Tijger
Over Tijger
Mythologie, vorm, gebruik, soorten, bestiaria, naam, etymologie, verhalen van de ouden, bijzonderheden,
Panthera tigris (Felis tigris).
Naam, etymologie.
Panthera; panter.
Tijger, in midden-Nederlands was het tigre, in Duits Tiger, in Engels tiger en in Frans tigre. Dit woord stamt uit Latijn en dat uit Grieks tigris en dat uit Iraans, vergelijk Avestisch tiyri: pijl, Iraans thigra: scherp.
Jan van Mandeville; ‘De derde rivier heet Tigris, dat is te zeggen haastig lopend want ze loopt sneller dan enige van de anderen. En daarom heet ook een beest tijger omdat ze zo snel loopt’.
Mantycor.
Onder fabuleuze dieren wordt ook een paar maal in de literatuur een mantichoras, mantichora of manticora genoemd. De autoriteit die dit vermeldde was Ctesias, een Griekse geneesheer uit de 5de eeuw v. Chr. wiens beschrijving gegeven is door Aristoteles. “Hij verzekert ons dat het Indiaanse wilde beest, martichoras genoemd, een driedubbele rij tanden in de boven- en onderkaak heeft. Dat het zo groot is als een leeuw en net zo harig, dat zijn voeten op die van een leeuw lijken. Dat het op een man in gezicht en oren lijkt en dat zijn ogen blauw zijn. Dat zijn kleur vermiljoen is. Dat zijn staart is als die van een landschorpioen. Dat het een angel in zijn staart heeft en dat het de mogelijkheid heeft om de punten die pijlvormige aan de staart bevestigd zijn af te schieten. Dat het geluid van de stem iets is tussen het geluid van een panfluit en dat van een trompet. Dat het even snel kan lopen als een hert. Dat het gevaarlijk is en een menseneter’. De mantichora valt het liefst twee of drie mensen tegelijk aan. Zijn scherpe stekels kan hij afvuren; er groeien onmiddellijk nieuwe stekels voor in de plaats. Alleen de olifant kan zijn aanval overleven, vandaar dat mantichora-jagers deze dieren bestrijden.
Plinius herhaalt dit en noemt het beest mantichora, hij citeert koning Juba die vertelt dat het de mensentaal kan imiteren. Aelianus geeft de naam martichoras. Hij vertelt dat het een Indisch woord is en menseneter betekent. Dit zal wel juist zijn, de afleiding is van oud-Perzisch martijaqara, literair betekent dat man-doder. Het Perzische ‘mard’ betekent ‘mens’ en ‘qhaur’ is eter, zo is het een menseneter.
Uit Maerlant, ‘Maricomorion is bekend, het is een beest van de Oriënt. Naar de leeuwen grootte, zij het gewis, zoals schrijft Aristoteles. Zeer wreed, van haar komt drie paar tanden, scherp en groot, oren, ogen en het aanschijn net alsof het een mens mocht zijn, maar de ogen zijn van donkere doene, de staart als van de schorpioen, geklauwd naar de luipaard nochtans. Zijn geluid is alsof er een man sprak, zijn briezen als een bizon. De herten snelheid en de zijne die is vrijwel even snel. En is tegen alle mensen fel en waar het zo een mag vangen verbijt het en eet het op’.
Het volgende bij Maerlant kapittel is over; ‘Mantichora, mag wel een wonder zijn zoals Plinius schrijft en Solinus. Een aanzicht als de man, maar gele ogen heeft het nochtans, rood van haar, gelijk de leeuw is het bijna gemaakt in al zijn doen, zo sterk dat het een wonder is. Zoet geluid schijnt het te hebben, het schijnt de waarheid te zijn alsof het kunstig op fluiten blaast. Voor het mensenvlees alleen bemint het groot of klein, zo snel is het in zijn vlucht als de vogels in de lucht. Drie rijen raken staan hem in het hoofd, het zijn tanden, wat men gelooft’.
Samenvatting.
Ctesias zou dit dier in Perzië gezien hebben, waar het gebracht zou zijn als een cadeau voor de koning, maar hij twijfelt over de echtheid van de getuige. Dit dier was zonder twijfel de Bengaalse tijger is en is beschreven door in paniek geraakte getuige na een snelle vlucht.
De tijger was bij de oude Grieken onbekend. Toen Ctesias het bericht bracht van een wonderlijk dier die ze “Martichoras’ noemden, vertegenwoordigde hij het idee van de Perzen over de Bengaalse tijger. Later kwamen de verhalen dat in de staart zich scherpe pijlen bevinden waarmee ze naar de jagers schieten, worden die getroffen dan sterven ze daaraan. Als de pijlen verschoten waren groeiden er weer anderen aan. Als de Indiërs hun jongen vangen verpletteren ze met een steen dan ook het achtereind zodat ze dan geen pijlen kunnen schieten. Is dit naar het stekelvarken? Blijft over de driedubbele rij tanden. Naar het voorbeeld van een haai?
Vorm.
De gedaante van een tijger lijkt op die van een grote kat.
Hij is slanker en sierlijker van vorm dan de leeuw en is nog beter dan die tot vlugheid en vaardigheid van bewegingen ingericht. De kracht van de tijger doet maar weinig onder voor die van de leeuw. Men wil dat hij zich dikwijls met die in strijd komt en dat dit vooral door zijn grotere vlugheid vaak gunstig voor de tijger afloopt. Er zijn voorbeelden bekend dat hij een paard of buffel wegvoerde en zich daarmee over de oneffen vloer snel verwijderde, zonder dat die ontzaglijke vracht hem scheen te hinderen.
Het lichaam van de tijger is geel en fraai met zwart gestreept. Hij heeft zwarte ringen, doorgaans vijftien in getal op zijn staart, dergelijke strepen heeft hij ook om de poten.
Klimmen kan de tijger niet goed, zwemmen wel.
Overdag houdt hij zich rustig, in grotten, ruïnes en dergelijke koele plaatsen.
Jong uit het nest genomen wordt hij even mak als de leeuw. Evenals de kat waar hij zo sprekend op gelijkt welft hij zijn brede en krachtige rug onder de hand die hem liefkoost, hij likt zijn pels, wast zich met zijn poten en snorkt of spint op dezelfde zachte en genoegzame manier als hij bijzonder in zijn schik is. Hij blijft volmaakt bedaard en stil als hij niet hongerig of vertoornd is en brengt het grootste gedeelte van de dag in lusteloze rust door.
De Bengaalse of koningstijger, de bagh, scher of nahar van de Hindoes, kan een totale lengte bereiken van drie meter dertig met inbegrip van de zeventig tot negentig cm lange staart. De schouderhoogte is een meter.
Het gewicht is 225-306 kg. Vrouwtjes zijn korter en wegen een veertig kg minder.
Dat het nauw verwant is met de leeuw kun je aan het skelet zien, die lijken op elkaar.
Alleen in de paringstijd komen ze bij elkaar. Na honderdentien dagen worden de jongen geboren, drie a vier per worp, blind en hulpeloos, maar wel gestreept. Na zeven maanden kunnen ze zelf al wat vangen maar blijven tot het tweede jaar bij hun moeder, het derde jaar zijn ze volwassen.
Zijn stem staat wat kracht betreft ver achter bij dat van de leeuw. Gewoonlijk bestaat het uit een langgerekt, klagend geluid dat verscheidene malen korter en langer herhaald wordt. Bovendien brengt hij zware keelgeluiden ‘a-o-oeng’ voort, voorts een luid ‘ha-oeb’ of ‘wau’ als hij verrast of verschrikt wordt. Verder een mokkend geknor als iemand hem tergt en een op hoesten gelijkende korte schreeuw die woede te kennen geeft en die hij bij de aanval verscheidene malen achtereen uitstoot.
Prooi.
De tijger bespringt zijn prooi uit een hinderlaag, ongeveer zo als de kat een muis bespringt. Hij ligt in moerassige of drassige plaatsen op de loer en als hij een dier doodt zuigt hij hem eerst het bloed af en verslindt dan het vlees. Op Sumatra bereiken de tijgers een buitengewone grootte, men zegt dat ze met een enkele slag van hun voorpoten de benen van een paard of buffel breken en het lichaam zonder moeite achter zich aan het woud inslepen. Een bijzondere eigenschap van de tijger is de vaardigheid waarmede hij te water gaat zowel wanneer hij vervolgd wordt of als hij een prooi aan de andere oever bespeurt.
Historie.
In de bijbel wordt hij niet genoemd. Nearchos, een veldheer van Alexander de Grote had weliswaar het vel van een tijger gezien maar niet het dier zelf. De Indiërs wisten hem te vertellen dat het dier zo groot was als het grootste paard en alle overige schepsels door vlugheid en kracht overtrof.
Eerst Strabo maakt enigszins een uitvoerige beschrijving van de tijger. Pas in Varro’ s tijd, 111-26 v. Chr. werd de tijger bekend in Rome. Toen ze hun heerschappij tot aan het rijk der Parthen uitbreidden leverden die hen ook tijgers. Plinius bericht dat Scaurus, 11 v. Chr., voor het eerst een getemde tijger in een kooi heeft laten zien. Claudius had er vier. Keizer Heliogabalus zou zelfs getemde tijgers voor zijn wagen gespannen hebben toen hij zich als Bacchus zijnde aan het volk vertoonde. Avitus liet uiteindelijk er vijf in een schouwspel doden, wat nog niet eerder gezien was.
Marco Polo berichtte dat de Tsaar der Tartaren getemde tijgers, gestreepte leeuwen, voor de jacht gebruikte. Zijn vlees zou moed en kracht verlenen.
Mythologie.
Alphesiboea was een Indische nimf die door Dionysus bemind werd maar hem weerstand bood tot hij zich in een tijger veranderde waardoor ze zo bang werd dat ze zich over de rivier, die daarna Tigris heet, liet dragen.
Bacchus droeg een prachtig gewaad van pantervellen en tijgerbont. Hij werd gevolgd door wilde uitgelaten vrouwen die wijn bekranste staven droegen, de Thyrsusstaf. Naar oeroud gebruik maakte men de wijn door toevoeging van terpentine langer houdbaar, vandaar stelt de knop van de Thyrsusstaf een dennenappel voor. De vrouwen gingen swingend, zingend en onvermoeibaar door onderwijl Heil Bacchus roepend en iedereen die met de god spotte werd in woede gegrepen. In de tijger en panter, zowel als het gevolg van razende vrouwen werd de wildheid aangeduid waarin overmatig genot van wijn ontstaat.
Bij de Kohls, de oorspronkelijke bewoners van Voor Indië, kunnen mensen zich met behulp van de duivel in tijgers veranderen. In Thailand gebeurt dat met behulp van het opzeggen van toverformules. De volksstammen op Sumatra beschouwen de tijger als heilig omdat de geesten van hun gestorven voorouders in de tijger zouden huizen.
Bestiaria.
Shakespeare, ‘Troilus and Cressida’ i, 3, 47-9;
‘Bij heldere zon’.
Is voor het vee de brems een grotere plaag’.
Dan zelfs de tijger’.
‘Macbeth’ iii, 4, 101 ‘Maak mij als een ruigharige Noorse beer’.
Als verschrikkelijke neushoorn, als Hyrkaanse tijger’ .
‘Coriolanus’ v,4,30: ‘er is in hem niet meer goedertierenheid dan melk in een mannetjestijger’.
In de wapenkunde komt de tijger uitsluitend in de Engelse wapens voor. Dan heeft die het lichaam van een leeuw, de kop van een krokodil terwijl hals, borst en staart met haarbossen bedekt zijn. Het dier wordt stappende voorgesteld met de staart boven de rug.
Nederrijns moraalboek, Bestiaria d’Amour, rond 1250; ‘Want ik was beter gevangen met mijn zien dan de tijger met de spiegel. Want ze wordt nimmer zo verbolgen als men haar jongen steelt, is het dat ze een spiegel ontmoet, ze moet zich erin spiegelen en dat genoegt haar zo goed dat ze haar schone schepping zien mag dat ze vergeet te jagen op diegene die haar jong gestolen hebben. En daarom staat ze stil om zich te spiegelen net alsof ze gevangen was. Want de slimme jagers zetten een spiegel in haar weg waar ze weten dat ze zal komen om hen te verledigen. En dan zo vlieden ze met de jongen.’
uit Maerlant; ‘Tygris, zoals Solinus zegt, is het snelste dier dat loopt, blond van haren, rond gespikkeld. Wreed is het te alle stonde. Geen ding is zo kwaad en vervolgt wordt het kwaad, dit weten ze wel die zonder vragen hem hun jongen ontdragen en als ze geen water of zee hebben ontvaren ze nimmermeer. Maar ons zegt Plinius dat men ze bedriegt aldus, als de man de jongen heeft en de moeder vindt het nest dan leeg volgt het zo de rover na en als die haar hoort heeft hij gevaar, dan werpt hij een van de jongen in het gras, de moeder wordt dat gewaar en draagt het weer in het hol en volgt de man weer na, hoort hij haar dan weer volgen werpt hij nog een jong neer, dat legt ze weer in het nest en volgt weer zo het best mag gaan, dit doet die rover zoveel dan totdat hij bij het schip komen kan en denkt aan het wegvoeren naar ginder, want de tijger heeft vele kinderen. Ambrosius vertelt een andere manier hoe men deze dieren vangt, rovers hebben glazen ballen die van binnen alle zijn beschreven alsof er tijgerjongen in waren, die dragen ze als ze in het woud varen en roven de tijgers dan, als die beesten hen navolgen werpen ze die op zijn weg ginds en die moeder denkt haar kind te zien en blijft ze daarbij op het glas starende staan en slaan en vindt het niet meer als het stuk is en volgt verwoed naar nog meer, dan vindt ze er nog een in het pad en als het gebroken is volgt ze hem na zoveel ze kan, zoveel worden ze bedrogen dat ze kinderen en wraak verliezen om deze zaak en die rover die vaart weg, weer zijn behouden vaart’.
De welp is geheel glanzend en pezig. (117) Die dieren zijn zeer kwaadaardig en als een jager hun jongen geroofd heeft dan kan de jager vaak niet ver komen. Daarom gooit de jager spiegels achter zich zoals Ambrosius zegt. Als die dieren daar overheen lopen en in de spiegel kijken dan menen ze dat hun jongen daar zitten en staan boven de spiegel en kussen en omvatten die, ze is lang bezig om haar kinderen uit het glas te halen en zo heeft de jager de tijd om te ontsnappen.
De jager neemt de welpen weg en verdwijnt snel op het snelste paard dat hij kan vinden. Als het wilde dier komt en ziet dat de welpen weg zijn dan komt ze omhoog en volgt de geur. Als de jager het gegrom achter zich hoort gooit hij een van de welpen op de grond, de moeder neemt de welp in haar mond en draagt hem naar het hol en legt hem erin en komt dan de jager weer na maar in die tijd zit hij op een schip en neemt zo de andere welpen mee en ontsnapt op die manier en zo is haar trots gebroken. Soms gebeurt het dat hij zo in zijn aftocht twee of drie jonge tijgers moet prijsgeven om zichzelf te redden. Het mannetje bekommert zich niet om de welpen. Als ze ziet dat haar jongen op een schip weggevoerd worden maakt ze zoveel kabaal aan de zeekust dat ze vaak ter plaatse sterft maar als ze al haar jongen weer bij elkaar krijgt heeft ze onuitsprekelijke vreugde zonder wrok tegen hen die haar beledigd hebben.
Maerlant; ‘Naar de snelheid van deze dieren is geheten een rivier die uit het paradijs komt want die is van snelle wijze die snel is naar mijn waan. Dergelijke beesten zijn veel in Hyrcanië’. Solinus zegt dat de tigris het snelste dier is. De tijger is het snelste beest, als die rent is het alsof het een pijl is, de rivier de Tigris heeft zijn naam van dit beest want het is de snelste van alle stromen.
Vorm.
Zijn vacht is geel en bedekt met diverse vlekken. Een tijger is groter dan het grootste paard.
Het is een vals geloof dat alle tijgers vrouwtjes zijn en dat ze met de wind samenkomen. Het mannetje wordt zelden gevonden omdat die bij het zien van mensen wegrent.
Als ze het geluid van bellen horen worden ze zo woedend dat ze hun eigen vlees van de rug trekken. De Indiërs bij de Ganges hebben een zeker kruid, net als de buglos die ze oppakken en uitpersen en in stille, kalme nachten het sap voor een tijgerhol druppelen door wiens kracht de tijgers ingesloten zijn en er niet uitkunnen en zo sterven door ontzettende honger.
De tijger is even sterk en wreed als een leeuw en maakt mens en dier tot prooi, maar heeft liever zwarte mensen dan blanken wiens spieren voor dodelijk gif gehouden worden en in voedsel genomen wordt veroorzaakt dat mensen als gekken sterven.
Niet koninklijk.
De tijger gaat terug naar zijn hol voordat de zon opkomt. Hij verschuilt zich in bosjes, hij is het symbool van een bedrieger, hij is gemeen, wreed, meedogenloos en dorst met gretigheid naar bloed, vaak ook mensenbloed. Het is een Moordenaar. Hij is een symbool van pure bloeddorstigheid met felle klauwen en een geopende wijd gapende muil als het hellegat. Arcite in de Knight’s Tale is een ‘felle tigre’. Zijn ogen zijn ‘gloeiende vlammen of vuurballen’ die een verschrikkelijk licht geven in de donkere jungle. Daarin zie je zijn vurige ziel. Zijn geluid is beangstigend, dat grolt verschrikkelijk maar het heeft geen effect op het bos en de omgeving zoals dat van een leeuw. Het vrouwtje geeft niet alle aandacht aan haar gemaal maar likt de wonden van hem die haar man overwonnen heeft. Ook is ze niet onverschillig voor andere mannetjes. Ze lijken niet koninklijk. ‘Ik ben’, zegt hij, ‘wie ik ben, als je dat niet bevalt verdwijn dan’. Hij ligt en kijkt niet in de zon als de leeuw.
Alle tegenstanders in India waren tijgers die tegen de Britse leeuw vochten. Woede is tijgerwoede en het toppunt van verraderlijkheid en abnormale wreedheid is half tijger, half slang. Toch moet ook heldenmoed haar gesierd hebben want er is een gezegde: ‘zij vochten als tijgers’ en ‘hij bijt zich vast als een tijger’.
Vondel, Bruyloftsbed van Pieter Cornelsz. Hoofd en Helionora Hellemans;
‘Zo, reikt met toorts en boog, gij kunt ze wel ontberen
Die machtig zijt voortaan de luipaards de bezweren
En tijgers met uw stem, hoe fel ze zijn en bits’.
Van Beverwijck, ‘Alle dieren is een lichaam toegevoegd naar hun ziel en daarom verschillen de delen van de lichamen zoveel van elkaar om dat er zo’n groot verschil is tussen hun zielen. Het paard is voorzien met sterke klauwen en manen, want het is een snel, hovaardig en edel dier. De leeuw, omdat hij moedig en wild is, zijn sterke tanden en scherpe klauwen gegeven. Zo zijn de stieren horens en de wilde varkens uitstaande tanden tot wapens aangeboren. Onder alle wrede dieren is er niet een wreder dan de tijger zodat de poëten als ze een wreed en onbarmhartig mens willen beschrijven zeggen dat hij van een tijger geboren of gezogen is. Alzo Ovidius spreekt Medea in het 7de Metamorfosen;
‘Hoc ego si patiar, tum me de Tigride natam. Tum ferrum, & scopulos gestare in corde fatebur’.
Dido was verlaten van Eneas en spreekt hem aldus aan bij Vergilius in 4. Anëis.’
Nec tibi diva parens, generis nec Dardanus author. Perside, sed duris genuis te cautibus horrens. Caucasis, Hyrcanaeque admorunt ubere Tigres.
Petrus Martyr schrijft dat in Darye, een eiland in West-Indië, acht dagen reizen van Cuba omtrent het jaar 1514 een tijger een half jaar lang uit zeker dorp een kalf, veulen of zwijn kwam halen, ja, ook een mens als hij die op straat vond zodat het volk hierdoor genoodzaakt was zich tegen zulk geweld te voorzien en de tijger te betrappen. Ze groeven derhalve een zeer diepe kuil en bedekten die van boven. De tijger liep naar zijn gewoonte wederom op roof en viel in de kuil en meteen in de scherpe palen die onder in de grond geslagen waren. Waarover hij zo’n gehuil maakte dat de bergen rondom daverden. Maar het volk smeet terstond grote stenen in de kuil waardoor hij dieper in de palen schoot en alzo omkwam en nadat hij alle hout die op hem geworpen waren in stukken gebroken had en al stervende iedereen met zijn fel gezicht dapper verschrikt had. De tijgers trekken hun voedsel uit alle viervoetige dieren en zelfs ook olifanten waarom ze voorzien zijn met grote, sterke en scherpe klauwen en felle tanden zoals we hier te Dordrecht twee eenjarige gezien hebben van gewone kalfsgrootte. In West-Indië zijn ze uit het nest gehaald en niettemin van ongelooflijk geweld. De ene heb ik laten ontleden en bevonden dat een van de zeven sneden van de lever doorboord was van een langwerpige galblaas die aan beide zijden groter was dan in andere dieren die maar aan een zijde is. Hetzelfde geloof ik ook dat het in de leeuwen plaats grijpt en heb het altijd in onze katten (waarvan ik meen dat ze allen van een soort zijn) bevonden dat dezelfde aard zich uit de gal openbaart Ze brult als een leeuw in plaats van te miauwen. Ze vuur oogt als een wolf en toont haar felle klauwen. Ze schuimbekt als een stier en laat haar tanden zien’.
Gebruik.
Een geschoten tijger is veel waard. Het dier bevat een vier tot zes liter vet die door de inboorlingen van India beschouwd wordt als goed tegen reuma en enige ziekten van het vee. Hier en daar wordt het vlees gegeten. In sommige landen stelt men prijs op de tanden en klauwen. De tanden zijn een bijzonder zegeteken, ook als middel tot beschutting van aanvallen van tijgers zelf. De klauwen in goud of zilver gevat worden door Aziatische als Europese dames als sieraad gedragen. Het vel wordt met de een of andere looistof bereid en met een middel tot wering van insecten voorzien, gedroogd en komt zo in de handen van Chinezen of Europeanen. De Kirgiezen schatten het hoog en versieren er hun pijlkokers mee.
Ontvolken.
Het is de machtigste van alle roofdieren. Waar een leeuw en tijger samen komen valt de leeuw. Hij de Radja van de jungle, de heer van het woud. Hij is de koning van het woud waar lichamelijke kracht de koning is. Hij is het embleem van Siva.
Meestal komt hij daar voor waar wilde zwijnen zijn. Omdat de Mohammedanen het zwijn als een onrein dier zien en elke aanraking er zoveel mogelijk mee vermijden worden in de uitsluitend door hen bewoonde streken de wilde zwijnen haast niet vervolgd. Het is daarom dat in zulke streken in Zuid-Azië meestal veel tijgers voorkomen Het lievelingsverblijf van de sluwe, vermetele rovers vormen de dicht met riet en bamboes begroeide, moerasachtige streken. Hier loert hij niet slechts op wild en huisdieren, maar ook mensen worden al te dikwijls door hem aangevallen. Vanuit een hinderlaag worden ze met een bliksemsnelle sprong neergeveld en meegesleurd. In vele streken van Indië schijnt hij zelfs bij voorkeur mensen als prooi te kiezen waardoor hij in staat is hele dorpen te ontvolken omdat de bewoners gedwongen zijn naar elders te verhuizen. Soms werd door tijgers de gemeenschap tussen verschillende plaatsen tijdelijk geheel onderbroken omdat ze iedereen, zelfs goed gewapende en door fakkeldragers omgeven reizigers aanvielen. Door Indische en Chinese vorsten werden vroeger dikwijls grote tijgerjachten ondernomen. In 1683 door de keizer van China die daarbij zesduizend mensen en tien duizend paarden gebruikte. Gewoonlijk hebben ze daarbij niet veel succes. Bij drijfjachten wordt het kreupelbos geheel door netten omgeven. De tijgers die er in zijn worden door vuurpijlen en zwervers eruit gejaagd en de jagers tegemoet gedreven die hun standplaatsen op een verhevenheid hebben. Ook olifanten worden gaarne bij de jacht gebruikt ofschoon het gebeurd is dat de tijger de jager onverhoeds van zijn hoge zitplaats naar beneden haalde en meesleurde. Paarden zijn verschrikkelijk bang voor een tijger. De tijgerjacht te paard is dan ook gevaarlijk.
De wonden die door een tijger veroorzaakt worden zijn meestal dodelijk. De klauwen dringen tot twaalf cm diep in het vlees. Daarbij heeft het dier zo’n grote kracht dat het paarden en buffels neer kan vellen. Men beweert dat het zelfs jonge olifanten en neushoorndieren kan overweldigen.
Sage.
De bewoners van een Indisch dorp hadden een geweldige tijger in een kooi gevangen. Deze smeekte een voorbijkomende Brahmaan om hem los te laten. Maar de Brahmaan zei, ‘je zult me verscheuren als ik je loslaat’. ‘Zo ondankbaar ben ik niet’, zei de tijger. ‘Ik wil maar even wat water drinken en kom dan weer terug in mijn kooi’. De Brahmaan liet zich vermurwen en de tijger, losgelaten, sprong meteen op de man af en zei ‘ik zal jou eerst opeten voordat ik drink’. De Brahmaan zei; ‘kalm aan, eerst zullen zes rechters over je gedrag oordelen. Als die je handelen juist vinden, mag je me opeten’. De tijger ging hiermee akkoord. De Brahmaan wendde zich tot een Bangiboom, een kameel, een oude os, een adelaar en een krokodil. Allen gaven de tijger gelijk want de mens, zo heet het, is een zeer wreed en ondankbaar schepsel. Tenslotte vroeg de Brahmaan aan de jakhals. Die luisterde goed en vroeg hem precies te wijzen in welke situatie ze zich bevonden hadden. De tijger nam weer plaats in de kooi. ‘En die deur, was die open of dicht?’ vroeg de jakhals, terwijl hij de grendel ervoor schoof. Toen tegen de tijger; ‘ondankbare! Deze Brahmaan had medelijden met je omdat je verging van dorst. Als dank daarvoor wil je hem verscheuren? Blijf maar waar je voorheen ook was en zie maar of er iemand anders medelijden met je krijgt’.
Zie verder: http://www.volkoomen.nl/ en : http://volkoomenoudeherbariaenmedisch.nl/