Wormen
Over Wormen
Lintworm, vorm, gebruik, soorten, bestiaria, naam, etymologie, verhalen van de ouden, bijzonderheden,
Naam, etymologie.
Lumbricus; van Lumbus; inwendig.
Wormen. In midden-Nederlands was het worm of wurm, in oud-Saksisch en oud-Hoogduits Wurm, (nu Wurm) oud-Engels heeft wyrm, (nu worm) in oud-Noors was her ormr en in Gotisch wourms. Het woord slingert tussen worm en slang, vergelijk de lindworm, het woord is verwant met Latijn vermis: worm, en Indo-Germaans uer: draaien.
Lumbricus terrestris, (van de aarde) is de aardworm of regenworm.
Het lijkt simpel, een worm, toch zijn er nog vele soorten en variëteiten.
Er is een soort met afwisselend roodbruine en gele banden die in mest en composthopen voorkomt. Ook zijn er andere kleuren.
De gewone worm is roodachtig, dit wordt veroorzaakt door het bloed dat het heeft.
Het lichaam bestaat uit een honderd vijftig ringen.
Wat is de voor- of achterkant? In het midden is er een opzwelling, sommigen menen dat als het hier afgesneden wordt het er later weer aangroeit. Het kan wel weer een verloren lichaamsdeel herstellen. Een worm kan zeer lang worden, wel vijfentwintig cm.
De worm kronkelt door de aarde maar heeft ook een soort pootjes, borstels die naar achteren staan en die je kan voelen aan de achterkant van het lichaam.
Ze houden niet van droogte, dan gaan ze dieper de grond in.
Ze houden niet van trilling, door op vochtige plaatsen met een spade een trillende beweging maken veroorzaakt dat ze naar boven komen. Mogelijk horen ze hiermee de mol aankomen en vluchten daarvoor.
Het zijn de werkers van de grond, ze verluchtigen die en verteren planten en maken dit tot vruchtbare aarde. Blaadjes worden met hun einde van de bodem gehaald en hun hol binnengetrokken en, met grond, opgenomen.
Een worm is tweeslachtig, komt het een andere worm tegen kan het daarmee paren. Het ei wordt nadat ze gelegd is omgeven door een cocon en is dan donkerbruin van kleur met de grootte van een erwt. Na een tot vijf maanden komt die uit en kan zich weer na zes tot achttien maanden voortplanten.
De meeste wormen komen in de ongestoorde weilanden voor, in geploegde en bewerkte landerijen minder, van zure grond houden ze helemaal niet daar verteert het blad dan ook niet en wordt veen.
Bestiaria.
Uit Maerlant, ‘Vermis is een algemene naam van wormen groot en klein, doch het is de echte wormen naam die zonder smetten en zonder blaam en zonder genieten, groot of klein, alleen van de aarde groeit. Met deze wormen is het dat men aast en de jongen en vissen verdwaast. En het betekent het Maagd kind die zonder gemeenschap van een man van Maria is geboren. Dit is het aas waarmee men de vijanden min of meer mag verdwazen, zoals men doet met de vissen in de zee. Wormen zijn, spreekt Sint Augustinus, die in een land zijn dat Celidonia heet, het is beschreven dat ze in wellende waters leven en komen ze uit hete in het koude ze blijven dood als hout. Dit is wonder, naar dat ik het onthoud waarvan veelvuldige voorbeelden zijn’.
Een worm is een beest die vaak ontstaat uit vlees of kruiden en geslachtelijk uit gal, soms is het een verbastering van vochtigheden, soms een mengeling van manlijk en vrouwelijk, soms uit eieren zoals wel gebeurd bij schorpioenen, schildpadden en salamanders. De worm die onbevlekt, zonder paring, uit de aarde ontstaat en die als aas aan de haak wordt bevestigd om vissen te vangen symboliseert het kind van Maria dat geboren werd uit de Maagd zonder dat zij gemeenschap heeft gehad. Met dit aas kunnen de duivels misleid worden op dezelfde manier als de vissen in de zee.
En wormen komen uit hun holen in het voorjaar.
Van wormen zijn er vele soorten, sommige zijn waterwormen, sommige landwormen, hiervan zijn er sommige in kruiden en groenten als een rups, sommigen in bomen als boomwormen. Sommigen in kleren als motten en sommigen in vlees als maden dat broedt van verrot en vergane vochtigheid in vlees. Sommigen zijn van binnen en van buiten als lange wormen zoals in kindermagen en luizen en neten op het hoofd. Al die wormen broeden en groeien uit slechte vochtigheden van de lichamen van mens en dier.
En er zijn andere wormen van de aarde die lang en rond zijn, zacht en glad zoals hengelwormen. Mollen jagen op hen onder de aarde. Zulke wormen helpen tegen de kramp, tegen het in elkaar krimpen van zenuwen, ook tegen de beten van serpenten en schorpioenen. Onder de wormen zijn sommigen voetloos, als adders en serpenten, sommigen zijn twee meter lang, sommigen zijn vol venijn en kwaadaardigheid en vijanden van de mens als serpenten en andere venijnige wormen. Sommigen hebben een rond lichaam en hebben geen zenuwen en botten, groot noch klein, geen kraakbeen of bloed. Die zullen allen sterven als ze ingesmeerd worden met olie en herstellen in azijn. En sommige wormen vermeerderen en vermeerderen en sommige vermeerderen niet als de salamander.
Van de aardwormen broeden sommigen in de aarde en andere onder planten en in de lichamen van levende wezens. Venijnige wormen worden gevonden in het koninkrijk van Mogor en de inwoners daar staan in zo grote angst dat ze verslagen en verstrooid worden door hen die reizen. Daarom zijn ze gewoon om bezems mee te dragen om de pleinen leeg te vegen zodat ze niet verder beschadigd worden.
Bijbel.
Er zijn een 5 Hebreeuwse woorden voor worm en een Griekse. Het zijn woorden die gebruikt worden zonder bijbedoeling, de context geeft soms hulp.
Azachal’ is een algemeen woord en wordt verschillend vertaald, serpent, kruipend ding en worm. Mogelijk is het een equivalent van iets kruipend of krioelend, een gewone naam voor een vage groep van onaantrekkelijke dieren. Zie slang en Micha 7:17: ‘zij zullen stof lekken als een slang, als kruipende dieren der aarde’. Sommige denken dat hier de aardworm bedoeld wordt die onder de oppervlakte ligt. Bedenk wel dat in dat land de aardwormen niet zo belangrijk zijn in de omzetting van humus als bij ons.
‘Rimmah’ wordt als worm vertaald, zie Job 25:6. Een van de vrienden van Job zei tegen hem dat een mens een made is en het mensenkind een worm. David getuigt van zichzelf dat hij geen mens maar een worm is, Psalm 22: 7. Jesaja 14:11. ‘het gewormte ligt onder u gespreid’ .
‘Sas’ verschijnt alleen in Jes. 51:8. ‘want als een kleed verteert hen de mot en als wol verteert hen de worm’. Meestal wordt hier de mot en zijn rups gezien.
‘tola’ wordt een maal als worm vertaald in verband met manna, Exodus 16:20, die daags erna door de wormen was bedorven en stonk. Een Goddelijke instructie. Kijken we naar vers 24 waar het manna die de sabbat over bewaard werd niet stonk. Hier wordt de meer algemene naam rimmah gebruikt. Het kan zijn dat de eerste naar een bepaalde soort infectie verwijst, in de hoge temperaturen van de woestijn kunnen maden zich snel vermeerderen. Elders wordt het vertaald als crimson en rood, mogelijk is er een verband met:
‘Tole’ah, of tola’ath, Jona 4:7 maar den volgende dag, bij het aanbreken van den morgenstond, beschikte God een worm, die den wonderboom stak, zodat deze verdorde’. De andere namen zijn zinnebeeldig, het kan zijn dat hier op een bepaalde groep wormen gedoeld wordt omdat dit woord en rimmah gebruikt worden als contrasterende paren, Jesaja 14:11;’het gewormte ligt onder u gespreid en maden zijn uw bedekking’. Maar tole’ah heeft een ander en meer interessant gebruik. Het verschijnt een zevenentwintig keer, soms alleen en soms met shani: rood. In deze passage is tole’ah, worm, synoniem met de kleur rood. Het insect waar deze kleur van gewonnen wordt is Coccus ilicis die op de eik voorkomt, Quercus coccifera (coccus dragend) die insecten doorboren de takken. Een wasachtige schaal maken ze om hen te beschermen tegen aanvallen van buitenaf. De verf zit in deze schaal. Het Arabische woord voor dit insect is kermez. Dit is een vloeistof die geel is in water en violet rood wordt als een zuur wordt toegevoegd. Ze zijn van de grootte van plantluizen en dit woord verondersteld dat dit de basis betekenis is van het woord tole’ah als een zeer kleine made.
‘Skolex’ is het enige Griekse woord wat tweemaal wordt gevonden. De eerste passage, Marcus 9:48 is zuiver zinnebeeldig en daarom niet soort gebonden. Maar in Handelingen 12:23; ‘en hij werd door wormen gegeten en blies den adem uit’. Josephus beschrijft de dood van een Herodiaan in een gelijke verwijzing. Er is een andere vergelijking in 2 Makkabeeën 9:9 dat de wormen opkwamen uit het lichaam van een goddeloos man… zijn vlees viel uit. Er zijn verschillende manieren waar inwendige wormen vrij spoedig de dood kunnen veroorzaken, zelfs tegenwoordig nog. Een ziekte die op de lintworm voorkomt en bij de mens geïnfecteerd dodelijk kan zijn.
Ook in de bijbel vind je de worm als ziekteoorzaak. Bij de beschrijving van zijn kwalen zegt Job: “Mijn vlees is met het gewormte en met het gruis des stofs bekleed”. Job 7:5.
1 regenworm, 3 lintworm, 8 purperslak.
Soorten.
De uitspraak van de Bijbel die ons met nietige wormen vergelijkt gevoegd bij de ervaring van de mens dat er in zijn lichaam wormen ontstaan en hij bestemd is hun na zijn dood tot aas te dienen hebben sedert de oudste tijden aanleiding gegeven tot het volksgeloof dat mens en worm nauw verwant zijn.
Snerpende pijnen moesten aan wormen worden toegeschreven. Men gaf zich ook geen rekenschap welke soort wormen dan wel in aanmerking kwamen. Magere en kwijnende dieren hebben de worm beweert men. Deze huist ofwel in het uiteinde van de staart die dan vaak wordt afgekapt ofwel onder de tong in de gedaante van een vliesje dat men daarvan wegrukt, van de worm pellen zegt men. Huidziekten werden aan wormen toegeschreven en heten dan dauwworm, eczema faciei, vetworm, acne, ringworm herpes iris, haarworm, eczema capitis etc. En dan zijn er nog wormen die in de kiezen knagen. Vingerworm, oorworm of tandworm. In Duitsland heten vele ziekte zo Fingerwurm, Beinwurm en Herzwurm wat verschillende maagaandoeningen zijn, verder Hirnwurm en Zahnwurm. Oorworm is er, ook vingerworm, fijt.
Lang hiervoor wist men al dat iedereen wormen heeft. Men zag ze in wonden ontstaan en dat ze lijken verteerden. Verklaarbaar is ook dat nijpende en stekende pijnen aan wormen werden toegeschreven.
De tandwormen zijn de oorzaak van de kloppende, knagende en borende pijn in de tanden die zo menigeen martelen. Houd een lepel met kokend water onder de tand, de wormpjes worden bedwelmd en vallen zo in de lepel.
Een pierenverschrikkertje is een glas klare die genomen werd om de pieren die onze maag van streek maken schrik aan te jagen.
Vondel, Bespiegelingen van Godts wercken;
‘De pierworm sust de leden, die van beroernis beven’.
Als een gebroken eikenappel vol wormen zit is het een voorteken van een pestjaar’.
Lintworm. Cestoda Latijn cestus; gordel, zone en Grieks oda, gelijkend op.
Maerlant, ‘Tiliacus, zoals Liber Rerum zegt, is een worm die te wezen pleegt omtrent menig land, maar als het groeit wordt het een serpent. Lintworm heet het, zoals ik het ken, want het groeit uit de linde en verteert de boom met z’n allen van binnen zo, dat hij moet vallen. Dit serpent wordt zeer groot en doet, zoals men zegt, grote nood bij de beesten en mens waar zo het daaraan mag komen.’
De lintworm heeft een voorliefde voor melk. Dat blijkt uit het volgende voorschrift: ‘blijf drie dagen nuchter en ga dan op een pot melk zitten. De uitgehongerde lintworm komt dan onmiddellijk voor de dag. Weinig eten, behalve pekelharing en niet drinken laat de lintworm van boven uitkomen. Of zoute vis eten en dan op een pot warm water gaan zitten.
Als je aardwormen stampt en dit door een doek zeeft en dit vervolgens met evenveel olie van radijswortel mengt en smoor het frame van zwaarden, messen en dolken als die heet zijn in voornoemd mengseltje die zullen die daarna ijzer snijden alsof dit lood is.
Als wormen knauwen op de mond of de maag bezeren doe honinggraten vast in je mond en houdt die daar. De wormen verzamelen zich in de honing en zo weg van de mond. Het is bewezen. Wormen en andere venijnige beesten worden van elke plaats verdreven door de rook van andere beesten van dezelfde soort. Want Plinius schrijft: ‘Als je wormen in rozenwijn drinkt dan komt de nageboorte er gemakkelijker uit. Als je een zwangere kleine wormen aan de hals bindt is een abortus mogelijk. Ze mogen de aarde echter niet beroerd hebben en moeten direct na de geboorte losgebonden worden. Wil een vrouw ontvangen dan neemt ze vijf tot zeven van die wormen in een drank of leg ze met saffraan en slakken op de vulva’.
Van Beverwijck, Ons lichaam is zo vruchtbaar dat er nauwelijks een deel gevonden wordt waar geen wormen groeien zoals te zien is bij Hollerius, Duretus, Veiga, Marc. Donatus, Fernelius, Forestus, Paren, Sennertus Schenkius in Epist a Scholtzio coll. 74 en anderen. Maar ze hebben meestal hun oorsprong in de darmen en soms in zo’ n menigte dat ze met honderden afschieten.
De inwendige oorzaak van de wormen bestaat in de stof waar ze uit groeien en de kracht die de groei daarin brengt. De stof is geheel verschillend net zoals men ook ziet dat buiten de mensen wormen voortgebracht worden uit hout, vlees, vis, kaas en dergelijke, maar meestal van een taai en dik slijm dat met gijl vermengd is wat in de darmen op een bijzondere manier bederft en een bereiding krijgt om leven te ontvangen. Dit wordt daar ingebracht en uit het wormzaad dat alreeds in die stof verborgen was en verwekt door de warmte die bij dat bederf is. En daartoe is het beste diegene die wat vochtig is. Wat de oorzaak is als mede hun gulzigheid dat de kinderen meer dan volwassenen die scherpere warmte hebben aan de wormen onderhavig zijn. Evenwel heeft Saxonia gezien dat een oude vrouw van tachtig jaar noch een grote worm kwijt werd. Dan dit dient niet eens bij de kinderen omdat ook bevonden is dat ze noch zelfs in de baarmoeder met wormen gekweld worden die ze terstond na de geboorte lozen. De voornaamste onder de uitwendige oorzaken is gulzigheid waardoor de ene kost opgeslokt wordt voordat de ander verteerd is die dan gemakkelijk bederft en vooral als hij ook van zichzelf gemakkelijk kan bederven zoals melk, kaas, zoet fruit, plukvruchten, vlees zonder brood, ja, ook brood zonder toespijs zoals ik bevonden heb bij verschillende zwangere vrouwen die uit lust niets anders aten dan vers tarwebrood.
En aangaande de verschillen. Omdat de spijs die de mensen gebruiken verschillend is en het slijm ook verschillend gedraaid wordt is het niet vreemd dat de wormen niet allen even gelijk zijn. Behalve diegene die geheel vreemd en zeldzaam zijn en beschreven bij Schenkius in 3 Observ. 211 en afgebeeld door Paren in het 19de boek van zijne heelkunst in het 3de kapittel zo stellen Aristoteles en Galenus (wat ook bij de Griekse, Arabische en meest alle nieuwe geneesmeesters gevolgd wordt) drie verschillende vormen van wormen voor, ronde, brede en maden.
De ronde wormen dat zijn de algemeenste en die zijn van gedaante rond en langachtig en groeien meestal in de dunne darmen zodat als ze honger hebben gemakkelijk daaruit in de maag opkomen, ja naar de mond als hij open is en er uitkruipen of als die in de slaap gesloten is door het gehemelte zich naar de neus begeven en daar dan geloosd worden.
De brede wormen die in het Grieks naar haar gelijkenis Tainiai heten, dat is zwachtel, zijn lang niet zo algemeen. Ze nemen hun begin in de blindedarm of de windsels van de kronkeldarm, dan zijn ze soms zo lang dat ze alle darmen beslaan, zoals Galenus en Trallianus aanwijzen.
Dan is hun lengte is zeer verschillend, Valleriola maakt gewag van twee meter zeventig en meer, Platearius van twaalf meter, Aponensis van vier en een halve meter, de vermelde Trallianus van vier meter tachtig. Saxonia getuigt eens zodanige worm van een jongen van zeven jaar en tweemaal in vrouwen gezien te hebben van vijf meter zestig. Dr. Tulp van achtentwintig meter. En Plinius verhaalt dat er zwachtelwormen groeien van tweehonderd tien meter en noch langer. Ziet Schenckius in 3. Obs. 208. Ze schijnen te bestaan uit vele kleine wormpjes die op het zaad van kauwoerden of komkommers lijken en met de mondjes zich aan elkaar vasthouden zoals ook sommige gemeend hebben dat het inderdaad zo is. Hier. Gabucinnus schrijft dat de brede worm hetzelfde is als een wit afschrapsel van de darmen dat die in hun lengte groeien waarbinnen wormpjes als kauwoerdenzaad groeien. En als dit in het afgaan komt te breken of te scheuren dat zich dan die kleine wormpjes openbaren of dat ze apart uitkomen of aan elkaar vast zijn die hij ook zegt gevonden te hebben dat ze alleen even en in het vermelde afschrapsel als ze zich roeren en bewegen wat anders zonder bewegen en leven zou zijn. Hieruit stelt hij dat de brede worm niets anders is dan een slijmerige vochtigheid die rondom aan de darmen hangt en daar verdikt waarin deze kleine wormpjes die op het zaad van kauwoerden of komkommers lijken hun groei nemen. Deze brede wormen worden zeer zelden gezien, dan schieten ze gewoonlijk met (1) stukken af. Sommige hebben twee hoofden zoals hier een (2) afgebeeld is. Andere zijn zonder zichtbaar hoofd op de gedaante die hier (3) is aangewezen.
Maden zijn zeer kleine wormpjes die veel op de maden die in de kaas komen lijken. Ze groeien onder aan de endeldarm of de sluitspier en meestal in volwassenen en dat in zo’ n grote menigte dat de kamergang van hen krioelt en er soms ook uitkruipen en zich over de billen en heupen alleszins verspreiden.
De wormen worden verdreven door Aloë, alsem en dergelijke. Zo verhaalt Trallianus van een vrouw die van een onverzadigbare honger genezen was toen ze door het gebruik van bitter heilig een worm van acht en een halve meter geloosd had en Nicolaus Florent van een ander die hetzelfde gebrek kwijt werd omdat men haar door het gebruik van kolokwintpillen naast veel slijm over de honderd wormen afdreef.
Aan de worm is veel bijgeloof gebonden. Er was een kind al geruime tijd ziek zonder dat men de eigenlijke ziekteoorzaak wist te herkennen, ze moest behekst zijn. Op de raad van een wijze man werd het arme wezen een levende regenworm ingegeven om het kind te genezen en de invloed van de heks te breken. De worm bleef in de keel steken en zo kwam het ongelukkige kind een ellendige dood te sterven.
Spreekwoord.
Hij zet een gezicht als een oorworm. De oorworm is een insect.
Zie verder: http://www.volkoomen.nl/ en : http://volkoomenoudeherbariaenmedisch.nl/