Klauwier

Over Klauwier

Negendoder, vorm, gebruik, soorten, bestiaria, naam, etymologie, verhalen van de ouden, bijzonderheden,

Naam, etymologie.

Lanius collurio L; Lanius betekent vleeshouwer of slachter in Latijn. Grieks kollyrioon betekent roofvogel.

(780) De meest bekende inheemse wurger is de grauwe klauwier, grauwe ekster, schataakster, steenekster, slachtersvogel, tuinekster, mordaekster, rode tuinvalk, wirger of negendoder die in Groningen rode tuinvalk, vinkenbijter, toenekster of bruine doorndraaier genoemd wordt. Het is de Engelse redbacked shrike een woord dat van shriek komt dat een schel geluid betekent, verder butcher bird, mountain magpies en murdering pies, in Duits is het de Rotruckenwurger en Neuntoter en in Frans pie-grieche ecorcheur.

Negendoder.

Gessner, “Nuntoder oder Nunmorder wirt er geheisen das er alle tag neun vogel toden sol’. Het is de negendoder. Hij eet die vogels niet, hij heeft er alleen negen dood gemaakt. Hij heeft de gewoonte om elke buit die hij vangt op een doorn of andere scherpe tak te spietsen voordat hij hem verslindt. Bij mooi weer vind je kevers, insecten en kikkers, bij slecht weer dikwijls gehele broedsels van jonge vogels aan doornen gestoken. Als een slager spiets hij zijn vlees aan de haken. Op plaatsen waar de klauwier zich gevestigd heeft verdwijnen langzamerhand alle grasmussen, hofzangers en boszangers, zelfs de in holen broedende zangvogels. Hij is een van de afschuwelijkste vijanden van de kleine zangvogels, maar vangt ook muizen, kikkers en hagedissen.

Ook wordt hij Dorndreher genoemd omdat deze vogel zijn slachtoffers met zijn snavel vast op de doornen spietst. Maar Dorndreher komt uit oud-Hoogduits Dorn-dragil en betekent die door de doornen sluipt. De vogel heet in oud-Hoogduits Warc-hengil en Wurgel-hahe wat later tot wurgengel en worgengel werd en omgedraaid tot hangwarc. In Nederduits komt ook de naam tunhupper of –kruper voor.

Vorm.

Dit is een drieste, moedige, wakkere en onrustige vogel. Zelfs wanneer hij zit draait hij zijn kop voortdurend naar alle zijden en wipt intussen de staart op en neer.

De kop, de achterhals, de staartwortel en de bovendekveren van de staart zijn licht asgrauw, de overige delen fraai bruinrood. Een smalle voorhoofdrand en een van boven en van onder wit begrensde teugelstreep zijn zwart. De wangen, de kin, de keel en de benedendekveren zijn bruinachtig grauwzwart met smalle lichtbruine kanten, de schouderveren bijna geheel roestbruin. De ogen zijn bruin, de poten grauwzwart en de snavel is zwart. Het wijfje is van boven roestgrauw, de onderdelen zijn op witachtige grond met bruine golflijnen getekend. Totale lengte achttien cm, de staartlengte is zeven cm. heeft de grootte van een flinke spreeuw.

Deze vogel houdt van dicht struikgewas.


Zang.

Zijn loktoon is een tamelijk duidelijk hoorbaar ‘gek gek gek’ of een moeilijk te omschrijven ‘see’ of ‘gre’. Deze beide geluiden worden op verschillende wijzen geïntoneerd en geven soms vreugde, soms angst te kennen. Sommige geven geen andere geluiden terwijl sommige mannetjes uitmuntende zangers zijn. Hij kan verrassend goed andere vogels nabootsen. Men denkt dat het is om die naderbij te lokken. Hoe ouder het mannetje wordt, hoe groter zijn muzikale talent, het is een echte spotvogel. Wel is het jammer dat elk van zijn fraaie liedjes door toevoeging van zijn eigen wanklanken ontsierd wordt.

Broeden.

In een dicht struikgewas zit het nest dat gevoerd is met zachte plantedelen. Het wijfje broedt een vijf a zes eieren die wat grootte en kleur betreft verschillend kunnen zijn. Het wijfje blijft zeer vast op de eieren zitten. De broedtijd is veertien dagen. De jongen worden door beide ouders gevoerd, ze zijn zeer aan hun jongen gehecht en verdedigen ze met moed.

Lanius senator, L. (De Romeinse senatoren droegen een met purper versierde toga) is de roodkopklauwier, rode haagekster of bruinkop, Duitse Rotkopf Wurger, Engelse European woodchat shrike, Franse pie grieche rousse.

Die is van onderen grijswit en achttien cm lang.

De roep is ‘tsjak-tsjak en bij angst is het ‘kra’.

Heeft verder dezelfde gewoontes als de vorige.

Lanius excubitor, L. (uitmoorden) is de klapekster; de babbelende ekster, de blauwe klauwier, wachter, toenekster, vinkenbijter, tuinvalkje, negendoder tuinekster, grote klauwier, blauwe klauwier, waldheer, mordeakster, tunekster, skat ekster en dorendraaier, Duitse Groszer Wurger of Raubwurger, Engelse Northern great grey shrike, Franse pie grieche grise.

Is zeer waakzaam en ontdekt roofvogels van ver. Hij werd daarom bij de valkenjacht gebruikt en heette in de taal van de valkeniers handwerk.

Die is van onderen wit roze en heeft een oogstreep, verder een witte spiegel op de zwarte vleugel. De staart is zwart met witte buitenvlaggen aan de buitenste pennen. De klapekster is tweeëntwintig cm lang.

De roep is ‘tsjek-tsjek’. Zijn vlucht is golvend en kan goed andere vogelgeluiden na doen.

Broedt in mei-juni een veertien dagen op vijf tot zes bleekgroene, met olijfbruine vlekken bezaaide eieren.

Lanius minor, Gm. (klein) Is de kleine klauwier of kleine klauwekster, Duitse Grauer of Schwarzstirn Wurger, Engelse lesser grey shrike, Franse pie grieche a poitrine rose.

Zie verder: http://www.volkoomen.nl/ en : http://volkoomenoudeherbariaenmedisch.nl/