Veldspaat

Over Veldspaat

edelstenen, vormen, geschiedenis, historie, naamgeving, etymologie, afkomst, gebruik, krachten, bijzonderheden,

Uit;http://www.degoudenram.be/images/Zonnesteen.jpg

zonnesteen.

Naam, etymologie.

Veldspaat, Zweeds feldt: Duits Feld; akker, omdat het veldspaat in granietgebieden in de akkers voor komt, spaat van splijten, spaan, Duitse Feldspalt; splijtbare rots.

Het komt voor in kristallen die de vorm vertonen van een zeszijdige zuil die aan de beide uiteinden in 2 schuine vlakken eindigt. Twee van de zijvlakken, die evenwijdig aan elkaar liggen, zijn altijd groter dan de andere en hebben een sterkere glans. In de richting van deze vlakken laat het kristal zich zeer gemakkelijk splijten, vandaar de naam spaat.

Veldspaat is de naam voor een groep van gesteentevormende mineralen die naar schatting 60% van de aardkorst vormen. Veldspaat is een verbinding van silicaten, namelijk van als kalium aluminiumsilicaat of natrium aluminiumsilicaat, ook is er een calcium aluminiumsilicaat

Het is roodachtig wit van kleur, minder hard dan kwarts en gemakkelijker herkenbaar aan zijn paarlemoer glanzende snijvlakken. Het vormt een belangrijk bestanddeel van vele gesteenten, maar vormt op zichzelf ook grote rotsmassa’s. Het verweert gemakkelijk. Verweerd veldspaat levert een vruchtbare grond op en wordt in zuivere toestand gebruikt om er porselein van te maken.

Een dichte soort van veldspaat draagt de naam van veldsteen. Die is rood, bruin, geel of grijs, splinterig op de breuk en zeer hard. Hardheid is voor alle veldspaten hetzelfde en bedraagt 6, s.g. is voor de eerste groep kalium aluminiumsilicaat 2.54-2.57 is en voor natrium aluminiumsilicaat 2.61-2.77.

Uit www.lichtpuntjeskristallen.nl

Albiet; Duits Albit, Latijn albus: wit, zo beschreven in 1815 door Johan Gottlieb Gahn naar de witte kleur, dit vind je voornamelijk in het Andesgebergte. Albiet onderscheidt zich door zijn vederachtige gestreept voorkomen, door de laagsgewijze vorming van de blaadjes en het overgaan daarvan in een stralig weefsel. Het heeft, behalve de witte kleur, waar het zijn naam aan heeft ontleend (albus), ook wel een vleesrode en een groene tint. Het mineraal albiet is een natrium-aluminium-tectosilicaat met de chemische formule NaAlSi3O8. Het witte, grijze of lichtblauwgroene albiet heeft een glasglans. S.g. is 2,62 en de hardheid is 7. Albiet is een zeer veel voorkomende veldspaat in metamorfe en stollingsgesteenten. De typelocaties voor albiet zijn aangewezen als Amelia in Virginia, VS en de Bourg d’Oisans en Isère in Frankrijk.

Uit www.ebay.de

Orthoklaas of orthoclase, Duits Orthoklas, Grieks orthos; recht, klosos; breken, zo genoemd door August Breithaupt in 1823 vanwege zijn goede splijtbaarheid. Het is een kalium-aluminium-tectosilicaat, KAlSi3O8, . Het doorzichtige tot doorschijnende kleurloze, witte, roze tot groenig gele orthoklaas heeft een witte streepkleur en een glasglans. S.g. is 2.56, hardheid is 6. Komt veel voor in stollingsgesteenten en metamorf gesteente.
In het graniet van Siberië komt het voor met een groene kleur, iriserende kleur en draagt de naam van amazonensteen of amazoniet. Het ontving de naam naar de rivier waar die het eerste gevonden werd. Het wordt meestal voor rekening van de Russische kroon in dozen, vazen en dergelijke herschapen. In het Keizerlijk Kabinet te Petersburg bevonden zich twee vazen van amazonensteen waaraan met in 1880 een waarde toekende van 20 000 gulden.

Uit www.anthemis.nl

Amazoniet of Amazonensteen, Duits Amazonit, Amazonenstein, is genoemd naar de Amazonenrivier te Brazilië waar men meende dat deze steen gevonden wordt, later bleek dat dit een ander groenachtig mineraal (jade) was. Schmucksteine. Het is ondoorzichtig met de randen doorschijnend, de kleur is koper tot appelgroen waarbij de tint naar het blauwe overhelt. Op de breukvlakken en polijstvlakken treedt vaak een eigenaardige zijdeachtige glans op die veroorzaakt wordt door evenwijdig verdeelde vezeltjes die in lagen evenwijdig aan de hoofdsplijtingsvlakken van de steen lopen. Het meest gezocht zijn de tinten die het diepst en egaal van kleur zijn. in ultraviolette stralen wordt de groenachtige blauwe vorm zeer donker groen terwijl de lichtere delen lichtgroen fluoriseren. Wordt gevonden in de Oeral, Colorado, Madagaskar, Z. Afrika, Amerika en Perzië. Amazoniet was al in de oudheid bekend getuige de vele amuletten en zegels die uit deze steen gemaakt zijn en in verschillende musea gevonden worden. De oude Egyptenaren haalden hem waarschijnlijk uit Perzië.

Labrador of Labradoriet, Duits Labradorit, werd door de Moravische broeders in grote stukken in het N. Amerikaanse gewest van die naam gevonden, Labrador: het eerste gevonden op het eiland St. Paul voor Labrador. De steen werd in 17870 aan de oostkust van het schiereiland Labrador ontdekt door pater Adolf en door hem naar het eiland vernoemd. Hij vond een groot aantal zwerfstenen met een opvallende grijze kleur die bij het draaien van kleur veranderden in donkerblauwe en groenen nuances. Deze vondst wekte grote belangstelling bij de wetenschappers in die tijd en men stelde vast dat hier sprake was van een natronkalkveldspaat of plagioklaas. Verder komt het voor in Finland, Rusland, Schotland, Tyrol, Harz en bij de Etna. Labrador komt voor in de syeniet soorten, die de hoofdmassa uitmaakt van vele oude lava’s, vooral van basalt en de nieuwere lava’s van de Etna. Het is een kalk-natriumveldspaat, (Ca,Na)(Si,Al)4O8, die soms vermengd is met een magneetijzererts of titaanijzer, hardheid is 6, s.g. 2.62-2.77. Is asgrauw van kleur tot rookgrijs, wit tot lichtgroen, glasglans en vertoont op de splijtvlakken door het labradoriet in het licht heen en weer te bewegen een eigenaardig kleurenspel dat in sterke mate bij deze steen aangetroffen wordt waarom dit verschijnsel de naam labradoriseren of ook changeant kreeg. Het wordt hierin te voorschijn geroepen door aanwezige holle ruimtes en waarin de totaalreflectie en onder bepaalde omstandigheden ook buiging van de lichtstralen optreedt. Het kenmerkt zich door het aftekenen van krachtige kleuren in groen, blauw, rood, geel en violet in verschillende tinten. Over het splijtvlak worden evenredige verdeelde zwarte strepen of biezen waargenomen die sterk aan vergrootte rutielnaalden doen denken. Ze zijn door ingesloten evenwijdig geplaatste insluitsels ontstaan van andere mineralen die in naaldvorm tijdens de vast wording als het ware er doorheen geschoten zijn. Labradoriet komt meestal vormeloos of korrelig voor; het mineraal vormt zelden of nooit kristallen. Labradoriet is van de edel- sierstenen die zo’n kleurenspel vertonen ongetwijfeld de bekendste. Wanneer de steen oordeelkundig wordt geslepen komt het kleurenspel nog beter tot zijn recht. Maar ook op de ruwe brokken is het fraaie labradoriseren vaak te zien. Er zijn weinig mineralen die zo sterk van kleur veranderen als labradoriet.

Uit www.naturalgems.de

Doorschijnend veldspaat noemt men adular en opaliserend veldspaat, maansteen, Duits Mondstein. Naar het schemeren dat op maanlicht lijkt. Adular of edele veldspaat is een edelgesteente die het eerst gevonden werd door pater Pini uit Milaan vlak bij de St. Gotthard, die hij ten onrechte voor de Mons Adula van de ouden hield. Vandaar de naam.

Het fraaiste veldspaat komt van Ceylon. Het is de wateropaal, Ceylonopaal, visoog, girasol, wolfsoog of ijsspaat, Duitse Ceylonischer of Wasseropal, girasol, Fisch- of Wolfsauge. Verwant of gelijk aan orthoclas.
Het komt meestal voor in tweelings- of drielingkristallen en is te vergelijken met bergkristal in niervormige holten. De kleur is volkomen helder, grijsachtig, melk- of groenwit en bezit vaak een eigenaardige parelmoerglans en een blauwachtige weerschijn. Het is doorzichtig tot doorschijnend toe, soms iriserend en heeft een dubbele straalbreking. Het is doorzichtig tot half doorzichtig en bezit in een bepaalde richting een blauwachtig witte, melkachtige lichtschijn die soms rond en zich soms als een vlek of streep aftekent, de kleur van deze lichtschijn heeft veel overeenkomst met het maanlicht. Deze steen wordt cabochon geslepen en vertoont dan een blauwe weerschijn die over de steen beweegt bij het draaien van de steen en als hij chatoyerende lichtverschijnsel zo duidelijk uit te laten komen wordt de steen in de richting van het vlak waar dit waargenomen wordt bol geslepen. (Verhitte amethist lijkt op een maansteen) In ultraviolette stralen fluoresceert de melkachtige kleurloze vorm zeer sterk oranje geel. Adular wordt bij het maken van ringen en halssieraden gebruikt en wordt meestal op een zwarte grond in het midden van diamanten gezet.

Uit; Lapidary or, the history of pretious stones, bij Thomas Nicols 1652.

Van de Selenieten of de Maansteen.

De Selenieten, zegt Andreas Baccius, is een soort edelsteen is die het beeld van de maan bevat en het stelt haar voor, toenemend en afnemend volgens de toename en afname van de maan in haar maandelijkse veranderingen.

Van zijn namen.

In het Grieks betekent dat zoveel als de pracht van de maan of een straal of de maan. Baccius annotat. op c. 23 l. de nat. gemm. Op dezelfde plaats ook vanwege zijn melkachtige kleur waarvan hij zegt dat deze is begiftigd met een doorschijnendheid. De Romeinen noemen het Lunaris. Sommigen beschouwen het voor een soort marmer, anderen voor een soort Specularis lapis. Het kan zijn dat de aardse Selunisia die van een heldere witheid is hiermee hetzelfde kan zijn. Dioscorides zegt dat het wordt gevonden in Arabië en dat het is begiftigd met een zeer grote kracht als het vruchtbaar maken van bomen en genezen van epilepsie, Hij zegt dat het in de nacht de plaatst die naast haar is verlicht, maar niet door een lichttransmissie, maar door het verzamelen van licht in zijn omgeving.

Uit spiritualiteit.paginablog.nl

Oligoclase, oligoklaas, Duits Oligoklas, Sonnenstein; oligos: weinig, klao: splijten.

Zonnesteen heet ook aventurijn veldspaat, een calcium-aluminiumsilicaat (NaCa)ALSi3O8). De grondkleur is grijsachtig tot geelachtig bruin en wordt door talrijke ijzerglansblaadjes meestal rood gekleurd, terwijl door de reflectie een levendige, metaalachtige glans ontstaat. Vaak is de steen doorschijnend, ondoorzichtigheid kan toenemen door een groter aantal ingesloten blaadjes. Wordt gevonden in Tvedestrand in Z. Noorwegen en Hittero in Cristianiafjord, N. Amerika, Bohemen en Oeral.

Tot veldspaat behoren: Andesien, Duits Andesin, naar het Andesgebergte.

Anorthiet: Duits Anorthit, beschreven in 1823 door Gustav Rose van Grieks orthos: niet recht, de scheve kristalvorm. CaAl2Si2O8.

Anorthoklas werd in 1885 door Karl Harry Ferdinand Rosenbucht naar het Griekse voor scheef en breuk genoemd omdat het niet splijtbaar is.

Bytowniet, is genoemd naar Bytown ofwel Ottawa in Canada in 1836 door Thomas Thomson.

Cleavelandiet naar de Amerikaanse professor Cleaveland.

Microklien, Duits Mikoklin, micros: klein, klino: hoek of neiging, omdat bij het splijten kleine afwijkingen te zien waren van 90 graden.

Sanidien, Duits Sanidin, Grieks sanis: plank, tafel of blad naar de x vorm. Eerst beschreven door Karl Wilhelm Nose in 1789.

Periklien, Duits Periklin, Grieks periklines: rondom neigend, naar de vorm, genoemd door Breithaupt.

Perthiet, genoemd naar naar Perth in Québec te Canada.

Plagioklaas, Grieks plagios: scheef, klao: splijten. Algemeen begrip voor veldspaat.

Verder Celsiaan, Duits Celsian, genoemd door Anders Celsius, 1895, Zweedse astronoom. BaAl2Si2O8, ,

Buddingtoniet, genoemd naar de Amerikaan Arthur Francis Buddington.NH4AlSi3O8

Rubiklien, van rubidium, Latijn rubidus, diep rood, en de gelijkenis met microklien, RbAlSi3O8.

Zie verder: http://www.volkoomen.nl/ en : http://volkoomenoudeherbariaenmedisch.nl/