Oester
Over Oester
Parels, Bijbel, vorm, gebruik, soorten, bestiaria, naam, etymologie, verhalen van de ouden, bijzonderheden,
Naam, etymologie.
Oester. Ostrea edulis; Latijn ostrea, oester, van Grieks ostreon; oester, schelp, zie osteoporose, eetbaar. In midden-Nederlands was het oester (Engels oyster) in oud-Engels ostre, oud-Frans oistre (nu huitre) en dit uit Latijn ostrea, van ostreum, dit weer van Grieks ostreon en is zo genoemd naar de benige en harde schaal, vergelijk het Latijnse ossis: knekel of been. Uit het Nederlands werd het verder in Noord Duits Uster tot Austern.
Het woord parel (peerl of beerl) schijnt met bes (beere) in verband te staan.
Shakespeare, ‘As You Like It’լ v, 4, 64,
‘Is your pearl in your oyster.’
Geboorte van de parel.
Het Griekse margarites betekent een parel, oorspronkelijk was dit wel een Babylonisch woord, mar galliti: dochter van de zee, respectievelijk kind van het licht. Beide in verband met het geloof van de oude Perzen dat oesters ‘s nachts omhoogkwamen om de maan te aanbidden. Op het moment dat zij het wateroppervlakte bereikten openden ze hun schelpen en namen een druppel dauw op die door de stralen van de maan in een parel veranderde.
De parel is het hoofd van alle witte, kostbare stenen. Het broedt in het vlees van schelpdieren en wordt soms gevonden in de hersens van de vis.
En de parel komt voort uit de dauw van de hemel. Die dauw ontvangen de vissen in zekere tijden van het jaar. Diegene die in de morgen ontvangen hebben worden schemerig door de lucht van de avond. Sommigen worden vriendelijk genoeg op natuurlijke wijze doorboord en die zijn beter dan de andere en sommige worden met kracht doorboord. Hoe meer dauw erin is gekomen hoe groter ze worden, maar niet een wordt groter dan een halve voet. Als het bliksemt of dondert in die tijd als de parel uit de hemelse dauw gebroed zal worden sluit de schaal zich voor het opkomende gevaar en het broeden mislukt en de parel wordt uitgeworpen.
Vissen ontvangen van dauw zonder kuit zoals oesters en andere schelpdieren. De maan maakt dit bij zulke vissen nutteloos, met het groeien van de maan neemt hun vochtigheid toe en verdwijnt bij afnemende maan. Գ Nachts komen de schelpdieren bij rotsen en ontvangen parels van de hemeldauw. Wanneer hun uur van teeltzucht komt laten ze de schelpen wat gapen en die worden met zekere dauwachtige vochtigheid gevuld. Aldus bevrucht zijnde verlossen ze daarna van parels die verschillend zijn naar de hoedanigheid van ontvangen dauw, want als dit er geheel zuiver ingelopen is dan worden ze spierwit. Zijn ze bleek ende niet blank dan zijn ze in onweer en donkere lucht ontvangen waaruit blijken kan dat ze meer gemeenschap met de hemel hebben dan met de zee.
Sommigen zeggen dat deze moederparels hun koningen en kapiteins hebben zoals bijen. De oesters moeten met geweld van de rotsen in de diepte afgetrokken worden. Net als we zien bij de bijen, ook hier groeien ze in een menigte bij elkaar en de grootste en de oudste, die ze als overste hebben, die wel zou uit kijken om gevangen genomen te worden. Daarom worden ze door de duikelaars opgespeurd om die te vangen. Want als de koning gevangen is en de anderen zonder leidsman dwalen worden ze gemakkelijk in het net gekregen. De schelp is de moeder van de parel en als ze ontvangen heeft en een mensenhand voelt dan schudt ze de schelp want ze weet dat die hand de rijkdom in haar zoekt, laat de visser dan op zijn vingers letten want ze klemt zijn hand ertussen en snijdt ze af. Dat ze niet gemakkelijk te verkrijgen zijn toont Isidorus Characenus dat men zo onvoorzichtig was om een vinger in een oester te steken die daarop afgesneden werd. Onder water zijn de parels zacht, maar zo gauw ze in de lucht komen hard.
Uit bestiary.ca
Hier valt echter op te merken dat dauw en zonnewarmte niet dieper dan twaalf ellen kan komen. Verder leert de ervaring dat de beste parels van de diepst liggende oesters komen. Men denkt dat in de grasmaand, als het veel regent, zich een zeker slag van oesters zich naar het bovenste van de zee begeeft en de schelpen opendoet en enige regendruppels ontvangt waarna ze zich sluiten en naar de zeegrond zinken die dan met de tijd in parels veranderen.
Anderen menen dat parels geboren worden als het veel dondert en bliksemt, vergezelt van grote plasregens.
Anderen uit dauw en bliksem. Dan heeft ze de bliksem in zich. Die draait zich om de oogappels van de oester en maakt die door draaiing tot parels. Die parels lichten op in de zee.
Anderen uit het vlees van de oesters.
Anderen dat de zee enige steentjes voortbrengt die in de oesters gevallen zijn en van de gladheid en glans van de schalen een voortreffelijke klaarheid ontvangen en zo parels worden.
Een Oosterse mythe zegt dat ze ontstaan zijn door druppels die van de hemel gevallen zijn en door de mossels opgezogen werden.
Shakespeare, ‘Simon of Athens,’ IV, 3,442:’de zee, die.... de maan in zilte tranen oplost.’ Blijkbaar bestond er het volksgeloof dat er van de maan zilte druppels in zee vielen, vergelijk ‘Macbeth’ III, 5, 23;
‘Ginds aan de horen van de maan
Hangt, zwaar en laag, een neveldrop
Ik vang hem onder 't vallen op
Die, als gij er de geest uittrekt
Door toverkunst, hem geesten wekt.’
Uit Maerlant; Margareta, zoals Solinus zegt, is een vis die de fijne parels te dragen pleegt, de margariten. In India, zeggen de beschrijvingen, vindt men een groot deel van deze die als mosselen gemaakt zijn, zoals wij lezen zijn de margariten daar. Ook weet men wel voor waar dat onze mossels ze te dragen plegen, maar wij willen niet gewagen dat ze zo schoon zijn en zo fijn als waar ons van zegt Solinus in het boek van de stenen hierna zullen we er meer van spreken en waar.
Beverwijck, Parels die niet alleen tot sieraad van de juffrouwen maar ook in de geneeskunst gebruikt worden groeien in een schelpvis die veel op onze oesters lijkt. Die laten wanneer hun uren van de teeltzucht komt hun schelpen wat gapen en worden met zeker dauwachtige vochtigheid vervult. Aldus bevrucht zijnde verlossen ze daarna van de parels die verschillend zijn naar de hoedanigheid van de ontvangen dauw. Want als het daar geheel zuiver ingelopen is, dan vallen ze spierwit en anders geel en onzuiver. Ze zijn ook bleek en niet blank die in onweer en donkere lucht ontvangen zijn waaruit blijken kan dat ze meer gemeenschap hebben met de hemel dan met de zee. Daarvan trekken ze een donkere kleur of naar de heldere morgenstond een heldere. Indien ze tijdelijk gevoed worden zo groeit ook de vrucht, als het weerlicht of dondert en bliksemt worden de schelpen toegetrokken net als bij schrik en de parels bedorven. Deze oesters worden met zeer grote moeite door de Indianen gevist die om ze te vinden, 10, 15, ja, soms 20 meter onder het water duiken wat daar zeer koud is en hetgeen meer benauwd is dat ze de adem slecht kunnen ophalen en moeten daar een kwartier of half uur blijven en omdat ze gewoonlijk vast zitten aan de steenrotsen ze er met geweld aftrekken. Sommige schrijven dat, net als wij zien in een zwerm bijen, zo ook deze oesters zich in menigte bij elkaar houden en de grootste en oudste tot overste hebben die dapper gauw zou wezen om zich te wachten om gevangen genomen te worden en dat daarom de duikelaars grote moeite doen om die te vangen. Want als de koning gevangen is en de andere onder leidsman dwalen worden ze dan gemakkelijker in het net gekregen. De oester zelf wanneer ze een hand verneemt om haar te vatten sluiten zijn schelp toe en bedekt de schat waarvan ze weet dat ze gezocht wordt en als ze de hand kan voorkomen dan snijdt ze die met haar scherpte af. Als ze gevangen is wordt ze in aarden pot met veel zout bestrooid want als de vis verteerd is vallen de parels gezuiverd onder op de bodem. Verder zijn de parels onder het water zacht, maar zodra als ze in de lucht komen worden ze hard zoals we mede van het koraal zullen zeggen. Om hun hemelse helderheid zijn ze altijd in zeer grote achting geweest die gesteld wordt in haar witheid, grootte, ronde, effenheid en gewicht, hoewel dat er weinig parels te vinden zijn die alle deze deugden over zich hebben. De kostelijkste waar wij van lezen is geweest die Cleopatra, koningin van Egypte, van haar oor trok, smolt en opdronk om de Roomse veldoverste Antonius in overdaad te boven te gaan. Wij krijgen onze parels uit beide Indien en de bijliggende eilanden. Maar het is zeker dat er ook sommige gevist worden in de Westzee bij Engeland en Schotland, dan die zijn noch zo groot, noch zo helder niet als andere zoals Plinius en Marcellinus getuigen. Op hoop evenwel van die, schrijft Suetonius, dat Julius Caesar naar Brittannië getrokken zou zijn en die van zulke grootte gevonden had dat hij soms hun gewicht in de hand onderzocht heeft. Andere doen hierbij dat hij daarvan een schild aan de godin Venus met een onderschrift en noch een gift zou gedaan hebben in de tempel van Diana. Tot geneesmiddelen worden de grote parels om hun hoge prijs niet genomen, maar alleen de kleinste die men gewoonlijk daarom de naam van zaadparels geeft. Ze dienen evenwel wit, zwaar en heel te zijn, dat is zonder gaten. Want als ze doorboord worden dan krijgen ze enige ijzersmet wat haar krachten verandert. Waarom ze ook geenszins gestampt dienen te worden in koperen vijzels. De parels zijn koud en droog van aard, hebben een eigenschap om het hart te versterken, de flauwte en onmacht weg te nemen, de verrotting die het hart bestrijdt, gave en vergift tegen te staan. Ze worden in de apotheken fijn op een marmersteen met rozenwater gewreven wat de naam heeft van klaargemaakte parels. Maar beter is het Magisterium wat smelt en heeft al kleine hoeveelheid volkomen in de kracht van de parels. Wordt gewoonlijk met sap van citroen gemaakt, dan omdat het altijd enige vuiligheid bij zich heeft is de gedistilleerde azijn hiertoe beter wiens scherpte daarna wederom afgewassen wordt.’
Megenberg;’ Concha of coclea heet een slak en is in Duits alzo veel gesproken als een vlakachtige of leegachtige want zo de maan afneemt zo worden hun schalen vlak of hol en leeg. Want zoals Rabanus spreekt alle zeedieren die met schalen besloten zijn die nemen toe wanneer de maan toeneemt en nemen af wanneer de maan afneemt. En spreekt ook Rabanus dat de vis margariten maken, dat zijn fijne parels. De zeeslakken hebben die aard dat ze Գ nachts aan de oever gaan en worden zwanger van de hemelse dauw en daarvan worden de parels in hun vlees. Solinus spreekt, de zeeslakken onkuisen te zekere tijd in het jaar en ontvangen. Ze begeren de hemeldauw net zoals een vrouw haar liefste begeert en doet haar schaal open en gaapt tegen de dauw. En zo de maan zijn vocht, dat is de dauw, allermeest valt zo drinken ze dat begeerde dauw in zich en worden zwanger en zwaar van de dauw. En als dat dauw geschikt is alzo schikken zich die parels die daarvan komen; want is de dauw zuiver en helder zo worden de parels erg fijn en schijnend; is het echter troebel zo worden ze bleek of roodachtig en alzo baren die slakken meer van de hemeldauw dan van het zeewater. ‘
Vondel, Hippolotys of rampsalige Kuyscheyd’.
‘Geen steen zo wit als sneeuw, een zeegift opgesmeten. (een parel)
Vondel, Verovering van Grol door Frederik Hendrik
'In 't rood, dat door het vocht van haar kaken gloeit
Licht op als purper van een roos met dauw besproeid.
In deze bekommerde eeuw
Dat hij, die vrouwen wenst en maagden te misbruiken
Door schennis,'tմ puik der jeugd tot heilloos parelduiken (=dus gevaarlijk)
In 't graven in de mijn, met goddeloos goudgeschrei.’
Parels van ‘t zuiverste water’ hebben een onbeschrijfelijke zachte, melkwitte en zilverheldere glans waarmee nagenoeg geen regenboogkleuren vermengd zijn.
Parels waren vroeger belangrijker dan tegenwoordig. Als je er van uit gaat dat de techniek niet zo vergevorderd was om die harde diamanten te slijpen dan zullen de edelstenen van de oudheid, bijbel, wel halfedelstenen geweest zijn.
Bijbel.
Het Hebreeuwse woord ԧabishլ wat voorkomt in Job 28:18 en Spreuken 3: 15 wordt soms vertaald als robijnen, in andere vertalingen staat parels. Ook in het N.T. is ze bijzonder en kostbaar. Mattheus 13:45 toen de Heer sprak van ‘parels voor de zwijnen gooien’, Mattheus 7:6, gebruikte hij een oude oosterse gezegde, woorden van wijsheid worden vaak gezien als parels.
Christelijk.
De parel heeft een teer stralende glans met een bijna kogelronde vorm wat naar volmaaktheid wijst. Ze zijn ingesloten in een schelp als de leer van Christus die voor heidenen ontoegankelijk is. De beide helften van de schelp zijn het Oude en Nieuwe Testament en de parel is Christus.
De poorten van het ‘Hemelse Jeruzalem ‘bestaan uit parels, het zijn de pearly gates.
De Indiaanse vissers storten een fles met zalf uit door welke aangenaamheid de oesters bevangen en als dronken worden en dan met een ijzeren priem doorstoken worden. De wellust wordt door de visser verbeeld en de snoeperij door de zalf, een oester verbeeldt een lustgrage mens.
De uitlopende vocht van een gewonde oester wordt in een parel veranderd. Dat wordt verheven tot zinnebeeld van het bloed der martelaren.
G. Gazelle.
‘Margaritha, blomken fijn
Kan der wel iets schooners zijn
Als de naam van de edele blomme
Die ‘ik te Paaschen tegenkomme?’
Bij deze versregels duidt de dichter op de betekenis van het Griekse woord wat bij ons parel betekent en door de Christenen, tijdens de vervolgingen der Romeinse keizers, in hun geheimtaal werd opgenomen, zoals hij elders zegt:
‘’t is bekend
Was het woord, dat de ouden zeiden
Als zij, zwichtend voor den heiden
Spreken wilden, ongeschend
Van Gods heilig Sacrament.’
Immers als de eerste Christenen die onder Nero ‘s zwaard kwamen:
‘Om ‘t misbruiken af te keeren
Van het lichaam onzes Heeren
Mieken uwen schoonen naam
Margaritha, God bekwaam
En wanneer zij duister spraken
In hun kerkelijke zaken
Van ‘tot Margarita,’ gaan
Dat was, Onzen Heer ontvaan.’.
Zo werd de parel tot symbool van de Christenen. Net zoals de natuurlijke parel in de blinkende oesterschelp of parelmoeder ligt, zo ligt de heilige Hostie in de gouden kelk, die Maria verbeeldt.
De pareloester, Pinctada margaritifera, levert de parel en paarlemoer.
Historie.
Parels zijn vanouds bekend, ze werden bij de Perzische Golf gevonden, aan de kust van Arabië en de kust van Coromandel. Ze zijn al lang in Indi bekend, in de Bijbel komen ze voor en in Egypte na de verdrijving van de Hyksos kwamen ze in zwang. Theophrastus vermeldt ze het eerst en wel onder de Griekse naam margaros. Vandaar kwamen ze bij de Romeinen en werden in Romaanse talen margarita genoemd. Sinds de veldtochten van Pompeus en de onderwerping van Alexandrië kwamen de parels meer in trek, voor grote parels betaalde men grote sommen. In de nieuwere tijd gaf voorts de ontdekking van Amerika een nieuw leven aan de handel in parels. Columbus merkte op dat de Indianen zich met parels sierden en bestempelde het eiland, aan welke kust men naar parels viste, met de naam Margarita. Hier verdween echter die tak van handel. Deze westerse parels zijn gemiddeld zeer groot, maar niet zo rond en loodkleurig, zodat ze een veel geringere waarde hebben dan de Oosterse.
Rivierparels.
De rivierparelmossel komt in heldere beken van bergstreken voor. De rivierparels zijn vrijwel even mooi als de zeeparels, maar veel zeldzamer. De parels in de Elster zijn ontdekt door Venetiaanse kooplieden. De parels van de overige rivieren werden in de 16de en 17de eeuw bekend. Julius Caesar bezat reeds parels die uit Engeland afkomstig waren.
Vergaan.
Na verloop van tijd vergaat de glans, vooral door afwisseling van temperatuur en huiduitwaseming, in oude graven heeft men er gevonden die vrijwel tot stof vergaan zijn.
Naar gelang van de kleur van de schelp zijn ze blauw- of geelachtig en bij zwartkleurige rand van de schelp wordt het zwartachtig. Parels lossen op in zuren onder luid bruisen, kook ze maar eens in een sterke azijn.
Kunstmatig.
De Chinezen leggen zeer kleine metalen beeldjes die Boeddha voorstellen in de schelp van een oester. Het dier wordt hierdoor geprikkeld en bedekt weldra het vreemde voorwerp met een parelkorst. Zo ‘bepareld’ wordt de kleine Boeddha gebruikt als amulet. Reeds sinds duizenden jaren wenden de Chinezen middelen aan om de pareloesters te dwingen in minder tijd haar arbeid te verrichten. Met dit doel worden vreemde lichamen gebracht tussen de schelp en de mantel. De hiervoor benodigde korrels worden gewoonlijk vervaardigd van klei dat met het sap van de kamferboom tot een deeg aangemengd is.
Namaak.
Het gewicht is in karaten, verder bepalen vorm en kleur een invloed op de prijs. Ze worden op velerlei wijze nagemaakt. Men heeft glazen-, metalen-, koralen- en albasten parels en vooral wasparels. De laatste lijkt nog het meeste op de echte. Ze bestaan uit holle glazen bolletjes die van binnen bedekt zijn met parelessence en verder gevuld met was. Die parelessence bereidt men uit de schubben van witvis die met water gewreven worden totdat de blinkende deeltjes zuiver bezinken. Dan wordt dit met ammoniak gewassen en met een gelatineoplossing vermengd.
Tegenwoordig worden ze in de schelp kunstmatig nagemaakt. Men legt een stof in het hart, de mossel wordt op zijn plaats in het water gezet en na enige tijd worden er parels gevormd.
Gebruik.
Het is een deel van de geschiedenis van vrouwelijke weelde. Het was het symbool van Aphrodite, aphros: schuim.
Om de hemelse helderheid zijn ze zo geschat, de grootste, de witste, de rondste, de gewichtigste. De kostelijkste was die van Cleopatra die ze van haar oor trok, smolt en opdronk om Antonius in overdaad boven te gaan. Karel V betaalde in 1505 voor een grote parel tachtigduizend dukaten. Filips II van Spanje bezat er een zo groot als een duivenei wiens waarde men niet wist te schatten.
Ze versterken het hart en de voornaamste delen van het lijf. Ze verkwikken de krachten en de geesten.
De as van oesterschelp die gemengd wordt met honing verdrijft rimpels maakt de vrouwenhuid glad en vlak.
Parel zijn buitengewoon goed voor het hart en in staat het hart te verfrissen. Daarom bereiden ook de alchimisten een likeur, die ze parellikeur noemen, en denken dat ze daar een massa zieken mee genezen kunnen, ofschoon het meeste wat ze doen is rook, gewichtigheid en charlatan. Ik heb hier in Parijs een barbier gekend die naar een zieke geroepen was en hem twee bloedzuigers opgezet heeft en vrijheid genoeg had om daar zes gouddaalders voor te vragen. Hij vertelde namelijk dat hij deze bloedzuigers een maand lang geen andere voeding gegeven had dan parellikeur.
Parel is een ongelukssteen. Parels brengen de gever pijnen en tranen.
Uit blog.productosecologicossintermediarios.es
Ostrea edulis, (Latijn ostrea oester, van Grieks ostreon, verwant met Grieks ostrakon; harde schil en osteon; been, eetbaar)
Als je in het laatste van mei bij de Zeeuwse oesterbanken komt en een levende oester in de hand neemt zal je zien dat daar een melkachtig sap zit. Open ze weer in juli/augustus en je ziet honderden levendige oestertjes die met een schelp geboren zijn en door de moeder in de schelp uitgebroed. Open ze in de herfst en je zal zien dat de moeder ze weggestuurd heeft zodat ze op stenen en de naast liggende oesters zijn vastgeraakt. Het volgende jaar in mei zijn ze groot als een dubbeltje, dan worden ze opgevist en gescheiden van de anderen en deze eenjarige, broed geheten, worden op de oesterbanken gezaaid. De schelp krijgt nu elk jaar een nieuwe rand, het vierde jaar eet men ze, de grootste zijn van zes of zeven jaren. De schelp is van binnen schitterend paarlemoerachtig. Het vlees zit hier binnen de beenderen en als ze groeien groeit ook de schelp, die uit lagen bestaat, alle jaren meent men met drie schilfers.
Een oester is het oester, het kan van geslacht veranderen.
Oesters worden al duizenden jaren gegeten. Over de hele wereld zijn er bergen schelpen te vinden, vooral de Romeinen gebruikten ze veel. Plinius vermeldt dat Sergius Orata de eerste was die kunstmatige oesterbedden aanlegde.
Bestiaria.
Ze zijn goed voor de zieken en herstellen de zwakke maag en zorgen dat de zieken rustig slapen en versterken, ze breken de steen en de gestampte schelpen verminderen het zuur in de maag en drijven het water af.
‘Want zij verwekken lust om te eten en om bij te slapen’ hetgeen de lustige, lekkere en weeldige lieden wel aanstaat.’
De ouden plachten ze rauw te eten. Ze komen hier meestal uit Engeland, van Rochester, waar ze in de oudheid al bij de Romeinen vermaard waren aldus Plinius.
Uit Maerlant; Ostrea, is de oesters naam. Het is een goede vis en bekwaam en een deel heet van natuur, ook houdt men ze goed ter genezing voor de borst en dan rauw uitgezopen. Plinius die schrijft alzo dat de kreeft met grote zin de vis, die ze in hebben, van hem winnen en verteren omdat ze die aardig veel begeren. In de heldere lucht van de Oriënt is dat van de oesters bekend dat het zo’n verf draagt, als men weet, die in Latijn ostrum heet waar men in pellele wel geraakt en goede waterverf van maakt.’ (zie purper bij slak)
En; ‘Pina, horen wij Plinius vertellen, is een vis die in schelpen ligt en als de maan helder schijnt ontdoet het zijn schelpen daar alsof het dood dacht te wezen. Dan komen kleine vissen in deze en kruipen wel in zijn schelp en dan is de Pina niet zo stom en gauw sluit ze haar schelp dan en wat ze er in grijpen kan dat blijft geheel dood en deelt zijn echtgenoot een deel die altijd bij hem is in zijn hoede, dus proeft men dat vissen bevroeden.
Bij de Egyptenaren vind je een kreeft die aan een oester kleeft en met zijn scharen de oester probeert open te krijgen en knijpt en trekt. De oester die hongerig is legt de schelpen open en wanneer er een visje tussen geslopen is dan prikkelt de kreeft de oester met zijn knijper, wat de oester in de gaten krijgt en de schelpen sluit en op die wijze wordt het visje gevangen. Dan wil de kreeft het visje eten. Als de oester zich dan in de zonnestralen bakert en zijn schelpen ontsluit, dan zal de kreeft er een keitje of steentje tussen werpen zodat hij zijn schelpen niet meer zal kunnen sluiten en hij het oestertje met zijn scharen knijpt en zijn vlees er met stukjes uithaalt.
Het zijn net mensen die hun harten voor de wellust openen, gelijk de oester voor de zonnestralen, wanneer de satan naar de wijze van de kreeft toeschiet en in het hart vuile gedachten in werpt, om ze te verstrikken en te bederven.
Een vader of mens die zichzelf niet verzorgt, maar verzorgd wordt, wordt afgebeeld door een oester en kreeft. Die laatste blijft aan het oestervlees, alsof hij eraan gelijmd was, hangen waarvan hij de naam oesterbewaarder heeft gekregen.
‘De muis gedreven door een zucht om spijs te rapen
Zag een oester wijd met zijne schelpen gapen
Zij nadert en begint te knauwen aan het been
Gelijk zij waande. Toen sloot de vis zich aaneen
Daar bleef zij onverwacht naar haar verdienste hangen
Nadat zij zichzelve had gemaakt tot een gevangene.’
Vondel, Vermaeckelijcke Inleydinghe LXVIII;.
Huysratte en oester;
‘Den Huisrat niet vergenoegt dat ze leefde als een vrije
En in een koopmans hadde alle lekkernije
Van suiker en banket, van wild en gebraad
En alles wat de is van een handelaars beslaat
Zo is ze van dartelheid beraden besloten te verhuizen
Aan մ dorre en vochtige strand waar steeds de baren bruisen
Maar komende aan het meer en aan het natte zand
Dat alzins ligt verwaait, zij fluks een oester vond
Die gretig naar de vis van binnen heeft gegrepen
Maar de Oester heeft de schelp zachtkens dichtgeknepen
En ճ Ratten hoofd verplet, zo dat het zwarte beest
Op staande voet verworgt, zeer deelrijk gaf den geest
Wie in rustige staat en in een weelderig leven
Zijn lusten niet bedwingt, maar toch naar iets nieuws wil streven
Door dartelheid bekoort, al zelden wel bekijft
Uit ongebondenheid die hem tot weelde drijft.’
Zie verder: http://www.volkoomen.nl/ en : http://volkoomenoudeherbariaenmedisch.nl/