Robijnen

Over Robijnen

Robijn, edelstenen, vormen, geschiedenis, historie, naamgeving, etymologie, afkomst, gebruik, krachten, bijzonderheden,

Naam, etymologie.

Robijn, Duits Rubin, Engels ruby, oud-Frans rubin, van Latijn rubinus; roodachtig, rubeus of ruber: rood. Het werd na de veroveringstochten van Alexander de Grote bekend. Een echte naam hadden ze er niet voor maar werd met andere van gelijke kleur carbunculus genoemd.

Uit stonelove.nl

Vorm.

Robijnen, een vorm van korund waarin de kleur hoofdzakelijk door chroom wordt veroorzaakt. Hardheid 9, s.g. 3.94-4.10. Lang niet alle robijnen zijn van goede kwaliteit. Een goede robijn is een harde, doorzichtige en diep rode steen met de kleur van duivenbloed. Meestal bevat de robijn wat onzuiverheden die vrijwel onbelangrijk zijn, soms worden ze er wat zijdeachtig van.

De robijn is donker doorschijnend diep rood en bekend als duiven bloedrood, tot rozerood, soms met een wat blauwe of gele tint. De kleur hangt vaak af van de herkomstplaats, weet je de kleur, dan weet je ook de afkomst.

De gewone robijn komt in kristallen voor met meestal ruwe vlakken in grootkorrelige massa’s, diamantspaat, demantspaat. Het heeft meestal grijze, roodachtige en bruine kleuren. De mooiste komen van Sri Lanka, Pegoe, Ava en Badaksjan en in Birma (Nu Myanmar) bij het vloedgebied van de rivieren Saloein en Irawadi, vandaar kwamen ze bij de oude Egyptenaren en Grieken. In 1887 werd er een gevonden van 47.5 karaat en in 1890 een van 300 karaat. In de Engelse kroon is er een robijn die uit Burma komt en 1180 karaat weegt. Verder in Siam die wat donkerder zijn en vaak verontreinigd. In vroeger eeuwen waren het vooral de groeven van Tschantaboem waar veel robijnkristallen werden gevonden, te Voor Indië die van Bandakschan aan de bovenloop van de rivier Oxus. Een Indische vorst bezit een robijn die rond 2000 karaat weegt. Dan de Dolomieten, in syeniet van Biella in Italië, de Oeral en Sri Lanka.

Het gloeien moet voorzichtig gebeuren waar een merkwaardig verschijnsel waargenomen kan worden. De tot gloeihitte verwarmde steen verliest eerst zijn kleur en wordt kleurloos, bij langzame afkoeling wordt hij eerst groen en vervolgens betrekkelijk vlug zijn oorspronkelijke kleur terug te krijgen.

De grootst bekende robijn heeft geslepen de grootte van een duivenei. Robijnen van meer dan 12-15 karaat behoren tot de zeldzaamheden. Vooral de grotere stenen zonder gebreken waren wegens de grootte en zeldzaamheid vele malen duurder dan een diamant. Voor een robijn ter grootte van een karaat werd al het dubbele betaald, een drie karaats robijn was wel 10 x zo duur als een even grote diamant. Delong-Ruby van 100 karaat en Edwards Ruby van 167 karaat, Black Prince’s Ruby in de Britse kroon is geen robijn maar een spinel.

De zuiver karmijnrode stenen, ‘met de kleur van duivenbloed’ waren het meest gezocht en het duurst betaald. De zeer grote en fraaie stenen hebben ook eigen namen. De robijnen waren toen veel zeldzamer dan nu tot ze uit Engels Indië in groten getale zijn aangevoerd. De robijnen uit Birma zijn zeer mooi rood, die van Sri Lanka lichter rood. De donker karmijnrode is de eigenlijke, echte oosterse robijn die in de middeleeuwen de diamant vaak in waarde overtrof. Het is donker of doorschijnend rozerood, somtijds met een blauwe of gele tint. De donkergekleurde stenen noemde men vroeger mannelijk en de licht gekleurde vrouwelijk. In de oudheid en de Middeleeuwen kende men aan robijnen magische krachten toe. Robijn heeft ook een mythologische betekenis, hij beschermde gelovigen tegen de duivel en tegen de pest. De robijn werd beschouwd als de levenssteen, die het hart versterkt en kracht teruggeeft.

Aanvankelijk werden ze bewerkt tot een ovale vorm. Ze worden op verschillende wijze geslepen, maar nooit in de vorm van een roset of briljant omdat ze niet doorschijnend genoeg zijn. Meestal geeft men hen een trapvormige snede. De invatting geschiedt in goud, gedeeltelijk met een foelie van glanzend goud. Men omringt ze gewoonlijk met kleinere diamanten. De robijn was door de ouden gemakkelijk te slijpen met een amarilsteen.

De robijnrode halfedelstenen worden getaxeerd volgens verscheidene kenmerken zoals grootte, kleur, duidelijkheid en besnoeiing. Alle natuurlijke robijnen hebben onvolmaaktheden en alleen kunstmatige robijnen kunnen volledig vrij van onvolmaaktheden zijn. Hoe minder het aantal en minder duidelijk de onvolmaaktheden zijn, des te waardevoller de robijn is, tenzij er helemaal geen onvolmaaktheden zijn (dat wil zeggen een “perfecte” robijn). In dat geval zou het namelijk kunnen dat het een kunstmatige robijn is..

Deze kostbaarheid was de aanleiding dat herhaaldelijk getracht werd deze stenen kunstmatig te maken. Dat is nu vrijwel helemaal gelukt. Synthetische robijn werd voor het eerst in 1837 gemaakt door Gaudin bij hoge temperaturen waarbij hij een klein beetje chroom toevoegde aan aluminium. Edelman maakte in 1847 Witte saffieren door aluminium te vermengen met boorzuur. Verneuil was de eerste die robijnen op commerciële schaal kon produceren, zoals hij in 1903 aankondigde. Door gelijkmatig strooien van zuiver aluminiumoxidepoeder op een tafeltje, geplaatst in het warmste gedeelte van een verticaal gestelde lichtgas/zuurbrander, groeit daar een peervormig kristal van korund. Toevoeging van wat chroomoxide aan het poeder geeft het de natuurlijke kleur van robijn. Het kost nu een dubbeltje per karaat, ruw.

Andere robijnen.

Fraai gekleurde soorten van spinel worden vaak robijnen genoemd, maar bezitten niet de blauwachtige rode kleur en het vuur van de echte robijn. Ze zijn minder duur en worden wel onder de aantrekkelijker naam robijn verkocht. De balasrobijn (Rubin balais) is een rode spinel die bekend is als de robijnspinel, dit is een hoogrode spinel. De zgn. Bohemische, Saksische en Schlesische robijnen en de Kaapse-robijn, Colorado-robijn en Arizone-robijnen zijn granaten. (pyropen) De helroze Bohemische robijn is rozenkwarts, de Siberische robijn is rode toermalijn (rubelliet). Licht rozenrode topazen worden Braziliaanse robijnen genoemd. De violette robijn is zo veel als amethist. Valse robijnen maakt men van glas.

Marco Polo.

Bij zijn tocht kwam hij ook op Ceylon. Hij bespreekt er de schatten van het land.:

‘ik houd nu op u over deze dingen te onderhouden en zal u spreken over het meest kostbare ding op aarde. Weet namelijk dat het op dit eiland is dat de edelrobijn gevonden wordt en nergens anders ter wereld dan op dit eiland. Men vindt er ook saffier, topaas, amethist en menig ander edelgesteente. En de koning van dit eiland is in het bezit van de mooiste en grootste robijn ter aarde; ik zal u zeggen hoe hij er uit ziet; hij is minstens een palm lang en wel zo dik als de arm van een man; hij is het meest schitterende voorwerp dat men zich voor kan stellen, zonder een enkele vlek; hij is vermiljoen als vuur en van zulke geweldige waarde dat hij wel niet met geld te betalen zal zijn. En weet dat de Groot Chan gezanten stuurde om aan de koning te vragen of deze, uit hoffelijkheid, de robijn, waar hij zeer fel om verzocht soms wilde verkopen en dat hij voor de robijn de waarde van een hele stad of wat hij wenste wilde betalen. De koning antwoordde dat hij de steen voor niets ter wereld wilde verkopen omdat hij hem van zijn voorvaderen gekregen had.’

Vondel, Bespiegelingen van Godts wercken;

De gloeiende robijn verteert vergiftige streken

En blust de geile brand, door Venus voor ontsteken’.

Robijn en smaragd dienden vroeger dus als artsenijmiddel.

Kaaba.

De Kaaba is een tempel te Mekka. Men zegt dat hij gebouwd werd door Abraham op de plaats waar Adam het eerste God aanbad na zijn verdrijving uit het Paradijs. In de noordoostelijke hoek is een steen van ongeveer zeventien cm lengte waarvan men zegt dat dit een uit de hemel gevallen robijn is. Hij is nu zwart door het veelvuldig kussen van de pelgrims want hij geldt als een heilige steen voor de Mohammedanen.

Zie verder: http://www.volkoomen.nl/ en : http://volkoomenoudeherbariaenmedisch.nl/