caryophyllus werd verbasterd tot gariofilus en in het Engels tot giliflower. Het is Chaucer’s gylofre. Tot Shakespeare’s tijd en erna, was dit de naam voor de anjer. Tegenwoordig is dit de naam voor sommige kruisbloemigen als de muurbloem, Cheiranthus.
Een essence van de anjer werd het populaire gilliflowerwater.
De pink of smells divine: de rose van goddelijke geur, wordt door Engelse dichters bezongen.
Dianthus barbatus, de vederanjer of studentenanjer moet niet alleen in Duitsland maar ook in Engeland al eerder inheems zijn geweest. De laatste heet in Duitsland Schoner Hans of Garten Wilhelm en in Engels sweet William. Gerard, 1596, verhaalt dat die in Shakespeare ’s tijd zeer gevierd was en dat de fijne rood en wit gespikkelde soort London Pride werd genoemd. Streak’d gillyvors waren gemengde anjers, gevlekt en gestipt zoals we nu nog vinden bij de sweet Williams. In die tijd was het een geliefde bloem zodat er een ontelbaar aantal kruisingen ontstond.
Shakespeare in ‘Winter’s Tale’ iv, 4, 79 laat Perdita zeggen;
‘Sir, the year growing ancient’. ‘Heer het jaar is schiet op’.
‘Not yet on summer’s death, nor on birt’. ‘Maar leeft de zomer nog, en meldt de winter’.
‘Of trembling winter, the fairest flowers ‘o the season’. ‘Zich nog niet aan, dan zijn de schoonste bloemen’.
‘Are our carnations and streak’d gillyvors’. ‘Onze anjers en gestreepte duizendschonen’.
‘Which some call nature’s bastards; of that kind’. ‘Die vele bastaards noemen, maar die soort’.
‘Our rustic garden’s barren; and I care not’. ‘Is in ons boerentuintje niet, en ik zoek’.
‘To get slips of them’. ‘Geen stek ervan te krijgen’.
‘Pol.: ‘Wherefore, gentle maiden’. ‘Aardig kind’.
‘Do you neglect them?’ ‘Waarom versmaadt gij die?’
‘Perdita: ‘For I have heard it said’. ‘Ik heb gehoord’.
‘There is an art which in their piedness shares’. ‘Dat mensenkunst die bonte kleuren schept’.
‘With great creating nature’. ‘ En niet natuur alleen’.
‘Pol. ‘Say there be’. ‘En dit zij zo’.
‘Yet nature is made better by no mean’. ‘Geen enkel middel kan natuur verbeteren’.
‘But nature makes that mean: so, over that ar’. ‘Dat zij zelve niet schept, de kunst dus, die’.
‘Which you say adds to nature, is an art’. ‘Natuur verandert, wordt weer zelf beheerst’.
‘That nature makes’. ‘Door kunst waaraan natuur het aanzijn geeft’.
‘You see, sweet maid, we marry’. ‘Zo ziet ge ons ook, lief kind, een edel rijsje’.
‘A gentler scion to the wildest stock’. ‘Vaak huwen aan de wildste stam, wij dwingen’.
‘And make conceive a bark of baser kind’. ‘Zelfs hout van minder soort ons vrucht te geven’.
‘By bud of nobler race: this is an ar’t. ‘Door edele knoppen, zie dit is een kunst’.
‘Which does mend nature, change it rather, but’. ‘Die de natuur verbetert, ja verandert’.
‘The art isself is nature’. ‘Maar toch, die kunst is zelf natuur’.
‘Perdita: ‘So it is’. ‘Zo is het’.
‘Pol. : ‘Them make your garden rich in gillyvors’. ‘Versier uw tuin dan vrij met duizendschonen’.
‘And do not call them bastards’. ‘En noem ze niet meer bastaards’.
‘Perdita: ‘I’ll not put’. ‘Ik zet geen spade’.
‘The dibble in earth to set one slip of them’. ‘Ooit in de grond om zulk een stek te poten’.
‘No more than, were I painted, I would wish’. ‘Zo min als ik zou willen, dat deze jongeling’.
‘This youth should say. twere well, and only therefore’. ‘Mij liever geblanket zag, en alsdan’.
‘Desire to breed me’.’ Daarom alleen mij tot vrouw verlangde’.
Hier, neemt deze bloemen nog, lavendel, thijm’.
En munt en marjolein en hier de goudsbloem’.
Die met de zon gaat slapen en er ook’.
In tranen, weer mee opstaat en er ook’.
In tranen, weer mee opstaat, dit zijn bloemen’.
Die het midden van de zomer brengt, en het is’.
Naar ik denk, aan mannen in de kracht van het leven’.
Dat ik ze geef’.
Als tuinman dacht hij na over de seizoenen, hij vergeleek ze met het leven van de mensen, van baby tot de ouderdom, de ‘trembling winter’. Het is nu middenzomer, de middelbare leeftijd en de bloemen bloeien in die tijd.
Carnations is een afleiding van de vroegere naam coronation, wat kroon betekent, naar het gebruik van de bloemen. Dit zijn grotere anjers. De pink is een kleine vorm. Het was een gebruik om perfecte manieren te beschrijven als ‘the very pink of courtesy’, zie ‘Romeo and Juliet, ii, iv, 62:
‘Carnations is for graciousness’.
Mark that now by the way’.
Have no regard to flatterers’.
Nor pass not what they say’.
For they will come with lying tales’.
Your ears for to fulfil’.
In any case do you consent’.
Nothing unto their will’.
De oude Chaucer, Milton en Spencer spreken allen van deze bloemen als oude bekenden. De schone Hans en Sweet William schijnen met de fabel van Ovidius van doen te hebben, zij doen door hun namen aan de arme schaapherder denken. Diana komt mopperig en ontevreden terug van een jacht en komt een jonge schaapherder tegen, ze ziet in hem de oorzaak van haar onvrede, zijn hoorn heeft het wild weggejaagd. In toorn ontstoken rukt zij hem de ogen uit maar al gauw krijgt zij berouw en herinnert zich dat zijn ogen haar vriendelijk vragend hebben aangezien. Zij wil ze nu vereeuwigen en werpt ze op het bergpad. Nauwelijks hebben de ogen de bodem aangeraakt of er schieten geurige bloemen tevoorschijn waarvan elk het beeld van een oog met een donkere iris draagt.
Shakespeare, crowflowers.
93. Crowflowers.
De sierlijke verdwaasde Ophelia en wilde dementerende King Lear bedekken hun hoofd met kruiden en bloemen van de rivieroever of veld. Dit lijkt vreemd, maar in de tijd van Elisabeth was het een gebruik om kransen van bloemen op het hoofd te dragen. Guirlandes waren een teken van vreugde of verdriet bij trouwerijen of begrafenissen.
De koekoeksbloem, Lychnis flos-cuculi, heeft een arme bloem, rafelig en doet armoedig aan. In het Engels heet het ragged robin: gerafelde robin, ook crow flowers (crowed) zo bij Shakespeare in ‘Hamlet’ 4de akte, zevende toneel, waar het gebruikt wordt als versiering in guirlandes.
‘There with fantastic garlands did she come,
Of crowflowers, nettles, daisies’.
Ze was een ‘piggesnye’, een varkensoogje, Chaucer in de vertelling van de molenaar. In het huidige dialect van Essex wordt er de koekoeksbloem mee bedoeld.
Shakespeare, columbines.
Uit; https://www.pinterest.com/folgerlibrary/hamlet/
94. Columbine.
Elke akeleibloem, Aquilaria, heeft 5 kleine holle horens en kleine bladen die omhoog staan als een klein vogeltje. In de heraldiek heeft het de vorm van een klokje en wordt met de steel naar boven toe afgebeeld. In de taal der bloemen verbeeldt de akelei de dwaasheid omdat het bloempje op de kap en bellen van de hofnar lijkt.
De zeer oude naam columbine is gebaseerd op oud-Franse columbine en dit van middeleeuws Latijn columbina (herba): een duifachtig kruid, naar de gelijkenis ervan in de bloemen, of naar zijn kleur.
‘There’s fennel for you, and columbines’, Hamlet; 4, 180.
Akelei zou een ondankbare bloem zijn, symbool van afgewezen minnaars. De bloemen in Ophelia’s hand en in haar dwalende geest kunnen verbonden worden als een associatie met zekere menselijke kwaliteiten, ze werden verbonden met trouweloze geliefden, zo was venkel het symbool van vleierij en columbine van ondankbaarheid.
Chaucer, lunarie.
Uit; http://www.infojardin.com/foro/showthread.php?t=298837
95. Maanbloemen.
Lunaria komt van luna: dit is de Latijnse naam voor de maan, een verwijzing naar de zilverwitte grote peulen. Maanbloemen waren krachtig in de magie. Het kruid dat onder de maan staat is een kruid dat alle sloten opent. Moonwort zou geestesziekte genezen, zo was het een maanviooltje.
Door alchimisten werd het kruid veel gebruikt, met andere soorten die de naam lunaria of maankruid voerden, ‘want zij geloven dat het zaad en het middelste velletje zeer geschikt zijn om haar zegels van Mars en andere dolende sterren te maken, waarmee zij vreemde kunsten hopen te doen’
In the ‘Canon’s Yeoman’s Tale’ vertelt Chaucer in zijn ‘Canterbury Tales’ het verhaal van de man die een levenselixer maakte. Hij gebruikte:
‘Violes, crosletz, and sublymatores’. ‘Violen, kruisen en sublimaten’.
‘Cucurbites ...’. ‘Komkommers’.
‘Watres rubifyng, als boles galle’. ‘Gekleurd water en bullengal’.
‘Arsenyk, sal armonyak, and brymstoon’. ‘Arsenicum, zoutammoniak en brimstoon’.
‘And herbes koude I telle eek many oon’.’Van kruiden kon ik je veel vertellen’.
‘As egremoyne, valerian, and lunarie’. ‘Als agrimonie, valeriaan en maankruid’.
Vondel, ‘De Heerlijckheyd van Salomon’;
‘De een vloeit ten voeten neer in heldere lokken, de ander
Rijst met lange parelsnoer gebonden aan elkander
Haar damasten lijfje is met zilveren frangien omzoomd
Rijk afgezet met het zilver van een stroom
Met maankruid, met kouwoerde ( (wilde wijngaard) heel uitheems geweven
En met hier dier vermaalt wat bij de lucht moet leven…’ (kameleon)
Shakespeare, lady ’s mocks all silver-white that paint the meadows wit delight.
96. Lady’s smocks.
De pinksterbloem, Cardamine pratensis (van de weiden), die met zijn trossen paars/witte bloemen in vochtige weilanden groeit is een van de mooiste weilandbloemen. Dubbele vormen worden zelfs gekweekt als snijbloem.
Na de depressieve, bloemloze winter verheugt ons de helderheid van het landschap waarin een blok kleuren oplicht. Zelfs de lichtste kleur ‘verft de weide dat het een lust’ is. Ze zijn Shakespeare’s ‘lady’s smocks all silver-white that paint de meadows with delight’. De naam werd gebruikt door Shakespeare in ‘Ves’s song’ en ‘Love’s Labour Lost’ v, 2, 905.
De Engelse naam smock is een bloem die geassocieerd is met Engelse melkmeiden. De naam stamt van oud-Engels lustmoce, lust: sexueel verlangen, dat gewoonlijk als smicke of smick-smock wordt gebruikt, wat amoureuze woorden. De gebruiken waren net als bij ons met een slip. Omdat de ladys smock’s in vroegere dagen, net als het linnen lagen te bleken, kleurden ze de weide met verheerlijking.
Gerard beschreef de ‘ladie smockes’ die moest het landwoord al verchristelijken. Shakespeare nam dit een jaar later na Gerard’s publicatie over in 1598. Hoewel ze alle twee de plant wit noemden terwijl die meest wat rose is.
Waarschijnlijk hebben de meeste commentators alleen aan amoureuze woorden en verbindingen gedacht. Smock, oud-Engels smoc© of smock-frock is een vrouwenkleed, het woord is verbonden met oud-Noors smokkr, oud-Hoogduits smoccho wat verbonden wort met oud-Engels smugan: het betekent in een kleed kruipen door die over je hoofd te trekken. De pinksterbloem lijkt op een vrouwelijk nachthemd die gebleekt wordt in de zon, het bleekveld. Shakespeare meldt dat ook in hetzelfde verhaal:
‘De Lente;
‘And lady-smocks all silver white’.
En boterbloemen van gele tint’.
De velden met weelde kleuren’.
De koekoek dan, op elke boom’.
Die plaagt de mannen met zijn kout’.
Koekoek’.
Koekoek, koekoek o, boos geluid’.
Waar menige getrouwde man het oor van tuit’.
Als herders spelen op hun riet’.
En leeuw’rikzang de ploeger wekt’.
‘When turtles tread, and rooks, and daws’. ‘Duif, roek en meerkol trekkebekt’.
‘And maidens bleach their summer smocks’. ‘En meiden hun zomerkleren te bleken leggen’
Het is gemakkelijk aan te nemen dat hij zo’n veld zag in het voorjaar en dit uitdrukte in woorden, net als een schilder het uitdrukt door dit op linnen te zetten.
Shakespeare, cuckoo-buds of yellow hue.
Uit; http://reflectionsandnature.blogspot.nl/2011_04_01_archive.html
97. cuckoo buds of yellow hue.
Boterbloem, Ranunculus, geeft goudgele, kopvormige bloemen, soms zijn ze zelfs gevuld. Deze plant komt vrij algemeen voor. Deze gouden bollen groeien in alle weilanden. Boterbloem, omdat die zou helpen de boter te kleuren als de koeien het aten. Vroeger dacht men dat de boterbloem, gemengd met de andere planten van de weide, die kwaliteit verbeteren zou zodat de koeien die ervan aten boter gaven die van een superieure kwaliteit was. De voorjaarsboter had een betere kleur dan de winterboter.
‘Love Labour’s Lost’ v ii 904:
‘When daisies pied and violets blue,
and lady’s smocks all silver-white
And cuckoo-buds of yellow hue’.
Vondel, ‘Geboorteclock’.
‘En offerden het kind goudgele boterbloemen
En room, en schapewei, en ochtendverse melk’.
Vondel, ‘De Leeuwendalers’.
‘Voor een krans van boterbloemen’.
Chaucer, day’s eye.
98. Day’ s eye.
mDe madelief vouwt zijn bloemblaadjes met donkerte en ontsluit zijn ogen met de dageraad. De ouwe trouwe Chaucer wist dit al. Het Angelsaksisch daegeseage, day’s eye: oog van de dag, en nu daisy heeft zijn naam naar de zonachtige vorm van de bloemen.
De bloem gaat tegen de avond slapen. De slaap der bloemen was ontdekt door Chaucer die een poëtische belangstelling had voor de madelief en opmerkte dat het tegen de avond de bloemen sloot. ‘The silver droppes hanging in the leaves’, was voor hem een waarschuwing dat de avond was gekomen.
Chaucer bekent zijn liefde voor de daisy:
‘of this I wol nat lye.
Ther loved no wight hotter in his lyve’.
Hij heeft alle kenmerken van een verliefde.
‘Withouten slepe, withouten mete or drynke’.
Adoun fun softely I gan to synke’.
And lenynge on myn elbowe and my syde’.
The longe day I shoop me for to abide’.
For nothing elleis, and I shall not lye’.
But for to loke upon the dayesie’.
In legende of ‘Good women’: ‘the emperice, and floure of floures alle’, het was de vroegste bloem voor hem. Elders zegt hij;
‘That well by reason men calle it maie’.
The daisie, or els the eie of the daie’.
‘In special one calles Se of the Daie’. ‘Eentje is zeer speciaal die Zij van de Dag genoemd wordt’.
‘The Daisie, a floure white and rede’. ‘De madelief, een bloem wit en rood’.
‘And in french called La bel Margarete’. ‘En in Frans La bel Margarite genoemd’.
‘O, commendable floure above all flouris in the meede’. ‘O, vereerde bloem boven alle bloemen in de weide’.
‘Than love I most those flouris white and rede’. ‘Zo houd ik het meest van de rood en witte bloemen’.
‘Such that men callen Daisies in our Town’.’ Zulke die men Daisies noemt in de stad’.
That above all flouris in the mede’.
Then love I most these flouris white and rede’.
Soche that men callin daisies in out towne’.
To them I have so grat affectioun’.
As I sayd erst, when comin is the Maie’.
That in my bed there dawith me no daie’.
That I n’am up, and walking in the mde’.
To see this floure against the sunne sprede’.
Whan it upriseth early by the morrow’.
That blissful sight softeneth my sorrow’. Een blik op haar verlicht al mijn zorgen’.
So glad am I, when that I have presence’.
Of it, to doune it all reverence’.
As she that is of all floures the floure’.
Fulfilled of all vertue and honoure’.
And evir like faire and fresh of hewe’.
As wel in winter as in summer newe’.
This love I ever, and shall until I die’.
All sweare I not, of this I woll not lie’.
There loved no wight nothen in this life’.
And whanne that is eve, I renne blithe’’.
As soone as ever the sunne ginneth west’.
To seene this floure, how it will go to rest’.
For fear of night, so hateth she darknesse’.
Her chere is plainly spred in the brighnesse’.
Of the sunne, for there it will unclose’.
Een andere naam van Chaucer is la douce Marguerite. Die naam is nog steeds de naam van de madelief in Frankrijk. Die naam is afkomstig van het Latijnse woord voor parel: Margarita, zo ook margaritaceous: wat paarlachtig betekent.
Vondel, ‘Ter bruiloft van Joan Six en Joffer Margarite Tulp’;
‘Een zuivere Tulp, het puik van allerhande bloemen
Toen het oog op haar viel die wij Parle noemen’. (parel uit het Grieks voor madelief)
De reeds aangehaalde Chaucer zegt:
‘And of a perle fine orientall,
Her white croune was imaked all’.
De bloem werd vroeger gebruikt bij vrouwelijke klachten en daardoor door de monniken opgedragen aan St. Margaret van Cortuna. Chaucer, foutief, verwijst als oorsprong van de naam naar St. Margaret van Hongarije die gemarteld werd in de 13de eeuw.
Er zijn vele H. Margarets, meestal wordt de H. Margaret van Antiochie bedoeld: ‘Als een vrouw geboorteweeën krijgt, roep me, laat haar dan het kind krijgen’. St. Margaret maakte gebruik van de moon daisy, die soms Margaret genoemd wordt, een parel.
Daisies pied in ‘Love’s Labour Lost’ v, 2, 904, de jonge wortels zouden gegeten zijn. Gerard vermeldt dat het sap van de bladeren en wortels aan kleine honden werd gegeven zodat ze niet groter zouden groeien.
Een daisy is in Ophelia’s guirlande verwerkt, ‘Hamlet’ 4, 7. In ‘Hamlet’ en in de ‘The Two Noble Kinsmen’ (een laat spel dat hij mogelijk geschreven heeft met John Fletcher) worden daisies beschreven als ‘smel-lesse, yet most quaint’, quaint betekende in die dagen aardig. In ‘The rape of Lucrece’ beschrijft hij de ‘perfect white’ in de heldenhand die laat zien ‘like an April daisy on the grass’. Deze poëtische verbeelding van de daisy suggereert dat Shakespeare wist de ze de maandbloem van april is.
Shakespeare, yelwe golds.
99. Yelwe golds.
Chrysanthemum segetem: (van de graanakkers) is de vriend van de korenbloem en klaproos. Zie de Engelse naam corn marigold en segetum of gold. Gold is iedereens gold, de goudsbloem had ook die naam, door de geneeskrachtige werking werd dit de marygold, dit in tegenstelling tot het gewone gold. ‘Yelwe golds’ worden ze in Chaucer’s ‘Knight Tale’ genoemd. Het verhaal van goud gaat veel verder en rolt door tot de 14de eeuw, daar krijgen pachters het bevel die te rooien: ‘quandam herbam vocatum gold’, ‘een zekere plant die goud genoemd wordt’.
Angelsaksische plaatsnamen zijn ernaar genoemd als Goldhanger in Essex, Golding in Shropshire, Goldor in Oxford, Goltho in Lincolnshire of Gowdall in West Riding wordt de plant in het Engels genoemd. Elke boer was wel bekend met de mooie gele bloemen die een van de ergste onkruiden was.
Shakespeare, winking Mary bud.
100. Winking Mary-buds.
In the ‘Knight’s Tale’ vertelt Chaucer in zijn ‘Canterbury Tales’;
‘That wered of yelewe gooldes a gerland’. Een guirlande van gele marigolds. Het voorwoord mary werd later toegevoegd en zo werd het in de 14de eeuw marygould en marygolde, dit woord zou toegevoegd zijn ter ere van Maria die, volgens de traditie, een marigold droeg op de boezem. Marygold was vooral geassocieerd met Maria’s boodschap op 25 maart.
De maagd Maria was zeer gewaardeerd bij de middeleeuwse monniken en nonnen voor de genezende krachten, het was een kloosterplant. Een reden voor die toewijding zijn de gouden stralen om de bloem als een ideaal aureool voor Maria’s hoofd.
Het is de ‘Mary budde that shutteth with the light’, het is Shakespeare ‘winking’s Mary bud’.
De helder gele zonnestralen openen en sluiten met de zon. Het is de chrysant of gouden bloem van de Grieken. In de ‘Winters Tale’ 4,4100;
‘The marigold, that goes to bed wi’ the sun,
And with him rises weeping’. With him rises weeping zijn de dauwdroppen van ochtenddauw op de gouden bloembladen, een werkelijk poëtische verbeelding.
‘Cymbeline’ II, 3, 21;
‘Hark! hark! the lark at heaven’s gate sings’. ‘De leeuwerik juicht in ‘s hemelsblauw’.
‘And Phoebus ‘gins arise’. ‘De zonnegod rijst op’.
‘His steeds to water at those springs’. ‘En laaft zijn rossen met de dauw’.
‘On chalic’d flowers that lies’. ‘Die gloort op bloem en knop’.‘And winking Mary-buds begin’. ‘En blozend slaan de goudsbloemenknoppen op’.
‘To open their golden eyes’. ‘Om hun gouden ogen te openen’.
‘With every thing that pretty is’. ‘Verrijs met al wat lieflijk is’.
O liefste mijn, sta op’.
Sta op, sta op’.
Een gelukkiger vereniging van heidense en religieuze symbolen.
Sinds de middeleeuwen is de bloem gebruikt bij graf- en lijkenversiering (doodsbloem) het is de Duitse Totenblume omdat ze met het feest van Allerheiligen en Allerzielen, 1 en 2 november, op de graven gezet werd. De goudsbloem is een van de weinige bloemen die in die tijd nog bloeien. Men mag de goudsbloemen dan ook niet als liefdesorakel gebruiken, het is een doodsbloem en scheidt de geliefden inplaats van ze te verenigen. Het is een embleem van aanhankelijkheid in vreugde en verdriet. In deze zin gebruikte Shakespeare het toen Marina, treurende om het verdriet van haar oude verzorgster, purperen violen en goudsbloemen koos om die op het graf te planten zolang de zomer duurde.’Pericles’, 4, 1, 16:
‘Neen, Tellus roof ik haar gewaad, om bloemen’.
Te strooien op uw zode, gele, blauwe’..
En purperen viooltjes en madeliefjes’.
Zij zullen een tapijt zijn op uw graf’.
Zo lang de zomer duurt’.
‘Marigold is for marriage’.
That would our minds suffice’.
Lest that suspicion of us twain’.
By any means should rise’.
As for my part, I do not care’.
Myself I will still use’.
That all the woman of the world’.
For you I will refuse’.
Vondel, ‘Lyksang over Dionys Vos’;
‘Die goudbloem ligt vertreden
En van de struik gesneden
In ’t vrolijkst van haar lent’.
Uit O. Thome.
Shakespeare, furze.
101. Het kusseizoen is afgesloten.
De gaspeldoorn of stekelbrem, Ulex, is een 1,5m hoog wordende struik. Van onze inlandse planten is het de stekeligste. Dit is een klompje goud die al vroeg een goudstraaltje laat zien. Al vroeg in voorjaar, midden april, begint het gewas werkelijk in een verbazende kleur te komen terwijl achter de eerste bloemen een enorm aantal opvolgers klaarstaat, een eindeloze stroom opvolgers gaat door in mei en juni en geeft een bloemenfeest van twee maanden. Dan wiegen de grote, erwtachtige bloemen vrij in de wind op dunne stengels van glanzende groene scheuten. Ze hebben een opwindend effect op de toeschouwer, in het pure, dorre zand op de zonnigste plaats met vrijwel geen water en tentoongesteld aan de wind.
Er wordt verteld dat ze vrijwel altijd bloeien. Een oud gezegde is dan ook, ‘Als de furze is uitgebloeid is kussen uit de tijd’. Het kusseizoen is dan afgesloten. Daarom werd er een tak in het bruidsboeket gedaan als een verwijzing naar dit gebruik. Furze komt voor bij Shakespeare,’Tempest’, iv, 1, 180:
‘As they smelt music; so I charm’d their ears’. ‘Als roken zij muziek, zo streelde ik hen’.
‘That, cllaf-like, they my lowing follow’d through’. ‘Dat zij als kalveren mijn geloei steeds volgden’.
‘Toot’d briers, sharp furzes, prickling goss and thorns’. ‘Al drongen distels, dorens, scherpe brem
Hun in de ontblote scheen’.
Shakespeare, shadows that the dismissed bachelor loves.
102. Shadows that the dismissed bachelor loves.
Fijn vertakt groeit de brem, Cytisus, omhoog met een zachte groene kleur die met een fijne grijze waas is omfloerst. De twijgen zijn fijn, slank en opgaand. De weerkaatsing van de gele vlinders tegen het groen van het loof geeft ze een aparte uitstraling. Brem bloeit brandend langs de wegen, een kleur van laaiend geel die als fonteinen uitspat langs de pollen van buntgras.
Chaucer: ‘Amid the broom he basked him in the sun’, een suggestie van de grote open velden en zijn ligging in het zonlicht terwijl Shakespeare aan de andere kant het een verdicht bosje vindt waarin schaduw en eenzaamheid is;
‘Broom groves
Whose shadows the dismissed bachelor loves’.
De olie die van de groene stengels komt, als je ze verhit bij vuur, was een onfeilbaar middel tegen tandpijn, een ziekte, volgens Shakespeare, die zelfs filosofen niet geduldig konden verdragen.
Uit; http://gutenberg.net.au/ebooks13/1300301h.html
Shakespeare, path of dalliance.
103. Path of dalliance.
Primula. Chaucer gebruikte het woord primerolle en Shakespeare gaf eerst de primroses, door een s te gebruiken. In de 18de eeuw werd het woord wel verkort tot primel.
De primula was een plant die in de liefdesdranken van de middeleeuwen voorkwam. Het is een bruidsbloem die gedragen werd in bruidsboeketten. Ook komt het plantje voor in de dichterlijke poëziealbums. Bij jonge meisjes werd het op de boezem gedragen als een trouwe liefde om de trouw of valsheid van een lover te ontdekken. ‘A Midsummer Night’s Dream’:
‘And in the wood where often you and I’.
Upon faint primroses-beds were wont to lie’.
‘Het heerlijke woud waarin wij op de primula’s lagen.;
De primrose is een lieflijke bloem vol speelsheid ‘The primrose path of dalliance’, het pad van dartelheid, ‘Hamlet’ I, ii 50. De sleutelbloem, In Duitsland is het de Heirathschlussel, in Ierland de samhaircin: de meibloem, het is de voorjaarsbrenger.
‘The violets, cowslips, and the primroses’.
Bear to my closet’.
Er is altijd blijdschap bij het zien van de eerste lichte gele primula’s na een lange winter. In ‘The Two Noble Kinsmen’;
‘Primrose, first born child of Ver,
Merry spring-time’s harbinger’. Ver komt van Frans vert: groen, dus het eerste groen van het voorjaar, de harbinger is een boodschapper.
‘Love’s Labour Lost’ 2, 1, 243, en v, 2.
Lied. De Lente ;
‘Als ‘t madeliefje wit en violen blauw’.
En de pinksterbloem zilverwit’.
En dodders van gele kleur’.
De velden kleurt met heerlijkheid’.
Dan zingt de koekoek in het woud’.
En plaagt de mannen met zijn kout: koekoek’.
Koekoek, koekoek, o boos geluid’.
Waar menig man het oor van tuit’.
Als herders spelen op hun riet’.
Een leewerikzang de ploeger wekt en griet haar zomerkleed begiet’.
Duif, roek en meerkol trekkebekt’.
Dan schuilt de koekoek in het woud’.
En plaagt de mannen met zijn kout’.
Koekoek’.
Koekoek, koekoek, o boos geluid’.
Waar menige man zijn oor van tuit’.
De Winter;
Als ijzel hangt aan goot en muur’.
En scheper Piet blaast in de hand’.
En Klaas de blokken brengt voor het vuur’.
De melk bevroren komt van het land’.
De weg vol sneeuw is, kil het bloed’.
Dan roept de nachtuil welgemoed’.
Toehoe’.
Toewt, toehoe, een blij geluid’.
Als Trui de bierpap roert en kruidt’.
Als luid de windvlaag wordt gehoord’.
De mus verkleumd zit en verstijfd’.
En hoesten heerooms preek versmoort’.
Katrijn haar paarse neus vaak wrijft’.
De ketel appels sissen doet’.
Dan roept de nachtuil welgemoed’.
Toehoe’.
Toewit, toehoe, een blij geluid’.
Als Trui de bierpap roert en kruidt’.
Maar meestal klingelt er een mist van zorgen door in dit liefdessymbool, faint en pale. Als liefdesteken is het gewas bepareld met de dauw en wordt aangeboden aan vriendin. Er zit een gelijkenis in. Biddende zie je haar in tranen, met een lichte kleur en slappe stengel, haar liefdesconditie. ‘Pale primrose’, zegt de lieflijke Perdita, ‘pale primrose that die unmarried ere they can behold bright Phoebus in his strenght’. ‘Lichte primula’s bloempjes sterven ongetrouwd voordat ze de heldere Phoebus in al zijn kracht kunnen omarmen’. Phoebus is de zon. Voor de bloemen is hij als de bruidegom. Zij wachten op zijn komst. Het is een embleem niet alleen van jonge liefde maar van verwelkte, vergane liefde. Als jonge maagden die in hun tienertijd opbloeien en opzien naar een geliefde en dan sterven. Een bloem die tranen voortbrengt. De primula werd gebruikt als grafplant om de doden te bedekken en op te graven te strooien. Zo verwijst Shakespeare in ‘Cymbeline’ naar die ontroerende passage waar Arviragus Fidele in een trance ziet en denkt dat ze dood is en dat hij haar droeve graf met lieflijke bloemen, de lichte primrose, zal bedekken, ‘Cymbeline’ iv.ii 220;
‘Ik zal met de fraaiste zomerbloemen’.
Zolang de zomer duurt en ik hier blijf’.
‘I’ll sweeten thy sad grave; thou shalt not lack’. ‘Uw graf, Fidelis, sieren, nooit ontbreke u’.
‘The flower that’s like thy face, pale primrose’. ‘De primula, lief bleek als uw gelaat’.
Noch het klokje, blauw gelijk uw aders, noch’.
De wilde roos, wier geur bij uw adem’.
In zoetheid achterstaat; het roodborstje zou’.
Zo menige rijke erfgenaam beschamend’.
Die ’s vaders graf nauwelijks met een krans vereert’.
Met liefderijke snavel u dit brengen’.
En, is de bloemtijd henen, vlokkig mos’.
Tot winterkleed voor u’.
Vergelijk Miltons in Lycidas ‘”the rathe (vroege) primrose that forsaken dies’. ‘Cowslips wan that hang the pensive head’.
Ze verschijnen in massa’s in maart, ‘Hamlet’: ‘they come not single spies. But in battalions’.
Hij koos deze fijne kleine bloem om het omlaaggaande pad van kwaadlevende te beschrijven, zelfs tweemaal doet hij dat, eerst in ‘Hamlet’ en weer in ‘Macbeth’ waar de oude portier bij de kasteelpoort zegt:
‘I had thought to have let in some...
that go the primrose way to the everlasting bon-fire’.
Mogelijk een temperend tapijt voor de weg naar the everlasting bonfire. Net als Phoebus worden ze geroosterd en branden weg.
Primula elatior is heldergeel en groter en stoerder dan de andere twee primula’s. In de ‘Winters Tale’ noemt Perdita het plantje ‘bold’”.
In Engels is dit de oxlip, van oud-Engels oxanslyppe: ossenmest, om deze grover groeiende soort te onderscheiden van de meer delicate cuslyppe, de cowslip. Vergelijk Shakespeare alsof hij zich van het verschil bewust was in Perdita’s verhaal, ‘The Winter’s Tale’, IV, ‘bold oxlips’.
Chaucer, fresh parvenke rich of hew.
Uit Megenberg.
104. Fresh parvenke rich of hew.m
De maagdenpalm, Vinca, is een kruid dat je vanonder een laag struikgewas in de vroege lente vriendelijk toelacht. Opvallend zijn de altijdgroene en glanzende bladeren, hoewel er in cultuur ook bonte vormen zijn. De niet bloeiende stengels ranken over de grond en de bloeiende komen wat omhoog, hieraan zitten de lichtblauwe bloemen. Hommels en bijen komen de honing halen. De wortel is bezig in de grond en kruipt met zijn takken ver vooruit zodat de plant al gauw een flink stuk land verovert. Een mooie plant onder hagen waar het veel ruimte heeft om te bedekken.
Chaucer;
‘Parvenke is an erbe grene of colour’. ‘De maagdenpalm is een kruid van groene kleur’.
‘In tyme of May he beryth blo flour’. ‘In de tijd van mei brengt het bloemen voort’.
‘His stalkys ain so feynt and feye’. ‘Zijn stengels zijn zo dun en fijn’.
...”There sprang the violet all new’. ‘….Daar ontsprong de viool geheel nieuw’.
‘And fresh parvenke rich of hew’. ‘En frisse maagdenpalm rijk van kleur’.
‘And flowers yellow, white and rede’. ‘En bloemen geel, wit en rood’.
‘Such plenty grew there never in mede’. ‘Zoveel groeide er nooit in de weide’.
Ful gaie was al the ground, and quaint’. ‘Vol blijdschap was de bodem en zo mooi’.
And poudred as men had it peint’. ‘En bepoederd, alsof men het geverfd had’.
With manie a freshe and sundrie floure’. ‘Met vele kleurige en zonnige bloemen
That castin up full good savoure’. ‘Dat vele goede gunsten geeft’.
Elders vinden we deze liefhebber van vogels en bloemen zeggen:
‘There lacked not’,
Ne not so muche as floure of brome’.
Ne violet, ne eke Pervinke’.
Ne floure none that men can thinke’.
And manie a rose lefe full long’.
Was entermeddled there among’.
And also on his heade was set’.
Of roses redde a chapilet’.
Shakespeare, painting.
105. Blanketsel.
De bloemen van Arum ruiken onaangenaam, soms zeggen ze in Engeland air’m tegen de plant: ruik hem, inplaats van arum
Een andere volksnaam was Mankracht. Onze Aronstaf had, vanwege de vorm, bij de ouden verwondering opgeroepen. Zijn knollen waren bij de oude schrijvers en kruidboeken in gebruik als een afrodisiacum en droeg de namen mankracht, Mannlein en Weiblein of Pfaffenpint.
In het Engels had het kruid verschillende namen, cuckoo pint, (penis) zo ook priest’s pintle, vergelijk ook het Duitse Pfaffenpint en Franse membre d’eveque of vit de pretre en de Zweedse munksvans. De koekoek zou verschijnen als de manlijke vogels niet thuis waren, zo was ook de priester de nationale dorpskoekoek.
Andere Engelse namen zijn: wild ginger, black calla, solomon’s lily en wake robin. De rode bessen zouden manlijk en de groene vrouwelijk zijn, of ze zijn zo genoemd vanwege de opgaande aar in de bloemschede en vandaar de onderscheiding in manlijke en vrouwelijke planten. De lichte schutbladen vertegenwoordigen de ladies, de donkere gentlemen, vandaar ladies and gentlemen en lords and ladies, adam and eva, bulls and cows.
Het sap en de bessen werden in vroegere tijden, toen het mode was om zo blank mogelijk te zijn, als blanketsel gebruikt door de adellijke dames. ‘Het uitgeperste sap van de wortels dat bezonken is wordt het bezonken in de zon te drogen gezet en voor een blanketsel gehouden.”
Mogelijk was dit gebruik ontstaan omdat het in vroegere eeuwen gebruikt werd om de huid te schonen van vlekken en ander ongerief, een soort nachtcrème.
Dat blanketsel wordt geregeld genoemd, ‘Cymbeline’ 3,4,50;
‘Door haar blanketsel iets, heeft hem bedrogen’.
‘King Hendry VIII’, 1,1 20;
‘Van al hun praal in het zweet schier, en haar zwoegen’.
Verving blanketsel. ’t Maskerfeest van heden’. Etc.
Vondel, ‘Noach of ondergang der eerste wereldt’;
‘Laat ge u bekoren van blanketsel en bedrog
Een schoonheid haast verwelkt. Geen roos verwelkte ooit radder’.
Chaucer, setewall.
106. Setewall.
De valeriaan, Valeriana, heeft een kenmerkende eigen reuk en bezit geweldige geneeskracht. De valeriaanwortel zie je veel in gebruik als een kalmerend middel bij examens, het is goed voor de zenuwen, helpt bij de overgang, slapeloosheid overbelasting van de ogen. Het is koortswerend, ook wel bekend als koortswortel. Baby’s werden in een bad van valeriaan gedaan om ziekten ver te houden. Gerard zegt: ‘het heeft en had in onze noordelijke streken zo veel verering dat geen brood, moeskruid, of geneesmiddel iets waard zijn zonder setewall waarom een vrouwelijke poëet deze verzen heeft gemaakt.
’They that would have their heale
Must put Setewall in their keale’.
Daarvoor heeft Chaucer al geschreven:
‘But be himselfe was swete as any roote
of licoris, or any Setewall’.
‘Rosa damascena versicolor’.
Shakespeare, war of roses, A third, not white nor red, had stolen of both’.
107. War of roses.
Rozen waren het symbool van de huizen York en Lancaster en veroorzaakte de rozenoorlogen tussen die twee huizen, 1455 en 1485.
Rosa alba, de witte roos, was het symbool of badge van York en de rode, R. gallica officinalis, was het badge van Lancaster. (Volgens anderen was de witte een var. van de klimmende hondsroos, de rose ARGENT van York die simpelweg gekozen was als tegenhanger van de rode GULE van Lancaster) ‘1 King Henry VI’, 2,4, 25;
‘Plantagenet, ‘Daar gij zo zwaar van tong, zo spraak’ loos zijt’.
Zo zeg met stomme tekens, hoe gij denkt’.
‘Let him that is a true-born gentleman’. ‘Wie onder u echt edelman zich rekent’.
‘And stands upon the honour of his birth’. En de eer van zijn bloed in aanzien houdt’.
‘If he suppose that I have pleaded truth. Breekt, als hij meent, dat ik het recht bepleit’.
‘From off this brier pluck a white rose with me’. ‘Met mij van deze struik een witte roos’.
Earl of Somerset:’‘Let him that is no coward and no flatterer’. ‘En wie geen lafaard of vleier is’’.
‘But dare maintain the party of the truth’. ‘Maar de partij van het recht steeds steunen durft’.
‘Pluck a red rose from off this thorn with me’. ‘Plukt met me een rode roos van deze struik’.
‘Warwick: ‘Blanketsel haat ik, rood is mij een gruwel’.
En zonder lage vleierij pluk ik’.
De witte roos hier met Plantagenet’.
Suffolk: ‘En ik deze rode roos met Somerset’.
En ik zeg daarmee; ik acht hem in zijn recht’.
Vernon: ‘houdt op, gij lords en heren, plukt niet meer’.
Of maakt eerst uit, dat hij, voor wiens gevoelen’.
Een kleiner tal van rozen wordt geplukt’.
Des andren aanspraak recht en juist zal achten’.
Somerset: ‘Mijn waarde Vernon, juist van pas gesproken’.
Heb ik de minste, ik zwijg en onderwerp mij’.
Platangenet: ‘en ik’.
Vernon: ‘Zo pluk ik dan, om ’t zonneklare recht’.
De bleke en maagdlijke blanke bloesem hier’.
En kies zo voor de witte roos partij’.
Somerset; ‘Prik u niet in de vinger als gij plukt’.
Dan kleurt uw bloed het witte roosje rood’.
En stemt gij tegen uwe zin voor mij…..’
De profetische woorden van de Earl of Warwick volgt, opsommende de scène waarvan hij juist getuige was: 124;
‘And there I prophesy; this brawl to-day’. ‘En dit voorspel ik; deze twist van heden’.
‘Grown to this faction in the Temple garden’. ‘Die in het hof hier tot partijschap wies’.
‘Shall send between the red rose and the white’. ‘Zendt, met de rode en witte roos als leuze’.
‘A Thousand souls to death and deadly night’. ‘Veel duizend zielen in verderf en dood’.
Zo werd verhaald dat Hertog Richard van York en Jean Beaufort, Earl van Somerset uit het huis Lancaster zich in de Temple Garden in het hart van Londen, waar de juristen woonden en nog wonen, gestreden om de vraag wie van hen koning zou worden. Beaufort plukte een rode roos en York een witte als teken macht en kregen een oorlog die honderd jaar zou duren en die de oude adel vrijwel zou uitroeien. Eerst nadat drie koningen gevallen waren nam het bloedige drama een einde na de grote slag van Towton moor. De strijd eindigde in 1485 toen Henry Tudor uit het huis Lancaster zegevierde. Zeker was de strijd over in 1486 toen hij trouwde met Elisabeth van York zodat beide huizen verenigd werden. In het nieuwe embleem werden ook de rode en witte roos verenigd.
In de tuin van een zeker klooster in Wiltshire was een bijzondere rozenstruik die, tot verbazing van alle toeschouwers, door al die moeilijke tijden heen rode en witte bloemen droeg. Maar toen de conflicten tussen de twee huizen opgelost waren bloeide de struik opeens met gestreepte witte en rode bloemen. Allen die tezamen kwamen om dit wonder te zien noemden dit gewas peace en harmony. Dit kleine oorlosgsembleem, Rosa x damascena ‘Versicolor’, was in feite een varieiteit van de damascaenerroos die vaak verward wordt met een gestreepte varieteit van de province roos, de rosa mundi.
Het is die symbolische roos die nog verschijnt op de tomben van de Engelse koningen. Shakespeare vermeldt geregeld de ‘York en Lancaster’ rose.
3, King ‘Henry the Sixth’, 2, 5, 96;
‘Wee boven wee ! leed boven ander leed’.
O, dat mijn dood die gruwelen eindigen kon’.
Erbarm, erbarm u, lieve God, erbarm u’.
De rode en witte roos zijn op zijn kaak’.
Die onheilskleuren onzer boze huizen’.
Zijn purperen bloed gelijkt op een strijdkleur’.
Op de andere al te wel zijn bleke wang’.
Een roos verwelke, en moge de andre bloeien’.
Geen strijd, die duizend levens doet verwelken’.
‘Sonnetten XCIV’;
‘The roses fearfully on thorns did stand’. ‘En sidderend op haar struik stond roos bij roos.’
‘One blushing red, another white despair’. ‘Hier wit van angst, van schaamte blozend daar’.
‘A third, not white nor red, had stolen of both’. ‘Een, wit noch rood, bestal die beide en waagde’.
‘And to his robbery had annex’d thy breath’. ‘Uw naam te voegen bij dat wit en rood’.
Shakespeare, what’ s in a name?
108. What’s in a name?
In ‘Romeo en Juliet, ii, 2,40’ beweent Juliet het noodlot dat de naam Montague tussen haar en Romeo staat en hun geluk. Ze roept:
‘What’s in a name?’ ‘Wat is een naam?‘
That which we call a rose by any other name would smell as sweet’. ‘Het ding, dat nu roos heet. Geurde, als ’t een andere naam had, even lieflijk’.
Vondel, ‘Op Jonckvrouw Isabel le Blon’;
‘Hier sluimert Isabel le Blon
Die, als een roosje met de zon
Blijgeestig op haar steeltje stond
En riep met bedauwde mond
Wat is schoonheid? Wat is roem
Der jeugd anders, als een bloem?
Dit was haar eerste en laatste leer
Toen zweeg ze stil, en sprak niet meer.’
Maar zo algemeen is de naam voor de roos dat ze nooit geen andere naam heeft gehad. Shakespeare noemt haar meer dan 70 maal in zijn spelen en sonnetten en in vrijwel elke zaak is de betekenis vrij duidelijk. Net als andere schrijvers vergelijkt hij de roos met menselijke lippen en wangen en gebruikt ze om een blos van boosheid of schande te suggereren. Zijn mooiste poëmen beschrijft de morgendauw op de bloembladen. ‘Love’s Labour Lost’:
‘So sweet a kiss the golden sun gives not’.
To those fresh morning drops upon the rose’.
Hij moet geweten hebben dat de dauw van de bloembladen hooggeprezen was om zeldzame en kostbare cosmetische waren te bereiden voor de dames in Elisabeth’s tijd. Rozenwater, gedestilleerd uit rozenbladen, was vooral in Frankrijk een favoriet bij badende dames om gezicht en handen te wassen. Dit zien we in ‘Taming of the Shrew’:
‘Let one attend him with a silver basin’.
Full of rose water and bestre’d with flowers’.
Hij was zich ook bewust van de korte levenstijd van een rozenknop tot zijn volle rijkdom. Hij vond dit een symbool van het noodlot dat jeugd en schoonheid aantast, ‘killing frosts’ of de ravages van de kankerworm die vooral de rozen plaagt. Koningin Titania in ‘A Midsummer Nights Dream’, ii,2, 2 zond haar elven ‘to kill cankers in de musk-rose buds’.
‘Anthony and Cleopatra’, 3,13,20;
‘De roos der jeugd...
37 ‘Wat, zonder enige vorm? Ziet meisjes, bij’.
Het verflenste roosje houdt de neus zich dicht’.
Wie voor ’t knopje knielde’.
Uit J. Grandeville.
'As You Like It’, 2,4,40;
‘Laat uw geliefde jonger zij dan gij’.
Want anders houdt gewis uw min geen stand’.
De vrouw is als een roos, haar bloei is kort’.
Zo pas ontloken, is haar schoon verdord’.
‘I had rather be a canker in a hedge than a rose in his grace’. John de Bastaard met opmerkingen over zijn broer, de prins, in ‘Much Ado About Nothing’ 1.3, 30. In Shakespeare’s tijd was Rosa canina de kanker roos en niet zoals oude schrijvers ons willen laten geloven als middel tegen dit kwaad, maar vanwege de larve, de canker, die nog in knop de bloembladen van de roos eet waarvandaan ook de Franse naam rouille komt dat verdorren betekent. De worm schaadt de roos en omdat de roos met een maagd vergeleken wordt is het vergelijkenis van de worm die de schoonheid vernietigt, het ouder worden.
‘Sonnetten XCIII’;
‘Maar noch vogels lied, noch al die bloemen’.
Door geur en kleur zo lieflijk en zo eel’.
Deed mij de schoonheid van de zomer roemen’.
Ik liet allen ongeplukt op fiere steel’.
De blankheid van de lelie trof mij niet’.
De warme gloed niet, die in ’t roosje leeft’.
Zij hadden slechts uw lieflijkheid bespied’.
Die had haar steeds als voorbeeld voorgezweefd’.
Het bleef mij winter, schimmen waren zij’.
Maar het spelen met uw schimmen boeide mij’.
XCIV;
’Het viooltje gispte ik dus om de dartele moed’.
Ei, diefje ! zeg, van waar die zoete geur’.
Zo niet van ’s liefste mond? Die purpergloed’.
Op uw fluwelen wangen heeft zijn kleur’.
Doch veel te schril, wis van mijn liefsten bloed’.
De lelie roofde uw blankheid, zeide ik boos’.
De marjolein stal voor zijn knopje uw haar’.
En sidderend op haar struik stond roos bij roos’.
Hier wit van angst, van schaamte blozend daar’.
Een, wit noch rood, bestal die beide en waagde’.
Uw naam te voegen bij dat wit en rood’.
Doch voor die daad kwam nu een worm en knaagde’.
Haar tot in het hart, zij boette het met de dood’.
Meer bloemen zag ik, maar in het getal’.
Niet een, die kleur of geur van u niet stal’.
Shakespeare, thou salt not lack.
109. Thou salt not lack.
De roos was in Shakespeare’s tijd, de eglantine, een symbool van genot gemengd met pijn.
‘Lucretia 500’;
‘Weet, dat de roos door dorens wordt bewaakt’.
Wacht, dat, waar honing is, ook angels zijn’.
‘Venus and Adonis’ 570;
‘Het roosje prikt, en toch, het wordt geplukt’.
Sluit schoonheid op, schuif twintig grendels voor’.
De liefde wringt die los, dringt immer door’.
Oberon sprak tot Puck op die rustige bank met zoete bloemen, zie ook iv, 1,48:
‘With sweet musk-roses, and with eglantine’.
In ‘Cymbeline’ treurt Arviragus over de dood van zijn zuster Imogen IV, 2, 220;
‘With fairest flowers’. ‘Ik zal met de fraaiste bloemen’.
‘Whilst summer lasts, and I live here, Fidele’. ‘Zo lang de zomer duurt en ik hier blijf’.
‘I’ll sweeten thy sad grave: thou salt not lack’. ‘Uw graf, Fidelis, sieren, nooit ontbreke u’.
‘The flowers that’s like thy face, pale primrose, not’. ‘De primula, lief bleek als uw gelaat’.
‘The azured harebell, like thy veins; no, nor’. ‘Noch ‘t klokje, blauw gelijk uw aders’.
‘The leaf of eglantine, whom not to slender’. ‘De wilde roos, wier geur bij uw adem’.
‘Out-sweeten not thy breath’. ‘In zoetheid achterstaat’.
Ook in de tijd van Elisabeth speelde de roos een rol, de toneelspelers moesten een roos op de schoenen dragen. Wie zich in de aanzienlijke wereld bewoog stak een roos achter het oor. Omdat men niet altijd verse rozen had werden ze nagemaakt, later kwamen daarvoor linten en sjerpen in de plaats. Als men echter rozen droeg dan moesten die zo groot mogelijk zijn om in het oog te vallen. Koningin Elisabeth liet zelfs op kleine zilveren munten, die haar beeld droegen, zulke grote rozen aanbrengen als de kleine ruimte toestond. Elisabeth koos als haar motto, ‘Rosa sine spina’, ‘een roos zonder doornen’.
Als Hamlet, 3,2,280 spreekt over: ‘.. with two Provincial roses on my razed shoes”, verwijst hij naar een echte roos, waarschijnlijk de Provençaalse cabbage rose. Mogelijk koos hij de bloem om zijn schoenen te sieren, in mockery, vanwege zijn grote vorm. Er is nog zo’n vermelding naar dit kleedgebruik in ‘Romeo en Juliet ii, iv,66’ waar Romeo zegt: ‘Why, then is my pump well flowered’. ‘O, ik ben zeer hoffelijk, ik draag rozen op mijn schoenen’.
Shakespeare, sweet musk roses and with eglantine.
110. Sweet musk roses.
In the ‘Tale of sir Thopas’ vertelt Chaucer in zijn Canterbury Tales;
‘And sweete as is the bremble flour’. ‘En zoet als de braam’.
That bereth the red hepe’. ‘Dat een rode bottel draagt’. Waarschijnlijk doelde hij op de zoet geurende roos met zijn rode vrucht.
Chaucer noemt de eglantere.
‘Where se sate in a fresh greene laurye tree’. Waar we zaten onder een grisse groene laurier’.
‘On that further side even right by me’. Aan de andere kant dicht bij me’.
‘That give so passing a delicious smell’. Kwam er een heerlijke geir voorbij’.
‘According to the Eglantere full well’. Het was een egelantier die vol rook’.
Shakespeare plant Rosa moschata (muskusgeurend) in het prieel van Titania omdat het in die tijd de enigste klimroos was met nachtelijke geurigheid die in dezelfde tijd bloeit als de honeysuckle. ‘A Midsummer Night’s Dream’ II, 1, 252;
‘With sweet musk-roses and with eglantine’. ‘Waar het roosje met de egelantier zijn geur verspreidt’.
‘There sleep Titania some time of the night’. ‘Daar zoekt des nachts Titania soms rust’.
Heerlijk geurt die roos vooral in de avonden. Als Koningin Titania tot Bottom zegt, iv, 1,1:
‘Come, sit thee down upon this flow’ry bed’. ‘Kom, vlij u naast mij op dit bloemenbed’.
‘While I Thy amiable cheeks do coy’. ‘Opdat ik u de lieve wangen streel’.
‘And stick musk-roses in thy sleek smooth head’. ‘Een rozenkrans op het gladde, zachte hoofd u zet’.
ii, 1, 250; ‘’Quite over-canopied with luscious woodbine’. ‘Door zoete kamperfoelie overspreid’.
‘With sweet musk roses and with eglantine’. ‘Met zoete muskrozen en met egelantier’.
Shakespeare zet Rosa rubiginosa goed neer met een perfecte duidelijkheid in zijn beschrijving van de bank
Cymbeline, ‘And leaf of eglantine, whom not to slander.
Outsweetend’d not by breath’.
Maar met de eglantine (R. rubiginosa) met zijn zacht opgevouwen bloemen, de poëten bloem, wordt meestal gedoeld op R. canina. De sweetbriar die zijn heerlijke geuren uitstrooit over Imogen in ‘Cymbeline’.
‘Roses is a rule to me’’.
With reason as you will’.
For to be still obedient’.
And thereto will not disagree’.
In nothing that you say’.
But will content your mind truly’.
In all things that I may’.
‘Sonnetten’ LIV:
O, hoeveel schoner wordt de schoonheid toch’.
Als echte trouw haar hoger schoonheid geeft’.
De roos is schoon van kleur, maar schoner nog’.
Maakt haar de zoete geur, die in haar leeft’.
De haagroos heeft een even warme gloed’.
Van kleuren, als de geurigste echte roos’.
Als zomeravond haar het knopje openen doet’.
Trilt ze evenzo bij dartel windgekoos’.
Maar al die heerlijkheid, haar kleur verschiet’.
Zij sterft, en nooit meer wordt haar lof gehoord’.
Doch zo vergaat het echte je niet’.
Want na zijn sterven leeft zijn geur nog voort’.
Verwelken, lieve jongeling, schoon en jeugd’.
Mijn lied bewaart uw geur, uw trouw en deugd’.
Vondel, ‘De Leeuwendalers’;
‘Mijn nuchtere Hageroos, die met de dageraad
Belust op koele dauw, zo geurig opengaat
En ’t veld een geur verleent, die alles kan verkwikken’.
Mogelijk doelt hij op de canker rose, R. agrestis. Die bloeit soms nog eens in de herfst, wat in vroegere tijden gedoemd was als teken van ‘een komende plaag’.
Vondel vergelijkt meer de schoonheid van de bloem met die van de vrouw, Maeghden’;
‘Die rozen op de wang, en sluit die rode mond
Vol geur? Gelijk een hof, wanneer de morgenstond
Met aangename dauw, de bloemen en de kruiden
Bevochtigt, en verkwikt en ademt in het zuiden’.
Vondel, De Heerlijckheyd van Salomon
‘De maagden werpen van de daken even zeer
Op haar weerlichtende hoofd een bloemenregen neer
Jaloers dat ’t elk niet haar kaakjes met tweelingrozen
Die rozen schande aandoen, die van nature blozen
De zoete bernkool die inwendig broeit, midden in dezen
Schiet rode vlammen door haar teder vrouwelijk wezen’.
Vondel, Op de schoone Eliza;
‘De geestige natuur, belust wat schoons te malen
Nam vroeg in ’t oosten waar de klare morgenstond
Toen ze, uit haar slaap gewekt, van duizend nachtegalen
De dauw en geur ontving in haar nuchtere mond
Zij mengt, uit rozendauw en honing, en amandel
En lenig klei, en kneed, herkneed het, en boetseert
Een beeld, zo mooi dat geen vernuft dit edele handel
En niet een lid aan zijn eis ontbeert
De dageraad bestelt haar rozen voor de kaken
En gouddraad voor het haar, en parels voor ’t gebit
En stralen voor ’t gezicht, waarvan de minnaars blaken
En krieken (kers) voor de mond. Wat wonderwerk is dit!
Ze blaast een geest, een ziel, een gunst door al die leden
Men zag de weergave van de hemelse Pandoor (Pandora die gevormd werd door de goden)
Een schoonheid, van haar lief gevierd, en aanbeden
Die koos voor zulke schat noch marmer, noch ivoor
Waar deugt en schoonheid zijn gescheiden d’een van d’ander
Eliza paart de deugd en schoonheid met elkander’.
Vondel, ‘Geboorteclock’;
‘Maar onze Aemelia bleef van dat zalige uur
Bezwangert van een vrucht’ der dagelijkse natuur
Merktekens daarvan gaf, tot dat men, na het rollen
Der maanden, zoetelijk de boezem zag gezwollen
Gelijk een korenaar van westenwind gelekt
Of een frisse rozenknop, waar de zon een ziel in wekt..
Al ’t aardrijk werd tot kruid. Men ziet door veld en bos
Uitpuilen ’t nieuwe groen, en knoppen, bos en blos
De bloemgodin ging prat op haar kleinoodje treden
Violen loken op bestipt met lieflijkheden
De rozen trokken een rodigheid als bloed
De tulpen blinkend goud, giroffels een gloed
Van purper onder ’t sneeuw….’.
‘Danckdicht aen Jacob Baeck’;
‘En strooien ’t pad met rozenbladeren’.
Vondel, ‘Op schilderkunst, tekeningen en marmerbeelden’;
‘De reuck
D’ontlokende roos heeft niets dan blad, en kleur
Bij reukloze mens niet snoffende de geur
De reuk des geurs verkwikt het kwijnende hart van een zieke
En bind aan ’t lijf de ziel, die vlug was met haar wieken’.
Vondel, ‘Verovering van Grol door Frederik Hendrik’;
‘En ’t rood, dat door het vocht van haar kaken gloeit
Licht op als purper van een roos met dauw besproeid’.
Toch komt hier de liefde ook met dorens.
Vondel, ‘Maria Stuart of gemartelde Majesteit’;
‘Zo vlucht de nachtegaal het vogelvangers garen
En valt in arends klauw, op vrijbuit lang ervaren
Zo schuwt het weerloos lam de wrede wolfstand
En wordt van leeuwin of luipaard aangerand
De rozen gloeien schoon, maar wacht u voor haar doren
Het rozenblad bedekt een adder bits van toren
Het diamanten hart, u toegezonden, spelt
Te voren hoe haar hart van binnen is gesteld’.
Vondel, ‘Op het verongelucken van Doctor Roscius;
‘Zijn bruid te omhelzen, in een beemd, bezaait met rozen
Of in ’t zachte dons, is geen bewijs van trouw
Maar springende in een meer, daar ’t water stremt van kou’.
Vondel, ‘Op de doodt van jongkvrouw Machtelt van Kampen’’;
‘De mei, vervaard en slinks (tegen haar aard en onheilvol) die trof ons maagdenpuik
O, maagd toen zij benijde ’t jeugdig blozen
Een andere bloem verwelkt, gesneden van haar struik
Maar blanke lelie, och! In ’t midden van de rozen
Men u, op uw steel, zag verflauwen en bezwijmen
U was de vrijers wens, de ouderen zoete hoop
Uw geest geblust is, en de fakkel van uw hymen’.
Vondel, ‘Jephta of Offerbelofte’, 4de bedrijf;
‘Geen aardheid kan de rijkste mens meer geven
Dan aards genot, een kort onzeker leven
Vol zwarigheden. Men plukt geen roos, of voelt
De doren die de hand kwetst. Hoe men woelt.’.
5de bedrijf;
‘Het schijnt dat zij verkwikt, zich weer rept
Het aangezicht weer lucht en adem schept
Besprengt ze weer met verse dauw van rozen
Men ziet ze allengs opluiken, weder blozen’.
‘Bruyloftsbed van Pieter Cornelsz. Hoofd en Helionora Hellemans’;
‘Het hart der bruid, dus lang tot koudkristal gevroren
Ontlaad nu, ’t aanschijn daagt en mengelt rijp met rozen’.
‘Op Mevrouw van Zuilichem, Suzanne van Baerle’;
‘Gij trouwde een bloem, een roos
Suzanne, en wist gij niet dat die verwelken most?’
Vondel geeft toch ook medische gebruiken.’ Bespiegelingen van Godts wercken’;
‘Door kunst en wetenschap veranderd in medicijnen
De roos, de koningin der bloemen, sterkt het hart
In flauwte en koelt de brand, in de kranke koortse en smart’.
Uit; https://www.tumblr.com/search/walter%20shakespeare
Shakespeare, sweeter than the lids of Juno’s eyes.
111. Sweeter than de lids of Juno’s eyes.
Het viooltje is beroemd geworden als voorjaarsbode, de komst van de lente, het nieuwe leven. ‘Winters Tale’, 4, 3, 1 ‘Als tussen ’t groen ’t viooltje lacht’.
Het voornaamste bestanddeel van de geur, ionine, maakt de reukzin snel verzadigd en lijkt daardoor vluchtig, het is de parfum en de ootmoed van een minuut. Het best kan men een viooltje in de ochtend plukken, dan is de deugdzaamheid nog niet weggesmolten door de zon of weggevaagd door de wind. ‘As You Like It’, 1,1, 1;
‘Indien muziek der liefde voedsel is’.
Speelt voort dan, voort! en geeft mij overdaad’.
Opdat mijn liefde er ziek van worde en sterft.
Die wijs nog eens! Zij stierf zo lieflijk weg’.
O, zij besloop mijn oor, als ’t zoet geluid’’.
Dat ademt over een viooltjesbed’.
En geuren steelt en geeft. Genoeg! Niet meer’.
’Het is reeds zo zoet niet meer als kort tevoren’.
Het zijn met Shakespeare de ’violets dim, but sweeter than de lids of Juno’s eyes’, met Chaucer de ‘velouttes blew’ die het ‘signe of touthe that is in woman sene’. Vermoedelijk naar het oude gebruik in Griekenland om de oogleden met een purper zoet geurende zalf te bestrijken. De godin Juno zou zoiets gebruikt hebben.
In de bossen blaast de zachte wind over de kleine bloem zoals we zien in ‘Cymbeline’ iv, 2, 172
‘.. as gentle’. ‘Zij zijn zacht’.
‘As zephyrs, blowing below the violet’. ‘Als zephyrs, suizend onder het viooltje’.
‘Not wagging his sweet head’. ‘Die het kopje zelfs niet doen trillen’.
1, 5, 82; ‘The violets, cowslips, and the primroses’.
bear to me closet’.
Vondel, ‘De Heerlijckheyd van Salomon’;
‘Een zijden kleed waarop eikel, lelie en violet’.
Vondel, ‘Geboorteclock’;
‘Heb weinig tijd en vordel
Wie op ’t pralen gaat. Komt. Nymphen bereidt een stool
Van bloemen hem, die ’t eerste licht zag in een viool’. ( Te weten voor Vondel, geboren te Keulen in een huis waar de viool uithing)
http://farm2.static.flickr.com/1364/533468049_a59ae25aae_m.jpg now purple with love’s wound.
Shakespeare, with love’ s wound.
112. With love’s wound.
De vioolbloem is opgedragen aan St. Valentijn, de patroon van heiligen en verliefden, die overal goed doet, bij arm en rijk, evenals de bloem in goede en slechte gronden groeit, mogelijk is dit ook de oorzaak voor de vele kus-namen voor de viool.
De bloem hangt koket aan zijn steeltje met zijn gezicht half verborgen. Dit gaf het suggestieve namen als kiss me at the garden gate en jump and kiss me quick. Namen die op verliefde lippen ontluiken als op de zondagse wandelingen in de zomervelden en lanen geflaneerd werd.
De namen two faces in a hood heeft het plantje omdat het lijkt alsof de twee buitenste bloembladen elkaar kussen onder een hoed, zo gaf de kus ook het hart, de heartesease.
Heartease is een naam die eens behoorde aan de muurbloemen, een plant die gebruikt werd tegen hartziektes, beiden behoorden in de 16de eeuw tot 1 familie, de ion. Het is Shakespeare’s bloem waarop Cupido’s pijl, die zijn doel miste, viel.
‘A Midsummer Nights Dream’, 2,1, 166;
‘Yet mark’d I where the bolt of Cupid fell’. ‘Ik speurde waar Cupido’s pijl neerviel’.
‘It fell upon a little western flower’. ‘Hij raakte een kleine bloem van het avondland’.
‘Before milk white, now purple with love’s wound’. ‘Voorheen melkwit, nu purper door de wond’.
‘And maidens call it Love-in-idleness, thats for thought’. ‘Door meisjes ‘liefde uit ogenlust genoemd’’,
Volgens de oude legende was de bloem eerst melkwit totdat die getroffen werd door een pijl uit Cupido’s boog terwijl de kleine liefdesgod had gemikt op de statige Diana. Sindsdien is de bloem purper gekleurd door de liefdeswond. Vandaar Shakespeare’s stelling van “Cupido’s bloem van een purperen verf” en eindigt door de plant magische krachten toe te dichten, hij gebruikt de plant als een liefdesfilter. De mensen in zijn tijd geloofden in de krachten van magie, sommigen zijn helpend en helend, anderen mogelijk schadelijk.
Verder komt het bloempje voor in het wintersprookje en bij ‘Hamlet’ waar de lieflijke Ophelia zegt: ‘There’s pensies that’s for thoughts’, Cornelio zegt meer precies ‘Oh, that’s for lovers thoughts’, zachte gedachten want het is de little western flower dat door Cupido’s pijl geraakt was. ‘Before milk white, now purple with love’s wound’.
Dit is de little western flower of liefde zonder nut. In de midzomernachtdroom stuurt Oberon Puck erop uit om een bloem te halen die Liefde Zonder Nut genoemd wordt. Een plant van verlangen, in-idleness, in de oude betekenis van sterk onbevredigende liefde of verlangen.
Het is de kleine bloem die Oberon Puck beveelt te vinden ‘ere the Leviatthan can swim a league’: en hij instrueert zijn kleine metgezel: 2,1,166;
‘Fetch me that flower; the herb I showed thee once’. ‘Haal mij die bloem, ik wees u eens het kruid’.
‘The juice of it on sleeping eyelids laid’. ‘Het sap, gedrukt op de oogleen in de slaap’.
‘Will make or man or woman madly doe’. ‘Maakt man of vrouw, ja ieder, dol verzot’.
‘Upon the next live creature that it sees’. ‘Op ‘t eerste levend wezen dat hij ziet’.
Het sap van die bloem, dat toverkracht bezit, het driekleurige viooltje wordt bedoeld, moet op de oogleden van de schone Titiana worden gedruppeld opdat zij in liefde zal uitbarsten. Dat gebeurt ook maar wel op een verkeerde. Als ze wakker wordt ziet ze een ezelskop op de schouders van een idioot en wordt op slag verliefd. Het was een krachtig liefdesmiddel.
250. ‘geef hier dan, zo is ’t goed’.
Ik weet een plekje, waar de tijm nu bloeit’.
De sleutelbloem en het zacht viooltje groeit’.
Waar het roosje met jasmijn zijn geur verbeidt’.
Door zoete kamperfoelie overspreidt’.
Daar zoekt Titania soms rust’.
In het groen door dans en zang in slaap gesust’.
Daar werpt de slang vaak af haar glinsterhuid’.
Dat kleed, dat nog met ruimte een elf omsluit’.
Ik raak haar de ogen met dit bloemsap aan’.
En vul haar het brein met ijdele, dolle waan’.
3,1,130: ‘Welke engel roept mij van mijn bloembed op?’
Spoel: ‘De leeuwerik, vink en wielewaal’.
De koekoek, met dat woord’.
Die roep, die meer dan een gemaal’.
Wel minder gaarne hoort’.
Want niemand is wel zo gek, een vogel te willen tegenspreken, al roept hij het nog zo dikwijls achtereen, maar het is toch niet plezierig zo aangeroepen te worden’.
Titania. ‘O, zing nog eens, beminnelijke sterveling’.
Uw zang drong door mijn oor in mijn ziel’.
Zoals uw schoon mijn oog in boeien sloeg’.
En zo nam uw waardij het hart mij in’.
Dat ik na de eerste blik u zweer, ‘ik min’.
Op het eind brengt Oberon, na zijn kwaadaardige spel, zijn koningin weer tot haar gewone doen door haar ogen met het sap van een andere plant aan te raken:
1v,1, 70 ‘be as thou wast wont to be’. ‘Wees, zoals ge placht te zijn’.
‘See as thou wast wont to see’. ‘Zie weer het wezen, niet de schijn’.
‘Dian’s bud o’er Cupid’s flower’. ‘Deze struik, Diana’s roem’.
‘Hath such force and blessed power’. ‘Fnuike alsnu Cupido’s bloem’.
‘Now, my Titania, wake you my sweet queen’. ‘Ontwaak, Titania, mijn koningin’.
Diana’s kruid zou het wormwood zijn geweest, Artemisia die naar de kuisheidsgodin genoemd is. Haar Romeinse tegenhangster was Diana, de naam Diana’s bud is mogelijk uitgevonden door Shakespeare. Zijn magische krachten moesten groter zijn dan die van de viool. Of was het Vitex agnus castus, de kuisheidsplant van de middeleeuwen?
Vondel, ‘Rey van Bacchanten’;
‘De wijngaard wies om ’t bed, om ’t bed
En hing van trossen zwanger
Evoe, Evoe
Het mager strand werd vet
De mirt besloeg de grond, de grond
Een luchtje blies violen
Evoe, Evoe
En rozen uit haar mond’.
Vondel, ‘Bede aen het westenwindeken’;
‘Strooi nu onder de kuise palm
Wit ligustrum en viooltjes
Voor de maagdelijke zooltjes
Die al bevend uit het koor
Treden op het ongewone spoor
Derwaarts, waar de maagden spreiden
’t Bed, daar Ida op moet scheiden
Van de bloesem, die zo waard
Zij voor de buren heeft gespaard’. (Voor een trouwpartij)
Uit; http://bythesycamoretree.blogspot.nl/2014/04/resting-in-aura-of-love-and-light.html
Shakespeare, breathes upon a bank.
113. Breathes upon a bank.
Van de heartease of gemoedsrust zouden 60 Engelse namen bestaan, inclusief de uitdrukking van Shakespeare, als three faces under a hood, herb trinity en love and idleness.
‘Hamlet’ 1,3,10;
‘Wat Hamlet en zijn mingekeuvel aangaat’.
Acht dit een modegril, een spel van het bloed’.
Een veldviooltje in ’s levens prille jeugd’.
Vroeg, niet langlevend, lieflijk, niet bestendig’.
De geur en het siersel van ’t ogenblik’.
‘..I think the king is but a man, as I am’.
the violet smells to him as it doth to me’. Henry V, ja, geuren zijn zowel voor de gewone man als de koning’.
Het was een zijn geliefdste bloemen, groeit in tuinen, bossen of bedden. Het wordt geprezen om zijn parfum en soms betreurd vanwege zijn korte leven. Het bloempje komt als een van de eerste maar blijft niet tot de warme zomerzon. Daarom wordt de viool vaak geassocieerd met de dood, net als de primula, zie Laertes in ‘Hamlet’ 1,3, 12;
‘A violet in the youth of primy nature’. ‘Een veldviooltje in ‘s levens prille jeugd’.
‘Forward, not permanent, sweet, not lasting’. ‘Vroeg, niet langlevend, lieflijk, niet bestendig’.
‘The perfume and suppliance of a minute’. ‘De geur en het siersel van ’t ogenblik’.
‘No more’. ‘Niet meer’.
Forward naar zijn vroege bloei, suppliance is een woord in de tijd van Elizabeth dat gebruikt werd voor tijdelijk genot, plezier.
Ophelia:
‘.. I would give you some violets, but they’.
withered all when my father died’. De violen verwelkten allen toen haar vader stierf’.
De nederige, zoete bloem kon ook dienen als zorg of treur. De zuidenwind die ver het bed met viooltjes kwam kleurt de hele natuur met de tinten van haar eigen droeve gedachten. De warme wind laat de voorjaarsbloemen snel verdwijnen.
Toen Laertes het lichaam van zijn zuster volgde, Ophelia, naar haar laatste rustplaats zegt hij, v, 1, 260:
‘Lay her i the earth’. ‘Leg daar dan in de aard’.
‘And from her fair and unpolluted flesh’. ‘En uit haar schoon en vlekkeloos omhulsel mogen’.
‘May violets spring’. ‘Viooltje spruiten’.
Ook Shakespeare verwijst naar de metamorfose van zielen in bloemen. In ‘Hamlet, v,1, 260,’ was het Laertes wens dat er violen ontsprongen uit Ophelia’s graf. Overal is sprake van droefheid bij deze bloem.
De pansy komt voor in het wintersprookje en bij ‘Hamlet’ waar de lieflijke Ophelia zegt tot haar broer, iv, 5,175;
‘Daar hebt ge rozemarijn, dat is voor de herinnering’.
Ik bid u, mijn lief, herinner uw geloften’.
There’s pensies that’s for thoughts’. ‘Pensees om aan mij te denken’.
Laertes: ‘Wijsheid in waanzin, herdenking en trouw aan geloften aaneen geschakeld’.
De pansy is overal een familiebloem, heeft veel karakter. De bloem lijkt op een gezicht, het appelleert aan persoonlijke gevoelens. Steeds zijn er zachte gedachten die vergezeld gaan met de naam. Het woord pansy is een verbastering van het Franse woord pensee, literair, een gedachte, dit betekent dat de bloem een symbool is van herinnering, vooral van de gever. Pansy stamt van Latijn pensare: voorzichtig afwegen, overwegen.
Vondel, morgenster.
114. Sterbloem.
Aster amellus is zo genoemd naar een aster die groeide aan de oevers van de rivier Mella. De bij Vergilius voorkomende amellum, sterbloem, is waarschijnlijk dezelfde als de bij Dioscorides en Plinius genoemde aster, de Atticus, en moet wel de Aster amellus zijn.
Aster amellus is een van de mooiste astersoorten. Het is de blauwe- of virgilsaster die door het grootste deel van Z. Europa op heuvels en vloedoevers verspreid voorkomt. Om de goudgele schijf schemert het purperblauwe van de viool zodat Virgilius toevoegt, ‘saepe deum nexis….. arae’, ‘zodat men bij het zoeken naar deze bloem niet misgrijpt’.
Vondel, ‘Op Gerardus Hulft’;
‘....hier rijst de witte morgenster (de aster of sterrebloem)
Zij voert de dag aan op haar kar
En boodschapt ons de zonneschijn’.
Uit; http://www.panoramio.com/photo/10660035
Vondel, blauwe korenbloem.
115. Blauw-blauw.
De korenbloem, Centaurea cyanus, is een bekende blauwe, cyaanblauw, bloeiende plant die voorkomt in granen, (roggebloem) op zandige gronden. C. Huygens spreekt hier al vroeg van: ‘De bloem is noodeloos in ‘t koren, en nochtans Daer is geen weer seggen aen: sij geeft de Terw’ een glans’. Hij had gelijk, wij missen nu de kleur van de korenvelden, het hemelse blauw van de korenbloem, wat is een graanveld zonder die kleur? De lichtere kleuren van de oude graanvelden werden verder gemengd met de zonnige glans van de gele mosterd en de rode vlammen van papaver. Hier kronen de blauwe korenbloemen hun schitterende kleuren in grote hoeveelheden boven het land en vertroebelen de korenvelden met vernietigende schoonheid. Het intense blauw van de blauwe bloem is blauw als de voorjaarshemel. De diepere kleur van de meeldraden dient alleen om de blauwere kleur te versterken. De korenbloem spreidt de schoonste tint van enigszins gebroken blauw ten toon, het korenblauw, onze blauwbloem.
Vondel, ‘Op Gerardus Hulft’;
‘Hier wast de blauwe korenbloem
En spijst de raden aan de dis
Hier leeft de trosbloem en melis
En wat ik nauwelijks ken, noch noem
Het onverwelkbare klimop klimt’.
Vondel, ‘De Leeuwendalers’;
‘En trek uw bruiloftskleed en beste rok aan
De een geel, de ander rood, of goudgeel als dooiers
Of blauw als korenblauw, of paars, of nog wat mooiers
Dan bindt de vlechten op met lint, dat goud verdooft
Een zilveren riem om ’t lijf, een rozenkrans om ’t hoofd
De kralen om de hals, een vers geplukte ruiker
Van bloemen in de hand, een doos met lekkere suiker’.
Uit A. Masclef.
Vondel, kruidje roer me niet.
116. Raak me niet aan.
Springzaad of groot springzaad, Impatiens nolitangere, is een eenjarige met gele hangende bloemen en een gekromd spoor. Een tere, zachte sappige plant met eivormige bladeren, alle delen zijn bedekt met een dun blauwachtig waas. De vruchten die bijna rijp zijn worden met de geringste aanraking weggeslingerd. Dit is aardig om eens te demonstreren, de onverwachte toeschouwer zal ervan verschieten. Raak me niet aan, Engelse touch me not, Latijnse noli me tangere, Duitse Ruhr Mich Nicht An en Franse n’y touchez pas, het zijn woorden die geleend zijn van woorden die Christus sprak tegen Maria Magdelana na de opstanding, Joh. 20:17;
Vondel, ‘Op de boekkamer van S.K.’.
‘’t Is heiligdom, dat gij hier ziet
Hoe heet het? Kruytje roer my niet’.
Ooft en groente.
Shakespeare, the mustard was naught.
117. Pancakes with mustard.
Theophrastus, 300 v. Chr. kende nog maar 3 koolsoorten, Brassica, de kropvormige, gekroesde en groene. In Plinius tijd waren er al 10 verschillende typen, waaronder de broccoli. Wat dan betekent dat de mens ze al vroeg geselecteerd moet hebben. Dit vooral om die rozetten of bladhoofden te verkrijgen op gronden die duidelijk verschilden van de oorspronkelijke groeiplaats.
De ravacaulos van Karel de Grote komt misschien overeen met onze huidige koolrabi.
De witte kool zou in de 11de eeuw in cultuur zijn genomen en afkomstig zijn uit het Noorden.
Aanvankelijk gebruikte men in midden en Noord-Europa alleen de witte kool, in de dertiende eeuw kwam het spruitje, in de zestiende eeuw kwam de savoie uit Italië, daarna de bloemkool, de rode kool, de koolraap en verschillende soorten boerenkool. De spitskool verschijnt in de 18de eeuw.
In the ‘Nun’s Priest Tale’ vertelt Chaucer;
‘And in a bed of wortes still he lay’. Ook Shakespeare gebruikt worts in ‘Merry Wives of Windsor,’ I, 1,124: ‘Good worts ! good cabbage’. Culpeper noemt cabbages and coleworts.
Othello, 2,1, 255: ‘kool’.
De raap, Brassica napus, is al een oud bekend gewas. Werd vroeger net zo gebruikt als nu de aardappel. Het is de turnip in ‘Merry Wives of Windsor’, III, 4,90.
Uit Brassica nigra maakt men mosterd, Engelse mustard, dit komt van het Franse moutarde dat in oud-Frans moustarde heet, het zijn namen die afgeleid zijn van most: ongefermenteerd druivensap, en ardor: een scherpe smaak. Om uit de zaden mosterd te maken had men een smeuïg, zurige pap nodig, de moust de vin.
Shakespeare gebruikt mosterd over pannenkoeken!! in ‘As you Like It’, I, 2, 66: ‘Of a certain knight, that swore by his honour the were good pancakes, and swore by his honour the mustard was naught’. ‘Wel, van die ridder, die bij zijn eer zwoer, dat de pannenkoeken goed waren, en bij zijn eer zwoer, dat de mosterd niet deugde; welnu, ik kan u verzekeren, dat de pannenkoeken niet deugden en de mosterd goed was, en toch had de ridder geen valse eed op zijn geweten’.Verder komt mustard voor in ‘Taming of the Shrew’, iv, 3,22.
Shakespeare, I am a bunch of radish.
118. Radish.
‘1 King Henry IV’, ii 4 206: ‘I am a bunch of radish’, een bosje radijs.
‘2 King Henry IV’ 3, 2, 334: ‘when a was naked he was for me all the world like a forked radish, with a head fantastically carved upon it with a knife’. ‘Als hij naakt was, geleek hij sprekend op een gespleten radijs, waar men met een mes een malle tronie op gesneden heeft’.
De radijs is variabel in vorm, grootte, kleur en stevigheid van de wortel, al naar gelang het seizoen of voedsel dat ze gekregen hebben. De wortel in doorsnede, ziet eruit als een omgekeerd hart.
Vondel, gouden rapen.
119. Gouden rapen.
Vondel, ‘Roskam aen den Heer Hoofd’;
‘Toen degelijkheid niet speelde raap en schraap
En vijands goud minder gold dan een gebraden raap..’. Vondel doelt hier op het gebeuren met de Romeinse veldheer Curius Dentatus, die juist bezig was rapen te braden, toen hem de afgezanten der Samnieten gouden vaten kwamen aanbieden, om hem om te kopen, waarop hij hun vroeg, of iemand, die zich met zulke spijze vergenoegde, vatbaar voor omkoping geacht kon worden’.
Shakespeare, union.
120. Union.
In het Latijn komt voor de ui, Allium, het woord unionem voor, dit is afgeleid van Latijn union: (em) eenheid, een grote parel, van unus: 1, unio, een ui met 1 steel. Unio was de gewone betekenis van een paarl, uniek in kleur, vorm en kwaliteit, vandaar union in Engels, zoals in de laatste scène van ‘Hamlet, v, 2, 280;
‘The King shal drinke to Hamlet’s better breath’. ‘De koning drinkt als dan op Hamlets heil’.
‘And in the Cup an union shal he throw’. ‘En werpt een parel in de kelk’.
Dit was waarschijnlijk een paarlui of gepelde ui, kleine uiens die gebruikt werden als pikkels.
De ui verschijnt in ‘All’s Well That Ends Well’, v,3,321.
Als tranenbron komt de ui ook voor. In ‘All Well Ends Well, v, 3, 320: ‘Mijn ogen ruiken ui, ik ga dadelijk aan het schreien’, zo ook ‘Antonius and Cleopatra’ 1, 2, 170.
In ‘The Taming of the Shrew’ moet Bartholo zich verkleden als een vrouw en net doen alsof die de eega is van de dronken bedelaar.
‘Verstaat hij de kunst der vrouwen niet’.
En kan hij niet, zo vaak hij wil, een vloed’.
Van tranen storten, dan helpt hem een ui’.
Daarbij wel, die, verborgen in een zakdoek’.
Hem, trots zijn aard, het vocht uit de ogen perst’.
Vondel, ‘Bespiegelingen van Godts wercken’;
‘..ajuin en look..’
Chaucer; ‘Well loved he garlike, onions, and leekes’.
Shakespeare verhaalt van knoflook, garlic, in ‘Midsummer Night’s Dream’, iv,2,43, ‘En, mijn allerliefste spelers, eet toch geen uien of knoflook, want wij moeten een lieflijke adem uitblazen’, ‘Winter’s Tale’, iv, 4, 162. De Romeinse Horace proefde knoflook en zei dat het giftiger was dan scheerling en dat het hem ziek gemaakt had op een feest van Maecenas. Hij beschouwde de geur van knoflook vulgair en hierop zinspeelt Shakespeare in ‘Coriolanus, ‘En knoflooketers adem’. Het was onplezierig voor ‘fayre Ladyes’, die liever een zoete adem hadden dan aardige woorden.
Shakespeare, for I am Welsh.
121. For I am Welsh.
Ook de prei is algemeen bekend. Volgens de legende is de prei gedragen door de mensen van Wales ter herinnering aan St. David. Dit was een monnik in Wales die van prei en ongezouten brood leefde. Het is nu het embleem van de mensen van Wales sinds hun strijd voor onafhankelijkheid.
De primitieve traditie verwijst naar de keus van het badge ver voor de tijd van Arthur toen St. David een grote slag tegen de Saxers won. Hij beval dat ieder van zijn soldaten een prei op zijn kap ter onderscheiding moest hebben. Midden in het gevecht sloegen de Saxers vriend en vijand en de Britten alleen de vijand. Ze wonnen en bleven Keltisch tot op de huidige dag. Omdat de prei in opdracht van St. David op hun mutsen geplaatst was, daarom dragen ze die nog op St. Davids dag, 1 maart.
Verschillende oude auteurs verwijzen naar dit gebruik en Shakespeare maakt Henry V kennis met de jonge Fluellen, ‘Henry V’, iv, 7, 01: ‘If your majesties is renembered of it, the Welshmen did good service in a garden where leeks did grow, wearing leeks in your Monmouth caps, which, your majesty know, to this hour is an honourable badge of the service; and I do believe your majesty takes no scorn to wear the leek upon St. Tavey’s day’. ‘Uwe majesteit zegt zeer waar. Als het uwe majesteit voorstaat, dan deden die van Wales goede dienst in een tuin waar prei groeide, en zij droegen prei in hun Monmouth mutsen, wat, zoals uwe majesteit weet, tot op
dit uur een eervol veldteken is, en ik geloof, uwe majesteit neemt geen versmading, het look te dragen op St. Davidsdag’.
‘I wear it for a memorable honour, for i am Welsh, you know, good countryma’. Koning Hendrik, ‘Ik draag ‘t als gedenkwaardig ereteken. Gij weet, ik ben uit Wales, mijn wakkere landsman’. Sommigen oude auteurs verhalen dat de prei een echt embleem van Wales is, combineert wit en groen in zijn stengels, dit waren de oude Cymrische kleuren.
Shakespeare zegt dat ‘the (leek) skin is good for your broken coxcomb’. ‘De schil (van de prei) is goed genoeg voor uw gewonde zotskop’, in ‘King Henry V’, v,1,55.
Uit; http://www.icecreamnation.org/2012/04/gooseberry-yoghurt-ice-cream/
Shakespeare, not worth a gooseberry.
122. Gooseberry.
De rode bes, Ribes rubrum, is de red currant, in ‘Winter’s Tale’ iv, 3,40. Bij ons heet de plant aalbes, vergelijk midden Nederduits albere. Het eerste lid is het midden-Nederlandse ale, in oud-Engels was dit ealu (nieuw Engels ale) in oud-Noors betekenen de woorden alo of ol: bier. Was dit oorspronkelijk een bedwelmende drank? Nog wordt de bes en vooral de zwarte aalbes (Hoogduits aalbeere) gebruikt bij de bereiding van een sterke likeur. Wineberry was een oude naam toen red currant wine populair werd.
Kruisbes, Ribes uva-crispa, in Frans heet de kruisbes groseille a maquereau: makrelensaus, naar het gebruik van de groene bessen als een vissaus. Shakespeare komt met ‘not worth a gooseberry’ in ‘II King Henry I’, 2, 194. De naam is niet afgeleid naar het gebruik bij jonge ganzen, maar van het Franse groseille.
Shakespeare, blackberies.
123. Raspberry.
Van de braam zijn ontzettend veel soorten en ondersoorten, die voor een leek ontzettend moeilijk te onderscheiden zijn.
Gerard, 1596, klasseert de raspberry en de knotberry samen met de bramble of blackberry. Daarom verhaalt Shakespeare in ‘1 King Henry IV’, ii, 4, 264-6;
‘If reasons were as plentiful as blackberies, I would give no man reason upon compulsion’. ‘Al waren er gronden zo overvloedig als bramen, van mij zou niemand een grond door dwang vernemen, van mij niet’. En in ‘Troilus and Cressida’; ‘Shall the blessed sun of heaven prove a micher and eat blackberries?’
De braam, Rubus caesius, komt voor in ‘As You Like It’, 2, 380, de dewberry in ‘Midsummer Night’s Dream’ 1,169 en ‘Dido, Queen of Carthago’ iv,5.
Dauwbraam, dewberry, genoemd naar zijn berijpte vruchten. Geen dauw, van Angelsaksisch duna: duif, in Duits Tauben-beere.
Shakespeare, strawberries.
Uit; http://www.victorianpassage.com/2009/06/the_strawberry.php
124. Strawberries.
De aardbei is nog maar kort in cultuur, vergeleken met andere vruchten. Het gewas komt nog maar een 600 jaar voor in de tuinen. De eerste vermelding is uit Frankrijk, begin 14de eeuw. In tijd van Edward I werd de wilde vorm in Engeland gecultiveerd en zou de originele vorm zijn van de hautboy typen, mogelijk met Fragaria moschata (hautbois, Frans haut en bois: high wood: hoog land) Fragaria vesca (eetbaar) en Fragaria elatior (hoger of slanker) zijn inlands en alleen bekend in oudere tijden. Deze typen dragen meer continu aardbeien. Tot 1775 was in Londen de kreet ‘strawberry ripe’ bestemd voor deze aardbeien.
Shakespeare in ‘King Henry V’, I,1,60;
‘The strawberry grows underneath the nettle’. ‘De aardbezie ziet men onder netels groeien’.
‘And wholesome berries thrive and ripen best’. ‘En nevens vruchten van geringere aard’.
‘Neighbour’d by fruit of baser quality’. ‘Gezonde beziën best tot rijpheid komen”.
‘King Richard III’,iii,4,34:
‘When I was last in Holborn’. ‘Toen ik laatst in Holborn was’.
‘I saw good strawberries in your garden there’. ‘Zag ik mooie aardbeien in uw tuin’.
Ik bid u, laat mij eens een proefje komen’. Hollinshed, die Shakespeare vele materialen gaf die hij in zijn poems gebruikte, beschrijft een scène die de grote bard daarna dramatiseerde. Ely place in Holborn was de oude zijde van een statig paleis, in die tijd de Londense residentie van de bisshop van Ely. Het is de morgen van de executie van lord Hastings. Hij liet in alle haast wat halen.
Vondel, ‘Hippolotys of rampsalige Kuyscheyd’;
‘Tot hongers boete hem ’t bos zijn appels af moet leggen
Aardbeien geplukt van laag gegroeide heggen.’
Vondel, ‘Huigh de Groots Josef of Sofompaneas’;
‘Gelukkige oude tijden
Toen de aardbei was zo welkom’.
Het paradijs, Jan Brueghel de jongere.
Chaucer, no welde.
125. De oude gouden tijd.
Opmerkelijk is dat de eerste Engelse vermelding van de naam weld, Reseda, in een kleine poëem van Chaucer verschijnt.
‘Allas, alls! now many men wepe and crye!’ . ‘Alas, alas, nu schreeuwen en huilen vele mannen’.
‘For in our dayes nis but covetsye’. ‘Want in onze dagen is niets behoorlijks’.
‘And duoblenesse, and tresoun and envye’. ‘En twijfel, problemen en vijandschap’.
‘Poysoun, manslauhtre and mordre in sondre wyse’. ‘Gif, doodslag en moord op zonderlinge wijze’.
‘Before tyrant, dictators, wars, evil, and perfidy, and greed, and luxury’. ‘Voor tiran, dictators, oorlogen, kwaad en vuilheid, trouweloosheid, begerigheid en hebzucht’.
‘A blishful lyf, a paisible and a swete’. ‘Een gezegend lijf, aangenaam en zoet’.
‘Ledden the peples in the former age’. ‘Hadden de mensen in vroegere tijden’.
‘But then there were no ships, no mills, no merchants, no farmers, no litesteres, which is to say, dyers’. Maar toen waren er geen schepen, geen molens, geen handelaren, geen boeren, geen litesteres, dat wil zeggen, verfmakers’.
‘No mader, welde, or wood (woad) no litestere’. ‘Geen madder, weld of woad, geen verontreiniging’.
Ne knew; the flees was of his former hewe’. Niet bekend, zijn vlees was van normale kleur’.
Madder, Rubia, en weld en woad waren de drie kleurstoffen die in zijn hoofd opkwamen als hij de gouden oude onschuldige tijd beschrijft. Het bereiden van die kleurstoffen gaf een onbeschrijfelijke stank. Dieren die ervan aten kregen rode beenderen.
Shakespeare, peas and beans.
126. In de bonen.
De bloemen van de bonen, Vicia, hebben een bedwelmende geur. Hier komt dan ook het spreekwoord vandaan ‘Hij is in de bonen’. ‘Wij hebben een spreekwoord hier te lande, van iemand, die wij zien dat hij niet goed bij zijn hoofd is dat men zegt, de bonen bloeien of hij is in de bonen. Want in het voorjaar, als de bonen beginnen te bloeien, bevindt men dat de vochtigheden van ons lichaam beginnen uit te spruiten en met dampen van de bonen gescherpt worden en zo raken de zinnen op de loop. Want al komt er uit de boon‑bloessems een lieflijke en aangename reuk, zo bezwaart het evenwel degene, die zwakke herssens hebben’.
Chaucer zegt dan ook van een waardeloos iemand, ‘not worth a bene’. In Duitsland kende men in de 16de eeuw al de zegswijze, ‘wenn die Bohnen bluhen, gibt es viel Narren’, in dialekt zegt men nog, ‘lust je nog boontjes?’, in de zin van ben je mal? De Franse zeggen, ‘les feves sont en fleur’, hij is in de bonen’.
‘As You like It’ 3,2,105;
‘Zoekt een hert een lieve hinde’.
O het zoekt slechts Rosalind’.
Is een katje teergezind’.
Zo, ik zweer het, is Rosalind’.
Als de boon een staak omwindt’.
Doet zij juist als Rosalind’.
Schoon de maaier garven bindt’.
Schoner oogst is Rosalind’.
Maar zij het nootje ook zoet, gij vindt’.
Wrang de schil bij Rosalind’.
Wie het geurigste roosje mint’.
Prikt zich licht aan Rosalind’.
‘1 King Henry IV’ ii, 1, 9-10: ‘Peas and beans are as a dog, and that is the next way to give poor jades the bots’. ‘De erwten en bonen zijn hier zo muf als een hond, en dat is de ware manier om aan de arme knollen wormen te bezorgen’. Toch zijn ze ook in Engeland voedend en versterkend: ‘To have too much beans’, werd gezegd van paarden die kracht en levendigheid vertonen en soms bij mensen die vol levendigheid en kracht zitten. ‘Midsummer Night’s Dream’ ii 1, 45: ‘A fat and bean-fed horse’.
Vondel, ‘Behoude Reis aen Willem Pizo’;
‘O, Pizo, tot ’s Gravenheil
Naar ’t suikerland, Brezil, gaat varen..
Geen Roomse Pizo’s, noch hun bonen’ (Pisum: erwt, geen boon)
Shakespeare, golden peascod.
127. Gouden erwteschil.
Erwt, Pisum, ‘As You Like It’, 2,4,40 waar Toetsteen over zijn liefde praat;
‘en ik herinner mij hoe ik de gouden erwten schil, peascod, die zij als sieraad gedragen had, in haar plaats liefkoosde, en er twee erwten uithaalde, maar die er ook weer in deed, zeggende met wenende tranen, ‘draag die om mijnentwille. Wij echt verliefden, worden tot vreemde capriolen meegesleept. Ja, terwijl allees in de natuur vergaat, gaat de dwaasheid van een verliefde natuur al bijzonder ver.’ Een gouden erwtenschil’, in het Engels staat eenvoudig, hoe hij met een erwtenschil vrijde. Erwtenschillen, opengespleten, zodat de erwten zichtbaar werden, van dun goud vervaardigd, werden als halssieraad gedragen.
Shakespeare, mallow.
128. Mallow.
Malva sylvestris (bos) is het groot kaasjeskruid. Robuust, opgand, vertakt zijn de kenmerken van deze plant. Het blad is eerst dofblauwgroen en later dieper groen. De licht roze bloem is gemarkeerd door donkerrood waarbij de grondkleur meer blauw is, lila of wit. Naar die merkwaardige tinteling van kleur hebben we enig idee van de kleur die bij de Fransen de naam draagt van mauve. Het is onze malve, de Engelse mallow, ‘Tempest’ II, 1,148.
Het zijn de originele marshmallows, oude Engelse namen zijn mersmalewse en mershe mallowe. De marshmallows die gemaakt worden van meel, stroop, gelatine en suiker werden oorspronkelijk gemaakt van de wortels van deze plant. Die plant groeide in moerassen, de marshes van de Thames.
Uit; http://mcdowell.ces.ncsu.edu/Pumpkin+History/
Shakespeare, watery pumpion.
129. Watery pumpion.
De Engelse naam pumpkin is een verouderde vorm van het eerdere pompion, 16de eeuw, dit van het in ongebruik geraakte Franse pompon, 15de eeuwse pepon, van Latijn pepo (peponum) en dit van Grieks pepon: gekookt door de zon of rijp, dat gekort is van sikyos pepon, de rijpe sikyos, de naam van een meloen die gegeten werd als ze volkomen rijp waren. Het is een soort pompoen die vol zaden zit, vandaar dat de pompoen bij de Romeinen ook gebruikt werd als voorbeeld van een domkop. Het is ook mogelijk dat wij met de uitdrukking ‘Jan Kalebas’ oorspronkelijk een leeghoofd of een windzak bedoelen, iemand van weinig betekenis. Op een spotprent uit de gouden eeuw vinden we, na de nederlaag van de Spanjaarden bij Duins in Brabant, ‘het droevigh afscheit van Don de Calabassa uit Vlaanderen na Spagnien’.
‘Merry Wives of Windsor’ iii 3, 41 ‘This unwholesome humidity, this gross, watery pumpion’. ‘Die verdorven vochtigheid, die dikke waterpompoen’. Pompoenen haten olie en houden van water.
Vondel, ‘Herfstmaent’;
‘Daar deze tafel draagt de bloemkool en meloen
En druif, en abrikoos, en appel, en pompoen.’
De wandelaar die in de schaduw van een machtige eik rustte en sprak: ‘Deze sterke boom heeft maar kleine vruchten en de zwakke meloen moet zulke zware dragen. Zou het niet wijzer geweest zijn als de schepper die dikke vrucht aan een eikenboom hing en die kleine eikel aan een meloenplant?’ Maar zie, toen hij nog filosofeerde viel er een eikel vanuit de hoogte op zijn kop. Dat bracht hem tot bezinning. ‘O’, riep hij, ‘ik geloofde het beter te weten dan de schepper. Als dit sierlijke ding een meloen geweest was die op mij viel zo zou hij mijn arme ziel er uitgeslagen hebben. Gelooft zij God die alles wijs gemaakt heeft’.
Vondel, ‘Byschriften op de twalef maenden’;
Herfstmaent
‘Daar deze tafel draagt de bloemkool en meloen.’
Shakespeare, blue as billberry.
130. Billberry.
De blauwe bosbes heeft afvallend, leerachtig gekarteld blad dat aan weerszijden groen is. De bladeren voeren elke regendruppel af naar de hoofdwortel. Dompelt men het struikje in water en houdt het rechtop, dan ziet men dat het water in een stroom langs het stammetje naar beneden loopt, daar waar de wortels zijn. Vandaar dat deze kleine, vertakte struik op arme droge gronden groeit en dan nog meestal in de schaduw.
Jong zijn de bladen met een lieflijk rose kleur overtrokken en in herfst vaak levendig rood.
Onopvallend zijn de wasachtige, honing rijke, groen/rode bloemen. De donkerblauwe bes is beschermd tegen nat worden door een waslaagje. Het sap ervan geeft een purperen kleur aan de handen en lippen, die ze behandelen en eten.
Blauwe bosbes, de Engelse bilberry heet bij oude schrijvers bulberry wat afgeleid is van Deens bollebar: donkere bes.
Shakespeare vertoeft in verre oorden in the ‘Merry Wives of Windsor’ v, 5, 48-9:
‘Gij elfen, zwart, groen of wit getooid’.
Nachtschimmen, die bij het maanlicht rinkelrooit’.
En aardse wichten volgens het lot geroofd’.
Volbrengt uw elfenplichten, hoofd voor hoofd’.
Heraut Hobgoblin roep uw Uyez uit’.
Stil elfen zwijgt, luchtgeesten geen geluid’.
Gij krekel, hup naar Windsors haarden ras’.
‘Where fires find’st unraked, and hearths unswept’. ‘Is het vuur verzuimd, de haardplaat vol van as’.
‘There pinch the maids as blue as billberry’. ‘Zo knijp de meid er bont en blauw, en die
Zo uw vorstin, die niets onreins wil zien’.
Vondel, boekweit.
131. Heidekoren.
‘Boekweitzaad
En vrouwenpraat
Lukt alle zeven jaar’.
Boekweit is een zeer wisselvallig gewas. Met 1 nachtvorst is alles weg. Ook kan de boekweit niet tegen storm, zware regen en hagelslag
‘Het doet de boekweit geen scha als de koeien in ‘t koren lopen’. =’Het hindert me niet als een ander het beter heeft dan ik’.
Boekweit of heidekoren groeit alleen op arme gronden en werd vroeger gezaaid op veenakkers. Die werden daarvoor afgebrand wat noodzakelijk was vanwege de na een paar jaar sterk opkomende spurrie. Door dit afbranden ontstond een geschikte aslaag waarop de boekweit weer een paar jaar geteeld kon worden. Dit afbranden was vroeger de oorzaak van enorme luchtverontreiniging, zo erg dat in Hamburg de lucht er donker van zag, zelfs tot Wenen en met een gunstige wind werd dit tot in Londen waargenomen. De greppels die nodig waren om het veen droog te leggen zijn nu nog in het Drentse landschap waar te nemen.
Vondel, ‘Palamedes oft vermoorde Onnooselheyd’;
‘En ginder hoopt men op ’t gewas
Daar zaait men boekweit, ginder vlas
Hier groeit en bloeit weelderig het koren
Omheind met stekelige doornen.’
Vondel, ‘Bespiegelingen van Godts wercken’;
‘Al bloeit in ’t geurig veld de boekweit schoon en mild’.
Vondel, ‘Joannes de boetgezant’;
‘Gods leraar met een wolk
van duizenden omringd, gelijk een zwerm bijen
aan zijn koning hangt, en hem van alle zijden
omstuwt, daar boekweit bloeit, of in een eikenbos’.
Shakespeare, there ’ s carduce for you.
132. Veldsla.
Valerianella locusta. Door de ouden werd beweerd dat het de locust: sprinkhaan, van Johannis de Doper zou zijn geweest die hij in de woestijn had gegeten, het sprinkhanenkruid. De zaadhuisjes lijken op een sprinkhaan.
Veldsla heeft langwerpige, spatelvormige bladeren. Het is een één- of tweejarig laagblijvend plantje van 10cm hoog met blauw/lila bloemen
De bladeren bevatten veel vitamine A en zijn geschikt voor mensen met een zoutarm dieet. Veldsla kan het best gegeten worden met een mix van andere kruiden als sla en waterkers. Cornsalad werd het genoemd omdat de plant spontaan in de korenvelden zou voorkomen.
‘All Well Ends Well’; 5, 2, 30. ‘Zij was een goed meisje, wij kunnen duizendmaal veldsalade zoeken, eer wij zulk kruid weer lezen. ‘There is cardecu for you’.
Shakespeare, vine.
133. Vine.
‘’As you like it’; 5,1,35. ‘Ik herinner me daar een spreuk; De dwaas denkt, dat hij wijs is, maar de wijze weet, dat hij een dwaas is. Als de heidense wijsgeer trek had om druiven te eten, had hij de gewoonte zijn lippen te openen, terwijl hij ze in de mond stak, en hij drukte daarmee uit, dat de druiven in de wereld waren om gegeten, en de lippen om geopend te worden. Gij hebt zin in dit meisje?’
‘Tempest’ 4,1, 110;
‘Ceres, wasdom, rijkelijke opbrengst immer’.
Schuur en zolder ledig nimmer’.
Wingerds, dichte trossen dragend’.
Takken onderstutting dragend’.
Ook in Engeland werd vroeger wijn geteeld. Gloucester was beroemd om zijn wijn. Elk slot, elk klooster had zijn wijngaard. Bij de reformatie schijnt het bier de wijn verdrongen te hebben.
Vine, wijn, ‘Comedy of Errors’ ii, 2, 176 etc.
‘2 King Henry IV’ 4, 2,91 sherris-sack.
Sack was een Spaanse droge wijn, de vin sec in Frans, Sekt in Duits wat ook gebruikt werd voor droge champagne, in Spaans werd het sherry.
‘2 King Henry IV’, 4,3,100 waar Falstaf de sherry bezingt.
‘Een goede sherry-sek heeft een tweeledige kracht; zij stijgt een mens in het brein, droogt me daar alle dwaze en domme en ruwe dampen weg die het omgeven; maakt het vlug van bevatting, flink, vindingrijk, vol behendige, vurige en vermakelijke beelden, die dan, overgebracht aan de stem, de tong, die hunne geboorte is, voortreffelijke geest worden. De tweede eigenschap van die voortreffelijke sherry is de verwarming van het bloed, dat, tevoren koud en loom, de lever koud en bleek liet blijven, wat het merkteken is van kleinmoedigheid en lafhartigheid, maar de sek verwarmt het en drijft het van de inwendige delen naar de uiterste. Ze laat het gelaat stralen, dat, als een signaalvuur, al het overige van dit kleine koninkrijk, mens genaamd, in de wapens roept; en het burgervolk van het lichaam en de kleine levensgeesten uit de provincie scharen zich dan allen om hun overste, het hart, dat, door al die volgelingen groot en aangeblazen, elke daad van dapperheid verricht; en deze manhaftigheid komt van die sherry. Zodat de bedrevenheid in de wapens niets is zonder sek, want deze brengt haar aan de galg, en geleerdheid niets dan een hoop begraven goud, waar een duivel de wacht houdt, tot de sek die ontgint en in gebruik aan het werk zet’.
Grape, ‘All’s Well that Ends Well’, ii 1, 73, ‘As You Like It’ v, 1 39.
Purple grapes, ‘Midsummer Night’. iii 1 170.
Grape is de tros druiven, van oud-Frans grape, grappe of crape: een tros grapes, dis is wat afgesneden werd bij de ‘vendange’, voor de moderne invoering van de snoeischaar, met een grape: een klein snoeimes. Dit mes herkennen we nog bij de oude middeleeuwse kalenderafbeeldingen van september, de wijnoogstmaand.
Raisin, ‘Winters Tale’ iv 3,26.
Rozijnen zijn sterk ingedroogde pitloze druiven. In het Engels werd dit raisin, van oud-Frans resin, Latijn racemus: een tros druiven.
Vondel, ‘Den Gulden Winckel der konstlievende Nederlanders’, LXII’;
‘De Wijn heel zoet en glad wel door de keele lekt
Maar in de buik hij dan gelijk een slang stekt
Men zegt, dat een boer of een botte Kinkel
Die woonde op ’t land
Met vierderlei mest van Beesten heeft gevet
De Wijngaard, wie te veel van deze wijn, ik wed
Zal zuipen, ik wed dat van vier Dieren
Hij een na-apen zal in al zijn manieren
Het zij hij werd gelijk een slecht Onnozel Schaap
Het zij hij lustig bootst als een drol’gen Aap
Het zij hij vuil, onnut, en onrein als een Varken
Of een gramme leeuw gelijk werden in al zijn werken
Want wie veel wijn verlaadt in zijn geest
Wordt in zijn dronkenschap het een of andere Beest’.
Vondel, ‘De Rynstroom’;
‘Gij schijnt met paarse regenboog
Gekleed met levendige kleuren
En tart de hemelse om hoog
Die hierom nijdig treuren
De blauwe en purperen en witte druif
Versiert uw stedekroon en lokken
Een muscadelle wijngaarddruif
De vlieten staan met wijngaardstokken
Rondom u, druipende van ’t nat
En offeren elk hun watervat
Daar is de Main, een pijnberg’s zoon
De Moezel met haar appelvlechten
De Maas die met een mijterkroon
Om de eer met onze Rijn wil vechten
De Roer die ’t haar met riet rechten
De neckar, met een gordel van trossen
De Lip, uitgedost met mos en kruid
Van overhangende eikenbossen
En duizend anderen, min van roem
Bekranst met loof en korenbloem’.
Uit; http://en.wikipedia.org/wiki/Heath
Shakespeare, long heath.
134. Long heath.
De harige bladeren van de struikheide, Calluna, zijn uiterst klein, schubvormig en liggen vlak tegen elkaar en zijn dakpansgewijs opgebouwd, ze zijn min of meer hol. Ook heeft de struikheide geen bladeren aan de takjes zitten. Door deze bouw is het plantje goed bestand tegen droogte. In de winter verliest de struikhei zijn kleur en wordt wat grauw. Ook in Shakespeare’s ‘Tempest’ I,1,70 bij het vergaan van het schip.
‘Now I would I give a thousand furlongs of sea for an acre of barren ground, long heath, brown furze, any thing. The wills above be done! but I would fain die a dry death’. ‘Nu gaf ik duizend mijlen zee voor een morgen dorre grond, hoge heide, bruin veen, wat ook. Des hemels wil geschiede ! Maar ik sterf nog het liefst een droge dood’.
Vondel, ‘’Koning Davids Harpzangen’.LXII.;
‘De heide uit ieders oog
Verdorde leegte, wild en droog’.
Uit O. Thome.
Shakespeare, honeystalks to sheep.
135. Honeystalks.
Rode klaver, Trifolium pratense, is een tweejarige, soms meerjarige. Het plantje kruipt niet, maar groeit op tot meer dan een halve meter.
De purperrode, ronde hoofden van klaver, de bobby-roses, zijn opgaand in hun jonge dagen maar bij ouder worden hangen ze moede en vervagen van kleur waarna een bruine bedekking de ontwikkelende zaden bedekt. De bloemen bezitten veel honig en worden door kinderen wel geplukt om de honig eruit te zuigen.
Honeystalks (ook voor witte klaver) bij ‘Titus Andronicus’ iv, iv, 90;
‘I will enchant the old Andronicus’. ‘Betover ik de oude Andronicus’.
‘With words more sweet, and yet more dangerous’. ‘Met woorden zoeter, doch gevaarlijker’.
‘Than baits to fish, or honeystalks to sheep’. ‘Dan aas voor vissen, klaver is voor schapen’.
Vondel, ‘Begroetenis aen Fredrick Henrick’;
‘De koe belooft meer rooms uit haar gezwollen uier
en treedt tot haar buik in ’t frissen klavergras’.
Vondel, ‘Palamedes oft vermoorde Onnooselheyd’;
‘Mijn oor begerig ving het ritselen der blaen
Van ’t lis, en ‘t groene kruid..
Hier bloeit een afgetuinde koolhof
Daar lacht een beemd, een klaverwei
Omsingelt met een bomenrij
Men leegt de koeien uiers wakker’.
Vondel, ‘Palamedes oft vermoorde Onnooselheyd’;
Oranjemei lied;
9. ‘Daar wentelt hij in bloemen
In ’t piepend klavergroen (een uitdrukking als, je kan ’t gras horen groeien)
En zij weigert hem geen zoen
Zal haar ziel toch niet verdoemen
Want de zusters van de ste
Zoenen zelfs hun herders mee’.
Vondel, snuiftabak en smoken.
136. Rauwe hersens koken.
Jean Nicot de Villemain kreeg enige tabaksplanten ten geschenke, genas er een jonge edelman mee die aan zijn neus verwond was waarna zaad naar Catharina de Medici werd gestuurd. Die wilde het, na gezaaid te zijn, Koninginne Catharina de Mediciskruid noemen. In Portugal wilde men, naar het eerste geval het gezondheidskruid noemen, maar de geleerden wilden aan Nicot hun dankbaarheid tonen en noemden het Herba Nicotiana.
De kardinaal van St. Croix, Nuntius in Portugal, heeft het gewas in Italië ingevoerd. Door admiraal Drake zijn de eerste zaden in 1564 in Engeland ingevoerd. In Duitsland kwam het in 1565 vanuit Frankrijk door Occo in Augsburg. Tussen 1560 en 1570 verscheen de tabak in Holland. In de 17de eeuw bereikte het roken Frankrijk. Eerst onder de regering van Lodewijk XIII begon het roken pas goed in zwang te komen. De koning zelf liet tabak onder het krijgsvolk uitdelen en Lodewijk XIV beval gedurende zijn oorlog met Holland dat elke soldaat van rookgereedschap moest voorzien zijn. In 1622 brachten Hollandse en Engelse troepen de tabak naar de Rijn en Mainz van waaruit het snel door de 30 jarige oorlog verder Duitsland in kwam en zo naar Oostenrijk.
De Moralisten predikten tegen de Hollandse rook, evenals staat en kerk op het eind van de 16de eeuw.
Vondel, ‘Diepzinnige puntdichten van John Donne’;
‘De taalgeleerde Hagenaar
Die watertand naar kaviaar
Naar snuiftabak en smoken
Die rauwe hersens koken’.
Vondel, ‘Byschriften op de twalef maenden’;
Lentemaent; (maart)
‘De stoere lentemaand beteugeld het vlees met vissen
En leeft bij schelvis, zalm en krab en kabeljauw
Met zeehaan, oester, schol en mossel, en wordt flauw
Nu breng hem wat toebak; hij kan die rook niet missen
Hij loost, terwijl het stormt op zee, door deze pijp
Zijn slijm, en waterzucht. Vergeef hem dit vergrijp’.
Uit; https://www.fromnaturewithlove.com/bathaccessories/product.asp?product_id=FBP12&error=noaccount
Shakespeare, a bag of flax.
137. A bag of flax.
Wat de granen zijn voor de voeding, is het vlas dat voor de kleding. Vlas is gevonden in prehistorische lagen van paalwoningen in de meren van Zwitserland. Blijkbaar gebruikte men daar zowel het zaad als de vezel. Weldra werd vlas ook gebruikt bij de Germaanse, Keltische en Slavische volkeren. In de bronstijd heeft vlas de Germanen in Denemarken en Zuid-Zweden bereikt. In de middeleeuwen was het spinnen huisarbeid. Vooral in kloosters bracht men technische verbeteringen aan, later kwam dit bij de gilden bij wie vooral het laken weven in hoog aanzien stond. Zeer blonde mensen noemt men dan ook vlaskoppen.
‘As You Like It’, 1,3, 110, waar Jonker Andries op zijn haar gewezen wordt.
‘Uitmuntend, het hangt als vlas om een spinrokken en ik hoop het nog eens te beleven, dat een huishoudelijke vrouw u tussen haar knieën neemt en het afspint’.
Shakespeare meldt ‘A bag of flax’ in ‘the Merry Wives of Windsor’, v, 5, 159. In Engeland moest, afgekondigd bij de wet, elke stad vlas zaaien, hoewel dit niet zo opgevolgd werd.
Het was een teken van rijkdom, de linnenuitzet bij het trouwen voor elkaar hebben was een teken dat men het goed voor elkaar had. Goëthe in ‘Hermann und Dorothea’, ‘Nicht umsonst bereitet durch manche Jahre die Mutter. Viele Leinwand der Tochter, von feinem und starkem Gewebe’.
Uit ‘1 King Henry’ 3,3, 80 blijkt dat goed linnen uit ons land kwam. ‘Wat! Zowaar ik een eerlijke vrouw ben, Hollands linnen van acht schellingen het el’.
Linnen werd verkocht door een marskramer die bij de boeren langs kwam, ‘Winters Tale’ 4,4, 200.
‘O, hij heeft linten van al de kleuren van de regenboog; knopen, meer dan alle advocaten van Bohemen kunnen draaien, al kwamen zij bij het gros tegelijk bij hem aanzetten, netels en garenband en linnendoek en kamerdoek, en hij zingt al die namen zo mooi achter elkaar op, alsof het goden en godinnen waren, je zou denken, dat een vrouwenhemd een engelin was, zo mooi zingt hij van de kantjes aan de mouwen en het borduursel aan de borst’.
‘…Lawn as white as driven snow’. ‘…Kamerdoek, als sneeuw zo wit’.
Fijne krip, zo zwart als git
Linten, strikken, naar uw keus
Maskers voor gelaat en neus
Halssnoer, armband, ambergeur
Schoentjes, schitterend rood van kleur
Spelden, naalden, lieve beursjes
Heldere spiegels, nette keursjes
Om een schone te betoveren
Gouden haarband, zilveren spangen
Wat een meisje niet kan verlangen
Komt knapen, koopt, het is heus niet duur
Koop, anders kijkt uw zoetlief zuur’.
‘King Henry VIII’, 1,2,30
‘Neen, waarlijk uit, want na die schatting heeft
Heel het lakengilde, niet meer in staat de velen
Die het onderhield, te voeden, hen ontslagen
Wolkammers, spinners, volders, wevers’.
http://www.oph3lia.com/shakespeare/ophelia_02b.gif
Oh, you must wear your rue with a…
Shakespeare, herbe of grace.
138. Herb of Grace.
In 1548 heette de ruit, Ruta, in Engeland herbe grace, een kruid van dank die verkregen was uit de gratie van of God. Zo werd het genoemd omdat priesters het kruid gebruikten om er wijwater mee op het altaar te sprenkelen.
Shakespeare noemde het herb of grace in ‘Richard II’, III, ,4,105, waar de koningin zegt;
‘Heere did she drop a teare, heere in this place’. ‘Hier stortte zij een traan, ik zet er ruit’.
‘I’ll set a Banke of Rew, sowre Herbe of Grace’. ‘Hoe scherp, hoe bitter, toch genadekruid’.
‘Rue, ev’n for ruth, heere shortly shall be seene’. ‘En ik herdenk, als het zijn geuren spreidt’.
‘In the remembrance of a Weeping Queene’. ‘Hoe eens een koningin er heeft geschreid’.
Ruth is een oud woord voor medelijden, grace betekent gratie, hier hebben we gratie en medelijden in vier lieflijke versfrases.
‘.... there’s rue for you’, zegt Ophelia in ‘Hamlet’, ‘and here’s some for me; we may call it herb of grace o’Sundays’.
Berouw was geassocieerd met bitterheid, ruit is bitter en zijn bladen werden verbonden met bitterheid. Als een persoon iets gezegd of gedaan had en gewaarschuwd was door een vriend met de woorden ‘You’ll rue the day’ kon hij er later spijt en berouw van hebben. Landvolk geloofde voor een honderd jaar geleden dat gratie en vergeving op berouw volgde wat gedemonstreerd wordt door de andere naam gegeven aan de plant “herb of grace o’Sundays”
‘Ends Well All Well’, IV, 5 18, ‘het genadekruid, the herb of grace’.
Ruit is een oude plant in de heraldiek. In 1180 gaf Frederik van Barbarossa de eerste hertog van Saksen het recht om een ruitenkrans in zijn wapen te dragen. Zes eeuwen later, 1807, voerde de eerste koning van Saksen de orde van Ruiten Kroon in. Die orde was verleend door koning George V. Toen Ophelia tot de valse koningin Gertrude zei in ‘Hamlet’ iv 5 181-2, ‘Daar hebt ge venkel en akelei en daar hebt gij (tot de koningin) wijnruit en ik houd er ook wat voor mij; op zondag mogen we het wel genadekruid noemen; o, maar gij moet het wat anders dragen dan ik. Daar is een madeliefje, ik had u wel wat viooltjes willen geven, maar zij verwelkten allen toen mijn vader stierf.
‘You may wear your rue with a difference’ verwees ze naar haar haastige huwelijk na de moord op de koning, difference, gebruikt in de heraldiek om de legeronderdelen in verschillende families te onderscheiden. Zo als Ophelia uitdrukt, het berouw van de koning en koningin moet door reden van hun verhoogde afkomst verschillen van de onzen.
Vondel, ‘De Heerlijckheyd van Salomon’;
‘Ruit, vuurkruid (witte nieswortel) en komijn, alruin en mandragore’
Vondel, ‘Bespiegelingen van Godts wercken’.
‘Rabarber vaagt de gal, de wijnruit, altijd blij
Van verwe, rekt de tijd des levens, jaagt de pesten
En blust het vuur der lucht in brandende gewesten’.
http://www.flowersociety.org/images/GreenHollyKing2.jpg
Holly King by Jane Brideson
Shakespeare, green holly.
139. Green holly.
De ouden zagen de hulst als een levensteken van de natuur in de dorre tijd, de plant werd in tempels gebracht voor de woudgoden. De druïden deelden bij het grote decemberfeest aan alle heidense Kelten hulst uit die vol met grote rode bessen hing. Op zijn Wells werd de plant Iorwg genoemd, dat is de hoogste groene godheid. De hulst was een heilige plant bij de Germanen omdat die altijd groen bleef en geen last had van onweer of hagel. Om die reden werd de hulst dan ook geplaatst in de gevels en boven de deuren om zo het huis tegen de toorn der goden te beschermen. De hulst is in het kerstfeest van Engeland gebleven en zijn twijgen worden op straat verkocht.
Zie Shakespeare, ‘As You Like It’, II,7, 188;
‘Lied’
‘Blaas, blaas, gij winterwind’.
Gij zijt niet vals gezind’.
Als mensenondank is’.
En daar men nooit u ziet’.
Zijt gij zo verschrikkelijk niet’.
Schoon zonder deernis’.
Hoezee, roept hoezee voor het groen van de bomen’.
Vaak vriendschap is veinzen, vaak liefde maar dromen’.
Dus hoezee voor de bomen ‘.
En dartelende stromen’.
Snijd, lucht, maak ijs en rijm’.
Hoe fel uw tand ook vlijm’.
Vergeten weldaan meer’.
Schoon gij de stromen remt’.
Niets dat het bloed zo stremt’.
Als vriendschaps ommekeer’.
‘Heigh-ho! sing heigh-ho! unto the green holly’. ‘Hoezee, roept hoezee voor het groen van de bomen’.
‘Most friendship is feigning, most loving mere folly’. ‘Vaak is vriendschap veinzen man, vaak liefde maar dromen etc’.
‘Then heigh-ho, the holly’.
This life is most jolly’.
Het hout werd gebruikt als handvat bij zwepen. Chaucer zegt over dit gebruik;
‘The bilder oke, and eke the hardie ashe’.
the box, the holme to whippes lash’.
the sailing firre, the cypres deth to plaine’.
Uit; http://italophiles.com/gardens.htm
Shakespeare, box-tree.
140. Box.
De buksboom, Buxus, kan goed tegen snoeien en de latere Romeinen gebruikten de plant al voor ingangen en knipten die struiken in vele vormen. De ouden vermelden dat in de tuinen van voorname Romeinen dan ook al zulke vreemd gesnoeide struiken stonden. Zo werd de plant gebruikt als randversiering in de kruidentuinen. Dat vormsnoeien gebeurde vroeger veel in Boskoop en is vaak te zien bij oude kastelen en kloostertuinen. Op zo’n als haag gesnoeide doolhof doelt Shakespeare in ‘Twelfth Night’, 5, 18, ‘Get ye all three into the box-tree’.
Buxus kan goed tussen de struiken geplant worden, want het contrasteert met zijn geelgroene kleur tegen het groene van de hulst en andere altijd groene planten. De oudere en moderne poëten hebben het gewas vergeleken met de lichte tint van de zieke mens, Chaucer zegt;
‘Wherewith the fire of jealousy up sterte’.
Within his brest, and hente him by the herte’.
So woodly, that he like was to behold’.
The Box-tree, or the ashen ded and cold’.
Vondel, troostende melis.
141. Troostende melis.
Melilotus, is afgeleid van Grieks meli: honing, Latijns mel: beide namen beteken honig. Lotos, honinglotus, de naam lotus werd veel gegeven aan mooi bloeiende planten.
Honigklaver werd al door de Egyptenaren en Grieken verbouwd. In oud Griekenland zou het kruid ontsprongen zijn uit het bloed van een leeuw die verslagen was door Hadrianus.
Het kruid was aan Apollo opgedragen. Bij hoofdpijn vlochten zij een krans die op het hoofd gezet werd.
Door drogen gaat het kruid sterker ruiken en werd zo in linnenkasten gelegd om insekten weg te houden. De geur trekt op den duur in het hout zodat het effect nog langer bewaard blijft.
Vondel, ‘Bespiegelingen van Godts wercken’;
‘Het brein, de lever, ’t hart, van zwarigheden ontbonden
Bedanken voor haar deugd de troostende melis’.
Vondel, kenepen venster.
142. Touw.
Hennep, Cannabis, is een wijdverspreide vezelplant, soms wordt het ook voor sier gebruikt en als verdovend middel. De vezels van hennep zijn beter dan die van vlas en waterafstotend. Om die reden werd het gebruikt voor nautische doeleinden. Het Franse woord canevas, in Nederlands canvas, is afgeleid van Cannabis.
De bastvezels worden tot garens, papier en scheepstouwen verwerkt. Shakespeare verwijst in ‘II King Henry IV’, ii, 1,64 naar het gebruik van hennep voor touwwerk.
Vondel, ‘Den Gulden Winckel der konstlievende Nederlanders’ XLVIII;
‘Die zijn Zoon liefheeft, hem matig zal kastijden
Opdat hij je met je oude dag mag verblijden
Eer de Misdadiger door een kenepen venster (een venster van hennip of kennip, namelijk een strop)
Aanschouwen van het licht de laatste straal of glinster
Hij zijn Moeder kust’.
Vondel, ‘Het Lof der Zeevaert’;
‘De wind de doeken vult, en doet het hennep klemmen
De eik de baren vaneen doet gaan en wint de diepte in ’t zwemmen
Recht als een zwemmer doet, die moeder naakt ontkleed
Met handen water schept en met de voeten treedt.
Vergeet de matroos zijn smart, met ’t juichen en kwelen
En oefent zijn geest met deuntjes en met spelen
En koestert in de zon zijn lichaam vrij van pijn’.
Shakespeare, stinging nettles.
143. Stinging nettles.
De brandnetel, Urtica, hoeft geen beschrijving want deze plant vind je op de tast. Brandnetels zijn prikkelbaar, ze worden boos en slaan terug. Ze kunnen steken, die stekels staan schuin opgericht, door ze van onderaan naar boven toe vast te pakken voel je die stekels niet, in hun jeugd steken ze evenals met oud worden minder. Hun scherpe steken zijn nog net zo pijnlijk als in de tijd dat de Koning in Richard II riep; ‘Yield stinging nettles to mine enemies’. ‘1 King Henry IV’ ii 3,10. Het is een symbool van wreedheid.
Tot de planten die Shakespeare koos tot Ophelia’s tragedie behoorden crow flowers, nettles, daisies, and long purples. Crow flowers zijn de koekoeksbloemen, ze duiden op zuiverheid en vertrouwen, de netels steken naar de snelle, het is het symbool van het voorbijgaande, de daisies, madelief, betekenen onschuld en maagdelijkheid en long purples, kattestaart, zijn de koude hand van de dood. Een vergeten symboliek.
Shakespeare, idle weeds.
144. Idle weeds, zie 46.
Fumaria is afgeleid van Latijns fumos: rook, een verwijzing naar de onaangename geur van de plant. Volgens Plinius heet het gewas zo omdat het waterachtige sap zo’n vloed van tranen brengt dat het gezicht verduisterd wordt, net als bij rook.
In de bloementaal is het een symbool van wrok, woede en haat, ook zwaarmoedigheid. Een Duitse naam is Melancholiekraut. Het kruid werd geproduceerd zonder zaad, door vampiers die opstijgen uit de aarde. Dit wordt bevestigd door het feit dat de wortel, net gerooid, een gasachtige reuk afgeeft.
King Lear bedekte zijn wilde grijze haren met rank fumitor, een kruid dat in de korenvelden groeit, rank betekent in zijn tijd weelderig groeiend, ze groeiden in geploegde velden.
Fumitory mag gezien worden als een teken van slechte huwelijken en is in die zin geïntroduceerd door Shakespeare in ‘King Lear’;
‘Crowned with rank fumitor and furrow weeds’. ‘Gekranst met ranke aardrook en met akkeronkruid’.
‘With harlocks, hemlock, nettles, cuckoo flowers’. ‘Met boldrik, dollekervel, netels, koekoeksbloemen’.
‘Darnel, and the idle weeds that grow’. ‘En dolik en wat nog meer nutteloos groeit’.
‘In our sustaining corn’. ‘Bij het voedzaam koren’.
Shakespeare ziet het op verwaarloosde gronden.
Rank fumitory wordt vermeld in ‘King Henry V’, v, 2,45.2.
Vondel, ‘De Heerlijckheyd van Salomon’;
‘O wat vreemde dracht? Zijn mantel kakelbont
Gevoerd met beekjes van kwikzilver schijnt in ’t rond
En elke streep, die men door ’t scharlaken ziet zwieren
Trekt tot een vlok aan ‘t einde agaatsteen of porfieren
Een koppel honden vangt vervolgens hier een das
Daar zien we een loze vos, daar ’t geitke snel en ras
De leeuwerik, nachtegaal en sijsje ongevangen
Getekent op ’t schijngeboomte, de vlerken laten hangen
Haar keel schijnt te zwellen en met zoet veldgeschrei
Al kwinkelerend beschaamt ze de schalmei
De aardrook, de pimpernel en peterselieblaren
Beschaduwt ’t gevlochten loof van zijn gekronkelde haren’.
Uit J. Sturm.
Shakespeare, burnet.
145. Burnet.
De bloemhoofden van de burnet, Sanguisorba, zijn donker roodbruin of mahonie of burnet, de bekende brunette. Zo is de plant bekend in Italië als brunetta en in Frans als brunette, de Engels burnet, onze brunette of bruinette. De donker bruine kleur van de bloemen zien we vooral in de great burnet.
In ‘King Henry V’, 2, 49, ‘The freckled cowslip, burnet, and green clover’.
Pimpernel is een naam voor bloedstelpende planten. Het is een naam die in Engeland gegeven werd aan Anagallis. Bij ons heet Sanguisorba zo. De algemene naam The Scarlet Pimpernel is wijd verspreid. Dit naar de boekjes van Barones Orczy die in 1905 een toneelstuk ‘The Scarlet Pimpernel’ schreef waarin een Engelsman, Sir Percey Blakeney, ten tijde van de Franse revolutie Franse edelen hielp om uit hun land te ontvluchten. Elke keer als hij iemand meenam liet hij een visitekaartje achter waarop het bloemetje gedrukt stond.
Shakespeare, baleful mistletoe.
146. Baleful mistletoe.
De verderfelijke maretak, Viscum, is een halfparasiet die in de bomen groeit. De mare is een duivelswezen die de slapende bereed en hen boze dromen bezorgt. Hetzelfde doet de maretak die parasitisch leeft op een boom en net als de mare bij de mens de boom schade berokkent. Het is die Mar des Baumes omdat het hen drukt als die Mar des Menschen omdat het alleen op de bomen gevonden wordt die door de mar zijn bereden.
Balder, de zoon van Odin, was de Germaanse god van de zon. Bevreesd voor naderend onheil lieten de goden alle dingen op aarde beloven Balder niet te zullen kwetsen. Alleen de maretak was vergeten. In een spel bleek Balder ook onkwetsbaar voor alles waarmee men hem trachtte te verwonden. Door een pijl van maretak, wordt Balder echter neergeschoten door zijn blinde broer Hoder die daartoe aangezet was door de god van het kwaad, Loki. Hiermee wordt de godenschemering ingeleid, het einde van de oude godenwereld.
Dit is de sombere mythe van de mistletoe en de Asen, waarop Shakespeare zinspeelt in ‘Titus Andronicus’ II, 3, 93:
‘Heb ik geen reden, denkt ge, om bleek te zien?
Die twee daar hebben mij hierheen gelokt’.
“A barren detested vale, you see it is’. ‘Gij ziet, het is een woest, afschuwlijk dal’.
‘The trees though summer, yet forlorn and lean’. ‘De bomen, trots de zomer, schraal, ontblaard’.
‘O’ercome with moss, and baleful mistletoe’. ‘Geheel met mos bedekt en boze mistel’.
‘Here never shines the sun, here nothing breeds’. ‘Nooit schijnt de zon hier en geen vogel broedt er’.
‘Unless the nighty owl, or fatal raven’. ‘Dan dagschuwe uilen en onzalige raven’.
De raaf had het takje in de eerste instantie verborgen, zodat het ook niet gevraagd kon worden. Daarom moeten de raven met hun zwarte verentooi boeten voor hun misdaad.
Viscum komt van viscus: vogellijm, de bessen bezitten een kleverige stof die gebruikt werd als een vogellijm. Vooral de lijsters lusten ze graag en lijster is ernaar genoemd, Turdus viscivorus, (viscivorus van viscum: misteleter)’All Well Ends Well’ 3,5,30;
‘Neem u daarvoor in acht Diana, hun beloften, verleidelijke aanbiedingen, eden, panden, en al die verschrikkingen van lust zijn niet dat, waar zij voor willen doorgaan. Menig meisje is erdoor verleid, en het ongeluk is, dat zo menig schrikkelijk voorbeeld van gevallen onschuld toch van de navolging niet vermag af te houden, en dat de meisjes toch afkomen op de lijmroede, die haar dreigt’.
Vondel, vrekken.
147. Vrekken.
Plinius noemde komijn als het beste eetlustopwekkend kruid van alle toekruiden. Volgens hems rookten studenten komijnzaad om een bleke studiekleur te verkrijgen, vandaar de uitdrukking van Horace ‘exsangue cuminum’. Ofschoon tabak (en pijpen) onbekend waren in Plinius tijd verwijst hij naar rook inhalen door holle rietstengels. Bij de Grieken schijnt het kruid verband te hebben met gierigheid, komijn werd door vrekken gegeten. Theophrastus bericht dat om komijn te laten groeien schelden en vloeken bij het zaaien nodig was.
In de middeleeuwen geloofde men dat komijn ervoor zorgde dat de geliefden niet wispelturig werden en dat het pluimvee niet wegliep.
Komijnzaden worden als specerij betiteld, ze moeten altijd voorzichtig en spaarzaam gebruikt worden. Hun scherpte doordrenkt alles wat zacht en aromatisch is. Een paar zaden toegevoegd aan een welwillende specerijmix geeft onmiddellijk een interessante combinatie. Het werd en wordt vaak in kaas verwerkt.
Vondel, ‘De Heerlijckheyd van Salomon’.
‘Ruit, vuurkruid (witte nieswortel) en komijn…’
In the ‘Tale of sir Thopas’ vertelt Chaucer over lieflijke dingen.
“And lycorys, and eek comyn’. ‘En zoethout en ook komijn’..
Shakespeare, hot lavender.
148. Hot lavender.
Perdita in ‘The Winters Tale’ iv, 3, 104:
‘Here’s flowers for you;
Hot lavender, mints, savory, marjoram’.
Hete lavendel, opmerkelijk. We horen niet vaak iets over de smaak, hot lavendel verwijst naar zijn geur als je die kauwt, iets van pepermunt.
Shakespeare beschrijft een typische Engelse tuin in het wilde land Bohemia waar de scène plaats heeft. ‘De bloemen zie je het meest op het eind van de zomer, vandaar Perdita’s verwijzing toen ze marjolein met de hete lavendel, munt en salie aan haar vaders oudste gast gaf: Winter’s Tale IV 4;
‘These are flowers’.
Of middle summer,
and I think they are given’.
To men of middle age.
You’re very welcome’.
Het zijn bloemen van de midzomer die gegeven werden aan mensen van middelbare leeftijd. Allen zijn geurend en vol van aroma.
Lavandula betekent wassen. In de oudheid baden de mooie vrouwen daarin en ze zouden daarna zo bekorend geroken hebben dat de latere Europese dames hun gelijke wilden worden en ook gebaad wilden worden in lavendelwater. De reuk van lavendel wordt geassocieerd met frisheid en schoonheid, gebruikt om linnen en de planken te laten geuren waarop linnen bewaard wordt.
Lavendel wordt gebruikt als overblijvende plant in de vaste plantenborder, als honing dragende plant is het ook bijzonder geschikt voor de bijentuin. De rijke blauwe bloei in de zomer wordt gedecoreerd op een grijze ondergrond.
Vondel, ‘Bespiegelingen van Godts wercken’, geeft het medische gebruik;
‘Het hoofd, zodra de damp in ’t brein verdreven is
Dat eerst beneveld was van koude vochtigheden
Bekent lavendels trouw, betoont aan de eer der leden’.
Chaucer, mintes.
149. Mints.
De schitterende nymp Mentha was de dochter van de rivier Cocytus en geliefd door Hades, de god van de onderwereld. Persephone, jaloers, vertrapte haar en veranderde haar in een onaanzienlijk kruid dat langs zijn wateren groeit. Daar geniet ze de eeuwige bescherming van Hades. Hoewel ze nu zoveel van haar schoonheid en vorm verloor ontving de nimf een nieuwe charme, die van de geur, die zelfs die delen van haar lichaam overdekt die verborgen zijn in het rijk van haar koninklijke geliefde.
De zoet geurende oliën worden bewaard in haar ondergrondse delen als wel in de groene stengels en bladen die blootgesteld, tentoongesteld worden aan lucht en licht. Ze voert haar geur over de golven en mengt het in de kabbelende stroom, gekleed in groen en lila. Mint geurt in de akker alsof er een wind door de kamer waait, een frisse zuivere jonge wind, die geur komt volkomen maagdelijk van de sneeuwbergen hoog onder de koepel van sterren aangewaaid, of van zilveren kusten ver weg, die door schuimende zeeën wordt overspoeld.
Met zijn reuk verkwikt de munt de geest en geeft lust tot eten, het zorgt voor een goede spijsvertering. Door de geur werkt het kruid duivelwerend. Ook gebruikt als reukwerk en badkruid.
Het is Our Lady’s Mint, die vroeger veel gebruikt werd en die we kennen uit de passage van Chaucer’s ‘Romaunt of the Rose’;
‘Then wente I forthe on my right honde’.
Downe by a little path I fonde’.
Of mintes full and fenell greene’.
Uit; http://www.sunlandherbs.com/about/sweet-marjoram/
Shakespear, sweet marjoram.
150. Marjoram.
Majorana is nog populair in soepen, salades en de braadpan. Sweet marjoram is de grote marshal van de kruiden. Het is een kruid in zichzelf, het aroma moet wat ingehouden worden, anders is het de baas over het gehele vertrek. Het hoort thuis in gezelschap van thym die ook sterk is in zijn karakter. Het was een strewing herb, gebruikt om de vloer schoon en geurend te houden, wat niet gemakkelijk was in die dagen.
In ‘All’s Well That Ends Well’, iv, v, 16 lezen we van een ‘virtuous gentlewoman’ die de ‘the sweet marjoram of the salad’ was. ‘Inderdaad, zij was de liefelijkste salademarjolein of veeleer het genadekruid’. Marjoram is een seizoen kruid, vandaar Shakespeare’s verwijzing.
Vondel, ‘Bruyloftsbed van Pieter Cornelsz. Hoofd en Helionora Hellemans’;
‘Van offervuur, de geur van ademende kransen
Noch zoet wierookreuk, dat ’t altaar van zich geeft
Geen marjoleinen beemd, geen mirtenbos, dat leeft’.
Shakespeare, set hyssop.
151. Levensbalans.
Hysop, Hyssopus, wordt in de bijbel telkens gebruikt bij zuiveringsrites. Shakespeare heeft dit kruid een bijzondere plaats toegedacht in ‘Othello’ I, 3,325, ‘Our bodies are our gardens, to the which our wills are gardeners; so that if we will plant nettles of sow lettuce, set hyssop and weed up thyme, supply it with one gender of herbs’. ‘Onze lichamen zijn tuinen, waarvan onze wil de tuinier is, zodat, als wij brandnetels willen planten of sla zaaien, hysop poten en thym wieden, er een enkel soort gewas inbrengen of er verschillende in verdelen, of wij hem onvruchtbaar maken door verwaarlozing of ontginnen door de handen uit de mouwen te steken, wel, dit alles afhangt van de macht van het besturend gezag van onze wil’. De zuivere levensbalans.
Vondel op de 50ste Psalm;
‘Met hyzoop zult gij al mijn smet afwissen
En me wassen van zondig slijm en slij’
Vondel, Bespiegelingen van Godts wercken, met medisch gebruik
‘De hyssop ruimt de borst van kille vochtigheden
En als de ruime lucht van de adem valt te klein
Ontsluit ze fluks de long, en al wat lag gesloten’.
Shakespeare, with wild thyme.
152. Oerkruid.
Tijm mag een oerkruid genoemd worden want het was het eerst ontdekt bij Athene op de klassieke berg Hymettus. Daarom wordt het geserveerd met honig van de berg Hymettus, honig die gemaakt was door de bijen van Athene die zich voedden op de tijm.
Het was niet alleen het symbool van moed, maar ook van stijl, sier en elegantie. Hij die ‘de geur van tijm’ bij zich draagt was een hooggeprezen term, had aanzien. Het was de meest mannelijke geur bij de Atheners en Romeinen. Heren parfumeerden hun lichaam er mee na het baden.
Tijm was het symbool van moed en dapperheid. De soldaten baden zich in water wat gemengd was met thijm om meer moed en kracht te krijgen. Zelfs tot de riddertijd borduurden de dames nog takjes tijm, met een bij, op de sjerp van een ridder. In de middeleeuwen gaven de knechten hun dames een stukje tijm als aandenken. Een afbeelding van een tijm spruit werd gewoonlijk op een scherf afgebeeld die aangeboden werd als een vaarwel geschenk van de lover voor zijn vertrek naar kruistochten of ander vooraanstaand vertrek.
Zo spreekt Milton in Lycidas, meer geïnspireerd door de naam;
‘..desert caves’.
With wild thyme and the gadding vine o’ergrown’.
Vondel, ‘De Heerlijckheyd van Salomon’;
‘O, aller schoonste uw zelve aan ons wilt melden
Wie de tortel, mus en duif uw bij dag en nacht vergezellen
Met groter eerbied, wiens gouden vlechthaar blinkt
Dat met rozen, thijm en mirten is omringd’.
Vondel, ‘Groete aen den heer G. Staeckman’;
‘Nadat hij, als een honing bij
Nu zwanger van het Duitse rijm
Uit puik van Roomse en Griekse tijm (overdrachtelijk gebruikt als een fijn voortbrengsel der poëzie)
Zich vol gezogen heeft en zat’.
Vondel, ‘Ter bruiloft van Joan Six en Joffer Margarite Tulp’;
‘Omhelst, en onderhoudt met vriendelijke togen
En dauw de geur, uit tijm van poëzie gezogen
Daar het bij wijlen, ’t hart en zijn verliefde geest
Met geuren sterkt, en witte en rode rozen leest
Op haar ontloken wang’.
Shakespeare in ‘Midsummer’s Night Dream’ ii, 1, 249; ‘where the wild thyme blows’ met de ‘nodding violet’ en de ‘luscious woodbine’.
Thym met zijn goddelijke geur die opgaat naar de hemel. Thym de kruipende, de vertrapte, de verkruimelde. Tijm de zonnige, de opbeurende, tijm de honing uit paradijs. Thym de elvenplant, zijn zoete geur en zachte tapijt waarop hun koningin Titania kon liggen en dromen. Tijm geliefd door bijen, symbool van zoetheid. Dames van de 16de eeuw borduurden sjaals voor hun lovers met een ontwerp van een tijmtwijg waarover een bij rondhing.
Shakespeare, that’ s for remembrance.
153. Remembrance.
Rozemarijn, Rosmarinus, associëren we met vertrouwen en herinnering.
De landmensen gebruiken het als sier bij begrafenissen. Het is een gebruik dat nog lang in Engeland bewaard is gebleven. Samen met Taxus werd de rozemarijn over de kist gestrooid en beplantte men de graven met deze struikjes. De naaste vrouwelijke relatie van de dode strooide nog verscheidene weken takjes over het graf. In Zuid-Wales was het een gebruik, voor diegenen die bij de uitvaart aanwezig waren, om een tak rosmarinus op de kist te werpen. Vanwege deze treurige gebruiken gold het kruid vroeger als ongeluksbrenger. Ze heeft een plaats, naast het viooltje, op het graf.
‘Dry up your tears and stick your rosemary’. ‘Wist uw tranen, siert dit schone lijk’.
‘On this fair corse’. ‘Met rozemarijn’, zei de oude Capulet in ‘Romeo en Julia’ iv, 4, 78 als hij vertwijfelt bij het vermeende lijk van Julia staat, met een rozemarijntwijg werd wijwater gesproeid over het lijk. Zelfs werd een rozemarijn in de hand meegegeven zodat de ziel eeuwige rust zou krijgen en werden twijgen in het geopende graf gegooid. Rozemarijn is voor herinnering, Hamlet, waar de lieflijke Ophelia zegt tot haar broer, iv, 5,175;
‘There’s pensies that’s for thoughts’. ‘ Pensees om aan mij te denken’.
‘Laertes: ‘Wijsheid in waanzin, herdenking en trouw aan geloften aaneen geschakeld’.
‘Ophelia, ‘There’s rosemary, that’s for remembrance; pray you, love, remember”. ‘Daar hebt ge rozemarijn, dat is voor de herinnering’.
Ik bid u, mijn lief, herinner uw geloften’.
Ze werden op het graf gelegd, een herinnering. Men gaf de doden een krans ‘omdat ze de strijd met leven geëindigd hadden’.
‘Rosemary is for remembrance’. ‘Rozemarijn is een herinnering’.
‘Between us day and night’. Tussen ons dag en nacht’.
‘Wishing that I might always have’. ‘Wensend dat ik altijd mag hebben’.
‘You present in my sight’. ‘Jou in mijn aanwezigheid’.
‘And when I cannot have’. ‘Als dat niet kan’.
‘As I have said before’. ‘Zoals ik net heb gezegd’.
‘Then Cupid with his deadly dart’. ‘Toen Cupido met zijn dodelijke pijl’.
‘Doth wound my heart full sore’. Mijn hart zo verwondde’.
The Winters Tale iv, 4, 74:
‘For you there’s rosemary and rue, these keep’. ‘Hier heb ik roosmarijn voor u en wijnruit’.
‘Seeming and savour all the winter long’. ‘Zij houden heel de winter kleur en geur’.
‘Grace and remembrance be to you both’. ‘Het brenge u heil en zoete herinnering’.
‘2 King Henry IV’, 2,3, 50;
‘Zo werd ik weduwe, en leef nooit lang genoeg’.
Om tot herinnering aan mijn edelen ga’.
Het herinneringskruid met tranen te besproeien’.
Zodat het tot de hemel groeit en spruit’.
In het Engels werd het dan ook wel herb of memory genoemd. De geur van bloem en blad heeft hetzelfde effect als goede muziek. Elk jaar loopt de bevolking van Stratford on Avon op 23 april, St. Georg Day, dit is ook de geboortedag van Shakespeare, in processie door de stad. De mensen dragen een twijgje rozemarijn, memory, en leggen die op zijn graf.
Vondel, ‘Bespiegelingen van Godts wercken’; medische wenken.
‘Saffraan verheugt de geest, de rozemarijn versterkt
Geheugenis en ’t brein, dat als voorhene werkt’.
Vondel, ‘Uitvaert van mijn Dochterken’; (Zijn dochter overleed op 11-jarige leeftijd)
‘De speelgenoot vlocht, toen ’t anders niet mocht zijn
Een krans van rozemarijn
Ter liefde van haar beste kameraad
O, erge troost! Wat baat
De groene en gouden lover?’
Vondel, ‘Maria Stuart of gemartelde Majesteit’;
‘Uw heining heeft de geur
Van rozemarijn’.
HERE’S fennel for you,
Shakespeare, sow fennel, sow sorrow.
154. Sow fennel, sow sorrow.
Venkel, Foeniculum, is geheel aromatisch, het meest is de aroma geconcentreerd in de zaden. De zaden smaken zoet, anijsachtig en ruiken aangenaam aromatisch. Venkel is het meest klassieke kruid en een eeuwige, gebruik het in de keuken, in de verpleging en bij de farmacie. De stengels van groeiende venkel maken een zeer zachte groente. De geurende bladen worden, net als de stelen, als een specerij gebruikt. Ze kunnen ook rauw gegeten worden.
Engels fennel, Shakespeare in ‘Hamlet’ iv, 5,180;
‘”There’s fennel for you and columbine’.
In ‘Henry IV’, II, beschrijft Falstaff Poins, een van zijn wilde begeleiders, als etende conger and fennel, een oude maaltijd van paling en kruiden, die hij graag gebruikte met Prince Hal. Venkel heeft vele kwaliteiten, zijn speciale geur, waarom het nu nog in vismaaltijden gebruikt wordt, en zijn reputatie als symbool van vleierij. Dat had Ophelia ongetwijfeld in gedachten toen ze venkel aan Laertes aanbood, en ze zal het ook in gedachten gehad hebben bij de oude landsspreuk ‘sow fennel, sow sorrow’.
Shakespeare, parsley.
155. Parsley.
Peterselie, Petroselinum. Het voornaamste gebruik van dit kruid is om vlees te garneren en andere maaltijden. Voor dit gebruik is het een kruid par excellence, onmisbaar in de keuken als op de hoteltafel. Peterselie is de grootste van de robuuste kruiden. Het is een van de serieuze factors voor vrijwel alle soepen, koude en hete sauzen en het basiskruid voor de marinades van vis en vlees. Een keuken zonder peterselie is zeker onthouden van het beste, de meest essentiële geur, de meest moderne, met een aroma waar men nooit moe van wordt, het brengt zichzelf nooit op de voorgrond maar is altijd een nederige dienaar voor een van de andere fijne kruiden.
‘The taming of the Shrew ‘; 4,4, 96, ‘Ik heb geen tijd meer, maar ik weet van een deerne, die trouwde op een achtermiddag, toen ze de tuin in ging om peterselie te plukken, voor het opvullen van een konijn’. Dat was dus zeer snel.
http://dover-kent.co.uk/words/images/pic_lear_cliff.jpg
That cliff, to the west of Dover, is now called Shakespeare Cliff in honour of its mention by the Bard.
Shakespeare, fearful trade.
156. Fearful trade.
Zeevenkel, Crithum, groeit bij zeerotsen en was daarom goed tegen nierstenen. De bladeren werden ingepekeld, gegeten in salades met olie en azijn, een aangename saus bij vlees.
Met een zekere hoeveelheid zout leverde het de ‘fearful trade’ van Shakespeare, ‘King Lear’ iv,6,16, waar de klifmensen het kruid verzamelen, hangend en wel over de rotsen.
‘Half de helling hangt’.
Een man, zeevenkel verzamelend, schrikkelijk ambacht’.
Daar zijn er wel die hieraan afvielen. In 1823 viel er een die dit wilde doen en dat al 40 jaar gedaan had en vertelde dan de bezoekers over Shakespeare en King Lear, vrolijk vertellende dat hij een koning was in zijn domein, want niemand begeleidde hem op die tocht. Het touw gleed opeens weg.
Shakespeare, caraways.
157. Caraways.
In Shakespeare’s tijd was karwij, Carum, een favoriet verfrissing als het meegebakken werd met vruchten, brood en koeken In ‘ii Henry IV’ v, 3,3 nodigt Squire Shallow Falstaff uit voor ‘a pippin with a dish of caraways’.
Het gebruik van geroosterde appels, pippin, met een begeleidende dish van karwij is in sommige scholen tot op de laatste oorlog in gebruik gebleven. Het is een landsgebruik, een geloof dat elk artikel, dat die de zaden bevat, gevrijwaard bleef van diefstal, zelfs had het de kracht om de bijna dief gevangen te houden totdat de rechtmatige eigenaar arriveerde. Op dezelfde manier bleef de liefde behouden. Het was een essentieel ingrediënt voor liefdesdranken. Landvolk strooit karwij uit voor kippen en duiven, sommigen zeggen dat deze duivenmelkers nog nooit een duif op de vlucht hebben verloren.
Shakespeare, eringoes.
158. Mannetrouw.
De naam Eryngium kan op verschillende manieren vertaald worden. Naar een verklaring is Eryngium met een Griekse woord voor lucht en een vogelnaam in verband te brengen, de wendehals die ze naar zijn geroep zo genoemd hadden. Op een draaitol gebonden en omgedraaid gold die als een liefdesmiddel, vooral om ontrouwe mannen terug te voeren. Eryngium heet hiernaar zoveel als windvogel of winddraaitol naar het spel dat de wind met de afgestorven plantendelen speelt, vergelijk de naam tuimeldistel, de Duitse laufende Distel, de Franse chardon roulant en Engelse rol eryngo. Het is de oude mannentrouw, in het Duits Mannenstreu, hard ruw en stekelig, maar duurzaam in vorm en onveranderlijk van kleur. Door die vorm was het kruid vroeger het zinnebeeld van karaktersterkte. Vrouwen legden die in de bedde.
De wortels hadden vernieuwende krachten, ze herstelden de ouden en namen defecten bij de jongeren weg. Zie Shakespeare in ‘the Merry Wives of Windsor’, v, 5, 21, hier was het een zinnebeeld voor trouw. Als A. Durer in 1493 zijn bruid een portret van hem schonk waar hij mannertreu in de hand heeft, zo geeft de naam te denken.
De kandy van de wortels werd gebruikt als liefdesmiddel in Shakespeare’s dagen, het zijn de snow eringoes van de wonderlijke Falstaff die hier beetgenomen wordt;
‘Mistress Ford. Sir John! art thou there, my dear, my male dear?’’‘Sir John, zijt gij daar, mijn diertje, mijn hertebok?’
‘Falstaff. ‘My doe with the black scut!’ ‘Mijn hinde met de zwarte pluim?’
‘Let the sky rain potatoes, let it thunder to the tune of Green Sleeves’. ‘Laat nu de hemel pataten regenen, laat het donderen op de zangwijze van Juffer Groenmouw’.
‘Hail kissing comfits and snow eringoes’. ‘lLat het nu geurige suikertjes hagelen en eryngien sneeuwen’.
‘Let there come a tempest of provocation”. ‘Laat er een storm van liefdesprikkels losbreken, hier heb ik mijn toevluchtsoord’.
(kissing comfits is een candy van pluimen) Ze werden gebruikt door de ouden en herstelden de defecten van de jongeren. Een poëem van Rapin verklaart het alzo:
‘Grecian Eringoes now commence theur Fame’.
Which worn by Brides will fix their Husbands Flame’.
And check the Conquest of a rival Dame’.
Chaucer, wodebynde.
159. Woodbinde.
De Duitse naam Wedewinde, voor Calystegia, is een naam voor meerdere klimplanten als kamperfoelie, winde en klimop. Dit stamt uit Germaans withiwindo: wat de band-touw-windende plant betekent. Uit het Angelsaksische widowinde, widubindae of wuduwinde werd het Engelse woodbine gevormd (Angelsaksisch wudu: hout, vergelijk wood) Een bindweed.
Het midden Nederlands wedewind stemt overeen en zal een Germaanse oudere vorm zijn. Wedewinde betekent zo houtslingerplant.
In the ‘Knight’s Tale’ vertelt Chaucer;
‘To maken hym a gerland of the greves’. ‘Om voor hem een krans van groen te maken’.
‘Were it of wodebynde or hawthorn leves’. ‘Het was van wedewind en meidoornbladen’.
‘And loude he song ayeyn the sonne shene’. ‘En luide zong hij terwijl de zon scheen’.
‘May, with alle thy floures and thy grene’. ‘Mei, met al de bloemen en het groene’.
‘Welcome be thou, faire, fresshe May’. ‘Welkom ben je vriendelijke, frisse mei’.
‘In hope that I som grene may’. ‘Ik hoop dat een soort groene mei’.
‘Woodbine of hawthorn leaves.’ ‘Wedebinde of meidoornbladen’.
Shakespeare, Benedictus.
160. Benedictus.
De gezegende distel, Cnicus benedictus, is prikkelig, het sap is bijtend en scherp. Benedictus stamt van het Latijnse bene: goed, en dicere: zeggen, de plant zegt dat hij goed is vanwege de geneeskracht, de plant is dus gezegend. De zegenrijke werking op het zenuwgestel. De wortel, getrokken in water, geeft appetijt aan drinkers en is vooral goed voor moeders, geen wonder dat vrouwen het kruid verlangden. En in het plukken van de plant werden de vingers van de mannen geprikt. Zie Shakespeare’s ‘Much Ado About Nothing’, iii, 4, 73-80:
‘Maar wezenlijk, ik ben ziek’.
‘Marg. ‘Get you some of this distilled Carduus Benedictus, and lay it to your heart; it is the only thing for a qualm’. ‘Zie dan wat gedestilleerde Carduus Benedictus te krijgen, en leg dat op uw hart, daar gaat niets boven bij beklemdheid’.
‘Hero. ‘There thou prickest her with a thistle’. ‘Daar prikt gij haar met een distel’.
‘Beat. ‘Benedictus ! why Benedictus? You have some moral in this Benedictus’. ‘Benedictus? Waarom Benedictus? Gij hebt een verborgen bedoeling met dat Benedictus’.
‘Marg. ‘Moral ! no, by my troth, I have no moral meaning; I meant plain Holy thistle’. ‘Bedoeling? Nee, op mijn woord, ik heb er geen diepe bedoeling mee; ik meende eenvoudig de gezegende distel’.
Culpeper meldt dat de plant ook blessed thistle of holy thistle genoemd wordt. De plant zou wat heiligs in zich gehad hebben.
Vondel, ‘Op Narbonne’;
‘Uw land geeft koren, wijn en zaad
Veel vee in uw weiden gaat
De beemden ruiken van de kruiden
Dat weelderig springt ten aarden uit
Moeras of water in uw sloot
Niet stinkt, gelijk een vuile goot
Noch distelen men ergens vindt
Want gij zijn Flora’s echte kind’.
Chaucer, for thistles scharpe.
161. Thistles scharpe.
Cnicus arvense (van de akkers) de akkerdistel, de Engelse creeping plume thistle of corn thistle en Duitse Acker-Kratzdistel.
Een uiterst lastig onkruid van de velden en tuinen. Is moeilijk uit te roeien omdat de ver kruipende wortelstok vele uitlopers vormt die zo weer kunnen uitlopen. Binnen een paar jaar kan 1 moederplant hele velden veroveren. Er zijn vermeldingen van bijna 6m lange wortels. Plant een stukje in april van een 5cm lang, in de tuin, dan vind je in september wortelstokken van meer dan 2m lang. Neem dit geheel op, was het en je zal ontdekken dat het totaal aan wortels wel 20kg kan bedragen. Ook zal je ontdekken dat je het nooit geheel verwijderd hebt, dat zie je het volgende jaar. Maar de natuur helpt. Ze wordt door virussen, roest en insecten aangevallen. Door haar tweehuizigheid wordt zaadval wel eens voorkomen.
Meer overdadig dan welkom. De ouden noemden het cursed thistle, de verdoemde.
Chaucer zegt dan al;
‘For thistles scharpe of many maners’. ‘Want distels scherp op vele manieren’.
‘Netlis, thornes, and crooked brier’s. ‘Netelen, dorens en kromme rozen’.
‘For moche they distroubled me’. ‘Vele van hen verontrusten me’’.
‘For sore I dradid to harmid be’. ‘Want ik ben bang dat ze me bezeren’.
De zaadpluimen worden door kinderen geplukt die het in kussens steken, zou vooral goed zijn voor zieken.
Shakespeare, it shall stick.
162. It shall stick.
Klit, Arctium, klis, naar de hoofdjes die aan de kleren blijven zitten. Het is een geliefd spelletje om die klitten naar elkaar toe te gooien, waarna ze lekker blijven plakken. Het spreekwoord, als klitten aan elkaar zitten is hiervan afkomstig. De stekelzaden bezitten dan ook weerhaken. Het principe van een aantal uiterst kleine haakjes, zoals bij de klit, wordt industrieel gebruikt om er klitsluiting van te maken.
Vondel; ‘een bosch van scherpe clissen en netelen een boos onkruit begost op te komen’.
Vondel,’ Joannes de boetgezant’;
‘..dat u, gelijk een klisse
Gedurig aanhangt’.
Shakespeare in ‘Measure for Measure’ iv, 3, 189-90;
‘I am a kind of burr; It shall stick’.’ Ik ben een soort klis, moeilijk af te schudden’.
In ‘As You Like It’ het plakken van de klit, i, 3, 1306:
‘They are but burrs, cousin, thrown upon thee in holiday foolery’. ‘Het zijn maar klissen, nichtje, uit een zondagse dartelheid op u geworpen’.
‘If we walk not in the trodden paths, our very petticoats will catch them’. ‘Als wij niet op gebaande wegen gaan, vatten onze rokken ze vanzelf vast’.
‘I should shake them off with my coat’. ‘Van mijn rok zou ik ze kunnen afschudden’.
‘These burs are in my heart’.’ Maar deze klissen zitten hier, in mijn hart’.
In ‘Troilus and Cressida 3,2,120, ‘de meisjes uit onze familie dralen lang eer ze ja zeggen, maar, eenmaal gewonnen, zijn ze standvastig; dan zijn ze als klissen, verzeker ik u, ze blijven hangen, waar ze geworpen zijn’.
In ‘King Lear’ IV, 4, in Cordelia’s beschrijving van haar zieke vader die met onkruiden bekranst is, hebben de vertalers het West Germaanse woord hardokes vertaald als burdock. Toch kan het woord ook afgeleid zijn van oud-Engels har: grijs haar, plus docce, vergelijk Germaanse namen voor deze plant, dan zijn het de haarballen.
Shakespeare, wormwood.
163. “Wormwood, wormwood”.
Alsem, Artemisia, is zeer bitter. Een dropje wermut die in de vreugdebeker valt, staat de vreugde wehrend in de weg. Het ontneemt alle mut door zijn bitterheid. ‘Ich spur genug an meiner Armut, dat mir das essen schmackt ohne Warnmut’. ‘”Ik heb genoeg aan armoede om het eten te laten bederven door wermuth’. Deze ellende typeert Shakespeare ook als Hamlet zegt, ‘Wormwood, wormwood’, in ‘Hamlet’ III, 2,191.
Door zijn bitterheid ook gebruikt om kinderen van het spenen af te houden, ‘Romeo and Julia’, 1,3, 25 waar de voedster vertelt, ‘want ik had alsem op mijn borst gelegd’.
Toen het kind de alsem op de tepel proefde.
En bitter vond, wat was dat kleine ding’’.
Balsturig en hoe boos was ze op de borst’.
Vondel, ‘Maeghden’;
‘En perst uit alsem puike wijnen.’ Een weergave van het ideaal, hoe goed het zou zijn als je zelfs uit alsem puike wijnen kan krijgen.
Shakespeare, the more ist trodden on, the faster it grows.
164. The more it is trodden on, the faster it grows.
Kamille, Anthemis nobilis, komt algemeen voor op zonnige plaatsen langs verhardingen en dergelijke. Het kruid groeit langs de kanten van wegen, voetpaden en randen van akkers. Zie Shakespeare ‘King Henry IV’, deel 1 2de akte, 4de toneel: ‘for though the camomile, the more it is trodden on, the faster it grows’.
Kamille ziet kans om zijn jonge groene, varenachtige bladeren door de meeste winters heen te halen en geeft zo een dankbare groene sprenkeling in de wintertuin. J. Cats kende dit ook. “Indien gy op het velt siet met de voeten treden Den groenen Camomil... Gy sult... mercken. Dat leet en ongemak die Plante konnen stercken”. Men ging zo ver om over dagelijks over de planten te lopen.
Uit; http://blog.sciencemuseum.org.uk/collections/author/lukepomeroy/
Shakespeare, drowsy syrups.
165. Drowsy syrups.
De slaapbol, de drowsy poppy, is het symbool van de slaap. Vader Odin kende reeds de slaapbol en legde er een onder het hoofd van Brunhilde, opdat zij zou insluimeren. Deze slaapbollen hield men hier en daar voor nestels van vrouw Holle, het bewaarde kinderen voor betovering en kramp, ook diende het als behoedmiddel tegen watervrees, waanzinnigen werden ermee tot rust gebracht.
Van opium wordt morfine gewonnen dat gebruikt wordt als een verdovend middel bij operaties en werd wel slaap‑kruid genoemd: ‘Ik sta vaak tegen de avond hier in de apotheek of er wordt van ontelbare lieden kinderrrust gehaald, een konserfje dat zijn voornaamste kracht uit de slaapbollen trekt. Een zeer boze en schadelijke gewoonte en die ons met der tijd het land wel vol gekken mag brengen. Hier werd eens in een kraam onder de vrouwtjes gesproken hoe kwaad het was de kinderen te bollen omdat ze daar dom en gek van werden’. Dat bij van Beverwijk in 1640.
Nog lang werden de bloemen verzameld en als volksmedicijn als rustgevend middel bij kleine kinderen gegeven. Het gebruik om huilende kinderen met papaver te laten inslapen was algemeen, heeft verscheidene kinderen het leven gekost.
‘Othello’ iii, 3, 330;
‘Geen heul- noch alruinsap’.
‘Nor all the drowsy syrups of the world’. ‘Noch al der wereld sluimerdranken brengen’.
‘Shall ever medicine thee to that sleep’. ‘De zoete slaap u weder, die nog gisteren’.
‘Which thou ow’dst yesterday’. ‘Uw eigen was’.
In Wenen werd het gebruik op 13 juni 1886 verboden.
Vondel, ‘Bespiegelingen van Godts wercken’; medische gebruiken.
‘De hyssop ruimt de borst van kille vochtigheden
En als de ruime lucht van de adem valt te klein
Ontsluit ze fluks de long, en al wat lag gesloten
Met mankop wordt de slaap in ’t bekkeneel gegoten’.
Vondel, ‘Hecht aen deze Maenden’;
De Nacht;
‘Bruinette, ik zal mij aan uw schoonheid niet vergapen
Uw krans van mankop sluit om ’t suizebollend hoofd
De zwartheid van uw kleed geen licht van sterren dooft
De kloot uw elleboge stut. Uw ogen moeten slapen
Twee kinders, van de slaap verwonnen, en verkracht
De nachtuil en de muis verbeelden mij de nacht’.
Shakespeare, plantain seed.
166. Plantain.
Weegbree, Plantago, werd wel onderscheiden in twee soorten, de grote werd bij ons de manlijke plantein genoemd en de kleine de vrouwelijke plantein. De manlijke werd door de mannen en de vrouwelijke als heelmiddel bij de vrouwen gebruikt. De Engelse en onze oude naam plantain komt van het Latijnse plantaginem, het kruid, van planta: de zool of voet. Dit woord wordt ook vermeld in ‘Love’s Labour Lost’ iii 1,75 ‘No salve sir, but a plantain’. In ‘Romeo en Juliet i,2, 54’:
‘Romeo: ‘Your plantain sead is excellent for ‘that’. ‘Een weegbreeblad zal wel voldoende zijn’.
‘Benvioli? ‘For what, I pray?’ ‘Waarvoor dan, vriend?’
‘For your broken shin’. ‘Voor een gebroken scheenbeen’.
‘Love’s Labour Lost’, iv, 2,3 3,1,80;
‘Dikkop: neen, niets van igma of van pointe, geen zalf uit de doos, heer. O, beste heer, weegbree, niets dan weegbreeblad, geen pointe, en geen zalf, heer, maar weegbree!’.
Ook werd het zo gebruikt bij de aloude Chaucer als wondhelend middel en andere Engelse schrijvers. Schrijvers die verhalen dat de ribben van de bladeren de wonden van de rapier genezen, Engels ribwort.
In the ‘Canon’s Yeoman’s Prologue’ vertelt Chaucer in de ‘Canterbury Tales’ het verhaal van de vreemd geklede man die van ver kwam gereden;
‘A clote leef he hadde under his hood’. ‘Een klaverblad had hij onder zijn hoed’.
‘For swoot, wand for to keep his heed from heete’. ‘Tegen zweet, want dit houdt zijn hoofd koel’.
‘But is was joye for to seen hym swet’e. ‘Maar het was aardig om hem te zien zweten’.
‘His forheed dropped as a stillatorie’. ‘Zijn voorhoofd drupte als een destilleerketel’.
‘Were ful of plantayne, and of paritorie’. ‘En was vol van weegbree en glaskruid’.
Shakespeare, of hindering knot-grass made.
167. Hindering knot-grass.
Polygonum is afgeleid van het Griekse polugonon, polus: veel, en gonu: knie, veel knievormige verdikkingen aan de stengel, vandaar duizendknoop, de Engelse jointweed en knotweeds, Duitse Knoterich. Een zeer groot geslacht van kleine eenjarige en dunne klimmers tot halfheesters.
Polygonum aviculare is het varkensgras, een laag onkruid dat langs wegen, akkers en zelfs in drukke straten tussen de stenen groeit, een kosmopoliet.
Opvallend is dat dit kruid remmend werkt op de groei van andere planten. In de 17de eeuw dacht men dat het ook de groei zou remmen in het lichaam zodat kinderen klein bleven. Shakespeare beschreef dit geloof in zijn ‘Midsummer Nights Dream’, derde akte, tweede toneel, 328: ‘Get you gone, you dwarf. You minimus, of hindering knot-grass made’. ‘Pak je weg, jij kleine, van hinderend knot gras gemaakte’.
Het is toch voedend voor dieren. In Milton’s ‘Comus’ vinden we’.
‘This evening late, by then the chewing flocks’.
Had ta’en their supper on the savoury herb’.
Of Knot grass, dew besprent, and were in fold’.
I sate me down to watch upon a bank’.
With ivy canopied, and interwove’.
With flaunting honeysuckle’.
Zie verder: http://www.volkoomen.nl/ en : http://volkoomenoudeherbariaenmedisch.nl/