Granaten
Over Granaten
Granaat, edelstenen, vormen, geschiedenis, historie, naamgeving, etymologie, afkomst, gebruik, krachten, bijzonderheden,
Naam, etymologie.
Granaten zijn zo genoemd naar de granaatstruik, Malum Granatum of Punica, die zelf vol granaten zit, vergelijk Granada. Granum (lapis) betekent een zaad, ponum granatum is een vrucht met zaden. Net als de granaatappel komt de steen granaat in korrels in de aarde voor. Ook de edelsteen granaat heeft een dieprode kleur, zo ook graniet.
Granaat noemt men ook een ijzeren, holle kogel die met brandas en buskruit gevuld is, de handgranaten worden met de hand geworpen, dan door een grenadier.
Frans grenat, Engels garnet, Duits Granat.
Granaat heeft een glas- en vetglans, is min of meer doorzichtig, doorschijnend of ondoorschijnend en enkel brekend. Het is schelpachtig op de breuk en bezit een hardheid die ligt tussen veldspaat en topaas. Hardheid van alle soorten is 6.5-7.5, S.G. 3.5-4.2. Het is een delfstof die in ruiten-twaalfvakken kristalliseert en ook in korrels voorkomt. Het wordt als je het wrijft positief elektrisch.
Het zijn nesosilicaten met de algemene formule A3B2(SiO4)3. De chemische elementen in granaten bevatten calcium, magnesium, aluminium, ijzer2+, ijzer3+, chroom, mangaan en titanium. Granaten laten geen splijting zien. De kleur verandert met de samenstelling. De meest voorkomende kleur is rood in allerhande tinten en bij een stijgend ijzergehalte wordt het tot zwart aan toe. Daarnaast bestaan er bijna kleurloze geelgroene en donkergroene granaten. Er zijn bloed-, hyacinth- en bruinrode granaten, (rode- of edele-, oosterse- en Boheemse granaat, almandien)
Wijn- en honinggele granaten. (gele granaat en topasoliet)
Olijf-, look-, en berggranaat.(groene granaten, allochroiet, aplom en grossulaar)
Roodachtige en leverkleurige granaten. (bruine granaat, zirkoongranaat, colophiet en pekgranaten)
En eindelijk zwarte granaten. (melaniet)
Als ‘edele granaat’ heeft men van oudsher de fraai gekleurde, goed doorschijnende granaten onderscheiden die als edelsteen bruikbaar waren. Ze komen voor in Duitsland, Oostenrijk, Zwitserland, Italië, Finland, Tsjechië, Australië en Amerika.
Granaten zijn in tegenstelling tot wat vaak gedacht wordt, en de naam suggereert, niet altijd rood, maar kunnen paars, rood, oranje, geel, groen, bruin, zwart of kleurloos zijn. In 1998 werd in Bekily, Madagaskar, voor het eerst een blauw-roze granaat gevonden. Deze variant geldt als zeer zeldzaam.
De meest voorkomende zes varianten zijn pyroop, almandien, (zie daar) spessartiet, grossulaar, de helder groene uvaroviet en andradiet.
Donkerrode met violette tint zijn het meest gezocht, bruinrode worden in de handel wel vermeille genoemd.
De bloedrode granaat die vaak wat geels heeft en veel op de hyacinth lijkt, vermeille in het Frans, giacinto gnarnecino in Italiaans die zelden in India en vaker in Europa en dan in Bohemen voorkomt en is Boheems granaat zeer bekend is.
De granaat die het meest bekend is door zijn mooie robijnrode kleur heet wel pyroop, piroop, Frans pyrope, Latijn pyropos, Grieks Puropos: pyr; vurig, ops; oog, met vurige of vlammende ogen, zie Pyrus.
Het zijn robijnrode magnesium-aluminium silicaten volgens de formule Mg3Al2(SiO4)3. Het magnesium kan deels door calcium en ijzer 2+ vervangen worden. De kleur van pyroop kan variëren van diep rood tot bijna zwart. Die is bloed- tot zeer donkerrood tot vrijwel zwart en bekend als edele granaat of Boheemse granaat. Dat is de veel voorkomende ‘robijn’ van de kerkelijke sieraden. De hardheid van pyroop is 7.25. De pyroop wordt meestal in Bohemen gevonden. Het was in 1800 een modesteen in boerensieraden. Transparante pyropen worden als edelstenen gebruikt. Pyroop is een indicatief mineraal voor hogedrukgesteenten.
De pyroop uit Z. Afrika, de Kaapse robijn, is toch een goedkope steen.
Uit www.engelen-levensvreugde.be
De granaat Melaniet bevat kalkijzertitaangranaat en is door titaan zwart gekleurd, Hoogduits Melanit, door de Duitse geoloog Abraham Gottlob Werner gevormd van Grieks melas; zwart. Hij wordt voor rouwsieraden gebruikt, ondoorzichtig, maar krijgt bij polijsten een hoge glans. Hardheid 6.5, s.g. 3.83-3.85. Wordt in Italië en in Baden, Kaiserstuhl, gevonden.
Uit www.engelen-levensvreugde.be
De granaat Uvarowiet, naar de Russische graaf en verzamelaar Sergei Semjonowitsch Uwarow bevat kalkchroomgranaat. Komt in kleine kristallen voor die donkersmaragdgroen gekleurd zijn. hardheid 7, s.g. 3.40-3.51. Komt voor in de Oeral en Californië. Het is een calcium-chroomgranaat met formule Ca3Cr2(SiO4)3. Het is een redelijk zeldzame granaat, helder groen van kleur, veel gevonden als kleine kristallen met chromiet in peridotieten, serpentinieten en kimberlieten. Soms worden ze in kristallijne marmers en schisten gevonden. Het mineraal komt vooral voor in de Oeral in Rusland en Outukompu in Finland.
De granaat Hessoniet bevat kalkijzeraluminiumgranaat, Grieks hessoon; minder of geringer, dat naar de hardheid en soortelijk gewicht die minder is dan die van de hyacinth, een zirkoonvorm, waarmee ze veel overeenkomt. Kaneelsteen en foutief Ceylon hyacinth. Hardheid 7, s.g. 3.5-3.7. Is hyacintrood met gele gloed die van honiggeel tot diep oranje gaat. De donkere worden hessoniet, de lichtere kaneelsteen genoemd. Wordt gevonden te Sri Lanka, Oeral, N. Amerika en Mexico.
De granaat Grossulaar is zo genoemd naar de kruisbes, grossularia, verwijzing naar de groene granaat die in Siberië gevonden wordt, is kleurloos, lichtgroen, barnsteenkleurig of roze, meest fletse kleuren. Bevat kalkijzeraluminiumgranaat, Ca3Al2(SiO4)3) waar calcium deels vervangen kan worden door ijzer 2+ en het aluminium door ijzer 3+. Wordt vrijwel niet gebruikt als edelsteen. Hardheid 7, s.g. 3.5-3.7. wordt op dezelfde plaatsen als hessoniet gevonden. Door de lagere hardheid dan zirkoon, waar de gele kristallen op lijken, worden ze ook wel hessonite genoemd. Grossulaar wordt in contact metamorfe kalkstenen gevonden met vesuvianiet, diopsiet, wollastoniet en werneriet.
De granaat Spessartiet werd het eerst in Spessart, Aschaffenbug, gevonden. Is geel tot roodbruin en bevat kalkijzermangaangranaat, Mn3Al2(SiO4)3. Hardheid 7.5, s.g. 4.0-4.3. Kristallen komen voor in mooie doorzichtige tot doorschijnende exemplaren. De kleur is geelachtig, roodachtig bruin en van bruin tot donkerrood waardoor hij vaak met hessoniet en hyacinth verwisseld wordt. Mooie oranje-gele spessartieten worden in Madagaskar gevonden. Paars-rode spessartiet komen voor in rhyolieten in Colorado en Maine.
Uit www.engelen-levensvreugde.be
De granaat Andradiet is genoemd naar de Portugese mineraloog d’Andrade e Sylva die dit mineraal in de Oeral ontdekte. Die is groen, bruin tot zwart en soms ook kleurloos. Bevat kalkijzergranaat Ca3Fe2(SiO4)3, met variabele compositie en kan rood, geel, bruin, groen of zwart zijn. De groene heet meestal Demantoiet naar de Noorse mineraloog Nordenskjold die hem ook in de Oeral ontdekte. Hardheid 6.5-7, s.g. 3.83-3.85. heeft een levendige glans en wordt als edelsteen gebruikt. De gele heet topazoliet naar zijn overeenkomst met topaas, is niet van belang voor de edelsteenhandel. Andradiet wordt gevonden in diepe magmatische gesteenten zoals syeniet en in serpentinieten, schisten, en kristallijne kalksteen.
Uit www.engelen-levensvreugde.be
De granaat Topasoliet lijkt qua kleur op de topaas.
De granaat Demantoid; diamantachtig, is een mooie groen gekleurde granaat, smaragdachtig. Die steen komt voor in de Oeral, hoewel sporadisch en in kleine korrels. Door zijn zeldzaamheid is het wel de kostbaarste van de granaten. Een nadeel is zijn zachtheid, het is zachter dan kwarts maar heeft een glans als die van de diamant.
Gebruik.
Theophrastus beschreef een rode edelsteen onder den naam anthrax. Plinius noemde ze carbunculus, beide uitdrukkingen betekenen gloeiende kolen, de karbonkel van de ouden. In de Middeleeuwen verstond met onder karbonkels zeer verschillende rode edelstenen, ook de granaat Mogelijk zijn de robijn en rode spinel bedoeld, maar vrijwel zeker zaten er ook granaten onder. Het vele gebruik van de granaat als siersteen in oude tijden wordt door vele archeologische vondsten bevestigde. De granaat wordt voor het eerst vermeldt Marbodeus (rond 1100) een hyacinthus granatus, wel een vorm van robijn en wel vanwege de vorm.. De granaten die bij de Romeinen gebruikt werden dienden tot sieraden. In het museum voor natuurlijke historie te Leiden bevindt zich een granaat die 3.5 Nederlandse pond weegt. Voor ringstenen zijn de Groenlandse en O. Indische de beste omdat ze zich door een fraaie kleur onderscheiden. Van de grote granaten die men in Stiermarken aantreft worden snuifdozen en dergelijke weeldeartikelen vervaardigd. De granaatkorrels die vooral in Bohemen in menigte aanwezig zijn en ook bij Tharand in Saksen gebruikt men voor halssieraden terwijl men de kleine korrels in plaats van amaril als slijppoeder kan gebruiken.
Maerlant:, ‘Garantus is een steen die wel met robijn overeen komt. Wel is zijn gedaante dan donkerder, de roos bijna gelijk. Zo hard dat men het niet graveren kan, tenzij dat men het aansnijdt met splinters van de diamant. Men vindt in Ethiopië land, omtrent Surs vindt men er meer die uit de zee geworpen zijn. Deze verdrijft zeren en verheugen het hart mede. Sommige hebben violette gedaante, dat is de duurste, zoals ik waan’.
Rode granaten, als kogel gebruikt, treft de vijand harder dan de loden kogel. De granaat biedt aan de andere kant een bescherming tegen alle mogelijke verwondingen.
De rode granaat behoedt voor griezelige dromen en heelt een oog die door de zon verblind is.
Megenberg; Granatus is een steen van een erg schone kleur gelijk een robijn, toch heeft het een vettere roodheid dan de robijn zoals een rood ros. De steen laat zich erg ongaarne [519] graveren en schijnt des te beter wanneer men hem een zwarte kleur onderlegt. Het verjaagt treuren en geeft het gemoed vreugde. Men vindt het in het moren land en bij Tyrus in het zand daar het de zee uitwerpt. Er is ook een soort steen van die is vioolkleurig met een bijgemengde roodheid en die is meer edel en kostbaarder en gelijkt de balasten. De granaat is van de hyacint aard en is zijn geslacht.’
Over de pyroop, Maerlant; Pirofilus dat is een steen waar Aesculapius over een tot Augustus Octavianus dusdanige reden van doet verstaan. Hij spreekt, ‘een mannenhart die met vergif dood blijft of met zulke pijn of het hart euvel is blijft dood dat men altijd in een vuur groot zijn hart niet verbranden kan, tien jaar achter een dan zal men die man zijn hart leggen in een vuur’, dit is zijn zeggen. Zo wordt ze tot steen dus en die steen heet pirofilus. Hij heeft bijzondere macht want hij zijn man bewaakt van donder en van bliksem mede en maakt landheren te alle plaatsen en zegevrij altijd de zijne. Ook verzekert hij ze van venijn en het beschermt van de snelle dood, want wie in heeft bloed, hij mag niet sterven, zonder waan, als die steen niet van hem is gedaan, maar in het euvel en in de pijn staat hem eenparig te zijn. In het serpentenboek zo is beschreven dat Aristoteles zei dat Alexander deze droeg in een kleedje duur genoeg te alle tijd op zijn lijf na en toen hij keerde van India zou hij die hem door zijn bate dweilen en baden in de Eufraat daar deed hij van hem algemeen dat purperen kleedje met de steen een serpent kwam daar gelijk die de steen uit het kleedje beet en spuwde in de rivier. Hemelsblauw is die steens manier.
Megenberg; Piropholos mag mensensteen heten. Want, zoals de meester Aesculapius schrijft naar keizer Octavianus Augustus, doe steen is erg edel en wordt uit een mensenhart dat met vergif is gedood, want dat hart mag in vuur niet verbranden. Is het dat men dat hart in vuur behoudt negen jaar zonder onderbreking dan wordt de steen daaruit die erg wonder grote kracht heeft. Want, zoals dezelfde meester spreekt, die steen beschermt zijn drager voor hemellichten en voor donder en maakt de heer zegevierend in strijd en verzekert hem voor vergif. Die steen droeg Alexander, zoals men spreekt, in een purperen ondergordel toen hij terugkwam van het land India en over dat water Eufraat kwam toen trok hij zijn kleren uit toen hij baadde in dat water; in die komt een slang en beet de ondergordel af met de steen en liet het vallen in dat water. Dat heeft Aristoteles geschreven in een boek van de slangen. Nu wanen de meesters dat die steen en de mensensteen een steen is die van de gewone man lapis humanus heet. Van die spreekt men dat het de mensen behoedt voor de snelle en dat hij niet sterven mag de tijd dat hij de steen heeft in zijn handen. Toch beschermt het de mensen niet voor ziektes en voor smarten en verlengt doch dat leven in dat lijden zoals men ook schrijft van het land der levenden daar niemand in sterven mag dat dialle heet of drivallis. De steen is wat veel rood en heeft een witheid daartoe gemengd.’
Uit; Lapidary or, the history of pretious stones, bij Thomas Nicols 1652.
Van de granaten.
De granaten zijn soorten karbonkels. Ze zijn doorschijnend, rood, kostbare edelsteen zoals de bloemen van granaatappel met een roze kleur, iets donkerder en duisterder dan een karbonkel. Boetius zegt dat het eruit ziet als een vuurvlam of als puur vermiljoen.
De tinctuur of folie.
De folies waarvoor ze snel, levendig en levendig worden gemaakt, zijn kleine roodachtige schutbladen of zilverfolies getint met een karmozijnrood die substraat is en geschikt en passend in de holte onder de edelsteen worden geplaatst, welke daarin een zekere vrolijke ontdekking van glans opdoet.
Van zijn vervalsing.
Bedriegers hebben veel bedrog voor het vervalsen van deze edelsteen, welke bedrog bij de vervalsing, samen met het grote verschil van zijn verschillende soorten, deze edelsteen, zegt Andreas Baccius, moeilijker maken dan enig ander om bekend te worden. Zo zullen oplichters dit juweeltje vervalsen met hun schutbladen en karmozijnrode folies omdat het niet eenvoudig is om een echte granaat te ontdekken uit hun valse robijn. Ze hebben ook een manier om arsenicum te calcineren met een langzaam vuur in een geschikt vat of een vat genaamd Carasetta totdat het vat bedekt lijkt te zijn met bepaalde rode druppels, zoals robijnen.
Van zijn namen.
Het wordt in Hebreeuws Adem genoemd, dat is een robijn als in Ezechiël 28;13. Het Hebreeuwse woord Puk wordt alzo ook genomen voor de robijn wat voor de meeste deel vertalen en interpreteren als Stibium of gemma Antimoon die inderdaad in kleur overeenkomt en wat op de robijn lijkt. In Latijn heet het Granatus, Rubinus. In Nederlands granatlin en ein granat. In Engels a granate of rubine. In Italiaans rubino de rocha and granato.
Van de soorten.
Er zijn drie soorten van, de beste is die gekleurd in met de excellente roodheid van de granaatappel. De tweede heeft een roodheid die neigt naar de kleur van een hyacinth. De derde soort is rood gaat naar een violette kleur die door de Italianen wordt gewaardeerd de meest perfecte van alle anderen en daarom noemen ze het Rubinum de Rocha.
Plinius vertelt van de Ethiopiërs dat ze een manier om duistere en doffe robijnen te herstellen zodat ze hun pracht en praal zullen ontdekken voor veertien maanden samen, net als een brandende kool en dat is door ze veertien dagen in azijn te macereren: maar op deze manier worden ze, hoewel hun glorie een tijdlang toeneemt, zachter gemaakt en meer onderhevig aan een broze en breekbare toestand.
De plaatsen waar ze te vinden zijn.
Ze komen uit India, Calcutta, Kannur, Cambodia, uit Balaguar en uit Ethiopië en Bohemen.
Van zijn eigenschappen.
S. Hiëronymus is de mening hierover, dat dit het hart verlicht om ware en goddelijke dingen te overdenken. Zijn verval van glorie tot vergetelheid, voorspelt ongeluk; zoals blijkt uit hetgeen Andreas Baccius spreekt over een robijn van hem, ingesloten in een gouden ring. Op 5 december 1600 was hij op reis met zijn vrouw Catharina Andelmania naar Stuttgart en tijdens zijn reis zag hij hoe zijn robijn zijn glorie in vaagheid veranderde, waarna hij het zijn vrouw vertelde en voorspelde dat het kwaad daarop zou volgen, hetzij voor hemzelf, hetzij voor haar, wat dienovereenkomstig gebeurde. Want niet veel dagen daarna werd zijn vrouw genomen met een dodelijke ziekte en stierf: waarna hij zijn eigen robijn geloofde en zijn dientengevolge herstelde opnieuw zijn vroegere glans, glorie, schoonheid en pracht.
De waarde, waardigheid van hen.
De Boheemse zijn twintig shilling per stuk waard en als ze groter dan normaal worden gevonden wordt de prijs ervan verhoogd. Van Rodolphus de keizer wordt gemeld dat hij er een had van de grootte van een hazelaar. De beste oosterse van het gewicht van vier korrels zijn twee kronen waard; en hoe vaak ze ook dubbel in gewicht blijken te zijn zo vaak zal hun waarde en waarde verdubbelen en hun prijs verhogen; als ze acht korrels wegen, zijn ze vier kronen waard en dus evenredig aan hun grotere gewicht zal de toename van hun waarde en prijs groot zijn, maar daarmee op voorwaarde dat hun kleur voor hun glorie, altijd de perfecte kleur van robijn is: want het is de pure excellentie van zijn kleur en tinctuur die zijn prijs bepaalt. De robijn van de rots is van dezelfde prijs als de spinellen.
Zie verder: http://www.volkoomen.nl/ en : http://volkoomenoudeherbariaenmedisch.nl/