Tonijn
Over Tonijn
Thunnus, vorm, gebruik, soorten, bestiaria, naam, etymologie, verhalen van de ouden, bijzonderheden,
Thunnus thynnus.
Uit www.all-fish-seafood-recipes.com
Naam, etymologie.
Tonijn. In midden-Nederlands was het tonijn, in Duits Thunfisch, de Engelse tunny. Dat woord stamt uit Italiaans tonnina en dit uit midden-Latijn tonina, van Latijn tunnus, en dit van Grieks thynnos. Waarschijnlijk stamt dat uit een Fenicië woord wat grote vis betekent, in Arabisch is het tinnin en in Hebreeuws en Aramees tannin.
Vorm.
De tonijn is verwant aan de makreel.
Is wel veel groter en heeft ook grotere en ruwe schubben aan de hals, als een kraag.
Deze vis wordt gewoonlijk twee tot drie meter lang met een gewicht van honderd vijftig tot tweehonderd kg, men verhaalt zelfs van vier meter met een gewicht van zes tot negenhonderd kg.
De tonijn is op de rug zwartbruin en aan de zijden en buik grijsachtig gekleurd met zilverwitte vlekken.
Grote kop, grote bek en grote ogen.
De meeste tijd houdt hij zich op grotere dieptes op. Om kuit te schieten nadert hij in grotere of kleinere scharen de kust. Daarbij wordt hij door dolfijnen en haaien vervolgd, terwijl hij van zijn kant ansjovis en dergelijke kleine vissen eet. Bij het zien van een school kleine vissen worden ze dol zodat het water opspat en ze zelfs uit het water opspringen. Dat trekt zeevogels aan die de kleine vissen weer vangen die boven komen drijven.
Aan de Italiaanse kust worden met reusachtig grote en sterke netten, die in de Provence madrague en in Italië tonnaro heten, hele zeeboezems afgesloten. Zo gauw de aanvoerder van de tonijnzwerm erin is geraakt volgen al de andere en is men zeker van een rijke vangst en zo worden er soms duizenden gevangen. Deze tonnari vormen een soort watervesting waar de vissen door moeten. Men sluit de doorgang met de netten en laat een kleine opening die de poort van de tonnaro heet en naar een grote zaal voert. Zijn de vissen daarin, dan laat men een net voor de poort vallen zodat ze niet meer terug kunnen en vandaar worden ze, door geraas verschrikt, in een tweede kamer gedreven en zo tot de laatste die de Fransen chambre de mort noemen, de dodenkamer, die uit sterke netten is gemaakt. Hier gaat dan het moorden los. De vissers doden ze met speren, harpoenen en werppijlen waarbij de arme dieren woedend om zich heen slaan en het water omhoog laten spatten, vaak de netten vaneenscheuren of zich de schedel tegen de klippen verbrijzelen.
Dat zijn de kleinere tonijnen die in scholen leven, de grote gaan alleen.
Historie.
Reeds de ouden hebben zich ijverig met de tonijnvangst beziggehouden, het is een belangrijke Middellandse Zeevis.
De Grieken hebben mogelijk de moeilijke vangst van de Feniciërs geleerd. De Feniciërs vingen haar aan de Spaanse kust wat door de latere bewoners van de kust werd voortgezet tot de huidige tijd. De tonijnvisserij werd al in de hoogste oudheid bedreven en heeft eenmaal veel tot de rijkdom van Byzantinum en de Spaanse kusten bijgedragen.
Bestiaria.
Uit Maerlant; ‘Thunius, is een vis mede van aardig grote wonderlijkheden. Met zijn longen en met zijn ogen mag men een groot wonder zien, men smelt ze in een glazen vat met zeewater, en al dat men ervan schrijft voor waar, schijnt ‘s nachts als vuur helder’.
De oude tonijn en de jongen komen voor in de zee Pontus. En elke school heeft verscheidene leiders en kapiteins en voor hun leidt de makreel de weg die als ze in het water zijn een kleur hebben van zwavel en buiten het water zijn ze als de rest.
Van de tonijnen die de drie onderdelen van de wiskunde kennen, onder andere omdat ze precies daar ophouden met zwemmen waar de winterkeerkring loopt.
Zie verder: http://www.volkoomen.nl/ en : http://volkoomenoudeherbariaenmedisch.nl/