Reiger
Over Reiger
Bijbel, vorm, gebruik, soorten, bestiaria, naam, etymologie, verhalen van de ouden, bijzonderheden,
Uit Martinet.
Naam, etymologie.
Ardea, Latijn, dit woord komt of van ardere: branden, omdat zijn drek heet is of van ardua: krachtig, omdat zijn vlucht krachtig is en hij hoog vliegt.
In Grieks is het de herodios, Engels heron en Frans heron cendre.
Ardea cinerea, L. (grijs) de blauwe reiger of visreiger heet in Friesland aalreiger en ook ielreiger.
In midden-Nederlands was het reigher, oud-Hoogduits heeft Reigaro en Heigaro (nu Reiger (Fisch) midden-Hoogduits Heiger (wat ook in plaatsnamen als Haigerloch voorkomt) in Angelsaksisch hrahgha. Dit woord stamt van Germaans hraigran dat zo genoemd is naar zijn hese geschreeuw wat de vogel ook de voor-Germaanse naam kraikr gaf.
Vorm.
Ze hebben een licht, zacht en mager lijf, een lange hals en een bek die dik en sterk, van binnen hol en aan het uiterste scherp is.
Zijn lange snavel is het symbool van nieuwsgierigheid. Het is een dolkachtige bek die wel geschikt is om die gladde vissen aan te vatten. Wel ter lengte van 30cm.
Een aanzienlijke vogel van een honderd vijfentwintig cm hoogte.
De drie klauwen aan de poten zijn lang.
Het voorhoofd en de bovenkop zijn wit, de hals is grijswit, de rug asgrauw en door de witte, verlengde veren bandvormig getekend. De onderdelen zijn wit, de flanken echter zwart. Een streep die aan het oog begint en naar de achterhals loopt en de drie lange kuifveren, een drievoudige reeks van vlekken aan de voorhals en de slagpennen zijn zwart, de schouderveren en stuurpennen zijn grijs. Het oog is goudgeel, de naakte plek in het gezicht groengeel, de snavel strogeel en de voet bruinachtig zwart.
Ze vliegen met de nek teruggebogen zodat het hoofd zich tussen de schouders bevindt, de poten steken naar achteren. De vlucht is rustig en bedaard.
Langs de waterkant staat hij stil met ingetrokken kop en een ingetrokken poot of loopt met bedaarde stappen langs de kant of door het water op zoek naar prooi.
Ze leven van vis, mosselen, paling en oesters. Hij is een verdelger van de duivelse slangen.
Ze hebben vijandschap met de leeuweriken, vossen, adelaar en valk en ze zijn bevriend met de kraaien.
Geluid.
Zijn geluid is een ‘gra, gra grak’, hoog in de lucht is het meer een krijsend ‘skraatsj’. De waker bij de broedplaats roept een hees ‘chreik’.
Bestiaria.
Uit Maerlant; ‘Ardea in ons Latijn mag in Dietse een reiger zijn. Ardia heet het, als men ons zegt, omdat het hoog te vliegen pleegt en veel boven de wolken waar geen tempeest mag werken. In het water is zijn lijfnering en een scherpe bek heeft het om zich te weren. Zijn jongen broedt hij in bomen die hij naarstig kan bewonen. Experimentator die zegt dat hij de arend te honen pleegt, want hij besmet die als hij kan en zo rotten zijn veren dan.
Sommige zijn wit en sommige van grauwe wijze, maar de grauwe zijn best van spijze, van smaak best en gezond. Men vindt ook, dat hebben wij gehoord, in ons land in menig moerasvogels die heten lepelaars, die hun lijfsbehoud zoeken mede waar het zout smaakt van de zee ze hebben de bek lang en breed waarom men ze lepelaars heet en dit is van reigers een soort, zij zijn de vissen onguur. Hun vlees is erger dan de grijze. Smeer van de reiger is een dure specerij zoals men het zeg tegen de jicht waar het ander goed in is en fijn’.
Valkenjacht.
Als de reigers door de valken gedrukt worden dan ontvangen ze die met de bek tussen de vleugels omhooggestoken zodat ze beiden vaak dwars doorstoken ter aarde vallen. De haviken weten de reigers te verdrijven met hun drek waardoor hun voeten en veren besmet worden en verbranden. Kan de reiger boven de valk kome, dan besmet hij hem met zijn drek.
De reigerjacht door de valken behoorde vroeger tot de voornaamste vorstelijke jachtvermaken. In het Soerense woud broedden elke jaren enige duizenden reigers. Hier werden ze achtervolgd door de valken die op deze beesten geoefend werden. Tot 1854 gebeurde dat op grote schaal. Koning Willem III had op het Loo nog een fauconnerie. Zie valk. Daarna werden ze gehaat door de vissers die in dit dier een ernstige concurrent zagen.
Vondel, Byschriften op de twalef maenden;
Hoimaent;
‘De zeisen gieren door ’t gras, de huismannen naarstig hooien
En ’s weimans valk, om hoog, de reiger grijpt en bijt
Een ieder vlamt op winst; om winst is al de strijd’.
De valkenjacht op reigers was beroemd.
Vondel, Op den E. Heer Leonardus Marius
‘..als of men hemelwaarts
Een valk zag, van omlaag, op zijn wakkere pennen
Zich begeven in de lucht, eer hem de reigers kennen
Die sidderen van schrik, in ’t bos bij een beemd
Zodra het hoge nest daar die vijand verneemt
De reiger schreeuwt en stijgt, en bang voor vijands poten
Verwacht hem op de bek, om door de borst te stoten
Van onder, als hij ploft van boven op de buit’.
Het is een vogel die wijzer is dan de meeste andere vogels want het heeft niet veel rustplaatsen maar leeft waar zijn voedsel is. Zijn nest is in hoge bomen maar krijgt zijn voedsel van het water. Het eet nooit dode dieren. Het is bang voor stormen en vliegt hoog boven de wolken om die te vermijden. Dus als een reiger begint te vliegen betekent het een storm. Een reiger gebruikt zijn bek om zijn jongen in het nest tegen andere vogels te beschermen.
Uit bestiary.ca
Voorspeller.
Ze vliegen met de benen achterwaarts uitgestrekt en met een ingetrokken hals tot boven de wolken, voornamelijk als het regenen zal. Aristoteles via Vondel:
‘Wanneer het reigersnest de poelen op het land
Verlaat, en naar de lucht en wolken komt gevaren.
Dat is een teken van storm en onweer’.
Bij aankomend droog weer vliegen de reigers hoog in de lucht. Het symbool van de zielen der uitverkorenen die uit angst voor de stormen van deze wereld zich op de hoogten van het hemelse rijk richten.
Nest.
Ze nestelen in eiken en in grote troepen, het is een sociaal dier. Kijk uit onder die bomen voor hun uitwerpselen, het zijn bommen. Een reigerkolonie heeft een verwoestend effect op die broedbomen. In de buurt heerst een onverdraaglijke stank van de uitwerpselen der dieren en de overblijfselen van rotte vis.
Het mannetje haalt de soms zeer grote takken en het vrouwtje bouwt het nest. De reigers zijn uiterst waakzaam en voorzichtig. Een van hen, een oude wijze reiger, houdt steeds de omgeving in de gaten en staat daarbij onbeweeglijk op een poot, de kop tussen de schouders ingetrokken maar met listige vonkelende ogen neemt hij waar wat in de omtrek plaats heeft. Nadert er iets verdachts dan stoot hij een luid geschreeuw uit ter waarschuwing van de andere die bezig zijn met vissen. Zijn krijsende stem klinkt als ‘kreiek’ en om te waarschuwen schreeuwt hij ‘ka’.
Er is een verhaal dat de reigers bij paring bloedige tranen zouden wenen. Plinius beweert dat er ook een soort is met een oog. Ook zouden ze roder worden bij de paring, in ieder geval de snavel en de poten. Dan kleppen ze ook met de snavel.
Ze broedt een vijfentwintig dagen op vier groenachtige eieren. De jongen verlaten na een vijf weken het nest.
De reiger is wel veel schuwer dan de ooievaar. Met een lange bek en poten die hetzelfde werk doet als voor vermelde waarom de overheid in Holland verboden heeft om hun nesten te verstoren.
Vangen.
Wonderlijk zegt de natuur voor de reiger te wezen. Want als hij zich te water begeeft en nauwelijks met zijn poten vaststaat, komen de vissen door de zoetigheid en de reuk van zijn poten aangezwommen en kleven aan zijn poten aan totdat hij ze een voor een naar het keelgat gezonden heeft. Men verhaalt dat hij twee magen heeft. In de ene verbergt hij de vangst en in de ander kookt en verteert hij ze.
Hij is de soberste van alle vogels en heeft zijn bed en eten op dezelfde plaats. Hoed je voor de spijs van ketterse dwaling.
De reiger levert zijn vet om die te gebruiken tegen winterhanden, want ‘dit dier staat veel in het koude water en schijnt daarvan geen last te hebben’.
Heraldiek.
De moerasvogel, de steltloper die kenbaar is aan zijn kuif achter de kop. Vanwege de kuifveren werd hij vervolg want dit leverde een geliefd hoofdsieraad voor de dames op. In het bijzonder werden reigerveren gebruikt bij de middeleeuwse valkenjachten door de ridders om zich daarmee te tooien. Ook de leden van de hoge adel in Hongarije, evenals het huzarencorps aldaar tooiden zich met vederbossen die samengesteld waren uit de rugveren van de zilverreiger. Deze veren zijn het zinnebeeld van wijze voorzichtigheid bij dreigend gevaar, ook symboliseren ze het bezit van rijk viswater. In verband met de drie reigers in het wapen van de familie Heron voert dit geslacht tot devies: ‘ardua petit ardea’, ‘de reiger zoekt de steile hoogten’. Reiger en Reigersman voeren deze figuur sprekend.
Bijbel.
‘Anaphah’ is Hebreeuws voor de reiger. In Deuteronomium 14 en Leviticus 11 komt ze als onreine vogel voor. De wortel van deze naam zou ‘neus’ zijn, vandaar dat het ook vertaald werd als aalscholver.
In het Grieks zou het vertaald zijn als charadrium . (plevier?) De naam zou aan deze vogel gegeven zijn omdat hij zich aan de vloed ophoudt.
De reiger is wijs en discreet boven alle andere vogels. Het raakt nooit aas, noch vliegt het van plaats naar plaats, maar verblijft op één plek, daar wonend waar het vindt geschikt voedsel. Dus de rechtvaardigen geven niet om de verdorven dingen van deze wereld en het afval van boosaardigheid, noch dwalen ze her en der achter valse leerstellingen, maar blijven in de eenvoud van het geloof in de boezem van de Kerk, waar ze zijn, gevoed met het zuivere brood des levens.
Spreekwoorden.
Spijen als een reiger, hij spuwt zijn onverteerbare stoffen weer uit.
Uit Martinet.
Ardea purpurea, L. (purperachtig), is de purperreiger of de rode reiger. Engelse purple heron.
Die heeft de kop zwart, keel en nek wit en verder grijs en bruinrood.
Die is vijfenzeventig cm lang.
Deze vogel heeft een nest in het rietland met vier blauwgroene eieren.
De roep is ‘kreet’.
Het is een gulzige vogel en eet tot hij niet meer kan zodat de laatste vis nog uit de bek hangt. Bij gevaar steekt hij de hals in het riet als een dun paaltje omhoog.
Uit Martinet.
Ardea alba (Egretta alba, L )wit) is de grote zilverreiger. Duitse grosser Silberreiher, Franse grande aigrette en Engelse great white heron.
Die is meer dan een meter hoge, witte vogel met lange schouderveren die tot achter de slagpennen rijken. Het zijn de zgn. aigrettes: veren, waarvan de schachten ver uit elkaar staan en een haarachtige baard hebben. De grote zie je bij de Kaspische Zee tot O. Azië.
Egretta, naar Frans aigrette; vederbos.
De sneeuwwitte zilverreiger is het die met zijn rugveren de eigenlijke reigerveren leverde. Hiervan zijn twee soorten, de kleine, Egretta garzetta en Ardea alba als grote.
Uit Martinet.
Egretta garzetta, L., (uit Spaans voor reiger, garzeta) is de kleine witte reiger, Duitse kleiner Silberreiher, Franse petite aigrette en Engelse little egret.
Is veel kleiner, tot zeventig cm. In de zomer heeft die een witte kuif bij volwassen exemplaren
De kleine komt als trekvogel tot midden Frankrijk waar zijn veren tot prachtige pluimen voor de officieren levert.
Ardeola ralloides, Scop. (reigerachtig en ralachtig)
Ralreiger of krabreiger, Duitse Rallenreiher, Franse heron crabier, Engelse squacco heron
Een dier die wat op het wouwaapje lijkt. Wordt 40cm lang. Is een trekvogel die hier wel eens voor kwam, meer in warme streken.
Zie verder: http://www.volkoomen.nl/ en : http://volkoomenoudeherbariaenmedisch.nl/