Ammoniet
Over Ammoniet
Boetius met historie van stenen en edelstenen.
m
Ammonieten (Ammonoidea) zijn een uitgestorven onderklasse van de inktvissen (Cephalopoda). Het waren zeedieren die wereldwijd in groten getale voorkwamen in het laat-paleozoïcum gedurende het gehele Mesozoïcum Ze worden al s fossiel teruggevonden.
Ammites of Ammonieten is zo samengesteld uit zand dat het op een vis lijkt, het heeft de grootte van een walnoot, soms groter, het heet Rogenstein in het Duits, het wordt gevonden in de buurt van Alfeld en Hildesheim. Van deze soort [208] worden er gevonden die bestaan uit kiezelstenen ter grootte van erwten of orobus, die je met recht Ammites majors of pisolithos mag noemen. Als je de grootte van een erwt negeert, valt op dat de letter A dit echt een mineraal Bezoar zou kunnen noemen, want het bestaat uit schubben of nagelriemen genaamd Bezoar, dan glanst de onderliggende huid, de kleur is ook vergelijkbaar of iets roder.
De maat van Orobus is gemarkeerd met de letter B.
Cenchrieten letter C
Meconieten letter D.
Ze worden gevonden op de berg Jura en nabij Bern in Zwitserland. Deze stenen lossen gemakkelijk op in het zand waaruit ze zijn samengesteld. Maar deze dingen zijn moeilijk; Ze zijn smaak- en geurloos. Het ligt ver verwijderd van de stalagmiet Ammonieten omdat de stalagmieten en de ronde druppels van de gipssubstantie die in steen zijn veranderd allemaal aan elkaar zijn gecementeerd. [209]. Sommige noemen Ammonieten een druppelsteen, maar het is passender dat de voorgaande van elkaar worden onderscheiden. De substantie van stalagmieten verschilt niet van druipen. Want zoals de stalagmieten zich vormen samen met de druppels die hun vorm behouden: zo vloeit de steen druppelsgewijs samen uit de druppels die stromen en strepen veroorzaken die ongelijkmatig uitsteken, als een stroom.
De hoorn van Ammon verwijst naar het uiterlijk van een ramshoorn, opgerold in zichzelf, en lijkt bedekt te zijn met een pantser van een gouden kleur. Plinius boek 31m kapittel 10 van de edelstenen en schrijft het volgende. [216]
De hoorn van Ammon is een van de meest heilige edelstenen van Ethiopië en vertegenwoordigt de gouden kleur van een ramshoorn. Er wordt beloofd dat het de dromen van het landgoed zal vertegenwoordigen. Deze hoorn is gewoonlijk bewapend met ijzer, van een kleur die wanneer hij door het sap wordt verpletterd gemakkelijk in koper of goud verandert; zoals gemakkelijk gebeurt met ijzer zelf.
Het is te herleiden tot de soort Hopliet omdat het uit pantsers bestaat. Soms ontbreekt het pantser echter en is het grijs van kleur en knoestig alsof het met elkaar is verbonden door een gewricht; in het Duits wordt het ein Scherhorn genoemd. Het wordt gevonden in de buurt van Hildesheim en op andere plaatsen in Duitsland. Het is vaak twintig centimeter breed en weegt soms meer dan drie pond. Soms is hij zo klein dat hij niet groter is dan een walnoot. Het verschilt hiervan in de rotte slang die veranderd wordt in een rots, want hier ontbreekt het aan strepen en bepantsering. Naar de soort Hammon 's hoorn kan verwezen worden naar een steen in de vorm van de nieuwe maan bekleed met een gouden of ijzeren pantser, matig hard en soms gestreept, soms groot, soms klein, die Cardanus Selenieten noemt. Ook nog een van een soortgelijke figuur, zonder pantser, van grijze kleur, genaamd Tefriet alias Menois, uit dezelfde vorm van de rijzende en gehoornde maan die hij vertegenwoordigt.
Hopliet, Een hoplite (Oud Grieks: ὁπλίτης / hoplítês, 'zwaarbewapende,’ ὅπλον / hóplon, mv.: ὅπλα / hópla, 'wapenrusting'; later ook: 'hoplietenschild) was een zwaarbewapende infanterist.
Zie verder; Volkoomen.nl