Amaril
Over Amaril
Wetsteen, vormen, geschiedenis, historie, naamgeving, etymologie, afkomst, gebruik, krachten, bijzonderheden,
Amaril is een korundvorm, een fijn vormige stof van indigoblauw tot zwarte kleur en komt steeds met magneetijzer en ijzerglans voor zodat het korundgehalte vaak niet meer dan twee derde van het mengsel bedraagt. Wegens de bijmenging van minder harde mineralen staat de hardheid van amaril achter bij die van de andere korundproducten.
Historie.
Het mineraal was reeds in de Griekse oudheid bekend. De dichter Pindarus noemde het wetsteen en het was bekend dat koper erop kapot ging. Amaril werd (en wordt nog steeds) ontgonnen op de Griekse eilanden Naxos en Samos. Het heet ook wel tripel naar Tripoli in Syrië (terra Tripolitaan) waar vandaan het in de handel kwam.
Het vormt lagen in glimmerstenen en korrelige kalk, zo bij Schwarzenberg in Saksen, Klein Azië, de Oeral, Naxos etc. Zijn grote hardheid maakt het tot een gezocht polijstmateriaal voor glas, metaal en edelgesteente, vooral de Naxossmergel.
Megenberg; Cos heet een wetsteen. Die is er in twee soorten. De ene is hard, de andere weker en de harde is de weke messen goed te wetten en de weke steen is de harde messen goed. Wanneer men de steen stoot en aswater daarop giet dan druppelt erg goede loog daaraf waarmee men de klederen en dat hoofd erg rein wast. Wie die as in zijn tuin strooit die maakt het hem goed. Levende kalk, dat is nieuwe kalk, heeft verborgen vuur. Wanneer men het roert met de hand dan is het koud en zo men een koud water daarop giet dan geeft het hitte en dat is een wonder dat de kalk van water ontstoken wordt dat doch ander vuur lest en lest van olijvenolie waarmee men ander vuur ontsteekt. Molaris heet een molensteen. Wie die bespringt met azijn zo het gewreven is en hem daarmee wast dat verstelt de rode vloed uit het lijf en is ook de hete open zweren goed. Silex heet een kiezel en die is hard en koud en slaat men toch vuur daaruit.’
Naam, etymologie.
Amaril van Frans emeril, van ouder esmerill, van Latijn smeriglum, Grieks smuris; slijppoeder. Het is de Duitse Schmirgel (smergel, smirgel) dat afgeleid is van Smyrna waar het gesteente van oudsher vandaan komt.
Amaril is een vorm van korund dat gebruikt wordt als schuurpapier en als amarilsteen voor het wetten van messen, polijst en slijpschijven en dergelijke.
<b>Uit; Lapidary or, the history of pretious stones, bij Thomas Nicols 1652.</b>
Smyris, een steen uit Griekenland gebruikt voor een schuurpoeder, dat gevormd is uit Latijn smyris uit midden Grieks van Grieks smúrīs, donker gekleurd, fijnkorrelig, hard gesteente dat in gemalen vorm wordt gebruikt voor schuren en polijsten. Een slijppoeder gemaakt uit een donker-blauwgrijze steen die op Naxos en in Klein-Azië aangetroffen wordt. Het bestaat uit amaril.
De Smyris is een zeer harde steen met de kleur van roestig ijzer met een ruwheid gemengd met zijn hardheid, het neigt in kleur enigszins naar een zwartheid. Graveurs van ringen en dergelijke zijn gewoon om deze steen te gebruiken om te zuiveren en soms om andere stenen ermee te snijden.
Zijn namen.
In het Latijnse Smyrnis; est lapis que gemmae annularii exterum. Dioscorides lib. 5. c. 116. In de Nederlandse Schmergel. In het Italiaans Smeriglio. In het Frans Emeri. In het Engels Emeri. Nederlands smergel, Duits schmirgel of schmergel.
Het gebruik ervan.
Het wordt gewoonlijk gebruikt om glas mee te snijden en om juwelen te polijsten en wapens met alles.
Zie verder: http://www.volkoomen.nl/ en : http://volkoomenoudeherbariaenmedisch.nl/