Scharrelaar

Over Scharrelaar

Duitse papegaai, vorm, gebruik, soorten, bestiaria, naam, etymologie, verhalen van de ouden, bijzonderheden,

Naam, etymologie.

Coracius: Latijn corax: raafachtig.

Coracias garrulus, L. (babbelaar)

Scharrelaar of Duitse papegaai, Duitse Blauracke, Engelse roller, Franse rolier d’Europe.

Vorm.

Zijn verenkleed is prachtig. De kop, de hals, de onderdelen en de dekveren van de vleugels zijn zacht hemelsblauw met groenachtige tint. De kleine dekveren van de staart zijn donker ultramarijn en de mantel- en schouderveren met de achterste armpennen kaneelbruin, de handpennen zwart en aan de wortel hemelsblauw, de armpennen zwart met donkerblauwe weerschijn en hemelsblauw op de wortelhelft van de buitenvlag. De gehele vleugel die van onderen gezien zijn donkerblauw en de beide middelste staartveren vuil bruinachtig grijs, de rest dof hemelsblauw.

De lengte is tweeëndertig cm, inclusief de dertien cm lange staart.

De vogel komt bij Scandinavië beginnend en verder zuidwaarts in geheel Europa voor, meer in Afrika en Zuid-Azië. Zelden zie je hem hier, in Griekenland komt hij in kolonies voor, zo ook Spanje.

Leeft van kevers, insecten, kikkers, wormen, muizen en vijgen.

Vliegen.

Alle scharrelaars zijn onrustige vogels die niet lang op dezelfde plaats blijven. Alleen in de broedtijd wordt hij aan een bepaald gebied gebonden. Anders is hij buitengewoon wispelturig en beweeglijk en zwerft de hele dag rond, vliegt van de ene boom naar de ander.

Hun behendige, snelle en buitengewone losse wijze van vliegen onderscheidt zich in hoge mate door allerlei vreemdsoortige lichaamsbewegingen als door merkwaardige buitelingen. Bij donkere lucht is hij verdrietig en ontevreden maar dartelt bij zonneschijn hoog in de lucht rond en maakt vreemdsoortige zwenkingen.

Geluid.

Hun stem is een onaangenaam en grof geluid dat vrij nauwkeurig overeenkomt met de hieraan ontleende Duitse naam van deze vogel, ‘Rak’. Het is een fel en hoog ratelend telkens herhaald, ‘raker raker raker’, toorn ontlokt hun een krijsend ‘re’, tedere aandoeningen geven ze te kennen door een hoge klagende klank ‘kre’.

Nest.

Het nest verschilt al naar gelang de standplaats. De nestholte is altijd bekleed met fijne worteltjes, halmen, haren en veren. Het bevat een vier tot zes glanzende witte eieren. Ze broeden om beurten en doen dit met zoveel ijver dat je ze van het nest kan tillen. Omdat ze de drek van de jongen niet verwijderen zitten de jongen tot over hun oren in het vuil en verspreidt het nest een walgelijke stank.

Bestiaria.

Uit Maerlant en die spreekt over een vogel die vijgen eet, mogelijk onze vogel, ‘Ficedula, zegt Isidorus, is een vogel en die heet aldus omdat het graag vijgen eet waar dat ze het mag krijgen, zoete boomvrucht is zijn spijs. Merkt hierop, gij grote wijze, wat dat dier betekenen kan. De boom betekent wel elke mens, men vindt misselijke bomen in het aardrijk, als ik het gok, die vrucht brengen naar hun natuur, soms zoet en soms zuur, deze vruchten, dat zijn onze werken en dit wil ik dat elke wijze opmerkt en hij die de goede mensen bemint om de deugd die hij in zich heeft laat de kwade heen varen, want als hij die wel zegt te bewaren mag hij voor God een dagvaarding tellen, die zich ontdoet van de felle en bemint de zoete en goede vrucht gelijk dat ficedula doet’.

Zie verder: http://www.volkoomen.nl/ en : http://volkoomenoudeherbariaenmedisch.nl/