Serpentijn
Over Serpentijn
Slangensteen, edelstenen, vormen, geschiedenis, historie, naamgeving, etymologie, afkomst, gebruik, krachten, bijzonderheden,
Uit verzamelen.marktplaza.nl
Naam, etymologie.
Serpentijn, slangensteen, Frans en Engels serpentine, Duits Serpentin, Latijn serpentium, is zo genoemd, net als het gesteente serpentiniet, naar de kleur van sommige variëteiten die op een slangenhuid (serpent, serpens) lijken met zwartgroene of donker bruine vlekken, het is de slangensteen, Schlangenstein, Lapis Serpentinus; slang of bedrieglijk. Grieks lithos ophites. Vandaar het woord ofiet, Frans ophite, Latijn ophites; slang. De vorm waarin de mineralen gegroeid zijn in het gesteente doet denken aan de vorm van een slang. Het was een middel tegen vergif van slangenbeten.
De andere naam voor serpentiniet, clinochrysotiel, is afgeleid van de Griekse woorden clinos, chrysos en tilos (respectievelijk krom of scheef, goud en vezel). Het wordt zo genoemd door de goudkleurige vezelige structuur dat het mineraal kan aannemen.
Het is een waterhoudend magnesium ijzer silicaat. (Mg, Fe)3Si2O5(OH)4. Meestal zijn ze groen of zwart gevlekt of geaderd. Als bladserpentijn heet het ook antigoriet, (ontdekt in Valle Antigoria bij Piëmont en beschreven in 1840 door Eduard Schweizer) als vezelig serpentijn heet het wel chrysotiel (beschreven in 1834 door Franz von Kobell die het naar de gouden glans van het Griekse woord chrysos; goud, tilos; vezel, maakte)waar bij de blaadjes in rolletjes zitten, dat kan ook als asbest voorkomen. Hardheid is 2,5 tot 4, afhankelijk van de samenstelling en serpentijn, s.g. 2.6
De lichtere gele of groene, soms met kalkspaat samengegroeide variëteiten noemt men edele serpentijn. Ze zijn doorschijnend en enigszins glanzend op de breuk, terwijl de gewone soorten ondoorzichtig en mat zijn. Chrysotiel asbest kan tot zeer dunne draadjes getrokken worden, is taai en mat tot wasachtig glanzend, tot goudkleurig.
In verse toestand is de serpentijn zeer zacht en laat zich dan gemakkelijk bewerken en fraai polijsten. Het wordt gebruikt voor monumenten, versiersels, kandelaars, wand en vloedbedekking etc. In de lucht wordt het harder. Dan men maakt er vijzels en allerlei kleine voorwerpen van.
Serpentijn is een vrij zachte tot middelharde steensoort die goed te polijsten is. Serpentijn is een verzamelnaam voor een grote groep steensoorten. De bekendste hiervan zijn de Steatiet, Zwart / Bruine (Zebra)serpentijn, Opal serpentijn en springstone. Hierbij is steatiet een relatief zachte steen en Springstone erg hard.
Asbest is de algemene naam voor mineralen met zeer fijne vezels, 95% asbest komt van chrysotiel, ook van aminat, crocydoliet en andere hoornblende vormen. Er worden vuurvaste garens en weefsels van gemaakt, dakbedekking, met cement en dergelijke in huizen, remvoeringen, ideaal hittebestendig spul dat gemakkelijk verwerkt kon worden, tot dat men ontdekte dat het kanker verwekt.
Serpentijn is een mineraal dat gevonden wordt in die gebieden waar mantelgesteente aan de oppervlakte is gekomen. Het wordt in de Pyreneeën, de Apennijnen, Silezië, Moravië, Cornwall, Canada en in Zweden gevonden.
De naam van serpentijn of veldslang werd vroeger ook aan een soort geschut geven.
Gebruik.
De Assyriërs maakte 4000 v.Ch. cilinderzegels uit Serpentijn en nog eens 1000 jaren eerder, maakten de Egyptenaren er scarabeeën uit, met aan de onderzijde hiëroglyfen ingegraveerd zodat deze ook als zegel kon worden gebruikt. In Cornwall Engeland en dan speciaal in The Lizard streek, Lizardiet, wordt Serpentijn gevonden en uiteraard ook verwerkt beeldjes, vaasjes en ander kunstvoorwerpen maakt men er van Ook vloer en muurtegels worden er uit vervaardigd alsook ornamenten, onder anderen voor schoorsteenmantels.
Uit de hersens van de draak wordt de steen dracontias gebroed, maar de steen kan alleen van een levend dier genomen worden, als de draak eerst sterft verdwijnt de hardheid van de steen door de adem. Draken worden in slaap gebracht met medische kruiden, zo wordt de steen verkregen, de oosterse koningen zijn er bijzonder trots op om die steen te gebruiken.
De steen in een slangenhoofd is een oud geloof. Plinius bijvoorbeeld vermeldt dat “Dracontites of Dracontia is een steen die gebroed wordt in de hersens van serpenten. Maerlant ‘s drakensteen;’Dracondites, dat is een ware zaak, het is een steen die komt uit de draak. Het is niet schoon of goed, tenzij men het er levend uit doet. Dat doet men niet met klein werk, lieden die dapper zijn en koen merken dat hol van de draak en als die slaapt doen ze deze zaak dat ze hem het hoofd vrijwel breken en deze dure gemme uit werpen. Men zegt het, deze fijne gemme is nuttig tegen venijn en daartoe zijn manieren. Nuttig is tegen venijnige dieren. Deze steen, dat weet men wel, beminnen oriëntaalse koningen en hebber in grote geneugten, ze zijn helder en blakend root’.
Megenberg; Dracontides heet een drakensteen. Die neemt men uit een drakenhersens en trekt men het niet uit een levende draak zijn hersens dan is het niet edel. De koene mannen sluipen over de draken daar ze liggen en slaan hen de hersens in twee en de tijd ze sabelen dan trekken ze die steen er uit. Men spreekt dat de steen is goed voor de vergiftige dieren en weerstaat dat vergif krachtig. Die stenen zijn doorlichtend en doorzichtig en hebben de koningen ze graag in de landen tegen de zonsopgang.;
A. Magnus; ‘Als je jouw vijanden wil overwinnen. Neem de steen die Draconites genoemd van een drakenhoofd. En als de steen gehaald wordt van hem levend is het goed tegen alle gif en hij die het draagt aan zijn linker arm zal overwinnen al zijn vijanden.’
In een bepaalde streek van Bohemen komen de slangen op een bepaalde dag bijeen en leggen zich in een kring om de aanzienlijkste heen en sissen zo lang dat op haar kop zich een kleverige zelfstandigheid vormt die steenhard wordt. Deze slangensteen is doorzichtig, heeft de kleur van smaragd, de vorm van een eikel en is van onder vlak en heeft drie gaten. De slang die hem draagt is nooit alleen, maar door anderen omringd. Het is dus moeilijk om de steen machtig te worden. Wanneer men echter een levende slang onder een pot, waarin gaatjes zijn, in een mierennest zet komen op haar sissen alle slangen bij haar. Klim je dan op de naast bijgelegen eikenboom dan kan je de koningin doodschieten. Met een koning lukt dat niet, zijn vel is te hard, de kogel zou daarop af stuiten. Die steen maakt de drager onoverwinbaar.
‘Ich hoere von den steinen sagen
Die natern und kroten tragen
Daz groze tugend dar an lige
Swer si habe, der gesigne
Mochten daz ‘Sigesteine’, wesen.’
Op het paleis te Zürich, van Karel de Grote, was een kruis waaraan een klok hing. Toen de keizer eens aan tafel zat luidde de klok. Hem werd verteld dat een slang de klok luidde. Hij ging er heen en zag dat dit waar was. Zodra de slang de keizer zag wenkte ze hem om mee te gaan en kroop in het riet. De keizer volgde haar totdat ze hem bij haar nest bracht waar een verschrikkelijke pad op haar eieren zat. Op bevel van de keizer werd die doodgemaakt.
” Und plotzlich fallt ein Edelstein
Hellfunelnd in den edlen Wein..”
De keizer laat de steen in een ring zetten die hij aan zijn vrouw gaf. De keizerin, die de kracht van de steen ontdekt, wilde niet dat die na haar dood op een ander over zou gaan. Toen ze haar einde voelde naderen stak ze hem in haar mond. Daardoor bleef de keizer aan haar gehecht en nam haar overal mee naar toe totdat een dienaar de oorzaak in de ring ontdekte. Hij nam die uit de mond van het lijk en verborg het in zijn kleren. Maar nu hing zijn meesters hart aan hem. Steeds moest hij bij hem zijn en werd daarom zelfs opgesloten. Een was hij op reis en wierp hij de ring in een moeras. De keizer kreeg de plaats onmiddellijk zeer lief. Hij liet er dadelijk een lusthof bouwen, het keizerslot te Aken.
Uit; Lapidary or, the history of pretious stones, bij Thomas Nicols 1652.
Van de Ophites van de ouden of het serpentijnmarmer.
De Serpentijnsteen wordt door sommigen gezien als een albaste met vlekken als een slang. Het wordt vaak gevonden in verschillende kleuren.
Zijn namen.
Dit marmer heet Zeblicum en serpens zoals Dioscorides lib.. 5. kap. 154 zegt, vandaar de naam Ophites. Door de Duitsers Serpentin stein. In het Engels Serpentine marmer.
Zijn krachten.
Galenus l. 8. de simpl. med. facult. zegt dat deze steen een afschrikmiddel heeft en dat als het in witte wijn wordt gedronken, het goed is om de steen in de blaas te breken. Het is van koude aard en kan daarom pijn verlichten, zoals Dioscorides zegt. Er wordt hiervan gezegd door Plinius en Dioscorides dat als het wordt gedragen het de persoon die het draagt zal beschermen tegen steken van serpenten, tegen frenesie en lethargie en tegen plagen, pokken en vergiftigingen en dergelijke. Daartoe ook Cardanus in zijn boek de Lapid. spreekt over de Zeblicum Marmor die wordt gevonden in Misnia. Van de verschillende gekleurde marmer genaamd Ophites zegt Cardanus dat Andr. Alciatus had een mooie tafel van grote schoonheid en die zijn er in natuurlijk vormen en personages gevonden in deze verschillende kleuren marmer en soms in de Lapis Parius. Van dit bewonderenswaardige vakmanschap van de natuur zegt Cardanus er is een marmer in de tempel van Wijsheid in Constantinopel met daarin het beeld van S. Johannes de Doper met zijn kleed van kamelenhaar dat in alles zeer voortreffelijk is.
Zie verder: http://www.volkoomen.nl/ en : http://volkoomenoudeherbariaenmedisch.nl/