Arendsteen

Over Arendsteen

Echites, edelstenen, vormen, geschiedenis, historie, naamgeving, etymologie, afkomst, gebruik, krachten, bijzonderheden,

Uit; http://www.erdoel-erdgas-museum-twist.de/rundgang/032.jpg R A S E N E I S E N E R Z

Van Maerlant; ‘Echites, dat is een steen die men vindt in een nest waar de arend broedt en er zijn weinig die het bevroeden en weten wanneer men het bij zichzelf brengt. Zo heeft de arend een andere steen, dat mag men horen, die zuivert zijn oren. Goed is hij zeer, zonder waan, vrouwen die in pijnen gaan, want hij verkort hun arbeid. Dat waant men voor waarheid dat hij dat kind levend behoudt, want zuiverheid bemint hij zeer en maakt ze zegevrij, rijkheid dat vermeerdert hij. Men zegt dat Castor en Pollux met deze veel geluk hadden’.

Megenberg; ‘Echites is een steen die brengt de adelaar van verre landen in zijn nest want de adelaar weet van natuur goed dat de steen een zekerheid en een bescherming is voor zijn kinderen. Echter andere meesters spreken dat de adelaars eieren bederven van overige hitte legt hij de steen niet daartussen. De steen is rood gekleurd zoals een granaatappel en is hol en heeft een kleine steen in hem die klappert inwendig. Het helpt de zwangere vrouwen krachtig dat hen de geboorte niet afgaat of dat ze geen nood lijden met de geboorte. Het wil ook dat men het draagt aan de linkerzijde en maakt de lieden matig aan drinken en maakt zegevierend. Het vermeerdert rijkdom en brengt genade en verzekert de kinderen voor schaden’.

Albertus Magnus; ‘Als je liefde wil bevorderen tussen willekeurig twee. Neem de steen die Echites genoemd wordt en het wordt soms Aquileus genoemd omdat de adelaars het in hun nesten doen. Het heeft een purperen kleur en wordt gevonden bij de oevers van de oceaan en soms in Perzië en het bevat altijd een andere steen er in die erin gevonden wordt als het wordt genoemd. Er wordt door de oude filosofen gezegd dat als deze steen op de schouder wordt gehangen geeft het liefde tussen man en zijn vrouw. Het is goed voor zwangere vrouwen, het belet vroegtijdige geboorte, het kalmeert de blijdschap van vreugde en er wordt gezegd dat het goed is voor hen die de vallende ziekte hebben. En zoals de mensen van Chaldea zeggen als er gif is in het eten en als de voor genoemde steen erin is het belet dat de maaltijd naar beneden ingeslikt wordt. En als het eruit genomen wordt de maaltijd zo ingeslikt. En ik zag dat dit laatste verstandig was onderzocht door een van onze broeders.’

Bij Plinius horen we over de arendsteen, de aetites dat van het bekende aetos (arend) afgeleid is die lithos eutokios heet ofwel om de leg te bevorderen. In haar nest zet ze twee kostbare stenen die agaat genoemd worden, in Duits Adlerstein, de ene is de manlijke en de ander de vrouwelijke vorm. De mannelijke hiervan is hard en is wat gloeiend. En de vrouwelijke is zacht. Er wordt verteld dat ze geen jongen kunnen krijgen zonder die stenen. De mannelijke adelaar legt in haar nest die kostbare steen, die heldere agaat om haar zo te vrijwaren van de pijnen die met het eieren leggen komen. De Perzen noemen die adelaarsteen de geboortesteen. Ook om de jongen te vrijwaren van venijnige beten van kruipende wormen.

Dioscorides meent dat de steen de embryo in de baarmoeder vasthoudt als die om de linkerarm van de zwangere gebonden wordt. Om zonder pijnen haar kind te krijgen moet die steen onder de arm of onder de heup gebonden worden. Fijn gewreven zal die in een zalf tegen epilepsie helpen.

De bevalling en geboorteweeën worden naar oud-Russische medische aanbevelingen op gelijke wijze geholpen. Dit is de toversteen, orlow kamenj. (adelaarssteen) die men in een adelaarsnest kan vinden en die de vrouw op haar linker hand of linkervoet moet binden. Ook gaf men het die de vrouw wel te drinken zoals in een proces uit de 17de eeuw bewezen wordt. De steen was ook een geneesmiddel tegen koorts. In Spanje bindt men de vrouw zo ook een toversteen om de knie om de weeën te verlichten. Verder werd de steen als een gelukbrengend en schuttend amulet gebruikt. Dit lezen we al bij Plinius.

De kracht van deze steen maakt een man matig en vermeerdert de rijkdom en zo ook met liefde en helpt veel om overwinning te krijgen en te veroveren. Het zorgt er voor dat de vrouwen van liefde houden.

Is daar enig man die verdacht wordt van fraude of vergiftiging, zet deze steen onder zijn voedsel en als hij schuldig is dan zal hij dit niet kunnen inslikken, als de steen weggehaald wordt zal hij niet dralen om zijn eten in te slikken.

Om zo’n steen te verkrijgen bindt men in IJsland aan een jonge adelaar die nog in het nest is de snavel dicht. Een van de ouders vliegt weg en haalt van het zeestrand, waar ze aanspoelen, een losmakende steen, Lausnarsteene, en bestrijkt er de dichtgebonden snavel mee die dadelijk open gaat. Die steen dient voornamelijk om de bevalling te bevorderen.

Dat de vrouwelijke adelaar (gier), als ze in legnood is naar Indië vliegt om daar een steen te halen die haar het leggen van eieren verlichten moet. Die steen is hol en bevat een andere in zich.

De les die er aan vast geknoopt is deze: ‘Indien gij bevrucht zijt door de H. Geest, neem dan toevlucht tot Christus. Dat de ene steen de andere sluit, zal dan de Godheid en mensheid van Christus symboliseren.

En deze steen broedt een andere steen binnen haar.

Arendstenen zouden nog een steen in zich dragen, de callimus. In ons ijzeroer die bij de Duitsers ‘Rasen-eisenstein’ of ‘ Raseneisenerz’ genoemd word vind je soms bolvormige, holle stukken waarin zich een beweegbare kern bevindt. Als je het stuk beweegt dan klappert dit tegen de randen. Daardoor ontstond de naam klappersteen. Dit is de mythische adelaarssteen die in de nesten van de adelaars zijn die het erin dragen.

Aetiten, geoden of klapperstenen zijn stenen van verschillende aard, doorgaans kleihoudende ijzerstenen en nier- of kogelvormig van gedaante een hazelnoot tot mensenhoofd groot en van binnen hol. In die ruimte zit meestal een andere steen, gewoonlijk een spaatsoort of een ijzeroxide. Ze worden in musea als geologische zeldzaamheden bewaard. Ze worden veel gevonden in de Harz, Saksen en Bohemen. Zo bestaat bijvoorbeeld de stadsmuur van de Brandenburgse stad Dahme voor het grootste deel uit Raseneisenstein en wordt daar „Eiserne Mauer“ genoemd. In delen van Mecklenburg Vorpommerns en in de gemeente Grebs Niendorf zijn er talrijke huizen en kerken die geheel uit de daar „Klump“ genoemde Raseneisenstein opgericht worden, de stadsmuur van Ludwigslust en de klokkentoren van het kerkhof en anderen.

Uit; Lapidary or, the history of pretious stones, bij Thomas Nicols 1652.

Van de Aetite , arendsteen of Eagle-steen.

De Aetite is een witte steen die wordt gevonden in het nest van een adelaar, ongeveer zo groot als een perzik of abrikoos: het is zwaar en heeft een holheid of holte erin waarin zich een hard steenachtig kristal bevindt dat Callimus wordt genoemd. Van de adelaar wordt verteld dat hij deze steen in haar nest brengt om haar te helpen gemakkelijker te leggen. Zo Boetius, Renodeus lib. 2. Sekt. 2. de materia zegt dat sommigen denken dat de adelaars deze stenen in hun nest brengen om de hitte van hun eieren te temperen: anderen omwille van de kleuren, zoals Rulandus.

Van zijn namen.

In Latijn Aetites en lapis Erodialis vel Aquileius & Enydros die als de andere soorten zijn bevangen van grind, aarde of van een kristalsteen, zo is dit water; in zo veel alsof het (zegt Rulandus) in een warme plaats zal zweten. Het wordt ook in het Latijn Lapis pragnans genoemd vanwege de materie die het in zijn holte bevat. In het Duits ein alderstein, in het Engels de Aetite of Eagle-stone.

Van zijn soorten.

Martinus Rulandus spreekt van zes soorten van deze steen. De eerste daarvan zegt hij Pragnans est lapide, in zoverre dat wanneer het wordt geschud wordt gevonden alsof het een steen in de baarmoeder heeft, dat wil zeggen in de holte of in het midden ervan. Deze soort Aetites is een ronde steen en hol als een noot. 2. De tweede soort bevataarde of een witachtige klei, het wordt Aegyptites en van Dioscorides Geodes gemma genoemd. 3. De derde soort bevat water. Van deze zeggen Plinius lib. 37 mc. 11 en Solinus c. 40 dat dit altijd een absolute rondheid en een gladheid of witheid is, maar als het wordt bewogen toont het een drank op dezelfde manier als de vochtigheid van een ei erin heen en weer zal bewegen als het verplaatst wordt. Solinus zei over deze Aetite genaamd Enydros dat het zo overvloedig zweet dat een mens zou denken dat er een stromende fontein van water in zat. 4. De vierde soort bevat grind of steentjes. 5. De vijfde soort bevat een Chelonitis. 6. De zesde soort bevat een witte vuursteen; van zo’n soort zei Martinus Rulandus dat hij vond die bij Albisen toen hij het had geopend, in de matrix of baarmoeder of holte ervan een witte vuursteen vond, rond en lang en erg hard. Plinius rekent vier soorten Aetites.1. Een beetje zachte Aetite die in zijn baarmoeder of matrix aangename witte kleiachtige substantie bevat: Dit wordt verondersteld een vrouwelijke Aetite te zijn en is gemakkelijk te breken. Dit is die steen die Dioscoridis of de Geode van Dioscorides wordt genoemd, in het Duits Erdstein. 2. De tweede soort is volgens hem gelijk aan de eerste, maar groter en gemakkelijk te breken en deze bevat in zijn holte aangenaam zand of kleine steentjes als vuurstenen of de Conchylis die kleine mossels zijn. 3. De derde soort wordt Taphiussius genoemd, dit is wit en rond en wordt gevonden in rivieren en bevat in zijn baarmoeder of matrix die prachtige kristalsteen die Callimus wordt genoemd. 4. De vierde soort wordt voor een mannelijke soort gehouden, deze is erg hard en als een notenmuskaat: deze bevat in zijn baarmoeder of matrix een harde roodachtige steen. Deze steen stond bij Dioscorides in hoge aanzien. Andreas Baccius zegt dat sommige van deze stenen gevonden worden in de grootte van perziken, andere in abrikozen, andere in de grootte van granaatappels en andere in meloenen.

Van de plaatsen.

De eerste soort, zegt Rulandus, wordt gevonden in Sala en Albis en in een land der Germanen die ze Steiermark noemen. De tweede van deze soort zijn gevonden in Egypte en in Dresden in Misnia en in Saksen. De andere soorten zijn te vinden in Albis en de voormalige plaatsen. Plinius’ s eerste soort wordt gevonden in Afrika. De tweede op Cyprus. De derde in Taphiussa in de buurt van Leucas. De vierde in Arabië.

Van zijn eigenschappen en krachten.

Van deze steen wordt gezegd dat het goed is om de levering te vergemakkelijken en een snelle verlossing te veroorzaken, als het zo is dat hij op de linkerdij van de barende vrouw wordt vastgebonden en dit doet het door een aantrekkelijk vermogen, zeer krachtig en met zoveel kracht dat als het niet wordt verwijderd bij de bevrijding van het kind of de geboorte het de afdalende baarmoeder in gevaar zal brengen. Franciscus Valeriola, een Franse arts, zeer erudiet en geleerd, maakt melding van een vreemd ongeluk dat gebeurde in Valencia met de vrouw van Ponsonus Jobertus, een burger van die stad: De tijd van haar arbeid was gekomen en om haar te vergemakkelijken was aan haar dij een grote Aetite-steen gebonden die door de vergeetachtigheid en onvoorzichtigheid van degenen die de steen aan haar dij had vastgebonden op de voornoemde plaats nadat de vrouw haar kind had gebaard, wat na een paar uur een afdalende baarmoeder veroorzaakte en daardoor aldus tot het overlijden van de zieke partij. Er wordt gelijk zo verhaald van deze steen dat als het zo is gebonden aan de linkerarm van de zwangere vrouw dat het abortus en alle miskramen zal belemmeren en hinderen haar geboorte en de afdalende baarmoeder. Het wordt als een droge faculteit beschouwd en met adstringerend behept. Als het op de buik of tussen de borst wordt gedragen, zegt men dat het een vrouw zal sterken voor het vasthouden van de geboorte en het voortbrengen zal vertragen. Sommigen zijn van mening dat het de macht heeft om steeds meer rijkdom te verwerven en mensen te laten zegevieren. Dioscorides zegt dat deze steen de kracht heeft om diefstallen op te sporen als het wordt gegeven aan een partij waarvan het wordt vermoed en dat hij het in brood eet. Vandaar dit spreekwoord: Geef hem wat van het Aetiete-brood om te eten. Petrus Bellonius observeert. b. 20 c. 23 zegt dat er Griekse monniken zijn die Caloieri heten en die deze steen bijgelovig en ellendig gebruikten. De manier waarop was dit; ze riepen de verdachten bij elkaar en gaven hun wat van het brood gekneed met het poeder van deze steen zonder enige zuurdesem erin en in een zodanige verhouding of hoeveelheid dat ze het zouden kunnen inslikken waarvan ze deze aan iedereen gaven en in de tussentijd mompelede elke man woorden die ingegeven worden door de macht van de duivel. Dit deze ze weer en voor de derde keer en zo effectief werkte het dat het brood in de keel van de verdachte zou blijven steken en hem zou verstikken. Ze zeiden dat deze steen slangen verdreef, maar ook hier viel hij zeker in de hand van slangen, zelfs van een generatie adders die er gebruik van maakte om het werk van de oude slangen te bewerken in de vernietiging van lichaam en ziel van de mens. De adelaars die zich bewust zijn van de veiligheid van hun jongen zullen bij het bouwen van hun nesten hun structuren met deze stenen maken; op deze manier hopen ze hun jongen te beschermen tegen de ergernissen van slangen. Dat zegt Philostratus lib. 2. c. 55. de vita Apollinii.

Zie verder: http://www.volkoomen.nl/ en : http://volkoomenoudeherbariaenmedisch.nl/