Ree

Over Ree

Capreolus, vorm, gebruik, soorten, bestiaria, naam, etymologie, verhalen van de ouden, bijzonderheden,

Naam, etymologie.

Capreolus; capriolen.

Capreolus capreolus is de ree. In het midden-Nederlands was het ook ree, in oud-Saksisch en oud-Hoogduits is het Reho, (nu Reh) in oud-Engels is het ra(ha) (nu roe, roebuck en roedeer) oud-Noors heeft ra, dit stamt van een van Germaans raixa, mogelijk hangt dit samen met oud-Iers riabach: gespikkeld, Letland ’s raibs betekent bont gevlekt.

Uit Buffon.

Vorm.

De ree is een van de kleinste harten. De schouderhoogte is vijfenzeventig cm, de lengte is honderdentwintig cm bij een gewicht van een ruime dertig kg. De hinde is wat kleiner.

De ree is roodbruin van kleur in de zomer met een witte buik en kin en rondom de snuit. In de winter wordt de vacht langer en donkerder tot grijs met een opvallende witte staartplek.

De staart is kort, de oren vrij lang.

Het gewei staat vrijwel rechtovereind. De ree heeft een opvallende knobbel aan de basis van de stangen, maar heeft meestal niet meer dan drie zijtakken. In de herfst wordt dit afgeworpen. Tegen mei is het gewei weer volledig ontwikkeld.

Het zijn schuwe dieren en ook nachtdieren zodat je ze zelden ziet. Maar ze komen hier wel voor. Vooral zijn ze lastig voor fruittuinen en boomgaarden waar ze de jonge loten in de winter afknabbelen.

De brons is in juli. Het jong komt in mei - juni van het volgende jaar. Het eerste jaar zien ze er schattig gevlekt uit, na een paar weken verlaten ze het dichte bosje en komen op de meer open ruimte.

Bestiaria.

Shakespeare, Taming of the Shrew, Induction’’ 2, 50.

‘Say, thou wilt course; thy grey-hounds are as swift’. Verkiest gij lange jacht? Uw hazewinden’.

As breathed stags, ay, fleeter than the roe’. Zijn sneller dan het hijgend hert of ree’’.

Uit Maerlant ‘Capreola, dat is een ree, de arend pijnigt ze steeds weer, nochtans is ze tegen andere dieren zeer zacht en goedertieren. Als de ree in het land geschoten wordt zoekt het gelijk polei om de pijlscheuten uit zijn lijf te verdrijven. De bok vecht wel zeer hard om de ree en bijna ineen en dat is als ze rijden gaan. En als men hem met honden aangaat, dan ontvlieden ze, want ze zijn snel. Maar zo vangt men ze wel, want als ze geleidelijk aan vlieden waar ze de hoogste bergen zien, daar volgt de jager ze na en als ze daar gewaarworden dat de jager daar beneden wacht en ze niet verder of terug kunnen en ze ziet de jager en de speer, dan schreit ze, om niet, want hij zoekt niet anders dan haar en laat zich zwaar neervallen. Ja, soms klimt de jager haar na zodat hij daar mede moet vallen. De ree gaat op hoge bergen en ziet ver met haar ogen en als ze lieden in de verte ziet gaan heeft ze geleidelijk aan begrepen of het jagers zijn die ze dan zo ziet, dit doet de natuur die het alles kan.’

(773) Capreola in Latijn of dat Plinius rupicapra is een wilde geit die ree heet en is tegen zijn soortgenoten een zeer grimmig dier. Tegenover andere dieren is het zeer zachtmoedig.

Hun sierlijkheid zie je niet alleen op de aarde maar ook op de wateren want met hun voeten snijden ze de wateren waarmee ze zwemmen als peddels. Er werd ook geloofd dat een ree niet van zijn horens wisselt omdat die nooit gevonden werden. In waarheid vallen ze elk jaar af, net als het hart, maar ze verbergen die zodat ze niet gevonden worden.

Ze worden vaak gevangen door het nabootsen van hun geluid die de jager nadoet door een blad te nemen en er op te blazen.

Zie verder: http://www.volkoomen.nl/ en : http://volkoomenoudeherbariaenmedisch.nl/