Hamster

Over Hamster

Goudhamster, vorm, gebruik, soorten, bestiaria, naam, etymologie, verhalen van de ouden, bijzonderheden,

Naam, etymologie.

Cricetus: Uit Tsjechisch krecek gemaakt; hamster.

Cricetus cricetus L.

De hamster heet in Duits Hamster of Kornferkel. Engels hamster, uit Oud Hoogduits hamustro, wat waarschijnlijk verwant is met oud Russisch chomestru, de wortel van Russisch khomiak; hamster.

Uit Buffon.

Vorm.

Dit zijn dieren met een plompe en dikke romp die op korte ledematen rust en in een zeer korte, dun behaarde staart eindigt.

De knaagtanden zijn bijzonder groot. Ze hebben een wat toegespitste kop, middellange oren, grote ogen en zeer grote wangzakken.

De hamster is vijfentwintig cm lang met een vijf cm lange staart.

Van boven zijn ze licht bruingeel met zwartpuntige haren. Op de snuit, bij de ogen en hals, zijn ze roodbruin, de rug is geel, de onderkant zwart, de voeten zijn wit. De kleur kan zeer veranderen en ze komen ook in geheel zwart of wit voor.

Ze leven in onderaardse gangen op graanvelden van gematigd Europa en Azië. Ze komen voor in vrij vaste, droge en vruchtbare grond, niet op zand, bos, bergen en waterrijke gebieden.

Zijn bouw bestaat uit een grote ondergrondse woonkamer die op een diepte van meer dan een meter gegraven wordt en met de buitenwereld in verbinding staat door twee gangen. De eerste is een hellende waardoor de bewoners het hol verlaten. De andere gang is een loodrechte waardoor ze er inkomen. Aan de gangen is gemakkelijk te zien of het huis bewoond is, zitten er graspollen, varens of schimmels in dan kan men er zeker van zijn dat het niet bewoond is want de hamster is bijzonder netjes op zijn huis en huisdeur.

De kleinste kamer is de woonkamer, die heeft gladde wanden en is altijd aangevuld met zeer fijn stro. Drie gangen komen in deze kamer uit en die naar de ingang, uitgang en voorraadkamer gaan. Die voorraadkamer is dieper gelegen dan de woonkamer maar lijkt er volkomen op. Die kamer wordt als het herfst is geheel gevuld. Voor de voorraadkamer haalt het dier linnenzaden, grote bonen, erwten en graan binnen. Men vindt soms meer dan vijftig kg voorraad in die kamer. Naar de verhalen zou de hamster elke soort afzonderlijk opstapelen, maar hij verzamelt ze zoals hij ze vindt. Dat ze soort bij soort liggen komt omdat hij nu eens de hele tijd peulvruchten verzamelt, dan weer granen en dergelijke.

De woning van het vrouwtje verschilt met die van het mannetje, hoewel ze een uitgangsbuis heeft bedraagt het aantal ingangsbuizen wel twee tot acht waarvan er echter maar van een druk gebruik gemaakt wordt zolang er nog jongen zijn.

Om gangen te maken wordt de grond met de tanden en voorpoten los gewerkt, onder de buik geworpen en dan via de achterpoten verder gewerkt. Nooit vult hij hiermee zijn wangzakken, zoals beweerd wordt. In de wangzakken stopt het de veldvruchten die in de zomer verzameld worden. Met een gang wordt zo een vijftig gram zaden meegesleept, ze hamsteren. Ze gebruiken ook de voorpoten als handen en nemen hiermee het voedsel naar binnen.

Men herkent de burcht door de meestal met kaf en stro bestrooide hopen voor de uitgang. Buiten graan eet het kruiden, wortelen, vruchten, kleine vogels, muizen, hagedissen, slangen en insecten.

Tegen oktober trekken ze zich terug in hun hol en verstoppen de ingang met aarde en vallen in winterslaap. In februari of maart verschijnen ze weer, graven een vlakke zomerwoning en gaan samen tegen eind april.

Hij is zeer boosaardig en heeft een onaangenaam, prikkelbaar en ontevreden karakter. Als hij toornig is maakt hij haastiger bewegingen dan gewoonlijk en kan dan tamelijk ver en hoogspringen. Hij is wel moedig en weert zich goed tegen elke aanvaller, valt in zijn woede zelfs mensen en paarden aan en is ook bij zijn gelijken onverdraaglijk. Bij de geringste aanleiding stelt hij zich vermetel te weer en laat een dof gebrom horen, knarst met de tanden en slaat ze ontzettend snel en hevig tegen elkaar. Niet zelden gebeurt het dat als iemand een hamsterwoning voorbijgaat plotseling dit woedende dier aan zich (aan de kleren meestal) voelt hangen. Als hij zich ergens aan vastgebeten heeft laat hij niet los tenzij men hem doodslaat. Daarom leeft hij eenzaam in zijn hol en verenigt zich alleen in de paartijd.

Het wijfje werpt een vier a vijf weken na de paring, dat is eind mei of begin juni een zes tot achttien jongen die het in gevaar niet verdedigt en zo gauw als ze veertien dagen oud zijn uit het hol jaagt. De jongen willen ook niet meer bij haar blijven, het mannetje bijt het vrouwtje buiten de paartijd dood, kortom er is zelden vrede.

Zijn vijanden zijn de wezelachtige, uilen en raven. Waar het dier vaak voorkomt en in de akkers veel schade veroorzaakt worden er wel premies op zijn hoofd gezet. In 1879 waren er in Limburg zo veel dat de landbouwers aangespoord werden hen zo veel mogelijk uit te roeien. Hamstergravers trekken het veld in, hun hoofdwinst zijn de opgegraven granen uit de voorraadkamer. De pels wordt in het voorjaar gewonnen, het is een licht duurzame pels, het vlees is te eten.

Bestiaria.

Alle honden haten de hamster bijna even hevig als de egel omdat ze het niet verdragen kunnen dat zo’n dier hun oppermacht niet erkent.

Uit Maerlant; ‘Crisetus is een klein diertje die er veel in het land van Polen zijn. Alzo groot als een eekhoren is dit. Zijn hoofd is zwart en wit. Zijn haar, zegt men, dat het zo vastzit op de rug is rood en aan de buik wit, men moet de huid er afscheuren eer men het er af kan halen. Dit betekent wel de vrekken, met bidden kan men altijd niets van hen aftrekken, hoe of het is, hij denkt dat het zijn vel is dat hij zo vasthoudt wat hij heeft. Dit beest dat zo leeft en woont in de aarde als het konijn en kan niet gemakkelijk uit hun holen verdreven worden en waar ze ingaan giet men er al heet kokend water in. Aldus heeft de rijke vrek hier in het aardrijk zo vast zijn geest gezet dat hij er dood in blijft’.

Uit Maerlant wat wel op de hamster slaat: Entira is een diertje die er veel in Allemagne zijn. Hij doet zoals de wijze en verzamelt zijn spijs. Maar die hier is van vrekkige wijze en die zo gierig om zijn spijs onder de aarde rond de zomertijd om te eten als de zomer gaat zodat hij nauwelijks zichzelf wat geeft waar hij nauwelijks van leeft als hij verneemt dat de zijne zo gulzig gaat naar de spijzen toe dan stopt hij het gat dicht en als ze zo merkt dat opgesloten is de spijs dan doet ze het op de schalkse wijze dan maakt ze een andere, heimelijk gat ter spijzen waart en gaat in dat en eet de spijs tot ze heeft genoeg en laat de vrek wachten genoeg. Als de zomer komt bevalt het wel dat ze heeft een schoon vel en zo rond en zo vet en die zich te vrekken zet heeft een verhongerd lijf. De man kijkt uit voor zijn wijf’.

Mesocricetus auratus, (goudkleurig) de Syrische goudhamster wordt hier wel in kooien gehouden. Kan niet in paren want ze vechten zich dood.

Zie verder: http://www.volkoomen.nl/ en : http://volkoomenoudeherbariaenmedisch.nl/