Oorworm
Over Oorworm
Forficula, vorm, gebruik, soorten, bestiaria, naam, etymologie, verhalen van de ouden, bijzonderheden,
Forficula auricularia; oor.
Naam, etymologie.
Forficula: Latijn voor schaartje.
(780 en afbeelding), Oorworm, in Duits heet het Ohrwurm, in Frans perce-oreille en in Engels earwig. Mogelijk naar de vorm van de achtervleugels die op een menselijk oor lijken. Oude wijven verhalen dat ze door het oor naar de hersens gaan en leggen hun eieren daarin.
Vorm.
Dit zijn kleine, zwarte en kruipende insecten die op donkere plaatsen leven, het licht schuwen en zich gaarne verbergen onder stenen of tussen houtwerk.
Het houdt zich overdag schuil en zwerft alleen ’s nachts rond.
Leeft voornamelijk van planten, bloemen, zachte plantendelen en vruchten. Het is de vuilnisman van de natuur.
De oorworm heeft een lang lichaam dat uit drie scherp begrensde delen bestaat. Vooraan de kop met de beide gitzwarte ogen, de ronde bovenlip, de lange slanke sprieten en korte kaaktasters.
Vervolgens komen er drie ringen of segmenten van het eigenlijke lichaam dat borststuk of thorax genoemd wordt, elk segment draagt hier een paar poten terwijl op de beide achterste bovendien nog de vleugels en dekschilden zijn ingeplant.
Tenslotte het achterlijf dat uit talrijke buigzame ringen bestaat waarvan het mannetje er een meer heeft dan het vrouwtje.
Bijzonder belangrijk zijn ook de beide sterke knijpers aan het uiteinde van het lichaam, bij een volwassen insect het meest in het oog lopende orgaan van het lichaam. Ze zijn bij de vader sterker gebogen dan bij zijn dierbare wederhelft en met tandjes of inkepingen versierd.
Verder vallen op de sierlijk gelede barnsteenkleurige poten, de doorschijnende tanden, zijn getande knijpers en fijn geveerde sprieten.
De kop is prachtig chocoladebruin, daaruit puilen zijn zwarte ogen, de dekschilden hoornachtig doorschijnend.
Vliegen.
’s Avonds komt hij los en zoekt zijn vriendin op en gaat zich te buiten aan rode rozen. Een romantisch stel. Dan zie je hem rondvliegen op uitgespannen vleugels, de mooiste momenten uit zijn leven totdat er een laagvliegende zwaluw of vleermuis langs komt.
Vliegende oorwormen? Je ziet ze toch altijd kruipend onder potten en dergelijke! Toch kan hij vliegen al doet hij het niet vaak. Meest alleen om de bruiloft te vieren of te verhuizen. Vooral de kleine vorm, =Labia minor, zie je op warme zomernamiddagen soms eens rondvliegen. Om ze in de vlucht te vangen gebruikte men een zwart geteerde plank. Met hun brede, doorschijnende vleugels zien ze er zelfs fraai uit. Maar toch zal je zelden vleugels zien bij de oorworm. Die worden dan op nagenoeg onzichtbare wijze opgeborgen onder de hoornige voorste paar vleugels of dekschilden. Daarvoor worden onder andere de tangen gebruikt, het opvallende lichaamsdeel. Hij buigt zijn achterlijf naar voren en opent de tangen en brengt hun scherpe punten in aanraking met het laatste stukje vleugeltop die uit zichzelf niet verder sluit. Dan knijpt hij die schielijk dicht en vouwt aldus als met een hand het laatste gedeelte van de vleugel samen. Vervolgens strekt hij zich weer en brengt nu de opgevouwen vleugels op hun plaats achter de harde dekschilden.
Jongen.
Het wijfje broedt de eieren uit en zorgt voor de jongen, gelijk als een kip. Ze verdwijnt onder de grond en legt haar eieren in een veilige en geschikte holte. Ze kan niet graven dus zoekt een ruimte. De ingang is vaak behangen met dode bladeren die met behulp van een afgescheiden kleefstof blijven hangen. Zulke nesten zie je overal in januari en februari, ze zitten soms een decimeter diep. Het gemiddelde aantal eieren dat gelegd wordt bedraagt vijftig tot zestig stuks. De trouwe moeder blijft erop zitten tot allen uitgekomen zijn en blijft voor hen zorgen tot ze tot de weken des onderscheid gekomen zijn. De jongen lijken op hun moeder, maar zijn ongevleugeld. Bij elke vervelling wordt de gelijkenis sterker. Op zeker stadium vind je tenslotte op twee segmenten van het borststuk een paar uitsteeksels verschijnen, de aanleg van vleugels en dekschilden. Die hebben na de laatste vervelling hun grootste ontwikkeling bereikt. Ze maken dus geen larven en popstadium door.
Folklore.
Al sinds oude tijden staat de oorworm in een slechte reuk. Immers in de naam oorworm ligt een legende opgesloten. Zo worden zij genoemd omdat ze naar de oude wijven praat in de oren kruipen van hen die achteloos onder de blote hemel slapen. Ze dringen dan door tot de hersens waar ze zulke reusachtige afmetingen aannemen en zo groot als een ganzenei worden en tenslotte het slachtoffer rampzalig doden.
De oorworm zoekt de oren waaraan hij zeer schielijk insluipt en bijt en nijpt de plaatsen waaraan hij zich vast zet dat veel pijn veroorzaakt en soms de hersenen beledigt.’ Van Beverwijck kent zelfs het geval van een dienstmaagd, ‘die na langdurige hoofdpijn een levende worm uit de neus kwijt werd, de oorwormen gans gelijk’.
Zie verder: http://www.volkoomen.nl/ en : http://volkoomenoudeherbariaenmedisch.nl/