Chimaera
Over Chimaera
Vorm, gebruik, soorten, bestiaria, naam, etymologie, verhalen van de ouden, bijzonderheden,
Naam, etymologie.
De chimara, chimera, chimaira of chimaera was in de Griekse mythologie een vuurspuwend beest op de gelijknamige, nog steeds brandend gas uitstromende berg (nu Yanar) in Lycië. Van die naam is het Franse woord chimere afkomstig dat de betekenis heeft van hersenschim. Het is de Engelse chimney: schoorsteen. Grieks chimaira; geit, had het lichaam van een geit. De mythen over de Chimaera zijn te vinden in de Ilias (boek 6) van Homerus, in de Theogonia van Hesiodes, in de Aneis (boek 6) van Vergilius, in de Metamorfosen (boek VI 339 en IX 648) va Ovidius en in de Bibliotheca (boek 1) van Pseudo-Apollodorus.
Bestiarium.
Maerlant; ‘Chimera is een van die dieren die men in menige soorten in het woeste Babylon vindt. Zelden zie je er een schimp van, ze voeren hoog en neer bij nachten. Jacob zegt dat de heidenen zich goed wachten om deze beesten te vangen en maken daarom grote feesten als ze er een hebben gevangen en met dure kleden aan gedaan presenteren ze het aan hun heer om hem bijzondere eer te doen. Chimaera mag de zielen betekenen. De naarste van de heidense lieden, dat is de vijand van Indië, die uitermate nauw spioneren hoe ze een presentje brengen aan hun heren ten kwelling waar ze hem liever mee dienen. Iedereen kijkt uit voor deze dieven’.
Naar Homerus was hij van voren een leeuw, in het midden een geit, Grieks chimaira; geit, en van achter een slang dat het land Lycië, de zuidkust van Klein Azië verwoestte. Ook zou het vuur kunnen spuwen. De held Bellerophon doodde het met de hulp van zijn gevleugelde paard Pegasus in opdracht van de Lycische koning Iobates.
Bij Hesiodus is het een dochter van Typhon, het monster van de onderwereld, en Echidna die half vrouw half slang was, een monster met drie koppen, een geiten-, leeuwen- en slangenhoofd. Haar broer was de hellehond Cerberus. Andere broers en zusters waren de veelhoofdige hond Orthos, de honderd hoofdige draak van de Hesperiden, de draak van Colchis, de Sfinx, Scylla, de Gorgonen, de Hydra van Lerna en de gier die de lever van Prometheus wegpikte, ook de leeuw van Nemea. Een mooie familie. Zeus doodde hem en hij werd begraven onder de Etna waar het zijn vlammen bleef uitspuwen.
Het waarnemen van de Chimaera was een voorteken van onweer, schipbreuken en natuurrampen (in het bijzonder vulkaanuitbarstingen). In middeleeuwse christelijke kunst verschijnt de Chimaera als symbool van satanische krachten.
Het beeld van de chimaera komt op munten voor van Corinthië, Sikyon en andere steden. Ook als wapendier. Op middeleeuwse mozaïeken en kapittelen zie je de chimaera afgebeeld als de belichaming van duivelse machten. De duivel die dag en nacht op een kans wacht om een ziel te grijpen en als geschenk naar hun heer te brengen waar de ziel gepijnigd wordt.
De chimaera verzinnebeeld waarschijnlijk de vulkanische eigenschappen van een berg. Ook wordt verhaald dat het een indeling van het jaar in drieën is, de leeuw is dan de lente, de geit de zomer en de slang de winter.
Vondel, Geboorteclock;
‘De prins werd vriendelijk aangekwispeld door een leeuw
De vloeken weken hem en bleke razerijen
Men zag de lucht geveegd van krom geklauwde Harpijen
Geen raadsel breiende Sphynx leide op ’t verslinden toe
Chimeren waren voorts het vonken spuwen moe
Geen Gorgonen piepte meer, geen Hydra’s nijdig bliezen
Geen Scilla blaatte meer, de Phytons staakten ’t biesen
Elk ingezetene had liefde en vrede tot zijn wit’.
Bellerophon.
De Chimaera was een vuur ademend gedrocht met een leeuwenkop, een geitenlichaam en een drakenstaart. Het stamde uit het schrikwekkende geslacht dat Moeder Aarde had gebaard.
De vijand van Iobates, de koning van het aangrenzende Karia, hield dit gevaarlijke wezen vast op zijn gebied om het dood en verderf te laten brengen waar en wanneer het hem te pas kwam. Bellerophon kwam en hoorde dat het dier verslagen kon worden als hij het gevleugelde paard Pegasus bereed. Het onsterfelijke paard dat gevormd was uit het bloed van Medusa en het schuim van de zee. De hemel was zijn woonplaats, hij vloog door de lucht zo snel als de adem van de wind. Waar hij met zijn hoeven de aarde raakte waren heldere bronnen ontsprongen, geliefde wateren van de Muzen, waaruit hij zelf ook kwam drinken. Daar werd Pegasus dan ook gevangen zodat Bellerophon op hem vloog en tenslotte het vlammenspoor zag boven Lycië. Daar was het ondier losgelaten en richtte onheil aan. Hij schoot, als een St. Joris, zijn pijlen op hem af zodat het monster in zijn vaart gestuit werd. Daarop gooide Bellerophon een klomp lood in de leeuwenmuil. Het in de vlammenadem smeltende lood sijpelde door zijn keelgat en verschroeide zijn ingewanden. De Chimaera zou geen onheil meer aanrichten.
Er zijn verschillende beschrijvingen van haar dood. Sommigen zeggen dat Bellerophon enkel zijn speer gebruikte; anderen dat hij zijn speerpunt met lood bekleedde dat, blootgesteld aan de vurige adem van de Chimaera, smolt en haar doodde. Een ander verhaal is dat Bellerophon de drie hoofden eraf hakte en zij dood op de grond viel.
Ook Daniël versloeg een draak door hem pekballen te voeren die zijn maag verstopten.
Zie verder: http://www.volkoomen.nl/ en : http://volkoomenoudeherbariaenmedisch.nl/