Goudhaantje

Over Goudhaantje

Vuurgoudhaantje, vorm, gebruik, soorten, bestiaria, naam, etymologie, verhalen van de ouden, bijzonderheden,

Tot de mezenfamilie behoort ook het goudhaantje.

Naam, etymologie.

Regulus regulus, L. (kleine koning).

Het is het goudhaantje, goudsbloemvogeltje, St. Maartensvogeltje en bergsijsje in Haarlem, tommelid in Schiermonnikoog, waar tomme duim betekent, en lid: klein. In het Fries is het fugelkeninkje en goudtufke en in Frans roitelet, Duits Wintergoldhahnchen, Engels goldcrest.

Vorm.

Het goudhaantje heeft veel geelgroen met zwart en een kuifje van oranje met twee zwarte strepen ernaast.

Het vogeltje leeft van insecten, mugjes, vliegjes, larven en dergelijke. Ze staat vaak fladderend stil voor de tak, waarop het wil gaan zitten. Er zijn er duizenden, men zegt wel miljoenen. Ze kunnen zeer tam worden. Het zijn wel zeer beweeglijke en bedrijvige vogeltjes en je hoort vlakbij het hele fijne ‘srie srie’, maar zie je ze ook?

Broeden.

Vele blijven hier broeden als er maar sparren of dennen zijn.

Het diertje broedt in april-juni. De broedtijd is twaalf dagen en dan zit het zeer kleine vogeltje op zes tot twaalf witte eitjes die geelachtige en paars grijze vlekjes hebben.

Regulus ignicapilla, Br. (met gloeiende kuif) (Regulus ignicapilla) is het vuurgoudhaantje die hier op trektocht wel door komt. Engels firecrest

Het goudhaantje is van de vorige te onderscheiden door de zwarte oogstreep en heeft het meer rood op de kop. De lengte is acht cm.

De lokroep is ‘siet’. Het gezang is een zacht geprevel of gemiesper ‘si si si mi si mi si si’.

Dit goudhaantje is ons kleinste vogeltje.

Zie verder: http://www.volkoomen.nl/ en : http://volkoomenoudeherbariaen...