Augiet
Over Augiet
Schorl, edelstenen, vormen, geschiedenis, historie, naamgeving, etymologie, afkomst, gebruik, krachten, bijzonderheden,
Naam, etymologie.
Augiet, Duts Augit, Engels augite, komt Grieks: augites; helderheid, van auge: glans, mogelijk naar de glanzende splijtvlakken op de breuk van augiet houdend gesteente hoewel de kristallen meestal een doffe, donker groene, bruine of zwarte glans hebben.
Het heeft de chemische formule (Ca,Na)(Mg,Fe,Al)(Al,Si)2O6, een vaste oplossing van de pyroceengroep met diopsiet en hedenbergiet. Een hardheid van 5 tot 5-6, S. G. van 3.4, een glasglans met parelmoerachtige splijtvlakken, soms ook mat, ondoorzichtig en meestal donkergroen tot zwart door een hoog ijzergehalte. Het behoort tot de magnesiumsilicaten met bijvoeging van kalk, aluminiumoxide, ijzeroxide en wat andere metalen waarvan soms slechts enkele sporen aanwezig zijn. Van deze groep behoren slechts enkelen tot diegene waaruit sieraden geslepen worden als diopsiet, hyperstheen, bronsiet, bastiet en rhodoniet. Het werd voor het eerst in 1792 van Abraham Gottlob Werner beschreven.
Karakteristiek is het achthoekige prisma met aan beide kanten een wat scheef geplaatst zadeldak. Mooie vormen zijn in de 18de eeuw vaak beschreven onder de naam schorl. Kan worden omgezet tot hoornblende.
Komt vaak voor in gesteenten als basalt in Duitsland, Italiƫ, Frankrijk en meestal in vulkaangebieden.
Zie verder: http://www.volkoomen.nl/ en : http://volkoomenoudeherbariaenmedisch.nl/