Pelikaan
Over Pelikaan
Bijbel, christelijk, vorm, gebruik, soorten, bestiaria, naam, etymologie, verhalen van de ouden, bijzonderheden,
Naam, etymologie.
Pelecanus onocrotalus L. heeft deze naam gekregen omdat hij zijn hoofd in het water steekt en dan een geluid als een ezel maakt. Het is een schreeuwer wat uit zijn bijnaam onokrotalos blijkt: ‘die lawaai maakt als een ezel’, onos; ezel, krotalon, ratelaar.
Dit is de roze pelikaan. De in Psalm 101, 7 genoemde en in legenden tot symbool van Christus verheven pellicanus blijft in de regel bij zijn geleerde naam, soms wordt hij wel kropgans genoemd.
Pelikaan. In midden-Nederlands was het pellicaen, het is de Duitse Rosapelikan, Engels white pelican en Franse pelican blanc dat uit Latijn pelicanus en dat uit Grieks pelekan stamt, van pelekas: boomspecht, vergelijk het Sanskriet parasus: aks of bijl. Het is een Oosters leenwoord, vergelijk het Babylonisch-Assyrisch pilaqqu: aks of bijl.
Tandartsen noemen hun tandtang naar de vogel.
Uit Martinet.
Vorm.
Bij de strandmeren van Egypte, op het door de Nijl overstroomde land en elders ziet men soms zulke ontzaglijke pelikaanzwermen zodat het niet mogelijk is het einde ervan te overzien. Ze bedekken in letterlijke zin van het woord een oppervlakte van verscheidene vierkante km. en drijven als reusachtige waterleliën op de meren of omzomen als een lange witte muur het strand. Op de kleine eilanden, waar deze vogels neergestreken zijn om te slapen, bedekken zij alle bomen zo dicht dat die op afstand gezien niets anders schijnen te dragen dan grote witte bloemen. Vluchten van tien a twaalf zijn zeldzaam, troepen van honderden en duizenden gewone verschijnsels.
Door het luchtkussen onder de huid missen ze het vermogen om hun lichaam onder water te brengen en liggen ze als een kurk aan de oppervlakte. Ze verenigen zich op het ondiep gedeelte en verspreiden zich in een zekere orde over een uitgestrekte ruimte en vissen nu, hoe langer hoe meer opdringend, het tussen hen liggende water leeg door de keelzak als schepnet te gebruiken.
Zij zwemmen zonder merkbare inspanning, snel en lange tijd achtereen.
Hun totebel snavel is uitstekend geschikt voor het vangen en vasthouden van de buit. De bovensnavel is plat en de ondersnavel draagt een zak die tot grote afmetingen kan worden uitgerekt. De keelzak kan wel twintig en meer pinten water opnemen. Hun slokdarm is zo wijd dat je met de hand vissen uit de maag kan halen. Sanctius schrijft dat er een geweest is waarin men een jonge Moor vond. De zak wordt gebruikt als schepnet bij de visvangst en niet voor opslag.
De Egyptische vissers gebruiken zijn romp, dat deel dat aan de kop vast zit, om water uit te werpen omdat dit door vocht niet kan bederven. De keelzak dient in de Oriënt als tabakszak.
Ze zijn groter dan zwanen, honderd zestig cm.
De roze heeft de onderzijde van vleugels wit en zwart. Dan is er nog een kroeskoppelikaan die aan de vermelde kant geheel wit is. De roze heeft natuurlijk een roze tint, de ander is geheel wit.
Hun wijze van vliegen is prachtig, ze cirkelen bijna zonder een vleugelslag. Deze vogels vliegen soms alleen en als ze vliegen geven ze een gedruis met hun vleugels. Hun opvliegen gaat moeizaam. Soms vliegen ze met scholen.
Hun stem is gelijk het loeien van een ezel. Als zij geluid maken, dan steken ze hun bek in het water of slijk.
Broeden.
Vanwege de ligplaatsen zijn het meestal natte en vochtige nesten die door het neertrappen van riet en biezen op lompe wijze vervaardigd zijn. De hele omtrek is bedekt met hun vloeibare witte uitwerpselen en dat en de talrijke vissen die bij het voederen verloren gingen verspreiden in dit jaargetijde een walging wekkende verpestende stank.
De drie a vijf blauwachtige eieren zijn altijd met een dikke kalklaag bedekt. De jongen komen na een broedtijd van achtendertig dagen en zien er zeer onnozel uit, ze zijn kaal en maken groot misbaar met hun hese en sjirpende stem. Beide ouderen voeren de jongen door voedsel op te braken uit hun snavel en dit in de bek van de jongen te spuwen. Wanneer het wijfje de jongen met de in de krop geweekte vissen voert dan drukt ze de snavel tegen de borst. Omdat er uit de keelzak wel eens bloedende voorwerpen komen heeft dit aanleiding gegeven tot het volksgeloof dat de vogel zich de borst open bijt om zijn jongen met bloed te voeden. De rode snavel van de roze pelikaan versterkt het verhaal. Na enige weken kunnen de jongen het zelf uit de keelzak pakken. Na nog enige weken verlaten ze het nest om bij hun leeftijdgenoten samen te gaan maar worden nog wel door de ouders gevoerd. Na een vier jaar zijn ze volwassen.
Bijbel.
De pelikaan en de uil verschijnen in Psalm 102: 6-7;
‘Ik ben gelijk een pelikaan in de woestijn.
ik ben als een steenuil te midden der puinhopen.
ik ben slapeloos.
ik gelijk op een eenzame vogel op het dak’. Een tegenstelling, het is geen vogel van de woestijn en pelikanen zijn nooit alleen, maar een woestijn kan hier ook betekenen een open plek of weide. Elders wordt dit woord (soms) tweemaal veranderd in aalscholver. Het is een van de vogels van een kwaad voorteken in Jesaja 34:11 en Zefanja 2:14.
In Hebreeuws wordt ze qa’ath genoemd, de vertaling zou ‘overgeven’ zijn, vanwege het feit dat de ouden de jongen met verteerd voedsel voeden. De pelikaan (of witte uil) wordt driemaal vermeld en tweemaal in de lijst van verboden voedsel.
Bestiaria.
Uit Maerlant; ‘Onocrotallus is bekend, het is een vogel van de Oriënt en is verboden in de oude wet zodat geen Jood het eet. Een sterke en lange bek heeft het waarmee hij vissen kan vangen en roept luid naar de Butorius, alzo dat men het ver hoort. Een krop heeft hij als een zak waarmee hij zijn gemak doet want daarin verzamelt hij vissen voor zijn nood, zijn krop is zo groot, nochtans als bij hem de buik vol is dan is hij niet zo dol dan als bij hem de buik leeg is, de vissen, dit is gewis, werpt hij uit zijn krop dan en vult zijn buik daarmee. Om deze onzuiverheid, waande men het beter, dat de oude wet het verbood’.
Uit Maerlant; ‘Osma is een vogel wit en zo groot als de zwaan. Die graag bij water zit waar veel vissen zijn, naast de hals en aan zijn keel hangt hem een zak, wijd en groot die hem natuur geeft ter nood om vele vissen daarin te ontvangen en zijn natuur daarbij te staan omdat hij veel eten nodig heeft. En men vindt ze nu menigvuldig in de grote waterlanden want kleine waters hebben ze gelijk van vissen al leeg gemaakt. De bek hebben ze lang en groot.
Er wordt gezegd dat ze met de bek naar de hemel opgericht te staan uit vrees voor de havik. De pelikaan leeft van de krokodillenmelk en daarom volgt ze de krokodil.
Van keizer Maximiliaan verhaalt men dat hij een tamme pelikaan had die meer dan tachtig jaar oud werd en die altijd de soldaten op hun mars vergezelde.
Nederrijns moraalboek, Bestiaria d’Amour; rond 1250, ‘Want men weet wel dat de pelikaan zijn kuikens laat verrijzen. En men weet wel waarom. Want de pelikaan is een vogel die zijn jongen zeer bemint en hij bemint ze zo zeer dat hij zeer graag met hen speelt. En als ze spelen dan zijn ze zo boos tegen hun vader dat ze rond zijn ogen vliegen en zo gebeurt het vaak dat ze in de ogen met de vleugels slaan. En diegene is van zo hovaardige manier dat hij niet gedogen kan dat men hem misdoet. En dan wordt hij kwaad en doodt ze. En als hij ze gedood heeft dan krijgt hij berouw en heeft veel leed. En dan houdt hij zijn vleugels op en steekt zichzelf in zijn zijde met zijn bek. En van het bloed dat uit zijn zijde komt daarmee verrijst hij zijn kuikens.’
Uit Maerlant; ‘Pellicanus spreekt Augustinus en Isidorus, die meester fijn, dat het een grauwe vogel is. In Egypte wandelt hij, op de Nijl, die grote rivier. Pelikaan heeft een manier dat hij zijn jongen bemint, maar als hij ze pijnlijk kent omdat ze zo gierig zijn om hun aas, dan doodt ze hen, die arme dwaas. Drie dagen beweent hij ze droef en dan ontdoet het zijn eigen zijde en met zijn rode bloed verwekt hij ze dan uit de dood. Ook is mede van hem bekend als enig venijnig serpent zijn jongen het leven nemen, dat hij het hun mag weergeven, want tussen hem en het serpent is altijd onvrede bekend en dat is omdat de pelikaan serpenten denkt te verslaan. Experimentator die schrijft dat de pelikaan zwak blijft na dat bloeden, dat hij dus bloedt op zijn uitverkoren broed zodat hij in geen wijze vliegen mag om zijn spijs en dan moeten zijn jongen dan vanwege de nood die hen aangaat hun eigen bejag zoeken. Er zijn er die traag zijn op de dag, dat hij van een kwaad hart erin blijft en in dat nest doodt gaat en ontlijfd. Er zijn er die uitvliegen en zichzelf voeden en bedeelt zijn ouders met de elven. En er zijn die ook hoofs en goed zijn en denken om dat goede dat hen moeder en vader deden en voeden hen en zichzelf mede. Als dan de moeder of die vader dat gewaarworden al tezamen van de zwakte genezen zijn en die hen hoofs zijn geweest, die houden ze en voeden ze waardig en de andere jagen ze uit hun gezicht’. De serpenten haten deze vogel door instinct. Want als de moeder om voedsel gaat dan klimmen ze op een boom en steken en infecteren de jongen. Als de moeder weer terugkomt maakt ze zich drie dagen zorgen om de jongen. Dan slaat ze zich op de borst zodat er bloed uitspuit en brengt dit hete bloed op haar kinderen, door de kracht van dit bloed komen de dode kinderen weer tot leven. Door de grote bloeding wordt de moeder duizelig, de jongen gaan dan uit het nest om voor zichzelf voedsel te zoeken. Sommige van hen verzorgen hun duizelige moeder met voedsel en sommige zijn onvriendelijk en denken niet aan hun moeder. Maar de moeder houdt dit in de gaten en als ze weer op sterkte is voedt en liefkoost ze de jongen die haar in haar nood bijstonden en duwt de anderen als onwaardig weg die niet meer bij hen mogen wonen.
Op dezelfde manier werd Christus geslagen en geslagen door de mensenkinderen, en toch zijn bloed vergoten om hun eeuwig leven te geven. St. Augustinus verwijst naar deze fabel in zijn commentaar op Psalm 102; 5 : “Ik ben als een pelikaan in de wildernis”, en zegt: “De mannetjes van deze vogels zijn gewoon om hun jongen te doden door met hun snavels te slaan en dan drie dagen lang over hun dood te jammeren. Maar uiteindelijk brengt het vrouwtje zichzelf een ernstige wond toe, en als ze haar bloed over de doden laat stromen, komen ze weer tot leven.” Dit veronderstelde natuurhistorische feit wordt vaak door patristische theologen aangevoerd ter illustratie en bevestiging van de leer van de verzoening.
A. Magnus; ‘Pellicanus de pelikaan is een beest die voldoende bekend is, het wordt door de Chaldeeën Voltri en door de Grieken Iphalat genoemd. De kracht ervan is wonderbaarlijk. Als jonge vogels gedood zijn en hun hart niet gebroken is en als wat van haar bloed wordt genomen in warm in de mond van haar jonge vogels wordt gedaan zullen ze spoedig het leven ontvangen zoals tevoren. Als het gehangen wordt aan de nek van een vogel zal het altijd vliegen totdat het dood is. En als de rechtervoet ervan onder een heet ding gedaan zal het na drie maanden voort komen en zal zichzelf bewegen van de vastheid en hitte die de vogel heeft. En Hermes in het boek van Alchorath en Plinius getuigen dit.’
Mulder: Het legendarische levenwekkende bloed van de pelikaan zou zijn bestaan kunnen ontlenen aan de gewoonte van deze vogels om hun jongen te voeden met (bloederige) vissen uit hun keelzak. Een andere verklaring is gezocht in de rode kropvlek en de keelzak die in de broedtijd bij de kroeskoppelikaan zichtbaar worden en die eruitzien als een wond.
In de allegorische identificatie van de pelikaan met Christus weerklinkt Psalm 102:7: ‘Ik ben gelijk aan een pelikaan in de woestijn’.
Zo heeft de goede God ook met onze stamvader Adam gehandeld - na Zijn dood en voor de Opstanding zou Christus een bezoek aan de hel gebracht hebben, waarbij Hij uit het voorgeborchte de aartsvaders bevrijdde en andere deugdzame zielen uit het Oude Verbond die daar Zijn komst afwachtten om met Hem ten hemel te varen.
De leden van Christus’ lichaam - de door Christus op aarde achtergelaten arme medebroeders, de armen en behoeftigen. Zie I Corinthiërs 6:15: ‘Weet gij niet, dat uw lichamen leden van Christus zijn?’ Zie ook I Corinthiërs 12:12-31 en Mattheus 25:40: ‘In zoverre gij dit aan een van mijn minste broeders hebt gedaan, hebt ge dit mij gedaan’.
Uit van Beverwijck.
Maerlant; ‘Twee soorten zijn er van pelikanen, de ene leeft in het bos, als ik waan, dat is die serpenten verteert en die er zich mee voedt en dit is geen echte pelikaan want hem is een darm uitgegaan van het zwelgen tot de uitgang, dus mag geen spijs lang in zijn lichaam blijven en blijft mager bij naturen’. Een pelikaan is een Egyptische vogel. Er zijn twee soorten van, een die in het water leeft en vis eet, de ander houdt van de wildernis en eet venijnige beesten als salamanders en dergelijke dieren. De pelikaan is een vogel met grote vleugels en het is een mager dier want alles wat hij verzwelgt komt er vrijwel direct van achteruit. Het is daarom een stinkend dier. Sinds de tijd van Mozes wordt ze als een onrein dier gezien.
Van Beverwijck, zie afbeelding, ‘We hebben gezegd hoe het aderlaten en braken gevonden en aan de mensen geleerd is door de beesten, eveneens is het ook gelegen met de klister. Daar is, schrijft de vermelde Plinius in 8. 27, een vogel in Egypte met name Ibis (die veel op de ooievaar lijkt en hier omtrent de stad van Alexandrië uitgebeeld) die in zijn bek het Nijlwater opneemt en dat deel doorspoelt waardoor het gezond is omdat het overschot van de kost afschiet.
Maerlant; ‘Het oude filosofen boek die van wonderen onderzoek doet zegt dat in Lycië een wonder geschiedt dat men beschreven ziet. Elk jaar komen daar ter plaatse bijtende vogels en andere mede in een maand op een rivier en daar vechten ze in felle manieren waar menigeen wordt gewond en ontpluimt gelijke tijd, van de pluimen maakt men daarna bedden in Lycië. En men zegt dat de pelikaan plegen deze strijd te bestaan’. Jaarlijks vechten ze in Lycië omtrent de rivier Xanthus met raven, kraaien en andere vleeseters. Als zij de overwinning behalen beloven ze de inwoners overvloed van allerlei vruchten maar als ze overwonnen worden, de vruchtbaarheid van schapen, runderen en andere viervoetige dieren. Van de veren die in het rond stuiven maken de Lyciers bedden.
Uit bestiary.ca
Maerlant; ‘Elk mens die denkt de natuur van de pelikaan te verstaan die zijn jongen doodslaat om hun grote dorpse gulzigheid en ze dan opwekt met zijn bloed, dit kan wel God doen, de goede. Adam onze vader, die al lang dood was geweest en in grote nood, oneer, dat is die de verdachte heer die ons met zijn bloed kocht en ons lijf daarbij deed ontvangen, dit was die fraaie pelikaan. Wie zijn ze, die zich nu ontfermen in Jezus leden en kermen in het aardrijk van armoede, in zijn leden mag men voeden. God als een zwakke man die voor ons zijn bloed liet gaan. Nu vindt men trage dorpskinderen die zichzelf min of meer niet kunnen voeden, nog God mede danken van zijn hoofsheden, deze sterven in het nest, dit zijn de Joden die in het leste, omdat ze traag geloven, in de hel zullen blijven schreien. Ook zijn daar jongen die uitvliegen en vader en moeder bedriegen en zelf alleen eten, dat zijn de heidenen die verdwazen en God laten en afgoden aanbidden met grote dulheden. Maar de goede kinderen denken om de deugd en de pijn die Jezus Christus om ons gedoogde waar hij aan het kruis droogde en ons met zijn bloed genas en danken zijn leden dat de armen van het hemelrijk die ze ootmoedig voeden, wel hem die daar op zijn bedacht want als hij komt in zijn macht, hij zal hen danken in de troon en voeden met eeuwig loon en de dorpse met de trage zal hij in de hel jagen’.
Christelijk.
De pelikaan verschijnt als ornament op Italiaanse doeken, eind 14de eeuw, ook op wapens en schilden van de edelen. Christelijke lampen uit Carthago van de derde eeuw zijn versierd met de beeltenis van de pelikaan.
Zo heeft de goede God ook met onze stamvader Adam gehandeld die lange tijd dood was geweest en in diepe ellende in het voorgeborchte van de hel verbleef totdat zijn lot het medelijden wekte van de Heer, die ons met Zijn bloed vrijkocht en levend maakte. Christus is de ware pelikaan.
Sinds oude tijden is ze het symbool van opofferende moederliefde, sinds de middeleeuwen ook de offerdood en lijden van Christus omdat men zegt dat het dier zijn borst verwondt en zijn kinderen voedt met zijn bloed. Wie bekommert zich tegenwoordig om zijn medechristenen, de leden van Christus lichaam die in armoede verkwijnen? In hen kan men Jezus zien die voor ons Zijn bloed vergoot en hen voedt zoals men een zieke zou voeden. Maar er zijn ook luie, slechte kinderen die zichzelf niet kunnen voeden en God niet dankbaar zijn voor Zijn offer, zij sterven in het nest. Dit zijn de Joden die uiteindelijk voor eeuwig naar de hel worden verbannen omdat ze traag van geloof zijn en blijven wachten op de Verlosser. Er zijn ook jongen die uitvliegen maar zich niet om hun vader en moeder bekommeren en alleen zichzelf te goed doen. Dit zijn redeloze heidenen die zich van God afkeren en in hun verdwaasdheid afgoden aanbidden. De goede kinderen gedenken het lijden en de dood van Jezus Christus, Die aan het kruis kwijnde van dorst en ons behield door het vergieten van Zijn bloed. Zij danken Hem door Zijn leden, de armen van deze wereld, genadig te voeden. Zalig zijn zij die hieraan denken want als Hij weerkomt in Zijn volle glorie zal Hij in de hemel Zijn dankbaarheid tonen en hen voeden met Zijn eeuwige loon. Maar de luiaards en de zondaars en degenen die traag van geloof zijn zal Hij in de hel storten.
Dit symbool komt niet van de klassieke schrijvers. Maar het schijnt zich ontwikkeld te hebben tijdens de eerste drie Christelijke eeuwen door commentators op de Septuagint. Er zijn verschillende versies.
Een verhaal gaat rond dat de jongen gedood werden door de moeder (of door een serpent) die na drie dagen van berouw (of de manlijke vogel die na drie dagen terugkeert) hen weer tot leven wekt door zichzelf te verwonden met de bek en hen met bloed te besprenkelen. De Septuagint verwijst naar de pelikaan in Psalm 102;7 en Jes. 34;11 maar geeft geen materiaal voor voorgaand verhaal. Of het verhaal is van een Egyptische versie en verwijst naar een andere vogel. Het eerste idee lijkt in de Physiologus aanwezig te zijn. ”De slang blaast zijn gif in het nest en doodt de jongen. De moeder die terugkomt ziet de jongen dood en vliegt op naar een wolk. Ze strijkt zichzelf in haar zijde met de vleugels tot het bloed er uit stroomt en laat de druppels door de wolken vallen op de jongen, die weer tot leven komen’. Soms wordt verhaald dat de moeder zich zo doodt, maar meestal dat ze duizelig wordt en dan door haar jongen gevoed wordt. Als ze sterk genoeg zijn gooit ze die eruit die haar niet geholpen hebben.
Anderen dat de moeder de jongen door liefde knuffelt en ze zo doodt.
Of dat de jongen als ze ouder worden hun ouders in het gezicht slaan, die worden boos en doden de jongen.
Alle verwijzingen van de pelikaan tot in de zestiende eeuw verwijzen naar het opwekken in het leven door de bloeddruppels van de ouden. Twee variaties verschijnen bij Shakespeare. De ene is dat de jongen gevoed worden met hun ouderlijk bloed, ‘Hamlet IV’, v 145;
“To his good friends thus wide I’ll ope my arms’. ‘Zijn vrienden wil ik wijd mijn armen op’nen’.
And like the kind life-rendering pelican’. En, als de pelikaan mijn leven off’rend’.
Repast them with my blood’. Hen voeden met mijn bloed”.
De andere versie is dat de jonge pelikanen het bloed van hun borst aftappen. Dit verschijnt in ‘Richard II’, II, 1, 126: waar de stervende Gaunt de jonge koning verwijt:
“O spare me not, my brother Edward’s son’. ‘O, spaar mij niet, gij zoon mijns broeder Edward’.
For that I was his father Edward’s son’. Wijl ik een zoon was van zijn vader Edward’.
That blood already, like the pelican’. Gij hebt reeds, als de pelikaan, dat bloed’.
Hast thou tapp’d out and drunkenly caroused’. Vergoten, dronken feest er mee gevierd,”.
Dit is mogelijk ook bedoeld in ‘King Lear’s’ uitroep iii iv 77:
“Judicious punishment!’ Zinrijke straf!’
‘t was this flesh begot those pelican daughters’. ‘t Was ‘t vlees, dat zich verwekte, die pelikanendochters’.
Lears dochters voedden zich ook met het bloed van hun vader, net als de pelikaankinderen. De vermelding van een pelikaan brengt Edgar op de gedachte van een oud deuntje: ‘Pillicock, Pillicock sat on a hill; if he’s not gone, he sist there still’.
Het kerkzegel van Appingedam vertoont een pelikaan met het bijschrift: “Jesus Christus, Pellicanus noster” ‘Jezus Christus, onze pelikaan’. Ergens in Amsterdam bevindt zich nog zo’n gevelsteen. De jonge vogels reikhalzen naar de oude uit wiens krop enige druppels bloed vallen. Hetzelfde is te zien boven de deur van de Consistoriekamer in de hervormde kerk te Weesp en mogelijk onder de preekstoel van de hervormde Kerk te West Zaandam. Op een uithangbord te Utrecht stond dit verhaal:
“Glorie en vrede soet
Hebben de Engelsen gesongen
Uit reine liefde, met zijn bloet
Spijst de Pellicaan zijn jongen”.
De pelikaan opent steeds zijn rechterborst zoals ook Christus de wond in de rechterborst draagt. Vooral werd dit bekend door St. Thomas van Aquino’s Sacramentshymne Adoro Te:
“Pie Pelicane, Jesu Domino’. Liefderijke Pelikaan, Heer, Jezus’.
Me immundum munda tuo sanguine’. Zuiver mij onzuivere door Uw bloed’.
Cuius una stilla salvum facere’. Waarvan 1 enkele droppel vermag schoon te wassen’.
Totum mundum quit ab omni scelerew’. Heel de wereld van al haar misdaden”.
Een gedenkpenning uit 1579 van Utrecht, het jaar van de Unie van Utrecht, heeft aan de voorzijde een pelikaan die zijn jongen voedt met zijn bloed. Hierom heen staat “Prome quod in te est”, ‘geef wat in u is’. Met de pelikaan wordt de Staten bedoeld die de gemeente met goed en bloed voorstaan. De keerzijde vertoont een bisschopsstaf, een zwaard en een passer die door een ketting met slot aaneengehecht is. Het symbool betekent de goede verenigde unie. Het randschrift bevat: “Difficile rumpitur’, “wat betekent: ‘moeilijk te verbreken”.
Het is een symbool van liefde en zorg van de vaderen en ouderen voor hun kinders, voedende, koesterende, beschuttende en beschermende;
‘De pelikaan, als hij met bloed zijn jongen voedt
Leert een koning, hoe hij zich gedragen moet’.
‘t Is een bewijs van trouw en liefde, door zijn sterven
Voor een ander ‘t leven te verwerven’.
Het is nu ook een symbool van de bloedbank.
Andere mogelijkheid.
‘Dat de pelikaan in plaats van zijn nest in het geboomte en op de hoogte maakt het op de vlakke grond maakt. Dat hebben de mensen zo ook gezien en steken bij het nest droge koemest waaronder zij vuur leggen. Wanneer nu de pelikaan de rook verneemt tracht hij door het slaan met de vlerken het vuur te doven wat integendeel hierdoor sterker aangewakkerd wordt en daardoor zijn vlerken verbrandt en in het vuur valt zodat hij voor de vogelaars een prooi wordt.’
Zie verder: http://www.volkoomen.nl/ en : http://volkoomenoudeherbariaenmedisch.nl/