Orka

Over Orka

Zwaardvis, vorm, gebruik, soorten, bestiaria, naam, etymologie, verhalen van de ouden, bijzonderheden,

Uit nature.ca

Noordse- of Groenlandse walvis die aangevallen wordt door zwaardvissen.

Naam, etymologie.

Orcinus; behorende tot het rijk der doden.

Orcinus orca. (soort walvis)

Bijna in alle talen heet dit dier ‘moordenaar’. De ouden noemden hem in verband met de orcus: onderwereld, duivel uit de hel of walvis die de dood brengt, orca, van de Latijnen orca geheten vanwege zijn gelijkheid met een wijn of olievat. Reeds in overoude tijden was dit dier bekend en wegens de vraatzucht berucht.

De zwaardvis, orka of orca, moordenaarsvis, sabeldolfijn, butskop of grampus wordt soms de killer genoemd, het is de Duitse Schwertfisch en Engelse killer whale. Is meer verwant met de dolfijnen dan walvissen.

Hun meest in het oog lopende kenmerk is de zeer lange, naar boven gerichte rugvin, die als een sabel of zwaard boven het water staat en zestig tot honderd tachtig cm lang is, vandaar de naam zwaardvis.

Het dier behoort tot de dolfijnenfamilie met een lange bek, plat en met scherpe tanden.

In de heraldiek wordt dit dier als wapen gevoerd door de familie Snyders.

Vorm.

De romp is krachtig en de kop kort. Het voorhoofd rijst schuin omhoog en de snuit is tamelijk breed. Elke bovenkaakhelft bevat dertien en elke onderkaakhelft twaalf tanden Het vreselijke gebit bestaat uit een betrekkelijk gering aantal tanden die dikker zijn dan bij alle soorten Cetaceeën, met uitzondering van de Cachelot.

De zwaardwalvis kan negen meter lengte halen, meestal kleiner en gemiddeld vijf tot zes meter lang.

Ze zouden van verschillende kleur zijn, meestal meer of minder zwart. De onderzijde, met uitzondering van de spits van de snuit en de staart, is wit. Achter het oog staat in de regel een halvemaanvormige witte vlek en een vuil blauwachtige of purperen vlek bevindt zich achter de rugvin en zet zich vandaar voort in een streep aan weerszijden van de rugvin.

Als je ze op door het water ziet strijken of bij hooggaande zee een fraai afgeronde golflijn bij de baren op en af ziet glijden, kom je onwillekeurig tot de vergelijking van hun zwembeweging met een kunstige vlucht van zwaluwen. Hier staat ook de eigenaardige verdeling van de kleur van de huid bij. In alle gevallen kan men ze de prijs der schoonheid toekennen.

Ze jagen in groepen en eten alles wat in zee zwemt.

Bestiaria.

Uit Maerlant; ‘Orcha, zegt Plinius, is een wonder, dat aldus de natuur maakte, dat zijn gedaante niemand kan verstaan, niet dan dat het fel is en groot. Deze jagen en slaan dood de walvissen in de grote zee, ze kunnen ontgaan nimmermeer’.

Historie.

De meest dodelijke vijand van de walvis is de Orca. Men gebruikt de orca in een beschrijving als een krachtig voortrollende regenstorm. Dit grappige idee is waarschijnlijk verkregen van Plinius die als een ooggetuige de gevangenneming van een orca in de haven van Ostia beschrijft onder supervisie van keizer Claudius. Plinius zegt dat hij door zijn buis veel water uitgeeft; en verhaalt er dit volgende geval van. In de haven van Ostia heeft men een orka gezien die van keizer Claudius bevochten werd. Onder 't bouwen der gedachte haven was hij daarin gekomen; aan gelokt door ’t aas van een schipbreuk uit Frankrijk daaraan gedreven. Vele dagenlang verzadigde hij zich van hetzelfde. In de grond had hij een kuil gemaakt welke door de vloed zodanig was vergroot dat hij zich op geen wijze kon omwenden. Omdat hij nu zijn aas vervolgde wordt hij door de golven op de oever geworpen. Met zijn hoogverheven rug lag hij boven water als een omgekeerde kiel. De keizer gaf bevel dat men tussen de boorden der haven vele netten zou spannen. Hij zelf met de voornaamste benden van krijgsvolk, [571] optrok vertoonde aan ’t Roomse volk een schouwspel. De soldaten vielen er met pieken op aan uit de op 't water zwevende schepen waarvan wij (zegt mijn schrijver) ene zagen verzinken door de daarop uitgeblazen watervloed van dit dier. Plinius zei, ‘we zinken door het water dat uit het monster opspuit’. Het spuiten van water door walvissen en hun familie bleef zo lang standhouden (of was dit de straal van een pijlinktvis?)

Deze orca is de grootste vijand der walvissen. Ofschoon hij juist zo groot niet is, zo heeft hij echter voordeel door zijn gezwindheid, toorn en boosheid. Met zijn scherpe tanden grijpt hij den zwaarste walvis aan om hem de buik open te scheuren: Die, 't gevaar van de orka wil ontvlieden in een ander voor hem ook dodelijk valt; vermits hij op 't zand geraakt; daar hij vast blijf, en van de vissers omgebracht wordt. Van de strijd tussen deze twee zeedieren geeft de gedachte Plinius dit bericht: De walvissen dringen ook door tot in onze zeeën. In de Gaditaansche worden ze, gelijk men zegt, niet voor de winter gezien. Maar in de zomer verbergen ze zich in zekere stille, ruime inham; daar ze met vreugde hun jongen voortbrengen. Dit weet ook de orka, hun grote vijand: Wiens figuur niet beter kan uitgedrukt worden als door de verbeelding van een onmatig-grote vleesklomp met zeer vreselijke tanden. Deze vallen ze uit hun schuilplaatsen en verscheuren de walvissen jongen: ook de noch zwangere en eerst-verloste wijfjes. Gelijk als met de snuit der lichte schepen schieten ze op ze in. Deze die zich niet behoorlijk bewegen kunnen om te wenden door hun zwaarte overladen; daarboven zwanger of door de arbeid van het baren onmachtig geworden; en alzo alleszins onbekwaam om te vechten hebben geen andere toevlucht dans naar de diepte te wijken; en zich daar te verweer te stellen. In deze strijd wordt de zee, alhoewel anders stil en effen zonder enige wind bewogen; ook door 't blazen en slaan van deze dieren zodanig ontroerd dat geen draai-winden die zo zeer zouden kunnen ontstellen.

Naar het schijnt waren de zwaardvissen in vroegere eeuwen meer verspreid dan thans. De Romeinse natuuronderzoekers noemen ook de M. Zee als een deel van het door hen bewoonde gebied, maar daar zijn ze al lang niet meer waargenomen. Ze bewonen de IJszee en het noorden van de Stille Oceaan. Geregeld komen ze aan de Engelse kusten, ook bij ons en Noord-Frankrijk.

Ze maken niet alleen op kleine visjes jacht, maar ook op reuzen. Ze zijn niet alleen de grootste, maar ook de roofgierigste en vraatzuchtigste van alle dolfijnen. Plinius noemt de zwaardvis al een gevaarlijk roofdier. Vele strijders uit de latere tijd maken gewag van zijn gevecht met de walvis die hij dag en nacht luren legt. Als de walvis zich in een baai verbergt dan loeren de zwaardvissen op hem en wachten de komst van een voldoende aantal makkers af om hem als gevangene in hun midden mee te nemen en onder ontzettend geschreeuw en gesteun naar de zee te brengen waar ze onderduiken en hem met hun vreselijke gebit te lijf te gaan. Drie of vier van deze vraatzuchtige monsters vallen zonder aarzeling een walvis aan die door het zien van de vijand als het ware verlamd schijnt en zich soms ternauwernood inspant om te ontkomen. De kamp van deze wolven van de oceaan, met zo’n reusachtige buit, herinnert aan de strijd tussen een troep jachthonden en een door vervolging afgemat hert. Enige hechten zich aan de kop van de walvis en anderen vallen hem van onderen aan terwijl verscheidene hem bij de lippen pakken om die onder water te houden of hem als hij de bek opent de tong te verscheuren.

Linnaeus noemt ze: ‘tiran en pijniger van walvissen en robben’. De haaien en andere zeeroofdieren staan in roofzucht bij hem achter. Hij is de schrik van de waterbewoners die elk oord, waar hij verschijnt, zo snel mogelijk verlaten voor zover dit nog mogelijk is.

Er is wel eens een gehele zeehond in de maag van een ork aangetroffen. Ze vallen soms hoog op de schotsen aan zodat die kantelen of breken en de dieren die erop zitten eraf tuimelen en opgewacht worden door hun soortgenoten.

Zie verder: http://www.volkoomen.nl/ en : http://volkoomenoudeherbariaenmedisch.nl/