Zout
Over Zout
NaCl, vormen, geschiedenis, historie, naamgeving, etymologie, afkomst, gebruik, krachten, bijzonderheden,
Uit; http://www.geo.uu.nl/ngv/geonieuws/images/563b.jpg
Naam, etymologie.
Zout, NaCl., natriumchloride, steenzout, wordt ook haliet genoemd, naar Grieks hals: zout of zoutig, lithos; steen. Zie de vele verbindingen met het woord ‘hall’ die wijzen op zout, Halle, Hallein, Hallstadt etc. In Duits Salz, zie Salzburg.
Zout, eerder sout , Oud Hoogduits salz, oost Fries salt, oud Engels sealt, nu salt, oud Frans sal, oud Noord en Zweeds salt, Latijn sal, Grieks hals. Proto Germaans saltom, Indo-Germaans sal.
Arbeiders werden met zout betaald, vandaar sale, sales en salaris, van sal; zout, sailor, naar de zoutheid van de zee, Via Salaria was een belangrijke handelsweg van zout.
Vorm.
Steenzout is kleurloos, doorzichtig, rood of geel door ijzeroxide, blauw door natrium, grijs door bitumen of klei, goed oplosbaar is in water (het mengsel van zout en water wordt ook wel pekel genoemd).
Verder is er kalizout en magnesiumzout voor kunstmest gebruik en magnesium winning
Als edelzout, Duitse Edelsalze of Abraumsalze behoren;
Sylvien, Duits Sylvin, is zo genoemd door Francois Sulpice Beudant in 1832 die het naar de Nederlandse chemicus Franciscus de Boe Sylvius noemde en het preparaat sel digestis bereidde, KCl, die kleurloos is, wit, zout en smaakt bitter.
Kainiet, Duits Kainit, beschreven door Carl Friedrich Jacob Zincken die het naar Het Griekse kainos; (tot hier) onbekend, noemde omdat hiermee de eerste verbinding gevonden werd die sulfaat en chloride en Anion, negatief geladen ion, bevatte. KMg (Cl/SO4) 2 ¾ H2) is wit tot geelachtig grijs en rood tot violet, smaakt zoutachtig en bitter.
Carnalliet, Duits Carnallit, eerst beschreven door Heinrich Rose die het noemde naar de Pruisische ingenieur Rudolf von Carnall. KMgCl3. 6 H2O is rood, wit en geel en smaakt scherp bitter.
Kieseriet, Duits Kieserit, beschreven in 1861 door Eduard Reichardt die het noemde naar Dietrich Georg von Kieser. MgSo4H2 is wit, grijs en geel tot groenachtig, maar zonder smaak.
Polyhaliet, Duits Polyhalit, Grieks polys; veel, hals; zout, de vele zoutbindende metalen. Beschreven door Friedrich Stromeyer. K2Ca2Mg (SO4)4.2H2O is helder rood of geelachtig, lost moeilijk op.
Gebruik.
Zout is een voor de mens onontbeerlijk mineraal. Het werd op verschillende manieren gewonnen. In de Bronstijd al in Halstatt te Oostenrijk waar het zelfs in mijnen gewonnen werd waar werktuigen, kleding en zelfs mensen daar gevonden zij die door het zout geconserveerd waren. Met name de Hallstatt-cultuur dolf in de buurt van Salzburg diepe schachten in de Kalkalpen. Ook werd het uit zeewater, meren of bronnen gewonnen.
Het komt vaak in de Bijbel voor. Het is onmisbaar voor de mens in de voeding en ook als conserveringsmiddel. Hoe belangrijk het was kan je zien dat de gasten vroeger met zout en brood werden uitgenodigd.
Van Beverwijck, ‘‘Het zout is wonderlijk nuttig, het moet het allemaal bewaren en wie kan er zonder dat in verre landen varen? Alles wat de mens voedt, alles wat men zuivel biedt deugt of zonder zout of zonder pekel niet. Geen kok kan bestaan, geen meid weet te koken zo gauw als ze het zout of pekel heeft ontbroken. En wie de tafel dekt en zout daarop vergeet die toont aan dat hij zijn ambt in geen deel weet. Zout dient omtrent het vlees, het dient omtrent de vissen, dus kan men beter goud dan zout op aarde missen. Maar overal dient de middelmaat want als men die vergeet, dan wordt het goede kwaad.
Het zout heeft zijn oorsprong van de ziltigheid die meestal in het zeewater of in sommige aarde is. De president de Thou schrijft in het 56ste boek van zijn historie dat de koning van Polen zeer veel inkomen heeft van diep gegraven zout en dat er in de waranda van Podolia een stil staand water is wat in hete zonneschijn als ijs bevriest zodat er wagens en paarden over lopen en iedereen er zo veel met bijlen uit houwt als hij mee wil nemen. We lezen in de Atlas dat er in de stad Lunenburg een bron is die al van oude tijden zout water opgeeft (waar ze zout in pannen van koken) in zo’n hoeveelheid dat elke burger en inwoner van die pekel zoveel mag halen om zijn vlees te zouten als hij begeert, zonder er iets voor te betalen.
Hier te lande plag eertijds geen zout in het gebruik te zijn als dat omtrent de zee uit de aarde gegraven werd. Die aarde branden ze tot as en met warm water maakten ze daar een loog van en trokken daar zeer wit en blinkend zout uit dat ze zel of ziltzout noemden. Deze manier van zout maken zag ik noch onlangs te Zierikzee (wat hiervan grote nering had) in enige oude schilderijen zeer aardig uitgebeeld. Daarna heeft het Spaanse en Franse zout, wat hier te lande gebracht wordt, het gegraven zout te niet gedaan. Toen ik in het jaar 1615 te Montpellier studeerde zag ik omtrent het stadje Aguesmortes, een plaats waar het zout uit de zee verzameld wordt en Salins de Pecais genoemd wordt waar ze het zeewater op een groot plein inlaten en het met een rand omgeven waaruit daarna als het door de hitte van de zon uitgewasemd is gehele bergen van zout verzameld worden. De grote hitte die in de Languedoc is maakt het zout veel aangenamer dan andere, ja ook sterker zodat men eens zoveel daar mee zouten kan als met het zout van Pictou, zoals Catel verhaalt in zijn memoires, waar hij ook schrijft dat het inkomen van die Salius de koning jaarlijks zeven en negentig duizend quintals zout geeft wat in geld doet tien honderd en vijf en twintig duizend gulden. Op dezelfde manier wordt ook onder andere in Sicilië het zeewater door groeven ingelaten en dan laten staan opdrogen. En daar is mede op veel plaatsen goed zout uit zoet water dat door de regen of bronnen in de ziltige poelen bijeen verzameld en door langdurige hitte van de zon gedroogd wordt en tot zout verhard.
Van alle tijden is er geloofd dat het zout het nodigste is dat in de spijzen gedaan wordt en dat wij zonder die niet kunnen leven. Plinius 31.7. En noch tegenwoordig wordt er geen tafel gedekt zonder zout zodat er van de dienstmaagd, die dat verzuimd, gewoonlijk van gezegd wordt geen maagd te zijn wat ze niet aangenaam vindt en er wel zorg voor draagt om het zout het eerste op te zetten. Het is eertijds in zo’n grote achting geweest dat ze met zout in plaats van wierook hun offerhanden plegen te doen. Waarvan noch tot deze tijd gekomen is dat men het voor ongeluk rekent als het zoutvat over tafel laat vallen alsof de tafel daarmee verontheiligd was. Er is veel water in vermengd wat de oorzaak is dat als het in het vuur geworpen wordt zo dapper kraakt.
De grote noodzakelijkheid van het zout vinden we alle dagen en zonder dit zou niet alleen de kost onsmakelijk zijn, maar geheel bederven. Het is de allerbeste saus en een saus voor alle sausen zoals Plutarchus zegt in 5 Symp. 8. Voorwaar wat in de ogen de groenheid is, in de oren een akkoord van stemmen, in de reuk de liefelijkheid en de zachte warmte in het voelen, dat doet het zout met zijn aangename geur aan de smaak. Want het houdt zich zo onder de sausen dat al is het dat het zoete subtieler en volkomen de smaak beweegt, evenwel is het voor iedereen niet zo aangenaam, noch ook bij verschillende kan ze zo niet gemengd worden zonder walging dan diegene die wat zout bij zich hebben omdat het zout alleen gemeenschap heeft met allerhande smaken. En alhoewel dat eronder zo veel verschillen zijn als er in de andere zinnen gevonden kan worden, zo maakt het evenwel in allerhande sausen een aangename overeenstemming. Daarom zei eertijds de wijsgerige Plato zeer goed dat de koks volkomen meester van de spijs zouden zijn als ze net als de dirigenten letten op de toon van verschillende stemmen en hoe dat die het beste in het gehoor vallen, ze ook alzo acht moeten nemen op de verschillende smaken om die tot een goed akkoord en een aangename liefelijkheid te brengen. Het is nodig dat al de zinnen niet alleen met een verwant en oorsprong overeenkomen, maar ook een gelijkvormigheid onder elkaar hebben. Want net als in een ronde cirkel, hoe dat de lijnen verder van het middelpunt afgetrokken worden, hoe dat ze verder van elkaar afwijken en evenwel nochtans hun eenheid of gelijkheid die ze onder elkaar hebben daarom niet verliezen, eveneens de zinnen die van een algemene bron afvloeien als is het dat ze door verschillende diensten gescheiden en in aparte ambten verdeeld zijn, toch verstaan ze desalniettemin elkaar door een algemene gelijkheid en overeenstemming. Alzo gaat het vooral met de smaak en al is het dat hun kanten en uitsteeksels zeer ver van elkaar afwijken zo worden ze evenwel door het zout door een aangename overeenstemming tot akkoord en een liefelijke smaak gebracht. Waaruit opmerkelijk de deugd van het zout blijkt die zo groot is dat het ook door steeds gebruik nimmermeer tegen valt. Wiens voortreffelijkheid noch anders aan blijkt. Want omdat de smaken hun woonplaats hebben in de vochtigheid zoals de reuk in droogte zo wordt noodzakelijk die smaak boven alle andere gesteld die de meeste vochtigheid aanbrengen om te proeven in de tong en gehemelte. Terwijl dat de zoutigheid dat het meest doet zoals men uit door wat zout onder de tong te leggen gewaar kan worden, waarom zal men dan het zout als een trouwe voorzetter en leidsman van de smaak ons niet allereerst op tafel laten voorzetten? Derhalve is het niet vreemd dat vele hier te lande de kaas op het eind eten om de maag te sluiten en in het begin van de maaltijd wat zout wat ze de sleutel van de maag noemen en gebruiken die om die te openen en tot eetlust te verwekken. Maar de ouden hebben het zout niet alleen voor saus en om lust tot eten te maken gebruikt, maar ook als toespijs genuttigd (wat noch onder gewone lieden gebruikelijk is en als ze iets tegelijk met een eed willen bevestigen dat ze daarop zout en brood eten) en daarom worden Ceres en Neptunus in een tempel geëerd zoals in Plutarchus 4 Symp te lezen is.
Maar dit was en zoals het ook noch is alleen kost voor slechte en arme lieden hoewel dat ook de rijkste het zout niet missen kunnen. Het verwekt de eetlust en laat alle spijs goed smaken, zuivert de maag van alle slijm en onreinheid, ja, maakt een wakker verstand en een vet lichaam. Apollonius, de discipel van Herophilus en een van de grootste dokters, verbood de schrale en magere lieden de zoetigheid, maar gebood hun zoute spijzen te gebruiken omdat de dunheid en fijnheid van delen het voedsel gemakkelijker door de kleine adertjes zou voeren zoals Plutarchus verhaalt in 4 Symp. 4. En het zout maakt niet alleen het lichaam vetter, maar wordt ook gehouden onder de dingen die de vruchtbaarheid vermeerderen. De heel vette en zwaarlijvige vrouwen die gewoonlijk onvruchtbaar zijn worden door matig gebruik van zout tot vruchtbaarheid gebracht. Want het zuivert en verdroogt alle overtollige vochtigheid van de baarmoeder zo dat de verglaasdheid (zoals ze dat noemen) daardoor vergaat en ze in een zuiver en droge baarmoeder daarna beter ontvangen. Dat het in de mannen de lendenen ook wakker maakt ziet men genoeg aan diegene die gewoon zijn veel zoute kost te gebruiken. Daarom placht men de springhengsten die te traag in het werk waren zout onder hun voer te geven en de honden ook zout vlees voor te werpen om hen ritsiger te maken. Dit is de oorzaak waarom de poëten versierd hebben dat Venus uit de zee geboren is als ook dat de priesters van Egypte die kuisheid beloofd hadden zich geheel van het zout onthielden zodat ze ook ongezouten brood aten omdat het zout door zijn warmte en scherpte de lust tot bijslapen ontsteekt zoals Plutarchus getuigt in 5 Symp. 10 of ook zoals hij in zijn boek van Isis en Osiris schrijft omdat het zout eetlust verwekt en de priesters tot gulzigheid en dronkenschap mocht brengen. Maar met dit bijgeloof hebben ze hun gezondheid geen voordeel gedaan.
Het zout maakt dat niet alleen allerhande spijs aangenaam en smakelijk, maar kan ook die een lange tijd voor bederf behoeden. Zoals men ziet aan gepekeld vlees en gezouten vis. Want het verdrijft en verteert de overtolligheid en heeft meteen een pakkende en toetrekkende kracht. Derhalve worden droge dingen als ze met veel zout gesprengd worden ongeschikt tot spijs net alsof iemand een haas in het zout zou willen bewaren, die zou veel te droog en niet eetbaar worden. Maar spek wordt door de pekel veel beter. Wat ook van andere spijzen verstaan moet worden. Want hoe meer het vlees of vis slijmiger en vochtiger is, hoe beter het valt om het zout te pakken en daardoor te verbeteren. Daarom dient in de zomer het zout niet zo veel gebruikt te worden als ‘s winters. Daarnaast in koude landen, in vochtige, vette en zwaarlijvige mensen is het beter. Verder zeggen de Arabische geneesmeesters dat veel zout het gezicht vermindert, het zaad verteert, jeuk en schurft veroorzaakt. Indien iemand alle dagen nuchter wat zout onder de tong houdt totdat het smelt zal die met geen bedorven tanden gekweld zijn. Vele geloven dat de adem van diegene die geen zout eten een vurige aard krijgen en dat daarom de Joden een stinkende adem hebben. Die de historie van de nieuwe wereld beschrijven vertellen dat de zwarten met zout hun gezondheid bewaren en het bijna tegen goud opwegen.
Plinius in zijn xxxi boek en het vii hoofdstuk. Het menselijke leven zou zonder zout niet kunnen bestaan. Ja, het is zo’n noodzakelijke hoofdstof dat de betekenis daarvan tot de wellusten van het gemoed zijn over gegaan. Want alzo wordt alle aardigheid van leven en de opperste vrolijkheid sales of zoutig genoemd zoals de rust van de arbeid met geen ander woord beter uitgedrukt wordt. (Arbeiders werden met zout betaald, vandaar sales en salaris, van sal; zout, Via Salaria was een belangrijke handelsweg van zout) Aangezien een arbeidersgezin in die tijd wel een halve kilo zout per week gebruikte besteedde dit al gauw een procent van het inkomen aan zout. De uitdrukking ‘Hij verdient het zout in de pap niet komt daar vandaan’.
Huarte in het xv hoofdstuk, vers iv van zijn onderzoekingen van het verstand. Geen voedsel van alles dat de mensen gebruiken geeft zo’n goed verstand als dit mineraal, het zout. Het is koud met de hoogste trap van verdroging die in enige zaak te vinden is en indien we de mening van Heraclitus willen toestaan, die spreekt aldus, ‘droog glanst de wijste ziel’. Daardoor wil hij ons te kennen geven dat de droogte van het lichaam de verstandigste en wijste zielen maakt en het zout heeft zo’n droogte en is zo geschikt voor het verstand dat de heilige Schrift de voorzichtigheid, wijsheid en kennis met die naam genoemd heeft’.
Zie verder: http://www.volkoomen.nl/ en : http://volkoomenoudeherbariaenmedisch.nl/