Padden

Over Padden

Giftig, vorm, gebruik, soorten, bestiaria, naam, etymologie, verhalen van de ouden, bijzonderheden,

Uit www.123rf.com

Naam, etymologie.

Bufo: Latijn voor pad, van een wortel die slijmerigheid betekent.

Pad. In midden-Nederlands het padde, in midden-Noord Duits Padde en noord-Duits Pogge, (nu Padde) oud-Engels had pad(de), dit werd tot tadde (en nu paddock en toad) en in oud-Noors padda. Vergelijk het woord schildpad, in Duits Schildpatt naast Schildkrot; schild betekent schreiden, treden of strompelen en noord-Duits pad betekent voetzolen.

Krote, dit woord komt driemaal voor in de Lutherbijbel, in midden-Hoogduits was het nog Krete, Krot(t)e, Krot of Krott (ook als goedmoedig schelden van meisjes).

Pede: overal kruipen, verwant met Pfad (meervoud Pedi) en Padde: Krote, Noord-Duits petten: treden.

De term reptielen werd tot het eind der 18de eeuw in brede zin gebruikt, het sloot niet alleen krokodillen in, maar ook slangen, hagedis en schildpadden, maar ook de Batrachia, de staartloze kikkers en padden, de gestaarte watersalamander en salamander.

=Bufo bufo, (Bufo cinereus (grijs) of Bufo vulgaris (gewoon) is de gewone pad die ook wel zwarte pad of muurpad genoemd wordt.

Uit eol.rog

De kleur is donkerbruin, het is de gewone pad en die is goed te onderscheiden van de half zo grote en groene pad =Bufotes viridis (Bufo viridis) (groen) Die komt hier ook vrijwel niet voor, wel in het Midden-Oosten tot Tibet. Green toad.

Uit es.wikipedia.org

Epidalea calamita (Bufo calamita) (Latijn calamus; riet) is de rugstreeppad, die herken je door een lichtgele rugstreep. Natterjack toad.

De pad heeft kortere achterpoten dan de kikker, ze kunnen slecht springen en kruipen meer dan ze lopen.

Ze bewegen maar langzaam.

Hun huid is niet glad zoals bij de kikker, maar gerimpeld en bobbelig en aardkleurig zodat een pad vrijwel niet opvalt.

Wel hebben ze prachtig glanzende ogen.

Worden ze onverwacht overvallen, dan vluchten ze niet maar blazen ze zich op, hun lijf wordt dan bedekt met een wit vocht en ze spuiten hun urine die zonder dat het giftig is toch wat jeuk op de huid kan veroorzaken.

Ze hebben dezelfde levenswijze als de kikker maar het zijn minder waterdieren.

De lengte is een zes cm, het vrouwtje is een drie cm groter.

De pad overwintert in de herfst tot voorjaar op een vrij droge en koele plaats, kelders en dergelijke.

In het voorjaar trekken ze naar hun paarplaatsen, het water waar ze geboren zijn. Dat is zo gauw als de temperatuur boven een aantal graden uitkomt, begin april. Dan trekken ze over wegen en paden om hun doel te bereiken en sneuvelen er velen onder autobanden. Met een week zijn de meeste over. Soms zie je dat vrouwtjes al de kleinere mannetjes dragen. De eitjes komen aan snoeren te zitten van drie tot vijf meter lengte waarin enkele duizenden eitjes zitten. Die snoeren worden rond de stengel van waterplanten gewonden. Na een tien tot twaalf dagen komen ze uit en ontwikkelen ze zich net als de kikkers.

Dan zal het in de sloten en plassen na enige dagen krioelen van duizenden en duizenden larven. Na een paar maanden vindt de gedaantewisseling plaats. Bij zwermen komen de kleine padjes aan land, vooral na een zware regenval. Vandaar het bijgeloof van de paddenregens. (zie kikker) Na de paartijd blijven ze in holtes, onder stenen en in holle bomen of graven zelf een kuiltje, ’s Nachts jagen ze op insecten, mieren, bijen, huisjesslakken, jonge kikkers en padjes.

Uit www.frogforum.net

Een prachtige pad is de giftige Pijlkikker, Dendrobates tinctorius, (Grieks dendros; boom, bates; klimmer) geverfd) uit Zuid-Amerika.

Schilderskikker. Het is een zwart dier met enkele fel roodoranje strepen dwars over zijn lichaam.

Vanwege zijn gifklieren wordt hij door andere dieren met rust gelaten.

Deze pad leeft voornamelijk in bomen en op de grond en vangt kleine insecten.

Hij is vooral bekend door het gebruik dat de Zuid-Amerikaanse indianen van hem maken. Zij gebruiken het gif op hun pijlpunten. De indianen verzamelen het gif door de kikker op een stok te steken en boven een vuur te houden. Door de hitte druppelt het gif uit de klieren nar buiten. Het is het krachtigste dierlijke gif dat bekend is.

Bestiaria.

Shakespeare, ‘Romeo and Juliet’, III,5,31: ‘Men zegt dat pad en leeuwerik de ogen ruilden’. Dit volksgeloof ontsproot uit de opmerking dat de pad fraaie en de leeuwerik lelijke ogen heeft. De leeuwerik moest dan ook maar de lelijke stem van de pad hebben omdat die met zijn stem Romeo verjaagt.

Er zouden drie soorten aardpadden zijn, de eerste is de kleine groene pad, Pseudopidalea viridis, de tweede de paddock, Epidalea calamita, met een ronde gekromde rug, de derde is de toad, de pad, Bufo bufo.

De tweede soort wordt diep in de aarde gevonden tussen rotsen en stenen. Zulke worden gevonden bij Tours in Frankrijk bij rode zandsteen waarvan molenstenen gemaakt worden, daarom breken ze de molensteen eerst in stukken voordat ze de molen bouwen omdat de paddock daartussen kan zitten. Als de molensteen in de molen zou gaan dan gaat de paddock opzwellen, de molen breekt en het koren zou vergiftigd zijn. (Wordt de ingang op een of andere wijze verstopt dan blijven ze nog lange tijd in leven, mits er maar toevoer van frisse lucht is en aanvoer van insecten. Het vinden van zulke levende padden heeft aanleiding gegeven tot de gedachte dat padden geen gemeenschap met de buitenwereld behoeven. Ze kunnen wel vrijwel een jaar met weinig voedsel en van weinig lucht leven.)

Zo zouden er twee houtzagers een stuk eikenhout aan het zagen zijn geweest toen er plotseling bloed onder het hout tevoorschijn kwam. Het bleek dat ze een pad in het midden hadden doorgezaagd.

Uit Maerlant, ‘Bufo, zoals Liber Rerum zegt, is er een die onder de wormen is gelegd en heet pad in onze taal. Venijnig is ze, weet men wel, en ijselijk om aan te zien voor de man en vreselijk om aan te tasten. In de aarde neemt ze haar aard die ze nochtans zo nauw spaart dat ze er nimmer te spijzen doet. Op de dag dan opent ze de voorste voet omdat ze bang is al dat het haar ontbreken zal. Dus slacht zo de vrek wel die zijn lichaam fel is en onthoudt hem zijn bederf, dan komt een vreemde in zijn erf die alles dat de ander heeft gespaard verdoet en verteert en dit is de zielen dank van alles dat hij achter zich liet. Men vindt padden in het land van Gallië en meestal bij de zee, horen wij roepen, die komen uit te lentetijd en ze zingen en zijn blij als het weer warm en zacht is. Is het bevonden dat men ze in andere aarde dan in de hunne bracht en daar kunnen ze niet zingen. Deze slachten papen predikanten die nieuwerwets buiten prediken gaan waar men ze kent en preken plegen, daar zijn ze meester in filosofie. Om deze misdaad, zoals ik las, was de profeet Jonas door walvissen verslonden als ons zijn woorden verkondigen. Een derde soort vindt men mede van padden in sommige plaatsen die in het aanschijn naar de kikker zijn gedaan. Experimentator doet ons verstaan dat ze groot venijn heeft in, ze vecht tegen de spin en kan zich niet verweren, de spin steekt en dat moet haar deren, zo wordt zo groot en wil zich wreken en zwelt van toorn dat ze moet braken. Haar beet kan men niet genezen’.

Een pad is een venijnige kikker, het is de Engelse toad, (de toadstool is de giftige paddenstoel) en die leeft op water en land en verandert van huid bij ouderdom. Het eet altijd zekere giftige kruiden en heeft venijn. Het vecht tegen de gewone spin en overwint die door venijn en beten met behulp van de weegbree (daarom heet die poggenkraut). Erasmus in zijn Colloquia vertelt een verhaal van een pad die gebeten was door een spin en direct van het gif bevrijd was door het eten van een weegbreeblad.

Zijn venijn is koud, elk wezen dat hij ermee aanraakt krijgt minder gevoel alsof hij op plaats bevroren is. Een venijnig beest die erger wordt bij elke aanraking. Hoe meer hij aangeraakt wordt hoe meer hij opzwelt. Hoe meer vlekken hij onder zijn buik heeft hoe meer venijnig zijn gif is. Hoe heter het land hoe heter hun venijn is. Het speeksel is venijnig want als het op een man valt veroorzaakt dat al zijn haar van zijn hoofd afvalt

Noot: de tanden van een pad die schuimend gif uitzweten zijn niet gevaarlijker dan een pen.

En hij heeft ogen en het lijkt alsof die van vuur zijn, ze glimmen en hoe schadelijker hij is, hoe brandender zijn gezicht is. Toch heeft hij heldere ogen maar haat het zonlicht en zoekt donkere plaatsen en vliegt naar holen waar de zon hem niet bereikt. Het is een symbool van nijdigaards, wreedaards en schadelijke vijanden. Men beeldde een oud en gierig wijf af die op een pad stond om erdoor te leren dat een gierigaard, hoewel hij rijk en oud is, nooit genoeg heeft en steeds bang is te kort te komen.

Vondel, Henriette Marie t ’Amsterdam;

‘In dit ondankbare slijm, vol opgezwollen padden

Die ’t purper van de deugd beklieden en bekladden’.

Vondel, Joannes de boetgezant;

‘Recht naar die toren toe, de koperen deur knarst open

Hij treedt de kerker in, daar slak en pad kropen

En slechts een biezenmat de naakte leden, gestrekt

Op een bundel stro, voor kou beschut en bedekt

De kerker wordt bewaakt door gruwlijke honden’.

Borax bij Megenberg.

Maerlant; ‘Een dure steen vindt men in deze die ze draagt in het voorhoofd fijn en die men noemt crappandijn waarvan ik waar zal schrijven in Lapidaris hierna. Bufo schuwt de ruit, dat is waar en ze haat de heldere zon. ‘s Nachts wandelt ze alle wegen en veel in getreden wegen en op de dag laat ze zich node zien. Wijngaard geur laat ze vlieden. Het meest zijn ze in Spanje, hoor ik zeggen, die de crapandine dragen’.

Shakespeare, ‘As You Like It’, ii, 1, 13.

‘Dit is de kern van tegenspoed, zoals’.

‘The toad, ugly and venomous. De pad, dat lelijk, giftige dier, wel vaak’.

Wears yet a precious jewel in his head’. Een kostbare steen, vol heelkracht, bergt in ‘t hoofd’.

Sommige padden die broeden in Italië rond Napels hebben in hun hoofd een steen die crapo genoemd wordt en de grootte heeft van een grote perzik. Het de bekende paddensteen, Duitse Krotenstein, Borax, Brontia of Batrachites of echiniet, in Engels heet het ook Borax of stelon. Die is grijs van kleur met een bruine stip in het midden. Deze steen wordt uit zijn hoofd genomen en schoongemaakt met sterke wijn en water. Soms lijkt de vorm van een pad erin te zitten met scherpe en brede voeten.

Een steen die ontstaan is in het lichaam van een dier dat volgens het volksgeloof zeer giftig is is bij uitstek geschikt om allerlei venijn te weerstaan. Doordat de steen het lichaam van de patiënt onveranderd verlaat en dadelijk tot nieuwe diensten bereid is kon het geld dat aan deze steen besteed is als een rentegevende belegging beschouwd worden. De stenen komen voort uit levende wezens waarvan er twee manieren zijn om ze voort te brengen en te verkrijgen, de een door hitte, de ander door koude.

Een goede manier om de steen crapaudine uit de pad te halen; neem een grote of zeer grote pad die eerst op diverse plaatsen geslagen is, doe de pad dan in een aarden pot en dit in een mierenheuvel, bedek dit met aarde, de mieren zullen de pad op den duur eten maar de beenderen en de steen blijven achter. Je zal weten of de steen crapaudina echt of vals is, houdt de steen voor een pad zodat hij die ziet, als het de echte steen is komt de pad ernaartoe en doet alsof hij die wil opeten.

Deze steen wordt gedragen in ringen en is goed tegen vele ziektes onder andere die van de maag. Maar de steen moet er levend uit gehaald worden voordat de pad dood is. Dit doe je met een stuk doek van een rode kleur die ze zeer mooi vinden zodat ze zichzelf uitstrekken alsof ze willen sporten op die doek, ze nemen de steen uit hun hoofd en gaan onmiddellijk rechtop zitten, dan moet het van hen worden afgenomen door een geheim gat in de doek waarbij de steen in een emmer valt waarin de padden niet durven te komen omdat het water zo koud is.

Deze steen helpt tegen de beten van serpenten en kruipende wormen en tegen venijn want in tegenwoordigheid van venijn wordt de steen warm en diegene die de steen pakt verbrandt zijn vingers eraan. Of, in tegenwoordigheid van venijn begint de steen te zweten. Als je de paddensteen in een ring zet verandert die van kleur in de nabijheid van elk soort vergif. De op de borst of rug gedragen steen helpt tegen eenendertig ziektes. Het trekt het gif uit het lichaam. Bestrijk je een wond met die steen dan heelt het die in een handomdraai. Raakt men, en dat is een gevaarlijke proef, er een vrouw mee aan dan springt alles wat ze toe geregen, toegebonden of geknoopt heeft vanzelf open.

De paddensteen werd een volksmedicijn die als amuletring of in de tas aan de arm gedragen. Dit middel is echter aan de zielentijden gebonden, Allerzielendag, de twaalf nachten met Kerst en dergelijke

Wat de oorsprong was van het idee is onbekend. Het kwam op het eind van de 12de eeuw. De paddenstenen worden in de late middeleeuwen veel besproken. Sommige geleerden meenden dat de stenen zelf de padden hadden voortgebracht. Deze theorie heet abiogenese. Aderen meenden dat een kleine pad in de steen was gedrongen en daarbinnen was blijven groeien. Het raadselachtige aan de stenen is dat men ze ook diep onder de grond, in mijnen, gevonden heeft.

Jacob van Maerlant beschrijft een paddensteen in zijn boek over slangen maar bij hem gaat het om een dennenappelvormig amulet vervaardigd uit het oog van een pad. De amulet zou verkleuren wanneer zij met gif in aanraking kwam.

Oude toadstone die gif zou aanwijzen, uit writemedieval.livehournal.com

De paddensteen is een volksnaam voor allerlei versteningen als vistanden (Busoniten) die in steenformaties voorkomen. Van de versteende zee-egels vormt de stralende boog een kroon en vandaar werd het in Duits Krotenkronen genoemd. Die werden wel als geneesmiddel gebruikt tegen hals ziekten, het is de Halsteine, ook tegen oogzeer, neuralgie en andere ziektes.

In Amerika heet het spel met de dobbelstenen wel crap-shooting. Crap is Frans en komt van crapaud: pad. De naam kreeg het dobbelen in Frankrijk omdat kleine jongetjes terzijde van de weg kropen om niet ontdekt te worden en daar speelden waar zich ook de padden ophielden.

Paddenkoning.

Evenals slangen hebben padden een koning die een kroon draagt waar het lijden van Christus op afgebeeld is. Die kroon geneest ziekten als ze op die zieke plaatsen gedrukt wordt. Als op Sint Jan de padden in plechtige optocht uit het water komen dan gaat de koning vooraan. Dan moet je erbij zij en hem de kroon met een stok van het hoofd slaan.

Er zijn drie soorten kronen. De kleinste is zeer zeldzaam en heeft grote waarde. Die is het beste tegen keelziekten. Die kook je en eet het op en de kwaal is genezen. De ander is van de versteende zee-egel, vooral als er nog wat krijt aan zit is die goed tegen allerlei kwalen, vooral van de ogen.

De derde is een Galerites, ook een verstening uit de krijtformatie.

In Duits Krotendanz, in Frans la danse des crapauds noemt men figuurlijk een slechte regering die uitsluitend uit slechte adviezen bestaat waaruit de heerser komt en de onschuld onderdrukt wordt.

Dodelijk.

De pad houdt van zoete kruiden en eet er de wortels van maar met het eten infecteert en verrot hij de wortels en kruiden. Daarom wordt in de tuinen vaak ruit gezet want ruit is een vijand van de pad en andere venijnige wormen want door de kracht van de ruit verdwijnt de pad en komen ze niet meer bij de wortels van de planten die daar groeien. Plinius zegt dat vrijwel alle vergiftige dieren hun gif een tijdje afleggen, behalve een pad. Ze raakt haar vergiftige vochten kwijt door haar achterdelen en ook door het uit te spuiten. Men loopt gevaar als men de pad slaat of er op staat.

Agnes Sampson bekende bij haar verhoor dat zij van plan was geweest koning Jacobus VI van Schotland te vermoorden. Ze had een zwarte pad negen dagen lang laten hangen en het vocht dat er af droop opgevangen. Was ze in de gelegenheid geweest om een stuk linnen te bemachtigen dat de koning had gedragen dan zou ze hem door middel van dit vergif sympathisch gedood hebben.

Een zeker man die met zijn geliefde in de tuin was nam terwijl hij wandelde een paar saliebladeren waarmee hij zijn tanden inwreef en onmiddellijk neerviel en stierf. De geliefde werd ondervraagd over de manier waarop hij stierf. Ze vertelde dat hem niets mankeerde maar dat hij zijn tanden ingewreven had met salie. Ze ging met de rechter naar die plaats waar hetzelfde weer gebeurde. Ze nam van dezelfde salie en wreef er haar tanden mee in, net als hij gedaan had, en stierf ook onmiddellijk. De rechter vermoedde nu dat de oorzaak wel eens in de salie kon liggen en beval die op te rooien en te verbranden om nieuwe doodsoorzaken te voorkomen. Onder de wortels van die salie werd een grote pad gevonden die de salie geïnfecteerd had met zijn venijnige adem. Dit mag een waarschuwing zijn voor hen die gewend zijn om de salie rauw te eten, plant er dan ook ruit bij want hier komen padden niet bij. De salie is het nest van padden en dit zijn heksendieren. “Salvia bufonum nidus esse dicitur”. Het is voor het bijgelovige volkje zeker dat onder de salie gifdieren vergade­ren en de plant met hun adem giftig willen maken.

De pad houdt van stinkende plaatsen en vuil en haat plaatsen die een goede geur hebben en verdwijnt zo uit de druiventuin als die begint te bloeien en te geuren. De hele wintertijd leven ze onder de aarde en voeden zich met kruiden en wormen en eten aarde als voeding want ze eten elke dag zoveel als ze met hun voorpoten kunnen pakken. Het is wel een hersenschim geweest die uitstrooide dat een pad per dag zoveel aarde eet als hij in zijn voorpoten vast kan houden omdat ze bang is dat er aarde te kort is. Ze vernietigen bijen zonder gevaar voor zichzelf want ze kruipen in de holen van hun korven en blazen in op de bijen die daardoor weggedreven worden.

Ze eten veel insecten en ook slakken.

Venijn.

Het venijn was groot in de 16de eeuw. Het is een heksendier, de pad is het dier dat de verdoemden in de hel kwelt. Milton maakt satan in de vorm van een pad die gehurkt naast Eva’s oor zit en gif in haar bloed druppelt;

Or, if, inspiring venom, het might taint’.

Th’animal spirits that from pure blood arise’.

Like gentle breaths from rivers pure”.

‘Hamlet’, iii, 4, 190.

“Would from a paddock, from a bat..”

‘Macbeth’, i 1, 9

Witch. “Paddock calls’.

4, 1; Eerste heks; Driemaal heeft mijn kat gemauwd’.

Tweede heks: Viermaal blies mijn egel reeds’.

Derde heks; Rietwouw roep, ‘t is tijd, ‘t is tijd’.

Eerste heks; Om de ketel! Ik begin!’

‘t Giftig ingewand erin!’

Pad, die onder koude steen’.

Dertig etmaal en nog een’.

Slapend gif hebt uitgezweten’.

Gij het eerst erin geheet!’

Aristoteles zegt er niets over dat de pad giftig zou zijn, maar Plinius zegt dat het vol venijn zit. Aelianus zegt dat mensen ter plaatse gestorven zijn doordat ze wijn dronken waarin paddenbloed aan toegevoegd was. Dit idee schijnt niet ouder dan in het begin van de Christelijke era te zijn.

Een gedroogde pad die tussen de schouderbladen wordt gedragen of aan de zolder gespijkerd, werkt tegen allerhande ziektes. Naar de volksmening trekt dit giftige dier allerlei vergiften aan.

(Het paddengif is een gif dat verlammend werkt. Pak maar eens een pad en wrijf dan met de vinger op de oogleden, die worden dan loodzwaar zodat het oog niet meer open kan. Padden beschermen zich tegen hun vijanden door middel van een vergif dat in twee klieren achter de ogen zit, de oorspeekselklieren. Het gif kan verschillende stoffen bezitten. Ze kunnen een trage hartslag, een verhoogde bloeddruk, misselijkheid en zwellingen veroorzaken. Eeuwen gelden gebruikten de Chinezen paddengif om tandvleesbloedingen en kiespijn te genezen.)

Gebruik.

Normaal heeft een dier een lever, de pad heeft er twee, zo giftig is ze. Ze steekt alles met haar gif aan en ze wordt ook als tegengif gebruikt. Dat komt door de dubbele lever, de ene is zeer venijnig en de ander is de remedie hiertegen. Om te weten te komen welke goed en welke venijnig is wordt de lever in een mierenheuvel geworpen en de mieren vliegen weg van het venijnige deel en kiezen het andere deel, die zal genomen worden en als medicijn gebruikt. Door de pad te verbranden verliest hij al zijn venijn en geeft wonderlijke medische kracht, de as herstelt op wonderbaarlijke wijze het vlees dat verloren is gegaan, ook om zenuwen te herstellen en wonden te verzegelen en te helen als de as op de goede manier toegepast wordt. Het is een dier dat tegen de pest gebruikt werd. ‘Neem vier droge padden, leg ze op uw liezen en onder uw oksels’. Deze plaatsen zijn niet willekeurig gekozen, hier traden het eerst de pestbuilen op. Padden zuigen de kanker uit je lichaam.

In de rechterkant van een pad is een been die kokend water wat kan verkoelen als ze erin geworpen wordt, de emmer zal daarna niet heet worden. Heksen gebruiken dat been voor liefde en haat. Er is een soort been die aan hun zijde groeit dat de kracht heeft om honden te verdrijven van hem die het bij zich draagt.

Het is ‘s avonds niet raadzaam in tegenwoordigheid van kinderen om over padden te praten want dit boze kan de kinderen schaden en als je dit per ongeluk wel gedaan hebt kan je het goedmaken door te zeggen: “Knoflook onder je tong”.

De mol is ook een vijand van de pad want Albertus zag een pad zeer bitter huilen boven de grond want een mol hield zijn poot vast in de aarde en wilde haar er weer intrekken en de pad wilde zijn poot uit zijn tanden halen. Aan de andere kant eten padden mollen als ze dood zijn. Katten doden serpenten en padden maar eten ze niet.

Je zal niets anders eten dan een gepocheerde spin en zorg dat het binnenkomt met een siroop van padden.

Weer.

Als je een pad in een nieuwe aarde pot plaats en die in de grond stopt midden in een korenveld dan zullen er daar geen stormen komen. De wijze en geleerde mensen van de oude tijden dachten dat als een pad in een nieuwe aarden pot was geplaatst en in de grond was gezet en zo bedekt midden in een veld dat ze alle kraaien en vogels van het koren zou verdrijven. Tegen de oogsttijd moet dit opgegraven worden en aan de randen verspreid, anders zal het koren bitter zijn.

Vermeerdering.

Ze verlaat haar winterkwartier vroeg in het jaar. Dan zie je haar in stille wateren en verneem je een huilend geknor.

Over de vermeerdering; het zijn waardige observaties van de natuur, soms worden ze gebroed uit de verrotting en verbastering van de aarde. Er is ook gezien dat als de as van een pad verbrand wordt er niet een, maar vele padden gebroed worden voor het volgende jaar. In de nieuwe wereld is er een provincie die Dariën genoemd wordt, de lucht is opmerkelijk ongezond omdat het hele land op rotte moerassen staat. Er is opgemerkt dat als de slaven of dienaars het pad bij de deur nat gieten dat de druppels water die aan de rechterhand vallen onmiddellijk in padden veranderen, in andere plaatsen worden zulke druppels wel veranderd in muggen.

Aardmannetjes.

De padden houden hun winterslaap onder de grond, stenen of spleten. Onder de grond wonen ook de aardmannetjes. Door hun gewroet onder de grond weten padden alles van hen. Sommigen van de aardmannetjes nemen wel eens de vorm van een pad aan. Dat ondervonden twee meisjes in Pommeren. Terwijl ze bezig waren aardappels te hakken kwam een dikke pad tevoorschijn. Een van de meisjes wilde het beest met de hak doodslaan, de ander hield haar tegen. Enige weken daarna kwam een aardvrouwtje en verzocht hen dooppeter te zijn. Ze namen dit aan. In een onderaards vertrek was alles ingericht voor het kinderbier. Ieder kreeg zijn plaats. Het meisje dat naar de pad had willen slaan zag naar boven en gaf een luide gil, boven haar hing een zware molensteen aan een zijden draad. Op haar verzoek kreeg ze een andere plaats. ‘Zie’ zei een van de kleine mannetjes, ‘zie, zo zou het met u gegaan zijn als je met de hak had geslagen’. Toen het feest ten einde was namen ze op raad van het kleine mannetje het vuilnis mee dat in de hoek lag. Het zou in goud veranderen als ze weer boven waren. Dit gebeurde ook zo. De padden weten door hun onderaardse verblijf vele schatten die ze bewaren en waar ze over beschikken.

Betoverd.

De pad gaat ‘s avonds op pad. Komt hij bij een stal waarin koeien zitten en is de deur open zoekt hij de warmte op. Het is tenslotte een koudbloedig dier. Bij voorkeur gaan ze dan tegen de uiers van koeien aanliggen, die zijn onbehaard en warm. De volgende morgen vindt de boer een pad onder de uier, het is de melkdief. Dit vooral als de koe al zieke uiers heeft. Het is een vleeseter en heeft geen belangstelling voor melk, die kan ze ook niet opzuigen.

Een priester te Keulen was zeer aan de drank verslaafd. Eens zag hij op de bodem van een wijnfles een grote pad. Dat trok zijn aandacht omdat de hals te nauw was om erin te kruipen. Omdat hij het dier er niet uit kon halen zette hij de fles weg. Een uur daarna was het dier eruit. Hij maakte hieruit op dat de duivel de gedaante van het dier aangenomen had, vreemd genoeg, om hem van de drank af te helpen.

De pad heeft zijn bestaan aan de duivel te danken. De duivel had eens een zwaluw gemaakt. Hij zette haar op zijn hand zodat ze wegvliegen kon. ‘Les doch skrowada!’ ofwel ‘vlieg toch pad!’ zei hij en de vogel werd werkelijk een pad.

De duivel staat in rechtstreeks verband met de heksen die nauw met padden verbonden zijn. Op de nachtelijke heksenpartijen zijn er steeds zoveel padden dat ze door de jongste heks gehoed moeten worden. Een man zat ‘s avonds eens bij een vuur. Een pad die naar hem toe kroop werd met een tang gepakt en door het vuur heen gedreven. De volgende morgen was de vrouw van zijn buurman overal deerlijk verbrand.

In de Elzas, bij het slot Rothweiler, leefde de dochter van een hertog. Ze was zo trots dat ze geen van haar vrijers goed genoeg vond om met haar te trouwen. Ze werd vervloekt en moet tot haar verlossing verblijf houden op een kale rots die Krotenstuhl wordt genoemd. Alleen vrijdags mag ze zich vertonen. De ene keer als slang en de andere keer als een pad die vuurspuwt, de derde keer als meisje. Dan wast ze zich in de bron die daar aanwezig is en kijkt rond of er iemand is om haar te verlossen. Die dat wil beklimt de rots en vindt een schub van de slang, een stukje paddenvel en een gele lok haar. Als hij dat heeft wacht hij tot het vrijdag is om haar in die drie gedaantes te kussen. Geen van allen heeft dit kunnen volhouden. Ze blijft wie ze is.

Een visser verhaalde eens hoe hij, na het vissen zijn netten over de struiken hing en er plotseling een mooie vrouw uit het meer kwam. Ze zei tegen hem dat ze betoverd was en slechts eens in de honderd jaar op drie avonden verlost kon worden. Dan moest een reine jongeman driemaal te middernacht om het eiland heen kruipen en haar in de gedaante van een pad kussen. Deed hij dat was ze verlost en zou hem rijkdom ten deel vallen.

Bevruchting.

Men heeft ook gezien dat vrouwen die in verwachting waren terzelfder tijd ook een kikker of pad ontvangen hadden. Om die reden eten vrouwen in die tijd het sap van peterselie en uien om zulke ontvangenissen te doden. Maar ook in een mannenmaag zijn kikkers en padden gevonden. Dit kwaad gebeurt als men water drinkt. Padden worden zo gebroed in lichamen van mensen en daarna doden de padden de lichamen waar ze in gebroed zijn. Om zulke padden uit te werpen neem je een serpent en snij het hoofd en de staart er af en snij de rest in gelijke stukken, kook dit in water en neem het vet af dat op de top zwemt, dit drink je en door overgeven komen alle padden uit je maag.

Als een koe de eerste maal drachtig is en twee stierkalveren werpt dan komt er tegelijk een diertje voor de dag dat wel wat op een kikker of pad lijkt. Die vang je en zet het in een melknap. Verzorg het goed, geef het melk en brood en houdt het warm in katoen. Dit dier heet Reindl of Altreindl, maar ook wel geldbroeder, want als je er een geldstuk onder legt dan zie je er de volgende dag een nieuw geldstuk bij.

Toets voor zwangere.

In vroegere tijden, rond de tweede Wereldoorlog en mogelijk al eerder, werden kleine kikkertjes gevangen door de dokter. Dat moesten haf volgroeide groene kikkers zijn. Die haalde dan een heel klein kliertjes achteruit bij de kop. Binnen een week waren de groene kikkers dan goudgeel. Als er nu een vrouw bij hem kwam die wilde weten of er een kleintje in aantocht kwam dan spoot hij een klein beetje van haar urine in de kikkerbil. Als die dan weer groen werd kon de vrouw de wieg bestellen.

Een ander deel was het volksgeloof dat als je een kleintje wilde hebben je een kikker aan de deur moest spijkeren. Dat gebeurde in Drenthe, nog niet lang geleden, mijn buurman kende dit gebruik.

Geboortemiddel.

Heget is een Egyptische godin met een kikkerhoofd. De godin van geboorte en wederopstanding.

Dat het paddenvlees zelfs als geboorte verlichtend middel officieel was bewijst weer hoe hardnekkig het volksgeloof is. De levende pad is een zielendier.

Ieder die een pad doodt zal zijn eigen moeder doden, daarom durven alleen diegene een pad te doden wiens moeder al gestorven is. Dat ze ook als machtige fee of onbegrepen genius (Sicilië) geluk in huis brengt laat het volksgeloof zien. Als ze uit haar dierlijke vel waarin de ziel geband is verlost is dan ontvouwt zich een prachtige vrouw (sprookjes) of twee witte duiven.

Als in de volkssages de ziel van een zieke vrouw als pad uit haar mond wandelt dan is dat een teken. De levende pad is een van de vele vormen waaronder de menselijke ziel, naar het volksgeloof, verschijnt. Als zielendier houdt de pad als een geest de gestorvene in zich en geeft hun voeding, ze zit zowat op het zielenbroedsel en werd, net als de natter die ook een zielendier is, tot huisschutgeest. In Zweden heet het bolvoetter, in Sicilië Donna di casa. Ze woont onder het kruidvat, in de kelder, de grond en bewaart onderaardse schatten, ze is een onderaardse, een schatpad. Zoals elk huis zijn huispad heeft zo heeft ook elk huis een schatje. De pad voorspelt als huispad geboortes maar ook sterfgevallen.

De pad kan niet sterven, laat haar in de zon drogen, spiets haar levendig en begraaf haar, ze blijft in de mummie.

Graaf je een pad uit de grond dan komen er gauw kinderen, dat wil zeggen er komt al gauw een nieuwe ziel, een nieuwgeboren kind. De onsterfelijke ziel wordt met het zielendier uitgegraven en komt in het nieuwe kind.

Is dit nieuwe kind misvormd, ‘verpaddert’, (cretino) is dit naar het volksgeloof een duidelijk “Demonstratio ad oculos” een teken dat de pad als paddendemon de vrouwelijke vrucht van de mens beïnvloed heeft. Alles wat in de baarmoeder mis kan gaan is beïnvloed door de pad. Zo’n kind had toch aanzien omdat die van elfachtige wezens afstamt, elven in paddenvorm hebben daaraan meegewerkt.

Als een ziel in een levende of gedroogde pad kan voortleven dan ligt het voor de hand dat die ziel met bezweringsformules in haar eigen paddenbeeld terug kan keren. Door de pad als amulet te dragen beschermde men zo tegen de invloed van de pad in de baarmoeder. Zo werd de zielloze afbeelding van een pad op den duur het symbool van de uterus en verscheidene vrouwenziektes (niet in een vorm zoals wij die nu kennen). Daarom zie je de pad als motief in zilver, was, koper, zelfs in koeken, hoofdzakelijk bij kraamvrouwen, vrouwenziektes en dergelijke. In zo’n motief werd steeds aangetoond dat het de zondige materie, het gif (of het giftige wezen) aantrekt. Ook de aan de vinger of tussen de borsten gedragen paddensteen die in ringen gevat zijn trekken het gif naar zich toe. De volgende stap was om zo’n amulet na genezing in een kapel bij een heilige op te hangen.

Folklore.

Neem een grote pad en sluit die met aspik en adders in een bokaal, geef deze gifdieren gedurende enige dagen als voedsel giftige paddenstoelen, vingerhoedskruid en scheerling te eten. Folter deze dieren door ze te slaan, te branden etc. totdat zij van honger en woede sterven. Bepoeder ze met gesloten kristalschuim en wolfsmelk. Doe alles in een gesloten retortkolf en slorp langzaam door vuur alle vocht eruit. Laat dit geheel verkoelen. Zo krijg je twee toverdranken, een vloeibare en een droge poedervormige. De eerste drank is zo verschrikkelijk als het aqua toffana, de tweede laat na enige dagen alle levende wezens uitdrogen of oud worden en laat ze sterven in de vreselijkste pijnen. Dit was een gif van de Borgia’ s.

In de middeleeuwen maakten “Toovenaars philters en zalven met het vet en het bloed van lijken die zij uit de graven haalden. Zij vermengden het met monnikskap, doodkruid en giftige paddenstoelen. Dat ijselijke mengsel werd gekookt en afge­schuimd op vuren die men stookte met doodsbeenderen en aan kerken ontstolen kruisbeelden. Ze deden er nog het poeder van verdroogde padden bij en de as van gewijde hostiën. Daarna besmeerden zij met die helse zalf hun slapen, handen en borst en maakten het diabolisch pentakel, bezwoeren de doden onder de galgen en in de verlaten kerkhoven. Men hoorde van verre hun gehuil en de late reizigers meenden legioenen spoken te zien. Het scheen hun dat de bomen zelf zich vervormden in gedaanten die hun schrik aanjoegen, zij ontwaarden in de struiken vurige ogen die akelig glinsterden en de kikvorsen schenen met schorre stem de mysterieuze woorden van de Sabbat te herhalen. Het was een magnetische begoocheling en zinloze besmetting”.

Heksen.

In de sagen kwam de appel veel voor, zoals bij sneeuwwitje en met de appel van Eva. Dit leidde dit ertoe, in sommige streken, dat men van vreemde vrouwen geen appels mocht aannemen of dat appels eerst gewijd moesten worden. Kinderen mogen dan ook geen appels of ander fruit aannemen van vreemden, de geefster zou een heks kunnen zijn en dan zou men een levende pad in de maag kunnen krijgen.

In oude tijden stond er een boerenplaats op Dijkhuizen bij Godlinze. De boerin van die plaats wou nergens aan geloven, zij lachte over alles wat met heksen en spoken te doen had. Toen is het gebeurd dat Ouwe Elske aan de kleine van Stientje een appel gaf die daardoor een pad in zijn lichaam kreeg. ‘Allemaal gekheid’ zei de boerin. ‘Als Stientje een heks is, mag ik ook behekst wezen’. Enkele maanden later kreeg ze een kleine, dat arme kind leek net op een pad. ‘t Heeft nooit leren lopen en kroop altijd op handen en voeten.

In een der gehuchten van Wittem woonde een heks. Ze gaf aan een kind een mooie, dikke appel. Gelukkig liep die er mee naar huis en haar vader zette die op de schoorsteenmantel. Negen dagen later kroop er een grote pad uit. Vader smeet hem dadelijk in het vuur. Daar stond de heks al op de deur te bonzen en riep; ‘houdt op! Haal mij uit het vuur! Ik verbrand! Maar hij stoorde zich nergens aan. Toen de pad verbrand was hield de heks met schreeuwen op en vond men op de drempel haar verkoolde lichaam.

Te Wolder, onder Oud-Vroenhoven, woonde een boerengezin. Met hun beide kinderen was het droevig gegaan, er zat een kwade macht achter. Toen het derde kind moest komen liet men behalve de vroedvrouw dan ook niemand toe. ‘t Was een ouderwetse woning, nog met een lemen deel en een stopgat. (gootgat dat ‘s winters met stro dichtgestopt wordt) Uit dat stopgat kwam nu een pad. De boer nam een vork en stak hem, maar de pad wist toch te ontkomen. Het kind was flink van lijf en leden. Maar in de schuur lag zijn eigen schoonmoeder deerlijk toegetakeld, met gaten in hoofd, schouders en heupen. Nu was het duidelijk.

Laatst was zuster bij oude Grietje. Die hield niet op, ze moest en zou een paar appels meenemen om onderweg op te eten. Maar dat deed ze niet, ze vertrouwde het oude mens niet. Toen ze thuiskwam deed ze de appels in een emmer. Toen ze er een paar dagen later naar keek zaten er twee padden in die emmer. Ze nam ze eruit en ging er mee naar buiten, nam een schoffel en hakte ze dood, dat was ouwe Grietjes dood!

Paddenstoel.

Paddenstoel wordt zo genoemd omdat het net als een pad uit de donkere duistere aarde tevoorschijn komt, de pad werd als een vies, giftig dier gezien.

In het Engels komen de namen mushroom en toadstool voor. Met dit laatste woord worden meestal de vergiftigde vormen aangeduid, het is de paddenstoel van de sprookjes.

“Want ze groeien snel uit in een nacht, uit een grove, aardachtige en dampige stof, zo dat ze noch van de inwendige warmte, noch door de lucht gerijpt worden. Daar naast kunnen ze gemakkelijk uit enige verrotting die daar in de buurt is, als ook van slangen, padden, en dergelijke vergiftige beesten, enig vergif krijgen’ .

Als de heksen vermoeid waren zetten zij zich in de gedaante van een pad op de ring, de heksenkringen. Tussen twaalf en een zijn alle heksen op de been. Op dat tijdstip is het verstandig om die plaatsen ‘s nachts te mijden. Binnen die ringen liggen schatten begraven die men enkel met behulp van de duivel of heks meester kan worden. ‘s Nachts, bij maneschijn, kruipen er padden rond die zich soms vervaarlijk groot maken en de late voorbijganger met uitpuilende brandende ogen vervolgen.

Spreekwoorden.

Men kan een pad wel net zo lang trappen dat hij kwaakt. =Men kan ook de geduldigste zo lang sarren dat hij zich verweert.

Padden broeden geen zangvogels uit. =Men kan geen druiven halen van distels.

Als de slakken en padden kruipen, zal het zeker spoedig druipen. Ook;

De padden wijzen regen aan, ze zijn des avonds op de baan.

Zie verder: http://www.volkoomen.nl/ en : http://volkoomenoudeherbariaenmedisch.nl/