Git
Over Git
Gagaat, edelstenen, vormen, geschiedenis, historie, naamgeving, etymologie, afkomst, gebruik, krachten, bijzonderheden,
Uit;http://www.steengoed.com/particulieren/images/Git_hangers_(logo).jpg
Naam, etymologie.
Git, gagaat, bergkool, zwarte agaat of barnsteen, (met een wollen doek kan er elektrisch opgewekt worden) gagaet heet in Duits Gagat of Gagatkohle, (=Pechkohle, Schwarzer Bernstein, Schwarzer Agtstein of Agstein; barnsteen) Frans jais, Engels jett of jet: gitzwart, van oud-Frans jaiet, van Latijn en dat van Grieks gagates lithos; steen gagaat, waarschijnlijk is de naam afkomstig van Gagas (Gagay) in Lycië, een rivier in Turkije. Dioscorides schrijft 60 jaar na Chr.; ‘Die gagaat is de beste die gemakkelijk ontbrandt en daarbij naar asfalt ruikt, het is geheel zwart en drijft op water.’
Het is een rijke, zwarte vorm van lignite die heel goed gepolijst kan worden en dan als sier gebruikt. Het is een polijstbare soort kool met een fluweelachtige zwarte of donkerbruine glans.
Het is een organisch product en ontstaat in de natuur door een bitumineus proces waarbij hout, dat door verrottingszwammen eerst geheel doorweekt is, daarin ondergaat waarna het door een of andere veen of kleilaag bedekt en ingekoold wordt. Het is een koolzwarte, soms donkerbruin, glanzende, ondoorzichtige, ruw brekende en zeer bitumeuze kool die deels in Tertiair lagen, deels in oudere lagen voor komt. Een soort verhard hout. Hardheid 3-4, s.g. 1.30-1.40. soms lichter en drijft op het water. Om bruikbaar te zijn moet het voldoende hard en volkomen homogeen zijn en de houtstructuur geheel verloren hebben, bovendien fraai zwart zijn en zich goed laten polijsten. Door wrijven wordt het ook elektrisch net als barnsteen en vandaar bekend als zwart barnsteen. Het komt voor in Württemberg en vooral mooi is het in Engeland bij Whitbey in Yorkshire, ten zuiden van Middlesburough, Asturië, Saksen bij Duben, Zweden en Z. Frankrijk en anderen.
Gebruik.
Het is licht, laat zich vijlen, draaien, neemt een goede politoer aan en werd gebruikt voor knopen, rozenkransen, voor versiering van rouwjaponnen en dergelijke. Een industrie was er te Yorkshire, daar werkten ooit eens 2000 man. In de oude abdij van Whitbey, gesticht in 656 na Chr., waren de monniken al bezig rozenkransen en kruisen van git te maken ten behoeve van de kloosterzusters. Later kwam het materiaal meer algemeen in gebruik. Engelse gitkralen waren zeer geliefd bij rijke Europese vrouwen in de jaren 1830. Na 1827 werd git vaak gebruikt in rouwsieraden. Van de gevonden sieraden in hunebedden zijn de kralen van barnsteen en git (gagaat) en veelal geïmporteerd en karakteristiek voor steentijdculturen van Engeland, Frankrijk en ook Midden-Europa.
Zeer vaak werden surrogaten uit zwart glas, (Lava sierwerk) die veel zwaarder zijn dan git gebruikt als vervanger, die zijn wel veel harder en voelen ook koud aan.
Vondel, De Leeuwendalers;
‘Wat zou men van de mond als zeldzaamheden vertellen?
Een moerbei, rijp van pas, geen moerbei, twee morellen
Wat zou men roemen van dat levendige git?
Of liever van de kool, die onder ’t voorhoofd zit
En gloeit me al te heet? Wat zou men van de vlechten
Zo geel een ijl, als goud en barnsteen hechten
Verhalen, daar mijn hart en ziel zich in verstrikt?’
Vondel, ‘Maeghden;
‘Twee ogen zwart als git..
Deze rode druppels zijn als robijnen
Haar diamanten kroon’.
..’Verlichte straat en wal, door ’t schitteren der stenen
En ’t kroongoud gepolijst, en goddelijk beschenen’.
Shakespeare ‘Merchant of Venice 3,1,42;
‘There is more difference between thy flesh and hers than between jet and ivory’.
Maerlant: ‘Gagates, is een steen die geheel zwart, licht en niet bar hard is. In Lycië was het eerst gevonden en in Brittannië dat nu tegenwoordig Engeland heet. Wrijft men er mede, van naturen trekt hij ter plaatse kaf en schaafsel van stro aan. Die het water laden en staan alzo, die raad ik dat ze dragen, hij laat vaste tanden staan die waggelen, genat in water en dan eraan gestreken. Vrouwen die menstruatie breken die laat hij gelijk genezen. Maar hij wacht zich wel van deze die met het grote euvel (epilepsie) is besmet en als hij het ruikt kan hij aardig snel vallen en daar de kwade geest uitroepen, ze zwijgen als ze de rook ruiken.
Tegen toverij is het ook goed. Voor vrouwen die in arbeid gaan is het nuttig dat men ze in drie dagen in water legt en het water drinken, zij zouden erbij genezen. Met het water, zoals dat men zegt, is het dat men maagden te proeven pleegt’.
Megenberg; Gagates heet een aitstain of brandsteen. Die vindt men in het land Lydië, bij Pruisen en in Brittannië en is tweevormig: een wit en de ander geel. Toch is de licht gekleurde tweevormig: een wit en de andere geel. Wanneer men de steen wrijft en het verhit dan trekt het halmen aan zich en zo het gewassen is met water dan brandt het en lest van olijfolie. Het is de waterzuchtige erg goed. Het vast de waggelende tanden en wanneer men het wast met water en een beneden rook daaruit maakt dan brengt het de vrouwen hun gewoonheid. Het is ook de wegvallende goed wanneer men het ontsteekt. En alzo is ook de Helydros in gelijke wijze. De aitsteen schuwt de boze geest en wanneer de boze geest spreekt door een behepte mensenmond dan dwingt ze de steen rook dat ze zwijgen moeten. De steen helpt ook de verstoorde maag en is goed voor toverij en dat water daar de steen in gelegd is drie dagen is de zwangere vrouwen goed en verlost ze snel van hun banden. Welke jonkvrouw dat water drinkt, is ze noch maagd dan geschiedt haar niets, is ze echter geen maagd dan besproeit ze zich gelijk. Alzo meldt ze haar eigen water.
Albertus Magnus; Als je wil weten of je vrouw ligt met een andere getrouwde man of niet. Neem de steen die Galeritis genoemd wordt en die is hetzelfde die Catabres genoemd wordt en het wordt gevonden in Libië en Brittannië, het nobelste eiland van de wereld dat beide landen bevat, Engeland en Schotland. Het is van een dubbele kleur, zwart en de kleur van saffraan en het wordt grijs gevonden dat naar bleekheid gaat. Het heelt de waterzucht en het bindt de magen die diarree hebben. En Avicenna zegt dat als die wordt gebroken en gewassen en aan een vrouw wordt gegeven om te wassen en als ze geen maagd is zal ze zo plassen, als ze een maagd is zal ze niet plassen.’
Jet is een ruwe steen en toch is het kostbaar. Meest overvloedig en best is het in Engeland. En het is dubbel, dat is te zeggen, geel en zwart. De zwarte is vlak en licht en brandt gauw in vuur en drijft adders weg door de geur als het gebrand wordt. Dat geeft een idee van diegene die boze geesten in zich heeft en het wordt gehouden als tegenmiddel tegen die geesten. De steen weerstaat demonen, houdt toverspreuken en bezweringen tegen. En het geeft kennis over maagden want als een maagd van dit water drinkt, non urinabit, en als ze geen maagd is en hiervan drinkt, urinabit, en ook tegen haar wil en zo wordt met deze steen de maagdschap bewezen. Bij Arnoldus Saxo helpt de steen ook tegen waterzucht, hij legt de proeve van maagschap ook nader uit. Konrad von Megenberg geeft dit weer: ‘als een maagd dit water drinkt en is ze nog maagd dan gebeurt er niets, maar is ze geen maagd dan geeft ze gelijk water’. Alle verborgene en onzekere openbaart de steen, het brengt het door magnetische kracht aan het daglicht.
Dioscorides schrijft dat de gagaat een verwijderende en verdelende kracht heeft. Rook zwarte gagaat, dan blijkt het of iemand aan de vallende ziekte lijdt. De steen werd als middel tegen jicht en pijnstillende middelen gebruikt. Plinius brengt ogenschijnlijk op gelijke grond dat het roken met gagaat de slangen verdrijft, de krampen van de baarmoeder heelt en epilepsie (morbus sancticus) openbaart uit een andere bron. Ook dat door het roken van de steen de maagdelijkheid beproefd werd, dat de steen in wijn gekookt tandpijn en met was gemengd pijnen heelt. In Orpheus Lithika komt hetzelfde voor. Hier is wel een nadere verklaring voor het ontdekken van epilepsie. Er wordt bericht dat de rook van de steen een verderfelijke kracht op de neus uitoefent en dat dit aan niemand ontgaat en vooral de man die epilepsie kan hebben. De kolenwalm zal namelijk bij degene die epilepsie hebben een aanval tevoorschijn roepen. Niet geheel ongevaarlijk is het gebruik dat Dioscorides vermeldt bij hysterie als kolendamp en als menstruatie bevorderend middel. Dit wordt in de Lithika geschilderd:
‘En als de vrouw dan rond wandelt in de toverachtige rookwalm’.
En in haar lichaam het hoog opwervelende opneemt’.
Al snel vloeit binnen haar veel donker bloedsap’.
Die in het vrouwelijk lijf eerst opgesloten is geweest’.
Maar nu bevrijd door het waarnemen van de steen’.
Zodat uit het lijf direct het verlaat’.
Daardoor ontgaat ze een langdurige ziekte’.
Kolenrook is zeer giftig en algemeen bekend. Van buiten en van binnen gebruikt werkt het des te sneller hoe meer teer erin zit, het kan een voorloper geweest zijn van de teertherapie.
Zo is ook de kracht hiervan goed voor losse tanden en versterkt en bevestigt ze. In een aan Galenus toegeschreven werk staat dat gagaatwater losse tanden vast zet.
Ook wordt gezegd dat deze steen fantasie verhelpt en tegen boze vijanden in de nacht is, ook helpt het tegen heksenkracht en hindert sterke betoveringen. En zo doet een ruwe steen grote wonderen, je moet niet bezorgd zijn over zijn kleur terwijl de kracht die het verbergt onbekend is. En deze steen wordt gebrand in water en blust in olie en dat is een wonder.
De schrijvers verdelen deze steen in vijf soorten waarvan de ene in kleur gelijk is als leeuwenhuidachtig, een andere is gestreept met witte nerven en een derde met gele lijnen. De vierde is gevarieerd met verschillende kleuren waaronder sommige als bloeddroppen zijn (maar die komen uit Indië) en de vijfde glimmend zwart als een ravenveer.
Karel IV verglaasde er de kerk mee bij de val van Tangra, maar ik kan me niet voorstellen dat er licht zou doorvallen. Zelf tegenwoordig is er genoeg van te krijgen als in Derbyshire en rond Berwick. Daar worden er nog ringen, kleine kopjes en opmerkelijk speelgoed van gemaakt.
Uit; Lapidary or, the history of pretious stones, bij Thomas Nicols 1652.
Van de Gagaat of steenkool zoals sommigen denken.
De Gagaat is een zwarte steen met een gepolijste pracht die wordt gegenereerd (zoals Rulandus zegt) van een olieachtige substantie die voortvloeit uit de rotsen genaamd Petroleum of van Nafta-subtiele die veel lijkt op Petroleum, zo niet hetzelfde, of van het natuurlijke vloeibare Bitumen dat Wurtzung, een Duitse geneesheer, denkt hetzelfde te zijn met nafta en aardolie.
Van zijn namen.
Het heeft zijn naam Gagate van de rivier Gagas in Cilicië*. Cardanus zegt het vulgus Ambra nigra wordt genoemd. In het Nederlands Schewarser Agstein; In het Franse Agatha. In het Spaanse Elzavaie. Het is van sommigen genaamd Succinum Nigrum.
Zijn soorten.
Het beste gagaat is dat wat op het vuur wordt gezet en brandt als bitumen. Hiervan maakt Rulandus deze soorten 1.De Thracius lapis, in het Nederlands Schewars Agetstein genoemd. 2. Lithanthrax, een steen met een aardse kleur, gestold van nafta of bitumen. 3. De steenkool.
De plekken.
De Gagaat wordt gevonden in Groot-Brittannië, op Sicilië en in Frankrijk.
Zijn krachten.
Er is gemeld dat het dragen van deze steen de mensen beveiligt van nachtelijke angsten, van Incubus of Succubus of de nachtmerrie en van boze geesten en dat als het gedronken is zal laten zien of een meid haar maagdelijkheid heeft of niet. Anselmus Boetius c. de Gagate.
Van zijn waardigheid en waarde.
Dit is een steen van geringe waarde en is gebruikt, zegt Boetius, als zwarte vlekken om vrouwen mooi te laten lijken. Cardanus zegt in lib.de mistis dat het was gebruikt om Pater nosters mee te rekenen: want vroeger waren de heiligen gewoon om er kralen en armbanden van te dragen, om hun gebeden te tellen en daardoor het verslag van hun toewijding bij te houden. Cardanus zei dat pelgrims gewoon waren om uit Spanje de afbeeldingen en gewijde afbeeldingen van heiligen mee te nemen die van de zwarte Gagaat steenkool waren gemaakt. Cardanus l. 5. De mistis.
(Dan is er Lithanthrax, steenkool; minerale steenkool, in tegenstelling tot xylanthrax of houtkool.)
Van de Lithanthrax of kolen.
De Lithanthrax is een steenkool van de soorten Gagaat. Het is een bitumineuze stof die door de kracht van de warmte die wordt verzameld en wordt gebracht in de hardheid van een steen.
Hun namen.
Er zijn lichte die door Theophrastus Carbones leves worden genoemd. Er zijn ook Carbones-graves, in Latijn Lapidei Carbones, in Duits ein Stein-kol worden genoemd: in Engelse Coals.
Plaatsen.
Deze wordt gevonden in het land van Luik en op die plaatsen waar de Gagaat wordt gevonden.
Het gebruik ervan.
Het algemeen gebruik van kolen is iedereen zo goed bekend dat ik er geen verdere tijd aan hoef te besteden. zie Boetius .c. de Lithanthr. & And.Libav.
Zie verder: http://www.volkoomen.nl/ en : http://volkoomenoudeherbariaenmedisch.nl/