Diamant

Over Diamant

Adamas, karaat, slijpen, bijzondere diamanten, edelstenen, vormen, geschiedenis, historie, naamgeving, etymologie, afkomst, gebruik, krachten, bijzonderheden,

Te midden van het gruis en de rolstenen, de verweringsproducten van de hardste stenen als kwarts en graniet die zich in de kloven van het gebergte hebben opgehoopt, worden er soms edele stenen gevonden. Sommige soorten treft men ook ingesloten in de rots aan die zo minder gemakkelijk te verkrijgen zijn.

Diamant werd al door Plinius de Oudere (23-79 na Christus) genoemd. Diamanten werden in de 6de tot de 5de eeuw voor Christus in Europa bekend. Uit deze tijd stamt een oud Grieks bronzen beeld met onbewerkte diamanten. Dit beeld bevindt zich tegenwoordig in het British Museum in Londen. Tot de 18de eeuw werden diamanten alleen in India gewonnen; hier komen ook de meest bekendste historische stenen vandaan. Diamant werd van oudsher in drie gebieden van Voor-Indië gevonden. Het eerste ligt in Haiderabad en omvat gedeelten van de stroomgebieden van de rivieren Panar, Kistnah en Godavery, vooral de Golconda mijnen die nu vervallen zijn. Het tweede is een groot gebied waarvan Sambalpur aan de Midden-Mahanady rivier het middelpunt is. Het derde is de streek van Panna in Bandelkhand. Uit die gebieden stammen verscheidene beroemde diamanten, de groot Moghul, Koh-i-Noor, de Regent, Orlow, Florentijner, de blauw diamant van Hope en de groene diamant van Dresden. De reiziger Tavernier bericht dat in zijn tijd, 1665, alleen in de groeven bij Kollur 60 000 man werkten.

Een karaat is 0,2 gram en onderverdeeld in 100 punten, o24 karaat of 24 punt, dat naar het standaardgewicht van de karob of Johannesbroodboom, Ceratonia siliqua.

De opkomst van Brazilië veroorzaakten de achteruitgang van Indië. De eerste diamanten werden hier in 1725 bij Tejuco gevonden door goudzoekers die ze niet kenden maar bewaarden. In 1828 werden ze herkend door de Nederlandse consul in Lissabon. De grootste die hier gevonden is de Zuidster die ruw een 250 karaat woog, na kloven bleef een in briljant vorm gesneden steen over van 125 karaat. Dat was totdat er een in 1906 gevonden werd van 300 karaat die echter stukgeslagen is. In 1929 werd er in de Minas-Geraes een roze gekleurde gevonden van 118 karaat. Meestal zijn ze echter bruinachtig gekleurd. Jaarproducties van 200 000 karaat zijn de eerste jaren voorgekomen. Ook werden er diamanten gevonden in het gebied van de Diamantinia aan de bovenloop van de Jacquelinhows. In Bahia komt er nog een aparte soort voor die Carbon of Carbonado genoemd wordt en wijkt geheel in structuur en vorm van de gewone diamant af. Het is een zwarte, ondoorzichtige en poreuze vorm die vanwege zijn hardheid in verschillende bedrijven gebruikt wordt.

In Australië worden ze ook gevonden en zijn daar extreem hard zodat het lang duurde voor men ze kon bewerken. Ze hellen meer naar het groenachtige en bezitten vaak een fraaie diepe gloed. De zwaarste werd in Nieuw Zuid Wales gevonden en weegt 29 karaat.

Nu is Z. Afrika het hoofdwingebied. Brazilië leverde van 1850-1870 jaarlijks een 170 000 karaat met toen een waarde van 7 000 000 gulden.

Op 13 oktober 1867 vond een kind een mooie steen aan de over van de Oranjerivier dat ze met andere stenen bij haar huis legde, het was een blinkend steentje, een ‘blink klippie’. De blinkende steen werd door de buurman Niekerk gezien en die het wel wilde kopen maar daar wilde de arme familie van het kind niets van weten. Van Niekerk gaf de steen aan een rondreizend koopman die hem naar Boyes in Colesberg bracht. Die ontdekte dat je met de steen glas kon snijden en kwam op de gedachte dat het wel eens een diamant kon zijn. De ruime 21 karaats grote steen bracht 500 pond op. Nog enkele andere stenen werden gevonden zoals in 1869 bij de monding van de Vaalrivier waar men een 83 en een halve karaat zware steen aantrof die geslepen als ‘ster van Afrika’ beroemd is geworden. Het duurde nog tot 1870 toen bij Klipdrift (Barkley West) aan de middenloop van de Vaal grond werd aangetroffen die rijk genoeg was om te bewerken. Dat was het begin van een diamantenspeurtocht die duizenden avonturiers in beweging bracht. Daar verzamelden zich de diamantzoekers, dat was de bloeitijd van de riverdiggings.

Gewoonlijk worden ze gevonden door rivierzand en grind uit te wassen. Ook dieper bleek de grond diamant houdend. In 1906 was de productie 2 000 000 karaat. De Beers heeft vrijwel een monopolie en verkoopt het in een te Londen zittend verkoopsyndicaat. Bekende vondsten zijn in Z. Afrika de donkergele ‘Tiffany’ in 1877 van ruim 125 karaat, als briljant geslepen, vierkant met afgeronde hoeken in rondistdoorsnede en werd in 1878 in de Kimberleymijnen gevonden, ‘Tiffany yellow‘ in de Kimberleymijn in 1878, Victoria’ van meer dan 457 karaat in 1912 in de Beersmijn te Kimberley, was ooit 1238 karaat, ‘Excelsior’ in Jagersfontein op 30 juni 1893 van 972 karaat, ‘Jubileum’ of Jubilee werd op het einde van 1895 in Jagersfontein gevonden van 640 karaat, ‘Jagersfontein’ werd op die plaats gevonden voor juli 1891 en was 115 karaat,’ de Beer’ in de Beersmijn op 28 maart 1888 van 440 karaat, ‘Julius Pam’ in de Jagersfontein in 1889 van 248 karaat, ‘Colenso’ in de Kaap, Kimberley rond 1884 van 133 karaat, ‘Imperial’ in de Kaap, rond 1884 van 469 karaaat, ‘Du Toit I’ in de Du Toitpanmijn in Kimberley in 1878 van 250 karaat, ‘Steward ‘in Waldecksplant, Vaalrivier in 1872 van 296 karaat, Dudley in Oranjerivier in maart 1869 van 85 karaat, ‘Cullinan’ op 25 januari 1905 van 3024 karaat werd gevonden in de Premiermijn te Transvaal. Sinds de ontdekking van de Kaapdiamant zonk de prijs in 1867 nog sterker dan bij de ontdekking van de Braziliaanse diamanten in 1727. Het winnen van diamanten in bepaalde delen van Afrika roept tegenwoordig ethische bezwaren op, omdat de verkoop door verschillende legers wordt gebruikt om hun oorlogen mee te financieren. Men spreekt dan van conflict- of bloeddiamant.

Slijpen.

Diamant is de meest geschatte van alle edelgesteenten. Diamant onderscheidt zich door zijn sterk lichtbrekend en kleur schiftend vermogen. Diamant glanst, is kleurloos (soms met kleine kleurnuances) is vurig en…. het leeft.

Diamant bestaat uit zuivere koolstof en is dus bij zeer hoge temperaturen brandbaar. Het is de hardste van alle delfstoffen, hardheid 10, is 140 maal zo hard als het volgende mineraal Korund, S. G. 3.52, krast zelf het hardste staal en kan alleen geslepen worden met zijn eigen diamantpoeder of nu met het carborandum, een verbinding met koolstof en silicium dat in elektrische ovens klaar gemaakt wordt.

Diamant komt in de natuur meestal voor in een acht vlakkige kristalvorm. De ruwe diamant is onooglijk en ziet er niet uit als een diamant, het moet eerst geslepen worden om de schittering te verkrijgen.

De ruwe diamant wordt eerst gekloofd door van zijn splijtbaarheid in een bepaalde richting gebruik te maken om hem zo een regelmatiger vorm te geven. De klover let erop dat hij de grootst mogelijk steen er uit kan halen met de minste onzuiverheden. De onzuiverheden die in de buurt van de splijtvlakken liggen kunnen er later afgehaald worden. Kleine splinters worden voor het glas snijden of voor het graveren op steen en metaal gebruikt.

De Amsterdammer Delbeek komt de eer toe het eerst het kloven te hebben bewerkstelligd. Dit doe je ook weer met een diamant die een scherpe kant heeft. Daar mee maak je een insnijding, tenslotte wordt er een mes van hard staal in geplaatst die na een paar stevige tikken de diamant klooft. Een verkeerde kloving of verkeerde slag kan de diamant onherstelbaar beschadigen of versplinteren. (Tegenwoordig kunnen ze ook gezaagd worden) Dan moeten ze nog geslepen worden om ze tot ‘leven’ te wekken. Lange tijd was men tevreden om alleen maar de natuurlijke vlakken van de diamant te politoeren, die was bekend als de spitssteen.

De mogelijkheid om de diamant te slijpen was in Indië al lang bekend en kwam zo ook waarschijnlijk naar Europa. Maar in Europa gaat de eer van naar Lodewijk van Bergen (Berken) die de kunst van het slijpen van deze steen in 1450 te Brugge uitgevonden of op naam gesteld zou hebben door de diamant op roterende schijven met hun eigen poeder te slijpen. Men neemt aan dat de Florentijner en de Sancy zijn werk zijn, die hebben de vorm van een pendeloque.

De briljant is gemaakt door de Antwerpenaar Marcel Tolkowsky in 1919 na wiskundige berekeningen van de lichtbreking.

In de 16de eeuw kwam de vorm in zwang die voor platte stenen nu nog veel gebruikt wordt, het roosje.

Verder zijn er verschillende andere vormen, peer- hartvorm, markies en dergelijke.

De kunst van het graveren van diamanten werd het eerst door de in 1883 overleden M.C. de Vries uitgevoerd.

De traditie van de diamanten verlovingsring dateert uit 1477 toen Maria van Bourgondië een ring met diamant kreeg van de aartshertog Maximiliaan van Oostenrijk. Hierna gingen steeds meer verliefde mensen diamanten dragen en gebruikten de punt om liefdesverklaringen in allerlei oppervlak te krassen. .
Geliefden schonken elkaar ringen met puntige diamanten en gebruikten die om liefdesverklaringen op allerlei oppervlaktes te krassen. De ring wordt om de derde vinger van de linkerhand gedragen. Dat stamt al uit de tijd van de Egyptenaren. Die dachten dat de vena amoris: liefdesader, rechtstreeks van het hart naar het topje van de derde vinger loopt.

Briljant.

De briljant is de slijpvorm die het gunstigst wordt gehouden. Men slijpt ze tot briljanten omdat die vorm het maximum vuur aan de steen geeft. De eerste briljant werd geslepen in het midden van de 17de eeuw. Kardinaal Mazarin heeft die uitgevonden of het is onder zijn invloed ontstaan. Die hadden nog maar 16 facetten aan de bovenkant.

Een briljant is een diamant die geslepen is in de vorm van 2 afgeknotte piramiden die met hun grondvlakken aan elkaar sluiten. De bovenste piramide is meestal meer afgeknot. Het bovenste vlak heeft dan 32 vakjes of facetten en de onderkant 26 dus samen 58 vakjes. Die worden er allemaal met de hand in geslepen. Dit is de duurste vorm en wordt alleen voor grote stenen gebruikt. Maar ook andere stenen worden in ‘briljant vorm’ gesneden

Kleine stenen slijpt men als roosjes. Die is van onderen vlak en loopt van boven in een punt uit. Die punt heeft meestal 24 vakjes. Omdat het minder vakjes heeft is de schittering ook minder. De briljant wordt met klauwtjes vast gezet zodat de hele steen te zien is, het roosje wordt op een zilveren plaatje gelegd die de stralen terug kan kaatsen.

Diamanten van ’t zuiverste water

Sommige diamanten zijn zwak gekleurd, de volkomen kleurloze en doorzichtige worden het meest gewaardeerd, het hoogst geschat worden de zwarte diamanten. De waarde gaat naar kleur, helderheid, de snijvorm en gewicht uit. De duurste zijn de kleurloze, minder de rode, gele, groene, blauwe (fantasiesteen) en het minst de zwartachtige bruinachtige, staalkleurige en onzuivere blauwe. Diamanten van het zuiverste water zijn helemaal helder. Zo zijn er van het tweede water en derde water, de gekleurde.

Bedriegerijen in de diamanthandel zijn verhoudingsgewijze gemakkelijk te ontdekken, er worden dubletten en andere kleurloze stenen onder geschoven die de diamant ver achter staan in hardheid, glans en kleurenspel, zeer vaak gaat kwarts en bergkristal door voor diamant.

Diamantslijperij.

De diamantslijperij is voornamelijk in Amsterdam en Antwerpen. In de 15de en 16de eeuw was het ‘t meest in Antwerpen. Nadat de stad zich aan Parma had moeten overgeven kwamen met vele andere uitgeweken ook diamantwerkers naar Amsterdam. Vele Portugese en Duitse Joden die niet in een gilde konden worden opgenomen legden zich op de vrije bewerking van diamanten toe. Zo werd Amsterdam het middelpunt van die industrie.

Vondel; ‘Geboorteclock;’

‘Als pronck van diamant, met gouden klaeu gevat’.

…‘De lelie bloeide hier op zijn witst, de schoonheid schoot haar stralen

Op ’t krachtigste, en hij zag paarlen en koralen

Een tintelend gesternte, en glans, die schoner brandt

In vrouwenogen als in flonker diamant’.

Vondel, ‘Vermaeckelijcke Inleydinghe’ CXIII;.

Den Haen, en den Diamandt;

‘De krijgse en strijdbare Haan, al krabbelend met sporen

Zoekt in het vuile slik, ontrent de Gooise kant

Naar haver of kaf, naar boekweit of koren

Terwijl hij zijn kostje zoekt, vindt hij een Diamant

Sprak: Wat mag mij ’t juweel, dus sierlijk, vermaken

Dat de ogen wel verfraait en lonkt mij lieflijk aan?

Ik zoek slechts kaf en graan, om aan de kost te raken

Deze pracht en overdaad, daar heb ik walgen van’.

Gekroonde vogel wijs! Kan jij mij meer leren

Haar wulpse dartelheid en dieren pronkerij

Verachten en vertreden? Dus mensen wilt u keren

En spiegelt toch aan hem uw praal en hovaardij

De Parel is ook de kunst der wijze en hooggeleerde

Die van de onwetende Haan vernietigd wordt en verneert

Uitwendig is het een sieraad van geen der weerde

Zo gij inwendige nooddruftigheid ontbeert’.

Panacee.

Duizenden jaren geleden lieten de Indische goden de diamanten en andere edelstenen uit de hemel vallen. Het was voor hen een middel tegen alle kwalen dat door de Grieken panaceae genoemd werd. De diamant verzacht, volgens de Hindoe, alle pijnen en doorstroomt het lichaam met welbehagen. Het is een zonnesteen die de stralen vast houdt en doorgeeft aan hen die deze stenen op het lichaam dragen. De Hindoe schatten de diamant hoger dan goud. Vandaar dat de Arabieren het als de steen der wijzen zagen, een levensbehoudend elixer.

Beroemde diamanten.

De Indiërs zagen in de diamant een wezen van God en zijn hoogste volkomenheid. Diamanten en saffieren werden vaak als derde oog in godenbeelden gezet.

Uit science.nationalgeographic.com.

Berg des Lichts: Koh-i-Noor.

Soeta’s dochter vond hem, het bliksemde aan haar voeten, een steen zo groot als een vogelei. Een groot geschubd dier schoof het naar haar toe, het was Naga, de slangbeschermgeest van de wateren, de hoedster van de binnen aarde waar ze juwelen en goudschatten bewaakt. Ze wilde de slangensteen weer meenemen, maar Soetas’ dochter was hem voor. De slang werd een lichtende plek onder de wilgen, het licht leek op dat van haar steen. Ze schoof wat struiken opzij en daar lag in het gras een mand en in de mand een kind. Dit kind was geen gewone vondeling, het kind droeg een klein, gouden pantser die zijn kleine borst als een sierwerk omvatte. Hoe kon ze dit allemaal begrijpen? De edelsteen had de slang bedwongen en die was vervolgens voor het kind gevlucht. De kleine ‘Berg van Licht’ behoorde dus toe aan het kind. Met beide handjes greep het kind naar de steen en hield hem als een stuk speelgoed tegen de borst. Toen lachte het en het hart van het Hindoe meisje ondervond een innige vreugde.

Als het een ontembare steen was, zoals haar volk een diamant noemde, behoorde hij toe aan de radja. Ze ging snel naar huis met haar tweevoudige schat. De knaap groeide vele malen zo snel als andere kinderen en met hem het gouden harnas. Toen men hem vroeg hoe hij heette, zei hij “Karna’. Hij was de zoon van de zonnegod en als Pandoe held was hij verwekt bij een vorstin. Soeta begon te twijfelen, ze wilde de jongeling naar zijn heerser, de blinde vorst Indrapasta brengen. Die zou bepalen of Karna de ‘Berg des Lichts’ en het pantser zou mogen behouden. Vol droefheid liet Soeta’s dochter hem gaan, ze voelde de afwezigheid van de diamant die haar die morgen zo’n warmte en sterkte had gegeven.

Enige tijd later zagen ze de hoofdstad, de knaap was in die korte tijd tot man uitgegroeid. Hij zat op een olifant en had de diamant op zijn voorhoofd. De mensen bleven stilstaan en staarden naar de olifant alsof hij een lichtende afgod op zijn rug droeg. Iedereen volgde hen, het tumult kwam ten slotte voor het paleis tot stilstand. De vreemde jongeling werd voor de blinde koning geleid. Zijn vingers voelden aan het gouden pantser, hij zag meer dan velen die zien konden. “er is drieërlei licht’ sprak hij, ‘de schijn van een lamp, de glans van een edelsteen en het licht van heiligheid”. Hij betastte de steen en vroeg: ‘hoe is zijn water?’ dat waren de eigenschappen van de diamant. Zijn juwelier antwoordde dat hij nog niet schoon was maar dat er een drievoudig juweel van gemaakt kon worden. De koning vertelde hem dat het zo in goud gevat moest worden dat hij zijn drie lichten behield, die van de lamp, van de edelsteen en die van heiligheid. Karna werd naast de zonen van de vorst gezet en mocht de diamant houden. ‘Geen van hen bezit zo’n sieraad. Als je deze ‘Berg des Lichts’ in de slag draagt dan kan hij de vijand verblinden, maar slechts zo lang als je hun het voorhoofd toekeert. Als je hem op een feestdag draagt dan zullen de mensen je in optocht nalopen. Doop op zo’n dag de diamant in het water en laat de zieken ervan drinken, ze zullen door het geloof aan de almacht gezond worden. Maar wanneer je hem elke willekeurige dag op je voorhoofd zet, zal je afgunst en verblinding veroorzaken’.

Karna bleef een geruime tijd onder hen, maar in een slag raakte zijn voertuig vast in de modder, hij stapte af, wendde zijn hoofd af om de wagen op te tillen. Op dat moment werd hij weerloos en lafhartig door een pijl geveld. De ‘Berg des Lichts’ brengt dan ook alleen vrouwen geluk aan. Soeta’s dochter zocht en vond hem tussen de vele gevallenen. Ze pakte de ‘Berg des Lichts’ en bracht hem naar de tempel van Sjiva. Daar werd het als derde oog op zijn voorhoofd geplaatst, het goddelijke oog, het oog der verlichting waarmee men al door wat gevormd en gegroeid is kan kijken. Dan ging ze terug om samen met Karna op het grote houtvuur verbrand te worden om samen naar het Nirvana te reizen. Hun diamant kon niet mee, die is onbrandbaar.

De sage van de Indiërs laat het meer dan 5000 jaar geleden door de held Karna, die in het epos Mahabbarata bezongen wordt, in oorlog dragen.

500 jaar later bracht men de juwelen niet meer naar de tempels. Kooplieden en grootgrondbezitters ruilden ze onderling of schonken ze aan voorname legeraanvoerders. De goden wedijverden met de vorsten om het bezit van sieraden.

In dat land, waar vrijwel alle tropische vruchten groeien, waar de boer tweemaal in het jaar zijn oogst binnen haalt, waar de wouden schatten aan edele houtsoorten en welriekende bloesems opleveren, waar de rivieren goud meevoeren en diamanten vlak onder de oppervlakte liggen, in dat land wonen van oudsher de meest fanatieke wereldverachters alsof ze te midden van de meest verkwistende natuur de vraag naar het echte geluk levendig moeten houden. Rijke vorsten leggen plotseling hun sieraden af om naamloos in de holen van eenzaamheid te verblijven. Het geluk ligt hem niet in een edelsteen. Geef die aan de goden.

De jasmijn- of bloemenstad Patalipoetra, vlak bij het tegenwoordige Patna, is door Gautama Boeddha beroemd geworden. Hij beoefende het achtvoudige pad;

Zuiver geloven

Zuiver streven

Zuiver denken

Zuiver willen

Het zuivere woord

De zuivere daad

Het zuivere leven

En de zuivere zelfinkeer.

De oude goden aten mensen en hoe talrijker de goden des te groter slijtage aan mensen. Ook de juwelen verzamelende koningen versleten er velen. Tot Asoka heerser werd en sprak: ‘ik wil geen doden om mijn rijk te beveiligen of te vergroten. Als het mij niet lukt dat alle levenden in veiligheid, zelfbeheersing en vreugde zich met elkaar kunnen verdragen dan kunnen de gevallenen in deze oorlog mij halen. Mijn krijgers zijn omgekomen omdat ze dorst hadden, ze hadden dorst naar diamanten en zijn als een blind dier dat voor een bron ligt en niet ziet, aan hun hebzucht zijn ze te gronde gegaan. Hoeveel maal moet het stro door een os worden gedorst voordat 1 rijstkorrel op de vlakke dorsvloer ligt? Hoeveel maal moet ik tot een mens spreken voordat hij mijn goede bedoeling begrijpt? Dat is voor mij de kerk die geen tempel nodig heeft. Omdat de mensen zich aan iets zichtbaars willen vast houden zoals iemand die verdrinkt aan een strohalm aan de oever zo zal ik het volgende te doen: We zullen met de schatten die ik veroverd heb op alle hoeken van ons rijk gedenktekens oprichten waarop een woord van de grote Boeddha staat gebeiteld. Met de juwelen worden de arbeiders aan de kanalen betaald en de metselaars die de ziekenhuizen bouwen’.

Keizer Asoka, die men de Paulus van Boeddha noemde, gaf zijn schatten om boomgaarden aan te leggen, bronnen en kanalen te graven, stichtte huizen voor daklozen en ziekenhuizen voor mens en dier en openbare eethuizen. Hij zwierf als een zendeling in een gele monnikspij tot in de verst verwijderde dalen om de religie van geweldloosheid te prediken. Zijn gezantschappen bereikten rond 250 v. Chr. zuidelijk Indië, Birma, China en het verre Japan. Ze doken op aan het hof van Ptolemaeus Philadelphus in Egypte, in Antiochië, Epirus en Cyrene. In het westen begon men de filosofische en mathematisch geest van de Indiërs te bewonderen, ze kregen aandacht voor de onmetelijke schatten van dit sprookjesland. Het Mohammedaans geworden oosten stelde belang in de zwarte peper en de witte diamanten. Enige kooplieden hadden onder de naam Allah zich aan die vreemde kust gevestigd, anderen rustten als Chadidja, de vrouw van Mohammed, ieder jaar hun karavanen uit of schepen om amber, parels en diamanten te halen. Dan verschijnen de Arabische verhalen van Sindbad de zeeman met het vlees en de arenden die het vlees met diamanten oppakken. Een honderd jaar later heersten de Arabieren al van de kusten van Spanje tot aan de grenzen van China. Ze maakten zich meester van weverij, werden de eerste eigenlijke scheikundigen, kenden alle metallurgische kunstgrepen. Een ding bleef echter voor hun onverzadigbare dorst naar wetenschap verborgen, de steen der wijzen. Ze vermoedden die in het bezit van de Indiërs.

Indië werd daarom veroverd door Mahmoed van Gazna, een gelovig Turkmeen, en die riep de haat tussen Mohammedanen en Hindoes in het leven die nog steeds niet beslecht is, gedeeltelijk door de twee staten India en Pakistan. Indië zag er uit als het rijk der doden waar de aartsengelen recht hebben gesproken, de goud-, edelsteen-, diamantendorst moest gedolven worden en dat onder het mom van bekeringen tot de ware Allah. De Indiërs noemde hem Bhoet Sjikan: de Beeldenstormer. De Hindoe bleef net als alle andere overwonnene de keus over of moslim worden of het hoofd verliezen. Er waren daar toch geweldige steden ter grootte van Constantinopel, Rome en Bagdad. De Hindoes stierven met tienduizenden, hun wereldsteden waren tenslotte gevuld met kooplieden en niet met soldaten. Men verkocht de juwelen, vluchtte ermee over de bergen, maar de tempels waren nog vol.

Een voorbeeld. De weg naar de tempel Behim Bagsa die eenzaam op een geweldige bergkam is gelegen werd een geweldige triomftocht, er moesten 20 000 lijken verbrand worden. Wat de sultan op die top weghaalde kon de schatmeester niet berekenen. Al na drie dagen had de opperpriester 700 000 goudpenningen ingeleverd, 1400 pond gouden en zilveren platen werden weggesleept, 400 pond goud in baren en 4000 baren zilver vonden hun weg naar het nieuwe moslimrijk. Het gewicht van parels, diamanten, koralen en robijnen werd op 40 pond geschat. Dan nog wat stiekem verdonkeremaand werd. De beeldenstormer zat op een gouden troon, liep over dikke lagen tapijten die met parels bestrooid waren. Hij kon royaal uitdelen. Maar geen wondersteen. Die zou zich in het Mekka van de Hindoes bevinden, Thanoesar. Daar werden de Indiërs ook door de Arabieren op hun snelle paarden weg gevaagd. Mahmoed betrad de tempel en nam een schatmeester en Ibn Sina mee, de beroemde geleerde (Avicenna). Een enkele lichtbron verlichtte de reusachtige tempel, de met edelstenen bezaaide wanden en zuilen werkten als een duizendvoudige spiegel waarin het licht gebroken werd. Toen stonden ze voor het dikbuikige beeld van Sjiva, de verwoester en verwekker van nieuw leven, en staarden naar zijn fonkelende gordel op de van sandelolie glanzende navel op een robijn ter grootte van een vuist op zijn borst. De geleerde schatte die op meer dan 10 000 karaat, zwaar als een mensenhoofd, de ogen van de god waren van robijnen maar het voorhoofd…..was leeg. Het beeld werd kapot geslagen en weggevoerd. 1000 ossen brachten de schatten van de tempel naar Gazna, tegelijk met 200 000 gevangenen. Daar werden de versieringen, afgodsbeelden, tapijten en dergelijke weer opgebouwd. Uit de puinhopen van de heiligdommen van Vishnoe, Sjina en Krishna groeiden de moskeeën. Het werd een gouden stad, Indië een woestijn. Allah Akbar.

Mohammed zocht naar de steen der wijzen. Hij stelde zich die voor als een onzichtbaar makende kap, een middel tegen slangengif die onoverwinnelijkheid in de strijd verzekerde, onkwetsbaarheid en onweerstaanbaarheid bij de vrouwen verleende. Maar de diamant met deze eigenschappen werd niet gevonden. Er werden in die jaren wel honderden, duizenden diamanten veroverd. Maar er was nog een stad, Somnath, die de Hindoes vereerden als de stad van de onderwereld, de afgrond die door de drietand van Vishnoe werd geopend toen hij de afvallige demon uit de hemel slingerde. Dat is Pattala Somanatha: lichtende maan, die boven de onderwereld schijnt. Daar stroomden de goedgelovige, zwaarmoedige Hindoes heen uit heel Indië. Pattala Somanatha. De maangod had macht over dood en wedergeboorte. Hij kon hen in het volgende leven in een betoverende ree veranderen, in een heilig rund, een rijke graanhandelaar of in een nietige worm die door het zand kruipt. Ze gaven daar alles wat ze hadden, wat is tenslotte een robijn voor de zekerheid van het paradijs? De pelgrims werden bij duizenden, bij honderdduizenden geteld in de dagen na de regentijd als de aarde zich opgefrist had. Welke schatten waren daar in die honderden jaren opgestapeld?

De Moslims bereikten de tempelstad en op de daken was het zwart van de mensen, niet van krijgslieden. De gelovigen verwachtten dat hun goden de vijand in het aangezicht van de poort naar de onderwereld zouden slingeren. Zelfs de oceaan gehoorzaamde hem tenslotte want hij boog voor de maangod met eb en vloed. Het duurde een paar dagen voordat de Moslims er vrijwel door waren en de poort bereikten, de rijen waren ondoordringbaar, mensen vielen als gras dat gemaaid wordt. Anderen vluchtten door de achtergelegen poorten naar de zee en kwamen vlugger in de onderwereld aan dan ze gehoopt hadden. Ook hier betrad de sultan als eerste de hoofdtempel. De moslims telden hier 56 pilaren die ook hier als overal met offergaven versierd waren, robijnen, smaragden en hyacinten. Duizenden grote en kleine afgoden, olifanten, apen en rammen, veelarmige monsters met dierenlichamen en mensengezichten. Dan weer was er een godheid met ogen van diamant in een schedel van albast. De voornaamste god in het midden was naakt, een gladde, zwarte, vijf ellen hoge steen in de vorm van een mannelijk lid. Ook dit idool stierf. De grote klok die van de koepel omlaag hing slingerde voor de laatste maal aan de gouden ketting van honderden ponden zwaar. Priesters boden hem onmetelijk veel goud als hij de afgod spaarde. Mahmoed weigerde: “ik verkoop geen afgodsbeelden, maar vernietig ze’. De vijf ellen bogen hoge steen was van binnen hol en gevuld met diamanten, parels en robijnen. Een stortvloed van edelstenen stroomden de hamer der ongelovigen voor de voeten.

Ibn Sina vervolmaakte zijn ‘boek van de mineralen’. Hij schreef: ‘De Egyptenaren kenden in hun toverboeken geen diamant, in het Nijldal werd hij niet gevonden. De Joden zongen in de heilige Kabbala van oproerige engelen die de mensen de geheimen van de oertijd verraadden. Abraham, zo zegt de Talmoed, droeg een edelsteen om de hals en iedere zieke die er naar keek werd weer gezond. Ook de hogepriester had in zijn borstschild twaalf kostbare stenen, maar de dertiende, die hij maar driemaal per jaar droeg als hij het allerheiligste in de tempel van Jeruzalem betrad was een diamant..’ Maar Mahmoed vond geen ‘Berg des Lichts’. Die was door tempeldienaars naar Benares gebracht en daar bewaakt, deze diamant is het ‘Hart van India’.

De Mohammedanen werden bedreigd met mystieke verhalen. Er zou ooit een goudsmid geweest zijn die zich liet insluiten bij het beeld en de ‘Berg des Lichts’ van het voorhoofd nam. Toen hij ’s morgens heimelijk de poort wilde doorgaan viel hij dood neer. De “Berg des Lichts’ zou geen enkele man geluk aanbrengen, alleen een vrouw kon hem ongestraft dragen. De Moslims waren er ongevoelig voor, men loste dit simpel op door de steen door een vrouw te laten wegnemen. Sultan Ala-oeddin zou de diamant rond 1300 uit het zuiden van het schiereiland Dekkan meegenomen hebben naar Delhi of Agra. De veroveraar Tamerlan nam een 100 jaar later wel vierhonderd pond aan diamanten mee, maar geen ‘Berg des Lichts’.

Dan kwamen de Mongolen naar het diamantland. Baber de Tijger won de slag van 12 april 1526. De laatste Brahmaanvorsten vergiftigden zich met diamantpoeder bij de stormloop van de Mongoolse legers. Met tienduizend man kwam Baber tegen honderdduizend tegenstanders te staan. Maar de Hindoe leider hield zijn schatten voor zichzelf en betaalde zijn soldaten niet uit zo dat de slag maar een halve dag duurde. ’s Middags werd zijn hoofd al gebracht.

Uit de half duistere tempels werden de diamanten naar het daglicht gebracht. De ‘Berg des Lichts’ lag voor het eerst in de hand van een buitenlander. Dat was Baber, de Tijger. Hij schonk ze aan zijn moeder Maham, de steen verdraagt geen man.

De heerser van Malwa, Alaed din Khilsii, nam hem op zijn rooftocht mee naar Delhi. Hij zou 672 en volgens anderen 793 karaat gewogen hebben. In 1665 woog het, door de onvoorzichtigheid van een Venetiaanse steenslijper die het verkeerd deelde nog maar 280 karaat.

De ‘Berg des Lichts of Koh-i-Noor’ werd door een opstandige generaal van Nadir Koeli naar Kaboel gebracht. Deze Ahmed Sjah Doerani stichtte een onafhankelijk Afghaans rijk en trachtte de rooftocht van Nadir Sjah naar Indië te herhalen. In 1760 kwam het weer tot een beslissende slag bij Delhi. Ook deze koning versloeg de Indische legers. De diamant bleef in handen van oosterse zwart handelaars die op hun manier een uitverkoop dreven die al lang in India begonnen was.

Maharadja Roendjit Singh, de grondvester van het rijk der sikhs, had de Berg des Lichts opgeëist van de vrouw van sjah Sjoedja die hij overwonnen had. Hij liet haar vragen hoeveel de steen waard was. Ze antwoordde: ‘Als een krachtig man vier stenen zou werpen, een naar het noorden, een naar het zuiden, een naar het westen en een naar het oosten en een vijfde steen in de lucht en als die ruimte tussen die stenen met goud werd opgevuld, dan zou dat nog niet de waarde van de ‘Koh i Noor’ evenaren’. Hij vond dat overdreven en vroeg het aan de sjah. Die antwoordde dat de waarde van de diamant ‘groot geluk’ betekende want wie hem bezat had zijn vijanden overwonnen. Vooral de vrouwen onder de bezitters zou de diamant geluk brengen.

De Sikhs bereidden een heilige oorlog voor tegen de vreemdelingen in hun land. De Engelse gingen daarop ten aanval en veroverden hun land en in 1849 werden ze overwonnen. De maharadja deed met een pensioen afstand ten gunste van de Engelse Oost Indische Compagnie en moest zijn woonplaats in het buitenland kiezen. Een van de vredesvoorwaarden was dat de edelsteen, ‘Koh i Noor’ genoemd, aan de koningin van Engeland zou worden afgestaan. De gouverneur van India, Graaf Dalhousie, bracht de ‘Koh i Noor’ van Lahore naar Bombay, vandaar zeilde het met het koninklijke schip Medea naar Engeland in 1849.

Toen was hij 186 karaat en had een gelijke vorm als de Orlow.

In 1852 liet men de steen slijpen door de destijds beroemde en naar Londen ontboden Amsterdamse diamantbewerker Voorzanger en Felder. Door het slijpen in briljant vorm kreeg ze het huidige gewicht, 108,9 karaat. Door koningin Victoria werd het nog in een broche gedragen, koningin Mary liet de “Koh-i-Noor’ in de kroon monteren. De waarde zal op enkele miljarden liggen.

Uit rwwise.com

Sjah.

Dan de ‘Sjah’ van 88 karaat die licht geelachtig is en met Arabische letters is nu in het bezit van de Russische kroon. Het vormt een onregelmatig prisma en is verder een peervormige diamant van 62 karaat.

Vervolgens de zuivere kristal die bij ontvangsten van de Indische keizers in het midden van de pauwentroon hing, de rest van de troon werd los gemaakt, de troon werd ingepakt, ook gouden vaten en kostbare stoffen stonde klaar voor vertrek Nadir Koeli Shjah knikte vergenoegd, voorlopig kon hij weer oorlog voeren. Maar hij zag geen “Berg des Lichts” .

Een van de vrouwen van Mohammed pleegde verraad en vertelde Nadir waar de steen verstopt was. Dat was in de tulband van Mohammed Sjah. Hoe er nu aan te komen. Hij nodigde Mohammed uit voor een feestmaaltijd onder de belofte dat hij hem in zijn oude eer zou herstellen. Omdat het een gewoonte was dat de gastheer en gast met elkaar van tulband ruilden gebeurde dit ook nu. Mohammed kon moeilijk weigeren en Nadit verkreeg zo de diamant.

Nadir Sjah kon weer terugkeren naar Kaboel. De karavaan reed een lange weg en kwam langs Al Mafazak, de treurigste van alle woestijnen, daar moest de pauwentroon door, ze verdwaalden en kwamen om in de zoutvlakte van de Loetwoestijn, alles verdween in het spookzand. Later werden daar door de bewoners opvallend fraaie parels en diamanten aangeboden.

Uit en.wikipedia.org

Groot Moghul: Zee van licht’.

Die was eeuwen geleden een van de ogen die het beeld van Sheridan (Sri Ranga) sierde in de tempel van Brahma in India. Deze tempel was door 7 muren omgeven. Het beeld van de god had ogen die gevormd waren door twee zeer grote diamanten.

Een Frans grenadier heeft hem echter gestolen, wat niet gemakkelijk ging. Als ongelovige mocht hij niet in de buurt van de god komen en hij besloot de Hindoe godsdienst aan te nemen. Op die manier won hij het vertrouwen van de Brahmanen en werd zelfs als wachter in de tempel aangesteld. Op een stormachtige nacht roofde hij beide diamanten, zwom een rivier over, trok door de jungle en bereikte het Engelse leger te Madras. Hij verkocht de diamant aan een Hollands zeekapitein voor 10 000 pond die hem later weer voor 60 000 pond verkocht aan de Armeniër Schafras. Die was in Amsterdam in 1772 en verkocht hem aan de Russische graaf Orlof, vandaar ook de naam ‘Amsterdammer’. Dat volgens de ene lezing.

Mohammed Sjah leefde rustig in zijn weelderig paleis en zo ook in 1738 te weelderig. Nadir Koeli Sjah naderde met zijn strijdmacht. De strijd was in drie uur afgelopen en hij liet zich uitroepen tot koning van Perzië. Delhi was weer eens gevallen en brandde. In de grote feestzaal ontving de overwonnene de overwinnaar. Zijn paleis raakte leeg, zijn schatten verdwenen, hieronder was de ‘Grootmogol’ van 279 karaat die ook wel de ‘Zee des Lichts’ genoemd wordt. Die had de afvallige veldheer Mirgimola aan sjah Djehan als dank voor militaire hulp geschonken. Daarna heet het de “grootmoghol’. Het was de grootste diamant die ooit in de groeven van Dekkan gevonden was, een water heldere, blauwgroene diamant van meer dan 780 karaat. Toen Tavernier die zag was die nog maar 279 karaat. Een Venetiaans diamantslijper, Hortentius Borgis, had het gewicht verlaagd en zich daarmee de toorn van zijn opdrachtgever op de hals gehaald. Ze waren van mening dat de diamant zwaarder had moeten blijven. Ze weigerden hem te betalen en namen hem daarbij nog 50 000 ropijen af, zijn gehele bezit.

Gregory Schafras was een officier en handelaar. Nadir Koeli Sjah was door zijn Turkse lijfwacht op 20 juni 1747 vermoord. Een man van zijn lijfwacht zat bij zijn vuur, hij had hem hasj gegeven zodat die nu wat spraakzamer werd. Ook zijn beide broers gebruikten dat. De man wilde een paard, hij kon het betalen en wierp Schafras zijn tulband toe. Daarin zaten verscheidene stenen, parels, maar ook de ‘Zee van Licht of ‘Groot Moghol’. Ze maakten het af op 1000 gouden piasters en een paard. Hij verliet hen om een paard te zoeken maar toen hij terug kwam was de lijfwacht verdwenen. Grote spijt, zijn broers lagen nog te slapen. Dagen lang zocht hij hem. Een ruim jaar later slenterde hij over de grote brug van de Tigris en kwam de man weer tegen. Die vertelde dat hij net 2 paarden had gekocht voor 65 000 piasters. Schafras werd bleek, volgde de man en wist het adres te krijgen waar hij zijn handel gedaan had. Voor een dubbele prijs wilde hij hem echter niet verkopen. Maar zijn broers zouden de man ’s avonds bezoeken, ook de lijfwacht was die avond uitgenodigd en hadden drank en hasj gekregen. Ze zouden niet meer wakker worden. Zijn broers kwamen met de buit, kregen hetzelfde en Schafras was na die driedubbele moord rijk en ging op reis naar Constantinopel. Hij bood de diaman aan verschillende schitterende vorstenhoven aan.

Keizerin Catharina II van Rusland had de troon gekregen met behulp van de 5 Orlofs broers. De samenzwering had de kop gekost aan tsaar Peter. Gregory Orlof zou haar geliefde zijn geweest, maar werd door haar min of meer verbannen. Hij kwam bij haar terug en nam de Groot Moghol voor haar mee. Hij slaagde maar kreeg toch nooit zijn oude functie terug, mogelijk wilde hij dat ook niet meer. Sinds die tijd heet de diamant de Orlof. Hij had de diamant in Astrakan van Schafras gekocht. Catharina had zelf al om de diamant gevraagd waarbij als prijs 800 000 roebel werd genoemd wat voor haar te veel was. Niet echter voor Orlof die vroeger betaalmeester van de Tsaar was geweest. Zo was dan ook de revolutie voorbereid geweest, geef de mannen te kort, dan krijg je onvrede, en.. Orlof geld. Hij had 450 000 roebel voor de steen betaald, verder nog een lijfrente en een adelsbrief. Gregory Schafras, de moordenaar van zijn broers, behoorde nu tot de Russische adel. Haar zoon Paul heeft met deze steen wiens waarde op 1.500 000 geschat werd de Russische scepter gemaakt in 1797 versierd. Die weegt een 194 karaat.

Volgens een Russische legende zou Napoleon er naar gezocht hebben bij zijn verovering van Moskou. Hij was toen verborgen in een graf te Kremlin, maar dit werd ontdekt. Napoleon begaf zich toen naar het Kremlin en liet het graf openen zodat de diamant zichtbaar werd. Op het moment dat een van zijn helpers de diamant wilde pakken verrees de geest van de daar begraven priester. Napoleon en zijn lijfwacht vluchtten verschrikt.

Uit nl.wikipedia.org

Groothertog van Toscane’, de ‘Oostenrijker’ of florentiner.

De edelstenen kwamen vanouds uit Indië. Door het geweldige Arabische rijk kwamen de edelstenen via hun oorlogen naar Turkije en Sicilië en daar in 1072 in Palermo wat door het Viking volk van de Noormannen veroverd werd en verborgen. Deze schatten bezorgde nieuwe oorlogen en nieuwe buitzoekers. De geneeskrachtige wondersteen ‘adamas’ werd een politiek machtsmiddel zonder weerga. Door de kruistochten maakten de meeste Europese koningen kennis met de Arabische schatten en werden de stenen ook hier beter bekend. In het noorden schepten de mongoolkeizers diamanten op. In het zuiden koloniseerden later de eerste Europeanen en Portugezen losten de Arabisch kooplieden af en benutten de handel in juwelen om het Kruis in Goa op te richten.

Van de diamanten die door de eeuwen heen uit Indië naar Europa kwamen begonnen twee bijzonder mooie, kostbare edelstenen hun noodlotsweg. Ze waren in het bezit van Karel de Stoute die ze van de een op de andere dag verloor.

De een was helder als water en de ander citroenkleurig, daarmee was hij in staat om 150 000 mannen te betalen. Hij droeg die op de borst. De slag van Granson in 1476 was verlopen, ‘naar Luxemburg’ was zijn laatste bevel geweest. Hij sprong op zijn zwarte paard en maakte zich op om weg te rijden. Het paard stortte neer en Karel kreeg een lanssteek in het onderlijf. Zijn knecht Jacob zocht hem want er waren meer mensen op pad, lijkenzoekers? Hij knielde bij zijn hertog neer, zijn beurs met goud en kleine edelstenen ontbrak, ook een van de twee diamanten. Hij nam de witte diamant, greep zijn hals en duwde de diamant diep in de keel van Karel en sloot de mond. Daar kwamen de overwinnaars, ze namen hem mee en wilden de trouwe bediende niets in de weg liggen om zijn heer bij te staan. Jacob mocht ook helpen bij het afleggen en opbaren. Hij hield met een paar Zwitsers de dodenwacht en de tweede nacht, bij afwezigheid van de anderen, liep hij naar de kist, opende de mond en haalde de diamant er uit. Hij wist weg te komen, maar was zeer verzwakt vanwege het letsel dat hij opgelopen had. Zo kwam hij bij een kerk die open was, ging erin en verloor het bewustzijn. Toen hij wakker werd lag hij in een kamer en werd begroet door een geestelijke. Bij zijn vertrek schonk hij de steen aan de geestelijke die de waarde ervan niet kende. De volgende dag liet hij de diamant zien aan een zwervend koopman die hem bekend was, die gaf hem er een rozenkrans voor en de priester was gelukkig.

De beide grote diamanten gingen als goedkope munten door vele handen voordat iemand hun werkelijke waarde erkende.

De water heldere steen bleef lang verborgen, de citroenkleurige, veelhoekige 139 en een halve karaat zware diamant ging langs diverse kooplieden uit Bern en Genua over in handen van de hertog van Milaan die er 10 000 dukaten voor betaalde. Later kocht paus Julius II de steen voor 20 000 dukaten terwijl zijn opvolger paus Leo X uit het huis van Medici hem aan zijn familie vermaakte. Sinds die tijd heet de steen de Florentijner. Daarna kwam het in bezit van de keizer van Oostenrijk. De groothertog Franz Stephan van Toscane bracht hem naar Wenen waar die nu bewaard wordt in de schatkamer van de Hofburg.

Is nu ook bekend als de ‘diamant van de Groothertog van Toscane’ en ‘Oostenrijker’. Het is een pendeloque die 139 karaat weegt. Die zou door de beroemde Brugse diamantair Lodewijk van Berken voor Karel de Stoute geslepen zijn.

http://famousdiamonds.tripod.com/sancydiamond2.jpg

Sancy.

Dit is een water heldere steen van 53 karaat, een pendeloque, die qua vorm veel lijkt op de Florentijner en is evenals die misschien geslepen door Van Berken (Berghem).

Een soldaat die het lijk van deze vorst plunderde vond en verkocht de steen, hoewel voor een geringe prijs. Dan dook de steen via Florence, Luzern en Lissabon in Frankrijk op waar hij voorgoed de naam Sancy kreeg. Dat was de naam van de man die Hendrik van Bourbon financierde, de latere koning van Frankrijk.

Sieur Nicolaas Harlay de Sancy was onnoemelijk rijk, een Hugenoot en edelman. Hij beleende zijn diamanten, soldaten waren met geld te koop en zo de overwinning. Hij ging naar het slot Elgg in Zwitserland om troepen te regelen, maar eerst moest de achterstallige soldij vereffend worden. Dan moesten er ook nog 10 000 man gehuurd worden. Hij zond zijn dienaar naar Parijs. Die moest de kamerdienaar opdracht geven om de Sancy mee te nemen. Dan kreeg hij bericht dat zijn bediende dood was, plotseling overleden. Het enigste wat hij gezegd had, was: ‘zeg aan de graaf dat ik alles heb’. De graaf ging terug en vond zijn dienaar al begraven. Hij haalde een dokter, opende het graf en liet hem opereren. De diamant werd uit hem gehaald. Zijn trouwe knecht had hem ingeslikt zodat niemand het zou vinden, vandaar de groet: ‘zeg aan de graaf dat ik alles heb’. De dokter zei tegen hem: ‘de reis van een diamant kan vreselijker zijn dan de tocht naar de hel. Wie zal dat echter voor de hoogste rechterstoel verdedigen, heer graaf?’ Dat nam de graaf ter harte. Hij trok zich terug, deed afstand van de Sancy om zijn schuldeisers te bevredigen en bood die in Constantinopel te koop aan, daar wees men het aanbod af. In Turkije hield men niet van diamanten. De hertog van Mantua vond de prijs van 80 000 daalders te hoog.

De Engelse Jacob I, bood 60 000 daalders en verwierf de diamant in 1604 voor de Britse kroonschat. Die kocht gelijk ook de ‘Spiegel van Portugal’ en de ‘Timoer’ robijn. Diamanten aan de troon, diamanten aan de kleding, diamanten aan het hart en in de ziel van deze Engelse koning. De zoon, Karel I, schonk de Sancy aan zijn vrouw, Henriette Maria van Frankrijk. De Sancy was een diamant voor mannen, alleen Henriette Maria had hem in haar kroon gedragen. Een 14 jaar later moest koningin Henriette Maria het land verlaten en bood de steen te koop aan om voor haar gemaal een leger uit te rusten. Kardinaal Mazarin kende Britse kroonschatten en wist dat Cromwell, als puritein, de resterende edelstenen om principiële reden ook zou verkopen. Hij beval alles op te kopen. Hij kocht de Sancy voor 70 000 daalders, ook de Spiegel van Portugal werd gekocht.

(Die steen kwam uit het bezit van de Portugese kroonpretendent Antonio, prior van Crato, de broer van koning Johan III van Portugal. Nadat Antonio in de slag bij Lissabon door de hertog van Alva verslagen was vluchtte hij naar Engeland. Hij had een gedeelte van de Portugese schatten meegenomen en bood ze aan als tegengeschenk voor Engelse hulp en overhandigde ze. Daaronder bevond zich de waardevolste diamant, de Spiegel van Portugal. Elisabeth hielp hem niet, maar de juwelen bleven wel in Londen.)

Mazarin had een diamantair, Vincent Peruzzi, die aan een uitvinding werkte, die van het briljant slijpsel. Maar al een paar honderd jaar daarvoor had de heer Berghem uit België al ingezien dat de diamant het beste een levendig vuur geeft als, behalve het achthoekige facet aan de boven- en onderkant, nog acht facetten aanwezig zijn en dat deed hij door middel van machinaal slijpen. Een methode die slechts weinigen kenden, dit kwam naar Amsterdam, Antwerpen, Parijs en Venetië. Van Berghem had de Sancy geslepen in 1456 of 1466. Een diamant wordt tegen een ander gewreven tot het door slijpen die vorm krijgt die een handig slijper er meent aan te moeten geven. Het poeder dat er afvalt wordt later bij de voltooiing van het slijpen gebruikt. Dan kan je een dubbele briljantvorm maken, 16 vlakken aan boven- en onderkant. Zo werd de kardinaal ook bekend met iemand uit München of Augsburg die in staat was om het bovenste deel in een regelmatig patroon van siervlakken aan te brengen, facetten noemt men die kleine vlakken, het geheel facettenslijp. Zulke stenen liet de kardinaal maken. De ‘Mazarins of Mazarijnen’, waren zijn diamanten, 18 grote diamanten zouden daaronder zitten. Hij was in die tijd een van de rijkste mannen van Europa. Hij maakte Lodewijk XIV erfgenaam van zijn schatten.

Merkwaardig is dat deze kostbare steen op zekere keer bijna voor enige knikkers verkwanseld was. Prinses Mathilde bezocht eens in gezelschap van Jules Janin het Louvre. Omdat het warm was deed ze haar sjaal af en gaf de broche die erop gehecht was aan haar geleider in bewaring zonder er bij na te denken dat onder de kostbare sieraden ook de Sancy behoorde. Janin had de broche in zijn vest gestoken en die de volgende dag naar de wasvrouw gebracht waar de steen bijna verloren ging die toen op 1.500 000 francs geschat werd. Toen hij zijn vergeetachtigheid opmerkte en naar de wasvrouw snelde ontdekte hij nog bijtijds zijn verloren kleinood. Een paar kleuters waren aan ’t onderhandelen en het zou net verkwanseld worden voor… een handvol knikkers.

Lodewijk XIV en Lodewijk XV bezaten het, de laatste droeg het bij zijn kroning.

http://www.smithsonianstore.com/assets/product_images/detail/49143.jpg

Blauwe diamant.

Rond 1665 was de Franse bankier Jean Baptiste Tavernier op reis in Indië. Hij zag ook de pauwentroon die geheel bekleed was met diamanten en goud, hij telde 108 kogelrobijnen, de kleinste van 100 karaat, de grootste van meer dan 200, verder 160 smaragden van 30 tot 60 karaat, de troonhemel was met parels bezaaid, de staart van de pauw was met blauwe saffieren bezet, een lichaam van goudemail en op de borst een geweldige robijn waaraan een peervormige parel hing. Aan beide kanten boeketten zo hoog als een pauw waaraan het zijn naam ontleende. Volgens Tavernier zat de Berg des Lichts er ook bij. Hij kocht vele diamanten voor Lodewijk.

Op een avond kwam een Javaan bij hem, nam hem op een lange en donkere tocht mee naar een muur, de man lichtte de opening bij met een lampenpit en hij zag een…..saffierblauwe diamant, 112 en drie tiende karaat. Die zou het middelpunt vormen van de Franse kroonschat. Marie Antoinette heeft die vaak gedragen en de overlevering, mogelijk ook de ervaring, heeft hem ongunstige stralen toegeschreven. Hij heeft de bezitter altijd ongeluk gebracht.

De Franse kroonschat werd op 9547 briljanten geschat. In de september revolutie in 1792, bij de bestorming van de Tuilerien en bij het uitroepen van de Franse republiek, verdween een groot gedeelte van de diamanten. De ‘Sancy’, de ‘Spiegel van Portugal’, de ‘Blauwe Diamant’ van de Franse kroon en andere edelstenen van Tavernier bleven jaren lang onvindbaar of onzichtbaar toen de revolutionaire regering ze als onderpand voor buitenlandse kredieten gebruikte om de uitrusting van nieuwe legers te kunnen financieren.

De blauwe Hope diamant.

De in Indië gevonden blauwe diamant had oorspronkelijk een druppelvorm en was 112 ¼ karaat. Het zou oorspronkelijk een siersteen geweest in de ogen van de Indische god Rama Sita of Vishnu geweest zijn. Tavernier bracht die in 1642 naar Europa en werd in hartvorm met 67 1/8 karaat geslepen. Tavernier werd op zijn volgende Indische reis door wilde dieren opgegeten. Toquet kocht hem van Tavernier en verkocht die in 1668 aan Lodewijk XIV. Toquet stierf in de Bastille. Tot 1792 maakte de blauwe diamant deel uit van de Franse kroonjuwelen en werd in 1774 geschat op een waarde van 3 000 000 francs. Lodewijk XIV schonk hem aan zijn maîtresse. Die viel twee dagen later in ongenade en moest de steen terug geven. Lodewijk XV droeg hem in de orde van het Gulden Vlies. Marie Antoinette liet hem er weer uithalen en werd als siersteen gebruikt. Ze kwamen later onder de guillotine. Hij werd in 1792 gestolen en is niet teruggevonden. Waarschijnlijk is hij door plunderaars naar Engeland gebracht. De Nederlander Wilhelm Fals zou hem rond 1800 in zijn huidige vorm hebben geslepen. Hij sterif van verdriet toen hij hoorde dat zijn zoon de steen had gestolen. De zoon pleegde hierop zelfmoord. Er wordt verondersteld dat hieruit de Hope diamant komt en er een geslepen is die in het bezit van Karel, de hertog van Braunsweich is. Die laatste is 13 ¾ karaat zwaar. Die kocht hem in 1874 te Geneve voor 17 000 francs met nog enkele andere kleine blauwe diamanten brokstukjes van dezelfde steen.

In ieder geval is een mooie blauwe diamant van 44 ¼ karaat, de enige grote diamant met saffierblauwe kleur, is sinds 1830 bekend en was het eigendom van de Londense handelaar Mr. Eliason. Die verkocht hem aan de rijke bankier Henry Philip Hope voor 18 000 pond. De hele familie stief in bittere armoede. In 1901 wist de Russische vorst Kanitowski die te verkrijgen en schonk die aan de beroemde cabaretier Madame Ladue in de Folies Bergeres. Hij schoot haar kort daarna neer wegens ontrouw. Kanitowski werd later vermoord. Op de veiling in het hotel Drouot te Parijs in 1909 bracht het 400 000 francs op. Voor het te koop werd aangeboden zou het geprijkt hebben op de boezem van Zalma Zuhayba, de schone gunsteling van de sultan van Turkije Sultan Abdul Hamid II. Ze werd voor zijn ogen dood geschoten door Turkse rebellen, de kogel ging rakelings langs de steen. De sultan stierf in 1918 in verbanning. De Turkse revolutionaire partij verkocht de diamant aan de Spanjaard Habib Bey. Toen die tijdens een zeereis om het leven kwam lag de steen bij Cartier in Parijs in een kast. In 1909 kocht de Parijse edelsteenhandelaar Rosenau de steen. In 1911 werd het gekocht door de Amerikaan E. McLean. Toen zijn vrouw de Hope diamant voor de eerste keer droeg werd hun enigste kind overreden. McLean kwam bij de reis van de Titanic om het leven. In 1949 werd het gekocht door de Amerikaan H. Winston en die verkocht hem aan Aristoteles Onassis, maar kocht hem weer terug. In 1958 kwam het als lang durende uitleenstuk bij de Smithsonian Institution in Washington en is daar nog in de hal te bewonderen. Er wordt gezegd dat Winston de diamant in een gewoon pakje bij de deur afleverde. De waarde zal een 700 000 gulden zijn.

Een blauwe diamant van 40 karaat bevindt zich in de Beierse schatkamer.


Pitt of Regent’.

Zo gebeurde het ook met de Pitt of Regent op het einde van de 17de eeuw die door de Engelse gouverneur van Madras, Thomas Pitt, onder merkwaardige omstandigheden is verworven.

De ‘Regent’ of ‘Pitt’, of ‘Millionair’, oorspronkelijk 410 karaat, behoorde aan de Pruisische kroon toe. Die wordt algemeen voor de mooiste van de bestaande diamanten beschouwd.

Hij werd in 1702 in de groeve van Porteal in Oost Indië door een slaaf gevonden. Die verborg hem in een insnijding die daartoe in zijn dij gemaakt werd. (Dat lijkt meer gebeurd te zijn. De zeerovers van Tonkin zouden hun geld en edelstenen verstopt hebben onder de huid van hun dijen. Enige onderzochte lijken brachten deze spaarpotten, ‘portemonnaies en cuir de Tonkin’ aan het licht) Hij deelde zijn geheim aan een matroos mee en hoopte daardoor op vrijheid en geld. Daar werd misbruik van gemaakt. De matroos doodde hem, nam de steen en verkocht die aan de gouverneur van het fort St. George, Pitt genaamd. Dat voor 20 400 pond

Die verkocht hem weer en nu met goede winst, nl. voor 1 620 000 gulden aan de hertog van Orlans, Regent van Frankrijk, die hem in 1751-1753 liet slijpen te Londen. Alleen het slijpen van deze steen, dat twee jaren duurde, kostte honderdduizend franc. Het gewicht daalde van 410 tot ruim 136 karaat.

Voor de vondst van de Cullinan gold hij als de mooiste en grootste briljant, zuiver van vorm, volkomen helder en kleurloos. En op een klein nauwelijks zichtbaar barstje dicht bij een van de hoeken na geheel zonder fout.

Bij de plundering der Tuilerien in 1792 werd de steen gestolen, maar later teruggevonden. Napoleon beleende hem in 1797 met andere stenen van de Franse kroon bij de koopman Treskow te Berlijn. Voor de Regent alleen al kocht hij 3000 paarden. Toen Napoleon keizer werd, loste hij zijn schuld weer in waarna de Regent tot versiering op zijn degen werd aangebracht.

De Sancy verdween om dezelfde reden naar Spanje. Voordat die in 1835 in het bezit van de Russische vorst Demidoff raakte voor 500 000 roebel haalde Josephine de Beauharnais en later de hertog van Orleans, Karel X van Frankrijk, hem nog eens terug. Later weer door een Indische vorst, de Maharadja van Goetiola.

Een derde van de ‘joyaux de la couronne, is de ‘Kust van Bretagne’. Die stond in waarde gelijk met de gehele stad Calais. Hij is onder andere gedragen door Catharina de Medici.

Bij de dood van de geldschieter van Hendrik III, Legrand, betwistten meer dan 25 erfgenamen elkaar het bezit. In 1665 werd aan de procedure een eind gemaakt door Colbert die de steen in beslag nam ten behoeve van de staat. Lodewijk XV versierde er zijn halsketen van het Gulden Vlies er mee.

Beroemde diamanten zijn verder:

Uit famouesdiamonds.tripod.com

Excelsior’ die in Z. Afrika in 1893 gevonden is, 995, 2 karaat in blauwwit en werd in 1893 in Jagersfontijn, een mijn in Z. Afrika, gevonden. Voor de Cullinan was het de grootste diamant. Omdat er geen koper voor gevonden kon worden werd de steen in 1904 in Antwerpen gekloofd. Er werden 10 grote stenen uit geslepen waarvan de grootste 68 karaat woog.

Uit www.original-diamonds.com

President Vargas’ uit Mines Geraes in 1938 van 726,6 karaat.

Uit famousdiamonds.tripod.com

Jonker’ uit Z. Afrika in 1934 van 726 karaat, leverde 12 stenen op met een totale waarde van ca. 3.5 miljard.

Uit famousdiamonds.tripod.com

De ‘Groene Diamant van Dresden’ is een 40 karaat zware, diamant. Die is in het bezit het Grune Gewolbe in Dresden. Die is licht appelgroen, tussen de kleur van chrysopraas en smaragd, geslapen in amandelvorm. Het maakt sinds 1743 deel uit van de Saksische kroonjuwelen. Deze diamant zou door August de Sterke voor 60 000 thaler gekocht zijn in 1743. Het is de beroemdste diamant met die kleur.

De Rajah van Matane op Borneo bezit een nog ongeslepen diamant van 367 karaat die in 1740 gevonden werd.

Uit www.indianetzone.com

De ‘Nizam’ van 340 karaat, in Golkonda gevonden, behoort aan de daar wonende Rajah.

Uit www.famousdiamonds.tripod.com

In 1729 had de Portugese stadhouder van Brazilië aan het hof in Lissabon enige water heldere kristallen getoond die als diamanten werden herkend. De diamanthandelaren tussen Indië en Europa wilden dit een lange tijd niet toegeven, echte diamanten komen uit Indië, punt uit.

De ‘Ster van ’t Zuiden of Zuidster’, is de grootste Braziliaanse diamant, geslepen weegt die 120 karaat, daarvoor 254,5 karaat. Het werd in 1853 gevonden in het district Bagagem in de provincie Minas Geraes. Is in het bezit van een Indische radja.

Braganza’ uit de Portugese kroonjuwelen zou 1680 karaat zijn. Echt? Of een water heldere topaas of bergkristal?

Uit luxatic.com

Jubilee’ uit de mijnen van Jagersfontijn in 1895 weegt 650.80 karaat en veranderde in deze vorm van 245.35 karaat. Eerst bekend als de Reitz diamond waarna de kleurloze kussenvormige steen een nieuwe naam kreeg ter gelegenheid van de zestigste viering van de kroning van koningin Victoria in 1897.

Uit luxatic.com

Cullinan’ is waarschijnlijk de grootse diamant die in Z. Afrika is gevonden. Hij woog 3106 karaat of 610 gram. Een daaraan voorkomend groot plat vlak was duidelijk een splijtvlak zodat met zekerheid gezegd kan worden dat de steen nog aanmerkelijk groter is geweest. Hij is volkomen water helder en doorzichtig en vertoont slechts enkele zwarte insluitsels. Iedereen zag het eerst voor een stuk bergkristal aan.

Op 25 januari 1905 werd hij gevonden in de Premiermijn te Pretoria en kreeg de naam van de directeur van de mijn, Cullinan. Op 9 november werd hij door de Transvaalse regering als verjaarsgeschenk aan koning Edward VII van Engeland geschonken. Hij had hen 150 000 pond gekost. Omdat hij door zijn gewicht ongeschikt was voor koninklijke doeleinden moest hij verdeeld worden. De Amsterdamse diamantslijper van Asscher mocht de steen bewerken. Jammer genoeg maakte de ligging van de meest hinderlijke onzuiverheid het noodzakelijk de steen in een paar stukken te kloven. Het oudste lid van de familie Asscher kloofde de steen zelf. Daaruit kwam de Cullinan I van 530,2 karaat in pendeloque vorm met 74 facetten die later in de koninklijke scepter werd geplaatst en de Cullinan II van 317,4 karaat in carré vorm met 66 facetten die in de staatskroon kwam. In die kroon bevinden zich ook Cullinan III en IV. Verder waren er nog wat kleine briljanten.

De stenen zijn geheel zuiver en de wijze van slijpen laat de wondere schoonheid en het zeldzame vuur tot volle werking komen. In deze stenen is verwezenlijkt wat men zich ooit heeft kunnen dromen van ideale briljanten.

De ‘Ster van Afrika’, werd in 1869 aan de Vaalvloed gevonden, weegt 83.5 karaat en geslepen 46.5 karaat. Stenen van 100 karaat zijn in Z. Afrika niet zeldzaam.

Schalk van Niekerk werd bij een Zoeloe geroepen. Die wilde trouwen en had 10 ossen, zes schapen en vijf lansen voor haar vader nodig, verder voor de moeder en oom van de bruid elk een melkkoe. Het was dan ook de dochter van het stamhoofd, een heel bedrag. Maar ze had zelf haar bruidsschat bij de hand. Toen ze haar leren tasje greep dat als laatste amulet aan haar linkeroorring hing en opende haalde ze daar een steen uit waar Niekerk bleek van werd. Hij gaf de Zoeloe 500 wolschapen en de tien ossen, zijn paard en de melkkoeien. Het was een diamant van 83 karaat die door een handelaar voor 15 000 pond sterling verkocht werden. Toen hij bij lady Dudley aankwam was hij al driehonderdduizend gulden waard. Hij had ook niet veel van zijn gewicht verloren toen hij tot een driezijdige briljant was geslepen en de naam van ‘Ster van Afrika’ kreeg.

Uit luxatic.com

De millenium star diamond van 2030.04 karaat of 40,608 gram is de wereld grootste bekende diamant. Eigenaar van ‘De Beers’. Ontdekt in de mbuji-Mayo district van Zaïre in 1990 en gesneden van een 777 karaat wegende originele steen. Is verzekerd voor 100 000 00 pond.

Gezegden.

Een diamant van ‘t zuiverste water. Een zwarte diamant. Een ruige diamant: een ongecultiveerde persoon. Een diamant snijdt diamant: personen die tegen elkaar op kunnen. Diamanten trouwdag, 60ste.

Naam, etymologie.

Adamas was een van de Trojaanse vorsten. Het was ook het mythische ‘godenstaal’, αδάμας of adamas, “onverslaanbaar”, waarvan de helm van Hercules, de ketens van Prometheus, volgens Aeschylus, en dergelijke gemaakt waren. Met een sikkel van adamant ontmande de aardmoeder Geae (Uranos) Kronos omdat hij haar kinderen gedood had, Rond 800 v. Chr. Wordt door Hesiodus vermeld dat het ‘grauwe staal’ door Geae gebruikt werd om er de sikkel mee te smeden. Volgens een voorspelling zou die zijn dood worden. Ze gooide de edele delen in het water, bij Cyprus, waar ze toch wat in leven bleven en door het schuim dat er om heen ontstond werd Aphrodite geschapen (Aphros; schuim). Verder de tafels van het noodlot, de ketenen van de hellehond Cerberus, de poort van het verblijf der rampzaligen. Mogelijk was het gehard staal, de hardste materie die men toen kende.

Door de Grieken werd Indië het middelpunt van een reusachtig rijk. De inval van Alexander de Grote, 327 v. Chr., bewerkte dat talloze radja’s zich aaneen sloten. Alexander stond voor Magadha en gereed zich een weg te banen naar de diamantlanden waar zijde en porselein hun oorsprong hadden toen zijn soldaten hem tot terugkeer dwongen. Ptolemaeus, de legeraanvoerder van Alexander, maakte het westen bekend met de diamantrivier. Hij noemde die adamas, de ontembare, en gaf daarmee de diamant een naam waarmee Plato alle harde stoffen en metalen had aangeduid. De diamantrivier was de Mahadani, de adamasrivier. Bij Plato en Theophrastus wordt in de 4de eeuw voor Christus voor het eerst de uit Indië geïmporteerde diamanten vermeld en tegelijk met de eretitel van ‘adamas’ de onbedwingbare’. Die naam ging dan in Latijn over, bij Virgilius en Ovidius nog in de betekenis van staal en bij Plinius in de nieuwe betekenis van diamant.

Uit het gewone Latijnse (a) diamante kwam in oud Frans diamant, bij Walther de Vogelaar een diemant, bij Luther kwam het over de oud Franse nevenvorm tot Demant en pas in de 18de eeuw kwam de Italiaanse vorm diamante ook in Duitsland.

Diamant, Engels diamond, midden-Nederlands diamas, 13de eeuw, dyamant, uit Frans diamant dat weer uit Latijn diamas, met Grieks dia; doorschijnen, wat naast adamantis: hardste ijzer of staal, ondeelbaar, onverbiddelijk staat en dat van Grieks adamas, adamantos, a: niet en damao: ik tem, onderwerp, domitare: inbreken. Een harde ondeelbare steen als de diamant, eigenlijk onbedwingbaar, een soort chamir of sjamir zoals Salomon die gebruikte. Salomon had zo’n kracht ook nodig bij het bouwen van de tempel, 1 Koningen. 6:7 ‘en geen hamer of beitel of enig ijzeren gereedschap werd gehoord bij het bouwen van het huis’. Hij moest dus magische krachten of diamanten gebruiken.

Daarnaast ontstond in het Latijn adiamante (misschien onder invloed van het Griekse dia: doorschijnen) waaruit weer het Franse adamant, van amant: magneet, Engels adamant ontstond. Adama is Hebreeuws voor aarde, zie Adam, toeval?

Wrijf je een diamant over en kledingstuk krijgt het elektrische eigenschappen. Het krijgt door wrijven energie en sommige diamanten absorberen hitte.

Hieruit zijn verschillende begrippen te halen als je er vanuit gaat dat diamanten in oude tijd zeer zeldzaam waren en in ieder geval niet geslepen.

Adamant is zo ijzer en magneet.

Uit de 5de, 6de eeuw stamt een Grieks bronzen beeld met ruwe diamanten die nu in het British Museum is.

Vele amuletten werden tegen ziekten of levensgevaar gebruikt. Midsummer Night’s Dream II, 1, 195, Gij zeilsteen, hard van hart. Adamant betekent zowel diamant als magneet en kan dus tegelijk de hardheid en aantrekkingskracht van Demetrius aanduiden.
In het boek van Fenton, 1569, leest men. “Er is tegenwoordig een soort van diamant, die vlees aantrekt en wel zo sterk dat hij de macht heeft om twee monden van verschillende personen aan elkaar te hechten en een mens het hart uit het lijf te trekken zonder dat het lichaam aan enig deel beschadigd wordt.

Uit bestiary.ca

Shakesperare;
‘As true as steel, as plantage to the moon’.

As sun to day, as turtle to her mate’.

As iron to adamant, as earth to the centre’, Troilus and Cressida 3, 2, 184-6

‘You draw me, you hard-hearted adamant’.

But yet you draw not iron, for my heart’.

Is true as steel; leave you pour power to draw’.

And I shall have no power to follow you’, Midsummer Night’s Dream, 2,1,195-9.

Adamant is de diamant, het wordt meestal in overdrachtelijke zin gebruikt, ‘zijn hart is zo hard als adamant’.

Het is opmerkelijk dat in deze vermeldingen Shakespeare die kleine steen uit Indië bedoeld wordt die tegenovergesteld is van de zeilsteen of magneet en het vlees aantrekt. Hij kende dus een adamant, maar ook een diamant.

Merchant of Venice 3,1,91;

‘Why there, there, there! A diamond gone, cost me two thosand ducats in Frankfort!

The curse never fell upon our nation till now,

I never felt it till now’.

Two thousand ducats in that;

And other precious, precious jewels’.

I would have mu daughter were dead at my foot’.

And the jewels in het ear’.

Cymbeline 1,4 75:

‘Al had zij evenzo de voorrang boven anderen, die ik gezien heb, als die diamant daar van u vele, die ik gezien heb, overstraalt, dan moest ik alleen nog maar geloven dat zij boven vele uitblinkt, maar ik heb de allerkostelijkste diamant die bestaat, niet gezien, en gij evenmin de edelvrouw.’

Maerlant: ‘ Magnes, die is zonder waan, als een ijzermal gedaan. Zijn natuur is zo gemaakt dat hij ijzer naar zich trekt. Is het dat er geen zeilsteen bij is, maar is er de zeilsteen bij dan zegt men dat hij het niet doet. Ter toverijen is hij goed. En ook heeft hij een kracht die men voor wonder acht want wie hem dit te veel ontziet dat zijn wijf met anderen speelt, hij zal die magneet ongezien onder haar hoofd leggen en als ze zacht ligt te slapen en is ze van reine gedachte dan zal ze slapen en haar man om de hals nemen, maar die ontrouwe zal geheel neer van het bed vallen. Deze steen die maakt mede vrede tussen man en vrouwen. Gewreven en met melk begoten is het goed voor hem die het water laat. In India, lees ik dat men ze vond, in het Troglodieten land. Isidorus zegt het in het leste dat de gele zijn de beste en dat hij glas en ijzer mede beide direct naar zich trekt’ . Dat is duidelijk de magneet, hoewel bij de Troglodieten worden diamanten gevonden.

A. Magnus;’ Als je wil weten of je vrouw kuis is of niet. Neem de steen die magneet genoemd wordt, in Engels de leidende ster, het is van een droevige blauwe kleur en het wordt in de Indische ze gevonden en in sommige delen van Duitsland in de provincie die genoemd wordt oost Frankrijk. Leg deze steen onder het hoofd van een vrouw en als ze kuis is zal ze haar man omhelzen, als ze niet kuis is valt ze aanstonds uit het bed.

Verder als je deze steen gebraden en verdeeld op kolen doet in vier hoeken van het huis zullen diegene die slapen weg vliegen uit het huis en laten alles achter.’

Gart der Gesundheit; ‘Serapio in het boek aggregatoris in het kapittel hager abnantes, id est lapis magnes, beschrijft ons en spreekt dat deze steen is over de zee in Indië aan een berg en als de schepen naderen diezelfde berg dan blijft er geen ijzer in het schip en vliegt daaruit gelijk alsof het vogels waren tot de berg, dit is de beste magneet die er sterk dat ijzer aan zich neemt en zijn kleur is gelijk de hemelkleur, ook is dit de beste die niet zo zwaar is. De meester Albertus in zijn lapidario beschrijft ons dat magneten hebben een verf die lijkt op het ijzer en dat vindt men veel in de zee van Indië. En spreekt ook dat de magneet zo veel er daar zijn zodat de schepen zorgelijk daarheen varen mogen want het trekt alle ijzeren nagels en wat van ijzer daarin is aan zich en verbreekt dat schip gelijk alsof de hagel daarin sloeg. Serapio spreekt dat deze steen aan zich heeft de deugd die er heeft de diamant en lijkt op hem aan de kracht’.

Megenberg; VAN DE MAGNETEN.

Magnes die steen is ijzerkleurig. Die trekt dat ijzer aan zich wanneer de adamas niet tegenwoordig is. Men spreekt ook dat de steen nuttig is in de toveraars kunst. Het heeft een wonderlijk kracht zoals men spreekt: welke man wil weten of zijn vrouw een echtbreekster is of niet die legt haar de steen onder dat hoofd wanneer ze slaapt. Is ze dan standvastig en vroom dan omvangt ze haar echtgenoot met de armen in de slaap; is echter ze onbestendig en vals dan valt ze van het bed in de slaap alsof ze daarvan gestoten is. De steen verzoent ook strijd en toren tussen de echtelieden. Het is ook de dieven goed. Want zo de dieven in een huis komen dan leggen ze levende kolen [524] aan die vier einden van het huis en sprengen de magneten stukken daarop dan worden de lieden geest en ogen in het huis zo erg veranderd dat ze wanen dat huis wil vallen en vlieden daaruit; dan nemen dan de dieven wat ze willen. Alzo spreken de steenwerkers. Wie de steen wrijft en mengt het met melk dan helpt het de waterzuchtige en wanneer het verpoederd is dan helpt het de verbrande wonden. De steen vindt men bij de Dragoditen en bij Indië. Isidorus spreekt dat de steen iets beter is zo het iets geler is. Het trekt dat glas ook aan zich zoals dat ijzer. En spreekt sint Augustinus dat een ijzeren beeld in de lucht hangt alleen van de steen zijn krachten.

Megenberg; ‘Adamas is een edele steen en die is tweevormig. De ene vindt men in het land India daar datzelfde land een eind heeft en men vindt het onder de kristallen hopen en gelijkt ook de kristallen aan de kleur, uitgezonderd dat de adamas schijnt zoals een nieuw gevijld ijzer. De adamas is erg hard alzo dat men het nog met ijzer, nog met vuur breken mag, echter men breekt het met vers bokkenbloed dat allereerst vergoten is en noch warm is. Met de steen zijn spitse stukken graveert men andere erg harde edelstenen. Dat soort adamas wordt niet groter dan een hazelnoot. Men spreekt ook dat het genade brengt de mensen die het zijn vriend om niet geeft, echter het is die niet nuttig die het koopt. Er spreken ook de steenkenners dat zijn kracht veel des te grotere is wanneer men hem zijn zetel van ijzer maakt als men het in een ring wil zetten; echter dat ringetje zal van goud zijn vanwege de steen zijn waardigheid. De andere soort adamas is ver onwaardiger en lager dan de eerste soort en die vindt men in het land Arabië en in de naaste Cyperse zee en te Ferrara en is donker aan de kleur zoals een ijzer en is groter dan de eerste soort. Die adamas laat zich breken zonder boksbloed. Het heeft die aard dat het dat ijzer aan zich trekt zoals de steen magneet doet, echter de adamas beneemt de magneet dat ijzer wanneer het tegenwoordig is. Het vermeldt ook de zeester want zo de scheepslui op de zee niets zien mogen vanwege de dikke nevel waar ze varen tot de plaats, dan nemen ze een naald en wrijven die met de spits aan de adamant en steken het dan overdwars aan een halmstuk of in een spaan van hout en leggen het in een pek of in een schotel vol water en voeren de adamas met de hand uitwendig om dat vat daar de naald in is; die volgt de naaldspits inwendig alzo dat ze in dat vat ook cirkelvormig ronddraait. Zo dat geschiedt wat veel dan zoekt de steendrager de steen snel onder en verbergt hem. Wanneer nu de naaldspits zijn voerder heeft verloren dan keert ze zich gelijk tegen de zeester en staat gelijk en beweegt zich niet meer en daarnaar richten zich dan de scheepslieden, want [506] die ster staat aan de hemel ten noorden daar de hemelwagen staat, tegen het zuiden of tegenover de middendag. Dat versta alzo dat zich de scheepslui zich richten naar de kruis oorden die deze hele wereld heeft besloten,: oosten, westen, zuiden en noorden. Wanneer ze nu dat ene oord weten in het noorden dan richten ze zich daarnaar. Men spreekt ook dat de steen goed is in de tovenaars kunst: wie het draagt die versterkt het tegen zijn vijand en verdrijft lichte droom en schuwt en meldt dat vergif. Men spreekt ook dat het zweet wanneer vergif bij hem is. Het is ook de maanzieke lieden goed die hun geest veranderen naar de maan loop en is de duivelachtige ook goed. De steen wil dat men het draagt aan de linker zijden. ‘.

Vondel, ‘De Heerlijckheyd van Salomon’;

‘En hoe ’t zich toedraagt, dat de jaloerse Diamant

Zich tegen des Magneets behendige diefstal kant’.

Maerlant: spreekt over de diamant, ook over de zeilsteen, diamant was dus niet zo bekend; ‘Adamas, dat is een steen die in tweeën is geverfd. En adamas vindt men op het einde van Indië en die vindt men daar in de dalen onder rotsen van fijn kristal en is naar het kristal daar maar naar een deel geverfd zoals men vervuild ijzer ziet. Die kan men niet breken met vuur of met slaan, dan met boksbloed alleen dat warm uit de wonden vloeit en daarmee scheurt het terstond. Met zijn splinters in staal gezet snijdt men en graveert men wel de hardste steen die men vindt. Die is niet veel meer groter dan dat men de hazelnoot kent. Sommige die het diamant noemen. Men zegt dat hij gratie geeft die het bij zich heeft mits men het door vriendschap gaf, anders doet het dat niet dan een beetje en dient, tenzij alzo bejaagt. Het is beter, zoals men gewaagt, is het dat men het in staal zet en is die ring geheel van rein goud gemaakt door de heer van de steen.

Men vindt een andere diamant te Arabië in dat land en in de zee mede, zoals men zegt, die in die zee van Cyprus ligt en waarin ijzer is, in Griekenland bij Philippis en die noemt men zeilsteen. Deze komen overeen en de scheepslui ontberen ze niet want als hij de poolster niet ziet wijst hem die steen de poolster, anders blijven ze in de war, bij dat die steen hem leert weten ze waar ze zijn. Deze steen is, hoor ik zeggen, is nuttig voor toverijen en geeft hem die het draagt kracht en bejaagt tegen zijn vijand, hij verstopt dromen die ijdel zijn en hij openbaart het venijn want men zegt dat hij zweet als hij enig venijn bij zich weet. Die met de vijand zijn bezeten is hij nuttig, wil men weten, in de linkerhand, hoor ik gewagen, wil hij gedragen’.

A. Magnus; ‘Als je jouw vijanden wil overwinnen. Neem de steen die Adamas genoemd wordt, in Engelse spraak een diamonde en het is van een schijnende kleur en zeer zodat het niet gebroken kan worden dan door het bloed van een geit. Het groeit in Arabië of in Cyprus. En als het aan de linker zijde wordt gebonden is het goed tegen al je vijanden, gekte, wilde beesten, venijnige beesten en wrede mannen en tegen bedriegen en ruzies en tegen venijn en invasies van fantasieën en sommigen noemen het diamas.’

‘Adamant is een kleine steen uit Indië en het is gekleurd alsof het ijzer is en glimt als kristal, maar het wordt nooit groter dan een walnoot. Deze steen is tegengesteld aan de magneet. Want als een adamant bij ijzer gezet wordt, zorgt het ervoor dat het ijzer niet komt door de kracht van de magneet, maar het trekt het met een kracht weg van de magneet.

’ Als deze steen geplaatst wordt op kolen, in de vier hoeken van het huis, zeg ik, als het verpoederd en gesprenkeld wordt op de kolen dan zullen de slapers het huis uit vliegen en er niet meer in komen, dieven kunnen dan alles zien wat ze willen’.

Plinius.

Plinius zegt dat diamant ook buiten Indië gevonden wordt, waarschijnlijk verwisselde hij diamant met bergkristal. Hij zegt verder: ‘De hoogste waarde en niet slechts van edelstenen, maar van menselijke bezittingen in het algemeen heeft de diamant die lange tijd slechts aan koningen en dan nog weinigen onder hen bekend was. Men noemde zo een goudkristal dat in groeven en dan nog uiterst zelden gevonden werd in gezelschap van goud en dat ook slechts naast goud scheen te ontstaan. De oude volken hebben gemeend dat diamanten alleen in de ertsgroeven van Ethiopië tussen de tempel van Mercurius op het eiland Merae gevonden werd, niet groter dan een augurkenzaadje en ook de kleur daarvan was niet veel verschillend.

Nu kent men er zes soorten van, eerst de Indische die niet in goud ontstaat en een zekere verwantschap met kristal bezit. Hij is eveneens helder en doorzichtig, zes gladde vlakken lopen als bij een tol in een punt uit en, wat nog wonderlijker is, naar twee tegenovergestelde kanten, als ware het twee tollen die met hun grondvlakken tegen elkander zijn samengevoegd, soms zelfs ter grootte van een hazelnootpit.

Op hem lijkt ,maar kleiner is de Arabisch die op dezelfde manier ontstaat.

De anderen zijn zilverbleek en komen slechts in het beste goud voor. Men onderzoekt ze op het aambeeld en omdat ze elke slag doorstaan dat het ijzer stuk springt en vaak zelfs het aambeeld scheurt. Want diamant is onuitsprekelijk hard en weerstaat zelfs het vuur glansrijk omdat het nooit gloeiend wordt waardoor ook de Griekse naam voor zijn ontembare kracht is ontstaan.

Een soort noemt men gierst omdat het slechts de grootte van een gierstzaadje heeft.

Weer een ander soort vormt de Macedonische diamant die in het goud bij Philippi gevonden wordt en de grootte van een augurkenzaadje nabij komt.

Dan wordt de Cypriotische genoemd die op Cyprus gevonden wordt en bijna kleurloos is als de lucht, maar in de heelkunde de meeste werking vertoont.

Daarna komt sideriet ene glanst als ijzer en is zwaarder dan de andere, maar zijn aard is niet hetzelfde want hij laat zich stukslaan en ook zich met een andere diamant doorboren wat ook met die uit Cyprus het geval is. Kortom, ze zijn ontaard en hebben slechts door hun naam enig aanzien.

Datgene evenwel dat we in onze boeken getracht hebben aan te tonen dat weerstreven en samengaan der dingen dat de Grieken met het woord sympathie hebben aangeduid leert men bij geen andere stof zo duidelijk kennen. Want de ontembare kracht van de diamant die de twee machtigste dingen in de natuur, het ijzer en vuur trotseert, wordt door bokkenbloed gebroken maar pas dan wanneer het vers en nog warm is en dan zelfs pas na vele slagen. Ja, hij laat dan zelfs nog aambeelden barsten als ze niet heel voortreffelijk zijn en ook de ijzeren hamers.

Door wiens uitvinding of door welk toeval is men daarop gekomen? Of welke redenering heeft er aanleiding toe gegeven een proef te nemen met de kostbaarste stof en het meest weerzinwekkende dier? Waarlijk zulk een uitvinding komt van de goden evenals iedere andere gave en daarom behoort men bij elke zaak in de natuur niet te vragen naar de reden, maar naar het doel.

Wanneer het evenwel gelukt is de diamant te verbrijzelen dan springt hij in zulke kleine splinters uiteen dat men ze nauwelijks kan zien. Deze splinters worden door steensnijders gezocht en in ijzer gevat om daarmee gemakkelijk in andere harde dingen te krassen. De diamant is in zoverre tegengesteld aan de magneetsteen dat hij als hij daarnaast is gelegen het ijzer door die niet laat aantrekken of als een magneet het ijzer reeds heeft aangetrokken dat weer los trekt en vrij maakt.

Verder maakt de diamant vergiften volkomen krachteloos, verjaagt afwezigheid van geest en bevrijdt de geest van ongegronde zorgen, om welke reden velen hem ‘noodsteen’ hebben genoemd’.

Hij vermeldt niets van het slijpen hier, wat dus waarschijnlijk een kunst is uit Indië,

Verder zijn er in Europa nooit diamanten gevonden, hoewel er in Bohemen een steen gevonden zou zijn.

Vondel, Het Pascha, III;

Moyses: ‘O, diamanten hart! O ijzeren nature’

Aaron: ‘Het ijzer wort gedwee in gloeien van het vuyre

Den diamant, hoe hard, verzacht in het Bocken-bloet’.

Albertus Magnus verhaalt, dat het bloed bijzonder werkzaam is wanneer de bok wijn gedronken en peterselie gegeten heeft. Een gelijke wijsheid is er ook bij de Chinezen. De mensen van het buitenste rijk….. slaan de diamant met ijzeren hamers, maar het blijft echter onbeschadigd. Als men hem nu met een ramshoren slaat dan vergaat hij als ijs. De mensen uit dat rijk houden ervan om er hun ring mee te versieren en te dragen. Men kan door hem schadelijkheden en gif vermijden.

Het kan natuurlijk ook een ander stof zijn, mogelijk een die op de diamant leek, dus doorzichtig was, hard en bij plotselinge warmte (als bokkenbloed) uit elkaar spatte en te verwerken is. Dus een soort met grote splijtbaarheid, hoewel het natuurlijk ook een ‘ongelukje’ geweest kan zijn wat Plinius vermeldt en de eeuwen doorgeschreven is.

Maar diamant is te hard om te bewerken en niet mooi in natuurlijke staat, een kiezelsteentje, en is hier niet te vinden. Het moet dus komen uit Sri Lanka/India. Mogelijk dat er vanouds al mee gehandeld is en de Indiërs de slijptechniek kenden. De meeste diamanten zullen wel pas na de veroveringen van India door de Mohammedanen en daarna door de kruistochten Europa bereikt hebben, hoewel hier pas laat het slijpen uitgevonden werd. Lange tijd waren de diamanten in Europa zeldzaam. De eerste vrouw die zich er mee sierde moet Agnes Sorel zijn geweest die in ’t begin van de 15de eeuw in Frankrijk leefde.

Beril is wit, splijtbaarheid? En vanouds bekend. Nu weten we dat beril als grondstof voor het metaal beryllium nodig is om er pantserstaal van te bereiden. Het lijkt vrijwel onwaarschijnlijk, maar was de helm van Hercules, het mythische godenstaal, gemaakt van beryllium in de smederijen van Vulcanus?

Groei.

Diamanten groeien met vaders en moeders en kinderen. Daarvoor gaat men naar een bamboebosje voor zonsopgang om die groeiende diamanten te horen. Schudt aan de lichte en buigzame stammen, dan hoor je iets rammelen van binnen, dat is het groeien van diamanten. Het wordt veroorzaakt door de kiezelachtige halmknoppen die door de holle stam aan het ratelen worden gebracht als de wind ze opzij drukt ontstaat er een eigenaardig gedruis. Als je die achteloos laat vallen verstenen ze en worden over duizenden jaren diamanten is het geloof bij de oude Hindoes.

Reis van J. Mandeville verhaalt over de amyant, kompas, en de diamant; ‘Van Ethiopië gaat men in Indien door menig wonderlijk land. En men noemt het hoog Indië . . . . . de mayor, dat is de grootste en die is al te heet en het kleine Indië dat een goed wel getemperd land is. En het derde Indië dat noordwaarts is die is al te koud zodat van zijn koudheid en gewoonlijke bevriezen of vorst dat water hard wordt kristal. En op die rotsen of bergen van dit kristal groeien de goede diamanten die van kleur zijn zoals donker kristal is, geelachtig en zeer blinkend als olie kleur en zijn zo hard dat men ze niet versieren, nog versnijden mag, nog bewerken kan. En in Arabië vindt men andere diamanten die niet zo goed zijn en zijn bruiner en zachter. En nog vindt men andere in het eiland van Cyprus die nog brosser en zachter zijn. En men vindt er ook in het land van Macedonië, maar de beste en de duurste zijn in Indien. En men vindt vaak harde diamanten in die massa daar men dat goud van zuivert als het uit mijnen en uit de aarde gegraven is als men die massa breekt uiteen tot kleine stukken. In zulke stukken vindt men er alzo groot als een erwt en sommige tijd minder en ze zijn bijna alzo hard als die van Indië en snijden staal en glas erg gemakkelijk. En al is het dat men in Indië erg goede diamant vindt op die rotsen van kristal, nochtans vindt men er gewoonlijk meer op de rotsen van adamant in de zee en op de bergen daar goudmijnen of kuilen zijn daar men het goud opgraaft en groeit er veel tezamen, de ene klein en de andere groot. En daar vindt men er wel alzo groot als een boon. En de grootste die er zijn mag is van naturen alzo groot als een walnoot. En ze zijn alle vierhoekig en met punten en met stekende kanten en hun eigen naturen zonder iets toe doen van mensen handen. En ze noemen ze in Indien hamelet. Ze groeien aldus op die bergen en op die rotsen in de wegen van goudmijnen en anderen zijn in de aarde van goud. En groeien tezamen, wijven en mannetjes en ze voeden zich en groeien van de dauw van de hemel en winnen de ene de andere en maken daar neven menigvuldig kleine diamantjes en die groeien alle jaren. Want ik heb het vaak beproefd, is het dat men ze behoedt en men ze legt in een luttel dauw van mei, ze groeien elk jaar en zo worden de kleine groot en dik naar hun natuur. Want recht als een fijne parel haar schoonheid maakt en dik wordt van de dauw des hemels en neemt haar rondheid van naturen, alzo neemt die diamant bij de goddelijke kracht zijn vierkantigheid. En al die diamantjes zou men dragen aan de linker zijde want daar heeft het meer kracht dan aan de andere zijde, want de kracht van haar oorsprong of van haar wezen komt het van het noorden, dat is de linker zijde van de wereld, want als een mens zich te oostwaarts keert, het noorden ligt hem aan de linkerzijde van zijn aanzicht. En opdat ge de kracht van de diamanten wil weten, nochtans dat gij ze hebt in de lapidaria, dat is een boek daar de natuur en de kracht van de stenen in staat, zo zal ik u zeggen omdat iedereen dat niet weet, alzo die van over zee hebben en houden en daarin vertrouwen van wie alle wijsheid van de filosofen gekomen is. De diamant geeft koenheid en dapperheid diegenen die het dragen en behoedt de leden van zijn gehele lichaam en hij geeft victorie en laat hem op zijn vijand overwinnen, is het in geding of in strijd, opdat hij recht heeft en houdt die het draagt in zijn goede zin en behoedt hem van vechten en van schelden en van kwade dromen en van kwade geesten. En was het dat er enig kwaad mens diegenen wilde betoveren of begoochelen die een diamant bij hem droeg, alles zou over hemzelf komen die de toverij wou doen, bij de kracht van deze steen, nog ook geen wilde beesten zouden hem mogen aanvechten. De diamant zou men geven en niet eisen en dan heeft het meer kracht en macht. En het maakt een mens sterker en vaster tegen zijn vijanden. En het geneest ook diegene die maanziek zijn, dat is de ziekte die met de maan wast, en zo welke ziektes dat het zijn en diegenen die met de vijand bezeten is en van hem gepijnigd wordt. En is het dat men enig venijn brengt in de tegenwoordigheid van die diamant, gelijk zo wordt hij vochtig en begint te zweten. In Indien zijn enige diamanten die violetachtig zijn of een luttel bruiner dan violetachtig en zijn goed hard en duur. Er zijn enige lieden die ze niet zo lief hebben zoals de andere, maar ik had ze wel alzo lief als de andere want ik heb ze zien beproeven. Er zijn ook diamanten van andere vormen die geheel wit zijn als kristal, maar ze zijn donkerder en zijn goed en van grote kracht en zijn alle vierkantig en hoekig van naturen, sommige hebben 6 ribben of zijden, sommige 3, sommige 3, sommige 2, alzo de natuur vormt en maakt. En omdat de heren en de bachelors ze graag dragen aan hun vinger die de eer der wapens navolgen, ik zal nog meer van de diamanten spreken, nochtans dat ik nu van mijn materie vaar zodat ze niet bedrogen worden van bedriegers die in achter landen lopen met diamanten en verkopen. Want die diamanten kopen wil hem behoeft wel dat hij ze kent omdat men ze plag te verven van kristal geelachtig en van geelachtige saffieren en van saffieren van lampen en van een steen die men noemt iris, dat is een klein steentje dat men vindt daar in muizennesten die erg hard zijn, of diegene die geverfd zijn die zijn niet zo hard en hun kanten die breken licht. En men mag ze wel versieren en sommige werklieden versieren ze niet vanwege schalksheid zodat die lieden wanen dat men ze niet versieren, nog bewerken mag van hardheden. Maar men beproeft ze in deze manieren. Als eerste beproeft men ze met snijden in saffier en in dure gesteente en in kristal en in staal. Daarna neemt men een steen aymant, (magneet) dat is de scheepslieden steen die in die zee varen die de naald naar zich trekt. En men legt de diamant op de aymant en dan toont men hem die naald en is het dat de diamant goed is en waarachtig zal de aymant de naald niet naar hem trekken alzo hij pleegt alzo lang als de diamant daarbij is ware het dat die aymant erg goed waar. En aldus beproeven ze diamanten al die lieden die over zee wonen. Maar sommige tijd gebeurt het dat een goede diamant zijn kracht verliest vanwege de onkuisheid van diegene die het draagt en dan moet men hem weer zijn kracht laten verhalen of het zou zo goed niet zijn en van mindere deugd en mach.’

Verder; ‘En ze vinden ook in het land van Tartaren alle dingen die ze nodig hebben: zijde en kruid en gulden laken en allerhande goed van gewicht. En nochtans dat zij een betere tijd zouden hebben in priester Jan’ s land, zo ontzien ze zich van de lange weg omdat het zo ver is en om de grote angst en vrees van de zee die in de weg is. Want daar zijn grote rotsen en bergen in de zee van aymanten, dat zijn stenen die van hun natuur tot zich ijzer trekken. Daarom is het dat enige schiplieden daar varen die nagels of banden van ijzer aan hun schepen hebben, die bergen trekken ze gelijk tot hen zodat ze nimmermeer vandaar mogen scheiden. Ik zelf zag het in de zee van verre als een eiland daar kleine wilde boompjes en veel stoppels stonden, maar de schiplieden zeiden ons dat het alle schepen waren die daar gebracht waren van de aymanten. En van de verroting en van de volheid van de schepen groeiden deze boompjes en dat gras die er daar erg veel zijn. En van zulke rotsen vindt men erg veel daar omtrent. En daarom durven de kooplieden daar niet te varen, ze weten de weg erg goed of dat ze hebben een goede leider’.

Elders zegt hij ; ‘Te Ormez zijn alle schepen zonder ijzeren nagels vanwege de steenrotsen van aymant die daar veel in de zee zijn dat wonderbaarlijk is. En was het zaak dat daar omtrent schepen gingen daar ijzeren nagels aan waren, ze zouden gelijk verderven. Want de aymant trekt naar zich ijzer van zijn natuur zodat het een schip vanwege het ijzer tot zich trekt zodat het nimmermeer vandaar zou mogen scheiden’.

H. Hildegard.

H. Hildegard van Bingen vermeldt van de diamant: ‘Zo ontstaan er in het oosten en in de streken waar zeer veel zonnehitte heerst waardevolle stenen en edelstenen. De bergen die aan deze kusten liggen, worden door de zonnehitte zo heet als vuur en de rivieren die door deze streken stromen borrelen steeds door al te grote zonnehitte. Wanneer deze oververhitte bergen soms door het rijzen van de rivieren overstroomd worden dan blijft de opstijgende waterstraal hangen en versteent in drie of vier dagen. Wanneer de overstroming heeft opgehouden dan worden de warme draaikolken door uitdroging tot edelstenen verhard. Deze raken in grote getale van de plaats waar ze ontstaan zijn als schubben los en vallen in het zand. Zodra er weer een overstroming plaats vindt voeren de rivieren veel van deze stenen mee en brengen ze naar andere landen waar ze door de mensen gevonden worden.

Dan beschrijft ze de 12 edelstenen uit de bijbel, het gewaad van de hogepriester, vier rijen van drie, dezelfde als die in de geheime openbaring van Johannes, waar over de nieuwe hemel, de nieuwe aarde en de nieuwe, heilige stad Jeruzalem gesproken wordt…etc. Ze zijn allen door de stenenzegen gewijd om de onreine, zondige geesten onder de zoekers naar edelstenen uit te bannen. Neem Jeremia 17, Apocalyps 4 en Ezechiël 1 om te lezen over meer edelstenen in de bijbel. Over diamanten en bergkristal. De diamant of adamas, de ontembare kan je grote diensten bewijzen. De diamant heet ook anachites of angstbevrijder. Luister dus goed om zijn geheime kracht tot uw welzijn te winnen. Juist de diamant helpt tegen zwaarmoedigheid en ziekelijke voorstellingen. Het is de steen die bezetenen tot rust dwingt. Zijn geneeskracht werd vooral op vrouwen beproefd, zie wel toe dat hij door een stenenzegen gewijd is’. Bij de Hebreeërs behoorde de diamant tot de 12 edelstenen die in 3 rijen op het borstbeeld van de hogepriesters was aangebracht, 2 Genesis, Mozes 28. Elk van die stenen was een van de 12 stammen van Israël, diamant waarschijnlijk van de stam Gad.

Gebruik.

De vraag rijst waarom diamanten in de middeleeuwen zo matig gewaardeerd werden. Hoogstwaarschijnlijk heeft dat te maken met het bijna niet voorkomen van deze edelsteen in de bijbel. De diamant wordt slechts twee keer genoemd in het Oude Testament. Beide keren (Ezechiël 3,9 & Zacharia 7;12) wordt zijn

hardheid onderstreept.

Naar Plinius maakt de diamant gif onschadelijk en verdrijft waanzin. Naar Aristoteles bezit de diamant een koude en zeer droge eigenschap. Het verbreekt alle steen die met haar in aanraking komt en daarom wordt het bij nier- en blazenstenen gebruikt die de blaasopening blokkeren. Dit gaat gemakkelijk als je een ijzeren naald waar aan de spits een diamant geklemd is in de blaaspijp brengt. Wegens de brekende werking is het gevaarlijk de diamant in de mond te nemen, dan zullen zeker alle tanden springen. Als iemand per ongeluk een steen zou inslikken dan verdrijft het alle darmen en de arme moet ellendig sterven.

Er wordt verteld dat deze steen waarschuwt voor venijn zoals het Electrum doet, helpt tegen gevaren en angsten en weerstaat heksenkracht.

Vondel, Bespiegelingen van Godts wercken;

‘De diamant, de vorst der kostelijke stenen

Verdrijft zwaarmoedigheid van ’t hart en stilt het wenen’.

Dioscorides zegt dat het een kostbare steen van verzoening en liefde is. Want als een vrouw van haar man weg is of zich schuldig maakt tegenover hem, door de kracht van deze steen is ze zo hersteld zodat ze weer trouw aan haar man wordt. De diamant bevordert de huwelijkstrouw. En hierbij wordt toegevoegd dat als een echte adamant stilletjes onder een vrouwenhoofd gelegd wordt als ze slaapt, haar man dan kan zien of ze kuis is of niet. Want als ze kuis is zal ze door de kracht van de steen een onweerstaanbare kracht haar dwingen om haar man te omhelzen, maar als ze ontrouw is loopt ze van hem weg, uit het bed als iemand die onwaardig is om in tegenwoordigheid van de steen te blijven.

Zo zegt Dioscorides ook van de kracht van zo’n steen die op de linkerschouder gedragen wordt of linker elleboogholte dat die helpt tegen vijanden, tegen woestheid, schelden en strijd en tegen vijanden die ontkennen dat ze in hun slaap dromen, tegen fantasie, tegen dromen en venijn.

De diamant kan de schuld van een verdachte aantonen. Als hij schuldig is zal de diamant dof worden maar als hij onschuldig is zal hij meer flonkeren en schitteren dan ooit.

Een sieraad met diamanten, saffieren en zeilstenen maakt een man onoverwinnelijk en een vrouw onweerstaanbaar.

Hij, die de diamant bij hem draagt, geeft hem mannelijkheid en hardheid en het houdt zijn lendenen gezond.

Zelfs de kostbaarste stenen helpen wel eens niet. Dat zag je bijvoorbeeld bij de ziekte van Paus Clemens VII, 1534. Hij kreeg tenslotte diamantpoeder voor 3000 dukaten en toch stierf hij.

Het is de gemma Regina: de koningin der stenen. Symbool van volmaaktheid, zuiverheid en onkwetsbaarheid, onoverwinnelijkheid, van lief en leed, van onbuigzaamheid en reinheid.

De diamant wordt alleen ’s avonds in het oosten gevonden, dan schijnt hij. Het is het symbool van Christus die ’s nachts in het Oosten is geboren nadat alle duistere machten hem vergeefs belaagd hadden. Christus is door zijn eigen bloed verzacht.

Marco Polo.

Op zijn reis kwam hij ook bij het rijk Moetfili in de Bengaalse Golf. Hij vertelt hier over diamanten en hoe ze gewonnen worden. Het is ongeveer hetzelfde verhaal als het verzamelen van kaneel.

‘In dit land worden diamanten gevonden en ik zal u zeggen hoe. Ze hebben zeer hoge bergen en ’s winters vallen zeer zware regens en deze regen stroomt in grote stortvloeden van de bergen neer met luid gedruis. En als de regen voorbij is en het water van de bergen is weggevloeid vindt men veel diamanten. Een als de zomer komt wordt het zo heet in die bergen door de zon dat bijna niemand zich kan bewegen en je geen druppel water vindt. En wie door deze bergen dwaalt vindt heel wat diamanten. Maar er zitten ook grote en dikke slangen en men treft er nog ander venijn aan dat door de grote warmte op wonderlijk wijze welig tiert. Daar zijn de meest giftigste slangen ter wereld zodat de mens ter plaatse groot gevaar loopt; hij is dan ook zeer bang en menigeen werd reeds door dit ongedierte opgevreten. In dit gebergte treft men ook grote en diepe valleien aan waarin geen mens kan afdalen. Maar zij die er toch heen willen om diamanten te zoeken nemen het magerste vlees mee dat ze kunnen vinden en gooien het in de afgrond. En er wonen veel arenden in die bergen die slangen eten als ze er een kunnen vatten. En als ze dit vlees in het ravijn zien liggen pakken ze het en dragen het tussen de klauwen ergens naar een rots om het op te peuzelen. En de mannen die op wacht staan lopen er vlug naar toe om ze weg te jagen. En als ze die weggejaagd hebben nemen ze het vlees dat vol diamanten steekt die er beneden aan vast bleven kleven. Want je mag weten dat er zoveel diamanten liggen dat het aan het wonderbare grenst. Maar in die diepten afdalen gaat niet. Daar krioelt het trouwens van de slangen zodat men dadelijk verscheurd zou worden.

Ze vinden ook nog diamanten op een andere manier, ze trekken naar het nest van de witte arenden en vinden in hun drek heel wat diamanten die de vogels hebben binnen geslokt samen met het vlees dat in de diepten werd gevonden. En als ze een arend kunnen schieten vinden ze ook diamanten in zijn buik.

Al deze werkwijzen bezorgen een grote hoeveelheid diamant die naar onze streken komen, maar het afval zijn van de andere grote en goede. Want het puik van de diamanten en grote stenen gaat naar de Groot Chan en andere koningen en prinsen. Van die streken der aarde die zo de grootste schatten ter wereld bezitten. En vergeet niet dat er nergens anders diamant wordt gevonden dan in het land Moetfili.

Uit; Lapidary or, the history of pretious stones, bij Thomas Nicols 1652.

De echte diamant is een harde, doorschijnende, perfect transparante steen die zijn glorie doet fonkelen, net als de fonkeling van een glorieuze ster. De echte diamant is de hardste van alle andere stenen, kleurloos zoals het zuiver water transparant en als het geel of zwart is, is het een fout erin. Deze eigenschap heeft het dat het kleur zal grijpen en het in een eenheid op zichzelf zal toepassen zo zal het op grote afstand zijn levendige stralende stralen uitwerpen zodat geen ander juweel zo kan schitteren als het wil. Door deze uitstekende uitstraling van zijn stralen of door deze gulle schittering van zijn glorie onderscheiden het de meest verstandige juweliers de echte diamant van die van bastaardsoorten.

Van zijn tinctuur of folie.

De tinctuur, folie of kleur voor een echte diamant wordt zo gemaakt: Recept; pure mastiek en een kleine hoeveelheid zwart gebrand ivoor en fijn gepoederd, meng het volgens de kunst, laat een klein deel ervan uitzetten en gooi het netjes op voor je folie of tinctuur.

Van de vervalsing van de diamant.

Een echte diamant kan worden vervalst of nagemaakt met een saffier of met een oosterse amethist of met een topaas of met een chrysoliet en door alle stenen die hard en transparant zijn en die kleurloos kunnen zijn. De kleur van die edelstenen die voor dit gebruik geschikt zijn, kan zo door de hitte van het vuur worden weggenomen: Recept; ongebluste kalk en het vijlsel van staal en begraaf de steen erin of in een van beide, overweldig het dan met een vuur op enige afstand daarvan zodat de steen geleidelijk heet kan worden, dan het vuur vergroten en de kleur zal verdwijnen. Juweliers en verstandige kunstenaars weten heel goed in welke tijdsspanne, door het voortduren van deze grote hitte, zulke uitstekende edelstenen van al hun kleur kunnen worden beroofd, welke kleur van de edelsteen zodra ze beseffen dat het verdwijnt door de kracht van de warmte, dan doven ze het vuur stapsgewijs totdat er geen warmte meer over is. En als het bij deze eerste operatie niet volmaakt beroofd is van al zijn kleur, dan moet hetzelfde werk opnieuw worden begonnen en als voorheen worden voortgezet met verschillende graden van hitte en indien nodig, kan het worden herhaald; altijd in acht nemen dat, aangezien het moet worden verwarmd door een geleidelijke toename van het vuur, het vuur eveneens door een geleidelijke afname van de hitte moet worden gedoofd want de te plotselinge verhitting of te plotselinge afkoeling van de steen kan een krak erin veroorzaken en zo de steen beroven van de glorie van zijn schoonheid en waarde en de kunstenaar van zijn hoop door hem van zijn inspanningen te frustreren. Anselmus Boetius zei dat hij een topaas op deze manier veranderde (wat beter is dan een andere steen voor dit doel vanwege zijn hardheid) en het gewicht was zeven karaat, dat wil zeggen achtentwintig korrels, wat werd gewaardeerd op driehonderd Florijnen of kronen.

Van de namen ervan.

In Hebreeuws jahalom, dat is Adamas, Exodus 28:228, de tweede rij in de Ephod. Het is de derde steen van deze tweede rij stenen die in de Ephod was geplaatst. Adamas komt van het werkwoord, dat is domo; temmen, vandaar de uiteenzetting van S. Hiëronymus adamas betekent indomitum. En dat mag het ook zijn, want vuur noch ijzer kan zijn glorie vernietigen of zijn kracht verminderen. In het Arabisch heet het Hagar subedhig en Almatz. In het Nederlands ein Dhemuth, Demanth en Adamant-stein In het Italiaans en Spaans Diamante. In Frans Diamant. Van de inboorlingen waar het wordt gevonden Iraa. In de Maleise taal wordt het itam genoemd.

De soorten ervan.

Er zijn zeven soorten diamanten. 1. Een Indiase die enige affiniteit heeft met kristal. Dit wordt gemaakt in een rand met een gladheid van zes kanten en het wordt soms gevonden in de grootheid van een hazelaar, maar dit wordt niet gevonden groeiend in goud.

2. Een Arabische: ook deze groeit niet in goud: dit is wat minder, maar zoals de eerste. Geen van deze (zegt Plinius) kan worden gekwetst door een vijl en hamer omdat ze onweerstaanbaar zijn om te worden geslagen, vliegen ze ongedeerd 3. Een Chencrain die wordt gevonden in de grootheid van een millet zaadje. 4. Een Macedonische, die in goud wordt gevonden als een komkommerzaad. 5. Een Cypriotische, neigend naar een luchtige kleur, zeer effectief in geneeskunde. 6. De zesde heet Sideritis vanwege de pracht van staal: het is zwaarder dan de rest, maar anders dan in de natuur: dit kan worden gebroken zoals de Cypriotische en geslepen met een andere diamant. Hiervan kunnen we lezen in Plinius. 7. De zevende soort is rond of zeshoekig. Hiervan zijn sommige harder dan andere en sommigen zachter. Deze hebben hun naam van de plaatsen waar ze worden gevonden: daarom worden sommige van hen Boheemse, Armeense, Engelse, Schotse en Hongaarse diamanten genoemd. Van deze soorten zijn de hoekige het zachts, en niet veel beter dan kristal. De ronde zijn als vuurstenen, maar veel harder en deze hebben de pracht van de oosterse. Maar deze kunnen, zoals Boetius zegt, geenszins voor de ware worden gehouden, omdat ze de tinctuur niet in zichzelf opnemen. Hierop kunnen we verwijzen naar de Cypriotische en de Macedonische. De oriëntaalse exemplaren zijn te onderscheiden van de plaats waar ze worden gevonden.

Van de plaatsen waar ze worden gevonden.

De plaatsen waar ze worden gevonden zijn deze. In Bisnager, een provincie van Oost-Indië, zijn twee of drie rotsen die diamanten voortbrengen. soms meer dan het gewicht van twee drachmen, een scrupule en acht korrels. In Decan, een provincie van India, is er nog een rots die de oude rots wordt genoemd, de diamanten die hier worden gevonden diamanten van het oude gesteente, ze zijn klein, maar zeer goed, natuurlijk gepolijst, en van grote prijs. In Tanian en Malakka is er een rots die diamanten voortbrengt die ook diamanten van de oude rots worden genoemd: deze zijn klein, maar van groot aanzien, en zwaarder dan de andere. Monardus schrijft dat hij in Bisnager diamanten zag die 140 karaat wogen en elk karaat is vier korrels. De grotere worden gevonden in het onderste deel van de rots, de kleinere in het bovenste deel van de rots: wanneer het bovenste deel van de mijn na twee jaar is uitgeput worden nieuwe diamanten voortgebracht en geperfectioneerd, zegt Boetius. Deze worden nooit in kristal gevonden zoals Plinius dacht.

Van de eigenschappen, kwaliteiten en vermogens van de Diamant.

Een echte diamant zal niet gekwetst te worden door het op sommige dagen in het vuur te zijn en het zal beter ervoor groeien en hoe eerlijker. Plinius zegt dat een echte diamant kan niet worden gekwetst door de kracht van een hamer en aambeeld: andere diamantervaringen leren ons dat we misschien gebroken stukken en in een fijn ongrijpbaar poeder kunnen brengen door de frequente slag van een hamer.

De ouden hadden een zeer hoge achting voor deze steen, in zoverre ze dachten dat hij met goddelijke krachten werd begiftigd; en als het ware slechts gedragen in een ring of gedragen rond een lichaam nabij zijn hart, het kon de woede van zijn vijanden verdragen en ijdele angsten uit zijn hart verdrijven, behoeden voor flauwvallen, de ijdelheid van dromen verdrijven en de verschrikkingen van de nacht en frustraties en alle kwaadaardige besmettelijke kracht van gif. Er wordt ervan vermeld dat het met zo’n vermogen is uitgerust dat als het op zijn plaats is met een leidsteen het bindt op al zijn macht en verhindert al zijn aantrekkelijke locatie. Als een echte diamant zonder haar medeweten op het hoofd van een vrouw wordt gezet zal ze in haar slaap vallen en als ze trouw is aan haar man zichzelf in zijn omhelzingen werpen, maar als ze een overspelige vrouw is ze zich dan van hem af. Het werd door de ouden als machtig beschouwd voor het verdrijven van Lemures, Incubus en Succubus (boze geesten); en voor het verhinderen van twisten en om bij de mensen moed, grootmoedigheid en stoutmoedigheid te verwekken, zoals blijkt uit Serapio en Evaces in zijn lapidarium.

Van de waardigheden en de waarde ervan.

Het is waardevol omdat het van heilig gebruik is geweest. Wat het heilige gebruik ervan was kan worden gelezen in het boek Exodus waar we vinden dat het een van die uitstekende stenen is die een plaats zou krijgen in een van die vier rijen van goud gezet in hun zeven rangorden op de borstplaat van oordeel op de Ephod van de hogepriester. Het wordt gewaardeerd om zijn eigen onweerstaanbare hardheid en om de zuiverheid van zijn volmaakte glorie waarin het alle andere kostbare juwelen en waardevolle stenen overtreft. Een goed geslepen diamant zonder fouten met het gewicht van een peperkorrel is tien florijnen of kronen waard, Boetius pag. 63. Als een puntige diamant op een geschikte manier wordt vastgemaakt in een handig ding waarmee een man hem kan vasthouden, mag hij er niet alleen glas mee snijden, maar hij kan er ook wapens mee doorboren, zoals dezelfde auteur zegt. Er is een spreekwoordelijk gebruik van dat ontleend is aan zijn hardheid en wordt toegepast op bezielde of levenloze dingen: van dit gebruik kunnen we lezen in Statius, Hesiodus en Horace. Een hoofdgebruik ervan is in de weg van symbolen en emblemen: want daarmee wordt onschuld, standvastigheid en kracht uitgebeeld. De vormen waarin het meestal wordt gesneden is een tafel die bestaat uit een vlakke bovenste tafel en vier latere tafels, waarvan er twee gewoonlijk langer zijn dan de andere twee, zodat ze de juiste verhouding van de bovenste tafel kunnen maken en zo’n tafel als deze, zegt Boetius, is van de meest volmaakte vorm: een aldus geslepen diamant met een gewicht van één karaat of onze granen zijn vijftig dukaten of kronen waard. Boetius pag. 64. Ze zijn ook in piramidale vormen gesneden met vierhoeken, maar deze zijn van grotere waarde dan de tabletten. De kleinste van deze beste diamanten worden gewaardeerd tegen zeer hoge prijzen, de grootste zijn van oneindige waarde. Cardanus maakt in zijn boek de subtiltatibus melding van een diamant die in Antwerpen is, die een scrupel heeft van een ons en wordt getaxeerd op honderdvijftigduizend kronen. De schillen en het stof van een goede, perfecte echte diamant zijn van bewonderenswaardige hoogte en van zeer grote waarde, achting en waarde: want door hun hardheid verdelen ze alle edelstenen. In het graveren van alle andere edelstenen zijn ze niet alleen winstgevend, maar ook noodzakelijk; want welke edelstenen ook een uitstekende hardheid hebben, met hun glorie, zuiverheid en schoonheid, ze zullen de hulp hiervan nodig hebben of ze zullen niet gemakkelijk worden gesneden, gegraveerd of gepolijst.

Zie verder: http://www.volkoomen.nl/ en : http://volkoomenoudeherbariaenmedisch.nl/