Leeuwerik

Over Leeuwerik

Kalanderleeuwerik, vorm, gebruik, soorten, bestiaria, naam, etymologie, verhalen van de ouden, bijzonderheden,

Naam, etymologie.

Alouda uit Gallisch voor leeuwerik, literair; bosje.

Kalander uit Frans calandre; glanzer, ook „een soort leeuwerik” en in die betekenis ontleend als midden Nederlands calander, calandre „( kalander- leeuwerik). In de betekenis. „Mangel, rol” kan Frans calandre een vervorming van Grieks-Latijn cylindrus „rol” zijn.

Alauda arvensis L (van de velden)

De veldleeuwerik die ook wel ljuerk genoemd. Frans heeft alouette dat van Latijn alouda stamt. Oud Saksisch lewerke, oud Hoog Duits lerihha, (Engels lark, Duits Lerche), oud Frans lertze, oud Engels lawerce is al vroeg uit Germaans ontleend. Keltisch a laud, oud Frans aloue; leeuwerik, Frans alouette.

Vorm.

De leeuwerik kenmerkt zich door een betrekkelijk slanke lichaamsbouw en een kegelvormige, tamelijk korte snavel, middelmatig lange en spitse vleugels waarvan de derde slagpen de langste is. Een middelmatig lange, uitgesneden staart en tere voeten met tamelijk korte tenen.

De lengte van het gehele lichaam is achttien cm en die van de staart zeven cm.

Bovenop is hij aardbruin met lichtere zoom en een donkerder schaft met wat losse opstaande veertjes, de ‘kuif’.

Het oog is donkerbruin, de snavel hoornbruin en de voet geelbruinachtig.

Het is een onrustige vogel en blijft zelden lang op dezelfde plaats, hij loopt gedurig heen en weer of vliegt of vecht met andere vogels van zijn soort en krakeelt. Ondertussen hoor je onder al die bedrijven zijn loktoon of gezang.

Hij loopt zeer goed, als een steltloper, bij langzame gang vrijwel knikkend.

Hij vliegt uitmuntend, al naar het doel dat hij beoogt. Bij snelle bewegingen beschrijft hij grote bogen. Tijdens het zingen stijgt hij op de algemeen bekende wijze langzaam met gelijkmatige vleugelslag al hoger en hoger op met tussenpozen waarin hij op dezelfde hoogte blijft zweven.

Zang.

De leeuwerik die zo vroeg en vrolijk zingt, die zo mooi omhoogvliegt en de aankomst van de lente voorspelt.

Zijn loktoon is een aangenaam klinkend ‘gerr’ of ‘gerrel’ waaraan de schel gefloten klank ‘triet’ of ‘tie’ wordt toegevoegd. Als hij op het nest zit roept hij luid ‘tietrie’ en als hij boos is op ratelende wijze ‘sjerrerererr’.

Zijn algemeen bekende zang dat de akkers en de weiden in vlakke en heuvelachtige gewesten en zelfs in niet al te vochtige moerassen op een hartverheffende wijze verlevendigt, weerklinkt al kort na zijn aankomst. Dit wordt gehoord zolang het broeden duurt. Van het krieken der morgen tot aan de avondschemering zingt hij waarbij hij zich telkens boven de bodem verheft en stijgt met bijna sidderend gefladder langzamerhand al hoger en hoger en verdwijnt soms bijna aan het oog. Hij beschrijft intussen een woeste schroeflijn en keert weer naar zijn uitgangsplaats terug, daalt meer en meer en stort zich dan als een vallende steen neer, in de buurt van zijn nest. Zijn gezang bestaat slechts uit enkele heldere, zuivere en krachtige tonen, maar uit oneindig vele strofen, die nu eens kwelend en trillend en dan weer helder fluitend weerklinken. Ze worden met talloze variaties aangeboden en door enkele talentvolle zangers met passages uit het zangboek van andere vogels voorgedragen. Zelfs de wijfjes kwinkeleren en de jonge mannetjes, nog maar een paar weken uit het nest, doen pogingen om te zingen. Zolang de liefde hen beheerst strijden de mannetjes met mededingers en grijpen elkaar aan. Dikwijls is de strijd hevig en langdurig. Vaak komt er dan nog een derde mannetje bij en al draaiend vallen ze dan uit de lucht. De overwonnene moet het veld ruimen en al jubelend komt de overwinnaar bij zijn wijfje terug die vaak een werkzaam aandeel heeft in de kloppartijen van het mannetje.

Verwonderen we ons over zijn klimmen of zijn geluid?

De Duitsers hebben zijn zang zo vroom vertolkt. Als hij opstijgt, klinkt het verlangend: “Mijn vader is in de hemel, daar wil ik ook graag zijn!’. Maar daalt hij weer, dan is het klagend: “Het is zo wied, wied, wied!’

De Hollander zegt, als de vogel al stijgend omhooggaat: ‘Jeseken, Jeseken, open de Hemel en laat mij in, ‘k zal van mijn leven niet meer vloeken en zweren!’ Maar als de hemelpoort gesloten is, dan vloeken ze weer: “Sakkerdit, sakkerdit ! Zielegods, zielegods!’ Ook zegt hij wel: ‘Lieve, lieve, lieve Heer, geef me e koreke, dan vloek ik ne meer ‘.

Broeden.

Begin maart vind je al een nest in de korenakkers en weiden. De kleine uitholling wordt door hen zelf vaak uitgekrabd en op bescheiden wijze bekleed. Het broedsel bestaat uit vijf a zes eieren die op groengeelachtige of roodachtige witte ondergrond met vele stippen van grijsachtig bruine of grijze kleur ongelijkmatig zijn getekend. Ze broeden om beurten. De jongen komen binnen vijftien dagen uit de dop en verlaten het nest zodra ze lopen kunnen. Zodra ze zelfstandig zijn beginnen de ouders met een tweede broedsel. Soms ook nog een derde maal.

Gebruik.

Als hij vertrekt komen ze in groten getale bijeen op de korenakkers en worden daar snel vet. Dan worden ze gevangen want het is een lekkernij. In ons land en in Duitsland (rond 1900) worden er jaarlijks miljoenen gegeten. In 1720 werden er te Leipzig alleen al in oktober veertigduizend vette leeuweriken naar de markt gebracht die ieder een lood wogen en door hun eigen vet konden worden bedropen. Ze leven van de zaden, maar ook zaden van de dollekervel. Die eten ze voor en wanneer de sneeuw valt. Ze hebben er zelf geen last van. Maar hun vlees is ondertussen zo vergiftigd geworden dat mensen die het eten de dood vonden. Zo was er een geval te Nijmegen waar de moeder overleed en vader en dochter met moeite ontkwamen.

Als je voor het luiden van de kerkklokken op zondag drie eieren van de leeuwerik eet, dan heb je een mooie stem in het koor.

Overige.

Uit Martinet.

Nog fraaier is het gezang van de boomleeuwerik, Lullula arborea, L. (bomen), die hoog in de bomen zingt. Alleen de naam zingt al, ‘dirli dirli dirli lu lu lu li li lie lie lie liel dadiedl dadiedl dadiedl lu lu lu,’

Deze vogel komt minder talrijk voor en bewoont voornamelijk de heide.

Het is de Duitse Heidelerche, de Engelse wood lark en Franse alouette lulu.

Uit digitalgallery.nypl.org

De aan zijn kuif te herkennen kuifleeuwerik, Galerida cristata. L. (met een kuif) heeft zich vooral bemind weten te maken door zijn vertrouwelijkheid wanneer hij ’s winters in de nabijheid van menselijke woningen naar voedsel zoekt.

Duitse Haubenlerche, Engelse crested lark en Franse cochevis huppe, l’ alouette lulu.

Uit www.mgurbuz.net

Melanocorypha bimaculata; (zwarte kop en tweemaal gevlekt of gestreept) (Octocorys alpestris, L.): (van de Alpen) is de bergleeuwerik die hier soms in de winter komt. Zijn voorhoofd en keel is zwavelgeel, heeft een zwarte oogstreep en twee zwarte zijkuifjes. Frans alouette monticole, Duits Bergkalanderlerche, Engels bimaculated lark.

Bestiaria.

Uit Maerlant, ‘Alauda is de leeuwerik, die zoet zingt, zoals ik merk en groet de dag als die ontspringt in die tijden dat het zo zingt, zelden is het in het jaar en soms zingt ze als de zon helder schijnt, alleen niet als ze vermoeid is, hun zang is een groot genot.

Maar was ze zo mild niet en zo zeer dat ze bijtende vogels ontziet en dat ze zich eerder door de man laat vangen en zo aan hem onderdanig wordt, want bij avonturen te waren, die man mocht ze laten gaan, de sperwer liet het niet hoezeer ze zich beklaagde om haar verdriet’.

Vondel, Brief aan den Drost van Muyden;

‘Biezen, lof, en ruigte, en riet

Weksters van de nachtegalen

Die hier in de takken dalen

’t Welk de leeuwerik lijkt te node

’t Zij hij rust op een groene zode

’t Zij zijn keeltje stilletjes steigert’.

Vondel, Henriette Marie t’Amsterdam;

‘De leeuwerik kwinkeleert. De bomen en prielen

Onthalen deze dag, als met herboren kelen’.

Chaucer meldt:

‘The bisy larke, messager of day’. De rappe leeuwerik, dageraads heraut’.

Salueth in hir song the morwe gray’. Groet met haar zang de morgen als hij grauwt’.

And firy Phebus riseth up so bright’. En vurige Phebus (zon) rijst zo klaar in zicht’.

Shakespeare, ‘Midsummer’s Night’s Dream’ 3, 1, 140;

‘The finch, the sparrow, and the lark’. ‘De vink, mus en leeuwerik’.

In II,3,21 ‘hark, hark. De leeuwerik juicht in ’s hemelsblauw’. Op dat gezang aan de hemels poort verrijst de zonnegod.

‘King Henry VIII’, III,2,282; ‘als domme leeuweriken’ . Dat de leeuweriken in de herfst in groten getale gevangen genomen worden. Op heldere dagen kan men zich van een spiegel, dat is een snel draaiend plankje waarop vele stukje spiegelglas gelijmd zijn, bedienen om geholpen door een lokleeuwerik de vogels tussen de slagnetten te lokken. In plaats van een plankje kan ook een rode doek met stukjes spiegelglas dienstdoen.

‘Romeo and Juliet’, III,5,31: ‘Men zegt dat pad en leeuwerik de ogen ruilden’. Dit volksgeloof ontsproot uit de opmerking dat de pad fraaie, de leeuwerik lelijke ogen heeft. De leeuwerik moest dan ook maar de lelijke stem van de pad hebben daar hij met zijn stem Romeo verjaagt.

‘Winters Tale’ 4,3,1;

‘Als tussen ’t groen ’t viooltje lacht’.

Hoezee, dan deern, naar ’t veld ons gespoed’.

Waar de zoetste tijd van ’t jaar ons wacht’.

Want in plaats van kou komt er warmte in ’t bloed’.

Het witte linnen op de haag’.

Wat zingt daar toch lieflijk vogelijn’’.

Het maakt mijn gauwdiefhand zo graag’.

Want een glas bruin bier is een koningswijn’.

Wat tiereliert de leeuwerik blij’.

Hoe zingt de tierentijn in ’t bos’.

Zijn zomerlied voor ’t meisje en mij’.

Bij ’t stoeien op ’t zachte mos’.

‘Venus and Adonis’ 850;

“Zie, hoe de leeuw’rik, rustens moede, thans’.

Ten hemel klimt, zijn vochtig bed ontzweefd’.

Aurora wekt, zodat de zon in haar glans’.

Dra van haar zil’ren boezem opwaarts streeft’.

De wereld met zijn schitt’rend oog aanschouwt’.

En berg en cedertop overstroomt met goud’.

‘All’s Well That Ends Well’, 2, 5,6-7; ‘My dial goes not true; I took this lark for a bunting’. ‘Dan gaat mijn uurwerk niet goed. Ik hield deze leeuwrik voor een gors’.

De bunting is de bosleeuwerik en is ook wel bekend als de woodlark. De bedoelde gors is de grauwe gors. Terwijl de leeuwerik zich hoog in de lucht verheft en aangenaam zingt zet de gors zich op stenen, palen struiken of lage bomen en laat daar vaak zijn bijna knarsend geluid horen dat nauwelijks zang te noemen is. Het zeggen van Lafeu laat zien hoe goed Shakespeare de vogels kende, want de gors en leeuwerik lijken veel op elkaar.

Spreekwoorden.

Een enkele leeuwerik maakt nog geen zomer.

Vliegt snel de leeuwerik naar omhoog, dan wordt de hemel klaar en droog.

Overige.

De schildwachtleeuwerik is een in Afrika voorkomende leeuwerik. Hij wordt veel aan Kaap de Goede Hoop gevonden en is daar als voedsel zeer gezocht. Zodra de schildwachtleeuwerik een dier ziet verschijnen roept hij ‘kievief, kievief’, wat wel overeenkomt met het Franse qui vive: wie daar”. Aan deze bijzonderheid die gepaard aan een soort van hoog gele epauletten, heeft hij zijn zonderlinge naam ontleend.

De sprinkhaanleeuwerik, is zeer klein en bootst het gesjirp van de sprinkhaan zo natuurlijk na dat je nauwelijks geloven kan dat dit van een vogel is.

Kalanderleeuwerik.

Uit ibc.lynxeds.com

Melanocorypha calandra L. (Alouda calandra) De calendris is de kalanderleeuwerik die met de lieflijke klanken van zijn lied bijna alle andere vogels overtreft en daarom in vogelkooien gevangen wordt gehouden. Toch lijkt hij zijn droevig lot volkomen te vergeten en zingt hij de hele dag het hoogste lied, alsof zijn gevangenis de hemel op aarde is. In het lied dat opstijgt uit zijn keel bootst hij de andere vogels na. Calandra lark.

Bestiaria.

Uit Wikipedia.

De zuiver witte caladrius (charadrius) is een fabeldier uit Perzië met een gracieuze hals van een zwaan en een gele snavel en poten, hij werd vaak afgebeeld ter grootte van een zeemeeuw. Heersers hebben naar het dier gezocht nadat Alexander de Grote zijn diagnostische gave ontdekte. De vogel zou veel in paleizen over de hele wereld te zien zijn. De caladrius zou niet erg geliefd zijn bij hofartsen en vogelhandelaars. De laatsten kunnen de vogel moeilijk verkopen, omdat elke klant gewoon naar het dier toe gaat om de diagnose te vernemen, en dan weer vertrekt.

Nederrijns moraalboek, Bestiaria d’Amour, rond 1250; ‘is naar de natuur van de kalander, dat is een vogel. Als men die voor een zieke man draagt en is het dat die vogel de zieke recht in het aanzicht ziet, men zegt dat hij zal genezen. En keert hij zich om, men zegt dat hij sterven zal.’

Maerlant; ‘Caladerus is een witte vogel, Isidorus beschrijft ons dit. Zijn vlees van binnen, dat is waar, dat maakt blinde ogen helder. Zijn natuur is dusdanig, laat men ze te zieken gaan, men mag bij hem weten al blode zal hij ontgaan of komt zijn dood, zal hij niet op de zieke zien, dan is voor de dood geen ontkomen aan, maar keert hij de ogen op de man, dan mag hij genezen dan. Met zijn opzien neemt hij van de mensen alle ziekte mee en vliegt er mee in de lucht zijn en verbrand ze in de zonneschijn. Deze vogel, zoals wij het horen, hielden koningen hier tevoren en men zegt dat ook Alexander ze vond in het Perzen land’.

De charadrius is een witte vogel, schrijft Isidorus. Met het vlees van deze vogel kunnen blinde ogen genezen worden. Ook de vogel Caladrius, Charadrius, Kalander of Kalader zet zich neer op het bed van een ernstig zieke. Wendt hij de kop af, dan is dat een teken dat er geen genezing mogelijk is, ziet hij hem echter aan dan neemt hij de ziekte in zich op en vliegt er mee naar de zon. Daarna wordt de zieke weer gezond. Met zijn blik verlost hij de mens van zijn kwalen, waarna hij ermee omhoogvliegt en de ziekte in het zonlicht laat verbranden. In veel landen heet het dat deze vogel zielen van Joden huizen die aan Christus kruisiging hebben deelgenomen. Sindsdien moeten ze rondzwerven.

P. de Beauvais: ‘Er bestaat een vogel die caladrius wordt genoemd. Over deze vogel staat geschreven in een van de vijf boeken van Mozes dat Deuteronomium heet dat men van deze vogel niet moeten. Physiologus zegt over hem dat hij volledig wit is en geen enkele zwarte vlek op hem te vinden is. Hij dijbeen van de caladrius geneest oogontstekingen. Hij wordt gevonden in afgelegen streken….Deze caladrius is het zinnebeeld van onze Heer Jezus Christus die sneeuwwit is en wie geen enkele zwarte vlek te vinden is zoals Hijzelf getuigt in het Evangelie dat zegt: ‘ Tot Mij kwam de Prins van deze wereld en hij vond geen kwaad in Mij”. Hij die nimmer zondigde, in wiens mond nimmer een leugen werd gevonden, daalde uit de hemel neer naar het zieke volk van de Joden en wendde zijn gelaat van hen af vanwege hun ongelovigheid en richtte zijn blik op ons. Hij nam al onze ziekten en zonden weg toen Hij aan het heilig Kruis werd geslagen en toen Hij ten hemel voer bevrijdde Hij ons uit onze ellende en schonk ons gaven. Want zij die niet in Hem geloofden, namen Hem niet aan en daarom zei Hij in het Evangelie: Allen die Hem aannamen schonk Hij de macht kinderen van God te worden, aan hen die geloven in zijn Naam’.

Richard de Fournival in liefdes bestiarium of bestiaria d’ Amour: ‘En deze vorm van wanhoop komt overeen met de aard van de caladrius. Dat is een vogel die men bij een zieke brengt en als hij de zieke recht in het gezicht ziet is dat een teken dat de zieke zal genezen, aar als hij zich afwendt en hem niet wil aankijken is men van oordeel dat de zieke zal moeten sterven.

En daarom, mijn schone, zeer lieve vriendin, omdat het je zwaar valt dat ik je ooit het hof maakte en je anderzijds graag met mij kennis had gemaakt en mij graag gezelschap had willen houden, als ik tenminste niet zou praten over de ziekte waaraan ik leed, daarom heb ik het gevoel dat jij me nooit in het gezicht hebt willen zien toen ik ziek was.

Zodoende moet men wel van oordeel zijn dat ik dood ben. Want door zo te handelen heb je me in net zo’ n desolate toestand gebracht als die welke eigen is, zonder het geringste uitzicht op genade.’

Het is het symbool van de Hemelvaart van Christus, zie het glasvenster in de kathedraal van Lyon. De charadius staat alleen maar in kathedraalvensters van de 13de en 14de eeuw. Is het oorspronkelijk een uit India afkomstige fabelvogel?

In vroeger tijden werden deze vogels door koningen gehouden. Alexander de Grote vond er een in Perzië.

Beverwijck, ‘Bij Plutarchus in het 7de kapittel van de tafelreden van het 5de boek wordt verhaalt hetgeen anderen ook bevestigen dat een zekere vogel die veel op de arend lijkt en in het Grieks Charadrios genoemd en in Duits, zoals Gesnerus, schrijft Triel of Griel van zodanige natuur en kracht is dat als hij door de geelzuchtige bekeken wordt alle geelachtigheid naar zich trekt en die geneest’ .

Verder zegt Maerlant; ‘Calendris dat is de kalander. Zoet zingt het als nauwelijks enig ander, en dit is de reden waarom ze in kooien vast gevangen staan. Nochtans denkt en vergeet het alles in hun kerker en hun misval en zingt altijd in de vorm alsof hun gevangenis alles weelde is en zingen de vogelen zang altijd met hun keelklank. Bij deze vogels mag men verstaan diegene die met minne is bevangen, dat het een zware en zoete kerker is en nauwelijks heeft hij nog enige moeite om dit te bedenken dan om zang en altijd met haar keelklank, de minne kerker geeft hij prijs en denkt, hij is in het paradijs’.

De calander is een soort leeuwerik die in het M. Zeegebied voorkomt. Hij zou in de kooi mooier zingen dan in vrijheid en kan goed vogels nabootsen. Thomas van Cantimpre maakt de vogel tot symbool van de liefde naar hoger leven, het symboliseert de verrijzenis en Hemelvaart. Deze vogel is het zinnebeeld van de mens die in de ban is van de liefde, een kerker, tegelijk vreselijk en heerlijk. Zijn gedachten worden beheerst door de genoegens van feestvreugde en gezang en hij zingt een loflied op de kerker van de liefde waarin hij zich in het paradijs waant.

Zie verder: http://www.volkoomen.nl/ en : http://volkoomenoudeherbariaenmedisch.nl/