Sarcofaag steen
Over Sarcofaag steen
Boetius met stenen en edelstenen
mDeze stenen worden gewoonlijk sarcofagen genoemd, waarmee de graven van de doden zijn bedekt. Maar op deze plaats beschrijf ik de oude sarcofaag of de Assiaanse steen, die gevonden wordt terwijl hij het vlees van Asso eet in Troje volgens Plinius, lib. 36 hoofdstuk 17. Bij het Trojaanse paard wordt de sarcofaag gescheurd door een splijtbare ader. De lichamen van de doden die erin begraven zijn zouden binnen veertig dagen zijn verteerd, met uitzondering van de tanden. Er zijn rotsen van zijn soort in Lycië en in het Oosten, die ook de lichamen van de levenden eroderen. Maar het is vriendelijker om lichamen te bewaken en niets consumeren die erg lijken op ivoor, waarin Darius doorgewinterd zou zijn: en enigszins vergelijkbaar in witheid en hardheid, maar toch minder zwaar, wat porus wordt genoemd. De zoute smaak van Assius verlicht jicht door de voeten in een daaruit bereid vat te plaatsen. [199] Bovendien worden alle gebreken aan de benen genezen in die kiezelstenen en worden alle gebreken aan de benen genezen met metalen. De bloem van dezelfde steen wordt tot een poeder geroepen dat zacht tot sommigen even effectief is. (want het heet, lees ik voorbereid). Maar het is als rood puimsteen. Toegelaten in de lucht van Cyprus corrigeert de gebreken van de borsten; maar hij strooit pek, harsachtig afval en brood. Het is gunstig voor de phitisis om te likken wanneer honing oude wonden aan een litteken brengt, uitwassen eroderen en nuttig is voor de beten van dieren. Door weerstand te bieden aan de behandeling, droogt de ettering op, kompres ervan tegen jicht, gemengd met bonenpasta. Tot zover Plinius. Galenus zegt dat de steen van Assisi niet hard is, maar los, met een brokkelige consistentie en kleur zoals puimsteen. Het moet gevoed worden met zoiets als heel fijn meel zoals men ziet dat zich aan de muren van bakkerijen hecht en dat de stenen van Azië de bloem noemen. Het is waar dat de delen delicaat zijn, dat wil zeggen dat het vlees zonder te bijten te zacht en vloeibaar is. Maar de rots waarin het wordt geboren heeft een vergelijkbare, maar zwakkere kracht: de smaak proeven van een soort zoute bloem. Dioscorides zegt dat Assius moet worden geselecteerd met een lichte puimsteenkleur, paddenstoelachtig, brokkelig en met gele aderen aan de bodem. De bloem is een half geel zout dat boven op de steen zit, dun, nu wit, nu als puimsteen, verkleurend naar geel en een beetje op de tong bijtend. Volgens de getuigenissen van de vorige auteurs heeft de steen van Assius een reinigend, uitdrogend, licht corrosief en dispergerend vermogen, ongetwijfeld vanwege het mengsel van soda en zout en aluminium waaruit het is samengesteld.
Tegenwoordig wordt de steen van Assius nauwelijks herkend. Matthiolus denkt dat de bedreigingen van Vitrioli, nabij Trente, te vinden zijn nabij de berg Liveginus: omdat de markeringen samenvallen. Want er is een steen gevonden die lijkt op licht puimsteen, sponsachtig, bros en met gele aderen. Anderen hebben een top van de Duitsers of iets dat er erg op lijkt, met dat wat wordt gevonden in Ilva en waar een fossiel aluin en een ader van worden gegraven van een witte kleur als suiker, met gele aderen of vlekken, samentrekkend naar de smaak en een beetje op de tong bijten; ze denken dat het erop lijkt, schimmelig, met een oppervlak dat lijkt op zout, maar steenachtig en smaakloos. Of zelfs dat wat harder is, met aderen die elkaar in de diepte kruisen, en dat naar buiten toe oplost in een dunne witte bloem die lichtjes bijt, wat de bloem is. Maar een gele bloem komt alleen voort uit gele vlekken, waarvan de smaak zelfs nog effectiever is. Al deze stenen, die van zichzelf aluin, soda en zout bevatten en licht en sponsachtig zijn, kunnen niet ten onrechte voor stenen van Assius worden aangezien, vooral omdat ze, dankzij de bovengenoemde mineralen die ze bevatten dezelfde eigenschappen hebben als die van Assius toegeschreven door de auteurs.
Zie verder; Volkoomen.nl