Wespendief

Over Wespendief

Pernis, vorm, gebruik, soorten, bestiaria, naam, etymologie, verhalen van de ouden, bijzonderheden,

Naam, etymologie.

Pernis apivorus, L .( apis; bij, vorare; verslinden, bijen etend)

Pernis; roofvogel.

Tot dezelfde groep van de buizerd wordt ook wel de wespendief of bijenarend, Duitse Wespenbussard, Engelse honey buzzard en honey kite, als honing etende en Franse bondree apivore of buse bondree gerekend. Het laatste wil zeggen, hij die bijen verslindt. Vandaar de naam bijenarend, maar daartegen verzet zich het oude spreekwoord dat het beneden de waardigheid van een adelaar is om insecten te vangen.

Uit Martinet.

Voedsel.

Hij heeft korte poten waarmee hij wespennesten weet uit te halen. Hij weet ze zo te pakken met zijn snavel dat de angel buiten blijft. Rondom zijn bek zijn de schubjes zo gearrangeerd dat ze hem als een pantser beschermen. Met de honig lust hij ook de honigmakers. Het is ook een nestrover, eet ook muizen en andere kleine dieren, soms jonge hazen. Men zegt dat hij in de nazomer ook de vruchten en bessen eet.

Het is een onedele en lafhartige roofvogel. Goedaardigheid en vreesachtigheid die gepaard gaat met domme koppigheid zijn de grondtrekken van zijn karakter. Hij is schuw en vliegt langzaam en log, meestal dicht bij de grond. Zijn handelingen verraden een grote traagheid. Op roof loerend ziet je hem uren op dezelfde plaats zitten en meestal op grensstenen en afgezonderde in het midden van het veld staande bomen. In tegenstelling met andere roofvogels is hij goed ter been en vervolgt daarom wel te voet insecten. Zijn voedsel vindt hij dan ook op of in de grond, de wespendief zie je dan ook nooit zo hoog vliegen als een buizerd.

Vorm.

Hij wordt een vijfenvijftig cm groot en lijkt zo op een buizerd, ook in de vlucht. Kan herkend worden door de staarttekening die verschillende zwarte banden heeft. Heeft een vlucht van honderd vijfendertig tot honderd veertig cm, de vleugel is veertig en de staart drieëntwintig cm lang.

De kleur van het verenkleed wisselt sterk, soms is het effen bruin met uitzondering van de blauwachtig grijze kop van het mannetje en de staart die met drie grote en verscheidene kleine bruine banden getekend is. Bij andere voorwerpen zijn de bovendelen bruin en de onderdelen daarentegen in meerdere of mindere mate wit gevlekt en met bruine schaftvlekken en dwarsstrepen getekend. Dan komen er ook nog andere kleurverscheidenheden voor.

De kleur van het oog wisselt van zilverwit tot goudgeel, de snavel is zwart, de washuid goudgeel en de voet citroengeel.

De wespendief komt voor in geheel West-Europa maar meestal hier en daar in kleine getale. In de winter gaat hij naar West en Midden-Afrika tot het Kaapgebied. Hier komt hij van april tot oktober.

Broeden.

De horst is in hoge boomtoppen. Onmiddellijk na zijn aankomst wordt dit gebouwd of een vroeger nest wordt hersteld. Liefst neemt hij een woning die vorig jaar bewoond werd door een buizerd of wouw, zelfs een oud kraaiennest is hem genoeg. Daar worden een twee tot drie eieren gelegd, groenwit met roze kleurige vlekken, hoewel ze zeer verschillend kunnen zijn. Soms zijn ze rondachtig en soms eivormig, soms donkerder en soms lichter getint. Het mannetje en vrouwtje lossen elkaar bij het broeden af. De ene voedt de ander en tot dat doel worden hele wespenraten naar het nest gevoerd en dikwijls in grote hoeveelheden opgehoopt. De jongen worden eerst gevoerd met insecten, rupsen en vliegen. De ouders braken deze spijs, die ze in de krop meedragen, voor de jongen uit. Met een vijf tot zes weken kunnen ze vliegen, maar keren elke avond naar het nest terug.

Geluid.

Bij een rondcirkelende wespendief hoor je soms het driedelig fluitend ‘puu jeh oe’, ook ‘kliek…kliek..kliek of hiee!’. Die geluiden worden haastig en vele malen achter elkaar herhaald en soms verscheidene minuten achter elkaar zonder tussenpozen.

Bijbel.

Cansdale geeft als de Bijbelse naam de naam ‘ayyah’ op wat afgeleid zou zijn van het meeuwende roepen.

Zie verder: http://www.volkoomen.nl/ en : http://volkoomenoudeherbariaenmedisch.nl/