Zink

Over Zink

Galmei, vormen, geschiedenis, historie, naamgeving, etymologie, afkomst, gebruik, krachten, bijzonderheden,

Uit; http://www.lenntech.com/images/elementen/zink.jpg

Naam, etymologie.

Zink gaat op noord Hoogduits zink terug. Dit wordt wel met noord Hoogduits zinken „punt, tand” gelijkgesteld, oud Hoogduits zinco, ‘t zink zou dan heten naar de puntige aanzetsels, die bij smelten ontstaan. Anderen vergelijken oud Hoogduits zinco. „witte vlek in ‘t oog”.

Zink, Zn en atoomnummer 30, is een witachtig metaal. Sinds lang zijn zinklegeringen in gebruik als messing (zink en koper) tombak, brons, klokken- en kanonmetaal (zink koper en tin) voor dakgoten, badkuipen, dak- en scheepsbekleding en dergelijke. In Palestina en het vroegere Transsylvanië zijn objecten gevonden die tot 87% zink bevatten en dateren uit 1400 v.Chr. Aristoteles zegt van de Mossinieken aan de Zwarte Zee de koper door het te laten smelten met galmei die geel kleurden, later was het bekend als messing waarvoor zink wordt gebruikt. Rond het jaar 1000 was men in India al in staat zink te smelten en gedeeltelijk te zuiveren. Aan het einde van de 14e eeuw konden Hindoestanen zink onderscheiden van de toen al bekende andere metalen.

In de Westerse Wereld wordt de ontdekking van zink veelal toegeschreven aan de Duitser Andreas Marggraf in het jaar 1746. Hij gaf het metaal de huidige naam zinn naar het Latijnse stannum. Zink komt van zinke dat een tand of scherpe punt betekent naar de vorm, Latijn zincum. Het schijnt dat het als zelfstandig materiaal pas bekend was bij Paracelsus.

Kassiteriet, Duits Kassiterit komt van het Griekse kassiteros voor zink.

Het woord zink kwam waarschijnlijk als zinkerts in de 15de eeuw voor bij Basilius Valentinus. Op het einde van de 16de eeuw werd er zink gewonnen in Goslar. In het groot werd er in België gewonnen in 1607 en daarna in Silezië. In 1742 slaagde men er te Engeland in om zink uit galmei te smelten, een eeuw later kon de tot dan toe onbruikbare zinkblende worden verwerkt. De reden dat men in Europa pas in de 18de eeuw zink leerde maken, terwijl messing (geel koper), een legering van koper en zink, al vele eeuwen bekend was is gelegen in de moeilijkheid bij het bereiden van dit metaal. Zink wordt namelijk al bij betrekkelijk lage temperatuur (907 graden Celsius) gasvormig. In de ovens waarin zinkerts met koolstof verhit wordt heeft het metaal dus de neiging om in gasvormige toestand met de uitlaatgassen te ontwijken. Als men evenwel een mengsel van kopererts en zinkerts gebruikte werd de zinkdamp meteen in het vloeibare koper opgelost. Daarom bood het maken van messing geen probleem. In India en China had men al omstreeks 1100 ontdekt dat men het metaal kon winnen door een relatief koud voorwerp (bijvoorbeeld een aardenwerken pot) in de gasvormig zink bevattende uitlaatgassen te steken. De zinkdamp slaat dan op dit voorwerp neer. Tussen 1600 en 1750 werd zink (in betrekkelijk kleine hoeveelheden) uit India en China naar het op dit punt technologisch “achterlijke” Europa geëxporteerd onder de naam toetenag.

Calamine is een historische naam voor een erts of zink, variant van cadmea. Calamine is genoemd naar Calamus; riet; naar de stengelachtige afzettingen en de koelere gebieden van de smeltoven. Friedrich Strohmeyer was er de ontdekker van. De Belgische stad Kelmis wiens Franse naam La Calamine is waar zich een zinkmijn bevindt.

Galmei werd door Plinius cadmia genoemd en voor het maken van messing gebruikt.

Kalmei, kalamijn, galmei, midden Hoogduits kalmei, Frans calamine is mogelijk een verbastering van Italiaans gialla mina: geel erts, de overheersende kleur, Grieks kadmeia.

In de 18de en 19deeeuw werden veel mijnen gevonden bij de Duitse stad Breinigerberg. Tot de 18de eeuw was calamine essentieel voor de productie van brons omdat zink niet in de natuur voorkomt en de techniek niet bekend was om het te produceren. Brons dat gemaakt wordt van calamine wordt calamine brons genoemd. Eind 18de eeuw werd er ontdekt dat wat men dacht een erts te zijn eigenlijk twee mineralen waren, zink carbonaat, ZnCO3 of smithsonite, en zink silicaat, Zn4Si2O7(OH)2·H2O, of hemimorphite. De eerste die de twee mineralen scheidde was een Britse chemicus en mineralogist, James Smithson in 1803. In de mineralogie wordt calamine niet meer gebruikt. Het is vervangen door smithsonite en hemimorphite om het te onderscheiden van de roze mengsels van zinkoxide (ZnO) en ijzeroxide (Fe2O3) die in calamine lotions gebruikt worden.

Het metaal is blauwig wit en redelijk stabiel aan de lucht, hoewel het rood heet kan branden. Het is een redelijk goede geleider. Het metaal zelf wordt wel toegepast in de bouw voor het waterdicht maken van daken. In de Tweede Wereldoorlog werd het in bezet Nederland zelfs als muntmetaal gebruikt. Deze munten werden in de volksmond wel zinkstukken genoemd. Verder als bescherming tegen corrosie door verzinken, voor messing, zilvernikkel en soldeertin, in batterijen, zinkoxide wordt in de verfindustrie gebruikt als kleurstof, in de geneeskunde wordt zinkoxide gebruikt als werkzaam onderdeel van diverse zalven bij eczeem. Het heeft een indrogende, verkoelende en adstringerende (samentrekkende) werking.

Het voornaamste zinkerts is galmei, een verbinding van zink met koolzuur.

Het was de enigste zinkerts tot de vorige eeuw toen men er in slaagde zink uit zinkblende te smelten. Zinkspaat of smithoniet wordt ook galmei genoemd. Galmei is echter ook een naam voor zinkerts dat uit zinkspaat, hemimorfiet en zinkbloem bestaat, dan gewone galmei, (zinksilicaat) en blende (zinksulfaat) zijn minder belangrijke ertsen.

Zinkblende, ZnS, blende is mogelijk zo naar de glans genoemd, het donkere lijkt veel op loodglans en werd daarom blender genoemd, vroeger was het onbruikbaar en is nu de belangrijkste zinkleverancier,

Wurtziet, Duits Wurtzit, genoemd naar de Franse chemicus Charles A. Wurtz, ZnS, lijkt veel op zinkblende,

Zinkspaat bevat vaak veel mangaan en ijzer. Is doorschijnend tot troebel, kleurloos tot geelachtig en bruin, soms ook groen en blauwachtig. Het is zeer verschillend gekleurd, komt zelden in kristallen voor, meestal als dichte nier- of druifvormige massa’s. Het wordt gevonden in de Altenberg bij Aken, Silezië, Hongarije, Schotland en dergelijke.

Zinkbloem heeft hardheid 2 en lijkt in ruwe vorm op zinkspaat.. Zinkspaat en zinkbloem lossen op in heet zout.

In de omgeving van zinkmijnen of andere zinkhoudende grond ontwikkelt zich soms een speciale plantengroei, de zinkflora. Een voorbeeld hiervan is het zinkviooltje.

Zie verder: http://www.volkoomen.nl/ en : http://volkoomenoudeherbariaenmedisch.nl/