Kabeljauw

Over Kabeljauw

Stokvis, vorm, gebruik, soorten, bestiaria, naam, etymologie, verhalen van de ouden, bijzonderheden,

Uit lemur.amu.edu.pl

Naam, etymologie.

Gadus, Grieks gados; vis.

Gadus morhua (dood of gestorven) (Gadus virens)

De kleurverscheidenheid heeft de vis vele namen bezorgd.

Kabeljauw, eerder kabelow, in midden-Nederlands cabellau en cablau in de twaalfde eeuw, in Duits Kabeljau. Hoog Duits Kablen, waaruit Pools kablion en kibbeling, mogelijk Slavische oorsprong, mogelijk van Russisch voor stokvis die met de naam naar Nederland kwam als handelsartikel. Russisch kobel, kobl; staak en paal. De Basken, die ze vroeg aan de kusten van New Foundland vingen noemden ze naar het Hollandse woord en noemden het bakallao, door Nederlandse Groenlandvaarders werd het weer overgenomen als bakkeljauw. In Spaans is het bacallao en in Portugees bacalhao wat tot Latijns baculum: stok werd, zie onze stokvis, in Frans cabillaud en Engels cabiliau.

Koolvis is een soort kabeljauw met donkere rug en zwarte mondholte, daarom heet het ook in Engels coalfish, in hoog-Duits Kohlfisch dat van Latijn carbonarius stamt. Engels codfish.

Kolvis heten de exemplaren die ver van de kust gevangen worden. De kolvaart werd zo genoemd omdat men de kabeljauw aan lijnen vangt die van de Hollandse ‘kol’, een soort hennep zijn gemaakt.

De kabeljauwvisserij is nog veel belangrijker dan de haringvisserij.

Die voert als hij vers is en ingezouten de naam van zoute vis of abberdaen, labberdaan, dat naar een deel van het Baskenland dat Labourd heet of van Labrador waar het vroeger veel werd gevangen. Ingezouten en gedroogd heet het klipvis. Wordt dan verkocht als bacalhau, in Suriname bakkeljouw.

Vijftig of zestig van onze schepen gaan naar de zogenaamde Doggersbanken om te vissen waar ze er duizenden vangen. Dogge is een verouderde naam naar de Doggersbanken waar hij gevist werd.

Terwijl de vissers van Noorwegen op en kleiner soort jagen die ze dorsch noemen, Duits Dorsch. De jongen heten wel dorsch en in Noorwegen spreekt men van grauwtorsch, zwarttorsch, bergtorsch etc. Gul heet ook de nog niet geslachtsrijpe vis, ook de vis met een lengte tot 90cm.

Die vissers van Noorwegen drogen ze dan en dan dragen ze van rond- of stokvis. Stokvis was in midden-Nederlands stockvisch en in midden-Noord Duits stocvisch, in Zweeds stockfish. Hij wordt in de open lucht of onder een afdak gedroogd en wordt zo hard als een stok waardoor voor hij gekookt wordt met hamers geklopt en in water geweekt moet worden.

Shakespeare, ‘Tempest’ iii, 2, 79, waar Stephano er Trinculo mee wil slaan ‘I’ll turn my mercy out o’doors and make a stock-fish of thee’. ‘En ik wijs aan mijn genade de deur en beuk je als een stokvis’.

De zogenaamde wangen die gevormd zijn door de sluitspier en de uitwendige laag van de kauwspier worden afzonderlijk ingezouten en onder de naam ‘kibbelen’ of kibbeling’ gefrituurd in de handel gebracht.

Jonge kabeljauw wordt gul genoemd. Skrei heet het in december en april wanneer hij vanuit de Barentszzee naar Noorwegen gaat om te paaien. Skrei van Vikingwoord skrida; reizen.

Levertraan is het vet uit de lever van de kabeljauw.

Vorm.

De kabeljauw heeft als kenmerk drie rugvinnen, twee staartvinnen en een baard aan het einde van de korte onderkaak.

Is op de rug donker en geelachtig gevlekt en aan de buik en zijden wit. De zijkant van de vis is wit en steekt duidelijk af. De onderkaak steekt voorbij de bovenkaak uit.

Deze vis is meestal tachtig cm lang en zeven kg zwaar, er zijn er van vijftig tot tachtig kg met een anderhalve meter lengte.

Zijn eigenlijk woonplaats is de diepe zee waar allerlei zeedieren, schaaldieren, weekdieren en vissen hun tot voedsel dienen. In het voorjaar volgen ze de haringscholen naar de kust waar ze dan gevangen worden. Maar in ontelbare menigte komen ze in andere jaargetijden naar de minder diepe plaatsen in de Noorse en Atlantische Oceaan en bij de Doggersbank om er in februari kuit te schieten.

Het is een van de vruchtbaarste vissen. Leeuwenhoek berekende het aantal eieren dat door hem in een kuiter gevonden werd op negen miljoen. Ofschoon men de jaarlijkse vangst van kabeljauwen op gemiddeld vijfhonderd miljoen (rond 1900) mag schatten is van een vermindering van hun aantal niets te bespeuren.

Eten.

Een zeer vraatzuchtige roofvis. Hij eet alles wat hem voor de bek komt of hapt er althans naar, zelfs naar volkomen oneetbare voorwerpen die door glinsteren of op andere wijze zijn aandacht trekken. De kabeljauw heeft een zeer sterke maag om te verteren. In zes uur tijd is daarin een schelvis ontbonden en de schelpen van grote krabben zijn tot pulp vergaan. Als hij iets onverteerbaars binnen slokt keert hij zijn maag naar buiten en leegt die, spoelt hem uit en haalt hem weer in en gaat opnieuw weer eten. Op een van onze markten vond men daarin een goudbeurs die is door de gulzige vis op de bodem van de zee in een vergaan schip gevonden werd en ingezwolgen.

De kabeljauw heeft in zijn hersens een steen als kristal, maar alleen als het lang geleefd heeft.

Bestiaria.

Het is waarschijnlijk de luce in Shakespeare’s ‘Merry Wives of Windsor’ i, 1 16; ’They may give the dozen white luces in their coat’. Zij mogen hun dozijn zilveren pietermannen op hun riddermantel dragen. Shal. .

De koolvis leeft van gif, padden en dergelijke dieren, maar toch zou het goed zijn voor de zieken. Als het net waarin het gevangen is, omhooggetrokken wordt zodat de kabeljauw het daglicht ziet gebeurt het zelden of nooit dat ze daar in zal blijven maar zoekt zich een uitweg.

Uit Maerlant; ‘Karabo, zoals Aristoteles zegt, is een wonder dat men veel te zien pleegt in de grote zee. Elk doet anderen met vechten wee en verzamelen eer aan beide zijden als ze onderling strijden. Dit ziet men op vele tijden, vier zaken laten creaturen strijden. De eerste is fierheid, die hen verheft in al dat leeft en beseft. De ander is de voeding te winnen naar hoe het leeft staat zijn zin. Het derde daarvan komt de schade, dat is elk om zijn gade. De vierde om hun vruchtrechten, dus ziet men hennen om kuikens vechten. Karabo neemt van de moeder zijn aard en heeft een brede staart’.

Spreekwoorden.

Hij gooit een spiering uit om een kabeljauw te vangen. =Hij geeft iets prijs van geringe waarde om later zo iets kostbaarders terug te krijgen.

Hoekse en Kabeljauwse twisten.

Zie verder: http://www.volkoomen.nl/ en : http://volkoomenoudeherbariaenmedisch.nl/