De heks
Over De heks
Die Hexe. Hier beghint de sotternie. Hier begint de zotheid. Een vrouw of heks wordt beschuldigd dat ze de boter van de koe van een buurman gestolen heeft. Rond 1400. Uit; https://www.dbnl.org/tekst/_lan001gste01_01/index.php
|
Die Hexe. Machtelt Ach goede liede, hoe salie varen! Die wolle es beter dant garen. Hoe comet, dat al dus qualijc vaert? In weet, wat mi es ghesciet. En daet die lede duvel niet, Luutgaert Nu segt mi, Machtelt, onverholen. Waer omme stadi dus en claecht? Diemi tweehoender heeftverbeten. Hoe sidi al dus hier gheseten ? Machtelt Luutgaert, daer es groot redene bi, Die avonture hout mi soe tonder, Want wat ic pine nacht ende dach, Te ghenen profite ic comen en mach. Het doet emmer5 toverie Luutgaert 20 Machtelt, bider maghet Marie! Met toverie benic bedroghen. Alsoe, Machtelt, maecht u staen. Mine coe es haer melc ontgaen. 25 Hen es anders niet dan water. Ofte die lede perlesijn, Maer wel vermoedic mi op ene, 30 Want ghisteren daer ic quam allene Vandic sittene ene oude teve Ic wane dat si den duvel maende, 35 Die daer die botere comen dede. Machtelt Luutgaert, bi gods moghenthede! Ic moet u segghen onverholen, Die boter hadse mi ghestolen Met quaden messen moet mense ontliven! 40 In coste in eenre maant ghecrighen Wat ic clutse of wat ic clotere, Het es al te male om niet. 45 Die stront hoere? woense hier bi? Luutgaert Jase, Machtelt, gheloves mi. Ende heeft haer ene ore verloren Van quader dieften, dat es waer, 50 Ende oec wasse cort daer naer Uut Ghint ghebannen op den pit Met meneghen dinc es si besmit, Daer si met pleghet om te gane. Kindise niet? Hets Juliane, 55 Die ghinder woent op den hoec. Hets jammer, dat si niet en leghet In enen put onder die galghe 60 Vaste ghedolven metten balghe! Si vercoept nu oesters bier. Machtelt Luutgaert, wat sitten wi dan hier? Ic kinse weel! eest Juliane? 65 Ende enen poet biers te gader meten. Wi selen al die waerheit weten Luutgaert Gherne, Machtelt, groet ongheval Moet haer gheven sente Bride. 70 Want ic menech quaet ghetide Hebbe leden, dat si mi brachte ane Machtelt Segt, vrouwe ver Juliane, Hebdi enich oesters bier? Juliane Jaic, ghi vrouwen, wenen comdihier 75 Aldustegadere onder ulieden? Het moet emmer yet bedieden. Over mi moghdi wesen coene. Luutgaert Juliane, wi hebben hier te doene. Wi droncken gerne van uwen biere. 80 Ic bits u, set ons biden viere. Haelt ons bier, wi selent betalen. Juliane In vragher niet na, ic gaets u halen. Altoes ghebiet te mi weert. Machtelt Vrouwe Juliane, ons beiden deert, 85 Ende gherne souden wijs u vraghen, Maer qualijc dorren wijs ghewaghen, Wi weten wel dat ghijs sijt vroet. Coster wi wel comen ane. 90 Ons es ghegheven te verstane , Waert dat sake, dat ghi wout, Juliane Wat, gebuerinnen!mochtic u iet vromen 95 Met mire const , met minen rade , Want u welvaren ware m ilief. 100 Het soude u altoes voerwaert gaen, Soe waer ghi die hant ane sloech Luutgaert Ay hoere, dat ghi ons dies gewoecht, Dies moetti hebben vele quader jaren. Nu weten wi wel al oppenbaren 105 Wat ghi met ons hebt ghedreven. Ghi selt ons moeten weder gheven, Dat ghi ons qualijc hebt ghestolen, Ofte wi selen u oghen uut polen Ende met desen pot soe gheraken, 110 U toverie sal nu uut crake Hier vechten si. Juliane Ay, ghi vrouwen, slaet met ghemake! |
De heks. Machtelt Ach goede lieden, wat zal ik doen! De wol is beter dan het garen. Hoe komt het, dat aldus slecht met me gaat? Ik weet niet wat me is geschied. As die vervloekte duivel en het deed, Luutgaert Nu zeg me, Machtelt, onverholen. Waarom sta je aldus te klagen? Die me twee hoenders heeft verbeten. Hoe zit je hier aldus? Machtelt Luutgaert, daar is een grote reden toe, Het lot zit me zo tegen, Want wat ik doe nacht en dag, Tot geen profijt komen mag. Het doet immer toverij Luutgaert 20 Machtelt, bij de maagd Maria! Met toverij ben ik bedrogen. Alzo, Machtelt, kan het met u gegaan zijn. Mijn koe geeft geen melk meer. 25 Het is niets anders dan water. 2 Of die vervloekte duivel, Maar ik heb wel vermoeden op een, 30 Want waar is gisteren alleen kwam Vond ik een oud wijf zitten Ik waan dat ze de duivel opriep, 35 Die daar de boter liet komen. Machtelt Luutgaert, bij Gods mogendheid! Ik moet u zeggen onverholen, Die boter had ze van mij gestolen Met slechte messen moet men haar doden! 40 Ik kon in een maand krijgen Wat i ik kluts of wat ik klonter, Het is allemaal om niet. 45 Die stront hoer? Woont ze hierbij? Luutgaert Ja zij, Machtelt, geloof mij. En heeft haar ene oor verloren Van kwade diefstal, dat is waar, 50 En ook was ze kort daarnaar Ui Gent verbannen op de grafkuil. Met menig ding is ze besmet, Daar ze mee pleegt om te gaan. Ken je haar niet. Het is Juliane, 55 Die ginder woont op de hoek. Het is jammer, dat ze niet ligt In een grafkuil onder de galg 60 Stevig begraven met een haar lijf! Ze verkoopt nu oosters bier. Machtelt Luutgaert, wat zitten we dan hier? Ik ken haar goed! Is het Juliane? 65 En een pot bier tezamen drinken. We zullen de hele waarheid weten Luutgaert Graag, Machtelt, grote ellende Moet haar geven sint Brigida. 70 Want ik menig ongeluk Heb geleden, dat ze mij aanbracht Machtelt Zeg, vrouwe vrouw Juliane, Heb je enig oosters bier? Juliane Ja ik, gij vrouwe, waarvan kom je hier 75 Aldus tezamen met elkaar? Het moet immer iets betekenen. Van mij mag je gerust koen zijn. Luutgaert Juliane, we hebben hier wat te doen. Wij dronken graag van uw bier. 80 Ik bid u, zet ons bij het vuur. Haal ons bier, we zullen het betalen. Juliane Ik vraag er niet naar, ik ha het voor u halen. Altijd geef met opdrachten. Machtelt Vrouwe Juliane, ons beiden deert, 85 En graag zouden wij het vragen, Maar nauwelijks durven wij het gewagen, Wij weten wel dat gij verstandig bent. Konden we er wel aankomen. 90 Ons is te verstaan gegeven, Was het zaak, dat gij wilde, Juliane Wat, buren! Mocht ik u iets helpen 95 Met mijn kunst, met mijn raad, Want uw welvaren was met lief. 100 Het zou u altijd voor de wind gaan, Zo waaraan ge de hand sloeg Luutgaert Aai hoer, dat gij ons hiervan gewag maakt, Dus mag je vele slechte jaren hebben. Nu weten we al openbaar, 105 Wat ge met ons hebt bedreven. Ge zal ons terug moeten geven, Dat ge van ons kwalijk hebt gestolen, Of we zullen uw ogen uitsteken En met deze pot zo raken, 110 Uw toverij zal nu uitkomen Hier vechten ze. Juliane Aai, gij vrouwe, sla wat zachtjes! |
Zie verder: http: www.volkoomen.nl,