Uilen
Over Uilen
Oehoe, Bijbel, vorm, gebruik, soorten, bestiaria, naam, etymologie, verhalen van de ouden, bijzonderheden,
Uit Martinet.
Naam, etymologie.
Uil. In midden-Nederlands was het ule, in oud-Engels ule (nu owl) in oud-Saksisch en oud-Hoogduits Uwila (nu Eule) en oud-Noors heeft ugla. Mogelijk stamt dit van een oud-Engels klanknabootsend woord, zie Uhu dat in Latijn ulula werd van oud-Indisch uluka: uil.
Uhu, de grootse uil, is zo genoemd naar zijn nachtelijke gehuil, ‘buh, puhu, uhu’ en zo ook het Germaanse uf, het Angelsaksisch uf em oud-Noors ufr. Sinds Luther, 5 Mozes 14,16 is het Uhu. In Latijn is het bubo dat uit Grieks en dat uit Armeens bu stamt.
De meeste uilen worden hier katuilen genoemd. Dit naar de gesluierde ogen die ‘s nachts op die van een kat lijken. De dikke kop met daarboven de oren (oorpluimpjes) en verder zijn ze ingericht tot het vangen van muizen, net als de kat. Ook het sluiperige van de jacht stemt overeen.
Ooruilenfamilie.
Bubo bubo, L. (klanknabootsing( (synoniem Bubo ignavus, (de gloeiende)) uhu, oehoe, de ooruil of ransuil heet in Friesland grote katuil of hoornuil, in Engels eagle owl en in Frans hibou grand-duc. De kop is katachtig gevormd.
De Uhu of Oehoe van de Duitsers is de ‘koning van de nacht’. Oehoe of Bubo naar zijn roepen.
Hij is drieënzestig tot zevenenzeventig cm lang waarvan een vijfentwintig cm van de staart komt. De vlucht is wel twee meter. Het wijfje is kenbaar aan haar meerdere grootte.
Het zeer gevulde en dichte verenkleed is op de donkere bovenzijde roestgeel en zwart gevlamd en aan de keel geelachtig wit. De oorpluimpjes zijn zwart.
De snavel is donker blauwgrijs en de ogen prachtig goudgeel, aan de buitenrand roodachtig.
Uit cultureru.com
Oehoe!
Overdag zit hij rustig in een rotsspleet of drukt hij zich in een donker gedeelte van het bos dicht tegen een boomstam aan wiens kleur overeenkomt met zijn veren. Wordt hij gestoord, dan opent hij de grote geellichtende ogen en trekt wel elk ogenblik het aan de binnenste ooghoek aanwezige witte knipvlies er overheen omdat het licht hem verblindt. Tegen de niet welkome bezoeker gedraagt de oehoe zich op wonderbaarlijke wijze. Hij klapt met de korte en scherp haakvormig gebogen snavel, heft afwisselend beide poten omhoog om de lange, scherpe en kromme klauwen te laten zien, al zijn veren laat hij te berge rijzen en begint dan hevig te blazen. Het is nu raadzaam hem met rust te laten want hij schroomt volstrekt niet om een aanval met klauw en snavel te doen.
Bij heldere maneschijn hoor je hem geregeld en dan meer dan wanneer het donker is. Ook voor de paartijd schreeuwt hij onophoudelijk tijdens de nacht zijn ‘boehoe’. Voor afwisseling laten ze nu eens een klagende roep en dan weer gejank, geblaas of gelach horen.
De grote ogen stralen als lichten door het bos. Zijn huiveringwekkende stem verkrijgt door de weergalm in het woud nog een akeliger klank. Een levende uil die in de nacht onverwachts aankomt kan zeer schrikbarend zijn, de grote gele vlammende ogen in de meter hoge vogel met zijn enorme vleugels die de maan verduisteren, zodat de kamelen schrikken en dit met zijn luid ‘boo-hoo, boo-hoo’.
Toorn en kwaadaardigheid toont hij door een woedend gegrinnik en een luid klinkend gekrijs die gepaard kan gaan met een hevig geblaas en doordat hij de snavel snel sluit geeft dit een klappend geluid Naar alle waarschijnlijkheid heeft dit geschreeuw de aanleiding gegeven tot de sage van ‘het wilde heir, de wilde jacht’. Het klinkt een angstig mens als het hondengeblaf van de jachtstoet van de duivels of althans van een verdoemde ridder in de oren. Het is zijn loktoon en minnelied. De uil met zijn meteoorogen die horror veroorzaakt in de nacht.
Ze jagen op grotere dieren, hazen, lammeren en patrijzen. Zelfs mensen zijn aangevallen en dan meestal als hij door hen in het nauw gedreven is. Ook reekalven valt hij aan en wordt daarom door de jager als een zeer schadelijk dier gezien.
Geen inheemse uil wordt zo algemeen gehaat als de oehoe. Bijna alle vogels en zelfs enige uilen plagen hun vijand overdag als ze hem in de gaten krijgen. Daar maakt men gebruik van om andere vogels te vangen. De oehoe zit vastgebonden aan een paal waar de vogels op af komen die dan afgeschoten worden.
Zijn nest is een onregelmatig van takken gebouwd iets, meest in een holte van een zo weinig mogelijk genaakbare rotswand.
Asio flammeus Pontoppidan. (Asio, bij Plinius; gehorende uil) vlammend) (synoniem Asio accipitrunus, brachyotus of palustris)
Velduil die ook wel katuil of kleine ooruil heet, ulekoffe of kat ul, in Duits Sumpfeule of Sumpforhreule, Engelse short eared owl en Franse hibou brachyote: met korte hoorntjes en hibou des marais. Flammeus komt overeen en zal op de gevlamde borst slaan, de accipitrinus is de sperwer waar ze veel op lijkt en palustris is het moerassige veld waar ze jaagt.
De roep is ‘waauw’ of ‘klik klik’.
De velduil is roodgeel met bruine lengtevlekken en heeft oorpluimpjes van een cm lang.
De broedtijd is in mei op vier tot zes witte eieren. De broedtijd is vierentwintig dagen.
Dschengis Khan.
De Mongoolse Tartaren bewijzen een bijna goddelijke eer aan deze uil omdat zij aan hem het behoud van Dschengis Khan, de stichter van hun rijk, toeschrijven. Die vorst die eens met een klein leger door de vijand overvallen werd en op de vlucht sloeg zette zich in een verblijfplaats in het kreupelhout. Een uil zette zich neer op de struiken waaronder hij zich verborg. Dat gaf zijn vervolgers aanleiding om daar niet te zoeken omdat ze in de veronderstelling waren dat deze vogel zich onmogelijk daar zou neer zetten waar een mens verborgen was. De vorst ontsnapte zo aan zijn vervolgers en van die tijd af aan hielden zijn landgenoten deze vogel in ere en iedereen droeg een pluim van zijn veren. Nog tot op deze dag hebben ze die gewoonte op hun feestdagen behouden en sommige stammen hebben een afgod in de gedaante van een uil waaraan ze de poten van een wezenlijke vogel vast maken.
Athene noctua, Scopoli. (nacht)
Steenuil, boomuil en vanwege zijn stemgeluid poepuil, vogelaarsuil, koetuil, steinul, die heet in N. Brabant huipke en in Duits Kauz, (Kauz betekent zowel katuil als rare vogel. Omdat men uilen zelden ziet noemt men ze naar hun geluid, in midden-Hoogduits betekent Kuze: huilen.) en Steinkauz, Engelse little owl en Frans chouette chevege.
Vorm.
De steenuilen zijn kleine uilen met een middelmatig grote kop en korte, zijdelings samengedrukte en van de wortel af sterk gekromde snavel met tamelijk korte haak.
De poten zijn tamelijk hoog en met dikke en flink gewapende tenen voorzien.
De korte afgeronde vleugels reiken hoogstens iets over het derde gedeelte van de eveneens korte en aan het eind recht afgesneden staart.
De gehooropening is klein en de sluier is daardoor onduidelijk.
De veren liggen tamelijk dicht tegen het lichaam aan, de poten zijn schraal geveerd.
Zijn ogen staan vast in het hoofd en kijken naar voren, maar de uil kan zijn hoofd wel een tweehonderd zeventig graden draaien. Als je rond een uil loopt draait hij zijn hoofd met je mee en na die tweehonderdenzeventig graden is die dan weer supersnel op zijn uitgangspunt terug
Totale lengte is eenentwintig cm met een staartlengte van acht cm.
De bovendelen zijn muiskleurig bruin met onregelmatige, witte vlekken. Het aangezicht is grijswit, de onderdelen zijn witachtig en tot dicht bij de aarsstreek met bruine overlangse vlekken getekend. De iris is zwavelgeel, de snavel groenachtig geel en de voet geelachtig grijs.
Hij vestigt zich op zolders, torens, gewelven, begraafplaatsen en andere geschikte schuilhoeken. Hun spijsvertering gaat zeer vlug, door de krachtige werking van het maagsap wordt het voedsel in korte tijd ontleed. Beenderen, haren en veren klonteren tezamen tot ballen en worden dan daarna uitgespuwd. Door die ballen te onderzoeken weet je waarvan ze leven.
Zijn gewone roep is een keffend kwief kwief.
Kleine zangvogels zijn vaak zeer kwaad op hem en vervolgen en plagen hem.
Vliegen.
Hij vliegt bij rukken in booglijnen en ongeveer op dezelfde wijze als spechten maar komt toch snel vooruit en ziet kans om met grote behendigheid door dicht bijeen groeiende boomtwijgen zijn weg te vervolgen. In de regel gaat hij op jacht als de schemering valt. Hij laat zich door ieder in het oog vallend verschijnsel naderbij lokken en zweeft vooral graag om een kampvuur of komt bij helder verlichte vensters van onze huizen.
Uit zijn blikken spreken list en geslepenheid, maar geen boosaardigheid, integendeel zij hebben iets innemends. Ieder die de steenuil kent begrijpt dat de Grieken in hem de lievelingsvogel van een wijze godin konden zien.
Broeden.
In april mei begint de broedtijd. Hij is dan buitengewoon onrustig en schreeuwt en tiert veel, ook overdag. Hij zoekt een geschikt hol in rotswanden, onder stenen in oude gebouwen of bomen op. Zelfs een konijnenhol wordt gebruikt. Hier legt ze vier a zeven bolle eieren op de naakte grond. Vervolgens broedt ze een veertien a zestien dagen zo ijverig dat ze vrijwel niet van het nest af te krijgen is.
Asio otus, L. (Grieks otos: oor) de ooruil, bosuil, katuil, kat ul, schuifuil, horenuil, ransuil of woudooruil, de Duitse Ranzeneule en Waldohreule, in Engels long eared owl en Franse hibou moyen duc. Deze uil behoort tot de sluieruilenfamilie.
De ooruil is zesendertig cm groot en kleiner dan de bosuil. Hij verschilt hiervan door de oorveren en de oranjegele ogen.
Hij is ook wat somberder en zit overdag stil te dutten.
In de paartijd zijn ze met zijn tweeën, de rest van het jaar leven ze gezellig in groepen.
Het holle ‘hoe’, ‘oehoe’ of ‘hoei’ wordt afgewisseld door een ‘woemp’ en zelfs door een blaffend hondengeluid. Dat laatste schijnt een teken van waakzaamheid te zijn.
Met de paartijd klapt hij de vleugels opgewonden tegen elkaar aan. Ze broedt in maart/april op vier tot zeven witte eieren. Die komen na achtentwintig dagen uit. Het mannetje zit overdag naast het broedende vrouwtje. Dan knapt hij met de snavel en blaast.
Ze werden aan de deuren gespijkerd zodat het huis tegen brandgevaar behoed werd of men bande op die manier de boze machten.
Uit en.wikipedia.org
Tyto alba, Scopoli. (Grieks tuto; uil, en wit) is de kerkuil, torenuil, katuil, oranjeuil, lijkuil, kransuil, toerul of tsjerkhofsul, Duitse Schleiereule, Engelse barn owl of dark breasted barn owl en Franse chouette effraie. Soms wordt die ook screech of white owl genoemd, naar het geluid dat deze vogel maakt, soms ook cherubim vanwege het schuilen in kerken Behoort ook tot de sluieruilenfamilie.
De immer zuchtende kerkuil, torenuil, katuil of sluieruil heet in Groningen oranje uil en in Drenthe lijk uil, naar de langwerpige oogsluiers, wit met oranje. Daarom heet hij ook wel Strix flammea, (vlammend) de sluier heeft wat weg van een vuurtong, een vlam. Men kan de sluier ook met een hart vergelijken.
De kerkuil is bruinachtig geel met witte en zwarte vlekken en aan de onderkant vrijwel wit.
Hij hoort enorm goed. Op grote afstand verneemt hij het knagen van een muis. De alles horende, alles ziende, dadelijk ontwakende uil maakt de indruk van de geheimzinnige verstandige, de alles wetende. Als een geest kan men zich voorstellen dat hij zich lang en slank maakt, het is een etherisch wezen. Geen wonder dat bijgelovige mensen menen dat in de toren waar hij huist het spookt. Niet alleen tikt de weinig gesmeerde slinger in het uurwerk knerpend en piept de haan op de toren boven het kerkhof bij elke windverandering, maar daarbinnen hoort men snorken en zuchten of er iemand ligt te zieltogen. Vliegt hij dan uit die donkere schalmgaten dan is zijn vlucht zo geruisloos en gaat hij soms zo dicht bij je langs dat je er kippenvel van krijgt. Kijk je hem in dan lang in het gelaat dan kan hij zeer bedenkelijke gezichten trekken als de trekken van een denkend mens. Het is een halve huisvogel en komt alleen voor waar mensen wonen.
Zijn geluid klinkt huiveringwekkend. In Frankrijk heet hij ook wel effraie, naar de schrik die hij bij nacht door zijn akelig schor geluid veroorzaakt. De Fransman hoort er ‘hu, hu, hu’ in, wij ‘gru, gru’ en denken daarbij aan iets gruwelijks. Niet alleen op kerktorens huist hij, maar ook in ruïnes, schuren en zolders waar vandaan hij soms in de slaapkamer komt. Daarom noemt de Engelsman hem barnowl want daar nestelt hij. Ook nestelt hij wel in duivenhokken en doet hen ook geen kwaad. Hoewel, nest is wat te veel gezegd, er wordt wat rommel bij elkaar gelegd. Voor latere tijden legt hij alvast een voorraadje dode muizen aan wat zijn nest niet verfraait. Alles wordt opgeslokt. Het onverteerbare braken ze later uit als uilenballen. Soms werden ze op deurschuren gespijkerd.
De broedtijd is april-juni. Er worden een vijf tot zes witte en bijna kogelronde eieren gelegd die na eenentwintig dagen uitkomen. Ze broedt al op het eerste ei waardoor de jongen na elkaar uitkomen.
Wat groter dan de scops uil is de volgende uil, de Palestijnse uil, en de meest voorkomende uil. Die jaagt in ruïnes of begraafplaatsen en in olijvenbosjes of hagen. Als je ze verstoort dan buigen ze en knikken grotesk. Het is de uil die verbonden is met Athene.
Uit nature.ca
Bubo scandiacus (Nyctea scandiaca) (nachtvogel en uit Scandinavië) L, sneeuwuil, Duitse Schnee-Eule, Engelse snowy owl, ghost owl, Franse chouette harfang.
Is geheel wit met wat bruine vlekken, gele iris, vleugel is 40cm. Komt noordelijk voor. Vliegt de hele dag.
Uit flickr.com
Aegolius funereus (Grieks aigolios; soort vogel) en van de begraafplaatsen) (Aegolius tengmalmi, Gm. (ornitholoog Tengmalm) Ruigpootuil, Duitse Rauhfusskauz, Engelse Tengelman’s owl, Franse chouette de Tengmalm. Komt in het noorden voor.
Uit Martinet.
Surnia ulula, L. (uil, klanknabootsend, en Grieks ololyzo: huilen) sperweruil, naar de vorm van de vleugels en lange staart, Duitse Sperbereule, Engelse European hawk owl, Franse chouette caparoch.
uit C. Bree and sons, www.BioLib.de,
=Strix uralensis, Pall. (ooruil en uit de Oeral) Oeraluil, Duitse Uralkauz, Engelse Ural owl, Franse chouette de l’Oeral.
Strix aluco, L. (Latijn alucus: uil) bosuil, grote katuil of waldule, Duitse Waldkauz, Engelse tawny owl, Franse chouette hulotte. Een uil van 35-40cm groot die in de bossen voorkomt.
Bijbel.
De uilen zijn altijd een probleem geweest voor de vertalers, er zijn vijf verschillende woorden voor, twee ervan verschijnen maar eens, Jesaja 34:14 en 15 en hun betekenis is zeer onzeker.
In Hebreeuws wordt hij ‘thineemeth’, (thismeth of tinshemeth) genoemd omdat iedere vogel die hem ziet verbaast staat en zich verzet. Als onreine en dagschuwe nachtvogels leest men Leviticus 11 en Deuteronium 14, zoals ze duister zijn en werken van de duisternis uitoefenen waarmee men niets te maken wil hebben of wil samen werken, Efeze 5 (wat ook vertaald wordt als zwaan, gehoornde uil, waterkip en kleine uil)
Met het woord ‘tachmas’ wordt de katuil of nachthavik bedoeld.
Met het woord ‘kos’, de steenuil.
Met het woord ‘bath yaanah’, de struisvogel? of de grootste uil, de adelaarsuil, Bubo bubo. Zijn Hebreeuwse naam betekent ‘dochter van de huiler’. Hij jaagt bij grotten en ruïnes, Jesaja 13:21 en Jeremia 50:39 beschrijven waar ze zit gedurende de dag op struikachtige plaatsen. Zie ook Jesaja 34:13 daar vermeldt vers 14 ook het nachtgedierte.
Het Hebreeuwse ‘lilit’ kan een vrouwelijk spook, een soort van vampier of empioeza aanduiden wat herinnert aan het bijgeloof van de Semieten in het algemeen. Jerome nam dit woord aan in de Vulgate. Van die tijd af aan tot de 16de eeuw is het woord synoniem met uil. 34:4 ‘veldgeesten ontmoeten elkander, ja, daar zal het nachtspook verwijlen en een rustplaats voor zich vinden’. Ook in Leviticus 11:16.
Ondertussen kan men de nachtuil die bij nacht rooft en buit maakt en de nesten besteelt, opvatten als een teken van overspeler die in het werk van de duisternis speelt, Job 24:15.
De roep van de oehoe is een luid, langdurig krachtig geluid dat op het huilen van verlatenheid lijkt of, zoals Micha 1:18 zegt, het geluid van wenen.
De pelikaan en de uil verschijnen in Psalm 102: 6-7.; Ik ben gelijk een pelikaan in de woestijn
ik ben als een steenuil te midden der puinhopen
ik ben slapeloos
ik gelijk op een eenzame vogel op het dak’.
Het Hebreeuwse ‘qa’ath’ is de pelikaan of witte uil. De witte uil is waarschijnlijk de kleinste uil want die is kleiner dan een roodborstje en leeft van insecten, Otus scops, L. (Grieks voor uil en skopein: bespieden, ) Het is de dwergooruil, de Duitse Zwergohreule, Engelse scops owl en Franse hibou petit-duc. Dit dier jaagt in ruïnes en roept constant ‘yu-hu’ of ‘kiu-kiu’.
Christelijk.
In de christelijke kunst werd de uil het symbool van de wereldlijke wijsheid, terwijl een kruis op de kop van de uil duidt op de overwinning van het Christendom over alle wereldwijsheid. Een zinspeling op de uil is in het wapen van de familie Gauthier: ‘chacun a sa vue’, ‘eenieder naar zijn inzicht’.
De H. Anselmus vergeleek een monnik die zonder noodzaak zijn convent uitloopt met een uil die overdag een beetje gaat rondvliegen voor zijn eigen genoegen. Alles gaat goed met de uil zolang ze maar rustig bij haar jongen in haar grot zit, dan is ze gelukkig en tevreden. Maar als ze midden op de dag gaat uitvliegen dan wordt ze aangevallen door kraaien, kauwen en andere vogels. De ene verwondt haar met zijn bek en een ander met zijn klauwen, een derde slaat haar met zijn vleugels, kortom, het gaat helemaal mis met onze uil.
Uit Megenberg.
Historie.
Men verhaalt dat de Egyptische Bubo zoveel van zijn land houdt dat als hij vervoerd wordt zichzelf ombrengt. Toch wordt zijn komst soms ook met vreugde begroet, als voorteken van aanstaande macht en ook als voorbede van overwinning zoals men het bij de Atheners hield. Die hadden de nachtuil tot veldteken.
Bij de oude Grieken gold de uil als een aan Athene gewijde heilige vogel en zoals verkondiger van het geluk. Ze wordt steeds naast de schutsvrouw van de stad, Pallas Athene, afgebeeld. Omdat je haar beelden vaak bij Athene vindt is er het spreekwoord: ‘uilen naar Athene brengen’ ‘zoveel als het onnodige doen’. Vanwege haar verblijfplaats op eenzame plaatsen en haar nachtelijk zwerftochten gold ze gelijk als symbool van de onvermoeibare studenten. Pallas Athene wordt dan ook afgebeeld met uilenogen. Haar beeld (of Minerva) is vergezeld van een slang of uil. Wie de kant op ging van de exacte vakken koos de slang, de taalmensen, theologen en juristen namen het steenuiltje erbij.
De uil heeft in een vlak geplaatste ogen net als de mens en een neusachtige snavel en oorpluimpjes die eigenwijs aandoen. Als je hem in een boomholte ziet zitten dan kan je je niet onttrekken aan de overtuiging dat hij met zijn grote open ogen die niets schijnen te zien in diepe meditatie verzonken is. Die alles doordringende ogen, hij moet wel wijs zijn. Men plaatste de nachtuil in Athena’ s of Minerva’s bescherming terwijl de wijsheid zelf in de donkerheid haar eigen glans bezit.
De olijf die gewijd was aan Athene, was al sinds de oudheid een symbool van reinheid. De brandbare olie uit zijn vruchten gaf het “reinste licht” en in de boom lag dus de kracht van dat licht besloten. De olie die licht in de nacht verspreidt als leven in de dood en geest in de stoffelijkheid. Zo is ook Athene als de geest en wijsheid van de god des hemels, ook de uil die bij Athene hoort met zijn stralende ogen is het geconcentreerde licht in de diepste nacht.
Bij Erasmus worden ze ‘noctua Laurioticae’ genoemd, ‘uilen van Laurios’, dat is een gewest die onder Athene behoort waar vele goudaders en mijnen waren. Men sloeg op de munten daar de beeltenis van de nachtuil. Men noemde ze als het goud zijn kracht had gedaan, ‘Lauriotice noctuae’, want alles staat ten dienste van het geld.
Een bos van klimop werd vroeger in Engeland buiten de taveerne geplaatst als een indicatie dat daar wijn werd verkocht. Een uil in een klimopbos verenigt wijsheid en aanspraak.
De tovenaar Merlijn, van Arthur, heeft de uil als teken van wijsheid op zijn schouder. Daarom hebben vanaf ca. 1100 vele alchimisten en zoekers naar de steen der wijzen, de astrologen en zoekers naar de voorspelling van het menselijke lot een uil als attribuut. Dat zie je ook bij Faust (Goethe) en bij de heksen en sprookjes.
Bij Persephone was het een ongeluksvogel. Toen Hermes naar de onderwereld gezonden was om Persephone te zoeken mocht ze mee op voorwaarde dat ze nog geen eten aangeraakt had. Een zoon van een onderwereldnimf verraadde echter aan Hades dat ze zeven pitten van de granaatappel had gegeten. Een geluk voor Hades die haar nu kon houden en een ongeluksbericht voor Demeter, haar moeder, die uit boosheid de jongen in een uil veranderde, de bode van naderend onheil.
Het was ook de gewijde vogel van Freya. Aan die relatie met vroegere goden heeft hij dan ook zijn bescherming te danken. In vele boerenwoningen heeft men in de voorgevel bij de nok van het dak een uilenbord waarachter ze ongestoord mogen broeden. Een menselijke ziel had als woonplaats de uil gekregen.
Bestiaria.
Als de uil uit het ei komt zie je eerst de staart, dat komt omdat hun hoofden zo zwaar zijn daardoor zijn de eieren gedraaid en komt de verkeerde kant boven.
Uilen blijven in de winter zestig dagen in hun schuilplaats.
Ze veranderen hun stem in negen tonen of klanken.
Hij ziet scherp bij nacht om de muizen te betrappen.
Als jager was hij niet interessant, hij leerde veel minder snel dan de valk, is trager van begrip en onhandig. Hij is wel veel gemakkelijker te vangen dan een valk. Vandaar het spreekwoord: ‘Elk meent zijn uil een valk te zijn’, dat betekent letterlijk, ieder meent dat zijn ordinaire uil die bovendien slecht leert als valk te kunnen voorstellen en dresseren (dat gaat vaak op voor de kinderen) Vandaar kwam de uil als domme vogel in de zegswijzen terecht.
De uil wordt gevoed met vuile en onreine zaken. De uilen zijn echte nachtdieren en weinigen hebben die levend gezien. Ze staan bij het volk in een slechte reuk. Hun zonderlinge gezicht heeft wel aanleiding gegeven tot het beweren dat ze bastaarden zouden zijn van een kat en een papegaai. Hun vreemde knipperen met de grote ogen, hun geruisloos vliegen, het krassen en akelig geschreeuw in de holst van de nacht geven daar wel aanleiding toe. Hij maakt op muizen, vleermuizen, hagedissen, paardvliegen, bijen, wespen, zwaluwen, jonge hazen en konijnen jacht.
Corotes is bij van Maerlant wel een uil, zie bij raaf, de schavuit is de Uhu; ‘Corotes, zoals Plinius zegt, dat is een vogel die altijd op de raven pleegt te vechten. De raven pijnzen zich te verrekenen tegen hen nacht en dag en waar zo elk op de andere kan rooft elk de ander zijn eieren of jongen, hiertoe is elk op staande voet gereed. Tussen deze twee is geen vrede. En het dunkt mij recht te wezen de zede tussen de leken en de papen, nooit zag een man ze zo geschapen dat ze zich goed overeen verdroegen. Ik zag dat de papen grijnsden waar de vier de vijfde hun tere giften te begraafplaats droegen. Ook zag ik de leken lachen waar de papen moesten schreien’. De raaf vecht met de uil en neemt zijn eieren en eet die overdag op en de uil eet de eieren van de raaf ‘s nachts.
Maerlant, ‘Bubo dat is de uil of schavuit, die op de dag rust en ‘s nachts uitvliegt. Men vangt andere vogels met die, want ze steken waar ze hem zien’. De oudHollandse valkeniers vingen de klauwieren die ze voor de valkenjacht nodig hadden altijd met behulp van de steenuil. Als je kleine vogeltjes wil vangen, zet dan een uil vast op een kruk, in een land bij heggen of bossen met lijmstokjes erbij. Zodra de kleine vogels hun vijand zien en bemerken dat hij vast zit roepen ze met verheugde stemmen mekaar toe en besluiten hem een oorlog aan te doen. Ze verzamelen zich derhalve met een geweldig geschreeuw op de kleine lijmtakjes en kleven hieraan vast. Dat is de ‘domme uil’, het uilskuiken die zich laat gebruiken. Vandaar het spreekwoord ‘iemand een uil zetten’, wat zoveel betekent als iemand bedriegen.
Maerlant; ‘Experimentator wil weten dat ze de duiveneieren eten, ratten eten ze en muizen. Ze wonen in kerken en in stenen huizen, de olie uit de lampen drinken ze en smelten erin en laten ze stinken’. Volgens de waarzeggers beduidt hij kwaad omdat hij een droeve en dodenvogel is, hij dringt ‘s nachts de kerken binnen en zuipt de olie uit de lampen.’
Vondel, Toneelschilt of pleitrede voor het toneelrecht;
‘De kerkuil zuigt de olijfolie uit de gewijde koorlampen’.
Maerlant; ‘Als andere vogels op hen vechten kunnen ze hun voeten opwaarts richten en werpt diegene die ze misgroeten opwaarts met de voeten’. Het is een mooi gezicht om de geestigheid en handigheid van deze vogels te zien. Want als ze door te veel vogels worden aangevallen gaan ze op hun rug vliegen en met hun voeten als hulpmiddel weerstaan ze die vogels. De valk, door een geheim instinct en sociaal gevoel, ziet hoe de arme uil belaagd wordt en komt naderbij en helpt een handje.
Maerlant; ‘Zeer is hij van pluimen beladen, traag en zwak is hij van daden. In het licht komt het node en wandelt graag onder de doden’. Dionysus Cartusianus beschrijft de nachtuil als volgt: ‘Als een droevige, lelijke, rouw voorspellende en nacht beminnende vogel die in de graven woont, in de kluizen nestelt en door de vogels gehaat is door wie hij verscheurd zou worden als ze hem bij dag aantroffen’.
Bubulat horrendum ferali carmine bubo’. ‘De droeve nachtuil zingt een ijselijk lijkzang’, Ovidius:
‘Deze vuile vogel is een nachtuil, boos van aard,
Een gruwzaam voorspook van ‘t geen mensen wedervaart’.
en:
‘Driemaal voorspelde ‘t kwaad de nachtuil met gezang’.
‘Op duizend plaatsen gaf de nachtuil kwade tekens’.
Vergilius:
‘De nachtuil stemde van het dak af daar hij zat.
En klaagde in eenzaamheid, en huilde een wijl zich mat
En zong een lijkklacht op’.
Vandaar de spreuk, ‘noctua volat’, ‘de nachtuil zingt’.
Vondel, Gezang, op het Latijnsche woordt: Tarhit sua quemque voluptas;
‘Acht elk minder dan zichzelf
hangt steeds boven aan ’t gewelf
En ’t gewijde heeft uitverkoren
En draait om de kerke toren
Als de kraaien, ’t wuft gespuis
Om de weerhaan, en het kruis
En gaat schuw, gelijk als de uilen
In de gaten hen verschuilen’.
Vondel, Brieven der Heilige Maeghden;
‘Verrijzen, en voor ’t licht de schimmen zien verhuizen
Met een bange wolk van uilen, vleermuizen
En huibens (katuil) kinderen van de werelds nare nacht
En stout bij duister, een gans averechts geslacht
’t Welk schrikkelijk huilt en piept’.
A. Magnus;’ Bubo, een schrik uil, is een vogel die genoeg bekend is en die door de Chaldeeën Magis genoemd wordt en door de Grieken Hysopus. Er zijn wonderbaarlijke krachten van deze vogel want als het hart en de rechtervoet er van op een slapende man gedaan worden zal hij aanstonds tot je zeggen wat je van hem zal vragen. En dit is laatst beproefd door onze broeders. En als iemand doet dit onder zijn oksels zal er geen hond tegen hem blaffen, maar ze zullen zwijgen. En als deze voor gezegde dingen samengedaan worden met een vleugel er van en opgehangen in een boom zullen alle vogels tezamen komen in die boom.’
De uil is een wild beest vol met veren maar altijd traag en vliegt moeilijk en dwaalt bij de graven dag en nacht. Voorspellers zeggen dat dit een kwaad voorteken is want als een uil in een stad gezien wordt betekent dit vernietiging en verspilling. Josephus verhaalt van Herodes Agrippa die in Handelingen 12 gestraft wordt om zijn hoogmoed. Een Germaan had hem voorspeld dat hij vijf dagen na het zien van een uil zou sterven.
Men zegt dan ook wel dat diegene die in een uilennest kijkt zijn hele leven somber blijft.
Als een steenuiltje vaak op een huis na middernacht te horen is betekent dat er gauw iemand zal sterven van dat huis.
Een Gelders spreekwoord luidt:
‘Krast er een uil, breekt er een glas
Dan sterft de meesteresse ras’.
Bijgelovige lieden, die het hoofd meestal vol kwade voortekens hebben gaat een koude rilling over het lijf als ze dit dier in de nacht horen roepen. Meestal roept hij zacht en dof ‘boe boe’ maar soms op luide en schelle toon ‘kwoeew kwoeew kebel kebel’, dan weer ‘koewiet koewiet’ Het volk dat deze klanken op zijn wijze vertaalt meent hierin duidelijk te horen: ‘kom med’, kom med’ op het kerkhof, hof, hof,’ of ‘kom med, kom med, breng schop en spade med’.
Als de nachtvogel, die naar het licht vliegt, stoot de uil zich geregeld aan het vensterglas waarachter herstellende zieken verpleegd worden en tikt tegen het raam en roept ‘kiwitt’: als, ‘kom mee’.
Shakespeare, Macbeth, II, ii, zegt:
‘‘s noodlots wachter’.
Wiens nachtgroet onheil krijst”.
‘Troilus and Cressida’ v 10, 16.
‘Hector stierf. Wie meldt dit Priamus of Hecuba?’
Let him that will a screech-owl aye be call’d’. Wie steeds de naam van doodsuil dragen wil’.
Go to Troy and say there Hector’s dead’. Hij ga naar Troje en zegg’ daar: ‘Hector is dood’.
Zo ook in Frankrijk Daar was een jongen die in een boom klom en het geluid van de steenuil nabootste. De bijgelovige buurman ging naar buiten om de vermeende uil te schieten en trof de knaap dodelijk.
Wegens zijn nachtelijke omzwervingen kreeg de uil ook een demonische kwade betekenis, ze verkondigt onheil en de dood en verwenste zielen moeten in de vorm van een uil rondtrekken. Daarom en omdat ze zich graag in de eenzaamheid van kerken verschuilen kwam er het bijgeloof wat benoemd werd in de oud-Hoogduitse naam wigla: voorspeller. Vandaar de Duitse namen als Leicheneule, Totenhuhn, Klagemutter, Toten-, Leichen,- Sterbe,- Kirchenvogel, -kauz omdat ze door haar klagende geluid als verkondiger van de dood gevreesd wordt.
Zijn geluid geeft tegenspoed en als hij stil zit betekent het voorspoed In Zwitserland wordt de taak van doodsaanzegger vervuld door de kerkuil, Tyto alba, die Gwiggli, Wichsi, Kleewit en Kivvit genoemd wordt. Kivvit betekent ‘kom mee’ kleewit is het graf, de wigil is de vogel.
‘Toch is er nog een wonderbaarlijke profetie van een uil. Dat in Wales. Als hij daar op een dak krijst betekent het dat een meisje zojuist haar maagdelijkheid heeft verloren. Hoort een Franse vrouw haar roepen dan weet ze dat ze een meisje zal krijgen. In Duitsland gelooft men dat een roepende uil na een geboorte het kind een ongelukkig leven voorspelt.
In Italië wordt hij tam gehouden. De schoenmaker daar heeft bij voorkeur enige steenuiltjes in zijn werkplaats die niet eens in een kooi opgesloten hoeven te worden. Het worden echte huisdieren.
Uit Megenberg.
Nachtgedrocht.
Het lelijke nachtgedrocht, de nachtuil, die zich in de holen, kloven van de bergen, reten en spleten van de torens, kerken, begraafplaatsen en holle bomen zich verbergt. De nachtuilen verschillen in verenkleur en andere verschijningen als de oren en snavel en anderszins van andere vogels. Ze verschillen ook in namen als bubo, asio of otus, sops, ulula, noctua, stix of caprimulgus.
Bij zijn gehuil en geschreeuw merk je op dat dit met verdubbeling geschiedt. Hiervan is cucubare, zo ook bubulare, van bubo omdat ze een naar gehuil en geschreeuw maken, vooral in de wildernis en in het diepst van de nacht. Voorts vertelt men dat hij noch een ander geluid slaat, ‘tou, tou, hu, hu’. De Eulenflucht of de uilenvlugt is de tijd dat de uilen vliegen, de avondschemering. Het geluid van de uil dat in oud-Hoogduits uwida heet komt van uwo: de huilende. Dat geluid is de aanleiding geweest van vele sagen van de wilde jacht, wilde heir.
Natuurlijk zijn er ook daguilen, maar die hebben in het verleden weinig betekend.
Megenberg; ‘Strix heet eigenlijk naar het Latijn een suizer of een tandenklapper en heeft de namen van zijn stem, zoals Isidorus spreekt, want zo het zingt zo suist het met de [296] stem recht alsof het de lucht door die tanden zeeft. Daarom spreekt Lucanus dat het draagt op en in de nacht suizen klagelijk zingt en daarom spreken ettelijke dat de suizer een nachtvogel is. Echter dat is niet waar, want het vliegt op de dag en zingt ook aan de dag in de zomertijden en Lucanus noemt hem daarom nachtelijk omdat het als slapend zingt want alle suizende stemmen maken slapend. Daarom suizen de voedsters hun kinderen bij de wiegen. De vogel heet ook ama of in Duits een amer of een amerinch naar het Latijn (want amor heet liefde) daarom dat de vogel zijn kinderen erg liefheeft. Toch mogen we spreken dat strix of ama die nachtvogel is die in ettelijke Duits wutsch heet of een steenuil en is een uil gelijk, dan dat het kleiner is en wanneer het schreeuw zo schreeuwt het zitterend hu hu hu alsof hij bevriest of het tanden klappert van kou. De vogel heeft die aard tegen alle andere vogels dat het zijn kinderen een vocht indruppelt zoals melk wanneer het ze voert en spijst recht zoals de dieren die hun kinderen zuigen. De vogel heet wel eigenlijk naar het Latijn de sidderende of de tandenklapper van zijn stem of van zijn geschreeuw. De zin is recht en met die bestaat de voorgeschreven spreuk van Lucanus en zullen we spreken dat er twee soorten vogels zijn die in Latijn strix heten. De ene zal heten strix diurna, dat is een amerinch, de andere strix nocturna, dat is een wutsch of een steenuil. Toch omdat de amerinch een kleine vogel is zo mag het in Latijn stridula heten en de wutsch zal strix heten. ‘
Gebruik.
Als een man het hart van een uil onder zijn oksels neemt zal geen hond tegen hem blaffen maar stil blijven en als het hart en rechterpoot met zijn adem, ‘cum anima sua’, aan een boom gehangen wordt zullen alle vogels zullen daar tezamen komen.
Omdat hij zo goed ziet neemt zijn gal vlekken van de ogen weg en is goed voor oogziektes.
Sage.
Een slechte daad riep deze vogel en wel de zonderlingste van alle vogels in het leven.
Een vrome bakkersvrouw in Jeruzalem kneedde het deeg voor het brood dat bestemd was voor de Heiland. Haar goddeloze dochter stal er wat van. In de pan gedaan zwol het geweldig op. Het meisje gaf en gil en werd een uil. Shakespeare, ‘Hamlet’ 4,5 ‘They say the owl was a baker’s daughter’.. Men zegt dat de uil een bakkersdochter geweest is’. Vandaar Ophelia’s gezegde: ‘wij weten niet wat wij kunnen worden.’
Toen de vogels besloten hadden om net als bij de mensen een koning te hebben kwamen ze overeen dat dit diegene zou zijn die in het vliegen het hoogste punt zou bereiken. De adelaar en de ooievaar overwonnen alle mededingers. Toen de arend wilde dalen kwam er uit zijn veren of onder zijn vleugels een klein, nog naamloos vogeltje dat naar boven vloog en zo hard riep als maar mogelijk was, “Ek ben Koeniek!
Ek ben Koeniek”. De adelaar en ooievaar zagen de list maar gaven zich gewonnen. De andere vogels echter niet. Ze vielen het vogeltje aan toen die weer op aarde kwam. In zijn angst kroop het in een muizegat. Om te beletten dat hij er weer uitkwam werd een uil omdat hij van die grote ogen heeft ernaast geplaatst als wachter. Tijdens de nacht kneep hij het ene oog wel eens toe maar hield dan de ander open. Op een gegeven moment deed hij wel de ene maar verzuimde de andere. Dat merkte het vogeltje, dat op de loer zat op en vloog eruit. Sinds die tijd durft de uil zich overdag niet meer te vertonen omdat hij door andere vogels achtervolgd wordt. ‘s Nachts moet hij tot voedsel muizen vangen. De uil roep nog steeds er oet, er oet!
In Normandië is er een geheel ander verhaal. Er moest een bode zijn om het vuur uit de hemel te halen. De winterkoning nam die moeilijke en gevaarlijke klus aan. Het scheelde weinig of het was voor hem noodlottig geworden. Tijdens de tocht verbrandde het vuur al zijn veren en zelfs het dons dat zijn lichaam bedekte. Opgewonden door zo’n grootmoedige daad gaven alle vogels wat van hun veren. De uil deed het niet en bleef terzijde staan en daardoor werden de andere vogels zo verontwaardigd dat ze hem nog steeds achterna zitten.
Moraal.
Het was een krekel die de hele dag aan het zingen was en de uil verweet dat die haar ‘s avonds wakker hield. ‘Ik pluk de dag en ga niet slapen als het licht brandt, dat doen alleen maar gekke dieren’ De uil, ook niet van gisteren, sprak de krekel toe; ‘jij kan zo mooi zingen, vooral als ik net met mijn middagslaapje begin. Dan zing je zo fraai dat ik opblijf om dit te horen. Waarom, mijn lieve krekel, kom je straks niet eens bij mij thuis, dan kan ik je bedanken voor die vele klanken die je telkens als ik slapen wil hoor’. De krekel neemt vol trots dit aanbod aan maar nauwelijks is hij bij de uil of hij zingt nooit meer. De moraal van dit verhaal; ‘als je iemand om zijn manier van leven plaagt, bemerk je te laat dat hij dat niet verdraagt.’
Spreekwoorden.
Elk meent zijn uil een valk te zijn. =Ieder houdt zijn kinderen als uitmuntend.
Uilen broeden uilen. =Zulke ouders zulke kinderen. Of, van uilen komen uilen.
Een uiltje knappen. =Een middagslaapje.
‘t Is een uil. =Een domkop. Nog erger: een uilskuiken.
Uilen naar Athene brengen. =Water naar de zee brengen. Zie boven.
‘t Is beter met de uil gezeten dan met de valk gevlogen. =Een vrouw die rustig thuisblijft, al heeft ze niet zulke bijzondere eigenschappen, is te verkiezen boven een vrouw van de wereld die haar genoegen in het uitgaan stelt.
Hij ziet eruit als een uil in doodsnood. =Hij ziet er verschrikkelijk bedroefd uit. Zo spookachtig.
Uilen vliegen met uilen. =Soort zoekt soort. Ook, uilen vliegen niet met bonte kraaien.
Zie verder: http://www.volkoomen.nl/ en : http://volkoomenoudeherbariaenmedisch.nl/