Tin
Over Tin
Stannum, Bijbel, vormen, geschiedenis, historie, naamgeving, etymologie, afkomst, gebruik, krachten, bijzonderheden,
http://www.denhaag.nl/pics/dsb/arch/station-gm/vol04o-100-8.jpg
Tekst ook van Gerrit van Rijn.
Naam, etymologie.
De naam tin, Duits Zinn, Zweeds tenn, komt uit het Angelsaksisch, Duits zein; twijg, staf, van Germaans tina dat met klinkerverwisseling afstamt van teen wat een staafje betekent omdat cassiteriet (zinksteen) waaruit zink wordt gewonnen staafvormig gegoten werd of in de vorm van naalden of staven optreedt. Het tin dat Plinius noemde was een legering van tin en lood dat in Duits wekblei werd genoemd. In het Arabisch is dat iksir of al ikzir dat in Latijn elixer werd waar ook het woord tinctuur van is afgeleid. Dat word komt van tingere wat kleuren betekent wat een weinig koper kan al kleuren als het tot brons verwerkt wordt.
Tin, atoomnummer 50, Sn, van Latijn stannum waarmee ooit een legering met zilver werd genoemd, de Romeinen zagen tin als een apart soort lood, plumbum candidum, wit lood, zwart of gewoon lood was plumbum nigrum. Plinius schrijft dat te Brindisi de beste spiegels werden gemaakt van een mengsel van koper en stagnum. Bij de Grieken werd het Hermes genoemd als diabolus metallorum, duivels onder de metalen vanwege de brokkelige legeringen die het vormde.
Cassiteriet, Duits Kassiterit, betekent tinsteen, van Grieks kasseritos: tin, van Sanskriet kastira, mogelijk is tin eerst uit Z. Azië naar het M. Zeegebied gekomen. Stannum betekent druppelend omdat tin gemakkelijk smelt. Of van de oude naam in Cornwall stean. De oudste bronzen voorwerpen met tin dateren van rond 3500 v. Chr. Of met het land Kassi bij Homerus, Cassiterides: tin eilanden, van de oudheid Cornwall is bedoeld is niet zeker, een eilandengroep waarmee mogelijk de Scilly Eilanden bedoeld werden ten westen van Cornwall, het meeste tin kwam uit Spanje en Servië. Mijnbouw van tin is in Cornwall en het Ertsgebergte in de 12de eeuw bekend. Aristoteles spreekt al in 322 v. Chr. van de tinmijnen in Cornubia. (Cornwall) De Egyptische farao Pepi heeft rond 2300 v.C. een standbeeld laten maken waarin tin zat uit de tinmijnen van Cornwall. Eerst werd het gehaald uit winbare aardlagen. Het komt veel zeldzamer voor dan lood. Zijn voornaamste erts is tinsteen, een oxide van tin. De alchimisten noemden tinoxide ook tinkalk omdat het op dezelfde wijze als kalk werd gewonnen.
Het enige commercieel aantrekkelijke tin bevattende mineraal is cassiteriet, SnO2, dat vooral in Zuidoost-Azië in ruime mate gevonden wordt.
Het is schelpvormig in breuk en bros. Hardheid 6-7, S.G 7, glanst en in donkere gedeeltes tot metaalachtig, doorschijnend tot ondoorzichtig, is bruin tot donkerder, minder vaak grijs en geel. Lijkt op rutiel maar is veel zwaarder. De typelocatie is gelegen in Cornwall en Wales.
Het is het belangrijkste erts voor tinwinning. Komt voor in het Ertsgebergte en verder in Duitsland die vrijwel uitgeput zijn, Cornwall, Spanje die ook uitgeput is, Achter-Indië, op de eilanden Banka en Billiton, Californië etc.
Historie.
Het tin was in de oudheid bekend. Mozes maakte er melding van, Numeri 31:22. En in de dagen van Ezechiël werd het tin met zilver, ijzer en lood te Tyrus op de markt gebracht. In een Egyptisch graf van 1500 v. Chr. wordt het gevonden. Als metaal was het al 3500 v. Chr. bekend dat door vondsten van brons van de Kura-Araxes cultuur wordt bevestigd. In Turkije is in het Taurus gebergte een mijn die 3000 v. Chr. al in gebruik is geweest. Aristoteles maakte een poeder van een legering van tin en koper. Een dergelijk poeder werd in Grieks erion genoemd.
De ouden haalden het van de Britse eilanden, uit Spanje en Galicië.
Tin is nodig voor het brons, een van de oudste bekende legeringen en was voor het ijzer het enige metaal van enige stevigheid. Het had een verhardend effect op koper en daardoor gebruikt in oorlog en als gereedschap. Tinas wordt gebruikt om te polijsten en is een oxide dat op het gesmolten metaal ontstaat. In de toen bekende wereld moet er dus al tin van ver gehaald zijn om met het koper, uit Cyprus, versmolten te worden.
Gebruik.
Het is meestal bruin, glanzend en gekristalliseerd. Het is zeer pletbaar, buigzaam en kneedbaar en onderscheidt zich door zijn grote weerstandsvermogen tegen de inwerking van lucht en zee- en kraanwater. Het werd vroeger heel dun uitgewalst en tot de 16de eeuw op glas aangebracht om als spiegel gebruikt te worden. Later als verpakking, het zilverpapier. Plaatijzer wordt er mee bedekt en conservenblikjes worden er van gemaakt, zgn. Witblik. Tin is een en zeer kristallijn zilverachtig-wit metaal dat bij buiging een karakteristiek geluid geeft dat wordt veroorzaakt door de brekende kristallen, het schreeuwt. Men maakt er schotels, borden en lepels van. Sinds de 18de eeuw is het tinnen tafelgerei wat in onbruik geraakt en vervangen door aardewerk en glas. Zuiver tin werd in de 16de en 17de eeuw gebruikt voor tafelbestek .Gereedschappen worden dikwijls vertind om ze tegen inwerking van zure vochten en roesten te beveiligen. Vertinde ijzeren platen vormen het blik. Dun gewalst is het tinfoelie die voor allerlei doelen gebruikt wordt, onder andere om spiegels te beleggen. (tin en kwik). Wordt gebruikt voor legeringen en brons, soldeertin bevat 40% tin en 60% lood, lagermaterialen als witmetaal, lettermetaal. Tin is ook een onderdeel van messing.
Brons is een legering van koper en tin. Nordic gold is een legering van onder andere koper met 1% tin wordt voor euromunten gebruikt. De naam komt omdat de Zweden deze legering al voor hun munten gebruikten.
Tinpest komt voor bij tinnen voorwerpen die lange tijd aan lage temperatuur zijn blootgesteld en dan lijkt het alsof er puisten op ontstaan, de pest.
Zie verder: http://www.volkoomen.nl/ en : http://volkoomenoudeherbariaenmedisch.nl/