De heks

Over De heks

Die Hexe. Hier beghint de sotternie. Hier begint de zotheid. Een vrouw of heks wordt beschuldigd dat ze de boter van de koe van een buurman gestolen heeft. Rond 1400.

Uit; https://www.dbnl.org/tekst/_lan001gste01_01/index.php

Door Nico Koomen.

Die Hexe.

Machtelt

Ach goede liede, hoe salie varen!

Die wolle es beter dant garen.
Het gheet met mi al achter waert!

Hoe comet, dat al dus qualijc vaert?

In weet, wat mi es ghesciet.

En daet die lede duvel niet,
In soude al dus niet mogen dolen

Luutgaert

Nu segt mi, Machtelt, onverholen.

Waer omme stadi dus en claecht?
Ic come ende hebbe den vos verjaecht,

Diemi tweehoender heeftverbeten.

Hoe sidi al dus hier gheseten ?

Machtelt

Luutgaert, daer es groot redene bi,
15 Want dat ic niet en rase, dats wonder.

Die avonture hout mi soe tonder,

Want wat ic pine nacht ende dach,

Te ghenen profite ic comen en mach.

Het doet emmer5 toverie

Luutgaert

20 Machtelt, bider maghet Marie!
Ic wene, ghi niet en hebt gheloghen.

Met toverie benic bedroghen.

Alsoe, Machtelt, maecht u staen.

Mine coe es haer melc ontgaen.

25 Hen es anders niet dan water.
En daet niet die helsche cater

Ofte die lede perlesijn,
Hen soude al dus niet moghen sijn.

Maer wel vermoedic mi op ene,

30 Want ghisteren daer ic quam allene
Op ene vier weechstede, buten weghe,

Vandic sittene ene oude teve
Ende hadde botere voer haer staende.

Ic wane dat si den duvel maende,

35 Die daer die botere comen dede.

Machtelt

Luutgaert, bi gods moghenthede!

Ic moet u segghen onverholen,

Die boter hadse mi ghestolen

Met quaden messen moet mense ontliven!

40 In coste in eenre maant ghecrighen
Van mijnre blare coe enegen botere.

Wat ic clutse of wat ic clotere,

Het es al te male om niet.
Op alle trouwe, kindise niet

45 Die stront hoere? woense hier bi?

Luutgaert

Jase, Machtelt, gheloves mi.
Si es van Corterike gheboren

Ende heeft haer ene ore verloren

Van quader dieften, dat es waer,

50 Ende oec wasse cort daer naer

Uut Ghint ghebannen op den pit

Met meneghen dinc es si besmit,

Daer si met pleghet om te gane.

Kindise niet? Hets Juliane,

55 Die ghinder woent op den hoec.
Si heeft een toveren boec,
Daer si met te toveren pleghet.

Hets jammer, dat si niet en leghet

In enen put onder die galghe

60 Vaste ghedolven metten balghe!

Si vercoept nu oesters bier.

Machtelt

Luutgaert, wat sitten wi dan hier?

Ic kinse weel! eest Juliane?
Laet ons beiden bestaen te gane

65 Ende enen poet biers te gader meten.

Wi selen al die waerheit weten
Van desen saken groet ende smal

Luutgaert

Gherne, Machtelt, groet ongheval

Moet haer gheven sente Bride.

70 Want ic menech quaet ghetide

Hebbe leden, dat si mi brachte ane

Machtelt

Segt, vrouwe ver Juliane,

Hebdi enich oesters bier?

Juliane

Jaic, ghi vrouwen, wenen comdihier

75 Aldustegadere onder ulieden?

Het moet emmer yet bedieden.

Over mi moghdi wesen coene.

Luutgaert

Juliane, wi hebben hier te doene.

Wi droncken gerne van uwen biere.

80 Ic bits u, set ons biden viere.

Haelt ons bier, wi selent betalen.

Juliane

In vragher niet na, ic gaets u halen.

Altoes ghebiet te mi weert.

Machtelt

Vrouwe Juliane, ons beiden deert,

85 Ende gherne souden wijs u vraghen,

Maer qualijc dorren wijs ghewaghen,

Wi weten wel dat ghijs sijt vroet.
Gherne gheraecten wij ane goet,

Coster wi wel comen ane.

90 Ons es ghegheven te verstane ,

Waert dat sake, dat ghi wout,
Dat ghi ons wel hulpen sout,
Ende hier omme si wi tote u comen.

Juliane

Wat, gebuerinnen!mochtic u iet vromen

95 Met mire const , met minen rade ,
Ic ben die ghene, diet gerne dade,

Want u welvaren ware m ilief.
Haddi die hant van enen dief,
Daer neghen messen op waren ghedaen ,

100 Het soude u altoes voerwaert gaen,

Soe waer ghi die hant ane sloech

Luutgaert

Ay hoere, dat ghi ons dies gewoecht,

Dies moetti hebben vele quader jaren.

Nu weten wi wel al oppenbaren

105 Wat ghi met ons hebt ghedreven.

Ghi selt ons moeten weder gheven,

Dat ghi ons qualijc hebt ghestolen,

Ofte wi selen u oghen uut polen

Ende met desen pot soe gheraken,

110 U toverie sal nu uut crake

Hier vechten si.

Juliane

Ay, ghi vrouwen, slaet met ghemake!

De heks.

Machtelt

Ach goede lieden, wat zal ik doen!

De wol is beter dan het garen.
Het gaat met mij geheel achteruit!

Hoe komt het, dat aldus slecht met me gaat? Ik weet niet wat me is geschied.

As die vervloekte duivel en het deed,
In zou aldus niet mogen lijden

Luutgaert

Nu zeg me, Machtelt, onverholen.

Waarom sta je aldus te klagen?
Ik kom en heb de vos verjaagd,

Die me twee hoenders heeft verbeten.

Hoe zit je hier aldus?

Machtelt

Luutgaert, daar is een grote reden toe,
15 Want dat ik raas, dat is een wonder.

Het lot zit me zo tegen,

Want wat ik doe nacht en dag,

Tot geen profijt komen mag.

Het doet immer toverij

Luutgaert

20 Machtelt, bij de maagd Maria!
Ik denk, ge hebt net gelogen.

Met toverij ben ik bedrogen.

Alzo, Machtelt, kan het met u gegaan zijn.

Mijn koe geeft geen melk meer.

25 Het is niets anders dan water.
Deed het niet de helse kater

2 Of die vervloekte duivel,
Het zou aldus niet mogen gebeuren.

Maar ik heb wel vermoeden op een,

30 Want waar is gisteren alleen kwam
Op een viersprong terzijde van de weg,

Vond ik een oudwijf zitten
En had boter voor haar staan.

Ik waan dat ze de duivel opriep,

35 Die daar de boter liet komen.

Machtelt

Luutgaert, bij Gods mogendheid!

Ik moet u zeggen onverholen,

Die boter had ze van mij gestolen

Met slechte messen moet men haar doden!

40 Ik kon in een maand krijgen
Van mijn blaar koe enige boter.

Wat i ik kluts of wat ik klonter,

Het is allemaal om niet.
Op alle trouw, je haar niet

45 Die stront hoer? Woont ze hierbij?

Luutgaert

Ja zij, Machtelt, geloof mij.
Ze is in Kortrijk geboren

En heeft haar ene oor verloren

Van kwade diefstal, dat is waar,

50 En ook was ze kort daarnaar

Ui Gent verbannen op de grafkuil.

Met menig ding is ze besmet,

Daar ze mee pleegt om te gaan.

Ken je haar niet. Het is Juliane,

55 Die ginder woont op de hoek.
Ze heeft een toverboek,
Daar ze mee te toveren plag.

Het is jammer, dat ze niet ligt

In een grafkuil onder de galg

60 Stevig begraven met een haar lijf!

Ze verkoopt nu oosters bier.

Machtelt

Luutgaert, wat zitten we dan hier?

Ik ken haar goed! Is het Juliane?
Laat ons beiden bestaan te gaan

65 En een pot bier tezamen drinken.

We zullen de hele waarheid weten
Van deze zaak groot en klein

Luutgaert

Graag, Machtelt, grote ellende

Moet haar geven sint Brigida.

70 Want ik menig ongeluk

Heb geleden, dat ze mij aanbracht

Machtelt

Zeg, vrouwe vrouw Juliane,

Heb je enig oosters bier?

Juliane

Ja ik, gij vrouwe, waarvan kom je hier

75 Aldus tezamen met elkaar?

Het moet immer iets betekenen.

Van mij mag je gerust koen zijn.

Luutgaert

Juliane, we hebben hier wat te doen.

Wij dronken graag van uw bier.

80 Ik bid u, zet ons bij het vuur.

Haal ons bier, we zullen het betalen.

Juliane

Ik vraag er niet naar, ik ha het voor u halen.

Altijd geef met opdrachten.

Machtelt

Vrouwe Juliane, ons beiden deert,

85 En graag zouden wij het vragen,

Maar nauwelijks durven wij het gewagen,

Wij weten wel dat gij verstandig bent.
Graag geraakten we aan goed

Konden we er wel aankomen.

90 Ons is te verstaan gegeven,

Was het zaak, dat gij wilde,
Dat ge ons wel helpen zou,
En hierom zijn we tot u gekomen.

Juliane

Wat, buren! Mocht ik u iets helpen

95 Met mijn kunst, met mijn raad,
Ik ben diegene, die het graag deed,

Want uw welvaren was met lief.
Had je de hand van een dief,
Daar negen missen over waren gelezen,

100 Het zou u altijd voor de wind gaan,

Zo waaraan ge de hand sloeg

Luutgaert

Aai hoer, dat gij ons hiervan gewag makt,

Dus mag je vele slechte jaren hebben.

Nu weten we al openbaar,

105 Wat ge met ons hebt bedreven.

Ge zal ons terug moeten geven,

Dat ge van ons kwalijk hebt gestolen,

Of we zullen uw ogen uitsteken

En met deze pot zo raken,

110 Uw toverij zal nu uitkomen

Hier vechten ze.

Juliane

Aai, gij vrouwe, sla wat zachtjes!

Zie verder: http: www.volkoomen.nl,


De heks.

Machtelt

Ach goede lieden, wat zal ik doen!

De wol is beter dan het garen.
Het gaat met mij geheel achteruit!

Hoe komt het, dat aldus slecht met me gaat? Ik weet niet wat me is geschied.

As die vervloekte duivel en het deed,
In zou aldus niet mogen lijden

Luutgaert

Nu zeg me, Machtelt, onverholen.

Waarom sta je aldus te klagen?
Ik kom en heb de vos verjaagd,

Die me twee hoenders heeft verbeten.

Hoe zit je hier aldus?

Machtelt

Luutgaert, daar is een grote reden toe,
15 Want dat ik raas, dat is een wonder.

Het lot zit me zo tegen,

Want wat ik doe nacht en dag,

Tot geen profijt komen mag.

Het doet immer toverij

Luutgaert

20 Machtelt, bij de maagd Maria!
Ik denk, ge hebt net gelogen.

Met toverij ben ik bedrogen.

Alzo, Machtelt, kan het met u gegaan zijn.

Mijn koe geeft geen melk meer.

25 Het is niets anders dan water.
Deed het niet de helse kater

2 Of die vervloekte duivel,
Het zou aldus niet mogen gebeuren.

Maar ik heb wel vermoeden op een,

30 Want waar is gisteren alleen kwam
Op een viersprong terzijde van de weg,

Vond ik een oudwijf zitten
En had boter voor haar staan.

Ik waan dat ze de duivel opriep,

35 Die daar de boter liet komen.

Machtelt

Luutgaert, bij Gods mogendheid!

Ik moet u zeggen onverholen,

Die boter had ze van mij gestolen

Met slechte messen moet men haar doden!

40 Ik kon in een maand krijgen
Van mijn blaar koe enige boter.

Wat i ik kluts of wat ik klonter,

Het is allemaal om niet.
Op alle trouw, je haar niet

45 Die stront hoer? Woont ze hierbij?

Luutgaert

Ja zij, Machtelt, geloof mij.
Ze is in Kortrijk geboren

En heeft haar ene oor verloren

Van kwade diefstal, dat is waar,

50 En ook was ze kort daarnaar

Ui Gent verbannen op de grafkuil.

Met menig ding is ze besmet,

Daar ze mee pleegt om te gaan.

Ken je haar niet. Het is Juliane,

55 Die ginder woont op de hoek.
Ze heeft een toverboek,
Daar ze mee te toveren plag.

Het is jammer, dat ze niet ligt

In een grafkuil onder de galg

60 Stevig begraven met een haar lijf!

Ze verkoopt nu oosters bier.

Machtelt

Luutgaert, wat zitten we dan hier?

Ik ken haar goed! Is het Juliane?
Laat ons beiden bestaan te gaan

65 En een pot bier tezamen drinken.

We zullen de hele waarheid weten
Van deze zaak groot en klein

Luutgaert

Graag, Machtelt, grote ellende

Moet haar geven sint Brigida.

70 Want ik menig ongeluk

Heb geleden, dat ze mij aanbracht

Machtelt

Zeg, vrouwe vrouw Juliane,

Heb je enig oosters bier?

Juliane

Ja ik, gij vrouwe, waarvan kom je hier

75 Aldus tezamen met elkaar?

Het moet immer iets betekenen.

Van mij mag je gerust koen zijn.

Luutgaert

Juliane, we hebben hier wat te doen.

Wij dronken graag van uw bier.

80 Ik bid u, zet ons bij het vuur.

Haal ons bier, we zullen het betalen.

Juliane

Ik vraag er niet naar, ik ha het voor u halen.

Altijd geef met opdrachten.

Machtelt

Vrouwe Juliane, ons beiden deert,

85 En graag zouden wij het vragen,

Maar nauwelijks durven wij het gewagen,

Wij weten wel dat gij verstandig bent.
Graag geraakten we aan goed

Konden we er wel aankomen.

90 Ons is te verstaan gegeven,

Was het zaak, dat gij wilde,
Dat ge ons wel helpen zou,
En hierom zijn we tot u gekomen.

Juliane

Wat, buren! Mocht ik u iets helpen

95 Met mijn kunst, met mijn raad,
Ik ben diegene, die het graag deed,

Want uw welvaren was met lief.
Had je de hand van een dief,
Daar negen missen over waren gelezen,

100 Het zou u altijd voor de wind gaan,

Zo waaraan ge de hand sloeg

Luutgaert

Aai hoer, dat gij ons hiervan gewag makt,

Dus mag je vele slechte jaren hebben.

Nu weten we al openbaar,

105 Wat ge met ons hebt bedreven.

Ge zal ons terug moeten geven,

Dat ge van ons kwalijk hebt gestolen,

Of we zullen uw ogen uitsteken

En met deze pot zo raken,

110 Uw toverij zal nu uitkomen

Hier vechten ze.

Juliane

Aai, gij vrouwe, sla wat zachtjes!