IJzer
Over IJzer
Ferrum, vormen, geschiedenis, historie, naamgeving, etymologie, afkomst, gebruik, krachten, bijzonderheden,
Uit; http://www.minervaonline.nl/image/groot/500-017l.jpg
ijzererts.
Naam, etymologie.
IJzer, Ferrum of Fe en atoomnummer 26, Middelnederlands iseren, iserna, iser, Duits Eisen, Engels iron, oud Engels iren en isen, oud Saksisch Isern, oud Hoogduits Isarn, Gotisch eisarna, oud Hoogduits Er, oud Engels ar of aer betekent hetzelfde, uit Latijn aes, koper. De basis betekent schijnt origineel of van glimmen of van het Etruskische aisar “goden”. Frans fer, van ferrum.
Voorkomen.
De aardkorst bestaat voor ongeveer 5% uit ijzer, meest voorkomend als het mineraal hematiet; ijzertrioxide (Fe2O3). Zuiver ijzer wordt hieruit geïsoleerd door het erts bij hoge temperatuur te reduceren met koolstof. In vrijwel alle delen van de wereld zijn ijzermijnen te vinden. De grootste wingebieden liggen in China, Brazilië, Australië, Rusland en India, samen goed voor ongeveer 70% van de wereldproductie. IJzer komt nauwelijks in pure toestand voor in de natuur, hoogstens als meteoorijzer.
Metalen uit Megenberg.
Meteoorijzer valt zelden op aarde, toch zijn er gevonden van 2250kg in Brazilië, een ander werd zelfs op 7000kg geschat.
De ijzerwinning van vroegere tijden bleef beperkt het bruinijzersteen van de ‘ijzeren hoeden’ zoals de ertsbergen in Karinthië.
IJzerertsmetalen zijn magnetiet, haematiet, of hematiet, bruinijzersteen, sideriet, ilmeniet, chamosiet, thuringiet, pyriet en magneetkies.
Naaldijzererts en limoniet bevatten veel ijzer en mangaan, bruinijzersteen is een mengsel van naaldijzererts, limoniet en dergelijke.
Naaldijzererts heeft een blendeglans en vaak ook metaalachtig, fijne naaldjes.
Bruin ijzererts, het belangrijkste ijzererts van Duitsland en Oostenrijk, met leem vermengd vormt het geel ijzeroker, ijzeroer of moeraserts, donkergeel tot zwart is het in de laaglanden van het noordelijk halfrond in de bodem van vochtige weilanden en moerassen. Het ligt onder de vennen als een vaste dichte substantie, droogt het ven op dan kan het scheuren en dan loopt het water altijd weg. Het heeft zich uit ijzerhoudend water afgezet. Sommige drains kunnen geheel verstopt raken door het afvoeren van ijzerhoudend water. In 1800 werd er hier ook nog 6000 ton ijzer gewonnen uit dergelijke neergeslagen ijzer in moerassen.
Magneetkies, FeS, dat ook wel pyrrhotiet genoemd wordt dat roodachtig betekent is de grondstof voor dodekop, een polijstmiddel. Het komt ook voor in meteorieten en wordt dan troiliet genoemd. Het is minder hard dan pyriet, wel magnetisch.
IJzerglans, in blauw zwart glanzende kristallen, vooral fraai komen ze op Elba voor.
Rood ijzererts, komt voor op Elba, Zwitserland, Vogezen en Canada.
Spaatijzersteen, komt voor in grijsbruine kristallen, het is het beste ijzererts omdat het zeer zuiver ijzer oplevert. Het wordt veel in Schotland, België en Engeland gevonden.
Kolenijzersteen is met klei en kool gemengde spaatijzersteen en wordt in grote hoeveelheden in steenkoolformaties van Westfalen, Hongarije, Engeland en Schotland gevonden.
Magneet ijzererts, dat meestal dicht, korrelig en donkergrijs is wordt gevonden in Zweden, Noorwegen, Oeral en N. Amerika.
Magnetiet (Fe3O4) is het meest rijk aan ijzer, maar wordt minder dan hematiet als ijzererts gebruikt. Het is een hard, zwart mineraal met een metalige glans. Het mineraal is zo genoemd omdat het sterk magnetisch is en wordt aangetrokken door een gewone staafmagneet. Wanneer we een stuk magnetiet ophangen, zal het gaan wijzen naar de magnetische noord- en zuidpolen van de aarde. Dit sterk magnetische mineraal was dan ook het eerste gebruikte kompas. Veel exemplaren zijn zelf natuurlijke magneten en kunnen stukjes ijzer aantrekken. De grootste magnetietvoorkomens in de wereld liggen in het noorden van Zweden, dichtbij Kiruna en Gallivare. Andere belangrijke vindplaatsen bevinden zich in Noorwegen, Roemenië en de Oekraïne. De sterkste natuurlijke magneten zijn echter te vinden in Siberië en in het Harz gebergte.
Sideriet, Grieks sideros: ijzer, heet ook wel ijzerspaat of spaatijzersteen, vroeger staalsteen. Het komt gewoonlijk voor met mangaan, is verwant met magnesiet, verhouding mangaan en ijzer is 1 tot 9, een ijzer-carbonaat Fe2+CO3.. Hardheid 3.5, s.g. 3.96. Het is doorschijnend tot ondoorzichtig, van geel, wit tot bruin en grijs tot zwart, vaak bont.
Het is een typisch mineraal dat ontstaat bij verwering van andere gesteenten en zorgt voor de oranjebruine kleur van verweerde kalksteen. Sideriet wordt in kristalvorm onder andere gevonden in Beira Baixa, Portugal, Peyrebrune, Tarn, Frankrijk en in Québec, Canada. Engelands heerschappij als staalproducent berustte op deze belangrijke klei ijzersteenertsen. Het kan gemakkelijk gesmolten worden en geeft daarnaast mangaan. Bij de bovenste lagen verweert het snel tot bruinijzer. Komt verder voor in Duitsland, Ertsberg, Italië, Rusland en Amerika.
Gebruik.
Uit opgravingen blijkt dat rond 4000 v.Chr. ijzer al werd gebruikt in Sumeri en het Oude Egypte voor speerpunten en ornamenten. Veelal was het ijzer hiervoor afkomstig van ingeslagen meteorieten. (het zogenaamde meteoorijzer) In de daarop volgende eeuwen werd het gebruik van ijzer verspreid naar Mesopotamië, Anatolië, Midden-Oosten en andere gebieden. Nadat men ontdekte hoe men ijzer uit zijn ertsen kon winnen en vervolgens smeden, nam het gebruik een grote vlucht.
Tussen de 12e eeuw v.Chr. en de 10e eeuw v.Chr. nam ijzer de plaats van brons over bij de productie van gereedschappen en wapens. Deze overgang van brons naar ijzer, die de ijzertijd inluidde, werd niet zozeer veroorzaakt door betere eigenschappen van ijzer, maar meer door sterk geslonken beschikbaarheid van tin, een hoofdbestanddeel van brons. In het Midden-Oosten ontdekte men dat de kwaliteit kon worden verbeterd door het ruwe ijzererts te verhitten in een bed van houtskool. Later werd dit procedé bekend als carbonisatie. In China werd het principe van de hoogoven bedacht en kon de kwaliteit van het ijzer verder worden verbeterd.
IJzer is pas laat in gebruik gekomen, na het bronzen en gouden tijdperk. Het is dan ook het symbool van de god van oorlog, Mars, de roodachtige roest herinnert aan het bloed.
Het eerste gebruik van ijzer komt rond 3000 v. Chr. Toen er dolken en kralen kwamen van ijzermeteoren. Vervolgens leerde men in Z. Rusland en Z. Middellandse Zeegebied ijzer smelten. 1000 v. Chr. staat het op een hoge trap wat blijkt uit de Halstatt cultuur in het Alpen gebied. De Kelten waren de uitvinders van het ‘noriet’ een staalsoort die in Noricum, Oostenrijk, werd gemaakt. En 1200 na Chr. komen de eerste hoogovens. In Engeland werd in 1710 voor eerste kolen gebruikt omdat de meeste bossen al verdwenen waren. Daardoor ontstond een steenkool en staaleconomie.
IJzer is in verscheidene verbindingen en toebereidingen een oud geneesmiddel. Het ijzerroest trekt tezamen, iets wat al bij Dioscorides gevonden wordt, stelpt de vloed van de vrouwen en van binnen in genomen verhindert het ‘t ontvangen. Met azijn over de huid gestreken heelt het roos en huiduitslag en is verder behulpzaam bij nagels, overgroeide nagels, ruwe oogleden en zweren, het maakt het tandvlees vast en helpt als zalf bij jicht. Water of wijn waarin gloeiend ijzer geworpen is werd gedronken als goed middel tegen de pijnen van het onderlijf, dat werd gestaald water genoemd en hielp het bij ziektes van vrouwen, voornamelijk wel bij bloedarmoede. Een gelijke werking zou ijzerslak hebben, met zure honing gedronken zou het tegen akonietvergiftiging goed zijn.
Ook het aanraken van het ijzer verleent kracht. Nadat de vrouwen uit de kerk komen zijn ze gewoon om op een bepaalde plaats gelegen stuk ijzer te lopen om daarmee zo sterk en vast als het ijzer te worden. Kinderen kregen wel appels waarin ijzeren nagels zaten die daar wekenlang in had gezeten. Dat werkt tegen bloedarmoede.
Maerlant: ‘Ferrum, dat is ijzer in onze taal. Koud van naturen, hard alzo wel dat het alle andere metalen overwint. Nochtans vindt men en kent aan hem de kracht van naturen dat het niet goed kan blijven. Gemengd in aarde en in stenen, de aard van de natuur houdt ze alleen, zijn roest groeit aan hem aldaar en nimmermeer schuurt men het zo helder, nog vijlt, nog slijpt. Het ontvangt en grijpt gemakkelijk een roestsmet waarvan hem grote schade komt. De maag is het goed, zoals men vindt, want het verkoelt en ontbindt. Staal kan men van ijzer maken met grote moeite en met zware zaken, met veel slaan en met groot vuur en dit wordt van hardere vorm. Ook vindt men in sommige landen een soort ijzer, zoals ik vond, dat men arduin (anders) heet in het openbaar. Men kan het smelten alsof het koper was, maar het te smeden gaat niet goed tenzij dat men er kunsten toe doet’.
Zie verder: http://www.volkoomen.nl/ en : http://volkoomenoudeherbariaenmedisch.nl/