Koekoek
Over Koekoek
Koekoeksjong, vorm, gebruik, soorten, bestiaria, naam, etymologie, verhalen van de ouden, bijzonderheden,
Cuculus canorus L. (goed zingend)
Naam, etymologie.
Latijn cuculus komt van Grieks kokkux en dit van oud-Indisch kokila.
Koekoek heette in midden-Nederlands kukuck of cockoec, in midden-Hoogduits was het Kukuk (nu Kuckuck, in Engels cuckoo en in Frans coucou), het is het geluid van de vogel. Of betekent het Latijnse woord ‘bedrogen echtgenoot?’ Frans cocu is een hoorndrager, bedrogen echtgenoot, naar de broedgewoonte van de koekoek, het is wel een klanknabootsing.
Sinds de 13de eeuw vecht de koekoek met de gouch, een woord dat verband heeft met goochelen. In oud-Hoogduits heette hij Gauh, in midden-Hoogduits Gouh, in oud-Saksisch Gok, in midden-Nederlands gooc, oud-Engels heeft geac en oud-Noors gaukr betekent ook koekoek. Het woord komt van een Germaans gauka: koekoek, het roepen. De Germanen hebben daarmee de roep van de meer gehoorde als geziene vogel nagebootst. Zijn eentonige roep gaf aanleiding om de vogel als dwaas te houden, al omstreeks 1000 wordt gouch als nar vertaald.
Uit Martinet.
Vorm.
De koekoek is een trekvogel die in april komt, in juni al zeldzaam is en bijna nooit meer voor de oogst gehoord wordt.
Hij is asgrauw van boven en van onder vuilwit met smalle zwarte of grauwe strepen overdwars getrokken, en een grijze staart. De acht middelste pennen zijn wit gevlekt, die naar binnen staan zijn gesprenkeld, de buitenste aan beide kanten met wit overdwars gestreept. Totale lengte is zevenendertig cm. met een staartlengte van zeventien cm.
Het mannetje kiest een gebied van tamelijk grote omvang en verdedigt het hardnekkig tegen mededingers. Als een koekoek door een soortgenoot verdrongen wordt, vestigt hij zich bij de overwinnaar en gaat elke dag een poosje met hem bakkeleien. De vogel blijkt elk jaar in hetzelfde gebied terug te keren. Onophoudelijk doorkruist hij zijn gebied en verschijnt daarom iedere dag verscheidene malen op zekere bomen. Het wijfje let niet op een gebied, maar zwerft de hele zomer door het gebied van verscheidene mannetjes en leeft met iedereen in goede verstandhouding. Onophoudelijk is hij met eten bezig en is even vraatzuchtig als beweeglijk en schreeuwlustig.
Broeden.
Ofschoon het dier zo groot is als een tortelduif legt ze haar ei altijd in het nest van een klein vogeltje, roodborstje, kwikstaartje of nachtegaal. Er zijn vermeldingen dat ze eieren legt bij meer dan honderd zeventien soorten vogels. Het ei is in verhouding tot de vogel buitengewoon klein en nauwelijks groter dan die van een huismus. Ze hebben een stevige zware en niet zo’n glanzende schaal met een levendige groene grondkleur met paarsachtige grijze of dofgroene ondervlekken en bruine scherp begrensde stippeltjes. Soms zijn ze groter en soms kleiner en verschillend van vorm, kleur en tekening. Merkwaardig is het dat de eieren steeds in kleur overeenstemmen met die, welke reeds in het nest aanwezig zijn. Waarschijnlijk legt het koekoek wijfje eieren van een bepaalde kleur en kiest nesten van zulke vogels uit wiens eieren dezelfde kleur vertonen. Ieder wijfje legt een ei en legt die pas in het nest van het pleeggezin als er daar al eieren in zitten. Is het nest gevonden zal ze erop gaan zitten als het nest dit toelaat. Anders legt ze het ei op de grond en neemt het in de snavel en brengt het zo naar het nest. Ze keert geregeld terug naar het nest om er eieren of zelfs jongen van de rechtmatige eigenaars uit te werpen.
De jonge koekoek is gemakkelijk te herkennen aan zijn wanstaltige dikke kop en grote pupillen. Het is een zeer hulpbehoevend wezen. Aanvankelijk groeit hij snel en weldra ontspruiten uit zijn huid stoppelachtige zwarte veren die hem een zeer lelijk uiterlijk verschaffen. Zijn eetlust is verbazend. Hij heeft meer voedsel nodig dan zijn pleegouders hem kunnen geven en een gevolg hiervan is dat de jongen die met hem het voer zouden moeten delen verhongeren, hij werpt ze ook wel uit het nest. Met grote ijver voorzien zij het vraatzuchtige monster van een overvloed aan voedsel. Ze sloven zich van de morgen tot de avond af om hun pleegkind te bevredigen en zijn als ‘tsies tsiesie’ klinkend hongergeluid te laten ophouden. Zelfs na het uitvliegen volgen zij het nog dagenlang. Dan zie je soms in de tuinen een jonge hongerige koekoek achter een klein kwikstaartje aanlopen om daarvan eten te krijgen. Is hij bijvoorbeeld in een holle boom geboren dan kan hij er soms niet uit, in dat geval blijven zijn pleegouders bij hem tot laat in het najaar en voederen hem aanhoudend.
Eten.
Zijn voedsel bestaat uit insecten, voornamelijk van de voor de houtteelt schadelijke rupsen. De wand van zijn maag is soms zo bezet met rupsenhaar dat die inwendig behaard lijkt te zijn. De koekoek duldt geen andere soortgenoten op zijn terrein en alleen waar een rupsenplaag in aantocht is of bestaat vind je meerdere van deze vogels bij elkaar. Soms kunnen ze dan een ontwikkeling of uitbreiding van deze rupsenplaag tegen houden.
Roep.
In de lente zal hij nooit nalaten om bij het neerstrijken in een boom zijn roep te laten horen. Hij doet dit als de liefde in hem ontwaakt is zo dikwijls dat hij er tenslotte hees van wordt.
Op het bekende ‘koekoek’ laat hij dikwijls een zacht en lachend geluid volgen dat als ‘kwawawa’ of ‘haghaghaghag’ klinkt. De stem van het wijfje is een eigenaardig gegrinnik dat het best vergeleken kan worden met ‘wik wik’, ze lacht hem uit, ‘kwiek kwiek kwiek’ Hij roept van mei tot St. Jan.
Het is een profeet wanneer zijn heldere geroep, afgebroken door spottend gelach, in het eerste groen van de bomen klinkt.
Vondel, Henriette Marie t’Amsterdam;
‘De koekoek houdt zijn toon, daar ’t groen gulhartig lacht’.
Bestiaria.
Shakespeare, ‘Antony and Cleopatra; 2,6, 30:
’Nu, blijf er in, zo lang gij kunt, de koekoek’.
Bouwt voor zichzelf geen nest’.
Shakespeare, ‘Romeo and Juliet’ III, 1,93; ‘de koekoek, met dat woord’. De woordspeling cuckoo en cuckold,: horendrager, komt bij Shakespeare meermalen voor.
Shakespeare maakt dat Beatrice scherts over dit onderwerp in Much Ado About Nothing II i 43; “Leon. Well then, go you into hell?’ ‘Zo, je wil dus naar de hel?’
Beat. No; but to the gate; and there will thedevil meet me, like an old cuckold, with horns on his head, and say, ‘Get you to heaven, Beatrice, get you to heaven; here’s no place for your maids’. ‘Neen, slechts tot aan de poort, en daar zal de duivel mij tegemoet komen, als een oude kroondrager, met horens op de kop, en zeggen: Ga gij naar de hemel, Beatrice, ga gij naar de hemel, hier is geen plaats voor u, maagdeken’.
‘Love’s Labour Lost’ 2, 1, 243, en v, 2 ;
Lied. De Lente;
‘Als ‘t madeliefje wit en violen blauw’.
En de pinksterbloem zilverwit’.
En dodders van gele kleur’.
De velden kleurt met heerlijkheid’.
Dan zingt de koekoek in ’t woud’.
En plaagt de mannen met zijn kout: koekoek’.
Koekoek, koekoek, o boos geluid’.
Waar menige man het oor van tuit’.
Als herders spelen op hun riet’.
Een leew’rikzang den ploeger wekt en griet haar zomerkleed begiet’.
Duif, roek en meerkol trekkebekt’.
Dan schuilt de koekoek in ’t woud’.
En plaagt de mannen met zijn kout’.
Koekoek’.
Koekoek, koekoek, o boos geluid’.
Waar menige man zijn oor van tuit’.
De Winter;
Als ijzel hangt aan goot en muur’.
En scheper Piet blaast in de hand’.
En Klaas de blokken brengt voor ’t vuur’.
De melk bevroren komt van het land’.
De weg vol sneeuw is, kil het bloed’.
Dan roept de nachtuil welgemoed’.
Toehoe’.
Toewt, toehoe, een blij geluid’.
Als Trui de bierpap roert en kruidt’.
Als luid de windvlaag wordt gehoord’.
De mus verkleumd zit en verstijfd’.
En hoesten heerooms preek versmoort’.
Katrijn haar paarse neus vaak wrijft’.
De ketel appels sissen doet’.
Dan roept de nachtuil welgemoed’.
Toehoe’.
Toewit, toehoe, een blij geluid’.
Als Trui de bierpap roert en kruidt’.
‘Midsummer Night’s Dream’, iii, 1, 134 waar Titiana zich afvraagt:
‘What angel wakes me from my flowery bed? ‘’ Welke engel roept mij van mijn bloembed op?’
The finch, the sparrow, and the lark’. De vink, de mus en leeuwerik’.
The plain-song cuckoo gray’. De koekoek met dat woord’.
Whose note full many a man doth mark’. Dien roep, die meer dan een gemaal’.
And dares not answer, nay’. Wel minder gaarne hoort’.
Fr indeed, who would set his wit to so foolish a bird?’ Want niemand is wel zo gek, een vogel te willen tegenspreken, al roept hij het nog zo dikwijls achtereen, maar het is toch niet plezierig zo aangeroepen te worden’. Who would give a bird the lie, though he cry ‘cuckoo’ never so?”
Het is een zot gebroedsel dat steeds zijn eigen naam roept en zonder verandering alsof hij zichzelf alleen beroemd wil maken. Dit dier houdt men voor een symbool van waanwijze gekken en beuzelaars die niets uitvoeren en tot walgen toe reutelen en met gezwets spreken.
‘A soused gurnet’, ‘1 King Henry IV’, 5, 2,11.
Gurnet wordt in het Latijn cuculus genoemd of naar het geluid dat de vogel van die naam maakt of omdat als het in netten gevangen wordt het woord ‘cu’ gebruikt. Het is een term van schande, oneer.
In ‘King Lear’ I, 4,236: ‘toen pikte ‘t jong de moeder dood’. Het jong is natuurlijk de groot geworden koekoek. Hoewel het jong wel de jongen van zijn pleegmoeder uit het nest gooit, maar nooit de moeder aanvalt. De regel kan ook doelen op het bestaande volksgeloof dat de koekoek dan een sperwer wordt en dan zijn pleegmoeder zal verslinden.
Maerlant, ‘Cuculus dat is de koekoek en heet alzo om zijn geluid, want koekoek is altijd zijn zang en dat wordt niet anders. Een trage vogel en ongedurig, de kleine vogeltjes doet hij schade want zijn les is hem zo gezet dat hij zijn eieren in hun nest legt en dus broedt die bedrogen vogel dat ei onder zijn vleugel en waant dat het hem toebehoort zodat de koekoek voortkomt die het vogeltje onbekend is, maar het kleine daarin om bemint, dat is omdat hij zo zeer groeit en zo eet de koekoek meer dan enige drie van de kleinen, dit moet de moeder soms bewenen want zo lang volgt ze hem na dat ze alle schade en lachen op de moeder moet verhalen. Dit is het loon van zulke zaken, wacht hem die de schalksheid verdraagt, want de schalk merkt en jaagt te alle stonde om zijn voordeel en mocht hij er geheel een appeltje aan gewinnen, het is verloren al wat men hem deed tevoren. Men zegt dat de koekoek pleegt dat hij de hele winter ligt in zijn veren in holle bomen of in de aarde eer hij komt en zo in de zomer dan dat hem geen honger gaat aan. In de winter, mag komen van zijn spuwen, zoals wij het verstaan, groeien krekels die wij zien en die in het gras te springen plegen’. De koekoek is een oneerlijke vogel, is zeer langzaam en blijft niet op z’n plaats. Er wordt van verteld dat de koekoek in de winter zijn veren verliest en een hol in de aarde binnengaat of een holle boom. In de winter kwijnen ze weg, zijn ongeveerd en lijken op uilen. Men gelooft dat hij daar op de manier van zwaluwen en beren leeft (winterslaap) Men vertelt dat ze in een boom lagen die men heeft horen roepen toen die als blok in de oven gestoken werd om die heet te maken.
Uit hun speeksel worden sprinkhanen geboren.
Koekoekskind.
De koekoek heeft voornamelijk een kwade naam omdat het wijfje haar eieren in een nest van een ander legt die ze uitbroedt. Vandaar de uitdrukking van ‘koekoekskind’ voor een bastaard. De ouden leerden dat het koekoekskuiken die vraatzuchtig van natuur is het voer van de overige jongen opvreet en daardoor vet wordt. Daardoor komen de jongen van de pleegouders om of worden uit het nest gedrongen. Kan daarop ook het geloof berusten dat de vogel zijn eerste roep niet laat horen voordat hij een ei gegeten heeft?
De vogel lijkt ook in polyandrie te leven. In een oud rijmpje heeft hij een harem met zeven wijfjes:
“Der Guguck ist einen braver man
Der sieben Weiber brauchen kann
Die eine kehrt die Stube aus
Die zweite wirft der Unflath n’ aus
Die dritte nimmt der federwisch
Und kehrt des Guckuck seinen Tisch
Die vierde bringt ihm Brod und Wein
Die funfte schenkt ihm fleisig ein
Die sechste macht sein Bettlein warm
Die sebente schlaft in seinen Arm”.
Vaak is het zo ook een fallisch symbool. De koekoek zit op de scepter van Hera, zijn roep gold als goed voorteken van trouwlustigen. Hij is ook een trouweloze echtgenoot, de cuculus van de Romeinen, de spotter, anderzijds de man van een trouweloze vrouw, cuckold in Engels en cocu in Frans.
De vrijers moeten om geen blauwtje te lopen een ei of veer van een koekoek bij zich dragen.
Zie onze Arum of Mankracht. Onze Aronstaf had, vanwege de vorm, bij de ouden verwondering opgeroepen. Zijn knollen waren bij de oude schrijvers en kruidboeken in gebruik als een Afrodisiacum en droeg de namen mankracht, Mannlein en Weiblein of Pfaffenpint. In het Engels had het kruid verschillende namen, cuckoo pint, (penis) zo ook priest’s pintle, vergelijk ook het Duitse Pfaffenpint en Franse membre d’eveque, vit de pretre en de Zweedse munksvans. De koekoek zou verschijnen als de manlijke vogels niet thuis waren, zo was ook de priester de nationale dorpskoekoek.
Laf.
Aristoteles wist al dat de koekoek zijn eieren in de nesten van andere vogels legt. Ook dat de jonge koekoek iets vlugger dan zijn nestgenoten uitkomt en ze uit het nest dringt. Hij verklaart zijn observaties aldus: ‘de koekoek is laf, het lafste van alle vogels. Hij laat zich pikken en verjagen door kleine vogels. De moeder koekoek is zich bewust van haar lafheid en weet dat ze haar broedsel in noodgeval niet kan helpen. Daarom legt ze haar eieren in nesten van andere vogels en laat haar jongen door hen opvoeden’.
Sagen.
De oorsprong van de naam wordt zeer verschillend opgegeven. Men verhaalt dat toen God alle dieren een naam gegeven had de koekoek er geen ontving. Dit verdroot hem en hij vloog naar de Heer en vroeg: ‘heb ik geen naam gekregen?”. “Nee,” zei God. De verbitterde vogel zei toen:
“Dan wil ik een koekoek zijn
en eeuwig mijn naam huilen”.
Het ging een Pommerens boer eens zeer slecht. Hij bracht zijn twee kinderen in een bos en zei: ‘zoek bessen en als ik roep ‘guck, guck’, dan ben ik bij jullie in de buurt en neem jullie mee naar huis”. De volgende zomer was de toestand verbeterd en hij verlangde naar zijn kinderen. Hij ging naar het bos en riep zo hard mogelijk: ‘guck, guck’, maar antwoord kreeg hij niet. Onverwacht stond er een vrouw voor hem die zei: ‘uw kinderen zijn al lang in het bos verhongerd. Tot straf dat je ze verstoten hebt zal je tot in de eeuwigheid ‘guck, guck roepen’. Onmiddellijk werd de boer een vogel die geen ander woord kan uitbrengen en door de mensen zo genoemd werd.
In een dure tijd was er eens een bakker die van de armen telkens wat graan stal wat bij hem gebracht werd om er brood van te bakken. Toen hij het brood uit de oven nam, zei hij: ‘ gu kuk’. God strafte hem daarvoor door hem in een vogel te veranderen wiens bestoven veren nog van zijn vroegere beroep getuigen terwijl hij steeds zijn roep moet herhalen. Hij vond zelf dat hij zeer mooi kon zingen en wilde zich met de nachtegaal meten en nodigde daarbij de ezel als jury uit omdat die van zulke lange oren heeft.
Sperwer .
Eens ging Jezus voorbij een bakker wiens warm brood lekker rook en vroeg om een brood wat geweigerd werd. De bakkersvrouw en zes dochters stonden op afstand en gaven Hem heimelijk het brood. Tot loon werden ze als het Zevengesternte aan de hemel geplaatst en de bakker tot straf in een koekoek veranderd. Dit Zevengesternte is zichtbaar gedurende de zes weken dat de koekoek zich laat horen. Dan wordt hij, zo meent men, een sperwer, een geloof dat al bij de Grieken bestond. Als hij omstreeks augustus, september, weer naar Afrika vertrekt beginnen de sperwers rond te vliegen. Beide vogels lijken op elkaar. De kromme snavel, het gele oog, de boze blik de loodgrauwe kleur en de donkere dwarsgolfjes over de witte onderkant hebben beide gemeen. Ze hebben hun eigen tijd van komen. De koekoek wordt in het voorjaar ook door kleine vogeltjes belaagd, net als de sperwer.
Eerste roep.
Als je de plaats markeert waar je rechtervoet gestaan heeft op de tijd dat je voor de eerste keer een koekoek hoort roepen en dan de aarde daaronder opgraaft en dit over plaatsen gooit zullen daar geen vlooien broeden. (dit meldt Plinius) Dit is bekend en blijkt waar te zijn. Als je voor de eerste keer een koekoek ziet let dan op waar je rechtervoet gestaan heeft want je zal er een haar vinden die als die zwart is betekent dat je het volgende jaar een ongeluk krijgt. Als die wit is betekent het geluk, grijs dan maakt het niets uit. Het is zeker dat zulke haren gevonden worden maar over het vervolg is wat twijfel. Maar het was me verzekerd dat dit waar was. Het haar is de kleur van je aanstaande partner.
Er was me ook vermeld dat dezelfde haren onder de rechtervoet gevonden worden bij de eerste blik van een zwaluw nadat die in de lente het eerst gezien was, kijk naar de eerste zwaluw zo lang als je haar kan zien en zie je geluk.
Voorspeller.
In sommige streken werd de dag waarop het eerst zijn geroep vernomen werd gevierd als een feestdag. ‘He’j’m al eheurd? Now kri’w nattig warm veurjaorsweer’. Die het eerste bericht aan een boer bracht kreeg een ei ten geschenke. Op weg naar huis zei hij tegen iemand die hij tegenkwam niet goedendag, maar ‘de koekoek heeft geroepen’. Bloesemzanger noemde Goethe hem.
Het voor de eerste maal horen kan ook magische krachten tevoorschijn roepen. In Westfalen wentelde men zich bij die gelegenheid in het gras om zo het hele jaar gevrijwaard te zijn van pijn in de rug. Doet iemand in Saksen dit die geld bij zich heeft dan heeft hij er hele jaar geen gebrek aan. Soms is het slechts nodig om met dit geld wat te rammelen. Ongelukkig is hij die geen geld op zak heeft die zal het hele jaar niets hebben. In Bayern slaat men bij de roep van de koekoek op de geldbuidel, dan gaat het geld er niet uit.
In Zweden komt het eropaan van welke kant je de koekoek hoort. Komt die uit het noorden dan zal je dat jaar verdriet hebben, uit het westen en oosten dan zal je geluk hebben, uit het zuiden dan is de vogel een botermaker. Houdt de koekoek op met roepen voordat het zijn tijd is, dan is hem een ongeluk overkomen en wordt een treurlied aangeheven.
Als hij roept is er regen op komst. Roept hij na Johannes, dan komt er een misgewas of koude winter. Roept hij op een huis dan komt daar een doodsgeval of in ieder geval een ongeluk.
Als je hem in het voorjaar voor het eerst hoort roepen kun je hem vragen hoe lang je nog te leven hebt. Men telt na die vraag hoe vaak hij nog roept en zo vele malen zo vele jaren heb je nog te gaan.
Een conversus in het Cisterciënzer klooster had volgens dat roepen nog tweeëntwintig jaar te leven. ‘Waarom’ riep hij uit. ‘Zal ik mij zolang pijnigen en kwellen’. Hij verliet het klooster om een twintig jaar de genietingen van het leven te proeven en daarna nog twee jaar boete te doen. God had echter anders beschikt. Hij liet hem al na twee jaar sterven.
Omdat niemand ziet wanneer de koekoek verdwijnt is die onsterfelijk, heeft alles gezien en weet alles, vandaar profeteert hij de levensduur. Als de koekoek zingt voordat de druif knopt voorspelt dat een grote hoeveelheid wijn. Wij vragen aan de voorspellende vogel:
‘Trouwe knecht
zeg mij recht
zeg mij waar
hoeveel jaar
zal ik nog dit kransje dragen?
Koekoek, hoe lang zal ik nog leven?”
Of: “Koekoek van de hemel
Hoe lang zal ik nog leven?”
“Cuckoo, tell me
how many years I shall be
Before I get married?’
Naar deze uitroepingen wordt er geluisterd hoeveel keren de vogel nog roept. Zoveel jaren zal je nog leven of moet je wachten tot de bruiloft komt. De vogel heet daarom tijdvogel.
We horen de koekoek in de gindse bosjes en de jonge maagd spreekt zachtjes:
“Koekoek! Trouwe knecht! Zeg recht, zeg waar:
Hoeveel jaar zal ik dit kransje nog dragen?”
En de oude man vraagt:
“Hoe lang zal ik nog leven?’
De profeet antwoordt al roepend, hoeveel jaren er nog komen voor er bruiloft is of wanneer de grijsaard zal sterven.
‘Koekoek, zeg me, als je kan
Wanneer krijg ik nu een man?
Hoeveel jaar zal ‘k wachten moeten
Eer hij komt op vrijersvoeten?
2 maal koekoek.
Slechts twee jaartjes zal het zijn?
Dank je koekoek, dat is fijn
Vertel me nu nog zonder dralen
In welke maand hij me komt halen?
5x koekoek.
In de meimaand? O, hoe mooi!
De tuin draagt dan haar schoonste tooi
Koekoek lief, jij weet het al
Hoe groot wordt ons kindergetal?
13 x koekoek.
O, mijn koekoekje daarbuiten
Jij doet mijn oren tuiten
Dertien kinders?!... Zwijg toch stil
Weet dat ‘k niets meer horen wil’.
Koekoekoekoek.
De koekoek heeft het zo druk met voorspellen dat hij geen tijd meer heeft om zijn jongen zelf uit te broeden.
Rampspoed.
Bij vele volkeren geldt de koekoek als een vogel die rampspoed verkondigt. Naar een oude Servische sage was de koekoek eens een mooi meisje die onophoudelijk over de dood van haar geliefde huilde. Tot ze in een vogel veranderd werd die nog steeds de melancholische tonen van zijn niet ophoudend klagen laat horen. Zo kan dan daar ook geen meisje, die haar geliefde verloren heeft, de koekoek horen zonder tranen te vergieten.
‘Hoe lang zal ik nog leven?”
Mythologie.
De koekoek behoort tot de godenvogels en staat in betrekking met Freya en Donar.
Op de scepter van Hera (Juno) staat een koekoek omdat Zeus voor hij met haar trouwde zich in zo’n vogel veranderde. Men verhaalt dat de godin Juno een koekoek op het boveneinde van haar staf heeft en zulks omdat de beheersing door een vrouw zeer zwak is en zelden vast van oordeel maar bestendig in het bestier. En een vrouw is van naturen licht te vangen.
In Venustempel vermeldt Chaucer de koekoek als symbool van Venus:
“that wered of yelewe gooldes a gerland’.
and a cokkow sittynge on hir hand’.
In de mythologie is de vogel het symbool van het voorjaar, de verkondiger van het hete jaargetijde, het eerste onweer. Hesiodus: ‘ut cantum audieris quem reddit ab ilice Coccyx’, ‘wanneer gij de zang van de koekoek uit de boom hoort.’ Het voorjaarslied. En omdat de wijngaardiers soms wat langzaam en lui in het snoeien van hun wijngaarden waren en het hebben uitgesteld tot de koekoek in het land was zo heeft men tot smaad dit lui en onachtzaam volk koekoeken genoemd. Het is een schimpnaam van lui-, traag-, en onachtzaamheid. Horatius:
‘De Prenestiner scheldt op zijn beurt dat het kraakt
Als een wijngaardenier den reiziger gaande maakt
Die zwichtende niet kan den koekoek overschreeuwen’.
Bijbel.
De naam ‘shachaph’ staat voor zeemeeuw of koekoek. De onreine vogel, Leviticus 11, Deuteronium 14; 15. mogelijk is het een naam voor zeevogels in het algemeen en zeemeeuwen in het bijzonder.
Indicator.
Honingkoekoek.
Uit commons.wikimedia.org
De honingkoekoek, honingwijzer, indicateur, Indicator indicator (Indicator sparrmanni, (heeft een signalerende functie, Andreas Sparrmann, een Zweedse natuurkundige die met Thunberg naar de Kaap reisde. Hij nam ook deel aan de tweede wereldreis van Cook, in 1772-1775) voedt zich met honing die de vogel in de bossen opzoekt. Omdat hun schreeuwende stem en hun korte vlucht en geringe schuwheid de mens toestaat hen te volgen geloven de bewoners van Afrika dat deze koekoek de reizigers roept om hem te volgen naar de bijennesten om dan met hen de vrucht van zijn ontdekking te delen.
Het is geen familie van de koekoek, hij behoort tot de speurvogels. Het zijn vogels die van de ene boom naar de andere fladderen en ondertussen hun krachtige stem laten horen. Alles wat ze opmerken trachten ze aan andere dieren en ook de mens aan te wijzen. Met in het oog vallende driestheid komen ze aanvliegen en nodigen door geschreeuw en zonderlinge gebaren de waarnemer uit hen te volgen.
Vondel, Vermaeckelijcke Inleydinghe LXX;
Kuycken-dief en Koekoeck;
‘De schampere Kuikendief, die dagelijks met zijn kluiven
De kuikens verscheurt en de arme tortelduiven
Heeft de Koekoek beschimpt om dat die voor zijn kost
Dagelijks zijn buik met piertjes vullen most
Vermits hij, veel te bloode om iemand aan te randen
Zijn zenuwen nimmer op een voortreffelijke manier inspande
De Vogel, die altijd zingt op dezelfde maat
Getroosten dat hij veracht werd en versmaad
Getroosten dat hij zich met wormkes moest erneren
Tot hij weldra bespeurde en kende aan zijn veren
De Kuikendief, door een list van de vogelaars geva’en
Die hing aan de torens top tot spiegel voor de kwa’en
O, sprak de Koekoek toen, indien gij goedertieren
U sober had vergenoegd met wormkes en met pieren
Had gij uw vrijheid noch, en was ontweken net als ik
Frank en vrij de vogelaars strik
Wie zich met een sobere dis vergenoegt en zich houdt tevreden
Ontgaat het perk al gauw van veel gevaarlijkheden
Maar wie behagen schept in weelde en overdaad
Zich lichtelijk brengt in een droeve staat’.
Spreekwoorden.
In spreekwoorden en gezegden leeft hij voort als oud heidense tovervogel, voor de duivel.
Dat haalt je de koekoek, dat wil ik wel geloven, dat zal wel waar zijn, als het niet waar is dan moge de koekoek (duivel) je halen. Zie, loop naar de koekoek of duivel. Dat dankt je de koekoek. =Dat wil ik wel geloven, dat zal wel waar zijn. Dat moet de duivel weten etc.
“t Is altijd koekoek. =Dus een zang. Dat is altijd hetzelfde praatje hebben. Dit omdat de koekoek nooit iets anders roept dan zijn eigen naam.
Zij hoort de koekoek niet meer roepen. =Het volgende voorjaar leeft ze niet meer.
‘De koekoek en de sijs hebben niet dezelfde wijs’. =Ieder mens uit zich weer anders.
Als de koekoek zwijgt, dan hoort men de leeuwerik. =Als de dwazen uitgepraat zijn, komt een verstandig man aan het woord.
De koekoek is in het land als hij een oog kan bedekken met een elzenblad.
Zie verder: http://www.volkoomen.nl/ en : http://volkoomenoudeherbariaenmedisch.nl/