Draken

Over Draken

Sint Joris, gebruik, soorten, bestiaria, naam, etymologie, verhalen van de ouden, bijzonderheden,

Uit Liber Floridus.

Naam, etymologie.

Draak, draken. De naam komt van Latijn draco en dit van Grieks drakon (drákoon), wat eigenlijk de scherpziende betekent, vergelijk het woord derkomai: kijken, van de Indo-Germaanse basis derk: zien. Drakon wil dus zeggen de ziende, maar niet in de manier van zien, maar met de ogen gebiologeerd zoals een slang een muis door zijn ogen kan laten stilstaan. Waarmee oorspronkelijk elk soort serpent werd aangeduid. Welke vorm de draak in de mythologie later ook aannam, hij bleef in essentie een slang.

Draak, Engelse dragon en Duits Drache. In oud-Hoogduits was het Trahho, in midden-Hoogduits Dracco, Angelsaksisch heeft draca.

Het Nederlandse woord worm (Oudengels: wyrm, Oud-Duits: wurm, Oud Noors; ormr) betekent (ongeveer) hetzelfde als slang.

Ook de naam lind komt in de betekenis van slang voor in namen met symbolische betekenis van het ‘kennen der geheimen’, vergelijk onze lintworm, een tautologische samenstelling. In midden-Nederlands was het lindeworm in de betekenis van reuzenslang, draak of linddrake: draak of krokodil, in oud-Hoogduits betekent Lint een slang, in midden-Hoogduits is de Linttrache een draak, in oud-Noors is lint een slang, mogelijk is dit woord verwant met Latijn lentus wat buigzaam of lenig betekent. Ze worden soms afgebeeld met vleugels, maar niet altijd. Er zijn lintwormen zonder poten, met twee of met vier poten. De beet van een lintworm zou giftig zijn. In Noorwegen zag men de lintworm als een zeedraak. Ze aten vooral vee en lijken, die ze van begraafplaatsen opgroeven. Er zijn enkele Duitse locaties waarvan de naam Limburg kan verwijzen naar dit fabeldier, waaronder het stadje Limburg an der Lahn.

De draak is gevleugeld, maar heeft toch een ondergronds verblijf zoals een grot, wat erop wijst dat hij een wezen is dat met het aarde-element verbonden is. Dit laat zien dat de draak een zeer oud aardwezen moet zijn.

Draco of serpens is het sterrenbeeld van de draak. Volgens sommigen is het de draak die de appelen van de Hesperiden bewaakte, volgens anderen de Python of de door Cadmus gedode draak. De slang als sterrenbeeld (ook Draco) komt voor aan de Noordpool die zich tussen de Grote en Kleine Beer door slingert.

De vorm en het uiterlijk van een draak variëren per overlevering. Een draak wordt vaak uitgebeeld met het lichaam van een slang of een krokodil; klauwen, soms de kop van een arend, leeuw of valk met vleermuisvleugels. Het geloof dat een draak vuurspuwde wordt soms toegeschreven aan het feit dat men een vallende ster ook draak noemde. Het spoor dat een vallende ster trok werd dan geassocieerd met de vurige adem van de draak.

Draken symboliseren afhankelijk van de cultuur, verschillende krachten. In het voorchristelijke Europa gold de draak niet per se als ongunstig en vaak zelfs als gunstig. Onder het christendom verkreeg de draak in Europa een kwalijke roep en werd als verwant aan de slang uit Genesis 3 (zie ook Openbaring 12:9), als kwaadaardig voorgesteld.

In het middeleeuwse christendom stond de draak symbool voor het voorchristelijke denken, de niet-christelijke heidense wereld en ook voor de gevallen engel, de duivel. Enkele bekende drakendoders zijn Sint Michael, Sint-Joris, Perseus, Heracles, Apollo, Siegfried, koning Arthur en Lancelot. Vanwege zijn afschrikwekkende uiterlijk siert de draak veel wapenschilden en vlaggen. De draak wordt vaak gebruikt in de heraldiek. Ook komt de draak voor in namen zoals Drakensteyn en kasteel Drakenburg.

In landen buiten Europa brengt de draak vaak geluk of biedt bescherming tegen het kwade. In Mesopotamië was de oorspronkelijke almachtige godin die de andere goden ter wereld bracht een draak. In Egypte was Apepi een god in drakengedaante die heerste over de onderwereld en over het kwade. In Griekse mythes worden drakontes voorgesteld als slimme, magische wezens die uit de aarde kwamen en de godin Athena had een slang als huisdier en helper.

Bestiaria.

De Midgaardslang is zo enorm groot dat hij in een cirkel om Midgard, de wereld, ligt. Zijn kop reikt tot aan de punt van zijn staart en wanneer hij erin bijt schudt hij van woede, waarmee hij aardbevingen veroorzaakt.

Het fabeldier dat een vogel en een slang is, dat de Germanen als cohortenteken bekend is geworden. Het gaf al in de begintijd stof tot de sprookjesfantasie en vormde de inheemse voorstelling van de lintworm om. Het is een aloude vorm vanaf de prehistorische dagen toen men zichzelf moest beschermen tegen monsters die nu uitgestorven zijn, de draken uit de oertijd. Er zijn maar weinig beesten van de folklore en mythologie die meer tot de verbeelding spreken dan draken. Ook zijn ze bekend als worm, wurm of wyrm en firedrake.

Deze Mercurius-achtige creaturen komen vrijwel in elke klassieke mythologie voor en zijn de aanleiding geworden tot een geheel genre van fantastische literatuur. Om alle draken op te sporen vereist een doorworstelen van mythologie, religie en literatuur van vrijwel alle belangrijke volksstammen. Het verschijnt in de religie van de Egyptenaren, Assyrië en Semitische volkeren, in de mythen van China, India, Griekenland en Romeinen, in de tradities van de Scandinaviërs en Teutonische volkeren.

Sommigen beschouwen het als een goede kracht die beschermt of voorspelt, meestal echter als de drager van kwaad. Zie de Apocalyps, hoofdstuk 12, waar een beschrijving is van een hemelse oorlog tussen Michaël en zijn engelen aan de ene kant met de draak, de oude duivel, en zijn engelen aan de andere kant.

In het oude Engelse poëem Bewowulf die gemaakt is voor de invallers in Engeland verschenen verschijnt de draak van de heidense Noormannen als een duivels monster die de held doodt maar ook tot zijn eigen vernietiging meewerkt. De rode draken van Wales, ‘Wyvern’, die schatten bewaakten. De wyvern is een vreselijk beest en verwant met de draak en met een giftige staart en rijen van scherpe tanden. Maar het heeft een zwakheid, het is niet bang voor een geklede man, maar een naakte man zal het verbaasd doen staan van angst met open mond. Zo is de geliefde eerst naakt en kwetsbaar omdat hij verliefd is, maar later is hij gekleed in zijn trots en dat hij geliefd is en gaat zijn moed van hem.

Wyvern uit www.gotmedieval.com

Beschrijvingen van het beest variëren van de speelse Puff (of Peter Yarrow’s song) tot de sinistere Smaug in J.R.R. Tolkien’s “The Hobbit”.

Walt Disney’s Sleeping Beauty vertoont een gevecht tussen Prins Phillip en de kwade Maleficent, net als de slang een climax is in de Germaanse mythe de ‘Nibelungen’ waar (209) Siegfried slaags raakt met de reus Fafnir die zich in een wyrm heeft veranderd om zo afschrikwekkender te zijn.

Volgens Confucius,550-478 v. Chr., is de draak het symbool van het aardse, stoffelijke en wereldlijke leven en van de strijd van de elementen, het onweer. Hij was de aankondiger van een catastrofe, maande tot waakzaamheid en herinnert aan de eeuwigheid.

In westerse culturen zie je draken met vleermuisachtige vleugels die kunnen vliegen. Oosterse draken zijn meestal vleugelloos en vliegen meer door magie. Meestal zijn ze bedekt door schalen en soms door een leerachtige huid. Over het algemeen wordt aangenomen dat draken magische lichamen zijn die in staat zijn om vuur te spuwen. (als een wapen). Soms zijn ze modern en kunnen vorst, bliksem en gas spuwen.

Shakespeare.

‘Coriolanus’, iv, 1,30; ‘A lonely dragon, that his fen’. ‘Gelijk een draak, die ras zijn diepe poel’.

Makes fear’d and talk’d of more then seen’. Geducht maakt, meer besproken dan aanschouwd”.

‘Anthony and Cleopatra’, 4,14,1: ‘Somwijlen zien we een wolk, een draak gelijk’.

Een damp somwijlen, als een leeuw of ever’.

Nederrijns moraalboek, Bestiaria d’ Amour, rond 1250; ‘Want de draak bijt niemand. Maar hij likt de mensen met de tong en vergiftigt alles wat hij met de tong beroert. En sommige mensen doen dat ook, want even gemakkelijk als zij iets van jou hebben gehoord, even gemakkelijk brengen zij anderen daarvan op de hoogte’.


Uit Maerlant, ‘Draco, zegt Jacob en Augustus, dat onder alle dieren die er zijn de allergrootste is, wat men gelooft, en een kam op zijn hoofd. Naar zijn grootte heeft het een kleine mond. Venijn nuttigt het altijd. Wie het met zijn staart bindt, die is dood, geen enkele twijfel bestaat daarover. Ja, de olifant kan het niet ontgaan, ja, kan hem met de staart bijeen binden’.

De draak is de grootste van de serpenten. Vaak komt hij uit zijn hol in de lucht en de lucht wordt door hem bewogen, ook de zee zwelt op tegen dit venijn. En hij heeft een kam op zijn hoofd en een kleine mond voor zo’n groot dier en haalt adem uit kleine rechte pijpen en roert zijn tong, heeft tanden als een zaag. Hij heeft kracht en niet alleen in de tanden maar ook in zijn staart, bijt en steekt met beide. Hij eet alles wat giftig is. Hij heeft niet zoveel venijn als andere serpenten om op het eind alles dood te maken, voor hem is dit venijn niet nodig die hij vindt verslaat hij. De beet van de draak die venijnige beesten eet is gevaarlijk, vooral als hij schorpioenen gegeten heeft, tegen die beet is nog geen remedie gevonden. Zo vliegen alle beesten weg en vermijden het vet en de dikte van de draak. Ook de vissen die gebeten zijn door een draak sterven.


Uit Megenberg.

Maerlant; ‘In steenrotsen in duinen is zijn wezen naar zijn manier want zijn natuur is zeer heet. Ja, in het land daar men grote hitte van de zon weet, wat wij zelden weten kunnen. De echte draak, dat merkt men wel, is dan omtrent de toren van Babel dat woest Babylonië heet’. H. Hildegard meldt: “de draak heeft een droge en vreemdsoortige warmte, een zekere vurige zelfstandigheid in zich. Zijn adem is vaak zo vurig alsof er vonken uit steen geslagen wordt. Het haat de mensen en heeft wat van een duivelachtig wezen. Als hij zijn adem uitstoot is zijn bloed dik en droog als hij inademt wordt het vloeibaar. De draak is de grootste onder de slangen. In morenland en India worden ze geboren. Ze wonen meestal in holen in de hitte van de Oriënt. Zelden wordt het dier gevonden dan in die hete landen. Daarom zoekt hij verkoeling in de rotsen bij de toren van Babel en in het oude Babylonië. Waar hij woont vergiftigt hij de lucht”.

Maerlant; ‘Daar zijn ze zo groot, zoals men weet, meer dan vijftien meter. Hun geluid, wij lezen dus, beangstigt de lieden die dat horen en zijn opzien laat ze verdorren zodat zulke mensen grote vrees hebben dat ze daarvan dood blijven. Als ze oud zijn, wil men weten, leven ze lang zonder eten. Augustinus zegt zonder liegen, dat ze soms in de lucht vliegen, want haar vleugels zijn een vel zoals men aan vleermuizen wel ziet en daar hij zijn vlucht heen maakt, daar verbrandt hij de lucht’. De draak broedt in India en Ethiopië, daar is het altijd heet. Vaak binden vier of vijf draken hun zeilen tezamen en steken hun koppen omhoog en zeilen over zeeën en rivieren om voedsel te zoeken. De draak heeft vleugels die gevormd zijn uit een losse en mobiele huid, ze zijn breed in verhouding tot de grootte van zijn lichaam.

Maerlant; ‘In zijn hoofd draagt het een draguncia, de dure steen, maar hij is niet altijd nieuw tot goed, tenzij men het er levend uit doet’. Uit de hersens van de draak wordt de steen dracontias gebroed. Die steen kan alleen van een levend dier genomen worden, als de draak eerst sterft verdwijnt de hardheid van de steen door zijn adem. Draken worden in slaap gebracht met medische kruiden en zo wordt de steen verkregen, de oosterse koningen zijn er bijzonder trots op om die steen te gebruiken. Het drakenhoofd maakt een huis voorspoedig en gelukkig. Hun oogappels zijn kostbare stenen en helder als vuur. De drakensteen is een middel tegen vergif en verjaagt giftige dieren. De drakensteen is helder van kleur en vuurrood.

Maerlant; ‘Zijn tong en zijn gal, in wijn gekookt met z’n allen en daarmede bestreken dan de leden, is het wijf of man, die van de duivel incubi is bezeten, die maakt het vrij’. De tong en de gal van de draak kunnen iemand die bezeten is verlossen van de duivels die hem kwellen. Maak daartoe een aftreksel van de tong en de gal in wijn en wrijf er het lichaam van de bezetene mee in.

Maerlant; ‘Aldus mag het gevangen worden. Ten eerste moet men hem belezen zodat het niet fel is van voren. Dan slaat men voor hem de tamboer en dan waant hij donderslag te horen, want geen dier mag sneller sterven van donder of van bliksem mede. Dus vangt men ze daar ter plaatse en bindt er daar een man op en laat hem dan heen dragen waar hij wil, naar vreemde landen en daarvan komt hem veel schande, want raken ze bij de wijde zee kan hij immer niet meer vliegen en dan is er met hem afgerekend samen’. De Indiërs nemen een rood kledingstuk en schilderen daar gouden tekens op, dit leggen ze op de opening van het drakenhol want door de rode kleur en gouden letters wordt de draak door slaap overmand. De Indiërs wachten ondertussen en mompelen geheime toverspreuken. Als ze zeker weten dat hij vast slaapt dan slaan ze plotseling zijn nek met een bijl er af en nemen de oogballen, waarin die kostbare stenen zitten, die hen onovertroffen krachten geeft. Vele keren valt dit verkeerd uit en de draak achtervolgt dan de Indiërs met hun bijl en instrumenten en is dan zo woedend dat de hele berg beeft.

Een andere manier is om hem te bezweren zodat hij zijn kwaadaardigheid kwijtraakt. Dan sla je op een trommel zodat de draak denkt dat het dondert. Omdat geen dier kwetsbaarder is voor donder en bliksem dan de draak is dit de manier om hem bang te maken. Vervolgens bindt iemand zich vast op de draak en laat zich wegvoeren naar verre landen overal waar hij heen wil. Vaak loopt dat slecht af omdat de draak niet boven de uitgestrekte zee kan vliegen en dan is het snel gedaan met zijn berijder.

Maerlant; ‘Ook kan men ze wel anders vangen. Men neemt een kalf en doet hem wel al zijn darmen uit en doet hem ongebrande kalk in. Dan komt dat grote dolle beest, waar het staat ondersteund met staken, en verslindt het binnen zijn kaken en als het in zijn buik dan ligt verhit de kalk, alzo als het plag, en dan zal de draak drinken en dat kalk verhit bij zulke zaken zodat hij van binnen zo ontsteekt dat hem het hart van binnen breekt’. Er is ook een andere manier om draken te vangen. Neem een kalf, ontdoe het van de ingewanden en vul het met vers gebrande kalk. De draak komt nietsvermoedend op het kalf af dat door staken overeind wordt gehouden en verzwelgt het. Als het kalf in zijn maag is aangeland begint de kalk te gloeien. De draak gaat drinken, maar daardoor wordt de kalk nog heter. Uiteindelijk ontbrandt de kalk, en breekt het hart van de draak.

Vorm.

De draken van Phyrgië hebben de gewoonte dat, als ze hongerig zijn, naar het westen draaien en wijd gapen met hun muil, door de kracht van hun adem zorgen ze ervoor dat de vogels die overvliegen in hun monden terechtkomen. Ze houden hun gezondheid voor een groot deel bij doordat ze wilde sla eten want dat veroorzaakt bij hen het overgeven, ze worden vooral beschadigd door appels te eten. Ze herstellen en vernieuwen hun gezicht door met venkel over hun ogen te wrijven of door die te eten.

De draak is een zeer dorstig beest, zo erg dat hij nauwelijks genoeg water kan krijgen om zijn grote dorst te stillen en opent daarom zijn mond tegen de wind in om de hitte op die manier wat te verminderen. Dat is dan ook de reden dat als hij schepen ziet met het zeil volop in de wind hij erheen vliegt om te genieten van de koude wind van het zeil en gooit daarom het schip wel eens om door de grootheid van zijn lichaam en door zijn sterke wrijven tegen het zeil. Als de scheepslui de draak zien komen dan weten ze ook dat het water tegen hem zal opkomen, dan strijken ze het zeil en ontsnappen op die manier. Ook vanwege de macht van het kwaad, zijn tong staat altijd omhoog en soms zet hij de lucht in brand door de hitte van zijn venijn zodat het lijkt alsof hij vuur blaast uit zijn mond. Soms blaast hij uit opgezwollen blaren, daarbij is de lucht bezwadderd en geïnfecteerd en van daaruit komen kwaadaardige pesten.

Ze verblijven soms in de zee, soms in rivieren, soms in holen en grotten, ze slapen maar zelden maar waken vrijwel altijd.

Gevechten.

Tussen adelaars en draken zijn vaak gevechten die vooral gevaarlijk zijn in de lucht, aldus Plinius. Als de adelaar met zijn vleugels slaat maakt die daarmee met dat ratelende geluid, de draak bang en die verbergt zich in zijn hol. De adelaar verslindt draken en kleine serpenten op de aarde en draken en serpenten doen dit met adelaars weer in de lucht.

De griffioen vecht met draken en overweldigt ze.

De panter is ook een vijand van de draken en verdrijft ze vaak naar hun holen.

Ook met de gier vecht hij vanwege de prooi.

De olifant is niet zeker vanwege zijn grootheid van lichaam want de draak zoekt de wegen waar de olifant groeit, bindt zijn poten vast en doodt hem. De reden waarom de draak olifantenbloed zoekt is omdat die koud is waardoor de draak zichzelf verkoelt. De draak ligt te wachten op de olifant, hetzij in een boom of in het water en draait zijn staart rondom hem en zuigt zijn bloed uit tot de olifant dood neervalt die dan de draak doodt door die te verpletteren omdat hij op die neervalt. Mogelijk is er ooit een koningscobra gezien die grote dieren kan aanvallen, mogelijk zelfs een olifant.

Of, in Afrika komen olifanten voor, maar in Indië leven de grootste olifanten samen met de draak die voortdurend strijdt voert met de olifant. Die heeft zulke enorme afmetingen dat hij de olifant gemakkelijk met zijn kronkels kan omvatten en hem in zijn windingen kan omcirkelen. De strijd is voor beiden fataal. De overwonnen olifant stort ter aarde en verplettert onder zijn gewicht de slang die om hem heen is geslingerd.

Uit southwestjournalofculturesliterature.blogspot.com

Vondel, Vermaeckelijcke Inleydinghe CXII.;

De Draeck en Oliphant;

‘Een ijselijke Draak bevocht de Olifant

En heeft hem in de vlucht zeer zwaar aangerand

Omslingerde hem zijn been, en met vergif steken

Komt ’t bloed als een rivier uit zijn grof lichaam leken

Amechtig, slap en flauw door de uitgemergelde kracht

Plofte hij de Draak op ’t lijf, doodde hem met ganse macht

Dit is de werelds loop, wanneer de wrede tirannen

De vrome te vertreden en de arme netten spannen

Omringen haar gelijk, en zuigen uit hun bloed

Dan valt de vrome op ’t lijf, die hem wreedheid doet

Gelijk de snelle Ree, die op steile klippen

De jager had gejaagd, van mening hem te ontslippen

Klimt, klautert, toegerust de jager streng en stijf

De Ree ziet ’t doodsgevaar, springt plotseling hem op ’t lijf

De jager breekt zijn hals, zijn armen en zijn benen

De Ree valt onversaagd te barsten op de stenen

Zoals iemand meent te plagen naar zijn wil

Die jaagt zichzelve het meest, de jager staat niet stil’.

Bastaard.

De Afrikaners geloven dat het origine van de draak een onnatuurlijke vereniging zou zijn van een adelaar en een vrouwtjeswolf.

‘De Moren beuzelen dat uit een samengaan van een wolvin met een arend een draak voortkomt die met de bek en vleugels de arend gelijk zijn en met de moeder gelijk zijn doordat ze een slangenhuid hebben die vol verschillend gekleurde plekken zit, volgens sommige dat ze levende jongen voortbrengt. Anderen dat ze eieren legt’.

(De ongevleugelde draken met voeten zijn de hydra, die zouden veelhoofdig zijn)

Babylonische legenden portretteren de Koningin van de Duisterheid als een veelkoppige draak, Tiamat.

Woonplaats.

In het Oude Griekenland vinden we de eerste vermelding van een draak in de Ilias waar Agamemnon beschreven wordt als “een zwaardriem dragend met een blauw drakenmotief” en “met een driekoppig drakenembleem op zijn borstplaat”.

In de Griekse mythologie wordt Echidna vaak de moeder van alle draakachtige-wezens genoemd omdat ze volgens de Grieken een verhouding met de reus Typhon had gehad: Cerberus, Orthrus, de Spinx, de Python (en nog veel meer) waren het gevolg van deze relatie.

Ladon, zoon van Echidna en Typhon, was in de Griekse mythologie, een enorme draak met honderd koppen die elk een verschillende taal spraken.

Plinius meldt dat ze in Ethiopië en Azachei gevonden worden, Strabo bij de Hesperiden, Leo Africanus in de holen van Atlas, Solinus in de brandende bergen van Ethiopië tegen het zuiden, Philostratus omtrent de rivier de Ganges, anderen in Nubia, Bellonius dat ze van Arabië naar Egypte vliegen. Nicander dat ze in Thessalië bij de berg Pelion voorkomen.

Uit www.helsinki.fi

Tamme draken.

Zijn vet dat met honing gemengd wordt geneest het slechte zicht van de ogen. Drakenvlees heeft de kleur van glas en het verkoelt diegene die het eet. Daarom eten de Ethiopiërs die langs de brandende kust reizen graag drakenvlees. Hun rentmeesters temmen de draken met zekere liederen en als ze op hun ruggen zitten gidsen ze hen met een bit totdat ze in Ethiopië zijn.

Het is niet nodig om te vertellen dat draken de grootste van de serpenten zijn, dat een serpent een serpent eet, maar dat dit niet voor de draken opgaat. In Ethiopië groeien ze een kleine dertig meter lang. Er zijn tamme draken in Macedonië waar ze zo mak zijn dat vrouwen ze voeren. Ze nemen ze aan de borst net als kleine kinderen. Hun kinderen spelen ermee, rijden erop en knijpen ze net als ze met honden doen.

Er zijn verscheidene verhalen van de liefde van draken voor mensen in omloop. Dan is er het verhaal van Winckelried die een verschrikkelijke draak versloeg, vol vreugde tilde hij zijn zwaard op, het bloed van de draak druppelde op hem en zo werd hij gedood.

De draak van Bononie heeft in 1572 in de maand maart voor het eerst geluid gemaakt. Maar hij is na de dag van Hemelvaart door een boer die er niet voorbij durfde te gaan doodgestoken. Het was maar een klein dier, twee ellenbogen lang en bij de hals twee vingers breed. Een is er gezien in Venetië in de hof van de hertog,’ van ongelooflijke waarde om zijn zeldzaamheid’ die zeven hoofden had. Een ander door de ridder van Korneto in 1530 uit Turkije naar Venetië gebracht werd met ook zo veel hoofden. (zie slangen)

Moraal.

Een vos stootte bij het graven op een verborgen schat, diep in de aarde. Maar daar was ook een draak bij die de schat bewaakte. De vos hoefde de schat niet maar verwonderde zich over het vreemde leven van de draak. Dag en nacht op wacht en nooit naar buiten kunnen. De draak bewaakte het de hele tijd, zelf had hij er niets aan. De moraal van dit verhaal; ‘als je net zo gierig als de draak wil leven, dan heb je dat trieste bestaan aan jezelf te wijten’.

Drakenbloed.

Het drakenbloed zou afkomstig zijn van de drakenboom, Dracaena, die bij verwondingen een roodachtig sap geeft wat bij de verfindustrie gebruikt wordt. De ouden geloofden dat in de vrucht een draak besloten lag die door verwonding dit rode sap zou leveren. Bij oude afbeeldingen zie je dan ook een klein draakje afgebeeld op de vrucht of het blad staan. Het drakenbloed, dat de artsen gebruiken, komt van deze boom die op het echte drakenbloed lijkt.

Drakenbloed, in Duits is het Drachenblut, in Latijn sanguis draconis komt van Calamus draco, een palmachtige en de drakenboom, Dracaena. Door de huid met drakenbloed te bestrijken wordt de huid hard en ook het zegel wat onderaan een geschrift bevestigd werd.

Fire drake (will-o-th-wisp) (=dwaallichtje).

‘That fire-drake dit I hit three times on the head, and three times was his nose discarged against me; he stands there, like a mortar-piece, to blow us’. King Henry VIII v,4,45.

‘Die vuurdraak heb ik driemaal op zijn kop geraakt, en driemaal heeft hij zijn neus op mij afgevuurd, hij staat daar als een mortier om ons weg te blazen’. De vuurspuwende monden van een mortier werden wel drakenmonden genoemd.

Waar gesproken wordt over het gif van draken die de lucht infecteren waarin zij leven moet begrepen worden de meteoor die fire-drake genoemd wordt. Die vernielt vaak de vruchten van de aarde. Het lijkt op een zeker brandend vuur in de lucht, die soms op zee en soms op land valt.

‘Hoeveel eden vliegen niet op naar de hemel

Die vaak niet verder komen dan halverwege en verdwijnen, als fire-drakes

Stijgen een beetje, geven een krak en vallen

Het zal nu een glimworm zijn

maar het zal morgen tot een fire-drake groeien’.

Mythologie.

De aardmoeder Gaa laat in het verre westen gelegen tuin van de zeegod Okeanos bomen groeien die gouden appels dragen. Ze worden bewaakt door de drie Hesperiden, goddelijke nimfen, de dochters van de nacht. Ze zouden de kostbare schat behoeden, maar er niet van eten. Omdat ze zich verleiden konden stuurde Juno een verschrikkelijke draak als wachter in wiens ogen geen slaap kwam, dat was de honderdkoppige draak Ladon. Hier haalde Hercules zijn appels. Hij wist niet waar de Hesperiden lagen. Na vele teleurstellingen kwam hij bij Atlas die het hem wilde vertellen als hij het hemelgewelf wilde dragen. Nadat Atlas hem onderwezen had wilde hij het hemelgewelf niet terugnemen. Hercules vroeg hem om het hemelgewelf nog even vast te houden zodat hij een kussen op zijn schouder kon leggen. Vervolgens ging Hercules naar de wondertuin, versloeg de draak en plukte de appels.

De beruchte gifmengster Medea zou een holle stengel gevuld hebben met een slaapdrank die zij in de ogen druppelde van de draak die het Gulden Vlies bewaakte zodat Jason het Gulden Vlies kon roven.

Het drakenzaad, in Duits Drachensaat, ofwel zaad der tweedracht, is naar de fabel van Hyginus en Ovidius die verhalen hoe Kadmos de tanden van de voor hem liggende draken uitzaaide en onderploegde en dat hieruit krijgers groeiden die elkaar versloegen totdat er vijf overbleven waarmee hij Thebe stichtte.

Bij de levensboom Yggdrasil daagt het gevaar omdat aan zijn wortel een verschrikkelijke draak zit die de boom wil omknagen. Dit is de verschrikkelijke draak Nidhung, hij wordt in zijn vernielingswerk bijgestaan door talloze wormen wiens doel het is om de boom te doden omdat zij weten dat zijn dood het teken zal zijn voor de godenval.

Gevaar voor draken is er tijdens hun samenkomst. Dat is met de St. Jansnacht. Dat doen ze in de lucht. Een druppeltje zaad dat op aarde valt is genoeg om een rivier of bron te vergiftigen. Daarom werden er met middernacht vuren aangelegd waarin stinkende dingen werden gedaan, botten en ander afval zodat de rook de draken uit de buurt zou houden.

De inwoners van Paraca, die een drakenhart eten en lever, verstaan de taal van beesten.

Dat was ook zo met de draak die Sigfrid versloeg.


Sage.

In een spelonk van de Drachenfels, een van de hoogste heuvels van de Rijn, leefde een afschuwelijke draak die van mensenbloed leefde. Om zijn honger te stillen was de bevolking genoodzaakt om geregeld gevangenen te maken. Zo gebeurde het op een dag dat een christin het monster ten prooi zou vallen. Moedig begaf ze zich op weg naar de Drachenloch, na een klein tijdje kwam de draak met een verschrikkelijk gebrul naar buiten. Daarvan maakt de jonge vrouw gebruik om een onder haar kleed verborgen kruis tevoorschijn te halen en omhoog te houden. Nauwelijks heeft het monster dit gezien of hij schrikt terug en verdwijnt met een huiveringwekkend gebrul in de afgrond waarna hij nooit meer gezien wordt. Ook van de duivel is het bekend dat die op de vlucht slaat als hij het kruis ziet.

St. Margriet zou de dochter geweest zijn van een heidense priester die tot de christelijke godsdienst overging wat haar de haat van haar vader en anderen op de hals haalde. Ze werd op allerhande manieren gefolterd en tenslotte op 20 juli 275 onthoofd. Volgens de legende zou in de kerker waarin ze opgesloten was een draak op haar afgekomen zijn die de vlucht nam toen ze het monster een kruis voorhield.

Een legende verhaalt dat er papavers ontsprongen uit het bloed van de draak die verslagen werd door de Heilige maagd Margaret:

“And poppies a sanguine mantle spread.

For the blood of the dragon St. Margaret shed”.

In Tirol gaat de sage dat omstreeks de dag van St. Laurentius, 10 augustus, in de tijd van de vaste sterrenregen, de Alber, een draak met vurige staart over de weide gaat en de vallende sterren veroorzaakt. Hij verhuist naar een gat in de bergwand en raakt zodoende met zijn staart de weide die op die plaatsen verschroeit. Er zou dan ook de eerste zeven jaren geen gras meer groeien maar na die jaren milder dan ooit. Men noemt die ringen dan ook alberringen.

Gelderse roos wordt de Viburnum genoemd naar de sage van F. W. van Eeden: deel 2, blz. 111‑112.

“In zulk bosmoeras huisde eens een vreselijke draak, die werd door Wichard van Pont verslagen en liet al stervende een luide kreet, Gelre, Gelre horen”. De streek waar dit gebeurde kreeg later de naam hertogdom Gelre, nu Geldern in Duitsland. Ter nagedachtenis aan die overwinning op de draak nam Wichard een bloem mee, die daar bloeide in het bos, en plaatste die op zijn schild. En nog heden heet die bloem door de hele wereld Gelderse roos.

Zo leest men in vele oude Friese kronieken over vuurgeesten bijvoorbeeld bij Occo Scarlensis dat er uit het rode klif, een heuvel die bij Staveren ligt, in het jaar 130 een verschrikkelijke vlam was die drie dagen achter elkaar uit de grond kwam. Op de vierde dag zag men daar een grote draak hemelwaarts vliegen, zodat “elk die het zag, de haren van angst te berge rezen”.

Enige dagen later was het weer raak en nu acht dagen lang. In dezelfde tijd kwam uit een graf dat men gedolven had zoveel zout water opwellen dat de ganse omtrek onderliep. Die was niet te stoppen voordat men op last van de God Stavo het bloed van een driejarig kind daarin had geworpen. Ook zouden bij die gelegenheid een menigte meermannen zijn geweest.

Men vertelde dat in het paradijs een wilde perenboom had gestaan. Tussen de takken rustte de duivel in de vorm van een draak met zeven koppen. In het paradijs heeft de duivel als draak ook van een wilde perenboom gegeten en de mensen tot zonde gebracht. De boom kwam met Adam mee. Men vindt ze in de gehele wereld, ze zijn lieflijk om te zien maar ze deugen niet. De duivel zit op de wilde perenboom en verontreinigt de vruchten zodat ze een slechte smaak krijgen Zoals een draak zeven koppen heeft, zo heeft de boom zeven takken. Klim nooit in een perenboom want de duivel gooit je eruit. Dat klopt wel een beetje, perenhout is slap en de meestal lang gerekte takken zijn niet zo sterk.

Bij de Wenden speelt de perenboom een grote rol. De wilde perenboom heet Plonika naar een draak, Plonika heet ook de vrucht van deze boom.

Uit de vrucht van de drakenboom kookt men een bier die tegen vele ziektes helpt. Men kookt er een moes van die tegen de pijnen van het onderlijf helpen. Een veld zal tegen alle onheil behoed worden als men er een drakenboom in plant. Als men in Kerstnacht om twaalf uur een vrucht van de drakenboom op de huisdrempel legt zal er het volgende jaar geen dood in huis komen.

Een legende in Sussex verhaalt hoe in de wouden van St. Leonard de jonge krijgerheilige van die naam de machtige draak Sin ontmoette, hoe de brave jonge held drie dagen en nachten lang worstelde met het ondier totdat de vierde dag hem victorie bracht. Een waar Leonards bloed de grond verstijfde daar ontsprongen elk jaar lelies der dalen die zachtjes hun bellen lieten klinken als een teken dat de overwinning was behaald.

De Keltische overlevering van de Drac is in de bergen van Auvergne nog niet verloren gegaan. De Drac laat zich zelden zien en is bij voorkeur te vinden in de heide, maar zijn liefste bloem is het lelietje der dalen waarin hij zich bij dag verbergt.

Hij is een vlug, sierlijk en doorschijnend wezentje vol geest, met ondeugende streken zonder kwaad te zijn. Zijn macht is echter beperkt en al is hij soms wraakzuchtig, hij zal nooit tot wreedheid of misdaad overgaan. Want hij heeft geen slecht hart en is ook niet onzedelijk. Het is een slecht teken wanneer ‘s morgens de staldeur openstaat want dan heeft de Drac in de nacht de paarden en ossen losgemaakt om bij maanlicht over de velden te jagen en de akkers te verwoesten van diegene waarover hij zich beklaagt. Men vindt dan ‘s morgens de paarden afgemat en druipende van het zweet in de stal liggen terwijl de ossen weigeren te eten van vermoeienis. Is er een lam te kort bij de kudde, zijn er eieren gestolen uit het kippenhok, het is de Drac die het gedaan heeft. Ook vindt hij het leuk om de bangerds te plagen want zijn die in een nacht in een eenzame holle weg of op de heide dan zal hij de takken boven hen met geweld laten ritselen. Het ruisen van de wind is zijn schaterende lach, hij bootst het geluid van wilde dieren na en geeft aan de struiken gedrochtelijke vormen en vertoont spookgestalten voor de heldere maan. De Drac is een vijand van dronkenschap. Wee de dronkaard die hij ontmoet, hij laat hem vallen en wankelend weer opstaan en weer vallen tot hij hem eindelijk in een greppel laat liggen. Aan slapen is nu voor de ongelukkige niet meer te denken want hij wordt voortdurend door de Drac geplaagd die hem knijpt, bij de haren trekt en niet met rust laat voordat de zon opkomt. Het is goed om voorkomend voor de Drac te zijn, melk, kastanjes en noten in de heide te plaatsen. Wanneer de jonge landman bij de oogst enige korenaren in de heg steekt en de Drac daarbij zachtjes roept of wanneer het jonge meisje hem zingend wat vlas dat ze gesponnen heeft weg legt dan zal de Drac hen goedgunstig stemmen. Bij koude avonden is het raadzaam de deur een ogenblik te openen en de lamp uit te blazen, dan zal de Drac binnen sluipen en de huisvriend van de hoeve worden, dan zal het vuur helderder branden, het eten geuriger zijn, dan zal hij behulpzaam bij het karnen van de melk zijn, de vliegen verjagen, de ratten vergiftigen, de kindertjes wiegen en strelen, ja zelfs de zieken vertroosten en laten rusten.

In Ierland was de held Cuchulain de drakenjager. Op zijn tocht naar de vliegende draak nam hij een enorme sprong in de lucht en stak zijn arm in zijn muil zodat hij zo het hart kon bereiken die er in een ruk uit getrokken werd. Vliegende draken waren de schrik van Ierland. Tijdens hun vlucht urineerden ze, wie erdoor getroffen werd kreeg huidziektes waardoor de armen en benen er na een tijdje zo vanaf konden vallen. (een mythologische verklaring voor melaatsheid en het eten van moederkoren)


Drachenfeldt uit Kircher, 1678, https://archive.org/stream/mundussubterrane02kirc#page/116/mode/2up

Bijbel.

Sommige zien in de krokodil ook de draak van Jesaja 51:9: ‘Waak op, waak op, bekleed u met sterkte, gij arm des heren! Waak op als in de dagen vanouds, van de geslachten uit de voortijd! Zijt gij het niet, die Rahab neergehouwen, den zeedraak doorboord hebt?’ De meeste commentatoren beschouwen dit als een verwijzing naar de chaos-draak uit de Babylonische mythologie.

De twee woorden ‘tannin (draak) en nachash (serpent) zijn gebruikt in verbinding met de roeden die serpenten werden in Exodus 4 en 7. Het is interessant dat Mozes roede ‘nachash’ werd en die van Aaron en de Egyptische magici ‘tannin’. Er wordt verondersteld dat de laatste naar de krokodil verwijst en dat dit incident een symbolische bedoeling had waar Aarons roede die van de Egyptenaren vernietigde.

De draak wordt in de Openbaring 12; 3 voorgesteld als een monster met zeven koppen, een uitbeelding die duidelijk geïnspireerd is door de oude Mesopotamische iconografie.

Job 40:

41 Niemand is zo vermetel, dat hij hem zou durven tergen

wie is het dan, die voor Mij kan standhouden?

Wie zou mij tegemoet treden, dien Ik ongedeerd zou laten?

Wat onder den ganse hemel is, dat behoort Mij toe.

Ik wil niet zwijgen over zijn leden

noch over zijn geweldige kracht en kunstige lichaamsbouw

Wie heeft de zoom van zijn kleed opgelicht?

Wie dringt door zijn dubbel pantser heen?

Wie heeft de deuren van zijn muil geopend?

Rondom zijn tanden is verschrikking

Zijn rug bestaat uit beschermende schilden

aaneengesloten als een nauwpassend zegel

Zo dicht raakt het ene het andere

dat de wind er niet tussen kan komen

het ene kleeft aan het andere

zij grijpen onafscheidelijk ineen

Zijn niezen doet licht schitteren

zijn ogen zijn als de wimpers van de dageraad

Uit zijn muil komen fakkels

vuurvonken schieten er uit

Uit zijn neusgaten komt een damp

als uit een kokende en dampende pot

Zijn adem zet kolen in brand

en een vlam stijgt op uit zijn muil

In zijn nek zetelt kracht

ontsteltenis springt voor hem uit

Zijn vleeskwabben sluiten vast aaneen

onbeweeglijk aan hem vast gegoten

Zijn binnenste is hard als molensteen

Verheft hij zich, dan worden machtigen bevreesd

zij geraken buiten zichzelf van ontzetting

Treft iemand hem met zijn zwaard

dan houdt het geen stand, evenmin als met een lans, werphout of pijl

IJzer acht hij als stro

koper als vermolmd hout

Geen pijl jaagt hem op de vlucht

Slingerstenen worden voor hem veranderd in stoppelen

Als een stoppel acht hij een knots

en hij lacht om het suizen van een lans

Aan zijn onderzijde zitten puntige scherven

hij breidt een dorsslede uit op het slijk

Hij doet de diepte koken als een pot

maakt de zee aan een zalfketel gelijk

Achter hem is een lichtend spoor

zodat men de waterdiepte voor zilverhaar zou houden

Zijns gelijke is er op aarde niet

een schepsel zonder vrees

Op al wat hoog is, ziet hij neer

hij is koning over alle trotse dieren’.

Heraldiek.

De draak komt vanaf 1350 als wapenfiguur voor, afkomstig uit het oosten. Hij zou dan ook op verre reizen en krijgsman deugden van de eerste wapenvoerders duiden. Dit omdat de stamvader een vaandel of banier met een draak op de vijand had veroverd en ter herinnering hieraan dit fabeldier als wapendier had aangenomen.

De familie Tonckens voert de draak in het wapen. Hier is het dier uitgerust met een pijltong en een staart die eindigt in een pijlpunt, met twee vlerken en twee leeuwenklauwen.

De drakenleeuw in de heraldiek is van voren leeuw en van achteren draak.

Samenvatting.

De naam draak is afgeleid van het Griekse woord voor slang, de oude kroniekschrijvers doelden wel op grote slangen. Amphistere is de gevleugelde slang of draak die bij Delphi door Apollo gedood werd. Het reusachtige mythische serpent die zijn naam ontving bij Homerus is de python. Hij leefde eerst in de grotten van de berg Parnassus en werd gedood door Apollo die daardoor de bijnaam kreeg van Pythius. De Grieken geloofden dat de Python een voorspellende geest was die zekere mensen onbewust bezaten. De vrouw die Paulus begeleide te Philippi was een van hen, Hand 16.16, een zekere slavin, die een waarzeggende geest had.’ De Grieken maakten weinig onderscheid tussen draken en grote, enge slangen. Aristoteles gebruikt het woord draak en slang door elkaar: “de arend en de draak zijn vijanden omdat de arend zich met slangen voedt’. Het Griekse drakon, het woord dat overgebracht werd op het mythische monster, betekent gewoonlijk, niet altijd, een groot serpent als de python. Plinius dragon was zonder twijfel een van deze Indiase pythons.’ Opmerkingen als ‘de draken maken hun ogen schoon met venkel’, daar worden gewone slangen mee bedoeld. Vergelijk Maerlants platslang; ‘Platanista, zegt Plinius hier is in Indië een waterdier. In de Ganges leest men dat ze zijn gesnaveld als de dolfijn. Hun staart is dertig voeten lang (9m), deze zijn zo door sterk dat ze de olifant verdrinken als ze gaan drinken bij de rivier’.

De Grieken en Romeinen kenden de Afrikaanse en Indiase pythons. Er zijn zelfs verhalen dat de python met de staart hangend uit een boom wachtte tot een olifant langs kwam, op zijn kop sprong en de ogen uitkrabde met de staart, de rest slaat de olifant tot die buiten adem is. Dan wurgen ze hem met het voorste deel van het lichaam terwijl het achterste deel de olifant blijft slaan. Ook paarden, runderen worden door deze monsters aangevallen, gedood en verzwolgen. Er is meestal geen teken van een vuurspuwende draak. Waarschijnlijk is dat pas onder christelijke invloed gekomen waar de draak de belichaming is van de duivel die door de aartsengel overwonnen wordt en neerstort in de brandende hel, zie Job 41. Daar komt het element vuur vandaan.

Een monster dat je vreest wordt groter, schrikwekkender en angstiger. Er zouden slangen van vijftien meter lengte gezien zijn. Van een mens die zich bedreigd acht door verschrikkelijke monsters en te zwak is om die te weerstaan kan het ons niet bevreemden dat hij aan bedoelde wezens een veel aanzienlijker grootte toedicht dan ze werkelijk waren en zelfs met ledematen die niet bestaan.

Herodotus heeft het over vliegende slangen in Arabië, die zouden wij nu draken noemen. “Wanneer de Arabieren nu wierook verzamelen branden ze storax om rook te verwekken om de vliegende slangen te verdrijven’.

De middeleeuwen maakten er fabeldieren van. In die tijd was de herinnering aan de reuzenslang vrijwel verloren gegaan en ontwikkelde de oosterse sprookjes zich geleidelijk aan tot gestalten waarvan het oorspronkelijke type vrijwel verloren is gegaan. De draak is een slangachtig dier van de fabels, meerhoofdig, die gif en vuur uitbraakt. Het is een schathoeder en weerdamon. Van invloed op zijn vorm heeft wel Job 41 aan meegewerkt:

Het Griekse woord drakon, waarvan ons woord draak is afgeleid, betekent oorspronkelijk slang. Ten gevolge van deze gedaanteverwisseling kon bijvoorbeeld ook de paradijsslang als een gevleugelde draak worden afgebeeld zoals op de omstreeks in het jaar 1015 vervaardigde bronzen deur van de dom te Hildesheim staan.

In Duitsland zijn een groot aantal grotten die men beschouwde als holen van draken, met name de beroemde Drachenfels waar Siegfried zijn draak, lintwurm, zou hebben gedood. Die legenden zijn voornamelijk gebaseerd op het grote aantal schedels van holenberen in die grotten. Ook naar fossiele botten van uitgestorven dieren werd er aan draken gedacht.

Spreekwoorden.

Drachensaat. =Zaad der tweedracht, zie de 178ste fabel van Hyginus en Ovidius. Metamorfosen die verhalen hoe Kadmos de tanden van de door hem verslagen draak uitzaait en onderploegt, waaruit weer krijgers groeien die elkaar verslaan tot er vijf overblijven waarmee hij Thebe sticht.

Dragoner. =Vuurspuwer, dit was eerst de naam van een vuurwapen Dragonders waren de bereden soldaten. Zo genoemd omdat er oorspronkelijk een draak was afgebeeld in hun vaandel. In de volkstaal werd dit op keukenarbeiders overgedragen. Een dragonder van een wijf.

Daar moet je de draak niet mee steken. Zie het verhaal van St. Joris. In optochten voerde men hem mee en dan stak hij telkens zijn lans naar een draak, die van linnen met stro was gemaakt, dat draaksteken was maar gekheid.

Verdrijving van de winter.

(184) (215) De primitieve mens zag in de natuur onophoudelijk twee machten botsten, licht en duister, dag en nacht, zomer en winter, leven en dood. In die strijd representeert de draak altijd de donkere zijde, de dood zijde van het leven en zo vaak het leven het wint van de dood en het licht van de duisternis, bij het ontstaan van de wereld of in het voorjaar of elke morgen, zag de mens daarin een geweldige strijd. De zonnemaagd werd van de draak bevrijd door een ridder.

Ieder ras en elk volk legde daarin zijn mythologie in eigen kleuren neer.

In Egypte is Apophis de draak die door Re wordt verslagen. In Babel is het Tiamat die door Mardoek wordt verslagen, zie Esther 3:7, ook wat over de inleiding in dat boek over de vermoedelijke oorsprong van het Joodse Purimfeest gezegd wordt, de god van licht en de zon durft Tiamat, de draak, weerstaan. Op zijn door vier vurige paarden getrokken wagen rijdt hij de vijand tegemoet en stoot hem de werpspies in het hart. De Joden brachten dit verhaal over op Jahwe, zie bijvoorbeeld Job 9:9, en 26:12. Later, in het boek der Openbaring vinden we de oude Mardoek in de nieuwe gestalte van Michael terug terwijl het door de kruisvaarders meegebrachte verhaal van St. Joris duidelijk nog sporen vertoont van de oude Babylonische mythe.

In India wordt Vrta (door zijn bijnaam Ahi als slangvormig aangeduid) door Indra gedood, in Perzië wordt Azhi-Dahaha door Fredoen geboeid. In Griekenland werd de Python (ook Dracaina) door Apollo onschadelijk gemaakt. Perseus bevrijdde Andromeda van een verschrikkelijk monster. Beowulf snijdt de vuur- en vlam spuwende draak met zijn zwaard doormidden. Sigurd doodt de draak Fafnir.

De jonkvrouw is de plantenwereld die met de ondergang bedreigd wordt. De held, de drakendoder, is niets anders dan de aankomende zomer of zon. (49) In al deze gevallen is de drakendoder een leven brengende godheid. De lentebrenger doodt de winterdraak en redt de benauwde maagd, dat is de door de nijdige ijskoning bedreigde aarde uit zijn klauwen. In de vruchtbaarheidsmythen is de draak doorgaans het ontluikende leven tegenhoudende macht. Als zodanig werd hij in verbinding gebracht met de onderwereld en het bronwater dat naar het volksgeloof in de onderwereld, de plaats van het verborgen leven, ontsprong en genezende krachten had, zie bijvoorbeeld de namen slangenbad, drakenbron, drakenfonteinen en dergelijke.


Uit Maerlant, ‘Draconcopes, is een serpent zoals Adelinus wel kent. Sterk en groot en zonder waan in het aanschijn naar de maagd gedaan en beneden gelijk de draken. Wij wanen dit is een ware zaak dat serpent was aldus gedaan waar de duivel onze eerste moeder Eva had mee bestaan, zoals wij nog lezen in brieven. Want Beda zegt zonder waan dat het serpent gedaan was in het aanschijn gelijk de maagd en had de vrouwe alzo belaagd zodat ze niet anders dan het aanschijn zag omdat het andere lijf bedekt lag met bladeren en twijgen mede, de vijand sprak ter plaatse uit het serpent en loog zodat hij haar bedroog, nog hebben wij alle daarvan pijn’.

Bijbel.

Ook in de bijbel komt de draak voor, zelfs 49 maal die in woestijngebieden wonen, de toevlucht van treurige wezens, uilen, saters en wilde beesten en dus totale verlatenheid betekenen, Jesaja xiii, 22; Jeremia ix, 11; Job xxx, 29; Micha i, 8; Psalm xliv, 19); (2) als zeemonsters, in verband met de passage van de Rode Zee (Psalm lxxiv, 13; Jesaja li, 9; Ezechiël xxix, 3); (3) als giftige reptielen (Deuteronomium xxxii, 33; Psalm xci, 13) en Nehemia 2:13. In Openbaringen vindt men veel over die draak, 12:3-17 en vergelijk 13:2, 4, 11, 16: 13, 20:2. Alles concentreert zich om hoofdstuk 12 waar een zevenkoppige reuzendraak een kind bij zijn geboorte tracht te verslinden. Hij achtervolgt moeder en kind tot in de hemel waar de schare van Michaël tegen hem strijdt en hem overwint. Het slot is dat hij machteloos blijkt tegenover dit nieuwe leven en nu woedt tegen de rest van het gelovig vrouwenzaad. In hoofdstuk 20 is het een engel die hem overwint en naar de afgrond terugstuurt, blijkbaar is dit hier de levend brengende godheid, de Messias.

De apocalyptische draak met zeven koppen is volgens 12de en 13deeeuwse symbolisten het symbool van de hoofdzonden. Een aanmatigende mannenkop is de hoogmoed, een slangenkop de nijd, een kameel de toorn, een slak de vadsigheid, een hyena de gierigheid en een vrouwenkop met een nimbus van edelstenen de wellust. Of de zeven keizers van Rome die de eerste christenen zo bedreigden.

Jesaja 27:11: “Te dien dage zal de Heere met zijn hard en groot en sterk zwaard bezoeken de leviathan, de lang wemelende slang, ja, de leviathan, de kromme kronkelende slang, en hij zal de draak, die in zee is, doden’. In Johannes komt de draak nog duidelijker uit: “En de grote draak is geworpen, namelijk de oude slang, welke genaamd wordt duivel en satan, die de gehele wereld verleid. En ik zag uit de mond der draak en uit de mond van het beest en uit de mond van de valse profeet drie onreine geesten gaan, de vorsen gelijk, want het zijn geesten der duivelen”. Alleen het geloof kon de draak verslaan. Zo begon een eindeloze reeks heiligen met het doden van evenveel draken.

Vondel, Geboorteclock;

‘.de aartsengel Michael gaat met gevelde speer

In koningsmantel tegen de felle draak te keer

Die met verkeerde nek gif braakt voor zijn voeten

Gewiekt, gekamd, geschubd en kakelbont van sproeten

Soms blauw, soms groen, soms geel, langs glibberige huid

De vonken vliegen ’t dier de brandende ogen uit.

Vondel, Bespiegelingen van Godts wercken

Ook ‘t gruwzame ongedierte, de leeuwen, tijgers, beren

De stier en olifant, de walvis in meren

En Noordse Oceaan, de draak, krokodil

De slangen onder ’t gras gedoken, loos en stil’.

Michaël.

Die Michaël die de draak doorsteekt zie je op vele plaatsen afgebeeld. In Brussel staat hij bij de toren van het stadhuis en is daar vijf meter hoog. In Zwolle staat hij voor de ingang van de hervormde kerk en ook aan de Grote Markt, bij de Katholieke kerk aan de Roggestraat. Ook prijkt een beeld van de gevleugelde drakendoder op een van de zuilen van een monumentaal hek die de begraafplaats aan de Bredase weg te Tilburg omgeeft. In Amsterdam staat hij bij de gevel van een huis een de Herengracht bij de Utrechtse straat. In Augsburg wordt het feest van St. Michaël gevierd op de 29ste september. Als de klok van Perlach een heel uur aanwijst komt een houten poppetje tevoorschijn die de aartsengel voorstelt. Bij elke klokslag steekt de drakendoder de duivel zijn lans in het lichaam.

In het Gemeentewapen en in het kerkzegel van Harlingen staat het beeld van de engel Michaël terwijl die de draak doorboort. Hij heeft hier ook een weegschaal in de hand omdat het goed en het kwaad na de dood wordt gewogen om te zien of ze beloond of bestraft moeten worden, de duivel drukte de ene schaal naar beneden en Michaël duwt de ander omhoog. Michielsgestel voert ook Michaël in zijn wapen. Men geloofde in die tijd werkelijk aan draken. Gessner beschreef het als een bestaand dier.

Christendom.

Voor het zegevierende christendom was meer en meer het verdwijnende heidendom de draak wiens overwinning aan een aantal geloofsverkondigers werd toegeschreven. De heidense monumenten waren volgens deze opvattingen de woonplaatsen van de draken en het uitgangspunt van zedelijke en fysieke ellende waartegen men zich door processies trachtte te beschermen. Een reden waarom in de middeleeuwen deze overwinning van Christus over de boze geest door het meedragen van een draak gesymboliseerd werd. De draak stond symbool voor het kwaad, de duivel.

Sint Margriet is de patroonheilige van enkele dorpen waar ze meestal staat afgebeeld als een heldin die net een draak heeft verslagen, een verwijzing naar een andere legende die men over haar vertelt. Het verhaal van de draak en de dito afbeeldingen zijn symbolisch of allegorisch voor de lokale omverwerping van de afgoderij, in casu het geloof van de Noormannen of van de vernietiging van hun afgodsbeelden (de draak is een typisch attribuut in de Noormannen- of Viking wereld) die zich op de Wy of heilige Vikingplaats bevonden.

Een van de eerste heiligen was Martha van Bethanië. Ze kreeg in Arles waar ze aan het preken was het verzoek te helpen bij het bedwingen van een vreselijke draak die in de Rhône huisde. Naar Marcus, ‘slangen zullen zij opnemen…. dat zal hen niet schaden’ volbracht ze het werk. Met een wijwatervat wist ze het monster te bedwingen. Aan een koord werd het dier naar het dorp gebracht om te tonen dat de macht van het goddelijk water groter was dan die van de draak. Op die plaats werd een kerk gesticht waar later de stad Tarascon verrees. Nog steeds wordt die gebeurtenis daar herdacht, in ieder geval vanaf 1474. De H. Martha is de patrones van koks en huisvrouwen.

St. Marcel bevrijdde zo Parijs in 136. Hij sloeg de draak driemaal met het heilig kruis op zijn hoofd.. Het beest trok zich terug in het bos om nooit meer terug te komen.

St. Joris werd de christelijke ridder bij uitstek wiens wapen een rood kruis in een staand veld is. St. Joris gold algemeen als patroon van ridders en voetboogschutters. Een voorname rol speelt ook in de middeleeuwen het St. Jorishemd dat onkwetsbaar maakt. Eveneens een grote waarde werd gehecht aan de St. George of Mansfelder thalers van 1611 en 1613 waarop de woorden voorkwamen: “Sanctus Georgius Patronus Equitum” St. Joris, beschermheer der ridders”.

Van hem wordt verteld dat hij in volle uitrusting gezeten op de Olijfberg aan Richard Leeuwenhart verscheen om die in de strijd der Saracenen de overwinning te verzekeren. De kruisvaarders voerden dan ook het St. Joris banier, de draak moest de muzelmannen voorstellen, wiens bestrijding het doel was. De wonderkracht die men aan het banier toeschreef was de oorzaak dat het grootvorstendom Moskou en later het Russische keizerrijk de ridder George (Joris) met de draak in hun wapenschild opnam. Aan de verering in het Oosten herinnert nog de landstreek Georgië in Rusland. Eerst werd hij vooral in het oosten vereerd, door de kruistochten werd hij ook in het Westen populair. Hij was de patroon van de ridders en kruisvaarders, vooral sinds Richard Leeuwenhart. Vele rotsen en baaien zijn naar hem genoemd, vele kerken en bedevaartplaatsen hebben hem als patroon. Ridderkerk heeft in zijn gemeentewapen St. Joris met de draak. Op de voorgevel van de Gildehof der kruisboogschutters aan de grote markt te Antwerpen staat een ruiterstandbeeld die St. Joris voorstelt. Vele landen, Engeland, Duitsland, Catalonië, Ligurië, Aragon en Rusland stelde zich onder zijn patronaat. Eduard II nam St. George tot zijn beschermheer van de door hem in 1344 gestichte orde van de kousenband. St. Georg was de strijdleus geworden, getuige de woorden in Shakespeares’s Richard III waar Richmond zijn soldaten toeroept:

“Sound drums und trumpets, bold and cheerfully.

God and Saint George, Richmond and victory.”

Zijn invloed in het Westen zie je doordat een aantal Engelse koningen zijn naam droeg. Hij is ook de schutspatroon van Engeland en als zodanig uitgeroepen door aartsbisschop Chichele in 1415. Genua vereerde hem als patroon. In Constantinopel waren er wel een half dozijn kerken naar hem genoemd.

Als patroon der schuttersgilde stond hij in hoge aanzien bij de poorters, de dorpers. In alle landen zijn van hem uithangborden van herbergen en kroegen. Zo populair was hij in de volkstaal dat als een meisje een jongen een mooie naam wou geven zij de uitdrukking bezigde als: ‘nou mijn ridder van St. Joris, nou mijn vrijer’. Hij is ook een van de veertien noodhelpers en schutspatroon van de padvinders

Grez-Doiceau, de ruiterprocessie van Sint-Joris. H. Joris is beschermheilige van paarden.

St. Joris.

St. Joris is als een van de veertig drakenbestrijders een van de meest representatieve vertegenwoordigers geworden als bestrijder van dit kwaad. 23 april is aan hem gewijd. Kerken aan hem gewijd hebben vaak in plaats van een haan een paard als windwijzer op de toren. Aan het beschilderde gewelf van de St. Vitus kerk te Naarden komt zijn beeltenis tweemaal voor.

Eigenlijk heette hij Georgius waar Joris een verbastering van is. Die zou omstreeks 300 geleefd hebben en een Romeins bevelhebber geweest zijn. Op zekere keer reisde hij en kwam op een plaats waar een draak, een fantastisch dier, een soort gevleugelde krokodil die onder andere door Schiller bewerkte “Kampf mit dem Drachen’ beschreven werd het land onveilig maakte.

Eens op reis naar Syrië waar zijn keurtroepen lagen kwam hij door de stad Beiroet waar hij alles in angst en benauwdheid vond. Er was een verschrikkelijke draak verschenen die zich even buiten de stad gelegerd had en geregeld zijn ontbijt, zijn middag- en avondeten vorderde. Alle schapen uit de buurt had het monster reeds opgegeten, alle kinderen onder de vijftien jaar waren al verorberd en nu moest de dochter van de koning, de mooie Cleodelinde, eraan geloven. Niet naakt, zoals wijlen Andromeda, maar in haar zondagse pak stapte ze de poort uit, niemand had lust haar uitgeleide te doen. ‘t Monster mocht aan een niet genoeg hebben. Daar kwam St. Joris aanrijden en vroeg wat er aan de hand was dat ze zo mooi aangekleed toch huilde. ‘Wat?’ riep hij uit, toen ze hem alles vertelde, ‘zou zo’n lelijke draak zo’n mooi meisje als dejeuner gebruiken? Dat gaat toch te ver. Laat ik maar even met je meegaan’. Zo gezegd, zo gedaan en hij trok met haar naar het logement van de draak op. Daar werd het een geduchte vechtpartij. De uitslag is dezelfde als de andere drakenbestrijders, Kadmus, Perseus, Jason, Roeland etc. St. Joris kreeg de draak met behulp van zijn wakkere bles onder en priemde het met zijn zwaard aan de grond vast. Hij grabbelde in zijn zakken naar een eindje touw en zei tegen Cleodelinde die tot dan toe niets gedaan had als toekijken, ‘kom eens even hier beste prinses en leen mij je mooie koordje, die zullen wij de draak om zijn hoofd binden’. Ze voldeed aan zijn verzoek, bond het koord wel stijf aan de draak vast, het ene eind hield hij zelf vast en zijn andere hand bood hij met een beleefde buiging aan de prinses. Zo keerden ze terug naar de stad, gearmd met de draak aan een touwtje zoals een heer en juffrouw uit wandelen gaan met een hondje. Al het volk liep uit en riep ‘mirakel! mirakel!’ de draak is om zeep. Nu is het natuurlijk dat de hele stad gedoopt werd en St. Joris patroon van schutters en ridders werd.

De draak is hier de winter, de drakendoder is de zon en de geredde prinses is de aarde die door de winterkoude dood zou zijn gegaan dat er niets meer op haar wilde groeien als de lentezon niet zou komen om zich over haar te ontfermen en haar met ontdooiende warmtestralen opnieuw tot leven wekt.

Allerlei wonderen worden van hem verhaald, het teken van het kruis laat hem ongedeerd blijven, zelfs als hij in kokende olie wordt geworpen of een beker vergif drinkt. Zijn vervolgers, ten einde raad, hieuwen hem het hoofd af.

St. Joris werd in processies vaak meegedragen in vaandels, meestal in het Schuttersgilde waarvan St. Joris de patroon was. De ridder St. Joris werd hier voorafgegaan door een grote, groene draak, een omhulsel van linnen die opgevuld was met stro. St. Joris reed mee in de stoet en stak geregeld op de draak in. De draak steken met iemand is nog een bekend spreekwoord, dit omdat hij telkens deed of hij het monster bevocht.

Gewoonlijk wordt hij voorgesteld als een ridder op een schimmel met witte vaan en rood kruis terwijl hij een draak bestrijdt doorsteekt, terwijl de maagd naast hem staat. Hij is het symbool van het goede die kwaad bestrijdt (een meer voorkomend motief).

Ongeloof.

Vroeger twijfelde niemand aan de waarheid van de vertelling, men wist zelf precies wanneer hij geleefd had. Later kwamen de twijfelaars die beweerden dat de geschiedenis van St. Joris een tweede editie van die van de aartsengel Michaël was die satan overwon of de oude mythe van Perseus met de chimaera op christelijke bodem overgebracht. Daniël versloeg een draak door hem pekballen te voeren die zijn maag verstopten. De R. K. kerk gelooft hier niet meer in en heeft de passage over Daniël en de draak uit de boeken verwijderd. Ook St. Joris is door paus Johannes XXII van de lijst der heiligen geschrapt.

Na de verbanning van de winter volgde de invoering of verovering van het voorjaar dat vaak zoals bijvoorbeeld in het Engelse Morrisdance in de vorm van een gevecht het neersteken van de winterdraak of in een waterdans werd uitgebeeld. In het zuiden werd dit meest op 23 april, het Georgfeest, in Midden-Duitsland 1 mei, in Engeland met Pinksteren gevierd. (5)

Zie verder: http://www.volkoomen.nl/ en : http://volkoomenoudeherbariaenmedisch.nl/