Geitbrasem
Over Geitbrasem
Schaapsbrasem, vorm, gebruik, soorten, bestiaria, naam, etymologie, verhalen van de ouden, bijzonderheden,
Uit digitalgallery.nypl.org
Naam, etymologie.
Geitbrasems, bij deze vissen zijn de voortanden op een reeks geplaatst en lijken op snijtanden of het gebit van een geit. Verder aan de achterkaak komen aan de randen van de kaken twee of meer reeksen van knobbelvormige maaltanden voor van ongelijke grootte. Het hele gebit doet wat aan die van herkauwers denken.
Sargus; soort druif, vergelijk Sargasso, die is zo genoemd naar zijn besachtige zakken. De schaapsbrasem Sargus ovis: (schaap) (Diplodus sargus, Grieks diploos; twee, odous; tand) de Engelse sheepshead, heeft snijtanden die aan een schaap herinneren.
Dit is een smakelijke vis van een halve meter lengte die aan de Atlantische kust van Noord-Amerika veel gevangen wordt.
De romp is zilverkleurig met zes of zeven brede en donkere dwarsbanden over de rug en de zijden. De vinnen zijn zwartachtig.
Bestiarium.
Maerlant, ‘Barcora, zoals Aristoteles zegt, is een dier dat kleine visjes te alle stonde te eten pleegt. Zo hard benig is hem de mond dat het een steen in stukken bijt en soms wel uit de zee gaat en verteert het gras op het veld, dan moet het te water met geweld en wel onderduiken alzo of zijn vel wordt te hard en dan kan het niet buigen en ontkomen en dan wordt het alzo gevangen. Ook vangen vissers het met kleine visjes want het kan hen niet ontgaan, dan maken ze nauwere gaten dan en dat volgt het dit dier alzo na alzo dat de vissers het bestaan zodat het hen niet kan ontgaan’.
Onkuis.
Er zijn ook kuise en ontuchtige vissen. Zo beschrijft Du Bartas de ‘Sargus’, en ik zal het in zijn eigen woorden vertellen omdat niemand het beter kan dan hij het doet. En het zal niet minder uw lof verdienen omdat het in verzen gezegd wordt, want hij heeft deze en andere waarnemingen gevonden bij auteurs die grote en ijverige zoekers waren naar de geheimen van de natuur.
‘Men verhaalt dat een zeevis, Sargus genaamd, zeer wonderlijk en verliefd is op de geit, (vandaar geitbrasems) dat als hij haar reuk gewaarwordt naar het strand zwemt en als hij haar ziet, springt en huppelt en boven het water komt. Vandaar dat een visser die met geitenvel bedekt is gemakkelijk zo’n vis in het viswant kan opsluiten. Wat Alciatus op de beminnaars van hoeren toepast.
‘Het geitevel bedekt de visser als hij vist
Twee horens zet hij op tot zijn bedrog en list
Dit toestel heeft de man listig aangenomen
Om naar zijn zin hier zijn oogwit te bekomen
D’ Egyptische zeevis meent, hij ziet op ‘t strand een geit
Die zoekt hij, maar daardoor is zijn bederf bereidt
De geit is als ene hoer, de minnaar wordt gevangen
Gelijk de zeevis, en blijft in haar strikken hangen.’
‘The adulterous Sargus doth not only change.
Wives every day, in the deep streams, but, strange!
As if the honey of sea-love delight
Could not suffice his ranging appetite.
Goes courting she-goats on the grassy shore
Horning their husbands that had horns before’.
Daar staat de trouwe Cantharus tegenover (Spaanse vlieg):
‘Is ever constant to his faithful spouse.
In nuptial duteis, spending his chaste life.
Never loves any but his own dear wife’.
Zie verder: http://www.volkoomen.nl/ en : http://volkoomenoudeherbariaen...