Kameel

Over Kameel

Dromedaris, lama, Bijbel, vorm, gebruik, soorten, bestiaria, naam, etymologie, verhalen van de ouden, bijzonderheden,

Uit Buffon.

Naam, etymologie.

Kameel, in midden-Nederlands was het cameel of kemel, in Duits is het Kamel of Trampeltier, het is de Engelse camel en Franse chameau. Dit woord komt van het Latijnse camelus, dit uit het Griekse kamelos en dit van Hebreeuws gamal, vergelijk het Arabische jamala wat dragen betekent. De vorm kemel uit de 13de eeuw kwam tijdens de kruistochten waarschijnlijk rechtstreeks van het Arabische gemel. Adam gaf de kamelen hun naam met een goede reden want als ze opgeladen worden knielen ze op hun knieën neer en maken zich lager of nederiger en het Griekse woord voor laag of nederig is cam. Of anders omdat het bochels heeft en het woord camur betekent gedraaid in het Grieks.

Sommigen zeggen dat hij geleden kwaad lang kan verbergen maar omdat hij zeer wraakzuchtig is zijn slag slaat als zijn tijd daar is, vandaar zou de naam betekenen, ‘de kwaad heugende’.

(773) Dromedaris, zo was het ook in midden-Nederlands of dromedarijs, in midden-Hoogduits was het dromedar, nu Dromedar, in Engels dromedary, (one humped camel) in Frans dromadaire. Dit stamt van laat-Latijn dromedarius, dit van Grieks dromados of dromedarius wat lopen betekent omdat ze op een dag meer dan 100 mijl loopt, een dromos is een renner wat we terugzien in het Engelse hippodrome, een plaats voor paardenrennen.

Sinds het voorstel van Nemnich in 1793 wordt de naam nu gebruikt voor een kameel met een bult.

Camelus bactrianus (uit Bactria, Oezbekistan, Bokhora) heeft twee bulten, het is de kameel. Camelus dromedarius heeft er maar een, het is de dromedaris.

Geduld.

Een kameel is drie meter hoog, met een staart van vijfenveertig cm, een schouderhoogte van twee meter en een bulthoogte van twee meter vijftig. Het haalt een gewicht van zevenhonderd tot duizend kg.

Een kameel wordt niet gecontroleerd door een bit, maar door een halter door de neus die bij een karavaan vastgemaakt is aan de staart van de voorgaande. Een zorgvuldig uitgekozen kameel leidt de karavaan.

Ze knielen voor laden en afladen en rusten op vreemde, harde paden, Genesis 24:11. Ze gaan rustig een slome schommelende gang en lopen net zo lang door als de voorste zijn neus verder strekt. Jaag ze niet op boven die snelheid want dan worden ze gevaarlijk zoals de Arabieren zeggen, ‘dan breek je hun harten’, en sterven ze ter plaatse. Want als een kameel over die snelheid gedreven wordt knielt het neer en alle wolven van Azië zijn niet in staat het weer omhoog te krijgen. Als er een stopt, dan stoppen ze allen. Dat is wat men noemt het geduld betrachten bij kamelen, stokslagen helpen niet, hij blijft liggen. Het gat in de karavaan wordt weer goed gemaakt en men trekt verder, de kameel blijft liggen waar hij ligt met zijn hoofd bijgelovig omhoog geheven en staart verbaast naar verre einden. Daar zal het geduldig wachten op de dood. Het haalt niets uit om het af te laden, de kameel heeft besloten om niet verder of langer te gaan en overdenkt dat het leven onmogelijk is en besluit om te sterven.

‘Een kameel’ is een gezegde voor iemand die in alles obstinaat is. Een kameel is de ergste bruut die er is, alleen honger kan hem omhoog krijgen. Bewegingsloos blijven is alles wat de kameel wil. Begin je hem te laden dan gromt en knort hij alsof al zijn vitale delen worden afgesneden. Zo gewoon is hij hieraan dat hij al protesteert als een steen ter grootte van een walnoot op zijn rug wordt gelegd, het begint te grommen en tegen te spartelen alsof hij door die lading gekruisigd wordt. Een Oosterse spreuk zegt; ‘de kameel vervloekt zijn ouders als het de heuvel op gaat en zijn Maker als het afgaat’.

Allen die naar Egypte of Syrië gaan zijn gebeten door zijn lange voortanden en getrapt door zijn geluidloze voeten, ze zijn verdoofd door zijn gebrul en beledigd door zijn wegdraaien van hoofd en nek en het opkrullen van zijn lippen. Geen een heeft herinneringen aan het geloof van zijn geduld, vriendschap, aanhankelijkheid of enige andere aantrekkingskracht. De kameel moet gerekend worden onder verloren illusies van de jeugd. Hoewel ze helemaal gedomesticeerd en echte aangepaste beesten van de woestijn zijn blijven ze onhandelbaar met een slecht temperament, zelden volgen ze orders op zonder tegenstand. De mannetjes zijn meestal altijd gevaarlijk. Het is niet te verwonderen dat als er andere mogelijkheden zijn je geen kamelen houdt. Ze hebben ook grote velden nodig voor voedselvoorziening. In dorpen en steden zal je ze dan ook zelden zien.

Eten.

Ofschoon zijn kwaliteiten vrijwel altijd overdreven worden zijn z’n mogelijkheden om dagen van zijn vetbult te leven toe te staan dat men reizen kan ondernemen die vroeger onmogelijk waren. Hij werd zo onmisbaar bij de woestijnbewoners van het Midden-Oosten en N. Afrika.

De brede neusgaten kunnen zich sluiten om het zand uit te filteren dat altijd rond blaast. De diep ingezonken ogen zijn verder beschermd door lange en weelderige wimpers.

Door zijn krachtige gebit kan hij dorre woestijngewassen en zelfs de met doornen bezette takken van de Mimosa kauwen. De bovenlip is tweespletig en wordt voor het grijpen van voedsel gebruikt. Ze voeden zich met allerlei woestijnplanten als distels en dorens, ook plantenwortels zodat ze een geweldig bezit zijn voor de woestijn- en steppebewoners. De plantenvezels kan de kameel niet verteren en dit komt vrijwel ongebroken via de mest naar buiten. Dat wordt verzameld en gedroogd in de hete woestijnlucht en gebruikt als vuur om het maal te koken. Maar werkende dieren hebben veel voedsel nodig. Een gewoon gezicht is dan ook om een kameel die terugkeert van zijn arbeid te zien met zijn begeleider die op een ezel rijdt, het dier is zelf beladen met blad en andere groene delen voor het avondmaal.

Het is het enige dier dat herkauwt en geen gespleten hoeven heeft. De brede kussens van de voetzolen stellen het dier in staat over het hete woestijnzand te lopen, over graniet of rotsen, maar in vochtige streken is het onbruikbaar.

Een vrouwelijk kameel heeft elk voorjaar als de aarde veel groen oplevert een jong na een draagtijd van vrijwel elf maanden. Volwassen is die na vijf jaar en kan vijftig jaar oud worden.

Uit Megenberg.

Bult.

Behalve in de vier magen die dit herkauwende dier eigen is heeft de kameel nog een vijfde die als verzamelplaats van water dient. Die is zo groot dat het een aanzienlijke hoeveelheid vocht bevatten kan, het water blijft erin zonder te bederven en zonder dat er eten mee vermengd wordt. Wanneer het dier dorst heeft of het droge voedsel wil bevochtigen weet het door een eenvoudige samentrekking van de spieren dit water in de maag en zelfs tot in de strot te laten opstijgen. Zo althans is het algemeen gevoelen, doch anderen beweren dat er geen vijfde maag aanwezig is en dat de tweede de dienst van waterzak vervult. Plinius schreef al over hun voorraad water in de bult. Dat werd door latere schrijvers gevolgd en nog in de 19de eeuw geloofd en getekend. Dat men kamelen in nood slacht en de in hun bulten opgeslagen water drinkt is een fabel. Ook dat de maag een waterzak bevat is een fabel. Gebruikt hij sappig voedsel dan kan hij een lange tijd zonder water, zelfs bij droog voedsel drinkt hij slechts om de andere dag.

De eigenaars zijn zeer bezorgd om hun dieren en op alle reizen geven ze die elke dag voedsel en water zoals beschreven is in Gen. 24:19, maar als het nodig is kan de kameel leven van zijn bult. Dit is een opslagorgaan waarin vet is opgeslagen. Na een werkelijk uitputtende reis kan hij zo van zijn reserves getrokken hebben dat die slap en flabber wordt. Daarna kan hij wel een enorme hoeveelheid water opnemen waardoor een uitgeteerd dier, waar de ribben door het vel heen steken, binnen tien minuten weer een normaal aanzien kan krijgen. Ze kunnen gemakkelijk drie of vier dagen zonder water en er zijn vermeldingen dat een beladen kameel het een week uithield zonder water, hierna komen er wel problemen.

Deze dieren hebben de bijzondere eigenaardigheid dat ze hun lichaamstemperatuur kunnen aanpassen. In het begin van de morgen hebben ze 34 graden Celsius wat in de warme middag oploopt tot 40.7 graden. Het zweten wordt daardoor verminderd en de lichaamstemperatuur zakt vanzelf in de koele nacht. Het dier geeft dan ook weinig urine. Bovendien kan een kameel, als het nodig is een derde van zijn lichaamswater verliezen zonder gevaar, bij de mens is dat een achtste.

Snelheid.

De snelheid van een dromedaris is niet zo groot als men gewoonlijk denkt. Het bedraagt gemiddeld 4.8 km per uur. Dat kunnen ze dan wel twaalf uur achter elkaar volhouden met slechts een enkele maal een oponthoud om te drinken. Omdat ze niet zo snel zijn verbeelden de Egyptenaren een loom en vadsig mens met een kameel. Een snelle kameel met alleen zijn ruiter kan bijna honderd vijftig kilometer in dertien uren halen, maar deze snelheid houdt hij niet lang vol. Op gewone tochten kan een kameel een tweehonderd kg dragen met zijn berijder, op uitgestrekte vlaktes is dit de helft.

Gebruik.

Hoewel er zelden vorst is in de woestijn zijn de winternachten koud genoeg en dat vaak met sterke winden. Bij de kameel groeit dan ook een dikke beschermende huid die in grote vlokken tegen eind april er af vallen zodat dan dunner zomerhaar gezien wordt. Dit haar wordt soms verzameld. Vaak ook wordt de kameel geschoren waarna de vezels tot een ruig kleed, een vilten deken, geweven wordt zoals Johannes de Doper die droeg, het goedkoopste materiaal dat aanwezig was. Waarschijnlijk werd dit ook gebruikt om er zware tenten te maken. (Niet te verwarren met het fijne kameeldoek dat van het onderhaar van de echte kameel komt) Dit haar is lang in gebruik geweest om er vele goederen van te maken. De eerste vermelding is van een koord die uit de III of IV-dynastie stamt, rond 2500 v. Chr. Dit werd gevonden in Fayum, ten westen van Cairo. Het is ook een bewijs van de aanwezigheid van de kameel in die tijd.

De huid levert een slecht leer op. Het vlees is taai en droog, het werd veel gegeten, maar door de Joden als onrein gezien. Zijn melk is dik en vet, voedzaam, maar niet zo zoet en in een kleine hoeveelheid beschikbaar. Het wordt in diverse vormen gedronken, boter en kaas worden ervan gemaakt. Een veronderstelling dat de dertig melkkamelen van Esau gediend hebben voor de melk is onduidelijk. Ze worden wel aangekleed om graan te treden en te ploegen, dit al sinds de oudheid. Plinius zegt dat het gedroogde hersenen van een kameel met azijn gedronken epilepsie geneest.

A. Magnus; Camelus de kameel is een beest die goed genoeg bekend is. Het wordt door de Chaldeeën Ciboi genoemd en door de Grieken Iphim. Als het bloed ervan in de huid van een beest gedaan wordt die Stellio heet die als een hagedis is en heeft op zijn rug vlekken als sterren en dan op iemands hoofd gezet wordt zal het lijken of hij een reus is en dat zijn hoofd in de hemel is en dit wordt gezegd in het boek van Alegorath van Mercurius en als een lantaarn met het bloed ervan gezalfd is en aangestoken zal het schijnen dat alle mensen buiten kameel hoofden hebben als er geen ander licht buiten is van een andere kaars.’

Uit Buffon, eerste is vicugna en tweede lama.

Historie.

Fossiele vondsten laten zien dat de familie waartoe de kameel behoort, Camelidae, vroeger in vele landen gevonden werd. Nu zijn er nog twee groepen over. De tweede groep zijn de lama’s in Z. Amerika die twee gedomesticeerde vormen heeft, lama en alpaca. Die zijn ontleend uit de wilde Lama guanicoe, de guanaco, en een andere wilde soort, =Vicugna vicugna. De echte kamelen leven in de oude wereld.

Ofschoon de ene, de kameel, wijd verspreid bekend is als de Bactrische kameel is dit waarschijnlijk niet goed benoemd want Bactria was een oud koninkrijk bij de Oxus rivier in Z.W. Azië, (Amoe-darja) terwijl zijn woonplaats de steppen en plateaus van Centraal en N. O. Azië is. De kameel is thuis in extreme klimaten als het Gobi desert met hete zomers en bitterkoude winters, dus meer extremen in temperatuur.

Uit bestiary.ca

De ander is de dromedaris en die is verbonden met Arabië wat altijd het centrum is geweest. Het werd de kameel van de hete woestijnen. Er wordt altijd aangenomen dat alleen Arabische kamelen, dus de dromedaris, in de bijbel voorkomen, hoewel er vermeldingen zijn dat Shalmaneser II van Assyrië, rond 850 v. Chr., de Bactrische kameel als gift ontving vanwege zijn vele verdienste.

De twee soorten zijn nauw verwant, hun skeletten lijken meer op elkaar dan die van twee verschillende paardenrassen. Sommigen beschouwen het als een soort. Hun draagtijd is verschillend omdat de kameel in een veel strengere winter leeft. De dromedaris is meestal helemaal licht bruin, de kameel is enkele graden donkerder en vooral in de winter als zijn vacht dikker en langer is. Net als de meeste getemde dieren hebben ze kleurvariaties die tot albino en zwarte vormen over gaan.

Het probleem of het hier om een of twee soorten gaat is de moeilijkheid. Hun wilde voorouders zijn al lang verdwenen. Er zijn weinig vermeldingen van een wilde dromedaris in historische tijden. Meldingen van wilde kamelen worden met twijfel aangehoord, het zijn mogelijk ontsnapte en verwilderde dieren. Vele eeuwen van getemde dieren hebben geen wezenlijke veranderingen in hun skeletten gegeven zodat vondsten van ‘wilde’ kamelen uit Z.W. China niet onderzocht kunnen worden door hun beenderen te vergelijken. Zijn ze al zo lang getemd dat er geen wilde meer zijn?

Beenderen van wilde kamelen worden in Palestina gevonden die dateren van 1 000 000 jaar oud. Ook zijn er beenderen gevonden op andere plaatsen die dateren van 4000 of 5000 v. Chr., maar daarna is er een gat.

Strabo en andere schrijvers over de wilde dromedaris in Arabië hebben vermeldingen rond het begin van de Christelijke jaartelling, deze berichten zijn niet bevestigd.

Bijbel.

De eerste maal dat we iets horen over kamelen is in Genesis 12: 16, het verblijf van Abraham te Egypte. Voor die tijd wordt wel gesproken van de ‘have’ die Abraham bezat, maar dit wordt verder niet aangeduid. In verband met het tijdstip van Abrahams komst dat gesteld wordt op 1875 v. Chr. is het aannemelijk dat hij geen kamelen uit Ur of Haran heeft meegebracht en heeft hij ze zo van de farao gekregen. In Exodus 9:3 wordt het bezit van de farao opgesomd waaronder zich ook kamelen bevinden. Het zullen dan wel dromedarissen zijn. Gewoonlijk neemt men aan dat dit een latere toevoeging is want het lijkt onwaarschijnlijk dat er toen al in Egypte dromedarissen waren.

Al vele eeuwen wordt de Egyptische dromedaris omgeven met mysteriën. Er is niet eens een Egyptisch woord voor, het dier wordt ook niet afgebeeld op de zeer rijke galerijen van dierenleven. Toch is het onmogelijk dat ze die dieren niet kenden want er is een stevig bewijs in de vorm van een tekening op leem uit de 1ste dynastie van een beladen dromedaris die zestig mijl ten zuiden van Cairo is gevonden en gedateerd is 3000 v. Chr. Een andere tekening uit Boven-Egypte is van dezelfde tijd. Dan is er een gat tot de IV Dynastie en niets meer tot de XIX Dynastie rond 1300 v. Chr. Pas in het nieuwe rijk, 14de eeuw, verschijnt de dromedaris weer en werd toen als lastdier gebruikt, ook afgericht om te dansen. Opmerkelijk genoeg is het tot de tijd van Ptolemaeus Philadelphus, 285-248 v. Chr. en de vroegste tijd van de Romeinse periode dat kamelen zich ontwikkelden tot de belangrijke woestijndieren die voor transport geschikt waren. Maar dat waren die dieren die voorgaande 2000 jaren toch ook al.

Het lijkt zo onwaarschijnlijk dat Abraham kamelen heeft gekregen.

Maar waarom al die gaten in de historie? Er zijn verschillende theorieën. Een van de meest aanvaardbare is dat het een onrein dier was en niet alleen het voedsel, zoals bij de Joden, maar compleet taboe was.

Na zijn terugkeer uit Egypte zond Abraham toen hij op leeftijd gekomen was zijn dienaar naar Mesopotamië om Rebecca te zoeken voor zijn zoon Isaac, Genesis 24. Juist in dit gebied is de dromedaris niet iets bijzonders maar zou er een belangrijk onderdeel van moeten zijn. Sommige critici accepteren de kamelen daar niet vanwege het feit dat ze er niet aanwezig waren.

Toch zijn er wel genoeg restanten uit latere eeuwen over gebleven die laten zien dat ze in stedelijk gebied gebruikt werden. Afbeeldingen van kamelen zijn gevonden in Mesopotamië op de gedenktekens uit de tijd van Tiglath-Pileser I (1100 v Chr.) Vanaf die tijd verschijnt de kameel geregeld in verhalen. In de 16de eeuw v. Chr. waren ze overal in gebruik als woestijn transport tussen Mesopotamië en Palestina.

De verspreiding van de dromedaris is mogelijk wel verbonden met het opdrogen van het land rondom Palestina en omliggende landen dat gevolgd werd door grondvernietiging door het niet goed gebruiken van de dunne teellaag. Deze beesten waren in staat om beter en langer te reizen dan de ezels en konden ook meer dragen zodat ze nu gebruikt werden ondanks de moeilijkheden om hen te dresseren.

Het centrum van de kameelhandel is verder zuidoost, in Arabië vanwaar de Midianieten kwamen wiens kamelen talloos waren, Richteren 6:5, dit was rond 1100 v. Chr. David benoemde een der Ismaëliten tot zijn kameelmeester, 1 Kronieken 27:30. De koningin van Sheba kwam Salomon met kamelen bezoeken, dit was een 150 jaar later, 1 Koningen 10:2, 2 Kronieken 9:1. Rond die tijd waren die beesten algemeen en verschijnen in historische boeken als gewoon, ze zijn een teken van getemde dieren en weelde. Al lijkt het aantal van Job 1:17 overdreven, drieduizend dromedarissen voor zijn rampen en tweemaal zoveel erna, je moet je herinneren dat de Joden vaste gebieden bewoonden. Hele stammen bezaten meer dan dit en vooral in het zuiden en oosten van Palestina. 1 Kronieken 5:21 vermeldt dat vijftigduizend dieren genomen werden van de Hagarites gedurende de oorlog om Kanaän te bezetten. Enige zekerheid hierover hebben we bij de stam van Beni Sakk’r stam die een paar honderd jaar geleden nog woonde en honderdduizend kamelen had. Richteren 7:12: ‘en al de stammen van het Oosten lagen in de vlakte, talrijk als sprinkhanen, en hun kamelen waren ontelbaar, talrijk als het zand aan de over der zee’.

Dit waren volkeren die in Arabië of daaraan liggende gebieden wonen. Dit wordt ook aangenomen van Job en de koningin van Sheba. Dat zou een bevestiging zijn van de veronderstelling dat het oorspronkelijke gebied van de dromedaris Arabië zou zijn. Maar actuele informatie van de dromedaris uit Z. Arabië stamt uit de achtste eeuw voor Christus, simpelweg omdat er weinig schriftelijk werk over dat gebied beschikbaar en dat dit lang een gesloten gebied was. Als de kameel in gebieden had gewoond waar vanouds geschriften bestonden was zijn oorsprong waarschijnlijk wel beter geweest.

In Klein-Azië waren ze dan ook niet vroeg aanwezig. Het eerst worden ze daar vermeld in de slag bij Halys, 546 v Chr., waar Cyrus de Lydische koning Croesus overwon met de bij de van Lydië tot dan toe onbekende dromedarissen.

Veel worden ze als strijddier gebruikt. Het kan met paarden niet goed overeenkomen Alexander heeft daarmee Croesus verslagen. Omdat hij wist dat de paarden wijken voor de kamelen viel hij aan met snelle kamelen zodat de paarden van zijn tegenstander door het gezicht en de reuk op hol sloegen. Bij de Arabieren waren de kamelen meestal met twee boogschutters bemand. Bij de slag van Sardes waren ze aanwezig, ook bij de heer van Antiochië waren talrijke Arabische kameelruiters. Napoleon richtte in Egypte een regiment kameelrijders op wat de Fransen in Algerije herhaald hebben. In Perzië en Indië heeft men ze wel afgericht om kanonnen te kunnen dragen.

Marco Polo beschreef ze. Tijdens de kruistochten en de handel op de Levant leerden wij ze kennen.

Op schilderijen van de Drie Koningen komt de kameel als lastdier voor en vertegenwoordigt Azië.

Bijbel.

In de bijbel komt de kameel onder de naam gamal of hamal: lastdier, vaak voor, er is geen verschil in sekse behalve dan daar waar over ‘melk’ gesproken wordt. Bij hen is geen verschil tussen dromedaris en kameel. Ook in latere tijd, toen de profetieën van kamelen in Banel, Jesaja 21:7, in het zuiderland, de steppen tussen Egypte en Palestina, Jesaja 30:6, en bij de Arabieren, Jesaja 49:29, wordt steeds het woord gamal gebruikt. Het is voor hen geen karakteristiek geweest.

Er werd wel aandacht aan de kameel besteed, dat blijkt uit dat er verschillende namen zijn voor het mannelijk en vrouwelijk kameelveulen. ‘Beker’ is een mannelijk en ‘bikrah’, een vrouwelijk veulen, dit wordt vertaald als dromedaris of een jong kameel. Zo wordt in Jesaja 60: 6 ‘een stroom van kamelen zal u overdekken, het woord ‘beker’ gebruikt dat mannelijk kameelveulen betekent. In Jeremia 2:23: ‘ midden;,... gij snelle heen en weder lopende kamelin. Het woord voor een vrouwelijk veulen is hier ‘bikra’.

Men treft zowel zwaargebouwde lastdieren als fijngebouwde rijdieren aan. Het lijkt of de H. Schrift onderscheid maakt tussen deze twee vormen van dromedarissen. Op een drietal plaatsen in de Statenvertaling lees je ‘snelle kemel’ wat dan rijdromedarissen zouden zijn. Toch lijkt dat twijfelachtig. De eerste plaats is in Koningen 4:28: ‘de gerst nu en het stro... voor de snelle kamelen’. In de grondtekst staat ‘rekesj’ dat geen kameel maar ‘ros’ betekent, dus een ander woord voor paarden. Ook in Esther 8:10 en 14 waar de boden van Ahasveros uitgaan op ‘snelle kamelen’ moet paarden gelezen worden.

Iets anders is het met Jesaja 66:20. Daar wordt gesproken over het ‘brengen van snelle lopers’. Het daar voorkomende woord ‘kirkaroth’ zou volgens Gesinius betekenen, ‘snellopende vrouwelijke kamelen’, de Septuagint vertaalt dit als rijkamelen. Het woord komt nergens anders voor. Waarschijnlijk is het een verwijzing naar de dromedaris die gekweekt is voor het lopen en vooral hardlopen. Deze vorm is groter en met langere benen dan de vrachtkameel. Met een paar uitzonderingen in de profetische boeken zijn alle vijfenzeventig vermeldingen van de kameel duidelijk, zonder een zinnebeeldige afbeelding. Het dier wordt tweemaal opgesomd als verboden maal, al de andere passages verwijzen naar het transport van rijders of goederen.

De echte kameel komt een zesmaal voor, tweemaal als de kleren van Johannes de Doper en in de tekst van Mattheus 23:24, zie hiervoor ook 19:24. De kameel is hariger dan de dromedaris en zijn haar wordt in veel kledingstukken gebruikt. Het moet de dienaars van het N.T niet ten dienste wezen, niet ten tuit, maar het kleed van boete, nederigheid ter bedekking van de geestelijke naaktheid en schande.

De Bijbelspreuk dat een kameel eerder door het oog van een naald gaat dan een rijke in de hemel komt verklaart zich op die wijze dat het door Christus gesproken Joods-Aramees woord, wat het oog van de naald betekent, in de algemene betekenis gat of opening betekent wat zo voor ingangen gebruikt kan worden waardoor de kameel inderdaad met grote moeite door kan komen. Een aanbeveling voor nederigheid.

Mohammed.

Al Kaswa is de geliefde kameel van Mohammed die in aanbidding op de knieën viel toen de profeet de laatste zin van de Koran aan de te Mekka verzamelde menigte meedeelde. Het droeg Mohammed in vier sprongen van Jeruzalem naar Mekka. Al Kaswa en Al Adha waren de kamelen van Mohammed die net zo gewijd zijn aan de profeet als een van zijn negen vrouwen. Het is een redeloos wezen die in het Paradijs der Moslims wordt toegelaten. Mohammed heeft de kamelen alle vreugde van het Paradijs beloofd die geen dier mag betreden behalve de kamelen en Al Borak, het paard van de profeet en Ketura, de hond van de zeven slapers, Tobit’s hond, Balaam’s ezel en de koekoek.

In de jaarlijkse pelgrimage naar Mekka droeg het de gewijde kleren en welke man in de karavaan had zo’n grote Islamitische eer als de kameel die de musnud droeg? Als er geen kameel was geweest zou Zem-Zem dan ooit zijn gevonden en zonder Zem-Zem zou men toch nooit het paradijs bereiken?

Eens, zegt men, had de kameel lange oren maar vroeg Allah om horens, waarop Allah zijn oren verkleinde.

Heiligen.

De H. Fronto, gestorven in 174, leefde in de woestijn als kluizenaar met waarschijnlijk eerst nog wat gezellen bij een waterput. Zijn gezellen wilden hem verlaten vanwege het gebrek. Hij zei tegen hen: ‘ik lees in het evangelie, maak je geen zorgen wat je eten of drinken of waarmee je zal kleden, want naar dit alles vragen de heidenen. Maar zoek eerst het Koninkrijk Gods en zijn gerechtigheid en al het overige zal je toegeworpen worden’. Zonder voedsel meenden ze niet te kunnen leven, ze wilden nog twee dagen wachten voor te vertrekken. Ondertussen verscheen een engel aan een sjeik die een paar dagreizen verder woonde. De engel sprak tot hem: ‘weet u, rijke man, dat ge hier een weelderig leven leidt en dat verder op in de woestijn mijn dienaren in de woestijn verhongeren? Sta op en zend mijn dienaars wat van alles dat ik u gegeven heb want ik heb u aangesteld tot herder van die kudde. Geef hun, die hun leven aan mij hebben toegewijd iets van uw weelde.’ Hij wilde wel aan het bevel voldoen, maar waar bevinden zich die dienaars in de woestijn? Een van zijn dienaren zei: ‘Bepak de kamelen met levensmiddelen en water en laat ze gaan, ze zullen wel geleid worden, zo niet dan is uw droom vals en zullen de kamelen hier weer terugkomen. Zo gezegd, zo gedaan, de kamelen werden aan elkaar gebonden en gingen de woestijn in. H. Fronto zag ze het eerst aankomen en sprak: ‘Zie hier, het woord van God wordt bewaarheid, de Heer zendt voedsel en drank aan hen die hem vrezen’. Ze laadden de kamelen af en stuurden hen weer terug die behouden bij hun meester terugkeerden die er zeker van was dat een engel hen begeleid had.

Heraldiek.

Een kameel is het symbool van uithoudingsvermogen, genoegzaamheid en tevredenheid. Het komt pas voor in wapens van eind 13de eeuw.

Bestiaria.

Shakespeare, ‘Coriolanus’ ii, 1,266.

“Of no more soul nor fitness for the world’. Niet hoger acht van inzicht en bekwaamheid’.

Than camels in the war, who have their provand’. Dan een kameel in de oorlog, die zijn voeder’.

Only for bearing burdens, and sore blows’. Verlangt, opdat zij lasten torst en slagen’.

For sinking under them’. Als hij eronder neerzinkt”.

Uit Maerlant.

Maerlant, ‘Camelus is de naam van kameel, het is een onbekwaam dier’. Het kameeldier heeft een of meer bultige gewassen op zijn rug, waardoor het niet aanvallig in het aanschouwen is. Daarom zeggen wij, ‘t is of hij een kameelsrug heeft’.

Maerlant, ‘De kamelen hebben twee bulten op de rug en nog een meer naast de rug op hun borst waar ze hun dorst opnemen. Lange benen en lange hals en zeer traag in hun gang. Solinus zegt dat men in achter landen kamelen vindt in drie soorten. De ene is goed om de last te dragen en de andere om snel te rijden, maar de derde wil niet altijd meer dragen dan hem mag behagen en de ander loopt ook niet, als het zo is gebeurd, over zijn kunnen niet’.

Het is een sterk dier en kan de zwaarste lasten van driehonderd, tweehonderd vijftig, ja zelfs van vijfhonderd en meer kilo’s gewicht dragen. Als het bevracht wordt dan buigt het zich en rijst op met zijn vracht. Alle zondaars zijn kamelen die door het zwaarwichtige zondepak neergedrukt worden. Het is niet graag overbelast en komt dan niet omhoog.

De kameel is het zinnebeeld van het onderscheidingsvermogen. Omdat niet iedereen deze gewoonte kende, zagen sommigen het als een symbool van luiheid. De kameel knielt voor de mens.

Maerlant; ‘Jacob zegt als men ze zal laden klopt men met pozen aan zijn knieën en knielende ontvangt hij dan de last die hij dragen kan. Aldus zal jij ontvangen, zondaar, je bent niet schoon en onwaardig, bultig en onrein van zonden, ootmoedig om in alle stonden de penitentie te ontvangen die je moet dragen, dat is de last van jouw dagen’. Kamelen zijn beesten die pakken en lasten dragen, ze zijn zacht en vriendelijk en worden gecommandeerd om pakjes of mensen te dragen. Ook de christen moet deemoedig zijn lasten dragen De mens kan van de kameel leren dat hij knielt wanneer hem een last wordt opgelegd. Menig christen kan daar een voorbeeld aan nemen.

Maerlant; ‘Plinius zegt als het op zekere tijd komt dat ze willen genieten of rijden dan zijn ze woedend en wreed en hebben alle paarden leed. Vier dagen kunnen ze wel zonder drank en als ze dan naar het water gaan dan drinken ze zo veel en dan hebben ze de tijd dat ze hun schade inhalen omdat het hen onthouden is al wat hen ontbroken is. Ze schuwen dat heldere water helder, maar dat dik is en zwaar dat houden ze graag voor goed want ze menen dat het wel voedt’. De kameel haat het paard, hij kan dagen dorst lijden en beroert het water met zijn voeten als hij drinkt anders doet de dronk hem geen goed. (daardoor wordt het warme bovenwater verdreven en krijgt het de koudere, heldere onderlaag te drinken) Het maakt met zijn poten het water roerig voor het drinkt, het is een onbeschoft en wanstaltig dier. Net als mensen in troebel water, in onrust hun voordeel zoeken. Het is een van de dorstigste dieren, je mag het niet toestaan zonder drinken op pad te gaan.

In dat opzicht heeft het paard meer uithoudingsvermogen, maar het kan beter omgaan met al dat water.

Maerlant; ‘Baselius spreekt dat de kameel lang denkt aan de slagen die hem in bedwang houden en gaat alsof hij het niet heeft gevoeld en als hij tijd en plaats vindt dan wreekt hij dat hij was geslagen’. Ze vergeten het boze niet gauw en zijn langdurig kwaad en denken aan wraak. Vandaar een spreekwoord bij de Perzen: ‘de toorn des kameels’. Wanneer men een kameel slaat dan vergeet die dat een lange tijd niet maar wacht tot hij een passende gelegenheid en de goede tijd vindt, dan slaat hij toe.

Maerlant; ‘Men zegt dat de kamelen plegen als er een ziek staat tussen de anderen in de stal en niet eet dat de anderen mede vasten door barmhartigheid. Aai! Mensen, jullie achten het niet, al heeft jullie medechristen verdriet!’ (773) Enige zeggen ook dat het de goede eigenschap heeft dat als er in de hele kudde of in een stal een kameel ziek is en niet eet ook de anderen niet eten omdat ze zoveel met hem mee leven. Als een kameel niet eet weigeren ook de andere kamelen in de stal alle voedsel. ‘En gij mens let er niet eens op of uw medemens verdriet heeft.’ Gelijk het allen past medelijdend te wezen, 1 Corinthiërs 12,26, Romeinen 12, 2 Corinthiërs 8:14,15 zo past het bijzonder de dienstknechten van Jezus Christus.

Maerlant; ‘Plinius schrijft voor waar dat een kameel honderd jaar leeft als het op zijn plaats blijft. Is het zo dat men ze verdrijft en dat ze toch rijden, dan zijn ze sterker te alle tijden. Een soort kameel, Cursaris, is die men dromedaris noemt en die uitermate zeer snel zijn. De kameel draagt, weet men wel, twaalf maanden en ze genieten als ze rijden, dan gaan ze stoten en dan zijn ze in heimelijkheid. Schaam je, mens, van hun zeden, als je jouw geneugte zal zoeken dat je al dat bloed laat zien!’ (773). Het is een kuis dier en vermengt zich in afgelegen plaatsen en wil zich niet met zijn moeder verenigen. Aristoteles zegt dat een man de moeder van een jonge kameel met een mantel toedekte zodat het jong haar dekte en niet wist dat het zijn moeder was. Voor hij echter zijn daad volbracht had bemerkte hij de waarheid en liep weg. Hij doodde de man want het ligt in zijn natuur dat hij geen onkuisheid met zijn moeder bedrijft. Als zijn bronsttijd daar is en ze zich willen paren zoeken ze een verborgen plaats op zodat de mensen het niet zien en komt haar van achteren na. Het wijfje vindt hier in zoveel genot dat ze van lust gromt.

Maerlant; ‘Echte kamelen die dragen maar een bult, hoor ik gewagen, de dromedarissen hebben er twee’. De Arabische kameel heeft een bult op de rug. De kameel van Bactria heeft er twee waarop hij zijn pakken draagt en een andere op de borst waarop hij leunt.

Maerlant; ‘Hun voeten doen hem zo wee als ze een zware weg zullen doen dat men voor hen een schoen moet maken’. ‘Kamelen hebben jicht en waanzin, door de jicht zijn hun poten gespannen en dat kwaad doodt ze soms.

Maerlant, ‘Plinius de meester getuigt dat die een kameelhersen droogt en het dan drinkt met azijn dat dit zo grote pijn van het euvel verzacht waarvan men afvalt. Nu is van de kameel gepraat’.

Vorm.

Ze zijn zeer gemakkelijk en worden als door een kind bestuurd.

Het schept in muziek vermaak en hoewel zacht van aard zal men het met stokslagen niet verder doen gaan als het gewend is te gaan. Hoewel men het nageeft dat het bot en niet leerzaam is kan men het toch laten dansen en in andere kunsten bedreven maken.

Onder de viervoetige dieren groeien kamelen zo snel als mensen, net als de struisvogel en sommige hoenders. De kameel is het meest warmbloedigste beest van zijn soort en is daarom mager van naturen want de hitte verjaagt alle vetheid van het bloed, daarom is de kameel mager. Hij slokt de gerst zeer snel op en houdt het bij zich omdat het in de nacht door herkauwen nog eenmaal verteert.

Die kamelen die geboren worden uit zwijnen zijn de sterkste, ze vallen niet zo snel in de modder als de anderen. Het is een veracht en ontevreden creatuur. In het Asfaltmeer waar alle dingen zinken die erin komen zwemmen vele kamelen en stieren tezamen zonder gevaar.

Zie verder: http://www.volkoomen.nl/ en : http://volkoomenoudeherbariaen...