Adelaar steen

Over Adelaar steen

Boetius over de aetites of adelaar steen, Aetites-steen heeft een naam van het Griekse woord ἀετὸς, wat adelaar betekent, en wordt in het Duits Adlerstein genoemd.

 Adelaar steen.

De oorzaak van de naam werd gegeven door de energie van de adelaar die, omdat het de bevalling bevordert, Aetites naar het nest zou dragen omdat zonder deze energie ze niet zouden kunnen baren. De kleur is wit, grijs of bruin. Het bevat op zichzelf nog een steen die calimum wordt genoemd, soms klei of aarde, maar anderen willen niet dat hij die klei of aarde draagt, voor een Aetites wordt aangezien.

Maerlant; ‘Graag maakt hij hoog zijn nest. In zijn nest vindt men het beste de steen die echites heet, omdat hij van naturen weet dat dit voor zijn jongen goed is’. In haar nest zet ze twee kostbare stenen die agaat genoemd worden, in Duits is dit de Adlerstein, de ene is de manlijke en de ander de vrouwelijke vorm. De mannelijke hiervan is hard en is wat gloeiend. En de vrouwelijke is zacht. En er wordt verteld dat ze geen jongen kunnen krijgen zonder die stenen. De mannelijke adelaar legt in haar nest die kostbare steen, die heldere agaat, om haar zo te vrijwaren van de pijnen die met het eieren leggen komen. De Perzen noemen die adelaarsteen de geboortesteen. Ook om de jongen te vrijwaren van venijnige beten van kruipende wormen. Bij Plinius horen we over de arendssteen, de aetites die van het bekende aetos is afgeleid en die lithos eutokios heet ofwel: ‘om de leg te bevorderen’.

Dioscorides meent dat de steen het embryo in de baarmoeder vasthoudt als die om de linkerarm van een zwangere gebonden wordt. Om zonder pijnen haar kind te krijgen moet die steen onder de arm of onder de heup gebonden worden. Fijn gewreven zal die in een zalf tegen epilepsie helpen. De bevalling en geboorteweeën worden, naar oud-Russische medische aanbevelingen, op gelijke wijze geholpen. Dit is de toversteen, orlow kamenj (adelaarssteen) die men in een adelaarsnest kan vinden en die de vrouw op haar linkerhand of linkervoet moet binden. Ook gaf men die de vrouw wel te drinken zoals in een proces uit de 17de eeuw bewezen werd. De steen was ook een geneesmiddel tegen koorts. In Spanje bindt men de vrouw zo ook een toversteen op de knie om de weeën te verlichten. Verder werd de steen als een gelukbrengend en beschuttend amulet gebruikt. Hij werkt alleen bij mensen die rein van hart zijn, maakt degene die hem draagt onoverwinnelijk en zal zijn rijkdom vergroten. Men zegt dat deze steen Castor en Pollux veel geluk heeft gebracht.

De kracht van deze steen maakt een man matig, vermeerdert en laat rijkdom toenemen, zo ook met liefde en helpt veel om overwinning te krijgen en te veroveren. Het zorgt ervoor dat de vrouwen van liefde houden.

Om zo’n steen te verkrijgen bindt men in IJsland aan een jonge adelaar die nog in het nest is de snavel dicht. Een van de ouders vliegt weg en haalt van het zeestrand, waar ze aanspoelen, een losmakende steen, Lausnarsteene, en bestrijkt er de dichtgebonden snavel mee die dadelijk opengaat. Die steen dient voornamelijk om de bevalling te bevorderen. (zie de gier)

Is daar enig man die verdacht wordt van fraude of vergiftiging, als hij schuldig is zet deze steen dan onder zijn voedsel dan zal hij dit niet kunnen inslikken, als de steen weggehaald wordt zal hij niet dralen om zijn eten in te slikken.

En deze steen broedt een andere steen binnen haar.

Boetius. Plinius onderscheidt vier klassen. Geboren in Afrika, klein en zacht met in zichzelf en als in een alluvium, zachte, witte, brokkelige klei, zoals het vrouwelijke geslacht denkt. Maar het mannetje dat in Arabië geboren wordt, is hard, galachtig of half rutiel en heeft een harde steen in het staartstuk. Een derde wordt gevonden op Cyprus, qua kleur vergelijkbaar met die welke in Afrika groeien, maar groter en vergroot, want de rest heeft bolvormige gezichten. Het heeft mooi zand en kiezels in het zwembad, het is zo zacht dat het met de vingers kan worden ingewreven. Het vierde geslacht heet Taphiusius en wordt gevonden in de rivieren bij Leucades [187] wit en rond In deze alluvium bevindt zich een steen die de sluwe steen wordt genoemd. De Duitsers noemen deze twee laatste soorten Klapperstein of Erdstein, en door anderen worden ze Geode genoemd. Het tweede geslacht wordt, omdat het opgewonden geluid van klei produceert, passender verwezen naar de geslachten van Aetites met Plinius dan naar Geode.’

In ons ijzeroer, die wel de adelaarsteen of klappersteen genoemd wordt en bij de Duitsers ‘Rasen-eisenstein’, vind je soms bolvormige, holle stukken waarin zich een beweegbare kern bevindt. Als je het stuk beweegt dan klappert dit tegen de randen. Daardoor ontstond de naam klappersteen. Dit is de mythische adelaarssteen die zich bevindt in de nesten van de adelaars, die het erin dragen.

Aetites zal de bevalling bevorderen en de foetus behouden. Om de foetus bij de arm vast te houden wordt deze aan de dij vastgebonden om de bevalling te bevorderen. Want het is bekend en welbekend door de ervaring en getuigenissen van veel artsen om een ​​bevalling tot stand te brengen. Dienovereenkomstig moet, als de geboorte heeft plaatsgevonden, de steen onmiddellijk worden verwijderd, anders valt de baarmoeder er ook uit, zoals volgens Valeriola gebeurde met de vrouw van Ponson Ionbert van Valentina die, nadat ze een vastgebonden steen aan de vergetelheid had overgegeven aan haar dij, gleed weg en werd uitgedoofd door de baarmoeder. Gemalen steen vooral voor epileptische aanvallen. Klei- of mergelsteen heeft het vermogen de bodem af te dichten. Voor Lota, geteisterd door pestilentie en pestachtige koortsen, azijnwater dat ermee besprenkeld is een hulp. Want transpiratie verdrijft al het kwaad en verfrist het hart: ik heb bij sommige mensen de neiging waargenomen om de aluin in beweging te brengen. Om gifstoffen te geven met wijn, controleert het kwaadaardige dysenterie en andere kwaadaardige stromingen. Verdrijft de pestachtige karbonkels met wijn en vitrioolgeest en beschermt het hart tegen alle bederf. Er wordt ook aangenomen dat het slangen afweert en om deze reden wordt het ook door de adelaar gezocht, dat wil zeggen om de kuikens te beschermen. Er wordt gezegd dat de drager liefde en rijkdom vergroot en de drager ook onkwetsbaar en aangenaam voor iedereen maakt en seksuele aanvallen voorkomt. Om een ​​dief op te sporen werd volgens Dioscorides ooit het poeder vermengd met het brood van Aetius voor de verdachte gebracht. Wie, als hij op de hoogte was van de misdaad, deze niet kon slikken, zo getuigt Bellonius, in boek 20 van Observations, hoofdstuk dertien, gooien de Grieken deze steen nog steeds naar hem, maar met behulp van verschillende bijgelovigheden. Zolang ze een dief willen opsporen [188] brengen ze allemaal de verdachten binnen, kneden het deeg zonder gist, mompelen verschillende woorden, maken vervolgens broden van dezelfde grootte van het deeg en geven elke persoon die er drie heeft ontmoet om ze op te eten zonder extra drank. Dan kan de dief het geen derde keer doen en als hij het probeert is hij nog net niet gewurgd. De Griekse monniken hebben het als een geheim. Er wordt aangenomen dat zelfs als de borden gif zouden bevatten de schaal waarin het zich bevindt niet kan worden vervloekt. De Oosterling, die ik beschouw als van de eerste soort en die wordt gevonden in het adelaarsnest wordt gewaardeerd door nobele en nobele vrouwen vanwege zijn bijzondere vermogen om de bevalling te bevorderen zodat hij soms voor tien of zelfs twintig daalders wordt verkocht als het de grootte heeft van een grandioze en een Armeense man. De Duitse zijn goedkoper, maar de meeste worden, als het bruine zijn, roestig van kleur en niet zo krassend, verkocht voor een of twee daalders per stuk, en nog meer als ze groot zijn.

(Aetites, geoden of klapperstenen, zijn stenen van verschillende aard, het zijn doorgaans klei houdende ijzerstenen. Ze hebben een nier- of kogelvormig gedaante met de grootte van een hazelnoot tot mensenhoofd toe en zijn van binnen hol. In die ruimte zit meestal een andere steen, gewoonlijk een spaatsoort of een ijzeroxide. Ze worden in musea als geologische zeldzaamheden bewaard. Ze worden gevonden in de Harz, Saksen en Bohemen.)

Maerlant; ‘Die arend is zo wel gemoed en al heeft hij zeer lang gevast dat hij node ontzegt een gast, maar ze eten mede al wat ze begeren en ontbreekt het hem aan zijn verteren, zijn naaste gast moet betalen wat hem al de anderen onthaalden’. Onder alle soorten vogels is de adelaar het meest liberaal en vrij van hart. Want de prooi die ze slaat eet ze niet alleen of met zeer grote honger, maar geeft die gewoonlijk door aan de vogels die haar volgen hoewel ze eerst haar eigen deel neemt. Daarom wordt de adelaar vaak gevolgd door andere vogels in de hoop en het vertrouwen dat ze wat van haar prooi krijgen Maar als de prooi niet groot is en niet eens genoeg voor haarzelf dan, als koning van de heerschappij, pakt ze de vogel naast haar en geeft die aan de anderen en bedient ze daarmee. Daarmee doet ze haar naam adelaar eer aan.

Maerlant; ‘Kiramidarium boek die zegt dat de arend te hebben pleegt in zijn wenkbrauwen twee stenen, die de steen die men in de blaas draagt in stukken breekt. De arends bek, als hij gewaagt, en die stil onder zijn hoofd ligt zal ’s nachts dromen wat hij wil’.

Zie verder; Volkoomen.nl