Inleiding edelstenen en juwelen

Over Inleiding edelstenen en juwelen

Historie, Bijbel, edelsteen, vormen, geschiedenis, historie, naamgeving, etymologie, afkomst, gebruik, krachten, bijzonderheden,

1) bergkristal, 2) amethist, 3) serpentijn, 4) kalkspaat kristallen, 5) vloeispaat, 6) saffier, 7) smaragd, 8) ijzererts, 9) loodglans, 10) koper, 11) kobalt, 12)? 13) cinnaber, 14) zilver, 15) goud.

Shakespeare, ‘A Lovers Complain’, 211:

‘De diamant, hard bij zijn kille pracht’.

Verkondt, dat hij voor niets ter wereld zwicht’.

De groene steen, de lieflijke smaragd’.

Heelt door zijn zachte glans een zwak gezicht’.

Saffieren, blauw, verspreiden hemels licht’.

De opaal is kleurrijk, zo blaast sluw de min’.

Aan elke steen een juich- of klaagtoon in’.

Juwelen.

De eerste indruk is nogal moeizaam. De namen en gebruiken verwarren, tijdens het werken kreeg ik geleidelijk aan de indruk dat de edelstenen in de oudheid meer mooi gekleurde glimmers waren die uitmunten door hun kleur, groen, blauw en rood. Het amber is van de walvis of van planten, maar ook barnsteen werd zo genoemd. Adamant is een soort ijzer of heeft er verband mee, maar heet ook diamant. Was diamant wel aanwezig en, was het niet te hard en daardoor onbruikbaar? Dan hebben vele dieren nog een steen, paddensteen, hanensteen, adelaarssteen etc., meestal met een toevoeging ‘gemma: steen.

De namen die door de juweliers aan de edelgesteenten toegekend worden stemmen met de wetenschappelijke weinig overeen. Men richt zich gewoonlijk naar de uitwendige eigenschappen zonder op scheikundige samenstellingen te letten. Daarom heeft een steen bij verschillende kleuren soms verschillende namen, terwijl zeer ongelijk samengestelde stenen bij een gelijke kleur dezelfde naam dragen.

Zuivere aluinaarde, het korund van de delfstofdeskundigen, levert ons na de diamant de kostbaarste edelgesteenten.

Deze ene delfstof noemt de juwelier robijn, dan is het donker karmozijnrood. Oosterse hyacint, dan is het purperrood. Amethistsaffier of paarse robijn is dan licht blauw. Leukosaffier is water helder. Oosterse saffier wordt korenblauw genoemd. De vrouwelijke saffier of indigosaffier is indigo/blauw gekleurd. De watersaffier is nog bleker blauw. Kattensaffier is zwart- of groenachtig blauw. De Oosterse topaas of topaassaffier is donkergeel. Oosterse aquamarijn is licht groenachtig blauw. Oosterse chrysoliet is geelachtig/groen. Dan zijn er nog de stersaffier, asterien, opaliserende saffier, sterrensteen en eindelijk Oosterse girasol of zonnesteen.

Daarentegen gebruikt men de naam robijn voor korund, voor toermalijn, voor spinel, voor rozenkwarts, voor topaas en voor vloeispaat.

De naam chrysoliet geeft men aan de eigenlijke chrysoliet, aan vesuviaan, aan chrysoberil, aan saffier, aan toermalijn en aan alle edelgesteenten die in eigenschappen hemelsbreed van elkaar verschillen.

Bijbel.

In Bijbelse tijden komen al veel edelstenen voor. Palestina ligt vlak bij Egypte waar al vanouds met sierstenen gewerkt werd. Ook de Phoeniciërs waren in de buurt die ongetwijfeld een belangrijke rol hebben gespeeld.

Koning David zette zich een kroon van edelstenen op het hoofd, 2 Samuel 12:30 en schonk aan de tempel edelstenen, 1 Kronieken 39:2. Salomon kreeg edelstenen van de koningin van Sheba, 1 Koningen 10:10.

In het borstharnas van de priesters, Exodus 28:15-30, komen veel edelstenen voor: ‘gij zult een borstschild maken, kunstig werk. Op dezelfde wijze als de efod zult gij het maken; van goud, blauwpurper roodpurper, scharlaken en getweernd fijn linnen zult gij het maken. Vierkant zal het zijn, dubbel, een span lang en een span breed. Gij zult het vullen met een steenvulling, vier rijen stenen; een rij rode jaspis, chrysoliet en malachiet, de eerste rij; de tweede rij; hematiet, lazuursteen en prasem, de derde rij; barnsteen, agaat en amethist, de vierde rij; turkoois, chrysopraas en nefriet. Met goud omgeven zullen zij in hun zettingen gevat zijn, en de stenen zullen overeenkomstig de namen van de zonen van Israël twaalf in getal zijn, overeenkomstig hun namen;’

Het is de vraag of dit borstschild inderdaad met deze stenen bedekt is. Een span maakt 17cm zodat elke edelsteen een grootte moet hebben van ongeveer 4 a 5cm. Ook is het niet voor te stellen dat men in de oudheid alle stenen kon graveren. De namen van de patriarchen waren namelijk in de stenen gegraveerd. Maar volgens de Joodse legende heeft men gebruik gemaakt van de wonderbaarlijke schamir. 1 Koningen 6:7 ‘en geen hamer of beitel of enig ijzeren gereedschap werd gehoord bij het bouwen van het huis.’. Salomon moest dus magische krachten gebruikt hebben. De namen werden met inkt op de edelsteen gestreken en daarna kwam de schamir eraan te pas en het resultaat was dat de namen ingegraveerd waren. Zelfs diamant werd ingegraveerd. Maar een diamant van die grootte zou enorm duur zijn, in verhouding veel duurder dan die van de andere stammen die dan vervolgens vervuld zouden worden van haat en afgunst.

Ezechiël 28:12 somt een hele reeks edelstenen op.’ gij waart in Eden, Gods hof; alle kostelijke gesteente was uw deksel, sardissteen, topazen en diamanten, turkooizen, sardonyxsteen en jaspisstenen, saffieren, robijnen en smaragden’.

Het uitspansel wordt met een saffiersteen vergeleken, Ezechiël 1:26.

In Openbaring 4:3 wordt iemand die op de troon zit met jaspis en sardius vergeleken, een regenboog was om de troon, als een smaragd in aanzien.

Johannes, Openbaringen 21:19-20, bespreekt ook het Nieuwe Jeruzalem, Gods glorie: het eerste fundament was van jaspis, het tweede saffier, het derde chalcedon, het vierde smaragd, het vijfde sardonyx, het zesde sardius, het zevende chrysoliet, het achtste beril, het negende topaas, het tiende chrysopraas, het elfde hyacint, het twaalfde amethist’.

Deze namen hebben in de loop der eeuwen enkele veranderingen ondergaan. Het is nog steeds de vraag of de namen goed zijn.

Hebreeuws Septuagint Flavius Josephus Vulgaat herziene vertaling

250 na Chr 90 na Chr 400 na Chr. 1611 na Chr.

Odem Sardius sardonyx sardius sardius

Pitdah topaas tapazos topaas topaas

Bareketh smaragd smaragdos smaragdos karbonkel (granaat?)

Nophek karbonkel anthrax karbonkel smaragd

Sappir saffier jaspis saffier saffier (is wel lapis lazuli)

Jakeloom diamant sapphiros jaspis diamant

Lesjem opaal liguros ligurius hyacinth

Sjeboo turkoois amethystos achates agaat

Ahlomah amethyst achates amethyst amethyst

Tarsjish chrysoliet chrysolith chrysoliet beryl

Sjoham onyx onyx onyx onyx

Yashpheh jaspis beryllus beril jaspis

Maerlant in 1260 :

In die camer, dat is waer,

Die van Ebreeuschen goud was claer,

17605 Stonden die edel xii stene

Die Got vercaren heeft allene.

Dies hiet hy se presiose, by namen

Japis ende sophier te samen,

Meyrauden, aghaet, calcidonys,

17610 Berille ende sardonys,

Beid jacinctus, crisout,

Topaes, die beter is dan gout,

Crisoprassus ende ametiste,

-Dat scryft ons Johan ewangeliste,

17615 Dat ghemaect is van hem

Dat hemelsche Jherusalem:-

In die kamer, dat is waar,

Die van Hebreeuws goud was klaar,

17605 Stonden die edele 12 stenen

Die God gekozen heeft alleen.

Daarom heet hij ze kostbaar, bij namen

Jaspis en saffier tezamen,

Smaragden, agaat, chalcedoon,

17610 Beril en sardoen,

Beide hyacinten, chrysoliet,

Topaas, die beter is dan goud,

Chrysopraas en amethist,

-Dat schrijft ons Johannes evangelist,

17615 Dat gemaakt is van hen

Dat hemelse Jerusalem:-

In de Liber de natura rerum [Boek over de natuur der dingen] rekent Thomas van Cantrimpré de agaat tot een

van de twaalf edelstenen (lapides pretiosi). De andere elf zijn de amethist, de beril (of aquamarijn), de karbonkel (of granaat), de chrysoliet (of olivijn), de jaspis, de ligurium, de onyx, de saffier, de smaragd, de sardius (of robijn) en de topaas. Jacob neemt ze allemaal over. Net als aan de agaat werden aan deze stenen “magische”

eigenschappen toegekend. Zo wordt van de beril beweerd dat hij niet alleen keelontstekingen geneest, maar ook krop of struma. In het laatste geval moet men de steen over de ontstoken schildklier wrijven. En wanneer een echtpaar mot heeft, zal de beril ervoor zorgen dat de vrede hersteld wordt. De karbonkel zou ‘s nacht zoveel licht geven dat het wel middag lijkt. De ligurius is de facto versteende urine van de lynx. De steen helpt onder andere tegen verstoppingen.

Christelijk.

Glimmend gemaakt dienden ze ook als spiegel, het licht, de zon, zit erin. Het is het symbool van de mens die ook bewerkt moet worden om ‘veredeld’ te worden. Het is een Mariasymbool die pas begint te stralen als de straal van het goddelijke licht op je schijnt.

Ook de kruisen waren vaak bezet met stenen. In de oosterse kerken zijn het er 12 naar de 12 apostelen met een grote in het midden, Christus.

Hardheid.

De stenen bezitten allen een andere hardheid, de ene steen kan je bekrassen met een ander, de hardste steen is niet te bekrassen door een iets zachtere. De Duitse stenendeskundig Mohs heeft een hardheidstabel voor mineralen opgesteld. De diamant staat voor hardheid 10, korund staat voor 9, topaas 8, en kwarts voor 7, veldspaat 6, apatiet 5, fluoriet 4, calciet 3, gips 2 en talk 1. Dus met topaas kun je kwarts bekrassen maar met kwarts kun je geen diamant, korund of topaas bekrassen omdat die harder zijn.

Het kwarts is een apart mineraal, dat kom je alle dagen tegen als bijvoorbeeld zand en andere afslijpsels. Doordat dit door de wind bewogen wordt en overal aanwezig is zal het alle stenen die zachter zijn dan kwarts beschadigen, die worden dan op den duur dof door de inwerking van kwarts, het stof of zand. De stenen boven 7 hebben daar dus geen last van. Die gaan dan jaren mee.

Hoe harder de steen, des te meer schittering en glans. Dit wordt bereikt door het polijsten, door er verschillende facetten aan te geven.

Er is zo de diamantglans die ook de zirkoon heeft.

De glasglans is voor de meeste doorzichtige edelstenen als toermalijn, topaas en bergkristal.

De vetglans of wasglans, alsof er een laagje vet op zit, bij hematiet.

Dan is er nog de lichtbreking. Als het licht in 1 enkele straal een steen binnen valt en zijn weg als 1 enkele straal voort zet, is dit een enkele breking, bijvoorbeeld diamant, granaat, glas en spinel. De steen kan dan het lichtspectrum breken in de kleuren die er in de regenboog voorkomen. Dat is het vuur van de diamant.

De meeste andere zijn dubbelbrekend, dat is een soort trilling in de steen, wat gezien kan worden door onder een loep naar de onderste ribben van de steen te kijken die zie je dan als dubbele lijntjes. Zulke stenen geven dan vaak twee of meer kleuren weer, bijvoorbeeld saffier, opzij is die van boven gedeeltelijk groen en van onder gedeeltelijk blauw gekleurd. Draai je die steen nu een kwartslag om dan is het bovenste gedeelte blauw en de onderste groen.

Karaat.

De naam keratia verkreeg het naar de bittere harde zaden van een plant die Ceratonia siliqua genoemd wordt waarvan de zaden als gewicht werden gebruikt omdat ze altijd hetzelfde wogen waar de naam caraat en karaat van is afgeleid.

In het Grieks is dit het keration waarmee men in Afrika goud, in O. Indië diamanten weegt. Doordat de zaden niet altijd helemaal gelijk zijn en dit bij edelstenen zeer belangrijk is, wordt het nu gewogen. Als juwelengewicht vervalt karaat in 4 gram of 64 delen en woog in Hollandse maten 205,894mg. In Engeland maken 151,5 karats een ounce, in Frankrijk 144 once diamanten. Er zijn zo verschillen in diverse landen.

Een karaat is nu precies 200 milligram. De karaat wordt in de edelsteenindustrie ingedeeld in 100 puntjes, elk puntje is dus 2mg.

Dan is van belang het S. G., het soortelijk gewicht. Dat is per steen vaak verschillend. Die van robijn is 4 en van smaragd 2.7. De smaragd van 1 karaat zal dus groter zijn dan de robijn van 1 karaat. Natuurlijk is dit alleen van belang als je de stenen naast elkaar kunt leggen, meten en wegen.

Bovendien bediende men, nu zelden, het karaat voor karatiering van de fijnheid van goud. Het karaat van goud is iets anders. Zuiver goud noemt men 24 karaats goud, een 14 karaats gouden ring bevat 14/24 deel goud, het geeft dus een gehalte aan en bij een edelsteen een gewicht.

Echtheid.

Tegenwoordig zijn ze goed na te maken, hun ‘echtheid’ is moeilijk te bepalen. De echtheid wordt bepaald door hun hardheid, maar hoe constateer je dat? Vijlen aan een te kopen steen lijkt niet raadzaam, glas is te vijlen, de hardere stenen niet.

Let op hun gebreken en op de echtheid. Bij ruwe stenen zijn eerstgenoemde verborgen en bij de geslepen stenen worden ze zo veel mogelijk door het zetten bedekt. Tot de voornaamste gebreken behoren:

Veren, of kleine strepen en reten die de glans dof maken.

Wolken of donkere vlekken binnen de steen.

Zand of witte, bruine of rode korrels die je aantreft.

Stofkorrels die zeer fijn zijn en in grote hoeveelheid aanwezig.

Men noemt het ‘valse edelstenen’ wanneer men kostbare edelstenen door minder kostbare vervangt. Men kiest hiertoe gesteenten die met de kostbare overeenkomen en geeft bijvoorbeeld pingos d’aqua: waterdroppels, of kleurloze topazen in plaats van diamanten. Gegloeide topazen zijn vervangers voor spinel, gegloeide amethist voor topaas, cyaniet. Ook zijn ze na te maken.

Een gewone vervalsing is het vervangen van edelgesteenten door glas omdat men die het aanzien weet te geven van echte diamanten.

Een derde soort vervalsing geschiedt door verdubbeling, namelijk door 2 stenen met de platte oppervlakte aaneen te hechten en zo te zetten dat die samenvoeging voor het oog verborgen is. In plaats van 1 gewaande grote steen heeft men twee kleine, terwijl door die methode de kleur en glans versterkt worden.
Men heeft half echte doubletten, wanneer alleen de bovenste steen echt is.
Onechte heb je als de bovenste steen uit glas of bergkristal bestaat en de onderste uit gekleurd glas.
Holle heb je wanneer de bovenste uit hol geboord bergkristal bestaat en de holte met een gekleurde vloeistof gevuld is die met kristalblaadjes gedicht is.
Geplakte stenen laten los in warm water, maar de proef helpt niet als beide stenen aaneen gesmolten zijn.

Het meest verwarrende is de naamgeving. Die van minder goede stenen hebben vaak een naam die op een betere lijkt waar het op lijkt, maar is dan geen ‘Oosterse steen” maar een Westerse steen”. Daarom worden de dure edelstenen met certificaat verkocht.

Tot de edele stenen behoren de zeer zeldzame delfstoffen als diamant, robijn, saffier, chrysoberil, spinel, zirkoon, smaragd, beril, topaas, toermalijn, granaat, pyroop, edele opaal, cordieriet, chrysoliet en turkoois. Waarvan sommige met een levendige en andere met een bevallige kleur prijken terwijl zij min of meer doorzichtig zijn en een aanmerkelijke glans (vuur) grote hardheid en geschiktheid voor het polijsten bezitten.

De halfedele hebben die eigenschappen in veel mindere mate, komen vaker en in grotere hoeveelheden voor. Hiertoe rekent men vele sierlijke stenen uit de groep van de kwartsen als bergkristal, amethist, aventurien, katoog, rozenkwarts, chalcedon, agaat, carneool, chrysopraas, heliotroop, jaspis, vuuropaal, cacholong, verder vesuviaan, cyaniet, pistociet, adular, amazonensteen, labrador, (het eerst gevonden halfweg 18de eeuw op het eiland St. Paul voor Labrador) lazuursteen, vloeispaat, barnsteen en malachiet.

Hoewel sommige stenen nu weer tot de edele dan tot de halfedele behoren, het hangt af van het slijpen, de schoonheid en zeldzaamheid van kleur, de zuiverheid en mode.

Zetten.

Om aan ruwe stenen een sierlijke vorm en mooie glans te geven worden ze eerst geslepen en gepolijst. Daarna worden ze in een rand van metaal gezet en hiermee aan voorwerpen van weelde geplaatst. Voor het zetten van diamanten en water helder gesteente gebruikt men veelal zilver omdat daardoor de steen groter lijkt, gekleurde stenen worden doorgaans in goud gezet.

Grote stenen worden vaak in een kring van kleinere gezet, men geeft hier de naam van ‘carmoiseren’ aan.

Zuivere en onberispelijke stenen worden ‘a jour’ gezet, dat is ‘zonder een onderlaag’, je kan ze dus van boven en van onder zien. Ze komen nog fraaier uit wanneer de metalen ring voor enkele klauwtjes vervangen is. Geeft men aan edelstenen een onderlaag, dan kan je door foelies zijn glans verhogen en zijn gebreken bedekken.

De prijs is afhankelijk van de soort en bij dezelfde soort de glans, de zuiverheid, de vorm, de zeldzaamheid en vooral de grootte. Door dit laatste klimt de waarde aanzienlijk omdat onder kostbare juwelen de grote zelden voorkomen. Bij de halfedelstenen bepaalt, behalve kleur en grootte, vooral de bewerking de prijs.

Oosterse steen.

Van Maerlant gaan we volgen in de “Nature Bloeme’ zo hij die rond het midden van de 13de eeuw geschreven heeft over stenen en metalen:

‘Gewoonlijk zijn de stenen die bij ons komen groot en klein en bij de rivieren neergevallen en uit het paradijs gevaren. Stenen die komen van de Oriënt. Niemand twijfelt er aan die ze goed kent dat ze van grote macht zijn en ook voor de beste geacht. Want men ziet aan de zeilsteen (magneet) die bij geen scheepsman ontbreekt omdat hij de leidster aanwijst? Nochtans is hij goedkoop geprijsd, maar om reden die men niet kan beproeven, de kracht die men ziet omdat men ze gemakkelijk kan bekomen alleen door onze Heren gift. Nu zal ik ze u bij namen noemen alzo ze in ordening komen naar de ordening van a, b en c en alzo voorts meer of minder’.

‘In de aarde zijn er veel vochtigheden. Sommige worden verhard door de natuur. Hiervan worden alle ertsen of metalen gebroed waarvan zilver en goud gemaakt worden. Sommige veranderen van vloeistof tot steen waaruit kostbare stenen groeien. Waar geen zon is, door wiens kracht lieflijke hitte ontstaat, daar brengt de aarde die stenen voort die zo hoog in prijs zijn. Ze groeien in het Oosten uit de warmte van de zon, daar is het warm en daar groeien ze uit die warmte, de rivieren koken en zo ontstaan ze uit water en vuur. Daarom krijgen ze warmte en kracht. Maar er zijn ook stenen die niet uit die warmte ontstaan’.

Omdat de meeste edelgesteenten aanvankelijk uit het Oosten kwamen hebben de meeste stenen de naam van Oosterse verkregen, sommige echter ten onrechte, zoals het edele opaal dat nergens in het Oosten voorkomt en de smaragd waarvan de mooiste in Peru gevonden worden.

De ouden verdeelden voorts de edelgesteenten in mannelijk en vrouwelijk, naar gelang ze met donkere of lichtere kleuren prijkten. Uit dit samengaan ontstonden volgens hen nieuwe stenen en soms kleinere die nog groeiden.

Uit het Oosten kwamen ze zeker door handeldrijvende Feniciërs. Homerus wijst er op. In 500 v. Chr. vervaardigde de priester Onomacritus een gedicht waarin hij de eigenschappen van de verschillende edelgesteente bezingt. Alexander de Grote zal er zeker een hoeveelheid geroofd hebben. De Romeinen hadden, door hun veroveringen, een nauwkeurige kennis van de edelstenen die Plinius beschrijft. In zijn tijd droegen de Romeinse keizerinnen kostbare juwelen en keizer Augustus versierde zich als pontifex maximus met een gewaad die van edelstenen fonkelde. Galenus en Heliogobalus tooiden zelfs hun schoenen er mee, helm, lans en schild werden er mee bezaaid. Onder Constantijn werd de glans van de Keizerlijke Kroon door edelgesteenten verhoogd.

Shakespeare.

De oude beschrijvingen zijn van Bartholomeus en van Plinius uit zijn ‘Origo gemmarum’: ‘oorsprong der gesteenten’, uit de Hortus Sanitatis en andere die voor Shakespeare geleefd hebben zoals van Maerlant als ik vermand heb.

Onder Shakespeare staat de oude tekst.

Shakespeare; ‘Timon of Athens’ I, 1, 265;

‘Eerlijkheid’. Ter verklaring wordt een Engels gezegde aangehaald:

Eerlijkheid (plain- dealing)is een juweel, maar wie het dragen sterven als bedelaars’.

‘Timon of Athens’; III, 6,131, ‘Juwelen gaf hij gisteren, heden stenen’.

‘Merry Wives of Windsor’ III, 3,45 ‘Have I caught thee, my heavenly jewel?’ ‘Is nu mijn hemels kleinood mijn?

Zie verder: http://www.volkoomen.nl/ en : http://volkoomenoudeherbariaenmedisch.nl/