Cadmia

Over Cadmia

Cadmium, vormen, geschiedenis, historie, naamgeving, etymologie, afkomst, gebruik, krachten, bijzonderheden,

Uit nl.wikipedia.org

Naam, etymologie.

De naam cadmium is afkomstig van het Latijnse cadmia, Grieks kadmeia; kalamijn, zinkgalmei, van Kadmeia ge; grond van Kadmos, de stichter van Thebe, broer van Europa, het werd bij Thebe gevonden.

Cadmium is een scheikundig element met symbool Cd en atoomnummer 48. Het is een zilvergrijs blauwig wit overgangsmetaal en zacht en blauwig wit. Cadmium werd in 1817 ontdekt door de Duitse chemicus Friedrich Strohmeyer als een onzuiverheid in het mineraal calamiet (zinkcarbonaat). Gedurende zo’n 100 jaar was Duitsland het enige land ter wereld dat op grote schaal cadmium produceerde.

Alhoewel vandaag de dag bekend is dat cadmium en cadmiumverbindingen uiterst giftig zijn, stelde de Britse Pharmaceutical Codex in 1907 dat cadmiumjodide in de geneeskunde toegepast kon worden ter bestrijding van enkele ziekten. In laag smeltende legeringen (bijvoorbeeld soldeer) en in legeringen met grote slijtvastheid en weerstand tegen metaalmoeheid wordt cadmium regelmatig gebruikt. Het heeft ook elektrochemische toepassingen, onder andere in ijkcellen met een standaard Elektromotorische Kracht. Het wordt gebruikt in fosfor en in televisiebuizen en zowel het sulfide CdS als het selenide CdSe zijn belangrijke halfgeleiders. CdS wordt wel als verfkleurstof gebruikt. Cadmium wordt ook gebruikt in oplaadbare batterijen, accu’s. Sinds januari 2005 is dit verboden door de Europese Unie.

Cadmium bevattende ertsen zijn relatief zeldzaam. Het enige mineraal dat noemenswaardige hoeveelheden cadmium bevat is greenockiet, waarin het als cadmiumsulfide (CdS) voorkomt. Het wordt vrijwel altijd aangetroffen in combinatie met sfaleriet dat uit zinksulfide (ZnS) bestaat. Cadmium is een bijproduct van de zinkwinning en in mindere mate van lood- en koperwinning. Daarnaast is zo’n 10% van het wereldwijd gebruikte cadmium afkomstig uit de recycling van batterijen en andere cadmium houdende consumentengoederen.

Van Beverwijck, ‘CADMIA is tweevormig, die door de natuur vanzelf gegroeid of door de kunst gemaakt is. De natuurlijke is een steen die Lapis Xalaminaris genoemd wordt, in Duitsland Kobelt en in onze winkels Witte klimy. Komt veel in Bohemen voor en maakt het rode koper (wat zonder die niet te smelten is) geel en vermeerdert het voor een goed deel zoals onder andere de Calmis-berg omtrent Aken genoeg uitwijst. De gemaakte Cadmia groeit mede bovenaan de koperovens en is grover, verdroogt meer en is meer tezamen trekkend dan het Spodium. Dan de natuurlijke verdroogt minder, maar als het gebrand en dikwijls met azijn uitgeblust en gewassen en dan op een marmersteen klein gewreven is verdrijft het de brand van de ontstoken ogen en verteert de vochtige gezwellen.’ Dat slaat op galmei, eerder kalmijn en kelmijn, midden Hoogduits kalmei, Frans calmine van midden Latijn calaminam, cadmea, Grieks kadmea, zinkhoudend erts dat gebruikt wordt voor messing. Calmine is genoemd naar Calamus; riet; naar de stengelachtige afzettingen en de koelere gebieden van de smeltoven. Friedrich Strohmeyer was de ontdekker van galmei. De naam name calamine is ontleend van de Belgische stad Kelmis wiens Franse naam La Calamine is waar zich een zinkmijn bevindt.

In de alchemie is cadmia (Latijn voor calamine of zink) een oxide van zink (tutty of Tuchia of Thucia) dat zich bij de zijden van de ovens verzamelt waar koper of brons gesmolten wordt en zink gezuiverd. De term wordt ook aan het erts kobalt gegeven. De cadmia die in de ovens geproduceerd wordt, wordt in vijf vormen verdeeld. De eerste wordt botrytis genoemd omdat het in de vorm van een druiventros gevormd wordt; de tweede ostracitis, omdat het op een zeeschelp lijkt; de derde placitis, omdat het op een korst lijkt; de vierde capnitis; en de vijfde calamitis, die rond zekere ijzeren staven hing dat gebruikt werd om het materiaal te stijven in de oven, het werd eraf geschud en leek op een schrijfpen die in het Latijn calamus genoemd werd. Cadmia botrytis werd in het midden van de oven gevonden; ostrytis op de bodem; placitis aan de top en de capnitis aan de mond van de oven. Het werd gebruikt in vochtige blaren die geheeld werden door een litteken bedekking. Botrytis en placitis werden voor oogziektes gebruikt.

De term cadmia werd vroeger gebruikt voor het mineraal calamine, zink, of lapis calaminaris.

Zie verder: http://www.volkoomen.nl/ en : http://volkoomenoudeherbariaenmedisch.nl/