Korhoen
Over Korhoen
Korhaan, vorm, gebruik, soorten, bestiaria, naam, etymologie, verhalen van de ouden, bijzonderheden,
Naam, etymologie.
Lyrurus, Grieks lyra: lier en oura: staart, lierstaart. Het geheel zwarte mannetje draagt een staart die liervormig is met witte onderdekveren. Het wijfje heeft niet zo’n mooie staart.
Lyrurus tetrix, L.: (kakelen) (Tetrao tetrix (Tetrao; Grieks theatron; theater, plaats voor voordracht) de korhoen, korhaan, moer- of berkhoien, Friese koarhoanne, wel naar het geluid dat ze maken, de Duitsers noemen het Birkhuhn als eter van berkenblad, de Fransen petit coq de bruyere als eter van de heide. Korhaan, korhoen, berkhaan of moerhaan is de Engelse black cock of black grouse en de Franse tetras lyre.
Vorm.
De vogel is betrekkelijk slank gebouwd. Zijn snavel is middelmatig lang en dik. De buitenste en binnenste voortenen zijn even lang. De vleugel is kort, trogvormig gewelfd en stomp afgerond. De staart bestaat uit achttien pennen en is bij het wijfje ondiep ingesneden, bij het mannetje daarentegen zo diep gegaffeld dat de langste onderdekveren verder uitsteken dan de zes middelste of kortste stuurpennen. De overige stuurpennen nemen van de middelste tot de buitenste in lengte toe en zijn hoornvormig gebogen zodat de gehele staart liervormig is.
Het mannetje is zwart op de kop, de hals en de onderrug hebben een prachtige metaalachtige blauwe glans, de toegevouwen vleugels met sneeuwwitte banden getekend. Het oog is bruin, de pupil blauwzwart, de snavel zwart, de tenen bruinachtig grijs en de wenkbrauwen en naakte plek om het oog hoogrood. Het wijfje is een mengsel van roestgeel en roestbruin met zwarte dwarsbanden en vlekken. Het mannetje is zestig a vijf en zestig cm met een staart van twintig cm., het vrouwtje is een vijftien cm korter.
Hij verlangt oorspronkelijke of verwilderde en door vuur, storm of insecten vernielde slechte of liever geheel niet onderhouden bossen die rijk zijn aan lage struiken. Het meest houdt hij van de berk.
Het ziet, hoort en ruikt uitmuntend en is ook steeds zeer voorzichtig.
Zingen.
Van beide is de loktoon een helder en kort afgebroken gefluit. Als uitdrukking van tederheid dient de zachte klank ‘bak bak’. Gedurende de paartijd beschikt het mannetje over een rijkdom aan tonen die je van de overigens stille vogel niet zou verwachten.
Bolderen.
Het bolderen van de haan heeft plaats ‘s morgenvroeg in de vroege maanden. Onder een eigenaardig geluid maken ze al bolderend de grilligste sprongen. Terwijl de kop omhoog wordt gehouden zinken vleugel en staart omlaag waarbij de laatste als een waaier is uitgespreid.
De hanen komen bij elkaar om zich met elkaar te meten, niet alleen in kunst maar ook in vechtkunst. De korhoen kiest voor zijn spel een open plek in het woud, weiland of onbewoond terrein. Daar komen soms wel een dertig of veertig hanen bijeen, soms wel honderd. Gewoonlijk begint het spel met het krieken van de dag. Dan hoor je de klankrijke roepstem van het bolderende korhoen ver in het rond en wordt die op allerlei plaatsen beantwoord. Meer dan een half uur lang hoor je het doffe gorgelen en het sissende blazen van de korhoen boven al het vogelgejubel uit. Het bolderen is een liefdesdans als wel een liefdesgezang. Nadat de haan die het sein gaf zich overtuigd heeft dat alles veilig is laat hij in de eerste plaats het ‘slijpen’ horen. Dit is een merkwaardig en holklinkend gesis als ‘roettoeroe-roettoe-roeiki-oerr-oerr-oerr-rroettoeroe-roettoe-roeki’. Als de haan zeer opgewonden is boldert hij aan een stuk door zodat het korren en slijpen voortdurend met elkaar schijnen af te wisselen, hij gooit er ook wel eens een kraaiend geluid tussen in. Zijn bewegingen tijdens het bolderen zijn opgewonden, haastig en vreemdsoortig. Alle bewegingen nemen in hevigheid toe en als verscheidene korhoenders op dezelfde plaats invallen, dan wordt het wel eens vervangen door een verwoed gevecht. Ze bijten fel op elkaar in, maar ernstige verwondingen lijken zich niet voor te doen.
Broeden.
Ze legt een tiental eieren die vrijwel op de grond liggen. In juni komen de jongen uit na een broedtijd van zevenentwintig dagen. De geliefkoosde schuilplaats is de rand van de hei, onder een vliegdennetje die van onder goed begroeid is.
Heraldiek.
Korhaan of korhoen is de vogel die de uitnemende jagersverdiensten van de voorvaderen in herinnering kan brengen. Hij kan ook duiden op de goede afloop van een tweegevecht. Nog omstreeks 1840 was het dragen van een korhoenveer of staartpen van dit dier op de hoed een bedreiging en uitdaging tot een duel, speciaal in Tirol en het Beierse hoogland.
Voorspeller.
In Duitsland voorspelt men het weer naar de plaats waar de korhoenders zitten. Gaan ze hoog in de takken, dan komt er mooi weer. Blijven ze laag bij de grond, dan dreigt er regen.
Gebruik.
Zijn staartveren zijn in Beierse streken en Tirol zeer geschat om op de hoeden gedragen te worden van jonge knapen. Het was een uitdaging en teken van vechtlust wanneer ze op een bepaalde manier aan de hoed waren vastgemaakt. Volgens de Tiroolse overlevering draagt de duivel, wanneer hij zich in de gedaante van een jager vertoont, een halve korhoenstaart op de hoed, niet aan de linkerzijde, zoals de christelijke jager, maar altijd rechts. De vrome kan hem hieraan gemakkelijk herkennen en zich voor zijn gevaarlijke verlokkingen wachten.
Uit ru.wikipedia.org
Lagopus lagopus, L.(Hazenvoetachtig) is de moerassneeuwhoen, Duitse Morschneehuhn, Engelse willow grouse, ptarmigan en Franse lagopede blanc. Komt in N. Europa en N. Azië voor.
Witte vleugels en zwarte staartveren, in de winter zuiver wit. De mannetjes hebben boven het oog een kale rode vlek. In N. Engeland heeft men een verwante vorm, scoticus, die bruine slagpennen heeft en geen wit winterkleed. Boven het oog bevindt zich een havemaanvormige naakte plek die in de voortplantingstijd bijna kamvormig opzwelt en een karmijnrode kleur krijgt. Ze staan wat grootte betreft tussen de korhoen en patrijs.
Bestiaria.
Uit Maerlant, ‘Lagepus in Latijn, mag in ons Dietse hazenvoet zijn, als waar ze in de pluimen staan zijn ze als hazenvoeten gedaan. De vogelvoeten zeker, dit schuwt de propere. Beide in hagen en in holen ligt zijn droef lijf verscholen en eet zijn prooi alleen. Men vindt ze wel na algemeen, bijna alzo groot als de arend en met pluimen zeer beladen. Ze zijn ook gehoornd mede, want zijn opzien is een wonderlijkheid. Zijn ogen zijn rood als ware een brand en hij is alle vogels vijand omdat ze naar hem steken plegen omdat ze het op de dag zelden zien’.
Lagopus muta, Thieneman, (stom) Alpensneeuwhoen, Duitse Alpenschneehuhn, Engelse ptarmigan en Franse lagopede muet.
Uit mek.niif.hu
Tetrastes bonasia, Brehm.(Bonasa bonasia) (bonasa is een dierennaam bij Plinius en zo door A. Magnus gebruikt) , hazelhoen, Duitse Haselhuhn, Engelse hasel grouse en Franse gelinotte.
Een vervanger van het auerhoen, komt vooral in W. Europa voor.
Zie verder: http://www.volkoomen.nl/ en : http://volkoomenoudeherbariaenmedisch.nl/