Schol
Over Schol
Schar, vorm, gebruik, soorten, bestiaria, naam, etymologie, verhalen van de ouden, bijzonderheden,
Naam, etymologie.
Pleuronectes: Grieks pleura; zijde, nekton; zwemmer.
Pleuronectes platessa.
De scholsoort die in het M. Zeegebied, Atlantische Oceaan en Noord en Oostzee voorkomt noemt Ausionus in de vierde eeuw platessa. Dit woord komt van Latijn platicem en dit van Grieks platus: plat. Het herinnerde de vissers aan de vlakke, zwemmende ijsschotsen. Picardisch pladis werd het bronwoord voor oud-Frans plaiz (Engels plaice) midden-Nederlands pladys en pladise (nu pladijs en Duits Platteise). De schol die in Zeeland plaat genoemd wordt.
Schol. In midden-Nederlands was het scolle en sculle, in midden-Noord Duits scholle en schulle, in midden-Engels schulle, is naar zijn platte vorm genoemd, zie schil.
Vorm.
De schol komt voor van IJsland tot de Golf van Biskaje. In de Noordzee komt de schol veel voor, dat is ook zijn paaiplaats in de winter.
Een wijfje legt wel tweehonderdvijftig duizend eitjes. De eitjes zweven in het plankton en de pas uitgekomen eitjes voeden zich daarmee. Ze zien er dan uit als elke andere vis. Na een paar maanden krijgen ze een wat ovale schotelvorm. Dan beginnen de ogen naar de rechterzijde te groeien en de linkerzijde wordt de onderkant. De bek staat nu wat scheef en ook de zwemblaas is verdwenen waardoor het dier op de bodem moet blijven. Dan hebben ze de ogen aan dezelfde zijde, namelijk op de donkere zijde die steeds naar het licht gekeerd is.
Deze vissen houden zich op de bodem van de zee op alsof ze aan het zand vastgekleefd zijn. Soms zwemmen ze een eindje waarbij ze golvende bewegingen met hun vleugels maken en glijden vervolgens weer naar beneden waar ze wat zand opwervelen zodat ze zowat niet meer gezien worden.
Ze leven van schaaldieren en wormen.
De schol wordt een halve tot een meter lang met zes tot zeven knobbels aan de bovenzijde die een lijn op de rechterzijde van de kop tussen de ogen vormen en met geelrode vlekken op dezelfde zijde.
De schubben zijn dun en zacht. Het vlees is fijn en wordt zeer gewaardeerd.
Bestiaria.
Uit Maerlant, Pecten, dat is de pladijs, Plinius die geeft hem prijs en zegt dat het een gematigde vis zij en bewijst dat erbij, want als het heet is of koud dan is ze zo gebouwd dat het vliedt naar de diepe zee omdat die beide doen hem zo wee, maar als de lucht is goed, dan is het vet en goed genoeg’.
Folklore.
Een schol en een panharing gingen een weddenschap aan wie het snelste kon zwemmen. De schol repte zich wat ze kon. De kleine panharing vermoeide zich niet maar zwom zo gestadig door dat de schol tenslotte achterbleef. Toen de haring haar voorbijschoot, meende de schol te barsten van de nijd. Ze probeerde een list en riep: Panharing! Panharing! zo lang schreeuwde ze dat haar muil krom getrokken was en daarom heeft ze nu een scheve muil.
Adam hield veel van vis, verhaalt men in Friesland. Eens had hij een menigte vissen gevangen en op de oever neergelegd. Toen hij bezig was kwam hij te vallen, want de grond was glad van het slijm van de vissen. Hij viel met zijn achterdeel op een schol die daardoor geheel plat werd. Hij had een broek met nopjes aan en daardoor kreeg de schol vlekjes op de huid die je nu nog ziet, sindsdien is de schol ook plat gebleven Vandaar, ‘zo plat als een schol’.
Limanda limanda, (Mogelijk van een Grieks woord dat baai betekent. De schar is een klein soort schol van een veertig cm lengte.
Is bruin aan de bovenkant met rode vlekjes, de onderkant is wit. Engels dab, schar, Frans echarde; splinter, of van scharren, omwoelen, scharrelen, ook mogelijk van oud Nederlands schaerde, spleet, schaar of scheur inkeping. Fries heeft skaer, skar, zijn vorm als een scherf.
Zie verder: http://www.volkoomen.nl/ en : http://volkoomenoudeherbariaen...